diff options
| -rw-r--r-- | .gitattributes | 4 | ||||
| -rw-r--r-- | LICENSE.txt | 11 | ||||
| -rw-r--r-- | README.md | 2 | ||||
| -rw-r--r-- | old/68404-0.txt | 8701 | ||||
| -rw-r--r-- | old/68404-0.zip | bin | 149254 -> 0 bytes | |||
| -rw-r--r-- | old/68404-h.zip | bin | 329645 -> 0 bytes | |||
| -rw-r--r-- | old/68404-h/68404-h.htm | 9319 | ||||
| -rw-r--r-- | old/68404-h/images/new-cover.jpg | bin | 149800 -> 0 bytes | |||
| -rw-r--r-- | old/68404-h/images/titlepage.png | bin | 12741 -> 0 bytes |
9 files changed, 17 insertions, 18020 deletions
diff --git a/.gitattributes b/.gitattributes new file mode 100644 index 0000000..d7b82bc --- /dev/null +++ b/.gitattributes @@ -0,0 +1,4 @@ +*.txt text eol=lf +*.htm text eol=lf +*.html text eol=lf +*.md text eol=lf diff --git a/LICENSE.txt b/LICENSE.txt new file mode 100644 index 0000000..6312041 --- /dev/null +++ b/LICENSE.txt @@ -0,0 +1,11 @@ +This eBook, including all associated images, markup, improvements, +metadata, and any other content or labor, has been confirmed to be +in the PUBLIC DOMAIN IN THE UNITED STATES. + +Procedures for determining public domain status are described in +the "Copyright How-To" at https://www.gutenberg.org. + +No investigation has been made concerning possible copyrights in +jurisdictions other than the United States. Anyone seeking to utilize +this eBook outside of the United States should confirm copyright +status under the laws that apply to them. diff --git a/README.md b/README.md new file mode 100644 index 0000000..0fb6f38 --- /dev/null +++ b/README.md @@ -0,0 +1,2 @@ +Project Gutenberg (https://www.gutenberg.org) public repository for +eBook #68404 (https://www.gutenberg.org/ebooks/68404) diff --git a/old/68404-0.txt b/old/68404-0.txt deleted file mode 100644 index 0dce482..0000000 --- a/old/68404-0.txt +++ /dev/null @@ -1,8701 +0,0 @@ -The Project Gutenberg eBook of Moderne schelmen, by J. Dermoût - -This eBook is for the use of anyone anywhere in the United States and -most other parts of the world at no cost and with almost no restrictions -whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it under the terms -of the Project Gutenberg License included with this eBook or online at -www.gutenberg.org. If you are not located in the United States, you -will have to check the laws of the country where you are located before -using this eBook. - -Title: Moderne schelmen - (Indië in Den Haag) Oorspronkelijke roman - -Author: J. Dermoût - -Release Date: June 25, 2022 [eBook #68404] - -Language: Dutch - -Produced by: Jeroen Hellingman and the Online Distributed Proofreading - Team at https://www.pgdp.net/ for Project Gutenberg (This - book was produced from images made available by the - HathiTrust Digital Library.) - -*** START OF THE PROJECT GUTENBERG EBOOK MODERNE SCHELMEN *** - - - - - MODERNE SCHELMEN - - (INDIË IN DEN HAAG) - - OORSPRONKELIJKE ROMAN - - - DOOR - MR J. DERMOÛT - - - A. W. BRUNA & ZOON.—UTRECHT. - - - - - - - - - Hetgeen.... wij gehoord hebben, hetgeen wij gezien hebben met onze - oogen, hetgeen wij aanschouwd hebben, en onze handen getast - hebben.... - (I Johannes 1:1.) - - Wer sich den Zweck vorgestellt hat, das Laster zu stürzen und - Religion, Moral und Bürgerliche Gesetze an ihren Feinde zu rächen, - ein solcher musz das Laster in seiner nackten Abscheulichkeit - enthüllen, und in seiner kolossalischen Grösze vor das Auge der - Menschheit stellen—er selbst musz augenblicklich seine nächtliche - Labyrinthe durchwandern,—er musz in Empfindungen sich - hineinzuzwingen wissen unter deren sich seine Seele sträubt. - - (Schiller: Die Räuber, Vorrede.) - - Zijt nuchter en waakt: want uwe tegenpartij, de duivel, gaat om als - een brieschende leeuw, zoekende wien hij zou mogen verslinden. - - (I Petrus 5:6.) - - - - - - - - -HOOFDSTUK I. - - -Een américaine reed het erf van het hôtel op. Jan van Vleuten stapte -eruit, landerig, zooals iemand zijn kan, die op het heetst van den dag -in de benedenstad heeft moeten vertoeven, en pas uit de bergen komt. -Geen zuchtje was te bespeuren geweest, de lucht trilde van de warmte, -zelfs nu nog, om vier uur. Alles straalde hitte uit. Boven in de -vuilblauwe lucht de zon, beneden de macadam-weg, van links en rechts de -witte muren. De boompjes langs de Passeh-baan deden er aan mee, en -wierpen een kolommetje hitte op, waarin ontelbare vliegjes, met -trillende vlerkjes drijvend op de warme lucht. Zelfs in de schaduw van -den Simpangschen-weg was het niet beter. Het was of de warmte daar -opgesloten was, niet weg kon door het bladerendak; de zucht door het -snelle rijden veroorzaakt, sloeg lauw in het gezicht. Om den hoek van -Embong-Malang scheen zelfs het felle trekken van de zon nog -dragelijker; daar was althans ruimte. Maar de dakijzeren verandah -broeide weer des te erger. - -Snel liep van Vleuten, na de leidsels om het slikbord te hebben -gehangen, het hôtel in, direct naar de bijgebouwen, waar hij zijn kamer -had. De dikke muren en neergelaten zeilen mochten iets van de warmte -hebben uitgesloten, doch hij merkte het nauwelijks. - -In de deur van een der logeerkamers stond een dame, uitkijkend. Een -tengere blondine, een kind nog in haar schraalte van vormen, een vrouw -naar de uitdrukking van haar gelaat. - -„Dag Jan, dag lieveling!” riep zij uit, hem om den hals vallend. „Foei, -wat ben je warm! Ga maar gauw baden.” - -„Dat heb jij al gedaan, zie ik,” zeide hij, haar de nog vochtige haren -van het breede voorhoofd strijkende. „Waarom heb je niet even gewacht?” - -„Het was zoo warm. En dan, weet je, in een logement vind ik het zoo gek -om samen te gaan baden.” - -„Malligheid! Alle getrouwde lui doen dat, Betsy.” - -„Dat jok je. Dat heb je mij maar wijs gemaakt, om.... Nu ja, niet -iedereen, en in een hôtel zeker niet. Kom, kleed je nu maar gauw uit en -ga baden. Ik zal om een kopje thee roepen.” - -En terwijl hij de kamer binnenging, riep zij met eenigzins schelle stem -om een bediende. - -Toen hij terugkwam uit de mandie-kamer, nu geheel opgefrischt, wachtte -zij hem op met twee dikke grove aarden koppen hôtel-thee, op het -tafeltje buiten in de gaanderij. Binnen in de kamer tjingelde een -speeldoos. - -„Wat is dat?” vroeg van Vleuten, die met handdoek en zeepbakje bij het -tafeltje was blijven staan om even een slok thee te nemen. - -„De doos van mama,” lachte Betsy. „Ik heb ze cadeau gekregen en zooeven -uit den koffer gehaald.” - -De deur van de kamer naast de hunne ging open, en een dame kwam naar -buiten. Aarzelend zag zij even naar de beide anderen en deed zelfs een -stap in hun richting; doch zich bedenkende, wendde zij zich om, en liep -langs het gaanderijtje naar het hoofdgebouw. - -„Wat een vermoeid gezicht,” merkte Betsy op. „Ze is zeker gister den -geheelen nacht naar een bal geweest. Ik zou me toch eerst wat opgeknapt -hebben, vóór ik uit mijn kamer kwam.” - -„Ze schijnt nog heel jong,” zeide van Vleuten, „en ziet er te stevig -uit om van één nacht dansen zóó overmoe te zijn. Kom, ik ga mijn haar -kammen, en dan moesten we met kleeden maar wachten tot het wat koeler -wordt. ’n Oogenblikje!” - -Hij verdween in de kamer. Middelerwijl was de dame, die tot deze -opmerkingen aanleiding gegeven had, de achtergalerij van het hôtel -ingegaan, waar de hôtelhoudster bezig was eenige bevelen te geven aan -de bedienden. - -„Wel, mevrouwtje, hoe gaat het ermee?” vroeg de laatste op hartelijk -meewarigen toon, als van iemand die weet wat het antwoord zal zijn. - -„Hij is wakker en hijgt weer zoo erg. En naast ons zijn menschen, die -een speeldoos hebben. Ik zag dat het hem hinderde, maar durfde niet -vragen om er mee op te houden”. - -De oogen der spreekster hadden iets star wanhopigs, de randen ervan -kleurden zich even rood, alsof er tranen zouden komen. - -„Wel m’n beste menschje, zal ik het voor je gaan vragen? Dat is goed; -ga maar mee.” - -En de jonge vrouw onder den arm nemende, stapte de hôtelhoudster het -gaanderijtje in, recht op Betsy af, aan wie zij het verzoek deed de -speeldoos stil te zetten, omdat het den zwaar zieke daarnaast hinderde. - -Betsy antwoordde niet dadelijk, doch op haar beweeglijk gezicht was -voldoende te lezen wat er in haar omging. Waarom moest die -hôtelhoudster daar bijgehaald worden? Om aan het verzoek kracht bij te -zetten soms? Dan deed zij zeker niet wat gevraagd werd! Men was vrij in -zijn eigen kamer, desnoods om muziek te maken buiten den tijd van -slapen. En als iemand zóó ziek was, dat hem een eenvoudige speeldoos al -hinderde, dan zou zij straks niet meer mogen zingen, wat zij in ’t -geheel niet, niet mogen babbelen met Jan, wat zij nog minder laten kon. -Zoo iemand hoorde niet in een hôtel, maar moest naar een hospitaal! -Maar toen zij den verlegen smeekenden blik zag van haar buurvrouw, -weerhield zij de bruske weigering die haar op de lippen zweefde. - -„Ik zal ’t meneer vragen,” zeide zij ten slotte, opstaande. „Verbeeld -je, Jan,” ging zij voort, binnenkomende, „daar ligt een zieke man -hiernaast, en nu vragen ze om de speeldoos vast te zetten...” - -„Welnu,” zeide hij, „niets is eenvoudiger.” En hij drukte een hefboom -neer, die de vleugels van den regulateur ving. „Daar staat ze al stil.” - -„Maar Jan...” - -„Sst, kindje! Als ik nu eens ziek werd, en zóó erg dat...” - -„Niet doen, Jan, niet doen!” En met een kus belette zij hem het verder -spreken. - -Toen zij een oogenblik daarna samen buiten kwamen, was hun buurvrouw -reeds weer naar haar zieken echtgenoot, doch de hôtelhoudster stond er -nog. - -„Mevrouw laat u erg bedanken,” zeide deze. „Haar man is zoo ziek, -kassian!” - -„Wat scheelt hem?” vroeg van Vleuten. - -„Hm, ziet u.... de dokter zegt niets, maar....” En haar stem tot -fluisteren dwingend, ging zij voort: „Die meneer is pas een half jaar -terug uit Holland. In zijn verloftijd is hij getrouwd, en toen ze goed -en wel in hun eigen huisje waren, is het begonnen. Ze zeggen dat hij -vergiftigd is. U begrijpt.... enfin, mevrouw is toch getrouwd.... een -huishoudster gehad, en....” - -„Jawel, jawel,” ried van Vleuten, het verdere afsnijdend. „En waarom -zijn zij niet in hun eigen huis gebleven?” - -„Zij zouden weer met verlof gaan, en hebben dus vendutie gehouden. Maar -toen hun boot ging, kon hij niet meer getransporteerd worden. Dat duurt -nu al zoo zes weken, en de arme ziel tobt zich wat af. Kassian, ze is -nog zwanger ook. Al zoowat vijf maanden. Wacht, daar komt de dokter.” - -De hôtelhoudster meende nu genoeg verteld te hebben, en ging heen tot -groote verlichting van van Vleuten, die haar mededeelingen voor Betsy’s -ooren wel wat ruw vond. Deze had zich afgewend, en toen zij zich, na -het vertrek der hôtelhoudster, weer omdraaide, waren haar oogen -vochtig. - -„O, hoe naar, Jan,” zeide zij. „Verbeeld je, dat hij doodgaat! En dan -dat arme kindje, dat nooit zijn vader zal gezien hebben!—Zeg, Jan, jij -hebt toch nooit zoo’n.... zoo’n huishoudster gehad?” - -„Stel je gerust, wijfje,” zeide hij lachend om haar angst. „Maar als je -het precies weten wilt, toch één. Maar die was minstens al zestig jaar -oud. Dat was toen ik op die suikerfabriek was, en toch iemand hebben -moest om den boel in orde te houden.” - -„En waar is ze nu?” - -„Ergens op een inlandsch kerkhof.” - -„Gelukkig!” zuchtte Betsy uit het diepst van haar hart. - -„’t Is een noodzakelijk kwaad,—maar een kwaad,” meende hij. - -„Kom, laten we ons gaan kleeden en nog een loopje doen. Ik heb vandaag -een aardig huisje gezien; maar tachtig gulden, en toch nog in de -bovenstad. Als het je bevalt, huur ik het nu al. De lui gaan er de -volgende maand uit.” - -„Moeten we dan nog zoolang hier blijven?” vroeg zij, hem in de kamer -volgend, „Ik zou het zoo erg vinden, als die man daar vlak naast ons -doodging!” - -„Ik ook, voor jou,” zeide hij. „We willen hopen, dat hij er boven op -komt, of het althans uithoudt tot we weg zijn. Intusschen valt er niets -aan te doen, tenzij er een kamer mocht openkomen aan den anderen kant.” - -„Zou dat niet wreed zijn? Net of we vluchten. Die arme vrouw moet wel -in de zelfde kamer blijven.” - -„’t Is zoo,” erkende hij. „En we hebben wat goed te maken. Laat ons -liever zien of we haar van dienst kunnen zijn met het een of ander.” - -Betsy zeide toe haar best te zullen doen. En al was het niet veel wat -zij konden, het weinige dat zij deden, werd niettemin op prijs gesteld. -Daar stilte voor den zieke een eerste vereischte was, trokken zich van -Vleuten en Betsy de kinderen aan van een familie, die de kamers -bewoonde aan de andere zijde van de ziekenkamer. Hoewel die veelal -onder de hoede van de baboes een eind verder op gestuurd werden, waren -er toch tijden op den dag dat zij in de buurt van hun kamers moesten -blijven. En om jonge kinderen stil te doen zijn, zonder ze tevens bezig -te houden, is een feitelijke onmogelijkheid, temeer als die kinderen in -Indië zijn opgegroeid, waar in de groote ruimten een beetje rumoer niet -hindert en dus zelden wordt tegengegaan. Maar nu moest het, en Betsy -hield dapper vol wat zij beloofd had, blij echter als haar man -thuiskwam om een handje te helpen. - -De familie waartoe de kinderen behoorden, vond hun zorgen gemakkelijk -en liet het begaan, in de veronderstelling levende, dat Betsy plezier -in die kleine vagebonden had, daar ze zelf nog kinderloos was. Men -meende dus volstrekt geen dank schuldig te zijn, eer omgekeerd, ja nam -het haar zelfs eenigszins kwalijk, dat noch zij, noch haar man zich -hadden voorgesteld. Immers, al waren de tijden voorbij, dat een tiental -elkaar vreemden, toevallig samenkomende in een spoorwegcoupé, vóór -alles begonnen met een wederzijdsch zich voorstellen, voor het feit dat -men de kinderen van een ander bezighield, alvorens zich te hebben -voorgesteld, was de Indische maatschappij nog niet rijp. - -De vrouw van den zieke had zich verbaasd over de rust die sedert een -paar dagen vooral in het middaguur heerschte, en toen zij bemerkte -waaraan zij die te danken had, toonde zij in blik en stommen groet -dikwijls haar dankbaarheid. Eens, toen Betsy een ontevreden beweging -had bespeurd over het in de keuken klaargemaakte ziekenkostje, bood zij -aan hiervoor te zorgen. Zij had een petroleumstel, waarop dit -gemakkelijk ging. - -Van Vleuten mopperde een beetje over de neiging van vrouwen om altijd -in uitersten te vallen. Neen, niet om het koken van die griesmeel, maar -van het een kwam zoo licht het ander, en Betsy, die eerst zelfs een -klein genoegen niet had willen opgeven, terwille van den zieken buur, -had nu een eersten stap gedaan op een weg, die leiden kon tot algeheele -inbeslagname van haar persoon en haar tijd. - -Waarop Betsy antwoordde, dat mannen nooit de consequenties willen -aanvaarden van hetgeen zij zelf aangeraden hebben; overigens behoefde -haar groote bengel zich niet ongerust te maken, dat zij hem zou laten -achterstaan bij het liefdewerk. - -„Daar ben ik het minste bang voor,” zeide van Vleuten. „Er is iets -anders. Je bewijst diensten aan iemand, die misschien vergolden kunnen -worden. Of, laat ik me anders uitdrukken: die vergolden behooren te -worden. Je brengt jezelf, ons, mij, in de positie van een crediteur -tegenover een debiteur; het beroerdste wat er is.” - -„Hoe zoo?” vroeg zij naief. „Laatst, toen er door Watrin & Co. een -quitantie hier gepresenteerd werd, en jij niet thuis was, durfde ik de -stad haast niet in. En ik was wat blij toen ik kon gaan betalen.” - -„Jawel, je was blij dat je kon betalen, waardoor je den crediteur -kwijtraakte. Maar als je dat niet had gekund, zou je onwillekeurig het -land hebben gehad als je aan dien man dacht, niet waar?” - -„Nu.... ja.” - -„Dus, in ’t algemeen, haat de debiteur zijn schuldeischer, in plaats -van hem voor het verleende crediet dankbaar te zijn.” - -„Dat is toch eigenlijk niet goed!” - -„Neen, goed is het niet. Zeker niet! Maar het is zoo. En daarom, als -het hart je dringt, bewijs iemand een dienst, en vlucht dan naar het -andere eind van de wereld!” - -„Flauwe vent!” zeide Betsy. „Je maakt er wat moois van!” - -„Enfin,” zeide van Vleuten, schouderophalend, „deze menschen zullen we -wel niet veel meer in ons leven ontmoeten. Dat is één troost.—Dag -dokter! Hoe staat het met den patient?” - -„Het loopt af,” zeide de arts, die juist uit de ziekenkamer gekomen -was, en hij stak een sigaar op, hem door van Vleuten aangeboden. „Tegen -mijn gewoonte,” bemerkte hij. „Ik rook anders nooit tusschen de -visites. Maar ik heb ook nog nooit zoo’n geval gehad. Die man geeft, -sedert twee of drie dagen al, een gewone lijkenlucht af. Inderdaad is -de ontbinding al begonnen, nog eer de dood intreedt.” - -„Is het waar, dat hij vergiftigd is?” - -„Ja, doch waarmee weet ik niet. Zooals gewoonlijk met inlandsche -vergiften.” - -En de dokter legde zijn sigaar neer en begaf zich weder naar den zieke. -Een oogenblik later kwam hij terug en wenkte van Vleuten. - -„Zou u de hôtelhoudster even willen verzoeken om te telefoneeren? Aan -de familie Slot—zij weet het wel.” - -„Is het erger geworden?” - -„Hij is overleden. Die vrouw moet weggehaald worden, zoo spoedig -mogelijk. Het is daarbinnen niet uittehouden, zelfs niet bij open -raam.” - -Terwijl van Vleuten aan het verzoek van den dokter ging voldoen, was -Betsy opgestaan en zonder een woord te zeggen naar de sterfkamer -gegaan. Op het bed lag iets, waarnaar zij niet durfde kijken. Daarnaast -zat de jonge vrouw, met starende oogen. Betsy voelde zich wee worden -van de lucht, maar zich vermannende, ging zij naar de treurende, en -legde haar den arm om de schouders. - -„Kom,” zeide zij zacht, doch beslist. - -En gehoorzamend aan den sterkeren wil, liet zich de jonge weduwe -wegleiden. De dokter knikte goedkeurend, en toen de beide vrouwen in -Betsy’s kamer waren, zette hij zich aan het tafeltje, stak zijn sigaar -weer aan, en wachtte de terugkomst van van Vleuten af. - -„In orde, zij komen,” meldde deze. „Zou ze mee willen?” - -„Wel waarschijnlijk,” meende de dokter. „Uw vrouw heeft den eersten -stap gedaan, door haar in uw kamer te brengen.” - -„Mooi!” riep van Vleuten uit. „Echt iets voor Betsy.” - -„Mevrouw lijkt nog erg jong.” - -„Zij is pas achttien geworden.” - -„Zoo, dan scheelt ze precies een jaar met mevrouw van Groningen.” - -„Van Groningen?” herhaalde van Vleuten vragend. - -„Ja, uw buren. Wist u niet eens hoe zij heetten?” vroeg de dokter -verwonderd. - -„Neen; maar gelegenheid om officieel kennis te maken, is dan ook niet -veel geweest.” - -„Dat is waar,” gaf de dokter toe. „Doch u kon het allicht gehoord -hebben. Ja, hij heette Mr. van Groningen, en was lid in den Raad van -Justitie. Zijn vrouw is een juffrouw Keijzer; ik meen dat haar vader -president van het Gerechtshof te Arnhem is.—Ha, daar zie ik meneer en -mevrouw Slot.” - -De dokter stond op en ging de komenden tegemoet. - -Op den bij sterfgevallen gebruikelijken fluistertoon bleven nu de -heeren bij elkaar staan praten, terwijl mevrouw Slot de kamer was -binnengegaan. Spoedig daarop kwam zij terug, de jonge weduwe steunend, -die door Betsy’s hartelijk medeleden eindelijk tranen gevonden had. - -Zij reikte van Vleuten de hand, een woord van dank stamelend, en ging, -na nog een schuwen blik te hebben geworpen op de deur, waarachter het -zielloos overschot lag van haar echtgenoot. - -Van Vleuten en Betsy waren alleen, en bespraken het droevig geval. - -„Je had eens moeten hooren, Jan,” zeide zij, „hoe dankbaar zij was! Je -zou spijt hebben gehad van je woorden, laatst, weet je nog? En ’t is -nog zoo’n kind... ze is maar een jaar ouder dan ik, en, zie je, pas uit -Holland.” - -Het laatste woog klaarblijkelijk het zwaarst. - -„Hm,” deed hij. „Het is maar goed, dat de zaak afgeloopen is.—Zeg eens -vrouwtje, je zult vannacht toch geen kippekuren krijgen, hé? Anders zou -ik nu nog zien dat we een andere kamer kregen.” - -„Welneen! Hij zal toch niet bij ons komen spoken,” lachte zij. „Voor -doode menschen ben ik niet bang. Dat is ook weer zooiets typisch -Hollandsch, waar ik heelemaal aan ontwend ben.” - - - - - - - - -HOOFDSTUK II. - - -Van Vleuten was gelukkig geweest. Ruim vier jaar had hij te Soerabaja -doorgebracht, en er de filiaal van het Bataviaasch huis gevestigd en -doen bloeien. Financieel was hij daar zelf ook bij welgevaren, en -achtte zich thans sterk genoeg om te repatrieeren. Wel zouden zij van -de rente van hun geld slechts zeer bescheiden kunnen leven, doch voor -leegzitten was hij toch te jong; dus zou hij in het vaderland naar iets -omzien, dat hem bezighield en de kas hielp stijven. Iets wat niet -moeielijk te vinden zou zijn, naar hem dacht; immers als men het niet -bepaald noodig heeft, komt zooiets van zelf. - -Betsy vond zijn denkbeeld uitstekend. Niet dat zij naar Holland -verlangde. Zij had het land daartoe te jong verlaten, en was in Indië -zóó thuis, dat zij aan eenigerlei verandering geen behoefte gevoelde. -Doch zij koesterde een stille hoop, dat de wisseling van klimaat -dienstig kon zijn tot de vervulling van een hartewensch. Langer dan -vijf jaar was zij nu getrouwd, en nog steeds kinderloos. En naar den -aard der menschen, bij wie het instinct door het aangeleerde is -verdrongen, wees de natuur haar noch van Vleuten den weg in deze, en -beschouwden zij het al dan niet krijgen van kinderen afhankelijk van -een toeval, een invloed van buitenaf, of een bijzondere bestiering van -het Opperwezen. En op dien vruchtbaren ondergrond tierde welig het -bijgeloof, als overal waar kennis ontbreekt. - -Te ’s Gravenhage huurde van Vleuten een kleine woning in de -Riouwstraat, en toen de eerste drukte van het zich inrichten voorbij -was, besloot hij zich te gaan wijden aan zijn voornemen om bezigheid te -zoeken. Hij had feitelijk nog geen vast plan gevormd, hoe daartoe te -geraken, en slenterde dan ook maar wat rond, in de vaste overtuiging, -dat wat men niet zocht, zich het eerst liet vinden. - -Op zekeren middag was hij op het kantoor van zijn kassier, dien hij had -opgedragen voor hem soliede effecten te koopen, zonder bepaalde -aanwijzing welke, mits niet teveel van één soort, daar hij van oordeel -was, dat men door van alles wat te nemen, het risico verdeelde. Dit was -geschied, en hij kwam nu zijn papieren kapitaaltje halen. Terwijl hij -in een ontvangkamertje met den procuratie-houder bezig was de -ingekochte stukken met de afrekening te verifieeren, werd na een -vluchtig geklop de deur geopend. De binnentredende bleef aarzelend -staan, de knop van de deur in de hand houdend. - -„Pardon.... ik dacht dat u alleen was,” zeide hij, zich tot den -procuratiehouder wendend, na eerst een snellen blik te hebben geworpen -op van Vleuten en zijn effecten. - -Laatstgenoemde had opgekeken, en gedurende de korte oogenblikken dat de -procuratie-houder den vreemde toesprak, hem verzoekende op het kantoor -te gaan, waar hij onmiddellijk tot zijn dienst zou zijn, had hij dien -met een belangstelling, waarvoor hij geen reden kon vinden, scherp -opgenomen. - -Er was iets eigenaardigs in dien man, vond van Vleuten. Twee -helderbruine varkensoogjes schitterden listig in een strak wasbleek -gelaat, waarop overigens een ijl krulsnorretje de eentonigheid brak. Om -den mond een trekje van harde brutaliteit, voortkomende uit het met -geweld bedwingen van aangeboren verlegenheid. De kleeding, schoon van -goede stof, klaarblijkelijk niet volgens den smaak van den coupeur -gemaakt, doch eer op eigenwijze aangifte van den drager, de schouders -te laag, de rug teveel getailleerd, waardoor de zware heupen sterk -uitkwamen. De pantalon van onder sterk ingevouwen en met fietsgespen -vastgemaakt. - -„Iemand die ons telkens komt vervelen,” meende de procuratie-houder te -moeten uitleggen, toen de deur weer dicht was. „Noemt zich bankier of -zooiets.” - -„Een titel is gemakkelijk,” zeide van Vleuten. En opstaande, pakte hij -zijn stukken bijeen en vertrok, van plan zich onmiddellijk huiswaarts -te begeven. - -Doch langs Café Central komende, kreeg hij trek in een glas bier, en -liep er binnen. Geen kennissen hebbende, vond hij het eenvoudiger zich -aan de leestafel neer te zetten, waar hij in de illustraties bladerde. - -„Zag ik u zooeven niet bij Karsten & Co.?” zeide opeens iemand naast -hem, met onnatuurlijk hoog stemgeluid, en opziende bespeurde hij den -man van daareven. - -„Dat kon wel,” antwoordde van Vleuten, minder koel dan hij bedoeld had. - -De ander scheen dat te bemerken en zich daardoor gerechtigd te gevoelen -het gesprek voort te zetten. - -„U moest voor den eten geen bier drinken,” zeide hij. „Dat is niet goed -voor de maag. Neemt u liever een glas port of een bittertje, dat zet -eiwit aan.” - -„Eiwit?” herhaalde van Vleuten verbaasd. - -„Ja, dat is goed voor de spieren en het centrale zenuwgestel.” - -„Is u dokter....? Ik dacht....” - -„Pardonneer! Ik ben Wiechen, bankier. Maar iemand moet zoo’n beetje -zijn eigen lichaam kennen. En.... ik zag u bij Karsten. Soliede firma, -maar duur.” - -„Men heeft mij heel schappelijk behandeld. Een achtste percent, meen -ik.” - -„Per hoeveel tijd?” - -„Geen tijd. Provisie, bedoel ik, voor het inkoopen van effecten.” - -„O! Ja, dat is de prijs. Maar ik meende als men zaken met hen doet, -geld opneemt.—Kijk u eens hier,” en Wiechen vouwde een rekening-courant -open; „dáár bijvoorbeeld. Daar staat een post van precies duizend -gulden. Provisie ƒ 25.— voor 30 dagen. Dat is....?” - -„Twee en een half percent,” zeide van Vleuten, „per maand!” - -„Juist. En ziet u,” ging de ander voort, het blad omslaande en op het -eindcijfer wijzende, „ik doe nogal zaken met hen. Ruim twee en veertig -mille. Ze laten particulieren natuurlijk meer betalen.” - -„Maar wat laat u dan de particulieren wel betalen, als uzelf zoo’n -ontzettende rente moet opbrengen?” - -„Dat is ongelijk. Mijn stelregel is vijf percent.” - -„Ook per maand dan?” - -„Ja, dat spreekt. Ik ben erg goedkoop. In mijn buurt woont een zekere -van der Wal, die niet onder tien percent uitzet. Eens heb ikzelf vijf -bij hem moeten betalen. Enfin, het moest, om iemand te helpen. Maar -daarom noem ik Karsten duur. Mijn meeste geld is van particulieren, die -blij zijn anderhalf tot twee percent te maken. Dat zult u van uw -effecten niet halen, wel?” - -„Neen, zeker niet,” zeide van Vleuten. „Maar.... als ik onbescheiden -ben, zegt u het gerust.... is er voor dergelijke transacties veel -omzet?” - -„U heeft mijn rekening-courant met Karsten gezien. Als u eens bij mij -wilt komen, zal ik u heel wat anders laten zien. Misschien krijgt u wel -lust eens iets bij mij te plaatsen.” - -„U woont?” - -„Hier is mijn kaartje met adres.—Laat ons nu over wat anders praten. -Daar komen namelijk een paar heeren, die graag alles weten. Mag ik u -een borrel aanbieden? Hé, kellner!” - -Een drietal jongelieden naderde het hoekje van de leestafel. Van -Vleuten was eigenlijk van plan geweest op te staan, doch de beleefdheid -van Wiechen, die een glas Catz voor hem besteld had, weerhield hem. En -daardoor kon hij aan een voorstelling niet ontkomen. - -Van aard weinig spraakzaam als hij voor het eerst iemand ontmoette, -bepaalde van Vleuten zich tot luisteren en het bestudeeren der nieuwe -kennissen. Onverdeeld gunstig was de indruk dien zij op hem maakten, nu -juist niet. - -Arnolds was een spichtige figuur met dwalende oogen en een scheeve -neus. Viehof een goede middelmatiger met schonkige vormen, Boom een -ietwat fatterige reus met een geweldigen knevel en kaal hoofd. Naar hun -gesprekken te oordeelen was de eerste een hartstochtelijk liefhebber -van wedrennen, waarop hij enorme sommen moest hebben omgezet, de tweede -een man van Wiechens slag, den mond vol van „slagjes” op financieel -gebied, de derde eindelijk een uitvinder, sprekend over zijn „machine”, -die een revolutie in het wereldverkeer zou teweegbrengen. - -Hoewel alle drie volgens van Vleuten’s oordeel het hunne deden aan -opsnijderij, was de strekking daarvan verschillend. Terwijl de beide -eersten er een eer in schenen te stellen hun medemenschen zooveel -mogelijk geld afhandig te maken, onverschillig of de middelen daartoe -den toets van stricte eerlijkheid konden doorstaan, leek de laatste -weliswaar niet ongeneigd zijn voordeel te zoeken, doch hiermee tevens -de menschheid een dienst te willen bewijzen, door het geven van iets -werkelijk nuttigs. - -Alleen kwam het den toehoorder voor, dat de uitvinding in quaestie leed -aan het gewone gebrek van een zoogenaamd perpetuum mobile, namelijk het -bewegen zelf. Althans daartoe scheen het nog niet gekomen, -niettegenstaande het werk dat Boom, financieel gesteund door Wiechen, -daaraan besteed moest hebben. - -Toen van Vleuten meende genoegzaam lang in het gezelschap te zijn -gebleven, om zijn weggaan niet onbeleefd te doen schenen, stond hij op, -en nam afscheid. - -„Wanneer kan ik u wachten?” vroeg Wiechen hem zacht, nadat hij hem tot -aan de uitgang begeleid had. - -„Morgenmiddag?” stelde van Vleuten voor. - -„’s Middags ben ik veelal bezet of uit, althans na tweeën. Mijn -kantoortijd is van negen tot twee.” - -„Dan morgen ochtend?” - -„Goed; ik wacht u dan liefst tusschen elf en twaalf.” - -Met nieuwsgierige blikken keken de drie jongelui Wiechen aan, toen hij -terugkwam. - -„Niets voor jelui,” zeide deze, „’n prutsje geld uit Indië meegebracht, -en al bij Karsten & Co. gedeponeerd.” - -„Laat hij het terughalen. Ik weet een schitterenden coup.” - -„Sst, heeren! Laat hem maar aan mij over. Ik zal jelui er wel bij -noodig hebben; maar niet te driftig. Je weet, om een gaatje open te -maken, is beleid en geduld alles.” - -Zij zagen hem alle drie een oogenblik wantrouwend aan. - -„Leen me een kopstuk tot morgen,” zeide Arnolds toen. - -Wiechen greep in zijn vestzak, en spreidde hetgeen hij daaruit haalde -op de vlakke hand uit: twee kwartjes en vier dubbeltjes. - -„Dat is alles,” zeide hij, „en mijn borrel nog niet betaald. Daar, ik -kan nog net een sectie trammen.” - -De ander trok de schouders op en draaide zich half om. - -„Wie speelt een partij biljart?” - -„Ik,” riep Viehof. „Wie houdt?” - -„Drie tegen één, om een gulden!” - -En nu volgde een verward geroep, waaruit Wiechen niet wijs kon worden, -een nabootsing van het geschreeuw der bookmakers op de rennen. - -„Hou je?” vroeg Arnolds hem, en op een toestemmend knikje begon men te -spelen. - -„Wat is dat voor een spel?” vroeg Wiechen, die Arnolds midden in een -serie zag ophouden, terwijl Viehof voortspeelde. - -„Gewoon vijftig punten.” - -„Waarom hield je dan op, zooeven?” - -„Omdat ik den bal gemist had.” - -„O, ik dacht dat hij raak was,” zeide Wiechen, die Viehof door zag -spelen tot hij een enorm eind vóór was, en begreep zijn gulden kwijt te -zijn, dien hij dan ook even later betaalde, uit een ander zakje echter -dan waarin het klein-geld van daareven. - -„Wat is dat?” vroeg Viehof. „De côte is vijf tegen één gebleven. Vier -pop erbij, alsjeblieft.” - -En Wiechen, bij zich zelf zwerende dat hij hem die vier gulden duur zou -laten betalen, betaalde, uit vrees dat men zou denken dat hij de -terminologie der paris niet kende, wat toch inderdaad het geval was, en -de anderen zeer goed wisten. - -Inmiddels was van Vleuten thuisgekomen, en had zijn wederwaardigheden -van den middag aan Betsy verteld. - -„Wees vooral voorzichtig,” waarschuwde zij. „Ik heb al lang begrepen, -dat menschen, die geruimen tijd in Indië zijn geweest, te naief zijn -geworden voor Europa. Wij worden van alle kanten beetgenomen, als we -niet oppassen. En het is alsof men elkaar het wachtwoord geeft.” - -„Nu ja,” zeide hij; „dat kan zijn bij groentenboer en dergelijken, doch -ernstige geldmannen.... Trouwens die Wiechen doet zelf zaken met -Karsten & Co.” - -„Is het je niet vreemd voorgekomen,” viel zij in, „dat, als hij dan -zulke groote zaken doet met hen, die meneer met wien je sprak, zich zoo -wegwerpend over hem uitliet?” - -„Ja, dat is vreemd. Enfin, ik zal morgen goed toekijken.” - -„Gut, man, weet je wie ik gezien heb?” vroeg zij opeens, van het -onderwerp afstappend. „Onze buurvrouw in het hôtel te Soerabaja; weet -je nog? Wier man toen gestorven is.” - -„Mevrouw van Groningen?” - -„Ja! Maar ik was haar naam vergeten; daarom durfde ik haar niet -aanspreken?” - -„Zooveel te beter. Nu kan ik je het compliment van zooeven teruggeven!” -lachte van Vleuten. „Ik denk dat het meer dan naief zou zijn, om -kennissen uit Indië zoo maar aan te spreken, vooral op straat.” - -„Waarom? Zij groette heel vriendelijk.” - -„Kan zijn. Ik spreek in het algemeen trouwens. Je weet nooit onder -welke omstandigheden de menschen zich hier bevinden, en dus ook niet of -zoowel de een als de ander op het hervatten van de vroegere kennis -gesteld zijn. Verbeeld je dat een oud-resident hier moet wonen, die -winkelier in blikjes en inmaakgroenten geworden is.” - -„Och kom!” deed zij ongeloovig. - - - - - - - - -HOOFDSTUK III. - - -„Binnen!” - -„Morgen, Wiechen,” groette Arnolds met slepende stem, het kantoor -binnentredend. „Ik heb een zaakje voor je. Heb je geld?” - -„Jawel, voor een goede zaak altijd.” - -„Twintig mille voor zes weken. Er zit goed wat op.” - -„Waarvoor is het? Voor de paardjes?” - -„Hm, een fameuse coup. ’n Tuyau van beste soort.” - -„Zoo. Wie moet het hebben, en wie teekenen mee?” - -„David Beenhuis. Op zijn handteekening alleen moet je ’t geven. Maar -die is goed; daar sta ik voor in.” - -„Ja,” zeide Wiechen, die een stuk papier en potlood genomen had. „Ga -voort. Waar woont hij?” - -„Parijs. Vroeger in Amsterdam. Je kunt overal naar zijn vader -informeeren, waar hij van moet erven. Meermalen millionnair, en -stokoud.” - -„Pas dood was beter. Maar enfin, ik zal informeeren. Wanneer moet het -er zijn?” - -„Een dag of vier.” - -„Nu, vanavond weet ik het. Kom je in Central? - -„Ja, dat is goed. En.... ik moet twee mille hebben voor mijn moeite, -denk erom.” - -„Dan moet hij voor vijf en twintig accepteeren.” - -„Goed. Ik heb de blanco wissels bij me; je hebt maar in te vullen.” - -„Dankje. Teekenen waar ik bij ben.” - -„Onzin. Hij ontvangt zelf het geld. En ik ben Viehof niet, zou ik -denken.” - -„Als hij zelf komt, is het goed,” antwoordde Wiechen, zonder op de -laatste woorden weerwerk te geven. „Zie eens of je Boom vinden kunt.” - -„Dat is gemakkelijk genoeg. Tot twaalf uur in zijn bed. Ik zal hem bij -je sturen. Dag Wiechen.” - -„Bonjour,” zeide Wiechen, op een electrisch schelknopje drukkend, voor -het uitlaten. - -Toen hij de voordeur had hooren dichtvallen, belde hij nogmaals, waarop -de bediende binnenkwam. - -„Is er iemand?” - -„Deze meneer,” antwoordde de bediende, een stukje papier op tafel -leggend. „Hij was juist binnen toen u belde.” - -„Goed,” zeide Wiechen, den naam lezende van van Vleuten. „Als ik bel, -kan je meneer binnenlaten.” - -Hij ging naar het telefoon-toestel, en had reeds de hand aan de kruk, -toen hij zich plotseling bedacht, en terugkeerde naar zijn -schrijftafel, waar hij op de bel drukte. Toen van Vleuten binnenkwam, -was Wiechen bezig eenige papieren vóór hem terecht te leggen, alsof ze -bijeen hoorden, quasi druk. - -„Aha!” deed Wiechen, die zich in zijn kantoorstoel had omgedraaid. -„Blij u te zien, meneer. Hoe vindt u dat ik hier zit?” - -Hij was al sprekende opgestaan, en wees met de hand zijn kantoor rond. - -„Ruim en gezellig,” zeide van Vleuten; „maar als die lessenaar en -brandkast er niet stonden, zou men niet denken op een kantoor te zijn. -Vooral die schilderijen....” - -„Bekijkt u ze eens goed,” noodde Wiechen. En half fluisterend: „Ze zijn -van een barones!” - -„Zoo?” zeide van Vleuten, onplezierig aangedaan, door het -parvenuachtige van den toon. „En nu onze zaken.” - -„Alsublieft. Neemt u plaats.” En na de brandkast geopend te hebben, -haalde hij er een dikke enveloppe uit. „Voor meer dan twee ton -polissen!” - -„Een heel bedrag,” vond van Vleuten. „Als ze wat lang geloopen hebben, -krijgen ze waarde, anders beteekenen ze niet veel. De zoogenaamde -contante waarde hangt af van de gestorte premieën.” - -„Die worden geregeld door mij betaald.” - -„Maar meneer.... de zaak gaat mij natuurlijk niet aan ... doch als u de -premie geregeld betaalt, houdt u er een soort levensverzekering op -eigen houtje op na. Dat is alles.” - -„Als er maar één dood gaat, krijg ik meer kapitaal dan ik betaald heb.” - -„Dat zou toevallig zoo kunnen wezen, maar regel is het niet. U, die man -van zaken is, zult begrijpen, dat de levensverzekeringmaatschappijen, -om winst te maken, meer aan premieën en rente daarvan moeten ontvangen -dan hun uitkeeringen bedragen. Dooreen genomen, betaalt dus het publiek -meer dan het ontvangt.” - -„Nu,” zeide Wiechen, op den toon van iemand wiens lievelingsdenkbeeld -wordt afgekeurd; „nu, ik zou ze ongaarne afstaan. Maar kijkt u eens in -deze portefeuille.” - -En hij bladerde in de wissels en accepten, die zich daarin bevonden, -zoodat van Vleuten de bedragen kon zien. - -„Dat ziet er beter uit,” merkte deze op. - -„Nietwaar? De eenige zorg is goede informatie te nemen omtrent de -personen die teekenen. Want u begrijpt, de acceptant is zelden goed. -Anders zou hij zulk duur geld niet nemen. De borgen, meneer, daar zit -het hem in!” - -„Natuurlijk. En onder welk soort menschen zit uw geld voornamelijk?” - -„Van allerlei. Het liefst heb ik menschen van naam en goede familie. -Die betalen om hun fatsoen op te houden. En moet ik ze al eens in -rechte vervolgen, dan maakt dat weer reclame, ziet u. Zoo heb ik laatst -een jonkheer failliet laten verklaren.” - -„Een schadepost dus?” - -„Och, wat zal ik u zeggen. Hij had het geld duur; tien percent. Ik had -het zelf tegen vijf percent moeten opnemen, om hem te helpen, maar -natuurlijk gauw terugbetaald. En nu had hij al ruim anderhalf jaar -rente betaald, dus was ik gedekt. Als het niet was geweest om de -familie plezier te doen, zou ik een streep door de post gehaald -hebben.” - -„Een raar soort plezier! Of bedoelt u andersom?” - -„Neen, werkelijk. Ik deed het op verzoek van een oom, die vond dat het -jongemensch teveel verkwistte, en die hem nu hiermee onder een streng -régime kreeg, terwijl hij tevens buiten staat was nog meer schulden te -maken. Puur om van dienst te zijn; want ik wist vooruit, dat ik -nauwelijks de kosten eruit zou krijgen. Ik zal u nu mijn boek eens -laten zien, omdat u behoort te weten wie ik ben, en met wie ik zaken -doe, als u mij uw geld toevertrouwt.” - -Wiechen ontsloot een kastje in zijn bureau en haalde er een paar boeken -uit, die hij op tafel legde. En de bladzijden omslaande, toonde hij -zijn verbaasden bezoeker de namen zijner debiteuren, nu en dan met den -vinger erop wijzende, als het een naam gold uit den adelstand, waarvoor -hij blijkbaar groote voorliefde koesterde. - -De stemming waarin van Vleuten door het waarschuwend woord zijner vrouw -was gebracht, veranderde geheel. Toen hij binnenkwam, had hij het -voornemen den „bankier” op beleefde wijze voor zijn aanbod te bedanken, -en er geen gebruik van te maken. Er was iets in die groote winst van -geleend geld, dat hem stuitte. Doch, en vooral nadat hij in het -crediteuren-boek ook gezien had, wie buiten de firma Karsten & Co. geld -bij Wiechen geplaatst hadden, en daaronder ook particulieren van goeden -naam, begon hij te redeneeren. - -Als die allen het deden, en aan den anderen kant het nemen van geld -tegen hooge rente onder de fatsoenlijke lui zoo algemeen was, waarom -zou hij er zich buiten houden? Daarenboven, welk verschil was er -eigenlijk in gelegen, of men waren van de hand zette met hooge winst, -dan wel geld leende met nauwelijks zooveel winst? Waarom mocht men op -een artikel als dameshoeden, in één seizoen van drie maanden, wel twee -à driehonderd percent verdienen, en van geld in dienzelfden tijd geen -vijftien percent? Wat deed iemand die aandeelen nam in een of andere -onderneming, anders dan geld leenen aan zoo’n instelling, die -toch—getuige de tabaksindustrie in Deli—niet zelden zestig tot honderd -percent dividend uitkeerde? - -„Ik zal mijn stukken morgen laten verkoopen, meneer Wiechen,” zeide hij -als slotsom van zijn overwegingen, „en breng het kapitaal bij u.” - -„Dat verkoopen is onnoodig,” meende Wiechen. „Het zou u maar weer -provisie kosten aan Karsten & Co. Als u de effecten hier in deposito -wilt geven, zal ik ze tegen beursnoteering overnemen en in uw credit -boeken. Ik geef u dan een bewijs voor het bedrag, en, als u het -goedvindt, zullen we van weerszijden het met zes maanden opzegbaar -stellen. Hoeveel denkt u ongeveer dat het is?” - -„Ik bracht bij Karsten & Co. rond vijftig mille. Maar dan kon ik u de -stukken wel dadelijk brengen; na de koffie.” - -„Zooals u wilt. Tot straks dan. Dag meneer.... Wacht, ik zal u even -uitlaten.” - -Toen van Vleuten vertrokken was, ging Wiechen een oogenblik voor den -spiegel staan. Op zijn voorhoofd vertoonde zich een roode vlek. Hij -bette die met water uit een fonteintje in den hoek van de kamer, en -eerst toen ze geheel verdwenen was, schelde hij. - -„Juffrouw Bosch heeft twee kwartjes gebracht,” zeide de bediende, het -geld neerleggend. „Ze zou morgen nog twee kwartjes brengen. En dan is -meneer Boom in de wachtkamer.” - -„Goed, laat binnen. En als juffrouw Bosch morgen niet komt, ga je er -heen, en zeg dat ik haar man laat gijzelen, als het zoo door gaat. Ze -moet geregeld elken maandag één vijftig brengen.—Dag Boom,” vervolgde -hij toen deze binnenkwam. „Ga zitten. We moeten eens ernstig spreken. -De zes maanden zijn straks om, en ik geloof dat je over mij niet te -klagen hebt, wel?” - -„Ik krijg nog vijf gulden van de vorige week, toen je...” - -„Al wel, ik zal ze je geven. Maar hoe staat het nu met de machine? Ik -betaal je geregeld elke week twintig gulden, zonder iets te zien, -eenvoudig op goed vertrouwen. Het wordt tijd, dat ik voor mijn geld -iets krijg.” - -„En wou je dan voor die stomme twintig pop in de week, binnen zes -maanden een half millioen hebben?” riep Boom verontwaardigd uit. - -„Dat is de quaestie hier niet. Jij zat aan lager wal, en had noch geld -om te leven, noch om je machine af te maken. Toen heb je mij gevraagd -om je te helpen, en dat heb ik gedaan op je eerlijke gezicht af. Want -van je machine heb ik geen verstand. Maar ons contract zegt, dat je in -zes maanden het ding klaar moet hebben, en ik je daarvoor zou -verstrekken driehonderd gulden voor gereedschap—die je gehad hebt, -zonder dat ik zelfs maar gezien heb of je er wel één stuk gereedschap -voor gekocht hebt....” - -„Ik heb je toch een asje laten zien....” - -„Dat misschien één gulden gekost heeft, als je ’t al niet had. Doch dat -is tot daaraantoe. Je hebt het geld gehad èn de twintig pop ’s weeks. -Ik zal je niet op één dag dringen, maar wil een begin aan de zaak zien. -En vertel me nu eens eerlijk: Vóór twaalven ben je niet op. Dan loop je -wat rond, en gaat om vier uur naar de kroeg. Om acht uur heb je -gegeten, en slentert wat achter de meisjes in de Spuistraat. Dan ga je -weer naar de kroeg, en blijft biljarten of kaartspelen tot half één. -Gesteld dat je dan niet meer naar een of andere nachtkroeg gaat, wat -ook wel gebeurt, dan maak je mij niet wijs, dat je nog werkt. Vooral -waar, zooals je zegt, de heele machine afhangt van een helder hoofd en -een vaste hand.” - -„Ik heb je toch stukken laten zien!” - -„Jawel, maar wie waarborgt mij, dat het stukken van je machine zijn? -Als ik eens een ingenieur bij je sturen kon....” - -„Dat kan niet, zooals je weet. Mijn denkbeeld is zóó eenvoudig, dat het -geheim dadelijk zou verraden zijn. Maar, als het je niet bevalt, laat -ons er dan maar mee uitscheiden.” - -Wiechen zweeg, terwijl een vluchtig rood over zijn gelaat trok. De -brutaliteit van den ander was hem te sterk. Die man had nu zoo veel -geld van hem gehad, dat hij hem niet meer los kon laten, zonder tevens -van zijn geld afscheid te nemen, en vooral de kans te verspelen op de -groote winsten, die de uitvinding van Boom moest afwerpen. Doch aan den -anderen kant zou Boom ook vastzitten, en zijn machine niet kunnen -gereed maken. Of....? En het koude zweet brak hem uit.... Zou soms de -machine klaar zijn, of zóó ver, dat een ander er geld voor gaf? En Boom -nu van hem los willen, om de vijf ton, die hem bij contract waren -toegezegd, in zijn eigen zak te houden? Het gold hier voorzichtig te -zijn! - -„Hoor eens, Boompje,” begon hij zoetsappig. „We moeten geen ruzie -maken. Daar hebben jij noch ik belang bij. Ik wil alleen zien dat de -zaak opschiet, anders niet. Dat stukje ijzer en die verroeste -kachelsleutel geven mij er geen kijk op. Je kunt mij toch gerust eens -laten zien wat je hebt. Als ik maar zie, dat het ergens op lijkt, ben -ik tevreden. Ik ben toch geen deskundige, en zal je het geheim niet -afkijken.” - -„Ik heb je al eens meer gezegd, dat ik niets in elkaar laat, en de -stukken op verschillende plaatsen bewaar, tot alles gereed is. Dan moet -ik voor een paar dagen een rustig plekje hebben, dat kan ik afsluiten, -en waar ik het geheel samenstel, en er een kist om timmer, zoodat -niemand de werking kan zien. Als het zoover is, mag je kijken, en -zullen we de machine een paar weken laten loopen. Nu—waar zijn de vijf -pop?” - -Wiechen haalde met een zucht twee rijksdaalders uit de brandkast en -legde ze vóór Boom neer, die ze met een gemoedelijk knikje opstreek. - -„Kom je vanmiddag in Central?” vroeg hij opstaande. - -„Neen,” antwoordde Wiechen, „vanmiddag moet ik op Scheveningen zijn. -Bonjour, je kent den weg.” - -Toen Boom weg was, zat hij nog lang na te denken. Hij vond het een -ergerlijk iets, geld te moeten geven zonder eenige zekerheid van winst, -zonder zich zelfs maar te kunnen overtuigen, al was het gebrekkig, wat -hij aan Boom had. Hij was door Arnolds met hem in kennis gekomen, en -deze had hem van die wonderlijke uitvinding verteld. Een machine, die -instede van telkens kosten te vragen voor brandstof en onderhoud, -geheel uit zichzelf bleef werken, na een belasting voor één keer met -1200 kilogram per paardenkracht, en met elken slag één vijfde van de -gebruikte kracht overhield ter benuttiging. De aanschaffing was duurder -dan die eener stoommachine; doch dat beteekende niets, daar zij later -nagenoeg niets kostte. Enkel wat smeerolie. - -Hijzelf had toen Boom voorstellen gedaan, waar deze in ’t eerst geen -ooren naar had. Philantropisch aangelegd, wilde de uitvinder niet -hebben, dat door zijn toedoen honderdduizenden van arbeiders broodeloos -zouden worden; hij schreide half bij de gedachte, hoe zijn naam door -het nageslacht vervloekt zou worden. Wiechen wilde dien vloek op zich -nemen, zijn naam geven aan de uitvinding, en dusdoende den ander -verlossen van den gevreesden vloek, de zegeningen samen deelende. - -En die zouden niet gering zijn! Wel was volgens Boom de machine niet -geschikt voor spoorwegen of stoombooten, daar zij, als gebaseerd op de -aantrekkingskracht der aarde, zuiver horizontaal moest blijven staan, -en haar lengte-as steeds in de richting naar de magnetische pool moest -blijven, doch hoeveel omzet was er niet buiten die twee bedrijven. Ja, -waar meer en meer electrische spoorwegen in zwang schenen te komen, kon -voor deze het gebrek geheel verwaarloosd worden. Dus, behalve schepen, -alles gedreven door de machine „systeem Wiechen!” Zijn naam zou beroemd -worden, gezuiverd van de smet, die zijn bedrijf van thans erop geworpen -had. Die malle Boom, met zijn vloek van het nageslacht! Rijkdom en eer -zouden zijn deel zijn. Of had ooit iemand door een uitvinding de wereld -verarmd? Trouwens, dat raakte hem niet, al mocht het later blijken. De -menschen konden hem precies even weinig schelen, als hij de menschen. - -Er werd geklopt. Het was van Vleuten. En ontwakende uit zijn droomerij, -dwong hij zich tot de meer nabijliggende bezigheid van het nazien der -effecten, die de bezoeker hem bracht. Misschien was het daaraan -voorafgegane wel goed; want hij, die straks millardair zou zijn, -beschouwde het sommetje hem nu toevertrouwd, niet meer met dezelfde -oogen als gister en eergister, al was het voorloopig welkom. - -Men had de waarde der effecten spoedig genoteerd en de contracten -geschreven. - -„De overeengekomen rente staat er niet in,” merkte van Vleuten op, eer -hij teekende. - -„Dat doe ik nooit,” zeide Wiechen. „Op dat punt moeten we elkaar -vertrouwen. U begrijpt, dat nooit iemand mag weten, welke hooge rente -ik u betalen kan. Het publiek is te dom om dat te vatten. En voor u zou -het ook niet plezierig zijn.” - -„Ik ben niet voornemens onze relatie in de courant te zetten. U wel?” - -„Neen, zeker niet! Maar we zijn beiden sterfelijk; en als anderen eens -in onze nalatenschap neusden, zou dit voor dan overlevende niet prettig -zijn.” - -„Daar is iets van aan,” erkende van Vleuten. „Vooruit dan maar. Dus ik -ontvang den eersten van elke maand de rente.... laat eens kijken.... -negenhonderd zes en negentig gulden.” - -„Den eersten niet. Tusschen den eersten en den vijfden laat ik innen. -Dus tusschen den vijfden en den tienden kunt u beschikken. Ik zal u een -model-quitantie geven. Ziehier. U ziet, ook hierop is het woord rente -uitgelaten.” - -„Dank u.” - -Van Vleuten stak de quitantie in zijn portefeuille, en vertrok. - -Wiechen liep snel naar zijn bureau, nam er een stuk wasdoek uit, en -sloeg dat om de effecten, het pak met een riempje bevestigend. Reeds -had hij den hoed gegrepen, om uit te gaan, toen een herhaald zacht -tikken op het vloerzeil hem op den grond deed zien. Vier of vijf roode -bloeddruppels lagen vlak vóór zijn voeten, en werden door meer gevolgd. -Hij liet den hoed los, slingerde het pak op zijn bureau, en bracht zijn -zakdoek aan den neus. Hij belde. - -De bediende keek even, knikte en spoedde zich weg, om terug te komen -met een paar schoone zakdoeken. - -„U moest daar toch eens met een dokter over spreken,” meende de man, -toen de bloeding minder werd. - -„Onzin,” bromde Wiechen. „Ik heb vandaag belangrijke zaken gedaan. Dan -is het altijd zoo. Hier, pak aan! ’t Is al over. Niemand achter?” - -„Neen, meneer. Maar straks moet die timmerman komen.” - -„Jawel; ik zal de quitantie achterlaten. Als hij er geweest is, sluit -je het kantoor. Ik kom vóór den eten niet terug. Zorg om half acht hier -te zijn.” - -Het pak effecten weer opnemende, verliet Wiechen zijn kantoor en sprong -op zijn rijwiel. Gaandeweg echter verminderde hij vaart, om bij het -tramhuisje op het Plein stil te blijven staan, quasi wachtende op -iemand die met de tram moest komen. Doch inderdaad was het om na te -denken. - -Met Karsten & Co., waarheen hij op weg was, deed hij zaken, en het leed -geen twijfel, of die firma zou hem onmiddellijk van de effecten -afhelpen, hetzij door verkoop, hetzij door prolongatie. Doch in den -laatsten tijd was er in de verhouding een zekere spanning gekomen. -Inderdaad, al was het niet met zooveel woorden gezegd, scheen de firma -geneigd de relatie te laten afloopen, althans in te krimpen. En mocht -hij hierin al mis zien, er was iets anders, waar hij in ’t eerst niet -aan gedacht had. De effecten die hij had, waren door Karsten & Co. voor -van Vleuten aangekocht! Dat ging niet, dat hij er nu mee aankwam. - -Snel besloten sprong hij weer op de fiets en reed er in andere richting -mee weg. - -„Zoo, Wiechen, weet je al wat?” vroeg Arnolds dien avond, toen hij in -Central binnenkwam. - -„Is Beenhuis in de stad?” informeerde Wiechen. - -„Ja, hij komt zoo dadelijk... daar heb je ’m al! Kan je het doen?” - -„Jawel.” - -Een reeds grijzende blonde man, van onmiskenbaar Joodsch type, naderde -hun tafeltje. Arnolds stelde hem en Wiechen aan elkaar voor. - -„Drinken de heeren een glas champagne mee?” noodigde Beenhuis; en toen -die uitgezocht was en besteld, ging hij voort: „Arnolds heeft u over -dat zaakje gesproken. Gaat het?” - -„Och ja,” antwoordde Wiechen. En het accent van den ander imiteerende: -„Het sjaakje gaat, maar het geld is duur.” - -„Wat noemt u duur? Of liever, zegt u maar ineens hoeveel u hebben -moet.” - -„Vijf en twintig.” - -Beenhuis toonde geen verrassing. Hij haalde een notitieboekje uit den -zak, en cijferde er eenige oogenblikken in. - -„’t Is goed,” zeide hij toen. „Morgen vóór twaalven?” - -„Onnoodig, ik heb het bij mij.” - -Het gelaat van Beenhuis bleef onbewogen, doch dat van Arnolds glom van -bewondering. - -„Fameus, fameus!” mompelde hij, de wissels te voorschijn halende, en -die op het tafeltje neerleggende. - -Beenhuis nam ze tot zich, en toen men het eens was over de bedragen, -die, om den schijn van reëelen handel eraan te geven, over gebroken -getallen liepen, zette hij zich tot invullen der formulieren. - -„Zullen wij ze, voor uw gemak, maar domiciliëeren op uw kantoor?” vroeg -hij. - -„Och neen,” zeide Wiechen. „Dat lijkt zoo bijzonder. Uw eigen adres te -Parijs, als u het goedvindt.” - -„’t Is in orde,” zeide Beenhuis, de wissels naar Wiechen toeschuivend. -„Wilt u even nazien?” - -Wiechen nam de wissels, en een blanco quitantie uit zijn zak halend, -legde hij die naast de wissels, en ging zitten invullen. - -„Waartoe dient dat?” vroeg Beenhuis, toen hij de quitantie had -doorgeloopen. „Ik heb toch de wissels geaccepteerd, waarin reeds -kwijting gelegen is.” - -„Dat dacht ik vroeger ook,” expliceerde Wiechen; „maar onze rechters -denken er sedert kort anders over. ’t Is een quaestie van formeel of -notarieel....” - -„Materieel,” verbeterde Arnolds. - -„Voor mijn part. Maar men moet tegenwoordig kunnen bewijzen, dat men -het geld werkelijk gegeven heeft. Daarom vraag ik naast de wissels een -quitantie.” - -„Die evenveel of even weinig bewijst,” lachte Beenhuis. „Enfin, ’t is -omslachtig, maar ik heb er geen bezwaar tegen. Ziehier.” - -Wiechen telde nu twintigduizend gulden aan bankpapier uit, die Beenhuis -opstreek, terwijl de ander de wissels bergde. - -Arnolds, die de handen op zijn knieën hield, onder tafel, voelde bijna -tegelijkertijd een duwtje tegen elke hand, en greep de papiertjes, hem -van weerszijden toegestoken, ze haastig in zijn zak moffelende. - -Een nieuwe flesch champagne, nu door Wiechen aangeboden, besproeide de -transactie. - -Toon Beenhuis was heengegaan, haalde Arnolds het hem door Wiechen -toegestopte bankpapier voor den dag. - -„Tweehonderd pop? Ben je bedonderd?” - -„Welnu?” vroeg Wiechen, doodkalm. - -„Twee mille moet ik hebben, of....” - -„Bedaar, alsjeblieft. Je kunt nog wel wat krijgen, maar nu niet. Als je -met teveel geld naar Woestduin of Forest gaat, is het toch in één keer -op.” - -„Al was dat zoo, wat gaat het jou aan?” - -„Omdat je mij telkens om niets vervelen komt. Sputter nu maar niet; -daar geef ik toch geen zier om. Hoeveel heb je van Beenhuis gekregen?” - -„Geen bliksem.” - -„Dat lieg je. En nu, bonjour! ’t Is mijn tijd.” - -„Verrek!” mompelde Arnolds, zijn vuist ballende achter den rug van den -vertrekkende. - -Toen grabbelde hij met de hand in zijn andere zak, en bekeek hetgeen -Beenhuis hem gegeven had. Vijf en zeventig gulden! Hij vloekte. - - - - - - - - -HOOFDSTUK IV. - - -Het was een drukke dag aan het strand te Scheveningen. Met moeite -hadden van Vleuten en Betsy een paar stoelen gekregen, waarin zij waren -neergestreken in die beginnende loomheid, die de zeelucht veroorzaakt -bij hen die er niet dagelijks in verblijven. - -„Wat zijn we lui,” merkte Betsy op, een geeuw verbergend. - -„Ja,” erkende hij. „En ik vooral. Dat nietsdoen, dat me eerst zoo -aangenaam leek, begint me hartelijk te vervelen. Maar hoe ik zoek, werk -schijnt hier moeielijk te vinden. Als we eens gingen reizen?” - -„Reizen kost geld. En je weet wat je mij beloofd hebt, Jan.” - -„Nu ja....,” begon hij, doch zweeg toen zij hem ernstig aankeek. - -De belofte waarop zij zinspeelde, was gegeven enkele dagen nadat hij -zijn geld bij Wiechen gebracht had. Toen hij haar verteld had, hoe -prachtig hij dat had belegd, en zij nu royaal konden leven. Eerst was -zij met hem blij geweest, maar eens, toen zij Wiechen had gezien, had -haar een onverklaarbare angst bekropen. Zij had toen buiten haar man om -geinformeerd, en men had haar allerlei verschrikkelijks van dien -zoogenaamden bankier verteld. Hij was een woekeraar van de allerergste -soort, klein begonnen, met weekklantjes, die hij tien, twintig gulden -leende, en hem daarvoor elken Zaterdag één, twee gulden rente moesten -betalen. Langzamerhand was hij grooter zaken gaan doen, doch eigenlijk -gezegd fortuin kende men hem niet toe. Hij leende van den een, om het -tegen hooger rente aan den ander uit te leenen. - -Van Vleuten had haar gesust. De werkkring van een bankier was nu -eenmaal zoo. Hij was de tusschenpersoon in den geldhandel. Zijn -verdiensten waren de belooning voor zijn werk. Weliswaar begreep hij -ook niet goed, hoe men in Holland zulk een enorme rente kon opbrengen, -maar dat het niets bijzonders was, bleek uit de relatie tusschen dien -Wiechen en Karsten & Co. Deze firma was toch een der eersten in den -Haag, die zich niet zou afgeven met iemand van twijfelachtig allooi. - -Dit argument deed Betsy zwijgen, maar zij dacht aan de practijken, waar -zij in Indië wel eens van gehoord had. Hoe zelfs vrouwen van hooge -ambtenaren kleine bedragen uitleenden aan dos-à-dos koetsiers, aan -klontongs enzoovoort, óók tegen hooge rente, een dubbeltje per gulden, -’s ochtends gehaald, ’s avonds terug te betalen. Maar dat er dan op -gerekend werd, dat het kapitaal verloren was op den duur, immers ten -slotte de leener in gebreke bleef. - -En toen had zij Jan de belofte afgedwongen, dat zij eenvoudig zouden -blijven leven, en van de maandelijksche rente een nieuw kapitaaltje -vormen, voor geval van nood. Hij had toegegeven, doch zich niet al te -veel willen bekrimpen, totdat zij met heen en weer praten besloten -hadden zeshonderd gulden per maand onaangeroerd te laten, en zoodanig -te beleggen, dat er van gevaar ze te verliezen geen sprake was. - -Had dit zijn voordeel in het vooruitzicht van een toekomst zonder zorg, -nadeel was een zekere eentonigheid in hun leven, zoolang van Vleuten -geen bezigheden had. - -„Gauw Jan, kijk eens!” - -Hij volgde de richting van haar parasol, waarmee zij tusschen de -stoelen door wees, en zag Wiechen, naast een dame wandelend, in druk -gesprek. - -„Wat zou dat?” vroeg hij. „O, nu begrijp ik je. Mevrouw van Groningen! -Hoe komen die twee bij elkaar?” - -„Verschrikkelijk, Jan; je moet haar waarschuwen.” - -„Voor wat?” vroeg hij. - -„Ik weet het niet,” zeide zij droevig, terugleunend in haar stoel. -„Maar het is zoo.... zoo.... kassian.” - -Hij tuurde het zich verwijderende paar na, en gevoelde wat Betsy noch -hij in woorden wisten weer te geven. Er was iets ongepasts in het -samenzijn van dat jonge gedistingueerde weeuwtje met dien man, iets -compromitteerends, dat hij in het oog scheen te willen doen vallen door -zijn houding en gebaren. En als dat zijn doel was, dan gelukte het -volkomen. Men zag, overal waar zij passeerden, de menschen opkijken, -soms elkaar iets vragend en fluisterend beantwoordend, dan weer door -blik of houding toonend wat zij er van dachten. Wiechen was blijkbaar -een bekende persoonlijkheid in den Haag. - -„Ik wil eens probeeren haar hierheen te krijgen,” zeide hij opstaande. - -„Doe dat, Jan; maar zonder hèm. Ik wil geen kennis met dien vent -maken.” - -„Geen nood,” lachte hij, voortijlend. - -Handig schoot hij tusschen de stoelen door, nu en dan springend over -vijvertjes en bergjes, door kinderhand gevormd, tot hij het langzaam -wandelend paar vóór was.... Toen wendde hij zich om, hen quasi -ongezocht tegemoet loopend. Wiechen zag hem, en hoewel met een dame -wandelend, groette hij het eerst. Van Vleuten lichtte even zijn hoed, -en bleef toen als verrast voor de jonge weduwe staan, die hem nu ook -herkende. - -„Mevrouw,” zeide hij, „ik heb de opdracht u te ontvoeren, en direct bij -mijn vrouw te brengen. Meneer Wiechen, tot ziens.” - -Het lukte. Eer Wiechen tijd had had zich te bezinnen, had mevrouw van -Groningen hem met een koele neiging zijn afscheid gegeven en was met -van Vleuten meegegaan. Wiechen zag, of meende te zien, hoe de gezichten -in zijn onmiddellijke omgeving spotachtig grijnsden. Woedend liep hij -weg. - -„Om u de waarheid te zeggen, ben ik heel blij, dat u mij weghaalde,” -zeide de jonge weduwe. „Maar ik was alleen, en wist niet hoe dien man -kwijt te raken. Hij is mij, toen ik pas hier kwam, een oogenblik van -dienst geweest, op aanbeveling van een kennis.” - -De beide dames begroetten elkaar hartelijk. Van Vleuten stond zijn -stoel af aan mevrouw Van Groningen, en verklaarde een eindje te willen -oploopen langs het strand. - -Nauwelijks was hij uit de stoelenrijen, of iemand schoot op hem af. Het -was Boom, gekleed in een keurig grijs pakje, een Panama-hoed op het -hoofd. - -„Dag meneer Van Vleuten. U heeft daareven een goed werk gedaan.” - -„Hoe bedoelt u dat?” vroeg de aangesprokene eenigzins koel. - -„Zag u niet hoe iedereen er pret in had? U heeft, wil ik hopen, de -reputatie van een fatsoenlijke dame gered. Men heeft nu begrepen, dat -zij er argeloos was ingevlogen. Maar anders... De vrouw, die zich in -het publiek met Wiechen zien laat, is reddeloos gecompromitteerd. Dat -is toch duidelijk.” - -Van Vleuten keek den ander gespannen aan. - -„Weet u dan niet wie Wiechen is?” vroeg Boom verwonderd. „En waarmee -hij zijn geld verdiend heeft?” - -„Ik hoorde er zooiets van, juist een paar dagen geleden. Met geld -uitzetten tegen hooge rente. Maar dat schijnt hier niet zoo erg te -zijn.” - -„Hm, ja. Neen, dat is het ook niet. Maar ik wil niemand benadeelen, al -heeft hij het ook niet aan mij verdiend. Als u wat langer hier in den -Haag is, zult u het vanzelf wel hooren, zonder dat juist ik het u zeg.” - -„Ik dacht dat u een vriend van hem was?” - -„Dat minder. Hij helpt mij uit eigenbelang, omdat hij zeker is een half -millioen aan mij te zullen verdienen.” - -„Met die machine, waarover u laatst sprak?” - -„Juist, meneer.” - -En Boom begon te redeneeren over zijn uitvinding, met zooveel vuur en -overtuiging, dat van Vleuten onwillekeurig meegesleept werd. Als hij -dien man eens hielp! Hij scheen zeker van zijn zaak ... - -„Heeft u veel noodig om er mee klaar te komen?” vroeg hij. - -„Met tweeduizend gulden ben ik geheel geholpen,” verklaarde Boom. - -„Daar is wel aankomen aan,” meende Van Vleuten. „Alleen, men zou -zekerheid moeten hebben. Niet dat ik aan uw kunde twijfel, doch.... u -is geen vakman, immers?” - -„Vakman!” smaalde Boom. „Wanneer heeft ooit een vakman iets -uitgevonden? Die menschen zitten teveel in hetgeen zij geleerd hebben -en dagelijks doen vastgeroest, om op te letten. Weet u, hoe ik op het -denkbeeld van mijn machine gekomen ben?” - -„Door een toeval misschien, zooals gewoonlijk.” - -„Neen, door het zien van iets, wat we dagelijks zien. Vlak tegenover -ons huis was een weg, schuin oploopend naar den spoorwegdijk. Een -jongen reed er een handkar tegenop, met een koffer, dien alleen hij -niet had kunnen dragen. Hoe verklaart u dat?” - -„Ik ben geen technicus, meneer Boom,” zeide van Vleuten. „Doch ik -herinner mij wel op school iets over hefboomen geleerd te hebben. Is uw -machine daarop gebaseerd?” - -„Gedeeltelijk. Dáárop, op de slingerbeweging, en op de -aantrekkingskracht der aarde. En eindelijk op nog een kracht, die ik -niet noemen kan, maar die bestaat. Ik zeide u reeds, dat ik geen vakman -was; ik weet niet of anderen die kracht kennen. Alleen weet ik, dat zij -tot nog toe onbenut bleef, altijd in technischen zin. Want we zien haar -in alles voorkomen.” - -„Dan zou het mij verwonderen, als de technici haar niet kenden, en, als -zij inderdaad zoo belangrijk is als u vermoedt ...” - -„Meer dan vermoeden, meneer! Ik heb haar toegepast, zien werken. De -machine is vroeger reeds door mij gemaakt. Ik had in mijn tuin een -werkplaatsje voor mezelf, en daar had ik haar in stilte samengesteld. -Toen zij werkte, liep ik in mijn vreugde den tuin door, naar mijn -moeder, die in de verandah van ons huis zat, haar al van ver roepend om -te komen. Zij kwam, mede opgewonden, want zij wist waaraan ik bezig -was. Zij alleen. Toen we samen bij het tuinhuisje kwamen, lagen de -stukken en brokken van mijn machine in het rond verspreid. Ik begreep -er eerst niets van, maar gaandeweg zag ik mijn fout in. Mijn machine is -geen zoogenaamd perpetuum mobile, het is een krachtwerktuig, en ik had -verzuimd haar te belasten, werk te laten verrichten. Daardoor zamelde -de niet verbruikte kracht zich op in de machine, en sloeg zij zichzelf -aan stukken.” - -„Verbazend!” riep van Vleuten uit. „En heeft u haar toen niet opnieuw -gemaakt?” - -„De omstandigheden hebben mij dat belet,” antwoordde Boom. „U weet dat -ik failliet ben?” - -„Neen...” - -„Failliet, met ruim een millioen schuld!” - -Boom zeide dit met iets als trots in zijn stem, wat van Vleuten -mishaagde. Zoo verhoovaardigt zich de inbreker erop, meer te hebben -gestolen dan tien zijner makkers te samen. - -„Failliet,” ging Boom voort. „Ik was een en twintig jaar, en werd van -alle kanten bestolen en bedrogen. Sedert is mijn streven geweest -zooveel te verdienen, dat ik ieder het zijne kan teruggeven. De eenige -weg daartoe is, dat ik mijn machine maak. Niet primitief, zooals toen, -maar goed afgewerkt in model, zoodat ik haar vertoonen kan. Wiechen zou -mij daarin helpen; doch ik doorzie hem! Hij wil mijn constructie in -handen zien te krijgen en alleen de vruchten plukken. En dat nooit. -Daarom zeg ik: al zou het tien, twintig jaren duren, éénmaal zal ik -genoeg bijeen hebben om haar zelf af te maken. Maar er iemand van op de -hoogte te brengen, nooit!” - -Het was verwonderlijk, dacht van Vleuten; men wist niet wat men aan -dien man had. In het eene oogenblik maakte hij een ongunstigen, dan -weer een gunstigen indruk. - -„Mag ik eens een paar dagen nadenken, over hetgeen u mij gezegd heeft?” -vroeg hij. „Als u mij uw adres wilt geven, zal ik mijn besluit -persoonlijk komen meedeelen.” - -Boom gaf hem een visitekaartje, na daarop met potlood het verlangde te -hebben geschreven, waarna van Vleuten, ziende dat zijn vrouw hem een -wenk gaf, zich excuseerde. - -Gedurende zijn rondslenteren met Boom, hadden de dames elkaar hun -lotgevallen sedert hun ontmoeting te Soerabaja zitten te vertellen. -Inmiddels tot grootere intimiteit dan toen geraakt, hadden zij -afgesproken elkaar te bezoeken, en al dadelijk bij den naam te noemen. - -Was Betsy’s levensloop zonder groote schokken voorbijgegaan, niet alzoo -die harer vriendin, Marie van Groningen. Kort na haar terugkomst in het -moederland, was zij bevallen, en gedurende den tijd dat zij in het -kraambed lag, was haar moeder gestorven. Haar vader was door dien slag -geknakt, en zou zich in het ambtelooze leven hebben teruggetrokken, -ware hem niet de onderscheiding eener benoeming tot Vice-President van -den Hoogen Raad ten deel gevallen. Hopende, dat een nieuwe omgeving, -een nieuwe werkkring hem de oude geestkracht zouden teruggeven, waren -zij naar den Haag verhuisd. Doch het nieuwe ambt had hij nimmer -aanvaard. Een week vóór zijn installatie was hij door een beroerte -getroffen en kort daarop overleden. - -„Wat een treurigheid,” zeide Betsy geroerd. - -Het was in dien tijd geweest, dat zij in aanraking was gekomen met den -„bankier”. De dokter die haar vader had behandeld, Arnolds heette hij, -had hem bij haar gebracht, ter regeling harer financieele belangen. -Maar op zekeren dag had oom Slot—Betsy herinnerde zich hem misschien -nog van Soerabaja—hem in de gang ontmoet, en haar gevraagd wie dat was. -Oom vroeg haar den volgenden dag om een stukje te teekenen, wat zij -deed, en vertelde haar toen, dat die man niet te vertrouwen was, en hij -zelf voor haar zou zorgen. Tot nu kort geleden hoorde noch zag zij iets -van dien man. Vóór een week of drie was zij hem op het strand -tegengekomen; hij had haar een paar maal gegroet, en eindelijk -aangesproken. Zeer bescheiden had hij aan het gebeurde herinnerd, zijn -spijt uitgesproken, dat hij niet voor haar belangen had mogen zorgen, -en gehoopt dat die in goede handen waren. Af en toe had hij haar geheel -belangeloos goeden raad gegeven. Zij meende hem verongelijkt te hebben, -en had in dien zin iets gezegd; doch hij wilde daar niets van weten, -beschouwde die zaak als afgedaan, als een streek van een of anderen -concurrent, die haar niet geweten mocht worden. Zoo ontmoette zij hem -bijna elken dag aan het strand; als zij haar kindje eens meenam, -speelde hij er haast opofferend mee. Maar gister was tante Slot bij -haar geweest, had haar onderhouden over het ongepaste van haar gedrag, -om zich zoo druk met hem te vertoonen, en had haar bovendien iets -vreeselijks verteld... Vandaag was het haar opgevallen hoe de menschen -haar hadden aangekeken, en zij begon dat vreeselijke te gelooven, dat -zij Betsy, na lang aarzelen, slechts durfde influisteren.... - -„Daarom was ik zoo blij, dat je man mij weghaalde,” besloot zij. „Maar -ik durf nu niet meer naar het strand te gaan, zonder oom en tante. En -die gaan zoo zelden!” - -„Sluit je gerust bij ons aan,” zeide Betsy. „Ik zal hem wel afbijten. -O, je weet niet hoe snibbig ik kan zijn!—Kijk eens, mijn man heeft een -nieuwen kennis gemaakt. Zoo op het eerste gezicht, een net mensch.” - -„Inderdaad,” beaamde Marie. „Hark hen eens hierheen.” - -Betsy had toen de wenk gegeven, doch tot groote teleurstelling der -dames kwam van Vleuten alleen. - -„Waarom liet je je nieuwen vriend schieten?” riep Betsy. „Marie wou zoo -graag zijn kennis maken.” - -„Foei, ’t is niet waar!” zeide deze. - -„Ik kan toch zoo maar niet iedereen bij je brengen,” opperde van -Vleuten. „Een vriend is trouwens wel wat veel gezegd. Ik zag hem heden -voor de tweede maal. De eerste keer was het in gezelschap van Wiechen.” - -De gezichten betrokken. Het was merkwaardig, hoe de naam van dien man -alles en iedereen die met hem in aanraking kwam, bezoedelde. - - - - - - - - -HOOFDSTUK V. - - -„Aux Mathurins!” - -„Jawel, maar we gaan mee.” - -Het portier van den fiacre loslatend, wendde zich Beenhuis om, en zag -bij het licht dat Maxim uitstraalde, de figuren van Arnolds en Wiechen. -Eén ondeelbaar oogenblik scheen hij zich te bezinnen. - -„Stapt in, heeren,” zeide hij toen. „Onderweg praten we even.” - -De pneu Michelet dempte het geratel der wielen, zoodat men ongehinderd -kon spreken. - -„Hebt u de wissels bij u?” vroeg Beenhuis, en op bevestigend antwoord -van Wiechen, vervolgde hij: „Ze hadden vandaag moeten zijn aangeboden; -maar dat doet er niet toe.—Waar logeeren de heeren?” - -„In ’Des’ Pays-Bas,” zeide Wiechen. - -„Hm,” deed Beenhuis, even glimlachend om de zonderlinge aanduiding. „We -zullen de zaak morgen samen regelen. Laat eens zien.... tegen half één -wacht ik de heeren in den cour van Grand Hôtel. Ik moet daar iemand -spreken. We gaan dan eerst déjeuneeren.” - -„Brengt u geld mee?” vroeg Wiechen. - -„Ik denk wel. Maar we zijn dicht bij de Mathurins. De heeren nemen den -fiacre zeker verder door?” - -„Het zal wel moeten. Maar hij zal iets moeten afdoen.—Kom nu, we hebben -precies een half uur den tijd. Hoever is het?” - -„Niet ver. Maar we kunnen zachtjes aan opwandelen,” stelde Arnolds -voor. - -Het déjeuner duurde lang. Beenhuis was van nature gul, en presenteerde -de anderen het beste dat men krijgen kon. Maar ook Wiechen, anders vrij -zuinig, had een royale bui, zoodat het vrij laat in den middag werd, -eer men van tafel opstond. En tusschen de bedrijven door, waren de -zaken behandeld. Een paar duizend francs had Wiechen in contanten -ontvangen; voor het overige waren nieuwe wissels geteekend, nadat het -totaalbedrag verhoogd was met de rente, in deze tien percent ’s maands. - -„Zeg, Beenhuis,” vroeg Arnolds opeens, „waar dineer je vanmiddag?” - -„Ik heb nog geen plan. Misschien thuis.” - -„Kan je ons niet in je cercle meenemen?” - -„Onmogelijk. De introductie is zeer beperkt geworden, omdat er misbruik -van gemaakt werd. In geen geval zou ik meer dan één kunnen meenemen. -Hé!” - -Aanleiding tot dien uitroep was het binnenkomen in den restaurant van -een klein zwart mannetje, die zijn oogen zoekend liet rondgaan. -Beenhuis excuseerde zich, en liep op hem toe, waarna beiden in een -kort, doch blijkbaar ernstig gesprek gewikkeld bleven. - -„Ik moet de heeren verlaten,” zeide Beenhuis terugkomend. „Het spijt -mij zeer, maar ik dien onmiddellijk naar Brussel te gaan. Hm,” deed -hij, zijn horloge raadplegend, „ik heb nauwelijks tijd om wat in te -pakken.” - -Hij riep den bediende, om af te rekenen; doch Wiechen legde de hand op -zijn arm. - -„Laat zitten,” zeide hij. „Ik zal het wel in orde maken.” - -Toen Beenhuis vertrokken was, wreef zich Wiechen behagelijk in de -handen. - -„Nu gauw opgekrast,” zeide hij. „Eerst naar het hôtel, en de rekening -betaald. Dan zijn we vrij.” - -„Wou je vanavond al terug?” vroeg Arnolds, toen zij in het hôtel waren -aangekomen en Wiechen van den portier een zak met stukken in ontvangst -nam. „Wat heb je daar?” - -Wiechen stak de stukken bij zich, zonder dadelijk te antwoorden. Opeens -vloog een uitdrukking van begrijpen over het smalle gezicht van -Arnolds. - -„De protesten!” riep hij uit. „Dus heb je de oude wissels óók?” - -„Sst!” deed Wiechen, den riem van zijn valies dichthalend. - -„Al goed,” meende Arnolds, „maar nu reclameer ik ook mijn portie.” - -„Zoodra we thuis zijn zal ik je wat geven. Je begrijpt dat wissels nog -geen geld zijn, en ik er nog best een strop aan kan hebben.” - -„Hiermee niet. Maar dat is niet de quaestie. Er zijn morgen rennen te -Auteuil, en daar wou ik heengaan.” - -Wiechen dacht even na. Hij vertrouwde Arnolds niet. Hem alleen achter -te laten, waar Beenhuis nog te Parijs was, in elk geval thuiskomende -van de protesten had kunnen hooren, achtte hij gevaarlijk. - -„Laat ons morgen samen naar die rennen gaan,” besloot hij. „Ik wil -enkel uit dit hôtel weg.” - -Den volgenden dag gingen Wiechen en Arnolds naar Auteuil. - -„Zullen we wat spelen?” vroeg Wiechen. - -„Natuurlijk,” zeide Arnolds. „Waarvoor zijn we anders hier?” En na het -programma te hebben doorgezien: „Geef me nu maar eens een honderd -francs, om mee te beginnen.” - -„Neen, ik wil zelf zetten,” verklaarde Wiechen. „Waar doe je dat?” - -„Ga maar mee.” - -Bij den totalisator aangekomen, wees hij Wiechen de door hem -uitgezochte paarden aan: 1, 3 en 7. - -„Zet op elk tien francs voor jezelf, en voor mij eveneens.” - -Wiechen ging het hekje in, en afluisterend wat zijn voorman zeide, -legde hij zestig francs neer. - -„Dix francs,” zeide hij aan het loket, en zich in de namen der cijfers -in het fransch vergissend: „Un, quatre, sept.” - -Men begreep hem, gaf drie biljetten, en streek dertig francs op. - -„Plus! Plus: un, quatre, sept,” zeide Wiechen, wijzende op het -resteerende geld. - -„Encore des mêmes numéros?” vroeg de bureaulist, en op een bevestigend -knikje reikte hij Wiechen een tweede drietal papiertjes over. - -„Hier,” zeide deze, drie der briefjes aan Arnolds gevende. „Geluk -ermee.” - -Deze stak ze in zijn vestzak, en het tweetal beklom de tribune. Arnolds -wees nu Wiechen de paarden aan, waarop men gewed had, althans die welke -hij had opgegeven. - -„Verloren!” riep Wiechen uit, toen geen dier drie was aangekomen. „Wat -doe je nu met die papiertjes?” - -„Weggooien. Of neen, geef hier, ik wil ze bewaren.” - -Wiechen had ze reeds saamgeknepen en gaf de prop aan Arnolds, die ze -voorzichtig weer gladstreek. - -„Verduiveld!” ontsnapte hem, zoodat Wiechen opkeek en vroeg wat hij -had. - -„Niets; ik ging in een splinter zitten. Dat prikte.—Zet je op de -volgende course?” - -„Neen, dank je!” - -„Dan ga ik even naar beneden.” - -En weg was hij. Beneden liep hij haastig door de menschen heen, telkens -omkijkend of Wiechen soms volgde. Toen dit niet het geval bleek, -plaatste hij zich in de file vóór den totalisator, en presenteerde op -zijn beurt twee biljetten, waarop nummer 4 stond. - -„Trente et trois la côte, cela fait six-cent-soixante francs,” zeide de -kassier, terwijl hij die som in goud en bankpapier uittelde. - -Arnolds streek het geld op, en naar het buffet gaande, nam hij een glas -champagne. - -„Wat een bof,” mompelde hij. „Dat kan natuurlijk ook alleen zoo’n -stomme uil overkomen!” - -Snel dronk hij zijn glas leeg, en keerde naar Wiechen terug. - -„Niets bijzonders in deze ren,” zeide hij. „Zullen we wat gaan -gebruiken?” - -„Ik heb nergens trek in. Maar ga jij gerust je gang. Ik blijf wat -zitten kijken.” - -„Geef me dan tenminste wat geld,” maande Arnolds. - -„Hier,” zeide Wiechen, een vijffrank-stuk voor den dag halend. „Wees er -zuinig mee.” - -Arnolds had zich bedwongen, en wilde zijn rol tot het eind toe -volhouden; maar dit werd hem haast te sterk. Hij was blij weg te komen. -Niet alleen gevoelde hij niet de minste spijt over zijn bedrog, maar -hij zon bovendien op wraak. Trouwens kon men het nauwelijks bedrog -noemen, en in elk geval was het misschien de eenige manier om althans -tot een deel van het hem rechtmatig toekomende te geraken. Wat had hij -eigenlijk van deze reis geprofiteerd? Wiechen scheen te denken, dat hij -het reizen op zichzelf aangenaam vond. In het algemeen wel, maar niet -zooals dat in gezelschap van Wiechen toeging. Tweede klasse spoor, -zooveelste rang hôtel, zuinig eten, en nergens kunnen komen waar -fatsoenlijke lui heengaan. Bah! En nog, zonder hem had Wiechen den -ander nooit gevonden en was nooit gekomen tot een vergelijk. Ja, hij -had zijn wissels kunnen doen protesteeren; doch wie Beenhuis kende, -wist dat hij zich daaraan allerminst stoorde. Hem was het een opeten -van zijns vaders erfdeel, immers een voorschot daarop, over de -verrekening waarvan men nader kon praten. Hij had indertijd twee mille -bedongen, en tweehonderd vijfenzeventig gulden ontvangen. Nu speelde -hij hem zóóveel in handen, weliswaar mede door Wiechens eigen sluwheid, -maar.... het was er toch! En daarvoor kreeg hij nu.... vijf francs, met -de aanbeveling zuinig te zijn! Wat een ploert! - -„Oh—là—là!” - -„Fifi! Hoe kom jij hier?” riep hij uit. „Waar is Piet?” - -„In den Haag, zoover ik weet. Heb je geld?” vroeg het meisje dat hem -had aangesproken. - -„Niet veel. Ik ben hier met Wiechen, en die houdt me kort. ’n -Vijfhonderd francs hoogstens.” - -„Geef op, en kom op den pesage. Ik heb een vasten tuyau!” - -„Werkelijk? Hier is het. Met wien ben je?” - -„Een jockey, ’n vuilik. Maar hij weet genoeg. Kom je dus?” - -„Dadelijk. Is het in deze course?” - -„Ja, maar ik zeg niets. Tot straks.” - -Arnolds nam een paar glazen champagne achter elkaar, on ging toen een -ticket halen voor den pesage, voor vijftig francs. Die zouden hun geld -wel opbrengen! Want Fifi, de maîtresse van Viehof, was een meid waar -men op aan kon. Dat was telkens dezelfde geschiedenis. Als Viehof aan -lager wal zat, maakte de meid ruzie, en ging van hem weg. Maar altijd -kwam zij terug, met een aardig sommetje. Dat stak Viehof dan op als -prix de consolation, en deed er op zijn manier zaken mee; soms in -weelde drijvende, dan weer in benarde omstandigheden gerakende. En -zoodra het laatste het geval was, ging de meid weg.... Zij had dan een -amant, soms onder de oogen van Viehof, die er zich niet aan scheen te -storen, maar kalm afwachtte tot zij weer bij hem kwam altijd met geld -en... fonkelnieuw ondergoed, háár passie. - -Arnolds had haar dan ook met een gerust hart zijn geld toevertrouwd, en -dat het goed geplaatst was, ondervond hij een poosje later, toen hij op -den pesage kwam. Ja, het was eenvoudig een quaestie van te gaan halen! - -„Je bent een prachtstuk, Fifi?” verklaarde hij, de bankjes -opstrijkende. „Ga je vanavond met me uit?” - -„Neen,” weigerde zij. „Ik word Piet niet ontrouw.” - -„En de jockey dan?” - -„O, dat is wat anders. Dat is om de duiten.” - -Arnolds snoof door den neus; die moraal amuseerde hem. - -„Is er nog wat te verdienen?” vroeg hij. - -„Neen, niets zekers. Ga jij nu Wiechen maar opzoeken, en houd je mond -dat je mij ontmoet hebt. Bonjour.” - -Arnolds volgde den gegeven raad, en keerde terug naar de tribune, waar -Wiechen nog steeds op zijn plaats zat, broeiend over de verloren zestig -francs. - -„Wij gaan vanavond naar Holland terug,” zei hij. - -„Ik vind het goed,” antwoordde Arnolds. „Kom, je hebt nog niets -gebruikt. Tracteer eens op een glas champagne.” - -„Goed,” zeide Wiechen, opstaande. „Maar je hebt toch nog over van die -vijf francs?” - -„Jawel,” grinnikte Arnolds. „Ik wou er sigaretten voor koopen.” - - - - - - - - -HOOFDSTUK VI. - - -Van Vleuten had eindelijk wat gevonden. En, zooals hij verwacht had, -het was tot hem gekomen. - -Op zekeren dag kreeg hij bezoek van iemand, het midden houdende -tusschen een heer en een commis-voyageur. Deze kwam om te trachten hem -een polis van levensverzekering aan te praten. Doch van Vleuten, hoewel -in die dingen veel goeds erkennende, vond niet dat zij voor iedereen -geschikt waren. Men kon de levensverzekering beschouwen als een -spaarpot, indien men een polis nam, die binnen een zeker aantal jaren -afliep. Of ook als een zorg voor na te laten betrekkingen, als de polis -met den dood des verzekerden afliep. Iemand nu, die vermogen bezit, had -èn dat sparen èn die zorg achter den rug. Voor hèm diende het tot -niets. Zeker, dat moest hij den bezoeker toegeven, men kon nog meer -sparen, doch daartoe had hij geen tusschenpersoon noodig, die aan zijn -sparen geld verdiende. Alleen voor dezulken, die in zichzelf noch de -kracht tot overleggen van hun overvloed bezitten, noch de kennis om het -overgelegde te beheeren en productief te maken, was een -levensverzekering een toevlucht. Dat men voor het gemis aan die kracht -en kennis betaalde, was eveneens niet meer dan billijk. Ook het -verdeelen van risico van sterven, eer men tot het einddoel van zijn -sparen gekomen was, over een groot aantal verzekerden, vond hij iets -goeds. Maar, zooals gezegd, wie geen zoodanig risico meer liep, -behoefde zich niet om te zien naar andere schouders om hem dat te -helpen dragen. - -De bezoeker trachtte geen enkel dezer argumenten te weerleggen. Van -tegenspraak komt tegenstand, had zijn ervaring hem geleerd. Hij zocht -naar de kwetsbare plek. Al pratende, bespeurde hij, dat van Vleuten een -niet geringe kennis bezat van het verzekeringwezen, en kreeg de -oplossing van dit raadsel, toen deze hem mededeelde, dat zijn vroegere -firma in Indië ook in dat vak werkte. Als bijzaak wel, maar toch reeds -in richtingen hier te lande nog onbekend. Dat gaf lucht. - -„Ik ben bij u komen spreken,” zeide hij, „en gaf enkel mijn kaartje, -waarop mijn vroegere hoedanigheid vermeld stond: genie-officier. Dat -was om toegang te krijgen, die veelal aan iemand van een -levensverzekeringmaatschappij wordt geweigerd. Overigens verzuimde ik u -te zeggen, welke positie ik bij de maatschappij bekleed. Die is: -generaal-inspecteur.” - -„Dat is een promotie,” riep van Vleuten uit. „Van luitenant tot -generaal!” - -„Och,” zeide de ander glimlachend, „de maatschappijen moeten voor hun -uitgebreid personeel wel namen verzinnen. Maar de zaak is, dat ik door -het geheele land reis, en onze agenturen, inspecties, enzoovoort, -contrôleer. Een enkele maal, als een agent of zoo iemand de zaak niet -aandurft, of bang is geen toegang te verkrijgen, ga ik er op uit, om -een post zelf af te sluiten.” - -„Dank u voor de onderscheiding,” zei van Vleuten buigende. - -„Die volkomen verdiend is, naar ik bemerk. Neen, ik wil geen flauw -compliment maken! U is in het werk teveel thuis, dan dat ik mijn bezoek -nu enkel zou uitstrekken tot een poging u te verzekeren. Heeft u geen -lust voor de Maatschappij werkzaam te zijn?” - -„Inderdaad zou eenig werk mij niet onwelkom zijn. Ik heb genoeg van het -luieren.” - -„Dan geloof ik iets te weten voor u. En voor ons. Daar maak ik geen -geheim van. Ziet u eens, Zuid-Holland is op het oogenblik als -hoofdinspectie vacant. Het is gemakkelijk werk, althans voor iemand als -u. De agenten jagen het veld af. Als ze hulp noodig hebben, wenden zij -zich tot u. U van uw kant spoort hen aan, door geregelde bezoeken.” - -„Zoodat ik als het ware voor hun ijver insta?” - -„Geen quaestie van. Alles werkt op percentage. De agent krijgt zijn -tantième, als hij een post afsluit. Doet hij dat met den -hoofdinspecteur, dan is de gewoonte, dat hij met dezen deelt. De -hoofdinspecteur krijgt, al werkt hij met geen enkele post direct mee, -toch over de geheele provincie een tantième. Hij heeft bovendien een -vast, hoewel klein salaris en reiskosten. Daartegenover heeft hij de -verplichting te zorgen, dat zijn provincie een minimum opbrengt.” - -„Ik begin te begrijpen,” zeide van Vleuten. „Enfin, als het een -quaestie van werken is, dat kan ik! Het resultaat van goed werken zal -wel steeds succes zijn. Dus, ik heb wel ooren naar uw voorstel.” - -„Ik zal het aan de directie voordragen. Alleen.... de directie ziet -graag, dat de beambten bij de maatschappij verzekerd zijn.” - -„Of zij gelijk heeft,” zeide van Vleuten. „Goed voorbeeld doet goed -volgen!” - -„Dus als u begon....” - -„Pardon, de directie moet beginnen. Zoodra ik de mij door u -voorgestelde positie bekleed, sluit ik een verzekering. Die ik dan door -een agent laat afsluiten, met medewerking van mezelf. Dat is de helft -van de provisie èn het tantième, niet waar?” - -„Bravo! Zulke menschen moeten we hebben. Ik maak mij sterk voor u,” -riep de generaal-inspecteur uit. - -Van Vleuten geleidde zijn bezoeker naar de voordeur en liet hem uit. -Toen ging hij Betsy opzoeken, om haar het nieuwtje mede te deelen. - -Maar zoo gauw kon hij het niet kwijt. Mevrouw was uitgegaan, met de -fiets, werd hem door de meid verteld. Ja, dat was de nieuwigheid, -zooals altijd, vond hij, hopende dat die er spoedig af mocht zijn. - -Een fiets was wel een practisch ding, vond hij, zoolang men ze voor -practische doeleinden gebruikte. Om zich gemakkelijk te verplaatsen, -zooals hijzelf deed. Moest hij ergens in de stad zijn, de fiets bracht -hem er in no time. terwijl een toertje nu en dan met Betsy, ter -ontspanning, een aangename afwisseling was. Doch evenmin als men elken -dag ging toeren, al had men eigen rijtuig, was het prettig elken dag op -dat ding te stappen, en er liefst eeuwig en altijd mee naar -Scheveningen of naar den Deijl te rijden. Vooral wanneer men, zooals -Betsy, afstapte zoodra er maar eenige drukte van rijtuigen of wagens -kwam. Trouwens, in het begin had zij zich ook beperkt tot toertjes met -hem, doch sedert Marie van Groningen ook was gaan fietsen, was zij -uithuizig geworden. Dat was nu weer het nadeel van het ding. - -Niet het eenige evenwel, zooals Betsy en Marie op hun tochtje zagen. - -Van den straatweg afgeweken, met het doel langs een der zijwegen op den -Wassenaarschen weg te komen, en zoo naar huis terug te keeren, stootten -zij op een jong meisje, verschrikkelijk verhit naast den weg in het -gras zittend, een fiets bij baar. De luchtpomp, die zij in haar handen -hield, wees voldoende de ramp aan. - -„Gut, wat een mooi kind!” riep Betsy uit, toen zij het meisje naderden. - -„Misschien kunnen we haar helpen,” opperde Marie, evenals haar vriendin -haar vaart matigende. - -En beiden hielden op, informeerende naar het onheil. Het was een -spijker, doorgedrongen in den band, onder het rijden, en blijkbaar was -de band lek. - -„Ik heb een reparatiedoosje bij mij,” zeide Marie; „maar ik weet niet -hoe er mee om te gaan.” - -„O, dat is gemakkelijk,” verklaarde het meisje. „Mag ik eens zien?” - -Zij nam het doosje aan, dat Marie uit haar zadeltasch had gehaald, en -knikte tevreden. Een platte sleutel uit haar eigen taschje nemende, -wipte zij den buitenband los, en bracht den binnenband te voorschijn. - -„Maar ik houd de dames op,” zeide zij. „Als u mij zegt waar ik het -doosje mag terugbezorgen...” - -„Volstrekt niet,” riep Betsy. „Ik wil graag eens zien hoe dat gebeurt. -En jij, Marie?” - -Deze knikte instemmend, waarop het meisje met haar werk voortging. -Zoodra zij de beschadigde plaats gevonden had, maakte zij die met -schuurpapier schoon, zocht een stukje rubber uit in het doosje, en -besmeerde dit, zoowel als de wonde plek, met solution. Toen bleef zij -wachten, het pleistertje op den top van haar vinger houdend. - -„Het moet bijna droog zijn,” zeide zij, inlichtend; „anders plakt het -niet direct.” - -Toen het haar naar den zin scheen, legde zij het pleistertje op den -binnenband, er met de vlakke hand een fikschen klap op gevende, en -bestrooide toen de plek met een weinig poeder, dat zich in een -papiertje in het doosje bevond. Hierna werkte zij den band weer -naarbinnen, en bracht den buitenband in de velg terug, het laatste -stukje nahelpend met den sleutel. Bij het oppompen bleek de band lucht -te houden. - -„Dat is vlug!” merkte Betsy op, die op haar horloge had gekeken, „nog -geen tien minuten. Waar kan men dat leeren?” - -„Ik heb het van Frans geleerd.... dat is de bediende van papa, die -altijd voor de fietsen zorgt.” - -„Zijn er dan zooveel fietsen bij u thuis?” vroeg Marie, nadat men weer -opgestegen was, en nu gezamenlijk verder reed. - -„Drie,” antwoordde het meisje. „Die van papa, de mijne, en een -kantoorfiets.” - -„O, heeft uw papa een kantoor?” - -„Ja, papa is bankier.” - -„Hoe heet u?” vroeg Betsy, onder een plotselinge ingeving. - -„Ella Wiechen.” - -„O jé!” De uitroep was van Marie, en haar onwillekeurig ontsnapt. - -„Heeft u iets?” vroeg het meisje. - -„Neen, ik.... ik....,” stotterde Marie kleurend. „Uw papa heeft eens -iets voor mij in orde gebracht,” verklaarde zij eindelijk. - -Ella scheen zich over iets te beraden. - -„Dan,” zeide zij aarzelend, „zal ik maar achterblijven, en straks in -het bosch een anderen weg nemen. Zult u het niet aan papa vertellen?” - -„Wat? En waarom?” - -„Papa wil volstrekt niet hebben, dat ik met iemand spreek, die bij hem -komt.” - -„Nu,” zeide Betsy, invallend, „mevrouw noch ik zijn ooit bij hem -geweest, dus dat is geen bezwaar. U kunt toch niet altijd weten ook, -wie op het kantoor komt. Of werkt u bij uw papa?” - -„Ik ga school,” zeide Ella, „op het gymnasium. Ik moet doktores -worden.” - -„Zoo! En hoe ver is u al?” - -„Ik ga na deze vacantie in de vierde klasse. Nog drie jaar, als ik -telkens overga, en dan ben ik student. Ik vind het zoo grappig.” - -Het drietal had nu het bosch bereikt, waar men niet meer naast elkaar -kon blijven rijden, zoodat het gesprek stokte. Bij het Malieveld -scheidden zich hun wegen. Ella moest rechtuit, de stad in, terwijl de -weg der beide anderen het Kanaal langs leidde. Om afscheid te nemen, -was was men even afgestapt, en had Marie, onder wederzijdsche belofte -van geheimhouding, met Ella de afspraak gemaakt, dat deze haar, bij -goed weer, den volgenden dag zou komen afhalen voor een nieuw toertje. - -„Dat kind interesseert mij,” zeide zij tot Betsy. - -Deze trok de schouders op, zich echter stellig voornemende zoo min -mogelijk op de nieuwe kennismaking in te gaan. - -Toen zij thuiskwam, vernam zij het groote nieuws met innige blijdschap. -Werk was voor Jan een levensbehoefte. Hij kon niet tegen nietsdoen op -den duur. En nu kreeg hij niet alleen werk, maar van een speciaal voor -hem geschikt soort, werk waarbij hij eigen initiatief kon laten gelden! -Weliswaar zou hij veel uit zijn, doch hieraan was zij gewend. In Indië -zag zij hem toch ook den heelen dag niet, als hij op zijn kantoor was. -Eigenlijk was dat ook beter. Een man moet niet den geheelen dag over de -vloer zijn. - -En nu vertelde zij hem ook van hun verrassende ontmoeting, en van de in -haar oog onvoorzichtige afspraak van Marie van Groningen. - -„Ik vond het dom van haar,” eindigde zij. „Ze is nu, feitelijk voor de -tweede maal, van dien man verlost, en gaat uit eigen beweging de -relatie weer aanknoopen. Ja, of het meisje het thuis al of niet -vertelt, doet er niets toe. In den Haag zijn zóó veel leegloopers, dat -er niets geheim blijft, en er meer praatjes worden gefabriekt, dan in -het kleinste Indische plaatsje.” - -„Hoe oud is dat dochtertje van Wiechen?” vroeg hij ter afleiding. - -„Dat weet ik niet. Ik schat haar op zestien jaar zoowat. Kassian!” - -Van Vleuten moest onwillekeurig lachen. - -„Waarom kassian?” vroeg hij. „Ik moet je toch eens vragen of jij je -rekenschap te geven weet, van dat geheimzinnige iets, dat dien Wiechen -schijnt te omringen? Op financieel gebied schijnt hij soliede. Iedereen -schijnt hem te zoeken, hetzij om plaatsing van geld, hetzij om te -leenen. Het eerste weegt natuurlijk het zwaarst. Maar nu is het gekke, -dat wie hem het meest zoeken, in den een of anderen zin, het meest -beangst tevens zijn de relatie te erkennen. Zie je, daar zou ik nu het -mijne wel eens van willen hebben.” - -„En waarom ben je zelf bezig je relatie met hem te beëindigen? Waarom -heb je toen Marie van hem weggehaald? Je weet het best, huichelaar!” - -„Lieve Betsy...” - -„Ik ben je lieve Betsy niet, als je dien man voorspreekt! Dien -moordenaar!” - -„Moordenaar?” herhaalde hij getroffen. „Toe, maak je nu eens niet -zenuwachtig, en vertel wat je weet.” - -„Ik... weet niets,” zeide zij snikkend. - -„Gévédé,” vloekte hij. „’t Is om razend te worden! ’n Haagsch bankier, -die de beste reputatie heeft, ’n ongeschokt crediet,.... en als je -iemand spreekt, is het altijd: pas op! Of men lacht geheimzinnig, wendt -zich af, kijkt den vrager suspect aan, en.... je eigen vrouw noemt hem -een moordenaar!—Wien heeft hij dan vermoord, en waarom zit hij niet in -de kast?” - -Betsy gaf geen antwoord, en wanhopende iets meer uit haar te krijgen, -trachtte hij haar te bedaren; wat hem ten slotte gelukte. Hij durfde -echter niet meer op het onderwerp terugkomen, en besloot bij anderen -uit te vorschen, wat men dien Wiechen dan toch aanwreef, en inmiddels, -om den huiselijken vrede te bewaren, er met Betsy niet meer over te -praten. - -En zoekende, wie hem het raadsel zou kunnen oplossen, schoot hem te -binnen, dat ook Boom zich indertijd aan het strand in dien -geheimzinnigen geest had uitgelaten, en hij hem steeds nog een antwoord -schuldig was op zijn voorstel omtrent de uitvinding. Dat was een idee! -Temeer daar hij, mocht er inderdaad met die uitvinding iets te doen -zijn, tengevolge van zijn sparen in de laatste maanden, het door den -ander gevraagde nu zou kunnen uitleggen, buiten Wiechen om. - -Van Vleuten maakte zich den volgenden dag op, om zijn voornemen uit te -voeren. Juist toen hij de deur uitging, werd de post bezorgd. Een brief -voor hem, waarin hij werd uitgenoodigd om op het kantoor der -levensverzekeringmaatschappij te komen, ter bespreking van het hem -bekende voorstel van den generaal-inspecteur. Hij stak den brief in den -zak, best in zijn humeur. Misschien kwam het daardoor, dat hij -eenigszins zorgeloos was, toen hij met Boom onderhandelde. Althans toen -hij vertrok, had deze een kasaanwijzing van hem, voor tweeduizend -gulden, gewoon op goed vertrouwen, en zonder eenige zekerheid van den -kant van Boom. Doch hierover maakte hij zich niet ongerust. Immers, -zoodra de machine gereed zou zijn, kwam er heel wat meer kijken, -waarvoor eveneens geld noodig was, en Boom was een eerlijke vent. Had -hij zelf niet gezegd, dat hij de twee mille niet dadelijk noodig had, -maar pas in den loop der eerstvolgende drie, vier maanden? En dat hij -zoolang van het niet benoodigde rente zou verantwoorden, die hij wist -te maken door inkoop van geldswaardig papier? En zelfs het laatste zou -hij niet doen, dan na onderling overleg en met vermijding van alle -risico. - -Het was eerst tegen het eind van zijn bezoek, dat van Vleuten zich de -uitlating zijner vrouw herinnerde. - -„Vindt u,” vroeg hij listig „dien Wiechen zulk een ergen moordenaar?” - -„Hm,” deed Boom. „Zooals men het nemen wil. Hij heeft zeker ’n dikke -tienduizend moorden gepleegd.... òf geen enkelen.” - -Van Vleuten stond een oogenblik verstomd. Opeens meende hij licht te -zien. - -„O,” riep hij uit. „Ik begrijp.... hij is militair geweest, en....” - -Nu was het de beurt aan Boom om groote oogen op te zetten, doch hij -herstelde zich onmiddellijk. - -„Juist,” zeide hij. „Hij is militair geweest.—Komt u soms even in -Central? Er is mij een kleine transactie voorgesteld, waarmee voor ons -wat te verdienen valt.” - -„Kunt u mij die niet zóó mededeelen?” - -„Eigenlijk wel,” antwoordde Boom. „Er moet grond worden overgedragen, -in het Westland. Het is een soort minnelijke onteigening. De -gevolmachtigde van den eigenaar heeft geld noodig, en wil dat aan zijn -principaal niet vragen, terwijl de notaris die de overdracht doet, het -òf niet heeft, òf niets wil voorschieten, ’t Is een quaestie van een -paar weken, tot het transport plaats heeft, waarbij de koopsom direct -wordt uitbetaald.” - -„Zooals u het voorstelt, zie ik er geen bezwaar in,” zeide van Vleuten. -„Trouwens, ik heb te weinig locale kennis, om een oordeel te kunnen -vellen. Maar één ding valt me op. U schijnt de mogelijkheid toe te -laten, dat de notaris dat kleine bedrag,—immers minder dan twee -mille—niet zou hebben. Zou dat geen praatje zijn?” - -„Ik geloof het niet. ’t Is notaris Vreeland Maarssen, die nog al wat -aan schijnt te kunnen.” - -„Nu, ik laat het aan uw beleid over.” - - - - - - - - -HOOFDSTUK VII. - - -Naar huis gaande dacht van Vleuten na over de gemakkelijkheid, men -iemand, door een enkel woord, een slechte reputatie kon bezorgen. Dat -bewees nu weer het geval met Wiechen. Zonder twijfel was de man in -Indië geweest en op expeditie. Dan kon het niet missen, of hij had -eenige Atjehers of zulk volk naar de andere wereld geholpen. ’n Dikke -tienduizend.... nu ja, dat gold dan voor het geheel der gesneuvelden. -Of geen een. Had niet Multatuli iets dergelijks van een generaal -gezegd? Jawel, in zijn „Specialiteiten.” En daarover had Boom een ui -getapt. - -En van zooiets was een praatje gemaakt! Bah. hoe flauw! Hij zou dat -Betsy eens goed zeggen. Maar wacht.... het was de vijfde, een -aanleiding om zijn rente te gaan halen. Gewoonlijk wachtte hij daarmee -tot den tienden, maar dat behoefde geen verhindering te zijn. Hij -veranderde van richting, en belde eindelijk bij Wiechen aan. - -„Meneer is uit de stad,” zeide de bediende. „Naar Parijs. Morgenavond -wordt meneer terugverwacht.” - -„’t Is niets erg,” zeide van Vleuten, en toen opeens een inval -krijgende: „Zeg eens, is meneer Wiechen vroeger militair geweest?” - -„Zeker meneer. Onderofficier geweest en gepensioneerd. Ik haal iedere -maand het pensioen.” - -„Maar hoe kan dat?” vroeg van Vleuten. „Zoo oud is hij toch nog niet.” - -„Meneer is afgekeurd. Hij heeft wat gekregen in dienst.” - -„O, dankje.” - -Van Vleuten ging heen, nu geheel overtuigd van den onzin van het -praatje. Iets gekregen, gewond waarschijnlijk. Dat verklaarde alles. Nu -zou hij het Betsy eerst recht zeggen. - -Betsy kon er geen woord tusschen krijgen, en deed daar ook niet veel -moeite voor. Zoodat van Vleuten gauw uitgepraat was, en van het -onderwerp afstappende, haar den brief der levensverzekeringmaatschappij -liet zien. Dat was belangrijker, en beiden verheugden zich erin, -afsprekende dat hij er den volgenden ochtend dadelijk heen zou gaan. - -De onderhandelingen met de Maatschappij waren vlot van stapel geloopen. -Van Vleuten kwam thuis met zijn aanstelling tot hoofdinspecteur in de -provincie Zuid-Holland. Een eigenlijk gezegde betrekking, zooals hij -die vroeger in Indië had gehad, mocht het niet heeten. Hij had het -recht de geheele provincie te bereizen en agenten op te zweepen. Zijn -reiskosten werden hem vergoed, en voor salaris kreeg hij een klein -percentage over het totaal der in zijn provincie afgesloten posten. Om -zijn ijver niet te doen verflauwen, dreigde hem steeds ontslag, als de -provincie over een tijdvak van drie maanden beneden een bepaald bedrag -aan verzekeringen bleef. Onder hem stonden plaatselijke inspecteurs, -adjunct-inspecteurs en agenten. Ook de eerste twee categoriën moesten -op straffe van ontslag zorgen voor een locaal minimum. Alleen de -agenten waren daarvan vrijgesteld. - -Van Vleuten, de zaak aanvattende met toewijding en ijver, bespeurde -weldra, dat dit systeem weliswaar groot gemak voor de directie -opleverde, maar anderzijds demoraliseerend werkte. - -Een ieder die een minimum moest halen, zorgde allereerst dáárvoor, en -rustte het overige van den tijd op zijn lauweren. Jazelfs werd de -afsluiting van posten dikwerf vertraagd, zoodra het minimum bereikt -was, om de volgende drie maanden goed te doen inzetten. Hierdoor -ontstond soms strijd van belangen tusschen het inspecteerend personeel, -dat uitstellen wilde, en de agenten, die hun provisie gaarne spoedig -binnenhaalden. Deze werden dan gesust doordien een inspecteur, -zelfstandig een post af kunnende sluiten, waardoor de agenten-provisie -bespaard zou worden, die toch bij een agent onderbracht. Deze laatste -manoeuvre diende ten slotte ook, om die agenten-provisie niet aan de -maatschappij te schenken, maar tusschen agent en inspecteur te kunnen -deelen. Dit deelen was zoo iets gewoons, dat destijds de -generaal-inspecteur het aan van Vleuten, als behoorende tot zijn -verdiensten, had opgesomd. Ja, hem eens een aanvrage persoonlijk -terugbracht, hem radende die door een agent te laten teekenenen, en, -zoo hij scrupules had de provisie te deelen, die liever geheel aan den -agent te laten, omdat hij anders van systematische tegenwerking door -het mindere personeel zeker kon zijn. - -Hij toomde dus zijn ijver wat in, en schikte zich in het bestaande, -alleen dan zich buitengewoon inspannende, als hij vreesde dat anders -een post aan een concurrente Maatschappij zou toevallen. - -Na eenigen tijd kon hij het, zoowel met de directie, als met het onder -hem werkend personeel, goed vinden, terwijl ook Betsy over hem tevreden -was. Immers nu de eerste tijd van overijver voorbij was, gedurende -welken van Vleuten dikwijls eerst laat in den avond thuiskwam, ja -enkele malen elders den nacht overbleef, kon zij tegenwoordig, zelfs al -ging hij uit de stad, tegen etenstijd vast op zijn thuiskomst rekenen. -Zij hadden dus de avonden voor zich, en Zondags den geheelen dag. -Precies zooals vroeger in Indië. - -Op zekeren avond, zij zaten juist aan de thee, werd gebeld, en kwam de -meid binnen met de boodschap, dat daar meneer Wiechen was. Van Vleuten -stond op. - -„Niet hier br...”, begon Betsy, zonder te kunnen voleinden, daar de -figuur van Wiechen, die de meid brutaal achterna geloopen was, in de -deuropening verscheen. - -„Goedenavond mevrouw,” zeide hij binnenkomend. - -Van Vleuten sneed hem met een vlugge beweging den weg af. - -„U is verkeerd, meneer Wiechen,” zeide hij; „dit is de huiskamer. Wilt -u maar volgen?” - -En hij boegseerde den ander de deur uit, naar zijn kabinetje. - -„Neemt u plaats. Waarmee kan ik u dienen?” - -„Ik heb gehoord, dat u in de levensverzekering is. Ik had een post,” -zeide Wiechen, zijn portefeuille te voorschijn halend. „Twaalf mille.” - -„In orde,” zeide van Vleuten, de hem toegereikte aanvraag doorloopend. -„Ik zal u kennis doen geven wanneer de keuring kan plaatshebben.” - -„Ja maar,” zeide Wiechen, de leuning van een stoel vattende en die naar -zich toetrekkend; „ik zou graag willen hebben, dat dokter Arnolds de -keuring deed. Weet u, de man is wat zenuwachtig uitgevallen, en houdt -niet van jonge dokters.” - -„’t Is mij hetzelfde,” zeide van Vleuten. - -„En dan,” vervolgde Wiechen, „wilde ik u voorstellen de provisie te -deelen.” - -„Mijn provisie?” vroeg van Vleuten. - -„Ja, ziet u, ik breng de post aan, en ben natuurlijk vrij om die -onderdak te brengen waar ik wil. Dus wil ik er wel iets op verdienen.” - -„Of u gelijk hebt,” antwoordde van Vleuten, die even nagedacht had. -„Jawel, ik begrijp u. Hm, ook daartegen bestaat geen bezwaar. Dus we -deelen mijn provisie. Wat verder?” - -„Dat is alles. Ik laat u de aanvraag, en hoor morgen zeker wel van de -keuring?” - -„Afgesproken.” - -Hij liet Wiechen zelf uit, en keerde toen terug naar de huiskamer, een -ondeugend trekje op het gelaat. - -„Wat een brutale vent, Jan!” riep Betsy uit, toen hij binnenkwam. - -„Dat gaat vrijwel,” antwoordde hij. „Maar ik heb hem aardig te pakken.” - -„Hoezoo?” - -„Hij vroeg de helft van mijn provisie, voor een polis van twaalfduizend -gulden. Nu, die heb ik er voor over, om zijn gezicht eens te zien! Ik -krijg een half, dus hij een kwart percent. Hij is natuurlijk in de war -met de agenten-provisie, die ’n heel percent bedraagt. Met zoo’n groote -post kan het me bovendien weinig schelen, daar ik nu op drie duizend -gulden na mijn minimum al heb.” - -„Ajakkes, Jan, ik begrijp er niets van. Die minoeman brengt je het -hoofd op hol.” - -„Dat is meer gebeurd,” lachte hij. „Ik krijg ergens trek in.” - -„In een grocje, denk ik.” - -„Dat ook. En om de kachel te laten aanmaken. ’t Is misschien door dat -vele buitenshuis zijn, dat ik me nu kil voel.” - -„Kijk eens hier,” zeide Betsy, onder aan de kachel een klepje -openmakend, „al drie dagen ligt dat klaar, enkel om aangestoken te -worden.” - -Hij schoof zijn stoel wat vooruit, als voelde hij de warmte reeds, -terwijl zij bukkend een lucifer bij de opening hield. Een geel -vlammetje flikkerde even, doch ging dadelijk weer uit, terwijl rook in -het klepje trok. - -„Mis!” zeide zij, zich nu geheel op den grond latende glijden. „Toe -Jan, doe eens even de sleutel daarachter dicht.” - -Hij voldeed aan haar wensch. - -„Ha! Open weer nu! Ziezoo, kijk eens!” - -En met kinderlijk plezier bleven zij een poos in dezelfde houding -toekijken, tot hij, afgeleid door het zien van een weerbarstig -krulletje in haar nek, daar zacht aan trok, en zij haastig opsprong. - -„Dat hebben we in lang niet gezien, hè? Maar ga nu eens netjes zitten,” -zeide zij. „Ik heb je wat te vertellen.” - -Toen hij zat, en zij, om de kachel niet uit het oog te verliezen, op -zijn schoot, begon zij, kleine rimpeltjes trekkend op haar voorhoofd. - -„Ik heb me verschrikkelijk in iemand vergist.” - -„Jammer voor die „iemand”. En wie is de ongelukkige?” - -„Maak nu eens geen gekheid, Jan! Anders word ik heusch boos. Marie van -Groningen is bezig te verhuizen naar Duinoord.” - -„Nu, dat is zoo erg niet,” vond hij. „’t Is wel wat uit de buurt, maar -met de fiets scheelt het haast niets, doordat de straten daar niet zoo -druk zijn.” - -„Denk je, dat ik haar nog ooit ga opzoeken?” vroeg zij verontwaardigd. -„Luister. Ze gaat samenwonen met dien Wiechen.” - -„Hè!” riep van Vleuten uit. „En de vent heeft vrouw en kinderen.” - -„Die blijven waar ze zijn. Hij heeft zich door zijn dokter laten -voorschrijven, dat hij op zandgrond wonen moest, of slapen althans. -Begrijp je? Dien dokter moet je in de gaten houden! En nu zal zij hem -zoogenaamd een suite beneden verhuren. En haar slaapkamer is in den -uitbouw. Kom maar binnen, vrij entrée, tjies!” - -„Hoe komt die vrouw daar in godsnaam toe?” - -„Ik weet het niet. Toen ze ’t mij vertelde, heb ik haar eens flink -gezegd wat ik er van dacht, en ben weggegaan zonder verder naar haar te -luisteren.” - -Wat Betsy haar man mededeelde, was inderdaad zoo. Marie van Groningen -had haar huis opgezegd, en in een stil hoekje van Duinoord een ander -gehuurd, waarin Wiechen, naar het heette voor zijn gezondheid, kamers -had betrokken. - -Door Ella aan te halen en een paar maal mee te nemen op een -fietstochtje, had zij den eersten stap gedaan op dien weg. Zoodra -Wiechen daarvan gehoord had, wist hij te bewerken, dat hij op zekeren -dag haar en zijn dochtertje tegenkwam, buiten de stad. Het was -moeielijk voor Marie hem zijn verzoek te weigeren, om zich bij hen te -mogen aansluiten. En daar hij zich bescheiden gedroeg, en zoodra men de -stad weer bereikt had, onder voorgeven een boodschap te moeten doen, -een andere straat insloeg, was er geen enkele reden om hem hetzelfde -bij een volgende gelegenheid niet weder toe te staan. Zich excuseerende -met drukke bezigheden, maakte hij in den beginne van het aldus bereikte -slechts zeer zelden gebruik, doch allengs sloot hij zich vaker aan, -hoewel hij steeds vermeed in de stad bij haar te blijven. - -Eens was Ella niet gaan rijden, en waren zij alleen. Handig wist hij -het gesprek op zichzelf te brengen, en klaagde over de onhebbelijkheid -der menschen, die wel van hem wilden profiteeren, maar hun dankbaarheid -toonden door hem voor te stellen als le dernier des hommes. Soms scheen -het een soort sport om op hem af te geven. En, zooals dat meestal ging, -zij die het meeste kwaad van hem spraken, waren juist die menschen, die -hij in de meest benarde omstandigheden geholpen had. Weliswaar gelukte -het zelden den eersten zegsman uit te vinden, maar die enkele malen was -diens naam dan ook geregeld in zijn boeken op te slaan geweest. Als -wanbetaler natuurlijk. Maar hij wilde niet klagen. Dat diende tot -niets. Nog eenigen tijd, dan zouden de groote zaken die hij deed, zijn -afgewikkeld, en wilde hij den Haag verlaten, naar het buitenland gaan, -meenemende de eenige wier liefde en aanhankelijkheid tegen alles -bestand was gebleken, zijn dochtertje Ella. - -Marie van Groningen was geroerd. Niet alleen die vreemde menschen gaven -hem verdriet, maar zij gevoelde, hoewel hij het met groote kieschheid -verzweeg, dat ook zijn huiselijk leven niet gelukkig moest zijn. En aan -den anderen kant bewonderde zij de wilskracht, waarmee hij dat alles -droeg en te boven kwam. - -„Woont u al lang in den Haag?” vroeg zij, toen het gesprek staakte. - -„Ruim veertien jaar,” zeide hij. „Ik kwam hier met... maar ik zal u -vervelen, met zooveel over mezelf te praten...” - -„Volstrekt niet!” riep zij uit. „Ik hoor graag van levenservaringen, -die van de alledaagsche afwijken.” - -„Ik kwam van het platteland. School had ik bijna niet gegaan. Eindelijk -was ik zoover, dat ik vast in dienst kwam bij een klein boertje. -Mestkruien was mijn eerste bezigheid, maar ook mijn laatste. Want daar -ik eigenlijk nooit genoeg gegeten had, was ik voor dat werk niet sterk -genoeg. Toen wist ik mijn vader over te halen, mij dienst te laten -nemen bij het militair. Dat was mijn opkomst. Al dadelijk begreep ik, -dat ik wat leeren moest; lezen, schrijven en rekenen in de eerste -plaats. Toen kwam ik vooruit, en bracht het eindelijk tot -onderofficier. Maar daarmee hield het op. Officier kon ik nooit -worden.” - -„Waarom niet?” - -„Daar was mijn opleiding te gebrekkig voor. Dat ging niet. Maar -daardoor verloor ik ook mijn lust om mijn tijd uit te dienen. Toen -verzon ik wat. Ik liet me op zekeren dag, het was tijdens de groote -manoeuvres, plotseling op de hei neerploffen. En daar lag ik, zonder te -kunnen opstaan. Men droeg mij weg, en ik ging naar het hospitaal. Men -had met mij te doen, want ik stond goed aangeschreven, en had met het -oog op mijn plan in den laatsten tijd hard dienst geklopt, en bij de -manoeuvres mij menigmaal onderscheiden. Ook in het hospitaal werd ik -beklaagd, en ikzelf klaagde het hardst, dat ik geen dienst kon doen, -enzoovoort. Maar loopen kon ik niet.” - -„Inderdaad niet? Of...?” - -„Dat begonnen zich eindelijk de dokters ook af te vragen. Ik dacht: zij -moeten het weten, daar hebben ze voor gestudeerd, ik niet. Zij hebben -er maanden over gedaan. Maar mijn respect voor gestudeerde lui was ik -kwijt. Verbeeld u. Ik kon niet loopen. Dat zat ’m toch in de beenen, -zou ik zeggen. Een gewoon mensch zou dan ook die beenen eens goed zijn -gaan onderzoeken, en ze gerepareerd hebben, als het kon. Niets van dat -alles. Men gaf mij heel weinig te eten; zóó zelfs, dat ik van den -honger schreeuwde. En waarachtig, veel was ik niet gewoon geweest! -Alleen in den tijd dat ik soldaat was, had ik voor het eerst van mijn -leven genoeg te eten gekregen.” - -„Zij dachten zeker, dat u simuleerde.” - -„Ja, latijn praatten ze ook. En eens maakten ze me ’s nachts wakker, -„brand!” schreeuwend. Maar toen was het al te laat. Ik begon in allen -ernst om hulp te roepen, maar kon me niet bewegen. Ja, als ze dat in de -eerste dagen gedaan hadden! Doch na al dien tijd was ik zóó gewend niet -te kunnen loopen, dat ik er niet aan dacht het onwillekeurig te gaan -doen. Inderdaad, pas toen men mij had gerust gesteld, en verzekerd dat -er geen brand was, herinnerde ik mij, dat ik in geval van nood wel had -kunnen opstaan.” - -„Dus toch! En hoe liep dat af?” - -„Wel, na maanden in het hospitaal te hebben gelegen, werd ik afgekeurd. -Men zei mij, dat ik naar huis kon gaan. Ik vroeg waar dat huis stond, -en wie mij zou verzorgen en te eten geven. Het eind was, dat ik -pensioen kreeg, en mijn vader me nu wel in huis wou nemen. Ik was nog -geen vierentwintig jaar oud, en had nu een dertig gulden in de maand -pensioen, levenslang. Daar kon men op beginnen.” - -„En u kon dus weer loopen?” - -„Als een kievit! Maar u begrijpt, dat ik in den eersten tijd wat -voorzichtig was. Ik wist niet in hoever men mij mijn pensioen nog zou -kunnen afnemen, als men bemerkte dat alles maar larie geweest was. Ik -liet nu zooveel mogelijk rondstrooien, dat ik onder behandeling was van -een gezond-bidder, en eindelijk vertrok ik naar den Haag, en zocht een -baantje. Ik vond iets, bij een voorschotbankje: quitantie-looper. En, -enfin, nu ben ik er bovenop.” - -„Alleen door het loopen met quitanties?” - -„Daar ben ik mee begonnen. Nu doen anderen het voor mij. Toch ben ik er -niet rouwig om, dat ik het zelf heb gedaan. Met dat te doen leert men -ineens het moeielijkste van het vak: geld innen. Als men dáár slag van -heeft, werkt men aangenaam, en spaart een hoop uit aan gerechtskosten. -Toch, aan procedeeren heb ik het land. Het schijnt voldoende om aan de -rechters te vertellen, dat ik in een zaak betrokken ben, om ze te doen -verliezen.” - -„Dat is niet mogelijk!” riep Marie uit. „Daarvoor staat een rechter te -hoog. Mijn vader en mijn man waren het beiden...” - -„Ik vraag u honderdmaal om excuus, mevrouw,” haastte hij zich in te -vallen. „Ik ken de heeren niet van zóó nabij. Maar ik weet één ding; ik -procedeer nooit meer. Nu is er voor mij een veel eenvoudiger weg... zal -u mij niet verklikken?” - -„Wat zou ik daaraan hebben?” - -„Welnu: Ik in zooveel mogelijk; en wat niet in der minne of met kleine -maatregelen is binnen te halen, laat ik rusten. Zelf betaal ik alleen -dringende dingen, laat me desnoods vervolgen, en tracht zooveel -mogelijk te rekken. Zóó liquideer ik, tot ik ongeveer precies zooveel -schuld heb, als voor mij oninbare posten. Mijn eigenlijk vermogen,—en -dat heb ik—gaat gaandeweg naar het buitenland. En ik volg, zoodra alles -zoover is. Dan laat ik door een goed vriend mijn faillissement -aanvragen, en den curator gebruik ik als goedkoop kassier. Tegen -vorderingen door hèm ingesteld, gelden geen motieven tegen mij -persoonlijk wegende, en.... na eenigen tijd wordt honderd percent -uitgekeerd, en laat ik mij, als ik er trek in heb, desnoods nog -rehabiliteeren. Dan moet iedereen zeggen: die Wiechen was toch een -eerlijke kerel!” - -„Maar failliet gaan is een schande!” - -„Och, er gaan tegenwoordig zóóveel groote heeren failliet, dat de -schande er lang af is. En als men niemand benadeelt, wat zou het dan? -Trouwens, als ik verdwijn, verdwijnt mijn naam tevens; ook daarop heb -ik gerekend, en een heerlijkheid gekocht: Hovendael. Ik mag me dus -noemen Wiechen van Hovendael, en zoodra ik in het buitenland ben, kort -ik mijn eigen naam tot één hoofdletter in, en schrijf me: G. J. W. van -Hovendael.” - -„Dat klinkt niet kwaad!” - -„Niet waar? Ik heb altijd iets gevoeld voor mooie namen; licht dat ik -er zelf een draag, als al die ellende achter den rug is.” - -Eenigen tijd reden zij nu zwijgend voort. - -„’k Heb een mooi huis besproken in Duinoord,” zeide hij eensklaps, -zonder bepaalde aanleiding. - -„Dat is niet in het buitenland,” merkte zij lachend op. - -„Het is een overgang. Mijn huisgezin betrekt een eigen huisje. Ik ga -zelf dáár wonen, met Ella, en zal zien iemand te vinden die voor de -huishouding zorgt. ’t Is om een jaar te doen.