diff options
39 files changed, 29389 insertions, 0 deletions
diff --git a/.gitattributes b/.gitattributes new file mode 100644 index 0000000..6833f05 --- /dev/null +++ b/.gitattributes @@ -0,0 +1,3 @@ +* text=auto +*.txt text +*.md text diff --git a/29967-0.txt b/29967-0.txt new file mode 100644 index 0000000..a18dfc2 --- /dev/null +++ b/29967-0.txt @@ -0,0 +1,6280 @@ +The Project Gutenberg eBook of Het Haarlemmer-Meer-Boek, by +J. Asz. Leeghwater and W. J. C. van Hasselt + +This eBook is for the use of anyone anywhere in the United States and +most other parts of the world at no cost and with almost no restrictions +whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it under the terms +of the Project Gutenberg License included with this eBook or online at +www.gutenberg.org. If you are not located in the United States, you +will have to check the laws of the country where you are located before +using this eBook. + +Title: Het Haarlemmer-Meer-Boek + +Author: J. Asz. Leeghwater + W. J. C. van Hasselt + +Release Date: September 12, 2009 [eBook #29967] +[Most recently updated: December 1, 2022] + +Language: Dutch + +Produced by: Jeroen Hellingman and the Online Distributed +Proofreading Team at http://www.pgdp.net (This book was +produced from scanned images of public domain material +from the Google Print project.) + +*** START OF THE PROJECT GUTENBERG EBOOK HET HAARLEMMER-MEER-BOEK *** + + + + + HET + HAARLEMMER-MEER-BOEK + + VAN + J. Asz. Leeghwater. + + Dertiende Druk. + + MET AANTEEKENINGEN + VAN + EN VOORAFGEGAAN DOOR + EENIGE LEVENSBIJZONDERHEDEN VAN DEN SCHRIJVER + EN + EEN HISTORISCH OVERZIGT + DER PLANNEN TOT EN DER WERKEN OVER + HET DROOGMAKEN VAN HET HAARLEMMER-MEER, + DOOR + + Mr. W. J. C. van Hasselt, + + LID VAN DE REGTBANK VAN EERSTEN AANLEG TE AMSTERDAM EN VAN DE + MAATSCHAPPIJ DER NEDERLANDSCHE LETTERKUNDE TE LEIDEN. + + Met Portret, Kaarten, Fac-Simile, enz. + + + + TE AMSTERDAM, BIJ + G. J. A. BEIJERINCK. + 1838. + + + + + + + + GEDRUKT BIJ C. A. SPIN. + + + + + + + + J. A. LEEGHWATER + EN + HET HAARLEMMER-MEER. + + + + + + + + + OP HET UITMALEN VAN 'T HAERLEMMERMEIR. + + AEN DEN LEEUW VAN HOLLANT. + + + + Uitheemsche vyanden te zitten in de veeren, + Te slingeren den staert groothartigh over zee; + Is ydel, als uw long, geslagen aen het teeren, + Inwendigh vast vergaet; en gy, van hartewee, + Zoo deerlijk zucht, en kucht, en loost, by heele brokken, + Het rottende ingewant te keel uit in de golf. + Wat baet het met uw' klaen al 't oost en west te plokken, + Naerdien u bijt in 't hart dees wreede Waterwolf, + Belust om over u eerlang te triomfeeren? + o Lantleeuw, waek eens op, en wek met eenen schreeu + Al 't Veen, de Kennemaer, en Rynlands oude Heeren, + Met d'Aemsterlanders op, tot noothulp van hun' Leeuw, + Men sluite met een' dijk dees pest, die u komt plagen. + De Wintvorst vliegh' er met zyn molewieken toe. + De snelle Wintvorst weet den Waterwolf te jagen + In zee, van waar hy u quam knabblen, nimmer moê. + De Veenboer zit en wenscht dees waterjaght te spoeien, + En 't Veenwijf roept: hy ruimt, de Lantleeuw weit op 't ruim + En zuight zyn long gezont aen d'uiers van de koeien. + Zoo wint de Lantleeuw lant: zoo puurt hy gout uit schuim. + + + Vondel. + + + + + + + + +De aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal voorgestelde wet, +ter uitgifte van losrenten op een gedeelte der schuld, ten laste +der overzeesche bezittingen, tot het doen van voorschotten voor +openbare werken, is in de zitting dier Kamer van den 2den April +j.l. afgestemd en met haar alzoo ook het, bij die wet voorgedragen, +plan tot droogmaking van het Haarlemmer Meer. Van de vijftien Leden, +die over die wet het woord hebben gevoerd, is er echter niet één +geweest, die zich tegen die droogmaking heeft verklaard, ja de meeste +hunner hebben het verwezenlijken van dit zoo lang reeds beraamde +plan wenschelijk genoemd, en alleen één der sprekers heeft bezwaren +tegen hetzelve in het midden gebragt, welke meer uit bijzondere +plaatselijke belangen, dan uit de zaak zelve hunnen oorsprong namen, +zoodat men gerust mag vaststellen, dat, indien de droogmaking van +het Haarlemmer Meer bij eene afzonderlijke wet ware voorgesteld, die +wet door de Tweede Kamer zoude aangenomen zijn geworden, en dat zij +alleen, zoo als een geacht Lid der Kamer zeide, »om den vorm en om de +daarbij voorgestelde wijze van voorziening in de benoodigde gelden," +niet om de daarbij voorgestelde zaken, is afgestemd geworden. + +Wij vleijen ons alzoo, dat nog eenmaal, en, zoo wij hopen, binnen +kort, het zoo vaak beraamde plan tot droogmaking van het Haarlemmer +Meer zal verwezenlijkt worden; want wie, die, in den aanvang van het +vorige jaar, den toestand des lands rondom Amsterdam met aandacht +heeft gadegeslagen; die het water van het Meer over de landen in +den Binnenpolder tusschen Sloten en Sloterdijk, ja over den weg +zelven tusschen Haarlem en Amsterdam, heeft zien stroomen; die den +zwakken staat der dijken en middelen kent, welke dat water moeten +keeren, waarvan sommige niet veel meer dan enkele Zomer-kaden zijn, +wier onderhoud voor de eigenaren der naburige landen drukkender en +bezwaarlijker is, dan zij dragen kunnen, vreest niet met Leeghwater, +en met nog meer grond dan hij, dat het kind al geboren is, die het +zal beleven, dat het Meer voor de poort van Amsterdam zal komen? ja +vreest niet, dat hij zelf dit weldra zal ondervinden? en zegt niet +met den dichter [1]? + + + Wilt, eer uw ijver deez' landouwen + Met ijzren gordel prijken doet, + ô! Wilt de jammerplaag beschouwen, + Die kank'rend in heur binnenst wroet. + Of, moet ik ze u nog kennen leeren?-- + Ziet, hoe de inééngevloeide meiren, + Door zwakke dammen niet te keeren, + Het land, dat land van melk en room, + Waar eens het vette rundvee loeide, + Waar Slotens vruchtbre moeshof groeide, + Herschiepen in een' waterstroom! + + Wat zal voor de opgeperste vloeden, + Daar zelfs geen dijk hunn' voortgang stuit. + Het zinkend Aemstelland behoeden? + Verzwelgend breiden zij zich uit. + + De teugellooze golven zwellen, + Gevoed uit 's afgronds diepe wellen: + Ras laat zich 't oogenblik voorspellen, + Wanneer zij haar verbolgen nat + In 's Aemstels bedding overgieten, + Met vaart en Slochter samenvlieten, + En stroomen binnen d'Aemstelstad. + + +Er zijn, wij weten het, die ons zullen toevoegen: reeds meer dan twee +eeuwen is dit schrikbeeld opgehangen, en nóg heeft het Meer Amsterdam +niet bereikt! Maar moet het dan eerst zóó ver komen? moet de water-wolf +dan nog eerst meer lands hebben ingezwolgen, vóór men tot het besluit +kome, om hem den muil te breidelen? Dat hij jaarlijks aan de randen +knabbelt, en jaarlijks meer en meer inzwelgt; dat het jaarlijks +schatten kost, om hem zijnen roof te betwisten, is overbekend [2]. + +In de XVIde eeuw was het Haarlemmer Meer nog slechts een plas van 3040 +morgen, en afgescheiden van het Leidsche-, het Spiering- en het oude +Meer, uit welke het sedert is zamengesteld. Al deze Meren besloegen +in den jare 1531, volgens de kaart door den Landmeter van Rhijnland, +Melchior Bolstra, opgemaakt, te zamen 6585 morgen. Weldra werden deze +Meren door de kracht hunner wateren veréénigd; zij bedekten in 1591 +reeds 12375, in 1647, 17082, en in 1687, 18100 morgen. Toen voormelde +Bolstra in de jaren 1739 en 1740, op hoog bevel, de vier Meren mat, +vond hij, dat 19,500 morgen lands door die wateren waren bedekt, +en bij de opmeting in 1808, door den Heer A. Blanken Jsz., is het +vereenigd Meer, thans bekend onder den naam van Haarlemmer Meer, met +het Kager Meer bevonden eene oppervlakte van 20872 morgen te beslaan, +zonder daarbij te rekenen het Lutke Meer, dat 323 morgen groot is +[3]. Een aanwas alzoo van bijna 15000 morgen op 6000, gedurende den +tijd van drie eeuwen. + +Daarenboven zijn van het Haarlemmer Meer, aan den zuid-oostkant, +verscheidene zeer wijde uitgeveende plassen slechts door smalle +strooken lands afgescheiden, zoodat, indien men er deze bijvoegt, +de uitgestrektheid waters op 30000 morgen kan geschat worden, en +gewoonlijk geschat wordt. + +Het door ons hierbij gevoegde kaartje toont den toestand van het +Haarlemmer Meer, zoo als het in 1531 was, en duidt tevens aan, hoe het +Meer van tijd tot tijd is vergroot en toegenomen: de buitenste streep +wijst de grootheid aan van dezen plas in den jare 1808. Al het land, +hetwelk tusschen die streep en die, welke met 1531 gemerkt is, ligt, +of liever, lag, is gedurende die drie eeuwen door het water verzwolgen. + +Het is nog geen 250 jaren geleden, dat Zwanenburg (halfweg Haarlem +en Amsterdam) meer dan 700 Rhijnlandsche roeden van het toenmalig +Spiering-Meer, thans geheel met het Haarlemmer veréénigd, verwijderd +was, en nu ligt Zwanenburg aan het Meer en wordt door zijne wateren +bespat. Het is naauwelijks 200 jaren geleden, dat de dorpen Nieuwkerk +en Rijk, welig bewoond, hunne torens in het omliggend land omhoog +staken. Nieuwkerk en Rijk, toen meer dan drie honderd roeden van het +Meer verwijderd, zijn verdwenen, en hunne kerken en torens in hetzelve, +even als vroeger het dorp Vijfhuizen, bedolven, en de namen Nieuwkerk, +Rijk en Vijfhuizen zijn van de kaart des Lands en uit de geheugenis +der menschen weggevaagd. + +Maar het Meer is nog zeven honderd roeden van Amsterdam verwijderd! wij +zeiden het zoo even, zeven honderd roeden was in 1591 Zwanenburg van +het Meer gelegen, en geen vijftig jaren daarna klotsten zijne golven +tegen Zwanenburg aan; zij zullen welligt weldra tegen en in Amsterdam +klotsen. De inwoners dier stad zullen ter eeniger tijd, (misschien is +die tijd niet verre verwijderd,) bij hun ontwaken vreemd ophooren, +dat het Meer over den Amsteldijk en bij de Beerenbijt stroomt. Dan +vergoeden Rhijnland en Leiden aan het Rijk de verliezen van Amstelland +en Amsterdam, Maar kunnen Rhijnland en Leiden ook niet eenmaal eene +prooi van dit vernielend gedrogt worden? + +Meermalen heeft men dan ook, uit besef der onberekenbare gevolgen, +die dat ontzettend water voor Holland zou kunnen hebben, en bij het +denkbeeld, hoe vele morgen goeden, bruikbaren gronds door de golven +bedekt zijn, het plan beraamd om het Meer te bedijken, en, even als +zulks zoo vele andere meren zijn gedaan, droog te malen. Niet slechts +geldelijk belang, maar ook het afweren van een te vreezen onheil, was +het doel dier ontwerpen. Nu eens werd zoodanig een plan door bijzondere +personen, dan weder, gelijk bij voorbeeld in 1742 [4] en 1808, op +openbaar gezag beraamd. Maar die plannen bleven alle zonder gevolg. In +het begin van 1819 leverden de Heeren F. G. Baron van Lijnden van +Hemmen, W. F. Baron Roëll en O. Repelaer van Driel, de beide laatste +door den eersten hiertoe opgewekt, aan Z. M. een verzoekschrift in, +ten einde octrooi te erlangen, om, volgens een nader over te geven +plan, het Haarlemmer Meer te doen droogmaken en verlof te bekomen, +om deze onderneming bij wijze van associatie ten uitvoer te brengen, +als eene private en particuliere zaak, zonder dat het Gouvernement +met subsidiën, voorschotten of garantie zou worden bezwaard. + +Z. M. gaf aan de verzoekers verlof, om een plan van droogmaking +te beramen, met last, om dienaangaande de belangen der Hoog +Heemraadschappen van Rhijnland en Amstelland in acht te nemen, en +gaf hun vrijheid, om, nadat het plan door Hoogstdenzelven zou zijn +goedgekeurd, hunne landgenooten tot medewerking en deelneming in dit +ontwerp te mogen uitnoodigen [5]. + +Dit plan van de Heeren van Lynden, Roëll en Repelaer kwam echter nimmer +in werking, en de zaak bleef wederom slepende, tot dat de stormen +van December 1836 en de niet te ontveinzen voor Amsterdam hoogst +bedenkelijke toestand van het Meer in Jan. 1837, het Gouvernement +ernstig bedacht maakten, om dien inlandschen vijand, tegen wien men +reeds eeuwen lang eenen kostbaren oorlog, en steeds met een ongelukkig +gevolg, voert, met kracht ten onder te brengen en zoo mogelijk ten +onder te houden. De voordragt hiertoe is thans verworpen en de zaak +zal wederom slepende blijven, tenzij het Gouvernement, bij eene +afzonderlijke wet, haar op nieuw aan de Staten-Generaal voordrage, +of wel, hetgeen welligt wenschelijker ware, bijzondere personen op +nieuw zich vereenigen, om, onder goedkeuring van het Gouvernement, +dit grootsch ontwerp ten uitvoer te brengen. Indien men bedenkt, +welke schatten de Heemraadschappen en de Ingelanden der polders, die +door het Meer bespoeld worden, jaarlijks moeten betalen, om dat water +in bedwang te houden, dan verwondert men zich, dat niet reeds lang +de eigenaren dier landen de handen in één hebben geslagen, om dien +gemeenschappelijken vijand te beteugelen. Hoe zouden hunne eigendommen +in waarde stijgen, indien zij van de jaarlijksche omslagen, die zij +thans tot het bedwingen van het Meer, dat met toom en breidel spot, +opbrengen, bevrijd waren! Men berekent de tegenwoordige jaarlijksche +kosten, tot onderhoud der Meerwerken, voor Rhijnland alléén, op meer +dan f 30,000. En vraag het den Ingelanden van den Binnen-Polder, +tusschen Sloten en Sloterdijk eens, wat het hun kost, om hunne +landen, en om Amsterdam tegen het Meer te beveiligen! vraag hun +eens, wat het jaar 1837 hun gekost heeft, en gij zult verbaasd +staan. Voor de Ingelanden der rondom het Meer liggende Polders zou +dus het droogmaken van dien plas mede hoogst gewigtig zijn. Bijzondere +belangen kunnen hiertegen in geene aanmerking komen, evenmin of deze +of gene stad, dit of dat collegie, deze of gene persoon voordeelen +uit het aanwezen van het Meer trekt. Bijzondere belangen moeten voor +het algemeen belang zwijgen, en de wet van onteigening, met hare niet +ongunstige schadeloosstelling, is daar en kan ook hier van toepassing +zijn. Het grootste bezwaar is, naar mijn inzien, de vrees, dat bij +sterke opzetting van water Rhijnland geene voldoende uitwatering zou +hebben. Maar zoo dat bezwaar, waarover ik niet kan noch mag oordeelen, +gegrond mogt zijn, dan vraag ik, of in den tegenwoordigen staat +der wetenschappen, en bij het veelvuldig en krachtig gebruik der +stoomwerktuigen, niet een middel is uit te denken, om Rhijnland in +dat geval van het overtollig water te ontheffen? Dit is zeker, dat, +indien het Meer blijft, zoo als het is, Amstelland vroeg of laat de +prooi zijner golven moet worden. + +Maar de meeste schrijvers, die over het droog maken van het Haarlemmer +Meer geschreven hebben, zijn van meening, dat het opgegeven bezwaar +voor Rhijnland niet bestaat; immers zoo geducht niet is, als men het +wel wil voorstellen, en dat het ligtelijk zou zijn af te wenden. + +Onder de schrijvers, die over het nut, de noodzakelijkheid en de +mogelijkheid der bedijking en droogmaking van het Haarlemmer Meer +schreven, behoort in de eerste plaats Jan Adriaansz. Leeghwater, die, +vóór nu bijna twee eeuwen, in zijn beroemd Haarlemmer-Meer-Boek, +een volledig en, voor zoo ver bekend is, het eerste plan tot dit +onderwerp uitgaf. + +Deze Jan Adriaansz. Leeghwater werd, in den jare 1575, in het dorp +de Rijp geboren [6]. Zijn vader Adriaan Symonsz. was aldaar timmerman +en had in 1594 het opzigt over het leggen van de eerste houten sluis +in de Rijp [7], en zijn grootvader, Symon Ruts, was aldaar brouwer, +en had tot vrouw Griet Maartensz., mede van de Rijp, die in den jare +1604, in den ouderdom van 90 jaren, stierf [8]. + +Waarschijnlijk, ja bijna zeker is het, dat zijne voorouders den +naam van Leeghwater niet voerden, maar naar het gebruik dier dagen, +dat nog lang ten platten lande, vooral in Noord-Holland, het langst +echter in Vriesland, heeft aangehouden, alleen den naam hunner vaders +bij den hunnen voegden, en alzoo slechts Adriaan Symonsz., Symon +Rutsz. enz. genoemd werden. Zoo ook komt Leeghwater in een octrooi van +den jare 1605, waarvan wij nader zullen gewagen, alleen onder den naam +van Jan Adriaansz. voor. Eerst in later tijd, en in meer gevorderden +ouderdom, schijnt hij den naam van Leeghwater te hebben aangenomen, +waarschijnlijk door dezen of genen hem toegevoegd, om de veelvuldige +wateren, die hij in Noord-Holland en elders had helpen leêgen [9]. + +Zijne moeders-moeder was Pietje Pieters Schoute, en eene dochter der +zuster van eenen Abt van het klooster van Egmond [10]. + +Hij zelf schijnt eene vrouw uit de Schermer te hebben gehad; want in de +kleine kronijk zegt hij (bl. 11, No. 11): "De huisluiden van Schermer +waren in mijne jonkheit, toen ik aldaar eerst getrouwd was, wat ruw van +manieren en zeden; daar waren weinig huizen, die schoorsteenen hadden." + +Van zijne eerste jeugd en van zijne opvoeding is ons weinig of niets +bekend; hij noemt zich op de titels der door hem uitgegeven werken: +Molenmaker en Ingenieur van de Rijp; doch hij bezat in zeer vele +vakken eene groote ervarenheid, en men zou hem een' duizend-kunstenaar +kunnen noemen. + +Hij verhaalt in zijne kleine kronijk [11], dat het hem heugde, dat +er in Holland niet één achtkante oliemolen met stampers bestond, en +dat hij voor eigen gebruik den eersten zoodanigen molen tegen Rijp en +Graft getimmerd en gemaakt heeft; dat die molen, toen hij dit schreef, +bijna 45 jaren gebruikt en nog gangbaar was.--Hij schijnt dus ook +olieslager te zijn geweest. + +Toen in het jaar 1630 het raadhuis in de Rijp zou worden gebouwd, +vervaardigde hij het bestek en de daartoe behoorende teekeningen, +waarna het werd afgewerkt [12]. + +Doch als Molenmaker muntte hij voornamelijk uit, en zijne bekwaamheid +in het vervaardigen en stellen van Molens werd niet slechts binnen +'s Lands, maar ook daar buiten beroemd. Van hoeveel belang die +bekwaamheid is, weten zij, die zich met het droogmaken van plassen of +polders immer hebben moeten onledig houden. Maar die bekwaamheid kwam +vooral in den tijd, waarin Leeghwater leefde, te stade. In de XVIe +en in het begin der XVIIe eeuw was Holland bijna meer dan de helft +water. De kaart van J. J. Beeldsnijder, gedrukt in 1575, kan er u +van overtuigen. Reeds in de laatste helft der eerstgenoemde eeuw, +werden eenige dier plassen drooggemaakt; men begon in 1553 met de +Zijp; maar in het begin der XVIIe eeuw, toen het land, van vreemd, +uitheemsch gezag ontslagen, eenigzins tot rust begon te komen, was +men er ernstig op bedacht, om die binnenlandsche wateren uit te malen +en in bruikbaar land te herschapen. Droogmaking op droogmaking volgde +elkander op. Bij de meeste dier ondernemingen was Leeghwater door raad +of daad behulpzaam; vooral was hij werkzaam bij het bedijken van de nu +bloeijende Beemster, waarbij hij was aangesteld, om, zoo als hij zegt: +»waer te nemen het fabrijken en stellen van de watermolens." Het is +bekend, dat dit Meer, met welks bedijking men in 1608 een' aanvang +nam, (niettegenstaande het eens doorbrak) in 1612 geheel droog was +gemaakt. Ook bij het droogmaken van de Purmer, de Wormer, de Bijlmer, +de Waard, de Schermer en van meer andere meren, moerassen en polders +was hij werkzaam [13], en zijn genie wist vaak de hinderpalen te +overkomen, welke zich van tijd tot tijd opdeden. De roem zijner +bekwaamheid in het leêgmalen van plassen was zóó groot, dat hij door +den Stadhouder Frederik Hendrik, in den jare 1629, in het leger vóór +'s Hertogenbosch werd ontboden, om, zoo als Leeghwater het uitdrukt: +»het water uit het leger te malen en de watermolens bij Engelen weder +gangbaar te maken." Hetgeen hij naar wensch volvoerde, en niet weinig +tot het bemagtigen dier belangrijke stad heeft toegebragt [14]. + +Maar ook buiten 's Lands werden zijne bekwaamheden op prijs gesteld: +in den jare 1628 werd hij naar Bourdeaux geroepen, om zijnen goeden +raad te geven tot het droogmaken van een moeras, 4500 morgen groot, +toebehoorende aan den Hertog van Epernon, en niet ver van dáár gelegen +[15]; waaraan hij naar wensch voldeed, eene kaart van dat Moeras +vervaardigde en dezelve aan den Hertog, die toen met het leger van den +Koning van Frankrijk vóór Rochelle lag, overhandigde [16]. Twee jaren +hierna ontbood men hem naar Metz, om raad te geven tot het droogmaken +van een aldaar gelegen moeras [17]. Ook in het gebied van den Hertog +van Holstein, in Emderland, in Friesland en elders werd hij geroepen, +om behulpzaam te zijn in het droogmaken van moerassen en meren, om, +zoo als hij zegt, »te ordineren dijken, dammen, sluizen, kaaijen, +heulen, molens, molen-togten, kolken, wateringen, enz." + +Maar zijne bekwaamheden en werkzaamheden bepaalden zich niet tot +het hierboven opgenoemde: wij zeiden reeds boven, dat hij in zeer +vele vakken van wetenschap eene groote ervarenheid bezat. Hoor wat +hij er zelf van zegt:--»Ik heb (dus schrijft hij in zijn kleine +Cronijkje No. 49) in mijnen tijd gemaakt verscheidene soorten van +molens, ook huizen en sluizen en verscheidene notabele stukken van +kassen en schrijnwerken, alsmede vele uurwerken in dorpen en steden, +ook mede twee groote notabele speelwerken te Amsterdam, staande op +den Wester- en Zuiderkerks-toren. Ik heb ook mede gemetseld aan het +nieuwe stadhuis te Amsterdam, en mede aan den toren van de Nieuwe Kerk, +alsmede aan de brug bij Jan-Roodepoorts-toren. Behalve dien heb ik nog +verscheidene notabele handwerken gedaan in hout en steen, in koper, +in ivoor en metaal, hetwelk te lang zou wezen om alles te verhalen." + + + »Ook somtijds met de pen te speelen, + Te teekenen kerken en kasteelen, + Daar bij te schrijven grof en fijn, + Dat kan (God-lof!) nog heel wel zijn." + + +Dit schreef hij toen hij 74 jaren oud was. Dat hij elf jaren vroeger +nog heel wel met de pen kon omgaan, blijkt uit onderstaand fac simile +van eene door hem in den jare 1638 vervaardigde teekening. + + + Een Can die veel te-water gaet. + Int eijnd noch wel aen stucken slaet. + + 1638 JALW + + +Maar Leeghwater verstond daarenboven eene kunst, die sedert geheel +schijnt verloren te zijn geraakt, de kunst namelijk van onder water +te duiken, aldaar eenen geruimen tijd te vertoeven en verschillende +verrigtingen ten uitvoer te brengen [18]. + +Hij gaf met Pieter Pietersz. [19] van deze bekwaamheid in den +jare 1605, in de nabijheid van 's Gravenhage, eene proeve in +tegenwoordigheid van Prins Maurits, diens broeders Frederik Hendrik, +van de Graven Willem en Ernst van Nassau, van vele Edelen en andere +personen. Welke proefneming hij in het volgende jaar buiten Amsterdam +herhaalde, in tegenwoordigheid van vele menschen. Hij bleef alstoen +drie kwartiers onder water, waar hij at, de schalmei bespeelde, +ja zelfs op een papier schreef en andere verrigtingen ten uitvoer +bragt, zoo als zulks door hem, op eene hoogst eenvoudige wijze, met +vermelding van vele kleine omstandigheden, in zijn kleine Kronijk +aldus is te boek gesteld [20]: + + + + »Van het onder-water gaan, geschiet in den Hage + in bijwezen van Prins Mauritius en andere + groote Heeren, een konst nooit te voren + gehoort of gezien. + +»1. In 't jaar 1605, in 't laatste van April, zoo is daar een +Wijnkooper tot Alkmaar geweest, genaamt Dirk Thomasz., die met den +Prince Mauritius zeer familiaar was, en verscheiden redenen met den +Prince hadde, waarvan hij mede verhaalde, dat in Noort-Hollant in de +Rijp twee of drie jongelingen waren, die onder het water konden gaan, +waarvan den Prince zeer begeerig was om 't zelve te zien; waarop +den Wijnkooper tot antwoord gaf: »Ik zal de luiden verschrijven, +dat zij bij zijne Vorstelijke Genade in den Hage zullen komen." + +»2. Ende alzoo door het schrijven zijn wij na den Hage gereist, en +zijn aldaar bij den Prince gekomen, die ons zeer vriendelyk groette +ende ons vraagde, of wij de luiden waren, die onder 't water konden +gaan? waarop wij antwoordden: Ja mijn Genadigen Heer; waarop de +Prince wederom zeide: Hoe zoude men dat konnen weten, of men zoude +dat moeten zien? waarop wij wederom antwoordden en zeiden: Zo het +mijn Heer morgen belieft te zien, wij willen 't alhier morgen in den +Vijver wel doen; waarop de Prince wederom zeide: dat hij dat in den +Vijver niet en begeerde; daar zouden wel duizent menschen bij komen; +dat en zoude niet dienen. + +»3. Doen heeft de Prince een Valkenier bij hem ontboden, genaamt +Henderik Evertsz., die met ons zoude gaan buiten den Hage, om een +water te zoeken, daar 't bequaam was om de konst te doen, 't welke +wij alzo gedaan hadden, welke water is een weinig buiten den Hage +aan de slinkerhand, in een Molentocht, als men naar Delft vaart. + +»4. Den eersten dach doen wast een storm ende heel kout weder, zo dat +wij den Prince doen niet en spraken, maar den tweeden dach daaraan +heeft den Prince ons een zeker uure gestelt, als den maaltijt gedaan +was na den middag, dat wij dan op de plaatze gereet zouden staan, +waarbij dat de Prince ook tegen ons zeide: Mannen, ik heb gisteren +wel om u gedocht, ik en zoude niet gaarne hebben, dat gij een ziekte +zoude halen om mijnent wille. + +»5. Alzo den tijt bestemt was, zoo zijn wij op de plaatze gegaan, +ende gereetgestaan; doen is den Prince Mauritius, met zijn broeder +Prins Henderik, met Graaf Willem van Vrieslant, met Graaf Ernst, +ende meer andere groote Heeren en Edelluiden met de koetzen bij +ons gekomen, ende daar alzo gelijk bij ons staande, doen zeide den +Prince Mauritius: Mannen, ik ben nu gereet om te zien; waarop ik Jan +Adriaansz. Leeghwater met een goede couragie in 't water gesprongen +ben, en zeide: Adieu, mijn vroome Heeren; ende ik was daar zo lange +onder het water, dat den Prince Mauritius met d'andere Heeren wel +vernoegt waren, en doen ik weder boven 't water quam, doen vraagde +mij den Prince Mauritius: Wat was dat geluit dat ik hoorde? waarop ik +zeide: Ik heb luide geroepen; heeft mijn Heer dat ook verstaan? waarop +de Prince zeide: Ik meende, dat het het brullen van een koe was. + +»6. Daarna is Pieter Pietersz., een van onze medemakkers, in 't water +gesprongen een stuks weegs verscheiden, dewelke alzo lang onder het +water was als ik, waarover Pieter Pietersz. met zijne vingeren een +weinig boven 't water speelde; doen zeide Graaf Willem van Vrieslant: +Den kerel werd verzoepen; hij en kan hem nigt langer holden. + +»7. Ende alzo Pieter Pietersz. mede op 't land komende, wij beide nog +fris ende wel waren, zoo heeft den Prince Mauritius tegen ons gezeit: +Mannen, ik zie dat de konste goet is; gaat niet uit den Hage aleer ik +u gesprooken heb, en gaat in een goede herberge en maakt goede cier, +hetwelke wij alzo gedaan hebben, ende daarna zijn wij weder bij den +Prince gekomen op het Hof, daar hij ons een vereeringe gegeven heeft, +ende ook mede Octroy van onze konste, hetwelke ik nog tot dezen dag +bewaart heb." + + +»De tweede onderwaterduiking, geschiet tot Amsterdam. + +»1. In 't jaar 1606, op Amsterdamsche kermis, zo is daar een +koopman van de Rijp geweest, geheeten Meinert Cornelisz. Salm, +die tot Amsterdam zeer wel bekent was, die van de konste van onder +water te gaan tegen zommige bekende Borgers van Amsterdam gezeit +hadde, dat de konste op de Wetering, buiten de Heilige Wegs-Poort, +aan de slinkerhant, gedaan zoude werden in prezentie van 10 of 12 +perzonen, aldaar mede prezent was Meinert Salm van de Rijp, Albert +Verspek van Antwerpen, Dirk van Os van Amsterdam met zijn Soon, +die nu Dijk-Graaf van de Beemster is, Frederik Jansz. met zijn Soon, +Jacob Frederiksz. van Amsterdam, beide Olijslagers, Jacob Wrogt van +Amsterdam, met Jan Louwen van de Rijp met zijn Huisvrouw, ende meer +andere goede bekenden. + +»2. Ende alzo dit geschiedde nabij de stad Amsterdam, zo is aldaar een +grooten toeloop van volk gekomen ende vergadert van verscheiden steden, +dorpen en plaatzen, so dat daar wel zeven of agt hondert menschen bij +malkander waren, of meer: zo was daar een onder allen, die het niet +geloofde, en zeide: Het zal wezen gelijk die man die vliegen zoude; +wie is malder, de man die vliegen zal, of die gene die het zien +zullen? waarop ik Jan Adriaansz. wederom zeide: Ik zal het volk niet +bedriegen; ik zal 't voor haar oogen doen, dat zij dat zien zullen. + +»3. Zo is 't dat ik een linnen kleed bij mij genomen hadde, hetwelke +ik aandede, waarvan ik de zakken uittrok, en dede daar tien of twaalf +peeren in, dat zij het voor hare oogen zagen, ende ik zeide tegen +het volk: Deze peeren zal ik half op-eeten, opdat gij luiden niet en +zegt dat ik de peeren in den grond gesteken heb. Ook hadde ik mede +een schalmey bij mij, daar ik wel op konde speelen, dien ik mede bij +mij in mijn zak dede, en zeide: Daar zal ik verscheiden voizen en +Psalmen op speelen, dat gij dat boven water, op het land hooren ende +verstaan zult; waarbij Pieter Pietersz. op het land bij het volk bleef; +om het volk reden te geven en te onderregten. + +»4. Onder allen was daar mede een Makelaar onder het volk, geheeten +Lems, die hadde een schoon blad pampier bij hem, daar schreef hij zijn +naam op, hetwelke hij mij gaf, waarop ik tegen hem zeide: Ik zal daar +onder water op den grond op dat pampier met pen ende inkt schrijven, +dat gij dat boven water op het land zult konnen lezen. + +»5. Ende doen ik gereed was, ende wel wakker konde zwemmen, ende ook +mede een jongman was, zoo gaf mij den Almogenden God de vrijmoedigheit, +dat ik met een goede couragie in 't water sprong, mijn aangezigt na het +volk toewendde, ende zeide: Adieu, gij vroome Borgers van Amsterdam, +dat is u ter eeren, daar ga ik onder. + +6. Zo is dat alzo geschied, dat ik de peeren onder water half +op-gegeten heb, en vertoonde de peeren onder het volk, doen ik op +het land quam; ende op hetzelve pampier schreef ik mede zo veel: +dit heb ik voor Amsterdam in de Wetering ende onder water geschreven; +ende op de schalmey speelde ik mede onder water op den grond, dat het +volk, die op het land stonden, boven water gemakkelijk hooren ende +verstaan konden; onder allen speelde ik mede den 23 Psalm: Mijn God +voet mij als mijn Herder geprezen, dat die luiden, die op de kant van +de sloot stonden, zeiden: Hoort eens mannen, dat speelt hij nu! Alzo +had ik mijn plaizier ende recreatie onder 't water op den grond. + +»7. Ende doen ik dogte dat ik aldaar lang genoeg geweest was, dat +het volk wel vernoegt zoude wezen, zo ben ik met een goede couragie +weder opgekomen, mijn aangezigt na het volk, en doen ik nog in 't +water was, zo heb ik tegen het volk met een luide stemme geroepen: +Wat dunken de luiden van de konst? waarop het volk antwoordde en zeide: +De konst is goet. + +»8. Ende doen ik weder op het land quam, doen vertoonde ik mijn +geschrift, het pampier nog droog wezende, hetwelke veel luiden gezien +en gelezen hebben, ende daarover zeer verwondert waren: ende den +Makelaar Lems weder behandigt hebbende, die het nog zommige jaren +daar naar bewaarde; ende als ik nog onder water was, zo was alreeds +de tijdinge al in de stad, die man is al verdronken, hij en komt zijn +leven niet weder: en doen ik weder op het land quam, zo hadde Frederik +Jacobsz., Olijslager van Amsterdam, een nagt-glas bij hem genomen, en +zeide tegens mij: Jan Adriaansz., weet gij wel hoe lange dat gij onder +water geweest hebt?--Neen ik, Frederik Jacobsz., zeide ik. Doen zei +hij weder tot mij: Dat glas is eens uit-geloopen ende eens half uit, +dat is drie quartier van een uur. Doen waren daar verscheiden luiden, +die tegen malkanderen zeiden: Hebt gij wel gezien wat dat hij gedaan, +hadde doen hij in 't water ging? hij hadde hem met olij bestreken; +ende d'andere zeide: hij hadde een root lapken in zijn mond genomen; in +zomma, elk een zeide het zijne. Ik hadde gedaan gelijk de Comedianten +doen, ik speelde het spel te regt, zonder iets te haperen ofte te +manqueren; die het spel niet en kan, die en speel het niet. Ende +als het werk gedaan was, zo waren daar veel liefhebbers, die haar +milde hand toonden: ende onder allen was daar een man uit Zeeland, +die zeide; omdat de konste zoo fraay is, zoo schenke ik u daartoe +nog een Zeeusche Daalder. + +»9. Daarna heb ik mijne kleederen weder aangetrokken, ende ben weder +na de stad gegaan, aldaar ik een groot getal van volk bij mij hadde, +die zeer begeerig waren om de man te zien, waarvan nu nog verscheiden +luiden in de stad van Amsterdam zijn, die het gezien hebben ende +daarvan konnen getuigen. + +»10. Nu voort wat de konste belangt, men vint in 't Boek Jobs +geschreven in het 28 cappittel in het 12 vers: Men keert den stroom +des waters, ende brengt dat daar verborgen in is aan 't licht. So +dat ik niet en weet eenige konsten te bedenken, die zo bequaam ende +zo goet zijn om verborgen schatten van den grond te halen; men kan +aldaar onder water een wijl tijds leven, ende zijne handen en voeten +wel gebruiken, hetzij dat het een vadem diep is, ofte meer: al waar +'t agt of tien vadem diep, de konst is even goet." + + +Indien dit verhaal alleen in de Kronijk van Leeghwater werd gevonden, +zou men genegen zijn, de waarheid van hetzelve in twijfel te trekken; +maar nog op den huidigen dag wordt het oorspronkelijk Octrooi, door +de Staten-Generaal aan Leeghwater en twee andere daarbij vermelde +personen, wegens die kunst, den 5den Mei 1605, en dus kort nadat zij +in 's Hage proeven van hunne bekwaamheid gegeven hadden, verleend, +en waarvan Leeghwater (hierboven bl. 19) gewag maakt, nog bij de +nazaten van Leeghwater bewaard, en ik ben het aan de vriendelijke +tusschenkomst van den Wel-Eerwaarden Zeer Geleerden Heer J. van +Gilse verschuldigd, dat ik in staat ben gesteld, een fac-simile van +hetzelve hier bij te voegen. Dit Octrooi werd reeds door wijlen den +Heer J. Meerman in den jare 1807, in den Konst- en Letterbode [21], +aan het licht gebragt. Het oorspronkelijke is op parkement of francyn +geschreven en van den volgenden inhoud: + + +»Die Staten Generael der Vereenichde Nederlanden, Allen den ghenen die +desen jegenwoordige sullen sien ofte hooren lesen. saluyt.--Doen te +weeten, dat wy ontfangen hebben de supplicatie, aen ons gepresenteert +by Pieter Pietersz., Jan Adriaensz. ende Wilhem Pieters, alle woonende +in de Rype, inhoudende hoe dat sy supplianten geinventeert ende by +Zyne Princelycke Excellentie geprobeert hebben, seker waterconste, soo +om onder twater te gaen, staen, sitten, liggen, eeten ende drincken, +lesen ende scryven, singen ende spreken, voorts om eenige bruggen ende +sluysen te repareren off te nyente [22] te doen, cabels onder schepen +die gesoncken zyn, vast te maken, om die uuyten gront te winden, item +om peerlen, ende andere costelycke goederen op ten gront te soucken, +mitsgaders om eenige missiven ofte brieven heymelyck onder twater +te dragen ende brengen, boven dien zyn Asem bequamelyck te mogen +halen, tzy oft het diep is een, twee, vyff, sess offe meer vademen, +verzoeckende ende biddende oitmoedelyck, (nademael zy beducht zyn, +dat men haerlieder inventie soude namaecken), dat Wy hen souden +willen verleenen onse openen brieven van Octroy, om de voorsz. heure +Inventie voor eenige jaren alleene in de Vereenichde Provincien +te mogen maken, met verboth van deselve na te maken, in geenerlye +wyse, int geheel ofte ten deele, by verbeurte van sulcke nagemaecte +Inventie, ende daerenboven van seekere groote Penen, by ons daertoe +te ordonneren. Waerom Soo ist, dat Wy, genegen wesende ter Bede van de +voorsz. Supplianten, deselve geoctroyeert hebben, ende octroyeren mits +desen, dat zy voor den tyt van thien jaeren naestcommende, alleene +in de Vereenichde Provincien sullen mogen maken ende gebruycken de +voorsz. Waterconste, by hen geinventeert om onder twater te gaen, +staen, sitten, liggen, eeten ende drincken, lesen ende scryven, singen +ende spreken, voorts om eenige bruggen ende sluysen te repareren +offe te nyeuwte te doen, cabels onder schepen, die gesoncken zyn, +vast te maken, om die uuyten gront te winden. Item om peerlen, ende +andere costelycke goederen opten gront te soucken, mitsgaders om eenige +missiven offe brieven, heymelyck onder twater te dragen ende brengen, +bovendien zyn Asem bequamelyck te mogen halen, tzy off diep is een, +twee, vyff, sefs offe meer vademen, verbiedende een yegelyck van wat +qualiteyt offe conditie hy zy, de voorsz. geinventeerde Waterconste +int geheel ofte ten deele in de Vereenichde Provincien natemaken, +ofte elders nagemaect inde selve te brengen, om die te gebruycken, +op te verbeurte van het nagemaecte werck, ende daerenboven van de +somme van twee hondert Guldens, tappliceren deen derddendeel daervan +tot behoeff van den Aenbrenger, een ander derddendeel tot behoeff +van den officier, die de executie doen sal, ende het resterende +derddendeel tot behoeff van de voorsz. supplianten, ende dit alles +mits dat het zy eene nieuwe Inventie, te vooren in dese Landen niet +gepractizeert, ende sonder preiuditie van alle voorgaende generale, +ende particuliere concessien. Gegeven onder onsen cachette [23], +in Sgravenhage, den vyffden Mey XVIc ende vyff." + +Ter ordonnan. van de voorn. Heeren Staten-Generaal. + +(was geteekend:) + +AERSSEN. +1605. + + + +De waarheid van het verhaal van Leeghwater is alzoo boven allen +twijfel verheven; maar zonderling is het, dat nergens elders blijkt, +dat hij, die meer dan 40 jaren na het bekomen van dit Octrooi leefde, +of zijne makkers naderhand eenig gebruik van hetzelve hebben gemaakt, +of dat bij het eindigen van dit Octrooi hunne kunst de eigendom van het +publiek zou zijn geworden, of dat zij die kunst naderhand aan anderen +zouden hebben medegedeeld. Men zou bijna moeten vermoeden, dat het +geheim met het overlijden der Geoctroijeerden is verloren gegaan. Wij +stemmen het den Heer Meerman [24] gereedelijk toe, dat men zich moet +verwonderen, in het Octrooi te hooren gewagen van eene inventie, die +men na zou kunnen maken, of elders gemaakt in het land invoeren van +een werk, dat verbeurd zou kunnen worden verklaard enz., daar men uit +het bovenvermeld verhaal van Leeghwater zou moeten opmaken, dat hij +en zijne makkers zonder eenig toestel in het water sprongen. [25] +Een mijner vrienden vermoedt, dat het toestel van Leeghwater en +zijne makkers eene duikerklok zou zijn geweest, welke zij bevorens +heimelijk ter plaatse, waar zij hunne kunst zouden vertoonen, onder +water bragten. Ik ben niet ongenegen dit zijn vermoeden te deelen, +hoezeer mij echter het heimelijk brengen van brieven naar elders, +alsdan nog niet duidelijk is. + +Hoe dit zij, uit al het hiervoren gezegde kan men opmaken, dat +Leeghwater een bekwaam waterbouwkundige was: dat hij tevens Landmeter, +Molenmaker, Metselaar, Timmerman, Schrijnwerker, Horologiemaker, +Waterduiker--ja wat niet al?--is geweest. Ik mogt hem dus met regt een' +duizend-kunstenaar noemen. + +Hij was daarenboven ervaren in de Fransche en Duitsche talen, en, +naar de veelvuldige aanhalingen te oordeelen, ook niet geheel onbekend +met de Latijnsche. + +Veelvuldige reizen zijn door hem gedaan. Behalve al de zeven toenmalige +Vereenigde Provinciën, bezocht hij Braband, Vlaanderen, Henegouwen, +Duitschland en zoo als hij het noemt, Oostland, waartoe hij Riga, +Elzeneur, Elzenberg enz. brengt. Ook reisde hij in Westphalen, +Lotharingen, Frankrijk en Engeland. Achter zijne Kleine Kronijk +vindt men een breed register van de meeste door hem, tot zijnen +vierenzeventigjarigen ouderdom, bezochte plaatsen. [26] + +Maar dit is niet alles. Wij spraken van tijd tot tijd van zijne +schriften; ook als schrijver heeft hij verdiensten. Het is waar, +zijn stijl is hoogst eenvoudig, en »zijne werken dragen de kenmerken +van geschreven te zijn door een' ongeletterd man, die door zijne +eigene verdiensten uit eenen geringen stand opgekomen was. Maar zij +getuigen," zoo als de Heer Van Lijnden te regt zegt: »niettemin van +'s mans kunde en bekwaamheid." [27] + +Drie gedrukte werkjes worden van Leeghwater vermeld, en wel: + +1º. Korte beschrijving en klein Kronykje van Haarlem; een boeksken, +waarvan mij in Boekenlijsten twee uitgaven [28] voorkwamen, doch +hetwelk ik nimmer gezien heb. + +2º. Een kleyne Cronyke en voorbereiding van de afkomst en het +vergroten van de dorpen Graft en de Rijp, en van meer verscheiden +notabele oude stukken en gebeurtenissen.--»Het is," zoo als de Heer +De Wind naar waarheid zegt, »eene Kronijk van al wat hij hoorde, +vernam en deed; alles voorgedragen in eenen eenvoudigen, maar zeer +naïven stijl, zoodat dit boekje zich met het grootste genoegen lezen +laat." Gezegde Heer De Wind heeft, in zijne Bijdrage over Leeghwater, +het een en ander uit dit werkje overgenomen. Ook van deze Kronijk +bestaan verschillende uitgaven. Wij vonden melding gemaakt van +eenen druk van den jare 1654; doch deze was waarschijnlijk niet de +eerste, omdat op den titel, even als op dien der volgende drukken, +vermeld staat: »en nu op nieuws hier by gedaen de beschrijving van den +grooten brand, voorgevallen in de Rijp, op den 6den Febr. 1654." [29] +Waarschijnlijk bestaat er eene uitgave van den jare 1649. De door mij +gebruikte is van den jare 1714 en die van den Heer De Wind van 1727 +[30]. + +Doch het vermaardste zijner werken is: + +3º. Zijn Haarlemmer-Meerboek, hetwelk een ontwerp tot bedijken en +droogmaken van het Haarlemmer-meer bevat, door hem, naar het schijnt, +aan de Staten van Holland, aan den Stadhouder Frederik Hendrik, aan +de Burgemeesteren en Raden van Amsterdam, Leiden, Haarlem en Gouda, +en aan den Dijkgraaf en de Heemraden van Rhijnland, in den jare 1641, +aangeboden. Of de eerste druk van dit werk reeds in 1641 verscheen, +is wel waarschijnlijk, doch niet zeker. Op den titel van dien eersten +druk [31] vindt men geene vermelding van het jaar der uitgave, maar op +de laatste (de 35ste) bladzijde staat onder de letters J. A. L. W. het +jaartal 1641. [32] Zeker is het, dat reeds in 1642 de derde druk het +licht zag, [33] en de Heer Van Lijnden spreekt (bl. 42) van eenen +vierden, die in 1643 uitkwam. [34] + +De Heer Mr. J. T. Bodel Nyenhuis noemt in de 3de lijst zijner opgave +van beschrijvingen der Gewesten, Steden en Plaatsen, in het Koningrijk +der Nederlanden, geplaatst in het VIIIe Deel van het Tijdschrift de +Vriend des Vaderlands, No. 11, eenen vijfden druk (Amst.) van den +jare 1654. + +Het jaar waarin de 6de druk verscheen heb ik niet gevonden; doch de +7de zag in 1669, [35] de 8ste in 1714 [36] het licht. + +In 1724 verscheen reeds weder eene nieuwe uitgave [37]; welke in +1727 door eene tiende werd gevolgd [38]. De elfde verscheen negen +jaren daarna in 1736, [39] terwijl eindelijk eene twaalfde in 1749 +het licht zag [40]. + +Al de vermelde drukken zijn in quarto. + +Toen Leeghwater zijn Meerboek schreef, was hij zes en zestig jaren +oud: hoe lang hij hierna nog leefde is mij niet gebleken; maar in +1649 was hij nog in leven, blijkens de laatste bladzijde van zijne +kleine Kronijk. Hij was echter reeds in den jare 1654 overleden, want +op den titel der uitgave van dat jaar staat: in zijn leven Ingenieur +en Molenmaker in de Rijp [41]. + +Leeghwater behoorde tot het Kerkgenootschap der Doopsgezinden, hetwelk +destijds zeer talrijk in de Rijp en andere Noord-Hollandsche plaatsen +was. Dat hij een Godvruchtig man was en 's menschen afhankelijkheid +van den wil des Allerhoogsten diep gevoelde, bewijzen zijne schriften. + +Meerdere bijzonderheden heb ik wegens onzen verdienstelijken landgenoot +niet kunnen vinden, de opgegevene zijn grootendeels uit zijne eigene +schriften ontleend [42]. + +Uit het Haarlemmer-Meerboek, No. 24, blijkt, dat Leeghwater eenen +zoon had, Simon genaamd, dien hij den oudsten noemt; uit de kleine +Kronijk leeren wij bl. 36, No. 35, eenen tweeden, met name Adriaen, +en bl. 30, No. 7, eenen derden, Jan genaamd, kennen. + +Nog heden bestaan er afstammelingen van den beroemden man, en wel: + +1º. Pieter Leeghwater, wonende te Koog, geboren in 1786, die een zoon +is van den in 1807 overledenen Jan Cornelisz. Leeghwater en diens +eerste vrouw Ariaantje Heertjes. + +2º. Trijntje Leeghwater, geboren in 1797, eene dochter van voorn. Jan +Cornelisz. Leeghwater en diens 3de vrouw Maartje Kuik. Deze is gehuwd +aan Pieter Haremaker te Zaandijk; [43] en + +3º. Cornelis Jansz. Honig, zoon van den Heer Jan Cornelisz. Honig, +te Zaandijk, en diens overledene echtgenoot, Neeltje Leeghwater, +welke was eene dochter van Louwrens Leeghwater en Aaltje Ouwerijk, en +eene kleindochter van Cornelis Louwrensz. Leeghwater en Trijntje Peper. + +Behalve deze leeft er te Wormerveer, in den ouderdom van 80 jaren, +een Jan Louwrensz. Groot, wiens moeder mede Leeghwater genaamd was. + +De éénige mannelijke afstammeling van Leeghwater, die dien naam +voert, is, voor zoo verre ik heb kunnen nagaan, gemelde Pieter +Jansz. Leeghwater, daar deze ongetrouwd is, staat het te vreezen, +dat met hem het geslacht van Leeghwater zal uitsterven. + +Bij de voornoemde afstammelingen van den beroemden man is zijne +nagedachtenis nog in eere: behalve een exemplaar van het Meerboek en +van de kleine Kronijk, zijn aan mij, namens den voornoemden Heer Jan +C. Honig, door bemiddeling van den Heer van Gilse, ter hand gesteld: + +1º. Het origineele Octrooi van den jare 1605. + +2º. De bovenvermelde, met de pen vervaardigde, eigenhandige teekening. + +3º. Een koperen Alidade (liniaal met vizieren) van een werktuig om +hoeken te meten, met het jaartal 1619, afkomstig van onzen Leeghwater. + +4º. Een zilveren vergulden Penning, geslagen op de overwinningen van +Prins Frederik Hendrik, en die, volgens het verhaal van vader tot zoon, +mede van onzen Leeghwater afkomstig is, als door hem óf ten geschenke +ontvangen, óf gekocht ter gedachtenis van zijne verrigtingen voor +'s Hertogenbosch. [44] + + + +Behoef ik wel te doen opmerken, dat zoo vele herhaalde uitgaven van +het Haarlemmer-Meerboek als ik opnoemde, twaalf in den tijd van iets +minder dan eene eeuw, getuigen van de belangstelling, die het werk +van Leeghwater verwekte? Nog is die belangstelling niet geweken. Zijn +werk is nog altijd belangrijk voor ieder, die over de droogmaking van +het Haarlemmer Meer wil spreken of schrijven. Nog steeds wordt zijn +Haarlemmer-Meerboek gezócht, en de schaars voorkomende exemplaren +worden op boekverkoopingen ruimschoots betaald. + +Het kwam mij alzoo niet ongepast voor, om eene dertiende uitgave +van dit werk het licht te doen zien, vooral in deze dagen, waarin de +belangstelling in het ontwerp der droogmaking van het Haarlemmer Meer, +dat groote plan van Leeghwater, weder meer algemeen is. Het kan toch +niet onwelgevallig zijn te weten, wat over dit onderwerp vóór nu twee +eeuwen gezegd is, door eenen man, grijs geworden hij het droogmaken +van zoo vele meren, wier bloei en welvaart thans het sieraad en den +rijkdom van Noord-Holland uitmaken; door eenen man, die sprak uit +eigene ondervinding, niet naar theoriën, dikwerf slechts fraai op +het papier, maar minder geschikt om ten uitvoer te worden gebragt. + +Ik heb bij deze uitgave gebruik gemaakt van den hierboven vermelden +achtsten druk. Op verzoek van den uitgever, die zulks voor ons lezend +publiek noodig oordeelde, heb ik hier en daar den stijl een weinig +veranderd, doch mij hieraan slechts zeldzaam schuldig gemaakt. Ik +wilde den eenvoudigen, naïven, ongekunstelden stijl van Leeghwater +zoo min mogelijk bederven. De spelling heb ik naar de thans in gebruik +zijnde gewijzigd. + +Het Lofdicht van Heyndrik Albertsz., dat voor het Meerboek gevonden +wordt, heb ik weggelaten, omdat het geene kunstwaarde bezit. Om +dezelfde reden heb ik de gedichten, die Leeghwater in en achter +zijn werk gevoegd heeft, niet overgenomen, omdat zij wel van 's +mans rijmlust, maar geenszins van zijne dichterlijke bekwaamheid +getuigen. Enkele rijmpjes heb ik echter vermeend te mogen overnemen. + +Het kaartje en de afbeelding van den Schrijver, welke ik bij deze +uitgave heb gevoegd, worden in den eersten druk niet gevonden. Men +zal ze, zoo ik mij niet vergis, hier met welgevallen aantreffen. De +afbeelding is naar eene teekening van J. de Keyser en gegraveerd door +J. Lamsveld; onder dezelve staan de volgende niet zeer dichterlijke +regels van J. J. Schipper [45]. + + + »Dit is Leegwaters Beeldt, Aenschouwers, siet vry toe, + Zyn geest, die altyt werckt en nimmer meer wort moê; + Aen 't geen zyn Vaderlandt tot welstant kan verstrecken, + Zich in syn Meerboek zal ten deel aen u ontdecken: + Wat d' ander rest belangt, die spreyt zich wyt en breet, + En vat, in zijn vernuft, wat yemand wist off weet." + + +Ook in den 2den en 3den druk van het Meerboek wordt de afbeelding van +Leeghwater niet gevonden. Waarschijnlijk verscheen zij het eerst in den +4den of 5den druk. In den 7den vond ik haar, doch niet door Lamsveld, +maar door S. Savrij gegraveerd. Daar deze in een' der hoeken het getal +43 heeft, vermoed ik, dat Leeghwater in 1643 door Keyser is geteekend, +toen hij 68 jaren oud was. + + + +Na Leeghwater verschenen er verscheidene andere geschriften over het +Haarlemmer Meer, welke ik kortelijk zal vermelden. + +Bijna gelijktijdig met het werkje van Leeghwater, kwam er nog een +ander plan tot droogmaking van het Haarlemmer Meer in het licht, +opgesteld door Jacob Bartelsz. Veeris. Dit werk maakte echter minder +opgang. »Volgens den Heer Van Lijnden (Verhand. bl. 43), verschilde het +plan van Veeris in zoo verre van dat van Leeghwater, dat bij hetzelve +bepaald was een voorboezem, met een' dijk over het eiland Ruigoord, +op welken dijk 15 bovenmolens zouden gesteld worden." + +De plannen van Leeghwater en Veeris vonden al dadelijk tegenstand, +vooral bij de Ingelanden van Rhijnland, welke vermeenden, dat, door het +droogmaken van het Meer, de boezem van hun gewest te klein zou worden; +en reeds in 1642 gaf N. van Haegh, onder den titel: C. A. Colevelt's +[46] bedenckingen over het drooghmaken van de Haarlemmer en de +Leydtsche Meer, Honderd Twee en Zeventig articulen in het licht, welke +hij, zoo als hij in het voorberigt zegt: als een liefhebber van het +Gemeenebest, had gecopieerd uit eenige Bedenkingen zamengesteld door +Coleveld, handelende op het uit- en droogmaken van de Haarlemmer en +Leidsche Meer, waarbij hij, naar zijn goeddunken, nog eenige punten +had bijgevoegd, hetgeen hij hoopte dat de schrijver hem niet ten +kwade zou duiden. Uit dit voorberigt zou men dus opmaken, dat deze +bedenkingen zonder voorkennis, immers zonder medewerking van Coleveldt +zijn uitgegeven. Hoe dit zij, de bedenkingen van Coleveldt werden door +Leeghwater in den 4den en volgende drukken van zijn Meerboek bestreden. + +Toen de tiende druk van het werk van Leeghwater in 1727 uitkwam, +werd ook in dat jaar het tegenschrift van Coleveldt herdrukt +[47]. Deze herdruk gaf aanleiding, dat C. Velsen, Landmeter van +Rhijnland, in dat zelfde jaar, onder den titel van Aanmerkingen over +de tegenwoordige staat van de Haarlemmer Meer [48], een werkje in het +licht gaf, waarin hij het plan van Leeghwater tegen de bedenkingen van +Coleveldt verdedigde, op de noodzakelijkheid van het droogmaken van +het Meer aandrong en de wijze aan de hand gaf, waarop dit zou kunnen +geschieden, »in voege, dat de steden Haarlem, Leiden en Amsterdam, +alsmede het Hoogheemraadschap van Rhijnland, van veel beter natuur," +(het zijn 's mans woorden) »omtrent de waterstaat en scheepvaart +zullen wezen, als tegenwoordig." + +Dit werkje van Velsen vond zoo veel belangstelling, dat nog in +hetzelfde jaar 1727 van hetzelve een tweede druk in het licht kwam +[49]. + +Hij oordeelde zoo ongunstig over de Bedenkingen van Coleveldt, dat +hij in de voorrede van zijn werkje zegt: »dat hij er niet anders in +kon vinden, als een deel opgeraapte schimpredenen, op papier gebragt +zonder order en met groote drift; dat het doorzaaid is met zoo vele +belagchelijke stellingen, dat hij niet begrijpt, hoe het in den tijd +van zijn geboorte, zoo veel geloof heeft kunnen verdienen, en dat +men het nu heeft waardig geacht, om het weder het licht te doen zien." + +Het werkje van Velsen is zeer lezenswaardig. + +Vijftien jaren hierna, in Julij 1742, overhandigden Nicolas Cruquius, +en Jan Noppen, Toeziener en Melchior Bolstra, Landmeter van Rhijnland, +als hiertoe gelast, aan Dijkgraaf en Hoogheemraden van dat Collegie, +een uitvoerig plan wegens de bedijking der Haarlemmer Meer; hetwelk +te vinden is in de nieuwe Nederlandsche jaarboeken van April 1773, +(bl. 385-405); en waarvan de hoofd-inhoud wordt medegedeeld in +de tegenwoordige staat van Holland, (VIe deel der Teg. Staat der +Vereenigde Nederlanden, bl. 186-196) [50]. + +Tegen dit plan opperde de stad Leiden bedenkingen, welke door de +gemelde Toeziener en Landmeter, bij eene Memorie van het jaar 1745, +werden wederlegd; zoo als gelezen kan worden in de voorm. jaarboeken +van 1773, bl. 406-419. + +Intusschen verscheen te Leiden, in het jaar 1743, een ander plan tot +droogmaking van het Meer, van Conradus Zumbach de Koesfeld, Med. en +Stads Dr., Lid van de Koninklijke Societeit van Wetenschappen te +Berlijn, hetwelk volgens den Heer van Lijnden [51] dit bijzonders +had, dat de schrijver, tot uitsparing der kosten, wilde beginnen +met alleen de wateren, die in het meer uitkomen, af te dammen, en, +eerst na de droogmaking, een' ringdijk, uit de klei van het Meer, +daar te stellen [52]. + +Maar behalve de opgenoemde [53] werden er nog verschillende andere +plannen tot droogmaking van het Haarlemmer Meer gevormd, welke door den +druk niet zijn gemeen gemaakt. Zoo spreekt de Heer Baron van Lijnden, +(verh. bl. 43), van een ongedrukt werkje, dat in 1659 of 1660 schijnt +geschreven te zijn, waarin een plan voorkomt verschillend van die +van Leeghwater en Veeris, en maakt vervolgens (bl. 44 en 45) melding: + +1º. Van een plan opgemaakt, ten gevolge van een verzoekschrift door +Dijkgraaf en Hoogheemraden van Rhijnland, om te worden gemagtigd +tot het maken van eene uitwatering te Katwijk en tot het bedijken +van de Haarlemmer en Leidsche Meren, aan de Staten van Holland in +1750 ingediend. + +2º. Van een plan door de Landmeters D. Klinkenberg en B. Goudriaan, +bij eene Memorie aan gecommitteerde Raden van Holland, benevens aan den +Dijkgraaf en Hoogheemraden van Rhijnland, den 31 Jan. 1769 ingeleverd +[54]. + +3º. Van een plan in den jare 1808, op last van den toenmaligen Minister +van Binnenlandsche Zaken [55], opgemaakt door den Inspecteur A. Blanken +Jansz.; hetwelk in de archiven van den waterstaat berust. + +Geen tijdvak echter leverde zoo vele schriften over het droogmaken +van genoemd Meer, als dat tusschen de jaren 1819 tot 1823. + +In het eerst gezegde jaar, in 1819, gaf de Heer Mr. J. C. Baron du +Tour, ten gevolge van het bekend geworden plan der Heeren van Lijnden, +Roëll en Repelaar, eene verhandeling over het Haarlemmer Meer in +het licht [56], welke eene historische beschrijving van de wording, +vergrooting en gesteldheid van dat water, en eene uiteenzetting der +plannen van Leeghwater, Veeris en Bolstra bevat. + +In het volgende jaar verscheen te Zutphen een werkje, onder den +titel: verhandeling over de droogmaking van het Haarlemmer Meer en +aangelegen veenplassen, doormengd met landbouwkundige aanmerkingen, +door J. Engelman, Oud-Landmeter bij 's Lands Waterstaat [57], waarin de +noodzakelijkheid en nuttigheid van het droogmaken van dien ontzettenden +plas wordt betoogd, en een ontwerp tot droogmaken wordt opgegeven. + +Doch al wat tot dus verre over het Haarlemmer Meer en over het +droogmaken van dien plas was geschreven en uitgegeven, werd in +uitgebreidheid en uitvoerigheid overtroffen door het belangrijke werk +van den Heer F. G. Baron van Lijnden van Hemmen, Commandeur van de Orde +van den Nederl. Leeuw, Lid van de Eerste Kamer der Staten Generaal, +enz. enz. enz., onder den titel van verhandeling over de droogmaking +der Haarlemmer Meer [58]. + +Dit werk, hoe men ook over de uitvoerbaarheid en nuttigheid van het +daarbij voorgesteld plan, en over de juistheid der daarbij gevoegde +berekeningen, moge denken, zal steeds bij de behandeling van dit +onderwerp onschatbaar blijven. + +Alles is hier duidelijk, op eene hoogst, ook voor de in het vak van +den waterstaat oningewijden, bevattelijke wijze, en met kennis van +zaken ter nedergesteld. Het is voorzien van onderscheidene hoogst +nuttige staten en tafels; en bij het werk is gevoegd een atlas met +vier kaarten en eene afzonderlijke plaat. + +De 1ste kaart wijst den voormaligen staat van Holland aan, met +zijne Meren en Plassen, vóór die bedijkt waren. Bijna de helft was +toen water. + +De 2de toont ons dat zelfde Holland in 1820, met zijne drooggemaakte +Meren en Plassen. Welk een lagchend gezigt! + +De 3de geeft ons, in 6 vakken, de onderscheidene gedaanten en grootten +van het Haarlemmer Meer: sedert 1531 tot 1808. Welk eene schrikwekkende +vertooning! + +De 4de kaart stelt voor, hoedanig, volgens het plan des Heeren van +lijnden, na de droogmaking het Meer met vaarten doorsneden en in +kavels verdeeld zou kunnen worden. Aangename voorstelling! Terwijl +eindelijk op de plaat eenige werktuigen ter uitmaling zijn afgebeeld. + +Dit werk des Barons van lijnden gaf aanleiding tot het ontstaan van +verschillende geschriften. Nog in hetzelfde jaar 1820 kwamen er vier +stukken in het licht. + +Al dadelijk verscheen een werkje, tot titel voerende: Het ontwerp +van droogmaking van het Haarlemmer Meer, beknopt, maar volledig +voorgedragen in eenen brief van een' Heer te Utrecht aan zijnen +vriend te Amsterdam [59]. Het bevat eene naauwkeurige opgave van den +zakelijken inhoud des werks van den Heer van lijnden. + +Kort hierop volgde een stukje, getiteld: vrye gedachten van een +ingeland van Rijnland over de Verhandeling van droogmaking der +Haarlemmer Meer, uitgegeven door den Heer F. G. Baron van Lijnden +van Hemmen [60]. + +Waartegen de Heer van Lijnden nog hetzelfde jaar uitgaf: antwoord op +de vrije gedachten van een ingeland van Rijnland [61]. + +Doch op het einde van dat jaar verscheen in het licht eene Memorie van +den Hoogleeraar Jacob de Gelder, overgegeven aan het Hoogheemraadschap +van Rijnland, behelzende deszelfs consideratie over het ontwerp van +den Heer Baron van Lijnden tot Hemmen, strekkende ter droogmaking +van het Haarlemmer Meer [62]. + +Op welke Memorie de Baron van Lijnden, in den jare 1822, aanteekeningen +in het licht gaf [63], ter wederlegging van de bedenkingen des +Hoogleeraars. + +Indien ik wèl onderrigt ben, heeft de Heer de Gelder eene tweede +Memorie ter perse gezonden; doch deze is, zoo verre mij bekend is, +niet uitgegeven. Mij ten minste kwam zij nimmer in handen. + +In den jare 1829 verscheen te Brussel [64] een werkje van Alex. de +Stappers, Mémoire sur le desséchement du lac de Harlem, et sa +conversion en forêt. De schrijver zegt in het Voorberigt, dat hij +in Mei 1829 aan het Gouvernement het voorstel heeft gedaan, om aan +hem voor altijd het Meer en eenige nabijgelegene plassen af te staan, +ten einde ze door eene Maatschappij, zamengesteld uit 12000 Aandelen, +ieder van f 500.--, droog te maken, en wel door middel der pompen, voor +welke hij op den 9den dier maand een Octrooi van uitvinding gedurende +15 jaren heeft bekomen. Hij stelt voor, tusschen Bennebroek en Lis een +Kanaal naar de Noord-Zee te graven, om, in geval de sluizen van Katwijk +en Sparendam niet voldoende mogten zijn, door hetzelve het water van +het Meer en van Rhijnland te doen afloopen. Een groot gedeelte van +het drooggemaakte Meer wil hij in bosch herscheppen, en geeft hoog +op van de voordeelen, die de droogmaking zou opleveren. De politieke +omstandigheden schijnen den Heer Stappers te hebben belet, verdere +pogingen ter bereiking van zijn doel in het werk te stellen. Het +werkje, schoon wat winderig, is niet onbelangrijk. + +Eindelijk moeten wij nog melding maken van het onlangs uitgekomen werk +van den Heer G. J. Pool, Med., Chir. en Stads Doctor te Amsterdam, +onder den titel: de droogmaking der Haarlemmer Meer, mits met de +noodige voorzorgen in het werk gesteld, voor de gezondheid der naburige +bewoners en arbeiders niet schadelijk [65]. Moetende strekken ter +bestrijding van het gevoelen van velen, dat de droogmaking van eenen +zoo grooten plas, als het Haarlemmer Meer, tot heerschende ziekten +in de omliggende plaatsen aanleiding zou kunnen geven. Welk gevoelen +ook de Heeren van Lijnden en Stappers in hunne werken hebben bestreden. + +Deze talrijke geschriften over het droogmaken van het Haarlemmer Meer +en over de gevolgen, die zulk eene onderneming zou kunnen hebben, +getuigen van het belang, hetwelk men te allen tijde in deze zaak +heeft gesteld. Maar aan Leeghwater komt de eer toe, van, zoo ver +men kan nagaan, het eerst een plan tot droogmaking wereldkundig te +hebben gemaakt. Dit plan is door de meeste der volgende schrijvers, +maar bijzonder door den Baron van Lijnden, ten hoogste geprezen, +en zijn werk is, na al wat er na zijnen tijd over dit onderwerp +is geschreven en na al de vorderingen, welke men sedert dien tijd +in bijna alle Wetenschappen, voornamelijk in de waterbouwkunde en +aanverwante vakken, ook door het gebruik van stoom heeft gemaakt, +nog altijd eene vraagbaak voor hem, die over het droogmaken van het +Haarlemmer Meer wil schrijven of spreken. + +Dit spreken en schrijven over het Haarlemmer Meer, en over het +droogmaken van dezen plas, was en is nog aan de orde van den dag +[66], nadat Z. M. bij besluit van den 7den Augustus 1837, No. 51 [67], +»in aanmerking nemende," (het zijn de woorden van het besluit zelf) +»dat de ondervinding van den laatsten winter de noodzakelijkheid +heeft doen geboren worden, om de droogmaking van het Haarlemmer +Meer op nieuw in opzettelijke overweging te nemen," eene commissie, +bestaande uit de Heeren: H. Ewijk, Raad-adviseur bij het Departement +van Binnenlandsche zaken, Voorzitter, Jonkr. W. Barnaart van Bergen, +Lid van de Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, M. G. Beijerinck, +Hoofd-Ingenieur van den Waterstaat in Zuid-Holland, C. J. de Bruijn +Kops, Burgemeester der stad Haarlem, Jonkheer L. R. Gevaerts, +Lid van de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, P. T. Grinvis, +Hoofd-Ingenieur van den Waterstaat in Noord-Holland, Jonkheer D. Hooft +Jacobsz., Lid van den Raad der stad Amsterdam, D. Mentz, Inspecteur +van den Waterstaat en P. A. du Pui, Hoogheemraad van Rhijnland, +had benoemd, ten einde de verschillende reeds bestaande ontwerpen +van droogmaking van dat Meer te onderzoeken, vervolgens een bepaald +eindontwerp en begrooting van kosten dezer onderneming op te maken +en van hare werkzaamheden uiterlijk op den eersten November 1837 aan +Z. M. verslag aan te bieden. + +Dit spreken en schrijven over het Haarlemmer Meer is niet verminderd, +nadat in de Zitting van de Tweede Kamer der Staten Generaal van den +28sten Februarij j. l., met eene Koninklijke boodschap, een ontwerp +van wet, omtrent de uitgifte van losrenten op een gedeelte der schuld +ten laste der overzeesche bezittingen tot het doen van voorschotten +voor openbare werken, was ingekomen, waarbij onder anderen eene som +werd bestemd en aangewezen, tot het bedijken en droogmaken van het +Haarlemmer Meer, alzoo Z. M. in overweging had genomen, (het zijn +de woorden van het ontwerp) dat het belang van den Staat vordert, +om eerlang tot de bedijking en droogmaking van het Haarlemmer Meer +over te gaan [68]. + + + +Hoezeer die wet is afgestemd, kan het echter voor elk, die belang in +deze zaak stelt, niet onwelgevallig zijn, al hetgeen omtrent dezelve is +voorgevallen te kennen, en de gevoelens der volks-vertegenwoordigers +over dit belangrijk onderwerp te vernemen. Meenig een' zal het, +dunkt mij, welkom zijn, alles wat over deze zaak, ten gevolge van de +voorgestelde Wet in de Tweede Kamer der Staten-Generaal, is verhandeld, +voor zoo ver het openbaar is gemaakt, alhier bijeen verzameld aan +te treffen. + +Bij de voornoemde Wet was gevoegd eene memorie ter toelichting, +welke ten opzigte van het punt der droogmaking van het Haarlemmer +Meer aldus luidt [69]: + +"Wat de droogmaking van het Haarlemmer Meer betreft, vermeent men, +dat het wenschelijke en nuttige dezer onderneming geen breed betoog +zal behoeven." + +»Het is algemeen bekend, hoe grootelijks deze waterplas gedurende de +laatste eeuwen zich heeft uitgebreid, en hoe vele vruchtbare gronden +daardoor zijn verslonden geworden. Met opoffering van zware kosten +heeft men daaraan dan wel eenigermate paal en perk gesteld; doch nog +jaarlijks moeten aanzienlijke sommen worden aangewend, om het verder +inbreken voor te komen, en in weerwil daarvan heeft de ondervinding nog +onlangs geleerd, hoe groote verwoestingen door het geweld van dezen +plas kunnen worden, aangerigt, welke eenmaal zoodanig kunnen worden, +dat de rampen niet dan met enorme kosten zouden kunnen worden hersteld, +of zelfs onherstelbaar zouden worden." + +»Daarbij nu komt, dat in het midden des lands eene onvruchtbare +waterplas of liever binnenlandsche zee van omtrent 18,000 bunders +lands gevonden wordt, die voor den landbouw, de industrie en +de bevolking verloren is, en die, wanneer zij eenmaal mogt zijn +drooggemaakt, en in vruchtdragenden grond herschapen, ook door +deszelfs gunstige gelegenheid nieuwe bronnen van welvaart openen +kan, en in de gevolgen voor het algemeen of het Rijk aanzienlijke +voordeelen moet opleveren, door het verschaffen van arbeid en middelen +van bestaan aan duizende handen en nijvere menschen, en het daardoor +in evenredigheid vermeerderen van 's Rijks inkomsten; in één woord, +door het toenemen van den publieken rijkdom, hetwelk van het een en +ander het natuurlijk gevolg moet zijn." + +»De ondervinding en het besef van het een en ander moest natuurlijk +leiden tot het denkbeeld, om door het droogmaken van dezen waterplas +het eene voor te komen en het andere te bewerken; en in der daad zijn +daartoe in vroegere en in latere tijden ontwerpen te berde gebragt en +beraamd, waarvan de uitvoering echter steeds is achterwege gebleven, +hetzij dat tijden en omstandigheden daartoe hebben medegewerkt, +hetzij dat zich daartegen bedenkingen opdeden, voornamelijk ontleend +uit den physieken toestand van het Hoogheemraadschap van Rhijnland, +die niet altijd gereedelijk waren uit den weg te ruimen." + +»De omstandigheden, waarin dit distrikt ten aanzien van deszelfs +uitwatering verkeert, zijn echter in de latere tijden zóódanig +veranderd, en de middelen, die men thans kan aanwenden, om alle +bedenking daaromtrent weg te nemen, zóó gereed, dat men alsnu tot de +onderneming der droogmaking veilig zal kunnen overgaan." + +»De opzettelijke en naauwkeurige overweging, die ten aanzien hiervan +is ingesteld, heeft dit ontegenzeggelijk doen zien, en dienvolgende is +dan ook het ontwerp beraamd, welks uitvoering thans gereed is om te +kunnen worden ondernomen, om weldra de heilrijke vruchten te dragen, +die daaruit moeten voortvloeijen." + +»Eene onderneming van dezen aard, mitsgaders al de voorzorgen, +die daarbij moeten worden in acht genomen, kunnen niet anders dan +aanzienlijke kosten vereischen, zijnde de geheele som, hiertoe noodig, +berekend op ruim acht millioenen gulden, welke som nogtans natuurlijk +niet op éénmaal zal worden vereischt, maar successivelijk zal moeten +besteed worden, en voor een goed gedeelte slechts als voorschot kan +worden beschouwd en zal worden gerecouvreerd uit den verkoop der +drooggemaakte gronden en de verdere voordeelen, die de onderneming +gedurende de bewerking zal opleveren; terwijl, al mogt uit het een en +ander de geheele uitgeschoten som niet kunnen worden teruggevonden, +het ontbrekende als uitnemend wel besteed geld zal moeten worden +aangemerkt, en door de vermeerdering van de algemeene welvaart en +rijkdom rijkelijk zal worden vergoed." + +»Behalve enz." + +Met betrekking tot dit onderwerp van wet, werden aan de Kamer drie +verzoekschriften ingediend, waarvan één in de vergadering van 7 Maart +ingekomen, als niet voldoende aan de vereischten van de grondwet, +ter zijde werd gesteld. Het tweede was van Jonkheer N. J. Steengracht +van Duivenvoorde; waarop door de commissie van de verzoekschriften, +in de zitting van den 23sten Maart, bij monde van den Heer van Welderen +Rengers, werd uitgebragt het navolgend verslag: + +»In handen van Uwe Commissie is gesteld een verzoekschrift van +jonkheer N. J. Steengracht van Duivenvoorde, landeigenaar onder +Rijnland. Verzoeker geeft te kennen, dat aan de Staten-Generaal +een ontwerp van leening van 30 millioen is aangeboden, om daaruit, +onder andere werken van openbaar nut, ook de Haarlemmer Meer droog +te maken; dat de landeigenaars onder Rijnland, vertegenwoordigd +door hunnen dijkgraaf, hoogheemraden en hoofd-ingelanden, over dit +belangrijk onderwerp niet zijn gehoord geworden; dat deze echter een +verkregen regt vermeenen te hebben op de Haarlemmer Meer, als boezem +voor hunne landen." + +»Hij beweert, dat het voor al de landen ten zuiden van den Rijn +gelegen, die door eenen dijk van den algemeenen boezen zijn +afgescheiden en uit hoofde van derzelver lagere verkaaijingen aan +een maalpeil zijn onderworpen, van het hoogste belang is, dat de +voorgestelde maatregelen van droogmaking alle die waarborgen opleveren, +welke ten voordeele van dezelve worden verlangd. Requestrant vermeent, +dat uit het gemaakte plan van droogmaking blijkt, dat de boezem twee +derden in zijnen omvang zal worden verkleind; dat daardoor de berging +voor het water, hetwelk door de molens op den Haarlemmer Meer-boezem +thans wordt uitgemalen, even zoo veel beperkter wordt. Hij betoogt, +dat het gevolg hiervan zal worden, dat de landen zoo voor de kultuur +van granen, als voor het weiden van beesten, onbruikbaar zullen +worden, en meer dan tachtig duizend bunders zullen verloren gaan. Hij +beweert, dat dit eene van de voorname redenen is, om welke men in +vroegere tijden nimmer heeft durven overgaan tot het droogmaken van +de Haarlemmer Meer. Hij geeft verder te kennen, dat het groot nadeel, +hetwelk de landeigenaren bij eene eventuëele droogmaking van die meer +zouden lijden, door het gemis van eenen genoegzamen boezem tot berging +van het uitgemalen water, en door het even groot verlies van ontlasting +van dat water op het IJ, konde worden voorgekomen, wanneer gebruik werd +gemaakt van genoegzame stoomwerktuigen, om den winterboezem te houden +op 14, 15 à 16 duimen beneden A. P., op welke hoogte die boezem altijd +wordt gehouden en tot de cultuur der landen moet worden gehouden. Hij +vraagt al verder, door wien het daarstellen en het onderhoud van zoo +vele benoodigde werktuigen zouden moeten worden bekostigd, en vermeent, +dat die kosten alleen ten laste van dezulken, door wie de Haarlemmer +Meer zoude worden drooggemaakt, behooren gebragt te worden, en niet +ten laste van Rijnlands eigenaren zoude kunnen komen, hetwelk uit +de stelling van den requestrant schijnt te zijn eene der voornaamste +grieven, waarom het request wordt aangeboden. Adressant eindigt met +het verzoek, dat het U Ed. Mogenden behage, de belangen van Rijnlands +landeigenaren ten deze in vaderlijke overweging te willen nemen en te +zorgen, dat de Haarlemmermeer niet worde drooggemaakt, dan nadat de +daartegen militerende grieven der landeigenaren onder Rijnland zullen +zijn opgeheven en geheel weggenomen; dat zij in hunne belangen mogen +worden gehoord en als eigenaren van de Meer, als boezem van geheel +Rijnland beschouwd, voor de uitwatering der landen, in dat hun regt +mogen worden gemaintineerd." + +»Uwe Commissie is van advies, dat dit verzoekschrift, als betrekking +hebbende tot eene wet bij deze Vergadering aanhangig, ter inzage van +de leden, behoort te worden nedergelegd ter griffie." [70] + +Het derde verzoekschrift was van den Heer G. J. A. A. Baron van +Pallandt, waarop door de voornoemde Commissie mede bij monde van den +Heer Rengers, in de zitting van den 26sten, werd gedaan het volgend +verslag: + +»In handen van Uwe Commissie is gesteld een verzoekschrift van +G. J. A. A. van Pallandt." + +»Verzoeker geeft te kennen, dat hij, doordrongen van en vervuld met +het gewigt eener zaak van zoo veel belang als de droogmaking van de +Haarlemmer Meer, en geheel ingenomen met dit grootsche plan, zich tot +U Ed. Mogenden wendt, om, als een der belanghebbende grondeigenaren, +onmiddellijk aan dien thans zoo gevreesden waterplas grenzende, +zijne bedenkingen tegen de wijze waarop en de middelen waardoor die +droogmaking waarschijnlijk zal plaats hebben, met allen eerbied aan +deze vergadering bloot te leggen, in de hoop, dat U Ed. Mogenden hem +mogen gerust stellen, door betere inlichtingen, of de bezwaren opheffen +en keeren, of door andere meer doelmatige hulpbronnen doen vervangen." + +»Hij geeft in de eerste plaats te kennen, dat, hoezeer de droogmaking +van de Haarlemmer Meer, bij welgelukken, als een zegen mag worden +beschouwd, echter proefnemingen, bij gelegenheid van die verbazende +en kostbare onderneming, al de in- en aangelanden in eene groote +ramp zouden storten.--Hij vermeldt, dat het hem uit het rapport +der commissie van de droogmaking der Haarlemmer Meer, ingesteld bij +Koninklijk besluit van 7 Aug. 1837, No. 51, is kenbaar geworden, dat +men de kanalen van Sparendam en Katwijk verbeteren en sluizen wil +bijbouwen, en, bij onvoldoende bevindingen, een stoomwerktuig van +180 paardenkracht te Sparendam wil plaatsen.--Hij geeft te kennen, +dat men dus, in plaats van met wiskundige zekerheid een werk van +dien omvang en van zoo groot gewigt te beginnen en te voltooijen, +eene proeve wil nemen, of, nadat de genoemde Meer zal zijn bedijkt, +de kleinere boezems de massa's water, die thans op den grooten boezem +worden uitgemalen, zullen kunnen verzwelgen.--Hij merkt aan, dat men +eerst dán, wanneer de molens zullen moeten stilstaan en de heerlijke +en vruchtbare landerijen geheel of ten deele met water zullen zijn +overdekt, waardoor het bestaan van den landman, althans voor een +gedeelte van het jaar, zal zijn weggenomen, een stoomwerktuig zoude +willen plaatsen." + +»Adressant beschouwt zoodanige proefneming strijdig met het regt van +den grondeigenaar, die daaraan have en goed ziet prijs gegeven.--Hij +zegt, dat de ondervinding hem heeft geleerd, dat in het voor- en +najaar, wanneer er eenige dagen stilte is geweest, de groote meerboezem +met eene stevige koelte in één' dag een' Rijnlandschen duim en soms +hooger wordt opgemalen; dat in het najaar, bij aanhoudende westewinden, +dikwijls in verscheidene weken, door den hoogen stand der zee, noch +te Katwijk, noch te Sparendam of elders kan worden gestroomd, dat dan +de Haarlemmer Meer, door aanhoudend malen, zoo hoog wordt opgezet, +dat de onbedijkte landen en ook die in zomerkaden zijn gelegen, +overstroomd worden, of dat bij storm de polders, door het woedend +opzetten van het water, onderloopen;--hij vraagt, wat dan zoo vele +sluizen kunnen helpen, en vermeent, dat dezelve zonder nut zullen +dáár zijn, omdat wanneer de Haarlemmer Meer nu in weinige weken zoo +hoog kan worden opgezet, alsdan de kleinere boezem in weinige dagen +boven peil zal moeten zijn." + +»Requestrant geeft in de tweede plaats te kennen, dat hij zich +niet zal vermeten eenige berekening te maken of het stoomwerktuig +te Sparendam voldoende zal bevonden worden, alsmede of de kanalen, +op zoodanige uitgestrekte ruimte, al het water, dat in zijne streken +en ook achter Leijden en in dien omtrek wordt opgemalen, zullen +kunnen bergen, en spoedig genoeg naar hunne uitwatering te Sparendam +en elders afleiden?--Hij vermeent evenwel, dat het doelmatiger +zoude zijn, wanneer dadelijk bij den aanvang van het werk, zoo te +Sparendam als ook te Katwijk, een stoomwerktuig wierd opgerigt, dat +dan de Spieringermeer niet tot vóórboezem zoude behoeven te worden +gehouden.--Hij gelooft tevens, dat het voorzigtiger zoude zijn, den +duiker, die hen, bij gebrek aan water, uit den IJssel daarvan zoude +voorzien, dadelijk daar te stellen; en vraagt, voor wiens rekening, +wanneer eens de meer droog zal zijn, en daarna het nut van zoodanigen +duiker wordt ingezien, dit nawerk zal komen, alsmede het onderhoud +der stoomwerktuigen?--Hij beweert, dat de aangrenzende landbezitters +met billijkheid een' genoegzamen waarborg mogen vragen, en schadeloos +behooren gesteld te worden, even als bij eene onteigening hunner +gronden,--dat de meer hun eigendom is, en dat de bedijking van +dezelve met eene onteigening gelijk staat.--Hij geeft te kennen +dat hun regt op de Haarlemmer Meer van uitmaling en boezem sedert +eeuwen onbetwistbaar is gebleven,--dat zij sinds onheugelijke jaren +in Rhijnland tot onderhoud der kostbare Meerwerken betalen, alleen om +in die Meer altoos het overbodige water vrij en onverhinderd te mogen +uitmalen,--dat zij nooit op eenig peil zijn gezet,--dat zij hunne +landerijen met die voorregten hebben gekocht, en dat de directie +van Rhijnland altijd met de meeste en onvermoeide zorgen voor de +uitwatering heeft gezorgd.--Hij vermeent verder, dat de voornaamste +grondeigenaren in Rhijnland, immers eene commissie uit hun midden, +mogt worden gehoord, ten einde zoodanige maatregelen te beramen, +als waardoor elke vrees voor onzekere uitkomst wierd weggenomen en +hunne duurgekochte landerijen tegen groote onheilen wierden verzekerd." + +»Adressant geeft eindelijk te kennen, dat de geopperde bedenkingen +en zwarigheden hem gewigtig genoeg zijn voorgekomen, om dezelve aan +U Edel Mogenden met allen eerbied, in het belang van het algemeen, +maar vooral ook voor hen, die in Rhijnland hun land en bestaan vinden, +kenbaar te maken, in de hoop en het vaste vertrouwen, dat dezelven in +uwe vergadering zullen worden overwogen en velen met hem mogen worden +gerust gesteld, door meer voldoende maatregelen op vaste gronden, +zonder proefnemingen." + +»Uwe commissie is van advies, dat dit verzoekschrift, als betrekking +hebbende tot eene wet bij deze vergadering aanhangig, ter inzage van +de leden, behoort te worden nedergelegd ter griffie [71]." + +Beide verzoekschriften werden ter griffie nedergelegd en de verslagen +gedrukt en rondgedeeld. + +Inmiddels werd het Ontwerp der Wet in de onderscheidene Afdeelingen der +Kamer behandeld; uit de Proces-Verbalen der beraadslagingen bleek onder +and., dat de Afdeelingen, alvorens zich met de zaak bezig te houden, +eenparig verlangd hebben, dat, aangezien het tegenwoordig Voorstel +drie onderwerpen bevat, welke met elkander niets gemeens hebben, +hetzelve in drie Ontwerpen van Wet mogt worden gesplitst, waarvan +het eerste zou handelen over den IJzeren Spoorweg, het tweede over +het bedijken en droogmaken van het Haarlemmer Meer, en het derde over +het aanleggen en verbeteren van andere werken van algemeen nut, enz. + +»Nopens het droogmaken van het Haarlemmer Meer, heeft men de vraag +geopperd, of daartoe nu werkelijk noodzakelijkheid bestond; welke +de waarschijnlijke gevolgen zouden zijn, indien hiertoe niet spoedig +werd overgegaan, en of er ook andere middelen aanwezig zijn, om die +bezwaren uit den weg te ruimen? Voorts heeft men verlangd te weten, +hoe veel kosten er, gemiddeld, in de laatste 10 jaren zijn aangewend, +om de uitbreiding van het Haarlemmer Meer tegen te gaan; door wie +de kosten zijn gedragen, en op welke wijze het Rijk vergoeding zal +bekomen voor de ontlasting, welke uit eene bedijking en droogmaking +zal voortvloeijen? Welke bezwaren, uit den physieken toestand van het +Hoogheemraadschap Rijnland ontleend, het droogmaken tot nog toe in +den weg stonden, en op welke wijze die uit den weg zijn geruimd. Hoe +veel bunders men hierdoor voor cultuur denkt te verkrijgen, en of deze +dadelijk, dan wel eerst na verloop van vele jaren, vruchtdragend kunnen +zijn? Welke de voordeelen zijn, die, volgens de memorie, gedurende +de bewerking door de onderneming zullen worden opgeleverd? Of het +drooggemaakte Meer eventueel bij Rijnland zal worden gevoegd, en of +er behoorlijk zal worden zorg gedragen voor het voortdurend onderhoud +van de dijken, opdat dit niet ten laste van het Rijk moge komen?" + +»Intusschen vermeenden onderscheidene leden reeds nu in het midden te +moeten brengen, dat zij het droogmaken van het Haarlemmer Meer in vele +opzigten als zeer nuttig beschouwen, niet alleen ter bevordering van de +gezondheid der in de nabijheid wonende ingezetenen, als ten behoeve van +Rijnland en van de Hoofdstad, en tot voorkoming van overstroomingen +en uitbreiding van dit Meer. Eenige leden waren van gevoelen, dat, +aangezien die droogmaking eigenlijk strekte ten nutte van Holland, +de onderneming ook moest komen ten laste van de provinciale kas van +Holland, en niet tot die van het Rijk, daar de Regering b. v. verklaard +had, dat ten aanzien van de verbetering van rivieren, waarmede het +belang en de welvaart van vier Provinciën in het naauwste verband +staat, en de conservatie van de zeeweringen in Groningen en Vriesland +de Rijksfinanciën niet toelieten, daartoe bij te dragen, terwijl +overigens de ondervinding b. v. bij den Zuidplas geleerd had, dat de +kosten bij de droogmakingen de ramingen verre overtroffen enz." [72]. + +De antwoorden der Regering betreffende dit onderwerp waren van den +volgenden inhoud: + +»1º. Het zoude, naar het inzien der Regering, overbodig zijn, om de +nuttigheid en noodzakelijkheid van de onderworpen droogmaking in het +breede te betoogen." + +»Men moet zich aan den eenen kant voorstellen een' uitgestrekten +waterplas van duizenden bunders, die voor de publieke welvaart +niet alleen geene de minste vruchten oplevert, en voor de som des +algemeenen rijkdoms verloren is, maar die bovendien, in weêrwil van de +aanzienlijke kosten, die, ter verhoeding van rampen, moeten worden +aangewend, de verwoesting steeds verder dreigt uit te strekken, +zoodat de vrees geenszins ongegrond is, dat hij zich eenmaal tot +voor de poorten der hoofdstad zal uitbreiden, onherstelbare rampen +zal veroorzaken, en in eenen staat kan geraken, die de droogmaking, +waartoe men eenmaal zal moeten besluiten, meer en meer moeijelijk en +kostbaar maken zoude." + +»Men stelle zich aan den anderen kant voor, dezen uitgestrekten en +dreigenden waterplas in vruchtbare velden herschapen, door nijvere +bewoners bevolkt, rijke producten opleverende, en door die producten +den algemeenen rijkdom toegenomen, en den Staat in zijne inkomsten +in velerlei opzigten aanmerkelijk bevoordeeld." + +»De keus kan dan zeker niet twijfelachtig zijn, al ware het, dat er +eenige opoffering daarvoor moest plaats hebben." + +»Het heeft in vorige tijden niet aan ontwerpen, noch aan het voornemen +ontbroken, om tot deze droogmakerij over te gaan; doch er waren +daarmede zwarigheden verbonden, die niet gereedelijk konden worden +uit den weg geruimd. + +»Gelukkiglijk is dit thans het geval niet meer, en de Regering +vermeent, dat, zoo ooit, dan thans, het oogenblik geboren is, dat +tot deze zoo weldadige en verlangende onderneming, zonder bedenking +zal kunnen worden overgegaan." + +»2º. Eene onderneming van dezen aard zou echter geenszins aan eene +Provincie kunnen worden opgedragen; zij is daarvoor volstrekt niet +vatbaar, en dit te minder: vermits de voordeelen, die er uit moeten +voortspruiten, niet uitsluitend zouden zijn voordeelen voor eene +enkele Provincie, maar wel degelijk voor den geheelen Staat." + +»De Regering heeft er zich steeds voor verklaard, om de algemeene +verbetering der rivieren, als eene zaak van algemeen belang, voor hare +rekening te nemen; alles wat daaromtrent geschiedt wordt uit 's Rijks +kas bekostigd, en ook thans is men nog onledig met de overwegingen +omtrent eene uitgestrekte verbetering der rivieren: met zulke groote +ondernemingen laat zich het onderhavig plan het naast vergelijken; +terwijl, wat de conservatie der zeeweringen betreft, dit eene zaak is +van eenen anderen aard; want, over het algemeen, is het onderhoud van +alle rivier- en zeedijken ten laste van de belanghebbenden, en alleen +dan, wanneer de kosten van dit onderhoud hun vermogen te boven gaan, +kan het Rijk met eenen bepaalden onderstand tusschen beiden komen." + +»3º. Het kan niet gezegd worden, dat de kosten van uitvoering van +waterstaats-werken in den regel de ramingen overtreffen. Bij verre +de meeste werken is dit het geval niet, en ook is dit tot nog toe +bij de droogmaking van den Zuidplas geenszins gebleken." + +»Men meent dan ook, met genoegzamen grond, als zeker te kunnen +stellen, dat de droogmaking van het Haarlemmer Meer voor de geraamde +som zal kunnen worden bewerkstelligd. Het zou overbodig zijn, omtrent +alle berekeningen deswege in de bijzonderheden te treden, daar deze +gegrond zijn op veelal kunstmatige onderzoekingen, en onderworpen +zijn geweest aan eene kommissie, uit de voornaamste belanghebbenden +en deskundigen zamengesteld." + +»4º. Het kan niet wel met volkomen waarschijnlijkheid worden voorzien, +welke de opbrengst zal zijn van den verkoop der droog te maken landen, +vermits zulks van zeer vele omstandigheden kan afhangen, die vooraf +moeijelijk te berekenen zijn." + +»Daar evenwel de waarschijnlijkheid bestaat, dat de gronden zeer goed +voor weilanden en de veeteelt zullen geschikt zijn, en de situatie ook +daartoe alle aanleiding geeft, zoo mag men met eenigen grond eenen +redelijken prijs voor den eventuelen verkoop der landen verwachten; +terwijl in allen geval de aanzienlijke voordeelen, die het Rijk door +de onderneming niet ontgaan kunnen, nog eene rijke vergoeding zouden +opleveren, indien de opbrengsten der gronden zelve beneden de bestede +kosten blijven mogten." + +»5º. De kosten om de oevers van het Haarlemmer Meer volledig +te beveiligen, zijn zeer groot, en gaan verre het vermogen der +onmiddellijk belanghebbenden te boven." + +»De geheele oostelijke oever moet thans door eene steenen glooijing +voor verdere inbraak worden beschermd. De som van omtrent f 30,000 +wordt daartoe jaarlijks door het Hoogheemraadschap van Rijnland +aangewend, zonder dat men zeggen kan, dat hiermede alle gevaar kan +worden voorgekomen." + +»6º. Onder de droogmaking zal worden begrepen het geheele eigenlijke +Haarlemmer-Meer, benevens het Leidsche- en Kager Meer, met uitzondering +echter van het Spiering-Meer, hetwelk men algemeen gemeend heeft niet +in de droogmaking te moeten begrijpen, zoo om den boezem van Rijnland +niet te veel te verkleinen, als om voor de uitlozing eenen gereeden +toegang naar de sluizen te behouden." + +»De uitgestrektheid der droog te maken gronden zal dien ten gevolge +een aantal van omtrent 16,700 bunders lands bedragen, die dadelijk +als vruchtdragend moeten worden beschouwd." + +»7º. De Regering vermeent, dat zij niet zal behoeven te verzekeren, +dat alle bijzondere belangen en verkregene regten op de volledigste +wijze zullen worden onder het oog gehouden. Zij is zoo zeer overtuigd, +dat zulks behoort te geschieden, dat daaromtrent reeds overwegingen +hebben plaats gehad, en zij acht het een harer voornaamste pligten +te zijn, om hiervoor in alle gevallen te waken." + +»8º. De onderneming moet geacht worden zeer uitvoerlijk te zijn, +en, in vergelijking met andere uitgevoerde droogmakingen, zelfs +geene bijzondere zwarigheden op te leveren. Het spreekt van zelf, +dat de waterplas geheel moet worden bedijkt, terwijl de uitmaling, +hetzij door windmolens, vereenigd met de kracht des stooms, hetzij +door stoomwerktuigen alleen (waaromtrent nog overwegingen plaats +hebben), zal moeten geschieden; de juiste tijd, binnen welken de +uitvoering zal kunnen worden tot stand gebragt, kan intusschen +niet worden bepaald, aangezien dit van vele meer of min gunstige of +ongunstige omstandigheden afhangt, en zijnde de keuze, ten aanzien +van het in meerdere of mindere mate aanwenden van stoomwerktuigen, +tot uitvoering en het duurzaam drooghouden van het Meer, daaromtrent +van een' grooten invloed." + +»9º. Hierboven is reeds vermeld, welke sommen jaarlijks door het +Hoogheemraadschap van Rijnland, ter beveiliging der oevers, moeten +worden aangewend. Daarvan zal dit district bevrijd worden; doch dit +is niet het éénige voordeel, dat hetzelve door de droogmaking bekomt; +het aantal van 16,700 bunders zal, in zoodanige evenredigheid als +billijk zal worden bevonden, althans voor de uitlozing van deszelfs +water, moeten bijdragen, zoo dat dit district het uitzigt verkrijgt, +dat in het vervolg deszelfs lasten aanmerkelijk zullen worden verligt." + +»10º. De belangen van het gemelde Hoogheemraadschap hebben vroeger de +uitvoering dezer onderneming in den weg gestaan, vermits men vermeende, +dat deszelfs uitlozing daardoor zoude worden belemmerd." + +»Men heeft daarin nu echter, door deze gemaakte ontwerpen, op de +meest voldoende wijze kunnen voorzien, zoo door een' overblijvenden +ruimen boezem, als de stichting van meerder uitlozende sluizen, de +volledige verbetering van het Katwijksche Kanaal, en het aanwenden +der stoomkracht, om, ingeval van nog bestaande noodzakelijkheid, +den boezem onmiddellijk naar vereisch te ontlasten." + +»11º. De voordeelen gedurende de bewerking, bestaan in de verhuring +der dijken, de verpachting der visscherij, die der van tijd tot tijd +droogkomende landen, en eenige opbrengsten van dien aard." + +»12º. De uitlozing van den toekomstigen polder zal op den boezem van +Rijnland plaats hebben; doch de vraag, of deze polder ook onmiddellijk +tot dat Hoogheemraadschap behooren, en, even als alle andere polders, +een gedeelte daarvan zal uitmaken, zal later, overeenkomstig de +bepalingen van de grondwet en de bestaande wettelijke verordeningen, +kunnen worden uitgemaakt." + +»13º. De dijken van het droog te maken Haarlemmer Meer komen +natuurlijk ten laste van den eventuëelen polder, en moeten door +denzelven onderhouden worden, even als zulks in alle andere gevallen +plaats heeft, en er is geene de minste reden, om te vermoeden, dat +dit niet naar behooren zoude geschieden, daar het bestaan der droog +te maken landen hiervan afhankelijk is, en overigens daaromtrent ook +een zorgvuldig toezigt plaats heeft [73]." + +Nadat deze antwoorden wederom in de Afdeelingen van de Tweede Kamer +waren onderzocht, en, in de vergadering van 31 Maart, de Centrale +Afdeeling een nader Verslag had uitgebragt [74], werd in de Zitting +van den 2den April over de voorgestelde Wet beraadslaagd. Acht en +Veertig Leden [75] waren tegenwoordig, waarvan vijftien over de wet +het woord hebben gevoerd. + +De eerste spreker was de Heer van Swinderen, welke zeide: [76] + +»Is ten allen tijde in ons vaderland het groot belang, hetwelk +de ingezetenen hebben in den waterstaat, in vaarten en wegen, +levendig gevoeld; zijn in het bijzonder de menigvuldige bedijkingen, +en de in de laatste jaren aanmerkelijk vermeerderde en verbeterde +vervoermiddelen daarvan sprekende bewijzen; het heeft ons dan ook niet +kunnen bevreemden, dat de Regering hare aandacht gevestigd heeft, +zoo wel op het droogmaken en in eenen vruchtbaren grond herscheppen +van eenen grooten, van tijd tot tijd in uitgebreidheid toenemenden, en +daardoor dreigenden waterplas, als op het meer snel en minder kostbaar +vervoer van personen en goederen over ijzerbanen, die reeds in andere +landen in gebruik zijn gesteld. In tegendeel, wanneer wij ons met +de Regering dien uitgestrekten en dreigenden waterplas voorstellen +als in vruchtbare velden herschapen, door nijvere bewoners bevolkt, +rijke producten opleverende, en hierdoor den algemeenen rijkdom +vermeerderende, en den Staat in zijne inkomsten in velerlei opzigten +aanmerkelijk bevoordeelende,--wanneer wij tevens het hooge belang +gevoelen van den buitenlandschen handel, en denzelven wenschen te +behoeden voor een gevaar, hetwelk geenszins hersenschimmig wordt +genoemd,--dan kunnen de ontwerpen van wet tot zulke gewigtige oogmerken +strekkende, ons niet dan welkom zijn, en de zorg, met welke het thans +in openbare beraadslaging zijnde ontwerp in alle de afdeelingen is +overwogen, levert een ondubbelzinnig bewijs op, dat het gewigt van +hetzelve levendig door U Ed. Mogenden wordt gevoeld." + +»Geen wonder dus, dat de inlichtingen, welke ons ter dezer zake +door de Regering zijn gegeven, vooral ook de op ons aanzoek ons +ter inzage verleende memoriën en berekeningen van die kundige +en vaderlandslievende mannen, welke over deze onderwerpen zijn +geraadpleegd, en welke hunne gevoelens en inzigten zoo uitgewerkt aan +de Regering hebben medegedeeld, door ons met de meeste belangstelling +zijn ontvangen geworden." + +»Ik wenschte dan ook, Ed. Mog. Heeren! dat het ontwerp van wet mijne +geheele toestemming mogt kunnen erlangen, en dat ik niet in den +tijd en de wijze waarop, zoowel als in de middelen door welke, de +uitvoering van de in dat ontwerp, alsmede in de toelichtende memorie +en in de beantwoording der ingebragte bedenkingen, omschrevene werken +zal plaats hebben, zoo vele bezwaren vond, dat ik daardoor van die +toestemming, immers voor alsnog, wierd weêrhouden." + +»Daar echter die bezwaren reeds in de processen-verbaal van +de beraadslagingen der afdeelingen zijn te berde gebragt, zoude +ik vreezen de aandacht van U Ed. Mogenden te misbruiken, indien ik +thans in eene breede ontwikkeling van alle dezelven wilde treden, en +ik zal daarom trachten deze bezwaren, zoo verre die in het verhaal +der vierde afdeeling voorkomen, doch naar mijne meening door de +antwoorden der Regering niet zijn opgelost of genoegzaam toegelicht, +zoo kort mogelijk voor te dragen." + +»En dan vallen in de eerste plaats in het oog drie algemeene +bedenkingen, welke in de genoemde afdeeling zijn vooruitgezet, +en die ik daarom thans slechts zal opnoemen, namelijk 1º. dat de +tijd nog niet gekomen is, om zulke groote en kostbare ondernemingen, +als zijn die van het bedijken en droogmaken van het Haarlemmer Meer, +en van het daarstellen van ijzerbanen, voor rekening van het Rijk +tot stand te brengen, maar dat werken van dien aard, voor zoo veel +dezelven niet door particuliere personen of maatschappijen onder +toevoorzigt der Regering kunnen worden daargesteld, en niet door den +drang van omstandigheden gebiedend worden geeischt, dan eerst behooren +in overweging te worden genomen, als de Belgische zaak geschikt, +de oorlogskosten verminderd, en de jaarlijksche vermeerdering van +schuld opgehouden zal zijn; 2º. dat werken van zoo onderscheiden +aard niet te zamen in één wetsontwerp behooren te worden vereenigd, +maar in afzonderlijke ontwerpen vervat, opdat niet het goed en nuttig +geoordeelde werk om het afgekeurd wordende verworpen, of omgekeerd +het afgekeurd wordende om het goedgekeurde aangenomen mogt worden; +3º. dat het niet raadzaam schijnt, om tot zoodanige werken fondsen +te bezigen, welke tot een ander doel zijn bestemd geworden, en door +welker gebruik het reeds zoo ingewikkeld geldelijk beheer nog meer +zoude worden gecompliqueerd; wordende deze bedenking, mijns oordeels, +nog versterkt door de aanmerking in het slot der beantwoording van +de Regering te vinden, volgens welke de openlegging van den staat +van het Amortisatie-Syndicaat spoedig op handen is, en men dan met +meerdere kennis van zaken over gebruik en restitutie van kapitalen, +en over te nemen maatregelen van voorziening, zal kunnen oordeelen." + +»Bij deze algemeene bedenkingen komen nog vele bijzondere, ten aanzien +der onderscheidene werken bij dit wetsontwerp bedoeld, waarvan ik +slechts eenige voorname zal in het midden brengen, en wel vooreerst +ten aanzien van den spoorweg of ijzerbaan van Amsterdam naar Arnhem." + +»Ik sprak enz.", + +»Ook de bedijking en droogmaking van het Haarlemmer Meer beveelt zich +van onderscheidene zijden aan. De herschepping van eenen grooten, van +tijd tot tijd in uitgebreidheid toenemenden, en daardoor dreigenden +waterplas in eenen vruchtbaren met nuttig vee beslagen' grond, kan met +treffende kleuren worden afgeschilderd: en ook het Rijk heeft daarbij +zóó veel belang, dat het verstrekken van eenige sommen van staatswegen +tot dat einde niet onaannemelijk worden geacht. Verder, ofschoon ik +niet overtuigd ben van de gegrondheid van het bij sommige ingelanden +van Rijnland bestaande bezwaar in eene droogmaking van het geheele +Haarlemmer Meer, en ik zelfs eene zoodanige geheele droogmaking boven +eene partiëele, om verschillende redenen, thans niet te ontwikkelen, +verkieslijk houde, kan ik toch genoegen nemen met de ter gemoetkoming +aan dat bezwaar door de benoemde belanghebbenden en deskundigen +voorgestelde wijze van bedijking, in voege dat een klein gedeelte +van dien grooten plas, onder den naam van Spieringermeer bekend, +buiten bedijking blijft, om te dienen tot een' boezem, in welken +het water wordt opgemalen, ten einde alzoo door sluizen te worden +geloosd. Die boezem is, ook naar mijn oordeel, groot genoeg, om bij +dagelijksche ontlasting al het dagelijks opgemalen of opgestoomd +wordende water te kunnen bevatten; terwijl de door het opmalen of +opstoomen veroorzaakte hooge stand des waters de lossing daarvan in +diezelfde mate zal vermeerderen, als het boezem-water zal rijzen." + +»Dan ook tegen dit werk doen zich eenige bedenkingen op. Want +om, ter bekorting mijner rede, niet terug te komen op alles, +wat daaromtrent reeds in de verbalen der beraadslagingen van de +afdeelingen nopens het hooren der belanghebbenden, de verzekering +van wettig verkregene regten, de berekening van het productive des +werks, en meer andere punten is gezegd, en naar mijn oordeel in de +beantwoording der Regering niet tot bevrediging en geruststelling van +U Edel Mogenden is opgelost; om al verder niet te treden in een betoog +van de noodzakelijkheid, dat nieuwe wetsbepalingen, op het stuk van +de onteigening, het daarstellen van zulke groote werken, als in dit +wetsontwerp worden voorgedragen, dienen vooraf te gaan; wil ik thans +alleen opmerken, dat de gegrondheid van het gevoelen van velen onzer, +dat dit werk, hoe nuttig hetzelve ook wezen moge, echter meer uit +het oogpunt van plaatselijk, districts- en gewestelijk, dan wel uit +dat van algemeen belang moet worden beschouwd, onder anderen dááruit +blijkt, dat Rhijnland, volgens het overgelegde plan en teekening, +eene volledige verbetering in het Katwijksche kanaal zoude erlangen, +eene verbetering, waartoe anders, zoo als door de vijfde afdeeling te +regt is aangemerkt, bij den onvolmaakten toestand, waarin dat kanaal +zich bevindt, Rhijnland toch verpligt zoude zijn, vroeger of later +over te gaan. Ook is dit gevoelen niet alleen door de beantwoording +der Regering niet wederlegd, maar zelfs aanmerkelijk versterkt door +hetgeen aldaar sub 5º. en 9º. te lezen is, namelijk »dat de kosten, +om den oever van het Haarlemmer Meer volledig te beveiligen, thans +zeer groot zijn; dat de geheele oostelijke oever door eene steenen +glooijing voor verdere inbraak moet worden beschermd; dat daartoe +de som van omtrent f 30,000 jaarlijks door het Hoogheemraadschap van +Rhijnland wordt aangewend; dat dit district door de bedijking van het +Meer daarvan zal worden bevrijd; en dat dit niet het éénige voordeel +is, hetwelk hetzelve door de droogmaking zal bekomen, maar dat ook +het aantal van 16,700 bunders voor de uitlozing van deszelfs water +zat moeten bijdragen, zoodat dit district het uitzigt verkrijgt, dat +in het vervolg deszelfs lasten aanmerkelijk zullen worden verligt."" + +»Kan het wel duidelijker, Ed. Mog. Heeren! dan hier geschiedt, +uiteengezet worden, dat niet alleen het algemeene Rijks-belang, maar +ook wel degelijk een meer bijzonder belang in dit werk is betrokken, +en kan dan het gevoelen van de zoodanigen onzer, die van oordeel zijn, +dat hetzelve niet voor rekening en op kosten van het Rijk alleen +dient te worden ondernomen, maar dat ook plaatselijke, districts- +en gewestelijke bijdragen daartoe in billijke evenredigheid behooren +te worden aangewend, ongegrond worden genoemd?" + +»In sommige afdeelingen is te kennen gegeven, dat het door de Regering +geopperde, doch niet aangenomen denkbeeld, om de ondernemingen +aan particulieren over te laten, en dus de kosten der werken uit +particuliere negotiatiën te vinden, alles onder het oppertoezigt +der Regering, niet geheel verwerpelijk voorkwam, althans in het +geval, dat er uitzigt bestaan mogt, dat zich daarvoor associatiën van +bijzondere personen mogten opdoen. Ten aanzien van de spoorwegen, zijn +daartegen in de beantwoording gewigtige bedenkingen, vooral uit de +noodzakelijkheid, dat de Regering van het tarief der regten meester +blijve, ontleend, ingebragt: dan ten aanzien van de bedijking en +droogmaking van het Haarlemmer Meer bestaan die bedenkingen niet, en ik +zoude daarom dit werk wel aan eene maatschappij van bijzondere personen +willen overgelaten zien, alles onder genot van zoodanige Rijks-, +provinciale en districts-bijdragen, en verdere aanmoedigingsmiddelen, +als noodig mogten worden geoordeeld, om dit gewigtige werk met een +gegrond uitzigt op goed gevolg tot stand te kunnen brengen." + +»Wat de verdere werken enz. [77]." + +Daarna sprak de Heer Donker Curtius en zeide over dit onderwerp: + +»Ten aanzien van de droogmaking van het Haarlemmer Meer denk ik +minder ongunstig, (dan over den Spoorweg); maar de zamenvoeging van +dit onderwerp met de Spoorwegen verhindert mij, om mijne stem bij +dit onderwerp alleen te bepalen." + +»Doch ook, wanneer het mij op zich zelf werd voorgelegd, zoo als +het thans is voorgesteld, zou ik, bij gemis van oplossing van vele +ingebragte bezwaren, huiverig zijn, daaraan voor als nog mijne +toestemming te geven, 1º (en dit alles is ook toepasselijk op de +ijzerbanen) omdat ik het oogenblik onzer Staatkundige positie en +geldelijke aangelegenheden daartoe min geschikt acht; 2º omdat mij de +zaak, tot hiertoe, meer vatbaar schijnt voor particuliere onderneming, +des noods met subsidie uit 's Lands Kas, dan voor eene onderneming +der Regering; en 3º omdat ook dan, wanneer ik de onderneming, zoo +als zij wordt voorgedragen, als volkomen aannemelijk keurde, ik niet +van oordeel ben, dat daartoe eene disponibelstelling van het gansche +benoodigde fonds bereids nu vereischt wordt, veel minder dat het eene +behoefte zou zijn, om tot dat einde casu quo toegestemde fondsen van +derzelver wettelijke bestemming te detourneren [78]." + +De Heer Romme was de derde spreker, en zeide: + +»Evenmin wil ik, door de afstemming der onderwerpelijke Wet, gehouden +worden als tegen het droogmaken der Haarlemmer Meer op te treden; +ook deze onderneming beschouw ik als nuttig en wenschelijk, en zoude +mij aangaande de mogelijke uitvoering van dat belangrijke werk op +de ervarenheid en het beleid van de directie van onzen algemeenen +waterstaat willen verlaten; maar dewijl bij deze onderneming algemeene, +gewestelijke en plaatselijke belangen betrokken zijn, zoo behooren +ook deze in verhouding tot het voordeel, hetwelk de onderneming +eventueel voor hen kan doen ontstaan, of den last, waarvan zij dien ten +gevolge ontheven worden, daartoe bij te dragen. In zoo verre dezelve +echter niet door eene oogenblikkelijke en dringende noodzakelijkheid +mogt geboden worden, zoo wordt de verdaging van dien, mede uit een +finantiëel gezigt, aanbevolen [79]." + +Breedvoerig sprak de Heer Luzac over dit onderwerp, hetgeen hem, +als inwoner der stad Leijden, natuurlijk moest ter harte gaan. Zie +hier zijne redevoering: + +»Ik was voornemens geweest, bij de uiteenzetting mijner gedachten +over het onderhavig wetsontwerp, en de redegeving van mijn ongunstig +votum, de orde, waarin de diverse onderwerpen zijn opgenoemd, te +volgen, en na eene algemeene consideratie te hebben vooropgezet, +mitsdien: 1º. over den spoorweg van Amsterdam op Arnhem; 2º. over +den zijtak van Rotterdam op Utrecht;--in de derde plaats over het +bedijken en droogmaken van het Haarlemmer Meer, te spreken, om, in +de vierde plaats, de overige bedoelde werken te behandelen, en met +de beoordeeling van het voorgestelde finantiëel middel te besluiten." + +»Ik zal dit voornemen echter laten varen en mijne taak aanmerkelijk +beperken: het onderwerp der spoorwegen zal ik stil ter zijde laten +liggen, en mij bij de tweede hoofdbedoeling der wet, het droogmaken +van het Haarlemmer Meer, ééniglijk bepalen; ik kan mij toch ook met +de bedenkingen van U Ed. Mogenden omtrent de spoorwegen, zoodanig +als dezelve door de Regering zijn voorgesteld, in al de afdeelingen +bestreden, evenzeer vereenigen, als met vele der gezigtspunten, +zoo even door ons geacht medelid uit Holland (Donker Curtius) uit +een gezet." + +»De algemeene consideratie, welke, naar mijn oordeel, de +beraadslagingen over dit wets-ontwerp domineert, is de finale +ongepastheid en ongeschiktheid van het tegenwoordig oogenblik tot +het aanvangen der bedoelde werken. Het komt mij voor, dat, bij de +verwachte schikking onzer quaestiën met België, de voorzigtigheid ons +moet gebieden, de verwezenlijking derzelve af te wachten, alvorens +ons in ondernemingen te steken, welke (de nuttigheid volkomen eens +aangenomen), aanvankelijk toch reeds op ene uitgaaf van 24 millioen +geraamd worden, en ons tot beschikbaarstelling van nog vele andere +millioenen zullen kunnen noodzaken." + +»Ik wil de spoedige en gunstige beëndiging onzer geschillen verwachten, +en vraag, of wij, na dezelve, niet beter het standpunt zullen kennen, +waarop wij ons staatshuishouden zullen kunnen en moeten inrigten; +of wij dan niet beter zullen kunnen beoordeelen, welke middelen wij +tot verbetering onzer inwendige communicatiën moeten aanwenden; of +en hoe wij Hollands grooten waterplas in welige landsdouwen zullen +kunnen herscheppen?" + +»Doch, enz." + +»Ten opzigte van het droogmaken van het Haarlemmermeer is mijne +bedenking echter van de meeste kracht; daar deze onderneming, welke +reeds meer dan twee eeuwen ter sprake gebragt is, voorzeker wel in +zeer rustige tijden mag ondernomen worden, en het uitstellen daarvan +het algemeen waarlijk niet met zoo vele en zoo eminente gevaren +bedreigt, als men dit soms wil doen gelooven. Bedenken wij toch, dat +bij het opkomen van ieder plan tot bedijking, in 1617, 1632 enz., +de ondergang van Holland door het Meer steeds als zeer aanstaande +werd aangekondigd. In 1742 voorspelde doctor Zumbag de Koesvelt dien +ondergang als zeer nabij, indien men zijne droogmakings-projecten +niet volgde; zij bleven achter, en reeds bijna eene eeuw is nu gunstig +over zijne profetie heengevlogen." + +»Eenig uitstel zal hier weinig schaden, terwijl het onvoltooid laten +des werks, ten gevolge van moeijelijkheden, waarin het vaderland nu kan +gewikkeld worden, de schromelijkste gevolgen na zich kan slepen. De +intempestiviteit alleen zoude mij dus reeds doen huiveren, aan het +ontwerp van wet mijne toestemming te geven." + +»Doch ik wil mij achter dit algemeen bezwaar niet verschuilen, en +tot de wet zelve overgaan:--ik laat, zoo als ik zeide, de quaestie +der spoorwegen geheel ter zijde liggen, om dadelijk en uitsluitend +het onderwerp van het bedijken en droogmaken van het Haarlemmermeer +te behandelen." + +»Hierbij doet zich al dadelijk eene zeer belangrijke vraag op, +welke ik de aandacht en het onbevangen oordeel van U Ed. Mogenden +moet aanbevelen,--zij is deze: »kunnen en mogen de Staten-Generaal de +Regering in deze ondersteunen;--kunnen en mogen zij dit, in den stand, +waarin de quaestie van het droogmaken van het Haarlemmermeer zich thans +nog bevindt?" Ik houde mij overtuigd, dat deze vragen niet wel anders +dan ontkennend kunnen beantwoord worden, en zal aan U Ed. Mogenden +mijne redenen openleggen.--Wat is »hetgeen men het Haarlemmer- of +Leijdschemeer noemt?" Is het een waterplas, welke, als b. v. de +Zuiderzee, kan gezegd worden, aan het algemeen te behooren?--Is +het een waterplas, welke onbeheerd, onverzorgd ligt--welke aan het +domein vervallen is; over welken de algemeene Regering des Lands +eenige onmiddellijke administratie heeft? Voorzeker neen!--Het +is een waterplas, geheel in de provincie van Holland gelegen, tot +deze alleen behoorende: hij is, en was van de overoudste tijden af, +onder het oppertoezigt van een bijzonder collegie gesteld, hetwelk +de zorg heeft en volbrengt, van hem, in het belang van het geheel +hem omgevend district van Rhijnland, gade te slaan, en naar gelang +der hiertoe bestaande middelen te beteugelen." + +»Het is, en dit is opmerkingswaardig, als eene rentegevende bezitting +van de stad Leijden te beschouwen; een bezit, door die stad titulo +oneroso verkregen, hetwelk haar, zonder de grootste onregtvaardigheid, +niet eigendunkelijk en zonder voorafgaande voldoende schikkingen, kan +of mag ontnomen worden.--De Hooge Regering, Ed. Mog. Heeren! kan en +moet over de bedoelde droogmaking niet beslissen, zonder voorafgaand +bepaald overleg en medewerking der steden Haarlem en Leijden, zonder +hierin het Hoogheemraadschap van Rhijnland, zonder bepaaldelijk ook +de Staten der provincie gekend te hebben." + +»Dit klinkt U Edel Mogenden welligt vreemd; doch die bevreemding zal +spoedig ophouden, wanneer ik U Edel Mogenden eenige feiten uit onze +Geschiedenis zal hebben kenbaar gemaakt, en U Edel Mogenden eene +authentieke akte, door Willem den eersten en de Staten des Lands +verleden, zal hebben doen zien: zij zal ophouden, zoodra ik U Edel +Mogenden omtrent de waarachtige en nog ten huidigen dage standhoudende +omstandigheden zal hebben toegelicht." + +»In het werk van den beroemden Frans van Mieris, in den jare 1770, +door Mr. Daniel van Alphen te Leijden uitgegeven, onder den titel van +Beschrijving der stad Leijden, deel II, pag. 605, leest men:--»dit +groote water (het Meer) draagt thans zijn' naam naar de steden tusschen +welke het gelegen is: doch eertijds bestont het uit verscheidene kleine +meeren, die van elkanderen gescheiden lagen, in dier voegen dat men +langs het land van de Vennip en het uiterste van den Ruigenhoek, +daar men met een schouw over het Meer gezet wierdt, op Aalsmeer of +ander waard in Amstelland, of naar Woerden en Utrecht geraken konde: +doch men vindt aangeteekend, dat deze weg, door overstrooming in het +jaar 1496 onbruikbaar geworden, en de menigte der kleine meeren tot +eenen geweldigen plas gemaakt is, nogtans zijn de namen der eertijds +afgezonderde wateren tot heden overgebleven."" + +»Al deze wateren waren nu, onder den algemeenen naam van Vroonwateren, +dat is te zeggen, vrij onbelaste wateren, bekend, en werden in den +jare 1433 door Hertog Philips van Bourgondië in erfpacht aan de stad +Leijden gegeven: zoo als te vinden is in het Groot Charterboek van +van Mieris, IV deel, pag. 1017." + +"Margaretha, weduwe van Graaf Willem VI, herhaalde deze uitgifte in +1434 en 1435, en Philips, Hertog van Bourgondië, stelde, in de maand +Junij 1451, orde, »dat die van Leijden in de gepachte vroonwateren +niet verkort of beschadigd zouden worden." + +»De stad Leijden namelijk had veel nadeel door het visschen van +bijzondere personen ontvangen, en nu beval Hertog Philips in gezegd +jaar 1451, wel uitdrukkelijk: »dat niemand in het gemelde water +zonder bewilliging van de stad Leijden zoude visschen, noch eenige +ruigte mogt snijden noch vervoeren, op zekere boeten, door den schout +van Leijden, van de overtreders te vorderen." Men leze de handvest, +bij van Mieris pag. 699." + +»Op dezen voet, bij welken de vrije of vroonwateren tusschen Leijden +en Haarlem nog geheel in eigendom aan den souverein verbleven, is +de stad Leijden, voor 75 Wilhelmus schilden, jaarlijks te betalen, +pachter geworden en gebleven, tot na de afzwering van Philips II en +de vestiging van dezen Staat, door Willem den Eersten." + +»En wat is toen gebeurd?--Ik bid U Ed. Mogenden hierop uwe aandacht te +willen vestigen: »toen is," zegt Van Mieris, Beschrijving van Leijden, +pag. 605, »het vroon tusschen Haarlem en Leyden, in het jaar 1583, +geheel aan de stad Leyden verkocht geworden, en die stad is sedert +in dat uitgebreide gebied door de Hooge Overheid gehandhaafd." + +»Dit is geen sprookje, mijne Heeren! geene onzekere overlevering: de +acte van verkoop is voorhanden, en te vinden in de Handvesten der stad +Leijden, door Van Mieris, in 1759, uitgegeven, pag. 705.--Het zij mij +vergund de belangrijkste periodes aan U Ed. Mogenden mede te deelen." + +»De akte is van den 31sten December 1583; boven aan leest men: +»Door den Prins van Oranje, de Ridderschap, Edelen en Gedeputeerden +van Holland, representerende de Staaten van 't Land, aan de stad +Leijden verkogt het vroon tusschen Haarlem en Leijden, &c. &c.--en +zij begint aldus:" + +»»Willem, bij der gratien Goodts, Prince van Orangnen, Grave van Nassou +&c. &c.--mitsgaders die Ridderschappen, Edelen en Gedeputeerden van de +steden van Hollandt, representerende de Staten van den selven Lande: +Doen te wetenen, dat naerdyen bevonden is de Domeynen van Hollandt, +in voorleden tyden, ende verscheyden jaeren successivelycken, zoo by +'t vercoopen ende versetten van dien, als belastinge van renten daer +op gestelt, zeer vermindert, becommert ende beswaert te zijn, in der +vougen, dat uyt die jaerlycxe vruchten ende incomsten derzelver de +voorsz. renten ende lasten daer op staende nyet en mochten worden +voldaen, waerdeur &c. Omme hier tegens te voorsien,--wy raetsaem +bevonden hebben, by zeeckere commissarissen, soo uyt de Edelen ende +Gedeputeerden van de steden, als uyt den Raide Provinciael--te doen +procederen, tot vercoopinge van diversche partyen van Domeynen. Welcke +commissarissen onder andere overcomen zyn met die Burgermeesteren, +ende Regeerders der stede van Leyden, als dat sy luyden in coope +hebben ende behouden zullen, ten behouve van heurluyden stede, de +partyen van Domeynen hier naer verklaert."" + +»»Eerst, d'erffpacht van vyff en 't zeventich Wilhelmus schilden, +verscheynende tot twee termynen 't jaer--die de voorschreven stede +jaerlycks schuldig is, van 't vroon tusschen Leyden ende Haarlem, +voor de somme van twee duysent achhondert ponden van XL grooten +Vlaemsch 't pondt:--Item, &c."--Vervolgende de akte, na de opnoeming +van andere verkochte recognitiën, thijnsen en regten, aldus: »Ende +alzoo de voornoemde stede van noode is daervan te hebben haerder +verseekertheyt, Onze open brieven daertoe dienende; soo ist, dat Wy, +hebbende de voorsz. vercoopinge voor aengeneem, ende willende te goeder +trouwe procederen mitte voornoemde stede, ende haer verseeckeren zoo +'t behoort, hebben denselven verkoft, gecedeert en getransporteert, +vercoopen, cederen ende transporteren bij desen, de voorsz. partyen +van Domeynen, hier vooren geroert, vry, zonder opstal van eenige +renten, omme deselye voor haer, off actie van haer hebbende, +in vryen eygendom te besitten ende gebruycken, sonder dat daervan +eenige nacoop, naestinge off lossinge zal mogen geschien.--Beloven +voorts de voorsz. coope by alle tractaten van peyse te houden staen, +ende te doen approberen, ende de voorn. stede--te garanderen vry, +costeloos ende schadeloos te houden van alle actien, aenspraken ende +pretensien, die selve ter cause van de voorsz. coope gemoveert sullen +mogen worden. Oock en sullen de voorz. partyen van domeyen bij geen +mesuren ofte delicten verbeurt mogen worden, ten ware d'eygenaer van +dien eenige verraderye tegen 't gemeen Vaderland aanrichte." Dat nu de +stad Leijden deze domeinen, zegt de acte, gekocht heeft, zal hierdoor +wel bewezen zijn, even zeer als het buiten kijf is, dat de stad zich +aan geene verraderije tegen het gemeene Vaderland heeft schuldig +gemaakt, en ze hierdoor kan verloren hebben; doch het blijkt ook, +dat zij de kooppenningen voldaan heeft, want de quitantie, in dato +14 November 1584, is bij Van Mieris, pag. 707, achter het bedoelde +stuk gedrukt." + +»Na deze lecture veroorloof ik mij nu deze eenvoudige vraag, quo +titulo de Hooge Regering, welker predecesseuren dezen verkoop gedaan +hebben, en tegen alle aanmaningen plegtig gegarandeerd, nu zonder +toestemming van den eigenaar dezer regten, tot het droogmaken van het +Meer, het doelloos worden van het verkochte, kan besluiten? Hoe zij +deze vergadering hiertoe kan willen doen medewerken? Is het eerste +gedeelte van art. 164 der grondwet dan zonder kracht geworden?" + +»En nu kan men niet over de uitgestrektheid van dit vroon twisten; +want van deze blijkt weder uit eene keure van den 28 Februarij 1594: +»duidelijk leerende, zoo als Van Mieris zegt, pag. 707, hoeverre zich +het vroon der stad Leyden uitstrekt, en uit welke wateren hetzelve +bestaat."" + +»De aanhef dezer keure luidt aldus:" + +»»Alsoo de stad Leyden in den jaere 1433 van H. M. Hertoge Philip +van Bourgongien, in der tyd Grave van Hollandt, het recht vercreghen +heeft tot de visserien van de Meeren, ghelegen aen verscheyden partien +tusschen Leyden, Haerlem, ende Amsterdam: ende sulcx van den selven +tyd aen, in geduyrighe ende vreedsamighe possessie, ende gebruyk is +gheweest, van de volgende wateren ende visscheryen, die men van oudts +mit eenen name ghenoemt heeft het vroon--als de Zyl, 't Zweylant, +de Norremeer, de Hemmeer, de Valckemeer, of 't Vennemeertgen, de +Spriet, de Kever, de Zeven, 't Hellegat, de Zassemeer, de Greveling, +de Aa, Huykersloot, de Cagermeer, de Astermeer, de Leydtschemeer, de +Haarlemmermeer, de Hellemeer, de Verremeer, de Stommeer, 't Griet, de +Brasemeer, de Oudeweteringhe, de Gooch, ende de Nieuweweteringhe.""-- + +»Hoe, in het vervolg van tijd, over die regten, over die bezitting, +is gedacht geworden, alsmede hoe onze voorvaders het bedijken en +droogmaken van het Meer beschouwden, is overtuigend te lezen uit eene +resolutie van de Groote Vroedschap der stad Leijden, van den 6den +October 1632 (bij van Mieris pag. 710), waarin deze woorden voorkomen: +»Hebben de H. H. Burgemeesteren van dese stadt Leijden, de Grote +Vroedschap derzelver stede voorgedragen dat--gemerkt de voorsz. Meeren +dese stadt in eigendom toebehooren, ende dat de bedijkinge van dien, +extreme groote schaden en interesten, jaa (dat Godt verhoede), den +geheelen ondergang van de voorsz. stadt soude konnen veroorsaaken, +of daarom niet goed en dienstig en ware in tijds vast te stellen, dat +voortaan op 't stuk van de bedijckinge der voorz. Meeren--van wegen +dese stadt niet en sal mogen werden gedelibereert nog geresolveert, +dan bij de voorsz. Vroedschappen, ende alle de leden van dien +tegenwoordig, of immers daartoe geconvoceerd zijnde: mitsgaders bij +eenparige stemmen van alle deselve, sonder dat overstemminge daarinne +plaatse sel mogen hebben." + +»Nu moet men niet zeggen, dat die Leijdenaren zich hieromtrent te +veel aanmatigden, en in deze resolutie, als getuigen in derzelver +eigene zaak, reprochabel zijn; want ook de regterlijke Autoriteiten +van dien ouden tijd erkenden en handhaafden de regten der stad op +'t vroon, zoo als weder te zien en te lezen is, door eene uitspraak +van commissarissen van den Hove van Holland, van Julij 1656, gegeven +tegen den Bailluw van Kennemerland, »welke meende geregtigd te zijn +het vischwant en de fuiken in de vroonwateren der stad Leijden, +met geweld te mogen weghalen. (Zie van Mieris pag. 713.)" + +»Ik vertrouw, dat U Ed. Mogenden, na de mededeeling dezer stukken, +mij toch zullen toestemmen, dat hier van iets meer, dan van verouderde +vooroordeelen quaestie is, en dat met zegel en brief kan bewezen +worden, dat zonder de stad Leijden hierin te kennen, naar regt en +billijkheid, niets behoort ondernomen te worden; ten zij wij weder +wilden terugkeeren tot die ongelukkige tijden, toen de dienaren van +Philips II, op de klagten onzer voorvaders over het schenden hunner +regten, geen beter antwoord wisten te geven, dan hun in derzelver +verbasterde taal toe te voegen: non curamus vestros privilegios." + +»Onze voorvaders, die reeds in 1617, daarna weder in 1632, over het +droogmaken der bedoelde plassen hoorden spreken, en deswege allerhande +plans zagen maken, overdachten deze zaak met ernst en bedaardheid, +en oordeelden haar van zoodanige veruitziende gevolgen, dat zij eene +resolutie namen, op den 14den November 1662, bij de Groote Vroedschap +der stad Leijden, »omme haar bij 't aankomen van ieder veertig (of +raadslid), na het doen van den eed in die qualiteit, voor te lezen +van namelijk niet te resolveren in het bedijken van de Leijdsche en +naast aangelegen meeren." (Zie van Mieris, pag. 714.)" + +»Ten slotte moet ik opmerken, dat de gestrengheid dezer resolutie +op den 13den Julij 1750 is opgeheven geworden, de leden der groote +Vroedschap van de gedane belofte toen zijn ontslagen, en wij sedert +dien tijd weder over het droogmaken van het Meer ons gevoelen te +Leijden vrijelijk mogen uiten." + +»Tot verdere toelichting, Ed. Mog. Heeren! dezer belangrijke +quaestie, moet ik hierbij voegen, dat even min als de bedoelde koop +kan betwijfeld worden, even min quaestieus is, wat in de bedoelde +regten aan de stad Haarlem, wat aan Leijden toebehoort.--Uit eene +overeenkomst toch, door de Regenten van beide deze steden op den 6den +November 1698 aangegeven, en almede bij van Mieris, pag. 715 en 716 te +vinden, blijkt, dat alleen aan de stad Haarlem de visscherij in het +Spieringermeer toekomt, terwijl het vroon van al de overige wateren +en plassen, het Haarlemmer- of Leijdsche-meer, geheel ten bate en +voordeele van Leijden kwam." + +"En is nu dit regt verloren gegaan, heeft men deze revenuen niet +geteld en ze soms laten varen?--In geenen deele, mijne Heeren!--De +stad Leijden is nog, tot op den huidigen dag, de belangrijke vruchten +van haren koop plukkende:--nog wordt de visscherij in de vroonwateren +door de stad Leijden gepacht, en brengt zij een bruto jaarlijksch +inkomen van f 2000 op;--tot op den huidigen dag staan, der stads regt +aanduidende, palen rondom de geheele uitgestrektheid van het Meer, +tot aan den ingang van het Nieuwe Meer toe, tot digt aan de poorten +van Amsterdam; nog tot op den huidigen dag is een lid van den Raad met +het Vroonheerschap te Leijden belast, en bestaat aldaar een speciaal +stedelijke opzigter over al de vroonwateren: en hetgeen mede opmerking +verdient, nog tot op den huidigen dag verleent de stad Leijden, tegen +betaling van zekere geldelijke retributiën, verlof tot het baggeren, +het uitdiepen dus van den grond zelven, in de vroonwateren der stad." + +»Ik moet vooronderstellen, dat deze facta, welke waarachtig zijn, +dat deze regten, op onloochenbare bewijzen steunende, aan de Hooge +Regering, hoe vreemd dit ook klinken moge, onbekend zijn geweest, en +zij vermeend heeft, dat dit groote water zonder vruchttrekkend eigenaar +was;--ware het anders mogelijk geweest, dat zij, onder de voordeelen, +welke gedurende de bewerking door het Meer zullen opgeleverd worden, +ook de verpachting der visscherij (zie no. 11 der beantwoording) +zoude opgenoemd hebben? Het zal toch moeijelijk zijn, weder tot de +verpachting eener visscherij over te gaan, waarvan de eigendom reeds +over meer dan twee eeuwen geleden door hare predecesseuren aan Leijden +is verkocht geworden, en welke visscherij reeds voor verscheidene +jaren door deze stad zelve is verpacht." + +»Ik trek uit dit alles deze conclusie, welke zeker niemand van +overdrijving zal kunnen beschuldigen:--dat men, alvorens tot de +bedoelde onderneming te besluiten, de laatstgenoemde stad in haar +belang had moeten hooren, en over de schadevergoeding, op welke zij +eventueel de gegrondste aanspraak maken kan, eenige opening had moeten +geven. Niets van dit alles is geschied;--men leze al onze stukken, +de meegedeelde memorie der Meer-commissie, nergens zal men eenige +vermelding van de bedoelde regten vinden, nergens eenig bewijs, +dat men hieraan gedacht heeft." + +»Evenmin als men de voorafgaande belangen der stad Leijden heeft +in acht genomen, evenmin heeft men het collegie van Dijkgraaf en +Hoogheemraden van Rhijnland opgeroepen tot het geven van zijn +advies, of verzocht zijne bedenkingen en raadgevingen in het +midden te brengen. Het is waar, dat twee Heeren ook Hoogheemraden +van Rhijnland zijnde, bij het besluit van den 7den Augustus 1837, +tot de commissie zijn geroepen;--doch het is tevens waar, dat die +commissie niet gemagtigd was met de belanghebbenden de quaestie over +het principe te onderzoeken, maar slechts geroepen, om een bepaald +eindontwerp dier droogmaking en eene begrooting van kosten op te +maken, terwijl het nog opmerking verdient, dat de Heer de Bruijn +Kops, een der twee Hoogheemraden, bij het besluit als Burgemeester +van Haarlem wordt aangeduid, en de Heer P. A. du Pui alleen met de +bijvoeging van Hoogheemraad van Rhijnland voorkomt, en, vreemd genoeg, +van het Bestuur, van de Regering van Leijden zelve, niemand bij de +commissie was geroepen.--Het mandaat, aan de Heeren leden gegeven, +was ook geheel personeel; het collegie van Dijkgraaf en Hoogheemraden +werd, volgens mijne berigten, met niets officiëel bekend gemaakt, +en het konde dus ook in geenen deele over de zaak zelve officiëel +met bedenkingen tusschen beiden komen." + +»Als wij nu echter nagaan, dat dit collegie meer dan zes eeuwen +lang het wijd uitgestrekte district van Rhijnland heeft beheerd, en +met zoo krachtige regten en privilegiën der oudste Heeren des Lands +is beschonken geworden, dat het maakt en verzorgt al de belangrijke +uitlozingen van deze vruchtbare landstreek,--dat het, onder zijn gebied +en surveillance, 268 watermolens, die alle op den boezem van deszelfs +district uitmalen, geplaatst ziet, waardoor van zijnen ingewikkelden +waterstaat, en het getal der polders op hetzelve uitlozende, te +oordeelen is; als wij nagaan, dat onder deszelfs bestier de sluizen +op halfweg Haarlem staan, welke men, volgens het gemaakte project, +met eene vierde opening wil vermeerderen en de reeds in den jare 1253 +aan hetzelve toevertrouwde sluizen op Sparendam, alwaar men ook eene +nieuwe bouwen wil, en eventueel, als het noodig bevonden wordt, een +stoomgemaal van 180 paardenkracht zal oprigten;--als wij bedenken, +dat onder deszelfs directie de sluizen van Katwijk behooren, waarvan +men den aan- en toevoer ook verbeteren wil;--als wij ons herinneren, +dat het de superintendentie over het geheele Meer voert, al de werken +ter beteugeling besteedt en bekostigt, en hieraan--om het cijfer, +door de Regering zelve opgegeven, te behouden--jaarlijks meer dan +f 30,000 te kosten legt,--dan mag ik zeker vragen, hoe men bij de +Regering heeft kunnen besluiten tot eene onderneming van dien omvang, +van dit gewigt, van zoo veel gevaar, zonder het genoemde collegie, +ik zal niet zeggen in deszelfs belang te hebben gehoord, want dat +belang is en kan niet anders zijn, dan dat van het algemeen, van de +grondeigenaars van Rhijnland, onder welke al de leden eene eerste +plaats bekleeden,--maar zonder met hetzelve alles bedaardelijk te +hebben gewikt en gewogen, zonder deszelfs voorlichting verzocht, +zonder deszelfs ondervinding geraadpleegd, zonder deszelfs bezwaren +te hebben uitgelokt? + +»Het klinkt schoon, Ed. Mog. Heeren! 16,600 bunderen water in +welige landsdouwen te herscheppen; het is aangenaam, zich, in den +drooggemaakten polder, fraaije bouwmanswoningen en vette landerijen en +dartelend vee voor te spiegelen, en niemand van Rhijnlands ingezetenen, +veel min het collegie van Rhijnland, zoude niet gaarne zeer veel +toebrengen om dit heerlijk tafereel te verwezenlijken en hunne +bundergelden, zoo door een groot accres van contribuerende deelgenooten +in deze gemeenschap, als door het wegvallen der onkosten, welke het +Meer jaarlijks veroorzaakt, aanzienlijk te zien verminderen. Doch die +verwezenlijking is, helaas! nog hoogst problematiek, en de vreeze, +dat deze onderneming, in stede van 16,600 bunderen water tot land +te brengen, de oorzaak zal zijn, dat meerdere duizende bunders goed +vruchtbaar land in het vervolg zullen bedorven worden, heeft ons +deze onderneming altijd, ik zeg niet met weerzin tegen de zaak zelve, +doch met schroomvalligheid doen beschouwen." + +»Tot verdediging van die schroomvalligheid hebben wij nu slechts het +rapport der staats-commissie zelve in handen te nemen, in hetwelk +wij met duidelijke woorden geschreven vinden, dat zij zelve niet +geheel gerust, niet zeker is »van den invloed, dien de droogmaking +van het Haarlemmermeer (dit zijn de eigene woorden van het rapport) +nog altoos op den stand van Rhijnlands boezemwater hebben zal, en de +noodzakelijkheid, die daaruit om tot het stichten van een stoomgemaal +van 180 paardenkracht te Sparendam over te gaan, mogt geboren worden, +hetwelk onder de bewerking eerst met volledige zekerheid zal kunnen +blijken."" + +»Let wel, Ed. Mog. Heeren! op deze woorden: onder de bewerking zal +eerst de invloed der droogmaking op den stand van Rhijnlands boezem met +volledige zekerheid kunnen blijken."--Maar dan zal het misschien veel +te laat zijn, dan zal de droogmaking begonnen, de geregelde waterloop +gestremd, de dijk gelegd zijn,--en wat zal er dan kunnen gebeuren, +indien die invloed eens zóódanig ware, dat geene stoomkracht van 180 +of meerder paarden het overtollige water tijdig genoeg, want hierop +komt het aan, zal kunnen aftappen?--Alsdan zullen de verst afgelegene +polders kunnen onderloopen, Rhijnlands algemeene waterstaat voor lang +bedorven zijn, en nieuwe poelen en meren de oude komen vervangen!" + +»Dit tijdig genoeg van het overtollige water verlost zijn, is het +voorname punt, waarop alles aankomt,--dat wordt door hen, die denken +alles met de stoomkracht te zullen kunnen dwingen, te veel over +het hoofd gezien: zij verliezen uit het oog, dat door de ringvaart +het water wel eindelijk in zee te Katwijk, of op Spaarndam of op +Halfweg kan uitgepompt worden, doch dat de weg, welken het water +nemen moet, te lang is, dat er te veel tijd verloren gaat, voordat de, +bij de droogmaking zoo zeer verminderde en versmalde toevoermiddelen, +het overtollige water bij de eindelijke uitlozing zullen aangebragt +hebben, en dat mitsdien die landerijen, welke in de verder afgelegene +hoeken van Rhijnland, achter den Rhijndijk en ten zuiden dier rivier +gelegen zijn, niet dan zóó laat in den zomer zullen droog geraken, +dat zij, geene voldoende vruchten kunnende opleveren, zullen moeten +verlaten worden." + +»Men schijnt hier geheel de lessen der praktijk, ons door het +Katwijksche kanaal en de aldaar gevestigde sluizen gegeven, te +vergeten: vier eeuwen lang sprak men over de weder-opening van den +mond des Rhijns bij Katwijk, tot verbetering, tot herstelling van +Rhijnlands waterstaat; de theorie sprak luid, en toonde, hoe alles met +die weder-opening zoude gered zijn: ten koste van millioenen schats, +waaronder Rhijnlands ingelanden lang zuchtten, werden die schoone +sluizen, de bewondering des vreemdelings, gesticht en het kanaal +gegraven,--en wat heeft nu de ondervinding geleerd? Dat de theorie +gefaald heeft; dat het nut, op verre na, niet zóódanig geweest is als +men gehoopt en gewacht had; dat zulke kanalen, waarbij in dit gedeelte +van ons laag gelegen land niet die voortstrooming kan plaats hebben, +welke het water snel doet uitloopen, maar zeer zwakke hulpmiddelen +zijn." + +Dáárin is vooral de bedenkelijkheid der onderneming gelegen, en het is +mij onmogelijk hier de openhartigheid niet te prijzen van den steller +van het rapport, die, door eene enkele periode, alle vroegere en +tegenwoordige bekommeringen over den invloed der onderneming volkomen +regtvaardigt. Ik hoop dan ook, dat die van onze geëerde medeleden, uit +de 5de sectie, die het bij het laatste proces-verbaal doen voorkomen, +alsof de Meer-commissie, »om Rhijnland te believen, de zaak voor +hetzelve smakelijk te maken en aan zijne vooroordeelen te gemoet te +komen, bepalingen in het plan had opgenomen, die afkeuring verdienen," +hieruit zullen ontwaren, dat men ook zonder met oude en belagchelijke +vooroordeelen behebt te zijn, veel zwarigheid in deze zaak vinden kan, +hoe weinig men ook genegen is hare wenschelijkheid te betwisten." + +»Ik noemde zoo even, met een woord, de Staten der provincie, alsmede +in deze, op eene onverklaarbare wijze, voorbij gezien, en beroep mij +op de art. 223 en 224 der grondwet, waarbij het toezigt over alle +indijkingen en droogmakingen aan de Staten der provinciën, binnen +welke zij gelegen zijn, verbleven is, om hieruit af te leiden, dat de +deliberatie over het al of niet ondernemen der droogmaking, welke toch +de basis der aanwijzing van de fondsen zijn moet, grondwettiger bij +de Staten der provincie dan bij de Staten-Generaal te huis behoorde." + +»Er ligt voor mijn gevoel iets stuitends in, om eens een ander +voorbeeld te kiezen, dat de Staten-Generaal zouden delibereren over de +al of niet droogmaking van het Sloter- of Tjeuke-Meer in Vriesland, +zonder dat de Staten dier provincie collegialiter van het plan en +de wijze van uitvoering eenige officiëele kennis zouden dragen: +het bevreemdde mij, nergens in de gewisselde en overgelegde stukken +eenig bewijs gevonden te hebben, dat de Staten van Holland over deze +onderneming zijn gekend geworden." + +»Bij dit alles, waarmede ik de geëerde aandacht van U Ed. Mogenden +reeds veel te lang heb bezig gehouden, zij het mij nog vergund, +met weinige woorden het denkbeeld te bestrijden, bij de antwoorden +der Regering, onder no. 12, aangegeven, alsof het nog eenigzins +twijfelachtig zoude zijn, waaronder de eventueel drooggemaakte polder +zoude behooren; men zegt namelijk, »dat dit later overeenkomstig de +bepalingen van de grondwet en de bestaande wettelijke verordeningen zal +kunnen worden uitgemaakt."--Dit kan en moet, dunkt mij, niet quaestieus +gesteld worden:--wanneer wij toch in dezelfde periode lezen, »dat de +uitlozing van den toekomstigen polder op den boezem van Rhijnland +zal plaats hebben," en wanneer wij, het oog op de kaart van het +hoogheemraadschap werpende, zien, dat de nieuwe polder geheel omgeven +zoude zijn van Rhijnlands werken, van Rhijnlands grondgebied, dan +gelooven wij, dat niet het interieure polderbeheer, het huishoudelijk +bestuur, maar die superintendentie, welke Rhijnland over al de polders, +in het hoogheemraadschap gelegen, uitoefent,--aan niemand beter en +geregelder dan aan dat collegie kan overgelaten worden.--Wat hier de +grondwet of andere bestaande wettelijke verordeningen anders leeren +kunnen, verklaar ik niet te begrijpen!" + +»Over het financiëel oogpunt, en de eventuëele voordeelen der +onderneming, zal ik in geene bijzonderheden treden. Ik wil alleen, +door mijn stilzwijgen, niet doen gelooven, dat ik de gevraagde som van +ruim 8 millioen voldoende acht; ik geloof integendeel, dat zij veel te +laag is genomen, en dat, om maar een enkel punt te kiezen, de enorme +dijk, welken men, ter afsluiting van het Spieringermeer, dwars door +het groote meer heen leggen wil, zóódanig kan tegenvallen, dat hierop +alleen misrekeningen voor tonnen schats kunnen plaats hebben.--Ik ben +overtuigd, dat wanneer men eens aan den gang zijn zal, het rubriek der +onvoorziene gebeurtenissen tot in het oneindige zal gechargeerd worden, +en merk hierbij op, dat bij het rapport zelf nog werken zijn opgenoemd, +als bijv. de duiker, welke tot inlating van water eventuëel in den +IJssel zoude gelegd worden, waarvoor geene kosten zijn uitgetrokken." + +»Ja maar," zegt men, »uit den verkoop van 16,600 overschoone bunders +land zullen al die extra-kosten, met de primitief uitgelegde 8 1/2 +millioen, gevonden worden. Leest slechts in de memorie van antwoord +der Regering, hoe »die dreigende waterplas, in vruchtbare velden +herschapen, door nijvere bewoners bevolkt, rijke producten zal +opleveren," en zijt dan overtuigd, dat de drooggemaakte bunders +het uitgeschoten kapitaal ruim zullen teruggeven.--Geloove dit die +wil, ik niet: ik kan het mij zelven niet wijs maken, wanneer ik de +geschiedenis naga van zoo vele droogmakerijen, als vroeger in ons +Gewest van Zuid-Holland ondernomen werden. Deze geschiedenis leert +ons, dat eerst bij de tweede en derde generatie van nijvere bewoners, +en nadat de eerste ondernemers zich bedorven en geruïneerd hebben, de +landen eenige waarde bekomen, en zij aanvankelijk zeer magere produkten +opleveren. Levendig herinner ik mij, uit de jaren toen ik als advokaat +te Leijden werkzaam was, hoe ik de nijvere pachters in de Nieuwkoopsche +droogmakerij voor de eigenaars der kavels heb moeten vervolgen, niet +ter verkrijging van eenigen billijken interest der betaalde gelden, +hieraan was niet te denken, maar tot bekoming van het noodige, om +de polderlasten aan te zuiveren; vele fiksche boerenwoningen heb ik +aldaar door eenen eigenaar zien stichten, bij wiens overlijden men, +tegen aanzuivering der achterstallige polderlasten en de kosten des +transports, woningen met de landerijen en al, bijna om niet konde +bekomen." + +»Nu waren al die vorige droogmakingen nog van beperkten omvang, in +vergelijking van die, welke bij het wetsontwerp wordt beoogd: vele +van deze werden door associatie van particulieren ondernomen, die +bij het bovenkomen der landen genoodzaakt waren dezelve in cultuur +te brengen:--maar hier, waar de Regering met 16,600 bunders dras +moerassig land, in kort opeenvolgenden termijn, zal voor den dag +komen, is het niet te gelooven, dat iedere bunder de waarde van f + 100--zal kunnen gelden, en het is eer te verzekeren, dat bijaldien +het Amortisatie-Syndicaat zóó lang zal moeten bestaan, totdat de +kapitalen, welke men hetzelve bij deze gelegenheid wil ontnemen, +uit de bedoelde onderneming zullen zijn terug gekeerd, de aanneming +van deze wet aan de bedoelde institutie tot een certificaat van het +ver uitgestrektste leven zal kunnen verstrekken [80]." + +»Over, enz." + +De vijfde spreker was de Heer Mr. Frets, welke zeide: + +»Over het uitdroogen van het Haarlemmermeer en over andere werken +spreek ik niet. Het wenschelijke van een en ander is in mijne oogen +groot: maar niet genoeg, om daarvoor het minder wenschelijke van den +geprojecteerden spoorweg ter zijde te stellen. Indien de Regering +had kunnen goed vinden om de onderwerpen te splitsen, had ik daarover +een afzonderlijk oordeel kunnen uitbrengen [81]." + +De Heer op den Hooff liet zich over dit onderwerp dus uit: + +»Over de droogmaking van het Haarlemmermeer zal ik niet spreken, ik +laat dat aan andere leden over. Een geacht spreker uit Leyden heeft +ons daarover veel gezegd, wat mij toeschijnt opmerking te verdienen." + +»Ik twijfel verder met een gedeelte der vijfde afdeeling, waartoe ik +de eer had te behooren, of, wanneer men daartoe mogt overgaan, de zaak +niet met inbegrip der Spieringmeer op eene betere en min kostbare +wijze zou kunnen worden uitgevoerd, dan nu is voorgesteld.--.--Ik +eindig, Ed. Mog. Heeren! met den opregten wensch, dat het tegenwoordig +ontwerp van wet,-- --weldra wederom geheel of gedeeltelijk, en wel +gesplitst, veranderd en gewijzigd, aan deze vergadering moge worden +aangeboden, en dat hetzelve alsdan de goedkeuring moge wegdragen,-- + -- --waardoor het belang van het Vaderland, naar mijne overtuiging, +zal worden bevorderd [82]." + +De Heer Sandberg zeide, »dat hij tegen het droogmaken van het +Haarlemmermeer enz. zou moeten stemmen, vermits de gelden uit de bij +de wet voorgestelde 30 millioen zouden moeten worden besteed [83]." + +De Heer Backer »betwistte de nuttigheid en het voordeel niet, +dat eenmaal de droogmaking van het Haarlemmermeer aan Holland zal +toebrengen, maar vond zwarigheden in de financiëele schikkingen, die +de Regering tot het volvoeren ook van deze onderneming voorstelt. Ook +had hij wel gewenscht, dat men het voornemen om het Meer droog te +maken, nog eenigen tijd had vertraagd, totdat over deze zaak meerder +licht zoude zijn verspreid; dat men met de opiniën der onderscheidene +belanghebbenden meer bekend zal zijn geworden, en de betrekkingen +tusschen den droog te malen polder en Rhijnland beter geregeld zouden +zijn [84]." + +De Heer van Reenen behandelde dit onderwerp uitvoerig en zeide +hoofdzakelijk: + +»Met blijmoedige dankbaarheid vernamen vele inwoners der polders, +welke sedert zoo vele jaren geteisterd zijn geworden door het dagelijks +toenemend geweld van het Haarlemmer-water, dat de beveiliging tegen +hetzelve een onderwerp uitmaakte van de zorg des Konings. Gedurende +ruim twintig jaren had ik het bestuur over een poldertje, dat op zich +zelf klein is, doch al de nadeelen gevoelt, welke de omliggende polders +van Sloten door het Haarlemmermeer-water lijden. Natuurlijk waren +dus de lotgevallen van die landstreek en de geweldige uitwerkingen, +welke het Haarlemmermeer, bij westelijke en zuid-westelijke winden, +op dezelve uitoefent, zoowel als de middelen om dien geduchten +vijand te weren, een punt bij mij van gedurig onderzoek. Ik zag, +dat de geschiedenis en de physieke aard der gronden zelve bewijzen, +hoe groot het gevaar is, dat van dien kant eene landstreek dreigt, +welke, tusschen het Meer en het IJ gelegen, boven de 18000 guldens in +de grondbelasting van het Rijk draagt; aan Rhijnlands bundergeld meer +dan 9600 guldens opbrengt; jaarlijks groote sommen tot polderlasten +moet dragen; en geene hulp van Rhijnland ontvangt in deszelfs +verdediging tegen het Haarlemmermeer. De verwoestingen, welke die +plas in de aan denzelven grenzende polders, zoowel in vroegeren tijd +als in de laatste jaren, en ook onlangs in 1837 heeft aangerigt, +zijn te wèl bekend, dan dat ik de oplettendheid van U Edel Mogenden +zoude behoeven te vermoeijen met eene beschrijving der rampen, die +dezelve, ten gevolge der jaarlijks toenemende kracht van dat water, +op verschillende tijden hebben geleden." + +»Groot was de hoop van die polders en van vele ingezetenen des lands, +die zoo dringend van de Hooge Regering hulp hadden afgesmeekt, toen +zij vernamen, dat de droogmaking van het Meer, welke zij als het +éénige middel tot het bewaren van een belangrijk gedeelte des Rijks +beschouwden, het onderwerp van een voorstel van wet uitmaakte." + +»Ook ik verheugde mij, dat zoo doende, nu, terwijl het nog tijd is, +een maatregel zoude worden genomen, die, indien dezelve vroeger +had plaats gevonden, kostelijke landen en dorpen zoude hebben +bewaard en het nutteloos verspillen van vele schatten zoude hebben +uitgewonnen: doch die ook nu nog ten minste het gevaar kan wegnemen, +dat, wel in een verwijderd, doch niettemin physiek zeker verschiet, +duizende bunders land, verscheidene dorpen, ja zelfs de hoofdstad +bedreigt: het gevaar namelijk, dat het Haarlemmermeer, vereenigd met +de Veenplassen en het IJ, eene zee zouden daarstellen ten Zuiden en +Westen der hoofdstad, weinig minder dreigende en gevaarlijk dan die, +welke ten Noordoosten dier stad is gelegen. Wat daarvan de gevolgen +zouden zijn, moge de geschiedenis van het ontstaan der Zuiderzee en +van het Haarlemmermeer beslissen." + +»Maar groot was mijne teleurstelling, toen ik, het ontwerp van +wet inziende, en de medegedeelde stukken omtrent de droogmaking +onderzoekende, bevond, dat die wet door mij niet kon worden aangenomen: +niet alleen uithoofde van de middelen, waaruit de kosten gevonden +zouden worden; maar ook om de wijze, waarop het droogmaken van dien +plas werd voorgesteld, daar deze het gevaar van die noordelijke +polders en van de hoofdstad niet alleen niet afweert, maar in zeker +opzigt vermeerdert, door het niet droogmaken van het Spieringmeer. Ik +zal thans niet treden in andere bedenkingen tegen het werk, zoo als +het voorgesteld wordt, noch aanwijzen, hoe de bezwaren kunnen worden +weggenomen; want de zaak, op welke het heden voornamelijk neder komt, +is het financiëele punt." + +»Gaarne had ik gezien, enz." + +»Indien ik mij overigens met de wet konde vereenigen, zoude ik den +spreker uit Leijden op zijne gemaakte bedenkingen in het breede +antwoorden. Ik ben zóó zeer overtuigd van zijn verlicht oordeel +en rondborstig karakter, dat ik geenszins twijfel, of hij zoude +toestemmen, dat de door hem gemaakte bedenkingen het droogmaken van +het Haarlemmermeer niet behooren tegen te houden, indien dit op goede +grondslagen ondernomen kan worden; eenige aanmerkingen moet ik evenwel +ook thans maken." + +»Uit oude stukken toont ons de spreker, dat aan Leijden het vroon +van vele meertjes in oude tijden door de souvereinen dezer landen +is geschonken en dat vervolgens titulo oneroso anderen door die stad +zijn verkregen. Maar welk regt is verkregen? Niet het eigendoms-regt, +maar de visscherij: dit blijkt uit de door dien spreker aangehaalde +oorkonden zelve [85]. Ook was het de gewoonte der Graven in dien tijd, +dit weten wij ook uit andere voorbeelden, niet om het eigendoms-regt +op die wateren aan iemand te schenken, maar om de visscherij aan +gemeenten, kerken of pieuse instellingen, ter verpachting, toe te +staan: zoo is ook in dien tijd de visscherij in het Sloterdijkermeer +aan de kerk te Sloterdijk geschonken: en evenwel heeft dit niet belet, +dat de Staten van Holland en West-Vriesland, op den 7den December 1641, +octrooi hebben verleend tot het droogmaken van dien polder. Deze +is dan ook sedert dien tijd in zeer vruchtbaar land veranderd, +doch thans weder, ten gevolge der stormen van 1836 en 1837, in een' +waterplas herschapen, met welks droogmaking men bezig is." + +»Maar hoe het ook zij: uit het regt, dat Leijden heeft op een +gedeelte van het Meer, volgt niet, dat het droogmaken van dien plas +ongeoorloofd zoude zijn; maar, dat het droogmaken niet behoort te +geschieden, zonder behoorlijke schadeloosstelling. Of zoude men, +om eene visscherij te behouden, welke 's jaarlijks, volgens den +spreker, twee duizend guldens opbrengt, geheele landstreken aan een +wis verderf moeten overgeven en eene stad als de hoofdstad des Rijks +in het grootste gevaar moeten brengen? En dit toch zal eenmaal het +geval zijn, indien het Haarlemmermeer niet wordt beteugeld. Zoo ooit +onteigening ten algemeenen nutte billijk en regtvaardig is, dan is +zij het in dit geval." + +»Het verdient hier opgemerkt te worden, dat vele van die meertjes, +welke de spreker heeft opgenoemd, niet op de kaarten, die in later tijd +gemaakt zijn, gevonden worden; waarschijnlijk heeft het inéénloopen +van sommigen derzelve het Leijdsche meer doen ontstaan, even zoo als +dit vroeger door welige landsdouwen van de meer noordelijk gelegen +meren afgescheiden, naderhand met dezelve in één is gesmolten, zoodat +het Leijdsche meer in vervolg van tijd ook met het Haarlemmermeer, +met het Oudemeer en het Spieringmeer vereenigd zijnde, meer en meer +tot het IJ is genaderd en thans dien geduchten plas uitmaakt, over +welken wij handelen." + +»Het is waar, hetgeen de spreker zegt, dat reeds zoo dikwerf de +klagten over het gevaarlijke van dat Meer zijn opgerezen, dat men +bijna twijfelen zoude, of dat gevaar wel zoo groot zij. Maar juist dat +herhalen dier klagten bewijst het gevaar; want dit bewijst, dat de +landerijen, welke in de golven zijn verzonken, niet in ééns en door +eene groote en onvoorziene omwenteling der natuur zijn vernietigd; +maar door de langzamerhand voortgaande uitbreiding dier wateren. Zoo +dikwerf als zware stormen in de waterkeeringen doorbraken en verlies +van land veroorzaakten, werden die klagten opgeheven. Wanneer de +wateren wederom geweken, de waterkeeringen óf hersteld óf met de +vóórliggende landen verdwenen waren en de eigenaars derzelve het +verlies, als door eene vis major veroorzaakt, hadden moeten dragen, +dan, ja, zwegen die klaagstemmen voor het oogenblik; maar nieuwe +rampen deden nieuwe klagten ontstaan, en nieuwe landeigenaars deden +op nieuw dezelfde klagten hooren; doch ook dán werden deze stemmen +wederom gesmoord. Intusschen bleef de vijand niet rusten, zijn geweld +vermeerderde met zijne uitbreiding: de dorpen Nieuwerkerk, Rijk en +Vijfhuizen verdwenen; de visscherij moge er bij gewonnen hebben; +maar het gevaar werd hoe langer hoe grooter. In de vorige eeuw was de +Akerweg nog tot waterkeering dienende tegen het Meer; het herstellen +der doorbraken in denzelven, en van de waterkeering, werd toen door de +landmeters van Rhijnland begroot op f 140,400 of f 188,660, naar mate +dat het werk meer of minder volkomen zoude zijn. Doch men heeft toen +tot andere min kostbare maatregelen de toevlugt genomen:--die Akerweg +is geheel vernield,--vóór- en achterliggende landen zijn verdwenen: +wij zien omtrent den Osdorper-weg, die veel meer noordelijk gelegen, +toen een binnenweg was, thans dezelfde zwarigheden ontstaan;--wij +zagen dien ook verschillende malen dóórbreken, en wij zagen het +Haarlemmermeer de landerijen en noordelijke polders tot aan de poorten +van Amsterdam en den Haarlemmerweg met groot geweld innemen." + +»Aan den Koning, aan de Staten van het gewest, aan Rhijnland is +hulp verzocht tegen het gevaar, waarin het land, tusschen het IJ +en het Haarlemmermeer gelegen, verkeert. De Koning, de Staten van +het gewest hebben zich hulpvaardig betoond: ook de onderhavige wet +is een bewijs van de gezindheid der Hooge Regering om te helpen; +maar de wijze, waarop het droogmaken van het Meer wordt voorgesteld, +is niet voldoende, om het gevaar te weren. Ook behoeft men hier geene +proefnemingen te doen, waar men zich met genoegzame zekerheid tegen +de kwade gevolgen, welke uit de onderneming voor Rhijnlands boezem +gevreesd worden, kan waarborgen. Het gevaar, dat men in het verkleinen +van dien boezem door het droogmaken van het Meer veronderstelt, moet +door andere middelen worden weggenomen, dan door het onaangeroerd +laten van het Spieringmeer; want om dit aan die bedoeling te doen +beantwoorden, zoude het voor de polders, die tegen den Haarlemmerweg +gelegen zijn, en voor den toekomstigen polder zelven, dubbel gevaarlijk +worden. Ik eindig dus met den wensch, dat, welke ook de gevolgen +van het tegenwoordig ontwerp van wet zijn, het Z. M. den Koning moge +behagen, dit punt in bijzondere overweging te nemen [86]". + +De tiende spreker was de Heer Druyvensteyn, welke aldus sprak: + +»Dat ik mij verpligt vinde mijne stem aan het voorgedragen wetsontwerp, +tot uitgifte van losrenten ten laste van de overzeesche bezittingen, +tot het doen van voorschotten voor openbare werken te ontzeggen, +is niet om mij daardoor te verklaren tegen het aanleggen van +spoorwegen, veel minder om mij te verzetten tegen het droogmaken van +het Haarlemmermeer, en zelfs niet om aan de Regering de gelegenheid +te ontnemen, door bijdragen, verschillende werken van algemeen nut +en belang te helpen verbeteren, maar, al in de eerste plaats, omdat +ik het oogenblik, waarin wij zijn, voor dergelijke belangrijke werken +niet gelukkig gekozen vind, en een verwijl, al ware het dan ook maar +van korten duur, wenschelijk en voorzigtig beschouw, en ten andere, +maar ook bepaaldelijk, omdat ik mij met het aangewezen fonds niet +kan vereenigen." + +»Of een spoorweg in ons land enz." + +»Wat de droogmaking van het Haarlemmermeer betreft, hoe vele ontwerpen +zijn daartoe niet reeds gemaakt, met Leeghwater en welligt reeds +vroegere te beginnen; hoe vele wenschen zijn daartoe gedaan; hoe +dikwerf is het noodzakelijke aangetoond, en hoe is dit Meer, onder +het maken van al die plannen en berekeningen, uitgebreid, in werking +en kracht toegenomen, en hoe zal hetzelve eindelijk bij zoodanigen +voortgang gevaarlijk worden en eene droogmaking gebiedend vorderen?" + +»Ik ben zeer voor het droogmaken van het Haarlemmermeer, en behalve +het hiervoren gezegde, vereenig ik mij met de woorden der Regering +in de eerste antwoorden op dit onderwerp gegeven, dat de keus niet +twijfelachtig kan zijn, dezen uitgestrekten en dreigenden waterplas +in vruchtbare velden herschapen te zien; maar ik verschil van opinie +omtrent de wijze van uitvoering: ik wenschte de onderneming aan +partikulieren toebetrouwd te zien en, om daarbij eens in den geest +van het onderwerp in eenen landelijken zin te spreken, bezig ik het +spreekwoord: wien de koe behoort vat ze bij de hoornen. Bij eene +eigen onderneming wordt die spreuk met ernst voor oogen gehouden, +en de bewustheid van voor het groote kantoor te werken leidt niet +tot nuttelooze kosten." + +»In Noordholland zijn in vroegere eeuwen veertig, en welligt meer, +zoo groote als kleine waterplassen, door particuliere ondernemingen +in land herschapen, en mogen wij hierin den ondernemenden geest onzer +voorvaderen opmerken, het tegenwoordig geslacht mag er ook op roemen, +dat de moed voor groote zaken nog niet is verloren, en het droogmaken +van het Haarlemmermeer nog geen onderwerp is om tegen op te zien; +maar door ondervinding wijs geworden, kan zoodanige onderneming niet +onvoorwaardelijk plaats vinden: bijna alle droogmakingen, ten minste in +Noord-Holland, hebben, zelfs bij de geringere arbeidsloonen en bij zeer +lage prijzen der levensmiddelen, óf eene ongunstige óf hoogstens eene +zeer matige uitkomst opgeleverd, en bij eene vrij zeker schadelijke +uitkomst, zoo als bij de droogmaking van het Haarlemmermeer toch +wel het geval zal wezen, zoude de onderneming door particulieren, +zonder gunstige conditiën, eene dwaasheid zijn." + +»Maar de Regering kan hierin te gemoet komen: laat dezelve voor deze +droogmaking, ook met inbegrip van het Spieringmeer, dat, zoo ik mij +niet vergis, ook het idee der commissie is, eene billijke bijdrage +aanbieden, vrijdommen verleenen en al wat tot deze zaak wenschelijk +kan zijn, gemakkelijk maken, en daartegen bepalingen vasthouden, +die van de zijde der Regering niet verloren mogen gaan." + +»Zoo zal bij voorbeeld Rhijnland in deszelfs bestuur en regten +bescherming behoeven, het zal van belangrijke bezwaren ontheven, +maar ook met andere moeten belast worden; voor de ontlasting +van het boezemwater, dat zich op een' veel kleineren omtrek zal +beperkt vinden, zal met naauwgezetten ernst moeten gezorgd worden; +de landerijen, die aan dezen verkleinden waterboezem zullen grenzen, +en na de bedijking van het Meer als oude landen zullen voorkomen, +zullen welligt tegemoetkoming behoeven voor het aanleggen, verhoogen +of verzwaren hunner waterkeerende dijken; de plaatsing der watermolens +en stoommachines, de verbetering en vermeerdering van sluizen, zal +niet naar willekeur moeten geschieden; het getal der beide eerste +zal aanvankelijk onzeker, maar nader in verband met de blijkbare +behoefte worden vastgesteld, en meer dergelijke zaken, als door de +ondervinding zullen aangewezen worden, noodzakelijk te zijn." + +»Onder het voorbehoud van alle zoodanige bepalingen aan de zijde der +Regering, zal het Haarlemmermeer worden drooggemaakt, zonder andere +belangen te kort te doen of te benadeelen, en hoe hoog de bijdrage +der Regering ook moge worden bepaald, ze zal niet onzeker en altoos +minder zijn, dan de kosten eener eigene onderneming; de regten van +Rhijnland zullen bewaard, de belangen der omgelegen landen zullen +beschermd worden, een gevaarlijke plas zal niet meer bestaan, en aan +het algemeen belang wordt eene hoogstwenschelijke en nuttige bijdrage +gebragt.--Ik herzegge, aan het algemeen belang, want de provincie +mag er door verbeteren, en van de mogelijkheid eener gedeeltelijke +overstrooming bevrijd worden, maar 's Rijks kas alleen zal éénmaal, al +moge zulks nog verre verwijderd zijn, de vruchten van het drooggemaakte +Meer plukken." + +»Wat eindelijk het laatste gedeelte der wet betreft, enz. [87]." + +Hierop volgde de Heer de Bordes, welke zeide: + +»Wat het droogmaken van het Haarlemmermeer betreft, ben ik overtuigd +van al het heilzame van hetzelve, en ik erken tevens, dat dit gedeelte +van het ontwerp van wet zich om zeer vele redenen, uitgedrukt in de +memorie van toelichting van het Gouvernement, aanbeveelt." + +"Het betoog van het geëerd lid uit Leijden voor het uitsluitend +regt van de genoemde stad op het Haarlemmermeer, hetzij dan op den +grond van hetzelve, hetzij op de visscherij in dien waterplas, uit +oude stukken ontwikkeld, is mij zeer belangrijk en wetenswaardig +voorgekomen;--maar wanneer ik ook bij nader onderzoek dier stukken +eene nog meer volledige overtuiging van dat regt mogt verkrijgen, +zoude het voor mij geene genoegzame beweegredenen opleveren, omdat naar +mijn inzien het regt der stad Leijden dan gelijk zoude staan met alle +andere particuliere eigendommen, die tot bevordering van algemeen nut, +behoudens eene billijke schadevergoeding, onteigend kunnen worden." + +»Doch, hoezeer ik dan aan de eene zijde overtuigd ben van het +nuttige der zaak, gevoel ik aan den anderen kant de billijkheid, +dat een werk van zoo veel nut voor deze provincie, en waarbij het +Hoogheemraadschap van Rhijnland ook zoo zeer betrokken is, niet +uitsluitend worde daargesteld ten, koste van de algemeene schatkist." + +»Het is wel waar, de voordeelen, welke uit die droogmaking zullen +voortvloeijen, zijn niet alleen eigen aan de provincie Holland, +maar ook de algemeene Staat heeft er belang bij, om die gevaarlijke +binnenlandsche zee uit het midden van den vaderlandschen grond te +doen verdwijnen; doch dat belang is toch meer bijzonder dat van het +gewest, waarin die waterplas zich bevindt, en vooral ook dat van het +Hoogheemraadschap, hetwelk daardoor zal bevrijd worden van de groote +kosten, die de beveiliging van de oevers van het Haarlemmermeer +jaarlijks vordert." + +»Ik zoude derhalve met velen mijner medeleden instemmen, dat wel de +Rijks schatkist zich met een aanzienlijk gedeelte van de vereischte +kosten bezwaren kan, maar meen tevens, en wel vooral ook, omdat +de toestand van 's lands kas zoo veel uitsparing vereischt, dat de +mede-geïnteresseerden in die kosten moeten deelen." + +»En daar ik dit in de concept-wet niet aangetroffen heb, en vooral +ook, daar ik voor de algeheelheid der kosten hetzelfde fonds vind +aangewezen, hetwelk ik voor den ijzeren spoorweg moet afkeuren, +heb ik ook gemeend aan dit aangelegen werk, hoe wenschelijk op zich +zelf, mijne stem niet te kunnen geven;--moetende ik daarbij aan de +beoordeeling van meerkundigen overlaten, in hoe verre de geprojecteerde +uitvoering van het ontwerp aan gegronde bedenkingen, of aan die, +welke wij in deze zitting hebben hooren aanvoeren, onderhevig is, +en of de raming der kosten als voldoende kan worden geacht." + +»De wijze van voorziening in de vereischte kosten belet mij ook te +stemmen voor de werken van verschillenden aard, en ik oordeel tevens +met de afdeeling, tot welke ik behoord heb, dat die werken in de +wet zelve hadden behooren uitgedrukt te worden, en dat ten aanzien +der kosten, voor ieder derzelve vereischt, eene afzonderlijke opgave +van hetgeen de algemeene lands-kas daarin zoude behooren te dragen, +in de wet had behooren gevoegd te worden." + +»Eene geregelde toestemming der Staten-Generaal in deze buitengewone +credieten scheen mij zulks te vorderen." + +»Het alles te zamen trekkende, is het dus niet, omdat ik het nuttige +der voordragt niet gevoel, maar om den vorm, waarin hetzelve is +voorgesteld, en vooral om de wijze van voorziening in de benoodigde +kosten, dat ik mij gedrongen zie Zijne Majesteit eerbiedig te verzoeken +deze wet in nadere overweging, te nemen [88]." + +De Heer van Hoorn van Burgh »achtte de droogmaking van het +Haarlemmermeer hoogst wenschelijk en heilzaam, en wees bij het betoog +hiervan vooral ook op de polders van Woubrugge en anderen, die nog +onder de gevolgen zuchtten der stormen van November en December 1836, +en de daardoor veroorzaakte overstroomingen van het Haarlemmermeer. De +vermenging echter van twee ongelijksoortige onderwerpen en het +onraadzame der voorgedragen financiëele maatregelen, deden hem tegen +de wet stemmen [89]." + +De Heer Repelaer zeide: »Wat het droogmaken van het Haarlemmermeer +aangaat, hoe wenschelijk die zaak op zich zelve ook beschouwd moge +worden, en in de gevolgen van belang voor het Rijk moge zijn, zoo +doet zich echter alhier de vraag op, of het raadzaam is, zoodanige +onderneming juist in de tegenwoordige omstandigheden te beginnen: +indien er toch geen periculum in mora bestaat, zoude men dan die +bewerking niet tot geschikter gelegenheid kunnen uitstellen? zijn er +zoodanige dringende redenen aanwezig, welke de droogmaking van dat +Meer zonder uitstel en gebiedend vorderen; waarom dan dezelve, het zij +met eerbied gezegd, aan deze vergadering niet kenbaar gemaakt? Mogten +er echter geene zoodanige overwegende redenen bestaan, ware het dan +niet beter een gunstiger tijdstip daartoe uit te kiezen [90]?" + +De veertiende spreker was de Heer Hooft, welke dus sprak: + +»Ik was voornemens, om een uitgebreid advijs uit te brengen over de +onderhavige wet; maar toegevende aan het verlangen van vele leden en +in aanmerking nemende de lang gerekte aandacht van U Edel Mogenden, +waarvan ik geen misbruik wil maken, zoo zal ik, daar vele van mijne +bedenkingen reeds door andere leden zijn opgenomen, verder van het +woord afziende, mij alleen bepalen tot één punt, waartoe ik mij +verpligt gevoel. Daar het U Ed. Mogenden bekend is uit de stukken, +welke wegens het Haarlemmermeer zijn medegedeeld, dat ik behoord +heb tot de commissie, welke daarover rapport heeft uitgebragt, +en als strijdig met de bemoeienissen dier commissie, voor dezelve, +maar vooral voor de Regering, welke die commissie heeft benoemd, +eenigzins grievend is voorgedragen, namelijk alsof het Bestuur van +Rhijnland ten deze niet ware gekend; iets dat niet alleen in de +afdeelingen, maar ook bij de beraadslaging van heden, en wijders +in een adres aan deze Kamer gerigt en in de dagbladen opgenomen en +publiek geworden, is beweerd: hierover nu moet ik U Ed. Mogenden +zeggen, dat op gevraagde voordragt van Rhijnland door Z. M. de Heer +du Pui, Secretaris van de stad Leijden, in die commissie is benoemd +geworden, even als de Heer de Bruyn Kops, Burgemeester van Haarlem, +welke ook is lid van het Bestuur van Rhijnland, zoodat twee leden van +dat Bestuur in de commissie zitting hadden; dat die Heeren, even als +ik voor Amsterdam daarin zitting hebbende, met ruggespraak met onze +committenten hebben gehandeld, zoodat die Heeren den Heer opzigter van +Rhijnland, Hanegraaff, in onze deliberatiën en ter visie der stukken +hebben medegevoerd, zoowel als ik een' deskundige uit de hoofdstad; +dat al de bezwaren van Rhijnland tegen het ontwerp der droogmaking zijn +overwogen en geweken, voor het namens dat Bestuur aan onze commissie +ingeleverd en door dezelve in deszelfs geheel overgenomen plan met +teekening en raming van kosten voorzien, (thans nog ter inzage op de +griffie van deze Kamer liggende), van de geprojecteerde verbeterde +uitwatering te Katwijk; en dat wijders het bij onze commissie ook +door mij sterk aangedrongen voornemen om de droogmaking van het +Spieringmeer aan te raden, is opgegeven, alleen toen wij de zekerheid +meenden te hebben, dat bovengemelde medewerking van Rhijnland getuigde +van de goede gezindheid ten deze van dat Bestuur, en hetzelve daardoor +genoegzamen waterboezem erkende te hebben." + +»Na al dat aangevoerde, laat ik het beoordeelen, of Rhijnland al dan +niet gehoord is, over aan de natie. Ik heb gezegd [91]." + +In de Nederlandsche Staats-Courant van den 21 April 1838, No. 95, +heeft de Heer Hooft dan ook de redevoering, welke hij had vermeend +in de Kamer uit te spreken, doen drukken; ik neem uit dezelve hier +over hetgeen tot het Haarlemmermeer betrekking heeft en aldus luidt: + +»Heb ik iets gezegd over de ijzerbaan, althans zullen U Edel +Mogenden dit van mij verwachten van het Haarlemmermeer, eene zaak, +die ik daarentegen gaarne derzelver beslag zag verwerven, door deze +hoogst gevaarlijke en al meer en meer toenemende vernielingskracht +uitoefenende binnenlandsche zee te zien droog gemaakt en herschapen in +eene welige vlakte, waartoe de wensch van allen, die de zaak kennen, +zich zoo ernstig uitstrekt; en ook daaronder mag ik mij rangschikken, +zoowel als grondeigenaar, alsook als belastingschuldige van Rhijnland, +en vermeen dus mijne stem in die betrekking, met mijne mede-slagtoffers +van de woelingen van dat Meer, zoowel voor de droogmaking te mogen +verheffen, als andere bunderpligtigen aan Rhijnland, die tot dus verre +gespaard zijn, er tegen willen spreken. Maar, Ed. Mog. Heeren! wat +zal ik al veel bijvoegen bij hetgeen staat in het u bekend rapport +der commissie van onderzoek deswege, waar ik de eer gehad heb +van mijne teekening onder te stellen, en dat het noodzakelijke, +het uitvoerlijke, en, in één woord, het aannemelijke daarvan vrij +overtuigend moet bewijzen." + +»Ik beken, dat ik gaarne gezien had, dat deze onderneming zich ook had +kunnen uitstrekken over het zoogenaamde Spieringmeer; maar toegevende +in dezen aan de zwarigheden, die zich in de uitvoering opdeden bij +een zeer gewigtig waterbestuur in die streken, welks medewerking veel +waard was en waarvan de tegenwerking niet verkieslijk was, zoo heb +ik dat stuk geteekend in de volle verzekering, dat het Bestuur van +Rhijnland, waarvan twee leden het rapport mede geteekend hebben, en +na gehoudene ruggespraak met hunne medebestuurders, aan die commissie +hoogst belangrijke hulpmiddelen hebben gesuppediteerd en door deze +zijn overgenomen;--ik beroep mij, om niets meer of anders te noemen, +op het project met teekening en raming van de uitbreiding van het +Katwijksche kanaal, ter griffie dezer Kamer in natura aanwezig en +door Rhijnlands Bestuur opgemaakt, aan de commissie overgegeven: +is dit hooren van dat Bestuur, of is het dit niet? (Ik vraag dit +tot wederlegging van het ongegronde van den kreet, alsof dat Bestuur +onkundig van de zaak was).--Zoo heb ik, zeg ik, dat stuk geteekend, +al wordt de droogmaking niet zoo volledig als ik die wenschte: andere +leden dier commissie met mij het wenschelijke van het droogmaken van +het Spieringmeer opgegeven hebbende, alleen omdat wij op Rhijnlands +medewerking staat maakten. Maar ik zie, dat ik uit ijver voor de +zaak te verre ga, en mij inlaat in eene aanprijzing van dezelve, +die minder het onderwerp onzer beoordeeling moet zijn: de vraag, +of er gelden uit de schatkist voor moeten gegeven worden, is alleen +van onze competentie, en ja antwoord ik daarop." + +»Het is geen werk voor nageburen of omliggende grondbezitters, +deze zijn reeds óverbelast in al de Rijks lasten: dit is één- en +andermaal bewezen, toen wij over de grondlasten beraadslaagden; +deze zijn bovendien nog zóódanig gedrukt door molen-, polder- +en andere ongelden, dat abandonneren van hunne bezittingen eerder +het voornemen zoude zijn, dan nieuwe lasten te dragen; met grond +dus mag men 's Rijks hulp in dezen zoo goed vragen en verwachten, +als wij jaarlijks andere provinciën, zoo als Zeeland en Overijssel, +in verhouding tot de overige, overwigtige aandeelen zien trekken bij +de begrooting in de waterwerken van het geheel; en let men er dan op, +aan wie de eindelijke voordeelen van de opbrengsten der drooggemaakte +gronden zullen baten, is het dan niet in de Rijks cassa, dat verre het +meerendeel van al de directe en indirecte belastingen, die door de zich +aldaar te vestigen bevolking zullen opgebragt worden, zullen vloeijen?" + +»Eene zwarigheid nog moet ik opnemen, die noch bij de commissie +bovengemeld, waar de bezwaren der stad Leijden door de welwillendheid +van Z. M. zijn ingezonden geweest, noch in de aanmerkingen der +afdeelingen is geopperd, maar nu voor het eerst in de beraadslaging +is opgekomen tegen de droogmaking van het Haarlemmermeer, en deze +is: dat dit Meer een eigendom dier stad zoude zijn, en die stad niet +gehoord zoude zijn in dezen." + +»Het is waar, er was in die commissie geen lid van de Regering dier +stad, hoezeer de Secretaris van dezelve als lid van Rhijnland daarin +zitting had. Het punt van eigendom is niet geopperd, zeide ik; +doch was dat opgegeven, wel nu, het antwoord zoude zijn geweest, +als men dan dien eigendom bewees: Gij, eigenaar! zorg dan, dat uw +eigendom niet schade aan derden. En hoe hoog dit nu opgevijzeld is, +even sterk zoude die stad dit eigendoms-regt zoeken af te schuiven, +wanneer al de gelden, die het Rijk, Rhijnlands bunderpligtigen en +alle zij, die schade door de Meer-wateren geleden hebben of lijden, +moeten dragen, betaald zijn, op die stad eens verhaald wierden. Ik +geloof dus weinig aan dat bezwaar te mogen hechten, en juiche toe, dat +wij eene grondwet hebben, die in art. 215 het toezigt over die werken +aan den Koning opdraagt, om die eigenaren, die door veronachtzaming +van het onderhoud van hunnen eigendom anderen schaden, op den regten +weg te brengen. Wat het hooren betreft, kan ik hier nog bijvoegen, dat +de commissie, alléén op de vraag dier stad, een' duiker ter inlating +van water van den IJssel heeft voorgedragen, en daartoe is besloten, +al zijn de kosten niet in de raming opgenomen. En waarom niet? omdat +die stad niet, even als Rhijnland voor de verbetering van het ja thans +niet voldoende, maar nu verbeterd zullende worden Katwijks kanaal, +eene begrooting en raming van kosten heeft opgegeven." + +»Er is in de afdeelingen ook gesproken van den wederstand, welken die +droogmaking ondervindt bij twee adressen aan deze Kamer ingezonden. Wat +betreft het eene van den Heer van Pallandt, dit is eigenlijk niet +tegen de droogmaking zelve, maar tegen de wijze hoe, en behoort dus +geheel bij de administrative en niet bij de wetgevende magt; deze Kamer +kan toch wel niet beslissen, of er een stoomwerktuig te Sparendam al +dan niet moet komen. Het andere van eenige grondeigenaars, waaronder +een lid van Rhijnlands Bestuur, een Bestuur dat, hoe groot in magt +en hoe groot in dezen ook opgevijzeld, inderdaad dan toch maar is +een Polderbestuur in het groot, alleen in de middelen van uitvoering +werkzaam door omslag en poldergelden door de grondbezitters opgebragt: +ik zeg dit om te doen gevoelen, dat al die grondbezitters met ernst +moeten wenschen, dat die al klimmende omslagen mogen verminderen, +en dat vooruitzigt is er nu, dat er een breidel zal gelegd worden +aan de verwoestingen van dien waterplas. Elk hunner te hooren was +onmogelijk, hun aller vertegenwoordigers zijn gehoord, heb ik gezegd +en herhaal ik; dus zal dat adres dan ook wel van geen overwigtig +belang te beschouwen zijn." + +»Stond deze zaak nu eindelijk op zich zelve, met ernst en ijver +zoude ik de wet voor aannemelijk verklaren; maar, helaas! al te veel +bezwaren ontmoet ik om over te stappen, om er dit ééne deel van te +verkrijgen. Want behalve het reeds vroeger door mij gezegde over andere +bezwaren, zoo is er nog een hoofdargument tegen, en dat is wel het +voornaamste; (want over die kleine wegen en andere werken zal ik nu +kortheidshalve maar niet spreken:) ik bedoel het financiëel gedeelte +zelf en niet zoo zeer de grootte der sommen, die benoodigd verklaard +worden; want geene sommen zijn te groot, als de vruchten daarvan zoo +blijkbaar zijn te verwachten, dat alle twijfel over dezelve wegvalt; +maar over het bezigen hiertoe van gelden, die moeten voortspruiten +uit fondsen, aan welke eene vaste bestemming is gegeven en niet dan +onzeker terug zullen zijn gekomen, dán en wanneer die benoodigd zullen +zijn. Dit onderwerp nu nader te ontwikkelen zoude ik met welgevallen +doen; maar in de processen-verbaal der afdeelingen en door vorige +sprekers is hetzelve reeds zóó uiteen gezet, dat ik mij daarvan als +nu vermeen te mogen onthouden, te meer, daar ik U Edel Mogendens +aandacht welligt reeds te lang heb bezig gehouden." + +»Ik moet tot mijn leedwezen derhalve Z. M. verzoeken, de wet in nadere +overweging te nemen, enz." + +Eindelijk verdedigde Z. E. de Minister van Financiën Jr. Beelaerts van +Blokland, die tevens Lid der Kamer is, de wet, en zeide met betrekking +tot het Haarlemmermeer: + +»Een ander gewigtig doel van het in beraadslaging zijnde wets-ontwerp +is het droogmaken van de Haarlemmermeer. Deze groote waterplas, +die reeds in vroeger jaren, ja, ik mag wel zeggen in vroeger eeuwen +(want reeds ten tijde van Prins Maurits werd de noodzakelijkheid +ingezien), zoo veel stof tot bezorgdheid heeft opgewekt, is hoe +langer hoe dreigender geworden, en de stormen in 1836 en het begin +van 1837 hebben het gevaar al meer en meer aanschouwelijk gemaakt. De +Regering, aan haren pligt tot 's Lands behoud getrouw, heeft dan deze +gewigtige zaak tot een onderwerp van gezet en naauwkeurig onderzoek +gemaakt, waarvan het ontwerp, aan U Ed. Mog. bekend, de uitkomst is; +alle belangen zijn daarbij in het oog gehouden en zoo veel mogelijk +vereenigd. Dit is het voordeel van een Bestuur op éénheid gegrond, +dat tegenstrijdige, plaatselijke of bijzondere belangen, die in onze +vorige staatsgesteltenis zoo dikwijls algemeen nuttige inrigtingen +tegenhielden of dwarsboomden, aan het algemeen belang ondergeschikt +kunnen worden, of liever, zonder schending van bijzondere regten zich +in het algemeen belang en in het algemeen welzijn oplossen. Dezelfde +redenen, die ten aanzien der ijzeren spoorwegen mij wederhielden +in vele bijzonderheden te treden, wederhouden mij ook daarvan met +betrekking tot dit groote werk, welks nut en noodzakelijkheid door +kundige en bevoegde beoordeelaars algemeen is erkend: zoodra de +commissie, met die taak belast, dezelve had afgewerkt, heeft de +Regering niet gedraald in hare poging tot verwezenlijking eener +zaak, die voor het geheele Rijk van het grootste belang is, omdat +zij een groot gevaar zal afwenden, omtrent 17,000 bunderen lands +aan het water zal ontwoekeren, en den algemeenen lands rijkdom zal +vermeerderen. Maar is die noodzakelijkheid dan thans zoo dringend? Ik +antwoord zonder aarzeling, ja: die noodzakelijkheid was reeds lang +dringend, en wordt het dagelijks meer; vroeger konde de zaak niet +worden bij de hand genomen, omdat het onderzoek moest voorafgaan; +tot langer uitstel is geene reden, want dezelfde vraag, of het nu +zoo dringend noodig is, kan even goed in een volgend, in een tweede, +in een derde jaar, enz. gedaan worden, en zoude een uitstel tot een' +onbepaalden tijd kunnen worden gerekt, tot het welligt te laat zoude +zijn, en de verwezenlijking moeijelijker en kostbaarder zoude worden: +gelijk één laatste druppel waters eindelijk den emmer doet overloopen, +die lang vermeerdering bij stralen heeft verdragen, zoo kan één +noodlottig oogenblik, door niemand te berekenen, onherstelbare rampen +veroorzaken. Om deze of gene beschouwingen van ondergeschikt belang, +behoort het aanvangen der zaak niet te worden uitgesteld, die kunnen +in den voortgang der uitvoering worden in aanmerking genomen, en naar +bevind van zaken daaromtrent worden te werk gegaan; want men zal toch +de Regering niet zoo gedachteloos vooronderstellen, van niet op alle +belangen, die ten dezen in aanmerking kunnen en moeten komen, te hebben +gelet of te zullen blijven letten. Dat handelen naar bevind van zaken, +gedurende het werk, verdient daarom niet met den naam eener gevaarlijke +proefneming te worden bestempeld, zoo als in een der requesten is +geschied; want wel verre, dat men de zaak aan proefnemingen zoude +willen blootstellen, heeft men bij eene mogelijke gebeurtenis het +hulpmiddel nevens de kwaal aangewezen. Dat ondertusschen dit gewigtig +werk betere uitkomsten, in korteren tijd en met mindere kosten, dan wel +vroeger was berekend, belooft, zal niemand behoeven te verwonderen, +die de kracht van den stoom in aanmerking neemt: eene beweegkracht, +welke onze voorouders niet gekend hebben, maar almede van den voortgang +in beoefenende wetenschappelijke kennis getuigt, en zoo veel toebrengt +tot de vervulling van tallooze behoeften en genietingen des levens." + +»Maar heeft de Regering, met gemeen overleg der Staten-Generaal, wel +het regt tot deze droogmaking? Deze bedenking, door een' geacht spreker +in het midden gebragt, is zeker van gewigt, en verdient dus eene +bijzondere beantwoording: aan de stad Leijden zoude de eigendom der +Haarlemmermeer toebehooren; zij had dien titulo oneroso verkregen, en +kon derhalve, zonder hare toestemming, daarvan niet worden ontzet; zij +was ondertusschen in hare belangen niet gehoord, evenmin als Haarlem +en het Hoogheemraadschap van Rhijnland. Ik antwoord daarop: 1º. dat +het niet juist is te zeggen, dat die steden en het Hoogheemraadschap +niet zouden gehoord, of niet in de gelegenheid gesteld zijn geweest, +derzelver belangen te doen gelden; het collegie van Rhijnland is +geraadpleegd over het benoemen van twee leden uit deszelfs midden in +de commissie om dit werk te onderzoeken en daaromtrent te advijzeren; +de Heeren de Bruijn Kops en du Pui zijn daarop gedesigneerd en benoemd, +omdat de eerste was Burgemeester van Haarlem, de tweede Secretaris +van Leyden, en dus, zoo in die hoedanigheid, als in betrekking van +Hoogheemraden, in staat waren, de belangen dier steden en van Rhijnland +te doen gelden, gelijk die ook in aanmerking zijn genomen. 2º. Wat +den eigendom van Leyden betreft, wilde ik wel eens weten, of die stad +voor de Haarlemmermeer zich in de grondbelasting heeft aangegeven, +gelijk zij verpligt zoude zijn indien zij eigenaresse was van dien +waterplas, want water is zoowel in het kadaster begrepen als land; +maar te regt is zij in de grondbelasting niet aangeslagen, omdat zij +geen' eigendom van de Meer heeft. 3º. Al wat uit de voorgelezene oude +oorkonden blijkt, is, dat zij indertijd gekocht heeft het vroon, dat +is de visscherij in een groot gedeelte van de Meer: wat kan daaruit +op zijn hoogst volgen? Dat zij het regt op die visscherij behoudt, +zoo lang de Meer water blijft. Zij is van dezelfde conditie als ieder +ander visscher, arm of rijk; maar de droogmaking dáárom tegen te +houden, daartoe bestaat geen regt; indien hier een eigendom bestaat, +dan staat daartegen over het regt van onteigening ten algemeenen nutte, +en de uitoefening van dat regt, volgens de nog bestaande wet van 1810, +kan niet verhinderd worden, maar eene vraag van schadeloosstelling doen +ontstaan volgens de grondwet en het gemeene regt. Dergelijke belangen +zijn ook niet uit het oog verloren: opzettelijk is daarover in het +algemeen het Departement van Justitie geraadpleegd, en de uitkomst +van dat onderzoek is geweest, dat de zaak daarom niet behoefde +opgehouden te worden, maar dat elke opkomende reclame zoude moeten +worden onderzocht, elks regten, hetzij bij den gewonen regter, hetzij +elders, overwogen, en daarop regt gedaan, zoo als bevonden zoude worden +te behooren. 4º. Geen bijzonder belang kan het algemeen belang in den +weg staan; zij zijn voorbij, die rampzalige tijden, toen eene enkele +stad de nuttigste en in het algemeen belang noodzakelijkste werken +konde verhinderen; zij zijn voorbij, en gelukkig voorbij, die tijden, +toen de stad Leijden aan hare gedeputeerden ter staatsvergadering van +Holland de instructie konde geven en met eede doen beloven, dat zij +nooit in de droogmaking der Haarlemmermeer zouden toestemmen. Wij, +Ed. Mog. Heeren! hebben een' anderen eed afgelegd: wij zijn als leden +der Staten-Generaal verbonden, het algemeen belang met al ons vermogen +te bevorderen, zonder ons door provinciale, plaatselijke of bijzondere +belangen daarvan te laten aftrekken." + +»Welke, de voordeelen dezer droogmaking zullen zijn, behalve het +beveiligen van een groot gedeelte des lands, en daaronder de hoofdstad +des Rijks, tegen een onherstelbaar verderf, is niet wel a priori met +eene volledige, dat is onbetwistbare juistheid te berekenen; maar +wanneer men aanneemt, dat de droog gemaakte landen, door elkander +gerekend, f 200,--per bunder kunnen opbrengen (door sommigen wordt die +prijs op veel meer, door anderen op minder berekend), dan verkrijgt men +voor de 16,700 bunders eene som van drie millioen drie honderd veertig +duizend gulden; dit mag wel eene goede opbrengst geacht worden voor +een werk, waarvan de kosten negen millioen kunnen hebben beloopen: +maar dit is slechts een aanvankelijk voordeel uit de eerste schepping +(om het zoo te noemen) dier landen te verwachten; die landen nemen +ná de droogmaking en bebouwing in waarde toe; kudden vee worden op +dezelve ter grazing geweid; het zuivel wordt in eene groote hoeveelheid +vermeerderd; veldvruchten van verschillenden aard worden er geteeld; +fabrijken worden er welligt hier en daar gevestigd; woningen en andere +getimmerten worden er gebouwd; dorpen rijzen op; allerlei neringen en +bedrijven komen er aan den gang; en terwijl het land aan het water +zal ontwoekerd zijn, vinden daar duizende nijvere ingezetenen werk, +duizenden worden aan armoede onttogen; van al deze vermeerderingen van +welvaart, plukt het algemeen de schoonste vruchten, en deze werken +weldadig op de schatkist terug, aan welke onderscheiden opbrengsten +in reëele en personeele, directe en indirecte lasten toevloeien, +welke dus ongevoelig de gemaakte kosten vergoeden. Eene verlichte +Regering, welke dit werk zal hebben te weeg gebragt, en eene even +verlichte volksvertegenwoordiging, welke door eene onbekrompene +medewerking de Regering daartoe zal hebben in staat gesteld, zullen +zich bij eene dankbare nakomelingschap eene eerzuil hebben gesticht, +duurzamer dan metaal of marmer." + +»Eene derde soort, enz. [92]" + + + +»Ik heb de hiervorenstaande redevoeringen gegeven, zoo als zij in de +Nederlandsche Staats-Courant zijn geplaatst [93]. Men ziet uit dezelve, +dat ik bij den aanvang niet ten onregte zeide, dat van de vijftien +Leden, »die over de voorgestelde wet het woord hebben gevoerd, er +niet één is geweest, die zich tegen de droogmaking van het Meer heeft +verklaard, ja dat de meeste hunner het het vewezenlijken van dit zoo +lang reeds beraamd plan wenschelijk hebben genoemd."--De voorgedragene +wet is met 46 stemmen tegen 2, zijnde die van de Heeren Beelaerts van +Blokland en Weerts, afgestemd.--Mag men geruchten gelooven, dan houdt +de Regering zich nog steeds onledig om dit plan te verwezenlijken, +en zou Z. M.--wiens belangstelling in alle nuttige ondernemingen nog +dezer dagen, door het Besluit tot het aanleggen van eenen ijzeren +spoorweg naar Arnhem, op nieuw gebleken is,--den Minister van +Binnenlandsche Zaken hebben gelast, om eenige proeven te doen nemen, +ten einde te geraken tot de bepaling der beste wijze van uitvoering +dier onderneming, ingeval men mogt besluiten, om daarmede eenen +aanvang te maken. Is dit zoo, dan mogen wij ons vleijen, dat nog in +onzen leeftijd die inwendige vijand, gelijk men het Haarlemmermeer +met regt mag noemen, zal worden ten ondergebragt: en dat nog eenmaal +het nageslacht, het alsdan bloeijend Haarlemmermeer, welig bebouwd en +talrijk bewoond, aanschouwende, met dankbaarheid aan de zorgen van het +voorgeslacht zal denken. De Allerhoogste schenke hiertoe Zijnen zegen! + + +Amsterdam, 1838. + + +Candore et ardore. + + + + + + + + + HAARLEMMERMEER-BOEK. + + + + BESCHRIJVING + EN + VOORBEREIDING TOT HET BEDIJKEN EN DROOGMAKEN + VAN DE + HAARLEMMER-MEER. + + +Om te vertoonen aan de Edele, Wijze, Voorzienige Heeren, de Staten +van Holland, en aan Zijne Hoogheid den Prins van Oranje, enz. Ook +mede aan de Edele Heeren Burgemeesteren, Raden en Regenten van de +groote Steden Haarlem, Leiden, Amsterdam en Gouda. Desgelijks aan +de Edele Heeren Dijkgraaf en Heemraden van Rhijnland. Dat zij, als +overste bewindhebbers, gelieven hierin een weinig te speculeren, en +mede helpen handhaven eendragtelijk te zamen met goeden raad en daad, +om dit groote, treffelijke, heerlijke en lofbaarlijke noodwendige +werk eens bij de hand te nemen en met Gods hulpe te mogen bedijken +en voltrekken. Hetwelk zou dienen tot nut, profijt en voordeel van +het gemeene beste voor het Vaderland. + +Concordiâ res parvae crescunt.--Eendragt maakt magt. + + + +Voorzienige Heeren! + + +Aan vele lieden, die in de nabijheid van Haarlem, Leiden en Amsterdam +woonachtig zijn, is het wel bekend, dat de Haarlemmer Meer nu +tegenwoordig een groot, verderfelijk en schadelijk water is, gelijk +eene binnenlandsche zee, die alle jaren eene groote afbreuk doet aan +de omliggende landen en ingezetenen, gelijk een verslindende wolf, +zoodat de vrees niet ongegrond is, dat het kind al geboren is, dat +het zou kunnen beleven, dat die zelfde meer zoo veel zou inslijten, +dat ze nabij de poort van Amsterdam zou komen, en verscheidene +dorpen daar rondom geruïneerd zouden wezen. Dat men ook mede den +Haarlemmerdijk aan de zuidzijde op verscheidene plaatsen met groote +kracht van paalwerk tegen de Meer zou moeten houden. Hetwelk ik alhier +navolgende bij verscheidene exempelen zal verhalen. + +2. Verscheidene lieden van Aalsmeer hebben mij verhaald, dat bij hun +leven, door deze Meer, eene groote menigte van Morgen-talen weggesleten +is, bijna een kenning van het land af. Daarenboven is mij nog door +twee geloofwaardige lieden verteld, dat het huis van hunnen vader +had gestaan honderd roeden van de Meer, bij eenen landmeter gemeten, +en dat tien jaren daarna het water van de Meer kwam tot aan het huis, +zoodat men genoodzaakt werd het af te breken, zoodat in een jaar tien +Roeden in de breedte werd weggespoeld. Te dien tijde gebeurde het ook, +dat aldaar een bouwakker was gelegen van vijftien Roeden lang, die +met een' grooten storm op éénen nacht gansch en geheel was weggespoeld. + +3. Nog heeft mij Willem Jansz. Brechten van Aalsmeer verhaald, +dat zijn grootvader zich herinnerde, dat het land van de Vennep +en het land van den Ruigenhoek zoo nabij elkander kwamen, dat men +de slooten daartusschen met een' stok kon overspringen. Deze en +dergelijke voorbeelden zijn er vele; doch het zou te lang zijn ze +alle te verhalen. + +4. Maar ik kan niet nalaten te melden, hetgeen mij de Secretaris +van Sloten onlangs verhaalde, dat namelijk de Meer in de nabijheid +van Sloten vijftig roeden lands in de breedte op één jaar weggenomen +heeft. Dat, met een' ijsgang, het ijs, 45 treden in de breedte, onder +het zwoord van het land was doorgeloopen. En wat meer is, zekere Cryn +Pietersz, van Nieuwerkerk, had des avonds eene fuik in de Meer gezet, +aan de schor van het land; toen hij des morgens de fuik wilde halen, +vond hij het land door eenen grooten storm des nachts tien vadems +weggesleten en ingeloopen. + +5. Cornelis Jonklaas van Aalsmeer, oud 64 jaren, bij mij wel bekend, +heeft mij in de maand Maart 1641 verhaald, dat hij met zijnen vader +op den Ruigenhoek gegaan heeft, dat zijn vader hem aanwijzing deed +van een huis en erve, dat aldaar gestaan had, en dat zijn vader zich +herinnerde, dat daar nog van de Meer af 500 roeden lands vóór het +huis waren, en dat, bij zijn leven, het huis en de erve met die 500 +roeden lands gansch en geheel was weggesleten. + +6. Nog heeft de voorzegde Jonklaas mij bij die gelegenheid verhaald, +dat zeker oud man, genaamd Gerritje Fel, zich herinnerde, dat op eenen +nacht een zeker getal verdolven akkers was weggeloopen, hetwelk wel +40 roeden in de breedte was. Zoodat er deze wolf altijd zijne klaauwen +inslaat, en niet schroomt den eigenaars hunne landen te benemen. + +7. In hetzelfde jaar, nu onlangs geleden, in de maand van October, +ben ik geweest te Haarlem, alwaar ik met verscheidene burgers veel +heb gesproken over den inhoud van mijn Haarlemmer-Meerboek, en over +het bedijken van de Meer; toen ben ik ook gekomen bij eene oude vrouw, +geheeten Angenietje Jacobs, wonende in de kleine Houtstraat, die mij +verhaalde, dat haar vader in zijn' tijd een stuk lands had, gelegen +bij Hillegom, tegenover de Vennep, en dat daar nog twee groote stukken +lands aan den Meerkant vóór lagen, en dat bij haars vaders leven die +groote stukken lands gansch en geheel waren weggesleten. + +8. Nog wist deze vrouw te verhalen, dat zij van hare voorouders +dikwijls had hooren zeggen, dat het land van de Vennep en het land +van Hillegom zoo digt aan elkander kwamen, dat men met een rafter of +plank over de slooten kon gaan van de eene plaats op de andere. + +9. Nog een zeker burger van Haarlem, geheeten Jacob Joosten, die +heeft mede, in den tijd van drie jaren, bij de veertig morgen lands +op het westend van Aalsmeer verloren, die door het water van de Meer +zijn weggespoeld. + +10. Omtrent eene week daarna, alzoo ik begeerig was van de oude +gelegenheid van de Haarlemmer Meer nog meer te weten, ben ik bij +eenen ouden huisman gekomen van Aalsmeer, dien ik voor dezen lang +gekend heb, met wien ik veel heb gesproken. Deze verhaalde mij, dat +hij in zijne jonkheid dikwijls met eene turfpont met zijn' vader +over de Haarlemmer Meer gevaren had, en dat hij zich herinnerde, +dat de oude kerk van Rijk bijkans een kenning van de Meer af stond, +van welke kerk het kerkhof thans gansch en geheel is gesleten, en +verre in de Meer ligt, omtrent honderd roeden van het land af. Ook +wist deze oude man te verhalen, dat de mond van de Spiering-Meer in +dien tijd naauwelijks half zoo wijd was, als hij nu tegenwoordig is. + +11. Allen, die in deze omstreken van de Haarlemmer Meer bekend zijn, +en eenige jaren daar van daan zijn geweest, en alsdan eens weder +terug komen, zijn verwonderd, en staan bijkans of zij vreemd zijn, +en die plaats nooit gezien hadden, door de groote verandering, die +daar dagelijks geschiedt. + +12. Nog een weinig tijds daarna hen ik gekomen bij den Secretaris van +Sloten, aan wien ik dit voorgaande verhaalde, die tegen mij zeide, +dat zijne voorouders wisten te zeggen, dat er nog eene kerk buiten +deze weggesleten kerk van Rijk gestaan had, en dat toen men deze +buitenste zuidersche kerk niet langer tegen het slijten van de Meer +kon behouden, de Boeren besloten de kerk, die nu ook weggesleten is, +meer landwaarts in te zetten, zoo verre als men een wit paard kon zien +of beoogen, en meenden alsdan dat zij nu en altijd van het water van +de Meer bevrijd zouden wezen, hetwelk daarna geheel anders gebleken +is, en te bezorgen staat, dat het hoe langer hoe slimmer zal worden. + +13. Nog wist de Secretaris mede te verhalen, dat aldaar omtrent nog een +oude dijk-stal in de Meer ligt, die de Konings- of Keizers-weg genoemd +wordt, vermits de Keizer in dien tijd er wel over gewandeld heeft. + +14. Dit is mede nog heel notabel om aan te teekenen: na datum van dien +heb ik eene groote kaart van Rhijnland gezien, welke geteekend was zoo +als de Haarlemmer Meer van ouds geweest is, waarbij ook schriftelijk +verhaald stond van de gelegenheid der zaken; dat in dien tijd de +mond van de Spiering-Meer geheel digt was, en al te zamen heel land, +en dat daar toen geene waterlozing bij het huis ter Hart was, en dat +men toen met wagens van Haarlem af kon rijden, benoorden den Meerkant +om, door Vijfhuizen en Nieuwerkerk op Amsterdam; desgelijks kon men +mede rijden met den wagen van Haarlem af naar Vennep, met eene schouw +over het Vennepper veer, naar den Ruigenhoek, en alzoo door Aalsmeer +naar Amsterdam of naar Utrecht. Zoodat in alle manieren wel is te +vooronderstellen en te verstaan, dat deze voorzegde Meer van oude +tijden zeer klein en ondiep geweest is. + +15. Zie hier nog eene verklaring, welke ik niet heb kunnen +voorbijgaan. In de maand van November 1641 heb ik met een' zeker man +gesproken, die mij verhaalde, dat hij in de maand van October tot +Leimuiden geweest is, en gevaren van Leimuiden tot de Wetering toe, +en voorts van de Wetering door het Griet weder naar Leimuiden, en +heeft het werk aldaar zoo ellendig en afgrijselijk gezien en bevonden, +dat (God betere het!) zeer te beklagen is, dat die landen aldaar alle +jaren zoo dapper afnemen, verminderen en smal worden, en dat aldaar +maar een Weerlands vóór de veendobben in de lengte vóór ligt; dat men +dáár naauwelijks een' ringdijk en eene ringsloot zou kunnen maken, +en dat, zoo de Meer nog eenige jaren zoodanig blijft liggen, en er +dan een zware ijsgang uit het noordoosten of noorden komt, gelijk +als ligtelijk gebeuren kan, de Meer alsdan dáár zou kunnen inbreken; +zoo zou de Meer met de Drecht gemeen wezen, en alsdan zou de zeewolf +zijne passagie in de veenen nemen, en doorwroeten dezelve aldaar zoo +dapper met zijn onbesturig wezen, dat velen, die daaromtrent wonen, +zouden moeten opbreken, en hunne woonplaatsen ruimen. + +16. In het jaar 1642, omtrent Mei, ben ik weder over de Haarlemmer +Meer gevaren naar Aalsmeer, en alzoo door het veld het oosteinde +inkomende, heb ik die landen aldaar zoo ellendig bevonden, aan stukken +en brokken. Een groot deel was met den beugel van de boeren uitgehaald, +en het andere resteerende werd van de Meer gansch en geheel vernield en +verslonden, hetwelk zeer droevig is om te zien. Ik ben alstoen weder +bij mijne oude kennissen, Willem Jansz Brechten en Arent Brechten, +gekomen, met wie ik veel gesproken heb van de omstandigheid van de +Meer, welke mij verhaalden, dat daar bij een mans leven wel zóó veel +lands, benoorden Aalsmeer, van de Meer weggesleten is, als het land +nu tegenwoordig breed is, dat tegen de Meer en het dorp Aalsmeer ligt. + +17. Nog verhaalden mij deze lieden mede, dat zij wel 13 of 14 +huislieden gekend hadden, die op den Ruigen-hoek woonden, die zij bij +namen noemden, die aldaar huizen, erven en groote landerijen gehad +hadden, dat welhebbende lieden waren, welke huizen, erven en landen +nu gansch en geheel van de Meer weggespoeld en vernield zijn. Is +dit niet droevig, en zeer beklagelijk, dat men in het midden van +ons vaderland dit groote verderf moet zien en lijden, hetwelk men, +menschelijker wijze, met Gods hulp wel beschutten kan? + +18. Nog daarenboven verhaalden zij mij, dat zij een' oud man gekend +hadden, wien het heugde, dat de Zuid-Vennep wel dertig morgen lands +groot was, waar nu niet één voetstap van te vinden is. + +19. Nog een notabel stuk, hetwelk onlangs geleden is, dat aldaar +omtrent een stuk lands weggedreven is, daar vijf boomen op stonden +en wiessen, gelijk de schippers getuigen, die over de Meer voeren en +het zelve gezien hebben. + +20. Nog in het jaar 1642 een zeker getuigenis, dat daar bij den +Ruigen-hoek, achter Burgerveen, de Meer in twee nachten met een +sterk onweder vijf en twintig roeden lands in de breedte afgenomen +heeft, in de maand van Maart, den 13en en 14en, zijnde donderdag +en vrijdag. Zoodat deze waterwolf alles verslindt en vernielt wat +daaromtrent is. + +21. Nog bovendien, wat zijn daar al menschen bij mijn leven door +het water van de Meer verdronken! Voor eenige jaren een koopman van +Haarlem, genaamd Joost Cromlijn, met nog meer gezelschap, die bij +hem waren, welke mede in de Haarlemmer Meer hun leven hebben gelaten. + +22. Nog dat meer is, verscheidene burgers en huislieden, al hetwelk +niet is op te noemen. Nog onlangs geleden, een visscher met zijnen +zoon; behalve dien, eenige jaren geleden, een Oostindisch-vaarder, +wien zoo vele groote zeebaren over het hoofd waren geloopen, die +moest mede zijn leven op de Haarlemmer Meer zoo ellendig laten. + +23. Dit komt mij nog in den zin, hetwelk ik niet kan voorbij gaan, +van hetgeen dat mij zelven op de Meer wedervaren is. + +24. Omtrent 22 jaren geleden, ben ik, Jan Adriaansz. Leegwater, +met mijn' oudsten zoon Simon Jansz. in den Haag geweest, om Zijne +Hoogheid onzen Prins van Oranje Maurits, zaliger gedachtenis, iets +te communiceren en te spreken.