summaryrefslogtreecommitdiff
diff options
context:
space:
mode:
-rw-r--r--.gitattributes3
-rw-r--r--17822-8.txt4675
-rw-r--r--17822-8.zipbin0 -> 63816 bytes
-rw-r--r--17822-h.zipbin0 -> 307096 bytes
-rw-r--r--17822-h/17822-h.htm4771
-rw-r--r--17822-h/images/cover.jpgbin0 -> 107104 bytes
-rw-r--r--17822-h/images/titlepage.jpgbin0 -> 137469 bytes
-rw-r--r--LICENSE.txt11
-rw-r--r--README.md2
9 files changed, 9462 insertions, 0 deletions
diff --git a/.gitattributes b/.gitattributes
new file mode 100644
index 0000000..6833f05
--- /dev/null
+++ b/.gitattributes
@@ -0,0 +1,3 @@
+* text=auto
+*.txt text
+*.md text
diff --git a/17822-8.txt b/17822-8.txt
new file mode 100644
index 0000000..6eaacfa
--- /dev/null
+++ b/17822-8.txt
@@ -0,0 +1,4675 @@
+The Project Gutenberg EBook of Prometheus ontboeid, by Percy Bysshe Shelley
+
+This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
+almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
+re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
+with this eBook or online at www.gutenberg.org
+
+
+Title: Prometheus ontboeid
+ Een lyrisch drama in vier bedrijven
+
+Author: Percy Bysshe Shelley
+
+Translator: Alex. Gutteling
+
+Release Date: February 22, 2006 [EBook #17822]
+
+Language: Dutch
+
+Character set encoding: ISO-8859-1
+
+*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK PROMETHEUS ONTBOEID ***
+
+
+
+
+Produced by Miranda van de Heijning, Valère Swinnen and
+the Online Distributed Proofreading Team at
+http://www.pgdp.net
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+PROMETHEUS ONTBOEID
+
+
+
+
+WERELDBIBLIOTHEEK
+
+ONDER LEIDING VAN L. SIMONS
+
+
+SHELLEY
+
+
+PROMETHEUS ONTBOEID
+
+
+EEN LYRISCH DRAMA
+IN VIER BEDRIJVEN
+
+VERTAALD DOOR
+ALEX. GUTTELING
+
+HET RECHT VAN VERTOONEN VOORBEHOUDEN VOLGENS
+DE WET OP HET AUTEURSRECHT
+
+UITGEGEVEN DOOR DE
+MAATSCHAPPIJ VOOR
+GOEDE EN GOEDKOOPE
+LECTUUR--AMSTERDAM
+
+
+
+
+*INLEIDING*
+
+
+Tot dit gedicht van Shelley is de lezing van Aeschylus' "Prometheus
+Geboeid", waarvan het vervolg: "Prometheus Ontboeid" verloren is, de
+aanleiding geweest. Talrijke regels en brokstukken in het engelsche
+drama herinneren aan het grieksche, wat men reeds voldoende kan zien, al
+kent men, zoo als ik, hiervan alleen de vertaling van Elisabeth
+Browning. Wat meer is: de grootsche figuur van Prometheus is bij
+Aeschylus geen andere dan bij Shelley. Aeschylus zag in zijn daad ook
+het nuttelooze, hij liet het koor hem toeroepen: "O vriend, schouw en
+zie! wat is al de schoonheid van het menschdom?--kan het schoon zijn?
+Wat is al zijn sterkte?--is het sterk? En wat voor hoop kunnen zij
+dragen, deze stervende levenden; die éen dag leven? En ziet gij niet,
+mijn vriend, hoe zwak en traag, en als een droom, dit arme blinde
+menschdom gaat, afgedreven van zijn doel? En hoe geen menschetwisten
+kunnen verwarren de harmonie van Zeus?"--maar toch rijst uit dit drama,
+dat door dit besef van het wanhopige van Prometheus' streven wezenlijk
+een drama is, bewonderenswaardig reusachtig de gestalte van hem, die de
+menschen zoo liefhad, dat hij om hen den toorn van Zeus trotseerde.
+
+Prometheus is de grieksche Heiland. Door zijn hulp werd Jupiter (Zeus)
+de opperste der Goden, op voorwaarde dat hij den mensch zou ontzien.
+Jupiter brak zijn belofte en Prometheus alleen weerhield den tyran, het
+menschdom te vernietigen. Hij eindelijk stal uit den hemel het vuur, dat
+het in staat stelde een gelukkiger leven te leiden. Alles wat het tot
+troost en hulp kon krijgen, ontving het van Prometheus, die tot straf
+aan den Kaukasus geketend en gemarteld werd. Maar hij wist een geheim:
+op welke wijze Jupiter eenmaal zou vallen en hij bevrijd worden. Jupiter
+trachtte hem dit geheim te ontrukken. In het tweede gedicht van
+Aeschylus moet het onderwerp geweest zijn, hoe hij erin slaagde zijn val
+te voorkomen tegen den prijs van een verzoening met Prometheus en diens
+bevrijding. Shelley heeft deze oplossing, die hem weinig verheven
+voorkwam en in strijd met Prometheus' karakter in Aeschylus' eerste
+drama, versmaad en voorgesteld, alsof Prometheus nu nog lijdt en lijden
+zal tot Jupiters ondergang, waarna hij het menschdom verlossen zal uit
+alle ellende.
+
+Shelley heeft het moderne verlangen naar een vrije, liefdevolle
+menschenwereld uitgestort in dit beeld: Prometheus: de onbedwingbare
+"Moed," "Wijsheid" en "duldende Liefde," lang geboeid door Jupiter: den
+wereldregeerder, éen naam voor duizend Goden, waarvoor de menschen ooit
+knielden, tot Demomorgon: de Eeuwigheid, dezen neerstort en Hercules: de
+Kracht, Prometheus bevrijdt, die zich dan hereenigt met Asia: de
+"schaduw van onaanschouwde Schoonheid," waarna de wereld en de
+gemeenschap der menschen gelijk worden aan een paradijs.
+
+De schoonheid van deze schepping ligt in de titanische kracht ervan, die
+samengaat met de wonderbare fijnheid en innigheid die Shelley altijd
+kenmerken; in de macht van verbeelding en de grootschheid van gedachte;
+in de zuiverheid van geluid en den zeldzamen, misschien nooit
+geëvenaarden rijkdom van zang. Er is een stijging in, die eindelijk
+gejubel wordt; het is na de verschrikkingen in den aanvang, de
+openbarsting van een verrukkelijke lente: men voelt er de heerlijkheid
+in van het italiaansche voorjaar, waarin het geschreven werd.
+
+Daarentegen is alles, wat tot den vorm in engeren zin behoort, van een
+opmerkelijke losheid. Shelley's poëzie is een fontein die zijn bekken
+overstroomt, een vulkaan van onberekenbare uitbarstingen, maar geen
+bouwwerk. De compositie van zijn "Prometheus" is zelfs zwak te noemen.
+Alles hangt er af van den val van Jupiter, en hoe schetsmatig wordt deze
+behandeld, terwijl bijkomstige tafereelen een groote ruimte beslaan! In
+maat, strofenbouw en rijmen gebruikt hij vele vrijheden, die evenwel
+nooit aan de schoonheid der verzen afbreuk doen en haar zelfs vaak
+verhoogen, omdat die schoonheid berust op de ritmische vaart en den zang
+van Shelley's verzen, op de levende bewogenheid van zijn stem dus, en
+niet op de kunst-verfijning, waarmee sommigen die bewogenheid bedwingen
+in de strakste beperkingen. Zoo is ook zijn woordenkeus niet, zooals
+o.a. die van Poe, bepaald door een onverbiddelijke noodwendigheid, maar
+hij stelt zich wel eens tevreden met een ietwat retorische uitdrukking
+mits zij den stroom van vers en gedachte niet belemmert. Zijn woorden
+zijn druppels, die men niet een voor een, maar altijd in die strooming
+beschouwen moet.