—We zijn intusschen al -vlak bij Wassenaar. Rijdt u door?” - -„Ik wou wel naar de Deijl, en langs den straatweg terug.” - -„Dan zal ik hier maar omkeeren.” - -„Waarom toch? Rijd gerust mee, als u er plezier in heeft.” - -Hij hield zich bescheiden, in haar belang aandringende, dat zij hem zou -laten gaan, tot zij door tegenspraak koppig geworden, hem de keus liet -tusschen bij haar blijven òf voorgoed met haar breken. Toen zwichtte -hij. - -Nauwelijks zaten zij aan den Deijl, toen een rijtuig aankwam en -stilhield. Daaruit stapten de heer en mevrouw Slot. De laatste, haar -nicht ziende, wilde op haar toeijlen om haar te begroeten, doch werd -door haar echtgenoot tegengehouden, die een grimmigen blik wierp op -Wiechen. Deze lachte hem onbeschaamd in het gezicht, terwijl Marie van -Groningen met een gloeienden blos het hoofd afwendde. - -„Hoe vreeselijk vervelend,” zeide zij, toen haar oom en tante een -plaats om den hoek van het gebouw hadden gevonden, en dus uit het -gezicht waren. „Enfin, ze hebben over mij niet te zeggen.” - -„Neen,” zeide Wiechen. „Alleen betreur ik het de aanleiding te zijn -geweest tot thans niet te vermijden praatjes. Ik weet niet of u den -Haag kent, maar één ding is zeker: als uw familie zich slechts met één -enkel woord over dit geval uitlaat, en dat kan niet uitblijven, dan is -het binnen een week de heele stad rond. Wat dat betreft, geen dorp zoo -erg als den Haag.” - -„Het kan me niet schelen,” zeide zij geërgerd. - -„Mij wel. Voor u altijd. Ik had niet moeten toegeven, ezel die ik ben! -Wist ik nu maar iets... Ja! Waarom blijft u eigenlijk in den Haag? -Iemand zooals u, die èn pensioen èn fortuin bezit, kan zich toch -gemakkelijk ergens vestigen waar men zich niet zoo schrikkelijk met -elkaars doen en laten bemoeit.” - -„Ik zie het al. Nu u zelf naar het buitenland trekt, wilt u iedereen -meenemen.” - -„Niet iedereen. U... ja!” - -Zij sloeg de oogen neer, in ’t onzekere nog wat hij bedoelde. Hij dit -ziende, achtte nu het oogenblik gekomen haar een voorstel te doen, waar -hij zich lang op voorbereid had. - -„Het is alleen jammer,” ging hij voort, „dat ik niet reeds morgen aan -den dag weg kan. Natuurlijk zal ik alles doen om de zaak te -bespoedigen, doch een klein jaar is al de minste tijd voor het -opredderen der zaken. En intusschen wordt u dagelijks gekweld door uw -familie en goede kennissen. O, ik weet met hoeveel wellust al die brave -menschen u zullen komen kapittelen! En ik, die de schuldige ben, sta -machteloos u te helpen. Tenzij...” - -Vragend zag zij hem aan. - -„Ik ben een vijand van halve maatregelen,” hervatte hij. „Wat men niet -kan ontwijken, moet men trotseeren. Brutaal er tegen in! Willen zij -schandaal maken, doe het zelf; wees hen vóór, op een manier die hen -verstomd doet staan.—Belooft u mij niet boos te worden?” - -„Waarom zou ik?” - -„Zie eens. Mijn nieuwe huis is voor mij te groot. U betrekt de eerste -verdieping, en wat u verder noodig heeft, en neemt Ella bij u. Ik -behelp mij met een paar kamers; één voor de zaken, één voor slaapkamer. -Laat dan maar praten wie praten wil; men zal het u niet lastig daarmee -maken. Zoodra ik gereed ben, trekken we samen naar Parijs, en lachen ze -hier uit.—Neen, ik wil nog geen antwoord. U moet erover nadenken, en -desnoods afwachten of men u komt plagen.” - -„Dank u, dat wacht ik niet af. Ik doe het.” - -En zij stak haar hand uit, die hij greep en krachtig drukte. - - - - - - - - -HOOFDSTUK VIII. - - -In Café Central zaten drie personen aan een tafeltje. Een hunner was -Boom, wiens groote gestalte, zelfs zittend, aanmerkelijk boven die der -anderen uitstak. - -De kleinste dezer was notaris Vreeland Maarssen. Het achterste gedeelte -van zijn schedel was kaal gelijk een damesknie. Toch toonde hetgeen van -zijn sterk gedund haar was overgebleven, geen hoogen leeftijd aan, daar -het donkerblond daarvan met nog geen enkelen zilverdraad was doorweven. -De snor, van gelijke kleur, was het eenige dat zich op zijn eenigszins -smal gelaat niet bewoog. Gestadig trokken de spieren van voorhoofd en -wangen, knipten de oogleden, beefden lippen en kin, spalkten zich de -neusgaten. Een lorgnet droeg hij blijkbaar nog niet lang, daar het op -zijn neus nog geen vaste plaats had gevonden, en telkens terecht moest -gezet worden. Zijn eerste glas sherry bracht hij met sterk trillende -hand aan den mond, en dronk het in één teug leeg, waarna hij dadelijk -een tweede bestelde, tevens de anderen aanmanende „eens om te slaan.” -Na het derde glas werd zijn hand vaster en zijn gelaat rustiger, -knipten nog alleen de oogen. - -De ander droeg den stempel van een vroegen ouderdom. Zijn -oorspronkelijk zwart haar en knevel waren eer verkleurd dan vergrijsd, -zijn gelaat was flets zonder rimpels. Ook hij droeg een lorgnet, -zoodanig geplaatst dat hij er met het linker oog dóór, met het rechter -overheen keek. Zijn kleeding was slordig en slecht geborsteld; hoe het -er daaronder uitzag, kon men gissen, telkens als hij den arm uitstak om -zijn glas te grijpen. Dan schoof de manchet iets terug, en zag men de -voortzetting eener schoongewasschen hand in een vuile pols. Hij werd -door den notaris aangesproken met den in onze oudere letterkunde niet -onbekenden naam Loosjes, terwijl Boom hem Jaap noemde, soms met -toevoeging van „ouwe zwarte”, welk eerste naamwoord onder de gegeven -omstandigheden wel niet geheel, maar toch meer overeenkomstig de -werkelijkheid was dan het tweede. En soms, als Boom een bui van groote -gemoedelijkheid had, vereerde hij den ander bovendien nog met het -epitheton „leelijk” en noemde hem dan voluit: leelijke ouwe zwarte Jaap -Loosjes, of, als hij haast had, bij afkorting: ouwe dief. - -Gemoedelijk was evenwel het gesprek ditmaal niet. - -Boom had de wissels vóór zich liggen, die hij van Loosjes gekregen had -voor het geld van Van Vleuten, en die heden vervallen waren. - -„Als het mijn eigen geld was,” zeide hij, „zou ik je graag van dienst -zijn, ouwe zwarte; dat weet je wel. Maar nu mag ik niet. Als ik den -protestdag laat verloopen, krijg ik het op mijn dak.” - -„Maar wat wou je dan?” vroeg Loosjes. - -„Geld natuurlijk.” - -„Dat is er niet. Noch ik, noch de notaris kunnen dat op het oogenblik -fourneeren.” - -„Nu,” meende Boom, de schouders ophalend, „dan moet het maar.” - -Dikke zweetdroppelen parelden op Loosjes voorhoofd. - -„Dan geef ik mij failliet,” zeide hij. - -„Hm,” deed Boom. „Daar geloof ik niets van. Althans je maakt er mij -niet bang mee. Bovendien heb ik met jou niet rechtstrechts te maken, -maar met je principaal, baron van Horsel. Ik laat èn bij hem -protesteeren, èn vraag zijn faillissement aan. Dan zullen we eens zien -of er geen geld komt.” - -„Dat is afpersing!” zeide notaris Maarssen. - -„Pardon,” antwoordde Boom. „Dat is het niet. Ik heb in mijn goeden tijd -over dat punt wel eens advies ingewonnen bij mijn advocaat. Ik mag -iemand gerust zeggen langs welken wettigen weg ik tot mijn recht te -geraken denk. Hier Jaap heeft mij eens gedreigd me te laten gijzelen. -Geen oogenblik heb ik eraan gedacht hem daarvoor aan te klagen, maar -hem eenvoudig een glas jenever in zijn gezicht gegooid. Niet waar, ouwe -dief?” - -„Dat alles heeft overigens niets met de zaak te maken,” hernam de -notaris. „De tijd verloopt, en ik wil maar weten of de heeren het eens -kunnen worden. Ik blijf er bij, dat ik mijn woord geef, zoodra de grond -verkocht is, meneer Boom te zullen uitbetalen waar hij recht op heeft, -maar iets teekenen doe ik niet. Ik ga nu heen, en hoor wel hoe besloten -is.” - -De daad bij het woord voegende, stond hij op en ging, onderweg een -kellner aanroepende om te betalen. - -„Hoe moet het nu?” vroeg Boom. „Die notaris van jou laat je in den -steek. Het is natuurlijk maar een praatje, dat hij erin betrokken is.” - -„’t Is waarachtig waar,” verzekerde Loosjes. „Heb je mij ooit op een -leugen betrapt?—Dat wou ik ook al zeggen,” ging hij voort, toen de -ander ontkennend het hoofd schudde. „Hij heeft dat geld zelf gehad, -maar er mij voorgespannen, omdat hij zijn naam wou sparen. Zoo heel -gunstig staat hij niet bekend; trek maar eens een informatie op hem, en -je zult zien. Maar juist daarom wil hij ook nu niet teekenen, vooral -niet aan jou.” - -„Waarom vooral niet aan mij?” stoof Boom op. - -„Och, je gaat met zulke rare lui om, zie je. Zoo’n Wiechen, -bijvoorbeeld....” - -„En je bent laatst zelf bij hem geweest om geld!” - -„Dat is zoo,” gaf Loosjes toe. „Maar ik zit nooit samen met hem in een -koffiehuis.” - -„Wat doet dat er toe?” riep Boom. - -„Wel, maak je nu niet nijdig!—Kijk eens, zaken zijn zaken, en je kunt -van tevoren niet altijd weten of er een luchtje aan zit. En in zaken -kan je niet altijd je menschen uitzoeken. Vertoon je je echter in een -koffiehuis met iemand, dan word je gerekend tot zijn goede kennissen, -al is het ook niet waar, en scheert men je met zoo iemand over één -kam.” - -„Je moet het maar weten,” zeide Boom schouderophalend. „Maar we dwalen -af. Je moet zorgen dat ik het geld krijg, of, verdomd, ik vraag je -faillissement aan en dat van dien baron.” - -„Als ik ging, gingen er meer.” - -„Die notaris ook?” - -„Ja, en nog een stuk of vier anderen. En je kreeg niets. Wees nu -wijzer....” - -„Neen. Maar ik wil je een voorstel doen. Geef me tweehonderd pop -contant, dan zal ik je een maand den tijd laten. Natuurlijk teeken je -nieuwe accepten.” - -Loosjes nam zijn notitieboekje, en raadpleegde dat een poos. Toen -knikte hij tevreden. - -„’t Is goed,” zeide hij toen. „Heb je zegels?” - -„Jawel,” antwoordde Boom; „ik heb er op gerekend. Hier heb je ze. Vul -zelf in.” - -Loosjes zette zich aan het werk. - -„Hoe nu?” vroeg Boom, het eerste nieuwe accept naziende. „Je hebt den -ouden datum erop gezet.” - -„Dat weet ik wel. Ik kan je geen nieuwe geven op vandaag.” - -„Dan is je volmacht ingetrokken.” - -De ander bromde wat, en schreef verder. Toen hij gereed was, nam hij -twee bankjes van honderd gulden uit zijn portefeuille, en overhandigde -die aan Boom. - -„Dat is dus afgedaan,” zeide hij. „En doe me nu plezier, en loop niet -met die dingen te koop. De vorige heb je op drie verschillende plaatsen -ter disconteering aangeboden. Dat leuren met iemands handteekening is -het stomste wat je doen kunt. Je laat merken, dat je zelf geen geld -hebt, en je bederft er het crediet van een ander mee. Dat is de eenige -reden waarom notaris Maarssen hierin ons niet terwille heeft willen -zijn.” - -Boom kreeg een kleur, maar zeide niets. Hij stond op en ging heen. - -Notaris Maarssen was intusschen de Spuistraat ingewandeld, zich heel -langzaam voortbewegende, nu en dan een groet wisselend met een kennis, -of den hoed lichtende, toen hij plotseling bleef stilstaan, even een -paar jonge meisjes naoogde, en zich omwendend, die naliep. - -Zijn min of meer stramme beenen hadden werk de half dravende jeugd bij -te houden. Te oordeelen naar hun druk gepraat en kijken naar alle -voorbijgangers, zag hij in hen aankomende „scharreltjes”, en was het -vooral de langste der twee, wier fijnbesneden donker gezichtje hem in -het voorbijkomen had getroffen, en ook nu zijn bijzondere aandacht en -begeerte trok. Wat hem in haar opviel, toen hij zoo achterna sukkelde, -was vooral het feit dat zij kon loopen, een kunst die weinig vrouwen of -meisjes verstaan. - -Het slanke lichaam, blijkbaar door geen balein of staal tot -onbeweeglijkheid geperst, bewoog zich onder den gang in harmonische -samenwerking van alle spieren; het evenwicht werd zuiver overgebracht -van den eenen voet op den anderen, zich ongedwongen, rustig en vlak -neerzettend op het plaveisel. De edele voornaamheid der natuur drukte -zich in den gang van het meisje zoodanig uit, dat Maarssen een -oogenblik aarzelde, zich afvragend of dat figuurtje soms thuishoorde in -een anderen stand dan waarin hij haar het eerst gerangschikt had. Doch -een blik op de eenvoudige, niet modieuse kleeding, en op het uiterlijk -der vriendin, stelde hem te dien opzichte gerust. - -Hij had gehoopt, dat de meisjes zouden zijn omgekeerd, om hen bij het -tegenkomen aan te spreken, doch zij liepen door, de Poten in. Als ze nu -maar naar het Bosch gingen, dan kon het goed worden.... En werkelijk, -zij kwamen in de goede richting, door het Plein op te loopen. Maar hier -bleven zij staan, namen haastig afscheid, en terwijl het eene meisje -schuin het Plein overstak, liep de door Maarssen uitverkorene op een -gereedstaande tram naar Duinoord af, en stapte op het vóórbalcon. De -notaris kon nog juist het achterbalcon bereiken, toen de tram wegreed. - -Van de eerste halte maakte hij gebruik naar voren te gaan, en nu stond -hij naast Ella Wiechen. Haar luchtig aan te spreken, beginnende met een -banale opmerking, wilde hem ditmaal niet goed afgaan. Hij, de roué, die -in damesgezelschap nooit naar zijn woorden behoefde te zoeken, die -alles had doorgemaakt wat door te maken viel, en daarmee een soort -zekerheid had verkregen in de conversatie, steeds wetende hoever hij -kon gaan om piquant te blijven zonder tot vuilbekkerij over te slaan, -stond letterlijk met den mond vol tanden. - -Toen begon hij haar nauwkeuriger op te nemen, en zag wat haar slankheid -hem tot nog toe, op een afstand, had verborgen gehouden, dat hij niet -te doen had met een dier meisjes in haar overgangstoestand tot vrouw, -wier nieuwsgierige halfwassenheid zoo gemakkelijk tot -onvoorzichtigheden is over te halen, maar met een jonge maagd, wier -reinheid eenerzijds en rijpheid anderzijds, haar superieur deden zijn -tegenover elken belager. - -Hij wist niet hoe het gesprek te beginnen, wat toch de eenige reden van -zijn staan op deze tram was, toen de komst van den conducteur hem de -gezochte aanleiding gaf. Ella Wiechen bleek bij het naar de stad gaan -haar portemonnaie te hebben vergeten. Zonder iets te zeggen, betaalde -hij voor haar, na den conducteur een wenk te hebben gegeven; en toen -deze weer naar binnen was, bood hij haar het papiertje aan. Ella -kleurde even, maar herstelde zich dadelijk. - -„U is zeer vriendelijk, meneer,” zeide zij. „Waar mag ik u het -terugbezorgen?” - -„Het is de moeite niet waard,” antwoordde hij; „maar als u erop gesteld -is...” - -„Timeo Danaos et dona ferentes,” mompelde zij halfluid, doch niet zoo -zacht of hij had het verstaan. - -„Ton d’apomeibomenos ... maar een Griek ben ik niet,” zeide hij -lachend, doch verrast. „Ja, een jonge dame een latijnsch citaat te -hooren aanhalen, is zóó iets zeldzaams, dat ik nu graag een afspraakje -met u maken wil. Niet om het dubbeltje, maar om het latijn namelijk. -Komt u morgenmiddag in de stad?” - -„Morgenmiddag niet,” zeide zij, „maar Zaterdagmiddag wel. Ik zou het -enkel wel zoo eenvoudig vinden, als u mij wou zeggen waar u woont, dan -laat ik het u aanreiken.” - -„En ik mis mijn latijn,” schertste hij. „Dank u.” - -„U moet het zelf weten”, zeide zij, de stangen van het balcon grijpende -en een weinig achterover leunende. „Zegt u het nu gauw, anders zal ik -het dubbeltje in het tramhuisje afgeven, en kunt u het daar krijgen.” - -„Zoo maar? Voor ’n meneer, die om een dubbeltje komt?” - -„O neen; ik zal er bij zeggen: voor notaris Vreeland Maarssen. Dag -meneer!” - -„Hoe weet u...? Pas op! In godsnaam...!” - -Ella had zich zoover achterover laten gaan, dat haar armen strak -stonden. Toen zette zij den linkervoet op de tree, en liet de -rechterhand los. Door die beweging zwaaide zij een halven slag om, en -alles loslatend, kwam zij op haar rechtervoet neer op den straat, zette -den linker vóór om te stutten, en stond stil, terwijl de tram op -veiligen afstand langs haar ging. - -De notaris had haar willen grijpen, toen naspringen; doch hij bedacht -zich nog intijds, en zich om den hoek van den wagen buigend, zag hij -haar veilig en wel de straat oversteken, en aanbellen aan een der -huizen. - -„Verduiveld,” bromde hij, „dat is een handig ding. Ik moet toch weten -wie zij is.” - -Hij reed door tot aan de halte, en keerde toen terug, nadat hij zich -vergewist had, dat de tram naar de stad hem niet zou inhalen, eer hij -het huis bereikt had, waar hij het meisje had zien bellen. - -„Wiechen, bankier,” las hij op het naambordje, en ijlings liep hij -door. „Zooiets moet weer precies mij gebeuren!” - -Het was inderdaad of er een noodlot drukte op alles wat hij „buiten het -potje” deed. Vervloekt! Was het niet genoeg, dat die halve gare dokter -zijn eigen vrouw vergiftigd had, omdat hij wat met haar had geflirt? En -zooveel andere gevallen, die minder sensatie gemaakt hadden, maar toch -al evenmin prettig waren. En het ergste was, dat men de onschuldigste -dingen niet meer kon doen, zonder praatjes te hebben, zooals onlangs, -toen hij even een dame een notarieel advies over haar acte van -huwelijksche voorwaarden had gegeven in het opkamertje boven de Bodega. -’t Was beroerd, als men eenmaal den naam van laat opstaan had! Gelukkig -kwam de tram daar aan, die hij maar door nemen zou tot in de stad, om -nog een paar glazen sherry te drinken eer hij thuiskwam; want zijn -onderlip trok als die van een teleurgestelden reu, en zóó kon hij niet -thuis komen. - - - - - - - - -HOOFDSTUK IX. - - -Toen Ella de vestibule dóór was, hoorde zij praten in het kantoor. Dat -was een tegenvaller; want zij had haar vader, wien zij alles -toevertrouwde, dadelijk de grap met dien notaris willen vertellen. Maar -hij had blijkbaar zaken, en weer een van die vervelende lui bij zich, -die lang bleven en hard praatten, zooals in den laatsten tijd dikwijls -gebeurde. En dan was hij altijd nog een poos uit zijn humeur, of kreeg -een neusbloeding. Nu schoot haar niets over, daar zij haar mededeeling -niet zóó lang vóór zich kon houden, dan naar boven te gaan, en die het -eerst te doen aan „mevrouw”. - -Marie van Groningen had wel met de wereld moeten breken! Het was -onmogelijk gebleken eenigen schijn, hoe gering ook, te redden. Waren -haar inkomsten ontoereikend geweest om in haar stand te kunnen leven, -en was er dan een ander in haar benedenkamers getrokken, men zou er -niets van hebben gezegd. Maar dewijl zij royaal kon leven, wees alles -op een vrijwillige daad, die niet verschoond kon worden door zucht om -iets omhanden te hebben, daar haar dochtertje haar, als zij dat wilde, -genoeg werk had kunnen verschaffen. En dan die Wiechen! - -Men giste niet eens ernaar, hoe zij met hem in kennis gekomen kon zijn. -Doch wat men als vaststaande aannam, gaf oom Slot aanleiding om -krachtig in te grijpen. Hij stelde haar voor de keus het kind aan de -zorgen zijner vrouw vrijwillig over te laten, of langs gerechtelijken -weg uit de voogdij te worden ontzet. Bang voor schandaal, stemde zij in -het eerste toe, onwillig Wiechen op te geven, deels uit koppigheid, en -ook omdat iets in hem haar onweerstaanbaar aantrok, en zij vast -vertrouwde op de onbaatzuchtigheid zijner motieven. - -Ook Ella had haar hart stormenderhand veroverd; en met een toewijding, -die haarzelf genot gaf, deed zij wat kon om het meisje te ontwikkelen. -Weliswaar leerde Ella op het gymnasium dingen, haar geheel vreemd, doch -de uiterlijke en innerlijke beschaving, alleen in den huiselijken kring -bij te brengen, ontbrak haar uit den aard der zaak te eenen male. - -Marie deed meer. Bemerkende, dat Ella was opgegroeid in die onbevangen -loszinnigheid, welke meisjes uit den lageren stand in den sexueelen -omgang eer iets natuurlijks doet zien, dan het kwaad, waartoe -godsdienst en verfijnde beschaving het gestempeld hebben, indien de -officieele sanctie eraan ontbreekt, lichtte zij haar zoodanig in, dat -Ella het gevaar in zijn geheelen omvang kende, en derhalve er zich niet -in begaf. - -Vandaar dan ook de zelfbewustheid waarmee zij den notaris had te woord -gestaan, en die de verwondering van dezen ouden vos had gaande gemaakt, -zonder daarmee iets te kort te hebben gedaan aan de bekoring harer -onschuld, door volle wetenschap onbedorven. - -En hoe meer Marie zich bewust werd van haar eigen gezonken zijn, hoe -meer zij Ella reine gevoelens en bovenal voorzichtigheid trachtte in te -prenten, gedeeltelijk met datzelfde egoisme, waarmee zich de mensch -heiligen schept, waarop hij den last zijner zonden kan wentelen, of -deze, practisch gesproken, kan endosseeren. - -Volkomen passend in dezen gedachtengang, beschouwde Ella mevrouw als -degeen die haar maakte, haar onderbouwde, iemand die op haar noodkreet -te hulp moest komen. Doch de uitingen van haar gemoed, wanneer zij zich -sterk gevoelde, waren voor een ander bestemd, en thans nog voor haar -vader, die haar begreep, althans zich het air daarvan gaf. - -Haar moeder beschouwde zij voor wat zij was, een goedig sukkeltje, -destijds door haar vader naar de officieele wijze aan zich getrokken, -omdat zij iets van hem in zich droeg. Die voor deze „reparatie” zelfs -dankbaar was, en moest zijn, volgens de conventioneele begrippen. En -die zich daarom ook schikte in den toestand, zooals die door haar vader -was besteld, zich gelukkig achtend van hem levensonderhoud te genieten. - -Maar ditmaal kon zij het gebeurde niet vóór zich houden, tot haar vader -met zijn bezoeker zou hebben afgedaan. „Gestellt” had zij dien man, een -notaris nog wel! En misschien ook, omdat zij die uitdrukking van -„mevrouw” had geleerd, en alleen aan haar kon uitleggen hoe zij die -begreep, deed zij nu haar confidenties aan Marie. - -„Je hebt goed gedaan,” zeide Marie. „En dat je hem een beetje voor het -lapje hebt gehouden, is niet erg. Maar denk erom, de ware distinctie -uit zich zonder vertoon. Praat er nu verder maar niet over.” - -„Maar ik moet dien meneer toch dat dubbeltje teruggeven!” meende Ella. - -„Daar is iets van aan,” zeide Marie, peinzend. „Wacht eens. Haal een -velletje postpapier en inkt, en ga aan de tafel zitten.” - -Ella gehoorzaamde, en liet zich dicteeren: - - - „Geachte Mevrouw. Gister stond ik op de tram, en had mijn - portemonnaie vergeten. Mijnheer Uw echtgenoot was zoo vriendelijk - voor mij te betalen. Hij zal het mij ten goede houden, dat ik de - dankbaarheid, die ik hem daarvoor verschuldigd ben, aan U betoon. - Mijn schuldig dubbeltje sluit ik hierbij in, en verzocht mijn - goeden Rübezahl uit het sprookjesboekje, om het onderweg even aan - te raken. - - Uwe dienstwillige dienaresse, - Ella Wiechen.” - - -Terwijl Ella schreef, was Marie van Groningen opgestaan, en had, -snuffelend in een lade van haar toilet, daar een ronde ivoren doos -uitgenomen, die zij opende. - -„Ziehier,” zeide zij, een klein voorwerp op tafel werpende, „pak dat in -een stukje papier, en stopt het in den brief. We zullen dien morgen aan -Frans ter bezorging meegeven.” - -„O mevrouw, hoe keurig!” riep Ella uit, het voorwerpje bekijkend. „Is -dat een verguld dubbeltje?” - -„Neen,” zeide Marie, „het is een uit goud geslagen dubbeltje. Ik heb -het eens gekregen als Philippine. De aardigheid is natuurlijk het aan -de Munt geslagen te krijgen.” - -„Vindt u het niet erg zonde, om het zóó maar weg te geven?” - -„Niets is zonde, om de reputatie van een jong meisje hoog te houden,” -antwoordde Marie ernstig en weemoedig. „Schei uit, malle meid,” ging -zij voort, toen Ella haar, met een plotseling begrijpen, onstuimig om -den hals viel en kuste. „Zie je, als die notaris nu met al zijn -kennissen, of wie ook, over je spreekt, kan het niet anders dan ten -goede zijn. En ook zijn vrouw zal je respecteeren. Me dunkt, dat is dit -lorretje wel waard, hè?” - -„Als ik het maar waard ben,” zeide Ella. - -„Poeh! Niet sentimenteel worden, hoor!—Maar wat blijft je pa lang -beneden. Het wordt tijd om te gaan eten.” - -„Ik zal gaan dekken,” zeide Ella opstaande. „En... zouden we over die -geschiedenis maar liever niet met papa spreken?” - -„Als je er dan maar niet op zinspeelt, waar hij bij is,” zeide Marie, -„Want je weet, dat hij dan niet rust eer hij van alles op de hoogte is, -en ik er dan last van krijg.” - -„Ja, papa is ijselijk nieuwsgierig,” bevestigde Ella. - -Het langdurige bezoek was dat van van Vleuten. Wiechen had hem elke -maand de overeengekomen rente uitbetaald, op zijn quitantie, die hij, -tenzij de dag op een Zondag viel, altijd den tienden presenteerde. Deed -hij dat vroeger persoonlijk, nu hij zoo dikwijls op reis moest, had hij -steeds de quitantie aan Betsy achtergelaten, die in het eerst de meid -om het geld gezonden had, doch later, daar Wiechen wel eens een paar -dagen uitstelde, goedgevonden had, dat hij zijn bediende het geld liet -brengen. Haast ongemerkt was nu de bezorging later en later geschied, -en ten slotte in de volgende maand geloopen, waarop Betsy haar man toen -attent gemaakt had. Hij meende, dat het eenvoudigst zou zijn, zelf de -quitantie maar weer eens te gaan aanbieden, en daartoe precies den -tienden der maand weder uit te kiezen. - -„Maar u hebt nog geen week geleden de rente gehad,” merkte Wiechen op. -„Heeft u nu al weer geld noodig?” - -„Of ik het noodig heb, is dunkt me een zaak die alleen mij aangaat,” -zeide van Vleuten, terwijl hem het bloed naar het hoofd steeg. - -„Nu ja,” zeide Wiechen vermanend. „Ik heb er natuurlijk niets mee te -maken. Dat is zeker. Maar ik vind, dat iedereen aan de toekomst moet -denken, vooral als men niet alleen op de wereld is.” - -„Wel verdraaid, meneer! Ben ik hier om oude-wijven-praatjes aan te -hooren, of.... Kort en goed: kunt u mij nu de rente voldoen, en zoo -niet, dan morgen?” - -„Vandaag zal het moeielijk gaan. Kijk,” zeide Wiechen, in zijn vestzak -grijpend en daar wat klein geld uithalend, „dit is alles wat ik heb. -Straks komt mijn bediende terug, en ik denk wel dat hij iets -meebrengt.... Misschien zou u wel een oogenblikje willen wachten?” - -Van Vleuten haalde schouders op, onbesloten wat te doen. Ten slotte -overwoog hij, dat de middag toch gebroken was, en hij misschien door te -blijven, den ander tot eenig voorstel zou krijgen. In elk geval hield -hij hem op. - -Het scheen echter, dat Wiechen allen tijd had, althans hij begon een -praatje, en liet eindelijk zelfs een bitterstelletje komen. Zoo verliep -het eene halfuur na het andere, waarin van Vleuten zich dwong tot -luisteren, in elk geval tot aanhooren van Wiechens gebazel over -medische dingen, iets waartoe hem de bitter in het bijzonder scheen te -verlokken. - -Doch ditmaal waren zijn uitspraken niet zoo’n doorslaande onzin, als -van Vleuten zich destijds uit Café Central herinnerde. Al hoewel hij -zelfs voor den leek waarneembare fouten beging, scheen het van Vleuten -niettemin toe, dat hij op het gynaecologisch gebied, waarop hij thans -was terecht gekomen, veel gezien of gelezen had. Hij gaf daarover zijn -verwondering te kennen. - -„Ja, ziet u.... ik ben op het land groot gebracht,” verklaarde Wiechen, -na een oogenblik van verlegenheid. - -„De koeien en varkens zullen u toch geen onderricht gegeven hebben,” -lachte van Vleuten. - -„Zeker, meneer. Om maar één ding te noemen. Het absoluut zeker regelen -der voortplanting bij mensch en dier. Nu, wat de dieren betreft, dat -gaat zijn gangetje wel.” - -„U wilt toch geen slavenhandel gaan drijven, met een menschen-fokkerij -ergens op het platteland?” - -„U spot ermee. Toch heb ik het oog op iets van dien aard. Niet om de -menschen ongelukkig te maken, wat uit uw zooeven geopperd denkbeeld zou -voortvloeien; maar om veel ellende weg te nemen en vreugde te -verspreiden. De Natuur houdt geen rekening met financieele -omstandigheden. Hier een arm huishouden, met zóóveel „wurmen” van -kinderen, dat geen ervan genoeg te eten kan krijgen. En ieder jaar komt -er weer een bij. Dat moest niet zijn.” - -„Ik zie het al,” zeide van Vleuten. „U is Neo-Malthusiaan.” - -„Bah, neen. Dat is vuiligheid. Dan liever... Maar, wat ik zeggen wou: -Aan den anderen kant rijke huishoudens, zonder kinderen. De vrouw -verkniest en verveelt zich, en de man moppert omdat hij niet weet aan -wien zijn geld na te laten. De een geeft den ander de schuld, en ze -zouden ik weet niet wat geven voor een kind. Dat moest ook niet zijn.” - -„Ja,” erkende van Vleuten, „dat is zoo. U heeft misschien „Fécondité” -van Zola gelezen? Daar wordt dat onderwerp in behandeld.” - -„Neen,” zeide Wiechen, „ik ken niet genoeg Fransch. Maar men behoeft -dat in geen boek te lezen. We zien het iederen dag vóór onze oogen. Ik -heb wat geld, en zoodra ik genoeg heb, ga ik proeven nemen. Ik zal -vrouwen op stal zetten, zooals men hier met de koeien doet. In Turkije, -of een dergelijk land, waar dat mag. Na een paar jaar huur ik een -professor, om rapport uit te brengen over mijn veestapel.” - -„Een zonderling amusement,” zeide van Vleuten. „Maar wat wilt u daarmee -aantoonen?” - -„Dat de koeien en varkens waar u zooeven mee spotte, naar de -Hoogeschool moeten, en de professoren in de wei of aan den trog.” - -„Dat is gemakkelijker beweerd dan aangetoond,” zeide van Vleuten. „U -zou daarvoor gronden moeten aanvoeren, anders...” - -„Mijn gronden zijn deze,” viel hem Wiechen in de rede: „Mijn -menschelijke proef-koeien zullen kalven op vooraf door mij vastgestelde -dagen. In den zomer, in den winter, precies zooals ik dat wil. Geen -enkele zal missen. Als ik daarover een wetenschappelijk rapport heb, -dat wil zeggen het attest van een professor, of van meerdere, ga ik, om -de kosten goed te maken, eerst vreugde brengen in de huizen van een -paar kinderlooze millionnairs, of vorstenhuizen. Dan kunnen de armen, -ook in omgekeerden zin, van hetgeen ik weet profiteeren.” - -„Dus, volgens u, is kinderloosheid iets wat niet behoefde te bestaan?” -vroeg van Vleuten, nu eenigszins gespannen. - -Wiechen schudde glimlachend het hoofd. - -„Heel zeker schijnt u toch niet van uw zaak te zijn,” opperde de ander. -„Waartoe anders die proeven?” - -„Om die geleerde ossen met de feiten te kunnen weerleggen. Of zou u -denken, dat een dwaling, die nu al... Ja, hoe oud zijn de boeken van -het Oude Testament...? Enfin, van dien tijd af is die willens en wetens -de menschen ingeprent. Dat zoo’n dwaling dan, zoo maar ineens was uit -te roeien? Neen, eerst moeten de feiten spreken. Dan kan ik geld -vragen. Om in de buurt te blijven. Zou u mij nu kwijting willen geven -voor een maand rente, als ik u op weg hielp? U heeft immers immers geen -kinderen?” - -„Graag,” riep van Vleuten uit, „als ik zeker was....” - -„Daar hebt u het: als u zeker was. Eerst mijn turksche koeienstal dus.” - -„Zeide u niet, dat het in den Bijbel stond?” - -„Ja, en daar heb ik al spijt van. Gelukkig voor mij zijn er maar weinig -menschen, die daarin lezen kunnen, zonder er tirelantijntjes bij te -maken, anders kon ik mijn turkschen stal wel laten blijven. Ik -durf—niet aan u, na ons gesprek—de plaatsen die ik bedoel gerust aan -een dominé te laten lezen. Dan krijg ik een verklaring.... kom, ieder -zijn vak.” - -„Ik zal dan moeten wachten,” zeide van Vleuten zich in stilte -voornemende, toch bij gelegenheid eens te snuffelen, of hij in den -Bijbel iets vinden kon, wat Wiechen bedoelde. „Maar van wachten -gesproken, uw bediende blijft lang uit.” - -„Ja,” zeide Wiechen. „Misschien is het laat geworden, doordat hij -ergens heeft moeten wachten, en dan wil hij wel eens eerst naar huis -gaan om te eten. Willen we afspreken, dat ik hem vanavond bij u zend, -als hij wat meebrengt?” - -„Dat is goed,” antwoordde van Vleuten, die begreep, dat hij aan langer -blijven weinig hebben zou. „In elk geval zal ik de quitantie -gereedhouden, en desnoods morgen aan mijn vrouw achterlaten.” - -Onder het naar huis wandelen had hij een gevoel van onvoldaanheid over -zijn bezoek. Gegaan om zakelijk te zijn, had hij zich laten ophouden en -feitelijk afschepen met dien turkschen koeienstal. Het was toch -eigenlijk te zot! Te denken, dat een man, die blijkbaar een gebrekkige -opvoeding genoten had, iets zou hebben ontdekt, waar de geleerden, de -mannen van het vak zoo goed als niets van wisten! - -Plotseling schoot hem de uiting van Boom te binnen over die vakmannen, -indertijd op het strand. Onwillekeurig had die toch bij hem „gepakt”. - -Maar gesteld, Wiechen had een der geheimen van de Natuur bespied, hoe -zou hij zonder wetenschappelijke vorming of practijk, ooit zijn vinding -in toepassing kunnen brengen? Temeer waar het hier gold een toepassing -op het gecompliceerde organisme van den mensch, en niet een stuk -metaal, dat men kon wegwerpen als het verknoeid was. Neen, als Wiechen -zich verbeeldde, dat men in Turkije of in welken georganiseerden staat -dan ook, hem zou toestaan experimenten op levende vrouwen te gaan -houden, zou hij de eerste maal de beste dat hij met een zijner -„Versuchskaninchen” een ongeluk had, waarschijnlijk wel voor goed van -dergelijke liefhebberijen genezen worden. Inmiddels moest hij lachen -als hij zich Wiechen voorstelde, in een zelf bijeengegaarden harem, de -fez boven het was-bleeke, eigenwijze gezicht. - -Toch, één ding kon hij niet uit zijn gedachten verbannen. De -wonderlijke combinatie van Bijbel en Natuur, die Wiechen zouden -gebracht hebben tot wat hij beweerde te weten. Voor wie ze lezen kon, -waren beiden boeken vol verrassingen. - - - - - - - - -HOOFDSTUK X. - - -Toen van Vleuten vertrokken was, had Wiechen zich onmiddellijk naar de -eetkamer begeven, na alvorens zijn jas te hebben uitgetrokken en over -een stoel gehangen, een gewoonte die Marie verafschuwde, doch waarvan -hij niet was af te brengen. Onderweg had hij de brieven uit de postbus -genomen, en legde die naast zich neer op tafel, om zoodra ieder was -gediend, die al etende één voor één te openen en te lezen. - -„Mag ik die fransche postzegels hebben, Pa?” vroeg Ella, wijzende op -een brief, die nog ongeopend lag. - -„Waar?” zeide hij, zoekend met de oogen. „Hm!” - -En zonder op Ella’s vraag te antwoorden, nam hij den brief en brak dien -open. De inhoud scheen zijn bijzondere belangstelling te wekken, -althans de vork in zijn rechterhand bleef geruimen tijd in verticale -positie op tafel rusten, de tanden omhoog, tot groote ergernis van -Marie, die iets mompelde van „boerenmanieren”, waarop Ella begon te -lachen. - -Wiechen keek even op, hapte het stukje aardappel van de vork, en hernam -zijn vorige positie, turend in den brief, dien hij in dien tijd -gemakkelijk tien maal had kunnen gelezen hebben. - -„Je bent erg gezellig vandaag,” meende Marie eindelijk te mogen -opmerken.... - -„Stil,” zeide hij, „ik moet even nadenken.” - -En opstaande, nam hij een spoorwegboekje van het rekje. - -„7.43 spoortijd. Dat kan ik net halen,” vervolgde hij toen. „Pak even -mijn valiesje met een en ander voor vannacht. Ik ga naar Amsterdam.” - -In den trein herlas hij den brief nogmaals. Beenhuis berichtte hem -daarin het overlijden zijns vaders, en tevens dat hij den volgenden -middag bij hem kwam, om de zaken te regelen. - -Het was dat woord „regelen”, dat hem in dien brief van stonde af niet -bevallen had. Toen hij, niettegenstaande het verzoek van Beenhuis, zijn -wissels precies op de vervaldagen had laten aanbieden en protesteeren, -zonder te wachten op een aangekondigd bezoek, had Beenhuis zich -tegenover Arnolds uitgelaten, dat hem dit berouwen zou. En Arnolds had -het hem weer verteld. Nu was er voor Beenhuis een waarschijnlijk -aanzienlijke erfenis opengevallen. Kreeg hij die inhanden, dan konden -de schuldeischers, die op zijn eerlijkheid vertrouwden, lang wachten, -en misschien gaan procedeeren in den vreemde. Dat maakte de rekening -niet. Hier moest gehandeld worden, en snel gehandeld. Eer Beenhuis in -het land kon zijn, en wie weet wat voor streken uithalen, moest hij, -Wiechen, het geld doen vastleggen. Een beslag dus. Dan kon hij morgen -op zijn gemak luisteren naar de „regeling”, die Beenhuis zou voorslaan, -en die al dan niet accepteeren. Het geld was dan in elk geval veilig, -en kon niet naar Parijs. - -In Amsterdam aangekomen, was zijn eerste werk een koffiehuis binnen te -loopen, en een kop koffie te bestellen, waarna hij den kellner preste -om hem eenige advocaten aan te wijzen, die hun kantoor in huis hadden -en tevens telefonisch aangesloten waren. Daarna telefoneerde hij het -rijtje af, tot hij bij den derden antwoord kreeg, en deze zich bereid -verklaarde hem op dit uur nog tewoord te staan. - -Een „aapje” bracht hem naar het kantoor van den advocaat, waar hij zijn -zaak blootlegde, en de toezegging kreeg, dat alle stukken nog dien -avond zouden worden gereed gemaakt, om den volgenden ochtend, na -verkregen Presidiaal verlof, dadelijk het beslag ten sterfhuize te -kunnen leggen. De advocaat maakte in het begin eenig bezwaar, om een -deurwaarder te zenden in een huis, waar de kist nog boven aarde stond, -doch Wiechen stelde hem het gevaar voor verduistering zóó dreigend voor -oogen, dat de ander zwichtte. - -Dit afgedaan zijnde, spoedde zich Wiechen terug naar het station, -tevreden over zichzelf. Alles liep mee, doordat hij nog juist den -laatsten trein kon halen, en dus niet, wat hij gevreesd had, den nacht -in Amsterdam behoefde te blijven. En juist de haast die hij gemaakt -had, was uit een ander oogpunt voordeelig geweest. Bij meer tijd tot -kalm bekijken der zaak, ware het niet onmogelijk geweest, dat de -advocaat bemerkt zou hebben, dat de protestdag der eerste wissels, -samenviel met den trekkingsdag der tweede serie, wat tot eenige -bevreemding van zijn kant aanleiding had kunnen geven, indien er -althans wat kennis van handelsusances in hem was. Weliswaar vond men -die bij de heeren rechtsgeleerden zelden of nooit, maar men kon het -treffen, dat men juist bij een der uitzonderingen was terecht gekomen, -en dan zouden lastige vragen allicht gedaan zijn. - -Maar, zooals het nu liep, was alles in orde. Morgen kon hij op zijn -gemak Beenhuis de wet voorschrijven, en zou hij zijn geld krijgen -meteen. Het eerste was haast nog plezieriger dan het andere. Ja, daarom -alleen zou men geld, veel geld willen hebben, om telkens dat heerlijke -gevoel te ondervinden, als iemand voor je moet buigen, die anders een -hooge borst zou opzetten. En dat voor zoo’n eenvoudigen boerenjongen! -Hij had het wel gehoord, wat Marie dien middag aan tafel gezegd had, en -waarom Ella had gelachen. Boerenmanieren, jawel! Ook zij zou die -boerenmanieren ondervinden, en juist zij, omdat haar vader zooiets -hoogs in die rechterlijke macht was geweest. - -„Meneer, ik geloof dat u iets mankeert,” zeide zijn eenige -medepassagier, wijzende naar zijn eigen neus. - -Met spoed trok Wiechen den zakdoek uit zijn zak, en hield dien tegen -den neus. Daarop, met de vrije hand zijn valiesje openend, vond hij -daarin gelukkig schoone zakdoeken. Toen, zich voorover buigende, -verwijderde hij den eersten zakdoek van zijn neus, dien laag houdend, -en liet het bloed vrijelijk daarin druppelen. - -De medepassagier, een oud heer, nam zijn handkoffer uit het net, en -dien ontsluitende, haalde hij een pakje watten voor den dag. - -„Stelpt u het hiermee,” zeide hij Wiechen de watten aanbiedend. - -Doch deze weerde hem hoofdschuddend af, en bleef in dezelfde positie -zitten, tot de bloeding ophield. - -„Ik dank u voor uw moeite,” zeide hij toen. „Maar het is niet goed voor -mij, om dat te stoppen. Ik had het al veel te lang niet gehad. Ziet u, -als ik dit niet had, zou ik waarschijnlijk krankzinnig worden. U hoeft -volstrekt niet bang te zijn,” ging hij glimlachend voort, ziende dat de -oude heer onwillekeurig een eindje weg schoof. „Mijn vader is met zijn -volle nicht getrouwd, en hoe het zij, door al mijn zusters loopt een -streepje. Eén ervan is zelfs in een gesticht. En mijn eenige broer is -een achterlijke jongen. Ik ben de eenige die niets mankeert, en dat -schrijf ik toe aan die neusbloedingen.” - -„Jawel, dat laat zich verklaren,” antwoordde de oude heer, die met -genoegen bespeurde, dat de trein vaart begon te minderen, en men dicht -bij Leiden was. - -Daar stapte hij uit en liet Wiechen met zijn eigenaardige theorie, of -erger, verder alleen reizen. - -Op het oogenblik dat de trein in het station den Haag binnenreed, zag -Wiechen op het perron de bekende lange figuur van Arnolds. Hij riep hem -aan. - -„Wat doe jij hier?” vroeg hij, toen hij uitgestapt was. - -„Iemand weggebracht,” antwoordde de ander. „En waar kom jij vandaan? Ga -je nog even mee naar Central?” - -„Ja, dat is goed,” zeide Wiechen. „Laat ons naar de tram gaan. Ik zal -je onderweg een mop vertellen.” - -Op de tram deed hij Arnolds het verhaal van zijn tocht naar Amsterdam -en de aanleiding daartoe, waar de ander belangstellend naar -luisterde.... - -In het café bleef Arnolds zeer kort bij Wiechen, bewerende, dat hij te -middernacht thuis moest zijn, doch zoodra hij vrij was, ging hij -ijlings naar het telefoonhokje, en berichte Beenhuis, die in de stad -was, wat hij had gehoord... - -Den volgenden middag zat Wiechen op zijn kantoor, met ongeduld te -wachten op de komst van Beenhuis, en werkelijk, tegen vier uur -verscheen deze. - -„Dag, meneer Wiechen,” zeide hij vriendelijk glimlachend. „Wel, hoe -maakt u het? U heeft mijn brief toch ontvangen?” - -„Ja zeker,” antwoordde Wiechen. „Ik dank u wel. En mag ik u -condoleeren? Het kwam niet onverwacht, hoop ik?” - -„Dank u. Neen, en dat is de reden waarom ik u laatst verzocht een -oogenblik geduld te hebben. We zullen nu alles regelen.” - -„Wanneer denkt u dat te doen?” - -„Natuurlijk moet eerst de begrafenis afgeloopen zijn,” zeide Beenhuis. -„Daarna zult u bericht krijgen van den notaris. Ik zal veertig percent -aanbieden.” - -„Wat blief?” riep Wiechen. - -„Een mooi aanbod, nietwaar?” vroeg de ander, steeds glimlachend. „Als u -geen beslag had laten leggen, zou ik met ieder afzonderlijk -geaccordeerd hebben, en u had ik het volle bedrag uitbetaald, omdat u -mij werkelijk van dienst is geweest. Haar nu heeft u zelf de zaak -bedorven. Het spijt mij zeer.” - -„Ik begrip niet.... Hoe weet u...?” - -„Zeer eenvoudig. Ik kom van Amsterdam, en vond daar wat u gedaan had. -Toen ben ik naar mijn advocaat gegaan, en hebben wij overlegd, dat ik -onmiddellijk al mijn crediteuren moest waarschuwen. Daar mijn erfenis -op ongeveer twee ton geschat wordt, en mijn schulden tegen het millioen -aanloopen, begrijpt u, dat de familie deze gelegenheid aangrijpt, om -met eenige opoffering harerzijds mij uit mijn schuld te helpen....” - -„Maar u moest toch veel meer dan twee ton erven. Uw vader werd geschat -op tien millioen!” - -„Schattingen van dien aard zijn meestal te hoog. En, er is een -testament. Ik krijg eenvoudig niet meer.” - -„U kunt daartegen opkomen,” zeide Wiechen. „En als u het niet doet, de -schuldeischers.” - -„Dat laatste is een vergissing,” zeide Beenhuis. „En ik zal niet tegen -de beschikkingen van mijn vader opkomen.” - -„Dan vraag ik uw faillissement aan.” - -Beenhuis trok de schouders op. - -„Dan krijgt u ongeveer de helft van hetgeen ik nu bied, behalve dat ik -elke vordering van u tegenspreek. Een jaar is dan al het minste, dat we -er over procedeeren zullen. Heeft u daar trek in, mij wel!” - -Wiechen trok een vies gezicht. - -„’t Is heel wat, om zestig procent te laten vallen,” merkte hij op. -„En, als uw familie nu al moet bijspringen, waar moet u dan van leven? -U hebt toch vrouw en kinderen.” - -„Ik dank meneer Wiechen zeer voor de belangstelling. En wat die zestig -percent aangaat.... enfin, ik reken u ook niet na. Dat u aan mij -verlies zou lijden, kunt u zonder lachen toch moeielijk zeggen.” - -„Wanneer is uitbetaling?” - -„Als u toestemt, en mij dit papiertje geteekend meegeeft, dan -aanstaanden Zaterdag, bij onzen notaris te Amsterdam.” - -„Op den sabbat?” vroeg Wiechen. - -„De Joden zullen geen werk doen,” zeide Beenhuis. „De notaris kan zijn -candidaat nemen, anderen een gemachtigde. Een anderen dag schikte nu -eenmaal niet. Dus.... u doet het?” - -„Ik moet wel,” verklaarde Wiechen zuchtend. - -Hij teekende zijn toestemming tot het accoord, waarna Beenhuis vertrok, -onder belofte hem nader het uur der uitbetaling te zullen doen weten. - -Wiechen zuchtte nu niet meer. Met de tweeduizend francs, die hij in -Parijs had ontvangen, had hij, tengevolge van zijn handigheid met de -oude, geprolongeerde wissels, nu, niettegenstaande het accoord, zijn -geld eruit, en een dertig percent winst over den tijd dat het -uitgestaan had. En het kwam binnen zonder moeite, zonder dat vervelende -procedeeren, dat voor hem in het bijzonder zoo risquant was. Ziezoo, -dat waren weer een dikke twintig mille, die hij naar Parijs kon -brengen. Want de som was wel wat te groot om die door bemiddeling van -een Haagsch bankier te laten overmaken. Men mocht eens suspicie krijgen -vóór den tijd! En bovendien, het ging niemand aan, waar hij zijn geld -bergde. - -Maar.... hoe drommel wist Beenhuis van zijn beslag af? Dat was -zonderling. Hij had gezegd naar Amsterdam te zijn geweest. Dat zou wel -waar zijn, maar om al die maatregelen te beramen, en daarna naar -advocaat en notaris te loopen, daarvoor was de tijd tekort geweest. Het -beslag kon, met het oog op het eerst aan te vragen verlof van den -President der Rechtbank, niet lang vóór twaalven gelegd zijn. Beenhuis -wist er dus al van eer hij naar Amsterdam ging. En nu was de combinatie -niet moeielijk. Arnolds moest hem in de vroegte gewaarschuwd hebben, -of.... Ja, dat moest het zijn! Beenhuis was gisteravond in de stad -gekomen, en.... Een blik in het spoorwegboekje helderde de zaak op. -Vier minuten vóór hem was de trein uit Brussel aangekomen. Men had hem -gezien, toen hij met den Amsterdamschen trein aankwam, Beenhuis was -snel weggegaan, terwijl Arnolds hem had opgevangen en uitgehoord. Wacht -even! - -Hij belde Café Central op, en vroeg, zonder eerst te informeeren of hij -er wel was, Arnolds aan de telefoon te roepen. - -„Dankje wel, Arnolds.” riep hij, zoodra hij het bekende neusgeluid -hoorde. „Dankje wel, voor de inlichting aan Beenhuis gegeven.” - -„Tot je dienst,” klonk het terug. „Betaal een andermaal de menschen, -die wat voor je doen, en besteel ze niet. Bonjour!” - -Een krassend geluid toonde aan, dat Arnolds de telefoon had opgehangen, -doch het doel was bereikt. Het was altijd de beste manier, iemand -brutaalweg te beschuldigen. Of hij gaf allicht een aanwijzing, en zooal -niet, dan hielp hij zoeken naar den waren schuldige, teneinde zichzelf -te zuiveren van den blaam. Voorzoover hij had ervaren, was Boom de -eenige bij wien dat niet lukte. Dit bleef altijd onbewogen en -presenteerde iemand met een effen gezicht een pak slaag. Maar -overigens... dat kon men nu weer zien. Enfin, het bevrijdde hem tevens -van alle verplichtingen tegenover Arnolds, en dat was zóóveel gewonnen. - -Wiechen nam zijn agenda en sloeg den datum op van den volgenden -Zaterdag. Slechts één wissel moest op dien dag geind worden. Hij zocht -dien uit zijn portefeuille, en nam toen een doosje, waarin zich -verschillende plakzegels bevonden, allen reeds gebruikt, doch blijkbaar -daarna weer losgeweekt. Zijn handteekening stond er geheel op, zoodat -hij enkel de streep eronder aan weerskanten op het papier wat bij te -halen had, om, zoolang hij den datum niet op het zegel had gezet, dit -telkens weer te kunnen gebruiken. Zoo spaarde men het zegelrecht uit, -wat op een kantoor als het zijne, per jaar anders een aardig sommetje -aan den fiscus zou opleveren. En daar had niemand wat aan. - -„Frans!” - -De geroepene kwam uit de andere kamer. - -„Waar is de schakellijm? Zet de dingen toch weer op hun plaats, als je -ze gebruikt hebt.” - -„De lijm was op, meneer, en...” - -„Denk er dan aan, dat je morgen nieuwe meebrengt. En... vang eens een -kip uit de ren, en breng die hier.” - -„Een kip, meneer?” - -„Ja, één kip, en geen twee, al heb ik het tweemaal moeten zeggen.” - -De bediende draaide zich om, en ging aan den last voldoen, lachend -zoodra hij uit het gezicht was. Eenige oogenblikken later bracht hij -het verlangde dier bij Wiechen. - -„Omdraaien,” gebood deze, en trok toen de kip een paar veertjes uit, -onder den staart, met het versch uit de huid gerukte gedeelte zijn -plakzegel besmeerend. - -„Breng dat beest maar weg,” zeide hij, het zegeltje op den wissel -drukkend. „Berg dezen wissel in je tasch,” ging hij voort, toen de -bediende terug was. „Zaterdag aanbieden, en als hij niet betaald wordt, -dadelijk bij den deurwaarder brengen. Ik ben Zaterdag uit de stad.” - -„Goed mijnheer.” - -„Sluit nu maar. O ja, denk erom; Zaterdagavond heb ik je noodig. Je -moet zorgen om precies 7.22 op het perron van de Hollandsche Spoor te -zijn, met een koffertje, dat mevrouw je geven zal. Dan let je op den -trein, die uit Amsterdam komt, en waar ik inzit, om me het koffertje te -geven. Als het soms niet hoeft, zal ik telegrafeeren. Begrepen?” - -„Ja meneer.” - -Wiechen wachtte even, tot de bediende weg was, en ging naar boven, waar -hij Marie van zijn reisplan in kennis stelde. - -„Het schiet op, als we nog een paar zulke gelukjes hebben,” zeide hij. -„Als over zes weken de groote post van Dokter Arnolds binnenkomt, denk -ik, dat we ons voor het vertrek maar gereed moeten maken.” - -„Is dat veel?” vroeg zij. - -„Twaalf mille.” - -„Ben je met groote sommen van dien aard nooit bang?” - -„Och,” zeide Wiechen, „een bedrag is een bedrag. Een man als hij, die -jaarlijks een vijf en twintig mille in zijn practijk verdient, kan -altijd betalen.” - -„Waarvoor had hij dan zooveel geld noodig; heeft hij een huis gekocht?” - -„Neen, dat minder. Zijn zoon vertelde mij, dat de oude heer nogal zwaar -speelt in het buitenland. In Namur vooral schijnt hij veel te laten -zitten. En dan onderneemt het jongemensch wel eens dingetjes op zijn -eigen houtje, waarvoor papa bloeden moet. Het ergste moet de oude -mevrouw zijn; die maakt eigenlijk het heele zoodje aan den gang.” - -„Ik zou zoo iemand toch liever niet als dokter hebben,” meende Marie. -„Als hij zoo zwaar speelt, moet hij meer daaraan denken dan aan zijn -patienten.” - -„Dat denk je maar. Hij staat hoog aangeschreven. Zijn zenuwen houdt hij -er trouwens onder met morfine-inspuitingen, naar de jonge Arnolds me -vertelde.” - -„Maar dat is vreeselijk! Dat moet nog veel erger zijn dan drinken, heb -ik wel eens gehoord.” - -„Ik heb het nooit geprobeerd,” zeide Wiechen. „Maar iemand die drinkt -kan je het altijd aanzien, en van hem zou ik het niet geweten hebben, -als zijn zoon het me niet zelf verteld had. De man ziet er altijd even -opgewekt uit.” - -„Blijf je lang in Parijs?” vroeg zij, van het onderwerp afstappend. - -„Misschien ben ik Dinsdagmorgen al terug,” zeide Wiechen. „Als er -echter morgen een oude dame komt, mevrouw de Kraay, dan zou het kunnen -zijn dat ik een dag langer wegbleef. Haar zoon woont in Parijs en heeft -geld noodig, een mille of vijf. Als zij voor aval teekenen wil, is het -geld veilig, en dan zie ik niet in waarom ik dat winstje voorbij zou -laten gaan. Maar anders ben ik Dinsdagmorgen vast thuis.” - -„Ik zou wel mee willen gaan, en ineens blijven,” zeide Marie. - -„Dat zou ik jou en Ella graag gunnen,” antwoordde Wiechen, „als het -niet te veel in het oog liep. Men zou lont gaan ruiken, en dat mag -niet. Weet je wat nu dezer dagen nog moest gebeuren? Een van mijn -polissen van levensverzekering moest eens afloopen. Dat zou een zetje -geven!” - -Op dat oogenblik kwam Ella binnen, en staakten zij het gesprek. - - - - - - - - -HOOFDSTUK XI. - - -In een hoekje van de ruimte onder de glazen bekapping van Café Central, -zaten Boom en Arnolds. Zij hadden zich klaarblijkelijk afgescheiden van -hun gezelschap, daar aan een tafeltje, meer naar het midden, Viehof -zat, met drie dames. - -Naast hem zat Fifi, het slanke meisje van de courses te Auteuil, die -dus blijkbaar een voorraad nieuw ondergoed had opgedaan. De beide -anderen wedijverden in dikte. De eene, Leda genoemd, had iets -onbeschrijfelijk indolents over zich. Alles was even langzaam aan haar, -van de beweging af waarmee zij vrij dikwijls haar glas opnam, tot haar -spreken toe. Dit laatste geschiedde in een Fransch, dat de Franschen -„le Belge” noemen, ter onderscheiding van hetgeen zijzelf spreken, -evenals dat, waaraan zich de Hollanders vergasten, in de wandeling „le -Batave” heet. De andere, dik en blond evenals Leda, doch minder -gesoigneerd van uiterlijk, met den naam Helene aangesproken, praatte -Duitsch met een onmiskenbaar plat Berlijnschen tongval, en was even -levendig als Leda langzaam was. Soms sloeg zij door, een paar noten -zingende, wat telkens een sst! van de anderen uitlokte. Het verschil in -taal scheen geen beletsel om zich met elkaar te onderhouden, noch om -vrij stevige hoeveelheden port, ja zelfs bitter te verorberen. - -Het zakelijke van het gesprek werd gevoerd door Arnolds en Boom. De -eerste, op wiens convocatie men hier was gekomen, moest Boom inlichten -waartoe dit geschied was. Men wachtte een vreemdeling, een Belg, met -wien Arnolds en Viehof hadden kennis gemaakt op buitenlandsche courses, -en die hun een zaak had voorgesteld. Zijn naam was Hervau. - -„Bekend,” zeide Boom. „Ik heb, toen ik nog in mijn rijke dagen was, -dien man in Nice zien tricheeren, dat het een lust was om te zien. Ik -meen later gehoord te hebben, dat hij zoowat op alle renbanen -gedisqualificeerd is. Een geverfd paard laten loopen, of zoo iets.” - -„Dezelfde,” zeide Arnolds. „In elk geval iemand die wat aandurft. Hij -heeft Viehof en mij in Ostende gesproken over een zaak, waar geld aan -te verdienen is. Ik zal je ze uitleggen.” - -En Arnolds gaf Boom een toelichting als volgt. De zaak betrof, -voorzoover zich Hervau had uitgelaten, den verkoop van een partij -effecten hier te lande, die in Frankrijk en België onverkoopbaar waren. -Daar bestond een wettelijke bepaling, elders onbekend. Wanneer effecten -aan toonder vermist of gestolen waren, werd daarvan in den Moniteur, -het officieele blad, een lijst opgenomen, en deze zooveel mogelijk -verspreid bij de verschillende banken. Daarmee waren dergelijke stukken -frappés d’opposition, wat tengevolge had, dat de coupon niet werd -uitbetaald, en de stukken onverhandelbaar werden, totdat de oppositie -verjaard was. Gold dit in de genoemde landen, in bet buitenland, waar -geen dergelijke wettelijke voorschriften bestonden, konden de stukken -van hand tot hand blijven gaan, en, zoodra de verjaring plaats gehad -had, waren ze ook in Frankrijk weder verhandelbaar. In Engeland bestond -voor dergelijk papier een vaste markt, tegen beurswaarde verminderd met -de rente tot aan het einde der verjaring. - -Nu was de quaestie deze. In Holland was dit bij weinigen bekend, en zou -het dus niet moeielijk vallen zulke effecten hier of daar aan den man -te brengen, en zulks zonder de Engelsche courtage. Hervau wilde daar -een proef mee nemen, en de helft dier zoo gewonnen courtage laten aan -Arnolds en Viehof, of wie daarin verder van dienst waren. Het bedrag -dat hij straks mee zou brengen, was vrij aanzienlijk, zoodat ieder een -deel voor zijn rekening moest nemen. - -„Hm,” deed Boom, toen hij deze uitlegging goed begrepen had, „ik wil -wel eens zien wat ik doen kan. Maar als ik verkoop, moeten jelui -leveren. Ik bedoel het zóó: ik spreek mijn kennissen aan, en bied -hun.... neen, vraag eenvoudig of ze wat van die dingen hebben willen. -Ik noteer iets lager dan de beurswaarde, maar niet veel, en als men -toehapt, moet jij of Viehof ze leveren. Beter is dat jij het doet, dan -denkt men dat ze van je vader zijn. Want Viehof heeft zoo’n beestachtig -slechten naam, na die valsche handteekening....” - -„Hij is toch vrijgesproken.” - -„Nu ja,” zeide Boom. „Iedereen neemt toch aan, dat hij het gedaan -heeft.” - -„Dat is het beroerde hier in Holland. Als je maar ergens van -beschuldigd wordt, laat staan vervolgd, heb je ’t gedaan!” - -„Juist. En daarmee houd ik rekening. Mijn reputatie is gelukkig goed, -en daardoor kan ik een boel dingen doen, die noch jij, noch Viehof -zouden kunnen, of je was binnen vierentwintig uur gepakt.” - -„Ik toch niet? Ze hebben me nu al driemaal bij zoo’n Rechtercommissaris -laten komen, en telkens weer kalmpjes naar huis laten gaan.” - -„Zoolang tot ze je eens een poos houden. Dat moet op zichzelf al -onplezierig genoeg zijn. Maar daar hebben we het nu niet over, hoe laat -komt je vriend Hervau?” - -„Tegen zes uur. Dan gaan we eten. Wij zijn gasten, dus je behoeft je -niet te geneeren.” - -Boom trok een vergenoegd gezicht, als iemand wien lekker eten, dat hij -niet dikwijls krijgt, bekoren kan. - -„Ik wou enkel, dat ik dadelijk wat cash kon maken,” zeide hij. - -„En je hebt pas dien Indischen snuiter te pakken gehad!” - -„Ja, maar dat zit vast. Ik houd daar boek van, en toucheer alleen de -helft van de winst. De andere helft stuur ik hem. En zelfs dat nog niet -eens, want ik kapitaliseer nog een groot deel, zoodat we misschien -zoowat ieder een vierde nemen.” - -„Dat kapitaal is vast iets, dat hij nooit terug ziet, tenminste als ik -jou een beetje ken.” - -„Och, hij krijgt telkens verschillende bedragen, waarvoor ik hem -quitantietjes laat teekenen.” - -„Tot je zooveel quitantietjes hebt, als het kapitaal bedraagt, hè? De -manoeuvre van Wiechen.” - -„Zeg, zijn zulke uilen beter waard?” - -„Dat niet. Maar... je wou contanten maken. Ik weet een manier om een -schoon duizendje te verdienen voor je.” - -„Buiten die effecten?” - -„Natuurlijk. En ik wil er niets van hebben.” - -„Geen luchtje aan de zaak?” - -„Integendeel. Je wordt door een stelletje oude freules als een goed -mensch bewierookt.” - -„En duizend pop toe? Zeg op, kerel!” - -„Kijk eens. Je vrouw is altijd voor jou alleen geweest, hè?” - -„Ik geloof het wel. Wat zou dat?” - -„Ja, dat is een kardinaal punt. Een vereischte is, dat je haar verleid -hebt, zooals ze dat noemen.” - -„Nu,” zeide Boom, „dat staat vast. In mijn rijke dagen heb ik in zaken -met de oude lui kennis gemaakt. Toen de slag viel, en ik overal heen -toog, zat ik eindelijk zonder geld in Berlijn. Toen hebben de oude lui -me uit medelijden opgenomen, en me een half jaar gelogeerd. Helene was -toen een kind van even zestien. Makkelijk goedje, dat!” - -„En later?” - -„Nu, ze heeft heel wat met me doorgemaakt. Telkens moest ik ze naar -haar ouders terug sturen, omdat ik niets meer had. Maar even trouw kwam -ze altijd weer terug, als ik wat verdiende.” - -„Mooi zoo! Dan klopt de zaak. Mijn vader is penningmeester van een -vereeniging van oude freules. Die bemoeien zich met het zedelijk -bewustzijn. Je weet waar dat zit bij de vrouwen. Als nu iemand trouwt -met ’n kind dat hij verleid heeft, geven ze een som voor de inrichting -van het huis. Te leen, altijd, maar je hebt vijf jaar tijd eer je aan -afbetalen hoeft te denken. En dan...” - -„Je weet, dat ik failliet ben.” - -„Dat wil zeggen, dat je nooit een cent terugbetaalt. Dat spreekt als -een boek. Voorloopig is de zorg, dat het geld in je handen komt. Je -moet dus trouwen. Zoodra je aangeteekend ben, krijg je de duiten.” - -„Ik doe het. Alleen, dat aanteekenen gaat zoo gauw niet. Ik zou -natuurlijk in Berlijn moeten trouwen, dan betalen mijn aanstaande -schoonouders de kosten, en krijg ik van hen en van allerlei familie nog -een hoop cadeaux. Alleen, dat gaat zoo gauw niet. Alle stukken moeten -gelegaliseerd worden, en hoe die rommel meer heet.” - -„Geen nood. Ik ken een advocaat hier, die je heele rommeltje in orde -maakt in den tijd van een dag of tien.” - -„Onmogelijk. Ik weet iemand, die al bijna acht maanden wacht.” - -„Dat weet ik wel,” zeide Arnolds. „Maar ons mannetje weet er een loopje -op. Hij laat de legalisaties over de Consuls loopen, in plaats van over -de Ministeries, en dan gaat alles als een handelszaak, per keerende -post. Hij heeft het klaargemaakt voor een nicht van ons, óók in een -onmogelijk korten tijd, en voor betrekkelijk weinig geld.” - -„Ik zal hem veel beloven....” - -„En niets geven. Dat begrijp ik. Enfin, dat is jou wel toevertrouwd, -zou ik meenen.—Zet de zaak maar in gang, en ik zal den ouden heer en -z’n freules bewerken. Vergeet niet huwelijksche voorwaarden te maken.” - -„Wiiii.... iet!” floot Boom. „Dan moet ik nog een notaris erbij zien te -lijmen. Wacht, dien heb ik.... Daar komt Hervau. Laat ons naar de -vrouwen gaan.” - -Hervau was een breed geschouderd man, met blauwe, onrustige oogen en -bruinen baard, gekleed in gestreept flanel. - -Luidruchtig begroette hij het gezelschap, en liet zich aan Helene -voorstellen, de andere meisjes blijkbaar kennende. Zich dadelijk -schikkende in de rol van gastheer, liet hij opnieuw inschenken, en de -spijskaart komen. - -Zijn drukdoen bleef hem bij tot na afloop van het diner, waarna hij, de -dames latende aan hun tafeltje, de heeren apart nam. Terstond werd hij -ernstig, zakelijk, het drietal beurtelings ondervragend en -instrueerend. Arnolds en Viehof kregen toen elk een deel van de -meegebrachte effecten, en teekenden daarvoor een reçu. Boom had te -kennen gegeven dat hij wel voor plaatsing wilde zorgen, doch geen der -stukken in zijn bezit wilde hebben. - -Hiermede waren de zaken voorloopig afgehandeld, en keerde men tot de -dames weder. - -Bij deze had zich inmiddels, toen de anderen weg waren, Wiechen -neergezet, tusschen Leda en Helene, in wier dikke armen hij om beurten -kneep, aldus de conversatie aanvullende. - -„Qui est ça?” vroeg Hervau. - -„Wiechen,” antwoordde Arnolds. „Maak desnoods kennis, maar praat niet -over zaken. Il est tellement esbrouffe! We zullen je voorstellen als -eigenaar van een renstal.” - -„Is hij zoo’n groote vriend van jelui, dat hij zoo maar bij de vrouwen -gaat zitten?” - -„Neen, maar de vent weet niet beter. Het is er zoo een, wien je geen -enkele lompheid kwalijk neemt.” - -„Jaag hem op een beleefde manier weg,” meende Hervau. - -„Daar is hij te onbevattelijk voor. En ruzie maken doe ik liever niet. -We hebben hem soms noodig. Het eenige zou zijn, dat we opbraken, en elk -de richting naar zijn huis inslaat, om dan op een andere plaats weer -bij elkaar te komen. Want gaan we tegelijk, dan sluit hij zich aan.” - -„Qu’il reste,” meende Hervau, schouderophalend. - -Zooals vermoed was, bleef Wiechen „plakken”, en het meest pratende met -Helene, wier koeterwaalsch hij het best verstond, luisterde hij -nochtans aandachtig naar het spreken der overigen. - -Opeens spitste hij de ooren. Een woord had hem getroffen. En met eenige -inspanning meende hij te begrijpen, dat Hervau sprak over effecten, die -hij ergens moest hebben achtergelaten of verloren, doch later -teruggevonden en meegebracht. Jawel, want hij hoorde nu Fifi vragen: -„Alors vous avez retrouvé vos effets?” en Hervau antwoorden: „Mais oui -ils sont ici maintenant”. Hij rook een zaak. - -Wachtende tot de gelegenheid gunstig was, stootte hij Arnolds even aan. - -„Zou hij niet wat van die effecten bij mij willen plaatsen?” vroeg hij. - -Niettegenstaande Arnolds over het algemeen zijn gelaatstrekken goed kon -beheerschen, ontstelde hij zichtbaar. - -„Gévédé, hoe weet jij daarvan?” riep hij uit. - -„Dat doet er niet toe,” zeide Wiechen brutaal. „Je ziet dat ik het -weet.” - -Arnolds bleef een oogenblik in stomme verbazing zitten. Hij keek in de -richting waar zij gezeten hadden. Maar neen, die plaats was van hieruit -niet te zien. En als Wiechen daar in de buurt gepasseerd was, althans -zóó dicht, dat hij had kunnen hooren of zien, zouden zij hem hebben -opgemerkt. - -„Wel, zorg je ervoor?” - -„Ik begrijp niet... Als je niet duidelijker bent, kan ik niet raden wat -je bedoelt,” zeide Arnolds, die in elk geval wou weten hoeveel de ander -wist. - -„Wel, ik heb toch ooren! Hij zit te praten over effecten, die hij hier -heeft. Natuurlijk is dat om een zaakje te doen.” - -„Je droomt,” zeide Arnolds. „Hij heeft geen stom woord over ef... O... -ik snap het! Des effets heb je gehoord, niet waar?” - -„Juist. Zie je nu wel?” - -„Haha, die mop is goed!” lachte Arnolds. „Dites donc, les autres!” - -En hij begon de aardigheid te vertellen, ten slotte Wiechen, die zich -niet weinig ergerde, dat men zich te zijnen koste vroolijk maakte, -uitleggende dat met effets in het fransch bedoeld werd kleederen en -andere reisbenoodigdheden, en Hervau juist had zitten verhalen, hoe hij -op reis hierheen een koffer was kwijtgeraakt, en weer teruggevonden -had. Wat wij effecten noemen, heet in het fransch titres, valeurs, -obligations, actions, enzoovoort. - -Wiechen moest zich met deze uitlegging tevreden stellen, alhoewel hij -de zaak bleef wantrouwen. - -„Waarom vroeg je dan zooeven of ik van die effecten wist?” probeerde -hij nogeens. - -„Dat is een lang verhaal,” zeide Arnolds. „Een beursmanoeuvre, -gecombineerd met het laten loopen van renpaarden. Hij heeft ons dat -onder het eten zitten vertellen, en daarom begreep ik niet hoe jij -eraan kwam. Blijf je nog lang?” - -„Neen,” zeide Wiechen droog. - -En hij wendde zich weer tot zijn buurvrouw. - -„Zeg Wiechen, laat dat, wil je?” - -Het was Boom, die dit riep, bemerkende, dat Wiechen het Helene lastig -maakte, door haar telkens als hij wat zeide, tevens ergens te streelen -of te knijpen, waartegen zij zich vruchteloos verzette. - -„Laat jij de paardjes maar loopen,” antwoordde Wiechen „Ik zal je -meisje wel zoolang bezig houden...” - -Tevens knipte hij met de oogen tegen Helene. - -Tot eenig antwoord nam Boom zijn glas wijn op, en met een -trefzekerheid, die plotseling opgekomen drift alleen geven kan, wierp -hij Wiechen den inhoud ervan midden in het gezicht. En toen, als achtte -hij den ander genoeg gestraft, althans belemmerd in de voortzetting van -zijn onhebbelijke gedragingen, wendde Boom, tot kalmte manend met een -handbeweging, zich weer tot Hervau, en zette zijn gesprek met dezen -voort. - -Wiechen stond op, doch de wijn, hem in de oogen bijtend, belette hem -het zien, zoodat hij gedwongen was zich weer op zijn stoel te laten -zakken, en zijn gezicht met zijn zakdoek schoon te vegen. Toen dit was -geschied, kon hij eerst aan weerwerk denken, doch keek verbluft om zich -heen. - -Zijn weerpartijder, dien hij zich had voorgesteld als hem te zullen -aanstaren met booze oogen, zat bedaard te praten, met van hem afgewend -gelaat. De overigen, die er, weer volgens zijn voorstelling, òf bezorgd -òf geamuseerd hadden moeten uitzien, zaten, zonder een gezicht te -vertrekken... bedaard te praten. En de dames, het meest van allen -geneigd om wat er in hen omgaat op hun gelaat te doen afspiegelen, -hadden de hoofden bijelkaar gestoken, en zaten... bedaard te babbelen. -Hijzelf was in vol gezelschap alleen, voor de anderen ijle lucht. - -Misschien voor het eerst van zijn leven, was Wiechen geheel overbluft. -Hij wist niet wat te doen. Verschillende gedachten vlogen door zijn -hoofd. Boom aanvallen ging hier midden in de restauratie niet, en in -elk geval was het oogenblik daartoe voorbij. Dat had hij dadelijk -moeten doen. Het gebeurde nu weer oprakelen, terwijl niemand er meer -aan scheen te denken, was ook mal. Blijven zitten in een gezelschap, -dat hem uitsloot, waarvan niemand met hem sprak, was al even -ondoenlijk; reeds nu verbeeldde hij zich, dat hij en zijn door den wijn -gekleurd overhemd ieders aandacht in de zaal trok. Opstaan en heengaan? -Dat was althans maar voor een oogenblik pijnlijk. Het gaf een gevoel -van weggejaagd worden. Maar het duurde slechts een oogenblik, tot de -uitgang van de zaal was bereikt. En daarbuiten kon men ineens op wraak -zinnen. - -Dit gaf den doorslag. Wiechen ging heen, iets mompelend dat een groet -of ook iets anders kon zijn, en waarvan niemand veel notitie nam. - -Wiechen was van de leer, dat wraak koud moest worden genoten, en -hiervan zoodanig doortrokken, dat hij in de ontelbare gevallen, waarin -hij zich verplicht achtte zich te wreken, veelal zooveel tijd liet -verloopen, tot hij zelf de aanleiding er toe vergat. Wel herinnerde hij -zich dan met dezen of genen nog een appeltje te schillen te hebben, -doch precies waarom wist hij niet meer. Hij rangschikte dan de -betrokkenen maar onder de groote massa dergenen, die, omdat zij niet in -de gelegenheid waren met zijn werk zijn voordeelen te behalen, hem -benijdden om dat voordeel en in de ban deden om dat werk. - -Bij uitzondering wilde hij ditmaal eens vlug handelen. Het heele -stelletje zou hij krijgen! Want weliswaar had alleen Boom hem direct -beleedigd, doch die had zoo brutaal niet durven zijn, als hij geen -rugsteun had gehad. Met hun allen hadden zij het gedaan, met hun allen -zouden zij ervoor boeten! - -Eén weg wees zich al. Arnolds kon onverwijld getroffen worden in zijn -vader. Het geld toch, dat de oude dokter aan hem schuldig was, had -moeten dienen om een Amsterdamschen woekeraar af te betalen. Instede -het daarvoor te besteden, had de oude man er mee gedobbeld. Natuurlijk -was er een deel van in de zakken van zijn zoon en Viehof terecht -gekomen, maar in elk geval was de Amsterdammer niet voldaan. Dat wist -Wiechen, en door dezen te waarschuwen, aan te raden het faillissement -van zijn debiteur aan te vragen, trof hij er alvast één. Immers, zoodra -zijn vader hem ontzonk, kwam Arnolds ten laste der andere bende-leden. -Die waren dan meteen getroffen, en voor het overige.... nu ja, één voor -één. - -Geheel in de vroegte vertrok Wiechen den volgenden ochtend naar -Amsterdam, om zijn voornemen uit te voeren. Om twee uur was hij weer -terug, en de zaak in gang. Den Amsterdammer had hij persoonlijk niet -gesproken, daar deze een zonderling was, die bewerende, dat de drukte -van overdag een geregeld denken in den weg stond, eenigszins -belangrijke zaken des nachts behandelde, en dan tusschen éénen en -drieën te spreken was. Wie geen tijd of lust had om dat uur bij hem te -komen, moest maar met zijn procuratiehouder spreken. Dit had Wiechen -gedaan. - -Nauwelijks thuis, meldde zich Arnolds aan. Wiechen schrok er bijna van. - -„Ik heb een zaakje, Wiechen,” begon deze echter tot zijn -geruststelling. „Effecten te koop.” - -En nu vertelde hij in hoofdzaak, wat hij den vorigen avond niet had -willen loslaten. - -Wiechen begreep dat hij ditmaal te vlug was geweest. Daar leverde men -zichzelf al in zijn handen. Het was jammer, dat hij niet wat geduld had -gehad, daar hij den ouden heer best had kunnen sparen, en deze hem toch -eigenlijk nooit kwaad gedaan had. - -Immers Arnolds, die met zijn deel der effecten van Hervau bij hem kwam, -was niet fijn genoeg, om voor Wiechen het luchtje verborgen te houden, -dat er aan de bewuste stukken hing, en hieraan had deze genoeg. Ineens -zijn besluit nemende, verklaarde hij zich bereid de effecten onderdak -te brengen. Hijzelf wilde er enkele nemen, en voor het grootste deel -wist hij iemand. Als Arnolds hem voorloopig van elk soort één stuk -wilde laten, om te kunnen vertoonen, hoopte hij het zaakje spoedig -opgeknapt te hebben. - -„Neem het heele zoodje maar in,” stelde Arnolds voor. - -Doch Wiechen bleef bij hetgeen hij gezegd had. Eén van elk soort, en de -rest te zijner beschikking. - -„Tot hoelang?” vroeg Arnolds. - -„Tot overmorgen ochtend,” zeide Wiechen. „Kom dan even hier.” - -Toen Arnolds weg was, danste hij van pret de kamer rond. - -„Ik heb ze! Ik heb ze!” riep hij luid. - -„Mevrouw vraagt of u niet komt koffiedrinken, Pa,” zeide Ella, die hij -niet had hooren binnenkomen. „Heeft u zoo’n pret?” - -„Hm, ja.... Ik heb het druk. Breng me maar een enkel kop koffie en zeg -aan mevrouw, dat ik vanavond thuis blijf.” - -„Mevrouw wou u juist ergens over spreken.” - -„Jawel! Vrouwen moeten iemand altijd ergens even over spreken, als men -het druk heeft. Het zal wel tot vanavond kunnen wachten. Toe, kind, -haal nu een kop koffie.” - -Haastig dronk hij zijn kopje leeg, en reed op zijn rijwiel weg. - - - - - - - - -HOOFDSTUK XII. - - -Den Haag savoureerde een heerlijk schandaal. - -Het faillissement van den ouden dokter Arnolds was uitgesproken, door -de Rechtbank, en nog was dit nieuws niet koud, of reeds werd bekend, -dat de jonge Arnolds en Viehof in hechtenis waren genomen. - -De snelle opeenvolging dier feiten was oorzaak, dat men die met elkaar -in verband bracht, en zoo wist men elkaar te vertellen, dat de beide -jongelui den ouden man bestolen hadden, waardoor deze niet aan zijn -verplichtingen had kunnen voldoen. Niet alleen het geld, dat voor de -betaling eener wisselschuld bestemd was, hadden zij verdonkerd, maar -zelfs zou door hen een collectie zeldzame teekeningen, waaraan de oude -dokter zeer gehecht was, bij een beruchten opkooper zijn beleend. - -Gaandeweg begon zich de voorstelling echter te ontwarren. Men wist nu, -dat de jongelui betrokken waren in een buitenlandschen -effectendiefstal, althans getracht hadden gestolen effecten hier te -lande te verkoopen. Niet dat reeds vaststond, dat zij geweten hadden -gestolen waar te hebben willen verhandelen, of dat de buitenlandsche -dieven veroordeeld of zelfs maar bekend waren, doch dat deed minder -terzake. Het etiket „buitenland” dekte de arrestatie volkomen, en de -Inspecteur van Politie, aan wien Wiechen alle aanwijzingen verstrekt -had, was reeds kort daarna, tot erkenning zijner scherpzinnigheid, -buitenlandsch gedecoreerd. Het moest dus wel in orde wezen. In elk -geval, het publiek was tevreden en voldaan. - -Niet alzoo Wiechen. De politie had bij haar invallen juist bij Boom -niets gevonden. Daardoor, en misschien ook tengevolge van den hoogen -toon, waarop hij tegen den hem veroorzaakten last had geprotesteerd, -waren er geen termen gevonden om hem te arresteeren. En dat was jammer, -vond Wiechen, daar toch zijn wraak in de eerste plaats Boom gold, en -deze nu den dans ontsprongen was. Niet onmogelijk was het, dat Boom ten -slotte de eenige was, die van de zaak voordeel getrokken had, dat de -anderen, tengevolge hunner preventieve hechtenis ontging. Het was om -helsch te worden, dat die Boom daarvan vrijgeloopen was. - -Doch spoedig kwam er troost van een anderen kant. Geldelijk verlies, -dat hij zich getroost had terwille van zijn wraak, zou hij er althans -niet bij hebben. - -Het medelijden, dat men, naast zijn verontwaardiging, in den Haag -gevoeld had met den ouden dokter, toen men dezen het slachtoffer waande -van zijn zoon en diens vrienden, had een practischen vorm aangenomen. -Vermogende patienten sloegen de handen ineen, en toen men ongeveer wist -hoeveel de schulden van den gefailleerde bedroegen, bracht men een som -gelds bijelkaar, voldoende om een „hoogst fatsoenlijk” accoord aan te -bieden. Een daarover geraadpleegd advocaat had medegedeeld, dat in de -practijk te ’s Gravenhage tien percent fatsoenlijk, en twintig reeds -zeer fatsoenlijk was. Daarboven hoogstfatsoenlijk, terwijl boven dertig -percent belachelijke royaliteit, en boven veertig pedante aanstellerij -mocht heeten. Besloten werd de kerk in het midden te laten, en vijf en -twintig percent beschikbaar te stellen, dus „hoogstfatsoenlijk” te -zijn. - -Nauwelijks had Wiechen hiervan de lucht gekregen, of hij bracht Dr. -Arnolds een bezoek. - -„Dokter,” begon hij, „ik kom als een eenvoudig man, met een eenvoudige -vraag. Wat kan ik voor u doen?” - -De oude man was ontroerd. In den nood leert men de menschen kennen, en -die kennismaking brengt soms wonderlijke verrassingen mee. Van alle -crediteuren kwam deze man alleen, niet om te klagen, te verwijten, maar -om hulp te bieden. Wat een verschil! Hoewel hij de meesten aan de deur -had kunnen laten verwijzen naar zijn curator, was het enkelen toch -gelukt tot hem door te dringen. En welke beleedigingen had hij dan -moeten slikken. Het woord „oplichten” lag de menschen als in den mond -bestorven. - -Dat was hatelijk, en misschien nog hatelijker de houding van de -vrienden, die hem in staat stelden een accoord aan te bieden. Een daad -waarbij zij zoo goed als niets verloren. Zeker, het geld was bijeen -gebracht, doch daartegenover stonden zijn inkomsten onder contrôle. Met -pijnlijke nauwgezetheid was uitgerekend wat hij voor zijn huishouden -noodig had; al het andere werd door den advocaat der „vrienden” -betaald. Hij mocht zijn eigen rekeningen niet meer zenden aan zijn -patienten, doch moest die opgeven aan dien advocaat en den curator, die -samen zijn belangen behartigden, en hem er buiten hielden. Natuurlijk -werd dat geld in de eerste plaats besteed om de accoordpenningen bijeen -te brengen, en bleef van den dienst der vrienden gaandeweg niets over -dan een garantie. Daarvoor achtte zich een ieder gerechtigd hem te -vermanen, op de wijze als men een stout kind doet. Dat was hard voor -iemand op zijn leeftijd, met zijn kunde. Het maakte hem zenuwachtiger -dan voorheen de emoties van het hazardspel. - -En wat had hij niet moeten hooren over zijn relatie met Wiechen. Die -had feitelijk den doorslag gegeven—althans zoo zeide men—bij zijn -faillietverklaring. Het was voor de rechters genoeg om te hooren, dat -men met dien man in betrekking stond, om hen doof te doen zijn voor elk -ander argument. De advocaat die de aanvraag voordroeg, had dat met -andere woorden als het ware in het publiek durven zeggen. - -Diezelfde man nu kwam, wetende dat ook hij verlies zou lijden, met de -vraag daareven gedaan. - -Dr. Arnolds stond op en stak Wiechen de hand toe. - -„Dankje, dankje voor dat woord,” zeide hij. „Doen? Och men doet alles -voor mij. Tot mijn koetsier toe, betaalt...” - -„Ik heb iets gehoord van een accoord,” viel Wiechen in. „En nu had men -erbij verteld, dat men verlangde u zich onder curateele zou laten -stellen, doch dat u dat niet wilde.” - -„Zoo is het, meneer Wiechen. Ik heb geweigerd. Het zou mijn dood -geweest zijn. Ach, ik ben toch al zoo ellendig, door die schande, en nu -komt er dat met mijn zoon nog bij...” - -„Ja, dat is treurig. Maar laat ons de zaken stuk voor stuk behandelen. -Straks kom ik op uw zoon terug. Dat accoord dan. Ik kan u misschien -helpen. In de eerste plaats door zelf vóór te stemmen, dat spreekt als -een boek. Dan zijn er menschen, die, als u of uw advocaat het vraagt, -niet zullen meegaan.” - -„Die Joden van de Veerkade?” - -„Juist. Ziet u eens hier. Ik heb al volmacht van hen.” - -„Hoe?” riep Dr. Arnolds verbaasd uit. „En de smeerlappen zijn hier -gekomen, en hebben een kabaal gemaakt...” - -„Ja, en u is heftig geworden en heeft tegen hen uitgevaren, en ze ten -slotte de deur gewezen. Maar dat is niets. Een beetje lawaai ligt in -hun aard. Maar daarom zijn ze nog zoo kwaad niet. Zooals u ziet, zijn -ze u terwille.” - -„Zeg liever u terwille.” - -„Ook goed. Hoe staat u met de rest?” - -„Wel, als we deze menschen hebben, ben ik er. Maar ik begrijp nog niet, -hoe u hen ertoe gekregen heeft.” - -„U heeft eens een hunner goed gedaan. Geloof me, Joden zijn zoo kwaad -niet. Maar terzake. Heeft u genoeg geld ter beschikking, of voor -hoeveel moet ik zorgen?” - -„Wat? U zou willen bijspringen? Maar neen, dat is niet noodig. De -vrienden,” vervolgde hij met eenige bitterheid, „hebben een -ongelimiteerde garantie gegeven voor vijf en twintig percent. -Intusschen innen zij mijn rekeningen, en betalen ten slotte van mijn -eigen geld. Ik werk ervoor, maar krijg niets inhanden.” - -„Des te beter,” zeide Wiechen, goedkeurend knikkend. „Dus in dat geval -heeft u.... ik hoop u niet te beleedigen.... U heeft wat zakgeld -noodig, niet waar?” - -En zonder meer haalde Wiechen zijn portefeuille uit den zak, en schoof -die den ouden dokter toe. - -„Maar meneer Wiechen,” protesteerde deze, de van het dragen warme -portefeuille in de hand nemend; „ik.... ik mag nu geen nieuwe schulden -aangaan.” - -„Dat is ook niet noodig,” meende Wiechen, „en bovendien heeft niemand -daarmee te maken. Ik heb mijn vordering nog niet ingediend. Ik dacht -zoo, dat we die maar buiten het faillissement moesten houden, omdat.... -nu, u weet zoo goed als ik, dat mijn geld duur is, en dat men er daarom -teveel over praat. Wat voor u noch voor mij goed is.” - -„Neen,” zeide Dr. Arnolds, „dat wil ik niet. Dient u maar in. En vooral -nu er toch een accoord komt. Wist ik maar een middel om u alles te -voldoen....” - -„Dat middel is gemakkelijk te vinden,” zeide Wiechen. „Als u het -ernstig meent....” - -„Mijn woord van eer erop!” - -„Welnu. U biedt een accoord aan van....” - -„Vijf en twintig percent,” zeide de dokter met een zweem van trots. - -„Uitstekend. U teekent eenvoudig een paar wissels bij, en daarna dien -ik mijn vordering in. Met die 25% ben ik dan geheel betaald.” - -„Kan dat?” - -„Welzeker,” zeide Wiechen, de portefeuille weer uit des dokters handen -nemende, en die openende, zoodat de ander het bankpapier kon zien. „Ik -heb hier een paar formulieren. Teekent u maar, op de gewone wijze, dan -vul ik ze thuis wel in. En.... hoeveel contanten zou u willen hebben. -Zeg het gerust.” - -„Ik zou....,” begon de dokter, wiens oogen schitterden, „ik zou.... -duizend gulden willen hebben, als het kon. Men heeft mij een prachtigen -tuyau gegeven.... eigenlijk voor m’n armen jongen. Is er voor hem niets -te doen? Ik heb er zoo’n hartzeer van!” - -„Duizend gulden,” zeide Wiechen, die uitstellend. „Ik zal uw schuld dan -maar met vijf mille verhoogen. Dan krijg ik ƒ 1250.– terug.” - -En hij zette zich aan het invullen van de formulieren. - -„Maar ik heb beloofd niets meer te zullen teekenen,” merkte de oude man -op. - -„Daarom dateer ik ook een paar maanden vóór het faillissement,” zeide -Wiechen doodleuk. „U heeft dus nà uw belofte niets meer geteekend.” - -„Hé ja,” zeide Dr. Arnolds, voor het eerst weer glimlachend. „Ik zou er -dat zoo gauw niet op gevonden hebben. Ik zie weer met een man van zaken -te doen te hebben.” - -En hij teekende wat Wiechen hem voorlegde. - -„En nu over uw zoon,” zeide de laatste, de wissels opstekend. „Ik zou -er mij maar niet te veel van aantrekken. Hij zit voorloopig geborgen, -en kan geen kattekwaad uitvoeren. De algemeene opinie is, dat hij -vrijkomt. Misschien veroordeelt hem de Rechtbank, maar het Hof spreekt -hem in elk geval vrij. Dat is hier zoo de manier tegenwoordig.” - -„Waarom doen ze dat?” - -„Dat zit hem in de preventieve hechtenis,” verklaarde Wiechen. „Als -iemand wat verdiend heeft, maar eigenlijk niet gestraft kan worden, -wordt hij tegenwoordig preventief geplakt, en veroordeeld. Dan spreekt -het Hof vrij, maar hij heeft intusschen zooveel maanden gezeten. -Begrijpt u?” - -„Dat zal ik toch den President eens gaan zeggen,” zeide Dr. Arnolds. -„Dien ken ik persoonlijk.” - -„Als u er dan bij zegt, dat ik het gezegd heb, bederft u de zaak voor -iedereen tegelijk,” zeide Wiechen droog. „Ik zou het maar laten. Ik -vind het voor het oogenblik voor uw zoon zoo erg niet. Voor zijn meisje -is het.... U weet dat toch?” - -„Jawel,” zuchtte de ander. „Ik zal haar eens gaan opzoeken, en haar wat -geven.” - -„Enfin, dat moet u weten,” zeide Wiechen. „Dag, dokter.” - -De dokter stond mede op, en begeleidde zijn bezoeker naar de deur, waar -hij hem hartelijk de hand drukte. - -Wiechen sprong op zijn rijwiel, tevreden over zichzelf, en reed zoo -snel hij kon naar den curator, om zijn vordering nu in te dienen. - -Thuisgekomen, gaf hij den bediende last mogelijke bezoekers af te -wijzen met de boodschap, dat hij uit was, en niet vóór den volgenden -ochtend zou te spreken zijn. Hij wilde het er vandaag eens van nemen. -En Marie mocht hem nu vertellen wat zij op het hart had, zelfs al moest -het geld kosten. Het was een goede dag geweest. - -„Je had iets, vanochtend,” zeide hij, toen hij met Marie in de -bovenvoorkamer zat. - -„Ja,” antwoordde Marie. „Over de brievenbus. Ik vind het zoo vreeselijk -lastig, dat je dat sleuteltje altijd in je zak houdt, ook als je -uitgaat. Telkens zie ik door het ruitje brieven liggen, en kan er niet -bij. Soms moet ik er een heelen dag op wachten.” - -„Heb je dan ooit haast? Ik zie je brieven dikwijls dagen lang ongeopend -liggen. Zelfs van dien aangeteekenden brief laatst, moest er een -herhaalde kennisgeving komen, eer je eraan dacht hem af te halen.” - -„Dat kwam doordat jij hem boven zoo uit het gezicht had gelegd, en -overigens is het mijn zaak. Als een brief geen haast heeft, mag ik -gerust iets anders doen. Maar ik vind het vervelend. Geef toch dat -sleuteltje een vaste plaats, dat ik er ook bij kan.” - -„Die iedereen dan dadelijk weet, dat ken ik,” zeide hij, zich een glas -madera inschenkend. „Wil je?” - -„Dankje,” zeide zij, opstaande en de kamer verlatend. - -Marie was kalm, maar boos. Zij durfde op het oogenblik niet langer in -de kamer blijven, uit vrees in haar boosheid te zullen verraden, wat -zij voornemens was te doen, als Wiechen haar zin niet deed. - -Het was niet zonder reden, dat zij gaarne dadelijk bij haar brieven -wilde kunnen komen. Meer dan eens toch meende zij te hebben bespeurd, -dat er aan haar brieven gepeuterd was. Op de sluiting was de glans van -het papier verdwenen òf bijzonder sterk. Het herinnerde haar aan het -met gomelastiek uitwrijven van schrift, vroeger op school, en het -nawrijven met den nagel. Of ook, dat het papier op een plek nat was -geweest. Dit alles deed haar vermoeden, dat Wiechen die brieven had -opengemaakt. Het hinderde haar. Zij had voor hem geen geheimen, en -vertelde hem uit eigen beweging, wat zij meende dat hem uit haar -correspondentie kon interesseeren. Dat stille gedoe van hem vond zij -ergerlijk. En nu had zij zooeven in de bus weer een brief gezien, van -een vriendin uit Indië, wier hand zij herkend had, en aan wie zij -vertrouwelijk had geschreven over haar tegenwoordigen toestand. Zij had -haar verzocht haar man, die rechter was, eens te vragen wat zij kon en -mocht doen om haar kind terug te krijgen. Dit schrijven nu wilde zij in -geen geval door Wiechen gelezen hebben. - -Beneden gekomen, probeerde zij eerst haar sleuteltjes op het slot van -de brievenbus, doch geen er van paste. Toen nam zij de bos stevig in de -hand, en stond op het punt met een forschen slag het ruitje te -verbrijzelen, toen zij zich opeens bedacht. - -„Frans,” riep zij, de deur van het kantoor openend, „kom eens hier. Zie -je kans dit kastje open te krijgen?” - -„Meneer is boven,” merkte Frans op. - -„Dat weet ik wel, maar hij plaagt me,” zeide zij een kleur krijgend. - -„Ik zal eens kijken,” zeide Frans, en na eenige oogenblikken ging hij -naar achter, om terug te komen met een hamer, nijptang en een paar -dunne draadnageltjes. - -Van de laatste zocht hij er een uit, en dat tegen den onderkant van het -scharniertje zettend, dreef hij er de pen uit, tot hij die met de -nijptang kon lichten. Eveneens deed hij met het tweede scharnier, en -nam het deurtje uit de sponning. - -„Hier is de brief, mevrouw,” zeide hij lachend. „Ik zal nu de pennetjes -met wat fiets-olie insmeren, dan kunt u ze er gemakkelijk met de -nijptang uittrekken.” - -„Dank je wel, Frans,” zeide zij, den brief in haar zak stekende en de -trap opgaande. - -Halverwege draaide zij zich nog even om, en toen de bediende opkeek, -legde zij den vinger op den mond, waarop hij begrijpend knikte. - -Zij was bepaald vroolijk, toen zij in de kamer kwam, en dit stelde -Wiechen gerust. - -Zoolang zij weg was, had hij zitten nadenken, hoe hij op den duur haar -de inwilliging van haar meer dan billijk verzoek zou kunnen weigeren. -Hij wist hoe dat ging. Als zij zooiets had, poeslief zoolang zij niet -aan haar verlangen dacht, maar onverdragelijk zoodra het haar weer te -binnen schoot, dat zij haar zin nog niet had. Dan werd zij koud als -ijs, en liet hem in alles den afstand gevoelen, die er bestond tusschen -een dame van stand en een proleet. Dan moest hij toch toegeven, en had -nog dagen noodig, om de hartstocht, die dien afstand overbrugde, weer -te doen ontgloeien. - -Het oorspronkelijke doel, waarmee hij de brievenbus had afgesloten, was -bereikt. Hij had gelegenheid genoeg gehad om aan zijn nieuwsgierigheid -te voldoen, en kende al haar relaties, die hem van weinig of geen nut -konden zijn, terwijl zij hem bovendien toch van alles vertelde. De -reden waarom hij niettemin het sleuteltje in zijn zak hield, was een -andere. - -In den laatsten tijd was het getal anonieme brieven, dat hij gewoon was -te ontvangen, sterk vermeerderd, en bovendien schenen die -correspondenten het in den laatsten tijd te probeeren Marie te -bereiken, door hetzij brieven aan haar te adresseeren, hetzij hun vies -geschrijf op briefkaarten te stellen. Ook de telefoon werd aan die -practijken dienstbaar gemaakt, doch dat had hij weten te verijdelen, -door de belletjes uit elkaar te stellen, zoodat het klepeltje ze niet -bereikte, en enkel een snorrend geluid maakte, voldoende voor hem, als -hij op het kantoor zat, doch dat boven niet gehoord werd. Maar iets -dergelijks was op brieven niet te vinden. En waren het nu maar gewone -bedreigingen geweest, die men hem toezond, dan zou hij er de schouders -voor hebben opgetrokken, doch erger was het, als men zinspeelde op een -duister bedrijf, dat men hem toerekende. Daarvan mocht Marie nooit iets -onder de oogen komen. - -Hij was dus in zijn schik, toen zij terugkomende, niet bleef aandringen -op de beschikking over dat sleutelje. Zoolang zij dat niet had, was er -niets te vreezen, meende hij. - -„Waar blijft Ella toch,” vroeg hij, ter afleiding tevens. „Het is al -ruim half vijf.” - -„Ze zal wel dadelijk komen,” meende Marie. „Je kunt van dat kind -moeielijk vergen, dat zij het op een hollen zet, om precies op de -minuut thuis te zijn. Laat haar met de omnibus komen, als je haar -vroeger thuis wil hebben.” - -„Ik acht het niet goed voor meisjes, op die schokkende dingen te -staan,” zeide hij. „Ze tramt tot de Laan van Meerdervoort, en dan is -het een stapje.” - -„Misschien was de tram juist weg, en komt ze wandelen,” opperde Marie. - -Haar gissing was evenwel onjuist. - -Ella miste de tram maar hoogst zeldzaam, en geschiedde dat al eens een -enkelen keer, dan wandelde zij wat heen en weer, tot de volgende tram -kwam. Voor geen geld zou zij alleen zijn doorgeloopen, in geen geval de -Prinsenstraat uit. Want daar, bij de halte van de tram, stapte hij op -het voorbalcon, even regelmatig als de groote wijzer van de torenklok -eens in het uur op twaalf stond. En het scheen nu eenmaal Ella’s lot, -dat men haar op de tram het hof maakte. Zij wist dat ze daar niet aan -kon ontkomen, al wachtte zij nog zóólang, en ging ze loopen, dan kwam -hij toch bij haar, en liep met haar mee, wat nog erger was. - -Hij was ditmaal iemand dien zij niet spottend zijn afscheid gegeven had, -zooals dien notaris, en trouwens, dat had zij ook moeielijk kunnen -doen, daar hij zich niet als de ander, had opgedrongen. Integendeel, het -was eigenlijk van haar kant gekomen; schanddalig genoeg, vond ze, maar -het had de beste kunnen overkomen. Als hij niet zoo bleu was geweest, en -haar had durven aanspreken, zou zij het hem niet hebben gedaan. En toen -zij het gedaan had... ach, het was maar een onverschillig woord -geweest, zooals er zooveel gewisseld worden op ’n tram... en hij zoo -bescheiden, beschroomd zelfs, had geantwoord, toen was er niets meer -aan te doen geweest. Ze kon hem toch niet beletten voort te gaan met -praten, evenmin den volgenden dag, toen hij toevallig weer op de tram -stond. En den derden dag begreep zij, dat ze „er in zat.” - -Het eenige waar nu voor te zorgen viel, was dat hun ontmoetingen -tegenover derden een doodgewoon iets bleven schijnen. Met echte -vrouwentaktiek trad zij op, zoodra het noodig was. Het is nu eenmaal -een feit, dat de wereld nimmer iets ongeoorloofds vermoedt achter -hetgeen met ongedwongen beslistheid gedaan wordt, terwijl aarzeling -vermoedens wekt. Dus toen op zekeren dag een kennis van haar eveneens -op de tram stond, begroette zij deze, en vervolgens reikte zij haar -hand aan den jongen man, met een cordiaal „bonsoir!” En hij, ofschoon -het voor het eerst was, dat hij haar hand in de zijne voelde, verraadde -uiterlijk niets, bleef geheel in de rol, die hij begreep dat zij spelen -wilde tegenover die lastige derde. - -Daartoe behoorde in de eerste plaats, dat men elkander tutoyeerde, wat -hij op haar voorbeeld onmiddellijk deed, en ook niets moeielijk vond. -Maar ook, dat men elkaar bij den voornaam noemde, wat lastiger was, -daar noch hij de hare, noch zij de zijne wist. Gelukkig konden zij dit -met eenig beleid ontkomen, doch toen de kennis was afgestapt, haastte -hij zich naar haar naam te vragen. - -„’t Is maar, omdat het zoo raar stond, daareven,” voegde hij er aan -toe. „Anders vond ik het wel aardig, en buitengewoon handig van u.” - -„Is het nu ineens weer u?” vroeg Ella, nadat zij vernomen had, dat hij -Carel Becker heette, en voor Indisch ambtenaar studeerde. „Hè, wat zijn -die mannen toch stijf!” - -Hij lachte. - -„Zooals je wilt,” zeide hij. „Ik dacht dat het enkel maar was voor de -menschen.” - -„Dat zou de omgekeerde wereld zijn,” riep zij uit. „Familiaar in -gezelschap, en officieel als je met z’n beidjes alleen bent!” - -„Neen, maar...” - -„Nu, ik zeg Carel tegen je, en wil jij „juffrouw” blijven zeggen, doe -het gerust. Dan zal ik een gevoel hebben alsof ik je kinderjuf ben.” - -„Dat moet er nog bij komen,” zeide hij, door haar overmoed geprikkeld. -„Ik zal je eens frisch afzoenen, tot straf, den eersten keer dat we -alleen zijn.” - -„Dat is goed,” zeide zij. „Dan zal je eens zien wat er gebeurt!” - -Hij wilde dat graag dadelijk weten, doch zij weigerde het te zeggen, -van oordeel zijnde, dat hij het maar ondervinden moest, als hij het -waagde. - -En al moediger wordend, verklaarde hij zich bereid tot het waagstuk, -als zij mee wilde werken tot het zoo noodige alleen zijn, daar men -dergelijke proefnemingen toch niet midden op een drukke straat kon -doen. Of zij fietste? - -Dat deed zij. En zoo was het eerste afspraakje gemaakt, leidende tot -wat men in den Haag, en ook elders, met een technischen term -„scharrelen” noemt. - - - - - - - - -HOOFDSTUK XIII. - - -Van Vleuten had het in zijn betrekking hoe langer hoe drukker gekregen. -En met de drukte waren zijn verdiensten zoodanig gestegen, dat zij de -gewone behoeften van het huishouden ruimschoots dekten. Mocht dit hem -eenigszins nonchalant hebben gemaakt ten aanzien van de door Wiechen te -betalen rente, Betsy vond, dat het niet aanging dien man maar geheel te -laten betuilen, en telkens later en later die rente te ontvangen. - -Inderdaad was hij zoo langzamerhand ruim drie maanden ten achter -geraakt, wat het stipte vrouwtje in het geheel niet beviel. Zij kende -de praatjes waarmee haar man zich liet afschepen. Men had van den -beginne af een speling wat den tijd betrof, in het oog gevat, en bij -hooge rente als deze, moest men wat weten te geven en te nemen. -Opperbest, vond Betsy, doch die speling, waarop men gerekend had, was -gefixeerd op vijf dagen, dus de vijfde dag behoorde in elk geval de dag -te zijn, waarop men recht had over de rente te beschikken. Wat onder -„geven en nemen” te verstaan was, verklaarde zij niet te begrijpen, -althans niet in verband met de hooge rente. In geen geval mocht dat -beteekenen, dat men zich een vermindering door systematisch -veroorzaakten achterstal behoefde te laten welgevallen. - -Van Vleuten kon daartegen weinig aanvoeren. Van zijn standpunt uit -maakte hij nog een mooie rente, zelfs al werd daar eens wat op -beknibbeld. Maar hiermee behoefde hij bij Betsy niet aan te komen. Zij -toch had een anderen kijk op de zaak. Van al hetgeen men boven normale -rente kreeg, moest het kapitaal weer bijeengespaard worden, dat zij -verloren waande. Men mocht zich dus door Wiechen niet laten bedotten. -En of hij haar inzicht nu deelde of niet, dat kwam er nu niet meer op -aan, sedert zij zijn belofte had. - -Op zekeren dag nam zij een kloek besluit. Als van Vleuten er niet voor -zorgen wilde, of geen tijd had, zou zij er zich eens krachtig mee gaan -bemoeien. En toen hij in den ochtend op reis was gegaan, stapte zij -moedig op de tram, en begaf zich naar Wiechens kantoor. Hem thuis -vindende, vroeg zij kortweg om betaling der achterstallige rente. - -Als een kikker danste Wiechen om haar stoel heen, nu hier, dan daar een -boek of een papier grijpende, tot hij eindelijk zijn besluit genomen -had. - -„Ja, ziet u, mevrouwtje,” zeide hij; „ik zou die zaak liever met meneer -behandelen.” - -„Absoluut onnoodig,” meende zij. „Hier valt niets anders te doen dan te -betalen...” - -„Betalen, ja wel... Meneer heeft nu en dan wat bij mij gehaald, en...” - -„Toch nooit buiten de maandelijksche rente?” vroeg zij. - -„Hm.... Ik blijf erbij, dat ik de zaak liever met meneer behandel. Het -is.... och, mannen willen niet altijd voor hun vrouwen weten, wat zij -uitgeven, en waaraan.... U begrijpt, mevrouwtje....” - -Bij de laatste woorden had hij zijn hand als sussend op haar arm -gelegd. Betsy vloog van haar stoel op, rillend van walging en -verontwaardiging. - -„Je liegt, schurk!” - -Wiechen was met stomheid geslagen. Even bewoog hij de lippen, waaruit -de weinige kleur nu geheel was verdwenen. Toen begon een dun straaltje -bloed uit zijn neus te loopen, afdruppelend op den grond. - -Betsy was hevig geschrikt. Zich omdraaiend, verliet zij haastig het -kantoor, in de tusschenkamer den bediende naar binnen wijzende. Doch -deze begreep haar niet, en de deur openende, liet hij haar uit. - -Op straat gekomen, bedaarde Betsy langzamerhand. Zij begon zichzelf -kinderachtig te vinden, om op het zien van een beetje bloed op den loop -te gaan. Misschien was die neusbloeding maar een soort vertooning -geweest. Maar dit denkbeeld vond ze weer wat al te kras. Hoewel, voor -iemand, die met een effen gezicht zulke vuile insinuaties over Jan -durfde loslaten, was eigenlijk niets te kras. Inmiddels had zij door -haar drift haar doel gemist. Hoe dom van haar, en wat zou Jan ervan -zeggen? Zij begon de gevolgen van haar daad te overwegen, en opeens -keek zij in de straat om, angstig, of ook iemand gezien kon hebben, dat -zij uit het huis van dien man kwam.... „O!” - -De kreet was haar ontsnapt. Marie stond vóór haar. - -„Was je bij mij?” vroeg deze, niet zonder verwondering. - -„Neen,” antwoordde Betsy hard, „dergelijken omgang heb ik niet.” - -En met opgericht hoofd week zij terzijde, en liep door. Een eind verder -had ze er spijt van. Dat was de tweede domheid vandaag! Als zij nu -Marie niet had afgestooten, zou deze haar wellicht hebben kunnen -helpen.... maar neen, liever zonder, dan met die hulp. Toch was het -dom. Ze dacht erover, welke daad zij nu nog kon doen, om het getal van -drie vol te maken. Bah, wat was ze onhandig geweest! - -Maar één gevolg moest haar gang van heden toch hebben. Het was nu -guerre déclarée, wat allicht beter was, dan dat gezeur. En dan moest ze -maar ineens zorgen, dat de knoop werd doorgehakt. Nu in godsnaam niet -halverwege blijven staan! - -Wacht, ze wist het! Bij de halte stapte zij op de tram, moe van het -loopen zoo ver, en reed, den omweg over het Plein nemende, naar huis. -Zonder zich van haar hoed en mantel te ontdoen, snelde zij naar de -slaapkamer, waar het trommeltje stond, waarin het bewijs van Wiechen. -Gehaast, als vreesde zij in haar voornemen gehinderd te zullen worden, -kreeg zij het stuk, en verliet het huis weer. - -„Mevrouw van Vleuten?” vroeg de advocaat. „Waarmee kan ik u van dienst -zijn?” - -Betsy legde het geval bloot, en overhandigde den advocaat de stukken. - -Deze doorliep ze even, en trok toen de schouders op. - -„Hetzelfde, precies hetzelfde,” mompelde hij. En toen luider: „Mevrouw, -ik kan u geen opwekkende mededeeling doen. Er is juist een proces -beëindigd, op nagenoeg gelijke stukken als dit. Ik houd het ervoor, dat -het een piège is, opzettelijk zoo gemaakt om er de menschen te laten -inloopen. Kent u den inhoud van deze acte?” - -„Ik heb dat groote stuk gelezen,” zeide zij. - -„De acte van deposito. Kijkt u nu zelf nog eens na, of u daarin iets -vinden kunt over de verschuldigde rente.” - -„Neen,” erkende zij. „Maar wat doet er dat toe?” - -„De quitanties, die ik hier zie, vermelden evenmin de strekking. Ze -kunnen zijn, zooals uw man waant, voor overeengekomen rente. Zeker, -maar het staat er niet op. Van den kant van Wiechen zal men beweren, -dat het disposities zijn, in rekening op het deposito.” - -„Zoodat dit steeds kleiner wordt?” vroeg zij angstig. - -„Juist mevrouw, u begrijpt den toeleg, zie ik. Konden wij aantoonen, -dat hij zich tot een zoodanige rentebetaling verbonden had, als wel het -geval zal zijn, doch dat niet te bewijzen is, dan zouden we hem bij -exploit in gebreke kunnen stellen, en alles, hoofdsom en rente, -opvorderen. Doen wij dat nu, dan ontkent hij eenvoudig, of begroet ons -met een rekening-courant, waarop heel netjes zijn betalingen in -mindering van het deposito gebracht zijn, terwijl hij een -rente-vergoeding van drie percent heeft bijgeschreven. Dat is zoowat de -usantieele rente, zooals u in haast elke courant kunt zien, bij -kapitaal, dat met een halfjaar opzegbaar is.” - -„Maar als wij hem eens een eed lieten doen....?” - -„Begint u daar nooit mee!” viel de advocaat in. „Het geval heeft zich -een paar jaar geleden eens voorgedaan, dat iemand een eed niet wilde -afleggen. En ik herinner mij, dat het geval eenige sensatie maakte. De -oudste rechter in onze Rechtbank zeide mij toen, dat dit de eerste maal -in zijn leven was, dat een opgedragen eed niet werd afgelegd. Dat wil -nog al wat zeggen dunkt me.” - -„Zweren de menschen dan allemaal valsch?” vroeg Betsy naief. - -„Ik zal mij wel wachten dat te beweren.” zeide hij. „De les, die er uit -te trekken valt, is, dat men beter doet niet te procedeeren, als men -tevoren weet, dat de zaak van een eed afhangt. En nu wat uw zaak -betreft, meen ik geen ander advies te mogen geven, dan het deposito te -laten opzeggen, tegen heden over zes maanden.” - -„Maar wat moeten wij dan al dien tijd doen? Hij zal natuurlijk weigeren -iets te betalen, als we hebben opgezegd.” - -„Zeer waarschijnlijk, en zelfs moet u er op rekenen, dat hij nog een -tijdlang daarna rekt.” - -„Rekt? Hoe bedoelt u dat?” - -„Langzaam procedeeren. Veel uitstel vragen. Trouwens, door de fraaie -inrichting ten onzent, is men altijd zeker van een jaar vertraging, als -men eenvoudig pleidooi vraagt. Er zijn zóó veel pleidooien -ingeschreven, dat we binnen het jaar geen pleitdag krijgen.” - -„Maar zijn de rechters de zaak dan niet weer vergeten?” - -„De rechter krijgt de zaak niet onder de oogen, dan even vóór het -pleidooi, en dan nog maar gedeeltelijk. Maar het zou te lang voeren u -dat nu uit te leggen. Ik bedoelde met mijn vraag, of meneer van Vleuten -om het geld verlegen is. Ik meende laatst gehoord te hebben, dat hij -nog andere ressources had.” - -„O ja, gelukkig,” zeide zij. „Anders hadden we de zaak geen drie -maanden kunnen laten loopen. Maar we zullen zuinig moeten zijn.” - -„We zouden iets kunnen probeeren. Heeft uw man een paar vrienden, die -hem voor een kleine comedie van dienst zouden willen zijn?” - -„We hebben weinig omgang,” zeide Betsy. „Maar... hij kent hier een -zekeren Boom, dien hij met geld heeft bijgestaan.” - -„Voor zijn uitvinding zeker?” lachte de advocaat. - -„Ja...” deed Betsy verbluft. „Maar dat mocht ik niet vertellen.” - -„Is het veel?” - -„Tweeduizend gulden.” - -„Altijd jammer. Uw man heeft het dan wèl getroffen.” - -„Is dat geld dan weg?” - -„Zoo zeker als iets. Van de geheele bende acht ik dien Boom de -gevaarlijkste. Weet u wat, laat meneer van Vleuten eens een dag -vrijmaken en bij mij komen. Ik zal dan eens onderzoeken hoever hij de -dupe is van dat volk, en zien op de voordeeligste manier voor hem te -liquideeren.” - -„Maar die Boom leek me zoo’n fatsoenlijk man!” - -„Zeker, mevrouw, dat doet hij ook. Maar oordeelt u eens zelf. Hij heeft -enkele jaren geleden een reusachtig faillissement geslagen, dat nog -niet is afgeloopen. Gewerkt heeft hij sedert nooit. Zijn familie kan -weinig of niets aan hem doen. Hij is altijd even netjes gekleed, en als -hij niet slaapt, zit hij in een koffiehuis. Zuinig is hij niet eens. En -waarvan moet die man nu leven, als het niet is van oplichterijtjes, -meent u?” - -Betsy zweeg, terwijl de tranen haar in de oogen schoten. - -„Zijn het dat allemaal smeerlappen, in dit land?” riep zij eindelijk -uit. „O meneer, helpt u ons uit hun handen! Daar zijn wij niet tegen -opgewassen. Ik zal mijn man dadelijk bij u sturen. Wanneer wilt u dat -hij komt?” - -„Vanavond, of morgen om half één. Schikt dat?” - -„Hij komt vanavond,” zeide Betsy, met de haar eigen beslistheid. - -Thuiskomende zag Betsy de deur van van Vleuten’s kantoortje open staan. -Meenende, dat zij vergeten had die te sluiten, wilde zij haar verzuim -herstellen, toen zij bemerkte, dat haar man thuis was. - -„Ben je al thuis?” riep zij uit. „Wat lees je daar?” - -„Niets,” zeide hij, het boek dichtslaande. „Ik bladerde een beetje in -een bijbel, dien ik toevallig inhanden kreeg. Waar ben jij heen -geweest?” - -„Je hebt ergens veel plezier van,” zeide Betsy, hem oplettend aanziend. -„Wat is het?” - -„Dat zal ik je bij gelegenheid wel eens vertellen,” beloofde hij. „Ik -geloof, dat ik wat gevonden heb, maar.... enfin, eerst moet ik zeker -zijn. Waar ben jij intusschen heen geweest.” - -„Eerst naar het kantoor van Wiechen, en toen naar je advocaat,” zeide -zij. - -„Ben je dol?” - -„Nog niet, maar ik ben het bijna geworden. Jan, ik heb beloofd, dat je -vanavond bij den advocaat zou zijn. Beloof je me er heen te zullen -gaan? Als je niet dadelijk handelt, zijn we alles kwijt. O, ik heb het -altijd wel gevoeld.” - -Betsy had van haar zenuwen gevergd wat ze verdragen konden. Nu was bet -uit met haar geestkracht, en het duurde lang, eer Van Vleuten een -eenigzins geregeld verslag van haar wedervaren kon krijgen. Toen betrok -zijn gezicht. - -En nu bekende hij zelf al sinds geruimen tijd ongerust te zijn geweest. -Ook dat hij feitelijk niet had durven handelen, uit vrees dat er een -débacle uit voortkomen zou. Toch was hij blij, dat Betsy het nu gedaan -had. Immers nu wisten zij, dat Wiechen een geraffineerde schelm was, -maar ook op welke manier zij de dupe van hem waren. - -Het was erg genoeg, maar had nog erger kunnen zijn. Want, daar zijn -solvabiliteit althans tot nog toe onbesproken was, zouden zij er af -kunnen komen met opoffering van de rente, die zij toch eigenlijk -bovenmatig hadden genoten, en een beetje leergeld toe. - -Zoo troostten zij zich, en onmiddellijk na het eten begaf zich Van -Vleuten op weg zijn advocaat. - -Meer zakelijk dan hij tegenover Betsy had willen doen, zette deze voor -Van Vleuten zijn zienswijze uiteen. Vooropstellende, dat men enkel -gissen kon, meende hij echter als een bijzonder veeg teeken te moeten -aanmerken, dat Wiechen in den laatsten tijd geen verweer meer deed -voeren, wanneer men hem in rechte betrok. In geen zijner bij de -Rechtbank aanhangige zaken verscheen voor hem een procureur. De -tegenpartij had dus vrij spel. In het eerst had dit niet zoozeer de -aandacht getrokken, daar men wist, dat de advocaat die vroeger voor -zijn zaken opkwam, hem had bedankt, en een ander, die sedert zijn zaken -had overgenomen, nu juist niet als de handigste in -procureurswerkzaamheden bekend stond, zoodat men aan vergissingen of -verzuimen geloofde, die zich wel zouden herstellen. Doch toen kort -daarna was gebleken, dat ook deze zich aan de zaken van Wiechen had -onttrokken, en voor dezen in een nieuwe zaak zich niemand procureur -stelde, werd het duidelijk dat daar meer achter school, en Wiechen zich -eenvoudig alles liet aanleunen, wat men in rechte tegen hem op touw -wilde zetten. Daarvoor viel geen andere verklaring te vinden, dan dat -er bij hem niets meer te halen viel. En hoewel deze indruk vrij -plotseling kwam, vertoonde zich toch het gewone verschijnsel, dat de -eene crediteur vóór, de andere na, aarzelde de kat den bel aan binden, -hetzij door een executie te ondernemen, hetzij door ineens -faillissement aan te vragen. - -„Maar iedere dag is er toch één, in zulke gevallen,” merkte Van Vleuten -op. „De man leeft, en voort zelfs een zekeren train de vivre, die hem -geld moet kosten. In Indië kennen we dat van de Chineezen. Men kan dan -zeker zijn, dat zij bezig zijn geld en goederen te verduisteren. Dan is -bij ons het wachtwoord: haast maken; en als de Javasche Bank het niet -doet, slaan gewoonlijk een paar lui de handen ineen, ter verdeeling van -de gerechtskosten, en vragen zoo spoedig mogelijk faillissement aan. -Dan ligt tenminste alles vast; want wat eenmaal weg is, komt nooit meer -terecht.” - -„Verduistering op die manier is strafbaar...” - -„Jawel, u spreekt als een rechtsgeleerde, die zich tevreden stelt met -een straf. Wij, menschen van zaken, verlangen ons geld, en doen u de -straf gaarne cadeau.” - -„Wel,” meende de advocaat, „als ik u dan goed begrijp, ziet u tegen -snel handelen niet op. Ik geloof vast, dat hij geld geborgen heeft, en -misschien is de tijd nog niet rijp, dat het faillissement, waar hij op -aan schijnt te sturen, hem nu reeds welkom zou zijn. Dan zou er met hem -te accordeeren zijn. Ik wil dat voor u probeeren, maar heb me altijd -het best bevonden bij de methode om eerst eenige gerechtelijke stappen -te doen, en dan te gaan praten. In dit geval zou ik u in overweging -geven uw deposito reeds morgen te doen opzeggen. Daar kan hij alvast -niet van af. Mogelijk geeft hij wel geluid, en als hij eenig voorstel -doet, zal ik u er dadelijk kennis van geven...” - -„Kunt u geen beslag laten leggen?” vroeg Van Vleuten. - -„Op uw vordering niet, daar die niet liquide is. Maar ik zal eens -rondkijken, of er niet een ander te vinden is, waarmee we hem dan -zoolang ophouden, tot ook de uwe opeischbaar is. Veel zou het waard -zijn, als we erachter konden komen, waar hij zijn geld gestopt heeft.” - -„Ik weet, dat hij naar Parijs is geweest.” - -„Dat wordt wanhopig zoeken, als hij het daar heeft. - -„Enfin, laat mij maar eerst eens probeeren, en mocht u iets -wetenswaardigs ontdekken, dan houd ik mij voor onmiddellijk bericht -aanbevolen.” - -Vrij mistroostig kwam van Vleuten thuis. De zaak hinderde hem te meer, -daar hij gevoelde dat het zijn eigen schuld was. - -Uit den eeuwigen strijd van belangen kwam toch een norm voort, te alle -tijden, en wie zich daarbuiten waagde, moest er op rekenen òf een -buitengewoon succes te zullen hebben, òf een buitengewone klap te -zullen krijgen. Dat had hij toch in Indië ook geweten, zij het dat zich -de dingen daar langzamer ontwikkelden. - -Zonder Betsy’s aandringen op sparen, zou hij nu geheel zonder middelen -zijn. Hij had evengoed kunnen speculeeren in den blinde. Misschien zou -hem de kans dan gunstiger geweest zijn, daar bij dan alleen met het -toeval had te rekenen, terwijl hier boos opzet geen gering woord had -meegesproken. - -Plotseling bedacht hij geheel vergeten te hebben over de zaak met Boom -te sproken. Bah! Eén bende, had zijn advocaat tot Betsy gezegd. Toch -interesseerde het hem, hoe Boom zich zou verantwoorden. Iets moest hij -toch zeggen, en vooral hij, die zoo soeverein hoog over zijn eigen -fatsoen sprak. Het was wat laat... hoewel, Boom was iemand, die ’s -avonds in een koffiehuis wel te vinden was. In Central bijvoorbeeld. -Daar scheen alles van dat slag bijeen te komen. Van Vleuten herinnerde -zich de uitdrukking „boevenkroeg”, bij de studenten in gebruik, voor de -verzamelplaats van niet-corpsleden. Geen kwade variant! - -Al in zichzelf mopperend, was hij van richting veranderd, en kwam ten -slotte bij het genoemde café. In zoover trof hij het, daar de man dien -hij zocht, er was, toekijkend bij de biljarten. - -Met waren galgenhumor bekeek hem van Vleuten een poos, zooals hij daar -zat. Werkelijk, op een afstand, wanneer hij zich niet bewoog, en men de -kleine incorrectheden in zijn spreken niet hoorde, was hem een zekere -distinctie niet te ontzeggen. Een heldere teint, en dat licht sensueele -in de oogen, dat men anders slechts bij buiten echt geborenen te vinden -pleegt. - -„Meneer Boom, een oogenblikje alsublieft.” - -De aangesprokene toonde zich onmiddellijk bereid, en volgde van Vleuten -naar een hoektafeltje. Op van Vleutens directe vraag naar den stand van -zaken, noodigde hij dezen uit eens te zijnent te komen. Hij zou hem dan -inzage geven van de transacties, tot nog toe door hem voor gezamenlijke -rekening gedaan. - -„Jawel,” zeide van Vleuten, „maar de hoofdzaak, uw machine?” - -„Ja,” meende Boom, „een mensch kan maar één ding tegelijk doen. Ik heb -het met de zaken zóó druk gehad...” - -„Dat zou tijdelijk zijn, en moest toch bijzaak blijven.” - -„Goed—maar u heeft niettemin uw deel opgestreken. Ik geloof dat u zelfs -nagenoeg al uw geld terug hebt.” - -„Terug? O, als u bedoelt... Maar neen. U heeft mij in het geheel, als -ik me wel herinner zevenhonderd tachtig gulden als winst afgedragen.” - -„Nu, dat is dan op tweehonderd twintig gulden na uw deel van het -kapitaal,” zeide Boom. „Die kunt u krijgen, als ik ze binnen heb.” - -Van Vleuten keek den ander aan. Was hij dronken? Dat scheen overigens -toch niet. - -„U is in de war,” zeide hij. „Ik stelde u twee mille terhand, om uw -model te maken, en....” - -„Nu ja, maar zoolang ik daar niet aan beginnen kon, zouden we het geld -gezamenlijk uitzetten.” - -„Dat klopt. Ik heb u ook niet gedrongen....” - -„Welnu, ik heb dus ieder voor de helft, dat is duizend gulden geboekt, -en daarvan heeft u zevenhonderd tachtig terug genomen. Ik heb uw -ontvangbewijsjes bij elkaar.” - -„Zeker. Dat was, naar ik begrepen heb, mijn helft van de winst. U mag -uw boeking inrichten, zooals u wilt; maar wat u daareven zeide, dat u -uzelf voor kapitaalinbreng te mijnen koste heeft geboekt, is onzuiver, -U kunt uw deel van de winst nemen, zoo goed als ik, maar het kapitaal -blijft van mij, en heeft zijn bestemming.” - -„Nu begrijp ik u niet. We zouden de zaak toch samen doen? Dat is -volgens mij, elk de helft. U kunt mijn boek zien: zooveel als u nam, -heb ik ook genomen. Wilt u dus uitscheiden, dan geeft ik u tweehonderd -twintig gulden, zoodra ik ze los heb, en ’t is afgeloopen.” - -„Inderdaad, dat is een aardige rekening,” zeide van Vleuten, met geweld -zijn kalmte bewarend. - -„Wat wilt u? Ik houd me aan de afspraak. Samen, dus ieder de helft. U -schijnt daar van af te willen...” - -„Er heerscht een misverstand. Wanneer is het model van uw machine -klaar, denkt u?” - -„Dat zeide ik u reeds. Ik heb het met de geldzaken te druk gehad, om -daar wat aan te kunnen doen.” - -„Dat was toch de bedoeling niet. Enfin, laat dan die geldzaken rusten, -en werk uw machine af.” - -„Waarvan?” - -„Wel, van de twee mille, die u daarvoor gekregen hebt.” - -„Daar hebben we elk zevenhonderd tachtig gulden van gehad.” - -„Parbleu! Om die er af te nemen, heeft u toch geen drukte bezorgd?” - -„Neen, maar ik heb nog accepten. Ziet u eens,” zeide Boom, een dunne -portefeuille opende, „hier zijn er verscheiden. Excuseer mij nu, men -heeft mij al verscheiden malen gewenkt om in te vallen.” - -Van Vleuten bleef staan, planté là, zooals de franschen zeggen. - -Eindelijk draaide hij zich om, en ging heen, voornemens morgen Boom -schriftelijk te beduiden, dat hij hem het geld voor een bepaald doel -had gegeven, en niet wenschte, dat er langer op deze wijze mee gewerkt -werd. - -In elk geval, hij begreep nu, dat Boom het geld nog had, zij het in den -vorm van accepten, en dus was de zaak zoover tenminste in orde. - - - - - - - - -HOOFDSTUK XIV. - - -Dr. Arnolds zat in zijn studeerkamer, toen Boom werd aangediend. - -„Wat mankeert eraan?” vroeg hij eenigszins verbaasd, den op het oog -volmaakt gezonden jongen man aanziend. - -„Ik wou gaan trouwen,” zeide Boom. - -„O, en u wenscht een geneeskundig onderzoek? Ja, dat doet men -tegenwoordig veel, en ik kan het niet kwaad vinden.” - -„Pardon, dokter. Maar trouwen kost geld.” - -„Dat zult u toch niet bij mij zoeken?” vroeg de oude man treurig. - -„Toch wel.” verklaarde Boom. „U is, naar mij destijds uw zoon vertelde, -penningmeester van een dames-vereeniging, die gelden voorschiet, als -men... nu, ’n zoogenaamde fout repareeren wil. Is dat zoo?” - -„Ja zeker!” riep dr. Arnolds uit. „En u verkeert in dat geval? Hé, daar -wist niets van.” - -„Mijn meisje komt zelden hier, en dan nog maar voor korten tijd. Zij -woont in Berlijn. Uw zoon kent haar heel goed.” - -„Zoo! Nu, ik denk niet dat er moeielijkheid zal zijn. De vereeniging -heeft in langen tijd niets te doen gehad. U begrijpt... men meldt zich -niet gaarne aan.” - -„Neen, dat begrijp ik niet,” zeide Boom. „Ik zou eer denken, dat als -men het maar meer algemeen wist, de aanvragen niet zouden ontbreken.” - -„Integendeel. Het kost soms vrij wat moeite de mannen te bewegen, om de -meisjes te trouwen, die zij ongelukkig gemaakt hebben.” - -„Er zullen toch verscheidenen zijn, die zouden willen trouwen, als ze -geld hadden om hun eerste inrichting te bekostigen. Zoo in het -algemeen, bedoel ik.” - -„O, maar daar bemoeit zich de vereeniging niet mee. Enkel gevallen -meisjes trekt zij zich aan, en tracht degenen die er de oorzaak van -zijn, op deze wijze te bewegen hun plicht te doen.” - -„Welnu, dan laat men ’t meisje even vallen, als dat per se een -voorwaarde is,” lachte Boom. - -„Foei, meneer Boom! Dat zou een immoraliteit zijn.” - -„Wat? Het te doen, of er een premie op stellen?” - -„Sst! Laat u toch nooit meer zoo uit, of de dames zouden.... Van u is -het toch heusch waar?” - -„En of! Hoeveel krijg ik er voor? Uw zoon sprak toen van duizend -gulden.” - -„Ja, dat kan, voor iemand als u. En trouwens, ze zullen blij zijn weer -eens een geval te hebben. Wanneer moet u het geld hebben?” - -„Zoo spoedig mogelijk, dokter. Ik wacht erop om aan te teekenen.” - -„Het is jammer, dat er juist een paar dames op reis zijn. Want ze -weigeren wel nooit, maar willen er allen in gekend zijn. Een beetje -uitpluizen....” - -„Dan zal ik moeten wachten. Dat spijt me. Ik had er alles voor in orde; -tot zelfs de acte van huwelijksche voorwaarden is besteld. Hoe lang zou -het duren, denkt u?” - -„Een kleine zes weken. Maar ik weet wat. Als ik u eens een accept van -mij gaf, op twee maanden, en u maakte daar geld op? Binnen dien tijd -heb in het in orde, en los mijn accept in.” - -„Een accept van u? Dat zal moeielijk te plaatsen zijn, zoo vlak na dat -geval. Maar om ’t even. Ik wil het wel hebben, en kan ik het niet -kwijt, dan moet ik maar zoolang wachten. Een zegeltje heb ik wel bij -me. Mag ik een pen van u hebben?” - -„Het is natuurlijk een zaak van vertrouwen,” zeide de oude dokter, toen -hij teekende. „Trouwt u niet, dan krijg ik het accept of het geld -terug. Overigens heeft u vijf jaar den tijd.... - -„Ja, dat weet ik,” zeide Boom, het papiertje dichtvouwend. „Dank u. Ik -hoop u spoedig mijn huwelijk te annonceeren.