--Toen ik mijne zaken gedaan had, +zijn wij wederom gereisd naar Leiden, en des achtermiddags tot Leiden +gekomen zijnde, zijn wij tegen den avond in een bierschip gegaan van +Hoorn, nog meer gezelschap bij ons in het schip hebbende, om alzoo +naar Haarlem te varen, en des avonds bij de Kaag komende, met een' +sterken zuidelijken wind, en vermits de donkere nacht ons overviel, +door de donkerheid een weinig vóór ons moesten zien, en alzoo de wind +zoo dapper aanstijfde, zoo zijn wij tegen den lager wal aangekomen, +en is het schip in den grond gesmeten, en een groot deel van het bier +gespoliëerd; onze spriet van boven nedervallende, zeer vervaarlijk +en tot groot gevaar voor ons leven, en alzoo het land ondergevloeid +was door den aanpars van den sterken wind, zoo konden wij nergens +ontvlugten, en zagen geene uitkomst om ons te bergen, zoodat ons +gezelschap den moed geheel verloren gaf, en riep: »hier zijn wij, daar +wij sterven moeten, laat ons nu den Heere bidden!" Zoodat wij aldaar +den ganschen winterschen nacht met groot gevaar, kommer en verdriet +moesten overbrengen, en eindelijk toen de dageraad begon op te komen, +en de wind begon te leggen, de schipper het schip herstelde met pompen +en baleijen, zoo is het eindelijk daartoe gekomen, dat wij met ons +gezelschap het schip hebben begeven, op het land gekomen zijnde, +door het water heen geslobt, en zijn het alzoo door de genade Gods +met het leven ontkomen. + +25. Daarom laat ons deze perijkelen niet altijd ter zijde stellen en +te ligt achten, daar het spreekwoord waar is: + + + Qui amat periculum peribet in illo. + Wie het perijkel bemint, die zal daardoor vergaan. + + +26. Dit is zeer schadelijk en bedenkelijk voor alle huislieden, die +daaromtrent in de veenen wonen. Heeft deze Meer toen zij nog klein +en ondiep was, en weinig kracht had, gelijk een kind, dat jong is, +al deze geheele landen en lieden weggenomen en vernield, wat zal zij +nu voortaan doen, nu dat zij groot en magtig geworden is, gelijk +een jongeling, die kloek en vroom (dapper) is, en nog alle jaren +toeneemt tot zijne mannelijke kracht, en dan begint te komen aan de +smalle stukken en brokken, die meest allen aan turf ondergraven zijn, +en van zich zelve niet wel kunnen staande blijven, en alle dagen hoe +langer hoe meer tot niet gemaakt en verdolven worden. Zij verslindt +wel al de landen, die daaromtrent zijn, zoodat daar naauwelijks een +tuinstaak op zijne regte plaats zal kunnen blijven, en zal de boeren +aldaar tot arme slaven en bedelaars maken, zoodat zij kwalijk zullen +weten waar zij henen zullen. In somma gelijk het al gezegd is, zoo +de Meer in deze voortgaat: + + + Zoo moet het veen daar heen, + En de Boer komt in geween. + + +27. Dit is klaarblijkelijk te begrijpen en te verstaan, dat al dit +weg-gesleten land meestal door de sluizen van het huis Ter Hart en +Sparendam naar het IJ geloopen is, en dat niemand daarvan profijt +gehad heeft, gelijk ook te bedenken staat, dat de droogte van Pampus +daar nog dagelijks door gevoed wordt, vermits de Zuiderzee zich dáár +in de breedte begeeft, en de stroom geene scheuring of kil kan maken +of houden, hetwelk zeer schadelijk is voor de zeevaart. + +Bij voorbeeld: + +28. Neem een' emmer en schep dien vol troebel water, en laat dan den +emmer een' dag stil staan, en giet daar dan het klare water stillekens +af, zoo zal daar eene groote kade slibber op den bodem blijven zitten, +hetwelk notoir is, en bij velen wel bekend. Even zoo is het met het +vuile water en de slibber, dat uit de Haarlemmermeer komt; hetzelve +moet mede zijne plaats hebben hier of daar, achter in die inwijken +en in de hoppen, waar de stroom zijn' loop en gang niet heeft; want +waar de kil naauw is, daar moet zij noodwendig hare scheuring en +diepte houden. + +29. Dit zal ik mede hierbij verhalen: de regte kil, te weten, het +naauw tege den Volenwijk en Amsterdam, hetwelk, naar mijn gevoelen, +zoo wèl en bekwaam van wijdte en diepte is, als men het redelijker +wijze naar de natuur zou kunnen begeeren en wenschen, tot voordeel +en profijt van de Zeevaart en van den Staat, hetwelk veel tonnen +gouds voor Amsterdam waardig is, heeft daarbij zulk een' grooten +achterboezem, het IJ en de Wijker Meer, dat de stroom daar altijd met +eb en vloed heen en weêr voorbij Amsterdam moet zwieren, en mijns +oordeels nog hoe langer hoe beter zal worden, vermits de zeegaten, +het Texel en het Vlie hoe langer hoe wijder en grooter worden. + +30. Om nu weder tot mijn voorgaand onderwerp, het bedijken van de +Meer, te komen. Zoo iemand lust heeft mijn Meerboek door te lezen, +zal hetzelve hem kundig maken, hoe men die groote schade kan voorkomen +en verhoeden, en ook hoe men die treffelijke voordeelen en beneficiën, +met Gods hulp, kan vinden en bekomen. + +31. Merkt nu op alle liefhebbers, die het Vaderland beminnen, en neemt +uw profijt wèl waar, en wacht niet zoo lang tot dat het te laat is, +opdat onze nakomelingen ons niet beschuldigen, dat wij den schoonen +tijd verzuimd hebben, dien God ons gegeven heeft. Wie oogen heeft, +die kan dit wel zien en bemerken, zonder verrekijker, dat het nu de +regte tijd is, om dit groote werk bij de hand te nemen. + +32. Naar mijn oordeel kan ik niet verstaan noch begrijpen, dat iemand +tegen het bedijken van de Haarlemmer Meer iets zou kunnen hebben, of +daardoor eenige schade zou kunnen lijden, maar wel dat men hierdoor +grootelijks in alle manieren verbeterd, en niemand verhinderd noch +verminderd zal zijn. + +33. Even als het allernoodigst is, te zoeken en te zorgen voor de +behoudenis der ziele, even zoo is ook de dagelijksche onderhoud en +nooddruft noodwendig voor 's menschen leven. + +34. Als dit schadelijk water aldus voort zal gaan, en hier geen schut +wordt voor geschoten, zoo zal het land in weinige jaren zoo ellendig en +schandelijk bedorven zijn, dat het niet zal zijn te remediëren. Want +als de Meer begint te komen aan de smalle bedolven akkers, van welke +vele geen vadem breed zijn, hetzij tot Kudelsteert, Kalslagen, het +westeinde van Aalsmeer en vele andere plaatsen daaromtrent, zoo zal +het wezen gelijk de kanker, of een kwaadzeer, dat altijd in zich zelf +verrot en nimmermeer ophoudt, zoodat daar weinig of geen land aan de +Meer zal blijven, om hier namaals een' dijk te kunnen maken, ingeval +het hierna gebeurde, dat men de Meer door nood zou moeten bedijken, +of het ware, dat men verscheidene dorpen dáár wilde inhalen, hetwelk +ongerijmd voorkomt en gansch niet gelegen. Derhalve zal het noodig +zijn, zonder langer te beiden, deze groote schade en bederf uit te +keeren, terwijl het nog tijd is. + +35. Sommigen hebben voorgeslagen, om de Meer aan de kanten te bezetten, +zoodat het water verder geene afbreuk zou kunnen doen, en geen land +meer zou wegnemen; maar dit is naar mijn oordeel bijkans ondoenlijk. + +36. Zal men de kanten rondom de Meer met hout beschieten, zal zulks, +naar mijne rekening, wel kosten met alle materialen, het zijhout, +ijzerwerk, steenwerk en rijswerk, met het arbeidsloon, op iedere +Rhijnlandsche roede in de lengte vijf en zeventig gulden, hetwelk +bedraagt in den omgang 16,000 roeden, dat is in het geheel twaalfmaal +honderdduizend gulden. + +37. Zal men de Meer met een strand maken, dat zal meer kosten dan met +hout te beschoeijen. Haar met riet te beplanten, zou verloren arbeid +zijn, vermits in veenlanden, waar zulke sterke waterslag tegen komt, +de grond van onderen altijd, tot aan de klei toe, opbreekt, en men +dien grond niet wel bezetten of bewaren kan. Ja wat meer is, daar +breken wel somtijds groote gaten, een stuk wegs van den kant van de +Meer af, waar de koebeesten in verdrinken. + +38. Het is een ieder bekend, dat het zand altijd drijfachtig van +natuur is, en altijd weg zou spoelen, zoodat men dit werk bij de +zeestranden niet kan vergelijken, welke geheel vlak zijn, en hier geene +overeenkomst mede hebben, vermits de zeestranden dikwijls zoowel op- +als afspoelen. + +39. Wat betreft houtwerk en schoeijingen, deze zouden groot gevaar +hebben, om met zware stormwinden weg te spoelen. Kortom, goede +raad is hier duur, om de kanten van deze Meer te bezetten. En of +het al gebeurde, dat deze voorgeslagen middelen eenige jaren konden +bestaan, zoo weet ik niet, wie de eerste onkosten zou willen doen, +of zoodanige lasten zou kunnen dragen. De Polders, elk in zijn' ban, +zijn niet magtig hetzelve uit te voeren. Die van Rhijnland zullen ook +geen' lust hebben dit te doen. De groote steden zullen zich mede vrij +willen houden, en voor het gemeene land is het mede ongeraden. Kortom, +het beste dat is, als voren gezegd is: + + + Het water te malen uit de Meer, + Dan ligt de vijand heel ter neêr. + + +40. Niet dat men deze Meer alleen zal bedijken om de groote voordeelen, +die daarin te vinden zijn, maar ook mede om de groote schade, die +door het nalaten te wachten is. + +41. Alzoo ik, Jan Adriaansz. Leegwater, een beminnaar en liefhebber +ben van bedijkingen (dycagie) en droogmaken van Meren, ook een groot +gedeelte van mijn leven daarmede heb doorgebragt en versleten, zoo +aan het bedijken, ordineren, stellen en fabrijken van de watermolens +van de Beemster, desgelijks ook mede van de Purmer, Wormer, Bijlmeer, +de Waard, de Schermer en meer andere Meren, moerassen en polders, zoo +ben ik mede ontboden geweest, van de Edele Hoogmogende Heeren Staten +en Zijne Hoogheid den Prins van Oranje, om in het Leger te komen voor +'s Hertogenbosch, om aldaar te inventeren om het water uit het leger +te malen, en de watermolens bij Engelen weder gangbaar te maken, +hetwelk ik met Gods hulp gedaan heb, gelijk bij velen wel bekend is. + +42. In het jaar onzes Heeren, op hetzelfde pas, als het leger van den +Koning van Frankrijk voor Rochelle lag, zoo ben ik verzocht geweest +van een' Fransch Edelman, genaamd Abraham Fabert St. de Molin, een +raadsheer van de stad Metz in Loreyne, (Lotharingen), welke op last +kwam van den Hertog van Epernon (Mr. Duc de Parnon), om te komen te +Bordeaux (Bordeus), alwaar ik Mr. Fabert gevonden heb met zijn' knecht, +om zamen te gaan 12 mijlen buiten Bordeaux (Bordeus in Gasconie), +bij een moeras, dat aan den Hertog behoorde, groot omtrent 4500 +morgen, gelegen bij een klein stedeken, genaamd la Sparre, waarvan het +moeras genaamd is: Le Marais de la Sparre, daar wij inspectie van het +voorzegd moeras genomen hebben, gepeild, geboord, gemeten, en alles +van de uitwatering wèl onderzocht, tot goed contentement van St. de +Molin. Dit gedaan zijnde, zoo heb ik eene zekere kaart met een verhaal +daarvan gemaakt in de Fransche taal, en wij zijn daarmede in het leger +geweest voor Rochelle, bij Mijnheer den Hertog (Mr. Duc de Parnon), +die aldaar als opperste Veldheer was, en hebben hem alles vertoond, +en verscheidene malen met hem gesproken van de gelegenheid van dien, +hetwelk hem wel beviel en hij voor goed heeft opgenomen, en eindelijk +heeft hij mij tot Bordeaux, door zijnen rentmeester Constantyn, met +pistoletten eerlijk doen betalen, waarvoor ik hem nog hoogelijk bedank. + +43. Nog omtrent twee jaren daarna ben ik weder door St. de Molin tot +Metz ontboden, om met hem te gaan in Lotteringen, omtrent twee dagen +reizens boven de stad Metz, op een zeker moeras gelegen in de lengte, +bij drie kleine steden, geheeten; Vic, Moien-Vic en Merzaal, alwaar +ik met St. de Molin inspectie genomen heb, en daarna in het stadje +Vic bij de zes weken gelogeerd geweest ben, bezonjeerende over het +werk met den kanselier van diezelfde plaats en jurisdictie, en heb +aldaar eene kaart van dit moeras gemaakt en andere teekeningen van +de gelegenheid der zaak, waarvan ik kopij aan den kanselier gelaten +heb aan Mr. Fabert, mede kopij tot Metz heb gebragt, en eenige dagen +tot Metz bij hem gelogeerd, en alzoo een goed afscheid met hem heb +genomen; en ben alstoen den Moezel afgevaren naar Trier, en zoo voort +naar Coblens, van daar tot Keulen, en den Rhijnstroom afgevaren tot +Arnhem en zoo voort naar Holland. + +44. Nog ben ik mede verscheidene malen in Oostland geweest, in het +gebied van den Hertog van Holstein, om aldaar mede te helpen fabrijken +en te ordineren om moerassen en meren te helpen droog maken door +het ordineren van dijken, dammen, sluizen, kaaijen, heulen, molens, +molentogten, kolken, wateringen en andere affairen, al te zamen +dienende tot zoodanige werken, gelijk in Holland bij vele lieden wel +bekend is. + +45. Nog ben ik verscheidene malen verzocht, en ben ook geweest +op onderscheidene Meren, Polders en Moerassen, zoo in Holland, +Vriesland, Embderland als in andere omliggende landen en plaatsen, +om zoodanige werken mede te helpen in goede orde te brengen, hetwelk +al te lang zou wezen om te verhalen, willende het voor dezen tijd +daar nu bij laten rusten en mij voegen tot de navolgende artikelen +en onderwerpen en alzoo met mijn Meerboek voortgaan, om het tot een +goed einde te brengen. + +46. Alzoo nu in Noord-Holland meest al de Meren bedijkt, droog +gemaakt en tot land gebragt zijn, en vele lieden in Holland gezind +zijn in bezigheid (in het labeur) te wezen, en meest altijd wat bij +de hand nemen, voornamelijk als daar profijt is te halen, zoo is het, +dat ik voor dezen daar menigmaal op gespeculeerd en gepractiseerd +heb, om de Haarlemmer Meer te bedijken en tot goed land te brengen, +hetwelk mij zeer doenlijk voorkomt, als de Almogende God ons Zijn' +zegen en goede gratie wil verleenen, zonder welke wij niets kunnen +verrigten, gelijk in den 127en Psalm geschreven staat: + + + Nisi Dominus aedificaverit domum in vanum laborant qui + aedificant eam. + Zoo de Heere het huis niet bouwt, zoo arbeiden zij te vergeefs, + die daaraan bouwen. + + +47. Zoo is hiertoe (mijns oordeels) zeer goede gelegenheid en bekwame +middelen, om hetzelve met menschenarbeid te verrigten en te weeg te +brengen, en ik twijfel niet, of er gebrek zal zijn aan eenige stof, +aarde of ronde Goden, als het werk slechts ordelijk, met goeden +raad en accoord wordt aangelegd en begonnen. Ook kan ik niet anders +gevoelen noch bemerken, of het zou de allerprofijtelijkste bedijking +wezen, die er ooit in Holland gedaan is, en dat voornamelijk om het +groote ligchaam en menigte van land, dat in de Meer begrepen ligt, +en er weinig of geene Meren in Holland bedijkt zijn, die zoo veel +goede gelegenheid hebben, als deze Haarlemmer Meer, hetwelk ik hierna +met goede voorbeelden zal doen blijken en verhalen, naar de gaven, +die mij de Heere gegeven heeft. + +48. Zeker is, dat de grootste Meren altijd de minste onkosten hebben +te dragen en het profijtelijkst uitvallen. Blijkende tegenwoordig +aan de groote, heerlijke, lofwaardige, profijtable, kostelijke, +bedijking van de Beemster, die in het eerst het ongeluk gehad heeft +om in te breken, doch daarna weder door Gods hulp met goede orde en +moed is aangevangen en voltrokken en in kavelingen gebragt is, zoodat +zij genoegzaam anderhalfmaal bedijkt is. Ná de bedijking heeft ieder +morgen omtrent 250 Gulden gekost, behalve den koop van het water, +en de kosten van de gansche Beemster hebben omtrent 1,900,000 Gulden +bedragen. Maar alle Meren, die naderhand bedijkt zijn, en kleiner +waren, hebben veel meer gekost op ieder morgen. De oorzaak, hiervan is, +dat de kleine Meren altijd de meeste roeden dijks op de morgentalen +hebben, en andere onkosten, die de kleine Meren niet dragen kunnen. + +Hier volgt zeker bewijs van de grootheid van verscheidene Meren. + +49. De Ringdijk van de Beemster is groot in het rond omtrent 10,000 +Rijnlandsche roeden, de Beemster zelve is groot 7545 Rijnlandsche +morgen gekaveld land, behalve de wegen, wateringen, molentogten en +de Ringdijk, hetwelk bedraagt op ieder morgen land omtrent een en +een kwart roede dijks. + +50. De Purmer is groot ongeveer 3000 morgen en heeft omtrent 6000 +roeden dijks, dat is op ieder morgen 2 roeden dijks. + +51. De Wormer is groot 1800 morgen min tien, en heeft stijf derdehalve +roede dijks op ieder morgen, dat is nog eens zoo veel roeden dijks +op ieder morgen als de Beemster. + +52. Nog zijn er verscheiden andere Meren, die mij wel bekend zijn, +die omtrent 5 of 600 morgen groot zijn, die omtrent vijf of zes roeden +dijks per morgen hebben. + +63. Het poeltjen of weeltjen bij Hoorn, alsmede het Schalsmeer bij +Knollendam, zijn elk omtrent groot 75 morgen en hebben op ieder morgen +omtrent 12 roeden dijks. + +Derhalve blijkt klaarlijk, dat de kleinste meren altijd de grootste +onkosten hebben te dragen, alsmede de kosten van andere bijvallende +zaken, te weten van Dijkgraaf en Heemraden, Landmeters, opzieners, +werkmeesters, schuitevoerders, Boden, knechts, enz., hetwelk niet +al te beschrijven is, waarvan altijd de grootste de meeste lasten en +onkosten gemakkelijker dragen kan. + +54. Een klein voorbeeld en zekere Geometrische kunst zal ik alhier +verhalen, hetwelk een vaste regel is. + +55. Neem een koordje, dat eene elle lang is, en vult dat met kleine +stukjes hout, die gelijke grootte hebben. Stel, dat daar 25 stukjes +in kunnen, wanneer de einden van dat koordje aan elkander komen. Neem +dan een koord, dat 2 ellen lang is, zoo zullen daar honderd zoodanige +stukjes in kunnen, voordat de einden van dat laatste koord aan +elkander komen. Alzoo is het ook met eene kleine of groote Meer, naar +evenredigheid. Wel te verstaan, dat hoe beter de Meer of bedijking +in het ronde gelegen is, hoe de inhoud grooter valt. + + +[Afbeelding: Twee concentrische cirkels verdeeld in vierkanten.] + + +56. Nog een ander voorbeeld, om zekere vierkante stukken te +bedijken. Neem een vierkant stuk, dat een morgen groot is, zoo moet +gij vier zijden bedijken. Neem twee stukken aan elkander, zoo zult +gij niet meer dan zes zijden bedijken. Neem dan vier vierkanten aan +elkander, gelijk als hierboven geteekend staat, zoo zult gij niet +meer dan acht zijden bedijken, en alzoo voort naar evenredigheid, +zoo heeft altijd de grootste Meer den minsten dijk op de morgentallen. + + + +---------+---------+ + | | | + | 1 | 3 | + | | | + +---------+---------+ + | | | + | 2 | 4 | + | | | + +---------+---------+ + + +57. Nog een voorbeeld. Gelijk ik hier voorgesteld en bewezen heb, +dat eene groote bedijking vele morgentallen in zich heeft, en weinig +roeden dijks op ieder morgen bedraagt, zoo zal ik alhier nog een +kluchtig stukje voorstellen, hetwelk niet mogelijk schijnt te wezen; +datzelve zal ik van de hoogte nemen en brengen het in de breedte, +en wordt nog eens zoo groot. + +Neem eene ton, die langwerpig van fatsoen is, en vult die tweemaal vol +met water, of drooge waar, en zaag dan de duigen regt in het midden +door, en neem dan al die halve duigen, voeg ze dan in de wijdte, in het +rond aan elkander, en maak daar dan een' bodem in dezelfde kroosing, +waar de bodem te voren in geweest is, zoo zullen in die duigen die +twee gemeten tonnen waters in kunnen. Hetgeen ik zelf beproefd heb, +en Probatum est. + +58. De Haarlemmer Meer is voorheen groot bevonden omtrent 20,000 +morgen, en is in het rond omtrent 16,000 roeden, hetwelk bedraagt +op ieder morgen omtrent drie vierendeels van eene roede dijks, +bijna eene halve roede minder dan de Beemster per morgen. Hetgeen +niet slechts een voordeel is bij het leggen van den dijk, maar ook +in het dagelijksche onderhoud, dat altijd en voortdurend blijft. + +59. De voorzegde Haarlemmer Meer heeft nog verscheidene andere goede +conditiën en gelegenheden, die andere Meren niet hebben. + +60. In de eerste plaats heeft deze Meer eenen bodem en grond van +goede klei, welke kleibodem doorgaans dik is 7, 8 à 9 voeten en meer, +gelijk ik denzelven heb doen peilen, beugelen en diepen, zoo als ik +hierna klaarder zal doen blijken en verhalen. + +61. Ten tweede heeft de Haarlemmer Meer de schoonste en beste +gelegenheid om het water te lossen, die men maar bedenken kan, +omdat de winden, in Holland meestal zuiden, zuidwest en zuidoost +waaijen en het water alsdan komt toezakken en vallen naar het IJ +en de sluizen, en dan is het meest altijd laag water op het IJ en +in de Zuider-Zee. Daarenboven is daar nog zulke schoone gelegenheid +om sluizen en uitwateringen te maken bij het huis ter Hart, ook te +Sparendam en andere gelegene plaatsen, alle naar wensch; als ook om +een' vóórboezem of kolk te maken benoorden het huis ter Hart, op het +IJ, over de eilanden heen, waar de molens op zouden kunnen malen, +om de Spiering-Meer mede te mogen bedijken, opdat al die oude landen +om de Meer mogten bevrijd wezen van de afbreuk en het slijten van +dat groote, verderfelijke water. + +62. Ten derde, zoo heeft deze Meer weinig plempwerk naar evenredigheid +van hare grootte, waarin geene andere Meren haar gelijk zijn. + +63. Ten vierde, hetwelk nog het principaalste is, zoo is deze +Haarlemmer Meer zoo bekwaam gelegen als zij redelijkerwijze doen +kan. Zoodat de Burgers van Haarlem, Leiden en Amsterdam zouden kunnen +hunne landerijen en goederen op éénen dag bezigtigen, en hunne zaken +verrigten, en des avonds weder elk in zijne stad te huis komen, +en met gemak in hunne huizen mogen logeeren. + +64. Ten vijfde, en ten laatste, zoo is het land om de Meer zoo weinig +van prijs en onkostelijk om den dijk daarop te leggen, veel minder dan +zulks bij andere Meren het geval is; bovendien zijn daar zeer weinige +huizen in den weg, zoodat men den Ringdijk en de ringsloot bekwamelijk +zonder verhindering zal kunnen rooijen, maken en leggen naar behooren. + + + Zoodat in alle manieren dit wel te verstaan is, + De Haarlemmer Meer het best zal zijn dat ooit gedaan is. + + +65. Het bedijken van Meren, en het brengen van schadelijke, +verderfelijke wateren tot goed land, is een van de noodwendigste, +profijtabelste en Godzaligste dingen in Holland; want Holland is met +vele groote steden en dorpen bezet, wordt daarbij sterk bewoond, +en daarenboven is er geen land, alwaar men de boter en kaas zoo +schoon, goed, smakelijk en rein kan maken, zoodat in andere Landen +de voorzegde waren zoo begeerd zijn en getrokken worden, dat ze +om hare deugd nimmer overvloedig genoeg schijnen te zijn, zoodat de +oude landen niet minder van prijs werden, maar altijd meer en meer +gelden gelijk blijkt uit de veelvuldige Meren en Moerassen, die in +Noord-Holland vóór en na de Beemster bedijkt en tot land gemaakt zijn, +welke ik hier navolgende zal verhalen + +Het eerste is bedijkt: + + + De oude en nieuw Zijp. + De Berger-Meer. + De Boekeler-Meer. + De Diepe-Meer. + De Daal-Meer. + De Slootgaard. + De Wog-Meer. + De Wout-Meer. + De Bleek-Meer. + De Schaaps-Kuijl. + De Benne-Meer. + De heerlijke lofwaardige bedijking van de Beemster. + De schone vruchtdragende Purmer. + De Wormer. + De Oosthuyzer-Braak. + De Heer Huyge-Waard. + De welgeordineerde en geformeerde bedijkte Schermer. + De Schager-Waard. + De Broeker-Meer. + De Buiksloter-Meer. + De Bel-Meer. + De Braak: bij Medenblik. + De Hoornsche Waal. + De Schals-Meer. + De Enge Wormer. + + +Met nog meer andere kleine Meren, en eindelijk nog de Starre-Meer. + +Men zegt en vermoedt, dat er na den troebelen tijd in Holland, in +Zeeland en andere omliggende plaatsen, omtrent 80,000 morgen lands +bedijkt zijn. Voornamelijk blijkt dit mede uit de groote, heerlijke, +lofwaardige bedijking van de Beemster, die het eerste jaar, toen zij +droog was geworden, door des Heeren zegen zoo overvloedige vruchten +heeft gedragen, dat het niet wel met de pen is te beschrijven. + +66. Mij is verhaald door Dirk van Os, die het mij ook schriftelijk +heeft overhandigd, dat hij op zijn eigen land in de Beemster, met +zijnen broeder Hendrik van Os, het eerste jaar toen de Beemster +droog geworden was, geteeld en gewonnen heeft zeven duizend zeven +honderd drie en vijftig zakken Koolzaad, alsmede Raapzaad, behalve +nog veel meer andere granen, zoo van Tarwe, Garst en Haver, die mede +in overvloed op hunne landen gewassen waren. Nog heeft de zoon van +Dirk van Os, te weten François van Os, mij zelven verhaald, dat hij in +eene zaaijing in de Beemster gewonnen had, op 400 Rhijnlandsche roeden +lands, drie gemeene lasten haver, dat is 108 zakken. Voornamelijk heeft +het gewas van het Koolzaad het eerste jaar zoo veel en overvloedig +in de Beemster opgebragt, dat men vermoedde, dat al de oliemolens in +Holland, in dien tijd, wel een jaar lang daarop konden gaande blijven, +en genoeg hadden om op te werken. + +67. Naderhand heeft de Almogende God de Beemster van alles zoo +overvloedig gezegend, dat het nu genoegzaam het groote Lusthof van +Noord-Holland is, zoo in weiden, bouwlanden, boomgaarden, huizen, +lusthoven, enz. Daar wordt ook gezegd en voor waarheid gehouden, +dat er geen vermakelijker en lustzinniger weg in Holland is, dan de +volgerweg in de Beemster, daar al die schoone heerlijke huizen en +boomgaarden gebouwd zijn, te weten het huis van den Dijkgraaf Dirk +van Os, François van Os, van Meerman, van Carel Loten, van Jan Loten, +van Alewijn en meer anderen. + +68. Daarenboven geeft deze Beemster in overvloed vette ossen, koeijen +en schapen, met vele schoone paarden en hengsten; als ook overvloedig +boter en kaas, met meer andere toespijzen, die in alle manieren +deugdzaam en goed zijn, waar men duizend menschen mede kan spijzen +en voeden, hetgeen aan de eigenaars der gronden goede inkomsten en +renten geeft: + + + Omnia dat Dominus, non habet ergo minus. + God geeft alle ding, en houdt zelf niettemin. + + +69. De Beemster in het gemeen kan ieder jaar nu wel opbrengen +aan landhuur tweemaal honderd en vijftig duizend gulden aan vrij +geld, en dan zijn alle ongelden, mede het molen- en dijkgeld, +betaald. Daarenboven worden hierdoor ook grootelijks verbeterd de +gemeene middelen van het land. + +70. Dit kleine notabel stukje zal ik hier nog bij verhalen, dat men +vermoedt, dat de eijeren van de hoenderen en Eenden in de Beemster +thans meer opbrengen dan te voren al de visch, die in de Beemster +werd gevangen. + + +Der Beemsters kruid, doet groot viertuil, is waardig om te prijzen; +Haar stof geeft lof, fijn ende grof, 't is wel te bewijzen. +Haar roem die gaat, ver over straat; verstaat mijn reden: +Men vindt in 't Rijk, nooit haars gelijk, in land noch steden. + + +71. Alle liefhebbers en beminnaars van bedijkingen, die gezind +zijn om dit groote, heerlijke, treffelijke en lofbaarlijke werk, +de Haarlemmer Meer, mede te willen helpen handhaven om te bedijken, +en tot goed land te maken, zullen gelieven te weten, dat men hetzelve +niet slappelijk zal moeten beginnen, maar met een' voorbedachten zin +en goeden moed. Dat men het werk ook met goede raad en daad zal moeten +aantasten en mannelijk doordrijven. Gelijkerwijs een wijs Koning of +dapper Prins eene sterke stad zoekt te beleggen en te winnen met alle +vlijt, naarstigheid en moed, alle amunitie van oorlog daartoe zoekt te +prepareren en te bereiden, met schepen en wagens alle voerage zoekt aan +te brengen, zijn leger en omheining met wateringen, vesten, bolwerken, +transementen, schansen, redouten, halve manen, contre-escarpes, +hoornwerken, batterijen, loopgraven, traversen, stormbruggen, en +al hetgeen daartoe is dienende, ook mede hout en ijzer, victalie, +bier en brood, alsmede geschut, kruid en lood, en van alles zich zoo +verzorgt, dat er in geene manieren iets moet mankeeren. Dus doende +durft hij zijnen vijand onder de oogen zien, en toch mede de stad +getroost zijn, om alzoo op de oorlogsmanier dapper te strijden en te +volharden, zoo lang totdat hij de stad gewonnen heeft, en daarvan +meester mag blijven. Opdat al de officieren, ruiters en knechten, +prijs en eer bevochten hebbende, hunne soldij met eere zouden mogen +ontvangen, en alzoo het harnas afleggen, gelijk als in het boek der +Koningen beschreven staat. + + + Ne glorietur accinctus, aeque ut discinctus. + Die het harnas aandoet, zal zich niet beroemen, gelijk degene + die het afgelegd heeft. + De kroone ligt niet in het begin, noch in het midden: maar het + einde kroont het werk. + + +Men zegt gemeenlijk: wèl begonnen is half gewonnen. + +Maar veeleer is dit spreekwoord goed: + + + Vincit assiduus labor. + Aanhouden is het regte middel zoo men zeit, + Om te verkrijgen 't geen dat er verborgen leit. + + +Gelijk ook mede de geleerden voor een spreekwoord hebben: + + + Absque labore gravi non venit ulla seges. + Zonder arbeid komt er geen koren in de schuur. + + +72. Het zou kunnen gebeuren, daar groote werken ook hunne zwarigheid +hebben, dat het fortuin niet altijd naar wensch liep, even als een +schipper van een groot schip, die de zee gebruiken moet, soms wel +onvoorziens met een' zwaren storm overvallen wordt, en daardoor zijn +anker en touw moet verliezen, en niet altijd voor den wind gaat; doch +daarom geeft hij den moed niet verloren, maar schept nieuwe courage +met zijn bootsvolk, om het schip wederom te maken, te heelen en te +boeten, en denkt alzoo, gelijk de Franschman zegt: + + + Si la fortune me tourmente, l'espérance me contente. + + +73. Vele menschen zijn welgezind tot groote rijkdommen, kostelijke +schatten en juweelen, tot groote klompen goud en zilver, daar men +boter voor kan koopen. Dit blijkt dagelijks, daar velen hun leven +daarvoor wagen en in groot gevaar stellen, om te varen naar Oost- en +West-Indiën, Groenland, IJsland, Guinea, Angole, Turkije, Barbarijë, +Grieken, Perzië, Alexandrië, de Archipel, Moscovië, het Weygat, +Magalena, Peruana, Zweden, Denemarken, Riga, Revel en meer andere +vreemde eilanden, steden en plaatsen, Oost en West gelegen, die te veel +zijn om op te noemen. Waar maar eenigzins vermoeden is, om voordeel en +winning te doen, daaraan wordt geen arbeid, kosten of moeiten gespaard, +om hetzelve te aanvaarden, te onderzoeken en te volbrengen, + +74. Maar laat ik voortvaren en tot mijn eigenlijk onderwerp komen, +om hetwelk ik begonnen ben te schrijven, te weten over die groote +zilver- en goudmijn, de Haarlemmer-Meer, waar zoo vele kostelijke +schatten in verborgen zijn. Welke Meer reeds voor vele jaren heeft +bestaan, in het beste en in het middelste gedeelte van Zuid-Holland +ligt, naar mijn oordeel, op de allergeschiktste en gewenschte plaats +der Zeventien Provinciën, nabij Haarlem, Leyden en Amsterdam, wèl +bedijkt binnen de Zeedijken, op de hoogte van twee en vijftig graden, +om welke men niet behoeft naar vreemde landen te varen om haar te +zoeken. Ik waarschuw en vermaan alle minnaars van bedijkingen, dat +ieder hunner zijn voordeel zoeke waar te nemen, en medewerke, om een' +nagel, spijker of bout aan dit schip te slaan, en raad te geven. + +75. Om met de hulp van God hiertoe te kunnen komen, en om deze +groote zilver- en goudmijn te vinden, en de kostelijke schatten +en juweelen op te graven, bestaat voornamelijk uit twee of drie +merkwaardige dingen. Het eerste is, een zware, breede, digte, +sterke, wèlgeformeerde en gemaakte Ringdijk. Het tweede is, dat men +daar nog bij moet hebben goede, bekwame, groote, sterke, achtkante +water-molens, die alle in goede orde gezet, gemaakt en gesteld zijn, +waar men het land mede uit de valleijen moet zoeken. Het derde is, +goede, bekwame sluizen en uitwateringen ter gelegener plaats en op +het IJ, om alle belanghebbenden van de groote steden en ook de oude +landen voldoende te bevredigen. Daarbij nog geschikte (bekwame) +wateringen en vaarten door de Meer. + + +Beschouwing (Propoost) van den dijk. + +76. Gelijk de planken of de huid van een schip het voornaamste is, +waar het schip op moet zeilen, alzoo is het ook met een' sterken +digten Ringdijk, die het water van de Meer moet keeren. + + +Van de watermolens. + +77. Een sterke digte cementbak is met pompen haast ledig te halen; +desgelijks is eene wèlbedijkte digte meer met watermolens wel droog +te malen. + + + + + +Dit is ook noodig om aan te teekenen. + +78. Alzoo ik mede in het begin van het bedijken van de Beemster +gediend heb als Ingenieur en Fabrijk van het zetten en stellen van de +watermolens, tot het voltrekken toe, zoo is het, dat ik, op verzoek +van Dirk van Os, en de Hoofd-Ingelanden, altijd zekere aanteekeningen +(notici) daarvan gehouden heb, en dikmaals gepeild heb en bevonden, +dat de molens van de Beemster in een etmaal, met goeden wind, een' +duim waters op de geheele Beemster in de hoogte konden uitmalen, en +ook somtijds wel anderhalven duim, en dat op vijf- of zesthalf honderd +Rijnlandsche morgen, een' gang molens. Zoodat men de Beemster in twee +jaren drooggemaakt heeft, wel verstaande de inbraak niet medegerekend; +en dat het derde jaar malens gekaveld werd, en elk zijn land bij +loting ontvangen heeft. + +79. Ik heb mede in het bedijken van de Beemster, en ook naderhand, +niet kunnen bemerken, dat de grond iets lek was, zoodat het water +nimmer gewassen of verhoogd is, als het niet regende. + +80. Nog zekere calculatiën alhier gemaakt, hoe vele tonnen waters +een bekwame groote achtkante watermolen op een etmaal uitmalen +kan. Hetwelk ik Jan Adriaansz. in mijne jonkheid, in den tijd van +mijn' zaligen vader Adriaan Symonsz. Leegwater, van de Rijp, in den +polder van Rijp en Graft menigmaal gepeild heb, en bevonden met twee +watermolens, gerekend een' voet in het vierkant, en zes voet hoog +voor eene tonne waters. + +81. De voorschreven polder van Rijp en Graft is groot, omtrent 1400 +morgen, Geest-meer, Ambachts-maat, en is omtrent zoo veel water als +land, dat is 700 morgen waters, hetwelk twee watermolens, in een +etmaal, een' duim in de hoogte konden uitmalen. + +82. Die zelfde morgentalen gebragt in vierkante roeden, en daarna tot +vierkante voeten, waarvan 72 duim in de hoogte gerekend en dat een +voet vierkant voor eene ton waters, zoo is het, dat twee molens, naar +deze rekening, in een etmaal uit kunnen brengen 896,000 ton waters, +en een molen 448,000. + +83. Zoo iemand in deze zaak omtrent het droogmaken van de Haarlemmer +Meer eenigzins twijfelmoedig mogt wezen, vreezende voor eenige +zwarigheid van den grond of lekking van den Ringdijk, zoo zal ik +alhier, met Gods hulp, om alle twijfelmoedigheid weg te nemen, +goede en duidelijke (klare) voorbeelden verhalen, welke mij door +ondervinding bekend geworden zijn. + + + Experentia docet. + + +84. Aangaande den duinkant of de westzijde van de Haarlemmer Meer, +alzoo het gemeene spreekwoord is, dat zandgronden lek zijn: dat is +eensdeels alzoo; maar hiervan is eene goede verzekering, en dat, +uithoofde onder dat zand goed veen en klei liggen, gelijk zulks +dagelijks blijkt en bevonden wordt, vermits onder het zand of de +nollen goede turf gegraven en gedolven wordt, en onder het veen geen +zand ligt tot aan de klei toe. + +85. Dit zelfde blijkt mede aan den Lisser-poel: deze, schoon nabij +de duinen gelegen en nog onlangs bedijkt, wordt ook wel droog gehouden. + +86. De Soetermeersche Meer, die aan de zijde aan de veenen ligt, +is mede onlangs bedijkt en wordt ook wel droog gehouden. + +87. Zoo ook werd uit de Hem-meer, die aan het harde gelegen is, +tegenover de Kaag, met geringe moeite het water uitgemalen, en het +land zeer goed droog gehouden, welke Meer meerendeels toebehoort aan +Sr. Jan van Baarle. + +88. De ringdijk van de Beemster is in het begin meestal uit veenlanden +gemaakt. Die van de Purmer desgelijks. De dijken van de Wormer en +Waterlandsche Meren zijn mede al tezamen van veenlanden gemaakt, zij +worden alle digt bevonden en goed droog gehouden. Bij het bedijken +is vooral hoog noodig, dat men het zwoord- of grasveld, dat onder +den dijk komen zal, goed wegneme, opdat de aarde te beter sluite, +en de dijk digt zou wezen. + +89. Eindelijk de Schermer, die ten naaste bij van gelijke natuur is als +de Haarlemmer Meer, en aan de noordzijde bijkans van gelijke diepte, +zal ook met vier molens boven elkander moeten malen; zoo ook heeft de +kil van de Beemster twee molens in het diep staan, die vier hoog malen. + +90. Aan de Oostzijde, aan de Noordoostzijde en aan de Zuidoostzijde +van de Schermer, is de ringdijk geheel van veenland gemaakt; +aan de Westzijde van die Meer van Jan Boies af, tot aan den +Akerslooter-koorn-molen toe, is de ringdijk geheel van zand of +geest-land gefondeerd en gemaakt, en daar is naauwelijks eene Meer +van al de bedijkte Meren in Noord-Holland, die zoo spoedig en ras +droog gemalen is, als deze Schermer. + +91. Het is mij wel bekend, dat er eenige Meren zijn, wier droogmaking +niet wil gelukken; maar daar, is de reden van: óf omdat de klei te +diep ligt, óf omdat die Meren aan een bergachtig land, of grof zand +gelegen zijn, dat geen water schut, zoo als ik hetzelve wel gezien +en bevonden heb; óf omdat de grond met struiken of bladen van boomen +opgehoogd en bezet is, en hierdoor lek en sponsieus blijft. Gelijk +het ook blijkt, dat eenige dezer Meren niet vast toevriezen, al vroor +het bijkans nog zoo sterk; hetgeen een teeken is, dat de grond open, +sponsieus en lek is. + +92. Aangaande den grond van de Haarlemmer Meer, kan ik anders niet +bevinden en verstaan dan alles goeds, alzoo ik haar voorheen met den +Burgemeester van Aalsmeer en eenige arbeiders, op vele verschillende +plaatsen, gepeild, gebeugeld, gediept, getast en wèl onderzocht +heb, en anders niet kan bemerken of bevinden, of deze Meer heeft +een' bodem van goede klei, doorgaans dik 7, 8 en 9 voeten, gelijk +bevorens verhaald is. En de Haarlemmer Meer is doorgaans diep negen +Rhijnlandsche voeten, of tien houtvoeten, bijkans van gelijke diepte +als de kil van de Beemster of Schermer. Op sommige plaatsen is de grond +aan de kanten van de Meer met veenachtige slibber vermengd, een voet +of anderhalf dik; dezelve is bekwaam, om met den ploeg door malkander +in de klei te vermengen, en alzoo tot goed land te maken. Daarenboven, +hetgeen een goed teeken is, als het eene gewone vorst is, vriest de +Haarlemmer Meer zoowel en zoo vast toe als eenig ander water, zoodat +men daar overal met paard en sleê over rijden kan zonder treuren. Het +blijkt daaraan, dat de grond digt en vast moet wezen. + +93. Dat de grond van de Haarlemmer Meer goede klei is: dat is de +allerbeste, waar men op betrouwen kan, dat de grond digt zal wezen. Het +is mede een goed fondament voor den Ringdijk en in alle manieren heel +goed voor het dóórlekken en opwellen, zoo als te voren gezegd is. + +94. Van de watermolens zal ik alhier mede een weinig verhalen en +noteren. + +95. Dit is de gewone gang en wijze in Noord-Holland bij het bedijken +van meren, zoo als de ondervinding het geleerd heeft. + +96. Als men zoo hoog moet opmalen, als men aan de Beemster en Schermer +op het diepst heeft moeten doen, dan stelt men vier molens boven +elkander tot een' gang, die elkander toemalen van vier of vijf en +dertig voeten stijls, en dat gemeenlijk op vijf honderd Rhijnlandsche +morgen een' gang molens, wèl verstaande, hoe meer gangen molens +op eene kolk malen, hoe beter, en het zal noodig wezen, dat men op +de Haarlemmer Meer zoo veel gangen molens op eene kolk brengt als +immer doenlijk is, en dat om de volgende oorzaak: als er een molen, +twee of drie onklaar zijn, zoo kunnen de overige molens nog malen, +en op den gang blijven, en ook mede dan wordt de ringdijk te minder +gebroken met de kleine sluisjes, die in den ringdijk moeten liggen, +waar de bovenmolens moeten doormalen. + +97. Het is ook eene hoognoodige zaak, dat men verscheidene kruisvaarten +door de Meer maakt, even als in de Schermer, en zulks tot gerief van +de Deelhebbers en huisluiden, om hunne waren met kleine schuitjes +aan den ringdijk te kunnen brengen, als ook vooral de materialen, +die men tot het bouwen en timmeren noodig heeft, en mede ook tot eene +gemeene onderkolk of boezem van de laagste molens. + +Om nu te komen tot het principaalste, waar alles aan gelegen is. + +98. Als dit groote, heerlijke en lofwaardige werk, met de hulpe Gods, +voltrokken en gekaveld zal zijn, dan zal men met den zegen des Heeren +daarop kunnen telen en vinden de allerbeste, kostelijkste schatten en +juweelen, die tot 's menschen nooddruft en onderhoud van doen zijn. Als +men het land behoorlijk ploegt, bebouwt en bereidt, gelijk als in den +beginne Adam, onzen eersten vader, opgelegd was, toen hij het gebod +van God overtreden had, dat hij in het zweet van zijn aanschijn zijn +brood zou eten. Gelijk ook mede in de H. Schrift geschreven staat: +Zoodanig als de akkerman is, zoodanig is ook de bouwing. + + + Bouwt op het nieuw, zaait niet onder den doorn, + Werpt dan in uwen akker het goede koorn: + Zoo zal God u geven, tot een baat, + Eene overvloedige, opgehoopte, volle maat. + + + In manibus Domini sorsque, salusque mea. + Mijn heil en mijn geluk staat in den zegen des Heeren. + + + + + + + +Volgt nu van de heerlijke vruchten des velds. + +99. In de eerste plaats zal in deze Meer zijn te vinden velerhande +granen, als tarwe, rogge, gerst, haver, erwten, boonen, boekweit, +koolzaad, raapzaad en meer andere gewassen; ook gemeste kalveren en +vette schapen, meer dan twintig duizend hoornbeesten, met nog daarbij +velerhande vee en gevogelte, mede in overvloed. Boter en kaas, honig +en melk, met velerhande toespijs, fruit en wijnbeziën, hetwelk niet +alles is te bedenken en te noemen. Het zou zulk eene verandering +in Zuid-Holland geven, dat men het wel het achtste wonder zou mogen +noemen: dat te voren eene schadelijke Meer, een bederfelijke poel, +een verslindende wolf is geweest, dat zou men alsdan den grooten +Zuid-Hollandschen lusthof wel mogen noemen; of het Hollandsch Tresoor, +waar men eene menigte van menschen, door den zegen des Heeren, mede +zou kunnen spijzen en voeden, hetgeen tevens de gemeene landsmiddelen, +met zoo vele duizenden zou stijven en verbeteren, dat het niet wel is +te zeggen. Hiertoe zullen ook wel noodig zijn duizend boeren met hun +gezin, knechten en dienstboden, om het land te bouwen en te bearbeiden, +hetgeen te zamen wel zes duizend menschen zal bedragen. + +100. Alzoo ik voor dezen gehoord en verstaan heb, dat sommige burgers +van Haarlem en van Leiden in eenige zaken wat zwaarhoofdig zijn, +meenende, dat hunne vaarten en wateringen eenigzins zouden verminderen +of verslimmen; zoo zal ik hier met goede redenen bewijzen, dat heel +anders en contrarie het geval zal zijn, op grond der ervarenheid van +hetgeen ik voor dezen dikwerf gezien en opgemerkt heb. + +101. Eertijds, voordat de Beemster en Purmer bedijkt waren, heb ik +dikwerf gezien en bevonden, dat de doorvaart of haven van Purmerend zoo +verdroogd was, dat daar naauwelijks eene ongeladen schuit kon vloten, +en dat gebeurde telkens als er een stormwind uit het noord-westen +woei; dan kwam het dikke water in de haven, en zette zich daar neder, +en hoezeer men het met den beugel uithaalde, was het met iederen +storm weêr hetzelfde. Desgelijks ook de Meer, beoosten Purmerend; +welke slibber met een' ooste-wind uit de Purmer kwam. Maar nadat de +beide meren, de Beemster en de Purmer, bedijkt zijn, heeft men dit +gebrek niet bevonden. + +102. Desgelijks de haven van Edam, alsmede de doorvaart van Nek +en meest alle havens, die op zoodanige wateren of meren liggen; +deze vervuilen altijd door het dikke, modderachtige water, dat met +stormwinden inspoelt. + +103. Daarenboven heb ik ook meermalen gezien (en er mede aan +geholpen), dat men ten tijde, vóórdat de Beemster bedijkt was, +als er eene geladen schuit in de haven van de Rijp in kwam varen, +met groote krachten die schuit moest intrekken, om ter plaatse te +komen, waar men moest lossen; en dat de haven zoo opgedroogd was, +van den modder of de slibber, die uit de Beemster kwam, dat men het +met beugelen en baggeren niet goed kon maken, uithoofde dat telkens, +als het weêr uit het oosten sterk woei, het weêr even zoo vervuilde +als te voren; wij moesten dikwerf en waren genoodzaakt de sluis van +de Rijp open te zetten, en het water door de haven in den polder te +laten stroomen, en den grond met stokken en beugels om te roeren, +en alzoo de haven te verdiepen. Naderhand toen de Beemster bedijkt +was en de watermolens klaar water uit de Beemster hebben gemalen, +heeft men dergelijke gebreken niet gezien, noch vernomen; want als +nu de haven eens uitgediept is, dan vervuilt zij zelden of nooit, +en men heeft daarenboven nu altijd klaar water in de haven van de Rijp. + +104. Als men met reden mag spreken, zoo is het (mijns oordeels en +gevoelens), dat die van Haarlem en Leiden weltevreden behooren te +wezen met het bedijken van de Haarlemmer Meer, en dat zij geene reden +hebben zoodanige klagten en questiën in te brengen, maar grootelijks +daardoor verbeterd zullen zijn en in het minst geene schade zullen +lijden, maar veel eerder groot voordeel, gelijk ik hier met navolgende +redenen zal bewijzen. + +105. Met betrekking tot de doorvaart van Haarlem, zal dezelve in +alle manieren beter en bekwamer zijn dan te voren; het gebeurt nu +dikwerf, dat er schepen zijn, die met kostelijke koopmansgoederen zijn +geladen, welke, als zij voor de Meer, bij de ton, komen, met eenen +hoog-zuidenwind en storm genoodzaakt zijn aldaar te moeten blijven +liggen, uit vrees dat zij groote schade zouden lijden. Ook mede met +een' noordelijken wind in de Kaag insgelijks; men kan alsdan met +schepen en waren niet voortkomen, vermits men het water van de Meer +alsdan niet kan gebruiken, waardoor de koopman dikwerf groote schade +lijdt en mede groot perijkel van zijne schepen te verliezen, hetgeen +zich heel anders en beter zal toedragen, als de Meer bedijkt is. + +106. Als er eene bekwame, wijde, diepe ringsloot of kanaal zal gemaakt +zijn, van zestien of twintig roeden wijd, of zoo wijd als men dan met +goede orde ordonneren zal, zal men die altijd met halven wind kunnen +zeilen, en ook mede met gewone schepen oplaveren; en heel zelden zal +het zijn, dat men die niet gebruiken kan, wel te verstaan, als er mede +een bekwame trekweg zal worden gemaakt, om de schepen altijd met gemak +en gerief met paarden in den wind te kunnen optrekken; de kooplieden +zullen alsdan zelden of nimmer verkort of verhinderd zijn of schade +lijden. Welke trekweg en kanaal mede zullen gemaakt worden, tot aan +de stad Leiden toe, alsmede van de Zijlpoort af tot aan de Kaag of +tot aan de Nieuwe Vaart, zoo als men het dan best geraden zal vinden. + +107. Aangaande het water, dat nu dikwijls heel vuil en troebel is, +dat zal zich heel anders begeven, dan het nu tegenwoordig doet, +waardoor die van Haarlem en van Leiden grootelijks verbeterd zullen +zijn, en het werk alsdan zullen moeten prijzen. + +108. Vooreerst is het notoir, en men kan het ook ligtelijk begrijpen, +dat er alsdan nimmermeer in de steden Haarlem en Leiden eenig vuil, +stinkend of troebel water zal kunnen komen; want als de Haarlemmer +Meer bedijkt en droog gemaakt zal zijn en tot land gebragt zal wezen, +zal er geen ander dan klaar regenwater in de Meer komen, hetwelk zal +staan op kleigrond, vermits de slooten en molen-togten in de Meer +mede in de klei gedolven en gemaakt zullen worden, en de watermolens +van de Meer alsdan het klare water in de ringsloot zullen malen; en +daarenboven zal het duinval, dat aan de west-zijde van de Meer is, +in de ringsloot door verscheidene kanalen komen zakken. Dat water zal +alsdan in de ringsloot behouden wezen en niet vervuilen noch troebel +worden door het stormen van de Meer. + +109. Dat water komt mede in de steden Haarlem en Leiden; doch de +principaalste uitwatering van Rhijnland moet door Haarlem en Sparendam +komen, en aldaar uitgeleid worden, als ook mede bij het huis ter +Hart. Hier staat nog op te letten, dat als de Meer tot land zal +gebragt wezen, de omliggende plaatsen en landen nimmermeer gekweld +zullen wezen door buitengewone hooge aanpersen en afpersen, waardoor +de straten van Leiden nu dikwerf onder loopen, als de wind sterk uit +het noord-oosten waait, en het Sparen een' voet 2 of 3 minder is dan +gewoonlijk, zoodat de schepen er niet over kunnen komen, maar dikwerf +drie of vier dagen tegen Haarlem en Sparendam moeten blijven liggen en +toeven door gebrek aan water, waardoor de kooplieden dikwerf verkort +worden en groote schade lijden, door het bederven van hunne waren. + +110. Welligt zal iemand zeggen: als het een drooge zomer is, zoo zal +er ook weinig water in de Ringsloot zijn. Maar datzelfde heeft plaats +of de Meer bedijkt is of niet; want als het een drooge zomer is, +dan is er nimmer veel water in de binnenpolder, noch op de Meer. + +111. Daartegen zal ik een goed middel stellen: Men make de +buitensluizen met contradeuren, of schore die deuren toe, en late +niet meer water uitloopen, dan men in het schutten van de schepen van +nooden heeft, gelijk men in Noord-Holland doet, als er weinig water +is. Op die wijze laat men de nieuwe sluis of? dijker tot Sparendam +en te Nauwerna? toestaan, om het water in te houden. + +112. Dit zou ik ligtelijk hebben vergeten: Als het klare water in de +Ringsloot staat, gelijk bevorens verhaald is, dan zullen de brouwers +van Haarlem en Leiden dat water kunnen gebruiken, om daarvan te +brouwen, en weinig of geen onderscheid in hetzelve kunnen vinden met +het water, dat zij thans met groote kosten en moeite moeten halen. + +113. Het principaalste en beste is nog, (wat kan er ter wereld +beter wezen!) dat men in de nabijheid van een heerlijk, lofbaarlijk, +gebenedijd land zal wonen, waarvan meestal des menschen nooddruft, +door den zegen des Heeren, komen moet. + +114. Alzoo de stad Haarlem aan twee zijden duinen heeft en aan de +zuid-oost-zijde het groote water, en er niet veel goed land om de +stad ligt, waardoor ook marktdagen sober en weinig moeten wezen, zoo +zal het bedijken van de Haarlemmer Meer zulk een merkelijk profijt +en voordeel geven, dat men het niet kan uitspreken. + +115. In het beginsel, als het werk zal worden aangetast, zullen de +werkmeesters (werkbazen), arbeiders en knechts dagelijks van doen +hebben gereedschappen tot hun werk, hetzij hout, ijzerwerk, kordewagens +en andere nooddruftige dingen, daarenboven kost en kleeding; al hetgeen +zij uit de steden zullen moeten halen. In het kort, meest al hetgeen +aan de Meer geconsumeerd en verarbeid zal worden, dat zal meestal in +Holland blijven en weinig in andere landen gevoerd worden. + +116. Alsdan dit groot, heerlijk, lofbaarlijk, notabel werk met de hulp +van God bedijkt en in goede orde gebragt zal zijn en voltrokken, zoo +zullen er eene menigte van boeren en huisluiden in de naaste steden +komen met ros en wagens, ook mede met hunne granen: desgelijks met +boter en kaas en met andere waren, hetwelk te lang zou wezen om te +verhalen. Zoodat een iegelijk ligtelijk begrijpen kan (zoo als ook +het gemeen spreekwoord waar is): waar het volk is, daar is nering +en welvaart. + +117. Hierbij zal ik nog achteraanstellen de calculatie van deze +bedijking, wat ieder morgen lands, mijns oordeels, omtrent zal +kosten. Voordezen heb ik dit nog eens gesteld; maar over sommige +werken was ik wat te ligt geloopen, en hoop nu op alles te letten, +zoo veel als doenlijk is, naar de genade, die mij de Almogende God +gegeven heeft. + +118. Vooreerst zullen er moeten wezen omtrent 160 kloeke achtkante +watermolens, waarvan elk omtrent zal kosten 5600 gulden, bedragende +te zamen 869,000 gulden. + +119. De Haarlemmer Meer is omtrent in het ronde 25 duizend roeden, +zoo als bij raming in den omgang is bevonden, behalve het plempwerk; +als men nu rondom koopt in de breedte 40 roeden lands, om daarvan te +gebruiken 10 roeden tot den ringdijk, en 12 of 14 roeden tot de gemeene +ringsloot, dan blijft er omtrent 16 roeden achter den dijk liggen, +waar men de molens op kan zetten en stellen, en waarvan men ook de +kolken en kolkdijken bekwamelijk van zal kunnen maken, en van welk +overgebleven achterland men den ringdijk mede kan onderhouden. Als +iedere roede lands kost 10 stuivers in koop, dat is 20 gulden iedere +roede in de lengte, en men dit vermenigvuldigt met 15000 roeden, +bekomt men te zamen 300,000 gulden. + +120. De ringsloot zal zijn twaalf roeden in de wijdte, en acht voeten +diep, is, op de lengte van eene roede, omtrent 84 schaft aarde, om +den dijk mede te maken. Iedere schaft zal aan arbeidsloon omtrent +kosten 10 stuivers, bedraagt iedere roede in de lengte 42 gulden, +en dat vermenigvuldigd met 15000 roeden in de rondte van den geheelen +omgang van den dijk, bedraagt te zamen 630,000 gulden. + +121. Voor alle zaken, zal het beste wezen, dat men den ringdijk in +de breedte make; want het is beter daarna den dijk op te hoopen, +dan ter zijde aan te klampen of te verbreeden, en ook mede, dat men +den achterdijk van binnen, van de kruin af, vijf à zes roeden breeder +make, dan die van de Beemster of andere bedijkte Meren, en de notsloot +op halve diepte en op half water keerende, voor het dóórlekken en +aanpersen van den ringdijk, en het water van de ringsloot, met eenen +suffisanten kadijk van achteren tot eene waterkeering en separatie +van de landen; want de dijk blijvende voor het gemeen, is alzoo +bekwaam en vruchtbaar tot hooilanden, als anderzins, om voor het +gemeen te verhuren. + +122. Ook moet de ringsloot aan de westzijde, of den geestkant, vier +roeden worden verwijd, hetwelk de principale vaart en uitwatering +zal wezen, die ook het eerst moet gemaakt worden, om de doorvaart van +Haarlem niet te beletten, noch te verhinderen; ook niet die van Gouda, +ten einde ieder wèl te contenteren; en dat wel van de Ton van Haarlem +af, tot aan de Wetering toe, hetgeen is omtrent lang 7000 roeden, en +iedere roede in de lengte, met den aankoop van het land en arbeidsloon, +zal omtrent kosten 15 gulden, bedraagt nog 105,000 gulden. + +123. De Plempwerken zijn omtrent lang 1600, iedere roede zal omtrent +kosten 200 gulden. Te weten, de vóórboezem over de eilanden van +Ruigoord, met het gat bij den Overtoom over te plempen, ook mede +bij de Ton van Haarlem, desgelijks mede bij de Kaag. De Wetering, +met nog meer andere kanalen en slooten, bedraagt nog, als het te +zamen gemultipliceerd is, de somma van 320,000 gulden. + +124. Den Ringdijk aan de westzijde, daar de principaalste vaart zal +wezen, van de Haarlemmer Ton af, tot aan de Wetering toe, van buiten +aan de ring-sloot geheel te beschoeijen, zal iedere roede in de lengte +omtrent kosten twaalf gulden, bedraagt de 7000 roeden in de geheele +lengte 84000 gulden. + +125. De binnenwerken, te weten, die wegen en slooten, molen-togten en +vaarten, kolken en kolkdijken en andere affairen, worden doorgaans +gerekend een derde deel te kosten van de buitenwerken, en bedragen +dus nog omtrent 778,000 gulden. + +126. Nog voor het maken van sluizen en uitwateringen, bij het huis +Ter Hart en andere geschikte plaatsen, ook mede de kleine sluisjes, +door den ringdijk, waar de molens door zullen malen, 102,000 gulden. + +127. Nog voor eene rekening, indien het gebeurde, dat men de Meer +het eerste jaar, als de plempwerken gemaakt zijn, niet kon sluiten, +en dat men de ringsloot zoo spoedig niet op hare behoorlijke diepte +kon krijgen, en dat de plempwerken daarom groote schade zouden lijden, +zoo zal men genoodzaakt wezen, vier of vijf greenen sassen of kolken +te maken, ter bekwamer plaatsen, om in en uit de Meer te kunnen varen, +zoo lang totdat de Ringsloot op hare behoorlijke diepte gemaakt zal +zijn, en de molens zoo veel water uit de Meer gemalen zullen hebben, +dat alle plempwerken ontlast zijn, wanneer men de sassen weder zal +kunnen opbreken en den ringdijk rondom in haar geheel digt sluiten. Dit +zal nog omtrent kosten 42,000 gulden. + +128. Nog aan noordshout, om desgelijks te gebruiken tot klein +schoeiwerk, met het onderhoud en het betimmeren van de watermolens, +aleer men aan het kavelen komt, 83,000 gulden. + +129. Nog voor den Dijkgraaf en de Heemraden, Bewindhebbers, Landmeters, +Opzieners, Schuitevoerders, Boden, Knechts, enz. tot aan de kaveling +toe, voor drie jaren 80,000 gulden. + +130. Nog aan vier Heerenhuizen of Keten ter bekwamer plaatsen, +op onderscheidene kanten van de Meer, om desgelijks residentie te +houden, met vier of vijf heerenschuiten tot gerijf, (om van het eene +werk naar het andere te varen,) met nog sommige houttuinen daarbij, +10,000 gulden. + +131. Nog tot een' toeslag en meer andere kwade kosten in voorraad, +hetzij riet, rijs, takken, hout, ijzerwerk, spijkers en arbeidsloon, +als men in het bedijken is; om de plempwerken dagelijks te onderhouden, +zoo lang als het water in de Meer nog kracht baren kan; om in den +ringdijk de kwade steden te voorzien en nog andere kosten meer. Idem. + +132. Eenige vergaderingen met de groote steden, desgelijks mede met +de Heeren van Rhijnland, en andere huislieden van omliggende dorpen, +om alzoo gelijkerhand in het goede met elkander te accorderen, en +om alzoo dit groote, heerlijke, lofbaarlijke werk met Godes hulp +te beginnen, en tot een goed einde, met alle orde, in kavelingen te +brengen, 70,000 gulden. + +133. Nog zijn twee voorname zaken, die wel bedacht dienen te wezen. De +eene is, dat de ringsloot en de trekweg mede door de stad Leiden moeten +gaan, opdat het stroomende water van de molens mede door Leiden heen +en weêr zou zwieren en stroomen. + +134. De andere is: indien het gebeurde, dat de grond of slibber voor +Sparendam begon op te droogen en te vervuilen (vermits Sparendam +in eene hop of inwijking gelegen is), hetwelk de scheepvaart zou +verhinderen en beletten (waarvoor ons God wil verhoeden), zoo zal men +verpligt zijn de Nieuwe vaart, van Haarlem af, tot aan het huis Ter +Hart toe, te verwijden, zoo vele roeden, als het noodig zal zijn, om +aldaar eene kolk te ordonneren, en sluizen te maken, waar men altijd +behoorlijk kan doorschutten op het IJ, om alzoo eene bekwame diepe +vaart te behouden tot welstand van de stad Haarlem en van anderen, +die deze vaart moeten gebruiken en van doen hebben. Voor deze twee +notabele stukken wordt nog gerekend 100,000 gulden. + +135. Dit alles bedraagt al te zamen zes en dertigmaal honderd duizend +gulden. En als de Meer uitbrengt 20,000 morgen, zoo komt ieder morgen +te kosten 180 gulden. + + + No. 118 f 896,000. + » 119 » 300,000. + » 120 » 630,000. + » 122 » 105,000. + » 123 » 320,000. + » 124 » 84,000. + » 125 » 778,000. + » 126 » 102,000. + » 127 » 42,000. + » 128 » 83,000. + » 129 » 80,000. + » 130 » 10,000. + » 132 » 70,000. + » 134 » 100,000. + --------- + f 3,600,000. + + + + + + + + + KORT VERHAAL + VAN + DE MEREN, DIE IN NOORD-HOLLAND BEDIJKT ZIJN, + TEGEN + SARDAM EN DEN HUIGENDIJK + + + HETWELK AL TE ZAMEN GESCHIED IS NA HET JAAR 1608, + EN OOK MEDE VAN DE SLUIZEN EN UITWATERINGEN, DIE + UIT DIEN HOOFDE GEMAAKT EN GELEGD ZZIJN, WELKE DE + NIEUW-BEDIJKTE MEREN HEBBEN DOEN MAKEN EN BEKOSTIGEN. + + +136. In den Eersten zoo is de Beemster bedijkt, is groot zuiver land +7545 morgen. +Nog de Purmer bedijkt is groot 3000 morgen. +De Wormer, groot 1790 morgen. +De Schermer, groot omtrent 6000 morgen. +De Enge Wormer, groot 190 morgen. +De Schalsmeer, groot 75 morgen. + +137. Dit alles bedraagt 18,600 morgen, zoodat de boezem aldaar nu +tegenwoordig kleiner is, dan eer de meren bedijkt waren. + +138. Hiertegen hebben de Heeren van de Beemster doen maken een kanaal +of eene uitwatering, beginnende van de Schermer af, voor Ursem, +langs den Walegsdijk, loopende mede voorbij Avenhorn en den ouden +dijk, tot aan den kant van de Zuiderzee, met nog eene nieuwe sluis +of duiker aldaar in den zeedijk gelegd, om het water te lossen. + +139. Nog heeft de Beemster doen maken den grooten steenen Duiker +op Sarendam. + +140. De bedijkers van de Purmer hebben doen maken het Sas, op het +Oost-einde van de haven van Edam. + +141. De Heeren bedijkers van de Schermer hebben doen maken het kanaal +of de uitwatering door het Kromenier en Wessaner veld, strekkende +tot aan Nauwerna toe, alsmede nog de steenen sluis, die op Nauwerna +gelegd is op het IJ. + +142. De bedijking van de Wormer heeft doen maken eene sluis op den +Nieuwendam, die uitwatert op de Wijker-meer. + +143. Tegen deze nieuwgemaakte sluizen en uitwateringen malen +tegenwoordig 45 watermolens meer dan te voren op den grooten boezem +deden, welke boezem omtrent 18,600 morgen kleiner is, dan toen de +meren nog niet bedijkt waren. De drie sluizen, te weten de Duiker op +Saardam, de sluis op Nauwerna en die op Nieuwendam zijn geheel tegen +de Natuur aangelegd. + +144. Vele menschen in Noord-Holland kennen deze gelegenheid en +uitwateringen zeer wel, en weten, dat meest altijd en doorgaans in +deze kwartieren de wind zuid-west, zuid en zuid-oost waait. + +145. Dit maakt veel laag water op het IJ; maar daartegen perst de Zaan +altijd afwaarts en ten noorden aan. Desgelijks doet mede de nieuwe +vaart van Nauwerna, als ook mede de uitwatering naar den Nieuwen dam, +die toch zeer weinig nut en profijt kan doen, en zulks vermits die +uitwatering door de Wijker-meer altijd vol geslikt en verdroogd is. + +146. Alzoo is het ook mede met meest al de polders, die in +Zuid-Holland liggen, die op de Schie en de Rotte malen en hare +uitwatering hebben op de Maas; deze hebben eenen kleinen boezem en +kunnen met zuid-weste-winden weinig water door hunne sluizen lozen, +door het aanparsen van de Maas en het afparsen der kanalen. + + +NOTA. + +147. Indien de Heeren bedijkers van de Beemster, in het begin der +bedijking, met de Heeren van de uitwaterende sluizen, en met de +stad Hoorn waren overeengekomen (hetwelk in het begin op een' zeer +goeden voet stond), om de uitwatering te maken door Avenhorn en de +Naamsloot, welke een zeer schoon, diep, regt kanaal en wijde sloot is, +loopende ten naaste bij noord-oost-waarts aan, tot op den hoek van +den Zeedijk bij de watermolens, staande bij het Hulkjen, strekkende +voort tot aan de stad Hoorn bij den Zeedijk langs, dan hadden al +deze nieuwbedijkte meren, met de oude landen daar omtrent gelegen, +tegen den Huigendijk en Spaardam, al te zamen volkomen wel gediend +en met hare uitwateringen wel geholpen geweest; ja zouden zelden +of nimmermeer des winters verlegen geweest zijn met het hooge water, +komende de afpersing van de Naamsloot en de afpersing van de Zuiderzee, +geheel volgens de Natuur naar wensch. + +148. Waarmede ik alhier wil te kennen geven, dat al de sluizen +en uitwateringen, die van de Haarlemmer Meer tegenwoordig bij het +Huis ter Hart, op Sparendam en elders zijn, al te zamen goed op +zoodanige winden leggen, gansch en geheel met de Natuur zoo geschikt, +als men maar zou kunnen begeeren en wenschen tot bekwame en volkomene +uitwateringen. + +149. Bij het bedijken der Haarlemmer Meer kan men nog overvloedig +bekwame sluizen maken. + +150. Zoodat men, naar mijn oordeel, dit voorschreven groot, +noodwendig, lofbaarlijk, heerlijk en profitabel werk, het bedijken +van de Haarlemmer Meer, niet behoort achterwege te houden, maar alle +vlijt en naarstigheid behoort te doen en aan te wenden, om het werk te +bevorderen, en dat buiten schade van de groote steden en van de oude +landen van Rhijnland, of van iemand anders, aldaar omtrent gelegen. + +151. Ik heb met reden klaarlijk aangewezen, dat, door het bedijken +der Meren, meestal de boezems tegen den Huigendijk, het IJ en Saardam +in Noord-Holland zijn weggenomen, en het water alsnu in zee lossen +moet door de smalle, naauwe, lange uitwateringen en kanalen, hetgeen +nog redelijker wijs gaan kan, alhoewel het met de zuid-weste-winden, +die meest in Holland waaijen, tegen de Natuur komt, waarmede ik hier +te kennen wil geven, dat de boezem van de Haarlemmer Meer hier niet +mede te vergelijken is, welke het water wijd en breed kan verspreiden, +en dat voornamelijk in den voorboezem benoorden het Huis ter Hart, +hetwelk op den kant van het IJ ligt; desgelijks mede in eene groote +wijde ringsloot, van omtrent zestien duizend roeden in het rond, +en omtrent zestien roeden wijd, min of meer; als ook in de vaart +tusschen Haarlem en Amsterdam; in het Sparen tot aan Sparendam toe, +dat mede digt aan de sluizen ligt; desgelijks mede in den Amstel, +de Braassem-Meer, in de vaart naar Leiden, en meer andere slooten +en wateringen, zoodat, mijns bedunkens, men zelden meer dan bevorens +verlegen zal zijn met het hooge water in de ringsloot. Daarenboven kan +men ligter een half vat leêg tappen dan een okshoofd; het spreekwoord +zegt: het water loopt waar het laagst is; hetgeen ook waar is: de +eb moet lager loopen dan het binnenwater, indien het water in zee +gelost kan worden; en het water kan genoegzaam in de Noordzee en in +de Spaansche zee (oceaan) ontlasten, welke de moeder is van al de +wateren, waar al de rivieren in uitloopen, zoo als de Schriftuur zegt, +en de zee hoogt daar niet van. + +152. Nog is het volgende mede een zekere regel, als het in den +herfst of winter veel nat weder is en het sterk regent, zoodat de +binnen-polders met hun water verlegen zijn, dan is de Haarlemmer Meer +ook altijd vol water, en of dáár dan al eens eb komt, kan dit zeer +weinig op zoodanigen grooten waterplas bedragen. Zoodat de regte +zin van al het werk is: + + + »Veel bekwame goede sluizen op den IJ-kant, + Doet het water wel aflossen uit het oude land." + + +153. Vermits ik in mijn voorgaand Haarlemmer-Meerboek zeer vele +verschillende notabele artikelen voorgesteld en bewezen heb, wegens +het bedijken en droogmaken dier meer, zoo is het, dat zich eenige +tegensprekers opgedaan hebben, die dit niet kunnen lijden, en die dit +noodwendig, treffelijk, heerlijk werk omver zoeken te stooten, en den +octroyanten en verzoekers van dien een' bullebak voor oogen pogen te +stellen, schermende met blinde slagen naar hunne eigen schaduw; gelijk +aan een schip, dat zonder stuurman en zonder kompas roerloos door +de zee vaart, met onbevaren volk heen en weêr zwierende, en de regte +haven niet vinden kan, eindelijk door kwaad beleid geheel moet vergaan. + +154. In de maand Junij 1642 is mij een boeksken ter hand gesteld, +hetwelk is uitgegaan op naam van zekeren Claes Arentsz. Colevelt, +Landmeter tot Leiden, of van eenen anderen wargeest, die sustineert en +voorgeeft, dat het beter zou wezen, dat men de Haarlemmer en Leidsche +meren water liet blijven, dan dat men haar tot goed land zou maken, +hetgeen gansch en geheel is strijdende tegen mijne natuur en gevoelen. + +155. Gelijk als hij hetzelve afbeeldt met een schip op het eerste +blad, waarmede hij zijn gevoelen wil bewijzen, daar hij lust en +pleizier schijnt te hebben, om nog met groote schepen in het midden +van Holland door de veenen te varen, al zou ook alles bederven en in +ruïne loopen wat daaromtrent is. + +156. Daarbij stelt hij, dat verandering en nieuwigheid zwarigheid +baren. + +157. Als dat waar zou zijn, dat men geen ding zou mogen veranderen, +vernieuwen of verbeteren, zoo zouden onze voorouders in vele zaken +dapper gemist en gedoold hebben, welke voor ons den weg bereid hebben, +waardoor nu Holland, door den zegen des Heeren, in vele treffelijke +werken opgekomen en verbeterd is. + +158. Omtrent drie honderd jaren geleden, was Holland nog gansch en +gaar weinig, en was op vele plaatsen weinig met volk bewoond. Toen +ter tijd lagen de lage landen in Zuid- en Noord-Holland nog met de +buiten-wateren gelijk, en vele dammen en zeedijken waren nog niet +gesloten noch gestopt, zoodat meest al die landen weinig goede vruchten +konden dragen, anders als riet, rap, bobelen, biezen, dompen en ander +onkruid, zoodat men daar weinige koebeesten op kon houden. + +159. Het is omtrent honderd vijf en zeventig jaren geleden, dat er +niet één watermolen in Zuid- of Noord-Holland was, om de landen droog +te houden, gelijk mij van verscheiden geloofwaardige lieden van Delft +verhaald is. Was dat in het eerst ook niet eene groote verandering +en nieuwheid? Daardoor zijn nu al die voortreffelijke landen, door +Gods zegen, opgekomen, verbeterd en gebeneficeerd, gelijk ook mede +door de watermolens zoo vele groote meren en moerassen droog gemaakt +en tot land gebragt zijn, zoo als hiervoren verhaald is. + +160. Is dit niet een der principaalste middelen, waardoor Holland +opgekomen is? Alsmede door de zeevaart: welke middelen onze voorouders +met groote naarstigheid behartigd hebben, en waartoe de Almogende +God Zijnen zegen heeft gegeven. + +161. Waarmede ik alhier te kennen wil geven en aan Colevelt gevraagd +wil hebben, of deze veranderingen eenige zwarigheid of schade +baren? Ik kan zulks niet zien noch bemerken. Wat waren meest al +de steden in Noord-Holland? Wat was Amsterdam voor drie honderd en +vijftig jaren? Maar een visschersdorp, hetwelk nu, door Gods zegen, +door verscheiden middelen en nieuwigheid, eene treffelijke koopstad +is geworden, waar nu al die heerlijke, schoone, treffelijke gebouwen +getimmerd zijn en waar nu bijna de beste gelegenheid tot de scheepvaart +is, die in Europa te vinden is, en nog daarbij al die schoone, +heerlijke en sierlijke beplanting op de straten en burgwallen, gelijk +eene koningswarande, waardoor Amsterdam nu wel eene nieuwe wereld, +of eene wereld op zich zelve genoemd mag worden. + +162. Indien Colevelt elke verandering en nieuwigheid omver wil smijten, +dan kan men ook wel zeggen, dat de handel op Oost-Indiën ook eene +nieuwigheid is, welke gedurende mijn leven is opgekomen, en waarvan +Dirk van Os, een van de eerste oprigters (auteurs) van is geweest, +zoo als ik hem zelven heb hooren verhalen, welke handel nu bijkans +zoo magtig is als menige Koning. + +Om nu te komen tot de verandering van de andere Noord-Hollandsche +steden. + +163. De stad Alkmaar heeft, gelijk men zegt, haren naam gekregen +van Al-meer, omdat zij rondom tusschen meren gelegen was; zij was +in dien tijd ook van geene beduidenis, maar nu is zij eene bekwame, +wèlgeordineerde Land-stad, met voortreffelijke marktdagen. + +164. Wat was Hoorn in vroegeren tijd? Niets. Waar de stad Hoorn +nu ligt, waren eenige huizen en werden genaamd: het Hoorntje; zoo +als ik voorheen wel door een' oud man van Groosthuizen heb hooren +verhalen. Thans is Hoorn door de verandering eene bekwame stad en +wel eene zeestad. + +165. Men zegt, dat Enkhuizen haren naam gekregen heeft van Enkele +huizen, omdat daar eenige huizen bij elkander stonden, welke plaats nu +door de verandering en den zegen des Heeren de principaalste zeestad +is, voor de groote visscherij en haringvangst. + + + Hadden onze Voorouders voor ons niets gedaan, + Holland had ook ligtelijk tot niet gegaan. + Maar omdat zij voor ons gestreden hebben als helden, + Zijn voor ons nu bereid veel schoone weiden en velden, + Met nog daarbij, heerlijke woningen abondant, + Zoodat wij nu veilig wonen in ons Vaderland. + + +166. Ik zal nog een weinig verhalen van Colevelt voorstellen, vermits +hij in zijn boeksken spreekt van den grooten boezem; welke zaak ik +reeds genoegzaam in het voorgaande heb afgedaan: ook vraagt hij, +wie zal verzekeren, dat het bedijken van de Haarlemmer Meer goed +gelukken zal? Is dit niet eene dwaasheid? het schijnt, of Colevelt +wel van alles verzekering zou willen hebben. + +167. Waar is ter wereld eenig Keizer, Koning, Vorst, Prins of Heer; +die zoo rijk, zoo wijs, of zoo magtig is, dat hij iemand zekerheid kan +geven van rijkdom, tijdelijke middelen, goederen of haven? Staan wij +niet allen onder de hand Gods, en moeten wij niet alles van den zegen +des Heeren verwachten, en op Zijne Genade betrouwen? Bouwt de akkerman +niet, op hoop, dat hij vruchten zal genieten? Werpt de visscher zijn +net niet uit op hoop van goede vangst? Begint de schipper zijne reis +niet in hoop, dat hij dezelve zal volbrengen? Waren de Heeren bedijkers +van de Beemster al verzekerd, toen zij het werk aanvingen? welke +Beemster nu, God lof! eene zoo heerlijke en voortreffelijke landsdouwe +is. Waren de bedijkers van al die Meren, welke ik in mijn Meerboek +heb opgeteld, zes en twintig in getal, bij den aanvang, al verzekerd +van eenen goeden uitslag? welke Meren nu alle drooggemaakt en tot land +gekomen zijn. Waren de Bewindhebbers der O. I. Compagnie al verzekerd, +toen zij hunne zaken het eerst aanvingen? Ik denk neen. Wie is hier +ter wereld zoo dom (slecht) of zoo onverstandig, dat hij zijne zaken +op schade aanlegt? Niet dat ik hiermede zou willen beweren, dat men +zijne zaken ligtvaardig en onbedacht kan beginnen, maar dat ieder +zijn best behoort te doen, om zijne zaken zoo goed mogelijk aan te +leggen en te bezorgen, en alsdan het overige den Heere moet aanbevelen. + +168. Nog, zegt Colevelt, heeft men het ongeluk in Holstein niet gezien, +hoe het met de Meggerzee, Butsloot en het Noorderstrand is gegaan? Maar +naar mijn oordeel is dit onbedacht gesproken. + +169. Heeft de Almogende God niet duizende middelen om de menschen +te straffen, om der zonde wille, welke (God betere het!) in Oostland +veel geschiedt? Zijn Sodom en Gomorra niet om hare misdaad en zonde +ten onder gegaan? Daarom laat ons de zonde altijd vlieden en mijden, +opdat ons de plage mede niet over het hoofd kome! + +170. Colevelt zegt mede, dat men, door het bedijken der Meer, het +grootste deel van de meervisch zal verliezen! Maar daarentegen zal +men wederom schoone vischvijvers bij de huizen en erven kunnen maken, +om daarin weder de visch te planten en te doen groeijen. + +171. Behalve dat zal er in de molentogten, de kruisvaarten en +de slooten een overvloed van graauwe aal, karper en andere visch +komen. Zoo ook in de groote, wijde ringsloot rondom de Meer. + +172. Daarenboven zijn de veenen, die nabij de steden Leiden, Amsterdam +en Haarlem gelegen zijn, zeer waterrijk, zoodat daarin nog genoeg +Meervisch zal te vinden zijn. Ook blijven de Zuiderzee en het IJ in +vollen stand en vorm, zoodat daar genoeg visch in kan groeijen als +te voren. + +173. Denkt daarentegen, hoe vele schoone vruchten men in de bedijkte +meer zal kunnen genieten, boter, kaas, velerhande vleesch, gevogelte, +hoenders en eijeren, en vele gewassen, te lang om hier op te noemen +en hetgeen ik ook reeds vroeger verhaald heb. Met al hetwelk men wel +twintigmaal meer menschen zal kunnen voeden, dan met de Meervisch. + +174. Alzoo nu mijn Meerboek bijna geëindigd is, en naar mijn oordeel +deze stof voldoende is afgehandeld, zal ik nog eens tot het voorgaande +terugkeeren, en stellen hier nog drie gedichten op het bedijken van +de Haarlemmer Meer. + + +(Nu volgen er drie gedichten, die geene de minste kunstwaarde bezitten +en die wij alzoo zullen achterlaten). + + +Alzoo ik, Jan Adriaansz. Leegwater, dit mijn Meerboek, en mijne +groote kaart, voor dezen met eene goede meening gedaan en gemaakt heb, +tot welstand en ter voorbereiding tot het bedijken en droogmaken der +Haarlemmer Meer, welke kaart ik aan verscheidene Heeren vertoond en +geschonken heb: al hetwelk ik gedaan heb niet door iemand hiertoe +aangespoord, maar als een liefhebber en minnaar der welvaart van +het Vaderland, zoo hoop ik, dat ik hiervoor nog zal genieten eenige +recompens of vereering voor mijnen langdurigen arbeid en moeite, +en dat het gewone spreekwoord waar zal zijn: + + + »laborem mitigat merces." + Het loon verzoet den arbeid. + + +Hiermede wil ik mijn schrijven afkorten. Zoo ik hierin wat gedwaald +mogt hebben, hetgeen niet zoo goed getroffen is, als in het bedijken +gevonden kon worden, dat bid ik UE. Heeren, mij ten beste en ten goede +te houden, en zoo ik in het vervolg nog iets goeds heb, hetgeen tot +profijt en voordeel van de bedijking en tot 's Lands welvaart zou +kunnen strekken, dat wil ik te allen tijde mededeelen en alzoo het +land dienen met de gaven, die mij de Heere geeft. + +De Almogende, Goede, Barmhartige en Genadige God, die Hemel en aarde +geschapen en gemaakt heeft, die wil Zijnen zegen hierover uitstrekken, +en geven UE. al te zamen een gerust en vredig lang leven, en het +allerbeste naar ziel en ligchaam, en hier namaals, het alleropperste +goed hierboven in den Hemel met alle geloovigen en vromen, die hetzelve +uit genade zullen bezitten in der eeuwigheid. Amen. + + +(Nu volgen nog twee gedichten en voorts de spreuk:) + + + Nihil ab omni parte beatum. + + +(en daaronder:) + + + J. A. L. W., Ingenieur, + ende Molenmaker van de Rijp. + 1643. + + + + + + + +AANTEEKENINGEN. + + +Haarlemmer-Meerboek.--De titel van den eersten druk luidt woordelijk: +Ȉ dieu seul honneur et gloire. Haerlemmer-Meer-Boeck, dienende tot +remonstrantie, verklaringh ende voorbereydinghe om de Haerlemmer- +ende de Leytse-meer te bedijcken. Als oock van de diepten, gronden +en de nuttigheydt derselver. Midtsgaders: van meest alle de Meeren +die in Noort-Hollandt teghen den Huygendijck en Saerdam bedijckt en +tot land gemaeckt zijn, zedert het jaar 1608, geduerende tot het +jaer 1641. Beschreven door Jan Adriaenz Leech Water, Ingenieur en +Molenmaecker van de Ryp in Noort-Hollant." + +Zoo ook luidt de titel van den derden druk; doch op denzelven slaat +nog: »door d' Autheur een vijfde part vermeerdert." + +De 8ste druk, dien ik in deze heb gebruikt, mist de Fransche spreuk, +doch heeft de woorden: "den achtsten druk wederom met verscheyden +notable Artykelen een zesde part vermeerdert, ende ook met eenige +tegenspraak van Colevelts Boeksken." Hetgeen waarschijnlijk ook op +de titels der vierde en volgende uitgaven gevonden wordt. + +De eerste druk is in geene paragraphen of nummers verdeeld. Men mist +er ook alles, wat in No. 7 tot en met No. 33, in No. 42 tot en met +No. 45, en in No. 57 is vermeld, alsmede de optelling der bedijkte +plassen in No. 65 en hetgeen men in No. 72, in No. 153 tot en met +No. 174 vindt. De verdeeling in Nummers of Paragraphen heeft echter +reeds in den derden druk plaats. + + + +Bl. 3. De Haarlemmer Meer.--In het werk van Leeghwater heb ik +het woord Meer vrouwelijk gelaten, omdat hij het als zoodanig +heeft gebruikt. Het woord is in onze taal zoowel vrouwelijk als +onzijdig.--Men zie Bilderdijk's Geslachtlijst der Naamwoorden.--In +mijn eigen werk heb ik mij naar het thans algemeen gebruik gevoegd +en het woord als onzijdig gebezigd. + +» Voorbereiding, dit is plan. + +» Prins van Oranje, te weten Prins Frederik Hendrik, aan wien en aan +de overige bij de opdragt vermelde personen, waarschijnlijk al hetgeen +in den eersten druk staat, is ingeleverd. Misschien wel bij wijze van +verzoekschrift, om octrooi te erlangen tot het bedijken van het Meer. + +» Lofbaarlijke, dit woord gebruikte Leeghwater veelvuldig, het is +lofwaardig; wij hebben nog in onze taal schrikbaarlijk, wonderbaarlijk, +enz. + +Bl. 4, No. 1. Zoo dat de vrees niet ongegrond is. + +Bij Leeghwater staat: hetwelk te bedenken staat, eene spreekwijze, +thans niet meer in gebruik; wij hebben echter hiervan nog het woord: +bedenkelijk, die zaak is bedenkelijk. + +Ald. No. 2. Een kenning. Eene zeer onbepaalde maat, zoo ver als men +zien, kennen, herkennen kan, een gezigt ver. Het woord komt ook voor +bl. 7, No. 10. + +» Geloofwaardige. Leeghwater zegt: loofwaardige, eene Noord-Hollandsche +spreekwijze. + +Ald. Bij eenen landmeter, oude spreekwijze voor: door eenen landmeter. + +Bl. 5, No. 3. 't Land van de Vennep en het land van den Ruigenhoek. Het +land van Vennep was eertijds zeer uitgestrekt, en aan het vaste +land vast; men kon van dáár over Aalsmeer en Amstelveen te voet +naar Amsterdam gaan. (Zie ook v. Leeuwen, Bat. Ill., bl. 140). Nog +tegenwoordig heeft men te Hillegom de Venneper laan, die naar het Meer +loopt. Vennep is een klein eilandje in het Meer, naast Beinsdorp. (Zie +over Vennep v. Mieris, Beschr. van Leyden, II D., bl. 601). + +Het land van den Ruigenhoek ligt niet ver van Aalsmeer, eenigzins +westwaarts van dáár. + +Ald. No. 4. Het zwoord van het land, is het bovenste gedeelte, de huid +van het land, de bovenste korst, waarschijnlijk van waren, bewaren. + +» Nieuwerkerk, was weleer een welvarend dorp. Thans geheel, even +als Vijfhuizen, Rijk, Rijkeroort, Burgerveen en 's Greegelsgeregt, +door het Meer verzwolgen. + +» De schoor van het land; men noemt schoor, schor, schorre den aanwas, +den aanworp van het land; het slijkland, gors. Het duidt in het +algemeen aan land, dat boven water ligt, ook wel strand of oever. + +» No. 5. Dat zijn Vader zich herinnerde. Bij Leeghwater staat: 't +welk zijn vader mogte gedenken; verouderde spreekwijze, wij zeggen +nog in die beteekenis: gedenk mijner, voor herinner u mij. + +Bl. 6, No. 7 tot en met 33 worden niet in den eersten druk gevonden. + +Ald. No. 8. Rafter, is een stuk ruw hout. Zie Kiliaan op het woord. In +het taalkundig woordenboek van Weiland komt het niet voor. + +Bl. 8, No. 14. Dat in dien tijd de mond van de Spiering-Meer geheel +digt was. Men zie de kaart door ons bij dit werk gevoegd, waar men zien +kan, dat het Spiering-Meer bevorens een geheel afzonderlijke plas was. + +De kaart van 1531 zou, volgens G. Schoenmaker, in de aanteekening op +de Noord-Hollandsche Arcadia van Kl. Bruyn, bl. 481, vervaardigd zijn +door Pieter Bruinsen, Landmeeter van Rijnland en Kenmerland. + +Bl. 8, No. 14. Dat daartoe geene waterlozing bij het huis ter Hart was. + +Het is onzeker, wanneer de sluizen bij half weg Haarlem het eerst +gelegd zijn. In 1364 heeft Hertog Albrecht aan die van Rhijnland eene +Handvest verleend, om sluizen te mogen leggen tusschen Amsterdam +en Spaarndam, waarbij bepaald werd, dat door deze nimmer eenige +doorvaart zijn mogt van groote schepen; ook mogt hier nimmer een +overtoom gemaakt worden of eenige overslag van goederen over den dijk +plaats hebben. Welligt is alzoo de oorsprong der sluizen op Halfweg +aan deze handvest toe te schrijven. + +Het Huis ter Hart is thans meer bekend onder den naam van Zwanenburg; +S. van Leeuwen zegt in zijne korte beschrijving der stad Leiden, +bl. 156, dat hier weleer het adellijke huis Polanen stond. (Zulks +is ook het gevoelen van Soeteboom in zijne Saanlandsche Arcadie, +IIIde Boek). Dit wordt echter door anderen betwijfeld, die beweren, +dat het huis Polanen een weinig meer naar de Amsterdamsche zijde, +niet ver van de tegenwoordige trekvaart, waar later de lustplaats +van den Heer Klaas Kornelisz Kalff was, heeft gestaan. Zwanenburg is +het gemeen-landshuis van Rhijnland; de tijd der stichting is mij niet +gebleken. G. Schoenmaker zegt, dat de naam Zwanenburg waarschijnlijk +eerst zal hebben aangevangen na de vertimmering in 1660, en ontleend +van de Zwanen, die boven ieder der stijlen van den ingang werden +geplaatst. + +Bl. 9, No. 15. Zoo zou de Meer met de Drecht gemeen wezen. Over de +betrekking van het Haarlemmer Meer en de Drecht, kan men zien het +in den jare 1825 geschreven werkje van den kortelings overledenen +ijverigen en werkzamen Jacob de Jong, Dijkgraaf van het Heemraadschap +van den Amstel en Nieuwer Amstel, getiteld: De Amstel, de Drecht en +de Aar voor groote schepen bevaarbaar gemaakt. + +Ald. Het Griet. De Griet is een polder, tusschen Leimuiden en het Meer, +waarvan zeer veel is weggespoeld, zoodat het gedeelte van het Meer, +dat er tegen aanspoelt, mede het griet wordt genoemd. + +Bl. 10, No. 20. Zoo dat deze waterwolf alles vernielt wat daaromtrent +is. C. Velsen geeft, in zijne aanmerkingen over de tegenwoordige staat +van de Haarlemmer Meer, eene opgave van de landen, die na Leeghwater, +tot op zijnen tijd (1727), door het Meer zijn weggespoeld. + +» 11, No. 24. Hoorn. Hoorn, niet ver van de stad Leiden. + +» 12, No. 24. Begon te leggen, er staat slissen.--Slissen is eigenlijk +slechten, effen-glad maken, complanare. Zie Kiliaan. + +Bl. 13, No. 27. Dat de droogte van Pampes daar nog dagelijks door +gevoed wordt.--Wijlen mijn vriend M. G. Biben heeft in den jare 1828 +twee zeer belangrijke verhandelingen in het licht gegeven, over de +aanslibbing der haven van Amsterdam en de afdamming van Pampus. + +Bl. 16, No. 36. Rhijnlandsche roede.--Eene Rhijnlandsche roede is 3 +Ellen, 7 Palmen, 6 Duimen, 7-4/10 strepen Nieuwe Nederlandsche maat; +een Rhijnlandsche voet is 3 Palmen, 1 Duim, 3-9/10 Strepen. + +» 17, No. 41. De waard.--Geene bedijking had met zoo vele tegenspoeden +te kampen als de Wieringer-waard, waartoe reeds 5 September 1595 +verlof werd gegeven, doch welk meer eerst in 1611 is gekaveld. + +Bl. 18, No. 41. Voor 's Hertogenbosch. In de kleine kronijk, bl. 40, +No. 49, zegt onze schrijver: »Nota, dezelve Jan Adriaansz. Leeghwater, +heeft ook gewerkt in 't leger voor 's Hertogenbosch, alwaar hij +grooten dienst gedaan heeft voor den Prins, met molens te ordineeren +en te stellen, om het water uit te malen, 't welk groot voordeel +heeft gegeven om dezelve onwinlijke stadt winlijk te maken, gelijk +gebleken is." + +Ald. No. 42 tot en met No. 45 wordt in den eersten druk niet gevonden. + +» No. 42. In het jaar onzes Heeren, te weten in 1628. + +Bl. 20, No. 46. In het labeur wezen.--Zoo staat er bij Leeghwater: +het is het Latijnsche in laborem esse, bezig, werkzaam zijn. + +» 21, No. 47. Ronde Goden.--Wat ronde Goden zijn, heb ik niet kunnen +ontdekken. + +» 21, No. 48. De Beemster.--Leeghwater heeft de bedijking der Beemster, +in zijne kleine kronijk, bl. 27, aldus beschreven: + +»In den eerste, de verzoekers en octrooijanten van de Beemster, +die met Gods hulp dit heerlijke treffelijke werk eerst bij der +hand genomen hebben, waren bij namen de navolgende perzonen; de +eerzame, vrome koopman, Dirk van Os met zijn broeder Hendrik van +Os, Burgemeester Boom, Arent Grootenhuis, met zijn broeder Heins +Grootenhuis, Jan Klaasz Krook, goutsmit; deze zes personen waren +woonachtig te Amsterdam, met nog den bailjou van Oosthuizen, genaemd +Vollenhoof, die mede een octrooijant was, die de eerste dijkgraaf +geweest is die de Beemster bediende. + +»2. De namen van de vier principaalste Landmeters waren deze navolgende +personen, (die de Beemster, aldereerst de ringdijk, daarna de wegen +en sloten, en de cavelingen, met advys van de E. Heeren bedijkers, +gerooit en gesteld hebben) Mr. Luicas Jansz. Sink van Amsterdam, +met Mr. Jan Pietersz. Dan van Leiden, met Augustyn Bas van Alkmaar +en Schout Reier van Warmenhuyzen. + +»3. De eerste Secretaris was van Purmerend, genaamd Riwert Claasz, een +zeer bekwaam man tot zoodanige diensten, en Jan Adriaansz. Leegwater +van de Rijp, was van de E. Heeren gesteld waar te nemen het fabrijken +en stellen van de watermolens. + +»4. De Beemster was een water van omtrent zeven mijlen in het rond +en na mijne meting omtrent zes voeten diep. De bedijking van dezen +is een zeer treffelijk werk geweest, strekkende tot groot profijt, +niet alleen voor het gemeene Land, maar ook voor vele arbeiders, +die hun brood daaraan wonnen, en waardoor nu nog dagelijks, droog +geworden zijnde, vele duizend menschen gespijst worden. + +»5. De besteding van de watermolens van de Beemster, is geschied in +het jaar 1608, op nieuwe jaarsdag, in het openbaar tot Amsterdam, +op den Nieuwen dijk tot Anna Franken, en die den eersten molen aannam +was van Delft, genaamd de Boer. + +»6. De eerste aanbesteding van het dijkwerk werd gedaan tusschen +Purmerend en Nek, op den 10den April 1508, waarvan een groote +menigte van volk tot Purmerend op het kasteel vergaderd was. De +aannemer van het eerste park was van Burghorn, zijn naam was Jan +Adriaansz. Jongkint, welke een ton bier van de Heeren ten beste kreeg, +omdat hij het eerste park gemijnd had. + +»7. Een zeker Engelschman, aangenomen hebbende een groot stuk dijks, +begon daaraan te werken, doch is, door het geweld van het water, +vermits de dijk zeer lang was, verhinderd hetzelve uit te voeren, +en moest tot zijn groote schade, de wijk nemen. + +»8. Daarna heeft men beginnen te raadslagen hoe dat men het +Spijkerboorsgat zou stoppen, hetwelk kwaad om te doen was, overmits +de scheuring eene groote diepte aldaar maakte; dit werd met balken +en heiwerk, en aarde daartusschen ingeworpen voltrokken, zulks dat +men haast over dezen dam kon gaan. + +»9. Daar is ook eene uitwatering besteed, die begonnen is voorbij +Ursem, langs Walingsdijk, daar nu de vaart tusschen Alkmaar en Hoorn +is; voorts liep het voor bij Avenhorn, en zoo allenskens in zee. De +andere uitwatering was na Sardam, alwaar de Heeren van de Beemster +eene nieuwe sluis lieten leggen, om het water te lossen. + +»10. Men zag met er haast vele watermolens rondom de Beemster stellen, +om na het sluiten van den Ringdijk het water uit te malen, hetwelk +in vier jaren tijds volbracht is. + +»11. Doen de Beemster ten naastebij droog was, zoo dat men daar niet +langer met schuiten over varen kon, zoo is aldaer in de zomer veel +volks in gegaen met manden en zakken, na de kil toe, door de slibber +en heeft aldaar bij menigte visch en aal met handen gegrepen, en t' +huis gebragt, gelijk ik zelfs mede gedaan heb. + +»12. Doen de Beemster eerst droog geworden was in het jaer 1612, +den 4den July, dat men de wegen redelijker wijze kon gebruiken, +hebben de E. Heeren bedijkers van de Beemster, den Prins Mauritius, +met zijnen broeder, Prins Hendrik, met meer groote Heeren en Edelen +daer bij wezende, verzogt, en genoot om in de Beemster te komen, +om hunnen maaltijd aldaar te houden in 't Heeren huis; hetwelk ik +Jan Adriaansz. Leegwater mede gezien heb, en den tafel mede heb +helpen bedienen. + +»13. Op den zelfden dag, voor den maaltijd, is de Prins Mauritius, +met zijn adel en suite na de Rijp getrokken, alwaar hij zeer treffelijk +ingehaald en ontvangen werd, waarvan Jan Sypersz., een braaf jongman, +eene fraaije vrijster bij hem hebbende, allereerst den Prins gewelkomd +heeft, en hij heeft haer elk met een stuk gouds vereerd. + +»14. En alzoo daer nog geen brug bij Rijp over de ringsloot was, daar +men over gaan konde, zoo was schipper Jan IJsbrantsz. van de Rijp, die +een liefhebber van den Prins was, de aanlegger om een brug te ordineren +met schuiten en pramen, mede met planken en deelen op het spoedigste te +maken en te stellen, zoo dat die brug wel gereed lag doen die Prinsen +en Heeren in de Rijp kwamen, en daer bekwamelyk over gaen konden. + +»15. Alzoo die loffelyke dykagie van de Beemster door den zegen +des Heeren alle jaren zeer treffelyk begon aen te wassen en te +vermeerderen, zoo waren die van Rijp zeer begeerig om een wagenbrug by +de Rijp over de Ringsloot te hebben, waarvan Meinert Cornelisz. Salm, +een van de vroedschappen van de Rijp was, die aan de E. Heeren Bedykers +van de Beemster verzogt en verkregen heeft, aldaar een wagenbrug te +leggen, waarvan de Heeren bedykers het hout daartoe gegeven hebben, +en die van de Rijp hebben die brug uit een goede gonste ter liefde +gemaakt, in twee halve dagen, waarvan ik, Jan Adriaansz. Leegwater, +het fabryk met het timmeren van de brug waargenomen heb. + +»16. Zoo haast die brug gemaakt was, zoo was IJsbrant Jansz. de +Lange, zeer begeerig, en heeft zyn wagen en paard op den zelfden +dag gehaald op het spoedigste, en is allereerst over die brug in de +Beemster gereden, welke voorz. brug al daar sommige jaren tot een +behulp gelegen heeft. Deze voorz. brug is gelegen in het jaar 1613, +op den 29sten Maart, en doen is de eerste wagen uit de Beemster over +die brug in de Rijp eerst gekomen." + + +Men leze over de Beemster Le Francq van Berkhey, Nat. Hist. van +Holl., Iste Deel, bl. 76; A. Wolf, de bedijking van de Beemster; +Historisch berigt wegens Joost Jansz. Beeldsnijder, door J. Koning, +geplaatst in het Vde Deel der werken van de 2de klasse van het +Koninkl. Ned. Instituut, enz. + +Ik kan mij niet onthouden hier te plaatsen de regels van Vondel, + + + OP DEN BEEMSTER. + + De wintvorst, om den rouw van Hollants Maeght te paeien, + Vermits door storm op storm zy schade en inbreuk leê, + Schoot molenwieken aen, en maelde, na lang draeien, + Den Beemster tot een' beemt, en loosde 't meir in zee. + De zon verwondert, zagh de klay noch brak van baren, + En drooghde ze af, en schonk ze een' groenen staetsikeurs, + Vol bloemen geborduurt, vol lovren, ooft, en airen; + En toiende heur hair, bestroide het vol geurs. + De room en boterbron quam uit haer borsten springen, + Het vissigh lyf wert vleesch, noch maeght en ongerept, + Haer voorhoofts torenkroon quam door de wolken dringen, + Gelijk gemeenlyk weelde in hoogheit wellust schept. + Hier jaeght de winthont 't wilt: hier rijt de koets uit spelen. + Men danst, men banketteert in 's koopmans ryke buurt. + Hier lacht de goude tyt in lieve lustprieelen, + Die voor geen oorlog schrikt, noch kiel op klippen stuurt. + Verzier van Cypris hoe zy Cypers quam bekoren: + Ik weet dat dees Godin uit zeeschuim is geboren. + + + Poezy II. + + +Bl. 21, No. 48. Na de bedijking heeft ieder morgen omtrent 250 gulden +gekost.--Een morgen lands is bij ons groot 600 Rhijnlandsche roeden, +oude maat, of 85 (vierkante) roeden, 15 el, 79 palmen, 16 duim nieuwe +maat; of 85157916/100000000 van een Bunder. Gewoonlijk geldt het +morgen lands in de Beemster thans tusschen de f 650 en f 750. De +grondlasten, polder-omslagen, dijkgelden, enz., kan men per jaar op +f 12 à f 14 stellen. + +Bl. 24, No. 57. Hetgeen in dit No. staat wordt in den eersten druk +niet gevonden. + +Ald. No. 57. Kroosing komt van kroos, kroes, kroost, kroost, intestina, +venter cum intestinis, het inwendige, ook ronding; kroes is een +ronde drinkbeker. + +» No. 60. Welke kleibodem doorgaans dik is 7, 8 à 9 voet en meer.--Bij +den Heer Baron van Lynden vindt men bl. 302 een proces-verbaal van een +in den jare 1812 plaats gehad hebbend onderzoek der diepten van water +en van den aard en de gesteldheid der gronden beneden het water van +het Meer, opgemaakt door de Heeren A. Hanegraaff, S. Kros en J. van +Lakerveld Blanken, waaruit men echter moet opmaken, dat de kleibodem +doorgaans zoo dik niet is als Leeghwater hier opgeeft. + +» No. 61. Dan is het meest altijd laag water op het IJ. Er staat in het +oorspronkelijke: dan is het meest altijd leeg-water, enz. Ook in No. 24 +staat leger voor lager. Dit zou het vermoeden kunnen bevestigen van +hen, die meenen, dat Leeghwater zijnen naam van laag-water ontleende. + +Bl. 26, No. 62. Plempwerk.--Van plempen, in de beteekenis van dempen, +digtmaken. + +» 27, No. 65. De veelvuldige Meren en Moerassen, die in Noord-Holland +vóór en na de Beemster bedijkt zijn. De Heer Baron van Lynden geeft, +bl. 34 zijner verhandeling, eene staat der droogmakingen, zoo in Noord- +als in Zuid-Holland. De eerste bedijking was in 1440 van het Neschmeer +in Noord-Holland. Volgens dien staat zijn in dat gewest van 1440 tot +1645, als wanneer het Sapmeer is bedijkt, 43 meren en plassen tot land +gemaakt, te zamen ruim 42617 morgen uitmakende. En in Zuid-Holland, +met een klein gedeelte van Utrecht, vanaf de droogmaking van het +Soetermeersche Meer, in 1614, tot die van het Bijlmer-Meer, in 1820, +40 Meren en Polders, te zamen uitmakende ruim 35793 Morgen. + +Helmers zingt in zijne Hollandsche Natie (Iste Zang) niet ten onregte: + + + »Stijg, Beemster! Purmer stijg! meldt, welige valleijen! + Op wier beklaverd veld thans vette kudden weijën; + Vermeldt den voorspoed aan der oud'ren vlijt verpligt! + Uw welvaart zegt ons meer dan 't schoonste lofgedicht. + o Grond! in vroeger eeuw in schuimend nat bedolven! + o Grond! door 't voorgeslacht gewoekerd uit de golven, + Gij dondert ons in 't oor met onweêrstaanbre kracht: + Bemint uw vaderland, vereert het voorgeslacht! + Hun brein, dat tot uw nut heel d' aardbol had omvademd, + Schiep 't land dat gij bewoont, den luchtstroom dien gij ademt." + + +Leeghwater noemt op zijne lijst de oude en nieuwe Zijp; deze werd +eigenlijk reeds in 1553 bedijkt, doch brak later in 1570. De tweede +bedijking had in den jare 1572 plaats; doch in het zelfde jaar bezweek +de dijk weder. In 1595 hervatte men de bedijking, die, hoezeer nog +eens ingebroken zijnde, echter in dat jaar tot stand kwam. Zie de +cronycke van Leeuwenhorn, uitgegeven door D. Asz. Valcooch, bl. 88. + +De optelling dezer in No. 65 vermelde drooggemaakte Meren vindt men +in den eersten druk niet. + +Bl. 28, No. 66. Dirk van Os met zijn broeder Hendrik van Os, het +eerste jaar toen de Beemster droog geworden was geteeld zeven duizend +zeven honderd drie en vijftig zakken koolzaad. Leeghwater geeft niet +op, hoe veel lands deze gebroeders van Os in de Beemster bezaten; +zeker is het, dat Dirk van Os de voornaamste belanghebbende in die +bedijking was. Men zie Extract uit het octrooi van de Beemster met +de cavelconditiën, gedrukt te Purmerend, 1696, in 8o. + +Bl. 29, No. 67. De volger weg is de weg, die van Purmerend, of liever +van de kruissloot, tusschen die stad en Quadyck, naar Volger, bij +Spijker-boort, loopt; hij is bijna 2040 Rhijnlandsche roeden (7685 +Nederlandsche ellen) lang. + +Ald. No. 69. De Beemster kan ieder jaar nu wel opbrengen aan landhuur +twee maal honderd en vijftig duizend gulden aan vrij geld. Een mijner +vrienden gaf mij op, dat hij van zijn land in de Beemster rekende +jaarlijks f 33 à f 34 vrij geld per morgen te ontvangen. Hetgeen over +de 7645 morgen, die de Beemster groot is, wederom ten naaste bij de +door Leeghwater opgegeven som uitmaakt. + +Bl. 31, No. 72. Hetgeen in dit No. staat mist men mede in de eerste +uitgave. + +» 34, No. 78. Fabrijk.--Eertijds werd de opziener over de stadsgebouwen +de fabrijk genoemd. Dit heeft in sommige steden nog wel plaats. + +Ald. No. 80. Mijn zaligen vader Adriaan Symonsz. Leeghwater.--Men +zou hieruit kunnen opmaken, dat de vader van onzen Schrijver zich +ook Leeghwater noemde; doch het komt mij waarschijnlijk voor, dat +Leeghwater, dien naam hebbende aangenomen, denzelven ook aan zijnen +vader toevoegde, die zich mede met het leegmaken van plassen schijnt +bezig te hebben gehouden. + +Bl. 36, No. 87. Sr. van Baerle.--Eertijds,--geen vijftig jaren +geleden,--noemde men Sr. (Sinjeur,) iemand, wien men meende dat de +titel van Heer niet toekwam. Ik zag eens eene assignatie op eenen +kassier, luidende: Sr. N. N. gelieve te betalen, enz. Thans zijn alle +Sinjeurs Heeren, zoo niet Wel-Edel of Wel-Edelgeboren Heeren geworden, +nadat eerst de Heeren Burgers zijn geweest.--O quantum est mutatum +ab illo! + +Bl. 37, No. 92. De Haarlemmer-Meer is doorgaans diep negen +Rhijnlandsche voeten.--Uit het hier boven opgenoemd proces-verbaal van +de Heeren Hanegraaff, Kros en Van Lakerveld Blanken blijkt, dat het +water in het Meer meestal 12, 12 1/2 en 13 voeten diep is, ja op eenige +plaatsen 15 voeten, schoon op enkele 8 en minder. Die Heeren hebben 256 +peilingen en boringen in het Meer bewerkstelligd. De diepte is door hen +berekend onder het Amsterdamsche peil. De diepte op het door mij bij +dit werkje gevoegde kaartje aangeduid, is derhalve beneden dat peil. + +» 38, No. 94. Van de watermolens.--Zeer breedvoerig handelt de Heer van +Lynden over dit onderwerp in het VIde Hoofdstuk zijner verhandeling, +bl. 70-144. Sedert den leeftijd van Leeghwater is men in de werktuigen +van uitmalen veel vooruitgegaan. + +» 45, No. 112. De brouwers van Haarlem en Leiden.--Het getal der +brouwerijen te Haarlem, Leiden, Delft en elders in ons Land, was +bevorens zeer aanzienlijk. + +» 46, No. 115. Kordewagens is het zelfde als kruiwagens. Zie Weiland +op het woord. + +Ald. No. 117. Voor dezen heb ik dit (de berekening der bedijking) +nog eens gesteld.--Hieruit blijkt, dat Leeghwater reeds vroeger het +plan eener droogmaking van het Haarlemmer Meer heeft gevormd. + +Bl. 47, No. 120. Een schaft aarde.--Eene schaft is 114 kubiek +voeten. Leeghwater berekent de schaft op 50 cents; in het midden der +vorige eeuw stelde men ze op 85 cents, en de Heer Van Lynden zegt +(bl. 178 zijner verhandel.), dat men dezelve thans, bij het graven van +groote en diepe kanalen, tusschen de 1 1/2 en 2 gulden moet berekenen. + +Bl. 48, No. 121. Notsloot voor Nootsloot nog als zoodanig in gebruik, +alsmede notbrug, notweg, enz. + +» 51, No. 134. Dit alles bedraagt al te zamen zes en dertigmaal honderd +duizend gulden.--De berekeningen van de kosten der droogmaking zijn +zeer uiteenloopende, + + + Leeghwater stelt ze op f 3,600,000. + Bolstra gaf die in zijnen tijd op als + zullende bedragen » 6,600,000. + de Heeren Goudriaan en Klinkenberg stelden + in 1769 » 9,000,000. + de Heer A. Blanken, Jsz. » 8,000,000. + de Heer Engelman » 12,000,000. + de Baron van Lynden » 7,000,000. + en Al. Stappers slechts » 6,000,000. + + +Terwijl, volgens de berekening van het Gouvernement, tot die +droogmaking 8 Millioenen noodig zouden zijn. + +Ald. No. 153. Al wat in No. 153 tot en met No. 174 staat wordt in +den eersten druk niet gevonden. + +Bl. 63, No. 168. Heeft men het ongeluk in Holstein niet gezien, hoe het +met de Meggerzee, Butsloot en het Noorderstrand is gegaan?--Leeghwater +verhaalt dit ongeval, hetwelk in 1634, daags vóór Allerheiligen, +voorviel, en waarbij hij tegenwoordig was en groot gevaar liep om zijn +leven te verliezen, zeer breedvoerig in de kleine kronijk, bl. 36, +No. 35 tot en met 48. + +» 65, de laatste regel: 1643.--Dit jaartal staat onder al de uitgaven, +die den vierden druk volgden.--Leeghwater heeft, na het uitkomen van +Colevelt's Bedenkingen, zijn werk in 1643 nog eens nagezien en eenen +IVden druk van zijn Meerboek uitgegeven, naar welken al de volgende +(met bijvoeging van de kleine kronijk) zijn afgedrukt. + + + + + + +DRUKFOUTEN IN HET VOORWERK. + + staat: lees: +Bl. 22, laatste regel, nog bij de nazaten bij de nazaten. + » 60, Aanteekening(3), Lusac Luzac + » aldaar laatste regel W. P. D. Baron van Sytzama M. P. D. Baron van Sytzama + » 99, regel 13, zuchtten zuchten + + +De fouten, als b. v.: financiën, financiëel, enz. voor finantiën, +finantiëel, enz. of omgekeerd, naarmate men het verkiest, en andere +die er hoogstwaarschijnlijk in zijn, gelieve de Lezer te verschoonen. + + + +Bij het vermelde op bl. 111, in de Noot(2), kan men nog voegen, +No. 181 van den Avondbode, van heden den 15den Junij 1838, waarin een +derde Artikel der Aanteekeningen op de Redevoeringen in de zitting der +Staten Generaal, van 2 April 1838, met betrekking tot de droogmaking +van het Haarlemmermeer, door F. W. C. is geplaatst. + + + + + + + + +AANTEEKENINGEN + + +[1] Mr. J. van Lennep, de IJzeren spoorweg van Amsterdam op +Haarlem, lierzang, den Aanleggeren en Begunstigers daarvan +toegezongen. Amsterdam 1837. + +[2] Wij weten, dat Bilderdijk zeer ongunstig over de gevolgen van het +droogmaken van het Meer dacht (zie Geschiedenis des Vaderlands, I Dl., +Blz. 25). Haar hij dacht even ongunstig over de vroegere bedijkingen +in ons Land en noemde onze vooronders vernuftige landbedervers, van +welke blaam de Heer Mr. S. de Wind hen in een stukje, geplaatst in +den Zeeuwschen Volks-Almanak voor dit jaar, Blz. 93-101, getracht +heeft te zuiveren. + +[3] Tegenwoord. staat der Nederl., Deel VI, (Holland) Blz. 164 en +volg. De Baron van Lijnden, verhandel. over de Haarlemmer-Meer, +Blz. 38-40, en G. Nieuwenhuis, Algemeen Woordenboek, op het woord +Haarlemmer Meer. + +[4] Volgens het plan van 1742, zou men rondom het Meer eenen dijk +hebben moeten leggen, ter lengte van 13830 roeden. Men berekende, dat +men alsdan 19000 morgen droogen grond, en hieronder 8000 morgen aan +landerijen zou bekomen en bovendien nog eenen verkleinden waterboezem +van 9000 morgen behouden, om daarin het overtollig polder- en ander +water van Rhijnland te lozen. Voorts zou men rondom den dijk eene +ringvaart doen loopen voor de schepen, die van Sparendam naar de +Oude Wetering varen. Men stelde, dat tot het uitmalen 112 zware +achtkante steenen molens benoodigd zouden zijn, en de kosten der +geheele onderneming 6,631,000 galden zouden bedragen. + +[5] Verhandeling van den Baron van Lijnden, bl. 5 en 6. + +[6] In de Vaderl. Letteroef. voor Dec. 1837, No. 15, is geplaatst +eene lezenswaardige bijdrage over J. A. Leeghwater, door den geleerden +Mr. S. de Wind, even als de onze getrokken uit 's mans werken. Ook in +het Aanhangsel op het Algemeen Woordenboek van G. Nieuwenhuis vindt +men een goed gesteld artikel over Leeghwater, en in den Avondbode +van 10 Jan. 1838, No. 53, wordt hij mede in het mengelwerk vermeld. + +[7] Kl. Kron. bl. 11, No. 14. + +[8] Kl. Kron. bl. 6, No. 5 en bl. 10, No. 5. Zij had, zoo als hij +No. 7 zegt, gezien zes van hare eigen kinderen, 47 kinds-kinderen, +63 over-kinds-kinderen en nog 26, die aan deze getrouwd waren, +makende te zaamen 142, behalve nog andere 26, die gestorven waren. + +[9] Hij schreef zich ook wel Leeg-water en Leech-water. De Redacteur +van den Konst- en Letterbode, No. 18 van het jaar 1807, bl. 276, +wil den naam afleiden van Laagwater: »Ongetwijfeld," zegt hij, »is +die naam ontleend, hetzij van zijne kunst, om onder of beneden het +water zich eenigen tijd op te houden, en aldaar eene verscheidenheid +van werkzaamheden te verrigten, of van een' der voornaamste takken +van zijn beroep en velerlei handwerk: het woord leeg of leegh, +overeenkomstig de uitspraak bij de Noord-Hollanders, zelfs op vele +plaatsen tot heden, die de dubbele a, in verscheiden woorden, als +eene dubbele e uitspreken, en wel volgens oud gebruik met bijvoeging +van de h, leegh geschreven wordende." + +[10] Kleine Kronijk, bl. 10, No. 9. + +[11] Bl. 12, No. 23. + +[12] Ald. bl. 14, No. 32. + +[13] Haarl. Meerboek, No. 41; kl. kr. bl. 27 en volg. No. 1-16. + +[14] Zie Haarl. Meerb. No. 41, kl. kron. bl. 40, No. 50 en vergelijk +Leven van Frederik Hendrik. (II Deelen in 8vo. van het jaar 1737). Iste +Deel, bl. 259, 269 en volg. + +[15] Haarl. Meerb. No. 42. + +[16] t. a. pl. + +[17] t. a. pl. No. 43. + +[18] Deze kunst schijnt echter geene nieuwe uitvinding te zijn geweest, +maar reeds bij de ouden bekend, zoo als men zien kan bij Witsen, +Aeloude en Hedendaagsche Scheepsbouw, bl. 287, gelijk de Heer Baron +Collot d'Escury, in het VIde Deel van Hollands roem, bl. 74, in de +noot opmerkt. + +[19] Deze Pieter Pietersz. was den 20 Januarij 1574, en dus een jaar +vóór Leeghwater, te Alkmaar geboren en bekleedde verscheidene jaren +het Leeraarambt bij de Doopsgezinden, eerst in de Rijp en naderhand +te Oost-Zaandam, en stierf in 1651. Men vindt zijne afbeelding in +het IIde Deel der Nederduitsche Vertaling van de Geschiedenis der +Mennoniten van Hermannus Schijn, door Gerardus Maatschoen, alwaar +men ook (bl. 588-596) een verslag van de door hem uitgegevene werken +aantreft. Vóór 's mans Opera Omnia (tweemalen, in 1650 en 1666, in +4to. uitgegeven) is een kort levensberigt van hem geplaatst. Vergelijk +ook Konst- en Letterbode, t. a. pl. bl. 277. + +[20] Aldaar bl. 41 en volg. Niet, zoo als de Heer Baron Collot +d'Escury, t. a. pl. bl. 73 zegt, achter het Haarlemmermeerboek. Zie +mede over dit waterduiken van Leeghwater: Meerman op De Groot, +Parall. Rerumpubl. Deel II, Hoofdst. 20, bl. 441 en volg., en Bijdrage +van den Heer De Wind, in het bovenvermeld No. der Letteroef. + +[21] No. 18, bl. 278 en volg. + +[22] Denkelijk te nyeuwte, gelijk hier onder. + +[23] Dit cachet of zegel, hetwelk van rood was is geweest, is door +verloop van tijd en veelvuldige behandeling bijna geheel afgesleten +en verbrokkeld. + +[24] Konst- en Letterbode t. a. pl. bl. 280. + +[25] Zie boven bl. 18, No. 5 en bl. 22, No. 9. + +[26] Niet onaardig zijn de aanmerkingen, welke hij bij sommige dier +plaatsen maakt: men kan er veelal den onderzoeker uit ontdekken. Zoo +zegt hij b.v. bij Keulen: »Eene treffelijke Stad, daar heb ik de +toren gemeten, die is 78 voet dik in het vierkant, hetwelk de dikste +toren is, dien ik gezien heb. Behalve dien, heb ik mede de torens van +Utrecht, Mechelen en Antwerpen wel gemeten, die zijn 68 voet dik, en de +nieuwe toren, die nu te Amsterdam aan de Nieuwe Kerk gemaakt wordt, is +64 voet dik." Bij Goddorp »'t Hof van Holstein, aldaer ik in de Hofkerk +het schoonste Muzijk gehoord heb, daar ik mijn leven bij geweest hen, +aldaar ik mede verscheiden malen met den Hertog van Holstein gesproken +heb, dewelke een zeer bequaam Man is van zeden en manieren." + +[27] Verhand. bl. 42. + +[28] Eene, Haarlem 1669 in 8o., in de opgave van Beschrijvingen der +gewesten, steden en plaatsen in het Koningrijk der Nederlanden, door +Mr. J. T. Bodel Nyenhuis, geplaatst in den Vriend des Vaderlands, +IV Deel, No. 4; en eene, Haarlem 1706, in 12mo. in het Naamreg. van +R. Arrenberg, bl. 243. + +[29] Zie ook Avondbode van 16 Januarij 1838. + +[30] Deze drukken van 1654, 1714 en 1727 worden ook vermeld door mijnen +vriend Bodel Nyenhuis in de 2de lijst zijner voornoemde opgave, Vriend +des Vaderlands, D. V., No. 3. Zij zijn alle in 4to. en te Amsterdam +uitgegeven. Ik zag ook een' druk van 1669, uitgegeven te Saerdam, +geplaatst achter den 7den druk van het Haarlemmer-Meerboek. Het is +niet onwaarschijnlijk, dat deze kronijk, na den jare 1654, telkens +gelijk met het Meer-boek is herdrukt. + +[31] Amsterdam bij Dominicus van der Stichel, 35 bl. in 4o. + +[32] De Heer Van Lijnden verh. bl. 43; en het aanhangsel op het +woordenboek van Nieuwenhuis zeggen, dat het werkje in 1640 voor het +eerst uitkwam; doch dit is eene vergissing. De Schrijver van het +artikel in den Avondbode noemt het jaar 1643; doch verkeerdelijk. De +Heer De Wind vermoedde te regt, dat die eerste uitgave vóór het +laatstgenoemde jaar heeft plaats gehad. + +[33] Amst. bij V. d. Stichel, 42 bl. in 4o. Zie ook Colevelt's +bedenkingen. + +[34] Deze wordt ook vermeld in den Catal. der boeken van Jacob Koning, +II Deel, bl. 214, No. 569. Hij was de laatste, die door Leeghwater +zelven werd nagezien, en naar welken al de volgende uitgaven zijn +gedrukt. + +[35] Bij Willem Willemsz. te Saerdam, 48 bl., in 4o. + +[36] Te Amsterdam, bij P. Visser, J. v. Heekeren en J. Graal, mede +48 bl. in 4o. Bodel Nyenhuis zegt, in zijne 2e lijst, te Haarlem. + +[37] Amsterdam bij Visser. Zie Catal. der boeken, van J. Koning, +IIe Deel, bl. 214, No. 570 en 571. + +[38] Amst. bij P. Visscher. Zie Naamregister van Joh. van Abkoude, +I Deel, bl. 209. + +[39] Van deze maakt de Heer Van Lijnden (verh. bl. 43) gewag. Zij +komt ook voor in de Biblioth. Meerman. T. III, p. 180, No. 771. + +[40] Amst. bij T. Beek; zie naamregister van R. Arrenberg, +bl. 243. Deze druk is waarschijnlijk dezelfde als die, welke door +Van Abkoude, in het 2e aanhangsel op zijn register, bl. 92, wordt +gezegd van 1750 te zijn; bij dezen of genen bestaat waarschijnlijk +eene drukfout. Nog kwam ons dezer dagen in handen een exemplaar, +op welks titel het jaartal 1764 wordt vermeld; doch daar mede op +dien titel staat twaalfde druk, houd ik die uitgave voor dezelfde +als die van 1749 of 1750, alleen met eenen nieuwen titel, hetgeen in +die dagen niet ongebruikelijk was, indien het kopij-regt van eigenaar +veranderde. De Heer Baron du Tour zegt in zijne verhandeling over het +Haarlemmermeer, bl. 40, dat de Boekhandelaar Joh. Schouten, te Alkmaar, +in 1819, eigenaar van het handschrift van Leeghwater was. Ik heb er +te vergeefs onderzoek naar laten doen. + +[41] Zie ook den boven aangehaalden Avondbode. + +[42] Men verwondere zich niet, indien men bij mij veel aantreft, +hetgeen ook de Heer De Wind in zijne meergen. Bijdrage heeft. Wij +hebben beide uit dezelfde bron moeten putten. + +[43] In den Konst- en Letterbode, t. a .pl. bl. 277, worden behalve +van deze Pieter en Trijntje Leeghwater, nog melding gemaakt van hunne +broeders Sijmen en Cornelis. Beide laatsten zijn echter overleden, +gelijk ook de aldaar vermelde Wed. van Jan Cornelisz. Leeghwater in +1810 gestorven is. + +[44] Men vindt eene afbeelding en beschrijving van dezen penning bij +Van Loon, Beschrijv. der Nederl. Histor. penningen, II Deel, bl. 193, +No. 1. Ook in den Konst- en Letterbode van 1807 wordt hij in de noot +bl. 277 beschreven. + +[45] Deze afbeelding heb ik mede doen plaatsen in de mengelingen van +No. 5 van het Maandschrift de Gids voor dit jaar. + +[46] Claes Arentsz. Coleveldt. Hij was publiek Landmeter. + +[47] Te Leiden bij J. A. van Abcoude, in 4to. + +[48] Te Leiden, bij Daniel Goetval, 40 bl. in 4to. met eene kaart. + +[49] Deze C. Velsen was ook schrijver van een werkje tegen Van den +Burggraaf, in 8o. Leiden 1744; en van eene rivierkundige verhandeling, +afgeleid uyt water-wigt- en waterbeweegkundige grondbeginselen, en +toepasselijk gemaakt op de Rivieren: den Rhijn, de Maas, de Waal, de +Merwede en de Lek, waarin de aloude en tegenwoordige toestand dier +Rievieren overwogen, de gevaren die men uit derzelver verandering +te dugten heeft, aangewezen en middelen ter verbetering van dezelve, +en tot voorkoming van overstroomingen voorgesteld worden; opgeheldert +door naauwkeurige kaarten en platen, in gr. 8o., Amst. 1749 en 2de +druk merkelijk vermeerderd, Harlingen 1768. + +[50] Men vindt in de Tegenwoordige Staat t. a. pl. eene zeer +naauwkeurige kaart van de Haarlemmer- en Leidsche-meren, met aanwijzing +der plaats gehad hebbende vergrootingen, van een plan van bedijking, +enz. + +[51] Verh. bl. 44. + +[52] Over het Haarlemmer-Meer en zijne vergrootingen kan men +wijders lezen bij S. van Leeuwen, Batav. Illustr., Ie Deel bl. 104, +en volg. bij L. Smids, Schatkamer der Nederl. Oudheid, op het woord +Meren, enz. De laatste maakt melding van een provisioneel concept der +bedijkingen van de Haarlemmer- en Leidsche-meren, in 1641 uitgegeven; +waarschijnlijk bedoelt hij hiermede het werk van Veeris of van +Leeghwater. + +[53] Er bestaat nog een zeer zeldzaam gedicht, tot opschrift voerende: +De Haarlemmer-meer door D. Slob, gedrukt 1763 in 4o. Deze Slob +was Schout van Aalsmeer en Kudelstaart, zoo als hij in dit gedicht +zegt; de verzen zijn armzalig en geene vermelding waardig; doch uit +den inhoud en vooral uit de aanteekeningen leert men de vrees der +bewoners dier streken kennen, om eenmaal door het Meer geheel te +worden verzwolgen. Ik zag door de gedienstigheid van mijnen vriend +Bodel Nyenhuis het 1ste stukje van dit zeldzaam voorkomend gedicht, +doch weet niet of er een 2de van is. + +[54] In het V en VI No. van den Recensent der Recensenten voor het +jaar 1819, (bl. 190-208 en bl. 247-258), vindt men eenige uittreksels +uit echte stukken van kundige mannen, rakende het Haarlemmer-meer, +alle getrokken uit de Nederl. Jaarboeken van 1767, 1772, 1773 en 1774. + +[55] In de Documens Historiques de la Hollande van den voormaligen +Koning van Holland, wordt ook over dit plan gesproken. In het III Deel, +bl. 312 van de Hollandsche vertaling leest men: »Het droogmaken van het +Haarlemmer meer omtrent 60,000 morgen: een zeer groot ontwerp, doch +niet onuitvoerlijk en van een onbegrijpelijk nut. De plannen daartoe +waren gemaakt en onderzocht door het Committé Central, hetwelk door +den Koning was opgerigt." Voor 60,000 diende men hier 30.000 te lezen. + +[56] In 's Gravenhage en te Amsterdam bij de Gebroeders van Cleef, +88 bl., in 8o. + +[57] Bij W. C. Wansleven 1820, VI en 208 bl. in 8o., met eene +afteekening van de bij het ontwerp voorgestelde molens, paalwerken, +den ringdijk enz. + +[58] In 's Gravenhage en te Amsterdam bij de Gebroeders van Cleef, +XII en 324 bl., in 8o. + +[59] Leiden bij J. W. van Leeuwen, 71 bl., in 8o. + +[60] Te Leiden bij D. du Mortier en Zoon, 1821, 123 bl., in 8o. + +[61] In 's Gravenhage en te Amsterdam bij de Gebroeders van cleef, +1821, 123 bl., in 8o. + +[62] Te leiden bij D. du Mortier en Zoon 1821, 250 bl., in 8o. met +bijlagen en een plaatje. + +[63] Te 's Gravenhage en te Amsterdam bij de Gebroeders van cleef, +188 bl., in 8o. met tabellen en tafels. + +[64] Chez L. F. de Greéf-Laduron; 47 pages, en 8e. avec une carte. + +[65] Te Amsterdam bij C. G. Sulpke, 1838, 118 bl., in gr. 8o. + +[66] Onder het afdrukken dezes zijn in den Avondbode twee Artikelen +over dit onderwerp geplaatst, en wel in die van 14 en 18 Mei 1838, +No. 154 en 158. + +[67] Ned. Staats-Courant, van 10 Aug. 1837, No. 187. + +[68] Ned. Staats-Courant van 1 Maart 1838, No. 52. De Koninklijke +Boodschap en het daarbij gevoegd Ontwerp luiden: + + +Edel Mogende Heeren! + +»Bij het openen van de tegenwoordige zitting, is Ons voornemen +te kennen gegeven om de medewerking der Staten-Generaal in te +roepen, tot het nemen van maatregelen ten aanzien van wenschelijke +verbeteringen in onzen waterstaat en in onze wegen en vaarten, en +van eene meer bespoedigde gemeenschap met den Rhijn, door den aanleg +eener ijzerbaan." + +»Tot verwezenlijking van dat voornemen strekt het ontwerp van wet, +hetwelk, vergezeld van eene Memorie van Toelichting, bij deze, door +Ons aan UEdel Mogenden wordt aangeboden. + +»En hiermede bevelen Wij UEdel Mogenden in Godes heilige bescherming." + + +'s Gravenhage, 26sten Februarij 1838. + +(get..) WILLEM. + + + +ONTWERP VAN WET, omtrent de uitgifte van Losrenten op een gedeelte +der schuld ten laste der Overzeesche Bezittingen, tot het doen van +voorschotten voor openbare Werken. + + +Wij Willem, enz. + +»Alzoo Wij in overweging hebben genomen, dat het aanleggen van een' +ijzeren spoorweg van Amsterdam over Utrecht naar Arnhem, met een' +zijtak van Rotterdam naar Utrecht, bevorderlijk moet zijn, zoowel +voor de binnenlandsche gemeenschap, als voor het vertier naar buiten +'s lands, gelijk ook dat het belang van den Staat vordert, om eerlang +tot de bedijking en droogmaking van het Haarlemmer Meer over te gaan, +en dat voorts tot de uitvoering en verbetering van andere ondernemingen +van openbaar nut maatregelen behooren genomen te worden." + +»Dat tot al deze werken, welke aan den handel, de nijverheid en den +landbouw aanzienlijke voordeelen beloven, voorschotten gevorderd +worden van een kapitaal, waarvan de voldoening der renten en ook +later de teruggave van de hoofdsom uit de opbrengst van die werken +kunnen worden verwacht." + +»Dat het nog onuitgegeven gedeelte ten bedrage van dertig millioenen +gulden van het kapitaal, daargesteld bij Art. 4 der wet van 24 +April 1836, (Staatsblad No. 11), tot het doen van de voorschreven +voorschotten kan worden beschikbaar gesteld, doch tevens dienstbaar +moet blijven ter achtereenvolgende voldoening van de schuld, waartoe +hetzelve bij de gedachte wet is bestemd;" + +»Dat tot de uitgifte van dat kapitaal nadere wettelijke bepalingen +worden vereischt en dat de tegenwoordige stand van de rente het +noodzakelijk maakt, om, ter verkrijging van de vereischte fondsen, +gelijke maatregelen te nemen, als zijn vastgesteld bij de Wet van 11 +Maart 1837, (Staatsblad No. 9);" + +»Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord en met gemeen overleg +van de Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij +goedvinden en verstaan bij deze: + +»Art. 1. Het hier bovengemelde kapitaal van dertig millioenen gulden, +zijnde het nog onuitgegeven gedeelte der schuld, ten laste van de +Overzeesche Bezittingen, vermeld bij Art. 4 der Wet van 24 April +1836 (Staatsblad No. 11), wordt bestemd en aangewezen tot voorloopige +voorschotten ter goedmaking der kosten, vereischt tot het aanleggen van +een' ijzeren Spoorweg van Amsterdam over Utrecht naar Arnhem, met een' +zijtak van Rotterdam naar Utrecht; tot het bedijken en droogmaken van +het Haarlemmer Meer, en tot het aanleggen en verbeteren van andere +werken van openbaar nut." + +»Art. 2. Op het voormelde kapitaal, tegen vier ten honderd opleverende +eene jaarlijksche rente van een millioen twee honderd duizend gulden, +zal successivelijk kunnen worden afgegeven een kapitaal van vier +en twintig millioen gulden losrenten, rentende vijf ten honderd, +waarvan de renten onvoorwaardelijk door het Rijk worden gewaarborgd; +zullende deze losrenten achtervolgens worden afgelost en vernietigd, +naar mate de uitgifte van de aandeelen in de schuld, ten laste van +de Overzeesche Bezittingen, rentende vier ten honderd, wanneer die +uitgifte tegen den cours van vier en negentig ten honderd of hooger +zal kunnen plaats hebben." + +»Art. 3. Het meergemelde kapitaal van dertig millioenen gulden, met de +renten van dien, tot een millioen twee honderd duizend gulden, zal, +zoo spoedig mogelijk, uit de inkomsten en baten van de voorschreven +werken aan het Amortisatie-Syndikaat vergoed en tot het doel, waartoe +hetzelve oorspronkelijk is daargesteld, teruggebragt worden; behoudende +Wij Ons voor, om bij vroegere behoefte van het Amortisatie-Syndikaat, +in de vergoeding van het meergedacht kapitaal met de renten, of van +het dan nog onvoldaan gebleven gedeelte daarvan, te voorzien door +al zoodanige geldelijke maatregelen, als verder tot dat einde en ter +daarstelling, voltooijing of uitbreiding van de meer gemelde werken, +onder verband der baten en inkomsten van dezelve, bij de wet zullen +worden bepaald." + +»Lasten en bevelen, enz." + +[69] Ned. Staats-Courant van 1 Maart 1838, No. 52. + +[70] Ned. Staats-Courant van 26 Maart 1838, No. 73. + +[71] Ned. Staats-Courant van 28 Maart 1838, No. 75. + +[72] Avondbode van 13 Maart 1838, No. 101 en A. Handelsbl. No. 1983. + +[73] Avondbode, 27 Maart 1838, No. 113. A. Handelsbl. No. 1995. + +[74] Ned. Staats-Courant van 2 April 1838, No. 79. A. H. B. No. 2000. + +[75] Te weten de Heeren: Jr. E. P. de la Court, Mr. J. B. H. van +den Mortel, Mr. P. A. van Meeuwen, J. D. Baron van Tuyll +van Serooskerken van Heeze en Leende, Mr. R. P. Romme, wegens +Noord-Braband.--Jr. W. L. F. C. van Rappard, E. W. van Dam van Isselt, +Mr. J. Weerts, Mr. H. J. Dyckmeester, J. G. A. Baron van Nagell +tot Ampsen, Baron Schimmelpenninck van der Oye van de Pol, wegens +Gelderland.--Jr. Mr. A. Warin, Jr. H. Backer, Mr. J. H. van Reenen, +Jr. G. Beelaerts van Blokland, Jr. G. Clifford, Jr. M. W. de Jonge, +Mr. J. op den Hooff, Mr. W. J. Junius van Hemert, Jr. Mr. J. C. R. van +Hoorn van Burgh, F. C. W. Druyvensteyn, Mr. F. Frets, H. Baron Collot +d'Escury van Heynenoord, Jr. Mr. D. Hooft, Jsz., Jr. O. Repelaer van +Molenaarsgraaf, Mr. G. Verwey Mejan, Mr. L. C. Lusac, Mr. T. C. de +Bordes, Jr. D. F. van Alphen, W. Baron Roëll van Hazerswoude, +Mr. W. B. Donker Curtius van Tienhoven, Mr. J. Corver Hooft, +wegens Holland.--J. Snouck Hurgronje, Mr. J. G. Hinlopen, +wegens Zeeland.--J. van den Velden, W. R. Baron van Tuyll van +Serooskerken van Coelhorst, wegens Utrecht.--Mr. J. Cats Epz., +W. P. D. Baron van Sytzama, C. Binkes, S. van Welderen Baron +Rengers, Mr. T. S. Tromp, wegens Vriesland.--Mr. W. H. Vijfhuis, +Mr. F. Lemker, Mr. A. Sandberg en Mr. R. S. van der Gronden, wegens +Overijssel.--Jr. O. van Swinderen van Rensuma, Mr. C. Star Busman +en Mr. W. J. Quintus, wegens Groningen.--Van dezen was de Baron van +Sytzama Voorzitter.--Er waren in het geheel 7 Leden afwezig, zijnde de +Heeren Mr. J. L. A. Luyben, Mr. A. J. Ingenhousz, van Noord-Braband; +J. J. H. van Wickevoort Crommelin, van Holland; Mr. P. J. Boddaert, +van Zeeland; Jr. Mr. H. M. A. J. van Asch van Wijck, van Utrecht; +Mr. J. Gockinga, van Groningen en Mr. G. Kniphorst van Drenthe. + +[76] Het eerste blad van dit ons geschrijf was reeds afgedrukt, +toen de meeste der volgende redevoeringen in de Staats-Couranten het +licht zagen. + +[77] Ned. Staats-Courant van 4 April No. 81. + +[78] Ned. Staats-Courant van 7 April No. 84. + +[79] Ned. Staats-Courant van 5 April 1838, No. 82. + +[80] Ned. Staats-Cour. van 9 April, No. 85. + +[81] Ned. Staats-Cour. 11 April 1838, No. 87. + +[82] Ned. Staats-Cour. 12 April 1838, No. 88. + +[83] Ned. Staats-Courant van 10 April 1838, No. 86. + +[84] Ned. Staats-Courant van 14 April 1838, No. 90. + +[85] Het vroon van; de visscherije genaamd het vroon van; +de vroonvisscherije van de Graaflijkheid: vroonmeester van de +Graaflijkheid,--zijn allen namen in oude plakkaten bekend en +betrekkelijk tot de visscherij. Gr. Plak. Bk. IIde deel, pag. 2927 +en VIIde deel, pag. 875. + +[86] Ned. Staats-Cour. van 17 April 1838, No. 91. + +[87] Ned. Staats-Courant van 18 April 1838, No. 92. + +[88] Ned. Staats-Courant van 19 April 1838, No. 93. + +[89] Ned. Staats-Courant van 3 April 1838, No. 80. + +[90] Ned. Staats-Courant van 20 April 1838, No. 94. + +[91] Ned. Staats-Courant van 21 April 1838, No. 95. + +[92] Ned. Staats-courant van 6 April 1838, No. 83. + +[93] Onder het afdrukken dezer bladen zijn in den Avondbode (van 2 en +7 Junij No. 170 en 174) aanteekeningen geplaatst op de redevoeringen +in de zitting der Staten-Generaal, van 2 April 1838, met betrekking +tot de droogmaking van het Haarlemmermeer. Deze aantekeningen dragen +de blijken van door eenen in het vak van den Waterstaat kundige en +ervarene te zijn geschreven. Zij zijn hoogst lezenswaardig en zullen +(vergis ik mij niet) de ongunstige indrukken, die de bedenkingen van +het geacht Lid der Kamer, den Heer Luzac, mogten hebben doen ontstaan, +bij den lezer merkelijk verminderen.-- + +Na het afdrukken van bladz. 16, is mij in handen gekomen een +derde druk van de opera omnia van Pieter Pietersz. van den jare +1698, (Amst. in 4o.) In de Korte beschrijving van het leven diens +Doopsgezinden leeraars, vóór die opera geplaatst, vindt men geene +vermelding van zijne kunst van onder water te duiken. Alléén op gezag +van den Redacteur van den Konst- en Letterbode, van den jare 1807, +bl. 277, heb ik hem als denzelfden Pieter Pietersz., die in het +Octrooi van 1605, (hierboven bl. 23) wordt vermeld, opgegeven. In +gezegd Weekblad, van den jare 1819, vindt men het een en ander uit +het werk van Leeghwater medegedeeld. + + +*** END OF THE PROJECT GUTENBERG EBOOK HET HAARLEMMER-MEER-BOEK *** + +Updated editions will replace the previous one--the old editions will +be renamed. + +Creating the works from print editions not protected by U.S. copyright +law means that no one owns a United States copyright in these works, +so the Foundation (and you!) can copy and distribute it in the +United States without permission and without paying copyright +royalties. Special rules, set forth in the General Terms of Use part +of this license, apply to copying and distributing Project +Gutenberg-tm electronic works to protect the PROJECT GUTENBERG-tm +concept and trademark. Project Gutenberg is a registered trademark, +and may not be used if you charge for an eBook, except by following +the terms of the trademark license, including paying royalties for use +of the Project Gutenberg trademark. If you do not charge anything for +copies of this eBook, complying with the trademark license is very +easy. You may use this eBook for nearly any purpose such as creation +of derivative works, reports, performances and research. Project +Gutenberg eBooks may be modified and printed and given away--you may +do practically ANYTHING in the United States with eBooks not protected +by U.S. copyright law. Redistribution is subject to the trademark +license, especially commercial redistribution. + +START: FULL LICENSE + +THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE +PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK + +To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free +distribution of electronic works, by using or distributing this work +(or any other work associated in any way with the phrase "Project +Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full +Project Gutenberg-tm License available with this file or online at +www.gutenberg.org/license. + +Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project +Gutenberg-tm electronic works + +1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm +electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to +and accept all the terms of this license and intellectual property +(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all +the terms of this agreement, you must cease using and return or +destroy all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your +possession. If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a +Project Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound +by the terms of this agreement, you may obtain a refund from the +person or entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph +1.E.8. + +1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be +used on or associated in any way with an electronic work by people who +agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few +things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works +even without complying with the full terms of this agreement. See +paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project +Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this +agreement and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm +electronic works. See paragraph 1.E below. + +1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the +Foundation" or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection +of Project Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual +works in the collection are in the public domain in the United +States. If an individual work is unprotected by copyright law in the +United States and you are located in the United States, we do not +claim a right to prevent you from copying, distributing, performing, +displaying or creating derivative works based on the work as long as +all references to Project Gutenberg are removed. Of course, we hope +that you will support the Project Gutenberg-tm mission of promoting +free access to electronic works by freely sharing Project Gutenberg-tm +works in compliance with the terms of this agreement for keeping the +Project Gutenberg-tm name associated with the work. You can easily +comply with the terms of this agreement by keeping this work in the +same format with its attached full Project Gutenberg-tm License when +you share it without charge with others. + +1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern +what you can do with this work. Copyright laws in most countries are +in a constant state of change. If you are outside the United States, +check the laws of your country in addition to the terms of this +agreement before downloading, copying, displaying, performing, +distributing or creating derivative works based on this work or any +other Project Gutenberg-tm work. The Foundation makes no +representations concerning the copyright status of any work in any +country other than the United States. + +1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg: + +1.E.1. The following sentence, with active links to, or other +immediate access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear +prominently whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work +on which the phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the +phrase "Project Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, +performed, viewed, copied or distributed: + + This eBook is for the use of anyone anywhere in the United States and + most other parts of the world at no cost and with almost no + restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it + under the terms of the Project Gutenberg License included with this + eBook or online at www.gutenberg.org. If you are not located in the + United States, you will have to check the laws of the country where + you are located before using this eBook. + +1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is +derived from texts not protected by U.S. copyright law (does not +contain a notice indicating that it is posted with permission of the +copyright holder), the work can be copied and distributed to anyone in +the United States without paying any fees or charges. If you are +redistributing or providing access to a work with the phrase "Project +Gutenberg" associated with or appearing on the work, you must comply +either with the requirements of paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 or +obtain permission for the use of the work and the Project Gutenberg-tm +trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or 1.E.9. + +1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted +with the permission of the copyright holder, your use and distribution +must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any +additional terms imposed by the copyright holder. Additional terms +will be linked to the Project Gutenberg-tm License for all works +posted with the permission of the copyright holder found at the +beginning of this work. + +1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm +License terms from this work, or any files containing a part of this +work or any other work associated with Project Gutenberg-tm. + +1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this +electronic work, or any part of this electronic work, without +prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with +active links or immediate access to the full terms of the Project +Gutenberg-tm License. + +1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary, +compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including +any word processing or hypertext form. However, if you provide access +to or distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format +other than "Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official +version posted on the official Project Gutenberg-tm website +(www.gutenberg.org), you must, at no additional cost, fee or expense +to the user, provide a copy, a means of exporting a copy, or a means +of obtaining a copy upon request, of the work in its original "Plain +Vanilla ASCII" or other form. Any alternate format must include the +full Project Gutenberg-tm License as specified in paragraph 1.E.1. + +1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying, +performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works +unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9. + +1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing +access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works +provided that: + +* You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from + the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method + you already use to calculate your applicable taxes. The fee is owed + to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he has + agreed to donate royalties under this paragraph to the Project + Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments must be paid + within 60 days following each date on which you prepare (or are + legally required to prepare) your periodic tax returns. Royalty + payments should be clearly marked as such and sent to the Project + Gutenberg Literary Archive Foundation at the address specified in + Section 4, "Information about donations to the Project Gutenberg + Literary Archive Foundation." + +* You provide a full refund of any money paid by a user who notifies + you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he + does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm + License. You must require such a user to return or destroy all + copies of the works possessed in a physical medium and discontinue + all use of and all access to other copies of Project Gutenberg-tm + works. + +* You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of + any money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the + electronic work is discovered and reported to you within 90 days of + receipt of the work. + +* You comply with all other terms of this agreement for free + distribution of Project Gutenberg-tm works. + +1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project +Gutenberg-tm electronic work or group of works on different terms than +are set forth in this agreement, you must obtain permission in writing +from the Project Gutenberg Literary Archive Foundation, the manager of +the Project Gutenberg-tm trademark. Contact the Foundation as set +forth in Section 3 below. + +1.F. + +1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable +effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread +works not protected by U.S. copyright law in creating the Project +Gutenberg-tm collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm +electronic works, and the medium on which they may be stored, may +contain "Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate +or corrupt data, transcription errors, a copyright or other +intellectual property infringement, a defective or damaged disk or +other medium, a computer virus, or computer codes that damage or +cannot be read by your equipment. + +1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right +of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project +Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project +Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project +Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all +liability to you for damages, costs and expenses, including legal +fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT +LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE +PROVIDED IN PARAGRAPH 1.F.3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE +TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE +LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR +INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH +DAMAGE. + +1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a +defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can +receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a +written explanation to the person you received the work from. If you +received the work on a physical medium, you must return the medium +with your written explanation. The person or entity that provided you +with the defective work may elect to provide a replacement copy in +lieu of a refund. If you received the work electronically, the person +or entity providing it to you may choose to give you a second +opportunity to receive the work electronically in lieu of a refund. If +the second copy is also defective, you may demand a refund in writing +without further opportunities to fix the problem. + +1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth +in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS', WITH NO +OTHER WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT +LIMITED TO WARRANTIES OF MERCHANTABILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE. + +1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied +warranties or the exclusion or limitation of certain types of +damages. If any disclaimer or limitation set forth in this agreement +violates the law of the state applicable to this agreement, the +agreement shall be interpreted to make the maximum disclaimer or +limitation permitted by the applicable state law. The invalidity or +unenforceability of any provision of this agreement shall not void the +remaining provisions. + +1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the +trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone +providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in +accordance with this agreement, and any volunteers associated with the +production, promotion and distribution of Project Gutenberg-tm +electronic works, harmless from all liability, costs and expenses, +including legal fees, that arise directly or indirectly from any of +the following which you do or cause to occur: (a) distribution of this +or any Project Gutenberg-tm work, (b) alteration, modification, or +additions or deletions to any Project Gutenberg-tm work, and (c) any +Defect you cause. + +Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm + +Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of +electronic works in formats readable by the widest variety of +computers including obsolete, old, middle-aged and new computers. It +exists because of the efforts of hundreds of volunteers and donations +from people in all walks of life. + +Volunteers and financial support to provide volunteers with the +assistance they need are critical to reaching Project Gutenberg-tm's +goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will +remain freely available for generations to come. In 2001, the Project +Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure +and permanent future for Project Gutenberg-tm and future +generations. To learn more about the Project Gutenberg Literary +Archive Foundation and how your efforts and donations can help, see +Sections 3 and 4 and the Foundation information page at +www.gutenberg.org + +Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary +Archive Foundation + +The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non-profit +501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the +state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal +Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification +number is 64-6221541. Contributions to the Project Gutenberg Literary +Archive Foundation are tax deductible to the full extent permitted by +U.S. federal laws and your state's laws. + +The Foundation's business office is located at 809 North 1500 West, +Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887. Email contact links and up +to date contact information can be found at the Foundation's website +and official page at www.gutenberg.org/contact + +Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg +Literary Archive Foundation + +Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without +widespread public support and donations to carry out its mission of +increasing the number of public domain and licensed works that can be +freely distributed in machine-readable form accessible by the widest +array of equipment including outdated equipment. Many small donations +($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt +status with the IRS. + +The Foundation is committed to complying with the laws regulating +charities and charitable donations in all 50 states of the United +States. Compliance requirements are not uniform and it takes a +considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up +with these requirements. We do not solicit donations in locations +where we have not received written confirmation of compliance. To SEND +DONATIONS or determine the status of compliance for any particular +state visit www.gutenberg.org/donate + +While we cannot and do not solicit contributions from states where we +have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition +against accepting unsolicited donations from donors in such states who +approach us with offers to donate. + +International donations are gratefully accepted, but we cannot make +any statements concerning tax treatment of donations received from +outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff. + +Please check the Project Gutenberg web pages for current donation +methods and addresses. Donations are accepted in a number of other +ways including checks, online payments and credit card donations. To +donate, please visit: www.gutenberg.org/donate + +Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic works + +Professor Michael S. Hart was the originator of the Project +Gutenberg-tm concept of a library of electronic works that could be +freely shared with anyone. For forty years, he produced and +distributed Project Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of +volunteer support. + +Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed +editions, all of which are confirmed as not protected by copyright in +the U.S. unless a copyright notice is included. Thus, we do not +necessarily keep eBooks in compliance with any particular paper +edition. + +Most people start at our website which has the main PG search +facility: www.gutenberg.org + +This website includes information about Project Gutenberg-tm, +including how to make donations to the Project Gutenberg Literary +Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to +subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks. diff --git a/29967-0.zip b/29967-0.zip Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..c55f5e5 --- /dev/null +++ b/29967-0.zip diff --git a/29967-h.zip b/29967-h.zip Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..819dc3e --- /dev/null +++ b/29967-h.zip diff --git a/29967-h/29967-h.htm b/29967-h/29967-h.htm new file mode 100644 index 0000000..5f394b5 --- /dev/null +++ b/29967-h/29967-h.htm @@ -0,0 +1,8404 @@ +<!DOCTYPE html +PUBLIC "-//W3C//DTD HTML 4.01 Transitional//EN" +"http://www.w3.org/TR/html4/loose.dtd"> +<!-- This HTML file has been automatically generated from an XML source, using XSLT. If you find any mistakes, please edit the XML source. --> +<html lang="nl"> +<head> +<meta name="generator" content="HTML Tidy, see www.w3.org"> +<meta http-equiv="Content-Type" content= +"text/html; charset=utf-8"> +<title>Het Haarlemmer-Meer-Boek</title> +<link rel="schema.DC" href= +"http://dublincore.org/documents/1998/09/dces/"> +<meta name="author" content="Jan Adriaensz Leeghwater"> +<meta name="DC.Creator" content="Jan Adriaensz Leeghwater"> +<meta name="DC.Title" content="Het Haarlemmer-Meer-Boek"> +<meta name="DC.Date" content="#####"> +<meta name="DC.Language" content="nl-1900"> +<style type="text/css"> + /* Standard CSS stylesheet */ +body +{ + font: 100%/1.2em "Times New Roman", Times, serif; + margin: 1.58em 16%; + text-align: left; +} +.titlePage +{ + border: #DDDDDD 2px solid; + margin: 3em 0% 7em 0%; + padding: 5em 10% 6em 10%; +} +h1.docTitle +{ + font-size:1.6em; + line-height:2em; +} +h2.byline +{ + font-size:1.1em; + font-weight:normal; + line-height:1.44em; +} +span.docAuthor +{ + font-size:1.2em; + font-weight:bold; +} +h2.docImprint +{ + font-size:1.2em; + font-weight:normal; +} +.transcribernote +{ + background-color:#DDE; + border:black 1px dotted; + color:#000; + font-family:sans-serif; + font-size:80%; + margin:2em 5%; + padding:1em; +} +.advertisment +{ + background-color:#FFFEE0; + border:black 1px dotted; + color:#000; + margin:2em 5%; + padding:1em; +} +.div0 +{ + padding-top: 5.6em; +} +.div1 +{ + padding-top: 4.8em; +} +.index +{ + font-size: 80%; +} +.div2 +{ + padding-top: 3.6em; +} +.div3, .div4, .div5 +{ + padding-top: 2.4em; +} +.footnotes .body, +.footnotes .div1 +{ + padding: 0; +} +h1, h2, h3, h4, h5, h6, .pseudoh1, .pseudoh2, .pseudoh3, pseudoh4 +{ + clear: both; + font-style: normal; + text-transform: none; +} +h3, .pseudoh3 +{ + font-size:1.2em; + line-height:1.2em; +} +h3.label +{ + font-size:1em; + line-height:1.2em; + margin-bottom:0; +} +h4, pseudoh4 +{ + font-size:1em; + line-height:1.2em; +} +h4.lghead +{ + margin-left:10%; + margin-right:10%; +} +.alignleft +{ + text-align:left; +} +.alignright +{ + text-align:right; +} +.alignblock +{ + text-align:justify; +} +p.tb, hr.tb +{ + margin-top: 1.6em; + margin-bottom: 1.6em; + margin-left: auto; + margin-right: auto; + text-align: center; +} +p.poetry +{ + margin:0 10% 1.58em; +} +span.hemistich /* invisible text to achieve visual effect of hemistich indentation. */ +{ + color: white; +} +p.line +{ + margin:0 10%; +} +p.argument, p.note, p.tocArgument +{ + font-size:0.9em; + line-height:1.2em; + text-indent:0; +} +p.argument, p.tocArgument +{ + margin:1.58em 10%; +} +p.tocChapter +{ + margin:1.58em 0%; +} +p.tocSection +{ + margin:0.7em 5%; +} +div.epigraph +{ + font-size:0.9em; + line-height:1.2em; + width: 60%; + margin-left: auto; +} +div.epigraph span.bibl +{ + display: block; + text-align: right; +} +.epigraph .poem +{ + margin-left: 0; +} +.epigraph .line +{ + margin-left: 0; + text-indent: 0; +} +.trailer +{ + clear: both; + padding-top: 2.4em; + padding-bottom: 1.6em; +} +.floatLeft +{ + float:left; + margin:10px 10px 10px 0; +} +.floatRight +{ + float:right; + margin:10px 0 10px 10px; +} +p.figureHead +{ + font-size:100%; + text-align:center; +} +.figure p +{ + font-size:80%; + margin-top:0; + text-align:center; +} +p.smallprint,li.smallprint +{ + color:#666666; + font-size:80%; +} +span.parnum +{ + font-weight: bold; +} +.leftnote +{ + font-size:0.8em; + height:0; + left:1%; + line-height:1.2em; + position:absolute; + text-indent:0; + width:14%; +} +.pagenum +{ + display:inline; + font-size:70%; + font-style:normal; + margin:0; + padding:0; + position:absolute; + right:1%; + text-align:right; +} +a.noteref, a.pseudonoteref +{ + font-size: 80%; + text-decoration: none; + vertical-align: 0.25em; +} +.red +{ + color: red; +} +.displayfootnote +{ + display: none; +} +div.footnotes +{ + margin-top: 1em; + padding: 0; +} +hr.fnsep +{ + margin-left: 0; + margin-right: 0; + text-align: left; + width: 25%; +} +p.footnote +{ + font-size: 80%; + margin-bottom: 0.5em; + margin-top: 0.5em; +} +p.footnote .label +{ + float: left; + text-align:left; + width:2em; +} +.footnotes td, .footnotes th, .footnotes .tablecaption +{ + font-size: 80%; +} +.centertable +{ + /* center the table */ + margin: 0px auto; +} +.poem +{ + margin-left:5%; + position:relative; + text-align:left; + width:90%; +} +.poem h4 +{ + font-weight:normal; + margin-left:5em; +} +.poem .linenum +{ + color:#777; + font-size:90%; + left:-2.5em; + margin:0; + position:absolute; + text-align:center; + text-indent:0; + top:auto; + width:1.75em; +} +.versenum +{ + font-weight:bold; +} +/* right aligned page number in table of contents */ +.tocPagenum, .flushright +{ + position: absolute; + right: 16%; + top: auto; +} +.footnotes .line +{ + font-size:80%; + margin:0 5%; +} +.poem .i0 +{ + display:block; + margin-left:2em; +} +.poem .i1 +{ + display:block; + margin-left:3em; +} +.poem .i2 +{ + display:block; + margin-left:4em; +} +.poem .i3 +{ + display:block; + margin-left:5em; +} +.poem .i4 +{ + display:block; + margin-left:6em; +} +.poem .i5 +{ + display:block; + margin-left:7em; +} +.poem .i6 +{ + display:block; + margin-left:8em; +} +.poem .i7 +{ + display:block; + margin-left:9em; +} +.poem .i8 +{ + display:block; + margin-left:10em; +} +.poem .i9 +{ + display:block; + margin-left:11em; +} +span.corr +{ + border-bottom:1px dotted red; +} +span.abbr +{ + border-bottom:1px dotted gray; +} +span.measure +{ + border-bottom:1px dotted green; +} +.letterspaced +{ + letter-spacing:0.2em; +} +.smallcaps +{ + font-variant:small-caps; +} +.caps +{ + text-transform:uppercase; +} +.fraktur +{ + font-family: 'Walbaum-Fraktur'; +} +.rm +{ + font-style: normal; +} +hr +{ + clear:both; + height:1px; + margin-left:auto; + margin-right:auto; + margin-top:1em; + text-align:center; + width:45%; +} +h2.docImprint,h1.docTitle,h2.byline,h2.docTitle,.aligncenter,div.figure +{ + text-align:center; +} +h1,h2 +{ + font-size:1.44em; + line-height:1.5em; +} +h1.label,h2.label +{ + font-size:1.2em; + line-height:1.2em; + margin-bottom:0; +} +h5,h6 +{ + font-size:1em; + font-style:italic; + line-height:1em; +} +p,p.initial +{ + text-indent:0; +} +p.firstlinecaps:first-line +{ + text-transform: uppercase; +} +p.dropcap:first-letter +{ + float: left; + clear: left; + margin: 0em 0.05em 0 0; + padding: 0px; + line-height: 0.8em; + font-size: 420%; + vertical-align:super; +} +.poem +{ + padding: .5em 0% .5em 0%; +} +p.quote,div.blockquote,div.argument +{ + font-size:0.9em; + line-height:1.2em; + margin:1.58em 5%; +} +.pagenum a, a.noteref:hover, a.hidden:hover, a.hidden +{ + text-decoration:none; +} +ul { list-style-type: disc; } +ol { list-style-type: decimal; } +ol.AL { list-style-type: lower-alpha; } +ol.AU { list-style-type: upper-alpha; } +ol.RU { list-style-type: upper-roman; } +ol.RL { list-style-type: lower-roman; } +.lsdisc { list-style-type: disc; } +.lsoff { list-style-type: none; } +.castlist, .castitem { list-style-type: none; } +.exlink +{ + background: url(images/external.png) center right no-repeat; + padding-right: 13px; +} +.exlink:hover +{ + background-color: #FFDCDC; +} + /* Supplement CSS stylesheet "style/arctic.css.xml + " */ +body +{ + background: #FFFFFF; + font-family: "Times New Roman", Times, serif; +} +body, a.hidden +{ + color: black; +} +h1, h2, h3, h4, h5, h6, .pseudoh1, .pseudoh2, .pseudoh3, .pseudoh4 +{ + color: #001FA4; + font-family: Verdana, Arial, Helvetica, sans-serif; +} +p.byline +{ + font-style: italic; + margin-bottom: 2em; +} +.figureHead, .noteref, .pseudonoteref, span.leftnote, p.legend, .versenum, .stage +{ + color: #001FA4; +} +.rightnote, .pagenum, .linenum, .pagenum a +{ + color: #AAAAAA; +} +a.hidden:hover, a.noteref:hover +{ + color: red; +} +p.dropcap:first-letter +{ + color: #001FA4; + font-weight: bold; +} +sub, sup +{ + line-height: 0; +} + /* Standard Aural CSS stylesheet */ +.pagenum, .linenum +{ + speak: none; +} +</style> +</head> +<body> + + +<p style='text-align:center; font-size:1.2em; font-weight:bold'>The Project Gutenberg eBook of Het Haarlemmer-Meer-Boek, by +J. Asz. Leeghwater and W. J. C. van Hasselt</p> +<div style='display:block; margin:1em 0'> +This eBook is for the use of anyone anywhere in the United States and +most other parts of the world at no cost and with almost no restrictions +whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it under the terms +of the Project Gutenberg License included with this eBook or online +at <a href="https://www.gutenberg.org">www.gutenberg.org</a>. If you +are not located in the United States, you will have to check the laws of the +country where you are located before using this eBook. +</div> + +<div style='display:block; margin-top:1em; margin-bottom:1em; margin-left:2em; text-indent:-2em'>Title: Het Haarlemmer-Meer-Boek</div> +<div style='display:block; margin-top:1em; margin-bottom:1em; margin-left:2em; text-indent:-2em'>Author: J. Asz. Leeghwater</div> +<div style='display:block; margin-top:1em; margin-bottom:1em; margin-left:2em; text-indent:-2em'>Author: W. J. C. van Hasselt</div> +<p style='display:block; text-indent:0; margin:1em 0'>Release Date: September 12, 2009 [eBook #29967]<br> +[Most recently updated: December 1, 2022]</p> +<p style='display:block; text-indent:0; margin:1em 0'>Language: Dutch</p> + <p style='display:block; margin-top:1em; margin-bottom:0; margin-left:2em; text-indent:-2em; text-align:left'>Produced by: Jeroen Hellingman and the Online Distributed +Proofreading Team at http://www.pgdp.net (This book was produced from scanned images of public domain material +from the Google Print project.)</p> +<div style='margin-top:2em; margin-bottom:4em'>*** START OF THE PROJECT GUTENBERG EBOOK HET HAARLEMMER-MEER-BOEK ***</div> + +<div class="front"> +<div class="div1"> +<p class="aligncenter">Het Haarlemmer-Meer-Boek.</p> + +<div class="figure"><img border="0" src="images/leeghwater.jpg" alt= +"Afbeelding van J. Asz. Leeghwater." width="527" height="720"></div> + +<div class="figure"><img border="0" src="images/titelpagina.png" alt= +"Oorspronkelijke titelpagina." width="412" height="720"></div> +</div> + +<div class="titlePage"> +<h1 class="docTitle">HET<br> + HAARLEMMER-MEER-BOEK</h1> + +<h2 class="byline">VAN<br> + <span class="docAuthor">J. Asz. Leeghwater</span>.</h2> + +<h2 class="docImprint">Dertiende Druk.</h2> + +<h2 class="byline">MET AANTEEKENINGEN<br> + VAN<br> + EN VOORAFGEGAAN DOOR<br> + EENIGE LEVENSBIJZONDERHEDEN VAN DEN SCHRIJVER<br> + EN<br> + EEN HISTORISCH OVERZIGT<br> + DER PLANNEN TOT EN DER WERKEN OVER<br> + HET DROOGMAKEN VAN HET HAARLEMMER-MEER,<br> + DOOR<br> + <span class="docAuthor">Mr. W. J. C. van Hasselt</span>,<br> + LID VAN DE REGTBANK VAN EERSTEN AANLEG TE AMSTERDAM EN VAN DE +MAATSCHAPPIJ DER NEDERLANDSCHE LETTERKUNDE TE LEIDEN.<br> + Met Portret, Kaarten, Fac-Simile, enz.</h2> + +<h2 class="docImprint">TE AMSTERDAM, BIJ<br> + <span class="letterspaced">G. J. A. BEIJERINCK</span>.<br> + 1838.</h2> +</div> + +<div class="div1"> +<p class="aligncenter">GEDRUKT BIJ C. A. SPIN.</p> +</div> + +<div class="div1"> +<p class="aligncenter">J. A. LEEGHWATER<br> + EN<br> + HET HAARLEMMER-MEER. <span class="pagenum">[<a id="pb1.2" href= +"#pb1.2">2</a>]</span></p> +</div> + +<div class="div1"> +<h2 class="normal">OP HET UITMALEN VAN ’T HAERLEMMERMEIR.</h2> + +<h2 class="sub">AEN DEN LEEUW VAN HOLLANT.</h2> + +<div class="poem"> +<p class="line">Uitheemsche vyanden te zitten in de veeren,</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">Te slingeren den staert +groothartigh over zee;</p> + +<p class="line">Is ydel, als uw long, geslagen aen het teeren,</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">Inwendigh vast vergaet; en +gy, van hartewee,</p> + +<p class="line">Zoo deerlijk zucht, en kucht, en loost, by heele +brokken,</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">Het rottende ingewant te +keel uit in de golf.</p> + +<p class="line">Wat baet het met uw’ klaen al ’t oost en +west te plokken,</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">Naerdien u bijt in ’t +hart dees wreede Waterwolf,</p> + +<p class="line">Belust om over u eerlang te triomfeeren?</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">o Lantleeuw, waek eens op, +en wek met eenen schreeu</p> + +<p class="line">Al ’t Veen, de Kennemaer, en Rynlands oude +Heeren,</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">Met d’Aemsterlanders +op, tot noothulp van hun’ Leeuw,</p> + +<p class="line">Men sluite met een’ dijk dees pest, die u komt +plagen.</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">De Wintvorst vliegh’ +er met zyn molewieken toe.</p> + +<p class="line">De snelle Wintvorst weet den Waterwolf te jagen</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">In zee, van waar hy u quam +knabblen, nimmer moê.</p> + +<p class="line">De Veenboer zit en wenscht dees waterjaght te +spoeien,</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">En ’t Veenwijf roept: +hy ruimt, de Lantleeuw weit op ’t ruim</p> + +<p class="line">En zuight zyn long gezont aen d’uiers van de +koeien.</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">Zoo wint de Lantleeuw lant: +zoo puurt hy gout uit schuim.</p> +</div> + +<p class="alignright"><span class="smallcaps">Vondel.</span> <span +class="pagenum">[<a id="pb1.3" href="#pb1.3">3</a>]</span></p> +</div> + +<div class="div1"> +<p>De aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal voorgestelde wet, <i>ter +uitgifte van losrenten op een gedeelte der schuld, ten laste der +overzeesche bezittingen, tot het doen van voorschotten voor openbare +werken</i>, is in de zitting dier Kamer van den 2<sup>den</sup> April +j.l. afgestemd en met haar alzoo ook het, bij die wet voorgedragen, +plan tot <i>droogmaking van het Haarlemmer Meer</i>. Van de vijftien +Leden, die over die wet het woord hebben gevoerd, is er echter niet +één geweest, die zich tegen die droogmaking heeft +verklaard, ja de meeste hunner hebben het verwezenlijken van dit zoo +lang reeds beraamde plan wenschelijk genoemd, en alleen +één der sprekers heeft bezwaren tegen hetzelve in het +midden gebragt, welke meer uit bijzondere plaatselijke belangen, dan +uit de zaak zelve hunnen oorsprong namen, zoodat men gerust mag +vaststellen, dat, indien de droogmaking van het <i>Haarlemmer Meer</i> +bij eene afzonderlijke wet ware voorgesteld, die wet door de Tweede +Kamer zoude aangenomen zijn geworden, en dat zij alleen, zoo als een +geacht Lid der Kamer zeide, »om den vorm en om de daarbij +voorgestelde wijze van voorziening in de benoodigde gelden,” niet +om de daarbij voorgestelde zaken, is afgestemd geworden.</p> + +<p>Wij vleijen ons alzoo, dat nog eenmaal, en, zoo wij hopen, binnen +kort, het zoo vaak beraamde plan tot <span class="pagenum">[<a id= +"pb1.4" href="#pb1.4">4</a>]</span>droogmaking van het <i>Haarlemmer +Meer</i> zal verwezenlijkt worden; want wie, die, in den aanvang van +het vorige jaar, den toestand des lands rondom Amsterdam met aandacht +heeft gadegeslagen; die het water van het Meer over de landen in den +Binnenpolder tusschen <i>Sloten</i> en <i>Sloterdijk</i>, ja over den +weg zelven tusschen Haarlem en Amsterdam, heeft zien stroomen; die den +zwakken staat der dijken en middelen kent, welke dat water moeten +keeren, waarvan sommige niet veel meer dan enkele Zomer-kaden zijn, +wier onderhoud voor de eigenaren der naburige landen drukkender en +bezwaarlijker is, dan zij dragen kunnen, vreest niet met <span class= +"smallcaps">Leeghwater</span>, en met nog meer grond dan hij, dat het +kind al geboren is, die het zal beleven, dat het Meer voor de poort van +Amsterdam zal komen? ja vreest niet, dat hij zelf dit weldra zal +ondervinden? en zegt niet met den dichter<a class="noteref" id= +"xd0e243src" href="#xd0e243">1</a>?</p> + +<div class="poem"> +<p class="line">Wilt, eer uw ijver deez’ landouwen</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">Met ijzren gordel prijken +doet,</p> + +<p class="line">ô! Wilt de jammerplaag beschouwen,</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">Die kank’rend in heur +binnenst wroet.</p> + +<p class="line">Of, moet ik ze u nog kennen leeren?—</p> + +<p class="line">Ziet, hoe de inééngevloeide meiren,</p> + +<p class="line">Door zwakke dammen niet te keeren,</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">Het land, dat land van melk +en room,</p> + +<p class="line">Waar eens het vette rundvee loeide,</p> + +<p class="line">Waar Slotens vruchtbre moeshof groeide,</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">Herschiepen in een’ +waterstroom!</p> +</div> + +<div class="poem"> +<p class="line">Wat zal voor de opgeperste vloeden,</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">Daar zelfs geen dijk +hunn’ voortgang stuit.</p> + +<p class="line">Het zinkend Aemstelland behoeden?</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">Verzwelgend breiden zij zich +uit.</p> +</div> + +<span class="pagenum">[<a id="pb1.5" href="#pb1.5">5</a>]</span> +<div class="poem"> +<p class="line">De teugellooze golven zwellen,</p> + +<p class="line">Gevoed uit ’s afgronds diepe wellen:</p> + +<p class="line">Ras laat zich ’t oogenblik voorspellen,</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">Wanneer zij haar verbolgen +nat</p> + +<p class="line">In ’s Aemstels bedding overgieten,</p> + +<p class="line">Met vaart en Slochter samenvlieten,</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">En stroomen binnen +d’Aemstelstad.</p> +</div> + +<p>Er zijn, wij weten het, die ons zullen toevoegen: <i>reeds meer dan +twee eeuwen is dit schrikbeeld opgehangen, en nóg heeft het Meer +Amsterdam niet bereikt!</i> Maar moet het dan eerst zóó +ver komen? moet de <i>water-wolf</i> dan nog eerst meer lands hebben +ingezwolgen, vóór men tot het besluit kome, om hem den +muil te breidelen? Dat hij jaarlijks aan de randen knabbelt, en +jaarlijks meer en meer inzwelgt; dat het jaarlijks schatten kost, om +hem zijnen roof te betwisten, is overbekend<a class="noteref" id= +"xd0e308src" href="#xd0e308">2</a>.</p> + +<p>In de XVI<sup>de</sup> eeuw was het <i>Haarlemmer Meer</i> nog +slechts een plas van 3040 morgen, en afgescheiden van het <i> +Leidsche-</i>, het <i>Spiering-</i> en het <i>oude Meer</i>, uit welke +het sedert is zamengesteld. Al deze Meren besloegen in den jare 1531, +volgens de kaart door den Landmeter van <i>Rhijnland</i>, <span class= +"smallcaps">Melchior Bolstra</span>, opgemaakt, te zamen 6585 morgen. +Weldra werden deze Meren door de kracht hunner wateren +veréénigd; zij bedekten in 1591 reeds 12375, in 1647, +17082, en in 1687, 18100 morgen. Toen voormelde <span class= +"smallcaps">Bolstra</span> in de jaren 1739 en 1740, op hoog bevel, de +vier Meren mat, vond hij, dat 19,500 <span class="pagenum">[<a id= +"pb1.6" href="#pb1.6">6</a>]</span>morgen lands door die wateren waren +bedekt, en bij de opmeting in 1808, door den Heer <span class= +"smallcaps">A. Blanken Jsz.</span>, is het vereenigd <i>Meer</i>, thans +bekend onder den naam van <i>Haarlemmer Meer</i>, met het <i>Kager +Meer</i> bevonden eene oppervlakte van 20872 morgen te beslaan, zonder +daarbij te rekenen het <i>Lutke Meer</i>, dat 323 morgen groot is<a +class="noteref" id="xd0e369src" href="#xd0e369">3</a>. Een aanwas alzoo +van bijna 15000 morgen op 6000, gedurende den tijd van drie eeuwen.</p> + +<div class="figure"><a href="images/haarlemmermeer1h.jpg"><img border= +"0" src="images/haarlemmermeer1.jpg" alt="" width="720" height= +"642"></a></div> + +<p>Daarenboven zijn van het <i>Haarlemmer Meer</i>, aan den +zuid-oostkant, verscheidene zeer wijde uitgeveende plassen slechts door +smalle strooken lands afgescheiden, zoodat, indien men er deze +bijvoegt, de uitgestrektheid waters op 30000 morgen kan geschat worden, +en gewoonlijk geschat wordt.</p> + +<p>Het door ons hierbij gevoegde kaartje toont den toestand van het <i> +Haarlemmer Meer</i>, zoo als het in 1531 was, en duidt tevens aan, hoe +het Meer van tijd tot tijd is vergroot en toegenomen: de buitenste +streep wijst de grootheid aan van dezen plas in den jare 1808. Al het +land, hetwelk tusschen die streep en die, welke met 1531 gemerkt is, +ligt, of liever, lag, is gedurende die drie eeuwen door het water +verzwolgen.</p> + +<p>Het is nog geen 250 jaren geleden, dat <i>Zwanenburg</i> (halfweg +<i>Haarlem</i> en <i>Amsterdam</i>) meer dan 700 Rhijnlandsche roeden +van het toenmalig <i>Spiering-Meer</i>, thans geheel met het <i> +Haarlemmer</i> veréénigd, verwijderd was, en nu ligt <i> +Zwanenburg</i> aan het <i>Meer</i> en wordt door zijne wateren bespat. +Het is naauwelijks 200 jaren geleden, dat de dorpen <i>Nieuwkerk</i> en +<i>Rijk</i>, welig bewoond, hunne <span class="pagenum">[<a id="pb1.7" +href="#pb1.7">7</a>]</span>torens in het omliggend land omhoog staken. +<i>Nieuwkerk</i> en <i>Rijk</i>, toen meer dan drie honderd roeden van +het Meer verwijderd, zijn verdwenen, en hunne kerken en torens in +hetzelve, even als vroeger het dorp <i>Vijfhuizen</i>, bedolven, en de +namen <i>Nieuwkerk</i>, <i>Rijk</i> en <i>Vijfhuizen</i> zijn van de +kaart des Lands en uit de geheugenis der menschen weggevaagd.</p> + +<p><i>Maar het Meer is nog zeven honderd roeden van Amsterdam +verwijderd!</i> wij zeiden het zoo even, zeven honderd roeden was in +1591 <i>Zwanenburg</i> van het Meer gelegen, en geen vijftig jaren +daarna klotsten zijne golven tegen <i>Zwanenburg</i> aan; zij zullen +welligt weldra tegen en in <i>Amsterdam</i> klotsen. De inwoners dier +stad zullen ter eeniger tijd, (misschien is die tijd niet verre +verwijderd,) bij hun ontwaken vreemd ophooren, dat het Meer over den +<i>Amsteldijk</i> en bij de <i>Beerenbijt</i> stroomt. Dan vergoeden +<i>Rhijnland</i> en <i>Leiden</i> aan het Rijk de verliezen van <i> +Amstelland</i> en <i>Amsterdam</i>, Maar kunnen <i>Rhijnland</i> en <i> +Leiden</i> ook niet eenmaal eene prooi van dit vernielend gedrogt +worden?</p> + +<p>Meermalen heeft men dan ook, uit besef der onberekenbare gevolgen, +die dat ontzettend water voor <i>Holland</i> zou kunnen hebben, en bij +het denkbeeld, hoe vele morgen goeden, bruikbaren gronds door de golven +bedekt zijn, het plan beraamd om het Meer te bedijken, en, even als +zulks zoo vele andere meren zijn gedaan, droog te malen. Niet slechts +geldelijk belang, maar ook het afweren van een te vreezen onheil, was +het doel dier ontwerpen. Nu eens werd zoodanig een plan door bijzondere +personen, dan weder, gelijk bij voorbeeld in 1742<a class="noteref" id= +"xd0e496src" href="#xd0e496">4</a> en 1808, op openbaar gezag <span +class="pagenum">[<a id="pb1.8" href="#pb1.8">8</a>]</span>beraamd. Maar +die plannen bleven alle zonder gevolg. In het begin van 1819 leverden +de Heeren <span class="smallcaps">F. G.</span> Baron <span class= +"smallcaps">van Lijnden van Hemmen</span>, <span class="smallcaps">W. +F.</span> Baron <span class="smallcaps">Roëll</span> en <span +class="smallcaps">O. Repelaer van Driel</span>, de beide laatste door +den eersten hiertoe opgewekt, aan Z. M. een verzoekschrift in, ten +einde octrooi te erlangen, om, volgens een nader over te geven plan, +het <i>Haarlemmer Meer</i> te doen droogmaken en verlof te bekomen, om +deze onderneming bij wijze van associatie ten uitvoer te brengen, als +eene private en particuliere zaak, zonder dat het Gouvernement met +subsidiën, voorschotten of garantie zou worden bezwaard.</p> + +<p>Z. M. gaf aan de verzoekers verlof, om een plan van droogmaking te +beramen, met last, om dienaangaande de belangen der Hoog +Heemraadschappen van <i>Rhijnland</i> en <i>Amstelland</i> in acht te +nemen, en gaf hun vrijheid, om, nadat het plan door Hoogstdenzelven zou +zijn goedgekeurd, hunne landgenooten tot medewerking en deelneming in +dit ontwerp te mogen uitnoodigen<a class="noteref" id="xd0e541src" +href="#xd0e541">5</a>.</p> + +<p>Dit plan van de Heeren <span class="smallcaps">van Lynden</span>, +<span class="smallcaps">Roëll</span> en <span class="smallcaps"> +Repelaer</span> kwam echter nimmer in werking, en de zaak bleef wederom +slepende, tot dat de stormen van December 1836 en de niet te ontveinzen +voor Amsterdam hoogst bedenkelijke toestand van het Meer in Jan. 1837, +het Gouvernement ernstig bedacht maakten, om dien inlandschen vijand, +tegen wien men reeds eeuwen lang eenen kostbaren oorlog, <span class= +"pagenum">[<a id="pb1.9" href="#pb1.9">9</a>]</span>en steeds met een +ongelukkig gevolg, voert, met kracht ten onder te brengen en zoo +mogelijk ten onder te houden. De voordragt hiertoe is thans verworpen +en de zaak zal wederom slepende blijven, tenzij het Gouvernement, bij +eene afzonderlijke wet, haar op nieuw aan de Staten-Generaal voordrage, +of wel, hetgeen welligt wenschelijker ware, bijzondere personen op +nieuw zich vereenigen, om, onder goedkeuring van het Gouvernement, dit +grootsch ontwerp ten uitvoer te brengen. Indien men bedenkt, welke +schatten de Heemraadschappen en de Ingelanden der polders, die door het +Meer bespoeld worden, jaarlijks moeten betalen, om dat water in bedwang +te houden, dan verwondert men zich, dat niet reeds lang de eigenaren +dier landen de handen in één hebben geslagen, om dien +gemeenschappelijken vijand te beteugelen. Hoe zouden hunne eigendommen +in waarde stijgen, indien zij van de jaarlijksche omslagen, die zij +thans tot het bedwingen van het Meer, dat met toom en breidel spot, +opbrengen, bevrijd waren! Men berekent de tegenwoordige jaarlijksche +kosten, tot onderhoud der Meerwerken, voor <i>Rhijnland</i> +alléén, op meer dan ƒ 30,000. En vraag het den +Ingelanden van den <i>Binnen-Polder</i>, tusschen <i>Sloten</i> en <i> +Sloterdijk</i> eens, wat het hun kost, om hunne landen, en om <i> +Amsterdam</i> tegen het Meer te beveiligen! vraag hun eens, wat het +jaar 1837 hun gekost heeft, en gij zult verbaasd staan. Voor de +Ingelanden der rondom het Meer liggende Polders zou dus het droogmaken +van dien plas mede hoogst gewigtig zijn. Bijzondere belangen kunnen +hiertegen in geene aanmerking komen, evenmin of deze of gene stad, dit +of dat collegie, deze of gene persoon voordeelen uit het aanwezen van +het Meer trekt. Bijzondere belangen moeten voor het algemeen belang +zwijgen, en de wet van <i>onteigening</i>, met hare niet ongunstige +schadeloosstelling, is daar en kan ook hier van <span class="pagenum"> +[<a id="pb1.10" href="#pb1.10">10</a>]</span>toepassing zijn. Het +grootste bezwaar is, naar mijn inzien, de vrees, dat bij sterke +opzetting van water <i>Rhijnland</i> geene voldoende uitwatering zou +hebben. Maar zoo dat bezwaar, waarover ik niet <i>kan</i> noch <i> +mag</i> oordeelen, gegrond mogt zijn, dan vraag ik, of in den +tegenwoordigen staat der wetenschappen, en bij het veelvuldig en +krachtig gebruik der <i>stoomwerktuigen</i>, niet een middel is uit te +denken, om <i>Rhijnland</i> in dat geval van het overtollig water te +ontheffen? Dit is zeker, dat, indien het Meer blijft, zoo als het is, +<i>Amstelland</i> vroeg of laat de prooi zijner golven moet worden.</p> + +<p>Maar de meeste schrijvers, die over het droog maken van het <i> +Haarlemmer Meer</i> geschreven hebben, zijn van meening, dat het +opgegeven bezwaar voor <i>Rhijnland</i> niet bestaat; immers zoo +geducht niet is, als men het wel wil voorstellen, en dat het ligtelijk +zou zijn af te wenden.</p> + +<p>Onder de schrijvers, die over het nut, de noodzakelijkheid en de +mogelijkheid der bedijking en droogmaking van het <i>Haarlemmer +Meer</i> schreven, behoort in de eerste plaats <span class="smallcaps"> +Jan Adriaansz. Leeghwater</span>, die, vóór nu bijna twee +eeuwen, in zijn beroemd <i>Haarlemmer-Meer-Boek</i>, een volledig en, +voor zoo ver bekend is, het eerste plan tot dit onderwerp uitgaf.</p> + +<p>Deze <span class="smallcaps">Jan Adriaansz. Leeghwater</span> werd, +in den jare 1575, in het dorp <i>de Rijp</i> geboren<a class="noteref" +id="xd0e625src" href="#xd0e625">6</a>. Zijn vader <span class= +"smallcaps">Adriaan Symonsz.</span> was aldaar timmerman en had in 1594 +het opzigt <span class="pagenum">[<a id="pb1.11" href= +"#pb1.11">11</a>]</span>over het leggen van de eerste houten sluis in +de Rijp<a class="noteref" id="xd0e666src" href="#xd0e666">7</a>, en +zijn grootvader, <span class="smallcaps">Symon Ruts</span>, was aldaar +brouwer, en had tot vrouw <span class="smallcaps">Griet +Maartensz</span>., mede van de Rijp, die in den jare 1604, in den +ouderdom van 90 jaren, stierf<a class="noteref" id="xd0e678src" href= +"#xd0e678">8</a>.</p> + +<p>Waarschijnlijk, ja bijna zeker is het, dat zijne voorouders den naam +van <span class="smallcaps">Leeghwater</span> niet voerden, maar naar +het gebruik dier dagen, dat nog lang ten platten lande, vooral in +Noord-Holland, het langst echter in Vriesland, heeft aangehouden, +alleen den naam hunner vaders bij den hunnen voegden, en alzoo slechts +<span class="smallcaps">Adriaan Symonsz.</span>, <span class= +"smallcaps">Symon Rutsz.</span> enz. genoemd werden. Zoo ook komt <span +class="smallcaps">Leeghwater</span> in een <i>octrooi</i> van den jare +1605, waarvan wij nader zullen gewagen, alleen onder den naam van <span +class="smallcaps">Jan Adriaansz.</span> voor. Eerst in later tijd, en +in meer gevorderden ouderdom, schijnt hij den naam van <span class= +"smallcaps">Leeghwater</span> te hebben aangenomen, waarschijnlijk door +dezen of genen hem toegevoegd, om de veelvuldige <i>wateren</i>, die +hij in <i>Noord-Holland</i> en elders had helpen leêgen<a class= +"noteref" id="xd0e719src" href="#xd0e719">9</a>. <span class="pagenum"> +[<a id="pb1.12" href="#pb1.12">12</a>]</span></p> + +<p>Zijne moeders-moeder was <span class="smallcaps">Pietje Pieters +Schoute</span>, en eene dochter der zuster van eenen Abt van het +klooster van <i>Egmond</i><a class="noteref" id="xd0e760src" href= +"#xd0e760">10</a>.</p> + +<p>Hij zelf schijnt eene vrouw uit de Schermer te hebben gehad; want in +de <i>kleine kronijk</i> zegt hij (bl. 11, N<sup>o</sup>. 11): +“De huisluiden van Schermer waren in mijne jonkheit, toen ik +aldaar eerst getrouwd was, wat ruw van manieren en zeden; daar waren +weinig huizen, die schoorsteenen hadden.”</p> + +<p>Van zijne eerste jeugd en van zijne opvoeding is ons weinig of niets +bekend; hij noemt zich op de titels der door hem uitgegeven werken: <i> +Molenmaker en Ingenieur van de Rijp</i>; doch hij bezat in zeer vele +vakken eene groote ervarenheid, en men zou hem een’ <i> +duizend-kunstenaar</i> kunnen noemen.</p> + +<p>Hij verhaalt in zijne <i>kleine kronijk</i><a class="noteref" id= +"xd0e786src" href="#xd0e786">11</a>, dat het hem heugde, dat er in +Holland niet één <i>achtkante oliemolen met stampers</i> +bestond, en dat hij voor eigen gebruik den eersten zoodanigen molen +tegen <i>Rijp en Graft</i> getimmerd en gemaakt heeft; dat die molen, +toen hij dit schreef, bijna 45 jaren gebruikt en nog gangbaar +was.—Hij schijnt dus ook olieslager te zijn geweest.</p> + +<p>Toen in het jaar 1630 het raadhuis in de <i>Rijp</i> zou worden +gebouwd, vervaardigde hij het bestek en de daartoe behoorende +teekeningen, waarna het werd afgewerkt<a class="noteref" id= +"xd0e803src" href="#xd0e803">12</a>.</p> + +<p>Doch als <i>Molenmaker</i> muntte hij voornamelijk uit, en zijne +bekwaamheid in het vervaardigen en stellen van <i>Molens</i> werd niet +slechts binnen ’s Lands, maar ook daar buiten beroemd. Van +hoeveel belang die bekwaamheid is, weten zij, die zich met het +droogmaken van plassen of polders immer hebben moeten onledig <span +class="pagenum">[<a id="pb1.13" href="#pb1.13">13</a>]</span>houden. +Maar die bekwaamheid kwam vooral in den tijd, waarin <span class= +"smallcaps">Leeghwater</span> leefde, te stade. In de XVI<sup>e</sup> +en in het begin der XVII<sup>e</sup> eeuw was Holland bijna meer dan de +helft water. De kaart van <span class="smallcaps">J. J. +Beeldsnijder</span>, gedrukt in 1575, kan er u van overtuigen. Reeds in +de laatste helft der eerstgenoemde eeuw, werden eenige dier plassen +drooggemaakt; men begon in 1553 met <i>de Zijp</i>; maar in het begin +der XVII<sup>e</sup> eeuw, toen het land, van vreemd, uitheemsch gezag +ontslagen, eenigzins tot rust begon te komen, was men er ernstig op +bedacht, om die binnenlandsche wateren uit te malen en in bruikbaar +land te herschapen. Droogmaking op droogmaking volgde elkander op. Bij +de meeste dier ondernemingen was <span class="smallcaps"> +Leeghwater</span> door raad of daad behulpzaam; vooral was hij werkzaam +bij het bedijken van de nu bloeijende <i>Beemster</i>, waarbij hij was +aangesteld, om, zoo als hij zegt: »waer te nemen het fabrijken en +stellen van de watermolens.” Het is bekend, dat dit <i>Meer</i>, +met welks bedijking men in 1608 een’ aanvang nam, +(niettegenstaande het eens doorbrak) in 1612 geheel droog was gemaakt. +Ook bij het droogmaken van de <i>Purmer</i>, de <i>Wormer</i>, de <i> +Bijlmer</i>, de <i>Waard</i>, de <i>Schermer</i> en van meer andere +meren, moerassen en polders was hij werkzaam<a class="noteref" id= +"xd0e861src" href="#xd0e861">13</a>, en zijn genie wist vaak de +hinderpalen te overkomen, welke zich van tijd tot tijd opdeden. De roem +zijner bekwaamheid in het leêgmalen van plassen was +zóó groot, dat hij door den Stadhouder <span class= +"smallcaps">Frederik Hendrik</span>, in den jare 1629, in het leger +vóór <i>’s Hertogenbosch</i> werd ontboden, om, zoo +als <span class="smallcaps">Leeghwater</span> het uitdrukt: »het +water uit het leger te malen en de watermolens bij <i>Engelen</i> weder +gangbaar te maken.” Hetgeen hij naar wensch volvoerde, en niet +weinig tot het bemagtigen dier belangrijke stad heeft toegebragt<a +class="noteref" id="xd0e882src" href="#xd0e882">14</a>. <span class= +"pagenum">[<a id="pb1.14" href="#pb1.14">14</a>]</span></p> + +<p>Maar ook buiten ’s Lands werden zijne bekwaamheden op prijs +gesteld: in den jare 1628 werd hij naar <i>Bourdeaux</i> geroepen, om +zijnen goeden raad te geven tot het droogmaken van een moeras, 4500 +morgen groot, toebehoorende aan den Hertog van <span class="smallcaps"> +Epernon</span>, en niet ver van dáár gelegen<a class= +"noteref" id="xd0e909src" href="#xd0e909">15</a>; waaraan hij naar +wensch voldeed, eene kaart van dat Moeras vervaardigde en dezelve aan +den Hertog, die toen met het leger van den Koning van <i>Frankrijk</i> +vóór <i>Rochelle</i> lag, overhandigde<a class="noteref" +id="xd0e921src" href="#xd0e921">16</a>. Twee jaren hierna ontbood men +hem naar <i>Metz</i>, om raad te geven tot het droogmaken van een +aldaar gelegen moeras<a class="noteref" id="xd0e927src" href= +"#xd0e927">17</a>. Ook in het gebied van den Hertog van <i> +Holstein</i>, in <i>Emderland</i>, in <i>Friesland</i> en elders werd +hij geroepen, om behulpzaam te zijn in het droogmaken van moerassen en +meren, om, zoo als hij zegt, »te ordineren dijken, dammen, +sluizen, kaaijen, heulen, molens, molen-togten, kolken, wateringen, +enz.”</p> + +<p>Maar zijne bekwaamheden en werkzaamheden bepaalden zich niet tot het +hierboven opgenoemde: wij zeiden reeds boven, dat hij in zeer vele +vakken van wetenschap eene groote ervarenheid bezat. Hoor wat hij er +zelf van zegt:—»Ik heb (dus schrijft hij in zijn <i>kleine +Cronijkje</i> N<sup>o</sup>. 49) in mijnen tijd gemaakt verscheidene +soorten van molens, ook huizen en sluizen en verscheidene notabele +stukken van kassen en schrijnwerken, alsmede vele <i>uurwerken</i> in +dorpen en steden, ook mede twee groote notabele speelwerken te +Amsterdam, staande op den Wester- en Zuiderkerks-toren. Ik heb ook mede +gemetseld aan het nieuwe stadhuis te Amsterdam, en mede aan den <span +class="pagenum">[<a id="pb1.15" href="#pb1.15">15</a>]</span>toren van +de Nieuwe Kerk, alsmede aan de brug bij Jan-Roodepoorts-toren. Behalve +dien heb ik nog verscheidene notabele handwerken gedaan in hout en +steen, in koper, in ivoor en metaal, hetwelk te lang zou wezen om alles +te verhalen.”</p> + +<div class="poem"> +<p class="line">»Ook somtijds met de pen te speelen,</p> + +<p class="line">Te teekenen kerken en kasteelen,</p> + +<p class="line">Daar bij te schrijven grof en fijn,</p> + +<p class="line">Dat kan (God-lof!) nog heel wel zijn.”</p> +</div> + +<p>Dit schreef hij toen hij 74 jaren oud was. Dat hij elf jaren vroeger +<i>nog heel wel</i> met de pen kon omgaan, blijkt uit onderstaand <i> +fac simile</i> van eene door hem in den jare 1638 vervaardigde +teekening.</p> + +<div class="figure"><img border="0" src="images/can.png" alt= +"Een Can die veel te-water gaet. +Int eijnd noch wel aen stucken slaet." width="390" height="512"> +<p class="figureHead">Een Can die veel te-water gaet.<br> + Int eijnd noch wel aen stucken slaet.</p> + +<p>1638 JALW</p> +</div> + +<p> <span class="pagenum">[<a id="pb1.16" href= +"#pb1.16">16</a>]</span></p> + +<p>Maar <span class="smallcaps">Leeghwater</span> verstond daarenboven +eene kunst, die sedert geheel schijnt verloren te zijn geraakt, de +kunst namelijk van onder water te duiken, aldaar eenen geruimen tijd te +vertoeven en verschillende verrigtingen ten uitvoer te brengen<a class= +"noteref" id="xd0e986src" href="#xd0e986">18</a>.</p> + +<p>Hij gaf met <span class="smallcaps">Pieter Pietersz.</span><a class= +"noteref" id="xd0e1008src" href="#xd0e1008">19</a> van deze bekwaamheid +in den jare 1605, in de nabijheid van <i>’s Gravenhage</i>, eene +proeve in tegenwoordigheid van Prins Maurits, diens broeders <span +class="smallcaps">Frederik Hendrik</span>, van de Graven <span class= +"smallcaps">Willem</span> en <span class="smallcaps">Ernst van +Nassau</span>, van vele Edelen en andere personen. Welke proefneming +hij in het volgende jaar buiten <i>Amsterdam</i> herhaalde, in +tegenwoordigheid van vele menschen. Hij bleef alstoen drie kwartiers +onder water, waar hij at, de schalmei bespeelde, ja zelfs op een papier +schreef en andere verrigtingen ten uitvoer bragt, zoo als zulks door +hem, op eene hoogst eenvoudige wijze, met vermelding van vele kleine +omstandigheden, in zijn <i>kleine Kronijk</i> aldus is te boek +gesteld<a class="noteref" id="xd0e1062src" href="#xd0e1062">20</a>: +<span class="pagenum">[<a id="pb1.17" href="#pb1.17">17</a>]</span></p> + +<div class="blockquote"> +<p class="aligncenter"><i>»Van het onder-water gaan, geschiet in +den Hage<br> + in bijwezen van Prins <span class="smallcaps">Mauritius</span> en +andere<br> + groote Heeren, een konst nooit te voren<br> + gehoort of gezien.</i></p> + +<p>»1. In ’t jaar 1605, in ’t laatste van April, zoo +is daar een Wijnkooper tot <i>Alkmaar</i> geweest, genaamt <span class= +"smallcaps">Dirk Thomasz.</span>, die met den Prince <span class= +"smallcaps">Mauritius</span> zeer familiaar was, en verscheiden redenen +met den Prince hadde, waarvan hij mede verhaalde, dat in <i> +Noort-Hollant</i> in de <i>Rijp</i> twee of drie jongelingen waren, die +onder het water konden gaan, waarvan den Prince zeer begeerig was om +’t zelve te zien; waarop den Wijnkooper tot antwoord gaf: +»Ik zal de luiden verschrijven, dat zij bij zijne Vorstelijke +Genade in <i>den Hage</i> zullen komen.”</p> + +<p>»2. Ende alzoo door het schrijven zijn wij na <i>den Hage</i> +gereist, en zijn aldaar bij den Prince gekomen, die ons zeer vriendelyk +groette ende ons vraagde, of wij de luiden waren, die onder ’t +water konden gaan? waarop wij antwoordden: Ja mijn Genadigen Heer; +waarop de Prince wederom zeide: Hoe zoude men dat konnen weten, of men +zoude dat moeten zien? waarop wij wederom antwoordden en zeiden: Zo het +mijn Heer morgen belieft te zien, wij willen ’t alhier morgen in +den Vijver wel doen; waarop de Prince wederom zeide: dat hij dat in den +Vijver niet en begeerde; daar zouden wel duizent menschen bij komen; +dat en zoude niet dienen.</p> + +<p>»3. Doen heeft de Prince een Valkenier bij hem ontboden, +genaamt <span class="smallcaps">Henderik Evertsz.</span>, die met ons +zoude gaan buiten <i>den Hage</i>, om een water te zoeken, daar +’t bequaam <span class="pagenum">[<a id="pb1.18" href= +"#pb1.18">18</a>]</span>was om de konst te doen, ’t welke wij +alzo gedaan hadden, welke water is een weinig buiten <i>den Hage</i> +aan de slinkerhand, in een Molentocht, als men naar <i>Delft</i> +vaart.</p> + +<p>»4. Den eersten dach doen wast een storm ende heel kout weder, +zo dat wij den Prince doen niet en spraken, maar den tweeden dach +daaraan heeft den Prince ons een zeker uure gestelt, als den maaltijt +gedaan was na den middag, dat wij dan op de plaatze gereet zouden +staan, waarbij dat de Prince ook tegen ons zeide: Mannen, ik heb +gisteren wel om u gedocht, ik en zoude niet gaarne hebben, dat gij een +ziekte zoude halen om mijnent wille.</p> + +<p>»5. Alzo den tijt bestemt was, zoo zijn wij op de plaatze +gegaan, ende gereetgestaan; doen is den Prince <span class="smallcaps"> +Mauritius</span>, met zijn broeder Prins <span class="smallcaps"> +Henderik</span>, met Graaf <span class="smallcaps">Willem</span> van +<i>Vrieslant</i>, met Graaf <span class="smallcaps">Ernst</span>, ende +meer andere groote Heeren en Edelluiden met de koetzen bij ons gekomen, +ende daar alzo gelijk bij ons staande, doen zeide den Prince <span +class="smallcaps">Mauritius</span>: Mannen, ik ben nu gereet om te +zien; waarop ik <span class="smallcaps">Jan Adriaansz. +Leeghwater</span> met een goede couragie in ’t water gesprongen +ben, en zeide: Adieu, mijn vroome Heeren; ende ik was daar zo lange +onder het water, dat den Prince Mauritius met d’andere Heeren wel +vernoegt waren, en doen ik weder boven ’t water quam, doen +vraagde mij den Prince <span class="smallcaps">Mauritius</span>: Wat +was dat geluit dat ik hoorde? waarop ik zeide: Ik heb luide geroepen; +heeft mijn Heer dat ook verstaan? waarop de Prince zeide: Ik meende, +dat het het brullen van een koe was.</p> + +<p>»6. Daarna is <span class="smallcaps">Pieter Pietersz.</span>, +een van onze medemakkers, in ’t water gesprongen een stuks weegs +verscheiden, dewelke alzo lang onder het water was als ik, waarover +<span class="smallcaps">Pieter Pietersz.</span> met zijne vingeren een +weinig boven ’t water speelde; doen zeide Graaf <span class= +"smallcaps">Willem</span> van <i>Vrieslant</i>: Den kerel werd +verzoepen; hij en kan hem nigt langer holden. <span class="pagenum">[<a +id="pb1.19" href="#pb1.19">19</a>]</span></p> + +<p>»7. Ende alzo <span class="smallcaps">Pieter Pietersz.