+
+Bij het vertalen vergemakkelijkten deze eigenschappen mijn taak. Wie
+eenmaal Shelley's toon met den zijnen heeft weten te benaderen, en den
+geest van het werk goed verstaat, mag zich menige vrijheid veroorloven.
+Als er iets van den geweldigen gang en tevens van de verrukkelijke
+teerheid van het oorspronkelijk in mijn Hollandsch is overgegaan, ben ik
+tevreden. Aan hem, wiens vertaling van "Shelley's Gedichten van 't jaar
+1816" mij tot voorbeeld was, draag ik dit werk op.
+
+
+
+
+*OPGEDRAGEN AAN ALBERT VERWEY*
+
+
+
+
+PERSONEN:
+
+ PROMETHEUS.
+ DEMOGORGON.
+ JUPITER.
+ DE AARDE.
+ OCEANUS.
+ APOLLO.
+ MERCURIUS.
+ HERCULES.
+ ASIA |
+ PANTHEA | DOCHTERS DER ZEE.
+ IONE |
+ DE SCHIM VAN JUPITER.
+ DE GEEST DER AARDE.
+ DE GEEST DER MAAN.
+ GEESTEN DER UREN.
+ GEESTEN, ECHO'S EN FAUNEN.
+ FURIËN.
+
+
+
+
+*EERSTE BEDRIJF.*
+
+
+*PLAATS:*
+
+_Een ravijn van ijsrotsen in den Indischen Caucasus. Prometheus is
+zichtbaar, aan de steilte gebonden. Panthea en Ione zijn aan zijn voeten
+gezeten. Tijd: nacht. Gedurende het tooneel breekt langzaam de morgen
+aan._
+
+*PROMETHEUS.*
+
+ Monarch van Goden, Demons, alle Geesten--
+ Op Een na--waar die werelden van weemlen,
+ De stralend-wentlende, door u en mij
+ Alleen van al wat leeft met slaaplooze oogen
+ Aanschouwd! Zie hoe deze aard krielt van uw slaven
+ Die gij voor knieval, prijs, gebed, gezwoeg
+ En offrand van gebroken harten loont
+ Met vrees en zelfverachting, hooploosheid;
+ Terwijl gij, blind in haten, mij uw vijand
+ Deedt heerschen, triomfeeren, u tot hoon,
+ Over mijn rampspoed en uw ijdle wraak.
+ Drieduizend jaar van uren onbeschermd
+ Door slaap, en oogenblikken steeds gekloofd
+ Door felle pijnen, tot zij jaren schenen,
+ Foltring en eenzaamheid, wanhoop en smaad,
+ Die zijn mijn rijk:--eindloos roemruchtiger
+ Dan de gebieden, die gij overschouwt
+ Van onbenijden troon, o Machtge God!
+ Almachtig, had de schande ik willen deelen
+ Dier snoode dwinglandij, hing ik niet hier
+ Genageld aan dees bergwand aadlaar-tartend,
+ Zwart, wintersch, dood, onmeetlijk; zonder kruid,
+ Insect of beest, vorm of geluid van leven.
+ Wee mij! helaas! pijn, pijn, eeuwig, voor eeuwig!
+
+ Geen wissling, rust noch hoop! Toch houd ik vol.
+ Ik vraag aan de Aard, voelden de bergen 't niet?
+ Ik vraag den Hemel, heeft de alziende Zon
+ Dit niet gezien? De Zee, in stilte of storm,
+ 's Hemels nooit eendre Schaûw omlaag-gespreid,
+ Hoorden haar doove golven niet mijn nood?
+ Wee mij! helaas! pijn, pijn, eeuwig, voor eeuwig!
+
+ Gletschers, aansluipende, doorboren mij
+ Met speren van kristal in maan bevrozen;
+ De helle ketens vreten me in 't gebeent
+ Met kou die brandt; 's Hemels gevlerkte hond,
+ Met gif niet van hemzelf, van uwe lippen,
+ Zijn bek bezoedelend, verscheurt mijn hart;
+ En vormlooze gezichten zwerven aan,
+ Spookge bevolking van het droomenrijk,
+ Spottend met mij; de Aardbeving-demons moeten
+ De spijkers uit mijn sidderende wonden
+ Loswringen, wen de rots splijt en weer sluit;
+ Wijl uit hun luide afgronden huilend zwermen
+ Stormgeesten, 't razen van den wervelwind
+ Opzweepend, treffend mij met scherpen hagel.
+ En toch, hoe welkom zijn mij nacht en dag,
+ 't Zij voor den een de morgenrijp verdwijnt,
+ 't Zij sterrig, donker, langzaam, de ander stijg'
+ In 't loodblauw Oosten; want dan leiden zij
+ De wiekloos-kruipende Uren, waarvan een--
+ Gelijk een sombre priester 't weigrig offer--
+ U, wreede koning, sleuren zal om 't bloed
+ Te kussen van dees voeten bleek, die dan
+ U trappen konden, als zoo'n slaaf in 't stof
+ Niet werd veracht door hen. Verachten! Neen!
+ 'k Heb medelij met u. Welk een verwoesting
+ Jaagt onbeschermd u dan door wijden hemel!
+ Hoe zal uw ziel, van schrik ten kern gespleten,
+ Hel-gelijk in u gapen! 'k Spreek in leed,
+ Niet juichend, want ik haat niet meer, als toen,
+ Eer 'k door ellende wijs werd. 'k Zou den vloek,
+ Eens geâdemd over u, herroepen willen.
+ Gij Bergen, wier veelstemmige Echo's wierpen
+ Door mist van cataracten 't dondrend doemwoord!
+ Gij ijzge Bronnen, stijf, rimplig bevrozen,
+ Die trildet toen gij 't hoordet en dan kroopt
+ Siddrend door Indië! Gij puurste Lucht,
+ Waardoor de Zon schrijdt brandend zonder stralen!
+ En snelle Wervelwinden gij, die hingt
+ Op evenwichtge vlerken stom, beweegloos,
+ Boven verstilden afgrond, toen een donder
+ Luider dan die van u, de ronde wereld
+ Schokte! Als mijn woorden toen een kracht bezaten,
+ Schoon 'k zoo veranderd ben, dat in mij stierf
+ Iedere kwade wensch, en 'k niet meer weet
+ Wat haat is,--laat hen thans niet krachtloos zijn!
+ Hoe was die vloek? gij allen hoordet mij.
+
+*EERSTE STEM, VAN DE BERGEN.*
+
+ Driemaal drieduizend keer honderd jaren
+ Staande boven Aardbevings bed,
+ Trilden onze tallooze scharen
+ Vaak als menschen vrees-ontzet:--
+
+*TWEEDE STEM, VAN DE BRONNEN.*
+
+ Bliksemstralen zengden ons water,
+ Door bitter bloed werden we ontwijd,
+ Tusschen moordkreten zweeg ons geklater
+ In een stad en een eenzaamheid:--
+
+*DERDE STEM, VAN DE LUCHT.*
+
+ Ik die sinds de Aard verrezen is kleedde
+ Verwoesting in kleuren, haar eigen niet,
+ Voelde dikwijls mijn zuiveren vrede
+ Splijten door scheurende kreet van verdriet:--
+
+*VIERDE STEM, VAN DE WERVELWINDEN.*
+
+ Ons die beneden dees bergen vlogen
+ Rustlooze eeuwen, hadden de dondren,
+ Vulkanen die vlammenfonteinen spogen,
+ Of welke macht ook van boven of ondren,
+ Nimmer verstomd in verwondren:--
+
+*EERSTE STEM.*
+
+ Maar nooit, nooit boog onze sneeuwige kam,
+ Als toen ze de stem van uw smart vernam.