—Hoe staat het met de zaak -van uw zoon?” - -„O, best! Hij wordt vrijgesproken. Waarschijnlijk zal de instructie -reeds de volgende week zijn beëindigd, en er is veel hoop, dat hij dan -al losgelaten wordt.” - -„Dat is een goed bericht,” vond Boom. „Dus komen de jongelui nu -eerstdaags vrij?” - -„De jongelui? Neen, Viehof natuurlijk niet.” - -„U zegt....? Hoe zit dat dan in elkaar? Medunkt, ze hebben het allebei -gedaan, of....” - -„Neen, dat is het niet. Viehof heeft nog wat tegoed van vroeger. Hij is -een tijd geleden ook vervolgd, en toen hebben ze hem moeten -vrijspreken. Zooiets van een valsche handteekening. Daarom moet hij nu -nog wat brommen.” - -„Houd me ten goede, dokter,” zeide Boom; „maar het heeft er wel wat van -of u bezig is me voor den gek te houden. Vrijgesproken en nu daarom -moeten brommen? Verstond ik u soms verkeerd?” - -„Volstrekt niet. Dat is nieuwe stijl hier in den Haag. Zoo’n beetje op -z’n Engelsch, of althans wat ze daarvan hier ons wijs maken. Enkel de -vermaningen, die ze ginds geven, ontbreken hier nog, maar dat komt wel. -Ongeveer zóó: „Beklaagde, je bent vrijgesproken van hetgeen je werd te -laste gelegd. Het is te hopen, dat de langdurige preventieve hechtenis -je tot waarschuwing moge strekken om het niet weer te doen.” - -„Kom, dokter,” vermaande Boom, „U is bitter gestemd, omdat het uw zoon -geldt....” - -„Bitter? Och neen, meneer Boom. Ik maak een diagnose.” - -„Nu, enfin,” zeide Boom. „Het raakt mij ook eigenlijk niet. Het is -alleen maar, dat ik de uitspraken van een rechterlijk college anders -gemotiveerd acht, als u het wil doen voorkomen. Zou u werkelijk denken, -dat die heeren nog tijd hadden om kleine persoonlijkheidjes in hun -ernstig werk te laten wegen?” - -„Meneer Boom, ik zwijg. Maar, als het uitkomt, zooals ik heb gezegd, -geeft u me dan gelijk?” - -„Ja, dan zou men niet meer weten wat te denken. Het staat vast, dat de -een niets meer of minder heeft gedaan, dan de ander. Maar kan het ook -daarin zitten, dat Viehof minder heeft willen zeggen? Ik bedoel zóó. -Als de een royaal alle vragen beantwoordt, die men hem doet, en de -ander vertikt het om geluid te geven....” - -„Ik weet niet precies hoe het in de wet staat. Maar de redenen waarom -men iemand preventief kan zetten of houden, zijn er in omschreven, en -komen neer op vrees, dat de man het nog eens zal doen, of op den loop -gaan. Nu wil ik u wel op een briefje geven, dat, wie loskomt, er -onmiddellijk vandoor gaat. Voor mijn zoon sta ik in, al zou ik hem -moeten dwingen. En anders was hij hier gebleven, ja, zou ik hem -gedwongen hebben te blijven, om niet den schijn van schuldig-zijn op -zich te laden. Maar met deze ervaring, raad ik iedereen in Holland aan: -Ga heen, als ge denkt, dat ge in eenige strafzaak betrokken kunt -worden, en wacht af, wat ze er maken.” - -„Ik wil mijn oordeel opschorten,” zeide Boom. „In elk geval ben ik het -met u eens, dat iemand die plan heeft te vluchten, niet wacht tot men -hem preventief in hechtenis komt nemen. Dus, als hij hier kalm rond -blijft wandelen, moet men een sterke verbeeldingskracht hebben, om voor -ontvluchting te gaan vreezen. Maar ik wist niet, dat men enkel om zulke -redenen iemand mocht vasthouden. Ik dacht, dat het voor een gemakkelijk -onderzoek was. Je hebt ze altijd bij de hand.” - -„Nu begin ik te gelooven, dat u me een beetje voor den gek houdt, -meneer Boom,” zeide Dr. Arnolds. „Want, wat u daar zegt, zou erger -wezen, dan wat ik als motief aannam. Nietwaar, er straalt nog eenige -gemoedelijkheid in door, in dat preventief zetten van iemand, van wien -men overtuigd is, dat hij wat heeft verdiend. Iets wat aan een -vaderlijke tuchtiging doet denken....” - -„Genoeg, dokter,” zeide Boom, opstaande. „Ik dank u voor de voorloopige -hulp, en wensch u het beste voor uw zoon.” - -Inderdaad was Boom wat onrustig geworden. De gebeurlijkheden bij zoo’n -geval—of men ze nu vaderlijke tuchtiging noemde, of wat anders—waren -toch in elk geval onplezierig. Hij had werkelijk een goede ingeving -gehad, dien avond in Central, om niets in zijn bezit te willen hebben, -al was het dan ook zonder voordacht geweest. Anders was hij er nu ook -bij, en al kwam het uit, wat de dokter gezegd had, dat de lui werden -vrijgesproken, ze hadden een tijd achter den rug van onzekerheid, en, -wat Boom het ergste vond, van gebrek aan alle comfort. Hij keek eens -naar zijn keurig passend en goed geborsteld pak, en rilde bij het -denkbeeld dat voor gevangeniskleeding verruild te zien. Ja, dat zou -erger dan erg geweest zijn! - -Inmiddels was zijn gang vandaag vruchtbaar geweest. Duizend gulden! Het -was toch waar, wat men wel eens zeide, dat op den weg tot rijkdom, de -eerste duizend gulden het moeielijkst te halen waren. Dan ging het -vanzelf. Zoo ook nu weer. Met het geld van dien waterchinees was het -begonnen. De zaak was nu te zorgen, dat het hem niet kon worden -afgenomen, en daartoe moest hij nu met trouwen voortmaken. Dan was -alles van zijn vrouw, die, dankbaar als ze zijn moest dat hij haar -getrouwd had, hem een Paradijs op aarde zou bereiden, en voor hem een -levende spaarpot zijn, waar niemand aan kon komen. En dan aan zijn -machine werken. - -Boom lachte ineens hardop. Die was goed! Nu had hij al zóóveel lui met -die wondermachine beetgenomen, dat hij er zelf aan begon te -gelooven.... - -„Meneer Boom!” - -Hij was op het Plein gekomen, en week juist uit voor een tram, waarbij -hij zonder haar op te merken, Marie van Groningen rakelings passeerde. - -„Mevrouw,” zeide hij, den hoed lichtend. „Kan ik u ergens mee van -dienst zijn?” - -„Ja meneer, u is een kennis van mijn.... van Wiechen, en....” - -„U schijnt een beetje geagiteerd, mevrouw,” zeide Boom. „Zou het niet -beter zijn, dat we ergens even gingen zitten, zoodat u kalm kunt -uitspreken?” - -„Ja, dat wilde ik u juist vragen. Maar waar? Ik weet maar één -gelegenheid. Dan moet u met mij rijsttafelen. Houdt u daarvan?” - -„Rijst met jus?” vroeg Boom. „Ik heb het nog nooit gegeten, zooals -Indische menschen dat doen. Maar tegen gepeperd eten kan ik wel. Waar -is het?” - -„Prins Hendrik-plein. Stapt u maar op deze tram,” zeide zij, met haar -parasol voorzichtig wijzende. „Als u mij ziet afstappen, doe het dan -ook, laat de tram doorgaan, en kom dan met me mee.” - -Boom volgde de ontvangen instructies. - -Zij zaten in een net zaaltje, en Boom bewonderde de keus van zijn -tijdelijke gastvrouw, wat de gelegenheid betrof. Hij was er nog nooit -geweest, en misschien daardoor, maakte het een levendigen indruk op -hem. - -Hij wist in het eerst niet te definieeren, wat het eigenlijk was dat -hem dat gevoel van groote veiligheid gaf, indien men hem zou willen -bespieden. Het laatste kon hem al heel weinig schelen, maar uit een -altruistisch oogpunt bekeken, in háár belang, deed het hem weldadig -aan. En eindelijk drong het tot hem door, toen zij een opmerking -maakte. - -Verduiveld ja, dàt was de zaak! Als men iets verbergen wil, moet men -het zoo publiek mogelijk doen. Dan let er niemand op. En volgens dit -principe zat men hier veilig. De tafeltjes binnen stonden ver genoeg -van elkaar, dat men elkanders gesprekken niet beluisteren kon. Maar -voor de ramen waren geen gordijntjes, zoodat ieder naar binnen kon -kijken, en.... het dus niet deed. Als Wiechen zelf op dit oogenblik -langs was gekomen, en hen gezien had, zou hij er niets van hebben -kunnen zeggen. Men zou met een fideele handbeweging hem hebben kunnen -uitnoodigen om mee aan te zitten, zonder een excuus te hoeven maken -over dit samenzijn. Alleen had men dan het gesprek niet kunnen houden, -dat nu gehouden werd. - -Het was eigenlijk dezelfde geschiedenis, als met die brievenbus. - -Had Wiechen die niet zoo zorgvuldig afgesloten gehouden, en zoo in het -oogloopend getoond, dat hij iets te verbergen had, dan zou zij nimmer -op de gedachte gekomen zijn, dat er voor haar iets belangrijks in zijn -correspondentie kon zijn. Nu, waar zij eenmaal, door de handigheid van -den bediende, toegang had gekregen, tot wat hij voor haar afsloot, ging -het haar in zekeren zin als de vrouw van Blauwbaard in het sprookje, en -dreef haar de nieuwsgierigheid tot ernstig onderzoek. En zoo had zij na -eenigen tijd alles vernomen, wat vroeger voor haar een praatje scheen, -een mythe, maar nu door de platte wijze, waarop men aan Wiechen, tot -zelfs op open briefkaarten durfde schrijven, een afschuwelijke -werkelijkheid was geworden. - -Men geneerde zich niet. Naast de eene briefkaart, waarop bedekt -gezinspeeld werd op misdrijven, die Wiechen zou hebben begaan, en die -men dreigde ter kennis van de Justitie te zullen brengen, lag vreedzaam -de andere, waarop hij werd uitgenoodigd ergens te komen, of waarbij men -hem een bezoek annonceerde, teneinde hetzelfde misdrijf te begaan. - -„Maar mevrouw,” zeide Boom, „U zinspeelt den geheelen tijd op iets -bijzonders, dat u echter niet noemt. Ik weet wel, waarvan men Wiechen -beschuldigt, waarmee men zegt, dat hij oorspronkelijk zijn geld heeft -verdiend. Maar ik wist niet, dat hij dit vak nu nog beoefende.” - -„Het is niet te noemen, meneer Boom,” zeide Marie. „Heeft u Zola -gelezen.... Fécondité? Nu, dan weet u het. Ja, ik zie, dat we dan -hetzelfde bedoelen.” - -„Ja,” zeide Boom. „Laat u me even uitblazen....” - -„Neemt u een hapje rijst, of een stukje brood.... Niet zóó blazen.... -Inhalen! Hf, hf, de lucht tusschen de tanden inzuigen! Gut, u wordt er -rood van! Wie dacht nu ook, dat u al die sambal zoo door uw eten heen -zou werken. Kassian, maar ’t is toch gek!” - -Het duurde eenigen tijd, eer Boom bekomen was. Als een visch op het -droge, zat hij te gapen. Zijn mond brandde. Eerst langzamerhand, toen -hij, den gegeven raad volgend, een hap droge rijst gekauwd had, begon -het te minderen, en kon hij weer spreken. Maar hij weigerde halsstarrig -nog iets te nemen van hetgeen hij op zijn bord had, zelfs niet toen -Marie er het een en ander had uit gevischt, en er versche rijst aan had -toegevoegd. - -„U bedoelt dien knoeier, die vrouwen afhielp van hun begane fouten?” -zeide hij eindelijk. - -Als hij niet zoo’n pijn in den mond gehad had, zou hij het nooit zoo -kortaf hebben durven zeggen, en hij was blij, toen zij knikte, de oogen -afwendend. - -Het was eruit. Zonder het nu verder bij den naam te noemen, kon men -erover spreken. - -„U voelt, dat ik niet bij hem blijven kan,” begon Marie, na een poos. -„Hij wil nu naar Parijs, en daar dat... dat... voortzetten. Hij meent, -dat daar meer mee te verdienen is, dan met wat hij nu doet.” - -„Woekeren,” zeide Boom, die door de rijsttafel smaak scheen te hebben -gekregen de dingen bij hun naam te noemen. „Och, in zoo’n groote stad -valt het allicht minder op. Hij zou het een met het ander kunnen -blijven vereenigen.” - -„Ja, maar ik ga niet mee. Verbeeld u, hij wil, dat ik hem met het -fransch zal helpen. Ik zou dan die verschrikkelijke menschen moeten -zien en spreken, die komen om bloedgeld, of dat andere....” - -„Kom, mevrouw, u maakt u er een voorstelling van, die met de -werkelijkheid niet overeenstemt. De menschen die geld komen halen, zijn -altijd vol hoop, dat hun moeielijkheid tijdelijk zal zijn. En zoo niet, -dan probeeren ze het maar eens, en zijn betrekkelijk onverschillig. Als -de leening gelukt, zijn ze opgewekt. Ook als ze komen betalen; want -iemand die betalen kan, is zeker vroolijk.” - -„Ja, zóó....” - -Marie moest lachen. Op die manier voorgesteld, moest het bedrijf van -een woekeraar zoowat het prettigste van de wereld zijn. Geen doffe -blikken, wanhoopsbewegingen, of wat ook eenerzijds,—geen koude -wreedheid in het oog, verschrikkelijke bedreigingen aan den anderen -kant, zooals het stond in romans en gedichten? - -„Daar staat zooveel in, dat niet waar is, of dat de een van den ander -overschrijft,” zeide Boom. „Maar dat kan ik u verzekeren; ik ben -dikwijls bij Wiechen op het kantoor geweest, en heb er nooit anders dan -vroolijke gezichten gezien. Op een enkele uitzondering na tenminste. -Kijk eens, als de lui betalen moeten en niet kunnen, dan probeeren ze -uitstel te krijgen; en bij zoo’n gelegenheid trekken ze een somber -gezicht. Wiechen doet het dan ook. Hij heeft dan iets vaderlijk -vermanends over zich, dat hem almachtig dwaas staat. Dat alles duurt -echter zoolang de lui op het kantoor zijn. Komen ze er uit, dan ziet -men een spotlachje of ze steken even de tong uit. En Wiechen zit op -zijn stoel, het met zichzelf oneens; als je binnen komt, vragend of je -over meneer die of die een opinie hebt, en wat het beste zou zijn, hem -vervolgen of uitstel geven.” - -„Enfin,” zeide Marie, „dat is ook het ergste niet. Maar dat andere? Hoe -denkt u dáárover, en wat heeft u dáár van gezien?” - -„Dáár komt uit den aard der zaak niemand bij,” zeide Boom. „Als men in -de wachtkamer zit te wachten, worden er soms een paar dames -binnengelaten, die wat vreemd doen. Je kunt ze moeielijk vragen, wat ze -hebben, en op het kantoor komen ze niet. Als je ze de deur uit ziet -komen, wippen ze meestal zóó haastig weg, meestal in een rijtuig, dat -je geen tijd hebt ze op te nemen.” - -„Toch zien ze er zeker vreeselijk ontdaan uit?” - -„Neen, dat heb ik nooit gezien. Soms een verbeten lachen, en anders óók -vroolijk.” - -„Ik geloof nu, meneer Boom, dat u er een beetje gekheid mee aan het -maken is.” - -„Op mijn woord niet, mevrouw. Maar, hoe komt het eigenlijk, dat u mij -daar naar vraagt? U moet toch zelf, waar u bij hem woont....” - -„O neen, ik heb nooit iemand willen zien, die bij hem kwam. En vooral -sinds ik dàt weet!” - -„Dat gebeurt anders niet waar u woont.” - -„Wat zegt u? Waar dan?” - -„Waar zijn eigen vrouw woont.” - -„O God! Foei! O!” - -Marie had een kleur van verontwaardiging. Dus kwam hij niet alleen bij -die vrouw, met wie hij voorgewend had niet gelukkig te zijn, en in -onmin te leven, maar zelfs oefende hij daar zijn vieze practijken uit! -En waarschijnlijk had die er genoeg van gekregen, en wilde het hem -beletten, en daarom die verhuizing naar Parijs. En nu moest zij mee -daarheen, en daarbij assisteeren...! Neen, er mocht gebeuren wat wilde, -maar dat nooit! Daartoe was zij niet te krijgen.... - -„Die man dégouteert mij,” zeide zij, als slotsom van haar nadenken. - -„Dus, wat wil u doen?” vroeg Boom. - -„Niet meegaan, van hem af!—Ziet u eens, meneer Boom, hier heb ik het -bewijs van een aangeteekenden brief. Daarin stuurt mij een neef in -Arnhem het pensioen, dat dáár nog altijd geind wordt. U weet misschien, -dat ik Indisch pensioen heb?—Zou u dien brief even voor me willen gaan -halen? Ik durf niet zelf te gaan, en als het niet vandaag gebeurt, komt -er nog zoo’n kennisgeving, en die kan ik misschien niet uit de bus -krijgen eer hij die ziet.” - -„Met genoegen, mevrouw, al begrijp ik niet....” - -„Hij loert er op, en hij is zoo slim! Ik weet niet hoe dat komt, maar -als ik ga, ben ik zeker, dat hij mij aan den ingang al opwacht. Dan -geef ik het af, en kan niet weg, zonder geld.” - -„Begrepen,” zeide Boom. „Het beste zou zijn, dat ik dan nu even ging. -Teekent u even af.” - -Op haar toestemmend knikken, stond hij op, en gaf haar de kennisgeving -ter teekening. - -„Wacht u hier? Tot straks dan.” - -Onderweg dacht Boom na, hoe hij zich dit geval tot voordeel kon doen -worden. - -Die vrouw had een pensioen, waarvan hij het bedrag weliswaar nog niet -wist, doch dat niet gering moest zijn daar anders Wiechen het niet met -haar zou hebben aangebonden. Daar moest dus van over te houden zijn, en -dan kon hij dat gevoegelijk tot zich zien te trekken. Het voor haar -beheeren, zoogenaamd, en er haar een kleine rente van vergoeden. - -Zoo moest het; en toen hij terugkwam, leidde hij zijn plan in. - -Natuurlijk zou hij uit louter belangstelling voor haar zorgen, en -verzocht al dadelijk, of zij nooit over eenige belooning wilde spreken. -De geringe kosten, die hij had zou hij haar eenvoudig in rekening -brengen, en alleen dan, als er wat in een handelszaakje te doen viel, -zou hij voor zich de helft van de extra-winst boeken, altijd, als zij -in een tijdelijke beschikking over een deel van haar geld dan -toestemde. - -„Ik zeg dat eigenlijk alleen, om u niet te beleedigen met een gratis -aanbod van mijn diensten,” eindigde hij. - -„Dat begrijp ik, meneer Boom,” zeide Marie, hem de hand reikend, „en ik -zeg u hartelijk dank voor uw kiesche hulp.” - -„Als u mij tot belooning maar nooit weer van dat heete goed laat eten,” -verzocht Boom. - -„Nu,” lachte zij, „dat went wel. Ik hoop u na afloop dikwijls bij mij -te zien. U gaat trouwen, nietwaar?” - -„Ja....” deed Boom. „Hoe weet u dat?” - -„In den Haag weet men alles,” zeide zij. - - - - - - - - -HOOFDSTUK XV. - - -„Wel, wat drommel, Frans!” riep Wiechen. „Is er dan vandaag geen post?” - -„Maar meneer,” zeide Frans, „U heeft er vanochtend zelf een heel pak -uitgehaald!” - -„Vanmiddag... vanochtend...”, zeide Wiechen knorrig, struikelende over -zijn woorden. „Hoe komt het, dat er tegenwoordig haast geen brieven -voor mevrouw meer zijn?” - -„Ik weet er heusch niets van, meneer,” zeide de bediende stotterend. - -„Doe jij boodschappen? Haal je ze soms van de post? Of ergens anders?” - -„Ik... ik...” hikte Frans, door die vragen van streek gebracht. „Ik -haal ze er niet uit.” - -Wiechen was geslaagd in zijn gewone tactiek, dat voelde hij. Ditmaal -echter heel toevallig, daar hij meer enkele knorrige uitroepen, dan -vragen bedoeld had. - -„Vooruit, zeg op,” ging hij nu voort. „Je weet ervan. Gauw, of ik stuur -je met een briefje naar je moeder. Ik laat haar gijzelen, als jij niet -direct zegt wat het is.” - -Frans wist maar al te goed, wat die bedreiging beteekende. Zijn moeder -had schuld bij Wiechen, en daarvoor werkte hij. Een deel van wat hij -verdiende mocht hij zelf behouden; de rest was afbetaling van de schuld -zijner moeder. Of eigenlijk niet eens afbetaling, maar de rente. En -Wiechen had een vonnis, waarmee hij zijn moeder kon laten oppakken, als -hij wilde. - -De arme jongen had geen keus. Al was die mevrouw nog zoo goed en -vriendelijk... Ja, en juffrouw Ella, die hem laatst aan het oor -getrokken had, en gezegd, dat hij voor mevrouw alles doen moest... - -„Moeder!” riep hij half kermend. - -„Geen moeder; zeggen wat je weet, of anders...” - -Wiechen greep naar de telefoon. - -„Mevrouw maakt de bus aan den achterkant open,” liet Frans los. - -„Hoe? Wijs het me!” - -En gedwee ging de jongen naar de voordeur, en trok met zijn vingers de -goed geoliede pennetjes uit de scharnieren. - -„Hoe lang weet je dat?” - -„Ik zag het mevrouw gistermiddag doen,” loog Frans. „Ik wist heusch -niet, dat het zoo erg was.” - -„Donder nu maar op,” zeide Wiechen. „Ik zal eens zien wat ik met je -doe.” - -Wiechen liep een tijdlang heen en weer. Het was hem al eenigen tijd -opgevallen, dat Marie geen brieven meer ontving, terwijl er vroeger, -hoewel niet druk, toch altijd voor haar kwamen. En juist nu moest zij -een remise ontvangen, die hij best had kunnen gebruiken. Als ze die nu -ook maar nog niet had! - -Er was iets gaande in huis. Het kon zijn, dat Frans het gister voor het -eerst gezien had, maar het stond vast, dat Marie reeds eenigen tijd die -manoeuvre gedaan had. Er moest nu nog maar bijkomen, dat ze ook zijn -brieven... neen, dat kon niet, maar toch de briefkaarten had gelezen. -Verduiveld tuig, die Indische vrouwen! Want weinig dacht hij, dat zijn -eigen bediende op het denkbeeld gekomen was. - -In de eerste plaats moest hij nu zekerheid hebben, omtrent Marie. Zij -maakte te veel een schakel uit in den keten zijner plannen, dan dat hij -daarover in twijfel kon blijven. Ging zij niet mee naar Parijs, dan -moest hij zien iemand anders te krijgen, want met zijn fransch zou het -daar niet lukken. Kon hij den tijd maar een jaar of wat vooruit zetten, -dat Ella klaar was met haar studiën! - -Er werd gebeld. - -„Een besteller, die u persoonlijk spreken moet,” meldde Frans. - -De man kwam binnen en overhandigde Wiechen een briefje van Marie, -houdende verzoek om al het hare te willen medegeven. De meid kon het -goed wel in de koffers pakken, en overigens, daar de man een handwagen -bij zich had, kon hij zelf beoordeelen hoe hij een en ander zou -vervoeren. - -„Dat is kort en bondig,” zeide Wiechen, toen hij het briefje gelezen -had. „Bah, ze bedenkt zich nog wel, als ze ziet, dat ik niet het minste -bezwaar maak.” - -En onmiddellijk orders gevende, hielp hijzelf zooveel mogelijk, om -alles in te pakken. - -„Waar moet je het heen brengen?” vroeg Wiechen, toen alles opgeladen -was. - -„Noordeinde 68,” zeide de besteller, die zijn les had opgekregen, maar -moeite had om ernstig te blijven bij de gedachte, dat die heer straks -of morgen al zoekende naar het nummer, met zijn neus voor het -Koninklijk Paleis zou komen te staan. - -Inderdaad liep Wiechen erin, in zoover, dat hij het straatnummer van -het meest bekende huis in den Haag niet kende; iets, wat hem haast tot -fatsoenlijk Hagenaar stempelde. - -Ziezoo, nu wist hij waaraan zich te houden. Hij zou een briefje -schrijven aan Marie, dat ze nu beslissen moest. Zij kon mee, of niet -mee. Wachten was onzin. - -Er was een Zwitsersch bonnetje, in dienst bij iemand van het Hof, die -bereid zou zijn haar plaats in te nemen. Zij was een tijd geleden bij -hem geweest, en vond dat eeuwige zeulen met kinderen vervelend. En die -werden bovendien groot, zoodat ze reeds een wenk gekregen had om naar -iets anders uit te zien. Een heel fatsoenlijke wenk, want die bestond -in een spaarbankboekje; maar het was toch een wenk. - -Men kon het nu beschouwen zooals men wilde. Marie was.... ja, ze had -iets meer gedistingueerds over zich. - -Hij trommelde met de vingers zenuwachtig op tafel. - -Marthe, de andere, was minder gedistingueerd, maar sprak beter fransch. -Hier kwam een plotselinge uitdrukking van niet begrijpen op zijn -gelaat. In zijn ongeschoold brein rees eensklaps een vraag op. - -Distinctie deed heel wat, ook in zijn zaken; imponeerde. Fransch -spreken gold in den Haag voor een bewijs van distinctie. Maar eigenlijk -kon niemand het goed, behalve zoo’n bonne, en die was niet -gedistingueerd. - -Wat een warboel! Misschien was dat in Frankrijk of elders niet zoo, en -stelde men het goed spreken van eigen taal hooger, dan het radbraken -van een vreemde, zoodat men daarin geen bewijs van distinctie zocht. - -Hij zou dit graag eens onderzoeken, maar het beroerde was, dat hij nu -dadelijk moest kiezen. Want in den Haag begon het te dreigen, en de -groote bedragen waren over de grenzen. - -Nu Marie van die kuren begon te krijgen, was het misschien beter haar -ineens te laten schieten, en de andere te nemen. Die kon natuurlijk -niet zoo op stel en sprong uit haar positie, en hoe eer hij haar dus -kon waarschuwen, hoe beter. Geen oogenblik twijfelde hij of ze het doen -zou. Als hij wenkte, gehoorzaamde men. Er waren maar weinigen, die met -hem in aanraking geweest waren, die hij niet bevelen kon. - -Neen, één ding was zeker, als hij uit den Haag ging, zou de heele stad -opademen! Gedurende de vele jaren, dat hij er was geweest, had hij de -menschen, en hadden de menschen hem leeren kennen. - -„Dag Pa!” - -„O, ben jij daar.... Wat ik zeggen wil, mevrouw is weg.” - -„Weg?” vroeg Ella, bleek wordend. „Waarom heeft u dat gedaan? Ze was -zoo goed.” - -„Malle meid! Ik heb haar niet weggestuurd. Ze is uit haarzelf -weggegaan.” - -„Dat kan niet Pa, ze hield.... ze was....” - -Ella begon te beven. - -„Ga maar naar boven,” zeide hij, „en kijk. Ze heeft haar heele -rommeltje al weg laten halen.—Sta er niet zoo bij, of je geen tien kunt -tellen, en tranen wil ik niet zien, hoor je!” - -„Och pa, laat mij naar mevrouw toe gaan! Ze is zoo lief, en zal wel -terugkomen, als ik het vraag.” - -Wiechen zweeg even. - -„Hm,” deed hij toen. „Hou je hoed maar op. Ik zal je een briefje -meegeven.” - -Hij liep naar zijn schrijftafel, en schreef haastig een paar regels op -een kaartje, dat hij daarop in een envelop stak. Een tijdlang bleef hij -toen staan, bewegingen makend, of hij het Ella geven zou of niet, -zoodat zij begon te lachen. - -„Lach niet,” riep hij woedend. „Ik denk erover.... Neen, je moest eens -te stom zijn om je boodschap goed te doen.” - -En hij likte de enveloppe dicht, en schreef er het adres op. - -„Hier,” zeide hij toen. „Steek dat in je zak. Als mevrouw met je -meekomt, of belooft terug te komen, is het goed. Anders bezorg je dit -aan het adres, dat er op staat.” - -„Goed,” zeide Ella, het briefje aannemend. „En mevrouw, waar is die?” - -„Noordeinde 68,” antwoordde hij. „Rep je wat, anders wordt het zoo laat -met eten.” - -„Als mevrouw niet thuis is, moet ik dan een boodschap achterlaten?” -vroeg Ella. - -„Neen” zeide hij. „Als mevrouw er niet is, of niet komen wil, bezorg je -het briefje. Geen gedonderjaag.” - -„Goed Pa,” zeide Ella. - -Dat wist Ella. Als Wiechen zulke strenge orders gaf, en zoo kort sprak, -moest er gehoorzaamd worden. Blindelings! - -Ella reed dus heen; maar toen zij vóór het Paleis stond, aarzelde zij -toch. In het nummer kon ze zich niet vergissen, en ze had het tot -overmaat van voorzichtigheid nog met potlood op haar manchet -geschreven. Als het dan moest, dan moest het! En dapper plaatste zij -haar fiets tegen die trap en liep naar binnen. - -„Is mevrouw van Groningen hier?” vroeg zij den dikken portier. - -„Onbekend, freule. Bij wie zou die dame kunnen zijn?” - -„Bij wie....,” herhaalde Ella. „Dat weet ik niet. Maar er moet een -vergissing zijn.... Men heeft mij een nummer opgegeven....” - -„Een nummer?” vroeg de man, groote oogen opzettend. „Hier is het Paleis -en geen nummer.” - -Ella schoot in den lach. Haar verlegenheid was verdwenen. - -„Het nummer ben jij,” zeide zij. „Dag!” - -Vlug liep zij de treden weer op, en stapte op haar fiets. - -Ella begreep intusschen, dat mevrouw geen bezoeken of boodschappen -wenschte. Het verkeerde adres was natuurlijk met opzet gegeven. Er -bleef haar niets te doen over, dan nu het briefje te posten, en dan -naar huis teruggaan. En zoo deed zij. - -Opeens hoorde zij haar naam noemen, en schoot haar een fiets op zijde. -Het was Carel Becker, die haar had ingehaald. - -„Goed nieuws,” juichte hij. „Ik ben door het examen, en een van de -eerste nummers, zoodat ik zeker geplaatst word.” - -„Heerlijk voor je,” zeide Ella. „Wel gefeliciteerd, hoor!” - -„Heb je tijd, om mee te gaan?” vroeg hij. - -„Geen minuut te verliezen,” verklaarde zij. „Morgenmiddag?” - -„Als het niet anders kan, moet het wel. Maar je begrijpt, dat ik zoo -spoedig mogelijk overal naar mijn familie moet. En bij de plannen vóór -mijn vertrek, is er één, waarover ik met jou moet raadplegen.” - -Ella was langzamer gaan rijden, toen zij bemerkte, gevaarlijk dicht bij -huis te komen. Nu sprong zij van haar fiets, terwijl haar oogen zich -met tranen vulden. - -„Ga je nu weg?” klaagde zij. - -„Ja, maar ik wou niet alleen gaan,” antwoordde hij, snel sprekend, „ik -wou je meenemen.” - -„Ach!” riep Ella uit, glimlachende en blozend tegelijk. - -„We moeten er nu mee voor den dag komen,” ging hij voort. „En ik heb -gedacht, dat het beste zou zijn, als ik zelf maar belet bij je vader -vroeg. Zie eens, mijn ouders zijn menschen, die zich moeielijk -verplaatsen, en.... ik ben bang, dat er bezwaren zullen komen. We -moeten ze voor een fait accompli zetten. Als ik de toestemming van je -vader heb, kondig ik ons bezoek aan, en eer er wat aan te doen is, zijn -we op onze eerste engagements-visite.” - -„Hoe grappig klinkt dat,” zeide Ella. „Je begint zoo’n gevoel te -krijgen een groot mensch te zijn.” - -„Ja,” gaf hij toe, „ik kreeg het ook, toen ik den uitslag van het -examen kende. Je weet: nu gaat het zelfstandig leven beginnen.—Zeg, -liefste, op welke uren is je vader gewoonlijk thuis?” - -„Tegenwoordig meestal vast den geheelen avond. Hij werkt veel op het -kantoor, den laatsten tijd.” - -„Dan zal ik hem van tevoren even opbellen, en doe het vanavond al.” - -„O, hoe vreeselijk; ik loop weg!” - -Hij lachte hartelijk, en nam afscheid, blij dat dit onderhoud zoo -gemakkelijk was gegaan. Want hij had er tegenop gezien, om redenen, die -hij Ella echter niet verteld had. - -De tegenstand, dien hij tegenover haar slechts verondersteld had, was -in werkelijkheid reeds een feit. Hij had een poos geleden zijn ouders -met zijn wenschen in kennis gesteld, wat tengevolge had, dat men aan -het informeeren was gegaan. Gevraagde en ongevraagde inlichtingen waren -verkregen, en vooral de laatste waren, zooals altijd wanneer het een -voorgenomen huwelijk geldt, meer dan bar. Maar toch, ontdaan van -hetgeen er kennelijk bij gefantaseerd was, bleef er nog genoeg over, om -de relatie ongewenscht te maken. Met uitzondering van een laf praatje, -gedebiteerd door een ongehuwde nicht, die niemand het levenslot gunde, -dat haar neus was voorbijgegaan, waren de berichten over Ella -onverdeeld gunstig. - -Hierop had Carel dan ook dadelijk gewezen, en aangevoerd, dat hij niet -met de familie trouwde, en buitendien naar Indië ging, zoodat hij met -Ella gelukkig kon wezen, zonder last van haar familie, terwijl zijn -ouders hier geen omgang behoefden te maken met die menschen. - -Hij had het eindelijk zoover weten te brengen, dat zijn ouders hun -verzet opgaven, op voorwaarde echter, dat zij niets dan het strict -noodige zouden behoeven te doen, en in geen geval iemand van dien kant, -Ella uitgezonderd, in hun huis zouden behoeven te ontvangen. En Carel -mocht geen cent van Wiechens geld aannemen. Dat geld, door woeker of -misdrijf verkregen, kon toch nooit geld zijn waar zegen op rustte. - -Carel had alles beloofd en toegegeven. Als hij Ella maar had, was hij -tevreden; meer begeerde hij niet. - -Wiechen was verrast. - -Aan deze mogelijkheid had hij nu het allerminst gedacht! Dat een -meisje, dat men laat studeeren, het in haar hoofd krijgt, om vlak vóór -het eindexamen van het Gymnasium, zich te willen engageeren, vond hij -iets onbehoorlijks. Dat beetje, dat volgens hem voor een getrouwde -vrouw noodig is, had men goedkooper kunnen leeren. Nu was het -weggegooid geld, en daar hield hij niet van. - -Hij wilde niets beslissen, zoo dadelijk, en begon, om tijd te winnen, -den jongen man de vragen te stellen, die hij meende dat bij een -gelegenheid als deze gebruikelijk waren, te weten naar Carels toekomst -en de financieele positie zijner ouders. - -En Carel, die van beide niets dan goeds kon zeggen, vond dit een -gunstig teeken, en antwoordde zoolang hij wat te zeggen had, terwijl -Wiechen luisterde en nu en dan korte vragen deed. De macht der gewoonte -toonde zich ook hier weer. Het was langzamerhand of het een te sluiten -geldleening betrof. Werktuigelijk begon Wiechen de gegevens, die hem -Carel gaf, met potlood op een voor hem liggend stuk papier op te -teekenen. - -„Ik zal informatie nemen,” zeide hij opeens. „Wanneer moet het geld er -zijn?” - -„Geld, meneer?” riep Carel verbaasd uit. „Daar heb ik in de -allerlaatste plaats aan gedacht, of liever in het geheel niet.” - -„O neen,” zeide Wiechen, zich herstellende. „Ik was een oogenblik -absent. Maar nu we er toch over spreken, konden we dat ook behandelen. -U verwacht natuurlijk, dat Ella wat meekrijgt. Misschien moet ik -daarover met uw papa spreken...” - -„Neen meneer. Vader is... te oud,” redde zich Carel, die begreep dat nu -het moeielijke punt kwam. „Hij mag nergens in gemengd worden, te wille -van zijn gezondheid. Hij geeft zijn toestemming, ziedaar alles. En het -zou hem en mij aangenaam zijn, als over geld niet werd gesproken. Met -mijn tractement en de toelage, die mijn vader zal geven, is te dien -aanzien gezorgd.” - -„Zoo,” deed Wiechen langzaam. „Nu, we zullen zien. Ik had andere -plannen met haar, en wil eerst weten, of het haar ernst is die op te -geven. En dan, moet ik haar moeder erin kennen.” - -„Wanneer mag ik dan mijn antwoord verwachten?” - -„Morgenavond om dezen tijd. Is dat goed? Iets vroeger kan ook, maar -niet vóór zessen. Als de zaak doorgaat, zullen we toch nog een en ander -te bespreken hebben...” - -„Ik zal om half zeven hier zijn,” beloofde Carel, opstaande. - -Het was een vervelend geval, vond Wiechen. Hij wilde dat Ella onbezorgd -zou zijn in de toekomst, en dat bood zich nu aan, al was het niet op de -manier, die hij gedacht had. Want dat ooit iemand, laat staan in -Holland, om zijn dochter zou komen, had hij niet verwacht. Maar hij had -een tweede bedoeling. Zoodra zij klaar was, wilde hij haar aan zijn -practijk verbinden, door haar gedekt zijn. En dát ontging hem op deze -wijze. - -„Ella!” riep hij, en het antwoord kwam van zóó dicht bij, dat hij -besefte, dat zij zich in de buurt van het kantoor had opgehouden. - -„Ga eens zitten,” zeide hij, toen zij binnenkwam, de sporen dragend van -te hebben gehuild. „Je weet wat er geweest is.” - -En op haar toestemmend knikje, deelde hij haar mee, niet geheel te -hebben willen weigeren, maar dat zijn inzicht in de zaak was, dat men -het moest laten afhangen van het eindexamen. Dat begon nu over enkele -dagen. Slaagde zij, dan bleek het, dat zij voldoende studeerkracht had, -om ook verder te komen. Men zou zoolang het antwoord kunnen uitstellen. - -„Dat is niet noodig, pa,” zeide Ella. „In dat geval kunnen we nu -evengoed beslissen.” - -„Ben je zóó zeker, dat je er komt?” - -„Neen,” zeide Ella, zacht doch beslist. „Ik zou het diploma graag -hebben, en zal er mijn best voor doen. Maar als ik dan Carel niet -hebben mag... dan laat ik mij expres zakken.” - -Vloekend sprong hij op en schudde haar doorelkaar. - -Zij bood niet den minsten tegenstand. - -„Zoo zal het ook op het examen gaan,” zeide zij apatisch. „Geen -behoorlijk antwoord zal men uit mij krijgen.” - -Hij liet haar los. Ja, dat was wel zijn dochter! Zoo was ook hij -geweest, toen hij indertijd zijn militair pensioen wilde halen. - -„Gévédé! Trouw dan voor mijn part. Maar doe ook je examen.” - -„Dat beloof ik u,” riep Ella uit, hem om den hals vallend. „U meende -het toch ook niet. wel? U wou maar eens zien of het mij ernst was, -nietwaar?” - -„Al goed,” bromde hij. - -Zij keek op de klok. - -„Mag ik het nog even aan moeder gaan zeggen?” vroeg zij. „En als ik -thuis kom, zal ik gauw een briefje aan mevrouw schrijven. De post zal -haar adres toch wel weten.” - - - - - - - - -HOOFDSTUK XVI. - - -De voorspelling van Dr. Arnolds was uitgekomen. Zijn zoon en Viehof -werden vrijgesproken. Beiden waren in vrijheid gesteld, en men had hun -de effecten moeten teruggeven, die destijds in beslag genomen waren. -Die waren nu op de gewone wijze in Engeland verkocht, waartoe Boom -daarheen was gegaan. Zijzelf hadden dat niet aangedurfd, maar op Boom, -die van onbesproken reputatie was, kon geen verdenking vallen. En hij -had dit te eer gedaan, daar dit de eenige manier was om aan het hem -rechtmatig toekomend deel van den buit te komen. Heel eerlijk zond men -ook Hervau zijn deel, zich herinnerende, dat deze bad verteld nog meer -zaken te hebben, waaraan geld te verdienen was. - -Er was een tweede reden, waarom Boom de geschiktste persoon voor dit -karreweitje was geweest. Ieder wist, dat hij naar het buitenland ging -om te trouwen. Dat had men in alle couranten onder de -huwelijksaankondigingen kunnen lezen. Het was niet meer dan natuurlijk, -dat hij een poosje vóór den dag der voltrekking er al heen ging. Zulke -dingen duurden altijd wat, en reeds was men verbaasd geweest over de -snelheid waarmee aan de formaliteiten, die de wetten van beide landen -voorschrijven, was voldaan, dank zij den door Arnolds aanbevolen -advocaat, de eenige die over zijn werk niet tevreden was, daar hij -buiten een klein voorschot, geen honorarium ontvangen had. - -Maar in elk geval, de effecten waren verkocht, en Boom was getrouwd -teruggekomen. De dankbaarheid der familie zijner vrouw was ook -meegevallen, zoodat hij thans netjes ingericht woonde. Het eenige wat -tegenviel, was dat hij in alles op de vingers gekeken werd door zijn -vrouw, en ongenadig onder de plak zat. - -Geen opstaan tegen den middag, geen vertoef in koffiehuizen des nachts; -slechts bij hoogst enkele gelegenheden mocht hij alleen uit. - -Ook in geldzaken hield zij de teugels strak. Niets mocht bij doen -zonder haar geraadpleegd te hebben, en alle accepten of ander papier -nam zij hem af, om het zelf te bewaren, en er hem tegen de vervaldagen -mee uit te sturen. Zijn zakgeld was afgepast. - -Enkele dagen na zijn thuiskomst had Boom de anderen op een glas wijn -genoodigd, daar Arnolds had medegedeeld een zaak te weten. En daar -mevrouw Boom van oordeel was geweest, dat men die zaak evengoed, ja -veiliger thuis kon bespreken, dan in Café Central, was men thans -bijeen. - -De zaak was een renpaard te koopen, en op de Hollandsche banen te laten -loopen. Het paard was op de rennen nog nagenoeg onbekend, en had -feitelijk pas een paar maal in het buitenland geloopen tot proef. - -„Zit Hervau erin?” vroeg Boom, en op toestemmend knikken, ging hij -voort: „Dan is de zaak veilig. Hij kent dat. Maar hoeveel kost die -grap?” - -„Voor ons een kleinigheid,” zeide Viehof. „Enkel stallen en oppassen, -gedurende een week of wat. Hervau stuurt het beest over, en wij betalen -hier. Maar hoofdzaak is, dat wij hem moeielijk op onzen naam kunnen -laten loopen. Arnolds of ik tenminste niet. Wil jij dat doen?” - -„Neen” zeide Boom. „Voor mij is het ook niets. Maar ik weet een eerzaam -winkelier, die wel eens een beetje gokt, en die het wel voornaam zal -vinden. Ik sta voor hem in.” - -„Duur?” - -„Neen. We mogen hem er geen te groote zaak van voorspiegelen; anders -wantrouwt hij het. Zoo voor de aardigheid, om ook eens als eigenaar te -figureeren en nog een kleinigheid toe te verdienen, waarvoor hij zoo -goed als niets waagt. Want we moeten hem iets mee laten betalen; anders -is het te mooi.” - -„Best,” zeide Arnolds. „Zorg jij dan voor je winkelier en de -inschrijving, en wij doen de rest. Ik zal dadelijk telegrafeeren, dan -kan de knol op de volgende courses te Woestduin meeloopen.” - -„Maar tegen een onbekend paard zijn geen pari’s te krijgen,” meende -Boom. - -„O, hij moet de eerste keer ook niet winnen. Een keer of drie moet hij -meeloopen. Tweemaal zóó verliezen, dat er een hooge côte te maken is, -en de derde maal in een verkoopsren winnen. Zie je, dat is de manier, -om geld te verdienen, en tegelijk de lastpost van het paard kwijt te -zijn. Wacht, ik zal mijn telegram klaarmaken.” - -En hij zette zich tot schrijven. - -Ruim drie weken later was het drietal vereenigd te Woestduin. Het was -de groote dag, waarop Miss Kate, hun paard winnen zou. In de volle -zekerheid van hun slagen, hadden Arnolds en Viehof zoowel bij de -bookmakers als aan den totalisator hun geld geplaatst, het over -verschillenden verdeelende, om geen argwaan te wekken. Boom had -gewacht. Het was zijn systeem, om eerst te zien wat vóórging, en zoo -laat mogelijk te zetten, in elk geval niet eer men wist of alle paarden -meeliepen. Eindelijk besloot hij het voorbeeld der anderen te volgen, -en verwijderde zich van hen. Eensklaps werd hij zacht aan zijn mouw -getrokken. Het was een gewezen jockey, die thans het baantje van -adviseur uitoefende, en tips gaf. Boom had hem vroeger eens uit den -nood geholpen, en daar werkelijk soms goeden raad voor ontvangen, de -enkele malen, dat hij naar de courses ging. - -„Speelt u Walkyrie” raadde hij. - -„Ik was van plan Miss Kate te spelen,” zeide Boom. - -„Dat dacht ik wel,” zeide de ander. „Ik heb u zien praten met meneer -Viehof. Die zit in een combinatie.” - -„Hoe drommel weet je dat?” riep Boom uit. - -„Ik moet wel alles weten, tenminste als er geknoeid wordt. De jockey is -omgekocht, geloof u me gerust. Miss Kate wint ditmaal niet. De volgende -maal.” - -Boom begreep, dat daar iets achter moest zitten. Het was een -verkoopsren, en men moest verkoopen, omdat men het financieel niet -langer houden kon. Won dus Miss Kate niet, dan was men paard en -inzetten kwijt. - -„Weet je het heelemaal zeker?” vroeg hij. - -„Heelemaal zeker,” antwoordde de ander. „Maar ik zou niemand anders dan -u gewaarschuwd hebben. U verklikt me niet?” - -„Dankje wel,” zeide Boom. „Kom straks eens bij mij.” - -„Neen, meneer, dan zoude men misschien iets merken. Ik kom morgen avond -even bij u thuis.” - -Boom volgde den gegeven raad, maar met kloppend hart. Hoewel de -ex-jockey nooit met zekerheid tevoren kon zeggen, welk paard zou -winnen, als elk zijn best deed, kon hij toch daartegenover wel veilig -afraden een paard te spelen, als hij van knoeierij de lucht had. En -daarop was hij uitgeslapen. - -Het leek een spannende strijd. Na eerst in een klomp te hebben -geloopen, drongen reeds na de eerste hindernis twee paarden vooruit. En -ofschoon de achterblijvers hoe langer hoe meer distantie kregen, die -twee bleven als aan elkaar hangen. - -„Hij houdt Miss Kate in,” zeide Arnolds zacht tegen de anderen. „Dat is -zeer verstandig. Dan kan hij haar krachten voor het laatste vlakke eind -bewaren. Het gaat goed.” - -Maar een oogenblik later uitte hij onwillekeurig een kreet. - -Bij den sprong over de laatste hindernis was Miss Kate teveel op de -voorhand neergekomen, en had door den schok zijn vaart verloren. Het -scheen zelfs een oogenblik of hij vallen zou, zoo wankelde de rijder. -Zich onmiddellijk weer herstellende schoot het paard echter weer -vooruit, zichbaar den voorsprong inhalende, dien Walkyrie door dat -korte oponthoud gekregen had. Maar telaat. Met een neuslengte was Miss -Kate geslagen! - -„Weg centers!” riep Boom, onverschilligheid voorwendende. - -Hij had mooi in de angst gezeten. Toen hij het geval bij de laatste -hindernis zag, begreep hij dat dit een gewilde misstap was, doch later -twijfelde hij weer. En minder goed gezicht op de paarden hebbende, daar -de tribune eenigzins schuin tegenover den winpaal stond, dacht hij een -oogenblik dat Miss Kate tòch weer voor was gekomen. Doch neen, en -weldra weerklonk het geroep: allright! waarmee de overwinning van -Walkyrie een feit werd. - -Arnolds en Viehof stonden met bleeke gezichten te kijken. - -„Ik moet eerst wat drinken,” zeide de laatste, waarmee de ander -instemde. - -„En ik moet wat versche lucht blijven inademen,” zeide Boom. „Is me dat -een toestand! Ik kom straks ook aan het buffet.” - -Zoodra zij daarin verdwenen waren, ging hij zijn winst realiseeren. -Eerst bij de bookmakers, waar het van uit het buffet meer in het -gezicht kon loopen, en toen bij den totalisator. Daarna vervoegde hij -zich bij de anderen. - -„Geen prettig bericht voor Hervau,” begon Boom. - -„Voor ons is het erger,” antwoordde Arnolds. „Hoeveel heb jij gezet?” - -„Duizend pop.” - -„’t Is jammer. Ik wou dat die vervloekte knol de beenen gebroken had. -De jockey heeft z’n best gedaan. Het scheelde nog maar een haartje.” - -„Gévédé!” liet Viehof los. - -„Kom, er is niets aan te doen,” meende Boom. „Laat ons opwandelen, en -aan het hôtel nog iets pakken. Die champagne begint me tegen te staan.” - -En zij zetten zich in beweging, langzaam opwandelend naar de door Boom -voorgestelde plaats, om van daaruit de komst van den trein af te -wachten. - -Thuisgekomen dacht Boom zijn vrouw te verheugen met al het geld, dat -hij gewonnen had. Doch dat was een misrekening. Wel nam zij het hem af, -maar diende hem een ongezouten standje toe. Ten eerste omdat hij de -duizend gulden, waarmee hij gespeeld bad, niet had afgedragen, en -voorgewend, dat hij die de vorige week niet had kunnen innen. En -voorts, omdat hij die gewaagd had, en zeker kwijt zou geweest zijn, als -niet toevallig die jockey hem had ingelicht. Enfin, het was gebeurd, en -nu gelukkig afgeloopen; maar hij moest het niet weer wagen. Neen, nooit -meer. Want ze hadden genoeg, om met voorzichtig uitzetten van te leven, -en gingen gaandeweg zelfs vooruit. Er was dus geen enkele reden om van -die gewaagde dingen te doen. - -„Het was niet gewaagd,” wierp hij tegen. „Geknoei kan niemand -verhelpen.” - -„Spelen is altijd gewaagd,” besliste zij. „En ik wil het niet meer -hebben, hoor je!” - -Maar later bleek zij toch niet zoo kwaad, daar zij Boom honderd gulden -meegaf, om Arnolds en Viehof, als die thans zonder geld zaten, elk wat -te geven. En hij mocht dien avond alleen naar Central, om het hun te -brengen. Want sedert zij getrouwd was, kon ze moeielijk meer daarheen -gaan, met de kans de maîtresses der anderen te ontmoeten. - -Zoo slenterde Boom na den eten naar het bewuste Café, hoewel hij -nauwelijks verwachtte de anderen daar te vinden. Zeer verwonderd was -hij dus hen te zien niet alleen, maar blijkbaar hadden zij met Fifi en -Leda goed gedineerd, en waren in vroolijke stemming. - -„Goed bericht!” riep hem Arnolds toe, zoodra hij hem bespeurde. „Een -telegram van Hervau. Hij seint het paard nog aan te houden, en een -volgenden keer te laten loopen. Hij zal stalgeld vergoeden en dubbel -onze inzetten, die er vandaag bij ingeschoten zijn.” - -„Begrijp je dat?” voegde Viehof erbij. - -„Nogal eenvoudig,” zeide Boom. „Hij heeft tegen zijn eigen paard -gespeeld, en zelf gezet op Walkyrie.” - -„Bliksems! Wat heeft hij daaraan?” - -„Om tweemaal te winnen. Door onze hooge inzetten leek het, of Miss Kate -nu liep om te winnen. Dat depreciëerde de côte van Walkyrie, waardoor -hij op dat paard zettende, meer won. Den volgenden keer denkt men, dat -het wéér zoo gaan zal, en slaan we onzen slag met Miss Kate. En dan is -het uit.” - -„Waarom liet dan de jockey Miss Kate zoo gevaarlijk ophalen?” - -„Om een disqualificatie te ontgaan. Daar zijn ze bier tegenwoordig zoo -bijster vlug mee. We hebben hem dadelijk teruggeseind hoeveel stalgeld -en inzet is. Voor jou ook.” - -„Je hebt er toch wat opgelegd?” - -„Neen, zeker niet. Onder elkaar eerlijk, hè?” - -„Natuurlijk,” zeide Boom, even kleurende. „Ik maakte ook maar gekheid. -Kom, dat is een goed bericht, en ik geef er een dozijntje oesters op, -bij Hoek.” - -Dat denkbeeld vond de noodige instemming, en men maakte zich -langzamerhand op, om de uitnoodiging te volgen. - -Toen Boom dien avond naar huis ging, aarzelde hij, of hij zijn vrouw -mededeeling zou doen van het extra fortuintje, dat hem te beurt viel. -Zij had gelijk, het was wagen geweest. Maar het zou zonde zijn de -volgende keer, als Miss Kate werkelijk won, niet weer mee te kunnen -doen. Heelemaal niets zeggen, durfde hij ook niet. Hij moest toch -eenigen uitleg geven, waarom hij de honderd gulden niet aan de anderen -had behoeven te geven, maar er van had gesoupeerd met hen. Als het nu -niet zoo laat was geworden, en hij kon ergens het meerdere geld bergen, -was het wat anders. Ook deed zich de moeielijkheid op, zoodra hij de -twee mille van Hervau in zijn zak had, te maken, dat Helene er de lucht -niet van kreeg. Zij ledigde zijn zakken, en borstelde dan zijn goed af. -Inslikken kon hij het toch niet! Ha, hij wist iets! Hij kon haar -wijsmaken, dat Hervau hem duizend gulden restitueerde, in de meening, -dat hij die verspeeld had, en de andere duizend gulden om voor -gezamenlijke rekening den volgenden keer te spelen. Zoo was elk -tevreden, en de volgende maal zou hij de helft afdragen, en de andere -helft quasi aan Hervau moeten zenden. Tegen dien tijd zou hij er wel -een geschikt plekje voor vinden, waar zij niet bij kon. - -Het was lastig, zoo’n vrouw, die overal haar neus instak. En toch kon -hij niet buiten haar. Reeds hadden, toen hij pas thuis was, een paar -oude schuldeischers geprobeerd hem aan het kleed te komen, maar ze -moesten onverrichterzake afdeinzen, omdat alles van háár was. Hij had -zich toen gehaast dit zooveel mogelijk bekend te maken, om geen -herhaling te krijgen. En bij slot van rekening zorgde zij toch goed -voor hem, en was het in zijn eigen belang. Alleen, lastig was het. - -Reeds den volgenden avond kwam de remise van Hervau. Dat was wat men -noemde coulant! Men deelde, en gaf den winkelier te wiens name het -paard liep, de voorgeschoten stalgelden terug. En deze, die al bang -geworden was, dat men hem erin had laten loopen, en met een deurwaarder -in overleg was getreden het paard in beslag te nemen, verheugde zich in -den goeden afloop. - -„Ik wist wel, dat ik u kon vertrouwen, meneer Boom,” zeide hij; „maar -het loopt toch in de papieren. Ik heb er zelf vierhonderd gulden op -gezet en verloren. Ik zal de volgende maal mijn inzet moeten -verdubbelen, en dan willen we er het beste van hopen. In elk geval weet -ik, dat ik een renpaard heb gehad.” - -„Maak u maar niet ongerust,” zeide Boom. „Het was een toeval, dat het -paard ditmaal heeft verloren. Aanstaanden Zondag zal het wel beter -gaan.” - -En deze voorspelling kwam uit. - -Mooier dan ditmaal Miss Kate liep, had nooit eenig paard geloopen. -Hands down werd de ren gewonnen, Vroolijker dan de vorige maal gingen -nu ook Arnolds en Viehof naar huis. - -„Ik ga er een beetje vandoor,” zeide de eerste. „Ga je mee?” - -„Waarheen?” - -„Forest, Namur, of zoo. En als we geluk verder.” - -„Top,” antwoordde Viehof. „Gauw wat inpakken, en met den avondtrein tot -Brussel?” - -„Best!” - -„Wat zijn jelui toch dom,” meende Boom. „Nu heb je wat geld, en kunt -met een beetje beleid er van leven, en af en toe nog eens een slagje -slaan. Doe zooals ik, en blijf hier. ’k Weet van tevoren, dat jelui -sans le sou terugkomt.” - -„Ik heb toch eens tachtigduizend francs gewonnen,” merkte Arnolds op. - -„Ja, en die heb je er in een maand doorgelapt,” zeide Boom. „Op die -manier heb je er niet veel aan.” - -„Het komt er niet opaan,” zeide Arnolds. „We hebben dan tenminste -plezier gehad. Wat heb je hier?” - -„En,” vond Viehof, „als we terugkomen, en het is op, dan zoeken we maar -wéér wat op.” - -„Ik houd me aanbevolen,” verklaarde Boom. - -Zij deden zooals afgesproken, en spoedden zich naar hun kamers, om hun -koffertje te pakken, en de meisjes wat geld te geven. Maar deze lieten -zich daarmee niet afschepen, en het gevolg was, dat zij zoolang -aandrongen tot ze mee mochten. - -Even voorbij de grens hadden zij hun gewone bezigheid hervat, als ze -reisden, te weten Arnolds en Viehof kaart te spelen, de meisjes te -kijken en te babbelen, toen zich in de deur van den coupe, die ze voor -den rook hadden opengelaten, de figuur van Wiechen vertoonde. - -„Zoo, heertjes,” zeide hij, „éérste klasse en de dames mee?” - -„Kom bij ons zitten,” noodigde Arnolds. „Waar ga jij heen?” - -„Naar Parijs,” zeide Wiechen. „Neen, ik kom niet binnen. Ik heb tweede -klasse, en als een conducteur komt....” - -Zij drongen aan, maar hij bleef weigeren, vertellende van een koopje -dat hij eens gehad had door dat te doen. En bovendien was hij niet -alleen. Een dame, die hij wegbracht. - -„Blijf je lang?” vroeg Arnolds. - -„Ik weet het nog niet. Eens kijken, of ik er iets van mijn gading -vinden kan. Nu, we zien elkaar in de wachtkamer te Brussel wel. Of gaan -jelui niet door?” - -„Vannacht blijven we te Brussel. Bonjour!” - -„Ik moet toch zien wie hij bij zich heeft,” verklaarde Arnolds, toen -Wiechen verdwenen was. „Neen, één voor één, asjeblieft,” ging hij -voort, ziende dat ook de anderen opstonden. - -Hij bleef maar kort weg. - -„Gordijntjes dicht,” vertelde hij. „Door de reet zag ik oen knap -snoetje, maar onbekend.” - -De overigen schenen het nu niet meer de moeite waard te vinden, en men -ging door met spelen en praten. - - - - - - - - -HOOFDSTUK XVII. - - -Ella Wiechen had haar eindexamen met goed gevolg afgelegd. Zoolang zij -daarvoor werkte, had men het geraden geacht het engagement nog geheim -te houden, teneinde haar geen te groote afleiding te geven. Nu zij er -door was, wilde men haast maken met het huwelijk. Carel kon elken dag -zijn orders krijgen, om naar Indië te vertrekken, en hoe vlugger alles -afliep, hoe beter, naar de betrokken partijen voorkwam. - -Zelfs Wiechen werkte mee. Want hij vreesde elken dag voor een beslag, -en wilde zien vóór dien tijd weg te komen. Een paar kleine vonnisjes -had hij afgedaan, doch een der groote hing er teveel in. Tot overmaat -van ramp had de advocaat van van Vleuten, met hoop op een verstek, maar -ineens gedagvaard, en daar Wiechen geen kosten meer wou maken, was de -toeleg gelukt. - -Van Marie van Groningen had Ella antwoord gekregen, waarbij deze haar -hartelijk geluk wenschte. Als Ella trek had, haar eens op te zoeken, -dan kon dit nu geschieden, daar zij bij haar oom en tante Slot was -ingetrokken. - -Gaarne gaf Ella nu aan die uitnoodiging gehoor, en nam ook dankbaar -Marie’s aanbod aan, om haar met haar uitzet te helpen, zoodat zij geen -onbruikbare dingen meenam. - -Ten huize harer aanstaande schoonouders was zij in het eerst met eenige -koelheid ontvangen, doch ook die week weldra, en al heel spoedig was -Ella maar zelden thuis te vinden. - -Het begon er ook ongezellig te worden. Haar vader had, behalve op het -kantoor, dat nog zijn gewone uiterlijk behield, overal ingepakt, en -veel de deur uitgezonden. Tot haar had hij gezegd, dat hij onmiddellijk -na haar huwelijk naar Parijs zou vertrekken, en dus op de meubels na, -alles wilde hebben opgeruimd en opgezonden. Zoo ging dan het een vóór, -het ander na, de deur uit, en kreeg het eigenlijke huis den indruk of -het voor een verkooping klaargemaakt was. - -Op den Zaterdagmiddag, vóór den Zondag, waarop Wiechen naar Parijs -spoorde, had hij Ella met een groot envelop naar Marie van Groningen -gezonden, dat zij onmiddellijk moest overhandigen, en er haar bij -gezegd, dat hij even heen en weer naar Parijs ging, en zij de -gastvrijheid van Marie maar moest inroepen. Daarop had hij haar een -hartelijken afscheidskus gegeven. Dit laatste herinnerde zich Ella pas -later, toen Marie haar had verteld, wat er nader in den brief van haar -vader stond. - -Het was geen „even heen en weer”, maar een vertrek voor goed. En hij -vroeg zijn vroegere vriendin, die toch zooveel van Ella hield, of zij -haar bij zich wilde houden, en voor het verdere zorgen. Een acte van -toestemming voor Ella’s huwelijk, was in den brief vervat. Die had hij -doen opmaken, omdat, afgezien van zijn vertrek naar Parijs, hij bij de -huwelijksvoltrekking niet tegenover die trotsche menschen wou staan, -die niet eens zijn kennis wilden maken. Hij zou nog niet zoo spoedig -gegaan zijn, als niet Maandag een beslag in zijn huis verwacht werd, en -hij daar Ella niet in kon laten zitten. Hij verzocht Marie van dit -alles aan Ella enkel het hoognoodige te willen meedeelen. - -Ella schreide haar oogen rood, en zoo vond haar Carel, die haar kwam -afhalen, om bij zijn ouders te gaan eten. Hoewel hij hartelijk blij -was, dat hij Wiechen, die hem tegenstond, niet zou ontmoeten -voorshands, gevoelde hij toch groote deelneming met zijn aanstaand -vrouwtje, en stelde haar voor haar komen voor heden af te gaan zeggen. -Doch hiervan wilde Ella niet hooren. Zij verzocht Carel zelfs thuis -niets van de verdwijning van haar vader te zeggen. Men wilde hem daar -niet kennen, dus had men ook geen belang erbij. - -„Weet je wat,” zeide Marie van Groningen. „Ik zal oom Slot verzoeken -morgenmiddag naar meneer Becker te gaan. Voor iedereen kan het -voorloopig blijven, alsof hij slechts tijdelijk weg is.—Neen, kind,” -zeide zij tot Ella, „de oude heer Becker moet het weten. Anders zou hij -trouwens niet begrijpen, waarom je zoolang bij mij blijft logeeren. -Want dat doen we toch?” - -Ella viel haar om den hals. - -„Ziezoo,” zeide Marie. „Nu de traantjes gedroogd, en je gezicht even -afgewasschen in mijn kamer. Als je terug komt vanavond, heb ik een -aardig klein nestje voor je klaar, vlak naast mij.” - -Ella deed wat haar gezegd werd, en kwam weldra beneden, een voile voor -haar gezichtje, waardoor men niet meer zag, dat zij had gehuild, en -ging met haar aanstaande mee. - -„Ik moet eens een poosje vreeselijk ouderwetsch zijn,” zeide zij, zijn -arm nemend. „Ik gevoel zoo’n behoefte aan steun.” - -„Dien kan je krijgen, lieveling, altijd als je dien noodig hebt,” zeide -hij zacht. - -De heer Slot volvoerde den volgenden dag zijn eenigzins kiesche taak, -om Carels ouders met den toestand bekend te maken. - -„Het fatsoenlijkste dat de vent ooit in zijn leven heeft gedaan, wed -ik,” merkte de heer Becker op. „Het toont tenminste eenig eergevoel.” - -„Als hij het tenminste alleen dáárom gedaan heeft,” zeide de heer Slot. -„Maar ik hoor in den laatsten tijd rare noten kraken over zijn -financieele omstandigheden.” - -„Zoo? Dan ben ik dubbel blij om onze houding. Ook dat Carel van den -beginne af geweigerd heeft iets als bruidschat aan te nemen.” - -„Hij schijnt dan nog wat te bezitten.” - -„Het doet er niet toe. Onze jongen krijgt nu zijn vrouwtje schoon uit -zijn handen. Dat is één geluk.” - -„En een lief vrouwtje. Mijn nicht, die haar al lang kent, dweept met -haar. Zij wil haar nu gaarne bij zich houden tot de bruiloft. Maar zou -het niet zaak zijn, die wat te bespoedigen?” - -„Daar heb ik wel ooren naar,” verklaarde de heer Becker. „We kunnen -daar eens met de dames over spreken. Want het zal wel van den uitzet -afhangen.” - -„Ik heb er terloops met mijn nicht over gesproken. Er is nog wel wat te -doen; maar als ze vóór hun vertrek naar Indië nog eens een reisje in -Europa maakten? Dat geeft tevens een afleiding, die het arme kind wel -noodig zal hebben. En als, wat ik vrees, in enkele weken toch een -faillissement van Wiechen volgt, merkt zij daar niets van. Hoe zou u -over dat plan denken?” - -„Het is uitstekend!” riep de heer Becker uit. „De jongelui behoeven we -niet te vragen of ze het er mee eens zullen zijn! Dus morgen -aanteekenen. Wat hebben we nu daarvoor nog noodig? Ik zal morgen Carel -met de heele papierengeschiedenis naar het gemeentehuis sturen. Zoo -vroeg mogelijk.” - -Toen Ella dien avond naar haar tijdelijk huis zou gaan, nam de heer -Becker haar bij de hand. - -„Ik weet alles,” zeide hij. „En je moet me beloven er in het geheel -niet over te praten. En nu heb ik een verrassing voor je. Luister jij -ook eens, Carel. Je gaat morgen vroeg naar het stadhuis, en brengt er -de stukken, vraagt of ze nog meer noodig hebben, en wanneer op zijn -vlugst kan worden aangeteekend. Als het kan, morgen reeds. Dan hebben -we haar zooveel te langer als bruid.” - -Ella bloosde, terwijl een traan in haar oog blonk. - -„Welnu, beste meid, krijg ik een zoen van je?” - -„Dank u, vader,” zeide Ella, hem kussend en voor het eerst dien naam -gevend. - -„Dat is lief van je!” riep Carels moeder uit. „Hier, ik ook mijn -portie.” - -„Je hebt het hart der oude lui voor goed gestolen,” zeide Carel, toen -zij buiten waren. - -„Et mulier peregrina vertit,” prevelde zij bijna onhoorbaar. - -„Wat zeg je daar?” vroeg hij. - -„Een regel uit Horatius,” antwoordde zij. „Stil, Carel, ik durf hem je -nu niet uit te leggen. Later.” - -En hij, begrijpende, dat haar gemoed vol was, stapte zwijgend naast -haar voort. - -Carel haastte zich den volgenden ochtend, en het gelukte hem den dag -daarna aan te teekenen, wat heel vlug was, naar men hem verzekerde. - -En op hetzelfde oogenblik dat Ella aanteekende, werd het oude huis van -haar vader opengebroken, en namens van Vleuten beslag gelegd op het -weinige dat men daar vond. - -Voor de kosten altijd goed, maar niet voor de vordering. - -Dat was het treurig bericht, dat van Vleuten van zijn advocaat ontving. - -Binnen weinige dagen had men nader bericht, en wel, dat Wiechen te -Parijs vertoefde, doch zijn adres was nog niet bekend. De advocaat -raadde eenvoudig faillissementsaanvraag aan. Dat was het goedkoopste, -en men zou meteen kunnen doen constateeren, of er misschien vorderingen -waren, die men kon geldig maken. - -En zoo geschiedde precies, wat Wiechen wilde, en hij tijden geleden op -dien fietstocht aan Marie van Groningen had aangekondigd. - -Maar eer dit alles gebeurde, was Ella getrouwd. - -En haar moeder was erbij geweest. Want op dat punt had zij niet willen -toegeven. En niemand had er spijt van met die lieve bescheiden vrouw -kennis te hebben moeten maken, en haar te zien vermeerderde slechts de -verontwaardiging, die de ingewijden tegen Wiechen voelden. - -De heer Becker ging zoover, dat, toen men zekerheid had van Wiechens -blijvend vertrek, en de genomen stappen bekend werden, haar zijn steun -aan te bieden, als zij dien noodig mocht hebben. Zij was dankbaar voor -zijn aanbod, doch vertrouwde er vast op, dat Wiechen haar geregeld van -het noodige zou blijven voorzien. Daarin was hij nog nooit tekort -geschoten. - -Toen de eerste schrik voorbij was, en de verificatievergadering plaats -vond, waren de crediteuren in Wiechens boedel niet weinig verbaasd te -vernemen, dat zijn vorderingen omstreeks evenveel bedroegen als zijn -schulden, en er dus hoop bestond op een zeer hoog percentage. Dat gaf -verademing, en men begon minder slecht van Wiechen te denken. - -„Als het zoo voortgaat,” zeide van Vleuten op zekeren dag tot Betsy, -„krijgen we nog heel aardig wat van ons geld terug. Ik vind het nu al -haast jammer, dat ik werk gemaakt heb bij onze oude firma, om weer -terug te komen. Natuurlijk zouden we iets bescheidener moeten leven, -maar aan den anderen kant beginnen de verdiensten uit mijn werk aardig -te klimmen.” - -„Ik verlang toch naar Indië,” vond zij. „Maar dien Wiechen vergeef ik -veel, en weet je waarom? Kom eens heel dicht bij me, Jan.” - -En toen hij dat gedaan had, sloeg zij haar arm om zijn hals, en -fluisterde hem iets in. - -„Meen je ’t?” vroeg hij verrast opspringend. „Ja, dan... dan....” - -„Zie je,” ging zij voort. „Als we niet alleen blijven, moet jij ook -meer verdienen. Is het niet zoo?” - -Zijn eenig antwoord was een hartelijke kus. - -„Ben je er erg blij mee?” vroeg hij toen. - -„En jij?” was haar tegenvraag. „Zonder dat die man je erop gewezen had, -zou je het nooit geweten hebben, en wij hadden dat geluk nu niet in het -vooruitzicht.” - -„Het is zoo,” erkende hij. „Weet je wat het gekste is? Ik heb er na -dien tijd zooveel dokters over gepolst, en ze zeiden mij altijd, dat er -niets aan te doen was. Niets zekers tenminste. Hoe zoo’n man daar nu -aan komt?” - -„Je hebt het toch niemand verteld? Zelfs geen dokter?” - -„Neen, liefste. Dat had ik je immers beloofd!” - -„Dat weet ik wel. Maar jelui praat zoo graag! En dan vooral, waar het -iets geldt, waarover de geheele wereld in dwaling schijnt te -verkeeren.” - -„Wees gerust. Tenzij me iemand een ton ervoor bood... Iets anders. Het -zal toch geen beletsel zijn om naar Indië te gaan?” - -„Ben je dwaas? Dat durf ik over vijf maanden nog wel te doen. Er wordt -gebeld, en de meid is uit.” - -Hij stond op. - -„Hoera!” riep hij uit, binnenkomend. „Lees eens.” - -Het telegram hield slechts één woord in: Welkom. - -„Dat beteekent, dat er een plaats voor je is?” - -„Ja,” zeide hij. - -„Wanneer gaan we?” - -„Wat heb je een haast! Natuurlijk zoo gauw mogelijk. Ik zal morgen de -Maatschappij kennis geven. Voor de zaak Wiechen zal ik den advocaat een -volmacht geven. Dat kan ook morgen. Tevens kan ik eens zien welke -booten er gaan, en een paar lui opduikelen om ons meubilair over te -nemen.” - -„Hemel, Jan! Je wilt toch niet zonder goed gaan?” - -„Indisch goed hebben we nog boven liggen, geloof ik. Als we tot Genua -of Marseille over land gaan, geven we onze koffers hier al mee, en wat -ons ontbreekt koopen we bijvoorbeeld in Parijs.” - -„Dan moeten we dáár weer langer blijven,” zeide Betsy, „maar dat is zoo -erg niet. Doe dan maar wat je kunt. Ik bedenk ineens, dat als we zoo -hals over kop moeten vertrekken, we meteen van alle mogelijke -afscheidsvisites verschoond zijn.” - -„Die twee of drie, die wij te maken hebben, doen we in één achtermiddag -af.” - -„Dat denk je maar, Jan. Ons plotseling vertrek zal de nieuwsgierigheid -teveel gaande maken. En dan ben je goed af hier! Men wil het naadje van -de kous natuurlijk weten. En, daar iedereen in dit land wat te -verbergen schijnt te hebben, gelooft men het tegendeel van ons toch -niet, en vraagt, vraagt.... om, als ze niets uit je kunnen krijgen dat -ze niet al lang weten of gezien hebben, je voor erg achterbaks te -verklaren. Wat hebben we er aan?” - -„Je hebt eigenlijk gelijk,” zeide hij. „Dus zal ik maar beginnen met -wat ik te doen heb, terwijl jij met inpakken aan den slag gaat. Ik zal -je dadelijk iemand van de Dienstverrichting laten sturen, om de koffers -van boven te halen.” - -„Neen, dat hoeft niet. Die leege koffers kan ik wel met de meid naar -beneden krijgen, als jij vanavond met die groote maar helpt. Stuur je -zoo’n man hier, dan zien dat de buren, en wordt hij uitgevraagd. Het -gevolg is natuurlijk, dat er dan bezoek komt, om uit te visschen wat er -gebeurt. Dat houdt me teveel op.” - -Beiden togen nu aan het werk. Betsy in huis, van Vleuten daarbuiten. - -Groot was de consternatie van de meid, toen het inpakken begon. - -„Luister eens Mietje,” brak Betsy haar vragen en uitroepen af. „Ik zal -je in twee woorden zeggen wat het is. Wij gaan naar Indië terug. Je -hebt ons trouw gediend, en daarom zullen we je goed bedenken. Maar ik -maak één voorwaarde. Geen tijd verbeuzelen met vragen, en niet praten -buiten de deur. Een jaar loon, en kostgeld, als je je daaraan houdt. -Begrepen?” - -„Best, mevrouw,” zeide de meid. - -En als teeken dat zij zwijgen zou, sloeg zij zich even met de hand voor -den mond. - -Er werd gewerkt! Indisch gewerkt, zonder tijd te verbeuzelen met praten -en overleggen, zonder de dingen op te nemen om ze dan weer neer te -leggen, den wil steeds gericht op het einde van de taak, om die zoo -spoedig en goed mogelijk te voleindigen. De zeer eenvoudige redenen, -waarom in Indië in korter tijd, meer werk wordt verricht dan in -Nederland, en dus hooger salarissen kunnen worden betaald. - -In weinige dagen was men zoover, dat men in eigen huis leefde als in -een logement. Alles ingepakt, het gebruikte terug in de koffers. - -Van Vleuten had intusschen ook het zijne gedaan. Het eenige oponthoud -dreigde een oogenblik van de zijde der Levensverzekeringmaatschappij te -komen. Eerst vier dagen na de kennisgeving van van Vleuten, kwam de -generaal-inspecteur, op wiens komst men hem had voorbereid. - -„De Maatschappij vindt de behandeling door u... eenigszins zonderling,” -zeide deze. „Een betrekking als de uwe, zegt men gewoonlijk niet met -een paar dagen op.” - -„Er was niets aan te doen,” zeide van Vleuten. „Het spijt mij genoeg, -niet eer in de gelegenheid te zijn geweest. Ja, ik voor mij zou liever -in het geheel niet weggaan.” - -„Daar kan ik niet over oordeelen,” meende de ander. „De Maatschappij is -van opinie, dat u minstens nog drie maanden behoorde te blijven. Uw -betrekking is er een, die...” - -„Houd mij te goede, dat ik u in de rede val,” zeide van Vleuten. „We -gaan van een verkeerd uitgangspunt uit. Het zit in het woord -betrekking. Van het oogenblik af, dat de Maatschappij het vaste -salaris, dat we in den beginne overeenkwamen, is gaan korten op de door -mij verdiende tantièmes, hield de betrekking op. Sinds ben ik bezorger -van polissen geweest, en deed stukwerk. En die relatie kan ik, dunkt -me, afbreken, wanneer ik verkies.” - -„Enfin, ik zie dat u vastbesloten is, waar alles in huis staat -ingepakt. Dus laat ons van die quaestie afstappen. Schikt het u, dat we -aan het overnemen van uw administratie gaan?” - -Van Vleuten legde zijn boeken en registers over, waarin de -generaal-inspecteur het sedert de laatste inspectie bijgeschrevene -naging. Toen na eenigen tijd alles was doorgezien en geverifiëerd, -hernam hij: - -„Uw eigen polis moet dus nu op Indisch tarief worden overgeschreven.” - -„Juist,” zeide van Vleuten. „Er komt een kleine vermeerdering van -premie. We kunnen het nazien.” - -En hij greep naar een tariefboekje, dat op tafel lag. - -„U heeft het verkeerde,” merkte de ander op. „Dit is het nieuwe tarief, -en uw verzekering is gesloten, eer dit werd ingevoerd.” - -„U wilt daarmee toch niet zeggen, dat ik volgens het oude, hooge tarief -zou moeten betalen?” - -„Kijkt u maar op uw polis.” - -„Ja maar,” zeide van Vleuten, nadat hij dit gedaan had, „die bepaling -is krachteloos, doordien een nieuw tarief sedert is ingevoerd, bijna de -helft lager.” - -„U is nog verzekerd onder de oude bepalingen.” - -„Spreekt u hier uw persoonlijke meening uit, als ijverig inspecteur, of -is het die der Maatschappij?” - -„De laatste. We hebben over de quaestie onlangs zelfs een proces moeten -voeren, en gewonnen.” - -„’t Is fraai!” riep van Vleuten uit. „Maar ik weet wat. Wij -transformeeren deze polis in een premievrije, en ik neem een nieuwe -voor Indië.” - -„Dat kan,” zeide de ander. „U is nog altijd dezelfde, zie ik. U kende -onze tarieven zooals geen enkel inspecteur, en ik herinner me de eerste -maal, dat een premie door u werd geinterpoleerd, omdat die in het -tariefboekje niet voorkwam. Zonder eenige fout! Welnu, uw idee is goed, -en de Maatschappij ontkomt aan een precedent. Zal ik de nieuwe -verzekering meteen noteeren? Of wilt u het nog zelf doen, om uw -tantième? U ziet, ik ben geheel open.” - -„Ik ook,” zeide van Vleuten, „en daarom deel ik u mede, dat u de -transformatie kunt noteeren, maar dat ik de nieuwe polis bij een andere -Maatschappij neem.” - -De generaal-inspecteur sprong op. - -„Te drommel!” riep hij uit. En toen licht vermanend: „Kom, meneer van -Vleuten, dat meent u niet!” - -„Toch,” zeide van Vleuten bedaard. - -„Nu dan... wil ik u een voorstel doen. Tot speciale belooning uwer aan -de Maatschappij bewezen diensten, vergunt zij u bij uitzondering in het -nieuwe Indische tarief te treden.” - -„Ik had van de Maatschappij niet anders verwacht,” zeide van Vleuten -lachend. „Zorgt u dus voor de overschrijving?” - -„Met spoed. Ik beloof het u. Vergun me u een goede reis en veel succes -te wenschen. We hebben altijd prettig samen gewerkt.” - -„Dank u,” zeide van Vleuten. - -En hij leidde den bezoeker uit. - -Hiermee was het laatste afgedaan, dat nog in Holland te doen viel; en -toen den volgenden dag de stukken van de Maatschappij reeds kwamen, -stelde van Vleuten voor op te breken. - -Dat ging nu spoedig genoeg. De meubelen had van Vleuten overgedaan aan -den huiseigenaar, die er meer voor gaf, dan een ander, wijl hij met het -nette inboedeltje het huis gemakkelijker kon verhuren aan Indische -menschen, die er dikwijls tegenop zien, in hun verloftijd zich voor -eigen rekening in te richten. - -In den vroegen ochtend waren de koffers, die men niet voor de reis -overland noodig had, weggehaald, ter verzending naar de -Stoomvaartmaatschappij. Iets later kwam de huisbaas met een vigelante, -en terwijl de reisbagage daarop geladen werd, ging hij met van Vleuten -even rond, met een vluchtigen blik zich vergewissende, dat alles in -keurige orde was. - -Toen gaf van Vleuten hem de sleutels over, en stapte in het rijtuig -waarin Betsy reeds zat, met de meid, die verlof had gevraagd hen tot -aan den trein uitgeleide te mogen doen. - -„Weet je nog, Betsy,” merkte van Vleuten op, toen zij samen in den -sneltrein zaten, „dat je huilde, toen we indertijd Soerabaja verlieten, -waar we toch nauwelijks zoo lang gewoond hadden als hier?” - -„Ja,” erkende zij. - -„Ik was toen ook stil. En nu gevoel ik me haast vroolijk.” - - - - - - - - -HOOFDSTUK XVIII. - - -Toen van Vleuten en Betsy instapten, en Mietje van hen een roerend -afscheid nam, zagen zij verder niemand dien zij kenden. - -Toch bleef hun vertrek niet onopgemerkt. Op het perron stond Boom, die -met open mond naar het afscheid keek. Wat was dat? Als het een -tijdelijke afwezigheid, een plezierreisje, gegolden had, zou zich die -meid niet zóó hebben gedragen. Dat stond vast. Dus een vertrek voor -goed? Dat was niet kwaad voor hem, want dan was het tusschen hen in -orde, dat wil zeggen, dat dan van Vleuten zelfs de tweehonderd twintig -gulden, die hij hem inderdaad zou moeten geven, in den steek liet. Hij -bofte toch altijd! En hiermee was tevens de kans voorbij dien -vervelende kerel hier ergens tegen het lijf te loopen. Want al was hij -nu geborgen, en kon hem niemand wat doen, zulke ontmoetingen als laatst -in Central, waren onplezierig. - -Een trein stoomde binnen. Boom keek even langs de portieren, en zag den -man, die hem per telegram hier bescheiden had, Beenhuis. - -„Bonjour,” groette deze. „Het is goed dat je gekomen bent. Ik wou je -vragen iets voor mij te doen. Laat ons ergens heen gaan, en wat -gebruiken. Ik blijf een paar treinen over om met je te spreken.” - -„Luister eens,” zeide Beenhuis. „Wil je voor mij een zaakje opknappen -in München? Ik heb op het oogenblik geen tijd, en ga er ook liever niet -heen.” - -„Leg me eerst uit wat het is,” zeide Boom. „Om naar München te gaan, -heb ik wel tijd, maar ik dank er voor, om in jouw plaats opgepakt te -worden.” - -„Geen vrees,” lachte Beenhuis. „Het zou een quaestie van gijzelen zijn, -en dan kunnen ze den verkeerden toch nooit nemen. Ik zal je de zaak -uitleggen. Ik ben een poos geleden naar München geweest, en heb voor -een kennis, die in den diamanthandel is, een collier meegenomen, om zoo -mogelijk te verkoopen. Dat is ter bezichtiging gegeven aan een rijken -Jood, die er wel zin in had. Maar het ongeluk wil, dat mijn mannetje -daar, toen het op het sluiten van den koop aankwam, heeft verteld, dat -ik het er gebracht had. En het toeval wil, dat degeen, die het had, ook -met mij in relatie stond.” - -„Dat wil voor een gewoon mensch zeggen, dat je schuld aan hem hebt. Is -het niet?” - -„Nu, ja. Een wisseltje van vierduizend francs. Dat komt terecht, zoodra -een andere zaak afloopt.” - -„Dat kennen we,” zeide Boom. „Als je er niet buiten kunt. Maar verder.” - -„Welnu,” meende Beenhuis, „de zaak is hoogst eenvoudig. Er hoeft maar -iemand naar München te gaan, en de noodige stappen te nemen, om namens -mijn vriend dat collier te reclameeren. Men heeft gedacht, dat het van -mij was, en zich daarin vergist. Zoodra hij het reclameert, wordt het -afgegeven. Misschien moeten er een paar gerechtelijke stappen gedaan -worden, maar dan is het ook uit.” - -„Wat verdien ik eraan?” - -„Vijfhonderd pop en vrij reis en verblijf. Altijd, als je er niet -langer dan een week over doet.” - -„Waarom gaat je vriend niet zelf?” - -„Als het noodig is, en men hemzelf wil hebben, heb je maar te -telegrafeeren. Maar hij is niet handig in zulke zaken, en heeft geen -voorkomen. En dat heb jij wel. Men ziet je voor heel wat aan.” - -Boom was gevleid. - -„Als wat moet ik me dan vóórdoen?” vroeg hij. - -„Wel, als jezelf. Toevallig moest je voor andere zaken naar München, en -nam deze bezigheid mee.” - -„Waarom wend je je niet direct aan een advocaat te München?” -informeerde Boom. „Ik zal er toch ook een aan de hand moeten nemen.” - -„Er is spoed bij. Het collier was commissiegoed, en mijn vriend moet -het verantwoorden. Met schrijven en opdracht geven aan een advocaat, -gaat teveel tijd heen. Bovendien kan hij het elders verkoopen, en -verdient dan zijn commissie.” - -„Dan moet het nogal wat waard zijn,” zeide Boom, „dat jelui er mijn -reis naar München en dat bedrag voor over hebt.” - -„Veertig duizend francs.” - -„O zoo!” - -„Dus doe je het?” - -„Als je me de reis- en verblijfkosten voorschiet.” - -„Goed. Ik heb zooveel niet bij me; maar als je morgenmiddag in Brussel -komt, zullen we je met het noodige opwachten. Aangenomen?” - -„Wie is je vriend, dien het aangaat?” - -„Katrol.” - -„Aha,” deed Boom. „Is het dan weer zoo’n zaakje, als... je weet wel.... -Amsterdam?” - -„Neen, dat is maar een naamgenoot. Nu, doe je het?” - -„Waarom niet? Ik wil altijd graag wat verdienen,” zeide Boom. „Alleen, -ik ga niet zelf. Ik zal je iemand aan de hand doen, die zeer geschikt -is het zaakje voor je op te knappen, en te naief om het gevaar te -begrijpen, waarin hij zich begeeft.” - -„Je bazelt. Wat is er voor gevaar? Het is een eerlijke zaak.” - -„Zóó eerlijk, dat jelui het geen van beiden aandurft, enkel uit vrees -opgepakt te worden.” - -„Geen oogenblik. Ik heb je precies verteld waarom ik er niet heenga. En -Katrol is te.... hoe zal je het noemen? Niet flink genoeg.” - -„Nu,” zeide Boom, „laat ons dan maar zeggen, dat ik er ook niet flink -genoeg voor ben. Wil je het adres hebben, of niet? En als je bent -geslaagd, geef je mij wat je minder dan zevenhonderd pop aan den ander -betaalt.” - -„Goed,” zeide Beenhuis. „Weet je, dat Wiechen in Parijs is?” - -„Ja,” zeide Boom, hem een papiertje overhandigende. „Hier heb je het -adres. Wat doet onze vriend daar? Ook bankier spelen?” - -„Neen,” antwoordde Beenhuis. „Hij geneert zich met zijn andere -bezigheid. En hij heeft heel wat te doen, naar het schijnt.” - -„Zoo maar publiek?” - -„Och, je weet, Parijs is de stad ervoor. Men neemt het daar zoo nauw -niet. Als hij maar zorgt nooit ongelukjes te hebben, gaat het wel. -Buitendien heeft hij een jong dokter aan zich verbonden, die hem dekt.” - -„Dat is het verstandigste, dat hij doen kon. Zijn faillissement hier -moet ook erg meevallen. Het schijnt meer gedaan te zijn om de -vorderingen gemakkelijk binnen te krijgen. Als je geen eergevoel hebt, -is het een manier.” - -„Eergevoel?” vroeg Beenhuis spottend. „Je moest hem dat eens durven -zeggen! Hij klampte mij laatst aan, en wou in den Cercle geintroduceerd -worden, waar ik hem vroeger zelfs al niet in had willen meenemen. En je -had meneer eens moeten zien, toen ik hem zei, dat daar geen -mogelijkheid op was.” - -„Dat is parvenu-achtigheid,” meende Boom. „Zou je mij, niettegenstaande -ik arm ben, in je cercle willen introduceeren?” - -„Zelfs als je in Parijs woonde. Temeer, omdat je mij zooeven den gang -naar München hebt geweigerd.” - -Boom glom van genoegen. - -„Nu,” hervatte Beenhuis, „ik ga op je adres af. Wat drommel, is het een -advocaat?” - -„Ja,” zeide Boom. „Maar vertel hem niet teveel van les dessous de -l’affaire, want anders doet hij het natuurlijk niet.” - -„Alweer begrepen. Dankje intusschen, en mijn woord houd ik.” - -Zóó moest het gaan, vond Boom. Kalmweg een ander de kastanjes uit het -vuur laten halen, en de nette meneer blijven, die enkel profiteert, als -er wat te profiteeren viel. Hij had een gevoel van groote -behagelijkheid over zich. Als men toch maar zooveel had, dat men netjes -leven kon! Dan was het geen kunst meer om vooruit te komen. Met een -simpel gangetje naar het station en het opkrabbelen van een adres, had -hij toch minstens een paar honderd pop verdiend, vandaag. - -Eén oogenblik dacht hij nog aan dien jongen advocaat, die er zeer -waarschijnlijk in zou vliegen. Als het zaakje bekend werd, was hij zijn -reputatie kwijt. Maar dat was onwaarschijnlijk. Bracht hij het er -handig af, dan had hij het dubbele voordeel, wat van de wereld te -hebben gezien, en wat te hebben verdiend.... als Beenhuis hem betaalde. -Want stommer wezens dan jonge, ja zelfs oudere advocaten, had hij op -dat op dat gebied niet gezien. Ze vertrouwden altijd op de eerlijkheid -hunner cliënten. Ze moesten al heel wat ervaring hebben in de wereld, -om te weten, dat de cliënt gewoonlijk bij hen komt, als hij ergens over -in het nauw zit, en zich weinig over hem bekommert wanneer de zaak goed -is afgeloopen. Wie dat goed besefte, kon advocaten zoo netjes om den -tuin leiden, als hij wilde. En dat was Beenhuis toevertrouwd! - -Het was toch gek. Zoo’n advocaat werd door Beenhuis natuurlijk -beetgenomen, en nooit betaald. Maar hij zou het wel uit zijn hoofd -laten, om hem niet te betalen. Onder elkaar altijd eerlijk, zooals -Arnolds laatst op Woestduin zeide. Waar die toch bleef? - -„Bonjour, amice!” - -Boom keerde zich om, op het hooren van de bekende stem. - -„Zoo!” begon hij, doch stokte. „God, kerel, wat zie je er uit!” - -Inderdaad, Boom had reden voor dien uitroep. - -Arnolds, hoewel gewoonlijk eenigzins nonchalant gekleed, zag er nooit -sjovel uit. Moest Boom steeds alles in de puntjes hebben, om er niet -dadelijk als een burgerjongen uit te zien, Arnolds kon daarentegen -desnoods een oud ding aantrekken, zonder dat het opviel. - -Maar nu....! - -Ongeschoren, een vuil papieren boord en front, glimmende jas, te wijd -vest, een broek met knieën en roodachtige schoenen.... dat was niet -meer nonchalant, maar shabby. - -Boom keek snel rond, of ook een kennis hem zag, en toen duwde hij -Arnolds de deur in van een kroegje in de Wagenstraat. - -„Wat is er gebeurd?” vroeg hij, nadat zij aan een tafeltje hadden -plaats genomen, en bier besteld. - -„’t Is donderen met me. Kan je wat eten voor me bestellen?” - -„Zeker,” zeide Boom, op het tafeltje tikkend. „Waar is Viehof?” - -„In een hospitaal, of zooiets, in Parijs,” antwoordde Arnolds. „Laat me -eerst wat bijtrekken, dan zal ik je geregeld vertellen.” - -Boom keek op zijn horloge. Hm, zijn vrouw wist niet beter of hij had -een lange conferentie, dus kon er nog wat bij. - -Hij bleef derhalve, nadat hij voor Arnolds wat had besteld, geduldig -wachten, tot de ander zijn honger gestild had, die blijkbaar groot was. - -„Hè!” deed Arnolds eindelijk. „Ik heb in lang niet zoo genoeg gegeten. -Doet dat goed!” - -Nu begon hij zijn verhaal. - -Met Viehof was hij eerst naar Ostende gegaan, toen naar Namur, en -eindelijk naar Parijs, met het doel zuidelijk af te zakken. Zij hadden -geluk gehad. - -„Toen we te Parijs kwamen,” zeide hij, „stonden we aan het hoofd van -ruim dertigduizend francs!” - -Bij de vermelding van dit bedrag kwam even de oude levendige -schittering in zijn oogen. - -„Weer verspeeld? Stom vee!” riep Boom. - -Arnolds trok de schouders op. - -In Parijs hadden zij toegang gekregen in een cercle, en daar met -afwisselend geluk gespeeld. Ja, niettegenstaande hun vrij groote -uitgaven, zagen zij hun geld vermeerderen. Maar het ging niet vlug -genoeg. Dat lag aan het slappe seizoen. Men wilde tegen hun geluk niet -houden. Zelfs de directeur van den cercle, dien Boom ook wel kende van -vroeger, toen hij nog croupier in Trouville was.... - -„Dergesne!” riep Boom uit. - -....raadde hen aan, als ze geld wilden maken, nu naar Trouville te -gaan. En daartoe besloten zij, maar wilden nog één avond te Parijs -blijven, om hun geluk te probeeren. - -Toen, den middag tevoren.... - -„Wien denk je, dat we zagen?” vroeg Arnolds zijn verhaal afbrekend. - -„Hoe wil ik dat weten,” zeide Boom. - -„We zaten met de vrouwen tegenover dat tentoonstellingsding aan den -ingang van het Bois. Daar komt een vrij chique karretje voorbij, met -poney. Raad eens.” - -„Wiechen toch niet?” - -„Precies geraden. Ik riep hem aan, maar hij bleef stijf vóór zich -kijken. Misschien hoorde hij het niet, of was er niet op verdacht zijn -naam door een bekende te hooren uitroepen; en trouwens hij zat zoo -stijf als een Engelsche koetsier. Fifi zei dadelijk: „Laat ons niet -meer spelen; die man brengt overal ongeluk aan.” Maar we lachten erom.” - -Hadden ze haar raad maar gevolgd. Eigenlijk was Viehof het geweest, die -dien avond de veine wilde forceeren. Met het gevolg, om kort te gaan, -dat zij dépouillés waren geraakt. Geen cent overgehouden. De meisjes -waren er vandoor gegaan, de bagage door het hôtel aangehouden.... -enfin, het gewone liedje in zoo’n geval. - -Die verduivelde Viehof had er zich door gered, door ineens, midden op -den Boulevard, in elkaar te zakken en te gaan liggen spartelen. Hij was -weggedragen. Arnolds was te verbouwereerd geweest, om dit voorbeeld te -volgen, of iets dergelijks te doen. Trouwens, dat was altijd moeielijk. -Men kan zooiets niet nadoen, of het loopt teveel in de gaten. - -En zoo was hij op de gebruikelijke manier afgezakt naar Holland, te -weten door alles te verpanden, wat hij aan waarde bij zich had, en -zelfs zijn kleeren voor deze plunje te verruilen. Derde klasse, en geen -eten. De douane vroeg hem niet eens of hij wat te declareeren had! - -Het ergste moest nog komen. Blij weer in den Haag te zijn, had hij zich -naar huis gespoed, dat wil zeggen naar de woning van zijn vader. -Gesloten! Iemand van ernaast wist te vertellen, dat de familie opreis, -of naar buiten was, en de dokter plotseling weggeroepen bij een erge -patient in het Zuiden van Frankrijk. Dat kende hij. Die erge patient -was de speelzaal in Ostende of elders. Daar moest weer worden -opgemaakt, wat een heel jaar was verdiend, en nog meer erbij. - -„Wat doe jij anders?” vroeg Boom met rechtmatige verontwaardiging. „Je -had zoo’n mooi sommetje om te beginnen, en als je verstandig was -geweest, kon je het nu net zoo goed hebben als ik. Waar slaap je -vannacht?” - -„Kan jij me niet bergen?” - -„Onmogelijk. Ik zou de grootste herrie krijgen.” - -„Leen me dan een kopstuk.” - -„Hier. Maar ik maak een voorwaarde. Je klampt morgen een ander aan. -Want ik heb niet zóóveel, dat ik je iederen dag zou kunnen te eten -geven en laten logeeren, tot je familie thuiskomt. Zoo eens in de week -kan ik je wel een rinkie geven, en dan moet ik het zelf nog -uitzuinigen. Als andere kennissen hetzelfde doen....” - -„Goed. Dan kom ik vandaag over acht dagen bij je.” - -„In godsnaam niet!” riep Boom verschrikt uit. „Je weet zoo ongeveer hoe -laat ik ’s middags door de Spuistraat kom. Wacht me dan op, en.... zoo -stilletjes stop ik het in je hand. Geen bonjour amice, of zoo, hoor!” - -„Ik begrijp je,” zeide Arnolds. „Laat me hier nu maar zitten, en ga -heen.” - -Boom stond op. Hij riep den kastelein, en betaalde wat Arnolds hem liet -doen, onderwijl den rijksdaalder in de hand houdend, zóó dat de -kastelein dien zien kon. - -„En wat krijg je van mij?” vroeg Arnolds, toen Boom weg was. - -„Niets meneer, die meneer heeft alles betaald.” - -„O!” deed Arnolds, met den rijksdaalder spelend. „Heb je hier soms -slaapgelegenheid? Voor één nacht maar, want ik heb het koopje, dat mijn -familie op reis is.” - -„Heel goed meneer,” zeide de kastelein. „Voor dertig, veertig, of -vijftig cent?” - -„Vijftig cent,” zeide Arnolds voornaam. - -„Alsublieft, meneer” zeide de kastelein, den rijksdaalder uit Arnolds -vingers nemend, en hem twee gulden teruggevend. „Wilt u nu al naar -boven gaan?” - -„Geef me eerst nog een cognacje.” - -Arnolds had zich goed gehouden, maar zooiets had hij nog nooit beleefd. -Hij keek rond op de kamer, die men hem had aangewezen. - -Zij was spaarzaam verlicht door een petroleumpitje, maar leek toch niet -onvriendelijk. Er stonden twee bedden in, en overigens het gewone -gerei. ‚U blijft alleen’ had de kastelein gezegd, wat waarschijnlijk -beteekende, dat hij de kamer anders had moeten deelen met een ander. -Maar zelfs dan nog, had hij in zijn leven niet zoo goedkoop gelogeerd. -Misschien kwam er nog ontbijt bij! - -Die goedkoopte hinderde hem. Hij was opgevoed in een kring, waarin het -goedkoope werd vergeleken met het minderwaardige. Een zelfde kamer -kostte in de „Twee Steden” een rijksdaalder, in „Vieux Doelen” een -gulden of vier. Altijd de helft ervan, wat de ruimte betrof, zoodat er -een muurtje of beschot was tusschen de twee bedden. Had hij betere -kleeren gehad, dan zou hij in de ‚Doelen’ zijn gegaan, met een los -daarheen geworpen praatje over het niet thuis zijn van de familie, en -men zou hem gelogeerd en gecrediteerd. Hier moest men vooruit betalen. - -Het laatste was een oplossing! Men was bang voor zijn geld! En dat -teekende de geheele situatie. Waar men bang was voor zijn geld, ontving -men gemeenlijk minderwaardig soort lui. Daartoe werd hij dus gerekend, -en.... op het oogenblik terecht. Er moest weer heel wat gebeuren, eer -hij weer was, die hij zijn moest. Hij was onder nul. Hoe moeielijk het -zou zijn om daar weer over heen te komen, bewees hem het geval van -vandaag met Boom. Dat heer nam airs aan! - -Maar aan den anderen kant viel er ook wat uit te leeren. - -Heel fideel was hij met een „Bonjour amice” op hem af gekomen, zonder -er zelfs aan te denken, dat hij er niet precies presentabel uitzag. -Daarop had Boom hem te eten gegeven en nog een rijksdaalder toe. Wat -drommel, als hij nu toch aan lager wal was, waarom zou hij voorloopig -niet van deze positie profiteeren? Een oude kennis, een schoolvriend, -kon men met eenzelfde „Bonjour amice” een stuip aanjagen, als men hem -ergens tegenkwam, waar men vroeger flaneerde. - -En wat misschien in geen andere stad zou gelukt zijn, gelukte in den -Haag. - -De een vóór, de ander na, schrikte van het „bonjour amice,” door de -neusstem van Arnolds geuit, altijd op het oogenblik, dat men minder van -zijn gezelschap gediend was. Gaandeweg werd hij door al zijn vroegere -kennissen gepensionneerd. Niemand had den moed hem af te bijten. - -Dikwijls hadden zijn contribuabelen het land, en meenden, dat de -politie zoo’n sujet van de straat moest weren. Want hoewel Arnolds hun -wekelijksche bijdrage nimmer vergat te innen, zij vergaten die weleens -klaar te leggen, of op de afgesproken plaats te zijn als hij er kwam. - -En dan klonk zoo’n ongelukkige vast en zeker het „bonjour amice” in de -ooren, erger dan het maanbriefje van de belasting. - -Het was lastig voor beide partijen. Arnolds erkende dit volkomen. Zijn -heele Zaterdag was er mee gemoeid, en zelfs hadden sommigen nog den -toupet hem op een anderen dag te bescheiden. Hij dacht erover na, of -daar niets op te vinden zou zijn. Het was toch eigenlijk onzin, zoo’n -heelen dag door de stad te dwalen om de duiten te garen, precies op de -minuut zijn, daar waar men hem wachtte. Maar wat? - -Een kantoor ergens, waar men het verschuldigde storten moest, en een -loket met een handwijzertje, zooals voor de waterleiding, lachte hem -wel toe. Dáár zorgden de menschen immers óók wel op tijd te zijn, omdat -hun anders het water werd afgesneden, en ze nog boete op den koop toe -betalen moesten! - -Doch dat was in zijn geval ondoenlijk. Als hij er zoo’n loket op -nahield, zouden de menschen elkaar zien, en het van elkaar weten, dat -zij aan hem contribueerden. Dat zou alles in de war gestuurd hebben. -Het was juist, omdat een ieder meende, dat niemand het wist, dat men -hem betaalde. - -Dus kon men de menschen moeielijk en file laten staan. - -Hij moest het dus maar dragen, tot er uitkomst kwam. Zijn familie deed -net alsof hij niet bestond. Ook zij contribueerde, dat begreep hij, -doordien er elken Maandagochtend een gift kwam, de eerste maal van de -boodschap vergezeld, of meneer asjeblieft van de deur wou blijven. - -Het ging niet anders. Maar.... hij zou ze laten kijken! Allemaal! -Zoodra hij een sommetje bijeen had, zou hij er een eind aan maken door -een flinken coup. Voor zijn tegenwoordig doen een reusachtige mise op -een winnend paard, of iets dergelijks. Beroerd genoeg, dat telkens als -hij er bijna was, de kans hem weer tegensloeg. Want hij kon het spelen -intusschen niet laten. Een mensch moet toch wat hebben! - -In kleine kroegjes waar gespeeld werd, leerde hij de lui allerhande -aardige hazardspelletjes, waarbij nog iets te denken viel, en dobbelde -dan mee, om bedragen, die vroeger voor hem niet bestonden. Een -minimum-limite kende men destijds niet. En geregeld verloor hij, en -juist altijd als hij weer bijna het bedrag voor zijn eersten coup -bijelkaar had. - -Immers, dat moest honderd gulden zijn. Minder was onzin niet alleen, -maar met spelersbijgeloof moest dát het bedrag zijn, en hield hij -daaraan vast. - -Weken en weken moest hij loopen en sparen, eer hij dat bijeen had. Hij -sparen! Was hij dan zóó laag gezonken, dat hij moest sparen? Soms kon -hij er in zijn eentje om zitten huilen, zoo’n avond na te hebben -verloren en daarom flink getracteerd te zijn door degenen die zijn geld -hadden gewonnen. - -Misschien kwam het door het een en ander, dat zijn scheeve neus allengs -dikker werd, en daardoor bijna in het fatsoen kwam, doch tevens zóó -rood werd, dat zijn „achterstalligen” hem op een straatlengte al -bespeurden, en door gewetenskneepjes benauwd, in hun zak tastten, in -angst voor het „bonjour amice”. - -Den Haag was een straatfiguur rijker. - - - - - - - - -HOOFDSTUK XIX. - - -Viehof lag nauwelijks in den raderbrancard, of reeds bedaarde zijn -spartelen, en toen de huif dicht was, en hij zich voelde wegrijden, -schokte zijn lichaam nog enkel van ingehouden lachen. - -Dat was een stap tot den vrede! Een paar dagen was hij nu allicht onder -dak, en zoolang had hij tijd tot nadenken. Een uitweg was altijd te -vinden, als men maar even rust had, en dat gesnater van zoo’n Arnolds -niet hoorde. - -Naar den cercle en vragen om reisgeld, was één middel, doch dat bedierf -de toekomst. Zich als behoeftig vreemdeling over de grenzen te laten -zetten, was een ander. Maar dat was tegenwoordig ook niet alles. -Vroeger ging men tenminste per spoor, maar nu moest men wandelen. -Althans heele einden, met een gendarme tot gezelschap, die het iemand -liet merken, dat hij zoo’n opdracht niet plezierig vond! Dat had hij -eens gehad, toen hij uit de Belgische gevangenis ontslagen was, en.... -nooit meer, als hij er buiten kon. - -Hadden ze maar een retourtje genomen! Dat was weer de koppigheid van -Arnolds geweest. Die contrarieerde hem altijd. - -Een hevig gekittel in zijn neus brak zijn gedachten af. Met geweld -onderdrukte hij het niezen, wat den aandrang slechts erger maakte. -Wanhopig greep hij met de rechterhand zijn neus en kneep dien dicht, om -althans het geluid te smoren, want dat was al te gek! Een niezende.... -hm, hm.... Geen zakdoek in zijn linkerbroekzak, maar iets, iets.... - -De niesbui was overwonnen door pure verbazing. - -Was dat uit zijn zak gekomen? Het moest wel, want de zakdoek was en -bleef weg. - -Een pakje bankbiljetten, met het witte strookje en blauw -kringstempeltje van den cercle! Aan de kleur te zien.... ja waarachtig! -Voorzichtig had hij de hoeken omgebogen. Een pakje, dus tien briefjes -van duizend francs! - -Zonder meer beweging te maken, dan hoogst noodig was, scheurde hij het -strookje door en verfrommelde dat, nam één biljet en stak dat in zijn -vestzak, en bergde eindelijk de negen andere in zijn borstzak, ze -schuivende in de gaping van zijn portefeuille. Ziezoo! - -Hij wilde nog denken, maar kon niet. De spanning was uit zijn zenuwen, -en dan volgde altijd, wat hij nu al voelde aankomen.... De huif boven -hem begon te draaien. Stond men stil? Ja, gelukkig. Als dat even zoo -bleef, zou hij er misschien overheenkomen. - -Maar daar ging het de hoogte in en weer naar de laagte. Een schokje. - -En toen de behulpzame politiemannen de huif hadden opengeslagen, -richtte hij zich op met een ruk, en.... - -Men was op een politiebureau aan velerlei surprises gewoon, maar dit -was al te koddig! - -Viehof stond nu op zijn beenen, voorovergebogen, terwijl zijn maag zich -ontlastte van haar inhoud, bij elke rustpauze wilde blikken in het rond -werpend. - -„Un ivrogne, tout simplement!” - -En spottende blikken troffen den man, die daarvoor een raderbrancard -had gerequireerd. - -„Mais non, c’est un monsieur!” - -Viehof had elk woord gehoord, en wilde protesteeren. Maar hij kon niet, -en deze machteloosheid veroorzaakte bijna, wat hij in het eerst -gesimuleerd had. - -Een paar der agenten schenen nu de zaak iets ernstiger in te zien dan -voorheen, en schoten toe, hem ondersteunend, terwijl na eenig -geschreeuw een derde werd heengezonden om water. - -„Un coup de soleil, peut-être?” - -„Tiens, avec ce beau ciel là!” kreeg de man terug, met een blik en -vingerwijzing naar den bewolkten hemel, die een braaf politieman ook -ziet, al is hij binnenshuis. - -Viehof greep werktuigelijk in zijn zak, en weer geen zakdoek vindend, -zette hij in ademnood een vinger tegen zijn linker neusvleugel, -snuivend. Toen tegen den rechter. - -„Un mouchoir, ou chose.... Monsieur n’en a pas!” - -Het was half in ernst, half spottend geroepen. - -Men kwam nu met water en een doek, waarvan Viehof zich bediende, zooals -de omstandigheden meebrachten. - -Eindelijk kreeg hij lucht. Zoekend, tastend, tot hij ten slotte -arriveerde bij het biljet, dat hij in zijn vestzak verstopt had, haalde -hij dat te voorschijn. - -„Changez moi cela,” zeide hij. - -Iedere gedachte aan iets onbehoorlijks was verdwenen. Een briefje van -duizend francs. Un monsieur pourtant! - -En terwijl men Viehof op alle mogelijke manieren te hulp kwam, holde -een agent weg, om het biljet te wisselen. - -Hij gaf eenige vage verklaringen. Een ziekte, die hij in lang niet -gehad had.... een Hollander, op bezoek in Parijs.... het speet hem de -heeren lastig gevallen te hebben.... een fiacre om in zijn hôtel terug -te komen.... onderweg zou het wel overgaan. - -Toen hij eindelijk in het rijtuig zat, en terugreed naar het hôtel, dat -hij zoo onheusch had verlaten, bekende hij zichzelf, nog nooit zoo van -geld te zijn geschrokken. - -In het hôtel keek men zijn oogen uit. Of meneer de kamer weer betrekken -zou, met Madame? - -Geen quaestie van, na zoo’n behandeling. Ook die andere heer zou straks -komen, óók alleen om te betalen en zijn goed te halen. - -Men gaf Viehof het zijne mee, zich excuseerend over de vergissing. - -Schouderophalend gaf hij last zijn bagage in en op den fiacre te -stuwen, en toen dat geschied was, duidde hij de richting aan: Gare du -Nord. - -Maar onderweg tikte hij den koetsier aan, en liet hem rijden naar een -ander hôtel. - -Wat nu te beginnen? Het was lastig nadenken, met een leege maag. En -daar bestond op het oogenblik geen noodzaak voor. Dus, eerst wat gaan -eten. - -Hij deed dit, en het bracht hem in een heel andere stemming. - -Wat drommel, met tienduizend francs in zijn zak, behoeft men niet te -kniezen. Als hij nu maar wist, waar Fifi zat. Hij had geld, dus dacht -hij weer aan haar, zooals zij in zoodanig geval aan hem dacht. Maar het -was zoeken naar een speld in een hooiberg. Hij kon haar moeielijk laten -omroepen. - -Tiens! Daar viel hem iets in. Morgen was het Zondag, en er waren -courses in Auteuil. Als dat ongeval niet gebeurd was, zouden zij erheen -gegaan zijn. Wie weet... zij had hem nooit verteld, wat ze uitvoerde, -op haar tochten nu en dan, als er eb in hun kas was, en uit discretie -had hij er nooit naar gevraagd. Maar met courses zou het wel in verband -staan. - -Dus trok hij den volgenden dag naar Auteuil, in een dier goedkoope -chars-à-bancs, die er heen rijden. Want, als hij alleen was, betrachtte -hij groote zuinigheid, zelfs met kapitaal in zijn bezit. Ja, uit -voorzichtigheid had hij zelfs zijn geld in het hôtel achtergelaten, en -maar een honderd francs of wat bij zich gestoken. Het kon zijn, dat hij -Arnolds ontmoette, en dan had diens speelduivel hem ook te pakken. - -Bij het terrein aangekomen, aarzelde hij. Pesage was zoo duur! Maar, -aan den anderen kant, als hij Fifi zocht, moest hij ook dáár kunnen -komen. In godsnaam dan! En hij offerde zijn vijftig francs entrée. - -Als van den donder getroffen bleef hij staan. - -Daar zag hij een groepje van drieën: Fifi, Leda en... niemand minder -dan Wiechen! Was die het dan? Hij kon het niet gelooven. - -Fifi ijlde op hem toe. - -„Ah, chéri! Waar kom je vandaan? Waar is Arnolds?” - -„Ik weet het niet,” erkende hij, koel. „Wat doe jij hier?” - -„Spelen, om weer bij je te komen,” zeide zij eenvoudig. „Heb je iets?” - -„Jawel, maar niet veel,” zeide hij. - -Zij rukte hem het program uit de hand. - -„Zet wat je kunt hier.” - -Zij had een vluggen blik in het rond geslagen, en kraste toen met haar -nagel in het papier. - -„Een tuyau?” - -„Ja, maar stipt geheim. Ik mocht het niet verklappen. Alleen aan jou -doe ik het. Laat me nu. Allons, chéri, sois sage. Ga naar Holland -terug. Ik kom gauw na.” - -„Met Wiechen?” grijnsde hij. - -„Neen. Il n’est rien là-dedans. Ik probeer alleen wat uit hem te -kloppen voor die arme Leda. Maar hij is zoo hard! Is hier geloof ik -alleen maar om zich te laten kijken, en zet niets. Ga je gang nu, en au -revoir.” - -Zij wipte weer weg. - -Viehof verliet den pesage. Dat Fifi het geld niet uit de keien sloeg, -begreep hij ook, maar nu hij gezien had... Hij moest niet meer van haar -gehuichel hebben. Wiechen of niet Wiechen, het kon hem nu niets meer -schelen. Maar het was uit tusschen hen. - -Inmiddels, wat zou hij doen? Een tuyau? Het kon zijn. Nu, voor het -laatst dan! En hij zette al wat hij bij zich had, slechts enkele francs -bewarende, om wat te drinken en thuis te kunnen komen. - -Als men alles vooruit wist! - -Als hij nu eens voor de eerste maal roekeloos geweest was, en niet zoo -stom voorzichtig, om zijn geld thuis te laten! Hij telde niet eens na, -wat hij kreeg. Het moest een outsider geweest zijn. - -Ja, als.... Want zoo’n fortuintje overkwam iemand voor geen tweede -maal... - -Toch was het aardig. - -Die vervloekte meid! Als zij hem dat eerder gezegd had... - -Hij nam een besluit. Ja, nu wist hij wat hij wilde. Hij had eens een -tante diep gegriefd, door haar handteekening na te maken. Het goede -mensch was geëindigd met te betalen, om haar neef niet in de gevangenis -te zien. Tevens had zij aangeboden hem passage en een som gelds -bovendien te verschaffen, als hij naar een ver land wilde vertrekken. -Niet dat zij geloofde aan zijn beterschap, als hij weg was; maar men -compromitteerde zijn familie tenminste niet. Immers of een zekere -Viehof in Amerika voor drie jaar de kast inging, hoorde of las men niet -in Holland; wèl echter, als die zelfde Viehof in Holland slechts werd -vervolgd en vrijgesproken. - -Hij besloot de zee tusschen zich en Fifi te zetten, en tevens tusschen -zijn tante en hem. Het laatste zou hij op den voorgrond stellen, want -anders betaalde zij zijn passage niet, en gaf hem niets mee. - -Viehof verwijderde zich van het terrein, en keerde naar Parijs terug, -zich verder met een in hem schaarsche energie haastende om zijn plan te -volvoeren. - -De tante, die stil leefde, maar toch niet zóó stil, of als haar neef in -Holland iets overkwam, dat toch gehoord of gelezen zou hebben, bleek -alsnog bereid haar woord gestand te doen. Zij was echter een practische -vrouw, en wilde boven alles zekerheid hebben, dat haar neef ook -inderdaad naar verre gewesten zou vertrekken. Na eenige ruggespraak had -hij Australië gekozen, wat meer in haar smaak viel, omdat het nog -verder weg was dan Amerika. Zij nu liet passage voor hem nemen, en -stelde hem bij zijn vertrek geen geld, dan het noodige voor onderweg, -doch een passagebiljet ter hand, zoomede een wissel op Melbourne, die -dus dáár moest worden geind. - -Was zij minder voorzichtig geweest, wellicht zou Viehof inderdaad in -Australië zijn aangeland. Nu bracht al dat gedoe hem op een denkbeeld. -Namelijk om niet te gaan, en toch de duiten op te strijken. - -Hij kreeg dit op de hulpboot, die van Antwerpen naar Southampton voer, -waar hij op de groote boot zou overgaan. Op die hulpboot was een -medepassagier, die in een tegenovergesteld geval verkeerde, te weten -tot Southampton passage te hebben genomen, met het doel vandaar naar -Australië door te gaan. Welnu, een compromis was spoedig gesloten. Men -ruilde de biljetten, terwijl Viehof het verschil toekreeg. - -Ook de moeielijkheid van het innen van den wissel vond haar oplossing. -Viehof gaf dien afgeteekend mee aan den steward van de groote boot, die -op zich nam het bedrag te Melbourne onmiddellijk te innen, en weer over -te maken naar Southampton, aan Viehof’s adres poste restante. Een goede -fooi bewoog dien man bovendien tot nog iets anders. Hij verkocht aan de -passagiers prentbriefkaarten van alle plaatsen onderweg. Daarvan nam -Viehof een serie, en adresseerde en teekende die aan zijn tante, waarop -de steward ze bij zich nam, om ze aan het goede mensch van elke plaats -waar men aandeed, successievelijk te verzenden, tot Melbourne toe. Dat, -meende Viehof, had die lieve tante wel aan hem verdiend, dat hij haar -van reis en aankomst eenig teeken stuurde. - -Aldus te Southampton afgestapt, dacht Viehof er eerst over naar den -Haag terug te keeren, doch een kleinigheid deed hem blijven. - -In de bar van het hôtel, waar hij zijn intrek genomen had, zaten een -paar mannen te praten. Viehof zag, dat de een in zijn hand een strookje -papier hield, dat hij den ander telkens weer toonde. Het leek sterk op -een accept. - -Van plaats veranderende, zoodat hij het gesprek kon opvangen, bleek -hem, dat het inderdaad over een kleine geldleening liep. - -Het was toch overal eender. In den Haag, zoowel als in Southampton. Ook -hier waren menschen die geld zochten, anderen die het plaatsen wilden. -En toen vroeg hij zich af, waarom hij, nu hij geld had, met alle geweld -naar den Haag terug wou? Niemand zou hem daar bijzonder welkom heeten. -En hier, of elders, overal was het eender. Hij had kapitaal, ginds zat -een man die geld zocht, en een ander die het blijkbaar gaarne zou -verstrekken, maar het op het oogenblik niet had. - -Een begin was een begin. En brutaalweg trad hij op het tweetal toe, -bekende bij toeval hun gesprek te hebben gehoord, en verklaarde zich -bereid to do a business. De anderen keken eenigzins vreemd op, maar de -man die het geld noodig had, stapte over bezwaren van etiquette heen, -en noodigde Viehof plaats te nemen, terwijl de ander met een nijdig -gezicht heenging. - -De man met wien Viehof had kennis gemaakt, bleek een fatsoenlijk -kruidenier te zijn, die voor een week of zes dertig pond noodig had. En -Viehof nam zijn accept zonder veel praten, maar vroeg toen -tegendiensten. - -Eenige dagen later was hij geinstalleerd op een klein kantoor, en zette -geld uit tegen hooge rente, voorloopig aan geen andere dingen denkende. - -De Australische wissel, die eindelijk aankwam, bezorgde hem een -introductie bij een bankier, dien hij de incasseering opdroeg. Men had -reeds van hem gehoord, en stond verbaasd over de relatiën, die men -meende dat hij had, tot zelfs in Australië. Al pratende bood men hem -gelegenheid tot disconteeren, precies als Wiechen voorheen had bij -Karsten & Co. En beginnende met kleine postjes, maakte hij daarvan hoe -langer hoe ruimer gebruik, tot het kapitaaltje dat hijzelf -oorspronkelijk had ingebracht, slechts een zeer gering deel meer -uitmaakte van zijn omzet. - -Eens per jaar stak hij geregeld over naar Frankrijk, en speelde kleine -bedragen op de courses. Hij keek dan steeds uit naar het gezichtje van -Fifi, doch zag haar nooit meer, en niemand dien hij kende kon hem -zeggen waarheen zij gevlogen was. - - - - - - - - -HOOFDSTUK XX. - - -Onder een loodzwaren mistral was de „Prinses Marie” de haven van -Marseille uitgevaren. Zelfs toen de boot nog aangemeerd lag, was het -aan dek onaangenaam, en zooveel te meer toen zij buiten was, en zwaar -werkte door de golven, waar het schuim, neergeslagen, in kralende -streepjes afliep. - -Reeds een heelen tijd was men in volle zee, eer van de passagiers zich -iemand boven durfde vertoonen. - -Gehuld in regenjassen, de kragen op, tegen de koude, die men niet meer -verwacht had, stonden twee heeren tegen de verschansing, uit verveling -de Indische gewoonte van zich voorstellen reeds nu aannemende. - -Van Vleuten! - -Becker! - -En zoekend naar eenig onderwerp van discours, begonnen zij elkaar te -ondervragen, en ten slotte mededeelingen te doen, die men onder andere -omstandigheden bewaart tot meer intimiteit is ontstaan. - -Zoo wist de een al heel spoedig van den ander, wat zij waren en met hun -vrouwen de reis deden. - -„Een dame!” riep Becker eensklaps uit, en van Vleuten, omziende, -ontdekte Betsy, die geheel gekleed op slecht weer, in de ingang van de -kajuit stond. - -Hij ijlde toe om haar verder te helpen, in de luwte van den rooksalon, -waar Becker was blijven zitten. - -Een korte voorstelling volgde. - -„Ik ben naar boven gekomen, om je wat te vertellen, Jan,” zeide Betsy. -„Weet je, wie hier aan boord is?” - -„Nog niet.” - -„Dat dochtertje van dien Wiechen. Waar ik je toen vertelde. Zou die -nare vent er ook zijn?” - -„Wat zeg je?” riep van Vleuten uit, onaangenaam verrast. - -Becker stond op. Hij wilde iets formeels zeggen, doch dit beletten hem -de wind en de beweging van het schip. - -„Het meisje was een lief kind,” zeide Betsy. „Maar o, ik zou het zoo -vervelend vinden, als die man....” - -„Stel u gerust, mevrouw,” zeide Becker. „Niemand zou het waarschijnlijk -zoo vervelend vinden als ik. Het lieve kind.... is mijn vrouw.” - -Betsy had een gloeiende kleur gekregen. - -„Pardon, ik wist niet....” stotterde zij. - -„Wij hebben heel onplezierige ervaringen met meneer uw schoonvader -opgedaan,” zeide van Vleuten, haar tehulp komend. „En....” - -„Dat hebben er meer,” lachte Becker. En toen weer ernstig wordend: „Als -u eenigzins prijs erop stelt met mij in goede verstandhouding te -blijven, zou ik u in overweging willen geven geen melding van dien man -meer te maken. Meer zeg ik zelf er ook niet van. Maar mijn vrouwtje -pijn te zien doen door anderen, zou ik....” - -„Allright!” riep van Vleuten. „En, Betsy, je praat er ook niet over met -anderen, hè?” - -„Ik denk er niet aan,” zeide Betsy verruimd. - -„En ik ga eens naar beneden, zien hoe de zaken dáár staan,” zeide -Becker, een aanloopje nemend om tegen de helling van het dek op te -komen. - -„Je had je daar mooi verpraat,” zeide van Vleuten, toen hij weg was. - -„Nu, ja,” meende Betsy. „Is het toch niet beter zóó? Nu hebben we ons -even uitgesproken, en anders hadden we misschien de heele reis stijve -gezichten tegen elkaar getrokken.