</span> +mede op ’t land komende, wij beide nog fris ende wel waren, zoo +heeft den Prince <span class="smallcaps">Mauritius</span> tegen ons +gezeit: Mannen, ik zie dat de konste goet is; gaat niet uit <i>den +Hage</i> aleer ik u gesprooken heb, en gaat in een goede herberge en +maakt goede cier, hetwelke wij alzo gedaan hebben, ende daarna zijn wij +weder bij den Prince gekomen op het Hof, daar hij ons een vereeringe +gegeven heeft, ende ook mede Octroy van onze konste, hetwelke ik nog +tot dezen dag bewaart heb.”</p> + +<p class="aligncenter"><i>»De tweede onderwaterduiking, geschiet +tot Amsterdam.</i></p> + +<p>»1. In ’t jaar 1606, op Amsterdamsche kermis, zo is daar +een koopman van de <i>Rijp</i> geweest, geheeten <span class= +"smallcaps">Meinert Cornelisz. Salm</span>, die tot <i>Amsterdam</i> +zeer wel bekent was, die van de konste van onder water te gaan tegen +zommige bekende Borgers van <i>Amsterdam</i> gezeit hadde, dat de +konste op de Wetering, buiten de Heilige Wegs-Poort, aan de +slinkerhant, gedaan zoude werden in prezentie van 10 of 12 perzonen, +aldaar mede prezent was <span class="smallcaps">Meinert Salm</span> van +de <i>Rijp</i>, <span class="smallcaps">Albert Verspek</span> van <i> +Antwerpen</i>, <span class="smallcaps">Dirk van Os</span> van <i> +Amsterdam</i> met zijn Soon, die nu Dijk-Graaf van de <i>Beemster</i> +is, <span class="smallcaps">Frederik Jansz.</span> met zijn Soon, <span +class="smallcaps">Jacob Frederiksz.</span> van <i>Amsterdam</i>, beide +Olijslagers, <span class="smallcaps">Jacob Wrogt</span> van <i> +Amsterdam</i>, met <span class="smallcaps">Jan Louwen</span> van de <i> +Rijp</i> met zijn Huisvrouw, ende meer andere goede bekenden.</p> + +<p>»2. Ende alzo dit geschiedde nabij de stad <i>Amsterdam</i>, +zo is aldaar een grooten toeloop van volk gekomen ende vergadert van +verscheiden steden, dorpen en plaatzen, so dat daar wel zeven of agt +hondert menschen bij malkander waren, of meer: zo was daar een onder +allen, die het niet geloofde, en zeide: Het zal wezen gelijk die man +die vliegen zoude; wie is malder, de man die vliegen <span class= +"pagenum">[<a id="pb1.20" href="#pb1.20">20</a>]</span>zal, of die gene +die het zien zullen? waarop ik <span class="smallcaps">Jan +Adriaansz.</span> wederom zeide: Ik zal het volk niet bedriegen; ik zal +’t voor haar oogen doen, dat zij dat zien zullen.</p> + +<p>»3. Zo is ’t dat ik een linnen kleed bij mij genomen +hadde, hetwelke ik aandede, waarvan ik de zakken uittrok, en dede daar +tien of twaalf peeren in, dat zij het voor hare oogen zagen, ende ik +zeide tegen het volk: Deze peeren zal ik half op-eeten, opdat gij +luiden niet en zegt dat ik de peeren in den grond gesteken heb. Ook +hadde ik mede een schalmey bij mij, daar ik wel op konde speelen, dien +ik mede bij mij in mijn zak dede, en zeide: Daar zal ik verscheiden +voizen en Psalmen op speelen, dat gij dat boven water, op het land +hooren ende verstaan zult; waarbij <span class="smallcaps">Pieter +Pietersz.</span> op het land bij het volk bleef; om het volk reden te +geven en te onderregten.</p> + +<p>»4. Onder allen was daar mede een Makelaar onder het volk, +geheeten <span class="smallcaps">Lems</span>, die hadde een schoon blad +pampier bij hem, daar schreef hij zijn naam op, hetwelke hij mij gaf, +waarop ik tegen hem zeide: Ik zal daar onder water op den grond op dat +pampier met pen ende inkt schrijven, dat gij dat boven water op het +land zult konnen lezen.</p> + +<p>»5. Ende doen ik gereed was, ende wel wakker konde zwemmen, +ende ook mede een jongman was, zoo gaf mij den Almogenden God de +vrijmoedigheit, dat ik met een goede couragie in ’t water sprong, +mijn aangezigt na het volk toewendde, ende zeide: Adieu, gij vroome +Borgers van <i>Amsterdam</i>, dat is u ter eeren, daar ga ik onder.</p> + +<p>6. Zo is dat alzo geschied, dat ik de peeren onder water half +op-gegeten heb, en vertoonde de peeren onder het volk, doen ik op het +land quam; ende op hetzelve pampier schreef ik mede zo veel: <i>dit heb +ik voor Amsterdam in de Wetering ende onder water geschreven</i>; ende +<span class="pagenum">[<a id="pb1.21" href="#pb1.21">21</a>]</span>op +de schalmey speelde ik mede onder water op den grond, dat het volk, die +op het land stonden, boven water gemakkelijk hooren ende verstaan +konden; onder allen speelde ik mede den 23 Psalm: <i>Mijn God voet mij +als mijn Herder geprezen</i>, dat die luiden, die op de kant van de +sloot stonden, zeiden: Hoort eens mannen, dat speelt hij nu! Alzo had +ik mijn plaizier ende recreatie onder ’t water op den grond.</p> + +<p>»7. Ende doen ik dogte dat ik aldaar lang genoeg geweest was, +dat het volk wel vernoegt zoude wezen, zo ben ik met een goede couragie +weder opgekomen, mijn aangezigt na het volk, en doen ik nog in ’t +water was, zo heb ik tegen het volk met een luide stemme geroepen: Wat +dunken de luiden van de konst? waarop het volk antwoordde en zeide: De +konst is goet.</p> + +<p>»8. Ende doen ik weder op het land quam, doen vertoonde ik +mijn geschrift, het pampier nog droog wezende, hetwelke veel luiden +gezien en gelezen hebben, ende daarover zeer verwondert waren: ende den +Makelaar <span class="smallcaps">Lems</span> weder behandigt hebbende, +die het nog zommige jaren daar naar bewaarde; ende als ik nog onder +water was, zo was alreeds de tijdinge al in de stad, die man is al +verdronken, hij en komt zijn leven niet weder: en doen ik weder op het +land quam, zo hadde <span class="smallcaps">Frederik Jacobsz.</span>, +Olijslager van <i>Amsterdam</i>, een nagt-glas bij hem genomen, en +zeide tegens mij: <span class="smallcaps">Jan Adriaansz.</span>, weet +gij wel hoe lange dat gij onder water geweest hebt?—Neen ik, +<span class="smallcaps">Frederik Jacobsz.</span>, zeide ik. Doen zei +hij weder tot mij: Dat glas is eens uit-geloopen ende eens half uit, +dat is drie quartier van een uur. Doen waren daar verscheiden luiden, +die tegen malkanderen zeiden: Hebt gij wel gezien wat dat hij gedaan, +hadde doen hij in ’t water ging? hij hadde hem met olij +bestreken; ende d’andere zeide: hij hadde een root lapken in zijn +mond genomen; in zomma, <span class="pagenum">[<a id="pb1.22" href= +"#pb1.22">22</a>]</span>elk een zeide het zijne. Ik hadde gedaan gelijk +de Comedianten doen, ik speelde het spel te regt, zonder iets te +haperen ofte te manqueren; die het spel niet en kan, die en speel het +niet. Ende als het werk gedaan was, zo waren daar veel liefhebbers, die +haar milde hand toonden: ende onder allen was daar een man uit <i> +Zeeland</i>, die zeide; omdat de konste zoo fraay is, zoo schenke ik u +daartoe nog een Zeeusche Daalder.</p> + +<p>»9. Daarna heb ik mijne kleederen weder aangetrokken, ende ben +weder na de stad gegaan, aldaar ik een groot getal van volk bij mij +hadde, die zeer begeerig waren om de man te zien, waarvan nu nog +verscheiden luiden in de stad van <i>Amsterdam</i> zijn, die het gezien +hebben ende daarvan konnen getuigen.</p> + +<p>»10. Nu voort wat de konste belangt, men vint in ’t Boek +Jobs geschreven in het 28 cappittel in het 12 vers: <i>Men keert den +stroom des waters, ende brengt dat daar verborgen in is aan ’t +licht.</i> So dat ik niet en weet eenige konsten te bedenken, die zo +bequaam ende zo goet zijn om verborgen schatten van den grond te halen; +men kan aldaar onder water een wijl tijds leven, ende zijne handen en +voeten wel gebruiken, hetzij dat het een vadem diep is, ofte meer: al +waar ’t agt of tien vadem diep, de konst is even goet.”</p> +</div> + +<p>Indien dit verhaal alleen in de Kronijk van <span class="smallcaps"> +Leeghwater</span> werd gevonden, zou men genegen zijn, de waarheid van +hetzelve in twijfel te trekken; maar nog op den huidigen dag wordt het +oorspronkelijk <i>Octrooi</i>, door de Staten-Generaal aan <span class= +"smallcaps">Leeghwater</span> en twee andere daarbij vermelde personen, +wegens die kunst, den 5<sup>den</sup> Mei 1605, en dus kort nadat zij +in ’s Hage proeven van hunne bekwaamheid gegeven hadden, +verleend, en waarvan <span class="smallcaps">Leeghwater</span> +(hierboven bl. 19) gewag maakt, nog bij de nazaten van <span class= +"smallcaps">Leeghwater</span> bewaard, en <span class="pagenum">[<a id= +"pb1.23" href="#pb1.23">23</a>]</span>ik ben het aan de vriendelijke +tusschenkomst van den Wel-Eerwaarden Zeer Geleerden Heer <span class= +"smallcaps">J. van Gilse</span> verschuldigd, dat ik in staat ben +gesteld, een <i>fac-simile</i> van hetzelve hier bij te voegen. Dit +Octrooi werd reeds door wijlen den Heer <span class="smallcaps">J. +Meerman</span> in den jare 1807, in den <i>Konst-</i> en <i> +Letterbode</i><a class="noteref" id="xd0e1373src" href= +"#xd0e1373">21</a>, aan het licht gebragt. Het oorspronkelijke is op +parkement of francyn geschreven en van den volgenden inhoud:</p> + +<div class="blockquote"> +<p>»Die Staten Generael der Vereenichde Nederlanden, Allen den +ghenen die desen jegenwoordige sullen sien ofte hooren lesen. +saluyt.—Doen te weeten, dat wy ontfangen hebben de supplicatie, +aen ons gepresenteert by <span class="smallcaps">Pieter +Pietersz.</span>, <span class="smallcaps">Jan Adriaensz.</span> ende +<span class="smallcaps">Wilhem Pieters</span>, alle woonende in de +Rype, inhoudende hoe dat sy supplianten geinventeert ende by Zyne +Princelycke Excellentie geprobeert hebben, seker waterconste, soo om +onder twater te gaen, staen, sitten, liggen, eeten ende drincken, lesen +ende scryven, singen ende spreken, voorts om eenige bruggen ende +sluysen te repareren off te nyente<a class="noteref" id="xd0e1391src" +href="#xd0e1391">22</a> te doen, cabels onder schepen die gesoncken +zyn, vast te maken, om die uuyten gront te winden, item om peerlen, +ende andere costelycke goederen op ten gront te soucken, mitsgaders om +eenige missiven ofte brieven heymelyck onder twater te dragen ende +brengen, boven dien zyn Asem bequamelyck te mogen halen, tzy oft het +diep is een, twee, vyff, sess offe meer vademen, verzoeckende ende +biddende oitmoedelyck, (nademael zy beducht zyn, dat men haerlieder +inventie soude namaecken), dat Wy hen souden willen verleenen onse +openen brieven van Octroy, om de voorsz. heure Inventie voor eenige +jaren alleene in de Vereenichde Provincien te mogen maken, met verboth +van deselve na te maken, in geenerlye wyse, int geheel ofte ten deele, +by verbeurte van sulcke nagemaecte Inventie, ende daerenboven van +seekere groote Penen, by ons daertoe te ordonneren. Waerom Soo ist, dat +Wy, genegen wesende ter Bede van de voorsz. Supplianten, deselve +geoctroyeert hebben, ende octroyeren mits desen, dat zy voor den tyt +van thien jaeren naestcommende, alleene in de Vereenichde Provincien +sullen mogen maken ende gebruycken de voorsz. Waterconste, by hen +geinventeert om onder <span class="pagenum">[<a id="pb1.24" href= +"#pb1.24">24</a>]</span>twater te gaen, staen, sitten, liggen, eeten +ende drincken, lesen ende scryven, singen ende spreken, voorts om +eenige bruggen ende sluysen te repareren offe te nyeuwte te doen, +cabels onder schepen, die gesoncken zyn, vast te maken, om die uuyten +gront te winden. Item om peerlen, ende andere costelycke goederen opten +gront te soucken, mitsgaders om eenige missiven offe brieven, heymelyck +onder twater te dragen ende brengen, bovendien zyn Asem bequamelyck te +mogen halen, tzy off diep is een, twee, vyff, sefs offe meer vademen, +verbiedende een yegelyck van wat qualiteyt offe conditie hy zy, de +voorsz. geinventeerde Waterconste int geheel ofte ten deele in de +Vereenichde Provincien natemaken, ofte elders nagemaect inde selve te +brengen, om die te gebruycken, op te verbeurte van het nagemaecte +werck, ende daerenboven van de somme van twee hondert Guldens, +tappliceren deen derddendeel daervan tot behoeff van den Aenbrenger, +een ander derddendeel tot behoeff van den officier, die de executie +doen sal, ende het resterende derddendeel tot behoeff van de voorsz. +supplianten, ende dit alles mits dat het zy eene nieuwe Inventie, te +vooren in dese Landen niet gepractizeert, ende sonder preiuditie van +alle voorgaende generale, ende particuliere concessien. Gegeven onder +onsen cachette<a class="noteref" id="xd0e1399src" href= +"#xd0e1399">23</a>, in Sgravenhage, den vyffden Mey XVI<sup>c</sup> +ende vyff.”</p> + +<p>Ter ordonnan. van de voorn. Heeren Staten-Generaal.</p> + +<p>(was geteekend:)</p> + +<p>AERSSEN.<br> + 1605.</p> +</div> + +<div class="figure"><a href="images/oorkondeh.jpg"><img border="0" src= +"images/oorkonde.jpg" alt="" width="720" height="551"></a></div> + +<p>De waarheid van het verhaal van <span class="smallcaps"> +Leeghwater</span> is alzoo boven allen twijfel verheven; maar +zonderling is het, dat nergens elders blijkt, dat hij, die meer dan 40 +jaren na het bekomen van dit Octrooi leefde, of zijne makkers naderhand +eenig gebruik van hetzelve hebben gemaakt, of dat bij het eindigen van +dit Octrooi hunne kunst de eigendom van het publiek zou zijn geworden, +of dat zij die kunst naderhand aan anderen zouden hebben medegedeeld. +Men zou bijna moeten vermoeden, dat het geheim <span class="pagenum"> +[<a id="pb1.25" href="#pb1.25">25</a>]</span>met het overlijden der +Geoctroijeerden is verloren gegaan. Wij stemmen het den Heer <span +class="smallcaps">Meerman</span><a class="noteref" id="xd0e1426src" +href="#xd0e1426">24</a> gereedelijk toe, dat men zich moet verwonderen, +in het Octrooi te hooren gewagen van eene <i>inventie</i>, die men na +zou kunnen maken, of elders gemaakt in het land invoeren van een werk, +dat verbeurd zou kunnen worden verklaard enz., daar men uit het +bovenvermeld verhaal van <span class="smallcaps">Leeghwater</span> zou +moeten opmaken, dat hij en zijne makkers zonder eenig toestel in het +water sprongen.<a class="noteref" id="xd0e1437src" href= +"#xd0e1437">25</a> Een mijner vrienden vermoedt, dat het toestel van +<span class="smallcaps">Leeghwater</span> en zijne makkers eene <i> +duikerklok</i> zou zijn geweest, welke zij bevorens heimelijk ter +plaatse, waar zij hunne kunst zouden vertoonen, onder water bragten. Ik +ben niet ongenegen dit zijn vermoeden te deelen, hoezeer mij echter het +<i>heimelijk brengen van brieven</i> naar elders, alsdan nog niet +duidelijk is.</p> + +<p>Hoe dit zij, uit al het hiervoren gezegde kan men opmaken, dat <span +class="smallcaps">Leeghwater</span> een bekwaam waterbouwkundige was: +dat hij tevens Landmeter, Molenmaker, Metselaar, Timmerman, +Schrijnwerker, Horologiemaker, Waterduiker—ja wat niet +al?—is geweest. Ik mogt hem dus met regt een’ <i> +duizend-kunstenaar</i> noemen.</p> + +<p>Hij was daarenboven ervaren in de Fransche en Duitsche talen, en, +naar de veelvuldige aanhalingen te oordeelen, ook niet geheel onbekend +met de Latijnsche.</p> + +<p>Veelvuldige reizen zijn door hem gedaan. Behalve al de zeven +toenmalige <i>Vereenigde Provinciën</i>, bezocht hij <i> +Braband</i>, <i>Vlaanderen</i>, <i>Henegouwen</i>, <i>Duitschland</i> +en zoo als hij het noemt, <i>Oostland</i>, waartoe hij <i>Riga</i>, <i> +Elzeneur</i>, <i>Elzenberg</i> enz. brengt. Ook reisde hij in <i> +Westphalen</i>, <i>Lotharingen</i>, <i>Frankrijk</i> en <i> +Engeland</i>. Achter <span class="pagenum">[<a id="pb1.26" href= +"#pb1.26">26</a>]</span>zijne <i>Kleine Kronijk</i> vindt men een breed +register van de meeste door hem, tot zijnen vierenzeventigjarigen +ouderdom, bezochte plaatsen.<a class="noteref" id="xd0e1511src" href= +"#xd0e1511">26</a></p> + +<p>Maar dit is niet alles. Wij spraken van tijd tot tijd van zijne +schriften; ook als schrijver heeft hij verdiensten. Het is waar, zijn +stijl is hoogst eenvoudig, en »zijne werken dragen de kenmerken +van geschreven te zijn door een’ ongeletterd man, die door zijne +eigene verdiensten uit eenen geringen stand opgekomen was. Maar zij +getuigen,” zoo als de Heer <span class="smallcaps">Van +Lijnden</span> te regt zegt: »niettemin van ’s mans kunde +en bekwaamheid.”<a class="noteref" id="xd0e1537src" href= +"#xd0e1537">27</a></p> + +<p>Drie gedrukte werkjes worden van <span class="smallcaps"> +Leeghwater</span> vermeld, en wel:</p> + +<p>1º. <i>Korte beschrijving en klein Kronykje van Haarlem</i>; +een boeksken, waarvan mij in Boekenlijsten twee uitgaven<a class= +"noteref" id="xd0e1550src" href="#xd0e1550">28</a> voorkwamen, doch +hetwelk ik nimmer gezien heb.</p> + +<p>2º. <i>Een kleyne Cronyke en voorbereiding van de afkomst <span +class="pagenum">[<a id="pb1.27" href="#pb1.27">27</a>]</span>en het +vergroten van de dorpen Graft en de Rijp, en van meer verscheiden +notabele oude stukken en gebeurtenissen.</i>—»Het +is,” zoo als de Heer <span class="smallcaps">De Wind</span> naar +waarheid zegt, »eene Kronijk van al wat hij hoorde, vernam en +deed; alles voorgedragen in eenen eenvoudigen, maar zeer naïven +stijl, zoodat dit boekje zich met het grootste genoegen lezen +laat.” Gezegde Heer <span class="smallcaps">De Wind</span> heeft, +in zijne <i>Bijdrage</i> over <span class="smallcaps"> +Leeghwater</span>, het een en ander uit dit werkje overgenomen. Ook van +deze Kronijk bestaan verschillende uitgaven. Wij vonden melding gemaakt +van eenen druk van den jare 1654; doch deze was waarschijnlijk niet de +eerste, omdat op den titel, even als op dien der volgende drukken, +vermeld staat: »en nu <i>op nieuws</i> hier by gedaen de +beschrijving van den grooten brand, voorgevallen in de Rijp, op den +6<sup>den</sup> Febr. 1654.”<a class="noteref" id="xd0e1608src" +href="#xd0e1608">29</a> Waarschijnlijk bestaat er eene uitgave van den +jare 1649. De door mij gebruikte is van den jare 1714 en die van den +Heer <span class="smallcaps">De Wind</span> van 1727<a class="noteref" +id="xd0e1614src" href="#xd0e1614">30</a>.</p> + +<p>Doch het vermaardste zijner werken is:</p> + +<p>3º. Zijn <i>Haarlemmer-Meerboek</i>, hetwelk een ontwerp tot +bedijken en droogmaken van het <i>Haarlemmer-meer</i> bevat, door hem, +naar het schijnt, aan de Staten van Holland, aan den Stadhouder <span +class="smallcaps">Frederik Hendrik</span>, aan de Burgemeesteren en +Raden van Amsterdam, Leiden, Haarlem en Gouda, en aan den Dijkgraaf en +de Heemraden van Rhijnland, in den jare 1641, aangeboden. Of de eerste +<span class="pagenum">[<a id="pb1.28" href="#pb1.28">28</a>]</span>druk +van dit werk reeds in 1641 verscheen, is wel waarschijnlijk, doch niet +zeker. Op den titel van dien eersten druk<a class="noteref" id= +"xd0e1656src" href="#xd0e1656">31</a> vindt men geene vermelding van +het jaar der uitgave, maar op de laatste (de 35<sup>ste</sup>) +bladzijde staat onder de letters J. A. L. W. het jaartal 1641.<a class= +"noteref" id="xd0e1668src" href="#xd0e1668">32</a> Zeker is het, dat +reeds in 1642 de derde druk het licht zag,<a class="noteref" id= +"xd0e1683src" href="#xd0e1683">33</a> en de Heer <span class= +"smallcaps">Van Lijnden</span> spreekt (bl. 42) van eenen vierden, die +in 1643 uitkwam.<a class="noteref" id="xd0e1701src" href= +"#xd0e1701">34</a></p> + +<p>De Heer Mr. <span class="smallcaps">J. T. Bodel Nyenhuis</span> +noemt in de 3<sup>de</sup> lijst zijner <i>opgave van beschrijvingen +der Gewesten, Steden en Plaatsen, in het Koningrijk der +Nederlanden</i>, geplaatst in het VIII<sup>e</sup> Deel van het +Tijdschrift <i>de Vriend des Vaderlands</i>, N<sup>o</sup>. 11, eenen +vijfden druk (<i>Amst.</i>) van den jare 1654.</p> + +<p>Het jaar waarin de 6<sup>de</sup> druk verscheen heb ik niet +gevonden; doch de 7<sup>de</sup> zag in 1669,<a class="noteref" id= +"xd0e1744src" href="#xd0e1744">35</a> de 8<sup>ste</sup> in 1714<a +class="noteref" id="xd0e1759src" href="#xd0e1759">36</a> het licht.</p> + +<p>In 1724 verscheen reeds weder eene nieuwe uitgave<a class="noteref" +id="xd0e1788src" href="#xd0e1788">37</a>; <span class="pagenum">[<a id= +"pb1.29" href="#pb1.29">29</a>]</span>welke in 1727 door eene tiende +werd gevolgd<a class="noteref" id="xd0e1805src" href= +"#xd0e1805">38</a>. De elfde verscheen negen jaren daarna in 1736,<a +class="noteref" id="xd0e1817src" href="#xd0e1817">39</a> terwijl +eindelijk eene twaalfde in 1749 het licht zag<a class="noteref" id= +"xd0e1835src" href="#xd0e1835">40</a>.</p> + +<p>Al de vermelde drukken zijn in quarto.</p> + +<p>Toen <span class="smallcaps">Leeghwater</span> zijn <i>Meerboek</i> +schreef, was hij zes en zestig jaren oud: hoe lang hij hierna nog +leefde is mij niet gebleken; maar in 1649 was hij nog in leven, +blijkens de laatste bladzijde van zijne <i>kleine Kronijk</i>. Hij was +echter reeds in den jare 1654 overleden, want op den titel der uitgave +van dat jaar staat: <i>in <span class="smallcaps">zijn leven</span> +Ingenieur en Molenmaker in de Rijp</i><a class="noteref" id= +"xd0e1895src" href="#xd0e1895">41</a>.</p> + +<p><span class="smallcaps">Leeghwater</span> behoorde tot het +Kerkgenootschap der <i>Doopsgezinden</i>, hetwelk destijds zeer talrijk +in <i>de Rijp</i> en andere Noord-Hollandsche plaatsen was. Dat hij een +Godvruchtig man was en ’s menschen afhankelijkheid van den wil +des Allerhoogsten diep gevoelde, bewijzen zijne schriften.</p> + +<p>Meerdere bijzonderheden heb ik wegens onzen verdienstelijken <span +class="pagenum">[<a id="pb1.30" href="#pb1.30">30</a>]</span>landgenoot +niet kunnen vinden, de opgegevene zijn grootendeels uit zijne eigene +schriften ontleend<a class="noteref" id="xd0e1915src" href= +"#xd0e1915">42</a>.</p> + +<p>Uit het <i>Haarlemmer-Meerboek</i>, N<sup>o</sup>. 24, blijkt, dat +<span class="smallcaps">Leeghwater</span> eenen zoon had, <span class= +"smallcaps">Simon</span> genaamd, dien hij <i>den oudsten</i> noemt; +uit de <i>kleine Kronijk</i> leeren wij bl. 36, N<sup>o</sup>. 35, +eenen tweeden, met name <span class="smallcaps">Adriaen</span>, en bl. +30, N<sup>o</sup>. 7, eenen derden, <span class="smallcaps">Jan</span> +genaamd, kennen.</p> + +<p>Nog heden bestaan er afstammelingen van den beroemden man, en +wel:</p> + +<p>1º. <span class="smallcaps">Pieter Leeghwater</span>, wonende +te <i>Koog</i>, geboren in 1786, die een zoon is van den in 1807 +overledenen <span class="smallcaps">Jan Cornelisz. Leeghwater</span> en +diens eerste vrouw <span class="smallcaps">Ariaantje +Heertjes</span>.</p> + +<p>2º. <span class="smallcaps">Trijntje Leeghwater</span>, geboren +in 1797, eene dochter van voorn. <span class="smallcaps">Jan Cornelisz. +Leeghwater</span> en diens 3<sup>de</sup> vrouw <span class= +"smallcaps">Maartje Kuik</span>. Deze is gehuwd aan <span class= +"smallcaps">Pieter Haremaker</span> te <i>Zaandijk</i>;<a class= +"noteref" id="xd0e1992src" href="#xd0e1992">43</a> en</p> + +<p>3º. <span class="smallcaps">Cornelis Jansz. Honig</span>, zoon +van den Heer <span class="smallcaps">Jan Cornelisz. Honig</span>, te +<i>Zaandijk</i>, en diens overledene echtgenoot, <span class= +"smallcaps">Neeltje Leeghwater</span>, welke was eene dochter van <span +class="smallcaps">Louwrens Leeghwater</span> en <span class= +"smallcaps">Aaltje Ouwerijk</span>, en eene kleindochter van <span +class="smallcaps">Cornelis Louwrensz. Leeghwater</span> en <span class= +"smallcaps">Trijntje Peper</span>.</p> + +<p>Behalve deze leeft er te <i>Wormerveer</i>, in den ouderdom van 80 +jaren, een <span class="smallcaps">Jan Louwrensz. Groot</span>, wiens +moeder mede <span class="smallcaps">Leeghwater</span> genaamd was.</p> + +<p>De éénige mannelijke afstammeling van <span class= +"smallcaps">Leeghwater</span>, die dien naam voert, is, voor zoo verre +ik heb kunnen nagaan, gemelde <span class="smallcaps">Pieter Jansz. +Leeghwater</span>, daar deze <span class="pagenum">[<a id="pb1.31" +href="#pb1.31">31</a>]</span>ongetrouwd is, staat het te vreezen, dat +met hem het geslacht van <span class="smallcaps">Leeghwater</span> zal +uitsterven.</p> + +<p>Bij de voornoemde afstammelingen van den beroemden man is zijne +nagedachtenis nog in eere: behalve een exemplaar van het <i> +Meerboek</i> en van de <i>kleine Kronijk</i>, zijn aan mij, namens den +voornoemden Heer <span class="smallcaps">Jan C. Honig</span>, door +bemiddeling van den Heer <span class="smallcaps">van Gilse</span>, ter +hand gesteld:</p> + +<p>1º. Het origineele Octrooi van den jare 1605.</p> + +<p>2º. De bovenvermelde, met de pen vervaardigde, eigenhandige +teekening.</p> + +<p>3º. Een koperen <i>Alidade</i> (liniaal met vizieren) van een +werktuig om hoeken te meten, met het jaartal 1619, afkomstig van onzen +<span class="smallcaps">Leeghwater</span>.</p> + +<p>4º. Een zilveren vergulden Penning, geslagen op de +overwinningen van Prins <span class="smallcaps">Frederik +Hendrik</span>, en die, volgens het verhaal van vader tot zoon, mede +van onzen <span class="smallcaps">Leeghwater</span> afkomstig is, als +door hem óf ten geschenke ontvangen, óf gekocht ter +gedachtenis van zijne verrigtingen voor <i>’s +Hertogenbosch</i>.<a class="noteref" id="xd0e2100src" href= +"#xd0e2100">44</a></p> + +<hr class="tb"> +<p>Behoef ik wel te doen opmerken, dat zoo vele herhaalde uitgaven van +het <i>Haarlemmer-Meerboek</i> als ik opnoemde, <i>twaalf</i> in den +tijd van iets minder dan eene eeuw, getuigen van de belangstelling, die +het werk van <span class="smallcaps">Leeghwater</span> verwekte? Nog is +die belangstelling niet geweken. Zijn werk is nog altijd belangrijk +voor ieder, die over de droogmaking van het Haarlemmer Meer wil spreken +of schrijven. Nog steeds wordt zijn <i>Haarlemmer-Meerboek</i> +gezócht, en de schaars voorkomende exemplaren worden op +boekverkoopingen ruimschoots betaald. <span class="pagenum">[<a id= +"pb1.32" href="#pb1.32">32</a>]</span></p> + +<p>Het kwam mij alzoo niet ongepast voor, om eene <i>dertiende</i> +uitgave van dit werk het licht te doen zien, vooral in deze dagen, +waarin de belangstelling in het ontwerp der droogmaking van het <i> +Haarlemmer Meer</i>, dat groote plan van <span class="smallcaps"> +Leeghwater</span>, weder meer algemeen is. Het kan toch niet +onwelgevallig zijn te weten, wat over dit onderwerp vóór +nu twee eeuwen gezegd is, door eenen man, grijs geworden hij het +droogmaken van zoo vele meren, wier bloei en welvaart thans het sieraad +en den rijkdom van <i>Noord-Holland</i> uitmaken; door eenen man, die +sprak uit eigene ondervinding, niet naar <i>theoriën</i>, dikwerf +slechts fraai op het papier, maar minder geschikt om ten uitvoer te +worden gebragt.</p> + +<p>Ik heb bij deze uitgave gebruik gemaakt van den hierboven vermelden +achtsten druk. Op verzoek van den uitgever, die zulks voor ons lezend +publiek noodig oordeelde, heb ik hier en daar den stijl een weinig +veranderd, doch mij hieraan slechts zeldzaam schuldig gemaakt. Ik wilde +den eenvoudigen, naïven, ongekunstelden stijl van <span class= +"smallcaps">Leeghwater</span> zoo min mogelijk bederven. De spelling +heb ik naar de thans in gebruik zijnde gewijzigd.</p> + +<p>Het Lofdicht van <span class="smallcaps">Heyndrik Albertsz.</span>, +dat voor het <i>Meerboek</i> gevonden wordt, heb ik weggelaten, omdat +het geene kunstwaarde bezit. Om dezelfde reden heb ik de gedichten, die +<span class="smallcaps">Leeghwater</span> in en achter zijn werk +gevoegd heeft, niet overgenomen, omdat zij wel van ’s mans +rijmlust, maar geenszins van zijne dichterlijke bekwaamheid getuigen. +Enkele rijmpjes heb ik echter vermeend te mogen overnemen.</p> + +<p>Het kaartje en de afbeelding van den Schrijver, welke ik bij deze +uitgave heb gevoegd, worden in den eersten druk niet gevonden. Men zal +ze, zoo ik mij niet vergis, hier met welgevallen aantreffen. De +afbeelding is naar eene teekening van <span class="smallcaps">J. de +Keyser</span> en gegraveerd door <span class="pagenum">[<a id="pb1.33" +href="#pb1.33">33</a>]</span><span class="smallcaps">J. +Lamsveld</span>; onder dezelve staan de volgende niet zeer dichterlijke +regels van <span class="smallcaps">J. J. Schipper</span><a class= +"noteref" id="xd0e2176src" href="#xd0e2176">45</a>.</p> + +<div class="poem"> +<p class="line">»Dit is <span class="smallcaps">Leegwater</span>s +Beeldt, Aenschouwers, siet vry toe,</p> + +<p class="line">Zyn geest, die altyt werckt en nimmer meer wort +moê;</p> + +<p class="line">Aen ’t geen zyn Vaderlandt tot welstant kan +verstrecken,</p> + +<p class="line">Zich in syn Meerboek zal ten deel aen u ontdecken:</p> + +<p class="line">Wat d’ ander rest belangt, die spreyt zich wyt en +breet,</p> + +<p class="line">En vat, in zijn vernuft, wat yemand wist off +weet.”</p> +</div> + +<p>Ook in den 2<sup>den</sup> en 3<sup>den</sup> druk van het Meerboek +wordt de afbeelding van <span class="smallcaps">Leeghwater</span> <i> +niet</i> gevonden. Waarschijnlijk verscheen zij het eerst in den +4<sup>den</sup> of 5<sup>den</sup> druk. In den 7<sup>den</sup> vond ik +haar, doch niet door <span class="smallcaps">Lamsveld</span>, maar door +<span class="smallcaps">S. Savrij</span> gegraveerd. Daar deze in +een’ der hoeken het getal 43 heeft, vermoed ik, dat <span class= +"smallcaps">Leeghwater</span> in 1643 door <span class="smallcaps"> +Keyser</span> is geteekend, toen hij 68 jaren oud was.</p> + +<hr class="tb"> +<p>Na <span class="smallcaps">Leeghwater</span> verschenen er +verscheidene andere geschriften over het <i>Haarlemmer Meer</i>, welke +ik kortelijk zal vermelden.</p> + +<p>Bijna gelijktijdig met het werkje van <span class="smallcaps"> +Leeghwater</span>, kwam er nog een ander plan tot droogmaking van het +<i>Haarlemmer Meer</i> in het licht, opgesteld door <span class= +"smallcaps">Jacob Bartelsz. Veeris</span>. Dit werk maakte echter +minder opgang. »Volgens den Heer <span class="smallcaps">Van +Lijnden</span> (<i>Verhand.</i> bl. 43), verschilde het plan van <span +class="smallcaps">Veeris</span> in zoo verre van dat van <span class= +"smallcaps">Leeghwater</span>, dat bij hetzelve bepaald was een +voorboezem, met een’ dijk over het eiland <i>Ruigoord</i>, op +welken dijk 15 bovenmolens zouden gesteld worden.”</p> + +<p>De plannen van <span class="smallcaps">Leeghwater</span> en <span +class="smallcaps">Veeris</span> vonden al dadelijk tegenstand, vooral +bij de Ingelanden van <i>Rhijnland</i>, welke vermeenden, dat, door het +droogmaken van het Meer, de boezem van hun gewest te klein zou worden; +<span class="pagenum">[<a id="pb1.34" href="#pb1.34">34</a>]</span>en +reeds in 1642 gaf <span class="smallcaps">N. van Haegh</span>, onder +den titel: <i>C. A. Colevelt’s<a class="noteref" id="xd0e2290src" +href="#xd0e2290">46</a> bedenckingen over het drooghmaken van de +Haarlemmer en de Leydtsche Meer, Honderd Twee en Zeventig articulen</i> +in het licht, welke hij, zoo als hij in het voorberigt zegt: <i>als een +liefhebber van het Gemeenebest, had gecopieerd uit eenige Bedenkingen +zamengesteld door Coleveld, handelende op het uit- en droogmaken van de +Haarlemmer en Leidsche Meer, waarbij hij, naar zijn goeddunken, nog +eenige punten had bijgevoegd, hetgeen hij hoopte dat de schrijver hem +niet ten kwade zou duiden.</i> Uit dit voorberigt zou men dus opmaken, +dat deze <i>bedenkingen</i> zonder voorkennis, immers zonder +medewerking van <span class="smallcaps">Coleveldt</span> zijn +uitgegeven. Hoe dit zij, de bedenkingen van <span class="smallcaps"> +Coleveldt</span> werden door <span class="smallcaps">Leeghwater</span> +in den 4<sup>den</sup> en volgende drukken van zijn <i>Meerboek</i> +bestreden.</p> + +<p>Toen de tiende druk van het werk van <span class="smallcaps"> +Leeghwater</span> in 1727 uitkwam, werd ook in dat jaar het +tegenschrift van <span class="smallcaps">Coleveldt</span> herdrukt<a +class="noteref" id="xd0e2328src" href="#xd0e2328">47</a>. Deze herdruk +gaf aanleiding, dat <i>C. Velsen</i>, Landmeter van Rhijnland, in dat +zelfde jaar, onder den titel van <i>Aanmerkingen over de tegenwoordige +staat van de Haarlemmer Meer</i><a class="noteref" id="xd0e2342src" +href="#xd0e2342">48</a>, een werkje in het licht gaf, waarin hij het +plan van <span class="smallcaps">Leeghwater</span> tegen de bedenkingen +van <span class="smallcaps">Coleveldt</span> verdedigde, op de +noodzakelijkheid van het droogmaken van het Meer aandrong en de wijze +aan de hand gaf, waarop dit zou kunnen geschieden, »in voege, dat +de steden <i>Haarlem</i>, <i>Leiden</i> en <i>Amsterdam</i>, alsmede +het <i>Hoogheemraadschap van Rhijnland</i>, van veel beter +natuur,” (het zijn ’s mans woorden) »omtrent de +waterstaat en scheepvaart zullen wezen, als tegenwoordig.”</p> + +<p>Dit werkje van <span class="smallcaps">Velsen</span> vond zoo veel +belangstelling, <span class="pagenum">[<a id="pb1.35" href= +"#pb1.35">35</a>]</span>dat nog in hetzelfde jaar 1727 van hetzelve een +tweede druk in het licht kwam<a class="noteref" id="xd0e2376src" href= +"#xd0e2376">49</a>.</p> + +<p>Hij oordeelde zoo ongunstig over de Bedenkingen van <span class= +"smallcaps">Coleveldt</span>, dat hij in de voorrede van zijn werkje +zegt: »dat hij er niet anders in kon vinden, als een deel +opgeraapte schimpredenen, op papier gebragt zonder order en met groote +drift; dat het doorzaaid is met zoo vele belagchelijke stellingen, dat +hij niet begrijpt, hoe het in den tijd van zijn geboorte, zoo veel +geloof heeft kunnen verdienen, en dat men het nu heeft waardig geacht, +om het weder het licht te doen zien.”</p> + +<p>Het werkje van <span class="smallcaps">Velsen</span> is zeer +lezenswaardig.</p> + +<p>Vijftien jaren hierna, in Julij 1742, overhandigden <span class= +"smallcaps">Nicolas Cruquius</span>, en <span class="smallcaps">Jan +Noppen</span>, Toeziener en <span class="smallcaps">Melchior +Bolstra</span>, Landmeter van Rhijnland, als hiertoe gelast, aan <i> +Dijkgraaf</i> en <i>Hoogheemraden</i> van dat Collegie, een uitvoerig +<i>plan wegens de bedijking der Haarlemmer Meer</i>; hetwelk te vinden +is in de nieuwe Nederlandsche jaarboeken van April 1773, (bl. +385–405); en waarvan de hoofd-inhoud wordt medegedeeld in de <i> +tegenwoordige staat van Holland</i>, (VI<sup>e</sup> deel der <i>Teg. +Staat der Vereenigde Nederlanden</i>, bl. 186–196)<a class= +"noteref" id="xd0e2438src" href="#xd0e2438">50</a>. <span class= +"pagenum">[<a id="pb1.36" href="#pb1.36">36</a>]</span></p> + +<p>Tegen dit plan opperde de stad <i>Leiden</i> bedenkingen, welke door +de gemelde Toeziener en Landmeter, bij eene Memorie van het jaar 1745, +werden wederlegd; zoo als gelezen kan worden in de voorm. jaarboeken +van 1773, bl. 406–419.</p> + +<p>Intusschen verscheen te Leiden, in het jaar 1743, een ander plan tot +droogmaking van het Meer, van <span class="smallcaps">Conradus Zumbach +de Koesfeld</span>, <i>Med. en Stads D<sup>r</sup>.</i>, <i>Lid van de +Koninklijke Societeit van Wetenschappen te Berlijn</i>, hetwelk volgens +den Heer <span class="smallcaps">van Lijnden</span><a class="noteref" +id="xd0e2469src" href="#xd0e2469">51</a> dit bijzonders had, dat de +schrijver, tot uitsparing der kosten, wilde beginnen met alleen de +wateren, die in het meer uitkomen, af te dammen, en, eerst na de +droogmaking, een’ ringdijk, uit de klei van het Meer, daar te +stellen<a class="noteref" id="xd0e2472src" href="#xd0e2472">52</a>.</p> + +<p>Maar behalve de opgenoemde<a class="noteref" id="xd0e2508src" href= +"#xd0e2508">53</a> werden er nog verschillende andere plannen tot +droogmaking van het <i>Haarlemmer Meer</i> gevormd, welke door den druk +niet zijn gemeen gemaakt. Zoo spreekt de Heer Baron <span class= +"smallcaps">van Lijnden</span>, <span class="pagenum">[<a id="pb1.37" +href="#pb1.37">37</a>]</span>(<i>verh.</i> bl. 43), van een ongedrukt +werkje, dat in 1659 of 1660 schijnt geschreven te zijn, waarin een plan +voorkomt verschillend van die van <span class="smallcaps"> +Leeghwater</span> en <span class="smallcaps">Veeris</span>, en maakt +vervolgens (bl. 44 en 45) melding:</p> + +<p>1º. Van een plan opgemaakt, ten gevolge van een verzoekschrift +door Dijkgraaf en Hoogheemraden van Rhijnland, om te worden gemagtigd +tot het maken van eene uitwatering te Katwijk en tot het bedijken van +de <i>Haarlemmer</i> en <i>Leidsche Meren</i>, aan de Staten van +Holland in 1750 ingediend.</p> + +<p>2<span class="corr" id="xd0e2568" title="Niet in +bron">º</span>. Van een plan door de Landmeters <span class= +"smallcaps">D. Klinkenberg</span> en <span class="smallcaps">B. +Goudriaan</span>, bij eene Memorie aan gecommitteerde Raden van <i> +Holland</i>, benevens aan den <i>Dijkgraaf</i> en <i>Hoogheemraden van +Rhijnland</i>, den 31 Jan. 1769 ingeleverd<a class="noteref" id= +"xd0e2586src" href="#xd0e2586">54</a>.</p> + +<p>3º. Van een plan in den jare 1808, op last van den toenmaligen +Minister van Binnenlandsche Zaken<a class="noteref" id="xd0e2603src" +href="#xd0e2603">55</a>, opgemaakt door den Inspecteur <span class= +"smallcaps">A. Blanken Jansz</span>.; hetwelk in de archiven van den +waterstaat berust.</p> + +<p>Geen tijdvak echter leverde zoo vele schriften over het droogmaken +van genoemd Meer, als dat tusschen de jaren 1819 tot 1823.</p> + +<p>In het eerst gezegde jaar, in 1819, gaf de Heer M<sup>r</sup>. <span +class="smallcaps">J. C.</span> Baron <span class="pagenum">[<a id= +"pb1.38" href="#pb1.38">38</a>]</span><span class="smallcaps">du +Tour</span>, ten gevolge van het bekend geworden plan der Heeren <span +class="smallcaps">van Lijnden</span>, <span class="smallcaps"><span +class="corr" id="xd0e2630" title="Bron: Roël"> +Roëll</span></span> en <span class="smallcaps">Repelaar</span>, +eene <i>verhandeling over het Haarlemmer Meer</i> in het licht<a class= +"noteref" id="xd0e2639src" href="#xd0e2639">56</a>, welke eene +historische beschrijving van de wording, vergrooting en gesteldheid van +dat water, en eene uiteenzetting der plannen van <span class= +"smallcaps">Leeghwater</span>, <span class="smallcaps">Veeris</span> en +<span class="smallcaps">Bolstra</span> bevat.</p> + +<p>In het volgende jaar verscheen te <i>Zutphen</i> een werkje, onder +den titel: <i>verhandeling over de droogmaking van het Haarlemmer Meer +en aangelegen veenplassen, doormengd met landbouwkundige +aanmerkingen</i>, door <span class="smallcaps">J. Engelman</span>, <i> +Oud-Landmeter bij ’s Lands Waterstaat</i><a class="noteref" id= +"xd0e2670src" href="#xd0e2670">57</a>, waarin de noodzakelijkheid en +nuttigheid van het droogmaken van dien ontzettenden plas wordt betoogd, +en een ontwerp tot droogmaken wordt opgegeven.</p> + +<p>Doch al wat tot dus verre over het <i>Haarlemmer Meer</i> en over +het droogmaken van dien plas was geschreven en uitgegeven, werd in +uitgebreidheid en uitvoerigheid overtroffen door het belangrijke werk +van den Heer <span class="smallcaps">F. G.</span> Baron <span class= +"smallcaps">van Lijnden van Hemmen</span>, <i>Commandeur van de Orde +van den Nederl. Leeuw, Lid van de Eerste Kamer der Staten Generaal</i>, +enz. enz. enz., onder den titel van <i>verhandeling over de droogmaking +der Haarlemmer Meer</i><a class="noteref" id="xd0e2695src" href= +"#xd0e2695">58</a>.</p> + +<p>Dit werk, hoe men ook over de uitvoerbaarheid en nuttigheid van het +daarbij voorgesteld plan, en over de juistheid der daarbij gevoegde +berekeningen, moge denken, zal steeds bij de behandeling van dit +onderwerp onschatbaar blijven.</p> + +<p>Alles is hier duidelijk, op eene hoogst, ook voor de in <span class= +"pagenum">[<a id="pb1.39" href="#pb1.39">39</a>]</span>het vak van den +waterstaat oningewijden, bevattelijke wijze, en met kennis van zaken +ter nedergesteld. Het is voorzien van onderscheidene hoogst nuttige +staten en tafels; en bij het werk is gevoegd een atlas met vier kaarten +en eene afzonderlijke plaat.</p> + +<p>De 1<sup>ste</sup> kaart wijst den <i>voormaligen staat van Holland +aan, met zijne Meren en Plassen, vóór die bedijkt +waren</i>. Bijna de helft was toen water.</p> + +<p>De 2<sup>de</sup> toont ons dat zelfde <i>Holland in 1820, met zijne +drooggemaakte Meren en Plassen</i>. Welk een lagchend gezigt!</p> + +<p>De 3<sup>de</sup> geeft ons, in 6 vakken, <i>de onderscheidene +gedaanten en grootten van het Haarlemmer Meer: sedert 1531 tot +1808</i>. Welk eene schrikwekkende vertooning!</p> + +<p>De 4<sup>de</sup> kaart stelt voor, hoedanig, volgens het plan des +Heeren <span class="smallcaps">van lijnden</span>, na de droogmaking +<i>het Meer met vaarten doorsneden en in kavels verdeeld zou kunnen +worden</i>. Aangename voorstelling! Terwijl eindelijk op de plaat +eenige werktuigen ter uitmaling zijn afgebeeld.</p> + +<p>Dit werk des Barons <span class="smallcaps">van lijnden</span> gaf +aanleiding tot het ontstaan van verschillende geschriften. Nog in +hetzelfde jaar 1820 kwamen er vier stukken in het licht.</p> + +<p>Al dadelijk verscheen een werkje, tot titel voerende: <i>Het ontwerp +van droogmaking van het Haarlemmer Meer, beknopt, maar volledig +voorgedragen in eenen brief van een’ Heer te Utrecht aan zijnen +vriend te Amsterdam</i><a class="noteref" id="xd0e2754src" href= +"#xd0e2754">59</a>. Het bevat eene naauwkeurige opgave van den +zakelijken inhoud des werks van den Heer <span class="smallcaps">van +lijnden</span>.</p> + +<p>Kort hierop volgde een stukje, getiteld: <i>vrye gedachten van een +ingeland van Rijnland over de Verhandeling van droogmaking der +Haarlemmer Meer, uitgegeven door den Heer <span class="smallcaps">F. +G.</span> <i>Baron</i> <span class="smallcaps">van Lijnden van +Hemmen</span></i><a class="noteref" id="xd0e2778src" href= +"#xd0e2778">60</a>. <span class="pagenum">[<a id="pb1.40" href= +"#pb1.40">40</a>]</span></p> + +<p>Waartegen de Heer <span class="smallcaps">van Lijnden</span> nog +hetzelfde jaar uitgaf: <i>antwoord op de vrije gedachten van een +ingeland van Rijnland</i><a class="noteref" id="xd0e2795src" href= +"#xd0e2795">61</a>.</p> + +<p>Doch op het einde van dat jaar verscheen in het licht eene <i> +Memorie van den Hoogleeraar <span class="smallcaps">Jacob de +Gelder</span>, overgegeven aan het Hoogheemraadschap van Rijnland, +behelzende deszelfs consideratie over het ontwerp van den Heer <i> +Baron</i> <span class="smallcaps">van Lijnden tot Hemmen</span>, +strekkende ter droogmaking van het Haarlemmer Meer</i><a class= +"noteref" id="xd0e2817src" href="#xd0e2817">62</a>.</p> + +<p><i>Op welke Memorie</i> de Baron <span class="smallcaps">van +Lijnden</span>, in den jare 1822, <i>aanteekeningen</i> in het licht +gaf<a class="noteref" id="xd0e2836src" href="#xd0e2836">63</a>, ter +wederlegging van de bedenkingen des Hoogleeraars.</p> + +<p>Indien ik wèl onderrigt ben, heeft de Heer <span class= +"smallcaps">de Gelder</span> eene <i>tweede Memorie</i> ter perse +gezonden; doch deze is, zoo verre mij bekend is, niet uitgegeven. Mij +ten minste kwam zij nimmer in handen.</p> + +<p>In den jare 1829 verscheen te Brussel<a class="noteref" id= +"xd0e2855src" href="#xd0e2855">64</a> een werkje van <span class= +"smallcaps">Alex. de Stappers</span>, <i lang="fr">Mémoire sur +le desséchement du lac de Harlem, et sa conversion en +forêt</i>. De schrijver zegt in het Voorberigt, dat hij in Mei +1829 aan het Gouvernement het voorstel heeft gedaan, om aan hem voor +altijd het Meer en eenige nabijgelegene plassen af te staan, ten einde +ze door eene Maatschappij, zamengesteld uit 12000 Aandelen, ieder van +ƒ 500.—, droog te maken, en wel door middel der pompen, +voor welke hij op den 9<sup>den</sup> dier maand een Octrooi van +uitvinding gedurende 15 jaren heeft bekomen. Hij stelt voor, tusschen +<i>Bennebroek</i> <span class="pagenum">[<a id="pb1.41" href= +"#pb1.41">41</a>]</span>en <i>Lis</i> een Kanaal naar de Noord-Zee te +graven, om, in geval de sluizen van <i>Katwijk</i> en <i>Sparendam</i> +niet voldoende mogten zijn, door hetzelve het water van het Meer en van +Rhijnland te doen afloopen. Een groot gedeelte van het drooggemaakte +Meer wil hij in bosch herscheppen, en geeft hoog op van de voordeelen, +die de droogmaking zou opleveren. De politieke omstandigheden schijnen +den Heer <span class="smallcaps">Stappers</span> te hebben belet, +verdere pogingen ter bereiking van zijn doel in het werk te stellen. +Het werkje, schoon wat winderig, is niet onbelangrijk.</p> + +<p>Eindelijk moeten wij nog melding maken van het onlangs uitgekomen +werk van den Heer <span class="smallcaps">G. J. Pool</span>, <i>Med., +Chir. en Stads Doctor te Amsterdam</i>, onder den titel: <i>de +droogmaking der Haarlemmer Meer, mits met de noodige voorzorgen in het +werk gesteld, voor de gezondheid der naburige bewoners en arbeiders +niet schadelijk</i><a class="noteref" id="xd0e2900src" href= +"#xd0e2900">65</a>. Moetende strekken ter bestrijding van het gevoelen +van velen, dat de droogmaking van eenen zoo grooten plas, als het +Haarlemmer Meer, tot heerschende ziekten in de omliggende plaatsen +aanleiding zou kunnen geven. Welk gevoelen ook de Heeren <span class= +"smallcaps">van Lijnden</span> en <span class="smallcaps"> +Stappers</span> in hunne werken hebben bestreden.</p> + +<p>Deze talrijke geschriften over het droogmaken van het Haarlemmer +Meer en over de gevolgen, die zulk eene onderneming zou kunnen hebben, +getuigen van het belang, hetwelk men te allen tijde in deze zaak heeft +gesteld. Maar aan <span class="smallcaps">Leeghwater</span> komt de eer +toe, van, zoo ver men kan nagaan, het eerst een plan tot droogmaking +wereldkundig te hebben gemaakt. Dit plan is door de meeste der volgende +schrijvers, maar bijzonder door den Baron <span class="smallcaps">van +Lijnden</span>, ten hoogste geprezen, en zijn werk is, na al <span +class="pagenum">[<a id="pb1.42" href="#pb1.42">42</a>]</span>wat er na +zijnen tijd over dit onderwerp is geschreven en na al de vorderingen, +welke men sedert dien tijd in bijna alle Wetenschappen, voornamelijk in +de waterbouwkunde en aanverwante vakken, ook door het gebruik van stoom +heeft gemaakt, nog altijd eene vraagbaak voor hem, die over het +droogmaken van het Haarlemmer Meer wil schrijven of spreken.</p> + +<p>Dit spreken en schrijven over het <i>Haarlemmer Meer</i>, en over +het droogmaken van dezen plas, was en is nog aan de orde van den dag<a +class="noteref" id="xd0e2930src" href="#xd0e2930">66</a>, nadat Z. M. +bij besluit van den 7<sup>den</sup> Augustus 1837, N<sup>o</sup>. 51<a +class="noteref" id="xd0e2945src" href="#xd0e2945">67</a>, »in +aanmerking nemende,” (het zijn de woorden van het besluit zelf) +»dat de ondervinding van den laatsten winter de noodzakelijkheid +heeft doen geboren worden, om de droogmaking van het <i>Haarlemmer +Meer</i> op nieuw in opzettelijke overweging te nemen,” eene +commissie, bestaande uit de Heeren: <span class="smallcaps">H. +Ewijk</span>, Raad-adviseur bij het Departement van Binnenlandsche +zaken, <i>Voorzitter</i>, Jonk<sup>r</sup>. <span class="smallcaps">W. +Barnaart van Bergen</span>, Lid van de Gedeputeerde Staten van +Noord-Holland, <span class="smallcaps">M. G. Beijerinck</span>, +Hoofd-Ingenieur van den Waterstaat in Zuid-Holland, <span class= +"smallcaps">C. J. de Bruijn Kops</span>, Burgemeester der stad Haarlem, +Jonkheer <span class="smallcaps">L. R. Gevaerts</span>, Lid van de +Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, <span class="smallcaps">P. T. +Grinvis</span>, Hoofd-Ingenieur van den Waterstaat in Noord-Holland, +Jonkheer <span class="smallcaps">D. Hooft Jacobsz.</span>, Lid van den +Raad der stad Amsterdam, <span class="smallcaps">D. Mentz</span>, +Inspecteur van den Waterstaat en <span class="smallcaps">P. A. du +Pui</span>, Hoogheemraad van Rhijnland, had benoemd, ten einde de +verschillende reeds bestaande ontwerpen van droogmaking van dat <i> +Meer</i> te onderzoeken, vervolgens een bepaald eindontwerp en +begrooting van kosten dezer <span class="pagenum">[<a id="pb1.43" href= +"#pb1.43">43</a>]</span>onderneming op te maken en van hare +werkzaamheden uiterlijk op den eersten November 1837 aan Z. M. verslag +aan te bieden.</p> + +<p>Dit spreken en schrijven over het <i>Haarlemmer Meer</i> is niet +verminderd, nadat in de Zitting van de Tweede Kamer der Staten Generaal +van den 28<sup>sten</sup> Februarij j. l., met eene Koninklijke +boodschap, een ontwerp van wet, <i>omtrent de uitgifte van losrenten op +een gedeelte der schuld ten laste der overzeesche bezittingen tot het +doen van voorschotten voor openbare werken</i>, was ingekomen, waarbij +onder anderen eene som werd bestemd en aangewezen, tot het bedijken en +droogmaken van het <i>Haarlemmer Meer, alzoo Z. M. in overweging had +genomen</i>, (het zijn de woorden van het ontwerp) <i>dat het belang +van den Staat vordert, om eerlang tot de bedijking en droogmaking van +het</i> Haarlemmer Meer <i>over te gaan</i><a class="noteref" id= +"xd0e3013src" href="#xd0e3013">68</a>. <span class="pagenum">[<a id= +"pb1.44" href="#pb1.44">44</a>]</span></p> + +<p>Hoezeer die wet is afgestemd, kan het echter voor elk, die belang in +deze zaak stelt, niet onwelgevallig zijn, al hetgeen omtrent dezelve is +voorgevallen te kennen, en de gevoelens der volks-vertegenwoordigers +over dit belangrijk <span class="pagenum">[<a id="pb1.45" href= +"#pb1.45">45</a>]</span>onderwerp te vernemen. Meenig een’ zal +het, dunkt mij, welkom zijn, alles wat over deze zaak, ten gevolge van +de voorgestelde Wet in de Tweede Kamer der Staten-Generaal, is +verhandeld, voor zoo ver het openbaar is gemaakt, alhier bijeen +verzameld aan te treffen.</p> + +<p>Bij de voornoemde Wet was gevoegd eene <i>memorie ter +toelichting</i>, welke ten opzigte van het punt der droogmaking van het +<i>Haarlemmer Meer</i> aldus luidt<a class="noteref" id="xd0e3158src" +href="#xd0e3158">69</a>:</p> + +<p>“Wat de droogmaking van het <i>Haarlemmer Meer</i> betreft, +vermeent men, dat het wenschelijke en nuttige dezer onderneming geen +breed betoog zal behoeven.” <span class="pagenum">[<a id="pb1.46" +href="#pb1.46">46</a>]</span></p> + +<p>»Het is algemeen bekend, hoe grootelijks deze waterplas +gedurende de laatste eeuwen zich heeft uitgebreid, en hoe vele +vruchtbare gronden daardoor zijn verslonden <span class="corr" id= +"xd0e3174" title="Bron: geworgen">geworden</span>. Met opoffering van +zware kosten heeft men daaraan dan wel eenigermate paal en perk +gesteld; doch nog jaarlijks moeten aanzienlijke sommen worden +aangewend, om het verder inbreken voor te komen, en in weerwil daarvan +heeft de ondervinding nog onlangs geleerd, hoe groote verwoestingen +door het geweld van dezen plas kunnen worden, aangerigt, welke eenmaal +zoodanig kunnen worden, dat de rampen niet dan met enorme kosten zouden +kunnen worden hersteld, of zelfs onherstelbaar zouden +worden.”</p> + +<p>»Daarbij nu komt, dat in het midden des lands eene +onvruchtbare waterplas of liever binnenlandsche zee van omtrent 18,000 +bunders lands gevonden wordt, die voor den landbouw, de industrie en de +bevolking verloren is, en die, wanneer zij eenmaal mogt zijn +drooggemaakt, en in vruchtdragenden grond herschapen, ook door deszelfs +gunstige gelegenheid nieuwe bronnen van welvaart openen kan, en in de +gevolgen voor het algemeen of het Rijk aanzienlijke voordeelen moet +opleveren, door het verschaffen van arbeid en middelen van bestaan aan +duizende handen en nijvere menschen, en het daardoor in evenredigheid +vermeerderen van ’s Rijks inkomsten; in één woord, +door het toenemen van den publieken rijkdom, hetwelk van het een en +ander het natuurlijk gevolg moet zijn.”</p> + +<p>»De ondervinding en het besef van het een en ander moest +natuurlijk leiden tot het denkbeeld, om door het droogmaken van dezen +waterplas het eene voor te komen en het andere te bewerken; en in der +daad zijn daartoe in vroegere en in latere tijden ontwerpen te berde +gebragt en beraamd, waarvan de uitvoering echter steeds is achterwege +gebleven, hetzij dat tijden en omstandigheden <span class="pagenum">[<a +id="pb1.47" href="#pb1.47">47</a>]</span>daartoe hebben medegewerkt, +hetzij dat zich daartegen bedenkingen opdeden, voornamelijk ontleend +uit den physieken toestand van het Hoogheemraadschap van Rhijnland, die +niet altijd gereedelijk waren uit den weg te ruimen.”</p> + +<p>»De omstandigheden, waarin dit distrikt ten aanzien van +deszelfs uitwatering verkeert, zijn echter in de latere tijden +zóódanig veranderd, en de middelen, die men thans kan +aanwenden, om alle bedenking daaromtrent weg te nemen, +zóó gereed, dat men alsnu tot de onderneming der +droogmaking veilig zal kunnen overgaan.”</p> + +<p>»De opzettelijke en naauwkeurige overweging, die ten aanzien +hiervan is ingesteld, heeft dit ontegenzeggelijk doen zien, en +dienvolgende is dan ook het ontwerp beraamd, welks uitvoering thans +gereed is om te kunnen worden ondernomen, om weldra de heilrijke +vruchten te dragen, die daaruit moeten voortvloeijen.”</p> + +<p>»Eene onderneming van dezen aard, mitsgaders al de voorzorgen, +die daarbij moeten worden in acht genomen, kunnen niet anders dan +aanzienlijke kosten vereischen, zijnde de geheele som, hiertoe noodig, +berekend op ruim <i>acht millioenen gulden</i>, welke som nogtans +natuurlijk niet op éénmaal zal worden vereischt, maar +successivelijk zal moeten besteed worden, en voor een goed gedeelte +slechts als voorschot kan worden beschouwd en zal worden gerecouvreerd +uit den verkoop der drooggemaakte gronden en de verdere voordeelen, die +de onderneming gedurende de bewerking zal opleveren; terwijl, al mogt +uit het een en ander de geheele uitgeschoten som niet kunnen worden +teruggevonden, het ontbrekende als uitnemend wel besteed geld zal +moeten worden aangemerkt, en door de vermeerdering van de algemeene +welvaart en rijkdom rijkelijk zal worden vergoed.”</p> + +<p>»Behalve enz.”</p> + +<p>Met betrekking tot dit onderwerp van wet, werden aan <span class= +"pagenum">[<a id="pb1.48" href="#pb1.48">48</a>]</span>de Kamer <i> +drie</i> verzoekschriften ingediend, waarvan één in de +vergadering van 7 Maart ingekomen, als niet voldoende aan de +vereischten van de grondwet, ter zijde werd gesteld. Het tweede was van +Jonkheer <span class="smallcaps">N. J. Steengracht van +Duivenvoorde</span>; waarop door de commissie van de verzoekschriften, +in de zitting van den 23<sup>sten</sup> Maart, bij monde van den Heer +<span class="smallcaps">van Welderen Rengers</span>, werd uitgebragt +het navolgend verslag:</p> + +<p>»In handen van Uwe Commissie is gesteld een verzoekschrift van +jonkheer <span class="smallcaps">N. J. Steengracht van +Duivenvoorde</span>, landeigenaar onder Rijnland. Verzoeker geeft te +kennen, dat aan de Staten-Generaal een ontwerp van leening van 30 +millioen is aangeboden, om daaruit, onder andere werken van openbaar +nut, ook de Haarlemmer Meer droog te maken; dat de landeigenaars onder +Rijnland, vertegenwoordigd door hunnen dijkgraaf, hoogheemraden en +hoofd-ingelanden, over dit belangrijk onderwerp niet zijn gehoord +geworden; dat deze echter een verkregen regt vermeenen te hebben op de +Haarlemmer Meer, als boezem voor hunne landen.”</p> + +<p>»Hij beweert, dat het voor al de landen ten zuiden van den +Rijn gelegen, die door eenen dijk van den algemeenen boezen zijn +afgescheiden en uit hoofde van derzelver lagere verkaaijingen aan een +maalpeil zijn onderworpen, van het hoogste belang is, dat de +voorgestelde maatregelen van droogmaking alle die waarborgen opleveren, +welke ten voordeele van dezelve worden verlangd. Requestrant vermeent, +dat uit het gemaakte plan van droogmaking blijkt, dat de boezem twee +derden in zijnen omvang zal worden verkleind; dat daardoor de berging +voor het water, hetwelk door de molens op den Haarlemmer Meer-boezem +thans wordt uitgemalen, even zoo veel beperkter wordt. Hij betoogt, dat +het gevolg hiervan zal worden, dat de landen zoo voor de kultuur van +granen, <span class="pagenum">[<a id="pb1.49" href= +"#pb1.49">49</a>]</span>als voor het weiden van beesten, onbruikbaar +zullen worden, en meer dan tachtig duizend bunders zullen verloren +gaan. Hij beweert, dat dit eene van de voorname redenen is, om welke +men in vroegere tijden nimmer heeft durven overgaan tot het droogmaken +van de Haarlemmer Meer. Hij geeft verder te kennen, dat het groot +nadeel, hetwelk de landeigenaren bij eene eventuëele droogmaking +van die meer zouden lijden, door het gemis van eenen genoegzamen boezem +tot berging van het uitgemalen water, en door het even groot verlies +van ontlasting van dat water op het IJ, konde worden voorgekomen, +wanneer gebruik werd gemaakt van genoegzame stoomwerktuigen, om den +winterboezem te houden op 14, 15 à 16 duimen beneden A. P., op +welke hoogte die boezem altijd wordt gehouden en tot de cultuur der +landen moet worden gehouden. Hij vraagt al verder, door wien het +daarstellen en het onderhoud van zoo vele benoodigde werktuigen zouden +moeten worden bekostigd, en vermeent, dat die kosten alleen ten laste +van dezulken, door wie de Haarlemmer Meer zoude worden drooggemaakt, +behooren gebragt te worden, en niet ten laste van Rijnlands eigenaren +zoude kunnen komen, hetwelk uit de stelling van den requestrant schijnt +te zijn eene der voornaamste grieven, waarom het request wordt +aangeboden. Adressant eindigt met het verzoek, dat het U Ed. Mogenden +behage, de belangen van Rijnlands landeigenaren ten deze in vaderlijke +overweging te willen nemen en te zorgen, dat de Haarlemmermeer niet +worde drooggemaakt, dan nadat de daartegen militerende grieven der +landeigenaren onder Rijnland zullen zijn opgeheven en geheel +weggenomen; dat zij in hunne belangen mogen worden gehoord en als +eigenaren van de Meer, als boezem van geheel Rijnland beschouwd, voor +de uitwatering der landen, in dat hun regt mogen worden +gemaintineerd.” <span class="pagenum">[<a id="pb1.50" href= +"#pb1.50">50</a>]</span></p> + +<p>»Uwe Commissie is van advies, dat dit verzoekschrift, als +betrekking hebbende tot eene wet bij deze Vergadering aanhangig, ter +inzage van de leden, behoort te worden nedergelegd ter +griffie.”<a class="noteref" id="xd0e3222src" href= +"#xd0e3222">70</a></p> + +<p>Het derde verzoekschrift was van den Heer <span class="smallcaps">G. +J. A. A.</span> Baron <span class="smallcaps">van Pallandt</span>, +waarop door de voornoemde Commissie mede bij monde van den Heer <span +class="smallcaps">Rengers</span>, in de zitting van den +26<sup>sten</sup>, werd gedaan het volgend verslag:</p> + +<p>»In handen van Uwe Commissie is gesteld een verzoekschrift van +<span class="smallcaps">G. J. A. A. van Pallandt</span>.”</p> + +<p>»Verzoeker geeft te kennen, dat hij, doordrongen van en +vervuld met het gewigt eener zaak van zoo veel belang als de +droogmaking van de Haarlemmer Meer, en geheel ingenomen met dit +grootsche plan, zich tot U Ed. Mogenden wendt, om, als een der +belanghebbende grondeigenaren, onmiddellijk aan dien thans zoo +gevreesden waterplas grenzende, zijne bedenkingen tegen de wijze waarop +en de middelen waardoor die droogmaking waarschijnlijk zal plaats +hebben, met allen eerbied aan deze vergadering bloot te leggen, in de +hoop, dat U Ed. Mogenden hem mogen gerust stellen, door betere +inlichtingen, of de bezwaren opheffen en keeren, of door andere meer +doelmatige hulpbronnen doen vervangen.”</p> + +<p>»Hij geeft in de eerste plaats te kennen, dat, hoezeer de +droogmaking van de Haarlemmer Meer, bij welgelukken, als een zegen mag +worden beschouwd, echter <i>proefnemingen</i>, bij gelegenheid van die +verbazende en kostbare onderneming, al de in- en aangelanden in eene +groote ramp zouden storten.—Hij vermeldt, dat het hem uit het +rapport der commissie van de droogmaking der Haarlemmer Meer, ingesteld +bij Koninklijk besluit van 7 Aug. 1837, N<sup>o</sup>. 51, is kenbaar +geworden, dat men de kanalen <span class="pagenum">[<a id="pb1.51" +href="#pb1.51">51</a>]</span>van Sparendam en Katwijk verbeteren en <i> +sluizen</i> wil <i>bijbouwen</i>, en, bij <span class="smallcaps"> +onvoldoende bevindingen</span>, een stoomwerktuig van 180 paardenkracht +te Sparendam wil plaatsen.—Hij geeft te kennen, dat men dus, in +plaats van met wiskundige zekerheid een werk van dien omvang en van zoo +groot gewigt te beginnen en te voltooijen, <i>eene proeve</i> wil +nemen, of, nadat de genoemde Meer zal zijn bedijkt, de kleinere boezems +de massa’s water, die thans op den grooten boezem worden +uitgemalen, zullen kunnen verzwelgen.—Hij merkt aan, dat men +eerst dán, wanneer de molens zullen moeten stilstaan en de +heerlijke en vruchtbare landerijen geheel of ten deele met water zullen +zijn overdekt, waardoor het bestaan van den landman, althans voor een +gedeelte van het jaar, zal zijn weggenomen, een stoomwerktuig zoude +willen plaatsen.”</p> + +<p>»Adressant beschouwt zoodanige proefneming strijdig met het +regt van den grondeigenaar, die daaraan have en goed ziet prijs +gegeven.—Hij zegt, dat de ondervinding hem heeft geleerd, dat in +het voor- en najaar, wanneer er eenige dagen stilte is geweest, de +groote meerboezem met eene stevige koelte in één’ +dag een’ Rijnlandschen duim en soms hooger wordt opgemalen; dat +in het najaar, bij aanhoudende westewinden, dikwijls in verscheidene +weken, door den hoogen stand der zee, noch te Katwijk, noch te +Sparendam of elders kan worden gestroomd, dat dan de Haarlemmer Meer, +door aanhoudend malen, zoo hoog wordt opgezet, dat de onbedijkte landen +en ook die in zomerkaden zijn gelegen, overstroomd worden, of dat bij +storm de polders, door het woedend opzetten van het water, +onderloopen;—hij vraagt, wat dan zoo vele sluizen kunnen helpen, +en vermeent, dat dezelve zonder nut zullen dáár zijn, +omdat wanneer de Haarlemmer Meer nu in weinige weken zoo hoog kan +worden opgezet, alsdan de kleinere boezem in weinige dagen boven peil +zal moeten zijn.” <span class="pagenum">[<a id="pb1.52" href= +"#pb1.52">52</a>]</span></p> + +<p>»Requestrant geeft in de tweede plaats te kennen, dat hij zich +niet zal vermeten eenige berekening te maken of het stoomwerktuig te +Sparendam voldoende zal bevonden worden, alsmede of de kanalen, op +zoodanige uitgestrekte ruimte, al het water, dat in zijne streken en +ook achter Leijden en in dien omtrek wordt opgemalen, zullen kunnen +bergen, en spoedig genoeg naar hunne uitwatering te Sparendam en elders +afleiden?—Hij vermeent evenwel, dat het doelmatiger zoude zijn, +wanneer dadelijk bij den aanvang van het werk, zoo te Sparendam als ook +te Katwijk, een stoomwerktuig wierd opgerigt, dat dan de Spieringermeer +niet tot vóórboezem zoude behoeven te worden +gehouden.—Hij gelooft tevens, dat het voorzigtiger zoude zijn, +<i>den duiker</i>, die hen, bij gebrek aan water, uit den IJssel +daarvan zoude voorzien, <i>dadelijk daar te stellen</i>; en vraagt, +voor wiens rekening, wanneer eens de meer droog zal zijn, en daarna het +nut van zoodanigen duiker wordt ingezien, dit nawerk zal komen, alsmede +het onderhoud der stoomwerktuigen?—Hij beweert, dat de +aangrenzende landbezitters met billijkheid een’ genoegzamen +waarborg mogen vragen, en schadeloos behooren gesteld te worden, even +als bij eene onteigening hunner gronden,—dat de meer hun eigendom +is, en dat de bedijking van dezelve met eene onteigening gelijk +staat.—Hij geeft te kennen dat hun regt op de Haarlemmer Meer van +uitmaling en boezem sedert eeuwen onbetwistbaar is gebleven,—dat +zij sinds onheugelijke jaren in Rhijnland tot onderhoud der kostbare +Meerwerken betalen, alleen om in die Meer altoos het overbodige water +vrij en onverhinderd te mogen uitmalen,—dat zij nooit op eenig +peil zijn gezet,—dat zij hunne landerijen met die voorregten +hebben gekocht, en dat de directie van Rhijnland altijd met de meeste +en onvermoeide zorgen voor de uitwatering heeft gezorgd.—Hij +vermeent verder, dat de <span class="pagenum">[<a id="pb1.53" href= +"#pb1.53">53</a>]</span>voornaamste grondeigenaren in Rhijnland, immers +eene commissie uit hun midden, mogt worden gehoord, ten einde zoodanige +maatregelen te beramen, als waardoor elke vrees voor onzekere uitkomst +wierd weggenomen en hunne duurgekochte landerijen tegen groote onheilen +wierden verzekerd.”</p> + +<p>»Adressant geeft eindelijk te kennen, dat de geopperde +bedenkingen en zwarigheden hem gewigtig genoeg zijn voorgekomen, om +dezelve aan U Edel Mogenden met allen eerbied, in het belang van het +algemeen, maar vooral ook voor hen, die in Rhijnland hun land en +bestaan vinden, kenbaar te maken, in de hoop en het vaste vertrouwen, +dat dezelven in uwe vergadering zullen worden overwogen en velen met +hem mogen worden gerust gesteld, door meer voldoende maatregelen op +vaste gronden, <i>zonder</i> <span class="smallcaps"> +proefnemingen</span>.”</p> + +<p>»Uwe commissie is van advies, dat dit verzoekschrift, als +betrekking hebbende tot eene wet bij deze vergadering aanhangig, ter +inzage van de leden, behoort te worden nedergelegd ter griffie<a class= +"noteref" id="xd0e3296src" href="#xd0e3296">71</a>.”</p> + +<p>Beide verzoekschriften werden ter griffie nedergelegd en de +verslagen gedrukt en rondgedeeld.</p> + +<p>Inmiddels werd het Ontwerp der Wet in de onderscheidene Afdeelingen +der Kamer behandeld; uit de Proces-Verbalen der beraadslagingen bleek +onder and., dat de Afdeelingen, alvorens zich met de zaak bezig te +houden, eenparig verlangd hebben, dat, aangezien het tegenwoordig +Voorstel drie onderwerpen bevat, welke met elkander niets gemeens +hebben, hetzelve in drie Ontwerpen van Wet mogt worden gesplitst, +waarvan het eerste zou handelen over den IJzeren Spoorweg, het tweede +over het bedijken en droogmaken van het Haarlemmer Meer, en het derde +over <span class="pagenum">[<a id="pb1.54" href= +"#pb1.54">54</a>]</span>het aanleggen en verbeteren van andere werken +van algemeen nut, enz.</p> + +<p>»Nopens het droogmaken van het Haarlemmer Meer, heeft men de +vraag geopperd, of daartoe nu werkelijk noodzakelijkheid bestond; welke +de waarschijnlijke gevolgen zouden zijn, indien hiertoe niet spoedig +werd overgegaan, en of er ook andere middelen aanwezig zijn, om die +bezwaren uit den weg te ruimen? Voorts heeft men verlangd te weten, hoe +veel kosten er, gemiddeld, in de laatste 10 jaren zijn aangewend, om de +uitbreiding van het Haarlemmer Meer tegen te gaan; door wie de kosten +zijn gedragen, en op welke wijze het Rijk vergoeding zal bekomen voor +de ontlasting, welke uit eene bedijking en droogmaking zal +voortvloeijen? Welke bezwaren, uit den physieken toestand van het +Hoogheemraadschap Rijnland ontleend, het droogmaken tot nog toe in den +weg stonden, en op welke wijze die uit den weg zijn geruimd. Hoe veel +bunders men hierdoor voor cultuur denkt te verkrijgen, en of deze +dadelijk, dan wel eerst na verloop van vele jaren, vruchtdragend kunnen +zijn? Welke de voordeelen zijn, die, volgens de memorie, gedurende de +bewerking door de onderneming zullen worden opgeleverd? Of het +drooggemaakte Meer eventueel bij Rijnland zal worden gevoegd, en of er +behoorlijk zal worden zorg gedragen voor het voortdurend onderhoud van +de dijken, opdat dit niet ten laste van het Rijk moge komen?”</p> + +<p>»Intusschen vermeenden onderscheidene leden reeds nu in het +midden te moeten brengen, dat zij het droogmaken van het Haarlemmer +Meer in vele opzigten als zeer nuttig beschouwen, niet alleen ter +bevordering van de gezondheid der in de nabijheid wonende ingezetenen, +als ten behoeve van Rijnland en van de Hoofdstad, en tot voorkoming van +overstroomingen en uitbreiding van dit Meer. Eenige leden waren van +gevoelen, dat, aangezien <span class="pagenum">[<a id="pb1.55" href= +"#pb1.55">55</a>]</span>die droogmaking eigenlijk strekte ten nutte van +Holland, de onderneming ook moest komen ten laste van de provinciale +kas van Holland, en niet tot die van het Rijk, daar de Regering b. v. +verklaard had, dat ten aanzien van de verbetering van rivieren, +waarmede het belang en de welvaart van vier Provinciën in het +naauwste verband staat, en de conservatie van de zeeweringen in +Groningen en Vriesland de Rijksfinanciën niet toelieten, daartoe +bij te dragen, terwijl overigens de ondervinding b. v. bij den Zuidplas +geleerd had, dat de kosten bij de droogmakingen de ramingen verre +overtroffen enz.”<a class="noteref" id="xd0e3316src" href= +"#xd0e3316">72</a>.</p> + +<p>De antwoorden der Regering betreffende dit onderwerp waren van den +volgenden inhoud:</p> + +<p>»1º. Het zoude, naar het inzien der Regering, overbodig +zijn, om de nuttigheid en noodzakelijkheid van de onderworpen +droogmaking in het breede te betoogen.”</p> + +<p>»Men moet zich aan den eenen kant voorstellen een’ +uitgestrekten waterplas van duizenden bunders, die voor de publieke +welvaart niet alleen geene de minste vruchten oplevert, en voor de som +des algemeenen rijkdoms verloren is, maar die bovendien, in +weêrwil van de aanzienlijke kosten, die, ter verhoeding van +rampen, moeten worden aangewend, de verwoesting steeds verder dreigt +uit te strekken, zoodat de vrees geenszins ongegrond is, dat hij zich +eenmaal tot voor de poorten der hoofdstad zal uitbreiden, onherstelbare +rampen zal veroorzaken, en in eenen staat kan geraken, die de +droogmaking, waartoe men eenmaal zal moeten besluiten, meer en meer +moeijelijk en kostbaar maken zoude.”</p> + +<p>»Men stelle zich aan den anderen kant voor, dezen +uitgestrekten en dreigenden waterplas in vruchtbare velden herschapen, +door nijvere bewoners bevolkt, rijke <span class="pagenum">[<a id= +"pb1.56" href="#pb1.56">56</a>]</span>producten opleverende, en door +die producten den algemeenen rijkdom toegenomen, en den Staat in zijne +inkomsten in velerlei opzigten aanmerkelijk bevoordeeld.”</p> + +<p>»De keus kan dan zeker niet twijfelachtig zijn, al ware het, +dat er eenige opoffering daarvoor moest plaats hebben.”</p> + +<p>»Het heeft in vorige tijden niet aan ontwerpen, noch aan het +voornemen ontbroken, om tot deze droogmakerij over te gaan; doch er +waren daarmede zwarigheden verbonden, die niet gereedelijk konden +worden uit den weg geruimd.</p> + +<p>»Gelukkiglijk is dit thans het geval niet meer, en de Regering +vermeent, dat, zoo ooit, dan thans, het oogenblik geboren is, dat tot +deze zoo weldadige en verlangende onderneming, zonder bedenking zal +kunnen worden overgegaan.”</p> + +<p>»2º. Eene onderneming van dezen aard zou echter geenszins +aan eene Provincie kunnen worden opgedragen; zij is daarvoor volstrekt +niet vatbaar, en dit te minder: vermits de voordeelen, die er uit +moeten voortspruiten, niet uitsluitend zouden zijn voordeelen voor eene +enkele Provincie, maar wel degelijk voor den geheelen Staat.”</p> + +<p>»De Regering heeft er zich steeds voor verklaard, om de +algemeene verbetering der rivieren, als eene zaak van algemeen belang, +voor hare rekening te nemen; alles wat daaromtrent geschiedt wordt uit +’s Rijks kas bekostigd, en ook thans is men nog onledig met de +overwegingen omtrent eene uitgestrekte verbetering der rivieren: met +zulke groote ondernemingen laat zich het onderhavig plan het naast +vergelijken; terwijl, wat de conservatie der zeeweringen betreft, dit +eene zaak is van eenen anderen aard; want, over het algemeen, is het +onderhoud van alle rivier- en zeedijken ten laste van de +belanghebbenden, en alleen dan, wanneer de kosten van dit onderhoud hun +vermogen te boven gaan, kan het Rijk met eenen bepaalden onderstand +tusschen beiden komen.” <span class="pagenum">[<a id="pb1.57" +href="#pb1.57">57</a>]</span></p> + +<p>»3º. Het kan niet gezegd worden, dat de kosten van +uitvoering van waterstaats-werken in den regel de ramingen overtreffen. +Bij verre de meeste werken is dit het geval niet, en ook is dit tot nog +toe bij de droogmaking van den Zuidplas geenszins gebleken.”</p> + +<p>»Men meent dan ook, met genoegzamen grond, als zeker te kunnen +stellen, dat de droogmaking van het Haarlemmer Meer voor de geraamde +som zal kunnen worden bewerkstelligd. Het zou overbodig zijn, omtrent +alle berekeningen deswege in de bijzonderheden te treden, daar deze +gegrond zijn op veelal kunstmatige onderzoekingen, en onderworpen zijn +geweest aan eene kommissie, uit de voornaamste belanghebbenden en +deskundigen zamengesteld.”</p> + +<p>»4º. Het kan niet wel met volkomen waarschijnlijkheid +worden voorzien, welke de opbrengst zal zijn van den verkoop der droog +te maken landen, vermits zulks van zeer vele omstandigheden kan +afhangen, die vooraf moeijelijk te berekenen zijn.”</p> + +<p>»Daar evenwel de waarschijnlijkheid bestaat, dat de gronden +zeer goed voor weilanden en de veeteelt zullen geschikt zijn, en de +situatie ook daartoe alle aanleiding geeft, zoo mag men met eenigen +grond eenen redelijken prijs voor den eventuelen verkoop der landen +verwachten; terwijl in allen geval de aanzienlijke voordeelen, die het +Rijk door de onderneming niet ontgaan kunnen, nog eene rijke vergoeding +zouden opleveren, indien de opbrengsten der gronden zelve beneden de +bestede kosten blijven mogten.”</p> + +<p>»5º. De kosten om de oevers van het Haarlemmer Meer +volledig te beveiligen, zijn zeer groot, en gaan verre het vermogen der +onmiddellijk belanghebbenden te boven.”</p> + +<p>»De geheele oostelijke oever moet thans door eene steenen +glooijing voor verdere inbraak worden beschermd. <span class="pagenum"> +[<a id="pb1.58" href="#pb1.58">58</a>]</span>De som van omtrent +ƒ 30,000 wordt daartoe jaarlijks door het Hoogheemraadschap +van Rijnland aangewend, zonder dat men zeggen kan, dat hiermede alle +gevaar kan worden voorgekomen.”</p> + +<p>»6º. Onder de droogmaking zal worden begrepen het geheele +eigenlijke <i>Haarlemmer-Meer</i>, benevens het <i>Leidsche-</i> en <i> +Kager Meer</i>, met uitzondering echter van het <i>Spiering-Meer</i>, +hetwelk men algemeen gemeend heeft niet in de droogmaking te moeten +begrijpen, zoo om den boezem van Rijnland niet te veel te verkleinen, +als om voor de uitlozing eenen gereeden toegang naar de sluizen te +behouden.”</p> + +<p>»De uitgestrektheid der droog te maken gronden zal dien ten +gevolge een aantal van omtrent 16,700 bunders lands bedragen, die +dadelijk als vruchtdragend moeten worden beschouwd.”</p> + +<p>»7º. De Regering vermeent, dat zij niet zal behoeven te +verzekeren, dat alle bijzondere belangen en verkregene regten op de +volledigste wijze zullen worden onder het oog gehouden. Zij is zoo zeer +overtuigd, dat zulks behoort te geschieden, dat daaromtrent reeds +overwegingen hebben plaats gehad, en zij acht het een harer voornaamste +pligten te zijn, om hiervoor in alle gevallen te waken.”</p> + +<p>»8º. De onderneming moet geacht worden zeer uitvoerlijk +te zijn, en, in vergelijking met andere uitgevoerde droogmakingen, +zelfs geene bijzondere zwarigheden op te leveren. Het spreekt van zelf, +dat de waterplas geheel moet worden bedijkt, terwijl de uitmaling, +hetzij door windmolens, vereenigd met de kracht des stooms, hetzij door +stoomwerktuigen alleen (waaromtrent nog overwegingen plaats hebben), +zal moeten geschieden; de juiste tijd, binnen welken de uitvoering zal +kunnen worden tot stand gebragt, kan intusschen niet worden bepaald, +aangezien dit van vele meer of min gunstige of ongunstige +omstandigheden <span class="pagenum">[<a id="pb1.59" href= +"#pb1.59">59</a>]</span>afhangt, en zijnde de keuze, ten aanzien van +het in meerdere of mindere mate aanwenden van stoomwerktuigen, tot +uitvoering en het duurzaam drooghouden van het Meer, daaromtrent van +een’ grooten invloed.”</p> + +<p>»9º. Hierboven is reeds vermeld, welke sommen jaarlijks +door het Hoogheemraadschap van Rijnland, ter beveiliging der oevers, +moeten worden aangewend. Daarvan zal dit district bevrijd worden; doch +dit is niet het éénige voordeel, dat hetzelve door de +droogmaking bekomt; het aantal van 16,700 bunders zal, in zoodanige +evenredigheid als billijk zal worden bevonden, althans voor de +uitlozing van deszelfs water, moeten bijdragen, zoo dat dit district +het uitzigt verkrijgt, dat in het vervolg deszelfs lasten aanmerkelijk +zullen worden verligt.”</p> + +<p>»10<span class="corr" id="xd0e3391" title="Niet in +bron">º</span>. De belangen van het gemelde Hoogheemraadschap +hebben vroeger de uitvoering dezer onderneming in den weg gestaan, +vermits men vermeende, dat deszelfs uitlozing daardoor zoude worden +belemmerd.”</p> + +<p>»Men heeft daarin nu echter, door deze gemaakte ontwerpen, op +de meest voldoende wijze kunnen voorzien, zoo door een’ +overblijvenden ruimen boezem, als de stichting van meerder uitlozende +sluizen, de volledige verbetering van het Katwijksche Kanaal, en het +aanwenden der stoomkracht, om, ingeval van nog bestaande +noodzakelijkheid, den boezem onmiddellijk naar vereisch te +ontlasten.”</p> + +<p>»11º. De voordeelen gedurende de bewerking, bestaan in de +verhuring der dijken, de verpachting der visscherij, die der van tijd +tot tijd droogkomende landen, en eenige opbrengsten van dien +aard.”</p> + +<p>»12º. De uitlozing van den toekomstigen polder zal op den +boezem van Rijnland plaats hebben; doch de vraag, of deze polder ook +onmiddellijk tot dat Hoogheemraadschap behooren, en, even als alle +andere polders, een gedeelte daarvan zal uitmaken, zal later, +overeenkomstig <span class="pagenum">[<a id="pb1.60" href= +"#pb1.60">60</a>]</span>de bepalingen van de grondwet en de bestaande +wettelijke verordeningen, kunnen worden uitgemaakt.”</p> + +<p>»13º. De dijken van het droog te maken Haarlemmer Meer +komen natuurlijk ten laste van den eventuëelen polder, en moeten +door denzelven onderhouden worden, even als zulks in alle andere +gevallen plaats heeft, en er is geene de minste reden, om te vermoeden, +dat dit niet naar behooren zoude geschieden, daar het bestaan der droog +te maken landen hiervan afhankelijk is, en overigens daaromtrent ook +een zorgvuldig toezigt plaats heeft<a class="noteref" id="xd0e3404src" +href="#xd0e3404">73</a>.”</p> + +<p>Nadat deze antwoorden wederom in de Afdeelingen van de Tweede Kamer +waren onderzocht, en, in de vergadering van 31 Maart, de Centrale +Afdeeling een nader Verslag had uitgebragt<a class="noteref" id= +"xd0e3420src" href="#xd0e3420">74</a>, werd in de Zitting van den +2<sup>den</sup> April over de voorgestelde Wet beraadslaagd. <i>Acht en +Veertig Leden</i><a class="noteref" id="xd0e3439src" href= +"#xd0e3439">75</a> waren tegenwoordig, waarvan vijftien over de wet het +woord hebben gevoerd. <span class="pagenum">[<a id="pb1.61" href= +"#pb1.61">61</a>]</span></p> + +<p>De eerste spreker was de Heer <span class="smallcaps">van +Swinderen</span>, welke zeide: <a class="noteref" id="xd0e3642src" +href="#xd0e3642">76</a></p> + +<p>»Is ten allen tijde in ons vaderland het groot belang, hetwelk +de ingezetenen hebben in den waterstaat, in vaarten en wegen, levendig +gevoeld; zijn in het bijzonder de menigvuldige bedijkingen, en de in de +laatste jaren aanmerkelijk vermeerderde en verbeterde vervoermiddelen +daarvan sprekende bewijzen; het heeft ons dan ook niet kunnen +bevreemden, dat de Regering hare aandacht gevestigd heeft, zoo wel op +het droogmaken en in eenen vruchtbaren grond herscheppen van eenen +grooten, van tijd tot tijd in uitgebreidheid toenemenden, en daardoor +dreigenden waterplas, als op het meer snel en minder kostbaar vervoer +van personen en goederen over ijzerbanen, die reeds in andere landen in +gebruik zijn gesteld. In tegendeel, wanneer wij ons met de Regering +dien uitgestrekten en dreigenden waterplas voorstellen als in +vruchtbare velden herschapen, door nijvere bewoners bevolkt, rijke +producten opleverende, en hierdoor den algemeenen rijkdom +vermeerderende, en den Staat in zijne inkomsten in velerlei opzigten +aanmerkelijk <span class="pagenum">[<a id="pb1.62" href= +"#pb1.62">62</a>]</span>bevoordeelende,—wanneer wij tevens het +hooge belang gevoelen van den buitenlandschen handel, en denzelven +wenschen te behoeden voor een gevaar, hetwelk geenszins hersenschimmig +wordt genoemd,—dan kunnen de ontwerpen van wet tot zulke +gewigtige oogmerken strekkende, ons niet dan welkom zijn, en de zorg, +met welke het thans in openbare beraadslaging zijnde ontwerp in alle de +afdeelingen is overwogen, levert een ondubbelzinnig bewijs op, dat het +gewigt van hetzelve levendig door U Ed. Mogenden wordt +gevoeld.”</p> + +<p>»Geen wonder dus, dat de inlichtingen, welke ons ter dezer +zake door de Regering zijn gegeven, vooral ook de op ons aanzoek ons +ter inzage verleende memoriën en berekeningen van die kundige en +vaderlandslievende mannen, welke over deze onderwerpen zijn +geraadpleegd, en welke hunne gevoelens en inzigten zoo uitgewerkt aan +de Regering hebben medegedeeld, door ons met de meeste belangstelling +zijn ontvangen geworden.”</p> + +<p>»Ik wenschte dan ook, Ed. Mog. Heeren! dat het ontwerp van wet +mijne geheele toestemming mogt kunnen erlangen, en dat ik niet in den +tijd en de wijze waarop, zoowel als in de middelen door welke, de +uitvoering van de in dat ontwerp, alsmede in de toelichtende memorie en +in de beantwoording der ingebragte bedenkingen, omschrevene werken zal +plaats hebben, zoo vele bezwaren vond, dat ik daardoor van die +toestemming, immers voor alsnog, wierd weêrhouden.”</p> + +<p>»Daar echter die bezwaren reeds in de processen-verbaal van de +beraadslagingen der afdeelingen zijn te berde gebragt, zoude ik vreezen +de aandacht van U Ed. Mogenden te misbruiken, indien ik thans in eene +breede ontwikkeling van alle dezelven wilde treden, en ik zal daarom +trachten deze bezwaren, zoo verre die in het verhaal der vierde +afdeeling voorkomen, doch naar mijne meening <span class="pagenum">[<a +id="pb1.63" href="#pb1.63">63</a>]</span>door de antwoorden der +Regering niet zijn opgelost of genoegzaam toegelicht, zoo kort mogelijk +voor te dragen.”</p> + +<p>»En dan vallen in de eerste plaats in het oog drie <i> +algemeene</i> bedenkingen, welke in de genoemde afdeeling zijn +vooruitgezet, en die ik daarom thans slechts zal opnoemen, namelijk +1º. dat de tijd nog niet gekomen is, om zulke groote en kostbare +ondernemingen, als zijn die van het bedijken en droogmaken van het +Haarlemmer Meer, en van het daarstellen van ijzerbanen, voor rekening +van het Rijk tot stand te brengen, maar dat werken van dien aard, voor +zoo veel dezelven niet door particuliere personen of maatschappijen +onder toevoorzigt der Regering kunnen worden daargesteld, en niet door +den drang van omstandigheden gebiedend worden geeischt, dan eerst +behooren in overweging te worden genomen, als de Belgische zaak +geschikt, de oorlogskosten verminderd, en de jaarlijksche vermeerdering +van schuld opgehouden zal zijn; 2º. dat werken van zoo +onderscheiden aard niet te zamen in één wetsontwerp +behooren te worden vereenigd, maar in afzonderlijke ontwerpen vervat, +opdat niet het goed en nuttig geoordeelde werk om het afgekeurd +wordende verworpen, of omgekeerd het afgekeurd wordende om het +goedgekeurde aangenomen mogt worden; 3º. dat het niet raadzaam +schijnt, om tot zoodanige werken fondsen te bezigen, welke tot een +ander doel zijn bestemd geworden, en door welker gebruik het reeds zoo +ingewikkeld geldelijk beheer nog meer zoude worden gecompliqueerd; +wordende deze bedenking, mijns oordeels, nog versterkt door de +aanmerking in het slot der beantwoording van de Regering te vinden, +volgens welke de openlegging van den staat van het +Amortisatie-Syndicaat spoedig op handen is, en men dan met meerdere +kennis van zaken over gebruik en restitutie van kapitalen, <span class= +"pagenum">[<a id="pb1.64" href="#pb1.64">64</a>]</span>en over te nemen +maatregelen van voorziening, zal kunnen oordeelen.”</p> + +<p>»Bij deze <i>algemeene</i> bedenkingen komen nog vele <i> +bijzondere</i>, ten aanzien der onderscheidene werken bij dit +wetsontwerp bedoeld, waarvan ik slechts eenige voorname zal in het +midden brengen, en wel vooreerst ten aanzien van den <i>spoorweg</i> of +<i>ijzerbaan van Amsterdam naar Arnhem</i>.”</p> + +<p>»Ik sprak enz.”,</p> + +<p>»Ook de <i>bedijking en droogmaking van het Haarlemmer +Meer</i> beveelt zich van onderscheidene zijden aan. De herschepping +van eenen grooten, van tijd tot tijd in uitgebreidheid toenemenden, en +daardoor dreigenden waterplas in eenen vruchtbaren met nuttig vee +beslagen’ grond, kan met treffende kleuren worden afgeschilderd: +en ook het Rijk heeft daarbij zóó veel belang, dat het +verstrekken van eenige sommen van staatswegen tot dat einde niet +onaannemelijk worden geacht. Verder, ofschoon ik niet overtuigd ben van +de gegrondheid van het bij sommige ingelanden van Rijnland bestaande +bezwaar in eene droogmaking van het geheele Haarlemmer Meer, en ik +zelfs eene zoodanige geheele droogmaking boven eene partiëele, om +verschillende redenen, thans niet te ontwikkelen, verkieslijk houde, +kan ik toch genoegen nemen met de ter gemoetkoming aan dat bezwaar door +de benoemde belanghebbenden en deskundigen voorgestelde wijze van +bedijking, in voege dat een klein gedeelte van dien grooten plas, onder +den naam van <i>Spieringermeer</i> bekend, buiten bedijking blijft, om +te dienen tot een’ boezem, in welken het water wordt opgemalen, +ten einde alzoo door sluizen te worden geloosd. Die boezem is, ook naar +mijn oordeel, groot genoeg, om bij dagelijksche ontlasting al het +dagelijks opgemalen of opgestoomd wordende water te kunnen bevatten; +terwijl de door het opmalen of opstoomen <span class="pagenum">[<a id= +"pb1.65" href="#pb1.65">65</a>]</span>veroorzaakte hooge stand des +waters de lossing daarvan in diezelfde mate zal vermeerderen, als het +boezem-water zal rijzen.”</p> + +<p>»Dan ook tegen dit werk doen zich eenige bedenkingen op. Want +om, ter bekorting mijner rede, niet terug te komen op alles, wat +daaromtrent reeds in de verbalen der beraadslagingen van de afdeelingen +nopens het hooren der belanghebbenden, de verzekering van wettig +verkregene regten, de berekening van het productive des werks, en meer +andere punten is gezegd, en naar mijn oordeel in de beantwoording der +Regering niet tot bevrediging en geruststelling van U Edel Mogenden is +opgelost; om al verder niet te treden in een betoog van de +noodzakelijkheid, dat nieuwe wetsbepalingen, op het stuk van de +onteigening, het daarstellen van zulke groote werken, als in dit +wetsontwerp worden voorgedragen, dienen vooraf te gaan; wil ik thans +alleen opmerken, dat de gegrondheid van het gevoelen van velen onzer, +dat dit werk, hoe nuttig hetzelve ook wezen moge, echter meer uit het +oogpunt van plaatselijk, districts- en gewestelijk, dan wel uit dat van +algemeen belang moet worden beschouwd, onder anderen +dááruit blijkt, dat Rhijnland, volgens het overgelegde +plan en teekening, eene volledige verbetering in het Katwijksche kanaal +zoude erlangen, eene verbetering, waartoe anders, zoo als door de +vijfde afdeeling te regt is aangemerkt, bij den onvolmaakten toestand, +waarin dat kanaal zich bevindt, Rhijnland toch verpligt zoude zijn, +vroeger of later over te gaan. Ook is dit gevoelen niet alleen door de +beantwoording der Regering niet wederlegd, maar zelfs aanmerkelijk +versterkt door hetgeen aldaar sub 5º. en 9º. te lezen is, +namelijk »dat de kosten, om den oever van het Haarlemmer Meer +volledig te beveiligen, thans zeer groot zijn; dat de geheele +oostelijke oever door eene steenen glooijing voor verdere <span class= +"pagenum">[<a id="pb1.66" href="#pb1.66">66</a>]</span>inbraak moet +worden beschermd; dat daartoe de som van omtrent ƒ 30,000 +jaarlijks door het Hoogheemraadschap van Rhijnland wordt aangewend; dat +dit district door de bedijking van het Meer daarvan zal worden bevrijd; +en dat dit niet het éénige voordeel is, hetwelk hetzelve +door de droogmaking zal bekomen, maar dat ook het aantal van 16,700 +bunders voor de uitlozing van deszelfs water zat moeten bijdragen, +zoodat dit district het uitzigt verkrijgt, dat in het vervolg deszelfs +lasten aanmerkelijk zullen worden verligt.””</p> + +<p>»Kan het wel duidelijker, Ed. Mog. Heeren! dan hier geschiedt, +uiteengezet worden, dat niet alleen het algemeene Rijks-belang, maar +ook wel degelijk een meer bijzonder belang in dit werk is betrokken, en +kan dan het gevoelen van de zoodanigen onzer, die van oordeel zijn, dat +hetzelve niet voor rekening en op kosten van het Rijk alleen dient te +worden ondernomen, maar dat ook plaatselijke, districts- en +gewestelijke bijdragen daartoe in billijke evenredigheid behooren te +worden aangewend, ongegrond worden genoemd?”</p> + +<p>»In sommige afdeelingen is te kennen gegeven, dat het door de +Regering geopperde, doch niet aangenomen denkbeeld, om de ondernemingen +aan particulieren over te laten, en dus de kosten der werken uit +particuliere negotiatiën te vinden, alles onder het oppertoezigt +der Regering, niet geheel verwerpelijk voorkwam, althans in het geval, +dat er uitzigt bestaan mogt, dat zich daarvoor associatiën van +bijzondere personen mogten opdoen. Ten aanzien van de spoorwegen, zijn +daartegen in de beantwoording gewigtige bedenkingen, vooral uit de +noodzakelijkheid, dat de Regering van het tarief der regten meester +blijve, ontleend, ingebragt: dan ten aanzien van de bedijking en +droogmaking van het Haarlemmer Meer bestaan die bedenkingen niet, en ik +zoude daarom dit <span class="pagenum">[<a id="pb1.67" href= +"#pb1.67">67</a>]</span>werk wel aan eene maatschappij van bijzondere +personen willen overgelaten zien, alles onder genot van zoodanige +Rijks-, provinciale en districts-bijdragen, en verdere +aanmoedigingsmiddelen, als noodig mogten worden geoordeeld, om dit +gewigtige werk met een gegrond uitzigt op goed gevolg tot stand te +kunnen brengen.”</p> + +<p>»Wat de verdere werken enz.<a class="noteref" id="xd0e3702src" +href="#xd0e3702">77</a>.<span class="corr" id="xd0e3710" title="Niet in +bron">”</span></p> + +<p>Daarna sprak de Heer <span class="smallcaps">Donker Curtius</span> +en zeide over dit onderwerp:</p> + +<p>»Ten aanzien van de droogmaking van het Haarlemmer Meer denk +ik minder ongunstig, (dan over den Spoorweg); maar de zamenvoeging van +dit onderwerp met de Spoorwegen verhindert mij, om mijne stem bij dit +onderwerp alleen te bepalen.”</p> + +<p>»Doch ook, wanneer het mij op zich zelf werd voorgelegd, zoo +als het thans is voorgesteld, zou ik, bij gemis van oplossing van vele +ingebragte bezwaren, huiverig zijn, daaraan voor als nog mijne +toestemming te geven, 1º (en dit alles is ook toepasselijk op de +ijzerbanen) omdat ik het oogenblik onzer Staatkundige positie en +geldelijke aangelegenheden daartoe min geschikt acht; 2º omdat mij +de zaak, tot hiertoe, meer vatbaar schijnt voor particuliere +onderneming, des noods met subsidie uit ’s Lands Kas, dan voor +eene onderneming der Regering; en 3º omdat ook dan, wanneer ik de +onderneming, zoo als zij wordt voorgedragen, als volkomen aannemelijk +keurde, ik niet van oordeel ben, dat daartoe eene disponibelstelling +van het gansche benoodigde fonds bereids nu vereischt wordt, veel +minder dat het eene behoefte zou zijn, om tot dat einde <i>casu quo</i> +toegestemde fondsen van derzelver wettelijke bestemming te +detourneren<a class="noteref" id="xd0e3725src" href= +"#xd0e3725">78</a>.” <span class="pagenum">[<a id="pb1.68" href= +"#pb1.68">68</a>]</span></p> + +<p>De Heer <span class="smallcaps">Romme</span> was de derde spreker, +en zeide:</p> + +<p>»Evenmin wil ik, door de afstemming der onderwerpelijke Wet, +gehouden worden als tegen het droogmaken der Haarlemmer Meer op te +treden; ook deze onderneming beschouw ik als <i>nuttig</i> en <i> +wenschelijk</i>, en zoude mij aangaande de mogelijke uitvoering van dat +belangrijke werk op de ervarenheid en het beleid van de directie van +onzen algemeenen waterstaat willen verlaten; maar dewijl bij deze +onderneming algemeene, gewestelijke en plaatselijke belangen betrokken +zijn, zoo behooren ook deze in verhouding tot het voordeel, hetwelk de +onderneming eventueel voor hen kan doen ontstaan, of den last, waarvan +zij dien ten gevolge ontheven worden, daartoe bij te dragen. In zoo +verre dezelve echter niet door eene oogenblikkelijke en dringende +noodzakelijkheid mogt geboden worden, zoo wordt de verdaging van dien, +mede uit een finantiëel gezigt, aanbevolen<a class="noteref" id= +"xd0e3747src" href="#xd0e3747">79</a>.”</p> + +<p>Breedvoerig sprak de Heer <span class="smallcaps">Luzac</span> over +dit onderwerp, hetgeen hem, als inwoner der stad <i>Leijden</i>, +natuurlijk moest ter harte gaan. Zie hier zijne redevoering:</p> + +<p>»Ik was voornemens geweest, bij de uiteenzetting mijner +gedachten over het onderhavig wetsontwerp, en de redegeving van mijn +ongunstig <i>votum</i>, de orde, waarin de diverse onderwerpen zijn +opgenoemd, te volgen, en na eene algemeene consideratie te hebben +vooropgezet, mitsdien: 1º. over den spoorweg van Amsterdam op +Arnhem; 2º. over den zijtak van Rotterdam op Utrecht;—in de +derde plaats over het bedijken en droogmaken van het Haarlemmer Meer, +te spreken, om, in de vierde plaats, de overige bedoelde werken te +behandelen, en met de beoordeeling van het voorgestelde finantiëel +middel te besluiten.” <span class="pagenum">[<a id="pb1.69" href= +"#pb1.69">69</a>]</span></p> + +<p>»Ik zal dit voornemen echter laten varen en mijne taak +aanmerkelijk beperken: het onderwerp der spoorwegen zal ik stil ter +zijde laten liggen, en mij bij de tweede hoofdbedoeling der wet, <i>het +droogmaken van het Haarlemmer Meer</i>, ééniglijk +bepalen; ik kan mij toch ook met de bedenkingen van U Ed. Mogenden +omtrent de spoorwegen, zoodanig als dezelve door de Regering zijn +voorgesteld, in al de afdeelingen bestreden, evenzeer vereenigen, als +met vele der gezigtspunten, zoo even door ons geacht medelid uit +Holland (<span class="smallcaps">Donker Curtius</span>) uit een +gezet.”</p> + +<p>»De algemeene consideratie, welke, naar mijn oordeel, de +beraadslagingen over dit wets-ontwerp domineert, is de finale +ongepastheid en ongeschiktheid van het tegenwoordig oogenblik tot het +aanvangen der bedoelde werken. Het komt mij voor, dat, bij de verwachte +schikking onzer quaestiën met België, de voorzigtigheid ons +moet gebieden, de verwezenlijking derzelve af te wachten, alvorens ons +in ondernemingen te steken, welke (de nuttigheid volkomen eens +aangenomen), aanvankelijk toch reeds op ene uitgaaf van 24 millioen +geraamd worden, en ons tot beschikbaarstelling van nog vele andere +millioenen zullen kunnen noodzaken.”</p> + +<p>»Ik wil de spoedige en gunstige beëndiging onzer +geschillen verwachten, en vraag, of wij, na dezelve, niet beter het +standpunt zullen kennen, waarop wij ons staatshuishouden zullen kunnen +en moeten inrigten; of wij dan niet beter zullen kunnen beoordeelen, +welke middelen wij tot verbetering onzer inwendige communicatiën +moeten aanwenden; of en hoe wij Hollands grooten waterplas in welige +landsdouwen zullen kunnen herscheppen?”</p> + +<p>»Doch, enz.”</p> + +<p>»Ten opzigte van het droogmaken van het Haarlemmermeer is +mijne bedenking echter van de meeste kracht; daar <span class= +"pagenum">[<a id="pb1.70" href="#pb1.70">70</a>]</span>deze +onderneming, welke reeds meer dan twee eeuwen ter sprake gebragt is, +voorzeker wel in zeer rustige tijden mag ondernomen worden, en het +uitstellen daarvan het algemeen waarlijk niet met zoo vele en zoo +eminente gevaren bedreigt, als men dit soms wil doen gelooven. Bedenken +wij toch, dat bij het opkomen van ieder plan tot bedijking, in 1617, +1632 <i>enz.</i>, <i>de ondergang van Holland</i> door het Meer steeds +als zeer aanstaande werd aangekondigd. In 1742 voorspelde doctor <span +class="smallcaps">Zumbag de Koesvelt</span> dien <i>ondergang</i> als +zeer nabij, indien men zijne droogmakings-projecten niet volgde; zij +bleven achter, en reeds bijna eene eeuw is nu gunstig over zijne +profetie heengevlogen.”</p> + +<p>»Eenig uitstel zal hier weinig schaden, terwijl het onvoltooid +laten des werks, ten gevolge van moeijelijkheden, waarin het vaderland +nu kan gewikkeld worden, de schromelijkste gevolgen na zich kan slepen. +De intempestiviteit alleen zoude mij dus reeds doen huiveren, aan het +ontwerp van wet mijne toestemming te geven.”</p> + +<p>»Doch ik wil mij achter dit algemeen bezwaar niet verschuilen, +en tot de wet zelve overgaan:—ik laat, zoo als ik zeide, de +quaestie der spoorwegen geheel ter zijde liggen, om dadelijk en +uitsluitend het onderwerp van het bedijken en droogmaken van het +Haarlemmermeer te behandelen.”</p> + +<p>»Hierbij doet zich al dadelijk eene zeer belangrijke vraag op, +welke ik de aandacht en het onbevangen oordeel van U Ed. Mogenden moet +aanbevelen,—zij is deze: »kunnen en mogen de +Staten-Generaal de Regering in deze ondersteunen;—kunnen en mogen +zij dit, in den stand, waarin de quaestie van het droogmaken van het +Haarlemmermeer zich thans nog bevindt?” Ik houde mij overtuigd, +dat deze vragen niet wel anders dan ontkennend kunnen beantwoord +worden, en zal aan U Ed. Mogenden mijne redenen openleggen.—Wat +is »hetgeen men het <span class="pagenum">[<a id="pb1.71" href= +"#pb1.71">71</a>]</span>Haarlemmer- of Leijdschemeer noemt?” Is +het een waterplas, welke, als b. v. de Zuiderzee, kan gezegd worden, +aan het algemeen te behooren?—Is het een waterplas, welke +onbeheerd, onverzorgd ligt—welke aan het domein vervallen is; +over welken de algemeene Regering des Lands eenige onmiddellijke +administratie heeft? Voorzeker neen!—Het is een waterplas, geheel +in de provincie van Holland gelegen, tot deze alleen behoorende: hij +is, en was van de overoudste tijden af, onder het oppertoezigt van een +bijzonder collegie gesteld, hetwelk de zorg heeft en volbrengt, van +hem, in het belang van het geheel hem omgevend district van Rhijnland, +gade te slaan, en naar gelang der hiertoe bestaande middelen te +beteugelen.”</p> + +<p>»Het is, en dit is opmerkingswaardig, als eene rentegevende +bezitting van de stad Leijden te beschouwen; een bezit, door die stad +<i>titulo oneroso</i> verkregen, hetwelk haar, zonder de grootste +onregtvaardigheid, niet eigendunkelijk en zonder voorafgaande voldoende +schikkingen, kan of mag ontnomen worden.—De Hooge Regering, Ed. +Mog. Heeren! kan en moet over de bedoelde droogmaking niet beslissen, +zonder voorafgaand bepaald overleg en medewerking der steden Haarlem en +Leijden, zonder hierin het Hoogheemraadschap van Rhijnland, zonder +bepaaldelijk ook de Staten der provincie gekend te hebben.”</p> + +<p>»Dit klinkt U Edel Mogenden welligt vreemd; doch die +bevreemding zal spoedig ophouden, wanneer ik U Edel Mogenden eenige +feiten uit onze Geschiedenis zal hebben kenbaar gemaakt, en U Edel +Mogenden eene authentieke akte, door Willem den eersten en de Staten +des Lands verleden, zal hebben doen zien: zij zal ophouden, zoodra ik U +Edel Mogenden omtrent de waarachtige en nog ten huidigen dage +standhoudende omstandigheden zal hebben toegelicht.”</p> + +<p>»In het werk van den beroemden <span class="smallcaps">Frans +van Mieris</span>, in den <span class="pagenum">[<a id="pb1.72" href= +"#pb1.72">72</a>]</span>jare 1770, door M<sup>r</sup>. <span class= +"smallcaps">Daniel van Alphen</span> te Leijden uitgegeven, onder den +titel van <i>Beschrijving der stad Leijden</i>, <i>deel</i> II, <i>pag. +605</i>, leest men:—»dit groote water (het Meer) draagt +thans zijn’ naam naar de steden tusschen welke het gelegen is: +doch eertijds bestont het uit verscheidene kleine meeren, die van +elkanderen gescheiden lagen, in dier voegen dat men langs het land van +de Vennip en het uiterste van den Ruigenhoek, daar men met een schouw +over het Meer gezet wierdt, op Aalsmeer of ander waard in Amstelland, +of naar Woerden en Utrecht geraken konde: doch men vindt aangeteekend, +dat deze weg, door overstrooming in het jaar 1496 onbruikbaar geworden, +en de menigte der kleine meeren tot eenen geweldigen plas gemaakt is, +nogtans zijn de namen der eertijds afgezonderde wateren tot heden +overgebleven.””</p> + +<p>»Al deze wateren waren nu, onder den algemeenen naam van <i> +Vroonwateren</i>, dat is te zeggen, <i>vrij onbelaste wateren</i>, +bekend, en werden in den jare 1433 door Hertog <span class="smallcaps"> +Philips</span> van Bourgondië in erfpacht aan de stad Leijden +gegeven: zoo als te vinden is in het <i>Groot Charterboek van <span +class="smallcaps">van Mieris</span></i>, <i>IV deel</i>, <i>pag. +1017</i>.”</p> + +<p>“Margaretha, weduwe van Graaf <span class="smallcaps"> +Willem</span> VI, herhaalde deze uitgifte in 1434 en 1435, en <span +class="smallcaps">Philips</span>, Hertog van Bourgondië, stelde, +in de maand Junij 1451, orde, »dat die van Leijden in de gepachte +vroonwateren niet verkort of beschadigd zouden worden.”</p> + +<p>»De stad Leijden namelijk had veel nadeel door het visschen +van bijzondere personen ontvangen, en nu beval Hertog <span class= +"smallcaps">Philips</span> in gezegd jaar 1451, wel uitdrukkelijk: +»dat niemand in het gemelde water zonder bewilliging van de stad +Leijden zoude visschen, noch eenige ruigte mogt snijden noch vervoeren, +op zekere boeten, door den schout van Leijden, van de overtreders te +vorderen.” Men leze de handvest, bij <span class="smallcaps">van +Mieris</span> pag. 699.” <span class="pagenum">[<a id="pb1.73" +href="#pb1.73">73</a>]</span></p> + +<p>»Op dezen voet, bij welken de vrije of vroonwateren tusschen +Leijden en Haarlem nog geheel in eigendom aan den souverein verbleven, +is de stad Leijden, voor 75 Wilhelmus schilden, jaarlijks te betalen, +pachter geworden en gebleven, tot na de afzwering van <span class= +"smallcaps">Philips</span> II en de vestiging van dezen Staat, door +<span class="smallcaps">Willem</span> den Eersten.”</p> + +<p>»En wat is toen gebeurd?—Ik bid U Ed. Mogenden hierop +uwe aandacht te willen vestigen: »toen is,” zegt <span +class="smallcaps">Van Mieris</span>, <i>Beschrijving van Leijden</i>, +<i>pag. 605</i>, »het vroon tusschen Haarlem en Leyden, in het +jaar 1583, geheel aan de stad Leyden <i>verkocht geworden</i>, en die +stad is sedert <i>in dat uitgebreide gebied</i> door de Hooge Overheid +gehandhaafd.”</p> + +<p>»Dit is geen sprookje, mijne Heeren! geene onzekere +overlevering: de acte van verkoop is voorhanden, en te vinden in de <i> +Handvesten der stad Leijden</i>, door <span class="smallcaps">Van +Mieris</span>, in 1759, uitgegeven, pag. 705.—Het zij mij vergund +de belangrijkste periodes aan U Ed. Mogenden mede te deelen.”</p> + +<p>»De akte is van den 31<sup>sten</sup> December 1583; boven aan +leest men: »Door den Prins van Oranje, de Ridderschap, Edelen en +Gedeputeerden van Holland, representerende de Staaten van ’t +Land, aan de stad Leijden <i>verkogt het vroon tusschen Haarlem en +Leijden</i>, &c. &c.—en zij begint aldus:”</p> + +<p>»»<span class="smallcaps">Willem</span>, bij der gratien +Goodts, Prince van Orangnen, Grave van Nassou &c. +&c.—mitsgaders die Ridderschappen, Edelen en Gedeputeerden +van de steden van Hollandt, representerende de Staten van den selven +Lande: Doen te wetenen, dat naerdyen bevonden is de Domeynen van +Hollandt, in voorleden tyden, ende verscheyden jaeren successivelycken, +zoo by ’t vercoopen ende versetten van dien, als belastinge van +renten daer op gestelt, zeer vermindert, becommert ende beswaert te +zijn, in <span class="pagenum">[<a id="pb1.74" href= +"#pb1.74">74</a>]</span>der vougen, dat uyt die jaerlycxe vruchten ende +incomsten derzelver de voorsz. renten ende lasten daer op staende nyet +en mochten worden voldaen, waerdeur &c. Omme hier tegens te +voorsien,—wy raetsaem bevonden hebben, by zeeckere +commissarissen, soo uyt de Edelen ende Gedeputeerden van de steden, als +uyt den Raide Provinciael—te doen procederen, tot vercoopinge van +diversche partyen van Domeynen. Welcke commissarissen onder andere +overcomen zyn met die Burgermeesteren, ende Regeerders der stede van +Leyden, als dat sy luyden in coope hebben ende behouden zullen, ten +behouve van heurluyden stede, de partyen van Domeynen hier naer +verklaert.””</p> + +<p>»»Eerst, d’erffpacht van vyff en ’t +zeventich Wilhelmus schilden, verscheynende tot twee termynen ’t +jaer—die de voorschreven stede jaerlycks schuldig is, van +’t vroon tusschen Leyden ende Haarlem, voor de somme van twee +duysent achhondert ponden van XL grooten Vlaemsch ’t +pondt:—Item, &c.”—Vervolgende de akte, na de +opnoeming van andere verkochte recognitiën, thijnsen en regten, +aldus: »Ende alzoo de voornoemde stede van noode is daervan te +hebben haerder verseekertheyt, Onze open brieven daertoe dienende; soo +ist, dat Wy, hebbende de voorsz. vercoopinge voor aengeneem, ende +willende te goeder trouwe procederen mitte voornoemde stede, ende haer +verseeckeren zoo ’t behoort, hebben denselven verkoft, gecedeert +en getransporteert, vercoopen, cederen ende transporteren bij desen, de +voorsz. partyen van Domeynen, hier vooren geroert, vry, zonder opstal +van eenige renten, omme deselye voor haer, off actie van haer hebbende, +in vryen eygendom te besitten ende gebruycken, sonder dat daervan +eenige nacoop, naestinge off lossinge zal mogen geschien.—Beloven +voorts de voorsz. coope by alle tractaten van peyse te houden <span +class="pagenum">[<a id="pb1.75" href="#pb1.75">75</a>]</span>staen, +ende te doen approberen, ende de voorn. stede—te garanderen vry, +costeloos ende schadeloos te houden van alle actien, aenspraken ende +pretensien, die selve ter cause van de voorsz. coope gemoveert sullen +mogen worden. Oock en sullen de voorz. partyen van domeyen bij geen +mesuren ofte delicten verbeurt mogen worden, ten ware d’eygenaer +van dien eenige verraderye tegen ’t gemeen Vaderland +aanrichte.” Dat nu de stad Leijden deze <i>domeinen</i>, zegt de +acte, gekocht heeft, zal hierdoor wel bewezen zijn, even zeer als het +buiten kijf is, dat de stad zich <i>aan geene verraderije tegen het +gemeene Vaderland heeft schuldig gemaakt</i>, en ze hierdoor kan +verloren hebben; doch het blijkt ook, dat zij de kooppenningen voldaan +heeft, want de quitantie, in dato 14 November 1584, is bij <span class= +"smallcaps">Van Mieris</span>, pag. 707, achter het bedoelde stuk +gedrukt.”</p> + +<p>»Na deze lecture veroorloof ik mij nu deze eenvoudige vraag, +<i>quo titulo</i> de Hooge Regering, welker predecesseuren dezen +verkoop gedaan hebben, en tegen alle aanmaningen plegtig gegarandeerd, +nu zonder toestemming van den eigenaar dezer regten, tot het droogmaken +van het Meer, het doelloos worden van het verkochte, kan besluiten? Hoe +zij deze vergadering hiertoe kan willen doen medewerken? Is het eerste +gedeelte van art. 164 der grondwet dan zonder kracht +geworden?”</p> + +<p>»En nu kan men niet <i>over de uitgestrektheid</i> van dit <i> +vroon</i> twisten; want van deze blijkt weder uit eene keure van den 28 +Februarij 1594: »duidelijk leerende, zoo als <span class= +"smallcaps">Van Mieris</span> zegt, pag. 707, hoeverre zich het vroon +der stad Leyden uitstrekt, en uit welke wateren hetzelve +bestaat.””</p> + +<p>»De aanhef dezer keure luidt aldus:”</p> + +<p>»»Alsoo de stad Leyden in den jaere 1433 van H. M. +Hertoge <span class="smallcaps">Philip</span> van Bourgongien, in der +tyd Grave van Hollandt, het recht vercreghen heeft tot de visserien van +<span class="pagenum">[<a id="pb1.76" href="#pb1.76">76</a>]</span>de +Meeren, ghelegen aen verscheyden partien tusschen Leyden, Haerlem, ende +Amsterdam: ende sulcx van den selven tyd aen, in geduyrighe ende +vreedsamighe possessie, ende gebruyk is gheweest, van de volgende +wateren ende visscheryen, die men van oudts mit eenen name ghenoemt +heeft <i>het vroon</i>—als de Zyl, ’t Zweylant, de +Norremeer, de Hemmeer, de Valckemeer, of ’t Vennemeertgen, de +Spriet, de Kever, de Zeven, ’t Hellegat, de Zassemeer, de +Greveling, de Aa, Huykersloot, de Cagermeer, de Astermeer, de +Leydtschemeer, de Haarlemmermeer, de Hellemeer, de Verremeer, de +Stommeer, ’t Griet, de Brasemeer, de Oudeweteringhe, de Gooch, +ende de Nieuweweteringhe.””—</p> + +<p>»Hoe, in het vervolg van tijd, over die regten, over die +bezitting, is gedacht geworden, alsmede hoe onze voorvaders het +bedijken en droogmaken van het Meer beschouwden, is overtuigend te +lezen uit eene resolutie van de Groote Vroedschap der stad Leijden, van +den 6<sup>den</sup> October 1632 (bij <i>van Mieris</i> pag. 710), +waarin deze woorden voorkomen: »Hebben de H. H. Burgemeesteren +van dese stadt Leijden, de Grote Vroedschap derzelver stede +voorgedragen dat—gemerkt de voorsz. Meeren dese stadt in eigendom +toebehooren, ende dat de bedijkinge van dien, extreme groote schaden en +interesten, jaa (dat Godt verhoede), den geheelen ondergang van de +voorsz. stadt soude konnen veroorsaaken, of daarom niet goed en +dienstig en ware in tijds vast te stellen, dat voortaan op ’t +stuk van de bedijckinge der voorz. Meeren—van wegen dese stadt +niet en sal mogen werden gedelibereert nog geresolveert, dan bij de +voorsz. Vroedschappen, ende alle de leden van dien tegenwoordig, of +immers daartoe geconvoceerd zijnde: mitsgaders bij eenparige stemmen +van alle deselve, sonder dat overstemminge daarinne plaatse sel mogen +hebben.” <span class="pagenum">[<a id="pb1.77" href= +"#pb1.77">77</a>]</span></p> + +<p>»Nu moet men niet zeggen, dat die Leijdenaren zich hieromtrent +te veel aanmatigden, en in deze resolutie, als getuigen in derzelver +eigene zaak, reprochabel zijn; want ook de regterlijke Autoriteiten van +dien ouden tijd erkenden en handhaafden de regten der stad op ’t +vroon, zoo als weder te zien en te lezen is, door eene uitspraak van +commissarissen van den Hove van Holland, van Julij 1656, gegeven tegen +den Bailluw van Kennemerland, »welke meende geregtigd te zijn het +vischwant en de fuiken in de vroonwateren der stad Leijden, met geweld +te mogen weghalen. (Zie <i>van Mieris</i> pag. 713.)”</p> + +<p>»Ik vertrouw, dat U Ed. Mogenden, na de mededeeling dezer +stukken, mij toch zullen toestemmen, dat hier van iets meer, dan van +verouderde vooroordeelen quaestie is, en dat met zegel en brief kan +bewezen worden, dat zonder de stad Leijden hierin te kennen, naar regt +en billijkheid, niets behoort ondernomen te worden; ten zij wij weder +wilden terugkeeren tot die ongelukkige tijden, toen de dienaren van +Philips II, op de klagten onzer voorvaders over het schenden hunner +regten, geen beter antwoord wisten te geven, dan hun in derzelver +verbasterde taal toe te voegen: <i lang="la">non curamus vestros +privilegios</i>.”</p> + +<p>»Onze voorvaders, die reeds in 1617, daarna weder in 1632, +over het droogmaken der bedoelde plassen hoorden spreken, en deswege +allerhande plans zagen maken, overdachten deze zaak met ernst en +bedaardheid, en oordeelden haar van zoodanige veruitziende gevolgen, +dat zij eene resolutie namen, op den 14<sup>den</sup> November 1662, +bij de Groote Vroedschap der stad Leijden, »omme haar bij +’t aankomen van ieder veertig (of raadslid), na het doen van den +eed in die qualiteit, voor te lezen <i>van namelijk niet te resolveren +in het bedijken van de Leijdsche en naast aangelegen meeren</i>.” +(Zie <i>van Mieris</i>, pag. 714.)”</p> + +<p>»Ten slotte moet ik opmerken, dat de gestrengheid dezer <span +class="pagenum">[<a id="pb1.78" href="#pb1.78">78</a>]</span>resolutie +op den 13<sup>den</sup> Julij 1750 is opgeheven geworden, de leden der +groote Vroedschap van de gedane belofte toen zijn ontslagen, en wij +sedert dien tijd weder over het droogmaken van het Meer ons gevoelen te +Leijden vrijelijk mogen uiten.”</p> + +<p>»Tot verdere toelichting, Ed. Mog. Heeren! dezer belangrijke +quaestie, moet ik hierbij voegen, dat even min als de bedoelde koop kan +betwijfeld worden, even min quaestieus is, wat in de bedoelde regten +aan de stad Haarlem, wat aan Leijden toebehoort.—Uit eene +overeenkomst toch, door de Regenten van beide deze steden op den +6<sup>d</sup>en November 1698 aangegeven, en almede bij <i>van +Mieris</i>, pag. 715 en 716 te vinden, blijkt, dat alleen aan de stad +Haarlem de visscherij in het Spieringermeer toekomt, terwijl het vroon +van al de overige wateren en plassen, het Haarlemmer- of +Leijdsche-meer, geheel ten bate en voordeele van Leijden +kwam.”</p> + +<p>“En is nu dit regt verloren gegaan, heeft men deze revenuen +niet geteld en ze soms laten varen?—In geenen deele, mijne +Heeren!—De stad Leijden is nog, tot op den huidigen dag, de +belangrijke vruchten van haren koop plukkende:—nog wordt de +visscherij in de vroonwateren door de stad Leijden gepacht, en brengt +zij een bruto jaarlijksch inkomen van ƒ 2000 op;—tot op +den huidigen dag staan, der stads regt aanduidende, palen rondom de +geheele uitgestrektheid van het Meer, tot aan den ingang van het Nieuwe +Meer toe, tot digt aan de poorten van Amsterdam; nog tot op den +huidigen dag is een lid van den Raad met het Vroonheerschap te Leijden +belast, en bestaat aldaar een speciaal stedelijke opzigter over al de +vroonwateren: en hetgeen mede opmerking verdient, nog tot op den +huidigen dag verleent de stad Leijden, tegen betaling van zekere +geldelijke retributiën, verlof tot het baggeren, het uitdiepen dus +van den grond zelven, in de vroonwateren der stad.” <span class= +"pagenum">[<a id="pb1.79" href="#pb1.79">79</a>]</span></p> + +<p>»Ik moet vooronderstellen, dat deze facta, welke waarachtig +zijn, dat deze regten, op onloochenbare bewijzen steunende, aan de +Hooge Regering, hoe vreemd dit ook klinken moge, onbekend zijn geweest, +en zij vermeend heeft, dat dit groote water zonder vruchttrekkend +eigenaar was;—ware het anders mogelijk geweest, dat zij, onder de +voordeelen, welke gedurende de bewerking door het Meer zullen +opgeleverd worden, ook <i>de verpachting der visscherij</i> (zie +n<sup>o</sup>. 11 der beantwoording) zoude opgenoemd hebben? Het zal +toch moeijelijk zijn, weder tot de verpachting eener visscherij over te +gaan, waarvan de eigendom reeds over meer dan twee eeuwen geleden door +hare predecesseuren aan Leijden is verkocht geworden, en welke +visscherij reeds voor verscheidene jaren door deze stad zelve is +verpacht.”</p> + +<p>»Ik trek uit dit alles deze conclusie, welke zeker niemand van +overdrijving zal kunnen beschuldigen:—dat men, alvorens tot de +bedoelde onderneming te besluiten, de laatstgenoemde stad in haar +belang had moeten hooren, en over de schadevergoeding, op welke zij +eventueel de gegrondste aanspraak maken kan, eenige opening had moeten +geven. Niets van dit alles is geschied;—men leze al onze stukken, +de <span class="corr" id="xd0e4025" title="Bron: megedeelde"> +meegedeelde</span> memorie der Meer-commissie, nergens zal men eenige +vermelding van de bedoelde regten vinden, nergens eenig bewijs, dat men +hieraan gedacht heeft.”</p> + +<p>»Evenmin als men de voorafgaande belangen der stad Leijden +heeft in acht genomen, evenmin heeft men het collegie van Dijkgraaf en +Hoogheemraden van Rhijnland opgeroepen tot het geven van zijn advies, +of verzocht zijne bedenkingen en raadgevingen in het midden te brengen. +Het is waar, dat twee Heeren ook Hoogheemraden van Rhijnland zijnde, +bij het besluit van den 7<sup>den</sup> Augustus 1837, tot de commissie +zijn geroepen;—doch het is tevens waar, dat die commissie niet +gemagtigd was met de belanghebbenden <span class="pagenum">[<a id= +"pb1.80" href="#pb1.80">80</a>]</span>de quaestie over het principe te +onderzoeken, maar slechts geroepen, om een bepaald eindontwerp dier +droogmaking en eene begrooting van kosten op te maken, terwijl het nog +opmerking verdient, dat de Heer <span class="smallcaps">de Bruijn +Kops</span>, een der twee Hoogheemraden, bij het besluit als <i> +Burgemeester van Haarlem</i> wordt aangeduid, en de Heer <span class= +"smallcaps">P. A. du Pui</span> <i>alleen</i> met de bijvoeging van +Hoogheemraad van Rhijnland voorkomt, en, vreemd genoeg, van het +Bestuur, van de Regering van Leijden zelve, niemand bij de commissie +was geroepen.—Het mandaat, aan de Heeren leden gegeven, was ook +geheel personeel; het collegie van Dijkgraaf en Hoogheemraden werd, +volgens mijne berigten, met niets officiëel bekend gemaakt, en het +konde dus ook in geenen deele over de zaak zelve officiëel met +bedenkingen tusschen beiden komen.”</p> + +<p>»Als wij nu echter nagaan, dat dit collegie meer dan zes +eeuwen lang het wijd uitgestrekte district van Rhijnland heeft beheerd, +en met zoo krachtige regten en privilegiën der oudste Heeren des +Lands is beschonken geworden, dat het maakt en verzorgt al de +belangrijke uitlozingen van deze vruchtbare landstreek,—dat het, +onder zijn gebied en surveillance, 268 watermolens, die alle op den +boezem van deszelfs district uitmalen, geplaatst ziet, waardoor van +zijnen ingewikkelden waterstaat, en het getal der polders op hetzelve +uitlozende, te oordeelen is; als wij nagaan, dat onder deszelfs bestier +de sluizen op halfweg Haarlem staan, welke men, volgens het gemaakte +project, met eene vierde opening wil vermeerderen en de reeds in den +jare 1253 aan hetzelve toevertrouwde sluizen op Sparendam, alwaar men +ook eene nieuwe bouwen wil, en eventueel, als het noodig bevonden +wordt, een stoomgemaal van 180 paardenkracht zal oprigten;—als +wij bedenken, dat onder deszelfs directie de sluizen van Katwijk +behooren, waarvan men den aan- en toevoer ook <span class="pagenum">[<a +id="pb1.81" href="#pb1.81">81</a>]</span>verbeteren wil;—als wij +ons herinneren, dat het de superintendentie over het geheele Meer +voert, al de werken ter beteugeling besteedt en bekostigt, en +hieraan—om het cijfer, door de Regering zelve opgegeven, te +behouden—jaarlijks meer dan ƒ 30,000 te kosten +legt,—dan mag ik zeker vragen, hoe men bij de Regering heeft +kunnen besluiten tot eene onderneming van dien omvang, van dit gewigt, +van zoo veel gevaar, zonder het genoemde collegie, ik zal niet zeggen +in deszelfs belang te hebben gehoord, want dat belang is en kan niet +anders zijn, dan dat van het algemeen, van de grondeigenaars van +Rhijnland, onder welke al de leden eene eerste plaats +bekleeden,—maar zonder met hetzelve alles bedaardelijk te hebben +gewikt en gewogen, zonder deszelfs voorlichting verzocht, zonder +deszelfs ondervinding geraadpleegd, zonder deszelfs bezwaren te hebben +uitgelokt?</p> + +<p>»Het klinkt schoon, Ed. Mog. Heeren! 16,600 bunderen water in +welige landsdouwen te herscheppen; het is aangenaam, zich, in den +drooggemaakten polder, fraaije bouwmanswoningen en vette landerijen en +dartelend vee voor te spiegelen, en niemand van Rhijnlands ingezetenen, +veel min het collegie van Rhijnland, zoude niet gaarne zeer veel +toebrengen om dit heerlijk tafereel te verwezenlijken en hunne +bundergelden, zoo door een groot accres van contribuerende deelgenooten +in deze gemeenschap, als door het wegvallen der onkosten, welke het +Meer jaarlijks veroorzaakt, aanzienlijk te zien verminderen. Doch die +verwezenlijking is, helaas! nog hoogst problematiek, en de vreeze, dat +deze onderneming, in stede van 16,600 bunderen water tot land te +brengen, de oorzaak zal zijn, dat meerdere duizende bunders goed +vruchtbaar land in het vervolg zullen bedorven worden, heeft <span +class="corr" id="xd0e4053" title="Niet in bron">ons</span> deze +onderneming altijd, ik zeg niet met weerzin tegen de zaak zelve, doch +met schroomvalligheid doen beschouwen.” <span class="pagenum">[<a +id="pb1.82" href="#pb1.82">82</a>]</span></p> + +<p>»Tot verdediging van die schroomvalligheid hebben wij nu +slechts het rapport der staats-commissie zelve in handen te nemen, in +hetwelk wij met duidelijke woorden geschreven vinden, dat zij zelve +niet geheel gerust, niet zeker is »van den invloed, dien de +droogmaking van het Haarlemmermeer (dit zijn de eigene woorden van het +rapport) nog altoos op den stand van Rhijnlands boezemwater hebben zal, +en de noodzakelijkheid, die daaruit om tot het stichten van een +stoomgemaal van 180 paardenkracht te Sparendam over te gaan, mogt +geboren worden, <i>hetwelk onder de bewerking eerst met volledige +zekerheid zal kunnen blijken</i>.””</p> + +<p>»Let wel, Ed. Mog. Heeren! op deze woorden: <i>onder de +bewerking</i> zal eerst de invloed der droogmaking op den stand van +Rhijnlands boezem met volledige zekerheid kunnen +blijken.”—Maar dan zal het misschien veel te laat zijn, dan +zal de droogmaking begonnen, de geregelde waterloop gestremd, de dijk +gelegd zijn,—en wat zal er dan kunnen gebeuren, indien die +invloed eens zóódanig ware, dat geene stoomkracht van 180 +of meerder paarden het overtollige water <i>tijdig genoeg</i>, want +hierop komt het aan, zal kunnen aftappen?—Alsdan zullen de verst +afgelegene polders kunnen onderloopen, Rhijnlands algemeene waterstaat +voor lang bedorven zijn, en nieuwe poelen en meren de oude komen +vervangen!”</p> + +<p>»Dit <i>tijdig genoeg</i> van het overtollige water verlost +zijn, is het voorname punt, waarop alles aankomt,—dat wordt door +hen, die denken alles met de stoomkracht te zullen kunnen dwingen, te +veel over het hoofd gezien: zij verliezen uit het oog, dat door de +ringvaart het water wel <i>eindelijk</i> in zee te Katwijk, of op +Spaarndam of op Halfweg kan uitgepompt worden, doch dat de weg, welken +het water nemen moet, te lang is, dat er te veel tijd verloren gaat, +voordat de, bij de droogmaking zoo zeer verminderde <span class= +"pagenum">[<a id="pb1.83" href="#pb1.83">83</a>]</span>en versmalde +toevoermiddelen, het overtollige water bij de eindelijke uitlozing +zullen aangebragt hebben, en dat mitsdien die landerijen, welke in de +verder afgelegene hoeken van Rhijnland, achter den Rhijndijk en ten +zuiden dier rivier gelegen zijn, niet dan zóó laat in den +zomer zullen droog geraken, dat zij, geene voldoende vruchten kunnende +opleveren, zullen moeten verlaten worden.”</p> + +<p>»Men schijnt hier geheel de lessen der praktijk, ons door het +Katwijksche kanaal en de aldaar gevestigde sluizen gegeven, te +vergeten: vier eeuwen lang sprak men over de weder-opening van den mond +des Rhijns bij Katwijk, tot verbetering, tot herstelling van Rhijnlands +waterstaat; de theorie sprak luid, en toonde, hoe alles met die +weder-opening zoude gered zijn: ten koste van millioenen schats, +waaronder Rhijnlands ingelanden lang zuchtten, werden die schoone +sluizen, de bewondering des vreemdelings, gesticht en het kanaal +gegraven,—en wat heeft nu de ondervinding geleerd? Dat de theorie +gefaald heeft; dat het nut, op verre na, niet zóódanig +geweest is als men gehoopt en gewacht had; dat zulke kanalen, waarbij +in dit gedeelte van ons laag gelegen land niet die voortstrooming kan +plaats hebben, welke het water snel doet uitloopen, maar zeer zwakke +hulpmiddelen zijn.”</p> + +<p>Dáárin is vooral <i>de bedenkelijkheid</i> der +onderneming gelegen, en het is mij onmogelijk hier de openhartigheid +niet te prijzen van den steller van het rapport, die, door eene enkele +periode, alle vroegere en tegenwoordige bekommeringen over den invloed +der onderneming volkomen regtvaardigt. Ik hoop dan ook, dat die van +onze geëerde medeleden, uit de 5<sup>de</sup> sectie, die het bij +het laatste proces-verbaal doen voorkomen, alsof de Meer-commissie, +»om Rhijnland te believen, de zaak voor hetzelve smakelijk te +maken en aan zijne <i>vooroordeelen</i> te gemoet te komen, bepalingen +in het plan had opgenomen, die afkeuring <span class="pagenum">[<a id= +"pb1.84" href="#pb1.84">84</a>]</span>verdienen,” hieruit zullen +ontwaren, dat men ook zonder met oude en belagchelijke vooroordeelen +behebt te zijn, veel zwarigheid in deze zaak vinden kan, hoe weinig men +ook genegen is hare wenschelijkheid te betwisten.”</p> + +<p>»Ik noemde zoo even, met een woord, <i>de Staten der +provincie</i>, alsmede in deze, op eene onverklaarbare wijze, voorbij +gezien, en beroep mij op de art. 223 en 224 der grondwet, waarbij het +toezigt over <i>alle indijkingen en droogmakingen aan de Staten der +provinciën</i>, binnen welke zij gelegen zijn, verbleven is, om +hieruit af te leiden, dat de deliberatie over het al of niet ondernemen +der droogmaking, welke toch de basis der aanwijzing van de fondsen zijn +moet, grondwettiger bij de Staten der provincie dan bij de +Staten-Generaal te huis behoorde.”</p> + +<p>»Er ligt voor mijn gevoel iets stuitends in, om eens een ander +voorbeeld te kiezen, dat de Staten-Generaal zouden delibereren over de +al of niet droogmaking van <i>het Sloter-</i> of <i>Tjeuke-Meer</i> in +Vriesland, zonder dat de Staten dier provincie collegialiter van het +plan en de wijze van uitvoering eenige officiëele kennis zouden +dragen: het bevreemdde mij, nergens in de gewisselde en overgelegde +stukken eenig bewijs gevonden te hebben, dat de Staten van Holland over +deze onderneming zijn gekend geworden.”</p> + +<p>»Bij dit alles, waarmede ik de geëerde aandacht van U Ed. +Mogenden reeds veel te lang heb bezig gehouden, zij het mij nog +vergund, met weinige woorden het denkbeeld te bestrijden, bij de +antwoorden der Regering, onder n<sup>o</sup>. 12, aangegeven, alsof het +nog eenigzins twijfelachtig zoude zijn, waaronder de eventueel +drooggemaakte polder zoude behooren; men zegt namelijk, »dat dit +later overeenkomstig de bepalingen van de grondwet en de bestaande +wettelijke verordeningen zal kunnen worden uitgemaakt.”—Dit +kan en moet, dunkt mij, niet quaestieus gesteld worden:—wanneer +wij toch in dezelfde <span class="pagenum">[<a id="pb1.85" href= +"#pb1.85">85</a>]</span>periode lezen, »dat de uitlozing van den +toekomstigen polder op den boezem van Rhijnland zal plaats +hebben,” en wanneer wij, het oog op de kaart van het +hoogheemraadschap werpende, zien, dat de nieuwe polder geheel omgeven +zoude zijn van Rhijnlands werken, van Rhijnlands grondgebied, dan +gelooven wij, dat niet het interieure polderbeheer, het huishoudelijk +bestuur, maar die superintendentie, welke Rhijnland over al de polders, +in het hoogheemraadschap gelegen, uitoefent,—aan niemand beter en +geregelder dan aan dat collegie kan overgelaten worden.—Wat hier +de grondwet of andere bestaande wettelijke verordeningen anders leeren +kunnen, verklaar ik niet te begrijpen!”</p> + +<p>»Over het financiëel oogpunt, en de eventuëele +voordeelen der onderneming, zal ik in geene bijzonderheden treden. Ik +wil alleen, door mijn stilzwijgen, niet doen gelooven, dat ik de +gevraagde som van ruim 8 millioen voldoende acht; ik geloof +integendeel, dat zij veel te laag is genomen, en dat, om maar een enkel +punt te kiezen, de enorme dijk, welken men, ter afsluiting van het +Spieringermeer, dwars door het groote meer heen leggen wil, +zóódanig kan tegenvallen, dat hierop alleen misrekeningen +voor tonnen schats kunnen plaats hebben.—Ik ben overtuigd, dat +wanneer men eens aan den gang zijn zal, het rubriek der <i>onvoorziene +gebeurtenissen</i> tot in het oneindige zal gechargeerd worden, en merk +hierbij op, dat bij het rapport zelf nog werken zijn opgenoemd, als +bijv. de duiker, welke tot inlating van water eventuëel in den +IJssel zoude gelegd worden, waarvoor geene kosten zijn +uitgetrokken.”</p> + +<p>»Ja maar,” zegt men, »uit den verkoop van 16,600 +overschoone bunders land zullen al die extra-kosten, met de primitief +uitgelegde 8½ millioen, gevonden worden. Leest slechts in de +memorie van antwoord der Regering, <span class="pagenum">[<a id= +"pb1.86" href="#pb1.86">86</a>]</span>hoe »die dreigende +waterplas, in vruchtbare velden herschapen, door nijvere bewoners +bevolkt, rijke producten zal opleveren,” en zijt dan overtuigd, +dat de drooggemaakte bunders het uitgeschoten kapitaal ruim zullen +teruggeven.—Geloove dit die wil, ik niet: ik kan het mij zelven +niet wijs maken, wanneer ik de geschiedenis naga van zoo vele +droogmakerijen, als vroeger in ons Gewest van Zuid-Holland ondernomen +werden. Deze geschiedenis leert ons, dat eerst bij de tweede en derde +generatie van nijvere bewoners, en nadat de eerste ondernemers zich +bedorven en geruïneerd hebben, de landen eenige waarde bekomen, en +zij aanvankelijk zeer magere produkten opleveren. Levendig herinner ik +mij, uit de jaren toen ik als advokaat te Leijden werkzaam was, hoe ik +de nijvere pachters in de Nieuwkoopsche droogmakerij voor de eigenaars +der kavels heb moeten vervolgen, niet ter verkrijging van eenigen +billijken interest der betaalde gelden, hieraan was niet te denken, +maar tot bekoming van het noodige, om de polderlasten aan te zuiveren; +vele fiksche boerenwoningen heb ik aldaar door eenen eigenaar zien +stichten, bij wiens overlijden men, tegen aanzuivering der +achterstallige polderlasten en de kosten des transports, woningen met +de landerijen en al, bijna om niet konde bekomen.”</p> + +<p>»Nu waren al die vorige droogmakingen nog van beperkten +omvang, in vergelijking van die, welke bij het wetsontwerp wordt +beoogd: vele van deze werden door associatie van particulieren +ondernomen, die bij het bovenkomen der landen genoodzaakt waren dezelve +in cultuur te brengen:—maar hier, waar de Regering met 16,600 +bunders dras moerassig land, in kort opeenvolgenden termijn, zal voor +den dag komen, is het niet te gelooven, dat iedere bunder de waarde van +ƒ 100—zal kunnen gelden, en het is eer te verzekeren, +dat bijaldien het Amortisatie-Syndicaat zóó lang zal +moeten bestaan, <span class="pagenum">[<a id="pb1.87" href= +"#pb1.87">87</a>]</span>totdat de kapitalen, welke men hetzelve bij +deze gelegenheid wil ontnemen, uit de bedoelde onderneming zullen zijn +terug gekeerd, de aanneming van deze wet aan de bedoelde institutie tot +een certificaat van het ver uitgestrektste leven zal kunnen +verstrekken<a class="noteref" id="xd0e4131src" href= +"#xd0e4131">80</a>.”</p> + +<p>»Over, enz.”</p> + +<p>De vijfde spreker was de Heer M<sup>r</sup>. <span class= +"smallcaps">Frets</span>, welke zeide:</p> + +<p>»Over het uitdroogen van het Haarlemmermeer en over andere +werken spreek ik niet. Het wenschelijke van een en ander is in mijne +oogen groot: maar niet genoeg, om daarvoor het minder wenschelijke van +den geprojecteerden spoorweg ter zijde te stellen. Indien de Regering +had kunnen goed vinden om de onderwerpen te splitsen, had ik daarover +een afzonderlijk oordeel kunnen uitbrengen<a class="noteref" id= +"xd0e4151src" href="#xd0e4151">81</a>.”</p> + +<p>De Heer <span class="smallcaps">op den Hooff</span> liet zich over +dit onderwerp dus uit:</p> + +<p>»Over de droogmaking van het Haarlemmermeer zal ik niet +spreken, ik laat dat aan andere leden over. Een geacht spreker uit +Leyden heeft ons daarover veel gezegd, wat mij toeschijnt opmerking te +verdienen.”</p> + +<p>»Ik twijfel verder met een gedeelte der vijfde afdeeling, +waartoe ik de eer had te behooren, of, wanneer men daartoe mogt +overgaan, de zaak niet met inbegrip der <i>Spieringmeer</i> op eene +betere en min kostbare wijze zou kunnen worden uitgevoerd, dan nu is +voorgesteld.—.—Ik eindig, Ed. Mog. Heeren! met den opregten +wensch, dat het tegenwoordig ontwerp van wet,— —weldra +wederom geheel of gedeeltelijk, en wel gesplitst, veranderd en +gewijzigd, aan deze vergadering moge worden aangeboden, en dat hetzelve +alsdan de goedkeuring moge +wegdragen,— — —waardoor het belang van het +Vaderland, naar mijne overtuiging, zal worden bevorderd<a class= +"noteref" id="xd0e4171src" href="#xd0e4171">82</a>.” <span class= +"pagenum">[<a id="pb1.88" href="#pb1.88">88</a>]</span></p> + +<p>De Heer <span class="smallcaps">Sandberg</span> zeide, »dat +hij tegen het droogmaken van het <i>Haarlemmermeer</i> enz. zou moeten +stemmen, vermits de gelden uit de bij de wet voorgestelde 30 millioen +zouden moeten worden besteed<a class="noteref" id="xd0e4188src" href= +"#xd0e4188">83</a>.”</p> + +<p>De Heer <span class="smallcaps">Backer</span> »betwistte de +nuttigheid en het voordeel niet, dat eenmaal de droogmaking van het +Haarlemmermeer aan Holland zal toebrengen, maar vond zwarigheden in de +financiëele schikkingen, die de Regering tot het volvoeren ook van +deze onderneming voorstelt. Ook had hij wel gewenscht, dat men het +voornemen om het Meer droog te maken, nog eenigen tijd had vertraagd, +totdat over deze zaak meerder licht zoude zijn verspreid; dat men met +de opiniën der onderscheidene belanghebbenden meer bekend zal zijn +geworden, en de betrekkingen tusschen den droog te malen polder en +Rhijnland beter geregeld zouden zijn<a class="noteref" id="xd0e4201src" +href="#xd0e4201">84</a>.”</p> + +<p>De Heer <span class="smallcaps">van Reenen</span> behandelde dit +onderwerp uitvoerig en zeide hoofdzakelijk:</p> + +<p>»Met blijmoedige dankbaarheid vernamen vele inwoners der +polders, welke sedert zoo vele jaren geteisterd zijn geworden door het +dagelijks toenemend geweld van het Haarlemmer-water, dat de beveiliging +tegen hetzelve een onderwerp uitmaakte van de zorg des Konings. +Gedurende ruim twintig jaren had ik het bestuur over een poldertje, dat +op zich zelf klein is, doch al de nadeelen gevoelt, welke de omliggende +polders van Sloten door het Haarlemmermeer-water lijden. Natuurlijk +waren dus de lotgevallen van die landstreek en de geweldige +uitwerkingen, welke het Haarlemmermeer, bij westelijke en +zuid-westelijke winden, op dezelve uitoefent, zoowel als de middelen om +dien geduchten vijand te weren, een <span class="pagenum">[<a id= +"pb1.89" href="#pb1.89">89</a>]</span>punt bij mij van gedurig +onderzoek. Ik zag, dat de geschiedenis en de physieke aard der gronden +zelve bewijzen, hoe groot het gevaar is, dat van dien kant eene +landstreek dreigt, welke, tusschen het Meer en het IJ gelegen, boven de +18000 guldens in de grondbelasting van het Rijk draagt; aan Rhijnlands +bundergeld meer dan 9600 guldens opbrengt; jaarlijks groote sommen tot +polderlasten moet dragen; en geene hulp van Rhijnland ontvangt in +deszelfs verdediging tegen het Haarlemmermeer. De verwoestingen, welke +die plas in de aan denzelven grenzende polders, zoowel in vroegeren +tijd als in de laatste jaren, en ook onlangs in 1837 heeft aangerigt, +zijn te wèl bekend, dan dat ik de oplettendheid van U Edel +Mogenden zoude behoeven te vermoeijen met eene beschrijving der rampen, +die dezelve, ten gevolge der jaarlijks toenemende kracht van dat water, +op verschillende tijden hebben geleden.”</p> + +<p>»Groot was de hoop van die polders en van vele ingezetenen des +lands, die zoo dringend van de Hooge Regering hulp hadden afgesmeekt, +toen zij vernamen, dat de droogmaking van het Meer, welke zij als het +éénige middel tot het bewaren van een belangrijk gedeelte +des Rijks beschouwden, het onderwerp van een voorstel van wet +uitmaakte.”</p> + +<p>»Ook ik verheugde mij, dat zoo doende, nu, terwijl het nog +tijd is, een maatregel zoude worden genomen, die, indien dezelve +vroeger had plaats gevonden, kostelijke landen en dorpen zoude hebben +bewaard en het nutteloos verspillen van vele schatten zoude hebben +uitgewonnen: doch die ook nu nog ten minste het gevaar kan wegnemen, +dat, wel in een verwijderd, doch niettemin physiek zeker verschiet, +duizende bunders land, verscheidene dorpen, ja zelfs de hoofdstad +bedreigt: het gevaar namelijk, dat het Haarlemmermeer, vereenigd met de +Veenplassen en het IJ, eene zee zouden daarstellen ten Zuiden en Westen +<span class="pagenum">[<a id="pb1.90" href="#pb1.90">90</a>]</span>der +hoofdstad, weinig minder dreigende en gevaarlijk dan die, welke ten +Noordoosten dier stad is gelegen. Wat daarvan de gevolgen zouden zijn, +moge de geschiedenis van het ontstaan der Zuiderzee en van het +Haarlemmermeer beslissen.”</p> + +<p>»Maar groot was mijne teleurstelling, toen ik, het ontwerp van +wet inziende, en de medegedeelde stukken omtrent de droogmaking +onderzoekende, bevond, dat die wet door mij niet kon worden aangenomen: +niet alleen uithoofde van de middelen, waaruit de kosten gevonden +zouden worden; maar ook om de wijze, waarop het droogmaken van dien +plas werd voorgesteld, daar deze het gevaar van die noordelijke polders +en van de hoofdstad niet alleen niet afweert, maar in zeker opzigt +vermeerdert, door het niet droogmaken van het Spieringmeer. Ik zal +thans niet treden in andere bedenkingen tegen het werk, zoo als het +voorgesteld wordt, noch aanwijzen, hoe de bezwaren kunnen worden +weggenomen; want de zaak, op welke het heden voornamelijk neder komt, +is het financiëele punt.”</p> + +<p>»Gaarne had ik gezien, enz.”</p> + +<p>»Indien ik mij overigens met de wet konde vereenigen, zoude ik +den spreker uit Leijden op zijne gemaakte bedenkingen in het breede +antwoorden. Ik ben zóó zeer overtuigd van zijn verlicht +oordeel en rondborstig karakter, dat ik geenszins twijfel, of hij zoude +toestemmen, dat de door hem gemaakte bedenkingen het droogmaken van het +Haarlemmermeer niet behooren tegen te houden, indien dit op goede +grondslagen ondernomen kan worden; eenige aanmerkingen moet ik evenwel +ook thans maken.”</p> + +<p>»Uit oude stukken toont ons de spreker, dat aan Leijden het +<i>vroon</i> van vele meertjes in oude tijden door de souvereinen dezer +landen is geschonken en dat vervolgens <i>titulo oneroso</i> anderen +door die stad zijn verkregen. Maar welk regt is verkregen? Niet het +eigendoms-regt, maar <span class="pagenum">[<a id="pb1.91" href= +"#pb1.91">91</a>]</span>de visscherij: dit blijkt uit de door dien +spreker aangehaalde oorkonden zelve<a class="noteref" id="xd0e4240src" +href="#xd0e4240">85</a>. Ook was het de gewoonte der Graven in dien +tijd, dit weten wij ook uit andere voorbeelden, niet om het +eigendoms-regt op die wateren aan iemand te schenken, maar om de +visscherij aan gemeenten, kerken of pieuse instellingen, ter +verpachting, toe te staan: zoo is ook in dien tijd de visscherij in het +Sloterdijkermeer aan de kerk te Sloterdijk geschonken: en evenwel heeft +dit niet belet, dat de Staten van Holland en West-Vriesland, op den +7<sup>den</sup> December 1641, octrooi hebben verleend tot het +droogmaken van dien polder. Deze is dan ook sedert dien tijd in zeer +vruchtbaar land veranderd, doch thans weder, ten gevolge der stormen +van 1836 en 1837, in een’ waterplas herschapen, met welks +droogmaking men bezig is.”</p> + +<p>»Maar hoe het ook zij: uit het regt, dat Leijden heeft op een +gedeelte van het Meer, volgt niet, dat het droogmaken van dien plas +ongeoorloofd zoude zijn; maar, dat het droogmaken niet behoort te +geschieden, zonder behoorlijke schadeloosstelling. Of zoude men, om +eene visscherij te behouden, welke ’s jaarlijks, volgens den +spreker, twee duizend guldens opbrengt, geheele landstreken aan een wis +verderf moeten overgeven en eene stad als de hoofdstad des Rijks in het +grootste gevaar moeten brengen? En dit toch zal eenmaal het geval zijn, +indien het Haarlemmermeer niet wordt beteugeld. Zoo ooit onteigening +ten algemeenen nutte billijk en regtvaardig is, dan is zij het in dit +geval.”</p> + +<p>»Het verdient hier opgemerkt te worden, dat vele van <span +class="pagenum">[<a id="pb1.92" href="#pb1.92">92</a>]</span>die +meertjes, welke de spreker heeft opgenoemd, niet op de kaarten, die in +later tijd gemaakt zijn, gevonden worden; waarschijnlijk heeft het +inéénloopen van sommigen derzelve het Leijdsche meer doen +ontstaan, even zoo als dit vroeger door welige landsdouwen van de meer +noordelijk gelegen meren afgescheiden, naderhand met dezelve in +één is gesmolten, zoodat het Leijdsche meer in vervolg +van tijd ook met het Haarlemmermeer, met het Oudemeer en het +Spieringmeer vereenigd zijnde, meer en meer tot het IJ is genaderd en +thans dien geduchten plas uitmaakt, over welken wij +handelen.”</p> + +<p>»Het is waar, hetgeen de spreker zegt, dat reeds zoo dikwerf +de klagten over het gevaarlijke van dat Meer zijn opgerezen, dat men +bijna twijfelen zoude, of dat gevaar wel zoo groot zij. Maar juist dat +herhalen dier klagten bewijst het gevaar; want dit bewijst, dat de +landerijen, welke in de golven zijn verzonken, niet in +ééns en door eene groote en onvoorziene omwenteling der +natuur zijn vernietigd; maar door de langzamerhand voortgaande +uitbreiding dier wateren. Zoo dikwerf als zware stormen in de +waterkeeringen doorbraken en verlies van land veroorzaakten, werden die +klagten opgeheven. Wanneer de wateren wederom geweken, de +waterkeeringen óf hersteld óf met de +vóórliggende landen verdwenen waren en de eigenaars +derzelve het verlies, als door eene <i>vis major</i> veroorzaakt, +hadden moeten dragen, dan, ja, zwegen die klaagstemmen voor het +oogenblik; maar nieuwe rampen deden nieuwe klagten ontstaan, en nieuwe +landeigenaars deden op nieuw dezelfde klagten hooren; doch ook +dán werden deze stemmen wederom gesmoord. Intusschen bleef de +vijand niet rusten, zijn geweld vermeerderde met zijne uitbreiding: de +dorpen <i>Nieuwerkerk</i>, <i>Rijk</i> en <i>Vijfhuizen</i> verdwenen; +de visscherij moge er bij gewonnen hebben; maar het gevaar werd hoe +langer hoe grooter. <span class="pagenum">[<a id="pb1.93" href= +"#pb1.93">93</a>]</span>In de vorige eeuw was de Akerweg nog tot +waterkeering dienende tegen het Meer; het herstellen der doorbraken in +denzelven, en van de waterkeering, werd toen door de landmeters van +Rhijnland begroot op ƒ 140,400 of ƒ 188,660, naar +mate dat het werk meer of minder volkomen zoude zijn. Doch men heeft +toen tot andere min kostbare maatregelen de toevlugt genomen:—die +Akerweg is geheel vernield,—vóór- en achterliggende +landen zijn verdwenen: wij zien omtrent den Osdorper-weg, die veel meer +noordelijk gelegen, toen een binnenweg was, thans dezelfde zwarigheden +ontstaan;—wij zagen dien ook verschillende malen +dóórbreken, en wij zagen het Haarlemmermeer de landerijen +en noordelijke polders tot aan de poorten van Amsterdam en den +Haarlemmerweg met groot geweld innemen.”</p> + +<p>»Aan den Koning, aan de Staten van het gewest, aan Rhijnland +is hulp verzocht tegen het gevaar, waarin het land, tusschen het IJ en +het Haarlemmermeer gelegen, verkeert. De Koning, de Staten van het +gewest hebben zich hulpvaardig betoond: ook de onderhavige wet is een +bewijs van de gezindheid der Hooge Regering om te helpen; maar de +wijze, waarop het droogmaken van het Meer wordt voorgesteld, is niet +voldoende, om het gevaar te weren. Ook behoeft men hier geene +proefnemingen te doen, waar men zich met genoegzame zekerheid tegen de +kwade gevolgen, welke uit de onderneming voor Rhijnlands boezem +gevreesd worden, kan waarborgen. Het gevaar, dat men in het verkleinen +van dien boezem door het droogmaken van het Meer veronderstelt, moet +door andere middelen worden weggenomen, dan door het onaangeroerd laten +van het Spieringmeer; want om dit aan die bedoeling te doen +beantwoorden, zoude het voor de polders, die tegen den Haarlemmerweg +gelegen zijn, en voor den toekomstigen polder zelven, dubbel gevaarlijk +<span class="pagenum">[<a id="pb1.94" href= +"#pb1.94">94</a>]</span>worden. Ik eindig dus met den wensch, dat, +welke ook de gevolgen van het tegenwoordig ontwerp van wet zijn, het Z. +M. den Koning moge behagen, dit punt in bijzondere overweging te +nemen<a class="noteref" id="xd0e4287src" href= +"#xd0e4287">86</a>”.</p> + +<p>De tiende spreker was de Heer <span class="smallcaps"> +Druyvensteyn</span>, welke aldus sprak:</p> + +<p>»Dat ik mij verpligt vinde mijne stem aan het voorgedragen +wetsontwerp, tot uitgifte van losrenten ten laste van de overzeesche +bezittingen, tot het doen van voorschotten voor openbare werken te +ontzeggen, is niet om mij daardoor te verklaren tegen het aanleggen van +spoorwegen, veel minder om mij te verzetten tegen het droogmaken van +het Haarlemmermeer, en zelfs niet om aan de Regering de gelegenheid te +ontnemen, door bijdragen, verschillende werken van algemeen nut en +belang te helpen verbeteren, maar, al in de eerste plaats, omdat ik het +oogenblik, waarin wij zijn, voor dergelijke belangrijke werken niet +gelukkig gekozen vind, en een verwijl, al ware het dan ook maar van +korten duur, wenschelijk en voorzigtig beschouw, en ten andere, maar +ook bepaaldelijk, omdat ik mij met het aangewezen fonds niet kan +vereenigen.”</p> + +<p>»Of een spoorweg in ons land enz.”</p> + +<p>»Wat de droogmaking van het Haarlemmermeer betreft, hoe vele +ontwerpen zijn daartoe niet reeds gemaakt, met <span class="smallcaps"> +Leeghwater</span> en welligt reeds vroegere te beginnen; hoe vele +wenschen zijn daartoe gedaan; hoe dikwerf is het noodzakelijke +aangetoond, en hoe is dit Meer, onder het maken van al die plannen en +berekeningen, uitgebreid, in werking en kracht toegenomen, en hoe zal +hetzelve eindelijk bij zoodanigen voortgang gevaarlijk worden en eene +droogmaking gebiedend vorderen?” <span class="pagenum">[<a id= +"pb1.95" href="#pb1.95">95</a>]</span></p> + +<p>»Ik ben zeer voor het droogmaken van het Haarlemmermeer, en +behalve het hiervoren gezegde, vereenig ik mij met de woorden der +Regering in de eerste antwoorden op dit onderwerp gegeven, dat de keus +niet twijfelachtig kan zijn, dezen uitgestrekten en dreigenden +waterplas in vruchtbare velden herschapen te zien; maar ik verschil van +opinie omtrent de wijze van uitvoering: ik wenschte de onderneming aan +partikulieren toebetrouwd te zien en, om daarbij eens in den geest van +het onderwerp in eenen landelijken zin te spreken, bezig ik het +spreekwoord: <i>wien de koe behoort vat ze bij de hoornen</i>. Bij eene +eigen onderneming wordt die spreuk met ernst voor oogen gehouden, en de +bewustheid van voor het <i>groote kantoor</i> te werken leidt niet tot +nuttelooze kosten.”</p> + +<p>»In Noordholland zijn in vroegere eeuwen veertig, en welligt +meer, zoo groote als kleine waterplassen, door particuliere +ondernemingen in land herschapen, en mogen wij hierin den ondernemenden +geest onzer voorvaderen opmerken, het tegenwoordig geslacht mag er ook +op roemen, dat de moed voor groote zaken nog niet is verloren, en het +droogmaken van het Haarlemmermeer nog geen onderwerp is om tegen op te +zien; maar door ondervinding wijs geworden, kan zoodanige onderneming +niet onvoorwaardelijk plaats vinden: bijna alle droogmakingen, ten +minste in Noord-Holland, hebben, zelfs bij de geringere arbeidsloonen +en bij zeer lage prijzen der levensmiddelen, óf eene ongunstige +óf hoogstens eene zeer matige uitkomst opgeleverd, en bij eene +vrij zeker schadelijke uitkomst, zoo als bij de droogmaking van het +Haarlemmermeer toch wel het geval zal wezen, zoude de onderneming door +particulieren, zonder gunstige conditiën, eene dwaasheid +zijn.”</p> + +<p>»Maar de Regering kan hierin te gemoet komen: laat dezelve +voor deze droogmaking, ook met inbegrip van het Spieringmeer, dat, zoo +ik mij niet vergis, ook het idee <span class="pagenum">[<a id="pb1.96" +href="#pb1.96">96</a>]</span>der commissie is, eene billijke bijdrage +aanbieden, vrijdommen verleenen en al wat tot deze zaak wenschelijk kan +zijn, gemakkelijk maken, en daartegen bepalingen vasthouden, die van de +zijde der Regering niet verloren mogen gaan.”</p> + +<p>»Zoo zal bij voorbeeld Rhijnland in deszelfs bestuur en regten +bescherming behoeven, het zal van belangrijke bezwaren ontheven, maar +ook met andere moeten belast worden; voor de ontlasting van het +boezemwater, dat zich op een’ veel kleineren omtrek zal beperkt +vinden, zal met naauwgezetten ernst moeten gezorgd worden; de +landerijen, die aan dezen verkleinden waterboezem zullen grenzen, en na +de bedijking van het Meer als oude landen zullen voorkomen, zullen +welligt tegemoetkoming behoeven voor het aanleggen, verhoogen of +verzwaren hunner waterkeerende dijken; de plaatsing der watermolens en +stoommachines, de verbetering en vermeerdering van sluizen, zal niet +naar willekeur moeten geschieden; het getal der beide eerste zal +aanvankelijk onzeker, maar nader in verband met de blijkbare behoefte +worden vastgesteld, en meer dergelijke zaken, als door de ondervinding +zullen aangewezen worden, noodzakelijk te zijn.”</p> + +<p>»Onder het voorbehoud van alle zoodanige bepalingen aan de +zijde der Regering, zal het Haarlemmermeer worden drooggemaakt, zonder +andere belangen te kort te doen of te benadeelen, en hoe hoog de +bijdrage der Regering ook moge worden bepaald, ze zal niet onzeker en +altoos minder zijn, dan de kosten eener eigene onderneming; de regten +van Rhijnland zullen bewaard, de belangen der omgelegen landen zullen +beschermd worden, een gevaarlijke plas zal niet meer bestaan, en aan +het algemeen belang wordt eene hoogstwenschelijke en nuttige bijdrage +gebragt.—Ik herzegge, aan het algemeen belang, want de provincie +mag er door verbeteren, en <span class="pagenum">[<a id="pb1.97" href= +"#pb1.97">97</a>]</span>van de mogelijkheid eener gedeeltelijke +overstrooming bevrijd worden, maar ’s Rijks kas alleen zal +éénmaal, al moge zulks nog verre verwijderd zijn, de +vruchten van het drooggemaakte Meer plukken.”</p> + +<p>»Wat eindelijk het laatste gedeelte der wet betreft, enz.<a +class="noteref" id="xd0e4332src" href="#xd0e4332">87</a>.”</p> + +<p>Hierop volgde de Heer <span class="smallcaps">de Bordes</span>, +welke zeide:</p> + +<p>»Wat het droogmaken van het Haarlemmermeer betreft, ben ik +overtuigd van al het heilzame van hetzelve, en ik erken tevens, dat dit +gedeelte van het ontwerp van wet zich om zeer vele redenen, uitgedrukt +in de memorie van toelichting van het Gouvernement, +aanbeveelt.”</p> + +<p>“Het betoog van het geëerd lid uit Leijden voor het +uitsluitend regt van de genoemde stad op het Haarlemmermeer, hetzij dan +op den grond van hetzelve, hetzij op de visscherij in dien waterplas, +uit oude stukken ontwikkeld, is mij zeer belangrijk en wetenswaardig +voorgekomen;—maar wanneer ik ook bij nader onderzoek dier stukken +eene nog meer volledige overtuiging van dat regt mogt verkrijgen, zoude +het voor mij geene genoegzame beweegredenen opleveren, omdat naar mijn +inzien het regt der stad Leijden dan gelijk zoude staan met alle andere +particuliere eigendommen, die tot bevordering van algemeen nut, +behoudens eene billijke schadevergoeding, onteigend kunnen +worden.”</p> + +<p>»Doch, hoezeer ik dan aan de eene zijde overtuigd ben van het +nuttige der zaak, gevoel ik aan den anderen kant de billijkheid, dat +een werk van zoo veel nut voor <i>deze</i> provincie, en waarbij het +Hoogheemraadschap van Rhijnland ook zoo zeer betrokken is, niet +uitsluitend worde daargesteld ten, koste van de algemeene +schatkist.”</p> + +<p>»Het is wel waar, de voordeelen, welke uit die droogmaking +zullen voortvloeijen, zijn niet alleen eigen aan de <span class= +"pagenum">[<a id="pb1.98" href="#pb1.98">98</a>]</span>provincie +Holland, maar ook de algemeene Staat heeft er belang bij, om die +gevaarlijke binnenlandsche zee uit het midden van den vaderlandschen +grond te doen verdwijnen; doch dat belang is toch meer bijzonder dat +van het gewest, waarin die waterplas zich bevindt, en vooral ook dat +van het Hoogheemraadschap, hetwelk daardoor zal bevrijd worden van de +groote kosten, die de beveiliging van de oevers van het Haarlemmermeer +jaarlijks vordert.”</p> + +<p>»Ik zoude derhalve met velen mijner medeleden instemmen, dat +wel de Rijks schatkist zich met een aanzienlijk gedeelte van de +vereischte kosten bezwaren kan, maar meen tevens, en wel vooral ook, +omdat de toestand van ’s lands kas zoo veel uitsparing vereischt, +dat de mede-geïnteresseerden in die kosten moeten +deelen.”</p> + +<p>»En daar ik dit in de concept-wet niet aangetroffen heb, en +vooral ook, daar ik voor de algeheelheid der kosten hetzelfde fonds +vind aangewezen, hetwelk ik voor den ijzeren spoorweg moet afkeuren, +heb ik ook gemeend aan dit aangelegen werk, hoe wenschelijk op zich +zelf, mijne stem niet te kunnen geven;—moetende ik daarbij aan de +beoordeeling van meerkundigen overlaten, in hoe verre de geprojecteerde +uitvoering van het ontwerp aan gegronde bedenkingen, of aan die, welke +wij in deze zitting hebben hooren aanvoeren, onderhevig is, en of de +raming der kosten als voldoende kan worden geacht.”</p> + +<p>»De wijze van voorziening in de vereischte kosten belet mij +ook te stemmen voor de werken van verschillenden aard, en ik oordeel +tevens met de afdeeling, tot welke ik behoord heb, dat die werken in de +wet zelve hadden behooren uitgedrukt te worden, en dat ten aanzien der +kosten, voor ieder derzelve vereischt, eene afzonderlijke opgave van +hetgeen de algemeene lands-kas daarin zoude behooren te dragen, in de +wet had behooren gevoegd te worden.” <span class="pagenum">[<a +id="pb1.99" href="#pb1.99">99</a>]</span></p> + +<p>»Eene geregelde toestemming der Staten-Generaal in deze +buitengewone credieten scheen mij zulks te vorderen.”</p> + +<p>»Het alles te zamen trekkende, is het dus niet, omdat ik het +nuttige der voordragt niet gevoel, maar om den vorm, waarin hetzelve is +voorgesteld, en vooral om de wijze van voorziening in de benoodigde +kosten, dat ik mij gedrongen zie Zijne Majesteit eerbiedig te verzoeken +deze wet in nadere overweging, te nemen<a class="noteref" id= +"xd0e4369src" href="#xd0e4369">88</a>.”</p> + +<p>De Heer <span class="smallcaps">van Hoorn van Burgh</span> +»achtte de droogmaking van het Haarlemmermeer hoogst wenschelijk +en heilzaam, en wees bij het betoog hiervan vooral ook op de polders +van <i>Woubrugge</i> en anderen, die nog onder de gevolgen zuchtten der +stormen van November en December 1836, en de daardoor veroorzaakte +overstroomingen van het Haarlemmermeer. De vermenging echter van twee +ongelijksoortige onderwerpen en het onraadzame der voorgedragen +financiëele maatregelen, deden hem tegen de wet stemmen<a class= +"noteref" id="xd0e4385src" href="#xd0e4385">89</a>.”</p> + +<p>De Heer <span class="smallcaps">Repelaer</span> zeide: »Wat +het droogmaken van het Haarlemmermeer aangaat, hoe wenschelijk die zaak +op zich zelve ook beschouwd moge worden, en in de gevolgen van belang +voor het Rijk moge zijn, zoo doet zich echter alhier de vraag op, of +het raadzaam is, zoodanige onderneming juist in de tegenwoordige +omstandigheden te beginnen: indien er toch geen <i>periculum in +mora</i> bestaat, zoude men dan die bewerking niet tot geschikter +gelegenheid kunnen uitstellen? zijn er zoodanige dringende redenen +aanwezig, welke de droogmaking van dat Meer zonder uitstel en gebiedend +vorderen; waarom dan dezelve, het zij met eerbied gezegd, aan deze +vergadering niet kenbaar gemaakt? Mogten er echter geene zoodanige +overwegende <span class="pagenum">[<a id="pb1.100" href= +"#pb1.100">100</a>]</span>redenen bestaan, ware het dan niet beter een +gunstiger tijdstip daartoe uit te kiezen<a class="noteref" id= +"xd0e4403src" href="#xd0e4403">90</a>?”</p> + +<p>De veertiende spreker was de Heer <span class="smallcaps"> +Hooft</span>, welke dus sprak:</p> + +<p>»Ik was voornemens, om een uitgebreid advijs uit te brengen +over de onderhavige wet; maar toegevende aan het verlangen van vele +leden en in aanmerking nemende de lang gerekte aandacht van U Edel +Mogenden, waarvan ik geen misbruik wil maken, zoo zal ik, daar vele van +mijne bedenkingen reeds door andere leden zijn opgenomen, verder van +het woord afziende, mij alleen bepalen tot één punt, +waartoe ik mij verpligt gevoel. Daar het U Ed. Mogenden bekend is uit +de stukken, welke wegens het Haarlemmermeer zijn medegedeeld, dat ik +behoord heb tot de commissie, welke daarover rapport heeft uitgebragt, +en als strijdig met de bemoeienissen dier commissie, voor dezelve, maar +vooral voor de Regering, welke die commissie heeft benoemd, eenigzins +grievend is voorgedragen, namelijk alsof het Bestuur van Rhijnland ten +deze <i>niet ware gekend</i>; iets dat niet alleen in de afdeelingen, +maar ook bij de beraadslaging van heden, en wijders in een adres aan +deze Kamer gerigt en in de dagbladen opgenomen en publiek geworden, is +beweerd: hierover nu moet ik U Ed. Mogenden zeggen, dat op gevraagde +voordragt van Rhijnland door Z. M. de Heer <span class="smallcaps">du +Pui</span>, Secretaris van de stad Leijden, in die commissie is benoemd +geworden, even als de Heer <span class="smallcaps">de Bruyn +Kops</span>, Burgemeester van Haarlem, welke ook is lid van het Bestuur +van Rhijnland, zoodat twee leden van dat Bestuur in de commissie +zitting hadden; dat die Heeren, even als ik voor Amsterdam daarin +zitting hebbende, met ruggespraak met onze committenten hebben +gehandeld, zoodat die Heeren den Heer <span class="pagenum">[<a id= +"pb1.101" href="#pb1.101">101</a>]</span>opzigter van Rhijnland, <span +class="smallcaps">Hanegraaff</span>, in onze deliberatiën en ter +visie der stukken hebben medegevoerd, zoowel als ik een’ +deskundige uit de hoofdstad; dat al de bezwaren van Rhijnland tegen het +ontwerp der droogmaking zijn overwogen en geweken, voor het namens dat +Bestuur aan onze commissie ingeleverd en door dezelve in deszelfs +geheel overgenomen plan met teekening en raming van kosten voorzien, +(thans nog ter inzage op de griffie van deze Kamer liggende), van de +geprojecteerde verbeterde uitwatering te Katwijk; en dat wijders het +bij onze commissie ook door mij sterk aangedrongen voornemen om de +droogmaking van het Spieringmeer aan te raden, is opgegeven, alleen +toen wij de zekerheid meenden te hebben, dat bovengemelde medewerking +van Rhijnland getuigde van de goede gezindheid ten deze van dat +Bestuur, en hetzelve daardoor genoegzamen waterboezem erkende te +hebben.”</p> + +<p>»Na al dat aangevoerde, laat ik het beoordeelen, of Rhijnland +al dan niet gehoord is, over aan de natie. Ik heb gezegd <a class= +"noteref" id="xd0e4434src" href="#xd0e4434">91</a>.”</p> + +<p>In de Nederlandsche Staats-Courant van den 21 April 1838, +N<sup>o</sup>. 95, heeft de Heer <span class="smallcaps">Hooft</span> +dan ook de redevoering, welke hij had vermeend in de Kamer uit te +spreken, doen drukken; ik neem uit dezelve hier over hetgeen tot het +Haarlemmermeer betrekking heeft en aldus luidt:</p> + +<p>»Heb ik iets gezegd over de ijzerbaan, althans zullen U Edel +Mogenden dit van mij verwachten van het Haarlemmermeer, eene zaak, die +ik daarentegen gaarne derzelver beslag zag verwerven, door deze hoogst +gevaarlijke en al meer en meer toenemende vernielingskracht +uitoefenende binnenlandsche zee te zien droog gemaakt en <span class= +"pagenum">[<a id="pb1.102" href="#pb1.102">102</a>]</span>herschapen in +eene welige vlakte, waartoe de wensch van allen, die de zaak kennen, +zich zoo ernstig uitstrekt; en ook daaronder mag ik mij rangschikken, +zoowel als grondeigenaar, alsook als belastingschuldige van Rhijnland, +en vermeen dus mijne stem in die betrekking, met mijne mede-slagtoffers +van de woelingen van dat Meer, zoowel <i>voor</i> de droogmaking te +mogen verheffen, als andere bunderpligtigen aan Rhijnland, die tot dus +verre gespaard zijn, er <i>tegen</i> willen spreken. Maar, Ed. Mog. +Heeren! wat zal ik al veel bijvoegen bij hetgeen staat in het u bekend +rapport der commissie van onderzoek deswege, waar ik de eer gehad heb +van mijne teekening onder te stellen, en dat het noodzakelijke, het +uitvoerlijke, en, in één woord, het aannemelijke daarvan +vrij overtuigend moet bewijzen.”</p> + +<p>»Ik beken, dat ik gaarne gezien had, dat deze onderneming zich +ook had kunnen uitstrekken over het zoogenaamde Spieringmeer; maar +toegevende in dezen aan de zwarigheden, die zich in de uitvoering +opdeden bij een zeer gewigtig waterbestuur in die streken, welks +medewerking veel waard was en waarvan de tegenwerking niet verkieslijk +was, zoo heb ik dat stuk geteekend in de volle verzekering, dat het +Bestuur van Rhijnland, waarvan twee leden het rapport mede geteekend +hebben, en na gehoudene ruggespraak met hunne medebestuurders, aan die +commissie hoogst belangrijke hulpmiddelen hebben gesuppediteerd en door +deze zijn overgenomen;—ik beroep mij, om niets meer of anders te +noemen, op het project met teekening en raming van de uitbreiding van +het Katwijksche kanaal, ter griffie dezer Kamer in natura aanwezig en +door Rhijnlands Bestuur opgemaakt, aan de commissie overgegeven: is dit +hooren van dat Bestuur, of is het dit niet? (Ik vraag dit tot +wederlegging van het ongegronde van den kreet, alsof dat Bestuur +onkundig <span class="pagenum">[<a id="pb1.103" href= +"#pb1.103">103</a>]</span>van de zaak was).—Zoo heb ik, zeg ik, +dat stuk geteekend, al wordt de droogmaking niet zoo volledig als ik +die wenschte: andere leden dier commissie met mij het wenschelijke van +het droogmaken van het Spieringmeer opgegeven hebbende, alleen omdat +wij op Rhijnlands medewerking staat maakten. Maar ik zie, dat ik uit +ijver voor de zaak te verre ga, en mij inlaat in eene aanprijzing van +dezelve, die minder het onderwerp onzer beoordeeling moet zijn: de +vraag, of er gelden uit de schatkist voor moeten gegeven worden, is +alleen van onze competentie, en <i>ja</i> antwoord ik +daarop.”</p> + +<p>»Het is geen werk voor nageburen of omliggende grondbezitters, +deze zijn reeds óverbelast in al de Rijks lasten: dit is +één- en andermaal bewezen, toen wij over de grondlasten +beraadslaagden; deze zijn bovendien nog zóódanig gedrukt +door molen-, polder- en andere ongelden, dat abandonneren van hunne +bezittingen eerder het voornemen zoude zijn, dan nieuwe lasten te +dragen; met grond dus mag men ’s Rijks hulp in dezen zoo goed +vragen en verwachten, als wij jaarlijks andere provinciën, zoo als +Zeeland en Overijssel, in verhouding tot de overige, overwigtige +aandeelen zien trekken bij de begrooting in de waterwerken van het +geheel; en let men er dan op, aan wie de eindelijke voordeelen van de +opbrengsten der drooggemaakte gronden zullen baten, is het dan niet in +de Rijks cassa, dat verre het meerendeel van al de directe en indirecte +belastingen, die door de zich aldaar te vestigen bevolking zullen +opgebragt worden, zullen vloeijen?”</p> + +<p>»Eene zwarigheid nog moet ik opnemen, die noch bij de +commissie bovengemeld, waar de bezwaren der stad Leijden door de +welwillendheid van Z. M. zijn ingezonden geweest, noch in de +aanmerkingen der afdeelingen is geopperd, maar nu voor het eerst in de +beraadslaging is opgekomen tegen de droogmaking van het Haarlemmermeer, +<span class="pagenum">[<a id="pb1.104" href= +"#pb1.104">104</a>]</span>en deze is: dat dit Meer een eigendom dier +stad zoude zijn, en die stad niet gehoord zoude zijn in +dezen.”</p> + +<p>»Het is waar, er was in die commissie geen lid van de Regering +dier stad, hoezeer de Secretaris van dezelve als lid van Rhijnland +daarin zitting had. Het punt van eigendom is niet geopperd, zeide ik; +doch was dat opgegeven, wel nu, het antwoord zoude zijn geweest, als +men dan dien eigendom bewees: Gij, eigenaar! zorg dan, dat uw eigendom +niet schade aan derden. En hoe hoog dit nu opgevijzeld is, even sterk +zoude die stad dit eigendoms-regt zoeken af te schuiven, wanneer al de +gelden, die het Rijk, Rhijnlands bunderpligtigen en alle zij, die +schade door de Meer-wateren geleden hebben of lijden, moeten dragen, +betaald zijn, op die stad eens verhaald wierden. Ik geloof dus weinig +aan dat bezwaar te mogen hechten, en juiche toe, dat wij eene grondwet +hebben, die in art. 215 het toezigt over die werken aan den Koning +opdraagt, om die eigenaren, die door veronachtzaming van het onderhoud +van hunnen eigendom anderen schaden, op den regten weg te brengen. Wat +het hooren betreft, kan ik hier nog bijvoegen, dat de commissie, +alléén op de vraag dier stad, een’ duiker ter +inlating van water van den IJssel heeft voorgedragen, en daartoe is +besloten, al zijn de kosten niet in de raming opgenomen. En waarom +niet? omdat die stad niet, even als Rhijnland voor de verbetering van +het ja thans niet voldoende, maar nu verbeterd zullende worden Katwijks +kanaal, eene begrooting en raming van kosten heeft +opgegeven.”</p> + +<p>»Er is in de afdeelingen ook gesproken van den wederstand, +welken die droogmaking ondervindt bij twee adressen aan deze Kamer +ingezonden. Wat betreft het eene van den Heer <span class="smallcaps"> +van Pallandt</span>, dit is eigenlijk niet tegen de droogmaking zelve, +maar tegen de wijze hoe, en behoort dus geheel bij de administrative en +niet bij de <span class="pagenum">[<a id="pb1.105" href= +"#pb1.105">105</a>]</span>wetgevende magt; deze Kamer kan toch wel niet +beslissen, of er een stoomwerktuig te Sparendam al dan niet moet komen. +Het andere van eenige grondeigenaars, waaronder een lid van Rhijnlands +Bestuur, een Bestuur dat, hoe groot in magt en hoe groot in dezen ook +opgevijzeld, inderdaad dan toch maar is een Polderbestuur in het groot, +alleen in de middelen van uitvoering werkzaam door omslag en +poldergelden door de grondbezitters opgebragt: ik zeg dit om te doen +gevoelen, dat al die grondbezitters met ernst moeten wenschen, dat die +al klimmende omslagen mogen verminderen, en dat vooruitzigt is er nu, +dat er een breidel zal gelegd worden aan de verwoestingen van dien +waterplas. Elk hunner te hooren was onmogelijk, hun aller +vertegenwoordigers zijn gehoord, heb ik gezegd en herhaal ik; dus zal +dat adres dan ook wel van geen overwigtig belang te beschouwen +zijn.”</p> + +<p>»Stond deze zaak nu eindelijk op zich zelve, met ernst en +ijver zoude ik de wet voor aannemelijk verklaren; maar, helaas! al te +veel bezwaren ontmoet ik om over te stappen, om er dit +ééne deel van te verkrijgen. Want behalve het reeds +vroeger door mij gezegde over andere bezwaren, zoo is er nog een +hoofdargument tegen, en dat is wel het voornaamste; (want over die +kleine wegen en andere werken zal ik nu kortheidshalve maar niet +spreken:) ik bedoel het financiëel gedeelte zelf en niet zoo zeer +de grootte der sommen, die benoodigd verklaard worden; want geene +sommen zijn te groot, als de vruchten daarvan zoo blijkbaar zijn te +verwachten, dat alle twijfel over dezelve wegvalt; maar over het +bezigen hiertoe van gelden, die moeten voortspruiten uit fondsen, aan +welke eene vaste bestemming is gegeven en niet dan onzeker terug zullen +zijn gekomen, dán en wanneer die benoodigd zullen zijn. Dit +onderwerp nu nader te ontwikkelen <span class="pagenum">[<a id= +"pb1.106" href="#pb1.106">106</a>]</span>zoude ik met welgevallen doen; +maar in de processen-verbaal der afdeelingen en door vorige sprekers is +hetzelve reeds zóó uiteen gezet, dat ik mij daarvan als +nu vermeen te mogen onthouden, te meer, daar ik U Edel Mogendens +aandacht welligt reeds te lang heb bezig gehouden.”</p> + +<p>»Ik moet tot mijn leedwezen derhalve Z. M. verzoeken, de wet +in nadere overweging te nemen, enz.”</p> + +<p>Eindelijk verdedigde Z. E. de Minister van Financiën Jr. <span +class="smallcaps">Beelaerts van Blokland</span>, die tevens Lid der +Kamer is, de wet, en zeide met betrekking tot het Haarlemmermeer:</p> + +<p>»Een ander gewigtig doel van het in beraadslaging zijnde +wets-ontwerp is het droogmaken van de <i>Haarlemmermeer</i>. Deze +groote waterplas, die reeds in vroeger jaren, ja, ik mag wel zeggen in +vroeger eeuwen (want reeds ten tijde van Prins <i>Maurits</i> werd de +noodzakelijkheid ingezien), zoo veel stof tot bezorgdheid heeft +opgewekt, is hoe langer hoe dreigender geworden, en de stormen in 1836 +en het begin van 1837 hebben het gevaar al meer en meer aanschouwelijk +gemaakt. De Regering, aan haren pligt tot ’s Lands behoud +getrouw, heeft dan deze gewigtige zaak tot een onderwerp van gezet en +naauwkeurig onderzoek gemaakt, waarvan het ontwerp, aan U Ed. Mog. +bekend, de uitkomst is; alle belangen zijn daarbij in het oog gehouden +en zoo veel mogelijk vereenigd. Dit is het voordeel van een Bestuur op +éénheid gegrond, dat tegenstrijdige, plaatselijke of +bijzondere belangen, die in onze vorige staatsgesteltenis zoo dikwijls +algemeen nuttige inrigtingen tegenhielden of dwarsboomden, aan het +algemeen belang ondergeschikt kunnen worden, of liever, zonder +schending van bijzondere regten zich in het algemeen belang en in het +algemeen welzijn oplossen. Dezelfde redenen, die ten aanzien der +ijzeren spoorwegen mij wederhielden in vele bijzonderheden te <span +class="pagenum">[<a id="pb1.107" href="#pb1.107">107</a>]</span>treden, +wederhouden mij ook daarvan met betrekking tot dit groote werk, welks +nut en noodzakelijkheid door kundige en bevoegde beoordeelaars algemeen +is erkend: zoodra de commissie, met die taak belast, dezelve had +afgewerkt, heeft de Regering niet gedraald in hare poging tot +verwezenlijking eener zaak, die voor het geheele Rijk van het grootste +belang is, omdat zij een groot gevaar zal afwenden, omtrent 17,000 +bunderen lands aan het water zal ontwoekeren, en den algemeenen lands +rijkdom zal vermeerderen. Maar is die noodzakelijkheid dan thans zoo +dringend? Ik antwoord zonder aarzeling, <i>ja</i>: die noodzakelijkheid +was reeds lang dringend, en wordt het dagelijks meer; vroeger konde de +zaak niet worden bij de hand genomen, omdat het onderzoek moest +voorafgaan; tot langer uitstel is geene reden, want dezelfde vraag, of +het nu zoo dringend noodig is, kan even goed in een volgend, in een +tweede, in een derde jaar, enz. gedaan worden, en zoude een uitstel tot +een’ onbepaalden tijd kunnen worden gerekt, tot het welligt te +laat zoude zijn, en de verwezenlijking moeijelijker en kostbaarder +zoude worden: gelijk één laatste druppel waters eindelijk +den emmer doet overloopen, die lang vermeerdering bij stralen heeft +verdragen, zoo kan één noodlottig oogenblik, door niemand +te berekenen, onherstelbare rampen veroorzaken. Om deze of gene +beschouwingen van ondergeschikt belang, behoort het aanvangen der zaak +niet te worden uitgesteld, die kunnen in den voortgang der uitvoering +worden in aanmerking genomen, en naar bevind van zaken daaromtrent +worden te werk gegaan; want men zal toch de Regering niet zoo +gedachteloos vooronderstellen, van niet op alle belangen, die ten dezen +in aanmerking kunnen en moeten komen, te hebben gelet of te zullen +blijven letten. Dat handelen naar bevind van zaken, gedurende het werk, +verdient daarom <span class="pagenum">[<a id="pb1.108" href= +"#pb1.108">108</a>]</span>niet met den naam eener gevaarlijke +proefneming te worden bestempeld, zoo als in een der requesten is +geschied; want wel verre, dat men de zaak aan proefnemingen zoude +willen blootstellen, heeft men bij eene mogelijke gebeurtenis het +hulpmiddel nevens de kwaal aangewezen. Dat ondertusschen dit gewigtig +werk betere uitkomsten, in korteren tijd en met mindere kosten, dan wel +vroeger was berekend, belooft, zal niemand behoeven te verwonderen, die +de kracht van den stoom in aanmerking neemt: eene beweegkracht, welke +onze voorouders niet gekend hebben, maar almede van den voortgang in +beoefenende wetenschappelijke kennis getuigt, en zoo veel toebrengt tot +de vervulling van tallooze behoeften en genietingen des +levens.”</p> + +<p>»Maar heeft de Regering, met gemeen overleg der +Staten-Generaal, wel het regt tot deze droogmaking? Deze bedenking, +door een’ geacht spreker in het midden gebragt, is zeker van +gewigt, en verdient dus eene bijzondere beantwoording: aan de stad <i> +Leijden</i> zoude de eigendom der <i>Haarlemmermeer</i> toebehooren; +zij had dien <i>titulo oneroso</i> verkregen, en kon derhalve, zonder +hare toestemming, daarvan niet worden ontzet; zij was ondertusschen in +hare belangen niet gehoord, evenmin als <i>Haarlem</i> en het +Hoogheemraadschap van <i>Rhijnland</i>. Ik antwoord daarop: 1º. +dat het niet juist is te zeggen, dat die steden en het +Hoogheemraadschap niet zouden gehoord, of niet in de gelegenheid +gesteld zijn geweest, derzelver belangen te doen gelden; het collegie +van Rhijnland is geraadpleegd over het benoemen van twee leden uit +deszelfs midden in de commissie om dit werk te onderzoeken en +daaromtrent te advijzeren; de Heeren <span class="smallcaps">de Bruijn +Kops</span> en <span class="smallcaps">du Pui</span> zijn daarop +gedesigneerd en benoemd, omdat de eerste was Burgemeester van <i> +Haarlem</i>, de tweede Secretaris van <i>Leyden</i>, en dus, zoo in die +hoedanigheid, als in betrekking van Hoogheemraden, in staat waren, de +<span class="pagenum">[<a id="pb1.109" href= +"#pb1.109">109</a>]</span>belangen dier steden en van Rhijnland te doen +gelden, gelijk die ook in aanmerking zijn genomen. 2º. Wat den +eigendom van <i>Leyden</i> betreft, wilde ik wel eens weten, of die +stad voor de <i>Haarlemmermeer</i> zich in de grondbelasting heeft +aangegeven, gelijk zij verpligt zoude zijn indien zij eigenaresse was +van dien waterplas, want water is zoowel in het kadaster begrepen als +land; maar te regt is zij in de grondbelasting niet aangeslagen, omdat +zij geen’ eigendom van de Meer heeft. 3º. Al wat uit de +voorgelezene oude oorkonden blijkt, is, dat zij indertijd gekocht heeft +<i>het vroon</i>, dat is de visscherij in een groot gedeelte van de +Meer: wat kan daaruit op zijn hoogst volgen? Dat zij het regt op die +visscherij behoudt, zoo lang de Meer water blijft. Zij is van dezelfde +conditie als ieder ander visscher, arm of rijk; maar de droogmaking +dáárom tegen te houden, daartoe bestaat geen regt; indien +hier een eigendom bestaat, dan staat daartegen over het regt van +onteigening ten algemeenen nutte, en de uitoefening van dat regt, +volgens de nog bestaande wet van 1810, kan niet verhinderd worden, maar +eene vraag van schadeloosstelling doen ontstaan volgens de grondwet en +het gemeene regt. Dergelijke belangen zijn ook niet uit het oog +verloren: opzettelijk is daarover in het algemeen het Departement van +Justitie geraadpleegd, en de uitkomst van dat onderzoek is geweest, dat +de zaak daarom niet behoefde opgehouden te worden, maar dat elke +opkomende reclame zoude moeten worden onderzocht, elks regten, hetzij +bij den gewonen regter, hetzij elders, overwogen, en daarop regt +gedaan, zoo als bevonden zoude worden te behooren. 4º. Geen +bijzonder belang kan het algemeen belang in den weg staan; zij zijn +voorbij, die rampzalige tijden, toen eene enkele stad de nuttigste en +in het algemeen belang noodzakelijkste werken konde verhinderen; zij +zijn voorbij, <span class="pagenum">[<a id="pb1.110" href= +"#pb1.110">110</a>]</span>en gelukkig voorbij, die tijden, toen de stad +<i>Leijden</i> aan hare gedeputeerden ter staatsvergadering van <i> +Holland</i> de instructie konde geven en met eede doen beloven, dat zij +nooit in de droogmaking der <i>Haarlemmermeer</i> zouden toestemmen. +Wij, Ed. Mog. Heeren! hebben een’ anderen eed afgelegd: wij zijn +als leden der Staten-Generaal verbonden, het algemeen belang met al ons +vermogen te bevorderen, zonder ons door provinciale, plaatselijke of +bijzondere belangen daarvan te laten aftrekken.”</p> + +<p>»Welke, de voordeelen dezer droogmaking zullen zijn, behalve +het beveiligen van een groot gedeelte des lands, en daaronder de +hoofdstad des Rijks, tegen een onherstelbaar verderf, is niet wel <i>a +priori</i> met eene volledige, dat is onbetwistbare juistheid te +berekenen; maar wanneer men aanneemt, dat de droog gemaakte landen, +door elkander gerekend, ƒ 200,—per bunder kunnen +opbrengen (door sommigen wordt die prijs op veel meer, door anderen op +minder berekend), dan verkrijgt men voor de 16,700 bunders eene som van +drie millioen drie honderd veertig duizend gulden; dit mag wel eene +goede opbrengst geacht worden voor een werk, waarvan de kosten negen +millioen kunnen hebben beloopen: maar dit is slechts een aanvankelijk +voordeel uit de eerste schepping (om het zoo te noemen) dier landen te +verwachten; die landen nemen ná de droogmaking en bebouwing in +waarde toe; kudden vee worden op dezelve ter grazing geweid; het zuivel +wordt in eene groote hoeveelheid vermeerderd; veldvruchten van +verschillenden aard worden er geteeld; fabrijken worden er welligt hier +en daar gevestigd; woningen en andere getimmerten worden er gebouwd; +dorpen rijzen op; allerlei neringen en bedrijven komen er aan den gang; +en terwijl het land aan het water zal ontwoekerd zijn, vinden daar +duizende nijvere ingezetenen werk, duizenden worden aan armoede <span +class="pagenum">[<a id="pb1.111" href= +"#pb1.111">111</a>]</span>onttogen; van al deze vermeerderingen van +welvaart, plukt het algemeen de schoonste vruchten, en deze werken +weldadig op de schatkist terug, aan welke onderscheiden opbrengsten in +reëele en personeele, directe en indirecte lasten toevloeien, +welke dus ongevoelig de gemaakte kosten vergoeden. Eene verlichte +Regering, welke dit werk zal hebben te weeg gebragt, en eene even +verlichte volksvertegenwoordiging, welke door eene onbekrompene +medewerking de Regering daartoe zal hebben in staat gesteld, zullen +zich bij eene dankbare nakomelingschap eene eerzuil hebben gesticht, +duurzamer dan metaal of marmer.”</p> + +<p>»Eene derde soort, enz.<a class="noteref" id="xd0e4568src" +href="#xd0e4568">92</a>”</p> + +<hr class="tb"> +<p>»Ik heb de hiervorenstaande redevoeringen gegeven, zoo als zij +in de <i>Nederlandsche Staats-Courant</i> zijn geplaatst<a class= +"noteref" id="xd0e4583src" href="#xd0e4583">93</a>. Men ziet uit +dezelve, dat ik bij den aanvang <span class="pagenum">[<a id="pb1.112" +href="#pb1.112">112</a>]</span>niet ten onregte zeide, dat van de +vijftien Leden, »die over de voorgestelde wet het woord hebben +gevoerd, er niet één is geweest, die zich <i>tegen</i> de +droogmaking van het Meer heeft verklaard, ja dat de meeste hunner het +het vewezenlijken van dit zoo lang reeds beraamd plan wenschelijk +hebben genoemd.”—De voorgedragene wet is met 46 stemmen +tegen 2, zijnde die van de Heeren <span class="smallcaps">Beelaerts van +Blokland</span> en <span class="smallcaps">Weerts</span>, +afgestemd.—Mag men geruchten gelooven, dan houdt de Regering zich +nog steeds onledig om dit plan te verwezenlijken, en zou Z. +M.—wiens belangstelling in alle nuttige ondernemingen nog dezer +dagen, door het Besluit tot het aanleggen van eenen ijzeren spoorweg +naar <i>Arnhem</i>, op nieuw gebleken is,—den Minister van +Binnenlandsche Zaken hebben gelast, om eenige proeven te doen nemen, +ten einde te geraken tot de bepaling der beste wijze van uitvoering +dier onderneming, ingeval men mogt besluiten, om daarmede eenen aanvang +te maken. Is dit zoo, dan mogen wij ons vleijen, dat nog in onzen +leeftijd die inwendige vijand, gelijk men het <i>Haarlemmermeer</i> met +regt mag noemen, zal worden ten ondergebragt: en dat nog eenmaal het +nageslacht, het alsdan bloeijend <i>Haarlemmermeer</i>, welig bebouwd +en talrijk bewoond, aanschouwende, met dankbaarheid aan de zorgen van +het voorgeslacht zal denken. De <i>Allerhoogste</i> schenke hiertoe +Zijnen zegen!</p> + +<p><span class="smallcaps">Amsterdam</span>, 1838.</p> + +<p><i lang="la">Candore et ardore.</i></p> + +<div class="footnotes"> +<hr class="fnsep"> +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e243src" id="xd0e243">1</a></span> Mr. <span class="smallcaps">J. +van Lennep</span>, <i>de IJzeren spoorweg van Amsterdam op Haarlem, +lierzang, den Aanleggeren en Begunstigers daarvan toegezongen</i>. +Amsterdam 1837.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e308src" id="xd0e308">2</a></span> Wij weten, dat <span class= +"smallcaps">Bilderdijk</span> zeer ongunstig over de gevolgen van het +droogmaken van het Meer dacht (zie <i>Geschiedenis des Vaderlands</i>, +I Dl., Blz. 25). Haar hij dacht even ongunstig over de vroegere +bedijkingen in ons Land en noemde onze vooronders <i>vernuftige +landbedervers</i>, van welke blaam de Heer Mr. <span class="smallcaps"> +S. de Wind</span> hen in een stukje, geplaatst in den <i>Zeeuwschen +Volks-Almanak</i> voor dit jaar, Blz. 93–101, getracht heeft te +zuiveren.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e369src" id="xd0e369">3</a></span> <i>Tegenwoord. staat der +Nederl.</i>, Deel VI, (<i>Holland</i>) Blz. 164 en volg. <i>De +Baron</i> <span class="smallcaps">van Lijnden</span>, verhandel. over +de Haarlemmer-Meer, Blz. 38–40, en <span class="smallcaps">G. +Nieuwenhuis</span>, <i>Algemeen Woordenboek</i>, op het woord <i> +Haarlemmer Meer</i>.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e496src" id="xd0e496">4</a></span> Volgens het plan van 1742, zou +men rondom het Meer eenen dijk hebben moeten leggen, ter lengte van +13830 roeden. Men berekende, dat men alsdan 19000 morgen droogen grond, +en hieronder 8000 morgen aan landerijen zou bekomen en bovendien nog +eenen verkleinden waterboezem van 9000 morgen behouden, om daarin het +overtollig polder- en ander water van <i>Rhijnland</i> te lozen. Voorts +zou men rondom den dijk eene <i>ringvaart</i> doen loopen voor de +schepen, die van <i>Sparendam</i> naar de <i>Oude Wetering</i> varen. +Men stelde, dat tot het uitmalen 112 zware achtkante steenen molens +benoodigd zouden zijn, en de kosten der geheele onderneming 6,631,000 +galden zouden bedragen.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e541src" id="xd0e541">5</a></span> Verhandeling van den Baron +<span class="smallcaps">van Lijnden</span>, bl. 5 en 6.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e625src" id="xd0e625">6</a></span> In de Vaderl. Letteroef. voor +Dec. 1837, N<sup>o</sup>. 15, is geplaatst <i>eene</i> lezenswaardige +<i>bijdrage over</i> <span class="smallcaps">J. A. Leeghwater</span>, +door den geleerden M<sup>r</sup>. <span class="smallcaps">S. de +Wind</span>, even als de onze getrokken uit ’s mans werken. Ook +in het <i>Aanhangsel op het Algemeen Woordenboek</i> van <span class= +"smallcaps">G. Nieuwenhuis</span> vindt men een goed gesteld artikel +over <span class="smallcaps">Leeghwater</span>, en in den <i> +Avondbode</i> van 10 Jan. 1838, N<sup>o</sup>. 53, wordt hij mede in +het mengelwerk vermeld.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e666src" id="xd0e666">7</a></span> Kl. Kron. bl. 11, +N<sup>o</sup>. 14.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e678src" id="xd0e678">8</a></span> Kl. Kron. bl. 6, N<sup>o</sup>. +5 en bl. 10, N<sup>o</sup>. 5. Zij had, zoo als hij N<sup>o</sup>. 7 +zegt, gezien zes van hare eigen kinderen, 47 kinds-kinderen, 63 +over-kinds-kinderen en nog 26, die aan deze getrouwd waren, makende te +zaamen 142, behalve nog andere 26, die gestorven waren.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e719src" id="xd0e719">9</a></span> Hij schreef zich ook wel <span +class="smallcaps">Leeg-water</span> en <span class="smallcaps"> +Leech-water</span>. De Redacteur van den Konst- en Letterbode, +N<sup>o</sup>. 18 van het jaar 1807, bl. 276, wil den naam afleiden van +<i>Laagwater</i>: »Ongetwijfeld,” zegt hij, »is die +naam ontleend, hetzij van zijne kunst, om onder of beneden het water +zich eenigen tijd op te houden, en aldaar eene verscheidenheid van +werkzaamheden te verrigten, of van een’ der voornaamste takken +van zijn beroep en velerlei handwerk: het woord <i>leeg</i> of <i> +leegh</i>, overeenkomstig de uitspraak bij de Noord-Hollanders, zelfs +op vele plaatsen tot heden, die de dubbele <i>a</i>, in verscheiden +woorden, als eene dubbele <i>e</i> uitspreken, en wel volgens oud +gebruik met bijvoeging van de <i>h</i>, <i>leegh</i> geschreven +wordende.”</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e760src" id="xd0e760">10</a></span> Kleine Kronijk, bl. 10, +N<sup>o</sup>. 9.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e786src" id="xd0e786">11</a></span> Bl. 12, N<sup>o</sup>. 23.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e803src" id="xd0e803">12</a></span> Ald. bl. 14, N<sup>o</sup>. +32.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e861src" id="xd0e861">13</a></span> Haarl. Meerboek, +N<sup>o</sup>. 41; kl. kr. bl. 27 en volg. N<sup>o</sup>. +1–16.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e882src" id="xd0e882">14</a></span> Zie Haarl. Meerb. +N<sup>o</sup>. 41, kl. kron. bl. 40, N<sup>o</sup>. 50 en vergelijk +Leven van <span class="smallcaps">Frederik Hendrik</span>. (II Deelen +in 8vo. van het jaar 1737). I<sup>ste</sup> Deel, bl. 259, 269 en +volg.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e909src" id="xd0e909">15</a></span> Haarl. Meerb. N<sup>o</sup>. +42.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e921src" id="xd0e921">16</a></span> t. a. pl.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e927src" id="xd0e927">17</a></span> t. a. pl. N<sup>o</sup>. +43.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e986src" id="xd0e986">18</a></span> Deze kunst schijnt echter +geene nieuwe uitvinding te zijn geweest, maar reeds bij de ouden +bekend, zoo als men zien kan bij <span class="smallcaps">Witsen</span>, +<i>Aeloude en Hedendaagsche Scheepsbouw</i>, bl. 287, gelijk de Heer +Baron <span class="smallcaps">Collot d’Escury</span>, in het +VI<sup>de</sup> Deel van <i>Hollands roem</i>, bl. 74, in de noot +opmerkt.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e1008src" id="xd0e1008">19</a></span> Deze <span class= +"smallcaps">Pieter Pietersz.</span> was den 20 Januarij 1574, en dus +een jaar vóór <span class="smallcaps">Leeghwater</span>, +te <i>Alkmaar</i> geboren en bekleedde verscheidene jaren het +Leeraarambt bij de Doopsgezinden, eerst in de <i>Rijp</i> en naderhand +te <i>Oost-Zaandam</i>, en stierf in 1651. Men vindt zijne afbeelding +in het II<sup>de</sup> Deel der Nederduitsche Vertaling van de <i> +Geschiedenis der Mennoniten</i> van <span class="smallcaps">Hermannus +Schijn</span>, door <span class="smallcaps">Gerardus Maatschoen</span>, +alwaar men ook (bl. 588–596) een verslag van de door hem +uitgegevene werken aantreft. Vóór ’s mans <i>Opera +Omnia</i> (tweemalen, in 1650 en 1666, in 4to. uitgegeven) is een kort +levensberigt van hem geplaatst. Vergelijk ook <i>Konst- en +Letterbode</i>, t. a. pl. bl. 277.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e1062src" id="xd0e1062">20</a></span> Aldaar bl. 41 en volg. Niet, +zoo als de Heer Baron <span class="smallcaps">Collot +d’Escury</span>, t. a. pl. bl. 73 zegt, achter het <i> +Haarlemmermeerboek</i>. Zie mede over dit waterduiken van <span class= +"smallcaps">Leeghwater</span>: <span class="smallcaps">Meerman</span> +op <span class="smallcaps">De Groot</span>, <i>Parall. Rerumpubl.</i> +Deel II, Hoofdst. 20, bl. 441 en volg., en <i>Bijdrage</i> van den Heer +<span class="smallcaps">De Wind</span>, in het bovenvermeld +N<sup>o</sup>. <i>der Letteroef.</i></p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e1373src" id="xd0e1373">21</a></span> N<sup>o</sup>. 18, bl. 278 +en volg.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e1391src" id="xd0e1391">22</a></span> Denkelijk <i>te nyeuwte</i>, +gelijk hier onder.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e1399src" id="xd0e1399">23</a></span> Dit cachet of zegel, hetwelk +van rood was is geweest, is door verloop van tijd en veelvuldige +behandeling bijna geheel afgesleten en verbrokkeld.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e1426src" id="xd0e1426">24</a></span> <i>Konst- en Letterbode</i> +t. a. pl. bl. 280.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e1437src" id="xd0e1437">25</a></span> Zie boven bl. 18, +N<sup>o</sup>. 5 en bl. 22, N<sup>o</sup>. 9.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e1511src" id="xd0e1511">26</a></span> Niet onaardig zijn de +aanmerkingen, welke hij bij sommige dier plaatsen maakt: men kan er +veelal den onderzoeker uit ontdekken. Zoo zegt hij b.v. bij <i> +Keulen</i>: »Eene treffelijke Stad, daar heb ik de toren gemeten, +die is 78 voet dik in het vierkant, hetwelk de dikste toren is, dien ik +gezien heb. Behalve dien, heb ik mede de torens van <i>Utrecht</i>, <i> +Mechelen</i> en <i>Antwerpen</i> wel gemeten, die zijn 68 voet dik, en +de nieuwe toren, die nu te <i>Amsterdam</i> aan de Nieuwe Kerk gemaakt +wordt, is 64 voet dik.” Bij <i>Goddorp</i> »’t Hof +van Holstein, aldaer ik in de Hofkerk het schoonste Muzijk gehoord heb, +daar ik mijn leven bij geweest hen, aldaar ik mede verscheiden malen +met den Hertog van Holstein gesproken heb, dewelke een zeer bequaam Man +is van zeden en manieren.”</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e1537src" id="xd0e1537">27</a></span> Verhand. bl. 42.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e1550src" id="xd0e1550">28</a></span> Eene, <i>Haarlem</i> 1669 in +8<sup>o</sup>., in <i>de opgave van Beschrijvingen der gewesten, steden +en plaatsen in het Koningrijk der Nederlanden</i>, door Mr. <span +class="smallcaps">J. T. Bodel Nyenhuis</span>, geplaatst in den <i> +Vriend des Vaderlands</i>, IV Deel, N<sup>o</sup>. 4; en eene, <i> +Haarlem</i> 1706, in 12<sup>mo</sup>. in het <i>Naamreg.</i> van <span +class="smallcaps">R. Arrenberg</span>, bl. 243.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e1608src" id="xd0e1608">29</a></span> Zie ook Avondbode van 16 +Januarij 1838.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e1614src" id="xd0e1614">30</a></span> Deze drukken van 1654, 1714 +en 1727 worden ook vermeld door mijnen vriend <span class="smallcaps"> +Bodel Nyenhuis</span> in de 2<sup>de</sup> lijst zijner voornoemde +opgave, <i>Vriend des Vaderlands</i>, D. V<span class="corr" id= +"xd0e1625" title="Niet in bron">.</span>, N<sup>o</sup>. 3. Zij zijn +alle in 4<sup>to</sup>. en te Amsterdam uitgegeven. Ik zag ook +een’ druk van 1669, uitgegeven te <i>Saerdam</i>, geplaatst +achter den 7<sup>den</sup> druk van het Haarlemmer-Meerboek. Het is +niet onwaarschijnlijk, dat deze kronijk, na den jare 1654, telkens +gelijk met het Meer-boek is herdrukt.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e1656src" id="xd0e1656">31</a></span> Amsterdam bij <span class= +"smallcaps">Dominicus van der Stichel</span>, 35 bl. in +4<sup>o</sup>.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e1668src" id="xd0e1668">32</a></span> De Heer <span class= +"smallcaps">Van Lijnden</span> verh. bl. 43; en het aanhangsel op het +woordenboek van <span class="smallcaps">Nieuwenhuis</span> zeggen, dat +het werkje in 1640 voor het eerst uitkwam; doch dit is eene vergissing. +De Schrijver van het artikel in den <i>Avondbode</i> noemt het jaar +1643; doch verkeerdelijk. De Heer <span class="smallcaps">De +Wind</span> vermoedde te regt, dat die eerste uitgave +vóór het laatstgenoemde jaar heeft plaats gehad.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e1683src" id="xd0e1683">33</a></span> Amst. bij <span class= +"smallcaps">V. d. Stichel</span>, 42 bl. in 4<sup>o</sup>. Zie ook +<span class="smallcaps">Colevelt’s</span> <i>bedenkingen</i>.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e1701src" id="xd0e1701">34</a></span> Deze wordt ook vermeld in +den Catal. der boeken van <span class="smallcaps">Jacob Koning</span>, +II Deel, bl. 214, N<sup>o</sup>. 569. Hij was de laatste, die door +<span class="smallcaps">Leeghwater</span> zelven werd nagezien, en naar +welken al de volgende uitgaven zijn gedrukt.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e1744src" id="xd0e1744">35</a></span> Bij <span class="smallcaps"> +Willem Willemsz.