+
+*TWEEDE STEM.*
+
+ Nimmer tevoren droegen wij
+ Naar de indische golven zulk een schrei.
+ Een loods in slaap op het huilende diep
+ Sprong op van het dek in wanhoop en riep
+ Toen hij het hoorde: "o wee mij, wee!"
+ En stierf ontzind als de wilde zee.
+
+*DERDE STEM.*
+
+ Nooit mijn stil rijk zoo vreeslijke kreten
+ Van de Aarde tot den Hemel doorspleten:
+ Toen de wond was gesloten, stond er een gloed
+ Duister over den dag als bloed.
+
+*VIERDE STEM.*
+
+ En wij schrikten terug: verwoestingsvizioenen--
+ Wij vliênd naar ijsholen--vervolgden ons toen en
+ Deden ons zwijgen--zuchten--zacht--
+ Zwijgen, door ons een hel geacht.
+
+*DE AARDE.*
+
+ Der rotsge heuvlen spraaklooze Spelonken
+ Schreeuwden toen: "Wee!", de holle Hemel riep
+ Tot antwoord: "Wee!", der Zee purperen golven
+ Bestegen 't land, huilden 't zweepende winden
+ Tegen, de bleeke volken hoorden 't: "Wee!"
+
+*PROMETHEUS.*
+
+ 'k Verneem geluid van stemmen, niet de stem
+ Die klonk uit mij. Moeder, gij en uw zonen
+ Hoont hem zonder wiens al-doorstaanden wil
+ Onder de wreede almacht van Jupiter
+ Niet zij alleen, ook gij vergaan zoudt zijn
+ Als dunne mist, op morgenwind ontrold.
+ Kent gij mij niet, den Titan? hem, die tegen
+ Uw anders al-veroverenden Vijand
+ Zijn lijden slagboom zijn deed? O in rotsen
+ Schuilende weiden, sneeuw-gevoede stroomen,--
+ 'k Zie u heel diep dwars door bevrozen dampen--
+ Door wier beschaduwende wouden 'k eens
+ Met Asia liep, het leven drinkend uit
+ Haar dierbaar oog; waarom versmaadt de geest
+ Die u bezielt, nu het verkeer met mij,
+ Met mij alleen die intoomde, als wie demon-
+ Getrokken voerman stuit, de kracht en valschheid
+ Van hem die oppermachtig heerscht, en vult
+ Daldiepte en waterige wildernissen
+ Met kreten van rampzaalge slaven? Broeders,
+ Antwoordt gij nóg niet, hoe?
+
+*DE AARDE.*
+
+ Zij durven 't niet.
+
+*PROMETHEUS.*
+
+ Wie durft? Want ik begeer dien vloek te hooren.
+ Ha! welk een vreeselijk gefluister stijgt!
+ 't Lijkt nauwlijks klank: het tintelt door het lijf
+ Als bliksem tintelt, aarzlend eer hij slaat.
+ Spreek, Geest! want door uw lichaamlooze stem
+ Weet ik alleen dat gij mij nader komt,
+ En liefhebt. Hoe vervloekte ik hem?
+
+*DE AARDE.*
+
+ Hoe kunt gij,
+ Die niet de taal der dooden kent, het hooren?
+
+*PROMETHEUS.*
+
+ Gij zijt een geest die leeft, spreek zooals zij.
+
+*DE AARDE.*
+
+ 'k Durf niet als 't leven spreken, want des Hemels
+ Grimmige Vorst zou 't hooren, aan een rad
+ Van pijn zou hij mij kluistren, foltrender
+ Dan dat waarop ik wentel. Gij zijt wetend
+ Zoowel als goed, en schoon de Goden niet
+ Deze stem hooren--gij zijt meer dan God:
+ Vriendlijk en wijs zijnd,--hoor aandachtig nu.
+
+*PROMETHEUS.*
+
+ Donker gaan door mijn brein, als doffe schaduwen
+ Gruwbre gedachten, snel en dicht opeen.
+ Ik voel me of ik bezwijm, als wie in liefde
+ Vereenend zich omstrenglen, maar geen vreugd is 't.
+
+*DE AARDE.*
+
+ Neen, gij kunt niet verstaan: gij zijt onsterflijk,
+ Dees taal is enkel stervelingen bekend.
+
+*PROMETHEUS.*
+
+ En wat zijt gij, o weemoed-volle Stem?
+
+*DE AARDE.*
+
+ 'k Ben de Aard, uw moeder, in wier steenen aadren
+ Tot 't laatste nerfje van den hoogsten boom,
+ Wiens dun geblaart trilde in de ijskoude lucht,
+ Vreugd stroomde, als bloed stroomt in een levend lijf,
+ Toen gij haar schoot gelijk een gloriewolk
+ Ontreest--een wezen van geweldge vreugd!
+ En bij uw stem hieven haar kranke zonen
+ 't Gebogen hoofd op van 't bezoedlend stof;
+ En onze almachtige Tyran werd bleek
+ Van felle vrees,--totdat zijn donder hier
+ U vastklonk. Toen,--zie die millioenen werelden
+ Rondom ons brandend, wentlend,--hun bewoners
+ Zagen mijn ronde licht in wijden hemel
+ Slinken; de zee hief zich in vreemden storm;
+ Nieuw vuur uit helle sneeuwgebergten, die
+ De aardbeving spleet, schudde zijn dreigend haar
+ Onder gefronsden hemel; bliksem, vloed,
+ Kwelden de vlakten; blauwe distels bloeiden
+ In steden, voedsellooze padden kropen
+ Zuchtend in weelderige kamers rond,
+ Toen Pest en Honger mensch, beest, worm beviel;
+ En zwart bederf planten en boomen; 't koren,
+ De wijnstok, 't weidegras, krielde van onkruid,
+ Ondelgbaar, giftig, en hun groeikracht zuigend,--
+ Want mijn vervallen borst was droog van leed;
+ De dunne lucht, mijn adem, was bezoedeld
+ Met de besmetting van een moeders haat,
+ Dien ze op den pijniger aêmde van haar kind.
+ Ja, 'k heb dien vloek gehoord, dien, moogt dan gij
+ Hem kwijt zijn, mijn tallooze zeeën, stroomen,
+ Bergen, holen en winden, wijde lucht,
+ En 't onverstaanbaar doodenvolk, bewaren;--
+ Gelijk een schat is die bezwering ons,
+ Wij overpeinzen in geheime vreugd
+ En hoop die vreeselijke woorden, maar
+ Durven ze niet te spreken.
+
+*PROMETHEUS.*
+
+ Waardge Moeder!
+ Alle andre levenden die lijden, krijgen
+ Van u eenge vertroosting: bloemen, vruchten,
+ Blijde geluiden, liefde--al vliedt die snel.
+ Dit 's niet voor mij:--mijn eigen woorden,--'k smeek u.
+ Weiger die niet aan mij.
+
+*DE AARDE.*
+
+ Gij zult ze hooren.