—Wat een akelige wind is dat! Mijn -lippen beginnen er van te springen.” - -„Laat ons dan in de rookhut gaan,” stelde hij voor, „daar zitten altijd -enkel een paar oude heeren.” - -En zoo deden zij, terwijl van Vleuten bij het binnenkomen de oud-gasten -verzocht rustig door te blijven rooken, en zelf een sigaar opstak. - -Becker was inmiddels naar beneden gegaan, en vond Ella in de hut. - -Het was een ruime tweepersoonshut, waarin een sofa, die desnoods voor -een derde plaats kon worden ingericht. - -Daarop had Ella, na haar bovenkleeding te hebben uitgetrokken zich -neergevlijd. - -„Hoe is het?” vroeg hij, haar met de eigenwijsheid van jonge -echtgenooten kussend waar hij een bloot plekje zag. - -„O, beter!” zeide zij. „Ik was al opgestaan en heelemaal aan de -beweging gewoon, en wou juist eens gaan onderzoeken waar jij zat, toen -ik....” - -„Toen je mevrouw van Vleuten zag,” viel hij in. - -„Ja,” zeide zij verwonderd. „Kende je die?” - -„Sinds daareven. Ik stond met haar man te praten, en zij kwam er bij, -en vertelde precies, wat jij nu wou gaan vertellen.” - -„En, wat heeft ze gezegd?” - -„Nu,” zeide hij, zonder direct op haar vraag te antwoorden, „het zijn -heele geschikte lui, maar ze willen over één ding niet praten. Net als -wij. Over.... den Haag. Dat hebben we nu afgesproken. Dus, als je nu -opstaan wilt, kan je de kennis hernieuwen. Zij vindt jou heel lief.” - -Ella was al opgesprongen, en trok de japon weer aan, die hij haar -toereikte, waarbij zij zich naar den aard der jonge vrouwen onnoodig -veel aan hem vastgreep. - -„Verschrikkelijk, wat maakt dat schip een beweging,” merkte Ella op, -onder het naar boven gaan. „Blijft dat nu den heelen tijd zoo?” - -„Neen,” zeide hij, „soms is de zee heelemaal stil. Toen wij jaren -geleden uit Indië kwamen, hebben we maar een dag of wat zulk slecht -weer gehad.” - -Zij waren de trap opgekomen. - -„Mag ik mevrouw even helpen?” - -Het was de eerste officier, die zonder antwoord af te wachten, Ella -greep, en haar met een zetje naar de ingang van den rooksalon hielp. - -Becker volgde, dankbaar. Want het was nog niet hetzelfde, of men -zichzelf helpen kon aan boord van een zwaar werkend schip, dan wel nog -daarbij een dame aan den arm te hebben hangen, die, naar den aard van -haar geslacht, de loodlijn naar gelang van haar omgeving zoekt te -bepalen, en daarom op een hellend vlak steeds uit het lood geraakt. - -„Niet meegaan met de beweging, er tegen in leunen, mevrouw,” vermaande -de eerste officier. „Ziet u wel, daar gaat het al beter. En als u -alleen is, nooit uw handen loslaten, dan kunt u geen gevaar loopen.” - -Lachend volgde Ella den gegeven raad, en zoo bereikte men de plaats -waar van Vleuten en Betsy zaten. - -„Kom maar gauw naast mij,” raadde Betsy. „Het went wel.” - -De eerste officier bleef een oogenblikje praten. Maar toen hij zich -verwijderd had, ontstond er onwillekeurig een stilte. - -„Kom,” zeide van Vleuten, „zooveel menschen zoeken een aanleiding om -hun eerste glas champagne aan boord te drinken. Ik geloof, dat het ons -niemand kwalijk zal nemen, als wij dit eens bij deze gelegenheid doen. -Ik ga zien een hofmeester te vinden. Meneer Becker, helpt u mij de -glazen dragen?” - -De beide dames waren eenige oogenblikken alleen, daar de rookende -oudgasten een luchtje waren gaan scheppen. - -„Had je last van zeeziekte?” vroeg Betsy, de stilte brekend. - -„Ik weet het niet,” zeide Ella. „Ik had het al enkele dagen vóór we aan -boord kwamen.” - -Betsy keek op, en zag Ella in de oogen, die zoo naief, zoo onbewust -stonden. Met een plotselinge beweging trok zij haar naar zich toe, en -kuste haar. Toen volgde een gefluister, terwijl Ella half angstig, half -blij naar Betsy luisterde, en zij een voor haar doen ongewoon hooge -kleur kreeg. - -„Moet ik het Carel.... dat is mijn man, al zeggen?” vroeg zij. - -„Wacht nog een weekje, tot je absolute zekerheid hebt,” raadde Betsy. -„Anders kon er een teleurstelling zijn.” - -De heeren kwamen terug, en hadden natuurlijk niets te dragen, daar de -bevaren hofmeester dat minder raadzaam geacht had. De champagne werd -ingeschonken. - -„Op een gezellige reis,” zeide van Vleuten. - -„Auf unser specielles,” fluisterde Ella Betsy toe, terwijl haar oogen -glinsterden. - -Van Vleuten en Becker verwonderden zich over den spoed, waarmee -tusschen hun dames een goede verstandhouding bleek te zijn ontstaan, en -verheugden zich er tevens in. - -Ziezoo, dat was een waarborg tegen onaangenaamheden op reis. En -verwonderlijk zooals vrouwen altijd in uitersten vervallen. Of gevecht -op leven en dood, òf een intimiteit waar men eenvoudig van verbaasd -staat! - -De eerste wist natuurlijk de oplossing reeds dien avond, maar de ander -moest een goede week wachten, eer hem Ella haar hoop meedeelde. - -„Foei,” zeide hij. „Moest je daar zoo lang mee wachten, om mij dat te -vertellen?” - -„Mevrouw van Vleuten dacht...” - -„Met wie ben je getrouwd?” vroeg hij. - -„Met jou natuurlijk. Hoe bedoel je dat?” - -„Kijk eens liefste, dat bedoel ik zóó. Geheimen tusschen man en vrouw -behooren er niet te zijn. En al mocht ons hart ons eens dringen iets -tijdelijk voor elkaar geheim te houden, dan nog mag men het nooit aan -een derde toevertrouwen. Voel je zelf niet, dat er in de laatste dagen -tusschen ons iets geweest is, wat er niet had mogen zijn? Dat op zeker -punt een ander je nader stond dan ik?” - -„Ja,” erkende Ella, een traan wegpinkend. „Het was net of ik minder van -je hield, en dat was toch niet waar.” - -Carel keek heel ernstig. Eigenlijk wist bij zich uit de situatie niet -heel goed te redden. De vermaning, die hij gedaan had, was geen -oorspronkelijk werk. Eer hij trouwde had hij boekjes gelezen, hoe men -met zijn vrouw of zijn..... ja, van alles! om moest gaan. Hier dacht -hem de gelegenheid gunstig, om de theorie in practijk te brengen. Maar, -het was zonderling, tegenover de mooie oogjes, die zich met tranen -vulden, wist hij niet wat te doen. Zij had moeten antwoorden, zooals in -het boekje stond. Ja, hoe duivel was het ook weer? - -Denn eben wo Gedanken fehlen.... juist, da, hm, de rest kon men cadeau -krijgen. Een „Wort” had hij zooeven ook uitgesproken. Maar wat doe je -nu, als dat ook niet helpt, en je lieve jonge vrouwtje tranen in haar -oogen krijgt. Dat had Goethe erbij moeten zeggen! - -Hij pakte Ella eens goed en gaf haar niet één, maar verscheiden zoenen, -en daar scheen zij volkomen genoegen mee te nemen. - -Dus, wo die Worte fehlen, daar moet je zoenen. - -Carel kon dat wel niet zoo mooi doen rijmen als Goethe, maar de -philosophie was beter, en meer afgerond. Weg boekjes met raadgevingen! - -Dat de raadgevingen op zichzelf nog zoo kwaad niet waren, mits goed en -geput uit ervaring, zou hij even later bemerken. - -Men was in Port-Said geweest, en het Suez-kanaal doorgevaren. - -Geducht deed zich de warmte gelden, de lucht in zoodanig snelle -trilling brengend, dat ze minder doorzichtig werd, en de beelden -weerspiegelde. - -En nu verdween het Europeesche régime, om voor het tropische plaats te -maken. Dat wilde aan boord van een mailstoomer zeggen, dat de -middagtafel gerechten bevatte, die sommigen voor een rijsttafel -aanzagen, maar vooral dat Indisch négligé zijn intrede deed. Zoodra het -Suez-kanaal was gepasseerd, mocht het in de namiddaguren en des avonds -gedragen worden, ook aan dek. - -De oudgasten maakten daarvan onverwijld gebruik, kennende het genot, -dat de voor het klimaat aangewezen kleeding het menschelijk lichaam -geeft, en aarzelend en zich vreemd erin gevoelend voor het eerst, werd -het voorbeeld ook door de baren gevolgd. - -Had Ella niet den goeden raad van Marie van Groningen ook op dit stuk -gehad, maar haar uitzet laten maken bij een der vele zich daarvoor -uitgevende specialiteiten, dan zou zij er waarschijnlijk even -bespottelijk hebben uitgezien als een paar andere voor het eerst -uitkomende dames, die met hun à la nachtjak getailleerde kabaja aan dek -verschenen. - -Betsy was er over uit. - -„Keurig!” riep zij. „Wie heeft dat zóó voor je besteld?... O ja, ik -weet het al.... het is in orde, en het staat je lief.” - -En met den vinger prikte zij Ella in de heup, op de grens waar de -kabaja behoort te eindigen om niet te lang te zijn, en evenmin indecent -kort. - -„Je ziet er snoezig in uit,” herhaalde zij. - -En daarin had zij gelijk. Want de Indische sarong en kabaja, die, -slecht gemaakt, bespottelijk kleedt, en dan ook maar het best onder -„nachtgoed” wordt gerangschikt, is een négligé, dat in hooge mate -flatteert, als het goed gedragen wordt. - -In Batavia scheidde men. Van Vleuten en Betsy om naar Soerabaja te -gaan, waar de eerste zijn oude betrekking weer innam, Becker en Ella, -om den zwerftocht te beginnen, waartoe jonge ambtenaren veroordeeld -schijnen, en waaraan zelfs ouderen niet altijd ontkomen, en die niemand -anders voordeel aanbrengt dan de stoomvaartmaatschappij en andere -ondernemers van transportmiddelen. - -Want dat is het verschil tusschen den particulier, die het welzijn van -zijn zaken beoogt, en het Gouvernement, dat de eerste zijn employé’s -bij voorkeur dáár plaatst of laat, waar zij met de omgeving bekend en -vertrouwd zijn, terwijl het laatste zijn ambtenaren overplaatst, zoodra -er gevaar dreigt dat zij in denzelfden toestand geraken. - -En dit is maar goed ook, daar de ambtenaar anders zich te vast nestelen -zou, en in zijn omgeving een invloed zou kunnen krijgen, die hem tot -een staat in den staat zou kunnen maken, tenzij.... hij zijn meerdere -kennis en invloed ten nutte van het Gouvernement aanwendde. - -Doch dit veronderstelt het Gouvernement blijkbaar niet van zijn -ambtenaren, de koopman wel van zijn employé’s. - -Van Vleuten werkte hard, zooals hij gewoon was geweest, en gaandeweg -begon hij zich weer thuis te gevoelen in den goeden ouden Oost. - -Zij hadden slechts enkele dagen in het hôtel doorgebracht, daar Betsy’s -toestand spoed eischte, en nauwelijks waren zij dan ook ingericht, toen -Betsy beviel, tot beider groote vreugd van een jongen. - -Tijden tevoren hadden zij beraadslaagd welken naam zij hem of haar, al -naar gelang het uitviel, zouden geven. - -Van Vleuten had een heel rijtje opgesomd, allen geput uit het oude -Testament, waarvoor hij een penchant scheen te hebben, maar Betsy had -daarbij telkens een leelijk gezicht getrokken, als hij er een van -voorstelde. - -„Blijf me nu met je oude-Jodennamen thuis,” riep zij op zekeren dag, -zich boos makend. „Waarom plaag je me toch zoo?” - -„’t Is geen plagen,” zeide hij. „Eer een.... hoe zal ik het zeggen.... -een soort dankbaarheid. Zonder in den Bijbel te hebben gelezen, zouden -we dit geluk niet te wachten hebben.” - -„Vraag dan Wiechen om peet te zijn,” zeide hij. „Die heeft je op het -denkbeeld gebracht.” - -„Nooit,” verklaarde hij plechtig. „Men zegt, dat kinderen soms het -karakter overnemen van hen naar wie ze genoemd worden....” - -„Schei uit, Jan! Wees niet kinderachtig. Weet je, dan moeten we hem -maar noemen naar zekeren lummel, van wien ik, al verdient hij het niet -altijd, toch een beetje houd.” - -„Hm,” deed hij, „maar dat is geen mooie naam.” - -„Mooi of niet,” meende zij. „Hij is zoo gemakkelijk.” - -„Omdat hij zoo kort is? Dat is geen bezwaar, daar alle lange namen toch -worden afgekort.” - -„Ja maar.... Luister eens Jan. Herinner je je nog, dat je mij vroeg?” - -„Flauwtjes.” - -„Akelige vent! Ik had eigenlijk geen zin in je, zie je, en wou tegen je -zeggen: Jan, ben je mal—neen hoor! Maar....” - -„Je zeide: Ja! Zonder aarzelen.” - -„Niet waar. Ik zei: Jan.... en de rest kon ik niet zeggen, omdat je mij -toen dadelijk beetpakte. En.... nu, toen was het ook goed.” - -Hij lachte hartelijk. - -„Dan maar Jan!” zeide hij. „Misschien krijgt hij daardoor ook zoo’n -koopje. En als het een meisje is? Betsy, of voluit Elisabeth?” - -„Neen, dat wil ik niet. Meisjes die naar de moeder heeten, hebben -altijd een moeielijk leven.” - -Hij haalde de schouders op. - -„Rachel, Miriam....” - -Betsy stopte haar ooren dicht. - -„Ben je klaar? Ik zal er nog eens over denken. Ik zie wel, dat ik het -toch alleen moet doen.” - -Doch het was niet noodig, want het was een jongen. - -„Weet je aan wie ik dikwijls denk,” vroeg Betsy eenige weken later toen -zij weer op mocht zitten. „Aan Ella Becker. Met haar moet het ook -zoover zijn, dezer dagen.” - -„O, ik heb een brief in mijn zak,” herinnerde hij zich. - -„Daar loop je natuurlijk alweer den heelen dag mee rond,” merkte Betsy -op. - -„Van Becker,” zeide hij, de enveloppe openscheurend. „En een velletje -voor jou erin. Wil je het hebben?” - -„Zóó zeker?” vroeg zij, wijzend op den kleinen Jan, die aan zijn -middagmaal bezig was. „Lees maar eerst jouw brief, en vertel mij wat.” - -„Zij zijn in Sindanglaut, residentie Cheribon,” zeide van Vleuten, na -den brief te hebben gelezen. „Hij is contrôleur geworden, en heeft nu -het bestuur over een krankzinnigengesticht gekregen.” - -„Hè Jan, hoe flauw!” - -„Heusch, hij schrijft het. De vorige contrôleur heeft dat zaakje zoo -opgeknapt. Die had ontdekt, dat men door te planten in een ruitvorm, -meer planten op eenzelfde oppervlakte grond kon zetten, dan bij den -ouden quadraatvorm. En nu moest bij hem alles in de ruit gebeuren. Dat -drukt een eigenaardig cachet op de geheele afdeeling. Alles ziet er -scheef uit.” - -„En verder?” - -„Verder niets,” zeide van Vleuten. „De manie van dien vorigen -contrôleur schijnt nogal invloed te hebben gehad, zoodat men zich in de -buurt voor dien ruitvorm heeft ingespannen, en men daar nu niet alleen -plant in dien vorm, maar, meenende dat het een soort tooverfiguur is, -er voor allerlei gebruik van maakt. Het wordt een soort Godsdienst. Je -weet toch wat een ruit is?” - -„Zeker,” zeide Betsy, die inmiddels bezig was den kleinen Jan een -schoonen luier aan te doen. „Zóó, niet waar?” - -En zij wees op de slippen, die zich tusschen de beentjes van het kind -vertoonden, klaar om opgespeld te worden. - -„Als je het zoo doet, gaat het veel gemakkelijker,” zeide zij, „dan die -vierkante manier. Ik krijg alles bij elkaar—zie zóó!—en met één speld -vast.—Klaar, jongmensch. Baboe!” - -Van Vleuten schaterde het uit. - -„Ik zal morgen mijn oud foto-toestelletje eens voor den dag halen, als -je bezig bent,” zeide hij. „We maken dan een kiekje van die ruit. -Becker wordt gewoon dol!” - -„Alles goed en wel,” zeide Betsy. „Maar hoe staat het nu met Ella? -Schrijft hij daar niets van?” - -„Neen,” verklaarde van Vleuten, den brief omdraaiend. - -„Geef mij mijn velletje eens,” zeide Betsy. „Jij met je ruiten!” -vervolgde zij, na een paar regels te hebben gelezen. „Ze heeft een -meisje; kranig, maar brutaal, om drie dagen na haar bevalling al een -briefje aan mij te krabbelen. Ze weet er niets van, schrijft ze. Ze zou -al opgestaan zijn, als de dokter, die heelemaal van Cheribon moet -komen, niet verboden had het te doen zonder zijn verlof.” - -„Dan heeft ze jou een beetje ingehaald,” zeide van Vleuten. - -„Onzin,” bromde Betsy. „Maar wat heb je daar nog meer in je zak? Daar -zit waarachtig nog een briefje!” - -„Alles particulier,” lachte hij. „Op het kantoor steek ik die dingen -bij me, om ze thuis op mijn gemak te lezen.—Van onzen Haagschen -advocaat.—Drommels! Dat moet ik nog eens overlezen....” - -„Wel?” vroeg Betsy, nadat hij den brief gelezen had, en weer omgekeerd, -alsof hij hem van buiten wou leeren. - -„Toch een eerlijke vent!” ontsnapte hem. - -„Wie dan?” - -„Die Wiechen,” zeide hij. „Er is after all vijf en tachtig percent uit -zijn boedel gekomen. Die zijn binnen. En nu biedt hij vijf procent -extra, voor volledige kwijting, om te rehabiliteeren.” - -„Dus steelt hij tien percent?” merkte Betsy op. „Bedoel je wat anders?” - -„’t Is een handelszaak,” zeide hij. „Het kost hem geld aan zijn -advocaat en de Rechtbank. Daarvoor rekent hij vijf procent voor elk. -Dat gaat nogal. In elk geval is een accoord van negentig percent iets -bijzonders. Ik stem toe, en zal dadelijk antwoorden. Telegrafisch, -zooals gevraagd wordt. Op die manier hadden we niet weg hoeven te -gaan.” - -„Heb je er spijt van?” vroeg zij. - -„Eigenlijk gezegd, neen!” antwoordde hij. „We zitten hier prettiger dan -in Holland. Kennissen zooveel als we willen, en lang zoo’n zenuwachtig -leven niet.” - - - - - - - - -HOOFDSTUK XXI. - - -Een toko-wagen reed het erf op van het hôtel. Van Vleuten stapte er -uit, vroolijk, niettegenstaande de warmte. Hij liep door de -binnengalerij naar achter. - -„Mana kamar toewan contrôleur?” vroeg hij den mandoer, die hem tegemoet -trad. - -Deze wees het galerijtje in, dat langs de bijgebouwen liep, waar vóór -een kamer een meisje zat, blijkbaar pas aangekleed, en onder de hoede -der baboe wachtend, op een luierstoel, waarvan de bloote beentjes -afhingen. - -Hij liep door, en het kind bekijkend, knikte hij haar toe, daarmee een -vriendelijk lachje op het kleine snoetje te voorschijn roepend. - -Hij nam haar op, hoog in de lucht, en toen op den arm, wat de kleine -erg prettig scheen te vinden. Maar toen ze tot rust gekomen was, legde -zij de uitgespreide handjes tegen zijn gezicht, zoekend naar iets -bekends. - -„Oom portret!” riep zij uit. „Mama, mama, oom portret!” - -De kamerdeur ging even open, en iemand gluurde door het reetje. - -„Mama,” herhaalde de kleine, die dit bemerkt had. „Oom portret.” - -De deur ging nu geheel open, en Ella kwam voor den dag, het haar -opgemaakt, maar nog niet gekleed. - -„Dag, meneer van Vleuten,” zeide zij, haar hand uitstekend. „Hoe -vriendelijk van u! Maakt mevrouw het goed? Carel zal zóó klaar zijn.” - -„Alles goed en wel,” zeide hij. „Maar Betsy staat erop, dat ik jelui -meebreng. Dus zal ik maar beginnen met de kleine mee te nemen, en -dadelijk ons rijtuig sturen?” - -„Als ze wil....” - -„Ga je mee, met de paardjes, naar tante? Met oom.... Wie ben ik?” vroeg -van Vleuten, de kleine op zijn arm latende dansen. - -„Oom portret,” herhaalde het kind. - -„Foei, Marietje,” deed Ella. „Weet je oom zijn naam niet meer?” - -„Oom portret,” kraaide Marietje. „Marietje gaat mee naar tante.” - -En of mamaatje al deed of zij heel bedroefd was, dat Marietje van haar -weg wou, het hielp niet, de kleine volhardde bij haar voornemen, en -ging mee met „oom portret.” - -„Maatje ook komen!” riep ze over zijn schouder heen bij het weggaan, -wat maatje al knikkend beloofde. - -Niet alleen de „oom”, maar gelukkig voor dezen, die nog baden moest, -ook de tante en het neefje, vielen in Marietjes smaak, zoodat, toen in -den vooravond Ella en haar man de kleine zwerveling gevolgd waren, deze -zich in de nieuwe omgeving best thuis gevoelde. - -Zoowel Betsy als van Vleuten hadden met verbazing hun vroegeren -reisgenoot zien uitstappen, en de voorgalerij inkomen. Was dat dezelfde -jonge man, die nog geen vijf jaar geleden met hen was uitgekomen? Een -dikzak, van wien men zich afvroeg hoe hij den moed had zich op een -gewonen stoel neer te zetten! Het was haast vreemd hem op gewonen toon -te hooren spreken, en werkelijk verstandige dingen te hooren zeggen. - -Natuurlijk klaagde hij over zijn dik-worden, en beweerde, op een vraag -van Betsy, dat hij haast niets at. Maar de schrik sloeg haar om het -hart, toen zij hem dat „haast niets” bij de eerste maal, dat hij zich -bediende, op zijn bord zag nemen, hoewel de tafel in Indië altijd op -een ruim overschot voor de bedienden berekend is; en onder een -voorwendsel stond zij even op, om de kokkie te waarschuwen, dat er gauw -nog een paar blikjes geopend moesten worden en van een en ander wat -bijgemaakt, om de door „haast niets” geschoten bres weer eenigermate -aan te vullen. - -Dat de tafel overigens smakelijker was dan in het hôtel, gaf misschien -den doorslag om hem te overreden de weinige dagen, die zij op hun -doorreis te Soerabaja zouden vertoeven, met vrouw en kind de door van -Vleuten en Betsy aangeboden gastvrijheid te accepteeren, en misschien -deed ook de eenigzins onvoorzichtige uitlating van Betsy, dat zij, naar -van Vleuten had verteld, in de kamer logeerden, waar zooveel jaren -geleden Mr. van Groningen gestorven was, er iets toe bij, want -blijkbaar was Becker erg bang, voor wat men in de wandeling „zijn -hachie” pleegt te noemen. - -„Ik heb een verzoek aan u,” zeide hij tot van Vleuten, twee dagen -later. „Met dat verhuizen enzoovoort raakt een mensch uit zijn gewone -doen, dat begrijpt u.” - -„Zeg gerust wat op uw hart ligt,” zeide van Vleuten. - -„Nu dan, ik heb een brief aan mijn vrouw opengemaakt, en eer ik mijn -vergissing bemerkte, las ik zooveel, dat ik erover denk hem maar in het -geheel niet aan haar te geven. Hij is van mevrouw van Groningen, over -wie we juist een dag of wat geleden spraken. Een lief mensch. En iemand -moest er zijn, die Ella het bericht zond, nietwaar?” - -„Welk bericht?” vroeg van Vleuten. - -„Wel, haar... meneer Wiechen... u kende hem?” - -„Ja, is hij dood?” - -„Niet heelemaal. Eigenlijk erger. Hij is krankzinnig geworden, en men -heeft hem moeten opsluiten.” - -„Kassian!” zeide van Vleuten. „Ik bedoel voor Ella, voor uw vrouw.” - -„Juist,” zeide Becker. „Ik geloof, dat het maar gelukkig is, dat die -brief haar niet inhanden gekomen is. Maar, hoe kan ik het op den duur -voor haar verbergen? Ziet u, daarin zou ik wel eens uw raad willen -hebben. Zij is bovendien weer in positie.” - -„Ik wil het morgen wel eens met mijn vrouw overleggen,” zeide van -Vleuten. „In elk geval zou ik haar niets zeggen, eer dat afgeloopen -was. Maar, laat Betsy eerst eens zeggen wat zij er van denkt.” - -„Goed. Ik laat u dan den brief.” - -„Zeg liever het pakket,” zeide van Vleuten verbaasd, terwijl hij het -met dien naam bestempelde aannam. - -„O, er staat een heele boel meer in,” zeide Becker. „Mevrouw van -Groningen heeft zeker gemeend, dat na zoo’n treurig bericht, afleiding -het beste was, en over allerlei geschreven.” - -Betsy was verontwaardigd. - -„Het kan zijn,” zeide zij, „dat Marie dit alles met een goede bedoeling -geschreven heeft. Maar waar haalt ze al die schandaaltjes vandaan?” - -„Hoe het zij, ik vind het geen lectuur voor Ella,” zeide van Vleuten. -„Maar wat denk je?” - -„Ik zal haar morgen vertellen, dat ik een brief van Marie gekregen -heb,” besloot Betsy, na eenig nadenken. „Dan kan ik haar dat van haar -vader vertellen, zonder het precies bij den naam te noemen. Erg -overspannen zenuwen, of zooiets, die zijn opname in een sanatorium -hebben noodig gemaakt. Men hoopt natuurlijk op beterschap. Als die -dikke Becker nu maar zorgt, dat zij den eersten tijd geen brieven te -lezen krijgt, dan is alles in orde. Die later komen, spreken natuurlijk -over den toestand als een bekend iets. Het gaat iets beter, of altijd -eender, enzoovoort. Dan denkt zij het te weten, en de menschen, die er -nogeens over mochten spreken, denken dat zij het weet, en men noemt het -kind niet meer bij den naam.” - -„Dat is een gelukkig denkbeeld,” vond hij. - -Er werd gehandeld zooals afgesproken. - -Toen Ella enkele dagen later tot verder reizen gereed stond, om, zooals -dat in officieelen stijl heet „haar bestemming te volgen”, was zij -opgewekt, zorgend voor de kleine en den dikke, zooals zij zelf -gekscherend zeide. - - - -Het was zomer geworden. Aan den rand van het bosch, te Bloemendaal, lag -een kleine villa, met naar verhouding groot erf. Een groote -kastanjeboom stond dicht bij den rijweg in een grasperk, en daaronder -zaten van Vleuten en Betsy, terwijl een meisje van een jaar of vijf -languit in het gras lag. - -„Kom eens hier, Ella,” riep Betsy. „Weet je het nog? Als straks broer -Jan komt, wat zeg je dan?” - -„Fl.... fliseteer”, zeide de kleine oolijk lachend. - -„Goed, en niet vergeten, hoor!” - -Een gezet heer met langen grijzen knevel kwam dicht onder het hek -voorbij. Hij keek aandachtig naar het groepje, en lichtte toen den -hoed, bleef nog even staan, en richtte zijn schreden naar den ingang -van het hek. - -„Wie is dat, Jan? Gauw!” - -Van Vleuten had de beteekenis van deze uitroep begrepen, en was -opgestaan, den bezoeker tegemoet loopend. - -„Meneer van Vleuten, u kent mij misschien niet meer?” - -„Inderdaad....” - -„Boom! Uit den Haag.” - -Van Vleuten keek hem vragend aan, alsof hij op nadere mededeelingen -wachtte. - -„Ik hoorde, dat u hier was komen wonen,” ging Boom voort. „Mijn vrouw -en ik brengen hier ’s zomers meestal een paar weken door, en.... toen -herinnerde ik mij een oude schuld....” - -„Ja,” deed van Vleuten, onverschillig. „Voor ’n uitvinding, of zoo -iets, niet waar? Is u geslaagd?” - -„Geslaagd wel,” antwoordde Boom. „Maar ik heb besloten de uitvinding te -laten rusten. Ze is mij steeds ten voordeele geweest, en ik heb -gewetensbezwaren haar te publiceeren. De geweldige gevolgen....” - -„Wat verschaft mij eigenlijk de eer?” vroeg van Vleuten. - -„Zooals ik zeide. We hebben nog een oude schuld te vereffenen. Ik ben -daartoe nu in staat.” - -„Meneer Boom, ik wil voor u niet onder doen. Laat ons de menschheid -niets in handen geven, wat haar ongelukkig zou maken. Mocht u dus -omtrent het geld, dat u mij indertijd ontfutseld hebt, ook -gewetensbezwaren hebben, welnu, er is een armenbus. Ik zie er van af, -en tevens van voortzetting onzer kennismaking.” - -Boom wijfelde een oogenblik. Hij scheen de kansen te berekenen, die hij -kon hebben bij een persoonlijken aanval. Van Vleuten keek hem bedaard -in de oogen, en haalde een zilver fluitje uit zijn vestzak. - -Op dat gezicht wendde Boom zich om, en vertrok zonder groet. - -Van Vleuten kwam terug bij Betsy. - -Op hetzelfde oogenblik, dat Boom, zich zooveel mogelijk houding gevend, -het erf verliet, reed een jongmensch op een fiets hem rakelings voorbij -naar binnen. - -„Hoera, er door!” riep hij, springend van zijn rijwiel, dat in de mulle -grond bleef steken. - -En wuivend met een bedrukt papier, liep hij naar de plaats waar van -Vleuten en Betsy zaten. - -„Fliseteer!” riep de kleine meid, toen Jan haar hoog in de lucht hief. - -„Er was bijna een ongelukje gebeurd,” vertelde Jan. „Een der jongens -had notities, en meenende gesnapt te worden, gooide hij die onder mijn -plaats. Gelukkig had een der leeraren het gezien, anders was ik er -misschien bij geweest. Nu is hij de eenige die gezakt is.” - -„Wat leert je dat, Jan?” vroeg van Vleuten. - -„Eerlijk te zijn?” - -„En nog wat. Op te passen voor schelmen.” - - - - - - - - - -*** END OF THE PROJECT GUTENBERG EBOOK MODERNE SCHELMEN *** - -Updated editions will replace the previous one--the old editions will -be renamed. - -Creating the works from print editions not protected by U.S. copyright -law means that no one owns a United States copyright in these works, -so the Foundation (and you!) can copy and distribute it in the -United States without permission and without paying copyright -royalties. Special rules, set forth in the General Terms of Use part -of this license, apply to copying and distributing Project -Gutenberg-tm electronic works to protect the PROJECT GUTENBERG-tm -concept and trademark. Project Gutenberg is a registered trademark, -and may not be used if you charge for an eBook, except by following -the terms of the trademark license, including paying royalties for use -of the Project Gutenberg trademark. If you do not charge anything for -copies of this eBook, complying with the trademark license is very -easy. You may use this eBook for nearly any purpose such as creation -of derivative works, reports, performances and research. Project -Gutenberg eBooks may be modified and printed and given away--you may -do practically ANYTHING in the United States with eBooks not protected -by U.S. copyright law. Redistribution is subject to the trademark -license, especially commercial redistribution. - -START: FULL LICENSE - -THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE -PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK - -To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free -distribution of electronic works, by using or distributing this work -(or any other work associated in any way with the phrase "Project -Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full -Project Gutenberg-tm License available with this file or online at -www.gutenberg.org/license. - -Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project -Gutenberg-tm electronic works - -1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm -electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to -and accept all the terms of this license and intellectual property -(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all -the terms of this agreement, you must cease using and return or -destroy all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your -possession. If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a -Project Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound -by the terms of this agreement, you may obtain a refund from the -person or entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph -1.E.8. - -1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be -used on or associated in any way with an electronic work by people who -agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few -things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works -even without complying with the full terms of this agreement. See -paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project -Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this -agreement and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm -electronic works. See paragraph 1.E below. - -1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the -Foundation" or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection -of Project Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual -works in the collection are in the public domain in the United -States. If an individual work is unprotected by copyright law in the -United States and you are located in the United States, we do not -claim a right to prevent you from copying, distributing, performing, -displaying or creating derivative works based on the work as long as -all references to Project Gutenberg are removed. Of course, we hope -that you will support the Project Gutenberg-tm mission of promoting -free access to electronic works by freely sharing Project Gutenberg-tm -works in compliance with the terms of this agreement for keeping the -Project Gutenberg-tm name associated with the work. You can easily -comply with the terms of this agreement by keeping this work in the -same format with its attached full Project Gutenberg-tm License when -you share it without charge with others. - -1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern -what you can do with this work. Copyright laws in most countries are -in a constant state of change. If you are outside the United States, -check the laws of your country in addition to the terms of this -agreement before downloading, copying, displaying, performing, -distributing or creating derivative works based on this work or any -other Project Gutenberg-tm work. The Foundation makes no -representations concerning the copyright status of any work in any -country other than the United States. - -1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg: - -1.E.1. The following sentence, with active links to, or other -immediate access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear -prominently whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work -on which the phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the -phrase "Project Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, -performed, viewed, copied or distributed: - - This eBook is for the use of anyone anywhere in the United States and - most other parts of the world at no cost and with almost no - restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it - under the terms of the Project Gutenberg License included with this - eBook or online at www.gutenberg.org. If you are not located in the - United States, you will have to check the laws of the country where - you are located before using this eBook. - -1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is -derived from texts not protected by U.S. copyright law (does not -contain a notice indicating that it is posted with permission of the -copyright holder), the work can be copied and distributed to anyone in -the United States without paying any fees or charges. If you are -redistributing or providing access to a work with the phrase "Project -Gutenberg" associated with or appearing on the work, you must comply -either with the requirements of paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 or -obtain permission for the use of the work and the Project Gutenberg-tm -trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or 1.E.9. - -1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted -with the permission of the copyright holder, your use and distribution -must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any -additional terms imposed by the copyright holder. Additional terms -will be linked to the Project Gutenberg-tm License for all works -posted with the permission of the copyright holder found at the -beginning of this work. - -1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm -License terms from this work, or any files containing a part of this -work or any other work associated with Project Gutenberg-tm. - -1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this -electronic work, or any part of this electronic work, without -prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with -active links or immediate access to the full terms of the Project -Gutenberg-tm License. - -1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary, -compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including -any word processing or hypertext form. However, if you provide access -to or distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format -other than "Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official -version posted on the official Project Gutenberg-tm website -(www.gutenberg.org), you must, at no additional cost, fee or expense -to the user, provide a copy, a means of exporting a copy, or a means -of obtaining a copy upon request, of the work in its original "Plain -Vanilla ASCII" or other form. Any alternate format must include the -full Project Gutenberg-tm License as specified in paragraph 1.E.1. - -1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying, -performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works -unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9. - -1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing -access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works -provided that: - -* You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from - the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method - you already use to calculate your applicable taxes. The fee is owed - to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he has - agreed to donate royalties under this paragraph to the Project - Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments must be paid - within 60 days following each date on which you prepare (or are - legally required to prepare) your periodic tax returns. Royalty - payments should be clearly marked as such and sent to the Project - Gutenberg Literary Archive Foundation at the address specified in - Section 4, "Information about donations to the Project Gutenberg - Literary Archive Foundation." - -* You provide a full refund of any money paid by a user who notifies - you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he - does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm - License. You must require such a user to return or destroy all - copies of the works possessed in a physical medium and discontinue - all use of and all access to other copies of Project Gutenberg-tm - works. - -* You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of - any money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the - electronic work is discovered and reported to you within 90 days of - receipt of the work. - -* You comply with all other terms of this agreement for free - distribution of Project Gutenberg-tm works. - -1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project -Gutenberg-tm electronic work or group of works on different terms than -are set forth in this agreement, you must obtain permission in writing -from the Project Gutenberg Literary Archive Foundation, the manager of -the Project Gutenberg-tm trademark. Contact the Foundation as set -forth in Section 3 below. - -1.F. - -1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable -effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread -works not protected by U.S. copyright law in creating the Project -Gutenberg-tm collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm -electronic works, and the medium on which they may be stored, may -contain "Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate -or corrupt data, transcription errors, a copyright or other -intellectual property infringement, a defective or damaged disk or -other medium, a computer virus, or computer codes that damage or -cannot be read by your equipment. - -1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right -of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project -Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project -Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project -Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all -liability to you for damages, costs and expenses, including legal -fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT -LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE -PROVIDED IN PARAGRAPH 1.F.3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE -TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE -LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR -INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH -DAMAGE. - -1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a -defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can -receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a -written explanation to the person you received the work from. If you -received the work on a physical medium, you must return the medium -with your written explanation. The person or entity that provided you -with the defective work may elect to provide a replacement copy in -lieu of a refund. If you received the work electronically, the person -or entity providing it to you may choose to give you a second -opportunity to receive the work electronically in lieu of a refund. If -the second copy is also defective, you may demand a refund in writing -without further opportunities to fix the problem. - -1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth -in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS', WITH NO -OTHER WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT -LIMITED TO WARRANTIES OF MERCHANTABILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE. - -1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied -warranties or the exclusion or limitation of certain types of -damages. If any disclaimer or limitation set forth in this agreement -violates the law of the state applicable to this agreement, the -agreement shall be interpreted to make the maximum disclaimer or -limitation permitted by the applicable state law. The invalidity or -unenforceability of any provision of this agreement shall not void the -remaining provisions. - -1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the -trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone -providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in -accordance with this agreement, and any volunteers associated with the -production, promotion and distribution of Project Gutenberg-tm -electronic works, harmless from all liability, costs and expenses, -including legal fees, that arise directly or indirectly from any of -the following which you do or cause to occur: (a) distribution of this -or any Project Gutenberg-tm work, (b) alteration, modification, or -additions or deletions to any Project Gutenberg-tm work, and (c) any -Defect you cause. - -Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm - -Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of -electronic works in formats readable by the widest variety of -computers including obsolete, old, middle-aged and new computers. It -exists because of the efforts of hundreds of volunteers and donations -from people in all walks of life. - -Volunteers and financial support to provide volunteers with the -assistance they need are critical to reaching Project Gutenberg-tm's -goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will -remain freely available for generations to come. In 2001, the Project -Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure -and permanent future for Project Gutenberg-tm and future -generations. To learn more about the Project Gutenberg Literary -Archive Foundation and how your efforts and donations can help, see -Sections 3 and 4 and the Foundation information page at -www.gutenberg.org - -Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary -Archive Foundation - -The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non-profit -501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the -state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal -Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification -number is 64-6221541. Contributions to the Project Gutenberg Literary -Archive Foundation are tax deductible to the full extent permitted by -U.S. federal laws and your state's laws. - -The Foundation's business office is located at 809 North 1500 West, -Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887. Email contact links and up -to date contact information can be found at the Foundation's website -and official page at www.gutenberg.org/contact - -Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg -Literary Archive Foundation - -Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without -widespread public support and donations to carry out its mission of -increasing the number of public domain and licensed works that can be -freely distributed in machine-readable form accessible by the widest -array of equipment including outdated equipment. Many small donations -($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt -status with the IRS. - -The Foundation is committed to complying with the laws regulating -charities and charitable donations in all 50 states of the United -States. Compliance requirements are not uniform and it takes a -considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up -with these requirements. We do not solicit donations in locations -where we have not received written confirmation of compliance. To SEND -DONATIONS or determine the status of compliance for any particular -state visit www.gutenberg.org/donate - -While we cannot and do not solicit contributions from states where we -have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition -against accepting unsolicited donations from donors in such states who -approach us with offers to donate. - -International donations are gratefully accepted, but we cannot make -any statements concerning tax treatment of donations received from -outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff. - -Please check the Project Gutenberg web pages for current donation -methods and addresses. Donations are accepted in a number of other -ways including checks, online payments and credit card donations. To -donate, please visit: www.gutenberg.org/donate - -Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic works - -Professor Michael S. Hart was the originator of the Project -Gutenberg-tm concept of a library of electronic works that could be -freely shared with anyone. For forty years, he produced and -distributed Project Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of -volunteer support. - -Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed -editions, all of which are confirmed as not protected by copyright in -the U.S. unless a copyright notice is included. Thus, we do not -necessarily keep eBooks in compliance with any particular paper -edition. - -Most people start at our website which has the main PG search -facility: www.gutenberg.org - -This website includes information about Project Gutenberg-tm, -including how to make donations to the Project Gutenberg Literary -Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to -subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks. diff --git a/old/68404-0.zip b/old/68404-0.zip Binary files differdeleted file mode 100644 index f05207f..0000000 --- a/old/68404-0.zip +++ /dev/null diff --git a/old/68404-h.zip b/old/68404-h.zip Binary files differdeleted file mode 100644 index 227f071..0000000 --- a/old/68404-h.zip +++ /dev/null diff --git a/old/68404-h/68404-h.htm b/old/68404-h/68404-h.htm deleted file mode 100644 index 868e291..0000000 --- a/old/68404-h/68404-h.htm +++ /dev/null @@ -1,9319 +0,0 @@ -<!DOCTYPE html -PUBLIC "-//W3C//DTD HTML 4.01 Transitional//EN" "http://www.w3.org/TR/html4/loose.dtd"> -<!-- This HTML file has been automatically generated from an XML source on 2022-06-25T17:14:30Z using SAXON HE 9.9.1.8 . --> -<html lang="nl"> -<head> -<meta http-equiv="Content-Type" content="text/html; charset=utf-8"> -<title>Moderne Schelmen</title> -<meta name="generator" content="tei2html.xsl, see https://github.com/jhellingman/tei2html"> -<meta name="author" content="J. Dermoût"> -<link rel="coverpage" href="images/new-cover.jpg"> -<link rel="schema.DC" href="http://dublincore.org/documents/1998/09/dces/"> -<meta name="DC.Creator" content="J. Dermoût"> -<meta name="DC.Title" content="Moderne Schelmen"> -<meta name="DC.Language" content="nl-1900"> -<meta name="DC.Format" content="text/html"> -<meta name="DC.Publisher" content="Project Gutenberg"> -<style type="text/css"> /* <![CDATA[ */ -html { -line-height: 1.3; -} -body { -margin: 0; -} -main { -display: block; -} -h1 { -font-size: 2em; -margin: 0.67em 0; -} -hr { -height: 0; -overflow: visible; -} -pre { -font-family: monospace; -font-size: 1em; -} -a { -background-color: transparent; -} -abbr[title] { -border-bottom: none; -text-decoration: underline; -text-decoration: underline dotted; -} -b, strong { -font-weight: bolder; -} -code, kbd, samp { -font-family: monospace; -font-size: 1em; -} -small { -font-size: 80%; -} -sub, sup { -font-size: 67%; -line-height: 0; -position: relative; -vertical-align: baseline; -} -sub { -bottom: -0.25em; -} -sup { -top: -0.5em; -} -img { -border-style: none; -} -body { -font-family: serif; -font-size: 100%; -text-align: left; -margin-top: 2.4em; -} -div.front, div.body { -margin-bottom: 7.2em; -} -div.back { -margin-bottom: 2.4em; -} -.div0 { -margin-top: 7.2em; -margin-bottom: 7.2em; -} -.div1 { -margin-top: 5.6em; -margin-bottom: 5.6em; -} -.div2 { -margin-top: 4.8em; -margin-bottom: 4.8em; -} -.div3 { -margin-top: 3.6em; -margin-bottom: 3.6em; -} -.div4 { -margin-top: 2.4em; -margin-bottom: 2.4em; -} -.div5, .div6, .div7 { -margin-top: 1.44em; -margin-bottom: 1.44em; -} -.div0:last-child, .div1:last-child, .div2:last-child, .div3:last-child, -.div4:last-child, .div5:last-child, .div6:last-child, .div7:last-child { -margin-bottom: 0; -} -blockquote div.front, blockquote div.body, blockquote div.back { -margin-top: 0; -margin-bottom: 0; -} -.divBody .div1:first-child, .divBody .div2:first-child, .divBody .div3:first-child, .divBody .div4:first-child, -.divBody .div5:first-child, .divBody .div6:first-child, .divBody .div7:first-child { -margin-top: 0; -} -h1, h2, h3, h4, h5, h6, .h1, .h2, .h3, .h4, .h5, .h6 { -clear: both; -font-style: normal; -text-transform: none; -} -h3, .h3 { -font-size: 1.2em; -} -h3.label { -font-size: 1em; -margin-bottom: 0; -} -h4, .h4 { -font-size: 1em; -} -.alignleft { -text-align: left; -} -.alignright { -text-align: right; -} -.alignblock { -text-align: justify; -} -p.tb, hr.tb, .par.tb { -margin: 1.6em auto; -text-align: center; -} -p.argument, p.note, p.tocArgument, .par.argument, .par.note, .par.tocArgument { -font-size: 0.9em; -text-indent: 0; -} -p.argument, p.tocArgument, .par.argument, .par.tocArgument { -margin: 1.58em 10%; -} -.opener, .address { -margin-top: 1.6em; -margin-bottom: 1.6em; -} -.addrline { -margin-top: 0; -margin-bottom: 0; -} -.dateline { -margin-top: 1.6em; -margin-bottom: 1.6em; -text-align: right; -} -.salute { -margin-top: 1.6em; -margin-left: 3.58em; -text-indent: -2em; -} -.signed { -margin-top: 1.6em; -margin-left: 3.58em; -text-indent: -2em; -} -.epigraph { -font-size: 0.9em; -width: 60%; -margin-left: auto; -} -.epigraph span.bibl { -display: block; -text-align: right; -} -.trailer { -clear: both; -margin-top: 3.6em; -} -span.abbr, abbr { -white-space: nowrap; -} -span.parnum { -font-weight: bold; -} -span.corr, span.gap { -border-bottom: 1px dotted red; -} -span.num, span.trans { -border-bottom: 1px dotted gray; -} -span.measure { -border-bottom: 1px dotted green; -} -.ex { -letter-spacing: 0.2em; -} -.sc { -font-variant: small-caps; -} -.asc { -font-variant: small-caps; -text-transform: lowercase; -} -.uc { -text-transform: uppercase; -} -.tt { -font-family: monospace; -} -.underline { -text-decoration: underline; -} -.overline, .overtilde { -text-decoration: overline; -} -.rm { -font-style: normal; -} -.red { -color: red; -} -hr { -clear: both; -border: none; -border-bottom: 1px solid black; -width: 45%; -margin-left: auto; -margin-right: auto; -margin-top: 1em; -text-align: center; -} -hr.dotted { -border-bottom: 2px dotted black; -} -hr.dashed { -border-bottom: 2px dashed black; -} -.aligncenter { -text-align: center; -} -h1, h2, .h1, .h2 { -font-size: 1.44em; -line-height: 1.5; -} -h1.label, h2.label { -font-size: 1.2em; -margin-bottom: 0; -} -h5, h6 { -font-size: 1em; -font-style: italic; -} -p, .par { -text-indent: 0; -} -p.firstlinecaps:first-line, .par.firstlinecaps:first-line { -text-transform: uppercase; -} -.hangq { -text-indent: -0.32em; -} -.hangqq { -text-indent: -0.42em; -} -.hangqqq { -text-indent: -0.84em; -} -p.dropcap:first-letter, .par.dropcap:first-letter { -float: left; -clear: left; -margin: 0 0.05em 0 0; -padding: 0; -line-height: 0.8; -font-size: 420%; -vertical-align: super; -} -blockquote, p.quote, div.blockquote, div.argument, .par.quote { -font-size: 0.9em; -margin: 1.58em 5%; -} -.pageNum a, a.noteRef:hover, a.pseudoNoteRef:hover, a.hidden:hover, a.hidden { -text-decoration: none; -} -.advertisement, .advertisements { -background-color: #FFFEE0; -border: black 1px dotted; -color: #000; -margin: 2em 5%; -padding: 1em; -} -span.accent { -display: inline-block; -text-align: center; -} -span.accent, span.accent span.top, span.accent span.base { -line-height: 0.40em; -} -span.accent span.top { -font-weight: bold; -font-size: 5pt; -} -span.accent span.base { -display: block; -} -.footnotes .body, .footnotes .div1 { -padding: 0; -} -.fnarrow { -color: #AAAAAA; -font-weight: bold; -text-decoration: none; -} -.fnarrow:hover, .fnreturn:hover { -color: #660000; -} -.fnreturn { -color: #AAAAAA; -font-size: 80%; -font-weight: bold; -text-decoration: none; -vertical-align: 0.25em; -} -a { -text-decoration: none; -} -a:hover { -text-decoration: underline; -background-color: #e9f5ff; -} -a.noteRef, a.pseudoNoteRef { -font-size: 67%; -line-height: 0; -position: relative; -vertical-align: baseline; -top: -0.5em; -text-decoration: none; -margin-left: 0.1em; -} -.externalUrl { -font-size: small; -font-family: monospace; -color: gray; -} -.displayfootnote { -display: none; -} -div.footnotes { -font-size: 80%; -margin-top: 1em; -padding: 0; -} -hr.fnsep { -margin-left: 0; -margin-right: 0; -text-align: left; -width: 25%; -} -p.footnote, .par.footnote { -margin-bottom: 0.5em; -margin-top: 0.5em; -} -p.footnote .fnlabel, .par.footnote .fnlabel { -float: left; -margin-left: -0.1em; -margin-top: 0.9em; -min-width: 1.0em; -padding-right: 0.4em; -} -.apparatusnote { -text-decoration: none; -} -.apparatusnote:target, .fndiv:target { -background-color: #eaf3ff; -} -table.tocList { -width: 100%; -margin-left: auto; -margin-right: auto; -border-width: 0; -border-collapse: collapse; -} -td.tocPageNum, td.tocDivNum { -text-align: right; -min-width: 10%; -border-width: 0; -white-space: nowrap; -} -td.tocDivNum { -padding-left: 0; -padding-right: 0.5em; -vertical-align: top; -} -td.tocPageNum { -padding-left: 0.5em; -padding-right: 0; -vertical-align: bottom; -} -td.tocDivTitle { -width: auto; -} -p.tocPart, .par.tocPart { -margin: 1.58em 0; -font-variant: small-caps; -} -p.tocChapter, .par.tocChapter { -margin: 1.58em 0; -} -p.tocSection, .par.tocSection { -margin: 0.7em 5%; -} -table.tocList td { -vertical-align: top; -} -table.tocList td.tocPageNum { -vertical-align: bottom; -} -table.inner { -display: inline-table; -border-collapse: collapse; -width: 100%; -} -td.itemNum { -text-align: right; -min-width: 5%; -padding-right: 0.8em; -} -td.innerContainer { -padding: 0; -margin: 0; -} -.index { -font-size: 80%; -} -.index p { -text-indent: -1em; -margin-left: 1em; -} -.indexToc { -text-align: center; -} -.transcriberNote { -background-color: #DDE; -border: black 1px dotted; -color: #000; -font-family: sans-serif; -font-size: 80%; -margin: 2em 5%; -padding: 1em; -} -.missingTarget { -text-decoration: line-through; -color: red; -} -.correctionTable { -width: 75%; -} -.width20 { -width: 20%; -} -.width40 { -width: 40%; -} -p.smallprint, li.smallprint, .par.smallprint { -color: #666666; -font-size: 80%; -} -span.musictime { -vertical-align: middle; -display: inline-block; -text-align: center; -} -span.musictime, span.musictime span.top, span.musictime span.bottom { -padding: 1px 0.5px; -font-size: xx-small; -font-weight: bold; -line-height: 0.7em; -} -span.musictime span.bottom { -display: block; -} -ul { -list-style-type: none; -} -.splitListTable { -margin-left: 0; -} -.splitListTable td { -vertical-align: top; -} -.numberedItem { -text-indent: -3em; -margin-left: 3em; -} -.numberedItem .itemNumber { -float: left; -position: relative; -left: -3.5em; -width: 3em; -display: inline-block; -text-align: right; -} -.itemGroupTable { -border-collapse: collapse; -margin-left: 0; -} -.itemGroupTable td { -padding: 0; -margin: 0; -vertical-align: middle; -} -.itemGroupBrace { -padding: 0 0.5em !important; -} -.titlePage { -border: #DDDDDD 2px solid; -margin: 3em 0 7em; -padding: 5em 10% 6em; -text-align: center; -} -.titlePage .docTitle { -line-height: 1.7; -margin: 2em 0; -font-weight: bold; -} -.titlePage .docTitle .mainTitle { -font-size: 1.8em; -} -.titlePage .docTitle .subTitle, .titlePage .docTitle .seriesTitle, -.titlePage .docTitle .volumeTitle { -font-size: 1.44em; -} -.titlePage .byline { -margin: 2em 0; -font-size: 1.2em; -line-height: 1.5; -} -.titlePage .byline .docAuthor { -font-size: 1.2em; -font-weight: bold; -} -.titlePage .figure { -margin: 2em auto; -} -.titlePage .docImprint { -margin: 4em 0 0; -font-size: 1.2em; -line-height: 1.5; -} -.titlePage .docImprint .docDate { -font-size: 1.2em; -font-weight: bold; -} -div.figure { -text-align: center; -} -.figure { -margin-left: auto; -margin-right: auto; -} -.floatLeft { -float: left; -margin: 10px 10px 10px 0; -} -.floatRight { -float: right; -margin: 10px 0 10px 10px; -} -p.figureHead, .par.figureHead { -font-size: 100%; -text-align: center; -} -.figAnnotation { -font-size: 80%; -position: relative; -margin: 0 auto; -} -.figTopLeft, .figBottomLeft { -float: left; -} -.figTopRight, .figBottomRight { -float: right; -} -.figure p, .figure .par { -font-size: 80%; -margin-top: 0; -text-align: center; -} -img { -border-width: 0; -} -td.galleryFigure { -text-align: center; -vertical-align: middle; -} -td.galleryCaption { -text-align: center; -vertical-align: top; -} -body { -padding: 1.58em 16%; -} -.pageNum { -display: inline; -font-size: 8.4pt; -font-style: normal; -margin: 0; -padding: 0; -position: absolute; -right: 1%; -text-align: right; -letter-spacing: normal; -} -.marginnote { -font-size: 0.8em; -height: 0; -left: 1%; -position: absolute; -text-indent: 0; -width: 14%; -text-align: left; -} -.right-marginnote { -font-size: 0.8em; -height: 0; -right: 3%; -position: absolute; -text-indent: 0; -text-align: right; -width: 11% -} -.cut-in-left-note { -font-size: 0.8em; -left: 1%; -float: left; -text-indent: 0; -width: 14%; -text-align: left; -padding: 0.8em 0.8em 0.8em 0; -} -.cut-in-right-note { -font-size: 0.8em; -left: 1%; -float: right; -text-indent: 0; -width: 14%; -text-align: right; -padding: 0.8em 0 0.8em 0.8em; -} -span.tocPageNum, span.flushright { -position: absolute; -right: 16%; -top: auto; -text-indent: 0; -} -.pglink::after { -content: "\0000A0\01F4D8"; -font-size: 80%; -font-style: normal; -font-weight: normal; -} -.catlink::after { -content: "\0000A0\01F4C7"; -font-size: 80%; -font-style: normal; -font-weight: normal; -} -.exlink::after, .wplink::after, .biblink::after, .qurlink::after, .seclink::after { -content: "\0000A0\002197\00FE0F"; -color: blue; -font-size: 80%; -font-style: normal; -font-weight: normal; -} -.pglink:hover { -background-color: #DCFFDC; -} -.catlink:hover { -background-color: #FFFFDC; -} -.exlink:hover, .wplink:hover, .biblink:hover, .qurlink:hover, .seclin:hover { -background-color: #FFDCDC; -} -body { -background: #FFFFFF; -font-family: serif; -} -body, a.hidden { -color: black; -} -h1, h2, .h1, .h2 { -text-align: center; -font-variant: small-caps; -font-weight: normal; -} -p.byline { -text-align: center; -font-style: italic; -margin-bottom: 2em; -} -.div2 p.byline, .div3 p.byline, .div4 p.byline, .div5 p.byline, .div6 p.byline, .div7 p.byline { -text-align: left; -} -.figureHead, .noteRef, .pseudoNoteRef, .marginnote, .right-marginnote, p.legend, .verseNum { -color: #660000; -} -.rightnote, .pageNum, .lineNum, .pageNum a { -color: #AAAAAA; -} -a.hidden:hover, a.noteRef:hover, a.pseudoNoteRef:hover { -color: red; -} -h1, h2, h3, h4, h5, h6 { -font-weight: normal; -} -table { -margin-left: auto; -margin-right: auto; -} -.tablecaption { -text-align: center; -} -.arab { font-family: Scheherazade, serif; } -.aran { font-family: 'Awami Nastaliq', serif; } -.grek { font-family: 'Charis SIL', serif; } -.hebr { font-family: Shlomo, 'Ezra SIL', serif; } -.syrc { font-family: 'Serto Jerusalem', serif; } -/* CSS rules generated from rendition elements in TEI file */ -.small { -font-size: small; -} -.large { -font-size: large; -} -.xxl { -font-size: xx-large; -} -.bold { -font-weight: bold; -} -.center { -text-align: center; -} -/* CSS rules generated from @rend attributes in TEI file */ -.cover-imagewidth { -width:480px; -} -.titlepage-imagewidth { -width:492px; -} -.xd31e136 { -text-align:right; -} -/* ]]> */ </style> -</head> -<body> -<div lang='en' xml:lang='en'> -<p style='text-align:center; font-size:1.2em; font-weight:bold'>The Project Gutenberg eBook of <span lang='nl' xml:lang='nl'>Moderne schelmen</span>, by J. Dermoût</p> -<div style='display:block; margin:1em 0'> -This eBook is for the use of anyone anywhere in the United States and -most other parts of the world at no cost and with almost no restrictions -whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it under the terms -of the Project Gutenberg License included with this eBook or online -at <a href="https://www.gutenberg.org">www.gutenberg.org</a>. If you -are not located in the United States, you will have to check the laws of the -country where you are located before using this eBook. -</div> -</div> - -<p style='display:block; margin-top:1em; margin-bottom:0; margin-left:2em; text-indent:-2em'>Title: <span lang='nl' xml:lang='nl'>Moderne schelmen</span></p> -<p style='display:block; margin-left:2em; text-indent:0; margin-top:0; margin-bottom:1em;'><span lang='nl' xml:lang='nl'>(Indië in Den Haag) Oorspronkelijke roman</span></p> -<p style='display:block; margin-top:1em; margin-bottom:0; margin-left:2em; text-indent:-2em'>Author: J. Dermoût</p> -<p style='display:block; text-indent:0; margin:1em 0'>Release Date: June 25, 2022 [eBook #68404]</p> -<p style='display:block; text-indent:0; margin:1em 0'>Language: Dutch</p> - <p style='display:block; margin-top:1em; margin-bottom:0; margin-left:2em; text-indent:-2em; text-align:left'>Produced by: Jeroen Hellingman and the Online Distributed Proofreading Team at https://www.pgdp.net/ for Project Gutenberg (This book was produced from images made available by the HathiTrust Digital Library.)</p> -<div style='margin-top:2em; margin-bottom:4em'>*** START OF THE PROJECT GUTENBERG EBOOK <span lang='nl' xml:lang='nl'>MODERNE SCHELMEN</span> ***</div> -<div class="front"> -<div class="div1 cover"><span class="pageNum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span><div class="divBody"> -<p class="first"></p> -<div class="figure cover-imagewidth"><img src="images/new-cover.jpg" alt="Nieuw ontworpen voorkant." width="480" height="720"></div><p> -</p> -</div> -</div> -<div class="div1 frenchtitle"><span class="pageNum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span><div class="divBody"> -<p class="first center large">Moderne Schelmen -</p> -</div> -</div> -<div class="div1 titlepage"><span class="pageNum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span><div class="divBody"> -<p class="first"></p> -<div class="figure titlepage-imagewidth"><img src="images/titlepage.png" alt="Oorspronkelijke titelpagina." width="492" height="720"></div><p> -</p> -</div> -</div> -<div class="titlePage"> -<div class="docTitle"> -<div class="mainTitle">Moderne Schelmen</div> -<div class="subTitle">(Indië in den Haag)</div> -<div class="subTitle">Oorspronkelijke Roman</div> -</div> -<div class="byline">door -<span class="docAuthor">M<sup>r</sup> J. Dermoût</span></div> -<div class="docImprint">A. W. BRUNA & ZOON.—UTRECHT.</div> -</div> -<p></p> -<div class="div1 last-child epigraph"><span class="pageNum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span><div class="divHead"> -<blockquote> -<p class="first">Hetgeen.… wij gehoord hebben, hetgeen wij gezien hebben met onze oogen, hetgeen wij -aanschouwd hebben, en onze handen getast hebben.… -</p> -<p class="xd31e136">(<i><a id="xd31e139" href="#xd31e139ext">I Johannes 1:1</a>.</i>)</p> -</blockquote> -<blockquote lang="de"> -<p class="first">Wer sich den Zweck vorgestellt hat, das Laster zu stürzen und Religion, Moral und -Bürgerliche Gesetze an ihren Feinde zu rächen, ein solcher musz das Laster in seiner -nackten Abscheulichkeit enthüllen, und in seiner kolossalischen Grösze vor das Auge -der Menschheit stellen—er selbst musz augenblicklich seine nächtliche Labyrinthe durchwandern,—er -musz in Empfindungen sich hineinzuzwingen wissen unter deren sich seine Seele sträubt. -</p> -<p class="xd31e136">(<i>Schiller: Die Räuber, Vorrede.</i>)</p> -</blockquote> -<blockquote> -<p class="first">Zijt <span class="corr" id="xd31e152" title="Bron: nuchteren">nuchter</span> en waakt: want uwe tegenpartij, de duivel, gaat om als een brieschende leeuw, zoekende -wien hij zou mogen verslinden. -</p> -<p class="xd31e136">(<i><a id="xd31e158" href="#xd31e158ext">I Petrus 5:6</a><span class="corr" id="xd31e160" title="Niet in bron">.</span></i>)</p> -</blockquote> -<p><span class="pageNum" id="pb7">[<a href="#pb7">7</a>]</span></p> -</div> -</div> -</div> -<div class="body"> -<div id="ch1" class="div1 chapter"><span class="pageNum">[<a href="#ch1.toc">Inhoud</a>]</span><div class="divHead"> -<h2 class="main">HOOFDSTUK I.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Een américaine reed het erf van het <span class="corr" id="xd31e168" title="Bron: hotel">hôtel</span> op. Jan van Vleuten stapte eruit, landerig, zooals iemand zijn kan, die op het heetst -van den dag in de benedenstad heeft moeten vertoeven, en pas uit de bergen komt. Geen -zuchtje was te bespeuren geweest, de lucht trilde van de warmte, zelfs nu nog, om -vier uur. Alles straalde hitte uit. Boven in de vuilblauwe lucht de zon, beneden de -macadam-weg, van links en rechts de witte muren. De boompjes langs de <i>Passeh-baan</i> deden er aan mee, en wierpen een kolommetje hitte op, waarin ontelbare vliegjes, -met trillende vlerkjes drijvend op de warme lucht. Zelfs in de schaduw van den <i>Simpangschen-weg</i> was het niet beter. Het was of de warmte daar opgesloten was, niet weg kon door het -bladerendak; de zucht door het snelle rijden veroorzaakt, sloeg lauw in het gezicht. -Om den hoek van <i>Embong-Malang</i> scheen zelfs het felle trekken van de zon nog dragelijker; daar was althans ruimte. -Maar de dakijzeren verandah broeide weer des te erger. -</p> -<p>Snel liep van Vleuten, na de leidsels om het slikbord te hebben gehangen, het <span class="corr" id="xd31e179" title="Bron: hotel">hôtel</span> in, direct naar de bijgebouwen, waar hij zijn kamer had. De dikke muren en neergelaten -zeilen mochten iets van de warmte hebben uitgesloten, doch hij merkte het nauwelijks. -<span class="pageNum" id="pb8">[<a href="#pb8">8</a>]</span></p> -<p>In de deur van een der logeerkamers stond een dame, uitkijkend. Een tengere blondine, -een kind nog in haar schraalte van vormen, een vrouw naar de uitdrukking van haar -gelaat. -</p> -<p>„Dag Jan, dag lieveling!” riep zij uit, hem om den hals vallend. „Foei, wat ben je -warm! Ga maar gauw baden.” -</p> -<p>„Dat heb jij al gedaan, zie ik,” zeide hij, haar de nog vochtige haren van het breede -voorhoofd strijkende. „Waarom heb je niet even gewacht?” -</p> -<p>„Het was zoo warm. En dan, weet je, in een logement vind ik het zoo gek om samen te -gaan baden.” -</p> -<p>„Malligheid! Alle getrouwde lui doen dat, Betsy.” -</p> -<p>„Dat jok je. Dat heb je mij maar wijs gemaakt, om.… Nu ja, niet iedereen, en in een -<span class="corr" id="xd31e190" title="Bron: hotel">hôtel</span> zeker niet. Kom, kleed je nu maar gauw uit en ga baden. Ik zal om een kopje thee -roepen.” -</p> -<p>En terwijl hij de <span class="corr" id="xd31e195" title="Bron: kamnr">kamer</span> binnenging, riep zij met eenigzins schelle stem om een bediende. -</p> -<p>Toen hij terugkwam uit de <i>mandie</i>-kamer, nu geheel opgefrischt, wachtte zij hem op met twee dikke grove aarden koppen -<span class="corr" id="xd31e202" title="Bron: hotel-thee">hôtel-thee</span>, op het tafeltje buiten in de gaanderij. Binnen in de kamer tjingelde een speeldoos. -</p> -<p>„Wat is dat?” vroeg van Vleuten, die met handdoek en zeepbakje bij het tafeltje was -blijven staan om even een slok thee te nemen. -</p> -<p>„De doos van mama,” lachte Betsy. „Ik heb ze cadeau gekregen en zooeven uit den koffer -gehaald.” -</p> -<p>De deur van de kamer naast de hunne ging open, en een dame kwam naar buiten. Aarzelend -zag zij even naar de beide anderen en deed zelfs een stap in hun richting; doch zich -bedenkende, wendde zij zich om, en liep langs het gaanderijtje naar het hoofdgebouw. -</p> -<p>„Wat een vermoeid gezicht,” merkte Betsy op. „Ze is <span class="pageNum" id="pb9">[<a href="#pb9">9</a>]</span>zeker gister den geheelen nacht naar een bal geweest. Ik zou me toch eerst wat opgeknapt -hebben, vóór ik uit mijn kamer kwam.” -</p> -<p>„Ze schijnt nog heel jong,” zeide van Vleuten, „en ziet er te stevig uit om van één -nacht dansen zóó overmoe te zijn. Kom, ik ga mijn haar kammen, en dan moesten we met -kleeden maar wachten tot het wat koeler wordt. ’n Oogenblikje!” -</p> -<p>Hij verdween in de kamer. Middelerwijl was de dame, die tot deze opmerkingen aanleiding -gegeven had, de achtergalerij van het <span class="corr" id="xd31e216" title="Bron: hotel">hôtel</span> ingegaan, waar de <span class="corr" id="xd31e219" title="Bron: hotelhoudster">hôtelhoudster</span> bezig was eenige bevelen te geven aan de bedienden. -</p> -<p>„Wel, mevrouwtje, hoe gaat het ermee?” vroeg de laatste op hartelijk meewarigen toon, -als van iemand die weet wat het antwoord zal zijn. -</p> -<p>„Hij is wakker en hijgt weer zoo erg. En naast ons zijn menschen, die een speeldoos -hebben. Ik zag dat het hem hinderde, maar durfde niet vragen om er mee op te houden”. -</p> -<p>De oogen der spreekster hadden iets star wanhopigs, de randen ervan kleurden zich -even rood, alsof er tranen zouden komen. -</p> -<p>„Wel m’n beste menschje, zal <i>ik</i> het voor je gaan vragen? Dat is goed; ga maar mee.” -</p> -<p>En de jonge vrouw onder den arm nemende, stapte de <span class="corr" id="xd31e231" title="Bron: hotelhoudster">hôtelhoudster</span> het gaanderijtje in, recht op Betsy af, aan wie zij het verzoek deed de speeldoos -stil te zetten, omdat het den zwaar zieke daarnaast hinderde. -</p> -<p>Betsy antwoordde niet dadelijk, doch op haar beweeglijk gezicht was voldoende te lezen -wat er in haar omging. Waarom moest die <span class="corr" id="xd31e237" title="Bron: hotelhoudster">hôtelhoudster</span> daar bijgehaald worden? Om aan het verzoek kracht bij te zetten soms? Dan deed zij -zeker niet wat gevraagd werd! Men was vrij in zijn eigen kamer, desnoods om muziek -te maken buiten den <span class="pageNum" id="pb10">[<a href="#pb10">10</a>]</span>tijd van slapen. En als iemand zóó ziek was, dat hem een eenvoudige speeldoos al hinderde, -dan zou zij straks niet meer mogen zingen, wat zij in ’t geheel niet, niet mogen babbelen -met Jan, wat zij nog minder laten kon. Zoo iemand hoorde niet in een <span class="corr" id="xd31e242" title="Bron: hotel">hôtel</span>, maar moest naar een hospitaal! Maar toen zij den verlegen smeekenden blik zag van -haar buurvrouw, weerhield zij de bruske weigering die haar op de lippen zweefde. -</p> -<p>„Ik zal ’t meneer vragen,” zeide zij ten slotte, opstaande. „Verbeeld je, Jan,” ging -zij voort, binnenkomende, „daar ligt een zieke man hiernaast, en nu vragen ze om de -speeldoos vast te zetten …” -</p> -<p>„Welnu,” zeide hij, „niets is eenvoudiger.” En hij drukte een hefboom neer, die de -vleugels van den regulateur ving. „Daar staat ze al stil.” -</p> -<p>„Maar Jan …” -</p> -<p>„Sst, kindje! Als ik nu eens ziek werd, en zóó erg dat …” -</p> -<p>„Niet doen, Jan, niet doen!” En met een kus belette zij hem het verder spreken. -</p> -<p>Toen zij een oogenblik daarna samen buiten kwamen, was hun buurvrouw reeds weer naar -haar zieken echtgenoot, doch de <span class="corr" id="xd31e252" title="Bron: hotelhoudster">hôtelhoudster</span> stond er nog. -</p> -<p>„Mevrouw laat u erg bedanken,” zeide deze. „Haar man is zoo ziek, <i>kassian</i>!<span class="corr" id="xd31e259" title="Niet in bron">”</span> -</p> -<p>„Wat scheelt hem?” vroeg van Vleuten. -</p> -<p>„Hm, ziet u.… de dokter zegt niets, maar.…” En haar stem tot fluisteren dwingend, -ging zij voort: „Die meneer is pas een half jaar terug uit Holland. In zijn verloftijd -is hij getrouwd, en toen ze goed en wel in hun eigen huisje waren, is het begonnen. -Ze zeggen dat hij vergiftigd is. U begrijpt.… enfin, mevrouw is toch getrouwd<span class="corr" id="xd31e264" title="Bron: .,..">.…</span> een huishoudster gehad, en.…” -</p> -<p>„Jawel, jawel,” ried van Vleuten, het verdere afsnijdend. <span class="pageNum" id="pb11">[<a href="#pb11">11</a>]</span>„En waarom zijn zij niet in hun eigen huis gebleven?” -</p> -<p>„Zij zouden weer met verlof gaan, <span class="corr" id="xd31e274" title="Bron: eu">en</span> hebben dus vendutie gehouden. Maar toen hun boot ging, kon hij niet meer getransporteerd -worden. Dat duurt nu al zoo zes weken, en de arme ziel tobt zich wat af. <i>Kassian</i>, ze is nog zwanger ook. Al zoowat vijf maanden. Wacht, daar komt de dokter.” -</p> -<p>De <span class="corr" id="xd31e281" title="Bron: hotelhoudster">hôtelhoudster</span> meende nu genoeg verteld te hebben, en ging heen tot groote verlichting van van Vleuten, -die haar mededeelingen voor Betsy’s ooren wel wat ruw vond. Deze had zich afgewend, -en toen zij zich, na het vertrek der <span class="corr" id="xd31e284" title="Bron: hotel-houdster">hôtelhoudster</span>, weer omdraaide, waren haar oogen vochtig. -</p> -<p>„O, hoe naar, Jan,” zeide zij. „Verbeeld je, dat hij doodgaat! En dan dat arme kindje, -dat nooit zijn vader zal gezien hebben!—Zeg, Jan, jij hebt toch nooit zoo’n.… zoo’n -huishoudster gehad?” -</p> -<p>„Stel je gerust, wijfje,” zeide hij lachend om haar angst. „Maar als je het precies -weten wilt, toch één. Maar die was minstens al zestig jaar oud. Dat was toen ik op -die suikerfabriek was, en toch iemand hebben moest om den boel in orde te houden.” -</p> -<p>„En waar is ze nu?” -</p> -<p>„Ergens op een inlandsch kerkhof.” -</p> -<p>„Gelukkig!” zuchtte Betsy uit het diepst van haar hart. -</p> -<p>„’t Is een noodzakelijk kwaad,—maar een kwaad,” meende hij.<span id="xd31e294"></span> -</p> -<p>„Kom, laten we ons gaan kleeden en nog een loopje doen. Ik heb vandaag een aardig -huisje gezien; maar tachtig gulden, en toch nog in de bovenstad. Als het je bevalt, -huur ik het nu al. De lui gaan er de volgende maand uit.” -</p> -<p>„Moeten we dan nog zoolang hier blijven?” vroeg zij, hem in de kamer volgend, „Ik -zou het zoo erg vinden, als die man daar vlak naast ons doodging!” -<span class="pageNum" id="pb12">[<a href="#pb12">12</a>]</span></p> -<p>„Ik ook, voor jou,” zeide hij. „We willen hopen, dat hij er boven op komt, of het -althans uithoudt tot we weg zijn<span class="corr" id="xd31e302" title="Bron: ,">.</span> Intusschen valt er niets aan te doen, tenzij er een kamer mocht openkomen aan den -anderen kant.” -</p> -<p>„Zou dat niet wreed zijn? Net of we vluchten. Die arme vrouw moet wel in de zelfde -kamer blijven.” -</p> -<p>„’t Is zoo,” erkende hij. „En we hebben wat goed te maken. Laat ons liever zien of -we haar van dienst kunnen zijn met het een of ander.” -</p> -<p>Betsy zeide toe haar best te zullen doen. En al was het niet veel wat zij konden, -het weinige dat zij deden, werd niettemin op prijs gesteld. Daar stilte voor den zieke -een eerste vereischte was, trokken zich van Vleuten en Betsy de kinderen aan van een -familie, die de kamers bewoonde aan de andere zijde van de ziekenkamer. Hoewel die -veelal onder de hoede van de <i>baboes</i> een eind verder op gestuurd werden, waren er toch tijden op den dag dat zij in de -buurt van hun kamers moesten blijven. En om jonge kinderen stil te doen zijn, zonder -ze tevens bezig te houden, is een feitelijke onmogelijkheid, temeer als die kinderen -in Indië zijn opgegroeid, waar in de groote ruimten een beetje rumoer niet hindert -en dus zelden wordt tegengegaan. Maar nu moest het, en Betsy hield dapper vol wat -zij beloofd had, blij echter als haar man thuiskwam om een handje te helpen. -</p> -<p>De familie waartoe de kinderen behoorden, vond hun zorgen gemakkelijk en liet het -begaan, in de veronderstelling levende, dat Betsy plezier in die kleine vagebonden -had, daar ze zelf nog kinderloos was. Men meende dus volstrekt geen dank schuldig -te zijn, eer omgekeerd, ja nam het haar zelfs eenigszins kwalijk, dat noch zij, noch -haar man zich hadden voorgesteld. Immers, al waren de tijden voorbij, dat een tiental -elkaar vreemden, toevallig samenkomende <span class="pageNum" id="pb13">[<a href="#pb13">13</a>]</span>in een spoorwegcoupé, vóór alles begonnen met een wederzijdsch zich voorstellen, voor -het feit dat men de kinderen van een ander bezighield, alvorens zich te hebben voorgesteld, -was de Indische maatschappij nog niet rijp. -</p> -<p>De vrouw van den zieke had zich verbaasd over de rust die sedert een paar dagen vooral -in het middaguur heerschte, en toen zij bemerkte waaraan zij die te danken had, toonde -zij in blik en stommen groet dikwijls haar dankbaarheid. Eens, toen Betsy een ontevreden -beweging had bespeurd over het in de keuken klaargemaakte ziekenkostje, bood zij aan -hiervoor te zorgen. Zij had een petroleumstel, waarop dit gemakkelijk ging. -</p> -<p>Van Vleuten mopperde een beetje over de neiging van vrouwen om altijd in uitersten -te vallen. Neen, niet om het koken van die griesmeel, maar van het een kwam zoo licht -het ander, en Betsy, die eerst zelfs een klein genoegen niet had willen opgeven, terwille -van den zieken buur, had nu een eersten stap gedaan op een weg, die leiden kon tot -algeheele inbeslagname van haar persoon en haar tijd. -</p> -<p>Waarop Betsy antwoordde, dat mannen nooit de consequenties willen aanvaarden van hetgeen -zij zelf aangeraden hebben; overigens behoefde haar groote bengel zich niet ongerust -te maken, dat zij hem zou laten achterstaan bij het liefdewerk. -</p> -<p>„Daar ben ik het minste bang voor,” zeide van Vleuten. „Er is iets anders. Je bewijst -diensten aan iemand, die misschien vergolden kunnen worden. Of, laat ik me anders -uitdrukken: die vergolden <i>behooren</i> te worden. Je brengt jezelf, ons, mij, in de positie van een crediteur tegenover -een debiteur; het <span class="corr" id="xd31e323" title="Bron: beroerste">beroerdste</span> wat er is.” -</p> -<p>„Hoe zoo?” vroeg zij naief. „Laatst, toen er door Watrin & Co. een quitantie hier -gepresenteerd werd, en jij <span class="pageNum" id="pb14">[<a href="#pb14">14</a>]</span>niet thuis was, durfde ik de stad haast niet in. En ik was <i>wat</i> blij toen ik kon gaan betalen.” -</p> -<p>„Jawel, je was blij dat je kon betalen, waardoor je den crediteur kwijtraakte. Maar -als je dat niet had gekund, zou je onwillekeurig het land hebben gehad als je aan -dien man dacht, niet waar?” -</p> -<p>„Nu.… ja.” -</p> -<p>„Dus, in ’t algemeen, haat de debiteur zijn schuldeischer, in plaats van hem voor -het verleende crediet dankbaar te zijn.” -</p> -<p>„Dat is toch eigenlijk niet goed!” -</p> -<p>„Neen, goed is het niet. Zeker niet! Maar het <i>is</i> zoo. En daarom, als het hart je dringt, bewijs iemand een dienst, en vlucht dan naar -het andere eind van de wereld!” -</p> -<p>„Flauwe vent!” zeide Betsy. „Je maakt er wat moois van!” -</p> -<p>„Enfin,” zeide van Vleuten, schouderophalend, „deze menschen zullen we wel niet veel -meer in ons leven ontmoeten. Dat is één troost.—Dag dokter! Hoe staat het met den -patient?” -</p> -<p>„Het loopt af,” zeide de arts, die juist uit de ziekenkamer gekomen was, en hij stak -een sigaar op, hem door van Vleuten aangeboden. „Tegen mijn gewoonte,” bemerkte hij. -„Ik rook anders nooit tusschen de visites. Maar ik heb ook nog nooit zoo’n geval gehad. -Die man geeft, sedert twee of drie dagen al, een gewone lijkenlucht af. Inderdaad -is de ontbinding al begonnen, nog eer de dood intreedt.” -</p> -<p>„Is het waar, dat hij vergiftigd is?” -</p> -<p>„Ja, doch waarmee weet ik niet. Zooals gewoonlijk met inlandsche vergiften.” -</p> -<p>En de dokter legde zijn sigaar neer en begaf zich weder naar den zieke. Een oogenblik -later kwam hij terug en wenkte van Vleuten. -<span class="pageNum" id="pb15">[<a href="#pb15">15</a>]</span></p> -<p>„Zou u de <span class="corr" id="xd31e351" title="Bron: hotelhoudster">hôtelhoudster</span> even willen verzoeken om te telefoneeren? Aan de familie Slot—zij weet het wel.” -</p> -<p>„Is het erger geworden?” -</p> -<p>„Hij is overleden. Die vrouw moet weggehaald worden, zoo spoedig mogelijk. Het is -daarbinnen niet uittehouden, zelfs niet bij open raam.” -</p> -<p>Terwijl van Vleuten aan het verzoek van den dokter ging voldoen, was Betsy opgestaan -en zonder een woord te zeggen naar de sterfkamer gegaan. Op het bed lag iets, waarnaar -zij niet durfde kijken. Daarnaast zat de jonge vrouw, met starende oogen. Betsy voelde -zich wee worden van de lucht, maar zich vermannende, ging zij naar de treurende, en -legde haar den arm om de schouders. -</p> -<p>„Kom,” zeide zij zacht, doch beslist. -</p> -<p>En gehoorzamend aan den sterkeren wil, liet zich de jonge weduwe wegleiden. De dokter -knikte goedkeurend, en toen de beide vrouwen in Betsy’s kamer waren, zette hij zich -aan het tafeltje, stak zijn sigaar weer aan, en wachtte de terugkomst van van Vleuten -af. -</p> -<p>„In orde, zij komen,” meldde deze. „Zou ze mee willen?” -</p> -<p>„Wel waarschijnlijk,” meende de dokter. „Uw vrouw heeft den eersten stap gedaan, door -haar in uw kamer te brengen.” -</p> -<p>„Mooi!” riep van Vleuten uit. „Echt iets voor Betsy.” -</p> -<p>„Mevrouw lijkt nog erg jong.” -</p> -<p>„Zij is pas achttien geworden.” -</p> -<p>„Zoo, dan scheelt ze precies een jaar met mevrouw van Groningen.” -</p> -<p>„Van Groningen?” herhaalde van Vleuten vragend. -</p> -<p>„Ja, uw buren. Wist u niet eens hoe zij heetten?” vroeg de dokter verwonderd. -</p> -<p>„Neen; maar gelegenheid om officieel kennis te maken, is dan ook niet veel geweest.” -</p> -<p>„Dat is waar,” gaf de dokter toe. „Doch u kon het allicht <span class="pageNum" id="pb16">[<a href="#pb16">16</a>]</span>gehoord hebben. Ja, hij heette Mr. van Groningen, en was lid in den Raad van Justitie. -Zijn vrouw is een juffrouw Keijzer; ik meen dat haar vader president van het Gerechtshof -te Arnhem is.—Ha, daar zie ik meneer en mevrouw Slot.” -</p> -<p>De dokter stond op en ging de komenden tegemoet. -</p> -<p>Op den bij sterfgevallen gebruikelijken fluistertoon bleven nu de heeren bij elkaar -staan praten, terwijl mevrouw Slot de kamer was binnengegaan. Spoedig daarop kwam -zij terug, de jonge weduwe steunend, die door Betsy’s hartelijk medeleden eindelijk -tranen gevonden had. -</p> -<p>Zij reikte van Vleuten de hand, een woord van dank stamelend, en ging, na nog een -schuwen blik te hebben geworpen op de deur, waarachter het zielloos overschot lag -van haar echtgenoot. -</p> -<p>Van Vleuten en Betsy waren alleen, en bespraken het droevig geval. -</p> -<p>„Je had eens moeten hooren, Jan,” zeide zij, „hoe dankbaar zij was! Je zou spijt hebben -gehad van je woorden, laatst, weet je nog? En ’t is nog zoo’n kind … ze is maar een -jaar ouder dan ik, en, zie je, pas uit Holland<span class="corr" id="xd31e380" title="Bron: ,">.</span>” -</p> -<p>Het laatste woog klaarblijkelijk het zwaarst. -</p> -<p>„Hm,” deed hij. „Het is maar goed, dat de zaak afgeloopen is.—Zeg eens vrouwtje, je -zult vannacht toch geen kippekuren krijgen, hé? Anders zou ik nu nog zien dat we een -andere kamer kregen.” -</p> -<p>„Welneen! Hij zal toch niet bij ons komen spoken,” lachte zij. <span class="corr" id="xd31e387" title="Niet in bron">„</span>Voor doode menschen ben ik niet bang. Dat is ook weer zooiets typisch Hollandsch, -waar ik heelemaal aan ontwend ben.” -<span class="pageNum" id="pb17">[<a href="#pb17">17</a>]</span></p> -</div> -</div> -<div id="ch2" class="div1 chapter"><span class="pageNum">[<a href="#ch2.toc">Inhoud</a>]</span><div class="divHead"> -<h2 class="main">HOOFDSTUK II.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Van Vleuten was gelukkig geweest. Ruim vier jaar had hij te Soerabaja doorgebracht, -en er de filiaal van het Bataviaasch huis gevestigd en doen bloeien. Financieel was -hij daar zelf ook bij welgevaren, en achtte zich thans sterk genoeg om te repatrieeren. -Wel zouden zij van de rente van hun geld slechts zeer bescheiden kunnen leven, doch -voor leegzitten was hij toch te jong; dus zou hij in het vaderland naar iets omzien, -dat hem bezighield en de kas hielp stijven. Iets wat niet moeielijk te vinden zou -zijn, naar hem dacht; immers als men het niet bepaald noodig heeft, komt zooiets van -zelf. -</p> -<p>Betsy vond zijn denkbeeld uitstekend. Niet dat zij naar Holland verlangde. Zij had -het land daartoe te jong verlaten, en was in Indië zóó thuis, dat zij aan eenigerlei -verandering geen behoefte gevoelde. Doch zij koesterde een stille hoop, dat de wisseling -van klimaat dienstig kon zijn tot de vervulling van een hartewensch. Langer dan vijf -jaar was zij nu getrouwd, en nog steeds kinderloos. En naar den aard der menschen, -bij wie het instinct door het aangeleerde is verdrongen, wees de natuur haar noch -van Vleuten den weg in deze, en beschouwden zij het al dan niet krijgen van kinderen -afhankelijk van een toeval, een invloed van buitenaf, of een bijzondere bestiering -van <span class="pageNum" id="pb18">[<a href="#pb18">18</a>]</span>het Opperwezen. En op dien vruchtbaren ondergrond tierde welig het bijgeloof, als -overal waar kennis ontbreekt. -</p> -<p>Te ’s Gravenhage huurde van Vleuten een kleine woning in de Riouwstraat, en toen de -eerste drukte van het zich inrichten voorbij was, besloot hij zich te gaan wijden -aan zijn voornemen om bezigheid te zoeken. Hij had feitelijk nog geen vast plan gevormd, -hoe daartoe te geraken, en slenterde dan ook maar wat rond, in de vaste overtuiging, -dat wat men niet zocht, zich het eerst liet vinden. -</p> -<p>Op zekeren middag was hij op het kantoor van zijn kassier, dien hij had opgedragen -voor hem soliede effecten te koopen, zonder bepaalde aanwijzing welke, mits niet teveel -van één soort, daar hij van oordeel was, dat men door van alles wat te nemen, het -risico verdeelde. Dit was geschied, en hij kwam nu zijn papieren kapitaaltje halen. -Terwijl hij in een ontvangkamertje met den procuratie-houder bezig was de ingekochte -stukken met de afrekening te verifieeren, werd na een vluchtig geklop de deur geopend. -De binnentredende bleef aarzelend staan, de knop van de deur in de hand houdend. -</p> -<p>„Pardon.… ik dacht dat u alleen was,” zeide hij, zich tot den procuratiehouder wendend, -na eerst een snellen blik te hebben geworpen op van Vleuten en zijn effecten. -</p> -<p>Laatstgenoemde had opgekeken, en gedurende de korte oogenblikken dat de procuratie-houder -den vreemde toesprak, hem verzoekende op het kantoor te gaan, waar hij onmiddellijk -tot zijn dienst zou zijn, had hij dien met een belangstelling, waarvoor hij geen reden -kon vinden, scherp opgenomen. -</p> -<p>Er was iets eigenaardigs in dien man, vond van Vleuten. Twee helderbruine varkensoogjes -schitterden listig in een strak wasbleek gelaat, waarop overigens een ijl krulsnorretje -de eentonigheid brak. Om den mond een trekje van <span class="pageNum" id="pb19">[<a href="#pb19">19</a>]</span>harde brutaliteit, voortkomende uit het met geweld bedwingen van aangeboren verlegenheid. -De kleeding, schoon van goede stof, klaarblijkelijk niet volgens den smaak van den -<i>coupeur</i> gemaakt, doch eer op eigenwijze aangifte van den drager, de schouders te laag, de -rug teveel getailleerd, waardoor de zware heupen sterk uitkwamen. De pantalon van -onder sterk ingevouwen en met fietsgespen vastgemaakt. -</p> -<p>„Iemand die ons telkens komt vervelen,” meende de procuratie-houder te moeten uitleggen, -toen de deur weer dicht was. „Noemt zich bankier of zooiets.” -</p> -<p>„Een titel is gemakkelijk,” zeide van Vleuten. En opstaande, pakte hij zijn stukken -bijeen en vertrok, van plan zich onmiddellijk huiswaarts te begeven. -</p> -<p>Doch langs Café <i>Central</i> komende, kreeg hij trek in een glas bier, en liep er binnen. Geen kennissen hebbende, -vond hij het eenvoudiger zich aan de leestafel neer te zetten, waar hij in de illustraties -bladerde. -</p> -<p>„Zag ik u zooeven niet bij Karsten & Co.?” zeide opeens iemand naast hem, met onnatuurlijk -hoog stemgeluid, en opziende bespeurde hij den man van daareven. -</p> -<p>„Dat kon wel,” antwoordde van Vleuten, minder koel dan hij bedoeld had. -</p> -<p>De ander scheen dat te bemerken en zich daardoor gerechtigd te gevoelen het gesprek -voort te zetten. -</p> -<p>„U moest voor den eten geen bier drinken,” zeide hij. „Dat is niet goed voor de maag. -Neemt u liever een glas port of een bittertje, dat zet eiwit aan.” -</p> -<p>„Eiwit?” herhaalde van Vleuten verbaasd. -</p> -<p>„Ja, dat is goed voor de spieren en het centrale zenuwgestel.” -</p> -<p>„Is u dokter …<span class="corr" id="xd31e422" title="Bron: ,">.</span>? Ik dacht.…” -</p> -<p>„Pardonneer! Ik ben Wiechen, bankier. Maar iemand moet zoo’n beetje zijn eigen lichaam -kennen. En.… ik zag u bij Karsten. Soliede firma, maar duur.” -<span class="pageNum" id="pb20">[<a href="#pb20">20</a>]</span></p> -<p>„Men heeft mij heel schappelijk behandeld. Een achtste percent, meen ik.” -</p> -<p>„Per hoeveel tijd?” -</p> -<p>„Geen tijd. Provisie, bedoel ik, voor het inkoopen van effecten.” -</p> -<p>„O! Ja, dat is de prijs. Maar ik meende als men zaken met hen doet, geld opneemt.—Kijk -u eens hier,” en Wiechen vouwde een rekening-courant open; „dáár bijvoorbeeld. Daar -staat een post van precies duizend gulden. Provisie ƒ 25.— voor 30 dagen. Dat is.…?” -</p> -<p>„Twee en een half percent,” zeide van Vleuten, „per <i>maand</i>!” -</p> -<p>„Juist. En ziet u,” ging de ander voort, het blad omslaande en op het eindcijfer wijzende, -„ik doe nogal zaken met hen. Ruim twee en veertig mille. Ze laten particulieren natuurlijk -meer betalen.” -</p> -<p>„Maar wat laat <i>u</i> dan de particulieren wel betalen, als uzelf zoo’n ontzettende rente moet opbrengen?” -</p> -<p>„Dat is ongelijk. Mijn stelregel is vijf percent.” -</p> -<p>„Ook per maand dan?” -</p> -<p>„Ja, dat spreekt. Ik ben erg goedkoop. In mijn buurt woont een zekere van der Wal, -die niet onder tien percent uitzet. Eens heb ikzelf vijf bij hem moeten betalen. Enfin, -het moest, om iemand te helpen. Maar daarom noem ik Karsten duur. Mijn meeste geld -is van particulieren, die blij zijn anderhalf tot twee percent te maken. Dat zult -u van uw effecten niet halen, wel?” -</p> -<p>„Neen, zeker niet<span class="corr" id="xd31e447" title="Niet in bron">,</span>” zeide van Vleuten. „Maar.… als ik onbescheiden ben, zegt u het gerust.… is er voor -dergelijke transacties veel omzet?” -</p> -<p>„U heeft mijn rekening-courant met Karsten gezien. Als u eens bij mij wilt komen, -zal ik u heel wat anders laten zien. Misschien krijgt u wel lust eens iets bij mij -te plaatsen.” -<span class="pageNum" id="pb21">[<a href="#pb21">21</a>]</span></p> -<p>„U woont?” -</p> -<p>„Hier is mijn kaartje met adres.—Laat ons nu over wat anders praten. Daar komen namelijk -een paar heeren, die graag alles weten. Mag ik u een borrel aanbieden? Hé, kellner!” -</p> -<p>Een drietal jongelieden naderde het hoekje van de leestafel. Van Vleuten was eigenlijk -van plan geweest op te staan, doch de beleefdheid van Wiechen, die een glas <i>Catz</i> voor hem besteld had, weerhield hem. En daardoor kon hij aan een voorstelling niet -ontkomen. -</p> -<p>Van aard weinig spraakzaam als hij voor het eerst iemand ontmoette, bepaalde van Vleuten -zich tot luisteren en het bestudeeren der nieuwe kennissen. Onverdeeld gunstig was -de indruk dien zij op hem maakten, nu juist niet. -</p> -<p>Arnolds was een spichtige figuur met dwalende oogen en een scheeve neus. Viehof een -goede middelmatiger met schonkige vormen, Boom een ietwat fatterige reus met een geweldigen -knevel en kaal hoofd. Naar hun gesprekken te oordeelen was de eerste een hartstochtelijk -liefhebber van wedrennen, waarop hij enorme sommen moest hebben omgezet, de tweede -een man van Wiechens slag, den mond vol van „slagjes” op financieel gebied, de derde -eindelijk een uitvinder, sprekend over zijn „machine”, die een revolutie in het wereldverkeer -zou teweegbrengen. -</p> -<p>Hoewel alle drie volgens van Vleuten’s oordeel het hunne deden aan opsnijderij, was -de strekking daarvan verschillend. Terwijl de beide eersten er een eer in schenen -te stellen hun medemenschen zooveel mogelijk geld afhandig te maken, onverschillig -of de middelen daartoe den toets van stricte eerlijkheid konden doorstaan, leek de -laatste weliswaar niet ongeneigd zijn voordeel te zoeken, doch hiermee tevens de menschheid -een dienst te willen bewijzen, door het geven van iets werkelijk nuttigs. -<span class="pageNum" id="pb22">[<a href="#pb22">22</a>]</span></p> -<p>Alleen kwam het den toehoorder voor, dat de uitvinding in quaestie leed aan het gewone -gebrek van een zoogenaamd <i>perpetuum mobile</i>, namelijk het <i>bewegen</i> zelf. Althans daartoe scheen het nog niet gekomen, niettegenstaande het werk dat -Boom, financieel gesteund door Wiechen, daaraan besteed moest hebben. -</p> -<p>Toen van Vleuten meende genoegzaam lang in het gezelschap te zijn gebleven, om zijn -weggaan niet onbeleefd te doen schenen, stond hij op, en nam afscheid. -</p> -<p>„Wanneer kan ik u wachten?” vroeg Wiechen hem zacht, nadat hij hem tot aan de uitgang -begeleid had. -</p> -<p>„<span class="corr" id="xd31e474" title="Bron: Morgen middag">Morgenmiddag</span>?” stelde van Vleuten voor. -</p> -<p>„’s Middags ben ik veelal bezet of uit, althans na tweeën. Mijn kantoortijd is van -negen tot twee.” -</p> -<p>„Dan morgen ochtend?” -</p> -<p>„Goed; ik wacht u dan liefst tusschen elf en twaalf.” -</p> -<p>Met nieuwsgierige blikken keken de drie jongelui Wiechen aan, toen hij terugkwam. -</p> -<p>„Niets voor jelui,” zeide deze, „’n prutsje geld uit Indië meegebracht, en al bij -Karsten & Co. gedeponeerd.” -</p> -<p>„Laat hij het terughalen. Ik weet een schitterenden <i>coup</i>.” -</p> -<p>„Sst, heeren! Laat hem maar aan mij over. Ik zal jelui er wel bij noodig hebben; maar -niet te driftig. Je weet, om een gaatje open te maken, is beleid en geduld alles.” -</p> -<p>Zij zagen hem alle drie een oogenblik wantrouwend aan. -</p> -<p>„Leen me een kopstuk tot morgen,” zeide Arnolds toen. -</p> -<p>Wiechen greep in zijn vestzak, en spreidde hetgeen hij daaruit haalde op de vlakke -hand uit: twee kwartjes en vier dubbeltjes. -</p> -<p>„Dat is alles,” zeide hij, „en mijn borrel nog niet betaald. Daar, ik kan nog net -een sectie trammen.” -</p> -<p>De ander trok de schouders op en draaide zich half om. -</p> -<p>„Wie speelt een partij biljart?” -<span class="pageNum" id="pb23">[<a href="#pb23">23</a>]</span></p> -<p>„Ik,” riep Viehof. „Wie houdt?” -</p> -<p>„Drie tegen één, om een gulden!” -</p> -<p>En nu volgde een verward geroep, waaruit Wiechen niet wijs kon worden, een nabootsing -van het geschreeuw der <i>bookmakers</i> op de rennen. -</p> -<p>„Hou je?” vroeg Arnolds hem, en op een toestemmend knikje begon men te spelen. -</p> -<p>„Wat is dat voor een spel?” vroeg Wiechen, die Arnolds midden in een serie zag ophouden, -terwijl Viehof voortspeelde. -</p> -<p>„Gewoon vijftig punten.” -</p> -<p>„Waarom hield je dan op, zooeven?” -</p> -<p>„Omdat ik den bal gemist had.” -</p> -<p>„O, ik dacht dat hij raak was,” zeide Wiechen, die Viehof door zag spelen tot hij -een enorm eind vóór was, en begreep zijn gulden kwijt te zijn, dien hij dan ook even -later betaalde, uit een ander zakje echter dan waarin het klein-geld van daareven. -</p> -<p>„Wat is dat?” vroeg Viehof. „De <i>côte</i> is vijf tegen één gebleven. Vier pop erbij, alsjeblieft.” -</p> -<p>En Wiechen, bij zich zelf zwerende dat hij hem die vier gulden duur zou laten betalen, -betaalde, uit vrees dat men zou denken dat hij de terminologie der <i>paris</i> niet kende, wat toch inderdaad het geval was, en de anderen zeer goed wisten. -</p> -<p>Inmiddels was van Vleuten thuisgekomen, en had zijn wederwaardigheden van den middag -aan Betsy verteld. -</p> -<p>„Wees vooral voorzichtig,” waarschuwde zij. „Ik heb al lang begrepen, dat menschen, -die geruimen tijd in Indië zijn geweest, te naief zijn geworden voor Europa. Wij worden -van alle kanten beetgenomen, als we niet oppassen. En het is alsof men elkaar het -wachtwoord geeft.” -</p> -<p>„Nu ja,” zeide hij; „dat kan zijn bij groentenboer en <span class="pageNum" id="pb24">[<a href="#pb24">24</a>]</span>dergelijken, doch ernstige geldmannen.