</span> te <i>Saerdam</i>, 48 bl., in +4<sup>o</sup>.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e1759src" id="xd0e1759">36</a></span> Te <i>Amsterdam</i>, bij +<span class="smallcaps">P. Visser</span>, <span class="smallcaps">J. v. +Heekeren</span> en <span class="smallcaps">J. Graal</span>, mede 48 bl. +in 4<sup>o</sup>. <span class="smallcaps">Bodel Nyenhuis</span> zegt, +in zijne 2<sup>e</sup> lijst, te <i>Haarlem</i>.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e1788src" id="xd0e1788">37</a></span> Amsterdam bij <span class= +"smallcaps">Visser</span>. Zie Catal. der boeken, van <span class= +"smallcaps">J. Koning</span>, II<sup>e</sup> Deel, bl. 214, +N<sup>o</sup>. 570 en 571.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e1805src" id="xd0e1805">38</a></span> Amst. bij <span class= +"smallcaps">P. Visscher</span>. Zie <i>Naamregister</i> van <span +class="smallcaps">Joh. van Abkoude</span>, I Deel, bl. 209.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e1817src" id="xd0e1817">39</a></span> Van deze maakt de Heer <span +class="smallcaps">Van Lijnden</span> (<i>verh.</i> bl. 43) gewag. Zij +komt ook voor in de <i>Biblioth.</i> <span class="smallcaps"> +Meerman</span>. T. III, p. 180, N<sup>o</sup>. 771.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e1835src" id="xd0e1835">40</a></span> Amst. bij <span class= +"smallcaps">T. Beek</span>; zie <i>naamregister</i> van <span class= +"smallcaps">R. Arrenberg</span>, bl. 243. Deze druk is waarschijnlijk +dezelfde als die, welke door <span class="smallcaps">Van +Abkoude</span>, in het 2<sup>e</sup> aanhangsel op zijn register, bl. +92, wordt gezegd van 1750 te zijn; bij dezen of genen bestaat +waarschijnlijk eene drukfout. Nog kwam ons dezer dagen in handen een +exemplaar, op welks titel het jaartal 1764 wordt vermeld; doch daar +mede op dien titel staat <i>twaalfde druk</i>, houd ik die uitgave voor +dezelfde als die van 1749 of 1750, alleen met eenen nieuwen titel, +hetgeen in die dagen niet ongebruikelijk was, indien het <i> +kopij-regt</i> van eigenaar veranderde. De Heer Baron <span class= +"smallcaps">du Tour</span> zegt in zijne <i>verhandeling over het +Haarlemmermeer</i>, bl. 40, dat de Boekhandelaar <span class= +"smallcaps">Joh. Schouten</span>, te <i>Alkmaar</i>, in 1819, eigenaar +van het <i>handschrift</i> van <span class="smallcaps"> +Leeghwater</span> was. Ik heb er te vergeefs onderzoek naar laten +doen.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e1895src" id="xd0e1895">41</a></span> Zie ook den boven +aangehaalden <i>Avondbode</i>.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e1915src" id="xd0e1915">42</a></span> Men verwondere zich niet, +indien men bij mij veel aantreft, hetgeen ook de Heer <span class= +"smallcaps">De Wind</span> in zijne meergen. <i>Bijdrage</i> heeft. Wij +hebben beide uit dezelfde bron moeten putten.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e1992src" id="xd0e1992">43</a></span> In den <i>Konst- en +Letterbode</i>, t. a .pl. bl. 277, worden behalve van deze <span class= +"smallcaps">Pieter</span> en <span class="smallcaps">Trijntje +Leeghwater</span>, nog melding gemaakt van hunne broeders <span class= +"smallcaps">Sijmen</span> en <span class="smallcaps">Cornelis</span>. +Beide laatsten zijn echter overleden, gelijk ook de aldaar vermelde +Wed. van <span class="smallcaps">Jan Cornelisz. Leeghwater</span> in +1810 gestorven is.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e2100src" id="xd0e2100">44</a></span> Men vindt eene afbeelding en +beschrijving van dezen penning bij <span class="smallcaps">Van +Loon</span>, <i>Beschrijv. der Nederl. Histor. penningen</i>, II Deel, +bl. 193, N<sup>o</sup>. 1. Ook in den <i>Konst- en Letterbode</i> van +1807 wordt hij in de noot bl. 277 beschreven.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e2176src" id="xd0e2176">45</a></span> Deze afbeelding heb ik mede +doen plaatsen in de mengelingen van N<sup>o</sup>. 5 van het +Maandschrift <i>de Gids</i> voor dit jaar.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e2290src" id="xd0e2290">46</a></span> <span class="smallcaps"> +Claes Arentsz. Coleveldt</span>. Hij was <i>publiek Landmeter</i>.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e2328src" id="xd0e2328">47</a></span> Te Leiden bij <span class= +"smallcaps">J. A. van Abcoude</span>, in 4<sup>to</sup>.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e2342src" id="xd0e2342">48</a></span> Te Leiden, bij <span class= +"smallcaps">Daniel Goetval</span>, 40 bl. in 4<sup>to</sup>. met eene +kaart.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e2376src" id="xd0e2376">49</a></span> Deze <span class= +"smallcaps">C. Velsen</span> was ook schrijver van een werkje <i>tegen +<span class="smallcaps">Van den Burggraaf</span></i>, in 8<sup>o</sup>. +Leiden 1744; en van eene <i>rivierkundige verhandeling, afgeleid uyt +water-wigt- en waterbeweegkundige grondbeginselen, en toepasselijk +gemaakt op de Rivieren: den Rhijn, de Maas, de Waal, de Merwede en de +Lek, waarin de aloude en tegenwoordige toestand dier Rievieren +overwogen, de gevaren die men uit derzelver verandering te dugten +heeft, aangewezen en middelen ter verbetering van dezelve, en tot +voorkoming van overstroomingen voorgesteld worden</i>; opgeheldert door +naauwkeurige kaarten en platen, in gr. 8<sup>o</sup>., Amst. 1749 en +2<sup>de</sup> druk merkelijk vermeerderd, Harlingen 1768.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e2438src" id="xd0e2438">50</a></span> Men vindt in de <i> +Tegenwoordige Staat</i> t. a. pl. eene zeer naauwkeurige kaart van de +<i>Haarlemmer- en Leidsche-meren</i>, met aanwijzing der plaats gehad +hebbende vergrootingen, van een plan van bedijking, enz.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e2469src" id="xd0e2469">51</a></span> Verh. bl. 44.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e2472src" id="xd0e2472">52</a></span> Over het <i> +Haarlemmer-Meer</i> en zijne vergrootingen kan men wijders lezen bij +<span class="smallcaps">S. van Leeuwen</span>, <i>Batav. Illustr.</i>, +I<sup>e</sup> Deel bl. 104, en volg. bij <span class="smallcaps">L. +Smids</span>, <i>Schatkamer der Nederl. Oudheid</i>, op het woord <i> +Meren</i>, enz. De laatste maakt melding van een <i>provisioneel +concept der bedijkingen van de Haarlemmer- en Leidsche-meren</i>, in +1641 uitgegeven; waarschijnlijk bedoelt hij hiermede het werk van <span +class="smallcaps"><span class="corr" id="xd0e2499" title="Bron: Veris"> +Veeris</span></span> of van <span class="smallcaps"> +Leeghwater</span>.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e2508src" id="xd0e2508">53</a></span> Er bestaat nog een zeer +zeldzaam gedicht, tot opschrift voerende: <i>De Haarlemmer-meer</i> +door <span class="smallcaps">D. Slob</span>, gedrukt 1763 in +4<sup>o</sup>. Deze <span class="smallcaps">Slob</span> was Schout van +<i>Aalsmeer</i> en <i>Kudelstaart</i>, zoo als hij in dit gedicht zegt; +de verzen zijn armzalig en geene vermelding waardig; doch uit den +inhoud en vooral uit de aanteekeningen leert men de vrees der bewoners +dier streken kennen, om eenmaal door het <i>Meer</i> geheel te worden +verzwolgen. Ik zag door de gedienstigheid van mijnen vriend <span +class="smallcaps">Bodel Nyenhuis</span> het 1<sup>ste</sup> stukje van +dit zeldzaam voorkomend gedicht, doch weet niet of er een +2<sup>de</sup> van is.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e2586src" id="xd0e2586">54</a></span> In het V en VI +N<sup>o</sup>. van den <i>Recensent der Recensenten</i> voor het jaar +1819, (bl. 190–208 en bl. 247–258), vindt men <i>eenige +uittreksels uit echte stukken van kundige mannen, rakende het +Haarlemmer-meer</i>, alle getrokken uit de <i>Nederl. Jaarboeken</i> +van 1767, 1772, 1773 en 1774.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e2603src" id="xd0e2603">55</a></span> In de <i lang="fr">Documens +Historiques de la Hollande</i> van den voormaligen Koning van Holland, +wordt ook over dit plan gesproken. In het III Deel, bl. 312 van de +Hollandsche vertaling leest men: »Het droogmaken van het +Haarlemmer meer omtrent 60,000 morgen: een zeer groot ontwerp, doch +niet onuitvoerlijk en van een onbegrijpelijk nut. De plannen daartoe +waren gemaakt en onderzocht door het Committé Central, hetwelk +door den Koning was opgerigt.” Voor 60,000 diende men hier 30.000 +te lezen.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e2639src" id="xd0e2639">56</a></span> In ’s Gravenhage en te +Amsterdam bij de Gebroeders <span class="smallcaps">van Cleef</span>, +88 bl., in 8<sup>o</sup>.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e2670src" id="xd0e2670">57</a></span> Bij <span class="smallcaps"> +W. C. Wansleven</span> 1820, VI en 208 bl. in 8<sup>o</sup>., met eene +afteekening van de bij het ontwerp voorgestelde molens, paalwerken, den +ringdijk enz.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e2695src" id="xd0e2695">58</a></span> In ’s Gravenhage en te +Amsterdam bij de Gebroeders <span class="smallcaps">van Cleef</span>, +XII en 324 bl., in 8<sup>o</sup>.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e2754src" id="xd0e2754">59</a></span> Leiden bij <span class= +"smallcaps">J. W. van Leeuwen</span>, 71 bl., in 8<sup>o</sup>.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e2778src" id="xd0e2778">60</a></span> Te Leiden bij <span class= +"smallcaps">D. du Mortier en Zoon</span>, 1821, 123 bl., in +8<sup>o</sup>.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e2795src" id="xd0e2795">61</a></span> In ’s Gravenhage en te +Amsterdam bij de Gebroeders <span class="smallcaps">van cleef</span>, +1821, 123 bl., in 8<sup>o</sup>.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e2817src" id="xd0e2817">62</a></span> Te leiden bij <span class= +"smallcaps">D. du Mortier en Zoon</span> 1821, 250 bl., in +8<sup>o</sup>. met bijlagen en een plaatje.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e2836src" id="xd0e2836">63</a></span> Te ’s Gravenhage en te +Amsterdam bij de Gebroeders <span class="smallcaps">van cleef</span>, +188 bl., in 8<sup>o</sup>. met tabellen en tafels.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e2855src" id="xd0e2855">64</a></span> Chez <span class= +"smallcaps">L. F. de Greéf-Laduron</span>; 47 pages, en +8<sup>e</sup>. avec une carte.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e2900src" id="xd0e2900">65</a></span> Te Amsterdam bij <span +class="smallcaps">C. G. Sulpke</span>, 1838, 118 bl., in gr. +8<sup>o</sup>.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e2930src" id="xd0e2930">66</a></span> Onder het afdrukken dezes +zijn in den <i>Avondbode</i> twee Artikelen over dit onderwerp +geplaatst, en wel in die van 14 en 18 Mei 1838, N<sup>o</sup>. 154 en +158.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e2945src" id="xd0e2945">67</a></span> <i>Ned. Staats-Courant</i>, +van 10 Aug. 1837, N<sup>o</sup>. 187.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e3013src" id="xd0e3013">68</a></span> <i>Ned. Staats-Courant</i> +van 1 Maart 1838, N<sup>o</sup>. 52. De Koninklijke Boodschap en het +daarbij gevoegd Ontwerp luiden:</p> + +<div class="blockquote"> +<p class="footnote"><span class="smallcaps">Edel Mogende +Heeren!</span></p> + +<p class="footnote">»Bij het openen van de tegenwoordige zitting, +is Ons voornemen te kennen gegeven om de medewerking der +Staten-Generaal in te roepen, tot het nemen van maatregelen ten aanzien +van wenschelijke verbeteringen in onzen waterstaat en in onze wegen en +vaarten, en van eene meer bespoedigde gemeenschap met den Rhijn, door +den aanleg eener ijzerbaan.”</p> + +<p class="footnote">»Tot verwezenlijking van dat voornemen strekt +het ontwerp van wet, hetwelk, vergezeld van eene Memorie van +Toelichting, bij deze, door Ons aan UEdel Mogenden wordt +aangeboden.</p> + +<p class="footnote">»En hiermede bevelen Wij UEdel Mogenden in +Godes heilige bescherming.”</p> + +<p class="footnote">’s Gravenhage, 26<sup>sten</sup> Februarij +1838.</p> + +<p class="footnote">(<i>get.</i>.) WILLEM.</p> +</div> + +<div class="blockquote"> +<p class="footnote"><i>ONTWERP VAN WET, omtrent de uitgifte van +Losrenten op een gedeelte der schuld ten laste der Overzeesche +Bezittingen, tot het doen van voorschotten voor openbare +Werken.</i></p> + +<p class="footnote"><span class="smallcaps">Wij Willem</span>, enz.</p> + +<p class="footnote">»Alzoo Wij in overweging hebben genomen, dat +het aanleggen van een’ <i>ijzeren spoorweg</i> van <i> +Amsterdam</i> over <i>Utrecht</i> naar <i>Arnhem</i>, met een’ +zijtak van <i>Rotterdam</i> naar <i>Utrecht</i>, bevorderlijk moet +zijn, zoowel voor de binnenlandsche gemeenschap, als voor het vertier +naar buiten ’s lands, gelijk ook dat het belang van den Staat +vordert, om eerlang tot de bedijking en droogmaking van het <i> +Haarlemmer Meer</i> over te gaan, en dat voorts tot de uitvoering en +verbetering van andere ondernemingen van openbaar nut maatregelen +behooren genomen te worden.”</p> + +<p class="footnote">»Dat tot al deze werken, welke aan den +handel, de nijverheid en den landbouw aanzienlijke voordeelen beloven, +voorschotten gevorderd worden van een kapitaal, waarvan de voldoening +der renten en ook later de teruggave van de hoofdsom uit de opbrengst +van die werken kunnen worden verwacht.”</p> + +<p class="footnote">»Dat het nog onuitgegeven gedeelte ten +bedrage van <i>dertig millioenen gulden</i> van het kapitaal, +daargesteld bij Art. 4 der wet van 24 April 1836, (Staatsblad +N<sup>o</sup>. 11), tot het doen van de voorschreven voorschotten kan +worden beschikbaar gesteld, doch tevens dienstbaar moet blijven ter +achtereenvolgende voldoening van de schuld, waartoe hetzelve bij de +gedachte wet is bestemd;”</p> + +<p class="footnote">»Dat tot de uitgifte van dat kapitaal nadere +wettelijke bepalingen worden vereischt en dat de tegenwoordige stand +van de rente het noodzakelijk maakt, om, ter verkrijging van de +vereischte fondsen, gelijke maatregelen te nemen, als zijn vastgesteld +bij de Wet van 11 Maart 1837, (Staatsblad N<sup>o</sup>. 9);”</p> + +<p class="footnote">»Zoo is het, dat Wij, den Raad van State +gehoord en met gemeen overleg van de Staten-Generaal, hebben +goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij +deze:</p> + +<p class="footnote">»Art. 1. Het hier bovengemelde kapitaal van +<i>dertig millioenen gulden</i>, zijnde het nog onuitgegeven gedeelte +der schuld, ten laste van de Overzeesche Bezittingen, vermeld bij Art. +4 der Wet van 24 April 1836 (Staatsblad N<sup>o</sup>. 11), wordt +bestemd en aangewezen tot voorloopige voorschotten ter goedmaking der +kosten, vereischt tot het aanleggen van een’ <i>ijzeren +Spoorweg</i> van <i>Amsterdam</i> over <i>Utrecht</i> naar <i> +Arnhem</i>, met een’ zijtak van <i>Rotterdam</i> naar <i> +Utrecht</i>; tot het bedijken en droogmaken van het <i>Haarlemmer +Meer</i>, en tot het aanleggen en verbeteren van andere werken van +openbaar nut.”</p> + +<p class="footnote">»Art. 2. Op het voormelde kapitaal, tegen +vier ten honderd opleverende eene jaarlijksche rente van een <i> +millioen twee honderd duizend gulden</i>, zal successivelijk kunnen +worden afgegeven een kapitaal van <i>vier en twintig millioen +gulden</i> losrenten, rentende <i>vijf</i> ten honderd, waarvan de +renten onvoorwaardelijk door het Rijk worden gewaarborgd; zullende deze +losrenten achtervolgens worden afgelost en vernietigd, naar mate de +uitgifte van de aandeelen in de schuld, ten laste van de Overzeesche +Bezittingen, rentende vier ten honderd, wanneer die uitgifte tegen den +cours van vier en negentig ten honderd of hooger zal kunnen plaats +hebben.”</p> + +<p class="footnote">»Art. 3. Het meergemelde kapitaal van <i> +dertig millioenen gulden</i>, met de renten van dien, tot <i>een +millioen twee honderd duizend gulden</i>, zal, zoo spoedig mogelijk, +uit de inkomsten en baten van de voorschreven werken aan het +Amortisatie-Syndikaat vergoed en tot het doel, waartoe hetzelve +oorspronkelijk is daargesteld, teruggebragt worden; behoudende Wij Ons +voor, om bij vroegere behoefte van het Amortisatie-Syndikaat, in de +vergoeding van het meergedacht kapitaal met de renten, of van het dan +nog onvoldaan gebleven gedeelte daarvan, te voorzien door al zoodanige +geldelijke maatregelen, als verder tot dat einde en ter daarstelling, +voltooijing of uitbreiding van de meer gemelde werken, onder verband +der baten en inkomsten van dezelve, bij de wet zullen worden +bepaald.”</p> + +<p class="footnote">»Lasten en bevelen, enz.”</p> +</div> + +<br> +<br> + + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e3158src" id="xd0e3158">69</a></span> <i>Ned. Staats-Courant</i> +van 1 Maart 1838, N<sup>o</sup>. 52.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e3222src" id="xd0e3222">70</a></span> <i>Ned. Staats-Courant</i> +van 26 Maart 1838, N<sup>o</sup>. 73.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e3296src" id="xd0e3296">71</a></span> <i>Ned. Staats-Courant</i> +van 28 Maart 1838, N<sup>o</sup>. 75.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e3316src" id="xd0e3316">72</a></span> <i>Avondbode</i> van 13 +Maart 1838, N<sup>o</sup>. 101 en <i>A. Handelsbl</i>. N<sup>o</sup>. +1983.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e3404src" id="xd0e3404">73</a></span> <i>Avondbode</i>, 27 Maart +1838, N<sup>o</sup>. 113. <i>A. Handelsbl</i>. N<sup>o</sup>. 1995.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e3420src" id="xd0e3420">74</a></span> <i>Ned. Staats-Courant</i> +van 2 April 1838, N<sup>o</sup>. 79. <i>A. H. B.</i> N<sup>o</sup>. +2000.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e3439src" id="xd0e3439">75</a></span> Te weten de Heeren: Jr. +<span class="smallcaps">E. P. de la Court</span>, Mr. <span class= +"smallcaps">J. B. H. van den Mortel</span>, Mr. <span class= +"smallcaps">P. A. van Meeuwen</span>, <span class="smallcaps">J. +D.</span> Baron <span class="smallcaps">van Tuyll van Serooskerken van +Heeze en Leende</span>, Mr. <span class="smallcaps">R. P. Romme</span>, +wegens Noord-Braband.—Jr. <span class="smallcaps">W. L. F. C. van +Rappard</span>, <span class="smallcaps">E. W. van Dam van +Isselt</span>, Mr. <span class="smallcaps">J. Weerts</span>, Mr. <span +class="smallcaps">H. J. Dyckmeester</span>, <span class="smallcaps">J. +G. A.</span> Baron <span class="smallcaps">van Nagell tot +Ampsen</span>, Baron <span class="smallcaps">Schimmelpenninck van der +Oye van de Pol</span>, wegens Gelderland.—Jr. Mr. <span class= +"smallcaps">A. Warin</span>, Jr. <span class="smallcaps">H. +Backer</span>, Mr. <span class="smallcaps">J. H. van Reenen</span>, Jr. +<span class="smallcaps">G. Beelaerts van Blokland</span>, Jr. <span +class="smallcaps">G. Clifford</span>, Jr. <span class="smallcaps">M. W. +de Jonge</span>, Mr. <span class="smallcaps">J. op den Hooff</span>, +Mr. <span class="smallcaps">W. J. Junius van Hemert</span>, Jr. Mr. +<span class="smallcaps">J. C. R. van Hoorn van Burgh</span>, <span +class="smallcaps">F. C. W. Druyvensteyn</span>, Mr. <span class= +"smallcaps">F. Frets</span>, <span class="smallcaps">H.</span> Baron +<span class="smallcaps">Collot d’Escury van Heynenoord</span>, +Jr. Mr. <span class="smallcaps">D. Hooft, Jsz.</span>, Jr. <span class= +"smallcaps">O. Repelaer van Molenaarsgraaf</span>, Mr. <span class= +"smallcaps">G. Verwey Mejan</span>, Mr. <span class="smallcaps">L. C. +Lusac</span>, Mr. <span class="smallcaps">T. C. de Bordes</span>, Jr. +<span class="smallcaps">D. F. van Alphen</span>, <span class= +"smallcaps">W.</span> Baron <span class="smallcaps">Roëll van +Hazerswoude</span>, Mr. <span class="smallcaps">W. B. Donker Curtius +van Tienhoven</span>, Mr. <span class="smallcaps">J. Corver +Hooft</span>, wegens Holland.—<span class="smallcaps">J. Snouck +Hurgronje</span>, Mr. <span class="smallcaps">J. G. Hinlopen</span>, +wegens Zeeland.—<span class="smallcaps">J. van den Velden</span>, +<span class="smallcaps">W. R.</span> Baron <span class="smallcaps">van +Tuyll van Serooskerken van Coelhorst</span>, wegens Utrecht.—Mr. +<span class="smallcaps">J. Cats Epz.</span>, <span class="smallcaps">W. +P. D.</span> Baron <span class="smallcaps">van Sytzama</span>, <span +class="smallcaps">C. Binkes</span>, <span class="smallcaps">S. van +Welderen</span> Baron <span class="smallcaps">Rengers</span>, Mr. <span +class="smallcaps">T. S. Tromp,</span> wegens <span class="smallcaps"> +Vriesland</span>.—Mr. <span class="smallcaps">W. H. +Vijfhuis</span>, Mr. <span class="smallcaps">F. Lemker</span>, Mr. +<span class="smallcaps">A. Sandberg</span> en Mr. <span class= +"smallcaps">R. S. van der Gronden</span>, wegens Overijssel.—Jr. +<span class="smallcaps">O. van Swinderen van Rensuma</span>, Mr. <span +class="smallcaps">C. Star Busman</span> en Mr. <span class="smallcaps"> +W. J. Quintus</span>, wegens Groningen.—Van dezen was de Baron +<span class="smallcaps">van Sytzama</span> Voorzitter.—Er waren +in het geheel 7 Leden afwezig, zijnde de Heeren Mr. <span class= +"smallcaps">J. L. A. Luyben</span>, Mr. <span class="smallcaps">A. J. +Ingenhousz</span>, van Noord-Braband; <span class="smallcaps">J. J. H. +van Wickevoort Crommelin</span>, van Holland; Mr. <span class= +"smallcaps">P. J. Boddaert</span>, van Zeeland; Jr. Mr. <span class= +"smallcaps">H. M. A. J. van Asch van Wijck</span>, van Utrecht; Mr. +<span class="smallcaps">J. Gockinga</span>, van Groningen en Mr. <span +class="smallcaps">G. Kniphorst</span> van Drenthe.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e3642src" id="xd0e3642">76</a></span> Het eerste blad van dit ons +geschrijf was reeds afgedrukt, toen de meeste der volgende +redevoeringen in de Staats-Couranten het licht zagen.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e3702src" id="xd0e3702">77</a></span> <i>Ned. Staats-Courant</i> +van 4 April N<sup>o</sup>. 81.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e3725src" id="xd0e3725">78</a></span> <i>Ned. Staats-Courant</i> +van 7 April N<sup>o</sup>. 84.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e3747src" id="xd0e3747">79</a></span> <i>Ned. Staats-Courant</i> +van 5 April 1838, N<sup>o</sup>. 82.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e4131src" id="xd0e4131">80</a></span> <i>Ned. Staats-Cour.</i> van +9 April, N<sup>o</sup>. 85.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e4151src" id="xd0e4151">81</a></span> <i>Ned. Staats-Cour.</i> 11 +April 1838, N<sup>o</sup>. 87.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e4171src" id="xd0e4171">82</a></span> <i>Ned. Staats-Cour.</i> 12 +April 1838, N<sup>o</sup>. 88.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e4188src" id="xd0e4188">83</a></span> <i>Ned. Staats-Courant</i> +van 10 April 1838, N<sup>o</sup>. 86.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e4201src" id="xd0e4201">84</a></span> <i>Ned. Staats-Courant</i> +van 14 April 1838, N<sup>o</sup>. 90.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e4240src" id="xd0e4240">85</a></span> Het <i>vroon</i> van; de <i> +visscherije genaamd het vroon</i> van; de <i>vroonvisscherije</i> van +de Graaflijkheid: <i>vroonmeester</i> van de Graaflijkheid,—zijn +allen namen in oude plakkaten bekend en betrekkelijk tot de <i> +visscherij</i>. Gr. Plak. Bk. IIde deel, pag. 2927 en VIIde deel, pag. +875.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e4287src" id="xd0e4287">86</a></span> <i>Ned. Staats-Cour.</i> van +17 April 1838, N<sup>o</sup>. 91.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e4332src" id="xd0e4332">87</a></span> <i>Ned. Staats-Courant</i> +van 18 April 1838, N<sup>o</sup>. 92.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e4369src" id="xd0e4369">88</a></span> <i>Ned. Staats-Courant</i> +van 19 April 1838, N<sup>o</sup>. 93.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e4385src" id="xd0e4385">89</a></span> <i>Ned. Staats-Courant</i> +van 3 April 1838, N<sup>o</sup>. 80.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e4403src" id="xd0e4403">90</a></span> <i>Ned. Staats-Courant</i> +van 20 April 1838, N<sup>o</sup>. 94.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e4434src" id="xd0e4434">91</a></span> <i>Ned. Staats-Courant</i> +van 21 April 1838, N<sup>o</sup>. 95.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e4568src" id="xd0e4568">92</a></span> <i>Ned. Staats-courant</i> +van 6 April 1838, N<sup>o</sup>. 83.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e4583src" id="xd0e4583">93</a></span> Onder het afdrukken dezer +bladen zijn in den <i>Avondbode</i> (van 2 en 7 Junij N<sup>o</sup>. +170 en 174) <span class="smallcaps">aanteekeningen</span> geplaatst <i> +op de redevoeringen in de zitting der Staten-Generaal, van 2 April +1838, met betrekking tot de droogmaking van het Haarlemmermeer</i>. +Deze aantekeningen dragen de blijken van door eenen in het vak van den +Waterstaat kundige en ervarene te zijn geschreven. Zij zijn hoogst +lezenswaardig en zullen (vergis ik mij niet) de ongunstige indrukken, +die de bedenkingen van het geacht Lid der Kamer, den Heer <span class= +"smallcaps">Luzac</span>, mogten hebben doen ontstaan, bij den lezer +merkelijk verminderen.—</p> + +<p class="footnote">Na het afdrukken van bladz. 16, is mij in handen +gekomen een derde druk van de <i>opera omnia</i> van <span class= +"smallcaps">Pieter Pietersz.</span> van den jare 1698, (Amst. in +4<sup>o</sup>.) In de <i>Korte beschrijving van het leven</i> diens +Doopsgezinden leeraars, vóór die <i>opera</i> geplaatst, +vindt men geene vermelding van zijne <i>kunst van onder water te +duiken</i>. Alléén op gezag van den <i>Redacteur van den +Konst- en Letterbode</i>, van den jare 1807, bl. 277, heb ik hem als +denzelfden <span class="smallcaps">Pieter Pietersz.</span>, die in het +Octrooi van 1605, (hierboven bl. 23) wordt vermeld, opgegeven. In +gezegd <i>Weekblad</i>, van den jare 1819, vindt men het een en ander +uit het werk van <span class="smallcaps">Leeghwater</span> +medegedeeld.</p> +</div> +</div> +</div> + +<div class="body"> +<div class="div1"> +<h2 class="super" align="center">HAARLEMMERMEER-BOEK.</h2> + +<span class="pagenum">[<a id="pb3" href="#pb3">3</a>]</span> +<h2 class="normal" align="center">BESCHRIJVING<br> + EN<br> + VOORBEREIDING TOT HET BEDIJKEN EN DROOGMAKEN<br> + VAN DE<br> + HAARLEMMER-MEER.</h2> + +<p>Om te vertoonen aan de Edele, Wijze, Voorzienige Heeren, de Staten +van Holland, en aan Zijne Hoogheid den <span class="smallcaps">Prins +van Oranje</span>, enz. Ook mede aan de Edele Heeren Burgemeesteren, +Raden en Regenten van de groote Steden Haarlem, Leiden, Amsterdam en +Gouda. Desgelijks aan de Edele Heeren Dijkgraaf en Heemraden van +Rhijnland. Dat zij, als overste bewindhebbers, gelieven hierin een +weinig te speculeren, en mede helpen handhaven eendragtelijk te zamen +met goeden raad en daad, om dit groote, treffelijke, heerlijke en +lofbaarlijke noodwendige werk eens bij de hand te nemen en met Gods +hulpe te mogen bedijken en voltrekken. Hetwelk zou dienen tot nut, +profijt en voordeel van het gemeene beste voor het Vaderland.</p> + +<p><i lang="la">Concordiâ res parvae crescunt.—Eendragt +maakt magt.</i></p> + +<p><span class="smallcaps">Voorzienige Heeren!</span></p> + +<p>Aan vele lieden, die in de nabijheid van Haarlem, Leiden en +Amsterdam woonachtig zijn, is het <span class="pagenum">[<a id="pb4" +href="#pb4">4</a>]</span>wel bekend, dat de <i>Haarlemmer Meer</i> nu +tegenwoordig een groot, verderfelijk en schadelijk water is, gelijk +eene binnenlandsche zee, die alle jaren eene groote afbreuk doet aan de +omliggende landen en ingezetenen, gelijk een verslindende wolf, zoodat +de vrees niet ongegrond is, dat het kind al geboren is, dat het zou +kunnen beleven, dat die zelfde meer zoo veel zou inslijten, dat ze +nabij de poort van Amsterdam zou komen, en verscheidene dorpen daar +rondom geruïneerd zouden wezen. Dat men ook mede den +Haarlemmerdijk aan de zuidzijde op verscheidene plaatsen met groote +kracht van paalwerk tegen de Meer zou moeten houden. Hetwelk ik alhier +navolgende bij verscheidene exempelen zal verhalen.</p> + +<p>2. Verscheidene lieden van Aalsmeer hebben mij verhaald, dat bij hun +leven, door deze Meer, eene groote menigte van Morgen-talen weggesleten +is, bijna een kenning van het land af. Daarenboven is mij nog door twee +geloofwaardige lieden verteld, dat het huis van hunnen vader had +gestaan honderd roeden van de Meer, bij eenen landmeter gemeten, en dat +tien jaren daarna het water van de Meer kwam tot aan het huis, zoodat +men genoodzaakt werd het af te breken, zoodat in een jaar tien Roeden +in de breedte werd weggespoeld. Te dien tijde gebeurde het ook, dat +aldaar een bouwakker was gelegen van vijftien Roeden lang, die met +een’ grooten storm op éénen nacht gansch en geheel +was weggespoeld.</p> + +<p>3. Nog heeft mij <span class="smallcaps">Willem Jansz. +Brechten</span> van Aalsmeer <span class="pagenum">[<a id="pb5" href= +"#pb5">5</a>]</span>verhaald, dat zijn grootvader zich herinnerde, dat +het land van de <i>Vennep</i> en het land van den <i>Ruigenhoek</i> zoo +nabij elkander kwamen, dat men de slooten daartusschen met een’ +stok kon overspringen. Deze en dergelijke voorbeelden zijn er vele; +doch het zou te lang zijn ze alle te verhalen.</p> + +<p>4. Maar ik kan niet nalaten te melden, hetgeen mij de Secretaris van +<i>Sloten</i> onlangs verhaalde, dat namelijk de Meer in de nabijheid +van <i>Sloten</i> vijftig roeden lands in de breedte op +één jaar weggenomen heeft. Dat, met een’ ijsgang, +het ijs, 45 treden in de breedte, onder het zwoord van het land was +doorgeloopen. En wat meer is, zekere <span class="smallcaps">Cryn +Pietersz</span>, van Nieuwerkerk, had des avonds eene fuik in de Meer +gezet, aan de schor van het land; toen hij des morgens de fuik wilde +halen, vond hij het land door eenen grooten storm des nachts tien +vadems weggesleten en ingeloopen.</p> + +<p>5. <span class="smallcaps">Cornelis Jonklaas</span> van Aalsmeer, +oud 64 jaren, bij mij wel bekend, heeft mij in de maand Maart 1641 +verhaald, dat hij met zijnen vader op den <i>Ruigenhoek</i> gegaan +heeft, dat zijn vader hem aanwijzing deed van een huis en erve, dat +aldaar gestaan had, en dat zijn vader zich herinnerde, dat daar nog van +de Meer af 500 roeden lands vóór het huis waren, en dat, +bij zijn leven, het huis en de erve met die 500 roeden lands gansch en +geheel was weggesleten.</p> + +<p>6. Nog heeft de voorzegde <span class="smallcaps">Jonklaas</span> +mij bij die gelegenheid verhaald, dat zeker oud man, genaamd <span +class="smallcaps">Gerritje Fel</span>, zich herinnerde, dat op eenen +<span class="pagenum">[<a id="pb6" href="#pb6">6</a>]</span>nacht een +zeker getal verdolven akkers was weggeloopen, hetwelk wel 40 roeden in +de breedte was. Zoodat er deze wolf altijd zijne klaauwen inslaat, en +niet schroomt den eigenaars hunne landen te benemen.</p> + +<p>7. In hetzelfde jaar, nu onlangs geleden, in de maand van October, +ben ik geweest te Haarlem, alwaar ik met verscheidene burgers veel heb +gesproken over den inhoud van mijn <i>Haarlemmer-Meerboek</i>, en over +het bedijken van de Meer; toen ben ik ook gekomen bij eene oude vrouw, +geheeten <span class="smallcaps">Angenietje Jacobs</span>, wonende in +de kleine Houtstraat, die mij verhaalde, dat haar vader in zijn’ +tijd een stuk lands had, gelegen bij Hillegom, tegenover de <i> +Vennep</i>, en dat daar nog twee groote stukken lands aan den Meerkant +vóór lagen, en dat bij haars vaders leven die groote +stukken lands gansch en geheel waren weggesleten.</p> + +<p>8. Nog wist deze vrouw te verhalen, dat zij van hare voorouders +dikwijls had hooren zeggen, dat het land van de <i>Vennep</i> en het +land van <i>Hillegom</i> zoo digt aan elkander kwamen, dat men met een +rafter of plank over de slooten kon gaan van de eene plaats op de +andere.</p> + +<p>9. Nog een zeker burger van Haarlem, geheeten <span class= +"smallcaps">Jacob Joosten</span>, die heeft mede, in den tijd van drie +jaren, bij de veertig morgen lands op het westend van Aalsmeer +verloren, die door het water van de Meer zijn weggespoeld.</p> + +<p>10. Omtrent eene week daarna, alzoo ik begeerig was van de oude +gelegenheid van de <i>Haarlemmer Meer</i> nog meer te weten, ben ik bij +eenen ouden <span class="pagenum">[<a id="pb7" href= +"#pb7">7</a>]</span>huisman gekomen van Aalsmeer, dien ik voor dezen +lang gekend heb, met wien ik veel heb gesproken. Deze verhaalde mij, +dat hij in zijne jonkheid dikwijls met eene turfpont met zijn’ +vader over de Haarlemmer Meer gevaren had, en dat hij zich herinnerde, +dat de oude kerk van <i>Rijk</i> bijkans een kenning van de Meer af +stond, van welke kerk het kerkhof thans gansch en geheel is gesleten, +en verre in de Meer ligt, omtrent honderd roeden van het land af. Ook +wist deze oude man te verhalen, dat de mond van de Spiering-Meer in +dien tijd naauwelijks half zoo wijd was, als hij nu tegenwoordig +is.</p> + +<p>11. Allen, die in deze omstreken van de Haarlemmer Meer bekend zijn, +en eenige jaren daar van daan zijn geweest, en alsdan eens weder terug +komen, zijn verwonderd, en staan bijkans of zij vreemd zijn, en die +plaats nooit gezien hadden, door de groote verandering, die daar +dagelijks geschiedt.</p> + +<p>12. Nog een weinig tijds daarna hen ik gekomen bij den Secretaris +van <i>Sloten</i>, aan wien ik dit voorgaande verhaalde, die tegen mij +zeide, dat zijne voorouders wisten te zeggen, dat er nog eene kerk +buiten deze weggesleten kerk van <i>Rijk</i> gestaan had, en dat toen +men deze buitenste zuidersche kerk niet langer tegen het slijten van de +Meer kon behouden, de Boeren besloten de kerk, die nu ook weggesleten +is, meer landwaarts in te zetten, zoo verre als men een wit paard kon +zien of beoogen, en meenden alsdan dat zij nu en altijd van het water +van de Meer bevrijd zouden wezen, hetwelk <span class="pagenum">[<a id= +"pb8" href="#pb8">8</a>]</span>daarna geheel anders gebleken is, en te +bezorgen staat, dat het hoe langer hoe slimmer zal worden.</p> + +<p>13. Nog wist de Secretaris mede te verhalen, dat aldaar omtrent nog +een oude dijk-stal in de Meer ligt, die de Konings- of Keizers-weg +genoemd wordt, vermits de Keizer in dien tijd er wel over gewandeld +heeft.</p> + +<p>14. Dit is mede nog heel notabel om aan te teekenen: na datum van +dien heb ik eene groote kaart van Rhijnland gezien, welke geteekend was +zoo als de <i>Haarlemmer Meer</i> van ouds geweest is, waarbij ook +schriftelijk verhaald stond van de gelegenheid der zaken; dat in dien +tijd de mond van de <i>Spiering-Meer</i> geheel digt was, en al te +zamen heel land, en dat daar toen geene waterlozing bij het huis ter +Hart was, en dat men toen met wagens van Haarlem af kon rijden, +benoorden den Meerkant om, door <i>Vijfhuizen</i> en <i>Nieuwerkerk</i> +op Amsterdam; desgelijks kon men mede rijden met den wagen van Haarlem +af naar <i>Vennep</i>, met eene schouw over het Vennepper veer, naar +den <i>Ruigenhoek</i>, en alzoo door Aalsmeer naar Amsterdam of naar +Utrecht. Zoodat in alle manieren wel is te vooronderstellen en te +verstaan, dat deze voorzegde Meer van oude tijden zeer klein en ondiep +geweest is.</p> + +<p>15. Zie hier nog eene verklaring, welke ik niet heb kunnen +voorbijgaan. In de maand van November 1641 heb ik met een’ zeker +man gesproken, die mij verhaalde, dat hij in de maand van October tot +Leimuiden geweest is, en gevaren van Leimuiden tot de Wetering toe, en +voorts van de Wetering <span class="pagenum">[<a id="pb9" href= +"#pb9">9</a>]</span>door het Griet weder naar Leimuiden, en heeft het +werk aldaar zoo ellendig en afgrijselijk gezien en bevonden, dat (God +betere het!) zeer te beklagen is, dat die landen aldaar alle jaren zoo +dapper afnemen, verminderen en smal worden, en dat aldaar maar een +Weerlands vóór de veendobben in de lengte +vóór ligt; dat men dáár naauwelijks +een’ ringdijk en eene ringsloot zou kunnen maken, en dat, zoo de +Meer nog eenige jaren zoodanig blijft liggen, en er dan een zware +ijsgang uit het noordoosten of noorden komt, gelijk als ligtelijk +gebeuren kan, de Meer alsdan dáár zou kunnen inbreken; +zoo zou de Meer met de Drecht gemeen wezen, en alsdan zou de zeewolf +zijne passagie in de veenen nemen, en doorwroeten dezelve aldaar zoo +dapper met zijn onbesturig wezen, dat velen, die daaromtrent wonen, +zouden moeten opbreken, en hunne woonplaatsen ruimen.</p> + +<p>16. In het jaar 1642, omtrent Mei, ben ik weder over de <i> +Haarlemmer Meer</i> gevaren naar Aalsmeer, en alzoo door het veld het +oosteinde inkomende, heb ik die landen aldaar zoo ellendig bevonden, +aan stukken en brokken. Een groot deel was met den beugel van de boeren +uitgehaald, en het andere resteerende werd van de Meer gansch en geheel +vernield en verslonden, hetwelk zeer droevig is om te zien. Ik ben +alstoen weder bij mijne oude kennissen, <span class="smallcaps">Willem +Jansz Brechten</span> en <span class="smallcaps">Arent Brechten</span>, +gekomen, met wie ik veel gesproken heb van de omstandigheid van de +Meer, welke mij verhaalden, dat daar bij een mans leven wel +zóó veel lands, <span class="pagenum">[<a id="pb10" href= +"#pb10">10</a>]</span>benoorden Aalsmeer, van de Meer weggesleten is, +als het land nu tegenwoordig breed is, dat tegen de Meer en het dorp +Aalsmeer ligt.</p> + +<p>17. Nog verhaalden mij deze lieden mede, dat zij wel 13 of 14 +huislieden gekend hadden, die op den <i>Ruigen-hoek</i> woonden, die +zij bij namen noemden, die aldaar huizen, erven en groote landerijen +gehad hadden, dat welhebbende lieden waren, welke huizen, erven en +landen nu gansch en geheel van de Meer weggespoeld en vernield zijn. Is +dit niet droevig, en zeer beklagelijk, dat men in het midden van ons +vaderland dit groote verderf moet zien en lijden, hetwelk men, +menschelijker wijze, met Gods hulp wel beschutten kan?</p> + +<p>18. Nog daarenboven verhaalden zij mij, dat zij een’ oud man +gekend hadden, wien het heugde, dat de <i>Zuid-Vennep</i> wel dertig +morgen lands groot was, waar nu niet één voetstap van te +vinden is.</p> + +<p>19. Nog een notabel stuk, hetwelk onlangs geleden is, dat aldaar +omtrent een stuk lands weggedreven is, daar vijf boomen op stonden en +wiessen, gelijk de schippers getuigen, die over de Meer voeren en het +zelve gezien hebben.</p> + +<p>20. Nog in het jaar 1642 een zeker getuigenis, dat daar bij den <i> +Ruigen-hoek</i>, achter Burgerveen, de Meer in twee nachten met een +sterk onweder vijf en twintig roeden lands in de breedte afgenomen +heeft, in de maand van Maart, den 13<sup>en</sup> en 14<sup>en</sup>, +zijnde donderdag en vrijdag. Zoodat deze waterwolf alles verslindt en +vernielt wat daaromtrent is.</p> + +<p>21. Nog bovendien, wat zijn daar al menschen bij <span class= +"pagenum">[<a id="pb11" href="#pb11">11</a>]</span>mijn leven door het +water van de Meer verdronken! Voor eenige jaren een koopman van +Haarlem, genaamd <span class="smallcaps">Joost Cromlijn</span>, met nog +meer gezelschap, die bij hem waren, welke mede in de Haarlemmer Meer +hun leven hebben gelaten.</p> + +<p>22. Nog dat meer is, verscheidene burgers en huislieden, al hetwelk +niet is op te noemen. Nog onlangs geleden, een visscher met zijnen +zoon; behalve dien, eenige jaren geleden, een Oostindisch-vaarder, wien +zoo vele groote zeebaren over het hoofd waren geloopen, die moest mede +zijn leven op de Haarlemmer Meer zoo ellendig laten.</p> + +<p>23. Dit komt mij nog in den zin, hetwelk ik niet kan voorbij gaan, +van hetgeen dat mij zelven op de Meer wedervaren is.</p> + +<p>24. Omtrent 22 jaren geleden, ben ik, <span class="smallcaps">Jan +Adriaansz. Leegwater</span>, met mijn’ oudsten zoon <span class= +"smallcaps">Simon Jansz.</span> in den Haag geweest, om Zijne Hoogheid +onzen Prins van Oranje <span class="smallcaps">Maurits</span>, zaliger +gedachtenis, iets te communiceren en te spreken.—Toen ik mijne +zaken gedaan had, zijn wij wederom gereisd naar Leiden, en des +achtermiddags tot Leiden gekomen zijnde, zijn wij tegen den avond in +een bierschip gegaan van Hoorn, nog meer gezelschap bij ons in het +schip hebbende, om alzoo naar Haarlem te varen, en des avonds bij de +Kaag komende, met een’ sterken zuidelijken wind, en vermits de +donkere nacht ons overviel, door de donkerheid een weinig +vóór ons moesten zien, en alzoo de wind zoo dapper +aanstijfde, zoo zijn wij tegen den lager wal aangekomen, en is het +schip in den grond <span class="pagenum">[<a id="pb12" href= +"#pb12">12</a>]</span>gesmeten, en een groot deel van het bier +gespoliëerd; onze spriet van boven nedervallende, zeer vervaarlijk +en tot groot gevaar voor ons leven, en alzoo het land ondergevloeid was +door den aanpars van den sterken wind, zoo konden wij nergens +ontvlugten, en zagen geene uitkomst om ons te bergen, zoodat ons +gezelschap den moed geheel verloren gaf, en riep: »hier zijn wij, +daar wij sterven moeten, laat ons nu den Heere bidden!” Zoodat +wij aldaar den ganschen winterschen nacht met groot gevaar, kommer en +verdriet moesten overbrengen, en eindelijk toen de dageraad begon op te +komen, en de wind begon te leggen, de schipper het schip herstelde met +pompen en baleijen, zoo is het eindelijk daartoe gekomen, dat wij met +ons gezelschap het schip hebben begeven, op het land gekomen zijnde, +door het water heen geslobt, en zijn het alzoo door de genade Gods met +het leven ontkomen.</p> + +<p>25. Daarom laat ons deze perijkelen niet altijd ter zijde stellen en +te ligt achten, daar het spreekwoord waar is:</p> + +<div class="poem"> +<p class="line"><i lang="la">Qui amat periculum peribet in +illo.</i></p> + +<p class="line">Wie het perijkel bemint, die zal daardoor vergaan.</p> +</div> + +<p>26. Dit is zeer schadelijk en bedenkelijk voor alle huislieden, die +daaromtrent in de veenen wonen. Heeft deze Meer toen zij nog klein en +ondiep was, en weinig kracht had, gelijk een kind, dat jong is, al deze +geheele landen en lieden weggenomen en vernield, wat zal zij nu +voortaan doen, nu dat zij groot en magtig geworden is, gelijk een +jongeling, <span class="pagenum">[<a id="pb13" href= +"#pb13">13</a>]</span>die kloek en vroom (dapper) is, en nog alle jaren +toeneemt tot zijne mannelijke kracht, en dan begint te komen aan de +smalle stukken en brokken, die meest allen aan turf ondergraven zijn, +en van zich zelve niet wel kunnen staande blijven, en alle dagen hoe +langer hoe meer tot niet gemaakt en verdolven worden. Zij verslindt wel +al de landen, die daaromtrent zijn, zoodat daar naauwelijks een +tuinstaak op zijne regte plaats zal kunnen blijven, en zal de boeren +aldaar tot arme slaven en bedelaars maken, zoodat zij kwalijk zullen +weten waar zij henen zullen. In somma gelijk het al gezegd is, zoo de +Meer in deze voortgaat:</p> + +<div class="poem"> +<p class="line">Zoo moet het veen daar heen,</p> + +<p class="line">En de Boer komt in geween.</p> +</div> + +<p>27. Dit is klaarblijkelijk te begrijpen en te verstaan, dat al dit +weg-gesleten land meestal door de sluizen van het huis Ter Hart en +Sparendam naar het IJ geloopen is, en dat niemand daarvan profijt gehad +heeft, gelijk ook te bedenken staat, dat de droogte van Pampus daar nog +dagelijks door gevoed wordt, vermits de Zuiderzee zich +dáár in de breedte begeeft, en de stroom geene scheuring +of kil kan maken of houden, hetwelk zeer schadelijk is voor de +zeevaart.</p> + +<p>Bij voorbeeld:</p> + +<p>28. Neem een’ emmer en schep dien vol troebel water, en laat +dan den emmer een’ dag stil staan, en giet daar dan het klare +water stillekens af, zoo zal daar eene groote kade slibber op den bodem +blijven <span class="pagenum">[<a id="pb14" href= +"#pb14">14</a>]</span>zitten, hetwelk notoir is, en bij velen wel +bekend. Even zoo is het met het vuile water en de slibber, dat uit de +Haarlemmermeer komt; hetzelve moet mede zijne plaats hebben hier of +daar, achter in die inwijken en in de hoppen, waar de stroom +zijn’ loop en gang niet heeft; want waar de kil naauw is, daar +moet zij noodwendig hare scheuring en diepte houden.</p> + +<p>29. Dit zal ik mede hierbij verhalen: de regte kil, te weten, het +naauw tege den Volenwijk en Amsterdam, hetwelk, naar mijn gevoelen, zoo +wèl en bekwaam van wijdte en diepte is, als men het redelijker +wijze naar de natuur zou kunnen begeeren en wenschen, tot voordeel en +profijt van de Zeevaart en van den Staat, hetwelk veel tonnen gouds +voor Amsterdam waardig is, heeft daarbij zulk een’ grooten +achterboezem, het IJ en de Wijker Meer, dat de stroom daar altijd met +eb en vloed heen en weêr voorbij Amsterdam moet zwieren, en mijns +oordeels nog hoe langer hoe beter zal worden, vermits de zeegaten, het +Texel en het Vlie hoe langer hoe wijder en grooter worden.</p> + +<p>30. Om nu weder tot mijn voorgaand onderwerp, het bedijken van de +Meer, te komen. Zoo iemand lust heeft mijn Meerboek door te lezen, zal +hetzelve hem kundig maken, hoe men die groote schade kan voorkomen en +verhoeden, en ook hoe men die treffelijke voordeelen en +beneficiën, met Gods hulp, kan vinden en bekomen.</p> + +<p>31. Merkt nu op alle liefhebbers, die het Vaderland beminnen, en +neemt uw profijt wèl waar, <span class="pagenum">[<a id="pb15" +href="#pb15">15</a>]</span>en wacht niet zoo lang tot dat het te laat +is, opdat onze nakomelingen ons niet beschuldigen, dat wij den schoonen +tijd verzuimd hebben, dien God ons gegeven heeft. Wie oogen heeft, die +kan dit wel zien en bemerken, zonder verrekijker, dat het nu de regte +tijd is, om dit groote werk bij de hand te nemen.</p> + +<p>32. Naar mijn oordeel kan ik niet verstaan noch begrijpen, dat +iemand tegen het bedijken van de Haarlemmer Meer iets zou kunnen +hebben, of daardoor eenige schade zou kunnen lijden, maar wel dat men +hierdoor grootelijks in alle manieren verbeterd, en niemand verhinderd +noch verminderd zal zijn.</p> + +<p>33. Even als het allernoodigst is, te zoeken en te zorgen voor de +behoudenis der ziele, even zoo is ook de dagelijksche onderhoud en +nooddruft noodwendig voor ’s menschen leven.</p> + +<p>34. Als dit schadelijk water aldus voort zal gaan, en hier geen +schut wordt voor geschoten, zoo zal het land in weinige jaren zoo +ellendig en schandelijk bedorven zijn, dat het niet zal zijn te +remediëren. Want als de Meer begint te komen aan de smalle +bedolven akkers, van welke vele geen vadem breed zijn, hetzij tot +Kudelsteert, Kalslagen, het westeinde van Aalsmeer en vele andere +plaatsen daaromtrent, zoo zal het wezen gelijk de kanker, of een +kwaadzeer, dat altijd in zich zelf verrot en nimmermeer ophoudt, zoodat +daar weinig of geen land aan de Meer zal blijven, om hier namaals +een’ dijk te kunnen maken, ingeval het hierna gebeurde, dat men +de Meer door nood zou moeten <span class="pagenum">[<a id="pb16" href= +"#pb16">16</a>]</span>bedijken, of het ware, dat men verscheidene +dorpen dáár wilde inhalen, hetwelk ongerijmd voorkomt en +gansch niet gelegen. Derhalve zal het noodig zijn, zonder langer te +beiden, deze groote schade en bederf uit te keeren, terwijl het nog +tijd is.</p> + +<p>35. Sommigen hebben voorgeslagen, om de Meer aan de kanten te +bezetten, zoodat het water verder geene afbreuk zou kunnen doen, en +geen land meer zou wegnemen; maar dit is naar mijn oordeel bijkans +ondoenlijk.</p> + +<p>36. Zal men de kanten rondom de Meer met hout beschieten, zal zulks, +naar mijne rekening, wel kosten met alle materialen, het zijhout, +ijzerwerk, steenwerk en rijswerk, met het arbeidsloon, op iedere +Rhijnlandsche roede in de lengte <i>vijf en zeventig gulden</i>, +hetwelk bedraagt in den omgang 16,000 roeden, dat is in het geheel +twaalfmaal honderdduizend gulden.</p> + +<p>37. Zal men de Meer met een strand maken, dat zal meer kosten dan +met hout te beschoeijen. Haar met riet te beplanten, zou verloren +arbeid zijn, vermits in veenlanden, waar zulke sterke waterslag tegen +komt, de grond van onderen altijd, tot aan de klei toe, opbreekt, en +men dien grond niet wel bezetten of bewaren kan. Ja wat meer is, daar +breken wel somtijds groote gaten, een stuk wegs van den kant van de +Meer af, waar de koebeesten in verdrinken.</p> + +<p>38. Het is een ieder bekend, dat het zand altijd drijfachtig van +natuur is, en altijd weg zou spoelen, zoodat men dit werk bij de +zeestranden niet kan <span class="pagenum">[<a id="pb17" href= +"#pb17">17</a>]</span>vergelijken, welke geheel vlak zijn, en hier +geene overeenkomst mede hebben, vermits de zeestranden dikwijls zoowel +op- als afspoelen.</p> + +<p>39. Wat betreft houtwerk en schoeijingen, deze zouden groot gevaar +hebben, om met zware stormwinden weg te spoelen. Kortom, goede raad is +hier duur, om de kanten van deze Meer te bezetten. En of het al +gebeurde, dat deze voorgeslagen middelen eenige jaren konden bestaan, +zoo weet ik niet, wie de eerste onkosten zou willen doen, of zoodanige +lasten zou kunnen dragen. De Polders, elk in zijn’ ban, zijn niet +magtig hetzelve uit te voeren. Die van Rhijnland zullen ook geen’ +lust hebben dit te doen. De groote steden zullen zich mede vrij willen +houden, en voor het gemeene land is het mede ongeraden. Kortom, het +beste dat is, als voren gezegd is:</p> + +<div class="poem"> +<p class="line">Het water te malen uit de Meer,</p> + +<p class="line">Dan ligt de vijand heel ter neêr.</p> +</div> + +<p>40. Niet dat men deze Meer alleen zal bedijken om de groote +voordeelen, die daarin te vinden zijn, maar ook mede om de groote +schade, die door het nalaten te wachten is.</p> + +<p>41. Alzoo ik, <span class="smallcaps">Jan Adriaansz. +Leegwater</span>, een beminnaar en liefhebber ben van bedijkingen +(dycagie) en droogmaken van Meren, ook een groot gedeelte van mijn +leven daarmede heb doorgebragt en versleten, zoo aan het bedijken, +ordineren, stellen en fabrijken van de watermolens van de Beemster, +desgelijks ook mede van de Purmer, Wormer, Bijlmeer, de Waard, de +Schermer en meer andere Meren, <span class="pagenum">[<a id="pb18" +href="#pb18">18</a>]</span>moerassen en polders, zoo ben ik mede +ontboden geweest, van de Edele Hoogmogende Heeren Staten en Zijne +Hoogheid den Prins van Oranje, om in het Leger te komen voor <i> +’s Hertogenbosch</i>, om aldaar te inventeren om het water uit +het leger te malen, en de watermolens bij <i>Engelen</i> weder gangbaar +te maken, hetwelk ik met Gods hulp gedaan heb, gelijk bij velen wel +bekend is.</p> + +<p>42. In het jaar onzes Heeren, op hetzelfde pas, als het leger van +den Koning van Frankrijk voor <i>Rochelle</i> lag, zoo ben ik verzocht +geweest van een’ Fransch Edelman, genaamd Abraham <span class= +"smallcaps">Fabert St. de Molin</span>, een raadsheer van de stad Metz +in Loreyne, (Lotharingen), welke op last kwam van den Hertog <span +class="smallcaps">van Epernon</span> (M<sup>r</sup>. <span class= +"smallcaps">Duc de Parnon</span>), om te komen te Bordeaux (Bordeus), +alwaar ik M<sup>r</sup>. <span class="smallcaps">Fabert</span> gevonden +heb met zijn’ knecht, om zamen te gaan 12 mijlen buiten Bordeaux +(Bordeus in Gasconie), bij een moeras, dat aan den Hertog behoorde, +groot omtrent 4500 morgen, gelegen bij een klein stedeken, genaamd <i> +la Sparre</i>, waarvan het moeras genaamd is: <i>Le Marais de la +Sparre</i>, daar wij inspectie van het voorzegd moeras genomen hebben, +gepeild, geboord, gemeten, en alles van de uitwatering wèl +onderzocht, tot goed contentement van <span class="smallcaps">St. de +Molin</span>. Dit gedaan zijnde, zoo heb ik eene zekere kaart met een +verhaal daarvan gemaakt in de Fransche taal, en wij zijn daarmede in +het leger geweest voor Rochelle, bij Mijnheer den Hertog +(M<sup>r</sup>. <span class="smallcaps">Duc de Parnon</span>), die +aldaar als opperste Veldheer was, en hebben hem alles vertoond, en +verscheidene <span class="pagenum">[<a id="pb19" href= +"#pb19">19</a>]</span>malen met hem gesproken van de gelegenheid van +dien, hetwelk hem wel beviel en hij voor goed heeft opgenomen, en +eindelijk heeft hij mij tot <i>Bordeaux</i>, door zijnen rentmeester +<span class="smallcaps">Constantyn</span>, met pistoletten eerlijk doen +betalen, waarvoor ik hem nog hoogelijk bedank.</p> + +<p>43. Nog omtrent twee jaren daarna ben ik weder door <span class= +"smallcaps">St. de Molin</span> tot <i>Metz</i> ontboden, om met hem te +gaan in <i>Lotteringen</i>, omtrent twee dagen reizens boven de stad +<i>Metz</i>, op een zeker moeras gelegen in de lengte, bij drie kleine +steden, geheeten; <i>Vic</i>, <i>Moien-Vic</i> en <i>Merzaal</i>, +alwaar ik met <span class="smallcaps">St. de Molin</span> inspectie +genomen heb, en daarna in het stadje <i>Vic</i> bij de zes weken +gelogeerd geweest ben, bezonjeerende over het werk met den kanselier +van diezelfde plaats en jurisdictie, en heb aldaar eene kaart van dit +moeras gemaakt en andere teekeningen van de gelegenheid der zaak, +waarvan ik kopij aan den kanselier gelaten heb aan <span class= +"smallcaps">Mr. Fabert</span>, mede kopij tot <i>Metz</i> heb gebragt, +en eenige dagen tot <i>Metz</i> bij hem gelogeerd, en alzoo een goed +afscheid met hem heb genomen; en ben alstoen den <i>Moezel</i> +afgevaren naar <i>Trier</i>, en zoo voort naar Coblens, van daar tot +Keulen, en den Rhijnstroom afgevaren tot Arnhem en zoo voort naar +Holland.</p> + +<p>44. Nog ben ik mede verscheidene malen in <i>Oostland</i> geweest, +in het gebied van den Hertog van <i>Holstein</i>, om aldaar mede te +helpen fabrijken en te ordineren om moerassen en meren te helpen droog +maken door het ordineren van dijken, dammen, sluizen, kaaijen, heulen, +molens, molentogten, kolken, <span class="pagenum">[<a id="pb20" href= +"#pb20">20</a>]</span>wateringen en andere affairen, al te zamen +dienende tot zoodanige werken, gelijk in Holland bij vele lieden wel +bekend is.</p> + +<p>45. Nog ben ik verscheidene malen verzocht, en ben ook geweest op +onderscheidene Meren, Polders en Moerassen, zoo in Holland, Vriesland, +Embderland als in andere omliggende landen en plaatsen, om zoodanige +werken mede te helpen in goede orde te brengen, hetwelk al te lang zou +wezen om te verhalen, willende het voor dezen tijd daar nu bij laten +rusten en mij voegen tot de navolgende artikelen en onderwerpen en +alzoo met mijn Meerboek voortgaan, om het tot een goed einde te +brengen.</p> + +<p>46. Alzoo nu in Noord-Holland meest al de Meren bedijkt, droog +gemaakt en tot land gebragt zijn, en vele lieden in Holland gezind zijn +in bezigheid (in het labeur) te wezen, en meest altijd wat bij de hand +nemen, voornamelijk als daar profijt is te halen, zoo is het, dat ik +voor dezen daar menigmaal op gespeculeerd en gepractiseerd heb, om de +Haarlemmer Meer te bedijken en tot goed land te brengen, hetwelk mij +zeer doenlijk voorkomt, als de Almogende God ons Zijn’ zegen en +goede gratie wil verleenen, zonder welke wij niets kunnen verrigten, +gelijk in den 127<sup>en</sup> Psalm geschreven staat:</p> + +<div class="poem"> +<p class="line" lang="la"><i>Nisi Dominus aedificaverit domum in vanum +laborant qui aedificant eam</i>.</p> + +<p class="line">Zoo de Heere het huis niet bouwt, zoo arbeiden zij te +vergeefs, die daaraan bouwen.</p> +</div> + +<p>47. Zoo is hiertoe (mijns oordeels) zeer goede gelegenheid en +bekwame middelen, om hetzelve met <span class="pagenum">[<a id="pb21" +href="#pb21">21</a>]</span>menschenarbeid te verrigten en te weeg te +brengen, en ik twijfel niet, of er gebrek zal zijn aan eenige stof, +aarde of ronde Goden, als het werk slechts ordelijk, met goeden raad en +accoord wordt aangelegd en begonnen. Ook kan ik niet anders gevoelen +noch bemerken, of het zou de allerprofijtelijkste bedijking wezen, die +er ooit in Holland gedaan is, en dat voornamelijk om het groote +ligchaam en menigte van land, dat in de Meer begrepen ligt, en er +weinig of geene Meren in Holland bedijkt zijn, die zoo veel goede +gelegenheid hebben, als deze Haarlemmer Meer, hetwelk ik hierna met +goede voorbeelden zal doen blijken en verhalen, naar de gaven, die mij +de Heere gegeven heeft.</p> + +<p>48. Zeker is, dat de grootste Meren altijd de minste onkosten hebben +te dragen en het profijtelijkst uitvallen. Blijkende tegenwoordig aan +de groote, heerlijke, lofwaardige, profijtable, kostelijke, bedijking +van de <i>Beemster</i>, die in het eerst het ongeluk gehad heeft om in +te breken, doch daarna weder door Gods hulp met goede orde en moed is +aangevangen en voltrokken en in kavelingen gebragt is, zoodat zij +genoegzaam anderhalfmaal bedijkt is. Ná de bedijking heeft ieder +morgen omtrent 250 Gulden gekost, behalve den koop van het water, en de +kosten van de gansche Beemster hebben omtrent 1,900,000 Gulden +bedragen. Maar alle Meren, die naderhand bedijkt zijn, en kleiner +waren, hebben veel meer gekost op ieder morgen. De oorzaak, hiervan is, +dat de kleine Meren altijd de meeste roeden dijks op de morgentalen +hebben, en andere <span class="pagenum">[<a id="pb22" href= +"#pb22">22</a>]</span>onkosten, die de kleine Meren niet dragen +kunnen.</p> + +<p>Hier volgt zeker bewijs van de grootheid van verscheidene Meren.</p> + +<p>49. De Ringdijk van de Beemster is groot in het rond omtrent 10,000 +Rijnlandsche roeden, de Beemster zelve is groot 7545 Rijnlandsche +morgen gekaveld land, behalve de wegen, wateringen, molentogten en de +Ringdijk, hetwelk bedraagt op ieder morgen land omtrent een en een +kwart roede dijks.</p> + +<p>50. De <i>Purmer</i> is groot ongeveer 3000 morgen en heeft omtrent +6000 roeden dijks, dat is op ieder morgen 2 roeden dijks.</p> + +<p>51. De <i>Wormer</i> is groot 1800 morgen min tien, en heeft stijf +derdehalve roede dijks op ieder morgen, dat is nog eens zoo veel roeden +dijks op ieder morgen als de <i>Beemster</i>.</p> + +<p>52. Nog zijn er verscheiden andere Meren, die mij wel bekend zijn, +die omtrent 5 of 600 morgen groot zijn, die omtrent vijf of zes roeden +dijks per morgen hebben.</p> + +<p>63. Het <i>poeltjen</i> of <i>weeltjen</i> bij <i>Hoorn</i>, alsmede +het <i>Schalsmeer</i> bij <i>Knollendam</i>, zijn elk omtrent groot 75 +morgen en hebben op ieder morgen omtrent 12 roeden dijks.</p> + +<p>Derhalve blijkt klaarlijk, dat de kleinste meren altijd de grootste +onkosten hebben te dragen, alsmede de kosten van andere bijvallende +zaken, te weten van Dijkgraaf en Heemraden, Landmeters, opzieners, +werkmeesters, schuitevoerders, Boden, <span class="pagenum">[<a id= +"pb23" href="#pb23">23</a>]</span>knechts, enz., hetwelk niet al te +beschrijven is, waarvan altijd de grootste de meeste lasten en onkosten +gemakkelijker dragen kan.</p> + +<p>54. Een klein voorbeeld en zekere Geometrische kunst zal ik alhier +verhalen, hetwelk een vaste regel is.</p> + +<p>55. Neem een koordje, dat eene elle lang is, en vult dat met kleine +stukjes hout, die gelijke grootte hebben. Stel, dat daar 25 stukjes in +kunnen, wanneer de einden van dat koordje aan elkander komen. Neem dan +een koord, dat 2 ellen lang is, zoo zullen daar honderd zoodanige +stukjes in kunnen, voordat de einden van dat laatste koord aan elkander +komen. Alzoo is het ook met eene kleine of groote Meer, naar +evenredigheid. Wel te verstaan, dat hoe beter de Meer of bedijking in +het ronde gelegen is, hoe de inhoud grooter valt.</p> + +<div class="figure"><img border="0" src="images/cirkel.png" alt= +"Cirkel verdeeld in vierkantjes." width="293" height="295"></div> + +<p>56. Nog een ander voorbeeld, om zekere vierkante stukken te +bedijken. Neem een vierkant stuk, dat een morgen groot is, zoo moet gij +vier zijden bedijken. <span class="pagenum">[<a id="pb24" href= +"#pb24">24</a>]</span>Neem twee stukken aan elkander, zoo zult gij niet +meer dan zes zijden bedijken. Neem dan vier vierkanten aan elkander, +gelijk als hierboven geteekend staat, zoo zult gij niet meer dan acht +zijden bedijken, en alzoo voort naar evenredigheid, zoo heeft altijd de +grootste Meer den minsten dijk op de morgentallen.</p> + +<div class="figure"><img border="0" src="images/vierkant.png" alt= +"Cijfers 1 tot en met 4 in vierkant." width="255" height="260"></div> + +<p>57. Nog een voorbeeld. Gelijk ik hier voorgesteld en bewezen heb, +dat eene groote bedijking vele morgentallen in zich heeft, en weinig +roeden dijks op ieder morgen bedraagt, zoo zal ik alhier nog een +kluchtig stukje voorstellen, hetwelk niet mogelijk schijnt te wezen; +datzelve zal ik van de hoogte nemen en brengen het in de breedte, en +wordt nog eens zoo groot.</p> + +<p>Neem eene ton, die langwerpig van fatsoen is, en vult die tweemaal +vol met water, of drooge waar, en zaag dan de duigen regt in het midden +door, en neem dan al die halve duigen, voeg ze dan in de wijdte, in het +rond aan elkander, en maak daar dan een’ bodem in dezelfde +kroosing, waar de bodem te voren in geweest is, zoo zullen in die +duigen die twee gemeten tonnen waters in kunnen. Hetgeen ik zelf +beproefd heb, en <i>Probatum est</i>. <span class="pagenum">[<a id= +"pb25" href="#pb25">25</a>]</span></p> + +<p>58. De <i>Haarlemmer Meer</i> is voorheen groot bevonden omtrent +20,000 morgen, en is in het rond omtrent 16,000 roeden, hetwelk +bedraagt op ieder morgen omtrent drie vierendeels van eene roede dijks, +bijna eene halve roede minder dan de <i>Beemster</i> per morgen. +Hetgeen niet slechts een voordeel is bij het leggen van den dijk, maar +ook in het dagelijksche onderhoud, dat altijd en voortdurend +blijft.</p> + +<p>59. De voorzegde <i>Haarlemmer Meer</i> heeft nog verscheidene +andere goede conditiën en gelegenheden, die andere Meren niet +hebben.</p> + +<p>60. In de eerste plaats heeft deze Meer eenen bodem en grond van +goede klei, welke kleibodem doorgaans dik is 7, 8 à 9 voeten en +meer, gelijk ik denzelven heb doen peilen, beugelen en diepen, zoo als +ik hierna klaarder zal doen blijken en verhalen.</p> + +<p>61. Ten tweede heeft de <i>Haarlemmer Meer</i> de schoonste en beste +gelegenheid om het water te lossen, die men maar bedenken kan, omdat de +winden, in Holland meestal zuiden, zuidwest en zuidoost waaijen en het +water alsdan komt toezakken en vallen naar het IJ en de sluizen, en dan +is het meest altijd laag water op het IJ en in de Zuider-Zee. +Daarenboven is daar nog zulke schoone gelegenheid om sluizen en +uitwateringen te maken bij het huis ter Hart, ook te Sparendam en +andere gelegene plaatsen, alle naar wensch; als ook om een’ +vóórboezem of kolk te maken benoorden het huis ter Hart, +op het IJ, over de eilanden heen, waar de molens op zouden kunnen +malen, om de Spiering-Meer mede te mogen bedijken, opdat al die oude +<span class="pagenum">[<a id="pb26" href="#pb26">26</a>]</span>landen +om de Meer mogten bevrijd wezen van de afbreuk en het slijten van dat +groote, verderfelijke water.</p> + +<p>62. Ten derde, zoo heeft deze Meer weinig plempwerk naar +evenredigheid van hare grootte, waarin geene andere Meren haar gelijk +zijn.</p> + +<p>63. Ten vierde, hetwelk nog het principaalste is, zoo is deze +Haarlemmer Meer zoo bekwaam gelegen als zij redelijkerwijze doen kan. +Zoodat de Burgers van Haarlem, Leiden en Amsterdam zouden kunnen hunne +landerijen en goederen op éénen dag bezigtigen, en hunne +zaken verrigten, en des avonds weder elk in zijne stad te huis komen, +en met gemak in hunne huizen mogen logeeren.</p> + +<p>64. Ten vijfde, en ten laatste, zoo is het land om de Meer zoo +weinig van prijs en onkostelijk om den dijk daarop te leggen, veel +minder dan zulks bij andere Meren het geval is; bovendien zijn daar +zeer weinige huizen in den weg, zoodat men den Ringdijk en de ringsloot +bekwamelijk zonder verhindering zal kunnen rooijen, maken en leggen +naar behooren.</p> + +<div class="poem"> +<p class="line">Zoodat in alle manieren dit wel te verstaan is,</p> + +<p class="line">De Haarlemmer Meer het best zal zijn dat ooit gedaan +is.</p> +</div> + +<p>65. Het bedijken van Meren, en het brengen van schadelijke, +verderfelijke wateren tot goed land, is een van de noodwendigste, +profijtabelste en Godzaligste dingen in Holland; want Holland is met +vele groote steden en dorpen bezet, wordt daarbij sterk bewoond, en +daarenboven is er geen land, alwaar men de boter en kaas zoo schoon, +goed, smakelijk en rein kan maken, zoodat in andere Landen de voorzegde +<span class="pagenum">[<a id="pb27" href="#pb27">27</a>]</span>waren +zoo begeerd zijn en getrokken worden, dat ze om hare deugd nimmer +overvloedig genoeg schijnen te zijn, zoodat de oude landen niet minder +van prijs werden, maar altijd meer en meer gelden gelijk blijkt uit de +veelvuldige Meren en Moerassen, die in Noord-Holland vóór +en na de Beemster bedijkt en tot land gemaakt zijn, welke ik hier +navolgende zal verhalen</p> + +<p>Het eerste is bedijkt:</p> + +<ol class="lsoff"> +<li><i>De oude en nieuw Zijp.</i></li> + +<li><i>De Berger-Meer.</i></li> + +<li><i>De Boekeler-Meer.</i></li> + +<li><i>De Diepe-Meer.</i></li> + +<li><i>De Daal-Meer.</i></li> + +<li><i>De Slootgaard.</i></li> + +<li><i>De Wog-Meer.</i></li> + +<li><i>De Wout-Meer.</i></li> + +<li><i>De Bleek-Meer.</i></li> + +<li><i>De Schaaps-Kuijl.</i></li> + +<li><i>De Benne-Meer.</i></li> + +<li><i>De heerlijke lofwaardige bedijking van de Beemster.</i></li> + +<li><i>De schone vruchtdragende Purmer.</i></li> + +<li><i>De Wormer.</i></li> + +<li><i>De Oosthuyzer-Braak.</i></li> + +<li><i>De Heer Huyge-Waard.</i></li> + +<li><i>De welgeordineerde en geformeerde bedijkte Schermer.</i></li> + +<li><i>De Schager-Waard.</i></li> + +<li><i>De Broeker-Meer.</i></li> + +<li><i>De Buiksloter-Meer.</i></li> + +<li><i>De Bel-Meer.</i><span class="pagenum">[<a id="pb28" href= +"#pb28">28</a>]</span></li> + +<li><i>De Braak: bij Medenblik.</i></li> + +<li><i>De Hoornsche Waal.</i></li> + +<li><i>De Schals-Meer.</i></li> + +<li><i>De Enge Wormer.</i></li> +</ol> + +<p>Met nog meer andere kleine Meren, en eindelijk nog de <i> +Starre-Meer</i>.</p> + +<p>Men zegt en vermoedt, dat er na den troebelen tijd in Holland, in +Zeeland en andere omliggende plaatsen, omtrent 80,000 morgen lands +bedijkt zijn. Voornamelijk blijkt dit mede uit de groote, heerlijke, +lofwaardige bedijking van de Beemster, die het eerste jaar, toen zij +droog was geworden, door des Heeren zegen zoo overvloedige vruchten +heeft gedragen, dat het niet wel met de pen is te beschrijven.</p> + +<p>66. Mij is verhaald door <span class="smallcaps">Dirk van Os</span>, +die het mij ook schriftelijk heeft overhandigd, dat hij op zijn eigen +land in de <i>Beemster</i>, met zijnen broeder <span class="smallcaps"> +Hendrik van Os</span>, het eerste jaar toen de <i>Beemster</i> droog +geworden was, geteeld en gewonnen heeft <i>zeven duizend zeven honderd +drie en vijftig zakken Koolzaad</i>, alsmede <i>Raapzaad</i>, behalve +nog veel meer andere granen, zoo van <i>Tarwe</i>, <i>Garst</i> en <i> +Haver</i>, die mede in overvloed op hunne landen gewassen waren. Nog +heeft de zoon van <span class="smallcaps">Dirk van Os</span>, te weten +<span class="smallcaps">François van Os</span>, mij zelven +verhaald, dat hij in eene zaaijing in de <i>Beemster</i> gewonnen had, +op 400 Rhijnlandsche roeden lands, drie gemeene lasten haver, dat is +108 zakken. Voornamelijk heeft het gewas van het <i>Koolzaad</i> het +eerste jaar zoo veel en overvloedig in de <i>Beemster</i> opgebragt, +dat men vermoedde, dat al de oliemolens in Holland, in <span class= +"pagenum">[<a id="pb29" href="#pb29">29</a>]</span>dien tijd, wel een +jaar lang daarop konden gaande blijven, en genoeg hadden om op te +werken.</p> + +<p>67. Naderhand heeft de Almogende God de <i>Beemster</i> van alles +zoo overvloedig gezegend, dat het nu genoegzaam het groote Lusthof van +Noord-Holland is, zoo in weiden, bouwlanden, boomgaarden, huizen, +lusthoven, enz. Daar wordt ook gezegd en voor waarheid gehouden, dat er +geen vermakelijker en lustzinniger weg in Holland is, dan de <i> +volgerweg</i> in de <i>Beemster</i>, daar al die schoone heerlijke +huizen en boomgaarden gebouwd zijn, te weten het huis van den Dijkgraaf +<span class="smallcaps">Dirk van Os</span>, <span class="smallcaps"> +François van Os</span>, van <span class="smallcaps"> +Meerman</span>, van <span class="smallcaps">Carel Loten</span>, van +<span class="smallcaps">Jan Loten</span>, van <span class="smallcaps"> +Alewijn</span> en meer anderen.</p> + +<p>68. Daarenboven geeft deze <i>Beemster</i> in overvloed vette ossen, +koeijen en schapen, met vele schoone paarden en hengsten; als ook +overvloedig boter en kaas, met meer andere toespijzen, die in alle +manieren deugdzaam en goed zijn, waar men duizend menschen mede kan +spijzen en voeden, hetgeen aan de eigenaars der gronden goede inkomsten +en renten geeft:</p> + +<div class="poem"> +<p class="line"><i lang="la">Omnia dat Dominus, non habet ergo +minus.</i></p> + +<p class="line">God geeft alle ding, en houdt zelf niettemin.</p> +</div> + +<p>69. De Beemster in het gemeen kan ieder jaar nu wel opbrengen aan +landhuur <i>tweemaal honderd en vijftig duizend gulden</i> aan vrij +geld, en dan zijn alle ongelden, mede het molen- en dijkgeld, betaald. +Daarenboven worden hierdoor ook grootelijks verbeterd de gemeene +middelen van het land.</p> + +<p>70. Dit kleine notabel stukje zal ik hier nog bij verhalen, dat men +vermoedt, dat de eijeren van de <span class="pagenum">[<a id="pb30" +href="#pb30">30</a>]</span>hoenderen en Eenden in de Beemster thans +meer opbrengen dan te voren al de visch, die in de Beemster werd +gevangen.</p> + +<div class="poem"> +<p class="line">Der Beemsters kruid, doet groot viertuil, is waardig om +te prijzen;</p> + +<p class="line">Haar stof geeft lof, fijn ende grof, ’t is wel te +bewijzen.</p> + +<p class="line">Haar roem die gaat, ver over straat; verstaat mijn +reden:</p> + +<p class="line">Men vindt in ’t Rijk, nooit haars gelijk, in land +noch steden.</p> +</div> + +<p>71. Alle liefhebbers en beminnaars van bedijkingen, die gezind zijn +om dit groote, heerlijke, treffelijke en lofbaarlijke werk, de <i> +Haarlemmer Meer</i>, mede te willen helpen handhaven om te bedijken, en +tot goed land te maken, zullen gelieven te weten, dat men hetzelve niet +slappelijk zal moeten beginnen, maar met een’ voorbedachten zin +en goeden moed. Dat men het werk ook met goede raad en daad zal moeten +aantasten en mannelijk doordrijven. Gelijkerwijs een wijs Koning of +dapper Prins eene sterke stad zoekt te beleggen en te winnen met alle +vlijt, naarstigheid en moed, alle amunitie van oorlog daartoe zoekt te +prepareren en te bereiden, met schepen en wagens alle <i>voerage</i> +zoekt aan te brengen, zijn leger en omheining met wateringen, vesten, +bolwerken, transementen, schansen, redouten, halve manen, +contre-escarpes, hoornwerken, batterijen, loopgraven, traversen, +stormbruggen, en al hetgeen daartoe is dienende, ook mede hout en +ijzer, victalie, bier en brood, alsmede geschut, kruid en lood, en van +alles zich zoo verzorgt, dat er in geene manieren iets moet mankeeren. +Dus doende durft hij zijnen vijand onder de oogen zien, en toch mede de +stad getroost <span class="pagenum">[<a id="pb31" href= +"#pb31">31</a>]</span>zijn, om alzoo op de oorlogsmanier dapper te +strijden en te volharden, zoo lang totdat hij de stad gewonnen heeft, +en daarvan meester mag blijven. Opdat al de officieren, ruiters en +knechten, prijs en eer bevochten hebbende, hunne soldij met eere zouden +mogen ontvangen, en alzoo het harnas afleggen, gelijk als in het boek +der Koningen beschreven staat.</p> + +<div class="poem"> +<p class="line" lang="la"><i>Ne glorietur accinctus, aeque ut +discinctus.</i></p> + +<p class="line">Die het harnas aandoet, zal zich niet beroemen, gelijk +degene die het afgelegd heeft.</p> + +<p class="line">De kroone ligt niet in het begin, noch in het midden: +maar het einde kroont het werk.</p> +</div> + +<p>Men zegt gemeenlijk: <i>wèl begonnen is half +gewonnen</i>.</p> + +<p>Maar veeleer is dit spreekwoord goed:</p> + +<div class="poem"> +<p class="line" lang="la"><i>Vincit assiduus labor.</i></p> + +<p class="line">Aanhouden is het regte middel zoo men zeit,</p> + +<p class="line">Om te verkrijgen ’t geen dat er verborgen +leit.</p> +</div> + +<p>Gelijk ook mede de geleerden voor een spreekwoord hebben:</p> + +<div class="poem"> +<p class="line" lang="la"><i>Absque labore gravi non venit ulla +seges.</i></p> + +<p class="line">Zonder arbeid komt er geen koren in de schuur.</p> +</div> + +<p>72. Het zou kunnen gebeuren, daar groote werken ook hunne zwarigheid +hebben, dat het fortuin niet altijd naar wensch liep, even als een +schipper van een groot schip, die de zee gebruiken moet, soms wel +onvoorziens met een’ zwaren storm overvallen wordt, en daardoor +zijn anker en touw moet verliezen, en niet altijd voor den wind gaat; +doch daarom geeft hij den moed niet verloren, maar schept nieuwe +courage met zijn bootsvolk, om het schip wederom te maken, te heelen en +te boeten, en denkt alzoo, gelijk de Franschman zegt: <span class= +"pagenum">[<a id="pb32" href="#pb32">32</a>]</span></p> + +<div class="poem"> +<p class="line" lang="fr"><i>Si la fortune me tourmente, +l’espérance me contente.</i></p> +</div> + +<p>73. Vele menschen zijn welgezind tot groote rijkdommen, kostelijke +schatten en juweelen, tot groote klompen goud en zilver, daar men boter +voor kan koopen. Dit blijkt dagelijks, daar velen hun leven daarvoor +wagen en in groot gevaar stellen, om te varen naar <i>Oost- en +West-Indiën</i>, <i>Groenland</i>, <i>IJsland</i>, <i>Guinea</i>, +<i>Angole</i>, <i>Turkije</i>, <i>Barbarijë</i>, <i>Grieken</i>, +<i>Perzië</i>, <i>Alexandrië</i>, <i>de Archipel</i>, <i> +Moscovië</i>, het <i>Weygat</i>, <i>Magalena</i>, <i>Peruana</i>, +<i>Zweden</i>, <i>Denemarken</i>, <i>Riga</i>, <i>Revel</i> en meer +andere vreemde eilanden, steden en plaatsen, Oost en West gelegen, die +te veel zijn om op te noemen. Waar maar eenigzins vermoeden is, om +voordeel en winning te doen, daaraan wordt geen arbeid, kosten of +moeiten gespaard, om hetzelve te aanvaarden, te onderzoeken en te +volbrengen,</p> + +<p>74. Maar laat ik voortvaren en tot mijn eigenlijk onderwerp komen, +om hetwelk ik begonnen ben te schrijven, te weten over die groote +zilver- en goudmijn, de <i>Haarlemmer-Meer</i>, waar zoo vele +kostelijke schatten in verborgen zijn. Welke Meer reeds voor vele jaren +heeft bestaan, in het beste en in het middelste gedeelte van +Zuid-Holland ligt, naar mijn oordeel, op de allergeschiktste en +gewenschte plaats der Zeventien Provinciën, nabij <i>Haarlem</i>, +<i>Leyden</i> en <i>Amsterdam</i>, wèl bedijkt binnen de +Zeedijken, op de hoogte van twee en vijftig graden, om welke men niet +behoeft naar vreemde landen te varen om haar te zoeken. Ik waarschuw en +vermaan alle minnaars van bedijkingen, dat ieder hunner <span class= +"pagenum">[<a id="pb33" href="#pb33">33</a>]</span>zijn voordeel zoeke +waar te nemen, en medewerke, om een’ nagel, spijker of bout aan +dit schip te slaan, en raad te geven.</p> + +<p>75. Om met de hulp van God hiertoe te kunnen komen, en om deze +groote zilver- en goudmijn te vinden, en de kostelijke schatten en +juweelen op te graven, bestaat voornamelijk uit twee of drie +merkwaardige dingen. Het eerste is, een zware, breede, digte, sterke, +wèlgeformeerde en gemaakte Ringdijk. Het tweede is, dat men daar +nog bij moet hebben goede, bekwame, groote, sterke, achtkante +water-molens, die alle in goede orde gezet, gemaakt en gesteld zijn, +waar men het land mede uit de valleijen moet zoeken. Het derde is, +goede, bekwame sluizen en uitwateringen ter gelegener plaats en op het +IJ, om alle belanghebbenden van de groote steden en ook de oude landen +voldoende te bevredigen. Daarbij nog geschikte (bekwame) wateringen en +vaarten door de Meer.</p> + +<p><i>Beschouwing</i> (Propoost) <i>van den dijk.</i></p> + +<p>76. Gelijk de planken of de huid van een schip het voornaamste is, +waar het schip op moet zeilen, alzoo is het ook met een’ sterken +digten Ringdijk, die het water van de Meer moet keeren.</p> + +<p><i>Van de watermolens.</i></p> + +<p>77. Een sterke digte cementbak is met pompen haast ledig te halen; +desgelijks is eene wèlbedijkte digte meer met watermolens wel +droog te malen. <span class="pagenum">[<a id="pb34" href= +"#pb34">34</a>]</span></p> + +<p><i>Dit is ook noodig om aan te teekenen.</i></p> + +<p>78. Alzoo ik mede in het begin van het bedijken van de <i> +Beemster</i> gediend heb als Ingenieur en Fabrijk van het zetten en +stellen van de watermolens, tot het voltrekken toe, zoo is het, dat ik, +op verzoek van <span class="smallcaps">Dirk van Os</span>, en de +Hoofd-Ingelanden, altijd zekere aanteekeningen (<i>notici</i>) daarvan +gehouden heb, en dikmaals gepeild heb en bevonden, dat de molens van de +<i>Beemster</i> in een etmaal, met goeden wind, een’ duim waters +op de geheele <i>Beemster</i> in de hoogte konden uitmalen, en ook +somtijds wel anderhalven duim, en dat op vijf- of zesthalf honderd +Rijnlandsche morgen, een’ gang molens. Zoodat men de <i> +Beemster</i> in twee jaren drooggemaakt heeft, wel verstaande de +inbraak niet medegerekend; en dat het derde jaar malens gekaveld werd, +en elk zijn land bij loting ontvangen heeft.</p> + +<p>79. Ik heb mede in het bedijken van de <i>Beemster</i>, en ook +naderhand, niet kunnen bemerken, dat de grond iets lek was, zoodat het +water nimmer gewassen of verhoogd is, als het niet regende.</p> + +<p>80. Nog zekere calculatiën alhier gemaakt, hoe vele tonnen +waters een bekwame groote achtkante watermolen op een etmaal uitmalen +kan. Hetwelk ik <span class="smallcaps">Jan Adriaansz.</span> in mijne +jonkheid, in den tijd van mijn’ zaligen vader <span class= +"smallcaps">Adriaan Symonsz. Leegwater</span>, van de Rijp, in den +polder van Rijp en Graft menigmaal gepeild heb, en bevonden met twee +watermolens, gerekend een’ voet in het vierkant, en zes voet hoog +voor eene tonne waters. <span class="pagenum">[<a id="pb35" href= +"#pb35">35</a>]</span></p> + +<p>81. De voorschreven polder van Rijp en Graft is groot, omtrent 1400 +morgen, Geest-meer, Ambachts-maat, en is omtrent zoo veel water als +land, dat is 700 morgen waters, hetwelk twee watermolens, in een +etmaal, een’ duim in de hoogte konden uitmalen.</p> + +<p>82. Die zelfde morgentalen gebragt in vierkante roeden, en daarna +tot vierkante voeten, waarvan 72 duim in de hoogte gerekend en dat een +voet vierkant voor eene ton waters, zoo is het, dat twee molens, naar +deze rekening, in een etmaal uit kunnen brengen 896,000 ton waters, en +een molen 448,000.</p> + +<p>83. Zoo iemand in deze zaak omtrent het droogmaken van de Haarlemmer +Meer eenigzins twijfelmoedig mogt wezen, vreezende voor eenige +zwarigheid van den grond of lekking van den Ringdijk, zoo zal ik +alhier, met Gods hulp, om alle twijfelmoedigheid weg te nemen, goede en +duidelijke (klare) voorbeelden verhalen, welke mij door ondervinding +bekend geworden zijn.</p> + +<div class="blockquote" lang="la"> +<p>Experentia docet.</p> +</div> + +<p>84. Aangaande den duinkant of de westzijde van de Haarlemmer Meer, +alzoo het gemeene spreekwoord is, dat zandgronden lek zijn: dat is +eensdeels alzoo; maar hiervan is eene goede verzekering, en dat, +uithoofde onder dat zand goed veen en klei liggen, gelijk zulks +dagelijks blijkt en bevonden wordt, vermits onder het zand of de nollen +goede turf gegraven en gedolven wordt, en onder het veen geen zand ligt +tot aan de klei toe.</p> + +<p>85. Dit zelfde blijkt mede aan den <i>Lisser-poel</i>: <span class= +"pagenum">[<a id="pb36" href="#pb36">36</a>]</span>deze, schoon nabij +de duinen gelegen en nog onlangs bedijkt, wordt ook wel droog +gehouden.</p> + +<p>86. De <i>Soetermeersche Meer</i>, die aan de zijde aan de veenen +ligt, is mede onlangs bedijkt en wordt ook wel droog gehouden.</p> + +<p>87. Zoo ook werd uit de <i>Hem-meer</i>, die aan het harde gelegen +is, tegenover de Kaag, met geringe moeite het water uitgemalen, en het +land zeer goed droog gehouden, welke Meer meerendeels toebehoort aan +S<sup>r</sup>. <span class="smallcaps">Jan van Baarle</span>.</p> + +<p>88. De ringdijk van de Beemster is in het begin meestal uit +veenlanden gemaakt. Die van de Purmer desgelijks. De dijken van de +Wormer en Waterlandsche Meren zijn mede al tezamen van veenlanden +gemaakt, zij worden alle digt bevonden en goed droog gehouden. Bij het +bedijken is vooral hoog noodig, dat men het zwoord- of grasveld, dat +onder den dijk komen zal, goed wegneme, opdat de aarde te beter sluite, +en de dijk digt zou wezen.</p> + +<p>89. Eindelijk de <i>Schermer</i>, die ten naaste bij van gelijke +natuur is als de Haarlemmer Meer, en aan de noordzijde bijkans van +gelijke diepte, zal ook met vier molens boven elkander moeten malen; +zoo ook heeft de kil van de <i>Beemster</i> twee molens in het diep +staan, die vier hoog malen.</p> + +<p>90. Aan de Oostzijde, aan de Noordoostzijde en aan de Zuidoostzijde +van de <i>Schermer</i>, is de ringdijk geheel van veenland gemaakt; aan +de Westzijde van die Meer van <span class="smallcaps">Jan Boies</span> +af, tot aan den Akerslooter-koorn-molen toe, is de ringdijk geheel van +zand of geest-land gefondeerd en gemaakt, en daar is <span class= +"pagenum">[<a id="pb37" href="#pb37">37</a>]</span>naauwelijks eene +Meer van al de bedijkte Meren in Noord-Holland, die zoo spoedig en ras +droog gemalen is, als deze Schermer.</p> + +<p>91. Het is mij wel bekend, dat er eenige Meren zijn, wier +droogmaking niet wil gelukken; maar daar, is de reden van: óf +omdat de klei te diep ligt, óf omdat die Meren aan een +bergachtig land, of grof zand gelegen zijn, dat geen water schut, zoo +als ik hetzelve wel gezien en bevonden heb; óf omdat de grond +met struiken of bladen van boomen opgehoogd en bezet is, en hierdoor +lek en sponsieus blijft. Gelijk het ook blijkt, dat eenige dezer Meren +niet vast toevriezen, al vroor het bijkans nog zoo sterk; hetgeen een +teeken is, dat de grond open, sponsieus en lek is.</p> + +<p>92. Aangaande den grond van de <i>Haarlemmer Meer</i>, kan ik anders +niet bevinden en verstaan dan alles goeds, alzoo ik haar voorheen met +den Burgemeester van Aalsmeer en eenige arbeiders, op vele +verschillende plaatsen, gepeild, gebeugeld, gediept, getast en +wèl onderzocht heb, en anders niet kan bemerken of bevinden, of +deze Meer heeft een’ bodem van goede klei, doorgaans dik 7, 8 en +9 voeten, gelijk bevorens verhaald is. En de <i>Haarlemmer Meer</i> is +doorgaans diep <i>negen</i> Rhijnlandsche voeten, of tien houtvoeten, +bijkans van gelijke diepte als de kil van de <i>Beemster</i> of <i> +Schermer</i>. Op sommige plaatsen is de grond aan de kanten van de Meer +met veenachtige slibber vermengd, een voet of anderhalf dik; dezelve is +bekwaam, om met den ploeg door malkander in de klei te vermengen, en +<span class="pagenum">[<a id="pb38" href="#pb38">38</a>]</span>alzoo +tot goed land te maken. Daarenboven, hetgeen een goed teeken is, als +het eene gewone vorst is, vriest de Haarlemmer Meer zoowel en zoo vast +toe als eenig ander water, zoodat men daar overal met paard en +sleê over rijden kan zonder treuren. Het blijkt daaraan, dat de +grond digt en vast moet wezen.</p> + +<p>93. Dat de grond van de Haarlemmer Meer goede klei is: dat is de +allerbeste, waar men op betrouwen kan, dat de grond digt zal wezen. Het +is mede een goed fondament voor den Ringdijk en in alle manieren heel +goed voor het dóórlekken en opwellen, zoo als te voren +gezegd is.</p> + +<p>94. Van de watermolens zal ik alhier mede een weinig verhalen en +noteren.</p> + +<p>95. Dit is de gewone gang en wijze in Noord-Holland bij het bedijken +van meren, zoo als de ondervinding het geleerd heeft.</p> + +<p>96. Als men zoo hoog moet opmalen, als men aan de Beemster en +Schermer op het diepst heeft moeten doen, dan stelt men vier molens +boven elkander tot een’ gang, die elkander toemalen van vier of +vijf en dertig voeten stijls, en dat gemeenlijk op vijf honderd +Rhijnlandsche morgen een’ gang molens, wèl verstaande, hoe +meer gangen molens op eene kolk malen, hoe beter, en het zal noodig +wezen, dat men op de <i>Haarlemmer Meer</i> zoo veel gangen molens op +eene kolk brengt als immer doenlijk is, en dat om de volgende oorzaak: +als er een molen, twee of drie onklaar zijn, zoo kunnen de overige +molens nog malen, en op den gang blijven, en ook mede dan wordt de +ringdijk te minder gebroken <span class="pagenum">[<a id="pb39" href= +"#pb39">39</a>]</span>met de kleine sluisjes, die in den ringdijk +moeten liggen, waar de bovenmolens moeten doormalen.</p> + +<p>97. Het is ook eene hoognoodige zaak, dat men verscheidene +kruisvaarten door de Meer maakt, even als in de Schermer, en zulks tot +gerief van de Deelhebbers en huisluiden, om hunne waren met kleine +schuitjes aan den ringdijk te kunnen brengen, als ook vooral de +materialen, die men tot het bouwen en timmeren noodig heeft, en mede +ook tot eene gemeene onderkolk of boezem van de laagste molens.</p> + +<p>Om nu te komen tot het principaalste, waar alles aan gelegen is.</p> + +<p>98. Als dit groote, heerlijke en lofwaardige werk, met de hulpe +Gods, voltrokken en gekaveld zal zijn, dan zal men met den zegen des +Heeren daarop kunnen telen en vinden de allerbeste, kostelijkste +schatten en juweelen, die tot ’s menschen nooddruft en onderhoud +van doen zijn. Als men het land behoorlijk ploegt, bebouwt en bereidt, +gelijk als in den beginne <span class="smallcaps">Adam</span>, onzen +eersten vader, opgelegd was, toen hij het gebod van God overtreden had, +dat hij in het zweet van zijn aanschijn zijn brood zou eten. Gelijk ook +mede in de H. Schrift geschreven staat: <i>Zoodanig als de akkerman is, +zoodanig is ook de bouwing</i>.</p> + +<div class="poem"> +<p class="line">Bouwt op het nieuw, zaait niet onder den doorn,</p> + +<p class="line">Werpt dan in uwen akker het goede koorn:</p> + +<p class="line">Zoo zal God u geven, tot een baat,</p> + +<p class="line">Eene overvloedige, opgehoopte, volle maat.</p> +</div> + +<div class="poem"> +<p class="line" style="text-indent: 2em; "><i lang="la">In manibus +Domini sorsque, salusque mea.</i></p> + +<p class="line">Mijn heil en mijn geluk staat in den zegen des +Heeren.</p> +</div> + +<span class="pagenum">[<a id="pb40" href="#pb40">40</a>]</span> +<p><i>Volgt nu van de heerlijke vruchten des velds.</i></p> + +<p>99. In de eerste plaats zal in deze Meer zijn te vinden velerhande +granen, als tarwe, rogge, gerst, haver, erwten, boonen, boekweit, +koolzaad, raapzaad en meer andere gewassen; ook gemeste kalveren en +vette schapen, meer dan twintig duizend hoornbeesten, met nog daarbij +velerhande vee en gevogelte, mede in overvloed. Boter en kaas, honig en +melk, met velerhande toespijs, fruit en wijnbeziën, hetwelk niet +alles is te bedenken en te noemen. Het zou zulk eene verandering in <i> +Zuid-Holland</i> geven, dat men het wel het achtste wonder zou mogen +noemen: dat te voren eene schadelijke Meer, een bederfelijke poel, een +verslindende wolf is geweest, dat zou men alsdan den grooten +Zuid-Hollandschen lusthof wel mogen noemen; of het Hollandsch Tresoor, +waar men eene menigte van menschen, door den zegen des Heeren, mede zou +kunnen spijzen en voeden, hetgeen tevens de gemeene landsmiddelen, met +zoo vele duizenden zou stijven en verbeteren, dat het niet wel is te +zeggen. Hiertoe zullen ook wel noodig zijn duizend boeren met hun +gezin, knechten en dienstboden, om het land te bouwen en te bearbeiden, +hetgeen te zamen wel zes duizend menschen zal bedragen.</p> + +<p>100. Alzoo ik voor dezen gehoord en verstaan heb, dat sommige +burgers van Haarlem en van Leiden in eenige zaken wat zwaarhoofdig +zijn, meenende, dat hunne vaarten en wateringen eenigzins zouden +verminderen of verslimmen; zoo zal <span class="pagenum">[<a id="pb41" +href="#pb41">41</a>]</span>ik hier met goede redenen bewijzen, dat heel +anders en contrarie het geval zal zijn, op grond der ervarenheid van +hetgeen ik voor dezen dikwerf gezien en opgemerkt heb.</p> + +<p>101. Eertijds, voordat de <i>Beemster</i> en <i>Purmer</i> bedijkt +waren, heb ik dikwerf gezien en bevonden, dat de doorvaart of haven van +<i>Purmerend</i> zoo verdroogd was, dat daar naauwelijks eene ongeladen +schuit kon vloten, en dat gebeurde telkens als er een stormwind uit het +noord-westen woei; dan kwam het dikke water in de haven, en zette zich +daar neder, en hoezeer men het met den beugel uithaalde, was het met +iederen storm weêr hetzelfde. Desgelijks ook de Meer, beoosten +<i>Purmerend</i>; welke slibber met een’ ooste-wind uit de Purmer +kwam. Maar nadat de beide meren, de <i>Beemster</i> en de <i> +Purmer</i>, bedijkt zijn, heeft men dit gebrek niet bevonden.</p> + +<p>102. Desgelijks de haven van <i>Edam</i>, alsmede de doorvaart van +<i>Nek</i> en meest alle havens, die op zoodanige wateren of meren +liggen; deze vervuilen altijd door het dikke, modderachtige water, dat +met stormwinden inspoelt.</p> + +<p>103. Daarenboven heb ik ook meermalen gezien (en er mede aan +geholpen), dat men ten tijde, vóórdat de <i>Beemster</i> +bedijkt was, als er eene geladen schuit in de haven van de <i>Rijp</i> +in kwam varen, met groote krachten die schuit moest intrekken, om ter +plaatse te komen, waar men moest lossen; en dat de haven zoo opgedroogd +was, van den modder of de slibber, die uit de <i>Beemster</i> kwam, dat +men het met beugelen en baggeren niet goed <span class="pagenum">[<a +id="pb42" href="#pb42">42</a>]</span>kon maken, uithoofde dat telkens, +als het weêr uit het oosten sterk woei, het weêr even zoo +vervuilde als te voren; wij moesten dikwerf en waren genoodzaakt de +sluis van de <i>Rijp</i> open te zetten, en het water door de haven in +den polder te laten stroomen, en den grond met stokken en beugels om te +roeren, en alzoo de haven te verdiepen. Naderhand toen de <i> +Beemster</i> bedijkt was en de watermolens klaar water uit de <i> +Beemster</i> hebben gemalen, heeft men dergelijke gebreken niet gezien, +noch vernomen; want als nu de haven eens uitgediept is, dan vervuilt +zij zelden of nooit, en men heeft daarenboven nu altijd klaar water in +de haven van de <i>Rijp</i>.</p> + +<p>104. Als men met reden mag spreken, zoo is het (mijns oordeels en +gevoelens), dat die van Haarlem en Leiden weltevreden behooren te wezen +met het bedijken van de <i>Haarlemmer Meer</i>, en dat zij geene reden +hebben zoodanige klagten en questiën in te brengen, maar +grootelijks daardoor verbeterd zullen zijn en in het minst geene schade +zullen lijden, maar veel eerder groot voordeel, gelijk ik hier met +navolgende redenen zal bewijzen.</p> + +<p>105. Met betrekking tot de doorvaart van Haarlem, zal dezelve in +alle manieren beter en bekwamer zijn dan te voren; het gebeurt nu +dikwerf, dat er schepen zijn, die met kostelijke koopmansgoederen zijn +geladen, welke, als zij voor de Meer, bij de ton, komen, met eenen +hoog-zuidenwind en storm genoodzaakt zijn aldaar te moeten blijven +liggen, uit vrees dat zij groote schade zouden lijden. Ook mede met +een’ noordelijken wind in de Kaag insgelijks; <span class= +"pagenum">[<a id="pb43" href="#pb43">43</a>]</span>men kan alsdan met +schepen en waren niet voortkomen, vermits men het water van de Meer +alsdan niet kan gebruiken, waardoor de koopman dikwerf groote schade +lijdt en mede groot perijkel van zijne schepen te verliezen, hetgeen +zich heel anders en beter zal toedragen, als de Meer bedijkt is.</p> + +<p>106. Als er eene bekwame, wijde, diepe ringsloot of kanaal zal +gemaakt zijn, van zestien of twintig roeden wijd, of zoo wijd als men +dan met goede orde ordonneren zal, zal men die altijd met halven wind +kunnen zeilen, en ook mede met gewone schepen oplaveren; en heel zelden +zal het zijn, dat men die niet gebruiken kan, wel te verstaan, als er +mede een bekwame trekweg zal worden gemaakt, om de schepen altijd met +gemak en gerief met paarden in den wind te kunnen optrekken; de +kooplieden zullen alsdan zelden of nimmer verkort of verhinderd zijn of +schade lijden. Welke trekweg en kanaal mede zullen gemaakt worden, tot +aan de stad Leiden toe, alsmede van de Zijlpoort af tot aan de Kaag of +tot aan de Nieuwe Vaart, zoo als men het dan best geraden zal +vinden.</p> + +<p>107. Aangaande het water, dat nu dikwijls heel vuil en troebel is, +dat zal zich heel anders begeven, dan het nu tegenwoordig doet, +waardoor die van Haarlem en van Leiden grootelijks verbeterd zullen +zijn, en het werk alsdan zullen moeten prijzen.</p> + +<p>108. Vooreerst is het notoir, en men kan het ook ligtelijk +begrijpen, dat er alsdan nimmermeer in de steden Haarlem en Leiden +eenig vuil, stinkend of troebel water zal kunnen komen; want <span +class="pagenum">[<a id="pb44" href="#pb44">44</a>]</span>als de <i> +Haarlemmer Meer</i> bedijkt en droog gemaakt zal zijn en tot land +gebragt zal wezen, zal er geen ander dan klaar regenwater in de Meer +komen, hetwelk zal staan op kleigrond, vermits de slooten en +molen-togten in de Meer mede in de klei gedolven en gemaakt zullen +worden, en de watermolens van de Meer alsdan het klare water in de +ringsloot zullen malen; en daarenboven zal het duinval, dat aan de +west-zijde van de Meer is, in de ringsloot door verscheidene kanalen +komen zakken. Dat water zal alsdan in de ringsloot behouden wezen en +niet vervuilen noch troebel worden door het stormen van de Meer.</p> + +<p>109. Dat water komt mede in de steden Haarlem en Leiden; doch de +principaalste uitwatering van Rhijnland moet door Haarlem en Sparendam +komen, en aldaar uitgeleid worden, als ook mede bij het huis ter Hart. +Hier staat nog op te letten, dat als de Meer tot land zal gebragt +wezen, de omliggende plaatsen en landen nimmermeer gekweld zullen wezen +door buitengewone hooge aanpersen en afpersen, waardoor de straten van +Leiden nu dikwerf onder loopen, als de wind sterk uit het noord-oosten +waait, en het Sparen een’ voet 2 of 3 minder is dan gewoonlijk, +zoodat de schepen er niet over kunnen komen, maar dikwerf drie of vier +dagen tegen Haarlem en Sparendam moeten blijven liggen en toeven door +gebrek aan water, waardoor de kooplieden dikwerf verkort worden en +groote schade lijden, door het bederven van hunne waren. <span class= +"pagenum">[<a id="pb45" href="#pb45">45</a>]</span></p> + +<p>110. Welligt zal iemand zeggen: als het een drooge zomer is, zoo zal +er ook weinig water in de Ringsloot zijn. Maar datzelfde heeft plaats +of de Meer bedijkt is of niet; want als het een drooge zomer is, dan is +er nimmer veel water in de binnenpolder, noch op de Meer.</p> + +<p>111. Daartegen zal ik een goed middel stellen: Men make de +buitensluizen met contradeuren, of schore die deuren toe, en late niet +meer water uitloopen, dan men in het schutten van de schepen van nooden +heeft, gelijk men in Noord-Holland doet, als er weinig water is. Op die +wijze laat men de nieuwe sluis of? dijker tot Sparendam en te Nauwerna? +toestaan, om het water in te houden.</p> + +<p>112. Dit zou ik ligtelijk hebben vergeten: Als het klare water in de +Ringsloot staat, gelijk bevorens verhaald is, dan zullen de brouwers +van Haarlem en Leiden dat water kunnen gebruiken, om daarvan te +brouwen, en weinig of geen onderscheid in hetzelve kunnen vinden met +het water, dat zij thans met groote kosten en moeite moeten halen.</p> + +<p>113. Het principaalste en beste is nog, (wat kan er ter wereld beter +wezen!) dat men in de nabijheid van een heerlijk, lofbaarlijk, +gebenedijd land zal wonen, waarvan meestal des menschen nooddruft, door +den zegen des Heeren, komen moet.</p> + +<p>114. Alzoo de stad Haarlem aan twee zijden duinen heeft en aan de +zuid-oost-zijde het groote water, en er niet veel goed land om de stad +ligt, waardoor ook marktdagen sober en weinig moeten <span class= +"pagenum">[<a id="pb46" href="#pb46">46</a>]</span>wezen, zoo zal het +bedijken van de <i>Haarlemmer Meer</i> zulk een merkelijk profijt en +voordeel geven, dat men het niet kan uitspreken.</p> + +<p>115. In het beginsel, als het werk zal worden aangetast, zullen de +werkmeesters (werkbazen), arbeiders en knechts dagelijks van doen +hebben gereedschappen tot hun werk, hetzij hout, ijzerwerk, kordewagens +en andere nooddruftige dingen, daarenboven kost en kleeding; al hetgeen +zij uit de steden zullen moeten halen. In het kort, meest al hetgeen +aan de Meer geconsumeerd en verarbeid zal worden, dat zal meestal in +Holland blijven en weinig in andere landen gevoerd worden.</p> + +<p>116. Alsdan dit groot, heerlijk, lofbaarlijk, notabel werk met de +hulp van God bedijkt en in goede orde gebragt zal zijn en voltrokken, +zoo zullen er eene menigte van boeren en huisluiden in de naaste steden +komen met ros en wagens, ook mede met hunne granen: desgelijks met +boter en kaas en met andere waren, hetwelk te lang zou wezen om te +verhalen. Zoodat een iegelijk ligtelijk begrijpen kan (zoo als ook het +gemeen spreekwoord waar is): waar het volk is, daar is nering en +welvaart.</p> + +<p>117. Hierbij zal ik nog achteraanstellen de calculatie van deze +bedijking, wat ieder morgen lands, mijns oordeels, omtrent zal kosten. +Voordezen heb ik dit nog eens gesteld; maar over sommige werken was ik +wat te ligt geloopen, en hoop nu op alles te letten, zoo veel als +doenlijk is, naar de genade, die mij de Almogende God gegeven heeft. +<span class="pagenum">[<a id="pb47" href="#pb47">47</a>]</span></p> + +<p>118. Vooreerst zullen er moeten wezen omtrent 160 kloeke achtkante +watermolens, waarvan elk omtrent zal kosten 5600 gulden, bedragende te +zamen 869,000 gulden.</p> + +<p>119. De Haarlemmer Meer is omtrent in het ronde 25 duizend roeden, +zoo als bij raming in den omgang is bevonden, behalve het plempwerk; +als men nu rondom koopt in de breedte 40 roeden lands, om daarvan te +gebruiken 10 roeden tot den ringdijk, en 12 of 14 roeden tot de gemeene +ringsloot, dan blijft er omtrent 16 roeden achter den dijk liggen, waar +men de molens op kan zetten en stellen, en waarvan men ook de kolken en +kolkdijken bekwamelijk van zal kunnen maken, en van welk overgebleven +achterland men den ringdijk mede kan onderhouden. Als iedere roede +lands kost 10 stuivers in koop, dat is 20 gulden iedere roede in de +lengte, en men dit vermenigvuldigt met 15000 roeden, bekomt men te +zamen 300,000 gulden.</p> + +<p>120. De ringsloot zal zijn twaalf roeden in de wijdte, en acht +voeten diep, is, op de lengte van eene roede, omtrent 84 schaft aarde, +om den dijk mede te maken. Iedere schaft zal aan arbeidsloon omtrent +kosten 10 stuivers, bedraagt iedere roede in de lengte 42 gulden, en +dat vermenigvuldigd met 15000 roeden in de rondte van den geheelen +omgang van den dijk, bedraagt te zamen 630,000 gulden.</p> + +<p>121. Voor alle zaken, zal het beste wezen, dat men den ringdijk in +de breedte make; want het is beter daarna den dijk op te hoopen, dan +ter zijde aan te klampen of te verbreeden, en ook mede, <span class= +"pagenum">[<a id="pb48" href="#pb48">48</a>]</span>dat men den +achterdijk van binnen, van de kruin af, vijf à zes roeden +breeder make, dan die van de <i>Beemster</i> of andere bedijkte Meren, +en de notsloot op halve diepte en op half water keerende, voor het +dóórlekken en aanpersen van den ringdijk, en het water +van de ringsloot, met eenen suffisanten kadijk van achteren tot eene +waterkeering en separatie van de landen; want de dijk blijvende voor +het gemeen, is alzoo bekwaam en vruchtbaar tot hooilanden, als +anderzins, om voor het gemeen te verhuren.</p> + +<p>122. Ook moet de ringsloot aan de westzijde, of den geestkant, vier +roeden worden verwijd, hetwelk de principale vaart en uitwatering zal +wezen, die ook het eerst moet gemaakt worden, om de doorvaart van +Haarlem niet te beletten, noch te verhinderen; ook niet die van Gouda, +ten einde ieder wèl te contenteren; en dat wel van de Ton van +Haarlem af, tot aan de Wetering toe, hetgeen is omtrent lang 7000 +roeden, en iedere roede in de lengte, met den aankoop van het land en +arbeidsloon, zal omtrent kosten 15 gulden, bedraagt nog 105,000 +gulden.</p> + +<p>123. De Plempwerken zijn omtrent lang 1600, iedere roede zal omtrent +kosten 200 gulden. Te weten, de vóórboezem over de +eilanden van <i>Ruigoord</i>, met het gat bij den Overtoom over te +plempen, ook mede bij de Ton van Haarlem, desgelijks mede bij de Kaag. +De Wetering, met nog meer andere kanalen en slooten, bedraagt nog, als +het te zamen gemultipliceerd is, de somma van 320,000 gulden. <span +class="pagenum">[<a id="pb49" href="#pb49">49</a>]</span></p> + +<p>124. Den Ringdijk aan de westzijde, daar de principaalste vaart zal +wezen, van de Haarlemmer Ton af, tot aan de Wetering toe, van buiten +aan de ring-sloot geheel te beschoeijen, zal iedere roede in de lengte +omtrent kosten twaalf gulden, bedraagt de 7000 roeden in de geheele +lengte 84000 gulden.</p> + +<p>125. De binnenwerken, te weten, die wegen en slooten, molen-togten +en vaarten, kolken en kolkdijken en andere affairen, worden doorgaans +gerekend een derde deel te kosten van de buitenwerken, en bedragen dus +nog omtrent 778,000 gulden.</p> + +<p>126. Nog voor het maken van sluizen en uitwateringen, bij het huis +<i>Ter Hart</i> en andere geschikte plaatsen, ook mede de kleine +sluisjes, door den ringdijk, waar de molens door zullen malen, 102,000 +gulden.</p> + +<p>127. Nog voor eene rekening, indien het gebeurde, dat men de Meer +het eerste jaar, als de plempwerken gemaakt zijn, niet kon sluiten, en +dat men de ringsloot zoo spoedig niet op hare behoorlijke diepte kon +krijgen, en dat de plempwerken daarom groote schade zouden lijden, zoo +zal men genoodzaakt wezen, vier of vijf greenen sassen of kolken te +maken, ter bekwamer plaatsen, om in en uit de Meer te kunnen varen, zoo +lang totdat de Ringsloot op hare behoorlijke diepte gemaakt zal zijn, +en de molens zoo veel water uit de Meer gemalen zullen hebben, dat alle +plempwerken ontlast zijn, wanneer men de sassen weder zal kunnen +opbreken en den ringdijk rondom in <span class="pagenum">[<a id="pb50" +href="#pb50">50</a>]</span>haar geheel digt sluiten. Dit zal nog +omtrent kosten 42,000 gulden.</p> + +<p>128. Nog aan noordshout, om desgelijks te gebruiken tot klein +schoeiwerk, met het onderhoud en het betimmeren van de watermolens, +aleer men aan het kavelen komt, 83,000 gulden.</p> + +<p>129. Nog voor den Dijkgraaf en de Heemraden, Bewindhebbers, +Landmeters, Opzieners, Schuitevoerders, Boden, Knechts, enz. tot aan de +kaveling toe, voor drie jaren 80,000 gulden.</p> + +<p>130. Nog aan vier Heerenhuizen of Keten ter bekwamer plaatsen, op +onderscheidene kanten van de Meer, om desgelijks residentie te houden, +met vier of vijf heerenschuiten tot gerijf, (om van het eene werk naar +het andere te varen,) met nog sommige houttuinen daarbij, 10,000 +gulden.</p> + +<p>131. Nog tot een’ toeslag en meer andere kwade kosten in +voorraad, hetzij riet, rijs, takken, hout, ijzerwerk, spijkers en +arbeidsloon, als men in het bedijken is; om de plempwerken dagelijks te +onderhouden, zoo lang als het water in de Meer nog kracht baren kan; om +in den ringdijk de kwade steden te voorzien en nog andere kosten meer. +Idem.</p> + +<p>132. Eenige vergaderingen met de groote steden, desgelijks mede met +de Heeren van Rhijnland, en andere huislieden van omliggende dorpen, om +alzoo gelijkerhand in het goede met elkander te accorderen, en om alzoo +dit groote, heerlijke, lofbaarlijke werk met Godes hulp te beginnen, en +tot een goed einde, met alle orde, in kavelingen te brengen, 70,000 +gulden. <span class="pagenum">[<a id="pb51" href= +"#pb51">51</a>]</span></p> + +<p>133. Nog zijn twee voorname zaken, die wel bedacht dienen te wezen. +De eene is, dat de ringsloot en de trekweg mede door de stad Leiden +moeten gaan, opdat het stroomende water van de molens mede door Leiden +heen en weêr zou zwieren en stroomen.</p> + +<p>134. De andere is: indien het gebeurde, dat de grond of slibber voor +Sparendam begon op te droogen en te vervuilen (vermits Sparendam in +eene hop of inwijking gelegen is), hetwelk de scheepvaart zou +verhinderen en beletten (waarvoor ons God wil verhoeden), zoo zal men +verpligt zijn de Nieuwe vaart, van Haarlem af, tot aan <i>het huis Ter +Hart</i> toe, te verwijden, zoo vele roeden, als het noodig zal zijn, +om aldaar eene kolk te ordonneren, en sluizen te maken, waar men altijd +behoorlijk kan doorschutten op het IJ, om alzoo eene bekwame diepe +vaart te behouden tot welstand van de stad <i>Haarlem</i> en van +anderen, die deze vaart moeten gebruiken en van doen hebben. Voor deze +twee notabele stukken wordt nog gerekend 100,000 gulden.</p> + +<p>135. Dit alles bedraagt al te zamen zes en dertigmaal honderd +duizend gulden. En als de Meer uitbrengt 20,000 morgen, zoo komt ieder +morgen te kosten 180 gulden. <span class="pagenum">[<a id="pb52" href= +"#pb52">52</a>]</span></p> + +<div class="table"> +<table> +<tr valign="top"> +<td valign="top">N<sup>o</sup>.</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">118</td> +<td valign="top">ƒ</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">896,000.</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">119</td> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">300,000.</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">120</td> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">630,000<span class="corr" id="xd0e5870" title="Bron: +,">.</span></td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">122</td> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">105,000.</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">123</td> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">320,000.</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">124</td> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">84,000.</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">125</td> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">778,000.</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">126</td> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">102,000.</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">127</td> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">42,000.</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">128</td> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">83,000.</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">129</td> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">80,000.</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">130</td> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">10,000.</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">132</td> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">70,000.</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">134</td> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">100,000.</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top"></td> +<td valign="top"></td> +<td valign="top" class=" + alignright + "></td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">————</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top" class=" + alignright + "></td> +<td valign="top" class=" + alignright + "></td> +<td valign="top">ƒ</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">3,600,000.</td> +</tr> +</table> +</div> + +<p> <span class="pagenum">[<a id="pb53" href="#pb53">53</a>]</span></p> +</div> + +<div class="div1"> +<h2 class="normal" align="center">KORT VERHAAL<br> + VAN<br> + DE MEREN, DIE IN NOORD-HOLLAND BEDIJKT ZIJN,<br> + TEGEN<br> + SARDAM EN DEN HUIGENDIJK</h2> + +<p><span class="smallcaps">HETWELK AL TE ZAMEN GESCHIED IS NA HET JAAR +1608, EN OOK MEDE VAN DE SLUIZEN EN UITWATERINGEN, DIE UIT DIEN HOOFDE +GEMAAKT EN GELEGD ZZIJN, WELKE DE NIEUW-BEDIJKTE MEREN HEBBEN DOEN +MAKEN EN BEKOSTIGEN</span>.</p> + +<p>136. In den Eersten zoo is de Beemster bedijkt, is groot zuiver land +7545 morgen.<br> + Nog de Purmer bedijkt is groot 3000 morgen.<br> + De Wormer, groot 1790 morgen.<br> + De Schermer, groot omtrent 6000 morgen.<br> + De Enge Wormer, groot 190 morgen.<br> + De Schalsmeer, groot 75 morgen.</p> + +<p>137. Dit alles bedraagt 18,600 morgen, zoodat de boezem aldaar nu +tegenwoordig kleiner is, dan eer de meren bedijkt waren.</p> + +<p>138. Hiertegen hebben de Heeren van de Beemster doen maken een +kanaal of eene uitwatering, beginnende van de Schermer af, voor <i> +Ursem</i>, langs den <span class="pagenum">[<a id="pb54" href= +"#pb54">54</a>]</span>Walegsdijk, loopende mede voorbij <i>Avenhorn</i> +en den <i>ouden dijk</i>, tot aan den kant van de Zuiderzee, met nog +eene nieuwe sluis of duiker aldaar in den zeedijk gelegd, om het water +te lossen.</p> + +<p>139. Nog heeft de Beemster doen maken den grooten steenen Duiker op +Sarendam.</p> + +<p>140. De bedijkers van de <i>Purmer</i> hebben doen maken het <i> +Sas</i>, op het Oost-einde van de haven van Edam.</p> + +<p>141. De Heeren bedijkers van de <i>Schermer</i> hebben doen maken +het kanaal of de uitwatering door het Kromenier en Wessaner veld, +strekkende tot aan <i>Nauwerna</i> toe, alsmede nog de steenen sluis, +die op <i>Nauwerna</i> gelegd is op het IJ.</p> + +<p>142. De bedijking van de <i>Wormer</i> heeft doen maken eene sluis +op den <i>Nieuwendam</i>, die uitwatert op de Wijker-meer.</p> + +<p>143. Tegen deze nieuwgemaakte sluizen en uitwateringen malen +tegenwoordig 45 watermolens meer dan te voren op den grooten boezem +deden, welke boezem omtrent 18,600 morgen kleiner is, dan toen de meren +nog niet bedijkt waren. De drie sluizen, te weten de Duiker op <i> +Saardam</i>, de sluis op <i>Nauwerna</i> en die op <i>Nieuwendam</i> +zijn geheel tegen de Natuur aangelegd.</p> + +<p>144. Vele menschen in Noord-Holland kennen deze gelegenheid en +uitwateringen zeer wel, en weten, dat meest altijd en doorgaans in deze +kwartieren de wind zuid-west, zuid en zuid-oost waait.</p> + +<p>145. Dit maakt veel laag water op het IJ; maar <span class= +"pagenum">[<a id="pb55" href="#pb55">55</a>]</span>daartegen perst de +Zaan altijd afwaarts en ten noorden aan. Desgelijks doet mede de nieuwe +vaart van Nauwerna, als ook mede de uitwatering naar den Nieuwen dam, +die toch zeer weinig nut en profijt kan doen, en zulks vermits die +uitwatering door de Wijker-meer altijd vol geslikt en verdroogd is.</p> + +<p>146. Alzoo is het ook mede met meest al de polders, die in +Zuid-Holland liggen, die op de Schie en de Rotte malen en hare +uitwatering hebben op de Maas; deze hebben eenen kleinen boezem en +kunnen met zuid-weste-winden weinig water door hunne sluizen lozen, +door het aanparsen van de Maas en het afparsen der kanalen.</p> + +<p>NOTA.</p> + +<p>147. Indien de Heeren bedijkers van de Beemster, in het begin der +bedijking, met de Heeren van de uitwaterende sluizen, en met de stad +Hoorn waren overeengekomen (hetwelk in het begin op een’ zeer +goeden voet stond), om de uitwatering te maken door Avenhorn en de +Naamsloot, welke een zeer schoon, diep, regt kanaal en wijde sloot is, +loopende ten naaste bij noord-oost-waarts aan, tot op den hoek van den +Zeedijk bij de watermolens, staande bij het Hulkjen, strekkende voort +tot aan de stad Hoorn bij den Zeedijk langs, dan hadden al deze +nieuwbedijkte meren, met de oude landen daar omtrent gelegen, tegen den +Huigendijk en Spaardam, al te zamen volkomen wel gediend en met hare +uitwateringen wel geholpen geweest; <span class="pagenum">[<a id="pb56" +href="#pb56">56</a>]</span>ja zouden zelden of nimmermeer des winters +verlegen geweest zijn met het hooge water, komende de afpersing van de +Naamsloot en de afpersing van de Zuiderzee, geheel volgens de Natuur +naar wensch.</p> + +<p>148. Waarmede ik alhier wil te kennen geven, dat al de sluizen en +uitwateringen, die van de <i>Haarlemmer Meer</i> tegenwoordig bij <i> +het Huis ter Hart</i>, op <i>Sparendam</i> en elders zijn, al te zamen +goed op zoodanige winden leggen, gansch en geheel met de Natuur zoo +geschikt, als men maar zou kunnen begeeren en wenschen tot bekwame en +volkomene uitwateringen.</p> + +<p>149. Bij het bedijken der Haarlemmer Meer kan men nog overvloedig +bekwame sluizen maken.</p> + +<p>150. Zoodat men, naar mijn oordeel, dit voorschreven groot, +noodwendig, lofbaarlijk, heerlijk en profitabel werk, het bedijken van +de Haarlemmer Meer, niet behoort achterwege te houden, maar alle vlijt +en naarstigheid behoort te doen en aan te wenden, om het werk te +bevorderen, en dat buiten schade van de groote steden en van de oude +landen van Rhijnland, of van iemand anders, aldaar omtrent gelegen.</p> + +<p>151. Ik heb met reden klaarlijk aangewezen, dat, door het bedijken +der Meren, meestal de boezems tegen den <i>Huigendijk</i>, het <i> +IJ</i> en <i>Saardam</i> in Noord-Holland zijn weggenomen, en het water +alsnu in zee lossen moet door de smalle, naauwe, lange uitwateringen en +kanalen, hetgeen nog redelijker wijs gaan kan, alhoewel het met de +zuid-weste-winden, die meest in Holland waaijen, tegen de <span class= +"pagenum">[<a id="pb57" href="#pb57">57</a>]</span>Natuur komt, +waarmede ik hier te kennen wil geven, dat de boezem van de <i> +Haarlemmer Meer</i> hier niet mede te vergelijken is, welke het water +wijd en breed kan verspreiden, en dat voornamelijk in den voorboezem +benoorden het <i>Huis ter Hart</i>, hetwelk op den kant van het IJ +ligt; desgelijks mede in eene groote wijde ringsloot, van omtrent +zestien duizend roeden in het rond, en omtrent zestien roeden wijd, min +of meer; als ook in de vaart tusschen Haarlem en Amsterdam; in het <i> +Sparen</i> tot aan Sparendam toe, dat mede digt aan de sluizen ligt; +desgelijks mede in den Amstel, de Braassem-Meer, in de vaart naar +Leiden, en meer andere slooten en wateringen, zoodat, mijns bedunkens, +men zelden meer dan bevorens verlegen zal zijn met het hooge water in +de ringsloot. Daarenboven kan men ligter een half vat leêg tappen +dan een okshoofd; het spreekwoord zegt: het water loopt waar het laagst +is; hetgeen ook waar is: de eb moet lager loopen dan het binnenwater, +indien het water in zee gelost kan worden; en het water kan genoegzaam +in de Noordzee en in de Spaansche zee (<i>oceaan</i>) ontlasten, welke +de moeder is van al de wateren, waar al de rivieren in uitloopen, zoo +als de Schriftuur zegt, en de zee hoogt daar niet van.</p> + +<p>152. Nog is het volgende mede een zekere regel, als het in den +herfst of winter veel nat weder is en het sterk regent, zoodat de +binnen-polders met hun water verlegen zijn, dan is de Haarlemmer Meer +ook altijd vol water, en of dáár dan al eens eb komt, kan +dit zeer weinig op zoodanigen grooten <span class="pagenum">[<a id= +"pb58" href="#pb58">58</a>]</span>waterplas bedragen. Zoodat de regte +zin van al het werk is:</p> + +<div class="poem"> +<p class="line">»Veel bekwame goede sluizen op den IJ-kant,</p> + +<p class="line">Doet het water wel aflossen uit het oude +land.”</p> +</div> + +<p>153. Vermits ik in mijn voorgaand <i>Haarlemmer-Meerboek</i> zeer +vele verschillende notabele artikelen voorgesteld en bewezen heb, +wegens het bedijken en droogmaken dier meer, zoo is het, dat zich +eenige tegensprekers opgedaan hebben, die dit niet kunnen lijden, en +die dit noodwendig, treffelijk, heerlijk werk omver zoeken te stooten, +en den octroyanten en verzoekers van dien een’ bullebak voor +oogen pogen te stellen, schermende met blinde slagen naar hunne eigen +schaduw; gelijk aan een schip, dat zonder stuurman en zonder kompas +roerloos door de zee vaart, met onbevaren volk heen en weêr +zwierende, en de regte haven niet vinden kan, eindelijk door kwaad +beleid geheel moet vergaan.</p> + +<p>154. In de maand Junij 1642 is mij een boeksken ter hand gesteld, +hetwelk is uitgegaan op naam van zekeren <span class="smallcaps">Claes +Arentsz. Colevelt</span>, <i>Landmeter</i> tot <i>Leiden</i>, of van +eenen anderen wargeest, die sustineert en voorgeeft, dat het beter zou +wezen, dat men de Haarlemmer en Leidsche meren water liet blijven, dan +dat men haar tot goed land zou maken, hetgeen gansch en geheel is +strijdende tegen mijne natuur en gevoelen.</p> + +<p>155. Gelijk als hij hetzelve afbeeldt met een schip op het eerste +blad, waarmede hij zijn gevoelen <span class="pagenum">[<a id="pb59" +href="#pb59">59</a>]</span>wil bewijzen, daar hij lust en pleizier +schijnt te hebben, om nog met groote schepen in het midden van Holland +door de veenen te varen, al zou ook alles bederven en in ruïne +loopen wat daaromtrent is.</p> + +<p>156. Daarbij stelt hij, dat verandering en nieuwigheid zwarigheid +baren.</p> + +<p>157. Als dat waar zou zijn, dat men geen ding zou mogen veranderen, +vernieuwen of verbeteren, zoo zouden onze voorouders in vele zaken +dapper gemist en gedoold hebben, welke voor ons den weg bereid hebben, +waardoor nu Holland, door den zegen des Heeren, in vele treffelijke +werken opgekomen en verbeterd is.</p> + +<p>158. Omtrent drie honderd jaren geleden, was Holland nog gansch en +gaar weinig, en was op vele plaatsen weinig met volk bewoond. Toen ter +tijd lagen de lage landen in Zuid- en Noord-Holland nog met de +buiten-wateren gelijk, en vele dammen en zeedijken waren nog niet +gesloten noch gestopt, zoodat meest al die landen weinig goede vruchten +konden dragen, anders als riet, rap, bobelen, biezen, dompen en ander +onkruid, zoodat men daar weinige koebeesten op kon houden.</p> + +<p>159. Het is omtrent honderd vijf en zeventig jaren geleden, dat er +niet één watermolen in Zuid- of Noord-Holland was, om de +landen droog te houden, gelijk mij van verscheiden geloofwaardige +lieden van Delft verhaald is. Was dat in het eerst ook niet eene groote +verandering en nieuwheid? Daardoor zijn nu al die voortreffelijke +landen, door <span class="pagenum">[<a id="pb60" href= +"#pb60">60</a>]</span>Gods zegen, opgekomen, verbeterd en +gebeneficeerd, gelijk ook mede door de watermolens zoo vele groote +meren en moerassen droog gemaakt en tot land gebragt zijn, zoo als +hiervoren verhaald is.</p> + +<p>160. Is dit niet een der principaalste middelen, waardoor Holland +opgekomen is? Alsmede door de zeevaart: welke middelen onze voorouders +met groote naarstigheid behartigd hebben, en waartoe de Almogende God +Zijnen zegen heeft gegeven.</p> + +<p>161. Waarmede ik alhier te kennen wil geven en aan <span class= +"smallcaps">Colevelt</span> gevraagd wil hebben, of deze veranderingen +eenige zwarigheid of schade baren? Ik kan zulks niet zien noch +bemerken. Wat waren meest al de steden in Noord-Holland? Wat was +Amsterdam voor drie honderd en vijftig jaren? Maar een visschersdorp, +hetwelk nu, door Gods zegen, door verscheiden middelen en nieuwigheid, +eene treffelijke koopstad is geworden, waar nu al die heerlijke, +schoone, treffelijke gebouwen getimmerd zijn en waar nu bijna de beste +gelegenheid tot de scheepvaart is, die in Europa te vinden is, en nog +daarbij al die schoone, heerlijke en sierlijke beplanting op de straten +en burgwallen, gelijk eene koningswarande, waardoor Amsterdam nu wel +eene nieuwe wereld, of eene wereld op zich zelve genoemd mag +worden.</p> + +<p>162. Indien <span class="smallcaps">Colevelt</span> elke verandering +en nieuwigheid omver wil smijten, dan kan men ook wel zeggen, dat de +handel op Oost-Indiën ook eene nieuwigheid is, welke gedurende +mijn leven is opgekomen, en waarvan <span class="smallcaps">Dirk van +Os</span>, een van de eerste <span class="pagenum">[<a id="pb61" href= +"#pb61">61</a>]</span>oprigters (<i>auteurs</i>) van is geweest, zoo +als ik hem zelven heb hooren verhalen, welke handel nu bijkans zoo +magtig is als menige Koning.</p> + +<p>Om nu te komen tot de verandering van de andere Noord-Hollandsche +steden.</p> + +<p>163. De stad <i>Alkmaar</i> heeft, gelijk men zegt, haren naam +gekregen van <i>Al-meer</i>, omdat zij rondom tusschen meren gelegen +was; zij was in dien tijd ook van geene beduidenis, maar nu is zij eene +bekwame, wèlgeordineerde Land-stad, met voortreffelijke +marktdagen.</p> + +<p>164. Wat was <i>Hoorn</i> in vroegeren tijd? Niets. Waar de stad +Hoorn nu ligt, waren eenige huizen en werden genaamd: het <i> +Hoorntje</i>; zoo als ik voorheen wel door een’ oud man van +Groosthuizen heb hooren verhalen. Thans is Hoorn door de verandering +eene bekwame stad en wel eene zeestad.</p> + +<p>165. Men zegt, dat <i>Enkhuizen</i> haren naam gekregen heeft van +<i>Enkele</i> huizen, omdat daar eenige huizen bij elkander stonden, +welke plaats nu door de verandering en den zegen des Heeren de +principaalste zeestad is, voor de groote visscherij en +haringvangst.</p> + +<div class="poem"> +<p class="line">Hadden onze Voorouders voor ons niets gedaan,</p> + +<p class="line">Holland had ook ligtelijk tot niet gegaan.</p> + +<p class="line">Maar omdat zij voor ons gestreden hebben als +helden,</p> + +<p class="line">Zijn voor ons nu bereid veel schoone weiden en +velden,</p> + +<p class="line">Met nog daarbij, heerlijke woningen abondant,</p> + +<p class="line">Zoodat wij nu veilig wonen in ons Vaderland.</p> +</div> + +<p>166. Ik zal nog een weinig verhalen van <span class="smallcaps"> +Colevelt</span> voorstellen, vermits hij in zijn boeksken spreekt <span +class="pagenum">[<a id="pb62" href="#pb62">62</a>]</span>van den +grooten boezem; welke zaak ik reeds genoegzaam in het voorgaande heb +afgedaan: ook vraagt hij, wie zal verzekeren, dat het bedijken van de +Haarlemmer Meer goed gelukken zal? Is dit niet eene dwaasheid? het +schijnt, of <span class="smallcaps">Colevelt</span> wel van alles +verzekering zou willen hebben.</p> + +<p>167. Waar is ter wereld eenig Keizer, Koning, Vorst, Prins of Heer; +die zoo rijk, zoo wijs, of zoo magtig is, dat hij iemand zekerheid kan +geven van rijkdom, tijdelijke middelen, goederen of haven? Staan wij +niet allen onder de hand Gods, en moeten wij niet alles van den zegen +des Heeren verwachten, en op Zijne Genade betrouwen? Bouwt de akkerman +niet, op hoop, dat hij vruchten zal genieten? Werpt de visscher zijn +net niet uit op hoop van goede vangst? Begint de schipper zijne reis +niet in hoop, dat hij dezelve zal volbrengen? Waren de Heeren bedijkers +van de Beemster al verzekerd, toen zij het werk aanvingen? welke +Beemster nu, God lof! eene zoo heerlijke en voortreffelijke landsdouwe +is. Waren de bedijkers van al die Meren, welke ik in mijn Meerboek heb +opgeteld, zes en twintig in getal, bij den aanvang, al verzekerd van +eenen goeden uitslag? welke Meren nu alle drooggemaakt en tot land +gekomen zijn. Waren de Bewindhebbers der O. I. Compagnie al verzekerd, +toen zij hunne zaken het eerst aanvingen? Ik denk neen. Wie is hier ter +wereld zoo dom (<i>slecht</i>) of zoo onverstandig, dat hij zijne zaken +op schade aanlegt? Niet dat ik hiermede zou willen beweren, dat men +zijne zaken ligtvaardig en onbedacht kan <span class="pagenum">[<a id= +"pb63" href="#pb63">63</a>]</span>beginnen, maar dat ieder zijn best +behoort te doen, om zijne zaken zoo goed mogelijk aan te leggen en te +bezorgen, en alsdan het overige den Heere moet aanbevelen.</p> + +<p>168. Nog, zegt <span class="smallcaps">Colevelt</span>, heeft men +het ongeluk in Holstein niet gezien, hoe het met de Meggerzee, Butsloot +en het Noorderstrand is gegaan? Maar naar mijn oordeel is dit onbedacht +gesproken.</p> + +<p>169. Heeft de Almogende God niet duizende middelen om de menschen te +straffen, om der zonde wille, welke (God betere het!) in Oostland veel +geschiedt? Zijn Sodom en Gomorra niet om hare misdaad en zonde ten +onder gegaan? Daarom laat ons de zonde altijd vlieden en mijden, opdat +ons de plage mede niet over het hoofd kome!</p> + +<p>170. <i>Colevelt</i> zegt mede, dat men, door het bedijken der Meer, +het grootste deel van de meervisch zal verliezen! Maar daarentegen zal +men wederom schoone vischvijvers bij de huizen en erven kunnen maken, +om daarin weder de visch te planten en te doen groeijen.</p> + +<p>171. Behalve dat zal er in de molentogten, de kruisvaarten en de +slooten een overvloed van graauwe aal, karper en andere visch komen. +Zoo ook in de groote, wijde ringsloot rondom de Meer.</p> + +<p>172. Daarenboven zijn de veenen, die nabij de steden Leiden, +Amsterdam en Haarlem gelegen zijn, zeer waterrijk, zoodat daarin nog +genoeg Meervisch zal te vinden zijn. Ook blijven de Zuiderzee en het IJ +in vollen stand en vorm, zoodat daar genoeg visch in kan groeijen als +te voren. <span class="pagenum">[<a id="pb64" href= +"#pb64">64</a>]</span></p> + +<p>173. Denkt daarentegen, hoe vele schoone vruchten men in de bedijkte +meer zal kunnen genieten, boter, kaas, velerhande vleesch, gevogelte, +hoenders en eijeren, en vele gewassen, te lang om hier op te noemen en +hetgeen ik ook reeds vroeger verhaald heb. Met al hetwelk men wel +twintigmaal meer menschen zal kunnen voeden, dan met de Meervisch.</p> + +<p>174. Alzoo nu mijn Meerboek bijna geëindigd is, en naar mijn +oordeel deze stof voldoende is afgehandeld, zal ik nog eens tot het +voorgaande terugkeeren, en stellen hier nog drie gedichten op het +bedijken van de Haarlemmer Meer.</p> + +<p>(<i>Nu volgen er drie gedichten, die geene de minste kunstwaarde +bezitten en die wij alzoo zullen achterlaten</i>).</p> + +<p>Alzoo ik, <span class="smallcaps">Jan Adriaansz. Leegwater</span>, +dit mijn <i>Meerboek</i>, en mijne groote kaart, voor dezen met eene +goede meening gedaan en gemaakt heb, tot welstand en ter voorbereiding +tot het bedijken en droogmaken der Haarlemmer Meer, welke kaart ik aan +verscheidene Heeren vertoond en geschonken heb: al hetwelk ik gedaan +heb niet door iemand hiertoe aangespoord, maar als een liefhebber en +minnaar der welvaart van het Vaderland, zoo hoop ik, dat ik hiervoor +nog zal genieten eenige recompens of vereering voor mijnen langdurigen +arbeid en moeite, en dat het gewone spreekwoord waar zal zijn:</p> + +<div class="poem"> +<p class="line" lang="la">»<i>laborem mitigat +merces.</i>”</p> + +<p class="line">Het loon verzoet den arbeid.</p> +</div> + +<span class="pagenum">[<a id="pb65" href="#pb65">65</a>]</span> +<p>Hiermede wil ik mijn schrijven afkorten. Zoo ik hierin wat gedwaald +mogt hebben, hetgeen niet zoo goed getroffen is, als in het bedijken +gevonden kon worden, dat bid ik UE. Heeren, mij ten beste en ten goede +te houden, en zoo ik in het vervolg nog iets goeds heb, hetgeen tot +profijt en voordeel van de bedijking en tot ’s Lands welvaart zou +kunnen strekken, dat wil ik te allen tijde mededeelen en alzoo het land +dienen met de gaven, die mij de Heere geeft.</p> + +<p>De Almogende, Goede, Barmhartige en Genadige God, die Hemel en aarde +geschapen en gemaakt heeft, die wil Zijnen zegen hierover uitstrekken, +en geven UE. al te zamen een gerust en vredig lang leven, en het +allerbeste naar ziel en ligchaam, en hier namaals, het alleropperste +goed hierboven in den Hemel met alle geloovigen en vromen, die hetzelve +uit genade zullen bezitten in der eeuwigheid. Amen.</p> + +<p>(<i>Nu volgen nog twee gedichten en voorts de spreuk:</i>)</p> + +<div class="poem"> +<p class="line" lang="la"><i>Nihil ab omni parte beatum.</i></p> +</div> + +<p>(<i>en daaronder:</i>)</p> + +<p><i>J. A. L. W.</i>, Ingenieur,<br> +ende Molenmaker van de Rijp.<br> +1643.</p> + +<div class="figure"><a href="images/haarlemmermeer2h.jpg"><img border= +"0" src="images/haarlemmermeer2.jpg" alt="" width="720" height= +"412"></a></div> +</div> +</div> + +<div class="back"><span class="pagenum">[<a id="pb66" href= +"#pb66">66</a>]</span> +<div class="div1"> +<h2 class="normal">AANTEEKENINGEN.</h2> + +<p><i>Haarlemmer-Meerboek.</i>—De titel van den eersten druk +luidt woordelijk: »<i lang="fr">à dieu seul honneur et +gloire</i>. Haerlemmer-Meer-Boeck, dienende tot remonstrantie, +verklaringh ende voorbereydinghe om de Haerlemmer- ende de Leytse-meer +te bedijcken. Als oock van de diepten, gronden en de nuttigheydt +derselver. Midtsgaders: van meest alle de Meeren die in Noort-Hollandt +teghen den Huygendijck en Saerdam bedijckt en tot land gemaeckt zijn, +zedert het jaar 1608, geduerende tot het jaer 1641. Beschreven door +<span class="smallcaps">Jan Adriaenz Leech Water</span>, Ingenieur en +Molenmaecker van de Ryp in Noort-Hollant.”</p> + +<p>Zoo ook luidt de titel van den <i>derden druk</i>; doch op denzelven +slaat nog: »door d’ Autheur een vijfde part +vermeerdert.”</p> + +<p>De 8<sup>ste</sup> druk, dien ik in deze heb gebruikt, mist de +Fransche spreuk, doch heeft de woorden: “den achtsten druk +wederom met verscheyden notable Artykelen een zesde part vermeerdert, +ende ook met eenige tegenspraak van <span class="smallcaps"> +Colevelts</span> Boeksken.” Hetgeen waarschijnlijk ook op de +titels der vierde en volgende uitgaven gevonden wordt. <span class= +"pagenum">[<a id="pb67" href="#pb67">67</a>]</span></p> + +<p>De eerste druk is in geene paragraphen of nummers verdeeld. Men mist +er ook alles, wat in N<sup>o</sup>. 7 tot en met N<sup>o</sup>. 33, in +N<sup>o</sup>. 42 tot en met N<sup>o</sup>. 45, en in N<sup>o</sup>. 57 +is vermeld, alsmede de optelling der bedijkte plassen in N<sup>o</sup>. +65 en hetgeen men in N<sup>o</sup>. 72, in N<sup>o</sup>. 153 tot en +met N<sup>o</sup>. 174 vindt. De verdeeling in Nummers of Paragraphen +heeft echter reeds in den derden druk plaats.</p> + +<p>Bl. 3. <i>De Haarlemmer Meer.</i>—In het werk van <span class= +"smallcaps">Leeghwater</span> heb ik het woord <i>Meer</i> vrouwelijk +gelaten, omdat hij het als zoodanig heeft gebruikt. Het woord is in +onze taal zoowel <i>vrouwelijk</i> als <i>onzijdig</i>.—Men zie +<span class="smallcaps">Bilderdijk’s</span> <i>Geslachtlijst der +Naamwoorden</i>.—In mijn eigen werk heb ik mij naar het thans +algemeen gebruik gevoegd en het woord als onzijdig gebezigd.</p> + +<p>» <i>Voorbereiding</i>, dit is <i>plan</i>.</p> + +<p>» <i>Prins van Oranje</i>, te weten Prins <span class= +"smallcaps">Frederik Hendrik</span>, aan wien en aan de overige bij de +opdragt vermelde personen, waarschijnlijk al hetgeen in den eersten +druk staat, is ingeleverd. Misschien wel bij wijze van verzoekschrift, +om <i>octrooi</i> te erlangen tot het bedijken van het Meer.</p> + +<p>» <i>Lofbaarlijke</i>, dit woord gebruikte <span class= +"smallcaps">Leeghwater</span> veelvuldig, het is <i>lofwaardig</i>; wij +hebben nog in onze taal <i>schrikbaarlijk</i>, <i>wonderbaarlijk</i>, +enz.</p> + +<p>Bl. 4, N<sup>o</sup>. 1. <i>Zoo dat de vrees niet ongegrond +is</i>.</p> + +<p>Bij <span class="smallcaps">Leeghwater</span> staat: <i>hetwelk te +bedenken staat</i>, eene spreekwijze, thans niet meer in gebruik; wij +hebben echter hiervan nog het woord: <i>bedenkelijk</i>, <i>die zaak is +bedenkelijk</i>.</p> + +<p>Ald. N<sup>o</sup>. 2. <i>Een kenning</i>. Eene zeer onbepaalde +maat, zoo ver als men <i>zien</i>, <i>kennen</i>, <i>herkennen</i> kan, +<i>een gezigt ver</i>. Het woord komt ook voor bl. 7, N<sup>o</sup>. +10.</p> + +<p>» <i>Geloofwaardige</i>. <span class="smallcaps"> +Leeghwater</span> zegt: <i>loofwaardige</i>, eene Noord-Hollandsche +spreekwijze. <span class="pagenum">[<a id="pb68" href= +"#pb68">68</a>]</span></p> + +<p>Ald. <i>Bij eenen landmeter</i>, oude spreekwijze voor: <i>door</i> +eenen landmeter.</p> + +<p>Bl. 5, N<sup>o</sup>. 3. ’<i>t Land van de Vennep en het land +van den Ruigenhoek</i>. Het land van <i>Vennep</i> was eertijds zeer +uitgestrekt, en aan het vaste land vast; men kon van dáár +over <i>Aalsmeer</i> en <i>Amstelveen</i> te voet naar Amsterdam gaan. +(Zie ook <span class="smallcaps">v. Leeuwen</span>, <i>Bat. Ill.</i>, +bl. 140). Nog tegenwoordig heeft men te <i>Hillegom</i> de <i>Venneper +laan</i>, die naar het Meer loopt. <i>Vennep</i> is een klein eilandje +in het Meer, naast <i>Beinsdorp</i>. (Zie over <i>Vennep</i> <span +class="smallcaps">v. Mieris</span>, <i>Beschr. van Leyden</i>, II D., +bl. 601).</p> + +<p>Het <i>land van den Ruigenhoek</i> ligt niet ver van <i> +Aalsmeer</i>, eenigzins westwaarts van dáár.</p> + +<p>Ald. N<sup>o</sup>. 4. <i>Het zwoord van het land</i>, is het +bovenste gedeelte, de huid van het land, de bovenste korst, +waarschijnlijk van <i>waren</i>, <i>bewaren</i>.</p> + +<p>» <i>Nieuwerkerk</i>, was weleer een welvarend dorp. Thans +geheel, even als <i>Vijfhuizen</i>, <i>Rijk</i>, <i>Rijkeroort</i>, <i> +Burgerveen</i> en <i>’s Greegelsgeregt</i>, door het Meer +verzwolgen.</p> + +<p>» <i>De schoor van het land</i>; men noemt <i>schoor</i>, <i> +schor</i>, <i>schorre</i> den aanwas, den aanworp van het land; het <i> +slijkland</i>, <i>gors</i>. Het duidt in het algemeen aan land, dat +boven water ligt, ook wel <i>strand</i> of <i>oever</i>.</p> + +<p>» N<sup>o</sup>. 5. <i>Dat zijn Vader zich herinnerde</i>. Bij +<span class="smallcaps">Leeghwater</span> staat: <i>’t welk zijn +vader mogte gedenken</i>; verouderde spreekwijze, wij zeggen nog in die +beteekenis: <i>gedenk mijner</i>, voor <i>herinner u mij</i>.</p> + +<p>Bl. 6, N<sup>o</sup>. 7 tot en met 33 worden niet in den eersten +druk gevonden.</p> + +<p>Ald. N<sup>o</sup>. 8. <i>Rafter</i>, is een <i>stuk ruw hout</i>. +Zie <span class="smallcaps">Kiliaan</span> op het woord. In <i>het +taalkundig woordenboek</i> van <span class="smallcaps">Weiland</span> +komt het niet voor.</p> + +<p>Bl. 8, N<sup>o</sup>. 14. <i>Dat in dien tijd de mond van de +Spiering-Meer geheel digt was</i>. Men zie de kaart door ons bij <span +class="pagenum">[<a id="pb69" href="#pb69">69</a>]</span>dit werk +gevoegd, waar men zien kan, dat het <i>Spiering-Meer</i> bevorens een +geheel afzonderlijke plas was.</p> + +<p>De kaart van 1531 zou, volgens <span class="smallcaps">G. +Schoenmaker</span>, <i>in de aanteekening op de Noord-Hollandsche +Arcadia van</i> <span class="smallcaps">Kl. Bruyn</span>, bl. 481, +vervaardigd zijn door <span class="smallcaps">Pieter Bruinsen</span>, +<i>Landmeeter van Rijnland en Kenmerland</i>.</p> + +<p>Bl. 8, N<sup>o</sup>. 14. <i>Dat daartoe geene waterlozing bij het +huis ter Hart was</i>.</p> + +<p>Het is onzeker, wanneer de sluizen bij half weg <i>Haarlem</i> het +eerst gelegd zijn. In 1364 heeft Hertog <span class="smallcaps"> +Albrecht</span> aan die van Rhijnland eene Handvest verleend, om +sluizen te mogen leggen tusschen Amsterdam en Spaarndam, waarbij +bepaald werd, dat door deze nimmer eenige doorvaart zijn mogt van +groote schepen; ook mogt hier nimmer een overtoom gemaakt worden of +eenige overslag van goederen over den dijk plaats hebben. Welligt is +alzoo de oorsprong der sluizen op Halfweg aan deze handvest toe te +schrijven.</p> + +<p>Het <i>Huis ter Hart</i> is thans meer bekend onder den naam van <i> +Zwanenburg</i>; <span class="smallcaps">S. van Leeuwen</span> zegt in +zijne <i>korte beschrijving der stad Leiden</i>, bl. 156, dat hier +weleer het adellijke huis <i>Polanen</i> stond. (Zulks is ook het +gevoelen van <span class="smallcaps">Soeteboom</span> in zijne <i> +Saanlandsche Arcadie</i>, III<sup>de</sup> Boek). Dit wordt echter door +anderen betwijfeld, die beweren, dat het huis <i>Polanen</i> een weinig +meer naar de Amsterdamsche zijde, niet ver van de tegenwoordige +trekvaart, waar later de lustplaats van den Heer <span class= +"smallcaps">Klaas Kornelisz Kalff</span> was, heeft gestaan. <i> +Zwanenburg</i> is het gemeen-landshuis van <i>Rhijnland</i>; de tijd +der stichting is mij niet gebleken. <span class="smallcaps">G. +Schoenmaker</span> zegt, dat de naam <i>Zwanenburg</i> waarschijnlijk +eerst zal hebben aangevangen na de vertimmering in 1660, en ontleend +van de <i>Zwanen</i>, die boven ieder der stijlen van den ingang werden +geplaatst. <span class="pagenum">[<a id="pb70" href= +"#pb70">70</a>]</span></p> + +<p>Bl. 9, N<sup>o</sup>. 15. <i>Zoo zou de Meer met de Drecht gemeen +wezen</i>. Over de betrekking van het Haarlemmer Meer en de Drecht, kan +men zien het in den jare 1825 geschreven werkje van den kortelings +overledenen ijverigen en werkzamen <span class="smallcaps">Jacob de +Jong</span>, Dijkgraaf van het <i>Heemraadschap van den Amstel en +Nieuwer Amstel</i>, getiteld: <i>De Amstel, de Drecht en de Aar voor +groote schepen bevaarbaar gemaakt</i>.</p> + +<p>Ald. <i>Het Griet</i>. De Griet is een polder, tusschen <i> +Leimuiden</i> en het <i>Meer</i>, waarvan zeer veel is weggespoeld, +zoodat het gedeelte van het Meer, dat er tegen aanspoelt, mede <i>het +griet</i> wordt genoemd.</p> + +<p>Bl. 10, N<sup>o</sup>. 20. <i>Zoo dat deze waterwolf alles vernielt +wat daaromtrent is</i>. <span class="smallcaps">C. Velsen</span> geeft, +in zijne <i>aanmerkingen over de tegenwoordige staat van de Haarlemmer +Meer</i>, eene opgave van de landen, die na <span class="smallcaps"> +Leeghwater</span>, tot op zijnen tijd (1727), door het Meer zijn +weggespoeld.</p> + +<p>» 11, N<sup>o</sup>. 24. <i>Hoorn</i>. <i>Hoorn</i>, niet ver +van de stad Leiden.</p> + +<p>» 12, N<sup>o</sup>. 24. <i>Begon te leggen</i>, er staat <i> +slissen</i>.—<i>Slissen</i> is eigenlijk <i>slechten</i>, <i> +effen-glad maken</i>, <i>complanare</i>. Zie <span class="smallcaps"> +Kiliaan</span>.</p> + +<p>Bl. 13, N<sup>o</sup>. 27. <i>Dat de droogte van Pampes daar nog +dagelijks door gevoed wordt</i>.—Wijlen mijn vriend <span class= +"smallcaps">M. G. Biben</span> heeft in den jare 1828 twee zeer +belangrijke <i>verhandelingen</i> in het licht gegeven, <i>over de +aanslibbing der haven van Amsterdam en de afdamming van Pampus</i>.</p> + +<p>Bl. 16, N<sup>o</sup>. 36. <i>Rhijnlandsche roede</i>.—<i>Eene +Rhijnlandsche roede</i> is 3 Ellen, 7 Palmen, 6 Duimen, 7–4/10 +strepen Nieuwe Nederlandsche maat; <i>een Rhijnlandsche voet</i> is 3 +Palmen, 1 Duim, 3–9/10 Strepen.</p> + +<p>» 17, N<sup>o</sup>. 41. <i>De waard</i>.—Geene +bedijking had met zoo vele tegenspoeden te kampen als de <i> +Wieringer-waard</i>, waartoe reeds 5 September 1595 verlof werd +gegeven, doch welk meer eerst in 1611 is gekaveld. <span class= +"pagenum">[<a id="pb71" href="#pb71">71</a>]</span></p> + +<p>Bl. 18, N<sup>o</sup>. 41. <i>Voor ’s Hertogenbosch</i>. In de +<i>kleine kronijk</i>, bl. 40, N<sup>o</sup>. 49, zegt onze schrijver: +»Nota, dezelve <span class="smallcaps">Jan Adriaansz. +Leeghwater</span>, heeft ook gewerkt in ’t leger voor <i>’s +Hertogenbosch</i>, alwaar hij grooten dienst gedaan heeft voor den +Prins, met molens te ordineeren en te stellen, om het water uit te +malen, ’t welk groot voordeel heeft gegeven om dezelve onwinlijke +stadt winlijk te maken, gelijk gebleken is.”</p> + +<p>Ald. N<sup>o</sup>. 42 tot en met N<sup>o</sup>. 45 wordt in den +eersten druk niet gevonden.</p> + +<p>» N<sup>o</sup>. 42. <i>In het jaar onzes Heeren</i>, te weten +in 1628.</p> + +<p>Bl. 20, N<sup>o</sup>. 46. <i>In het labeur wezen</i>.—Zoo +staat er bij <span class="smallcaps">Leeghwater</span>: het is het +Latijnsche <i>in laborem esse</i>, bezig, werkzaam zijn.</p> + +<p>» 21, N<sup>o</sup>. 47. <i>Ronde Goden</i>.—Wat <i> +ronde Goden</i> zijn, heb ik niet kunnen ontdekken.</p> + +<p>» 21, N<sup>o</sup>. 48. <i>De Beemster</i>.—<span +class="smallcaps">Leeghwater</span> heeft de bedijking der <i> +Beemster</i>, in zijne kleine kronijk, bl. 27, aldus beschreven:</p> + +<div class="blockquote"> +<p>»In den eerste, de verzoekers en octrooijanten van de <i> +Beemster</i>, die met Gods hulp dit heerlijke treffelijke werk eerst +bij der hand genomen hebben, waren bij namen de navolgende perzonen; de +eerzame, vrome koopman, <span class="smallcaps">Dirk van Os</span> met +zijn broeder <span class="smallcaps">Hendrik van Os</span>, +Burgemeester <span class="smallcaps">Boom</span>, <span class= +"smallcaps">Arent Grootenhuis</span>, met zijn broeder <span class= +"smallcaps">Heins Grootenhuis</span>, <span class="smallcaps">Jan +Klaasz Krook</span>, goutsmit; deze zes personen waren woonachtig te +Amsterdam, met nog den bailjou van Oosthuizen, genaemd <span class= +"smallcaps">Vollenhoof</span>, die mede een octrooijant was, die de +eerste dijkgraaf geweest is die de Beemster bediende.</p> + +<p>»2. De namen van de vier principaalste Landmeters waren deze +navolgende personen, (die de <i>Beemster</i>, aldereerst de ringdijk, +daarna de wegen en sloten, en de cavelingen, met advys van de E. Heeren +bedijkers, gerooit <span class="pagenum">[<a id="pb72" href= +"#pb72">72</a>]</span>en gesteld hebben) M<sup>r</sup>. <span class= +"smallcaps">Luicas Jansz. Sink</span> van Amsterdam, met M<sup>r</sup>. +<span class="smallcaps">Jan Pietersz. Dan</span> van Leiden, met <span +class="smallcaps">Augustyn Bas</span> van Alkmaar en Schout <span +class="smallcaps">Reier</span> van Warmenhuyzen.</p> + +<p>»3. De eerste Secretaris was van Purmerend, genaamd <span +class="smallcaps">Riwert Claasz</span>, een zeer bekwaam man tot +zoodanige diensten, en <span class="smallcaps">Jan Adriaansz. +Leegwater</span> van de Rijp, was van de E. Heeren gesteld waar te +nemen het fabrijken en stellen van de watermolens.</p> + +<p>»4. De <i>Beemster</i> was een water van omtrent zeven mijlen +in het rond en na mijne meting omtrent zes voeten diep. De bedijking +van dezen is een zeer treffelijk werk geweest, strekkende tot groot +profijt, niet alleen voor het gemeene Land, maar ook voor vele +arbeiders, die hun brood daaraan wonnen, en waardoor nu nog dagelijks, +droog geworden zijnde, vele duizend menschen gespijst worden.</p> + +<p>»5. De besteding van de watermolens van de <i>Beemster</i>, is +geschied in het jaar 1608, op nieuwe jaarsdag, in het openbaar tot +Amsterdam, op den Nieuwen dijk tot <span class="smallcaps">Anna +Franken</span>, en die den eersten molen aannam was van Delft, genaamd +<span class="smallcaps">de Boer</span>.</p> + +<p>»6. De eerste aanbesteding van het dijkwerk werd gedaan +tusschen Purmerend en Nek, op den 10<sup>den</sup> April 1508, waarvan +een groote menigte van volk tot Purmerend op het kasteel vergaderd was. +De aannemer van het eerste park was van <i>Burghorn</i>, zijn naam was +<span class="smallcaps">Jan Adriaansz. Jongkint</span>, welke een ton +bier van de Heeren ten beste kreeg, omdat hij het eerste park gemijnd +had.</p> + +<p>»7. Een zeker Engelschman, aangenomen hebbende een groot stuk +dijks, begon daaraan te werken, doch is, door het geweld van het water, +vermits de dijk zeer lang was, verhinderd hetzelve uit te voeren, en +moest tot zijn groote schade, de wijk nemen. <span class="pagenum">[<a +id="pb73" href="#pb73">73</a>]</span></p> + +<p>»8. Daarna heeft men beginnen te raadslagen hoe dat men het +Spijkerboorsgat zou stoppen, hetwelk kwaad om te doen was, overmits de +scheuring eene groote diepte aldaar maakte; dit werd met balken en +heiwerk, en aarde daartusschen ingeworpen voltrokken, zulks dat men +haast over dezen dam kon gaan.</p> + +<p>»9. Daar is ook eene uitwatering besteed, die begonnen is +voorbij <i>Ursem</i>, langs Walingsdijk, daar nu de vaart tusschen +Alkmaar en Hoorn is; voorts liep het voor bij <i>Avenhorn</i>, en zoo +allenskens in zee. De andere uitwatering was na <i>Sardam</i>, alwaar +de Heeren van de <i>Beemster</i> eene nieuwe sluis lieten leggen, om +het water te lossen.</p> + +<p>»10. Men zag met er haast vele watermolens rondom de <i> +Beemster</i> stellen, om na het sluiten van den Ringdijk het water uit +te malen, hetwelk in vier jaren tijds volbracht is.</p> + +<p>»11. Doen de <i>Beemster</i> ten naastebij droog was, zoo dat +men daar niet langer met schuiten over varen kon, zoo is aldaer in de +zomer veel volks in gegaen met manden en zakken, na de kil toe, door de +slibber en heeft aldaar bij menigte visch en aal met handen gegrepen, +en t’ huis gebragt, gelijk ik zelfs mede gedaan heb.</p> + +<p>»12. Doen de <i>Beemster</i> eerst droog geworden was in het +jaer 1612, den 4<sup>den</sup> July, dat men de wegen redelijker wijze +kon gebruiken, hebben de E. Heeren bedijkers van de <i>Beemster</i>, +den Prins <span class="smallcaps">Mauritius</span>, met zijnen broeder, +Prins <span class="smallcaps">Hendrik</span>, met meer groote Heeren en +Edelen daer bij wezende, verzogt, en genoot om in de <i>Beemster</i> te +komen, om hunnen maaltijd aldaar te houden in ’t Heeren huis; +hetwelk ik <span class="smallcaps">Jan Adriaansz. Leegwater</span> mede +gezien heb, en den tafel mede heb helpen bedienen.</p> + +<p>»13. Op den zelfden dag, voor den maaltijd, is de <span class= +"pagenum">[<a id="pb74" href="#pb74">74</a>]</span>Prins <span class= +"smallcaps">Mauritius</span>, met zijn adel en <i>suite</i> na de <i> +Rijp</i> getrokken, alwaar hij zeer treffelijk ingehaald en ontvangen +werd, waarvan <span class="smallcaps">Jan Sypersz</span><span class= +"corr" id="xd0e7132" title="Niet in bron">.</span>, een braaf jongman, +eene fraaije vrijster bij hem hebbende, allereerst den Prins gewelkomd +heeft, en hij heeft haer elk met een stuk gouds vereerd.</p> + +<p>»14. En alzoo daer nog geen brug bij <i>Rijp</i> over de +ringsloot was, daar men over gaan konde, zoo was schipper <span class= +"smallcaps">Jan IJsbrantsz</span>. van de <i>Rijp</i>, die een +liefhebber van den Prins was, de aanlegger om een brug te ordineren met +schuiten en pramen, mede met planken en deelen op het spoedigste te +maken en te stellen, zoo dat die brug wel gereed lag doen die Prinsen +en Heeren in de <i>Rijp</i> kwamen, en daer bekwamelyk over gaen +konden.</p> + +<p>»15. Alzoo die loffelyke dykagie van de <i>Beemster</i> door +den zegen des Heeren alle jaren zeer treffelyk begon aen te wassen en +te vermeerderen, zoo waren die van <i>Rijp</i> zeer begeerig om een +wagenbrug by de <i>Rijp</i> over de Ringsloot te hebben, waarvan <span +class="smallcaps">Meinert Cornelisz. Salm</span>, een van de +vroedschappen van de <i>Rijp</i> was, die aan de E. Heeren Bedykers van +de <i>Beemster</i> verzogt en verkregen heeft, aldaar een wagenbrug te +leggen, waarvan de Heeren bedykers het hout daartoe gegeven hebben, en +die van de <i>Rijp</i> hebben die brug uit een goede gonste ter liefde +gemaakt, in twee halve dagen, waarvan ik, <span class="smallcaps">Jan +Adriaansz. Leegwater</span>, het fabryk met het timmeren van de brug +waargenomen heb.</p> + +<p>»16. Zoo haast die brug gemaakt was, zoo was <span class= +"smallcaps">IJsbrant Jansz. de Lange</span>, zeer begeerig, en heeft +zyn wagen en paard op den zelfden dag gehaald op het spoedigste, en is +allereerst over die brug in de <i>Beemster</i> gereden, welke voorz. +brug al daar sommige jaren tot een behulp gelegen heeft. Deze voorz. +brug is gelegen in het jaar 1613, op den 29<sup>sten</sup> Maart, en +doen is de eerste wagen <span class="pagenum">[<a id="pb75" href= +"#pb75">75</a>]</span>uit de <i>Beemster</i> over die brug in de <i> +Rijp</i> eerst gekomen.”</p> +</div> + +<p>Men leze over de <i>Beemster</i> <span class="smallcaps">Le Francq +van Berkhey</span>, <i>Nat. Hist. van Holl.</i>, I<sup>ste</sup> Deel, +bl. 76; <span class="smallcaps">A. Wolf</span>, <i>de bedijking van de +Beemster</i>; <i>Historisch berigt wegens</i> <span class="smallcaps"> +Joost Jansz. Beeldsnijder</span>, door <span class="smallcaps">J. +Koning</span>, geplaatst in het V<sup>de</sup> Deel der werken van de +2<sup>de</sup> klasse van <i>het Koninkl. Ned. Instituut</i>, enz.</p> + +<p>Ik kan mij niet onthouden hier te plaatsen de regels van <span +class="smallcaps">Vondel</span>,</p> + +<div class="poem"> +<h4 class=" + lghead + ">OP DEN BEEMSTER.</h4> + +<p class="line">De wintvorst, om den rouw van Hollants Maeght te +paeien,</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">Vermits door storm op storm +zy schade en inbreuk leê,</p> + +<p class="line">Schoot molenwieken aen, en maelde, na lang draeien,</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">Den Beemster tot een’ +beemt, en loosde ’t meir in zee.</p> + +<p class="line">De zon verwondert, zagh de klay noch brak van +baren,</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">En drooghde ze af, en schonk +ze een’ groenen staetsikeurs,</p> + +<p class="line">Vol bloemen geborduurt, vol lovren, ooft, en airen;</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">En toiende heur hair, +bestroide het vol geurs.</p> + +<p class="line">De room en boterbron quam uit haer borsten +springen,</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">Het vissigh lyf wert +vleesch, noch maeght en ongerept,</p> + +<p class="line">Haer voorhoofts torenkroon quam door de wolken +dringen,</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">Gelijk gemeenlyk weelde in +hoogheit wellust schept.</p> + +<p class="line">Hier jaeght de winthont ’t wilt: hier rijt de +koets uit spelen.</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">Men danst, men banketteert +in ’s koopmans ryke buurt.</p> + +<p class="line">Hier lacht de goude tyt in lieve lustprieelen,</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">Die voor geen oorlog +schrikt, noch kiel op klippen stuurt.</p> + +<p class="line">Verzier van Cypris hoe zy Cypers quam bekoren:</p> + +<p class="line">Ik weet dat dees Godin uit zeeschuim is geboren.</p> +</div> + +<p class="alignright">Poezy II.</p> + +<p>Bl. 21, N<sup>o</sup>. 48. <i>Na de bedijking heeft ieder morgen +omtrent</i> 250 <i>gulden gekost</i>.—Een morgen lands is bij ons +groot 600 Rhijnlandsche roeden, oude maat, of 85 <span class="pagenum"> +[<a id="pb76" href="#pb76">76</a>]</span>(vierkante) roeden, 15 el, 79 +palmen, 16 duim nieuwe maat; of 85157916/100000000 van een Bunder. +Gewoonlijk geldt het morgen lands in de <i>Beemster</i> thans tusschen +de ƒ 650 en ƒ 750. De grondlasten, polder-omslagen, +dijkgelden, enz., kan men per jaar op ƒ 12 à +ƒ 14 stellen.</p> + +<p>Bl. 24, N<sup>o</sup>. 57. Hetgeen in dit N<sup>o</sup>. staat wordt +in den eersten druk niet gevonden.</p> + +<p>Ald. N<sup>o</sup>. 57. <i>Kroosing</i> komt van <i>kroos</i>, +kroes, kroost, <i>kroost</i>, <i>intestina</i>, <i>venter cum +intestinis</i>, <i>het inwendige</i>, ook <i>ronding</i>; <i>kroes</i> +is een ronde drinkbeker.</p> + +<p>» N<sup>o</sup>. 60. <i>Welke kleibodem doorgaans dik is</i> +7, 8 à 9 <i>voet en meer</i>.—Bij den Heer Baron <span +class="smallcaps">van Lynden</span> vindt men bl. 302 een +proces-verbaal van een in den jare 1812 plaats gehad hebbend onderzoek +der diepten van water en van den aard en de gesteldheid der gronden +beneden het water van het Meer, opgemaakt door de Heeren <span class= +"smallcaps">A. Hanegraaff</span>, <span class="smallcaps">S. +Kros</span> en <span class="smallcaps">J. van Lakerveld Blanken</span>, +waaruit men echter moet opmaken, dat de kleibodem doorgaans zoo dik +niet is als <span class="smallcaps">Leeghwate</span>r hier opgeeft.</p> + +<p>» N<sup>o</sup>. 61. <i>Dan is het meest altijd laag water op +het IJ</i>. Er staat in het oorspronkelijke: dan is het meest altijd +<i>leeg-water</i>, enz. Ook in N<sup>o</sup>. 24 staat <i>leger</i> +voor <i>lager</i>. Dit zou het vermoeden kunnen bevestigen van hen, die +meenen, dat <span class="smallcaps">Leeghwater</span> zijnen naam van +<i>laag-water</i> ontleende.</p> + +<p>Bl. 26, N<sup>o</sup>. 62. <i>Plempwerk</i>.—Van <i> +plempen</i>, in de beteekenis van <i>dempen</i>, <i>digtmaken</i>.</p> + +<p>» 27, N<sup>o</sup>. 65. <i>De veelvuldige Meren en Moerassen, +die in Noord-Holland vóór en na de Beemster bedijkt +zijn</i>. De Heer Baron <span class="smallcaps">van Lynden</span> +geeft, bl. 34 zijner <i>verhandeling</i>, <i>eene staat der +droogmakingen, zoo in Noord- als in Zuid-Holland</i>. De eerste +bedijking was in 1440 van het <i>Neschmeer</i> in Noord-Holland. +Volgens dien staat zijn in dat gewest van 1440 tot 1645, als wanneer +<span class="pagenum">[<a id="pb77" href="#pb77">77</a>]</span>het <i> +Sapmeer</i> is bedijkt, 43 meren en plassen tot land gemaakt, te zamen +ruim 42617 morgen uitmakende. En in Zuid-Holland, met een klein +gedeelte van Utrecht, vanaf de droogmaking van het <i>Soetermeersche +Meer</i>, in 1614, tot die van het <i>Bijlmer-Meer</i>, in 1820, 40 +Meren en Polders, te zamen uitmakende ruim 35793 Morgen.</p> + +<p><span class="smallcaps">Helmers</span> zingt in <i>zijne Hollandsche +Natie</i> (I<sup>ste</sup> Zang) niet ten onregte:</p> + +<div class="poem"> +<p class="line">»Stijg, Beemster! Purmer stijg! meldt, welige +valleijen!</p> + +<p class="line">Op wier beklaverd veld thans vette kudden +weijën;</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">Vermeldt den voorspoed aan +der oud’ren vlijt verpligt!</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">Uw welvaart zegt ons meer +dan ’t schoonste lofgedicht.</p> + +<p class="line">o Grond! in vroeger eeuw in schuimend nat bedolven!</p> + +<p class="line">o Grond! door ’t voorgeslacht gewoekerd uit de +golven,</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">Gij dondert ons in ’t +oor met onweêrstaanbre kracht:</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">Bemint uw vaderland, vereert +het voorgeslacht!</p> + +<p class="line">Hun brein, dat tot uw nut heel d’ aardbol had +omvademd,</p> + +<p class="line">Schiep ’t land dat gij bewoont, den luchtstroom +dien gij ademt.”</p> +</div> + +<p><span class="smallcaps">Leeghwater</span> noemt op zijne <i>lijst de +oude en nieuwe Zijp</i>; deze werd eigenlijk reeds in 1553 bedijkt, +doch brak later in 1570. De tweede bedijking had in den jare 1572 +plaats; doch in het zelfde jaar bezweek de dijk weder. In 1595 hervatte +men de bedijking, die, hoezeer nog eens ingebroken zijnde, echter in +dat jaar tot stand kwam. Zie de <i>cronycke van</i> <span class= +"smallcaps">Leeuwenhorn</span>, uitgegeven door <span class= +"smallcaps">D. Asz. Valcooch</span>, bl. 88.</p> + +<p>De optelling dezer in N<sup>o</sup>. 65 vermelde drooggemaakte Meren +vindt men in den eersten druk niet.</p> + +<p>Bl. 28, N<sup>o</sup>. 66. <span class="smallcaps">Dirk van +Os</span> <i>met zijn broeder</i> <span class="smallcaps">Hendrik van +Os</span>, <i>het eerste jaar toen de Beemster droog geworden was +geteeld zeven duizend zeven honderd drie en vijftig zakken +koolzaad</i>. <span class="smallcaps">Leeghwater</span> geeft niet op, +hoe veel lands deze gebroeders <span class="smallcaps">van Os</span> in +de <i>Beemster</i> bezaten; <span class="pagenum">[<a id="pb78" href= +"#pb78">78</a>]</span>zeker is het, dat <span class="smallcaps">Dirk +van Os</span> de voornaamste belanghebbende in die bedijking was. Men +zie <i>Extract uit het octrooi van de Beemster met de +cavelconditiën</i>, gedrukt te <i>Purmerend</i>, 1696, in +8<sup>o</sup>.</p> + +<p>Bl. 29, N<sup>o</sup>. 67. <i>De volger weg</i> is de weg, die van +<i>Purmerend</i>, of liever van de kruissloot, tusschen die stad en <i> +Quadyck</i>, naar <i>Volger</i>, bij <i>Spijker-boort</i>, loopt; hij +is bijna 2040 Rhijnlandsche roeden (7685 Nederlandsche ellen) lang.</p> + +<p>Ald. N<sup>o</sup>. 69. <i>De Beemster kan ieder jaar nu wel +opbrengen aan landhuur twee maal honderd en vijftig duizend gulden aan +vrij geld</i>. Een mijner vrienden gaf mij op, dat hij van zijn land in +de <i>Beemster</i> rekende jaarlijks ƒ 33 à +ƒ 34 vrij geld per morgen te ontvangen. Hetgeen over de 7645 +morgen, die de <i>Beemster</i> groot is, wederom ten naaste bij de door +<span class="smallcaps">Leeghwater</span> opgegeven som uitmaakt.</p> + +<p>Bl. 31, N<sup>o</sup>. 72. Hetgeen in dit N<sup>o</sup>. staat mist +men mede in de eerste uitgave.</p> + +<p>» 34, N<sup>o</sup>. 78. <i>Fabrijk</i>.—Eertijds werd +de opziener over de stadsgebouwen de <i>fabrijk</i> genoemd. Dit heeft +in sommige steden nog wel plaats.</p> + +<p>Ald. N<sup>o</sup>. 80. Mijn zaligen vader <span class="smallcaps"> +Adriaan Symonsz. Leeghwater</span>.—Men zou hieruit kunnen +opmaken, dat de vader van onzen Schrijver zich ook <span class= +"smallcaps">Leeghwater</span> noemde; doch het komt mij waarschijnlijk +voor, dat <span class="smallcaps">Leeghwater</span>, dien naam hebbende +aangenomen, denzelven ook aan zijnen vader toevoegde, die zich mede met +het leegmaken van plassen schijnt bezig te hebben gehouden.</p> + +<p>Bl. 36, N<sup>o</sup>. 87. S<sup>r</sup>. <span class="smallcaps"> +van Baerle</span>.—Eertijds,—geen vijftig jaren +geleden,—noemde men S<sup>r</sup>. (<i>Sinjeur</i>,) iemand, wien +men meende dat de titel van Heer niet toekwam. Ik zag eens eene <i> +assignatie</i> op eenen <i>kassier</i>, luidende: S<sup>r</sup>. <i>N. +N.</i> gelieve te betalen, enz. Thans zijn alle <i>Sinjeurs <span +class="pagenum">[<a id="pb79" href="#pb79">79</a>]</span>Heeren</i>, +zoo niet <i>Wel-Edel</i> of <i>Wel-Edelgeboren Heeren</i> geworden, +nadat eerst de <i>Heeren Burgers</i> zijn geweest.—<i lang="la">O +quantum est mutatum ab illo!</i></p> + +<p>Bl. 37, N<sup>o</sup>. 92. <i>De Haarlemmer-Meer is doorgaans diep +negen Rhijnlandsche voeten</i>.—Uit het hier boven opgenoemd +proces-verbaal van de Heeren <span class="smallcaps">Hanegraaff</span>, +<span class="smallcaps">Kros</span> en <span class="smallcaps">Van +Lakerveld Blanken</span> blijkt, dat het water in het <i>Meer</i> +meestal 12, 12½ en 13 voeten diep is, ja op eenige plaatsen 15 +voeten, schoon op enkele 8 en minder. Die Heeren hebben 256 peilingen +en boringen in het Meer bewerkstelligd. De diepte is door hen berekend +onder het <i>Amsterdamsche peil</i>. De diepte op het door mij bij dit +werkje gevoegde kaartje aangeduid, is derhalve beneden dat peil.</p> + +<p>» 38, N<sup>o</sup>. 94. <i>Van de watermolens</i>.—Zeer +breedvoerig handelt de Heer <span class="smallcaps">van Lynden</span> +over dit onderwerp in het VI<sup>de</sup> Hoofdstuk zijner <i> +verhandeling</i>, bl. 70–144. Sedert den leeftijd van <span +class="smallcaps">Leeghwater</span> is men in de werktuigen van +uitmalen veel vooruitgegaan.</p> + +<p>» 45, N<sup>o</sup>. 112. <i>De brouwers van Haarlem en +Leiden</i>.—Het getal der brouwerijen te <i>Haarlem</i>, <i> +Leiden</i>, <i>Delft</i> en elders in ons Land, was bevorens zeer +aanzienlijk.</p> + +<p>» 46, N<sup>o</sup>. 115. <i>Kordewagens</i> is het zelfde als +<i>kruiwagens</i>. Zie <span class="smallcaps">Weiland</span> op het +woord.</p> + +<p>Ald. N<sup>o</sup>. 117. <i>Voor dezen heb ik dit</i> (de berekening +der bedijking) <i>nog eens gesteld</i>.—Hieruit blijkt, dat <span +class="smallcaps">Leeghwater</span> reeds vroeger het plan eener +droogmaking van het <i>Haarlemmer Meer</i> heeft gevormd.</p> + +<p>Bl. 47, N<sup>o</sup>. 120. <i>Een schaft aarde</i>.—Eene <i> +schaft</i> is 114 <i>kubiek voeten</i>. <span class="smallcaps"> +Leeghwater</span> berekent de schaft op 50 cents; in het midden der +vorige eeuw stelde men ze op 85 cents, en de Heer <span class= +"smallcaps">Van Lynden</span> zegt (bl. 178 zijner <i>verhandel.</i>), +dat men dezelve thans, bij het graven van groote en diepe kanalen, +tusschen de 1½ en 2 gulden moet berekenen. <span class= +"pagenum">[<a id="pb80" href="#pb80">80</a>]</span></p> + +<p>Bl. 48, N<sup>o</sup>. 121. <i>Notsloot</i> voor <i>Nootsloot</i> +nog als zoodanig in gebruik, alsmede <i>notbrug</i>, <i>notweg</i>, +enz.</p> + +<p>» 51, N<sup>o</sup>. 134. <i>Dit alles bedraagt al te zamen +zes en dertigmaal honderd duizend gulden</i>.—De berekeningen van +de kosten der droogmaking zijn zeer uiteenloopende,</p> + +<div class="table"> +<table> +<tr valign="top"> +<td valign="top"><span class="smallcaps">Leeghwater</span> stelt ze +op</td> +<td valign="top">ƒ 3,600,000.</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top"><span class="smallcaps">Bolstra</span> gaf die in +zijnen tijd op als zullende bedragen</td> +<td valign="top">» 6,600,000.</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top">de Heeren <span class="smallcaps">Goudriaan</span> en +<span class="smallcaps">Klinkenberg</span> stelden in 1769</td> +<td valign="top">» 9,000,000.</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top">de Heer <span class="smallcaps">A. Blanken, +Jsz.</span></td> +<td valign="top">» 8,000,000.</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top">de Heer <span class="smallcaps">Engelman</span></td> +<td valign="top">» 12,000,000.</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top">de Baron <span class="smallcaps">van +Lynden</span></td> +<td valign="top">» 7,000,000.</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top">en <span class="smallcaps">Al. Stappers</span> +slechts</td> +<td valign="top">» 6,000,000.</td> +</tr> +</table> +</div> + +<p>Terwijl, volgens de berekening van het Gouvernement, tot die +droogmaking 8 Millioenen noodig zouden zijn.</p> + +<p>Ald. N<sup>o</sup>. 153. Al wat in N<sup>o</sup>. 153 tot en met +N<sup>o</sup>. 174 staat wordt in den eersten druk niet gevonden.</p> + +<p>Bl. 63, N<sup>o</sup>. 168. <i>Heeft men het ongeluk in Holstein +niet gezien, hoe het met de Meggerzee, Butsloot en het Noorderstrand is +gegaan?</i>—<span class="smallcaps">Leeghwater</span> verhaalt +dit ongeval, hetwelk in 1634, daags vóór Allerheiligen, +voorviel, en waarbij hij tegenwoordig was en groot gevaar liep om zijn +leven te verliezen, zeer breedvoerig in de <i>kleine kronijk</i>, bl. +36, N<sup>o</sup>. 35 tot en met 48.</p> + +<p>» 65, de laatste regel: 1643.—Dit jaartal staat onder al +de uitgaven, die den vierden druk volgden.—<span class= +"smallcaps">Leeghwater</span> heeft, na het uitkomen van <span class= +"smallcaps">Colevelt’s</span> <i>Bedenkingen</i>, zijn werk in +1643 nog eens nagezien en eenen IV<sup>den</sup> druk van zijn Meerboek +uitgegeven, naar welken al de volgende (met bijvoeging van de <i>kleine +kronijk</i>) zijn afgedrukt. <span class="pagenum">[<a id="pb81" href= +"#pb81">81</a>]</span></p> +</div> + +<div class="div1"> +<h2 class="normal">DRUKFOUTEN<br> + IN HET VOORWERK.</h2> + +<div class="table"> +<table> +<tr valign="top"> +<td valign="top">Bl.</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">22,</td> +<td valign="top">laatste regel,</td> +<td valign="top"><i>staat</i>:</td> +<td valign="top">nog bij de nazaten,</td> +<td valign="top"><i>lees</i>:</td> +<td valign="top">bij de nazaten.</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">60,</td> +<td valign="top">Aanteekening(3),</td> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top"><span class="smallcaps">Lusac</span></td> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top"><span class="smallcaps">Luzac</span></td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + "></td> +<td valign="top">aldaar laatste regel,</td> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top"><span class="smallcaps">W. P. D.</span> <i>Baron</i> +<span class="smallcaps">van Sytzama</span></td> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top"><span class="smallcaps">M. P. D.</span> <i>Baron</i> +<span class="smallcaps">van Sytzama</span></td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">99,</td> +<td valign="top">regel 13,</td> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top">zuchtten</td> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top">zuchten</td> +</tr> +</table> +</div> + +<p>De fouten, als b. v.: <i>financiën</i>, <i>financiëel</i>, +enz. voor <i>finantiën</i>, <i>finantiëel</i>, enz. of +omgekeerd, naarmate men het verkiest, en andere die er +hoogstwaarschijnlijk in zijn, gelieve de Lezer te verschoonen.</p> + +<hr class="tb"> +<p>Bij het vermelde op bl. 111, in de Noot(2), kan men nog voegen, No. +181 van den <i>Avondbode</i>, van heden den 15<sup>den</sup> Junij +1838, waarin een <i>derde Artikel</i> der <i>Aanteekeningen op de +Redevoeringen in de zitting der Staten Generaal, van 2 April 1838, met +betrekking tot de droogmaking van het Haarlemmermeer</i>, door <span +class="smallcaps">F. W. C.</span> is geplaatst.</p> +</div> + +<div class="transcribernote"> +<h2>Colofon</h2> + +<h3>Beschikbaarheid</h3> + +<p>Dit eBoek is voor kosteloos gebruik door iedereen overal, met +vrijwel geen beperkingen van welke soort dan ook. U mag het +kopiëren, weggeven of hergebruiken onder de voorwaarden van de +Project Gutenberg Licentie bij dit eBoek of on-line op <a class= +"exlink" title="Externe link" href="http://www.gutenberg.org/"> +www.gutenberg.org</a>.</p> + +<p>Dit eBoek is geproduceerd door het on-line gedistribueerd correctie +team op <a class="exlink" title="Externe link" href= +"http://www.pgdp.net/">www.pgdp.net</a>.</p> + +<h3>Codering</h3> + +<p>Dit bestand is in een verouderde spelling. Er is geen poging gedaan +de tekst te moderniseren. Afgebroken woorden aan het einde van de regel +zijn stilzwijgend hersteld. Kennelijke zetfouten in het origineel zijn +gecorrigeerd. Dergelijke correcties zijn gemarkeerd met het +corr-element.</p> + +<p>De tekst is gebaseerd op het exemplaar beschikbaar in <a class= +"exlink" title="Externe link" href= +"http://books.google.nl/books?id=8yoPAAAAQAAJ">Google Books</a>, +behoudens enkele onleesbare fragmenten. De rest van de tekst, en de +afbeeldingen zijn ontleend aan het exemplaar in de bibliotheek van de +Universiteit Utrecht.</p> + +<h3>Documentgeschiedenis</h3> + +<ol class="lsoff"> +<li>2009-04-01 Begonnen.</li> +</ol> + +<h3>Externe Referenties</h3> + +<p>Dit Project Gutenberg eBoek bevat externe referenties. Het kan zijn +dat deze links voor u niet werken.</p> + +<h3>Verbeteringen</h3> + +<p>De volgende verbeteringen zijn aangebracht in de tekst:</p> + +<table width="75%" summary="Overzicht van verbeteringen aangebracht in +de tekst."> +<tr> +<th>Bladzijde</th> +<th>Bron</th> +<th>Verbetering</th> +</tr> + +<tr> +<td width="20%"><a class="pageref" href="#xd0e1625">27</a></td> +<td width="40%">[<i>Niet in bron</i>]</td> +<td width="40%">.</td> +</tr> + +<tr> +<td width="20%"><a class="pageref" href="#xd0e2499">36</a></td> +<td width="40%">Veris</td> +<td width="40%">Veeris</td> +</tr> + +<tr> +<td width="20%"><a class="pageref" href="#xd0e2568">37</a></td> +<td width="40%">[<i>Niet in bron</i>]</td> +<td width="40%">º</td> +</tr> + +<tr> +<td width="20%"><a class="pageref" href="#xd0e2630">38</a></td> +<td width="40%">Roël</td> +<td width="40%">Roëll</td> +</tr> + +<tr> +<td width="20%"><a class="pageref" href="#xd0e3174">46</a></td> +<td width="40%">geworgen</td> +<td width="40%">geworden</td> +</tr> + +<tr> +<td width="20%"><a class="pageref" href="#xd0e3391">59</a></td> +<td width="40%">[<i>Niet in bron</i>]</td> +<td width="40%">º</td> +</tr> + +<tr> +<td width="20%"><a class="pageref" href="#xd0e3710">67</a></td> +<td width="40%">[<i>Niet in bron</i>]</td> +<td width="40%">”</td> +</tr> + +<tr> +<td width="20%"><a class="pageref" href="#xd0e4025">79</a></td> +<td width="40%">megedeelde</td> +<td width="40%">meegedeelde</td> +</tr> + +<tr> +<td width="20%"><a class="pageref" href="#xd0e4053">81</a></td> +<td width="40%">[<i>Niet in bron</i>]</td> +<td width="40%">ons</td> +</tr> + +<tr> +<td width="20%"><a class="pageref" href="#xd0e5870">52</a></td> +<td width="40%">,</td> +<td width="40%">.</td> +</tr> + +<tr> +<td width="20%"><a class="pageref" href="#xd0e7132">74</a></td> +<td width="40%">[<i>Niet in bron</i>]</td> +<td width="40%">.</td> +</tr> +</table> +</div> +</div> + + +<div style='display:block; margin-top:4em'>*** END OF THE PROJECT GUTENBERG EBOOK HET HAARLEMMER-MEER-BOEK ***</div> +<div style='text-align:left'> + +<div style='display:block; margin:1em 0'> +Updated editions will replace the previous one—the old editions will +be renamed. +</div> + +<div style='display:block; margin:1em 0'> +Creating the works from print editions not protected by U.S. copyright +law means that no one owns a United States copyright in these works, +so the Foundation (and you!) can copy and distribute it in the United +States without permission and without paying copyright +royalties. Special rules, set forth in the General Terms of Use part +of this license, apply to copying and distributing Project +Gutenberg™ electronic works to protect the PROJECT GUTENBERG™ +concept and trademark. Project Gutenberg is a registered trademark, +and may not be used if you charge for an eBook, except by following +the terms of the trademark license, including paying royalties for use +of the Project Gutenberg trademark. If you do not charge anything for +copies of this eBook, complying with the trademark license is very +easy. You may use this eBook for nearly any purpose such as creation +of derivative works, reports, performances and research. Project +Gutenberg eBooks may be modified and printed and given away—you may +do practically ANYTHING in the United States with eBooks not protected +by U.S. copyright law. Redistribution is subject to the trademark +license, especially commercial redistribution. +</div> + +<div style='margin-top:1em; font-size:1.1em; text-align:center'>START: FULL LICENSE</div> +<div style='text-align:center;font-size:0.9em'>THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE</div> +<div style='text-align:center;font-size:0.9em'>PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK</div> + +<div style='display:block; margin:1em 0'> +To protect the Project Gutenberg™ mission of promoting the free +distribution of electronic works, by using or distributing this work +(or any other work associated in any way with the phrase “Project +Gutenberg”), you agree to comply with all the terms of the Full +Project Gutenberg™ License available with this file or online at +www.gutenberg.org/license. +</div> + +<div style='display:block; font-size:1.1em; margin:1em 0; font-weight:bold'> +Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg™ electronic works +</div> + +<div style='display:block; margin:1em 0'> +1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg™ +electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to +and accept all the terms of this license and intellectual property +(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all +the terms of this agreement, you must cease using and return or +destroy all copies of Project Gutenberg™ electronic works in your +possession. If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a +Project Gutenberg™ electronic work and you do not agree to be bound +by the terms of this agreement, you may obtain a refund from the person +or entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8. +</div> + +<div style='display:block; margin:1em 0'> +1.B. “Project Gutenberg” is a registered trademark. It may only be +used on or associated in any way with an electronic work by people who +agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few +things that you can do with most Project Gutenberg™ electronic works +even without complying with the full terms of this agreement. See +paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project +Gutenberg™ electronic works if you follow the terms of this +agreement and help preserve free future access to Project Gutenberg™ +electronic works. See paragraph 1.E below. +</div> + +<div style='display:block; margin:1em 0'> +1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation (“the +Foundation” or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection +of Project Gutenberg™ electronic works. Nearly all the individual +works in the collection are in the public domain in the United +States. If an individual work is unprotected by copyright law in the +United States and you are located in the United States, we do not +claim a right to prevent you from copying, distributing, performing, +displaying or creating derivative works based on the work as long as +all references to Project Gutenberg are removed. Of course, we hope +that you will support the Project Gutenberg™ mission of promoting +free access to electronic works by freely sharing Project Gutenberg™ +works in compliance with the terms of this agreement for keeping the +Project Gutenberg™ name associated with the work. You can easily +comply with the terms of this agreement by keeping this work in the +same format with its attached full Project Gutenberg™ License when +you share it without charge with others. +</div> + +<div style='display:block; margin:1em 0'> +1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern +what you can do with this work. Copyright laws in most countries are +in a constant state of change. If you are outside the United States, +check the laws of your country in addition to the terms of this +agreement before downloading, copying, displaying, performing, +distributing or creating derivative works based on this work or any +other Project Gutenberg™ work. The Foundation makes no +representations concerning the copyright status of any work in any +country other than the United States. +</div> + +<div style='display:block; margin:1em 0'> +1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg: +</div> + +<div style='display:block; margin:1em 0'> +1.E.1. The following sentence, with active links to, or other +immediate access to, the full Project Gutenberg™ License must appear +prominently whenever any copy of a Project Gutenberg™ work (any work +on which the phrase “Project Gutenberg” appears, or with which the +phrase “Project Gutenberg” is associated) is accessed, displayed, +performed, viewed, copied or distributed: +</div> + +<blockquote> + <div style='display:block; margin:1em 0'> + This eBook is for the use of anyone anywhere in the United States and most + other parts of the world at no cost and with almost no restrictions + whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it under the terms + of the Project Gutenberg License included with this eBook or online + at <a href="https://www.gutenberg.org">www.gutenberg.org</a>. If you + are not located in the United States, you will have to check the laws + of the country where you are located before using this eBook. + </div> +</blockquote> + +<div style='display:block; margin:1em 0'> +1.E.2. If an individual Project Gutenberg™ electronic work is +derived from texts not protected by U.S. copyright law (does not +contain a notice indicating that it is posted with permission of the +copyright holder), the work can be copied and distributed to anyone in +the United States without paying any fees or charges. If you are +redistributing or providing access to a work with the phrase “Project +Gutenberg” associated with or appearing on the work, you must comply +either with the requirements of paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 or +obtain permission for the use of the work and the Project Gutenberg™ +trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or 1.E.9. +</div> + +<div style='display:block; margin:1em 0'> +1.E.3. If an individual Project Gutenberg™ electronic work is posted +with the permission of the copyright holder, your use and distribution +must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any +additional terms imposed by the copyright holder. Additional terms +will be linked to the Project Gutenberg™ License for all works +posted with the permission of the copyright holder found at the +beginning of this work. +</div> + +<div style='display:block; margin:1em 0'> +1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg™ +License terms from this work, or any files containing a part of this +work or any other work associated with Project Gutenberg™. +</div> + +<div style='display:block; margin:1em 0'> +1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this +electronic work, or any part of this electronic work, without +prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with +active links or immediate access to the full terms of the Project +Gutenberg™ License. +</div> + +<div style='display:block; margin:1em 0'> +1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary, +compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including +any word processing or hypertext form. However, if you provide access +to or distribute copies of a Project Gutenberg™ work in a format +other than “Plain Vanilla ASCII” or other format used in the official +version posted on the official Project Gutenberg™ website +(www.gutenberg.org), you must, at no additional cost, fee or expense +to the user, provide a copy, a means of exporting a copy, or a means +of obtaining a copy upon request, of the work in its original “Plain +Vanilla ASCII” or other form. Any alternate format must include the +full Project Gutenberg™ License as specified in paragraph 1.E.1. +</div> + +<div style='display:block; margin:1em 0'> +1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying, +performing, copying or distributing any Project Gutenberg™ works +unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9. +</div> + +<div style='display:block; margin:1em 0'> +1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing +access to or distributing Project Gutenberg™ electronic works +provided that: +</div> + +<div style='margin-left:0.7em;'> + <div style='text-indent:-0.7em'> + • You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from + the use of Project Gutenberg™ works calculated using the method + you already use to calculate your applicable taxes. The fee is owed + to the owner of the Project Gutenberg™ trademark, but he has + agreed to donate royalties under this paragraph to the Project + Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments must be paid + within 60 days following each date on which you prepare (or are + legally required to prepare) your periodic tax returns. Royalty + payments should be clearly marked as such and sent to the Project + Gutenberg Literary Archive Foundation at the address specified in + Section 4, “Information about donations to the Project Gutenberg + Literary Archive Foundation.” + </div> + + <div style='text-indent:-0.7em'> + • You provide a full refund of any money paid by a user who notifies + you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he + does not agree to the terms of the full Project Gutenberg™ + License. You must require such a user to return or destroy all + copies of the works possessed in a physical medium and discontinue + all use of and all access to other copies of Project Gutenberg™ + works. + </div> + + <div style='text-indent:-0.7em'> + • You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of + any money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the + electronic work is discovered and reported to you within 90 days of + receipt of the work. + </div> + + <div style='text-indent:-0.7em'> + • You comply with all other terms of this agreement for free + distribution of Project Gutenberg™ works. + </div> +</div> + +<div style='display:block; margin:1em 0'> +1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project +Gutenberg™ electronic work or group of works on different terms than +are set forth in this agreement, you must obtain permission in writing +from the Project Gutenberg Literary Archive Foundation, the manager of +the Project Gutenberg™ trademark. Contact the Foundation as set +forth in Section 3 below. +</div> + +<div style='display:block; margin:1em 0'> +1.F. +</div> + +<div style='display:block; margin:1em 0'> +1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable +effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread +works not protected by U.S. copyright law in creating the Project +Gutenberg™ collection. Despite these efforts, Project Gutenberg™ +electronic works, and the medium on which they may be stored, may +contain “Defects,” such as, but not limited to, incomplete, inaccurate +or corrupt data, transcription errors, a copyright or other +intellectual property infringement, a defective or damaged disk or +other medium, a computer virus, or computer codes that damage or +cannot be read by your equipment. +</div> + +<div style='display:block; margin:1em 0'> +1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the “Right +of Replacement or Refund” described in paragraph 1.F.3, the Project +Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project +Gutenberg™ trademark, and any other party distributing a Project +Gutenberg™ electronic work under this agreement, disclaim all +liability to you for damages, costs and expenses, including legal +fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT +LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE +PROVIDED IN PARAGRAPH 1.F.3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE +TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE +LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR +INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH +DAMAGE. +</div> + +<div style='display:block; margin:1em 0'> +1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a +defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can +receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a +written explanation to the person you received the work from. If you +received the work on a physical medium, you must return the medium +with your written explanation. The person or entity that provided you +with the defective work may elect to provide a replacement copy in +lieu of a refund. If you received the work electronically, the person +or entity providing it to you may choose to give you a second +opportunity to receive the work electronically in lieu of a refund. If +the second copy is also defective, you may demand a refund in writing +without further opportunities to fix the problem. +</div> + +<div style='display:block; margin:1em 0'> +1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth +in paragraph 1.F.3, this work is provided to you ‘AS-IS’, WITH NO +OTHER WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT +LIMITED TO WARRANTIES OF MERCHANTABILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE. +</div> + +<div style='display:block; margin:1em 0'> +1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied +warranties or the exclusion or limitation of certain types of +damages. If any disclaimer or limitation set forth in this agreement +violates the law of the state applicable to this agreement, the +agreement shall be interpreted to make the maximum disclaimer or +limitation permitted by the applicable state law. The invalidity or +unenforceability of any provision of this agreement shall not void the +remaining provisions. +</div> + +<div style='display:block; margin:1em 0'> +1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the +trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone +providing copies of Project Gutenberg™ electronic works in +accordance with this agreement, and any volunteers associated with the +production, promotion and distribution of Project Gutenberg™ +electronic works, harmless from all liability, costs and expenses, +including legal fees, that arise directly or indirectly from any of +the following which you do or cause to occur: (a) distribution of this +or any Project Gutenberg™ work, (b) alteration, modification, or +additions or deletions to any Project Gutenberg™ work, and (c) any +Defect you cause. +</div> + +<div style='display:block; font-size:1.1em; margin:1em 0; font-weight:bold'> +Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg™ +</div> + +<div style='display:block; margin:1em 0'> +Project Gutenberg™ is synonymous with the free distribution of +electronic works in formats readable by the widest variety of +computers including obsolete, old, middle-aged and new computers. It +exists because of the efforts of hundreds of volunteers and donations +from people in all walks of life. +</div> + +<div style='display:block; margin:1em 0'> +Volunteers and financial support to provide volunteers with the +assistance they need are critical to reaching Project Gutenberg™’s +goals and ensuring that the Project Gutenberg™ collection will +remain freely available for generations to come. In 2001, the Project +Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure +and permanent future for Project Gutenberg™ and future +generations. To learn more about the Project Gutenberg Literary +Archive Foundation and how your efforts and donations can help, see +Sections 3 and 4 and the Foundation information page at www.gutenberg.org. +</div> + +<div style='display:block; font-size:1.1em; margin:1em 0; font-weight:bold'> +Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation +</div> + +<div style='display:block; margin:1em 0'> +The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non-profit +501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the +state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal +Revenue Service. The Foundation’s EIN or federal tax identification +number is 64-6221541. Contributions to the Project Gutenberg Literary +Archive Foundation are tax deductible to the full extent permitted by +U.S. federal laws and your state’s laws. +</div> + +<div style='display:block; margin:1em 0'> +The Foundation’s business office is located at 809 North 1500 West, +Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887. Email contact links and up +to date contact information can be found at the Foundation’s website +and official page at www.gutenberg.org/contact +</div> + +<div style='display:block; font-size:1.1em; margin:1em 0; font-weight:bold'> +Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation +</div> + +<div style='display:block; margin:1em 0'> +Project Gutenberg™ depends upon and cannot survive without widespread +public support and donations to carry out its mission of +increasing the number of public domain and licensed works that can be +freely distributed in machine-readable form accessible by the widest +array of equipment including outdated equipment. Many small donations +($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt +status with the IRS. +</div> + +<div style='display:block; margin:1em 0'> +The Foundation is committed to complying with the laws regulating +charities and charitable donations in all 50 states of the United +States. Compliance requirements are not uniform and it takes a +considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up +with these requirements. We do not solicit donations in locations +where we have not received written confirmation of compliance. To SEND +DONATIONS or determine the status of compliance for any particular state +visit <a href="https://www.gutenberg.org/donate/">www.gutenberg.org/donate</a>. +</div> + +<div style='display:block; margin:1em 0'> +While we cannot and do not solicit contributions from states where we +have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition +against accepting unsolicited donations from donors in such states who +approach us with offers to donate. +</div> + +<div style='display:block; margin:1em 0'> +International donations are gratefully accepted, but we cannot make +any statements concerning tax treatment of donations received from +outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff. +</div> + +<div style='display:block; margin:1em 0'> +Please check the Project Gutenberg web pages for current donation +methods and addresses. Donations are accepted in a number of other +ways including checks, online payments and credit card donations. To +donate, please visit: www.gutenberg.org/donate +</div> + +<div style='display:block; font-size:1.1em; margin:1em 0; font-weight:bold'> +Section 5. General Information About Project Gutenberg™ electronic works +</div> + +<div style='display:block; margin:1em 0'> +Professor Michael S. Hart was the originator of the Project +Gutenberg™ concept of a library of electronic works that could be +freely shared with anyone. For forty years, he produced and +distributed Project Gutenberg™ eBooks with only a loose network of +volunteer support. +</div> + +<div style='display:block; margin:1em 0'> +Project Gutenberg™ eBooks are often created from several printed +editions, all of which are confirmed as not protected by copyright in +the U.S. unless a copyright notice is included. Thus, we do not +necessarily keep eBooks in compliance with any particular paper +edition. +</div> + +<div style='display:block; margin:1em 0'> +Most people start at our website which has the main PG search +facility: <a href="https://www.gutenberg.org">www.gutenberg.org</a>. +</div> + +<div style='display:block; margin:1em 0'> +This website includes information about Project Gutenberg™, +including how to make donations to the Project Gutenberg Literary +Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to +subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks. +</div> +</div> + +</body> +</html> diff --git a/29967-h/images/can.gif b/29967-h/images/can.gif Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..88e6279 --- /dev/null +++ b/29967-h/images/can.gif diff --git a/29967-h/images/can.png b/29967-h/images/can.png Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..88e6279 --- /dev/null +++ b/29967-h/images/can.png diff --git a/29967-h/images/cirkel.gif b/29967-h/images/cirkel.gif Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..4ef5b40 --- /dev/null +++ b/29967-h/images/cirkel.gif diff --git a/29967-h/images/cirkel.png b/29967-h/images/cirkel.png Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..4ef5b40 --- /dev/null +++ b/29967-h/images/cirkel.png diff --git a/29967-h/images/external.png b/29967-h/images/external.png Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..ba4f205 --- /dev/null +++ b/29967-h/images/external.png diff --git a/29967-h/images/haarlemmermeer1.jpg b/29967-h/images/haarlemmermeer1.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..be0b017 --- /dev/null +++ b/29967-h/images/haarlemmermeer1.jpg diff --git a/29967-h/images/haarlemmermeer1h.jpg b/29967-h/images/haarlemmermeer1h.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..8974313 --- /dev/null +++ b/29967-h/images/haarlemmermeer1h.jpg diff --git a/29967-h/images/haarlemmermeer2.jpg b/29967-h/images/haarlemmermeer2.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..5566227 --- /dev/null +++ b/29967-h/images/haarlemmermeer2.jpg diff --git a/29967-h/images/haarlemmermeer2h.jpg b/29967-h/images/haarlemmermeer2h.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..b88ee52 --- /dev/null +++ b/29967-h/images/haarlemmermeer2h.jpg diff --git a/29967-h/images/leeghwater.jpg b/29967-h/images/leeghwater.