+ Eer Babylon tot puin verging, ontmoette
+ Mijn doode zoon, de Magiër Zoroaster,
+ Zijn eigen beeltnis wandlend in den tuin.
+ Hij enkel zag van 't menschdom die verschijning.
+ Want weet, twee werelden bestaan, van leven
+ En dood:--een, die ge aanschouwen kunt, maar de andre
+ Is onder 't graf, daar, waar de schimmen wonen
+ Aller gedaanten met gedachte en leven,
+ Tot dood hen eent en nimmermeer zij scheiden;
+ Droomen, lichte verbeeldingen der menschen,
+ Al wat geloof schept of wat liefde hoopt,
+ Vreeslijk, verheven, vreemd en schoon van maaksel.
+ Daar zijt ook gij, en hangt, wringend een schim,
+ In wervelwind-bevolkte bergen. Al
+ De Goden zijn daar; al de Machten van
+ Naamlooze werelden, reusachtge schaduwen,
+ Geschepterd, en heroën, menschen, dieren;
+ En Demogorgon, een schrikwekkend Duister;
+ En hij, de Opper-Tyran, zit op zijn troon
+ Van brandend goud. Zoon, een van hen zal uiten
+ Den vloek dien ieder kent. Roep wien gij wilt,
+ Uw eigen geest, den geest van Jupiter,
+ Hades of Typhon, of wat machtger Goden
+ Uit over-vruchtbaar Kwaad, sinds uw verderf,
+ Rezen en trapten mijn geknielde zonen.
+ Vraag, en zij moeten antwoorden: de wraak
+ Des Hoogsten raze dan door holle schaduwen,
+ Als regenwind door de verlaten poort
+ Van een verwoest paleis.
+
+*PROMETHEUS.*
+
+ Moeder, dat niets
+ Van wat misschien verkeerd is weer mijn lippen
+ Ontga, of die van iets dat mij gelijkt.
+ Schaduw van Jupiter, verrijs, verschijn!
+
+*IONE.*
+
+ Mijn wieken vouwde ik voor mijn ooren,
+ Mijn wieken kruiste ik voor mijn oogen,--
+ Toch zie 'k door zilveren schaduwbogen,
+ Toch kan ik door sussende veedren hooren,--
+ Een Schim, een klankenzwerm.
+ Nadere u geen onheil nu,
+ O veel-doorwonde, ocharm,
+ Bij wien we, ons Zusterlief ten troost,
+ Slapeloos waken onverpoosd.
+
+*PANTHEA.*
+
+ 't Geraas is van vuur, van wervlend geblaas
+ Onder de aarde, van bergen die scheurend beven,
+ De schim is vreeslijk als 't geraas.
+ In donker purper, sterren-doorweven.
+ Een schepter van bleek goud,
+ Die zijn stappen schraag', trotsch over wolken traag,
+ Zijn hand, de dooraderde, houdt.
+ Wreed, maar toch kalm en sterk hij ziet,
+ Als wie onrecht doet, maar lijdt het niet.
+
+*SCHIM VAN JUPITER.*
+
+ Waartoe werd ik, een broze en ijle schaduw,
+ Door dezer vreemde weerld geheime machten
+ Hierheen gedreven op de wildste stormen?
+ Wat ongewone klanken zweven er
+ Op mijnen mond, een andre stem dan die
+ Waarmee ons bleeke ras spookachtig spreekt
+ In duister?--Trotsche lijder, wie zijt gij?
+
+*PROMETHEUS.*
+
+ Ontzachlijke verschijning! gelijk gij zijt
+ Moet hij zijn dien ge afschaduwt. 'k Ben zijn vijand,
+ De Titan. Spreek de woorden die 'k wou hooren,
+ Schoon geen gedachte uw leege stem beziel'.
+
+*DE AARDE.*
+
+ Luistert! wel moet uw echo stom zijn, grijze
+ Bergen, orakelholen, geestenbronnen,
+ Stroomen rond eilanden, en oude wouden,--
+ Verblijdt u hoorend wat gij niet kunt spreken!
+
+*DE SCHIM.*
+
+ Mij grijpt een geest, die binnen in mij spreekt:
+ Hij scheurt me als vuur een donderwolk verscheurt.
+
+*PANTHEA.*
+
+ Zie hoe zijn machtge blik zich heft! de hemel
+ Donkert omhoog!
+
+*IONE.*
+
+ Hij spreekt! Wil mij beschermen!
+
+*PROMETHEUS.*
+
+ Ik zie den vloek, in trotsch en koud gebaar,
+ Blikken van vaste uitdaging, kalme haat en
+ Wanhoop die met zichzelf glimlachend spot,
+ Geprent als op een rol. Maar spreek, o spreek!
+
+*DE SCHIM.*
+
+ "Duivel, ik daag u uit! kalm, vast van geest,--
+ Zooveel gij slaan kunt bid ik u te slaan;
+ Booze Tyran, door god en mensch gevreesd,
+ Eén eénig wezen zult gij niet verslaan!
+ Regen uw plagen altemaal,
+ Krankzinnige angst, spookachtige kwaal
+ Op mij, laat wisslend vorst en gloeden
+ Knagen in mij, en zij uw woede
+ Bliksem, snijdende hagel, tallooze vormen
+ Van Furiën drijvend aan op wonden-slaande stormen!
+
+ "Ja, doe het ergste, almachtige! over 't al
+ Behalve uzelf en mijn wil gaf 'k u macht!
+ Zend uit dien hemeltoren 't talloos tal
+ Onheilen snel, verzengend 't menschgeslacht.
+ Dat uw boosaardge geest omzweef'
+ In duister wie 'k mijn liefde geef:
+ 'k Wil dat gij mij en de mijnen slaat
+ Met de uiterste pijniging van uw haat;
+ Zoo wijd 'k aan foltring, door geen slaap verdoofd,
+ Zoolang gij heerscht omhoog dit nimmer-zinkend hoofd.
+
+ "Maar gij, die God en Heer zijt! Gij wiens ziel
+ Vervult dees weerld van wee, Vijand die heerscht:
+ Buigt niet in eerbied of in bang gekniel
+ Voor u elk ding van heem'l en aarde om 't zeerst?
+ Ik vloek u! Als berouw omgrijp'
+ Eens lijders vloek zijn beul, en nijp',
+ Totdat uw eindloosheid een kleed
+ Gelijke van vergiftigd leed,
+ En tot uw almacht zij een kroon van pijn,
+ Klemmend als brandend goud rondom uw smeltend brein!
+ "In naam van dezen Vloek staaple gij tal
+ Van zonden op uw ziel, wees 't goede ziend
+ Verdoemd dan, bei oneindig als 't heelal,
+ Gij en uw eenzaamheid, zelf-pijnging biênd!
+ Nog zit ge, een vreeslijke figuur
+ Van kalme macht, maar kome t' uur,
+ Waarin zal blijken wat gij zijt
+ In allerdiepste inwendigheid,
+ En, na veel zonden, valsche en vruchtelooze,
+ Hoon volge uw tragen val, eeuwig, door 't eindelooze!"
+
+*PROMETHEUS.*
+
+ Sprak ik zoo, moeder Aarde?
+
+*DE AARDE.*
+
+ Zoo spraakt gij.
+
+*PROMETHEUS.*
+
+ 't Berouwt me: ijdel en haastig woorden zijn:
+ Smart is een wijle blind, en zoo was mijn':
+ Niets wat er leeft wensch ik dat lijdend zij.
+
+*DE AARDE.*
+
+ Wee mij, wee,
+ Dat Hij u eindlijk buigen deê!