… Trouwens die Wiechen doet zelf zaken met Karsten -& Co.” -</p> -<p>„Is het je niet vreemd voorgekomen,” viel zij in, „dat, als hij dan zulke groote zaken -doet met hen, die meneer met wien je sprak, zich zoo wegwerpend over hem uitliet?” -</p> -<p>„Ja, dat is vreemd. Enfin, ik zal morgen goed toekijken.” -</p> -<p>„Gut, man, weet je wie ik gezien heb?” vroeg zij opeens, van het onderwerp afstappend. -„Onze buurvrouw in het <span class="corr" id="xd31e528" title="Bron: hotel">hôtel</span> te Soerabaja; weet je nog? Wier man toen gestorven is.” -</p> -<p>„Mevrouw van Groningen?” -</p> -<p>„Ja! Maar ik was haar naam vergeten; daarom durfde ik haar niet aanspreken?” -</p> -<p>„Zooveel te beter. Nu kan ik je het compliment van zooeven teruggeven!” lachte van -Vleuten. „Ik denk dat het meer dan <i>naief</i> zou zijn, om kennissen uit Indië zoo maar aan te spreken, vooral op straat.” -</p> -<p>„Waarom? Zij groette heel vriendelijk.” -</p> -<p>„Kan zijn. Ik spreek in het algemeen trouwens. Je weet nooit onder welke omstandigheden -de menschen zich hier bevinden, en dus ook niet of zoowel de een als de ander op het -hervatten van de vroegere kennis gesteld zijn. <span class="corr" id="xd31e540" title="Bron: Verbeelje">Verbeeld je</span> dat een oud-resident hier moet wonen, die winkelier in blikjes en inmaakgroenten -geworden is.” -</p> -<p>„Och kom!” deed zij ongeloovig. -<span class="pageNum" id="pb25">[<a href="#pb25">25</a>]</span></p> -</div> -</div> -<div id="ch3" class="div1 chapter"><span class="pageNum">[<a href="#ch3.toc">Inhoud</a>]</span><div class="divHead"> -<h2 class="main">HOOFDSTUK III.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">„Binnen!” -</p> -<p>„Morgen, Wiechen,” groette Arnolds met slepende stem, het kantoor binnentredend. „Ik -heb een zaakje voor je. Heb je geld?” -</p> -<p>„Jawel, voor een goede zaak altijd.” -</p> -<p>„Twintig mille voor zes weken. Er zit goed wat op.” -</p> -<p>„Waarvoor is het? Voor de paardjes?” -</p> -<p>„Hm, een fameuse <i>coup</i>. ’n <i>Tuyau</i> van beste soort.” -</p> -<p>„Zoo. Wie moet het hebben, en wie teekenen mee?” -</p> -<p>„David Beenhuis. Op zijn handteekening alleen moet je ’t geven. Maar die is goed; -daar sta ik voor in.” -</p> -<p>„Ja<span class="corr" id="xd31e563" title="Niet in bron">,</span>” zeide Wiechen, die een stuk papier en potlood genomen had. „Ga voort. Waar woont -hij?” -</p> -<p>„Parijs. Vroeger in Amsterdam. Je kunt overal naar zijn vader informeeren, waar hij -van moet erven. Meermalen millionnair, en stokoud.” -</p> -<p>„Pas dood was beter. Maar enfin, ik zal informeeren. Wanneer moet het er zijn?” -</p> -<p>„Een dag of vier.” -</p> -<p>„Nu, vanavond weet ik het. Kom je in <i>Central</i>? -</p> -<p>„Ja, dat is goed. En.… ik moet twee mille hebben voor mijn moeite, denk erom.” -</p> -<p>„Dan moet hij voor vijf en twintig accepteeren.” -<span class="pageNum" id="pb26">[<a href="#pb26">26</a>]</span></p> -<p>„Goed. Ik heb de blanco wissels bij me; je hebt maar in te vullen.” -</p> -<p>„Dankje. Teekenen waar ik bij ben.” -</p> -<p>„Onzin. Hij ontvangt zelf het geld. En ik ben Viehof niet, zou ik denken.” -</p> -<p>„Als hij zelf komt, is het goed,” antwoordde Wiechen, zonder op de laatste woorden -weerwerk te geven. „Zie eens of je Boom vinden kunt.” -</p> -<p>„Dat is gemakkelijk genoeg. Tot twaalf uur in zijn bed. Ik zal hem bij je sturen. -Dag Wiechen.” -</p> -<p>„Bonjour,” zeide Wiechen, op een electrisch schelknopje drukkend, voor het uitlaten. -</p> -<p>Toen hij de voordeur had hooren dichtvallen, belde hij nogmaals, waarop de bediende -binnenkwam. -</p> -<p>„Is er iemand?” -</p> -<p>„Deze meneer,” antwoordde de bediende, een stukje papier op tafel leggend. <span class="corr" id="xd31e588" title="Niet in bron">„</span>Hij was juist binnen toen u belde.” -</p> -<p>„Goed,” zeide Wiechen, den naam lezende van van Vleuten. „Als ik bel, kan je meneer -binnenlaten.” -</p> -<p>Hij ging naar het telefoon-toestel, en had reeds de hand aan de kruk, toen hij zich -plotseling bedacht, en terugkeerde naar zijn schrijftafel, waar hij op de bel drukte. -Toen van Vleuten binnenkwam, was Wiechen bezig eenige papieren vóór hem terecht te -leggen, alsof ze bijeen hoorden, quasi druk. -</p> -<p>„Aha!” deed Wiechen, die zich in zijn kantoorstoel had omgedraaid. „Blij u te zien, -meneer. Hoe vindt u dat ik hier zit?” -</p> -<p>Hij was al sprekende opgestaan, en wees met de hand zijn kantoor rond. -</p> -<p>„Ruim en gezellig,” zeide van Vleuten; „maar als die lessenaar en brandkast er niet -stonden, zou men niet denken op een kantoor te zijn. Vooral die schilderijen.…” -<span class="pageNum" id="pb27">[<a href="#pb27">27</a>]</span></p> -<p>„Bekijkt u ze eens goed,” noodde Wiechen. En half fluisterend: „Ze zijn van een <i>barones</i>!” -</p> -<p>„Zoo?” zeide van Vleuten, onplezierig aangedaan, door het parvenuachtige van den toon. -„En nu onze zaken.” -</p> -<p>„Alsublieft. Neemt u plaats.” En na de brandkast geopend te hebben, haalde hij er -een dikke enveloppe uit. „Voor meer dan twee ton polissen!” -</p> -<p>„Een heel bedrag,” vond van Vleuten. „Als ze wat lang geloopen hebben, krijgen ze -waarde, anders beteekenen ze niet veel. De zoogenaamde <i>contante waarde</i> hangt af van de gestorte premieën.” -</p> -<p>„Die worden geregeld door mij betaald.” -</p> -<p>„Maar meneer.… de zaak gaat mij natuurlijk niet aan … doch als u de premie geregeld -betaalt, houdt u er een soort levensverzekering op eigen houtje op na. Dat is alles.” -</p> -<p>„Als er maar één dood gaat, krijg ik meer kapitaal dan ik betaald heb.” -</p> -<p>„Dat zou toevallig zoo kunnen wezen, maar regel is het niet. U, die man van zaken -is, zult begrijpen, dat de levensverzekeringmaatschappijen, om winst te maken, meer -aan premieën en rente daarvan moeten ontvangen dan hun uitkeeringen bedragen. Dooreen -genomen, betaalt dus het publiek meer dan het ontvangt.” -</p> -<p>„Nu,” zeide Wiechen, op den toon van iemand wiens lievelingsdenkbeeld wordt afgekeurd; -„nu, ik zou ze ongaarne afstaan. Maar kijkt u eens in deze portefeuille.” -</p> -<p>En hij bladerde in de wissels en accepten, die zich daarin bevonden, zoodat van Vleuten -de bedragen kon zien. -</p> -<p>„Dat ziet er beter uit,” merkte deze op. -</p> -<p>„Nietwaar? De eenige zorg is goede informatie te nemen omtrent de personen die teekenen. -Want u begrijpt, de acceptant is zelden goed. Anders zou hij zulk duur geld niet nemen. -De borgen, meneer, daar zit het hem in!” -<span class="pageNum" id="pb28">[<a href="#pb28">28</a>]</span></p> -<p>„Natuurlijk. En onder welk soort menschen zit uw geld voornamelijk?” -</p> -<p>„Van allerlei. Het liefst heb ik menschen van naam en goede familie. Die betalen om -hun fatsoen op te houden. En moet ik ze al eens in rechte vervolgen, dan maakt dat -weer reclame, ziet u. Zoo heb ik laatst een <i>jonkheer</i> failliet laten verklaren.<span class="corr" id="xd31e623" title="Niet in bron">”</span> -</p> -<p>„Een schadepost dus?” -</p> -<p>„Och, wat zal ik u zeggen. Hij had het geld duur; tien percent. Ik had het zelf tegen -vijf percent moeten opnemen, om hem te helpen, maar natuurlijk gauw terugbetaald. -En nu had hij al ruim anderhalf jaar rente betaald, dus was ik gedekt. Als het niet -was geweest om de familie plezier te doen, zou ik een streep door de post gehaald -hebben.” -</p> -<p>„Een raar soort plezier! Of bedoelt u andersom?” -</p> -<p>„Neen, werkelijk. Ik deed het op verzoek van een oom, die vond dat het jongemensch -teveel verkwistte, en die hem nu hiermee onder een streng régime kreeg, terwijl hij -tevens buiten staat was nog meer schulden te maken. Puur om van dienst te zijn; want -ik wist vooruit, dat ik nauwelijks de kosten eruit zou krijgen. Ik zal u nu mijn boek -eens laten zien, omdat u behoort te weten wie ik ben, en met wie ik zaken doe, als -u mij uw geld toevertrouwt.” -</p> -<p>Wiechen ontsloot een kastje in zijn bureau en haalde er een paar boeken uit, die hij -op tafel legde. En de bladzijden omslaande, toonde hij zijn verbaasden bezoeker de -namen zijner debiteuren, nu en dan met den vinger erop wijzende, als het een naam -gold uit den adelstand, waarvoor hij blijkbaar groote voorliefde koesterde. -</p> -<p>De stemming waarin van Vleuten door het waarschuwend woord zijner vrouw was gebracht, -veranderde geheel. Toen hij binnenkwam, had hij het voornemen den „bankier” op <span class="pageNum" id="pb29">[<a href="#pb29">29</a>]</span>beleefde wijze voor zijn aanbod te bedanken, en er geen gebruik van te maken. Er was -iets in die groote winst van geleend geld, dat hem stuitte. Doch, en vooral nadat -hij in het crediteuren-boek ook gezien had, wie buiten de firma Karsten & Co. geld -bij Wiechen geplaatst hadden, en daaronder ook particulieren van goeden naam, begon -hij te redeneeren. -</p> -<p>Als die allen het deden, en aan den anderen kant het nemen van geld tegen hooge rente -onder de fatsoenlijke lui zoo algemeen was, waarom zou hij er zich buiten houden? -Daarenboven, welk verschil was er eigenlijk in gelegen, of men waren van de hand zette -met hooge winst, dan wel geld leende met nauwelijks zooveel winst? Waarom mocht men -op een artikel als dameshoeden, in één seizoen van drie maanden, <i>wel</i> twee à driehonderd percent verdienen, en van geld in dienzelfden tijd geen vijftien -percent? Wat deed iemand die aandeelen nam in een of andere onderneming, anders dan -geld leenen aan zoo’n instelling, die toch—getuige de tabaksindustrie in Deli—niet -zelden zestig tot honderd percent dividend uitkeerde? -</p> -<p>„Ik zal mijn stukken morgen laten verkoopen, meneer Wiechen,” zeide hij als slotsom -van zijn overwegingen, „en breng het kapitaal bij u.” -</p> -<p>„Dat verkoopen is onnoodig,” meende Wiechen. „Het zou u maar weer provisie kosten -aan Karsten & Co. Als u de effecten hier in deposito wilt geven, zal ik ze tegen beursnoteering -overnemen en in uw credit boeken. Ik geef u dan een bewijs voor het bedrag, en, als -u het goedvindt, zullen we van weerszijden het met zes maanden opzegbaar stellen. -Hoeveel denkt u ongeveer dat het is?” -</p> -<p>„Ik bracht bij Karsten & Co. rond vijftig mille. Maar dan kon ik u de stukken wel -dadelijk brengen; na de koffie.” -<span class="pageNum" id="pb30">[<a href="#pb30">30</a>]</span></p> -<p>„Zooals u wilt. Tot straks dan. Dag meneer.… Wacht, ik zal u even uitlaten.” -</p> -<p>Toen van Vleuten vertrokken was, ging Wiechen een oogenblik voor den spiegel staan. -Op zijn voorhoofd vertoonde zich een roode vlek. Hij bette die met water uit een fonteintje -in den hoek <span class="corr" id="xd31e648" title="Bron: vau">van</span> de kamer, en eerst toen ze geheel verdwenen was, schelde hij. -</p> -<p>„Juffrouw Bosch heeft twee kwartjes gebracht,” zeide de bediende, het geld neerleggend. -„Ze zou morgen nog twee kwartjes brengen. En dan is meneer Boom in de wachtkamer.” -</p> -<p>„Goed, laat binnen. En als juffrouw Bosch morgen niet komt, ga je er heen, en zeg -dat ik haar man laat gijzelen, als het zoo door gaat. Ze moet geregeld elken maandag -één vijftig brengen.—Dag Boom,” vervolgde hij toen deze binnenkwam. „Ga zitten. We -moeten eens ernstig spreken. De zes maanden zijn straks om, en ik geloof dat je over -mij niet te klagen hebt, wel?” -</p> -<p>„Ik krijg nog vijf gulden van de vorige week, toen je …” -</p> -<p>„Al wel, ik zal ze je geven. Maar hoe staat het nu met de machine? Ik betaal je geregeld -elke week twintig gulden, zonder iets te zien, eenvoudig op goed vertrouwen. Het wordt -tijd, dat ik voor mijn geld iets krijg.” -</p> -<p>„En wou je dan voor die stomme twintig pop in de week, binnen zes maanden een half -millioen hebben?” riep Boom verontwaardigd uit. -</p> -<p>„Dat is de quaestie hier niet. Jij zat aan lager wal, en had noch geld om te leven, -noch om je machine af te maken. Toen heb je mij gevraagd om je te helpen, en dat heb -ik gedaan op je eerlijke gezicht af. Want van je machine heb ik geen verstand. Maar -ons contract zegt, dat je in zes maanden het ding klaar moet hebben, <span class="corr" id="xd31e658" title="Bron: er">en</span> ik je daarvoor zou verstrekken driehonderd gulden voor gereedschap—die je <span class="pageNum" id="pb31">[<a href="#pb31">31</a>]</span>gehad hebt, zonder dat ik zelfs maar gezien heb of je er wel één stuk gereedschap -voor gekocht hebt.…” -</p> -<p>„Ik heb je toch een asje laten zien.…” -</p> -<p>„Dat misschien één gulden gekost heeft, als je ’t al niet had. Doch dat is tot daaraantoe. -Je hebt het geld gehad èn de twintig pop ’s weeks. Ik zal je niet op één dag dringen, -maar wil een begin aan de zaak zien. En vertel me nu eens eerlijk: Vóór twaalven ben -je niet op. Dan loop je wat rond, en gaat om vier uur naar de kroeg. Om acht uur heb -je gegeten, en slentert wat achter de meisjes in de Spuistraat. Dan ga je weer naar -de kroeg, en blijft biljarten of kaartspelen tot half één. Gesteld dat je dan niet -meer naar een of andere nachtkroeg gaat, wat ook wel gebeurt, dan maak je mij niet -wijs, dat je nog werkt. Vooral waar, zooals je zegt, de heele machine afhangt van -een helder hoofd en een vaste hand.” -</p> -<p>„Ik heb je toch stukken laten zien!” -</p> -<p>„Jawel, maar wie waarborgt mij, dat het stukken van je machine zijn? Als ik eens een -ingenieur bij je sturen kon.…” -</p> -<p>„Dat kan niet, zooals je weet. Mijn denkbeeld is zóó eenvoudig, dat het geheim dadelijk -zou verraden zijn. Maar, als het je niet bevalt, laat ons er dan maar mee uitscheiden.” -</p> -<p>Wiechen zweeg, terwijl een vluchtig rood over zijn gelaat trok. De brutaliteit van -den ander was hem te sterk. Die man had nu zoo veel geld van hem gehad, dat hij hem -niet meer los kon laten, zonder tevens van zijn geld afscheid te nemen, en vooral -de kans te verspelen op de groote winsten, die de uitvinding van Boom moest afwerpen. -Doch aan den anderen kant zou Boom ook vastzitten, en zijn machine niet kunnen gereed -maken. Of.…? En het koude zweet brak hem uit.… Zou soms de machine <span class="pageNum" id="pb32">[<a href="#pb32">32</a>]</span>klaar zijn, of zóó ver, dat een ander er geld voor gaf? En Boom nu van hem los willen, -om de vijf ton, die hem bij contract waren toegezegd, in zijn eigen zak te houden? -Het gold hier voorzichtig te zijn! -</p> -<p>„Hoor eens, Boompje,” begon hij zoetsappig. „We moeten geen ruzie maken. Daar hebben -jij noch ik belang bij. Ik wil alleen zien dat de zaak opschiet, anders niet. Dat -stukje ijzer en die verroeste kachelsleutel geven mij er geen kijk op. Je kunt <i>mij</i> toch gerust eens laten zien wat je hebt. Als ik maar zie, dat het ergens op lijkt, -ben ik tevreden. Ik ben toch geen deskundige, en zal je het geheim niet afkijken.” -</p> -<p>„Ik heb je al eens meer gezegd, dat ik niets in elkaar laat, en de stukken op verschillende -plaatsen bewaar, tot alles gereed is. Dan moet ik voor een paar dagen een rustig plekje -hebben, dat kan ik afsluiten, en waar ik het geheel samenstel, en er een kist om timmer, -zoodat niemand de werking kan zien. Als het zoover is, mag je kijken, en zullen we -de machine een paar weken laten loopen. Nu—waar zijn de vijf pop?” -</p> -<p>Wiechen haalde met een zucht twee rijksdaalders uit de brandkast en legde ze vóór -Boom neer, die ze met een gemoedelijk knikje opstreek. -</p> -<p>„Kom je vanmiddag in <i>Central</i>?” vroeg hij opstaande. -</p> -<p>„Neen,” antwoordde Wiechen, „vanmiddag moet ik op Scheveningen zijn. Bonjour, je kent -den weg.” -</p> -<p>Toen Boom weg was, zat hij nog lang na te denken. Hij vond het een ergerlijk iets, -geld te moeten geven zonder eenige zekerheid van winst, zonder zich zelfs maar te -kunnen overtuigen, al was het gebrekkig, wat hij aan Boom had. Hij was door Arnolds -met hem in kennis gekomen, en deze had hem van die wonderlijke uitvinding verteld. -Een machine, die instede van telkens kosten te vragen voor <span class="pageNum" id="pb33">[<a href="#pb33">33</a>]</span>brandstof en onderhoud, geheel uit zichzelf bleef werken, na een belasting voor één -keer met 1200 kilogram per paardenkracht, en met elken slag één vijfde van de gebruikte -kracht overhield ter benuttiging. De aanschaffing was duurder dan die eener stoommachine; -doch dat beteekende niets, daar zij later nagenoeg niets kostte. Enkel wat smeerolie. -</p> -<p>Hijzelf had toen Boom voorstellen gedaan, waar deze in ’t eerst geen ooren naar had. -Philantropisch aangelegd, wilde de uitvinder niet hebben, dat door zijn toedoen honderdduizenden -van arbeiders broodeloos zouden worden; hij schreide half bij de gedachte, hoe zijn -naam door het nageslacht vervloekt zou worden. Wiechen wilde dien vloek op zich nemen, -zijn naam geven aan de uitvinding, en dusdoende den ander verlossen van den gevreesden -vloek, de zegeningen samen deelende. -</p> -<p>En die zouden niet gering zijn! Wel was volgens Boom de machine niet geschikt voor -spoorwegen of stoombooten, daar zij, als gebaseerd op de aantrekkingskracht der aarde, -zuiver horizontaal moest blijven staan, en haar lengte-as steeds in de richting naar -de magnetische pool moest blijven, doch hoeveel omzet was er niet buiten die twee -bedrijven. Ja, waar meer en meer electrische spoorwegen in zwang schenen te komen, -kon voor deze het gebrek geheel verwaarloosd worden. Dus, behalve schepen, alles gedreven -door de machine „systeem Wiechen!” Zijn naam zou beroemd worden, gezuiverd van de -smet, die zijn bedrijf van thans erop geworpen had. Die malle Boom, met zijn vloek -van het nageslacht! Rijkdom en eer zouden zijn deel zijn. Of had ooit iemand door -een uitvinding de wereld verarmd? Trouwens, dat raakte hem niet, al mocht het later -blijken. De menschen konden hem precies even weinig schelen, als hij de menschen. -<span class="pageNum" id="pb34">[<a href="#pb34">34</a>]</span></p> -<p>Er werd geklopt. Het was van Vleuten. En ontwakende uit zijn droomerij, dwong hij -zich tot de meer nabijliggende bezigheid van het nazien der effecten, die de bezoeker -hem bracht. Misschien was het daaraan voorafgegane wel goed; want hij, die straks -millardair zou zijn, beschouwde het sommetje hem nu toevertrouwd, niet meer met dezelfde -oogen als gister en eergister, al was het voorloopig welkom. -</p> -<p>Men had de waarde der effecten spoedig genoteerd en de contracten geschreven. -</p> -<p>„De overeengekomen rente staat er niet in,” merkte van Vleuten op, eer hij teekende. -</p> -<p>„Dat doe ik nooit,” zeide Wiechen. „Op dat punt moeten we elkaar vertrouwen. U begrijpt, -dat nooit iemand mag weten, welke hooge rente ik u betalen kan. Het publiek is te -dom om dat te vatten. En voor u zou het ook niet plezierig zijn.” -</p> -<p>„Ik ben niet voornemens onze relatie in de courant te zetten. U wel?” -</p> -<p>„Neen, zeker niet! Maar we zijn beiden sterfelijk; en als anderen eens in onze nalatenschap -neusden, zou dit voor dan overlevende niet prettig zijn.” -</p> -<p>„Daar is iets van aan,” erkende van Vleuten. „Vooruit dan maar. Dus ik ontvang den -eersten van elke maand de rente.… laat eens kijken.… negenhonderd zes en negentig -gulden.” -</p> -<p>„Den eersten niet. Tusschen den eersten en den vijfden laat <i>ik</i> innen. Dus tusschen den vijfden en den tienden kunt <i>u</i> beschikken. Ik zal u een model-quitantie geven. Ziehier. U ziet, ook hierop is het -woord <i>rente</i> uitgelaten.” -</p> -<p>„Dank u.” -</p> -<p>Van Vleuten stak de quitantie in zijn portefeuille, en vertrok. -</p> -<p>Wiechen liep snel naar zijn bureau, nam er een stuk <span class="pageNum" id="pb35">[<a href="#pb35">35</a>]</span>wasdoek uit, en sloeg dat om de effecten, het pak met een riempje bevestigend. Reeds -had hij den hoed gegrepen, om uit te gaan, toen een herhaald zacht tikken op het vloerzeil -hem op den grond deed zien. Vier of vijf roode bloeddruppels lagen vlak vóór zijn -voeten, en werden door meer gevolgd. Hij liet den hoed los, slingerde het pak op zijn -bureau, en bracht zijn zakdoek aan den neus. Hij belde. -</p> -<p>De bediende keek even, knikte en spoedde zich weg, om terug te komen met een paar -schoone zakdoeken. -</p> -<p>„U moest daar toch eens met een dokter over spreken,” meende de man, toen de bloeding -minder werd. -</p> -<p>„Onzin,” <span class="corr" id="xd31e719" title="Bron: bronde">bromde</span> Wiechen. „Ik heb vandaag belangrijke zaken gedaan. Dan is het altijd zoo. Hier, pak -aan! ’t Is al over. Niemand achter?” -</p> -<p>„Neen, meneer. Maar straks moet die timmerman komen<span class="corr" id="xd31e724" title="Bron: ..">.</span>” -</p> -<p>„Jawel; ik zal de quitantie achterlaten. Als hij er geweest is, sluit je het kantoor. -Ik kom vóór den eten niet terug. Zorg om half acht hier te zijn.” -</p> -<p>Het pak effecten weer opnemende, verliet Wiechen zijn kantoor en sprong op zijn rijwiel. -Gaandeweg echter verminderde hij vaart, om bij het tramhuisje op het Plein stil te -blijven staan, quasi wachtende op iemand die met de tram moest komen. Doch inderdaad -was het om na te denken. -</p> -<p>Met Karsten & Co., waarheen hij op weg was, deed hij zaken, en het leed geen twijfel, -of die firma zou hem <span class="corr" id="xd31e731" title="Bron: onmiddelijk">onmiddellijk</span> van de effecten afhelpen, hetzij door verkoop, hetzij door prolongatie. Doch in den -laatsten tijd was er in de verhouding een zekere spanning gekomen. Inderdaad, al was -het niet met zooveel woorden gezegd, scheen de firma geneigd de relatie te laten afloopen, -althans in te krimpen. En mocht hij hierin al mis zien, er was iets anders, waar <span class="pageNum" id="pb36">[<a href="#pb36">36</a>]</span>hij in ’t eerst niet aan gedacht had. De effecten die hij had, waren door Karsten -& Co. voor van Vleuten aangekocht! Dat ging niet, dat <i>hij</i> er nu mee aankwam. -</p> -<p>Snel besloten sprong hij weer op de fiets en reed er in andere richting mee weg. -</p> -<p>„Zoo, Wiechen, weet je al wat?” vroeg Arnolds dien avond, toen hij in <i>Central</i> binnenkwam. -</p> -<p>„Is Beenhuis in de stad?” informeerde Wiechen. -</p> -<p>„Ja, hij komt zoo dadelijk … daar heb je ’m al! Kan je het doen?” -</p> -<p>„Jawel.” -</p> -<p>Een reeds grijzende blonde man, van onmiskenbaar Joodsch type, naderde hun tafeltje. -Arnolds stelde hem en Wiechen aan elkaar voor. -</p> -<p>„Drinken de heeren een glas champagne mee?” noodigde Beenhuis; en toen die uitgezocht -was en besteld, ging hij voort: „Arnolds heeft u over dat zaakje gesproken. Gaat het?” -</p> -<p>„Och ja,” antwoordde Wiechen. En het accent van den ander imiteerende: „Het <i>sjaakje</i> gaat, maar het geld is duur.” -</p> -<p>„Wat noemt u duur? Of liever, zegt u maar ineens hoeveel u hebben moet.” -</p> -<p>„Vijf en twintig.” -</p> -<p>Beenhuis toonde geen verrassing. Hij haalde een notitieboekje uit den zak, en cijferde -er eenige oogenblikken in. -</p> -<p>„’t Is goed,” zeide hij toen. „Morgen vóór twaalven?” -</p> -<p>„Onnoodig, ik heb het bij mij.” -</p> -<p>Het gelaat van Beenhuis bleef onbewogen, doch dat van Arnolds glom van bewondering. -</p> -<p>„Fameus, fameus!” mompelde hij, de wissels te voorschijn halende, en die op het tafeltje -neerleggende. -</p> -<p>Beenhuis nam ze tot zich, en toen men het eens was <span class="pageNum" id="pb37">[<a href="#pb37">37</a>]</span>over de bedragen, die, om den schijn van reëelen handel eraan te geven, over gebroken -getallen liepen, zette hij zich tot invullen der formulieren. -</p> -<p>„Zullen wij ze, voor uw gemak, maar domiciliëeren op uw kantoor?” vroeg hij. -</p> -<p>„Och neen,” zeide Wiechen. <span class="corr" id="xd31e768" title="Niet in bron">„</span>Dat lijkt zoo bijzonder. Uw eigen adres te Parijs, als u het goedvindt.” -</p> -<p>„’t Is in orde,” zeide Beenhuis, de wissels naar Wiechen toeschuivend. „Wilt u even -nazien?” -</p> -<p>Wiechen nam de wissels, en een blanco quitantie uit zijn zak halend, legde hij die -naast de wissels, en ging zitten invullen. -</p> -<p>„Waartoe dient dat?” vroeg Beenhuis, toen hij de quitantie had doorgeloopen. „Ik heb -toch de wissels geaccepteerd, waarin reeds kwijting gelegen is.” -</p> -<p>„Dat dacht ik vroeger ook,” expliceerde Wiechen; „maar onze rechters denken er sedert -kort anders over. ’t Is een quaestie van formeel of notarieel.…” -</p> -<p>„<i>Materieel</i>,” verbeterde Arnolds. -</p> -<p>„Voor mijn part. Maar men moet tegenwoordig kunnen bewijzen, dat men het geld werkelijk -gegeven heeft. Daarom vraag ik naast de wissels een quitantie.” -</p> -<p>„Die evenveel of even weinig bewijst,” lachte Beenhuis. „Enfin, ’t is omslachtig, -maar ik heb er geen bezwaar tegen. Ziehier.” -</p> -<p>Wiechen telde nu twintigduizend gulden aan bankpapier uit, die Beenhuis opstreek, -terwijl de ander de wissels bergde. -</p> -<p>Arnolds, die de handen op zijn knieën hield, onder tafel, voelde bijna tegelijkertijd -een duwtje tegen elke hand, en greep de papiertjes, hem van weerszijden toegestoken, -ze haastig in zijn zak moffelende. -</p> -<p>Een nieuwe flesch champagne, nu door Wiechen aangeboden, besproeide de transactie. -<span class="pageNum" id="pb38">[<a href="#pb38">38</a>]</span></p> -<p>Toon Beenhuis was heengegaan, haalde Arnolds het hem door Wiechen toegestopte bankpapier -voor den dag. -</p> -<p>„Tweehonderd pop? Ben je bedonderd?” -</p> -<p>„Welnu?” vroeg Wiechen, doodkalm. -</p> -<p>„Twee mille moet ik hebben, of.…” -</p> -<p>„<span class="corr" id="xd31e792" title="Bron: Bedaard">Bedaar</span>, alsjeblieft. Je kunt nog wel wat krijgen, maar nu niet. Als je met teveel geld naar -Woestduin of Forest gaat, is het toch in één keer op.” -</p> -<p>„Al was dat zoo, wat gaat het jou aan?” -</p> -<p>„Omdat je mij telkens om niets vervelen komt. Sputter nu maar niet; daar geef ik toch -geen zier om. Hoeveel heb je van Beenhuis gekregen?” -</p> -<p>„Geen bliksem.” -</p> -<p>„Dat lieg je. En nu, <i lang="fr">bonjour</i>! ’t Is mijn tijd.” -</p> -<p>„Verrek!” mompelde Arnolds, zijn vuist ballende achter den rug van den vertrekkende. -</p> -<p>Toen grabbelde hij met de hand in zijn andere zak, en bekeek hetgeen Beenhuis hem -gegeven had. Vijf en zeventig gulden! Hij vloekte. -<span class="pageNum" id="pb39">[<a href="#pb39">39</a>]</span></p> -</div> -</div> -<div id="ch4" class="div1 chapter"><span class="pageNum">[<a href="#ch4.toc">Inhoud</a>]</span><div class="divHead"> -<h2 class="main">HOOFDSTUK IV.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Het was een drukke dag aan het strand te Scheveningen. Met moeite hadden van Vleuten -en Betsy een paar stoelen gekregen, waarin zij waren neergestreken in die beginnende -loomheid, die de zeelucht veroorzaakt bij hen die er niet dagelijks in verblijven. -</p> -<p>„Wat zijn we lui,” merkte Betsy op, een geeuw verbergend. -</p> -<p>„Ja,” erkende hij. „En ik vooral. Dat nietsdoen, dat me eerst zoo aangenaam leek, -begint me hartelijk te vervelen. Maar hoe ik zoek, werk schijnt hier moeielijk te -vinden. Als we eens gingen reizen?” -</p> -<p>„Reizen kost geld. En je weet wat je mij beloofd hebt, Jan.” -</p> -<p>„Nu ja.…<span class="corr" id="xd31e816" title="Bron: ”,">,”</span> begon hij, doch zweeg toen zij hem ernstig aankeek. -</p> -<p>De belofte waarop zij zinspeelde, was gegeven enkele dagen nadat hij zijn geld bij -Wiechen gebracht had. Toen hij haar verteld had, hoe prachtig hij dat had belegd, -en zij nu royaal konden leven. Eerst was zij met hem blij geweest, maar eens, toen -zij Wiechen had gezien, had haar een onverklaarbare angst bekropen. Zij had toen buiten -haar man om geinformeerd, en men had haar allerlei verschrikkelijks van dien zoogenaamden -bankier verteld. Hij was een woekeraar van de allerergste soort, klein begonnen, <span class="pageNum" id="pb40">[<a href="#pb40">40</a>]</span>met weekklantjes, die hij tien, twintig gulden leende, en hem daarvoor elken Zaterdag -één, twee gulden rente moesten betalen. Langzamerhand was hij grooter zaken gaan doen, -doch eigenlijk gezegd fortuin kende men hem niet toe. Hij leende van den een, om het -tegen hooger rente aan den ander uit te leenen. -</p> -<p>Van Vleuten had haar gesust. De werkkring van een bankier was nu eenmaal zoo. Hij -was de tusschenpersoon in den geldhandel. Zijn verdiensten waren de belooning voor -zijn werk. Weliswaar begreep hij ook niet goed, hoe men in Holland zulk een enorme -rente kon opbrengen, maar dat het niets bijzonders was, bleek uit de relatie tusschen -dien Wiechen en Karsten & Co. Deze firma was toch een der eersten in den Haag, die -zich niet zou afgeven met iemand van twijfelachtig allooi. -</p> -<p>Dit argument deed Betsy zwijgen, maar zij dacht aan de practijken, waar zij in Indië -wel eens van gehoord had. Hoe zelfs vrouwen van hooge ambtenaren kleine bedragen uitleenden -aan <i lang="fr">dos-à-dos</i> koetsiers, aan <i>klontongs</i> enzoovoort, óók tegen hooge rente, een dubbeltje per gulden, ’s ochtends gehaald, -’s avonds terug te betalen. Maar dat er dan op gerekend werd, dat het kapitaal verloren -was op den duur, immers ten slotte de leener in gebreke bleef. -</p> -<p>En toen had zij Jan de belofte afgedwongen, dat zij eenvoudig zouden blijven leven, -en van de maandelijksche rente een nieuw kapitaaltje vormen, voor geval van nood. -Hij had toegegeven, doch zich niet al te veel willen bekrimpen, totdat zij met heen -en weer praten besloten hadden zeshonderd gulden per maand onaangeroerd te laten, -en zoodanig te beleggen, dat er van gevaar ze te verliezen geen sprake was. -</p> -<p>Had dit zijn voordeel in het vooruitzicht van een toekomst zonder zorg, nadeel was -een zekere eentonigheid <span class="pageNum" id="pb41">[<a href="#pb41">41</a>]</span>in hun leven, zoolang van Vleuten geen bezigheden had. -</p> -<p>„Gauw Jan, kijk eens!” -</p> -<p>Hij volgde de richting van haar parasol, waarmee zij tusschen de stoelen door wees, -en zag Wiechen, naast een dame wandelend, in druk gesprek. -</p> -<p>„Wat zou dat?” vroeg hij. „O, nu begrijp ik je. Mevrouw van Groningen! Hoe komen <i>die</i> twee bij elkaar?” -</p> -<p>„Verschrikkelijk, Jan; je moet haar waarschuwen.” -</p> -<p>„Voor wat?” vroeg hij. -</p> -<p>„Ik weet het niet,” zeide zij droevig, terugleunend in haar stoel. „Maar het is zoo.… -zoo.… <i>kassian</i>.” -</p> -<p>Hij tuurde het zich verwijderende paar na, en gevoelde wat Betsy noch hij in woorden -wisten weer te geven. Er was iets ongepasts in het samenzijn van dat jonge gedistingueerde -weeuwtje met dien man, iets compromitteerends, dat <i>hij</i> in het oog scheen te willen doen vallen door zijn houding en gebaren. En als dat -zijn doel was, dan gelukte het volkomen. Men zag, overal waar zij passeerden, de menschen -opkijken, soms elkaar iets vragend en fluisterend beantwoordend, dan weer door blik -of houding toonend wat zij er van dachten. Wiechen was blijkbaar een bekende persoonlijkheid -in den Haag. -</p> -<p>„Ik wil eens probeeren haar hierheen te krijgen,” zeide hij opstaande. -</p> -<p>„Doe dat, Jan; maar zonder hèm. Ik wil geen kennis met dien vent maken.” -</p> -<p>„Geen nood,” lachte hij, voortijlend. -</p> -<p>Handig schoot hij tusschen de stoelen door, nu en dan springend over vijvertjes en -bergjes, door kinderhand gevormd, tot hij het langzaam wandelend paar vóór was.… Toen -wendde hij zich om, hen quasi ongezocht tegemoet loopend. Wiechen zag hem, en hoewel -met een dame wandelend, groette hij het eerst. Van Vleuten lichtte even zijn hoed, -<span class="pageNum" id="pb42">[<a href="#pb42">42</a>]</span>en bleef toen als verrast voor de jonge weduwe staan, die hem nu ook herkende. -</p> -<p>„Mevrouw,” zeide hij, „ik heb de opdracht u te ontvoeren, en direct bij mijn vrouw -te brengen. Meneer Wiechen, tot ziens.” -</p> -<p>Het lukte. Eer Wiechen tijd had had zich te bezinnen, had mevrouw van Groningen hem -met een koele neiging zijn afscheid gegeven en was met van Vleuten meegegaan. Wiechen -zag, of meende te zien, hoe de gezichten in zijn <span class="corr" id="xd31e864" title="Bron: omiddellijke">onmiddellijke</span> omgeving spotachtig grijnsden. Woedend liep hij weg. -</p> -<p>„Om u de waarheid te zeggen, ben ik heel blij, dat u mij weghaalde,” zeide de jonge -weduwe. „Maar ik was alleen, en wist niet hoe dien man kwijt te raken. Hij is mij, -toen ik pas hier kwam, een oogenblik van dienst geweest, op aanbeveling van een kennis.” -</p> -<p>De beide dames begroetten elkaar hartelijk. Van Vleuten stond zijn stoel af aan mevrouw -Van Groningen, en verklaarde een eindje te willen oploopen langs het strand. -</p> -<p>Nauwelijks was hij uit de stoelenrijen, of iemand schoot op hem af. Het was Boom, -gekleed in een keurig grijs pakje, een Panama-hoed op het hoofd. -</p> -<p>„Dag meneer Van Vleuten. U heeft daareven een goed werk gedaan.” -</p> -<p>„Hoe bedoelt u dat?” vroeg de aangesprokene eenigzins koel. -</p> -<p>„Zag u niet hoe iedereen er pret in had? U heeft, wil ik hopen, de reputatie van een -fatsoenlijke dame gered. Men heeft nu begrepen, dat zij er argeloos was ingevlogen. -Maar anders … De vrouw, die zich in het publiek met Wiechen zien laat, is reddeloos -gecompromitteerd. Dat is toch duidelijk.” -</p> -<p>Van Vleuten keek den ander gespannen aan. -</p> -<p>„Weet u dan niet wie Wiechen is?” vroeg Boom verwonderd. „En waarmee hij zijn geld -verdiend heeft?” -<span class="pageNum" id="pb43">[<a href="#pb43">43</a>]</span></p> -<p>„Ik hoorde er zooiets van, juist een paar dagen geleden. Met geld uitzetten tegen -hooge rente. Maar dat schijnt hier niet zoo erg te zijn.” -</p> -<p>„Hm, ja. Neen, dat is het ook niet. Maar ik wil niemand benadeelen, al heeft hij het -ook niet aan mij verdiend. Als u wat langer hier in den Haag is, zult u het vanzelf -wel hooren, zonder dat juist <i>ik</i> het u zeg.” -</p> -<p>„Ik dacht dat u een vriend van hem was?” -</p> -<p>„Dat minder. Hij helpt mij uit eigenbelang, omdat hij zeker is een half millioen aan -mij te zullen verdienen.” -</p> -<p>„Met die machine, waarover u laatst sprak?” -</p> -<p>„Juist, meneer.” -</p> -<p>En Boom begon te redeneeren over zijn uitvinding, met zooveel vuur en overtuiging, -dat van Vleuten onwillekeurig meegesleept werd. Als <i>hij</i> dien man eens hielp! Hij scheen zeker van zijn zaak … -</p> -<p>„Heeft u veel noodig om er mee klaar te komen?” vroeg hij. -</p> -<p>„Met tweeduizend gulden ben ik geheel geholpen,” verklaarde Boom. -</p> -<p>„Daar is wel aankomen aan,” meende Van Vleuten. „Alleen, men zou zekerheid moeten -hebben. Niet dat ik aan uw kunde twijfel, doch.… u is geen vakman, immers?” -</p> -<p>„Vakman!” smaalde Boom. „Wanneer heeft ooit een vakman iets uitgevonden? Die menschen -zitten teveel in hetgeen zij geleerd hebben en dagelijks doen vastgeroest, om op te -letten. Weet u, hoe ik op het denkbeeld van mijn machine gekomen ben?” -</p> -<p>„Door een toeval misschien, zooals gewoonlijk.” -</p> -<p>„Neen, door het zien van iets, wat we dagelijks zien. Vlak tegenover ons huis was -een weg, schuin oploopend naar den spoorwegdijk. Een jongen reed er een handkar <span class="pageNum" id="pb44">[<a href="#pb44">44</a>]</span>tegenop, met een koffer, dien alleen hij niet had kunnen dragen. Hoe verklaart u dat?” -</p> -<p>„Ik ben geen technicus, meneer Boom,” zeide van Vleuten. „Doch ik herinner mij wel -op school iets over hefboomen geleerd te hebben. Is uw machine daarop gebaseerd?” -</p> -<p>„Gedeeltelijk. Dáárop, op de slingerbeweging, en op de aantrekkingskracht der aarde. -En eindelijk op nog een kracht, die ik niet noemen kan, maar die bestaat. Ik zeide -u reeds, dat ik geen vakman was; ik weet niet of anderen die kracht kennen. Alleen -weet ik, dat zij tot nog toe onbenut bleef, altijd in technischen zin. Want we zien -haar in alles voorkomen.” -</p> -<p>„Dan zou het mij verwonderen, als de technici haar niet kenden, en, als zij inderdaad -zoo belangrijk is als u vermoedt …” -</p> -<p>„Meer dan vermoeden, meneer! Ik heb haar toegepast, zien werken. De machine is vroeger -reeds door mij gemaakt. Ik had in mijn tuin een werkplaatsje voor mezelf, en daar -had ik haar in stilte samengesteld. Toen zij werkte, liep ik in mijn vreugde den tuin -door, naar mijn moeder, die in de verandah van ons huis zat, haar al van ver roepend -om te komen. Zij kwam, mede opgewonden, want zij wist waaraan ik bezig was. Zij alleen. -Toen we samen bij het tuinhuisje kwamen, lagen de stukken en brokken van mijn machine -in het rond verspreid. Ik begreep er eerst niets van, maar gaandeweg zag ik mijn fout -in. Mijn machine is geen zoogenaamd <i>perpetuum mobile</i>, het is een krachtwerktuig, en ik had verzuimd haar te belasten, werk te laten verrichten. -Daardoor zamelde de niet verbruikte kracht zich op in de machine, en sloeg zij zichzelf -aan stukken.” -</p> -<p>„Verbazend!” riep van Vleuten uit. „En heeft u haar toen niet opnieuw gemaakt?” -<span class="pageNum" id="pb45">[<a href="#pb45">45</a>]</span></p> -<p>„De omstandigheden hebben mij dat belet,” antwoordde Boom. „U weet dat ik failliet -ben?” -</p> -<p>„Neen …” -</p> -<p>„Failliet, met ruim een millioen schuld!” -</p> -<p>Boom zeide dit met iets als trots in zijn stem, wat van Vleuten mishaagde. Zoo verhoovaardigt -zich de inbreker erop, meer te hebben gestolen dan tien zijner makkers te samen. -</p> -<p>„Failliet,” ging Boom voort. „Ik was een en twintig jaar, en werd van alle kanten -bestolen en bedrogen. Sedert is mijn streven geweest zooveel te verdienen, dat ik -ieder het zijne kan teruggeven. De <span class="corr" id="xd31e917" title="Bron: eenlge">eenige</span> weg daartoe is, dat ik mijn machine maak. Niet primitief, zooals toen, maar goed -afgewerkt in model, zoodat ik haar vertoonen kan. Wiechen zou mij daarin helpen; doch -ik doorzie hem! Hij wil mijn constructie in handen zien te krijgen en alleen de vruchten -plukken. En dat nooit. Daarom zeg ik: al zou het tien, twintig jaren duren, éénmaal -zal ik genoeg bijeen hebben om haar zelf af te maken. Maar er iemand van op de hoogte -te brengen, nooit!” -</p> -<p>Het was verwonderlijk, dacht van Vleuten; men wist niet wat men aan dien man had. -In het eene oogenblik maakte hij een ongunstigen, dan weer een gunstigen indruk. -</p> -<p>„Mag ik eens een paar dagen nadenken, over hetgeen u mij gezegd heeft?” vroeg hij. -„Als u mij uw adres wilt geven, zal ik mijn besluit persoonlijk komen meedeelen.” -</p> -<p>Boom gaf hem een visitekaartje, na daarop met potlood het verlangde te hebben geschreven, -waarna van Vleuten, ziende dat zijn vrouw hem een wenk gaf, zich excuseerde. -</p> -<p>Gedurende zijn rondslenteren met Boom, hadden de dames elkaar hun lotgevallen sedert -hun ontmoeting te Soerabaja zitten te vertellen. Inmiddels tot grootere intimiteit -dan toen geraakt, hadden zij afgesproken elkaar te <span class="pageNum" id="pb46">[<a href="#pb46">46</a>]</span>bezoeken, en al dadelijk bij den naam te noemen. -</p> -<p>Was Betsy’s levensloop zonder groote schokken voorbijgegaan, niet alzoo die harer -vriendin, Marie van Groningen. Kort na haar terugkomst in het moederland, was zij -bevallen, en gedurende den tijd dat zij in het kraambed lag, was haar moeder gestorven. -Haar vader was door dien slag geknakt, en zou zich in het ambtelooze leven hebben -teruggetrokken, ware hem niet de onderscheiding eener benoeming tot Vice-President -van den Hoogen Raad ten deel gevallen. Hopende, dat een nieuwe omgeving, een nieuwe -werkkring hem de oude geestkracht zouden teruggeven, waren zij naar den Haag verhuisd. -Doch het nieuwe ambt had hij nimmer aanvaard. Een week vóór zijn installatie was hij -door een <span class="corr" id="xd31e930" title="Bron: boroerte">beroerte</span> getroffen en kort daarop overleden. -</p> -<p>„Wat een treurigheid,” zeide Betsy geroerd. -</p> -<p>Het was in dien tijd geweest, dat zij in aanraking was gekomen met den „bankier”. -De dokter die haar vader had behandeld, Arnolds heette hij, had hem bij haar gebracht, -ter regeling harer financieele belangen. Maar op zekeren dag had oom Slot—Betsy herinnerde -zich hem misschien nog van Soerabaja—hem in de gang ontmoet, en haar gevraagd wie -dat was. Oom vroeg haar den volgenden dag om een stukje te teekenen, wat zij deed, -en vertelde haar toen, dat die man niet te vertrouwen was, en hij zelf voor haar zou -zorgen. Tot nu kort geleden hoorde noch zag zij iets van dien man. Vóór een week of -drie was zij hem op het strand tegengekomen; hij had haar een paar maal gegroet, en -eindelijk aangesproken. Zeer bescheiden had hij aan het gebeurde herinnerd, zijn spijt -uitgesproken, dat hij niet voor haar belangen had mogen zorgen, en gehoopt dat die -in goede handen waren. Af en toe had hij haar geheel belangeloos goeden raad gegeven. -Zij meende hem verongelijkt te hebben, en had in dien zin iets gezegd; doch hij <span class="pageNum" id="pb47">[<a href="#pb47">47</a>]</span>wilde daar niets van weten, beschouwde die zaak als afgedaan, als een streek van een -of anderen concurrent, die haar niet geweten mocht worden. Zoo ontmoette zij hem bijna -elken dag aan het strand; als zij haar kindje eens meenam, speelde hij er haast opofferend -mee. Maar gister was tante Slot bij haar geweest, had haar onderhouden over het ongepaste -van haar gedrag, om zich zoo druk met hem te vertoonen, en had haar bovendien iets -vreeselijks verteld … Vandaag was het haar opgevallen hoe de menschen haar hadden -aangekeken, en zij begon dat vreeselijke te gelooven, dat zij Betsy, na lang aarzelen, -slechts durfde influisteren.… -</p> -<p>„Daarom was ik zoo blij, dat je man mij weghaalde,” besloot zij. „Maar ik durf nu -niet meer naar het strand te gaan, zonder oom en tante. En die gaan zoo zelden!” -</p> -<p>„Sluit je gerust bij ons aan,” zeide Betsy. „Ik zal hem wel afbijten. O, je weet niet -hoe snibbig ik kan zijn!—Kijk eens, mijn man heeft een nieuwen kennis gemaakt. Zoo -op het eerste gezicht, een net mensch.” -</p> -<p>„Inderdaad,” beaamde Marie. „Hark hen eens hierheen.” -</p> -<p>Betsy had toen de wenk gegeven, doch tot groote teleurstelling der dames kwam van -Vleuten alleen. -</p> -<p>„Waarom liet je je nieuwen vriend schieten?” riep Betsy. „Marie wou zoo graag zijn -kennis maken.” -</p> -<p>„Foei, ’t is niet waar!” zeide deze. -</p> -<p>„Ik kan toch zoo maar niet iedereen bij je brengen,” opperde van Vleuten. „Een vriend -is trouwens wel wat veel gezegd. Ik zag hem heden voor de tweede maal. De eerste keer -was het in gezelschap van Wiechen.” -</p> -<p>De gezichten betrokken. Het was merkwaardig, hoe de naam van dien man alles en iedereen -die met hem in aanraking kwam, bezoedelde. -<span class="pageNum" id="pb48">[<a href="#pb48">48</a>]</span></p> -</div> -</div> -<div id="ch5" class="div1 chapter"><span class="pageNum">[<a href="#ch5.toc">Inhoud</a>]</span><div class="divHead"> -<h2 class="main">HOOFDSTUK V.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">„<i lang="fr">Aux Mathurins!</i>” -</p> -<p>„Jawel, maar we gaan mee.” -</p> -<p>Het portier van den <i>fiacre</i> loslatend, wendde zich Beenhuis om, en zag bij het licht dat <i>Maxim</i> uitstraalde, de figuren van Arnolds en Wiechen. Eén ondeelbaar oogenblik scheen hij -zich te bezinnen. -</p> -<p>„Stapt in, heeren,” zeide hij toen. „Onderweg praten we even.” -</p> -<p>De <i>pneu Michelet</i> dempte het geratel der wielen, zoodat men ongehinderd kon spreken. -</p> -<p>„Hebt u de wissels bij u?” vroeg Beenhuis, en op bevestigend antwoord van Wiechen, -vervolgde hij: „Ze hadden vandaag moeten zijn aangeboden; maar dat doet er niet toe.—Waar -logeeren de heeren?” -</p> -<p>„In <i>’Des’ Pays-Bas<span class="corr" id="xd31e973" title="Niet in bron">,</span></i>” zeide Wiechen. -</p> -<p>„Hm,” deed Beenhuis, even glimlachend om de zonderlinge aanduiding. „We zullen de -zaak morgen samen regelen. Laat eens zien.… tegen half één wacht ik de heeren in den -<i>cour</i> van <i>Grand Hôtel</i>. Ik moet daar iemand spreken. We gaan dan eerst déjeuneeren.” -</p> -<p>„Brengt u geld mee?” vroeg Wiechen. -</p> -<p>„Ik denk wel. Maar we zijn dicht bij de <i>Mathurins</i>. De heeren nemen den <i>fiacre</i> zeker verder door?” -<span class="pageNum" id="pb49">[<a href="#pb49">49</a>]</span></p> -<p>„Het zal wel moeten. Maar hij zal iets moeten afdoen.—Kom nu, we hebben precies een -half uur den tijd. Hoever is het?” -</p> -<p>„Niet ver. Maar we kunnen zachtjes aan opwandelen,” stelde Arnolds voor. -</p> -<p>Het <i lang="fr">déjeuner</i> duurde lang. Beenhuis was van nature gul, en presenteerde de anderen het beste dat -men krijgen kon. Maar ook Wiechen, anders vrij zuinig, had een royale bui, zoodat -het vrij laat in den middag werd, eer men van tafel opstond. En tusschen de bedrijven -door, waren de zaken behandeld. Een paar duizend francs had Wiechen in contanten ontvangen; -voor het overige waren nieuwe wissels geteekend, nadat het totaalbedrag verhoogd was -met de rente, in deze tien percent ’s maands. -</p> -<p>„Zeg, Beenhuis,” vroeg Arnolds opeens, „waar dineer je vanmiddag<span class="corr" id="xd31e999" title="Bron: !">?</span>” -</p> -<p>„Ik heb nog geen plan. Misschien thuis.” -</p> -<p>„Kan je ons niet in je <i lang="fr">cercle</i> meenemen?” -</p> -<p>„Onmogelijk. De introductie is zeer beperkt geworden, omdat er misbruik van gemaakt -werd. In geen geval zou ik meer dan één kunnen meenemen. Hé!” -</p> -<p>Aanleiding tot dien uitroep was het binnenkomen in den restaurant van een klein zwart -mannetje, die zijn oogen zoekend liet rondgaan. Beenhuis excuseerde zich, en liep -op hem toe, waarna beiden in een kort, doch blijkbaar ernstig gesprek gewikkeld bleven. -</p> -<p>„Ik moet de heeren verlaten,” zeide Beenhuis terugkomend. „Het spijt mij zeer, maar -ik dien <span class="corr" id="xd31e1012" title="Bron: onmiddelijk">onmiddellijk</span> naar Brussel te gaan. Hm,” deed hij, zijn horloge raadplegend, „ik heb nauwelijks -tijd om wat in te pakken.” -</p> -<p>Hij riep den bediende, om af te rekenen; doch Wiechen legde de hand op zijn arm. -</p> -<p>„Laat zitten,” zeide hij. „Ik zal het wel in orde maken.” -<span class="pageNum" id="pb50">[<a href="#pb50">50</a>]</span></p> -<p>Toen Beenhuis vertrokken was, wreef zich Wiechen behagelijk in de handen. -</p> -<p>„Nu gauw opgekrast,” zeide hij. „Eerst naar het hôtel, en de rekening betaald. Dan -zijn we vrij.” -</p> -<p>„Wou je vanavond al terug?” vroeg Arnolds, toen zij in het hôtel waren aangekomen -en Wiechen van den portier een zak met stukken in ontvangst nam. „Wat heb je daar?” -</p> -<p>Wiechen stak de stukken bij zich, zonder dadelijk te antwoorden. Opeens vloog een -uitdrukking van begrijpen over het smalle gezicht van Arnolds. -</p> -<p>„De protesten!” riep hij uit. „Dus heb je de oude wissels óók?” -</p> -<p>„Sst!” deed Wiechen, den riem van zijn valies dichthalend. -</p> -<p>„Al goed,” meende Arnolds, „maar nu reclameer ik ook <i>mijn</i> portie.” -</p> -<p>„Zoodra we thuis zijn zal ik je wat geven. Je begrijpt dat wissels nog geen geld zijn, -en ik er nog best een strop aan kan hebben.” -</p> -<p>„Hiermee niet. Maar dat is niet de quaestie. Er zijn morgen rennen te Auteuil, en -daar wou ik heengaan.” -</p> -<p>Wiechen dacht even na. Hij vertrouwde Arnolds niet. Hem alleen achter te laten, waar -Beenhuis nog te Parijs was, in elk geval thuiskomende van de protesten had kunnen -hooren, achtte hij gevaarlijk. -</p> -<p>„Laat ons morgen samen naar die rennen gaan,” besloot hij. „Ik wil enkel uit dit hôtel -weg.” -</p> -<p>Den volgenden dag gingen Wiechen en Arnolds naar Auteuil. -</p> -<p>„Zullen we wat spelen?” vroeg Wiechen. -</p> -<p>„Natuurlijk,” zeide Arnolds. „Waarvoor zijn we anders hier?” En na het <span class="corr" id="xd31e1039" title="Bron: grogramma">programma</span> te hebben doorgezien: „Geef me nu maar eens een honderd <i>francs</i>, om mee te beginnen.” -</p> -<p>„Neen, ik wil zelf zetten,” verklaarde Wiechen. „Waar doe je dat?” -<span class="pageNum" id="pb51">[<a href="#pb51">51</a>]</span></p> -<p>„Ga maar mee.” -</p> -<p>Bij den totalisator aangekomen, wees hij Wiechen de door hem uitgezochte paarden aan: -1, 3 en 7. -</p> -<p>„Zet op elk tien <i>francs</i> voor jezelf, en voor mij eveneens.” -</p> -<p>Wiechen ging het hekje in, en afluisterend wat zijn voorman zeide, legde hij zestig -francs neer. -</p> -<p>„<i lang="fr">Dix francs</i>,” zeide hij aan het loket, en zich in de namen der cijfers in het fransch vergissend: -„<i lang="fr">Un, quatre, sept</i>.” -</p> -<p>Men begreep hem, gaf drie <span class="corr" id="xd31e1064" title="Bron: billeten">biljetten</span>, en streek dertig francs op. -</p> -<p>„<i lang="fr">Plus! Plus: un, quatre, sept</i>,” zeide Wiechen, wijzende op het resteerende geld. -</p> -<p>„<i lang="fr">Encore des mêmes numéros?</i>” vroeg de bureaulist, en op een bevestigend knikje reikte hij Wiechen een tweede -drietal papiertjes over. -</p> -<p>„Hier,” zeide deze, drie der briefjes aan Arnolds gevende. „Geluk ermee.” -</p> -<p>Deze stak ze in zijn vestzak, en het tweetal beklom de tribune. Arnolds wees nu Wiechen -de paarden aan, waarop men gewed had, althans die welke hij had opgegeven. -</p> -<p>„Verloren!” riep Wiechen uit, toen geen dier drie was aangekomen. „Wat doe je nu met -die papiertjes?” -</p> -<p>„Weggooien. Of neen, geef hier, ik wil ze bewaren.” -</p> -<p>Wiechen had ze reeds saamgeknepen en gaf de prop aan Arnolds, die ze voorzichtig weer -gladstreek. -</p> -<p>„Verduiveld!” ontsnapte hem, zoodat Wiechen opkeek en vroeg wat hij had. -</p> -<p>„Niets; ik ging in een splinter zitten. Dat prikte.—Zet je op de volgende <i>course</i>?” -</p> -<p>„Neen, dank je!” -</p> -<p>„Dan ga ik even naar beneden.” -</p> -<p>En weg was hij. Beneden liep hij haastig door de menschen heen, telkens omkijkend -of Wiechen soms volgde. <span class="pageNum" id="pb52">[<a href="#pb52">52</a>]</span>Toen dit niet het geval bleek, plaatste hij zich in de file vóór den totalisator, -en presenteerde op zijn beurt twee biljetten, waarop nummer 4 stond. -</p> -<p>„<i lang="fr">Trente et trois la côte, cela fait six-cent-soixante francs</i>,” zeide de kassier, terwijl hij die som in goud en bankpapier uittelde. -</p> -<p>Arnolds streek het geld op, en naar het buffet gaande, nam hij een glas champagne. -</p> -<p>„Wat een bof,” mompelde hij. „Dat kan natuurlijk ook alleen zoo’n stomme uil overkomen!” -</p> -<p>Snel dronk hij zijn glas leeg, en keerde naar Wiechen terug. -</p> -<p>„Niets bijzonders in deze ren,” zeide hij. „Zullen we wat gaan gebruiken?” -</p> -<p>„Ik heb nergens trek in. Maar ga jij gerust je gang. Ik blijf wat zitten kijken.” -</p> -<p>„Geef me dan tenminste wat geld,” maande Arnolds. -</p> -<p>„Hier,” zeide Wiechen, een vijffrank-stuk voor den dag halend. „Wees er zuinig mee.” -</p> -<p>Arnolds had zich bedwongen, en wilde zijn rol tot het eind toe volhouden; maar <i>dit</i> werd hem haast te sterk. Hij was blij weg te komen. Niet alleen gevoelde hij niet -de minste spijt over zijn bedrog, maar hij zon bovendien op wraak. Trouwens kon men -het nauwelijks bedrog noemen, en in elk geval was het misschien de eenige manier om -althans tot een deel van het hem rechtmatig toekomende te geraken. Wat had hij eigenlijk -van deze reis geprofiteerd? Wiechen scheen te denken, dat hij het reizen op zichzelf -aangenaam vond. In het algemeen wel, maar niet zooals dat in gezelschap van Wiechen -toeging. Tweede klasse spoor, zooveelste rang hôtel, zuinig eten, en nergens kunnen -komen waar fatsoenlijke lui heengaan. Bah! En nog, zonder hem had Wiechen den ander -nooit gevonden en was nooit gekomen <span class="pageNum" id="pb53">[<a href="#pb53">53</a>]</span>tot een vergelijk. Ja, hij had zijn wissels kunnen doen protesteeren; doch wie Beenhuis -kende, wist dat hij zich daaraan allerminst stoorde. Hem was het een opeten van zijns -vaders erfdeel, immers een voorschot daarop, over de verrekening waarvan men nader -kon praten. Hij had indertijd twee mille bedongen, en tweehonderd vijfenzeventig gulden -ontvangen. Nu speelde hij hem zóóveel in handen, weliswaar mede door Wiechens eigen -sluwheid, maar.… het was er toch! En daarvoor kreeg hij nu.… vijf francs, met de aanbeveling -zuinig te zijn! Wat een ploert! -</p> -<p>„<i>Oh—là—là!</i>” -</p> -<p>„Fifi! Hoe kom jij hier?” riep hij uit. „Waar is Piet?” -</p> -<p>„In den Haag, zoover ik weet. Heb je geld?” vroeg het meisje dat hem had aangesproken. -</p> -<p>„Niet veel. Ik ben hier met Wiechen, en die houdt me kort. ’n Vijfhonderd francs hoogstens.” -</p> -<p>„Geef op, en kom op den <i>pesage</i>. Ik heb een vasten <i>tuyau</i>!” -</p> -<p>„Werkelijk? Hier is het. Met wien ben je?” -</p> -<p>„Een jockey, ’n vuilik. Maar hij weet genoeg. Kom je dus?” -</p> -<p>„Dadelijk. Is het in deze <i>course</i>?” -</p> -<p>„Ja, maar ik zeg niets. Tot straks.” -</p> -<p>Arnolds nam een paar glazen champagne achter elkaar, on ging toen een <i>ticket</i> halen voor den <i>pesage</i>, voor vijftig francs. Die zouden hun geld wel opbrengen! Want Fifi, de <i>maîtresse</i> van Viehof, was een meid waar men op aan kon. Dat was telkens dezelfde geschiedenis. -Als Viehof aan lager wal zat, maakte de meid ruzie, en ging van hem weg. Maar altijd -kwam zij terug, met een aardig sommetje. Dat stak Viehof dan op als <i lang="fr">prix de consolation</i>, en deed er op zijn manier zaken mee; soms in weelde drijvende, dan weer in benarde -omstandigheden gerakende. En zoodra het laatste het geval was, ging de meid weg.… -Zij had dan een <span class="pageNum" id="pb54">[<a href="#pb54">54</a>]</span>amant, soms onder de oogen van Viehof, die er zich niet aan scheen te storen, maar -kalm afwachtte tot zij weer bij hem kwam altijd met geld en … fonkelnieuw ondergoed, -háár passie. -</p> -<p>Arnolds had haar dan ook met een gerust hart zijn geld toevertrouwd, en dat het goed -geplaatst was, ondervond hij een poosje later, toen hij op den <i>pesage</i> kwam. Ja, het was eenvoudig een quaestie van te gaan halen! -</p> -<p>„Je bent een prachtstuk, Fifi?” verklaarde hij, de bankjes opstrijkende. „Ga je vanavond -met me uit?” -</p> -<p>„Neen,” weigerde zij. „Ik <span class="corr" id="xd31e1154" title="Bron: wordt">word</span> Piet niet ontrouw.” -</p> -<p>„En de jockey dan?” -</p> -<p>„O, dat is wat anders. Dat is om de duiten.” -</p> -<p>Arnolds snoof door den neus; die moraal amuseerde hem. -</p> -<p>„Is er nog wat te verdienen?” vroeg hij. -</p> -<p>„Neen, niets zekers. Ga jij nu Wiechen maar opzoeken, en houd je mond dat je mij ontmoet -hebt. <i lang="fr">Bonjour.</i>” -</p> -<p>Arnolds volgde den gegeven raad, en keerde terug naar de tribune, waar Wiechen nog -steeds op zijn plaats zat, broeiend over de verloren zestig francs. -</p> -<p>„Wij gaan vanavond naar Holland terug,” zei hij. -</p> -<p>„Ik vind het goed,” antwoordde Arnolds. <span class="corr" id="xd31e1171" title="Niet in bron">„</span>Kom, je hebt nog niets gebruikt. Tracteer eens op een glas champagne.” -</p> -<p>„Goed,” zeide Wiechen, opstaande. „Maar je hebt toch nog over van die vijf francs<span class="corr" id="xd31e1175" title="Bron: ??">?</span>” -</p> -<p>„Jawel,” grinnikte Arnolds. „Ik wou er sigaretten voor koopen.” -<span class="pageNum" id="pb55">[<a href="#pb55">55</a>]</span></p> -</div> -</div> -<div id="ch6" class="div1 chapter"><span class="pageNum">[<a href="#ch6.toc">Inhoud</a>]</span><div class="divHead"> -<h2 class="main">HOOFDSTUK VI.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Van Vleuten had eindelijk wat gevonden. En, zooals hij verwacht had, het was tot hem -gekomen. -</p> -<p>Op zekeren dag kreeg hij bezoek van iemand, het midden houdende tusschen een heer -en een <i>commis-voyageur</i>. Deze kwam om te trachten hem een polis van levensverzekering aan te praten. Doch -van Vleuten, hoewel in die dingen veel goeds erkennende, vond niet dat zij voor iedereen -geschikt waren. Men kon de levensverzekering beschouwen als een spaarpot, indien men -een polis nam, die binnen een zeker aantal jaren afliep. Of ook als een zorg voor -na te laten betrekkingen, als de polis met den dood des verzekerden afliep. Iemand -nu, die vermogen <span class="corr" id="xd31e1188" title="Bron: bezet">bezit</span>, had èn dat sparen èn die zorg achter den rug. Voor hèm diende het tot niets. Zeker, -dat moest hij den bezoeker toegeven, men kon nog meer sparen, doch daartoe had hij -geen tusschenpersoon noodig, die aan <i>zijn</i> sparen geld verdiende. Alleen voor dezulken, die in zichzelf noch de kracht tot overleggen -van hun overvloed bezitten, noch de kennis om het overgelegde te beheeren en productief -te maken, was een levensverzekering een toevlucht. Dat men voor het gemis aan die -kracht en kennis betaalde, was eveneens niet meer dan billijk. Ook het verdeelen van -risico van sterven, eer men tot het einddoel van zijn sparen gekomen was, over een -<span class="pageNum" id="pb56">[<a href="#pb56">56</a>]</span>groot aantal verzekerden, vond hij iets goeds. Maar, zooals gezegd, wie geen zoodanig -risico meer liep, behoefde zich niet om te zien naar andere schouders om hem dat te -helpen dragen. -</p> -<p>De bezoeker trachtte geen enkel dezer argumenten te weerleggen. Van tegenspraak komt -tegenstand, had zijn ervaring hem geleerd. Hij zocht naar de kwetsbare plek. Al pratende, -bespeurde hij, dat van Vleuten een niet geringe kennis bezat van het verzekeringwezen, -en kreeg de oplossing van dit raadsel, toen deze hem mededeelde, dat zijn vroegere -firma in Indië ook in dat vak werkte. Als bijzaak wel, maar toch reeds in richtingen -hier te lande nog onbekend. Dat gaf lucht. -</p> -<p>„Ik ben bij u komen spreken,” zeide hij, „en gaf enkel mijn kaartje, waarop mijn vroegere -hoedanigheid vermeld stond: genie-officier. Dat was om toegang te krijgen, die veelal -aan iemand van een levensverzekeringmaatschappij wordt geweigerd. Overigens verzuimde -ik u te zeggen, welke positie ik bij de maatschappij bekleed. Die is: generaal-inspecteur.” -</p> -<p>„Dat is een promotie,” riep van Vleuten uit. <span class="corr" id="xd31e1199" title="Niet in bron">„</span>Van luitenant tot generaal!” -</p> -<p>„Och,” zeide de ander glimlachend, „de maatschappijen moeten voor hun uitgebreid personeel -wel namen verzinnen. Maar de zaak is, dat ik door het geheele land reis, en onze agenturen, -inspecties, enzoovoort, contrôleer. Een enkele maal, als een agent of zoo iemand de -zaak niet aandurft, of bang is geen toegang te verkrijgen, ga ik er op uit, om een -post zelf af te sluiten.” -</p> -<p>„Dank u voor de onderscheiding,” zei van Vleuten buigende. -</p> -<p>„Die volkomen verdiend is, naar ik bemerk. Neen, ik wil geen flauw compliment maken! -U is in het werk teveel <span class="pageNum" id="pb57">[<a href="#pb57">57</a>]</span>thuis, dan dat ik mijn bezoek nu enkel zou uitstrekken tot een poging u te verzekeren. -Heeft u geen lust voor de Maatschappij werkzaam te zijn?” -</p> -<p>„Inderdaad zou eenig werk mij niet onwelkom zijn. Ik heb genoeg van het luieren.” -</p> -<p>„Dan geloof ik iets te weten voor u. En voor ons. Daar maak ik geen geheim van. Ziet -u eens, Zuid-Holland is op het oogenblik als hoofdinspectie vacant. Het is gemakkelijk -werk, althans voor iemand als u. De agenten jagen het veld af. Als ze hulp noodig -hebben, wenden zij zich tot u. U van uw kant spoort hen aan, door geregelde bezoeken.” -</p> -<p>„Zoodat ik als het ware voor hun ijver insta?” -</p> -<p>„Geen quaestie van. Alles werkt op percentage. De agent krijgt zijn tantième, als -hij een post afsluit. Doet hij dat met den hoofdinspecteur, dan is de gewoonte, dat -hij met dezen deelt. De hoofdinspecteur krijgt, al werkt hij met geen enkele post -direct mee, toch over de geheele provincie een tantième. Hij heeft bovendien een vast, -hoewel klein salaris en reiskosten. Daartegenover heeft hij de verplichting te zorgen, -dat zijn provincie een minimum opbrengt.” -</p> -<p>„Ik begin te begrijpen,” zeide van Vleuten. „Enfin, als het een quaestie van werken -is, dat kan ik! Het resultaat van goed werken zal wel steeds succes zijn. Dus, ik -heb wel ooren naar uw voorstel.” -</p> -<p>„Ik zal het aan de directie voordragen. Alleen.… de directie ziet graag, dat de beambten -bij de maatschappij verzekerd zijn.” -</p> -<p>„Of zij gelijk heeft,” zeide van Vleuten. „Goed voorbeeld doet goed volgen!” -</p> -<p>„Dus als u begon.…” -</p> -<p>„Pardon, de directie moet beginnen. Zoodra ik de mij door u voorgestelde positie bekleed, -sluit ik een verzekering. <span class="pageNum" id="pb58">[<a href="#pb58">58</a>]</span>Die ik dan door een agent laat afsluiten, met medewerking van mezelf. Dat is de helft -van de provisie èn het tantième, niet waar?” -</p> -<p>„Bravo! Zulke menschen moeten we hebben. Ik maak mij sterk voor u,” riep de generaal-inspecteur -uit. -</p> -<p>Van Vleuten geleidde zijn bezoeker naar de voordeur en liet hem uit. Toen ging hij -Betsy opzoeken, om haar het nieuwtje mede te deelen. -</p> -<p>Maar zoo gauw kon hij het niet kwijt. Mevrouw was uitgegaan, met de fiets, werd hem -door de meid verteld. Ja, dat was de nieuwigheid, zooals altijd, vond hij, hopende -dat die er spoedig af mocht zijn. -</p> -<p>Een fiets was wel een practisch ding, vond hij, zoolang men ze voor practische doeleinden -gebruikte. Om zich gemakkelijk te verplaatsen, zooals hijzelf deed. Moest hij ergens -in de stad zijn, de fiets bracht hem er in <i lang="en">no time</i>. terwijl een toertje nu en dan met Betsy, ter ontspanning, een aangename afwisseling -was. Doch evenmin als men elken dag ging toeren, al had men eigen rijtuig, was het -prettig elken dag op dat ding te stappen, en er liefst eeuwig en altijd mee naar Scheveningen -of naar den Deijl te rijden. Vooral wanneer men, zooals Betsy, afstapte zoodra er -maar eenige drukte van rijtuigen of wagens kwam. Trouwens, in het begin had zij zich -ook beperkt tot toertjes met hem, doch sedert Marie van Groningen ook was gaan fietsen, -was zij uithuizig geworden. Dat was nu weer het nadeel van het ding. -</p> -<p>Niet het eenige evenwel, zooals Betsy en Marie op hun tochtje zagen. -</p> -<p>Van den straatweg afgeweken, met het doel langs een der zijwegen op den Wassenaarschen -weg te komen, en zoo naar huis terug te keeren, stootten zij op een jong meisje, verschrikkelijk -verhit naast den weg in het gras <span class="pageNum" id="pb59">[<a href="#pb59">59</a>]</span>zittend, een fiets bij baar. De luchtpomp, die zij in haar handen hield, wees voldoende -de ramp aan. -</p> -<p>„Gut, wat een mooi kind!<span class="corr" id="xd31e1236" title="Bron: ’,">”</span> riep Betsy uit, toen zij het meisje naderden. -</p> -<p>„Misschien kunnen we haar helpen,” opperde Marie, evenals haar vriendin haar vaart -matigende. -</p> -<p>En beiden hielden op, informeerende naar het onheil. Het was een spijker, doorgedrongen -in den band, onder het rijden, en blijkbaar was de band lek. -</p> -<p>„Ik heb een reparatiedoosje bij mij,” zeide Marie; „maar ik weet niet hoe er mee om -te gaan.” -</p> -<p>„O, dat is gemakkelijk,” verklaarde het meisje. „Mag ik eens zien?” -</p> -<p>Zij nam het doosje aan, dat Marie uit haar zadeltasch had gehaald, en knikte tevreden. -Een platte sleutel uit haar eigen taschje nemende, wipte zij den buitenband los, en -bracht den binnenband te voorschijn. -</p> -<p>„Maar ik houd de dames op,” zeide zij. „Als u mij zegt waar ik het doosje mag terugbezorgen …” -</p> -<p>„Volstrekt niet,” riep Betsy. „Ik wil graag eens zien hoe dat gebeurt. En jij, Marie?” -</p> -<p>Deze knikte instemmend, waarop het meisje met haar werk voortging. Zoodra zij de beschadigde -plaats gevonden had, maakte zij die met schuurpapier schoon, zocht een stukje <i lang="en">rubber</i> uit in het doosje, en besmeerde dit, zoowel als de wonde plek, met <i lang="en">solution</i>. Toen bleef zij wachten, het pleistertje op den top van haar vinger houdend. -</p> -<p>„Het moet bijna droog zijn,” zeide zij, inlichtend; „anders plakt het niet direct.” -</p> -<p>Toen het haar naar den zin scheen, legde zij het pleistertje op den binnenband, er -met de vlakke hand een fikschen klap op gevende, en bestrooide toen de plek met een -weinig poeder, dat zich in een papiertje in het doosje bevond. <span class="pageNum" id="pb60">[<a href="#pb60">60</a>]</span>Hierna werkte zij den band weer naarbinnen, en bracht den buitenband in de velg terug, -het laatste stukje nahelpend met den sleutel. Bij het oppompen bleek de band lucht -te houden. -</p> -<p>„Dat is vlug!” merkte Betsy op, die op haar horloge had gekeken, „nog geen tien minuten. -Waar kan men dat leeren?” -</p> -<p>„Ik heb het van Frans geleerd.… dat is de bediende van papa, die altijd voor de fietsen -zorgt.” -</p> -<p>„Zijn er dan zooveel fietsen bij u thuis?” vroeg Marie, nadat men weer opgestegen -was, en nu gezamenlijk verder reed. -</p> -<p>„Drie,” antwoordde het meisje. „Die van papa, de mijne, en een kantoorfiets.” -</p> -<p>„O, heeft uw papa een kantoor?” -</p> -<p>„Ja, papa is bankier.” -</p> -<p>„Hoe heet u?” vroeg Betsy, onder een plotselinge ingeving. -</p> -<p>„Ella Wiechen.” -</p> -<p>„O jé!” De uitroep was van Marie, en haar onwillekeurig ontsnapt. -</p> -<p>„Heeft u iets?” vroeg het meisje. -</p> -<p>„Neen, ik.… ik.…<span class="corr" id="xd31e1273" title="Niet in bron">,</span>” stotterde Marie kleurend. „Uw papa heeft eens iets voor mij in orde gebracht,” verklaarde -zij eindelijk. -</p> -<p>Ella scheen zich over iets te beraden. -</p> -<p>„Dan,” zeide zij aarzelend, „zal ik maar achterblijven, en straks in het bosch een -anderen weg nemen. Zult u het niet aan papa vertellen?” -</p> -<p>„Wat? En waarom?” -</p> -<p>„Papa wil volstrekt niet hebben, dat ik met iemand spreek, die bij hem komt.” -</p> -<p>„Nu,” zeide Betsy, invallend, „mevrouw noch ik zijn ooit bij hem geweest, dus dat -is geen bezwaar. U kunt <span class="pageNum" id="pb61">[<a href="#pb61">61</a>]</span>toch niet altijd weten ook, wie op het kantoor komt. Of werkt u bij uw papa?” -</p> -<p>„Ik ga school,” zeide Ella, „op het gymnasium. Ik moet doktores worden.” -</p> -<p>„Zoo! En hoe ver is u al?” -</p> -<p>„Ik ga na deze vacantie in de vierde klasse. Nog drie jaar, als ik telkens overga, -en dan ben ik student. Ik vind het zoo grappig.” -</p> -<p>Het drietal had nu het bosch bereikt, waar men niet meer naast elkaar kon blijven -rijden, zoodat het gesprek stokte. Bij het Malieveld scheidden zich hun wegen. Ella -moest rechtuit, de stad in, terwijl de weg der beide anderen het Kanaal langs leidde. -Om afscheid te nemen, was was men even afgestapt, en had Marie, onder wederzijdsche -belofte van geheimhouding, met Ella de afspraak gemaakt, dat deze haar, bij goed weer, -den volgenden dag zou komen afhalen voor een nieuw toertje. -</p> -<p>„Dat kind interesseert mij,” zeide zij tot Betsy. -</p> -<p>Deze trok de schouders op, zich echter stellig voornemende zoo min mogelijk op de -nieuwe kennismaking in te gaan. -</p> -<p>Toen zij thuiskwam, vernam zij het groote nieuws met innige blijdschap. Werk was voor -Jan een levensbehoefte. Hij kon niet tegen nietsdoen op den duur. En nu kreeg hij -niet alleen werk, maar van een speciaal voor hem geschikt soort, werk waarbij hij -eigen initiatief kon laten gelden! Weliswaar zou hij veel uit zijn, doch hieraan was -zij gewend. In Indië zag zij hem toch ook den heelen dag niet, als hij op zijn kantoor -was. Eigenlijk was dat ook beter. Een man moet niet den geheelen dag over de vloer -zijn. -</p> -<p>En nu vertelde zij hem ook van hun verrassende ontmoeting, en van de in haar oog onvoorzichtige -afspraak van Marie van Groningen. -<span class="pageNum" id="pb62">[<a href="#pb62">62</a>]</span></p> -<p>„Ik vond het dom van haar,” eindigde zij. „Ze is nu, feitelijk voor de tweede maal, -van dien man verlost, en gaat uit eigen beweging de relatie weer aanknoopen. Ja, of -het meisje het thuis al of niet vertelt, doet er niets toe. In den Haag zijn zóó veel -leegloopers, dat er niets geheim blijft, en er meer praatjes worden gefabriekt, dan -in het kleinste Indische plaatsje.” -</p> -<p>„Hoe oud is dat dochtertje van Wiechen?” vroeg hij ter afleiding. -</p> -<p>„Dat weet ik niet. Ik schat haar op zestien jaar zoowat. <i>Kassian</i>!” -</p> -<p>Van Vleuten moest onwillekeurig lachen. -</p> -<p>„Waarom <i>kassian</i>?” vroeg hij. „Ik moet je toch eens vragen of jij je rekenschap te geven weet, van -dat geheimzinnige iets, dat dien Wiechen schijnt te omringen? Op financieel gebied -schijnt hij soliede. Iedereen schijnt hem te zoeken, hetzij om plaatsing van geld, -hetzij om te leenen. Het eerste weegt natuurlijk het zwaarst. Maar nu is het gekke, -dat wie hem het meest zoeken, in den een of anderen zin, het meest beangst tevens -zijn de relatie te erkennen. Zie je, daar zou ik nu het mijne wel eens van willen -hebben.” -</p> -<p>„En waarom ben je zelf bezig je relatie met hem te beëindigen? Waarom heb je toen -Marie van hem weggehaald? Je weet het best, huichelaar!” -</p> -<p>„Lieve Betsy …” -</p> -<p>„Ik ben je lieve Betsy niet, als je <i>dien</i> man voorspreekt! Dien moordenaar!” -</p> -<p>„Moordenaar?” herhaalde hij getroffen. <span class="corr" id="xd31e1314" title="Niet in bron">„</span>Toe, maak je nu eens niet zenuwachtig, en vertel wat je weet.” -</p> -<p>„Ik … weet niets,” zeide zij snikkend. -</p> -<p>„<i>Gévédé</i>,” vloekte hij. „’t Is om razend te worden! ’n Haagsch bankier, die de beste reputatie -heeft, ’n ongeschokt crediet,.… en als je iemand spreekt, is het altijd: pas op! <span class="pageNum" id="pb63">[<a href="#pb63">63</a>]</span>Of men lacht geheimzinnig, wendt zich af, kijkt den vrager suspect aan, en.… je eigen -vrouw noemt hem een moordenaar!—Wien heeft hij dan vermoord, en waarom zit hij niet -in de kast?” -</p> -<p>Betsy gaf geen antwoord, en wanhopende iets meer uit haar te krijgen, trachtte hij -haar te bedaren; wat hem ten slotte gelukte. Hij durfde echter niet meer op het onderwerp -terugkomen, en besloot bij anderen uit te vorschen, wat men dien Wiechen dan toch -aanwreef, en inmiddels, om den huiselijken vrede te bewaren, er met Betsy niet meer -over te praten. -</p> -<p>En zoekende, wie hem het raadsel zou kunnen oplossen, schoot hem te binnen, dat ook -Boom zich indertijd aan het strand in dien geheimzinnigen geest had uitgelaten, en -hij hem steeds nog een antwoord schuldig was op zijn voorstel omtrent de uitvinding. -Dat was een idee! Temeer daar hij, mocht er inderdaad met die uitvinding iets te doen -zijn, tengevolge van zijn sparen in de laatste maanden, het door den ander gevraagde -nu zou kunnen uitleggen, buiten Wiechen om. -</p> -<p>Van Vleuten maakte zich den volgenden dag op, om zijn voornemen uit te <span class="corr" id="xd31e1327" title="Bron: voereu">voeren</span>. Juist toen hij de deur uitging, werd de post bezorgd. Een brief voor hem, waarin -hij werd uitgenoodigd om op het kantoor der levensverzekeringmaatschappij te komen, -ter bespreking van het hem bekende voorstel van den generaal-inspecteur. Hij stak -den brief in den zak, best in zijn humeur. Misschien kwam het daardoor, dat hij eenigszins -zorgeloos was, toen hij met Boom onderhandelde. Althans toen hij vertrok, had deze -een kasaanwijzing van hem, voor tweeduizend gulden, gewoon op goed vertrouwen, en -zonder eenige zekerheid van den kant van Boom. Doch hierover maakte hij zich niet -ongerust. Immers, zoodra de machine gereed zou zijn, kwam er heel <span class="pageNum" id="pb64">[<a href="#pb64">64</a>]</span>wat meer kijken, waarvoor eveneens geld noodig was, en Boom was een eerlijke vent. -Had hij zelf niet gezegd, dat hij de twee mille niet dadelijk noodig had, maar pas -in den loop der eerstvolgende drie, vier maanden? En dat hij zoolang van het niet -benoodigde rente zou verantwoorden, die hij wist te maken door inkoop van geldswaardig -papier? En zelfs het laatste zou hij niet doen, dan na onderling overleg en met vermijding -van alle risico. -</p> -<p>Het was eerst tegen het eind van zijn bezoek, dat van Vleuten zich de uitlating zijner -vrouw herinnerde. -</p> -<p>„Vindt u,” vroeg hij listig „dien Wiechen zulk een ergen moordenaar?” -</p> -<p>„Hm,” deed Boom. „Zooals men het nemen wil. Hij heeft zeker ’n dikke tienduizend moorden -gepleegd.… òf geen enkelen.” -</p> -<p>Van Vleuten stond een oogenblik verstomd. Opeens meende hij licht te zien. -</p> -<p>„O,” riep hij uit. „Ik begrijp.… hij is militair geweest, en.…” -</p> -<p>Nu was het de beurt aan Boom om groote oogen op te zetten, doch hij herstelde zich -<span class="corr" id="xd31e1340" title="Bron: onmiddelijk">onmiddellijk</span>. -</p> -<p>„Juist,” zeide hij. „Hij is militair geweest.—Komt u soms even in <i>Central</i>? Er is mij een kleine transactie voorgesteld, waarmee voor ons wat te verdienen valt.” -</p> -<p>„Kunt u mij die niet zóó mededeelen?” -</p> -<p>„Eigenlijk wel,” antwoordde Boom. „Er moet grond worden overgedragen, in het Westland. -Het is een soort minnelijke onteigening. De gevolmachtigde van den eigenaar heeft -geld noodig, en wil dat aan zijn principaal niet vragen, terwijl de notaris die de -overdracht doet, het òf niet heeft, òf niets wil voorschieten, ’t Is een quaestie -van een paar weken, tot het transport plaats heeft, waarbij de koopsom direct wordt -uitbetaald.” -<span class="pageNum" id="pb65">[<a href="#pb65">65</a>]</span></p> -<p>„Zooals u het voorstelt, zie ik er geen bezwaar in,” zeide van Vleuten. „Trouwens, -ik heb te weinig locale kennis, om een oordeel te kunnen vellen. Maar één ding valt -me op. U schijnt de mogelijkheid toe te laten, dat de notaris dat kleine bedrag,—immers -minder dan twee mille—niet zou hebben. Zou dat geen praatje zijn?” -</p> -<p>„Ik geloof het niet. ’t Is notaris Vreeland Maarssen, die nog al wat aan schijnt te -kunnen.” -</p> -<p>„Nu, ik laat het aan uw beleid over.” -<span class="pageNum" id="pb66">[<a href="#pb66">66</a>]</span></p> -</div> -</div> -<div id="ch7" class="div1 chapter"><span class="pageNum">[<a href="#ch7.toc">Inhoud</a>]</span><div class="divHead"> -<h2 class="main">HOOFDSTUK VII.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Naar huis gaande dacht van Vleuten na over de gemakkelijkheid, men iemand, door een -enkel woord, een slechte reputatie kon bezorgen. Dat bewees nu weer het geval met -Wiechen. Zonder twijfel was de man in Indië geweest en op expeditie. Dan kon het niet -missen, of hij had eenige Atjehers of zulk volk naar de andere wereld geholpen. ’n -Dikke tienduizend.… nu ja, dat gold dan voor het geheel der gesneuvelden. Of geen -een. Had niet Multatuli iets dergelijks van een generaal gezegd? Jawel, in zijn „<i>Specialiteiten</i>.” En daarover had Boom een ui getapt. -</p> -<p>En van zooiets was een praatje gemaakt! Bah. hoe flauw! Hij zou dat Betsy eens goed -zeggen. Maar wacht.… het was de vijfde, een aanleiding om zijn rente te gaan halen. -Gewoonlijk wachtte hij daarmee tot den tienden, maar dat behoefde geen verhindering -te zijn. Hij veranderde van richting, en belde eindelijk bij Wiechen aan. -</p> -<p>„Meneer is uit de stad,” zeide de bediende. „Naar Parijs. Morgenavond wordt meneer -terugverwacht.” -</p> -<p>„’t Is niets erg,” zeide van Vleuten, en toen opeens een inval krijgende: „Zeg eens, -is meneer Wiechen vroeger militair geweest?” -</p> -<p>„Zeker meneer. Onderofficier geweest en gepensioneerd. Ik haal iedere maand het pensioen.” -<span class="pageNum" id="pb67">[<a href="#pb67">67</a>]</span></p> -<p>„Maar hoe kan dat?” vroeg van Vleuten. „Zoo oud is hij toch nog niet.” -</p> -<p>„Meneer is afgekeurd. Hij heeft wat gekregen in dienst.” -</p> -<p>„O, dankje.” -</p> -<p>Van Vleuten ging heen, nu geheel overtuigd van den onzin van het praatje. Iets gekregen, -gewond waarschijnlijk. Dat verklaarde alles. Nu zou hij het Betsy eerst recht zeggen. -</p> -<p>Betsy kon er geen woord tusschen krijgen, en deed daar ook niet veel moeite voor. -Zoodat van Vleuten gauw uitgepraat was, en van het onderwerp afstappende, haar den -brief der levensverzekeringmaatschappij liet zien. Dat was belangrijker, en beiden -verheugden zich erin, afsprekende dat hij er den volgenden ochtend dadelijk heen zou -gaan. -</p> -<p>De onderhandelingen met de Maatschappij waren vlot van stapel geloopen. Van Vleuten -kwam thuis met zijn aanstelling tot hoofdinspecteur in de provincie Zuid-Holland. -Een eigenlijk gezegde betrekking, zooals hij die vroeger in Indië had gehad, mocht -het niet heeten. Hij had het recht de geheele provincie te bereizen en agenten op -te zweepen. Zijn reiskosten werden hem vergoed, en voor salaris kreeg hij een klein -percentage over het totaal der in zijn provincie afgesloten posten. Om zijn ijver -niet te doen verflauwen, dreigde hem steeds ontslag, als de provincie over een tijdvak -van drie maanden beneden een bepaald bedrag aan verzekeringen bleef. Onder hem stonden -plaatselijke inspecteurs, adjunct-inspecteurs en agenten. Ook de eerste twee categoriën -moesten op straffe van ontslag zorgen voor een locaal minimum. Alleen de agenten waren -daarvan vrijgesteld. -</p> -<p>Van Vleuten, de zaak aanvattende met toewijding en ijver, bespeurde weldra, dat dit -systeem weliswaar groot gemak voor de directie opleverde, maar anderzijds demoraliseerend -werkte. -<span class="pageNum" id="pb68">[<a href="#pb68">68</a>]</span></p> -<p>Een ieder die een minimum moest halen, zorgde allereerst dáárvoor, en rustte het overige -van den tijd op zijn lauweren. Jazelfs werd de afsluiting van posten dikwerf vertraagd, -zoodra het minimum bereikt was, om de volgende drie maanden goed te doen inzetten. -Hierdoor ontstond soms strijd van belangen tusschen het inspecteerend personeel, dat -uitstellen wilde, en de agenten, die hun provisie gaarne spoedig binnenhaalden. Deze -werden dan gesust doordien een inspecteur, zelfstandig een post af kunnende sluiten, -waardoor de agenten-provisie bespaard zou worden, die toch bij een agent onderbracht. -Deze laatste manoeuvre diende ten slotte ook, om die agenten-provisie niet aan de -maatschappij te schenken, maar tusschen agent en inspecteur te kunnen deelen. Dit -deelen was zoo iets gewoons, dat destijds de generaal-inspecteur het aan van Vleuten, -als behoorende tot zijn verdiensten, had opgesomd. Ja, hem eens een aanvrage persoonlijk -terugbracht, hem radende die door een agent te laten teekenenen, en, zoo hij scrupules -had de provisie te deelen, die liever geheel aan den agent te laten, omdat hij anders -van systematische tegenwerking door het mindere personeel zeker kon zijn. -</p> -<p>Hij toomde dus zijn ijver wat in, en schikte zich in het bestaande, alleen dan zich -buitengewoon inspannende, als hij vreesde dat anders een post aan een concurrente -Maatschappij zou toevallen. -</p> -<p>Na eenigen tijd kon hij het, zoowel met de directie, als met het onder hem werkend -personeel, goed vinden, terwijl ook Betsy over hem tevreden was. Immers nu de eerste -tijd van overijver voorbij was, gedurende welken van Vleuten dikwijls eerst laat in -den avond thuiskwam, ja enkele malen elders den nacht overbleef, kon zij tegenwoordig, -zelfs al ging hij uit de stad, tegen etenstijd vast op zijn thuiskomst rekenen. Zij -hadden dus de avonden voor zich, en <span class="pageNum" id="pb69">[<a href="#pb69">69</a>]</span>Zondags den geheelen dag. Precies zooals vroeger in Indië. -</p> -<p>Op zekeren avond, zij zaten juist aan de thee, werd gebeld, en kwam de meid binnen -met de boodschap, dat daar meneer Wiechen was. Van Vleuten stond op. -</p> -<p>„Niet hier br …”, begon Betsy, zonder te kunnen voleinden, daar de figuur van Wiechen, -die de meid brutaal achterna geloopen was, in de deuropening verscheen. -</p> -<p>„Goedenavond mevrouw,” zeide hij binnenkomend. -</p> -<p>Van Vleuten sneed hem met een vlugge beweging den weg af. -</p> -<p>„U is verkeerd, meneer Wiechen,” zeide hij; „dit is de huiskamer. Wilt u maar <span class="corr" id="xd31e1390" title="Bron: volgeu">volgen</span>?” -</p> -<p>En hij boegseerde den ander de deur uit, naar zijn kabinetje. -</p> -<p>„Neemt u plaats. Waarmee kan ik u dienen?” -</p> -<p>„Ik heb gehoord, dat u in de levensverzekering is. Ik had een post,” zeide Wiechen, -zijn portefeuille te voorschijn halend. „Twaalf mille.” -</p> -<p>„In orde,” zeide van Vleuten, de hem toegereikte aanvraag doorloopend. „Ik zal u kennis -doen geven wanneer de keuring kan plaatshebben.” -</p> -<p>„Ja maar,” zeide Wiechen, de leuning van een stoel vattende en die naar zich toetrekkend; -„ik zou graag willen hebben, dat dokter Arnolds de keuring deed. Weet u, de man is -wat zenuwachtig uitgevallen, en houdt niet van jonge dokters.” -</p> -<p>„’t Is mij hetzelfde,” zeide van Vleuten. -</p> -<p>„En dan,” vervolgde Wiechen, „wilde ik u voorstellen de provisie te deelen.” -</p> -<p>„<i>Mijn</i> provisie?” vroeg van Vleuten. -</p> -<p>„Ja, ziet u, <i>ik</i> breng de post aan, en ben natuurlijk vrij om die onderdak te brengen waar ik wil. -Dus wil ik er wel iets op verdienen.” -<span class="pageNum" id="pb70">[<a href="#pb70">70</a>]</span></p> -<p>„Of u gelijk hebt,” antwoordde van Vleuten, die even nagedacht had. „Jawel, ik begrijp -u. Hm, ook daartegen bestaat geen bezwaar. Dus we deelen mijn provisie. Wat verder?” -</p> -<p>„Dat is alles. Ik laat u de aanvraag, en hoor morgen zeker wel van de keuring?” -</p> -<p>„Afgesproken.” -</p> -<p>Hij liet Wiechen zelf uit, en keerde toen terug naar de huiskamer, een ondeugend trekje -op het gelaat. -</p> -<p>„Wat een brutale vent, Jan!” riep Betsy uit, toen hij binnenkwam. -</p> -<p>„Dat gaat vrijwel,” antwoordde hij. „Maar ik heb hem aardig te pakken.” -</p> -<p>„Hoezoo?” -</p> -<p>„Hij vroeg de helft van mijn provisie, voor een polis van twaalfduizend gulden. Nu, -die heb ik er voor over, om zijn gezicht eens te zien! Ik krijg een half, dus hij -een kwart percent. Hij is natuurlijk in de war met de agenten-provisie, die ’n heel -percent bedraagt. Met zoo’n groote post kan het me bovendien weinig schelen, daar -ik nu op drie duizend gulden na mijn minimum al heb.” -</p> -<p>„Ajakkes, Jan, ik begrijp er niets van. Die <i>minoeman</i> brengt je het hoofd op hol.” -</p> -<p>„Dat is meer gebeurd,” lachte hij. „Ik krijg ergens trek in.” -</p> -<p>„In een grocje, denk ik.” -</p> -<p>„Dat ook. En om de kachel te laten aanmaken. ’t Is misschien door dat vele buitenshuis -zijn, dat ik me nu kil voel.” -</p> -<p>„Kijk eens hier,” zeide Betsy, onder aan de kachel een klepje openmakend, „al drie -dagen ligt dat klaar, enkel om aangestoken te worden.” -</p> -<p>Hij schoof zijn stoel wat vooruit, als voelde hij de warmte reeds, terwijl zij bukkend -een lucifer bij de opening hield. <span class="pageNum" id="pb71">[<a href="#pb71">71</a>]</span>Een geel vlammetje flikkerde even, doch ging dadelijk weer uit, terwijl rook in het -klepje trok. -</p> -<p>„Mis!” zeide zij, zich nu geheel op den grond latende glijden. „Toe Jan, doe eens -even de sleutel daarachter dicht.” -</p> -<p>Hij voldeed aan haar wensch. -</p> -<p>„Ha! Open weer nu! Ziezoo, kijk eens!” -</p> -<p>En met kinderlijk plezier bleven zij een poos in dezelfde houding toekijken, tot hij, -afgeleid door het zien van een weerbarstig krulletje in haar nek, daar zacht aan trok, -en zij haastig opsprong. -</p> -<p>„Dat hebben we in lang niet gezien, hè? Maar ga nu eens netjes zitten,” zeide zij. -„Ik heb je wat te vertellen.” -</p> -<p>Toen hij zat, en zij, om de kachel niet uit het oog te verliezen, op zijn schoot, -begon zij, kleine rimpeltjes trekkend op haar voorhoofd. -</p> -<p>„Ik heb me verschrikkelijk in iemand vergist.” -</p> -<p>„Jammer voor die „iemand”. En wie is de ongelukkige?” -</p> -<p>„Maak nu eens geen gekheid, Jan! Anders word ik heusch boos. Marie van Groningen is -bezig te verhuizen naar Duinoord.” -</p> -<p>„Nu, dat is zoo erg niet,” vond hij. „’t Is wel wat uit de buurt, maar met de fiets -scheelt het haast niets, doordat de straten daar niet zoo druk zijn.” -</p> -<p>„Denk je, dat ik haar nog ooit ga opzoeken?” vroeg zij verontwaardigd. „Luister. Ze -gaat samenwonen met dien Wiechen.” -</p> -<p>„Hè!” riep van Vleuten uit. „En de vent heeft vrouw en kinderen.” -</p> -<p>„Die blijven waar ze zijn. Hij heeft zich door zijn dokter laten voorschrijven, dat -hij op zandgrond wonen moest, of slapen althans. Begrijp je? Dien dokter moet je in -de gaten houden! En nu zal zij hem zoogenaamd een <i>suite</i> beneden <span class="pageNum" id="pb72">[<a href="#pb72">72</a>]</span>verhuren. En <i>haar</i> slaapkamer is in den uitbouw. Kom maar binnen, vrij entrée, <i>tjies</i>!” -</p> -<p>„Hoe komt die vrouw daar in godsnaam toe?” -</p> -<p>„Ik weet het niet. Toen ze ’t mij vertelde, heb ik haar eens flink gezegd wat ik er -van dacht, en ben weggegaan zonder verder naar haar te luisteren.” -</p> -<p>Wat Betsy haar man mededeelde, was inderdaad zoo. Marie van Groningen had haar huis -opgezegd, en in een stil hoekje van Duinoord een ander gehuurd, waarin Wiechen, naar -het heette voor zijn gezondheid, kamers had betrokken.<span id="xd31e1459"></span> -</p> -<p>Door Ella aan te halen en een paar maal mee te nemen op een fietstochtje, had zij -den eersten stap gedaan op dien weg. Zoodra Wiechen daarvan gehoord had, wist hij -te bewerken, dat hij op zekeren dag haar en zijn dochtertje tegenkwam, buiten de stad. -Het was moeielijk voor Marie hem zijn verzoek te weigeren, om zich bij hen te mogen -aansluiten. En daar hij zich bescheiden gedroeg, en zoodra men de stad weer bereikt -had, onder voorgeven een boodschap te moeten doen, een andere straat insloeg, was -er geen enkele reden om hem hetzelfde bij een volgende gelegenheid niet weder toe -te staan. Zich excuseerende met drukke bezigheden, maakte hij in den beginne van het -aldus bereikte slechts zeer zelden gebruik, doch allengs sloot hij zich vaker aan, -hoewel hij steeds vermeed in de stad bij haar te blijven. -</p> -<p>Eens was Ella niet gaan rijden, en waren zij alleen. Handig wist hij het gesprek op -zichzelf te brengen, en klaagde over de onhebbelijkheid der menschen, die wel van -hem wilden profiteeren, maar hun dankbaarheid toonden door hem voor te stellen als -<i lang="fr">le dernier des hommes</i>. Soms scheen het een <i>soort</i> sport om op hem af te geven. En, zooals dat meestal ging, zij die het meeste kwaad -van hem spraken, <span class="pageNum" id="pb73">[<a href="#pb73">73</a>]</span>waren juist die menschen, die hij in de meest benarde omstandigheden geholpen had. -Weliswaar gelukte het zelden den eersten zegsman uit te vinden, maar die enkele malen -was diens naam dan ook geregeld in zijn boeken op te slaan geweest. Als wanbetaler -natuurlijk. Maar hij wilde niet klagen. Dat diende tot niets. Nog eenigen tijd, dan -zouden de groote zaken die hij deed, zijn afgewikkeld, en wilde hij den Haag verlaten, -naar het buitenland gaan, meenemende de eenige wier liefde en aanhankelijkheid tegen -alles bestand was gebleken, zijn dochtertje Ella. -</p> -<p>Marie van Groningen was geroerd. Niet alleen die vreemde menschen gaven hem verdriet, -maar zij gevoelde, hoewel hij het met groote kieschheid verzweeg, dat ook zijn huiselijk -leven niet gelukkig moest zijn. En aan den anderen kant bewonderde zij de wilskracht, -waarmee hij dat alles droeg en te boven kwam. -</p> -<p>„Woont u al lang in den Haag?” vroeg zij, toen het gesprek staakte. -</p> -<p>„Ruim veertien jaar,” zeide hij. „Ik kwam hier met … maar ik zal u vervelen, met zooveel -over mezelf te praten …” -</p> -<p>„Volstrekt niet!” riep zij uit. „Ik hoor graag van levenservaringen, die van de alledaagsche -afwijken.” -</p> -<p>„Ik kwam van het platteland. School had ik bijna niet gegaan. Eindelijk was ik zoover, -dat ik vast in dienst kwam bij een klein boertje. Mestkruien was mijn eerste bezigheid, -maar ook mijn laatste. Want daar ik eigenlijk nooit genoeg gegeten had, was ik voor -dat werk niet sterk genoeg. Toen wist ik mijn vader over te halen, mij dienst te laten -nemen bij het militair. Dat was mijn opkomst. Al dadelijk begreep ik, dat ik wat leeren -moest; lezen, schrijven en rekenen in de eerste plaats. Toen kwam ik vooruit, en bracht -het eindelijk tot onderofficier. Maar daarmee hield het op. Officier kon ik nooit -worden.” -<span class="pageNum" id="pb74">[<a href="#pb74">74</a>]</span></p> -<p>„Waarom niet?” -</p> -<p>„Daar was mijn opleiding te gebrekkig voor. Dat ging niet. Maar daardoor verloor ik -ook mijn lust om mijn tijd uit te dienen. Toen verzon ik wat. Ik liet me op zekeren -dag, het was tijdens de groote manoeuvres, plotseling op de hei neerploffen. En daar -lag ik, zonder te kunnen opstaan. Men droeg mij weg, en ik ging naar het hospitaal. -Men had met mij te doen, want ik stond goed aangeschreven, en had met het oog op mijn -plan in den laatsten tijd hard dienst geklopt, en bij de manoeuvres mij menigmaal -onderscheiden. Ook in het hospitaal werd ik beklaagd, en ikzelf klaagde het hardst, -dat ik geen dienst kon doen, enzoovoort. Maar loopen kon ik niet.” -</p> -<p>„Inderdaad niet? Of …?” -</p> -<p>„Dat begonnen zich eindelijk de dokters ook af te vragen. Ik dacht: zij moeten het -weten, daar hebben ze voor gestudeerd, ik niet. Zij hebben er maanden over gedaan. -Maar mijn respect voor gestudeerde lui was ik kwijt. Verbeeld u. Ik kon niet loopen. -Dat zat ’m toch in de beenen, zou ik zeggen. Een gewoon mensch zou dan ook die beenen -eens goed zijn gaan onderzoeken, en ze gerepareerd hebben, als het kon. Niets van -dat alles. Men gaf mij heel weinig te eten; zóó zelfs, dat ik van den honger schreeuwde. -En waarachtig, veel was ik niet gewoon geweest! Alleen in den tijd dat ik soldaat -was, had ik voor het eerst van mijn leven genoeg te eten gekregen.” -</p> -<p>„Zij dachten zeker, dat u simuleerde.” -</p> -<p>„Ja, latijn praatten ze ook. En eens maakten ze me ’s nachts wakker, „brand!” schreeuwend. -Maar toen was het al te laat. Ik begon in allen ernst om hulp te roepen, maar kon -me niet bewegen. Ja, als ze dat in de eerste dagen gedaan hadden! Doch na al dien -tijd was ik zóó gewend niet te kunnen loopen, dat ik er niet aan dacht <span class="pageNum" id="pb75">[<a href="#pb75">75</a>]</span>het onwillekeurig te gaan doen. Inderdaad, pas toen men mij had gerust gesteld, en -verzekerd dat er geen brand was, herinnerde ik mij, dat ik in geval van nood wel had -kunnen opstaan.” -</p> -<p>„Dus toch! En hoe liep dat af?” -</p> -<p>„Wel, na maanden in het hospitaal te hebben gelegen, werd ik afgekeurd. Men zei mij, -dat ik naar huis kon gaan. Ik vroeg waar dat huis stond, en wie mij zou verzorgen -en te eten geven. Het eind was, dat ik pensioen kreeg, en mijn vader me nu wel in -huis wou nemen. Ik was nog geen vierentwintig jaar oud, en had nu een dertig gulden -in de maand pensioen, levenslang. Daar kon men op beginnen.” -</p> -<p>„En u kon dus weer loopen?” -</p> -<p>„Als een kievit! Maar u <span class="corr" id="xd31e1493" title="Bron: begrijt">begrijpt</span>, dat ik in den eersten tijd wat voorzichtig was. Ik wist niet in hoever men mij mijn -pensioen nog zou kunnen afnemen, als men bemerkte dat alles maar larie geweest was. -Ik liet nu zooveel mogelijk rondstrooien, dat ik onder behandeling was van een gezond-bidder, -en eindelijk vertrok ik naar den Haag, en zocht een baantje. Ik vond iets, bij een -voorschotbankje: quitantie-looper. En, enfin, nu ben ik er bovenop.” -</p> -<p>„Alleen door het loopen met quitanties?” -</p> -<p>„Daar ben ik mee begonnen. Nu doen anderen het voor mij. Toch ben ik er niet rouwig -om, dat ik het zelf heb gedaan. Met dat te doen leert men ineens het moeielijkste -van het vak: geld innen. Als men dáár slag van heeft, werkt men aangenaam, en spaart -een hoop uit aan gerechtskosten. Toch, aan procedeeren heb ik het land. Het schijnt -voldoende om aan de rechters te vertellen, dat ik in een zaak betrokken ben, om ze -te doen verliezen.” -</p> -<p>„Dat is niet mogelijk!” riep Marie uit. „Daarvoor staat een rechter te hoog. Mijn -vader en mijn man waren het beiden …” -<span class="pageNum" id="pb76">[<a href="#pb76">76</a>]</span></p> -<p>„Ik vraag u honderdmaal om <span class="corr" id="xd31e1504" title="Bron: exouus">excuus</span>, mevrouw,” haastte hij zich in <span class="corr" id="xd31e1507" title="Niet in bron">te </span>vallen. „Ik ken de heeren niet van zóó nabij. Maar ik weet één ding; ik procedeer -nooit meer. Nu is er voor mij een veel eenvoudiger weg … zal u mij niet verklikken?” -</p> -<p>„Wat zou ik daaraan hebben?” -</p> -<p>„Welnu: Ik in zooveel mogelijk; en wat niet in der minne of met kleine maatregelen -is binnen te halen, laat ik rusten. <i>Zelf</i> betaal ik alleen dringende dingen, laat me desnoods vervolgen, en tracht zooveel -mogelijk te rekken. Zóó liquideer ik, tot ik ongeveer precies zooveel schuld heb, -als voor mij oninbare posten. Mijn eigenlijk vermogen,—en dat heb ik—gaat gaandeweg -naar het buitenland. En ik volg, zoodra alles zoover is. Dan laat ik door een goed -vriend mijn faillissement aanvragen, en den curator gebruik ik als goedkoop kassier. -Tegen vorderingen door hèm ingesteld, gelden geen motieven tegen mij persoonlijk wegende, -en.… na eenigen tijd wordt honderd percent uitgekeerd, en laat ik mij, als ik er trek -in heb, desnoods nog rehabiliteeren. Dan moet iedereen zeggen: die Wiechen was toch -een eerlijke kerel!” -</p> -<p>„Maar failliet gaan is een schande!” -</p> -<p>„Och, er gaan tegenwoordig zóóveel groote heeren failliet, dat de schande er lang -af is. En als men niemand benadeelt, wat zou het dan? Trouwens, als ik verdwijn, verdwijnt -mijn naam tevens; ook daarop heb ik gerekend, en een heerlijkheid gekocht: <i>Hovendael</i>. Ik mag me dus noemen Wiechen van Hovendael, en zoodra ik in het buitenland ben, -kort ik mijn eigen naam tot één hoofdletter in, en schrijf me: G. J. W. van Hovendael.” -</p> -<p>„Dat klinkt niet kwaad!” -</p> -<p>„Niet waar? Ik heb altijd iets gevoeld voor mooie namen; licht dat ik er zelf een -draag, als al die ellende achter den rug is.” -<span class="pageNum" id="pb77">[<a href="#pb77">77</a>]</span></p> -<p>Eenigen tijd reden zij nu zwijgend voort. -</p> -<p>„’k Heb een mooi huis besproken in Duinoord,” zeide hij eensklaps, zonder bepaalde -aanleiding. -</p> -<p>„Dat is niet in het buitenland,” merkte zij lachend op. -</p> -<p>„Het is een overgang. Mijn huisgezin betrekt een eigen huisje. Ik ga zelf dáár wonen, -met Ella, en zal zien iemand te vinden die voor de huishouding zorgt. ’t Is om een -jaar te doen.—We zijn intusschen al vlak bij Wassenaar. Rijdt u door?” -</p> -<p>„Ik wou wel naar de Deijl, en langs den straatweg terug.” -</p> -<p>„Dan zal ik hier maar omkeeren.” -</p> -<p>„Waarom toch? Rijd gerust mee, als u er plezier in heeft.” -</p> -<p>Hij hield zich bescheiden, in haar belang aandringende, dat zij hem zou laten gaan, -tot zij door tegenspraak koppig geworden, hem de keus liet tusschen bij haar blijven -òf voorgoed met haar breken. Toen zwichtte hij. -</p> -<p>Nauwelijks zaten zij aan den Deijl, toen een rijtuig aankwam en stilhield. <span class="corr" id="xd31e1534" title="Bron: Daruit">Daaruit</span> stapten de heer en mevrouw Slot. De laatste, haar nicht ziende, wilde op haar toeijlen -om haar te begroeten, doch werd door haar echtgenoot tegengehouden, die een grimmigen -blik wierp op Wiechen. Deze lachte hem onbeschaamd in het gezicht, terwijl Marie van -Groningen met een gloeienden blos het hoofd afwendde. -</p> -<p>„Hoe vreeselijk vervelend,” zeide zij, toen haar oom en tante een plaats om den hoek -van het gebouw hadden gevonden, en dus uit het gezicht waren. „Enfin, ze hebben over -mij niet te zeggen.” -</p> -<p>„Neen,” zeide Wiechen. „Alleen betreur ik het de aanleiding te zijn geweest tot thans -niet te vermijden praatjes. Ik weet niet of u den Haag kent, maar één ding is zeker: -als uw familie zich slechts met één enkel woord over dit geval uitlaat, en dat kan -niet uitblijven, dan is het binnen <span class="pageNum" id="pb78">[<a href="#pb78">78</a>]</span>een week de heele stad rond. Wat dat betreft, geen dorp zoo erg als den Haag.” -</p> -<p>„Het kan me niet schelen,” zeide zij geërgerd. -</p> -<p>„Mij wel. Voor <i>u</i> altijd. Ik had niet moeten toegeven, ezel die ik ben! Wist ik nu maar iets … Ja! -Waarom blijft u eigenlijk in den Haag? Iemand zooals u, die èn pensioen èn fortuin -bezit, kan zich toch gemakkelijk ergens vestigen waar men zich niet zoo schrikkelijk -met elkaars doen en laten bemoeit.” -</p> -<p>„Ik zie het al. Nu u zelf naar het buitenland trekt, wilt u iedereen meenemen.” -</p> -<p>„Niet iedereen. <i>U</i>… ja!” -</p> -<p>Zij sloeg de oogen neer, in ’t onzekere nog wat hij bedoelde. Hij dit ziende, achtte -nu het oogenblik gekomen haar een voorstel te doen, waar hij zich lang op voorbereid -had. -</p> -<p>„Het is alleen jammer,” ging hij voort, „dat ik niet reeds morgen aan den dag weg -kan. Natuurlijk zal ik alles doen om de zaak te bespoedigen, doch een klein jaar is -al de minste tijd voor het opredderen der zaken. En intusschen wordt u dagelijks gekweld -door uw familie en goede kennissen. O, ik weet met hoeveel wellust al die brave menschen -u zullen komen kapittelen! En ik, die de schuldige ben, sta machteloos u te helpen. -Tenzij …” -</p> -<p>Vragend zag zij hem aan. -</p> -<p>„Ik ben een vijand van halve <span class="corr" id="xd31e1558" title="Bron: maatregen">maatregelen</span>,” hervatte hij. „Wat men niet kan ontwijken, moet men trotseeren. Brutaal er tegen -in! Willen <i>zij</i> schandaal maken, doe het zelf; wees hen vóór, op een manier die hen verstomd doet -staan.—Belooft u mij niet boos te worden?” -</p> -<p>„Waarom zou ik?” -</p> -<p>„Zie eens. Mijn nieuwe huis is voor mij te groot. U betrekt de eerste verdieping, -en wat u verder noodig heeft, <span class="pageNum" id="pb79">[<a href="#pb79">79</a>]</span>en neemt Ella bij u. Ik behelp mij met een paar kamers; één voor de zaken, één voor -slaapkamer. Laat dan maar praten wie praten wil; men zal het u niet lastig daarmee -maken. Zoodra ik gereed ben, trekken we samen naar Parijs, en lachen ze hier uit.—Neen, -ik wil nog geen antwoord. U moet erover nadenken, en desnoods afwachten of men u komt -plagen.” -</p> -<p>„Dank u, dat wacht ik niet af. Ik doe het<span class="corr" id="xd31e1570" title="Bron: ;">.</span>” -</p> -<p>En zij stak haar hand uit, die hij greep en krachtig drukte. -<span class="pageNum" id="pb80">[<a href="#pb80">80</a>]</span></p> -</div> -</div> -<div id="ch8" class="div1 chapter"><span class="pageNum">[<a href="#ch8.toc">Inhoud</a>]</span><div class="divHead"> -<h2 class="main">HOOFDSTUK VIII.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">In Café <i>Central</i> zaten drie personen aan een tafeltje. Een hunner was Boom, wiens groote gestalte, -zelfs zittend, aanmerkelijk boven die der anderen uitstak. -</p> -<p>De kleinste dezer was notaris Vreeland Maarssen. Het achterste gedeelte van zijn schedel -was kaal gelijk een damesknie. Toch toonde hetgeen van zijn sterk gedund haar was -overgebleven, geen hoogen leeftijd aan, daar het donkerblond daarvan met nog geen -enkelen zilverdraad was doorweven. De snor, van gelijke kleur, was het eenige dat -zich op zijn eenigszins smal gelaat niet bewoog. Gestadig trokken de spieren van voorhoofd -en wangen, knipten de oogleden, beefden lippen en kin, spalkten zich de neusgaten. -Een lorgnet droeg hij blijkbaar nog niet lang, daar het op zijn neus nog geen vaste -plaats had gevonden, en telkens terecht moest gezet worden. Zijn eerste glas <i>sherry</i> bracht hij met sterk trillende hand aan den mond, en dronk het in één teug leeg, -waarna hij dadelijk een tweede bestelde, tevens de anderen aanmanende „eens om te -slaan.” Na het derde glas werd zijn hand vaster en zijn gelaat rustiger, knipten nog -alleen de oogen. -</p> -<p>De ander droeg den stempel van een vroegen ouderdom. Zijn oorspronkelijk zwart haar -en knevel waren eer verkleurd dan vergrijsd, zijn gelaat was flets zonder rimpels. -<span class="pageNum" id="pb81">[<a href="#pb81">81</a>]</span>Ook hij droeg een lorgnet, zoodanig geplaatst dat hij er met het linker oog dóór, -met het rechter overheen keek. Zijn kleeding was slordig en slecht geborsteld; hoe -het er daaronder uitzag, kon men gissen, telkens als hij den arm uitstak om zijn glas -te grijpen. Dan schoof de manchet iets terug, en zag men de voortzetting eener schoongewasschen -hand in een vuile pols. Hij werd door den notaris aangesproken met den in onze oudere -letterkunde niet onbekenden naam Loosjes, terwijl Boom hem Jaap noemde, soms met toevoeging -van „ouwe zwarte”, welk eerste naamwoord onder de gegeven omstandigheden wel niet -geheel, maar toch meer overeenkomstig de werkelijkheid was dan het tweede. En soms, -als Boom een bui van groote gemoedelijkheid had, vereerde hij den ander bovendien -nog met het <i>epitheton</i> „leelijk” en noemde hem dan voluit: leelijke ouwe zwarte Jaap Loosjes, of, als hij -haast had, bij afkorting: ouwe dief. -</p> -<p>Gemoedelijk was evenwel het gesprek ditmaal niet. -</p> -<p>Boom had de wissels vóór zich liggen, die hij van Loosjes gekregen had voor het geld -van Van Vleuten, en die heden vervallen waren. -</p> -<p>„Als het mijn eigen geld was,” zeide hij, „zou ik je graag van dienst zijn, ouwe zwarte; -dat weet je wel. Maar nu mag ik niet. Als ik den protestdag laat verloopen, krijg -<i>ik</i> het op mijn dak.” -</p> -<p>„Maar wat wou je dan?” vroeg Loosjes. -</p> -<p>„Geld natuurlijk.” -</p> -<p>„Dat is er niet. Noch ik, noch de notaris kunnen dat op het oogenblik fourneeren.” -</p> -<p>„Nu,” meende Boom, de schouders ophalend, „dan moet het maar.” -</p> -<p>Dikke zweetdroppelen parelden op Loosjes voorhoofd. -</p> -<p>„Dan geef ik mij failliet,” zeide hij. -<span class="pageNum" id="pb82">[<a href="#pb82">82</a>]</span></p> -<p>„Hm,” deed Boom. „Daar geloof ik niets van. Althans je maakt er mij niet bang mee. -Bovendien heb ik met jou niet rechtstrechts te maken, maar met je principaal, baron -van Horsel. Ik laat èn bij hem protesteeren, èn vraag zijn faillissement aan. Dan -zullen we eens zien of er geen geld komt.” -</p> -<p>„Dat is afpersing!” zeide notaris Maarssen. -</p> -<p>„Pardon,” antwoordde Boom. „Dat is het niet. Ik heb in mijn goeden tijd over dat punt -wel eens advies ingewonnen bij mijn advocaat. Ik mag iemand gerust zeggen langs welken -wettigen weg ik tot mijn recht te geraken denk. Hier Jaap heeft mij eens gedreigd -me te laten gijzelen. Geen oogenblik heb ik eraan gedacht hem daarvoor aan te klagen, -maar hem eenvoudig een glas jenever in zijn gezicht gegooid. Niet waar, ouwe dief?” -</p> -<p>„Dat alles heeft overigens niets met de zaak te maken,” hernam de notaris. „De tijd -verloopt, en ik wil maar weten of de heeren het eens kunnen worden. Ik blijf er bij, -dat ik mijn woord geef, zoodra de grond verkocht is, meneer Boom te zullen uitbetalen -waar hij recht op heeft, maar iets teekenen doe ik niet. Ik ga nu heen, en hoor wel -hoe besloten is.” -</p> -<p>De daad bij het woord voegende, stond hij op en ging, onderweg een kellner aanroepende -om te betalen. -</p> -<p>„Hoe moet het nu?” vroeg Boom. „Die notaris van jou laat je in den steek. Het is natuurlijk -maar een praatje, dat hij erin betrokken is.” -</p> -<p>„’t Is waarachtig waar,” verzekerde Loosjes. „Heb je mij ooit op een leugen betrapt?—Dat -wou ik ook al zeggen,” ging hij voort, toen de ander ontkennend het hoofd schudde. -„Hij heeft dat geld zelf gehad, maar er mij voorgespannen, omdat hij zijn naam wou -sparen. Zoo heel gunstig staat hij niet bekend; trek maar eens een informatie <span class="pageNum" id="pb83">[<a href="#pb83">83</a>]</span>op hem, en je zult zien. Maar juist daarom wil hij ook nu niet teekenen, vooral niet -aan jou.” -</p> -<p>„Waarom vooral niet aan mij?” stoof Boom op. -</p> -<p>„Och, je gaat met <span class="corr" id="xd31e1620" title="Bron: zulks">zulke</span> rare lui om, zie je. Zoo’n Wiechen, bijvoorbeeld.…” -</p> -<p>„En je bent laatst zelf bij hem geweest om geld!” -</p> -<p>„Dat is zoo,” gaf Loosjes toe. „Maar ik zit nooit samen met hem in een koffiehuis.” -</p> -<p>„Wat doet dat er toe?” riep Boom. -</p> -<p>„Wel, maak je nu niet nijdig!—Kijk eens, zaken zijn zaken, en je kunt van tevoren -niet altijd weten of er een luchtje aan zit. En in zaken kan je niet altijd je menschen -uitzoeken. Vertoon je je echter in een koffiehuis met iemand, dan word je gerekend -tot zijn goede kennissen, al is het ook niet waar, en scheert men je met zoo iemand -over één kam.” -</p> -<p>„Je moet het maar weten,” zeide Boom schouderophalend. „Maar we dwalen af. Je moet -zorgen dat ik het geld krijg, of, verdomd, ik vraag je faillissement aan en dat van -dien baron.” -</p> -<p>„Als ik ging, gingen er meer.” -</p> -<p>„Die notaris ook?” -</p> -<p>„Ja, en nog een stuk of vier anderen. En je kreeg niets. Wees nu wijzer.…” -</p> -<p>„Neen. Maar ik wil je een voorstel doen. Geef me tweehonderd pop contant, dan zal -ik je een maand den tijd laten. Natuurlijk teeken je nieuwe accepten.” -</p> -<p>Loosjes nam zijn notitieboekje, en raadpleegde dat een poos. Toen knikte hij tevreden. -</p> -<p>„’t Is goed,” zeide hij toen. „Heb je zegels?” -</p> -<p>„Jawel,” antwoordde Boom; „ik heb er op gerekend. Hier heb je ze. Vul zelf in.” -</p> -<p>Loosjes zette zich aan het werk. -<span class="pageNum" id="pb84">[<a href="#pb84">84</a>]</span></p> -<p>„Hoe nu?” vroeg Boom, het eerste nieuwe accept naziende. „Je hebt den ouden datum -erop gezet.” -</p> -<p>„Dat weet ik wel. Ik kan je geen nieuwe geven op vandaag.” -</p> -<p>„Dan is je volmacht ingetrokken.” -</p> -<p>De ander bromde wat, en schreef verder. Toen hij gereed was, nam hij twee bankjes -van honderd gulden uit zijn portefeuille, en overhandigde die aan Boom. -</p> -<p>„Dat is dus afgedaan,” zeide hij. „En doe me nu plezier, en loop niet met die dingen -te koop. De vorige heb je op drie verschillende plaatsen ter disconteering aangeboden. -Dat leuren met iemands handteekening is het stomste wat je doen kunt. Je laat merken, -dat je zelf geen geld hebt, en je bederft er het crediet van een ander mee. Dat is -de eenige reden waarom notaris Maarssen hierin ons niet terwille heeft willen zijn.” -</p> -<p>Boom kreeg een kleur, maar zeide niets. Hij stond op en ging heen. -</p> -<p>Notaris Maarssen was intusschen de Spuistraat ingewandeld, zich heel langzaam voortbewegende, -nu en dan een groet wisselend met een kennis, of den hoed lichtende, toen hij plotseling -bleef stilstaan, even een paar jonge meisjes naoogde, en zich omwendend, die naliep. -</p> -<p>Zijn min of meer stramme beenen hadden werk de half dravende jeugd bij te houden. -Te oordeelen naar hun druk gepraat en kijken naar alle voorbijgangers, zag hij in -hen aankomende „scharreltjes”, en was het vooral de langste der twee, wier fijnbesneden -donker gezichtje hem in het voorbijkomen had getroffen, en ook nu zijn bijzondere -aandacht en begeerte trok. Wat hem in haar opviel, toen hij zoo achterna sukkelde, -was vooral het feit dat zij kon loopen, een kunst die weinig vrouwen of meisjes verstaan. -</p> -<p>Het slanke lichaam, blijkbaar door geen balein of staal <span class="pageNum" id="pb85">[<a href="#pb85">85</a>]</span>tot onbeweeglijkheid geperst, bewoog zich onder den gang in harmonische samenwerking -van alle spieren; het evenwicht werd zuiver overgebracht van den eenen voet op den -anderen, zich ongedwongen, rustig en vlak neerzettend op het plaveisel. De edele voornaamheid -der natuur drukte zich in den gang van het meisje zoodanig uit, dat Maarssen een oogenblik -aarzelde, zich afvragend of dat figuurtje soms thuishoorde in een anderen stand dan -waarin hij haar het eerst gerangschikt had. Doch een blik op de eenvoudige, niet modieuse -kleeding, en op het uiterlijk der vriendin, stelde hem te dien opzichte gerust. -</p> -<p>Hij had gehoopt, dat de meisjes zouden zijn omgekeerd, om hen bij het tegenkomen aan -te spreken, doch zij liepen door, de Poten in. Als ze nu maar naar het Bosch gingen, -dan kon het goed worden.