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..3cba676 --- /dev/null +++ b/29967-h/images/leeghwater.jpg diff --git a/29967-h/images/oorkonde.jpg b/29967-h/images/oorkonde.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..84529a1 --- /dev/null +++ b/29967-h/images/oorkonde.jpg diff --git a/29967-h/images/oorkondeh.jpg b/29967-h/images/oorkondeh.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..7ee63c1 --- /dev/null +++ b/29967-h/images/oorkondeh.jpg diff --git a/29967-h/images/titelpagina.gif b/29967-h/images/titelpagina.gif Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..d8c1abf --- /dev/null +++ b/29967-h/images/titelpagina.gif diff --git a/29967-h/images/titelpagina.png b/29967-h/images/titelpagina.png Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..d8c1abf --- /dev/null +++ b/29967-h/images/titelpagina.png diff --git a/29967-h/images/vierkant.gif b/29967-h/images/vierkant.gif Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..534dd9e --- /dev/null +++ b/29967-h/images/vierkant.gif diff --git a/29967-h/images/vierkant.png b/29967-h/images/vierkant.png Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..534dd9e --- /dev/null +++ b/29967-h/images/vierkant.png diff --git a/LICENSE.txt b/LICENSE.txt new file mode 100644 index 0000000..6312041 --- /dev/null +++ b/LICENSE.txt @@ -0,0 +1,11 @@ +This eBook, including all associated images, markup, improvements, +metadata, and any other content or labor, has been confirmed to be +in the PUBLIC DOMAIN IN THE UNITED STATES. + +Procedures for determining public domain status are described in +the "Copyright How-To" at https://www.gutenberg.org. + +No investigation has been made concerning possible copyrights in +jurisdictions other than the United States. Anyone seeking to utilize +this eBook outside of the United States should confirm copyright +status under the laws that apply to them. diff --git a/README.md b/README.md new file mode 100644 index 0000000..9258d0d --- /dev/null +++ b/README.md @@ -0,0 +1,2 @@ +Project Gutenberg (https://www.gutenberg.org) public repository for +eBook #29967 (https://www.gutenberg.org/ebooks/29967) diff --git a/old/2009-09-12-29967-8.txt b/old/2009-09-12-29967-8.txt new file mode 100644 index 0000000..d563f81 --- /dev/null +++ b/old/2009-09-12-29967-8.txt @@ -0,0 +1,6310 @@ +The Project Gutenberg EBook of Het Haarlemmer-Meer-Boek, by +J. Asz. Leeghwater and W. J. C. van Hasselt + +This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with +almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or +re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included +with this eBook or online at www.gutenberg.org + + +Title: Het Haarlemmer-Meer-Boek + +Author: J. Asz. Leeghwater + W. J. C. van Hasselt + +Release Date: September 12, 2009 [EBook #29967] + +Language: Dutch + +Character set encoding: ISO-8859-1 + +*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK HET HAARLEMMER-MEER-BOEK *** + + + + +Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed +Proofreading Team at http://www.pgdp.net (This book was +produced from scanned images of public domain material +from the Google Print project.) + + + + + + + + + HET + HAARLEMMER-MEER-BOEK + + VAN + J. Asz. Leeghwater. + + Dertiende Druk. + + MET AANTEEKENINGEN + VAN + EN VOORAFGEGAAN DOOR + EENIGE LEVENSBIJZONDERHEDEN VAN DEN SCHRIJVER + EN + EEN HISTORISCH OVERZIGT + DER PLANNEN TOT EN DER WERKEN OVER + HET DROOGMAKEN VAN HET HAARLEMMER-MEER, + DOOR + + Mr. W. J. C. van Hasselt, + + LID VAN DE REGTBANK VAN EERSTEN AANLEG TE AMSTERDAM EN VAN DE + MAATSCHAPPIJ DER NEDERLANDSCHE LETTERKUNDE TE LEIDEN. + + Met Portret, Kaarten, Fac-Simile, enz. + + + + TE AMSTERDAM, BIJ + G. J. A. BEIJERINCK. + 1838. + + + + + + + + GEDRUKT BIJ C. A. SPIN. + + + + + + + + J. A. LEEGHWATER + EN + HET HAARLEMMER-MEER. + + + + + + + + + OP HET UITMALEN VAN 'T HAERLEMMERMEIR. + + AEN DEN LEEUW VAN HOLLANT. + + + + Uitheemsche vyanden te zitten in de veeren, + Te slingeren den staert groothartigh over zee; + Is ydel, als uw long, geslagen aen het teeren, + Inwendigh vast vergaet; en gy, van hartewee, + Zoo deerlijk zucht, en kucht, en loost, by heele brokken, + Het rottende ingewant te keel uit in de golf. + Wat baet het met uw' klaen al 't oost en west te plokken, + Naerdien u bijt in 't hart dees wreede Waterwolf, + Belust om over u eerlang te triomfeeren? + o Lantleeuw, waek eens op, en wek met eenen schreeu + Al 't Veen, de Kennemaer, en Rynlands oude Heeren, + Met d'Aemsterlanders op, tot noothulp van hun' Leeuw, + Men sluite met een' dijk dees pest, die u komt plagen. + De Wintvorst vliegh' er met zyn molewieken toe. + De snelle Wintvorst weet den Waterwolf te jagen + In zee, van waar hy u quam knabblen, nimmer moê. + De Veenboer zit en wenscht dees waterjaght te spoeien, + En 't Veenwijf roept: hy ruimt, de Lantleeuw weit op 't ruim + En zuight zyn long gezont aen d'uiers van de koeien. + Zoo wint de Lantleeuw lant: zoo puurt hy gout uit schuim. + + + Vondel. + + + + + + + + +De aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal voorgestelde wet, +ter uitgifte van losrenten op een gedeelte der schuld, ten laste +der overzeesche bezittingen, tot het doen van voorschotten voor +openbare werken, is in de zitting dier Kamer van den 2den April +j.l. afgestemd en met haar alzoo ook het, bij die wet voorgedragen, +plan tot droogmaking van het Haarlemmer Meer. Van de vijftien Leden, +die over die wet het woord hebben gevoerd, is er echter niet één +geweest, die zich tegen die droogmaking heeft verklaard, ja de meeste +hunner hebben het verwezenlijken van dit zoo lang reeds beraamde +plan wenschelijk genoemd, en alleen één der sprekers heeft bezwaren +tegen hetzelve in het midden gebragt, welke meer uit bijzondere +plaatselijke belangen, dan uit de zaak zelve hunnen oorsprong namen, +zoodat men gerust mag vaststellen, dat, indien de droogmaking van +het Haarlemmer Meer bij eene afzonderlijke wet ware voorgesteld, die +wet door de Tweede Kamer zoude aangenomen zijn geworden, en dat zij +alleen, zoo als een geacht Lid der Kamer zeide, »om den vorm en om de +daarbij voorgestelde wijze van voorziening in de benoodigde gelden," +niet om de daarbij voorgestelde zaken, is afgestemd geworden. + +Wij vleijen ons alzoo, dat nog eenmaal, en, zoo wij hopen, binnen +kort, het zoo vaak beraamde plan tot droogmaking van het Haarlemmer +Meer zal verwezenlijkt worden; want wie, die, in den aanvang van het +vorige jaar, den toestand des lands rondom Amsterdam met aandacht +heeft gadegeslagen; die het water van het Meer over de landen in +den Binnenpolder tusschen Sloten en Sloterdijk, ja over den weg +zelven tusschen Haarlem en Amsterdam, heeft zien stroomen; die den +zwakken staat der dijken en middelen kent, welke dat water moeten +keeren, waarvan sommige niet veel meer dan enkele Zomer-kaden zijn, +wier onderhoud voor de eigenaren der naburige landen drukkender en +bezwaarlijker is, dan zij dragen kunnen, vreest niet met Leeghwater, +en met nog meer grond dan hij, dat het kind al geboren is, die het +zal beleven, dat het Meer voor de poort van Amsterdam zal komen? ja +vreest niet, dat hij zelf dit weldra zal ondervinden? en zegt niet +met den dichter [1]? + + + Wilt, eer uw ijver deez' landouwen + Met ijzren gordel prijken doet, + ô! Wilt de jammerplaag beschouwen, + Die kank'rend in heur binnenst wroet. + Of, moet ik ze u nog kennen leeren?-- + Ziet, hoe de inééngevloeide meiren, + Door zwakke dammen niet te keeren, + Het land, dat land van melk en room, + Waar eens het vette rundvee loeide, + Waar Slotens vruchtbre moeshof groeide, + Herschiepen in een' waterstroom! + + Wat zal voor de opgeperste vloeden, + Daar zelfs geen dijk hunn' voortgang stuit. + Het zinkend Aemstelland behoeden? + Verzwelgend breiden zij zich uit. + + De teugellooze golven zwellen, + Gevoed uit 's afgronds diepe wellen: + Ras laat zich 't oogenblik voorspellen, + Wanneer zij haar verbolgen nat + In 's Aemstels bedding overgieten, + Met vaart en Slochter samenvlieten, + En stroomen binnen d'Aemstelstad. + + +Er zijn, wij weten het, die ons zullen toevoegen: reeds meer dan twee +eeuwen is dit schrikbeeld opgehangen, en nóg heeft het Meer Amsterdam +niet bereikt! Maar moet het dan eerst zóó ver komen? moet de water-wolf +dan nog eerst meer lands hebben ingezwolgen, vóór men tot het besluit +kome, om hem den muil te breidelen? Dat hij jaarlijks aan de randen +knabbelt, en jaarlijks meer en meer inzwelgt; dat het jaarlijks +schatten kost, om hem zijnen roof te betwisten, is overbekend [2]. + +In de XVIde eeuw was het Haarlemmer Meer nog slechts een plas van 3040 +morgen, en afgescheiden van het Leidsche-, het Spiering- en het oude +Meer, uit welke het sedert is zamengesteld. Al deze Meren besloegen +in den jare 1531, volgens de kaart door den Landmeter van Rhijnland, +Melchior Bolstra, opgemaakt, te zamen 6585 morgen. Weldra werden deze +Meren door de kracht hunner wateren veréénigd; zij bedekten in 1591 +reeds 12375, in 1647, 17082, en in 1687, 18100 morgen. Toen voormelde +Bolstra in de jaren 1739 en 1740, op hoog bevel, de vier Meren mat, +vond hij, dat 19,500 morgen lands door die wateren waren bedekt, +en bij de opmeting in 1808, door den Heer A. Blanken Jsz., is het +vereenigd Meer, thans bekend onder den naam van Haarlemmer Meer, met +het Kager Meer bevonden eene oppervlakte van 20872 morgen te beslaan, +zonder daarbij te rekenen het Lutke Meer, dat 323 morgen groot is +[3]. Een aanwas alzoo van bijna 15000 morgen op 6000, gedurende den +tijd van drie eeuwen. + +Daarenboven zijn van het Haarlemmer Meer, aan den zuid-oostkant, +verscheidene zeer wijde uitgeveende plassen slechts door smalle +strooken lands afgescheiden, zoodat, indien men er deze bijvoegt, +de uitgestrektheid waters op 30000 morgen kan geschat worden, en +gewoonlijk geschat wordt. + +Het door ons hierbij gevoegde kaartje toont den toestand van het +Haarlemmer Meer, zoo als het in 1531 was, en duidt tevens aan, hoe het +Meer van tijd tot tijd is vergroot en toegenomen: de buitenste streep +wijst de grootheid aan van dezen plas in den jare 1808. Al het land, +hetwelk tusschen die streep en die, welke met 1531 gemerkt is, ligt, +of liever, lag, is gedurende die drie eeuwen door het water verzwolgen. + +Het is nog geen 250 jaren geleden, dat Zwanenburg (halfweg Haarlem +en Amsterdam) meer dan 700 Rhijnlandsche roeden van het toenmalig +Spiering-Meer, thans geheel met het Haarlemmer veréénigd, verwijderd +was, en nu ligt Zwanenburg aan het Meer en wordt door zijne wateren +bespat. Het is naauwelijks 200 jaren geleden, dat de dorpen Nieuwkerk +en Rijk, welig bewoond, hunne torens in het omliggend land omhoog +staken. Nieuwkerk en Rijk, toen meer dan drie honderd roeden van het +Meer verwijderd, zijn verdwenen, en hunne kerken en torens in hetzelve, +even als vroeger het dorp Vijfhuizen, bedolven, en de namen Nieuwkerk, +Rijk en Vijfhuizen zijn van de kaart des Lands en uit de geheugenis +der menschen weggevaagd. + +Maar het Meer is nog zeven honderd roeden van Amsterdam verwijderd! wij +zeiden het zoo even, zeven honderd roeden was in 1591 Zwanenburg van +het Meer gelegen, en geen vijftig jaren daarna klotsten zijne golven +tegen Zwanenburg aan; zij zullen welligt weldra tegen en in Amsterdam +klotsen. De inwoners dier stad zullen ter eeniger tijd, (misschien is +die tijd niet verre verwijderd,) bij hun ontwaken vreemd ophooren, +dat het Meer over den Amsteldijk en bij de Beerenbijt stroomt. Dan +vergoeden Rhijnland en Leiden aan het Rijk de verliezen van Amstelland +en Amsterdam, Maar kunnen Rhijnland en Leiden ook niet eenmaal eene +prooi van dit vernielend gedrogt worden? + +Meermalen heeft men dan ook, uit besef der onberekenbare gevolgen, +die dat ontzettend water voor Holland zou kunnen hebben, en bij het +denkbeeld, hoe vele morgen goeden, bruikbaren gronds door de golven +bedekt zijn, het plan beraamd om het Meer te bedijken, en, even als +zulks zoo vele andere meren zijn gedaan, droog te malen. Niet slechts +geldelijk belang, maar ook het afweren van een te vreezen onheil, was +het doel dier ontwerpen. Nu eens werd zoodanig een plan door bijzondere +personen, dan weder, gelijk bij voorbeeld in 1742 [4] en 1808, op +openbaar gezag beraamd. Maar die plannen bleven alle zonder gevolg. In +het begin van 1819 leverden de Heeren F. G. Baron van Lijnden van +Hemmen, W. F. Baron Roëll en O. Repelaer van Driel, de beide laatste +door den eersten hiertoe opgewekt, aan Z. M. een verzoekschrift in, +ten einde octrooi te erlangen, om, volgens een nader over te geven +plan, het Haarlemmer Meer te doen droogmaken en verlof te bekomen, +om deze onderneming bij wijze van associatie ten uitvoer te brengen, +als eene private en particuliere zaak, zonder dat het Gouvernement +met subsidiën, voorschotten of garantie zou worden bezwaard. + +Z. M. gaf aan de verzoekers verlof, om een plan van droogmaking +te beramen, met last, om dienaangaande de belangen der Hoog +Heemraadschappen van Rhijnland en Amstelland in acht te nemen, en +gaf hun vrijheid, om, nadat het plan door Hoogstdenzelven zou zijn +goedgekeurd, hunne landgenooten tot medewerking en deelneming in dit +ontwerp te mogen uitnoodigen [5]. + +Dit plan van de Heeren van Lynden, Roëll en Repelaer kwam echter nimmer +in werking, en de zaak bleef wederom slepende, tot dat de stormen +van December 1836 en de niet te ontveinzen voor Amsterdam hoogst +bedenkelijke toestand van het Meer in Jan. 1837, het Gouvernement +ernstig bedacht maakten, om dien inlandschen vijand, tegen wien men +reeds eeuwen lang eenen kostbaren oorlog, en steeds met een ongelukkig +gevolg, voert, met kracht ten onder te brengen en zoo mogelijk ten +onder te houden. De voordragt hiertoe is thans verworpen en de zaak +zal wederom slepende blijven, tenzij het Gouvernement, bij eene +afzonderlijke wet, haar op nieuw aan de Staten-Generaal voordrage, +of wel, hetgeen welligt wenschelijker ware, bijzondere personen op +nieuw zich vereenigen, om, onder goedkeuring van het Gouvernement, +dit grootsch ontwerp ten uitvoer te brengen. Indien men bedenkt, +welke schatten de Heemraadschappen en de Ingelanden der polders, die +door het Meer bespoeld worden, jaarlijks moeten betalen, om dat water +in bedwang te houden, dan verwondert men zich, dat niet reeds lang +de eigenaren dier landen de handen in één hebben geslagen, om dien +gemeenschappelijken vijand te beteugelen. Hoe zouden hunne eigendommen +in waarde stijgen, indien zij van de jaarlijksche omslagen, die zij +thans tot het bedwingen van het Meer, dat met toom en breidel spot, +opbrengen, bevrijd waren! Men berekent de tegenwoordige jaarlijksche +kosten, tot onderhoud der Meerwerken, voor Rhijnland alléén, op meer +dan f 30,000. En vraag het den Ingelanden van den Binnen-Polder, +tusschen Sloten en Sloterdijk eens, wat het hun kost, om hunne +landen, en om Amsterdam tegen het Meer te beveiligen! vraag hun +eens, wat het jaar 1837 hun gekost heeft, en gij zult verbaasd +staan. Voor de Ingelanden der rondom het Meer liggende Polders zou +dus het droogmaken van dien plas mede hoogst gewigtig zijn. Bijzondere +belangen kunnen hiertegen in geene aanmerking komen, evenmin of deze +of gene stad, dit of dat collegie, deze of gene persoon voordeelen +uit het aanwezen van het Meer trekt. Bijzondere belangen moeten voor +het algemeen belang zwijgen, en de wet van onteigening, met hare niet +ongunstige schadeloosstelling, is daar en kan ook hier van toepassing +zijn. Het grootste bezwaar is, naar mijn inzien, de vrees, dat bij +sterke opzetting van water Rhijnland geene voldoende uitwatering zou +hebben. Maar zoo dat bezwaar, waarover ik niet kan noch mag oordeelen, +gegrond mogt zijn, dan vraag ik, of in den tegenwoordigen staat +der wetenschappen, en bij het veelvuldig en krachtig gebruik der +stoomwerktuigen, niet een middel is uit te denken, om Rhijnland in +dat geval van het overtollig water te ontheffen? Dit is zeker, dat, +indien het Meer blijft, zoo als het is, Amstelland vroeg of laat de +prooi zijner golven moet worden. + +Maar de meeste schrijvers, die over het droog maken van het Haarlemmer +Meer geschreven hebben, zijn van meening, dat het opgegeven bezwaar +voor Rhijnland niet bestaat; immers zoo geducht niet is, als men het +wel wil voorstellen, en dat het ligtelijk zou zijn af te wenden. + +Onder de schrijvers, die over het nut, de noodzakelijkheid en de +mogelijkheid der bedijking en droogmaking van het Haarlemmer Meer +schreven, behoort in de eerste plaats Jan Adriaansz. Leeghwater, die, +vóór nu bijna twee eeuwen, in zijn beroemd Haarlemmer-Meer-Boek, +een volledig en, voor zoo ver bekend is, het eerste plan tot dit +onderwerp uitgaf. + +Deze Jan Adriaansz. Leeghwater werd, in den jare 1575, in het dorp +de Rijp geboren [6]. Zijn vader Adriaan Symonsz. was aldaar timmerman +en had in 1594 het opzigt over het leggen van de eerste houten sluis +in de Rijp [7], en zijn grootvader, Symon Ruts, was aldaar brouwer, +en had tot vrouw Griet Maartensz., mede van de Rijp, die in den jare +1604, in den ouderdom van 90 jaren, stierf [8]. + +Waarschijnlijk, ja bijna zeker is het, dat zijne voorouders den +naam van Leeghwater niet voerden, maar naar het gebruik dier dagen, +dat nog lang ten platten lande, vooral in Noord-Holland, het langst +echter in Vriesland, heeft aangehouden, alleen den naam hunner vaders +bij den hunnen voegden, en alzoo slechts Adriaan Symonsz., Symon +Rutsz. enz. genoemd werden. Zoo ook komt Leeghwater in een octrooi van +den jare 1605, waarvan wij nader zullen gewagen, alleen onder den naam +van Jan Adriaansz. voor. Eerst in later tijd, en in meer gevorderden +ouderdom, schijnt hij den naam van Leeghwater te hebben aangenomen, +waarschijnlijk door dezen of genen hem toegevoegd, om de veelvuldige +wateren, die hij in Noord-Holland en elders had helpen leêgen [9]. + +Zijne moeders-moeder was Pietje Pieters Schoute, en eene dochter der +zuster van eenen Abt van het klooster van Egmond [10]. + +Hij zelf schijnt eene vrouw uit de Schermer te hebben gehad; want in de +kleine kronijk zegt hij (bl. 11, No. 11): "De huisluiden van Schermer +waren in mijne jonkheit, toen ik aldaar eerst getrouwd was, wat ruw van +manieren en zeden; daar waren weinig huizen, die schoorsteenen hadden." + +Van zijne eerste jeugd en van zijne opvoeding is ons weinig of niets +bekend; hij noemt zich op de titels der door hem uitgegeven werken: +Molenmaker en Ingenieur van de Rijp; doch hij bezat in zeer vele +vakken eene groote ervarenheid, en men zou hem een' duizend-kunstenaar +kunnen noemen. + +Hij verhaalt in zijne kleine kronijk [11], dat het hem heugde, dat +er in Holland niet één achtkante oliemolen met stampers bestond, en +dat hij voor eigen gebruik den eersten zoodanigen molen tegen Rijp en +Graft getimmerd en gemaakt heeft; dat die molen, toen hij dit schreef, +bijna 45 jaren gebruikt en nog gangbaar was.--Hij schijnt dus ook +olieslager te zijn geweest. + +Toen in het jaar 1630 het raadhuis in de Rijp zou worden gebouwd, +vervaardigde hij het bestek en de daartoe behoorende teekeningen, +waarna het werd afgewerkt [12]. + +Doch als Molenmaker muntte hij voornamelijk uit, en zijne bekwaamheid +in het vervaardigen en stellen van Molens werd niet slechts binnen +'s Lands, maar ook daar buiten beroemd. Van hoeveel belang die +bekwaamheid is, weten zij, die zich met het droogmaken van plassen of +polders immer hebben moeten onledig houden. Maar die bekwaamheid kwam +vooral in den tijd, waarin Leeghwater leefde, te stade. In de XVIe +en in het begin der XVIIe eeuw was Holland bijna meer dan de helft +water. De kaart van J. J. Beeldsnijder, gedrukt in 1575, kan er u +van overtuigen. Reeds in de laatste helft der eerstgenoemde eeuw, +werden eenige dier plassen drooggemaakt; men begon in 1553 met de +Zijp; maar in het begin der XVIIe eeuw, toen het land, van vreemd, +uitheemsch gezag ontslagen, eenigzins tot rust begon te komen, was +men er ernstig op bedacht, om die binnenlandsche wateren uit te malen +en in bruikbaar land te herschapen. Droogmaking op droogmaking volgde +elkander op. Bij de meeste dier ondernemingen was Leeghwater door raad +of daad behulpzaam; vooral was hij werkzaam bij het bedijken van de nu +bloeijende Beemster, waarbij hij was aangesteld, om, zoo als hij zegt: +»waer te nemen het fabrijken en stellen van de watermolens." Het is +bekend, dat dit Meer, met welks bedijking men in 1608 een' aanvang +nam, (niettegenstaande het eens doorbrak) in 1612 geheel droog was +gemaakt. Ook bij het droogmaken van de Purmer, de Wormer, de Bijlmer, +de Waard, de Schermer en van meer andere meren, moerassen en polders +was hij werkzaam [13], en zijn genie wist vaak de hinderpalen te +overkomen, welke zich van tijd tot tijd opdeden. De roem zijner +bekwaamheid in het leêgmalen van plassen was zóó groot, dat hij door +den Stadhouder Frederik Hendrik, in den jare 1629, in het leger vóór +'s Hertogenbosch werd ontboden, om, zoo als Leeghwater het uitdrukt: +»het water uit het leger te malen en de watermolens bij Engelen weder +gangbaar te maken." Hetgeen hij naar wensch volvoerde, en niet weinig +tot het bemagtigen dier belangrijke stad heeft toegebragt [14]. + +Maar ook buiten 's Lands werden zijne bekwaamheden op prijs gesteld: +in den jare 1628 werd hij naar Bourdeaux geroepen, om zijnen goeden +raad te geven tot het droogmaken van een moeras, 4500 morgen groot, +toebehoorende aan den Hertog van Epernon, en niet ver van dáár gelegen +[15]; waaraan hij naar wensch voldeed, eene kaart van dat Moeras +vervaardigde en dezelve aan den Hertog, die toen met het leger van den +Koning van Frankrijk vóór Rochelle lag, overhandigde [16]. Twee jaren +hierna ontbood men hem naar Metz, om raad te geven tot het droogmaken +van een aldaar gelegen moeras [17]. Ook in het gebied van den Hertog +van Holstein, in Emderland, in Friesland en elders werd hij geroepen, +om behulpzaam te zijn in het droogmaken van moerassen en meren, om, +zoo als hij zegt, »te ordineren dijken, dammen, sluizen, kaaijen, +heulen, molens, molen-togten, kolken, wateringen, enz." + +Maar zijne bekwaamheden en werkzaamheden bepaalden zich niet tot +het hierboven opgenoemde: wij zeiden reeds boven, dat hij in zeer +vele vakken van wetenschap eene groote ervarenheid bezat. Hoor wat +hij er zelf van zegt:--»Ik heb (dus schrijft hij in zijn kleine +Cronijkje No. 49) in mijnen tijd gemaakt verscheidene soorten van +molens, ook huizen en sluizen en verscheidene notabele stukken van +kassen en schrijnwerken, alsmede vele uurwerken in dorpen en steden, +ook mede twee groote notabele speelwerken te Amsterdam, staande op +den Wester- en Zuiderkerks-toren. Ik heb ook mede gemetseld aan het +nieuwe stadhuis te Amsterdam, en mede aan den toren van de Nieuwe Kerk, +alsmede aan de brug bij Jan-Roodepoorts-toren. Behalve dien heb ik nog +verscheidene notabele handwerken gedaan in hout en steen, in koper, +in ivoor en metaal, hetwelk te lang zou wezen om alles te verhalen." + + + »Ook somtijds met de pen te speelen, + Te teekenen kerken en kasteelen, + Daar bij te schrijven grof en fijn, + Dat kan (God-lof!) nog heel wel zijn." + + +Dit schreef hij toen hij 74 jaren oud was. Dat hij elf jaren vroeger +nog heel wel met de pen kon omgaan, blijkt uit onderstaand fac simile +van eene door hem in den jare 1638 vervaardigde teekening. + + + Een Can die veel te-water gaet. + Int eijnd noch wel aen stucken slaet. + + 1638 JALW + + +Maar Leeghwater verstond daarenboven eene kunst, die sedert geheel +schijnt verloren te zijn geraakt, de kunst namelijk van onder water +te duiken, aldaar eenen geruimen tijd te vertoeven en verschillende +verrigtingen ten uitvoer te brengen [18]. + +Hij gaf met Pieter Pietersz. [19] van deze bekwaamheid in den +jare 1605, in de nabijheid van 's Gravenhage, eene proeve in +tegenwoordigheid van Prins Maurits, diens broeders Frederik Hendrik, +van de Graven Willem en Ernst van Nassau, van vele Edelen en andere +personen. Welke proefneming hij in het volgende jaar buiten Amsterdam +herhaalde, in tegenwoordigheid van vele menschen. Hij bleef alstoen +drie kwartiers onder water, waar hij at, de schalmei bespeelde, +ja zelfs op een papier schreef en andere verrigtingen ten uitvoer +bragt, zoo als zulks door hem, op eene hoogst eenvoudige wijze, met +vermelding van vele kleine omstandigheden, in zijn kleine Kronijk +aldus is te boek gesteld [20]: + + + + »Van het onder-water gaan, geschiet in den Hage + in bijwezen van Prins Mauritius en andere + groote Heeren, een konst nooit te voren + gehoort of gezien. + +»1. In 't jaar 1605, in 't laatste van April, zoo is daar een +Wijnkooper tot Alkmaar geweest, genaamt Dirk Thomasz., die met den +Prince Mauritius zeer familiaar was, en verscheiden redenen met den +Prince hadde, waarvan hij mede verhaalde, dat in Noort-Hollant in de +Rijp twee of drie jongelingen waren, die onder het water konden gaan, +waarvan den Prince zeer begeerig was om 't zelve te zien; waarop +den Wijnkooper tot antwoord gaf: »Ik zal de luiden verschrijven, +dat zij bij zijne Vorstelijke Genade in den Hage zullen komen." + +»2. Ende alzoo door het schrijven zijn wij na den Hage gereist, en +zijn aldaar bij den Prince gekomen, die ons zeer vriendelyk groette +ende ons vraagde, of wij de luiden waren, die onder 't water konden +gaan? waarop wij antwoordden: Ja mijn Genadigen Heer; waarop de +Prince wederom zeide: Hoe zoude men dat konnen weten, of men zoude +dat moeten zien? waarop wij wederom antwoordden en zeiden: Zo het +mijn Heer morgen belieft te zien, wij willen 't alhier morgen in den +Vijver wel doen; waarop de Prince wederom zeide: dat hij dat in den +Vijver niet en begeerde; daar zouden wel duizent menschen bij komen; +dat en zoude niet dienen. + +»3. Doen heeft de Prince een Valkenier bij hem ontboden, genaamt +Henderik Evertsz., die met ons zoude gaan buiten den Hage, om een +water te zoeken, daar 't bequaam was om de konst te doen, 't welke +wij alzo gedaan hadden, welke water is een weinig buiten den Hage +aan de slinkerhand, in een Molentocht, als men naar Delft vaart. + +»4. Den eersten dach doen wast een storm ende heel kout weder, zo dat +wij den Prince doen niet en spraken, maar den tweeden dach daaraan +heeft den Prince ons een zeker uure gestelt, als den maaltijt gedaan +was na den middag, dat wij dan op de plaatze gereet zouden staan, +waarbij dat de Prince ook tegen ons zeide: Mannen, ik heb gisteren +wel om u gedocht, ik en zoude niet gaarne hebben, dat gij een ziekte +zoude halen om mijnent wille. + +»5. Alzo den tijt bestemt was, zoo zijn wij op de plaatze gegaan, +ende gereetgestaan; doen is den Prince Mauritius, met zijn broeder +Prins Henderik, met Graaf Willem van Vrieslant, met Graaf Ernst, +ende meer andere groote Heeren en Edelluiden met de koetzen bij +ons gekomen, ende daar alzo gelijk bij ons staande, doen zeide den +Prince Mauritius: Mannen, ik ben nu gereet om te zien; waarop ik Jan +Adriaansz. Leeghwater met een goede couragie in 't water gesprongen +ben, en zeide: Adieu, mijn vroome Heeren; ende ik was daar zo lange +onder het water, dat den Prince Mauritius met d'andere Heeren wel +vernoegt waren, en doen ik weder boven 't water quam, doen vraagde +mij den Prince Mauritius: Wat was dat geluit dat ik hoorde? waarop ik +zeide: Ik heb luide geroepen; heeft mijn Heer dat ook verstaan? waarop +de Prince zeide: Ik meende, dat het het brullen van een koe was. + +»6. Daarna is Pieter Pietersz., een van onze medemakkers, in 't water +gesprongen een stuks weegs verscheiden, dewelke alzo lang onder het +water was als ik, waarover Pieter Pietersz. met zijne vingeren een +weinig boven 't water speelde; doen zeide Graaf Willem van Vrieslant: +Den kerel werd verzoepen; hij en kan hem nigt langer holden. + +»7. Ende alzo Pieter Pietersz. mede op 't land komende, wij beide nog +fris ende wel waren, zoo heeft den Prince Mauritius tegen ons gezeit: +Mannen, ik zie dat de konste goet is; gaat niet uit den Hage aleer ik +u gesprooken heb, en gaat in een goede herberge en maakt goede cier, +hetwelke wij alzo gedaan hebben, ende daarna zijn wij weder bij den +Prince gekomen op het Hof, daar hij ons een vereeringe gegeven heeft, +ende ook mede Octroy van onze konste, hetwelke ik nog tot dezen dag +bewaart heb." + + +»De tweede onderwaterduiking, geschiet tot Amsterdam. + +»1. In 't jaar 1606, op Amsterdamsche kermis, zo is daar een +koopman van de Rijp geweest, geheeten Meinert Cornelisz. Salm, +die tot Amsterdam zeer wel bekent was, die van de konste van onder +water te gaan tegen zommige bekende Borgers van Amsterdam gezeit +hadde, dat de konste op de Wetering, buiten de Heilige Wegs-Poort, +aan de slinkerhant, gedaan zoude werden in prezentie van 10 of 12 +perzonen, aldaar mede prezent was Meinert Salm van de Rijp, Albert +Verspek van Antwerpen, Dirk van Os van Amsterdam met zijn Soon, +die nu Dijk-Graaf van de Beemster is, Frederik Jansz. met zijn Soon, +Jacob Frederiksz. van Amsterdam, beide Olijslagers, Jacob Wrogt van +Amsterdam, met Jan Louwen van de Rijp met zijn Huisvrouw, ende meer +andere goede bekenden. + +»2. Ende alzo dit geschiedde nabij de stad Amsterdam, zo is aldaar een +grooten toeloop van volk gekomen ende vergadert van verscheiden steden, +dorpen en plaatzen, so dat daar wel zeven of agt hondert menschen bij +malkander waren, of meer: zo was daar een onder allen, die het niet +geloofde, en zeide: Het zal wezen gelijk die man die vliegen zoude; +wie is malder, de man die vliegen zal, of die gene die het zien +zullen? waarop ik Jan Adriaansz. wederom zeide: Ik zal het volk niet +bedriegen; ik zal 't voor haar oogen doen, dat zij dat zien zullen. + +»3. Zo is 't dat ik een linnen kleed bij mij genomen hadde, hetwelke +ik aandede, waarvan ik de zakken uittrok, en dede daar tien of twaalf +peeren in, dat zij het voor hare oogen zagen, ende ik zeide tegen +het volk: Deze peeren zal ik half op-eeten, opdat gij luiden niet en +zegt dat ik de peeren in den grond gesteken heb. Ook hadde ik mede +een schalmey bij mij, daar ik wel op konde speelen, dien ik mede bij +mij in mijn zak dede, en zeide: Daar zal ik verscheiden voizen en +Psalmen op speelen, dat gij dat boven water, op het land hooren ende +verstaan zult; waarbij Pieter Pietersz. op het land bij het volk bleef; +om het volk reden te geven en te onderregten. + +»4. Onder allen was daar mede een Makelaar onder het volk, geheeten +Lems, die hadde een schoon blad pampier bij hem, daar schreef hij zijn +naam op, hetwelke hij mij gaf, waarop ik tegen hem zeide: Ik zal daar +onder water op den grond op dat pampier met pen ende inkt schrijven, +dat gij dat boven water op het land zult konnen lezen. + +»5. Ende doen ik gereed was, ende wel wakker konde zwemmen, ende ook +mede een jongman was, zoo gaf mij den Almogenden God de vrijmoedigheit, +dat ik met een goede couragie in 't water sprong, mijn aangezigt na het +volk toewendde, ende zeide: Adieu, gij vroome Borgers van Amsterdam, +dat is u ter eeren, daar ga ik onder. + +6. Zo is dat alzo geschied, dat ik de peeren onder water half +op-gegeten heb, en vertoonde de peeren onder het volk, doen ik op +het land quam; ende op hetzelve pampier schreef ik mede zo veel: +dit heb ik voor Amsterdam in de Wetering ende onder water geschreven; +ende op de schalmey speelde ik mede onder water op den grond, dat het +volk, die op het land stonden, boven water gemakkelijk hooren ende +verstaan konden; onder allen speelde ik mede den 23 Psalm: Mijn God +voet mij als mijn Herder geprezen, dat die luiden, die op de kant van +de sloot stonden, zeiden: Hoort eens mannen, dat speelt hij nu! Alzo +had ik mijn plaizier ende recreatie onder 't water op den grond. + +»7. Ende doen ik dogte dat ik aldaar lang genoeg geweest was, dat +het volk wel vernoegt zoude wezen, zo ben ik met een goede couragie +weder opgekomen, mijn aangezigt na het volk, en doen ik nog in 't +water was, zo heb ik tegen het volk met een luide stemme geroepen: +Wat dunken de luiden van de konst? waarop het volk antwoordde en zeide: +De konst is goet. + +»8. Ende doen ik weder op het land quam, doen vertoonde ik mijn +geschrift, het pampier nog droog wezende, hetwelke veel luiden gezien +en gelezen hebben, ende daarover zeer verwondert waren: ende den +Makelaar Lems weder behandigt hebbende, die het nog zommige jaren +daar naar bewaarde; ende als ik nog onder water was, zo was alreeds +de tijdinge al in de stad, die man is al verdronken, hij en komt zijn +leven niet weder: en doen ik weder op het land quam, zo hadde Frederik +Jacobsz., Olijslager van Amsterdam, een nagt-glas bij hem genomen, en +zeide tegens mij: Jan Adriaansz., weet gij wel hoe lange dat gij onder +water geweest hebt?--Neen ik, Frederik Jacobsz., zeide ik. Doen zei +hij weder tot mij: Dat glas is eens uit-geloopen ende eens half uit, +dat is drie quartier van een uur. Doen waren daar verscheiden luiden, +die tegen malkanderen zeiden: Hebt gij wel gezien wat dat hij gedaan, +hadde doen hij in 't water ging? hij hadde hem met olij bestreken; +ende d'andere zeide: hij hadde een root lapken in zijn mond genomen; in +zomma, elk een zeide het zijne. Ik hadde gedaan gelijk de Comedianten +doen, ik speelde het spel te regt, zonder iets te haperen ofte te +manqueren; die het spel niet en kan, die en speel het niet. Ende +als het werk gedaan was, zo waren daar veel liefhebbers, die haar +milde hand toonden: ende onder allen was daar een man uit Zeeland, +die zeide; omdat de konste zoo fraay is, zoo schenke ik u daartoe +nog een Zeeusche Daalder. + +»9. Daarna heb ik mijne kleederen weder aangetrokken, ende ben weder +na de stad gegaan, aldaar ik een groot getal van volk bij mij hadde, +die zeer begeerig waren om de man te zien, waarvan nu nog verscheiden +luiden in de stad van Amsterdam zijn, die het gezien hebben ende +daarvan konnen getuigen. + +»10. Nu voort wat de konste belangt, men vint in 't Boek Jobs +geschreven in het 28 cappittel in het 12 vers: Men keert den stroom +des waters, ende brengt dat daar verborgen in is aan 't licht. So +dat ik niet en weet eenige konsten te bedenken, die zo bequaam ende +zo goet zijn om verborgen schatten van den grond te halen; men kan +aldaar onder water een wijl tijds leven, ende zijne handen en voeten +wel gebruiken, hetzij dat het een vadem diep is, ofte meer: al waar +'t agt of tien vadem diep, de konst is even goet." + + +Indien dit verhaal alleen in de Kronijk van Leeghwater werd gevonden, +zou men genegen zijn, de waarheid van hetzelve in twijfel te trekken; +maar nog op den huidigen dag wordt het oorspronkelijk Octrooi, door +de Staten-Generaal aan Leeghwater en twee andere daarbij vermelde +personen, wegens die kunst, den 5den Mei 1605, en dus kort nadat zij +in 's Hage proeven van hunne bekwaamheid gegeven hadden, verleend, +en waarvan Leeghwater (hierboven bl. 19) gewag maakt, nog bij de +nazaten van Leeghwater bewaard, en ik ben het aan de vriendelijke +tusschenkomst van den Wel-Eerwaarden Zeer Geleerden Heer J. van +Gilse verschuldigd, dat ik in staat ben gesteld, een fac-simile van +hetzelve hier bij te voegen. Dit Octrooi werd reeds door wijlen den +Heer J. Meerman in den jare 1807, in den Konst- en Letterbode [21], +aan het licht gebragt. Het oorspronkelijke is op parkement of francyn +geschreven en van den volgenden inhoud: + + +»Die Staten Generael der Vereenichde Nederlanden, Allen den ghenen die +desen jegenwoordige sullen sien ofte hooren lesen. saluyt.--Doen te +weeten, dat wy ontfangen hebben de supplicatie, aen ons gepresenteert +by Pieter Pietersz., Jan Adriaensz. ende Wilhem Pieters, alle woonende +in de Rype, inhoudende hoe dat sy supplianten geinventeert ende by +Zyne Princelycke Excellentie geprobeert hebben, seker waterconste, soo +om onder twater te gaen, staen, sitten, liggen, eeten ende drincken, +lesen ende scryven, singen ende spreken, voorts om eenige bruggen ende +sluysen te repareren off te nyente [22] te doen, cabels onder schepen +die gesoncken zyn, vast te maken, om die uuyten gront te winden, item +om peerlen, ende andere costelycke goederen op ten gront te soucken, +mitsgaders om eenige missiven ofte brieven heymelyck onder twater +te dragen ende brengen, boven dien zyn Asem bequamelyck te mogen +halen, tzy oft het diep is een, twee, vyff, sess offe meer vademen, +verzoeckende ende biddende oitmoedelyck, (nademael zy beducht zyn, +dat men haerlieder inventie soude namaecken), dat Wy hen souden +willen verleenen onse openen brieven van Octroy, om de voorsz. heure +Inventie voor eenige jaren alleene in de Vereenichde Provincien +te mogen maken, met verboth van deselve na te maken, in geenerlye +wyse, int geheel ofte ten deele, by verbeurte van sulcke nagemaecte +Inventie, ende daerenboven van seekere groote Penen, by ons daertoe +te ordonneren. Waerom Soo ist, dat Wy, genegen wesende ter Bede van de +voorsz. Supplianten, deselve geoctroyeert hebben, ende octroyeren mits +desen, dat zy voor den tyt van thien jaeren naestcommende, alleene +in de Vereenichde Provincien sullen mogen maken ende gebruycken de +voorsz. Waterconste, by hen geinventeert om onder twater te gaen, +staen, sitten, liggen, eeten ende drincken, lesen ende scryven, singen +ende spreken, voorts om eenige bruggen ende sluysen te repareren +offe te nyeuwte te doen, cabels onder schepen, die gesoncken zyn, +vast te maken, om die uuyten gront te winden. Item om peerlen, ende +andere costelycke goederen opten gront te soucken, mitsgaders om eenige +missiven offe brieven, heymelyck onder twater te dragen ende brengen, +bovendien zyn Asem bequamelyck te mogen halen, tzy off diep is een, +twee, vyff, sefs offe meer vademen, verbiedende een yegelyck van wat +qualiteyt offe conditie hy zy, de voorsz. geinventeerde Waterconste +int geheel ofte ten deele in de Vereenichde Provincien natemaken, +ofte elders nagemaect inde selve te brengen, om die te gebruycken, +op te verbeurte van het nagemaecte werck, ende daerenboven van de +somme van twee hondert Guldens, tappliceren deen derddendeel daervan +tot behoeff van den Aenbrenger, een ander derddendeel tot behoeff +van den officier, die de executie doen sal, ende het resterende +derddendeel tot behoeff van de voorsz. supplianten, ende dit alles +mits dat het zy eene nieuwe Inventie, te vooren in dese Landen niet +gepractizeert, ende sonder preiuditie van alle voorgaende generale, +ende particuliere concessien. Gegeven onder onsen cachette [23], +in Sgravenhage, den vyffden Mey XVIc ende vyff." + +Ter ordonnan. van de voorn. Heeren Staten-Generaal. + +(was geteekend:) + +AERSSEN. +1605. + + + +De waarheid van het verhaal van Leeghwater is alzoo boven allen +twijfel verheven; maar zonderling is het, dat nergens elders blijkt, +dat hij, die meer dan 40 jaren na het bekomen van dit Octrooi leefde, +of zijne makkers naderhand eenig gebruik van hetzelve hebben gemaakt, +of dat bij het eindigen van dit Octrooi hunne kunst de eigendom van het +publiek zou zijn geworden, of dat zij die kunst naderhand aan anderen +zouden hebben medegedeeld. Men zou bijna moeten vermoeden, dat het +geheim met het overlijden der Geoctroijeerden is verloren gegaan. Wij +stemmen het den Heer Meerman [24] gereedelijk toe, dat men zich moet +verwonderen, in het Octrooi te hooren gewagen van eene inventie, die +men na zou kunnen maken, of elders gemaakt in het land invoeren van +een werk, dat verbeurd zou kunnen worden verklaard enz., daar men uit +het bovenvermeld verhaal van Leeghwater zou moeten opmaken, dat hij +en zijne makkers zonder eenig toestel in het water sprongen. [25] +Een mijner vrienden vermoedt, dat het toestel van Leeghwater en +zijne makkers eene duikerklok zou zijn geweest, welke zij bevorens +heimelijk ter plaatse, waar zij hunne kunst zouden vertoonen, onder +water bragten. Ik ben niet ongenegen dit zijn vermoeden te deelen, +hoezeer mij echter het heimelijk brengen van brieven naar elders, +alsdan nog niet duidelijk is. + +Hoe dit zij, uit al het hiervoren gezegde kan men opmaken, dat +Leeghwater een bekwaam waterbouwkundige was: dat hij tevens Landmeter, +Molenmaker, Metselaar, Timmerman, Schrijnwerker, Horologiemaker, +Waterduiker--ja wat niet al?--is geweest. Ik mogt hem dus met regt een' +duizend-kunstenaar noemen. + +Hij was daarenboven ervaren in de Fransche en Duitsche talen, en, +naar de veelvuldige aanhalingen te oordeelen, ook niet geheel onbekend +met de Latijnsche. + +Veelvuldige reizen zijn door hem gedaan. Behalve al de zeven toenmalige +Vereenigde Provinciën, bezocht hij Braband, Vlaanderen, Henegouwen, +Duitschland en zoo als hij het noemt, Oostland, waartoe hij Riga, +Elzeneur, Elzenberg enz. brengt. Ook reisde hij in Westphalen, +Lotharingen, Frankrijk en Engeland. Achter zijne Kleine Kronijk +vindt men een breed register van de meeste door hem, tot zijnen +vierenzeventigjarigen ouderdom, bezochte plaatsen. [26] + +Maar dit is niet alles. Wij spraken van tijd tot tijd van zijne +schriften; ook als schrijver heeft hij verdiensten. Het is waar, +zijn stijl is hoogst eenvoudig, en »zijne werken dragen de kenmerken +van geschreven te zijn door een' ongeletterd man, die door zijne +eigene verdiensten uit eenen geringen stand opgekomen was. Maar zij +getuigen," zoo als de Heer Van Lijnden te regt zegt: »niettemin van +'s mans kunde en bekwaamheid." [27] + +Drie gedrukte werkjes worden van Leeghwater vermeld, en wel: + +1º. Korte beschrijving en klein Kronykje van Haarlem; een boeksken, +waarvan mij in Boekenlijsten twee uitgaven [28] voorkwamen, doch +hetwelk ik nimmer gezien heb. + +2º. Een kleyne Cronyke en voorbereiding van de afkomst en het +vergroten van de dorpen Graft en de Rijp, en van meer verscheiden +notabele oude stukken en gebeurtenissen.--»Het is," zoo als de Heer +De Wind naar waarheid zegt, »eene Kronijk van al wat hij hoorde, +vernam en deed; alles voorgedragen in eenen eenvoudigen, maar zeer +naïven stijl, zoodat dit boekje zich met het grootste genoegen lezen +laat." Gezegde Heer De Wind heeft, in zijne Bijdrage over Leeghwater, +het een en ander uit dit werkje overgenomen. Ook van deze Kronijk +bestaan verschillende uitgaven. Wij vonden melding gemaakt van +eenen druk van den jare 1654; doch deze was waarschijnlijk niet de +eerste, omdat op den titel, even als op dien der volgende drukken, +vermeld staat: »en nu op nieuws hier by gedaen de beschrijving van den +grooten brand, voorgevallen in de Rijp, op den 6den Febr. 1654." [29] +Waarschijnlijk bestaat er eene uitgave van den jare 1649. De door mij +gebruikte is van den jare 1714 en die van den Heer De Wind van 1727 +[30]. + +Doch het vermaardste zijner werken is: + +3º. Zijn Haarlemmer-Meerboek, hetwelk een ontwerp tot bedijken en +droogmaken van het Haarlemmer-meer bevat, door hem, naar het schijnt, +aan de Staten van Holland, aan den Stadhouder Frederik Hendrik, aan +de Burgemeesteren en Raden van Amsterdam, Leiden, Haarlem en Gouda, +en aan den Dijkgraaf en de Heemraden van Rhijnland, in den jare 1641, +aangeboden. Of de eerste druk van dit werk reeds in 1641 verscheen, +is wel waarschijnlijk, doch niet zeker. Op den titel van dien eersten +druk [31] vindt men geene vermelding van het jaar der uitgave, maar op +de laatste (de 35ste) bladzijde staat onder de letters J. A. L. W. het +jaartal 1641. [32] Zeker is het, dat reeds in 1642 de derde druk het +licht zag, [33] en de Heer Van Lijnden spreekt (bl. 42) van eenen +vierden, die in 1643 uitkwam. [34] + +De Heer Mr. J. T. Bodel Nyenhuis noemt in de 3de lijst zijner opgave +van beschrijvingen der Gewesten, Steden en Plaatsen, in het Koningrijk +der Nederlanden, geplaatst in het VIIIe Deel van het Tijdschrift de +Vriend des Vaderlands, No. 11, eenen vijfden druk (Amst.) van den +jare 1654. + +Het jaar waarin de 6de druk verscheen heb ik niet gevonden; doch de +7de zag in 1669, [35] de 8ste in 1714 [36] het licht. + +In 1724 verscheen reeds weder eene nieuwe uitgave [37]; welke in +1727 door eene tiende werd gevolgd [38]. De elfde verscheen negen +jaren daarna in 1736, [39] terwijl eindelijk eene twaalfde in 1749 +het licht zag [40]. + +Al de vermelde drukken zijn in quarto. + +Toen Leeghwater zijn Meerboek schreef, was hij zes en zestig jaren +oud: hoe lang hij hierna nog leefde is mij niet gebleken; maar in +1649 was hij nog in leven, blijkens de laatste bladzijde van zijne +kleine Kronijk. Hij was echter reeds in den jare 1654 overleden, want +op den titel der uitgave van dat jaar staat: in zijn leven Ingenieur +en Molenmaker in de Rijp [41]. + +Leeghwater behoorde tot het Kerkgenootschap der Doopsgezinden, hetwelk +destijds zeer talrijk in de Rijp en andere Noord-Hollandsche plaatsen +was. Dat hij een Godvruchtig man was en 's menschen afhankelijkheid +van den wil des Allerhoogsten diep gevoelde, bewijzen zijne schriften. + +Meerdere bijzonderheden heb ik wegens onzen verdienstelijken landgenoot +niet kunnen vinden, de opgegevene zijn grootendeels uit zijne eigene +schriften ontleend [42]. + +Uit het Haarlemmer-Meerboek, No. 24, blijkt, dat Leeghwater eenen +zoon had, Simon genaamd, dien hij den oudsten noemt; uit de kleine +Kronijk leeren wij bl. 36, No. 35, eenen tweeden, met name Adriaen, +en bl. 30, No. 7, eenen derden, Jan genaamd, kennen. + +Nog heden bestaan er afstammelingen van den beroemden man, en wel: + +1º. Pieter Leeghwater, wonende te Koog, geboren in 1786, die een zoon +is van den in 1807 overledenen Jan Cornelisz. Leeghwater en diens +eerste vrouw Ariaantje Heertjes. + +2º. Trijntje Leeghwater, geboren in 1797, eene dochter van voorn. Jan +Cornelisz. Leeghwater en diens 3de vrouw Maartje Kuik. Deze is gehuwd +aan Pieter Haremaker te Zaandijk; [43] en + +3º. Cornelis Jansz. Honig, zoon van den Heer Jan Cornelisz. Honig, +te Zaandijk, en diens overledene echtgenoot, Neeltje Leeghwater, +welke was eene dochter van Louwrens Leeghwater en Aaltje Ouwerijk, en +eene kleindochter van Cornelis Louwrensz. Leeghwater en Trijntje Peper. + +Behalve deze leeft er te Wormerveer, in den ouderdom van 80 jaren, +een Jan Louwrensz. Groot, wiens moeder mede Leeghwater genaamd was. + +De éénige mannelijke afstammeling van Leeghwater, die dien naam +voert, is, voor zoo verre ik heb kunnen nagaan, gemelde Pieter +Jansz. Leeghwater, daar deze ongetrouwd is, staat het te vreezen, +dat met hem het geslacht van Leeghwater zal uitsterven. + +Bij de voornoemde afstammelingen van den beroemden man is zijne +nagedachtenis nog in eere: behalve een exemplaar van het Meerboek en +van de kleine Kronijk, zijn aan mij, namens den voornoemden Heer Jan +C. Honig, door bemiddeling van den Heer van Gilse, ter hand gesteld: + +1º. Het origineele Octrooi van den jare 1605. + +2º. De bovenvermelde, met de pen vervaardigde, eigenhandige teekening. + +3º. Een koperen Alidade (liniaal met vizieren) van een werktuig om +hoeken te meten, met het jaartal 1619, afkomstig van onzen Leeghwater. + +4º. Een zilveren vergulden Penning, geslagen op de overwinningen van +Prins Frederik Hendrik, en die, volgens het verhaal van vader tot zoon, +mede van onzen Leeghwater afkomstig is, als door hem óf ten geschenke +ontvangen, óf gekocht ter gedachtenis van zijne verrigtingen voor +'s Hertogenbosch. [44] + + + +Behoef ik wel te doen opmerken, dat zoo vele herhaalde uitgaven van +het Haarlemmer-Meerboek als ik opnoemde, twaalf in den tijd van iets +minder dan eene eeuw, getuigen van de belangstelling, die het werk +van Leeghwater verwekte? Nog is die belangstelling niet geweken. Zijn +werk is nog altijd belangrijk voor ieder, die over de droogmaking van +het Haarlemmer Meer wil spreken of schrijven. Nog steeds wordt zijn +Haarlemmer-Meerboek gezócht, en de schaars voorkomende exemplaren +worden op boekverkoopingen ruimschoots betaald. + +Het kwam mij alzoo niet ongepast voor, om eene dertiende uitgave +van dit werk het licht te doen zien, vooral in deze dagen, waarin de +belangstelling in het ontwerp der droogmaking van het Haarlemmer Meer, +dat groote plan van Leeghwater, weder meer algemeen is. Het kan toch +niet onwelgevallig zijn te weten, wat over dit onderwerp vóór nu twee +eeuwen gezegd is, door eenen man, grijs geworden hij het droogmaken +van zoo vele meren, wier bloei en welvaart thans het sieraad en den +rijkdom van Noord-Holland uitmaken; door eenen man, die sprak uit +eigene ondervinding, niet naar theoriën, dikwerf slechts fraai op +het papier, maar minder geschikt om ten uitvoer te worden gebragt. + +Ik heb bij deze uitgave gebruik gemaakt van den hierboven vermelden +achtsten druk. Op verzoek van den uitgever, die zulks voor ons lezend +publiek noodig oordeelde, heb ik hier en daar den stijl een weinig +veranderd, doch mij hieraan slechts zeldzaam schuldig gemaakt. Ik +wilde den eenvoudigen, naïven, ongekunstelden stijl van Leeghwater +zoo min mogelijk bederven. De spelling heb ik naar de thans in gebruik +zijnde gewijzigd. + +Het Lofdicht van Heyndrik Albertsz., dat voor het Meerboek gevonden +wordt, heb ik weggelaten, omdat het geene kunstwaarde bezit. Om +dezelfde reden heb ik de gedichten, die Leeghwater in en achter +zijn werk gevoegd heeft, niet overgenomen, omdat zij wel van 's +mans rijmlust, maar geenszins van zijne dichterlijke bekwaamheid +getuigen. Enkele rijmpjes heb ik echter vermeend te mogen overnemen. + +Het kaartje en de afbeelding van den Schrijver, welke ik bij deze +uitgave heb gevoegd, worden in den eersten druk niet gevonden. Men +zal ze, zoo ik mij niet vergis, hier met welgevallen aantreffen. De +afbeelding is naar eene teekening van J. de Keyser en gegraveerd door +J. Lamsveld; onder dezelve staan de volgende niet zeer dichterlijke +regels van J. J. Schipper [45]. + + + »Dit is Leegwaters Beeldt, Aenschouwers, siet vry toe, + Zyn geest, die altyt werckt en nimmer meer wort moê; + Aen 't geen zyn Vaderlandt tot welstant kan verstrecken, + Zich in syn Meerboek zal ten deel aen u ontdecken: + Wat d' ander rest belangt, die spreyt zich wyt en breet, + En vat, in zijn vernuft, wat yemand wist off weet." + + +Ook in den 2den en 3den druk van het Meerboek wordt de afbeelding van +Leeghwater niet gevonden. Waarschijnlijk verscheen zij het eerst in den +4den of 5den druk. In den 7den vond ik haar, doch niet door Lamsveld, +maar door S. Savrij gegraveerd. Daar deze in een' der hoeken het getal +43 heeft, vermoed ik, dat Leeghwater in 1643 door Keyser is geteekend, +toen hij 68 jaren oud was. + + + +Na Leeghwater verschenen er verscheidene andere geschriften over het +Haarlemmer Meer, welke ik kortelijk zal vermelden. + +Bijna gelijktijdig met het werkje van Leeghwater, kwam er nog een +ander plan tot droogmaking van het Haarlemmer Meer in het licht, +opgesteld door Jacob Bartelsz. Veeris. Dit werk maakte echter minder +opgang. »Volgens den Heer Van Lijnden (Verhand. bl. 43), verschilde het +plan van Veeris in zoo verre van dat van Leeghwater, dat bij hetzelve +bepaald was een voorboezem, met een' dijk over het eiland Ruigoord, +op welken dijk 15 bovenmolens zouden gesteld worden." + +De plannen van Leeghwater en Veeris vonden al dadelijk tegenstand, +vooral bij de Ingelanden van Rhijnland, welke vermeenden, dat, door het +droogmaken van het Meer, de boezem van hun gewest te klein zou worden; +en reeds in 1642 gaf N. van Haegh, onder den titel: C. A. Colevelt's +[46] bedenckingen over het drooghmaken van de Haarlemmer en de +Leydtsche Meer, Honderd Twee en Zeventig articulen in het licht, welke +hij, zoo als hij in het voorberigt zegt: als een liefhebber van het +Gemeenebest, had gecopieerd uit eenige Bedenkingen zamengesteld door +Coleveld, handelende op het uit- en droogmaken van de Haarlemmer en +Leidsche Meer, waarbij hij, naar zijn goeddunken, nog eenige punten +had bijgevoegd, hetgeen hij hoopte dat de schrijver hem niet ten +kwade zou duiden. Uit dit voorberigt zou men dus opmaken, dat deze +bedenkingen zonder voorkennis, immers zonder medewerking van Coleveldt +zijn uitgegeven. Hoe dit zij, de bedenkingen van Coleveldt werden door +Leeghwater in den 4den en volgende drukken van zijn Meerboek bestreden. + +Toen de tiende druk van het werk van Leeghwater in 1727 uitkwam, +werd ook in dat jaar het tegenschrift van Coleveldt herdrukt +[47]. Deze herdruk gaf aanleiding, dat C. Velsen, Landmeter van +Rhijnland, in dat zelfde jaar, onder den titel van Aanmerkingen over +de tegenwoordige staat van de Haarlemmer Meer [48], een werkje in het +licht gaf, waarin hij het plan van Leeghwater tegen de bedenkingen van +Coleveldt verdedigde, op de noodzakelijkheid van het droogmaken van +het Meer aandrong en de wijze aan de hand gaf, waarop dit zou kunnen +geschieden, »in voege, dat de steden Haarlem, Leiden en Amsterdam, +alsmede het Hoogheemraadschap van Rhijnland, van veel beter natuur," +(het zijn 's mans woorden) »omtrent de waterstaat en scheepvaart +zullen wezen, als tegenwoordig." + +Dit werkje van Velsen vond zoo veel belangstelling, dat nog in +hetzelfde jaar 1727 van hetzelve een tweede druk in het licht kwam +[49]. + +Hij oordeelde zoo ongunstig over de Bedenkingen van Coleveldt, dat +hij in de voorrede van zijn werkje zegt: »dat hij er niet anders in +kon vinden, als een deel opgeraapte schimpredenen, op papier gebragt +zonder order en met groote drift; dat het doorzaaid is met zoo vele +belagchelijke stellingen, dat hij niet begrijpt, hoe het in den tijd +van zijn geboorte, zoo veel geloof heeft kunnen verdienen, en dat +men het nu heeft waardig geacht, om het weder het licht te doen zien." + +Het werkje van Velsen is zeer lezenswaardig. + +Vijftien jaren hierna, in Julij 1742, overhandigden Nicolas Cruquius, +en Jan Noppen, Toeziener en Melchior Bolstra, Landmeter van Rhijnland, +als hiertoe gelast, aan Dijkgraaf en Hoogheemraden van dat Collegie, +een uitvoerig plan wegens de bedijking der Haarlemmer Meer; hetwelk +te vinden is in de nieuwe Nederlandsche jaarboeken van April 1773, +(bl. 385-405); en waarvan de hoofd-inhoud wordt medegedeeld in +de tegenwoordige staat van Holland, (VIe deel der Teg. Staat der +Vereenigde Nederlanden, bl. 186-196) [50]. + +Tegen dit plan opperde de stad Leiden bedenkingen, welke door de +gemelde Toeziener en Landmeter, bij eene Memorie van het jaar 1745, +werden wederlegd; zoo als gelezen kan worden in de voorm. jaarboeken +van 1773, bl. 406-419. + +Intusschen verscheen te Leiden, in het jaar 1743, een ander plan tot +droogmaking van het Meer, van Conradus Zumbach de Koesfeld, Med. en +Stads Dr., Lid van de Koninklijke Societeit van Wetenschappen te +Berlijn, hetwelk volgens den Heer van Lijnden [51] dit bijzonders +had, dat de schrijver, tot uitsparing der kosten, wilde beginnen +met alleen de wateren, die in het meer uitkomen, af te dammen, en, +eerst na de droogmaking, een' ringdijk, uit de klei van het Meer, +daar te stellen [52]. + +Maar behalve de opgenoemde [53] werden er nog verschillende andere +plannen tot droogmaking van het Haarlemmer Meer gevormd, welke door den +druk niet zijn gemeen gemaakt. Zoo spreekt de Heer Baron van Lijnden, +(verh. bl. 43), van een ongedrukt werkje, dat in 1659 of 1660 schijnt +geschreven te zijn, waarin een plan voorkomt verschillend van die +van Leeghwater en Veeris, en maakt vervolgens (bl. 44 en 45) melding: + +1º. Van een plan opgemaakt, ten gevolge van een verzoekschrift door +Dijkgraaf en Hoogheemraden van Rhijnland, om te worden gemagtigd +tot het maken van eene uitwatering te Katwijk en tot het bedijken +van de Haarlemmer en Leidsche Meren, aan de Staten van Holland in +1750 ingediend. + +2º. Van een plan door de Landmeters D. Klinkenberg en B. Goudriaan, +bij eene Memorie aan gecommitteerde Raden van Holland, benevens aan den +Dijkgraaf en Hoogheemraden van Rhijnland, den 31 Jan. 1769 ingeleverd +[54]. + +3º. Van een plan in den jare 1808, op last van den toenmaligen Minister +van Binnenlandsche Zaken [55], opgemaakt door den Inspecteur A. Blanken +Jansz.; hetwelk in de archiven van den waterstaat berust. + +Geen tijdvak echter leverde zoo vele schriften over het droogmaken +van genoemd Meer, als dat tusschen de jaren 1819 tot 1823. + +In het eerst gezegde jaar, in 1819, gaf de Heer Mr. J. C. Baron du +Tour, ten gevolge van het bekend geworden plan der Heeren van Lijnden, +Roëll en Repelaar, eene verhandeling over het Haarlemmer Meer in +het licht [56], welke eene historische beschrijving van de wording, +vergrooting en gesteldheid van dat water, en eene uiteenzetting der +plannen van Leeghwater, Veeris en Bolstra bevat. + +In het volgende jaar verscheen te Zutphen een werkje, onder den +titel: verhandeling over de droogmaking van het Haarlemmer Meer en +aangelegen veenplassen, doormengd met landbouwkundige aanmerkingen, +door J. Engelman, Oud-Landmeter bij 's Lands Waterstaat [57], waarin de +noodzakelijkheid en nuttigheid van het droogmaken van dien ontzettenden +plas wordt betoogd, en een ontwerp tot droogmaken wordt opgegeven. + +Doch al wat tot dus verre over het Haarlemmer Meer en over het +droogmaken van dien plas was geschreven en uitgegeven, werd in +uitgebreidheid en uitvoerigheid overtroffen door het belangrijke werk +van den Heer F. G. Baron van Lijnden van Hemmen, Commandeur van de Orde +van den Nederl. Leeuw, Lid van de Eerste Kamer der Staten Generaal, +enz. enz. enz., onder den titel van verhandeling over de droogmaking +der Haarlemmer Meer [58]. + +Dit werk, hoe men ook over de uitvoerbaarheid en nuttigheid van het +daarbij voorgesteld plan, en over de juistheid der daarbij gevoegde +berekeningen, moge denken, zal steeds bij de behandeling van dit +onderwerp onschatbaar blijven. + +Alles is hier duidelijk, op eene hoogst, ook voor de in het vak van +den waterstaat oningewijden, bevattelijke wijze, en met kennis van +zaken ter nedergesteld. Het is voorzien van onderscheidene hoogst +nuttige staten en tafels; en bij het werk is gevoegd een atlas met +vier kaarten en eene afzonderlijke plaat. + +De 1ste kaart wijst den voormaligen staat van Holland aan, met +zijne Meren en Plassen, vóór die bedijkt waren. Bijna de helft was +toen water. + +De 2de toont ons dat zelfde Holland in 1820, met zijne drooggemaakte +Meren en Plassen. Welk een lagchend gezigt! + +De 3de geeft ons, in 6 vakken, de onderscheidene gedaanten en grootten +van het Haarlemmer Meer: sedert 1531 tot 1808. Welk eene schrikwekkende +vertooning! + +De 4de kaart stelt voor, hoedanig, volgens het plan des Heeren van +lijnden, na de droogmaking het Meer met vaarten doorsneden en in +kavels verdeeld zou kunnen worden. Aangename voorstelling! Terwijl +eindelijk op de plaat eenige werktuigen ter uitmaling zijn afgebeeld. + +Dit werk des Barons van lijnden gaf aanleiding tot het ontstaan van +verschillende geschriften. Nog in hetzelfde jaar 1820 kwamen er vier +stukken in het licht. + +Al dadelijk verscheen een werkje, tot titel voerende: Het ontwerp +van droogmaking van het Haarlemmer Meer, beknopt, maar volledig +voorgedragen in eenen brief van een' Heer te Utrecht aan zijnen +vriend te Amsterdam [59]. Het bevat eene naauwkeurige opgave van den +zakelijken inhoud des werks van den Heer van lijnden. + +Kort hierop volgde een stukje, getiteld: vrye gedachten van een +ingeland van Rijnland over de Verhandeling van droogmaking der +Haarlemmer Meer, uitgegeven door den Heer F. G. Baron van Lijnden +van Hemmen [60]. + +Waartegen de Heer van Lijnden nog hetzelfde jaar uitgaf: antwoord op +de vrije gedachten van een ingeland van Rijnland [61]. + +Doch op het einde van dat jaar verscheen in het licht eene Memorie van +den Hoogleeraar Jacob de Gelder, overgegeven aan het Hoogheemraadschap +van Rijnland, behelzende deszelfs consideratie over het ontwerp van +den Heer Baron van Lijnden tot Hemmen, strekkende ter droogmaking +van het Haarlemmer Meer [62]. + +Op welke Memorie de Baron van Lijnden, in den jare 1822, aanteekeningen +in het licht gaf [63], ter wederlegging van de bedenkingen des +Hoogleeraars. + +Indien ik wèl onderrigt ben, heeft de Heer de Gelder eene tweede +Memorie ter perse gezonden; doch deze is, zoo verre mij bekend is, +niet uitgegeven. Mij ten minste kwam zij nimmer in handen. + +In den jare 1829 verscheen te Brussel [64] een werkje van Alex. de +Stappers, Mémoire sur le desséchement du lac de Harlem, et sa +conversion en forêt. De schrijver zegt in het Voorberigt, dat hij +in Mei 1829 aan het Gouvernement het voorstel heeft gedaan, om aan +hem voor altijd het Meer en eenige nabijgelegene plassen af te staan, +ten einde ze door eene Maatschappij, zamengesteld uit 12000 Aandelen, +ieder van f 500.--, droog te maken, en wel door middel der pompen, voor +welke hij op den 9den dier maand een Octrooi van uitvinding gedurende +15 jaren heeft bekomen. Hij stelt voor, tusschen Bennebroek en Lis een +Kanaal naar de Noord-Zee te graven, om, in geval de sluizen van Katwijk +en Sparendam niet voldoende mogten zijn, door hetzelve het water van +het Meer en van Rhijnland te doen afloopen. Een groot gedeelte van +het drooggemaakte Meer wil hij in bosch herscheppen, en geeft hoog +op van de voordeelen, die de droogmaking zou opleveren. De politieke +omstandigheden schijnen den Heer Stappers te hebben belet, verdere +pogingen ter bereiking van zijn doel in het werk te stellen. Het +werkje, schoon wat winderig, is niet onbelangrijk. + +Eindelijk moeten wij nog melding maken van het onlangs uitgekomen werk +van den Heer G. J. Pool, Med., Chir. en Stads Doctor te Amsterdam, +onder den titel: de droogmaking der Haarlemmer Meer, mits met de +noodige voorzorgen in het werk gesteld, voor de gezondheid der naburige +bewoners en arbeiders niet schadelijk [65]. Moetende strekken ter +bestrijding van het gevoelen van velen, dat de droogmaking van eenen +zoo grooten plas, als het Haarlemmer Meer, tot heerschende ziekten +in de omliggende plaatsen aanleiding zou kunnen geven. Welk gevoelen +ook de Heeren van Lijnden en Stappers in hunne werken hebben bestreden. + +Deze talrijke geschriften over het droogmaken van het Haarlemmer Meer +en over de gevolgen, die zulk eene onderneming zou kunnen hebben, +getuigen van het belang, hetwelk men te allen tijde in deze zaak +heeft gesteld. Maar aan Leeghwater komt de eer toe, van, zoo ver +men kan nagaan, het eerst een plan tot droogmaking wereldkundig te +hebben gemaakt. Dit plan is door de meeste der volgende schrijvers, +maar bijzonder door den Baron van Lijnden, ten hoogste geprezen, +en zijn werk is, na al wat er na zijnen tijd over dit onderwerp +is geschreven en na al de vorderingen, welke men sedert dien tijd +in bijna alle Wetenschappen, voornamelijk in de waterbouwkunde en +aanverwante vakken, ook door het gebruik van stoom heeft gemaakt, +nog altijd eene vraagbaak voor hem, die over het droogmaken van het +Haarlemmer Meer wil schrijven of spreken. + +Dit spreken en schrijven over het Haarlemmer Meer, en over het +droogmaken van dezen plas, was en is nog aan de orde van den dag +[66], nadat Z. M. bij besluit van den 7den Augustus 1837, No. 51 [67], +»in aanmerking nemende," (het zijn de woorden van het besluit zelf) +»dat de ondervinding van den laatsten winter de noodzakelijkheid +heeft doen geboren worden, om de droogmaking van het Haarlemmer +Meer op nieuw in opzettelijke overweging te nemen," eene commissie, +bestaande uit de Heeren: H. Ewijk, Raad-adviseur bij het Departement +van Binnenlandsche zaken, Voorzitter, Jonkr. W. Barnaart van Bergen, +Lid van de Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, M. G. Beijerinck, +Hoofd-Ingenieur van den Waterstaat in Zuid-Holland, C. J. de Bruijn +Kops, Burgemeester der stad Haarlem, Jonkheer L. R. Gevaerts, +Lid van de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, P. T. Grinvis, +Hoofd-Ingenieur van den Waterstaat in Noord-Holland, Jonkheer D. Hooft +Jacobsz., Lid van den Raad der stad Amsterdam, D. Mentz, Inspecteur +van den Waterstaat en P. A. du Pui, Hoogheemraad van Rhijnland, +had benoemd, ten einde de verschillende reeds bestaande ontwerpen +van droogmaking van dat Meer te onderzoeken, vervolgens een bepaald +eindontwerp en begrooting van kosten dezer onderneming op te maken +en van hare werkzaamheden uiterlijk op den eersten November 1837 aan +Z. M. verslag aan te bieden. + +Dit spreken en schrijven over het Haarlemmer Meer is niet verminderd, +nadat in de Zitting van de Tweede Kamer der Staten Generaal van den +28sten Februarij j. l., met eene Koninklijke boodschap, een ontwerp +van wet, omtrent de uitgifte van losrenten op een gedeelte der schuld +ten laste der overzeesche bezittingen tot het doen van voorschotten +voor openbare werken, was ingekomen, waarbij onder anderen eene som +werd bestemd en aangewezen, tot het bedijken en droogmaken van het +Haarlemmer Meer, alzoo Z. M. in overweging had genomen, (het zijn +de woorden van het ontwerp) dat het belang van den Staat vordert, +om eerlang tot de bedijking en droogmaking van het Haarlemmer Meer +over te gaan [68]. + + + +Hoezeer die wet is afgestemd, kan het echter voor elk, die belang in +deze zaak stelt, niet onwelgevallig zijn, al hetgeen omtrent dezelve is +voorgevallen te kennen, en de gevoelens der volks-vertegenwoordigers +over dit belangrijk onderwerp te vernemen. Meenig een' zal het, +dunkt mij, welkom zijn, alles wat over deze zaak, ten gevolge van de +voorgestelde Wet in de Tweede Kamer der Staten-Generaal, is verhandeld, +voor zoo ver het openbaar is gemaakt, alhier bijeen verzameld aan +te treffen. + +Bij de voornoemde Wet was gevoegd eene memorie ter toelichting, +welke ten opzigte van het punt der droogmaking van het Haarlemmer +Meer aldus luidt [69]: + +"Wat de droogmaking van het Haarlemmer Meer betreft, vermeent men, +dat het wenschelijke en nuttige dezer onderneming geen breed betoog +zal behoeven." + +»Het is algemeen bekend, hoe grootelijks deze waterplas gedurende de +laatste eeuwen zich heeft uitgebreid, en hoe vele vruchtbare gronden +daardoor zijn verslonden geworden. Met opoffering van zware kosten +heeft men daaraan dan wel eenigermate paal en perk gesteld; doch nog +jaarlijks moeten aanzienlijke sommen worden aangewend, om het verder +inbreken voor te komen, en in weerwil daarvan heeft de ondervinding nog +onlangs geleerd, hoe groote verwoestingen door het geweld van dezen +plas kunnen worden, aangerigt, welke eenmaal zoodanig kunnen worden, +dat de rampen niet dan met enorme kosten zouden kunnen worden hersteld, +of zelfs onherstelbaar zouden worden." + +»Daarbij nu komt, dat in het midden des lands eene onvruchtbare +waterplas of liever binnenlandsche zee van omtrent 18,000 bunders +lands gevonden wordt, die voor den landbouw, de industrie en +de bevolking verloren is, en die, wanneer zij eenmaal mogt zijn +drooggemaakt, en in vruchtdragenden grond herschapen, ook door +deszelfs gunstige gelegenheid nieuwe bronnen van welvaart openen +kan, en in de gevolgen voor het algemeen of het Rijk aanzienlijke +voordeelen moet opleveren, door het verschaffen van arbeid en middelen +van bestaan aan duizende handen en nijvere menschen, en het daardoor +in evenredigheid vermeerderen van 's Rijks inkomsten; in één woord, +door het toenemen van den publieken rijkdom, hetwelk van het een en +ander het natuurlijk gevolg moet zijn." + +»De ondervinding en het besef van het een en ander moest natuurlijk +leiden tot het denkbeeld, om door het droogmaken van dezen waterplas +het eene voor te komen en het andere te bewerken; en in der daad zijn +daartoe in vroegere en in latere tijden ontwerpen te berde gebragt en +beraamd, waarvan de uitvoering echter steeds is achterwege gebleven, +hetzij dat tijden en omstandigheden daartoe hebben medegewerkt, +hetzij dat zich daartegen bedenkingen opdeden, voornamelijk ontleend +uit den physieken toestand van het Hoogheemraadschap van Rhijnland, +die niet altijd gereedelijk waren uit den weg te ruimen." + +»De omstandigheden, waarin dit distrikt ten aanzien van deszelfs +uitwatering verkeert, zijn echter in de latere tijden zóódanig +veranderd, en de middelen, die men thans kan aanwenden, om alle +bedenking daaromtrent weg te nemen, zóó gereed, dat men alsnu tot de +onderneming der droogmaking veilig zal kunnen overgaan." + +»De opzettelijke en naauwkeurige overweging, die ten aanzien hiervan +is ingesteld, heeft dit ontegenzeggelijk doen zien, en dienvolgende is +dan ook het ontwerp beraamd, welks uitvoering thans gereed is om te +kunnen worden ondernomen, om weldra de heilrijke vruchten te dragen, +die daaruit moeten voortvloeijen." + +»Eene onderneming van dezen aard, mitsgaders al de voorzorgen, +die daarbij moeten worden in acht genomen, kunnen niet anders dan +aanzienlijke kosten vereischen, zijnde de geheele som, hiertoe noodig, +berekend op ruim acht millioenen gulden, welke som nogtans natuurlijk +niet op éénmaal zal worden vereischt, maar successivelijk zal moeten +besteed worden, en voor een goed gedeelte slechts als voorschot kan +worden beschouwd en zal worden gerecouvreerd uit den verkoop der +drooggemaakte gronden en de verdere voordeelen, die de onderneming +gedurende de bewerking zal opleveren; terwijl, al mogt uit het een en +ander de geheele uitgeschoten som niet kunnen worden teruggevonden, +het ontbrekende als uitnemend wel besteed geld zal moeten worden +aangemerkt, en door de vermeerdering van de algemeene welvaart en +rijkdom rijkelijk zal worden vergoed." + +»Behalve enz." + +Met betrekking tot dit onderwerp van wet, werden aan de Kamer drie +verzoekschriften ingediend, waarvan één in de vergadering van 7 Maart +ingekomen, als niet voldoende aan de vereischten van de grondwet, +ter zijde werd gesteld. Het tweede was van Jonkheer N. J. Steengracht +van Duivenvoorde; waarop door de commissie van de verzoekschriften, +in de zitting van den 23sten Maart, bij monde van den Heer van Welderen +Rengers, werd uitgebragt het navolgend verslag: + +»In handen van Uwe Commissie is gesteld een verzoekschrift van +jonkheer N. J. Steengracht van Duivenvoorde, landeigenaar onder +Rijnland. Verzoeker geeft te kennen, dat aan de Staten-Generaal +een ontwerp van leening van 30 millioen is aangeboden, om daaruit, +onder andere werken van openbaar nut, ook de Haarlemmer Meer droog +te maken; dat de landeigenaars onder Rijnland, vertegenwoordigd +door hunnen dijkgraaf, hoogheemraden en hoofd-ingelanden, over dit +belangrijk onderwerp niet zijn gehoord geworden; dat deze echter een +verkregen regt vermeenen te hebben op de Haarlemmer Meer, als boezem +voor hunne landen." + +»Hij beweert, dat het voor al de landen ten zuiden van den Rijn +gelegen, die door eenen dijk van den algemeenen boezen zijn +afgescheiden en uit hoofde van derzelver lagere verkaaijingen aan +een maalpeil zijn onderworpen, van het hoogste belang is, dat de +voorgestelde maatregelen van droogmaking alle die waarborgen opleveren, +welke ten voordeele van dezelve worden verlangd. Requestrant vermeent, +dat uit het gemaakte plan van droogmaking blijkt, dat de boezem twee +derden in zijnen omvang zal worden verkleind; dat daardoor de berging +voor het water, hetwelk door de molens op den Haarlemmer Meer-boezem +thans wordt uitgemalen, even zoo veel beperkter wordt. Hij betoogt, +dat het gevolg hiervan zal worden, dat de landen zoo voor de kultuur +van granen, als voor het weiden van beesten, onbruikbaar zullen +worden, en meer dan tachtig duizend bunders zullen verloren gaan. Hij +beweert, dat dit eene van de voorname redenen is, om welke men in +vroegere tijden nimmer heeft durven overgaan tot het droogmaken van +de Haarlemmer Meer. Hij geeft verder te kennen, dat het groot nadeel, +hetwelk de landeigenaren bij eene eventuëele droogmaking van die meer +zouden lijden, door het gemis van eenen genoegzamen boezem tot berging +van het uitgemalen water, en door het even groot verlies van ontlasting +van dat water op het IJ, konde worden voorgekomen, wanneer gebruik werd +gemaakt van genoegzame stoomwerktuigen, om den winterboezem te houden +op 14, 15 à 16 duimen beneden A. P., op welke hoogte die boezem altijd +wordt gehouden en tot de cultuur der landen moet worden gehouden. Hij +vraagt al verder, door wien het daarstellen en het onderhoud van zoo +vele benoodigde werktuigen zouden moeten worden bekostigd, en vermeent, +dat die kosten alleen ten laste van dezulken, door wie de Haarlemmer +Meer zoude worden drooggemaakt, behooren gebragt te worden, en niet +ten laste van Rijnlands eigenaren zoude kunnen komen, hetwelk uit +de stelling van den requestrant schijnt te zijn eene der voornaamste +grieven, waarom het request wordt aangeboden. Adressant eindigt met +het verzoek, dat het U Ed. Mogenden behage, de belangen van Rijnlands +landeigenaren ten deze in vaderlijke overweging te willen nemen en te +zorgen, dat de Haarlemmermeer niet worde drooggemaakt, dan nadat de +daartegen militerende grieven der landeigenaren onder Rijnland zullen +zijn opgeheven en geheel weggenomen; dat zij in hunne belangen mogen +worden gehoord en als eigenaren van de Meer, als boezem van geheel +Rijnland beschouwd, voor de uitwatering der landen, in dat hun regt +mogen worden gemaintineerd." + +»Uwe Commissie is van advies, dat dit verzoekschrift, als betrekking +hebbende tot eene wet bij deze Vergadering aanhangig, ter inzage van +de leden, behoort te worden nedergelegd ter griffie." [70] + +Het derde verzoekschrift was van den Heer G. J. A. A. Baron van +Pallandt, waarop door de voornoemde Commissie mede bij monde van den +Heer Rengers, in de zitting van den 26sten, werd gedaan het volgend +verslag: + +»In handen van Uwe Commissie is gesteld een verzoekschrift van +G. J. A. A. van Pallandt." + +»Verzoeker geeft te kennen, dat hij, doordrongen van en vervuld met +het gewigt eener zaak van zoo veel belang als de droogmaking van de +Haarlemmer Meer, en geheel ingenomen met dit grootsche plan, zich tot +U Ed. Mogenden wendt, om, als een der belanghebbende grondeigenaren, +onmiddellijk aan dien thans zoo gevreesden waterplas grenzende, +zijne bedenkingen tegen de wijze waarop en de middelen waardoor die +droogmaking waarschijnlijk zal plaats hebben, met allen eerbied aan +deze vergadering bloot te leggen, in de hoop, dat U Ed. Mogenden hem +mogen gerust stellen, door betere inlichtingen, of de bezwaren opheffen +en keeren, of door andere meer doelmatige hulpbronnen doen vervangen." + +»Hij geeft in de eerste plaats te kennen, dat, hoezeer de droogmaking +van de Haarlemmer Meer, bij welgelukken, als een zegen mag worden +beschouwd, echter proefnemingen, bij gelegenheid van die verbazende +en kostbare onderneming, al de in- en aangelanden in eene groote +ramp zouden storten.--Hij vermeldt, dat het hem uit het rapport +der commissie van de droogmaking der Haarlemmer Meer, ingesteld bij +Koninklijk besluit van 7 Aug. 1837, No. 51, is kenbaar geworden, dat +men de kanalen van Sparendam en Katwijk verbeteren en sluizen wil +bijbouwen, en, bij onvoldoende bevindingen, een stoomwerktuig van +180 paardenkracht te Sparendam wil plaatsen.--Hij geeft te kennen, +dat men dus, in plaats van met wiskundige zekerheid een werk van +dien omvang en van zoo groot gewigt te beginnen en te voltooijen, +eene proeve wil nemen, of, nadat de genoemde Meer zal zijn bedijkt, +de kleinere boezems de massa's water, die thans op den grooten boezem +worden uitgemalen, zullen kunnen verzwelgen.--Hij merkt aan, dat men +eerst dán, wanneer de molens zullen moeten stilstaan en de heerlijke +en vruchtbare landerijen geheel of ten deele met water zullen zijn +overdekt, waardoor het bestaan van den landman, althans voor een +gedeelte van het jaar, zal zijn weggenomen, een stoomwerktuig zoude +willen plaatsen." + +»Adressant beschouwt zoodanige proefneming strijdig met het regt van +den grondeigenaar, die daaraan have en goed ziet prijs gegeven.--Hij +zegt, dat de ondervinding hem heeft geleerd, dat in het voor- en +najaar, wanneer er eenige dagen stilte is geweest, de groote meerboezem +met eene stevige koelte in één' dag een' Rijnlandschen duim en soms +hooger wordt opgemalen; dat in het najaar, bij aanhoudende westewinden, +dikwijls in verscheidene weken, door den hoogen stand der zee, noch +te Katwijk, noch te Sparendam of elders kan worden gestroomd, dat dan +de Haarlemmer Meer, door aanhoudend malen, zoo hoog wordt opgezet, +dat de onbedijkte landen en ook die in zomerkaden zijn gelegen, +overstroomd worden, of dat bij storm de polders, door het woedend +opzetten van het water, onderloopen;--hij vraagt, wat dan zoo vele +sluizen kunnen helpen, en vermeent, dat dezelve zonder nut zullen +dáár zijn, omdat wanneer de Haarlemmer Meer nu in weinige weken zoo +hoog kan worden opgezet, alsdan de kleinere boezem in weinige dagen +boven peil zal moeten zijn." + +»Requestrant geeft in de tweede plaats te kennen, dat hij zich +niet zal vermeten eenige berekening te maken of het stoomwerktuig +te Sparendam voldoende zal bevonden worden, alsmede of de kanalen, +op zoodanige uitgestrekte ruimte, al het water, dat in zijne streken +en ook achter Leijden en in dien omtrek wordt opgemalen, zullen +kunnen bergen, en spoedig genoeg naar hunne uitwatering te Sparendam +en elders afleiden?--Hij vermeent evenwel, dat het doelmatiger +zoude zijn, wanneer dadelijk bij den aanvang van het werk, zoo te +Sparendam als ook te Katwijk, een stoomwerktuig wierd opgerigt, dat +dan de Spieringermeer niet tot vóórboezem zoude behoeven te worden +gehouden.--Hij gelooft tevens, dat het voorzigtiger zoude zijn, den +duiker, die hen, bij gebrek aan water, uit den IJssel daarvan zoude +voorzien, dadelijk daar te stellen; en vraagt, voor wiens rekening, +wanneer eens de meer droog zal zijn, en daarna het nut van zoodanigen +duiker wordt ingezien, dit nawerk zal komen, alsmede het onderhoud +der stoomwerktuigen?--Hij beweert, dat de aangrenzende landbezitters +met billijkheid een' genoegzamen waarborg mogen vragen, en schadeloos +behooren gesteld te worden, even als bij eene onteigening hunner +gronden,--dat de meer hun eigendom is, en dat de bedijking van +dezelve met eene onteigening gelijk staat.--Hij geeft te kennen +dat hun regt op de Haarlemmer Meer van uitmaling en boezem sedert +eeuwen onbetwistbaar is gebleven,--dat zij sinds onheugelijke jaren +in Rhijnland tot onderhoud der kostbare Meerwerken betalen, alleen om +in die Meer altoos het overbodige water vrij en onverhinderd te mogen +uitmalen,--dat zij nooit op eenig peil zijn gezet,--dat zij hunne +landerijen met die voorregten hebben gekocht, en dat de directie +van Rhijnland altijd met de meeste en onvermoeide zorgen voor de +uitwatering heeft gezorgd.--Hij vermeent verder, dat de voornaamste +grondeigenaren in Rhijnland, immers eene commissie uit hun midden, +mogt worden gehoord, ten einde zoodanige maatregelen te beramen, +als waardoor elke vrees voor onzekere uitkomst wierd weggenomen en +hunne duurgekochte landerijen tegen groote onheilen wierden verzekerd." + +»Adressant geeft eindelijk te kennen, dat de geopperde bedenkingen +en zwarigheden hem gewigtig genoeg zijn voorgekomen, om dezelve aan +U Edel Mogenden met allen eerbied, in het belang van het algemeen, +maar vooral ook voor hen, die in Rhijnland hun land en bestaan vinden, +kenbaar te maken, in de hoop en het vaste vertrouwen, dat dezelven in +uwe vergadering zullen worden overwogen en velen met hem mogen worden +gerust gesteld, door meer voldoende maatregelen op vaste gronden, +zonder proefnemingen." + +»Uwe commissie is van advies, dat dit verzoekschrift, als betrekking +hebbende tot eene wet bij deze vergadering aanhangig, ter inzage van +de leden, behoort te worden nedergelegd ter griffie [71]." + +Beide verzoekschriften werden ter griffie nedergelegd en de verslagen +gedrukt en rondgedeeld. + +Inmiddels werd het Ontwerp der Wet in de onderscheidene Afdeelingen der +Kamer behandeld; uit de Proces-Verbalen der beraadslagingen bleek onder +and., dat de Afdeelingen, alvorens zich met de zaak bezig te houden, +eenparig verlangd hebben, dat, aangezien het tegenwoordig Voorstel +drie onderwerpen bevat, welke met elkander niets gemeens hebben, +hetzelve in drie Ontwerpen van Wet mogt worden gesplitst, waarvan +het eerste zou handelen over den IJzeren Spoorweg, het tweede over +het bedijken en droogmaken van het Haarlemmer Meer, en het derde over +het aanleggen en verbeteren van andere werken van algemeen nut, enz. + +»Nopens het droogmaken van het Haarlemmer Meer, heeft men de vraag +geopperd, of daartoe nu werkelijk noodzakelijkheid bestond; welke +de waarschijnlijke gevolgen zouden zijn, indien hiertoe niet spoedig +werd overgegaan, en of er ook andere middelen aanwezig zijn, om die +bezwaren uit den weg te ruimen? Voorts heeft men verlangd te weten, +hoe veel kosten er, gemiddeld, in de laatste 10 jaren zijn aangewend, +om de uitbreiding van het Haarlemmer Meer tegen te gaan; door wie +de kosten zijn gedragen, en op welke wijze het Rijk vergoeding zal +bekomen voor de ontlasting, welke uit eene bedijking en droogmaking +zal voortvloeijen? Welke bezwaren, uit den physieken toestand van het +Hoogheemraadschap Rijnland ontleend, het droogmaken tot nog toe in +den weg stonden, en op welke wijze die uit den weg zijn geruimd. Hoe +veel bunders men hierdoor voor cultuur denkt te verkrijgen, en of deze +dadelijk, dan wel eerst na verloop van vele jaren, vruchtdragend kunnen +zijn? Welke de voordeelen zijn, die, volgens de memorie, gedurende +de bewerking door de onderneming zullen worden opgeleverd? Of het +drooggemaakte Meer eventueel bij Rijnland zal worden gevoegd, en of +er behoorlijk zal worden zorg gedragen voor het voortdurend onderhoud +van de dijken, opdat dit niet ten laste van het Rijk moge komen?" + +»Intusschen vermeenden onderscheidene leden reeds nu in het midden te +moeten brengen, dat zij het droogmaken van het Haarlemmer Meer in vele +opzigten als zeer nuttig beschouwen, niet alleen ter bevordering van de +gezondheid der in de nabijheid wonende ingezetenen, als ten behoeve van +Rijnland en van de Hoofdstad, en tot voorkoming van overstroomingen +en uitbreiding van dit Meer. Eenige leden waren van gevoelen, dat, +aangezien die droogmaking eigenlijk strekte ten nutte van Holland, +de onderneming ook moest komen ten laste van de provinciale kas van +Holland, en niet tot die van het Rijk, daar de Regering b. v. verklaard +had, dat ten aanzien van de verbetering van rivieren, waarmede het +belang en de welvaart van vier Provinciën in het naauwste verband +staat, en de conservatie van de zeeweringen in Groningen en Vriesland +de Rijksfinanciën niet toelieten, daartoe bij te dragen, terwijl +overigens de ondervinding b. v. bij den Zuidplas geleerd had, dat de +kosten bij de droogmakingen de ramingen verre overtroffen enz." [72]. + +De antwoorden der Regering betreffende dit onderwerp waren van den +volgenden inhoud: + +»1º. Het zoude, naar het inzien der Regering, overbodig zijn, om de +nuttigheid en noodzakelijkheid van de onderworpen droogmaking in het +breede te betoogen." + +»Men moet zich aan den eenen kant voorstellen een' uitgestrekten +waterplas van duizenden bunders, die voor de publieke welvaart +niet alleen geene de minste vruchten oplevert, en voor de som des +algemeenen rijkdoms verloren is, maar die bovendien, in weêrwil van de +aanzienlijke kosten, die, ter verhoeding van rampen, moeten worden +aangewend, de verwoesting steeds verder dreigt uit te strekken, +zoodat de vrees geenszins ongegrond is, dat hij zich eenmaal tot +voor de poorten der hoofdstad zal uitbreiden, onherstelbare rampen +zal veroorzaken, en in eenen staat kan geraken, die de droogmaking, +waartoe men eenmaal zal moeten besluiten, meer en meer moeijelijk en +kostbaar maken zoude." + +»Men stelle zich aan den anderen kant voor, dezen uitgestrekten en +dreigenden waterplas in vruchtbare velden herschapen, door nijvere +bewoners bevolkt, rijke producten opleverende, en door die producten +den algemeenen rijkdom toegenomen, en den Staat in zijne inkomsten +in velerlei opzigten aanmerkelijk bevoordeeld." + +»De keus kan dan zeker niet twijfelachtig zijn, al ware het, dat er +eenige opoffering daarvoor moest plaats hebben." + +»Het heeft in vorige tijden niet aan ontwerpen, noch aan het voornemen +ontbroken, om tot deze droogmakerij over te gaan; doch er waren +daarmede zwarigheden verbonden, die niet gereedelijk konden worden +uit den weg geruimd. + +»Gelukkiglijk is dit thans het geval niet meer, en de Regering +vermeent, dat, zoo ooit, dan thans, het oogenblik geboren is, dat +tot deze zoo weldadige en verlangende onderneming, zonder bedenking +zal kunnen worden overgegaan." + +»2º. Eene onderneming van dezen aard zou echter geenszins aan eene +Provincie kunnen worden opgedragen; zij is daarvoor volstrekt niet +vatbaar, en dit te minder: vermits de voordeelen, die er uit moeten +voortspruiten, niet uitsluitend zouden zijn voordeelen voor eene +enkele Provincie, maar wel degelijk voor den geheelen Staat." + +»De Regering heeft er zich steeds voor verklaard, om de algemeene +verbetering der rivieren, als eene zaak van algemeen belang, voor hare +rekening te nemen; alles wat daaromtrent geschiedt wordt uit 's Rijks +kas bekostigd, en ook thans is men nog onledig met de overwegingen +omtrent eene uitgestrekte verbetering der rivieren: met zulke groote +ondernemingen laat zich het onderhavig plan het naast vergelijken; +terwijl, wat de conservatie der zeeweringen betreft, dit eene zaak is +van eenen anderen aard; want, over het algemeen, is het onderhoud van +alle rivier- en zeedijken ten laste van de belanghebbenden, en alleen +dan, wanneer de kosten van dit onderhoud hun vermogen te boven gaan, +kan het Rijk met eenen bepaalden onderstand tusschen beiden komen." + +»3º. Het kan niet gezegd worden, dat de kosten van uitvoering van +waterstaats-werken in den regel de ramingen overtreffen. Bij verre +de meeste werken is dit het geval niet, en ook is dit tot nog toe +bij de droogmaking van den Zuidplas geenszins gebleken." + +»Men meent dan ook, met genoegzamen grond, als zeker te kunnen +stellen, dat de droogmaking van het Haarlemmer Meer voor de geraamde +som zal kunnen worden bewerkstelligd. Het zou overbodig zijn, omtrent +alle berekeningen deswege in de bijzonderheden te treden, daar deze +gegrond zijn op veelal kunstmatige onderzoekingen, en onderworpen +zijn geweest aan eene kommissie, uit de voornaamste belanghebbenden +en deskundigen zamengesteld." + +»4º. Het kan niet wel met volkomen waarschijnlijkheid worden voorzien, +welke de opbrengst zal zijn van den verkoop der droog te maken landen, +vermits zulks van zeer vele omstandigheden kan afhangen, die vooraf +moeijelijk te berekenen zijn." + +»Daar evenwel de waarschijnlijkheid bestaat, dat de gronden zeer goed +voor weilanden en de veeteelt zullen geschikt zijn, en de situatie ook +daartoe alle aanleiding geeft, zoo mag men met eenigen grond eenen +redelijken prijs voor den eventuelen verkoop der landen verwachten; +terwijl in allen geval de aanzienlijke voordeelen, die het Rijk door +de onderneming niet ontgaan kunnen, nog eene rijke vergoeding zouden +opleveren, indien de opbrengsten der gronden zelve beneden de bestede +kosten blijven mogten." + +»5º. De kosten om de oevers van het Haarlemmer Meer volledig +te beveiligen, zijn zeer groot, en gaan verre het vermogen der +onmiddellijk belanghebbenden te boven." + +»De geheele oostelijke oever moet thans door eene steenen glooijing +voor verdere inbraak worden beschermd. De som van omtrent f 30,000 +wordt daartoe jaarlijks door het Hoogheemraadschap van Rijnland +aangewend, zonder dat men zeggen kan, dat hiermede alle gevaar kan +worden voorgekomen." + +»6º. Onder de droogmaking zal worden begrepen het geheele eigenlijke +Haarlemmer-Meer, benevens het Leidsche- en Kager Meer, met uitzondering +echter van het Spiering-Meer, hetwelk men algemeen gemeend heeft niet +in de droogmaking te moeten begrijpen, zoo om den boezem van Rijnland +niet te veel te verkleinen, als om voor de uitlozing eenen gereeden +toegang naar de sluizen te behouden." + +»De uitgestrektheid der droog te maken gronden zal dien ten gevolge +een aantal van omtrent 16,700 bunders lands bedragen, die dadelijk +als vruchtdragend moeten worden beschouwd." + +»7º. De Regering vermeent, dat zij niet zal behoeven te verzekeren, +dat alle bijzondere belangen en verkregene regten op de volledigste +wijze zullen worden onder het oog gehouden. Zij is zoo zeer overtuigd, +dat zulks behoort te geschieden, dat daaromtrent reeds overwegingen +hebben plaats gehad, en zij acht het een harer voornaamste pligten +te zijn, om hiervoor in alle gevallen te waken." + +»8º. De onderneming moet geacht worden zeer uitvoerlijk te zijn, +en, in vergelijking met andere uitgevoerde droogmakingen, zelfs +geene bijzondere zwarigheden op te leveren. Het spreekt van zelf, +dat de waterplas geheel moet worden bedijkt, terwijl de uitmaling, +hetzij door windmolens, vereenigd met de kracht des stooms, hetzij +door stoomwerktuigen alleen (waaromtrent nog overwegingen plaats +hebben), zal moeten geschieden; de juiste tijd, binnen welken de +uitvoering zal kunnen worden tot stand gebragt, kan intusschen +niet worden bepaald, aangezien dit van vele meer of min gunstige of +ongunstige omstandigheden afhangt, en zijnde de keuze, ten aanzien +van het in meerdere of mindere mate aanwenden van stoomwerktuigen, +tot uitvoering en het duurzaam drooghouden van het Meer, daaromtrent +van een' grooten invloed." + +»9º. Hierboven is reeds vermeld, welke sommen jaarlijks door het +Hoogheemraadschap van Rijnland, ter beveiliging der oevers, moeten +worden aangewend. Daarvan zal dit district bevrijd worden; doch dit +is niet het éénige voordeel, dat hetzelve door de droogmaking bekomt; +het aantal van 16,700 bunders zal, in zoodanige evenredigheid als +billijk zal worden bevonden, althans voor de uitlozing van deszelfs +water, moeten bijdragen, zoo dat dit district het uitzigt verkrijgt, +dat in het vervolg deszelfs lasten aanmerkelijk zullen worden verligt." + +»10º. De belangen van het gemelde Hoogheemraadschap hebben vroeger de +uitvoering dezer onderneming in den weg gestaan, vermits men vermeende, +dat deszelfs uitlozing daardoor zoude worden belemmerd." + +»Men heeft daarin nu echter, door deze gemaakte ontwerpen, op de +meest voldoende wijze kunnen voorzien, zoo door een' overblijvenden +ruimen boezem, als de stichting van meerder uitlozende sluizen, de +volledige verbetering van het Katwijksche Kanaal, en het aanwenden +der stoomkracht, om, ingeval van nog bestaande noodzakelijkheid, +den boezem onmiddellijk naar vereisch te ontlasten." + +»11º. De voordeelen gedurende de bewerking, bestaan in de verhuring +der dijken, de verpachting der visscherij, die der van tijd tot tijd +droogkomende landen, en eenige opbrengsten van dien aard." + +»12º. De uitlozing van den toekomstigen polder zal op den boezem van +Rijnland plaats hebben; doch de vraag, of deze polder ook onmiddellijk +tot dat Hoogheemraadschap behooren, en, even als alle andere polders, +een gedeelte daarvan zal uitmaken, zal later, overeenkomstig de +bepalingen van de grondwet en de bestaande wettelijke verordeningen, +kunnen worden uitgemaakt." + +»13º. De dijken van het droog te maken Haarlemmer Meer komen +natuurlijk ten laste van den eventuëelen polder, en moeten door +denzelven onderhouden worden, even als zulks in alle andere gevallen +plaats heeft, en er is geene de minste reden, om te vermoeden, dat +dit niet naar behooren zoude geschieden, daar het bestaan der droog +te maken landen hiervan afhankelijk is, en overigens daaromtrent ook +een zorgvuldig toezigt plaats heeft [73]." + +Nadat deze antwoorden wederom in de Afdeelingen van de Tweede Kamer +waren onderzocht, en, in de vergadering van 31 Maart, de Centrale +Afdeeling een nader Verslag had uitgebragt [74], werd in de Zitting +van den 2den April over de voorgestelde Wet beraadslaagd. Acht en +Veertig Leden [75] waren tegenwoordig, waarvan vijftien over de wet +het woord hebben gevoerd. + +De eerste spreker was de Heer van Swinderen, welke zeide: [76] + +»Is ten allen tijde in ons vaderland het groot belang, hetwelk +de ingezetenen hebben in den waterstaat, in vaarten en wegen, +levendig gevoeld; zijn in het bijzonder de menigvuldige bedijkingen, +en de in de laatste jaren aanmerkelijk vermeerderde en verbeterde +vervoermiddelen daarvan sprekende bewijzen; het heeft ons dan ook niet +kunnen bevreemden, dat de Regering hare aandacht gevestigd heeft, +zoo wel op het droogmaken en in eenen vruchtbaren grond herscheppen +van eenen grooten, van tijd tot tijd in uitgebreidheid toenemenden, en +daardoor dreigenden waterplas, als op het meer snel en minder kostbaar +vervoer van personen en goederen over ijzerbanen, die reeds in andere +landen in gebruik zijn gesteld. In tegendeel, wanneer wij ons met +de Regering dien uitgestrekten en dreigenden waterplas voorstellen +als in vruchtbare velden herschapen, door nijvere bewoners bevolkt, +rijke producten opleverende, en hierdoor den algemeenen rijkdom +vermeerderende, en den Staat in zijne inkomsten in velerlei opzigten +aanmerkelijk bevoordeelende,--wanneer wij tevens het hooge belang +gevoelen van den buitenlandschen handel, en denzelven wenschen te +behoeden voor een gevaar, hetwelk geenszins hersenschimmig wordt +genoemd,--dan kunnen de ontwerpen van wet tot zulke gewigtige oogmerken +strekkende, ons niet dan welkom zijn, en de zorg, met welke het thans +in openbare beraadslaging zijnde ontwerp in alle de afdeelingen is +overwogen, levert een ondubbelzinnig bewijs op, dat het gewigt van +hetzelve levendig door U Ed. Mogenden wordt gevoeld." + +»Geen wonder dus, dat de inlichtingen, welke ons ter dezer zake +door de Regering zijn gegeven, vooral ook de op ons aanzoek ons +ter inzage verleende memoriën en berekeningen van die kundige +en vaderlandslievende mannen, welke over deze onderwerpen zijn +geraadpleegd, en welke hunne gevoelens en inzigten zoo uitgewerkt aan +de Regering hebben medegedeeld, door ons met de meeste belangstelling +zijn ontvangen geworden." + +»Ik wenschte dan ook, Ed. Mog. Heeren! dat het ontwerp van wet mijne +geheele toestemming mogt kunnen erlangen, en dat ik niet in den +tijd en de wijze waarop, zoowel als in de middelen door welke, de +uitvoering van de in dat ontwerp, alsmede in de toelichtende memorie +en in de beantwoording der ingebragte bedenkingen, omschrevene werken +zal plaats hebben, zoo vele bezwaren vond, dat ik daardoor van die +toestemming, immers voor alsnog, wierd weêrhouden." + +»Daar echter die bezwaren reeds in de processen-verbaal van +de beraadslagingen der afdeelingen zijn te berde gebragt, zoude +ik vreezen de aandacht van U Ed. Mogenden te misbruiken, indien ik +thans in eene breede ontwikkeling van alle dezelven wilde treden, en +ik zal daarom trachten deze bezwaren, zoo verre die in het verhaal +der vierde afdeeling voorkomen, doch naar mijne meening door de +antwoorden der Regering niet zijn opgelost of genoegzaam toegelicht, +zoo kort mogelijk voor te dragen." + +»En dan vallen in de eerste plaats in het oog drie algemeene +bedenkingen, welke in de genoemde afdeeling zijn vooruitgezet, +en die ik daarom thans slechts zal opnoemen, namelijk 1º. dat de +tijd nog niet gekomen is, om zulke groote en kostbare ondernemingen, +als zijn die van het bedijken en droogmaken van het Haarlemmer Meer, +en van het daarstellen van ijzerbanen, voor rekening van het Rijk +tot stand te brengen, maar dat werken van dien aard, voor zoo veel +dezelven niet door particuliere personen of maatschappijen onder +toevoorzigt der Regering kunnen worden daargesteld, en niet door den +drang van omstandigheden gebiedend worden geeischt, dan eerst behooren +in overweging te worden genomen, als de Belgische zaak geschikt, +de oorlogskosten verminderd, en de jaarlijksche vermeerdering van +schuld opgehouden zal zijn; 2º. dat werken van zoo onderscheiden +aard niet te zamen in één wetsontwerp behooren te worden vereenigd, +maar in afzonderlijke ontwerpen vervat, opdat niet het goed en nuttig +geoordeelde werk om het afgekeurd wordende verworpen, of omgekeerd +het afgekeurd wordende om het goedgekeurde aangenomen mogt worden; +3º. dat het niet raadzaam schijnt, om tot zoodanige werken fondsen +te bezigen, welke tot een ander doel zijn bestemd geworden, en door +welker gebruik het reeds zoo ingewikkeld geldelijk beheer nog meer +zoude worden gecompliqueerd; wordende deze bedenking, mijns oordeels, +nog versterkt door de aanmerking in het slot der beantwoording van +de Regering te vinden, volgens welke de openlegging van den staat +van het Amortisatie-Syndicaat spoedig op handen is, en men dan met +meerdere kennis van zaken over gebruik en restitutie van kapitalen, +en over te nemen maatregelen van voorziening, zal kunnen oordeelen." + +»Bij deze algemeene bedenkingen komen nog vele bijzondere, ten aanzien +der onderscheidene werken bij dit wetsontwerp bedoeld, waarvan ik +slechts eenige voorname zal in het midden brengen, en wel vooreerst +ten aanzien van den spoorweg of ijzerbaan van Amsterdam naar Arnhem." + +»Ik sprak enz.", + +»Ook de bedijking en droogmaking van het Haarlemmer Meer beveelt zich +van onderscheidene zijden aan. De herschepping van eenen grooten, van +tijd tot tijd in uitgebreidheid toenemenden, en daardoor dreigenden +waterplas in eenen vruchtbaren met nuttig vee beslagen' grond, kan met +treffende kleuren worden afgeschilderd: en ook het Rijk heeft daarbij +zóó veel belang, dat het verstrekken van eenige sommen van staatswegen +tot dat einde niet onaannemelijk worden geacht. Verder, ofschoon ik +niet overtuigd ben van de gegrondheid van het bij sommige ingelanden +van Rijnland bestaande bezwaar in eene droogmaking van het geheele +Haarlemmer Meer, en ik zelfs eene zoodanige geheele droogmaking boven +eene partiëele, om verschillende redenen, thans niet te ontwikkelen, +verkieslijk houde, kan ik toch genoegen nemen met de ter gemoetkoming +aan dat bezwaar door de benoemde belanghebbenden en deskundigen +voorgestelde wijze van bedijking, in voege dat een klein gedeelte +van dien grooten plas, onder den naam van Spieringermeer bekend, +buiten bedijking blijft, om te dienen tot een' boezem, in welken +het water wordt opgemalen, ten einde alzoo door sluizen te worden +geloosd. Die boezem is, ook naar mijn oordeel, groot genoeg, om bij +dagelijksche ontlasting al het dagelijks opgemalen of opgestoomd +wordende water te kunnen bevatten; terwijl de door het opmalen of +opstoomen veroorzaakte hooge stand des waters de lossing daarvan in +diezelfde mate zal vermeerderen, als het boezem-water zal rijzen." + +»Dan ook tegen dit werk doen zich eenige bedenkingen op. Want +om, ter bekorting mijner rede, niet terug te komen op alles, +wat daaromtrent reeds in de verbalen der beraadslagingen van de +afdeelingen nopens het hooren der belanghebbenden, de verzekering +van wettig verkregene regten, de berekening van het productive des +werks, en meer andere punten is gezegd, en naar mijn oordeel in de +beantwoording der Regering niet tot bevrediging en geruststelling van +U Edel Mogenden is opgelost; om al verder niet te treden in een betoog +van de noodzakelijkheid, dat nieuwe wetsbepalingen, op het stuk van +de onteigening, het daarstellen van zulke groote werken, als in dit +wetsontwerp worden voorgedragen, dienen vooraf te gaan; wil ik thans +alleen opmerken, dat de gegrondheid van het gevoelen van velen onzer, +dat dit werk, hoe nuttig hetzelve ook wezen moge, echter meer uit +het oogpunt van plaatselijk, districts- en gewestelijk, dan wel uit +dat van algemeen belang moet worden beschouwd, onder anderen dááruit +blijkt, dat Rhijnland, volgens het overgelegde plan en teekening, +eene volledige verbetering in het Katwijksche kanaal zoude erlangen, +eene verbetering, waartoe anders, zoo als door de vijfde afdeeling te +regt is aangemerkt, bij den onvolmaakten toestand, waarin dat kanaal +zich bevindt, Rhijnland toch verpligt zoude zijn, vroeger of later +over te gaan. Ook is dit gevoelen niet alleen door de beantwoording +der Regering niet wederlegd, maar zelfs aanmerkelijk versterkt door +hetgeen aldaar sub 5º. en 9º. te lezen is, namelijk »dat de kosten, +om den oever van het Haarlemmer Meer volledig te beveiligen, thans +zeer groot zijn; dat de geheele oostelijke oever door eene steenen +glooijing voor verdere inbraak moet worden beschermd; dat daartoe +de som van omtrent f 30,000 jaarlijks door het Hoogheemraadschap van +Rhijnland wordt aangewend; dat dit district door de bedijking van het +Meer daarvan zal worden bevrijd; en dat dit niet het éénige voordeel +is, hetwelk hetzelve door de droogmaking zal bekomen, maar dat ook +het aantal van 16,700 bunders voor de uitlozing van deszelfs water +zat moeten bijdragen, zoodat dit district het uitzigt verkrijgt, dat +in het vervolg deszelfs lasten aanmerkelijk zullen worden verligt."" + +»Kan het wel duidelijker, Ed. Mog. Heeren! dan hier geschiedt, +uiteengezet worden, dat niet alleen het algemeene Rijks-belang, maar +ook wel degelijk een meer bijzonder belang in dit werk is betrokken, +en kan dan het gevoelen van de zoodanigen onzer, die van oordeel zijn, +dat hetzelve niet voor rekening en op kosten van het Rijk alleen +dient te worden ondernomen, maar dat ook plaatselijke, districts- +en gewestelijke bijdragen daartoe in billijke evenredigheid behooren +te worden aangewend, ongegrond worden genoemd?" + +»In sommige afdeelingen is te kennen gegeven, dat het door de Regering +geopperde, doch niet aangenomen denkbeeld, om de ondernemingen +aan particulieren over te laten, en dus de kosten der werken uit +particuliere negotiatiën te vinden, alles onder het oppertoezigt +der Regering, niet geheel verwerpelijk voorkwam, althans in het +geval, dat er uitzigt bestaan mogt, dat zich daarvoor associatiën van +bijzondere personen mogten opdoen. Ten aanzien van de spoorwegen, zijn +daartegen in de beantwoording gewigtige bedenkingen, vooral uit de +noodzakelijkheid, dat de Regering van het tarief der regten meester +blijve, ontleend, ingebragt: dan ten aanzien van de bedijking en +droogmaking van het Haarlemmer Meer bestaan die bedenkingen niet, en ik +zoude daarom dit werk wel aan eene maatschappij van bijzondere personen +willen overgelaten zien, alles onder genot van zoodanige Rijks-, +provinciale en districts-bijdragen, en verdere aanmoedigingsmiddelen, +als noodig mogten worden geoordeeld, om dit gewigtige werk met een +gegrond uitzigt op goed gevolg tot stand te kunnen brengen." + +»Wat de verdere werken enz. [77]." + +Daarna sprak de Heer Donker Curtius en zeide over dit onderwerp: + +»Ten aanzien van de droogmaking van het Haarlemmer Meer denk ik +minder ongunstig, (dan over den Spoorweg); maar de zamenvoeging van +dit onderwerp met de Spoorwegen verhindert mij, om mijne stem bij +dit onderwerp alleen te bepalen." + +»Doch ook, wanneer het mij op zich zelf werd voorgelegd, zoo als +het thans is voorgesteld, zou ik, bij gemis van oplossing van vele +ingebragte bezwaren, huiverig zijn, daaraan voor als nog mijne +toestemming te geven, 1º (en dit alles is ook toepasselijk op de +ijzerbanen) omdat ik het oogenblik onzer Staatkundige positie en +geldelijke aangelegenheden daartoe min geschikt acht; 2º omdat mij de +zaak, tot hiertoe, meer vatbaar schijnt voor particuliere onderneming, +des noods met subsidie uit 's Lands Kas, dan voor eene onderneming +der Regering; en 3º omdat ook dan, wanneer ik de onderneming, zoo +als zij wordt voorgedragen, als volkomen aannemelijk keurde, ik niet +van oordeel ben, dat daartoe eene disponibelstelling van het gansche +benoodigde fonds bereids nu vereischt wordt, veel minder dat het eene +behoefte zou zijn, om tot dat einde casu quo toegestemde fondsen van +derzelver wettelijke bestemming te detourneren [78]." + +De Heer Romme was de derde spreker, en zeide: + +»Evenmin wil ik, door de afstemming der onderwerpelijke Wet, gehouden +worden als tegen het droogmaken der Haarlemmer Meer op te treden; +ook deze onderneming beschouw ik als nuttig en wenschelijk, en zoude +mij aangaande de mogelijke uitvoering van dat belangrijke werk op +de ervarenheid en het beleid van de directie van onzen algemeenen +waterstaat willen verlaten; maar dewijl bij deze onderneming algemeene, +gewestelijke en plaatselijke belangen betrokken zijn, zoo behooren +ook deze in verhouding tot het voordeel, hetwelk de onderneming +eventueel voor hen kan doen ontstaan, of den last, waarvan zij dien ten +gevolge ontheven worden, daartoe bij te dragen. In zoo verre dezelve +echter niet door eene oogenblikkelijke en dringende noodzakelijkheid +mogt geboden worden, zoo wordt de verdaging van dien, mede uit een +finantiëel gezigt, aanbevolen [79]." + +Breedvoerig sprak de Heer Luzac over dit onderwerp, hetgeen hem, +als inwoner der stad Leijden, natuurlijk moest ter harte gaan. Zie +hier zijne redevoering: + +»Ik was voornemens geweest, bij de uiteenzetting mijner gedachten +over het onderhavig wetsontwerp, en de redegeving van mijn ongunstig +votum, de orde, waarin de diverse onderwerpen zijn opgenoemd, te +volgen, en na eene algemeene consideratie te hebben vooropgezet, +mitsdien: 1º. over den spoorweg van Amsterdam op Arnhem; 2º. over +den zijtak van Rotterdam op Utrecht;--in de derde plaats over het +bedijken en droogmaken van het Haarlemmer Meer, te spreken, om, in +de vierde plaats, de overige bedoelde werken te behandelen, en met +de beoordeeling van het voorgestelde finantiëel middel te besluiten." + +»Ik zal dit voornemen echter laten varen en mijne taak aanmerkelijk +beperken: het onderwerp der spoorwegen zal ik stil ter zijde laten +liggen, en mij bij de tweede hoofdbedoeling der wet, het droogmaken +van het Haarlemmer Meer, ééniglijk bepalen; ik kan mij toch ook met +de bedenkingen van U Ed. Mogenden omtrent de spoorwegen, zoodanig +als dezelve door de Regering zijn voorgesteld, in al de afdeelingen +bestreden, evenzeer vereenigen, als met vele der gezigtspunten, +zoo even door ons geacht medelid uit Holland (Donker Curtius) uit +een gezet." + +»De algemeene consideratie, welke, naar mijn oordeel, de +beraadslagingen over dit wets-ontwerp domineert, is de finale +ongepastheid en ongeschiktheid van het tegenwoordig oogenblik tot +het aanvangen der bedoelde werken. Het komt mij voor, dat, bij de +verwachte schikking onzer quaestiën met België, de voorzigtigheid ons +moet gebieden, de verwezenlijking derzelve af te wachten, alvorens +ons in ondernemingen te steken, welke (de nuttigheid volkomen eens +aangenomen), aanvankelijk toch reeds op ene uitgaaf van 24 millioen +geraamd worden, en ons tot beschikbaarstelling van nog vele andere +millioenen zullen kunnen noodzaken." + +»Ik wil de spoedige en gunstige beëndiging onzer geschillen verwachten, +en vraag, of wij, na dezelve, niet beter het standpunt zullen kennen, +waarop wij ons staatshuishouden zullen kunnen en moeten inrigten; +of wij dan niet beter zullen kunnen beoordeelen, welke middelen wij +tot verbetering onzer inwendige communicatiën moeten aanwenden; of +en hoe wij Hollands grooten waterplas in welige landsdouwen zullen +kunnen herscheppen?" + +»Doch, enz." + +»Ten opzigte van het droogmaken van het Haarlemmermeer is mijne +bedenking echter van de meeste kracht; daar deze onderneming, welke +reeds meer dan twee eeuwen ter sprake gebragt is, voorzeker wel in +zeer rustige tijden mag ondernomen worden, en het uitstellen daarvan +het algemeen waarlijk niet met zoo vele en zoo eminente gevaren +bedreigt, als men dit soms wil doen gelooven. Bedenken wij toch, dat +bij het opkomen van ieder plan tot bedijking, in 1617, 1632 enz., +de ondergang van Holland door het Meer steeds als zeer aanstaande +werd aangekondigd. In 1742 voorspelde doctor Zumbag de Koesvelt dien +ondergang als zeer nabij, indien men zijne droogmakings-projecten +niet volgde; zij bleven achter, en reeds bijna eene eeuw is nu gunstig +over zijne profetie heengevlogen." + +»Eenig uitstel zal hier weinig schaden, terwijl het onvoltooid laten +des werks, ten gevolge van moeijelijkheden, waarin het vaderland nu kan +gewikkeld worden, de schromelijkste gevolgen na zich kan slepen. De +intempestiviteit alleen zoude mij dus reeds doen huiveren, aan het +ontwerp van wet mijne toestemming te geven." + +»Doch ik wil mij achter dit algemeen bezwaar niet verschuilen, en +tot de wet zelve overgaan:--ik laat, zoo als ik zeide, de quaestie +der spoorwegen geheel ter zijde liggen, om dadelijk en uitsluitend +het onderwerp van het bedijken en droogmaken van het Haarlemmermeer +te behandelen." + +»Hierbij doet zich al dadelijk eene zeer belangrijke vraag op, +welke ik de aandacht en het onbevangen oordeel van U Ed. Mogenden +moet aanbevelen,--zij is deze: »kunnen en mogen de Staten-Generaal de +Regering in deze ondersteunen;--kunnen en mogen zij dit, in den stand, +waarin de quaestie van het droogmaken van het Haarlemmermeer zich thans +nog bevindt?" Ik houde mij overtuigd, dat deze vragen niet wel anders +dan ontkennend kunnen beantwoord worden, en zal aan U Ed. Mogenden +mijne redenen openleggen.--Wat is »hetgeen men het Haarlemmer- of +Leijdschemeer noemt?" Is het een waterplas, welke, als b. v. de +Zuiderzee, kan gezegd worden, aan het algemeen te behooren?--Is +het een waterplas, welke onbeheerd, onverzorgd ligt--welke aan het +domein vervallen is; over welken de algemeene Regering des Lands +eenige onmiddellijke administratie heeft? Voorzeker neen!--Het +is een waterplas, geheel in de provincie van Holland gelegen, tot +deze alleen behoorende: hij is, en was van de overoudste tijden af, +onder het oppertoezigt van een bijzonder collegie gesteld, hetwelk +de zorg heeft en volbrengt, van hem, in het belang van het geheel +hem omgevend district van Rhijnland, gade te slaan, en naar gelang +der hiertoe bestaande middelen te beteugelen." + +»Het is, en dit is opmerkingswaardig, als eene rentegevende bezitting +van de stad Leijden te beschouwen; een bezit, door die stad titulo +oneroso verkregen, hetwelk haar, zonder de grootste onregtvaardigheid, +niet eigendunkelijk en zonder voorafgaande voldoende schikkingen, kan +of mag ontnomen worden.--De Hooge Regering, Ed. Mog. Heeren! kan en +moet over de bedoelde droogmaking niet beslissen, zonder voorafgaand +bepaald overleg en medewerking der steden Haarlem en Leijden, zonder +hierin het Hoogheemraadschap van Rhijnland, zonder bepaaldelijk ook +de Staten der provincie gekend te hebben." + +»Dit klinkt U Edel Mogenden welligt vreemd; doch die bevreemding zal +spoedig ophouden, wanneer ik U Edel Mogenden eenige feiten uit onze +Geschiedenis zal hebben kenbaar gemaakt, en U Edel Mogenden eene +authentieke akte, door Willem den eersten en de Staten des Lands +verleden, zal hebben doen zien: zij zal ophouden, zoodra ik U Edel +Mogenden omtrent de waarachtige en nog ten huidigen dage standhoudende +omstandigheden zal hebben toegelicht." + +»In het werk van den beroemden Frans van Mieris, in den jare 1770, +door Mr. Daniel van Alphen te Leijden uitgegeven, onder den titel van +Beschrijving der stad Leijden, deel II, pag. 605, leest men:--»dit +groote water (het Meer) draagt thans zijn' naam naar de steden tusschen +welke het gelegen is: doch eertijds bestont het uit verscheidene kleine +meeren, die van elkanderen gescheiden lagen, in dier voegen dat men +langs het land van de Vennip en het uiterste van den Ruigenhoek, +daar men met een schouw over het Meer gezet wierdt, op Aalsmeer of +ander waard in Amstelland, of naar Woerden en Utrecht geraken konde: +doch men vindt aangeteekend, dat deze weg, door overstrooming in het +jaar 1496 onbruikbaar geworden, en de menigte der kleine meeren tot +eenen geweldigen plas gemaakt is, nogtans zijn de namen der eertijds +afgezonderde wateren tot heden overgebleven."" + +»Al deze wateren waren nu, onder den algemeenen naam van Vroonwateren, +dat is te zeggen, vrij onbelaste wateren, bekend, en werden in den +jare 1433 door Hertog Philips van Bourgondië in erfpacht aan de stad +Leijden gegeven: zoo als te vinden is in het Groot Charterboek van +van Mieris, IV deel, pag. 1017." + +"Margaretha, weduwe van Graaf Willem VI, herhaalde deze uitgifte in +1434 en 1435, en Philips, Hertog van Bourgondië, stelde, in de maand +Junij 1451, orde, »dat die van Leijden in de gepachte vroonwateren +niet verkort of beschadigd zouden worden." + +»De stad Leijden namelijk had veel nadeel door het visschen van +bijzondere personen ontvangen, en nu beval Hertog Philips in gezegd +jaar 1451, wel uitdrukkelijk: »dat niemand in het gemelde water +zonder bewilliging van de stad Leijden zoude visschen, noch eenige +ruigte mogt snijden noch vervoeren, op zekere boeten, door den schout +van Leijden, van de overtreders te vorderen." Men leze de handvest, +bij van Mieris pag. 699." + +»Op dezen voet, bij welken de vrije of vroonwateren tusschen Leijden +en Haarlem nog geheel in eigendom aan den souverein verbleven, is +de stad Leijden, voor 75 Wilhelmus schilden, jaarlijks te betalen, +pachter geworden en gebleven, tot na de afzwering van Philips II en +de vestiging van dezen Staat, door Willem den Eersten." + +»En wat is toen gebeurd?--Ik bid U Ed. Mogenden hierop uwe aandacht te +willen vestigen: »toen is," zegt Van Mieris, Beschrijving van Leijden, +pag. 605, »het vroon tusschen Haarlem en Leyden, in het jaar 1583, +geheel aan de stad Leyden verkocht geworden, en die stad is sedert +in dat uitgebreide gebied door de Hooge Overheid gehandhaafd." + +»Dit is geen sprookje, mijne Heeren! geene onzekere overlevering: de +acte van verkoop is voorhanden, en te vinden in de Handvesten der stad +Leijden, door Van Mieris, in 1759, uitgegeven, pag. 705.--Het zij mij +vergund de belangrijkste periodes aan U Ed. Mogenden mede te deelen." + +»De akte is van den 31sten December 1583; boven aan leest men: +»Door den Prins van Oranje, de Ridderschap, Edelen en Gedeputeerden +van Holland, representerende de Staaten van 't Land, aan de stad +Leijden verkogt het vroon tusschen Haarlem en Leijden, &c. &c.--en +zij begint aldus:" + +»»Willem, bij der gratien Goodts, Prince van Orangnen, Grave van Nassou +&c. &c.--mitsgaders die Ridderschappen, Edelen en Gedeputeerden van de +steden van Hollandt, representerende de Staten van den selven Lande: +Doen te wetenen, dat naerdyen bevonden is de Domeynen van Hollandt, +in voorleden tyden, ende verscheyden jaeren successivelycken, zoo by +'t vercoopen ende versetten van dien, als belastinge van renten daer +op gestelt, zeer vermindert, becommert ende beswaert te zijn, in der +vougen, dat uyt die jaerlycxe vruchten ende incomsten derzelver de +voorsz. renten ende lasten daer op staende nyet en mochten worden +voldaen, waerdeur &c. Omme hier tegens te voorsien,--wy raetsaem +bevonden hebben, by zeeckere commissarissen, soo uyt de Edelen ende +Gedeputeerden van de steden, als uyt den Raide Provinciael--te doen +procederen, tot vercoopinge van diversche partyen van Domeynen. Welcke +commissarissen onder andere overcomen zyn met die Burgermeesteren, +ende Regeerders der stede van Leyden, als dat sy luyden in coope +hebben ende behouden zullen, ten behouve van heurluyden stede, de +partyen van Domeynen hier naer verklaert."" + +»»Eerst, d'erffpacht van vyff en 't zeventich Wilhelmus schilden, +verscheynende tot twee termynen 't jaer--die de voorschreven stede +jaerlycks schuldig is, van 't vroon tusschen Leyden ende Haarlem, +voor de somme van twee duysent achhondert ponden van XL grooten +Vlaemsch 't pondt:--Item, &c."--Vervolgende de akte, na de opnoeming +van andere verkochte recognitiën, thijnsen en regten, aldus: »Ende +alzoo de voornoemde stede van noode is daervan te hebben haerder +verseekertheyt, Onze open brieven daertoe dienende; soo ist, dat Wy, +hebbende de voorsz. vercoopinge voor aengeneem, ende willende te goeder +trouwe procederen mitte voornoemde stede, ende haer verseeckeren zoo +'t behoort, hebben denselven verkoft, gecedeert en getransporteert, +vercoopen, cederen ende transporteren bij desen, de voorsz. partyen +van Domeynen, hier vooren geroert, vry, zonder opstal van eenige +renten, omme deselye voor haer, off actie van haer hebbende, +in vryen eygendom te besitten ende gebruycken, sonder dat daervan +eenige nacoop, naestinge off lossinge zal mogen geschien.--Beloven +voorts de voorsz. coope by alle tractaten van peyse te houden staen, +ende te doen approberen, ende de voorn. stede--te garanderen vry, +costeloos ende schadeloos te houden van alle actien, aenspraken ende +pretensien, die selve ter cause van de voorsz. coope gemoveert sullen +mogen worden. Oock en sullen de voorz. partyen van domeyen bij geen +mesuren ofte delicten verbeurt mogen worden, ten ware d'eygenaer van +dien eenige verraderye tegen 't gemeen Vaderland aanrichte." Dat nu de +stad Leijden deze domeinen, zegt de acte, gekocht heeft, zal hierdoor +wel bewezen zijn, even zeer als het buiten kijf is, dat de stad zich +aan geene verraderije tegen het gemeene Vaderland heeft schuldig +gemaakt, en ze hierdoor kan verloren hebben; doch het blijkt ook, +dat zij de kooppenningen voldaan heeft, want de quitantie, in dato +14 November 1584, is bij Van Mieris, pag. 707, achter het bedoelde +stuk gedrukt." + +»Na deze lecture veroorloof ik mij nu deze eenvoudige vraag, quo +titulo de Hooge Regering, welker predecesseuren dezen verkoop gedaan +hebben, en tegen alle aanmaningen plegtig gegarandeerd, nu zonder +toestemming van den eigenaar dezer regten, tot het droogmaken van het +Meer, het doelloos worden van het verkochte, kan besluiten? Hoe zij +deze vergadering hiertoe kan willen doen medewerken? Is het eerste +gedeelte van art. 164 der grondwet dan zonder kracht geworden?" + +»En nu kan men niet over de uitgestrektheid van dit vroon twisten; +want van deze blijkt weder uit eene keure van den 28 Februarij 1594: +»duidelijk leerende, zoo als Van Mieris zegt, pag. 707, hoeverre zich +het vroon der stad Leyden uitstrekt, en uit welke wateren hetzelve +bestaat."" + +»De aanhef dezer keure luidt aldus:" + +»»Alsoo de stad Leyden in den jaere 1433 van H. M. Hertoge Philip +van Bourgongien, in der tyd Grave van Hollandt, het recht vercreghen +heeft tot de visserien van de Meeren, ghelegen aen verscheyden partien +tusschen Leyden, Haerlem, ende Amsterdam: ende sulcx van den selven +tyd aen, in geduyrighe ende vreedsamighe possessie, ende gebruyk is +gheweest, van de volgende wateren ende visscheryen, die men van oudts +mit eenen name ghenoemt heeft het vroon--als de Zyl, 't Zweylant, +de Norremeer, de Hemmeer, de Valckemeer, of 't Vennemeertgen, de +Spriet, de Kever, de Zeven, 't Hellegat, de Zassemeer, de Greveling, +de Aa, Huykersloot, de Cagermeer, de Astermeer, de Leydtschemeer, de +Haarlemmermeer, de Hellemeer, de Verremeer, de Stommeer, 't Griet, de +Brasemeer, de Oudeweteringhe, de Gooch, ende de Nieuweweteringhe.""-- + +»Hoe, in het vervolg van tijd, over die regten, over die bezitting, +is gedacht geworden, alsmede hoe onze voorvaders het bedijken en +droogmaken van het Meer beschouwden, is overtuigend te lezen uit eene +resolutie van de Groote Vroedschap der stad Leijden, van den 6den +October 1632 (bij van Mieris pag. 710), waarin deze woorden voorkomen: +»Hebben de H. H. Burgemeesteren van dese stadt Leijden, de Grote +Vroedschap derzelver stede voorgedragen dat--gemerkt de voorsz. Meeren +dese stadt in eigendom toebehooren, ende dat de bedijkinge van dien, +extreme groote schaden en interesten, jaa (dat Godt verhoede), den +geheelen ondergang van de voorsz. stadt soude konnen veroorsaaken, +of daarom niet goed en dienstig en ware in tijds vast te stellen, dat +voortaan op 't stuk van de bedijckinge der voorz. Meeren--van wegen +dese stadt niet en sal mogen werden gedelibereert nog geresolveert, +dan bij de voorsz. Vroedschappen, ende alle de leden van dien +tegenwoordig, of immers daartoe geconvoceerd zijnde: mitsgaders bij +eenparige stemmen van alle deselve, sonder dat overstemminge daarinne +plaatse sel mogen hebben." + +»Nu moet men niet zeggen, dat die Leijdenaren zich hieromtrent te +veel aanmatigden, en in deze resolutie, als getuigen in derzelver +eigene zaak, reprochabel zijn; want ook de regterlijke Autoriteiten +van dien ouden tijd erkenden en handhaafden de regten der stad op +'t vroon, zoo als weder te zien en te lezen is, door eene uitspraak +van commissarissen van den Hove van Holland, van Julij 1656, gegeven +tegen den Bailluw van Kennemerland, »welke meende geregtigd te zijn +het vischwant en de fuiken in de vroonwateren der stad Leijden, +met geweld te mogen weghalen. (Zie van Mieris pag. 713.)" + +»Ik vertrouw, dat U Ed. Mogenden, na de mededeeling dezer stukken, +mij toch zullen toestemmen, dat hier van iets meer, dan van verouderde +vooroordeelen quaestie is, en dat met zegel en brief kan bewezen +worden, dat zonder de stad Leijden hierin te kennen, naar regt en +billijkheid, niets behoort ondernomen te worden; ten zij wij weder +wilden terugkeeren tot die ongelukkige tijden, toen de dienaren van +Philips II, op de klagten onzer voorvaders over het schenden hunner +regten, geen beter antwoord wisten te geven, dan hun in derzelver +verbasterde taal toe te voegen: non curamus vestros privilegios." + +»Onze voorvaders, die reeds in 1617, daarna weder in 1632, over het +droogmaken der bedoelde plassen hoorden spreken, en deswege allerhande +plans zagen maken, overdachten deze zaak met ernst en bedaardheid, +en oordeelden haar van zoodanige veruitziende gevolgen, dat zij eene +resolutie namen, op den 14den November 1662, bij de Groote Vroedschap +der stad Leijden, »omme haar bij 't aankomen van ieder veertig (of +raadslid), na het doen van den eed in die qualiteit, voor te lezen +van namelijk niet te resolveren in het bedijken van de Leijdsche en +naast aangelegen meeren." (Zie van Mieris, pag. 714.)" + +»Ten slotte moet ik opmerken, dat de gestrengheid dezer resolutie +op den 13den Julij 1750 is opgeheven geworden, de leden der groote +Vroedschap van de gedane belofte toen zijn ontslagen, en wij sedert +dien tijd weder over het droogmaken van het Meer ons gevoelen te +Leijden vrijelijk mogen uiten." + +»Tot verdere toelichting, Ed. Mog. Heeren! dezer belangrijke +quaestie, moet ik hierbij voegen, dat even min als de bedoelde koop +kan betwijfeld worden, even min quaestieus is, wat in de bedoelde +regten aan de stad Haarlem, wat aan Leijden toebehoort.--Uit eene +overeenkomst toch, door de Regenten van beide deze steden op den 6den +November 1698 aangegeven, en almede bij van Mieris, pag. 715 en 716 te +vinden, blijkt, dat alleen aan de stad Haarlem de visscherij in het +Spieringermeer toekomt, terwijl het vroon van al de overige wateren +en plassen, het Haarlemmer- of Leijdsche-meer, geheel ten bate en +voordeele van Leijden kwam." + +"En is nu dit regt verloren gegaan, heeft men deze revenuen niet +geteld en ze soms laten varen?--In geenen deele, mijne Heeren!--De +stad Leijden is nog, tot op den huidigen dag, de belangrijke vruchten +van haren koop plukkende:--nog wordt de visscherij in de vroonwateren +door de stad Leijden gepacht, en brengt zij een bruto jaarlijksch +inkomen van f 2000 op;--tot op den huidigen dag staan, der stads regt +aanduidende, palen rondom de geheele uitgestrektheid van het Meer, +tot aan den ingang van het Nieuwe Meer toe, tot digt aan de poorten +van Amsterdam; nog tot op den huidigen dag is een lid van den Raad met +het Vroonheerschap te Leijden belast, en bestaat aldaar een speciaal +stedelijke opzigter over al de vroonwateren: en hetgeen mede opmerking +verdient, nog tot op den huidigen dag verleent de stad Leijden, tegen +betaling van zekere geldelijke retributiën, verlof tot het baggeren, +het uitdiepen dus van den grond zelven, in de vroonwateren der stad." + +»Ik moet vooronderstellen, dat deze facta, welke waarachtig zijn, +dat deze regten, op onloochenbare bewijzen steunende, aan de Hooge +Regering, hoe vreemd dit ook klinken moge, onbekend zijn geweest, en +zij vermeend heeft, dat dit groote water zonder vruchttrekkend eigenaar +was;--ware het anders mogelijk geweest, dat zij, onder de voordeelen, +welke gedurende de bewerking door het Meer zullen opgeleverd worden, +ook de verpachting der visscherij (zie no. 11 der beantwoording) +zoude opgenoemd hebben? Het zal toch moeijelijk zijn, weder tot de +verpachting eener visscherij over te gaan, waarvan de eigendom reeds +over meer dan twee eeuwen geleden door hare predecesseuren aan Leijden +is verkocht geworden, en welke visscherij reeds voor verscheidene +jaren door deze stad zelve is verpacht." + +»Ik trek uit dit alles deze conclusie, welke zeker niemand van +overdrijving zal kunnen beschuldigen:--dat men, alvorens tot de +bedoelde onderneming te besluiten, de laatstgenoemde stad in haar +belang had moeten hooren, en over de schadevergoeding, op welke zij +eventueel de gegrondste aanspraak maken kan, eenige opening had moeten +geven. Niets van dit alles is geschied;--men leze al onze stukken, +de meegedeelde memorie der Meer-commissie, nergens zal men eenige +vermelding van de bedoelde regten vinden, nergens eenig bewijs, +dat men hieraan gedacht heeft." + +»Evenmin als men de voorafgaande belangen der stad Leijden heeft +in acht genomen, evenmin heeft men het collegie van Dijkgraaf en +Hoogheemraden van Rhijnland opgeroepen tot het geven van zijn +advies, of verzocht zijne bedenkingen en raadgevingen in het +midden te brengen. Het is waar, dat twee Heeren ook Hoogheemraden +van Rhijnland zijnde, bij het besluit van den 7den Augustus 1837, +tot de commissie zijn geroepen;--doch het is tevens waar, dat die +commissie niet gemagtigd was met de belanghebbenden de quaestie over +het principe te onderzoeken, maar slechts geroepen, om een bepaald +eindontwerp dier droogmaking en eene begrooting van kosten op te +maken, terwijl het nog opmerking verdient, dat de Heer de Bruijn +Kops, een der twee Hoogheemraden, bij het besluit als Burgemeester +van Haarlem wordt aangeduid, en de Heer P. A. du Pui alleen met de +bijvoeging van Hoogheemraad van Rhijnland voorkomt, en, vreemd genoeg, +van het Bestuur, van de Regering van Leijden zelve, niemand bij de +commissie was geroepen.--Het mandaat, aan de Heeren leden gegeven, +was ook geheel personeel; het collegie van Dijkgraaf en Hoogheemraden +werd, volgens mijne berigten, met niets officiëel bekend gemaakt, +en het konde dus ook in geenen deele over de zaak zelve officiëel +met bedenkingen tusschen beiden komen." + +»Als wij nu echter nagaan, dat dit collegie meer dan zes eeuwen +lang het wijd uitgestrekte district van Rhijnland heeft beheerd, en +met zoo krachtige regten en privilegiën der oudste Heeren des Lands +is beschonken geworden, dat het maakt en verzorgt al de belangrijke +uitlozingen van deze vruchtbare landstreek,--dat het, onder zijn gebied +en surveillance, 268 watermolens, die alle op den boezem van deszelfs +district uitmalen, geplaatst ziet, waardoor van zijnen ingewikkelden +waterstaat, en het getal der polders op hetzelve uitlozende, te +oordeelen is; als wij nagaan, dat onder deszelfs bestier de sluizen +op halfweg Haarlem staan, welke men, volgens het gemaakte project, +met eene vierde opening wil vermeerderen en de reeds in den jare 1253 +aan hetzelve toevertrouwde sluizen op Sparendam, alwaar men ook eene +nieuwe bouwen wil, en eventueel, als het noodig bevonden wordt, een +stoomgemaal van 180 paardenkracht zal oprigten;--als wij bedenken, +dat onder deszelfs directie de sluizen van Katwijk behooren, waarvan +men den aan- en toevoer ook verbeteren wil;--als wij ons herinneren, +dat het de superintendentie over het geheele Meer voert, al de werken +ter beteugeling besteedt en bekostigt, en hieraan--om het cijfer, +door de Regering zelve opgegeven, te behouden--jaarlijks meer dan +f 30,000 te kosten legt,--dan mag ik zeker vragen, hoe men bij de +Regering heeft kunnen besluiten tot eene onderneming van dien omvang, +van dit gewigt, van zoo veel gevaar, zonder het genoemde collegie, +ik zal niet zeggen in deszelfs belang te hebben gehoord, want dat +belang is en kan niet anders zijn, dan dat van het algemeen, van de +grondeigenaars van Rhijnland, onder welke al de leden eene eerste +plaats bekleeden,--maar zonder met hetzelve alles bedaardelijk te +hebben gewikt en gewogen, zonder deszelfs voorlichting verzocht, +zonder deszelfs ondervinding geraadpleegd, zonder deszelfs bezwaren +te hebben uitgelokt? + +»Het klinkt schoon, Ed. Mog. Heeren! 16,600 bunderen water in +welige landsdouwen te herscheppen; het is aangenaam, zich, in den +drooggemaakten polder, fraaije bouwmanswoningen en vette landerijen en +dartelend vee voor te spiegelen, en niemand van Rhijnlands ingezetenen, +veel min het collegie van Rhijnland, zoude niet gaarne zeer veel +toebrengen om dit heerlijk tafereel te verwezenlijken en hunne +bundergelden, zoo door een groot accres van contribuerende deelgenooten +in deze gemeenschap, als door het wegvallen der onkosten, welke het +Meer jaarlijks veroorzaakt, aanzienlijk te zien verminderen. Doch die +verwezenlijking is, helaas! nog hoogst problematiek, en de vreeze, +dat deze onderneming, in stede van 16,600 bunderen water tot land +te brengen, de oorzaak zal zijn, dat meerdere duizende bunders goed +vruchtbaar land in het vervolg zullen bedorven worden, heeft ons +deze onderneming altijd, ik zeg niet met weerzin tegen de zaak zelve, +doch met schroomvalligheid doen beschouwen." + +»Tot verdediging van die schroomvalligheid hebben wij nu slechts het +rapport der staats-commissie zelve in handen te nemen, in hetwelk +wij met duidelijke woorden geschreven vinden, dat zij zelve niet +geheel gerust, niet zeker is »van den invloed, dien de droogmaking +van het Haarlemmermeer (dit zijn de eigene woorden van het rapport) +nog altoos op den stand van Rhijnlands boezemwater hebben zal, en de +noodzakelijkheid, die daaruit om tot het stichten van een stoomgemaal +van 180 paardenkracht te Sparendam over te gaan, mogt geboren worden, +hetwelk onder de bewerking eerst met volledige zekerheid zal kunnen +blijken."" + +»Let wel, Ed. Mog. Heeren! op deze woorden: onder de bewerking zal +eerst de invloed der droogmaking op den stand van Rhijnlands boezem met +volledige zekerheid kunnen blijken."--Maar dan zal het misschien veel +te laat zijn, dan zal de droogmaking begonnen, de geregelde waterloop +gestremd, de dijk gelegd zijn,--en wat zal er dan kunnen gebeuren, +indien die invloed eens zóódanig ware, dat geene stoomkracht van 180 +of meerder paarden het overtollige water tijdig genoeg, want hierop +komt het aan, zal kunnen aftappen?--Alsdan zullen de verst afgelegene +polders kunnen onderloopen, Rhijnlands algemeene waterstaat voor lang +bedorven zijn, en nieuwe poelen en meren de oude komen vervangen!" + +»Dit tijdig genoeg van het overtollige water verlost zijn, is het +voorname punt, waarop alles aankomt,--dat wordt door hen, die denken +alles met de stoomkracht te zullen kunnen dwingen, te veel over +het hoofd gezien: zij verliezen uit het oog, dat door de ringvaart +het water wel eindelijk in zee te Katwijk, of op Spaarndam of op +Halfweg kan uitgepompt worden, doch dat de weg, welken het water +nemen moet, te lang is, dat er te veel tijd verloren gaat, voordat de, +bij de droogmaking zoo zeer verminderde en versmalde toevoermiddelen, +het overtollige water bij de eindelijke uitlozing zullen aangebragt +hebben, en dat mitsdien die landerijen, welke in de verder afgelegene +hoeken van Rhijnland, achter den Rhijndijk en ten zuiden dier rivier +gelegen zijn, niet dan zóó laat in den zomer zullen droog geraken, +dat zij, geene voldoende vruchten kunnende opleveren, zullen moeten +verlaten worden." + +»Men schijnt hier geheel de lessen der praktijk, ons door het +Katwijksche kanaal en de aldaar gevestigde sluizen gegeven, te +vergeten: vier eeuwen lang sprak men over de weder-opening van den +mond des Rhijns bij Katwijk, tot verbetering, tot herstelling van +Rhijnlands waterstaat; de theorie sprak luid, en toonde, hoe alles met +die weder-opening zoude gered zijn: ten koste van millioenen schats, +waaronder Rhijnlands ingelanden lang zuchtten, werden die schoone +sluizen, de bewondering des vreemdelings, gesticht en het kanaal +gegraven,--en wat heeft nu de ondervinding geleerd? Dat de theorie +gefaald heeft; dat het nut, op verre na, niet zóódanig geweest is als +men gehoopt en gewacht had; dat zulke kanalen, waarbij in dit gedeelte +van ons laag gelegen land niet die voortstrooming kan plaats hebben, +welke het water snel doet uitloopen, maar zeer zwakke hulpmiddelen +zijn." + +Dáárin is vooral de bedenkelijkheid der onderneming gelegen, en het is +mij onmogelijk hier de openhartigheid niet te prijzen van den steller +van het rapport, die, door eene enkele periode, alle vroegere en +tegenwoordige bekommeringen over den invloed der onderneming volkomen +regtvaardigt. Ik hoop dan ook, dat die van onze geëerde medeleden, uit +de 5de sectie, die het bij het laatste proces-verbaal doen voorkomen, +alsof de Meer-commissie, »om Rhijnland te believen, de zaak voor +hetzelve smakelijk te maken en aan zijne vooroordeelen te gemoet te +komen, bepalingen in het plan had opgenomen, die afkeuring verdienen," +hieruit zullen ontwaren, dat men ook zonder met oude en belagchelijke +vooroordeelen behebt te zijn, veel zwarigheid in deze zaak vinden kan, +hoe weinig men ook genegen is hare wenschelijkheid te betwisten." + +»Ik noemde zoo even, met een woord, de Staten der provincie, alsmede +in deze, op eene onverklaarbare wijze, voorbij gezien, en beroep mij +op de art. 223 en 224 der grondwet, waarbij het toezigt over alle +indijkingen en droogmakingen aan de Staten der provinciën, binnen +welke zij gelegen zijn, verbleven is, om hieruit af te leiden, dat de +deliberatie over het al of niet ondernemen der droogmaking, welke toch +de basis der aanwijzing van de fondsen zijn moet, grondwettiger bij +de Staten der provincie dan bij de Staten-Generaal te huis behoorde." + +»Er ligt voor mijn gevoel iets stuitends in, om eens een ander +voorbeeld te kiezen, dat de Staten-Generaal zouden delibereren over de +al of niet droogmaking van het Sloter- of Tjeuke-Meer in Vriesland, +zonder dat de Staten dier provincie collegialiter van het plan en +de wijze van uitvoering eenige officiëele kennis zouden dragen: +het bevreemdde mij, nergens in de gewisselde en overgelegde stukken +eenig bewijs gevonden te hebben, dat de Staten van Holland over deze +onderneming zijn gekend geworden." + +»Bij dit alles, waarmede ik de geëerde aandacht van U Ed. Mogenden +reeds veel te lang heb bezig gehouden, zij het mij nog vergund, +met weinige woorden het denkbeeld te bestrijden, bij de antwoorden +der Regering, onder no. 12, aangegeven, alsof het nog eenigzins +twijfelachtig zoude zijn, waaronder de eventueel drooggemaakte polder +zoude behooren; men zegt namelijk, »dat dit later overeenkomstig de +bepalingen van de grondwet en de bestaande wettelijke verordeningen zal +kunnen worden uitgemaakt."--Dit kan en moet, dunkt mij, niet quaestieus +gesteld worden:--wanneer wij toch in dezelfde periode lezen, »dat de +uitlozing van den toekomstigen polder op den boezem van Rhijnland +zal plaats hebben," en wanneer wij, het oog op de kaart van het +hoogheemraadschap werpende, zien, dat de nieuwe polder geheel omgeven +zoude zijn van Rhijnlands werken, van Rhijnlands grondgebied, dan +gelooven wij, dat niet het interieure polderbeheer, het huishoudelijk +bestuur, maar die superintendentie, welke Rhijnland over al de polders, +in het hoogheemraadschap gelegen, uitoefent,--aan niemand beter en +geregelder dan aan dat collegie kan overgelaten worden.--Wat hier de +grondwet of andere bestaande wettelijke verordeningen anders leeren +kunnen, verklaar ik niet te begrijpen!" + +»Over het financiëel oogpunt, en de eventuëele voordeelen der +onderneming, zal ik in geene bijzonderheden treden. Ik wil alleen, +door mijn stilzwijgen, niet doen gelooven, dat ik de gevraagde som van +ruim 8 millioen voldoende acht; ik geloof integendeel, dat zij veel te +laag is genomen, en dat, om maar een enkel punt te kiezen, de enorme +dijk, welken men, ter afsluiting van het Spieringermeer, dwars door +het groote meer heen leggen wil, zóódanig kan tegenvallen, dat hierop +alleen misrekeningen voor tonnen schats kunnen plaats hebben.--Ik ben +overtuigd, dat wanneer men eens aan den gang zijn zal, het rubriek der +onvoorziene gebeurtenissen tot in het oneindige zal gechargeerd worden, +en merk hierbij op, dat bij het rapport zelf nog werken zijn opgenoemd, +als bijv. de duiker, welke tot inlating van water eventuëel in den +IJssel zoude gelegd worden, waarvoor geene kosten zijn uitgetrokken." + +»Ja maar," zegt men, »uit den verkoop van 16,600 overschoone bunders +land zullen al die extra-kosten, met de primitief uitgelegde 8 1/2 +millioen, gevonden worden. Leest slechts in de memorie van antwoord +der Regering, hoe »die dreigende waterplas, in vruchtbare velden +herschapen, door nijvere bewoners bevolkt, rijke producten zal +opleveren," en zijt dan overtuigd, dat de drooggemaakte bunders +het uitgeschoten kapitaal ruim zullen teruggeven.--Geloove dit die +wil, ik niet: ik kan het mij zelven niet wijs maken, wanneer ik de +geschiedenis naga van zoo vele droogmakerijen, als vroeger in ons +Gewest van Zuid-Holland ondernomen werden. Deze geschiedenis leert +ons, dat eerst bij de tweede en derde generatie van nijvere bewoners, +en nadat de eerste ondernemers zich bedorven en geruïneerd hebben, de +landen eenige waarde bekomen, en zij aanvankelijk zeer magere produkten +opleveren. Levendig herinner ik mij, uit de jaren toen ik als advokaat +te Leijden werkzaam was, hoe ik de nijvere pachters in de Nieuwkoopsche +droogmakerij voor de eigenaars der kavels heb moeten vervolgen, niet +ter verkrijging van eenigen billijken interest der betaalde gelden, +hieraan was niet te denken, maar tot bekoming van het noodige, om +de polderlasten aan te zuiveren; vele fiksche boerenwoningen heb ik +aldaar door eenen eigenaar zien stichten, bij wiens overlijden men, +tegen aanzuivering der achterstallige polderlasten en de kosten des +transports, woningen met de landerijen en al, bijna om niet konde +bekomen." + +»Nu waren al die vorige droogmakingen nog van beperkten omvang, in +vergelijking van die, welke bij het wetsontwerp wordt beoogd: vele +van deze werden door associatie van particulieren ondernomen, die +bij het bovenkomen der landen genoodzaakt waren dezelve in cultuur +te brengen:--maar hier, waar de Regering met 16,600 bunders dras +moerassig land, in kort opeenvolgenden termijn, zal voor den dag +komen, is het niet te gelooven, dat iedere bunder de waarde van f + 100--zal kunnen gelden, en het is eer te verzekeren, dat bijaldien +het Amortisatie-Syndicaat zóó lang zal moeten bestaan, totdat de +kapitalen, welke men hetzelve bij deze gelegenheid wil ontnemen, +uit de bedoelde onderneming zullen zijn terug gekeerd, de aanneming +van deze wet aan de bedoelde institutie tot een certificaat van het +ver uitgestrektste leven zal kunnen verstrekken [80]." + +»Over, enz." + +De vijfde spreker was de Heer Mr. Frets, welke zeide: + +»Over het uitdroogen van het Haarlemmermeer en over andere werken +spreek ik niet. Het wenschelijke van een en ander is in mijne oogen +groot: maar niet genoeg, om daarvoor het minder wenschelijke van den +geprojecteerden spoorweg ter zijde te stellen. Indien de Regering +had kunnen goed vinden om de onderwerpen te splitsen, had ik daarover +een afzonderlijk oordeel kunnen uitbrengen [81]." + +De Heer op den Hooff liet zich over dit onderwerp dus uit: + +»Over de droogmaking van het Haarlemmermeer zal ik niet spreken, ik +laat dat aan andere leden over. Een geacht spreker uit Leyden heeft +ons daarover veel gezegd, wat mij toeschijnt opmerking te verdienen." + +»Ik twijfel verder met een gedeelte der vijfde afdeeling, waartoe ik +de eer had te behooren, of, wanneer men daartoe mogt overgaan, de zaak +niet met inbegrip der Spieringmeer op eene betere en min kostbare +wijze zou kunnen worden uitgevoerd, dan nu is voorgesteld.--.--Ik +eindig, Ed. Mog. Heeren! met den opregten wensch, dat het tegenwoordig +ontwerp van wet,-- --weldra wederom geheel of gedeeltelijk, en wel +gesplitst, veranderd en gewijzigd, aan deze vergadering moge worden +aangeboden, en dat hetzelve alsdan de goedkeuring moge wegdragen,-- + -- --waardoor het belang van het Vaderland, naar mijne overtuiging, +zal worden bevorderd [82]." + +De Heer Sandberg zeide, »dat hij tegen het droogmaken van het +Haarlemmermeer enz. zou moeten stemmen, vermits de gelden uit de bij +de wet voorgestelde 30 millioen zouden moeten worden besteed [83]." + +De Heer Backer »betwistte de nuttigheid en het voordeel niet, +dat eenmaal de droogmaking van het Haarlemmermeer aan Holland zal +toebrengen, maar vond zwarigheden in de financiëele schikkingen, die +de Regering tot het volvoeren ook van deze onderneming voorstelt. Ook +had hij wel gewenscht, dat men het voornemen om het Meer droog te +maken, nog eenigen tijd had vertraagd, totdat over deze zaak meerder +licht zoude zijn verspreid; dat men met de opiniën der onderscheidene +belanghebbenden meer bekend zal zijn geworden, en de betrekkingen +tusschen den droog te malen polder en Rhijnland beter geregeld zouden +zijn [84]." + +De Heer van Reenen behandelde dit onderwerp uitvoerig en zeide +hoofdzakelijk: + +»Met blijmoedige dankbaarheid vernamen vele inwoners der polders, +welke sedert zoo vele jaren geteisterd zijn geworden door het dagelijks +toenemend geweld van het Haarlemmer-water, dat de beveiliging tegen +hetzelve een onderwerp uitmaakte van de zorg des Konings. Gedurende +ruim twintig jaren had ik het bestuur over een poldertje, dat op zich +zelf klein is, doch al de nadeelen gevoelt, welke de omliggende polders +van Sloten door het Haarlemmermeer-water lijden. Natuurlijk waren +dus de lotgevallen van die landstreek en de geweldige uitwerkingen, +welke het Haarlemmermeer, bij westelijke en zuid-westelijke winden, +op dezelve uitoefent, zoowel als de middelen om dien geduchten +vijand te weren, een punt bij mij van gedurig onderzoek. Ik zag, +dat de geschiedenis en de physieke aard der gronden zelve bewijzen, +hoe groot het gevaar is, dat van dien kant eene landstreek dreigt, +welke, tusschen het Meer en het IJ gelegen, boven de 18000 guldens in +de grondbelasting van het Rijk draagt; aan Rhijnlands bundergeld meer +dan 9600 guldens opbrengt; jaarlijks groote sommen tot polderlasten +moet dragen; en geene hulp van Rhijnland ontvangt in deszelfs +verdediging tegen het Haarlemmermeer. De verwoestingen, welke die +plas in de aan denzelven grenzende polders, zoowel in vroegeren tijd +als in de laatste jaren, en ook onlangs in 1837 heeft aangerigt, +zijn te wèl bekend, dan dat ik de oplettendheid van U Edel Mogenden +zoude behoeven te vermoeijen met eene beschrijving der rampen, die +dezelve, ten gevolge der jaarlijks toenemende kracht van dat water, +op verschillende tijden hebben geleden." + +»Groot was de hoop van die polders en van vele ingezetenen des lands, +die zoo dringend van de Hooge Regering hulp hadden afgesmeekt, toen +zij vernamen, dat de droogmaking van het Meer, welke zij als het +éénige middel tot het bewaren van een belangrijk gedeelte des Rijks +beschouwden, het onderwerp van een voorstel van wet uitmaakte." + +»Ook ik verheugde mij, dat zoo doende, nu, terwijl het nog tijd is, +een maatregel zoude worden genomen, die, indien dezelve vroeger +had plaats gevonden, kostelijke landen en dorpen zoude hebben +bewaard en het nutteloos verspillen van vele schatten zoude hebben +uitgewonnen: doch die ook nu nog ten minste het gevaar kan wegnemen, +dat, wel in een verwijderd, doch niettemin physiek zeker verschiet, +duizende bunders land, verscheidene dorpen, ja zelfs de hoofdstad +bedreigt: het gevaar namelijk, dat het Haarlemmermeer, vereenigd met +de Veenplassen en het IJ, eene zee zouden daarstellen ten Zuiden en +Westen der hoofdstad, weinig minder dreigende en gevaarlijk dan die, +welke ten Noordoosten dier stad is gelegen. Wat daarvan de gevolgen +zouden zijn, moge de geschiedenis van het ontstaan der Zuiderzee en +van het Haarlemmermeer beslissen." + +»Maar groot was mijne teleurstelling, toen ik, het ontwerp van +wet inziende, en de medegedeelde stukken omtrent de droogmaking +onderzoekende, bevond, dat die wet door mij niet kon worden aangenomen: +niet alleen uithoofde van de middelen, waaruit de kosten gevonden +zouden worden; maar ook om de wijze, waarop het droogmaken van dien +plas werd voorgesteld, daar deze het gevaar van die noordelijke +polders en van de hoofdstad niet alleen niet afweert, maar in zeker +opzigt vermeerdert, door het niet droogmaken van het Spieringmeer. Ik +zal thans niet treden in andere bedenkingen tegen het werk, zoo als +het voorgesteld wordt, noch aanwijzen, hoe de bezwaren kunnen worden +weggenomen; want de zaak, op welke het heden voornamelijk neder komt, +is het financiëele punt." + +»Gaarne had ik gezien, enz." + +»Indien ik mij overigens met de wet konde vereenigen, zoude ik den +spreker uit Leijden op zijne gemaakte bedenkingen in het breede +antwoorden. Ik ben zóó zeer overtuigd van zijn verlicht oordeel +en rondborstig karakter, dat ik geenszins twijfel, of hij zoude +toestemmen, dat de door hem gemaakte bedenkingen het droogmaken van +het Haarlemmermeer niet behooren tegen te houden, indien dit op goede +grondslagen ondernomen kan worden; eenige aanmerkingen moet ik evenwel +ook thans maken." + +»Uit oude stukken toont ons de spreker, dat aan Leijden het vroon +van vele meertjes in oude tijden door de souvereinen dezer landen +is geschonken en dat vervolgens titulo oneroso anderen door die stad +zijn verkregen. Maar welk regt is verkregen? Niet het eigendoms-regt, +maar de visscherij: dit blijkt uit de door dien spreker aangehaalde +oorkonden zelve [85]. Ook was het de gewoonte der Graven in dien tijd, +dit weten wij ook uit andere voorbeelden, niet om het eigendoms-regt +op die wateren aan iemand te schenken, maar om de visscherij aan +gemeenten, kerken of pieuse instellingen, ter verpachting, toe te +staan: zoo is ook in dien tijd de visscherij in het Sloterdijkermeer +aan de kerk te Sloterdijk geschonken: en evenwel heeft dit niet belet, +dat de Staten van Holland en West-Vriesland, op den 7den December 1641, +octrooi hebben verleend tot het droogmaken van dien polder. Deze +is dan ook sedert dien tijd in zeer vruchtbaar land veranderd, +doch thans weder, ten gevolge der stormen van 1836 en 1837, in een' +waterplas herschapen, met welks droogmaking men bezig is." + +»Maar hoe het ook zij: uit het regt, dat Leijden heeft op een +gedeelte van het Meer, volgt niet, dat het droogmaken van dien plas +ongeoorloofd zoude zijn; maar, dat het droogmaken niet behoort te +geschieden, zonder behoorlijke schadeloosstelling. Of zoude men, +om eene visscherij te behouden, welke 's jaarlijks, volgens den +spreker, twee duizend guldens opbrengt, geheele landstreken aan een +wis verderf moeten overgeven en eene stad als de hoofdstad des Rijks +in het grootste gevaar moeten brengen? En dit toch zal eenmaal het +geval zijn, indien het Haarlemmermeer niet wordt beteugeld. Zoo ooit +onteigening ten algemeenen nutte billijk en regtvaardig is, dan is +zij het in dit geval." + +»Het verdient hier opgemerkt te worden, dat vele van die meertjes, +welke de spreker heeft opgenoemd, niet op de kaarten, die in later tijd +gemaakt zijn, gevonden worden; waarschijnlijk heeft het inéénloopen +van sommigen derzelve het Leijdsche meer doen ontstaan, even zoo als +dit vroeger door welige landsdouwen van de meer noordelijk gelegen +meren afgescheiden, naderhand met dezelve in één is gesmolten, zoodat +het Leijdsche meer in vervolg van tijd ook met het Haarlemmermeer, +met het Oudemeer en het Spieringmeer vereenigd zijnde, meer en meer +tot het IJ is genaderd en thans dien geduchten plas uitmaakt, over +welken wij handelen." + +»Het is waar, hetgeen de spreker zegt, dat reeds zoo dikwerf de +klagten over het gevaarlijke van dat Meer zijn opgerezen, dat men +bijna twijfelen zoude, of dat gevaar wel zoo groot zij. Maar juist dat +herhalen dier klagten bewijst het gevaar; want dit bewijst, dat de +landerijen, welke in de golven zijn verzonken, niet in ééns en door +eene groote en onvoorziene omwenteling der natuur zijn vernietigd; +maar door de langzamerhand voortgaande uitbreiding dier wateren. Zoo +dikwerf als zware stormen in de waterkeeringen doorbraken en verlies +van land veroorzaakten, werden die klagten opgeheven. Wanneer de +wateren wederom geweken, de waterkeeringen óf hersteld óf met de +vóórliggende landen verdwenen waren en de eigenaars derzelve het +verlies, als door eene vis major veroorzaakt, hadden moeten dragen, +dan, ja, zwegen die klaagstemmen voor het oogenblik; maar nieuwe +rampen deden nieuwe klagten ontstaan, en nieuwe landeigenaars deden +op nieuw dezelfde klagten hooren; doch ook dán werden deze stemmen +wederom gesmoord. Intusschen bleef de vijand niet rusten, zijn geweld +vermeerderde met zijne uitbreiding: de dorpen Nieuwerkerk, Rijk en +Vijfhuizen verdwenen; de visscherij moge er bij gewonnen hebben; +maar het gevaar werd hoe langer hoe grooter. In de vorige eeuw was de +Akerweg nog tot waterkeering dienende tegen het Meer; het herstellen +der doorbraken in denzelven, en van de waterkeering, werd toen door de +landmeters van Rhijnland begroot op f 140,400 of f 188,660, naar mate +dat het werk meer of minder volkomen zoude zijn. Doch men heeft toen +tot andere min kostbare maatregelen de toevlugt genomen:--die Akerweg +is geheel vernield,--vóór- en achterliggende landen zijn verdwenen: +wij zien omtrent den Osdorper-weg, die veel meer noordelijk gelegen, +toen een binnenweg was, thans dezelfde zwarigheden ontstaan;--wij +zagen dien ook verschillende malen dóórbreken, en wij zagen het +Haarlemmermeer de landerijen en noordelijke polders tot aan de poorten +van Amsterdam en den Haarlemmerweg met groot geweld innemen." + +»Aan den Koning, aan de Staten van het gewest, aan Rhijnland is +hulp verzocht tegen het gevaar, waarin het land, tusschen het IJ +en het Haarlemmermeer gelegen, verkeert. De Koning, de Staten van +het gewest hebben zich hulpvaardig betoond: ook de onderhavige wet +is een bewijs van de gezindheid der Hooge Regering om te helpen; +maar de wijze, waarop het droogmaken van het Meer wordt voorgesteld, +is niet voldoende, om het gevaar te weren. Ook behoeft men hier geene +proefnemingen te doen, waar men zich met genoegzame zekerheid tegen +de kwade gevolgen, welke uit de onderneming voor Rhijnlands boezem +gevreesd worden, kan waarborgen. Het gevaar, dat men in het verkleinen +van dien boezem door het droogmaken van het Meer veronderstelt, moet +door andere middelen worden weggenomen, dan door het onaangeroerd +laten van het Spieringmeer; want om dit aan die bedoeling te doen +beantwoorden, zoude het voor de polders, die tegen den Haarlemmerweg +gelegen zijn, en voor den toekomstigen polder zelven, dubbel gevaarlijk +worden. Ik eindig dus met den wensch, dat, welke ook de gevolgen +van het tegenwoordig ontwerp van wet zijn, het Z. M. den Koning moge +behagen, dit punt in bijzondere overweging te nemen [86]". + +De tiende spreker was de Heer Druyvensteyn, welke aldus sprak: + +»Dat ik mij verpligt vinde mijne stem aan het voorgedragen wetsontwerp, +tot uitgifte van losrenten ten laste van de overzeesche bezittingen, +tot het doen van voorschotten voor openbare werken te ontzeggen, +is niet om mij daardoor te verklaren tegen het aanleggen van +spoorwegen, veel minder om mij te verzetten tegen het droogmaken van +het Haarlemmermeer, en zelfs niet om aan de Regering de gelegenheid +te ontnemen, door bijdragen, verschillende werken van algemeen nut +en belang te helpen verbeteren, maar, al in de eerste plaats, omdat +ik het oogenblik, waarin wij zijn, voor dergelijke belangrijke werken +niet gelukkig gekozen vind, en een verwijl, al ware het dan ook maar +van korten duur, wenschelijk en voorzigtig beschouw, en ten andere, +maar ook bepaaldelijk, omdat ik mij met het aangewezen fonds niet +kan vereenigen." + +»Of een spoorweg in ons land enz." + +»Wat de droogmaking van het Haarlemmermeer betreft, hoe vele ontwerpen +zijn daartoe niet reeds gemaakt, met Leeghwater en welligt reeds +vroegere te beginnen; hoe vele wenschen zijn daartoe gedaan; hoe +dikwerf is het noodzakelijke aangetoond, en hoe is dit Meer, onder +het maken van al die plannen en berekeningen, uitgebreid, in werking +en kracht toegenomen, en hoe zal hetzelve eindelijk bij zoodanigen +voortgang gevaarlijk worden en eene droogmaking gebiedend vorderen?" + +»Ik ben zeer voor het droogmaken van het Haarlemmermeer, en behalve +het hiervoren gezegde, vereenig ik mij met de woorden der Regering +in de eerste antwoorden op dit onderwerp gegeven, dat de keus niet +twijfelachtig kan zijn, dezen uitgestrekten en dreigenden waterplas +in vruchtbare velden herschapen te zien; maar ik verschil van opinie +omtrent de wijze van uitvoering: ik wenschte de onderneming aan +partikulieren toebetrouwd te zien en, om daarbij eens in den geest +van het onderwerp in eenen landelijken zin te spreken, bezig ik het +spreekwoord: wien de koe behoort vat ze bij de hoornen. Bij eene +eigen onderneming wordt die spreuk met ernst voor oogen gehouden, +en de bewustheid van voor het groote kantoor te werken leidt niet +tot nuttelooze kosten." + +»In Noordholland zijn in vroegere eeuwen veertig, en welligt meer, +zoo groote als kleine waterplassen, door particuliere ondernemingen +in land herschapen, en mogen wij hierin den ondernemenden geest onzer +voorvaderen opmerken, het tegenwoordig geslacht mag er ook op roemen, +dat de moed voor groote zaken nog niet is verloren, en het droogmaken +van het Haarlemmermeer nog geen onderwerp is om tegen op te zien; +maar door ondervinding wijs geworden, kan zoodanige onderneming niet +onvoorwaardelijk plaats vinden: bijna alle droogmakingen, ten minste in +Noord-Holland, hebben, zelfs bij de geringere arbeidsloonen en bij zeer +lage prijzen der levensmiddelen, óf eene ongunstige óf hoogstens eene +zeer matige uitkomst opgeleverd, en bij eene vrij zeker schadelijke +uitkomst, zoo als bij de droogmaking van het Haarlemmermeer toch +wel het geval zal wezen, zoude de onderneming door particulieren, +zonder gunstige conditiën, eene dwaasheid zijn." + +»Maar de Regering kan hierin te gemoet komen: laat dezelve voor deze +droogmaking, ook met inbegrip van het Spieringmeer, dat, zoo ik mij +niet vergis, ook het idee der commissie is, eene billijke bijdrage +aanbieden, vrijdommen verleenen en al wat tot deze zaak wenschelijk +kan zijn, gemakkelijk maken, en daartegen bepalingen vasthouden, +die van de zijde der Regering niet verloren mogen gaan." + +»Zoo zal bij voorbeeld Rhijnland in deszelfs bestuur en regten +bescherming behoeven, het zal van belangrijke bezwaren ontheven, +maar ook met andere moeten belast worden; voor de ontlasting +van het boezemwater, dat zich op een' veel kleineren omtrek zal +beperkt vinden, zal met naauwgezetten ernst moeten gezorgd worden; +de landerijen, die aan dezen verkleinden waterboezem zullen grenzen, +en na de bedijking van het Meer als oude landen zullen voorkomen, +zullen welligt tegemoetkoming behoeven voor het aanleggen, verhoogen +of verzwaren hunner waterkeerende dijken; de plaatsing der watermolens +en stoommachines, de verbetering en vermeerdering van sluizen, zal +niet naar willekeur moeten geschieden; het getal der beide eerste +zal aanvankelijk onzeker, maar nader in verband met de blijkbare +behoefte worden vastgesteld, en meer dergelijke zaken, als door de +ondervinding zullen aangewezen worden, noodzakelijk te zijn." + +»Onder het voorbehoud van alle zoodanige bepalingen aan de zijde der +Regering, zal het Haarlemmermeer worden drooggemaakt, zonder andere +belangen te kort te doen of te benadeelen, en hoe hoog de bijdrage +der Regering ook moge worden bepaald, ze zal niet onzeker en altoos +minder zijn, dan de kosten eener eigene onderneming; de regten van +Rhijnland zullen bewaard, de belangen der omgelegen landen zullen +beschermd worden, een gevaarlijke plas zal niet meer bestaan, en aan +het algemeen belang wordt eene hoogstwenschelijke en nuttige bijdrage +gebragt.--Ik herzegge, aan het algemeen belang, want de provincie +mag er door verbeteren, en van de mogelijkheid eener gedeeltelijke +overstrooming bevrijd worden, maar 's Rijks kas alleen zal éénmaal, al +moge zulks nog verre verwijderd zijn, de vruchten van het drooggemaakte +Meer plukken." + +»Wat eindelijk het laatste gedeelte der wet betreft, enz. [87]." + +Hierop volgde de Heer de Bordes, welke zeide: + +»Wat het droogmaken van het Haarlemmermeer betreft, ben ik overtuigd +van al het heilzame van hetzelve, en ik erken tevens, dat dit gedeelte +van het ontwerp van wet zich om zeer vele redenen, uitgedrukt in de +memorie van toelichting van het Gouvernement, aanbeveelt." + +"Het betoog van het geëerd lid uit Leijden voor het uitsluitend +regt van de genoemde stad op het Haarlemmermeer, hetzij dan op den +grond van hetzelve, hetzij op de visscherij in dien waterplas, uit +oude stukken ontwikkeld, is mij zeer belangrijk en wetenswaardig +voorgekomen;--maar wanneer ik ook bij nader onderzoek dier stukken +eene nog meer volledige overtuiging van dat regt mogt verkrijgen, +zoude het voor mij geene genoegzame beweegredenen opleveren, omdat naar +mijn inzien het regt der stad Leijden dan gelijk zoude staan met alle +andere particuliere eigendommen, die tot bevordering van algemeen nut, +behoudens eene billijke schadevergoeding, onteigend kunnen worden." + +»Doch, hoezeer ik dan aan de eene zijde overtuigd ben van het +nuttige der zaak, gevoel ik aan den anderen kant de billijkheid, +dat een werk van zoo veel nut voor deze provincie, en waarbij het +Hoogheemraadschap van Rhijnland ook zoo zeer betrokken is, niet +uitsluitend worde daargesteld ten, koste van de algemeene schatkist." + +»Het is wel waar, de voordeelen, welke uit die droogmaking zullen +voortvloeijen, zijn niet alleen eigen aan de provincie Holland, +maar ook de algemeene Staat heeft er belang bij, om die gevaarlijke +binnenlandsche zee uit het midden van den vaderlandschen grond te +doen verdwijnen; doch dat belang is toch meer bijzonder dat van het +gewest, waarin die waterplas zich bevindt, en vooral ook dat van het +Hoogheemraadschap, hetwelk daardoor zal bevrijd worden van de groote +kosten, die de beveiliging van de oevers van het Haarlemmermeer +jaarlijks vordert." + +»Ik zoude derhalve met velen mijner medeleden instemmen, dat wel de +Rijks schatkist zich met een aanzienlijk gedeelte van de vereischte +kosten bezwaren kan, maar meen tevens, en wel vooral ook, omdat +de toestand van 's lands kas zoo veel uitsparing vereischt, dat de +mede-geïnteresseerden in die kosten moeten deelen." + +»En daar ik dit in de concept-wet niet aangetroffen heb, en vooral +ook, daar ik voor de algeheelheid der kosten hetzelfde fonds vind +aangewezen, hetwelk ik voor den ijzeren spoorweg moet afkeuren, +heb ik ook gemeend aan dit aangelegen werk, hoe wenschelijk op zich +zelf, mijne stem niet te kunnen geven;--moetende ik daarbij aan de +beoordeeling van meerkundigen overlaten, in hoe verre de geprojecteerde +uitvoering van het ontwerp aan gegronde bedenkingen, of aan die, +welke wij in deze zitting hebben hooren aanvoeren, onderhevig is, +en of de raming der kosten als voldoende kan worden geacht." + +»De wijze van voorziening in de vereischte kosten belet mij ook te +stemmen voor de werken van verschillenden aard, en ik oordeel tevens +met de afdeeling, tot welke ik behoord heb, dat die werken in de +wet zelve hadden behooren uitgedrukt te worden, en dat ten aanzien +der kosten, voor ieder derzelve vereischt, eene afzonderlijke opgave +van hetgeen de algemeene lands-kas daarin zoude behooren te dragen, +in de wet had behooren gevoegd te worden." + +»Eene geregelde toestemming der Staten-Generaal in deze buitengewone +credieten scheen mij zulks te vorderen." + +»Het alles te zamen trekkende, is het dus niet, omdat ik het nuttige +der voordragt niet gevoel, maar om den vorm, waarin hetzelve is +voorgesteld, en vooral om de wijze van voorziening in de benoodigde +kosten, dat ik mij gedrongen zie Zijne Majesteit eerbiedig te verzoeken +deze wet in nadere overweging, te nemen [88]." + +De Heer van Hoorn van Burgh »achtte de droogmaking van het +Haarlemmermeer hoogst wenschelijk en heilzaam, en wees bij het betoog +hiervan vooral ook op de polders van Woubrugge en anderen, die nog +onder de gevolgen zuchtten der stormen van November en December 1836, +en de daardoor veroorzaakte overstroomingen van het Haarlemmermeer. De +vermenging echter van twee ongelijksoortige onderwerpen en het +onraadzame der voorgedragen financiëele maatregelen, deden hem tegen +de wet stemmen [89]." + +De Heer Repelaer zeide: »Wat het droogmaken van het Haarlemmermeer +aangaat, hoe wenschelijk die zaak op zich zelve ook beschouwd moge +worden, en in de gevolgen van belang voor het Rijk moge zijn, zoo +doet zich echter alhier de vraag op, of het raadzaam is, zoodanige +onderneming juist in de tegenwoordige omstandigheden te beginnen: +indien er toch geen periculum in mora bestaat, zoude men dan die +bewerking niet tot geschikter gelegenheid kunnen uitstellen? zijn er +zoodanige dringende redenen aanwezig, welke de droogmaking van dat +Meer zonder uitstel en gebiedend vorderen; waarom dan dezelve, het zij +met eerbied gezegd, aan deze vergadering niet kenbaar gemaakt? Mogten +er echter geene zoodanige overwegende redenen bestaan, ware het dan +niet beter een gunstiger tijdstip daartoe uit te kiezen [90]?" + +De veertiende spreker was de Heer Hooft, welke dus sprak: + +»Ik was voornemens, om een uitgebreid advijs uit te brengen over de +onderhavige wet; maar toegevende aan het verlangen van vele leden en +in aanmerking nemende de lang gerekte aandacht van U Edel Mogenden, +waarvan ik geen misbruik wil maken, zoo zal ik, daar vele van mijne +bedenkingen reeds door andere leden zijn opgenomen, verder van het +woord afziende, mij alleen bepalen tot één punt, waartoe ik mij +verpligt gevoel. Daar het U Ed. Mogenden bekend is uit de stukken, +welke wegens het Haarlemmermeer zijn medegedeeld, dat ik behoord +heb tot de commissie, welke daarover rapport heeft uitgebragt, +en als strijdig met de bemoeienissen dier commissie, voor dezelve, +maar vooral voor de Regering, welke die commissie heeft benoemd, +eenigzins grievend is voorgedragen, namelijk alsof het Bestuur van +Rhijnland ten deze niet ware gekend; iets dat niet alleen in de +afdeelingen, maar ook bij de beraadslaging van heden, en wijders +in een adres aan deze Kamer gerigt en in de dagbladen opgenomen en +publiek geworden, is beweerd: hierover nu moet ik U Ed. Mogenden +zeggen, dat op gevraagde voordragt van Rhijnland door Z. M. de Heer +du Pui, Secretaris van de stad Leijden, in die commissie is benoemd +geworden, even als de Heer de Bruyn Kops, Burgemeester van Haarlem, +welke ook is lid van het Bestuur van Rhijnland, zoodat twee leden van +dat Bestuur in de commissie zitting hadden; dat die Heeren, even als +ik voor Amsterdam daarin zitting hebbende, met ruggespraak met onze +committenten hebben gehandeld, zoodat die Heeren den Heer opzigter van +Rhijnland, Hanegraaff, in onze deliberatiën en ter visie der stukken +hebben medegevoerd, zoowel als ik een' deskundige uit de hoofdstad; +dat al de bezwaren van Rhijnland tegen het ontwerp der droogmaking zijn +overwogen en geweken, voor het namens dat Bestuur aan onze commissie +ingeleverd en door dezelve in deszelfs geheel overgenomen plan met +teekening en raming van kosten voorzien, (thans nog ter inzage op de +griffie van deze Kamer liggende), van de geprojecteerde verbeterde +uitwatering te Katwijk; en dat wijders het bij onze commissie ook +door mij sterk aangedrongen voornemen om de droogmaking van het +Spieringmeer aan te raden, is opgegeven, alleen toen wij de zekerheid +meenden te hebben, dat bovengemelde medewerking van Rhijnland getuigde +van de goede gezindheid ten deze van dat Bestuur, en hetzelve daardoor +genoegzamen waterboezem erkende te hebben." + +»Na al dat aangevoerde, laat ik het beoordeelen, of Rhijnland al dan +niet gehoord is, over aan de natie. Ik heb gezegd [91]." + +In de Nederlandsche Staats-Courant van den 21 April 1838, No. 95, +heeft de Heer Hooft dan ook de redevoering, welke hij had vermeend +in de Kamer uit te spreken, doen drukken; ik neem uit dezelve hier +over hetgeen tot het Haarlemmermeer betrekking heeft en aldus luidt: + +»Heb ik iets gezegd over de ijzerbaan, althans zullen U Edel +Mogenden dit van mij verwachten van het Haarlemmermeer, eene zaak, +die ik daarentegen gaarne derzelver beslag zag verwerven, door deze +hoogst gevaarlijke en al meer en meer toenemende vernielingskracht +uitoefenende binnenlandsche zee te zien droog gemaakt en herschapen in +eene welige vlakte, waartoe de wensch van allen, die de zaak kennen, +zich zoo ernstig uitstrekt; en ook daaronder mag ik mij rangschikken, +zoowel als grondeigenaar, alsook als belastingschuldige van Rhijnland, +en vermeen dus mijne stem in die betrekking, met mijne mede-slagtoffers +van de woelingen van dat Meer, zoowel voor de droogmaking te mogen +verheffen, als andere bunderpligtigen aan Rhijnland, die tot dus verre +gespaard zijn, er tegen willen spreken. Maar, Ed. Mog. Heeren! wat +zal ik al veel bijvoegen bij hetgeen staat in het u bekend rapport +der commissie van onderzoek deswege, waar ik de eer gehad heb +van mijne teekening onder te stellen, en dat het noodzakelijke, +het uitvoerlijke, en, in één woord, het aannemelijke daarvan vrij +overtuigend moet bewijzen." + +»Ik beken, dat ik gaarne gezien had, dat deze onderneming zich ook had +kunnen uitstrekken over het zoogenaamde Spieringmeer; maar toegevende +in dezen aan de zwarigheden, die zich in de uitvoering opdeden bij +een zeer gewigtig waterbestuur in die streken, welks medewerking veel +waard was en waarvan de tegenwerking niet verkieslijk was, zoo heb +ik dat stuk geteekend in de volle verzekering, dat het Bestuur van +Rhijnland, waarvan twee leden het rapport mede geteekend hebben, en +na gehoudene ruggespraak met hunne medebestuurders, aan die commissie +hoogst belangrijke hulpmiddelen hebben gesuppediteerd en door deze +zijn overgenomen;--ik beroep mij, om niets meer of anders te noemen, +op het project met teekening en raming van de uitbreiding van het +Katwijksche kanaal, ter griffie dezer Kamer in natura aanwezig en +door Rhijnlands Bestuur opgemaakt, aan de commissie overgegeven: +is dit hooren van dat Bestuur, of is het dit niet? (Ik vraag dit +tot wederlegging van het ongegronde van den kreet, alsof dat Bestuur +onkundig van de zaak was).--Zoo heb ik, zeg ik, dat stuk geteekend, +al wordt de droogmaking niet zoo volledig als ik die wenschte: andere +leden dier commissie met mij het wenschelijke van het droogmaken van +het Spieringmeer opgegeven hebbende, alleen omdat wij op Rhijnlands +medewerking staat maakten. Maar ik zie, dat ik uit ijver voor de +zaak te verre ga, en mij inlaat in eene aanprijzing van dezelve, +die minder het onderwerp onzer beoordeeling moet zijn: de vraag, +of er gelden uit de schatkist voor moeten gegeven worden, is alleen +van onze competentie, en ja antwoord ik daarop." + +»Het is geen werk voor nageburen of omliggende grondbezitters, +deze zijn reeds óverbelast in al de Rijks lasten: dit is één- en +andermaal bewezen, toen wij over de grondlasten beraadslaagden; +deze zijn bovendien nog zóódanig gedrukt door molen-, polder- +en andere ongelden, dat abandonneren van hunne bezittingen eerder +het voornemen zoude zijn, dan nieuwe lasten te dragen; met grond +dus mag men 's Rijks hulp in dezen zoo goed vragen en verwachten, +als wij jaarlijks andere provinciën, zoo als Zeeland en Overijssel, +in verhouding tot de overige, overwigtige aandeelen zien trekken bij +de begrooting in de waterwerken van het geheel; en let men er dan op, +aan wie de eindelijke voordeelen van de opbrengsten der drooggemaakte +gronden zullen baten, is het dan niet in de Rijks cassa, dat verre het +meerendeel van al de directe en indirecte belastingen, die door de zich +aldaar te vestigen bevolking zullen opgebragt worden, zullen vloeijen?" + +»Eene zwarigheid nog moet ik opnemen, die noch bij de commissie +bovengemeld, waar de bezwaren der stad Leijden door de welwillendheid +van Z. M. zijn ingezonden geweest, noch in de aanmerkingen der +afdeelingen is geopperd, maar nu voor het eerst in de beraadslaging +is opgekomen tegen de droogmaking van het Haarlemmermeer, en deze +is: dat dit Meer een eigendom dier stad zoude zijn, en die stad niet +gehoord zoude zijn in dezen." + +»Het is waar, er was in die commissie geen lid van de Regering dier +stad, hoezeer de Secretaris van dezelve als lid van Rhijnland daarin +zitting had. Het punt van eigendom is niet geopperd, zeide ik; +doch was dat opgegeven, wel nu, het antwoord zoude zijn geweest, +als men dan dien eigendom bewees: Gij, eigenaar! zorg dan, dat uw +eigendom niet schade aan derden. En hoe hoog dit nu opgevijzeld is, +even sterk zoude die stad dit eigendoms-regt zoeken af te schuiven, +wanneer al de gelden, die het Rijk, Rhijnlands bunderpligtigen en +alle zij, die schade door de Meer-wateren geleden hebben of lijden, +moeten dragen, betaald zijn, op die stad eens verhaald wierden. Ik +geloof dus weinig aan dat bezwaar te mogen hechten, en juiche toe, dat +wij eene grondwet hebben, die in art. 215 het toezigt over die werken +aan den Koning opdraagt, om die eigenaren, die door veronachtzaming +van het onderhoud van hunnen eigendom anderen schaden, op den regten +weg te brengen. Wat het hooren betreft, kan ik hier nog bijvoegen, dat +de commissie, alléén op de vraag dier stad, een' duiker ter inlating +van water van den IJssel heeft voorgedragen, en daartoe is besloten, +al zijn de kosten niet in de raming opgenomen. En waarom niet? omdat +die stad niet, even als Rhijnland voor de verbetering van het ja thans +niet voldoende, maar nu verbeterd zullende worden Katwijks kanaal, +eene begrooting en raming van kosten heeft opgegeven." + +»Er is in de afdeelingen ook gesproken van den wederstand, welken die +droogmaking ondervindt bij twee adressen aan deze Kamer ingezonden. Wat +betreft het eene van den Heer van Pallandt, dit is eigenlijk niet +tegen de droogmaking zelve, maar tegen de wijze hoe, en behoort dus +geheel bij de administrative en niet bij de wetgevende magt; deze Kamer +kan toch wel niet beslissen, of er een stoomwerktuig te Sparendam al +dan niet moet komen. Het andere van eenige grondeigenaars, waaronder +een lid van Rhijnlands Bestuur, een Bestuur dat, hoe groot in magt +en hoe groot in dezen ook opgevijzeld, inderdaad dan toch maar is +een Polderbestuur in het groot, alleen in de middelen van uitvoering +werkzaam door omslag en poldergelden door de grondbezitters opgebragt: +ik zeg dit om te doen gevoelen, dat al die grondbezitters met ernst +moeten wenschen, dat die al klimmende omslagen mogen verminderen, +en dat vooruitzigt is er nu, dat er een breidel zal gelegd worden +aan de verwoestingen van dien waterplas. Elk hunner te hooren was +onmogelijk, hun aller vertegenwoordigers zijn gehoord, heb ik gezegd +en herhaal ik; dus zal dat adres dan ook wel van geen overwigtig +belang te beschouwen zijn." + +»Stond deze zaak nu eindelijk op zich zelve, met ernst en ijver +zoude ik de wet voor aannemelijk verklaren; maar, helaas! al te veel +bezwaren ontmoet ik om over te stappen, om er dit ééne deel van te +verkrijgen. Want behalve het reeds vroeger door mij gezegde over andere +bezwaren, zoo is er nog een hoofdargument tegen, en dat is wel het +voornaamste; (want over die kleine wegen en andere werken zal ik nu +kortheidshalve maar niet spreken:) ik bedoel het financiëel gedeelte +zelf en niet zoo zeer de grootte der sommen, die benoodigd verklaard +worden; want geene sommen zijn te groot, als de vruchten daarvan zoo +blijkbaar zijn te verwachten, dat alle twijfel over dezelve wegvalt; +maar over het bezigen hiertoe van gelden, die moeten voortspruiten +uit fondsen, aan welke eene vaste bestemming is gegeven en niet dan +onzeker terug zullen zijn gekomen, dán en wanneer die benoodigd zullen +zijn. Dit onderwerp nu nader te ontwikkelen zoude ik met welgevallen +doen; maar in de processen-verbaal der afdeelingen en door vorige +sprekers is hetzelve reeds zóó uiteen gezet, dat ik mij daarvan als +nu vermeen te mogen onthouden, te meer, daar ik U Edel Mogendens +aandacht welligt reeds te lang heb bezig gehouden." + +»Ik moet tot mijn leedwezen derhalve Z. M. verzoeken, de wet in nadere +overweging te nemen, enz." + +Eindelijk verdedigde Z. E. de Minister van Financiën Jr. Beelaerts van +Blokland, die tevens Lid der Kamer is, de wet, en zeide met betrekking +tot het Haarlemmermeer: + +»Een ander gewigtig doel van het in beraadslaging zijnde wets-ontwerp +is het droogmaken van de Haarlemmermeer. Deze groote waterplas, +die reeds in vroeger jaren, ja, ik mag wel zeggen in vroeger eeuwen +(want reeds ten tijde van Prins Maurits werd de noodzakelijkheid +ingezien), zoo veel stof tot bezorgdheid heeft opgewekt, is hoe +langer hoe dreigender geworden, en de stormen in 1836 en het begin +van 1837 hebben het gevaar al meer en meer aanschouwelijk gemaakt. De +Regering, aan haren pligt tot 's Lands behoud getrouw, heeft dan deze +gewigtige zaak tot een onderwerp van gezet en naauwkeurig onderzoek +gemaakt, waarvan het ontwerp, aan U Ed. Mog. bekend, de uitkomst is; +alle belangen zijn daarbij in het oog gehouden en zoo veel mogelijk +vereenigd. Dit is het voordeel van een Bestuur op éénheid gegrond, +dat tegenstrijdige, plaatselijke of bijzondere belangen, die in onze +vorige staatsgesteltenis zoo dikwijls algemeen nuttige inrigtingen +tegenhielden of dwarsboomden, aan het algemeen belang ondergeschikt +kunnen worden, of liever, zonder schending van bijzondere regten zich +in het algemeen belang en in het algemeen welzijn oplossen. Dezelfde +redenen, die ten aanzien der ijzeren spoorwegen mij wederhielden +in vele bijzonderheden te treden, wederhouden mij ook daarvan met +betrekking tot dit groote werk, welks nut en noodzakelijkheid door +kundige en bevoegde beoordeelaars algemeen is erkend: zoodra de +commissie, met die taak belast, dezelve had afgewerkt, heeft de +Regering niet gedraald in hare poging tot verwezenlijking eener +zaak, die voor het geheele Rijk van het grootste belang is, omdat +zij een groot gevaar zal afwenden, omtrent 17,000 bunderen lands +aan het water zal ontwoekeren, en den algemeenen lands rijkdom zal +vermeerderen. Maar is die noodzakelijkheid dan thans zoo dringend? Ik +antwoord zonder aarzeling, ja: die noodzakelijkheid was reeds lang +dringend, en wordt het dagelijks meer; vroeger konde de zaak niet +worden bij de hand genomen, omdat het onderzoek moest voorafgaan; +tot langer uitstel is geene reden, want dezelfde vraag, of het nu +zoo dringend noodig is, kan even goed in een volgend, in een tweede, +in een derde jaar, enz. gedaan worden, en zoude een uitstel tot een' +onbepaalden tijd kunnen worden gerekt, tot het welligt te laat zoude +zijn, en de verwezenlijking moeijelijker en kostbaarder zoude worden: +gelijk één laatste druppel waters eindelijk den emmer doet overloopen, +die lang vermeerdering bij stralen heeft verdragen, zoo kan één +noodlottig oogenblik, door niemand te berekenen, onherstelbare rampen +veroorzaken. Om deze of gene beschouwingen van ondergeschikt belang, +behoort het aanvangen der zaak niet te worden uitgesteld, die kunnen +in den voortgang der uitvoering worden in aanmerking genomen, en naar +bevind van zaken daaromtrent worden te werk gegaan; want men zal toch +de Regering niet zoo gedachteloos vooronderstellen, van niet op alle +belangen, die ten dezen in aanmerking kunnen en moeten komen, te hebben +gelet of te zullen blijven letten. Dat handelen naar bevind van zaken, +gedurende het werk, verdient daarom niet met den naam eener gevaarlijke +proefneming te worden bestempeld, zoo als in een der requesten is +geschied; want wel verre, dat men de zaak aan proefnemingen zoude +willen blootstellen, heeft men bij eene mogelijke gebeurtenis het +hulpmiddel nevens de kwaal aangewezen. Dat ondertusschen dit gewigtig +werk betere uitkomsten, in korteren tijd en met mindere kosten, dan wel +vroeger was berekend, belooft, zal niemand behoeven te verwonderen, +die de kracht van den stoom in aanmerking neemt: eene beweegkracht, +welke onze voorouders niet gekend hebben, maar almede van den voortgang +in beoefenende wetenschappelijke kennis getuigt, en zoo veel toebrengt +tot de vervulling van tallooze behoeften en genietingen des levens." + +»Maar heeft de Regering, met gemeen overleg der Staten-Generaal, wel +het regt tot deze droogmaking? Deze bedenking, door een' geacht spreker +in het midden gebragt, is zeker van gewigt, en verdient dus eene +bijzondere beantwoording: aan de stad Leijden zoude de eigendom der +Haarlemmermeer toebehooren; zij had dien titulo oneroso verkregen, en +kon derhalve, zonder hare toestemming, daarvan niet worden ontzet; zij +was ondertusschen in hare belangen niet gehoord, evenmin als Haarlem +en het Hoogheemraadschap van Rhijnland. Ik antwoord daarop: 1º. dat +het niet juist is te zeggen, dat die steden en het Hoogheemraadschap +niet zouden gehoord, of niet in de gelegenheid gesteld zijn geweest, +derzelver belangen te doen gelden; het collegie van Rhijnland is +geraadpleegd over het benoemen van twee leden uit deszelfs midden in +de commissie om dit werk te onderzoeken en daaromtrent te advijzeren; +de Heeren de Bruijn Kops en du Pui zijn daarop gedesigneerd en benoemd, +omdat de eerste was Burgemeester van Haarlem, de tweede Secretaris +van Leyden, en dus, zoo in die hoedanigheid, als in betrekking van +Hoogheemraden, in staat waren, de belangen dier steden en van Rhijnland +te doen gelden, gelijk die ook in aanmerking zijn genomen. 2º. Wat +den eigendom van Leyden betreft, wilde ik wel eens weten, of die stad +voor de Haarlemmermeer zich in de grondbelasting heeft aangegeven, +gelijk zij verpligt zoude zijn indien zij eigenaresse was van dien +waterplas, want water is zoowel in het kadaster begrepen als land; +maar te regt is zij in de grondbelasting niet aangeslagen, omdat zij +geen' eigendom van de Meer heeft. 3º. Al wat uit de voorgelezene oude +oorkonden blijkt, is, dat zij indertijd gekocht heeft het vroon, dat +is de visscherij in een groot gedeelte van de Meer: wat kan daaruit +op zijn hoogst volgen? Dat zij het regt op die visscherij behoudt, +zoo lang de Meer water blijft. Zij is van dezelfde conditie als ieder +ander visscher, arm of rijk; maar de droogmaking dáárom tegen te +houden, daartoe bestaat geen regt; indien hier een eigendom bestaat, +dan staat daartegen over het regt van onteigening ten algemeenen nutte, +en de uitoefening van dat regt, volgens de nog bestaande wet van 1810, +kan niet verhinderd worden, maar eene vraag van schadeloosstelling doen +ontstaan volgens de grondwet en het gemeene regt. Dergelijke belangen +zijn ook niet uit het oog verloren: opzettelijk is daarover in het +algemeen het Departement van Justitie geraadpleegd, en de uitkomst +van dat onderzoek is geweest, dat de zaak daarom niet behoefde +opgehouden te worden, maar dat elke opkomende reclame zoude moeten +worden onderzocht, elks regten, hetzij bij den gewonen regter, hetzij +elders, overwogen, en daarop regt gedaan, zoo als bevonden zoude worden +te behooren. 4º. Geen bijzonder belang kan het algemeen belang in den +weg staan; zij zijn voorbij, die rampzalige tijden, toen eene enkele +stad de nuttigste en in het algemeen belang noodzakelijkste werken +konde verhinderen; zij zijn voorbij, en gelukkig voorbij, die tijden, +toen de stad Leijden aan hare gedeputeerden ter staatsvergadering van +Holland de instructie konde geven en met eede doen beloven, dat zij +nooit in de droogmaking der Haarlemmermeer zouden toestemmen. Wij, +Ed. Mog. Heeren! hebben een' anderen eed afgelegd: wij zijn als leden +der Staten-Generaal verbonden, het algemeen belang met al ons vermogen +te bevorderen, zonder ons door provinciale, plaatselijke of bijzondere +belangen daarvan te laten aftrekken." + +»Welke, de voordeelen dezer droogmaking zullen zijn, behalve het +beveiligen van een groot gedeelte des lands, en daaronder de hoofdstad +des Rijks, tegen een onherstelbaar verderf, is niet wel a priori met +eene volledige, dat is onbetwistbare juistheid te berekenen; maar +wanneer men aanneemt, dat de droog gemaakte landen, door elkander +gerekend, f 200,--per bunder kunnen opbrengen (door sommigen wordt die +prijs op veel meer, door anderen op minder berekend), dan verkrijgt men +voor de 16,700 bunders eene som van drie millioen drie honderd veertig +duizend gulden; dit mag wel eene goede opbrengst geacht worden voor +een werk, waarvan de kosten negen millioen kunnen hebben beloopen: +maar dit is slechts een aanvankelijk voordeel uit de eerste schepping +(om het zoo te noemen) dier landen te verwachten; die landen nemen +ná de droogmaking en bebouwing in waarde toe; kudden vee worden op +dezelve ter grazing geweid; het zuivel wordt in eene groote hoeveelheid +vermeerderd; veldvruchten van verschillenden aard worden er geteeld; +fabrijken worden er welligt hier en daar gevestigd; woningen en andere +getimmerten worden er gebouwd; dorpen rijzen op; allerlei neringen en +bedrijven komen er aan den gang; en terwijl het land aan het water +zal ontwoekerd zijn, vinden daar duizende nijvere ingezetenen werk, +duizenden worden aan armoede onttogen; van al deze vermeerderingen van +welvaart, plukt het algemeen de schoonste vruchten, en deze werken +weldadig op de schatkist terug, aan welke onderscheiden opbrengsten +in reëele en personeele, directe en indirecte lasten toevloeien, +welke dus ongevoelig de gemaakte kosten vergoeden. Eene verlichte +Regering, welke dit werk zal hebben te weeg gebragt, en eene even +verlichte volksvertegenwoordiging, welke door eene onbekrompene +medewerking de Regering daartoe zal hebben in staat gesteld, zullen +zich bij eene dankbare nakomelingschap eene eerzuil hebben gesticht, +duurzamer dan metaal of marmer." + +»Eene derde soort, enz. [92]" + + + +»Ik heb de hiervorenstaande redevoeringen gegeven, zoo als zij in de +Nederlandsche Staats-Courant zijn geplaatst [93]. Men ziet uit dezelve, +dat ik bij den aanvang niet ten onregte zeide, dat van de vijftien +Leden, »die over de voorgestelde wet het woord hebben gevoerd, er +niet één is geweest, die zich tegen de droogmaking van het Meer heeft +verklaard, ja dat de meeste hunner het het vewezenlijken van dit zoo +lang reeds beraamd plan wenschelijk hebben genoemd."--De voorgedragene +wet is met 46 stemmen tegen 2, zijnde die van de Heeren Beelaerts van +Blokland en Weerts, afgestemd.--Mag men geruchten gelooven, dan houdt +de Regering zich nog steeds onledig om dit plan te verwezenlijken, +en zou Z. M.--wiens belangstelling in alle nuttige ondernemingen nog +dezer dagen, door het Besluit tot het aanleggen van eenen ijzeren +spoorweg naar Arnhem, op nieuw gebleken is,--den Minister van +Binnenlandsche Zaken hebben gelast, om eenige proeven te doen nemen, +ten einde te geraken tot de bepaling der beste wijze van uitvoering +dier onderneming, ingeval men mogt besluiten, om daarmede eenen +aanvang te maken. Is dit zoo, dan mogen wij ons vleijen, dat nog in +onzen leeftijd die inwendige vijand, gelijk men het Haarlemmermeer +met regt mag noemen, zal worden ten ondergebragt: en dat nog eenmaal +het nageslacht, het alsdan bloeijend Haarlemmermeer, welig bebouwd en +talrijk bewoond, aanschouwende, met dankbaarheid aan de zorgen van het +voorgeslacht zal denken. De Allerhoogste schenke hiertoe Zijnen zegen! + + +Amsterdam, 1838. + + +Candore et ardore. + + + + + + + + + HAARLEMMERMEER-BOEK. + + + + BESCHRIJVING + EN + VOORBEREIDING TOT HET BEDIJKEN EN DROOGMAKEN + VAN DE + HAARLEMMER-MEER. + + +Om te vertoonen aan de Edele, Wijze, Voorzienige Heeren, de Staten +van Holland, en aan Zijne Hoogheid den Prins van Oranje, enz. Ook +mede aan de Edele Heeren Burgemeesteren, Raden en Regenten van de +groote Steden Haarlem, Leiden, Amsterdam en Gouda. Desgelijks aan +de Edele Heeren Dijkgraaf en Heemraden van Rhijnland. Dat zij, als +overste bewindhebbers, gelieven hierin een weinig te speculeren, en +mede helpen handhaven eendragtelijk te zamen met goeden raad en daad, +om dit groote, treffelijke, heerlijke en lofbaarlijke noodwendige +werk eens bij de hand te nemen en met Gods hulpe te mogen bedijken +en voltrekken. Hetwelk zou dienen tot nut, profijt en voordeel van +het gemeene beste voor het Vaderland. + +Concordiâ res parvae crescunt.