+ Klaagt, huilt luid, Land en Zee,--
+ Aarde's gescheurde hart krijt mee!
+ Geesten der levenden en dooden, schreit!
+ Uw toeverlaat en steun thans overwonnen leit.
+
+*EERSTE ECHO.*
+
+ Thans overwonnen leit?
+
+*TWEEDE ECHO.*
+
+ Verwonnen leit!
+
+*IONE.*
+
+ Vrees niet: die huivring zal niet duren,--
+ De Titan is niet overmand.--
+ Maar zie omhoog waar door de azuren
+ Spleet van dien sneeuwtop scherp-getand,
+ Op hellende winden tredend zijn voet
+ In gouden sandaal--hij straalt
+ Onder veeren gekleurd in purpergloed
+ Ivoor gelijk door een roos bebloed--
+ Een Gedaante daalt,--
+ Uit zijn rechterhand oprijzend blinkt
+ Een staf door een slang omkringd.
+
+*PANTHEA.*
+
+ Mercuur, Jupiters boô, die 't al doordwaalt.
+
+*IONE.*
+
+ En wie zijn die met hydraharen,
+ En vlerken van ijzer, den wind bestijgend?
+ De God, gefronsd, weerhoudt hun scharen
+ Achter hem stoomenden damp gelijkend,
+ Met luid geroep, een eindlooze troep-- --
+
+*PANTHEA.*
+
+ 't Zijn Jupiters honden die hij met krijten
+ En bloed verzaadt, zij bezweven de' orkaan,
+ Wen zijn raadren op zwaavlige wolken gaan,
+ En de grenzen der hemelen splijten.
+
+*IONE.*
+
+ Of van de ijle doôn zij gezonden zijn,
+ Zich te voeden met nieuwe pijn?
+
+*PANTHEA.*
+
+ De Titan ziet als steeds vast, niet hoovaardig.
+
+*EERSTE FURIE.*
+
+ Ha! ik ruik leven!
+
+*TWEEDE FURIE.*
+
+ Laat mij in zijn oog maar zien!
+
+*DERDE FURIE.*
+
+ De hoop van hem te foltren ruikt gelijk een stapel
+ Van lijken na den slag voor een doodsvogel!
+
+*EERSTE FURIE.*
+
+ Durft gij nog treuzlen, o Heraut? Verheugt u, Honden
+ Der Hel! Hoe, als de Zoon van Maia dra
+ Tot voedsel en vermaak ons strekken zou?
+ Wie kan den Oppermachtge lang behagen?
+
+*MERCURIUS.*
+
+ Terug naar jullie ijzren torens, knarst
+ Met voedsellooze tanden, naast de stroomen
+ Van vuur en weeklacht! Geryon, verrijs!
+ Gorgon, Chimaera, Sphinx, de meest verfijnde
+ Duivel, die 's hemels gifwijn reikte aan Thebe:
+ Ontaarde liefde, en meer ontaarde haat!--
+ Die zullen 't werk volvoeren.
+
+*EERSTE FURIE.*
+
+ Medelij!
+ O medelij! wij sterven in ons smachten:
+ Jaag ons niet weg van hier!
+
+*MERCURIUS.*
+
+ Neer dan en zwijgt!--
+ Ontzachbre Lijder! Willens niet, onwillens
+ Nader ik u: de wil des Grooten Vaders
+ Dreef mij omlaag, dat ik een doem volvoer'
+ Van nieuwe wraak. Helaas! 'k bemeelij u,
+ En 'k haat mij zelf, dat ik niet meer kan doen.
+ Ja, als ik weerkeer, nadat ik u zag,
+ Schijnt voor een poos de Hemel mij een Hel,
+ Zoo achtervolgt me uw magere gedaant
+ Des daags, des nachts, en glimlacht een verwijt.
+ Wijs sterk en goed zijt gij, maar woudt vergeefs
+ Alleen weerstaan de' Almachtge; gindsche lampen,
+ De heldre, die de moede jaren meten
+ En scheiden, die niet een ontkomen kan,
+ Leerden 't reeds lang en moeten 't lang nog leeren.
+ Juist op dit oogenblik wapent uw foltraar
+ Met vreemde kracht van nooitgedroomde pijnen
+ Machten, die in de hel langzame ellenden
+ Beramen, en aan mij werd opgedragen
+ Hen hier te voeren, of wat wreeder, wilder,
+ Verfijnder duivels in den afgrond huizen,
+ Dat zij hun taak volbrengen! Zij het niet zoo!
+ U, en van al wat leeft anders niet een,
+ Is een geheim bekend,--den schepter van
+ Den wijden Hemel kan het overdragen,--
+ De vrees daarvoor verbijstert de' Oppergod.
+ Kleed het in woorden, vraag of het zijn troon
+ Bemiddelend omgrijp'; buig in gebed
+ Uw ziel, laat in uw trotsche hart den wil
+ Knielen, een smeekling in een prachtgen tempel:
+ Weldaân, deemoedige onderwerping temmen
+ Den meest vertoornde en machtigste tot zachtheid.
+
+*PROMETHEUS.*
+
+ Kwade naturen wijzigen het goede
+ Naar eigen aard. Ik gaf al wat hij heeft;
+ En tot belooning ketent hij mij hier,
+ Jaren, neen eeuwen, nacht en dag; hetzij
+ De zon mijn droge huid doet barsten, 't zij
+ In maannacht de kristal-gewiekte sneeuw
+ Kleeft rond mijn haar; wijl mijn geliefd geslacht
+ Vertreên wordt door wie zijn gedachte doen.
+ Zoo is 't dat de Tyran vergeldt, 't Is recht:
+ Hij die niet goed is kan geen goed ontvangen
+ En voor een weerld geschonken of een vriend
+ Verloren kan hij haat, vrees, schaamt gevoelen;
+ Geen dankbaarheid. Hij loont mij enkel voor
+ Zijn eigen misdaad. Vriendlijkheid is fel
+ Verwijt voor zulk een, dat met scherpe steken
+ Den lichten sluimer afbreekt van de Wraak.
+ Gij weet, dat 'k mij niet onderwerpen kan:
+ Welke onderwerping dan dat noodlot-woord,
+ Doodszegel van des menschdoms slavernij,
+ Als 't zwaard des Siciliaans, dat aan een haar hangt
+ Bevend boven zijn kroon, zou hij aanvaarden,
+ Of kon ik toestaan? Maar niet wil 'k ze toestaan.
+ Laat andren Misdaad vleien waar hij troont
+ In snel-verganklijke almacht! Veilig zijn zij:
+ Want wen het Recht verwint zal 't meelij reegnen,
+ Geen straf, op 't onrecht dat het leed, en dat
+ Te over geboet werd door wie dwalen, 'k Wacht,
+ Dus duldende, 't vergelding-brengende uur,
+ Dat sinds wij spraken zelfs iets nader kwam.
+ Maar luister, de Helhonden razen. Vrees
+ Uitstel! want zie! de hemel donkert onder
+ Uws Vaders frons!
+
+*MERCURIUS.*
+
+ O bleve 't ons bespaard--
+ Mij 't leed doen, u het lijden! Antwoord me éens nog:
+ Kent gij het eindperk niet van zijn gezag?
+
+*PROMETHEUS.*
+
+ Ik weet slechts dat het eind eens komt.
+
+*MERCURIUS.*
+
+ Helaas!
+ Gij kunt de jaren die uw pijn nog dure
+ Niet tellen!
+
+*PROMETHEUS.*
+
+ Zoolang Jupiter regeert,
+ Houden zij aan, niet meer noch minder hoop
+ Of vrees ik.