… En werkelijk, zij kwamen in de goede richting, door het -Plein op te loopen. Maar hier bleven zij staan, namen haastig afscheid, en terwijl -het eene meisje schuin het Plein overstak, liep de door Maarssen uitverkorene op een -gereedstaande tram naar Duinoord af, en stapte op het vóórbalcon. De notaris kon nog -juist het achterbalcon bereiken, toen de tram wegreed. -</p> -<p>Van de eerste halte maakte hij gebruik naar voren te gaan, en nu stond hij naast Ella -Wiechen. Haar luchtig aan te spreken, beginnende met een banale opmerking, wilde hem -ditmaal niet goed afgaan. Hij, de <i>roué</i>, die in damesgezelschap nooit naar zijn woorden behoefde te zoeken, die alles had -doorgemaakt wat door te maken viel, en daarmee een soort zekerheid had verkregen in -de conversatie, steeds wetende hoever hij kon gaan om piquant te blijven zonder tot -vuilbekkerij over te slaan, stond letterlijk met den mond vol tanden. -</p> -<p>Toen begon hij haar nauwkeuriger op te nemen, en zag wat haar slankheid hem tot nog -toe, op een afstand, had <span class="pageNum" id="pb86">[<a href="#pb86">86</a>]</span>verborgen gehouden, dat hij niet te doen had met een dier meisjes in haar overgangstoestand -tot vrouw, wier nieuwsgierige halfwassenheid zoo gemakkelijk tot onvoorzichtigheden -is over te halen, maar met een jonge maagd, wier reinheid eenerzijds en rijpheid anderzijds, -haar superieur deden zijn tegenover elken belager. -</p> -<p>Hij wist niet hoe het gesprek te beginnen, wat toch de eenige reden van zijn staan -op deze tram was, toen de komst van den conducteur hem de gezochte aanleiding gaf. -Ella Wiechen bleek bij het naar de stad gaan haar portemonnaie te hebben vergeten. -Zonder iets te zeggen, betaalde hij voor haar, na den conducteur een wenk te hebben -gegeven; en toen deze weer naar binnen was, bood hij haar het papiertje aan. Ella -kleurde even, maar herstelde zich dadelijk. -</p> -<p>„U is zeer vriendelijk, meneer,” zeide zij. „Waar mag ik u het terugbezorgen?” -</p> -<p>„Het is de moeite niet waard,” antwoordde hij; „maar als u erop gesteld is …” -</p> -<p>„<i lang="la">Timeo Danaos et dona ferentes</i>,” mompelde zij halfluid, doch niet zoo zacht of hij had het verstaan. -</p> -<p>„<i lang="grc-latn">Ton d’apomeibomenos</i> … maar een Griek ben ik niet,” zeide hij lachend, doch verrast. „Ja, een jonge dame -een latijnsch citaat te hooren aanhalen, is zóó iets zeldzaams, dat ik nu graag een -afspraakje met u maken wil. Niet om het dubbeltje, maar om het latijn namelijk. Komt -u <span class="corr" id="xd31e1675" title="Bron: morgen middag">morgenmiddag</span> in de stad?” -</p> -<p>„Morgenmiddag niet,” zeide zij, „maar Zaterdagmiddag wel. Ik zou het enkel wel zoo -eenvoudig vinden, als u mij wou zeggen waar u woont, dan laat ik het u aanreiken.” -</p> -<p>„En ik mis mijn latijn,” schertste hij. „Dank u.” -</p> -<p>„U moet het zelf weten”, zeide zij, de stangen van het balcon grijpende en een weinig -achterover leunende. „Zegt <span class="pageNum" id="pb87">[<a href="#pb87">87</a>]</span>u het nu gauw, anders zal ik het dubbeltje in het tramhuisje afgeven, en kunt u het -daar krijgen.” -</p> -<p>„Zoo maar? Voor ’n meneer, die om een dubbeltje komt?” -</p> -<p>„O neen; ik zal er bij zeggen: voor notaris Vreeland Maarssen. Dag meneer!” -</p> -<p>„Hoe weet u …? Pas op! In godsnaam …!” -</p> -<p>Ella had zich zoover achterover laten gaan, dat haar armen strak stonden. Toen zette -zij den linkervoet op de tree, en liet de rechterhand los. Door die beweging zwaaide -zij een halven slag om, en alles loslatend, kwam zij op haar rechtervoet neer op den -straat, zette den linker vóór om te stutten, en stond stil, terwijl de tram op veiligen -afstand langs haar ging. -</p> -<p>De notaris had haar willen grijpen, toen naspringen; doch hij bedacht zich nog intijds, -en zich om den hoek van den wagen buigend, zag hij haar veilig en wel de straat oversteken, -en aanbellen aan een der huizen. -</p> -<p>„Verduiveld,” bromde hij, „dat is een handig ding. Ik moet toch weten wie zij is.” -</p> -<p>Hij reed door tot aan de halte, en keerde toen terug, nadat hij zich vergewist had, -dat de tram naar de stad hem niet zou inhalen, eer hij het huis bereikt had, waar -hij het meisje had zien bellen. -</p> -<p>„Wiechen, bankier,” las hij op het naambordje, en ijlings liep hij door. „Zooiets -moet weer precies mij gebeuren!” -</p> -<p>Het was inderdaad of er een noodlot drukte op alles wat hij „buiten het potje” deed. -Vervloekt! Was het niet genoeg, dat die halve gare dokter zijn eigen vrouw vergiftigd -had, omdat hij wat met haar had geflirt? En zooveel andere gevallen, die minder sensatie -gemaakt hadden, maar toch al evenmin prettig waren. En het ergste was, dat men de -onschuldigste dingen niet meer kon doen, zonder praatjes te hebben, zooals onlangs, -toen hij even een dame een <span class="pageNum" id="pb88">[<a href="#pb88">88</a>]</span>notarieel advies over haar acte van huwelijksche voorwaarden had gegeven in het opkamertje -boven de <i>Bodega</i>. ’t Was beroerd, als men eenmaal den naam van laat opstaan had! Gelukkig kwam de -tram daar aan, die hij maar door nemen zou tot in de stad, om nog een paar glazen -sherry te drinken eer hij thuiskwam; want zijn onderlip trok als die van een teleurgestelden -reu, en zóó kon hij niet thuis komen. -<span class="pageNum" id="pb89">[<a href="#pb89">89</a>]</span></p> -</div> -</div> -<div id="ch9" class="div1 chapter"><span class="pageNum">[<a href="#ch9.toc">Inhoud</a>]</span><div class="divHead"> -<h2 class="main">HOOFDSTUK IX.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Toen Ella de vestibule dóór was, hoorde zij praten in het kantoor. Dat was een tegenvaller; -want zij had haar vader, wien zij alles toevertrouwde, dadelijk de grap met dien notaris -willen vertellen. Maar hij had blijkbaar zaken, en weer een van die vervelende lui -bij zich, die lang bleven en hard praatten, zooals in den laatsten tijd dikwijls gebeurde. -En dan was hij altijd nog een poos uit zijn humeur, of kreeg een neusbloeding. Nu -schoot haar niets over, daar zij haar mededeeling niet zóó lang vóór zich kon houden, -dan naar boven te gaan, en die het eerst te doen aan „mevrouw”. -</p> -<p>Marie van Groningen had wel met de wereld moeten breken! Het was onmogelijk gebleken -eenigen schijn, hoe gering ook, te redden. Waren haar inkomsten ontoereikend geweest -om in haar stand te kunnen leven, en was er dan een ander in haar benedenkamers getrokken, -men zou er niets van hebben gezegd. Maar dewijl zij royaal kon leven, wees alles op -een vrijwillige daad, die niet verschoond kon worden door zucht om iets omhanden te -hebben, daar haar dochtertje haar, als zij dat wilde, genoeg werk had kunnen verschaffen. -En dan die Wiechen! -</p> -<p>Men giste niet eens ernaar, hoe zij met hem in kennis gekomen kon zijn. Doch wat men -als vaststaande aannam, <span class="pageNum" id="pb90">[<a href="#pb90">90</a>]</span>gaf oom Slot aanleiding om krachtig in te grijpen. Hij stelde haar voor de keus het -kind aan de zorgen zijner vrouw vrijwillig over te laten, of langs gerechtelijken -weg uit de voogdij te worden ontzet. Bang voor schandaal, stemde zij in het eerste -toe, onwillig Wiechen op te geven, deels uit koppigheid, en ook omdat iets in hem -haar onweerstaanbaar aantrok, en zij vast vertrouwde op de onbaatzuchtigheid zijner -motieven. -</p> -<p>Ook Ella had haar hart stormenderhand veroverd; en met een toewijding, die haarzelf -genot gaf, deed zij wat kon om het meisje te ontwikkelen. Weliswaar leerde Ella op -het gymnasium dingen, haar geheel vreemd, doch de uiterlijke en innerlijke beschaving, -alleen in den huiselijken kring bij te brengen, ontbrak haar uit den aard der zaak -te eenen male. -</p> -<p>Marie deed meer. Bemerkende, dat Ella was opgegroeid in die onbevangen loszinnigheid, -welke meisjes uit den lageren stand in den sexueelen omgang eer iets natuurlijks doet -zien, dan het kwaad, waartoe godsdienst en verfijnde beschaving het gestempeld hebben, -indien de officieele sanctie eraan ontbreekt, lichtte zij haar zoodanig in, dat Ella -het gevaar in zijn geheelen omvang kende, en derhalve er zich niet in begaf. -</p> -<p>Vandaar dan ook de zelfbewustheid waarmee zij den notaris had te woord gestaan, en -die de verwondering van dezen ouden vos had gaande gemaakt, zonder daarmee iets te -kort te hebben gedaan aan de bekoring harer onschuld, door volle wetenschap onbedorven. -</p> -<p>En hoe meer Marie zich bewust werd van haar eigen gezonken zijn, hoe meer zij Ella -reine gevoelens en bovenal voorzichtigheid trachtte in te prenten, gedeeltelijk met -datzelfde egoisme, waarmee zich de mensch heiligen schept, waarop hij den last zijner -zonden kan wentelen, of deze, practisch gesproken, kan endosseeren. -<span class="pageNum" id="pb91">[<a href="#pb91">91</a>]</span></p> -<p>Volkomen passend in dezen gedachtengang, beschouwde Ella mevrouw als degeen die haar -maakte, haar onderbouwde, iemand die op haar noodkreet te hulp moest komen. Doch de -uitingen van haar gemoed, wanneer zij zich sterk gevoelde, waren voor een ander bestemd, -en thans nog voor haar vader, die haar begreep, althans zich het <span class="ex">air</span> daarvan gaf. -</p> -<p>Haar moeder beschouwde zij voor wat zij was, een goedig sukkeltje, destijds door haar -vader naar de officieele wijze aan zich getrokken, omdat zij iets van hem in zich -droeg. Die voor deze „reparatie” zelfs dankbaar was, en moest zijn, volgens de conventioneele -begrippen. En die zich daarom ook schikte in den toestand, zooals die door haar vader -was besteld, zich gelukkig achtend van hem levensonderhoud te genieten. -</p> -<p>Maar ditmaal kon zij het gebeurde niet vóór zich houden, tot haar vader met zijn bezoeker -zou hebben afgedaan. „<span class="ex" lang="de">Gestellt</span>” had zij dien man, een notaris nog wel! En misschien ook, omdat zij die uitdrukking -van „mevrouw” had geleerd, en alleen aan haar kon uitleggen hoe zij die begreep, deed -zij nu haar confidenties aan Marie. -</p> -<p>„Je hebt goed gedaan,” zeide Marie. „En dat je hem een beetje voor het lapje hebt -gehouden, is niet erg. Maar denk erom, de ware distinctie uit zich zonder vertoon. -Praat er nu verder maar niet over.” -</p> -<p>„Maar ik moet dien meneer toch dat dubbeltje teruggeven!” meende Ella. -</p> -<p>„Daar is iets van aan,” zeide Marie, peinzend. „Wacht eens. Haal een velletje postpapier -en inkt, en ga aan de tafel zitten.” -</p> -<p>Ella gehoorzaamde, en liet zich dicteeren: -</p> -<blockquote> -<p class="first">„Geachte Mevrouw. Gister stond ik op de tram, en had mijn portemonnaie vergeten. Mijnheer -Uw echtgenoot <span class="pageNum" id="pb92">[<a href="#pb92">92</a>]</span>was zoo vriendelijk voor mij te betalen. Hij zal het mij ten goede houden, dat ik -de dankbaarheid, die ik hem daarvoor verschuldigd ben, aan U betoon. Mijn schuldig -dubbeltje sluit ik hierbij in, en verzocht mijn goeden Rübezahl uit het sprookjesboekje, -om het onderweg even aan te raken. -</p> -<p class="signed">Uwe dienstwillige dienaresse, -<br>Ella Wiechen.”</p> -</blockquote><p> -</p> -<p>Terwijl Ella schreef, was Marie van Groningen opgestaan, en had, snuffelend in een -lade van haar toilet, daar een ronde ivoren doos uitgenomen, die zij opende. -</p> -<p>„Ziehier,” zeide zij, een klein voorwerp op tafel werpende, „pak dat in een stukje -papier, en stopt het in den brief. We zullen dien morgen aan Frans ter bezorging meegeven.” -</p> -<p>„O mevrouw, hoe keurig!” riep Ella uit, het voorwerpje bekijkend. „Is dat een verguld -dubbeltje?” -</p> -<p>„Neen,” zeide Marie, „het is een uit goud geslagen dubbeltje. Ik heb het eens gekregen -als Philippine. De aardigheid is natuurlijk het aan de Munt geslagen te krijgen.” -</p> -<p>„Vindt u het niet erg zonde, om het zóó maar weg te geven?” -</p> -<p>„Niets is zonde, om de reputatie van een jong meisje hoog te houden,” antwoordde Marie -ernstig en weemoedig. „Schei uit, malle meid,” ging zij voort, toen Ella haar, met -een plotseling begrijpen, onstuimig om den hals viel en kuste. „Zie je, als die notaris -nu met al zijn kennissen, of wie ook, over je spreekt, kan het niet anders dan ten -goede zijn. En ook zijn vrouw zal je respecteeren. Me dunkt, dat is dit lorretje wel -waard, hè?” -</p> -<p>„Als <i>ik</i> het maar waard ben,” zeide Ella. -</p> -<p>„Poeh! Niet sentimenteel worden, hoor!—Maar wat blijft je pa lang beneden. Het wordt -tijd om te gaan eten.” -</p> -<p>„Ik zal gaan dekken,” zeide Ella opstaande. „En … zouden <span class="pageNum" id="pb93">[<a href="#pb93">93</a>]</span>we over die geschiedenis maar liever <i>niet</i> met papa spreken?” -</p> -<p>„Als je er dan maar niet op zinspeelt, waar hij bij is,” zeide Marie, „Want je weet, -dat hij dan niet rust eer hij van alles op de hoogte is, en ik er dan last van krijg.” -</p> -<p>„Ja, papa is ijselijk nieuwsgierig,” bevestigde Ella. -</p> -<p>Het langdurige bezoek was dat van van Vleuten. Wiechen had hem elke maand de overeengekomen -rente uitbetaald, op zijn quitantie, die hij, tenzij de dag op een Zondag viel, altijd -den tienden presenteerde. Deed hij dat vroeger persoonlijk, nu hij zoo dikwijls op -reis moest, had hij steeds de quitantie aan Betsy achtergelaten, die in het eerst -de meid om het geld gezonden had, doch later, daar Wiechen wel eens een paar dagen -uitstelde, goedgevonden had, dat hij zijn bediende het geld liet brengen. Haast ongemerkt -was nu de bezorging later en later geschied, en ten slotte in de volgende maand geloopen, -waarop Betsy haar man toen attent gemaakt had. Hij meende, dat het eenvoudigst zou -zijn, zelf de quitantie maar weer eens te gaan aanbieden, en daartoe precies den tienden -der maand weder uit te kiezen. -</p> -<p>„Maar u hebt nog geen week geleden de rente gehad,” merkte Wiechen op. „Heeft u nu -al weer geld noodig?” -</p> -<p>„Of ik het noodig heb, is dunkt me een zaak die alleen mij aangaat,” zeide van Vleuten, -terwijl hem het bloed naar het hoofd steeg. -</p> -<p>„Nu ja,” zeide Wiechen vermanend. „Ik heb er natuurlijk niets mee te maken. Dat is -zeker. Maar ik vind, dat iedereen aan de toekomst moet denken, vooral als men niet -alleen op de wereld is.” -</p> -<p>„Wel verdraaid, meneer! Ben ik hier om oude-wijven-praatjes aan te hooren, of.… Kort -en goed: kunt u mij nu de rente voldoen, en zoo niet, dan morgen?” -<span class="pageNum" id="pb94">[<a href="#pb94">94</a>]</span></p> -<p>„Vandaag zal het moeielijk gaan. Kijk,” zeide Wiechen, in zijn vestzak grijpend en -daar wat klein geld uithalend, „dit is alles wat ik heb. Straks komt mijn bediende -terug, en ik denk wel dat hij iets meebrengt.… Misschien zou u wel een oogenblikje -willen wachten?” -</p> -<p>Van Vleuten haalde schouders op, onbesloten wat te doen. Ten slotte overwoog hij, -dat de middag toch gebroken was, en hij misschien door te blijven, den ander tot eenig -voorstel zou krijgen. In elk geval hield hij hem op. -</p> -<p>Het scheen echter, dat Wiechen <span class="corr" id="xd31e1773" title="Bron: allen allen">allen</span> tijd had, althans hij begon een praatje, en liet eindelijk zelfs een bitterstelletje -komen. Zoo verliep het <span class="corr" id="xd31e1776" title="Bron: eeue">eene</span> halfuur na het andere, waarin van Vleuten zich dwong tot luisteren, in elk geval -tot aanhooren van Wiechens gebazel over medische dingen, iets waartoe hem de bitter -in het bijzonder scheen te verlokken. -</p> -<p>Doch ditmaal waren zijn uitspraken niet zoo’n doorslaande onzin, als van Vleuten zich -destijds uit Café <i>Central</i> herinnerde. Al hoewel hij zelfs voor den leek waarneembare fouten beging, scheen -het van Vleuten niettemin toe, dat hij op het gynaecologisch gebied, <span class="corr" id="xd31e1783" title="Bron: waarop waarop">waarop</span> hij thans was terecht gekomen, veel gezien of gelezen had. Hij gaf daarover zijn -verwondering te kennen. -</p> -<p>„Ja, ziet u.… ik ben op het land groot gebracht,” verklaarde Wiechen, na een oogenblik -van verlegenheid. -</p> -<p>„De koeien en varkens zullen u toch geen onderricht gegeven hebben,” lachte van Vleuten. -</p> -<p>„Zeker, meneer. Om maar één ding te noemen. Het absoluut zeker regelen der voortplanting -bij mensch en dier. Nu, wat de dieren betreft, dat gaat zijn gangetje wel.” -</p> -<p>„U wilt toch geen slavenhandel gaan drijven, met een menschen-fokkerij ergens op het -platteland?” -</p> -<p>„U spot ermee. Toch heb ik het oog op iets van dien <span class="pageNum" id="pb95">[<a href="#pb95">95</a>]</span>aard. Niet om de menschen ongelukkig te maken, wat uit uw zooeven geopperd denkbeeld -zou voortvloeien; maar om veel ellende weg te nemen en vreugde te verspreiden. De -Natuur houdt geen rekening met financieele omstandigheden. Hier een arm huishouden, -met <span class="corr" id="xd31e1794" title="Bron: zòóveel">zóóveel</span> „wurmen” van kinderen, dat geen ervan genoeg te eten kan krijgen. En ieder jaar komt -er weer een bij. Dat moest niet zijn.” -</p> -<p>„Ik zie het al,” zeide van Vleuten. „U is Neo-Malthusiaan.” -</p> -<p>„Bah, neen. Dat is vuiligheid. Dan liever … Maar, wat ik zeggen wou: Aan den anderen -kant rijke huishoudens, zonder kinderen. De vrouw verkniest en verveelt zich, en de -man moppert omdat hij niet weet aan wien zijn geld na te laten. De een geeft den ander -de schuld, en ze zouden ik weet niet wat geven voor een kind. Dat moest ook niet zijn.” -</p> -<p>„Ja,” erkende van Vleuten, „dat is zoo. U heeft <span class="corr" id="xd31e1801" title="Bron: missohien">misschien</span> „<span lang="fr">Fécondité</span>” van Zola gelezen? Daar wordt dat onderwerp in behandeld.” -</p> -<p>„Neen,” zeide Wiechen, „ik ken niet genoeg Fransch. Maar men behoeft dat in geen boek -te lezen. We zien het iederen dag vóór onze oogen. Ik heb wat geld, en zoodra ik genoeg -heb, ga ik proeven nemen. Ik zal vrouwen op stal zetten, zooals men hier met de koeien -doet. In Turkije, of een dergelijk land, waar dat mag. Na een paar jaar huur ik een -professor, om rapport uit te brengen over mijn veestapel.” -</p> -<p>„Een zonderling amusement,” zeide van Vleuten. „Maar wat wilt u daarmee aantoonen?” -</p> -<p>„Dat de koeien en varkens waar u zooeven mee spotte, naar de Hoogeschool moeten, en -de professoren in de wei of aan den trog.” -</p> -<p>„Dat is gemakkelijker beweerd dan aangetoond,” zeide van Vleuten. „U zou daarvoor -gronden moeten aanvoeren, anders …” -<span class="pageNum" id="pb96">[<a href="#pb96">96</a>]</span></p> -<p>„Mijn gronden zijn deze,” viel hem Wiechen in de rede: „Mijn menschelijke proef-koeien -zullen kalven op vooraf door mij vastgestelde dagen. In den zomer, in den winter, -precies zooals ik dat wil. Geen enkele zal missen. Als ik daarover een wetenschappelijk -rapport heb, dat wil zeggen het attest van een professor, of van meerdere, ga ik, -om de kosten goed te maken, eerst vreugde brengen in de huizen van een paar kinderlooze -millionnairs, of vorstenhuizen. Dan kunnen de armen, ook in omgekeerden zin, van hetgeen -ik weet profiteeren.<span class="corr" id="xd31e1816" title="Niet in bron">”</span> -</p> -<p>„Dus, volgens u, is kinderloosheid iets wat niet behoefde te bestaan?” vroeg van Vleuten, -nu eenigszins gespannen. -</p> -<p>Wiechen schudde glimlachend het hoofd. -</p> -<p>„Heel zeker schijnt u toch niet van uw zaak te zijn,” opperde de ander. „Waartoe anders -die proeven?” -</p> -<p>„Om die geleerde ossen met de feiten te kunnen weerleggen. Of zou u denken, dat een -dwaling, die nu al … Ja, hoe oud zijn de boeken van het Oude Testament …? Enfin, van -dien tijd af is die willens en wetens de menschen ingeprent. Dat zoo’n dwaling dan, -zoo maar ineens was uit te roeien? Neen, eerst moeten de feiten spreken. Dan kan ik -geld vragen. Om in de buurt te blijven. Zou u mij nu kwijting willen geven voor een -maand rente, als ik u op weg hielp? U heeft immers immers geen kinderen?” -</p> -<p>„Graag,” riep van Vleuten uit, „als ik zeker was.…” -</p> -<p>„Daar hebt u het: als u zeker was. Eerst mijn turksche koeienstal dus.” -</p> -<p>„Zeide u niet, dat het in den Bijbel stond?” -</p> -<p>„Ja, en daar heb ik al spijt van. Gelukkig voor mij zijn er maar weinig menschen, -die daarin lezen kunnen, zonder er tirelantijntjes bij te maken, anders kon ik mijn -turkschen stal wel laten blijven. Ik durf—niet aan u, na ons gesprek—de plaatsen die -ik bedoel gerust aan een dominé te laten <span class="pageNum" id="pb97">[<a href="#pb97">97</a>]</span>lezen. Dan krijg ik een verklaring.… kom, ieder zijn vak.” -</p> -<p>„Ik zal dan moeten wachten,” zeide van Vleuten zich in stilte voornemende, toch bij -gelegenheid eens te snuffelen, of hij in den Bijbel iets vinden kon, wat Wiechen bedoelde. -„Maar van wachten gesproken, uw bediende blijft lang uit.” -</p> -<p>„Ja,” zeide Wiechen. „Misschien is het laat geworden, doordat hij ergens heeft moeten -wachten, en dan wil hij wel eens eerst naar huis gaan om te eten. Willen we afspreken, -dat ik hem vanavond bij u zend, als hij wat meebrengt?” -</p> -<p>„Dat is goed,” antwoordde van Vleuten, die begreep, dat hij aan langer blijven weinig -hebben zou. „In elk geval zal ik de quitantie gereedhouden, en desnoods morgen aan -mijn vrouw achterlaten.” -</p> -<p>Onder het naar huis wandelen had hij een gevoel van onvoldaanheid over zijn bezoek. -Gegaan om zakelijk te zijn, had hij zich laten ophouden en feitelijk afschepen met -dien turkschen koeienstal. Het was toch eigenlijk te zot! Te denken, dat een man, -die blijkbaar een gebrekkige opvoeding genoten had, iets zou hebben ontdekt, waar -de geleerden, de mannen van het vak zoo goed als niets van wisten! -</p> -<p>Plotseling schoot hem de uiting van Boom te binnen over die vakmannen, indertijd op -het strand. Onwillekeurig had die toch bij hem „gepakt”. -</p> -<p>Maar gesteld, Wiechen had een der geheimen van de Natuur bespied, hoe zou hij zonder -wetenschappelijke vorming of practijk, ooit zijn vinding in toepassing kunnen brengen? -Temeer waar het hier gold een toepassing op het gecompliceerde organisme van den mensch, -en niet een stuk metaal, dat men kon wegwerpen als het verknoeid was. Neen, als Wiechen -zich verbeeldde, dat men in Turkije of in welken georganiseerden staat dan ook, hem -zou toestaan experimenten op levende vrouwen te gaan houden, <span class="pageNum" id="pb98">[<a href="#pb98">98</a>]</span>zou hij de eerste maal de beste dat hij met een zijner „<i lang="de">Versuchskaninchen</i>” een ongeluk had, waarschijnlijk wel voor goed van dergelijke liefhebberijen genezen -worden. Inmiddels moest hij lachen als hij zich Wiechen voorstelde, in een zelf bijeengegaarden -<i>harem</i>, de <i>fez</i> boven het was-bleeke, eigenwijze gezicht. -</p> -<p>Toch, één ding kon hij niet uit zijn gedachten verbannen. De wonderlijke combinatie -van Bijbel en Natuur, die Wiechen zouden gebracht hebben tot wat hij beweerde te weten. -Voor wie ze lezen kon, waren beiden boeken vol verrassingen. -<span class="pageNum" id="pb99">[<a href="#pb99">99</a>]</span></p> -</div> -</div> -<div id="ch10" class="div1 chapter"><span class="pageNum">[<a href="#ch10.toc">Inhoud</a>]</span><div class="divHead"> -<h2 class="main">HOOFDSTUK X.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Toen van Vleuten vertrokken was, had Wiechen zich <span class="corr" id="xd31e1853" title="Bron: onmiddelijk">onmiddellijk</span> naar de eetkamer begeven, na alvorens zijn jas te hebben uitgetrokken en over een -stoel gehangen, een gewoonte die Marie verafschuwde, doch waarvan hij niet was af -te brengen. Onderweg had hij de brieven uit de postbus genomen, en legde die naast -zich neer op tafel, om zoodra ieder was gediend, die al etende één voor één te openen -en te lezen. -</p> -<p>„Mag ik die fransche postzegels hebben, Pa?” vroeg Ella, wijzende op een brief, die -nog ongeopend lag. -</p> -<p>„Waar?” zeide hij, zoekend met de oogen. „Hm!” -</p> -<p>En zonder op Ella’s vraag te antwoorden, nam hij den brief en brak dien open. De inhoud -scheen zijn bijzondere belangstelling te wekken, althans de vork in zijn rechterhand -bleef geruimen tijd in verticale positie op tafel rusten, de tanden omhoog, tot groote -ergernis van Marie, die iets mompelde van „boerenmanieren”, waarop Ella begon te lachen. -</p> -<p>Wiechen keek even op, hapte het stukje aardappel van de vork, en hernam zijn vorige -positie, turend in den brief, dien hij in dien tijd gemakkelijk tien maal had kunnen -gelezen hebben. -<span class="pageNum" id="pb100">[<a href="#pb100">100</a>]</span></p> -<p>„Je bent erg gezellig vandaag,” meende Marie eindelijk te mogen opmerken.… -</p> -<p>„Stil,” zeide hij, „ik moet even nadenken.” -</p> -<p>En opstaande, nam hij een spoorwegboekje van het rekje. -</p> -<p>„7.43 spoortijd. Dat kan ik net halen,” vervolgde hij toen. „Pak even mijn valiesje -met een en ander voor vannacht. Ik ga naar Amsterdam.” -</p> -<p>In den trein herlas hij den brief nogmaals. Beenhuis berichtte hem daarin het overlijden -zijns vaders, en tevens dat hij den volgenden middag bij hem kwam, om de zaken te -regelen. -</p> -<p>Het was dat woord „regelen”, dat hem in dien brief van stonde af niet bevallen had. -Toen hij, niettegenstaande het verzoek van Beenhuis, zijn wissels precies op de vervaldagen -had laten aanbieden en protesteeren, zonder te wachten op een aangekondigd bezoek, -had Beenhuis zich tegenover Arnolds uitgelaten, dat hem dit berouwen zou. En Arnolds -had het hem weer verteld. Nu was er voor Beenhuis een waarschijnlijk aanzienlijke -erfenis opengevallen. Kreeg hij die inhanden, dan konden de schuldeischers, die op -zijn eerlijkheid vertrouwden, lang wachten, en misschien gaan procedeeren in den vreemde. -Dat maakte de rekening niet. Hier moest gehandeld worden, en snel gehandeld. Eer Beenhuis -in het land kon zijn, en wie weet wat voor streken uithalen, moest hij, Wiechen, het -geld doen vastleggen. Een beslag dus. Dan kon hij morgen op zijn gemak luisteren naar -de „regeling”, die Beenhuis zou voorslaan, en die al dan niet accepteeren. Het geld -was dan in elk geval veilig, en kon niet naar Parijs. -</p> -<p>In Amsterdam aangekomen, was zijn eerste werk een koffiehuis binnen te loopen, en -een kop koffie te bestellen, waarna hij den kellner preste om hem eenige advocaten -aan te wijzen, die hun kantoor in huis hadden en tevens telefonisch <span class="pageNum" id="pb101">[<a href="#pb101">101</a>]</span>aangesloten waren. Daarna telefoneerde hij het rijtje af, tot hij bij den derden antwoord -kreeg, en deze zich bereid verklaarde hem op dit uur nog tewoord te staan. -</p> -<p>Een „aapje” bracht hem naar het kantoor van den advocaat, waar hij zijn zaak blootlegde, -en de toezegging kreeg, dat alle stukken nog dien avond zouden worden gereed gemaakt, -om den volgenden ochtend, na verkregen Presidiaal verlof, dadelijk het beslag ten -sterfhuize te kunnen leggen. De advocaat maakte in het begin eenig bezwaar, om een -deurwaarder te zenden in een huis, waar de kist nog boven aarde stond, doch Wiechen -stelde hem het gevaar voor verduistering zóó dreigend voor oogen, dat de ander zwichtte. -</p> -<p>Dit afgedaan zijnde, spoedde zich Wiechen terug naar het station, tevreden over zichzelf. -Alles liep mee, doordat hij nog juist den laatsten trein kon halen, en dus niet, wat -hij gevreesd had, den nacht in Amsterdam behoefde te blijven. En juist de haast die -hij gemaakt had, was uit een ander oogpunt voordeelig geweest. Bij meer tijd tot kalm -bekijken der zaak, ware het niet onmogelijk geweest, dat de advocaat bemerkt zou hebben, -dat de protestdag der eerste wissels, samenviel met den trekkingsdag der tweede serie, -wat tot eenige bevreemding van zijn kant aanleiding had kunnen geven, indien er althans -wat kennis van handelsusances in hem was. Weliswaar vond men die bij de heeren rechtsgeleerden -zelden of nooit, maar men kon het treffen, dat men juist bij een der uitzonderingen -was terecht gekomen, en dan zouden lastige vragen allicht gedaan zijn. -</p> -<p>Maar, zooals het nu liep, was alles in orde. Morgen kon hij op zijn gemak Beenhuis -de wet voorschrijven, en zou hij zijn geld krijgen meteen. Het eerste was haast nog -plezieriger dan het andere. Ja, daarom alleen zou men geld, veel geld willen hebben, -om telkens dat heerlijke gevoel te <span class="pageNum" id="pb102">[<a href="#pb102">102</a>]</span>ondervinden, als iemand voor je <i>moet</i> buigen, die anders een hooge borst zou opzetten. En dat voor zoo’n eenvoudigen boerenjongen! -Hij had het wel gehoord, wat Marie dien middag aan tafel gezegd had, en waarom Ella -had gelachen. Boerenmanieren, jawel! Ook <i>zij</i> zou die boerenmanieren ondervinden, en juist zij, omdat haar vader zooiets hoogs -in die rechterlijke macht was geweest. -</p> -<p>„Meneer, ik geloof dat u iets mankeert,” zeide zijn eenige medepassagier, wijzende -naar zijn eigen neus. -</p> -<p>Met spoed trok Wiechen den zakdoek uit zijn zak, en hield dien tegen den neus. Daarop, -met de vrije hand zijn valiesje openend, vond hij daarin gelukkig schoone zakdoeken. -Toen, zich voorover buigende, verwijderde hij den eersten zakdoek van zijn neus, dien -laag houdend, en liet het bloed vrijelijk daarin druppelen. -</p> -<p>De medepassagier, een oud heer, nam zijn handkoffer uit het net, en dien ontsluitende, -haalde hij een pakje watten voor den dag. -</p> -<p>„Stelpt u het hiermee,” zeide hij Wiechen de watten aanbiedend. -</p> -<p>Doch deze weerde hem hoofdschuddend af, en bleef in dezelfde positie zitten, tot de -bloeding ophield. -</p> -<p>„Ik dank u voor uw moeite,” zeide hij toen. „Maar het is niet goed voor mij, om dat -te stoppen. Ik had het al veel te lang niet gehad. Ziet u, als ik dit niet had, zou -ik waarschijnlijk krankzinnig worden. U hoeft volstrekt niet bang te zijn,” ging hij -glimlachend voort, ziende dat de oude heer onwillekeurig een eindje weg schoof. „Mijn -vader is met zijn volle nicht getrouwd, en hoe het zij, door al mijn zusters loopt -een streepje. Eén ervan is zelfs in een gesticht. En mijn eenige broer is een achterlijke -jongen. Ik ben de eenige die niets mankeert, en dat schrijf ik toe aan die neusbloedingen.” -<span class="pageNum" id="pb103">[<a href="#pb103">103</a>]</span></p> -<p>„Jawel, dat laat zich verklaren,” antwoordde de oude heer, die met genoegen bespeurde, -dat de trein vaart begon te minderen, en men dicht bij Leiden was. -</p> -<p>Daar stapte hij uit en liet Wiechen met zijn eigenaardige theorie, of erger, verder -alleen reizen. -</p> -<p>Op het <span class="corr" id="xd31e1896" title="Bron: oogenlik">oogenblik</span> dat de trein in het station den Haag binnenreed, zag Wiechen op het perron de bekende -lange figuur van Arnolds. Hij riep hem aan. -</p> -<p>„Wat doe jij hier?” vroeg hij, toen hij uitgestapt was. -</p> -<p>„Iemand weggebracht,” antwoordde de ander. „En waar kom jij vandaan? Ga je nog even -mee naar <i>Central</i>?” -</p> -<p>„Ja, dat is goed,” zeide Wiechen. „Laat ons naar de tram gaan. Ik zal je onderweg -een mop vertellen.” -</p> -<p>Op de tram deed hij Arnolds het verhaal van zijn tocht naar Amsterdam en de aanleiding -daartoe, waar de ander belangstellend naar luisterde.… -</p> -<p>In het café bleef Arnolds zeer kort bij Wiechen, bewerende, dat hij te middernacht -thuis moest zijn, doch zoodra hij vrij was, ging hij ijlings naar het telefoonhokje, -en berichte Beenhuis, die in de stad was, wat hij had gehoord … -</p> -<p>Den volgenden middag zat Wiechen op zijn kantoor, met ongeduld te wachten op de komst -van Beenhuis, en werkelijk, tegen vier uur verscheen deze. -</p> -<p>„Dag, meneer Wiechen,” zeide hij vriendelijk glimlachend. „Wel, hoe maakt u het? U -heeft mijn brief toch ontvangen?<span class="corr" id="xd31e1910" title="Niet in bron">”</span> -</p> -<p>„Ja zeker,” antwoordde Wiechen. „Ik dank u wel. En mag ik u condoleeren? Het kwam -niet onverwacht, hoop ik?” -</p> -<p>„Dank u. Neen, en dat is de reden waarom ik u laatst verzocht een oogenblik geduld -te hebben. We zullen nu alles regelen.” -</p> -<p>„Wanneer denkt u dat te doen?” -</p> -<p>„Natuurlijk moet eerst de begrafenis afgeloopen zijn,” <span class="pageNum" id="pb104">[<a href="#pb104">104</a>]</span>zeide Beenhuis. „Daarna zult u bericht krijgen van den notaris. Ik zal veertig percent -aanbieden.” -</p> -<p>„Wat blief?” riep Wiechen. -</p> -<p>„Een mooi aanbod, nietwaar?” vroeg de ander, steeds glimlachend. „Als u geen beslag -had laten leggen, zou ik met ieder afzonderlijk geaccordeerd hebben, en u had ik het -volle bedrag uitbetaald, omdat u mij werkelijk van dienst is geweest. Haar nu heeft -u zelf de zaak bedorven. Het spijt mij zeer.” -</p> -<p>„Ik begrip niet.… Hoe weet u …?” -</p> -<p>„Zeer eenvoudig. Ik kom van Amsterdam, en vond daar wat u gedaan had. Toen ben ik -naar mijn advocaat gegaan, en hebben wij overlegd, dat ik <span class="corr" id="xd31e1925" title="Bron: onmiddelijk">onmiddellijk</span> al mijn crediteuren moest waarschuwen. Daar mijn erfenis op ongeveer twee ton geschat -wordt, en mijn schulden tegen het millioen aanloopen, begrijpt u, dat de familie deze -gelegenheid aangrijpt, om met eenige opoffering harerzijds mij uit mijn schuld te -helpen.…” -</p> -<p>„Maar u moest toch veel meer dan twee ton erven. Uw vader werd geschat op tien millioen!” -</p> -<p>„Schattingen van dien aard zijn meestal te hoog. En, er is een testament. Ik krijg -eenvoudig niet meer.” -</p> -<p>„U kunt daartegen opkomen,” zeide Wiechen. „En als u het niet doet, de schuldeischers.” -</p> -<p>„Dat laatste is een vergissing,” zeide Beenhuis. „En ik zal niet tegen de beschikkingen -van mijn vader opkomen.” -</p> -<p>„Dan vraag ik uw faillissement aan.” -</p> -<p>Beenhuis trok de schouders op. -</p> -<p>„Dan krijgt u ongeveer de helft van hetgeen ik nu bied, behalve dat ik elke vordering -van u tegenspreek. Een jaar is dan al het minste, dat we er over procedeeren zullen. -Heeft u daar trek in, mij wel!” -</p> -<p>Wiechen trok een vies gezicht. -<span class="pageNum" id="pb105">[<a href="#pb105">105</a>]</span></p> -<p>„’t Is heel wat, om zestig procent te laten vallen,” merkte hij op. „En, als uw familie -nu al moet bijspringen, waar moet u dan van leven? U hebt toch vrouw en kinderen.” -</p> -<p>„Ik dank meneer Wiechen zeer voor de belangstelling. En wat die zestig percent aangaat.… -enfin, ik reken u ook niet na. Dat u aan mij verlies zou lijden, kunt u zonder lachen -toch moeielijk zeggen.” -</p> -<p>„Wanneer is uitbetaling?” -</p> -<p>„Als u toestemt, en mij dit papiertje geteekend meegeeft, dan aanstaanden Zaterdag, -bij onzen notaris te Amsterdam.” -</p> -<p>„Op den sabbat?” vroeg Wiechen. -</p> -<p>„De Joden zullen geen werk doen,” zeide Beenhuis. „De notaris kan zijn candidaat nemen, -anderen een gemachtigde. Een anderen dag schikte nu eenmaal niet. Dus.… u doet het?” -</p> -<p>„Ik moet wel,” verklaarde Wiechen zuchtend. -</p> -<p>Hij teekende zijn toestemming tot het accoord, waarna Beenhuis vertrok, onder belofte -hem nader het uur der uitbetaling te zullen doen weten. -</p> -<p>Wiechen zuchtte nu niet meer. Met de tweeduizend francs, die hij in Parijs had ontvangen, -had hij, tengevolge van zijn handigheid met de oude, geprolongeerde wissels, nu, niettegenstaande -het accoord, zijn geld eruit, en een dertig percent winst over den tijd dat het uitgestaan -had. En het kwam binnen zonder moeite, zonder dat vervelende procedeeren, dat voor -hem in het bijzonder zoo risquant was. Ziezoo, dat waren weer een dikke twintig mille, -die hij naar Parijs kon brengen. Want de som was wel wat te groot om die door bemiddeling -van een Haagsch bankier te laten overmaken. Men mocht eens suspicie krijgen vóór den -tijd! En bovendien, het ging niemand aan, waar hij zijn geld bergde. -</p> -<p>Maar.… hoe drommel wist Beenhuis van zijn beslag af? Dat was zonderling. Hij had gezegd -naar Amsterdam <span class="pageNum" id="pb106">[<a href="#pb106">106</a>]</span>te zijn geweest. Dat zou wel waar zijn, maar om al die maatregelen te beramen, en -daarna naar advocaat en notaris te loopen, daarvoor was de tijd tekort geweest. Het -beslag kon, met het oog op het eerst aan te vragen verlof van den President der Rechtbank, -niet lang vóór twaalven gelegd zijn. Beenhuis wist er dus al van eer hij naar Amsterdam -ging. En nu was de combinatie niet moeielijk. Arnolds moest hem in de vroegte gewaarschuwd -hebben, of.… Ja, dat moest het zijn! Beenhuis was gisteravond in de stad gekomen, -en.… Een blik in het spoorwegboekje helderde de zaak op. Vier minuten vóór hem was -de trein uit Brussel aangekomen. Men had hem gezien, toen hij met den Amsterdamschen -trein aankwam, Beenhuis was snel weggegaan, terwijl Arnolds hem had opgevangen en -uitgehoord. Wacht even! -</p> -<p>Hij belde Café <i>Central</i> op, en vroeg, zonder eerst te informeeren of hij er wel was, Arnolds aan de telefoon -te roepen. -</p> -<p>„Dankje wel, Arnolds.” riep hij, zoodra hij het bekende neusgeluid hoorde. „Dankje -wel, voor de inlichting aan Beenhuis gegeven.” -</p> -<p>„Tot je dienst,” klonk het terug. „Betaal een andermaal de menschen, die wat voor -je doen, en besteel ze niet. Bonjour!” -</p> -<p>Een krassend geluid toonde aan, dat Arnolds de telefoon had opgehangen, doch het doel -was bereikt. Het was altijd de beste manier, iemand brutaalweg te beschuldigen. Of -hij gaf allicht een aanwijzing, en zooal niet, dan hielp hij zoeken naar den waren -schuldige, teneinde zichzelf te zuiveren van den blaam. Voorzoover hij had ervaren, -was Boom de eenige bij wien dat niet lukte. Dit bleef altijd onbewogen en presenteerde -iemand met een effen gezicht een pak slaag. Maar overigens … dat kon men nu weer zien. -Enfin, het <span class="pageNum" id="pb107">[<a href="#pb107">107</a>]</span>bevrijdde hem tevens van alle verplichtingen tegenover Arnolds, en dat was zóóveel -gewonnen. -</p> -<p>Wiechen nam zijn <i>agenda</i> en sloeg den datum op van den volgenden Zaterdag. Slechts één wissel moest op dien -dag geind worden. Hij zocht dien uit zijn portefeuille, en nam toen een doosje, waarin -zich verschillende plakzegels bevonden, allen reeds gebruikt, doch blijkbaar daarna -weer losgeweekt. Zijn handteekening stond er geheel op, zoodat hij enkel de streep -eronder aan weerskanten op het papier wat bij te halen had, om, zoolang hij den datum -niet op het zegel had gezet, dit telkens weer te kunnen gebruiken. Zoo spaarde men -het zegelrecht uit, wat op een kantoor als het zijne, per jaar anders een aardig sommetje -aan den fiscus zou opleveren. En daar had niemand wat aan. -</p> -<p>„Frans!” -</p> -<p>De geroepene kwam uit de andere kamer. -</p> -<p>„Waar is de schakellijm? Zet de dingen toch weer op hun plaats, als je ze gebruikt -hebt.” -</p> -<p>„De lijm was op, meneer, en …” -</p> -<p>„Denk er dan aan, dat je morgen nieuwe meebrengt. En … vang eens een kip uit de ren, -en breng die hier.” -</p> -<p>„Een kip, meneer?” -</p> -<p>„Ja, één kip, en geen twee, al heb ik het tweemaal moeten zeggen.” -</p> -<p>De bediende draaide zich om, en ging aan den last voldoen, lachend zoodra hij uit -het gezicht was. Eenige oogenblikken later bracht hij het verlangde dier bij Wiechen. -</p> -<p>„Omdraaien,” gebood deze, en trok toen de kip een paar veertjes uit, onder den staart, -met het versch uit de huid gerukte gedeelte zijn plakzegel besmeerend. -</p> -<p>„Breng dat beest maar weg,” zeide hij, het zegeltje op den wissel drukkend. „Berg -dezen wissel in je tasch,” ging hij voort, toen de bediende terug was. „Zaterdag aanbieden, -<span class="pageNum" id="pb108">[<a href="#pb108">108</a>]</span>en als hij niet betaald wordt, dadelijk bij den deurwaarder brengen. Ik ben Zaterdag -uit de stad.” -</p> -<p>„Goed mijnheer.” -</p> -<p>„Sluit nu maar. O ja, denk erom; Zaterdagavond heb ik je noodig. Je moet zorgen om -precies 7.22 op het perron van de Hollandsche Spoor te zijn, met een koffertje, dat -mevrouw je geven zal. Dan let je op den trein, die uit Amsterdam komt, en waar ik -inzit, om me het koffertje te geven. Als het soms niet hoeft, zal ik telegrafeeren. -Begrepen?” -</p> -<p>„Ja meneer.” -</p> -<p>Wiechen wachtte even, tot de bediende weg was, en ging naar boven, waar hij Marie -van zijn reisplan in kennis stelde. -</p> -<p>„Het schiet op, als we nog een paar zulke gelukjes hebben,” zeide hij. „Als over zes -weken de groote post van Dokter Arnolds binnenkomt, denk ik, dat we ons voor het vertrek -maar gereed moeten maken.” -</p> -<p>„Is dat veel?” vroeg zij. -</p> -<p>„Twaalf mille.” -</p> -<p>„Ben je met groote sommen van dien aard nooit bang?” -</p> -<p>„Och,” zeide Wiechen, „een bedrag is een bedrag. Een man als hij, die jaarlijks een -vijf en twintig mille in zijn practijk verdient, kan altijd betalen.” -</p> -<p>„Waarvoor had hij dan zooveel geld noodig; heeft hij een huis gekocht?” -</p> -<p>„Neen, dat minder. Zijn zoon vertelde mij, dat de oude heer nogal zwaar speelt in -het buitenland. In Namur vooral schijnt hij veel te laten zitten. En dan onderneemt -het jongemensch wel eens dingetjes op zijn eigen houtje, waarvoor papa bloeden moet. -Het ergste moet de oude mevrouw zijn; die maakt eigenlijk het heele zoodje aan den -gang.” -</p> -<p>„Ik zou zoo iemand toch liever niet als dokter hebben,” <span class="pageNum" id="pb109">[<a href="#pb109">109</a>]</span>meende Marie. „Als hij zoo zwaar speelt, moet hij meer daaraan denken dan aan zijn -patienten.” -</p> -<p>„Dat denk je maar. Hij staat hoog aangeschreven. Zijn zenuwen houdt hij er trouwens -onder met morfine-inspuitingen, naar de jonge Arnolds me vertelde.” -</p> -<p>„Maar dat is vreeselijk! Dat moet nog veel erger zijn dan drinken, heb ik wel eens -gehoord.” -</p> -<p>„Ik heb het nooit geprobeerd,” zeide Wiechen. „Maar iemand die drinkt kan je het altijd -aanzien, en van hem zou ik het niet geweten hebben, als zijn zoon het me niet zelf -verteld had. De man ziet er altijd even opgewekt uit.” -</p> -<p>„Blijf je lang in Parijs?” vroeg zij, van het onderwerp afstappend. -</p> -<p>„Misschien ben ik Dinsdagmorgen al terug,” zeide Wiechen. „Als er echter morgen een -oude dame komt, mevrouw de Kraay, dan zou het kunnen zijn dat ik een dag langer wegbleef. -Haar zoon woont in Parijs en heeft geld noodig, een mille of vijf. Als zij voor aval -teekenen wil, is het geld veilig, en dan zie ik niet in waarom ik dat winstje voorbij -zou laten gaan. Maar anders ben ik <span class="corr" id="xd31e2004" title="Bron: Dinsdag morgen">Dinsdagmorgen</span> vast thuis.” -</p> -<p>„Ik zou wel mee willen gaan, en ineens blijven,” zeide Marie. -</p> -<p>„Dat zou ik jou en Ella graag gunnen,” antwoordde Wiechen, „als het niet te veel in -het oog liep. Men zou lont gaan ruiken, en dat mag niet. Weet je wat nu dezer dagen -nog moest gebeuren? Een van mijn polissen van levensverzekering moest eens afloopen. -Dat zou een zetje geven!” -</p> -<p>Op dat oogenblik kwam Ella binnen, en staakten zij het gesprek. -<span class="pageNum" id="pb110">[<a href="#pb110">110</a>]</span></p> -</div> -</div> -<div id="ch11" class="div1 chapter"><span class="pageNum">[<a href="#ch11.toc">Inhoud</a>]</span><div class="divHead"> -<h2 class="main">HOOFDSTUK XI.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">In een hoekje van de ruimte onder de glazen bekapping van Café <i>Central</i>, zaten Boom en Arnolds. Zij hadden zich klaarblijkelijk afgescheiden van hun gezelschap, -daar aan een tafeltje, meer naar het midden, Viehof zat, met drie dames. -</p> -<p>Naast hem zat Fifi, het slanke meisje van de <i>courses</i> te Auteuil, die dus blijkbaar een voorraad nieuw ondergoed had opgedaan. De beide -anderen wedijverden in dikte. De eene, Leda genoemd, had iets <span class="corr" id="xd31e2022" title="Bron: onbeschrijftelijk">onbeschrijfelijk</span> indolents over zich. Alles was even langzaam aan haar, van de beweging af waarmee -zij vrij dikwijls haar glas opnam, tot haar spreken toe. Dit laatste geschiedde in -een Fransch, dat de Franschen „<i lang="fr">le Belge</i>” noemen, ter onderscheiding van hetgeen zijzelf spreken, evenals dat, waaraan zich -de Hollanders vergasten, in de wandeling „<i lang="fr">le Batave</i>” heet. De andere, dik en blond evenals Leda, doch minder gesoigneerd van uiterlijk, -met den naam Helene aangesproken, praatte Duitsch met een onmiskenbaar plat Berlijnschen -tongval, en was even levendig als Leda langzaam was. Soms sloeg zij door, een paar -noten zingende, wat telkens een sst! van de anderen uitlokte. Het verschil in taal -scheen geen beletsel om zich met elkaar te onderhouden, noch om vrij stevige hoeveelheden -port, ja zelfs bitter te verorberen. -</p> -<p>Het zakelijke van het gesprek werd gevoerd door Arnolds <span class="pageNum" id="pb111">[<a href="#pb111">111</a>]</span>en Boom. De eerste, op wiens convocatie men hier was gekomen, moest Boom inlichten -waartoe dit geschied was. Men wachtte een vreemdeling, een Belg, met wien Arnolds -en Viehof hadden kennis gemaakt op buitenlandsche <i>courses</i>, en die hun een zaak had voorgesteld. Zijn naam was Hervau. -</p> -<p>„Bekend,” zeide Boom. „Ik heb, toen ik nog in mijn rijke dagen was, dien man in Nice -zien tricheeren, dat het een lust was om te zien. Ik meen later gehoord te hebben, -dat hij zoowat op alle renbanen gedisqualificeerd is. Een geverfd paard laten loopen, -of zoo iets.” -</p> -<p>„Dezelfde,” zeide Arnolds. „In elk geval iemand die wat aandurft. Hij heeft Viehof -en mij in Ostende gesproken over een zaak, waar geld aan te verdienen is. Ik zal je -ze uitleggen.” -</p> -<p>En Arnolds gaf Boom een toelichting als volgt. De zaak betrof, voorzoover zich Hervau -had uitgelaten, den verkoop van een partij effecten hier te lande, die in Frankrijk -en België onverkoopbaar waren. Daar bestond een wettelijke bepaling, elders onbekend. -Wanneer effecten aan toonder vermist of gestolen waren, werd daarvan in den Moniteur, -het officieele blad, een lijst opgenomen, en deze zooveel mogelijk verspreid bij de -verschillende banken. Daarmee waren dergelijke stukken <i lang="fr">frappés d’opposition</i>, wat tengevolge had, dat de coupon niet werd uitbetaald, en de stukken onverhandelbaar -werden, totdat de oppositie verjaard was. Gold dit in de genoemde landen, in bet buitenland, -waar geen dergelijke wettelijke voorschriften bestonden, konden de stukken van hand -tot hand blijven gaan, en, zoodra de verjaring plaats gehad had, waren ze ook in Frankrijk -weder verhandelbaar. In Engeland bestond voor dergelijk papier een vaste markt, tegen -beurswaarde verminderd met de rente tot aan het einde der verjaring. -</p> -<p>Nu was de quaestie deze. In Holland was dit bij weinigen <span class="pageNum" id="pb112">[<a href="#pb112">112</a>]</span>bekend, en zou het dus niet moeielijk vallen zulke effecten hier of daar aan den man -te brengen, en zulks zonder de Engelsche courtage. Hervau wilde daar een proef mee -nemen, en de helft dier zoo gewonnen courtage laten aan Arnolds en Viehof, of wie -daarin verder van dienst waren. Het bedrag dat hij straks mee zou brengen, was vrij -aanzienlijk, zoodat ieder een deel voor zijn rekening moest nemen. -</p> -<p>„Hm,” deed Boom, toen hij deze uitlegging goed begrepen had, „ik wil wel eens zien -wat ik doen kan. Maar als ik verkoop, moeten jelui leveren. Ik bedoel het zóó: ik -spreek mijn kennissen aan, en bied hun.… neen, vraag eenvoudig of ze wat van die dingen -hebben willen. Ik noteer iets lager dan de beurswaarde, maar niet veel, en als men -toehapt, moet jij of Viehof ze leveren. Beter is dat jij het doet, dan denkt men dat -ze van je vader zijn. Want Viehof heeft zoo’n beestachtig slechten naam, na die valsche -handteekening.…” -</p> -<p>„Hij is toch vrijgesproken.” -</p> -<p>„Nu ja,” zeide Boom. „Iedereen neemt toch aan, dat hij het gedaan heeft.” -</p> -<p>„Dat is het beroerde hier in Holland. Als je maar ergens van beschuldigd wordt, laat -staan vervolgd, heb je ’t gedaan!” -</p> -<p>„Juist. En daarmee houd ik rekening. Mijn reputatie is gelukkig goed, en daardoor -kan ik een boel dingen doen, die noch jij, noch Viehof zouden kunnen, of je was binnen -vierentwintig uur <span class="corr" id="xd31e2055" title="Bron: geplakt">gepakt</span>.” -</p> -<p>„Ik toch niet? Ze hebben me nu al driemaal bij zoo’n Rechtercommissaris laten komen, -en telkens weer kalmpjes naar huis laten gaan.” -</p> -<p>„Zoolang tot ze je eens een poos houden. Dat moet op zichzelf al onplezierig genoeg -zijn. Maar daar hebben we het nu niet over, hoe laat komt je vriend Hervau?” -<span class="pageNum" id="pb113">[<a href="#pb113">113</a>]</span></p> -<p>„Tegen zes uur. Dan gaan we eten. Wij zijn gasten, dus je behoeft je niet te geneeren.” -</p> -<p>Boom trok een vergenoegd gezicht, als iemand wien lekker eten, dat hij niet dikwijls -krijgt, bekoren kan. -</p> -<p>„Ik wou enkel, dat ik dadelijk wat <i>cash</i> kon maken,” zeide hij. -</p> -<p>„En je hebt pas dien Indischen snuiter te pakken gehad!” -</p> -<p>„Ja, maar dat zit vast. Ik houd daar boek van, en toucheer alleen de helft van de -winst. De andere helft stuur ik hem. En zelfs dat nog niet eens, want ik kapitaliseer -nog een groot deel, zoodat we misschien zoowat ieder een vierde nemen.” -</p> -<p>„Dat kapitaal is vast iets, dat hij nooit terug ziet, tenminste als ik jou een beetje -ken.” -</p> -<p>„Och, hij krijgt telkens verschillende bedragen<span class="corr" id="xd31e2073" title="Bron: ,,">,</span> waarvoor ik hem quitantietjes laat teekenen.” -</p> -<p>„Tot je zooveel quitantietjes hebt, als het kapitaal bedraagt, hè? De manoeuvre van -Wiechen.” -</p> -<p>„Zeg, zijn zulke uilen beter waard?” -</p> -<p>„Dat niet. Maar … je wou contanten maken. Ik weet een manier om een schoon duizendje -te verdienen voor je.” -</p> -<p>„Buiten die effecten?” -</p> -<p>„Natuurlijk. En ik wil er niets van hebben.” -</p> -<p>„Geen luchtje aan de zaak?” -</p> -<p>„Integendeel. Je wordt door een stelletje oude freules als een goed mensch bewierookt.” -</p> -<p>„En duizend pop toe? Zeg op, kerel!” -</p> -<p>„Kijk eens. Je vrouw is altijd voor jou alleen geweest, hè?” -</p> -<p>„Ik geloof het wel. Wat zou dat?” -</p> -<p>„Ja, dat is een kardinaal punt. Een vereischte is, dat je haar verleid hebt, zooals -ze dat noemen.” -</p> -<p>„Nu,” zeide Boom, „dat staat vast. In mijn rijke dagen <span class="pageNum" id="pb114">[<a href="#pb114">114</a>]</span>heb ik in zaken met de oude lui kennis gemaakt. Toen de slag viel, en ik overal heen -toog, zat ik eindelijk zonder geld in Berlijn. Toen hebben de oude lui me uit medelijden -opgenomen, en me een half jaar gelogeerd. Helene was toen een kind van even zestien. -Makkelijk goedje, dat!” -</p> -<p>„En later?” -</p> -<p>„Nu, ze heeft heel wat met me doorgemaakt. Telkens moest ik ze naar haar ouders terug -sturen, omdat ik niets meer had. Maar even trouw kwam ze altijd weer terug, als ik -wat verdiende.” -</p> -<p>„Mooi zoo! Dan klopt de zaak. Mijn vader is penningmeester van een vereeniging van -oude freules. Die bemoeien zich met het zedelijk bewustzijn. Je weet waar dat zit -bij de vrouwen. Als nu iemand trouwt met ’n kind dat hij verleid heeft, geven ze een -som voor de inrichting van het huis. Te leen, altijd, maar je hebt vijf jaar tijd -eer je aan afbetalen hoeft te denken. En dan …<span class="corr" id="xd31e2097" title="Niet in bron">”</span> -</p> -<p>„Je weet, dat ik failliet ben.” -</p> -<p>„Dat wil zeggen, dat je nooit een cent terugbetaalt. Dat spreekt als een boek. Voorloopig -is de zorg, dat het geld in je handen komt. Je moet dus trouwen. Zoodra je aangeteekend -ben, krijg je de duiten.” -</p> -<p>„Ik doe het. Alleen, dat aanteekenen gaat zoo gauw niet. Ik zou natuurlijk in Berlijn -moeten trouwen, dan betalen mijn aanstaande schoonouders de kosten, en krijg ik van -hen en van allerlei familie nog een hoop cadeaux. Alleen, dat gaat zoo gauw niet. -Alle stukken moeten gelegaliseerd worden, en hoe die rommel meer heet.” -</p> -<p>„Geen nood. Ik ken een advocaat hier, die je heele rommeltje in orde maakt in den -tijd van een dag of tien.” -</p> -<p>„Onmogelijk. Ik weet iemand, die al bijna acht maanden wacht.” -</p> -<p>„Dat weet ik wel,” zeide Arnolds. „Maar ons mannetje <span class="pageNum" id="pb115">[<a href="#pb115">115</a>]</span>weet er een loopje op. Hij laat de legalisaties over de Consuls loopen, in plaats -van over de Ministeries, en dan gaat alles als een handelszaak, per keerende post. -Hij heeft het klaargemaakt voor een nicht van ons, óók in een onmogelijk korten tijd, -en voor betrekkelijk weinig geld.” -</p> -<p>„Ik zal hem veel beloven.…” -</p> -<p>„En niets geven. Dat begrijp ik. Enfin, dat is jou wel toevertrouwd, zou ik meenen.—Zet -de zaak maar in gang, en ik zal den ouden heer en z’n freules bewerken. Vergeet niet -huwelijksche voorwaarden te maken.” -</p> -<p>„Wiiii.… iet!” floot Boom. „Dan moet ik nog een notaris erbij zien te lijmen. Wacht, -dien heb ik.… Daar komt Hervau. Laat ons naar de vrouwen gaan.” -</p> -<p>Hervau was een breed geschouderd man, met blauwe, onrustige oogen en bruinen baard, -gekleed in gestreept flanel. -</p> -<p>Luidruchtig begroette hij het gezelschap, en liet zich aan Helene voorstellen, de -andere meisjes blijkbaar kennende. Zich dadelijk schikkende in de rol van gastheer, -liet hij opnieuw inschenken, en de spijskaart komen. -</p> -<p>Zijn drukdoen bleef hem bij tot na afloop van het diner, waarna hij, de dames latende -aan hun tafeltje, de heeren apart nam. Terstond werd hij ernstig, zakelijk, het drietal -beurtelings ondervragend en instrueerend. Arnolds en Viehof kregen toen elk een deel -van de meegebrachte effecten, en teekenden daarvoor een reçu. Boom had te kennen gegeven -dat hij wel voor plaatsing wilde zorgen, doch geen der stukken in zijn bezit wilde -hebben. -</p> -<p>Hiermede waren de zaken voorloopig afgehandeld, en keerde men tot de dames weder. -</p> -<p>Bij deze had zich inmiddels, toen de anderen weg waren, Wiechen neergezet, tusschen -Leda en Helene, in wier dikke armen hij om beurten kneep, aldus de conversatie aanvullende. -<span class="pageNum" id="pb116">[<a href="#pb116">116</a>]</span></p> -<p><span class="corr" id="xd31e2120" title="Niet in bron">„</span><i lang="fr">Qui est ça?</i>” vroeg Hervau. -</p> -<p>„Wiechen,” antwoordde Arnolds. „Maak desnoods kennis, maar praat niet over zaken. -<i lang="fr">Il est tellement esbrouffe!</i> We zullen je voorstellen als eigenaar van een renstal.” -</p> -<p>„Is hij zoo’n groote vriend van jelui, dat hij zoo maar bij de vrouwen gaat zitten?” -</p> -<p>„Neen, maar de vent weet niet beter. Het is er zoo een, wien je geen enkele lompheid -kwalijk neemt.” -</p> -<p>„Jaag hem op een beleefde manier weg,” meende Hervau. -</p> -<p>„Daar is hij te onbevattelijk voor. En ruzie maken doe ik liever niet. We hebben hem -soms noodig. Het eenige zou zijn, dat we opbraken, en elk de richting naar zijn huis -inslaat, om dan op een andere plaats weer bij elkaar te komen. Want gaan we tegelijk, -dan sluit hij zich aan.” -</p> -<p>„<i lang="fr">Qu’il reste</i>,” meende Hervau, schouderophalend. -</p> -<p>Zooals vermoed was, bleef Wiechen „plakken”, en het meest pratende met Helene, wier -koeterwaalsch hij het best verstond, luisterde hij nochtans aandachtig naar het spreken -der overigen. -</p> -<p>Opeens spitste hij de ooren. Een woord had hem getroffen. En met eenige inspanning -meende hij te begrijpen, dat Hervau sprak over effecten, die hij ergens moest hebben -achtergelaten of verloren, doch later teruggevonden en meegebracht. Jawel, want hij -hoorde nu Fifi vragen: „<i lang="fr">Alors vous avez retrouvé vos effets?</i>” en Hervau antwoorden: „<i lang="fr">Mais oui ils sont ici maintenant</i>”. Hij rook een zaak. -</p> -<p>Wachtende tot de gelegenheid gunstig was, stootte hij Arnolds even aan. -</p> -<p>„Zou hij niet wat van die effecten bij mij willen plaatsen?” vroeg hij. -</p> -<p>Niettegenstaande Arnolds over het algemeen zijn gelaatstrekken goed kon beheerschen, -ontstelde hij zichtbaar. -</p> -<p>„<i>Gévédé</i>, hoe weet jij daarvan?” riep hij uit. -<span class="pageNum" id="pb117">[<a href="#pb117">117</a>]</span></p> -<p>„Dat doet er niet toe,” zeide Wiechen brutaal. „Je ziet dat ik het weet.” -</p> -<p>Arnolds bleef een oogenblik in stomme verbazing zitten. Hij keek in de richting waar -zij gezeten hadden. Maar neen, die plaats was van hieruit niet te zien. En als Wiechen -daar in de buurt gepasseerd was, althans zóó dicht, dat hij had kunnen hooren of zien, -zouden zij hem hebben opgemerkt. -</p> -<p>„Wel, zorg je ervoor?” -</p> -<p>„Ik begrijp niet … Als je niet duidelijker bent, kan ik niet raden wat je bedoelt,” -zeide Arnolds, die in elk geval wou weten hoeveel de ander wist. -</p> -<p>„Wel, ik heb toch ooren! Hij zit te praten over effecten, die hij hier heeft. Natuurlijk -is dat om een zaakje te doen.” -</p> -<p>„Je droomt,” zeide Arnolds. „Hij heeft geen stom woord over ef … O … ik snap het! -<i lang="fr">Des effets</i> heb je gehoord, niet waar?” -</p> -<p>„Juist. Zie je nu wel?” -</p> -<p>„Haha, die mop is goed!” lachte Arnolds. „<i lang="fr">Dites donc, les autres!</i>” -</p> -<p>En hij begon de aardigheid te vertellen, ten slotte Wiechen, die zich niet weinig -ergerde, dat men zich te zijnen koste vroolijk maakte, uitleggende dat met <i lang="fr">effets</i> in het fransch bedoeld werd kleederen en andere reisbenoodigdheden, en Hervau juist -had zitten verhalen, hoe hij op reis hierheen een koffer was kwijtgeraakt, en weer -teruggevonden had. Wat wij effecten noemen, heet in het fransch <i lang="fr">titres, valeurs, obligations, actions</i><span class="corr" id="xd31e2180" title="Bron: .">,</span> enzoovoort. -</p> -<p>Wiechen moest zich met deze uitlegging tevreden stellen, alhoewel hij de zaak bleef -wantrouwen. -</p> -<p>„Waarom vroeg je dan zooeven of ik van die effecten wist?” probeerde hij nogeens. -</p> -<p>„Dat is een lang verhaal,” zeide Arnolds. „Een beursmanoeuvre, <span class="pageNum" id="pb118">[<a href="#pb118">118</a>]</span>gecombineerd met het laten loopen van renpaarden. Hij heeft ons dat onder het eten -zitten vertellen, en daarom begreep ik niet hoe jij eraan kwam. Blijf je nog lang?” -</p> -<p>„Neen,” zeide Wiechen droog. -</p> -<p>En hij wendde zich weer tot zijn buurvrouw. -</p> -<p>„Zeg Wiechen, laat dat, wil je?” -</p> -<p>Het was Boom, die dit riep, bemerkende, dat Wiechen het Helene lastig maakte, door -haar telkens als hij wat zeide, tevens ergens te streelen of te knijpen, waartegen -zij zich vruchteloos verzette. -</p> -<p>„Laat jij de paardjes maar loopen,” antwoordde Wiechen „Ik zal je meisje wel zoolang -bezig houden …” -</p> -<p>Tevens knipte hij met de oogen tegen Helene. -</p> -<p>Tot eenig antwoord nam Boom zijn glas wijn op, en met een trefzekerheid, die plotseling -opgekomen drift alleen geven kan, wierp hij Wiechen den inhoud ervan midden in het -gezicht. En toen, als achtte hij den ander genoeg gestraft, althans belemmerd in de -voortzetting van zijn onhebbelijke gedragingen, wendde Boom, tot kalmte manend met -een handbeweging, zich weer tot Hervau, en zette zijn gesprek met dezen voort. -</p> -<p>Wiechen stond op, doch de wijn, hem in de oogen bijtend, belette hem het zien, zoodat -hij gedwongen was zich weer op zijn stoel te laten zakken, en zijn gezicht met zijn -zakdoek schoon te vegen. Toen dit was geschied, kon hij eerst aan weerwerk denken, -doch keek verbluft om zich heen. -</p> -<p>Zijn weerpartijder, dien hij zich had voorgesteld als hem te zullen aanstaren met -booze oogen, zat bedaard te praten, met van hem afgewend gelaat. De overigen, die -er, weer volgens zijn voorstelling, òf bezorgd òf geamuseerd hadden moeten uitzien, -zaten, zonder een gezicht te vertrekken … bedaard te praten. En de dames, het meest -van allen geneigd <span class="pageNum" id="pb119">[<a href="#pb119">119</a>]</span>om wat er in hen omgaat op hun gelaat te doen afspiegelen, hadden de hoofden bijelkaar -gestoken, en zaten … bedaard te babbelen. Hijzelf was in vol gezelschap alleen, voor -de anderen ijle lucht. -</p> -<p>Misschien voor het eerst van zijn leven, was Wiechen geheel overbluft. Hij wist niet -wat te doen. Verschillende gedachten vlogen door zijn hoofd. Boom aanvallen ging hier -midden in de restauratie niet, en in elk geval was het oogenblik daartoe voorbij. -Dat had hij dadelijk moeten doen. Het gebeurde nu weer oprakelen, terwijl niemand -er meer aan scheen te denken, was ook mal. Blijven zitten in een gezelschap, dat hem -uitsloot, waarvan niemand met hem sprak, was al even ondoenlijk; reeds nu verbeeldde -hij zich, dat hij en zijn door den wijn gekleurd overhemd ieders aandacht in de zaal -trok. Opstaan en heengaan? Dat was althans maar voor een oogenblik pijnlijk. Het gaf -een gevoel van weggejaagd worden. Maar het duurde slechts een oogenblik, tot de uitgang -van de zaal was bereikt. En daarbuiten kon men ineens op wraak zinnen. -</p> -<p>Dit gaf den doorslag. Wiechen ging heen, iets mompelend dat een groet of ook iets -anders kon zijn, en waarvan niemand veel notitie nam. -</p> -<p>Wiechen was van de leer, dat wraak koud moest worden genoten, en hiervan zoodanig -doortrokken, dat hij in de ontelbare gevallen, waarin hij zich verplicht achtte zich -te wreken, veelal zooveel tijd liet verloopen, tot hij zelf de aanleiding er toe vergat. -Wel herinnerde hij zich dan met dezen of genen nog een appeltje te schillen te hebben, -doch precies waarom wist hij niet meer. Hij rangschikte dan de betrokkenen maar onder -de groote massa dergenen, die, omdat zij niet in de gelegenheid waren met <i>zijn</i> werk <i>zijn</i> voordeelen te behalen, hem benijdden om dat voordeel en in de ban deden om dat werk. -<span class="pageNum" id="pb120">[<a href="#pb120">120</a>]</span></p> -<p>Bij uitzondering wilde hij ditmaal eens vlug handelen. Het heele stelletje zou hij -krijgen! Want weliswaar had alleen Boom hem direct beleedigd, doch die had zoo brutaal -niet durven zijn, als hij geen rugsteun had gehad. Met hun allen hadden zij het gedaan, -met hun allen zouden zij ervoor boeten! -</p> -<p>Eén weg wees zich al. Arnolds kon onverwijld getroffen worden in zijn vader. Het geld -toch, dat de oude dokter aan hem schuldig was, had moeten dienen om een Amsterdamschen -woekeraar af te betalen. Instede het daarvoor te besteden, had de oude man er mee -gedobbeld. Natuurlijk was er een deel van in de zakken van zijn zoon en Viehof terecht -gekomen, maar in elk geval was de Amsterdammer niet voldaan. Dat wist Wiechen, en -door dezen te waarschuwen, aan te raden het faillissement van zijn debiteur aan te -vragen, trof hij er alvast één. Immers, zoodra zijn vader hem ontzonk, kwam Arnolds -ten laste der andere bende-leden. Die waren dan meteen getroffen, en voor het overige.… -nu ja, één voor <span class="corr" id="xd31e2215" title="Bron: eén">één</span>. -</p> -<p>Geheel in de vroegte vertrok Wiechen den volgenden ochtend naar Amsterdam, om zijn -voornemen uit te voeren. Om twee uur was hij weer terug, en de zaak in gang. Den Amsterdammer -had hij persoonlijk niet gesproken, daar deze een zonderling was, die bewerende, dat -de drukte van overdag een geregeld denken in den weg stond, eenigszins belangrijke -zaken des nachts behandelde, en dan tusschen éénen en drieën te spreken was. Wie geen -tijd of lust had om dat uur bij hem te komen, moest maar met zijn procuratiehouder -spreken. Dit had Wiechen gedaan. -</p> -<p>Nauwelijks thuis, meldde zich Arnolds aan. Wiechen schrok er bijna van. -</p> -<p>„Ik heb een zaakje, Wiechen,” begon deze echter tot zijn geruststelling. „Effecten -te koop.” -<span class="pageNum" id="pb121">[<a href="#pb121">121</a>]</span></p> -<p>En nu vertelde hij in hoofdzaak, wat hij den vorigen avond niet had willen loslaten. -</p> -<p>Wiechen begreep dat hij ditmaal te vlug was geweest. Daar leverde men zichzelf al -in zijn handen. Het was jammer, dat hij niet wat geduld had gehad, daar hij den ouden -heer best had kunnen sparen, en deze hem toch eigenlijk nooit kwaad gedaan had. -</p> -<p>Immers Arnolds, die met zijn deel der effecten van Hervau bij hem kwam, was niet fijn -genoeg, om voor Wiechen het luchtje verborgen te houden, dat er aan de bewuste stukken -hing, en hieraan had deze genoeg. Ineens zijn besluit nemende, verklaarde hij zich -bereid de effecten onderdak te brengen. Hijzelf wilde er enkele nemen, en voor het -grootste deel wist hij iemand. Als Arnolds hem voorloopig van elk soort één stuk wilde -laten, om te kunnen vertoonen, hoopte hij het zaakje spoedig opgeknapt te hebben. -</p> -<p>„Neem het heele zoodje maar in,” stelde Arnolds voor. -</p> -<p>Doch Wiechen bleef bij hetgeen hij gezegd had. Eén van elk soort, en de rest te zijner -beschikking. -</p> -<p>„Tot hoelang?” vroeg Arnolds. -</p> -<p>„Tot overmorgen ochtend,” zeide Wiechen. „Kom dan even hier.” -</p> -<p>Toen Arnolds weg was, danste hij van pret de kamer rond. -</p> -<p>„Ik heb ze! Ik heb ze!” riep hij luid. -</p> -<p>„Mevrouw vraagt of u niet komt koffiedrinken, Pa,” zeide Ella, die hij niet had hooren -binnenkomen. „Heeft u zoo’n pret?” -</p> -<p>„Hm, ja.… Ik heb het druk. Breng me maar een enkel kop koffie en zeg aan mevrouw, -dat ik vanavond thuis blijf.” -</p> -<p>„Mevrouw wou u juist ergens over spreken.” -<span class="pageNum" id="pb122">[<a href="#pb122">122</a>]</span></p> -<p>„Jawel! Vrouwen moeten iemand altijd ergens even over spreken, als men het druk heeft. -Het zal wel tot vanavond kunnen wachten. Toe, kind, haal nu een kop koffie.” -</p> -<p>Haastig dronk hij zijn kopje leeg, en reed op zijn rijwiel weg. -<span class="pageNum" id="pb123">[<a href="#pb123">123</a>]</span></p> -</div> -</div> -<div id="ch12" class="div1 chapter"><span class="pageNum">[<a href="#ch12.toc">Inhoud</a>]</span><div class="divHead"> -<h2 class="main">HOOFDSTUK XII.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Den Haag <i>savoureerde</i> een heerlijk schandaal. -</p> -<p>Het faillissement van den ouden dokter Arnolds was uitgesproken, door de Rechtbank, -en nog was dit nieuws niet koud, of reeds werd bekend, dat de jonge Arnolds en Viehof -in hechtenis waren genomen. -</p> -<p>De snelle opeenvolging dier feiten was oorzaak, dat men die met elkaar in verband -bracht, en zoo wist men elkaar te vertellen, dat de beide jongelui den ouden man bestolen -hadden, waardoor deze niet aan zijn verplichtingen had kunnen voldoen. Niet alleen -het geld, dat voor de betaling eener wisselschuld bestemd was, hadden zij verdonkerd, -maar zelfs zou door hen een collectie zeldzame teekeningen, waaraan de oude dokter -zeer gehecht was, bij een beruchten opkooper zijn beleend. -</p> -<p>Gaandeweg begon zich de voorstelling echter te ontwarren. Men wist nu, dat de jongelui -betrokken waren in een buitenlandschen effectendiefstal, althans getracht hadden gestolen -effecten hier te lande te verkoopen. Niet dat reeds vaststond, dat zij geweten hadden -gestolen waar te hebben willen verhandelen, of dat de buitenlandsche dieven veroordeeld -of zelfs maar bekend waren, doch dat deed minder terzake. Het etiket „buitenland” -dekte de arrestatie volkomen, <span class="pageNum" id="pb124">[<a href="#pb124">124</a>]</span>en de Inspecteur van Politie, aan wien Wiechen alle aanwijzingen verstrekt had, was -reeds kort daarna, tot erkenning zijner scherpzinnigheid, buitenlandsch gedecoreerd. -Het moest dus wel in orde wezen. In elk geval, het publiek was tevreden en voldaan. -</p> -<p>Niet alzoo Wiechen. De politie had bij haar invallen juist bij Boom niets gevonden. -Daardoor, en misschien ook tengevolge van den hoogen toon, waarop hij tegen den hem -veroorzaakten last had geprotesteerd, waren er geen termen gevonden om hem te arresteeren. -En dat was jammer, vond Wiechen, daar toch zijn wraak in de eerste plaats Boom gold, -en deze nu den dans ontsprongen was. Niet onmogelijk was het, dat Boom ten slotte -de eenige was, die van de zaak voordeel getrokken had, dat de anderen, tengevolge -hunner preventieve hechtenis ontging. Het was om helsch te worden, dat die Boom daarvan -vrijgeloopen was. -</p> -<p>Doch spoedig kwam er troost van een anderen kant. Geldelijk verlies, dat hij zich -getroost had terwille van zijn wraak, zou hij er althans niet bij hebben. -</p> -<p>Het medelijden, dat men, naast zijn verontwaardiging, in den Haag gevoeld had met -den ouden dokter, toen men dezen het slachtoffer waande van zijn zoon en diens vrienden, -had een practischen vorm aangenomen. Vermogende patienten sloegen de handen ineen, -en toen men ongeveer wist hoeveel de schulden van den gefailleerde bedroegen, bracht -men een som gelds bijelkaar, voldoende om een „hoogst fatsoenlijk” accoord aan te -bieden. Een daarover geraadpleegd advocaat had medegedeeld, dat in de practijk te -’s Gravenhage tien percent fatsoenlijk, en twintig reeds zeer fatsoenlijk was. Daarboven -hoogstfatsoenlijk, terwijl boven dertig percent belachelijke royaliteit, en boven -veertig pedante aanstellerij mocht heeten. Besloten werd <span class="pageNum" id="pb125">[<a href="#pb125">125</a>]</span>de kerk in het midden te laten, en vijf en twintig percent beschikbaar te stellen, -dus „hoogstfatsoenlijk” te zijn. -</p> -<p>Nauwelijks had Wiechen hiervan de lucht gekregen, of hij bracht Dr. Arnolds een bezoek. -</p> -<p>„Dokter,” begon hij, „ik kom als een eenvoudig man, met een eenvoudige vraag. Wat -kan ik voor u doen?” -</p> -<p>De oude man was ontroerd. In den nood leert men de menschen kennen, en die kennismaking -brengt soms wonderlijke verrassingen mee. Van alle <span class="corr" id="xd31e2265" title="Bron: creditenren">crediteuren</span> kwam deze man alleen, niet om te klagen, te verwijten, maar om hulp te bieden. Wat -een verschil! Hoewel hij de meesten aan de deur had kunnen laten verwijzen <span class="corr" id="xd31e2268" title="Bron: aaar">naar</span> zijn curator, was het enkelen toch gelukt tot hem door te dringen. En welke beleedigingen -had hij dan moeten slikken. Het woord „oplichten” lag de menschen als in den mond -bestorven. -</p> -<p>Dat was hatelijk, en misschien nog hatelijker de houding van de vrienden, die hem -in staat stelden een accoord aan te bieden. Een daad waarbij zij zoo goed als niets -verloren. Zeker, het geld was bijeen gebracht, doch daartegenover stonden zijn inkomsten -onder contrôle. Met pijnlijke nauwgezetheid was uitgerekend wat hij voor zijn huishouden -noodig had; al het andere werd door den advocaat der „vrienden” betaald. Hij mocht -zijn eigen rekeningen niet meer zenden aan zijn patienten, doch moest die opgeven -aan dien advocaat en den curator, die samen zijn belangen behartigden, en hem er buiten -hielden. Natuurlijk werd dat geld in de eerste plaats besteed om de accoordpenningen -bijeen te brengen, en bleef van den dienst der vrienden gaandeweg niets over dan een -garantie. Daarvoor achtte zich een ieder gerechtigd hem te vermanen, op de wijze als -men een stout kind doet. Dat was hard voor iemand op zijn leeftijd, met zijn kunde. -Het maakte hem zenuwachtiger dan voorheen de emoties van het hazardspel. -<span class="pageNum" id="pb126">[<a href="#pb126">126</a>]</span></p> -<p>En wat had hij niet moeten hooren over zijn relatie met Wiechen. Die had feitelijk -den doorslag gegeven—althans zoo zeide men—bij zijn faillietverklaring. Het was voor -de rechters genoeg om te hooren, dat men met dien man in betrekking stond, om hen -doof te doen zijn voor elk ander argument. De advocaat die de aanvraag voordroeg, -had dat met andere woorden als het ware in het publiek durven zeggen. -</p> -<p>Diezelfde man nu kwam, wetende dat ook hij verlies zou lijden, met de vraag daareven -gedaan. -</p> -<p>Dr. Arnolds stond op en stak Wiechen de hand toe. -</p> -<p>„Dankje, dankje voor dat woord,” zeide hij. „Doen? Och men doet alles voor mij. Tot -mijn koetsier toe, betaalt …” -</p> -<p>„Ik heb iets gehoord van een accoord,” viel Wiechen in. „En nu had men erbij verteld, -dat men verlangde u zich onder curateele zou laten stellen, doch dat u dat niet wilde.”<span id="xd31e2281"></span> -</p> -<p>„Zoo is het, meneer Wiechen. Ik heb geweigerd. Het zou mijn dood geweest zijn. Ach, -ik ben toch al zoo ellendig, door die schande, en nu komt er dat met mijn zoon nog -bij …” -</p> -<p>„Ja, dat is treurig. Maar laat ons de zaken stuk voor stuk behandelen. Straks kom -ik op uw zoon terug. Dat accoord dan. Ik kan u misschien helpen. In de eerste plaats -door zelf vóór te stemmen, dat spreekt als een boek. Dan zijn er menschen, die, als -u of uw advocaat het vraagt, niet zullen meegaan.” -</p> -<p>„Die Joden van de Veerkade?” -</p> -<p>„Juist. Ziet u eens hier. Ik heb al volmacht van hen.” -</p> -<p>„Hoe?” riep Dr. Arnolds verbaasd uit. „En de smeerlappen zijn hier gekomen, en hebben -een kabaal gemaakt …” -</p> -<p>„Ja, en u is heftig geworden en heeft tegen hen uitgevaren, en ze ten slotte de deur -gewezen. Maar dat is niets. Een beetje lawaai ligt in hun aard. Maar daarom zijn ze -<span class="pageNum" id="pb127">[<a href="#pb127">127</a>]</span>nog zoo kwaad niet. Zooals u ziet, zijn ze u terwille.” -</p> -<p>„Zeg liever <i>u</i> terwille.” -</p> -<p>„Ook goed. Hoe staat u met de rest?” -</p> -<p>„Wel, als we deze menschen hebben, ben ik er. Maar ik begrijp nog niet, hoe u hen -ertoe gekregen heeft.” -</p> -<p>„U heeft eens een hunner goed gedaan. Geloof me, Joden zijn zoo kwaad niet. Maar terzake. -Heeft u genoeg geld ter beschikking, of voor hoeveel moet ik zorgen?” -</p> -<p>„Wat? U zou willen bijspringen? Maar neen, dat is niet noodig. De vrienden,” vervolgde -hij met eenige bitterheid, „hebben een ongelimiteerde garantie gegeven voor vijf en -twintig percent. Intusschen innen zij mijn rekeningen, en betalen ten slotte van mijn -eigen geld. Ik werk ervoor, maar krijg niets inhanden.” -</p> -<p>„Des te beter,” zeide Wiechen, goedkeurend knikkend. „Dus in dat geval heeft u.… ik -hoop u niet te beleedigen.… U heeft wat zakgeld noodig, niet waar?” -</p> -<p>En zonder meer haalde Wiechen zijn portefeuille uit den zak, en schoof die den ouden -dokter toe. -</p> -<p>„Maar meneer Wiechen,” protesteerde deze, de van het dragen warme portefeuille in -de hand nemend; „ik.… ik mag nu geen nieuwe schulden aangaan.” -</p> -<p>„Dat is ook niet noodig,” meende Wiechen, „en bovendien heeft niemand daarmee te maken. -Ik heb mijn vordering nog niet ingediend. Ik dacht zoo, dat we die maar buiten het -faillissement moesten houden, omdat.… nu, u weet zoo goed als ik, dat mijn geld duur -is, en dat men er daarom teveel over praat. Wat voor u noch voor mij goed is.” -</p> -<p>„Neen,” zeide Dr. Arnolds, „dat wil ik niet. Dient u maar in. En vooral nu er toch -een accoord komt. Wist ik maar een middel om u alles te voldoen.…” -</p> -<p>„Dat middel is gemakkelijk te vinden,” zeide Wiechen. „Als u het ernstig meent.…” -<span class="pageNum" id="pb128">[<a href="#pb128">128</a>]</span></p> -<p>„Mijn woord van eer erop!” -</p> -<p>„Welnu. U biedt een accoord aan van.…” -</p> -<p>„Vijf en twintig percent,” zeide de dokter met een zweem van trots. -</p> -<p>„Uitstekend. U teekent eenvoudig een paar wissels bij, en daarna dien ik mijn vordering -in. Met die 25% ben ik dan geheel betaald.” -</p> -<p>„Kan dat?” -</p> -<p>„Welzeker,” zeide Wiechen, de portefeuille weer uit des dokters handen nemende, en -die openende, zoodat de ander het bankpapier kon zien. „Ik heb hier een paar formulieren. -Teekent u maar, op de gewone wijze, dan vul ik ze thuis wel in. En.… hoeveel contanten -zou u willen hebben. Zeg het gerust.” -</p> -<p>„Ik zou.…<span class="corr" id="xd31e2318" title="Niet in bron">,</span>” begon de dokter, wiens oogen schitterden, „ik zou.… duizend gulden willen hebben, -als het kon. Men heeft mij een prachtigen <i>tuyau</i> gegeven.… eigenlijk voor m’n armen jongen. Is er voor hem niets te doen? Ik heb er -zoo’n hartzeer van!” -</p> -<p>„Duizend gulden,” zeide Wiechen, die uitstellend. „Ik zal uw schuld dan maar met vijf -mille verhoogen. Dan krijg ik <span class="corr" id="xd31e2324" title="Bron: f">ƒ</span> 1250.– terug.” -</p> -<p>En hij zette zich aan het invullen van de formulieren. -</p> -<p>„Maar ik heb beloofd niets meer te zullen teekenen,” merkte de oude man op. -</p> -<p>„Daarom dateer ik ook een paar maanden vóór het faillissement,” zeide Wiechen doodleuk. -„U heeft dus nà uw belofte niets meer geteekend.” -</p> -<p>„Hé ja,” zeide Dr. Arnolds, voor het eerst weer glimlachend. „Ik zou er dat zoo gauw -niet op gevonden hebben. Ik zie weer met een man van zaken te doen te hebben.” -</p> -<p>En hij teekende wat Wiechen hem voorlegde. -</p> -<p>„En nu over uw zoon,” zeide de laatste, de wissels <span class="pageNum" id="pb129">[<a href="#pb129">129</a>]</span>opstekend. „Ik zou er mij maar niet te veel van aantrekken. Hij zit voorloopig geborgen, -en kan geen kattekwaad uitvoeren. De algemeene opinie is, dat hij vrijkomt. Misschien -veroordeelt hem de Rechtbank, maar het Hof spreekt hem in elk geval vrij. Dat is hier -zoo de manier tegenwoordig.” -</p> -<p>„Waarom doen ze dat?” -</p> -<p>„Dat zit hem in de preventieve hechtenis,” verklaarde Wiechen. „Als iemand wat verdiend -heeft, maar eigenlijk niet gestraft kan worden, wordt hij tegenwoordig preventief -geplakt, en veroordeeld. Dan spreekt het Hof vrij, maar hij heeft intusschen zooveel -maanden gezeten. Begrijpt u?” -</p> -<p>„Dat zal ik toch den President eens gaan zeggen,” zeide Dr. Arnolds. „Dien ken ik -persoonlijk.” -</p> -<p>„Als u er dan bij zegt, dat ik het gezegd heb, bederft u de zaak voor iedereen tegelijk,” -zeide Wiechen droog. „Ik zou het maar laten. Ik vind het voor het oogenblik voor uw -zoon zoo erg niet. Voor zijn meisje is het.… U weet dat toch?” -</p> -<p>„Jawel,” zuchtte de ander. „Ik zal haar eens gaan opzoeken, en haar wat geven.” -</p> -<p>„Enfin, dat moet u weten,” zeide Wiechen. „Dag, dokter.” -</p> -<p>De dokter stond mede op, en begeleidde zijn bezoeker naar de deur, waar hij hem hartelijk -de hand drukte. -</p> -<p>Wiechen sprong op zijn rijwiel, tevreden over zichzelf, en reed zoo snel hij kon naar -den curator, om zijn vordering nu in te dienen. -</p> -<p>Thuisgekomen, gaf hij den bediende last mogelijke bezoekers af te wijzen met de boodschap, -dat hij uit was, en niet vóór den volgenden ochtend zou te spreken zijn. Hij wilde -het er vandaag eens van nemen. En Marie mocht hem nu vertellen wat zij op het hart -had, zelfs al moest het geld kosten. Het was een goede dag geweest. -<span class="pageNum" id="pb130">[<a href="#pb130">130</a>]</span></p> -<p>„Je had iets, vanochtend,” zeide hij, toen hij met Marie in de bovenvoorkamer zat. -</p> -<p>„Ja,” antwoordde Marie. „Over de brievenbus. Ik vind het zoo vreeselijk lastig, dat -je dat sleuteltje altijd in je zak houdt, ook als je uitgaat. Telkens zie ik door -het ruitje brieven liggen, en kan er niet bij. Soms moet ik er een heelen dag op wachten.” -</p> -<p>„Heb je dan ooit haast? Ik zie je brieven dikwijls dagen lang ongeopend liggen. Zelfs -van dien aangeteekenden brief laatst, moest er een herhaalde kennisgeving komen, eer -je eraan dacht hem af te halen.” -</p> -<p>„Dat kwam doordat jij hem boven zoo uit het gezicht had gelegd, en overigens is het -mijn zaak. Als een brief geen haast heeft, mag ik gerust iets anders doen. Maar ik -vind het vervelend. Geef toch dat sleuteltje een vaste plaats, dat ik er ook bij kan.” -</p> -<p>„Die iedereen dan dadelijk weet, dat ken ik,” zeide hij, zich een glas madera inschenkend. -„Wil je?” -</p> -<p>„Dankje,” zeide zij, opstaande en de kamer verlatend. -</p> -<p>Marie was kalm, maar boos. Zij durfde op het oogenblik niet langer in de kamer blijven, -uit vrees in haar boosheid te zullen verraden, wat zij voornemens was te doen, als -Wiechen haar zin niet deed. -</p> -<p>Het was niet zonder reden, dat zij gaarne dadelijk bij haar brieven wilde kunnen komen. -Meer dan eens toch meende zij te hebben bespeurd, dat er aan haar brieven gepeuterd -was. Op de sluiting was de glans van het papier verdwenen òf bijzonder sterk. Het -herinnerde haar aan het met gomelastiek uitwrijven van schrift, vroeger op school, -en het nawrijven met den nagel. Of ook, dat het papier op een plek nat was geweest. -Dit alles deed haar vermoeden, dat Wiechen die brieven had opengemaakt. Het hinderde -haar. Zij had voor hem geen geheimen, en vertelde hem <span class="pageNum" id="pb131">[<a href="#pb131">131</a>]</span>uit eigen beweging, wat zij meende dat hem uit haar correspondentie kon interesseeren. -Dat stille gedoe van hem vond zij ergerlijk. En nu had zij zooeven in de bus weer -een brief gezien, van een vriendin uit Indië, wier hand zij herkend had, en aan wie -zij vertrouwelijk had geschreven over haar tegenwoordigen toestand. Zij had haar verzocht -haar man, die rechter was, eens te vragen wat zij kon en mocht doen om haar kind terug -te krijgen. Dit schrijven nu wilde zij in geen geval door Wiechen gelezen hebben. -</p> -<p>Beneden gekomen, probeerde zij eerst haar sleuteltjes op het slot van de brievenbus, -doch geen er van paste. Toen nam zij de bos stevig in de hand, en stond op het punt -met een forschen slag het ruitje te verbrijzelen, toen zij zich opeens bedacht. -</p> -<p>„Frans,” riep zij, de deur van het kantoor openend, „kom eens hier. Zie je kans dit -kastje open te krijgen?” -</p> -<p>„Meneer is boven,” merkte Frans op. -</p> -<p>„Dat weet ik wel, maar hij plaagt me,” zeide zij een kleur krijgend. -</p> -<p>„Ik zal eens kijken,” zeide Frans, en na eenige oogenblikken ging hij naar achter, -om terug te komen met een hamer, nijptang en een paar dunne draadnageltjes. -</p> -<p>Van de laatste zocht hij er een uit, en dat tegen den onderkant van het scharniertje -zettend, dreef hij er de pen uit, tot hij die met de nijptang kon lichten. Eveneens -deed hij met het tweede scharnier, en nam het deurtje uit de sponning. -</p> -<p>„Hier is de brief, mevrouw,” zeide hij lachend. „Ik zal nu de pennetjes met wat fiets-olie -insmeren, dan kunt u ze er gemakkelijk met de nijptang uittrekken.” -</p> -<p>„Dank je wel, Frans,” zeide zij, den brief in haar zak stekende en de trap opgaande. -</p> -<p>Halverwege draaide zij zich nog even om, en toen de <span class="pageNum" id="pb132">[<a href="#pb132">132</a>]</span>bediende opkeek, legde zij den vinger op den mond, waarop hij begrijpend knikte. -</p> -<p>Zij was bepaald vroolijk, toen zij in de kamer kwam, en dit stelde Wiechen gerust. -</p> -<p>Zoolang zij weg was, had hij zitten nadenken, hoe hij op den duur haar de inwilliging -van haar meer <span class="corr" id="xd31e2376" title="Bron: den">dan</span> billijk verzoek zou kunnen weigeren. Hij wist hoe dat ging. Als zij zooiets had, -poeslief zoolang zij niet aan haar verlangen dacht, maar onverdragelijk zoodra het -haar weer te binnen schoot, dat zij haar zin nog niet had. Dan werd zij koud als ijs, -en liet hem in alles den afstand gevoelen, die er bestond tusschen een dame van stand -en een proleet. Dan moest hij toch toegeven, en had nog dagen noodig, om de hartstocht, -die dien afstand overbrugde, weer te doen ontgloeien. -</p> -<p>Het oorspronkelijke doel, waarmee hij de brievenbus had afgesloten, was bereikt. Hij -had gelegenheid genoeg gehad om aan zijn nieuwsgierigheid te voldoen, en kende al -haar relaties, die hem van weinig of geen nut konden zijn, terwijl zij hem bovendien -toch van alles vertelde. De reden waarom hij niettemin het sleuteltje in zijn zak -hield, was een andere. -</p> -<p>In den laatsten tijd was het getal anonieme brieven, dat hij gewoon was te ontvangen, -sterk vermeerderd, en bovendien schenen die correspondenten het in den laatsten tijd -te probeeren Marie te bereiken, door hetzij brieven aan haar te adresseeren, hetzij -hun vies geschrijf op briefkaarten te stellen. Ook de telefoon werd aan die practijken -dienstbaar gemaakt, doch dat had hij weten te verijdelen, door de belletjes uit elkaar -te stellen, zoodat het klepeltje ze niet bereikte, en enkel een snorrend geluid maakte, -voldoende voor hem, als hij op het kantoor zat, doch dat boven niet gehoord werd. -Maar iets dergelijks was op <span class="pageNum" id="pb133">[<a href="#pb133">133</a>]</span>brieven niet te vinden. En waren het nu maar gewone bedreigingen geweest, die men -hem toezond, dan zou hij er de schouders voor hebben <span class="corr" id="xd31e2385" title="Bron: opgetrokkea">opgetrokken</span>, doch erger was het, als men zinspeelde op een duister bedrijf, dat men hem toerekende. -Daarvan mocht Marie nooit iets onder de oogen komen. -</p> -<p>Hij was dus in zijn schik, toen zij terugkomende, niet bleef aandringen op de beschikking -over dat sleutelje. Zoolang zij dat niet had, was er niets te vreezen, meende hij. -</p> -<p>„Waar blijft Ella toch,” vroeg hij, ter afleiding tevens. „Het is al ruim half vijf.” -</p> -<p>„Ze zal wel dadelijk komen,” meende Marie. „Je kunt van dat kind moeielijk vergen, -dat zij het op een hollen zet, om precies op de minuut thuis te zijn. Laat haar met -de omnibus komen, als je haar vroeger thuis wil hebben.” -</p> -<p>„Ik acht het niet goed voor meisjes, op die schokkende dingen te staan,” zeide hij. -„Ze tramt tot de Laan van Meerdervoort, en dan is het een stapje.” -</p> -<p>„Misschien was de tram juist weg, en komt ze wandelen,” opperde Marie. -</p> -<p>Haar gissing was evenwel onjuist. -</p> -<p>Ella miste de tram maar hoogst zeldzaam, en geschiedde dat al eens een enkelen keer, -dan wandelde zij wat heen en weer, tot de volgende tram kwam. Voor geen geld zou zij -alleen zijn doorgeloopen, in geen geval de Prinsenstraat uit. Want daar, bij de halte -van de tram, stapte hij op het voorbalcon, even regelmatig als de groote wijzer van -de torenklok eens in het uur op twaalf stond. En het scheen nu eenmaal Ella’s lot, -dat men haar op de tram het hof maakte. Zij wist dat ze daar niet aan kon ontkomen, -al wachtte zij nog zóólang, en ging ze loopen, dan kwam hij toch bij haar, en liep -met haar mee, wat nog erger was. -<span class="pageNum" id="pb134">[<a href="#pb134">134</a>]</span></p> -<p><span class="ex">Hij</span> was ditmaal iemand dien zij niet spottend zijn afscheid gegeven had, zooals dien -notaris, en trouwens, dat had zij ook moeielijk kunnen doen, daar <span class="ex">hij</span> zich niet als de ander, had opgedrongen. Integendeel, het was eigenlijk van <span class="ex">haar</span> kant gekomen; schanddalig genoeg, vond ze, maar het had de beste kunnen overkomen. -Als <span class="ex">hij</span> niet zoo bleu was geweest, en haar had durven aanspreken, zou <span class="ex">zij</span> het hem niet hebben gedaan. En toen zij het gedaan had … ach, het was maar een onverschillig -woord geweest, zooals er zooveel gewisseld worden op ’n tram … en hij zoo bescheiden, -beschroomd zelfs, had geantwoord, toen was er niets meer aan te doen geweest. Ze kon -hem toch niet beletten voort te gaan met praten, evenmin den volgenden dag, toen hij -<span class="ex">toevallig</span> weer op de tram stond. En den derden dag begreep zij, dat ze „er in zat.” -</p> -<p>Het eenige waar nu voor te zorgen viel, was dat hun ontmoetingen tegenover derden -een doodgewoon iets bleven schijnen. Met echte vrouwentaktiek trad zij op, zoodra -het noodig was. Het is nu eenmaal een feit, dat de wereld nimmer iets ongeoorloofds -vermoedt achter hetgeen met ongedwongen beslistheid gedaan wordt, terwijl aarzeling -vermoedens wekt. Dus toen op zekeren dag een kennis van haar eveneens op de tram stond, -begroette zij deze, en vervolgens reikte zij haar hand aan den jongen man, met een -cordiaal „<i lang="fr">bonsoir!</i>” En hij, ofschoon het voor het eerst was, dat hij haar hand in de zijne voelde, verraadde -uiterlijk niets, bleef geheel in de rol, die hij begreep dat zij spelen wilde tegenover -die lastige derde. -</p> -<p>Daartoe behoorde in de eerste plaats, dat men elkander tutoyeerde, wat hij op haar -voorbeeld onmiddellijk deed, en ook niets moeielijk vond. Maar ook, dat men elkaar -bij den voornaam noemde, wat lastiger was, daar noch hij de hare, noch zij de zijne -wist. Gelukkig konden zij dit met <span class="pageNum" id="pb135">[<a href="#pb135">135</a>]</span>eenig beleid ontkomen, doch toen de kennis was afgestapt, haastte hij zich naar haar -naam te vragen. -</p> -<p>„’t Is maar, omdat het zoo raar stond, daareven,” voegde hij er aan toe. <span class="corr" id="xd31e2428" title="Niet in bron">„</span>Anders vond ik het wel aardig, en buitengewoon handig van u.” -</p> -<p>„Is het nu ineens weer <i>u</i>?” vroeg Ella, nadat zij vernomen had, dat hij Carel Becker heette, en voor Indisch -ambtenaar studeerde. „Hè, wat zijn die mannen toch stijf!” -</p> -<p>Hij lachte. -</p> -<p>„Zooals je wilt,” zeide hij. „Ik dacht dat het enkel maar was voor de menschen.” -</p> -<p>„Dat zou de omgekeerde wereld zijn,” riep zij uit. „Familiaar in gezelschap, en officieel -als je met z’n beidjes alleen bent!” -</p> -<p>„Neen, maar …” -</p> -<p>„Nu, ik zeg Carel tegen je, en wil jij „juffrouw” blijven zeggen, doe het gerust. -Dan zal ik een gevoel hebben alsof ik je kinderjuf ben.” -</p> -<p>„Dat moet er nog bij komen,” zeide hij, door haar overmoed geprikkeld. „Ik zal je -eens frisch afzoenen, tot straf, den eersten keer dat we alleen zijn.” -</p> -<p>„Dat is goed,” zeide zij. „Dan zal je eens zien wat er gebeurt!” -</p> -<p>Hij wilde dat graag dadelijk weten, doch zij weigerde het te zeggen, van oordeel zijnde, -dat hij het maar ondervinden moest, als hij het waagde. -</p> -<p>En al moediger wordend, verklaarde hij zich bereid tot het waagstuk, als zij mee wilde -werken tot het zoo noodige alleen zijn, daar men dergelijke proefnemingen toch niet -midden op een drukke straat kon doen. Of zij fietste? -</p> -<p>Dat deed zij. En zoo was het eerste afspraakje gemaakt, leidende tot wat men in den -Haag, en ook elders, met een technischen term „scharrelen” noemt. -<span class="pageNum" id="pb136">[<a href="#pb136">136</a>]</span></p> -</div> -</div> -<div id="ch13" class="div1 chapter"><span class="pageNum">[<a href="#ch13.toc">Inhoud</a>]</span><div class="divHead"> -<h2 class="main">HOOFDSTUK XIII.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Van Vleuten had het in zijn betrekking hoe langer hoe drukker gekregen. En met de -drukte waren zijn verdiensten zoodanig gestegen, dat zij de gewone behoeften van het -huishouden ruimschoots dekten. Mocht dit hem eenigszins nonchalant hebben gemaakt -ten aanzien van de door Wiechen te betalen rente, Betsy vond, dat het niet aanging -dien man maar geheel te laten betuilen, en telkens later en later die rente te ontvangen. -</p> -<p>Inderdaad was hij zoo langzamerhand ruim drie maanden ten achter geraakt, wat het -stipte vrouwtje in het geheel niet beviel. Zij kende de praatjes waarmee haar man -zich liet afschepen. Men had van den beginne af een speling wat den tijd betrof, in -het oog gevat, en bij hooge rente als deze, moest men wat weten te geven en te nemen. -Opperbest, vond Betsy, doch die speling, waarop men gerekend had, was gefixeerd op -vijf dagen, dus de vijfde dag behoorde in elk geval <i>de</i> dag te zijn, waarop men recht had over de rente te beschikken. Wat onder „geven en -nemen” te verstaan was, verklaarde zij niet te begrijpen, althans niet in verband -met de hooge rente. In geen geval mocht dat beteekenen, dat men zich een vermindering -door systematisch veroorzaakten achterstal behoefde te laten welgevallen. -<span class="pageNum" id="pb137">[<a href="#pb137">137</a>]</span></p> -<p>Van Vleuten kon daartegen weinig aanvoeren. Van zijn standpunt uit maakte hij <i>nog</i> een mooie rente, zelfs al werd daar eens wat op beknibbeld. Maar hiermee behoefde -hij bij Betsy niet aan te komen. Zij toch had een anderen kijk op de zaak. Van al -hetgeen men boven normale rente kreeg, moest het kapitaal weer bijeengespaard worden, -dat zij verloren waande. Men mocht zich dus door Wiechen niet laten bedotten. En of -hij haar inzicht nu deelde of niet, dat kwam er <span class="corr" id="xd31e2459" title="Bron: nu nu">nu</span> niet meer op aan, sedert zij zijn belofte had. -</p> -<p>Op zekeren dag nam zij een kloek besluit. Als van Vleuten er niet voor zorgen wilde, -of geen tijd had, zou zij er zich eens krachtig mee gaan bemoeien. En toen hij in -den ochtend op reis was gegaan, stapte zij moedig op de tram, en begaf zich naar Wiechens -kantoor. Hem thuis vindende, vroeg zij kortweg om betaling der achterstallige rente. -</p> -<p>Als een kikker danste Wiechen om haar stoel heen, nu hier, dan daar een boek of een -papier grijpende, tot hij eindelijk zijn besluit genomen had. -</p> -<p>„Ja, ziet u, mevrouwtje,” zeide hij; „ik zou die zaak liever met meneer behandelen.” -</p> -<p>„Absoluut onnoodig,” meende zij. „Hier valt niets anders te doen dan te betalen …” -</p> -<p>„Betalen, ja wel … Meneer heeft nu en dan wat bij mij gehaald, en …” -</p> -<p>„Toch nooit buiten de maandelijksche rente?” vroeg zij. -</p> -<p>„Hm.… Ik blijf erbij, dat ik de zaak liever met meneer behandel. Het is.… och, mannen -willen niet altijd voor hun vrouwen weten, wat zij uitgeven, en waaraan.… U begrijpt, -mevrouwtje.…” -</p> -<p>Bij de laatste woorden had hij zijn hand als sussend op haar arm gelegd. Betsy vloog -van haar stoel op, rillend van walging en verontwaardiging. -<span class="pageNum" id="pb138">[<a href="#pb138">138</a>]</span></p> -<p>„Je liegt, schurk!” -</p> -<p>Wiechen was met stomheid geslagen. Even bewoog hij de lippen, waaruit de weinige kleur -nu geheel was verdwenen. Toen begon een dun straaltje bloed uit zijn neus te loopen, -afdruppelend op den grond. -</p> -<p>Betsy was hevig geschrikt. Zich omdraaiend, verliet zij haastig het kantoor, in de -tusschenkamer den bediende naar binnen wijzende. Doch deze begreep haar niet, en de -deur openende, liet hij haar uit. -</p> -<p>Op straat gekomen, bedaarde Betsy langzamerhand. Zij begon zichzelf kinderachtig te -vinden, om op het zien van een beetje bloed op den loop te gaan. Misschien was die -neusbloeding maar een soort vertooning geweest. Maar dit denkbeeld vond ze weer wat -al te kras. Hoewel, voor iemand, die met een effen gezicht zulke vuile insinuaties -over Jan durfde loslaten, was eigenlijk niets te kras. Inmiddels had zij door haar -drift haar doel gemist. Hoe dom van haar, en wat zou Jan ervan zeggen? Zij begon de -gevolgen van haar daad te overwegen, en opeens keek zij in de straat om, angstig, -of ook iemand gezien kon hebben, dat zij uit het huis van <i>dien</i> man kwam.… „O!” -</p> -<p>De kreet was haar ontsnapt. Marie stond vóór haar. -</p> -<p>„Was je bij mij?” vroeg deze, niet zonder verwondering. -</p> -<p>„Neen,” antwoordde Betsy hard, „dergelijken omgang heb ik niet.” -</p> -<p>En met opgericht hoofd week zij terzijde, en liep door. Een eind verder had ze er -spijt van. Dat was de tweede domheid vandaag! Als zij nu Marie niet had afgestooten, -zou deze haar wellicht hebben kunnen helpen.… maar neen, liever zonder, dan met die -hulp. Toch was het dom. Ze dacht erover, welke daad zij nu nog kon doen, om het getal -van drie vol te maken. Bah, wat was ze onhandig geweest! -<span class="pageNum" id="pb139">[<a href="#pb139">139</a>]</span></p> -<p>Maar één gevolg moest haar gang van heden toch hebben. Het was nu <i lang="fr">guerre déclarée</i>, wat allicht beter was, dan dat gezeur. En dan moest ze maar ineens zorgen, dat de -knoop werd doorgehakt. Nu in godsnaam niet halverwege blijven staan! -</p> -<p>Wacht, ze wist het! Bij de halte stapte zij op de tram, moe van het loopen zoo ver, -en reed, den omweg over het Plein nemende, naar huis. Zonder zich van haar hoed en -mantel te ontdoen, snelde zij naar de slaapkamer, waar het trommeltje stond, waarin -het bewijs van Wiechen. Gehaast, als vreesde zij in haar voornemen gehinderd te zullen -worden, kreeg zij het stuk, en verliet het huis weer. -</p> -<p>„Mevrouw van Vleuten?” vroeg de advocaat. „Waarmee kan ik u van dienst zijn<span class="corr" id="xd31e2495" title="Bron: .">?”</span> -</p> -<p>Betsy legde het geval bloot, en overhandigde den advocaat de stukken. -</p> -<p>Deze doorliep ze even, en trok toen de schouders op. -</p> -<p>„Hetzelfde, precies hetzelfde,” mompelde hij. En toen luider: „Mevrouw, ik kan u geen -opwekkende mededeeling doen. Er is juist een proces beëindigd, op nagenoeg gelijke -stukken als dit. Ik houd het ervoor, dat het een <i lang="fr">piège</i> is, opzettelijk zoo gemaakt om er de menschen te laten inloopen. Kent u den inhoud -van deze acte?” -</p> -<p>„Ik heb dat groote stuk gelezen,” zeide zij. -</p> -<p>„De acte van deposito. Kijkt u nu zelf nog eens na, of u daarin iets vinden kunt over -de verschuldigde rente.” -</p> -<p>„Neen,” erkende zij. „Maar wat doet er dat toe?” -</p> -<p>„De quitanties, die ik hier zie, vermelden evenmin de strekking. Ze kunnen zijn, zooals -uw man waant, voor overeengekomen rente. Zeker, maar het staat er niet op. Van den -kant van Wiechen zal men beweren, dat het disposities zijn, in rekening op het deposito.” -</p> -<p>„Zoodat dit steeds kleiner wordt?” vroeg zij angstig. -<span class="pageNum" id="pb140">[<a href="#pb140">140</a>]</span></p> -<p>„Juist mevrouw, u begrijpt den toeleg, zie ik. Konden wij aantoonen, dat hij zich -tot een zoodanige rentebetaling verbonden had, als wel het geval zal zijn, doch dat -niet te bewijzen is, dan zouden we hem bij exploit in gebreke kunnen stellen, en alles, -hoofdsom en rente, opvorderen. Doen wij dat nu, dan ontkent hij eenvoudig, of begroet -ons met een rekening-courant, waarop heel netjes zijn betalingen in mindering van -het deposito gebracht zijn, terwijl hij een rente-vergoeding van drie percent heeft -bijgeschreven. Dat is zoowat de usantieele rente, zooals u in haast elke courant kunt -zien, bij kapitaal, dat met een halfjaar opzegbaar is.” -</p> -<p>„Maar als wij hem eens een eed lieten doen.…?” -</p> -<p>„Begint u daar nooit mee!” viel de advocaat in. „Het geval heeft zich een paar jaar -geleden eens voorgedaan, dat iemand een eed niet wilde afleggen. En ik herinner mij, -dat het geval eenige sensatie maakte. De oudste rechter in onze Rechtbank zeide mij -toen, dat dit de eerste maal in zijn leven was, dat een opgedragen eed <i>niet</i> werd afgelegd. Dat wil nog al wat zeggen dunkt me.” -</p> -<p>„Zweren de menschen dan allemaal valsch?” vroeg Betsy naief. -</p> -<p>„Ik zal mij wel wachten dat te beweren.” zeide hij. „De les, die er uit te trekken -valt, is, dat men beter doet niet te procedeeren, als men tevoren weet, dat de zaak -van een eed afhangt. En nu wat uw zaak betreft, meen ik geen ander advies te mogen -geven, dan het deposito te laten opzeggen, tegen heden over zes maanden.” -</p> -<p>„Maar wat moeten wij dan al dien tijd doen? Hij zal natuurlijk weigeren iets te betalen, -als we hebben opgezegd.” -</p> -<p>„Zeer waarschijnlijk, en zelfs moet u er op rekenen, dat hij nog een tijdlang daarna -rekt.” -</p> -<p>„Rekt? Hoe bedoelt u dat?” -<span class="pageNum" id="pb141">[<a href="#pb141">141</a>]</span></p> -<p>„Langzaam procedeeren. Veel uitstel vragen. Trouwens, door de fraaie inrichting ten -onzent, is men altijd zeker van een jaar vertraging, als men eenvoudig pleidooi vraagt. -Er zijn zóó veel pleidooien ingeschreven, dat we binnen het jaar geen pleitdag krijgen.” -</p> -<p>„Maar zijn de rechters de zaak dan niet weer vergeten?” -</p> -<p>„De rechter krijgt de zaak niet onder de oogen, dan even vóór het pleidooi, en dan -nog maar gedeeltelijk. Maar het zou te lang voeren u dat nu uit te leggen. Ik bedoelde -met mijn vraag, of meneer van Vleuten om het geld verlegen is. Ik meende laatst gehoord -te hebben, dat hij nog andere ressources had.” -</p> -<p>„O ja, gelukkig,” zeide zij. „Anders hadden we de zaak geen drie maanden kunnen laten -loopen. Maar we zullen zuinig moeten zijn.” -</p> -<p>„We zouden iets kunnen probeeren. Heeft uw man een paar vrienden, die hem voor een -kleine comedie van dienst zouden willen zijn?” -</p> -<p>„We hebben weinig omgang,” zeide Betsy. „Maar … hij kent hier een zekeren Boom, dien -hij met geld heeft bijgestaan.” -</p> -<p>„Voor zijn uitvinding zeker?” lachte de advocaat. -</p> -<p>„Ja …” deed Betsy verbluft. „Maar dat mocht ik niet vertellen.” -</p> -<p>„Is het veel?” -</p> -<p>„Tweeduizend gulden.” -</p> -<p>„Altijd jammer. Uw man heeft het dan wèl getroffen.” -</p> -<p>„Is dat geld dan weg?” -</p> -<p>„Zoo zeker als iets. Van de geheele bende acht ik dien Boom de gevaarlijkste. Weet -u wat, laat meneer van Vleuten eens een dag vrijmaken en bij mij komen. Ik zal dan -eens onderzoeken hoever hij de dupe is van dat volk, en zien op de voordeeligste manier -voor hem te liquideeren.” -<span class="pageNum" id="pb142">[<a href="#pb142">142</a>]</span></p> -<p>„Maar die Boom leek me zoo’n fatsoenlijk man!” -</p> -<p>„Zeker, mevrouw, dat doet hij ook. Maar oordeelt u eens zelf. Hij heeft enkele jaren -geleden een reusachtig faillissement geslagen, dat nog niet is afgeloopen. Gewerkt -heeft hij sedert nooit. Zijn familie kan weinig of niets aan hem doen. Hij is altijd -even netjes gekleed, en als hij niet slaapt, zit hij in een koffiehuis. Zuinig is -hij niet eens. En waarvan moet die man nu leven, als het niet is van oplichterijtjes, -meent u?” -</p> -<p>Betsy zweeg, terwijl de tranen haar in de oogen schoten. -</p> -<p>„Zijn het dat allemaal smeerlappen, in dit land?” riep zij eindelijk uit. „O meneer, -helpt u ons uit hun handen! Daar zijn wij niet tegen opgewassen. Ik zal mijn man dadelijk -bij u sturen. Wanneer wilt u dat hij komt?” -</p> -<p>„Vanavond, of morgen om half één. Schikt dat?” -</p> -<p>„Hij komt vanavond,” zeide Betsy, met de haar eigen beslistheid. -</p> -<p>Thuiskomende zag Betsy de deur van van Vleuten’s kantoortje open staan. Meenende, -dat zij vergeten had die te sluiten, wilde zij haar verzuim herstellen, toen zij bemerkte, -dat haar man thuis was. -</p> -<p>„Ben je al thuis?” riep zij uit. „Wat lees je daar?” -</p> -<p>„Niets,” zeide hij, het boek dichtslaande. „Ik bladerde een beetje in een bijbel, -dien ik toevallig inhanden kreeg. Waar ben jij heen geweest?” -</p> -<p>„Je hebt ergens veel plezier van,” zeide Betsy, hem oplettend aanziend. „Wat is het?” -</p> -<p>„Dat zal ik je bij gelegenheid wel eens vertellen,” beloofde hij. „Ik geloof, dat -ik wat gevonden heb, maar.… enfin, eerst moet ik zeker zijn. Waar ben jij intusschen -heen geweest.” -</p> -<p>„Eerst naar het kantoor van Wiechen, en toen naar je advocaat,” zeide zij. -<span class="pageNum" id="pb143">[<a href="#pb143">143</a>]</span></p> -<p>„Ben je dol?” -</p> -<p>„Nog niet, maar ik ben het bijna geworden. Jan, ik heb beloofd, dat je vanavond bij -den advocaat zou zijn. Beloof je me er heen te zullen gaan? Als je niet dadelijk handelt, -zijn we alles kwijt. O, ik heb het altijd wel gevoeld.” -</p> -<p>Betsy had van haar zenuwen gevergd wat ze verdragen konden. Nu was bet uit met haar -geestkracht, en het duurde lang, eer Van Vleuten een eenigzins geregeld verslag van -haar wedervaren kon krijgen. Toen betrok zijn gezicht. -</p> -<p>En nu bekende hij zelf al sinds geruimen tijd ongerust te zijn geweest. Ook dat hij -feitelijk niet had durven handelen, uit vrees dat er een <i lang="fr">débacle</i> uit voortkomen zou. Toch was hij blij, dat Betsy het nu gedaan had. Immers nu wisten -zij, dat Wiechen een geraffineerde schelm was, maar ook op welke manier zij de <i>dupe</i> van hem waren. -</p> -<p>Het was erg genoeg, maar had nog erger kunnen zijn. Want, daar zijn solvabiliteit -althans tot nog toe onbesproken was, zouden zij er af kunnen komen met opoffering -van de rente, die zij toch eigenlijk bovenmatig hadden genoten, en een beetje leergeld -toe. -</p> -<p>Zoo troostten zij zich, en <span class="corr" id="xd31e2571" title="Bron: onmiddelijk">onmiddellijk</span> na het eten begaf zich Van Vleuten op weg zijn advocaat. -</p> -<p>Meer zakelijk dan hij tegenover Betsy had willen doen, zette deze voor Van Vleuten -zijn zienswijze uiteen. Vooropstellende, dat men enkel gissen kon, meende hij echter -als een bijzonder veeg teeken te moeten aanmerken, dat Wiechen in den laatsten tijd -geen verweer meer deed voeren, wanneer men hem in rechte betrok. In geen zijner bij -de Rechtbank aanhangige zaken verscheen voor hem een procureur. De tegenpartij had -dus vrij spel. In het eerst had dit niet zoozeer de aandacht getrokken, daar men wist, -dat de advocaat die vroeger voor zijn zaken opkwam, hem <span class="pageNum" id="pb144">[<a href="#pb144">144</a>]</span>had bedankt, en een ander, die sedert zijn zaken had overgenomen, nu juist niet als -de handigste in procureurswerkzaamheden bekend stond, zoodat men aan vergissingen -of verzuimen geloofde, die zich wel zouden herstellen. Doch toen kort daarna was gebleken, -dat ook deze zich aan de zaken van Wiechen had onttrokken, en voor dezen in een nieuwe -zaak zich niemand procureur stelde, werd het duidelijk dat daar meer achter school, -en Wiechen zich eenvoudig alles liet aanleunen, wat men in rechte tegen hem op touw -wilde zetten. Daarvoor viel geen andere verklaring te vinden, dan dat er bij hem niets -meer te halen viel. En hoewel deze indruk vrij plotseling kwam, vertoonde zich toch -het gewone verschijnsel, dat de eene crediteur vóór, de andere na, aarzelde de kat -den bel aan binden, hetzij door een executie te ondernemen, hetzij door ineens faillissement -aan te vragen. -</p> -<p>„Maar iedere dag is er toch één, in zulke gevallen,” merkte Van Vleuten op. „De man -leeft, en voort zelfs een zekeren <i lang="fr">train de vivre</i>, die hem geld moet kosten. In Indië kennen we dat van de <span class="corr" id="xd31e2583" title="Bron: Cbineezen">Chineezen</span>. Men kan dan zeker zijn, dat zij bezig zijn geld en goederen te verduisteren. Dan -is bij ons het wachtwoord: haast maken; en als de Javasche Bank het niet doet, slaan -gewoonlijk een paar lui de handen ineen, ter verdeeling van de gerechtskosten, en -vragen zoo spoedig mogelijk faillissement aan. Dan ligt tenminste alles vast; want -wat eenmaal weg is, komt nooit meer terecht.” -</p> -<p>„Verduistering op die manier is strafbaar …” -</p> -<p>„Jawel, u spreekt als een rechtsgeleerde, die zich tevreden stelt met een straf. Wij, -menschen van zaken, verlangen ons geld, en doen u de straf gaarne cadeau.” -</p> -<p>„Wel,” meende de advocaat, „als ik u dan goed begrijp, ziet u tegen snel handelen -niet op. Ik geloof vast, dat hij <span class="pageNum" id="pb145">[<a href="#pb145">145</a>]</span>geld geborgen heeft, en misschien is de tijd nog niet rijp, dat het faillissement, -waar hij op aan schijnt te sturen, hem nu reeds welkom zou zijn. Dan zou er met hem -te accordeeren zijn. Ik wil dat voor u probeeren, maar heb me altijd het best bevonden -bij de methode om eerst eenige gerechtelijke stappen te doen, en dan te gaan praten. -In dit geval zou ik u in overweging geven uw deposito reeds morgen te doen opzeggen. -Daar kan hij alvast niet van af. Mogelijk geeft hij wel geluid, en als hij eenig voorstel -doet, zal ik u er dadelijk kennis van geven …” -</p> -<p>„Kunt u geen beslag laten leggen?” vroeg Van Vleuten. -</p> -<p>„Op uw vordering niet, daar die niet liquide is. Maar ik zal eens rondkijken, of er -niet een ander te vinden is, waarmee we hem dan zoolang ophouden, tot ook de uwe opeischbaar -is. Veel zou het waard zijn, als we erachter konden komen, waar hij zijn geld gestopt -heeft.” -</p> -<p>„Ik weet, dat hij naar Parijs is geweest.” -</p> -<p>„Dat wordt wanhopig zoeken, als hij het daar heeft. -</p> -<p><span class="corr" id="xd31e2598" title="Niet in bron">„</span>Enfin, laat mij maar eerst eens probeeren, en mocht u iets wetenswaardigs ontdekken, -dan houd ik mij voor onmiddellijk bericht aanbevolen.” -</p> -<p>Vrij mistroostig kwam van Vleuten thuis. De zaak hinderde hem te meer, daar hij gevoelde -dat het zijn eigen schuld was. -</p> -<p>Uit den eeuwigen strijd van belangen kwam toch een <i>norm</i> voort, te alle tijden, en wie zich daarbuiten waagde, moest er op rekenen òf een -buitengewoon succes te zullen hebben, òf een buitengewone klap te zullen krijgen. -Dat had hij toch in Indië ook geweten, zij het dat zich de dingen daar langzamer ontwikkelden. -</p> -<p>Zonder Betsy’s aandringen op sparen, zou hij nu geheel zonder middelen zijn. Hij had -evengoed kunnen speculeeren in den blinde. Misschien zou hem de kans dan gunstiger -<span class="pageNum" id="pb146">[<a href="#pb146">146</a>]</span>geweest zijn, daar bij dan alleen met het toeval had te rekenen, terwijl hier boos -opzet geen gering woord had meegesproken. -</p> -<p>Plotseling bedacht hij geheel vergeten te hebben over de zaak met Boom te sproken. -Bah! Eén bende, had zijn advocaat tot Betsy gezegd. Toch interesseerde het hem, hoe -Boom zich zou verantwoorden. Iets moest hij toch zeggen, en vooral hij, die zoo soeverein -hoog over zijn eigen fatsoen sprak. Het was wat laat … hoewel, Boom was iemand, die -’s avonds in een koffiehuis wel te vinden was. In <span class="ex">Central</span> bijvoorbeeld. Daar scheen alles van dat slag bijeen te komen. Van Vleuten herinnerde -zich de uitdrukking „boevenkroeg”, bij de studenten in gebruik, voor de verzamelplaats -van niet-corpsleden. Geen kwade variant! -</p> -<p>Al in zichzelf mopperend, was hij van richting veranderd, en kwam ten slotte bij het -genoemde café. In zoover trof hij het, daar de man dien hij zocht, er was, toekijkend -bij de biljarten. -</p> -<p>Met waren galgenhumor bekeek hem van Vleuten een poos, zooals hij daar zat. Werkelijk, -op een afstand, wanneer hij zich niet bewoog, en men de kleine incorrectheden in zijn -spreken niet hoorde, was hem een zekere distinctie niet te ontzeggen. Een heldere -teint, en dat licht sensueele in de oogen, dat men anders slechts bij buiten echt -geborenen te vinden pleegt. -</p> -<p>„Meneer Boom, een oogenblikje alsublieft.” -</p> -<p>De aangesprokene toonde zich onmiddellijk bereid, en volgde van Vleuten naar een hoektafeltje. -Op van Vleutens directe vraag naar den stand van zaken, noodigde hij dezen uit eens -te zijnent te komen. Hij zou hem dan inzage geven van de transacties, tot nog toe -door hem voor gezamenlijke rekening gedaan. -</p> -<p>„Jawel,” zeide van Vleuten, „maar de hoofdzaak, uw machine?” -<span class="pageNum" id="pb147">[<a href="#pb147">147</a>]</span></p> -<p>„Ja,” meende Boom, „een mensch kan maar één ding tegelijk doen. Ik heb het met de -zaken zóó druk gehad …” -</p> -<p>„Dat zou tijdelijk zijn, en moest toch bijzaak blijven.” -</p> -<p>„Goed—maar u heeft niettemin uw deel opgestreken. Ik geloof dat u zelfs nagenoeg al -uw geld terug hebt.” -</p> -<p>„Terug? O, als u bedoelt … Maar neen. U heeft mij in het geheel, als ik me wel herinner -zevenhonderd tachtig gulden als winst afgedragen.” -</p> -<p>„Nu, dat is dan op tweehonderd twintig gulden na uw deel van het kapitaal,” zeide -Boom. „Die kunt u krijgen, als ik ze binnen heb.” -</p> -<p>Van Vleuten keek den ander aan. Was hij dronken? Dat scheen overigens toch niet. -</p> -<p>„U is in de war,” zeide hij. „Ik stelde u twee mille terhand, om uw model te maken, -en.