--Eendragt maakt magt. + + + +Voorzienige Heeren! + + +Aan vele lieden, die in de nabijheid van Haarlem, Leiden en Amsterdam +woonachtig zijn, is het wel bekend, dat de Haarlemmer Meer nu +tegenwoordig een groot, verderfelijk en schadelijk water is, gelijk +eene binnenlandsche zee, die alle jaren eene groote afbreuk doet aan +de omliggende landen en ingezetenen, gelijk een verslindende wolf, +zoodat de vrees niet ongegrond is, dat het kind al geboren is, dat +het zou kunnen beleven, dat die zelfde meer zoo veel zou inslijten, +dat ze nabij de poort van Amsterdam zou komen, en verscheidene +dorpen daar rondom geruïneerd zouden wezen. Dat men ook mede den +Haarlemmerdijk aan de zuidzijde op verscheidene plaatsen met groote +kracht van paalwerk tegen de Meer zou moeten houden. Hetwelk ik alhier +navolgende bij verscheidene exempelen zal verhalen. + +2. Verscheidene lieden van Aalsmeer hebben mij verhaald, dat bij hun +leven, door deze Meer, eene groote menigte van Morgen-talen weggesleten +is, bijna een kenning van het land af. Daarenboven is mij nog door +twee geloofwaardige lieden verteld, dat het huis van hunnen vader +had gestaan honderd roeden van de Meer, bij eenen landmeter gemeten, +en dat tien jaren daarna het water van de Meer kwam tot aan het huis, +zoodat men genoodzaakt werd het af te breken, zoodat in een jaar tien +Roeden in de breedte werd weggespoeld. Te dien tijde gebeurde het ook, +dat aldaar een bouwakker was gelegen van vijftien Roeden lang, die +met een' grooten storm op éénen nacht gansch en geheel was weggespoeld. + +3. Nog heeft mij Willem Jansz. Brechten van Aalsmeer verhaald, +dat zijn grootvader zich herinnerde, dat het land van de Vennep +en het land van den Ruigenhoek zoo nabij elkander kwamen, dat men +de slooten daartusschen met een' stok kon overspringen. Deze en +dergelijke voorbeelden zijn er vele; doch het zou te lang zijn ze +alle te verhalen. + +4. Maar ik kan niet nalaten te melden, hetgeen mij de Secretaris +van Sloten onlangs verhaalde, dat namelijk de Meer in de nabijheid +van Sloten vijftig roeden lands in de breedte op één jaar weggenomen +heeft. Dat, met een' ijsgang, het ijs, 45 treden in de breedte, onder +het zwoord van het land was doorgeloopen. En wat meer is, zekere Cryn +Pietersz, van Nieuwerkerk, had des avonds eene fuik in de Meer gezet, +aan de schor van het land; toen hij des morgens de fuik wilde halen, +vond hij het land door eenen grooten storm des nachts tien vadems +weggesleten en ingeloopen. + +5. Cornelis Jonklaas van Aalsmeer, oud 64 jaren, bij mij wel bekend, +heeft mij in de maand Maart 1641 verhaald, dat hij met zijnen vader +op den Ruigenhoek gegaan heeft, dat zijn vader hem aanwijzing deed +van een huis en erve, dat aldaar gestaan had, en dat zijn vader zich +herinnerde, dat daar nog van de Meer af 500 roeden lands vóór het +huis waren, en dat, bij zijn leven, het huis en de erve met die 500 +roeden lands gansch en geheel was weggesleten. + +6. Nog heeft de voorzegde Jonklaas mij bij die gelegenheid verhaald, +dat zeker oud man, genaamd Gerritje Fel, zich herinnerde, dat op eenen +nacht een zeker getal verdolven akkers was weggeloopen, hetwelk wel +40 roeden in de breedte was. Zoodat er deze wolf altijd zijne klaauwen +inslaat, en niet schroomt den eigenaars hunne landen te benemen. + +7. In hetzelfde jaar, nu onlangs geleden, in de maand van October, +ben ik geweest te Haarlem, alwaar ik met verscheidene burgers veel +heb gesproken over den inhoud van mijn Haarlemmer-Meerboek, en over +het bedijken van de Meer; toen ben ik ook gekomen bij eene oude vrouw, +geheeten Angenietje Jacobs, wonende in de kleine Houtstraat, die mij +verhaalde, dat haar vader in zijn' tijd een stuk lands had, gelegen +bij Hillegom, tegenover de Vennep, en dat daar nog twee groote stukken +lands aan den Meerkant vóór lagen, en dat bij haars vaders leven die +groote stukken lands gansch en geheel waren weggesleten. + +8. Nog wist deze vrouw te verhalen, dat zij van hare voorouders +dikwijls had hooren zeggen, dat het land van de Vennep en het land +van Hillegom zoo digt aan elkander kwamen, dat men met een rafter of +plank over de slooten kon gaan van de eene plaats op de andere. + +9. Nog een zeker burger van Haarlem, geheeten Jacob Joosten, die +heeft mede, in den tijd van drie jaren, bij de veertig morgen lands +op het westend van Aalsmeer verloren, die door het water van de Meer +zijn weggespoeld. + +10. Omtrent eene week daarna, alzoo ik begeerig was van de oude +gelegenheid van de Haarlemmer Meer nog meer te weten, ben ik bij +eenen ouden huisman gekomen van Aalsmeer, dien ik voor dezen lang +gekend heb, met wien ik veel heb gesproken. Deze verhaalde mij, dat +hij in zijne jonkheid dikwijls met eene turfpont met zijn' vader +over de Haarlemmer Meer gevaren had, en dat hij zich herinnerde, +dat de oude kerk van Rijk bijkans een kenning van de Meer af stond, +van welke kerk het kerkhof thans gansch en geheel is gesleten, en +verre in de Meer ligt, omtrent honderd roeden van het land af. Ook +wist deze oude man te verhalen, dat de mond van de Spiering-Meer in +dien tijd naauwelijks half zoo wijd was, als hij nu tegenwoordig is. + +11. Allen, die in deze omstreken van de Haarlemmer Meer bekend zijn, +en eenige jaren daar van daan zijn geweest, en alsdan eens weder +terug komen, zijn verwonderd, en staan bijkans of zij vreemd zijn, +en die plaats nooit gezien hadden, door de groote verandering, die +daar dagelijks geschiedt. + +12. Nog een weinig tijds daarna hen ik gekomen bij den Secretaris van +Sloten, aan wien ik dit voorgaande verhaalde, die tegen mij zeide, +dat zijne voorouders wisten te zeggen, dat er nog eene kerk buiten +deze weggesleten kerk van Rijk gestaan had, en dat toen men deze +buitenste zuidersche kerk niet langer tegen het slijten van de Meer +kon behouden, de Boeren besloten de kerk, die nu ook weggesleten is, +meer landwaarts in te zetten, zoo verre als men een wit paard kon zien +of beoogen, en meenden alsdan dat zij nu en altijd van het water van +de Meer bevrijd zouden wezen, hetwelk daarna geheel anders gebleken +is, en te bezorgen staat, dat het hoe langer hoe slimmer zal worden. + +13. Nog wist de Secretaris mede te verhalen, dat aldaar omtrent nog een +oude dijk-stal in de Meer ligt, die de Konings- of Keizers-weg genoemd +wordt, vermits de Keizer in dien tijd er wel over gewandeld heeft. + +14. Dit is mede nog heel notabel om aan te teekenen: na datum van dien +heb ik eene groote kaart van Rhijnland gezien, welke geteekend was zoo +als de Haarlemmer Meer van ouds geweest is, waarbij ook schriftelijk +verhaald stond van de gelegenheid der zaken; dat in dien tijd de +mond van de Spiering-Meer geheel digt was, en al te zamen heel land, +en dat daar toen geene waterlozing bij het huis ter Hart was, en dat +men toen met wagens van Haarlem af kon rijden, benoorden den Meerkant +om, door Vijfhuizen en Nieuwerkerk op Amsterdam; desgelijks kon men +mede rijden met den wagen van Haarlem af naar Vennep, met eene schouw +over het Vennepper veer, naar den Ruigenhoek, en alzoo door Aalsmeer +naar Amsterdam of naar Utrecht. Zoodat in alle manieren wel is te +vooronderstellen en te verstaan, dat deze voorzegde Meer van oude +tijden zeer klein en ondiep geweest is. + +15. Zie hier nog eene verklaring, welke ik niet heb kunnen +voorbijgaan. In de maand van November 1641 heb ik met een' zeker man +gesproken, die mij verhaalde, dat hij in de maand van October tot +Leimuiden geweest is, en gevaren van Leimuiden tot de Wetering toe, +en voorts van de Wetering door het Griet weder naar Leimuiden, en +heeft het werk aldaar zoo ellendig en afgrijselijk gezien en bevonden, +dat (God betere het!) zeer te beklagen is, dat die landen aldaar alle +jaren zoo dapper afnemen, verminderen en smal worden, en dat aldaar +maar een Weerlands vóór de veendobben in de lengte vóór ligt; dat men +dáár naauwelijks een' ringdijk en eene ringsloot zou kunnen maken, +en dat, zoo de Meer nog eenige jaren zoodanig blijft liggen, en er +dan een zware ijsgang uit het noordoosten of noorden komt, gelijk +als ligtelijk gebeuren kan, de Meer alsdan dáár zou kunnen inbreken; +zoo zou de Meer met de Drecht gemeen wezen, en alsdan zou de zeewolf +zijne passagie in de veenen nemen, en doorwroeten dezelve aldaar zoo +dapper met zijn onbesturig wezen, dat velen, die daaromtrent wonen, +zouden moeten opbreken, en hunne woonplaatsen ruimen. + +16. In het jaar 1642, omtrent Mei, ben ik weder over de Haarlemmer +Meer gevaren naar Aalsmeer, en alzoo door het veld het oosteinde +inkomende, heb ik die landen aldaar zoo ellendig bevonden, aan stukken +en brokken. Een groot deel was met den beugel van de boeren uitgehaald, +en het andere resteerende werd van de Meer gansch en geheel vernield en +verslonden, hetwelk zeer droevig is om te zien. Ik ben alstoen weder +bij mijne oude kennissen, Willem Jansz Brechten en Arent Brechten, +gekomen, met wie ik veel gesproken heb van de omstandigheid van de +Meer, welke mij verhaalden, dat daar bij een mans leven wel zóó veel +lands, benoorden Aalsmeer, van de Meer weggesleten is, als het land +nu tegenwoordig breed is, dat tegen de Meer en het dorp Aalsmeer ligt. + +17. Nog verhaalden mij deze lieden mede, dat zij wel 13 of 14 +huislieden gekend hadden, die op den Ruigen-hoek woonden, die zij bij +namen noemden, die aldaar huizen, erven en groote landerijen gehad +hadden, dat welhebbende lieden waren, welke huizen, erven en landen +nu gansch en geheel van de Meer weggespoeld en vernield zijn. Is +dit niet droevig, en zeer beklagelijk, dat men in het midden van +ons vaderland dit groote verderf moet zien en lijden, hetwelk men, +menschelijker wijze, met Gods hulp wel beschutten kan? + +18. Nog daarenboven verhaalden zij mij, dat zij een' oud man gekend +hadden, wien het heugde, dat de Zuid-Vennep wel dertig morgen lands +groot was, waar nu niet één voetstap van te vinden is. + +19. Nog een notabel stuk, hetwelk onlangs geleden is, dat aldaar +omtrent een stuk lands weggedreven is, daar vijf boomen op stonden +en wiessen, gelijk de schippers getuigen, die over de Meer voeren en +het zelve gezien hebben. + +20. Nog in het jaar 1642 een zeker getuigenis, dat daar bij den +Ruigen-hoek, achter Burgerveen, de Meer in twee nachten met een +sterk onweder vijf en twintig roeden lands in de breedte afgenomen +heeft, in de maand van Maart, den 13en en 14en, zijnde donderdag +en vrijdag. Zoodat deze waterwolf alles verslindt en vernielt wat +daaromtrent is. + +21. Nog bovendien, wat zijn daar al menschen bij mijn leven door +het water van de Meer verdronken! Voor eenige jaren een koopman van +Haarlem, genaamd Joost Cromlijn, met nog meer gezelschap, die bij +hem waren, welke mede in de Haarlemmer Meer hun leven hebben gelaten. + +22. Nog dat meer is, verscheidene burgers en huislieden, al hetwelk +niet is op te noemen. Nog onlangs geleden, een visscher met zijnen +zoon; behalve dien, eenige jaren geleden, een Oostindisch-vaarder, +wien zoo vele groote zeebaren over het hoofd waren geloopen, die +moest mede zijn leven op de Haarlemmer Meer zoo ellendig laten. + +23. Dit komt mij nog in den zin, hetwelk ik niet kan voorbij gaan, +van hetgeen dat mij zelven op de Meer wedervaren is. + +24. Omtrent 22 jaren geleden, ben ik, Jan Adriaansz. Leegwater, +met mijn' oudsten zoon Simon Jansz. in den Haag geweest, om Zijne +Hoogheid onzen Prins van Oranje Maurits, zaliger gedachtenis, iets +te communiceren en te spreken.--Toen ik mijne zaken gedaan had, +zijn wij wederom gereisd naar Leiden, en des achtermiddags tot Leiden +gekomen zijnde, zijn wij tegen den avond in een bierschip gegaan van +Hoorn, nog meer gezelschap bij ons in het schip hebbende, om alzoo +naar Haarlem te varen, en des avonds bij de Kaag komende, met een' +sterken zuidelijken wind, en vermits de donkere nacht ons overviel, +door de donkerheid een weinig vóór ons moesten zien, en alzoo de wind +zoo dapper aanstijfde, zoo zijn wij tegen den lager wal aangekomen, +en is het schip in den grond gesmeten, en een groot deel van het bier +gespoliëerd; onze spriet van boven nedervallende, zeer vervaarlijk +en tot groot gevaar voor ons leven, en alzoo het land ondergevloeid +was door den aanpars van den sterken wind, zoo konden wij nergens +ontvlugten, en zagen geene uitkomst om ons te bergen, zoodat ons +gezelschap den moed geheel verloren gaf, en riep: »hier zijn wij, daar +wij sterven moeten, laat ons nu den Heere bidden!" Zoodat wij aldaar +den ganschen winterschen nacht met groot gevaar, kommer en verdriet +moesten overbrengen, en eindelijk toen de dageraad begon op te komen, +en de wind begon te leggen, de schipper het schip herstelde met pompen +en baleijen, zoo is het eindelijk daartoe gekomen, dat wij met ons +gezelschap het schip hebben begeven, op het land gekomen zijnde, +door het water heen geslobt, en zijn het alzoo door de genade Gods +met het leven ontkomen. + +25. Daarom laat ons deze perijkelen niet altijd ter zijde stellen en +te ligt achten, daar het spreekwoord waar is: + + + Qui amat periculum peribet in illo. + Wie het perijkel bemint, die zal daardoor vergaan. + + +26. Dit is zeer schadelijk en bedenkelijk voor alle huislieden, die +daaromtrent in de veenen wonen. Heeft deze Meer toen zij nog klein +en ondiep was, en weinig kracht had, gelijk een kind, dat jong is, +al deze geheele landen en lieden weggenomen en vernield, wat zal zij +nu voortaan doen, nu dat zij groot en magtig geworden is, gelijk +een jongeling, die kloek en vroom (dapper) is, en nog alle jaren +toeneemt tot zijne mannelijke kracht, en dan begint te komen aan de +smalle stukken en brokken, die meest allen aan turf ondergraven zijn, +en van zich zelve niet wel kunnen staande blijven, en alle dagen hoe +langer hoe meer tot niet gemaakt en verdolven worden. Zij verslindt +wel al de landen, die daaromtrent zijn, zoodat daar naauwelijks een +tuinstaak op zijne regte plaats zal kunnen blijven, en zal de boeren +aldaar tot arme slaven en bedelaars maken, zoodat zij kwalijk zullen +weten waar zij henen zullen. In somma gelijk het al gezegd is, zoo +de Meer in deze voortgaat: + + + Zoo moet het veen daar heen, + En de Boer komt in geween. + + +27. Dit is klaarblijkelijk te begrijpen en te verstaan, dat al dit +weg-gesleten land meestal door de sluizen van het huis Ter Hart en +Sparendam naar het IJ geloopen is, en dat niemand daarvan profijt +gehad heeft, gelijk ook te bedenken staat, dat de droogte van Pampus +daar nog dagelijks door gevoed wordt, vermits de Zuiderzee zich dáár +in de breedte begeeft, en de stroom geene scheuring of kil kan maken +of houden, hetwelk zeer schadelijk is voor de zeevaart. + +Bij voorbeeld: + +28. Neem een' emmer en schep dien vol troebel water, en laat dan den +emmer een' dag stil staan, en giet daar dan het klare water stillekens +af, zoo zal daar eene groote kade slibber op den bodem blijven zitten, +hetwelk notoir is, en bij velen wel bekend. Even zoo is het met het +vuile water en de slibber, dat uit de Haarlemmermeer komt; hetzelve +moet mede zijne plaats hebben hier of daar, achter in die inwijken +en in de hoppen, waar de stroom zijn' loop en gang niet heeft; want +waar de kil naauw is, daar moet zij noodwendig hare scheuring en +diepte houden. + +29. Dit zal ik mede hierbij verhalen: de regte kil, te weten, het +naauw tege den Volenwijk en Amsterdam, hetwelk, naar mijn gevoelen, +zoo wèl en bekwaam van wijdte en diepte is, als men het redelijker +wijze naar de natuur zou kunnen begeeren en wenschen, tot voordeel +en profijt van de Zeevaart en van den Staat, hetwelk veel tonnen +gouds voor Amsterdam waardig is, heeft daarbij zulk een' grooten +achterboezem, het IJ en de Wijker Meer, dat de stroom daar altijd met +eb en vloed heen en weêr voorbij Amsterdam moet zwieren, en mijns +oordeels nog hoe langer hoe beter zal worden, vermits de zeegaten, +het Texel en het Vlie hoe langer hoe wijder en grooter worden. + +30. Om nu weder tot mijn voorgaand onderwerp, het bedijken van de +Meer, te komen. Zoo iemand lust heeft mijn Meerboek door te lezen, +zal hetzelve hem kundig maken, hoe men die groote schade kan voorkomen +en verhoeden, en ook hoe men die treffelijke voordeelen en beneficiën, +met Gods hulp, kan vinden en bekomen. + +31. Merkt nu op alle liefhebbers, die het Vaderland beminnen, en neemt +uw profijt wèl waar, en wacht niet zoo lang tot dat het te laat is, +opdat onze nakomelingen ons niet beschuldigen, dat wij den schoonen +tijd verzuimd hebben, dien God ons gegeven heeft. Wie oogen heeft, +die kan dit wel zien en bemerken, zonder verrekijker, dat het nu de +regte tijd is, om dit groote werk bij de hand te nemen. + +32. Naar mijn oordeel kan ik niet verstaan noch begrijpen, dat iemand +tegen het bedijken van de Haarlemmer Meer iets zou kunnen hebben, of +daardoor eenige schade zou kunnen lijden, maar wel dat men hierdoor +grootelijks in alle manieren verbeterd, en niemand verhinderd noch +verminderd zal zijn. + +33. Even als het allernoodigst is, te zoeken en te zorgen voor de +behoudenis der ziele, even zoo is ook de dagelijksche onderhoud en +nooddruft noodwendig voor 's menschen leven. + +34. Als dit schadelijk water aldus voort zal gaan, en hier geen schut +wordt voor geschoten, zoo zal het land in weinige jaren zoo ellendig en +schandelijk bedorven zijn, dat het niet zal zijn te remediëren. Want +als de Meer begint te komen aan de smalle bedolven akkers, van welke +vele geen vadem breed zijn, hetzij tot Kudelsteert, Kalslagen, het +westeinde van Aalsmeer en vele andere plaatsen daaromtrent, zoo zal +het wezen gelijk de kanker, of een kwaadzeer, dat altijd in zich zelf +verrot en nimmermeer ophoudt, zoodat daar weinig of geen land aan de +Meer zal blijven, om hier namaals een' dijk te kunnen maken, ingeval +het hierna gebeurde, dat men de Meer door nood zou moeten bedijken, +of het ware, dat men verscheidene dorpen dáár wilde inhalen, hetwelk +ongerijmd voorkomt en gansch niet gelegen. Derhalve zal het noodig +zijn, zonder langer te beiden, deze groote schade en bederf uit te +keeren, terwijl het nog tijd is. + +35. Sommigen hebben voorgeslagen, om de Meer aan de kanten te bezetten, +zoodat het water verder geene afbreuk zou kunnen doen, en geen land +meer zou wegnemen; maar dit is naar mijn oordeel bijkans ondoenlijk. + +36. Zal men de kanten rondom de Meer met hout beschieten, zal zulks, +naar mijne rekening, wel kosten met alle materialen, het zijhout, +ijzerwerk, steenwerk en rijswerk, met het arbeidsloon, op iedere +Rhijnlandsche roede in de lengte vijf en zeventig gulden, hetwelk +bedraagt in den omgang 16,000 roeden, dat is in het geheel twaalfmaal +honderdduizend gulden. + +37. Zal men de Meer met een strand maken, dat zal meer kosten dan met +hout te beschoeijen. Haar met riet te beplanten, zou verloren arbeid +zijn, vermits in veenlanden, waar zulke sterke waterslag tegen komt, +de grond van onderen altijd, tot aan de klei toe, opbreekt, en men +dien grond niet wel bezetten of bewaren kan. Ja wat meer is, daar +breken wel somtijds groote gaten, een stuk wegs van den kant van de +Meer af, waar de koebeesten in verdrinken. + +38. Het is een ieder bekend, dat het zand altijd drijfachtig van +natuur is, en altijd weg zou spoelen, zoodat men dit werk bij de +zeestranden niet kan vergelijken, welke geheel vlak zijn, en hier geene +overeenkomst mede hebben, vermits de zeestranden dikwijls zoowel op- +als afspoelen. + +39. Wat betreft houtwerk en schoeijingen, deze zouden groot gevaar +hebben, om met zware stormwinden weg te spoelen. Kortom, goede +raad is hier duur, om de kanten van deze Meer te bezetten. En of +het al gebeurde, dat deze voorgeslagen middelen eenige jaren konden +bestaan, zoo weet ik niet, wie de eerste onkosten zou willen doen, +of zoodanige lasten zou kunnen dragen. De Polders, elk in zijn' ban, +zijn niet magtig hetzelve uit te voeren. Die van Rhijnland zullen ook +geen' lust hebben dit te doen. De groote steden zullen zich mede vrij +willen houden, en voor het gemeene land is het mede ongeraden. Kortom, +het beste dat is, als voren gezegd is: + + + Het water te malen uit de Meer, + Dan ligt de vijand heel ter neêr. + + +40. Niet dat men deze Meer alleen zal bedijken om de groote voordeelen, +die daarin te vinden zijn, maar ook mede om de groote schade, die +door het nalaten te wachten is. + +41. Alzoo ik, Jan Adriaansz. Leegwater, een beminnaar en liefhebber +ben van bedijkingen (dycagie) en droogmaken van Meren, ook een groot +gedeelte van mijn leven daarmede heb doorgebragt en versleten, zoo +aan het bedijken, ordineren, stellen en fabrijken van de watermolens +van de Beemster, desgelijks ook mede van de Purmer, Wormer, Bijlmeer, +de Waard, de Schermer en meer andere Meren, moerassen en polders, zoo +ben ik mede ontboden geweest, van de Edele Hoogmogende Heeren Staten +en Zijne Hoogheid den Prins van Oranje, om in het Leger te komen voor +'s Hertogenbosch, om aldaar te inventeren om het water uit het leger +te malen, en de watermolens bij Engelen weder gangbaar te maken, +hetwelk ik met Gods hulp gedaan heb, gelijk bij velen wel bekend is. + +42. In het jaar onzes Heeren, op hetzelfde pas, als het leger van den +Koning van Frankrijk voor Rochelle lag, zoo ben ik verzocht geweest +van een' Fransch Edelman, genaamd Abraham Fabert St. de Molin, een +raadsheer van de stad Metz in Loreyne, (Lotharingen), welke op last +kwam van den Hertog van Epernon (Mr. Duc de Parnon), om te komen te +Bordeaux (Bordeus), alwaar ik Mr. Fabert gevonden heb met zijn' knecht, +om zamen te gaan 12 mijlen buiten Bordeaux (Bordeus in Gasconie), +bij een moeras, dat aan den Hertog behoorde, groot omtrent 4500 +morgen, gelegen bij een klein stedeken, genaamd la Sparre, waarvan het +moeras genaamd is: Le Marais de la Sparre, daar wij inspectie van het +voorzegd moeras genomen hebben, gepeild, geboord, gemeten, en alles +van de uitwatering wèl onderzocht, tot goed contentement van St. de +Molin. Dit gedaan zijnde, zoo heb ik eene zekere kaart met een verhaal +daarvan gemaakt in de Fransche taal, en wij zijn daarmede in het leger +geweest voor Rochelle, bij Mijnheer den Hertog (Mr. Duc de Parnon), +die aldaar als opperste Veldheer was, en hebben hem alles vertoond, +en verscheidene malen met hem gesproken van de gelegenheid van dien, +hetwelk hem wel beviel en hij voor goed heeft opgenomen, en eindelijk +heeft hij mij tot Bordeaux, door zijnen rentmeester Constantyn, met +pistoletten eerlijk doen betalen, waarvoor ik hem nog hoogelijk bedank. + +43. Nog omtrent twee jaren daarna ben ik weder door St. de Molin tot +Metz ontboden, om met hem te gaan in Lotteringen, omtrent twee dagen +reizens boven de stad Metz, op een zeker moeras gelegen in de lengte, +bij drie kleine steden, geheeten; Vic, Moien-Vic en Merzaal, alwaar +ik met St. de Molin inspectie genomen heb, en daarna in het stadje +Vic bij de zes weken gelogeerd geweest ben, bezonjeerende over het +werk met den kanselier van diezelfde plaats en jurisdictie, en heb +aldaar eene kaart van dit moeras gemaakt en andere teekeningen van +de gelegenheid der zaak, waarvan ik kopij aan den kanselier gelaten +heb aan Mr. Fabert, mede kopij tot Metz heb gebragt, en eenige dagen +tot Metz bij hem gelogeerd, en alzoo een goed afscheid met hem heb +genomen; en ben alstoen den Moezel afgevaren naar Trier, en zoo voort +naar Coblens, van daar tot Keulen, en den Rhijnstroom afgevaren tot +Arnhem en zoo voort naar Holland. + +44. Nog ben ik mede verscheidene malen in Oostland geweest, in het +gebied van den Hertog van Holstein, om aldaar mede te helpen fabrijken +en te ordineren om moerassen en meren te helpen droog maken door +het ordineren van dijken, dammen, sluizen, kaaijen, heulen, molens, +molentogten, kolken, wateringen en andere affairen, al te zamen +dienende tot zoodanige werken, gelijk in Holland bij vele lieden wel +bekend is. + +45. Nog ben ik verscheidene malen verzocht, en ben ook geweest +op onderscheidene Meren, Polders en Moerassen, zoo in Holland, +Vriesland, Embderland als in andere omliggende landen en plaatsen, +om zoodanige werken mede te helpen in goede orde te brengen, hetwelk +al te lang zou wezen om te verhalen, willende het voor dezen tijd +daar nu bij laten rusten en mij voegen tot de navolgende artikelen +en onderwerpen en alzoo met mijn Meerboek voortgaan, om het tot een +goed einde te brengen. + +46. Alzoo nu in Noord-Holland meest al de Meren bedijkt, droog +gemaakt en tot land gebragt zijn, en vele lieden in Holland gezind +zijn in bezigheid (in het labeur) te wezen, en meest altijd wat bij +de hand nemen, voornamelijk als daar profijt is te halen, zoo is het, +dat ik voor dezen daar menigmaal op gespeculeerd en gepractiseerd +heb, om de Haarlemmer Meer te bedijken en tot goed land te brengen, +hetwelk mij zeer doenlijk voorkomt, als de Almogende God ons Zijn' +zegen en goede gratie wil verleenen, zonder welke wij niets kunnen +verrigten, gelijk in den 127en Psalm geschreven staat: + + + Nisi Dominus aedificaverit domum in vanum laborant qui + aedificant eam. + Zoo de Heere het huis niet bouwt, zoo arbeiden zij te vergeefs, + die daaraan bouwen. + + +47. Zoo is hiertoe (mijns oordeels) zeer goede gelegenheid en bekwame +middelen, om hetzelve met menschenarbeid te verrigten en te weeg te +brengen, en ik twijfel niet, of er gebrek zal zijn aan eenige stof, +aarde of ronde Goden, als het werk slechts ordelijk, met goeden +raad en accoord wordt aangelegd en begonnen. Ook kan ik niet anders +gevoelen noch bemerken, of het zou de allerprofijtelijkste bedijking +wezen, die er ooit in Holland gedaan is, en dat voornamelijk om het +groote ligchaam en menigte van land, dat in de Meer begrepen ligt, +en er weinig of geene Meren in Holland bedijkt zijn, die zoo veel +goede gelegenheid hebben, als deze Haarlemmer Meer, hetwelk ik hierna +met goede voorbeelden zal doen blijken en verhalen, naar de gaven, +die mij de Heere gegeven heeft. + +48. Zeker is, dat de grootste Meren altijd de minste onkosten hebben +te dragen en het profijtelijkst uitvallen. Blijkende tegenwoordig +aan de groote, heerlijke, lofwaardige, profijtable, kostelijke, +bedijking van de Beemster, die in het eerst het ongeluk gehad heeft +om in te breken, doch daarna weder door Gods hulp met goede orde en +moed is aangevangen en voltrokken en in kavelingen gebragt is, zoodat +zij genoegzaam anderhalfmaal bedijkt is. Ná de bedijking heeft ieder +morgen omtrent 250 Gulden gekost, behalve den koop van het water, +en de kosten van de gansche Beemster hebben omtrent 1,900,000 Gulden +bedragen. Maar alle Meren, die naderhand bedijkt zijn, en kleiner +waren, hebben veel meer gekost op ieder morgen. De oorzaak, hiervan is, +dat de kleine Meren altijd de meeste roeden dijks op de morgentalen +hebben, en andere onkosten, die de kleine Meren niet dragen kunnen. + +Hier volgt zeker bewijs van de grootheid van verscheidene Meren. + +49. De Ringdijk van de Beemster is groot in het rond omtrent 10,000 +Rijnlandsche roeden, de Beemster zelve is groot 7545 Rijnlandsche +morgen gekaveld land, behalve de wegen, wateringen, molentogten en +de Ringdijk, hetwelk bedraagt op ieder morgen land omtrent een en +een kwart roede dijks. + +50. De Purmer is groot ongeveer 3000 morgen en heeft omtrent 6000 +roeden dijks, dat is op ieder morgen 2 roeden dijks. + +51. De Wormer is groot 1800 morgen min tien, en heeft stijf derdehalve +roede dijks op ieder morgen, dat is nog eens zoo veel roeden dijks +op ieder morgen als de Beemster. + +52. Nog zijn er verscheiden andere Meren, die mij wel bekend zijn, +die omtrent 5 of 600 morgen groot zijn, die omtrent vijf of zes roeden +dijks per morgen hebben. + +63. Het poeltjen of weeltjen bij Hoorn, alsmede het Schalsmeer bij +Knollendam, zijn elk omtrent groot 75 morgen en hebben op ieder morgen +omtrent 12 roeden dijks. + +Derhalve blijkt klaarlijk, dat de kleinste meren altijd de grootste +onkosten hebben te dragen, alsmede de kosten van andere bijvallende +zaken, te weten van Dijkgraaf en Heemraden, Landmeters, opzieners, +werkmeesters, schuitevoerders, Boden, knechts, enz., hetwelk niet +al te beschrijven is, waarvan altijd de grootste de meeste lasten en +onkosten gemakkelijker dragen kan. + +54. Een klein voorbeeld en zekere Geometrische kunst zal ik alhier +verhalen, hetwelk een vaste regel is. + +55. Neem een koordje, dat eene elle lang is, en vult dat met kleine +stukjes hout, die gelijke grootte hebben. Stel, dat daar 25 stukjes +in kunnen, wanneer de einden van dat koordje aan elkander komen. Neem +dan een koord, dat 2 ellen lang is, zoo zullen daar honderd zoodanige +stukjes in kunnen, voordat de einden van dat laatste koord aan +elkander komen. Alzoo is het ook met eene kleine of groote Meer, naar +evenredigheid. Wel te verstaan, dat hoe beter de Meer of bedijking +in het ronde gelegen is, hoe de inhoud grooter valt. + + +[Afbeelding: Twee concentrische cirkels verdeeld in vierkanten.] + + +56. Nog een ander voorbeeld, om zekere vierkante stukken te +bedijken. Neem een vierkant stuk, dat een morgen groot is, zoo moet +gij vier zijden bedijken. Neem twee stukken aan elkander, zoo zult +gij niet meer dan zes zijden bedijken. Neem dan vier vierkanten aan +elkander, gelijk als hierboven geteekend staat, zoo zult gij niet +meer dan acht zijden bedijken, en alzoo voort naar evenredigheid, +zoo heeft altijd de grootste Meer den minsten dijk op de morgentallen. + + + +---------+---------+ + | | | + | 1 | 3 | + | | | + +---------+---------+ + | | | + | 2 | 4 | + | | | + +---------+---------+ + + +57. Nog een voorbeeld. Gelijk ik hier voorgesteld en bewezen heb, +dat eene groote bedijking vele morgentallen in zich heeft, en weinig +roeden dijks op ieder morgen bedraagt, zoo zal ik alhier nog een +kluchtig stukje voorstellen, hetwelk niet mogelijk schijnt te wezen; +datzelve zal ik van de hoogte nemen en brengen het in de breedte, +en wordt nog eens zoo groot. + +Neem eene ton, die langwerpig van fatsoen is, en vult die tweemaal vol +met water, of drooge waar, en zaag dan de duigen regt in het midden +door, en neem dan al die halve duigen, voeg ze dan in de wijdte, in het +rond aan elkander, en maak daar dan een' bodem in dezelfde kroosing, +waar de bodem te voren in geweest is, zoo zullen in die duigen die +twee gemeten tonnen waters in kunnen. Hetgeen ik zelf beproefd heb, +en Probatum est. + +58. De Haarlemmer Meer is voorheen groot bevonden omtrent 20,000 +morgen, en is in het rond omtrent 16,000 roeden, hetwelk bedraagt +op ieder morgen omtrent drie vierendeels van eene roede dijks, +bijna eene halve roede minder dan de Beemster per morgen. Hetgeen +niet slechts een voordeel is bij het leggen van den dijk, maar ook +in het dagelijksche onderhoud, dat altijd en voortdurend blijft. + +59. De voorzegde Haarlemmer Meer heeft nog verscheidene andere goede +conditiën en gelegenheden, die andere Meren niet hebben. + +60. In de eerste plaats heeft deze Meer eenen bodem en grond van +goede klei, welke kleibodem doorgaans dik is 7, 8 à 9 voeten en meer, +gelijk ik denzelven heb doen peilen, beugelen en diepen, zoo als ik +hierna klaarder zal doen blijken en verhalen. + +61. Ten tweede heeft de Haarlemmer Meer de schoonste en beste +gelegenheid om het water te lossen, die men maar bedenken kan, +omdat de winden, in Holland meestal zuiden, zuidwest en zuidoost +waaijen en het water alsdan komt toezakken en vallen naar het IJ +en de sluizen, en dan is het meest altijd laag water op het IJ en +in de Zuider-Zee. Daarenboven is daar nog zulke schoone gelegenheid +om sluizen en uitwateringen te maken bij het huis ter Hart, ook te +Sparendam en andere gelegene plaatsen, alle naar wensch; als ook om +een' vóórboezem of kolk te maken benoorden het huis ter Hart, op het +IJ, over de eilanden heen, waar de molens op zouden kunnen malen, +om de Spiering-Meer mede te mogen bedijken, opdat al die oude landen +om de Meer mogten bevrijd wezen van de afbreuk en het slijten van +dat groote, verderfelijke water. + +62. Ten derde, zoo heeft deze Meer weinig plempwerk naar evenredigheid +van hare grootte, waarin geene andere Meren haar gelijk zijn. + +63. Ten vierde, hetwelk nog het principaalste is, zoo is deze +Haarlemmer Meer zoo bekwaam gelegen als zij redelijkerwijze doen +kan. Zoodat de Burgers van Haarlem, Leiden en Amsterdam zouden kunnen +hunne landerijen en goederen op éénen dag bezigtigen, en hunne zaken +verrigten, en des avonds weder elk in zijne stad te huis komen, +en met gemak in hunne huizen mogen logeeren. + +64. Ten vijfde, en ten laatste, zoo is het land om de Meer zoo weinig +van prijs en onkostelijk om den dijk daarop te leggen, veel minder dan +zulks bij andere Meren het geval is; bovendien zijn daar zeer weinige +huizen in den weg, zoodat men den Ringdijk en de ringsloot bekwamelijk +zonder verhindering zal kunnen rooijen, maken en leggen naar behooren. + + + Zoodat in alle manieren dit wel te verstaan is, + De Haarlemmer Meer het best zal zijn dat ooit gedaan is. + + +65. Het bedijken van Meren, en het brengen van schadelijke, +verderfelijke wateren tot goed land, is een van de noodwendigste, +profijtabelste en Godzaligste dingen in Holland; want Holland is met +vele groote steden en dorpen bezet, wordt daarbij sterk bewoond, +en daarenboven is er geen land, alwaar men de boter en kaas zoo +schoon, goed, smakelijk en rein kan maken, zoodat in andere Landen +de voorzegde waren zoo begeerd zijn en getrokken worden, dat ze +om hare deugd nimmer overvloedig genoeg schijnen te zijn, zoodat de +oude landen niet minder van prijs werden, maar altijd meer en meer +gelden gelijk blijkt uit de veelvuldige Meren en Moerassen, die in +Noord-Holland vóór en na de Beemster bedijkt en tot land gemaakt zijn, +welke ik hier navolgende zal verhalen + +Het eerste is bedijkt: + + + De oude en nieuw Zijp. + De Berger-Meer. + De Boekeler-Meer. + De Diepe-Meer. + De Daal-Meer. + De Slootgaard. + De Wog-Meer. + De Wout-Meer. + De Bleek-Meer. + De Schaaps-Kuijl. + De Benne-Meer. + De heerlijke lofwaardige bedijking van de Beemster. + De schone vruchtdragende Purmer. + De Wormer. + De Oosthuyzer-Braak. + De Heer Huyge-Waard. + De welgeordineerde en geformeerde bedijkte Schermer. + De Schager-Waard. + De Broeker-Meer. + De Buiksloter-Meer. + De Bel-Meer. + De Braak: bij Medenblik. + De Hoornsche Waal. + De Schals-Meer. + De Enge Wormer. + + +Met nog meer andere kleine Meren, en eindelijk nog de Starre-Meer. + +Men zegt en vermoedt, dat er na den troebelen tijd in Holland, in +Zeeland en andere omliggende plaatsen, omtrent 80,000 morgen lands +bedijkt zijn. Voornamelijk blijkt dit mede uit de groote, heerlijke, +lofwaardige bedijking van de Beemster, die het eerste jaar, toen zij +droog was geworden, door des Heeren zegen zoo overvloedige vruchten +heeft gedragen, dat het niet wel met de pen is te beschrijven. + +66. Mij is verhaald door Dirk van Os, die het mij ook schriftelijk +heeft overhandigd, dat hij op zijn eigen land in de Beemster, met +zijnen broeder Hendrik van Os, het eerste jaar toen de Beemster +droog geworden was, geteeld en gewonnen heeft zeven duizend zeven +honderd drie en vijftig zakken Koolzaad, alsmede Raapzaad, behalve +nog veel meer andere granen, zoo van Tarwe, Garst en Haver, die mede +in overvloed op hunne landen gewassen waren. Nog heeft de zoon van +Dirk van Os, te weten François van Os, mij zelven verhaald, dat hij in +eene zaaijing in de Beemster gewonnen had, op 400 Rhijnlandsche roeden +lands, drie gemeene lasten haver, dat is 108 zakken. Voornamelijk heeft +het gewas van het Koolzaad het eerste jaar zoo veel en overvloedig +in de Beemster opgebragt, dat men vermoedde, dat al de oliemolens in +Holland, in dien tijd, wel een jaar lang daarop konden gaande blijven, +en genoeg hadden om op te werken. + +67. Naderhand heeft de Almogende God de Beemster van alles zoo +overvloedig gezegend, dat het nu genoegzaam het groote Lusthof van +Noord-Holland is, zoo in weiden, bouwlanden, boomgaarden, huizen, +lusthoven, enz. Daar wordt ook gezegd en voor waarheid gehouden, +dat er geen vermakelijker en lustzinniger weg in Holland is, dan de +volgerweg in de Beemster, daar al die schoone heerlijke huizen en +boomgaarden gebouwd zijn, te weten het huis van den Dijkgraaf Dirk +van Os, François van Os, van Meerman, van Carel Loten, van Jan Loten, +van Alewijn en meer anderen. + +68. Daarenboven geeft deze Beemster in overvloed vette ossen, koeijen +en schapen, met vele schoone paarden en hengsten; als ook overvloedig +boter en kaas, met meer andere toespijzen, die in alle manieren +deugdzaam en goed zijn, waar men duizend menschen mede kan spijzen +en voeden, hetgeen aan de eigenaars der gronden goede inkomsten en +renten geeft: + + + Omnia dat Dominus, non habet ergo minus. + God geeft alle ding, en houdt zelf niettemin. + + +69. De Beemster in het gemeen kan ieder jaar nu wel opbrengen +aan landhuur tweemaal honderd en vijftig duizend gulden aan vrij +geld, en dan zijn alle ongelden, mede het molen- en dijkgeld, +betaald. Daarenboven worden hierdoor ook grootelijks verbeterd de +gemeene middelen van het land. + +70. Dit kleine notabel stukje zal ik hier nog bij verhalen, dat men +vermoedt, dat de eijeren van de hoenderen en Eenden in de Beemster +thans meer opbrengen dan te voren al de visch, die in de Beemster +werd gevangen. + + +Der Beemsters kruid, doet groot viertuil, is waardig om te prijzen; +Haar stof geeft lof, fijn ende grof, 't is wel te bewijzen. +Haar roem die gaat, ver over straat; verstaat mijn reden: +Men vindt in 't Rijk, nooit haars gelijk, in land noch steden. + + +71. Alle liefhebbers en beminnaars van bedijkingen, die gezind +zijn om dit groote, heerlijke, treffelijke en lofbaarlijke werk, +de Haarlemmer Meer, mede te willen helpen handhaven om te bedijken, +en tot goed land te maken, zullen gelieven te weten, dat men hetzelve +niet slappelijk zal moeten beginnen, maar met een' voorbedachten zin +en goeden moed. Dat men het werk ook met goede raad en daad zal moeten +aantasten en mannelijk doordrijven. Gelijkerwijs een wijs Koning of +dapper Prins eene sterke stad zoekt te beleggen en te winnen met alle +vlijt, naarstigheid en moed, alle amunitie van oorlog daartoe zoekt te +prepareren en te bereiden, met schepen en wagens alle voerage zoekt aan +te brengen, zijn leger en omheining met wateringen, vesten, bolwerken, +transementen, schansen, redouten, halve manen, contre-escarpes, +hoornwerken, batterijen, loopgraven, traversen, stormbruggen, en +al hetgeen daartoe is dienende, ook mede hout en ijzer, victalie, +bier en brood, alsmede geschut, kruid en lood, en van alles zich zoo +verzorgt, dat er in geene manieren iets moet mankeeren. Dus doende +durft hij zijnen vijand onder de oogen zien, en toch mede de stad +getroost zijn, om alzoo op de oorlogsmanier dapper te strijden en te +volharden, zoo lang totdat hij de stad gewonnen heeft, en daarvan +meester mag blijven. Opdat al de officieren, ruiters en knechten, +prijs en eer bevochten hebbende, hunne soldij met eere zouden mogen +ontvangen, en alzoo het harnas afleggen, gelijk als in het boek der +Koningen beschreven staat. + + + Ne glorietur accinctus, aeque ut discinctus. + Die het harnas aandoet, zal zich niet beroemen, gelijk degene + die het afgelegd heeft. + De kroone ligt niet in het begin, noch in het midden: maar het + einde kroont het werk. + + +Men zegt gemeenlijk: wèl begonnen is half gewonnen. + +Maar veeleer is dit spreekwoord goed: + + + Vincit assiduus labor. + Aanhouden is het regte middel zoo men zeit, + Om te verkrijgen 't geen dat er verborgen leit. + + +Gelijk ook mede de geleerden voor een spreekwoord hebben: + + + Absque labore gravi non venit ulla seges. + Zonder arbeid komt er geen koren in de schuur. + + +72. Het zou kunnen gebeuren, daar groote werken ook hunne zwarigheid +hebben, dat het fortuin niet altijd naar wensch liep, even als een +schipper van een groot schip, die de zee gebruiken moet, soms wel +onvoorziens met een' zwaren storm overvallen wordt, en daardoor zijn +anker en touw moet verliezen, en niet altijd voor den wind gaat; doch +daarom geeft hij den moed niet verloren, maar schept nieuwe courage +met zijn bootsvolk, om het schip wederom te maken, te heelen en te +boeten, en denkt alzoo, gelijk de Franschman zegt: + + + Si la fortune me tourmente, l'espérance me contente. + + +73. Vele menschen zijn welgezind tot groote rijkdommen, kostelijke +schatten en juweelen, tot groote klompen goud en zilver, daar men +boter voor kan koopen. Dit blijkt dagelijks, daar velen hun leven +daarvoor wagen en in groot gevaar stellen, om te varen naar Oost- en +West-Indiën, Groenland, IJsland, Guinea, Angole, Turkije, Barbarijë, +Grieken, Perzië, Alexandrië, de Archipel, Moscovië, het Weygat, +Magalena, Peruana, Zweden, Denemarken, Riga, Revel en meer andere +vreemde eilanden, steden en plaatsen, Oost en West gelegen, die te veel +zijn om op te noemen. Waar maar eenigzins vermoeden is, om voordeel en +winning te doen, daaraan wordt geen arbeid, kosten of moeiten gespaard, +om hetzelve te aanvaarden, te onderzoeken en te volbrengen, + +74. Maar laat ik voortvaren en tot mijn eigenlijk onderwerp komen, +om hetwelk ik begonnen ben te schrijven, te weten over die groote +zilver- en goudmijn, de Haarlemmer-Meer, waar zoo vele kostelijke +schatten in verborgen zijn. Welke Meer reeds voor vele jaren heeft +bestaan, in het beste en in het middelste gedeelte van Zuid-Holland +ligt, naar mijn oordeel, op de allergeschiktste en gewenschte plaats +der Zeventien Provinciën, nabij Haarlem, Leyden en Amsterdam, wèl +bedijkt binnen de Zeedijken, op de hoogte van twee en vijftig graden, +om welke men niet behoeft naar vreemde landen te varen om haar te +zoeken. Ik waarschuw en vermaan alle minnaars van bedijkingen, dat +ieder hunner zijn voordeel zoeke waar te nemen, en medewerke, om een' +nagel, spijker of bout aan dit schip te slaan, en raad te geven. + +75. Om met de hulp van God hiertoe te kunnen komen, en om deze +groote zilver- en goudmijn te vinden, en de kostelijke schatten +en juweelen op te graven, bestaat voornamelijk uit twee of drie +merkwaardige dingen. Het eerste is, een zware, breede, digte, +sterke, wèlgeformeerde en gemaakte Ringdijk. Het tweede is, dat men +daar nog bij moet hebben goede, bekwame, groote, sterke, achtkante +water-molens, die alle in goede orde gezet, gemaakt en gesteld zijn, +waar men het land mede uit de valleijen moet zoeken. Het derde is, +goede, bekwame sluizen en uitwateringen ter gelegener plaats en op +het IJ, om alle belanghebbenden van de groote steden en ook de oude +landen voldoende te bevredigen. Daarbij nog geschikte (bekwame) +wateringen en vaarten door de Meer. + + +Beschouwing (Propoost) van den dijk. + +76. Gelijk de planken of de huid van een schip het voornaamste is, +waar het schip op moet zeilen, alzoo is het ook met een' sterken +digten Ringdijk, die het water van de Meer moet keeren. + + +Van de watermolens. + +77. Een sterke digte cementbak is met pompen haast ledig te halen; +desgelijks is eene wèlbedijkte digte meer met watermolens wel droog +te malen. + + + + + +Dit is ook noodig om aan te teekenen. + +78. Alzoo ik mede in het begin van het bedijken van de Beemster +gediend heb als Ingenieur en Fabrijk van het zetten en stellen van de +watermolens, tot het voltrekken toe, zoo is het, dat ik, op verzoek +van Dirk van Os, en de Hoofd-Ingelanden, altijd zekere aanteekeningen +(notici) daarvan gehouden heb, en dikmaals gepeild heb en bevonden, +dat de molens van de Beemster in een etmaal, met goeden wind, een' +duim waters op de geheele Beemster in de hoogte konden uitmalen, en +ook somtijds wel anderhalven duim, en dat op vijf- of zesthalf honderd +Rijnlandsche morgen, een' gang molens. Zoodat men de Beemster in twee +jaren drooggemaakt heeft, wel verstaande de inbraak niet medegerekend; +en dat het derde jaar malens gekaveld werd, en elk zijn land bij +loting ontvangen heeft. + +79. Ik heb mede in het bedijken van de Beemster, en ook naderhand, +niet kunnen bemerken, dat de grond iets lek was, zoodat het water +nimmer gewassen of verhoogd is, als het niet regende. + +80. Nog zekere calculatiën alhier gemaakt, hoe vele tonnen waters +een bekwame groote achtkante watermolen op een etmaal uitmalen +kan. Hetwelk ik Jan Adriaansz. in mijne jonkheid, in den tijd van +mijn' zaligen vader Adriaan Symonsz. Leegwater, van de Rijp, in den +polder van Rijp en Graft menigmaal gepeild heb, en bevonden met twee +watermolens, gerekend een' voet in het vierkant, en zes voet hoog +voor eene tonne waters. + +81. De voorschreven polder van Rijp en Graft is groot, omtrent 1400 +morgen, Geest-meer, Ambachts-maat, en is omtrent zoo veel water als +land, dat is 700 morgen waters, hetwelk twee watermolens, in een +etmaal, een' duim in de hoogte konden uitmalen. + +82. Die zelfde morgentalen gebragt in vierkante roeden, en daarna tot +vierkante voeten, waarvan 72 duim in de hoogte gerekend en dat een +voet vierkant voor eene ton waters, zoo is het, dat twee molens, naar +deze rekening, in een etmaal uit kunnen brengen 896,000 ton waters, +en een molen 448,000. + +83. Zoo iemand in deze zaak omtrent het droogmaken van de Haarlemmer +Meer eenigzins twijfelmoedig mogt wezen, vreezende voor eenige +zwarigheid van den grond of lekking van den Ringdijk, zoo zal ik +alhier, met Gods hulp, om alle twijfelmoedigheid weg te nemen, +goede en duidelijke (klare) voorbeelden verhalen, welke mij door +ondervinding bekend geworden zijn. + + + Experentia docet. + + +84. Aangaande den duinkant of de westzijde van de Haarlemmer Meer, +alzoo het gemeene spreekwoord is, dat zandgronden lek zijn: dat is +eensdeels alzoo; maar hiervan is eene goede verzekering, en dat, +uithoofde onder dat zand goed veen en klei liggen, gelijk zulks +dagelijks blijkt en bevonden wordt, vermits onder het zand of de +nollen goede turf gegraven en gedolven wordt, en onder het veen geen +zand ligt tot aan de klei toe. + +85. Dit zelfde blijkt mede aan den Lisser-poel: deze, schoon nabij +de duinen gelegen en nog onlangs bedijkt, wordt ook wel droog gehouden. + +86. De Soetermeersche Meer, die aan de zijde aan de veenen ligt, +is mede onlangs bedijkt en wordt ook wel droog gehouden. + +87. Zoo ook werd uit de Hem-meer, die aan het harde gelegen is, +tegenover de Kaag, met geringe moeite het water uitgemalen, en het +land zeer goed droog gehouden, welke Meer meerendeels toebehoort aan +Sr. Jan van Baarle. + +88. De ringdijk van de Beemster is in het begin meestal uit veenlanden +gemaakt. Die van de Purmer desgelijks. De dijken van de Wormer en +Waterlandsche Meren zijn mede al tezamen van veenlanden gemaakt, zij +worden alle digt bevonden en goed droog gehouden. Bij het bedijken +is vooral hoog noodig, dat men het zwoord- of grasveld, dat onder +den dijk komen zal, goed wegneme, opdat de aarde te beter sluite, +en de dijk digt zou wezen. + +89. Eindelijk de Schermer, die ten naaste bij van gelijke natuur is als +de Haarlemmer Meer, en aan de noordzijde bijkans van gelijke diepte, +zal ook met vier molens boven elkander moeten malen; zoo ook heeft de +kil van de Beemster twee molens in het diep staan, die vier hoog malen. + +90. Aan de Oostzijde, aan de Noordoostzijde en aan de Zuidoostzijde +van de Schermer, is de ringdijk geheel van veenland gemaakt; +aan de Westzijde van die Meer van Jan Boies af, tot aan den +Akerslooter-koorn-molen toe, is de ringdijk geheel van zand of +geest-land gefondeerd en gemaakt, en daar is naauwelijks eene Meer +van al de bedijkte Meren in Noord-Holland, die zoo spoedig en ras +droog gemalen is, als deze Schermer. + +91. Het is mij wel bekend, dat er eenige Meren zijn, wier droogmaking +niet wil gelukken; maar daar, is de reden van: óf omdat de klei te +diep ligt, óf omdat die Meren aan een bergachtig land, of grof zand +gelegen zijn, dat geen water schut, zoo als ik hetzelve wel gezien +en bevonden heb; óf omdat de grond met struiken of bladen van boomen +opgehoogd en bezet is, en hierdoor lek en sponsieus blijft. Gelijk +het ook blijkt, dat eenige dezer Meren niet vast toevriezen, al vroor +het bijkans nog zoo sterk; hetgeen een teeken is, dat de grond open, +sponsieus en lek is. + +92. Aangaande den grond van de Haarlemmer Meer, kan ik anders niet +bevinden en verstaan dan alles goeds, alzoo ik haar voorheen met den +Burgemeester van Aalsmeer en eenige arbeiders, op vele verschillende +plaatsen, gepeild, gebeugeld, gediept, getast en wèl onderzocht +heb, en anders niet kan bemerken of bevinden, of deze Meer heeft +een' bodem van goede klei, doorgaans dik 7, 8 en 9 voeten, gelijk +bevorens verhaald is. En de Haarlemmer Meer is doorgaans diep negen +Rhijnlandsche voeten, of tien houtvoeten, bijkans van gelijke diepte +als de kil van de Beemster of Schermer. Op sommige plaatsen is de grond +aan de kanten van de Meer met veenachtige slibber vermengd, een voet +of anderhalf dik; dezelve is bekwaam, om met den ploeg door malkander +in de klei te vermengen, en alzoo tot goed land te maken. Daarenboven, +hetgeen een goed teeken is, als het eene gewone vorst is, vriest de +Haarlemmer Meer zoowel en zoo vast toe als eenig ander water, zoodat +men daar overal met paard en sleê over rijden kan zonder treuren. Het +blijkt daaraan, dat de grond digt en vast moet wezen. + +93. Dat de grond van de Haarlemmer Meer goede klei is: dat is de +allerbeste, waar men op betrouwen kan, dat de grond digt zal wezen. Het +is mede een goed fondament voor den Ringdijk en in alle manieren heel +goed voor het dóórlekken en opwellen, zoo als te voren gezegd is. + +94. Van de watermolens zal ik alhier mede een weinig verhalen en +noteren. + +95. Dit is de gewone gang en wijze in Noord-Holland bij het bedijken +van meren, zoo als de ondervinding het geleerd heeft. + +96. Als men zoo hoog moet opmalen, als men aan de Beemster en Schermer +op het diepst heeft moeten doen, dan stelt men vier molens boven +elkander tot een' gang, die elkander toemalen van vier of vijf en +dertig voeten stijls, en dat gemeenlijk op vijf honderd Rhijnlandsche +morgen een' gang molens, wèl verstaande, hoe meer gangen molens +op eene kolk malen, hoe beter, en het zal noodig wezen, dat men op +de Haarlemmer Meer zoo veel gangen molens op eene kolk brengt als +immer doenlijk is, en dat om de volgende oorzaak: als er een molen, +twee of drie onklaar zijn, zoo kunnen de overige molens nog malen, +en op den gang blijven, en ook mede dan wordt de ringdijk te minder +gebroken met de kleine sluisjes, die in den ringdijk moeten liggen, +waar de bovenmolens moeten doormalen. + +97. Het is ook eene hoognoodige zaak, dat men verscheidene kruisvaarten +door de Meer maakt, even als in de Schermer, en zulks tot gerief van +de Deelhebbers en huisluiden, om hunne waren met kleine schuitjes +aan den ringdijk te kunnen brengen, als ook vooral de materialen, +die men tot het bouwen en timmeren noodig heeft, en mede ook tot eene +gemeene onderkolk of boezem van de laagste molens. + +Om nu te komen tot het principaalste, waar alles aan gelegen is. + +98. Als dit groote, heerlijke en lofwaardige werk, met de hulpe Gods, +voltrokken en gekaveld zal zijn, dan zal men met den zegen des Heeren +daarop kunnen telen en vinden de allerbeste, kostelijkste schatten en +juweelen, die tot 's menschen nooddruft en onderhoud van doen zijn. Als +men het land behoorlijk ploegt, bebouwt en bereidt, gelijk als in den +beginne Adam, onzen eersten vader, opgelegd was, toen hij het gebod +van God overtreden had, dat hij in het zweet van zijn aanschijn zijn +brood zou eten. Gelijk ook mede in de H. Schrift geschreven staat: +Zoodanig als de akkerman is, zoodanig is ook de bouwing. + + + Bouwt op het nieuw, zaait niet onder den doorn, + Werpt dan in uwen akker het goede koorn: + Zoo zal God u geven, tot een baat, + Eene overvloedige, opgehoopte, volle maat. + + + In manibus Domini sorsque, salusque mea. + Mijn heil en mijn geluk staat in den zegen des Heeren. + + + + + + + +Volgt nu van de heerlijke vruchten des velds. + +99. In de eerste plaats zal in deze Meer zijn te vinden velerhande +granen, als tarwe, rogge, gerst, haver, erwten, boonen, boekweit, +koolzaad, raapzaad en meer andere gewassen; ook gemeste kalveren en +vette schapen, meer dan twintig duizend hoornbeesten, met nog daarbij +velerhande vee en gevogelte, mede in overvloed. Boter en kaas, honig +en melk, met velerhande toespijs, fruit en wijnbeziën, hetwelk niet +alles is te bedenken en te noemen. Het zou zulk eene verandering +in Zuid-Holland geven, dat men het wel het achtste wonder zou mogen +noemen: dat te voren eene schadelijke Meer, een bederfelijke poel, +een verslindende wolf is geweest, dat zou men alsdan den grooten +Zuid-Hollandschen lusthof wel mogen noemen; of het Hollandsch Tresoor, +waar men eene menigte van menschen, door den zegen des Heeren, mede +zou kunnen spijzen en voeden, hetgeen tevens de gemeene landsmiddelen, +met zoo vele duizenden zou stijven en verbeteren, dat het niet wel is +te zeggen. Hiertoe zullen ook wel noodig zijn duizend boeren met hun +gezin, knechten en dienstboden, om het land te bouwen en te bearbeiden, +hetgeen te zamen wel zes duizend menschen zal bedragen. + +100. Alzoo ik voor dezen gehoord en verstaan heb, dat sommige burgers +van Haarlem en van Leiden in eenige zaken wat zwaarhoofdig zijn, +meenende, dat hunne vaarten en wateringen eenigzins zouden verminderen +of verslimmen; zoo zal ik hier met goede redenen bewijzen, dat heel +anders en contrarie het geval zal zijn, op grond der ervarenheid van +hetgeen ik voor dezen dikwerf gezien en opgemerkt heb. + +101. Eertijds, voordat de Beemster en Purmer bedijkt waren, heb ik +dikwerf gezien en bevonden, dat de doorvaart of haven van Purmerend zoo +verdroogd was, dat daar naauwelijks eene ongeladen schuit kon vloten, +en dat gebeurde telkens als er een stormwind uit het noord-westen +woei; dan kwam het dikke water in de haven, en zette zich daar neder, +en hoezeer men het met den beugel uithaalde, was het met iederen +storm weêr hetzelfde. Desgelijks ook de Meer, beoosten Purmerend; +welke slibber met een' ooste-wind uit de Purmer kwam. Maar nadat de +beide meren, de Beemster en de Purmer, bedijkt zijn, heeft men dit +gebrek niet bevonden. + +102. Desgelijks de haven van Edam, alsmede de doorvaart van Nek +en meest alle havens, die op zoodanige wateren of meren liggen; +deze vervuilen altijd door het dikke, modderachtige water, dat met +stormwinden inspoelt. + +103. Daarenboven heb ik ook meermalen gezien (en er mede aan +geholpen), dat men ten tijde, vóórdat de Beemster bedijkt was, +als er eene geladen schuit in de haven van de Rijp in kwam varen, +met groote krachten die schuit moest intrekken, om ter plaatse te +komen, waar men moest lossen; en dat de haven zoo opgedroogd was, +van den modder of de slibber, die uit de Beemster kwam, dat men het +met beugelen en baggeren niet goed kon maken, uithoofde dat telkens, +als het weêr uit het oosten sterk woei, het weêr even zoo vervuilde +als te voren; wij moesten dikwerf en waren genoodzaakt de sluis van +de Rijp open te zetten, en het water door de haven in den polder te +laten stroomen, en den grond met stokken en beugels om te roeren, +en alzoo de haven te verdiepen. Naderhand toen de Beemster bedijkt +was en de watermolens klaar water uit de Beemster hebben gemalen, +heeft men dergelijke gebreken niet gezien, noch vernomen; want als +nu de haven eens uitgediept is, dan vervuilt zij zelden of nooit, +en men heeft daarenboven nu altijd klaar water in de haven van de Rijp. + +104. Als men met reden mag spreken, zoo is het (mijns oordeels en +gevoelens), dat die van Haarlem en Leiden weltevreden behooren te +wezen met het bedijken van de Haarlemmer Meer, en dat zij geene reden +hebben zoodanige klagten en questiën in te brengen, maar grootelijks +daardoor verbeterd zullen zijn en in het minst geene schade zullen +lijden, maar veel eerder groot voordeel, gelijk ik hier met navolgende +redenen zal bewijzen. + +105. Met betrekking tot de doorvaart van Haarlem, zal dezelve in +alle manieren beter en bekwamer zijn dan te voren; het gebeurt nu +dikwerf, dat er schepen zijn, die met kostelijke koopmansgoederen zijn +geladen, welke, als zij voor de Meer, bij de ton, komen, met eenen +hoog-zuidenwind en storm genoodzaakt zijn aldaar te moeten blijven +liggen, uit vrees dat zij groote schade zouden lijden. Ook mede met +een' noordelijken wind in de Kaag insgelijks; men kan alsdan met +schepen en waren niet voortkomen, vermits men het water van de Meer +alsdan niet kan gebruiken, waardoor de koopman dikwerf groote schade +lijdt en mede groot perijkel van zijne schepen te verliezen, hetgeen +zich heel anders en beter zal toedragen, als de Meer bedijkt is. + +106. Als er eene bekwame, wijde, diepe ringsloot of kanaal zal gemaakt +zijn, van zestien of twintig roeden wijd, of zoo wijd als men dan met +goede orde ordonneren zal, zal men die altijd met halven wind kunnen +zeilen, en ook mede met gewone schepen oplaveren; en heel zelden zal +het zijn, dat men die niet gebruiken kan, wel te verstaan, als er mede +een bekwame trekweg zal worden gemaakt, om de schepen altijd met gemak +en gerief met paarden in den wind te kunnen optrekken; de kooplieden +zullen alsdan zelden of nimmer verkort of verhinderd zijn of schade +lijden. Welke trekweg en kanaal mede zullen gemaakt worden, tot aan +de stad Leiden toe, alsmede van de Zijlpoort af tot aan de Kaag of +tot aan de Nieuwe Vaart, zoo als men het dan best geraden zal vinden. + +107. Aangaande het water, dat nu dikwijls heel vuil en troebel is, +dat zal zich heel anders begeven, dan het nu tegenwoordig doet, +waardoor die van Haarlem en van Leiden grootelijks verbeterd zullen +zijn, en het werk alsdan zullen moeten prijzen. + +108. Vooreerst is het notoir, en men kan het ook ligtelijk begrijpen, +dat er alsdan nimmermeer in de steden Haarlem en Leiden eenig vuil, +stinkend of troebel water zal kunnen komen; want als de Haarlemmer +Meer bedijkt en droog gemaakt zal zijn en tot land gebragt zal wezen, +zal er geen ander dan klaar regenwater in de Meer komen, hetwelk zal +staan op kleigrond, vermits de slooten en molen-togten in de Meer +mede in de klei gedolven en gemaakt zullen worden, en de watermolens +van de Meer alsdan het klare water in de ringsloot zullen malen; en +daarenboven zal het duinval, dat aan de west-zijde van de Meer is, +in de ringsloot door verscheidene kanalen komen zakken. Dat water zal +alsdan in de ringsloot behouden wezen en niet vervuilen noch troebel +worden door het stormen van de Meer. + +109. Dat water komt mede in de steden Haarlem en Leiden; doch de +principaalste uitwatering van Rhijnland moet door Haarlem en Sparendam +komen, en aldaar uitgeleid worden, als ook mede bij het huis ter +Hart. Hier staat nog op te letten, dat als de Meer tot land zal +gebragt wezen, de omliggende plaatsen en landen nimmermeer gekweld +zullen wezen door buitengewone hooge aanpersen en afpersen, waardoor +de straten van Leiden nu dikwerf onder loopen, als de wind sterk uit +het noord-oosten waait, en het Sparen een' voet 2 of 3 minder is dan +gewoonlijk, zoodat de schepen er niet over kunnen komen, maar dikwerf +drie of vier dagen tegen Haarlem en Sparendam moeten blijven liggen en +toeven door gebrek aan water, waardoor de kooplieden dikwerf verkort +worden en groote schade lijden, door het bederven van hunne waren. + +110. Welligt zal iemand zeggen: als het een drooge zomer is, zoo zal +er ook weinig water in de Ringsloot zijn. Maar datzelfde heeft plaats +of de Meer bedijkt is of niet; want als het een drooge zomer is, +dan is er nimmer veel water in de binnenpolder, noch op de Meer. + +111. Daartegen zal ik een goed middel stellen: Men make de +buitensluizen met contradeuren, of schore die deuren toe, en late +niet meer water uitloopen, dan men in het schutten van de schepen van +nooden heeft, gelijk men in Noord-Holland doet, als er weinig water +is. Op die wijze laat men de nieuwe sluis of? dijker tot Sparendam +en te Nauwerna? toestaan, om het water in te houden. + +112. Dit zou ik ligtelijk hebben vergeten: Als het klare water in de +Ringsloot staat, gelijk bevorens verhaald is, dan zullen de brouwers +van Haarlem en Leiden dat water kunnen gebruiken, om daarvan te +brouwen, en weinig of geen onderscheid in hetzelve kunnen vinden met +het water, dat zij thans met groote kosten en moeite moeten halen. + +113. Het principaalste en beste is nog, (wat kan er ter wereld +beter wezen!) dat men in de nabijheid van een heerlijk, lofbaarlijk, +gebenedijd land zal wonen, waarvan meestal des menschen nooddruft, +door den zegen des Heeren, komen moet. + +114. Alzoo de stad Haarlem aan twee zijden duinen heeft en aan de +zuid-oost-zijde het groote water, en er niet veel goed land om de +stad ligt, waardoor ook marktdagen sober en weinig moeten wezen, zoo +zal het bedijken van de Haarlemmer Meer zulk een merkelijk profijt +en voordeel geven, dat men het niet kan uitspreken. + +115. In het beginsel, als het werk zal worden aangetast, zullen de +werkmeesters (werkbazen), arbeiders en knechts dagelijks van doen +hebben gereedschappen tot hun werk, hetzij hout, ijzerwerk, kordewagens +en andere nooddruftige dingen, daarenboven kost en kleeding; al hetgeen +zij uit de steden zullen moeten halen. In het kort, meest al hetgeen +aan de Meer geconsumeerd en verarbeid zal worden, dat zal meestal in +Holland blijven en weinig in andere landen gevoerd worden. + +116. Alsdan dit groot, heerlijk, lofbaarlijk, notabel werk met de hulp +van God bedijkt en in goede orde gebragt zal zijn en voltrokken, zoo +zullen er eene menigte van boeren en huisluiden in de naaste steden +komen met ros en wagens, ook mede met hunne granen: desgelijks met +boter en kaas en met andere waren, hetwelk te lang zou wezen om te +verhalen. Zoodat een iegelijk ligtelijk begrijpen kan (zoo als ook +het gemeen spreekwoord waar is): waar het volk is, daar is nering +en welvaart. + +117. Hierbij zal ik nog achteraanstellen de calculatie van deze +bedijking, wat ieder morgen lands, mijns oordeels, omtrent zal +kosten. Voordezen heb ik dit nog eens gesteld; maar over sommige +werken was ik wat te ligt geloopen, en hoop nu op alles te letten, +zoo veel als doenlijk is, naar de genade, die mij de Almogende God +gegeven heeft. + +118. Vooreerst zullen er moeten wezen omtrent 160 kloeke achtkante +watermolens, waarvan elk omtrent zal kosten 5600 gulden, bedragende +te zamen 869,000 gulden. + +119. De Haarlemmer Meer is omtrent in het ronde 25 duizend roeden, +zoo als bij raming in den omgang is bevonden, behalve het plempwerk; +als men nu rondom koopt in de breedte 40 roeden lands, om daarvan te +gebruiken 10 roeden tot den ringdijk, en 12 of 14 roeden tot de gemeene +ringsloot, dan blijft er omtrent 16 roeden achter den dijk liggen, +waar men de molens op kan zetten en stellen, en waarvan men ook de +kolken en kolkdijken bekwamelijk van zal kunnen maken, en van welk +overgebleven achterland men den ringdijk mede kan onderhouden. Als +iedere roede lands kost 10 stuivers in koop, dat is 20 gulden iedere +roede in de lengte, en men dit vermenigvuldigt met 15000 roeden, +bekomt men te zamen 300,000 gulden. + +120. De ringsloot zal zijn twaalf roeden in de wijdte, en acht voeten +diep, is, op de lengte van eene roede, omtrent 84 schaft aarde, om +den dijk mede te maken. Iedere schaft zal aan arbeidsloon omtrent +kosten 10 stuivers, bedraagt iedere roede in de lengte 42 gulden, +en dat vermenigvuldigd met 15000 roeden in de rondte van den geheelen +omgang van den dijk, bedraagt te zamen 630,000 gulden. + +121. Voor alle zaken, zal het beste wezen, dat men den ringdijk in +de breedte make; want het is beter daarna den dijk op te hoopen, +dan ter zijde aan te klampen of te verbreeden, en ook mede, dat men +den achterdijk van binnen, van de kruin af, vijf à zes roeden breeder +make, dan die van de Beemster of andere bedijkte Meren, en de notsloot +op halve diepte en op half water keerende, voor het dóórlekken en +aanpersen van den ringdijk, en het water van de ringsloot, met eenen +suffisanten kadijk van achteren tot eene waterkeering en separatie +van de landen; want de dijk blijvende voor het gemeen, is alzoo +bekwaam en vruchtbaar tot hooilanden, als anderzins, om voor het +gemeen te verhuren. + +122. Ook moet de ringsloot aan de westzijde, of den geestkant, vier +roeden worden verwijd, hetwelk de principale vaart en uitwatering +zal wezen, die ook het eerst moet gemaakt worden, om de doorvaart van +Haarlem niet te beletten, noch te verhinderen; ook niet die van Gouda, +ten einde ieder wèl te contenteren; en dat wel van de Ton van Haarlem +af, tot aan de Wetering toe, hetgeen is omtrent lang 7000 roeden, en +iedere roede in de lengte, met den aankoop van het land en arbeidsloon, +zal omtrent kosten 15 gulden, bedraagt nog 105,000 gulden. + +123. De Plempwerken zijn omtrent lang 1600, iedere roede zal omtrent +kosten 200 gulden. Te weten, de vóórboezem over de eilanden van +Ruigoord, met het gat bij den Overtoom over te plempen, ook mede +bij de Ton van Haarlem, desgelijks mede bij de Kaag. De Wetering, +met nog meer andere kanalen en slooten, bedraagt nog, als het te +zamen gemultipliceerd is, de somma van 320,000 gulden. + +124. Den Ringdijk aan de westzijde, daar de principaalste vaart zal +wezen, van de Haarlemmer Ton af, tot aan de Wetering toe, van buiten +aan de ring-sloot geheel te beschoeijen, zal iedere roede in de lengte +omtrent kosten twaalf gulden, bedraagt de 7000 roeden in de geheele +lengte 84000 gulden. + +125. De binnenwerken, te weten, die wegen en slooten, molen-togten en +vaarten, kolken en kolkdijken en andere affairen, worden doorgaans +gerekend een derde deel te kosten van de buitenwerken, en bedragen +dus nog omtrent 778,000 gulden. + +126. Nog voor het maken van sluizen en uitwateringen, bij het huis +Ter Hart en andere geschikte plaatsen, ook mede de kleine sluisjes, +door den ringdijk, waar de molens door zullen malen, 102,000 gulden. + +127. Nog voor eene rekening, indien het gebeurde, dat men de Meer +het eerste jaar, als de plempwerken gemaakt zijn, niet kon sluiten, +en dat men de ringsloot zoo spoedig niet op hare behoorlijke diepte +kon krijgen, en dat de plempwerken daarom groote schade zouden lijden, +zoo zal men genoodzaakt wezen, vier of vijf greenen sassen of kolken +te maken, ter bekwamer plaatsen, om in en uit de Meer te kunnen varen, +zoo lang totdat de Ringsloot op hare behoorlijke diepte gemaakt zal +zijn, en de molens zoo veel water uit de Meer gemalen zullen hebben, +dat alle plempwerken ontlast zijn, wanneer men de sassen weder zal +kunnen opbreken en den ringdijk rondom in haar geheel digt sluiten. Dit +zal nog omtrent kosten 42,000 gulden. + +128. Nog aan noordshout, om desgelijks te gebruiken tot klein +schoeiwerk, met het onderhoud en het betimmeren van de watermolens, +aleer men aan het kavelen komt, 83,000 gulden. + +129. Nog voor den Dijkgraaf en de Heemraden, Bewindhebbers, Landmeters, +Opzieners, Schuitevoerders, Boden, Knechts, enz. tot aan de kaveling +toe, voor drie jaren 80,000 gulden. + +130. Nog aan vier Heerenhuizen of Keten ter bekwamer plaatsen, +op onderscheidene kanten van de Meer, om desgelijks residentie te +houden, met vier of vijf heerenschuiten tot gerijf, (om van het eene +werk naar het andere te varen,) met nog sommige houttuinen daarbij, +10,000 gulden. + +131. Nog tot een' toeslag en meer andere kwade kosten in voorraad, +hetzij riet, rijs, takken, hout, ijzerwerk, spijkers en arbeidsloon, +als men in het bedijken is; om de plempwerken dagelijks te onderhouden, +zoo lang als het water in de Meer nog kracht baren kan; om in den +ringdijk de kwade steden te voorzien en nog andere kosten meer. Idem. + +132. Eenige vergaderingen met de groote steden, desgelijks mede met +de Heeren van Rhijnland, en andere huislieden van omliggende dorpen, +om alzoo gelijkerhand in het goede met elkander te accorderen, en +om alzoo dit groote, heerlijke, lofbaarlijke werk met Godes hulp +te beginnen, en tot een goed einde, met alle orde, in kavelingen te +brengen, 70,000 gulden. + +133. Nog zijn twee voorname zaken, die wel bedacht dienen te wezen. De +eene is, dat de ringsloot en de trekweg mede door de stad Leiden moeten +gaan, opdat het stroomende water van de molens mede door Leiden heen +en weêr zou zwieren en stroomen. + +134. De andere is: indien het gebeurde, dat de grond of slibber voor +Sparendam begon op te droogen en te vervuilen (vermits Sparendam +in eene hop of inwijking gelegen is), hetwelk de scheepvaart zou +verhinderen en beletten (waarvoor ons God wil verhoeden), zoo zal men +verpligt zijn de Nieuwe vaart, van Haarlem af, tot aan het huis Ter +Hart toe, te verwijden, zoo vele roeden, als het noodig zal zijn, om +aldaar eene kolk te ordonneren, en sluizen te maken, waar men altijd +behoorlijk kan doorschutten op het IJ, om alzoo eene bekwame diepe +vaart te behouden tot welstand van de stad Haarlem en van anderen, +die deze vaart moeten gebruiken en van doen hebben. Voor deze twee +notabele stukken wordt nog gerekend 100,000 gulden. + +135. Dit alles bedraagt al te zamen zes en dertigmaal honderd duizend +gulden. En als de Meer uitbrengt 20,000 morgen, zoo komt ieder morgen +te kosten 180 gulden. + + + No. 118 f 896,000. + » 119 » 300,000. + » 120 » 630,000. + » 122 » 105,000. + » 123 » 320,000. + » 124 » 84,000. + » 125 » 778,000. + » 126 » 102,000. + » 127 » 42,000. + » 128 » 83,000. + » 129 » 80,000. + » 130 » 10,000. + » 132 » 70,000. + » 134 » 100,000. + --------- + f 3,600,000. + + + + + + + + + KORT VERHAAL + VAN + DE MEREN, DIE IN NOORD-HOLLAND BEDIJKT ZIJN, + TEGEN + SARDAM EN DEN HUIGENDIJK + + + HETWELK AL TE ZAMEN GESCHIED IS NA HET JAAR 1608, + EN OOK MEDE VAN DE SLUIZEN EN UITWATERINGEN, DIE + UIT DIEN HOOFDE GEMAAKT EN GELEGD ZZIJN, WELKE DE + NIEUW-BEDIJKTE MEREN HEBBEN DOEN MAKEN EN BEKOSTIGEN. + + +136. In den Eersten zoo is de Beemster bedijkt, is groot zuiver land +7545 morgen. +Nog de Purmer bedijkt is groot 3000 morgen. +De Wormer, groot 1790 morgen. +De Schermer, groot omtrent 6000 morgen. +De Enge Wormer, groot 190 morgen. +De Schalsmeer, groot 75 morgen. + +137. Dit alles bedraagt 18,600 morgen, zoodat de boezem aldaar nu +tegenwoordig kleiner is, dan eer de meren bedijkt waren. + +138. Hiertegen hebben de Heeren van de Beemster doen maken een kanaal +of eene uitwatering, beginnende van de Schermer af, voor Ursem, +langs den Walegsdijk, loopende mede voorbij Avenhorn en den ouden +dijk, tot aan den kant van de Zuiderzee, met nog eene nieuwe sluis +of duiker aldaar in den zeedijk gelegd, om het water te lossen. + +139. Nog heeft de Beemster doen maken den grooten steenen Duiker +op Sarendam. + +140. De bedijkers van de Purmer hebben doen maken het Sas, op het +Oost-einde van de haven van Edam. + +141. De Heeren bedijkers van de Schermer hebben doen maken het kanaal +of de uitwatering door het Kromenier en Wessaner veld, strekkende +tot aan Nauwerna toe, alsmede nog de steenen sluis, die op Nauwerna +gelegd is op het IJ. + +142. De bedijking van de Wormer heeft doen maken eene sluis op den +Nieuwendam, die uitwatert op de Wijker-meer. + +143. Tegen deze nieuwgemaakte sluizen en uitwateringen malen +tegenwoordig 45 watermolens meer dan te voren op den grooten boezem +deden, welke boezem omtrent 18,600 morgen kleiner is, dan toen de +meren nog niet bedijkt waren. De drie sluizen, te weten de Duiker op +Saardam, de sluis op Nauwerna en die op Nieuwendam zijn geheel tegen +de Natuur aangelegd. + +144. Vele menschen in Noord-Holland kennen deze gelegenheid en +uitwateringen zeer wel, en weten, dat meest altijd en doorgaans in +deze kwartieren de wind zuid-west, zuid en zuid-oost waait. + +145. Dit maakt veel laag water op het IJ; maar daartegen perst de Zaan +altijd afwaarts en ten noorden aan. Desgelijks doet mede de nieuwe +vaart van Nauwerna, als ook mede de uitwatering naar den Nieuwen dam, +die toch zeer weinig nut en profijt kan doen, en zulks vermits die +uitwatering door de Wijker-meer altijd vol geslikt en verdroogd is. + +146. Alzoo is het ook mede met meest al de polders, die in +Zuid-Holland liggen, die op de Schie en de Rotte malen en hare +uitwatering hebben op de Maas; deze hebben eenen kleinen boezem en +kunnen met zuid-weste-winden weinig water door hunne sluizen lozen, +door het aanparsen van de Maas en het afparsen der kanalen. + + +NOTA. + +147. Indien de Heeren bedijkers van de Beemster, in het begin der +bedijking, met de Heeren van de uitwaterende sluizen, en met de +stad Hoorn waren overeengekomen (hetwelk in het begin op een' zeer +goeden voet stond), om de uitwatering te maken door Avenhorn en de +Naamsloot, welke een zeer schoon, diep, regt kanaal en wijde sloot is, +loopende ten naaste bij noord-oost-waarts aan, tot op den hoek van +den Zeedijk bij de watermolens, staande bij het Hulkjen, strekkende +voort tot aan de stad Hoorn bij den Zeedijk langs, dan hadden al +deze nieuwbedijkte meren, met de oude landen daar omtrent gelegen, +tegen den Huigendijk en Spaardam, al te zamen volkomen wel gediend +en met hare uitwateringen wel geholpen geweest; ja zouden zelden +of nimmermeer des winters verlegen geweest zijn met het hooge water, +komende de afpersing van de Naamsloot en de afpersing van de Zuiderzee, +geheel volgens de Natuur naar wensch. + +148. Waarmede ik alhier wil te kennen geven, dat al de sluizen +en uitwateringen, die van de Haarlemmer Meer tegenwoordig bij het +Huis ter Hart, op Sparendam en elders zijn, al te zamen goed op +zoodanige winden leggen, gansch en geheel met de Natuur zoo geschikt, +als men maar zou kunnen begeeren en wenschen tot bekwame en volkomene +uitwateringen. + +149. Bij het bedijken der Haarlemmer Meer kan men nog overvloedig +bekwame sluizen maken. + +150. Zoodat men, naar mijn oordeel, dit voorschreven groot, +noodwendig, lofbaarlijk, heerlijk en profitabel werk, het bedijken +van de Haarlemmer Meer, niet behoort achterwege te houden, maar alle +vlijt en naarstigheid behoort te doen en aan te wenden, om het werk te +bevorderen, en dat buiten schade van de groote steden en van de oude +landen van Rhijnland, of van iemand anders, aldaar omtrent gelegen. + +151. Ik heb met reden klaarlijk aangewezen, dat, door het bedijken +der Meren, meestal de boezems tegen den Huigendijk, het IJ en Saardam +in Noord-Holland zijn weggenomen, en het water alsnu in zee lossen +moet door de smalle, naauwe, lange uitwateringen en kanalen, hetgeen +nog redelijker wijs gaan kan, alhoewel het met de zuid-weste-winden, +die meest in Holland waaijen, tegen de Natuur komt, waarmede ik hier +te kennen wil geven, dat de boezem van de Haarlemmer Meer hier niet +mede te vergelijken is, welke het water wijd en breed kan verspreiden, +en dat voornamelijk in den voorboezem benoorden het Huis ter Hart, +hetwelk op den kant van het IJ ligt; desgelijks mede in eene groote +wijde ringsloot, van omtrent zestien duizend roeden in het rond, +en omtrent zestien roeden wijd, min of meer; als ook in de vaart +tusschen Haarlem en Amsterdam; in het Sparen tot aan Sparendam toe, +dat mede digt aan de sluizen ligt; desgelijks mede in den Amstel, +de Braassem-Meer, in de vaart naar Leiden, en meer andere slooten +en wateringen, zoodat, mijns bedunkens, men zelden meer dan bevorens +verlegen zal zijn met het hooge water in de ringsloot. Daarenboven kan +men ligter een half vat leêg tappen dan een okshoofd; het spreekwoord +zegt: het water loopt waar het laagst is; hetgeen ook waar is: de +eb moet lager loopen dan het binnenwater, indien het water in zee +gelost kan worden; en het water kan genoegzaam in de Noordzee en in +de Spaansche zee (oceaan) ontlasten, welke de moeder is van al de +wateren, waar al de rivieren in uitloopen, zoo als de Schriftuur zegt, +en de zee hoogt daar niet van. + +152. Nog is het volgende mede een zekere regel, als het in den +herfst of winter veel nat weder is en het sterk regent, zoodat de +binnen-polders met hun water verlegen zijn, dan is de Haarlemmer Meer +ook altijd vol water, en of dáár dan al eens eb komt, kan dit zeer +weinig op zoodanigen grooten waterplas bedragen. Zoodat de regte +zin van al het werk is: + + + »Veel bekwame goede sluizen op den IJ-kant, + Doet het water wel aflossen uit het oude land." + + +153. Vermits ik in mijn voorgaand Haarlemmer-Meerboek zeer vele +verschillende notabele artikelen voorgesteld en bewezen heb, wegens +het bedijken en droogmaken dier meer, zoo is het, dat zich eenige +tegensprekers opgedaan hebben, die dit niet kunnen lijden, en die dit +noodwendig, treffelijk, heerlijk werk omver zoeken te stooten, en den +octroyanten en verzoekers van dien een' bullebak voor oogen pogen te +stellen, schermende met blinde slagen naar hunne eigen schaduw; gelijk +aan een schip, dat zonder stuurman en zonder kompas roerloos door +de zee vaart, met onbevaren volk heen en weêr zwierende, en de regte +haven niet vinden kan, eindelijk door kwaad beleid geheel moet vergaan. + +154. In de maand Junij 1642 is mij een boeksken ter hand gesteld, +hetwelk is uitgegaan op naam van zekeren Claes Arentsz. Colevelt, +Landmeter tot Leiden, of van eenen anderen wargeest, die sustineert en +voorgeeft, dat het beter zou wezen, dat men de Haarlemmer en Leidsche +meren water liet blijven, dan dat men haar tot goed land zou maken, +hetgeen gansch en geheel is strijdende tegen mijne natuur en gevoelen. + +155. Gelijk als hij hetzelve afbeeldt met een schip op het eerste +blad, waarmede hij zijn gevoelen wil bewijzen, daar hij lust en +pleizier schijnt te hebben, om nog met groote schepen in het midden +van Holland door de veenen te varen, al zou ook alles bederven en in +ruïne loopen wat daaromtrent is. + +156. Daarbij stelt hij, dat verandering en nieuwigheid zwarigheid +baren. + +157. Als dat waar zou zijn, dat men geen ding zou mogen veranderen, +vernieuwen of verbeteren, zoo zouden onze voorouders in vele zaken +dapper gemist en gedoold hebben, welke voor ons den weg bereid hebben, +waardoor nu Holland, door den zegen des Heeren, in vele treffelijke +werken opgekomen en verbeterd is. + +158. Omtrent drie honderd jaren geleden, was Holland nog gansch en +gaar weinig, en was op vele plaatsen weinig met volk bewoond. Toen +ter tijd lagen de lage landen in Zuid- en Noord-Holland nog met de +buiten-wateren gelijk, en vele dammen en zeedijken waren nog niet +gesloten noch gestopt, zoodat meest al die landen weinig goede vruchten +konden dragen, anders als riet, rap, bobelen, biezen, dompen en ander +onkruid, zoodat men daar weinige koebeesten op kon houden. + +159. Het is omtrent honderd vijf en zeventig jaren geleden, dat er +niet één watermolen in Zuid- of Noord-Holland was, om de landen droog +te houden, gelijk mij van verscheiden geloofwaardige lieden van Delft +verhaald is. Was dat in het eerst ook niet eene groote verandering +en nieuwheid? Daardoor zijn nu al die voortreffelijke landen, door +Gods zegen, opgekomen, verbeterd en gebeneficeerd, gelijk ook mede +door de watermolens zoo vele groote meren en moerassen droog gemaakt +en tot land gebragt zijn, zoo als hiervoren verhaald is. + +160. Is dit niet een der principaalste middelen, waardoor Holland +opgekomen is? Alsmede door de zeevaart: welke middelen onze voorouders +met groote naarstigheid behartigd hebben, en waartoe de Almogende +God Zijnen zegen heeft gegeven. + +161. Waarmede ik alhier te kennen wil geven en aan Colevelt gevraagd +wil hebben, of deze veranderingen eenige zwarigheid of schade +baren? Ik kan zulks niet zien noch bemerken. Wat waren meest al +de steden in Noord-Holland? Wat was Amsterdam voor drie honderd en +vijftig jaren? Maar een visschersdorp, hetwelk nu, door Gods zegen, +door verscheiden middelen en nieuwigheid, eene treffelijke koopstad +is geworden, waar nu al die heerlijke, schoone, treffelijke gebouwen +getimmerd zijn en waar nu bijna de beste gelegenheid tot de scheepvaart +is, die in Europa te vinden is, en nog daarbij al die schoone, +heerlijke en sierlijke beplanting op de straten en burgwallen, gelijk +eene koningswarande, waardoor Amsterdam nu wel eene nieuwe wereld, +of eene wereld op zich zelve genoemd mag worden. + +162. Indien Colevelt elke verandering en nieuwigheid omver wil smijten, +dan kan men ook wel zeggen, dat de handel op Oost-Indiën ook eene +nieuwigheid is, welke gedurende mijn leven is opgekomen, en waarvan +Dirk van Os, een van de eerste oprigters (auteurs) van is geweest, +zoo als ik hem zelven heb hooren verhalen, welke handel nu bijkans +zoo magtig is als menige Koning. + +Om nu te komen tot de verandering van de andere Noord-Hollandsche +steden. + +163. De stad Alkmaar heeft, gelijk men zegt, haren naam gekregen +van Al-meer, omdat zij rondom tusschen meren gelegen was; zij was +in dien tijd ook van geene beduidenis, maar nu is zij eene bekwame, +wèlgeordineerde Land-stad, met voortreffelijke marktdagen. + +164. Wat was Hoorn in vroegeren tijd? Niets. Waar de stad Hoorn +nu ligt, waren eenige huizen en werden genaamd: het Hoorntje; zoo +als ik voorheen wel door een' oud man van Groosthuizen heb hooren +verhalen. Thans is Hoorn door de verandering eene bekwame stad en +wel eene zeestad. + +165. Men zegt, dat Enkhuizen haren naam gekregen heeft van Enkele +huizen, omdat daar eenige huizen bij elkander stonden, welke plaats nu +door de verandering en den zegen des Heeren de principaalste zeestad +is, voor de groote visscherij en haringvangst. + + + Hadden onze Voorouders voor ons niets gedaan, + Holland had ook ligtelijk tot niet gegaan. + Maar omdat zij voor ons gestreden hebben als helden, + Zijn voor ons nu bereid veel schoone weiden en velden, + Met nog daarbij, heerlijke woningen abondant, + Zoodat wij nu veilig wonen in ons Vaderland. + + +166. Ik zal nog een weinig verhalen van Colevelt voorstellen, vermits +hij in zijn boeksken spreekt van den grooten boezem; welke zaak ik +reeds genoegzaam in het voorgaande heb afgedaan: ook vraagt hij, +wie zal verzekeren, dat het bedijken van de Haarlemmer Meer goed +gelukken zal? Is dit niet eene dwaasheid? het schijnt, of Colevelt +wel van alles verzekering zou willen hebben. + +167. Waar is ter wereld eenig Keizer, Koning, Vorst, Prins of Heer; +die zoo rijk, zoo wijs, of zoo magtig is, dat hij iemand zekerheid kan +geven van rijkdom, tijdelijke middelen, goederen of haven? Staan wij +niet allen onder de hand Gods, en moeten wij niet alles van den zegen +des Heeren verwachten, en op Zijne Genade betrouwen? Bouwt de akkerman +niet, op hoop, dat hij vruchten zal genieten? Werpt de visscher zijn +net niet uit op hoop van goede vangst? Begint de schipper zijne reis +niet in hoop, dat hij dezelve zal volbrengen? Waren de Heeren bedijkers +van de Beemster al verzekerd, toen zij het werk aanvingen? welke +Beemster nu, God lof! eene zoo heerlijke en voortreffelijke landsdouwe +is. Waren de bedijkers van al die Meren, welke ik in mijn Meerboek +heb opgeteld, zes en twintig in getal, bij den aanvang, al verzekerd +van eenen goeden uitslag? welke Meren nu alle drooggemaakt en tot land +gekomen zijn. Waren de Bewindhebbers der O. I. Compagnie al verzekerd, +toen zij hunne zaken het eerst aanvingen? Ik denk neen. Wie is hier +ter wereld zoo dom (slecht) of zoo onverstandig, dat hij zijne zaken +op schade aanlegt? Niet dat ik hiermede zou willen beweren, dat men +zijne zaken ligtvaardig en onbedacht kan beginnen, maar dat ieder +zijn best behoort te doen, om zijne zaken zoo goed mogelijk aan te +leggen en te bezorgen, en alsdan het overige den Heere moet aanbevelen. + +168. Nog, zegt Colevelt, heeft men het ongeluk in Holstein niet gezien, +hoe het met de Meggerzee, Butsloot en het Noorderstrand is gegaan? Maar +naar mijn oordeel is dit onbedacht gesproken. + +169. Heeft de Almogende God niet duizende middelen om de menschen +te straffen, om der zonde wille, welke (God betere het!) in Oostland +veel geschiedt? Zijn Sodom en Gomorra niet om hare misdaad en zonde +ten onder gegaan? Daarom laat ons de zonde altijd vlieden en mijden, +opdat ons de plage mede niet over het hoofd kome! + +170. Colevelt zegt mede, dat men, door het bedijken der Meer, het +grootste deel van de meervisch zal verliezen! Maar daarentegen zal +men wederom schoone vischvijvers bij de huizen en erven kunnen maken, +om daarin weder de visch te planten en te doen groeijen. + +171. Behalve dat zal er in de molentogten, de kruisvaarten en +de slooten een overvloed van graauwe aal, karper en andere visch +komen. Zoo ook in de groote, wijde ringsloot rondom de Meer. + +172. Daarenboven zijn de veenen, die nabij de steden Leiden, Amsterdam +en Haarlem gelegen zijn, zeer waterrijk, zoodat daarin nog genoeg +Meervisch zal te vinden zijn. Ook blijven de Zuiderzee en het IJ in +vollen stand en vorm, zoodat daar genoeg visch in kan groeijen als +te voren. + +173. Denkt daarentegen, hoe vele schoone vruchten men in de bedijkte +meer zal kunnen genieten, boter, kaas, velerhande vleesch, gevogelte, +hoenders en eijeren, en vele gewassen, te lang om hier op te noemen +en hetgeen ik ook reeds vroeger verhaald heb. Met al hetwelk men wel +twintigmaal meer menschen zal kunnen voeden, dan met de Meervisch. + +174. Alzoo nu mijn Meerboek bijna geëindigd is, en naar mijn oordeel +deze stof voldoende is afgehandeld, zal ik nog eens tot het voorgaande +terugkeeren, en stellen hier nog drie gedichten op het bedijken van +de Haarlemmer Meer. + + +(Nu volgen er drie gedichten, die geene de minste kunstwaarde bezitten +en die wij alzoo zullen achterlaten). + + +Alzoo ik, Jan Adriaansz. Leegwater, dit mijn Meerboek, en mijne +groote kaart, voor dezen met eene goede meening gedaan en gemaakt heb, +tot welstand en ter voorbereiding tot het bedijken en droogmaken der +Haarlemmer Meer, welke kaart ik aan verscheidene Heeren vertoond en +geschonken heb: al hetwelk ik gedaan heb niet door iemand hiertoe +aangespoord, maar als een liefhebber en minnaar der welvaart van +het Vaderland, zoo hoop ik, dat ik hiervoor nog zal genieten eenige +recompens of vereering voor mijnen langdurigen arbeid en moeite, +en dat het gewone spreekwoord waar zal zijn: + + + »laborem mitigat merces." + Het loon verzoet den arbeid. + + +Hiermede wil ik mijn schrijven afkorten. Zoo ik hierin wat gedwaald +mogt hebben, hetgeen niet zoo goed getroffen is, als in het bedijken +gevonden kon worden, dat bid ik UE. Heeren, mij ten beste en ten goede +te houden, en zoo ik in het vervolg nog iets goeds heb, hetgeen tot +profijt en voordeel van de bedijking en tot 's Lands welvaart zou +kunnen strekken, dat wil ik te allen tijde mededeelen en alzoo het +land dienen met de gaven, die mij de Heere geeft. + +De Almogende, Goede, Barmhartige en Genadige God, die Hemel en aarde +geschapen en gemaakt heeft, die wil Zijnen zegen hierover uitstrekken, +en geven UE. al te zamen een gerust en vredig lang leven, en het +allerbeste naar ziel en ligchaam, en hier namaals, het alleropperste +goed hierboven in den Hemel met alle geloovigen en vromen, die hetzelve +uit genade zullen bezitten in der eeuwigheid. Amen. + + +(Nu volgen nog twee gedichten en voorts de spreuk:) + + + Nihil ab omni parte beatum. + + +(en daaronder:) + + + J. A. L. W., Ingenieur, + ende Molenmaker van de Rijp. + 1643. + + + + + + + +AANTEEKENINGEN. + + +Haarlemmer-Meerboek.--De titel van den eersten druk luidt woordelijk: +»à dieu seul honneur et gloire. Haerlemmer-Meer-Boeck, dienende tot +remonstrantie, verklaringh ende voorbereydinghe om de Haerlemmer- +ende de Leytse-meer te bedijcken. Als oock van de diepten, gronden +en de nuttigheydt derselver. Midtsgaders: van meest alle de Meeren +die in Noort-Hollandt teghen den Huygendijck en Saerdam bedijckt en +tot land gemaeckt zijn, zedert het jaar 1608, geduerende tot het +jaer 1641. Beschreven door Jan Adriaenz Leech Water, Ingenieur en +Molenmaecker van de Ryp in Noort-Hollant." + +Zoo ook luidt de titel van den derden druk; doch op denzelven slaat +nog: »door d' Autheur een vijfde part vermeerdert." + +De 8ste druk, dien ik in deze heb gebruikt, mist de Fransche spreuk, +doch heeft de woorden: "den achtsten druk wederom met verscheyden +notable Artykelen een zesde part vermeerdert, ende ook met eenige +tegenspraak van Colevelts Boeksken." Hetgeen waarschijnlijk ook op +de titels der vierde en volgende uitgaven gevonden wordt. + +De eerste druk is in geene paragraphen of nummers verdeeld. Men mist +er ook alles, wat in No. 7 tot en met No. 33, in No. 42 tot en met +No. 45, en in No. 57 is vermeld, alsmede de optelling der bedijkte +plassen in No. 65 en hetgeen men in No. 72, in No. 153 tot en met +No. 174 vindt. De verdeeling in Nummers of Paragraphen heeft echter +reeds in den derden druk plaats. + + + +Bl. 3. De Haarlemmer Meer.--In het werk van Leeghwater heb ik +het woord Meer vrouwelijk gelaten, omdat hij het als zoodanig +heeft gebruikt. Het woord is in onze taal zoowel vrouwelijk als +onzijdig.--Men zie Bilderdijk's Geslachtlijst der Naamwoorden.--In +mijn eigen werk heb ik mij naar het thans algemeen gebruik gevoegd +en het woord als onzijdig gebezigd. + +» Voorbereiding, dit is plan. + +» Prins van Oranje, te weten Prins Frederik Hendrik, aan wien en aan +de overige bij de opdragt vermelde personen, waarschijnlijk al hetgeen +in den eersten druk staat, is ingeleverd. Misschien wel bij wijze van +verzoekschrift, om octrooi te erlangen tot het bedijken van het Meer. + +» Lofbaarlijke, dit woord gebruikte Leeghwater veelvuldig, het is +lofwaardig; wij hebben nog in onze taal schrikbaarlijk, wonderbaarlijk, +enz. + +Bl. 4, No. 1. Zoo dat de vrees niet ongegrond is. + +Bij Leeghwater staat: hetwelk te bedenken staat, eene spreekwijze, +thans niet meer in gebruik; wij hebben echter hiervan nog het woord: +bedenkelijk, die zaak is bedenkelijk. + +Ald. No. 2. Een kenning. Eene zeer onbepaalde maat, zoo ver als men +zien, kennen, herkennen kan, een gezigt ver. Het woord komt ook voor +bl. 7, No. 10. + +» Geloofwaardige. Leeghwater zegt: loofwaardige, eene Noord-Hollandsche +spreekwijze. + +Ald. Bij eenen landmeter, oude spreekwijze voor: door eenen landmeter. + +Bl. 5, No. 3. 't Land van de Vennep en het land van den Ruigenhoek. Het +land van Vennep was eertijds zeer uitgestrekt, en aan het vaste +land vast; men kon van dáár over Aalsmeer en Amstelveen te voet +naar Amsterdam gaan. (Zie ook v. Leeuwen, Bat. Ill., bl. 140). Nog +tegenwoordig heeft men te Hillegom de Venneper laan, die naar het Meer +loopt. Vennep is een klein eilandje in het Meer, naast Beinsdorp. (Zie +over Vennep v. Mieris, Beschr. van Leyden, II D., bl. 601). + +Het land van den Ruigenhoek ligt niet ver van Aalsmeer, eenigzins +westwaarts van dáár. + +Ald. No. 4. Het zwoord van het land, is het bovenste gedeelte, de huid +van het land, de bovenste korst, waarschijnlijk van waren, bewaren. + +» Nieuwerkerk, was weleer een welvarend dorp. Thans geheel, even +als Vijfhuizen, Rijk, Rijkeroort, Burgerveen en 's Greegelsgeregt, +door het Meer verzwolgen. + +» De schoor van het land; men noemt schoor, schor, schorre den aanwas, +den aanworp van het land; het slijkland, gors. Het duidt in het +algemeen aan land, dat boven water ligt, ook wel strand of oever. + +» No. 5. Dat zijn Vader zich herinnerde. Bij Leeghwater staat: 't +welk zijn vader mogte gedenken; verouderde spreekwijze, wij zeggen +nog in die beteekenis: gedenk mijner, voor herinner u mij. + +Bl. 6, No. 7 tot en met 33 worden niet in den eersten druk gevonden. + +Ald. No. 8. Rafter, is een stuk ruw hout. Zie Kiliaan op het woord. In +het taalkundig woordenboek van Weiland komt het niet voor. + +Bl. 8, No. 14. Dat in dien tijd de mond van de Spiering-Meer geheel +digt was. Men zie de kaart door ons bij dit werk gevoegd, waar men zien +kan, dat het Spiering-Meer bevorens een geheel afzonderlijke plas was. + +De kaart van 1531 zou, volgens G. Schoenmaker, in de aanteekening op +de Noord-Hollandsche Arcadia van Kl. Bruyn, bl. 481, vervaardigd zijn +door Pieter Bruinsen, Landmeeter van Rijnland en Kenmerland. + +Bl. 8, No. 14. Dat daartoe geene waterlozing bij het huis ter Hart was. + +Het is onzeker, wanneer de sluizen bij half weg Haarlem het eerst +gelegd zijn. In 1364 heeft Hertog Albrecht aan die van Rhijnland eene +Handvest verleend, om sluizen te mogen leggen tusschen Amsterdam +en Spaarndam, waarbij bepaald werd, dat door deze nimmer eenige +doorvaart zijn mogt van groote schepen; ook mogt hier nimmer een +overtoom gemaakt worden of eenige overslag van goederen over den dijk +plaats hebben. Welligt is alzoo de oorsprong der sluizen op Halfweg +aan deze handvest toe te schrijven. + +Het Huis ter Hart is thans meer bekend onder den naam van Zwanenburg; +S. van Leeuwen zegt in zijne korte beschrijving der stad Leiden, +bl. 156, dat hier weleer het adellijke huis Polanen stond. (Zulks +is ook het gevoelen van Soeteboom in zijne Saanlandsche Arcadie, +IIIde Boek). Dit wordt echter door anderen betwijfeld, die beweren, +dat het huis Polanen een weinig meer naar de Amsterdamsche zijde, +niet ver van de tegenwoordige trekvaart, waar later de lustplaats +van den Heer Klaas Kornelisz Kalff was, heeft gestaan. Zwanenburg is +het gemeen-landshuis van Rhijnland; de tijd der stichting is mij niet +gebleken. G. Schoenmaker zegt, dat de naam Zwanenburg waarschijnlijk +eerst zal hebben aangevangen na de vertimmering in 1660, en ontleend +van de Zwanen, die boven ieder der stijlen van den ingang werden +geplaatst. + +Bl. 9, No. 15. Zoo zou de Meer met de Drecht gemeen wezen. Over de +betrekking van het Haarlemmer Meer en de Drecht, kan men zien het +in den jare 1825 geschreven werkje van den kortelings overledenen +ijverigen en werkzamen Jacob de Jong, Dijkgraaf van het Heemraadschap +van den Amstel en Nieuwer Amstel, getiteld: De Amstel, de Drecht en +de Aar voor groote schepen bevaarbaar gemaakt. + +Ald. Het Griet. De Griet is een polder, tusschen Leimuiden en het Meer, +waarvan zeer veel is weggespoeld, zoodat het gedeelte van het Meer, +dat er tegen aanspoelt, mede het griet wordt genoemd. + +Bl. 10, No. 20. Zoo dat deze waterwolf alles vernielt wat daaromtrent +is. C. Velsen geeft, in zijne aanmerkingen over de tegenwoordige staat +van de Haarlemmer Meer, eene opgave van de landen, die na Leeghwater, +tot op zijnen tijd (1727), door het Meer zijn weggespoeld. + +» 11, No. 24. Hoorn. Hoorn, niet ver van de stad Leiden. + +» 12, No. 24. Begon te leggen, er staat slissen.--Slissen is eigenlijk +slechten, effen-glad maken, complanare. Zie Kiliaan. + +Bl. 13, No. 27. Dat de droogte van Pampes daar nog dagelijks door +gevoed wordt.--Wijlen mijn vriend M. G. Biben heeft in den jare 1828 +twee zeer belangrijke verhandelingen in het licht gegeven, over de +aanslibbing der haven van Amsterdam en de afdamming van Pampus. + +Bl. 16, No. 36. Rhijnlandsche roede.--Eene Rhijnlandsche roede is 3 +Ellen, 7 Palmen, 6 Duimen, 7-4/10 strepen Nieuwe Nederlandsche maat; +een Rhijnlandsche voet is 3 Palmen, 1 Duim, 3-9/10 Strepen. + +» 17, No. 41. De waard.--Geene bedijking had met zoo vele tegenspoeden +te kampen als de Wieringer-waard, waartoe reeds 5 September 1595 +verlof werd gegeven, doch welk meer eerst in 1611 is gekaveld. + +Bl. 18, No. 41. Voor 's Hertogenbosch. In de kleine kronijk, bl. 40, +No. 49, zegt onze schrijver: »Nota, dezelve Jan Adriaansz. Leeghwater, +heeft ook gewerkt in 't leger voor 's Hertogenbosch, alwaar hij +grooten dienst gedaan heeft voor den Prins, met molens te ordineeren +en te stellen, om het water uit te malen, 't welk groot voordeel +heeft gegeven om dezelve onwinlijke stadt winlijk te maken, gelijk +gebleken is." + +Ald. No. 42 tot en met No. 45 wordt in den eersten druk niet gevonden. + +» No. 42. In het jaar onzes Heeren, te weten in 1628. + +Bl. 20, No. 46. In het labeur wezen.--Zoo staat er bij Leeghwater: +het is het Latijnsche in laborem esse, bezig, werkzaam zijn. + +» 21, No. 47. Ronde Goden.--Wat ronde Goden zijn, heb ik niet kunnen +ontdekken. + +» 21, No. 48. De Beemster.--Leeghwater heeft de bedijking der Beemster, +in zijne kleine kronijk, bl. 27, aldus beschreven: + +»In den eerste, de verzoekers en octrooijanten van de Beemster, +die met Gods hulp dit heerlijke treffelijke werk eerst bij der +hand genomen hebben, waren bij namen de navolgende perzonen; de +eerzame, vrome koopman, Dirk van Os met zijn broeder Hendrik van +Os, Burgemeester Boom, Arent Grootenhuis, met zijn broeder Heins +Grootenhuis, Jan Klaasz Krook, goutsmit; deze zes personen waren +woonachtig te Amsterdam, met nog den bailjou van Oosthuizen, genaemd +Vollenhoof, die mede een octrooijant was, die de eerste dijkgraaf +geweest is die de Beemster bediende. + +»2. De namen van de vier principaalste Landmeters waren deze navolgende +personen, (die de Beemster, aldereerst de ringdijk, daarna de wegen +en sloten, en de cavelingen, met advys van de E. Heeren bedijkers, +gerooit en gesteld hebben) Mr. Luicas Jansz. Sink van Amsterdam, +met Mr. Jan Pietersz. Dan van Leiden, met Augustyn Bas van Alkmaar +en Schout Reier van Warmenhuyzen. + +»3. De eerste Secretaris was van Purmerend, genaamd Riwert Claasz, een +zeer bekwaam man tot zoodanige diensten, en Jan Adriaansz. Leegwater +van de Rijp, was van de E. Heeren gesteld waar te nemen het fabrijken +en stellen van de watermolens. + +»4. De Beemster was een water van omtrent zeven mijlen in het rond +en na mijne meting omtrent zes voeten diep. De bedijking van dezen +is een zeer treffelijk werk geweest, strekkende tot groot profijt, +niet alleen voor het gemeene Land, maar ook voor vele arbeiders, +die hun brood daaraan wonnen, en waardoor nu nog dagelijks, droog +geworden zijnde, vele duizend menschen gespijst worden. + +»5. De besteding van de watermolens van de Beemster, is geschied in +het jaar 1608, op nieuwe jaarsdag, in het openbaar tot Amsterdam, +op den Nieuwen dijk tot Anna Franken, en die den eersten molen aannam +was van Delft, genaamd de Boer. + +»6. De eerste aanbesteding van het dijkwerk werd gedaan tusschen +Purmerend en Nek, op den 10den April 1508, waarvan een groote +menigte van volk tot Purmerend op het kasteel vergaderd was. De +aannemer van het eerste park was van Burghorn, zijn naam was Jan +Adriaansz. Jongkint, welke een ton bier van de Heeren ten beste kreeg, +omdat hij het eerste park gemijnd had. + +»7. Een zeker Engelschman, aangenomen hebbende een groot stuk dijks, +begon daaraan te werken, doch is, door het geweld van het water, +vermits de dijk zeer lang was, verhinderd hetzelve uit te voeren, +en moest tot zijn groote schade, de wijk nemen. + +»8. Daarna heeft men beginnen te raadslagen hoe dat men het +Spijkerboorsgat zou stoppen, hetwelk kwaad om te doen was, overmits +de scheuring eene groote diepte aldaar maakte; dit werd met balken +en heiwerk, en aarde daartusschen ingeworpen voltrokken, zulks dat +men haast over dezen dam kon gaan. + +»9. Daar is ook eene uitwatering besteed, die begonnen is voorbij +Ursem, langs Walingsdijk, daar nu de vaart tusschen Alkmaar en Hoorn +is; voorts liep het voor bij Avenhorn, en zoo allenskens in zee. De +andere uitwatering was na Sardam, alwaar de Heeren van de Beemster +eene nieuwe sluis lieten leggen, om het water te lossen. + +»10. Men zag met er haast vele watermolens rondom de Beemster stellen, +om na het sluiten van den Ringdijk het water uit te malen, hetwelk +in vier jaren tijds volbracht is. + +»11. Doen de Beemster ten naastebij droog was, zoo dat men daar niet +langer met schuiten over varen kon, zoo is aldaer in de zomer veel +volks in gegaen met manden en zakken, na de kil toe, door de slibber +en heeft aldaar bij menigte visch en aal met handen gegrepen, en t' +huis gebragt, gelijk ik zelfs mede gedaan heb. + +»12. Doen de Beemster eerst droog geworden was in het jaer 1612, +den 4den July, dat men de wegen redelijker wijze kon gebruiken, +hebben de E. Heeren bedijkers van de Beemster, den Prins Mauritius, +met zijnen broeder, Prins Hendrik, met meer groote Heeren en Edelen +daer bij wezende, verzogt, en genoot om in de Beemster te komen, +om hunnen maaltijd aldaar te houden in 't Heeren huis; hetwelk ik +Jan Adriaansz. Leegwater mede gezien heb, en den tafel mede heb +helpen bedienen. + +»13. Op den zelfden dag, voor den maaltijd, is de Prins Mauritius, +met zijn adel en suite na de Rijp getrokken, alwaar hij zeer treffelijk +ingehaald en ontvangen werd, waarvan Jan Sypersz., een braaf jongman, +eene fraaije vrijster bij hem hebbende, allereerst den Prins gewelkomd +heeft, en hij heeft haer elk met een stuk gouds vereerd. + +»14. En alzoo daer nog geen brug bij Rijp over de ringsloot was, daar +men over gaan konde, zoo was schipper Jan IJsbrantsz. van de Rijp, die +een liefhebber van den Prins was, de aanlegger om een brug te ordineren +met schuiten en pramen, mede met planken en deelen op het spoedigste te +maken en te stellen, zoo dat die brug wel gereed lag doen die Prinsen +en Heeren in de Rijp kwamen, en daer bekwamelyk over gaen konden. + +»15. Alzoo die loffelyke dykagie van de Beemster door den zegen +des Heeren alle jaren zeer treffelyk begon aen te wassen en te +vermeerderen, zoo waren die van Rijp zeer begeerig om een wagenbrug by +de Rijp over de Ringsloot te hebben, waarvan Meinert Cornelisz. Salm, +een van de vroedschappen van de Rijp was, die aan de E. Heeren Bedykers +van de Beemster verzogt en verkregen heeft, aldaar een wagenbrug te +leggen, waarvan de Heeren bedykers het hout daartoe gegeven hebben, +en die van de Rijp hebben die brug uit een goede gonste ter liefde +gemaakt, in twee halve dagen, waarvan ik, Jan Adriaansz. Leegwater, +het fabryk met het timmeren van de brug waargenomen heb. + +»16. Zoo haast die brug gemaakt was, zoo was IJsbrant Jansz. de +Lange, zeer begeerig, en heeft zyn wagen en paard op den zelfden +dag gehaald op het spoedigste, en is allereerst over die brug in de +Beemster gereden, welke voorz. brug al daar sommige jaren tot een +behulp gelegen heeft. Deze voorz. brug is gelegen in het jaar 1613, +op den 29sten Maart, en doen is de eerste wagen uit de Beemster over +die brug in de Rijp eerst gekomen." + + +Men leze over de Beemster Le Francq van Berkhey, Nat. Hist. van +Holl., Iste Deel, bl. 76; A. Wolf, de bedijking van de Beemster; +Historisch berigt wegens Joost Jansz. Beeldsnijder, door J. Koning, +geplaatst in het Vde Deel der werken van de 2de klasse van het +Koninkl. Ned. Instituut, enz. + +Ik kan mij niet onthouden hier te plaatsen de regels van Vondel, + + + OP DEN BEEMSTER. + + De wintvorst, om den rouw van Hollants Maeght te paeien, + Vermits door storm op storm zy schade en inbreuk leê, + Schoot molenwieken aen, en maelde, na lang draeien, + Den Beemster tot een' beemt, en loosde 't meir in zee. + De zon verwondert, zagh de klay noch brak van baren, + En drooghde ze af, en schonk ze een' groenen staetsikeurs, + Vol bloemen geborduurt, vol lovren, ooft, en airen; + En toiende heur hair, bestroide het vol geurs. + De room en boterbron quam uit haer borsten springen, + Het vissigh lyf wert vleesch, noch maeght en ongerept, + Haer voorhoofts torenkroon quam door de wolken dringen, + Gelijk gemeenlyk weelde in hoogheit wellust schept. + Hier jaeght de winthont 't wilt: hier rijt de koets uit spelen. + Men danst, men banketteert in 's koopmans ryke buurt. + Hier lacht de goude tyt in lieve lustprieelen, + Die voor geen oorlog schrikt, noch kiel op klippen stuurt. + Verzier van Cypris hoe zy Cypers quam bekoren: + Ik weet dat dees Godin uit zeeschuim is geboren. + + + Poezy II. + + +Bl. 21, No. 48. Na de bedijking heeft ieder morgen omtrent 250 gulden +gekost.--Een morgen lands is bij ons groot 600 Rhijnlandsche roeden, +oude maat, of 85 (vierkante) roeden, 15 el, 79 palmen, 16 duim nieuwe +maat; of 85157916/100000000 van een Bunder. Gewoonlijk geldt het +morgen lands in de Beemster thans tusschen de f 650 en f 750. De +grondlasten, polder-omslagen, dijkgelden, enz., kan men per jaar op +f 12 à f 14 stellen. + +Bl. 24, No. 57. Hetgeen in dit No. staat wordt in den eersten druk +niet gevonden. + +Ald. No. 57. Kroosing komt van kroos, kroes, kroost, kroost, intestina, +venter cum intestinis, het inwendige, ook ronding; kroes is een +ronde drinkbeker. + +» No. 60. Welke kleibodem doorgaans dik is 7, 8 à 9 voet en meer.--Bij +den Heer Baron van Lynden vindt men bl. 302 een proces-verbaal van een +in den jare 1812 plaats gehad hebbend onderzoek der diepten van water +en van den aard en de gesteldheid der gronden beneden het water van +het Meer, opgemaakt door de Heeren A. Hanegraaff, S. Kros en J. van +Lakerveld Blanken, waaruit men echter moet opmaken, dat de kleibodem +doorgaans zoo dik niet is als Leeghwater hier opgeeft. + +» No. 61. Dan is het meest altijd laag water op het IJ. Er staat in het +oorspronkelijke: dan is het meest altijd leeg-water, enz. Ook in No. 24 +staat leger voor lager. Dit zou het vermoeden kunnen bevestigen van +hen, die meenen, dat Leeghwater zijnen naam van laag-water ontleende. + +Bl. 26, No. 62. Plempwerk.--Van plempen, in de beteekenis van dempen, +digtmaken. + +» 27, No. 65. De veelvuldige Meren en Moerassen, die in Noord-Holland +vóór en na de Beemster bedijkt zijn. De Heer Baron van Lynden geeft, +bl. 34 zijner verhandeling, eene staat der droogmakingen, zoo in Noord- +als in Zuid-Holland. De eerste bedijking was in 1440 van het Neschmeer +in Noord-Holland. Volgens dien staat zijn in dat gewest van 1440 tot +1645, als wanneer het Sapmeer is bedijkt, 43 meren en plassen tot land +gemaakt, te zamen ruim 42617 morgen uitmakende. En in Zuid-Holland, +met een klein gedeelte van Utrecht, vanaf de droogmaking van het +Soetermeersche Meer, in 1614, tot die van het Bijlmer-Meer, in 1820, +40 Meren en Polders, te zamen uitmakende ruim 35793 Morgen. + +Helmers zingt in zijne Hollandsche Natie (Iste Zang) niet ten onregte: + + + »Stijg, Beemster! Purmer stijg! meldt, welige valleijen! + Op wier beklaverd veld thans vette kudden weijën; + Vermeldt den voorspoed aan der oud'ren vlijt verpligt! + Uw welvaart zegt ons meer dan 't schoonste lofgedicht. + o Grond! in vroeger eeuw in schuimend nat bedolven! + o Grond! door 't voorgeslacht gewoekerd uit de golven, + Gij dondert ons in 't oor met onweêrstaanbre kracht: + Bemint uw vaderland, vereert het voorgeslacht! + Hun brein, dat tot uw nut heel d' aardbol had omvademd, + Schiep 't land dat gij bewoont, den luchtstroom dien gij ademt." + + +Leeghwater noemt op zijne lijst de oude en nieuwe Zijp; deze werd +eigenlijk reeds in 1553 bedijkt, doch brak later in 1570. De tweede +bedijking had in den jare 1572 plaats; doch in het zelfde jaar bezweek +de dijk weder. In 1595 hervatte men de bedijking, die, hoezeer nog +eens ingebroken zijnde, echter in dat jaar tot stand kwam. Zie de +cronycke van Leeuwenhorn, uitgegeven door D. Asz. Valcooch, bl. 88. + +De optelling dezer in No. 65 vermelde drooggemaakte Meren vindt men +in den eersten druk niet. + +Bl. 28, No. 66. Dirk van Os met zijn broeder Hendrik van Os, het +eerste jaar toen de Beemster droog geworden was geteeld zeven duizend +zeven honderd drie en vijftig zakken koolzaad. Leeghwater geeft niet +op, hoe veel lands deze gebroeders van Os in de Beemster bezaten; +zeker is het, dat Dirk van Os de voornaamste belanghebbende in die +bedijking was. Men zie Extract uit het octrooi van de Beemster met +de cavelconditiën, gedrukt te Purmerend, 1696, in 8o. + +Bl. 29, No. 67. De volger weg is de weg, die van Purmerend, of liever +van de kruissloot, tusschen die stad en Quadyck, naar Volger, bij +Spijker-boort, loopt; hij is bijna 2040 Rhijnlandsche roeden (7685 +Nederlandsche ellen) lang. + +Ald. No. 69. De Beemster kan ieder jaar nu wel opbrengen aan landhuur +twee maal honderd en vijftig duizend gulden aan vrij geld. Een mijner +vrienden gaf mij op, dat hij van zijn land in de Beemster rekende +jaarlijks f 33 à f 34 vrij geld per morgen te ontvangen. Hetgeen over +de 7645 morgen, die de Beemster groot is, wederom ten naaste bij de +door Leeghwater opgegeven som uitmaakt. + +Bl. 31, No. 72. Hetgeen in dit No. staat mist men mede in de eerste +uitgave. + +» 34, No. 78. Fabrijk.--Eertijds werd de opziener over de stadsgebouwen +de fabrijk genoemd. Dit heeft in sommige steden nog wel plaats. + +Ald. No. 80. Mijn zaligen vader Adriaan Symonsz. Leeghwater.--Men +zou hieruit kunnen opmaken, dat de vader van onzen Schrijver zich +ook Leeghwater noemde; doch het komt mij waarschijnlijk voor, dat +Leeghwater, dien naam hebbende aangenomen, denzelven ook aan zijnen +vader toevoegde, die zich mede met het leegmaken van plassen schijnt +bezig te hebben gehouden. + +Bl. 36, No. 87. Sr. van Baerle.--Eertijds,--geen vijftig jaren +geleden,--noemde men Sr. (Sinjeur,) iemand, wien men meende dat de +titel van Heer niet toekwam. Ik zag eens eene assignatie op eenen +kassier, luidende: Sr. N. N. gelieve te betalen, enz. Thans zijn alle +Sinjeurs Heeren, zoo niet Wel-Edel of Wel-Edelgeboren Heeren geworden, +nadat eerst de Heeren Burgers zijn geweest.--O quantum est mutatum +ab illo! + +Bl. 37, No. 92. De Haarlemmer-Meer is doorgaans diep negen +Rhijnlandsche voeten.--Uit het hier boven opgenoemd proces-verbaal van +de Heeren Hanegraaff, Kros en Van Lakerveld Blanken blijkt, dat het +water in het Meer meestal 12, 12 1/2 en 13 voeten diep is, ja op eenige +plaatsen 15 voeten, schoon op enkele 8 en minder. Die Heeren hebben 256 +peilingen en boringen in het Meer bewerkstelligd. De diepte is door hen +berekend onder het Amsterdamsche peil. De diepte op het door mij bij +dit werkje gevoegde kaartje aangeduid, is derhalve beneden dat peil. + +» 38, No. 94. Van de watermolens.--Zeer breedvoerig handelt de Heer van +Lynden over dit onderwerp in het VIde Hoofdstuk zijner verhandeling, +bl. 70-144. Sedert den leeftijd van Leeghwater is men in de werktuigen +van uitmalen veel vooruitgegaan. + +» 45, No. 112. De brouwers van Haarlem en Leiden.--Het getal der +brouwerijen te Haarlem, Leiden, Delft en elders in ons Land, was +bevorens zeer aanzienlijk. + +» 46, No. 115. Kordewagens is het zelfde als kruiwagens. Zie Weiland +op het woord. + +Ald. No. 117. Voor dezen heb ik dit (de berekening der bedijking) +nog eens gesteld.--Hieruit blijkt, dat Leeghwater reeds vroeger het +plan eener droogmaking van het Haarlemmer Meer heeft gevormd. + +Bl. 47, No. 120. Een schaft aarde.--Eene schaft is 114 kubiek +voeten. Leeghwater berekent de schaft op 50 cents; in het midden der +vorige eeuw stelde men ze op 85 cents, en de Heer Van Lynden zegt +(bl. 178 zijner verhandel.), dat men dezelve thans, bij het graven van +groote en diepe kanalen, tusschen de 1 1/2 en 2 gulden moet berekenen. + +Bl. 48, No. 121. Notsloot voor Nootsloot nog als zoodanig in gebruik, +alsmede notbrug, notweg, enz. + +» 51, No. 134. Dit alles bedraagt al te zamen zes en dertigmaal honderd +duizend gulden.--De berekeningen van de kosten der droogmaking zijn +zeer uiteenloopende, + + + Leeghwater stelt ze op f 3,600,000. + Bolstra gaf die in zijnen tijd op als + zullende bedragen » 6,600,000. + de Heeren Goudriaan en Klinkenberg stelden + in 1769 » 9,000,000. + de Heer A. Blanken, Jsz. » 8,000,000. + de Heer Engelman » 12,000,000. + de Baron van Lynden » 7,000,000. + en Al. Stappers slechts » 6,000,000. + + +Terwijl, volgens de berekening van het Gouvernement, tot die +droogmaking 8 Millioenen noodig zouden zijn. + +Ald. No. 153. Al wat in No. 153 tot en met No. 174 staat wordt in +den eersten druk niet gevonden. + +Bl. 63, No. 168. Heeft men het ongeluk in Holstein niet gezien, hoe het +met de Meggerzee, Butsloot en het Noorderstrand is gegaan?--Leeghwater +verhaalt dit ongeval, hetwelk in 1634, daags vóór Allerheiligen, +voorviel, en waarbij hij tegenwoordig was en groot gevaar liep om zijn +leven te verliezen, zeer breedvoerig in de kleine kronijk, bl. 36, +No. 35 tot en met 48. + +» 65, de laatste regel: 1643.--Dit jaartal staat onder al de uitgaven, +die den vierden druk volgden.--Leeghwater heeft, na het uitkomen van +Colevelt's Bedenkingen, zijn werk in 1643 nog eens nagezien en eenen +IVden druk van zijn Meerboek uitgegeven, naar welken al de volgende +(met bijvoeging van de kleine kronijk) zijn afgedrukt. + + + + + + +DRUKFOUTEN IN HET VOORWERK. + + staat: lees: +Bl. 22, laatste regel, nog bij de nazaten bij de nazaten. + » 60, Aanteekening(3), Lusac Luzac + » aldaar laatste regel W. P. D. Baron van Sytzama M. P. D. Baron van Sytzama + » 99, regel 13, zuchtten zuchten + + +De fouten, als b. v.: financiën, financiëel, enz. voor finantiën, +finantiëel, enz. of omgekeerd, naarmate men het verkiest, en andere +die er hoogstwaarschijnlijk in zijn, gelieve de Lezer te verschoonen. + + + +Bij het vermelde op bl. 111, in de Noot(2), kan men nog voegen, +No. 181 van den Avondbode, van heden den 15den Junij 1838, waarin een +derde Artikel der Aanteekeningen op de Redevoeringen in de zitting der +Staten Generaal, van 2 April 1838, met betrekking tot de droogmaking +van het Haarlemmermeer, door F. W. C. is geplaatst. + + + + + + + + +AANTEEKENINGEN + + +[1] Mr. J. van Lennep, de IJzeren spoorweg van Amsterdam op +Haarlem, lierzang, den Aanleggeren en Begunstigers daarvan +toegezongen. Amsterdam 1837. + +[2] Wij weten, dat Bilderdijk zeer ongunstig over de gevolgen van het +droogmaken van het Meer dacht (zie Geschiedenis des Vaderlands, I Dl., +Blz. 25). Haar hij dacht even ongunstig over de vroegere bedijkingen +in ons Land en noemde onze vooronders vernuftige landbedervers, van +welke blaam de Heer Mr. S. de Wind hen in een stukje, geplaatst in +den Zeeuwschen Volks-Almanak voor dit jaar, Blz. 93-101, getracht +heeft te zuiveren. + +[3] Tegenwoord. staat der Nederl., Deel VI, (Holland) Blz. 164 en +volg. De Baron van Lijnden, verhandel. over de Haarlemmer-Meer, +Blz. 38-40, en G. Nieuwenhuis, Algemeen Woordenboek, op het woord +Haarlemmer Meer. + +[4] Volgens het plan van 1742, zou men rondom het Meer eenen dijk +hebben moeten leggen, ter lengte van 13830 roeden. Men berekende, dat +men alsdan 19000 morgen droogen grond, en hieronder 8000 morgen aan +landerijen zou bekomen en bovendien nog eenen verkleinden waterboezem +van 9000 morgen behouden, om daarin het overtollig polder- en ander +water van Rhijnland te lozen. Voorts zou men rondom den dijk eene +ringvaart doen loopen voor de schepen, die van Sparendam naar de +Oude Wetering varen. Men stelde, dat tot het uitmalen 112 zware +achtkante steenen molens benoodigd zouden zijn, en de kosten der +geheele onderneming 6,631,000 galden zouden bedragen. + +[5] Verhandeling van den Baron van Lijnden, bl. 5 en 6. + +[6] In de Vaderl. Letteroef. voor Dec. 1837, No. 15, is geplaatst +eene lezenswaardige bijdrage over J. A. Leeghwater, door den geleerden +Mr. S. de Wind, even als de onze getrokken uit 's mans werken. Ook in +het Aanhangsel op het Algemeen Woordenboek van G. Nieuwenhuis vindt +men een goed gesteld artikel over Leeghwater, en in den Avondbode +van 10 Jan. 1838, No. 53, wordt hij mede in het mengelwerk vermeld. + +[7] Kl. Kron. bl. 11, No. 14. + +[8] Kl. Kron. bl. 6, No. 5 en bl. 10, No. 5. Zij had, zoo als hij +No. 7 zegt, gezien zes van hare eigen kinderen, 47 kinds-kinderen, +63 over-kinds-kinderen en nog 26, die aan deze getrouwd waren, +makende te zaamen 142, behalve nog andere 26, die gestorven waren. + +[9] Hij schreef zich ook wel Leeg-water en Leech-water. De Redacteur +van den Konst- en Letterbode, No. 18 van het jaar 1807, bl. 276, +wil den naam afleiden van Laagwater: »Ongetwijfeld," zegt hij, »is +die naam ontleend, hetzij van zijne kunst, om onder of beneden het +water zich eenigen tijd op te houden, en aldaar eene verscheidenheid +van werkzaamheden te verrigten, of van een' der voornaamste takken +van zijn beroep en velerlei handwerk: het woord leeg of leegh, +overeenkomstig de uitspraak bij de Noord-Hollanders, zelfs op vele +plaatsen tot heden, die de dubbele a, in verscheiden woorden, als +eene dubbele e uitspreken, en wel volgens oud gebruik met bijvoeging +van de h, leegh geschreven wordende." + +[10] Kleine Kronijk, bl. 10, No. 9. + +[11] Bl. 12, No. 23. + +[12] Ald. bl. 14, No. 32. + +[13] Haarl. Meerboek, No. 41; kl. kr. bl. 27 en volg. No. 1-16. + +[14] Zie Haarl. Meerb. No. 41, kl. kron. bl. 40, No. 50 en vergelijk +Leven van Frederik Hendrik. (II Deelen in 8vo. van het jaar 1737). Iste +Deel, bl. 259, 269 en volg. + +[15] Haarl. Meerb. No. 42. + +[16] t. a. pl. + +[17] t. a. pl. No. 43. + +[18] Deze kunst schijnt echter geene nieuwe uitvinding te zijn geweest, +maar reeds bij de ouden bekend, zoo als men zien kan bij Witsen, +Aeloude en Hedendaagsche Scheepsbouw, bl. 287, gelijk de Heer Baron +Collot d'Escury, in het VIde Deel van Hollands roem, bl. 74, in de +noot opmerkt. + +[19] Deze Pieter Pietersz. was den 20 Januarij 1574, en dus een jaar +vóór Leeghwater, te Alkmaar geboren en bekleedde verscheidene jaren +het Leeraarambt bij de Doopsgezinden, eerst in de Rijp en naderhand +te Oost-Zaandam, en stierf in 1651. Men vindt zijne afbeelding in +het IIde Deel der Nederduitsche Vertaling van de Geschiedenis der +Mennoniten van Hermannus Schijn, door Gerardus Maatschoen, alwaar +men ook (bl. 588-596) een verslag van de door hem uitgegevene werken +aantreft. Vóór 's mans Opera Omnia (tweemalen, in 1650 en 1666, in +4to. uitgegeven) is een kort levensberigt van hem geplaatst. Vergelijk +ook Konst- en Letterbode, t. a. pl. bl. 277. + +[20] Aldaar bl. 41 en volg. Niet, zoo als de Heer Baron Collot +d'Escury, t. a. pl. bl. 73 zegt, achter het Haarlemmermeerboek. Zie +mede over dit waterduiken van Leeghwater: Meerman op De Groot, +Parall. Rerumpubl. Deel II, Hoofdst. 20, bl. 441 en volg., en Bijdrage +van den Heer De Wind, in het bovenvermeld No. der Letteroef. + +[21] No. 18, bl. 278 en volg. + +[22] Denkelijk te nyeuwte, gelijk hier onder. + +[23] Dit cachet of zegel, hetwelk van rood was is geweest, is door +verloop van tijd en veelvuldige behandeling bijna geheel afgesleten +en verbrokkeld. + +[24] Konst- en Letterbode t. a. pl. bl. 280. + +[25] Zie boven bl. 18, No. 5 en bl. 22, No. 9. + +[26] Niet onaardig zijn de aanmerkingen, welke hij bij sommige dier +plaatsen maakt: men kan er veelal den onderzoeker uit ontdekken. Zoo +zegt hij b.v. bij Keulen: »Eene treffelijke Stad, daar heb ik de +toren gemeten, die is 78 voet dik in het vierkant, hetwelk de dikste +toren is, dien ik gezien heb. Behalve dien, heb ik mede de torens van +Utrecht, Mechelen en Antwerpen wel gemeten, die zijn 68 voet dik, en de +nieuwe toren, die nu te Amsterdam aan de Nieuwe Kerk gemaakt wordt, is +64 voet dik." Bij Goddorp »'t Hof van Holstein, aldaer ik in de Hofkerk +het schoonste Muzijk gehoord heb, daar ik mijn leven bij geweest hen, +aldaar ik mede verscheiden malen met den Hertog van Holstein gesproken +heb, dewelke een zeer bequaam Man is van zeden en manieren." + +[27] Verhand. bl. 42. + +[28] Eene, Haarlem 1669 in 8o., in de opgave van Beschrijvingen der +gewesten, steden en plaatsen in het Koningrijk der Nederlanden, door +Mr. J. T. Bodel Nyenhuis, geplaatst in den Vriend des Vaderlands, +IV Deel, No. 4; en eene, Haarlem 1706, in 12mo. in het Naamreg. van +R. Arrenberg, bl. 243. + +[29] Zie ook Avondbode van 16 Januarij 1838. + +[30] Deze drukken van 1654, 1714 en 1727 worden ook vermeld door mijnen +vriend Bodel Nyenhuis in de 2de lijst zijner voornoemde opgave, Vriend +des Vaderlands, D. V., No. 3. Zij zijn alle in 4to. en te Amsterdam +uitgegeven. Ik zag ook een' druk van 1669, uitgegeven te Saerdam, +geplaatst achter den 7den druk van het Haarlemmer-Meerboek. Het is +niet onwaarschijnlijk, dat deze kronijk, na den jare 1654, telkens +gelijk met het Meer-boek is herdrukt. + +[31] Amsterdam bij Dominicus van der Stichel, 35 bl. in 4o. + +[32] De Heer Van Lijnden verh. bl. 43; en het aanhangsel op het +woordenboek van Nieuwenhuis zeggen, dat het werkje in 1640 voor het +eerst uitkwam; doch dit is eene vergissing. De Schrijver van het +artikel in den Avondbode noemt het jaar 1643; doch verkeerdelijk. De +Heer De Wind vermoedde te regt, dat die eerste uitgave vóór het +laatstgenoemde jaar heeft plaats gehad. + +[33] Amst. bij V. d. Stichel, 42 bl. in 4o. Zie ook Colevelt's +bedenkingen. + +[34] Deze wordt ook vermeld in den Catal. der boeken van Jacob Koning, +II Deel, bl. 214, No. 569. Hij was de laatste, die door Leeghwater +zelven werd nagezien, en naar welken al de volgende uitgaven zijn +gedrukt. + +[35] Bij Willem Willemsz. te Saerdam, 48 bl., in 4o. + +[36] Te Amsterdam, bij P. Visser, J. v. Heekeren en J. Graal, mede +48 bl. in 4o. Bodel Nyenhuis zegt, in zijne 2e lijst, te Haarlem. + +[37] Amsterdam bij Visser. Zie Catal. der boeken, van J. Koning, +IIe Deel, bl. 214, No. 570 en 571. + +[38] Amst. bij P. Visscher. Zie Naamregister van Joh. van Abkoude, +I Deel, bl. 209. + +[39] Van deze maakt de Heer Van Lijnden (verh. bl. 43) gewag. Zij +komt ook voor in de Biblioth. Meerman. T. III, p. 180, No. 771. + +[40] Amst. bij T. Beek; zie naamregister van R. Arrenberg, +bl. 243. Deze druk is waarschijnlijk dezelfde als die, welke door +Van Abkoude, in het 2e aanhangsel op zijn register, bl. 92, wordt +gezegd van 1750 te zijn; bij dezen of genen bestaat waarschijnlijk +eene drukfout. Nog kwam ons dezer dagen in handen een exemplaar, +op welks titel het jaartal 1764 wordt vermeld; doch daar mede op +dien titel staat twaalfde druk, houd ik die uitgave voor dezelfde +als die van 1749 of 1750, alleen met eenen nieuwen titel, hetgeen in +die dagen niet ongebruikelijk was, indien het kopij-regt van eigenaar +veranderde. De Heer Baron du Tour zegt in zijne verhandeling over het +Haarlemmermeer, bl. 40, dat de Boekhandelaar Joh. Schouten, te Alkmaar, +in 1819, eigenaar van het handschrift van Leeghwater was. Ik heb er +te vergeefs onderzoek naar laten doen. + +[41] Zie ook den boven aangehaalden Avondbode. + +[42] Men verwondere zich niet, indien men bij mij veel aantreft, +hetgeen ook de Heer De Wind in zijne meergen. Bijdrage heeft. Wij +hebben beide uit dezelfde bron moeten putten. + +[43] In den Konst- en Letterbode, t. a .pl. bl. 277, worden behalve +van deze Pieter en Trijntje Leeghwater, nog melding gemaakt van hunne +broeders Sijmen en Cornelis. Beide laatsten zijn echter overleden, +gelijk ook de aldaar vermelde Wed. van Jan Cornelisz. Leeghwater in +1810 gestorven is. + +[44] Men vindt eene afbeelding en beschrijving van dezen penning bij +Van Loon, Beschrijv. der Nederl. Histor. penningen, II Deel, bl. 193, +No. 1. Ook in den Konst- en Letterbode van 1807 wordt hij in de noot +bl. 277 beschreven. + +[45] Deze afbeelding heb ik mede doen plaatsen in de mengelingen van +No. 5 van het Maandschrift de Gids voor dit jaar. + +[46] Claes Arentsz. Coleveldt. Hij was publiek Landmeter. + +[47] Te Leiden bij J. A. van Abcoude, in 4to. + +[48] Te Leiden, bij Daniel Goetval, 40 bl. in 4to. met eene kaart. + +[49] Deze C. Velsen was ook schrijver van een werkje tegen Van den +Burggraaf, in 8o. Leiden 1744; en van eene rivierkundige verhandeling, +afgeleid uyt water-wigt- en waterbeweegkundige grondbeginselen, en +toepasselijk gemaakt op de Rivieren: den Rhijn, de Maas, de Waal, de +Merwede en de Lek, waarin de aloude en tegenwoordige toestand dier +Rievieren overwogen, de gevaren die men uit derzelver verandering +te dugten heeft, aangewezen en middelen ter verbetering van dezelve, +en tot voorkoming van overstroomingen voorgesteld worden; opgeheldert +door naauwkeurige kaarten en platen, in gr. 8o., Amst. 1749 en 2de +druk merkelijk vermeerderd, Harlingen 1768. + +[50] Men vindt in de Tegenwoordige Staat t. a. pl. eene zeer +naauwkeurige kaart van de Haarlemmer- en Leidsche-meren, met aanwijzing +der plaats gehad hebbende vergrootingen, van een plan van bedijking, +enz. + +[51] Verh. bl. 44. + +[52] Over het Haarlemmer-Meer en zijne vergrootingen kan men +wijders lezen bij S. van Leeuwen, Batav. Illustr., Ie Deel bl. 104, +en volg. bij L. Smids, Schatkamer der Nederl. Oudheid, op het woord +Meren, enz. De laatste maakt melding van een provisioneel concept der +bedijkingen van de Haarlemmer- en Leidsche-meren, in 1641 uitgegeven; +waarschijnlijk bedoelt hij hiermede het werk van Veeris of van +Leeghwater. + +[53] Er bestaat nog een zeer zeldzaam gedicht, tot opschrift voerende: +De Haarlemmer-meer door D. Slob, gedrukt 1763 in 4o. Deze Slob +was Schout van Aalsmeer en Kudelstaart, zoo als hij in dit gedicht +zegt; de verzen zijn armzalig en geene vermelding waardig; doch uit +den inhoud en vooral uit de aanteekeningen leert men de vrees der +bewoners dier streken kennen, om eenmaal door het Meer geheel te +worden verzwolgen. Ik zag door de gedienstigheid van mijnen vriend +Bodel Nyenhuis het 1ste stukje van dit zeldzaam voorkomend gedicht, +doch weet niet of er een 2de van is. + +[54] In het V en VI No. van den Recensent der Recensenten voor het +jaar 1819, (bl. 190-208 en bl. 247-258), vindt men eenige uittreksels +uit echte stukken van kundige mannen, rakende het Haarlemmer-meer, +alle getrokken uit de Nederl. Jaarboeken van 1767, 1772, 1773 en 1774. + +[55] In de Documens Historiques de la Hollande van den voormaligen +Koning van Holland, wordt ook over dit plan gesproken. In het III Deel, +bl. 312 van de Hollandsche vertaling leest men: »Het droogmaken van het +Haarlemmer meer omtrent 60,000 morgen: een zeer groot ontwerp, doch +niet onuitvoerlijk en van een onbegrijpelijk nut. De plannen daartoe +waren gemaakt en onderzocht door het Committé Central, hetwelk door +den Koning was opgerigt." Voor 60,000 diende men hier 30.000 te lezen. + +[56] In 's Gravenhage en te Amsterdam bij de Gebroeders van Cleef, +88 bl., in 8o. + +[57] Bij W. C. Wansleven 1820, VI en 208 bl. in 8o., met eene +afteekening van de bij het ontwerp voorgestelde molens, paalwerken, +den ringdijk enz. + +[58] In 's Gravenhage en te Amsterdam bij de Gebroeders van Cleef, +XII en 324 bl., in 8o. + +[59] Leiden bij J. W. van Leeuwen, 71 bl., in 8o. + +[60] Te Leiden bij D. du Mortier en Zoon, 1821, 123 bl., in 8o. + +[61] In 's Gravenhage en te Amsterdam bij de Gebroeders van cleef, +1821, 123 bl., in 8o. + +[62] Te leiden bij D. du Mortier en Zoon 1821, 250 bl., in 8o. met +bijlagen en een plaatje. + +[63] Te 's Gravenhage en te Amsterdam bij de Gebroeders van cleef, +188 bl., in 8o. met tabellen en tafels. + +[64] Chez L. F. de Greéf-Laduron; 47 pages, en 8e. avec une carte. + +[65] Te Amsterdam bij C. G. Sulpke, 1838, 118 bl., in gr. 8o. + +[66] Onder het afdrukken dezes zijn in den Avondbode twee Artikelen +over dit onderwerp geplaatst, en wel in die van 14 en 18 Mei 1838, +No. 154 en 158. + +[67] Ned. Staats-Courant, van 10 Aug. 1837, No. 187. + +[68] Ned. Staats-Courant van 1 Maart 1838, No. 52. De Koninklijke +Boodschap en het daarbij gevoegd Ontwerp luiden: + + +Edel Mogende Heeren! + +»Bij het openen van de tegenwoordige zitting, is Ons voornemen +te kennen gegeven om de medewerking der Staten-Generaal in te +roepen, tot het nemen van maatregelen ten aanzien van wenschelijke +verbeteringen in onzen waterstaat en in onze wegen en vaarten, en +van eene meer bespoedigde gemeenschap met den Rhijn, door den aanleg +eener ijzerbaan." + +»Tot verwezenlijking van dat voornemen strekt het ontwerp van wet, +hetwelk, vergezeld van eene Memorie van Toelichting, bij deze, door +Ons aan UEdel Mogenden wordt aangeboden. + +»En hiermede bevelen Wij UEdel Mogenden in Godes heilige bescherming." + + +'s Gravenhage, 26sten Februarij 1838. + +(get..) WILLEM. + + + +ONTWERP VAN WET, omtrent de uitgifte van Losrenten op een gedeelte +der schuld ten laste der Overzeesche Bezittingen, tot het doen van +voorschotten voor openbare Werken. + + +Wij Willem, enz. + +»Alzoo Wij in overweging hebben genomen, dat het aanleggen van een' +ijzeren spoorweg van Amsterdam over Utrecht naar Arnhem, met een' +zijtak van Rotterdam naar Utrecht, bevorderlijk moet zijn, zoowel +voor de binnenlandsche gemeenschap, als voor het vertier naar buiten +'s lands, gelijk ook dat het belang van den Staat vordert, om eerlang +tot de bedijking en droogmaking van het Haarlemmer Meer over te gaan, +en dat voorts tot de uitvoering en verbetering van andere ondernemingen +van openbaar nut maatregelen behooren genomen te worden." + +»Dat tot al deze werken, welke aan den handel, de nijverheid en den +landbouw aanzienlijke voordeelen beloven, voorschotten gevorderd +worden van een kapitaal, waarvan de voldoening der renten en ook +later de teruggave van de hoofdsom uit de opbrengst van die werken +kunnen worden verwacht." + +»Dat het nog onuitgegeven gedeelte ten bedrage van dertig millioenen +gulden van het kapitaal, daargesteld bij Art. 4 der wet van 24 +April 1836, (Staatsblad No. 11), tot het doen van de voorschreven +voorschotten kan worden beschikbaar gesteld, doch tevens dienstbaar +moet blijven ter achtereenvolgende voldoening van de schuld, waartoe +hetzelve bij de gedachte wet is bestemd;" + +»Dat tot de uitgifte van dat kapitaal nadere wettelijke bepalingen +worden vereischt en dat de tegenwoordige stand van de rente het +noodzakelijk maakt, om, ter verkrijging van de vereischte fondsen, +gelijke maatregelen te nemen, als zijn vastgesteld bij de Wet van 11 +Maart 1837, (Staatsblad No. 9);" + +»Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord en met gemeen overleg +van de Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij +goedvinden en verstaan bij deze: + +»Art. 1. Het hier bovengemelde kapitaal van dertig millioenen gulden, +zijnde het nog onuitgegeven gedeelte der schuld, ten laste van de +Overzeesche Bezittingen, vermeld bij Art. 4 der Wet van 24 April +1836 (Staatsblad No. 11), wordt bestemd en aangewezen tot voorloopige +voorschotten ter goedmaking der kosten, vereischt tot het aanleggen van +een' ijzeren Spoorweg van Amsterdam over Utrecht naar Arnhem, met een' +zijtak van Rotterdam naar Utrecht; tot het bedijken en droogmaken van +het Haarlemmer Meer, en tot het aanleggen en verbeteren van andere +werken van openbaar nut." + +»Art. 2. Op het voormelde kapitaal, tegen vier ten honderd opleverende +eene jaarlijksche rente van een millioen twee honderd duizend gulden, +zal successivelijk kunnen worden afgegeven een kapitaal van vier +en twintig millioen gulden losrenten, rentende vijf ten honderd, +waarvan de renten onvoorwaardelijk door het Rijk worden gewaarborgd; +zullende deze losrenten achtervolgens worden afgelost en vernietigd, +naar mate de uitgifte van de aandeelen in de schuld, ten laste van +de Overzeesche Bezittingen, rentende vier ten honderd, wanneer die +uitgifte tegen den cours van vier en negentig ten honderd of hooger +zal kunnen plaats hebben." + +»Art. 3. Het meergemelde kapitaal van dertig millioenen gulden, met de +renten van dien, tot een millioen twee honderd duizend gulden, zal, +zoo spoedig mogelijk, uit de inkomsten en baten van de voorschreven +werken aan het Amortisatie-Syndikaat vergoed en tot het doel, waartoe +hetzelve oorspronkelijk is daargesteld, teruggebragt worden; behoudende +Wij Ons voor, om bij vroegere behoefte van het Amortisatie-Syndikaat, +in de vergoeding van het meergedacht kapitaal met de renten, of van +het dan nog onvoldaan gebleven gedeelte daarvan, te voorzien door +al zoodanige geldelijke maatregelen, als verder tot dat einde en ter +daarstelling, voltooijing of uitbreiding van de meer gemelde werken, +onder verband der baten en inkomsten van dezelve, bij de wet zullen +worden bepaald." + +»Lasten en bevelen, enz." + +[69] Ned. Staats-Courant van 1 Maart 1838, No. 52. + +[70] Ned. Staats-Courant van 26 Maart 1838, No. 73. + +[71] Ned. Staats-Courant van 28 Maart 1838, No. 75. + +[72] Avondbode van 13 Maart 1838, No. 101 en A. Handelsbl. No. 1983. + +[73] Avondbode, 27 Maart 1838, No. 113. A. Handelsbl. No. 1995. + +[74] Ned. Staats-Courant van 2 April 1838, No. 79. A. H. B. No. 2000. + +[75] Te weten de Heeren: Jr. E. P. de la Court, Mr. J. B. H. van +den Mortel, Mr. P. A. van Meeuwen, J. D. Baron van Tuyll +van Serooskerken van Heeze en Leende, Mr. R. P. Romme, wegens +Noord-Braband.--Jr. W. L. F. C. van Rappard, E. W. van Dam van Isselt, +Mr. J. Weerts, Mr. H. J. Dyckmeester, J. G. A. Baron van Nagell +tot Ampsen, Baron Schimmelpenninck van der Oye van de Pol, wegens +Gelderland.--Jr. Mr. A. Warin, Jr. H. Backer, Mr. J. H. van Reenen, +Jr. G. Beelaerts van Blokland, Jr. G. Clifford, Jr. M. W. de Jonge, +Mr. J. op den Hooff, Mr. W. J. Junius van Hemert, Jr. Mr. J. C. R. van +Hoorn van Burgh, F. C. W. Druyvensteyn, Mr. F. Frets, H. Baron Collot +d'Escury van Heynenoord, Jr. Mr. D. Hooft, Jsz., Jr. O. Repelaer van +Molenaarsgraaf, Mr. G. Verwey Mejan, Mr. L. C. Lusac, Mr. T. C. de +Bordes, Jr. D. F. van Alphen, W. Baron Roëll van Hazerswoude, +Mr. W. B. Donker Curtius van Tienhoven, Mr. J. Corver Hooft, +wegens Holland.--J. Snouck Hurgronje, Mr. J. G. Hinlopen, +wegens Zeeland.--J. van den Velden, W. R. Baron van Tuyll van +Serooskerken van Coelhorst, wegens Utrecht.--Mr. J. Cats Epz., +W. P. D. Baron van Sytzama, C. Binkes, S. van Welderen Baron +Rengers, Mr. T. S. Tromp, wegens Vriesland.--Mr. W. H. Vijfhuis, +Mr. F. Lemker, Mr. A. Sandberg en Mr. R. S. van der Gronden, wegens +Overijssel.--Jr. O. van Swinderen van Rensuma, Mr. C. Star Busman +en Mr. W. J. Quintus, wegens Groningen.--Van dezen was de Baron van +Sytzama Voorzitter.--Er waren in het geheel 7 Leden afwezig, zijnde de +Heeren Mr. J. L. A. Luyben, Mr. A. J. Ingenhousz, van Noord-Braband; +J. J. H. van Wickevoort Crommelin, van Holland; Mr. P. J. Boddaert, +van Zeeland; Jr. Mr. H. M. A. J. van Asch van Wijck, van Utrecht; +Mr. J. Gockinga, van Groningen en Mr. G. Kniphorst van Drenthe. + +[76] Het eerste blad van dit ons geschrijf was reeds afgedrukt, +toen de meeste der volgende redevoeringen in de Staats-Couranten het +licht zagen. + +[77] Ned. Staats-Courant van 4 April No. 81. + +[78] Ned. Staats-Courant van 7 April No. 84. + +[79] Ned. Staats-Courant van 5 April 1838, No. 82. + +[80] Ned. Staats-Cour. van 9 April, No. 85. + +[81] Ned. Staats-Cour. 11 April 1838, No. 87. + +[82] Ned. Staats-Cour. 12 April 1838, No. 88. + +[83] Ned. Staats-Courant van 10 April 1838, No. 86. + +[84] Ned. Staats-Courant van 14 April 1838, No. 90. + +[85] Het vroon van; de visscherije genaamd het vroon van; +de vroonvisscherije van de Graaflijkheid: vroonmeester van de +Graaflijkheid,--zijn allen namen in oude plakkaten bekend en +betrekkelijk tot de visscherij. Gr. Plak. Bk. IIde deel, pag. 2927 +en VIIde deel, pag. 875. + +[86] Ned. Staats-Cour. van 17 April 1838, No. 91. + +[87] Ned. Staats-Courant van 18 April 1838, No. 92. + +[88] Ned. Staats-Courant van 19 April 1838, No. 93. + +[89] Ned. Staats-Courant van 3 April 1838, No. 80. + +[90] Ned. Staats-Courant van 20 April 1838, No. 94. + +[91] Ned. Staats-Courant van 21 April 1838, No. 95. + +[92] Ned. Staats-courant van 6 April 1838, No. 83. + +[93] Onder het afdrukken dezer bladen zijn in den Avondbode (van 2 en +7 Junij No. 170 en 174) aanteekeningen geplaatst op de redevoeringen +in de zitting der Staten-Generaal, van 2 April 1838, met betrekking +tot de droogmaking van het Haarlemmermeer. Deze aantekeningen dragen +de blijken van door eenen in het vak van den Waterstaat kundige en +ervarene te zijn geschreven. Zij zijn hoogst lezenswaardig en zullen +(vergis ik mij niet) de ongunstige indrukken, die de bedenkingen van +het geacht Lid der Kamer, den Heer Luzac, mogten hebben doen ontstaan, +bij den lezer merkelijk verminderen.-- + +Na het afdrukken van bladz. 16, is mij in handen gekomen een +derde druk van de opera omnia van Pieter Pietersz. van den jare +1698, (Amst. in 4o.) In de Korte beschrijving van het leven diens +Doopsgezinden leeraars, vóór die opera geplaatst, vindt men geene +vermelding van zijne kunst van onder water te duiken. Alléén op gezag +van den Redacteur van den Konst- en Letterbode, van den jare 1807, +bl. 277, heb ik hem als denzelfden Pieter Pietersz., die in het +Octrooi van 1605, (hierboven bl. 23) wordt vermeld, opgegeven. In +gezegd Weekblad, van den jare 1819, vindt men het een en ander uit +het werk van Leeghwater medegedeeld. + + + + + + +End of the Project Gutenberg EBook of Het Haarlemmer-Meer-Boek, by +J. Asz. Leeghwater and W. J. C. van Hasselt + +*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK HET HAARLEMMER-MEER-BOEK *** + +***** This file should be named 29967-8.txt or 29967-8.zip ***** +This and all associated files of various formats will be found in: + http://www.gutenberg.org/2/9/9/6/29967/ + +Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed +Proofreading Team at http://www.pgdp.net (This book was +produced from scanned images of public domain material +from the Google Print project.) + + +Updated editions will replace the previous one--the old editions +will be renamed. + +Creating the works from public domain print editions means that no +one owns a United States copyright in these works, so the Foundation +(and you!) can copy and distribute it in the United States without +permission and without paying copyright royalties. Special rules, +set forth in the General Terms of Use part of this license, apply to +copying and distributing Project Gutenberg-tm electronic works to +protect the PROJECT GUTENBERG-tm concept and trademark. Project +Gutenberg is a registered trademark, and may not be used if you +charge for the eBooks, unless you receive specific permission. If you +do not charge anything for copies of this eBook, complying with the +rules is very easy. You may use this eBook for nearly any purpose +such as creation of derivative works, reports, performances and +research. They may be modified and printed and given away--you may do +practically ANYTHING with public domain eBooks. Redistribution is +subject to the trademark license, especially commercial +redistribution. + + + +*** START: FULL LICENSE *** + +THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE +PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK + +To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free +distribution of electronic works, by using or distributing this work +(or any other work associated in any way with the phrase "Project +Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full Project +Gutenberg-tm License (available with this file or online at +http://gutenberg.org/license). + + +Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg-tm +electronic works + +1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm +electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to +and accept all the terms of this license and intellectual property +(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all +the terms of this agreement, you must cease using and return or destroy +all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your possession. +If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a Project +Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound by the +terms of this agreement, you may obtain a refund from the person or +entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8. + +1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be +used on or associated in any way with an electronic work by people who +agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few +things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works +even without complying with the full terms of this agreement. See +paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project +Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this agreement +and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm electronic +works. See paragraph 1.E below. + +1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the Foundation" +or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection of Project +Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual works in the +collection are in the public domain in the United States. If an +individual work is in the public domain in the United States and you are +located in the United States, we do not claim a right to prevent you from +copying, distributing, performing, displaying or creating derivative +works based on the work as long as all references to Project Gutenberg +are removed. Of course, we hope that you will support the Project +Gutenberg-tm mission of promoting free access to electronic works by +freely sharing Project Gutenberg-tm works in compliance with the terms of +this agreement for keeping the Project Gutenberg-tm name associated with +the work. You can easily comply with the terms of this agreement by +keeping this work in the same format with its attached full Project +Gutenberg-tm License when you share it without charge with others. + +1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern +what you can do with this work. Copyright laws in most countries are in +a constant state of change. If you are outside the United States, check +the laws of your country in addition to the terms of this agreement +before downloading, copying, displaying, performing, distributing or +creating derivative works based on this work or any other Project +Gutenberg-tm work. The Foundation makes no representations concerning +the copyright status of any work in any country outside the United +States. + +1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg: + +1.E.1. The following sentence, with active links to, or other immediate +access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear prominently +whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work on which the +phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the phrase "Project +Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, performed, viewed, +copied or distributed: + +This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with +almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or +re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included +with this eBook or online at www.gutenberg.org + +1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is derived +from the public domain (does not contain a notice indicating that it is +posted with permission of the copyright holder), the work can be copied +and distributed to anyone in the United States without paying any fees +or charges. If you are redistributing or providing access to a work +with the phrase "Project Gutenberg" associated with or appearing on the +work, you must comply either with the requirements of paragraphs 1.E.1 +through 1.E.7 or obtain permission for the use of the work and the +Project Gutenberg-tm trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or +1.E.9. + +1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted +with the permission of the copyright holder, your use and distribution +must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any additional +terms imposed by the copyright holder. Additional terms will be linked +to the Project Gutenberg-tm License for all works posted with the +permission of the copyright holder found at the beginning of this work. + +1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm +License terms from this work, or any files containing a part of this +work or any other work associated with Project Gutenberg-tm. + +1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this +electronic work, or any part of this electronic work, without +prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with +active links or immediate access to the full terms of the Project +Gutenberg-tm License. + +1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary, +compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including any +word processing or hypertext form. However, if you provide access to or +distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format other than +"Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official version +posted on the official Project Gutenberg-tm web site (www.gutenberg.org), +you must, at no additional cost, fee or expense to the user, provide a +copy, a means of exporting a copy, or a means of obtaining a copy upon +request, of the work in its original "Plain Vanilla ASCII" or other +form. Any alternate format must include the full Project Gutenberg-tm +License as specified in paragraph 1.E.1. + +1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying, +performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works +unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9. + +1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing +access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works provided +that + +- You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from + the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method + you already use to calculate your applicable taxes. The fee is + owed to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he + has agreed to donate royalties under this paragraph to the + Project Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments + must be paid within 60 days following each date on which you + prepare (or are legally required to prepare) your periodic tax + returns. Royalty payments should be clearly marked as such and + sent to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation at the + address specified in Section 4, "Information about donations to + the Project Gutenberg Literary Archive Foundation." + +- You provide a full refund of any money paid by a user who notifies + you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he + does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm + License. You must require such a user to return or + destroy all copies of the works possessed in a physical medium + and discontinue all use of and all access to other copies of + Project Gutenberg-tm works. + +- You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of any + money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the + electronic work is discovered and reported to you within 90 days + of receipt of the work. + +- You comply with all other terms of this agreement for free + distribution of Project Gutenberg-tm works. + +1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project Gutenberg-tm +electronic work or group of works on different terms than are set +forth in this agreement, you must obtain permission in writing from +both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and Michael +Hart, the owner of the Project Gutenberg-tm trademark. Contact the +Foundation as set forth in Section 3 below. + +1.F. + +1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable +effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread +public domain works in creating the Project Gutenberg-tm +collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm electronic +works, and the medium on which they may be stored, may contain +"Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate or +corrupt data, transcription errors, a copyright or other intellectual +property infringement, a defective or damaged disk or other medium, a +computer virus, or computer codes that damage or cannot be read by +your equipment. + +1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right +of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project +Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project +Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project +Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all +liability to you for damages, costs and expenses, including legal +fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT +LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE +PROVIDED IN PARAGRAPH F3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE +TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE +LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR +INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH +DAMAGE. + +1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a +defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can +receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a +written explanation to the person you received the work from. If you +received the work on a physical medium, you must return the medium with +your written explanation. The person or entity that provided you with +the defective work may elect to provide a replacement copy in lieu of a +refund. If you received the work electronically, the person or entity +providing it to you may choose to give you a second opportunity to +receive the work electronically in lieu of a refund. If the second copy +is also defective, you may demand a refund in writing without further +opportunities to fix the problem. + +1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth +in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS' WITH NO OTHER +WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO +WARRANTIES OF MERCHANTIBILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE. + +1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied +warranties or the exclusion or limitation of certain types of damages. +If any disclaimer or limitation set forth in this agreement violates the +law of the state applicable to this agreement, the agreement shall be +interpreted to make the maximum disclaimer or limitation permitted by +the applicable state law. The invalidity or unenforceability of any +provision of this agreement shall not void the remaining provisions. + +1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the +trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone +providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in accordance +with this agreement, and any volunteers associated with the production, +promotion and distribution of Project Gutenberg-tm electronic works, +harmless from all liability, costs and expenses, including legal fees, +that arise directly or indirectly from any of the following which you do +or cause to occur: (a) distribution of this or any Project Gutenberg-tm +work, (b) alteration, modification, or additions or deletions to any +Project Gutenberg-tm work, and (c) any Defect you cause. + + +Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm + +Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of +electronic works in formats readable by the widest variety of computers +including obsolete, old, middle-aged and new computers. It exists +because of the efforts of hundreds of volunteers and donations from +people in all walks of life. + +Volunteers and financial support to provide volunteers with the +assistance they need, are critical to reaching Project Gutenberg-tm's +goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will +remain freely available for generations to come. In 2001, the Project +Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure +and permanent future for Project Gutenberg-tm and future generations. +To learn more about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation +and how your efforts and donations can help, see Sections 3 and 4 +and the Foundation web page at http://www.pglaf.org. + + +Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive +Foundation + +The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit +501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the +state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal +Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification +number is 64-6221541. Its 501(c)(3) letter is posted at +http://pglaf.org/fundraising. Contributions to the Project Gutenberg +Literary Archive Foundation are tax deductible to the full extent +permitted by U.S. federal laws and your state's laws. + +The Foundation's principal office is located at 4557 Melan Dr. S. +Fairbanks, AK, 99712., but its volunteers and employees are scattered +throughout numerous locations. Its business office is located at +809 North 1500 West, Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887, email +business@pglaf.org. Email contact links and up to date contact +information can be found at the Foundation's web site and official +page at http://pglaf.org + +For additional contact information: + Dr. Gregory B. Newby + Chief Executive and Director + gbnewby@pglaf.org + + +Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg +Literary Archive Foundation + +Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide +spread public support and donations to carry out its mission of +increasing the number of public domain and licensed works that can be +freely distributed in machine readable form accessible by the widest +array of equipment including outdated equipment. Many small donations +($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt +status with the IRS. + +The Foundation is committed to complying with the laws regulating +charities and charitable donations in all 50 states of the United +States. Compliance requirements are not uniform and it takes a +considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up +with these requirements. We do not solicit donations in locations +where we have not received written confirmation of compliance. To +SEND DONATIONS or determine the status of compliance for any +particular state visit http://pglaf.org + +While we cannot and do not solicit contributions from states where we +have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition +against accepting unsolicited donations from donors in such states who +approach us with offers to donate. + +International donations are gratefully accepted, but we cannot make +any statements concerning tax treatment of donations received from +outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff. + +Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation +methods and addresses. Donations are accepted in a number of other +ways including checks, online payments and credit card donations. +To donate, please visit: http://pglaf.org/donate + + +Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic +works. + +Professor Michael S. Hart is the originator of the Project Gutenberg-tm +concept of a library of electronic works that could be freely shared +with anyone. For thirty years, he produced and distributed Project +Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of volunteer support. + + +Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed +editions, all of which are confirmed as Public Domain in the U.S. +unless a copyright notice is included. Thus, we do not necessarily +keep eBooks in compliance with any particular paper edition. + + +Most people start at our Web site which has the main PG search facility: + + http://www.gutenberg.org + +This Web site includes information about Project Gutenberg-tm, +including how to make donations to the Project Gutenberg Literary +Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to +subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks. diff --git a/old/2009-09-12-29967-8.zip b/old/2009-09-12-29967-8.zip Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..28f69de --- /dev/null +++ b/old/2009-09-12-29967-8.zip diff --git a/old/2009-09-12-29967-h.zip b/old/2009-09-12-29967-h.zip Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..eb0f642 --- /dev/null +++ b/old/2009-09-12-29967-h.zip diff --git a/old/2009-09-12-29967-h/29967-h.htm b/old/2009-09-12-29967-h/29967-h.htm new file mode 100644 index 0000000..9ea6a17 --- /dev/null +++ b/old/2009-09-12-29967-h/29967-h.htm @@ -0,0 +1,8379 @@ +<!DOCTYPE html +PUBLIC "-//W3C//DTD HTML 4.01 Transitional//EN" +"http://www.w3.org/TR/html4/loose.dtd"> +<!-- This HTML file has been automatically generated from an XML source, using XSLT. If you find any mistakes, please edit the XML source. --> +<html lang="nl-1900"> +<head> +<meta name="generator" content="HTML Tidy, see www.w3.org"> +<meta http-equiv="Content-Type" content= +"text/html; charset=ISO-8859-1"> +<title>Het Haarlemmer-Meer-Boek</title> +<link rel="schema.DC" href= +"http://dublincore.org/documents/1998/09/dces/"> +<meta name="author" content="Jan Adriaensz Leeghwater"> +<meta name="DC.Creator" content="Jan Adriaensz Leeghwater"> +<meta name="DC.Title" content="Het Haarlemmer-Meer-Boek"> +<meta name="DC.Date" content="#####"> +<meta name="DC.Language" content="nl-1900"> +<style type="text/css"> + /* Standard CSS stylesheet */ +body +{ + font: 100%/1.2em "Times New Roman", Times, serif; + margin: 1.58em 16%; + text-align: left; +} +.titlePage +{ + border: #DDDDDD 2px solid; + margin: 3em 0% 7em 0%; + padding: 5em 10% 6em 10%; +} +h1.docTitle +{ + font-size:1.6em; + line-height:2em; +} +h2.byline +{ + font-size:1.1em; + font-weight:normal; + line-height:1.44em; +} +span.docAuthor +{ + font-size:1.2em; + font-weight:bold; +} +h2.docImprint +{ + font-size:1.2em; + font-weight:normal; +} +.transcribernote +{ + background-color:#DDE; + border:black 1px dotted; + color:#000; + font-family:sans-serif; + font-size:80%; + margin:2em 5%; + padding:1em; +} +.advertisment +{ + background-color:#FFFEE0; + border:black 1px dotted; + color:#000; + margin:2em 5%; + padding:1em; +} +.div0 +{ + padding-top: 5.6em; +} +.div1 +{ + padding-top: 4.8em; +} +.index +{ + font-size: 80%; +} +.div2 +{ + padding-top: 3.6em; +} +.div3, .div4, .div5 +{ + padding-top: 2.4em; +} +.footnotes .body, +.footnotes .div1 +{ + padding: 0; +} +h1, h2, h3, h4, h5, h6, .pseudoh1, .pseudoh2, .pseudoh3, pseudoh4 +{ + clear: both; + font-style: normal; + text-transform: none; +} +h3, .pseudoh3 +{ + font-size:1.2em; + line-height:1.2em; +} +h3.label +{ + font-size:1em; + line-height:1.2em; + margin-bottom:0; +} +h4, pseudoh4 +{ + font-size:1em; + line-height:1.2em; +} +h4.lghead +{ + margin-left:10%; + margin-right:10%; +} +.alignleft +{ + text-align:left; +} +.alignright +{ + text-align:right; +} +.alignblock +{ + text-align:justify; +} +p.tb, hr.tb +{ + margin-top: 1.6em; + margin-bottom: 1.6em; + margin-left: auto; + margin-right: auto; + text-align: center; +} +p.poetry +{ + margin:0 10% 1.58em; +} +span.hemistich /* invisible text to achieve visual effect of hemistich indentation. */ +{ + color: white; +} +p.line +{ + margin:0 10%; +} +p.argument, p.note, p.tocArgument +{ + font-size:0.9em; + line-height:1.2em; + text-indent:0; +} +p.argument, p.tocArgument +{ + margin:1.58em 10%; +} +p.tocChapter +{ + margin:1.58em 0%; +} +p.tocSection +{ + margin:0.7em 5%; +} +div.epigraph +{ + font-size:0.9em; + line-height:1.2em; + width: 60%; + margin-left: auto; +} +div.epigraph span.bibl +{ + display: block; + text-align: right; +} +.epigraph .poem +{ + margin-left: 0; +} +.epigraph .line +{ + margin-left: 0; + text-indent: 0; +} +.trailer +{ + clear: both; + padding-top: 2.4em; + padding-bottom: 1.6em; +} +.floatLeft +{ + float:left; + margin:10px 10px 10px 0; +} +.floatRight +{ + float:right; + margin:10px 0 10px 10px; +} +p.figureHead +{ + font-size:100%; + text-align:center; +} +.figure p +{ + font-size:80%; + margin-top:0; + text-align:center; +} +p.smallprint,li.smallprint +{ + color:#666666; + font-size:80%; +} +span.parnum +{ + font-weight: bold; +} +.leftnote +{ + font-size:0.8em; + height:0; + left:1%; + line-height:1.2em; + position:absolute; + text-indent:0; + width:14%; +} +.pagenum +{ + display:inline; + font-size:70%; + font-style:normal; + margin:0; + padding:0; + position:absolute; + right:1%; + text-align:right; +} +a.noteref, a.pseudonoteref +{ + font-size: 80%; + text-decoration: none; + vertical-align: 0.25em; +} +.red +{ + color: red; +} +.displayfootnote +{ + display: none; +} +div.footnotes +{ + margin-top: 1em; + padding: 0; +} +hr.fnsep +{ + margin-left: 0; + margin-right: 0; + text-align: left; + width: 25%; +} +p.footnote +{ + font-size: 80%; + margin-bottom: 0.5em; + margin-top: 0.5em; +} +p.footnote .label +{ + float: left; + text-align:left; + width:2em; +} +.footnotes td, .footnotes th, .footnotes .tablecaption +{ + font-size: 80%; +} +.centertable +{ + /* center the table */ + margin: 0px auto; +} +.poem +{ + margin-left:5%; + position:relative; + text-align:left; + width:90%; +} +.poem h4 +{ + font-weight:normal; + margin-left:5em; +} +.poem .linenum +{ + color:#777; + font-size:90%; + left:-2.5em; + margin:0; + position:absolute; + text-align:center; + text-indent:0; + top:auto; + width:1.75em; +} +.versenum +{ + font-weight:bold; +} +/* right aligned page number in table of contents */ +.tocPagenum, .flushright +{ + position: absolute; + right: 16%; + top: auto; +} +.footnotes .line +{ + font-size:80%; + margin:0 5%; +} +.poem .i0 +{ + display:block; + margin-left:2em; +} +.poem .i1 +{ + display:block; + margin-left:3em; +} +.poem .i2 +{ + display:block; + margin-left:4em; +} +.poem .i3 +{ + display:block; + margin-left:5em; +} +.poem .i4 +{ + display:block; + margin-left:6em; +} +.poem .i5 +{ + display:block; + margin-left:7em; +} +.poem .i6 +{ + display:block; + margin-left:8em; +} +.poem .i7 +{ + display:block; + margin-left:9em; +} +.poem .i8 +{ + display:block; + margin-left:10em; +} +.poem .i9 +{ + display:block; + margin-left:11em; +} +span.corr +{ + border-bottom:1px dotted red; +} +span.abbr +{ + border-bottom:1px dotted gray; +} +span.measure +{ + border-bottom:1px dotted green; +} +.letterspaced +{ + letter-spacing:0.2em; +} +.smallcaps +{ + font-variant:small-caps; +} +.caps +{ + text-transform:uppercase; +} +.fraktur +{ + font-family: 'Walbaum-Fraktur'; +} +.rm +{ + font-style: normal; +} +hr +{ + clear:both; + height:1px; + margin-left:auto; + margin-right:auto; + margin-top:1em; + text-align:center; + width:45%; +} +h2.docImprint,h1.docTitle,h2.byline,h2.docTitle,.aligncenter,div.figure +{ + text-align:center; +} +h1,h2 +{ + font-size:1.44em; + line-height:1.5em; +} +h1.label,h2.label +{ + font-size:1.2em; + line-height:1.2em; + margin-bottom:0; +} +h5,h6 +{ + font-size:1em; + font-style:italic; + line-height:1em; +} +p,p.initial +{ + text-indent:0; +} +p.firstlinecaps:first-line +{ + text-transform: uppercase; +} +p.dropcap:first-letter +{ + float: left; + clear: left; + margin: 0em 0.05em 0 0; + padding: 0px; + line-height: 0.8em; + font-size: 420%; + vertical-align:super; +} +.poem +{ + padding: .5em 0% .5em 0%; +} +p.quote,div.blockquote,div.argument +{ + font-size:0.9em; + line-height:1.2em; + margin:1.58em 5%; +} +.pagenum a, a.noteref:hover, a.hidden:hover, a.hidden +{ + text-decoration:none; +} +ul { list-style-type: disc; } +ol { list-style-type: decimal; } +ol.AL { list-style-type: lower-alpha; } +ol.AU { list-style-type: upper-alpha; } +ol.RU { list-style-type: upper-roman; } +ol.RL { list-style-type: lower-roman; } +.lsdisc { list-style-type: disc; } +.lsoff { list-style-type: none; } +.castlist, .castitem { list-style-type: none; } +.pglink +{ + background: url(images/book.png) center right no-repeat; + padding-right: 18px; +} +.catlink +{ + background: url(images/card.png) center right no-repeat; + padding-right: 17px; +} +.exlink +{ + background: url(images/external.png) center right no-repeat; + padding-right: 13px; +} +.pglink:hover +{ + background-color: #DCFFDC; +} +.catlink:hover +{ + background-color: #FFFFDC; +} +.exlink:hover +{ + background-color: #FFDCDC; +} + /* Supplement CSS stylesheet "style/arctic.css.xml + " */ +body +{ + background: #FFFFFF; + font-family: "Times New Roman", Times, serif; +} +body, a.hidden +{ + color: black; +} +h1, h2, h3, h4, h5, h6, .pseudoh1, .pseudoh2, .pseudoh3, .pseudoh4 +{ + color: #001FA4; + font-family: Verdana, Arial, Helvetica, sans-serif; +} +p.byline +{ + font-style: italic; + margin-bottom: 2em; +} +.figureHead, .noteref, .pseudonoteref, span.leftnote, p.legend, .versenum, .stage +{ + color: #001FA4; +} +.rightnote, .pagenum, .linenum, .pagenum a +{ + color: #AAAAAA; +} +a.hidden:hover, a.noteref:hover +{ + color: red; +} +p.dropcap:first-letter +{ + color: #001FA4; + font-weight: bold; +} +sub, sup +{ + line-height: 0; +} + /* Standard Aural CSS stylesheet */ +.pagenum, .linenum +{ + speak: none; +} +</style> +</head> +<body> + + +<pre> + +The Project Gutenberg EBook of Het Haarlemmer-Meer-Boek, by +J. Asz. Leeghwater and W. J. C. van Hasselt + +This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with +almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or +re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included +with this eBook or online at www.gutenberg.org + + +Title: Het Haarlemmer-Meer-Boek + +Author: J. Asz. Leeghwater + W. J. C. van Hasselt + +Release Date: September 12, 2009 [EBook #29967] + +Language: Dutch + +Character set encoding: ISO-8859-1 + +*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK HET HAARLEMMER-MEER-BOEK *** + + + + +Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed +Proofreading Team at http://www.pgdp.net (This book was +produced from scanned images of public domain material +from the Google Print project.) + + + + + + +</pre> + +<div class="front"> +<div class="div1"> +<p class="aligncenter">Het Haarlemmer-Meer-Boek.</p> + +<div class="figure"><img border="0" src="images/leeghwater.jpg" alt= +"Afbeelding van J. Asz. Leeghwater." width="527" height="720"></div> + +<div class="figure"><img border="0" src="images/titelpagina.gif" alt= +"Oorspronkelijke titelpagina." width="412" height="720"></div> +</div> + +<div class="titlePage"> +<h1 class="docTitle">HET<br> + HAARLEMMER-MEER-BOEK</h1> + +<h2 class="byline">VAN<br> + <span class="docAuthor">J. Asz. Leeghwater</span>.</h2> + +<h2 class="docImprint">Dertiende Druk.</h2> + +<h2 class="byline">MET AANTEEKENINGEN<br> + VAN<br> + EN VOORAFGEGAAN DOOR<br> + EENIGE LEVENSBIJZONDERHEDEN VAN DEN SCHRIJVER<br> + EN<br> + EEN HISTORISCH OVERZIGT<br> + DER PLANNEN TOT EN DER WERKEN OVER<br> + HET DROOGMAKEN VAN HET HAARLEMMER-MEER,<br> + DOOR<br> + <span class="docAuthor">Mr. W. J. C. van Hasselt</span>,<br> + LID VAN DE REGTBANK VAN EERSTEN AANLEG TE AMSTERDAM EN VAN DE +MAATSCHAPPIJ DER NEDERLANDSCHE LETTERKUNDE TE LEIDEN.<br> + Met Portret, Kaarten, Fac-Simile, enz.</h2> + +<h2 class="docImprint">TE AMSTERDAM, BIJ<br> + <span class="letterspaced">G. J. A. BEIJERINCK</span>.<br> + 1838.</h2> +</div> + +<div class="div1"> +<p class="aligncenter">GEDRUKT BIJ C. A. SPIN.</p> +</div> + +<div class="div1"> +<p class="aligncenter">J. A. LEEGHWATER<br> + EN<br> + HET HAARLEMMER-MEER. <span class="pagenum">[<a id="pb1.2" href= +"#pb1.2">2</a>]</span></p> +</div> + +<div class="div1"> +<h2 class="normal">OP HET UITMALEN VAN ’T HAERLEMMERMEIR.</h2> + +<h2 class="sub">AEN DEN LEEUW VAN HOLLANT.</h2> + +<div class="poem"> +<p class="line">Uitheemsche vyanden te zitten in de veeren,</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">Te slingeren den staert +groothartigh over zee;</p> + +<p class="line">Is ydel, als uw long, geslagen aen het teeren,</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">Inwendigh vast vergaet; en +gy, van hartewee,</p> + +<p class="line">Zoo deerlijk zucht, en kucht, en loost, by heele +brokken,</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">Het rottende ingewant te +keel uit in de golf.</p> + +<p class="line">Wat baet het met uw’ klaen al ’t oost en +west te plokken,</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">Naerdien u bijt in ’t +hart dees wreede Waterwolf,</p> + +<p class="line">Belust om over u eerlang te triomfeeren?</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">o Lantleeuw, waek eens op, +en wek met eenen schreeu</p> + +<p class="line">Al ’t Veen, de Kennemaer, en Rynlands oude +Heeren,</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">Met d’Aemsterlanders +op, tot noothulp van hun’ Leeuw,</p> + +<p class="line">Men sluite met een’ dijk dees pest, die u komt +plagen.</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">De Wintvorst vliegh’ +er met zyn molewieken toe.</p> + +<p class="line">De snelle Wintvorst weet den Waterwolf te jagen</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">In zee, van waar hy u quam +knabblen, nimmer moê.</p> + +<p class="line">De Veenboer zit en wenscht dees waterjaght te +spoeien,</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">En ’t Veenwijf roept: +hy ruimt, de Lantleeuw weit op ’t ruim</p> + +<p class="line">En zuight zyn long gezont aen d’uiers van de +koeien.</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">Zoo wint de Lantleeuw lant: +zoo puurt hy gout uit schuim.</p> +</div> + +<p class="alignright"><span class="smallcaps">Vondel.</span> <span +class="pagenum">[<a id="pb1.3" href="#pb1.3">3</a>]</span></p> +</div> + +<div class="div1"> +<p>De aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal voorgestelde wet, <i>ter +uitgifte van losrenten op een gedeelte der schuld, ten laste der +overzeesche bezittingen, tot het doen van voorschotten voor openbare +werken</i>, is in de zitting dier Kamer van den 2<sup>den</sup> April +j.l. afgestemd en met haar alzoo ook het, bij die wet voorgedragen, +plan tot <i>droogmaking van het Haarlemmer Meer</i>. Van de vijftien +Leden, die over die wet het woord hebben gevoerd, is er echter niet +één geweest, die zich tegen die droogmaking heeft +verklaard, ja de meeste hunner hebben het verwezenlijken van dit zoo +lang reeds beraamde plan wenschelijk genoemd, en alleen +één der sprekers heeft bezwaren tegen hetzelve in het +midden gebragt, welke meer uit bijzondere plaatselijke belangen, dan +uit de zaak zelve hunnen oorsprong namen, zoodat men gerust mag +vaststellen, dat, indien de droogmaking van het <i>Haarlemmer Meer</i> +bij eene afzonderlijke wet ware voorgesteld, die wet door de Tweede +Kamer zoude aangenomen zijn geworden, en dat zij alleen, zoo als een +geacht Lid der Kamer zeide, »om den vorm en om de daarbij +voorgestelde wijze van voorziening in de benoodigde gelden,” niet +om de daarbij voorgestelde zaken, is afgestemd geworden.</p> + +<p>Wij vleijen ons alzoo, dat nog eenmaal, en, zoo wij hopen, binnen +kort, het zoo vaak beraamde plan tot <span class="pagenum">[<a id= +"pb1.4" href="#pb1.4">4</a>]</span>droogmaking van het <i>Haarlemmer +Meer</i> zal verwezenlijkt worden; want wie, die, in den aanvang van +het vorige jaar, den toestand des lands rondom Amsterdam met aandacht +heeft gadegeslagen; die het water van het Meer over de landen in den +Binnenpolder tusschen <i>Sloten</i> en <i>Sloterdijk</i>, ja over den +weg zelven tusschen Haarlem en Amsterdam, heeft zien stroomen; die den +zwakken staat der dijken en middelen kent, welke dat water moeten +keeren, waarvan sommige niet veel meer dan enkele Zomer-kaden zijn, +wier onderhoud voor de eigenaren der naburige landen drukkender en +bezwaarlijker is, dan zij dragen kunnen, vreest niet met <span class= +"smallcaps">Leeghwater</span>, en met nog meer grond dan hij, dat het +kind al geboren is, die het zal beleven, dat het Meer voor de poort van +Amsterdam zal komen? ja vreest niet, dat hij zelf dit weldra zal +ondervinden? en zegt niet met den dichter<a class="noteref" id= +"xd0e243src" href="#xd0e243">1</a>?</p> + +<div class="poem"> +<p class="line">Wilt, eer uw ijver deez’ landouwen</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">Met ijzren gordel prijken +doet,</p> + +<p class="line">ô! Wilt de jammerplaag beschouwen,</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">Die kank’rend in heur +binnenst wroet.</p> + +<p class="line">Of, moet ik ze u nog kennen leeren?—</p> + +<p class="line">Ziet, hoe de inééngevloeide meiren,</p> + +<p class="line">Door zwakke dammen niet te keeren,</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">Het land, dat land van melk +en room,</p> + +<p class="line">Waar eens het vette rundvee loeide,</p> + +<p class="line">Waar Slotens vruchtbre moeshof groeide,</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">Herschiepen in een’ +waterstroom!</p> +</div> + +<div class="poem"> +<p class="line">Wat zal voor de opgeperste vloeden,</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">Daar zelfs geen dijk +hunn’ voortgang stuit.</p> + +<p class="line">Het zinkend Aemstelland behoeden?</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">Verzwelgend breiden zij zich +uit.</p> +</div> + +<span class="pagenum">[<a id="pb1.5" href="#pb1.5">5</a>]</span> +<div class="poem"> +<p class="line">De teugellooze golven zwellen,</p> + +<p class="line">Gevoed uit ’s afgronds diepe wellen:</p> + +<p class="line">Ras laat zich ’t oogenblik voorspellen,</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">Wanneer zij haar verbolgen +nat</p> + +<p class="line">In ’s Aemstels bedding overgieten,</p> + +<p class="line">Met vaart en Slochter samenvlieten,</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">En stroomen binnen +d’Aemstelstad.</p> +</div> + +<p>Er zijn, wij weten het, die ons zullen toevoegen: <i>reeds meer dan +twee eeuwen is dit schrikbeeld opgehangen, en nóg heeft het Meer +Amsterdam niet bereikt!</i> Maar moet het dan eerst zóó +ver komen? moet de <i>water-wolf</i> dan nog eerst meer lands hebben +ingezwolgen, vóór men tot het besluit kome, om hem den +muil te breidelen? Dat hij jaarlijks aan de randen knabbelt, en +jaarlijks meer en meer inzwelgt; dat het jaarlijks schatten kost, om +hem zijnen roof te betwisten, is overbekend<a class="noteref" id= +"xd0e308src" href="#xd0e308">2</a>.</p> + +<p>In de XVI<sup>de</sup> eeuw was het <i>Haarlemmer Meer</i> nog +slechts een plas van 3040 morgen, en afgescheiden van het <i> +Leidsche-</i>, het <i>Spiering-</i> en het <i>oude Meer</i>, uit welke +het sedert is zamengesteld. Al deze Meren besloegen in den jare 1531, +volgens de kaart door den Landmeter van <i>Rhijnland</i>, <span class= +"smallcaps">Melchior Bolstra</span>, opgemaakt, te zamen 6585 morgen. +Weldra werden deze Meren door de kracht hunner wateren +veréénigd; zij bedekten in 1591 reeds 12375, in 1647, +17082, en in 1687, 18100 morgen. Toen voormelde <span class= +"smallcaps">Bolstra</span> in de jaren 1739 en 1740, op hoog bevel, de +vier Meren mat, vond hij, dat 19,500 <span class="pagenum">[<a id= +"pb1.6" href="#pb1.6">6</a>]</span>morgen lands door die wateren waren +bedekt, en bij de opmeting in 1808, door den Heer <span class= +"smallcaps">A. Blanken Jsz.</span>, is het vereenigd <i>Meer</i>, thans +bekend onder den naam van <i>Haarlemmer Meer</i>, met het <i>Kager +Meer</i> bevonden eene oppervlakte van 20872 morgen te beslaan, zonder +daarbij te rekenen het <i>Lutke Meer</i>, dat 323 morgen groot is<a +class="noteref" id="xd0e369src" href="#xd0e369">3</a>. Een aanwas alzoo +van bijna 15000 morgen op 6000, gedurende den tijd van drie eeuwen.</p> + +<div class="figure"><a href="images/haarlemmermeer1h.jpg"><img border= +"0" src="images/haarlemmermeer1.jpg" alt="" width="720" height= +"642"></a></div> + +<p>Daarenboven zijn van het <i>Haarlemmer Meer</i>, aan den +zuid-oostkant, verscheidene zeer wijde uitgeveende plassen slechts door +smalle strooken lands afgescheiden, zoodat, indien men er deze +bijvoegt, de uitgestrektheid waters op 30000 morgen kan geschat worden, +en gewoonlijk geschat wordt.</p> + +<p>Het door ons hierbij gevoegde kaartje toont den toestand van het <i> +Haarlemmer Meer</i>, zoo als het in 1531 was, en duidt tevens aan, hoe +het Meer van tijd tot tijd is vergroot en toegenomen: de buitenste +streep wijst de grootheid aan van dezen plas in den jare 1808. Al het +land, hetwelk tusschen die streep en die, welke met 1531 gemerkt is, +ligt, of liever, lag, is gedurende die drie eeuwen door het water +verzwolgen.</p> + +<p>Het is nog geen 250 jaren geleden, dat <i>Zwanenburg</i> (halfweg +<i>Haarlem</i> en <i>Amsterdam</i>) meer dan 700 Rhijnlandsche roeden +van het toenmalig <i>Spiering-Meer</i>, thans geheel met het <i> +Haarlemmer</i> veréénigd, verwijderd was, en nu ligt <i> +Zwanenburg</i> aan het <i>Meer</i> en wordt door zijne wateren bespat. +Het is naauwelijks 200 jaren geleden, dat de dorpen <i>Nieuwkerk</i> en +<i>Rijk</i>, welig bewoond, hunne <span class="pagenum">[<a id="pb1.7" +href="#pb1.7">7</a>]</span>torens in het omliggend land omhoog staken. +<i>Nieuwkerk</i> en <i>Rijk</i>, toen meer dan drie honderd roeden van +het Meer verwijderd, zijn verdwenen, en hunne kerken en torens in +hetzelve, even als vroeger het dorp <i>Vijfhuizen</i>, bedolven, en de +namen <i>Nieuwkerk</i>, <i>Rijk</i> en <i>Vijfhuizen</i> zijn van de +kaart des Lands en uit de geheugenis der menschen weggevaagd.</p> + +<p><i>Maar het Meer is nog zeven honderd roeden van Amsterdam +verwijderd!</i> wij zeiden het zoo even, zeven honderd roeden was in +1591 <i>Zwanenburg</i> van het Meer gelegen, en geen vijftig jaren +daarna klotsten zijne golven tegen <i>Zwanenburg</i> aan; zij zullen +welligt weldra tegen en in <i>Amsterdam</i> klotsen. De inwoners dier +stad zullen ter eeniger tijd, (misschien is die tijd niet verre +verwijderd,) bij hun ontwaken vreemd ophooren, dat het Meer over den +<i>Amsteldijk</i> en bij de <i>Beerenbijt</i> stroomt. Dan vergoeden +<i>Rhijnland</i> en <i>Leiden</i> aan het Rijk de verliezen van <i> +Amstelland</i> en <i>Amsterdam</i>, Maar kunnen <i>Rhijnland</i> en <i> +Leiden</i> ook niet eenmaal eene prooi van dit vernielend gedrogt +worden?</p> + +<p>Meermalen heeft men dan ook, uit besef der onberekenbare gevolgen, +die dat ontzettend water voor <i>Holland</i> zou kunnen hebben, en bij +het denkbeeld, hoe vele morgen goeden, bruikbaren gronds door de golven +bedekt zijn, het plan beraamd om het Meer te bedijken, en, even als +zulks zoo vele andere meren zijn gedaan, droog te malen. Niet slechts +geldelijk belang, maar ook het afweren van een te vreezen onheil, was +het doel dier ontwerpen. Nu eens werd zoodanig een plan door bijzondere +personen, dan weder, gelijk bij voorbeeld in 1742<a class="noteref" id= +"xd0e496src" href="#xd0e496">4</a> en 1808, op openbaar gezag <span +class="pagenum">[<a id="pb1.8" href="#pb1.8">8</a>]</span>beraamd. Maar +die plannen bleven alle zonder gevolg. In het begin van 1819 leverden +de Heeren <span class="smallcaps">F. G.</span> Baron <span class= +"smallcaps">van Lijnden van Hemmen</span>, <span class="smallcaps">W. +F.</span> Baron <span class="smallcaps">Roëll</span> en <span +class="smallcaps">O. Repelaer van Driel</span>, de beide laatste door +den eersten hiertoe opgewekt, aan Z. M. een verzoekschrift in, ten +einde octrooi te erlangen, om, volgens een nader over te geven plan, +het <i>Haarlemmer Meer</i> te doen droogmaken en verlof te bekomen, om +deze onderneming bij wijze van associatie ten uitvoer te brengen, als +eene private en particuliere zaak, zonder dat het Gouvernement met +subsidiën, voorschotten of garantie zou worden bezwaard.</p> + +<p>Z. M. gaf aan de verzoekers verlof, om een plan van droogmaking te +beramen, met last, om dienaangaande de belangen der Hoog +Heemraadschappen van <i>Rhijnland</i> en <i>Amstelland</i> in acht te +nemen, en gaf hun vrijheid, om, nadat het plan door Hoogstdenzelven zou +zijn goedgekeurd, hunne landgenooten tot medewerking en deelneming in +dit ontwerp te mogen uitnoodigen<a class="noteref" id="xd0e541src" +href="#xd0e541">5</a>.</p> + +<p>Dit plan van de Heeren <span class="smallcaps">van Lynden</span>, +<span class="smallcaps">Roëll</span> en <span class="smallcaps"> +Repelaer</span> kwam echter nimmer in werking, en de zaak bleef wederom +slepende, tot dat de stormen van December 1836 en de niet te ontveinzen +voor Amsterdam hoogst bedenkelijke toestand van het Meer in Jan. 1837, +het Gouvernement ernstig bedacht maakten, om dien inlandschen vijand, +tegen wien men reeds eeuwen lang eenen kostbaren oorlog, <span class= +"pagenum">[<a id="pb1.9" href="#pb1.9">9</a>]</span>en steeds met een +ongelukkig gevolg, voert, met kracht ten onder te brengen en zoo +mogelijk ten onder te houden. De voordragt hiertoe is thans verworpen +en de zaak zal wederom slepende blijven, tenzij het Gouvernement, bij +eene afzonderlijke wet, haar op nieuw aan de Staten-Generaal voordrage, +of wel, hetgeen welligt wenschelijker ware, bijzondere personen op +nieuw zich vereenigen, om, onder goedkeuring van het Gouvernement, dit +grootsch ontwerp ten uitvoer te brengen. Indien men bedenkt, welke +schatten de Heemraadschappen en de Ingelanden der polders, die door het +Meer bespoeld worden, jaarlijks moeten betalen, om dat water in bedwang +te houden, dan verwondert men zich, dat niet reeds lang de eigenaren +dier landen de handen in één hebben geslagen, om dien +gemeenschappelijken vijand te beteugelen. Hoe zouden hunne eigendommen +in waarde stijgen, indien zij van de jaarlijksche omslagen, die zij +thans tot het bedwingen van het Meer, dat met toom en breidel spot, +opbrengen, bevrijd waren! Men berekent de tegenwoordige jaarlijksche +kosten, tot onderhoud der Meerwerken, voor <i>Rhijnland</i> +alléén, op meer dan ƒ 30,000. En vraag het den +Ingelanden van den <i>Binnen-Polder</i>, tusschen <i>Sloten</i> en <i> +Sloterdijk</i> eens, wat het hun kost, om hunne landen, en om <i> +Amsterdam</i> tegen het Meer te beveiligen! vraag hun eens, wat het +jaar 1837 hun gekost heeft, en gij zult verbaasd staan. Voor de +Ingelanden der rondom het Meer liggende Polders zou dus het droogmaken +van dien plas mede hoogst gewigtig zijn. Bijzondere belangen kunnen +hiertegen in geene aanmerking komen, evenmin of deze of gene stad, dit +of dat collegie, deze of gene persoon voordeelen uit het aanwezen van +het Meer trekt. Bijzondere belangen moeten voor het algemeen belang +zwijgen, en de wet van <i>onteigening</i>, met hare niet ongunstige +schadeloosstelling, is daar en kan ook hier van <span class="pagenum"> +[<a id="pb1.10" href="#pb1.10">10</a>]</span>toepassing zijn. Het +grootste bezwaar is, naar mijn inzien, de vrees, dat bij sterke +opzetting van water <i>Rhijnland</i> geene voldoende uitwatering zou +hebben. Maar zoo dat bezwaar, waarover ik niet <i>kan</i> noch <i> +mag</i> oordeelen, gegrond mogt zijn, dan vraag ik, of in den +tegenwoordigen staat der wetenschappen, en bij het veelvuldig en +krachtig gebruik der <i>stoomwerktuigen</i>, niet een middel is uit te +denken, om <i>Rhijnland</i> in dat geval van het overtollig water te +ontheffen? Dit is zeker, dat, indien het Meer blijft, zoo als het is, +<i>Amstelland</i> vroeg of laat de prooi zijner golven moet worden.</p> + +<p>Maar de meeste schrijvers, die over het droog maken van het <i> +Haarlemmer Meer</i> geschreven hebben, zijn van meening, dat het +opgegeven bezwaar voor <i>Rhijnland</i> niet bestaat; immers zoo +geducht niet is, als men het wel wil voorstellen, en dat het ligtelijk +zou zijn af te wenden.</p> + +<p>Onder de schrijvers, die over het nut, de noodzakelijkheid en de +mogelijkheid der bedijking en droogmaking van het <i>Haarlemmer +Meer</i> schreven, behoort in de eerste plaats <span class="smallcaps"> +Jan Adriaansz. Leeghwater</span>, die, vóór nu bijna twee +eeuwen, in zijn beroemd <i>Haarlemmer-Meer-Boek</i>, een volledig en, +voor zoo ver bekend is, het eerste plan tot dit onderwerp uitgaf.</p> + +<p>Deze <span class="smallcaps">Jan Adriaansz. Leeghwater</span> werd, +in den jare 1575, in het dorp <i>de Rijp</i> geboren<a class="noteref" +id="xd0e625src" href="#xd0e625">6</a>. Zijn vader <span class= +"smallcaps">Adriaan Symonsz.</span> was aldaar timmerman en had in 1594 +het opzigt <span class="pagenum">[<a id="pb1.11" href= +"#pb1.11">11</a>]</span>over het leggen van de eerste houten sluis in +de Rijp<a class="noteref" id="xd0e666src" href="#xd0e666">7</a>, en +zijn grootvader, <span class="smallcaps">Symon Ruts</span>, was aldaar +brouwer, en had tot vrouw <span class="smallcaps">Griet +Maartensz</span>., mede van de Rijp, die in den jare 1604, in den +ouderdom van 90 jaren, stierf<a class="noteref" id="xd0e678src" href= +"#xd0e678">8</a>.</p> + +<p>Waarschijnlijk, ja bijna zeker is het, dat zijne voorouders den naam +van <span class="smallcaps">Leeghwater</span> niet voerden, maar naar +het gebruik dier dagen, dat nog lang ten platten lande, vooral in +Noord-Holland, het langst echter in Vriesland, heeft aangehouden, +alleen den naam hunner vaders bij den hunnen voegden, en alzoo slechts +<span class="smallcaps">Adriaan Symonsz.</span>, <span class= +"smallcaps">Symon Rutsz.</span> enz. genoemd werden. Zoo ook komt <span +class="smallcaps">Leeghwater</span> in een <i>octrooi</i> van den jare +1605, waarvan wij nader zullen gewagen, alleen onder den naam van <span +class="smallcaps">Jan Adriaansz.</span> voor. Eerst in later tijd, en +in meer gevorderden ouderdom, schijnt hij den naam van <span class= +"smallcaps">Leeghwater</span> te hebben aangenomen, waarschijnlijk door +dezen of genen hem toegevoegd, om de veelvuldige <i>wateren</i>, die +hij in <i>Noord-Holland</i> en elders had helpen leêgen<a class= +"noteref" id="xd0e719src" href="#xd0e719">9</a>. <span class="pagenum"> +[<a id="pb1.12" href="#pb1.12">12</a>]</span></p> + +<p>Zijne moeders-moeder was <span class="smallcaps">Pietje Pieters +Schoute</span>, en eene dochter der zuster van eenen Abt van het +klooster van <i>Egmond</i><a class="noteref" id="xd0e760src" href= +"#xd0e760">10</a>.</p> + +<p>Hij zelf schijnt eene vrouw uit de Schermer te hebben gehad; want in +de <i>kleine kronijk</i> zegt hij (bl. 11, N<sup>o</sup>. 11): +“De huisluiden van Schermer waren in mijne jonkheit, toen ik +aldaar eerst getrouwd was, wat ruw van manieren en zeden; daar waren +weinig huizen, die schoorsteenen hadden.”</p> + +<p>Van zijne eerste jeugd en van zijne opvoeding is ons weinig of niets +bekend; hij noemt zich op de titels der door hem uitgegeven werken: <i> +Molenmaker en Ingenieur van de Rijp</i>; doch hij bezat in zeer vele +vakken eene groote ervarenheid, en men zou hem een’ <i> +duizend-kunstenaar</i> kunnen noemen.</p> + +<p>Hij verhaalt in zijne <i>kleine kronijk</i><a class="noteref" id= +"xd0e786src" href="#xd0e786">11</a>, dat het hem heugde, dat er in +Holland niet één <i>achtkante oliemolen met stampers</i> +bestond, en dat hij voor eigen gebruik den eersten zoodanigen molen +tegen <i>Rijp en Graft</i> getimmerd en gemaakt heeft; dat die molen, +toen hij dit schreef, bijna 45 jaren gebruikt en nog gangbaar +was.—Hij schijnt dus ook olieslager te zijn geweest.</p> + +<p>Toen in het jaar 1630 het raadhuis in de <i>Rijp</i> zou worden +gebouwd, vervaardigde hij het bestek en de daartoe behoorende +teekeningen, waarna het werd afgewerkt<a class="noteref" id= +"xd0e803src" href="#xd0e803">12</a>.</p> + +<p>Doch als <i>Molenmaker</i> muntte hij voornamelijk uit, en zijne +bekwaamheid in het vervaardigen en stellen van <i>Molens</i> werd niet +slechts binnen ’s Lands, maar ook daar buiten beroemd. Van +hoeveel belang die bekwaamheid is, weten zij, die zich met het +droogmaken van plassen of polders immer hebben moeten onledig <span +class="pagenum">[<a id="pb1.13" href="#pb1.13">13</a>]</span>houden. +Maar die bekwaamheid kwam vooral in den tijd, waarin <span class= +"smallcaps">Leeghwater</span> leefde, te stade. In de XVI<sup>e</sup> +en in het begin der XVII<sup>e</sup> eeuw was Holland bijna meer dan de +helft water. De kaart van <span class="smallcaps">J. J. +Beeldsnijder</span>, gedrukt in 1575, kan er u van overtuigen. Reeds in +de laatste helft der eerstgenoemde eeuw, werden eenige dier plassen +drooggemaakt; men begon in 1553 met <i>de Zijp</i>; maar in het begin +der XVII<sup>e</sup> eeuw, toen het land, van vreemd, uitheemsch gezag +ontslagen, eenigzins tot rust begon te komen, was men er ernstig op +bedacht, om die binnenlandsche wateren uit te malen en in bruikbaar +land te herschapen. Droogmaking op droogmaking volgde elkander op. Bij +de meeste dier ondernemingen was <span class="smallcaps"> +Leeghwater</span> door raad of daad behulpzaam; vooral was hij werkzaam +bij het bedijken van de nu bloeijende <i>Beemster</i>, waarbij hij was +aangesteld, om, zoo als hij zegt: »waer te nemen het fabrijken en +stellen van de watermolens.” Het is bekend, dat dit <i>Meer</i>, +met welks bedijking men in 1608 een’ aanvang nam, +(niettegenstaande het eens doorbrak) in 1612 geheel droog was gemaakt. +Ook bij het droogmaken van de <i>Purmer</i>, de <i>Wormer</i>, de <i> +Bijlmer</i>, de <i>Waard</i>, de <i>Schermer</i> en van meer andere +meren, moerassen en polders was hij werkzaam<a class="noteref" id= +"xd0e861src" href="#xd0e861">13</a>, en zijn genie wist vaak de +hinderpalen te overkomen, welke zich van tijd tot tijd opdeden. De roem +zijner bekwaamheid in het leêgmalen van plassen was +zóó groot, dat hij door den Stadhouder <span class= +"smallcaps">Frederik Hendrik</span>, in den jare 1629, in het leger +vóór <i>’s Hertogenbosch</i> werd ontboden, om, zoo +als <span class="smallcaps">Leeghwater</span> het uitdrukt: »het +water uit het leger te malen en de watermolens bij <i>Engelen</i> weder +gangbaar te maken.” Hetgeen hij naar wensch volvoerde, en niet +weinig tot het bemagtigen dier belangrijke stad heeft toegebragt<a +class="noteref" id="xd0e882src" href="#xd0e882">14</a>. <span class= +"pagenum">[<a id="pb1.14" href="#pb1.14">14</a>]</span></p> + +<p>Maar ook buiten ’s Lands werden zijne bekwaamheden op prijs +gesteld: in den jare 1628 werd hij naar <i>Bourdeaux</i> geroepen, om +zijnen goeden raad te geven tot het droogmaken van een moeras, 4500 +morgen groot, toebehoorende aan den Hertog van <span class="smallcaps"> +Epernon</span>, en niet ver van dáár gelegen<a class= +"noteref" id="xd0e909src" href="#xd0e909">15</a>; waaraan hij naar +wensch voldeed, eene kaart van dat Moeras vervaardigde en dezelve aan +den Hertog, die toen met het leger van den Koning van <i>Frankrijk</i> +vóór <i>Rochelle</i> lag, overhandigde<a class="noteref" +id="xd0e921src" href="#xd0e921">16</a>. Twee jaren hierna ontbood men +hem naar <i>Metz</i>, om raad te geven tot het droogmaken van een +aldaar gelegen moeras<a class="noteref" id="xd0e927src" href= +"#xd0e927">17</a>. Ook in het gebied van den Hertog van <i> +Holstein</i>, in <i>Emderland</i>, in <i>Friesland</i> en elders werd +hij geroepen, om behulpzaam te zijn in het droogmaken van moerassen en +meren, om, zoo als hij zegt, »te ordineren dijken, dammen, +sluizen, kaaijen, heulen, molens, molen-togten, kolken, wateringen, +enz.”</p> + +<p>Maar zijne bekwaamheden en werkzaamheden bepaalden zich niet tot het +hierboven opgenoemde: wij zeiden reeds boven, dat hij in zeer vele +vakken van wetenschap eene groote ervarenheid bezat. Hoor wat hij er +zelf van zegt:—»Ik heb (dus schrijft hij in zijn <i>kleine +Cronijkje</i> N<sup>o</sup>. 49) in mijnen tijd gemaakt verscheidene +soorten van molens, ook huizen en sluizen en verscheidene notabele +stukken van kassen en schrijnwerken, alsmede vele <i>uurwerken</i> in +dorpen en steden, ook mede twee groote notabele speelwerken te +Amsterdam, staande op den Wester- en Zuiderkerks-toren. Ik heb ook mede +gemetseld aan het nieuwe stadhuis te Amsterdam, en mede aan den <span +class="pagenum">[<a id="pb1.15" href="#pb1.15">15</a>]</span>toren van +de Nieuwe Kerk, alsmede aan de brug bij Jan-Roodepoorts-toren. Behalve +dien heb ik nog verscheidene notabele handwerken gedaan in hout en +steen, in koper, in ivoor en metaal, hetwelk te lang zou wezen om alles +te verhalen.”</p> + +<div class="poem"> +<p class="line">»Ook somtijds met de pen te speelen,</p> + +<p class="line">Te teekenen kerken en kasteelen,</p> + +<p class="line">Daar bij te schrijven grof en fijn,</p> + +<p class="line">Dat kan (God-lof!) nog heel wel zijn.”</p> +</div> + +<p>Dit schreef hij toen hij 74 jaren oud was. Dat hij elf jaren vroeger +<i>nog heel wel</i> met de pen kon omgaan, blijkt uit onderstaand <i> +fac simile</i> van eene door hem in den jare 1638 vervaardigde +teekening.</p> + +<div class="figure"><img border="0" src="images/can.gif" alt= +"Een Can die veel te-water gaet. +Int eijnd noch wel aen stucken slaet." width="390" height="512"> +<p class="figureHead">Een Can die veel te-water gaet.<br> + Int eijnd noch wel aen stucken slaet.</p> + +<p>1638 JALW</p> +</div> + +<p> <span class="pagenum">[<a id="pb1.16" href= +"#pb1.16">16</a>]</span></p> + +<p>Maar <span class="smallcaps">Leeghwater</span> verstond daarenboven +eene kunst, die sedert geheel schijnt verloren te zijn geraakt, de +kunst namelijk van onder water te duiken, aldaar eenen geruimen tijd te +vertoeven en verschillende verrigtingen ten uitvoer te brengen<a class= +"noteref" id="xd0e986src" href="#xd0e986">18</a>.</p> + +<p>Hij gaf met <span class="smallcaps">Pieter Pietersz.</span><a class= +"noteref" id="xd0e1008src" href="#xd0e1008">19</a> van deze bekwaamheid +in den jare 1605, in de nabijheid van <i>’s Gravenhage</i>, eene +proeve in tegenwoordigheid van Prins Maurits, diens broeders <span +class="smallcaps">Frederik Hendrik</span>, van de Graven <span class= +"smallcaps">Willem</span> en <span class="smallcaps">Ernst van +Nassau</span>, van vele Edelen en andere personen. Welke proefneming +hij in het volgende jaar buiten <i>Amsterdam</i> herhaalde, in +tegenwoordigheid van vele menschen. Hij bleef alstoen drie kwartiers +onder water, waar hij at, de schalmei bespeelde, ja zelfs op een papier +schreef en andere verrigtingen ten uitvoer bragt, zoo als zulks door +hem, op eene hoogst eenvoudige wijze, met vermelding van vele kleine +omstandigheden, in zijn <i>kleine Kronijk</i> aldus is te boek +gesteld<a class="noteref" id="xd0e1062src" href="#xd0e1062">20</a>: +<span class="pagenum">[<a id="pb1.17" href="#pb1.17">17</a>]</span></p> + +<div class="blockquote"> +<p class="aligncenter"><i>»Van het onder-water gaan, geschiet in +den Hage<br> + in bijwezen van Prins <span class="smallcaps">Mauritius</span> en +andere<br> + groote Heeren, een konst nooit te voren<br> + gehoort of gezien.</i></p> + +<p>»1. In ’t jaar 1605, in ’t laatste van April, zoo +is daar een Wijnkooper tot <i>Alkmaar</i> geweest, genaamt <span class= +"smallcaps">Dirk Thomasz.</span>, die met den Prince <span class= +"smallcaps">Mauritius</span> zeer familiaar was, en verscheiden redenen +met den Prince hadde, waarvan hij mede verhaalde, dat in <i> +Noort-Hollant</i> in de <i>Rijp</i> twee of drie jongelingen waren, die +onder het water konden gaan, waarvan den Prince zeer begeerig was om +’t zelve te zien; waarop den Wijnkooper tot antwoord gaf: +»Ik zal de luiden verschrijven, dat zij bij zijne Vorstelijke +Genade in <i>den Hage</i> zullen komen.”</p> + +<p>»2. Ende alzoo door het schrijven zijn wij na <i>den Hage</i> +gereist, en zijn aldaar bij den Prince gekomen, die ons zeer vriendelyk +groette ende ons vraagde, of wij de luiden waren, die onder ’t +water konden gaan? waarop wij antwoordden: Ja mijn Genadigen Heer; +waarop de Prince wederom zeide: Hoe zoude men dat konnen weten, of men +zoude dat moeten zien? waarop wij wederom antwoordden en zeiden: Zo het +mijn Heer morgen belieft te zien, wij willen ’t alhier morgen in +den Vijver wel doen; waarop de Prince wederom zeide: dat hij dat in den +Vijver niet en begeerde; daar zouden wel duizent menschen bij komen; +dat en zoude niet dienen.</p> + +<p>»3. Doen heeft de Prince een Valkenier bij hem ontboden, +genaamt <span class="smallcaps">Henderik Evertsz.</span>, die met ons +zoude gaan buiten <i>den Hage</i>, om een water te zoeken, daar +’t bequaam <span class="pagenum">[<a id="pb1.18" href= +"#pb1.18">18</a>]</span>was om de konst te doen, ’t welke wij +alzo gedaan hadden, welke water is een weinig buiten <i>den Hage</i> +aan de slinkerhand, in een Molentocht, als men naar <i>Delft</i> +vaart.</p> + +<p>»4. Den eersten dach doen wast een storm ende heel kout weder, +zo dat wij den Prince doen niet en spraken, maar den tweeden dach +daaraan heeft den Prince ons een zeker uure gestelt, als den maaltijt +gedaan was na den middag, dat wij dan op de plaatze gereet zouden +staan, waarbij dat de Prince ook tegen ons zeide: Mannen, ik heb +gisteren wel om u gedocht, ik en zoude niet gaarne hebben, dat gij een +ziekte zoude halen om mijnent wille.