+
+*MERCURIUS.*
+
+ Maar denk even na, en duik
+ In de eeuwigheid, waar tijd dien ge u herinnert--
+ Zelfs al wat we ons verbeelden, eeuw op eeuw--
+ Een punt maar schijnt, en de weerstrevende
+ Gedachte kwijnt, moe in de oneindge vlucht,
+ Tot duizlend, blind, verloren, onbeschermd,
+ Zij zinkt. Ze telde allicht de trage jaren
+ Nog niet, die gij in foltring zonder uitstel
+ Doorleven moet?
+
+*PROMETHEUS.*
+
+ Misschien kan geen gedachte
+ Ze tellen. Evenwel, zij gáán voorbij.
+
+*MERCURIUS.*
+
+ Als gij mocht wonen bij de Goôn dien tijd,
+ In wellustvreugd gekoesterd?
+
+*PROMETHEUS.*
+
+ Toch zou 'k niet
+ Willen verlaten dezen zwarten afgrond,
+ Noch deze pijnen, wien geen pijndoen rouwt.
+
+*MERCURIUS.*
+
+ Helaas! 'k verbaas mij, maar beklaag u toch.
+
+*PROMETHEUS.*
+
+ Beklaag des hemels slaven, die zichzelf
+ Verachten, maar niet mij: want in mijn geest
+ Zit heldre vrede, als in de zon het licht,
+ Ten troon. Hoe doelloos is het spreken. Roep
+ De duivels op.
+
+*IONE.*
+
+ O zuster, zie! Wit vuur
+ Spleet dien geweldgen sneeuw-beladen ceder
+ Tot aan de wortels. Hoe ontzettend huilt
+ Gods donder 't achterna!
+
+*MERCURIUS.*
+
+ Ik moet zijn woorden
+ En die van u gehoorzamen! Helaas!
+ Hoe hangt zich zwaar de wroeging aan mijn hart!
+
+*PANTHEA.*
+
+ Zie waar het Hemelkind, gewiekt van voet,
+ Omlaagsnelt langs het schuine daagraad-zonlicht.
+
+*IONE.*
+
+ Dierbare zuster, sluit uw veedren nu
+ Over uw oogen, anders ziet ge en sterft.
+ Zij komen, komen, zwartend dags geboorte
+ Met vlerken zonder tal, waaronder 't hol is
+ Gelijk de dood!
+
+*EERSTE FURIE.*
+
+ Prometheus!
+
+*TWEEDE FURIE.*
+
+ Kampioen
+ Van 's Hemels slave'!
+
+*DERDE FURIE.*
+
+ Onsterfelijke Titan!
+
+*PROMETHEUS.*
+
+ Hier is hij dien een vreeselijke stem
+ Aanroept, Prometheus, de geboeide Titan.
+ Gruwbare vormen, wat en wie zijt gij?
+ Nimmer nog kwamen zoo afgrijslijke
+ Droombeelden door de hel die monsters teelt
+ Uit Jupiters alles wanscheppend brein.
+ Wijl 'k zoo verfoeilijke wezens zie,
+ Is 't me of ik lijken ga op wat ik schouw
+ En lach en staar in walglijke gemeenschap.
+
+*EERSTE FURIE.*
+
+ Wij zijn de dienaars van ontgoocheling,
+ Van pijn en vrees en wantrouwen en haat,
+ En zonde die zich vastklemt aan de ziel,
+ Als ranke honden die door woud en meer
+ Een jeugdig hert, geraakt en snikkend, volgen,
+ Gaan we alles na wat weent en bloedt en leeft,
+ Wanneer de groote Vorst hen overlevert
+ Aan onzen wil.
+
+*PROMETHEUS.*
+
+ O veel vreeslijke wezens
+ In éenen naam! ik ken u; en dees meren
+ En echo's kennen 't duister en 't gedruisch
+ Van uwe vlerken. Maar waarom verrijst gij
+ Leelijker dan uw walgingwekkend wezen
+ Vergaderd in legioenen uit den afgrond?
+
+*TWEEDE FURIE.*
+
+ Dat wisten wij nog niet. Verheugt u, Zusters!
+
+*PROMETHEUS.*
+
+ Kan iets om zijn wanstaltigheid verblijd zijn?
+
+*TWEEDE FURIE.*
+
+ Schoonheid van wellust maakt verliefden blij,
+ Starende naar elkaar,--zoo zijn ook wij.
+ Als van de roos, die knielend plukken wil
+ Voor feestelijken bloemkroon de priestres,
+ De bleeke, een roode schijn valt op haar wang
+ Waardoor zij bloost, zoo kleedt ons onze vorm:
+ De schaûw van smarten die ons offer wachten,--
+ Anders zijn vormloos we als ons' Moeder Nacht.
+
+*PROMETHEUS.*
+
+ 'k Bespot uw macht en die van wie u zond,
+ In diepsten hoon. Giet leeg uw kelk van pijn.
+
+*EERSTE FURIE.*
+
+ Bedenkt gij dat we u zullen scheure' uiteen,
+ Zenuw voor zenuw, been voor been, als vuur
+ Vretend in u?
+
+*PROMETHEUS.*
+
+ Pijn is mijn element,
+ Als haat het uwe. Gij verscheurt mij nu,
+ Het raakt mij niet.
+
+*TWEEDE FURIE.*
+
+ Stelt ge u wel voor, dat we in
+ Uw lidlooze oogen zullen lachen?
+
+*PROMETHEUS.*
+
+ 'k Schat
+ Niet wat gij doet, maar wat gij lijdt, kwaad zijnde.
+ Wreed was de macht die u, of wat dan ook,
+ Zoo slecht, in 't licht riep.
+
+*DERDE FURIE.*
+
+ Denkt gij hier wel aan,
+ Dat we in u zullen leven, een voor een,
+ Als dierlijk leven, en ofschoon wij niet
+ De ziel die in u brandt kunnen verduistren,
+ Dat wij daarneven zullen wonen, als
+ Een ijdle luide menigt, folterend
+ De zelftevredenheid der wijste menschen;
+ Wij zullen zijn ontzettende gedachte
+ Onder uw brein, en leelijke begeerte
+ Rond uw verbaasde hart, en bloed dat kruipt
+ In doolhof van uw aadren als zieltoging.
+
+*PROMETHEUS.*
+
+ Wel, nu reeds zijt gij zoo, toch ben ik vorst
+ Over mijzelf en heersch over die volten
+ Die in mij worstlen en me inwendig martlen,
+ Gelijk over uw menigt Jupiter
+ Regeert, wanneer de Hel aan 't muiten slaat.
+
+*KOOR VAN FURIËN.*
+
+ Van de einden der aard, van de einden der aard,
+ Waar zijn graf heeft de nacht en de morgen klaart,
+ Komt, komt, komt!
+ Wier vreugdkreet de heuvelen schokkend doorvaart
+ Wen steden zinken in puin met gesteen!
+ Wier vlerklooze voetstappen treên op de zeên,
+ Die snatert--Schipbreuk en Hongersnood vlak
+ Op het spoor--van pret op het voedselloos wrak,
+ Komt, komt, komt!
+ Laat het bed, laag, koud en rood,
+ Waar een natie neerligt, dood;
+ Laat de haat, want in de sintels
+ Bleef nog vuur dat straks moog' flakkeren:
+ 't Zal opvlammen in bloediger krinkels
+ Als, spoedig terug, gij 't aan zult wakkeren;
+ Laat de zelf-walg die verovert
+ Jeugdige zielen zinnen-betooverd,
+ Nog onontstoken haard van leed;
+ Laat het Hel-geheim, half onthuld
+ Den waan-bevangen droomer;--wreed,
+ Meer dan gij die de haat bewoog,
+ Werd hij door vrees voor schuld.