…” -</p> -<p>„Nu ja, maar zoolang ik daar niet aan beginnen kon, zouden we het geld gezamenlijk -uitzetten.” -</p> -<p>„Dat klopt. Ik heb u ook niet gedrongen.…” -</p> -<p>„Welnu, ik heb dus ieder voor de helft, dat is duizend gulden geboekt, en daarvan -heeft u zevenhonderd tachtig terug genomen. Ik heb uw ontvangbewijsjes bij elkaar.” -</p> -<p>„Zeker. Dat was, naar ik begrepen heb, mijn helft van de winst. <span id="xd31e2635"></span>U mag uw boeking inrichten, zooals u wilt; maar wat u daareven zeide, dat u uzelf -voor kapitaalinbreng te mijnen koste heeft geboekt, is onzuiver, U kunt uw deel van -de winst nemen, zoo goed als ik, maar het kapitaal blijft van mij, en heeft zijn bestemming.” -</p> -<p>„Nu begrijp ik u niet. We zouden de zaak toch samen doen? Dat is volgens mij, elk -de helft. U kunt mijn boek zien: zooveel als u nam, heb ik ook genomen. Wilt u dus -uitscheiden, dan geeft ik u tweehonderd twintig gulden, zoodra ik ze los heb, en ’t -is afgeloopen.” -<span class="pageNum" id="pb148">[<a href="#pb148">148</a>]</span></p> -<p>„Inderdaad, dat is een aardige rekening,” zeide van Vleuten, met geweld zijn kalmte -bewarend. -</p> -<p>„Wat wilt u? Ik houd me aan de afspraak. Samen, dus ieder de helft. U schijnt daar -van af te willen …” -</p> -<p>„Er heerscht een misverstand. Wanneer is het model van uw machine klaar, denkt u?” -</p> -<p>„Dat zeide ik u reeds. Ik heb het met de geldzaken te druk gehad, om daar wat aan -te kunnen doen.” -</p> -<p>„Dat was toch de bedoeling niet. Enfin, laat dan die geldzaken rusten, en werk uw -machine af.” -</p> -<p>„Waarvan?” -</p> -<p>„Wel, van de twee <i>mille</i>, die u daarvoor gekregen hebt.” -</p> -<p>„Daar hebben we elk zevenhonderd tachtig gulden van gehad.” -</p> -<p>„<i>Parbleu!</i> Om die er af te nemen, heeft u toch geen drukte bezorgd?” -</p> -<p>„Neen, maar <i>ik</i> heb nog accepten. Ziet u eens,” zeide Boom, een dunne portefeuille opende, „hier -zijn er verscheiden. Excuseer mij nu, men heeft mij al verscheiden malen gewenkt om -in te vallen.” -</p> -<p>Van Vleuten bleef staan, <i lang="fr">planté là</i>, zooals de franschen zeggen. -</p> -<p>Eindelijk draaide hij zich om, en ging heen, voornemens morgen Boom schriftelijk te -beduiden, dat hij hem het geld voor een bepaald doel had gegeven, en niet wenschte, -dat er langer op deze wijze mee gewerkt werd. -</p> -<p>In elk geval, hij begreep nu, dat Boom het geld nog had, zij het in den vorm van accepten, -en dus was de zaak zoover tenminste in orde. -<span class="pageNum" id="pb149">[<a href="#pb149">149</a>]</span></p> -</div> -</div> -<div id="ch14" class="div1 chapter"><span class="pageNum">[<a href="#ch14.toc">Inhoud</a>]</span><div class="divHead"> -<h2 class="main">HOOFDSTUK XIV.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Dr. Arnolds zat in zijn studeerkamer, toen Boom werd aangediend. -</p> -<p>„Wat mankeert eraan?” vroeg hij eenigszins verbaasd, den op het oog volmaakt gezonden -jongen man aanziend<span class="corr" id="xd31e2674" title="Niet in bron">.</span> -</p> -<p>„Ik wou gaan trouwen,” zeide Boom. -</p> -<p>„O, en u wenscht een geneeskundig onderzoek? Ja, dat doet men tegenwoordig veel, en -ik kan het niet kwaad vinden.” -</p> -<p>„Pardon, dokter. Maar trouwen kost geld.” -</p> -<p>„Dat zult u toch niet bij mij zoeken?” vroeg de oude man treurig. -</p> -<p>„Toch wel.” verklaarde Boom. „U is, naar mij destijds uw zoon vertelde, penningmeester -van een dames-vereeniging, die gelden voorschiet, als men … nu, ’n zoogenaamde fout -repareeren wil. Is dat zoo?” -</p> -<p>„Ja zeker!” riep dr. Arnolds uit. „En u verkeert in dat geval? Hé, daar wist niets -van.” -</p> -<p>„Mijn meisje komt zelden hier, <span class="corr" id="xd31e2684" title="Bron: on">en</span> dan nog maar voor korten tijd. Zij woont in Berlijn. Uw zoon kent haar heel goed.” -</p> -<p>„Zoo! Nu, ik denk niet dat er moeielijkheid zal zijn. De vereeniging heeft in langen -tijd niets te doen gehad. U begrijpt … men meldt zich niet gaarne aan.” -<span class="pageNum" id="pb150">[<a href="#pb150">150</a>]</span></p> -<p>„Neen, dat begrijp ik <i>niet</i>,” zeide Boom. „Ik zou eer denken, dat als men het maar meer algemeen wist, de aanvragen -niet zouden ontbreken.” -</p> -<p>„Integendeel. Het kost soms vrij wat moeite de mannen te bewegen, om de meisjes te -trouwen, die zij ongelukkig gemaakt hebben.” -</p> -<p>„Er zullen toch verscheidenen zijn, die zouden willen trouwen, als ze geld hadden -om hun eerste inrichting te bekostigen. Zoo in het algemeen, bedoel ik.” -</p> -<p>„O, maar daar bemoeit zich de vereeniging niet mee. Enkel gevallen meisjes trekt zij -zich aan, en tracht degenen die er de oorzaak van zijn, op deze wijze te bewegen hun -plicht te doen.” -</p> -<p>„Welnu, dan laat men ’t meisje even vallen, als dat <i>per se</i> een voorwaarde is,” lachte Boom. -</p> -<p>„Foei, meneer Boom! Dat zou een immoraliteit zijn.<span class="corr" id="xd31e2704" title="Bron: ’">”</span> -</p> -<p>„Wat? Het te doen, of er een premie op stellen?” -</p> -<p>„Sst! Laat u toch nooit meer zoo uit, of de dames zouden.… Van u is het toch heusch -waar?” -</p> -<p>„En of! Hoeveel krijg ik er voor? Uw zoon sprak toen van duizend gulden.” -</p> -<p>„Ja, dat kan, voor iemand als u. En trouwens, ze zullen blij zijn weer eens een geval -te hebben. Wanneer moet u het geld hebben?” -</p> -<p>„Zoo spoedig mogelijk, dokter. Ik wacht erop om aan te teekenen.” -</p> -<p>„Het is jammer, dat er juist een paar dames op reis zijn. Want ze weigeren wel nooit, -maar willen er allen in gekend zijn. Een beetje uitpluizen.…” -</p> -<p>„Dan zal ik moeten wachten. Dat spijt me. Ik had er alles voor in orde; tot zelfs -de acte van huwelijksche voorwaarden is besteld. Hoe lang zou het duren, denkt u?” -</p> -<p>„<span class="corr" id="xd31e2717" title="Bron: En">Een</span> kleine zes weken. Maar ik weet wat. Als ik u eens <span class="pageNum" id="pb151">[<a href="#pb151">151</a>]</span>een accept van mij gaf, op twee maanden, en u maakte daar geld op? Binnen dien tijd -heb in het in orde, en los mijn accept in.” -</p> -<p>„Een accept van u? Dat zal moeielijk te plaatsen zijn, zoo vlak na dat geval. Maar -om ’t even. Ik wil het wel hebben, en kan ik het niet kwijt, dan moet ik maar zoolang -wachten. Een zegeltje heb ik wel bij me. Mag ik een pen van u hebben?” -</p> -<p>„Het is natuurlijk een zaak van vertrouwen,” zeide de oude dokter, toen hij teekende. -„Trouwt u niet, dan krijg ik het accept of het geld terug. Overigens heeft u vijf -jaar den tijd.… -</p> -<p>„Ja, dat weet ik,” zeide Boom, het papiertje dichtvouwend. „Dank u. Ik hoop u spoedig -mijn huwelijk te annonceeren.—Hoe staat het met de zaak van uw zoon?” -</p> -<p>„O, best! Hij wordt vrijgesproken. Waarschijnlijk zal de instructie reeds de volgende -week zijn beëindigd, en er is veel hoop, dat hij dan al losgelaten wordt.” -</p> -<p>„Dat is een goed bericht,” vond Boom. „Dus komen de jongelui nu eerstdaags vrij?” -</p> -<p>„De jongelui? Neen, Viehof natuurlijk niet.” -</p> -<p>„U zegt.…? Hoe zit dat dan in elkaar? Medunkt, ze hebben het allebei gedaan, of.…” -</p> -<p>„Neen, dat is het niet. Viehof heeft nog wat tegoed van vroeger. Hij is een tijd geleden -ook vervolgd, en toen hebben ze hem moeten vrijspreken. Zooiets van een valsche handteekening. -Daarom moet hij nu nog wat brommen.” -</p> -<p>„Houd me ten goede, dokter,” zeide Boom; „maar het heeft er wel wat van of u bezig -is me voor den gek te houden. Vrijgesproken en nu daarom moeten brommen? Verstond -ik u soms verkeerd?” -</p> -<p>„Volstrekt niet. Dat is nieuwe stijl hier in den Haag. Zoo’n beetje op z’n Engelsch, -of althans wat ze daarvan <span class="pageNum" id="pb152">[<a href="#pb152">152</a>]</span>hier ons wijs maken. Enkel de vermaningen, die ze ginds geven, ontbreken hier nog, -<span class="corr" id="xd31e2736" title="Bron: Maar">maar</span> dat komt wel. Ongeveer zóó: „Beklaagde, je bent vrijgesproken van hetgeen je werd -te laste gelegd. Het is te hopen, dat de langdurige preventieve hechtenis je tot waarschuwing -moge strekken om het niet weer te doen.” -</p> -<p>„Kom, dokter,” vermaande Boom, „U is bitter gestemd, omdat het uw zoon geldt.…” -</p> -<p>„Bitter? Och neen, meneer Boom. Ik maak een diagnose.” -</p> -<p>„Nu, enfin,” zeide Boom. „Het raakt mij ook eigenlijk niet. Het is alleen maar, dat -ik de uitspraken van een rechterlijk college <i>anders</i> gemotiveerd acht, als u het wil doen voorkomen. Zou u werkelijk denken, dat die heeren -nog tijd hadden om kleine persoonlijkheidjes in hun ernstig werk te laten wegen?” -</p> -<p>„Meneer Boom, ik zwijg. Maar, als het uitkomt, zooals ik heb gezegd, geeft u me dan -gelijk?” -</p> -<p>„Ja, dan zou men niet meer weten wat te denken. Het staat vast, dat de een niets <span class="corr" id="xd31e2748" title="Bron: weer">meer</span> of minder heeft gedaan, dan de ander. Maar kan het ook daarin zitten, dat Viehof -minder heeft willen zeggen? Ik bedoel zóó. Als de een royaal alle vragen beantwoordt, -die men hem doet, en de ander vertikt het om geluid te geven.…” -</p> -<p>„Ik weet niet precies hoe het in de wet staat. Maar de redenen waarom men iemand preventief -kan zetten of houden, zijn er in omschreven, en komen neer op vrees, dat de man het -nog eens zal doen, of op den loop gaan. Nu wil ik u wel op een briefje geven, dat, -wie loskomt, er <span class="corr" id="xd31e2753" title="Bron: onmiddelijk">onmiddellijk</span> vandoor gaat. Voor mijn zoon sta ik in, al zou ik hem moeten dwingen. En anders was -hij hier gebleven, ja, zou ik hem gedwongen hebben te blijven, om niet den schijn -van schuldig-zijn op zich te laden. Maar met deze ervaring, raad ik iedereen in Holland -aan: Ga <span class="pageNum" id="pb153">[<a href="#pb153">153</a>]</span>heen, als ge denkt, dat ge in eenige strafzaak betrokken kunt worden, en wacht af, -wat ze er maken.” -</p> -<p>„Ik wil mijn oordeel opschorten,” zeide Boom. „In elk geval ben ik het met u eens, -dat iemand die plan heeft te vluchten, niet wacht tot men hem preventief in hechtenis -komt nemen. Dus, als hij hier kalm rond blijft wandelen, moet men een sterke verbeeldingskracht -hebben, om voor ontvluchting te gaan vreezen. Maar ik wist niet, dat men enkel om -zulke redenen iemand mocht vasthouden. Ik dacht, dat het voor een gemakkelijk onderzoek -was. Je hebt ze altijd bij de hand.” -</p> -<p>„Nu begin ik te gelooven, dat <i>u</i> me een beetje voor den gek houdt, meneer Boom,” zeide Dr. Arnolds. „Want, wat u daar -zegt, zou erger wezen, dan wat <i>ik</i> als motief aannam. Nietwaar, er straalt nog eenige gemoedelijkheid in door, in dat -preventief zetten van iemand, van wien men overtuigd is, dat hij wat <span class="corr" id="xd31e2765" title="Bron: heefd">heeft</span> verdiend. Iets wat aan een vaderlijke tuchtiging doet denken.…” -</p> -<p>„Genoeg, dokter,” zeide Boom, opstaande. „Ik dank u voor de voorloopige hulp, en wensch -u het beste voor uw zoon.” -</p> -<p>Inderdaad was Boom wat onrustig geworden. De gebeurlijkheden bij zoo’n geval—of men -ze nu vaderlijke tuchtiging noemde, of wat anders—waren toch in elk geval onplezierig. -Hij had werkelijk een goede ingeving gehad, dien avond in <i>Central</i>, om niets in zijn bezit te willen hebben, al was het dan ook zonder voordacht geweest. -Anders was hij er nu ook bij, en al kwam het uit, wat de dokter gezegd had, dat de -lui werden vrijgesproken, ze hadden een tijd achter den rug van onzekerheid, en, wat -Boom het ergste vond, van gebrek aan alle comfort. Hij keek eens naar zijn keurig -passend en goed geborsteld pak, en rilde bij het denkbeeld dat voor gevangeniskleeding -verruild te zien. Ja, <i>dat</i> zou erger dan erg geweest zijn! -<span class="pageNum" id="pb154">[<a href="#pb154">154</a>]</span></p> -<p>Inmiddels was zijn gang vandaag vruchtbaar geweest. Duizend gulden! Het was toch waar, -wat men wel eens zeide, dat op den weg tot rijkdom, de eerste duizend gulden het moeielijkst -te halen waren. Dan ging het vanzelf. Zoo ook nu weer. Met het geld van dien waterchinees -was het begonnen. De zaak was nu te zorgen, dat het hem niet kon worden afgenomen, -en daartoe moest hij nu met trouwen voortmaken. Dan was alles van zijn vrouw, die, -dankbaar als ze zijn moest dat hij haar getrouwd had, hem een Paradijs op aarde zou -bereiden, en voor hem een levende spaarpot zijn, waar niemand aan kon komen. En dan -aan zijn machine werken. -</p> -<p>Boom lachte ineens hardop. <i>Die</i> was goed! Nu had hij al zóóveel lui met die wondermachine beetgenomen, dat hij er -zelf aan begon te gelooven.… -</p> -<p>„Meneer Boom!” -</p> -<p>Hij was op het Plein gekomen, en week juist uit voor een tram, waarbij hij zonder -haar op te merken, Marie van Groningen rakelings passeerde. -</p> -<p>„Mevrouw,” zeide hij, den hoed lichtend. „Kan ik u ergens mee van dienst zijn?” -</p> -<p>„Ja meneer, u is een kennis van mijn.… van Wiechen, en.…” -</p> -<p>„U schijnt een beetje geagiteerd, mevrouw,” zeide Boom. „Zou het niet beter zijn, -dat we ergens even gingen zitten, zoodat u kalm kunt uitspreken?” -</p> -<p>„Ja, dat wilde ik u juist vragen. Maar waar? Ik weet maar één gelegenheid. Dan moet -u met mij rijsttafelen. Houdt u daarvan?” -</p> -<p>„Rijst met <i>jus</i>?” vroeg Boom. „Ik heb het nog nooit gegeten, zooals Indische menschen dat doen. Maar -tegen gepeperd eten kan ik wel. Waar is het?” -</p> -<p>„Prins Hendrik-plein. Stapt u maar op deze tram,” zeide <span class="pageNum" id="pb155">[<a href="#pb155">155</a>]</span>zij, met haar parasol voorzichtig wijzende. „Als u mij ziet afstappen, doe het dan -ook, laat de tram doorgaan, en kom dan met me mee.” -</p> -<p>Boom volgde de ontvangen instructies. -</p> -<p>Zij zaten in een net zaaltje, en Boom bewonderde de keus van zijn tijdelijke gastvrouw, -wat de gelegenheid betrof. Hij was er nog nooit geweest, en misschien daardoor, maakte -het een levendigen indruk op hem. -</p> -<p>Hij wist in het eerst niet te definieeren, wat het eigenlijk was dat hem dat gevoel -van groote veiligheid gaf, indien men hem zou willen bespieden. Het laatste kon hem -al heel weinig schelen, maar uit een altruistisch oogpunt bekeken, in háár belang, -deed het hem weldadig aan. En eindelijk drong het tot hem door, toen zij een opmerking -maakte. -</p> -<p>Verduiveld ja, dàt was de zaak! Als men iets verbergen wil, moet men het zoo publiek -mogelijk doen. Dan let er niemand op. En volgens dit principe zat men hier veilig. -De tafeltjes binnen stonden ver genoeg van elkaar, dat men elkanders gesprekken niet -beluisteren kon. Maar voor de ramen waren geen gordijntjes, zoodat ieder naar binnen -kon kijken, en.… het dus niet deed. Als Wiechen zelf op dit oogenblik langs was gekomen, -en hen gezien had, zou hij er niets van <span class="corr" id="xd31e2802" title="Bron: hebbeu">hebben</span> kunnen zeggen. Men zou met een fideele handbeweging hem hebben kunnen uitnoodigen -om mee aan te zitten, zonder een excuus te hoeven maken over dit samenzijn. Alleen -had men dan het gesprek niet kunnen houden, dat nu gehouden werd. -</p> -<p>Het was eigenlijk dezelfde geschiedenis, als met die brievenbus. -</p> -<p>Had Wiechen die niet zoo zorgvuldig afgesloten gehouden, en zoo in het oogloopend -getoond, dat hij iets te verbergen had, dan zou zij nimmer op de gedachte gekomen -zijn, dat <span class="pageNum" id="pb156">[<a href="#pb156">156</a>]</span>er voor haar iets belangrijks in zijn correspondentie kon zijn. Nu, waar zij eenmaal, -door de handigheid van den bediende, toegang had gekregen, tot wat hij voor haar afsloot, -ging het haar in zekeren zin als de vrouw van Blauwbaard in het sprookje, en dreef -haar de nieuwsgierigheid tot ernstig onderzoek. En zoo had zij na eenigen tijd alles -vernomen, wat vroeger voor haar een praatje scheen, een mythe, maar nu door de platte -wijze, waarop men aan Wiechen, tot zelfs op open briefkaarten durfde schrijven, een -afschuwelijke werkelijkheid was geworden. -</p> -<p>Men geneerde zich niet. Naast de eene briefkaart, waarop bedekt gezinspeeld werd op -misdrijven, die Wiechen zou hebben begaan, en die men dreigde ter kennis van de Justitie -te zullen brengen, lag vreedzaam de andere, waarop hij werd uitgenoodigd ergens te -komen, of waarbij men hem een bezoek annonceerde, teneinde hetzelfde misdrijf te begaan. -</p> -<p>„Maar mevrouw,” zeide Boom, „U zinspeelt den geheelen tijd op iets bijzonders, dat -u echter niet noemt. Ik weet wel, waarvan men Wiechen beschuldigt, waarmee men zegt, -dat hij oorspronkelijk <span class="corr" id="xd31e2813" title="Bron: ziju">zijn</span> geld heeft verdiend. Maar ik wist niet, dat hij dit vak nu nog beoefende.” -</p> -<p>„Het is niet te noemen, meneer Boom,” zeide Marie. „Heeft u Zola gelezen.… <i lang="fr">Fécondité?</i> Nu, <span class="corr" id="xd31e2821" title="Bron: dat">dan</span> weet u het. Ja, ik zie, dat we dan hetzelfde bedoelen.” -</p> -<p>„Ja,” zeide Boom. „Laat u me even uitblazen.…” -</p> -<p>„Neemt u een hapje rijst, of een stukje brood.… Niet zóó blazen.… Inhalen! Hf, hf, -de lucht tusschen de tanden inzuigen! Gut, u wordt er rood van! Wie dacht nu ook, -dat u al die <i>sambal</i> zoo door uw eten heen zou werken. <i>Kassian</i>, maar ’t is toch gek!” -</p> -<p>Het duurde eenigen tijd, eer Boom bekomen was. Als een visch op het droge, zat hij -te gapen. Zijn mond brandde. <span class="pageNum" id="pb157">[<a href="#pb157">157</a>]</span>Eerst langzamerhand, toen hij, den gegeven raad volgend, een hap droge rijst gekauwd -had, begon het te minderen, en kon hij weer spreken. Maar hij weigerde halsstarrig -nog iets te nemen van hetgeen hij op zijn bord had, zelfs niet toen Marie er het een -en ander had uit gevischt, en er versche rijst aan had toegevoegd. -</p> -<p>„U bedoelt dien knoeier, die vrouwen afhielp van hun begane fouten?” zeide hij eindelijk. -</p> -<p>Als hij niet zoo’n pijn in den mond gehad had, zou hij het nooit zoo kortaf hebben -durven zeggen, en hij was blij, toen zij knikte, de oogen afwendend. -</p> -<p>Het was eruit. Zonder het nu verder bij den naam te noemen, kon men erover spreken. -</p> -<p>„U voelt, dat ik niet bij hem blijven kan,” begon Marie, na een poos. „Hij wil nu -naar Parijs, en daar dat … dat … voortzetten. Hij meent, dat daar meer mee te verdienen -is, dan met wat hij nu doet.” -</p> -<p>„Woekeren,” zeide Boom, die door de rijsttafel smaak scheen te hebben gekregen de -dingen bij hun naam te noemen. „Och, in zoo’n groote stad valt het allicht minder -op. Hij zou het een met het ander kunnen blijven vereenigen.” -</p> -<p>„Ja, maar ik ga niet mee. Verbeeld u, hij wil, dat ik hem met het fransch zal helpen. -Ik zou dan die verschrikkelijke menschen moeten zien en spreken, die komen om bloedgeld, -of dat andere.…” -</p> -<p>„Kom, mevrouw, u maakt u er een voorstelling van, die met de werkelijkheid niet overeenstemt. -De menschen die geld komen halen, zijn altijd vol hoop, dat hun moeielijkheid tijdelijk -zal zijn. En zoo niet, dan probeeren ze het maar eens, en zijn betrekkelijk onverschillig. -Als de leening gelukt, zijn ze opgewekt. Ook als ze komen betalen; want iemand die -betalen kan, is zeker vroolijk.” -<span class="pageNum" id="pb158">[<a href="#pb158">158</a>]</span></p> -<p>„Ja, zóó.…” -</p> -<p>Marie moest lachen. Op <i>die</i> manier voorgesteld, moest het bedrijf van een woekeraar zoowat het prettigste van -de wereld zijn. Geen doffe blikken, wanhoopsbewegingen, of wat ook eenerzijds,—geen -koude wreedheid in het oog, verschrikkelijke bedreigingen aan den anderen kant, zooals -het stond in romans en gedichten? -</p> -<p>„Daar staat zooveel in, dat niet waar is, of dat de een van den ander overschrijft,” -zeide Boom. „Maar <i>dat</i> kan ik u verzekeren; ik ben dikwijls bij Wiechen op het kantoor geweest, en heb er -nooit anders dan vroolijke gezichten gezien. Op een enkele uitzondering na tenminste. -Kijk eens, als de lui betalen moeten en niet kunnen, dan probeeren ze uitstel te krijgen; -en bij zoo’n gelegenheid trekken ze een somber gezicht. Wiechen doet het dan ook. -Hij heeft dan iets vaderlijk vermanends over zich, dat hem almachtig dwaas staat. -Dat alles duurt echter zoolang de lui op het kantoor zijn. Komen ze er uit, <span class="corr" id="xd31e2854" title="Bron: dat">dan</span> ziet men een spotlachje of ze steken even de tong uit. En Wiechen zit op zijn stoel, -het met zichzelf oneens; als je binnen komt, vragend of je over meneer die of die -een opinie hebt, en wat het beste zou zijn, hem vervolgen of uitstel geven.” -</p> -<p>„Enfin,” zeide Marie, „dat is ook het ergste niet. Maar dat andere? Hoe denkt u dáárover, -en wat heeft u dáár van gezien?” -</p> -<p>„Dáár komt uit den aard der zaak niemand bij,” zeide Boom. „Als men in de wachtkamer -zit te wachten, worden er soms een paar dames binnengelaten, die wat vreemd doen. -Je kunt ze moeielijk vragen, wat ze hebben, en op het kantoor komen ze niet. Als je -ze de deur uit ziet komen, wippen ze meestal zóó haastig weg, meestal in een rijtuig, -dat je geen tijd hebt ze op te nemen.” -</p> -<p>„Toch zien ze er zeker vreeselijk ontdaan uit?” -<span class="pageNum" id="pb159">[<a href="#pb159">159</a>]</span></p> -<p>„Neen, dat heb ik nooit gezien. Soms een verbeten lachen, en anders óók vroolijk.” -</p> -<p>„Ik geloof nu, meneer Boom, dat u er een beetje gekheid mee aan het maken is.” -</p> -<p>„Op mijn woord niet, mevrouw. Maar, hoe komt het eigenlijk, dat u <i>mij</i> daar naar vraagt? U moet toch zelf, waar u bij hem woont.…” -</p> -<p>„O neen, ik heb nooit iemand willen zien, die bij hem kwam. En vooral sinds ik dàt -weet!” -</p> -<p>„Dat gebeurt anders niet waar u woont.” -</p> -<p>„Wat zegt u? Waar dan?” -</p> -<p>„Waar zijn eigen vrouw woont.” -</p> -<p>„O God! Foei! O!” -</p> -<p>Marie had een kleur van verontwaardiging. Dus kwam hij niet alleen bij die vrouw, -met wie hij voorgewend had niet gelukkig te zijn, en in onmin te leven, maar zelfs -oefende hij daar <span class="corr" id="xd31e2877" title="Bron: zij">zijn</span> vieze practijken uit! En waarschijnlijk had die er genoeg van gekregen, en wilde -het hem beletten, en daarom die verhuizing naar Parijs. En nu moest zij mee daarheen, -en daarbij assisteeren …! Neen, er mocht gebeuren wat wilde, maar dat nooit! Daartoe -was zij niet te krijgen.… -</p> -<p>„Die man dégouteert mij,” zeide zij, als slotsom van haar nadenken. -</p> -<p>„Dus, wat wil u doen?” vroeg Boom. -</p> -<p>„Niet meegaan, van hem af!—Ziet u eens, meneer Boom, hier heb ik het bewijs van een -aangeteekenden brief. Daarin stuurt mij een neef in Arnhem het pensioen, dat dáár -nog altijd geind wordt. U weet misschien, dat ik Indisch pensioen heb?—Zou u dien -brief even voor me willen gaan halen? Ik durf niet zelf te gaan, en als het niet vandaag -gebeurt, komt er nog zoo’n kennisgeving, en die kan ik misschien niet uit de bus <span class="corr" id="xd31e2884" title="Bron: drijgen">krijgen</span> eer hij die ziet.” -<span class="pageNum" id="pb160">[<a href="#pb160">160</a>]</span></p> -<p>„Met genoegen, mevrouw, al begrijp ik niet.…” -</p> -<p>„Hij loert er op, en hij is zoo slim! Ik weet niet hoe dat komt, maar als <i>ik</i> ga, ben ik zeker, dat hij mij aan den ingang al opwacht. Dan geef ik het af, en kan -niet weg, zonder geld.” -</p> -<p>„Begrepen,” zeide Boom. „Het beste zou zijn, dat ik dan nu even ging. Teekent u even -af.” -</p> -<p>Op haar toestemmend knikken, stond hij op, en gaf haar de kennisgeving ter teekening. -</p> -<p>„Wacht u hier? Tot straks dan.” -</p> -<p>Onderweg dacht Boom na, hoe hij zich dit geval tot voordeel kon doen worden. -</p> -<p>Die vrouw had een pensioen, waarvan hij het bedrag weliswaar nog niet wist, doch dat -niet gering moest zijn daar anders Wiechen het niet met haar zou hebben aangebonden. -Daar moest dus van over te houden zijn, en dan kon hij dat gevoegelijk tot zich zien -te trekken. Het voor haar beheeren, zoogenaamd, en er haar een kleine rente van vergoeden. -</p> -<p>Zoo moest het; en toen hij terugkwam, leidde hij zijn plan in. -</p> -<p>Natuurlijk zou hij uit louter belangstelling voor haar zorgen, en verzocht al dadelijk, -of zij nooit over eenige belooning wilde spreken. De geringe kosten, die hij had zou -hij haar eenvoudig in rekening brengen, en alleen dan, als er wat in een handelszaakje -te doen viel, zou hij voor zich de helft van de extra-winst boeken, altijd, als zij -in een tijdelijke beschikking over een deel van haar geld dan toestemde. -</p> -<p>„Ik zeg dat eigenlijk alleen, om u niet te beleedigen met een gratis aanbod van mijn -diensten,” eindigde hij. -</p> -<p>„Dat begrijp ik, meneer Boom,” zeide Marie, hem de hand reikend, „en ik zeg u hartelijk -dank voor uw kiesche hulp.” -<span class="pageNum" id="pb161">[<a href="#pb161">161</a>]</span></p> -<p>„Als u mij tot belooning maar nooit weer van dat heete goed laat eten,” verzocht Boom. -</p> -<p>„Nu,” lachte zij, „dat went wel. Ik hoop u na afloop dikwijls bij mij te zien. U gaat -trouwen, nietwaar?” -</p> -<p>„Ja.…” deed Boom. „Hoe weet u dat?” -</p> -<p>„In den Haag weet men alles,” zeide zij. -<span class="pageNum" id="pb162">[<a href="#pb162">162</a>]</span></p> -</div> -</div> -<div id="ch15" class="div1 chapter"><span class="pageNum">[<a href="#ch15.toc">Inhoud</a>]</span><div class="divHead"> -<h2 class="main">HOOFDSTUK XV.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">„Wel, wat drommel, Frans!” riep Wiechen. „Is er dan vandaag geen post?” -</p> -<p>„Maar meneer,” zeide Frans, „U heeft er vanochtend zelf een heel pak uitgehaald!” -</p> -<p>„Vanmiddag … vanochtend …”, zeide Wiechen knorrig, struikelende over zijn woorden. -„Hoe komt het, dat er tegenwoordig haast geen brieven voor mevrouw meer zijn?” -</p> -<p>„Ik weet er heusch niets van, meneer,” zeide de bediende stotterend. -</p> -<p>„Doe <i>jij</i> boodschappen? Haal je ze soms van de post? Of ergens anders?” -</p> -<p>„Ik … ik …” hikte Frans, door die vragen van streek gebracht. „Ik haal ze er niet -uit.” -</p> -<p>Wiechen was geslaagd in zijn gewone tactiek, dat voelde hij. Ditmaal echter heel toevallig, -daar hij meer enkele knorrige uitroepen, dan vragen bedoeld had. -</p> -<p>„Vooruit, zeg op,” ging hij nu voort. „Je weet ervan. Gauw, of ik stuur je met een -briefje naar je moeder. Ik laat haar gijzelen, als <i>jij</i> niet direct zegt wat het is.” -</p> -<p>Frans wist maar al te goed, wat die bedreiging beteekende. Zijn moeder had schuld -bij Wiechen, en daarvoor werkte hij. Een deel van wat hij verdiende mocht hij zelf -behouden; de rest was afbetaling van de schuld zijner <span class="pageNum" id="pb163">[<a href="#pb163">163</a>]</span>moeder. Of eigenlijk niet eens afbetaling, maar de rente. En Wiechen had een vonnis, -waarmee hij zijn moeder kon laten oppakken, als hij wilde. -</p> -<p>De arme jongen had geen keus. Al was die mevrouw nog zoo goed en vriendelijk … Ja, -en juffrouw Ella, die hem laatst aan het oor getrokken had, en gezegd, dat hij voor -mevrouw alles doen moest … -</p> -<p>„Moeder!” riep hij half kermend. -</p> -<p>„Geen moeder; zeggen wat je weet, of anders …” -</p> -<p>Wiechen greep naar de telefoon. -</p> -<p>„Mevrouw maakt de bus aan den achterkant open,” liet Frans los. -</p> -<p>„Hoe? Wijs het me!” -</p> -<p>En gedwee ging de jongen naar de voordeur, en trok met zijn vingers de goed geoliede -pennetjes uit de scharnieren. -</p> -<p>„Hoe lang weet je dat?” -</p> -<p>„Ik zag het mevrouw gistermiddag doen,” loog <span class="corr" id="xd31e2942" title="Bron: Erans">Frans</span>. „Ik wist heusch niet, dat het zoo erg was.” -</p> -<p>„Donder nu maar op,” zeide Wiechen. „Ik zal eens zien wat ik met je doe.” -</p> -<p>Wiechen liep een tijdlang heen en weer. Het was hem al eenigen tijd opgevallen, dat -Marie geen brieven meer ontving, terwijl er vroeger, hoewel niet druk, toch altijd -voor haar kwamen. En juist nu moest zij een remise ontvangen, die hij best had kunnen -gebruiken. Als ze die nu ook maar nog niet had! -</p> -<p>Er was iets gaande in huis. Het kon zijn, dat Frans het gister voor het eerst gezien -had, maar het stond vast, dat Marie reeds eenigen tijd die manoeuvre gedaan had. Er -moest nu nog maar bijkomen, dat ze ook <i>zijn</i> brieven … neen, dat kon niet, maar toch de briefkaarten had gelezen. Verduiveld tuig, -die Indische vrouwen! Want weinig dacht hij, dat zijn eigen bediende op het denkbeeld -gekomen was. -<span class="pageNum" id="pb164">[<a href="#pb164">164</a>]</span></p> -<p>In de eerste plaats moest hij nu zekerheid hebben, omtrent Marie. Zij maakte te veel -een schakel uit in den keten zijner plannen, dan dat hij daarover in twijfel kon blijven. -Ging <span class="corr" id="xd31e2955" title="Bron: zijn">zij</span> niet mee naar Parijs, dan moest hij zien iemand anders te krijgen, want met zijn -fransch zou het daar niet lukken. Kon hij den tijd maar een jaar of wat vooruit zetten, -dat Ella klaar was met haar studiën! -</p> -<p>Er werd gebeld. -</p> -<p>„Een besteller, die u persoonlijk spreken moet,” meldde Frans. -</p> -<p>De man kwam binnen en overhandigde Wiechen een briefje van Marie, houdende verzoek -om al het hare te willen medegeven. De meid kon het goed wel in de koffers pakken, -en overigens, daar de man een handwagen bij zich had, kon hij zelf beoordeelen hoe -hij een en ander zou vervoeren. -</p> -<p>„Dat is kort en bondig,” zeide Wiechen, toen hij het briefje gelezen had. „Bah, ze -bedenkt zich nog wel, als ze ziet, dat ik niet het minste bezwaar maak.” -</p> -<p>En <span class="corr" id="xd31e2964" title="Bron: onmiddelijk">onmiddellijk</span> orders gevende, hielp hijzelf zooveel mogelijk, om alles in te pakken. -</p> -<p>„Waar moet je het heen brengen?” vroeg Wiechen, toen alles opgeladen was. -</p> -<p>„Noordeinde 68,” zeide de besteller, die zijn les had opgekregen, maar moeite had -om ernstig te blijven bij de gedachte, dat die heer straks of morgen al zoekende naar -het nummer, met zijn neus voor het Koninklijk Paleis zou komen te staan. -</p> -<p>Inderdaad liep Wiechen erin, in zoover, dat hij het straatnummer van het meest bekende -huis in den Haag niet kende; iets, wat hem haast tot fatsoenlijk Hagenaar stempelde. -</p> -<p>Ziezoo, nu wist hij waaraan zich te houden. Hij zou een <span class="pageNum" id="pb165">[<a href="#pb165">165</a>]</span>briefje schrijven aan Marie, dat ze nu beslissen moest. Zij kon mee, of niet mee. -Wachten was onzin. -</p> -<p>Er was een Zwitsersch bonnetje, in dienst bij iemand van het Hof, die bereid zou zijn -haar plaats in te nemen. Zij was een tijd geleden bij hem geweest, en vond dat eeuwige -zeulen met kinderen vervelend. En die werden bovendien groot, zoodat ze reeds een -wenk gekregen had om naar iets anders uit te zien. Een heel fatsoenlijke wenk, want -die bestond in een spaarbankboekje; maar het was toch een wenk. -</p> -<p>Men kon het nu beschouwen zooals men wilde. Marie was.… ja, ze had iets meer gedistingueerds -over zich. -</p> -<p>Hij trommelde met de vingers zenuwachtig op tafel. -</p> -<p>Marthe, de andere, was minder gedistingueerd, maar sprak beter fransch. Hier kwam -een plotselinge uitdrukking van niet begrijpen op zijn gelaat. In zijn ongeschoold -brein rees eensklaps een vraag op. -</p> -<p>Distinctie deed heel wat, ook in zijn zaken; imponeerde. Fransch spreken gold in den -Haag voor een bewijs van distinctie. Maar eigenlijk kon niemand het goed, behalve -zoo’n <i>bonne</i>, en die was <i>niet</i> gedistingueerd. -</p> -<p>Wat een warboel! Misschien was dat in Frankrijk of elders niet zoo, en stelde men -het goed spreken van eigen taal hooger, dan het radbraken van een vreemde, zoodat -men daarin geen bewijs van distinctie zocht. -</p> -<p>Hij zou dit graag eens onderzoeken, maar het beroerde was, dat hij nu dadelijk moest -kiezen. Want in den Haag begon het te dreigen, en de groote bedragen waren over de -grenzen. -</p> -<p>Nu Marie van die kuren begon te krijgen, was het misschien beter haar ineens te laten -schieten, en de andere te nemen. Die kon natuurlijk niet zoo op stel en sprong uit -haar positie, en hoe eer hij haar dus kon waarschuwen, <span class="pageNum" id="pb166">[<a href="#pb166">166</a>]</span>hoe beter. Geen oogenblik twijfelde hij of ze het doen zou. Als hij wenkte, gehoorzaamde -men. Er waren maar weinigen, die met hem in aanraking geweest waren, die hij niet -bevelen kon. -</p> -<p>Neen, één ding was zeker, als hij uit den Haag ging, zou de heele stad opademen! Gedurende -de vele jaren, dat hij er was geweest, had hij de menschen, en hadden de menschen -hem leeren kennen. -</p> -<p>„Dag Pa!” -</p> -<p>„O, ben jij daar.… Wat ik zeggen wil, mevrouw is weg.” -</p> -<p>„Weg?” vroeg Ella, bleek wordend. „Waarom heeft u dat gedaan? Ze was zoo goed.” -</p> -<p>„Malle meid! Ik heb haar niet weggestuurd. Ze is uit haarzelf weggegaan.” -</p> -<p>„Dat kan niet Pa, ze hield.… ze was.…” -</p> -<p>Ella begon te beven. -</p> -<p>„Ga maar naar boven,” zeide hij, „en kijk. Ze heeft haar heele rommeltje al weg laten -halen.—Sta er niet zoo bij, of je geen tien kunt tellen, en tranen wil ik niet zien, -hoor je!” -</p> -<p>„Och pa, laat mij naar mevrouw toe gaan! Ze is zoo lief, en zal wel terugkomen, als -<i>ik</i> het vraag.” -</p> -<p>Wiechen zweeg even. -</p> -<p>„Hm,” deed hij toen. „Hou je hoed maar op. Ik zal je een briefje meegeven.” -</p> -<p>Hij liep naar zijn schrijftafel, en schreef haastig een paar regels op een kaartje, -dat hij daarop in een <span class="corr" id="xd31e3008" title="Bron: evelop">envelop</span> stak. Een tijdlang bleef hij toen staan, bewegingen makend, of hij het Ella geven -zou of niet, zoodat zij begon te lachen. -</p> -<p>„Lach niet,” riep hij woedend. „Ik denk erover.… Neen, je moest eens te stom zijn -om je boodschap goed te doen.” -</p> -<p>En hij likte de enveloppe dicht, en schreef er het adres op. -</p> -<p>„Hier,” zeide hij toen. „Steek dat in je zak. Als mevrouw <span class="pageNum" id="pb167">[<a href="#pb167">167</a>]</span>met je meekomt, of belooft terug te komen, is het goed. Anders bezorg je dit aan het -adres, dat er op staat.” -</p> -<p>„Goed,” zeide Ella, het briefje aannemend. „En mevrouw, waar is <span class="corr" id="xd31e3020" title="Bron: dle">die</span>?” -</p> -<p>„Noordeinde 68,” antwoordde hij. „Rep je wat, anders wordt het zoo laat met eten.” -</p> -<p>„Als mevrouw niet thuis is, moet ik dan een boodschap achterlaten?” vroeg Ella. -</p> -<p>„Neen<span id="xd31e3027"></span>” zeide hij. „Als mevrouw er niet is, of niet komen wil, bezorg je het briefje. Geen -gedonderjaag.” -</p> -<p>„Goed Pa,” zeide Ella. -</p> -<p><i>Dat</i> wist Ella. Als Wiechen zulke strenge orders gaf, en zoo kort sprak, moest er gehoorzaamd -worden. Blindelings! -</p> -<p>Ella reed dus heen; maar toen zij vóór het Paleis stond, aarzelde zij toch. In het -<span class="corr" id="xd31e3035" title="Bron: nnmmer">nummer</span> kon ze zich niet vergissen, en ze had het tot overmaat van voorzichtigheid nog met -potlood op haar manchet geschreven. Als het dan moest, dan moest het! En dapper plaatste -zij haar fiets tegen die trap en liep naar binnen. -</p> -<p>„Is mevrouw van Groningen hier?” vroeg zij<span id="xd31e3040"></span> den dikken portier. -</p> -<p>„Onbekend, freule. Bij wie zou die dame kunnen zijn?” -</p> -<p>„Bij wie.…<span class="corr" id="xd31e3045" title="Niet in bron">,”</span> herhaalde Ella. „Dat weet ik niet. Maar er moet een vergissing zijn.… Men heeft mij -een nummer opgegeven.…” -</p> -<p>„Een nummer?” vroeg de man, groote oogen opzettend. „Hier is het <i>Paleis</i> en geen <i>nummer</i>.” -</p> -<p>Ella schoot in den lach. Haar verlegenheid was verdwenen. -</p> -<p>„Het <i>nummer</i> ben jij,” zeide zij. „Dag!” -</p> -<p>Vlug liep zij de treden weer op, en stapte op haar fiets. -</p> -<p>Ella begreep intusschen, dat mevrouw geen bezoeken of boodschappen wenschte. Het verkeerde -adres was natuurlijk met opzet gegeven. Er bleef haar niets te doen over, dan <span class="pageNum" id="pb168">[<a href="#pb168">168</a>]</span>nu het briefje <span class="corr" id="xd31e3064" title="Bron: teposten">te posten</span>, en dan naar huis teruggaan. En zoo deed zij. -</p> -<p>Opeens hoorde zij haar naam noemen, en schoot haar een fiets op zijde. Het was Carel -Becker, die haar had ingehaald. -</p> -<p>„Goed nieuws,” juichte hij. „Ik ben door het examen, en een van de eerste nummers, -zoodat ik zeker geplaatst word.” -</p> -<p>„Heerlijk voor je<span class="corr" id="xd31e3071" title="Niet in bron">,</span>” zeide Ella. „Wel gefeliciteerd, hoor!” -</p> -<p>„Heb je tijd, om mee te gaan?” vroeg hij. -</p> -<p>„Geen minuut te verliezen,” verklaarde zij. „Morgenmiddag?” -</p> -<p>„Als het niet anders kan, moet het wel. Maar je begrijpt, dat ik zoo spoedig mogelijk -overal naar mijn familie moet. En bij de plannen vóór mijn vertrek, is er één, waarover -ik met jou moet raadplegen.” -</p> -<p>Ella was langzamer gaan rijden, toen zij bemerkte, gevaarlijk dicht bij huis te komen. -Nu sprong zij van haar fiets, terwijl haar oogen zich met tranen vulden. -</p> -<p>„Ga je nu weg?” klaagde zij. -</p> -<p>„Ja, maar ik wou niet alleen gaan,” antwoordde hij, snel sprekend, „ik wou je meenemen.” -</p> -<p>„Ach!” riep Ella uit, glimlachende en blozend tegelijk. -</p> -<p>„We moeten er nu mee voor den dag komen,” ging hij voort. <span class="corr" id="xd31e3083" title="Niet in bron">„</span>En ik heb gedacht, dat het beste zou zijn, als ik zelf maar belet bij je vader vroeg. -Zie eens, mijn ouders zijn menschen, die zich moeielijk verplaatsen, en.… ik ben bang, -dat er bezwaren zullen komen. We moeten ze voor een <i lang="fr">fait accompli</i> zetten. Als ik de toestemming van je vader heb, kondig ik ons bezoek aan, en eer -er wat aan te doen is, zijn we op onze eerste engagements-visite.” -</p> -<p>„Hoe grappig klinkt dat,” zeide Ella. „Je begint zoo’n gevoel te krijgen een groot -mensch te zijn.” -<span class="pageNum" id="pb169">[<a href="#pb169">169</a>]</span></p> -<p>„Ja,” gaf hij toe, „ik kreeg het ook, toen ik den uitslag van het examen kende. Je -weet: nu gaat het zelfstandig leven beginnen.—Zeg, liefste, op welke uren is je vader -gewoonlijk thuis<span class="corr" id="xd31e3093" title="Bron: .">?</span>” -</p> -<p>„Tegenwoordig meestal vast den geheelen avond. Hij werkt veel op het kantoor, den -laatsten tijd.” -</p> -<p>„Dan zal ik hem van tevoren even opbellen, en doe het vanavond al.” -</p> -<p>„O, hoe vreeselijk; ik loop weg!” -</p> -<p>Hij lachte hartelijk, en nam afscheid, blij dat dit onderhoud zoo gemakkelijk was -gegaan. Want hij had er tegenop gezien, om redenen, die hij Ella echter niet verteld -had. -</p> -<p>De tegenstand, dien <span class="corr" id="xd31e3102" title="Bron: bij">hij</span> tegenover haar slechts verondersteld had, was in werkelijkheid reeds een feit. Hij -had een poos geleden zijn ouders met zijn wenschen in kennis gesteld, wat tengevolge -had, dat men aan het informeeren was gegaan. Gevraagde en ongevraagde inlichtingen -waren verkregen, en vooral de laatste waren, zooals altijd wanneer het een voorgenomen -huwelijk geldt, meer dan bar. Maar toch, ontdaan van hetgeen er kennelijk bij gefantaseerd -was, bleef er nog genoeg over, om de relatie ongewenscht te maken. Met uitzondering -van een laf praatje, gedebiteerd door een ongehuwde nicht, die niemand het levenslot -gunde, dat haar neus was voorbijgegaan, waren de berichten over Ella onverdeeld gunstig. -</p> -<p>Hierop had Carel dan ook dadelijk gewezen, en aangevoerd, dat hij niet met de familie -trouwde, en buitendien naar Indië ging, zoodat hij met Ella gelukkig kon wezen, zonder -last van haar familie, terwijl zijn ouders hier geen omgang behoefden te maken met -die menschen. -</p> -<p>Hij had het eindelijk zoover weten te brengen, dat zijn ouders hun verzet opgaven, -op voorwaarde echter, dat zij niets dan het strict noodige zouden behoeven te doen, -en <span class="pageNum" id="pb170">[<a href="#pb170">170</a>]</span>in geen geval iemand van dien kant, Ella uitgezonderd, in hun huis zouden behoeven -te ontvangen. En Carel mocht geen cent van Wiechens geld aannemen. Dat geld, door -woeker of misdrijf verkregen, kon toch nooit geld zijn waar zegen op rustte. -</p> -<p>Carel had alles beloofd en toegegeven. Als hij Ella maar had, was hij tevreden; meer -begeerde hij niet. -</p> -<p>Wiechen was verrast. -</p> -<p>Aan deze mogelijkheid had hij nu het allerminst gedacht! Dat een meisje, dat men laat -studeeren, het in haar hoofd krijgt, om vlak vóór het eindexamen van het Gymnasium, -zich te willen engageeren, vond hij iets onbehoorlijks. Dat beetje, dat volgens hem -voor een getrouwde vrouw noodig is, had men goedkooper kunnen leeren. Nu was het weggegooid -geld, en daar hield hij niet van. -</p> -<p>Hij wilde niets beslissen, zoo dadelijk, en begon, om tijd te winnen, den jongen man -de vragen te stellen, die hij meende dat bij een gelegenheid als deze gebruikelijk -waren, te weten naar Carels toekomst en de financieele positie zijner ouders. -</p> -<p>En Carel, die van beide niets dan goeds kon zeggen, vond dit een gunstig teeken, en -antwoordde zoolang hij wat te zeggen had, terwijl Wiechen luisterde en nu en dan korte -vragen deed. De macht der gewoonte toonde zich ook hier weer. Het was langzamerhand -of het een te sluiten geldleening betrof. Werktuigelijk begon Wiechen de gegevens, -die hem Carel gaf, met potlood op een voor hem <span class="corr" id="xd31e3117" title="Bron: lihgend">liggend</span> stuk papier op te teekenen. -</p> -<p>„Ik zal informatie nemen,” zeide hij opeens. „Wanneer moet het geld er zijn?” -</p> -<p>„Geld, meneer?” riep Carel verbaasd uit. „Daar heb ik in de allerlaatste plaats aan -gedacht, of liever in het geheel niet.” -<span class="pageNum" id="pb171">[<a href="#pb171">171</a>]</span></p> -<p>„O neen,” zeide Wiechen, zich herstellende. „Ik was een oogenblik absent. Maar nu -we er toch over spreken, konden we dat ook behandelen. U verwacht natuurlijk, dat -Ella wat meekrijgt. Misschien moet ik daarover met uw papa spreken …” -</p> -<p>„Neen meneer. Vader is … te oud,” redde zich Carel, die begreep dat nu het moeielijke -punt kwam. „Hij mag nergens in gemengd worden, te wille van zijn gezondheid. Hij geeft -zijn toestemming, ziedaar alles. En het zou hem en mij aangenaam zijn, als over geld -niet werd gesproken. Met mijn tractement en de toelage, die mijn vader zal geven, -is te dien aanzien gezorgd.” -</p> -<p>„Zoo,” deed Wiechen langzaam. „Nu, we zullen zien. Ik had andere plannen met haar, -en wil eerst weten, of het haar ernst is die op te geven. En dan, moet ik haar moeder -erin kennen.” -</p> -<p>„Wanneer mag ik dan mijn antwoord verwachten?” -</p> -<p>„Morgenavond om dezen tijd. Is dat goed? Iets vroeger kan ook, maar niet vóór zessen. -Als de zaak doorgaat, zullen we toch nog een en ander te bespreken hebben …” -</p> -<p>„Ik zal om half zeven hier zijn,” beloofde Carel, opstaande. -</p> -<p>Het was een vervelend geval, vond Wiechen. Hij wilde dat Ella onbezorgd zou zijn in -de toekomst, en dat bood zich nu aan, al was het niet op de manier, die hij gedacht -had. Want dat ooit iemand, laat staan in Holland, om zijn dochter zou komen, had hij -niet verwacht. Maar hij had een tweede bedoeling. Zoodra zij klaar was, wilde hij -haar aan zijn practijk verbinden, door haar gedekt zijn. En dát ontging hem op deze -wijze. -</p> -<p>„Ella!” riep hij, en het antwoord kwam van zóó dicht bij<span class="corr" id="xd31e3134" title="Bron: .">,</span> dat hij besefte, dat zij zich in de buurt van het kantoor had opgehouden. -</p> -<p>„Ga eens zitten,” zeide hij, toen zij binnenkwam, de <span class="pageNum" id="pb172">[<a href="#pb172">172</a>]</span>sporen dragend van te hebben gehuild. „Je weet wat er geweest is.” -</p> -<p>En op haar toestemmend knikje, deelde hij haar mee, niet geheel te hebben willen weigeren, -maar dat zijn inzicht in de zaak was, dat men het moest laten afhangen van het eindexamen. -Dat begon nu over enkele dagen. Slaagde zij, dan bleek het, dat zij voldoende studeerkracht -had, om ook verder te komen. Men zou zoolang het antwoord kunnen uitstellen. -</p> -<p>„Dat is niet noodig, pa,” zeide Ella. „In dat geval kunnen we nu evengoed beslissen.” -</p> -<p>„Ben je zóó zeker, dat je er komt?” -</p> -<p>„Neen,” zeide Ella, zacht doch beslist. „Ik zou het diploma graag hebben, en zal er -mijn best voor doen. Maar als ik dan Carel niet hebben mag … dan laat ik mij expres -zakken.” -</p> -<p>Vloekend sprong hij op en schudde haar doorelkaar. -</p> -<p>Zij bood niet den minsten tegenstand. -</p> -<p>„Zoo zal het ook op het examen gaan,” zeide zij apatisch. „Geen behoorlijk antwoord -zal men uit mij krijgen.” -</p> -<p>Hij liet haar los. Ja, dat was wel zijn dochter! Zoo was ook hij geweest, toen hij -indertijd zijn militair pensioen wilde halen. -</p> -<p>„Gévédé! Trouw dan voor mijn part. Maar doe ook je examen.” -</p> -<p>„Dat beloof ik u,” riep Ella uit, hem om den hals vallend. „U meende het toch ook -niet. wel? U wou maar eens zien of het mij ernst was, nietwaar?” -</p> -<p>„Al goed,” bromde hij. -</p> -<p>Zij keek op de klok. -</p> -<p>„Mag ik het nog even aan moeder gaan zeggen?” vroeg zij. „En als ik thuis kom, zal -ik gauw een briefje aan mevrouw schrijven. De post zal haar adres toch wel weten.” -<span class="pageNum" id="pb173">[<a href="#pb173">173</a>]</span></p> -</div> -</div> -<div id="ch16" class="div1 chapter"><span class="pageNum">[<a href="#ch16.toc">Inhoud</a>]</span><div class="divHead"> -<h2 class="main">HOOFDSTUK XVI.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">De voorspelling van Dr. Arnolds was uitgekomen. Zijn zoon en Viehof werden vrijgesproken. -Beiden waren in vrijheid gesteld, en men had hun de effecten moeten teruggeven, die -destijds in beslag genomen waren. Die waren nu op de gewone wijze in Engeland verkocht, -waartoe Boom daarheen was gegaan. Zijzelf hadden dat niet aangedurfd, maar op Boom, -die van onbesproken reputatie was, kon geen verdenking vallen. En hij had dit te eer -gedaan, daar dit de eenige manier was om aan het hem rechtmatig toekomend deel van -den buit te komen. Heel eerlijk zond men ook Hervau zijn deel, zich herinnerende, -dat deze bad verteld nog meer zaken te hebben, waaraan geld te verdienen was. -</p> -<p>Er was een tweede reden, waarom Boom de geschiktste persoon voor dit karreweitje was -geweest. Ieder wist, dat hij naar het buitenland ging om te trouwen. Dat had men in -alle couranten onder de huwelijksaankondigingen kunnen lezen. Het was niet meer dan -natuurlijk, dat hij een poosje vóór den dag der voltrekking er al heen ging. Zulke -dingen duurden altijd wat, en reeds was men verbaasd geweest over de snelheid waarmee -aan de formaliteiten, die de wetten van beide landen voorschrijven, was voldaan, dank -zij den door Arnolds aanbevolen advocaat, de eenige die <span class="pageNum" id="pb174">[<a href="#pb174">174</a>]</span>over zijn werk niet tevreden was, daar hij buiten een klein voorschot, geen honorarium -ontvangen had. -</p> -<p>Maar in elk geval, de effecten waren verkocht, en Boom was getrouwd teruggekomen. -De dankbaarheid der familie zijner vrouw was ook meegevallen, zoodat hij thans netjes -ingericht woonde. Het eenige wat tegenviel, was dat hij in alles op de vingers gekeken -werd door zijn vrouw, en ongenadig onder de plak zat. -</p> -<p>Geen opstaan tegen den middag, geen vertoef in koffiehuizen des nachts; slechts bij -hoogst enkele gelegenheden mocht hij alleen uit. -</p> -<p>Ook in geldzaken hield zij de teugels strak. Niets mocht bij doen zonder haar geraadpleegd -te hebben, en alle accepten of ander papier nam zij hem af, om het zelf te bewaren, -en er hem tegen de vervaldagen mee uit te sturen. Zijn zakgeld was afgepast. -</p> -<p>Enkele dagen na zijn thuiskomst had Boom de anderen op een glas wijn genoodigd, daar -Arnolds had medegedeeld een zaak te weten. En daar mevrouw Boom van oordeel was geweest, -dat men die zaak evengoed, ja veiliger thuis kon bespreken, dan in Café <i>Central</i>, was men thans bijeen. -</p> -<p>De zaak was een renpaard te koopen, en op de Hollandsche banen te laten loopen. Het -paard was op de rennen nog nagenoeg onbekend, en had feitelijk pas een paar maal in -het buitenland geloopen tot proef. -</p> -<p>„Zit Hervau erin?” vroeg Boom, en op toestemmend knikken, ging hij voort: „Dan is -de zaak veilig. Hij kent dat. Maar hoeveel kost die grap?” -</p> -<p>„Voor ons een kleinigheid,” zeide Viehof. „Enkel stallen en oppassen, gedurende een -week of wat. Hervau stuurt het beest over, en wij betalen hier. Maar hoofdzaak is, -dat wij hem moeielijk op onzen naam kunnen laten loopen. Arnolds of ik tenminste niet. -Wil jij dat doen?” -<span class="pageNum" id="pb175">[<a href="#pb175">175</a>]</span></p> -<p>„Neen” zeide Boom. „Voor mij is het ook niets. Maar ik weet een eerzaam winkelier, -die wel eens een beetje gokt, en die het wel voornaam zal vinden. Ik sta voor hem -in.” -</p> -<p>„Duur?” -</p> -<p>„Neen. We mogen hem er geen te groote zaak van voorspiegelen; anders wantrouwt hij -het. Zoo voor de aardigheid, om ook eens als eigenaar <span class="corr" id="xd31e3181" title="Bron: ts">te</span> figureeren en nog een kleinigheid toe te verdienen, waarvoor hij zoo goed als niets -waagt. Want we moeten hem iets mee laten betalen; anders is het te mooi.” -</p> -<p>„Best,” zeide Arnolds. „Zorg jij dan voor je winkelier en de inschrijving, en wij -doen de rest. Ik zal dadelijk telegrafeeren, dan kan de knol op de volgende <i>courses</i> te Woestduin meeloopen.” -</p> -<p>„Maar tegen een onbekend paard zijn geen <i>pari’s</i> te krijgen<span class="corr" id="xd31e3192" title="Niet in bron">,”</span> meende Boom. -</p> -<p>„O, hij moet de eerste keer ook niet winnen. Een keer of drie moet hij meeloopen. -Tweemaal zóó verliezen, dat er een hooge <i>côte</i> te maken is, en de derde maal in een verkoopsren winnen. Zie je, dat is de manier, -om geld te verdienen, en tegelijk de lastpost van het paard kwijt te zijn. Wacht, -ik zal mijn telegram klaarmaken.” -</p> -<p>En hij zette zich tot schrijven. -</p> -<p>Ruim drie weken later was het drietal vereenigd te Woestduin. Het was de groote dag, -waarop <i>Miss Kate</i>, hun paard winnen zou. In de volle zekerheid van hun slagen, hadden Arnolds en Viehof -zoowel bij de <i>bookmakers</i> als aan den totalisator hun geld geplaatst, het over verschillenden verdeelende, -om geen argwaan te wekken. Boom had gewacht. Het was zijn systeem, om eerst te zien -wat vóórging, en zoo laat mogelijk te zetten, in elk geval niet eer men wist of alle -paarden meeliepen. Eindelijk besloot <span class="pageNum" id="pb176">[<a href="#pb176">176</a>]</span>hij het voorbeeld der anderen te volgen, en verwijderde zich van hen. <span class="corr" id="xd31e3207" title="Bron: Eenklaps">Eensklaps</span> werd hij zacht aan zijn mouw getrokken. Het was een gewezen jockey, die thans het -baantje van adviseur uitoefende, en <i>tips</i> gaf. Boom had hem vroeger eens uit den nood geholpen, en daar werkelijk soms goeden -raad voor ontvangen, de enkele malen, dat hij naar de <i>courses</i> ging. -</p> -<p>„Speelt u <i>Walkyrie</i>” raadde hij. -</p> -<p>„Ik was van plan <i>Miss Kate</i> te spelen,” zeide Boom. -</p> -<p>„Dat dacht ik wel,” zeide de ander. „Ik heb u zien praten met meneer Viehof. Die zit -in een combinatie.” -</p> -<p>„Hoe drommel weet je dat?” riep Boom uit. -</p> -<p>„Ik moet wel alles weten, tenminste als er geknoeid wordt. De <i>jockey</i> is omgekocht, geloof u me gerust. <i>Miss Kate</i> wint ditmaal niet. De volgende maal.” -</p> -<p>Boom begreep, dat daar iets achter moest zitten. Het was een verkoopsren, en men <i>moest</i> verkoopen, omdat men het financieel niet langer houden kon. Won dus <i>Miss Kate</i> niet, dan was men paard en inzetten kwijt. -</p> -<p>„Weet je het heelemaal zeker?” vroeg hij. -</p> -<p>„Heelemaal zeker,” antwoordde de ander. „Maar ik zou niemand anders dan u gewaarschuwd -hebben. U verklikt me niet?” -</p> -<p>„Dankje wel,” zeide Boom. „Kom straks eens bij mij.” -</p> -<p>„Neen, meneer, dan zoude men misschien iets merken. Ik kom morgen avond even bij u -thuis.” -</p> -<p>Boom volgde den gegeven raad, maar met kloppend hart. Hoewel de ex-jockey nooit met -zekerheid tevoren kon zeggen, welk paard zou winnen, als elk zijn best deed, kon hij -toch daartegenover wel veilig afraden een paard te spelen, als hij van knoeierij de -lucht had. En daarop was hij uitgeslapen. -</p> -<p>Het leek een spannende strijd. Na eerst in een klomp te <span class="pageNum" id="pb177">[<a href="#pb177">177</a>]</span>hebben geloopen, drongen reeds na de eerste hindernis twee paarden vooruit. En ofschoon -de achterblijvers hoe langer hoe meer distantie kregen, die twee bleven als aan elkaar -hangen. -</p> -<p>„Hij houdt <i>Miss Kate</i> in,” zeide Arnolds zacht tegen de anderen. „Dat is zeer verstandig. Dan kan hij haar -krachten voor het laatste vlakke eind bewaren. Het gaat goed.” -</p> -<p>Maar een oogenblik later uitte hij onwillekeurig een kreet. -</p> -<p>Bij den sprong over de laatste hindernis was <i>Miss Kate</i> teveel op de voorhand neergekomen, en had door den schok zijn vaart verloren. Het -scheen zelfs een oogenblik of hij vallen zou, zoo wankelde de rijder. Zich <span class="corr" id="xd31e3256" title="Bron: onmiddelijk">onmiddellijk</span> weer herstellende schoot het paard echter weer vooruit, zichbaar den voorsprong inhalende, -dien <i>Walkyrie</i> door dat korte oponthoud gekregen had. Maar telaat. Met een neuslengte was <i>Miss Kate</i> geslagen! -</p> -<p>„Weg centers!” riep Boom, onverschilligheid voorwendende. -</p> -<p>Hij had mooi in de angst gezeten. Toen hij het geval bij de laatste hindernis zag, -begreep hij dat dit een gewilde misstap was, doch later twijfelde hij weer. En minder -goed gezicht op de paarden hebbende, daar de tribune eenigzins schuin tegenover den -winpaal stond, dacht hij een oogenblik dat <i>Miss Kate</i> tòch weer voor was gekomen. Doch neen, en <span class="corr" id="xd31e3269" title="Bron: welkra">weldra</span> weerklonk het geroep: <i lang="en">allright!</i> waarmee de overwinning van <i>Walkyrie</i> een feit werd. -</p> -<p>Arnolds en Viehof stonden met bleeke gezichten te kijken. -</p> -<p>„Ik moet eerst wat drinken,” zeide de laatste, waarmee de ander instemde. -</p> -<p>„En ik moet wat versche lucht blijven inademen,” zeide Boom. „Is me dat een toestand! -Ik kom straks ook aan het buffet.” -</p> -<p>Zoodra zij daarin verdwenen waren, ging hij zijn winst <span class="pageNum" id="pb178">[<a href="#pb178">178</a>]</span>realiseeren. Eerst bij de <i>bookmakers</i>, waar het van uit het buffet meer in het gezicht kon loopen, en toen bij den totalisator. -Daarna vervoegde hij zich bij de anderen. -</p> -<p>„Geen prettig bericht voor Hervau,” begon Boom. -</p> -<p>„Voor ons is het erger,” antwoordde Arnolds. „Hoeveel heb jij gezet?” -</p> -<p>„Duizend pop.” -</p> -<p>„’t Is jammer. Ik wou dat die vervloekte knol de beenen gebroken had. De jockey heeft -z’n best gedaan. Het <span class="corr" id="xd31e3291" title="Bron: scheel-">scheelde</span> nog maar een haartje.” -</p> -<p>„<i>Gévédé!</i>” liet Viehof los. -</p> -<p>„Kom, er is niets aan te doen,” meende Boom. „Laat ons opwandelen, en aan het hôtel -nog iets pakken. Die champagne begint me tegen te staan.” -</p> -<p>En zij zetten zich in beweging, langzaam opwandelend naar de door Boom voorgestelde -plaats, om van daaruit de komst van den trein af te wachten. -</p> -<p>Thuisgekomen dacht Boom zijn vrouw te verheugen met al het geld, dat hij gewonnen -had. Doch dat was een misrekening. Wel nam zij het hem af, maar diende hem een ongezouten -standje toe. Ten eerste omdat hij de duizend gulden, waarmee hij gespeeld bad, niet -had afgedragen, en voorgewend, dat hij die de vorige week niet had kunnen innen. En -voorts, omdat hij die gewaagd had, en zeker kwijt zou geweest zijn, als niet toevallig -die jockey hem had ingelicht. Enfin, het was gebeurd, en nu gelukkig afgeloopen; maar -hij moest het niet weer wagen. Neen, nooit meer. Want ze hadden genoeg, om met voorzichtig -uitzetten van te leven, en gingen gaandeweg zelfs vooruit. Er was dus geen enkele -reden om van die gewaagde dingen te doen. -</p> -<p>„Het was niet gewaagd,” wierp hij tegen. „Geknoei kan niemand verhelpen.” -<span class="pageNum" id="pb179">[<a href="#pb179">179</a>]</span></p> -<p>„Spelen is altijd gewaagd,” besliste zij. „En ik wil het niet meer hebben, hoor je!” -</p> -<p>Maar later bleek zij toch niet zoo kwaad, daar zij Boom honderd gulden meegaf, om -Arnolds en Viehof, als die thans zonder geld zaten, elk wat te geven. En hij mocht -dien avond alleen naar <i>Central</i>, om het hun te brengen. Want sedert zij getrouwd was, kon ze moeielijk meer daarheen -gaan, met de kans de <i>maîtresses</i> der anderen te ontmoeten. -</p> -<p>Zoo slenterde Boom na den eten naar het bewuste Café, hoewel hij nauwelijks verwachtte -de anderen daar te vinden. Zeer verwonderd was hij dus hen te zien niet alleen, maar -blijkbaar hadden zij met Fifi en Leda goed gedineerd, en waren in vroolijke stemming. -</p> -<p>„Goed bericht!” riep hem Arnolds toe, zoodra hij hem <span class="corr" id="xd31e3315" title="Bron: bepeurde">bespeurde</span>. „Een telegram van Hervau. Hij seint het paard nog aan te houden, en een volgenden -keer te laten loopen<span class="corr" id="xd31e3318" title="Bron: ,">.</span> Hij zal stalgeld vergoeden en dubbel onze inzetten, die er vandaag bij ingeschoten -zijn.” -</p> -<p>„Begrijp je dat?” voegde Viehof erbij. -</p> -<p>„Nogal eenvoudig,” zeide Boom. „Hij heeft tegen zijn eigen paard gespeeld, en zelf -gezet op <i>Walkyrie</i>.” -</p> -<p>„Bliksems! Wat heeft hij daaraan<span id="xd31e3328"></span>?” -</p> -<p>„Om tweemaal te winnen. Door onze hooge inzetten leek het, of <i>Miss Kate</i> nu liep om te winnen. Dat depreciëerde de <i>côte</i> van Walkyrie, waardoor hij op dat paard zettende, meer won. Den volgenden keer denkt -men, dat het wéér zoo gaan zal, en slaan we onzen slag met <i>Miss Kate</i>. En dan is het uit.” -</p> -<p>„Waarom liet dan de jockey <i>Miss Kate</i> zoo gevaarlijk ophalen?” -</p> -<p>„Om een disqualificatie te ontgaan. Daar zijn ze bier tegenwoordig zoo bijster vlug -mee. We hebben hem dadelijk <span class="pageNum" id="pb180">[<a href="#pb180">180</a>]</span>teruggeseind hoeveel stalgeld en inzet is. Voor jou ook.” -</p> -<p>„Je hebt er toch wat opgelegd?” -</p> -<p>„Neen, zeker niet. Onder elkaar eerlijk, hè?” -</p> -<p>„Natuurlijk,” zeide Boom, even kleurende. „Ik maakte ook maar gekheid. Kom, dat is -een goed bericht, en ik geef er een dozijntje oesters op, bij Hoek.” -</p> -<p>Dat denkbeeld vond de noodige instemming, en men maakte zich langzamerhand op, om -de uitnoodiging te volgen. -</p> -<p>Toen Boom dien avond naar huis ging, aarzelde hij, of hij zijn vrouw mededeeling zou -doen van het extra fortuintje, dat hem te beurt viel. Zij had gelijk, het was wagen -geweest. Maar het zou zonde zijn de volgende keer, als <i>Miss Kate</i> werkelijk won<span class="corr" id="xd31e3355" title="Bron: .">,</span> niet weer mee te kunnen doen. Heelemaal niets zeggen, durfde hij ook niet. Hij moest -toch eenigen uitleg geven, waarom hij de honderd gulden niet aan de anderen had behoeven -te geven, maar er van had gesoupeerd met hen. Als het nu niet zoo laat was geworden, -en hij kon ergens het meerdere geld bergen, was het wat anders. Ook deed zich de moeielijkheid -op, zoodra hij de twee mille van Hervau in zijn zak <span class="corr" id="xd31e3358" title="Bron: bad">had</span>, te maken, dat Helene er de lucht niet van kreeg. Zij ledigde zijn zakken, en borstelde -dan zijn goed af. Inslikken kon hij het toch niet! Ha, hij wist iets! Hij kon haar -wijsmaken, dat Hervau hem duizend gulden restitueerde, in de meening, dat hij die -verspeeld had, en de andere duizend gulden om voor gezamenlijke rekening den volgenden -keer te spelen. Zoo was elk tevreden, en de volgende maal zou hij de helft afdragen, -en de andere helft quasi aan Hervau moeten zenden. Tegen dien tijd zou hij er wel -een geschikt plekje voor vinden, waar zij niet bij kon. -</p> -<p>Het was lastig, zoo’n vrouw, die overal haar neus instak. En toch kon hij niet buiten -haar. Reeds hadden, toen hij <span class="pageNum" id="pb181">[<a href="#pb181">181</a>]</span>pas thuis was, een paar oude schuldeischers geprobeerd hem aan het kleed te komen, -maar ze moesten onverrichterzake afdeinzen, omdat alles van háár was. Hij had zich -toen gehaast dit zooveel mogelijk bekend te maken, om geen herhaling te krijgen. En -bij slot van rekening zorgde zij toch goed voor hem, en was het in zijn eigen belang. -Alleen, lastig was het. -</p> -<p>Reeds den volgenden avond kwam de remise van Hervau. Dat was wat men noemde <i>coulant</i>! Men deelde, en gaf den winkelier te wiens name het paard liep, de voorgeschoten -stalgelden terug. En deze, die al bang geworden was, dat men hem erin had laten loopen, -en met een deurwaarder in overleg was getreden het paard in beslag te nemen, verheugde -zich in den goeden afloop. -</p> -<p>„Ik wist wel, dat ik u kon vertrouwen, meneer Boom,” zeide hij; „maar het loopt toch -in de papieren. Ik heb er zelf vierhonderd gulden op gezet en verloren. Ik zal de -volgende maal mijn inzet moeten verdubbelen, en dan willen we er het beste van hopen. -In elk geval weet ik, dat ik een renpaard heb gehad.” -</p> -<p>„Maak u maar niet ongerust,” zeide Boom. „Het was een toeval, dat het paard ditmaal -heeft verloren. Aanstaanden Zondag zal het wel beter gaan.” -</p> -<p>En deze voorspelling kwam uit. -</p> -<p>Mooier dan ditmaal <i>Miss Kate</i> liep, had nooit eenig paard geloopen. <i lang="fr">Hands down</i> werd de ren gewonnen, Vroolijker dan de vorige maal gingen nu ook Arnolds en Viehof -naar huis. -</p> -<p>„Ik ga er een beetje vandoor,” zeide de eerste. „Ga je mee?” -</p> -<p>„Waarheen?” -</p> -<p>„Forest, Namur, of zoo. En als we geluk verder.” -<span class="pageNum" id="pb182">[<a href="#pb182">182</a>]</span></p> -<p>„Top,” antwoordde Viehof. „Gauw wat inpakken, en met den avondtrein tot Brussel?” -</p> -<p>„Best!” -</p> -<p>„Wat zijn jelui toch dom,” meende Boom. „Nu heb je wat geld, en kunt met een beetje -beleid er van leven, en af en toe nog eens een slagje slaan. Doe zooals ik, en blijf -hier. ’k Weet van tevoren, dat jelui <i lang="fr">sans le sou</i> terugkomt.” -</p> -<p>„Ik heb toch eens tachtigduizend francs gewonnen,” merkte Arnolds op. -</p> -<p>„Ja, en die heb je er in een maand doorgelapt,” zeide Boom. „Op die manier heb je -er niet veel aan.” -</p> -<p>„Het komt er niet opaan,” zeide Arnolds. „We hebben dan tenminste plezier gehad. Wat -heb je hier?” -</p> -<p>„En,” vond Viehof, „als we terugkomen, en het is op, dan zoeken we maar wéér wat op.” -</p> -<p>„Ik houd me aanbevolen,” verklaarde Boom. -</p> -<p>Zij deden zooals afgesproken, en spoedden zich naar hun kamers, om hun koffertje te -pakken, en de meisjes wat geld te geven. Maar deze lieten zich daarmee niet afschepen, -en het gevolg was, dat zij zoolang aandrongen tot ze mee mochten. -</p> -<p>Even voorbij de grens hadden zij hun gewone bezigheid hervat, als ze reisden, te weten -Arnolds en Viehof kaart te spelen, de meisjes te kijken en te babbelen, toen zich -in de deur van den <i>coupe</i>, die ze voor den rook hadden opengelaten, de figuur van Wiechen vertoonde. -</p> -<p>„Zoo, heertjes,” zeide hij, „éérste klasse en de dames mee?” -</p> -<p>„Kom bij ons zitten,” noodigde Arnolds. „Waar ga jij heen?” -</p> -<p>„Naar Parijs,” zeide Wiechen. „Neen, ik kom niet binnen. Ik heb tweede klasse, en -als een conducteur komt.…” -</p> -<p>Zij drongen aan, maar hij bleef weigeren, vertellende van een koopje dat hij eens -gehad had door dat te doen. <span class="pageNum" id="pb183">[<a href="#pb183">183</a>]</span>En bovendien was hij niet alleen. Een dame, die hij wegbracht. -</p> -<p>„Blijf je lang?” vroeg Arnolds. -</p> -<p>„Ik weet het nog niet. Eens kijken, of ik er iets van mijn gading vinden kan. Nu, -we zien elkaar in de wachtkamer te Brussel wel. Of gaan jelui niet door?” -</p> -<p>„Vannacht blijven we te Brussel. <i lang="fr">Bonjour!</i>” -</p> -<p>„Ik moet toch zien wie hij bij zich heeft,” verklaarde Arnolds, toen Wiechen verdwenen -was. „Neen, één voor één, asjeblieft,” ging hij voort, ziende dat ook de anderen opstonden. -</p> -<p>Hij bleef maar kort weg. -</p> -<p>„Gordijntjes dicht,” vertelde hij. „Door de reet zag ik oen knap snoetje, maar onbekend.” -</p> -<p>De overigen schenen het nu niet meer de moeite waard te vinden, en men ging door met -spelen en praten. -<span class="pageNum" id="pb184">[<a href="#pb184">184</a>]</span></p> -</div> -</div> -<div id="ch17" class="div1 chapter"><span class="pageNum">[<a href="#ch17.toc">Inhoud</a>]</span><div class="divHead"> -<h2 class="main">HOOFDSTUK XVII.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Ella Wiechen had haar eindexamen met goed gevolg afgelegd. Zoolang zij daarvoor werkte, -had men het geraden geacht het engagement nog geheim te houden, teneinde haar geen -te groote afleiding te geven. Nu zij er door was, wilde men haast maken met het huwelijk. -Carel kon elken dag zijn orders krijgen, om naar Indië te vertrekken, en hoe vlugger -alles afliep, hoe beter, naar de betrokken partijen voorkwam. -</p> -<p>Zelfs Wiechen werkte mee. Want hij vreesde elken dag voor een beslag, en wilde zien -vóór dien tijd weg te komen. Een paar kleine vonnisjes had hij afgedaan, doch een -der groote hing er teveel in. Tot overmaat van ramp had de advocaat van van Vleuten, -met hoop op een verstek, maar ineens gedagvaard, en daar Wiechen geen kosten meer -wou maken, was de toeleg gelukt. -</p> -<p>Van Marie van Groningen had Ella antwoord gekregen, waarbij deze haar hartelijk geluk -wenschte. Als Ella trek had, haar eens op te zoeken, dan kon dit nu geschieden, daar -zij bij haar oom en tante Slot was ingetrokken. -</p> -<p>Gaarne gaf Ella nu aan die uitnoodiging gehoor, en nam ook dankbaar Marie’s aanbod -aan, om haar met haar uitzet te helpen, zoodat zij geen onbruikbare dingen meenam. -</p> -<p>Ten huize harer aanstaande schoonouders was zij in het <span class="pageNum" id="pb185">[<a href="#pb185">185</a>]</span>eerst met eenige koelheid ontvangen, doch ook die week weldra, en al heel spoedig -was Ella maar zelden thuis te vinden. -</p> -<p>Het begon <span class="corr" id="xd31e3436" title="Bron: or">er</span> ook ongezellig te worden. Haar vader had, behalve op het kantoor, dat nog zijn gewone -uiterlijk behield, overal ingepakt, en veel de deur uitgezonden. Tot haar had hij -gezegd, dat hij <span class="corr" id="xd31e3439" title="Bron: onmiddelijk">onmiddellijk</span> na haar huwelijk naar Parijs zou vertrekken, en dus op de meubels na, alles wilde -hebben opgeruimd en opgezonden. Zoo ging dan het een vóór, het ander na, de deur uit, -en kreeg het eigenlijke huis den indruk of het voor een verkooping klaargemaakt was. -</p> -<p>Op den Zaterdagmiddag, vóór den Zondag, waarop Wiechen naar Parijs spoorde, had hij -Ella met een groot envelop naar Marie van Groningen gezonden, dat zij <span class="corr" id="xd31e3444" title="Bron: onmiddelijk">onmiddellijk</span> moest overhandigen, en er haar bij gezegd, dat hij even heen en weer naar Parijs -ging, en zij de gastvrijheid van Marie maar moest inroepen. Daarop had hij haar een -hartelijken afscheidskus gegeven. Dit laatste herinnerde zich Ella pas later, toen -Marie haar had verteld, wat er nader in den brief van haar vader stond. -</p> -<p>Het was geen „even heen en weer”, maar een vertrek voor goed. En hij vroeg zijn vroegere -vriendin, die toch zooveel van Ella hield, of zij haar bij zich wilde houden, en voor -het verdere zorgen. Een acte van toestemming voor Ella’s huwelijk, was in den brief -vervat. Die had hij doen opmaken, omdat, afgezien van zijn vertrek naar Parijs, hij -bij de huwelijksvoltrekking niet tegenover die trotsche menschen wou staan, die niet -eens zijn kennis wilden maken. Hij zou nog niet zoo spoedig gegaan zijn, als niet -Maandag een beslag in zijn huis verwacht werd, en hij daar Ella niet in kon laten -zitten. Hij verzocht Marie van dit alles aan Ella enkel het hoognoodige te willen -meedeelen. -</p> -<p>Ella schreide haar oogen rood, en zoo vond haar Carel, <span class="pageNum" id="pb186">[<a href="#pb186">186</a>]</span>die haar kwam afhalen, om bij zijn ouders te gaan eten. Hoewel hij hartelijk blij -was, dat hij Wiechen, die hem tegenstond, niet zou ontmoeten voorshands, gevoelde -hij toch groote deelneming met zijn aanstaand vrouwtje, en stelde haar voor haar komen -voor heden af te gaan zeggen. Doch hiervan wilde Ella niet hooren. Zij verzocht Carel -zelfs thuis niets van de verdwijning van haar vader te zeggen. Men wilde hem daar -niet kennen, dus had men ook geen belang erbij. -</p> -<p>„Weet je wat,” zeide Marie van Groningen. „Ik zal oom Slot verzoeken morgenmiddag -naar meneer Becker te gaan. Voor iedereen kan het voorloopig blijven, alsof hij slechts -tijdelijk weg is.—Neen, kind,” zeide zij tot Ella, „de oude heer Becker moet het weten. -Anders zou hij trouwens niet begrijpen, waarom je zoolang bij mij blijft logeeren. -Want dat doen we toch?” -</p> -<p>Ella viel haar om den hals. -</p> -<p>„Ziezoo,” zeide Marie. „Nu de traantjes gedroogd, en je gezicht even afgewasschen -in mijn kamer. Als je terug komt vanavond, heb ik een aardig klein nestje voor je -klaar, vlak naast mij.” -</p> -<p>Ella deed wat haar gezegd werd, en kwam weldra beneden, een <i>voile</i> voor haar gezichtje, waardoor men niet meer zag, dat zij had gehuild, en ging met -haar aanstaande mee. -</p> -<p>„Ik moet eens een poosje vreeselijk ouderwetsch zijn,” zeide zij, zijn arm nemend. -„Ik gevoel zoo’n behoefte aan steun.” -</p> -<p>„Dien kan je krijgen, lieveling, altijd als je dien noodig hebt,” zeide hij zacht. -</p> -<p>De heer Slot volvoerde den volgenden dag zijn eenigzins kiesche taak, om Carels ouders -met den toestand bekend te maken. -</p> -<p>„Het fatsoenlijkste dat de vent ooit in zijn leven heeft <span class="pageNum" id="pb187">[<a href="#pb187">187</a>]</span>gedaan, wed ik,” merkte de heer Becker op. „Het toont tenminste eenig eergevoel.” -</p> -<p>„Als hij het tenminste alleen dáárom gedaan heeft,” zeide de heer Slot. „Maar ik hoor -in den laatsten tijd rare noten kraken over zijn financieele omstandigheden.” -</p> -<p>„Zoo? Dan ben ik dubbel blij om onze houding. Ook dat Carel van den beginne af geweigerd -heeft iets als bruidschat aan te <span class="corr" id="xd31e3470" title="Bron: uemen">nemen</span>.” -</p> -<p>„Hij schijnt dan nog wat te bezitten.” -</p> -<p>„Het doet er niet toe. Onze jongen krijgt nu zijn vrouwtje schoon uit zijn handen. -Dat is één geluk.” -</p> -<p>„En een lief vrouwtje. Mijn nicht, die haar al lang kent, dweept met haar. Zij wil -haar nu gaarne bij zich houden tot de bruiloft. Maar zou het niet zaak zijn, die wat -te bespoedigen?” -</p> -<p>„Daar heb ik wel ooren naar,” verklaarde de heer Becker. „We kunnen daar eens met -de dames over spreken. Want het zal wel van den uitzet afhangen.” -</p> -<p>„Ik heb er terloops met mijn nicht over gesproken. Er is nog wel wat te doen; maar -als ze vóór hun vertrek naar Indië nog eens een reisje in Europa maakten? Dat geeft -tevens een afleiding, die het arme kind wel noodig zal hebben. En als, wat ik vrees, -in enkele weken toch een faillissement van Wiechen volgt, merkt zij daar niets van. -Hoe zou u over dat plan denken<span class="corr" id="xd31e3480" title="Bron: .">?</span>” -</p> -<p>„Het is uitstekend!” riep de heer Becker uit. „De jongelui behoeven we niet te vragen -of ze het er mee eens zullen zijn! Dus morgen aanteekenen. Wat hebben we nu daarvoor -nog noodig? Ik zal morgen Carel met de heele papierengeschiedenis naar het gemeentehuis -sturen. Zoo vroeg mogelijk.” -</p> -<p>Toen Ella dien avond naar haar tijdelijk huis zou gaan, nam de heer Becker haar bij -de hand. -<span class="pageNum" id="pb188">[<a href="#pb188">188</a>]</span></p> -<p>„Ik weet alles,” zeide hij. <span class="corr" id="xd31e3489" title="Niet in bron">„</span>En je moet me beloven er in het geheel niet over te praten. En nu heb ik een verrassing -voor je. Luister jij ook eens, Carel. Je gaat morgen vroeg naar het stadhuis, en brengt -er de stukken, vraagt of ze nog meer noodig hebben, en wanneer op zijn vlugst kan -worden aangeteekend. Als het kan, morgen reeds. Dan hebben we haar zooveel te langer -als bruid.” -</p> -<p>Ella bloosde, terwijl een traan in haar oog blonk. -</p> -<p>„Welnu, beste meid, krijg ik een zoen van je?” -</p> -<p>„Dank u, vader,” zeide Ella, hem kussend en voor het eerst dien naam gevend. -</p> -<p>„Dat is lief van je!” riep Carels moeder uit. „Hier, ik ook mijn portie.” -</p> -<p>„Je hebt het hart der oude lui voor goed gestolen,” zeide Carel, toen zij buiten waren. -</p> -<p>„<i lang="la">Et mulier peregrina vertit</i>,” prevelde zij bijna onhoorbaar. -</p> -<p>„Wat zeg je daar?” vroeg hij. -</p> -<p>„Een regel uit Horatius,” antwoordde zij. „Stil, Carel, ik durf hem je nu niet uit -te leggen. Later.” -</p> -<p>En hij, begrijpende, dat haar gemoed vol was, stapte zwijgend naast haar voort. -</p> -<p>Carel haastte zich den volgenden ochtend, en het gelukte hem den dag daarna aan te -teekenen, wat heel vlug was, naar men hem verzekerde. -</p> -<p>En op hetzelfde oogenblik dat Ella aanteekende, werd het oude huis van haar vader -opengebroken, en namens van Vleuten beslag gelegd op het weinige dat men daar vond. -</p> -<p>Voor de kosten altijd goed, maar niet voor de vordering. -</p> -<p>Dat was het treurig bericht, dat van Vleuten van zijn advocaat ontving. -</p> -<p>Binnen weinige dagen had men nader bericht, en wel, dat Wiechen te Parijs vertoefde, -doch zijn adres was nog <span class="pageNum" id="pb189">[<a href="#pb189">189</a>]</span>niet bekend. De advocaat raadde eenvoudig <span class="corr" id="xd31e3513" title="Bron: faillissements. aanvraag">faillissementsaanvraag</span> aan. Dat was het goedkoopste, en men zou meteen kunnen doen constateeren, of er misschien -vorderingen waren, die men kon geldig maken. -</p> -<p>En zoo geschiedde precies, wat Wiechen wilde, en hij tijden geleden op dien fietstocht -aan Marie van Groningen had aangekondigd. -</p> -<p>Maar eer dit alles gebeurde, was Ella getrouwd. -</p> -<p>En haar moeder was erbij geweest. Want op dat punt had zij niet willen toegeven. En -niemand had er spijt van met die lieve bescheiden vrouw kennis te hebben moeten maken, -en haar te zien vermeerderde slechts de verontwaardiging, die de ingewijden tegen -Wiechen <span class="corr" id="xd31e3521" title="Bron: voedden">voelden</span>. -</p> -<p>De heer Becker ging zoover, dat, toen men zekerheid had van Wiechens blijvend vertrek, -en de genomen stappen bekend werden, haar zijn steun aan te bieden, als zij dien noodig -mocht hebben. Zij was dankbaar voor zijn aanbod, doch vertrouwde er vast op, dat Wiechen -haar geregeld van het noodige zou blijven voorzien. Daarin was hij nog nooit tekort -geschoten. -</p> -<p>Toen de eerste schrik voorbij was, en de verificatievergadering plaats vond, waren -de crediteuren in Wiechens boedel niet weinig verbaasd te vernemen, dat zijn vorderingen -omstreeks evenveel bedroegen als zijn schulden, en er dus hoop bestond op een zeer -hoog percentage. Dat gaf verademing, en men begon minder slecht van Wiechen te denken. -</p> -<p>„Als het zoo voortgaat,” zeide van Vleuten op zekeren dag tot Betsy, „krijgen we nog -heel aardig wat van ons geld terug. Ik vind het nu al haast jammer, dat ik werk gemaakt -heb bij onze oude firma, om weer terug te komen. Natuurlijk zouden we iets bescheidener -moeten leven, maar aan den anderen kant beginnen de verdiensten uit mijn werk aardig -te klimmen.” -<span class="pageNum" id="pb190">[<a href="#pb190">190</a>]</span></p> -<p>„Ik verlang toch naar <span class="corr" id="xd31e3531" title="Bron: Indie">Indië</span>,” vond zij. „Maar dien Wiechen vergeef ik veel, en weet je waarom? Kom eens heel -dicht bij me, Jan.” -</p> -<p>En toen hij dat gedaan had, sloeg zij haar arm om zijn hals, en fluisterde hem iets -in. -</p> -<p>„Meen je ’t?” vroeg hij verrast opspringend. „Ja, dan … dan.…” -</p> -<p>„Zie je,” ging zij voort. „Als we niet alleen blijven, moet jij ook meer verdienen. -Is het niet zoo?” -</p> -<p>Zijn eenig antwoord was een hartelijke kus. -</p> -<p>„Ben je er erg blij mee?” vroeg hij toen. -</p> -<p>„En jij?” was haar tegenvraag. „Zonder dat die man je erop gewezen had, zou je het -nooit geweten hebben, en wij hadden dat geluk nu niet in het vooruitzicht.” -</p> -<p>„Het is zoo,” erkende hij. „Weet je wat het gekste is? Ik heb er na dien tijd zooveel -dokters over gepolst, en ze zeiden mij altijd, dat er niets aan te doen was. Niets -zekers tenminste. Hoe zoo’n man daar nu aan komt?” -</p> -<p>„Je hebt het toch niemand verteld? Zelfs geen dokter?” -</p> -<p>„Neen, liefste. Dat had ik je immers beloofd!” -</p> -<p>„Dat weet ik wel. Maar jelui praat zoo graag! En dan vooral, waar het iets geldt, -waarover de geheele wereld in dwaling schijnt te verkeeren.” -</p> -<p>„Wees gerust. Tenzij me iemand een ton ervoor bood … Iets anders. Het zal toch geen -beletsel zijn om naar Indië te gaan?” -</p> -<p>„Ben je dwaas? Dat durf ik over vijf maanden nog wel te doen. Er wordt gebeld, en -de meid is uit.” -</p> -<p>Hij stond op. -</p> -<p>„Hoera!” riep hij uit, binnenkomend. „Lees eens<span class="corr" id="xd31e3550" title="Bron: ”.">.”</span> -</p> -<p>Het telegram hield slechts één woord in: <i>Welkom</i>. -</p> -<p>„Dat beteekent, dat er een plaats voor je is?” -</p> -<p>„Ja,” zeide hij. -<span class="pageNum" id="pb191">[<a href="#pb191">191</a>]</span></p> -<p>„Wanneer gaan we?” -</p> -<p>„Wat heb je een haast! Natuurlijk zoo gauw mogelijk. Ik zal morgen de Maatschappij -kennis geven. Voor de zaak Wiechen zal ik den advocaat een volmacht geven. Dat kan -ook morgen. Tevens kan ik eens zien welke booten er gaan, en een paar lui opduikelen -om ons meubilair over te nemen.” -</p> -<p>„Hemel, Jan! Je wilt toch niet zonder goed gaan?” -</p> -<p>„Indisch goed hebben we nog boven liggen, geloof ik.<span id="xd31e3567"></span> Als we tot Genua of Marseille over land gaan, geven we onze koffers hier al mee, -en wat ons ontbreekt koopen we bijvoorbeeld in Parijs.” -</p> -<p>„Dan moeten we dáár weer langer blijven,” zeide Betsy, „<span class="corr" id="xd31e3571" title="Bron: Maar">maar</span> dat is zoo erg niet. Doe dan maar wat je kunt. Ik bedenk ineens, dat als we zoo hals -over kop moeten vertrekken, we meteen van alle mogelijke afscheidsvisites verschoond -zijn.” -</p> -<p>„Die twee of drie, die wij te maken hebben, doen we in één achtermiddag af.” -</p> -<p>„Dat denk je maar, Jan. Ons plotseling vertrek zal de nieuwsgierigheid teveel gaande -maken. En dan ben je goed af hier! Men wil het naadje van de kous natuurlijk weten. -En, daar iedereen in dit land wat te verbergen schijnt te hebben, gelooft men het -tegendeel van ons toch niet, en vraagt, vraagt.… om, als ze niets uit je kunnen krijgen -dat ze niet al lang weten of gezien hebben, je voor erg achterbaks te verklaren. Wat -hebben we er aan?” -</p> -<p>„Je hebt eigenlijk gelijk,” zeide hij. „Dus zal ik maar beginnen met wat <i>ik</i> te doen heb, terwijl <i>jij</i> met inpakken aan den slag gaat. Ik zal je dadelijk iemand van de Dienstverrichting -laten sturen, om de koffers van boven te halen.” -</p> -<p>„Neen, dat hoeft niet. Die leege koffers kan ik wel met de meid naar beneden krijgen, -als jij vanavond met die groote maar helpt. Stuur je zoo’n man hier, dan zien dat -<span class="pageNum" id="pb192">[<a href="#pb192">192</a>]</span>de buren, en wordt hij uitgevraagd. Het gevolg is natuurlijk, dat er dan bezoek komt, -om uit te visschen wat er gebeurt. Dat houdt me teveel op.” -</p> -<p>Beiden togen nu aan het werk. Betsy in huis, van Vleuten daarbuiten.<span id="xd31e3588"></span> -</p> -<p>Groot was de consternatie van de meid, toen het inpakken begon. -</p> -<p>„Luister eens Mietje,” brak Betsy haar vragen en uitroepen af. „Ik zal je in twee -woorden zeggen wat het is. Wij gaan naar Indië terug. Je hebt ons trouw gediend, en -daarom zullen we je goed bedenken. Maar ik maak één voorwaarde. Geen tijd verbeuzelen -met vragen, en niet praten buiten de deur. Een jaar loon, en kostgeld, als je je daaraan -houdt. Begrepen?” -</p> -<p>„Best, mevrouw,” zeide de meid. -</p> -<p>En als teeken dat zij zwijgen zou, sloeg zij zich even met de hand voor den mond. -</p> -<p>Er werd gewerkt! Indisch gewerkt, zonder tijd te verbeuzelen met praten en overleggen, -zonder de dingen op te nemen om ze dan weer neer te leggen, den wil steeds gericht -op het einde van de taak, om die zoo spoedig en goed mogelijk te voleindigen. De zeer -eenvoudige redenen, waarom in Indië in korter tijd, meer werk wordt verricht dan in -Nederland, en dus hooger salarissen kunnen worden betaald. -</p> -<p>In weinige dagen was men zoover, dat men in eigen huis leefde als in een logement. -Alles ingepakt, het gebruikte terug in de koffers. -</p> -<p>Van Vleuten had intusschen ook het zijne gedaan. Het eenige oponthoud dreigde een -oogenblik van de zijde der Levensverzekeringmaatschappij te komen. Eerst vier dagen -na de kennisgeving van van Vleuten, kwam de generaal-inspecteur, op wiens komst men -hem had voorbereid. -</p> -<p>„De Maatschappij vindt de behandeling door u … eenigszins <span class="pageNum" id="pb193">[<a href="#pb193">193</a>]</span>zonderling,” zeide deze. „Een betrekking als de uwe, zegt men gewoonlijk niet met -een paar dagen op.” -</p> -<p>„Er was niets aan te doen,” zeide van Vleuten. „Het spijt mij genoeg, niet eer in -de gelegenheid te zijn geweest. Ja, ik voor mij zou liever in het geheel niet weggaan.” -</p> -<p>„Daar kan ik niet over oordeelen,” meende de ander. „De Maatschappij is van opinie, -dat u minstens nog drie maanden behoorde te blijven. Uw betrekking is er een, die …” -</p> -<p>„Houd mij te goede, dat ik u in de rede val,” zeide van Vleuten. „We gaan van <span class="corr" id="xd31e3606" title="Bron: eeu">een</span> verkeerd uitgangspunt uit. Het zit in het woord <i>betrekking</i>. Van het oogenblik af, dat de Maatschappij het vaste salaris, dat we in den beginne -overeenkwamen, is gaan korten op de door mij verdiende <i lang="fr">tantièmes</i>, hield de betrekking op. Sinds ben ik bezorger van polissen geweest, en deed stukwerk. -En <i>die</i> relatie kan ik, dunkt me, afbreken, wanneer ik verkies.” -</p> -<p>„Enfin, ik zie dat u vastbesloten is, waar alles in huis staat ingepakt. Dus laat -ons van die quaestie afstappen. Schikt het u, dat we aan het overnemen van uw administratie -gaan?” -</p> -<p>Van Vleuten legde zijn boeken en registers over, waarin de generaal-inspecteur het -sedert de laatste inspectie bijgeschrevene naging. Toen na eenigen tijd alles was -doorgezien en geverifiëerd, hernam hij: -</p> -<p>„Uw eigen polis moet dus nu op Indisch tarief worden overgeschreven.” -</p> -<p>„Juist,” zeide van Vleuten. „Er komt een kleine vermeerdering van premie. We kunnen -het nazien.” -</p> -<p>En hij greep naar een tariefboekje, dat op tafel lag. -</p> -<p>„U heeft het verkeerde,” merkte de ander op. <span class="corr" id="xd31e3624" title="Niet in bron">„</span>Dit is het nieuwe tarief, en uw verzekering is gesloten, eer dit werd ingevoerd.” -<span class="pageNum" id="pb194">[<a href="#pb194">194</a>]</span></p> -<p>„U wilt daarmee toch niet zeggen, dat ik volgens het oude, hooge tarief zou moeten -betalen?” -</p> -<p>„Kijkt u maar op uw polis.” -</p> -<p>„Ja maar,” zeide van Vleuten, nadat hij dit gedaan had, „die bepaling is krachteloos, -doordien een nieuw tarief sedert is ingevoerd, bijna de helft lager.” -</p> -<p>„U is nog verzekerd onder de oude bepalingen.” -</p> -<p>„Spreekt u hier uw persoonlijke meening uit, als ijverig inspecteur, of is het die -der Maatschappij?” -</p> -<p><span class="corr" id="xd31e3633" title="Niet in bron">„</span>De laatste. We hebben over de quaestie onlangs zelfs een proces moeten voeren, en -gewonnen.<span class="corr" id="xd31e3635" title="Niet in bron">”</span> -</p> -<p>„’t Is fraai!” riep van Vleuten uit. „Maar ik weet wat. Wij transformeeren deze polis -in een premievrije, en ik neem een nieuwe voor Indië.” -</p> -<p>„Dat kan,” zeide de ander. „U is nog altijd dezelfde, zie ik. U kende onze tarieven -zooals geen enkel inspecteur, en ik <span class="corr" id="xd31e3641" title="Bron: berinner">herinner</span> me de eerste maal, dat een premie door u werd geinterpoleerd, omdat die in het tariefboekje -niet voorkwam. Zonder eenige fout! Welnu, uw idee is goed, en de Maatschappij ontkomt -aan een precedent. Zal ik de nieuwe verzekering meteen noteeren? Of wilt u het nog -zelf doen, om uw tantième? U ziet, ik ben geheel open.” -</p> -<p>„Ik ook,” zeide van Vleuten, „en daarom deel ik u mede, dat u de transformatie kunt -noteeren, maar dat ik de nieuwe polis bij een andere Maatschappij neem.” -</p> -<p>De generaal-inspecteur sprong op. -</p> -<p>„Te drommel!” riep hij uit. En toen licht vermanend: „Kom, meneer van Vleuten, dat -meent u niet!” -</p> -<p>„Toch,” zeide van Vleuten bedaard. -</p> -<p>„Nu dan … wil ik u een voorstel doen. Tot speciale belooning uwer aan de Maatschappij -bewezen diensten, vergunt zij u bij uitzondering in het nieuwe Indische tarief te -treden.” -<span class="pageNum" id="pb195">[<a href="#pb195">195</a>]</span></p> -<p>„Ik had van de Maatschappij niet anders verwacht,” zeide van Vleuten lachend. „Zorgt -u dus voor de overschrijving?” -</p> -<p>„Met spoed. Ik beloof het u. Vergun me u een goede reis en veel succes te wenschen. -We hebben altijd prettig samen gewerkt.” -</p> -<p>„Dank u,” zeide van Vleuten. -</p> -<p>En hij leidde den bezoeker uit. -</p> -<p>Hiermee was het laatste afgedaan, dat nog in Holland te doen viel; en toen den volgenden -dag de stukken van de Maatschappij reeds kwamen, stelde van Vleuten voor op te breken. -</p> -<p>Dat ging nu spoedig genoeg. De meubelen had van Vleuten overgedaan aan den huiseigenaar, -die er meer voor gaf, dan een ander, wijl hij met het nette inboedeltje het huis gemakkelijker -kon verhuren aan Indische menschen, die er dikwijls tegenop zien, in hun verloftijd -zich voor eigen rekening in te richten. -</p> -<p>In den vroegen ochtend waren de koffers, die men niet voor de reis overland noodig -had, weggehaald, ter verzending naar de Stoomvaartmaatschappij. Iets later kwam de -huisbaas met een vigelante, en terwijl de reisbagage daarop geladen werd, ging hij -met van Vleuten even rond, met een vluchtigen blik zich vergewissende, dat alles in -keurige orde was. -</p> -<p>Toen gaf van Vleuten hem de sleutels over, en stapte in het rijtuig waarin Betsy reeds -zat, met de meid, die verlof had gevraagd hen tot aan den trein uitgeleide te mogen -doen<span class="corr" id="xd31e3661" title="Bron: ,">.</span> -</p> -<p>„Weet je nog, Betsy,” merkte van Vleuten op, toen zij samen in den sneltrein zaten, -„dat je huilde, toen we indertijd Soerabaja verlieten, waar we toch nauwelijks zoo -lang gewoond hadden als hier?” -</p> -<p>„Ja,” erkende zij. -</p> -<p>„Ik was toen ook stil. En nu gevoel ik me haast vroolijk.” -<span class="pageNum" id="pb196">[<a href="#pb196">196</a>]</span></p> -</div> -</div> -<div id="ch18" class="div1 chapter"><span class="pageNum">[<a href="#ch18.toc">Inhoud</a>]</span><div class="divHead"> -<h2 class="main">HOOFDSTUK XVIII<span class="corr" id="xd31e3672" title="Bron: ,">.</span></h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Toen van Vleuten en Betsy instapten, en Mietje van hen een roerend afscheid nam, zagen -zij verder niemand dien zij kenden. -</p> -<p>Toch bleef hun vertrek niet onopgemerkt. Op het perron stond Boom, die met open mond -naar het afscheid keek. Wat was dat? Als het een tijdelijke afwezigheid, een plezierreisje, -gegolden had, zou zich die meid niet zóó hebben gedragen. Dat stond vast. Dus een -vertrek voor goed? Dat was niet kwaad voor hem, want dan was het tusschen hen in orde, -dat wil zeggen, dat dan van Vleuten zelfs de tweehonderd twintig gulden, die hij hem -inderdaad zou moeten geven, in den steek liet. Hij bofte toch altijd! En hiermee was -tevens de kans voorbij dien vervelende kerel hier ergens tegen het lijf te loopen. -Want al was hij nu geborgen, en kon hem niemand wat doen, zulke ontmoetingen als laatst -in <i>Central</i>, waren onplezierig. -</p> -<p>Een trein stoomde binnen. Boom keek even langs <span class="corr" id="xd31e3681" title="Bron: de de">de</span> portieren, en zag den man, die hem per telegram hier bescheiden had, Beenhuis. -</p> -<p>„Bonjour,” groette deze. „Het is goed dat je gekomen bent. Ik wou je vragen iets voor -mij te doen. Laat ons ergens heen gaan, en wat gebruiken. Ik blijf een paar treinen -over om met je te spreken.” -<span class="pageNum" id="pb197">[<a href="#pb197">197</a>]</span></p> -<p>„Luister eens,” zeide Beenhuis. „Wil je voor mij een zaakje opknappen in München? -Ik heb op het oogenblik geen tijd, en ga er ook liever niet heen.” -</p> -<p>„Leg me eerst uit wat het is,” zeide Boom. „Om naar München te gaan, heb ik wel tijd, -maar ik dank er voor, om in <span class="corr" id="xd31e3690" title="Bron: jou">jouw</span> plaats opgepakt te worden.” -</p> -<p>„Geen vrees,” lachte Beenhuis. „Het zou een quaestie van gijzelen zijn, en dan kunnen -ze den verkeerden toch nooit nemen. Ik zal je de zaak uitleggen. Ik ben een poos geleden -naar München geweest, en heb voor een kennis, die in den diamanthandel is, een <i>collier</i> meegenomen, om zoo mogelijk te verkoopen. Dat is ter bezichtiging gegeven aan een -rijken Jood, die er wel zin in had. Maar het ongeluk wil, dat <i>mijn</i> mannetje daar, toen het op het sluiten van den koop aankwam, heeft verteld, dat <i>ik</i> het er gebracht had. En het toeval wil, dat degeen, die het had, ook met mij in relatie -stond.” -</p> -<p>„Dat wil voor een gewoon mensch zeggen, dat je schuld aan hem hebt. Is het niet?” -</p> -<p>„Nu, ja. Een wisseltje van vierduizend francs. Dat komt terecht, zoodra een andere -zaak afloopt.” -</p> -<p>„Dat kennen we,” zeide Boom. „Als je er niet buiten kunt. Maar verder.” -</p> -<p>„Welnu,” meende Beenhuis, „de zaak is hoogst eenvoudig. Er hoeft maar iemand naar -München te gaan, en de noodige stappen te nemen, om namens mijn vriend dat <i>collier</i> te reclameeren. Men heeft gedacht, dat het van mij was, en zich daarin vergist. Zoodra -<i>hij</i> het reclameert, wordt het afgegeven. Misschien moeten er een paar <span class="corr" id="xd31e3711" title="Bron: gerechtelijkz">gerechtelijke</span> stappen gedaan worden, maar dan is het ook uit.” -</p> -<p>„Wat verdien ik eraan?” -</p> -<p>„Vijfhonderd pop en vrij reis en verblijf. Altijd, als je er niet langer dan een week -over doet.” -<span class="pageNum" id="pb198">[<a href="#pb198">198</a>]</span></p> -<p>„Waarom gaat je vriend niet zelf?” -</p> -<p>„Als het noodig is, en men hemzelf wil hebben, heb je maar te telegrafeeren. Maar -hij is niet handig in zulke zaken, en heeft geen voorkomen. En dat heb <i>jij</i> wel. Men ziet je voor heel wat aan.” -</p> -<p>Boom was gevleid. -</p> -<p>„Als wat moet ik me dan vóórdoen?” vroeg hij. -</p> -<p>„Wel, als jezelf. Toevallig moest je voor andere zaken naar München, en nam deze bezigheid -mee.” -</p> -<p>„Waarom wend je je niet direct aan een advocaat te München?” informeerde Boom. „Ik -zal er toch ook een aan de hand moeten nemen.” -</p> -<p>„Er is spoed bij. Het <i>collier</i> was commissiegoed, en mijn vriend moet het verantwoorden. Met schrijven en opdracht -geven aan een advocaat, gaat teveel tijd heen. Bovendien kan hij het elders verkoopen, -en verdient dan zijn commissie.” -</p> -<p>„Dan moet het nogal wat waard zijn,” zeide Boom, „dat jelui er mijn reis naar München -en dat bedrag voor over hebt.” -</p> -<p>„Veertig duizend francs.” -</p> -<p>„O zoo!” -</p> -<p>„Dus doe je het?” -</p> -<p>„Als je me de reis- en verblijfkosten voorschiet.” -</p> -<p>„Goed. Ik heb zooveel niet bij me; maar als je morgenmiddag in Brussel komt, zullen -we je met het noodige opwachten. Aangenomen?” -</p> -<p>„Wie is je vriend, dien het aangaat?” -</p> -<p>„Katrol.” -</p> -<p>„Aha,” deed Boom. <span class="corr" id="xd31e3742" title="Niet in bron">„</span>Is het dan weer zoo’n zaakje, als … je weet wel.… Amsterdam?” -</p> -<p>„Neen, dat is maar een naamgenoot. Nu, doe je het?” -</p> -<p>„Waarom niet? Ik wil altijd graag wat verdienen,” zeide Boom. „Alleen, ik ga niet -zelf. Ik zal je iemand aan de hand doen, die zeer geschikt is het zaakje voor je op -te <span class="pageNum" id="pb199">[<a href="#pb199">199</a>]</span>knappen, en te naief om het gevaar te begrijpen, waarin hij zich begeeft.” -</p> -<p>„Je bazelt. Wat is er voor gevaar? Het is een eerlijke zaak.” -</p> -<p>„Zóó eerlijk, dat jelui het geen van beiden aandurft, enkel uit vrees opgepakt te -worden.” -</p> -<p>„Geen oogenblik. Ik heb je precies verteld waarom <i>ik</i> er niet heenga. En Katrol is te.… hoe zal je het noemen? Niet flink genoeg.” -</p> -<p>„Nu,” zeide Boom, „laat ons dan maar zeggen, dat ik er ook niet flink genoeg voor -ben. Wil je het adres hebben, of niet? En als je bent geslaagd, geef je mij wat je -minder dan zevenhonderd pop aan den ander betaalt.” -</p> -<p>„Goed,” zeide Beenhuis. „Weet je, dat Wiechen in Parijs is?” -</p> -<p>„Ja,” zeide Boom, hem een papiertje overhandigende. „Hier heb je het adres. Wat doet -onze vriend daar? Ook bankier spelen?” -</p> -<p>„Neen,” antwoordde Beenhuis. „Hij geneert zich met zijn andere bezigheid. En hij heeft -heel wat te doen, naar het schijnt.” -</p> -<p>„Zoo maar publiek?” -</p> -<p>„Och, je weet, Parijs is de stad ervoor. Men neemt het daar zoo nauw niet. Als hij -maar zorgt nooit ongelukjes te hebben, gaat het wel. Buitendien heeft hij een jong -dokter aan zich verbonden, die hem dekt.” -</p> -<p>„Dat is het verstandigste, dat hij doen kon. Zijn faillissement hier moet ook erg -meevallen. Het schijnt meer gedaan te zijn om de vorderingen gemakkelijk binnen te -krijgen. Als je geen eergevoel hebt, is het een manier.” -</p> -<p>„Eergevoel?” vroeg Beenhuis spottend. „Je moest hem dat eens durven zeggen! Hij klampte -mij laatst aan, en wou in den <i lang="fr">Cercle</i> geintroduceerd worden, waar ik hem <span class="pageNum" id="pb200">[<a href="#pb200">200</a>]</span>vroeger zelfs al niet in had willen meenemen. En je had meneer eens moeten zien, toen -ik hem zei, dat daar geen mogelijkheid op was.” -</p> -<p>„Dat is <i>parvenu</i>-achtigheid,” meende Boom. „Zou je mij, niettegenstaande ik arm ben, in je <i lang="fr">cercle</i> willen introduceeren?” -</p> -<p>„Zelfs als je in Parijs woonde. Temeer, omdat je mij zooeven den gang naar München -hebt geweigerd.” -</p> -<p>Boom glom van genoegen. -</p> -<p>„Nu,” hervatte Beenhuis, „ik ga op je adres af. Wat drommel, is het een advocaat?” -</p> -<p>„Ja,” zeide Boom. „Maar vertel hem niet teveel van <i lang="fr">les dessous de l’affaire</i>, want anders doet hij het natuurlijk niet.” -</p> -<p>„Alweer begrepen. Dankje intusschen, en mijn woord houd ik.” -</p> -<p>Zóó moest het gaan, vond Boom. Kalmweg een ander de kastanjes uit het vuur laten halen, -en de nette meneer blijven, die enkel profiteert, als er wat te profiteeren viel. -Hij had een gevoel van groote behagelijkheid over zich. Als men toch maar zooveel -had, dat men netjes leven kon! Dan was het geen kunst meer om vooruit te komen. Met -een simpel gangetje naar het station en het opkrabbelen van een adres, had hij toch -minstens een paar honderd pop verdiend, vandaag. -</p> -<p>Eén oogenblik dacht hij nog aan dien jongen advocaat, die er zeer waarschijnlijk in -zou vliegen. Als het zaakje bekend werd, was hij zijn reputatie kwijt. Maar dat was -onwaarschijnlijk. Bracht hij het er handig af, dan had hij het dubbele voordeel, wat -van de wereld te hebben gezien, en wat te hebben verdiend.… als Beenhuis hem betaalde. -Want stommer wezens dan jonge, ja zelfs oudere advocaten, had hij op dat op dat gebied -niet gezien. Ze vertrouwden altijd op de eerlijkheid hunner <span class="corr" id="xd31e3790" title="Bron: clienten">cliënten</span>. Ze moesten al <span class="pageNum" id="pb201">[<a href="#pb201">201</a>]</span>heel wat ervaring hebben in de wereld, om te weten, dat de <span class="corr" id="xd31e3795" title="Bron: client">cliënt</span> gewoonlijk bij hen komt, als hij ergens over in het nauw zit, en zich weinig over -hem bekommert wanneer de zaak goed is afgeloopen. Wie dat goed besefte, kon advocaten -zoo netjes om den tuin leiden, als hij wilde. En <i>dat</i> was Beenhuis toevertrouwd! -</p> -<p>Het was toch gek. Zoo’n advocaat werd door Beenhuis natuurlijk beetgenomen, en nooit -betaald. Maar hij zou het wel uit zijn hoofd laten, om hem niet te betalen. Onder -elkaar altijd eerlijk, zooals Arnolds laatst op Woestduin zeide. Waar die toch bleef? -</p> -<p>„Bonjour, amice!” -</p> -<p>Boom keerde zich om, op het hooren van de bekende stem. -</p> -<p>„Zoo!” begon hij, doch stokte. „God, kerel, wat zie je er uit!” -</p> -<p>Inderdaad, Boom had reden voor dien uitroep. -</p> -<p>Arnolds, hoewel gewoonlijk eenigzins nonchalant gekleed, zag er nooit <i>sjovel</i> uit. Moest Boom steeds alles in de puntjes hebben, om er niet dadelijk als een burgerjongen -uit te zien, Arnolds kon daarentegen desnoods een oud ding aantrekken, zonder dat -het opviel. -</p> -<p>Maar nu.…! -</p> -<p>Ongeschoren, een vuil papieren boord en front, glimmende jas, te wijd vest, een broek -met <span class="corr" id="xd31e3813" title="Bron: kniëen">knieën</span> en roodachtige schoenen.… dat was niet meer nonchalant, maar <i>shabby</i>. -</p> -<p>Boom keek snel rond, of ook een kennis hem zag, en toen duwde hij Arnolds de deur -in van een kroegje in de Wagenstraat. -</p> -<p>„Wat is er gebeurd?” vroeg hij, nadat zij aan een tafeltje hadden plaats genomen, -en bier besteld. -</p> -<p>„’t Is donderen met me. Kan je wat eten voor me bestellen?” -</p> -<p>„Zeker,” zeide Boom, op het tafeltje tikkend. „Waar is Viehof?” -<span class="pageNum" id="pb202">[<a href="#pb202">202</a>]</span></p> -<p>„In een hospitaal, of zooiets, in Parijs,” antwoordde Arnolds. „Laat me eerst wat -bijtrekken, dan zal ik je geregeld vertellen.” -</p> -<p>Boom keek op zijn horloge. Hm, zijn vrouw wist niet beter of hij had een lange conferentie, -dus kon er nog wat bij. -</p> -<p>Hij bleef derhalve, nadat hij voor Arnolds wat had besteld, geduldig wachten, tot -de ander zijn honger gestild had, die blijkbaar groot was. -</p> -<p>„Hè!” deed Arnolds eindelijk. „Ik heb in lang niet zoo genoeg gegeten. Doet dat goed!” -</p> -<p>Nu begon hij zijn verhaal. -</p> -<p>Met Viehof was hij eerst naar Ostende <span class="corr" id="xd31e3832" title="Bron: gogaan">gegaan</span>, toen naar Namur, en eindelijk naar Parijs, met het doel zuidelijk af te zakken. -Zij hadden geluk gehad. -</p> -<p>„Toen we te Parijs kwamen,” zeide hij, „stonden we aan het hoofd van ruim dertigduizend -francs!” -</p> -<p>Bij de vermelding van dit bedrag kwam even de oude levendige schittering in zijn oogen. -</p> -<p>„Weer verspeeld? Stom vee!” riep Boom. -</p> -<p>Arnolds trok de schouders op. -</p> -<p>In Parijs hadden zij toegang gekregen in een <i lang="fr">cercle</i>, en daar met afwisselend geluk gespeeld. Ja, niettegenstaande hun vrij groote uitgaven, -zagen zij hun geld vermeerderen. Maar het ging niet vlug genoeg. Dat lag aan het slappe -seizoen. Men wilde tegen hun geluk niet houden. Zelfs de directeur van den <i lang="fr">cercle</i>, dien Boom ook wel kende van vroeger, toen hij nog <i>croupier</i> in Trouville was.… -</p> -<p>„Dergesne!” riep Boom uit. -</p> -<p>.… raadde hen aan, als ze geld wilden maken, nu naar Trouville te gaan. En daartoe -besloten zij, maar wilden nog één avond te Parijs blijven, om hun geluk te probeeren. -</p> -<p>Toen, den middag tevoren.… -<span class="pageNum" id="pb203">[<a href="#pb203">203</a>]</span></p> -<p>„Wien denk je, dat we zagen?” vroeg Arnolds zijn verhaal afbrekend. -</p> -<p>„Hoe wil ik dat weten,” zeide Boom. -</p> -<p>„We zaten met de vrouwen tegenover dat tentoonstellingsding aan den ingang van het -<i lang="fr">Bois</i>. Daar komt een vrij <i>chique</i> karretje voorbij, met <i>poney</i>. Raad eens.” -</p> -<p>„Wiechen toch niet?” -</p> -<p>„Precies geraden. Ik riep hem aan, maar hij bleef stijf vóór zich kijken. Misschien -hoorde hij het niet, of was er niet op verdacht zijn naam door een bekende te hooren -uitroepen; en trouwens hij zat zoo stijf als een Engelsche koetsier. Fifi zei dadelijk: -„Laat ons niet meer spelen; die man brengt overal ongeluk aan.” Maar we lachten erom.” -</p> -<p>Hadden ze haar raad maar gevolgd. Eigenlijk was Viehof het geweest, die dien avond -de <i lang="fr">veine</i> wilde forceeren. Met het gevolg, om kort te gaan, dat zij <i lang="fr">dépouillés</i> waren geraakt. Geen cent overgehouden. De meisjes waren er vandoor gegaan, de bagage -door het hôtel aangehouden.… enfin, het gewone liedje in zoo’n geval. -</p> -<p>Die verduivelde Viehof had er zich door gered, door ineens, midden op den <i>Boulevard</i>, in elkaar te zakken en te gaan liggen spartelen. Hij was weggedragen. Arnolds was -te verbouwereerd geweest, om dit voorbeeld te volgen, of iets dergelijks te doen. -Trouwens, dat was altijd moeielijk. Men kan zooiets niet nadoen, of het loopt teveel -in de gaten. -</p> -<p>En zoo was hij op de gebruikelijke manier afgezakt naar Holland, te weten door alles -te verpanden, wat hij aan waarde bij zich had, en zelfs zijn kleeren voor deze plunje -te verruilen. Derde klasse, en geen eten. De <i>douane</i> vroeg hem niet eens of hij wat te declareeren had! -</p> -<p>Het ergste moest nog komen. Blij weer in den Haag te zijn, had hij zich naar huis -gespoed, dat wil zeggen naar <span class="pageNum" id="pb204">[<a href="#pb204">204</a>]</span>de woning van zijn vader. Gesloten! Iemand van ernaast wist te vertellen, dat de familie -opreis, of naar buiten was, en de dokter plotseling weggeroepen bij een erge patient -in het Zuiden van Frankrijk. Dat kende hij. Die erge patient was de speelzaal in Ostende -of elders. Daar moest weer worden opgemaakt, wat een heel jaar was verdiend, en nog -meer erbij. -</p> -<p>„Wat doe jij anders?” vroeg Boom met rechtmatige verontwaardiging. „Je had zoo’n mooi -sommetje om te beginnen, en als je verstandig was geweest, kon je het nu net zoo goed -hebben als ik. Waar slaap je vannacht?” -</p> -<p>„Kan jij me niet bergen?” -</p> -<p>„Onmogelijk. Ik zou de grootste herrie krijgen.” -</p> -<p>„Leen me dan een kopstuk.” -</p> -<p>„Hier. Maar ik maak een voorwaarde. Je klampt morgen een ander aan. Want ik heb niet -zóóveel, dat ik je iederen dag zou kunnen te eten geven en laten logeeren, tot je -familie thuiskomt. Zoo eens in de week kan ik je wel een <i>rinkie</i> geven, en dan moet ik het zelf nog uitzuinigen. Als andere kennissen hetzelfde doen.…” -</p> -<p>„Goed. Dan kom ik vandaag over acht dagen bij je.” -</p> -<p>„In godsnaam niet!” riep Boom verschrikt uit. „Je weet zoo ongeveer hoe laat ik ’s -middags door de Spuistraat kom. Wacht me dan op, en.… zoo stilletjes stop ik het in -je hand. Geen bonjour amice, of zoo, hoor!” -</p> -<p>„Ik begrijp je,” zeide Arnolds. „Laat me hier nu maar zitten, en ga heen.” -</p> -<p>Boom stond op. Hij riep den kastelein, en betaalde wat Arnolds hem liet doen, onderwijl -den rijksdaalder in de hand houdend, zóó dat de kastelein dien zien kon. -</p> -<p>„En wat krijg je van mij?” vroeg Arnolds, toen Boom weg was. -</p> -<p>„Niets meneer, die meneer heeft alles betaald.” -<span class="pageNum" id="pb205">[<a href="#pb205">205</a>]</span></p> -<p>„O!” deed Arnolds, met den rijksdaalder spelend. „Heb je hier soms slaapgelegenheid? -Voor één nacht maar, want ik heb het koopje, dat mijn familie op reis is.” -</p> -<p>„Heel goed meneer,” zeide de kastelein. „Voor dertig, veertig, of vijftig cent?” -</p> -<p>„Vijftig cent,” zeide Arnolds voornaam. -</p> -<p>„Alsublieft, meneer” zeide de kastelein, den rijksdaalder uit Arnolds vingers nemend, -en hem twee gulden teruggevend. „Wilt u nu al naar boven gaan?” -</p> -<p>„Geef me eerst nog een cognacje.” -</p> -<p>Arnolds had zich goed gehouden, maar zooiets had hij nog nooit beleefd. Hij keek rond -op de kamer, die men hem had aangewezen. -</p> -<p>Zij was spaarzaam verlicht door een petroleumpitje, maar leek toch niet onvriendelijk. -Er stonden twee bedden in, en overigens het gewone gerei. ‚U blijft alleen’ had de -kastelein gezegd, wat waarschijnlijk beteekende, dat hij de kamer anders had moeten -deelen met een ander. Maar zelfs dan nog, had hij in zijn leven niet zoo goedkoop -gelogeerd. Misschien kwam er nog ontbijt bij! -</p> -<p>Die goedkoopte hinderde hem. Hij was opgevoed in een kring, waarin het goedkoope werd -vergeleken met het minderwaardige. Een zelfde kamer kostte in de „Twee Steden” een -rijksdaalder, in „Vieux Doelen” een gulden of vier. Altijd de helft ervan, wat de -ruimte betrof, zoodat er een muurtje of beschot was tusschen de twee bedden. Had hij -betere kleeren gehad, dan zou hij in de ‚Doelen’ zijn gegaan, met een los daarheen -geworpen praatje over het niet thuis zijn van de familie, en men zou hem gelogeerd -en gecrediteerd. <i>Hier</i> moest men vooruit betalen. -</p> -<p>Het laatste was een oplossing! Men was bang voor zijn geld! En dat teekende de geheele -situatie. Waar men bang was voor zijn geld, ontving men gemeenlijk minderwaardig <span class="pageNum" id="pb206">[<a href="#pb206">206</a>]</span>soort lui. Daartoe werd hij dus gerekend, en.