</p> + +<p>»5. Alzo den tijt bestemt was, zoo zijn wij op de plaatze +gegaan, ende gereetgestaan; doen is den Prince <span class="smallcaps"> +Mauritius</span>, met zijn broeder Prins <span class="smallcaps"> +Henderik</span>, met Graaf <span class="smallcaps">Willem</span> van +<i>Vrieslant</i>, met Graaf <span class="smallcaps">Ernst</span>, ende +meer andere groote Heeren en Edelluiden met de koetzen bij ons gekomen, +ende daar alzo gelijk bij ons staande, doen zeide den Prince <span +class="smallcaps">Mauritius</span>: Mannen, ik ben nu gereet om te +zien; waarop ik <span class="smallcaps">Jan Adriaansz. +Leeghwater</span> met een goede couragie in ’t water gesprongen +ben, en zeide: Adieu, mijn vroome Heeren; ende ik was daar zo lange +onder het water, dat den Prince Mauritius met d’andere Heeren wel +vernoegt waren, en doen ik weder boven ’t water quam, doen +vraagde mij den Prince <span class="smallcaps">Mauritius</span>: Wat +was dat geluit dat ik hoorde? waarop ik zeide: Ik heb luide geroepen; +heeft mijn Heer dat ook verstaan? waarop de Prince zeide: Ik meende, +dat het het brullen van een koe was.</p> + +<p>»6. Daarna is <span class="smallcaps">Pieter Pietersz.</span>, +een van onze medemakkers, in ’t water gesprongen een stuks weegs +verscheiden, dewelke alzo lang onder het water was als ik, waarover +<span class="smallcaps">Pieter Pietersz.</span> met zijne vingeren een +weinig boven ’t water speelde; doen zeide Graaf <span class= +"smallcaps">Willem</span> van <i>Vrieslant</i>: Den kerel werd +verzoepen; hij en kan hem nigt langer holden. <span class="pagenum">[<a +id="pb1.19" href="#pb1.19">19</a>]</span></p> + +<p>»7. Ende alzo <span class="smallcaps">Pieter Pietersz.</span> +mede op ’t land komende, wij beide nog fris ende wel waren, zoo +heeft den Prince <span class="smallcaps">Mauritius</span> tegen ons +gezeit: Mannen, ik zie dat de konste goet is; gaat niet uit <i>den +Hage</i> aleer ik u gesprooken heb, en gaat in een goede herberge en +maakt goede cier, hetwelke wij alzo gedaan hebben, ende daarna zijn wij +weder bij den Prince gekomen op het Hof, daar hij ons een vereeringe +gegeven heeft, ende ook mede Octroy van onze konste, hetwelke ik nog +tot dezen dag bewaart heb.”</p> + +<p class="aligncenter"><i>»De tweede onderwaterduiking, geschiet +tot Amsterdam.</i></p> + +<p>»1. In ’t jaar 1606, op Amsterdamsche kermis, zo is daar +een koopman van de <i>Rijp</i> geweest, geheeten <span class= +"smallcaps">Meinert Cornelisz. Salm</span>, die tot <i>Amsterdam</i> +zeer wel bekent was, die van de konste van onder water te gaan tegen +zommige bekende Borgers van <i>Amsterdam</i> gezeit hadde, dat de +konste op de Wetering, buiten de Heilige Wegs-Poort, aan de +slinkerhant, gedaan zoude werden in prezentie van 10 of 12 perzonen, +aldaar mede prezent was <span class="smallcaps">Meinert Salm</span> van +de <i>Rijp</i>, <span class="smallcaps">Albert Verspek</span> van <i> +Antwerpen</i>, <span class="smallcaps">Dirk van Os</span> van <i> +Amsterdam</i> met zijn Soon, die nu Dijk-Graaf van de <i>Beemster</i> +is, <span class="smallcaps">Frederik Jansz.</span> met zijn Soon, <span +class="smallcaps">Jacob Frederiksz.</span> van <i>Amsterdam</i>, beide +Olijslagers, <span class="smallcaps">Jacob Wrogt</span> van <i> +Amsterdam</i>, met <span class="smallcaps">Jan Louwen</span> van de <i> +Rijp</i> met zijn Huisvrouw, ende meer andere goede bekenden.</p> + +<p>»2. Ende alzo dit geschiedde nabij de stad <i>Amsterdam</i>, +zo is aldaar een grooten toeloop van volk gekomen ende vergadert van +verscheiden steden, dorpen en plaatzen, so dat daar wel zeven of agt +hondert menschen bij malkander waren, of meer: zo was daar een onder +allen, die het niet geloofde, en zeide: Het zal wezen gelijk die man +die vliegen zoude; wie is malder, de man die vliegen <span class= +"pagenum">[<a id="pb1.20" href="#pb1.20">20</a>]</span>zal, of die gene +die het zien zullen? waarop ik <span class="smallcaps">Jan +Adriaansz.</span> wederom zeide: Ik zal het volk niet bedriegen; ik zal +’t voor haar oogen doen, dat zij dat zien zullen.</p> + +<p>»3. Zo is ’t dat ik een linnen kleed bij mij genomen +hadde, hetwelke ik aandede, waarvan ik de zakken uittrok, en dede daar +tien of twaalf peeren in, dat zij het voor hare oogen zagen, ende ik +zeide tegen het volk: Deze peeren zal ik half op-eeten, opdat gij +luiden niet en zegt dat ik de peeren in den grond gesteken heb. Ook +hadde ik mede een schalmey bij mij, daar ik wel op konde speelen, dien +ik mede bij mij in mijn zak dede, en zeide: Daar zal ik verscheiden +voizen en Psalmen op speelen, dat gij dat boven water, op het land +hooren ende verstaan zult; waarbij <span class="smallcaps">Pieter +Pietersz.</span> op het land bij het volk bleef; om het volk reden te +geven en te onderregten.</p> + +<p>»4. Onder allen was daar mede een Makelaar onder het volk, +geheeten <span class="smallcaps">Lems</span>, die hadde een schoon blad +pampier bij hem, daar schreef hij zijn naam op, hetwelke hij mij gaf, +waarop ik tegen hem zeide: Ik zal daar onder water op den grond op dat +pampier met pen ende inkt schrijven, dat gij dat boven water op het +land zult konnen lezen.</p> + +<p>»5. Ende doen ik gereed was, ende wel wakker konde zwemmen, +ende ook mede een jongman was, zoo gaf mij den Almogenden God de +vrijmoedigheit, dat ik met een goede couragie in ’t water sprong, +mijn aangezigt na het volk toewendde, ende zeide: Adieu, gij vroome +Borgers van <i>Amsterdam</i>, dat is u ter eeren, daar ga ik onder.</p> + +<p>6. Zo is dat alzo geschied, dat ik de peeren onder water half +op-gegeten heb, en vertoonde de peeren onder het volk, doen ik op het +land quam; ende op hetzelve pampier schreef ik mede zo veel: <i>dit heb +ik voor Amsterdam in de Wetering ende onder water geschreven</i>; ende +<span class="pagenum">[<a id="pb1.21" href="#pb1.21">21</a>]</span>op +de schalmey speelde ik mede onder water op den grond, dat het volk, die +op het land stonden, boven water gemakkelijk hooren ende verstaan +konden; onder allen speelde ik mede den 23 Psalm: <i>Mijn God voet mij +als mijn Herder geprezen</i>, dat die luiden, die op de kant van de +sloot stonden, zeiden: Hoort eens mannen, dat speelt hij nu! Alzo had +ik mijn plaizier ende recreatie onder ’t water op den grond.</p> + +<p>»7. Ende doen ik dogte dat ik aldaar lang genoeg geweest was, +dat het volk wel vernoegt zoude wezen, zo ben ik met een goede couragie +weder opgekomen, mijn aangezigt na het volk, en doen ik nog in ’t +water was, zo heb ik tegen het volk met een luide stemme geroepen: Wat +dunken de luiden van de konst? waarop het volk antwoordde en zeide: De +konst is goet.</p> + +<p>»8. Ende doen ik weder op het land quam, doen vertoonde ik +mijn geschrift, het pampier nog droog wezende, hetwelke veel luiden +gezien en gelezen hebben, ende daarover zeer verwondert waren: ende den +Makelaar <span class="smallcaps">Lems</span> weder behandigt hebbende, +die het nog zommige jaren daar naar bewaarde; ende als ik nog onder +water was, zo was alreeds de tijdinge al in de stad, die man is al +verdronken, hij en komt zijn leven niet weder: en doen ik weder op het +land quam, zo hadde <span class="smallcaps">Frederik Jacobsz.</span>, +Olijslager van <i>Amsterdam</i>, een nagt-glas bij hem genomen, en +zeide tegens mij: <span class="smallcaps">Jan Adriaansz.</span>, weet +gij wel hoe lange dat gij onder water geweest hebt?—Neen ik, +<span class="smallcaps">Frederik Jacobsz.</span>, zeide ik. Doen zei +hij weder tot mij: Dat glas is eens uit-geloopen ende eens half uit, +dat is drie quartier van een uur. Doen waren daar verscheiden luiden, +die tegen malkanderen zeiden: Hebt gij wel gezien wat dat hij gedaan, +hadde doen hij in ’t water ging? hij hadde hem met olij +bestreken; ende d’andere zeide: hij hadde een root lapken in zijn +mond genomen; in zomma, <span class="pagenum">[<a id="pb1.22" href= +"#pb1.22">22</a>]</span>elk een zeide het zijne. Ik hadde gedaan gelijk +de Comedianten doen, ik speelde het spel te regt, zonder iets te +haperen ofte te manqueren; die het spel niet en kan, die en speel het +niet. Ende als het werk gedaan was, zo waren daar veel liefhebbers, die +haar milde hand toonden: ende onder allen was daar een man uit <i> +Zeeland</i>, die zeide; omdat de konste zoo fraay is, zoo schenke ik u +daartoe nog een Zeeusche Daalder.</p> + +<p>»9. Daarna heb ik mijne kleederen weder aangetrokken, ende ben +weder na de stad gegaan, aldaar ik een groot getal van volk bij mij +hadde, die zeer begeerig waren om de man te zien, waarvan nu nog +verscheiden luiden in de stad van <i>Amsterdam</i> zijn, die het gezien +hebben ende daarvan konnen getuigen.</p> + +<p>»10. Nu voort wat de konste belangt, men vint in ’t Boek +Jobs geschreven in het 28 cappittel in het 12 vers: <i>Men keert den +stroom des waters, ende brengt dat daar verborgen in is aan ’t +licht.</i> So dat ik niet en weet eenige konsten te bedenken, die zo +bequaam ende zo goet zijn om verborgen schatten van den grond te halen; +men kan aldaar onder water een wijl tijds leven, ende zijne handen en +voeten wel gebruiken, hetzij dat het een vadem diep is, ofte meer: al +waar ’t agt of tien vadem diep, de konst is even goet.”</p> +</div> + +<p>Indien dit verhaal alleen in de Kronijk van <span class="smallcaps"> +Leeghwater</span> werd gevonden, zou men genegen zijn, de waarheid van +hetzelve in twijfel te trekken; maar nog op den huidigen dag wordt het +oorspronkelijk <i>Octrooi</i>, door de Staten-Generaal aan <span class= +"smallcaps">Leeghwater</span> en twee andere daarbij vermelde personen, +wegens die kunst, den 5<sup>den</sup> Mei 1605, en dus kort nadat zij +in ’s Hage proeven van hunne bekwaamheid gegeven hadden, +verleend, en waarvan <span class="smallcaps">Leeghwater</span> +(hierboven bl. 19) gewag maakt, nog bij de nazaten van <span class= +"smallcaps">Leeghwater</span> bewaard, en <span class="pagenum">[<a id= +"pb1.23" href="#pb1.23">23</a>]</span>ik ben het aan de vriendelijke +tusschenkomst van den Wel-Eerwaarden Zeer Geleerden Heer <span class= +"smallcaps">J. van Gilse</span> verschuldigd, dat ik in staat ben +gesteld, een <i>fac-simile</i> van hetzelve hier bij te voegen. Dit +Octrooi werd reeds door wijlen den Heer <span class="smallcaps">J. +Meerman</span> in den jare 1807, in den <i>Konst-</i> en <i> +Letterbode</i><a class="noteref" id="xd0e1373src" href= +"#xd0e1373">21</a>, aan het licht gebragt. Het oorspronkelijke is op +parkement of francyn geschreven en van den volgenden inhoud:</p> + +<div class="blockquote"> +<p>»Die Staten Generael der Vereenichde Nederlanden, Allen den +ghenen die desen jegenwoordige sullen sien ofte hooren lesen. +saluyt.—Doen te weeten, dat wy ontfangen hebben de supplicatie, +aen ons gepresenteert by <span class="smallcaps">Pieter +Pietersz.</span>, <span class="smallcaps">Jan Adriaensz.</span> ende +<span class="smallcaps">Wilhem Pieters</span>, alle woonende in de +Rype, inhoudende hoe dat sy supplianten geinventeert ende by Zyne +Princelycke Excellentie geprobeert hebben, seker waterconste, soo om +onder twater te gaen, staen, sitten, liggen, eeten ende drincken, lesen +ende scryven, singen ende spreken, voorts om eenige bruggen ende +sluysen te repareren off te nyente<a class="noteref" id="xd0e1391src" +href="#xd0e1391">22</a> te doen, cabels onder schepen die gesoncken +zyn, vast te maken, om die uuyten gront te winden, item om peerlen, +ende andere costelycke goederen op ten gront te soucken, mitsgaders om +eenige missiven ofte brieven heymelyck onder twater te dragen ende +brengen, boven dien zyn Asem bequamelyck te mogen halen, tzy oft het +diep is een, twee, vyff, sess offe meer vademen, verzoeckende ende +biddende oitmoedelyck, (nademael zy beducht zyn, dat men haerlieder +inventie soude namaecken), dat Wy hen souden willen verleenen onse +openen brieven van Octroy, om de voorsz. heure Inventie voor eenige +jaren alleene in de Vereenichde Provincien te mogen maken, met verboth +van deselve na te maken, in geenerlye wyse, int geheel ofte ten deele, +by verbeurte van sulcke nagemaecte Inventie, ende daerenboven van +seekere groote Penen, by ons daertoe te ordonneren. Waerom Soo ist, dat +Wy, genegen wesende ter Bede van de voorsz. Supplianten, deselve +geoctroyeert hebben, ende octroyeren mits desen, dat zy voor den tyt +van thien jaeren naestcommende, alleene in de Vereenichde Provincien +sullen mogen maken ende gebruycken de voorsz. Waterconste, by hen +geinventeert om onder <span class="pagenum">[<a id="pb1.24" href= +"#pb1.24">24</a>]</span>twater te gaen, staen, sitten, liggen, eeten +ende drincken, lesen ende scryven, singen ende spreken, voorts om +eenige bruggen ende sluysen te repareren offe te nyeuwte te doen, +cabels onder schepen, die gesoncken zyn, vast te maken, om die uuyten +gront te winden. Item om peerlen, ende andere costelycke goederen opten +gront te soucken, mitsgaders om eenige missiven offe brieven, heymelyck +onder twater te dragen ende brengen, bovendien zyn Asem bequamelyck te +mogen halen, tzy off diep is een, twee, vyff, sefs offe meer vademen, +verbiedende een yegelyck van wat qualiteyt offe conditie hy zy, de +voorsz. geinventeerde Waterconste int geheel ofte ten deele in de +Vereenichde Provincien natemaken, ofte elders nagemaect inde selve te +brengen, om die te gebruycken, op te verbeurte van het nagemaecte +werck, ende daerenboven van de somme van twee hondert Guldens, +tappliceren deen derddendeel daervan tot behoeff van den Aenbrenger, +een ander derddendeel tot behoeff van den officier, die de executie +doen sal, ende het resterende derddendeel tot behoeff van de voorsz. +supplianten, ende dit alles mits dat het zy eene nieuwe Inventie, te +vooren in dese Landen niet gepractizeert, ende sonder preiuditie van +alle voorgaende generale, ende particuliere concessien. Gegeven onder +onsen cachette<a class="noteref" id="xd0e1399src" href= +"#xd0e1399">23</a>, in Sgravenhage, den vyffden Mey XVI<sup>c</sup> +ende vyff.”</p> + +<p>Ter ordonnan. van de voorn. Heeren Staten-Generaal.</p> + +<p>(was geteekend:)</p> + +<p>AERSSEN.<br> + 1605.</p> +</div> + +<div class="figure"><a href="images/oorkondeh.jpg"><img border="0" src= +"images/oorkonde.jpg" alt="" width="720" height="551"></a></div> + +<p>De waarheid van het verhaal van <span class="smallcaps"> +Leeghwater</span> is alzoo boven allen twijfel verheven; maar +zonderling is het, dat nergens elders blijkt, dat hij, die meer dan 40 +jaren na het bekomen van dit Octrooi leefde, of zijne makkers naderhand +eenig gebruik van hetzelve hebben gemaakt, of dat bij het eindigen van +dit Octrooi hunne kunst de eigendom van het publiek zou zijn geworden, +of dat zij die kunst naderhand aan anderen zouden hebben medegedeeld. +Men zou bijna moeten vermoeden, dat het geheim <span class="pagenum"> +[<a id="pb1.25" href="#pb1.25">25</a>]</span>met het overlijden der +Geoctroijeerden is verloren gegaan. Wij stemmen het den Heer <span +class="smallcaps">Meerman</span><a class="noteref" id="xd0e1426src" +href="#xd0e1426">24</a> gereedelijk toe, dat men zich moet verwonderen, +in het Octrooi te hooren gewagen van eene <i>inventie</i>, die men na +zou kunnen maken, of elders gemaakt in het land invoeren van een werk, +dat verbeurd zou kunnen worden verklaard enz., daar men uit het +bovenvermeld verhaal van <span class="smallcaps">Leeghwater</span> zou +moeten opmaken, dat hij en zijne makkers zonder eenig toestel in het +water sprongen.<a class="noteref" id="xd0e1437src" href= +"#xd0e1437">25</a> Een mijner vrienden vermoedt, dat het toestel van +<span class="smallcaps">Leeghwater</span> en zijne makkers eene <i> +duikerklok</i> zou zijn geweest, welke zij bevorens heimelijk ter +plaatse, waar zij hunne kunst zouden vertoonen, onder water bragten. Ik +ben niet ongenegen dit zijn vermoeden te deelen, hoezeer mij echter het +<i>heimelijk brengen van brieven</i> naar elders, alsdan nog niet +duidelijk is.</p> + +<p>Hoe dit zij, uit al het hiervoren gezegde kan men opmaken, dat <span +class="smallcaps">Leeghwater</span> een bekwaam waterbouwkundige was: +dat hij tevens Landmeter, Molenmaker, Metselaar, Timmerman, +Schrijnwerker, Horologiemaker, Waterduiker—ja wat niet +al?—is geweest. Ik mogt hem dus met regt een’ <i> +duizend-kunstenaar</i> noemen.</p> + +<p>Hij was daarenboven ervaren in de Fransche en Duitsche talen, en, +naar de veelvuldige aanhalingen te oordeelen, ook niet geheel onbekend +met de Latijnsche.</p> + +<p>Veelvuldige reizen zijn door hem gedaan. Behalve al de zeven +toenmalige <i>Vereenigde Provinciën</i>, bezocht hij <i> +Braband</i>, <i>Vlaanderen</i>, <i>Henegouwen</i>, <i>Duitschland</i> +en zoo als hij het noemt, <i>Oostland</i>, waartoe hij <i>Riga</i>, <i> +Elzeneur</i>, <i>Elzenberg</i> enz. brengt. Ook reisde hij in <i> +Westphalen</i>, <i>Lotharingen</i>, <i>Frankrijk</i> en <i> +Engeland</i>. Achter <span class="pagenum">[<a id="pb1.26" href= +"#pb1.26">26</a>]</span>zijne <i>Kleine Kronijk</i> vindt men een breed +register van de meeste door hem, tot zijnen vierenzeventigjarigen +ouderdom, bezochte plaatsen.<a class="noteref" id="xd0e1511src" href= +"#xd0e1511">26</a></p> + +<p>Maar dit is niet alles. Wij spraken van tijd tot tijd van zijne +schriften; ook als schrijver heeft hij verdiensten. Het is waar, zijn +stijl is hoogst eenvoudig, en »zijne werken dragen de kenmerken +van geschreven te zijn door een’ ongeletterd man, die door zijne +eigene verdiensten uit eenen geringen stand opgekomen was. Maar zij +getuigen,” zoo als de Heer <span class="smallcaps">Van +Lijnden</span> te regt zegt: »niettemin van ’s mans kunde +en bekwaamheid.”<a class="noteref" id="xd0e1537src" href= +"#xd0e1537">27</a></p> + +<p>Drie gedrukte werkjes worden van <span class="smallcaps"> +Leeghwater</span> vermeld, en wel:</p> + +<p>1º. <i>Korte beschrijving en klein Kronykje van Haarlem</i>; +een boeksken, waarvan mij in Boekenlijsten twee uitgaven<a class= +"noteref" id="xd0e1550src" href="#xd0e1550">28</a> voorkwamen, doch +hetwelk ik nimmer gezien heb.</p> + +<p>2º. <i>Een kleyne Cronyke en voorbereiding van de afkomst <span +class="pagenum">[<a id="pb1.27" href="#pb1.27">27</a>]</span>en het +vergroten van de dorpen Graft en de Rijp, en van meer verscheiden +notabele oude stukken en gebeurtenissen.</i>—»Het +is,” zoo als de Heer <span class="smallcaps">De Wind</span> naar +waarheid zegt, »eene Kronijk van al wat hij hoorde, vernam en +deed; alles voorgedragen in eenen eenvoudigen, maar zeer naïven +stijl, zoodat dit boekje zich met het grootste genoegen lezen +laat.” Gezegde Heer <span class="smallcaps">De Wind</span> heeft, +in zijne <i>Bijdrage</i> over <span class="smallcaps"> +Leeghwater</span>, het een en ander uit dit werkje overgenomen. Ook van +deze Kronijk bestaan verschillende uitgaven. Wij vonden melding gemaakt +van eenen druk van den jare 1654; doch deze was waarschijnlijk niet de +eerste, omdat op den titel, even als op dien der volgende drukken, +vermeld staat: »en nu <i>op nieuws</i> hier by gedaen de +beschrijving van den grooten brand, voorgevallen in de Rijp, op den +6<sup>den</sup> Febr. 1654.”<a class="noteref" id="xd0e1608src" +href="#xd0e1608">29</a> Waarschijnlijk bestaat er eene uitgave van den +jare 1649. De door mij gebruikte is van den jare 1714 en die van den +Heer <span class="smallcaps">De Wind</span> van 1727<a class="noteref" +id="xd0e1614src" href="#xd0e1614">30</a>.</p> + +<p>Doch het vermaardste zijner werken is:</p> + +<p>3º. Zijn <i>Haarlemmer-Meerboek</i>, hetwelk een ontwerp tot +bedijken en droogmaken van het <i>Haarlemmer-meer</i> bevat, door hem, +naar het schijnt, aan de Staten van Holland, aan den Stadhouder <span +class="smallcaps">Frederik Hendrik</span>, aan de Burgemeesteren en +Raden van Amsterdam, Leiden, Haarlem en Gouda, en aan den Dijkgraaf en +de Heemraden van Rhijnland, in den jare 1641, aangeboden. Of de eerste +<span class="pagenum">[<a id="pb1.28" href="#pb1.28">28</a>]</span>druk +van dit werk reeds in 1641 verscheen, is wel waarschijnlijk, doch niet +zeker. Op den titel van dien eersten druk<a class="noteref" id= +"xd0e1656src" href="#xd0e1656">31</a> vindt men geene vermelding van +het jaar der uitgave, maar op de laatste (de 35<sup>ste</sup>) +bladzijde staat onder de letters J. A. L. W. het jaartal 1641.<a class= +"noteref" id="xd0e1668src" href="#xd0e1668">32</a> Zeker is het, dat +reeds in 1642 de derde druk het licht zag,<a class="noteref" id= +"xd0e1683src" href="#xd0e1683">33</a> en de Heer <span class= +"smallcaps">Van Lijnden</span> spreekt (bl. 42) van eenen vierden, die +in 1643 uitkwam.<a class="noteref" id="xd0e1701src" href= +"#xd0e1701">34</a></p> + +<p>De Heer Mr. <span class="smallcaps">J. T. Bodel Nyenhuis</span> +noemt in de 3<sup>de</sup> lijst zijner <i>opgave van beschrijvingen +der Gewesten, Steden en Plaatsen, in het Koningrijk der +Nederlanden</i>, geplaatst in het VIII<sup>e</sup> Deel van het +Tijdschrift <i>de Vriend des Vaderlands</i>, N<sup>o</sup>. 11, eenen +vijfden druk (<i>Amst.</i>) van den jare 1654.</p> + +<p>Het jaar waarin de 6<sup>de</sup> druk verscheen heb ik niet +gevonden; doch de 7<sup>de</sup> zag in 1669,<a class="noteref" id= +"xd0e1744src" href="#xd0e1744">35</a> de 8<sup>ste</sup> in 1714<a +class="noteref" id="xd0e1759src" href="#xd0e1759">36</a> het licht.</p> + +<p>In 1724 verscheen reeds weder eene nieuwe uitgave<a class="noteref" +id="xd0e1788src" href="#xd0e1788">37</a>; <span class="pagenum">[<a id= +"pb1.29" href="#pb1.29">29</a>]</span>welke in 1727 door eene tiende +werd gevolgd<a class="noteref" id="xd0e1805src" href= +"#xd0e1805">38</a>. De elfde verscheen negen jaren daarna in 1736,<a +class="noteref" id="xd0e1817src" href="#xd0e1817">39</a> terwijl +eindelijk eene twaalfde in 1749 het licht zag<a class="noteref" id= +"xd0e1835src" href="#xd0e1835">40</a>.</p> + +<p>Al de vermelde drukken zijn in quarto.</p> + +<p>Toen <span class="smallcaps">Leeghwater</span> zijn <i>Meerboek</i> +schreef, was hij zes en zestig jaren oud: hoe lang hij hierna nog +leefde is mij niet gebleken; maar in 1649 was hij nog in leven, +blijkens de laatste bladzijde van zijne <i>kleine Kronijk</i>. Hij was +echter reeds in den jare 1654 overleden, want op den titel der uitgave +van dat jaar staat: <i>in <span class="smallcaps">zijn leven</span> +Ingenieur en Molenmaker in de Rijp</i><a class="noteref" id= +"xd0e1895src" href="#xd0e1895">41</a>.</p> + +<p><span class="smallcaps">Leeghwater</span> behoorde tot het +Kerkgenootschap der <i>Doopsgezinden</i>, hetwelk destijds zeer talrijk +in <i>de Rijp</i> en andere Noord-Hollandsche plaatsen was. Dat hij een +Godvruchtig man was en ’s menschen afhankelijkheid van den wil +des Allerhoogsten diep gevoelde, bewijzen zijne schriften.</p> + +<p>Meerdere bijzonderheden heb ik wegens onzen verdienstelijken <span +class="pagenum">[<a id="pb1.30" href="#pb1.30">30</a>]</span>landgenoot +niet kunnen vinden, de opgegevene zijn grootendeels uit zijne eigene +schriften ontleend<a class="noteref" id="xd0e1915src" href= +"#xd0e1915">42</a>.</p> + +<p>Uit het <i>Haarlemmer-Meerboek</i>, N<sup>o</sup>. 24, blijkt, dat +<span class="smallcaps">Leeghwater</span> eenen zoon had, <span class= +"smallcaps">Simon</span> genaamd, dien hij <i>den oudsten</i> noemt; +uit de <i>kleine Kronijk</i> leeren wij bl. 36, N<sup>o</sup>. 35, +eenen tweeden, met name <span class="smallcaps">Adriaen</span>, en bl. +30, N<sup>o</sup>. 7, eenen derden, <span class="smallcaps">Jan</span> +genaamd, kennen.</p> + +<p>Nog heden bestaan er afstammelingen van den beroemden man, en +wel:</p> + +<p>1º. <span class="smallcaps">Pieter Leeghwater</span>, wonende +te <i>Koog</i>, geboren in 1786, die een zoon is van den in 1807 +overledenen <span class="smallcaps">Jan Cornelisz. Leeghwater</span> en +diens eerste vrouw <span class="smallcaps">Ariaantje +Heertjes</span>.</p> + +<p>2º. <span class="smallcaps">Trijntje Leeghwater</span>, geboren +in 1797, eene dochter van voorn. <span class="smallcaps">Jan Cornelisz. +Leeghwater</span> en diens 3<sup>de</sup> vrouw <span class= +"smallcaps">Maartje Kuik</span>. Deze is gehuwd aan <span class= +"smallcaps">Pieter Haremaker</span> te <i>Zaandijk</i>;<a class= +"noteref" id="xd0e1992src" href="#xd0e1992">43</a> en</p> + +<p>3º. <span class="smallcaps">Cornelis Jansz. Honig</span>, zoon +van den Heer <span class="smallcaps">Jan Cornelisz. Honig</span>, te +<i>Zaandijk</i>, en diens overledene echtgenoot, <span class= +"smallcaps">Neeltje Leeghwater</span>, welke was eene dochter van <span +class="smallcaps">Louwrens Leeghwater</span> en <span class= +"smallcaps">Aaltje Ouwerijk</span>, en eene kleindochter van <span +class="smallcaps">Cornelis Louwrensz. Leeghwater</span> en <span class= +"smallcaps">Trijntje Peper</span>.</p> + +<p>Behalve deze leeft er te <i>Wormerveer</i>, in den ouderdom van 80 +jaren, een <span class="smallcaps">Jan Louwrensz. Groot</span>, wiens +moeder mede <span class="smallcaps">Leeghwater</span> genaamd was.</p> + +<p>De éénige mannelijke afstammeling van <span class= +"smallcaps">Leeghwater</span>, die dien naam voert, is, voor zoo verre +ik heb kunnen nagaan, gemelde <span class="smallcaps">Pieter Jansz. +Leeghwater</span>, daar deze <span class="pagenum">[<a id="pb1.31" +href="#pb1.31">31</a>]</span>ongetrouwd is, staat het te vreezen, dat +met hem het geslacht van <span class="smallcaps">Leeghwater</span> zal +uitsterven.</p> + +<p>Bij de voornoemde afstammelingen van den beroemden man is zijne +nagedachtenis nog in eere: behalve een exemplaar van het <i> +Meerboek</i> en van de <i>kleine Kronijk</i>, zijn aan mij, namens den +voornoemden Heer <span class="smallcaps">Jan C. Honig</span>, door +bemiddeling van den Heer <span class="smallcaps">van Gilse</span>, ter +hand gesteld:</p> + +<p>1º. Het origineele Octrooi van den jare 1605.</p> + +<p>2º. De bovenvermelde, met de pen vervaardigde, eigenhandige +teekening.</p> + +<p>3º. Een koperen <i>Alidade</i> (liniaal met vizieren) van een +werktuig om hoeken te meten, met het jaartal 1619, afkomstig van onzen +<span class="smallcaps">Leeghwater</span>.</p> + +<p>4º. Een zilveren vergulden Penning, geslagen op de +overwinningen van Prins <span class="smallcaps">Frederik +Hendrik</span>, en die, volgens het verhaal van vader tot zoon, mede +van onzen <span class="smallcaps">Leeghwater</span> afkomstig is, als +door hem óf ten geschenke ontvangen, óf gekocht ter +gedachtenis van zijne verrigtingen voor <i>’s +Hertogenbosch</i>.<a class="noteref" id="xd0e2100src" href= +"#xd0e2100">44</a></p> + +<hr class="tb"> +<p>Behoef ik wel te doen opmerken, dat zoo vele herhaalde uitgaven van +het <i>Haarlemmer-Meerboek</i> als ik opnoemde, <i>twaalf</i> in den +tijd van iets minder dan eene eeuw, getuigen van de belangstelling, die +het werk van <span class="smallcaps">Leeghwater</span> verwekte? Nog is +die belangstelling niet geweken. Zijn werk is nog altijd belangrijk +voor ieder, die over de droogmaking van het Haarlemmer Meer wil spreken +of schrijven. Nog steeds wordt zijn <i>Haarlemmer-Meerboek</i> +gezócht, en de schaars voorkomende exemplaren worden op +boekverkoopingen ruimschoots betaald. <span class="pagenum">[<a id= +"pb1.32" href="#pb1.32">32</a>]</span></p> + +<p>Het kwam mij alzoo niet ongepast voor, om eene <i>dertiende</i> +uitgave van dit werk het licht te doen zien, vooral in deze dagen, +waarin de belangstelling in het ontwerp der droogmaking van het <i> +Haarlemmer Meer</i>, dat groote plan van <span class="smallcaps"> +Leeghwater</span>, weder meer algemeen is. Het kan toch niet +onwelgevallig zijn te weten, wat over dit onderwerp vóór +nu twee eeuwen gezegd is, door eenen man, grijs geworden hij het +droogmaken van zoo vele meren, wier bloei en welvaart thans het sieraad +en den rijkdom van <i>Noord-Holland</i> uitmaken; door eenen man, die +sprak uit eigene ondervinding, niet naar <i>theoriën</i>, dikwerf +slechts fraai op het papier, maar minder geschikt om ten uitvoer te +worden gebragt.</p> + +<p>Ik heb bij deze uitgave gebruik gemaakt van den hierboven vermelden +achtsten druk. Op verzoek van den uitgever, die zulks voor ons lezend +publiek noodig oordeelde, heb ik hier en daar den stijl een weinig +veranderd, doch mij hieraan slechts zeldzaam schuldig gemaakt. Ik wilde +den eenvoudigen, naïven, ongekunstelden stijl van <span class= +"smallcaps">Leeghwater</span> zoo min mogelijk bederven. De spelling +heb ik naar de thans in gebruik zijnde gewijzigd.</p> + +<p>Het Lofdicht van <span class="smallcaps">Heyndrik Albertsz.</span>, +dat voor het <i>Meerboek</i> gevonden wordt, heb ik weggelaten, omdat +het geene kunstwaarde bezit. Om dezelfde reden heb ik de gedichten, die +<span class="smallcaps">Leeghwater</span> in en achter zijn werk +gevoegd heeft, niet overgenomen, omdat zij wel van ’s mans +rijmlust, maar geenszins van zijne dichterlijke bekwaamheid getuigen. +Enkele rijmpjes heb ik echter vermeend te mogen overnemen.</p> + +<p>Het kaartje en de afbeelding van den Schrijver, welke ik bij deze +uitgave heb gevoegd, worden in den eersten druk niet gevonden. Men zal +ze, zoo ik mij niet vergis, hier met welgevallen aantreffen. De +afbeelding is naar eene teekening van <span class="smallcaps">J. de +Keyser</span> en gegraveerd door <span class="pagenum">[<a id="pb1.33" +href="#pb1.33">33</a>]</span><span class="smallcaps">J. +Lamsveld</span>; onder dezelve staan de volgende niet zeer dichterlijke +regels van <span class="smallcaps">J. J. Schipper</span><a class= +"noteref" id="xd0e2176src" href="#xd0e2176">45</a>.</p> + +<div class="poem"> +<p class="line">»Dit is <span class="smallcaps">Leegwater</span>s +Beeldt, Aenschouwers, siet vry toe,</p> + +<p class="line">Zyn geest, die altyt werckt en nimmer meer wort +moê;</p> + +<p class="line">Aen ’t geen zyn Vaderlandt tot welstant kan +verstrecken,</p> + +<p class="line">Zich in syn Meerboek zal ten deel aen u ontdecken:</p> + +<p class="line">Wat d’ ander rest belangt, die spreyt zich wyt en +breet,</p> + +<p class="line">En vat, in zijn vernuft, wat yemand wist off +weet.”</p> +</div> + +<p>Ook in den 2<sup>den</sup> en 3<sup>den</sup> druk van het Meerboek +wordt de afbeelding van <span class="smallcaps">Leeghwater</span> <i> +niet</i> gevonden. Waarschijnlijk verscheen zij het eerst in den +4<sup>den</sup> of 5<sup>den</sup> druk. In den 7<sup>den</sup> vond ik +haar, doch niet door <span class="smallcaps">Lamsveld</span>, maar door +<span class="smallcaps">S. Savrij</span> gegraveerd. Daar deze in +een’ der hoeken het getal 43 heeft, vermoed ik, dat <span class= +"smallcaps">Leeghwater</span> in 1643 door <span class="smallcaps"> +Keyser</span> is geteekend, toen hij 68 jaren oud was.</p> + +<hr class="tb"> +<p>Na <span class="smallcaps">Leeghwater</span> verschenen er +verscheidene andere geschriften over het <i>Haarlemmer Meer</i>, welke +ik kortelijk zal vermelden.</p> + +<p>Bijna gelijktijdig met het werkje van <span class="smallcaps"> +Leeghwater</span>, kwam er nog een ander plan tot droogmaking van het +<i>Haarlemmer Meer</i> in het licht, opgesteld door <span class= +"smallcaps">Jacob Bartelsz. Veeris</span>. Dit werk maakte echter +minder opgang. »Volgens den Heer <span class="smallcaps">Van +Lijnden</span> (<i>Verhand.</i> bl. 43), verschilde het plan van <span +class="smallcaps">Veeris</span> in zoo verre van dat van <span class= +"smallcaps">Leeghwater</span>, dat bij hetzelve bepaald was een +voorboezem, met een’ dijk over het eiland <i>Ruigoord</i>, op +welken dijk 15 bovenmolens zouden gesteld worden.”</p> + +<p>De plannen van <span class="smallcaps">Leeghwater</span> en <span +class="smallcaps">Veeris</span> vonden al dadelijk tegenstand, vooral +bij de Ingelanden van <i>Rhijnland</i>, welke vermeenden, dat, door het +droogmaken van het Meer, de boezem van hun gewest te klein zou worden; +<span class="pagenum">[<a id="pb1.34" href="#pb1.34">34</a>]</span>en +reeds in 1642 gaf <span class="smallcaps">N. van Haegh</span>, onder +den titel: <i>C. A. Colevelt’s<a class="noteref" id="xd0e2290src" +href="#xd0e2290">46</a> bedenckingen over het drooghmaken van de +Haarlemmer en de Leydtsche Meer, Honderd Twee en Zeventig articulen</i> +in het licht, welke hij, zoo als hij in het voorberigt zegt: <i>als een +liefhebber van het Gemeenebest, had gecopieerd uit eenige Bedenkingen +zamengesteld door Coleveld, handelende op het uit- en droogmaken van de +Haarlemmer en Leidsche Meer, waarbij hij, naar zijn goeddunken, nog +eenige punten had bijgevoegd, hetgeen hij hoopte dat de schrijver hem +niet ten kwade zou duiden.</i> Uit dit voorberigt zou men dus opmaken, +dat deze <i>bedenkingen</i> zonder voorkennis, immers zonder +medewerking van <span class="smallcaps">Coleveldt</span> zijn +uitgegeven. Hoe dit zij, de bedenkingen van <span class="smallcaps"> +Coleveldt</span> werden door <span class="smallcaps">Leeghwater</span> +in den 4<sup>den</sup> en volgende drukken van zijn <i>Meerboek</i> +bestreden.</p> + +<p>Toen de tiende druk van het werk van <span class="smallcaps"> +Leeghwater</span> in 1727 uitkwam, werd ook in dat jaar het +tegenschrift van <span class="smallcaps">Coleveldt</span> herdrukt<a +class="noteref" id="xd0e2328src" href="#xd0e2328">47</a>. Deze herdruk +gaf aanleiding, dat <i>C. Velsen</i>, Landmeter van Rhijnland, in dat +zelfde jaar, onder den titel van <i>Aanmerkingen over de tegenwoordige +staat van de Haarlemmer Meer</i><a class="noteref" id="xd0e2342src" +href="#xd0e2342">48</a>, een werkje in het licht gaf, waarin hij het +plan van <span class="smallcaps">Leeghwater</span> tegen de bedenkingen +van <span class="smallcaps">Coleveldt</span> verdedigde, op de +noodzakelijkheid van het droogmaken van het Meer aandrong en de wijze +aan de hand gaf, waarop dit zou kunnen geschieden, »in voege, dat +de steden <i>Haarlem</i>, <i>Leiden</i> en <i>Amsterdam</i>, alsmede +het <i>Hoogheemraadschap van Rhijnland</i>, van veel beter +natuur,” (het zijn ’s mans woorden) »omtrent de +waterstaat en scheepvaart zullen wezen, als tegenwoordig.”</p> + +<p>Dit werkje van <span class="smallcaps">Velsen</span> vond zoo veel +belangstelling, <span class="pagenum">[<a id="pb1.35" href= +"#pb1.35">35</a>]</span>dat nog in hetzelfde jaar 1727 van hetzelve een +tweede druk in het licht kwam<a class="noteref" id="xd0e2376src" href= +"#xd0e2376">49</a>.</p> + +<p>Hij oordeelde zoo ongunstig over de Bedenkingen van <span class= +"smallcaps">Coleveldt</span>, dat hij in de voorrede van zijn werkje +zegt: »dat hij er niet anders in kon vinden, als een deel +opgeraapte schimpredenen, op papier gebragt zonder order en met groote +drift; dat het doorzaaid is met zoo vele belagchelijke stellingen, dat +hij niet begrijpt, hoe het in den tijd van zijn geboorte, zoo veel +geloof heeft kunnen verdienen, en dat men het nu heeft waardig geacht, +om het weder het licht te doen zien.”</p> + +<p>Het werkje van <span class="smallcaps">Velsen</span> is zeer +lezenswaardig.</p> + +<p>Vijftien jaren hierna, in Julij 1742, overhandigden <span class= +"smallcaps">Nicolas Cruquius</span>, en <span class="smallcaps">Jan +Noppen</span>, Toeziener en <span class="smallcaps">Melchior +Bolstra</span>, Landmeter van Rhijnland, als hiertoe gelast, aan <i> +Dijkgraaf</i> en <i>Hoogheemraden</i> van dat Collegie, een uitvoerig +<i>plan wegens de bedijking der Haarlemmer Meer</i>; hetwelk te vinden +is in de nieuwe Nederlandsche jaarboeken van April 1773, (bl. +385–405); en waarvan de hoofd-inhoud wordt medegedeeld in de <i> +tegenwoordige staat van Holland</i>, (VI<sup>e</sup> deel der <i>Teg. +Staat der Vereenigde Nederlanden</i>, bl. 186–196)<a class= +"noteref" id="xd0e2438src" href="#xd0e2438">50</a>. <span class= +"pagenum">[<a id="pb1.36" href="#pb1.36">36</a>]</span></p> + +<p>Tegen dit plan opperde de stad <i>Leiden</i> bedenkingen, welke door +de gemelde Toeziener en Landmeter, bij eene Memorie van het jaar 1745, +werden wederlegd; zoo als gelezen kan worden in de voorm. jaarboeken +van 1773, bl. 406–419.</p> + +<p>Intusschen verscheen te Leiden, in het jaar 1743, een ander plan tot +droogmaking van het Meer, van <span class="smallcaps">Conradus Zumbach +de Koesfeld</span>, <i>Med. en Stads D<sup>r</sup>.</i>, <i>Lid van de +Koninklijke Societeit van Wetenschappen te Berlijn</i>, hetwelk volgens +den Heer <span class="smallcaps">van Lijnden</span><a class="noteref" +id="xd0e2469src" href="#xd0e2469">51</a> dit bijzonders had, dat de +schrijver, tot uitsparing der kosten, wilde beginnen met alleen de +wateren, die in het meer uitkomen, af te dammen, en, eerst na de +droogmaking, een’ ringdijk, uit de klei van het Meer, daar te +stellen<a class="noteref" id="xd0e2472src" href="#xd0e2472">52</a>.</p> + +<p>Maar behalve de opgenoemde<a class="noteref" id="xd0e2508src" href= +"#xd0e2508">53</a> werden er nog verschillende andere plannen tot +droogmaking van het <i>Haarlemmer Meer</i> gevormd, welke door den druk +niet zijn gemeen gemaakt. Zoo spreekt de Heer Baron <span class= +"smallcaps">van Lijnden</span>, <span class="pagenum">[<a id="pb1.37" +href="#pb1.37">37</a>]</span>(<i>verh.</i> bl. 43), van een ongedrukt +werkje, dat in 1659 of 1660 schijnt geschreven te zijn, waarin een plan +voorkomt verschillend van die van <span class="smallcaps"> +Leeghwater</span> en <span class="smallcaps">Veeris</span>, en maakt +vervolgens (bl. 44 en 45) melding:</p> + +<p>1º. Van een plan opgemaakt, ten gevolge van een verzoekschrift +door Dijkgraaf en Hoogheemraden van Rhijnland, om te worden gemagtigd +tot het maken van eene uitwatering te Katwijk en tot het bedijken van +de <i>Haarlemmer</i> en <i>Leidsche Meren</i>, aan de Staten van +Holland in 1750 ingediend.</p> + +<p>2<span class="corr" id="xd0e2568" title="Niet in +bron">º</span>. Van een plan door de Landmeters <span class= +"smallcaps">D. Klinkenberg</span> en <span class="smallcaps">B. +Goudriaan</span>, bij eene Memorie aan gecommitteerde Raden van <i> +Holland</i>, benevens aan den <i>Dijkgraaf</i> en <i>Hoogheemraden van +Rhijnland</i>, den 31 Jan. 1769 ingeleverd<a class="noteref" id= +"xd0e2586src" href="#xd0e2586">54</a>.</p> + +<p>3º. Van een plan in den jare 1808, op last van den toenmaligen +Minister van Binnenlandsche Zaken<a class="noteref" id="xd0e2603src" +href="#xd0e2603">55</a>, opgemaakt door den Inspecteur <span class= +"smallcaps">A. Blanken Jansz</span>.; hetwelk in de archiven van den +waterstaat berust.</p> + +<p>Geen tijdvak echter leverde zoo vele schriften over het droogmaken +van genoemd Meer, als dat tusschen de jaren 1819 tot 1823.</p> + +<p>In het eerst gezegde jaar, in 1819, gaf de Heer M<sup>r</sup>. <span +class="smallcaps">J. C.</span> Baron <span class="pagenum">[<a id= +"pb1.38" href="#pb1.38">38</a>]</span><span class="smallcaps">du +Tour</span>, ten gevolge van het bekend geworden plan der Heeren <span +class="smallcaps">van Lijnden</span>, <span class="smallcaps"><span +class="corr" id="xd0e2630" title="Bron: Roël"> +Roëll</span></span> en <span class="smallcaps">Repelaar</span>, +eene <i>verhandeling over het Haarlemmer Meer</i> in het licht<a class= +"noteref" id="xd0e2639src" href="#xd0e2639">56</a>, welke eene +historische beschrijving van de wording, vergrooting en gesteldheid van +dat water, en eene uiteenzetting der plannen van <span class= +"smallcaps">Leeghwater</span>, <span class="smallcaps">Veeris</span> en +<span class="smallcaps">Bolstra</span> bevat.</p> + +<p>In het volgende jaar verscheen te <i>Zutphen</i> een werkje, onder +den titel: <i>verhandeling over de droogmaking van het Haarlemmer Meer +en aangelegen veenplassen, doormengd met landbouwkundige +aanmerkingen</i>, door <span class="smallcaps">J. Engelman</span>, <i> +Oud-Landmeter bij ’s Lands Waterstaat</i><a class="noteref" id= +"xd0e2670src" href="#xd0e2670">57</a>, waarin de noodzakelijkheid en +nuttigheid van het droogmaken van dien ontzettenden plas wordt betoogd, +en een ontwerp tot droogmaken wordt opgegeven.</p> + +<p>Doch al wat tot dus verre over het <i>Haarlemmer Meer</i> en over +het droogmaken van dien plas was geschreven en uitgegeven, werd in +uitgebreidheid en uitvoerigheid overtroffen door het belangrijke werk +van den Heer <span class="smallcaps">F. G.</span> Baron <span class= +"smallcaps">van Lijnden van Hemmen</span>, <i>Commandeur van de Orde +van den Nederl. Leeuw, Lid van de Eerste Kamer der Staten Generaal</i>, +enz. enz. enz., onder den titel van <i>verhandeling over de droogmaking +der Haarlemmer Meer</i><a class="noteref" id="xd0e2695src" href= +"#xd0e2695">58</a>.</p> + +<p>Dit werk, hoe men ook over de uitvoerbaarheid en nuttigheid van het +daarbij voorgesteld plan, en over de juistheid der daarbij gevoegde +berekeningen, moge denken, zal steeds bij de behandeling van dit +onderwerp onschatbaar blijven.</p> + +<p>Alles is hier duidelijk, op eene hoogst, ook voor de in <span class= +"pagenum">[<a id="pb1.39" href="#pb1.39">39</a>]</span>het vak van den +waterstaat oningewijden, bevattelijke wijze, en met kennis van zaken +ter nedergesteld. Het is voorzien van onderscheidene hoogst nuttige +staten en tafels; en bij het werk is gevoegd een atlas met vier kaarten +en eene afzonderlijke plaat.</p> + +<p>De 1<sup>ste</sup> kaart wijst den <i>voormaligen staat van Holland +aan, met zijne Meren en Plassen, vóór die bedijkt +waren</i>. Bijna de helft was toen water.</p> + +<p>De 2<sup>de</sup> toont ons dat zelfde <i>Holland in 1820, met zijne +drooggemaakte Meren en Plassen</i>. Welk een lagchend gezigt!</p> + +<p>De 3<sup>de</sup> geeft ons, in 6 vakken, <i>de onderscheidene +gedaanten en grootten van het Haarlemmer Meer: sedert 1531 tot +1808</i>. Welk eene schrikwekkende vertooning!</p> + +<p>De 4<sup>de</sup> kaart stelt voor, hoedanig, volgens het plan des +Heeren <span class="smallcaps">van lijnden</span>, na de droogmaking +<i>het Meer met vaarten doorsneden en in kavels verdeeld zou kunnen +worden</i>. Aangename voorstelling! Terwijl eindelijk op de plaat +eenige werktuigen ter uitmaling zijn afgebeeld.</p> + +<p>Dit werk des Barons <span class="smallcaps">van lijnden</span> gaf +aanleiding tot het ontstaan van verschillende geschriften. Nog in +hetzelfde jaar 1820 kwamen er vier stukken in het licht.</p> + +<p>Al dadelijk verscheen een werkje, tot titel voerende: <i>Het ontwerp +van droogmaking van het Haarlemmer Meer, beknopt, maar volledig +voorgedragen in eenen brief van een’ Heer te Utrecht aan zijnen +vriend te Amsterdam</i><a class="noteref" id="xd0e2754src" href= +"#xd0e2754">59</a>. Het bevat eene naauwkeurige opgave van den +zakelijken inhoud des werks van den Heer <span class="smallcaps">van +lijnden</span>.</p> + +<p>Kort hierop volgde een stukje, getiteld: <i>vrye gedachten van een +ingeland van Rijnland over de Verhandeling van droogmaking der +Haarlemmer Meer, uitgegeven door den Heer <span class="smallcaps">F. +G.</span> <i>Baron</i> <span class="smallcaps">van Lijnden van +Hemmen</span></i><a class="noteref" id="xd0e2778src" href= +"#xd0e2778">60</a>. <span class="pagenum">[<a id="pb1.40" href= +"#pb1.40">40</a>]</span></p> + +<p>Waartegen de Heer <span class="smallcaps">van Lijnden</span> nog +hetzelfde jaar uitgaf: <i>antwoord op de vrije gedachten van een +ingeland van Rijnland</i><a class="noteref" id="xd0e2795src" href= +"#xd0e2795">61</a>.</p> + +<p>Doch op het einde van dat jaar verscheen in het licht eene <i> +Memorie van den Hoogleeraar <span class="smallcaps">Jacob de +Gelder</span>, overgegeven aan het Hoogheemraadschap van Rijnland, +behelzende deszelfs consideratie over het ontwerp van den Heer <i> +Baron</i> <span class="smallcaps">van Lijnden tot Hemmen</span>, +strekkende ter droogmaking van het Haarlemmer Meer</i><a class= +"noteref" id="xd0e2817src" href="#xd0e2817">62</a>.</p> + +<p><i>Op welke Memorie</i> de Baron <span class="smallcaps">van +Lijnden</span>, in den jare 1822, <i>aanteekeningen</i> in het licht +gaf<a class="noteref" id="xd0e2836src" href="#xd0e2836">63</a>, ter +wederlegging van de bedenkingen des Hoogleeraars.</p> + +<p>Indien ik wèl onderrigt ben, heeft de Heer <span class= +"smallcaps">de Gelder</span> eene <i>tweede Memorie</i> ter perse +gezonden; doch deze is, zoo verre mij bekend is, niet uitgegeven. Mij +ten minste kwam zij nimmer in handen.</p> + +<p>In den jare 1829 verscheen te Brussel<a class="noteref" id= +"xd0e2855src" href="#xd0e2855">64</a> een werkje van <span class= +"smallcaps">Alex. de Stappers</span>, <i lang="fr">Mémoire sur +le desséchement du lac de Harlem, et sa conversion en +forêt</i>. De schrijver zegt in het Voorberigt, dat hij in Mei +1829 aan het Gouvernement het voorstel heeft gedaan, om aan hem voor +altijd het Meer en eenige nabijgelegene plassen af te staan, ten einde +ze door eene Maatschappij, zamengesteld uit 12000 Aandelen, ieder van +ƒ 500.—, droog te maken, en wel door middel der pompen, +voor welke hij op den 9<sup>den</sup> dier maand een Octrooi van +uitvinding gedurende 15 jaren heeft bekomen. Hij stelt voor, tusschen +<i>Bennebroek</i> <span class="pagenum">[<a id="pb1.41" href= +"#pb1.41">41</a>]</span>en <i>Lis</i> een Kanaal naar de Noord-Zee te +graven, om, in geval de sluizen van <i>Katwijk</i> en <i>Sparendam</i> +niet voldoende mogten zijn, door hetzelve het water van het Meer en van +Rhijnland te doen afloopen. Een groot gedeelte van het drooggemaakte +Meer wil hij in bosch herscheppen, en geeft hoog op van de voordeelen, +die de droogmaking zou opleveren. De politieke omstandigheden schijnen +den Heer <span class="smallcaps">Stappers</span> te hebben belet, +verdere pogingen ter bereiking van zijn doel in het werk te stellen. +Het werkje, schoon wat winderig, is niet onbelangrijk.</p> + +<p>Eindelijk moeten wij nog melding maken van het onlangs uitgekomen +werk van den Heer <span class="smallcaps">G. J. Pool</span>, <i>Med., +Chir. en Stads Doctor te Amsterdam</i>, onder den titel: <i>de +droogmaking der Haarlemmer Meer, mits met de noodige voorzorgen in het +werk gesteld, voor de gezondheid der naburige bewoners en arbeiders +niet schadelijk</i><a class="noteref" id="xd0e2900src" href= +"#xd0e2900">65</a>. Moetende strekken ter bestrijding van het gevoelen +van velen, dat de droogmaking van eenen zoo grooten plas, als het +Haarlemmer Meer, tot heerschende ziekten in de omliggende plaatsen +aanleiding zou kunnen geven. Welk gevoelen ook de Heeren <span class= +"smallcaps">van Lijnden</span> en <span class="smallcaps"> +Stappers</span> in hunne werken hebben bestreden.</p> + +<p>Deze talrijke geschriften over het droogmaken van het Haarlemmer +Meer en over de gevolgen, die zulk eene onderneming zou kunnen hebben, +getuigen van het belang, hetwelk men te allen tijde in deze zaak heeft +gesteld. Maar aan <span class="smallcaps">Leeghwater</span> komt de eer +toe, van, zoo ver men kan nagaan, het eerst een plan tot droogmaking +wereldkundig te hebben gemaakt. Dit plan is door de meeste der volgende +schrijvers, maar bijzonder door den Baron <span class="smallcaps">van +Lijnden</span>, ten hoogste geprezen, en zijn werk is, na al <span +class="pagenum">[<a id="pb1.42" href="#pb1.42">42</a>]</span>wat er na +zijnen tijd over dit onderwerp is geschreven en na al de vorderingen, +welke men sedert dien tijd in bijna alle Wetenschappen, voornamelijk in +de waterbouwkunde en aanverwante vakken, ook door het gebruik van stoom +heeft gemaakt, nog altijd eene vraagbaak voor hem, die over het +droogmaken van het Haarlemmer Meer wil schrijven of spreken.</p> + +<p>Dit spreken en schrijven over het <i>Haarlemmer Meer</i>, en over +het droogmaken van dezen plas, was en is nog aan de orde van den dag<a +class="noteref" id="xd0e2930src" href="#xd0e2930">66</a>, nadat Z. M. +bij besluit van den 7<sup>den</sup> Augustus 1837, N<sup>o</sup>. 51<a +class="noteref" id="xd0e2945src" href="#xd0e2945">67</a>, »in +aanmerking nemende,” (het zijn de woorden van het besluit zelf) +»dat de ondervinding van den laatsten winter de noodzakelijkheid +heeft doen geboren worden, om de droogmaking van het <i>Haarlemmer +Meer</i> op nieuw in opzettelijke overweging te nemen,” eene +commissie, bestaande uit de Heeren: <span class="smallcaps">H. +Ewijk</span>, Raad-adviseur bij het Departement van Binnenlandsche +zaken, <i>Voorzitter</i>, Jonk<sup>r</sup>. <span class="smallcaps">W. +Barnaart van Bergen</span>, Lid van de Gedeputeerde Staten van +Noord-Holland, <span class="smallcaps">M. G. Beijerinck</span>, +Hoofd-Ingenieur van den Waterstaat in Zuid-Holland, <span class= +"smallcaps">C. J. de Bruijn Kops</span>, Burgemeester der stad Haarlem, +Jonkheer <span class="smallcaps">L. R. Gevaerts</span>, Lid van de +Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, <span class="smallcaps">P. T. +Grinvis</span>, Hoofd-Ingenieur van den Waterstaat in Noord-Holland, +Jonkheer <span class="smallcaps">D. Hooft Jacobsz.</span>, Lid van den +Raad der stad Amsterdam, <span class="smallcaps">D. Mentz</span>, +Inspecteur van den Waterstaat en <span class="smallcaps">P. A. du +Pui</span>, Hoogheemraad van Rhijnland, had benoemd, ten einde de +verschillende reeds bestaande ontwerpen van droogmaking van dat <i> +Meer</i> te onderzoeken, vervolgens een bepaald eindontwerp en +begrooting van kosten dezer <span class="pagenum">[<a id="pb1.43" href= +"#pb1.43">43</a>]</span>onderneming op te maken en van hare +werkzaamheden uiterlijk op den eersten November 1837 aan Z. M. verslag +aan te bieden.</p> + +<p>Dit spreken en schrijven over het <i>Haarlemmer Meer</i> is niet +verminderd, nadat in de Zitting van de Tweede Kamer der Staten Generaal +van den 28<sup>sten</sup> Februarij j. l., met eene Koninklijke +boodschap, een ontwerp van wet, <i>omtrent de uitgifte van losrenten op +een gedeelte der schuld ten laste der overzeesche bezittingen tot het +doen van voorschotten voor openbare werken</i>, was ingekomen, waarbij +onder anderen eene som werd bestemd en aangewezen, tot het bedijken en +droogmaken van het <i>Haarlemmer Meer, alzoo Z. M. in overweging had +genomen</i>, (het zijn de woorden van het ontwerp) <i>dat het belang +van den Staat vordert, om eerlang tot de bedijking en droogmaking van +het</i> Haarlemmer Meer <i>over te gaan</i><a class="noteref" id= +"xd0e3013src" href="#xd0e3013">68</a>. <span class="pagenum">[<a id= +"pb1.44" href="#pb1.44">44</a>]</span></p> + +<p>Hoezeer die wet is afgestemd, kan het echter voor elk, die belang in +deze zaak stelt, niet onwelgevallig zijn, al hetgeen omtrent dezelve is +voorgevallen te kennen, en de gevoelens der volks-vertegenwoordigers +over dit belangrijk <span class="pagenum">[<a id="pb1.45" href= +"#pb1.45">45</a>]</span>onderwerp te vernemen. Meenig een’ zal +het, dunkt mij, welkom zijn, alles wat over deze zaak, ten gevolge van +de voorgestelde Wet in de Tweede Kamer der Staten-Generaal, is +verhandeld, voor zoo ver het openbaar is gemaakt, alhier bijeen +verzameld aan te treffen.</p> + +<p>Bij de voornoemde Wet was gevoegd eene <i>memorie ter +toelichting</i>, welke ten opzigte van het punt der droogmaking van het +<i>Haarlemmer Meer</i> aldus luidt<a class="noteref" id="xd0e3158src" +href="#xd0e3158">69</a>:</p> + +<p>“Wat de droogmaking van het <i>Haarlemmer Meer</i> betreft, +vermeent men, dat het wenschelijke en nuttige dezer onderneming geen +breed betoog zal behoeven.” <span class="pagenum">[<a id="pb1.46" +href="#pb1.46">46</a>]</span></p> + +<p>»Het is algemeen bekend, hoe grootelijks deze waterplas +gedurende de laatste eeuwen zich heeft uitgebreid, en hoe vele +vruchtbare gronden daardoor zijn verslonden <span class="corr" id= +"xd0e3174" title="Bron: geworgen">geworden</span>. Met opoffering van +zware kosten heeft men daaraan dan wel eenigermate paal en perk +gesteld; doch nog jaarlijks moeten aanzienlijke sommen worden +aangewend, om het verder inbreken voor te komen, en in weerwil daarvan +heeft de ondervinding nog onlangs geleerd, hoe groote verwoestingen +door het geweld van dezen plas kunnen worden, aangerigt, welke eenmaal +zoodanig kunnen worden, dat de rampen niet dan met enorme kosten zouden +kunnen worden hersteld, of zelfs onherstelbaar zouden +worden.”</p> + +<p>»Daarbij nu komt, dat in het midden des lands eene +onvruchtbare waterplas of liever binnenlandsche zee van omtrent 18,000 +bunders lands gevonden wordt, die voor den landbouw, de industrie en de +bevolking verloren is, en die, wanneer zij eenmaal mogt zijn +drooggemaakt, en in vruchtdragenden grond herschapen, ook door deszelfs +gunstige gelegenheid nieuwe bronnen van welvaart openen kan, en in de +gevolgen voor het algemeen of het Rijk aanzienlijke voordeelen moet +opleveren, door het verschaffen van arbeid en middelen van bestaan aan +duizende handen en nijvere menschen, en het daardoor in evenredigheid +vermeerderen van ’s Rijks inkomsten; in één woord, +door het toenemen van den publieken rijkdom, hetwelk van het een en +ander het natuurlijk gevolg moet zijn.”</p> + +<p>»De ondervinding en het besef van het een en ander moest +natuurlijk leiden tot het denkbeeld, om door het droogmaken van dezen +waterplas het eene voor te komen en het andere te bewerken; en in der +daad zijn daartoe in vroegere en in latere tijden ontwerpen te berde +gebragt en beraamd, waarvan de uitvoering echter steeds is achterwege +gebleven, hetzij dat tijden en omstandigheden <span class="pagenum">[<a +id="pb1.47" href="#pb1.47">47</a>]</span>daartoe hebben medegewerkt, +hetzij dat zich daartegen bedenkingen opdeden, voornamelijk ontleend +uit den physieken toestand van het Hoogheemraadschap van Rhijnland, die +niet altijd gereedelijk waren uit den weg te ruimen.”</p> + +<p>»De omstandigheden, waarin dit distrikt ten aanzien van +deszelfs uitwatering verkeert, zijn echter in de latere tijden +zóódanig veranderd, en de middelen, die men thans kan +aanwenden, om alle bedenking daaromtrent weg te nemen, +zóó gereed, dat men alsnu tot de onderneming der +droogmaking veilig zal kunnen overgaan.”</p> + +<p>»De opzettelijke en naauwkeurige overweging, die ten aanzien +hiervan is ingesteld, heeft dit ontegenzeggelijk doen zien, en +dienvolgende is dan ook het ontwerp beraamd, welks uitvoering thans +gereed is om te kunnen worden ondernomen, om weldra de heilrijke +vruchten te dragen, die daaruit moeten voortvloeijen.”</p> + +<p>»Eene onderneming van dezen aard, mitsgaders al de voorzorgen, +die daarbij moeten worden in acht genomen, kunnen niet anders dan +aanzienlijke kosten vereischen, zijnde de geheele som, hiertoe noodig, +berekend op ruim <i>acht millioenen gulden</i>, welke som nogtans +natuurlijk niet op éénmaal zal worden vereischt, maar +successivelijk zal moeten besteed worden, en voor een goed gedeelte +slechts als voorschot kan worden beschouwd en zal worden gerecouvreerd +uit den verkoop der drooggemaakte gronden en de verdere voordeelen, die +de onderneming gedurende de bewerking zal opleveren; terwijl, al mogt +uit het een en ander de geheele uitgeschoten som niet kunnen worden +teruggevonden, het ontbrekende als uitnemend wel besteed geld zal +moeten worden aangemerkt, en door de vermeerdering van de algemeene +welvaart en rijkdom rijkelijk zal worden vergoed.”</p> + +<p>»Behalve enz.”</p> + +<p>Met betrekking tot dit onderwerp van wet, werden aan <span class= +"pagenum">[<a id="pb1.48" href="#pb1.48">48</a>]</span>de Kamer <i> +drie</i> verzoekschriften ingediend, waarvan één in de +vergadering van 7 Maart ingekomen, als niet voldoende aan de +vereischten van de grondwet, ter zijde werd gesteld. Het tweede was van +Jonkheer <span class="smallcaps">N. J. Steengracht van +Duivenvoorde</span>; waarop door de commissie van de verzoekschriften, +in de zitting van den 23<sup>sten</sup> Maart, bij monde van den Heer +<span class="smallcaps">van Welderen Rengers</span>, werd uitgebragt +het navolgend verslag:</p> + +<p>»In handen van Uwe Commissie is gesteld een verzoekschrift van +jonkheer <span class="smallcaps">N. J. Steengracht van +Duivenvoorde</span>, landeigenaar onder Rijnland. Verzoeker geeft te +kennen, dat aan de Staten-Generaal een ontwerp van leening van 30 +millioen is aangeboden, om daaruit, onder andere werken van openbaar +nut, ook de Haarlemmer Meer droog te maken; dat de landeigenaars onder +Rijnland, vertegenwoordigd door hunnen dijkgraaf, hoogheemraden en +hoofd-ingelanden, over dit belangrijk onderwerp niet zijn gehoord +geworden; dat deze echter een verkregen regt vermeenen te hebben op de +Haarlemmer Meer, als boezem voor hunne landen.”</p> + +<p>»Hij beweert, dat het voor al de landen ten zuiden van den +Rijn gelegen, die door eenen dijk van den algemeenen boezen zijn +afgescheiden en uit hoofde van derzelver lagere verkaaijingen aan een +maalpeil zijn onderworpen, van het hoogste belang is, dat de +voorgestelde maatregelen van droogmaking alle die waarborgen opleveren, +welke ten voordeele van dezelve worden verlangd. Requestrant vermeent, +dat uit het gemaakte plan van droogmaking blijkt, dat de boezem twee +derden in zijnen omvang zal worden verkleind; dat daardoor de berging +voor het water, hetwelk door de molens op den Haarlemmer Meer-boezem +thans wordt uitgemalen, even zoo veel beperkter wordt. Hij betoogt, dat +het gevolg hiervan zal worden, dat de landen zoo voor de kultuur van +granen, <span class="pagenum">[<a id="pb1.49" href= +"#pb1.49">49</a>]</span>als voor het weiden van beesten, onbruikbaar +zullen worden, en meer dan tachtig duizend bunders zullen verloren +gaan. Hij beweert, dat dit eene van de voorname redenen is, om welke +men in vroegere tijden nimmer heeft durven overgaan tot het droogmaken +van de Haarlemmer Meer. Hij geeft verder te kennen, dat het groot +nadeel, hetwelk de landeigenaren bij eene eventuëele droogmaking +van die meer zouden lijden, door het gemis van eenen genoegzamen boezem +tot berging van het uitgemalen water, en door het even groot verlies +van ontlasting van dat water op het IJ, konde worden voorgekomen, +wanneer gebruik werd gemaakt van genoegzame stoomwerktuigen, om den +winterboezem te houden op 14, 15 à 16 duimen beneden A. P., op +welke hoogte die boezem altijd wordt gehouden en tot de cultuur der +landen moet worden gehouden. Hij vraagt al verder, door wien het +daarstellen en het onderhoud van zoo vele benoodigde werktuigen zouden +moeten worden bekostigd, en vermeent, dat die kosten alleen ten laste +van dezulken, door wie de Haarlemmer Meer zoude worden drooggemaakt, +behooren gebragt te worden, en niet ten laste van Rijnlands eigenaren +zoude kunnen komen, hetwelk uit de stelling van den requestrant schijnt +te zijn eene der voornaamste grieven, waarom het request wordt +aangeboden. Adressant eindigt met het verzoek, dat het U Ed. Mogenden +behage, de belangen van Rijnlands landeigenaren ten deze in vaderlijke +overweging te willen nemen en te zorgen, dat de Haarlemmermeer niet +worde drooggemaakt, dan nadat de daartegen militerende grieven der +landeigenaren onder Rijnland zullen zijn opgeheven en geheel +weggenomen; dat zij in hunne belangen mogen worden gehoord en als +eigenaren van de Meer, als boezem van geheel Rijnland beschouwd, voor +de uitwatering der landen, in dat hun regt mogen worden +gemaintineerd.” <span class="pagenum">[<a id="pb1.50" href= +"#pb1.50">50</a>]</span></p> + +<p>»Uwe Commissie is van advies, dat dit verzoekschrift, als +betrekking hebbende tot eene wet bij deze Vergadering aanhangig, ter +inzage van de leden, behoort te worden nedergelegd ter +griffie.”<a class="noteref" id="xd0e3222src" href= +"#xd0e3222">70</a></p> + +<p>Het derde verzoekschrift was van den Heer <span class="smallcaps">G. +J. A. A.</span> Baron <span class="smallcaps">van Pallandt</span>, +waarop door de voornoemde Commissie mede bij monde van den Heer <span +class="smallcaps">Rengers</span>, in de zitting van den +26<sup>sten</sup>, werd gedaan het volgend verslag:</p> + +<p>»In handen van Uwe Commissie is gesteld een verzoekschrift van +<span class="smallcaps">G. J. A. A. van Pallandt</span>.”</p> + +<p>»Verzoeker geeft te kennen, dat hij, doordrongen van en +vervuld met het gewigt eener zaak van zoo veel belang als de +droogmaking van de Haarlemmer Meer, en geheel ingenomen met dit +grootsche plan, zich tot U Ed. Mogenden wendt, om, als een der +belanghebbende grondeigenaren, onmiddellijk aan dien thans zoo +gevreesden waterplas grenzende, zijne bedenkingen tegen de wijze waarop +en de middelen waardoor die droogmaking waarschijnlijk zal plaats +hebben, met allen eerbied aan deze vergadering bloot te leggen, in de +hoop, dat U Ed. Mogenden hem mogen gerust stellen, door betere +inlichtingen, of de bezwaren opheffen en keeren, of door andere meer +doelmatige hulpbronnen doen vervangen.”</p> + +<p>»Hij geeft in de eerste plaats te kennen, dat, hoezeer de +droogmaking van de Haarlemmer Meer, bij welgelukken, als een zegen mag +worden beschouwd, echter <i>proefnemingen</i>, bij gelegenheid van die +verbazende en kostbare onderneming, al de in- en aangelanden in eene +groote ramp zouden storten.—Hij vermeldt, dat het hem uit het +rapport der commissie van de droogmaking der Haarlemmer Meer, ingesteld +bij Koninklijk besluit van 7 Aug. 1837, N<sup>o</sup>. 51, is kenbaar +geworden, dat men de kanalen <span class="pagenum">[<a id="pb1.51" +href="#pb1.51">51</a>]</span>van Sparendam en Katwijk verbeteren en <i> +sluizen</i> wil <i>bijbouwen</i>, en, bij <span class="smallcaps"> +onvoldoende bevindingen</span>, een stoomwerktuig van 180 paardenkracht +te Sparendam wil plaatsen.—Hij geeft te kennen, dat men dus, in +plaats van met wiskundige zekerheid een werk van dien omvang en van zoo +groot gewigt te beginnen en te voltooijen, <i>eene proeve</i> wil +nemen, of, nadat de genoemde Meer zal zijn bedijkt, de kleinere boezems +de massa’s water, die thans op den grooten boezem worden +uitgemalen, zullen kunnen verzwelgen.—Hij merkt aan, dat men +eerst dán, wanneer de molens zullen moeten stilstaan en de +heerlijke en vruchtbare landerijen geheel of ten deele met water zullen +zijn overdekt, waardoor het bestaan van den landman, althans voor een +gedeelte van het jaar, zal zijn weggenomen, een stoomwerktuig zoude +willen plaatsen.”</p> + +<p>»Adressant beschouwt zoodanige proefneming strijdig met het +regt van den grondeigenaar, die daaraan have en goed ziet prijs +gegeven.—Hij zegt, dat de ondervinding hem heeft geleerd, dat in +het voor- en najaar, wanneer er eenige dagen stilte is geweest, de +groote meerboezem met eene stevige koelte in één’ +dag een’ Rijnlandschen duim en soms hooger wordt opgemalen; dat +in het najaar, bij aanhoudende westewinden, dikwijls in verscheidene +weken, door den hoogen stand der zee, noch te Katwijk, noch te +Sparendam of elders kan worden gestroomd, dat dan de Haarlemmer Meer, +door aanhoudend malen, zoo hoog wordt opgezet, dat de onbedijkte landen +en ook die in zomerkaden zijn gelegen, overstroomd worden, of dat bij +storm de polders, door het woedend opzetten van het water, +onderloopen;—hij vraagt, wat dan zoo vele sluizen kunnen helpen, +en vermeent, dat dezelve zonder nut zullen dáár zijn, +omdat wanneer de Haarlemmer Meer nu in weinige weken zoo hoog kan +worden opgezet, alsdan de kleinere boezem in weinige dagen boven peil +zal moeten zijn.” <span class="pagenum">[<a id="pb1.52" href= +"#pb1.52">52</a>]</span></p> + +<p>»Requestrant geeft in de tweede plaats te kennen, dat hij zich +niet zal vermeten eenige berekening te maken of het stoomwerktuig te +Sparendam voldoende zal bevonden worden, alsmede of de kanalen, op +zoodanige uitgestrekte ruimte, al het water, dat in zijne streken en +ook achter Leijden en in dien omtrek wordt opgemalen, zullen kunnen +bergen, en spoedig genoeg naar hunne uitwatering te Sparendam en elders +afleiden?—Hij vermeent evenwel, dat het doelmatiger zoude zijn, +wanneer dadelijk bij den aanvang van het werk, zoo te Sparendam als ook +te Katwijk, een stoomwerktuig wierd opgerigt, dat dan de Spieringermeer +niet tot vóórboezem zoude behoeven te worden +gehouden.—Hij gelooft tevens, dat het voorzigtiger zoude zijn, +<i>den duiker</i>, die hen, bij gebrek aan water, uit den IJssel +daarvan zoude voorzien, <i>dadelijk daar te stellen</i>; en vraagt, +voor wiens rekening, wanneer eens de meer droog zal zijn, en daarna het +nut van zoodanigen duiker wordt ingezien, dit nawerk zal komen, alsmede +het onderhoud der stoomwerktuigen?—Hij beweert, dat de +aangrenzende landbezitters met billijkheid een’ genoegzamen +waarborg mogen vragen, en schadeloos behooren gesteld te worden, even +als bij eene onteigening hunner gronden,—dat de meer hun eigendom +is, en dat de bedijking van dezelve met eene onteigening gelijk +staat.—Hij geeft te kennen dat hun regt op de Haarlemmer Meer van +uitmaling en boezem sedert eeuwen onbetwistbaar is gebleven,—dat +zij sinds onheugelijke jaren in Rhijnland tot onderhoud der kostbare +Meerwerken betalen, alleen om in die Meer altoos het overbodige water +vrij en onverhinderd te mogen uitmalen,—dat zij nooit op eenig +peil zijn gezet,—dat zij hunne landerijen met die voorregten +hebben gekocht, en dat de directie van Rhijnland altijd met de meeste +en onvermoeide zorgen voor de uitwatering heeft gezorgd.—Hij +vermeent verder, dat de <span class="pagenum">[<a id="pb1.53" href= +"#pb1.53">53</a>]</span>voornaamste grondeigenaren in Rhijnland, immers +eene commissie uit hun midden, mogt worden gehoord, ten einde zoodanige +maatregelen te beramen, als waardoor elke vrees voor onzekere uitkomst +wierd weggenomen en hunne duurgekochte landerijen tegen groote onheilen +wierden verzekerd.”</p> + +<p>»Adressant geeft eindelijk te kennen, dat de geopperde +bedenkingen en zwarigheden hem gewigtig genoeg zijn voorgekomen, om +dezelve aan U Edel Mogenden met allen eerbied, in het belang van het +algemeen, maar vooral ook voor hen, die in Rhijnland hun land en +bestaan vinden, kenbaar te maken, in de hoop en het vaste vertrouwen, +dat dezelven in uwe vergadering zullen worden overwogen en velen met +hem mogen worden gerust gesteld, door meer voldoende maatregelen op +vaste gronden, <i>zonder</i> <span class="smallcaps"> +proefnemingen</span>.”</p> + +<p>»Uwe commissie is van advies, dat dit verzoekschrift, als +betrekking hebbende tot eene wet bij deze vergadering aanhangig, ter +inzage van de leden, behoort te worden nedergelegd ter griffie<a class= +"noteref" id="xd0e3296src" href="#xd0e3296">71</a>.”</p> + +<p>Beide verzoekschriften werden ter griffie nedergelegd en de +verslagen gedrukt en rondgedeeld.</p> + +<p>Inmiddels werd het Ontwerp der Wet in de onderscheidene Afdeelingen +der Kamer behandeld; uit de Proces-Verbalen der beraadslagingen bleek +onder and., dat de Afdeelingen, alvorens zich met de zaak bezig te +houden, eenparig verlangd hebben, dat, aangezien het tegenwoordig +Voorstel drie onderwerpen bevat, welke met elkander niets gemeens +hebben, hetzelve in drie Ontwerpen van Wet mogt worden gesplitst, +waarvan het eerste zou handelen over den IJzeren Spoorweg, het tweede +over het bedijken en droogmaken van het Haarlemmer Meer, en het derde +over <span class="pagenum">[<a id="pb1.54" href= +"#pb1.54">54</a>]</span>het aanleggen en verbeteren van andere werken +van algemeen nut, enz.</p> + +<p>»Nopens het droogmaken van het Haarlemmer Meer, heeft men de +vraag geopperd, of daartoe nu werkelijk noodzakelijkheid bestond; welke +de waarschijnlijke gevolgen zouden zijn, indien hiertoe niet spoedig +werd overgegaan, en of er ook andere middelen aanwezig zijn, om die +bezwaren uit den weg te ruimen? Voorts heeft men verlangd te weten, hoe +veel kosten er, gemiddeld, in de laatste 10 jaren zijn aangewend, om de +uitbreiding van het Haarlemmer Meer tegen te gaan; door wie de kosten +zijn gedragen, en op welke wijze het Rijk vergoeding zal bekomen voor +de ontlasting, welke uit eene bedijking en droogmaking zal +voortvloeijen? Welke bezwaren, uit den physieken toestand van het +Hoogheemraadschap Rijnland ontleend, het droogmaken tot nog toe in den +weg stonden, en op welke wijze die uit den weg zijn geruimd. Hoe veel +bunders men hierdoor voor cultuur denkt te verkrijgen, en of deze +dadelijk, dan wel eerst na verloop van vele jaren, vruchtdragend kunnen +zijn? Welke de voordeelen zijn, die, volgens de memorie, gedurende de +bewerking door de onderneming zullen worden opgeleverd? Of het +drooggemaakte Meer eventueel bij Rijnland zal worden gevoegd, en of er +behoorlijk zal worden zorg gedragen voor het voortdurend onderhoud van +de dijken, opdat dit niet ten laste van het Rijk moge komen?”</p> + +<p>»Intusschen vermeenden onderscheidene leden reeds nu in het +midden te moeten brengen, dat zij het droogmaken van het Haarlemmer +Meer in vele opzigten als zeer nuttig beschouwen, niet alleen ter +bevordering van de gezondheid der in de nabijheid wonende ingezetenen, +als ten behoeve van Rijnland en van de Hoofdstad, en tot voorkoming van +overstroomingen en uitbreiding van dit Meer. Eenige leden waren van +gevoelen, dat, aangezien <span class="pagenum">[<a id="pb1.55" href= +"#pb1.55">55</a>]</span>die droogmaking eigenlijk strekte ten nutte van +Holland, de onderneming ook moest komen ten laste van de provinciale +kas van Holland, en niet tot die van het Rijk, daar de Regering b. v. +verklaard had, dat ten aanzien van de verbetering van rivieren, +waarmede het belang en de welvaart van vier Provinciën in het +naauwste verband staat, en de conservatie van de zeeweringen in +Groningen en Vriesland de Rijksfinanciën niet toelieten, daartoe +bij te dragen, terwijl overigens de ondervinding b. v. bij den Zuidplas +geleerd had, dat de kosten bij de droogmakingen de ramingen verre +overtroffen enz.”<a class="noteref" id="xd0e3316src" href= +"#xd0e3316">72</a>.</p> + +<p>De antwoorden der Regering betreffende dit onderwerp waren van den +volgenden inhoud:</p> + +<p>»1º. Het zoude, naar het inzien der Regering, overbodig +zijn, om de nuttigheid en noodzakelijkheid van de onderworpen +droogmaking in het breede te betoogen.”</p> + +<p>»Men moet zich aan den eenen kant voorstellen een’ +uitgestrekten waterplas van duizenden bunders, die voor de publieke +welvaart niet alleen geene de minste vruchten oplevert, en voor de som +des algemeenen rijkdoms verloren is, maar die bovendien, in +weêrwil van de aanzienlijke kosten, die, ter verhoeding van +rampen, moeten worden aangewend, de verwoesting steeds verder dreigt +uit te strekken, zoodat de vrees geenszins ongegrond is, dat hij zich +eenmaal tot voor de poorten der hoofdstad zal uitbreiden, onherstelbare +rampen zal veroorzaken, en in eenen staat kan geraken, die de +droogmaking, waartoe men eenmaal zal moeten besluiten, meer en meer +moeijelijk en kostbaar maken zoude.”</p> + +<p>»Men stelle zich aan den anderen kant voor, dezen +uitgestrekten en dreigenden waterplas in vruchtbare velden herschapen, +door nijvere bewoners bevolkt, rijke <span class="pagenum">[<a id= +"pb1.56" href="#pb1.56">56</a>]</span>producten opleverende, en door +die producten den algemeenen rijkdom toegenomen, en den Staat in zijne +inkomsten in velerlei opzigten aanmerkelijk bevoordeeld.”</p> + +<p>»De keus kan dan zeker niet twijfelachtig zijn, al ware het, +dat er eenige opoffering daarvoor moest plaats hebben.”</p> + +<p>»Het heeft in vorige tijden niet aan ontwerpen, noch aan het +voornemen ontbroken, om tot deze droogmakerij over te gaan; doch er +waren daarmede zwarigheden verbonden, die niet gereedelijk konden +worden uit den weg geruimd.</p> + +<p>»Gelukkiglijk is dit thans het geval niet meer, en de Regering +vermeent, dat, zoo ooit, dan thans, het oogenblik geboren is, dat tot +deze zoo weldadige en verlangende onderneming, zonder bedenking zal +kunnen worden overgegaan.”</p> + +<p>»2º. Eene onderneming van dezen aard zou echter geenszins +aan eene Provincie kunnen worden opgedragen; zij is daarvoor volstrekt +niet vatbaar, en dit te minder: vermits de voordeelen, die er uit +moeten voortspruiten, niet uitsluitend zouden zijn voordeelen voor eene +enkele Provincie, maar wel degelijk voor den geheelen Staat.”</p> + +<p>»De Regering heeft er zich steeds voor verklaard, om de +algemeene verbetering der rivieren, als eene zaak van algemeen belang, +voor hare rekening te nemen; alles wat daaromtrent geschiedt wordt uit +’s Rijks kas bekostigd, en ook thans is men nog onledig met de +overwegingen omtrent eene uitgestrekte verbetering der rivieren: met +zulke groote ondernemingen laat zich het onderhavig plan het naast +vergelijken; terwijl, wat de conservatie der zeeweringen betreft, dit +eene zaak is van eenen anderen aard; want, over het algemeen, is het +onderhoud van alle rivier- en zeedijken ten laste van de +belanghebbenden, en alleen dan, wanneer de kosten van dit onderhoud hun +vermogen te boven gaan, kan het Rijk met eenen bepaalden onderstand +tusschen beiden komen.” <span class="pagenum">[<a id="pb1.57" +href="#pb1.57">57</a>]</span></p> + +<p>»3º. Het kan niet gezegd worden, dat de kosten van +uitvoering van waterstaats-werken in den regel de ramingen overtreffen. +Bij verre de meeste werken is dit het geval niet, en ook is dit tot nog +toe bij de droogmaking van den Zuidplas geenszins gebleken.”</p> + +<p>»Men meent dan ook, met genoegzamen grond, als zeker te kunnen +stellen, dat de droogmaking van het Haarlemmer Meer voor de geraamde +som zal kunnen worden bewerkstelligd. Het zou overbodig zijn, omtrent +alle berekeningen deswege in de bijzonderheden te treden, daar deze +gegrond zijn op veelal kunstmatige onderzoekingen, en onderworpen zijn +geweest aan eene kommissie, uit de voornaamste belanghebbenden en +deskundigen zamengesteld.”</p> + +<p>»4º. Het kan niet wel met volkomen waarschijnlijkheid +worden voorzien, welke de opbrengst zal zijn van den verkoop der droog +te maken landen, vermits zulks van zeer vele omstandigheden kan +afhangen, die vooraf moeijelijk te berekenen zijn.”</p> + +<p>»Daar evenwel de waarschijnlijkheid bestaat, dat de gronden +zeer goed voor weilanden en de veeteelt zullen geschikt zijn, en de +situatie ook daartoe alle aanleiding geeft, zoo mag men met eenigen +grond eenen redelijken prijs voor den eventuelen verkoop der landen +verwachten; terwijl in allen geval de aanzienlijke voordeelen, die het +Rijk door de onderneming niet ontgaan kunnen, nog eene rijke vergoeding +zouden opleveren, indien de opbrengsten der gronden zelve beneden de +bestede kosten blijven mogten.”</p> + +<p>»5º. De kosten om de oevers van het Haarlemmer Meer +volledig te beveiligen, zijn zeer groot, en gaan verre het vermogen der +onmiddellijk belanghebbenden te boven.”</p> + +<p>»De geheele oostelijke oever moet thans door eene steenen +glooijing voor verdere inbraak worden beschermd. <span class="pagenum"> +[<a id="pb1.58" href="#pb1.58">58</a>]</span>De som van omtrent +ƒ 30,000 wordt daartoe jaarlijks door het Hoogheemraadschap +van Rijnland aangewend, zonder dat men zeggen kan, dat hiermede alle +gevaar kan worden voorgekomen.”</p> + +<p>»6º. Onder de droogmaking zal worden begrepen het geheele +eigenlijke <i>Haarlemmer-Meer</i>, benevens het <i>Leidsche-</i> en <i> +Kager Meer</i>, met uitzondering echter van het <i>Spiering-Meer</i>, +hetwelk men algemeen gemeend heeft niet in de droogmaking te moeten +begrijpen, zoo om den boezem van Rijnland niet te veel te verkleinen, +als om voor de uitlozing eenen gereeden toegang naar de sluizen te +behouden.”</p> + +<p>»De uitgestrektheid der droog te maken gronden zal dien ten +gevolge een aantal van omtrent 16,700 bunders lands bedragen, die +dadelijk als vruchtdragend moeten worden beschouwd.”</p> + +<p>»7º. De Regering vermeent, dat zij niet zal behoeven te +verzekeren, dat alle bijzondere belangen en verkregene regten op de +volledigste wijze zullen worden onder het oog gehouden. Zij is zoo zeer +overtuigd, dat zulks behoort te geschieden, dat daaromtrent reeds +overwegingen hebben plaats gehad, en zij acht het een harer voornaamste +pligten te zijn, om hiervoor in alle gevallen te waken.”</p> + +<p>»8º. De onderneming moet geacht worden zeer uitvoerlijk +te zijn, en, in vergelijking met andere uitgevoerde droogmakingen, +zelfs geene bijzondere zwarigheden op te leveren. Het spreekt van zelf, +dat de waterplas geheel moet worden bedijkt, terwijl de uitmaling, +hetzij door windmolens, vereenigd met de kracht des stooms, hetzij door +stoomwerktuigen alleen (waaromtrent nog overwegingen plaats hebben), +zal moeten geschieden; de juiste tijd, binnen welken de uitvoering zal +kunnen worden tot stand gebragt, kan intusschen niet worden bepaald, +aangezien dit van vele meer of min gunstige of ongunstige +omstandigheden <span class="pagenum">[<a id="pb1.59" href= +"#pb1.59">59</a>]</span>afhangt, en zijnde de keuze, ten aanzien van +het in meerdere of mindere mate aanwenden van stoomwerktuigen, tot +uitvoering en het duurzaam drooghouden van het Meer, daaromtrent van +een’ grooten invloed.”</p> + +<p>»9º. Hierboven is reeds vermeld, welke sommen jaarlijks +door het Hoogheemraadschap van Rijnland, ter beveiliging der oevers, +moeten worden aangewend. Daarvan zal dit district bevrijd worden; doch +dit is niet het éénige voordeel, dat hetzelve door de +droogmaking bekomt; het aantal van 16,700 bunders zal, in zoodanige +evenredigheid als billijk zal worden bevonden, althans voor de +uitlozing van deszelfs water, moeten bijdragen, zoo dat dit district +het uitzigt verkrijgt, dat in het vervolg deszelfs lasten aanmerkelijk +zullen worden verligt.”</p> + +<p>»10<span class="corr" id="xd0e3391" title="Niet in +bron">º</span>. De belangen van het gemelde Hoogheemraadschap +hebben vroeger de uitvoering dezer onderneming in den weg gestaan, +vermits men vermeende, dat deszelfs uitlozing daardoor zoude worden +belemmerd.”</p> + +<p>»Men heeft daarin nu echter, door deze gemaakte ontwerpen, op +de meest voldoende wijze kunnen voorzien, zoo door een’ +overblijvenden ruimen boezem, als de stichting van meerder uitlozende +sluizen, de volledige verbetering van het Katwijksche Kanaal, en het +aanwenden der stoomkracht, om, ingeval van nog bestaande +noodzakelijkheid, den boezem onmiddellijk naar vereisch te +ontlasten.”</p> + +<p>»11º. De voordeelen gedurende de bewerking, bestaan in de +verhuring der dijken, de verpachting der visscherij, die der van tijd +tot tijd droogkomende landen, en eenige opbrengsten van dien +aard.”</p> + +<p>»12º. De uitlozing van den toekomstigen polder zal op den +boezem van Rijnland plaats hebben; doch de vraag, of deze polder ook +onmiddellijk tot dat Hoogheemraadschap behooren, en, even als alle +andere polders, een gedeelte daarvan zal uitmaken, zal later, +overeenkomstig <span class="pagenum">[<a id="pb1.60" href= +"#pb1.60">60</a>]</span>de bepalingen van de grondwet en de bestaande +wettelijke verordeningen, kunnen worden uitgemaakt.”</p> + +<p>»13º. De dijken van het droog te maken Haarlemmer Meer +komen natuurlijk ten laste van den eventuëelen polder, en moeten +door denzelven onderhouden worden, even als zulks in alle andere +gevallen plaats heeft, en er is geene de minste reden, om te vermoeden, +dat dit niet naar behooren zoude geschieden, daar het bestaan der droog +te maken landen hiervan afhankelijk is, en overigens daaromtrent ook +een zorgvuldig toezigt plaats heeft<a class="noteref" id="xd0e3404src" +href="#xd0e3404">73</a>.”</p> + +<p>Nadat deze antwoorden wederom in de Afdeelingen van de Tweede Kamer +waren onderzocht, en, in de vergadering van 31 Maart, de Centrale +Afdeeling een nader Verslag had uitgebragt<a class="noteref" id= +"xd0e3420src" href="#xd0e3420">74</a>, werd in de Zitting van den +2<sup>den</sup> April over de voorgestelde Wet beraadslaagd. <i>Acht en +Veertig Leden</i><a class="noteref" id="xd0e3439src" href= +"#xd0e3439">75</a> waren tegenwoordig, waarvan vijftien over de wet het +woord hebben gevoerd. <span class="pagenum">[<a id="pb1.61" href= +"#pb1.61">61</a>]</span></p> + +<p>De eerste spreker was de Heer <span class="smallcaps">van +Swinderen</span>, welke zeide: <a class="noteref" id="xd0e3642src" +href="#xd0e3642">76</a></p> + +<p>»Is ten allen tijde in ons vaderland het groot belang, hetwelk +de ingezetenen hebben in den waterstaat, in vaarten en wegen, levendig +gevoeld; zijn in het bijzonder de menigvuldige bedijkingen, en de in de +laatste jaren aanmerkelijk vermeerderde en verbeterde vervoermiddelen +daarvan sprekende bewijzen; het heeft ons dan ook niet kunnen +bevreemden, dat de Regering hare aandacht gevestigd heeft, zoo wel op +het droogmaken en in eenen vruchtbaren grond herscheppen van eenen +grooten, van tijd tot tijd in uitgebreidheid toenemenden, en daardoor +dreigenden waterplas, als op het meer snel en minder kostbaar vervoer +van personen en goederen over ijzerbanen, die reeds in andere landen in +gebruik zijn gesteld. In tegendeel, wanneer wij ons met de Regering +dien uitgestrekten en dreigenden waterplas voorstellen als in +vruchtbare velden herschapen, door nijvere bewoners bevolkt, rijke +producten opleverende, en hierdoor den algemeenen rijkdom +vermeerderende, en den Staat in zijne inkomsten in velerlei opzigten +aanmerkelijk <span class="pagenum">[<a id="pb1.62" href= +"#pb1.62">62</a>]</span>bevoordeelende,—wanneer wij tevens het +hooge belang gevoelen van den buitenlandschen handel, en denzelven +wenschen te behoeden voor een gevaar, hetwelk geenszins hersenschimmig +wordt genoemd,—dan kunnen de ontwerpen van wet tot zulke +gewigtige oogmerken strekkende, ons niet dan welkom zijn, en de zorg, +met welke het thans in openbare beraadslaging zijnde ontwerp in alle de +afdeelingen is overwogen, levert een ondubbelzinnig bewijs op, dat het +gewigt van hetzelve levendig door U Ed. Mogenden wordt +gevoeld.”</p> + +<p>»Geen wonder dus, dat de inlichtingen, welke ons ter dezer +zake door de Regering zijn gegeven, vooral ook de op ons aanzoek ons +ter inzage verleende memoriën en berekeningen van die kundige en +vaderlandslievende mannen, welke over deze onderwerpen zijn +geraadpleegd, en welke hunne gevoelens en inzigten zoo uitgewerkt aan +de Regering hebben medegedeeld, door ons met de meeste belangstelling +zijn ontvangen geworden.”</p> + +<p>»Ik wenschte dan ook, Ed. Mog. Heeren! dat het ontwerp van wet +mijne geheele toestemming mogt kunnen erlangen, en dat ik niet in den +tijd en de wijze waarop, zoowel als in de middelen door welke, de +uitvoering van de in dat ontwerp, alsmede in de toelichtende memorie en +in de beantwoording der ingebragte bedenkingen, omschrevene werken zal +plaats hebben, zoo vele bezwaren vond, dat ik daardoor van die +toestemming, immers voor alsnog, wierd weêrhouden.”</p> + +<p>»Daar echter die bezwaren reeds in de processen-verbaal van de +beraadslagingen der afdeelingen zijn te berde gebragt, zoude ik vreezen +de aandacht van U Ed. Mogenden te misbruiken, indien ik thans in eene +breede ontwikkeling van alle dezelven wilde treden, en ik zal daarom +trachten deze bezwaren, zoo verre die in het verhaal der vierde +afdeeling voorkomen, doch naar mijne meening <span class="pagenum">[<a +id="pb1.63" href="#pb1.63">63</a>]</span>door de antwoorden der +Regering niet zijn opgelost of genoegzaam toegelicht, zoo kort mogelijk +voor te dragen.”</p> + +<p>»En dan vallen in de eerste plaats in het oog drie <i> +algemeene</i> bedenkingen, welke in de genoemde afdeeling zijn +vooruitgezet, en die ik daarom thans slechts zal opnoemen, namelijk +1º. dat de tijd nog niet gekomen is, om zulke groote en kostbare +ondernemingen, als zijn die van het bedijken en droogmaken van het +Haarlemmer Meer, en van het daarstellen van ijzerbanen, voor rekening +van het Rijk tot stand te brengen, maar dat werken van dien aard, voor +zoo veel dezelven niet door particuliere personen of maatschappijen +onder toevoorzigt der Regering kunnen worden daargesteld, en niet door +den drang van omstandigheden gebiedend worden geeischt, dan eerst +behooren in overweging te worden genomen, als de Belgische zaak +geschikt, de oorlogskosten verminderd, en de jaarlijksche vermeerdering +van schuld opgehouden zal zijn; 2º. dat werken van zoo +onderscheiden aard niet te zamen in één wetsontwerp +behooren te worden vereenigd, maar in afzonderlijke ontwerpen vervat, +opdat niet het goed en nuttig geoordeelde werk om het afgekeurd +wordende verworpen, of omgekeerd het afgekeurd wordende om het +goedgekeurde aangenomen mogt worden; 3º. dat het niet raadzaam +schijnt, om tot zoodanige werken fondsen te bezigen, welke tot een +ander doel zijn bestemd geworden, en door welker gebruik het reeds zoo +ingewikkeld geldelijk beheer nog meer zoude worden gecompliqueerd; +wordende deze bedenking, mijns oordeels, nog versterkt door de +aanmerking in het slot der beantwoording van de Regering te vinden, +volgens welke de openlegging van den staat van het +Amortisatie-Syndicaat spoedig op handen is, en men dan met meerdere +kennis van zaken over gebruik en restitutie van kapitalen, <span class= +"pagenum">[<a id="pb1.64" href="#pb1.64">64</a>]</span>en over te nemen +maatregelen van voorziening, zal kunnen oordeelen.”</p> + +<p>»Bij deze <i>algemeene</i> bedenkingen komen nog vele <i> +bijzondere</i>, ten aanzien der onderscheidene werken bij dit +wetsontwerp bedoeld, waarvan ik slechts eenige voorname zal in het +midden brengen, en wel vooreerst ten aanzien van den <i>spoorweg</i> of +<i>ijzerbaan van Amsterdam naar Arnhem</i>.”</p> + +<p>»Ik sprak enz.”,</p> + +<p>»Ook de <i>bedijking en droogmaking van het Haarlemmer +Meer</i> beveelt zich van onderscheidene zijden aan. De herschepping +van eenen grooten, van tijd tot tijd in uitgebreidheid toenemenden, en +daardoor dreigenden waterplas in eenen vruchtbaren met nuttig vee +beslagen’ grond, kan met treffende kleuren worden afgeschilderd: +en ook het Rijk heeft daarbij zóó veel belang, dat het +verstrekken van eenige sommen van staatswegen tot dat einde niet +onaannemelijk worden geacht. Verder, ofschoon ik niet overtuigd ben van +de gegrondheid van het bij sommige ingelanden van Rijnland bestaande +bezwaar in eene droogmaking van het geheele Haarlemmer Meer, en ik +zelfs eene zoodanige geheele droogmaking boven eene partiëele, om +verschillende redenen, thans niet te ontwikkelen, verkieslijk houde, +kan ik toch genoegen nemen met de ter gemoetkoming aan dat bezwaar door +de benoemde belanghebbenden en deskundigen voorgestelde wijze van +bedijking, in voege dat een klein gedeelte van dien grooten plas, onder +den naam van <i>Spieringermeer</i> bekend, buiten bedijking blijft, om +te dienen tot een’ boezem, in welken het water wordt opgemalen, +ten einde alzoo door sluizen te worden geloosd. Die boezem is, ook naar +mijn oordeel, groot genoeg, om bij dagelijksche ontlasting al het +dagelijks opgemalen of opgestoomd wordende water te kunnen bevatten; +terwijl de door het opmalen of opstoomen <span class="pagenum">[<a id= +"pb1.65" href="#pb1.65">65</a>]</span>veroorzaakte hooge stand des +waters de lossing daarvan in diezelfde mate zal vermeerderen, als het +boezem-water zal rijzen.”</p> + +<p>»Dan ook tegen dit werk doen zich eenige bedenkingen op. Want +om, ter bekorting mijner rede, niet terug te komen op alles, wat +daaromtrent reeds in de verbalen der beraadslagingen van de afdeelingen +nopens het hooren der belanghebbenden, de verzekering van wettig +verkregene regten, de berekening van het productive des werks, en meer +andere punten is gezegd, en naar mijn oordeel in de beantwoording der +Regering niet tot bevrediging en geruststelling van U Edel Mogenden is +opgelost; om al verder niet te treden in een betoog van de +noodzakelijkheid, dat nieuwe wetsbepalingen, op het stuk van de +onteigening, het daarstellen van zulke groote werken, als in dit +wetsontwerp worden voorgedragen, dienen vooraf te gaan; wil ik thans +alleen opmerken, dat de gegrondheid van het gevoelen van velen onzer, +dat dit werk, hoe nuttig hetzelve ook wezen moge, echter meer uit het +oogpunt van plaatselijk, districts- en gewestelijk, dan wel uit dat van +algemeen belang moet worden beschouwd, onder anderen +dááruit blijkt, dat Rhijnland, volgens het overgelegde +plan en teekening, eene volledige verbetering in het Katwijksche kanaal +zoude erlangen, eene verbetering, waartoe anders, zoo als door de +vijfde afdeeling te regt is aangemerkt, bij den onvolmaakten toestand, +waarin dat kanaal zich bevindt, Rhijnland toch verpligt zoude zijn, +vroeger of later over te gaan. Ook is dit gevoelen niet alleen door de +beantwoording der Regering niet wederlegd, maar zelfs aanmerkelijk +versterkt door hetgeen aldaar sub 5º. en 9º. te lezen is, +namelijk »dat de kosten, om den oever van het Haarlemmer Meer +volledig te beveiligen, thans zeer groot zijn; dat de geheele +oostelijke oever door eene steenen glooijing voor verdere <span class= +"pagenum">[<a id="pb1.66" href="#pb1.66">66</a>]</span>inbraak moet +worden beschermd; dat daartoe de som van omtrent ƒ 30,000 +jaarlijks door het Hoogheemraadschap van Rhijnland wordt aangewend; dat +dit district door de bedijking van het Meer daarvan zal worden bevrijd; +en dat dit niet het éénige voordeel is, hetwelk hetzelve +door de droogmaking zal bekomen, maar dat ook het aantal van 16,700 +bunders voor de uitlozing van deszelfs water zat moeten bijdragen, +zoodat dit district het uitzigt verkrijgt, dat in het vervolg deszelfs +lasten aanmerkelijk zullen worden verligt.””</p> + +<p>»Kan het wel duidelijker, Ed. Mog. Heeren! dan hier geschiedt, +uiteengezet worden, dat niet alleen het algemeene Rijks-belang, maar +ook wel degelijk een meer bijzonder belang in dit werk is betrokken, en +kan dan het gevoelen van de zoodanigen onzer, die van oordeel zijn, dat +hetzelve niet voor rekening en op kosten van het Rijk alleen dient te +worden ondernomen, maar dat ook plaatselijke, districts- en +gewestelijke bijdragen daartoe in billijke evenredigheid behooren te +worden aangewend, ongegrond worden genoemd?”</p> + +<p>»In sommige afdeelingen is te kennen gegeven, dat het door de +Regering geopperde, doch niet aangenomen denkbeeld, om de ondernemingen +aan particulieren over te laten, en dus de kosten der werken uit +particuliere negotiatiën te vinden, alles onder het oppertoezigt +der Regering, niet geheel verwerpelijk voorkwam, althans in het geval, +dat er uitzigt bestaan mogt, dat zich daarvoor associatiën van +bijzondere personen mogten opdoen. Ten aanzien van de spoorwegen, zijn +daartegen in de beantwoording gewigtige bedenkingen, vooral uit de +noodzakelijkheid, dat de Regering van het tarief der regten meester +blijve, ontleend, ingebragt: dan ten aanzien van de bedijking en +droogmaking van het Haarlemmer Meer bestaan die bedenkingen niet, en ik +zoude daarom dit <span class="pagenum">[<a id="pb1.67" href= +"#pb1.67">67</a>]</span>werk wel aan eene maatschappij van bijzondere +personen willen overgelaten zien, alles onder genot van zoodanige +Rijks-, provinciale en districts-bijdragen, en verdere +aanmoedigingsmiddelen, als noodig mogten worden geoordeeld, om dit +gewigtige werk met een gegrond uitzigt op goed gevolg tot stand te +kunnen brengen.”</p> + +<p>»Wat de verdere werken enz.<a class="noteref" id="xd0e3702src" +href="#xd0e3702">77</a>.<span class="corr" id="xd0e3710" title="Niet in +bron">”</span></p> + +<p>Daarna sprak de Heer <span class="smallcaps">Donker Curtius</span> +en zeide over dit onderwerp:</p> + +<p>»Ten aanzien van de droogmaking van het Haarlemmer Meer denk +ik minder ongunstig, (dan over den Spoorweg); maar de zamenvoeging van +dit onderwerp met de Spoorwegen verhindert mij, om mijne stem bij dit +onderwerp alleen te bepalen.”</p> + +<p>»Doch ook, wanneer het mij op zich zelf werd voorgelegd, zoo +als het thans is voorgesteld, zou ik, bij gemis van oplossing van vele +ingebragte bezwaren, huiverig zijn, daaraan voor als nog mijne +toestemming te geven, 1º (en dit alles is ook toepasselijk op de +ijzerbanen) omdat ik het oogenblik onzer Staatkundige positie en +geldelijke aangelegenheden daartoe min geschikt acht; 2º omdat mij +de zaak, tot hiertoe, meer vatbaar schijnt voor particuliere +onderneming, des noods met subsidie uit ’s Lands Kas, dan voor +eene onderneming der Regering; en 3º omdat ook dan, wanneer ik de +onderneming, zoo als zij wordt voorgedragen, als volkomen aannemelijk +keurde, ik niet van oordeel ben, dat daartoe eene disponibelstelling +van het gansche benoodigde fonds bereids nu vereischt wordt, veel +minder dat het eene behoefte zou zijn, om tot dat einde <i>casu quo</i> +toegestemde fondsen van derzelver wettelijke bestemming te +detourneren<a class="noteref" id="xd0e3725src" href= +"#xd0e3725">78</a>.” <span class="pagenum">[<a id="pb1.68" href= +"#pb1.68">68</a>]</span></p> + +<p>De Heer <span class="smallcaps">Romme</span> was de derde spreker, +en zeide:</p> + +<p>»Evenmin wil ik, door de afstemming der onderwerpelijke Wet, +gehouden worden als tegen het droogmaken der Haarlemmer Meer op te +treden; ook deze onderneming beschouw ik als <i>nuttig</i> en <i> +wenschelijk</i>, en zoude mij aangaande de mogelijke uitvoering van dat +belangrijke werk op de ervarenheid en het beleid van de directie van +onzen algemeenen waterstaat willen verlaten; maar dewijl bij deze +onderneming algemeene, gewestelijke en plaatselijke belangen betrokken +zijn, zoo behooren ook deze in verhouding tot het voordeel, hetwelk de +onderneming eventueel voor hen kan doen ontstaan, of den last, waarvan +zij dien ten gevolge ontheven worden, daartoe bij te dragen. In zoo +verre dezelve echter niet door eene oogenblikkelijke en dringende +noodzakelijkheid mogt geboden worden, zoo wordt de verdaging van dien, +mede uit een finantiëel gezigt, aanbevolen<a class="noteref" id= +"xd0e3747src" href="#xd0e3747">79</a>.”</p> + +<p>Breedvoerig sprak de Heer <span class="smallcaps">Luzac</span> over +dit onderwerp, hetgeen hem, als inwoner der stad <i>Leijden</i>, +natuurlijk moest ter harte gaan. Zie hier zijne redevoering:</p> + +<p>»Ik was voornemens geweest, bij de uiteenzetting mijner +gedachten over het onderhavig wetsontwerp, en de redegeving van mijn +ongunstig <i>votum</i>, de orde, waarin de diverse onderwerpen zijn +opgenoemd, te volgen, en na eene algemeene consideratie te hebben +vooropgezet, mitsdien: 1º. over den spoorweg van Amsterdam op +Arnhem; 2º. over den zijtak van Rotterdam op Utrecht;—in de +derde plaats over het bedijken en droogmaken van het Haarlemmer Meer, +te spreken, om, in de vierde plaats, de overige bedoelde werken te +behandelen, en met de beoordeeling van het voorgestelde finantiëel +middel te besluiten.” <span class="pagenum">[<a id="pb1.69" href= +"#pb1.69">69</a>]</span></p> + +<p>»Ik zal dit voornemen echter laten varen en mijne taak +aanmerkelijk beperken: het onderwerp der spoorwegen zal ik stil ter +zijde laten liggen, en mij bij de tweede hoofdbedoeling der wet, <i>het +droogmaken van het Haarlemmer Meer</i>, ééniglijk +bepalen; ik kan mij toch ook met de bedenkingen van U Ed. Mogenden +omtrent de spoorwegen, zoodanig als dezelve door de Regering zijn +voorgesteld, in al de afdeelingen bestreden, evenzeer vereenigen, als +met vele der gezigtspunten, zoo even door ons geacht medelid uit +Holland (<span class="smallcaps">Donker Curtius</span>) uit een +gezet.”</p> + +<p>»De algemeene consideratie, welke, naar mijn oordeel, de +beraadslagingen over dit wets-ontwerp domineert, is de finale +ongepastheid en ongeschiktheid van het tegenwoordig oogenblik tot het +aanvangen der bedoelde werken. Het komt mij voor, dat, bij de verwachte +schikking onzer quaestiën met België, de voorzigtigheid ons +moet gebieden, de verwezenlijking derzelve af te wachten, alvorens ons +in ondernemingen te steken, welke (de nuttigheid volkomen eens +aangenomen), aanvankelijk toch reeds op ene uitgaaf van 24 millioen +geraamd worden, en ons tot beschikbaarstelling van nog vele andere +millioenen zullen kunnen noodzaken.”</p> + +<p>»Ik wil de spoedige en gunstige beëndiging onzer +geschillen verwachten, en vraag, of wij, na dezelve, niet beter het +standpunt zullen kennen, waarop wij ons staatshuishouden zullen kunnen +en moeten inrigten; of wij dan niet beter zullen kunnen beoordeelen, +welke middelen wij tot verbetering onzer inwendige communicatiën +moeten aanwenden; of en hoe wij Hollands grooten waterplas in welige +landsdouwen zullen kunnen herscheppen?”</p> + +<p>»Doch, enz.”</p> + +<p>»Ten opzigte van het droogmaken van het Haarlemmermeer is +mijne bedenking echter van de meeste kracht; daar <span class= +"pagenum">[<a id="pb1.70" href="#pb1.70">70</a>]</span>deze +onderneming, welke reeds meer dan twee eeuwen ter sprake gebragt is, +voorzeker wel in zeer rustige tijden mag ondernomen worden, en het +uitstellen daarvan het algemeen waarlijk niet met zoo vele en zoo +eminente gevaren bedreigt, als men dit soms wil doen gelooven. Bedenken +wij toch, dat bij het opkomen van ieder plan tot bedijking, in 1617, +1632 <i>enz.</i>, <i>de ondergang van Holland</i> door het Meer steeds +als zeer aanstaande werd aangekondigd. In 1742 voorspelde doctor <span +class="smallcaps">Zumbag de Koesvelt</span> dien <i>ondergang</i> als +zeer nabij, indien men zijne droogmakings-projecten niet volgde; zij +bleven achter, en reeds bijna eene eeuw is nu gunstig over zijne +profetie heengevlogen.”</p> + +<p>»Eenig uitstel zal hier weinig schaden, terwijl het onvoltooid +laten des werks, ten gevolge van moeijelijkheden, waarin het vaderland +nu kan gewikkeld worden, de schromelijkste gevolgen na zich kan slepen. +De intempestiviteit alleen zoude mij dus reeds doen huiveren, aan het +ontwerp van wet mijne toestemming te geven.”</p> + +<p>»Doch ik wil mij achter dit algemeen bezwaar niet verschuilen, +en tot de wet zelve overgaan:—ik laat, zoo als ik zeide, de +quaestie der spoorwegen geheel ter zijde liggen, om dadelijk en +uitsluitend het onderwerp van het bedijken en droogmaken van het +Haarlemmermeer te behandelen.”</p> + +<p>»Hierbij doet zich al dadelijk eene zeer belangrijke vraag op, +welke ik de aandacht en het onbevangen oordeel van U Ed. Mogenden moet +aanbevelen,—zij is deze: »kunnen en mogen de +Staten-Generaal de Regering in deze ondersteunen;—kunnen en mogen +zij dit, in den stand, waarin de quaestie van het droogmaken van het +Haarlemmermeer zich thans nog bevindt?” Ik houde mij overtuigd, +dat deze vragen niet wel anders dan ontkennend kunnen beantwoord +worden, en zal aan U Ed. Mogenden mijne redenen openleggen.—Wat +is »hetgeen men het <span class="pagenum">[<a id="pb1.71" href= +"#pb1.71">71</a>]</span>Haarlemmer- of Leijdschemeer noemt?” Is +het een waterplas, welke, als b. v. de Zuiderzee, kan gezegd worden, +aan het algemeen te behooren?—Is het een waterplas, welke +onbeheerd, onverzorgd ligt—welke aan het domein vervallen is; +over welken de algemeene Regering des Lands eenige onmiddellijke +administratie heeft? Voorzeker neen!—Het is een waterplas, geheel +in de provincie van Holland gelegen, tot deze alleen behoorende: hij +is, en was van de overoudste tijden af, onder het oppertoezigt van een +bijzonder collegie gesteld, hetwelk de zorg heeft en volbrengt, van +hem, in het belang van het geheel hem omgevend district van Rhijnland, +gade te slaan, en naar gelang der hiertoe bestaande middelen te +beteugelen.”</p> + +<p>»Het is, en dit is opmerkingswaardig, als eene rentegevende +bezitting van de stad Leijden te beschouwen; een bezit, door die stad +<i>titulo oneroso</i> verkregen, hetwelk haar, zonder de grootste +onregtvaardigheid, niet eigendunkelijk en zonder voorafgaande voldoende +schikkingen, kan of mag ontnomen worden.—De Hooge Regering, Ed. +Mog. Heeren! kan en moet over de bedoelde droogmaking niet beslissen, +zonder voorafgaand bepaald overleg en medewerking der steden Haarlem en +Leijden, zonder hierin het Hoogheemraadschap van Rhijnland, zonder +bepaaldelijk ook de Staten der provincie gekend te hebben.”</p> + +<p>»Dit klinkt U Edel Mogenden welligt vreemd; doch die +bevreemding zal spoedig ophouden, wanneer ik U Edel Mogenden eenige +feiten uit onze Geschiedenis zal hebben kenbaar gemaakt, en U Edel +Mogenden eene authentieke akte, door Willem den eersten en de Staten +des Lands verleden, zal hebben doen zien: zij zal ophouden, zoodra ik U +Edel Mogenden omtrent de waarachtige en nog ten huidigen dage +standhoudende omstandigheden zal hebben toegelicht.”</p> + +<p>»In het werk van den beroemden <span class="smallcaps">Frans +van Mieris</span>, in den <span class="pagenum">[<a id="pb1.72" href= +"#pb1.72">72</a>]</span>jare 1770, door M<sup>r</sup>. <span class= +"smallcaps">Daniel van Alphen</span> te Leijden uitgegeven, onder den +titel van <i>Beschrijving der stad Leijden</i>, <i>deel</i> II, <i>pag. +605</i>, leest men:—»dit groote water (het Meer) draagt +thans zijn’ naam naar de steden tusschen welke het gelegen is: +doch eertijds bestont het uit verscheidene kleine meeren, die van +elkanderen gescheiden lagen, in dier voegen dat men langs het land van +de Vennip en het uiterste van den Ruigenhoek, daar men met een schouw +over het Meer gezet wierdt, op Aalsmeer of ander waard in Amstelland, +of naar Woerden en Utrecht geraken konde: doch men vindt aangeteekend, +dat deze weg, door overstrooming in het jaar 1496 onbruikbaar geworden, +en de menigte der kleine meeren tot eenen geweldigen plas gemaakt is, +nogtans zijn de namen der eertijds afgezonderde wateren tot heden +overgebleven.””</p> + +<p>»Al deze wateren waren nu, onder den algemeenen naam van <i> +Vroonwateren</i>, dat is te zeggen, <i>vrij onbelaste wateren</i>, +bekend, en werden in den jare 1433 door Hertog <span class="smallcaps"> +Philips</span> van Bourgondië in erfpacht aan de stad Leijden +gegeven: zoo als te vinden is in het <i>Groot Charterboek van <span +class="smallcaps">van Mieris</span></i>, <i>IV deel</i>, <i>pag. +1017</i>.”</p> + +<p>“Margaretha, weduwe van Graaf <span class="smallcaps"> +Willem</span> VI, herhaalde deze uitgifte in 1434 en 1435, en <span +class="smallcaps">Philips</span>, Hertog van Bourgondië, stelde, +in de maand Junij 1451, orde, »dat die van Leijden in de gepachte +vroonwateren niet verkort of beschadigd zouden worden.”</p> + +<p>»De stad Leijden namelijk had veel nadeel door het visschen +van bijzondere personen ontvangen, en nu beval Hertog <span class= +"smallcaps">Philips</span> in gezegd jaar 1451, wel uitdrukkelijk: +»dat niemand in het gemelde water zonder bewilliging van de stad +Leijden zoude visschen, noch eenige ruigte mogt snijden noch vervoeren, +op zekere boeten, door den schout van Leijden, van de overtreders te +vorderen.” Men leze de handvest, bij <span class="smallcaps">van +Mieris</span> pag. 699.” <span class="pagenum">[<a id="pb1.73" +href="#pb1.73">73</a>]</span></p> + +<p>»Op dezen voet, bij welken de vrije of vroonwateren tusschen +Leijden en Haarlem nog geheel in eigendom aan den souverein verbleven, +is de stad Leijden, voor 75 Wilhelmus schilden, jaarlijks te betalen, +pachter geworden en gebleven, tot na de afzwering van <span class= +"smallcaps">Philips</span> II en de vestiging van dezen Staat, door +<span class="smallcaps">Willem</span> den Eersten.”</p> + +<p>»En wat is toen gebeurd?—Ik bid U Ed. Mogenden hierop +uwe aandacht te willen vestigen: »toen is,” zegt <span +class="smallcaps">Van Mieris</span>, <i>Beschrijving van Leijden</i>, +<i>pag. 605</i>, »het vroon tusschen Haarlem en Leyden, in het +jaar 1583, geheel aan de stad Leyden <i>verkocht geworden</i>, en die +stad is sedert <i>in dat uitgebreide gebied</i> door de Hooge Overheid +gehandhaafd.”</p> + +<p>»Dit is geen sprookje, mijne Heeren! geene onzekere +overlevering: de acte van verkoop is voorhanden, en te vinden in de <i> +Handvesten der stad Leijden</i>, door <span class="smallcaps">Van +Mieris</span>, in 1759, uitgegeven, pag. 705.—Het zij mij vergund +de belangrijkste periodes aan U Ed. Mogenden mede te deelen.”</p> + +<p>»De akte is van den 31<sup>sten</sup> December 1583; boven aan +leest men: »Door den Prins van Oranje, de Ridderschap, Edelen en +Gedeputeerden van Holland, representerende de Staaten van ’t +Land, aan de stad Leijden <i>verkogt het vroon tusschen Haarlem en +Leijden</i>, &c. &c.—en zij begint aldus:”</p> + +<p>»»<span class="smallcaps">Willem</span>, bij der gratien +Goodts, Prince van Orangnen, Grave van Nassou &c. +&c.—mitsgaders die Ridderschappen, Edelen en Gedeputeerden +van de steden van Hollandt, representerende de Staten van den selven +Lande: Doen te wetenen, dat naerdyen bevonden is de Domeynen van +Hollandt, in voorleden tyden, ende verscheyden jaeren successivelycken, +zoo by ’t vercoopen ende versetten van dien, als belastinge van +renten daer op gestelt, zeer vermindert, becommert ende beswaert te +zijn, in <span class="pagenum">[<a id="pb1.74" href= +"#pb1.74">74</a>]</span>der vougen, dat uyt die jaerlycxe vruchten ende +incomsten derzelver de voorsz. renten ende lasten daer op staende nyet +en mochten worden voldaen, waerdeur &c. Omme hier tegens te +voorsien,—wy raetsaem bevonden hebben, by zeeckere +commissarissen, soo uyt de Edelen ende Gedeputeerden van de steden, als +uyt den Raide Provinciael—te doen procederen, tot vercoopinge van +diversche partyen van Domeynen. Welcke commissarissen onder andere +overcomen zyn met die Burgermeesteren, ende Regeerders der stede van +Leyden, als dat sy luyden in coope hebben ende behouden zullen, ten +behouve van heurluyden stede, de partyen van Domeynen hier naer +verklaert.””</p> + +<p>»»Eerst, d’erffpacht van vyff en ’t +zeventich Wilhelmus schilden, verscheynende tot twee termynen ’t +jaer—die de voorschreven stede jaerlycks schuldig is, van +’t vroon tusschen Leyden ende Haarlem, voor de somme van twee +duysent achhondert ponden van XL grooten Vlaemsch ’t +pondt:—Item, &c.”—Vervolgende de akte, na de +opnoeming van andere verkochte recognitiën, thijnsen en regten, +aldus: »Ende alzoo de voornoemde stede van noode is daervan te +hebben haerder verseekertheyt, Onze open brieven daertoe dienende; soo +ist, dat Wy, hebbende de voorsz. vercoopinge voor aengeneem, ende +willende te goeder trouwe procederen mitte voornoemde stede, ende haer +verseeckeren zoo ’t behoort, hebben denselven verkoft, gecedeert +en getransporteert, vercoopen, cederen ende transporteren bij desen, de +voorsz. partyen van Domeynen, hier vooren geroert, vry, zonder opstal +van eenige renten, omme deselye voor haer, off actie van haer hebbende, +in vryen eygendom te besitten ende gebruycken, sonder dat daervan +eenige nacoop, naestinge off lossinge zal mogen geschien.—Beloven +voorts de voorsz. coope by alle tractaten van peyse te houden <span +class="pagenum">[<a id="pb1.75" href="#pb1.75">75</a>]</span>staen, +ende te doen approberen, ende de voorn. stede—te garanderen vry, +costeloos ende schadeloos te houden van alle actien, aenspraken ende +pretensien, die selve ter cause van de voorsz. coope gemoveert sullen +mogen worden. Oock en sullen de voorz. partyen van domeyen bij geen +mesuren ofte delicten verbeurt mogen worden, ten ware d’eygenaer +van dien eenige verraderye tegen ’t gemeen Vaderland +aanrichte.” Dat nu de stad Leijden deze <i>domeinen</i>, zegt de +acte, gekocht heeft, zal hierdoor wel bewezen zijn, even zeer als het +buiten kijf is, dat de stad zich <i>aan geene verraderije tegen het +gemeene Vaderland heeft schuldig gemaakt</i>, en ze hierdoor kan +verloren hebben; doch het blijkt ook, dat zij de kooppenningen voldaan +heeft, want de quitantie, in dato 14 November 1584, is bij <span class= +"smallcaps">Van Mieris</span>, pag. 707, achter het bedoelde stuk +gedrukt.”</p> + +<p>»Na deze lecture veroorloof ik mij nu deze eenvoudige vraag, +<i>quo titulo</i> de Hooge Regering, welker predecesseuren dezen +verkoop gedaan hebben, en tegen alle aanmaningen plegtig gegarandeerd, +nu zonder toestemming van den eigenaar dezer regten, tot het droogmaken +van het Meer, het doelloos worden van het verkochte, kan besluiten? Hoe +zij deze vergadering hiertoe kan willen doen medewerken? Is het eerste +gedeelte van art. 164 der grondwet dan zonder kracht +geworden?”</p> + +<p>»En nu kan men niet <i>over de uitgestrektheid</i> van dit <i> +vroon</i> twisten; want van deze blijkt weder uit eene keure van den 28 +Februarij 1594: »duidelijk leerende, zoo als <span class= +"smallcaps">Van Mieris</span> zegt, pag. 707, hoeverre zich het vroon +der stad Leyden uitstrekt, en uit welke wateren hetzelve +bestaat.””</p> + +<p>»De aanhef dezer keure luidt aldus:”</p> + +<p>»»Alsoo de stad Leyden in den jaere 1433 van H. M. +Hertoge <span class="smallcaps">Philip</span> van Bourgongien, in der +tyd Grave van Hollandt, het recht vercreghen heeft tot de visserien van +<span class="pagenum">[<a id="pb1.76" href="#pb1.76">76</a>]</span>de +Meeren, ghelegen aen verscheyden partien tusschen Leyden, Haerlem, ende +Amsterdam: ende sulcx van den selven tyd aen, in geduyrighe ende +vreedsamighe possessie, ende gebruyk is gheweest, van de volgende +wateren ende visscheryen, die men van oudts mit eenen name ghenoemt +heeft <i>het vroon</i>—als de Zyl, ’t Zweylant, de +Norremeer, de Hemmeer, de Valckemeer, of ’t Vennemeertgen, de +Spriet, de Kever, de Zeven, ’t Hellegat, de Zassemeer, de +Greveling, de Aa, Huykersloot, de Cagermeer, de Astermeer, de +Leydtschemeer, de Haarlemmermeer, de Hellemeer, de Verremeer, de +Stommeer, ’t Griet, de Brasemeer, de Oudeweteringhe, de Gooch, +ende de Nieuweweteringhe.””—</p> + +<p>»Hoe, in het vervolg van tijd, over die regten, over die +bezitting, is gedacht geworden, alsmede hoe onze voorvaders het +bedijken en droogmaken van het Meer beschouwden, is overtuigend te +lezen uit eene resolutie van de Groote Vroedschap der stad Leijden, van +den 6<sup>den</sup> October 1632 (bij <i>van Mieris</i> pag. 710), +waarin deze woorden voorkomen: »Hebben de H. H. Burgemeesteren +van dese stadt Leijden, de Grote Vroedschap derzelver stede +voorgedragen dat—gemerkt de voorsz. Meeren dese stadt in eigendom +toebehooren, ende dat de bedijkinge van dien, extreme groote schaden en +interesten, jaa (dat Godt verhoede), den geheelen ondergang van de +voorsz. stadt soude konnen veroorsaaken, of daarom niet goed en +dienstig en ware in tijds vast te stellen, dat voortaan op ’t +stuk van de bedijckinge der voorz. Meeren—van wegen dese stadt +niet en sal mogen werden gedelibereert nog geresolveert, dan bij de +voorsz. Vroedschappen, ende alle de leden van dien tegenwoordig, of +immers daartoe geconvoceerd zijnde: mitsgaders bij eenparige stemmen +van alle deselve, sonder dat overstemminge daarinne plaatse sel mogen +hebben.” <span class="pagenum">[<a id="pb1.77" href= +"#pb1.77">77</a>]</span></p> + +<p>»Nu moet men niet zeggen, dat die Leijdenaren zich hieromtrent +te veel aanmatigden, en in deze resolutie, als getuigen in derzelver +eigene zaak, reprochabel zijn; want ook de regterlijke Autoriteiten van +dien ouden tijd erkenden en handhaafden de regten der stad op ’t +vroon, zoo als weder te zien en te lezen is, door eene uitspraak van +commissarissen van den Hove van Holland, van Julij 1656, gegeven tegen +den Bailluw van Kennemerland, »welke meende geregtigd te zijn het +vischwant en de fuiken in de vroonwateren der stad Leijden, met geweld +te mogen weghalen. (Zie <i>van Mieris</i> pag. 713.)”</p> + +<p>»Ik vertrouw, dat U Ed. Mogenden, na de mededeeling dezer +stukken, mij toch zullen toestemmen, dat hier van iets meer, dan van +verouderde vooroordeelen quaestie is, en dat met zegel en brief kan +bewezen worden, dat zonder de stad Leijden hierin te kennen, naar regt +en billijkheid, niets behoort ondernomen te worden; ten zij wij weder +wilden terugkeeren tot die ongelukkige tijden, toen de dienaren van +Philips II, op de klagten onzer voorvaders over het schenden hunner +regten, geen beter antwoord wisten te geven, dan hun in derzelver +verbasterde taal toe te voegen: <i lang="la">non curamus vestros +privilegios</i>.”</p> + +<p>»Onze voorvaders, die reeds in 1617, daarna weder in 1632, +over het droogmaken der bedoelde plassen hoorden spreken, en deswege +allerhande plans zagen maken, overdachten deze zaak met ernst en +bedaardheid, en oordeelden haar van zoodanige veruitziende gevolgen, +dat zij eene resolutie namen, op den 14<sup>den</sup> November 1662, +bij de Groote Vroedschap der stad Leijden, »omme haar bij +’t aankomen van ieder veertig (of raadslid), na het doen van den +eed in die qualiteit, voor te lezen <i>van namelijk niet te resolveren +in het bedijken van de Leijdsche en naast aangelegen meeren</i>.” +(Zie <i>van Mieris</i>, pag. 714.)”</p> + +<p>»Ten slotte moet ik opmerken, dat de gestrengheid dezer <span +class="pagenum">[<a id="pb1.78" href="#pb1.78">78</a>]</span>resolutie +op den 13<sup>den</sup> Julij 1750 is opgeheven geworden, de leden der +groote Vroedschap van de gedane belofte toen zijn ontslagen, en wij +sedert dien tijd weder over het droogmaken van het Meer ons gevoelen te +Leijden vrijelijk mogen uiten.”</p> + +<p>»Tot verdere toelichting, Ed. Mog. Heeren! dezer belangrijke +quaestie, moet ik hierbij voegen, dat even min als de bedoelde koop kan +betwijfeld worden, even min quaestieus is, wat in de bedoelde regten +aan de stad Haarlem, wat aan Leijden toebehoort.—Uit eene +overeenkomst toch, door de Regenten van beide deze steden op den +6<sup>d</sup>en November 1698 aangegeven, en almede bij <i>van +Mieris</i>, pag. 715 en 716 te vinden, blijkt, dat alleen aan de stad +Haarlem de visscherij in het Spieringermeer toekomt, terwijl het vroon +van al de overige wateren en plassen, het Haarlemmer- of +Leijdsche-meer, geheel ten bate en voordeele van Leijden +kwam.”</p> + +<p>“En is nu dit regt verloren gegaan, heeft men deze revenuen +niet geteld en ze soms laten varen?—In geenen deele, mijne +Heeren!—De stad Leijden is nog, tot op den huidigen dag, de +belangrijke vruchten van haren koop plukkende:—nog wordt de +visscherij in de vroonwateren door de stad Leijden gepacht, en brengt +zij een bruto jaarlijksch inkomen van ƒ 2000 op;—tot op +den huidigen dag staan, der stads regt aanduidende, palen rondom de +geheele uitgestrektheid van het Meer, tot aan den ingang van het Nieuwe +Meer toe, tot digt aan de poorten van Amsterdam; nog tot op den +huidigen dag is een lid van den Raad met het Vroonheerschap te Leijden +belast, en bestaat aldaar een speciaal stedelijke opzigter over al de +vroonwateren: en hetgeen mede opmerking verdient, nog tot op den +huidigen dag verleent de stad Leijden, tegen betaling van zekere +geldelijke retributiën, verlof tot het baggeren, het uitdiepen dus +van den grond zelven, in de vroonwateren der stad.” <span class= +"pagenum">[<a id="pb1.79" href="#pb1.79">79</a>]</span></p> + +<p>»Ik moet vooronderstellen, dat deze facta, welke waarachtig +zijn, dat deze regten, op onloochenbare bewijzen steunende, aan de +Hooge Regering, hoe vreemd dit ook klinken moge, onbekend zijn geweest, +en zij vermeend heeft, dat dit groote water zonder vruchttrekkend +eigenaar was;—ware het anders mogelijk geweest, dat zij, onder de +voordeelen, welke gedurende de bewerking door het Meer zullen +opgeleverd worden, ook <i>de verpachting der visscherij</i> (zie +n<sup>o</sup>. 11 der beantwoording) zoude opgenoemd hebben? Het zal +toch moeijelijk zijn, weder tot de verpachting eener visscherij over te +gaan, waarvan de eigendom reeds over meer dan twee eeuwen geleden door +hare predecesseuren aan Leijden is verkocht geworden, en welke +visscherij reeds voor verscheidene jaren door deze stad zelve is +verpacht.”</p> + +<p>»Ik trek uit dit alles deze conclusie, welke zeker niemand van +overdrijving zal kunnen beschuldigen:—dat men, alvorens tot de +bedoelde onderneming te besluiten, de laatstgenoemde stad in haar +belang had moeten hooren, en over de schadevergoeding, op welke zij +eventueel de gegrondste aanspraak maken kan, eenige opening had moeten +geven. Niets van dit alles is geschied;—men leze al onze stukken, +de <span class="corr" id="xd0e4025" title="Bron: megedeelde"> +meegedeelde</span> memorie der Meer-commissie, nergens zal men eenige +vermelding van de bedoelde regten vinden, nergens eenig bewijs, dat men +hieraan gedacht heeft.”</p> + +<p>»Evenmin als men de voorafgaande belangen der stad Leijden +heeft in acht genomen, evenmin heeft men het collegie van Dijkgraaf en +Hoogheemraden van Rhijnland opgeroepen tot het geven van zijn advies, +of verzocht zijne bedenkingen en raadgevingen in het midden te brengen. +Het is waar, dat twee Heeren ook Hoogheemraden van Rhijnland zijnde, +bij het besluit van den 7<sup>den</sup> Augustus 1837, tot de commissie +zijn geroepen;—doch het is tevens waar, dat die commissie niet +gemagtigd was met de belanghebbenden <span class="pagenum">[<a id= +"pb1.80" href="#pb1.80">80</a>]</span>de quaestie over het principe te +onderzoeken, maar slechts geroepen, om een bepaald eindontwerp dier +droogmaking en eene begrooting van kosten op te maken, terwijl het nog +opmerking verdient, dat de Heer <span class="smallcaps">de Bruijn +Kops</span>, een der twee Hoogheemraden, bij het besluit als <i> +Burgemeester van Haarlem</i> wordt aangeduid, en de Heer <span class= +"smallcaps">P. A. du Pui</span> <i>alleen</i> met de bijvoeging van +Hoogheemraad van Rhijnland voorkomt, en, vreemd genoeg, van het +Bestuur, van de Regering van Leijden zelve, niemand bij de commissie +was geroepen.—Het mandaat, aan de Heeren leden gegeven, was ook +geheel personeel; het collegie van Dijkgraaf en Hoogheemraden werd, +volgens mijne berigten, met niets officiëel bekend gemaakt, en het +konde dus ook in geenen deele over de zaak zelve officiëel met +bedenkingen tusschen beiden komen.”</p> + +<p>»Als wij nu echter nagaan, dat dit collegie meer dan zes +eeuwen lang het wijd uitgestrekte district van Rhijnland heeft beheerd, +en met zoo krachtige regten en privilegiën der oudste Heeren des +Lands is beschonken geworden, dat het maakt en verzorgt al de +belangrijke uitlozingen van deze vruchtbare landstreek,—dat het, +onder zijn gebied en surveillance, 268 watermolens, die alle op den +boezem van deszelfs district uitmalen, geplaatst ziet, waardoor van +zijnen ingewikkelden waterstaat, en het getal der polders op hetzelve +uitlozende, te oordeelen is; als wij nagaan, dat onder deszelfs bestier +de sluizen op halfweg Haarlem staan, welke men, volgens het gemaakte +project, met eene vierde opening wil vermeerderen en de reeds in den +jare 1253 aan hetzelve toevertrouwde sluizen op Sparendam, alwaar men +ook eene nieuwe bouwen wil, en eventueel, als het noodig bevonden +wordt, een stoomgemaal van 180 paardenkracht zal oprigten;—als +wij bedenken, dat onder deszelfs directie de sluizen van Katwijk +behooren, waarvan men den aan- en toevoer ook <span class="pagenum">[<a +id="pb1.81" href="#pb1.81">81</a>]</span>verbeteren wil;—als wij +ons herinneren, dat het de superintendentie over het geheele Meer +voert, al de werken ter beteugeling besteedt en bekostigt, en +hieraan—om het cijfer, door de Regering zelve opgegeven, te +behouden—jaarlijks meer dan ƒ 30,000 te kosten +legt,—dan mag ik zeker vragen, hoe men bij de Regering heeft +kunnen besluiten tot eene onderneming van dien omvang, van dit gewigt, +van zoo veel gevaar, zonder het genoemde collegie, ik zal niet zeggen +in deszelfs belang te hebben gehoord, want dat belang is en kan niet +anders zijn, dan dat van het algemeen, van de grondeigenaars van +Rhijnland, onder welke al de leden eene eerste plaats +bekleeden,—maar zonder met hetzelve alles bedaardelijk te hebben +gewikt en gewogen, zonder deszelfs voorlichting verzocht, zonder +deszelfs ondervinding geraadpleegd, zonder deszelfs bezwaren te hebben +uitgelokt?</p> + +<p>»Het klinkt schoon, Ed. Mog. Heeren! 16,600 bunderen water in +welige landsdouwen te herscheppen; het is aangenaam, zich, in den +drooggemaakten polder, fraaije bouwmanswoningen en vette landerijen en +dartelend vee voor te spiegelen, en niemand van Rhijnlands ingezetenen, +veel min het collegie van Rhijnland, zoude niet gaarne zeer veel +toebrengen om dit heerlijk tafereel te verwezenlijken en hunne +bundergelden, zoo door een groot accres van contribuerende deelgenooten +in deze gemeenschap, als door het wegvallen der onkosten, welke het +Meer jaarlijks veroorzaakt, aanzienlijk te zien verminderen. Doch die +verwezenlijking is, helaas! nog hoogst problematiek, en de vreeze, dat +deze onderneming, in stede van 16,600 bunderen water tot land te +brengen, de oorzaak zal zijn, dat meerdere duizende bunders goed +vruchtbaar land in het vervolg zullen bedorven worden, heeft <span +class="corr" id="xd0e4053" title="Niet in bron">ons</span> deze +onderneming altijd, ik zeg niet met weerzin tegen de zaak zelve, doch +met schroomvalligheid doen beschouwen.” <span class="pagenum">[<a +id="pb1.82" href="#pb1.82">82</a>]</span></p> + +<p>»Tot verdediging van die schroomvalligheid hebben wij nu +slechts het rapport der staats-commissie zelve in handen te nemen, in +hetwelk wij met duidelijke woorden geschreven vinden, dat zij zelve +niet geheel gerust, niet zeker is »van den invloed, dien de +droogmaking van het Haarlemmermeer (dit zijn de eigene woorden van het +rapport) nog altoos op den stand van Rhijnlands boezemwater hebben zal, +en de noodzakelijkheid, die daaruit om tot het stichten van een +stoomgemaal van 180 paardenkracht te Sparendam over te gaan, mogt +geboren worden, <i>hetwelk onder de bewerking eerst met volledige +zekerheid zal kunnen blijken</i>.””</p> + +<p>»Let wel, Ed. Mog. Heeren! op deze woorden: <i>onder de +bewerking</i> zal eerst de invloed der droogmaking op den stand van +Rhijnlands boezem met volledige zekerheid kunnen +blijken.”—Maar dan zal het misschien veel te laat zijn, dan +zal de droogmaking begonnen, de geregelde waterloop gestremd, de dijk +gelegd zijn,—en wat zal er dan kunnen gebeuren, indien die +invloed eens zóódanig ware, dat geene stoomkracht van 180 +of meerder paarden het overtollige water <i>tijdig genoeg</i>, want +hierop komt het aan, zal kunnen aftappen?—Alsdan zullen de verst +afgelegene polders kunnen onderloopen, Rhijnlands algemeene waterstaat +voor lang bedorven zijn, en nieuwe poelen en meren de oude komen +vervangen!”</p> + +<p>»Dit <i>tijdig genoeg</i> van het overtollige water verlost +zijn, is het voorname punt, waarop alles aankomt,—dat wordt door +hen, die denken alles met de stoomkracht te zullen kunnen dwingen, te +veel over het hoofd gezien: zij verliezen uit het oog, dat door de +ringvaart het water wel <i>eindelijk</i> in zee te Katwijk, of op +Spaarndam of op Halfweg kan uitgepompt worden, doch dat de weg, welken +het water nemen moet, te lang is, dat er te veel tijd verloren gaat, +voordat de, bij de droogmaking zoo zeer verminderde <span class= +"pagenum">[<a id="pb1.83" href="#pb1.83">83</a>]</span>en versmalde +toevoermiddelen, het overtollige water bij de eindelijke uitlozing +zullen aangebragt hebben, en dat mitsdien die landerijen, welke in de +verder afgelegene hoeken van Rhijnland, achter den Rhijndijk en ten +zuiden dier rivier gelegen zijn, niet dan zóó laat in den +zomer zullen droog geraken, dat zij, geene voldoende vruchten kunnende +opleveren, zullen moeten verlaten worden.”</p> + +<p>»Men schijnt hier geheel de lessen der praktijk, ons door het +Katwijksche kanaal en de aldaar gevestigde sluizen gegeven, te +vergeten: vier eeuwen lang sprak men over de weder-opening van den mond +des Rhijns bij Katwijk, tot verbetering, tot herstelling van Rhijnlands +waterstaat; de theorie sprak luid, en toonde, hoe alles met die +weder-opening zoude gered zijn: ten koste van millioenen schats, +waaronder Rhijnlands ingelanden lang zuchtten, werden die schoone +sluizen, de bewondering des vreemdelings, gesticht en het kanaal +gegraven,—en wat heeft nu de ondervinding geleerd? Dat de theorie +gefaald heeft; dat het nut, op verre na, niet zóódanig +geweest is als men gehoopt en gewacht had; dat zulke kanalen, waarbij +in dit gedeelte van ons laag gelegen land niet die voortstrooming kan +plaats hebben, welke het water snel doet uitloopen, maar zeer zwakke +hulpmiddelen zijn.”</p> + +<p>Dáárin is vooral <i>de bedenkelijkheid</i> der +onderneming gelegen, en het is mij onmogelijk hier de openhartigheid +niet te prijzen van den steller van het rapport, die, door eene enkele +periode, alle vroegere en tegenwoordige bekommeringen over den invloed +der onderneming volkomen regtvaardigt. Ik hoop dan ook, dat die van +onze geëerde medeleden, uit de 5<sup>de</sup> sectie, die het bij +het laatste proces-verbaal doen voorkomen, alsof de Meer-commissie, +»om Rhijnland te believen, de zaak voor hetzelve smakelijk te +maken en aan zijne <i>vooroordeelen</i> te gemoet te komen, bepalingen +in het plan had opgenomen, die afkeuring <span class="pagenum">[<a id= +"pb1.84" href="#pb1.84">84</a>]</span>verdienen,” hieruit zullen +ontwaren, dat men ook zonder met oude en belagchelijke vooroordeelen +behebt te zijn, veel zwarigheid in deze zaak vinden kan, hoe weinig men +ook genegen is hare wenschelijkheid te betwisten.”</p> + +<p>»Ik noemde zoo even, met een woord, <i>de Staten der +provincie</i>, alsmede in deze, op eene onverklaarbare wijze, voorbij +gezien, en beroep mij op de art. 223 en 224 der grondwet, waarbij het +toezigt over <i>alle indijkingen en droogmakingen aan de Staten der +provinciën</i>, binnen welke zij gelegen zijn, verbleven is, om +hieruit af te leiden, dat de deliberatie over het al of niet ondernemen +der droogmaking, welke toch de basis der aanwijzing van de fondsen zijn +moet, grondwettiger bij de Staten der provincie dan bij de +Staten-Generaal te huis behoorde.”</p> + +<p>»Er ligt voor mijn gevoel iets stuitends in, om eens een ander +voorbeeld te kiezen, dat de Staten-Generaal zouden delibereren over de +al of niet droogmaking van <i>het Sloter-</i> of <i>Tjeuke-Meer</i> in +Vriesland, zonder dat de Staten dier provincie collegialiter van het +plan en de wijze van uitvoering eenige officiëele kennis zouden +dragen: het bevreemdde mij, nergens in de gewisselde en overgelegde +stukken eenig bewijs gevonden te hebben, dat de Staten van Holland over +deze onderneming zijn gekend geworden.”</p> + +<p>»Bij dit alles, waarmede ik de geëerde aandacht van U Ed. +Mogenden reeds veel te lang heb bezig gehouden, zij het mij nog +vergund, met weinige woorden het denkbeeld te bestrijden, bij de +antwoorden der Regering, onder n<sup>o</sup>. 12, aangegeven, alsof het +nog eenigzins twijfelachtig zoude zijn, waaronder de eventueel +drooggemaakte polder zoude behooren; men zegt namelijk, »dat dit +later overeenkomstig de bepalingen van de grondwet en de bestaande +wettelijke verordeningen zal kunnen worden uitgemaakt.”—Dit +kan en moet, dunkt mij, niet quaestieus gesteld worden:—wanneer +wij toch in dezelfde <span class="pagenum">[<a id="pb1.85" href= +"#pb1.85">85</a>]</span>periode lezen, »dat de uitlozing van den +toekomstigen polder op den boezem van Rhijnland zal plaats +hebben,” en wanneer wij, het oog op de kaart van het +hoogheemraadschap werpende, zien, dat de nieuwe polder geheel omgeven +zoude zijn van Rhijnlands werken, van Rhijnlands grondgebied, dan +gelooven wij, dat niet het interieure polderbeheer, het huishoudelijk +bestuur, maar die superintendentie, welke Rhijnland over al de polders, +in het hoogheemraadschap gelegen, uitoefent,—aan niemand beter en +geregelder dan aan dat collegie kan overgelaten worden.—Wat hier +de grondwet of andere bestaande wettelijke verordeningen anders leeren +kunnen, verklaar ik niet te begrijpen!”</p> + +<p>»Over het financiëel oogpunt, en de eventuëele +voordeelen der onderneming, zal ik in geene bijzonderheden treden. Ik +wil alleen, door mijn stilzwijgen, niet doen gelooven, dat ik de +gevraagde som van ruim 8 millioen voldoende acht; ik geloof +integendeel, dat zij veel te laag is genomen, en dat, om maar een enkel +punt te kiezen, de enorme dijk, welken men, ter afsluiting van het +Spieringermeer, dwars door het groote meer heen leggen wil, +zóódanig kan tegenvallen, dat hierop alleen misrekeningen +voor tonnen schats kunnen plaats hebben.—Ik ben overtuigd, dat +wanneer men eens aan den gang zijn zal, het rubriek der <i>onvoorziene +gebeurtenissen</i> tot in het oneindige zal gechargeerd worden, en merk +hierbij op, dat bij het rapport zelf nog werken zijn opgenoemd, als +bijv. de duiker, welke tot inlating van water eventuëel in den +IJssel zoude gelegd worden, waarvoor geene kosten zijn +uitgetrokken.”</p> + +<p>»Ja maar,” zegt men, »uit den verkoop van 16,600 +overschoone bunders land zullen al die extra-kosten, met de primitief +uitgelegde 8½ millioen, gevonden worden. Leest slechts in de +memorie van antwoord der Regering, <span class="pagenum">[<a id= +"pb1.86" href="#pb1.86">86</a>]</span>hoe »die dreigende +waterplas, in vruchtbare velden herschapen, door nijvere bewoners +bevolkt, rijke producten zal opleveren,” en zijt dan overtuigd, +dat de drooggemaakte bunders het uitgeschoten kapitaal ruim zullen +teruggeven.—Geloove dit die wil, ik niet: ik kan het mij zelven +niet wijs maken, wanneer ik de geschiedenis naga van zoo vele +droogmakerijen, als vroeger in ons Gewest van Zuid-Holland ondernomen +werden. Deze geschiedenis leert ons, dat eerst bij de tweede en derde +generatie van nijvere bewoners, en nadat de eerste ondernemers zich +bedorven en geruïneerd hebben, de landen eenige waarde bekomen, en +zij aanvankelijk zeer magere produkten opleveren. Levendig herinner ik +mij, uit de jaren toen ik als advokaat te Leijden werkzaam was, hoe ik +de nijvere pachters in de Nieuwkoopsche droogmakerij voor de eigenaars +der kavels heb moeten vervolgen, niet ter verkrijging van eenigen +billijken interest der betaalde gelden, hieraan was niet te denken, +maar tot bekoming van het noodige, om de polderlasten aan te zuiveren; +vele fiksche boerenwoningen heb ik aldaar door eenen eigenaar zien +stichten, bij wiens overlijden men, tegen aanzuivering der +achterstallige polderlasten en de kosten des transports, woningen met +de landerijen en al, bijna om niet konde bekomen.”</p> + +<p>»Nu waren al die vorige droogmakingen nog van beperkten +omvang, in vergelijking van die, welke bij het wetsontwerp wordt +beoogd: vele van deze werden door associatie van particulieren +ondernomen, die bij het bovenkomen der landen genoodzaakt waren dezelve +in cultuur te brengen:—maar hier, waar de Regering met 16,600 +bunders dras moerassig land, in kort opeenvolgenden termijn, zal voor +den dag komen, is het niet te gelooven, dat iedere bunder de waarde van +ƒ 100—zal kunnen gelden, en het is eer te verzekeren, +dat bijaldien het Amortisatie-Syndicaat zóó lang zal +moeten bestaan, <span class="pagenum">[<a id="pb1.87" href= +"#pb1.87">87</a>]</span>totdat de kapitalen, welke men hetzelve bij +deze gelegenheid wil ontnemen, uit de bedoelde onderneming zullen zijn +terug gekeerd, de aanneming van deze wet aan de bedoelde institutie tot +een certificaat van het ver uitgestrektste leven zal kunnen +verstrekken<a class="noteref" id="xd0e4131src" href= +"#xd0e4131">80</a>.”</p> + +<p>»Over, enz.”</p> + +<p>De vijfde spreker was de Heer M<sup>r</sup>. <span class= +"smallcaps">Frets</span>, welke zeide:</p> + +<p>»Over het uitdroogen van het Haarlemmermeer en over andere +werken spreek ik niet. Het wenschelijke van een en ander is in mijne +oogen groot: maar niet genoeg, om daarvoor het minder wenschelijke van +den geprojecteerden spoorweg ter zijde te stellen. Indien de Regering +had kunnen goed vinden om de onderwerpen te splitsen, had ik daarover +een afzonderlijk oordeel kunnen uitbrengen<a class="noteref" id= +"xd0e4151src" href="#xd0e4151">81</a>.”</p> + +<p>De Heer <span class="smallcaps">op den Hooff</span> liet zich over +dit onderwerp dus uit:</p> + +<p>»Over de droogmaking van het Haarlemmermeer zal ik niet +spreken, ik laat dat aan andere leden over. Een geacht spreker uit +Leyden heeft ons daarover veel gezegd, wat mij toeschijnt opmerking te +verdienen.”</p> + +<p>»Ik twijfel verder met een gedeelte der vijfde afdeeling, +waartoe ik de eer had te behooren, of, wanneer men daartoe mogt +overgaan, de zaak niet met inbegrip der <i>Spieringmeer</i> op eene +betere en min kostbare wijze zou kunnen worden uitgevoerd, dan nu is +voorgesteld.—.—Ik eindig, Ed. Mog. Heeren! met den opregten +wensch, dat het tegenwoordig ontwerp van wet,— —weldra +wederom geheel of gedeeltelijk, en wel gesplitst, veranderd en +gewijzigd, aan deze vergadering moge worden aangeboden, en dat hetzelve +alsdan de goedkeuring moge +wegdragen,— — —waardoor het belang van het +Vaderland, naar mijne overtuiging, zal worden bevorderd<a class= +"noteref" id="xd0e4171src" href="#xd0e4171">82</a>.” <span class= +"pagenum">[<a id="pb1.88" href="#pb1.88">88</a>]</span></p> + +<p>De Heer <span class="smallcaps">Sandberg</span> zeide, »dat +hij tegen het droogmaken van het <i>Haarlemmermeer</i> enz. zou moeten +stemmen, vermits de gelden uit de bij de wet voorgestelde 30 millioen +zouden moeten worden besteed<a class="noteref" id="xd0e4188src" href= +"#xd0e4188">83</a>.”</p> + +<p>De Heer <span class="smallcaps">Backer</span> »betwistte de +nuttigheid en het voordeel niet, dat eenmaal de droogmaking van het +Haarlemmermeer aan Holland zal toebrengen, maar vond zwarigheden in de +financiëele schikkingen, die de Regering tot het volvoeren ook van +deze onderneming voorstelt. Ook had hij wel gewenscht, dat men het +voornemen om het Meer droog te maken, nog eenigen tijd had vertraagd, +totdat over deze zaak meerder licht zoude zijn verspreid; dat men met +de opiniën der onderscheidene belanghebbenden meer bekend zal zijn +geworden, en de betrekkingen tusschen den droog te malen polder en +Rhijnland beter geregeld zouden zijn<a class="noteref" id="xd0e4201src" +href="#xd0e4201">84</a>.”</p> + +<p>De Heer <span class="smallcaps">van Reenen</span> behandelde dit +onderwerp uitvoerig en zeide hoofdzakelijk:</p> + +<p>»Met blijmoedige dankbaarheid vernamen vele inwoners der +polders, welke sedert zoo vele jaren geteisterd zijn geworden door het +dagelijks toenemend geweld van het Haarlemmer-water, dat de beveiliging +tegen hetzelve een onderwerp uitmaakte van de zorg des Konings. +Gedurende ruim twintig jaren had ik het bestuur over een poldertje, dat +op zich zelf klein is, doch al de nadeelen gevoelt, welke de omliggende +polders van Sloten door het Haarlemmermeer-water lijden. Natuurlijk +waren dus de lotgevallen van die landstreek en de geweldige +uitwerkingen, welke het Haarlemmermeer, bij westelijke en +zuid-westelijke winden, op dezelve uitoefent, zoowel als de middelen om +dien geduchten vijand te weren, een <span class="pagenum">[<a id= +"pb1.89" href="#pb1.89">89</a>]</span>punt bij mij van gedurig +onderzoek. Ik zag, dat de geschiedenis en de physieke aard der gronden +zelve bewijzen, hoe groot het gevaar is, dat van dien kant eene +landstreek dreigt, welke, tusschen het Meer en het IJ gelegen, boven de +18000 guldens in de grondbelasting van het Rijk draagt; aan Rhijnlands +bundergeld meer dan 9600 guldens opbrengt; jaarlijks groote sommen tot +polderlasten moet dragen; en geene hulp van Rhijnland ontvangt in +deszelfs verdediging tegen het Haarlemmermeer. De verwoestingen, welke +die plas in de aan denzelven grenzende polders, zoowel in vroegeren +tijd als in de laatste jaren, en ook onlangs in 1837 heeft aangerigt, +zijn te wèl bekend, dan dat ik de oplettendheid van U Edel +Mogenden zoude behoeven te vermoeijen met eene beschrijving der rampen, +die dezelve, ten gevolge der jaarlijks toenemende kracht van dat water, +op verschillende tijden hebben geleden.”</p> + +<p>»Groot was de hoop van die polders en van vele ingezetenen des +lands, die zoo dringend van de Hooge Regering hulp hadden afgesmeekt, +toen zij vernamen, dat de droogmaking van het Meer, welke zij als het +éénige middel tot het bewaren van een belangrijk gedeelte +des Rijks beschouwden, het onderwerp van een voorstel van wet +uitmaakte.”</p> + +<p>»Ook ik verheugde mij, dat zoo doende, nu, terwijl het nog +tijd is, een maatregel zoude worden genomen, die, indien dezelve +vroeger had plaats gevonden, kostelijke landen en dorpen zoude hebben +bewaard en het nutteloos verspillen van vele schatten zoude hebben +uitgewonnen: doch die ook nu nog ten minste het gevaar kan wegnemen, +dat, wel in een verwijderd, doch niettemin physiek zeker verschiet, +duizende bunders land, verscheidene dorpen, ja zelfs de hoofdstad +bedreigt: het gevaar namelijk, dat het Haarlemmermeer, vereenigd met de +Veenplassen en het IJ, eene zee zouden daarstellen ten Zuiden en Westen +<span class="pagenum">[<a id="pb1.90" href="#pb1.90">90</a>]</span>der +hoofdstad, weinig minder dreigende en gevaarlijk dan die, welke ten +Noordoosten dier stad is gelegen. Wat daarvan de gevolgen zouden zijn, +moge de geschiedenis van het ontstaan der Zuiderzee en van het +Haarlemmermeer beslissen.”</p> + +<p>»Maar groot was mijne teleurstelling, toen ik, het ontwerp van +wet inziende, en de medegedeelde stukken omtrent de droogmaking +onderzoekende, bevond, dat die wet door mij niet kon worden aangenomen: +niet alleen uithoofde van de middelen, waaruit de kosten gevonden +zouden worden; maar ook om de wijze, waarop het droogmaken van dien +plas werd voorgesteld, daar deze het gevaar van die noordelijke polders +en van de hoofdstad niet alleen niet afweert, maar in zeker opzigt +vermeerdert, door het niet droogmaken van het Spieringmeer. Ik zal +thans niet treden in andere bedenkingen tegen het werk, zoo als het +voorgesteld wordt, noch aanwijzen, hoe de bezwaren kunnen worden +weggenomen; want de zaak, op welke het heden voornamelijk neder komt, +is het financiëele punt.”</p> + +<p>»Gaarne had ik gezien, enz.”</p> + +<p>»Indien ik mij overigens met de wet konde vereenigen, zoude ik +den spreker uit Leijden op zijne gemaakte bedenkingen in het breede +antwoorden. Ik ben zóó zeer overtuigd van zijn verlicht +oordeel en rondborstig karakter, dat ik geenszins twijfel, of hij zoude +toestemmen, dat de door hem gemaakte bedenkingen het droogmaken van het +Haarlemmermeer niet behooren tegen te houden, indien dit op goede +grondslagen ondernomen kan worden; eenige aanmerkingen moet ik evenwel +ook thans maken.”</p> + +<p>»Uit oude stukken toont ons de spreker, dat aan Leijden het +<i>vroon</i> van vele meertjes in oude tijden door de souvereinen dezer +landen is geschonken en dat vervolgens <i>titulo oneroso</i> anderen +door die stad zijn verkregen. Maar welk regt is verkregen? Niet het +eigendoms-regt, maar <span class="pagenum">[<a id="pb1.91" href= +"#pb1.91">91</a>]</span>de visscherij: dit blijkt uit de door dien +spreker aangehaalde oorkonden zelve<a class="noteref" id="xd0e4240src" +href="#xd0e4240">85</a>. Ook was het de gewoonte der Graven in dien +tijd, dit weten wij ook uit andere voorbeelden, niet om het +eigendoms-regt op die wateren aan iemand te schenken, maar om de +visscherij aan gemeenten, kerken of pieuse instellingen, ter +verpachting, toe te staan: zoo is ook in dien tijd de visscherij in het +Sloterdijkermeer aan de kerk te Sloterdijk geschonken: en evenwel heeft +dit niet belet, dat de Staten van Holland en West-Vriesland, op den +7<sup>den</sup> December 1641, octrooi hebben verleend tot het +droogmaken van dien polder. Deze is dan ook sedert dien tijd in zeer +vruchtbaar land veranderd, doch thans weder, ten gevolge der stormen +van 1836 en 1837, in een’ waterplas herschapen, met welks +droogmaking men bezig is.”</p> + +<p>»Maar hoe het ook zij: uit het regt, dat Leijden heeft op een +gedeelte van het Meer, volgt niet, dat het droogmaken van dien plas +ongeoorloofd zoude zijn; maar, dat het droogmaken niet behoort te +geschieden, zonder behoorlijke schadeloosstelling. Of zoude men, om +eene visscherij te behouden, welke ’s jaarlijks, volgens den +spreker, twee duizend guldens opbrengt, geheele landstreken aan een wis +verderf moeten overgeven en eene stad als de hoofdstad des Rijks in het +grootste gevaar moeten brengen? En dit toch zal eenmaal het geval zijn, +indien het Haarlemmermeer niet wordt beteugeld. Zoo ooit onteigening +ten algemeenen nutte billijk en regtvaardig is, dan is zij het in dit +geval.”</p> + +<p>»Het verdient hier opgemerkt te worden, dat vele van <span +class="pagenum">[<a id="pb1.92" href="#pb1.92">92</a>]</span>die +meertjes, welke de spreker heeft opgenoemd, niet op de kaarten, die in +later tijd gemaakt zijn, gevonden worden; waarschijnlijk heeft het +inéénloopen van sommigen derzelve het Leijdsche meer doen +ontstaan, even zoo als dit vroeger door welige landsdouwen van de meer +noordelijk gelegen meren afgescheiden, naderhand met dezelve in +één is gesmolten, zoodat het Leijdsche meer in vervolg +van tijd ook met het Haarlemmermeer, met het Oudemeer en het +Spieringmeer vereenigd zijnde, meer en meer tot het IJ is genaderd en +thans dien geduchten plas uitmaakt, over welken wij +handelen.”</p> + +<p>»Het is waar, hetgeen de spreker zegt, dat reeds zoo dikwerf +de klagten over het gevaarlijke van dat Meer zijn opgerezen, dat men +bijna twijfelen zoude, of dat gevaar wel zoo groot zij. Maar juist dat +herhalen dier klagten bewijst het gevaar; want dit bewijst, dat de +landerijen, welke in de golven zijn verzonken, niet in +ééns en door eene groote en onvoorziene omwenteling der +natuur zijn vernietigd; maar door de langzamerhand voortgaande +uitbreiding dier wateren. Zoo dikwerf als zware stormen in de +waterkeeringen doorbraken en verlies van land veroorzaakten, werden die +klagten opgeheven. Wanneer de wateren wederom geweken, de +waterkeeringen óf hersteld óf met de +vóórliggende landen verdwenen waren en de eigenaars +derzelve het verlies, als door eene <i>vis major</i> veroorzaakt, +hadden moeten dragen, dan, ja, zwegen die klaagstemmen voor het +oogenblik; maar nieuwe rampen deden nieuwe klagten ontstaan, en nieuwe +landeigenaars deden op nieuw dezelfde klagten hooren; doch ook +dán werden deze stemmen wederom gesmoord. Intusschen bleef de +vijand niet rusten, zijn geweld vermeerderde met zijne uitbreiding: de +dorpen <i>Nieuwerkerk</i>, <i>Rijk</i> en <i>Vijfhuizen</i> verdwenen; +de visscherij moge er bij gewonnen hebben; maar het gevaar werd hoe +langer hoe grooter. <span class="pagenum">[<a id="pb1.93" href= +"#pb1.93">93</a>]</span>In de vorige eeuw was de Akerweg nog tot +waterkeering dienende tegen het Meer; het herstellen der doorbraken in +denzelven, en van de waterkeering, werd toen door de landmeters van +Rhijnland begroot op ƒ 140,400 of ƒ 188,660, naar +mate dat het werk meer of minder volkomen zoude zijn. Doch men heeft +toen tot andere min kostbare maatregelen de toevlugt genomen:—die +Akerweg is geheel vernield,—vóór- en achterliggende +landen zijn verdwenen: wij zien omtrent den Osdorper-weg, die veel meer +noordelijk gelegen, toen een binnenweg was, thans dezelfde zwarigheden +ontstaan;—wij zagen dien ook verschillende malen +dóórbreken, en wij zagen het Haarlemmermeer de landerijen +en noordelijke polders tot aan de poorten van Amsterdam en den +Haarlemmerweg met groot geweld innemen.”</p> + +<p>»Aan den Koning, aan de Staten van het gewest, aan Rhijnland +is hulp verzocht tegen het gevaar, waarin het land, tusschen het IJ en +het Haarlemmermeer gelegen, verkeert. De Koning, de Staten van het +gewest hebben zich hulpvaardig betoond: ook de onderhavige wet is een +bewijs van de gezindheid der Hooge Regering om te helpen; maar de +wijze, waarop het droogmaken van het Meer wordt voorgesteld, is niet +voldoende, om het gevaar te weren. Ook behoeft men hier geene +proefnemingen te doen, waar men zich met genoegzame zekerheid tegen de +kwade gevolgen, welke uit de onderneming voor Rhijnlands boezem +gevreesd worden, kan waarborgen. Het gevaar, dat men in het verkleinen +van dien boezem door het droogmaken van het Meer veronderstelt, moet +door andere middelen worden weggenomen, dan door het onaangeroerd laten +van het Spieringmeer; want om dit aan die bedoeling te doen +beantwoorden, zoude het voor de polders, die tegen den Haarlemmerweg +gelegen zijn, en voor den toekomstigen polder zelven, dubbel gevaarlijk +<span class="pagenum">[<a id="pb1.94" href= +"#pb1.94">94</a>]</span>worden. Ik eindig dus met den wensch, dat, +welke ook de gevolgen van het tegenwoordig ontwerp van wet zijn, het Z. +M. den Koning moge behagen, dit punt in bijzondere overweging te +nemen<a class="noteref" id="xd0e4287src" href= +"#xd0e4287">86</a>”.</p> + +<p>De tiende spreker was de Heer <span class="smallcaps"> +Druyvensteyn</span>, welke aldus sprak:</p> + +<p>»Dat ik mij verpligt vinde mijne stem aan het voorgedragen +wetsontwerp, tot uitgifte van losrenten ten laste van de overzeesche +bezittingen, tot het doen van voorschotten voor openbare werken te +ontzeggen, is niet om mij daardoor te verklaren tegen het aanleggen van +spoorwegen, veel minder om mij te verzetten tegen het droogmaken van +het Haarlemmermeer, en zelfs niet om aan de Regering de gelegenheid te +ontnemen, door bijdragen, verschillende werken van algemeen nut en +belang te helpen verbeteren, maar, al in de eerste plaats, omdat ik het +oogenblik, waarin wij zijn, voor dergelijke belangrijke werken niet +gelukkig gekozen vind, en een verwijl, al ware het dan ook maar van +korten duur, wenschelijk en voorzigtig beschouw, en ten andere, maar +ook bepaaldelijk, omdat ik mij met het aangewezen fonds niet kan +vereenigen.”</p> + +<p>»Of een spoorweg in ons land enz.”</p> + +<p>»Wat de droogmaking van het Haarlemmermeer betreft, hoe vele +ontwerpen zijn daartoe niet reeds gemaakt, met <span class="smallcaps"> +Leeghwater</span> en welligt reeds vroegere te beginnen; hoe vele +wenschen zijn daartoe gedaan; hoe dikwerf is het noodzakelijke +aangetoond, en hoe is dit Meer, onder het maken van al die plannen en +berekeningen, uitgebreid, in werking en kracht toegenomen, en hoe zal +hetzelve eindelijk bij zoodanigen voortgang gevaarlijk worden en eene +droogmaking gebiedend vorderen?” <span class="pagenum">[<a id= +"pb1.95" href="#pb1.95">95</a>]</span></p> + +<p>»Ik ben zeer voor het droogmaken van het Haarlemmermeer, en +behalve het hiervoren gezegde, vereenig ik mij met de woorden der +Regering in de eerste antwoorden op dit onderwerp gegeven, dat de keus +niet twijfelachtig kan zijn, dezen uitgestrekten en dreigenden +waterplas in vruchtbare velden herschapen te zien; maar ik verschil van +opinie omtrent de wijze van uitvoering: ik wenschte de onderneming aan +partikulieren toebetrouwd te zien en, om daarbij eens in den geest van +het onderwerp in eenen landelijken zin te spreken, bezig ik het +spreekwoord: <i>wien de koe behoort vat ze bij de hoornen</i>. Bij eene +eigen onderneming wordt die spreuk met ernst voor oogen gehouden, en de +bewustheid van voor het <i>groote kantoor</i> te werken leidt niet tot +nuttelooze kosten.”</p> + +<p>»In Noordholland zijn in vroegere eeuwen veertig, en welligt +meer, zoo groote als kleine waterplassen, door particuliere +ondernemingen in land herschapen, en mogen wij hierin den ondernemenden +geest onzer voorvaderen opmerken, het tegenwoordig geslacht mag er ook +op roemen, dat de moed voor groote zaken nog niet is verloren, en het +droogmaken van het Haarlemmermeer nog geen onderwerp is om tegen op te +zien; maar door ondervinding wijs geworden, kan zoodanige onderneming +niet onvoorwaardelijk plaats vinden: bijna alle droogmakingen, ten +minste in Noord-Holland, hebben, zelfs bij de geringere arbeidsloonen +en bij zeer lage prijzen der levensmiddelen, óf eene ongunstige +óf hoogstens eene zeer matige uitkomst opgeleverd, en bij eene +vrij zeker schadelijke uitkomst, zoo als bij de droogmaking van het +Haarlemmermeer toch wel het geval zal wezen, zoude de onderneming door +particulieren, zonder gunstige conditiën, eene dwaasheid +zijn.”</p> + +<p>»Maar de Regering kan hierin te gemoet komen: laat dezelve +voor deze droogmaking, ook met inbegrip van het Spieringmeer, dat, zoo +ik mij niet vergis, ook het idee <span class="pagenum">[<a id="pb1.96" +href="#pb1.96">96</a>]</span>der commissie is, eene billijke bijdrage +aanbieden, vrijdommen verleenen en al wat tot deze zaak wenschelijk kan +zijn, gemakkelijk maken, en daartegen bepalingen vasthouden, die van de +zijde der Regering niet verloren mogen gaan.”</p> + +<p>»Zoo zal bij voorbeeld Rhijnland in deszelfs bestuur en regten +bescherming behoeven, het zal van belangrijke bezwaren ontheven, maar +ook met andere moeten belast worden; voor de ontlasting van het +boezemwater, dat zich op een’ veel kleineren omtrek zal beperkt +vinden, zal met naauwgezetten ernst moeten gezorgd worden; de +landerijen, die aan dezen verkleinden waterboezem zullen grenzen, en na +de bedijking van het Meer als oude landen zullen voorkomen, zullen +welligt tegemoetkoming behoeven voor het aanleggen, verhoogen of +verzwaren hunner waterkeerende dijken; de plaatsing der watermolens en +stoommachines, de verbetering en vermeerdering van sluizen, zal niet +naar willekeur moeten geschieden; het getal der beide eerste zal +aanvankelijk onzeker, maar nader in verband met de blijkbare behoefte +worden vastgesteld, en meer dergelijke zaken, als door de ondervinding +zullen aangewezen worden, noodzakelijk te zijn.”</p> + +<p>»Onder het voorbehoud van alle zoodanige bepalingen aan de +zijde der Regering, zal het Haarlemmermeer worden drooggemaakt, zonder +andere belangen te kort te doen of te benadeelen, en hoe hoog de +bijdrage der Regering ook moge worden bepaald, ze zal niet onzeker en +altoos minder zijn, dan de kosten eener eigene onderneming; de regten +van Rhijnland zullen bewaard, de belangen der omgelegen landen zullen +beschermd worden, een gevaarlijke plas zal niet meer bestaan, en aan +het algemeen belang wordt eene hoogstwenschelijke en nuttige bijdrage +gebragt.—Ik herzegge, aan het algemeen belang, want de provincie +mag er door verbeteren, en <span class="pagenum">[<a id="pb1.97" href= +"#pb1.97">97</a>]</span>van de mogelijkheid eener gedeeltelijke +overstrooming bevrijd worden, maar ’s Rijks kas alleen zal +éénmaal, al moge zulks nog verre verwijderd zijn, de +vruchten van het drooggemaakte Meer plukken.”</p> + +<p>»Wat eindelijk het laatste gedeelte der wet betreft, enz.<a +class="noteref" id="xd0e4332src" href="#xd0e4332">87</a>.”</p> + +<p>Hierop volgde de Heer <span class="smallcaps">de Bordes</span>, +welke zeide:</p> + +<p>»Wat het droogmaken van het Haarlemmermeer betreft, ben ik +overtuigd van al het heilzame van hetzelve, en ik erken tevens, dat dit +gedeelte van het ontwerp van wet zich om zeer vele redenen, uitgedrukt +in de memorie van toelichting van het Gouvernement, +aanbeveelt.”</p> + +<p>“Het betoog van het geëerd lid uit Leijden voor het +uitsluitend regt van de genoemde stad op het Haarlemmermeer, hetzij dan +op den grond van hetzelve, hetzij op de visscherij in dien waterplas, +uit oude stukken ontwikkeld, is mij zeer belangrijk en wetenswaardig +voorgekomen;—maar wanneer ik ook bij nader onderzoek dier stukken +eene nog meer volledige overtuiging van dat regt mogt verkrijgen, zoude +het voor mij geene genoegzame beweegredenen opleveren, omdat naar mijn +inzien het regt der stad Leijden dan gelijk zoude staan met alle andere +particuliere eigendommen, die tot bevordering van algemeen nut, +behoudens eene billijke schadevergoeding, onteigend kunnen +worden.”</p> + +<p>»Doch, hoezeer ik dan aan de eene zijde overtuigd ben van het +nuttige der zaak, gevoel ik aan den anderen kant de billijkheid, dat +een werk van zoo veel nut voor <i>deze</i> provincie, en waarbij het +Hoogheemraadschap van Rhijnland ook zoo zeer betrokken is, niet +uitsluitend worde daargesteld ten, koste van de algemeene +schatkist.”</p> + +<p>»Het is wel waar, de voordeelen, welke uit die droogmaking +zullen voortvloeijen, zijn niet alleen eigen aan de <span class= +"pagenum">[<a id="pb1.98" href="#pb1.98">98</a>]</span>provincie +Holland, maar ook de algemeene Staat heeft er belang bij, om die +gevaarlijke binnenlandsche zee uit het midden van den vaderlandschen +grond te doen verdwijnen; doch dat belang is toch meer bijzonder dat +van het gewest, waarin die waterplas zich bevindt, en vooral ook dat +van het Hoogheemraadschap, hetwelk daardoor zal bevrijd worden van de +groote kosten, die de beveiliging van de oevers van het Haarlemmermeer +jaarlijks vordert.”</p> + +<p>»Ik zoude derhalve met velen mijner medeleden instemmen, dat +wel de Rijks schatkist zich met een aanzienlijk gedeelte van de +vereischte kosten bezwaren kan, maar meen tevens, en wel vooral ook, +omdat de toestand van ’s lands kas zoo veel uitsparing vereischt, +dat de mede-geïnteresseerden in die kosten moeten +deelen.”</p> + +<p>»En daar ik dit in de concept-wet niet aangetroffen heb, en +vooral ook, daar ik voor de algeheelheid der kosten hetzelfde fonds +vind aangewezen, hetwelk ik voor den ijzeren spoorweg moet afkeuren, +heb ik ook gemeend aan dit aangelegen werk, hoe wenschelijk op zich +zelf, mijne stem niet te kunnen geven;—moetende ik daarbij aan de +beoordeeling van meerkundigen overlaten, in hoe verre de geprojecteerde +uitvoering van het ontwerp aan gegronde bedenkingen, of aan die, welke +wij in deze zitting hebben hooren aanvoeren, onderhevig is, en of de +raming der kosten als voldoende kan worden geacht.”</p> + +<p>»De wijze van voorziening in de vereischte kosten belet mij +ook te stemmen voor de werken van verschillenden aard, en ik oordeel +tevens met de afdeeling, tot welke ik behoord heb, dat die werken in de +wet zelve hadden behooren uitgedrukt te worden, en dat ten aanzien der +kosten, voor ieder derzelve vereischt, eene afzonderlijke opgave van +hetgeen de algemeene lands-kas daarin zoude behooren te dragen, in de +wet had behooren gevoegd te worden.” <span class="pagenum">[<a +id="pb1.99" href="#pb1.99">99</a>]</span></p> + +<p>»Eene geregelde toestemming der Staten-Generaal in deze +buitengewone credieten scheen mij zulks te vorderen.”</p> + +<p>»Het alles te zamen trekkende, is het dus niet, omdat ik het +nuttige der voordragt niet gevoel, maar om den vorm, waarin hetzelve is +voorgesteld, en vooral om de wijze van voorziening in de benoodigde +kosten, dat ik mij gedrongen zie Zijne Majesteit eerbiedig te verzoeken +deze wet in nadere overweging, te nemen<a class="noteref" id= +"xd0e4369src" href="#xd0e4369">88</a>.”</p> + +<p>De Heer <span class="smallcaps">van Hoorn van Burgh</span> +»achtte de droogmaking van het Haarlemmermeer hoogst wenschelijk +en heilzaam, en wees bij het betoog hiervan vooral ook op de polders +van <i>Woubrugge</i> en anderen, die nog onder de gevolgen zuchtten der +stormen van November en December 1836, en de daardoor veroorzaakte +overstroomingen van het Haarlemmermeer. De vermenging echter van twee +ongelijksoortige onderwerpen en het onraadzame der voorgedragen +financiëele maatregelen, deden hem tegen de wet stemmen<a class= +"noteref" id="xd0e4385src" href="#xd0e4385">89</a>.”</p> + +<p>De Heer <span class="smallcaps">Repelaer</span> zeide: »Wat +het droogmaken van het Haarlemmermeer aangaat, hoe wenschelijk die zaak +op zich zelve ook beschouwd moge worden, en in de gevolgen van belang +voor het Rijk moge zijn, zoo doet zich echter alhier de vraag op, of +het raadzaam is, zoodanige onderneming juist in de tegenwoordige +omstandigheden te beginnen: indien er toch geen <i>periculum in +mora</i> bestaat, zoude men dan die bewerking niet tot geschikter +gelegenheid kunnen uitstellen? zijn er zoodanige dringende redenen +aanwezig, welke de droogmaking van dat Meer zonder uitstel en gebiedend +vorderen; waarom dan dezelve, het zij met eerbied gezegd, aan deze +vergadering niet kenbaar gemaakt? Mogten er echter geene zoodanige +overwegende <span class="pagenum">[<a id="pb1.100" href= +"#pb1.100">100</a>]</span>redenen bestaan, ware het dan niet beter een +gunstiger tijdstip daartoe uit te kiezen<a class="noteref" id= +"xd0e4403src" href="#xd0e4403">90</a>?”</p> + +<p>De veertiende spreker was de Heer <span class="smallcaps"> +Hooft</span>, welke dus sprak:</p> + +<p>»Ik was voornemens, om een uitgebreid advijs uit te brengen +over de onderhavige wet; maar toegevende aan het verlangen van vele +leden en in aanmerking nemende de lang gerekte aandacht van U Edel +Mogenden, waarvan ik geen misbruik wil maken, zoo zal ik, daar vele van +mijne bedenkingen reeds door andere leden zijn opgenomen, verder van +het woord afziende, mij alleen bepalen tot één punt, +waartoe ik mij verpligt gevoel. Daar het U Ed. Mogenden bekend is uit +de stukken, welke wegens het Haarlemmermeer zijn medegedeeld, dat ik +behoord heb tot de commissie, welke daarover rapport heeft uitgebragt, +en als strijdig met de bemoeienissen dier commissie, voor dezelve, maar +vooral voor de Regering, welke die commissie heeft benoemd, eenigzins +grievend is voorgedragen, namelijk alsof het Bestuur van Rhijnland ten +deze <i>niet ware gekend</i>; iets dat niet alleen in de afdeelingen, +maar ook bij de beraadslaging van heden, en wijders in een adres aan +deze Kamer gerigt en in de dagbladen opgenomen en publiek geworden, is +beweerd: hierover nu moet ik U Ed. Mogenden zeggen, dat op gevraagde +voordragt van Rhijnland door Z. M. de Heer <span class="smallcaps">du +Pui</span>, Secretaris van de stad Leijden, in die commissie is benoemd +geworden, even als de Heer <span class="smallcaps">de Bruyn +Kops</span>, Burgemeester van Haarlem, welke ook is lid van het Bestuur +van Rhijnland, zoodat twee leden van dat Bestuur in de commissie +zitting hadden; dat die Heeren, even als ik voor Amsterdam daarin +zitting hebbende, met ruggespraak met onze committenten hebben +gehandeld, zoodat die Heeren den Heer <span class="pagenum">[<a id= +"pb1.101" href="#pb1.101">101</a>]</span>opzigter van Rhijnland, <span +class="smallcaps">Hanegraaff</span>, in onze deliberatiën en ter +visie der stukken hebben medegevoerd, zoowel als ik een’ +deskundige uit de hoofdstad; dat al de bezwaren van Rhijnland tegen het +ontwerp der droogmaking zijn overwogen en geweken, voor het namens dat +Bestuur aan onze commissie ingeleverd en door dezelve in deszelfs +geheel overgenomen plan met teekening en raming van kosten voorzien, +(thans nog ter inzage op de griffie van deze Kamer liggende), van de +geprojecteerde verbeterde uitwatering te Katwijk; en dat wijders het +bij onze commissie ook door mij sterk aangedrongen voornemen om de +droogmaking van het Spieringmeer aan te raden, is opgegeven, alleen +toen wij de zekerheid meenden te hebben, dat bovengemelde medewerking +van Rhijnland getuigde van de goede gezindheid ten deze van dat +Bestuur, en hetzelve daardoor genoegzamen waterboezem erkende te +hebben.”</p> + +<p>»Na al dat aangevoerde, laat ik het beoordeelen, of Rhijnland +al dan niet gehoord is, over aan de natie. Ik heb gezegd <a class= +"noteref" id="xd0e4434src" href="#xd0e4434">91</a>.”</p> + +<p>In de Nederlandsche Staats-Courant van den 21 April 1838, +N<sup>o</sup>. 95, heeft de Heer <span class="smallcaps">Hooft</span> +dan ook de redevoering, welke hij had vermeend in de Kamer uit te +spreken, doen drukken; ik neem uit dezelve hier over hetgeen tot het +Haarlemmermeer betrekking heeft en aldus luidt:</p> + +<p>»Heb ik iets gezegd over de ijzerbaan, althans zullen U Edel +Mogenden dit van mij verwachten van het Haarlemmermeer, eene zaak, die +ik daarentegen gaarne derzelver beslag zag verwerven, door deze hoogst +gevaarlijke en al meer en meer toenemende vernielingskracht +uitoefenende binnenlandsche zee te zien droog gemaakt en <span class= +"pagenum">[<a id="pb1.102" href="#pb1.102">102</a>]</span>herschapen in +eene welige vlakte, waartoe de wensch van allen, die de zaak kennen, +zich zoo ernstig uitstrekt; en ook daaronder mag ik mij rangschikken, +zoowel als grondeigenaar, alsook als belastingschuldige van Rhijnland, +en vermeen dus mijne stem in die betrekking, met mijne mede-slagtoffers +van de woelingen van dat Meer, zoowel <i>voor</i> de droogmaking te +mogen verheffen, als andere bunderpligtigen aan Rhijnland, die tot dus +verre gespaard zijn, er <i>tegen</i> willen spreken. Maar, Ed. Mog. +Heeren! wat zal ik al veel bijvoegen bij hetgeen staat in het u bekend +rapport der commissie van onderzoek deswege, waar ik de eer gehad heb +van mijne teekening onder te stellen, en dat het noodzakelijke, het +uitvoerlijke, en, in één woord, het aannemelijke daarvan +vrij overtuigend moet bewijzen.”</p> + +<p>»Ik beken, dat ik gaarne gezien had, dat deze onderneming zich +ook had kunnen uitstrekken over het zoogenaamde Spieringmeer; maar +toegevende in dezen aan de zwarigheden, die zich in de uitvoering +opdeden bij een zeer gewigtig waterbestuur in die streken, welks +medewerking veel waard was en waarvan de tegenwerking niet verkieslijk +was, zoo heb ik dat stuk geteekend in de volle verzekering, dat het +Bestuur van Rhijnland, waarvan twee leden het rapport mede geteekend +hebben, en na gehoudene ruggespraak met hunne medebestuurders, aan die +commissie hoogst belangrijke hulpmiddelen hebben gesuppediteerd en door +deze zijn overgenomen;—ik beroep mij, om niets meer of anders te +noemen, op het project met teekening en raming van de uitbreiding van +het Katwijksche kanaal, ter griffie dezer Kamer in natura aanwezig en +door Rhijnlands Bestuur opgemaakt, aan de commissie overgegeven: is dit +hooren van dat Bestuur, of is het dit niet? (Ik vraag dit tot +wederlegging van het ongegronde van den kreet, alsof dat Bestuur +onkundig <span class="pagenum">[<a id="pb1.103" href= +"#pb1.103">103</a>]</span>van de zaak was).—Zoo heb ik, zeg ik, +dat stuk geteekend, al wordt de droogmaking niet zoo volledig als ik +die wenschte: andere leden dier commissie met mij het wenschelijke van +het droogmaken van het Spieringmeer opgegeven hebbende, alleen omdat +wij op Rhijnlands medewerking staat maakten. Maar ik zie, dat ik uit +ijver voor de zaak te verre ga, en mij inlaat in eene aanprijzing van +dezelve, die minder het onderwerp onzer beoordeeling moet zijn: de +vraag, of er gelden uit de schatkist voor moeten gegeven worden, is +alleen van onze competentie, en <i>ja</i> antwoord ik +daarop.”</p> + +<p>»Het is geen werk voor nageburen of omliggende grondbezitters, +deze zijn reeds óverbelast in al de Rijks lasten: dit is +één- en andermaal bewezen, toen wij over de grondlasten +beraadslaagden; deze zijn bovendien nog zóódanig gedrukt +door molen-, polder- en andere ongelden, dat abandonneren van hunne +bezittingen eerder het voornemen zoude zijn, dan nieuwe lasten te +dragen; met grond dus mag men ’s Rijks hulp in dezen zoo goed +vragen en verwachten, als wij jaarlijks andere provinciën, zoo als +Zeeland en Overijssel, in verhouding tot de overige, overwigtige +aandeelen zien trekken bij de begrooting in de waterwerken van het +geheel; en let men er dan op, aan wie de eindelijke voordeelen van de +opbrengsten der drooggemaakte gronden zullen baten, is het dan niet in +de Rijks cassa, dat verre het meerendeel van al de directe en indirecte +belastingen, die door de zich aldaar te vestigen bevolking zullen +opgebragt worden, zullen vloeijen?”</p> + +<p>»Eene zwarigheid nog moet ik opnemen, die noch bij de +commissie bovengemeld, waar de bezwaren der stad Leijden door de +welwillendheid van Z. M. zijn ingezonden geweest, noch in de +aanmerkingen der afdeelingen is geopperd, maar nu voor het eerst in de +beraadslaging is opgekomen tegen de droogmaking van het Haarlemmermeer, +<span class="pagenum">[<a id="pb1.104" href= +"#pb1.104">104</a>]</span>en deze is: dat dit Meer een eigendom dier +stad zoude zijn, en die stad niet gehoord zoude zijn in +dezen.”</p> + +<p>»Het is waar, er was in die commissie geen lid van de Regering +dier stad, hoezeer de Secretaris van dezelve als lid van Rhijnland +daarin zitting had. Het punt van eigendom is niet geopperd, zeide ik; +doch was dat opgegeven, wel nu, het antwoord zoude zijn geweest, als +men dan dien eigendom bewees: Gij, eigenaar! zorg dan, dat uw eigendom +niet schade aan derden. En hoe hoog dit nu opgevijzeld is, even sterk +zoude die stad dit eigendoms-regt zoeken af te schuiven, wanneer al de +gelden, die het Rijk, Rhijnlands bunderpligtigen en alle zij, die +schade door de Meer-wateren geleden hebben of lijden, moeten dragen, +betaald zijn, op die stad eens verhaald wierden. Ik geloof dus weinig +aan dat bezwaar te mogen hechten, en juiche toe, dat wij eene grondwet +hebben, die in art. 215 het toezigt over die werken aan den Koning +opdraagt, om die eigenaren, die door veronachtzaming van het onderhoud +van hunnen eigendom anderen schaden, op den regten weg te brengen. Wat +het hooren betreft, kan ik hier nog bijvoegen, dat de commissie, +alléén op de vraag dier stad, een’ duiker ter +inlating van water van den IJssel heeft voorgedragen, en daartoe is +besloten, al zijn de kosten niet in de raming opgenomen. En waarom +niet? omdat die stad niet, even als Rhijnland voor de verbetering van +het ja thans niet voldoende, maar nu verbeterd zullende worden Katwijks +kanaal, eene begrooting en raming van kosten heeft +opgegeven.”</p> + +<p>»Er is in de afdeelingen ook gesproken van den wederstand, +welken die droogmaking ondervindt bij twee adressen aan deze Kamer +ingezonden. Wat betreft het eene van den Heer <span class="smallcaps"> +van Pallandt</span>, dit is eigenlijk niet tegen de droogmaking zelve, +maar tegen de wijze hoe, en behoort dus geheel bij de administrative en +niet bij de <span class="pagenum">[<a id="pb1.105" href= +"#pb1.105">105</a>]</span>wetgevende magt; deze Kamer kan toch wel niet +beslissen, of er een stoomwerktuig te Sparendam al dan niet moet komen. +Het andere van eenige grondeigenaars, waaronder een lid van Rhijnlands +Bestuur, een Bestuur dat, hoe groot in magt en hoe groot in dezen ook +opgevijzeld, inderdaad dan toch maar is een Polderbestuur in het groot, +alleen in de middelen van uitvoering werkzaam door omslag en +poldergelden door de grondbezitters opgebragt: ik zeg dit om te doen +gevoelen, dat al die grondbezitters met ernst moeten wenschen, dat die +al klimmende omslagen mogen verminderen, en dat vooruitzigt is er nu, +dat er een breidel zal gelegd worden aan de verwoestingen van dien +waterplas. Elk hunner te hooren was onmogelijk, hun aller +vertegenwoordigers zijn gehoord, heb ik gezegd en herhaal ik; dus zal +dat adres dan ook wel van geen overwigtig belang te beschouwen +zijn.”</p> + +<p>»Stond deze zaak nu eindelijk op zich zelve, met ernst en +ijver zoude ik de wet voor aannemelijk verklaren; maar, helaas! al te +veel bezwaren ontmoet ik om over te stappen, om er dit +ééne deel van te verkrijgen. Want behalve het reeds +vroeger door mij gezegde over andere bezwaren, zoo is er nog een +hoofdargument tegen, en dat is wel het voornaamste; (want over die +kleine wegen en andere werken zal ik nu kortheidshalve maar niet +spreken:) ik bedoel het financiëel gedeelte zelf en niet zoo zeer +de grootte der sommen, die benoodigd verklaard worden; want geene +sommen zijn te groot, als de vruchten daarvan zoo blijkbaar zijn te +verwachten, dat alle twijfel over dezelve wegvalt; maar over het +bezigen hiertoe van gelden, die moeten voortspruiten uit fondsen, aan +welke eene vaste bestemming is gegeven en niet dan onzeker terug zullen +zijn gekomen, dán en wanneer die benoodigd zullen zijn. Dit +onderwerp nu nader te ontwikkelen <span class="pagenum">[<a id= +"pb1.106" href="#pb1.106">106</a>]</span>zoude ik met welgevallen doen; +maar in de processen-verbaal der afdeelingen en door vorige sprekers is +hetzelve reeds zóó uiteen gezet, dat ik mij daarvan als +nu vermeen te mogen onthouden, te meer, daar ik U Edel Mogendens +aandacht welligt reeds te lang heb bezig gehouden.”</p> + +<p>»Ik moet tot mijn leedwezen derhalve Z. M. verzoeken, de wet +in nadere overweging te nemen, enz.”</p> + +<p>Eindelijk verdedigde Z. E. de Minister van Financiën Jr. <span +class="smallcaps">Beelaerts van Blokland</span>, die tevens Lid der +Kamer is, de wet, en zeide met betrekking tot het Haarlemmermeer:</p> + +<p>»Een ander gewigtig doel van het in beraadslaging zijnde +wets-ontwerp is het droogmaken van de <i>Haarlemmermeer</i>. Deze +groote waterplas, die reeds in vroeger jaren, ja, ik mag wel zeggen in +vroeger eeuwen (want reeds ten tijde van Prins <i>Maurits</i> werd de +noodzakelijkheid ingezien), zoo veel stof tot bezorgdheid heeft +opgewekt, is hoe langer hoe dreigender geworden, en de stormen in 1836 +en het begin van 1837 hebben het gevaar al meer en meer aanschouwelijk +gemaakt. De Regering, aan haren pligt tot ’s Lands behoud +getrouw, heeft dan deze gewigtige zaak tot een onderwerp van gezet en +naauwkeurig onderzoek gemaakt, waarvan het ontwerp, aan U Ed. Mog. +bekend, de uitkomst is; alle belangen zijn daarbij in het oog gehouden +en zoo veel mogelijk vereenigd. Dit is het voordeel van een Bestuur op +éénheid gegrond, dat tegenstrijdige, plaatselijke of +bijzondere belangen, die in onze vorige staatsgesteltenis zoo dikwijls +algemeen nuttige inrigtingen tegenhielden of dwarsboomden, aan het +algemeen belang ondergeschikt kunnen worden, of liever, zonder +schending van bijzondere regten zich in het algemeen belang en in het +algemeen welzijn oplossen. Dezelfde redenen, die ten aanzien der +ijzeren spoorwegen mij wederhielden in vele bijzonderheden te <span +class="pagenum">[<a id="pb1.107" href="#pb1.107">107</a>]</span>treden, +wederhouden mij ook daarvan met betrekking tot dit groote werk, welks +nut en noodzakelijkheid door kundige en bevoegde beoordeelaars algemeen +is erkend: zoodra de commissie, met die taak belast, dezelve had +afgewerkt, heeft de Regering niet gedraald in hare poging tot +verwezenlijking eener zaak, die voor het geheele Rijk van het grootste +belang is, omdat zij een groot gevaar zal afwenden, omtrent 17,000 +bunderen lands aan het water zal ontwoekeren, en den algemeenen lands +rijkdom zal vermeerderen. Maar is die noodzakelijkheid dan thans zoo +dringend? Ik antwoord zonder aarzeling, <i>ja</i>: die noodzakelijkheid +was reeds lang dringend, en wordt het dagelijks meer; vroeger konde de +zaak niet worden bij de hand genomen, omdat het onderzoek moest +voorafgaan; tot langer uitstel is geene reden, want dezelfde vraag, of +het nu zoo dringend noodig is, kan even goed in een volgend, in een +tweede, in een derde jaar, enz. gedaan worden, en zoude een uitstel tot +een’ onbepaalden tijd kunnen worden gerekt, tot het welligt te +laat zoude zijn, en de verwezenlijking moeijelijker en kostbaarder +zoude worden: gelijk één laatste druppel waters eindelijk +den emmer doet overloopen, die lang vermeerdering bij stralen heeft +verdragen, zoo kan één noodlottig oogenblik, door niemand +te berekenen, onherstelbare rampen veroorzaken. Om deze of gene +beschouwingen van ondergeschikt belang, behoort het aanvangen der zaak +niet te worden uitgesteld, die kunnen in den voortgang der uitvoering +worden in aanmerking genomen, en naar bevind van zaken daaromtrent +worden te werk gegaan; want men zal toch de Regering niet zoo +gedachteloos vooronderstellen, van niet op alle belangen, die ten dezen +in aanmerking kunnen en moeten komen, te hebben gelet of te zullen +blijven letten. Dat handelen naar bevind van zaken, gedurende het werk, +verdient daarom <span class="pagenum">[<a id="pb1.108" href= +"#pb1.108">108</a>]</span>niet met den naam eener gevaarlijke +proefneming te worden bestempeld, zoo als in een der requesten is +geschied; want wel verre, dat men de zaak aan proefnemingen zoude +willen blootstellen, heeft men bij eene mogelijke gebeurtenis het +hulpmiddel nevens de kwaal aangewezen. Dat ondertusschen dit gewigtig +werk betere uitkomsten, in korteren tijd en met mindere kosten, dan wel +vroeger was berekend, belooft, zal niemand behoeven te verwonderen, die +de kracht van den stoom in aanmerking neemt: eene beweegkracht, welke +onze voorouders niet gekend hebben, maar almede van den voortgang in +beoefenende wetenschappelijke kennis getuigt, en zoo veel toebrengt tot +de vervulling van tallooze behoeften en genietingen des +levens.”</p> + +<p>»Maar heeft de Regering, met gemeen overleg der +Staten-Generaal, wel het regt tot deze droogmaking? Deze bedenking, +door een’ geacht spreker in het midden gebragt, is zeker van +gewigt, en verdient dus eene bijzondere beantwoording: aan de stad <i> +Leijden</i> zoude de eigendom der <i>Haarlemmermeer</i> toebehooren; +zij had dien <i>titulo oneroso</i> verkregen, en kon derhalve, zonder +hare toestemming, daarvan niet worden ontzet; zij was ondertusschen in +hare belangen niet gehoord, evenmin als <i>Haarlem</i> en het +Hoogheemraadschap van <i>Rhijnland</i>. Ik antwoord daarop: 1º. +dat het niet juist is te zeggen, dat die steden en het +Hoogheemraadschap niet zouden gehoord, of niet in de gelegenheid +gesteld zijn geweest, derzelver belangen te doen gelden; het collegie +van Rhijnland is geraadpleegd over het benoemen van twee leden uit +deszelfs midden in de commissie om dit werk te onderzoeken en +daaromtrent te advijzeren; de Heeren <span class="smallcaps">de Bruijn +Kops</span> en <span class="smallcaps">du Pui</span> zijn daarop +gedesigneerd en benoemd, omdat de eerste was Burgemeester van <i> +Haarlem</i>, de tweede Secretaris van <i>Leyden</i>, en dus, zoo in die +hoedanigheid, als in betrekking van Hoogheemraden, in staat waren, de +<span class="pagenum">[<a id="pb1.109" href= +"#pb1.109">109</a>]</span>belangen dier steden en van Rhijnland te doen +gelden, gelijk die ook in aanmerking zijn genomen. 2º. Wat den +eigendom van <i>Leyden</i> betreft, wilde ik wel eens weten, of die +stad voor de <i>Haarlemmermeer</i> zich in de grondbelasting heeft +aangegeven, gelijk zij verpligt zoude zijn indien zij eigenaresse was +van dien waterplas, want water is zoowel in het kadaster begrepen als +land; maar te regt is zij in de grondbelasting niet aangeslagen, omdat +zij geen’ eigendom van de Meer heeft. 3º. Al wat uit de +voorgelezene oude oorkonden blijkt, is, dat zij indertijd gekocht heeft +<i>het vroon</i>, dat is de visscherij in een groot gedeelte van de +Meer: wat kan daaruit op zijn hoogst volgen? Dat zij het regt op die +visscherij behoudt, zoo lang de Meer water blijft. Zij is van dezelfde +conditie als ieder ander visscher, arm of rijk; maar de droogmaking +dáárom tegen te houden, daartoe bestaat geen regt; indien +hier een eigendom bestaat, dan staat daartegen over het regt van +onteigening ten algemeenen nutte, en de uitoefening van dat regt, +volgens de nog bestaande wet van 1810, kan niet verhinderd worden, maar +eene vraag van schadeloosstelling doen ontstaan volgens de grondwet en +het gemeene regt. Dergelijke belangen zijn ook niet uit het oog +verloren: opzettelijk is daarover in het algemeen het Departement van +Justitie geraadpleegd, en de uitkomst van dat onderzoek is geweest, dat +de zaak daarom niet behoefde opgehouden te worden, maar dat elke +opkomende reclame zoude moeten worden onderzocht, elks regten, hetzij +bij den gewonen regter, hetzij elders, overwogen, en daarop regt +gedaan, zoo als bevonden zoude worden te behooren. 4º. Geen +bijzonder belang kan het algemeen belang in den weg staan; zij zijn +voorbij, die rampzalige tijden, toen eene enkele stad de nuttigste en +in het algemeen belang noodzakelijkste werken konde verhinderen; zij +zijn voorbij, <span class="pagenum">[<a id="pb1.110" href= +"#pb1.110">110</a>]</span>en gelukkig voorbij, die tijden, toen de stad +<i>Leijden</i> aan hare gedeputeerden ter staatsvergadering van <i> +Holland</i> de instructie konde geven en met eede doen beloven, dat zij +nooit in de droogmaking der <i>Haarlemmermeer</i> zouden toestemmen. +Wij, Ed. Mog. Heeren! hebben een’ anderen eed afgelegd: wij zijn +als leden der Staten-Generaal verbonden, het algemeen belang met al ons +vermogen te bevorderen, zonder ons door provinciale, plaatselijke of +bijzondere belangen daarvan te laten aftrekken.”</p> + +<p>»Welke, de voordeelen dezer droogmaking zullen zijn, behalve +het beveiligen van een groot gedeelte des lands, en daaronder de +hoofdstad des Rijks, tegen een onherstelbaar verderf, is niet wel <i>a +priori</i> met eene volledige, dat is onbetwistbare juistheid te +berekenen; maar wanneer men aanneemt, dat de droog gemaakte landen, +door elkander gerekend, ƒ 200,—per bunder kunnen +opbrengen (door sommigen wordt die prijs op veel meer, door anderen op +minder berekend), dan verkrijgt men voor de 16,700 bunders eene som van +drie millioen drie honderd veertig duizend gulden; dit mag wel eene +goede opbrengst geacht worden voor een werk, waarvan de kosten negen +millioen kunnen hebben beloopen: maar dit is slechts een aanvankelijk +voordeel uit de eerste schepping (om het zoo te noemen) dier landen te +verwachten; die landen nemen ná de droogmaking en bebouwing in +waarde toe; kudden vee worden op dezelve ter grazing geweid; het zuivel +wordt in eene groote hoeveelheid vermeerderd; veldvruchten van +verschillenden aard worden er geteeld; fabrijken worden er welligt hier +en daar gevestigd; woningen en andere getimmerten worden er gebouwd; +dorpen rijzen op; allerlei neringen en bedrijven komen er aan den gang; +en terwijl het land aan het water zal ontwoekerd zijn, vinden daar +duizende nijvere ingezetenen werk, duizenden worden aan armoede <span +class="pagenum">[<a id="pb1.111" href= +"#pb1.111">111</a>]</span>onttogen; van al deze vermeerderingen van +welvaart, plukt het algemeen de schoonste vruchten, en deze werken +weldadig op de schatkist terug, aan welke onderscheiden opbrengsten in +reëele en personeele, directe en indirecte lasten toevloeien, +welke dus ongevoelig de gemaakte kosten vergoeden. Eene verlichte +Regering, welke dit werk zal hebben te weeg gebragt, en eene even +verlichte volksvertegenwoordiging, welke door eene onbekrompene +medewerking de Regering daartoe zal hebben in staat gesteld, zullen +zich bij eene dankbare nakomelingschap eene eerzuil hebben gesticht, +duurzamer dan metaal of marmer.”</p> + +<p>»Eene derde soort, enz.<a class="noteref" id="xd0e4568src" +href="#xd0e4568">92</a>”</p> + +<hr class="tb"> +<p>»Ik heb de hiervorenstaande redevoeringen gegeven, zoo als zij +in de <i>Nederlandsche Staats-Courant</i> zijn geplaatst<a class= +"noteref" id="xd0e4583src" href="#xd0e4583">93</a>. Men ziet uit +dezelve, dat ik bij den aanvang <span class="pagenum">[<a id="pb1.112" +href="#pb1.112">112</a>]</span>niet ten onregte zeide, dat van de +vijftien Leden, »die over de voorgestelde wet het woord hebben +gevoerd, er niet één is geweest, die zich <i>tegen</i> de +droogmaking van het Meer heeft verklaard, ja dat de meeste hunner het +het vewezenlijken van dit zoo lang reeds beraamd plan wenschelijk +hebben genoemd.”—De voorgedragene wet is met 46 stemmen +tegen 2, zijnde die van de Heeren <span class="smallcaps">Beelaerts van +Blokland</span> en <span class="smallcaps">Weerts</span>, +afgestemd.—Mag men geruchten gelooven, dan houdt de Regering zich +nog steeds onledig om dit plan te verwezenlijken, en zou Z. +M.—wiens belangstelling in alle nuttige ondernemingen nog dezer +dagen, door het Besluit tot het aanleggen van eenen ijzeren spoorweg +naar <i>Arnhem</i>, op nieuw gebleken is,—den Minister van +Binnenlandsche Zaken hebben gelast, om eenige proeven te doen nemen, +ten einde te geraken tot de bepaling der beste wijze van uitvoering +dier onderneming, ingeval men mogt besluiten, om daarmede eenen aanvang +te maken. Is dit zoo, dan mogen wij ons vleijen, dat nog in onzen +leeftijd die inwendige vijand, gelijk men het <i>Haarlemmermeer</i> met +regt mag noemen, zal worden ten ondergebragt: en dat nog eenmaal het +nageslacht, het alsdan bloeijend <i>Haarlemmermeer</i>, welig bebouwd +en talrijk bewoond, aanschouwende, met dankbaarheid aan de zorgen van +het voorgeslacht zal denken. De <i>Allerhoogste</i> schenke hiertoe +Zijnen zegen!</p> + +<p><span class="smallcaps">Amsterdam</span>, 1838.</p> + +<p><i lang="la">Candore et ardore.</i></p> + +<div class="footnotes"> +<hr class="fnsep"> +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e243src" id="xd0e243">1</a></span> Mr. <span class="smallcaps">J. +van Lennep</span>, <i>de IJzeren spoorweg van Amsterdam op Haarlem, +lierzang, den Aanleggeren en Begunstigers daarvan toegezongen</i>. +Amsterdam 1837.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e308src" id="xd0e308">2</a></span> Wij weten, dat <span class= +"smallcaps">Bilderdijk</span> zeer ongunstig over de gevolgen van het +droogmaken van het Meer dacht (zie <i>Geschiedenis des Vaderlands</i>, +I Dl., Blz. 25). Haar hij dacht even ongunstig over de vroegere +bedijkingen in ons Land en noemde onze vooronders <i>vernuftige +landbedervers</i>, van welke blaam de Heer Mr. <span class="smallcaps"> +S. de Wind</span> hen in een stukje, geplaatst in den <i>Zeeuwschen +Volks-Almanak</i> voor dit jaar, Blz. 93–101, getracht heeft te +zuiveren.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e369src" id="xd0e369">3</a></span> <i>Tegenwoord. staat der +Nederl.</i>, Deel VI, (<i>Holland</i>) Blz. 164 en volg. <i>De +Baron</i> <span class="smallcaps">van Lijnden</span>, verhandel. over +de Haarlemmer-Meer, Blz. 38–40, en <span class="smallcaps">G. +Nieuwenhuis</span>, <i>Algemeen Woordenboek</i>, op het woord <i> +Haarlemmer Meer</i>.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e496src" id="xd0e496">4</a></span> Volgens het plan van 1742, zou +men rondom het Meer eenen dijk hebben moeten leggen, ter lengte van +13830 roeden. Men berekende, dat men alsdan 19000 morgen droogen grond, +en hieronder 8000 morgen aan landerijen zou bekomen en bovendien nog +eenen verkleinden waterboezem van 9000 morgen behouden, om daarin het +overtollig polder- en ander water van <i>Rhijnland</i> te lozen. Voorts +zou men rondom den dijk eene <i>ringvaart</i> doen loopen voor de +schepen, die van <i>Sparendam</i> naar de <i>Oude Wetering</i> varen. +Men stelde, dat tot het uitmalen 112 zware achtkante steenen molens +benoodigd zouden zijn, en de kosten der geheele onderneming 6,631,000 +galden zouden bedragen.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e541src" id="xd0e541">5</a></span> Verhandeling van den Baron +<span class="smallcaps">van Lijnden</span>, bl. 5 en 6.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e625src" id="xd0e625">6</a></span> In de Vaderl. Letteroef. voor +Dec. 1837, N<sup>o</sup>. 15, is geplaatst <i>eene</i> lezenswaardige +<i>bijdrage over</i> <span class="smallcaps">J. A. Leeghwater</span>, +door den geleerden M<sup>r</sup>. <span class="smallcaps">S. de +Wind</span>, even als de onze getrokken uit ’s mans werken. Ook +in het <i>Aanhangsel op het Algemeen Woordenboek</i> van <span class= +"smallcaps">G. Nieuwenhuis</span> vindt men een goed gesteld artikel +over <span class="smallcaps">Leeghwater</span>, en in den <i> +Avondbode</i> van 10 Jan. 1838, N<sup>o</sup>. 53, wordt hij mede in +het mengelwerk vermeld.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e666src" id="xd0e666">7</a></span> Kl. Kron. bl. 11, +N<sup>o</sup>. 14.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e678src" id="xd0e678">8</a></span> Kl. Kron. bl. 6, N<sup>o</sup>. +5 en bl. 10, N<sup>o</sup>. 5. Zij had, zoo als hij N<sup>o</sup>. 7 +zegt, gezien zes van hare eigen kinderen, 47 kinds-kinderen, 63 +over-kinds-kinderen en nog 26, die aan deze getrouwd waren, makende te +zaamen 142, behalve nog andere 26, die gestorven waren.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e719src" id="xd0e719">9</a></span> Hij schreef zich ook wel <span +class="smallcaps">Leeg-water</span> en <span class="smallcaps"> +Leech-water</span>. De Redacteur van den Konst- en Letterbode, +N<sup>o</sup>. 18 van het jaar 1807, bl. 276, wil den naam afleiden van +<i>Laagwater</i>: »Ongetwijfeld,” zegt hij, »is die +naam ontleend, hetzij van zijne kunst, om onder of beneden het water +zich eenigen tijd op te houden, en aldaar eene verscheidenheid van +werkzaamheden te verrigten, of van een’ der voornaamste takken +van zijn beroep en velerlei handwerk: het woord <i>leeg</i> of <i> +leegh</i>, overeenkomstig de uitspraak bij de Noord-Hollanders, zelfs +op vele plaatsen tot heden, die de dubbele <i>a</i>, in verscheiden +woorden, als eene dubbele <i>e</i> uitspreken, en wel volgens oud +gebruik met bijvoeging van de <i>h</i>, <i>leegh</i> geschreven +wordende.”</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e760src" id="xd0e760">10</a></span> Kleine Kronijk, bl. 10, +N<sup>o</sup>. 9.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e786src" id="xd0e786">11</a></span> Bl. 12, N<sup>o</sup>. 23.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e803src" id="xd0e803">12</a></span> Ald. bl. 14, N<sup>o</sup>. +32.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e861src" id="xd0e861">13</a></span> Haarl. Meerboek, +N<sup>o</sup>. 41; kl. kr. bl. 27 en volg. N<sup>o</sup>. +1–16.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e882src" id="xd0e882">14</a></span> Zie Haarl. Meerb. +N<sup>o</sup>. 41, kl. kron. bl. 40, N<sup>o</sup>. 50 en vergelijk +Leven van <span class="smallcaps">Frederik Hendrik</span>. (II Deelen +in 8vo. van het jaar 1737). I<sup>ste</sup> Deel, bl. 259, 269 en +volg.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e909src" id="xd0e909">15</a></span> Haarl. Meerb. N<sup>o</sup>. +42.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e921src" id="xd0e921">16</a></span> t. a. pl.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e927src" id="xd0e927">17</a></span> t. a. pl. N<sup>o</sup>. +43.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e986src" id="xd0e986">18</a></span> Deze kunst schijnt echter +geene nieuwe uitvinding te zijn geweest, maar reeds bij de ouden +bekend, zoo als men zien kan bij <span class="smallcaps">Witsen</span>, +<i>Aeloude en Hedendaagsche Scheepsbouw</i>, bl. 287, gelijk de Heer +Baron <span class="smallcaps">Collot d’Escury</span>, in het +VI<sup>de</sup> Deel van <i>Hollands roem</i>, bl. 74, in de noot +opmerkt.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e1008src" id="xd0e1008">19</a></span> Deze <span class= +"smallcaps">Pieter Pietersz.</span> was den 20 Januarij 1574, en dus +een jaar vóór <span class="smallcaps">Leeghwater</span>, +te <i>Alkmaar</i> geboren en bekleedde verscheidene jaren het +Leeraarambt bij de Doopsgezinden, eerst in de <i>Rijp</i> en naderhand +te <i>Oost-Zaandam</i>, en stierf in 1651. Men vindt zijne afbeelding +in het II<sup>de</sup> Deel der Nederduitsche Vertaling van de <i> +Geschiedenis der Mennoniten</i> van <span class="smallcaps">Hermannus +Schijn</span>, door <span class="smallcaps">Gerardus Maatschoen</span>, +alwaar men ook (bl. 588–596) een verslag van de door hem +uitgegevene werken aantreft. Vóór ’s mans <i>Opera +Omnia</i> (tweemalen, in 1650 en 1666, in 4to. uitgegeven) is een kort +levensberigt van hem geplaatst. Vergelijk ook <i>Konst- en +Letterbode</i>, t. a. pl. bl. 277.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e1062src" id="xd0e1062">20</a></span> Aldaar bl. 41 en volg. Niet, +zoo als de Heer Baron <span class="smallcaps">Collot +d’Escury</span>, t. a. pl. bl. 73 zegt, achter het <i> +Haarlemmermeerboek</i>. Zie mede over dit waterduiken van <span class= +"smallcaps">Leeghwater</span>: <span class="smallcaps">Meerman</span> +op <span class="smallcaps">De Groot</span>, <i>Parall. Rerumpubl.</i> +Deel II, Hoofdst. 20, bl. 441 en volg., en <i>Bijdrage</i> van den Heer +<span class="smallcaps">De Wind</span>, in het bovenvermeld +N<sup>o</sup>. <i>der Letteroef.</i></p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e1373src" id="xd0e1373">21</a></span> N<sup>o</sup>. 18, bl. 278 +en volg.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e1391src" id="xd0e1391">22</a></span> Denkelijk <i>te nyeuwte</i>, +gelijk hier onder.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e1399src" id="xd0e1399">23</a></span> Dit cachet of zegel, hetwelk +van rood was is geweest, is door verloop van tijd en veelvuldige +behandeling bijna geheel afgesleten en verbrokkeld.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e1426src" id="xd0e1426">24</a></span> <i>Konst- en Letterbode</i> +t. a. pl. bl. 280.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e1437src" id="xd0e1437">25</a></span> Zie boven bl. 18, +N<sup>o</sup>. 5 en bl. 22, N<sup>o</sup>. 9.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e1511src" id="xd0e1511">26</a></span> Niet onaardig zijn de +aanmerkingen, welke hij bij sommige dier plaatsen maakt: men kan er +veelal den onderzoeker uit ontdekken. Zoo zegt hij b.v. bij <i> +Keulen</i>: »Eene treffelijke Stad, daar heb ik de toren gemeten, +die is 78 voet dik in het vierkant, hetwelk de dikste toren is, dien ik +gezien heb. Behalve dien, heb ik mede de torens van <i>Utrecht</i>, <i> +Mechelen</i> en <i>Antwerpen</i> wel gemeten, die zijn 68 voet dik, en +de nieuwe toren, die nu te <i>Amsterdam</i> aan de Nieuwe Kerk gemaakt +wordt, is 64 voet dik.” Bij <i>Goddorp</i> »’t Hof +van Holstein, aldaer ik in de Hofkerk het schoonste Muzijk gehoord heb, +daar ik mijn leven bij geweest hen, aldaar ik mede verscheiden malen +met den Hertog van Holstein gesproken heb, dewelke een zeer bequaam Man +is van zeden en manieren.”</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e1537src" id="xd0e1537">27</a></span> Verhand. bl. 42.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e1550src" id="xd0e1550">28</a></span> Eene, <i>Haarlem</i> 1669 in +8<sup>o</sup>., in <i>de opgave van Beschrijvingen der gewesten, steden +en plaatsen in het Koningrijk der Nederlanden</i>, door Mr. <span +class="smallcaps">J. T. Bodel Nyenhuis</span>, geplaatst in den <i> +Vriend des Vaderlands</i>, IV Deel, N<sup>o</sup>. 4; en eene, <i> +Haarlem</i> 1706, in 12<sup>mo</sup>. in het <i>Naamreg.</i> van <span +class="smallcaps">R. Arrenberg</span>, bl. 243.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e1608src" id="xd0e1608">29</a></span> Zie ook Avondbode van 16 +Januarij 1838.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e1614src" id="xd0e1614">30</a></span> Deze drukken van 1654, 1714 +en 1727 worden ook vermeld door mijnen vriend <span class="smallcaps"> +Bodel Nyenhuis</span> in de 2<sup>de</sup> lijst zijner voornoemde +opgave, <i>Vriend des Vaderlands</i>, D. V<span class="corr" id= +"xd0e1625" title="Niet in bron">.</span>, N<sup>o</sup>. 3. Zij zijn +alle in 4<sup>to</sup>. en te Amsterdam uitgegeven. Ik zag ook +een’ druk van 1669, uitgegeven te <i>Saerdam</i>, geplaatst +achter den 7<sup>den</sup> druk van het Haarlemmer-Meerboek. Het is +niet onwaarschijnlijk, dat deze kronijk, na den jare 1654, telkens +gelijk met het Meer-boek is herdrukt.