+ Komt, komt, komt!
+ Uit den wijden hellepoort stoomen we omhoog,
+ Wij bezwaren de vlagen van de lucht,
+ Maar ons doen is vergeefsch totdat gij tot ons vlucht!
+
+*IONE.*
+
+ Zuster, 'k hoor 't donderen van nieuwe vlerken.
+
+*PANTHEA.*
+
+ Dees vaste bergen trillen van 't geluid
+ Gelijk de sidderende lucht: hun schaduwen
+ Doen 't zwarter zijn dan nacht tusschen mijn veedren.
+
+*VIERDE FURIE.*
+
+ Uw roep was als een gewiekte wagen,
+ Op wervelwinden snel en ver gedragen,
+ Hij kwam van rooden krijgskolk ons verjagen;
+
+*VIJFDE FURIE.*
+
+ Van wijde steden waar de honger woedt,
+
+*ZESDE FURIE.*
+
+ Van klachten half-gehoord, en ongedronken bloed;
+
+*ZEVENDE FURIE.*
+
+ Van konings-raden, barsch en koud,
+ Waar bloed verkwanseld wordt om goud;
+
+*ACHTSTE FURIE.*
+
+ Van den oven, wit en heet,
+ Waar--
+
+*EEN FURIE.*
+
+ Spreek niet, daar 'k alles weet
+ Wat gij woudt zeggen--wil niet fluistren--
+ Breken mochten de tooverkluistren,
+ Waardoor straks buig' de strenge van gedachte,
+ Dien niets nog buigen deed:
+ De diepste macht der Hel blijft hij verachten.
+
+*EEN FURIE.*
+
+ Scheur het floers!
+
+*EEN ANDERE.*
+
+ Het is door.
+
+*KOOR.*
+
+ 't Bleek gesternt van Auroor
+ Schijnt op smart zwaar te dragen. Bezwijmt gij erdoor,
+ Machtge Titan? Wij lachen hoon-schaatrend in koor!
+ Roemt ge op wetenschap klaar, die den mensch gij deedt dagen?
+ Toen ontgloeide er een dorst in hem, nimmer verslagen
+ Door die stervende waatren, een koortsdorst verterend,
+ Liefde, twijfel, hoop, smachten, hem eeuwig verheerend.
+ Een verscheen van zachte waarde
+ Lachend op de bloedroode aarde:
+ Zijn woorden duurden, snel venijn
+ Gelijk, verdelgend waarheid, deernis, vrede.
+ Zie! langs de wijde kimmelijn
+ Rondom, veel dichtbevolkte steden,
+ Braaksels rookend in de heemlen klaar!
+ Hoor dien kreet van wanhoop zwaar!
+ 't Is zijn zachte en teedre geest die treurt
+ Om 't geloof door hem ontstoken.
+ Zie opnieuw! de vlam die hoog zich beurd'
+ Tot een glimworm-lamp ineengedoken:
+ De overlevenden rondom de kolen
+ Verzaamlen zich ontzet.
+ Vreugd! vreugd! vreugd!
+ Het verleên overstelpt u, maar iedere eeuw heugt;
+ En het heden--de toekomst blijft duister verholen--
+ Is voor 't sluimerloos hoofd u een dorenenbed!
+
+*HALFKOOR I.*
+
+ Droppen van bloedige ellende leken
+ Van zijn voorhoofd, 't sidderend bleeke.
+ Gun een kort heraadmen thans.
+ Zie een volk zijn ban verbreken,
+ 't Springt uit moedloosheid als morgenglans;
+ Aan Waarheid wijdde het zijn staat
+ En Vrijheid leidt het voort, haar maat;--
+ Een legioen aaneengesloten broeders,
+ Die Liefde kindren noemt--
+
+*HALFKOOR II.*
+
+ Van andre moeders
+ Zijn ze, zie hoe verwanten magen moorden!
+ Het is de wijnoogst-tijd voor Zonde en Dood.
+ Bloed schuimt als nieuwe wijn zoo rood.
+ Straks wordt, wanneer haar Wanhoop smoorde,
+ Die worstelende wereld prooi van slaven en despoot.
+
+ _(Al de Furiën verdwijnen, op een na.)_
+
+*IONE.*
+
+ Hoor zuster! wat een diep maar wreed gekreun,
+ Gansch niet teruggehouden, 't hart verscheurt
+ Van de' eedlen Titan, gelijk stormen 't diep,
+ Wanneer de dieren hooren hoe de zee
+ Huilt in de holen onder 't binnenland!
+ Durft gij te zien hoe hem de duivels martlen?
+
+*PANTHEA.*
+
+ Helaas! Ik keek tweemaal, doch doe 't niet meer.
+
+*IONE.*
+
+ Wat zaagt ge?
+
+*PANTHEA.*
+
+ Een smartlijk schouwspel: een geduldig
+ Starende jonkman aan een kruis genageld.
+
+*IONE.*
+
+ Wat meer?
+
+*PANTHEA.*
+
+ De hemel in het rond, en de aard
+ Omlaag, was dicht bevolkt met vormen van
+ Menschlijken dood, alle verschriklijk, en
+ Gewrocht door menschehand; en enkle schenen
+ Het werk van menscheharten, moordend traag
+ Door frons en glimlach. Andere gezichten,
+ Te schandlijk om te noemen en te leven,
+ Dreven voorbij. Laat ons niet ergre vrees
+ Verzoeken door te zien: voldoende smart
+ Is dat gekreun.
+
+*FURIE.*
+
+ Zie een symbool: dat zij
+ Die voor den mensch diep onrecht lijden, hoon
+ En keetnen, enkel duizendvoudge foltring
+ Wentelen op zichzelf en ook op hem.
+
+*PROMETHEUS.*
+
+ Verzacht den doodsnood van dat stralend staren;
+ Sluit nu die lippen bleek, doe 't doorn-doorwonde
+ Voorhoofd van bloed niet stroomen: met uw tranen
+ Vloeit het ineen! Stil, stil 't gefolterd oog
+ In vrede en dood,--dat niet uw kranke weeën
+ Schudden dat kruis,--dat niet die vingren bleek
+ Met uw geronnen bloed meer spelen! O,
+ Afgrijslijke! Uwen naam wil ik niet spreken:
+ Hij is een vloek geworden! 'k Zie, ik zie
+ De wijzen, zachten, eedlen en rechtvaardgen,--
+ Uw slaven haten hen, die zijn als gij--
+ Enklen verdreven uit huns harten huis,
+ Een vroeg-gekozen, laat-bejammerd huis,
+ Door vuile leugens: panters die geblinddoekt
+ Een opgejaagde hinde dicht vervolgen;
+ Enklen in giftige kelders saamgeketend
+ Met lijken; enklen--hoor 'k de menigt daar
+ Niet lachen luid?--omsloten door traag vuur;
+ En machtge rijken drijven aan mijn voet,
+ Gelijk eilanden door de zee ontworteld,
+ Wier zonen zijn gekneed in één plas bloed,
+ Bij rooden brandgloed van hun eigen huizen.
+
+*FURIE.*
+
+ Bloed kunt gij zien, en vuur, en kreuning hooren,--
+ Ergere dingen resten, ongehoord
+ En ongezien.
+
+*PROMETHEUS.*
+
+ Ergere?