… op het oogenblik terecht. Er moest -weer heel wat gebeuren, eer hij weer was, die hij zijn moest. Hij was onder nul. Hoe -moeielijk het zou zijn om daar weer over heen te komen, bewees hem het geval van vandaag -met Boom. Dat heer nam <i>airs</i> aan! -</p> -<p>Maar aan den anderen kant viel er ook wat uit te leeren. -</p> -<p>Heel fideel was hij met een „Bonjour amice” op hem af gekomen, zonder er zelfs aan -te denken, dat hij er niet precies <i>presentabel</i> uitzag. Daarop had Boom hem te eten gegeven en nog een rijksdaalder toe. Wat drommel, -als hij nu toch aan lager wal was, waarom zou hij voorloopig niet van deze positie -profiteeren? Een oude kennis, een schoolvriend, kon men met eenzelfde „Bonjour amice” -een stuip aanjagen, als men hem ergens tegenkwam, waar men vroeger flaneerde. -</p> -<p>En wat misschien in geen andere stad zou gelukt zijn, gelukte in den Haag. -</p> -<p>De een vóór, de ander na, schrikte van het „bonjour amice,” door de neusstem van Arnolds -geuit, altijd op het oogenblik, dat men minder van zijn gezelschap gediend was. Gaandeweg -werd hij door al zijn vroegere kennissen gepensionneerd. Niemand had den moed hem -af te bijten. -</p> -<p>Dikwijls hadden zijn contribuabelen het land, en meenden, dat de politie zoo’n sujet -van de straat moest weren. Want hoewel Arnolds hun wekelijksche bijdrage nimmer vergat -te innen, <i>zij</i> vergaten die weleens klaar te leggen, of op de <span class="corr" id="xd31e3935" title="Bron: afgesprokon">afgesproken</span> plaats te zijn als hij er kwam. -</p> -<p>En dan klonk zoo’n ongelukkige vast en zeker het „bonjour amice” in de ooren, erger -dan het maanbriefje van de belasting. -</p> -<p>Het was lastig voor beide partijen. Arnolds erkende dit volkomen. Zijn heele Zaterdag -was er mee gemoeid, en <span class="pageNum" id="pb207">[<a href="#pb207">207</a>]</span>zelfs hadden sommigen nog den <i>toupet</i> hem op een anderen dag te bescheiden. Hij dacht erover na, of daar niets op te vinden -zou zijn. Het was toch eigenlijk onzin, zoo’n heelen dag door de stad te dwalen om -de duiten te garen, precies op de minuut zijn, daar waar men hem wachtte. Maar wat? -</p> -<p>Een kantoor ergens, waar men het verschuldigde storten moest, en een loket met een -handwijzertje, zooals voor de waterleiding, lachte hem wel toe. Dáár zorgden de menschen -immers óók wel op tijd te zijn, omdat hun anders het water werd afgesneden, en ze -nog boete op den koop toe betalen moesten! -</p> -<p>Doch dat was in zijn geval ondoenlijk. Als hij er zoo’n loket op nahield, zouden de -menschen elkaar zien, en het van elkaar weten, dat zij aan hem contribueerden. Dat -zou alles in de war gestuurd hebben. Het was juist, omdat een ieder meende, dat niemand -het wist, dat men hem betaalde. -</p> -<p>Dus kon men de menschen moeielijk <i lang="fr">en file</i> laten staan. -</p> -<p>Hij moest het dus maar dragen, tot er uitkomst kwam. Zijn familie deed net alsof hij -niet bestond. Ook zij contribueerde, dat begreep hij, doordien er elken Maandagochtend -een gift kwam, de eerste maal van de boodschap vergezeld, of meneer asjeblieft van -de deur wou blijven. -</p> -<p>Het ging niet anders. Maar.… hij zou ze laten kijken! Allemaal! Zoodra hij een sommetje -bijeen had, zou hij er een eind aan maken door een flinken <i>coup</i>. Voor zijn tegenwoordig doen een reusachtige <i>mise</i> op een winnend paard, of iets dergelijks. Beroerd genoeg, dat telkens als hij er -bijna was, de kans hem weer tegensloeg. Want hij kon het spelen intusschen niet laten. -Een mensch moet toch wat hebben! -</p> -<p>In kleine kroegjes waar gespeeld werd, leerde hij de lui allerhande aardige hazardspelletjes, -waarbij nog iets te <span class="pageNum" id="pb208">[<a href="#pb208">208</a>]</span>denken viel, en dobbelde dan mee, om bedragen, die vroeger voor hem niet bestonden. -Een minimum-limite kende men destijds niet. En geregeld verloor hij, en juist altijd -als hij weer bijna het bedrag voor zijn eersten <i>coup</i> bijelkaar had. -</p> -<p>Immers, dat moest honderd gulden zijn. Minder was onzin niet alleen, maar met spelersbijgeloof -moest dát het bedrag zijn, en hield hij daaraan vast. -</p> -<p>Weken en weken moest hij loopen en sparen, eer hij dat bijeen had. <i>Hij</i> sparen! Was hij dan zóó laag gezonken, dat hij moest <i>sparen</i>? Soms kon hij er in zijn eentje om zitten huilen, zoo’n avond na te hebben verloren -en daarom flink getracteerd te zijn door degenen die zijn geld hadden gewonnen. -</p> -<p>Misschien kwam het door het een en ander, dat zijn scheeve neus allengs dikker werd, -en daardoor bijna in het fatsoen kwam, doch tevens zóó rood werd, dat zijn „achterstalligen” -hem op een straatlengte al bespeurden, en door gewetenskneepjes benauwd, <span class="corr" id="xd31e3975" title="Bron: ik">in</span> hun zak <span class="corr" id="xd31e3978" title="Bron: tassten">tastten</span>, in angst voor het „bonjour amice”. -</p> -<p>Den Haag was een straatfiguur rijker. -<span class="pageNum" id="pb209">[<a href="#pb209">209</a>]</span></p> -</div> -</div> -<div id="ch19" class="div1 chapter"><span class="pageNum">[<a href="#ch19.toc">Inhoud</a>]</span><div class="divHead"> -<h2 class="main">HOOFDSTUK XIX.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Viehof lag nauwelijks in den raderbrancard, of reeds bedaarde zijn spartelen, en toen -de huif dicht was, en hij zich voelde wegrijden, schokte zijn lichaam nog enkel van -ingehouden lachen. -</p> -<p>Dat was een stap tot den vrede! Een paar dagen was hij nu allicht onder dak, en zoolang -had hij tijd tot nadenken. Een uitweg was altijd te vinden, als men maar even rust -had, en dat gesnater van zoo’n Arnolds niet hoorde. -</p> -<p>Naar den <i lang="fr">cercle</i> en vragen om reisgeld, was één middel, doch dat bedierf de toekomst. Zich als behoeftig -vreemdeling over de grenzen te laten zetten, was een ander. Maar dat was tegenwoordig -ook niet alles. Vroeger ging men tenminste per spoor, maar nu moest men wandelen. -Althans heele einden, met een gendarme tot gezelschap, die het iemand liet merken, -dat hij zoo’n opdracht niet plezierig vond! Dat had hij eens gehad, toen hij uit de -Belgische gevangenis ontslagen was, en.… nooit meer, als hij er buiten kon. -</p> -<p>Hadden ze maar een retourtje genomen! Dat was weer de koppigheid van Arnolds <span class="corr" id="xd31e3995" title="Bron: gemeest">geweest</span>. Die contrarieerde hem altijd. -</p> -<p>Een hevig gekittel in zijn neus brak zijn gedachten af. <span class="pageNum" id="pb210">[<a href="#pb210">210</a>]</span>Met geweld onderdrukte hij het niezen, wat den aandrang slechts erger maakte. Wanhopig -greep hij met de rechterhand zijn neus en kneep dien dicht, om althans het geluid -te smoren, want dat was al te gek! Een niezende.… hm, hm.… Geen zakdoek in zijn linkerbroekzak, -maar iets, iets.… -</p> -<p>De niesbui was overwonnen door pure verbazing. -</p> -<p>Was dat uit <i>zijn</i> zak gekomen? Het moest wel, want de zakdoek was en bleef weg. -</p> -<p>Een pakje <span class="corr" id="xd31e4009" title="Bron: bankbilletten">bankbiljetten</span>, met het witte strookje en blauw kringstempeltje van den <i lang="fr">cercle</i>! Aan de kleur te zien.… ja waarachtig! Voorzichtig had hij de hoeken omgebogen. Een -pakje, dus tien briefjes van duizend francs! -</p> -<p>Zonder meer beweging te maken, dan hoogst noodig was, scheurde hij het strookje door -en verfrommelde dat, nam één biljet en stak dat in zijn vestzak, en bergde eindelijk -de negen <span class="corr" id="xd31e4017" title="Bron: andern">andere</span> in zijn borstzak, ze schuivende in de gaping van zijn portefeuille. Ziezoo! -</p> -<p>Hij wilde nog denken, maar kon niet. De spanning was uit zijn zenuwen, en dan volgde -altijd, wat hij nu al voelde aankomen.… De huif boven hem begon te draaien. Stond -men stil? Ja, gelukkig. Als dat even zoo bleef, zou hij er misschien overheenkomen. -</p> -<p><span class="corr" id="xd31e4023" title="Bron: Maat">Maar</span> daar ging het de hoogte in en weer naar de laagte. Een schokje. -</p> -<p>En toen de behulpzame politiemannen de huif hadden opengeslagen, richtte hij zich -op met een ruk, en.… -</p> -<p>Men was op een politiebureau aan velerlei <i>surprises</i> gewoon, maar dit was al te koddig! -</p> -<p>Viehof stond nu op zijn beenen, voorovergebogen, terwijl zijn maag zich ontlastte -van haar inhoud, bij elke rustpauze wilde blikken in het rond werpend. -</p> -<p>„<i lang="fr">Un ivrogne, tout simplement!</i>” -<span class="pageNum" id="pb211">[<a href="#pb211">211</a>]</span></p> -<p>En spottende blikken troffen den man, die daarvoor een raderbrancard had gerequireerd. -</p> -<p>„<i lang="fr">Mais non, c’est un monsieur!</i>” -</p> -<p>Viehof had elk woord gehoord, en wilde protesteeren. Maar hij kon niet, en <i>deze</i> machteloosheid veroorzaakte bijna, wat hij in het eerst gesimuleerd had. -</p> -<p>Een paar der agenten schenen nu de zaak iets ernstiger in te zien dan voorheen, en -schoten toe, hem ondersteunend, terwijl na eenig geschreeuw een derde werd heengezonden -om water. -</p> -<p>„<i lang="fr">Un coup de soleil, peut-être?</i>” -</p> -<p>„<i lang="fr">Tiens, avec ce beau ciel là!</i>” kreeg de man terug, met een blik en vingerwijzing naar den bewolkten hemel, die -een braaf politieman ook ziet, al is hij binnenshuis. -</p> -<p>Viehof greep werktuigelijk in zijn zak, en weer geen zakdoek vindend, zette hij in -ademnood een vinger tegen zijn linker neusvleugel, snuivend. Toen tegen den rechter. -</p> -<p>„<i lang="fr">Un mouchoir, ou chose.… Monsieur n’en a pas!</i>” -</p> -<p>Het was half in ernst, half spottend geroepen. -</p> -<p>Men kwam nu met water en een doek, waarvan Viehof zich bediende, zooals de omstandigheden -meebrachten. -</p> -<p>Eindelijk kreeg hij lucht. Zoekend, tastend, tot hij ten slotte arriveerde bij het -<span class="corr" id="xd31e4070" title="Bron: billet">biljet</span>, dat hij in zijn vestzak verstopt had, haalde hij dat te voorschijn. -</p> -<p>„<i lang="fr">Changez moi cela</i>,” zeide hij. -</p> -<p>Iedere gedachte aan iets onbehoorlijks was verdwenen. Een briefje van duizend francs. -<i lang="fr">Un monsieur pourtant!</i> -</p> -<p>En terwijl men Viehof op alle mogelijke manieren te hulp kwam, holde een agent weg, -om het <span class="corr" id="xd31e4085" title="Bron: billet">biljet</span> te wisselen. -</p> -<p>Hij gaf eenige vage verklaringen. Een ziekte, die hij in lang niet gehad had.… een -Hollander, op bezoek in Parijs.… het speet hem de heeren lastig gevallen te hebben.… -<span class="pageNum" id="pb212">[<a href="#pb212">212</a>]</span>een <i>fiacre</i> om in zijn hôtel terug te komen.… onderweg zou het wel overgaan. -</p> -<p>Toen hij eindelijk in het rijtuig zat<span class="corr" id="xd31e4096" title="Bron: .">,</span> en terugreed naar het hôtel, dat hij zoo onheusch had verlaten, bekende hij zichzelf, -nog nooit zoo van geld te zijn geschrokken. -</p> -<p>In het hôtel keek men zijn oogen uit. Of meneer de kamer weer betrekken zou, met <i>Madame</i>? -</p> -<p>Geen quaestie van, na zoo’n behandeling. Ook die andere heer zou straks komen, óók -alleen om te betalen en zijn goed te halen. -</p> -<p>Men gaf Viehof het zijne mee, zich excuseerend over de vergissing. -</p> -<p>Schouderophalend gaf hij last zijn bagage in en op den <i>fiacre</i> te stuwen, en toen dat geschied was, duidde hij de richting aan: <i lang="fr">Gare du Nord</i>. -</p> -<p>Maar onderweg tikte hij den koetsier aan, en liet hem rijden naar een ander <span class="corr" id="xd31e4115" title="Bron: hotel">hôtel</span>. -</p> -<p>Wat nu te beginnen? Het was lastig nadenken, met een leege maag. En daar bestond op -het oogenblik geen noodzaak voor. Dus, eerst wat gaan eten. -</p> -<p>Hij deed dit, en het bracht hem in een heel andere stemming. -</p> -<p>Wat drommel, met tienduizend francs in zijn zak, behoeft men niet te kniezen. Als -hij nu maar wist, waar Fifi zat. Hij had geld, dus dacht hij weer aan haar, zooals -zij in zoodanig geval aan hem dacht. Maar het was zoeken naar een speld in een hooiberg. -Hij kon haar moeielijk laten omroepen. -</p> -<p><i lang="fr"><span class="corr" id="xd31e4123" title="Bron: Tiene">Tiens</span>!</i> Daar viel hem iets in. Morgen was het Zondag, en er waren <i>courses</i> in Auteuil. Als dat ongeval niet gebeurd was, zouden zij erheen gegaan zijn. Wie -weet … zij had hem nooit verteld, wat ze uitvoerde, op haar tochten nu en dan, als -er eb in hun kas was, en uit discretie <span class="pageNum" id="pb213">[<a href="#pb213">213</a>]</span>had hij er nooit naar gevraagd. Maar met <i>courses</i> zou het wel in verband staan. -</p> -<p>Dus trok hij den <span class="corr" id="xd31e4135" title="Bron: velgenden">volgenden</span> dag naar Auteuil, in een dier goedkoope <i lang="fr">chars-à-bancs</i>, die er heen rijden. Want, als hij alleen was, betrachtte hij groote zuinigheid, -zelfs met kapitaal in zijn bezit. Ja, uit voorzichtigheid had hij zelfs zijn geld -in het hôtel achtergelaten, en maar een honderd francs of wat bij zich gestoken. Het -kon zijn, dat hij Arnolds ontmoette, en dan had diens speelduivel hem ook te pakken. -</p> -<p>Bij het terrein aangekomen, aarzelde hij. <i>Pesage</i> was zoo duur! Maar, aan den anderen kant, als hij Fifi zocht, moest hij ook dáár -kunnen komen. In godsnaam dan! En hij offerde zijn vijftig francs <i>entrée</i>. -</p> -<p>Als van den donder getroffen bleef hij staan. -</p> -<p>Daar zag hij een groepje van drieën: Fifi, Leda en … niemand minder dan Wiechen! Was -<i>die</i> het dan? Hij kon het niet gelooven. -</p> -<p>Fifi ijlde op hem toe. -</p> -<p>„<i lang="fr">Ah, chéri!</i> Waar kom je vandaan? Waar is Arnolds?” -</p> -<p>„Ik weet het niet,” erkende hij, koel. „Wat doe jij hier?” -</p> -<p>„Spelen, om weer bij je te komen,” zeide zij eenvoudig. „Heb je iets?” -</p> -<p>„Jawel, maar niet veel,” zeide hij. -</p> -<p>Zij rukte hem het program uit de hand. -</p> -<p>„Zet wat je kunt hier.” -</p> -<p>Zij had een vluggen blik in het rond geslagen, en kraste toen met haar nagel in het -papier. -</p> -<p>„Een <i>tuyau</i>?” -</p> -<p>„Ja, maar stipt geheim. Ik mocht het niet verklappen. Alleen aan jou doe ik het. Laat -me nu. <i lang="fr">Allons, chéri, sois sage.</i> Ga naar Holland terug. Ik kom gauw na.<span class="corr" id="xd31e4174" title="Niet in bron">”</span> -</p> -<p>„Met Wiechen?” grijnsde hij. -<span class="pageNum" id="pb214">[<a href="#pb214">214</a>]</span></p> -<p>„Neen. <i lang="fr">Il n’est rien là-dedans.</i> Ik probeer alleen wat uit hem te kloppen voor die arme Leda. Maar hij is zoo hard! -Is hier geloof ik alleen maar om zich te laten kijken, en zet niets. Ga je gang nu, -en <i lang="fr">au revoir</i>.” -</p> -<p>Zij wipte weer weg. -</p> -<p>Viehof verliet den <i>pesage</i>. Dat Fifi het geld niet uit de keien sloeg, begreep hij ook, maar nu hij gezien had … -Hij moest niet meer van haar gehuichel hebben. Wiechen of niet Wiechen, het kon hem -nu niets meer schelen. Maar het was uit tusschen hen. -</p> -<p>Inmiddels, wat zou hij doen? Een <i>tuyau</i>? Het kon zijn. Nu, voor het laatst dan! En hij zette al wat hij bij zich had, slechts -<span class="corr" id="xd31e4197" title="Bron: enkole">enkele</span> francs bewarende, om wat te drinken en thuis te kunnen komen. -</p> -<p>Als men alles vooruit wist! -</p> -<p>Als hij nu eens voor de eerste maal roekeloos geweest was, en niet zoo stom voorzichtig, -om zijn geld thuis te laten! Hij telde niet eens na, wat hij kreeg. Het moest een -<i lang="en">outsider</i> geweest zijn. -</p> -<p>Ja, als<span class="corr" id="xd31e4208" title="Bron: ..,">.…</span> Want zoo’n fortuintje overkwam iemand voor geen tweede maal … -</p> -<p>Toch was het aardig. -</p> -<p>Die vervloekte meid! Als zij hem dat eerder gezegd had … -</p> -<p>Hij nam een besluit. Ja, nu wist hij wat hij wilde. Hij had eens een tante diep gegriefd, -door haar handteekening na te maken. Het goede mensch was geëindigd met te betalen, -om haar neef niet in de gevangenis te zien. Tevens had zij aangeboden hem passage -en een som gelds bovendien te verschaffen, als hij naar een ver land wilde vertrekken. -Niet dat zij geloofde aan zijn beterschap, als hij weg was; maar men compromitteerde -zijn familie tenminste niet. Immers of <span class="corr" id="xd31e4215" title="Bron: eeu">een</span> zekere Viehof in Amerika voor drie jaar de kast inging, hoorde of las men niet in -Holland; <span class="pageNum" id="pb215">[<a href="#pb215">215</a>]</span>wèl echter, als die zelfde Viehof in Holland slechts werd vervolgd en vrijgesproken. -</p> -<p>Hij besloot de zee tusschen zich en Fifi te zetten, en tevens tusschen zijn tante -en hem. Het laatste zou hij op den voorgrond stellen, want anders betaalde zij zijn -<span class="corr" id="xd31e4223" title="Bron: pasage">passage</span> niet, en gaf hem niets mee. -</p> -<p>Viehof verwijderde zich van het terrein, en keerde naar Parijs terug, zich verder -met een in hem schaarsche energie haastende om zijn plan te volvoeren. -</p> -<p>De tante, die stil leefde, maar toch niet zóó stil, of als haar neef in Holland iets -overkwam, dat toch gehoord of gelezen zou hebben, bleek alsnog bereid haar woord gestand -te doen. Zij was echter een practische vrouw, en wilde boven alles zekerheid hebben, -dat haar neef ook inderdaad naar verre gewesten zou vertrekken. Na eenige ruggespraak -had hij Australië gekozen, wat meer in haar smaak viel, omdat het nog verder weg was -dan Amerika. Zij nu <i>liet</i> passage voor hem nemen, en stelde hem bij zijn vertrek geen geld, dan het noodige -voor onderweg, doch een <span class="corr" id="xd31e4231" title="Bron: passagebillet">passagebiljet</span> ter hand, zoomede een wissel op Melbourne, die dus dáár moest worden geind. -</p> -<p>Was zij minder voorzichtig geweest, wellicht zou Viehof inderdaad in Australië zijn -aangeland. Nu bracht al dat gedoe hem op een denkbeeld. Namelijk om niet te gaan, -en toch de duiten op te strijken. -</p> -<p>Hij kreeg dit op de hulpboot, die van Antwerpen naar Southampton voer, waar hij op -de groote boot zou overgaan. Op die hulpboot was een medepassagier, die in een tegenovergesteld -geval verkeerde, te weten tot Southampton passage te hebben genomen, met het doel -vandaar naar Australië door te gaan. Welnu, een compromis was spoedig gesloten. Men -ruilde de <span class="corr" id="xd31e4237" title="Bron: billetten">biljetten</span>, terwijl Viehof het verschil toekreeg. -<span class="pageNum" id="pb216">[<a href="#pb216">216</a>]</span></p> -<p>Ook de moeielijkheid van het innen van den wissel vond haar oplossing. Viehof gaf -dien afgeteekend mee aan den <i>steward</i> van de groote boot, die op zich nam het bedrag te Melbourne <span class="corr" id="xd31e4245" title="Bron: onmiddelijk">onmiddellijk</span> te innen, en weer over te maken naar Southampton, aan Viehof’s adres <i lang="fr">poste restante</i>. Een goede fooi bewoog dien man bovendien tot nog iets anders. Hij verkocht aan de -passagiers prentbriefkaarten van alle plaatsen onderweg. Daarvan nam Viehof een serie, -en adresseerde en teekende die aan zijn tante, waarop de <i>steward</i> ze bij zich nam, om ze aan het goede mensch van elke plaats waar men aandeed, successievelijk -te verzenden, tot Melbourne toe. Dat, meende Viehof, had die lieve tante wel aan hem -verdiend, dat hij haar van reis en aankomst eenig teeken stuurde. -</p> -<p>Aldus te Southampton afgestapt, dacht Viehof er eerst over naar den Haag terug te -keeren, doch een kleinigheid deed hem blijven. -</p> -<p>In de <i>bar</i> van het hôtel, waar hij zijn intrek genomen had, zaten een paar mannen te praten. -Viehof zag, dat de een in zijn hand een strookje papier hield, dat hij den ander telkens -weer toonde. Het leek sterk op een accept. -</p> -<p>Van plaats veranderende, zoodat hij het gesprek kon opvangen, bleek hem, dat het inderdaad -over een kleine geldleening liep. -</p> -<p>Het was toch overal eender. In den Haag, zoowel als in Southampton. Ook hier waren -<span class="corr" id="xd31e4261" title="Bron: menscheu">menschen</span> die geld zochten, anderen die het plaatsen wilden. En toen vroeg hij zich af, waarom -hij, nu hij geld had, met alle geweld naar den Haag terug wou? Niemand zou hem daar -bijzonder welkom heeten. En hier, of elders, overal was het eender. Hij had kapitaal, -ginds zat een man die geld zocht, en een ander die het blijkbaar gaarne zou verstrekken, -maar het op het oogenblik niet had. -</p> -<p>Een begin was een begin. En brutaalweg trad hij op het <span class="pageNum" id="pb217">[<a href="#pb217">217</a>]</span>tweetal toe, bekende bij toeval hun gesprek te hebben gehoord, en verklaarde zich -bereid <i lang="en">to do a business</i>. De anderen keken eenigzins vreemd op, maar de man die het geld noodig had, stapte -over bezwaren van etiquette heen, en noodigde Viehof plaats te nemen, terwijl de ander -met een nijdig gezicht heenging. -</p> -<p>De man met wien Viehof had kennis gemaakt, bleek een fatsoenlijk kruidenier te zijn, -die voor een week of zes dertig pond noodig had. En Viehof nam zijn accept zonder -veel praten, maar vroeg toen tegendiensten. -</p> -<p>Eenige dagen later was hij geinstalleerd op een klein kantoor, en zette geld uit tegen -hooge rente, voorloopig aan geen andere dingen denkende. -</p> -<p>De Australische wissel, die eindelijk aankwam, bezorgde hem een introductie bij een -bankier, dien hij de incasseering opdroeg. Men had reeds van hem gehoord, en stond -verbaasd over de relatiën, die men meende dat hij had, tot zelfs in Australië. Al -pratende bood men hem gelegenheid tot disconteeren, precies als Wiechen voorheen had -bij Karsten & Co. En beginnende met kleine postjes, maakte hij daarvan hoe langer -hoe ruimer gebruik, tot het kapitaaltje dat hijzelf oorspronkelijk had ingebracht, -slechts een zeer gering deel meer uitmaakte van zijn omzet. -</p> -<p>Eens per jaar stak hij geregeld over naar Frankrijk, en speelde kleine bedragen op -de <i>courses</i>. Hij keek dan steeds uit naar het gezichtje van Fifi, doch zag haar nooit meer, en -niemand dien hij kende kon hem zeggen waarheen zij gevlogen was. -<span class="pageNum" id="pb218">[<a href="#pb218">218</a>]</span></p> -</div> -</div> -<div id="ch20" class="div1 chapter"><span class="pageNum">[<a href="#ch20.toc">Inhoud</a>]</span><div class="divHead"> -<h2 class="main">HOOFDSTUK XX.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Onder een loodzwaren <i><span class="corr" id="xd31e4285" title="Bron: mirtral">mistral</span></i> was de „Prinses Marie” de haven van Marseille uitgevaren. Zelfs toen de boot nog -aangemeerd lag, was het aan dek onaangenaam, en zooveel te meer toen zij buiten was, -en zwaar werkte door de golven, waar het schuim, neergeslagen, in kralende streepjes -afliep. -</p> -<p>Reeds een heelen tijd was men in volle zee, eer van de passagiers zich iemand boven -durfde vertoonen. -</p> -<p>Gehuld in regenjassen, de kragen op, tegen de koude, die men niet meer verwacht had, -stonden twee heeren tegen de verschansing, uit verveling de Indische gewoonte van -zich voorstellen reeds nu aannemende. -</p> -<p>Van Vleuten! -</p> -<p>Becker! -</p> -<p>En zoekend naar eenig onderwerp van discours, begonnen zij elkaar te ondervragen, -en ten slotte mededeelingen te doen, die men onder andere omstandigheden bewaart tot -meer intimiteit is ontstaan. -</p> -<p>Zoo wist de een al heel spoedig van den ander, wat zij waren en met hun vrouwen de -reis deden. -</p> -<p>„Een dame!” riep Becker eensklaps uit, en van Vleuten, omziende, ontdekte Betsy, die -geheel gekleed op slecht weer, in de ingang van de kajuit stond. -<span class="pageNum" id="pb219">[<a href="#pb219">219</a>]</span></p> -<p>Hij ijlde toe om haar verder te helpen, in de luwte van den rooksalon, waar Becker -was blijven zitten. -</p> -<p>Een korte voorstelling volgde. -</p> -<p>„Ik ben naar boven gekomen, om je wat te vertellen, Jan,” zeide Betsy. „Weet je, wie -hier aan boord is?” -</p> -<p>„Nog niet.” -</p> -<p>„Dat dochtertje van dien Wiechen. Waar ik je toen vertelde. Zou die nare vent er ook -zijn?” -</p> -<p>„Wat zeg je?” riep van Vleuten uit, onaangenaam verrast. -</p> -<p>Becker stond op. Hij wilde iets formeels zeggen, doch dit beletten hem de wind en -de beweging van het schip. -</p> -<p>„Het meisje was een lief kind,” zeide Betsy. „Maar o, ik zou het zoo vervelend vinden, -als die man.…” -</p> -<p>„Stel u gerust, mevrouw,” zeide Becker. „Niemand zou het waarschijnlijk zoo vervelend -vinden als ik. Het lieve kind.… is mijn vrouw.” -</p> -<p>Betsy had een gloeiende kleur gekregen. -</p> -<p>„Pardon, ik wist niet.…” stotterde zij. -</p> -<p>„Wij hebben heel onplezierige ervaringen met meneer uw schoonvader opgedaan,” zeide -van Vleuten, haar tehulp komend. „En.…” -</p> -<p>„Dat hebben er meer,” <span class="corr" id="xd31e4312" title="Bron: lachtte">lachte</span> Becker. En toen weer ernstig wordend: „Als u eenigzins prijs erop stelt met mij in -goede verstandhouding te blijven, zou ik u in overweging willen geven geen melding -van dien man meer te maken. Meer zeg ik zelf er ook niet van. Maar mijn vrouwtje pijn -te zien doen door anderen, zou ik.…” -</p> -<p>„<i lang="en">Allright!</i>” riep van Vleuten. „En, Betsy, je praat er ook niet over met anderen, hè?” -</p> -<p>„Ik denk er niet aan,” zeide Betsy verruimd. -</p> -<p>„En ik ga eens naar beneden, zien hoe de zaken dáár staan,” zeide Becker, een aanloopje -nemend om tegen de helling van het dek op te komen. -<span class="pageNum" id="pb220">[<a href="#pb220">220</a>]</span></p> -<p>„Je had je daar mooi verpraat,” zeide van Vleuten, toen hij weg was. -</p> -<p>„Nu, ja,” meende Betsy. „Is het toch niet beter zóó? Nu hebben we ons even uitgesproken, -en anders hadden we misschien de heele reis stijve gezichten tegen elkaar getrokken.—Wat -een akelige wind is dat! Mijn lippen beginnen er van te springen.” -</p> -<p>„Laat ons dan in de rookhut gaan,” stelde hij voor, „daar zitten altijd enkel een -paar oude heeren.” -</p> -<p>En zoo deden zij, terwijl van Vleuten bij het binnenkomen de oud-gasten verzocht rustig -door te blijven rooken, en zelf een sigaar opstak. -</p> -<p>Becker was inmiddels naar beneden gegaan, en vond Ella in de hut. -</p> -<p>Het was een ruime tweepersoonshut, waarin een sofa, die desnoods voor een derde plaats -kon worden ingericht. -</p> -<p>Daarop had Ella, na haar bovenkleeding te hebben uitgetrokken zich neergevlijd. -</p> -<p>„Hoe is het?” vroeg hij, haar met de eigenwijsheid van jonge echtgenooten kussend -waar hij een bloot plekje zag. -</p> -<p>„O, beter!” zeide zij. „Ik was al opgestaan en heelemaal aan de beweging gewoon, en -wou juist eens gaan onderzoeken waar jij zat, toen ik.…” -</p> -<p>„Toen je mevrouw van Vleuten zag,” viel hij in. -</p> -<p>„Ja,” zeide zij verwonderd. „Kende je die?” -</p> -<p>„Sinds daareven. Ik stond met haar man te praten, en zij kwam er bij, en vertelde -precies, wat jij nu wou gaan vertellen.” -</p> -<p>„En, wat heeft ze gezegd?” -</p> -<p>„Nu,” zeide hij, zonder direct op haar vraag te antwoorden, „het zijn heele geschikte -lui, maar ze willen over één ding niet praten. Net als wij. Over.… den Haag. Dat hebben -we nu afgesproken. Dus, als je nu opstaan wilt, <span class="pageNum" id="pb221">[<a href="#pb221">221</a>]</span>kan je de kennis hernieuwen. Zij vindt jou heel lief.” -</p> -<p>Ella was al opgesprongen, en trok de japon weer aan, die hij haar toereikte, waarbij -zij zich naar den aard der jonge vrouwen onnoodig veel aan hem vastgreep. -</p> -<p>„Verschrikkelijk, wat maakt dat schip een beweging,” merkte Ella op, onder het naar -boven gaan. „Blijft dat nu den heelen tijd zoo?” -</p> -<p>„Neen,” zeide hij, „soms is de zee heelemaal stil. Toen wij jaren geleden uit Indië -kwamen, hebben we maar een dag of wat zulk slecht weer gehad.” -</p> -<p>Zij waren de trap opgekomen. -</p> -<p>„Mag <i>ik</i> mevrouw even helpen?” -</p> -<p>Het was de eerste officier, die zonder antwoord af te wachten, Ella greep, en haar -met een zetje naar de ingang van den rooksalon hielp. -</p> -<p>Becker volgde, dankbaar. Want het was nog niet hetzelfde, of men zichzelf helpen kon -aan boord van een zwaar werkend schip, dan wel nog daarbij een dame aan den arm te -hebben hangen, die, naar den aard van haar geslacht, de loodlijn naar gelang van haar -omgeving zoekt te bepalen, en daarom op een hellend vlak steeds uit het lood geraakt. -</p> -<p>„Niet meegaan met de beweging, er tegen in leunen, mevrouw,” vermaande de eerste officier. -„Ziet u wel, daar gaat het al beter. En als u alleen is, nooit uw handen loslaten, -dan kunt u geen gevaar loopen.” -</p> -<p>Lachend volgde Ella den gegeven raad, en zoo bereikte men de plaats waar van Vleuten -en Betsy zaten. -</p> -<p>„Kom maar gauw naast mij,” raadde Betsy. „Het went wel.” -</p> -<p>De eerste officier bleef een oogenblikje praten. Maar toen hij zich verwijderd had, -ontstond er onwillekeurig een stilte. -</p> -<p>„Kom,” zeide van Vleuten, „zooveel menschen zoeken een aanleiding om hun eerste glas -champagne aan boord <span class="pageNum" id="pb222">[<a href="#pb222">222</a>]</span>te drinken. Ik geloof, dat het ons niemand kwalijk zal nemen, als wij dit eens bij -deze gelegenheid doen. Ik ga zien een hofmeester te vinden. Meneer Becker, helpt u -mij de glazen dragen?” -</p> -<p>De beide dames waren eenige oogenblikken alleen, daar de rookende oudgasten een luchtje -waren gaan scheppen. -</p> -<p>„Had je last van zeeziekte?” vroeg Betsy, de stilte brekend. -</p> -<p>„Ik weet het niet,” zeide Ella. „Ik had het al enkele dagen vóór we aan boord kwamen.” -</p> -<p>Betsy keek op, en zag Ella in de oogen, die zoo naief, zoo onbewust stonden. Met een -plotselinge beweging trok zij haar naar zich toe, en kuste haar. Toen volgde een gefluister, -terwijl Ella half angstig, half blij naar Betsy luisterde, en zij een voor haar doen -ongewoon hooge kleur kreeg. -</p> -<p>„Moet ik het Carel.… dat is mijn man, al zeggen?” vroeg zij. -</p> -<p>„Wacht nog een weekje, tot je absolute zekerheid hebt,” raadde Betsy. „Anders kon -er een teleurstelling zijn.” -</p> -<p>De heeren kwamen terug, en hadden natuurlijk niets te dragen, daar de bevaren hofmeester -dat minder raadzaam geacht had. De champagne werd ingeschonken. -</p> -<p>„Op een gezellige reis,” zeide van Vleuten. -</p> -<p>„<i lang="de">Auf unser specielles</i>,” fluisterde Ella Betsy toe, terwijl haar oogen glinsterden. -</p> -<p>Van Vleuten en Becker verwonderden zich over den spoed, waarmee tusschen hun dames -een goede verstandhouding bleek te zijn ontstaan, en verheugden zich er tevens in. -</p> -<p>Ziezoo, dat was een waarborg tegen onaangenaamheden op reis. En verwonderlijk zooals -vrouwen altijd in uitersten vervallen. Of gevecht op leven en dood, òf een intimiteit -waar men eenvoudig van verbaasd staat! -<span class="pageNum" id="pb223">[<a href="#pb223">223</a>]</span></p> -<p>De eerste wist natuurlijk de oplossing reeds dien avond, maar de ander moest een goede -week wachten, eer hem Ella haar hoop meedeelde. -</p> -<p>„Foei,” zeide hij. „Moest je daar zoo lang mee wachten, om mij dat te vertellen?” -</p> -<p>„Mevrouw van Vleuten dacht …” -</p> -<p>„Met wie ben je getrouwd?” vroeg hij. -</p> -<p>„Met jou natuurlijk. Hoe bedoel je dat?” -</p> -<p>„Kijk eens liefste, dat bedoel ik zóó. Geheimen tusschen man en vrouw behooren er -niet te zijn. En al mocht ons hart ons eens dringen iets tijdelijk voor elkaar geheim -te houden, dan nog mag men het nooit aan een derde toevertrouwen. Voel je zelf niet, -dat er in de laatste dagen tusschen ons iets geweest is, wat er niet had mogen zijn? -Dat op zeker punt een ander je nader stond dan ik?” -</p> -<p>„Ja,” erkende Ella, een traan wegpinkend. „Het was net of ik minder van je hield, -en dat was toch niet waar.” -</p> -<p>Carel keek heel ernstig. Eigenlijk wist bij zich uit de situatie niet heel goed te -redden. De vermaning, die hij gedaan had, was geen oorspronkelijk werk. Eer hij trouwde -had hij boekjes gelezen, hoe men met zijn vrouw of zijn.…. ja, van alles! om moest -gaan. Hier dacht hem de gelegenheid gunstig, om de theorie in practijk te brengen. -Maar, het was zonderling, tegenover de mooie oogjes, die <span class="corr" id="xd31e4390" title="Bron: zioh">zich</span> met tranen vulden, wist hij niet wat te doen. Zij had moeten antwoorden, zooals in -het boekje stond. Ja, hoe duivel was het ook weer? -</p> -<p><i lang="de">Denn eben wo Gedanken fehlen</i>.… juist, <i>da</i>, hm, de rest kon men cadeau krijgen. Een „<i lang="de">Wort</i>” had hij zooeven ook uitgesproken. Maar wat doe je nu, als dat ook niet helpt, en -je lieve jonge vrouwtje tranen in haar oogen krijgt. Dat had Goethe erbij moeten zeggen! -</p> -<p>Hij pakte Ella eens goed en gaf haar niet één, maar verscheiden <span class="pageNum" id="pb224">[<a href="#pb224">224</a>]</span>zoenen, en daar scheen zij volkomen genoegen mee te nemen. -</p> -<p>Dus, <i lang="de">wo die Worte fehlen</i>, daar moet je zoenen. -</p> -<p>Carel kon dat wel niet zoo mooi doen rijmen als Goethe, maar de philosophie was beter, -en meer afgerond. Weg boekjes met raadgevingen! -</p> -<p>Dat de raadgevingen op zichzelf nog zoo kwaad niet waren, mits goed en geput uit ervaring, -zou hij even later bemerken. -</p> -<p>Men was in Port-Said geweest, en het Suez-kanaal doorgevaren. -</p> -<p>Geducht deed zich de warmte gelden, de lucht in zoodanig snelle trilling brengend, -dat ze minder doorzichtig werd, en de beelden weerspiegelde. -</p> -<p>En nu verdween het Europeesche régime, om voor het tropische plaats te maken. Dat -wilde aan boord van een mailstoomer zeggen, dat de middagtafel gerechten bevatte, -die sommigen voor een rijsttafel aanzagen, maar vooral dat Indisch <i>négligé</i> zijn intrede deed. Zoodra het Suez-kanaal was gepasseerd, mocht het in de namiddaguren -en des avonds gedragen worden, ook aan dek. -</p> -<p>De oudgasten maakten daarvan onverwijld gebruik, kennende het genot, dat de voor het -klimaat aangewezen kleeding het menschelijk lichaam geeft, en aarzelend en zich vreemd -erin gevoelend voor het eerst, werd het voorbeeld ook door de <i>baren</i> gevolgd. -</p> -<p>Had Ella niet den goeden raad van Marie van Groningen ook op dit stuk gehad, maar -haar uitzet laten maken bij een der vele zich daarvoor uitgevende specialiteiten, -dan zou zij er waarschijnlijk even bespottelijk hebben uitgezien als een paar andere -voor het eerst uitkomende dames, die met hun <i>à la</i> nachtjak getailleerde kabaja aan dek verschenen. -<span class="pageNum" id="pb225">[<a href="#pb225">225</a>]</span></p> -<p>Betsy was er over uit. -</p> -<p>„Keurig!” riep zij. „Wie heeft dat zóó voor je besteld?<span class="corr" id="xd31e4432" title="Bron: ..">…</span> O ja, ik weet het al.… het is in orde, en het staat je lief.” -</p> -<p>En met den vinger prikte zij Ella in de heup, op de grens waar de kabaja behoort te -eindigen om niet te lang te zijn, en evenmin indecent kort. -</p> -<p>„Je ziet er snoezig in uit,” herhaalde zij. -</p> -<p>En daarin had zij gelijk. Want de Indische <i>sarong</i> en <i>kabaja</i>, die, slecht gemaakt, bespottelijk kleedt, en dan ook maar het best onder „nachtgoed” -wordt gerangschikt, is een <i>négligé</i>, dat in hooge mate flatteert, als het goed gedragen wordt. -</p> -<p>In Batavia scheidde men. Van Vleuten en Betsy om naar Soerabaja te gaan, waar de eerste -zijn oude betrekking weer innam, Becker en Ella, om den zwerftocht te beginnen, waartoe -jonge ambtenaren veroordeeld schijnen, en waaraan zelfs ouderen niet altijd ontkomen, -en die niemand anders voordeel aanbrengt dan de stoomvaartmaatschappij en andere ondernemers -van transportmiddelen. -</p> -<p>Want dat is het verschil tusschen den particulier, die het welzijn van zijn zaken -beoogt, en het Gouvernement, dat de eerste zijn employé’s bij voorkeur dáár plaatst -of laat, waar zij met de omgeving bekend en vertrouwd zijn, terwijl het laatste zijn -ambtenaren overplaatst, zoodra er gevaar dreigt dat zij in denzelfden toestand geraken. -</p> -<p>En dit is maar goed ook, daar de ambtenaar anders zich te vast nestelen zou, en in -zijn omgeving een invloed zou kunnen krijgen, die hem tot een staat in den staat zou -kunnen maken, tenzij.… hij zijn meerdere kennis en invloed ten nutte van het Gouvernement -aanwendde. -</p> -<p>Doch dit veronderstelt het Gouvernement blijkbaar niet van zijn ambtenaren, de koopman -wel van zijn employé’s. -<span class="pageNum" id="pb226">[<a href="#pb226">226</a>]</span></p> -<p>Van Vleuten werkte hard, zooals hij gewoon was geweest, en gaandeweg begon hij zich -weer thuis te gevoelen in den goeden ouden Oost. -</p> -<p>Zij hadden slechts enkele dagen in het hôtel doorgebracht, daar Betsy’s toestand spoed -eischte, en nauwelijks waren zij dan ook ingericht, toen Betsy beviel, tot beider -groote vreugd van een jongen. -</p> -<p>Tijden tevoren hadden zij beraadslaagd welken naam zij hem of haar, al naar gelang -het uitviel, zouden geven. -</p> -<p>Van Vleuten had een heel rijtje opgesomd, allen geput uit het oude Testament, waarvoor -hij een <i>penchant</i> scheen te hebben, maar Betsy had daarbij telkens een leelijk gezicht getrokken, als -hij er een van voorstelde. -</p> -<p>„Blijf me nu met je oude-Jodennamen thuis,” riep zij op zekeren dag, zich boos makend. -„Waarom plaag je me toch zoo?” -</p> -<p>„’t Is geen plagen,” zeide hij. „Eer een.… hoe zal ik het zeggen.… een soort dankbaarheid. -Zonder in den Bijbel te hebben gelezen, zouden we dit geluk niet te wachten hebben.” -</p> -<p>„Vraag dan Wiechen om peet te zijn,” zeide hij. „Die heeft je op het denkbeeld gebracht.” -</p> -<p>„Nooit,” verklaarde hij plechtig. „Men zegt, dat kinderen soms het karakter overnemen -van hen naar wie ze genoemd worden.…” -</p> -<p>„Schei uit, Jan! Wees niet kinderachtig. Weet je, dan moeten we hem maar noemen naar -zekeren lummel, van wien ik, al verdient hij het niet altijd, toch een beetje houd.” -</p> -<p>„Hm,” deed hij, „maar dat is geen mooie naam.” -</p> -<p>„Mooi of niet,” meende zij. „Hij is zoo gemakkelijk.” -</p> -<p>„Omdat hij zoo kort is? Dat is geen bezwaar, daar alle lange namen toch worden afgekort.” -<span class="pageNum" id="pb227">[<a href="#pb227">227</a>]</span></p> -<p>„Ja maar.… Luister eens Jan. Herinner je je nog, dat je mij vroeg?” -</p> -<p>„Flauwtjes.” -</p> -<p>„Akelige vent! Ik had eigenlijk geen zin in je, zie je, en wou tegen je zeggen: Jan, -ben je mal—neen hoor! Maar.…” -</p> -<p>„Je zeide: Ja! Zonder aarzelen.” -</p> -<p>„Niet waar. Ik zei: Jan.… en de rest kon ik niet zeggen, omdat je mij toen dadelijk -beetpakte. En.… nu, toen was het ook goed.” -</p> -<p>Hij lachte hartelijk. -</p> -<p>„Dan maar Jan!” zeide hij. „Misschien krijgt hij daardoor ook zoo’n koopje. En als -het een meisje is? Betsy, of voluit Elisabeth?” -</p> -<p>„Neen, dat wil ik niet. Meisjes die naar de moeder heeten, hebben altijd een moeielijk -leven.” -</p> -<p>Hij haalde de schouders op. -</p> -<p>„Rachel, Miriam.…” -</p> -<p>Betsy stopte haar ooren dicht. -</p> -<p>„Ben je klaar? Ik zal er nog eens over denken. Ik zie wel, dat ik het toch alleen -moet doen.” -</p> -<p>Doch het was niet noodig, want het was een jongen. -</p> -<p>„Weet je aan wie ik dikwijls denk,” vroeg Betsy eenige weken later toen zij weer op -mocht zitten. „Aan Ella Becker. Met haar moet het ook zoover zijn, dezer dagen.” -</p> -<p>„O, ik heb een brief in mijn zak,” herinnerde hij zich. -</p> -<p>„Daar loop je natuurlijk alweer den heelen dag mee rond,” merkte Betsy op. -</p> -<p>„Van Becker,” zeide hij<span class="corr" id="xd31e4489" title="Niet in bron">,</span> de enveloppe openscheurend. „En een velletje voor jou erin. Wil je het hebben?” -</p> -<p>„Zóó zeker?” vroeg zij, wijzend op den kleinen Jan, die aan zijn middagmaal bezig -was. „Lees maar eerst <span class="corr" id="xd31e4493" title="Bron: jou">jouw</span> brief, en vertel mij wat.” -<span class="pageNum" id="pb228">[<a href="#pb228">228</a>]</span></p> -<p>„Zij zijn in Sindanglaut, residentie Cheribon,” zeide van Vleuten, na den brief te -hebben gelezen. „Hij is contrôleur geworden, en heeft nu het bestuur over een krankzinnigengesticht -gekregen.” -</p> -<p>„Hè Jan, hoe flauw!” -</p> -<p>„Heusch, hij schrijft het. De vorige contrôleur heeft dat zaakje zoo opgeknapt. Die -had ontdekt, dat men door te planten in een ruitvorm, meer planten op eenzelfde oppervlakte -grond kon zetten, dan bij den ouden quadraatvorm. En nu moest bij hem alles in de -ruit gebeuren. Dat drukt een eigenaardig cachet op de geheele afdeeling. Alles ziet -er scheef uit.” -</p> -<p>„En verder?” -</p> -<p>„Verder niets,” zeide van Vleuten. „De <i>manie</i> van dien vorigen contrôleur schijnt nogal invloed te hebben gehad, zoodat men zich -in de buurt voor dien ruitvorm heeft ingespannen, en men daar nu niet alleen plant -in dien vorm, maar, meenende dat het een soort tooverfiguur is, er voor allerlei gebruik -van maakt. Het wordt een soort Godsdienst. Je weet toch wat een ruit is?” -</p> -<p>„Zeker,” zeide Betsy, die inmiddels bezig was den kleinen Jan een schoonen luier aan -te doen. „Zóó, niet waar?” -</p> -<p>En zij wees op de slippen, die zich tusschen de beentjes van het kind vertoonden, -klaar om opgespeld te worden. -</p> -<p>„Als je het zoo doet, gaat het veel gemakkelijker,” zeide zij, „dan die vierkante -manier. Ik krijg alles bij elkaar—zie zóó!—en met één speld vast.—Klaar, jongmensch. -<i>Baboe!</i>” -</p> -<p>Van Vleuten schaterde het uit. -</p> -<p>„Ik zal morgen mijn oud foto-toestelletje eens voor den dag halen, als je bezig bent,” -<span class="corr" id="xd31e4515" title="Bron: zeidde">zeide</span> hij. „We maken dan een kiekje van <i>die</i> ruit. Becker wordt gewoon dol!” -</p> -<p>„Alles goed en wel,” zeide Betsy. „Maar hoe staat het nu met Ella? Schrijft hij daar -niets van?” -<span class="pageNum" id="pb229">[<a href="#pb229">229</a>]</span></p> -<p>„Neen,” verklaarde van Vleuten, den brief omdraaiend. -</p> -<p>„Geef mij mijn velletje eens,” zeide Betsy. „Jij met je ruiten!” vervolgde zij, na -een paar regels te hebben gelezen. „Ze heeft een meisje; kranig, maar brutaal, om -drie dagen na haar bevalling al een briefje aan mij te krabbelen. Ze weet er niets -van, schrijft ze. Ze zou al opgestaan zijn, als de dokter, die heelemaal van Cheribon -moet komen, niet verboden had het te doen zonder zijn verlof.” -</p> -<p>„Dan heeft ze jou een beetje ingehaald,” zeide van Vleuten. -</p> -<p>„Onzin,” bromde Betsy. „Maar wat heb je daar nog meer in je zak? Daar zit waarachtig -nog een briefje!” -</p> -<p>„Alles particulier,” lachte hij. „Op het kantoor steek ik die dingen bij me, om ze -thuis op mijn gemak te lezen.—Van onzen Haagschen advocaat.—Drommels! Dat moet ik -nog eens overlezen.…” -</p> -<p>„Wel?” vroeg Betsy, nadat hij den brief gelezen had, en weer omgekeerd, alsof hij -hem van buiten wou leeren. -</p> -<p>„Toch een eerlijke vent!” ontsnapte hem. -</p> -<p>„Wie dan?” -</p> -<p>„Die Wiechen,” zeide hij. „Er is <i lang="en">after all</i> vijf en tachtig percent uit zijn boedel gekomen. Die zijn binnen. En nu biedt hij -vijf procent extra, voor volledige kwijting, om te rehabiliteeren.” -</p> -<p>„Dus steelt hij tien percent?” merkte Betsy op. „Bedoel je wat anders?” -</p> -<p>„’t Is een handelszaak,” zeide hij. „Het kost hem geld aan zijn advocaat en de Rechtbank. -Daarvoor rekent hij vijf procent voor elk. Dat gaat nogal. In elk geval is een accoord -van negentig percent iets bijzonders. Ik stem toe, en zal dadelijk antwoorden. Telegrafisch, -zooals gevraagd wordt. Op die manier hadden we niet weg hoeven te gaan.” -<span class="pageNum" id="pb230">[<a href="#pb230">230</a>]</span></p> -<p>„Heb je er spijt van?” vroeg zij. -</p> -<p>„Eigenlijk gezegd, neen!” antwoordde hij. „We zitten hier prettiger dan in Holland. -Kennissen zooveel als we willen, en lang zoo’n zenuwachtig leven niet.” -<span class="pageNum" id="pb231">[<a href="#pb231">231</a>]</span></p> -</div> -</div> -<div id="ch21" class="div1 last-child chapter"><span class="pageNum">[<a href="#ch21.toc">Inhoud</a>]</span><div class="divHead"> -<h2 class="main">HOOFDSTUK XXI.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Een <i>toko</i>-wagen reed het erf op van het hôtel. Van Vleuten stapte er uit, vroolijk, niettegenstaande -de warmte. Hij liep door de binnengalerij naar achter. -</p> -<p>„<i lang="ms">Mana kamar toewan contrôleur?</i>” vroeg hij den <i>mandoer</i>, die hem tegemoet trad. -</p> -<p>Deze wees het galerijtje in, dat langs de bijgebouwen liep, waar vóór een kamer een -meisje zat, blijkbaar pas aangekleed, en onder de hoede der <i>baboe</i> wachtend, op een luierstoel, waarvan de bloote beentjes afhingen. -</p> -<p>Hij liep door, en het kind bekijkend, knikte hij haar toe, daarmee een vriendelijk -lachje op het kleine snoetje te voorschijn roepend. -</p> -<p>Hij nam haar op, hoog in de lucht, en toen op den arm, wat de kleine erg prettig scheen -te vinden. Maar toen ze tot rust gekomen was, legde zij de uitgespreide handjes tegen -zijn gezicht, zoekend naar iets bekends. -</p> -<p>„Oom portret!” riep zij uit. „Mama, mama, oom portret!” -</p> -<p>De kamerdeur ging even open, en iemand gluurde door het reetje. -</p> -<p>„Mama,” herhaalde de kleine, die dit bemerkt had. „Oom portret.” -</p> -<p>De deur ging nu geheel open, en Ella kwam voor den dag, het haar opgemaakt, maar nog -niet gekleed. -<span class="pageNum" id="pb232">[<a href="#pb232">232</a>]</span></p> -<p>„Dag, meneer van Vleuten,” zeide zij, haar hand uitstekend. „Hoe vriendelijk van u! -Maakt mevrouw het goed? Carel zal zóó klaar zijn.” -</p> -<p>„Alles goed en wel,” zeide hij. „Maar Betsy staat erop, dat ik jelui meebreng. Dus -zal ik maar beginnen met de kleine mee te nemen, en dadelijk ons rijtuig sturen?” -</p> -<p>„Als ze wil.…” -</p> -<p>„Ga je mee, met de paardjes, naar tante? Met oom.… Wie ben ik?” vroeg van Vleuten, -de kleine op zijn arm latende dansen. -</p> -<p>„Oom portret,” herhaalde het kind. -</p> -<p>„Foei, Marietje,” deed Ella. „Weet je oom zijn naam niet meer?” -</p> -<p>„Oom portret,” kraaide Marietje. „Marietje gaat mee naar tante.” -</p> -<p>En of mamaatje al deed of zij heel bedroefd was, dat Marietje van haar weg wou, het -hielp niet, de kleine volhardde bij haar voornemen, en ging mee met „oom portret.” -</p> -<p>„Maatje ook komen!” riep ze over zijn schouder heen bij het weggaan, wat maatje al -knikkend beloofde. -</p> -<p>Niet alleen de „oom”, maar gelukkig voor dezen, die nog baden moest, ook de tante -en het neefje, vielen in Marietjes smaak, zoodat, toen in den vooravond Ella en haar -man de kleine zwerveling gevolgd waren, deze zich in de nieuwe omgeving best thuis -gevoelde. -</p> -<p>Zoowel Betsy als van Vleuten hadden met verbazing hun vroegeren reisgenoot zien uitstappen, -en de voorgalerij inkomen. Was dat dezelfde jonge man, die nog geen vijf jaar geleden -met hen was uitgekomen? Een dikzak, van wien men zich afvroeg hoe hij den moed had -zich op een gewonen stoel neer te zetten! Het was haast vreemd hem op gewonen toon -te hooren spreken, en werkelijk verstandige dingen te hooren zeggen. -<span class="pageNum" id="pb233">[<a href="#pb233">233</a>]</span></p> -<p>Natuurlijk klaagde hij over zijn dik-worden, en beweerde, op een vraag van Betsy, -dat hij haast niets at. Maar de schrik sloeg haar om het hart, toen zij hem dat „haast -niets” bij de eerste maal, dat hij zich bediende, op zijn bord zag nemen, hoewel de -tafel in Indië altijd op een ruim overschot voor de bedienden berekend is; en onder -een voorwendsel stond zij even op, om de kokkie te waarschuwen, dat er gauw nog een -paar blikjes geopend moesten worden en van een en ander wat bijgemaakt, om de door -„haast niets” geschoten bres weer eenigermate aan te vullen. -</p> -<p>Dat de tafel overigens smakelijker was dan in het hôtel, gaf misschien den doorslag -om hem te overreden de weinige dagen, die zij op hun doorreis te Soerabaja zouden -vertoeven, met vrouw en kind de door van Vleuten en Betsy aangeboden gastvrijheid -te accepteeren, en misschien deed ook de eenigzins onvoorzichtige uitlating van Betsy, -dat zij, naar van Vleuten had verteld, in de kamer logeerden, waar zooveel jaren geleden -Mr. van Groningen gestorven was, er iets toe bij, want blijkbaar was Becker erg bang, -voor wat men in de wandeling „zijn hachie” pleegt te noemen. -</p> -<p>„Ik heb een verzoek aan u,” zeide hij tot van Vleuten, twee dagen later. „Met dat -verhuizen enzoovoort raakt een mensch uit zijn gewone doen, dat begrijpt u.” -</p> -<p>„Zeg gerust wat op uw hart ligt,” zeide van Vleuten. -</p> -<p>„Nu dan, ik heb een brief aan mijn vrouw opengemaakt, en eer ik mijn vergissing bemerkte, -las ik zooveel, dat ik erover denk hem maar in het geheel niet aan haar te geven. -Hij is van mevrouw van Groningen, over wie we juist een dag of wat geleden spraken. -Een lief mensch. En iemand moest er zijn, die Ella het bericht zond, nietwaar?” -</p> -<p>„Welk bericht?” vroeg van Vleuten. -</p> -<p>„Wel, haar … meneer Wiechen … u kende hem?” -<span class="pageNum" id="pb234">[<a href="#pb234">234</a>]</span></p> -<p>„Ja, is hij dood?” -</p> -<p>„Niet heelemaal. Eigenlijk erger. Hij is krankzinnig geworden, en men heeft hem moeten -opsluiten.” -</p> -<p>„<i>Kassian!</i>” zeide van Vleuten. „Ik bedoel voor Ella, voor uw vrouw.” -</p> -<p>„Juist,” zeide Becker. „Ik geloof, dat het maar gelukkig is, dat die brief haar niet -inhanden gekomen is. Maar, hoe kan ik het op den duur voor haar verbergen? Ziet u, -daarin zou ik wel eens uw raad willen hebben. Zij is bovendien weer in positie.” -</p> -<p>„Ik wil het morgen wel eens met mijn vrouw overleggen,” zeide van Vleuten. <span class="corr" id="xd31e4603" title="Niet in bron">„</span>In elk geval zou ik haar niets zeggen, eer <i>dat</i> afgeloopen was. Maar, laat Betsy eerst eens zeggen wat zij er van denkt.” -</p> -<p>„Goed. Ik laat u dan den brief.” -</p> -<p>„Zeg liever het pakket,” zeide van Vleuten verbaasd, terwijl hij het met dien naam -bestempelde aannam. -</p> -<p>„O, er staat een heele boel meer in,” zeide Becker. „Mevrouw van Groningen heeft zeker -gemeend, dat na zoo’n treurig bericht, afleiding het beste was, en over allerlei geschreven.” -</p> -<p>Betsy was verontwaardigd<span class="corr" id="xd31e4613" title="Bron: ,">.</span> -</p> -<p>„Het kan zijn,” zeide zij, <span class="corr" id="xd31e4618" title="Niet in bron">„</span>dat Marie dit alles met een goede bedoeling geschreven heeft. Maar waar haalt ze al -die schandaaltjes vandaan?” -</p> -<p>„Hoe het zij, ik vind het geen lectuur voor Ella,” zeide van Vleuten. „Maar wat denk -je?” -</p> -<p>„Ik zal haar morgen vertellen, dat ik een brief van Marie gekregen heb,” besloot Betsy, -na eenig nadenken. „Dan kan ik haar dat van haar vader vertellen, zonder het precies -bij den naam te noemen. Erg overspannen zenuwen, of zooiets, die zijn opname in een -<i>sanatorium</i> hebben noodig gemaakt. Men hoopt natuurlijk op beterschap. Als die <span class="pageNum" id="pb235">[<a href="#pb235">235</a>]</span>dikke Becker nu maar zorgt, dat zij den eersten tijd geen brieven te lezen krijgt, -dan is alles in orde. Die later komen, spreken natuurlijk over den <span class="corr" id="xd31e4627" title="Bron: toestandals">toestand als</span> een bekend iets. Het gaat iets beter, of altijd eender, enzoovoort. Dan denkt zij -het te weten, en de menschen, die er nogeens over mochten spreken, denken dat zij -het weet, en men noemt het kind niet meer bij den naam.” -</p> -<p>„Dat is een gelukkig denkbeeld,” vond hij. -</p> -<p>Er werd gehandeld zooals afgesproken. -</p> -<p>Toen Ella enkele dagen later tot verder reizen gereed stond, om, zooals dat in officieelen -stijl heet „haar bestemming te volgen”, was zij opgewekt, zorgend voor de kleine en -den dikke, zooals zij zelf gekscherend zeide. -</p> -<p class="tb">⁂</p><p> -</p> -<p>Het was zomer geworden. Aan den rand van het bosch, te Bloemendaal, lag een kleine -villa, met naar verhouding groot erf. Een groote kastanjeboom stond dicht bij den -rijweg in een grasperk, en daaronder zaten van Vleuten en Betsy, terwijl een meisje -van een jaar of vijf languit in het gras lag. -</p> -<p>„Kom eens hier, Ella,” riep Betsy. „Weet je het nog? Als straks broer Jan komt, wat -zeg je dan?” -</p> -<p>„Fl.… fliseteer”, zeide de kleine oolijk lachend. -</p> -<p>„Goed, en niet vergeten, hoor!” -</p> -<p>Een gezet heer met langen grijzen knevel kwam dicht onder het hek voorbij. Hij keek -aandachtig naar het groepje, en lichtte toen den hoed, bleef nog even staan, en richtte -zijn schreden naar den ingang van het hek. -</p> -<p>„Wie is dat, Jan? Gauw!” -</p> -<p>Van Vleuten had de beteekenis van deze uitroep begrepen, en was opgestaan, den bezoeker -tegemoet loopend. -<span class="pageNum" id="pb236">[<a href="#pb236">236</a>]</span></p> -<p>„Meneer van Vleuten, u kent mij misschien niet meer?” -</p> -<p>„Inderdaad.…” -</p> -<p>„Boom! Uit den Haag.” -</p> -<p>Van Vleuten keek hem vragend aan, alsof hij op nadere mededeelingen wachtte. -</p> -<p>„Ik hoorde, dat u hier was komen wonen,” ging Boom voort. „Mijn vrouw en ik brengen -hier ’s zomers meestal een paar weken door, en.… toen herinnerde ik mij een oude schuld.…” -</p> -<p>„Ja,” deed van Vleuten, onverschillig. „Voor ’n uitvinding, of zoo iets, niet waar? -Is u geslaagd?” -</p> -<p>„Geslaagd wel,” antwoordde Boom. „Maar ik heb besloten de uitvinding te laten rusten. -Ze is mij steeds ten voordeele geweest, en ik heb gewetensbezwaren haar te publiceeren. -De geweldige gevolgen.…” -</p> -<p>„Wat verschaft mij eigenlijk de eer?” vroeg van Vleuten. -</p> -<p>„Zooals ik zeide. We hebben nog een oude schuld te vereffenen. Ik ben daartoe nu in -staat.” -</p> -<p>„Meneer Boom, ik wil voor u niet onder doen. Laat ons de menschheid niets in handen -geven, wat haar ongelukkig zou maken. Mocht u dus omtrent het geld, dat u mij indertijd -ontfutseld hebt, ook gewetensbezwaren hebben, welnu<span class="corr" id="xd31e4658" title="Bron: .">,</span> er is een armenbus. Ik zie er van af, en tevens van voortzetting onzer kennismaking.” -</p> -<p>Boom wijfelde een oogenblik. Hij scheen de kansen te berekenen, die hij kon hebben -bij een persoonlijken aanval. Van Vleuten keek hem bedaard in de oogen, en haalde -een zilver fluitje uit zijn vestzak. -</p> -<p>Op dat gezicht wendde Boom zich om, en vertrok zonder groet. -</p> -<p>Van Vleuten kwam terug bij Betsy. -</p> -<p>Op hetzelfde oogenblik, dat Boom, zich zooveel mogelijk <span class="pageNum" id="pb237">[<a href="#pb237">237</a>]</span>houding gevend, het erf verliet, reed een jongmensch op een fiets hem rakelings voorbij -naar binnen. -</p> -<p>„Hoera, er door!” riep hij, springend van zijn rijwiel, dat in de mulle <span class="corr" id="xd31e4670" title="Bron: grind">grond</span> bleef steken. -</p> -<p>En wuivend met een bedrukt papier, liep hij naar de plaats waar van Vleuten en Betsy -zaten. -</p> -<p>„Fliseteer!” riep de kleine meid, toen Jan haar hoog in de lucht hief. -</p> -<p>„Er was bijna een ongelukje gebeurd,” vertelde Jan. „Een der jongens had notities, -en meenende gesnapt te worden, gooide hij die onder mijn plaats. Gelukkig had een -der leeraren het gezien, anders was ik er misschien bij geweest. Nu is hij de eenige -die gezakt is.” -</p> -<p>„Wat leert je dat, Jan?” vroeg van Vleuten. -</p> -<p>„Eerlijk te zijn?” -</p> -<p>„En nog wat. Op te passen voor schelmen.” -<span class="pageNum" id="pb238">[<a href="#pb238">238</a>]</span></p> -</div> -</div> -</div> -<div class="back"> -<div class="div1 advertisement"><span class="pageNum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span><div class="divBody"> -<p class="first center large">UITGAVE A. W. BRUNA & ZOON, UTRECHT. -</p> -<p>VERSCHENEN: -</p> -<p class="center large bold">TOP NAEFF, -</p> -<p class="center xxl bold">DE DOCHTER, -</p> -<p class="bold">Prijs ing. f 2.40. In prachtband f 2.90. -</p> -<p><i>Rotterd. Cour.</i> schrijft: Het is een goed geschreven verhaal met knappe karakterverbeeldingen, vol -mooie details—van gevoel—Een literair—ernstig werk enz. -</p> -<p><i>Zwolsche Cour.</i>: Dit is nu pas eens een boek, waar men wat aan heeft. -</p> -<p><i>Vaderland</i>: De groote psychologische studie van Top Naeff, het verhaal van het leed van Julie -Veemer, bleek een ware verrassing. -</p> -<p><i>Kerk. Cour.</i>: Ook hierin heeft zij getoond, hoe groot hare gave van waarnemen en beschrijven is. -</p> -<p><i>Rotterd. Nieuwsbl.</i>: Dit voortreffelijke boek is een der beste boeken, die er in den laatsten tijd geschreven -zijn. -</p> -<p><i>Weekblad</i>: Tot de weinige goede boeken, die in de laatste jaren zijn verschenen, reken ik de -nieuwe roman van Top Naeff. -</p> -<p><i>Wereldkr.</i>: Gezondheid, jeugd, kracht, stralen U uit deze bladzijden tegemoet. -</p> -</div> -</div> -<div class="div1 advertisement"><span class="pageNum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span><div class="divBody"> -<p class="first center large">UITGAVE A. W. BRUNA & ZOON, UTRECHT. -</p> -<p class="center large bold">M. W. MACLAINE PONT, -</p> -<p class="center xxl bold">OVERWINNING -</p> -<p class="center large bold">GESCHIEDKUNDIGE ROMAN. -</p> -<p class="bold">Prijs ing. f 3.25. In prachtb. f 3.90. -</p> -<p><i>Bred. Cour.</i> schrijft: Dit werk draagt al de <span class="corr" id="xd31e4729" title="Bron: teeken">teekenen</span> van haar grooten geest, diepe geschiedkundige kennis en levendige fantasie. -</p> -<p><i>Prov. Gron. Cour.</i><span class="corr" id="xd31e4734" title="Niet in bron">:</span> Het is als roman een boeiend verhaal en met warmte geschreven geschiedenis. -</p> -</div> -</div> -<div class="div1" id="toc"> -<h2 class="main">Inhoudsopgave</h2> -<table summary="Inhoudsopgave"> -<tr id="ch1.toc"> -<td class="tocDivNum"></td> -<td class="tocDivTitle"><a href="#ch1">HOOFDSTUK I.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch1">7</a></td> -</tr> -<tr id="ch2.toc"> -<td class="tocDivNum"></td> -<td class="tocDivTitle"><a href="#ch2">HOOFDSTUK II.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch2">17</a></td> -</tr> -<tr id="ch3.toc"> -<td class="tocDivNum"></td> -<td class="tocDivTitle"><a href="#ch3">HOOFDSTUK III.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch3">25</a></td> -</tr> -<tr id="ch4.toc"> -<td class="tocDivNum"></td> -<td class="tocDivTitle"><a href="#ch4">HOOFDSTUK IV.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch4">39</a></td> -</tr> -<tr id="ch5.toc"> -<td class="tocDivNum"></td> -<td class="tocDivTitle"><a href="#ch5">HOOFDSTUK V.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch5">48</a></td> -</tr> -<tr id="ch6.toc"> -<td class="tocDivNum"></td> -<td class="tocDivTitle"><a href="#ch6">HOOFDSTUK VI.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch6">55</a></td> -</tr> -<tr id="ch7.toc"> -<td class="tocDivNum"></td> -<td class="tocDivTitle"><a href="#ch7">HOOFDSTUK VII.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch7">66</a></td> -</tr> -<tr id="ch8.toc"> -<td class="tocDivNum"></td> -<td class="tocDivTitle"><a href="#ch8">HOOFDSTUK VIII.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch8">80</a></td> -</tr> -<tr id="ch9.toc"> -<td class="tocDivNum"></td> -<td class="tocDivTitle"><a href="#ch9">HOOFDSTUK IX.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch9">89</a></td> -</tr> -<tr id="ch10.toc"> -<td class="tocDivNum"></td> -<td class="tocDivTitle"><a href="#ch10">HOOFDSTUK X.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch10">99</a></td> -</tr> -<tr id="ch11.toc"> -<td class="tocDivNum"></td> -<td class="tocDivTitle"><a href="#ch11">HOOFDSTUK XI.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch11">110</a></td> -</tr> -<tr id="ch12.toc"> -<td class="tocDivNum"></td> -<td class="tocDivTitle"><a href="#ch12">HOOFDSTUK XII.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch12">123</a></td> -</tr> -<tr id="ch13.toc"> -<td class="tocDivNum"></td> -<td class="tocDivTitle"><a href="#ch13">HOOFDSTUK XIII.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch13">136</a></td> -</tr> -<tr id="ch14.toc"> -<td class="tocDivNum"></td> -<td class="tocDivTitle"><a href="#ch14">HOOFDSTUK XIV.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch14">149</a></td> -</tr> -<tr id="ch15.toc"> -<td class="tocDivNum"></td> -<td class="tocDivTitle"><a href="#ch15">HOOFDSTUK XV.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch15">162</a></td> -</tr> -<tr id="ch16.toc"> -<td class="tocDivNum"></td> -<td class="tocDivTitle"><a href="#ch16">HOOFDSTUK XVI.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch16">173</a></td> -</tr> -<tr id="ch17.toc"> -<td class="tocDivNum"></td> -<td class="tocDivTitle"><a href="#ch17">HOOFDSTUK XVII.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch17">184</a></td> -</tr> -<tr id="ch18.toc"> -<td class="tocDivNum"></td> -<td class="tocDivTitle"><a href="#ch18">HOOFDSTUK XVIII.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch18">196</a></td> -</tr> -<tr id="ch19.toc"> -<td class="tocDivNum"></td> -<td class="tocDivTitle"><a href="#ch19">HOOFDSTUK XIX.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch19">209</a></td> -</tr> -<tr id="ch20.toc"> -<td class="tocDivNum"></td> -<td class="tocDivTitle"><a href="#ch20">HOOFDSTUK XX.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch20">218</a></td> -</tr> -<tr id="ch21.toc"> -<td class="tocDivNum"></td> -<td class="tocDivTitle"><a href="#ch21">HOOFDSTUK XXI.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch21">231</a></td> -</tr> -</table> -</div> -<div class="transcriberNote"> -<h2 class="main">Colofon</h2> -<h3 class="main">Beschikbaarheid</h3> -<p class="first">Dit eBoek is voor kosteloos gebruik door iedereen overal, met vrijwel geen beperkingen -van welke soort dan ook. U mag het kopiëren, weggeven of hergebruiken onder de voorwaarden -van de Project Gutenberg Licentie in dit eBoek of on-line op <a class="seclink xd31e39" title="Externe link" href="https://www.gutenberg.org/">www.gutenberg.org</a>. -</p> -<p>Dit eBoek is geproduceerd door het on-line gedistribueerd correctieteam op <a class="seclink xd31e39" title="Externe link" href="https://www.pgdp.net/">www.pgdp.net</a>. -</p> -<h3 class="main">Metadata</h3> -<table class="colophonMetadata" summary="Metadata"> -<tr> -<td><b>Titel:</b></td> -<td>Moderne Schelmen</td> -<td></td> -</tr> -<tr> -<td><b>Auteur:</b></td> -<td>J. Dermoût</td> -<td>Info <span class="externalUrl">https://viaf.org/viaf/286476990/</span></td> -</tr> -<tr> -<td><b>Aanmaakdatum bestand:</b></td> -<td>2022-06-25 17:14:30 UTC</td> -<td></td> -</tr> -<tr> -<td><b>Taal:</b></td> -<td>Nederlands (Spelling De Vries-Te Winkel)</td> -<td></td> -</tr> -<tr> -<td><b>Oorspronkelijke uitgiftedatum:</b></td> -<td>[1906]</td> -<td></td> -</tr> -</table> -<h3 class="main">Codering</h3> -<p class="first">Dit boek is weergegeven in oorspronkelijke schrijfwijze. Afgebroken woorden aan het -einde van de regel zijn stilzwijgend hersteld. Kennelijke zetfouten in het origineel -zijn verbeterd. Deze verbeteringen zijn aangegeven in de colofon aan het einde van -dit boek.</p> -<h3 class="main">Documentgeschiedenis</h3> -<ul> -<li>2022-06-24 Begonnen. -</li> -</ul> -<h3 class="main">Externe Referenties</h3> -<p>Project Gutenberg plaatst geen actieve externe links in haar eboeken. -De volgende URL's worden puur ter informatie getoond. U kunt ze desgewenst kopiëren -en in de adresbalk van uw browser plakken. -</p> -<table class="externalReferenceTable"> -<tr> -<th>Bladzijde</th> -<th>URL</th> -</tr> -<tr> -<td><a class="pageref" id="xd31e139ext" href="#xd31e139">n.v.t.</a></td> -<td><span class="externalUrl">https://classic.biblegateway.com/passage/?search=1%20jn%201:1&version=HTB</span></td> -</tr> -<tr> -<td><a class="pageref" id="xd31e158ext" href="#xd31e158">n.v.t.</a></td> -<td><span class="externalUrl">https://classic.biblegateway.com/passage/?search=1%20pt%205:6&version=HTB</span></td> -</tr> -</table> -<h3 class="main">Verbeteringen</h3> -<p>De volgende verbeteringen zijn aangebracht in de tekst:</p> -<table class="correctionTable" summary="Overzicht van verbeteringen aangebracht in de tekst."> -<tr> -<th>Bladzijde</th> -<th>Bron</th> -<th>Verbetering</th> -<th>Bewerkingsafstand</th> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e152">n.v.t.</a></td> -<td class="width40 bottom">nuchteren</td> -<td class="width40 bottom">nuchter</td> -<td class="bottom">2</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e160">n.v.t.</a>, <a class="pageref" href="#xd31e2674">149</a></td> -<td class="width40 bottom"> -[<i>Niet in bron</i>] -</td> -<td class="width40 bottom">.</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e168">7</a>, <a class="pageref" href="#xd31e179">7</a>, <a class="pageref" href="#xd31e190">8</a>, <a class="pageref" href="#xd31e216">9</a>, <a class="pageref" href="#xd31e242">10</a>, <a class="pageref" href="#xd31e528">24</a>, <a class="pageref" href="#xd31e4115">212</a></td> -<td class="width40 bottom">hotel</td> -<td class="width40 bottom">hôtel</td> -<td class="bottom">1 / 0</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e195">8</a></td> -<td class="width40 bottom">kamnr</td> -<td class="width40 bottom">kamer</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e202">8</a></td> -<td class="width40 bottom">hotel-thee</td> -<td class="width40 bottom">hôtel-thee</td> -<td class="bottom">1 / 0</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e219">9</a>, <a class="pageref" href="#xd31e231">9</a>, <a class="pageref" href="#xd31e237">9</a>, <a class="pageref" href="#xd31e252">10</a>, <a class="pageref" href="#xd31e281">11</a>, <a class="pageref" href="#xd31e351">15</a></td> -<td class="width40 bottom">hotelhoudster</td> -<td class="width40 bottom">hôtelhoudster</td> -<td class="bottom">1 / 0</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e259">10</a>, <a class="pageref" href="#xd31e623">28</a>, <a class="pageref" href="#xd31e1816">96</a>, <a class="pageref" href="#xd31e1910">103</a>, <a class="pageref" href="#xd31e2097">114</a>, <a class="pageref" href="#xd31e3635">194</a>, <a class="pageref" href="#xd31e4174">213</a></td> -<td class="width40 bottom"> -[<i>Niet in bron</i>] -</td> -<td class="width40 bottom">”</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e264">10</a></td> -<td class="width40 bottom">.,..</td> -<td class="width40 bottom">.…</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e274">11</a></td> -<td class="width40 bottom">eu</td> -<td class="width40 bottom">en</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e284">11</a></td> -<td class="width40 bottom">hotel-houdster</td> -<td class="width40 bottom">hôtelhoudster</td> -<td class="bottom">2 / 1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e294">11</a>, <a class="pageref" href="#xd31e1459">72</a>, <a class="pageref" href="#xd31e3567">191</a>, <a class="pageref" href="#xd31e3588">192</a></td> -<td class="width40 bottom">”</td> -<td class="width40 bottom"> -[<i>Verwijderd</i>] -</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e302">12</a>, <a class="pageref" href="#xd31e380">16</a>, <a class="pageref" href="#xd31e422">19</a>, <a class="pageref" href="#xd31e3318">179</a>, <a class="pageref" href="#xd31e3661">195</a>, <a class="pageref" href="#xd31e3672">196</a>, <a class="pageref" href="#xd31e4613">234</a></td> -<td class="width40 bottom">,</td> -<td class="width40 bottom">.</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e323">13</a></td> -<td class="width40 bottom">beroerste</td> -<td class="width40 bottom">beroerdste</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e387">16</a>, <a class="pageref" href="#xd31e588">26</a>, <a class="pageref" href="#xd31e768">37</a>, <a class="pageref" href="#xd31e1171">54</a>, <a class="pageref" href="#xd31e1199">56</a>, <a class="pageref" href="#xd31e1314">62</a>, <a class="pageref" href="#xd31e2120">116</a>, <a class="pageref" href="#xd31e2428">135</a>, <a class="pageref" href="#xd31e2598">145</a>, <a class="pageref" href="#xd31e3083">168</a>, <a class="pageref" href="#xd31e3489">188</a>, <a class="pageref" href="#xd31e3624">193</a>, <a class="pageref" href="#xd31e3633">194</a>, <a class="pageref" href="#xd31e3742">198</a>, <a class="pageref" href="#xd31e4603">234</a>, <a class="pageref" href="#xd31e4618">234</a></td> -<td class="width40 bottom"> -[<i>Niet in bron</i>] -</td> -<td class="width40 bottom">„</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e447">20</a>, <a class="pageref" href="#xd31e563">25</a>, <a class="pageref" href="#xd31e973">48</a>, <a class="pageref" href="#xd31e1273">60</a>, <a class="pageref" href="#xd31e2318">128</a>, <a class="pageref" href="#xd31e3071">168</a>, <a class="pageref" href="#xd31e4489">227</a></td> -<td class="width40 bottom"> -[<i>Niet in bron</i>] -</td> -<td class="width40 bottom">,</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e474">22</a></td> -<td class="width40 bottom">Morgen middag</td> -<td class="width40 bottom">Morgenmiddag</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e540">24</a></td> -<td class="width40 bottom">Verbeelje</td> -<td class="width40 bottom">Verbeeld je</td> -<td class="bottom">2</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e648">30</a></td> -<td class="width40 bottom">vau</td> -<td class="width40 bottom">van</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e658">30</a></td> -<td class="width40 bottom">er</td> -<td class="width40 bottom">en</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e719">35</a></td> -<td class="width40 bottom">bronde</td> -<td class="width40 bottom">bromde</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e724">35</a></td> -<td class="width40 bottom">..</td> -<td class="width40 bottom">.</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e731">35</a>, <a class="pageref" href="#xd31e1012">49</a>, <a class="pageref" href="#xd31e1340">64</a>, <a class="pageref" href="#xd31e1853">99</a>, <a class="pageref" href="#xd31e1925">104</a>, <a class="pageref" href="#xd31e2571">143</a>, <a class="pageref" href="#xd31e2753">152</a>, <a class="pageref" href="#xd31e2964">164</a>, <a class="pageref" href="#xd31e3256">177</a>, <a class="pageref" href="#xd31e3439">185</a>, <a class="pageref" href="#xd31e3444">185</a>, <a class="pageref" href="#xd31e4245">216</a></td> -<td class="width40 bottom">onmiddelijk</td> -<td class="width40 bottom">onmiddellijk</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e792">38</a></td> -<td class="width40 bottom">Bedaard</td> -<td class="width40 bottom">Bedaar</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e816">39</a></td> -<td class="width40 bottom">”,</td> -<td class="width40 bottom">,”</td> -<td class="bottom">2</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e864">42</a></td> -<td class="width40 bottom">omiddellijke</td> -<td class="width40 bottom">onmiddellijke</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e917">45</a></td> -<td class="width40 bottom">eenlge</td> -<td class="width40 bottom">eenige</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e930">46</a></td> -<td class="width40 bottom">boroerte</td> -<td class="width40 bottom">beroerte</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e999">49</a></td> -<td class="width40 bottom">!</td> -<td class="width40 bottom">?</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e1039">50</a></td> -<td class="width40 bottom">grogramma</td> -<td class="width40 bottom">programma</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e1064">51</a></td> -<td class="width40 bottom">billeten</td> -<td class="width40 bottom">biljetten</td> -<td class="bottom">2</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e1154">54</a></td> -<td class="width40 bottom">wordt</td> -<td class="width40 bottom">word</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e1175">54</a></td> -<td class="width40 bottom">??</td> -<td class="width40 bottom">?</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e1188">55</a></td> -<td class="width40 bottom">bezet</td> -<td class="width40 bottom">bezit</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e1236">59</a></td> -<td class="width40 bottom">’,</td> -<td class="width40 bottom">”</td> -<td class="bottom">2</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e1327">63</a></td> -<td class="width40 bottom">voereu</td> -<td class="width40 bottom">voeren</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e1390">69</a></td> -<td class="width40 bottom">volgeu</td> -<td class="width40 bottom">volgen</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e1493">75</a></td> -<td class="width40 bottom">begrijt</td> -<td class="width40 bottom">begrijpt</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e1504">76</a></td> -<td class="width40 bottom">exouus</td> -<td class="width40 bottom">excuus</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e1507">76</a></td> -<td class="width40 bottom"> -[<i>Niet in bron</i>] -</td> -<td class="width40 bottom">te </td> -<td class="bottom">3</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e1534">77</a></td> -<td class="width40 bottom">Daruit</td> -<td class="width40 bottom">Daaruit</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e1558">78</a></td> -<td class="width40 bottom">maatregen</td> -<td class="width40 bottom">maatregelen</td> -<td class="bottom">2</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e1570">79</a></td> -<td class="width40 bottom">;</td> -<td class="width40 bottom">.</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e1620">83</a></td> -<td class="width40 bottom">zulks</td> -<td class="width40 bottom">zulke</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e1675">86</a></td> -<td class="width40 bottom">morgen middag</td> -<td class="width40 bottom">morgenmiddag</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e1773">94</a></td> -<td class="width40 bottom">allen allen</td> -<td class="width40 bottom">allen</td> -<td class="bottom">6</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e1776">94</a></td> -<td class="width40 bottom">eeue</td> -<td class="width40 bottom">eene</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e1783">94</a></td> -<td class="width40 bottom">waarop waarop</td> -<td class="width40 bottom">waarop</td> -<td class="bottom">7</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e1794">95</a></td> -<td class="width40 bottom">zòóveel</td> -<td class="width40 bottom">zóóveel</td> -<td class="bottom">1 / 0</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e1801">95</a></td> -<td class="width40 bottom">missohien</td> -<td class="width40 bottom">misschien</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e1896">103</a></td> -<td class="width40 bottom">oogenlik</td> -<td class="width40 bottom">oogenblik</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e2004">109</a></td> -<td class="width40 bottom">Dinsdag morgen</td> -<td class="width40 bottom">Dinsdagmorgen</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e2022">110</a></td> -<td class="width40 bottom">onbeschrijftelijk</td> -<td class="width40 bottom">onbeschrijfelijk</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e2055">112</a></td> -<td class="width40 bottom">geplakt</td> -<td class="width40 bottom">gepakt</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e2073">113</a></td> -<td class="width40 bottom">,,</td> -<td class="width40 bottom">,</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e2180">117</a>, <a class="pageref" href="#xd31e3134">171</a>, <a class="pageref" href="#xd31e3355">180</a>, <a class="pageref" href="#xd31e4096">212</a>, <a class="pageref" href="#xd31e4658">236</a></td> -<td class="width40 bottom">.</td> -<td class="width40 bottom">,</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e2215">120</a></td> -<td class="width40 bottom">eén</td> -<td class="width40 bottom">één</td> -<td class="bottom">1 / 0</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e2265">125</a></td> -<td class="width40 bottom">creditenren</td> -<td class="width40 bottom">crediteuren</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e2268">125</a></td> -<td class="width40 bottom">aaar</td> -<td class="width40 bottom">naar</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e2281">126</a>, <a class="pageref" href="#xd31e3328">179</a></td> -<td class="width40 bottom">.</td> -<td class="width40 bottom"> -[<i>Verwijderd</i>] -</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e2324">128</a></td> -<td class="width40 bottom">f</td> -<td class="width40 bottom">ƒ</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e2376">132</a></td> -<td class="width40 bottom">den</td> -<td class="width40 bottom">dan</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e2385">133</a></td> -<td class="width40 bottom">opgetrokkea</td> -<td class="width40 bottom">opgetrokken</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e2459">137</a></td> -<td class="width40 bottom">nu nu</td> -<td class="width40 bottom">nu</td> -<td class="bottom">3</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e2495">139</a></td> -<td class="width40 bottom">.</td> -<td class="width40 bottom">?”</td> -<td class="bottom">2</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e2583">144</a></td> -<td class="width40 bottom">Cbineezen</td> -<td class="width40 bottom">Chineezen</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e2635">147</a></td> -<td class="width40 bottom">„</td> -<td class="width40 bottom"> -[<i>Verwijderd</i>] -</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e2684">149</a></td> -<td class="width40 bottom">on</td> -<td class="width40 bottom">en</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e2704">150</a></td> -<td class="width40 bottom">’</td> -<td class="width40 bottom">”</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e2717">150</a></td> -<td class="width40 bottom">En</td> -<td class="width40 bottom">Een</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e2736">152</a>, <a class="pageref" href="#xd31e3571">191</a></td> -<td class="width40 bottom">Maar</td> -<td class="width40 bottom">maar</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e2748">152</a></td> -<td class="width40 bottom">weer</td> -<td class="width40 bottom">meer</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e2765">153</a></td> -<td class="width40 bottom">heefd</td> -<td class="width40 bottom">heeft</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e2802">155</a></td> -<td class="width40 bottom">hebbeu</td> -<td class="width40 bottom">hebben</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e2813">156</a></td> -<td class="width40 bottom">ziju</td> -<td class="width40 bottom">zijn</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e2821">156</a>, <a class="pageref" href="#xd31e2854">158</a></td> -<td class="width40 bottom">dat</td> -<td class="width40 bottom">dan</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e2877">159</a></td> -<td class="width40 bottom">zij</td> -<td class="width40 bottom">zijn</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e2884">159</a></td> -<td class="width40 bottom">drijgen</td> -<td class="width40 bottom">krijgen</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e2942">163</a></td> -<td class="width40 bottom">Erans</td> -<td class="width40 bottom">Frans</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e2955">164</a></td> -<td class="width40 bottom">zijn</td> -<td class="width40 bottom">zij</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e3008">166</a></td> -<td class="width40 bottom">evelop</td> -<td class="width40 bottom">envelop</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e3020">167</a></td> -<td class="width40 bottom">dle</td> -<td class="width40 bottom">die</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e3027">167</a>, <a class="pageref" href="#xd31e3040">167</a></td> -<td class="width40 bottom">,</td> -<td class="width40 bottom"> -[<i>Verwijderd</i>] -</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e3035">167</a></td> -<td class="width40 bottom">nnmmer</td> -<td class="width40 bottom">nummer</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e3045">167</a>, <a class="pageref" href="#xd31e3192">175</a></td> -<td class="width40 bottom"> -[<i>Niet in bron</i>] -</td> -<td class="width40 bottom">,”</td> -<td class="bottom">2</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e3064">168</a></td> -<td class="width40 bottom">teposten</td> -<td class="width40 bottom">te posten</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e3093">169</a>, <a class="pageref" href="#xd31e3480">187</a></td> -<td class="width40 bottom">.</td> -<td class="width40 bottom">?</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e3102">169</a></td> -<td class="width40 bottom">bij</td> -<td class="width40 bottom">hij</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e3117">170</a></td> -<td class="width40 bottom">lihgend</td> -<td class="width40 bottom">liggend</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e3181">175</a></td> -<td class="width40 bottom">ts</td> -<td class="width40 bottom">te</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e3207">176</a></td> -<td class="width40 bottom">Eenklaps</td> -<td class="width40 bottom">Eensklaps</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e3269">177</a></td> -<td class="width40 bottom">welkra</td> -<td class="width40 bottom">weldra</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e3291">178</a></td> -<td class="width40 bottom">scheel-</td> -<td class="width40 bottom">scheelde</td> -<td class="bottom">2</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e3315">179</a></td> -<td class="width40 bottom">bepeurde</td> -<td class="width40 bottom">bespeurde</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e3358">180</a></td> -<td class="width40 bottom">bad</td> -<td class="width40 bottom">had</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e3436">185</a></td> -<td class="width40 bottom">or</td> -<td class="width40 bottom">er</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e3470">187</a></td> -<td class="width40 bottom">uemen</td> -<td class="width40 bottom">nemen</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e3513">189</a></td> -<td class="width40 bottom">faillissements. aanvraag</td> -<td class="width40 bottom">faillissementsaanvraag</td> -<td class="bottom">2</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e3521">189</a></td> -<td class="width40 bottom">voedden</td> -<td class="width40 bottom">voelden</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e3531">190</a></td> -<td class="width40 bottom">Indie</td> -<td class="width40 bottom">Indië</td> -<td class="bottom">1 / 0</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e3550">190</a></td> -<td class="width40 bottom">”.</td> -<td class="width40 bottom">.”</td> -<td class="bottom">2</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e3606">193</a>, <a class="pageref" href="#xd31e4215">214</a></td> -<td class="width40 bottom">eeu</td> -<td class="width40 bottom">een</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e3641">194</a></td> -<td class="width40 bottom">berinner</td> -<td class="width40 bottom">herinner</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e3681">196</a></td> -<td class="width40 bottom">de de</td> -<td class="width40 bottom">de</td> -<td class="bottom">3</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e3690">197</a>, <a class="pageref" href="#xd31e4493">227</a></td> -<td class="width40 bottom">jou</td> -<td class="width40 bottom">jouw</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e3711">197</a></td> -<td class="width40 bottom">gerechtelijkz</td> -<td class="width40 bottom">gerechtelijke</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e3790">200</a></td> -<td class="width40 bottom">clienten</td> -<td class="width40 bottom">cliënten</td> -<td class="bottom">1 / 0</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e3795">201</a></td> -<td class="width40 bottom">client</td> -<td class="width40 bottom">cliënt</td> -<td class="bottom">1 / 0</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e3813">201</a></td> -<td class="width40 bottom">kniëen</td> -<td class="width40 bottom">knieën</td> -<td class="bottom">2 / 0</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e3832">202</a></td> -<td class="width40 bottom">gogaan</td> -<td class="width40 bottom">gegaan</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e3935">206</a></td> -<td class="width40 bottom">afgesprokon</td> -<td class="width40 bottom">afgesproken</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e3975">208</a></td> -<td class="width40 bottom">ik</td> -<td class="width40 bottom">in</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e3978">208</a></td> -<td class="width40 bottom">tassten</td> -<td class="width40 bottom">tastten</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e3995">209</a></td> -<td class="width40 bottom">gemeest</td> -<td class="width40 bottom">geweest</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e4009">210</a></td> -<td class="width40 bottom">bankbilletten</td> -<td class="width40 bottom">bankbiljetten</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e4017">210</a></td> -<td class="width40 bottom">andern</td> -<td class="width40 bottom">andere</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e4023">210</a></td> -<td class="width40 bottom">Maat</td> -<td class="width40 bottom">Maar</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e4070">211</a>, <a class="pageref" href="#xd31e4085">211</a></td> -<td class="width40 bottom">billet</td> -<td class="width40 bottom">biljet</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e4123">212</a></td> -<td class="width40 bottom">Tiene</td> -<td class="width40 bottom">Tiens</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e4135">213</a></td> -<td class="width40 bottom">velgenden</td> -<td class="width40 bottom">volgenden</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e4197">214</a></td> -<td class="width40 bottom">enkole</td> -<td class="width40 bottom">enkele</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e4208">214</a></td> -<td class="width40 bottom">..,</td> -<td class="width40 bottom">.…</td> -<td class="bottom">2</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e4223">215</a></td> -<td class="width40 bottom">pasage</td> -<td class="width40 bottom">passage</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e4231">215</a></td> -<td class="width40 bottom">passagebillet</td> -<td class="width40 bottom">passagebiljet</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e4237">215</a></td> -<td class="width40 bottom">billetten</td> -<td class="width40 bottom">biljetten</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e4261">216</a></td> -<td class="width40 bottom">menscheu</td> -<td class="width40 bottom">menschen</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e4285">218</a></td> -<td class="width40 bottom">mirtral</td> -<td class="width40 bottom">mistral</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e4312">219</a></td> -<td class="width40 bottom">lachtte</td> -<td class="width40 bottom">lachte</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e4390">223</a></td> -<td class="width40 bottom">zioh</td> -<td class="width40 bottom">zich</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e4432">225</a></td> -<td class="width40 bottom">..</td> -<td class="width40 bottom">…</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e4515">228</a></td> -<td class="width40 bottom">zeidde</td> -<td class="width40 bottom">zeide</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e4627">235</a></td> -<td class="width40 bottom">toestandals</td> -<td class="width40 bottom">toestand als</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e4670">237</a></td> -<td class="width40 bottom">grind</td> -<td class="width40 bottom">grond</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e4729">238</a></td> -<td class="width40 bottom">teeken</td> -<td class="width40 bottom">teekenen</td> -<td class="bottom">2</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd31e4734">238</a></td> -<td class="width40 bottom"> -[<i>Niet in bron</i>] -</td> -<td class="width40 bottom">:</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -</table> -</div> -</div> -<div lang='en' xml:lang='en'> -<div style='display:block; margin-top:4em'>*** END OF THE PROJECT GUTENBERG EBOOK <span lang='nl' xml:lang='nl'>MODERNE SCHELMEN</span> ***</div> -<div style='text-align:left'> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -Updated editions will replace the previous one—the old editions will -be renamed. -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -Creating the works from print editions not protected by U.S. copyright -law means that no one owns a United States copyright in these works, -so the Foundation (and you!) can copy and distribute it in the United -States without permission and without paying copyright -royalties. Special rules, set forth in the General Terms of Use part -of this license, apply to copying and distributing Project -Gutenberg™ electronic works to protect the PROJECT GUTENBERG™ -concept and trademark. Project Gutenberg is a registered trademark, -and may not be used if you charge for an eBook, except by following -the terms of the trademark license, including paying royalties for use -of the Project Gutenberg trademark. If you do not charge anything for -copies of this eBook, complying with the trademark license is very -easy. You may use this eBook for nearly any purpose such as creation -of derivative works, reports, performances and research. Project -Gutenberg eBooks may be modified and printed and given away—you may -do practically ANYTHING in the United States with eBooks not protected -by U.S. copyright law. Redistribution is subject to the trademark -license, especially commercial redistribution. -</div> - -<div style='margin-top:1em; font-size:1.1em; text-align:center'>START: FULL LICENSE</div> -<div style='text-align:center;font-size:0.9em'>THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE</div> -<div style='text-align:center;font-size:0.9em'>PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -To protect the Project Gutenberg™ mission of promoting the free -distribution of electronic works, by using or distributing this work -(or any other work associated in any way with the phrase “Project -Gutenberg”), you agree to comply with all the terms of the Full -Project Gutenberg™ License available with this file or online at -www.gutenberg.org/license. -</div> - -<div style='display:block; font-size:1.1em; margin:1em 0; font-weight:bold'> -Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg™ electronic works -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg™ -electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to -and accept all the terms of this license and intellectual property -(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all -the terms of this agreement, you must cease using and return or -destroy all copies of Project Gutenberg™ electronic works in your -possession. If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a -Project Gutenberg™ electronic work and you do not agree to be bound -by the terms of this agreement, you may obtain a refund from the person -or entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8. -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -1.B. “Project Gutenberg” is a registered trademark. It may only be -used on or associated in any way with an electronic work by people who -agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few -things that you can do with most Project Gutenberg™ electronic works -even without complying with the full terms of this agreement. See -paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project -Gutenberg™ electronic works if you follow the terms of this -agreement and help preserve free future access to Project Gutenberg™ -electronic works. See paragraph 1.E below. -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation (“the -Foundation” or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection -of Project Gutenberg™ electronic works. Nearly all the individual -works in the collection are in the public domain in the United -States. If an individual work is unprotected by copyright law in the -United States and you are located in the United States, we do not -claim a right to prevent you from copying, distributing, performing, -displaying or creating derivative works based on the work as long as -all references to Project Gutenberg are removed. Of course, we hope -that you will support the Project Gutenberg™ mission of promoting -free access to electronic works by freely sharing Project Gutenberg™ -works in compliance with the terms of this agreement for keeping the -Project Gutenberg™ name associated with the work. You can easily -comply with the terms of this agreement by keeping this work in the -same format with its attached full Project Gutenberg™ License when -you share it without charge with others. -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern -what you can do with this work. Copyright laws in most countries are -in a constant state of change. If you are outside the United States, -check the laws of your country in addition to the terms of this -agreement before downloading, copying, displaying, performing, -distributing or creating derivative works based on this work or any -other Project Gutenberg™ work. The Foundation makes no -representations concerning the copyright status of any work in any -country other than the United States. -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg: -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -1.E.1. The following sentence, with active links to, or other -immediate access to, the full Project Gutenberg™ License must appear -prominently whenever any copy of a Project Gutenberg™ work (any work -on which the phrase “Project Gutenberg” appears, or with which the -phrase “Project Gutenberg” is associated) is accessed, displayed, -performed, viewed, copied or distributed: -</div> - -<blockquote> - <div style='display:block; margin:1em 0'> - This eBook is for the use of anyone anywhere in the United States and most - other parts of the world at no cost and with almost no restrictions - whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it under the terms - of the Project Gutenberg License included with this eBook or online - at <a href="https://www.gutenberg.org">www.gutenberg.org</a>. If you - are not located in the United States, you will have to check the laws - of the country where you are located before using this eBook. - </div> -</blockquote> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -1.E.2. If an individual Project Gutenberg™ electronic work is -derived from texts not protected by U.S. copyright law (does not -contain a notice indicating that it is posted with permission of the -copyright holder), the work can be copied and distributed to anyone in -the United States without paying any fees or charges. If you are -redistributing or providing access to a work with the phrase “Project -Gutenberg” associated with or appearing on the work, you must comply -either with the requirements of paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 or -obtain permission for the use of the work and the Project Gutenberg™ -trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or 1.E.9. -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -1.E.3. If an individual Project Gutenberg™ electronic work is posted -with the permission of the copyright holder, your use and distribution -must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any -additional terms imposed by the copyright holder. Additional terms -will be linked to the Project Gutenberg™ License for all works -posted with the permission of the copyright holder found at the -beginning of this work. -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg™ -License terms from this work, or any files containing a part of this -work or any other work associated with Project Gutenberg™. -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this -electronic work, or any part of this electronic work, without -prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with -active links or immediate access to the full terms of the Project -Gutenberg™ License. -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary, -compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including -any word processing or hypertext form. However, if you provide access -to or distribute copies of a Project Gutenberg™ work in a format -other than “Plain Vanilla ASCII” or other format used in the official -version posted on the official Project Gutenberg™ website -(www.gutenberg.org), you must, at no additional cost, fee or expense -to the user, provide a copy, a means of exporting a copy, or a means -of obtaining a copy upon request, of the work in its original “Plain -Vanilla ASCII” or other form. Any alternate format must include the -full Project Gutenberg™ License as specified in paragraph 1.E.1. -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying, -performing, copying or distributing any Project Gutenberg™ works -unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9. -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing -access to or distributing Project Gutenberg™ electronic works -provided that: -</div> - -<div style='margin-left:0.7em;'> - <div style='text-indent:-0.7em'> - • You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from - the use of Project Gutenberg™ works calculated using the method - you already use to calculate your applicable taxes. The fee is owed - to the owner of the Project Gutenberg™ trademark, but he has - agreed to donate royalties under this paragraph to the Project - Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments must be paid - within 60 days following each date on which you prepare (or are - legally required to prepare) your periodic tax returns. Royalty - payments should be clearly marked as such and sent to the Project - Gutenberg Literary Archive Foundation at the address specified in - Section 4, “Information about donations to the Project Gutenberg - Literary Archive Foundation.” - </div> - - <div style='text-indent:-0.7em'> - • You provide a full refund of any money paid by a user who notifies - you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he - does not agree to the terms of the full Project Gutenberg™ - License. You must require such a user to return or destroy all - copies of the works possessed in a physical medium and discontinue - all use of and all access to other copies of Project Gutenberg™ - works. - </div> - - <div style='text-indent:-0.7em'> - • You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of - any money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the - electronic work is discovered and reported to you within 90 days of - receipt of the work. - </div> - - <div style='text-indent:-0.7em'> - • You comply with all other terms of this agreement for free - distribution of Project Gutenberg™ works. - </div> -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project -Gutenberg™ electronic work or group of works on different terms than -are set forth in this agreement, you must obtain permission in writing -from the Project Gutenberg Literary Archive Foundation, the manager of -the Project Gutenberg™ trademark. Contact the Foundation as set -forth in Section 3 below. -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -1.F. -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable -effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread -works not protected by U.S. copyright law in creating the Project -Gutenberg™ collection. Despite these efforts, Project Gutenberg™ -electronic works, and the medium on which they may be stored, may -contain “Defects,” such as, but not limited to, incomplete, inaccurate -or corrupt data, transcription errors, a copyright or other -intellectual property infringement, a defective or damaged disk or -other medium, a computer virus, or computer codes that damage or -cannot be read by your equipment. -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the “Right -of Replacement or Refund” described in paragraph 1.F.3, the Project -Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project -Gutenberg™ trademark, and any other party distributing a Project -Gutenberg™ electronic work under this agreement, disclaim all -liability to you for damages, costs and expenses, including legal -fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT -LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE -PROVIDED IN PARAGRAPH 1.F.3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE -TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE -LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR -INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH -DAMAGE. -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a -defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can -receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a -written explanation to the person you received the work from. If you -received the work on a physical medium, you must return the medium -with your written explanation. The person or entity that provided you -with the defective work may elect to provide a replacement copy in -lieu of a refund. If you received the work electronically, the person -or entity providing it to you may choose to give you a second -opportunity to receive the work electronically in lieu of a refund. If -the second copy is also defective, you may demand a refund in writing -without further opportunities to fix the problem. -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth -in paragraph 1.F.3, this work is provided to you ‘AS-IS’, WITH NO -OTHER WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT -LIMITED TO WARRANTIES OF MERCHANTABILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE. -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied -warranties or the exclusion or limitation of certain types of -damages. If any disclaimer or limitation set forth in this agreement -violates the law of the state applicable to this agreement, the -agreement shall be interpreted to make the maximum disclaimer or -limitation permitted by the applicable state law. The invalidity or -unenforceability of any provision of this agreement shall not void the -remaining provisions. -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the -trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone -providing copies of Project Gutenberg™ electronic works in -accordance with this agreement, and any volunteers associated with the -production, promotion and distribution of Project Gutenberg™ -electronic works, harmless from all liability, costs and expenses, -including legal fees, that arise directly or indirectly from any of -the following which you do or cause to occur: (a) distribution of this -or any Project Gutenberg™ work, (b) alteration, modification, or -additions or deletions to any Project Gutenberg™ work, and (c) any -Defect you cause. -</div> - -<div style='display:block; font-size:1.1em; margin:1em 0; font-weight:bold'> -Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg™ -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -Project Gutenberg™ is synonymous with the free distribution of -electronic works in formats readable by the widest variety of -computers including obsolete, old, middle-aged and new computers. It -exists because of the efforts of hundreds of volunteers and donations -from people in all walks of life. -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -Volunteers and financial support to provide volunteers with the -assistance they need are critical to reaching Project Gutenberg™’s -goals and ensuring that the Project Gutenberg™ collection will -remain freely available for generations to come. In 2001, the Project -Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure -and permanent future for Project Gutenberg™ and future -generations. To learn more about the Project Gutenberg Literary -Archive Foundation and how your efforts and donations can help, see -Sections 3 and 4 and the Foundation information page at www.gutenberg.org. -</div> - -<div style='display:block; font-size:1.1em; margin:1em 0; font-weight:bold'> -Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non-profit -501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the -state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal -Revenue Service. The Foundation’s EIN or federal tax identification -number is 64-6221541. Contributions to the Project Gutenberg Literary -Archive Foundation are tax deductible to the full extent permitted by -U.S. federal laws and your state’s laws. -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -The Foundation’s business office is located at 809 North 1500 West, -Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887. Email contact links and up -to date contact information can be found at the Foundation’s website -and official page at www.gutenberg.org/contact -</div> - -<div style='display:block; font-size:1.1em; margin:1em 0; font-weight:bold'> -Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -Project Gutenberg™ depends upon and cannot survive without widespread -public support and donations to carry out its mission of -increasing the number of public domain and licensed works that can be -freely distributed in machine-readable form accessible by the widest -array of equipment including outdated equipment. Many small donations -($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt -status with the IRS. -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -The Foundation is committed to complying with the laws regulating -charities and charitable donations in all 50 states of the United -States. Compliance requirements are not uniform and it takes a -considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up -with these requirements. We do not solicit donations in locations -where we have not received written confirmation of compliance. To SEND -DONATIONS or determine the status of compliance for any particular state -visit <a href="https://www.gutenberg.org/donate/">www.gutenberg.org/donate</a>. -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -While we cannot and do not solicit contributions from states where we -have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition -against accepting unsolicited donations from donors in such states who -approach us with offers to donate. -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -International donations are gratefully accepted, but we cannot make -any statements concerning tax treatment of donations received from -outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff. -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -Please check the Project Gutenberg web pages for current donation -methods and addresses. Donations are accepted in a number of other -ways including checks, online payments and credit card donations. To -donate, please visit: www.gutenberg.org/donate -</div> - -<div style='display:block; font-size:1.1em; margin:1em 0; font-weight:bold'> -Section 5. General Information About Project Gutenberg™ electronic works -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -Professor Michael S. Hart was the originator of the Project -Gutenberg™ concept of a library of electronic works that could be -freely shared with anyone. For forty years, he produced and -distributed Project Gutenberg™ eBooks with only a loose network of -volunteer support. -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -Project Gutenberg™ eBooks are often created from several printed -editions, all of which are confirmed as not protected by copyright in -the U.S. unless a copyright notice is included. Thus, we do not -necessarily keep eBooks in compliance with any particular paper -edition. -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -Most people start at our website which has the main PG search -facility: <a href="https://www.gutenberg.org">www.gutenberg.org</a>. -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -This website includes information about Project Gutenberg™, -including how to make donations to the Project Gutenberg Literary -Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to -subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks. -</div> - -</div> -</div> -</body> -</html> diff --git a/old/68404-h/images/new-cover.jpg b/old/68404-h/images/new-cover.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index a45f8b1..0000000 --- a/old/68404-h/images/new-cover.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/68404-h/images/titlepage.png b/old/68404-h/images/titlepage.png Binary files differdeleted file mode 100644 index 956ba6a..0000000 --- a/old/68404-h/images/titlepage.png +++ /dev/null |