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e1656src" id="xd0e1656">31</a></span> Amsterdam bij <span class= +"smallcaps">Dominicus van der Stichel</span>, 35 bl. in +4<sup>o</sup>.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e1668src" id="xd0e1668">32</a></span> De Heer <span class= +"smallcaps">Van Lijnden</span> verh. bl. 43; en het aanhangsel op het +woordenboek van <span class="smallcaps">Nieuwenhuis</span> zeggen, dat +het werkje in 1640 voor het eerst uitkwam; doch dit is eene vergissing. +De Schrijver van het artikel in den <i>Avondbode</i> noemt het jaar +1643; doch verkeerdelijk. De Heer <span class="smallcaps">De +Wind</span> vermoedde te regt, dat die eerste uitgave +vóór het laatstgenoemde jaar heeft plaats gehad.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e1683src" id="xd0e1683">33</a></span> Amst. bij <span class= +"smallcaps">V. d. Stichel</span>, 42 bl. in 4<sup>o</sup>. Zie ook +<span class="smallcaps">Colevelt’s</span> <i>bedenkingen</i>.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e1701src" id="xd0e1701">34</a></span> Deze wordt ook vermeld in +den Catal. der boeken van <span class="smallcaps">Jacob Koning</span>, +II Deel, bl. 214, N<sup>o</sup>. 569. Hij was de laatste, die door +<span class="smallcaps">Leeghwater</span> zelven werd nagezien, en naar +welken al de volgende uitgaven zijn gedrukt.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e1744src" id="xd0e1744">35</a></span> Bij <span class="smallcaps"> +Willem Willemsz.</span> te <i>Saerdam</i>, 48 bl., in +4<sup>o</sup>.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e1759src" id="xd0e1759">36</a></span> Te <i>Amsterdam</i>, bij +<span class="smallcaps">P. Visser</span>, <span class="smallcaps">J. v. +Heekeren</span> en <span class="smallcaps">J. Graal</span>, mede 48 bl. +in 4<sup>o</sup>. <span class="smallcaps">Bodel Nyenhuis</span> zegt, +in zijne 2<sup>e</sup> lijst, te <i>Haarlem</i>.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e1788src" id="xd0e1788">37</a></span> Amsterdam bij <span class= +"smallcaps">Visser</span>. Zie Catal. der boeken, van <span class= +"smallcaps">J. Koning</span>, II<sup>e</sup> Deel, bl. 214, +N<sup>o</sup>. 570 en 571.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e1805src" id="xd0e1805">38</a></span> Amst. bij <span class= +"smallcaps">P. Visscher</span>. Zie <i>Naamregister</i> van <span +class="smallcaps">Joh. van Abkoude</span>, I Deel, bl. 209.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e1817src" id="xd0e1817">39</a></span> Van deze maakt de Heer <span +class="smallcaps">Van Lijnden</span> (<i>verh.</i> bl. 43) gewag. Zij +komt ook voor in de <i>Biblioth.</i> <span class="smallcaps"> +Meerman</span>. T. III, p. 180, N<sup>o</sup>. 771.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e1835src" id="xd0e1835">40</a></span> Amst. bij <span class= +"smallcaps">T. Beek</span>; zie <i>naamregister</i> van <span class= +"smallcaps">R. Arrenberg</span>, bl. 243. Deze druk is waarschijnlijk +dezelfde als die, welke door <span class="smallcaps">Van +Abkoude</span>, in het 2<sup>e</sup> aanhangsel op zijn register, bl. +92, wordt gezegd van 1750 te zijn; bij dezen of genen bestaat +waarschijnlijk eene drukfout. Nog kwam ons dezer dagen in handen een +exemplaar, op welks titel het jaartal 1764 wordt vermeld; doch daar +mede op dien titel staat <i>twaalfde druk</i>, houd ik die uitgave voor +dezelfde als die van 1749 of 1750, alleen met eenen nieuwen titel, +hetgeen in die dagen niet ongebruikelijk was, indien het <i> +kopij-regt</i> van eigenaar veranderde. De Heer Baron <span class= +"smallcaps">du Tour</span> zegt in zijne <i>verhandeling over het +Haarlemmermeer</i>, bl. 40, dat de Boekhandelaar <span class= +"smallcaps">Joh. Schouten</span>, te <i>Alkmaar</i>, in 1819, eigenaar +van het <i>handschrift</i> van <span class="smallcaps"> +Leeghwater</span> was. Ik heb er te vergeefs onderzoek naar laten +doen.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e1895src" id="xd0e1895">41</a></span> Zie ook den boven +aangehaalden <i>Avondbode</i>.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e1915src" id="xd0e1915">42</a></span> Men verwondere zich niet, +indien men bij mij veel aantreft, hetgeen ook de Heer <span class= +"smallcaps">De Wind</span> in zijne meergen. <i>Bijdrage</i> heeft. Wij +hebben beide uit dezelfde bron moeten putten.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e1992src" id="xd0e1992">43</a></span> In den <i>Konst- en +Letterbode</i>, t. a .pl. bl. 277, worden behalve van deze <span class= +"smallcaps">Pieter</span> en <span class="smallcaps">Trijntje +Leeghwater</span>, nog melding gemaakt van hunne broeders <span class= +"smallcaps">Sijmen</span> en <span class="smallcaps">Cornelis</span>. +Beide laatsten zijn echter overleden, gelijk ook de aldaar vermelde +Wed. van <span class="smallcaps">Jan Cornelisz. Leeghwater</span> in +1810 gestorven is.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e2100src" id="xd0e2100">44</a></span> Men vindt eene afbeelding en +beschrijving van dezen penning bij <span class="smallcaps">Van +Loon</span>, <i>Beschrijv. der Nederl. Histor. penningen</i>, II Deel, +bl. 193, N<sup>o</sup>. 1. Ook in den <i>Konst- en Letterbode</i> van +1807 wordt hij in de noot bl. 277 beschreven.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e2176src" id="xd0e2176">45</a></span> Deze afbeelding heb ik mede +doen plaatsen in de mengelingen van N<sup>o</sup>. 5 van het +Maandschrift <i>de Gids</i> voor dit jaar.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e2290src" id="xd0e2290">46</a></span> <span class="smallcaps"> +Claes Arentsz. Coleveldt</span>. Hij was <i>publiek Landmeter</i>.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e2328src" id="xd0e2328">47</a></span> Te Leiden bij <span class= +"smallcaps">J. A. van Abcoude</span>, in 4<sup>to</sup>.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e2342src" id="xd0e2342">48</a></span> Te Leiden, bij <span class= +"smallcaps">Daniel Goetval</span>, 40 bl. in 4<sup>to</sup>. met eene +kaart.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e2376src" id="xd0e2376">49</a></span> Deze <span class= +"smallcaps">C. Velsen</span> was ook schrijver van een werkje <i>tegen +<span class="smallcaps">Van den Burggraaf</span></i>, in 8<sup>o</sup>. +Leiden 1744; en van eene <i>rivierkundige verhandeling, afgeleid uyt +water-wigt- en waterbeweegkundige grondbeginselen, en toepasselijk +gemaakt op de Rivieren: den Rhijn, de Maas, de Waal, de Merwede en de +Lek, waarin de aloude en tegenwoordige toestand dier Rievieren +overwogen, de gevaren die men uit derzelver verandering te dugten +heeft, aangewezen en middelen ter verbetering van dezelve, en tot +voorkoming van overstroomingen voorgesteld worden</i>; opgeheldert door +naauwkeurige kaarten en platen, in gr. 8<sup>o</sup>., Amst. 1749 en +2<sup>de</sup> druk merkelijk vermeerderd, Harlingen 1768.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e2438src" id="xd0e2438">50</a></span> Men vindt in de <i> +Tegenwoordige Staat</i> t. a. pl. eene zeer naauwkeurige kaart van de +<i>Haarlemmer- en Leidsche-meren</i>, met aanwijzing der plaats gehad +hebbende vergrootingen, van een plan van bedijking, enz.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e2469src" id="xd0e2469">51</a></span> Verh. bl. 44.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e2472src" id="xd0e2472">52</a></span> Over het <i> +Haarlemmer-Meer</i> en zijne vergrootingen kan men wijders lezen bij +<span class="smallcaps">S. van Leeuwen</span>, <i>Batav. Illustr.</i>, +I<sup>e</sup> Deel bl. 104, en volg. bij <span class="smallcaps">L. +Smids</span>, <i>Schatkamer der Nederl. Oudheid</i>, op het woord <i> +Meren</i>, enz. De laatste maakt melding van een <i>provisioneel +concept der bedijkingen van de Haarlemmer- en Leidsche-meren</i>, in +1641 uitgegeven; waarschijnlijk bedoelt hij hiermede het werk van <span +class="smallcaps"><span class="corr" id="xd0e2499" title="Bron: Veris"> +Veeris</span></span> of van <span class="smallcaps"> +Leeghwater</span>.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e2508src" id="xd0e2508">53</a></span> Er bestaat nog een zeer +zeldzaam gedicht, tot opschrift voerende: <i>De Haarlemmer-meer</i> +door <span class="smallcaps">D. Slob</span>, gedrukt 1763 in +4<sup>o</sup>. Deze <span class="smallcaps">Slob</span> was Schout van +<i>Aalsmeer</i> en <i>Kudelstaart</i>, zoo als hij in dit gedicht zegt; +de verzen zijn armzalig en geene vermelding waardig; doch uit den +inhoud en vooral uit de aanteekeningen leert men de vrees der bewoners +dier streken kennen, om eenmaal door het <i>Meer</i> geheel te worden +verzwolgen. Ik zag door de gedienstigheid van mijnen vriend <span +class="smallcaps">Bodel Nyenhuis</span> het 1<sup>ste</sup> stukje van +dit zeldzaam voorkomend gedicht, doch weet niet of er een +2<sup>de</sup> van is.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e2586src" id="xd0e2586">54</a></span> In het V en VI +N<sup>o</sup>. van den <i>Recensent der Recensenten</i> voor het jaar +1819, (bl. 190–208 en bl. 247–258), vindt men <i>eenige +uittreksels uit echte stukken van kundige mannen, rakende het +Haarlemmer-meer</i>, alle getrokken uit de <i>Nederl. Jaarboeken</i> +van 1767, 1772, 1773 en 1774.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e2603src" id="xd0e2603">55</a></span> In de <i lang="fr">Documens +Historiques de la Hollande</i> van den voormaligen Koning van Holland, +wordt ook over dit plan gesproken. In het III Deel, bl. 312 van de +Hollandsche vertaling leest men: »Het droogmaken van het +Haarlemmer meer omtrent 60,000 morgen: een zeer groot ontwerp, doch +niet onuitvoerlijk en van een onbegrijpelijk nut. De plannen daartoe +waren gemaakt en onderzocht door het Committé Central, hetwelk +door den Koning was opgerigt.” Voor 60,000 diende men hier 30.000 +te lezen.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e2639src" id="xd0e2639">56</a></span> In ’s Gravenhage en te +Amsterdam bij de Gebroeders <span class="smallcaps">van Cleef</span>, +88 bl., in 8<sup>o</sup>.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e2670src" id="xd0e2670">57</a></span> Bij <span class="smallcaps"> +W. C. Wansleven</span> 1820, VI en 208 bl. in 8<sup>o</sup>., met eene +afteekening van de bij het ontwerp voorgestelde molens, paalwerken, den +ringdijk enz.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e2695src" id="xd0e2695">58</a></span> In ’s Gravenhage en te +Amsterdam bij de Gebroeders <span class="smallcaps">van Cleef</span>, +XII en 324 bl., in 8<sup>o</sup>.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e2754src" id="xd0e2754">59</a></span> Leiden bij <span class= +"smallcaps">J. W. van Leeuwen</span>, 71 bl., in 8<sup>o</sup>.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e2778src" id="xd0e2778">60</a></span> Te Leiden bij <span class= +"smallcaps">D. du Mortier en Zoon</span>, 1821, 123 bl., in +8<sup>o</sup>.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e2795src" id="xd0e2795">61</a></span> In ’s Gravenhage en te +Amsterdam bij de Gebroeders <span class="smallcaps">van cleef</span>, +1821, 123 bl., in 8<sup>o</sup>.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e2817src" id="xd0e2817">62</a></span> Te leiden bij <span class= +"smallcaps">D. du Mortier en Zoon</span> 1821, 250 bl., in +8<sup>o</sup>. met bijlagen en een plaatje.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e2836src" id="xd0e2836">63</a></span> Te ’s Gravenhage en te +Amsterdam bij de Gebroeders <span class="smallcaps">van cleef</span>, +188 bl., in 8<sup>o</sup>. met tabellen en tafels.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e2855src" id="xd0e2855">64</a></span> Chez <span class= +"smallcaps">L. F. de Greéf-Laduron</span>; 47 pages, en +8<sup>e</sup>. avec une carte.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e2900src" id="xd0e2900">65</a></span> Te Amsterdam bij <span +class="smallcaps">C. G. Sulpke</span>, 1838, 118 bl., in gr. +8<sup>o</sup>.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e2930src" id="xd0e2930">66</a></span> Onder het afdrukken dezes +zijn in den <i>Avondbode</i> twee Artikelen over dit onderwerp +geplaatst, en wel in die van 14 en 18 Mei 1838, N<sup>o</sup>. 154 en +158.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e2945src" id="xd0e2945">67</a></span> <i>Ned. Staats-Courant</i>, +van 10 Aug. 1837, N<sup>o</sup>. 187.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e3013src" id="xd0e3013">68</a></span> <i>Ned. Staats-Courant</i> +van 1 Maart 1838, N<sup>o</sup>. 52. De Koninklijke Boodschap en het +daarbij gevoegd Ontwerp luiden:</p> + +<div class="blockquote"> +<p class="footnote"><span class="smallcaps">Edel Mogende +Heeren!</span></p> + +<p class="footnote">»Bij het openen van de tegenwoordige zitting, +is Ons voornemen te kennen gegeven om de medewerking der +Staten-Generaal in te roepen, tot het nemen van maatregelen ten aanzien +van wenschelijke verbeteringen in onzen waterstaat en in onze wegen en +vaarten, en van eene meer bespoedigde gemeenschap met den Rhijn, door +den aanleg eener ijzerbaan.”</p> + +<p class="footnote">»Tot verwezenlijking van dat voornemen strekt +het ontwerp van wet, hetwelk, vergezeld van eene Memorie van +Toelichting, bij deze, door Ons aan UEdel Mogenden wordt +aangeboden.</p> + +<p class="footnote">»En hiermede bevelen Wij UEdel Mogenden in +Godes heilige bescherming.”</p> + +<p class="footnote">’s Gravenhage, 26<sup>sten</sup> Februarij +1838.</p> + +<p class="footnote">(<i>get.</i>.) WILLEM.</p> +</div> + +<div class="blockquote"> +<p class="footnote"><i>ONTWERP VAN WET, omtrent de uitgifte van +Losrenten op een gedeelte der schuld ten laste der Overzeesche +Bezittingen, tot het doen van voorschotten voor openbare +Werken.</i></p> + +<p class="footnote"><span class="smallcaps">Wij Willem</span>, enz.</p> + +<p class="footnote">»Alzoo Wij in overweging hebben genomen, dat +het aanleggen van een’ <i>ijzeren spoorweg</i> van <i> +Amsterdam</i> over <i>Utrecht</i> naar <i>Arnhem</i>, met een’ +zijtak van <i>Rotterdam</i> naar <i>Utrecht</i>, bevorderlijk moet +zijn, zoowel voor de binnenlandsche gemeenschap, als voor het vertier +naar buiten ’s lands, gelijk ook dat het belang van den Staat +vordert, om eerlang tot de bedijking en droogmaking van het <i> +Haarlemmer Meer</i> over te gaan, en dat voorts tot de uitvoering en +verbetering van andere ondernemingen van openbaar nut maatregelen +behooren genomen te worden.”</p> + +<p class="footnote">»Dat tot al deze werken, welke aan den +handel, de nijverheid en den landbouw aanzienlijke voordeelen beloven, +voorschotten gevorderd worden van een kapitaal, waarvan de voldoening +der renten en ook later de teruggave van de hoofdsom uit de opbrengst +van die werken kunnen worden verwacht.”</p> + +<p class="footnote">»Dat het nog onuitgegeven gedeelte ten +bedrage van <i>dertig millioenen gulden</i> van het kapitaal, +daargesteld bij Art. 4 der wet van 24 April 1836, (Staatsblad +N<sup>o</sup>. 11), tot het doen van de voorschreven voorschotten kan +worden beschikbaar gesteld, doch tevens dienstbaar moet blijven ter +achtereenvolgende voldoening van de schuld, waartoe hetzelve bij de +gedachte wet is bestemd;”</p> + +<p class="footnote">»Dat tot de uitgifte van dat kapitaal nadere +wettelijke bepalingen worden vereischt en dat de tegenwoordige stand +van de rente het noodzakelijk maakt, om, ter verkrijging van de +vereischte fondsen, gelijke maatregelen te nemen, als zijn vastgesteld +bij de Wet van 11 Maart 1837, (Staatsblad N<sup>o</sup>. 9);”</p> + +<p class="footnote">»Zoo is het, dat Wij, den Raad van State +gehoord en met gemeen overleg van de Staten-Generaal, hebben +goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij +deze:</p> + +<p class="footnote">»Art. 1. Het hier bovengemelde kapitaal van +<i>dertig millioenen gulden</i>, zijnde het nog onuitgegeven gedeelte +der schuld, ten laste van de Overzeesche Bezittingen, vermeld bij Art. +4 der Wet van 24 April 1836 (Staatsblad N<sup>o</sup>. 11), wordt +bestemd en aangewezen tot voorloopige voorschotten ter goedmaking der +kosten, vereischt tot het aanleggen van een’ <i>ijzeren +Spoorweg</i> van <i>Amsterdam</i> over <i>Utrecht</i> naar <i> +Arnhem</i>, met een’ zijtak van <i>Rotterdam</i> naar <i> +Utrecht</i>; tot het bedijken en droogmaken van het <i>Haarlemmer +Meer</i>, en tot het aanleggen en verbeteren van andere werken van +openbaar nut.”</p> + +<p class="footnote">»Art. 2. Op het voormelde kapitaal, tegen +vier ten honderd opleverende eene jaarlijksche rente van een <i> +millioen twee honderd duizend gulden</i>, zal successivelijk kunnen +worden afgegeven een kapitaal van <i>vier en twintig millioen +gulden</i> losrenten, rentende <i>vijf</i> ten honderd, waarvan de +renten onvoorwaardelijk door het Rijk worden gewaarborgd; zullende deze +losrenten achtervolgens worden afgelost en vernietigd, naar mate de +uitgifte van de aandeelen in de schuld, ten laste van de Overzeesche +Bezittingen, rentende vier ten honderd, wanneer die uitgifte tegen den +cours van vier en negentig ten honderd of hooger zal kunnen plaats +hebben.”</p> + +<p class="footnote">»Art. 3. Het meergemelde kapitaal van <i> +dertig millioenen gulden</i>, met de renten van dien, tot <i>een +millioen twee honderd duizend gulden</i>, zal, zoo spoedig mogelijk, +uit de inkomsten en baten van de voorschreven werken aan het +Amortisatie-Syndikaat vergoed en tot het doel, waartoe hetzelve +oorspronkelijk is daargesteld, teruggebragt worden; behoudende Wij Ons +voor, om bij vroegere behoefte van het Amortisatie-Syndikaat, in de +vergoeding van het meergedacht kapitaal met de renten, of van het dan +nog onvoldaan gebleven gedeelte daarvan, te voorzien door al zoodanige +geldelijke maatregelen, als verder tot dat einde en ter daarstelling, +voltooijing of uitbreiding van de meer gemelde werken, onder verband +der baten en inkomsten van dezelve, bij de wet zullen worden +bepaald.”</p> + +<p class="footnote">»Lasten en bevelen, enz.”</p> +</div> + +<br> +<br> + + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e3158src" id="xd0e3158">69</a></span> <i>Ned. Staats-Courant</i> +van 1 Maart 1838, N<sup>o</sup>. 52.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e3222src" id="xd0e3222">70</a></span> <i>Ned. Staats-Courant</i> +van 26 Maart 1838, N<sup>o</sup>. 73.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e3296src" id="xd0e3296">71</a></span> <i>Ned. Staats-Courant</i> +van 28 Maart 1838, N<sup>o</sup>. 75.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e3316src" id="xd0e3316">72</a></span> <i>Avondbode</i> van 13 +Maart 1838, N<sup>o</sup>. 101 en <i>A. Handelsbl</i>. N<sup>o</sup>. +1983.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e3404src" id="xd0e3404">73</a></span> <i>Avondbode</i>, 27 Maart +1838, N<sup>o</sup>. 113. <i>A. Handelsbl</i>. N<sup>o</sup>. 1995.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e3420src" id="xd0e3420">74</a></span> <i>Ned. Staats-Courant</i> +van 2 April 1838, N<sup>o</sup>. 79. <i>A. H. B.</i> N<sup>o</sup>. +2000.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e3439src" id="xd0e3439">75</a></span> Te weten de Heeren: Jr. +<span class="smallcaps">E. P. de la Court</span>, Mr. <span class= +"smallcaps">J. B. H. van den Mortel</span>, Mr. <span class= +"smallcaps">P. A. van Meeuwen</span>, <span class="smallcaps">J. +D.</span> Baron <span class="smallcaps">van Tuyll van Serooskerken van +Heeze en Leende</span>, Mr. <span class="smallcaps">R. P. Romme</span>, +wegens Noord-Braband.—Jr. <span class="smallcaps">W. L. F. C. van +Rappard</span>, <span class="smallcaps">E. W. van Dam van +Isselt</span>, Mr. <span class="smallcaps">J. Weerts</span>, Mr. <span +class="smallcaps">H. J. Dyckmeester</span>, <span class="smallcaps">J. +G. A.</span> Baron <span class="smallcaps">van Nagell tot +Ampsen</span>, Baron <span class="smallcaps">Schimmelpenninck van der +Oye van de Pol</span>, wegens Gelderland.—Jr. Mr. <span class= +"smallcaps">A. Warin</span>, Jr. <span class="smallcaps">H. +Backer</span>, Mr. <span class="smallcaps">J. H. van Reenen</span>, Jr. +<span class="smallcaps">G. Beelaerts van Blokland</span>, Jr. <span +class="smallcaps">G. Clifford</span>, Jr. <span class="smallcaps">M. W. +de Jonge</span>, Mr. <span class="smallcaps">J. op den Hooff</span>, +Mr. <span class="smallcaps">W. J. Junius van Hemert</span>, Jr. Mr. +<span class="smallcaps">J. C. R. van Hoorn van Burgh</span>, <span +class="smallcaps">F. C. W. Druyvensteyn</span>, Mr. <span class= +"smallcaps">F. Frets</span>, <span class="smallcaps">H.</span> Baron +<span class="smallcaps">Collot d’Escury van Heynenoord</span>, +Jr. Mr. <span class="smallcaps">D. Hooft, Jsz.</span>, Jr. <span class= +"smallcaps">O. Repelaer van Molenaarsgraaf</span>, Mr. <span class= +"smallcaps">G. Verwey Mejan</span>, Mr. <span class="smallcaps">L. C. +Lusac</span>, Mr. <span class="smallcaps">T. C. de Bordes</span>, Jr. +<span class="smallcaps">D. F. van Alphen</span>, <span class= +"smallcaps">W.</span> Baron <span class="smallcaps">Roëll van +Hazerswoude</span>, Mr. <span class="smallcaps">W. B. Donker Curtius +van Tienhoven</span>, Mr. <span class="smallcaps">J. Corver +Hooft</span>, wegens Holland.—<span class="smallcaps">J. Snouck +Hurgronje</span>, Mr. <span class="smallcaps">J. G. Hinlopen</span>, +wegens Zeeland.—<span class="smallcaps">J. van den Velden</span>, +<span class="smallcaps">W. R.</span> Baron <span class="smallcaps">van +Tuyll van Serooskerken van Coelhorst</span>, wegens Utrecht.—Mr. +<span class="smallcaps">J. Cats Epz.</span>, <span class="smallcaps">W. +P. D.</span> Baron <span class="smallcaps">van Sytzama</span>, <span +class="smallcaps">C. Binkes</span>, <span class="smallcaps">S. van +Welderen</span> Baron <span class="smallcaps">Rengers</span>, Mr. <span +class="smallcaps">T. S. Tromp,</span> wegens <span class="smallcaps"> +Vriesland</span>.—Mr. <span class="smallcaps">W. H. +Vijfhuis</span>, Mr. <span class="smallcaps">F. Lemker</span>, Mr. +<span class="smallcaps">A. Sandberg</span> en Mr. <span class= +"smallcaps">R. S. van der Gronden</span>, wegens Overijssel.—Jr. +<span class="smallcaps">O. van Swinderen van Rensuma</span>, Mr. <span +class="smallcaps">C. Star Busman</span> en Mr. <span class="smallcaps"> +W. J. Quintus</span>, wegens Groningen.—Van dezen was de Baron +<span class="smallcaps">van Sytzama</span> Voorzitter.—Er waren +in het geheel 7 Leden afwezig, zijnde de Heeren Mr. <span class= +"smallcaps">J. L. A. Luyben</span>, Mr. <span class="smallcaps">A. J. +Ingenhousz</span>, van Noord-Braband; <span class="smallcaps">J. J. H. +van Wickevoort Crommelin</span>, van Holland; Mr. <span class= +"smallcaps">P. J. Boddaert</span>, van Zeeland; Jr. Mr. <span class= +"smallcaps">H. M. A. J. van Asch van Wijck</span>, van Utrecht; Mr. +<span class="smallcaps">J. Gockinga</span>, van Groningen en Mr. <span +class="smallcaps">G. Kniphorst</span> van Drenthe.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e3642src" id="xd0e3642">76</a></span> Het eerste blad van dit ons +geschrijf was reeds afgedrukt, toen de meeste der volgende +redevoeringen in de Staats-Couranten het licht zagen.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e3702src" id="xd0e3702">77</a></span> <i>Ned. Staats-Courant</i> +van 4 April N<sup>o</sup>. 81.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e3725src" id="xd0e3725">78</a></span> <i>Ned. Staats-Courant</i> +van 7 April N<sup>o</sup>. 84.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e3747src" id="xd0e3747">79</a></span> <i>Ned. Staats-Courant</i> +van 5 April 1838, N<sup>o</sup>. 82.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e4131src" id="xd0e4131">80</a></span> <i>Ned. Staats-Cour.</i> van +9 April, N<sup>o</sup>. 85.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e4151src" id="xd0e4151">81</a></span> <i>Ned. Staats-Cour.</i> 11 +April 1838, N<sup>o</sup>. 87.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e4171src" id="xd0e4171">82</a></span> <i>Ned. Staats-Cour.</i> 12 +April 1838, N<sup>o</sup>. 88.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e4188src" id="xd0e4188">83</a></span> <i>Ned. Staats-Courant</i> +van 10 April 1838, N<sup>o</sup>. 86.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e4201src" id="xd0e4201">84</a></span> <i>Ned. Staats-Courant</i> +van 14 April 1838, N<sup>o</sup>. 90.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e4240src" id="xd0e4240">85</a></span> Het <i>vroon</i> van; de <i> +visscherije genaamd het vroon</i> van; de <i>vroonvisscherije</i> van +de Graaflijkheid: <i>vroonmeester</i> van de Graaflijkheid,—zijn +allen namen in oude plakkaten bekend en betrekkelijk tot de <i> +visscherij</i>. Gr. Plak. Bk. IIde deel, pag. 2927 en VIIde deel, pag. +875.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e4287src" id="xd0e4287">86</a></span> <i>Ned. Staats-Cour.</i> van +17 April 1838, N<sup>o</sup>. 91.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e4332src" id="xd0e4332">87</a></span> <i>Ned. Staats-Courant</i> +van 18 April 1838, N<sup>o</sup>. 92.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e4369src" id="xd0e4369">88</a></span> <i>Ned. Staats-Courant</i> +van 19 April 1838, N<sup>o</sup>. 93.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e4385src" id="xd0e4385">89</a></span> <i>Ned. Staats-Courant</i> +van 3 April 1838, N<sup>o</sup>. 80.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e4403src" id="xd0e4403">90</a></span> <i>Ned. Staats-Courant</i> +van 20 April 1838, N<sup>o</sup>. 94.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e4434src" id="xd0e4434">91</a></span> <i>Ned. Staats-Courant</i> +van 21 April 1838, N<sup>o</sup>. 95.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e4568src" id="xd0e4568">92</a></span> <i>Ned. Staats-courant</i> +van 6 April 1838, N<sup>o</sup>. 83.</p> + +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e4583src" id="xd0e4583">93</a></span> Onder het afdrukken dezer +bladen zijn in den <i>Avondbode</i> (van 2 en 7 Junij N<sup>o</sup>. +170 en 174) <span class="smallcaps">aanteekeningen</span> geplaatst <i> +op de redevoeringen in de zitting der Staten-Generaal, van 2 April +1838, met betrekking tot de droogmaking van het Haarlemmermeer</i>. +Deze aantekeningen dragen de blijken van door eenen in het vak van den +Waterstaat kundige en ervarene te zijn geschreven. Zij zijn hoogst +lezenswaardig en zullen (vergis ik mij niet) de ongunstige indrukken, +die de bedenkingen van het geacht Lid der Kamer, den Heer <span class= +"smallcaps">Luzac</span>, mogten hebben doen ontstaan, bij den lezer +merkelijk verminderen.—</p> + +<p class="footnote">Na het afdrukken van bladz. 16, is mij in handen +gekomen een derde druk van de <i>opera omnia</i> van <span class= +"smallcaps">Pieter Pietersz.</span> van den jare 1698, (Amst. in +4<sup>o</sup>.) In de <i>Korte beschrijving van het leven</i> diens +Doopsgezinden leeraars, vóór die <i>opera</i> geplaatst, +vindt men geene vermelding van zijne <i>kunst van onder water te +duiken</i>. Alléén op gezag van den <i>Redacteur van den +Konst- en Letterbode</i>, van den jare 1807, bl. 277, heb ik hem als +denzelfden <span class="smallcaps">Pieter Pietersz.</span>, die in het +Octrooi van 1605, (hierboven bl. 23) wordt vermeld, opgegeven. In +gezegd <i>Weekblad</i>, van den jare 1819, vindt men het een en ander +uit het werk van <span class="smallcaps">Leeghwater</span> +medegedeeld.</p> +</div> +</div> +</div> + +<div class="body"> +<div class="div1"> +<h2 class="super" align="center">HAARLEMMERMEER-BOEK.</h2> + +<span class="pagenum">[<a id="pb3" href="#pb3">3</a>]</span> +<h2 class="normal" align="center">BESCHRIJVING<br> + EN<br> + VOORBEREIDING TOT HET BEDIJKEN EN DROOGMAKEN<br> + VAN DE<br> + HAARLEMMER-MEER.</h2> + +<p>Om te vertoonen aan de Edele, Wijze, Voorzienige Heeren, de Staten +van Holland, en aan Zijne Hoogheid den <span class="smallcaps">Prins +van Oranje</span>, enz. Ook mede aan de Edele Heeren Burgemeesteren, +Raden en Regenten van de groote Steden Haarlem, Leiden, Amsterdam en +Gouda. Desgelijks aan de Edele Heeren Dijkgraaf en Heemraden van +Rhijnland. Dat zij, als overste bewindhebbers, gelieven hierin een +weinig te speculeren, en mede helpen handhaven eendragtelijk te zamen +met goeden raad en daad, om dit groote, treffelijke, heerlijke en +lofbaarlijke noodwendige werk eens bij de hand te nemen en met Gods +hulpe te mogen bedijken en voltrekken. Hetwelk zou dienen tot nut, +profijt en voordeel van het gemeene beste voor het Vaderland.</p> + +<p><i lang="la">Concordiâ res parvae crescunt.—Eendragt +maakt magt.</i></p> + +<p><span class="smallcaps">Voorzienige Heeren!</span></p> + +<p>Aan vele lieden, die in de nabijheid van Haarlem, Leiden en +Amsterdam woonachtig zijn, is het <span class="pagenum">[<a id="pb4" +href="#pb4">4</a>]</span>wel bekend, dat de <i>Haarlemmer Meer</i> nu +tegenwoordig een groot, verderfelijk en schadelijk water is, gelijk +eene binnenlandsche zee, die alle jaren eene groote afbreuk doet aan de +omliggende landen en ingezetenen, gelijk een verslindende wolf, zoodat +de vrees niet ongegrond is, dat het kind al geboren is, dat het zou +kunnen beleven, dat die zelfde meer zoo veel zou inslijten, dat ze +nabij de poort van Amsterdam zou komen, en verscheidene dorpen daar +rondom geruïneerd zouden wezen. Dat men ook mede den +Haarlemmerdijk aan de zuidzijde op verscheidene plaatsen met groote +kracht van paalwerk tegen de Meer zou moeten houden. Hetwelk ik alhier +navolgende bij verscheidene exempelen zal verhalen.</p> + +<p>2. Verscheidene lieden van Aalsmeer hebben mij verhaald, dat bij hun +leven, door deze Meer, eene groote menigte van Morgen-talen weggesleten +is, bijna een kenning van het land af. Daarenboven is mij nog door twee +geloofwaardige lieden verteld, dat het huis van hunnen vader had +gestaan honderd roeden van de Meer, bij eenen landmeter gemeten, en dat +tien jaren daarna het water van de Meer kwam tot aan het huis, zoodat +men genoodzaakt werd het af te breken, zoodat in een jaar tien Roeden +in de breedte werd weggespoeld. Te dien tijde gebeurde het ook, dat +aldaar een bouwakker was gelegen van vijftien Roeden lang, die met +een’ grooten storm op éénen nacht gansch en geheel +was weggespoeld.</p> + +<p>3. Nog heeft mij <span class="smallcaps">Willem Jansz. +Brechten</span> van Aalsmeer <span class="pagenum">[<a id="pb5" href= +"#pb5">5</a>]</span>verhaald, dat zijn grootvader zich herinnerde, dat +het land van de <i>Vennep</i> en het land van den <i>Ruigenhoek</i> zoo +nabij elkander kwamen, dat men de slooten daartusschen met een’ +stok kon overspringen. Deze en dergelijke voorbeelden zijn er vele; +doch het zou te lang zijn ze alle te verhalen.</p> + +<p>4. Maar ik kan niet nalaten te melden, hetgeen mij de Secretaris van +<i>Sloten</i> onlangs verhaalde, dat namelijk de Meer in de nabijheid +van <i>Sloten</i> vijftig roeden lands in de breedte op +één jaar weggenomen heeft. Dat, met een’ ijsgang, +het ijs, 45 treden in de breedte, onder het zwoord van het land was +doorgeloopen. En wat meer is, zekere <span class="smallcaps">Cryn +Pietersz</span>, van Nieuwerkerk, had des avonds eene fuik in de Meer +gezet, aan de schor van het land; toen hij des morgens de fuik wilde +halen, vond hij het land door eenen grooten storm des nachts tien +vadems weggesleten en ingeloopen.</p> + +<p>5. <span class="smallcaps">Cornelis Jonklaas</span> van Aalsmeer, +oud 64 jaren, bij mij wel bekend, heeft mij in de maand Maart 1641 +verhaald, dat hij met zijnen vader op den <i>Ruigenhoek</i> gegaan +heeft, dat zijn vader hem aanwijzing deed van een huis en erve, dat +aldaar gestaan had, en dat zijn vader zich herinnerde, dat daar nog van +de Meer af 500 roeden lands vóór het huis waren, en dat, +bij zijn leven, het huis en de erve met die 500 roeden lands gansch en +geheel was weggesleten.</p> + +<p>6. Nog heeft de voorzegde <span class="smallcaps">Jonklaas</span> +mij bij die gelegenheid verhaald, dat zeker oud man, genaamd <span +class="smallcaps">Gerritje Fel</span>, zich herinnerde, dat op eenen +<span class="pagenum">[<a id="pb6" href="#pb6">6</a>]</span>nacht een +zeker getal verdolven akkers was weggeloopen, hetwelk wel 40 roeden in +de breedte was. Zoodat er deze wolf altijd zijne klaauwen inslaat, en +niet schroomt den eigenaars hunne landen te benemen.</p> + +<p>7. In hetzelfde jaar, nu onlangs geleden, in de maand van October, +ben ik geweest te Haarlem, alwaar ik met verscheidene burgers veel heb +gesproken over den inhoud van mijn <i>Haarlemmer-Meerboek</i>, en over +het bedijken van de Meer; toen ben ik ook gekomen bij eene oude vrouw, +geheeten <span class="smallcaps">Angenietje Jacobs</span>, wonende in +de kleine Houtstraat, die mij verhaalde, dat haar vader in zijn’ +tijd een stuk lands had, gelegen bij Hillegom, tegenover de <i> +Vennep</i>, en dat daar nog twee groote stukken lands aan den Meerkant +vóór lagen, en dat bij haars vaders leven die groote +stukken lands gansch en geheel waren weggesleten.</p> + +<p>8. Nog wist deze vrouw te verhalen, dat zij van hare voorouders +dikwijls had hooren zeggen, dat het land van de <i>Vennep</i> en het +land van <i>Hillegom</i> zoo digt aan elkander kwamen, dat men met een +rafter of plank over de slooten kon gaan van de eene plaats op de +andere.</p> + +<p>9. Nog een zeker burger van Haarlem, geheeten <span class= +"smallcaps">Jacob Joosten</span>, die heeft mede, in den tijd van drie +jaren, bij de veertig morgen lands op het westend van Aalsmeer +verloren, die door het water van de Meer zijn weggespoeld.</p> + +<p>10. Omtrent eene week daarna, alzoo ik begeerig was van de oude +gelegenheid van de <i>Haarlemmer Meer</i> nog meer te weten, ben ik bij +eenen ouden <span class="pagenum">[<a id="pb7" href= +"#pb7">7</a>]</span>huisman gekomen van Aalsmeer, dien ik voor dezen +lang gekend heb, met wien ik veel heb gesproken. Deze verhaalde mij, +dat hij in zijne jonkheid dikwijls met eene turfpont met zijn’ +vader over de Haarlemmer Meer gevaren had, en dat hij zich herinnerde, +dat de oude kerk van <i>Rijk</i> bijkans een kenning van de Meer af +stond, van welke kerk het kerkhof thans gansch en geheel is gesleten, +en verre in de Meer ligt, omtrent honderd roeden van het land af. Ook +wist deze oude man te verhalen, dat de mond van de Spiering-Meer in +dien tijd naauwelijks half zoo wijd was, als hij nu tegenwoordig +is.</p> + +<p>11. Allen, die in deze omstreken van de Haarlemmer Meer bekend zijn, +en eenige jaren daar van daan zijn geweest, en alsdan eens weder terug +komen, zijn verwonderd, en staan bijkans of zij vreemd zijn, en die +plaats nooit gezien hadden, door de groote verandering, die daar +dagelijks geschiedt.</p> + +<p>12. Nog een weinig tijds daarna hen ik gekomen bij den Secretaris +van <i>Sloten</i>, aan wien ik dit voorgaande verhaalde, die tegen mij +zeide, dat zijne voorouders wisten te zeggen, dat er nog eene kerk +buiten deze weggesleten kerk van <i>Rijk</i> gestaan had, en dat toen +men deze buitenste zuidersche kerk niet langer tegen het slijten van de +Meer kon behouden, de Boeren besloten de kerk, die nu ook weggesleten +is, meer landwaarts in te zetten, zoo verre als men een wit paard kon +zien of beoogen, en meenden alsdan dat zij nu en altijd van het water +van de Meer bevrijd zouden wezen, hetwelk <span class="pagenum">[<a id= +"pb8" href="#pb8">8</a>]</span>daarna geheel anders gebleken is, en te +bezorgen staat, dat het hoe langer hoe slimmer zal worden.</p> + +<p>13. Nog wist de Secretaris mede te verhalen, dat aldaar omtrent nog +een oude dijk-stal in de Meer ligt, die de Konings- of Keizers-weg +genoemd wordt, vermits de Keizer in dien tijd er wel over gewandeld +heeft.</p> + +<p>14. Dit is mede nog heel notabel om aan te teekenen: na datum van +dien heb ik eene groote kaart van Rhijnland gezien, welke geteekend was +zoo als de <i>Haarlemmer Meer</i> van ouds geweest is, waarbij ook +schriftelijk verhaald stond van de gelegenheid der zaken; dat in dien +tijd de mond van de <i>Spiering-Meer</i> geheel digt was, en al te +zamen heel land, en dat daar toen geene waterlozing bij het huis ter +Hart was, en dat men toen met wagens van Haarlem af kon rijden, +benoorden den Meerkant om, door <i>Vijfhuizen</i> en <i>Nieuwerkerk</i> +op Amsterdam; desgelijks kon men mede rijden met den wagen van Haarlem +af naar <i>Vennep</i>, met eene schouw over het Vennepper veer, naar +den <i>Ruigenhoek</i>, en alzoo door Aalsmeer naar Amsterdam of naar +Utrecht. Zoodat in alle manieren wel is te vooronderstellen en te +verstaan, dat deze voorzegde Meer van oude tijden zeer klein en ondiep +geweest is.</p> + +<p>15. Zie hier nog eene verklaring, welke ik niet heb kunnen +voorbijgaan. In de maand van November 1641 heb ik met een’ zeker +man gesproken, die mij verhaalde, dat hij in de maand van October tot +Leimuiden geweest is, en gevaren van Leimuiden tot de Wetering toe, en +voorts van de Wetering <span class="pagenum">[<a id="pb9" href= +"#pb9">9</a>]</span>door het Griet weder naar Leimuiden, en heeft het +werk aldaar zoo ellendig en afgrijselijk gezien en bevonden, dat (God +betere het!) zeer te beklagen is, dat die landen aldaar alle jaren zoo +dapper afnemen, verminderen en smal worden, en dat aldaar maar een +Weerlands vóór de veendobben in de lengte +vóór ligt; dat men dáár naauwelijks +een’ ringdijk en eene ringsloot zou kunnen maken, en dat, zoo de +Meer nog eenige jaren zoodanig blijft liggen, en er dan een zware +ijsgang uit het noordoosten of noorden komt, gelijk als ligtelijk +gebeuren kan, de Meer alsdan dáár zou kunnen inbreken; +zoo zou de Meer met de Drecht gemeen wezen, en alsdan zou de zeewolf +zijne passagie in de veenen nemen, en doorwroeten dezelve aldaar zoo +dapper met zijn onbesturig wezen, dat velen, die daaromtrent wonen, +zouden moeten opbreken, en hunne woonplaatsen ruimen.</p> + +<p>16. In het jaar 1642, omtrent Mei, ben ik weder over de <i> +Haarlemmer Meer</i> gevaren naar Aalsmeer, en alzoo door het veld het +oosteinde inkomende, heb ik die landen aldaar zoo ellendig bevonden, +aan stukken en brokken. Een groot deel was met den beugel van de boeren +uitgehaald, en het andere resteerende werd van de Meer gansch en geheel +vernield en verslonden, hetwelk zeer droevig is om te zien. Ik ben +alstoen weder bij mijne oude kennissen, <span class="smallcaps">Willem +Jansz Brechten</span> en <span class="smallcaps">Arent Brechten</span>, +gekomen, met wie ik veel gesproken heb van de omstandigheid van de +Meer, welke mij verhaalden, dat daar bij een mans leven wel +zóó veel lands, <span class="pagenum">[<a id="pb10" href= +"#pb10">10</a>]</span>benoorden Aalsmeer, van de Meer weggesleten is, +als het land nu tegenwoordig breed is, dat tegen de Meer en het dorp +Aalsmeer ligt.</p> + +<p>17. Nog verhaalden mij deze lieden mede, dat zij wel 13 of 14 +huislieden gekend hadden, die op den <i>Ruigen-hoek</i> woonden, die +zij bij namen noemden, die aldaar huizen, erven en groote landerijen +gehad hadden, dat welhebbende lieden waren, welke huizen, erven en +landen nu gansch en geheel van de Meer weggespoeld en vernield zijn. Is +dit niet droevig, en zeer beklagelijk, dat men in het midden van ons +vaderland dit groote verderf moet zien en lijden, hetwelk men, +menschelijker wijze, met Gods hulp wel beschutten kan?</p> + +<p>18. Nog daarenboven verhaalden zij mij, dat zij een’ oud man +gekend hadden, wien het heugde, dat de <i>Zuid-Vennep</i> wel dertig +morgen lands groot was, waar nu niet één voetstap van te +vinden is.</p> + +<p>19. Nog een notabel stuk, hetwelk onlangs geleden is, dat aldaar +omtrent een stuk lands weggedreven is, daar vijf boomen op stonden en +wiessen, gelijk de schippers getuigen, die over de Meer voeren en het +zelve gezien hebben.</p> + +<p>20. Nog in het jaar 1642 een zeker getuigenis, dat daar bij den <i> +Ruigen-hoek</i>, achter Burgerveen, de Meer in twee nachten met een +sterk onweder vijf en twintig roeden lands in de breedte afgenomen +heeft, in de maand van Maart, den 13<sup>en</sup> en 14<sup>en</sup>, +zijnde donderdag en vrijdag. Zoodat deze waterwolf alles verslindt en +vernielt wat daaromtrent is.</p> + +<p>21. Nog bovendien, wat zijn daar al menschen bij <span class= +"pagenum">[<a id="pb11" href="#pb11">11</a>]</span>mijn leven door het +water van de Meer verdronken! Voor eenige jaren een koopman van +Haarlem, genaamd <span class="smallcaps">Joost Cromlijn</span>, met nog +meer gezelschap, die bij hem waren, welke mede in de Haarlemmer Meer +hun leven hebben gelaten.</p> + +<p>22. Nog dat meer is, verscheidene burgers en huislieden, al hetwelk +niet is op te noemen. Nog onlangs geleden, een visscher met zijnen +zoon; behalve dien, eenige jaren geleden, een Oostindisch-vaarder, wien +zoo vele groote zeebaren over het hoofd waren geloopen, die moest mede +zijn leven op de Haarlemmer Meer zoo ellendig laten.</p> + +<p>23. Dit komt mij nog in den zin, hetwelk ik niet kan voorbij gaan, +van hetgeen dat mij zelven op de Meer wedervaren is.</p> + +<p>24. Omtrent 22 jaren geleden, ben ik, <span class="smallcaps">Jan +Adriaansz. Leegwater</span>, met mijn’ oudsten zoon <span class= +"smallcaps">Simon Jansz.</span> in den Haag geweest, om Zijne Hoogheid +onzen Prins van Oranje <span class="smallcaps">Maurits</span>, zaliger +gedachtenis, iets te communiceren en te spreken.—Toen ik mijne +zaken gedaan had, zijn wij wederom gereisd naar Leiden, en des +achtermiddags tot Leiden gekomen zijnde, zijn wij tegen den avond in +een bierschip gegaan van Hoorn, nog meer gezelschap bij ons in het +schip hebbende, om alzoo naar Haarlem te varen, en des avonds bij de +Kaag komende, met een’ sterken zuidelijken wind, en vermits de +donkere nacht ons overviel, door de donkerheid een weinig +vóór ons moesten zien, en alzoo de wind zoo dapper +aanstijfde, zoo zijn wij tegen den lager wal aangekomen, en is het +schip in den grond <span class="pagenum">[<a id="pb12" href= +"#pb12">12</a>]</span>gesmeten, en een groot deel van het bier +gespoliëerd; onze spriet van boven nedervallende, zeer vervaarlijk +en tot groot gevaar voor ons leven, en alzoo het land ondergevloeid was +door den aanpars van den sterken wind, zoo konden wij nergens +ontvlugten, en zagen geene uitkomst om ons te bergen, zoodat ons +gezelschap den moed geheel verloren gaf, en riep: »hier zijn wij, +daar wij sterven moeten, laat ons nu den Heere bidden!” Zoodat +wij aldaar den ganschen winterschen nacht met groot gevaar, kommer en +verdriet moesten overbrengen, en eindelijk toen de dageraad begon op te +komen, en de wind begon te leggen, de schipper het schip herstelde met +pompen en baleijen, zoo is het eindelijk daartoe gekomen, dat wij met +ons gezelschap het schip hebben begeven, op het land gekomen zijnde, +door het water heen geslobt, en zijn het alzoo door de genade Gods met +het leven ontkomen.</p> + +<p>25. Daarom laat ons deze perijkelen niet altijd ter zijde stellen en +te ligt achten, daar het spreekwoord waar is:</p> + +<div class="poem"> +<p class="line"><i lang="la">Qui amat periculum peribet in +illo.</i></p> + +<p class="line">Wie het perijkel bemint, die zal daardoor vergaan.</p> +</div> + +<p>26. Dit is zeer schadelijk en bedenkelijk voor alle huislieden, die +daaromtrent in de veenen wonen. Heeft deze Meer toen zij nog klein en +ondiep was, en weinig kracht had, gelijk een kind, dat jong is, al deze +geheele landen en lieden weggenomen en vernield, wat zal zij nu +voortaan doen, nu dat zij groot en magtig geworden is, gelijk een +jongeling, <span class="pagenum">[<a id="pb13" href= +"#pb13">13</a>]</span>die kloek en vroom (dapper) is, en nog alle jaren +toeneemt tot zijne mannelijke kracht, en dan begint te komen aan de +smalle stukken en brokken, die meest allen aan turf ondergraven zijn, +en van zich zelve niet wel kunnen staande blijven, en alle dagen hoe +langer hoe meer tot niet gemaakt en verdolven worden. Zij verslindt wel +al de landen, die daaromtrent zijn, zoodat daar naauwelijks een +tuinstaak op zijne regte plaats zal kunnen blijven, en zal de boeren +aldaar tot arme slaven en bedelaars maken, zoodat zij kwalijk zullen +weten waar zij henen zullen. In somma gelijk het al gezegd is, zoo de +Meer in deze voortgaat:</p> + +<div class="poem"> +<p class="line">Zoo moet het veen daar heen,</p> + +<p class="line">En de Boer komt in geween.</p> +</div> + +<p>27. Dit is klaarblijkelijk te begrijpen en te verstaan, dat al dit +weg-gesleten land meestal door de sluizen van het huis Ter Hart en +Sparendam naar het IJ geloopen is, en dat niemand daarvan profijt gehad +heeft, gelijk ook te bedenken staat, dat de droogte van Pampus daar nog +dagelijks door gevoed wordt, vermits de Zuiderzee zich +dáár in de breedte begeeft, en de stroom geene scheuring +of kil kan maken of houden, hetwelk zeer schadelijk is voor de +zeevaart.</p> + +<p>Bij voorbeeld:</p> + +<p>28. Neem een’ emmer en schep dien vol troebel water, en laat +dan den emmer een’ dag stil staan, en giet daar dan het klare +water stillekens af, zoo zal daar eene groote kade slibber op den bodem +blijven <span class="pagenum">[<a id="pb14" href= +"#pb14">14</a>]</span>zitten, hetwelk notoir is, en bij velen wel +bekend. Even zoo is het met het vuile water en de slibber, dat uit de +Haarlemmermeer komt; hetzelve moet mede zijne plaats hebben hier of +daar, achter in die inwijken en in de hoppen, waar de stroom +zijn’ loop en gang niet heeft; want waar de kil naauw is, daar +moet zij noodwendig hare scheuring en diepte houden.</p> + +<p>29. Dit zal ik mede hierbij verhalen: de regte kil, te weten, het +naauw tege den Volenwijk en Amsterdam, hetwelk, naar mijn gevoelen, zoo +wèl en bekwaam van wijdte en diepte is, als men het redelijker +wijze naar de natuur zou kunnen begeeren en wenschen, tot voordeel en +profijt van de Zeevaart en van den Staat, hetwelk veel tonnen gouds +voor Amsterdam waardig is, heeft daarbij zulk een’ grooten +achterboezem, het IJ en de Wijker Meer, dat de stroom daar altijd met +eb en vloed heen en weêr voorbij Amsterdam moet zwieren, en mijns +oordeels nog hoe langer hoe beter zal worden, vermits de zeegaten, het +Texel en het Vlie hoe langer hoe wijder en grooter worden.</p> + +<p>30. Om nu weder tot mijn voorgaand onderwerp, het bedijken van de +Meer, te komen. Zoo iemand lust heeft mijn Meerboek door te lezen, zal +hetzelve hem kundig maken, hoe men die groote schade kan voorkomen en +verhoeden, en ook hoe men die treffelijke voordeelen en +beneficiën, met Gods hulp, kan vinden en bekomen.</p> + +<p>31. Merkt nu op alle liefhebbers, die het Vaderland beminnen, en +neemt uw profijt wèl waar, <span class="pagenum">[<a id="pb15" +href="#pb15">15</a>]</span>en wacht niet zoo lang tot dat het te laat +is, opdat onze nakomelingen ons niet beschuldigen, dat wij den schoonen +tijd verzuimd hebben, dien God ons gegeven heeft. Wie oogen heeft, die +kan dit wel zien en bemerken, zonder verrekijker, dat het nu de regte +tijd is, om dit groote werk bij de hand te nemen.</p> + +<p>32. Naar mijn oordeel kan ik niet verstaan noch begrijpen, dat +iemand tegen het bedijken van de Haarlemmer Meer iets zou kunnen +hebben, of daardoor eenige schade zou kunnen lijden, maar wel dat men +hierdoor grootelijks in alle manieren verbeterd, en niemand verhinderd +noch verminderd zal zijn.</p> + +<p>33. Even als het allernoodigst is, te zoeken en te zorgen voor de +behoudenis der ziele, even zoo is ook de dagelijksche onderhoud en +nooddruft noodwendig voor ’s menschen leven.</p> + +<p>34. Als dit schadelijk water aldus voort zal gaan, en hier geen +schut wordt voor geschoten, zoo zal het land in weinige jaren zoo +ellendig en schandelijk bedorven zijn, dat het niet zal zijn te +remediëren. Want als de Meer begint te komen aan de smalle +bedolven akkers, van welke vele geen vadem breed zijn, hetzij tot +Kudelsteert, Kalslagen, het westeinde van Aalsmeer en vele andere +plaatsen daaromtrent, zoo zal het wezen gelijk de kanker, of een +kwaadzeer, dat altijd in zich zelf verrot en nimmermeer ophoudt, zoodat +daar weinig of geen land aan de Meer zal blijven, om hier namaals +een’ dijk te kunnen maken, ingeval het hierna gebeurde, dat men +de Meer door nood zou moeten <span class="pagenum">[<a id="pb16" href= +"#pb16">16</a>]</span>bedijken, of het ware, dat men verscheidene +dorpen dáár wilde inhalen, hetwelk ongerijmd voorkomt en +gansch niet gelegen. Derhalve zal het noodig zijn, zonder langer te +beiden, deze groote schade en bederf uit te keeren, terwijl het nog +tijd is.</p> + +<p>35. Sommigen hebben voorgeslagen, om de Meer aan de kanten te +bezetten, zoodat het water verder geene afbreuk zou kunnen doen, en +geen land meer zou wegnemen; maar dit is naar mijn oordeel bijkans +ondoenlijk.</p> + +<p>36. Zal men de kanten rondom de Meer met hout beschieten, zal zulks, +naar mijne rekening, wel kosten met alle materialen, het zijhout, +ijzerwerk, steenwerk en rijswerk, met het arbeidsloon, op iedere +Rhijnlandsche roede in de lengte <i>vijf en zeventig gulden</i>, +hetwelk bedraagt in den omgang 16,000 roeden, dat is in het geheel +twaalfmaal honderdduizend gulden.</p> + +<p>37. Zal men de Meer met een strand maken, dat zal meer kosten dan +met hout te beschoeijen. Haar met riet te beplanten, zou verloren +arbeid zijn, vermits in veenlanden, waar zulke sterke waterslag tegen +komt, de grond van onderen altijd, tot aan de klei toe, opbreekt, en +men dien grond niet wel bezetten of bewaren kan. Ja wat meer is, daar +breken wel somtijds groote gaten, een stuk wegs van den kant van de +Meer af, waar de koebeesten in verdrinken.</p> + +<p>38. Het is een ieder bekend, dat het zand altijd drijfachtig van +natuur is, en altijd weg zou spoelen, zoodat men dit werk bij de +zeestranden niet kan <span class="pagenum">[<a id="pb17" href= +"#pb17">17</a>]</span>vergelijken, welke geheel vlak zijn, en hier +geene overeenkomst mede hebben, vermits de zeestranden dikwijls zoowel +op- als afspoelen.</p> + +<p>39. Wat betreft houtwerk en schoeijingen, deze zouden groot gevaar +hebben, om met zware stormwinden weg te spoelen. Kortom, goede raad is +hier duur, om de kanten van deze Meer te bezetten. En of het al +gebeurde, dat deze voorgeslagen middelen eenige jaren konden bestaan, +zoo weet ik niet, wie de eerste onkosten zou willen doen, of zoodanige +lasten zou kunnen dragen. De Polders, elk in zijn’ ban, zijn niet +magtig hetzelve uit te voeren. Die van Rhijnland zullen ook geen’ +lust hebben dit te doen. De groote steden zullen zich mede vrij willen +houden, en voor het gemeene land is het mede ongeraden. Kortom, het +beste dat is, als voren gezegd is:</p> + +<div class="poem"> +<p class="line">Het water te malen uit de Meer,</p> + +<p class="line">Dan ligt de vijand heel ter neêr.</p> +</div> + +<p>40. Niet dat men deze Meer alleen zal bedijken om de groote +voordeelen, die daarin te vinden zijn, maar ook mede om de groote +schade, die door het nalaten te wachten is.</p> + +<p>41. Alzoo ik, <span class="smallcaps">Jan Adriaansz. +Leegwater</span>, een beminnaar en liefhebber ben van bedijkingen +(dycagie) en droogmaken van Meren, ook een groot gedeelte van mijn +leven daarmede heb doorgebragt en versleten, zoo aan het bedijken, +ordineren, stellen en fabrijken van de watermolens van de Beemster, +desgelijks ook mede van de Purmer, Wormer, Bijlmeer, de Waard, de +Schermer en meer andere Meren, <span class="pagenum">[<a id="pb18" +href="#pb18">18</a>]</span>moerassen en polders, zoo ben ik mede +ontboden geweest, van de Edele Hoogmogende Heeren Staten en Zijne +Hoogheid den Prins van Oranje, om in het Leger te komen voor <i> +’s Hertogenbosch</i>, om aldaar te inventeren om het water uit +het leger te malen, en de watermolens bij <i>Engelen</i> weder gangbaar +te maken, hetwelk ik met Gods hulp gedaan heb, gelijk bij velen wel +bekend is.</p> + +<p>42. In het jaar onzes Heeren, op hetzelfde pas, als het leger van +den Koning van Frankrijk voor <i>Rochelle</i> lag, zoo ben ik verzocht +geweest van een’ Fransch Edelman, genaamd Abraham <span class= +"smallcaps">Fabert St. de Molin</span>, een raadsheer van de stad Metz +in Loreyne, (Lotharingen), welke op last kwam van den Hertog <span +class="smallcaps">van Epernon</span> (M<sup>r</sup>. <span class= +"smallcaps">Duc de Parnon</span>), om te komen te Bordeaux (Bordeus), +alwaar ik M<sup>r</sup>. <span class="smallcaps">Fabert</span> gevonden +heb met zijn’ knecht, om zamen te gaan 12 mijlen buiten Bordeaux +(Bordeus in Gasconie), bij een moeras, dat aan den Hertog behoorde, +groot omtrent 4500 morgen, gelegen bij een klein stedeken, genaamd <i> +la Sparre</i>, waarvan het moeras genaamd is: <i>Le Marais de la +Sparre</i>, daar wij inspectie van het voorzegd moeras genomen hebben, +gepeild, geboord, gemeten, en alles van de uitwatering wèl +onderzocht, tot goed contentement van <span class="smallcaps">St. de +Molin</span>. Dit gedaan zijnde, zoo heb ik eene zekere kaart met een +verhaal daarvan gemaakt in de Fransche taal, en wij zijn daarmede in +het leger geweest voor Rochelle, bij Mijnheer den Hertog +(M<sup>r</sup>. <span class="smallcaps">Duc de Parnon</span>), die +aldaar als opperste Veldheer was, en hebben hem alles vertoond, en +verscheidene <span class="pagenum">[<a id="pb19" href= +"#pb19">19</a>]</span>malen met hem gesproken van de gelegenheid van +dien, hetwelk hem wel beviel en hij voor goed heeft opgenomen, en +eindelijk heeft hij mij tot <i>Bordeaux</i>, door zijnen rentmeester +<span class="smallcaps">Constantyn</span>, met pistoletten eerlijk doen +betalen, waarvoor ik hem nog hoogelijk bedank.</p> + +<p>43. Nog omtrent twee jaren daarna ben ik weder door <span class= +"smallcaps">St. de Molin</span> tot <i>Metz</i> ontboden, om met hem te +gaan in <i>Lotteringen</i>, omtrent twee dagen reizens boven de stad +<i>Metz</i>, op een zeker moeras gelegen in de lengte, bij drie kleine +steden, geheeten; <i>Vic</i>, <i>Moien-Vic</i> en <i>Merzaal</i>, +alwaar ik met <span class="smallcaps">St. de Molin</span> inspectie +genomen heb, en daarna in het stadje <i>Vic</i> bij de zes weken +gelogeerd geweest ben, bezonjeerende over het werk met den kanselier +van diezelfde plaats en jurisdictie, en heb aldaar eene kaart van dit +moeras gemaakt en andere teekeningen van de gelegenheid der zaak, +waarvan ik kopij aan den kanselier gelaten heb aan <span class= +"smallcaps">Mr. Fabert</span>, mede kopij tot <i>Metz</i> heb gebragt, +en eenige dagen tot <i>Metz</i> bij hem gelogeerd, en alzoo een goed +afscheid met hem heb genomen; en ben alstoen den <i>Moezel</i> +afgevaren naar <i>Trier</i>, en zoo voort naar Coblens, van daar tot +Keulen, en den Rhijnstroom afgevaren tot Arnhem en zoo voort naar +Holland.</p> + +<p>44. Nog ben ik mede verscheidene malen in <i>Oostland</i> geweest, +in het gebied van den Hertog van <i>Holstein</i>, om aldaar mede te +helpen fabrijken en te ordineren om moerassen en meren te helpen droog +maken door het ordineren van dijken, dammen, sluizen, kaaijen, heulen, +molens, molentogten, kolken, <span class="pagenum">[<a id="pb20" href= +"#pb20">20</a>]</span>wateringen en andere affairen, al te zamen +dienende tot zoodanige werken, gelijk in Holland bij vele lieden wel +bekend is.</p> + +<p>45. Nog ben ik verscheidene malen verzocht, en ben ook geweest op +onderscheidene Meren, Polders en Moerassen, zoo in Holland, Vriesland, +Embderland als in andere omliggende landen en plaatsen, om zoodanige +werken mede te helpen in goede orde te brengen, hetwelk al te lang zou +wezen om te verhalen, willende het voor dezen tijd daar nu bij laten +rusten en mij voegen tot de navolgende artikelen en onderwerpen en +alzoo met mijn Meerboek voortgaan, om het tot een goed einde te +brengen.</p> + +<p>46. Alzoo nu in Noord-Holland meest al de Meren bedijkt, droog +gemaakt en tot land gebragt zijn, en vele lieden in Holland gezind zijn +in bezigheid (in het labeur) te wezen, en meest altijd wat bij de hand +nemen, voornamelijk als daar profijt is te halen, zoo is het, dat ik +voor dezen daar menigmaal op gespeculeerd en gepractiseerd heb, om de +Haarlemmer Meer te bedijken en tot goed land te brengen, hetwelk mij +zeer doenlijk voorkomt, als de Almogende God ons Zijn’ zegen en +goede gratie wil verleenen, zonder welke wij niets kunnen verrigten, +gelijk in den 127<sup>en</sup> Psalm geschreven staat:</p> + +<div class="poem"> +<p class="line" lang="la"><i>Nisi Dominus aedificaverit domum in vanum +laborant qui aedificant eam</i>.</p> + +<p class="line">Zoo de Heere het huis niet bouwt, zoo arbeiden zij te +vergeefs, die daaraan bouwen.</p> +</div> + +<p>47. Zoo is hiertoe (mijns oordeels) zeer goede gelegenheid en +bekwame middelen, om hetzelve met <span class="pagenum">[<a id="pb21" +href="#pb21">21</a>]</span>menschenarbeid te verrigten en te weeg te +brengen, en ik twijfel niet, of er gebrek zal zijn aan eenige stof, +aarde of ronde Goden, als het werk slechts ordelijk, met goeden raad en +accoord wordt aangelegd en begonnen. Ook kan ik niet anders gevoelen +noch bemerken, of het zou de allerprofijtelijkste bedijking wezen, die +er ooit in Holland gedaan is, en dat voornamelijk om het groote +ligchaam en menigte van land, dat in de Meer begrepen ligt, en er +weinig of geene Meren in Holland bedijkt zijn, die zoo veel goede +gelegenheid hebben, als deze Haarlemmer Meer, hetwelk ik hierna met +goede voorbeelden zal doen blijken en verhalen, naar de gaven, die mij +de Heere gegeven heeft.</p> + +<p>48. Zeker is, dat de grootste Meren altijd de minste onkosten hebben +te dragen en het profijtelijkst uitvallen. Blijkende tegenwoordig aan +de groote, heerlijke, lofwaardige, profijtable, kostelijke, bedijking +van de <i>Beemster</i>, die in het eerst het ongeluk gehad heeft om in +te breken, doch daarna weder door Gods hulp met goede orde en moed is +aangevangen en voltrokken en in kavelingen gebragt is, zoodat zij +genoegzaam anderhalfmaal bedijkt is. Ná de bedijking heeft ieder +morgen omtrent 250 Gulden gekost, behalve den koop van het water, en de +kosten van de gansche Beemster hebben omtrent 1,900,000 Gulden +bedragen. Maar alle Meren, die naderhand bedijkt zijn, en kleiner +waren, hebben veel meer gekost op ieder morgen. De oorzaak, hiervan is, +dat de kleine Meren altijd de meeste roeden dijks op de morgentalen +hebben, en andere <span class="pagenum">[<a id="pb22" href= +"#pb22">22</a>]</span>onkosten, die de kleine Meren niet dragen +kunnen.</p> + +<p>Hier volgt zeker bewijs van de grootheid van verscheidene Meren.</p> + +<p>49. De Ringdijk van de Beemster is groot in het rond omtrent 10,000 +Rijnlandsche roeden, de Beemster zelve is groot 7545 Rijnlandsche +morgen gekaveld land, behalve de wegen, wateringen, molentogten en de +Ringdijk, hetwelk bedraagt op ieder morgen land omtrent een en een +kwart roede dijks.</p> + +<p>50. De <i>Purmer</i> is groot ongeveer 3000 morgen en heeft omtrent +6000 roeden dijks, dat is op ieder morgen 2 roeden dijks.</p> + +<p>51. De <i>Wormer</i> is groot 1800 morgen min tien, en heeft stijf +derdehalve roede dijks op ieder morgen, dat is nog eens zoo veel roeden +dijks op ieder morgen als de <i>Beemster</i>.</p> + +<p>52. Nog zijn er verscheiden andere Meren, die mij wel bekend zijn, +die omtrent 5 of 600 morgen groot zijn, die omtrent vijf of zes roeden +dijks per morgen hebben.</p> + +<p>63. Het <i>poeltjen</i> of <i>weeltjen</i> bij <i>Hoorn</i>, alsmede +het <i>Schalsmeer</i> bij <i>Knollendam</i>, zijn elk omtrent groot 75 +morgen en hebben op ieder morgen omtrent 12 roeden dijks.</p> + +<p>Derhalve blijkt klaarlijk, dat de kleinste meren altijd de grootste +onkosten hebben te dragen, alsmede de kosten van andere bijvallende +zaken, te weten van Dijkgraaf en Heemraden, Landmeters, opzieners, +werkmeesters, schuitevoerders, Boden, <span class="pagenum">[<a id= +"pb23" href="#pb23">23</a>]</span>knechts, enz., hetwelk niet al te +beschrijven is, waarvan altijd de grootste de meeste lasten en onkosten +gemakkelijker dragen kan.</p> + +<p>54. Een klein voorbeeld en zekere Geometrische kunst zal ik alhier +verhalen, hetwelk een vaste regel is.</p> + +<p>55. Neem een koordje, dat eene elle lang is, en vult dat met kleine +stukjes hout, die gelijke grootte hebben. Stel, dat daar 25 stukjes in +kunnen, wanneer de einden van dat koordje aan elkander komen. Neem dan +een koord, dat 2 ellen lang is, zoo zullen daar honderd zoodanige +stukjes in kunnen, voordat de einden van dat laatste koord aan elkander +komen. Alzoo is het ook met eene kleine of groote Meer, naar +evenredigheid. Wel te verstaan, dat hoe beter de Meer of bedijking in +het ronde gelegen is, hoe de inhoud grooter valt.</p> + +<div class="figure"><img border="0" src="images/cirkel.gif" alt= +"Cirkel verdeeld in vierkantjes." width="293" height="295"></div> + +<p>56. Nog een ander voorbeeld, om zekere vierkante stukken te +bedijken. Neem een vierkant stuk, dat een morgen groot is, zoo moet gij +vier zijden bedijken. <span class="pagenum">[<a id="pb24" href= +"#pb24">24</a>]</span>Neem twee stukken aan elkander, zoo zult gij niet +meer dan zes zijden bedijken. Neem dan vier vierkanten aan elkander, +gelijk als hierboven geteekend staat, zoo zult gij niet meer dan acht +zijden bedijken, en alzoo voort naar evenredigheid, zoo heeft altijd de +grootste Meer den minsten dijk op de morgentallen.</p> + +<div class="figure"><img border="0" src="images/vierkant.gif" alt= +"Cijfers 1 tot en met 4 in vierkant." width="255" height="260"></div> + +<p>57. Nog een voorbeeld. Gelijk ik hier voorgesteld en bewezen heb, +dat eene groote bedijking vele morgentallen in zich heeft, en weinig +roeden dijks op ieder morgen bedraagt, zoo zal ik alhier nog een +kluchtig stukje voorstellen, hetwelk niet mogelijk schijnt te wezen; +datzelve zal ik van de hoogte nemen en brengen het in de breedte, en +wordt nog eens zoo groot.</p> + +<p>Neem eene ton, die langwerpig van fatsoen is, en vult die tweemaal +vol met water, of drooge waar, en zaag dan de duigen regt in het midden +door, en neem dan al die halve duigen, voeg ze dan in de wijdte, in het +rond aan elkander, en maak daar dan een’ bodem in dezelfde +kroosing, waar de bodem te voren in geweest is, zoo zullen in die +duigen die twee gemeten tonnen waters in kunnen. Hetgeen ik zelf +beproefd heb, en <i>Probatum est</i>. <span class="pagenum">[<a id= +"pb25" href="#pb25">25</a>]</span></p> + +<p>58. De <i>Haarlemmer Meer</i> is voorheen groot bevonden omtrent +20,000 morgen, en is in het rond omtrent 16,000 roeden, hetwelk +bedraagt op ieder morgen omtrent drie vierendeels van eene roede dijks, +bijna eene halve roede minder dan de <i>Beemster</i> per morgen. +Hetgeen niet slechts een voordeel is bij het leggen van den dijk, maar +ook in het dagelijksche onderhoud, dat altijd en voortdurend +blijft.</p> + +<p>59. De voorzegde <i>Haarlemmer Meer</i> heeft nog verscheidene +andere goede conditiën en gelegenheden, die andere Meren niet +hebben.</p> + +<p>60. In de eerste plaats heeft deze Meer eenen bodem en grond van +goede klei, welke kleibodem doorgaans dik is 7, 8 à 9 voeten en +meer, gelijk ik denzelven heb doen peilen, beugelen en diepen, zoo als +ik hierna klaarder zal doen blijken en verhalen.</p> + +<p>61. Ten tweede heeft de <i>Haarlemmer Meer</i> de schoonste en beste +gelegenheid om het water te lossen, die men maar bedenken kan, omdat de +winden, in Holland meestal zuiden, zuidwest en zuidoost waaijen en het +water alsdan komt toezakken en vallen naar het IJ en de sluizen, en dan +is het meest altijd laag water op het IJ en in de Zuider-Zee. +Daarenboven is daar nog zulke schoone gelegenheid om sluizen en +uitwateringen te maken bij het huis ter Hart, ook te Sparendam en +andere gelegene plaatsen, alle naar wensch; als ook om een’ +vóórboezem of kolk te maken benoorden het huis ter Hart, +op het IJ, over de eilanden heen, waar de molens op zouden kunnen +malen, om de Spiering-Meer mede te mogen bedijken, opdat al die oude +<span class="pagenum">[<a id="pb26" href="#pb26">26</a>]</span>landen +om de Meer mogten bevrijd wezen van de afbreuk en het slijten van dat +groote, verderfelijke water.</p> + +<p>62. Ten derde, zoo heeft deze Meer weinig plempwerk naar +evenredigheid van hare grootte, waarin geene andere Meren haar gelijk +zijn.</p> + +<p>63. Ten vierde, hetwelk nog het principaalste is, zoo is deze +Haarlemmer Meer zoo bekwaam gelegen als zij redelijkerwijze doen kan. +Zoodat de Burgers van Haarlem, Leiden en Amsterdam zouden kunnen hunne +landerijen en goederen op éénen dag bezigtigen, en hunne +zaken verrigten, en des avonds weder elk in zijne stad te huis komen, +en met gemak in hunne huizen mogen logeeren.</p> + +<p>64. Ten vijfde, en ten laatste, zoo is het land om de Meer zoo +weinig van prijs en onkostelijk om den dijk daarop te leggen, veel +minder dan zulks bij andere Meren het geval is; bovendien zijn daar +zeer weinige huizen in den weg, zoodat men den Ringdijk en de ringsloot +bekwamelijk zonder verhindering zal kunnen rooijen, maken en leggen +naar behooren.</p> + +<div class="poem"> +<p class="line">Zoodat in alle manieren dit wel te verstaan is,</p> + +<p class="line">De Haarlemmer Meer het best zal zijn dat ooit gedaan +is.</p> +</div> + +<p>65. Het bedijken van Meren, en het brengen van schadelijke, +verderfelijke wateren tot goed land, is een van de noodwendigste, +profijtabelste en Godzaligste dingen in Holland; want Holland is met +vele groote steden en dorpen bezet, wordt daarbij sterk bewoond, en +daarenboven is er geen land, alwaar men de boter en kaas zoo schoon, +goed, smakelijk en rein kan maken, zoodat in andere Landen de voorzegde +<span class="pagenum">[<a id="pb27" href="#pb27">27</a>]</span>waren +zoo begeerd zijn en getrokken worden, dat ze om hare deugd nimmer +overvloedig genoeg schijnen te zijn, zoodat de oude landen niet minder +van prijs werden, maar altijd meer en meer gelden gelijk blijkt uit de +veelvuldige Meren en Moerassen, die in Noord-Holland vóór +en na de Beemster bedijkt en tot land gemaakt zijn, welke ik hier +navolgende zal verhalen</p> + +<p>Het eerste is bedijkt:</p> + +<ol class="lsoff"> +<li><i>De oude en nieuw Zijp.</i></li> + +<li><i>De Berger-Meer.</i></li> + +<li><i>De Boekeler-Meer.</i></li> + +<li><i>De Diepe-Meer.</i></li> + +<li><i>De Daal-Meer.</i></li> + +<li><i>De Slootgaard.</i></li> + +<li><i>De Wog-Meer.</i></li> + +<li><i>De Wout-Meer.</i></li> + +<li><i>De Bleek-Meer.</i></li> + +<li><i>De Schaaps-Kuijl.</i></li> + +<li><i>De Benne-Meer.</i></li> + +<li><i>De heerlijke lofwaardige bedijking van de Beemster.</i></li> + +<li><i>De schone vruchtdragende Purmer.</i></li> + +<li><i>De Wormer.</i></li> + +<li><i>De Oosthuyzer-Braak.</i></li> + +<li><i>De Heer Huyge-Waard.</i></li> + +<li><i>De welgeordineerde en geformeerde bedijkte Schermer.</i></li> + +<li><i>De Schager-Waard.</i></li> + +<li><i>De Broeker-Meer.</i></li> + +<li><i>De Buiksloter-Meer.</i></li> + +<li><i>De Bel-Meer.</i><span class="pagenum">[<a id="pb28" href= +"#pb28">28</a>]</span></li> + +<li><i>De Braak: bij Medenblik.</i></li> + +<li><i>De Hoornsche Waal.</i></li> + +<li><i>De Schals-Meer.</i></li> + +<li><i>De Enge Wormer.</i></li> +</ol> + +<p>Met nog meer andere kleine Meren, en eindelijk nog de <i> +Starre-Meer</i>.</p> + +<p>Men zegt en vermoedt, dat er na den troebelen tijd in Holland, in +Zeeland en andere omliggende plaatsen, omtrent 80,000 morgen lands +bedijkt zijn. Voornamelijk blijkt dit mede uit de groote, heerlijke, +lofwaardige bedijking van de Beemster, die het eerste jaar, toen zij +droog was geworden, door des Heeren zegen zoo overvloedige vruchten +heeft gedragen, dat het niet wel met de pen is te beschrijven.</p> + +<p>66. Mij is verhaald door <span class="smallcaps">Dirk van Os</span>, +die het mij ook schriftelijk heeft overhandigd, dat hij op zijn eigen +land in de <i>Beemster</i>, met zijnen broeder <span class="smallcaps"> +Hendrik van Os</span>, het eerste jaar toen de <i>Beemster</i> droog +geworden was, geteeld en gewonnen heeft <i>zeven duizend zeven honderd +drie en vijftig zakken Koolzaad</i>, alsmede <i>Raapzaad</i>, behalve +nog veel meer andere granen, zoo van <i>Tarwe</i>, <i>Garst</i> en <i> +Haver</i>, die mede in overvloed op hunne landen gewassen waren. Nog +heeft de zoon van <span class="smallcaps">Dirk van Os</span>, te weten +<span class="smallcaps">François van Os</span>, mij zelven +verhaald, dat hij in eene zaaijing in de <i>Beemster</i> gewonnen had, +op 400 Rhijnlandsche roeden lands, drie gemeene lasten haver, dat is +108 zakken. Voornamelijk heeft het gewas van het <i>Koolzaad</i> het +eerste jaar zoo veel en overvloedig in de <i>Beemster</i> opgebragt, +dat men vermoedde, dat al de oliemolens in Holland, in <span class= +"pagenum">[<a id="pb29" href="#pb29">29</a>]</span>dien tijd, wel een +jaar lang daarop konden gaande blijven, en genoeg hadden om op te +werken.</p> + +<p>67. Naderhand heeft de Almogende God de <i>Beemster</i> van alles +zoo overvloedig gezegend, dat het nu genoegzaam het groote Lusthof van +Noord-Holland is, zoo in weiden, bouwlanden, boomgaarden, huizen, +lusthoven, enz. Daar wordt ook gezegd en voor waarheid gehouden, dat er +geen vermakelijker en lustzinniger weg in Holland is, dan de <i> +volgerweg</i> in de <i>Beemster</i>, daar al die schoone heerlijke +huizen en boomgaarden gebouwd zijn, te weten het huis van den Dijkgraaf +<span class="smallcaps">Dirk van Os</span>, <span class="smallcaps"> +François van Os</span>, van <span class="smallcaps"> +Meerman</span>, van <span class="smallcaps">Carel Loten</span>, van +<span class="smallcaps">Jan Loten</span>, van <span class="smallcaps"> +Alewijn</span> en meer anderen.</p> + +<p>68. Daarenboven geeft deze <i>Beemster</i> in overvloed vette ossen, +koeijen en schapen, met vele schoone paarden en hengsten; als ook +overvloedig boter en kaas, met meer andere toespijzen, die in alle +manieren deugdzaam en goed zijn, waar men duizend menschen mede kan +spijzen en voeden, hetgeen aan de eigenaars der gronden goede inkomsten +en renten geeft:</p> + +<div class="poem"> +<p class="line"><i lang="la">Omnia dat Dominus, non habet ergo +minus.</i></p> + +<p class="line">God geeft alle ding, en houdt zelf niettemin.</p> +</div> + +<p>69. De Beemster in het gemeen kan ieder jaar nu wel opbrengen aan +landhuur <i>tweemaal honderd en vijftig duizend gulden</i> aan vrij +geld, en dan zijn alle ongelden, mede het molen- en dijkgeld, betaald. +Daarenboven worden hierdoor ook grootelijks verbeterd de gemeene +middelen van het land.</p> + +<p>70. Dit kleine notabel stukje zal ik hier nog bij verhalen, dat men +vermoedt, dat de eijeren van de <span class="pagenum">[<a id="pb30" +href="#pb30">30</a>]</span>hoenderen en Eenden in de Beemster thans +meer opbrengen dan te voren al de visch, die in de Beemster werd +gevangen.</p> + +<div class="poem"> +<p class="line">Der Beemsters kruid, doet groot viertuil, is waardig om +te prijzen;</p> + +<p class="line">Haar stof geeft lof, fijn ende grof, ’t is wel te +bewijzen.</p> + +<p class="line">Haar roem die gaat, ver over straat; verstaat mijn +reden:</p> + +<p class="line">Men vindt in ’t Rijk, nooit haars gelijk, in land +noch steden.</p> +</div> + +<p>71. Alle liefhebbers en beminnaars van bedijkingen, die gezind zijn +om dit groote, heerlijke, treffelijke en lofbaarlijke werk, de <i> +Haarlemmer Meer</i>, mede te willen helpen handhaven om te bedijken, en +tot goed land te maken, zullen gelieven te weten, dat men hetzelve niet +slappelijk zal moeten beginnen, maar met een’ voorbedachten zin +en goeden moed. Dat men het werk ook met goede raad en daad zal moeten +aantasten en mannelijk doordrijven. Gelijkerwijs een wijs Koning of +dapper Prins eene sterke stad zoekt te beleggen en te winnen met alle +vlijt, naarstigheid en moed, alle amunitie van oorlog daartoe zoekt te +prepareren en te bereiden, met schepen en wagens alle <i>voerage</i> +zoekt aan te brengen, zijn leger en omheining met wateringen, vesten, +bolwerken, transementen, schansen, redouten, halve manen, +contre-escarpes, hoornwerken, batterijen, loopgraven, traversen, +stormbruggen, en al hetgeen daartoe is dienende, ook mede hout en +ijzer, victalie, bier en brood, alsmede geschut, kruid en lood, en van +alles zich zoo verzorgt, dat er in geene manieren iets moet mankeeren. +Dus doende durft hij zijnen vijand onder de oogen zien, en toch mede de +stad getroost <span class="pagenum">[<a id="pb31" href= +"#pb31">31</a>]</span>zijn, om alzoo op de oorlogsmanier dapper te +strijden en te volharden, zoo lang totdat hij de stad gewonnen heeft, +en daarvan meester mag blijven. Opdat al de officieren, ruiters en +knechten, prijs en eer bevochten hebbende, hunne soldij met eere zouden +mogen ontvangen, en alzoo het harnas afleggen, gelijk als in het boek +der Koningen beschreven staat.</p> + +<div class="poem"> +<p class="line" lang="la"><i>Ne glorietur accinctus, aeque ut +discinctus.</i></p> + +<p class="line">Die het harnas aandoet, zal zich niet beroemen, gelijk +degene die het afgelegd heeft.</p> + +<p class="line">De kroone ligt niet in het begin, noch in het midden: +maar het einde kroont het werk.</p> +</div> + +<p>Men zegt gemeenlijk: <i>wèl begonnen is half +gewonnen</i>.</p> + +<p>Maar veeleer is dit spreekwoord goed:</p> + +<div class="poem"> +<p class="line" lang="la"><i>Vincit assiduus labor.</i></p> + +<p class="line">Aanhouden is het regte middel zoo men zeit,</p> + +<p class="line">Om te verkrijgen ’t geen dat er verborgen +leit.</p> +</div> + +<p>Gelijk ook mede de geleerden voor een spreekwoord hebben:</p> + +<div class="poem"> +<p class="line" lang="la"><i>Absque labore gravi non venit ulla +seges.</i></p> + +<p class="line">Zonder arbeid komt er geen koren in de schuur.</p> +</div> + +<p>72. Het zou kunnen gebeuren, daar groote werken ook hunne zwarigheid +hebben, dat het fortuin niet altijd naar wensch liep, even als een +schipper van een groot schip, die de zee gebruiken moet, soms wel +onvoorziens met een’ zwaren storm overvallen wordt, en daardoor +zijn anker en touw moet verliezen, en niet altijd voor den wind gaat; +doch daarom geeft hij den moed niet verloren, maar schept nieuwe +courage met zijn bootsvolk, om het schip wederom te maken, te heelen en +te boeten, en denkt alzoo, gelijk de Franschman zegt: <span class= +"pagenum">[<a id="pb32" href="#pb32">32</a>]</span></p> + +<div class="poem"> +<p class="line" lang="fr"><i>Si la fortune me tourmente, +l’espérance me contente.</i></p> +</div> + +<p>73. Vele menschen zijn welgezind tot groote rijkdommen, kostelijke +schatten en juweelen, tot groote klompen goud en zilver, daar men boter +voor kan koopen. Dit blijkt dagelijks, daar velen hun leven daarvoor +wagen en in groot gevaar stellen, om te varen naar <i>Oost- en +West-Indiën</i>, <i>Groenland</i>, <i>IJsland</i>, <i>Guinea</i>, +<i>Angole</i>, <i>Turkije</i>, <i>Barbarijë</i>, <i>Grieken</i>, +<i>Perzië</i>, <i>Alexandrië</i>, <i>de Archipel</i>, <i> +Moscovië</i>, het <i>Weygat</i>, <i>Magalena</i>, <i>Peruana</i>, +<i>Zweden</i>, <i>Denemarken</i>, <i>Riga</i>, <i>Revel</i> en meer +andere vreemde eilanden, steden en plaatsen, Oost en West gelegen, die +te veel zijn om op te noemen. Waar maar eenigzins vermoeden is, om +voordeel en winning te doen, daaraan wordt geen arbeid, kosten of +moeiten gespaard, om hetzelve te aanvaarden, te onderzoeken en te +volbrengen,</p> + +<p>74. Maar laat ik voortvaren en tot mijn eigenlijk onderwerp komen, +om hetwelk ik begonnen ben te schrijven, te weten over die groote +zilver- en goudmijn, de <i>Haarlemmer-Meer</i>, waar zoo vele +kostelijke schatten in verborgen zijn. Welke Meer reeds voor vele jaren +heeft bestaan, in het beste en in het middelste gedeelte van +Zuid-Holland ligt, naar mijn oordeel, op de allergeschiktste en +gewenschte plaats der Zeventien Provinciën, nabij <i>Haarlem</i>, +<i>Leyden</i> en <i>Amsterdam</i>, wèl bedijkt binnen de +Zeedijken, op de hoogte van twee en vijftig graden, om welke men niet +behoeft naar vreemde landen te varen om haar te zoeken. Ik waarschuw en +vermaan alle minnaars van bedijkingen, dat ieder hunner <span class= +"pagenum">[<a id="pb33" href="#pb33">33</a>]</span>zijn voordeel zoeke +waar te nemen, en medewerke, om een’ nagel, spijker of bout aan +dit schip te slaan, en raad te geven.</p> + +<p>75. Om met de hulp van God hiertoe te kunnen komen, en om deze +groote zilver- en goudmijn te vinden, en de kostelijke schatten en +juweelen op te graven, bestaat voornamelijk uit twee of drie +merkwaardige dingen. Het eerste is, een zware, breede, digte, sterke, +wèlgeformeerde en gemaakte Ringdijk. Het tweede is, dat men daar +nog bij moet hebben goede, bekwame, groote, sterke, achtkante +water-molens, die alle in goede orde gezet, gemaakt en gesteld zijn, +waar men het land mede uit de valleijen moet zoeken. Het derde is, +goede, bekwame sluizen en uitwateringen ter gelegener plaats en op het +IJ, om alle belanghebbenden van de groote steden en ook de oude landen +voldoende te bevredigen. Daarbij nog geschikte (bekwame) wateringen en +vaarten door de Meer.</p> + +<p><i>Beschouwing</i> (Propoost) <i>van den dijk.</i></p> + +<p>76. Gelijk de planken of de huid van een schip het voornaamste is, +waar het schip op moet zeilen, alzoo is het ook met een’ sterken +digten Ringdijk, die het water van de Meer moet keeren.</p> + +<p><i>Van de watermolens.</i></p> + +<p>77. Een sterke digte cementbak is met pompen haast ledig te halen; +desgelijks is eene wèlbedijkte digte meer met watermolens wel +droog te malen. <span class="pagenum">[<a id="pb34" href= +"#pb34">34</a>]</span></p> + +<p><i>Dit is ook noodig om aan te teekenen.</i></p> + +<p>78. Alzoo ik mede in het begin van het bedijken van de <i> +Beemster</i> gediend heb als Ingenieur en Fabrijk van het zetten en +stellen van de watermolens, tot het voltrekken toe, zoo is het, dat ik, +op verzoek van <span class="smallcaps">Dirk van Os</span>, en de +Hoofd-Ingelanden, altijd zekere aanteekeningen (<i>notici</i>) daarvan +gehouden heb, en dikmaals gepeild heb en bevonden, dat de molens van de +<i>Beemster</i> in een etmaal, met goeden wind, een’ duim waters +op de geheele <i>Beemster</i> in de hoogte konden uitmalen, en ook +somtijds wel anderhalven duim, en dat op vijf- of zesthalf honderd +Rijnlandsche morgen, een’ gang molens. Zoodat men de <i> +Beemster</i> in twee jaren drooggemaakt heeft, wel verstaande de +inbraak niet medegerekend; en dat het derde jaar malens gekaveld werd, +en elk zijn land bij loting ontvangen heeft.</p> + +<p>79. Ik heb mede in het bedijken van de <i>Beemster</i>, en ook +naderhand, niet kunnen bemerken, dat de grond iets lek was, zoodat het +water nimmer gewassen of verhoogd is, als het niet regende.</p> + +<p>80. Nog zekere calculatiën alhier gemaakt, hoe vele tonnen +waters een bekwame groote achtkante watermolen op een etmaal uitmalen +kan. Hetwelk ik <span class="smallcaps">Jan Adriaansz.</span> in mijne +jonkheid, in den tijd van mijn’ zaligen vader <span class= +"smallcaps">Adriaan Symonsz. Leegwater</span>, van de Rijp, in den +polder van Rijp en Graft menigmaal gepeild heb, en bevonden met twee +watermolens, gerekend een’ voet in het vierkant, en zes voet hoog +voor eene tonne waters. <span class="pagenum">[<a id="pb35" href= +"#pb35">35</a>]</span></p> + +<p>81. De voorschreven polder van Rijp en Graft is groot, omtrent 1400 +morgen, Geest-meer, Ambachts-maat, en is omtrent zoo veel water als +land, dat is 700 morgen waters, hetwelk twee watermolens, in een +etmaal, een’ duim in de hoogte konden uitmalen.</p> + +<p>82. Die zelfde morgentalen gebragt in vierkante roeden, en daarna +tot vierkante voeten, waarvan 72 duim in de hoogte gerekend en dat een +voet vierkant voor eene ton waters, zoo is het, dat twee molens, naar +deze rekening, in een etmaal uit kunnen brengen 896,000 ton waters, en +een molen 448,000.</p> + +<p>83. Zoo iemand in deze zaak omtrent het droogmaken van de Haarlemmer +Meer eenigzins twijfelmoedig mogt wezen, vreezende voor eenige +zwarigheid van den grond of lekking van den Ringdijk, zoo zal ik +alhier, met Gods hulp, om alle twijfelmoedigheid weg te nemen, goede en +duidelijke (klare) voorbeelden verhalen, welke mij door ondervinding +bekend geworden zijn.</p> + +<div class="blockquote" lang="la"> +<p>Experentia docet.</p> +</div> + +<p>84. Aangaande den duinkant of de westzijde van de Haarlemmer Meer, +alzoo het gemeene spreekwoord is, dat zandgronden lek zijn: dat is +eensdeels alzoo; maar hiervan is eene goede verzekering, en dat, +uithoofde onder dat zand goed veen en klei liggen, gelijk zulks +dagelijks blijkt en bevonden wordt, vermits onder het zand of de nollen +goede turf gegraven en gedolven wordt, en onder het veen geen zand ligt +tot aan de klei toe.</p> + +<p>85. Dit zelfde blijkt mede aan den <i>Lisser-poel</i>: <span class= +"pagenum">[<a id="pb36" href="#pb36">36</a>]</span>deze, schoon nabij +de duinen gelegen en nog onlangs bedijkt, wordt ook wel droog +gehouden.</p> + +<p>86. De <i>Soetermeersche Meer</i>, die aan de zijde aan de veenen +ligt, is mede onlangs bedijkt en wordt ook wel droog gehouden.</p> + +<p>87. Zoo ook werd uit de <i>Hem-meer</i>, die aan het harde gelegen +is, tegenover de Kaag, met geringe moeite het water uitgemalen, en het +land zeer goed droog gehouden, welke Meer meerendeels toebehoort aan +S<sup>r</sup>. <span class="smallcaps">Jan van Baarle</span>.</p> + +<p>88. De ringdijk van de Beemster is in het begin meestal uit +veenlanden gemaakt. Die van de Purmer desgelijks. De dijken van de +Wormer en Waterlandsche Meren zijn mede al tezamen van veenlanden +gemaakt, zij worden alle digt bevonden en goed droog gehouden. Bij het +bedijken is vooral hoog noodig, dat men het zwoord- of grasveld, dat +onder den dijk komen zal, goed wegneme, opdat de aarde te beter sluite, +en de dijk digt zou wezen.</p> + +<p>89. Eindelijk de <i>Schermer</i>, die ten naaste bij van gelijke +natuur is als de Haarlemmer Meer, en aan de noordzijde bijkans van +gelijke diepte, zal ook met vier molens boven elkander moeten malen; +zoo ook heeft de kil van de <i>Beemster</i> twee molens in het diep +staan, die vier hoog malen.</p> + +<p>90. Aan de Oostzijde, aan de Noordoostzijde en aan de Zuidoostzijde +van de <i>Schermer</i>, is de ringdijk geheel van veenland gemaakt; aan +de Westzijde van die Meer van <span class="smallcaps">Jan Boies</span> +af, tot aan den Akerslooter-koorn-molen toe, is de ringdijk geheel van +zand of geest-land gefondeerd en gemaakt, en daar is <span class= +"pagenum">[<a id="pb37" href="#pb37">37</a>]</span>naauwelijks eene +Meer van al de bedijkte Meren in Noord-Holland, die zoo spoedig en ras +droog gemalen is, als deze Schermer.</p> + +<p>91. Het is mij wel bekend, dat er eenige Meren zijn, wier +droogmaking niet wil gelukken; maar daar, is de reden van: óf +omdat de klei te diep ligt, óf omdat die Meren aan een +bergachtig land, of grof zand gelegen zijn, dat geen water schut, zoo +als ik hetzelve wel gezien en bevonden heb; óf omdat de grond +met struiken of bladen van boomen opgehoogd en bezet is, en hierdoor +lek en sponsieus blijft. Gelijk het ook blijkt, dat eenige dezer Meren +niet vast toevriezen, al vroor het bijkans nog zoo sterk; hetgeen een +teeken is, dat de grond open, sponsieus en lek is.</p> + +<p>92. Aangaande den grond van de <i>Haarlemmer Meer</i>, kan ik anders +niet bevinden en verstaan dan alles goeds, alzoo ik haar voorheen met +den Burgemeester van Aalsmeer en eenige arbeiders, op vele +verschillende plaatsen, gepeild, gebeugeld, gediept, getast en +wèl onderzocht heb, en anders niet kan bemerken of bevinden, of +deze Meer heeft een’ bodem van goede klei, doorgaans dik 7, 8 en +9 voeten, gelijk bevorens verhaald is. En de <i>Haarlemmer Meer</i> is +doorgaans diep <i>negen</i> Rhijnlandsche voeten, of tien houtvoeten, +bijkans van gelijke diepte als de kil van de <i>Beemster</i> of <i> +Schermer</i>. Op sommige plaatsen is de grond aan de kanten van de Meer +met veenachtige slibber vermengd, een voet of anderhalf dik; dezelve is +bekwaam, om met den ploeg door malkander in de klei te vermengen, en +<span class="pagenum">[<a id="pb38" href="#pb38">38</a>]</span>alzoo +tot goed land te maken. Daarenboven, hetgeen een goed teeken is, als +het eene gewone vorst is, vriest de Haarlemmer Meer zoowel en zoo vast +toe als eenig ander water, zoodat men daar overal met paard en +sleê over rijden kan zonder treuren. Het blijkt daaraan, dat de +grond digt en vast moet wezen.</p> + +<p>93. Dat de grond van de Haarlemmer Meer goede klei is: dat is de +allerbeste, waar men op betrouwen kan, dat de grond digt zal wezen. Het +is mede een goed fondament voor den Ringdijk en in alle manieren heel +goed voor het dóórlekken en opwellen, zoo als te voren +gezegd is.</p> + +<p>94. Van de watermolens zal ik alhier mede een weinig verhalen en +noteren.</p> + +<p>95. Dit is de gewone gang en wijze in Noord-Holland bij het bedijken +van meren, zoo als de ondervinding het geleerd heeft.</p> + +<p>96. Als men zoo hoog moet opmalen, als men aan de Beemster en +Schermer op het diepst heeft moeten doen, dan stelt men vier molens +boven elkander tot een’ gang, die elkander toemalen van vier of +vijf en dertig voeten stijls, en dat gemeenlijk op vijf honderd +Rhijnlandsche morgen een’ gang molens, wèl verstaande, hoe +meer gangen molens op eene kolk malen, hoe beter, en het zal noodig +wezen, dat men op de <i>Haarlemmer Meer</i> zoo veel gangen molens op +eene kolk brengt als immer doenlijk is, en dat om de volgende oorzaak: +als er een molen, twee of drie onklaar zijn, zoo kunnen de overige +molens nog malen, en op den gang blijven, en ook mede dan wordt de +ringdijk te minder gebroken <span class="pagenum">[<a id="pb39" href= +"#pb39">39</a>]</span>met de kleine sluisjes, die in den ringdijk +moeten liggen, waar de bovenmolens moeten doormalen.</p> + +<p>97. Het is ook eene hoognoodige zaak, dat men verscheidene +kruisvaarten door de Meer maakt, even als in de Schermer, en zulks tot +gerief van de Deelhebbers en huisluiden, om hunne waren met kleine +schuitjes aan den ringdijk te kunnen brengen, als ook vooral de +materialen, die men tot het bouwen en timmeren noodig heeft, en mede +ook tot eene gemeene onderkolk of boezem van de laagste molens.</p> + +<p>Om nu te komen tot het principaalste, waar alles aan gelegen is.</p> + +<p>98. Als dit groote, heerlijke en lofwaardige werk, met de hulpe +Gods, voltrokken en gekaveld zal zijn, dan zal men met den zegen des +Heeren daarop kunnen telen en vinden de allerbeste, kostelijkste +schatten en juweelen, die tot ’s menschen nooddruft en onderhoud +van doen zijn. Als men het land behoorlijk ploegt, bebouwt en bereidt, +gelijk als in den beginne <span class="smallcaps">Adam</span>, onzen +eersten vader, opgelegd was, toen hij het gebod van God overtreden had, +dat hij in het zweet van zijn aanschijn zijn brood zou eten. Gelijk ook +mede in de H. Schrift geschreven staat: <i>Zoodanig als de akkerman is, +zoodanig is ook de bouwing</i>.</p> + +<div class="poem"> +<p class="line">Bouwt op het nieuw, zaait niet onder den doorn,</p> + +<p class="line">Werpt dan in uwen akker het goede koorn:</p> + +<p class="line">Zoo zal God u geven, tot een baat,</p> + +<p class="line">Eene overvloedige, opgehoopte, volle maat.</p> +</div> + +<div class="poem"> +<p class="line" style="text-indent: 2em; "><i lang="la">In manibus +Domini sorsque, salusque mea.</i></p> + +<p class="line">Mijn heil en mijn geluk staat in den zegen des +Heeren.</p> +</div> + +<span class="pagenum">[<a id="pb40" href="#pb40">40</a>]</span> +<p><i>Volgt nu van de heerlijke vruchten des velds.</i></p> + +<p>99. In de eerste plaats zal in deze Meer zijn te vinden velerhande +granen, als tarwe, rogge, gerst, haver, erwten, boonen, boekweit, +koolzaad, raapzaad en meer andere gewassen; ook gemeste kalveren en +vette schapen, meer dan twintig duizend hoornbeesten, met nog daarbij +velerhande vee en gevogelte, mede in overvloed. Boter en kaas, honig en +melk, met velerhande toespijs, fruit en wijnbeziën, hetwelk niet +alles is te bedenken en te noemen. Het zou zulk eene verandering in <i> +Zuid-Holland</i> geven, dat men het wel het achtste wonder zou mogen +noemen: dat te voren eene schadelijke Meer, een bederfelijke poel, een +verslindende wolf is geweest, dat zou men alsdan den grooten +Zuid-Hollandschen lusthof wel mogen noemen; of het Hollandsch Tresoor, +waar men eene menigte van menschen, door den zegen des Heeren, mede zou +kunnen spijzen en voeden, hetgeen tevens de gemeene landsmiddelen, met +zoo vele duizenden zou stijven en verbeteren, dat het niet wel is te +zeggen. Hiertoe zullen ook wel noodig zijn duizend boeren met hun +gezin, knechten en dienstboden, om het land te bouwen en te bearbeiden, +hetgeen te zamen wel zes duizend menschen zal bedragen.</p> + +<p>100. Alzoo ik voor dezen gehoord en verstaan heb, dat sommige +burgers van Haarlem en van Leiden in eenige zaken wat zwaarhoofdig +zijn, meenende, dat hunne vaarten en wateringen eenigzins zouden +verminderen of verslimmen; zoo zal <span class="pagenum">[<a id="pb41" +href="#pb41">41</a>]</span>ik hier met goede redenen bewijzen, dat heel +anders en contrarie het geval zal zijn, op grond der ervarenheid van +hetgeen ik voor dezen dikwerf gezien en opgemerkt heb.</p> + +<p>101. Eertijds, voordat de <i>Beemster</i> en <i>Purmer</i> bedijkt +waren, heb ik dikwerf gezien en bevonden, dat de doorvaart of haven van +<i>Purmerend</i> zoo verdroogd was, dat daar naauwelijks eene ongeladen +schuit kon vloten, en dat gebeurde telkens als er een stormwind uit het +noord-westen woei; dan kwam het dikke water in de haven, en zette zich +daar neder, en hoezeer men het met den beugel uithaalde, was het met +iederen storm weêr hetzelfde. Desgelijks ook de Meer, beoosten +<i>Purmerend</i>; welke slibber met een’ ooste-wind uit de Purmer +kwam. Maar nadat de beide meren, de <i>Beemster</i> en de <i> +Purmer</i>, bedijkt zijn, heeft men dit gebrek niet bevonden.</p> + +<p>102. Desgelijks de haven van <i>Edam</i>, alsmede de doorvaart van +<i>Nek</i> en meest alle havens, die op zoodanige wateren of meren +liggen; deze vervuilen altijd door het dikke, modderachtige water, dat +met stormwinden inspoelt.</p> + +<p>103. Daarenboven heb ik ook meermalen gezien (en er mede aan +geholpen), dat men ten tijde, vóórdat de <i>Beemster</i> +bedijkt was, als er eene geladen schuit in de haven van de <i>Rijp</i> +in kwam varen, met groote krachten die schuit moest intrekken, om ter +plaatse te komen, waar men moest lossen; en dat de haven zoo opgedroogd +was, van den modder of de slibber, die uit de <i>Beemster</i> kwam, dat +men het met beugelen en baggeren niet goed <span class="pagenum">[<a +id="pb42" href="#pb42">42</a>]</span>kon maken, uithoofde dat telkens, +als het weêr uit het oosten sterk woei, het weêr even zoo +vervuilde als te voren; wij moesten dikwerf en waren genoodzaakt de +sluis van de <i>Rijp</i> open te zetten, en het water door de haven in +den polder te laten stroomen, en den grond met stokken en beugels om te +roeren, en alzoo de haven te verdiepen. Naderhand toen de <i> +Beemster</i> bedijkt was en de watermolens klaar water uit de <i> +Beemster</i> hebben gemalen, heeft men dergelijke gebreken niet gezien, +noch vernomen; want als nu de haven eens uitgediept is, dan vervuilt +zij zelden of nooit, en men heeft daarenboven nu altijd klaar water in +de haven van de <i>Rijp</i>.</p> + +<p>104. Als men met reden mag spreken, zoo is het (mijns oordeels en +gevoelens), dat die van Haarlem en Leiden weltevreden behooren te wezen +met het bedijken van de <i>Haarlemmer Meer</i>, en dat zij geene reden +hebben zoodanige klagten en questiën in te brengen, maar +grootelijks daardoor verbeterd zullen zijn en in het minst geene schade +zullen lijden, maar veel eerder groot voordeel, gelijk ik hier met +navolgende redenen zal bewijzen.</p> + +<p>105. Met betrekking tot de doorvaart van Haarlem, zal dezelve in +alle manieren beter en bekwamer zijn dan te voren; het gebeurt nu +dikwerf, dat er schepen zijn, die met kostelijke koopmansgoederen zijn +geladen, welke, als zij voor de Meer, bij de ton, komen, met eenen +hoog-zuidenwind en storm genoodzaakt zijn aldaar te moeten blijven +liggen, uit vrees dat zij groote schade zouden lijden. Ook mede met +een’ noordelijken wind in de Kaag insgelijks; <span class= +"pagenum">[<a id="pb43" href="#pb43">43</a>]</span>men kan alsdan met +schepen en waren niet voortkomen, vermits men het water van de Meer +alsdan niet kan gebruiken, waardoor de koopman dikwerf groote schade +lijdt en mede groot perijkel van zijne schepen te verliezen, hetgeen +zich heel anders en beter zal toedragen, als de Meer bedijkt is.</p> + +<p>106. Als er eene bekwame, wijde, diepe ringsloot of kanaal zal +gemaakt zijn, van zestien of twintig roeden wijd, of zoo wijd als men +dan met goede orde ordonneren zal, zal men die altijd met halven wind +kunnen zeilen, en ook mede met gewone schepen oplaveren; en heel zelden +zal het zijn, dat men die niet gebruiken kan, wel te verstaan, als er +mede een bekwame trekweg zal worden gemaakt, om de schepen altijd met +gemak en gerief met paarden in den wind te kunnen optrekken; de +kooplieden zullen alsdan zelden of nimmer verkort of verhinderd zijn of +schade lijden. Welke trekweg en kanaal mede zullen gemaakt worden, tot +aan de stad Leiden toe, alsmede van de Zijlpoort af tot aan de Kaag of +tot aan de Nieuwe Vaart, zoo als men het dan best geraden zal +vinden.</p> + +<p>107. Aangaande het water, dat nu dikwijls heel vuil en troebel is, +dat zal zich heel anders begeven, dan het nu tegenwoordig doet, +waardoor die van Haarlem en van Leiden grootelijks verbeterd zullen +zijn, en het werk alsdan zullen moeten prijzen.</p> + +<p>108. Vooreerst is het notoir, en men kan het ook ligtelijk +begrijpen, dat er alsdan nimmermeer in de steden Haarlem en Leiden +eenig vuil, stinkend of troebel water zal kunnen komen; want <span +class="pagenum">[<a id="pb44" href="#pb44">44</a>]</span>als de <i> +Haarlemmer Meer</i> bedijkt en droog gemaakt zal zijn en tot land +gebragt zal wezen, zal er geen ander dan klaar regenwater in de Meer +komen, hetwelk zal staan op kleigrond, vermits de slooten en +molen-togten in de Meer mede in de klei gedolven en gemaakt zullen +worden, en de watermolens van de Meer alsdan het klare water in de +ringsloot zullen malen; en daarenboven zal het duinval, dat aan de +west-zijde van de Meer is, in de ringsloot door verscheidene kanalen +komen zakken. Dat water zal alsdan in de ringsloot behouden wezen en +niet vervuilen noch troebel worden door het stormen van de Meer.</p> + +<p>109. Dat water komt mede in de steden Haarlem en Leiden; doch de +principaalste uitwatering van Rhijnland moet door Haarlem en Sparendam +komen, en aldaar uitgeleid worden, als ook mede bij het huis ter Hart. +Hier staat nog op te letten, dat als de Meer tot land zal gebragt +wezen, de omliggende plaatsen en landen nimmermeer gekweld zullen wezen +door buitengewone hooge aanpersen en afpersen, waardoor de straten van +Leiden nu dikwerf onder loopen, als de wind sterk uit het noord-oosten +waait, en het Sparen een’ voet 2 of 3 minder is dan gewoonlijk, +zoodat de schepen er niet over kunnen komen, maar dikwerf drie of vier +dagen tegen Haarlem en Sparendam moeten blijven liggen en toeven door +gebrek aan water, waardoor de kooplieden dikwerf verkort worden en +groote schade lijden, door het bederven van hunne waren. <span class= +"pagenum">[<a id="pb45" href="#pb45">45</a>]</span></p> + +<p>110. Welligt zal iemand zeggen: als het een drooge zomer is, zoo zal +er ook weinig water in de Ringsloot zijn. Maar datzelfde heeft plaats +of de Meer bedijkt is of niet; want als het een drooge zomer is, dan is +er nimmer veel water in de binnenpolder, noch op de Meer.</p> + +<p>111. Daartegen zal ik een goed middel stellen: Men make de +buitensluizen met contradeuren, of schore die deuren toe, en late niet +meer water uitloopen, dan men in het schutten van de schepen van nooden +heeft, gelijk men in Noord-Holland doet, als er weinig water is. Op die +wijze laat men de nieuwe sluis of? dijker tot Sparendam en te Nauwerna? +toestaan, om het water in te houden.</p> + +<p>112. Dit zou ik ligtelijk hebben vergeten: Als het klare water in de +Ringsloot staat, gelijk bevorens verhaald is, dan zullen de brouwers +van Haarlem en Leiden dat water kunnen gebruiken, om daarvan te +brouwen, en weinig of geen onderscheid in hetzelve kunnen vinden met +het water, dat zij thans met groote kosten en moeite moeten halen.</p> + +<p>113. Het principaalste en beste is nog, (wat kan er ter wereld beter +wezen!) dat men in de nabijheid van een heerlijk, lofbaarlijk, +gebenedijd land zal wonen, waarvan meestal des menschen nooddruft, door +den zegen des Heeren, komen moet.</p> + +<p>114. Alzoo de stad Haarlem aan twee zijden duinen heeft en aan de +zuid-oost-zijde het groote water, en er niet veel goed land om de stad +ligt, waardoor ook marktdagen sober en weinig moeten <span class= +"pagenum">[<a id="pb46" href="#pb46">46</a>]</span>wezen, zoo zal het +bedijken van de <i>Haarlemmer Meer</i> zulk een merkelijk profijt en +voordeel geven, dat men het niet kan uitspreken.</p> + +<p>115. In het beginsel, als het werk zal worden aangetast, zullen de +werkmeesters (werkbazen), arbeiders en knechts dagelijks van doen +hebben gereedschappen tot hun werk, hetzij hout, ijzerwerk, kordewagens +en andere nooddruftige dingen, daarenboven kost en kleeding; al hetgeen +zij uit de steden zullen moeten halen. In het kort, meest al hetgeen +aan de Meer geconsumeerd en verarbeid zal worden, dat zal meestal in +Holland blijven en weinig in andere landen gevoerd worden.</p> + +<p>116. Alsdan dit groot, heerlijk, lofbaarlijk, notabel werk met de +hulp van God bedijkt en in goede orde gebragt zal zijn en voltrokken, +zoo zullen er eene menigte van boeren en huisluiden in de naaste steden +komen met ros en wagens, ook mede met hunne granen: desgelijks met +boter en kaas en met andere waren, hetwelk te lang zou wezen om te +verhalen. Zoodat een iegelijk ligtelijk begrijpen kan (zoo als ook het +gemeen spreekwoord waar is): waar het volk is, daar is nering en +welvaart.</p> + +<p>117. Hierbij zal ik nog achteraanstellen de calculatie van deze +bedijking, wat ieder morgen lands, mijns oordeels, omtrent zal kosten. +Voordezen heb ik dit nog eens gesteld; maar over sommige werken was ik +wat te ligt geloopen, en hoop nu op alles te letten, zoo veel als +doenlijk is, naar de genade, die mij de Almogende God gegeven heeft. +<span class="pagenum">[<a id="pb47" href="#pb47">47</a>]</span></p> + +<p>118. Vooreerst zullen er moeten wezen omtrent 160 kloeke achtkante +watermolens, waarvan elk omtrent zal kosten 5600 gulden, bedragende te +zamen 869,000 gulden.</p> + +<p>119. De Haarlemmer Meer is omtrent in het ronde 25 duizend roeden, +zoo als bij raming in den omgang is bevonden, behalve het plempwerk; +als men nu rondom koopt in de breedte 40 roeden lands, om daarvan te +gebruiken 10 roeden tot den ringdijk, en 12 of 14 roeden tot de gemeene +ringsloot, dan blijft er omtrent 16 roeden achter den dijk liggen, waar +men de molens op kan zetten en stellen, en waarvan men ook de kolken en +kolkdijken bekwamelijk van zal kunnen maken, en van welk overgebleven +achterland men den ringdijk mede kan onderhouden. Als iedere roede +lands kost 10 stuivers in koop, dat is 20 gulden iedere roede in de +lengte, en men dit vermenigvuldigt met 15000 roeden, bekomt men te +zamen 300,000 gulden.</p> + +<p>120. De ringsloot zal zijn twaalf roeden in de wijdte, en acht +voeten diep, is, op de lengte van eene roede, omtrent 84 schaft aarde, +om den dijk mede te maken. Iedere schaft zal aan arbeidsloon omtrent +kosten 10 stuivers, bedraagt iedere roede in de lengte 42 gulden, en +dat vermenigvuldigd met 15000 roeden in de rondte van den geheelen +omgang van den dijk, bedraagt te zamen 630,000 gulden.</p> + +<p>121. Voor alle zaken, zal het beste wezen, dat men den ringdijk in +de breedte make; want het is beter daarna den dijk op te hoopen, dan +ter zijde aan te klampen of te verbreeden, en ook mede, <span class= +"pagenum">[<a id="pb48" href="#pb48">48</a>]</span>dat men den +achterdijk van binnen, van de kruin af, vijf à zes roeden +breeder make, dan die van de <i>Beemster</i> of andere bedijkte Meren, +en de notsloot op halve diepte en op half water keerende, voor het +dóórlekken en aanpersen van den ringdijk, en het water +van de ringsloot, met eenen suffisanten kadijk van achteren tot eene +waterkeering en separatie van de landen; want de dijk blijvende voor +het gemeen, is alzoo bekwaam en vruchtbaar tot hooilanden, als +anderzins, om voor het gemeen te verhuren.</p> + +<p>122. Ook moet de ringsloot aan de westzijde, of den geestkant, vier +roeden worden verwijd, hetwelk de principale vaart en uitwatering zal +wezen, die ook het eerst moet gemaakt worden, om de doorvaart van +Haarlem niet te beletten, noch te verhinderen; ook niet die van Gouda, +ten einde ieder wèl te contenteren; en dat wel van de Ton van +Haarlem af, tot aan de Wetering toe, hetgeen is omtrent lang 7000 +roeden, en iedere roede in de lengte, met den aankoop van het land en +arbeidsloon, zal omtrent kosten 15 gulden, bedraagt nog 105,000 +gulden.</p> + +<p>123. De Plempwerken zijn omtrent lang 1600, iedere roede zal omtrent +kosten 200 gulden. Te weten, de vóórboezem over de +eilanden van <i>Ruigoord</i>, met het gat bij den Overtoom over te +plempen, ook mede bij de Ton van Haarlem, desgelijks mede bij de Kaag. +De Wetering, met nog meer andere kanalen en slooten, bedraagt nog, als +het te zamen gemultipliceerd is, de somma van 320,000 gulden. <span +class="pagenum">[<a id="pb49" href="#pb49">49</a>]</span></p> + +<p>124. Den Ringdijk aan de westzijde, daar de principaalste vaart zal +wezen, van de Haarlemmer Ton af, tot aan de Wetering toe, van buiten +aan de ring-sloot geheel te beschoeijen, zal iedere roede in de lengte +omtrent kosten twaalf gulden, bedraagt de 7000 roeden in de geheele +lengte 84000 gulden.</p> + +<p>125. De binnenwerken, te weten, die wegen en slooten, molen-togten +en vaarten, kolken en kolkdijken en andere affairen, worden doorgaans +gerekend een derde deel te kosten van de buitenwerken, en bedragen dus +nog omtrent 778,000 gulden.</p> + +<p>126. Nog voor het maken van sluizen en uitwateringen, bij het huis +<i>Ter Hart</i> en andere geschikte plaatsen, ook mede de kleine +sluisjes, door den ringdijk, waar de molens door zullen malen, 102,000 +gulden.</p> + +<p>127. Nog voor eene rekening, indien het gebeurde, dat men de Meer +het eerste jaar, als de plempwerken gemaakt zijn, niet kon sluiten, en +dat men de ringsloot zoo spoedig niet op hare behoorlijke diepte kon +krijgen, en dat de plempwerken daarom groote schade zouden lijden, zoo +zal men genoodzaakt wezen, vier of vijf greenen sassen of kolken te +maken, ter bekwamer plaatsen, om in en uit de Meer te kunnen varen, zoo +lang totdat de Ringsloot op hare behoorlijke diepte gemaakt zal zijn, +en de molens zoo veel water uit de Meer gemalen zullen hebben, dat alle +plempwerken ontlast zijn, wanneer men de sassen weder zal kunnen +opbreken en den ringdijk rondom in <span class="pagenum">[<a id="pb50" +href="#pb50">50</a>]</span>haar geheel digt sluiten. Dit zal nog +omtrent kosten 42,000 gulden.</p> + +<p>128. Nog aan noordshout, om desgelijks te gebruiken tot klein +schoeiwerk, met het onderhoud en het betimmeren van de watermolens, +aleer men aan het kavelen komt, 83,000 gulden.</p> + +<p>129. Nog voor den Dijkgraaf en de Heemraden, Bewindhebbers, +Landmeters, Opzieners, Schuitevoerders, Boden, Knechts, enz. tot aan de +kaveling toe, voor drie jaren 80,000 gulden.</p> + +<p>130. Nog aan vier Heerenhuizen of Keten ter bekwamer plaatsen, op +onderscheidene kanten van de Meer, om desgelijks residentie te houden, +met vier of vijf heerenschuiten tot gerijf, (om van het eene werk naar +het andere te varen,) met nog sommige houttuinen daarbij, 10,000 +gulden.</p> + +<p>131. Nog tot een’ toeslag en meer andere kwade kosten in +voorraad, hetzij riet, rijs, takken, hout, ijzerwerk, spijkers en +arbeidsloon, als men in het bedijken is; om de plempwerken dagelijks te +onderhouden, zoo lang als het water in de Meer nog kracht baren kan; om +in den ringdijk de kwade steden te voorzien en nog andere kosten meer. +Idem.</p> + +<p>132. Eenige vergaderingen met de groote steden, desgelijks mede met +de Heeren van Rhijnland, en andere huislieden van omliggende dorpen, om +alzoo gelijkerhand in het goede met elkander te accorderen, en om alzoo +dit groote, heerlijke, lofbaarlijke werk met Godes hulp te beginnen, en +tot een goed einde, met alle orde, in kavelingen te brengen, 70,000 +gulden. <span class="pagenum">[<a id="pb51" href= +"#pb51">51</a>]</span></p> + +<p>133. Nog zijn twee voorname zaken, die wel bedacht dienen te wezen. +De eene is, dat de ringsloot en de trekweg mede door de stad Leiden +moeten gaan, opdat het stroomende water van de molens mede door Leiden +heen en weêr zou zwieren en stroomen.</p> + +<p>134. De andere is: indien het gebeurde, dat de grond of slibber voor +Sparendam begon op te droogen en te vervuilen (vermits Sparendam in +eene hop of inwijking gelegen is), hetwelk de scheepvaart zou +verhinderen en beletten (waarvoor ons God wil verhoeden), zoo zal men +verpligt zijn de Nieuwe vaart, van Haarlem af, tot aan <i>het huis Ter +Hart</i> toe, te verwijden, zoo vele roeden, als het noodig zal zijn, +om aldaar eene kolk te ordonneren, en sluizen te maken, waar men altijd +behoorlijk kan doorschutten op het IJ, om alzoo eene bekwame diepe +vaart te behouden tot welstand van de stad <i>Haarlem</i> en van +anderen, die deze vaart moeten gebruiken en van doen hebben. Voor deze +twee notabele stukken wordt nog gerekend 100,000 gulden.</p> + +<p>135. Dit alles bedraagt al te zamen zes en dertigmaal honderd +duizend gulden. En als de Meer uitbrengt 20,000 morgen, zoo komt ieder +morgen te kosten 180 gulden. <span class="pagenum">[<a id="pb52" href= +"#pb52">52</a>]</span></p> + +<div class="table"> +<table> +<tr valign="top"> +<td valign="top">N<sup>o</sup>.</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">118</td> +<td valign="top">ƒ</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">896,000.</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">119</td> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">300,000.</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">120</td> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">630,000<span class="corr" id="xd0e5870" title="Bron: +,">.</span></td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">122</td> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">105,000.</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">123</td> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">320,000.</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">124</td> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">84,000.</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">125</td> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">778,000.</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">126</td> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">102,000.</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">127</td> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">42,000.</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">128</td> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">83,000.</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">129</td> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">80,000.</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">130</td> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">10,000.</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">132</td> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">70,000.</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">134</td> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">100,000.</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top"></td> +<td valign="top"></td> +<td valign="top" class=" + alignright + "></td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">————</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top" class=" + alignright + "></td> +<td valign="top" class=" + alignright + "></td> +<td valign="top">ƒ</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">3,600,000.</td> +</tr> +</table> +</div> + +<p> <span class="pagenum">[<a id="pb53" href="#pb53">53</a>]</span></p> +</div> + +<div class="div1"> +<h2 class="normal" align="center">KORT VERHAAL<br> + VAN<br> + DE MEREN, DIE IN NOORD-HOLLAND BEDIJKT ZIJN,<br> + TEGEN<br> + SARDAM EN DEN HUIGENDIJK</h2> + +<p><span class="smallcaps">HETWELK AL TE ZAMEN GESCHIED IS NA HET JAAR +1608, EN OOK MEDE VAN DE SLUIZEN EN UITWATERINGEN, DIE UIT DIEN HOOFDE +GEMAAKT EN GELEGD ZZIJN, WELKE DE NIEUW-BEDIJKTE MEREN HEBBEN DOEN +MAKEN EN BEKOSTIGEN</span>.</p> + +<p>136. In den Eersten zoo is de Beemster bedijkt, is groot zuiver land +7545 morgen.<br> + Nog de Purmer bedijkt is groot 3000 morgen.<br> + De Wormer, groot 1790 morgen.<br> + De Schermer, groot omtrent 6000 morgen.<br> + De Enge Wormer, groot 190 morgen.<br> + De Schalsmeer, groot 75 morgen.</p> + +<p>137. Dit alles bedraagt 18,600 morgen, zoodat de boezem aldaar nu +tegenwoordig kleiner is, dan eer de meren bedijkt waren.</p> + +<p>138. Hiertegen hebben de Heeren van de Beemster doen maken een +kanaal of eene uitwatering, beginnende van de Schermer af, voor <i> +Ursem</i>, langs den <span class="pagenum">[<a id="pb54" href= +"#pb54">54</a>]</span>Walegsdijk, loopende mede voorbij <i>Avenhorn</i> +en den <i>ouden dijk</i>, tot aan den kant van de Zuiderzee, met nog +eene nieuwe sluis of duiker aldaar in den zeedijk gelegd, om het water +te lossen.</p> + +<p>139. Nog heeft de Beemster doen maken den grooten steenen Duiker op +Sarendam.</p> + +<p>140. De bedijkers van de <i>Purmer</i> hebben doen maken het <i> +Sas</i>, op het Oost-einde van de haven van Edam.</p> + +<p>141. De Heeren bedijkers van de <i>Schermer</i> hebben doen maken +het kanaal of de uitwatering door het Kromenier en Wessaner veld, +strekkende tot aan <i>Nauwerna</i> toe, alsmede nog de steenen sluis, +die op <i>Nauwerna</i> gelegd is op het IJ.</p> + +<p>142. De bedijking van de <i>Wormer</i> heeft doen maken eene sluis +op den <i>Nieuwendam</i>, die uitwatert op de Wijker-meer.</p> + +<p>143. Tegen deze nieuwgemaakte sluizen en uitwateringen malen +tegenwoordig 45 watermolens meer dan te voren op den grooten boezem +deden, welke boezem omtrent 18,600 morgen kleiner is, dan toen de meren +nog niet bedijkt waren. De drie sluizen, te weten de Duiker op <i> +Saardam</i>, de sluis op <i>Nauwerna</i> en die op <i>Nieuwendam</i> +zijn geheel tegen de Natuur aangelegd.</p> + +<p>144. Vele menschen in Noord-Holland kennen deze gelegenheid en +uitwateringen zeer wel, en weten, dat meest altijd en doorgaans in deze +kwartieren de wind zuid-west, zuid en zuid-oost waait.</p> + +<p>145. Dit maakt veel laag water op het IJ; maar <span class= +"pagenum">[<a id="pb55" href="#pb55">55</a>]</span>daartegen perst de +Zaan altijd afwaarts en ten noorden aan. Desgelijks doet mede de nieuwe +vaart van Nauwerna, als ook mede de uitwatering naar den Nieuwen dam, +die toch zeer weinig nut en profijt kan doen, en zulks vermits die +uitwatering door de Wijker-meer altijd vol geslikt en verdroogd is.</p> + +<p>146. Alzoo is het ook mede met meest al de polders, die in +Zuid-Holland liggen, die op de Schie en de Rotte malen en hare +uitwatering hebben op de Maas; deze hebben eenen kleinen boezem en +kunnen met zuid-weste-winden weinig water door hunne sluizen lozen, +door het aanparsen van de Maas en het afparsen der kanalen.</p> + +<p>NOTA.</p> + +<p>147. Indien de Heeren bedijkers van de Beemster, in het begin der +bedijking, met de Heeren van de uitwaterende sluizen, en met de stad +Hoorn waren overeengekomen (hetwelk in het begin op een’ zeer +goeden voet stond), om de uitwatering te maken door Avenhorn en de +Naamsloot, welke een zeer schoon, diep, regt kanaal en wijde sloot is, +loopende ten naaste bij noord-oost-waarts aan, tot op den hoek van den +Zeedijk bij de watermolens, staande bij het Hulkjen, strekkende voort +tot aan de stad Hoorn bij den Zeedijk langs, dan hadden al deze +nieuwbedijkte meren, met de oude landen daar omtrent gelegen, tegen den +Huigendijk en Spaardam, al te zamen volkomen wel gediend en met hare +uitwateringen wel geholpen geweest; <span class="pagenum">[<a id="pb56" +href="#pb56">56</a>]</span>ja zouden zelden of nimmermeer des winters +verlegen geweest zijn met het hooge water, komende de afpersing van de +Naamsloot en de afpersing van de Zuiderzee, geheel volgens de Natuur +naar wensch.</p> + +<p>148. Waarmede ik alhier wil te kennen geven, dat al de sluizen en +uitwateringen, die van de <i>Haarlemmer Meer</i> tegenwoordig bij <i> +het Huis ter Hart</i>, op <i>Sparendam</i> en elders zijn, al te zamen +goed op zoodanige winden leggen, gansch en geheel met de Natuur zoo +geschikt, als men maar zou kunnen begeeren en wenschen tot bekwame en +volkomene uitwateringen.</p> + +<p>149. Bij het bedijken der Haarlemmer Meer kan men nog overvloedig +bekwame sluizen maken.</p> + +<p>150. Zoodat men, naar mijn oordeel, dit voorschreven groot, +noodwendig, lofbaarlijk, heerlijk en profitabel werk, het bedijken van +de Haarlemmer Meer, niet behoort achterwege te houden, maar alle vlijt +en naarstigheid behoort te doen en aan te wenden, om het werk te +bevorderen, en dat buiten schade van de groote steden en van de oude +landen van Rhijnland, of van iemand anders, aldaar omtrent gelegen.</p> + +<p>151. Ik heb met reden klaarlijk aangewezen, dat, door het bedijken +der Meren, meestal de boezems tegen den <i>Huigendijk</i>, het <i> +IJ</i> en <i>Saardam</i> in Noord-Holland zijn weggenomen, en het water +alsnu in zee lossen moet door de smalle, naauwe, lange uitwateringen en +kanalen, hetgeen nog redelijker wijs gaan kan, alhoewel het met de +zuid-weste-winden, die meest in Holland waaijen, tegen de <span class= +"pagenum">[<a id="pb57" href="#pb57">57</a>]</span>Natuur komt, +waarmede ik hier te kennen wil geven, dat de boezem van de <i> +Haarlemmer Meer</i> hier niet mede te vergelijken is, welke het water +wijd en breed kan verspreiden, en dat voornamelijk in den voorboezem +benoorden het <i>Huis ter Hart</i>, hetwelk op den kant van het IJ +ligt; desgelijks mede in eene groote wijde ringsloot, van omtrent +zestien duizend roeden in het rond, en omtrent zestien roeden wijd, min +of meer; als ook in de vaart tusschen Haarlem en Amsterdam; in het <i> +Sparen</i> tot aan Sparendam toe, dat mede digt aan de sluizen ligt; +desgelijks mede in den Amstel, de Braassem-Meer, in de vaart naar +Leiden, en meer andere slooten en wateringen, zoodat, mijns bedunkens, +men zelden meer dan bevorens verlegen zal zijn met het hooge water in +de ringsloot. Daarenboven kan men ligter een half vat leêg tappen +dan een okshoofd; het spreekwoord zegt: het water loopt waar het laagst +is; hetgeen ook waar is: de eb moet lager loopen dan het binnenwater, +indien het water in zee gelost kan worden; en het water kan genoegzaam +in de Noordzee en in de Spaansche zee (<i>oceaan</i>) ontlasten, welke +de moeder is van al de wateren, waar al de rivieren in uitloopen, zoo +als de Schriftuur zegt, en de zee hoogt daar niet van.</p> + +<p>152. Nog is het volgende mede een zekere regel, als het in den +herfst of winter veel nat weder is en het sterk regent, zoodat de +binnen-polders met hun water verlegen zijn, dan is de Haarlemmer Meer +ook altijd vol water, en of dáár dan al eens eb komt, kan +dit zeer weinig op zoodanigen grooten <span class="pagenum">[<a id= +"pb58" href="#pb58">58</a>]</span>waterplas bedragen. Zoodat de regte +zin van al het werk is:</p> + +<div class="poem"> +<p class="line">»Veel bekwame goede sluizen op den IJ-kant,</p> + +<p class="line">Doet het water wel aflossen uit het oude +land.”</p> +</div> + +<p>153. Vermits ik in mijn voorgaand <i>Haarlemmer-Meerboek</i> zeer +vele verschillende notabele artikelen voorgesteld en bewezen heb, +wegens het bedijken en droogmaken dier meer, zoo is het, dat zich +eenige tegensprekers opgedaan hebben, die dit niet kunnen lijden, en +die dit noodwendig, treffelijk, heerlijk werk omver zoeken te stooten, +en den octroyanten en verzoekers van dien een’ bullebak voor +oogen pogen te stellen, schermende met blinde slagen naar hunne eigen +schaduw; gelijk aan een schip, dat zonder stuurman en zonder kompas +roerloos door de zee vaart, met onbevaren volk heen en weêr +zwierende, en de regte haven niet vinden kan, eindelijk door kwaad +beleid geheel moet vergaan.</p> + +<p>154. In de maand Junij 1642 is mij een boeksken ter hand gesteld, +hetwelk is uitgegaan op naam van zekeren <span class="smallcaps">Claes +Arentsz. Colevelt</span>, <i>Landmeter</i> tot <i>Leiden</i>, of van +eenen anderen wargeest, die sustineert en voorgeeft, dat het beter zou +wezen, dat men de Haarlemmer en Leidsche meren water liet blijven, dan +dat men haar tot goed land zou maken, hetgeen gansch en geheel is +strijdende tegen mijne natuur en gevoelen.</p> + +<p>155. Gelijk als hij hetzelve afbeeldt met een schip op het eerste +blad, waarmede hij zijn gevoelen <span class="pagenum">[<a id="pb59" +href="#pb59">59</a>]</span>wil bewijzen, daar hij lust en pleizier +schijnt te hebben, om nog met groote schepen in het midden van Holland +door de veenen te varen, al zou ook alles bederven en in ruïne +loopen wat daaromtrent is.</p> + +<p>156. Daarbij stelt hij, dat verandering en nieuwigheid zwarigheid +baren.</p> + +<p>157. Als dat waar zou zijn, dat men geen ding zou mogen veranderen, +vernieuwen of verbeteren, zoo zouden onze voorouders in vele zaken +dapper gemist en gedoold hebben, welke voor ons den weg bereid hebben, +waardoor nu Holland, door den zegen des Heeren, in vele treffelijke +werken opgekomen en verbeterd is.</p> + +<p>158. Omtrent drie honderd jaren geleden, was Holland nog gansch en +gaar weinig, en was op vele plaatsen weinig met volk bewoond. Toen ter +tijd lagen de lage landen in Zuid- en Noord-Holland nog met de +buiten-wateren gelijk, en vele dammen en zeedijken waren nog niet +gesloten noch gestopt, zoodat meest al die landen weinig goede vruchten +konden dragen, anders als riet, rap, bobelen, biezen, dompen en ander +onkruid, zoodat men daar weinige koebeesten op kon houden.</p> + +<p>159. Het is omtrent honderd vijf en zeventig jaren geleden, dat er +niet één watermolen in Zuid- of Noord-Holland was, om de +landen droog te houden, gelijk mij van verscheiden geloofwaardige +lieden van Delft verhaald is. Was dat in het eerst ook niet eene groote +verandering en nieuwheid? Daardoor zijn nu al die voortreffelijke +landen, door <span class="pagenum">[<a id="pb60" href= +"#pb60">60</a>]</span>Gods zegen, opgekomen, verbeterd en +gebeneficeerd, gelijk ook mede door de watermolens zoo vele groote +meren en moerassen droog gemaakt en tot land gebragt zijn, zoo als +hiervoren verhaald is.</p> + +<p>160. Is dit niet een der principaalste middelen, waardoor Holland +opgekomen is? Alsmede door de zeevaart: welke middelen onze voorouders +met groote naarstigheid behartigd hebben, en waartoe de Almogende God +Zijnen zegen heeft gegeven.</p> + +<p>161. Waarmede ik alhier te kennen wil geven en aan <span class= +"smallcaps">Colevelt</span> gevraagd wil hebben, of deze veranderingen +eenige zwarigheid of schade baren? Ik kan zulks niet zien noch +bemerken. Wat waren meest al de steden in Noord-Holland? Wat was +Amsterdam voor drie honderd en vijftig jaren? Maar een visschersdorp, +hetwelk nu, door Gods zegen, door verscheiden middelen en nieuwigheid, +eene treffelijke koopstad is geworden, waar nu al die heerlijke, +schoone, treffelijke gebouwen getimmerd zijn en waar nu bijna de beste +gelegenheid tot de scheepvaart is, die in Europa te vinden is, en nog +daarbij al die schoone, heerlijke en sierlijke beplanting op de straten +en burgwallen, gelijk eene koningswarande, waardoor Amsterdam nu wel +eene nieuwe wereld, of eene wereld op zich zelve genoemd mag +worden.</p> + +<p>162. Indien <span class="smallcaps">Colevelt</span> elke verandering +en nieuwigheid omver wil smijten, dan kan men ook wel zeggen, dat de +handel op Oost-Indiën ook eene nieuwigheid is, welke gedurende +mijn leven is opgekomen, en waarvan <span class="smallcaps">Dirk van +Os</span>, een van de eerste <span class="pagenum">[<a id="pb61" href= +"#pb61">61</a>]</span>oprigters (<i>auteurs</i>) van is geweest, zoo +als ik hem zelven heb hooren verhalen, welke handel nu bijkans zoo +magtig is als menige Koning.</p> + +<p>Om nu te komen tot de verandering van de andere Noord-Hollandsche +steden.</p> + +<p>163. De stad <i>Alkmaar</i> heeft, gelijk men zegt, haren naam +gekregen van <i>Al-meer</i>, omdat zij rondom tusschen meren gelegen +was; zij was in dien tijd ook van geene beduidenis, maar nu is zij eene +bekwame, wèlgeordineerde Land-stad, met voortreffelijke +marktdagen.</p> + +<p>164. Wat was <i>Hoorn</i> in vroegeren tijd? Niets. Waar de stad +Hoorn nu ligt, waren eenige huizen en werden genaamd: het <i> +Hoorntje</i>; zoo als ik voorheen wel door een’ oud man van +Groosthuizen heb hooren verhalen. Thans is Hoorn door de verandering +eene bekwame stad en wel eene zeestad.</p> + +<p>165. Men zegt, dat <i>Enkhuizen</i> haren naam gekregen heeft van +<i>Enkele</i> huizen, omdat daar eenige huizen bij elkander stonden, +welke plaats nu door de verandering en den zegen des Heeren de +principaalste zeestad is, voor de groote visscherij en +haringvangst.</p> + +<div class="poem"> +<p class="line">Hadden onze Voorouders voor ons niets gedaan,</p> + +<p class="line">Holland had ook ligtelijk tot niet gegaan.</p> + +<p class="line">Maar omdat zij voor ons gestreden hebben als +helden,</p> + +<p class="line">Zijn voor ons nu bereid veel schoone weiden en +velden,</p> + +<p class="line">Met nog daarbij, heerlijke woningen abondant,</p> + +<p class="line">Zoodat wij nu veilig wonen in ons Vaderland.</p> +</div> + +<p>166. Ik zal nog een weinig verhalen van <span class="smallcaps"> +Colevelt</span> voorstellen, vermits hij in zijn boeksken spreekt <span +class="pagenum">[<a id="pb62" href="#pb62">62</a>]</span>van den +grooten boezem; welke zaak ik reeds genoegzaam in het voorgaande heb +afgedaan: ook vraagt hij, wie zal verzekeren, dat het bedijken van de +Haarlemmer Meer goed gelukken zal? Is dit niet eene dwaasheid? het +schijnt, of <span class="smallcaps">Colevelt</span> wel van alles +verzekering zou willen hebben.</p> + +<p>167. Waar is ter wereld eenig Keizer, Koning, Vorst, Prins of Heer; +die zoo rijk, zoo wijs, of zoo magtig is, dat hij iemand zekerheid kan +geven van rijkdom, tijdelijke middelen, goederen of haven? Staan wij +niet allen onder de hand Gods, en moeten wij niet alles van den zegen +des Heeren verwachten, en op Zijne Genade betrouwen? Bouwt de akkerman +niet, op hoop, dat hij vruchten zal genieten? Werpt de visscher zijn +net niet uit op hoop van goede vangst? Begint de schipper zijne reis +niet in hoop, dat hij dezelve zal volbrengen? Waren de Heeren bedijkers +van de Beemster al verzekerd, toen zij het werk aanvingen? welke +Beemster nu, God lof! eene zoo heerlijke en voortreffelijke landsdouwe +is. Waren de bedijkers van al die Meren, welke ik in mijn Meerboek heb +opgeteld, zes en twintig in getal, bij den aanvang, al verzekerd van +eenen goeden uitslag? welke Meren nu alle drooggemaakt en tot land +gekomen zijn. Waren de Bewindhebbers der O. I. Compagnie al verzekerd, +toen zij hunne zaken het eerst aanvingen? Ik denk neen. Wie is hier ter +wereld zoo dom (<i>slecht</i>) of zoo onverstandig, dat hij zijne zaken +op schade aanlegt? Niet dat ik hiermede zou willen beweren, dat men +zijne zaken ligtvaardig en onbedacht kan <span class="pagenum">[<a id= +"pb63" href="#pb63">63</a>]</span>beginnen, maar dat ieder zijn best +behoort te doen, om zijne zaken zoo goed mogelijk aan te leggen en te +bezorgen, en alsdan het overige den Heere moet aanbevelen.</p> + +<p>168. Nog, zegt <span class="smallcaps">Colevelt</span>, heeft men +het ongeluk in Holstein niet gezien, hoe het met de Meggerzee, Butsloot +en het Noorderstrand is gegaan? Maar naar mijn oordeel is dit onbedacht +gesproken.</p> + +<p>169. Heeft de Almogende God niet duizende middelen om de menschen te +straffen, om der zonde wille, welke (God betere het!) in Oostland veel +geschiedt? Zijn Sodom en Gomorra niet om hare misdaad en zonde ten +onder gegaan? Daarom laat ons de zonde altijd vlieden en mijden, opdat +ons de plage mede niet over het hoofd kome!</p> + +<p>170. <i>Colevelt</i> zegt mede, dat men, door het bedijken der Meer, +het grootste deel van de meervisch zal verliezen! Maar daarentegen zal +men wederom schoone vischvijvers bij de huizen en erven kunnen maken, +om daarin weder de visch te planten en te doen groeijen.</p> + +<p>171. Behalve dat zal er in de molentogten, de kruisvaarten en de +slooten een overvloed van graauwe aal, karper en andere visch komen. +Zoo ook in de groote, wijde ringsloot rondom de Meer.</p> + +<p>172. Daarenboven zijn de veenen, die nabij de steden Leiden, +Amsterdam en Haarlem gelegen zijn, zeer waterrijk, zoodat daarin nog +genoeg Meervisch zal te vinden zijn. Ook blijven de Zuiderzee en het IJ +in vollen stand en vorm, zoodat daar genoeg visch in kan groeijen als +te voren. <span class="pagenum">[<a id="pb64" href= +"#pb64">64</a>]</span></p> + +<p>173. Denkt daarentegen, hoe vele schoone vruchten men in de bedijkte +meer zal kunnen genieten, boter, kaas, velerhande vleesch, gevogelte, +hoenders en eijeren, en vele gewassen, te lang om hier op te noemen en +hetgeen ik ook reeds vroeger verhaald heb. Met al hetwelk men wel +twintigmaal meer menschen zal kunnen voeden, dan met de Meervisch.</p> + +<p>174. Alzoo nu mijn Meerboek bijna geëindigd is, en naar mijn +oordeel deze stof voldoende is afgehandeld, zal ik nog eens tot het +voorgaande terugkeeren, en stellen hier nog drie gedichten op het +bedijken van de Haarlemmer Meer.</p> + +<p>(<i>Nu volgen er drie gedichten, die geene de minste kunstwaarde +bezitten en die wij alzoo zullen achterlaten</i>).</p> + +<p>Alzoo ik, <span class="smallcaps">Jan Adriaansz. Leegwater</span>, +dit mijn <i>Meerboek</i>, en mijne groote kaart, voor dezen met eene +goede meening gedaan en gemaakt heb, tot welstand en ter voorbereiding +tot het bedijken en droogmaken der Haarlemmer Meer, welke kaart ik aan +verscheidene Heeren vertoond en geschonken heb: al hetwelk ik gedaan +heb niet door iemand hiertoe aangespoord, maar als een liefhebber en +minnaar der welvaart van het Vaderland, zoo hoop ik, dat ik hiervoor +nog zal genieten eenige recompens of vereering voor mijnen langdurigen +arbeid en moeite, en dat het gewone spreekwoord waar zal zijn:</p> + +<div class="poem"> +<p class="line" lang="la">»<i>laborem mitigat +merces.</i>”</p> + +<p class="line">Het loon verzoet den arbeid.</p> +</div> + +<span class="pagenum">[<a id="pb65" href="#pb65">65</a>]</span> +<p>Hiermede wil ik mijn schrijven afkorten. Zoo ik hierin wat gedwaald +mogt hebben, hetgeen niet zoo goed getroffen is, als in het bedijken +gevonden kon worden, dat bid ik UE. Heeren, mij ten beste en ten goede +te houden, en zoo ik in het vervolg nog iets goeds heb, hetgeen tot +profijt en voordeel van de bedijking en tot ’s Lands welvaart zou +kunnen strekken, dat wil ik te allen tijde mededeelen en alzoo het land +dienen met de gaven, die mij de Heere geeft.</p> + +<p>De Almogende, Goede, Barmhartige en Genadige God, die Hemel en aarde +geschapen en gemaakt heeft, die wil Zijnen zegen hierover uitstrekken, +en geven UE. al te zamen een gerust en vredig lang leven, en het +allerbeste naar ziel en ligchaam, en hier namaals, het alleropperste +goed hierboven in den Hemel met alle geloovigen en vromen, die hetzelve +uit genade zullen bezitten in der eeuwigheid. Amen.</p> + +<p>(<i>Nu volgen nog twee gedichten en voorts de spreuk:</i>)</p> + +<div class="poem"> +<p class="line" lang="la"><i>Nihil ab omni parte beatum.</i></p> +</div> + +<p>(<i>en daaronder:</i>)</p> + +<p><i>J. A. L. W.</i>, Ingenieur,<br> +ende Molenmaker van de Rijp.<br> +1643.</p> + +<div class="figure"><a href="images/haarlemmermeer2h.jpg"><img border= +"0" src="images/haarlemmermeer2.jpg" alt="" width="720" height= +"412"></a></div> +</div> +</div> + +<div class="back"><span class="pagenum">[<a id="pb66" href= +"#pb66">66</a>]</span> +<div class="div1"> +<h2 class="normal">AANTEEKENINGEN.</h2> + +<p><i>Haarlemmer-Meerboek.</i>—De titel van den eersten druk +luidt woordelijk: »<i lang="fr">à dieu seul honneur et +gloire</i>. Haerlemmer-Meer-Boeck, dienende tot remonstrantie, +verklaringh ende voorbereydinghe om de Haerlemmer- ende de Leytse-meer +te bedijcken. Als oock van de diepten, gronden en de nuttigheydt +derselver. Midtsgaders: van meest alle de Meeren die in Noort-Hollandt +teghen den Huygendijck en Saerdam bedijckt en tot land gemaeckt zijn, +zedert het jaar 1608, geduerende tot het jaer 1641. Beschreven door +<span class="smallcaps">Jan Adriaenz Leech Water</span>, Ingenieur en +Molenmaecker van de Ryp in Noort-Hollant.”</p> + +<p>Zoo ook luidt de titel van den <i>derden druk</i>; doch op denzelven +slaat nog: »door d’ Autheur een vijfde part +vermeerdert.”</p> + +<p>De 8<sup>ste</sup> druk, dien ik in deze heb gebruikt, mist de +Fransche spreuk, doch heeft de woorden: “den achtsten druk +wederom met verscheyden notable Artykelen een zesde part vermeerdert, +ende ook met eenige tegenspraak van <span class="smallcaps"> +Colevelts</span> Boeksken.” Hetgeen waarschijnlijk ook op de +titels der vierde en volgende uitgaven gevonden wordt. <span class= +"pagenum">[<a id="pb67" href="#pb67">67</a>]</span></p> + +<p>De eerste druk is in geene paragraphen of nummers verdeeld. Men mist +er ook alles, wat in N<sup>o</sup>. 7 tot en met N<sup>o</sup>. 33, in +N<sup>o</sup>. 42 tot en met N<sup>o</sup>. 45, en in N<sup>o</sup>. 57 +is vermeld, alsmede de optelling der bedijkte plassen in N<sup>o</sup>. +65 en hetgeen men in N<sup>o</sup>. 72, in N<sup>o</sup>. 153 tot en +met N<sup>o</sup>. 174 vindt. De verdeeling in Nummers of Paragraphen +heeft echter reeds in den derden druk plaats.</p> + +<p>Bl. 3. <i>De Haarlemmer Meer.</i>—In het werk van <span class= +"smallcaps">Leeghwater</span> heb ik het woord <i>Meer</i> vrouwelijk +gelaten, omdat hij het als zoodanig heeft gebruikt. Het woord is in +onze taal zoowel <i>vrouwelijk</i> als <i>onzijdig</i>.—Men zie +<span class="smallcaps">Bilderdijk’s</span> <i>Geslachtlijst der +Naamwoorden</i>.—In mijn eigen werk heb ik mij naar het thans +algemeen gebruik gevoegd en het woord als onzijdig gebezigd.</p> + +<p>» <i>Voorbereiding</i>, dit is <i>plan</i>.</p> + +<p>» <i>Prins van Oranje</i>, te weten Prins <span class= +"smallcaps">Frederik Hendrik</span>, aan wien en aan de overige bij de +opdragt vermelde personen, waarschijnlijk al hetgeen in den eersten +druk staat, is ingeleverd. Misschien wel bij wijze van verzoekschrift, +om <i>octrooi</i> te erlangen tot het bedijken van het Meer.</p> + +<p>» <i>Lofbaarlijke</i>, dit woord gebruikte <span class= +"smallcaps">Leeghwater</span> veelvuldig, het is <i>lofwaardig</i>; wij +hebben nog in onze taal <i>schrikbaarlijk</i>, <i>wonderbaarlijk</i>, +enz.</p> + +<p>Bl. 4, N<sup>o</sup>. 1. <i>Zoo dat de vrees niet ongegrond +is</i>.</p> + +<p>Bij <span class="smallcaps">Leeghwater</span> staat: <i>hetwelk te +bedenken staat</i>, eene spreekwijze, thans niet meer in gebruik; wij +hebben echter hiervan nog het woord: <i>bedenkelijk</i>, <i>die zaak is +bedenkelijk</i>.</p> + +<p>Ald. N<sup>o</sup>. 2. <i>Een kenning</i>. Eene zeer onbepaalde +maat, zoo ver als men <i>zien</i>, <i>kennen</i>, <i>herkennen</i> kan, +<i>een gezigt ver</i>. Het woord komt ook voor bl. 7, N<sup>o</sup>. +10.</p> + +<p>» <i>Geloofwaardige</i>. <span class="smallcaps"> +Leeghwater</span> zegt: <i>loofwaardige</i>, eene Noord-Hollandsche +spreekwijze. <span class="pagenum">[<a id="pb68" href= +"#pb68">68</a>]</span></p> + +<p>Ald. <i>Bij eenen landmeter</i>, oude spreekwijze voor: <i>door</i> +eenen landmeter.</p> + +<p>Bl. 5, N<sup>o</sup>. 3. ’<i>t Land van de Vennep en het land +van den Ruigenhoek</i>. Het land van <i>Vennep</i> was eertijds zeer +uitgestrekt, en aan het vaste land vast; men kon van dáár +over <i>Aalsmeer</i> en <i>Amstelveen</i> te voet naar Amsterdam gaan. +(Zie ook <span class="smallcaps">v. Leeuwen</span>, <i>Bat. Ill.</i>, +bl. 140). Nog tegenwoordig heeft men te <i>Hillegom</i> de <i>Venneper +laan</i>, die naar het Meer loopt. <i>Vennep</i> is een klein eilandje +in het Meer, naast <i>Beinsdorp</i>. (Zie over <i>Vennep</i> <span +class="smallcaps">v. Mieris</span>, <i>Beschr. van Leyden</i>, II D., +bl. 601).</p> + +<p>Het <i>land van den Ruigenhoek</i> ligt niet ver van <i> +Aalsmeer</i>, eenigzins westwaarts van dáár.</p> + +<p>Ald. N<sup>o</sup>. 4. <i>Het zwoord van het land</i>, is het +bovenste gedeelte, de huid van het land, de bovenste korst, +waarschijnlijk van <i>waren</i>, <i>bewaren</i>.</p> + +<p>» <i>Nieuwerkerk</i>, was weleer een welvarend dorp. Thans +geheel, even als <i>Vijfhuizen</i>, <i>Rijk</i>, <i>Rijkeroort</i>, <i> +Burgerveen</i> en <i>’s Greegelsgeregt</i>, door het Meer +verzwolgen.</p> + +<p>» <i>De schoor van het land</i>; men noemt <i>schoor</i>, <i> +schor</i>, <i>schorre</i> den aanwas, den aanworp van het land; het <i> +slijkland</i>, <i>gors</i>. Het duidt in het algemeen aan land, dat +boven water ligt, ook wel <i>strand</i> of <i>oever</i>.</p> + +<p>» N<sup>o</sup>. 5. <i>Dat zijn Vader zich herinnerde</i>. Bij +<span class="smallcaps">Leeghwater</span> staat: <i>’t welk zijn +vader mogte gedenken</i>; verouderde spreekwijze, wij zeggen nog in die +beteekenis: <i>gedenk mijner</i>, voor <i>herinner u mij</i>.</p> + +<p>Bl. 6, N<sup>o</sup>. 7 tot en met 33 worden niet in den eersten +druk gevonden.</p> + +<p>Ald. N<sup>o</sup>. 8. <i>Rafter</i>, is een <i>stuk ruw hout</i>. +Zie <span class="smallcaps">Kiliaan</span> op het woord. In <i>het +taalkundig woordenboek</i> van <span class="smallcaps">Weiland</span> +komt het niet voor.</p> + +<p>Bl. 8, N<sup>o</sup>. 14. <i>Dat in dien tijd de mond van de +Spiering-Meer geheel digt was</i>. Men zie de kaart door ons bij <span +class="pagenum">[<a id="pb69" href="#pb69">69</a>]</span>dit werk +gevoegd, waar men zien kan, dat het <i>Spiering-Meer</i> bevorens een +geheel afzonderlijke plas was.</p> + +<p>De kaart van 1531 zou, volgens <span class="smallcaps">G. +Schoenmaker</span>, <i>in de aanteekening op de Noord-Hollandsche +Arcadia van</i> <span class="smallcaps">Kl. Bruyn</span>, bl. 481, +vervaardigd zijn door <span class="smallcaps">Pieter Bruinsen</span>, +<i>Landmeeter van Rijnland en Kenmerland</i>.</p> + +<p>Bl. 8, N<sup>o</sup>. 14. <i>Dat daartoe geene waterlozing bij het +huis ter Hart was</i>.</p> + +<p>Het is onzeker, wanneer de sluizen bij half weg <i>Haarlem</i> het +eerst gelegd zijn. In 1364 heeft Hertog <span class="smallcaps"> +Albrecht</span> aan die van Rhijnland eene Handvest verleend, om +sluizen te mogen leggen tusschen Amsterdam en Spaarndam, waarbij +bepaald werd, dat door deze nimmer eenige doorvaart zijn mogt van +groote schepen; ook mogt hier nimmer een overtoom gemaakt worden of +eenige overslag van goederen over den dijk plaats hebben. Welligt is +alzoo de oorsprong der sluizen op Halfweg aan deze handvest toe te +schrijven.</p> + +<p>Het <i>Huis ter Hart</i> is thans meer bekend onder den naam van <i> +Zwanenburg</i>; <span class="smallcaps">S. van Leeuwen</span> zegt in +zijne <i>korte beschrijving der stad Leiden</i>, bl. 156, dat hier +weleer het adellijke huis <i>Polanen</i> stond. (Zulks is ook het +gevoelen van <span class="smallcaps">Soeteboom</span> in zijne <i> +Saanlandsche Arcadie</i>, III<sup>de</sup> Boek). Dit wordt echter door +anderen betwijfeld, die beweren, dat het huis <i>Polanen</i> een weinig +meer naar de Amsterdamsche zijde, niet ver van de tegenwoordige +trekvaart, waar later de lustplaats van den Heer <span class= +"smallcaps">Klaas Kornelisz Kalff</span> was, heeft gestaan. <i> +Zwanenburg</i> is het gemeen-landshuis van <i>Rhijnland</i>; de tijd +der stichting is mij niet gebleken. <span class="smallcaps">G. +Schoenmaker</span> zegt, dat de naam <i>Zwanenburg</i> waarschijnlijk +eerst zal hebben aangevangen na de vertimmering in 1660, en ontleend +van de <i>Zwanen</i>, die boven ieder der stijlen van den ingang werden +geplaatst. <span class="pagenum">[<a id="pb70" href= +"#pb70">70</a>]</span></p> + +<p>Bl. 9, N<sup>o</sup>. 15. <i>Zoo zou de Meer met de Drecht gemeen +wezen</i>. Over de betrekking van het Haarlemmer Meer en de Drecht, kan +men zien het in den jare 1825 geschreven werkje van den kortelings +overledenen ijverigen en werkzamen <span class="smallcaps">Jacob de +Jong</span>, Dijkgraaf van het <i>Heemraadschap van den Amstel en +Nieuwer Amstel</i>, getiteld: <i>De Amstel, de Drecht en de Aar voor +groote schepen bevaarbaar gemaakt</i>.</p> + +<p>Ald. <i>Het Griet</i>. De Griet is een polder, tusschen <i> +Leimuiden</i> en het <i>Meer</i>, waarvan zeer veel is weggespoeld, +zoodat het gedeelte van het Meer, dat er tegen aanspoelt, mede <i>het +griet</i> wordt genoemd.</p> + +<p>Bl. 10, N<sup>o</sup>. 20. <i>Zoo dat deze waterwolf alles vernielt +wat daaromtrent is</i>. <span class="smallcaps">C. Velsen</span> geeft, +in zijne <i>aanmerkingen over de tegenwoordige staat van de Haarlemmer +Meer</i>, eene opgave van de landen, die na <span class="smallcaps"> +Leeghwater</span>, tot op zijnen tijd (1727), door het Meer zijn +weggespoeld.</p> + +<p>» 11, N<sup>o</sup>. 24. <i>Hoorn</i>. <i>Hoorn</i>, niet ver +van de stad Leiden.</p> + +<p>» 12, N<sup>o</sup>. 24. <i>Begon te leggen</i>, er staat <i> +slissen</i>.—<i>Slissen</i> is eigenlijk <i>slechten</i>, <i> +effen-glad maken</i>, <i>complanare</i>. Zie <span class="smallcaps"> +Kiliaan</span>.</p> + +<p>Bl. 13, N<sup>o</sup>. 27. <i>Dat de droogte van Pampes daar nog +dagelijks door gevoed wordt</i>.—Wijlen mijn vriend <span class= +"smallcaps">M. G. Biben</span> heeft in den jare 1828 twee zeer +belangrijke <i>verhandelingen</i> in het licht gegeven, <i>over de +aanslibbing der haven van Amsterdam en de afdamming van Pampus</i>.</p> + +<p>Bl. 16, N<sup>o</sup>. 36. <i>Rhijnlandsche roede</i>.—<i>Eene +Rhijnlandsche roede</i> is 3 Ellen, 7 Palmen, 6 Duimen, 7–4/10 +strepen Nieuwe Nederlandsche maat; <i>een Rhijnlandsche voet</i> is 3 +Palmen, 1 Duim, 3–9/10 Strepen.</p> + +<p>» 17, N<sup>o</sup>. 41. <i>De waard</i>.—Geene +bedijking had met zoo vele tegenspoeden te kampen als de <i> +Wieringer-waard</i>, waartoe reeds 5 September 1595 verlof werd +gegeven, doch welk meer eerst in 1611 is gekaveld. <span class= +"pagenum">[<a id="pb71" href="#pb71">71</a>]</span></p> + +<p>Bl. 18, N<sup>o</sup>. 41. <i>Voor ’s Hertogenbosch</i>. In de +<i>kleine kronijk</i>, bl. 40, N<sup>o</sup>. 49, zegt onze schrijver: +»Nota, dezelve <span class="smallcaps">Jan Adriaansz. +Leeghwater</span>, heeft ook gewerkt in ’t leger voor <i>’s +Hertogenbosch</i>, alwaar hij grooten dienst gedaan heeft voor den +Prins, met molens te ordineeren en te stellen, om het water uit te +malen, ’t welk groot voordeel heeft gegeven om dezelve onwinlijke +stadt winlijk te maken, gelijk gebleken is.”</p> + +<p>Ald. N<sup>o</sup>. 42 tot en met N<sup>o</sup>. 45 wordt in den +eersten druk niet gevonden.</p> + +<p>» N<sup>o</sup>. 42. <i>In het jaar onzes Heeren</i>, te weten +in 1628.</p> + +<p>Bl. 20, N<sup>o</sup>. 46. <i>In het labeur wezen</i>.—Zoo +staat er bij <span class="smallcaps">Leeghwater</span>: het is het +Latijnsche <i>in laborem esse</i>, bezig, werkzaam zijn.</p> + +<p>» 21, N<sup>o</sup>. 47. <i>Ronde Goden</i>.—Wat <i> +ronde Goden</i> zijn, heb ik niet kunnen ontdekken.</p> + +<p>» 21, N<sup>o</sup>. 48. <i>De Beemster</i>.—<span +class="smallcaps">Leeghwater</span> heeft de bedijking der <i> +Beemster</i>, in zijne kleine kronijk, bl. 27, aldus beschreven:</p> + +<div class="blockquote"> +<p>»In den eerste, de verzoekers en octrooijanten van de <i> +Beemster</i>, die met Gods hulp dit heerlijke treffelijke werk eerst +bij der hand genomen hebben, waren bij namen de navolgende perzonen; de +eerzame, vrome koopman, <span class="smallcaps">Dirk van Os</span> met +zijn broeder <span class="smallcaps">Hendrik van Os</span>, +Burgemeester <span class="smallcaps">Boom</span>, <span class= +"smallcaps">Arent Grootenhuis</span>, met zijn broeder <span class= +"smallcaps">Heins Grootenhuis</span>, <span class="smallcaps">Jan +Klaasz Krook</span>, goutsmit; deze zes personen waren woonachtig te +Amsterdam, met nog den bailjou van Oosthuizen, genaemd <span class= +"smallcaps">Vollenhoof</span>, die mede een octrooijant was, die de +eerste dijkgraaf geweest is die de Beemster bediende.</p> + +<p>»2. De namen van de vier principaalste Landmeters waren deze +navolgende personen, (die de <i>Beemster</i>, aldereerst de ringdijk, +daarna de wegen en sloten, en de cavelingen, met advys van de E. Heeren +bedijkers, gerooit <span class="pagenum">[<a id="pb72" href= +"#pb72">72</a>]</span>en gesteld hebben) M<sup>r</sup>. <span class= +"smallcaps">Luicas Jansz. Sink</span> van Amsterdam, met M<sup>r</sup>. +<span class="smallcaps">Jan Pietersz. Dan</span> van Leiden, met <span +class="smallcaps">Augustyn Bas</span> van Alkmaar en Schout <span +class="smallcaps">Reier</span> van Warmenhuyzen.</p> + +<p>»3. De eerste Secretaris was van Purmerend, genaamd <span +class="smallcaps">Riwert Claasz</span>, een zeer bekwaam man tot +zoodanige diensten, en <span class="smallcaps">Jan Adriaansz. +Leegwater</span> van de Rijp, was van de E. Heeren gesteld waar te +nemen het fabrijken en stellen van de watermolens.</p> + +<p>»4. De <i>Beemster</i> was een water van omtrent zeven mijlen +in het rond en na mijne meting omtrent zes voeten diep. De bedijking +van dezen is een zeer treffelijk werk geweest, strekkende tot groot +profijt, niet alleen voor het gemeene Land, maar ook voor vele +arbeiders, die hun brood daaraan wonnen, en waardoor nu nog dagelijks, +droog geworden zijnde, vele duizend menschen gespijst worden.</p> + +<p>»5. De besteding van de watermolens van de <i>Beemster</i>, is +geschied in het jaar 1608, op nieuwe jaarsdag, in het openbaar tot +Amsterdam, op den Nieuwen dijk tot <span class="smallcaps">Anna +Franken</span>, en die den eersten molen aannam was van Delft, genaamd +<span class="smallcaps">de Boer</span>.</p> + +<p>»6. De eerste aanbesteding van het dijkwerk werd gedaan +tusschen Purmerend en Nek, op den 10<sup>den</sup> April 1508, waarvan +een groote menigte van volk tot Purmerend op het kasteel vergaderd was. +De aannemer van het eerste park was van <i>Burghorn</i>, zijn naam was +<span class="smallcaps">Jan Adriaansz. Jongkint</span>, welke een ton +bier van de Heeren ten beste kreeg, omdat hij het eerste park gemijnd +had.</p> + +<p>»7. Een zeker Engelschman, aangenomen hebbende een groot stuk +dijks, begon daaraan te werken, doch is, door het geweld van het water, +vermits de dijk zeer lang was, verhinderd hetzelve uit te voeren, en +moest tot zijn groote schade, de wijk nemen. <span class="pagenum">[<a +id="pb73" href="#pb73">73</a>]</span></p> + +<p>»8. Daarna heeft men beginnen te raadslagen hoe dat men het +Spijkerboorsgat zou stoppen, hetwelk kwaad om te doen was, overmits de +scheuring eene groote diepte aldaar maakte; dit werd met balken en +heiwerk, en aarde daartusschen ingeworpen voltrokken, zulks dat men +haast over dezen dam kon gaan.</p> + +<p>»9. Daar is ook eene uitwatering besteed, die begonnen is +voorbij <i>Ursem</i>, langs Walingsdijk, daar nu de vaart tusschen +Alkmaar en Hoorn is; voorts liep het voor bij <i>Avenhorn</i>, en zoo +allenskens in zee. De andere uitwatering was na <i>Sardam</i>, alwaar +de Heeren van de <i>Beemster</i> eene nieuwe sluis lieten leggen, om +het water te lossen.</p> + +<p>»10. Men zag met er haast vele watermolens rondom de <i> +Beemster</i> stellen, om na het sluiten van den Ringdijk het water uit +te malen, hetwelk in vier jaren tijds volbracht is.</p> + +<p>»11. Doen de <i>Beemster</i> ten naastebij droog was, zoo dat +men daar niet langer met schuiten over varen kon, zoo is aldaer in de +zomer veel volks in gegaen met manden en zakken, na de kil toe, door de +slibber en heeft aldaar bij menigte visch en aal met handen gegrepen, +en t’ huis gebragt, gelijk ik zelfs mede gedaan heb.</p> + +<p>»12. Doen de <i>Beemster</i> eerst droog geworden was in het +jaer 1612, den 4<sup>den</sup> July, dat men de wegen redelijker wijze +kon gebruiken, hebben de E. Heeren bedijkers van de <i>Beemster</i>, +den Prins <span class="smallcaps">Mauritius</span>, met zijnen broeder, +Prins <span class="smallcaps">Hendrik</span>, met meer groote Heeren en +Edelen daer bij wezende, verzogt, en genoot om in de <i>Beemster</i> te +komen, om hunnen maaltijd aldaar te houden in ’t Heeren huis; +hetwelk ik <span class="smallcaps">Jan Adriaansz. Leegwater</span> mede +gezien heb, en den tafel mede heb helpen bedienen.</p> + +<p>»13. Op den zelfden dag, voor den maaltijd, is de <span class= +"pagenum">[<a id="pb74" href="#pb74">74</a>]</span>Prins <span class= +"smallcaps">Mauritius</span>, met zijn adel en <i>suite</i> na de <i> +Rijp</i> getrokken, alwaar hij zeer treffelijk ingehaald en ontvangen +werd, waarvan <span class="smallcaps">Jan Sypersz</span><span class= +"corr" id="xd0e7132" title="Niet in bron">.</span>, een braaf jongman, +eene fraaije vrijster bij hem hebbende, allereerst den Prins gewelkomd +heeft, en hij heeft haer elk met een stuk gouds vereerd.</p> + +<p>»14. En alzoo daer nog geen brug bij <i>Rijp</i> over de +ringsloot was, daar men over gaan konde, zoo was schipper <span class= +"smallcaps">Jan IJsbrantsz</span>. van de <i>Rijp</i>, die een +liefhebber van den Prins was, de aanlegger om een brug te ordineren met +schuiten en pramen, mede met planken en deelen op het spoedigste te +maken en te stellen, zoo dat die brug wel gereed lag doen die Prinsen +en Heeren in de <i>Rijp</i> kwamen, en daer bekwamelyk over gaen +konden.</p> + +<p>»15. Alzoo die loffelyke dykagie van de <i>Beemster</i> door +den zegen des Heeren alle jaren zeer treffelyk begon aen te wassen en +te vermeerderen, zoo waren die van <i>Rijp</i> zeer begeerig om een +wagenbrug by de <i>Rijp</i> over de Ringsloot te hebben, waarvan <span +class="smallcaps">Meinert Cornelisz. Salm</span>, een van de +vroedschappen van de <i>Rijp</i> was, die aan de E. Heeren Bedykers van +de <i>Beemster</i> verzogt en verkregen heeft, aldaar een wagenbrug te +leggen, waarvan de Heeren bedykers het hout daartoe gegeven hebben, en +die van de <i>Rijp</i> hebben die brug uit een goede gonste ter liefde +gemaakt, in twee halve dagen, waarvan ik, <span class="smallcaps">Jan +Adriaansz. Leegwater</span>, het fabryk met het timmeren van de brug +waargenomen heb.</p> + +<p>»16. Zoo haast die brug gemaakt was, zoo was <span class= +"smallcaps">IJsbrant Jansz. de Lange</span>, zeer begeerig, en heeft +zyn wagen en paard op den zelfden dag gehaald op het spoedigste, en is +allereerst over die brug in de <i>Beemster</i> gereden, welke voorz. +brug al daar sommige jaren tot een behulp gelegen heeft. Deze voorz. +brug is gelegen in het jaar 1613, op den 29<sup>sten</sup> Maart, en +doen is de eerste wagen <span class="pagenum">[<a id="pb75" href= +"#pb75">75</a>]</span>uit de <i>Beemster</i> over die brug in de <i> +Rijp</i> eerst gekomen.”</p> +</div> + +<p>Men leze over de <i>Beemster</i> <span class="smallcaps">Le Francq +van Berkhey</span>, <i>Nat. Hist. van Holl.</i>, I<sup>ste</sup> Deel, +bl. 76; <span class="smallcaps">A. Wolf</span>, <i>de bedijking van de +Beemster</i>; <i>Historisch berigt wegens</i> <span class="smallcaps"> +Joost Jansz. Beeldsnijder</span>, door <span class="smallcaps">J. +Koning</span>, geplaatst in het V<sup>de</sup> Deel der werken van de +2<sup>de</sup> klasse van <i>het Koninkl. Ned. Instituut</i>, enz.</p> + +<p>Ik kan mij niet onthouden hier te plaatsen de regels van <span +class="smallcaps">Vondel</span>,</p> + +<div class="poem"> +<h4 class=" + lghead + ">OP DEN BEEMSTER.</h4> + +<p class="line">De wintvorst, om den rouw van Hollants Maeght te +paeien,</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">Vermits door storm op storm +zy schade en inbreuk leê,</p> + +<p class="line">Schoot molenwieken aen, en maelde, na lang draeien,</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">Den Beemster tot een’ +beemt, en loosde ’t meir in zee.</p> + +<p class="line">De zon verwondert, zagh de klay noch brak van +baren,</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">En drooghde ze af, en schonk +ze een’ groenen staetsikeurs,</p> + +<p class="line">Vol bloemen geborduurt, vol lovren, ooft, en airen;</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">En toiende heur hair, +bestroide het vol geurs.</p> + +<p class="line">De room en boterbron quam uit haer borsten +springen,</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">Het vissigh lyf wert +vleesch, noch maeght en ongerept,</p> + +<p class="line">Haer voorhoofts torenkroon quam door de wolken +dringen,</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">Gelijk gemeenlyk weelde in +hoogheit wellust schept.</p> + +<p class="line">Hier jaeght de winthont ’t wilt: hier rijt de +koets uit spelen.</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">Men danst, men banketteert +in ’s koopmans ryke buurt.</p> + +<p class="line">Hier lacht de goude tyt in lieve lustprieelen,</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">Die voor geen oorlog +schrikt, noch kiel op klippen stuurt.</p> + +<p class="line">Verzier van Cypris hoe zy Cypers quam bekoren:</p> + +<p class="line">Ik weet dat dees Godin uit zeeschuim is geboren.</p> +</div> + +<p class="alignright">Poezy II.</p> + +<p>Bl. 21, N<sup>o</sup>. 48. <i>Na de bedijking heeft ieder morgen +omtrent</i> 250 <i>gulden gekost</i>.—Een morgen lands is bij ons +groot 600 Rhijnlandsche roeden, oude maat, of 85 <span class="pagenum"> +[<a id="pb76" href="#pb76">76</a>]</span>(vierkante) roeden, 15 el, 79 +palmen, 16 duim nieuwe maat; of 85157916/100000000 van een Bunder. +Gewoonlijk geldt het morgen lands in de <i>Beemster</i> thans tusschen +de ƒ 650 en ƒ 750. De grondlasten, polder-omslagen, +dijkgelden, enz., kan men per jaar op ƒ 12 à +ƒ 14 stellen.</p> + +<p>Bl. 24, N<sup>o</sup>. 57. Hetgeen in dit N<sup>o</sup>. staat wordt +in den eersten druk niet gevonden.</p> + +<p>Ald. N<sup>o</sup>. 57. <i>Kroosing</i> komt van <i>kroos</i>, +kroes, kroost, <i>kroost</i>, <i>intestina</i>, <i>venter cum +intestinis</i>, <i>het inwendige</i>, ook <i>ronding</i>; <i>kroes</i> +is een ronde drinkbeker.</p> + +<p>» N<sup>o</sup>. 60. <i>Welke kleibodem doorgaans dik is</i> +7, 8 à 9 <i>voet en meer</i>.—Bij den Heer Baron <span +class="smallcaps">van Lynden</span> vindt men bl. 302 een +proces-verbaal van een in den jare 1812 plaats gehad hebbend onderzoek +der diepten van water en van den aard en de gesteldheid der gronden +beneden het water van het Meer, opgemaakt door de Heeren <span class= +"smallcaps">A. Hanegraaff</span>, <span class="smallcaps">S. +Kros</span> en <span class="smallcaps">J. van Lakerveld Blanken</span>, +waaruit men echter moet opmaken, dat de kleibodem doorgaans zoo dik +niet is als <span class="smallcaps">Leeghwate</span>r hier opgeeft.</p> + +<p>» N<sup>o</sup>. 61. <i>Dan is het meest altijd laag water op +het IJ</i>. Er staat in het oorspronkelijke: dan is het meest altijd +<i>leeg-water</i>, enz. Ook in N<sup>o</sup>. 24 staat <i>leger</i> +voor <i>lager</i>. Dit zou het vermoeden kunnen bevestigen van hen, die +meenen, dat <span class="smallcaps">Leeghwater</span> zijnen naam van +<i>laag-water</i> ontleende.</p> + +<p>Bl. 26, N<sup>o</sup>. 62. <i>Plempwerk</i>.—Van <i> +plempen</i>, in de beteekenis van <i>dempen</i>, <i>digtmaken</i>.</p> + +<p>» 27, N<sup>o</sup>. 65. <i>De veelvuldige Meren en Moerassen, +die in Noord-Holland vóór en na de Beemster bedijkt +zijn</i>. De Heer Baron <span class="smallcaps">van Lynden</span> +geeft, bl. 34 zijner <i>verhandeling</i>, <i>eene staat der +droogmakingen, zoo in Noord- als in Zuid-Holland</i>. De eerste +bedijking was in 1440 van het <i>Neschmeer</i> in Noord-Holland. +Volgens dien staat zijn in dat gewest van 1440 tot 1645, als wanneer +<span class="pagenum">[<a id="pb77" href="#pb77">77</a>]</span>het <i> +Sapmeer</i> is bedijkt, 43 meren en plassen tot land gemaakt, te zamen +ruim 42617 morgen uitmakende. En in Zuid-Holland, met een klein +gedeelte van Utrecht, vanaf de droogmaking van het <i>Soetermeersche +Meer</i>, in 1614, tot die van het <i>Bijlmer-Meer</i>, in 1820, 40 +Meren en Polders, te zamen uitmakende ruim 35793 Morgen.</p> + +<p><span class="smallcaps">Helmers</span> zingt in <i>zijne Hollandsche +Natie</i> (I<sup>ste</sup> Zang) niet ten onregte:</p> + +<div class="poem"> +<p class="line">»Stijg, Beemster! Purmer stijg! meldt, welige +valleijen!</p> + +<p class="line">Op wier beklaverd veld thans vette kudden +weijën;</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">Vermeldt den voorspoed aan +der oud’ren vlijt verpligt!</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">Uw welvaart zegt ons meer +dan ’t schoonste lofgedicht.</p> + +<p class="line">o Grond! in vroeger eeuw in schuimend nat bedolven!</p> + +<p class="line">o Grond! door ’t voorgeslacht gewoekerd uit de +golven,</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">Gij dondert ons in ’t +oor met onweêrstaanbre kracht:</p> + +<p class="line" style="text-indent: 2em; ">Bemint uw vaderland, vereert +het voorgeslacht!</p> + +<p class="line">Hun brein, dat tot uw nut heel d’ aardbol had +omvademd,</p> + +<p class="line">Schiep ’t land dat gij bewoont, den luchtstroom +dien gij ademt.”</p> +</div> + +<p><span class="smallcaps">Leeghwater</span> noemt op zijne <i>lijst de +oude en nieuwe Zijp</i>; deze werd eigenlijk reeds in 1553 bedijkt, +doch brak later in 1570. De tweede bedijking had in den jare 1572 +plaats; doch in het zelfde jaar bezweek de dijk weder. In 1595 hervatte +men de bedijking, die, hoezeer nog eens ingebroken zijnde, echter in +dat jaar tot stand kwam. Zie de <i>cronycke van</i> <span class= +"smallcaps">Leeuwenhorn</span>, uitgegeven door <span class= +"smallcaps">D. Asz. Valcooch</span>, bl. 88.</p> + +<p>De optelling dezer in N<sup>o</sup>. 65 vermelde drooggemaakte Meren +vindt men in den eersten druk niet.</p> + +<p>Bl. 28, N<sup>o</sup>. 66. <span class="smallcaps">Dirk van +Os</span> <i>met zijn broeder</i> <span class="smallcaps">Hendrik van +Os</span>, <i>het eerste jaar toen de Beemster droog geworden was +geteeld zeven duizend zeven honderd drie en vijftig zakken +koolzaad</i>. <span class="smallcaps">Leeghwater</span> geeft niet op, +hoe veel lands deze gebroeders <span class="smallcaps">van Os</span> in +de <i>Beemster</i> bezaten; <span class="pagenum">[<a id="pb78" href= +"#pb78">78</a>]</span>zeker is het, dat <span class="smallcaps">Dirk +van Os</span> de voornaamste belanghebbende in die bedijking was. Men +zie <i>Extract uit het octrooi van de Beemster met de +cavelconditiën</i>, gedrukt te <i>Purmerend</i>, 1696, in +8<sup>o</sup>.</p> + +<p>Bl. 29, N<sup>o</sup>. 67. <i>De volger weg</i> is de weg, die van +<i>Purmerend</i>, of liever van de kruissloot, tusschen die stad en <i> +Quadyck</i>, naar <i>Volger</i>, bij <i>Spijker-boort</i>, loopt; hij +is bijna 2040 Rhijnlandsche roeden (7685 Nederlandsche ellen) lang.</p> + +<p>Ald. N<sup>o</sup>. 69. <i>De Beemster kan ieder jaar nu wel +opbrengen aan landhuur twee maal honderd en vijftig duizend gulden aan +vrij geld</i>. Een mijner vrienden gaf mij op, dat hij van zijn land in +de <i>Beemster</i> rekende jaarlijks ƒ 33 à +ƒ 34 vrij geld per morgen te ontvangen. Hetgeen over de 7645 +morgen, die de <i>Beemster</i> groot is, wederom ten naaste bij de door +<span class="smallcaps">Leeghwater</span> opgegeven som uitmaakt.</p> + +<p>Bl. 31, N<sup>o</sup>. 72. Hetgeen in dit N<sup>o</sup>. staat mist +men mede in de eerste uitgave.</p> + +<p>» 34, N<sup>o</sup>. 78. <i>Fabrijk</i>.—Eertijds werd +de opziener over de stadsgebouwen de <i>fabrijk</i> genoemd. Dit heeft +in sommige steden nog wel plaats.</p> + +<p>Ald. N<sup>o</sup>. 80. Mijn zaligen vader <span class="smallcaps"> +Adriaan Symonsz. Leeghwater</span>.—Men zou hieruit kunnen +opmaken, dat de vader van onzen Schrijver zich ook <span class= +"smallcaps">Leeghwater</span> noemde; doch het komt mij waarschijnlijk +voor, dat <span class="smallcaps">Leeghwater</span>, dien naam hebbende +aangenomen, denzelven ook aan zijnen vader toevoegde, die zich mede met +het leegmaken van plassen schijnt bezig te hebben gehouden.</p> + +<p>Bl. 36, N<sup>o</sup>. 87. S<sup>r</sup>. <span class="smallcaps"> +van Baerle</span>.—Eertijds,—geen vijftig jaren +geleden,—noemde men S<sup>r</sup>. (<i>Sinjeur</i>,) iemand, wien +men meende dat de titel van Heer niet toekwam. Ik zag eens eene <i> +assignatie</i> op eenen <i>kassier</i>, luidende: S<sup>r</sup>. <i>N. +N.</i> gelieve te betalen, enz. Thans zijn alle <i>Sinjeurs <span +class="pagenum">[<a id="pb79" href="#pb79">79</a>]</span>Heeren</i>, +zoo niet <i>Wel-Edel</i> of <i>Wel-Edelgeboren Heeren</i> geworden, +nadat eerst de <i>Heeren Burgers</i> zijn geweest.—<i lang="la">O +quantum est mutatum ab illo!</i></p> + +<p>Bl. 37, N<sup>o</sup>. 92. <i>De Haarlemmer-Meer is doorgaans diep +negen Rhijnlandsche voeten</i>.—Uit het hier boven opgenoemd +proces-verbaal van de Heeren <span class="smallcaps">Hanegraaff</span>, +<span class="smallcaps">Kros</span> en <span class="smallcaps">Van +Lakerveld Blanken</span> blijkt, dat het water in het <i>Meer</i> +meestal 12, 12½ en 13 voeten diep is, ja op eenige plaatsen 15 +voeten, schoon op enkele 8 en minder. Die Heeren hebben 256 peilingen +en boringen in het Meer bewerkstelligd. De diepte is door hen berekend +onder het <i>Amsterdamsche peil</i>. De diepte op het door mij bij dit +werkje gevoegde kaartje aangeduid, is derhalve beneden dat peil.</p> + +<p>» 38, N<sup>o</sup>. 94. <i>Van de watermolens</i>.—Zeer +breedvoerig handelt de Heer <span class="smallcaps">van Lynden</span> +over dit onderwerp in het VI<sup>de</sup> Hoofdstuk zijner <i> +verhandeling</i>, bl. 70–144. Sedert den leeftijd van <span +class="smallcaps">Leeghwater</span> is men in de werktuigen van +uitmalen veel vooruitgegaan.</p> + +<p>» 45, N<sup>o</sup>. 112. <i>De brouwers van Haarlem en +Leiden</i>.—Het getal der brouwerijen te <i>Haarlem</i>, <i> +Leiden</i>, <i>Delft</i> en elders in ons Land, was bevorens zeer +aanzienlijk.</p> + +<p>» 46, N<sup>o</sup>. 115. <i>Kordewagens</i> is het zelfde als +<i>kruiwagens</i>. Zie <span class="smallcaps">Weiland</span> op het +woord.</p> + +<p>Ald. N<sup>o</sup>. 117. <i>Voor dezen heb ik dit</i> (de berekening +der bedijking) <i>nog eens gesteld</i>.—Hieruit blijkt, dat <span +class="smallcaps">Leeghwater</span> reeds vroeger het plan eener +droogmaking van het <i>Haarlemmer Meer</i> heeft gevormd.</p> + +<p>Bl. 47, N<sup>o</sup>. 120. <i>Een schaft aarde</i>.—Eene <i> +schaft</i> is 114 <i>kubiek voeten</i>. <span class="smallcaps"> +Leeghwater</span> berekent de schaft op 50 cents; in het midden der +vorige eeuw stelde men ze op 85 cents, en de Heer <span class= +"smallcaps">Van Lynden</span> zegt (bl. 178 zijner <i>verhandel.</i>), +dat men dezelve thans, bij het graven van groote en diepe kanalen, +tusschen de 1½ en 2 gulden moet berekenen. <span class= +"pagenum">[<a id="pb80" href="#pb80">80</a>]</span></p> + +<p>Bl. 48, N<sup>o</sup>. 121. <i>Notsloot</i> voor <i>Nootsloot</i> +nog als zoodanig in gebruik, alsmede <i>notbrug</i>, <i>notweg</i>, +enz.</p> + +<p>» 51, N<sup>o</sup>. 134. <i>Dit alles bedraagt al te zamen +zes en dertigmaal honderd duizend gulden</i>.—De berekeningen van +de kosten der droogmaking zijn zeer uiteenloopende,</p> + +<div class="table"> +<table> +<tr valign="top"> +<td valign="top"><span class="smallcaps">Leeghwater</span> stelt ze +op</td> +<td valign="top">ƒ 3,600,000.</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top"><span class="smallcaps">Bolstra</span> gaf die in +zijnen tijd op als zullende bedragen</td> +<td valign="top">» 6,600,000.</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top">de Heeren <span class="smallcaps">Goudriaan</span> en +<span class="smallcaps">Klinkenberg</span> stelden in 1769</td> +<td valign="top">» 9,000,000.</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top">de Heer <span class="smallcaps">A. Blanken, +Jsz.</span></td> +<td valign="top">» 8,000,000.</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top">de Heer <span class="smallcaps">Engelman</span></td> +<td valign="top">» 12,000,000.</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top">de Baron <span class="smallcaps">van +Lynden</span></td> +<td valign="top">» 7,000,000.</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top">en <span class="smallcaps">Al. Stappers</span> +slechts</td> +<td valign="top">» 6,000,000.</td> +</tr> +</table> +</div> + +<p>Terwijl, volgens de berekening van het Gouvernement, tot die +droogmaking 8 Millioenen noodig zouden zijn.</p> + +<p>Ald. N<sup>o</sup>. 153. Al wat in N<sup>o</sup>. 153 tot en met +N<sup>o</sup>. 174 staat wordt in den eersten druk niet gevonden.</p> + +<p>Bl. 63, N<sup>o</sup>. 168. <i>Heeft men het ongeluk in Holstein +niet gezien, hoe het met de Meggerzee, Butsloot en het Noorderstrand is +gegaan?</i>—<span class="smallcaps">Leeghwater</span> verhaalt +dit ongeval, hetwelk in 1634, daags vóór Allerheiligen, +voorviel, en waarbij hij tegenwoordig was en groot gevaar liep om zijn +leven te verliezen, zeer breedvoerig in de <i>kleine kronijk</i>, bl. +36, N<sup>o</sup>. 35 tot en met 48.</p> + +<p>» 65, de laatste regel: 1643.—Dit jaartal staat onder al +de uitgaven, die den vierden druk volgden.—<span class= +"smallcaps">Leeghwater</span> heeft, na het uitkomen van <span class= +"smallcaps">Colevelt’s</span> <i>Bedenkingen</i>, zijn werk in +1643 nog eens nagezien en eenen IV<sup>den</sup> druk van zijn Meerboek +uitgegeven, naar welken al de volgende (met bijvoeging van de <i>kleine +kronijk</i>) zijn afgedrukt. <span class="pagenum">[<a id="pb81" href= +"#pb81">81</a>]</span></p> +</div> + +<div class="div1"> +<h2 class="normal">DRUKFOUTEN<br> + IN HET VOORWERK.</h2> + +<div class="table"> +<table> +<tr valign="top"> +<td valign="top">Bl.</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">22,</td> +<td valign="top">laatste regel,</td> +<td valign="top"><i>staat</i>:</td> +<td valign="top">nog bij de nazaten,</td> +<td valign="top"><i>lees</i>:</td> +<td valign="top">bij de nazaten.</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">60,</td> +<td valign="top">Aanteekening(3),</td> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top"><span class="smallcaps">Lusac</span></td> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top"><span class="smallcaps">Luzac</span></td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + "></td> +<td valign="top">aldaar laatste regel,</td> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top"><span class="smallcaps">W. P. D.</span> <i>Baron</i> +<span class="smallcaps">van Sytzama</span></td> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top"><span class="smallcaps">M. P. D.</span> <i>Baron</i> +<span class="smallcaps">van Sytzama</span></td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top" class=" + alignright + ">99,</td> +<td valign="top">regel 13,</td> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top">zuchtten</td> +<td valign="top">»</td> +<td valign="top">zuchten</td> +</tr> +</table> +</div> + +<p>De fouten, als b. v.: <i>financiën</i>, <i>financiëel</i>, +enz. voor <i>finantiën</i>, <i>finantiëel</i>, enz. of +omgekeerd, naarmate men het verkiest, en andere die er +hoogstwaarschijnlijk in zijn, gelieve de Lezer te verschoonen.</p> + +<hr class="tb"> +<p>Bij het vermelde op bl. 111, in de Noot(2), kan men nog voegen, No. +181 van den <i>Avondbode</i>, van heden den 15<sup>den</sup> Junij +1838, waarin een <i>derde Artikel</i> der <i>Aanteekeningen op de +Redevoeringen in de zitting der Staten Generaal, van 2 April 1838, met +betrekking tot de droogmaking van het Haarlemmermeer</i>, door <span +class="smallcaps">F. W. C.</span> is geplaatst.</p> +</div> + +<div class="transcribernote"> +<h2>Colofon</h2> + +<h3>Beschikbaarheid</h3> + +<p>Dit eBoek is voor kosteloos gebruik door iedereen overal, met +vrijwel geen beperkingen van welke soort dan ook. U mag het +kopiëren, weggeven of hergebruiken onder de voorwaarden van de +Project Gutenberg Licentie bij dit eBoek of on-line op <a class= +"exlink" title="Externe link" href="http://www.gutenberg.org/"> +www.gutenberg.org</a>.</p> + +<p>Dit eBoek is geproduceerd door het on-line gedistribueerd correctie +team op <a class="exlink" title="Externe link" href= +"http://www.pgdp.net/">www.pgdp.net</a>.</p> + +<h3>Codering</h3> + +<p>Dit bestand is in een verouderde spelling. Er is geen poging gedaan +de tekst te moderniseren. Afgebroken woorden aan het einde van de regel +zijn stilzwijgend hersteld. Kennelijke zetfouten in het origineel zijn +gecorrigeerd. Dergelijke correcties zijn gemarkeerd met het +corr-element.</p> + +<p>De tekst is gebaseerd op het exemplaar beschikbaar in <a class= +"exlink" title="Externe link" href= +"http://books.google.nl/books?id=8yoPAAAAQAAJ">Google Books</a>, +behoudens enkele onleesbare fragmenten. De rest van de tekst, en de +afbeeldingen zijn ontleend aan het exemplaar in de bibliotheek van de +Universiteit Utrecht.</p> + +<h3>Documentgeschiedenis</h3> + +<ol class="lsoff"> +<li>2009-04-01 Begonnen.</li> +</ol> + +<h3>Externe Referenties</h3> + +<p>Dit Project Gutenberg eBoek bevat externe referenties. Het kan zijn +dat deze links voor u niet werken.</p> + +<h3>Verbeteringen</h3> + +<p>De volgende verbeteringen zijn aangebracht in de tekst:</p> + +<table width="75%" summary="Overzicht van verbeteringen aangebracht in +de tekst."> +<tr> +<th>Bladzijde</th> +<th>Bron</th> +<th>Verbetering</th> +</tr> + +<tr> +<td width="20%"><a class="pageref" href="#xd0e1625">27</a></td> +<td width="40%">[<i>Niet in bron</i>]</td> +<td width="40%">.</td> +</tr> + +<tr> +<td width="20%"><a class="pageref" href="#xd0e2499">36</a></td> +<td width="40%">Veris</td> +<td width="40%">Veeris</td> +</tr> + +<tr> +<td width="20%"><a class="pageref" href="#xd0e2568">37</a></td> +<td width="40%">[<i>Niet in bron</i>]</td> +<td width="40%">º</td> +</tr> + +<tr> +<td width="20%"><a class="pageref" href="#xd0e2630">38</a></td> +<td width="40%">Roël</td> +<td width="40%">Roëll</td> +</tr> + +<tr> +<td width="20%"><a class="pageref" href="#xd0e3174">46</a></td> +<td width="40%">geworgen</td> +<td width="40%">geworden</td> +</tr> + +<tr> +<td width="20%"><a class="pageref" href="#xd0e3391">59</a></td> +<td width="40%">[<i>Niet in bron</i>]</td> +<td width="40%">º</td> +</tr> + +<tr> +<td width="20%"><a class="pageref" href="#xd0e3710">67</a></td> +<td width="40%">[<i>Niet in bron</i>]</td> +<td width="40%">”</td> +</tr> + +<tr> +<td width="20%"><a class="pageref" href="#xd0e4025">79</a></td> +<td width="40%">megedeelde</td> +<td width="40%">meegedeelde</td> +</tr> + +<tr> +<td width="20%"><a class="pageref" href="#xd0e4053">81</a></td> +<td width="40%">[<i>Niet in bron</i>]</td> +<td width="40%">ons</td> +</tr> + +<tr> +<td width="20%"><a class="pageref" href="#xd0e5870">52</a></td> +<td width="40%">,</td> +<td width="40%">.</td> +</tr> + +<tr> +<td width="20%"><a class="pageref" href="#xd0e7132">74</a></td> +<td width="40%">[<i>Niet in bron</i>]</td> +<td width="40%">.</td> +</tr> +</table> +</div> +</div> + + + + + + + +<pre> + + + + + +End of the Project Gutenberg EBook of Het Haarlemmer-Meer-Boek, by +J. Asz. Leeghwater and W. J. C. van Hasselt + +*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK HET HAARLEMMER-MEER-BOEK *** + +***** This file should be named 29967-h.htm or 29967-h.zip ***** +This and all associated files of various formats will be found in: + http://www.gutenberg.org/2/9/9/6/29967/ + +Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed +Proofreading Team at http://www.pgdp.net (This book was +produced from scanned images of public domain material +from the Google Print project.) + + +Updated editions will replace the previous one--the old editions +will be renamed. + +Creating the works from public domain print editions means that no +one owns a United States copyright in these works, so the Foundation +(and you!) can copy and distribute it in the United States without +permission and without paying copyright royalties. Special rules, +set forth in the General Terms of Use part of this license, apply to +copying and distributing Project Gutenberg-tm electronic works to +protect the PROJECT GUTENBERG-tm concept and trademark. Project +Gutenberg is a registered trademark, and may not be used if you +charge for the eBooks, unless you receive specific permission. If you +do not charge anything for copies of this eBook, complying with the +rules is very easy. You may use this eBook for nearly any purpose +such as creation of derivative works, reports, performances and +research. They may be modified and printed and given away--you may do +practically ANYTHING with public domain eBooks. Redistribution is +subject to the trademark license, especially commercial +redistribution. + + + +*** START: FULL LICENSE *** + +THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE +PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK + +To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free +distribution of electronic works, by using or distributing this work +(or any other work associated in any way with the phrase "Project +Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full Project +Gutenberg-tm License (available with this file or online at +http://gutenberg.org/license). + + +Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg-tm +electronic works + +1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm +electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to +and accept all the terms of this license and intellectual property +(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all +the terms of this agreement, you must cease using and return or destroy +all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your possession. +If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a Project +Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound by the +terms of this agreement, you may obtain a refund from the person or +entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8. + +1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be +used on or associated in any way with an electronic work by people who +agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few +things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works +even without complying with the full terms of this agreement. See +paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project +Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this agreement +and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm electronic +works. See paragraph 1.E below. + +1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the Foundation" +or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection of Project +Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual works in the +collection are in the public domain in the United States. If an +individual work is in the public domain in the United States and you are +located in the United States, we do not claim a right to prevent you from +copying, distributing, performing, displaying or creating derivative +works based on the work as long as all references to Project Gutenberg +are removed. Of course, we hope that you will support the Project +Gutenberg-tm mission of promoting free access to electronic works by +freely sharing Project Gutenberg-tm works in compliance with the terms of +this agreement for keeping the Project Gutenberg-tm name associated with +the work. You can easily comply with the terms of this agreement by +keeping this work in the same format with its attached full Project +Gutenberg-tm License when you share it without charge with others. + +1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern +what you can do with this work. Copyright laws in most countries are in +a constant state of change. If you are outside the United States, check +the laws of your country in addition to the terms of this agreement +before downloading, copying, displaying, performing, distributing or +creating derivative works based on this work or any other Project +Gutenberg-tm work. The Foundation makes no representations concerning +the copyright status of any work in any country outside the United +States. + +1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg: + +1.E.1. The following sentence, with active links to, or other immediate +access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear prominently +whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work on which the +phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the phrase "Project +Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, performed, viewed, +copied or distributed: + +This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with +almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or +re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included +with this eBook or online at www.gutenberg.org + +1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is derived +from the public domain (does not contain a notice indicating that it is +posted with permission of the copyright holder), the work can be copied +and distributed to anyone in the United States without paying any fees +or charges. If you are redistributing or providing access to a work +with the phrase "Project Gutenberg" associated with or appearing on the +work, you must comply either with the requirements of paragraphs 1.E.1 +through 1.E.7 or obtain permission for the use of the work and the +Project Gutenberg-tm trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or +1.E.9. + +1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted +with the permission of the copyright holder, your use and distribution +must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any additional +terms imposed by the copyright holder. Additional terms will be linked +to the Project Gutenberg-tm License for all works posted with the +permission of the copyright holder found at the beginning of this work. + +1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm +License terms from this work, or any files containing a part of this +work or any other work associated with Project Gutenberg-tm. + +1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this +electronic work, or any part of this electronic work, without +prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with +active links or immediate access to the full terms of the Project +Gutenberg-tm License. + +1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary, +compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including any +word processing or hypertext form. However, if you provide access to or +distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format other than +"Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official version +posted on the official Project Gutenberg-tm web site (www.gutenberg.org), +you must, at no additional cost, fee or expense to the user, provide a +copy, a means of exporting a copy, or a means of obtaining a copy upon +request, of the work in its original "Plain Vanilla ASCII" or other +form. Any alternate format must include the full Project Gutenberg-tm +License as specified in paragraph 1.E.1. + +1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying, +performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works +unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9. + +1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing +access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works provided +that + +- You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from + the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method + you already use to calculate your applicable taxes. The fee is + owed to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he + has agreed to donate royalties under this paragraph to the + Project Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments + must be paid within 60 days following each date on which you + prepare (or are legally required to prepare) your periodic tax + returns. Royalty payments should be clearly marked as such and + sent to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation at the + address specified in Section 4, "Information about donations to + the Project Gutenberg Literary Archive Foundation." + +- You provide a full refund of any money paid by a user who notifies + you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he + does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm + License. You must require such a user to return or + destroy all copies of the works possessed in a physical medium + and discontinue all use of and all access to other copies of + Project Gutenberg-tm works. + +- You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of any + money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the + electronic work is discovered and reported to you within 90 days + of receipt of the work. + +- You comply with all other terms of this agreement for free + distribution of Project Gutenberg-tm works. + +1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project Gutenberg-tm +electronic work or group of works on different terms than are set +forth in this agreement, you must obtain permission in writing from +both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and Michael +Hart, the owner of the Project Gutenberg-tm trademark. Contact the +Foundation as set forth in Section 3 below. + +1.F. + +1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable +effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread +public domain works in creating the Project Gutenberg-tm +collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm electronic +works, and the medium on which they may be stored, may contain +"Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate or +corrupt data, transcription errors, a copyright or other intellectual +property infringement, a defective or damaged disk or other medium, a +computer virus, or computer codes that damage or cannot be read by +your equipment. + +1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right +of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project +Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project +Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project +Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all +liability to you for damages, costs and expenses, including legal +fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT +LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE +PROVIDED IN PARAGRAPH F3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE +TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE +LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR +INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH +DAMAGE. + +1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a +defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can +receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a +written explanation to the person you received the work from. If you +received the work on a physical medium, you must return the medium with +your written explanation. The person or entity that provided you with +the defective work may elect to provide a replacement copy in lieu of a +refund. If you received the work electronically, the person or entity +providing it to you may choose to give you a second opportunity to +receive the work electronically in lieu of a refund. If the second copy +is also defective, you may demand a refund in writing without further +opportunities to fix the problem. + +1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth +in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS' WITH NO OTHER +WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO +WARRANTIES OF MERCHANTIBILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE. + +1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied +warranties or the exclusion or limitation of certain types of damages. +If any disclaimer or limitation set forth in this agreement violates the +law of the state applicable to this agreement, the agreement shall be +interpreted to make the maximum disclaimer or limitation permitted by +the applicable state law. The invalidity or unenforceability of any +provision of this agreement shall not void the remaining provisions. + +1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the +trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone +providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in accordance +with this agreement, and any volunteers associated with the production, +promotion and distribution of Project Gutenberg-tm electronic works, +harmless from all liability, costs and expenses, including legal fees, +that arise directly or indirectly from any of the following which you do +or cause to occur: (a) distribution of this or any Project Gutenberg-tm +work, (b) alteration, modification, or additions or deletions to any +Project Gutenberg-tm work, and (c) any Defect you cause. + + +Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm + +Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of +electronic works in formats readable by the widest variety of computers +including obsolete, old, middle-aged and new computers. It exists +because of the efforts of hundreds of volunteers and donations from +people in all walks of life. + +Volunteers and financial support to provide volunteers with the +assistance they need, are critical to reaching Project Gutenberg-tm's +goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will +remain freely available for generations to come. In 2001, the Project +Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure +and permanent future for Project Gutenberg-tm and future generations. +To learn more about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation +and how your efforts and donations can help, see Sections 3 and 4 +and the Foundation web page at http://www.pglaf.org. + + +Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive +Foundation + +The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit +501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the +state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal +Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification +number is 64-6221541. Its 501(c)(3) letter is posted at +http://pglaf.org/fundraising. Contributions to the Project Gutenberg +Literary Archive Foundation are tax deductible to the full extent +permitted by U.S. federal laws and your state's laws. + +The Foundation's principal office is located at 4557 Melan Dr. S. +Fairbanks, AK, 99712., but its volunteers and employees are scattered +throughout numerous locations. Its business office is located at +809 North 1500 West, Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887, email +business@pglaf.org. Email contact links and up to date contact +information can be found at the Foundation's web site and official +page at http://pglaf.org + +For additional contact information: + Dr. Gregory B. Newby + Chief Executive and Director + gbnewby@pglaf.org + + +Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg +Literary Archive Foundation + +Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide +spread public support and donations to carry out its mission of +increasing the number of public domain and licensed works that can be +freely distributed in machine readable form accessible by the widest +array of equipment including outdated equipment. Many small donations +($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt +status with the IRS. + +The Foundation is committed to complying with the laws regulating +charities and charitable donations in all 50 states of the United +States. Compliance requirements are not uniform and it takes a +considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up +with these requirements. We do not solicit donations in locations +where we have not received written confirmation of compliance. To +SEND DONATIONS or determine the status of compliance for any +particular state visit http://pglaf.org + +While we cannot and do not solicit contributions from states where we +have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition +against accepting unsolicited donations from donors in such states who +approach us with offers to donate. + +International donations are gratefully accepted, but we cannot make +any statements concerning tax treatment of donations received from +outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff. + +Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation +methods and addresses. Donations are accepted in a number of other +ways including checks, online payments and credit card donations. +To donate, please visit: http://pglaf.org/donate + + +Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic +works. + +Professor Michael S. Hart is the originator of the Project Gutenberg-tm +concept of a library of electronic works that could be freely shared +with anyone. For thirty years, he produced and distributed Project +Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of volunteer support. + + +Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed +editions, all of which are confirmed as Public Domain in the U.S. +unless a copyright notice is included. Thus, we do not necessarily +keep eBooks in compliance with any particular paper edition. + + +Most people start at our Web site which has the main PG search facility: + + http://www.gutenberg.org + +This Web site includes information about Project Gutenberg-tm, +including how to make donations to the Project Gutenberg Literary +Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to +subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks. + + +</pre> + +</body> +</html> + diff --git a/old/2009-09-12-29967-h/images/can.gif b/old/2009-09-12-29967-h/images/can.gif Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..88e6279 --- /dev/null +++ b/old/2009-09-12-29967-h/images/can.gif diff --git a/old/2009-09-12-29967-h/images/cirkel.gif b/old/2009-09-12-29967-h/images/cirkel.gif Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..4ef5b40 --- /dev/null +++ b/old/2009-09-12-29967-h/images/cirkel.gif diff --git a/old/2009-09-12-29967-h/images/external.png b/old/2009-09-12-29967-h/images/external.png Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..ba4f205 --- /dev/null +++ b/old/2009-09-12-29967-h/images/external.png diff --git a/old/2009-09-12-29967-h/images/haarlemmermeer1.jpg b/old/2009-09-12-29967-h/images/haarlemmermeer1.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..be0b017 --- /dev/null +++ b/old/2009-09-12-29967-h/images/haarlemmermeer1.jpg diff --git a/old/2009-09-12-29967-h/images/haarlemmermeer1h.jpg b/old/2009-09-12-29967-h/images/haarlemmermeer1h.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..8974313 --- /dev/null +++ b/old/2009-09-12-29967-h/images/haarlemmermeer1h.jpg diff --git a/old/2009-09-12-29967-h/images/haarlemmermeer2.jpg b/old/2009-09-12-29967-h/images/haarlemmermeer2.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..5566227 --- /dev/null +++ b/old/2009-09-12-29967-h/images/haarlemmermeer2.jpg diff --git a/old/2009-09-12-29967-h/images/haarlemmermeer2h.jpg b/old/2009-09-12-29967-h/images/haarlemmermeer2h.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..b88ee52 --- /dev/null +++ b/old/2009-09-12-29967-h/images/haarlemmermeer2h.jpg diff --git a/old/2009-09-12-29967-h/images/leeghwater.jpg b/old/2009-09-12-29967-h/images/leeghwater.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..3cba676 --- /dev/null +++ b/old/2009-09-12-29967-h/images/leeghwater.jpg diff --git a/old/2009-09-12-29967-h/images/oorkonde.jpg b/old/2009-09-12-29967-h/images/oorkonde.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..84529a1 --- /dev/null +++ b/old/2009-09-12-29967-h/images/oorkonde.jpg diff --git a/old/2009-09-12-29967-h/images/oorkondeh.jpg b/old/2009-09-12-29967-h/images/oorkondeh.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..7ee63c1 --- /dev/null +++ b/old/2009-09-12-29967-h/images/oorkondeh.jpg diff --git a/old/2009-09-12-29967-h/images/titelpagina.gif b/old/2009-09-12-29967-h/images/titelpagina.gif Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..d8c1abf --- /dev/null +++ b/old/2009-09-12-29967-h/images/titelpagina.gif diff --git a/old/2009-09-12-29967-h/images/vierkant.gif b/old/2009-09-12-29967-h/images/vierkant.gif Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..534dd9e --- /dev/null +++ b/old/2009-09-12-29967-h/images/vierkant.gif |