+
+*FURIE.*
+
+ In 't menschehart
+ Wordt prooi, dien het verslond, steeds overleefd
+ Door schrik. De edelsten vreezen dat wat hún
+ Te laag schijnt om te denken waarheid zij;
+ Gewoonte, huichlarij maken hun geest
+ Tempels van meengen thans versleten godsdienst.
+ Zij durven voor den toestand van den mensch
+ Geen heil beramen, en zij weten niet
+ Dat zij 't niet durven. Zij die goed zijn hebben
+ Geen macht, en kunnen enkel vruchtloos weenen;
+ De machtgen missen goedheid--dat gebrek
+ Is erger; wijzen missen liefde; en wie
+ De liefde hebben missen wijsheid; zoo
+ Is al 't uitmuntendste verkeerd in kwaad.
+ Velen zijn sterk en rijk, wilden wel goed zijn,
+ En leven toch onder hun medemenschen
+ Die lijden, of er niemand iets gevoelde:
+ Zij weten zelf niet wat zij doen.
+
+*PROMETHEUS.*
+
+ Uw woorden
+ Zijn als een wolk gevlerkte slangen; toch
+ Bemedelij ik wie zij niet doen lijden.
+
+*FURIE.*
+
+ Bemedelijdt ge? Ik spreek niet meer!
+
+ _(verdwijnt)_
+
+*PROMETHEUS.*
+
+ Wee mij!
+ Wee mij! helaas! pijn, pijn, eeuwig, voor eeuwig!
+ Ik sluit mijn traanlooze oogen,--o verfijnde
+ Tyran! uw werken zie ik klaarder in
+ Mijn leed-verlichten geest. In 't graf is vreê:
+ Het graf verbergt al schoone en goede dingen.
+ Ik ben een God, en kan haar dáár niet vinden--,
+ Noch zou 'k haar zoeken: want, schoon wreede wraak,
+ Dit is verslagen zijn, niet zegepralen,
+ O felle Koning! De gezichten waar
+ Gij mij mee foltert, sterken mijn gemoed
+ Met meer volharding, tot het uur verschijnt
+ Dat zij geen beeld meer zijn van wat bestaat.
+
+*PANTHEA.*
+
+ Helaas! wat zaagt gij?
+
+*PROMETHEUS.*
+
+ Er is tweeërlei
+ Ellende: zien, en spreken:--spaar me er een.
+ Namen, die 't heilig wachtwoord der Natuur zijn,
+ Droeg men omhoog in blinkende blazoenen;
+ De volken wemelden in 't rond en riepen
+ Eenstemmig luid: "Waarheid, Vrijheid en Liefde!"
+ Plotseling viel er van den hemel wilde
+ Verwarring: er was strijd, bedrog en vrees:
+ Tyrannen stoven aan, deelden de buit.
+ Dit was de schaduw van de waarheid die
+ 'k Aanschouwde.
+
+*DE AARDE.*
+
+ 'k Voelde uw foltring, zoon, met zoo
+ Gemengde vreugd als pijn en deugd kan geven.
+ Nu, om uw toestand te verheldren, vraag ik
+ Die fijne en schoone geesten op te stijgen,
+ Wier woonstede in de donkere gewelven
+ Der menschgepeinzen is en die, als vooglen
+ Den wind bezeilen, thuis in dier gedachten
+ Wereld-omcirkelenden ether zijn.
+ Zij zien achter dat schemerig gebied,
+ Als in een spiegel dat wat komen zal:
+ O dat zij spreken om u troost te schenken!
+
+*PANTHEA.*
+
+ Zie zuster, waar zich zaamlen geestenscharen,
+ Als wolkenkudden in der Lente klaren
+ Hemel, verruklijk blauw!
+
+*IONE.*
+
+ En zie! meer komen,
+ Als bronnedampen 't dal uit opwaarts stoomen,
+ Wen winden zwijgen, in verspreide lijnen.
+ En hoor! is het de ruisching van de pijnen?
+ Is 't van het meer? Is het de waterval?
+
+*PANTHEA.*
+
+ 't Is iets veel droever, zoeter dan dat al.
+
+*KOOR VAN GEESTEN.*
+
+ Wij zijn 't die van de oudste tijden
+ Teer beschermen en geleiden
+ 't Menschdom dat de Goôn doen lijden.
+ We aadmen--nooit kon het ons krenken--
+ De atmosfeer van 't menschlijk denken,
+ Zij ze ook donker, nat en grauw
+ Als een dag door storm gebluscht,
+ Nog doorvloeid van glanzen flauw,
+ Zij ze stralend als wat rust
+ Tusschen wolkenlooze lucht
+ En rivieren zonder zucht,
+ Lieflijk, stil, in klaar genucht.
+ Als de vooglen in den wind,
+ Als de visschen in den vliet,
+ Als wat 's menschen ziel verzint
+ Vloeit door 's levens licht gebied,
+ Leegren wij daar vlot en vrij:
+ Als de wolken onweerhouden reizen wij
+ Door die sferen die geen grens verkleint:
+ Daaruit dragen wij de profeetsij,
+ Die in u begint en eindt!
+
+*IONE.*
+
+ Meer komen, een voor een: de lucht in 't rond
+ Ziet schittrend als de lucht rondom een ster.
+
+*EERSTE GEEST.*
+
+ Door een krijgstrompet met kracht
+ Opgestooten in den nacht,
+ Kwam 'k hierheen in snelle jacht.
+ Uit het stof van eeredienst versleten,
+ Van tyrannenvaan uiteengereten,
+ Klonken daar vermengde kreten,
+ Die rondom mij medestegen:
+ 't Luidde: Vrijheid! Hoop! Dood! Zege!
+ Tot ze omhoog versuizlend zwegen.
+ Eén geluid klonk voor mij uit:
+ Liefde's ziel, en 't ruischte en deind'
+ Onder, boven, rondom mij:
+ 't Was de hoop, de profeetsij
+ Die in u begint en eindt.
+
+*TWEEDE GEEST.*
+
+ Een regenboog stond op de zee
+ Die woelde omlaag, in vreemde vreê,
+ Waardoor, alsof veroovraar toog
+ Onder triomfpoort trotsch en snel,
+ De stormwind zegevierend vloog,
+ Meevoerend veel gevangen wolken:
+ Vormlooze, donkre, vlugge volken,--
+ Elke gekliefd door 't weerlicht schel.
+ 'k Hoorde 't dondren: schor geschater--
+ 'k Zag beneên, als kaf uiteen
+ Verstrooid, verspreid op 't witte water,
+ Machtge vloten--een hel van dood.
+ 'k Daalde er op een groote boot--
+ Bliksem spleet haar romp vaneen--,
+ Op de zucht vlood ik hierheen
+ Van een die aan een vijand schonk
+ Zijn plank, en zijwaarts dook en zonk.
+
+*DERDE GEEST.*
+
+ 'k Zat naast eens wijzen legersteê,
+ Een rosse schijn van 't lamplicht gleê
+ Langs 't boek dat straks hem peinzen deê,--
+ Toen een Droom--als vlammen straalde
+ Zijn gevedert--nederdaalde.
+ En ik wist in hem verschenen
+ Wie ontstak eeuwen voorhenen
+ Deernis, eedle taal, en pijn;
+ Korten tijd droeg schaduwschijn
+ Van zijn luister 't aardeduister.
+ Hierheen droeg hij mij met spoed
+ Als Begeerte's bliksemvoet:
+ Dat 'k hem wederbreng' voor morgen,
+ Of de wijze ontwaakt in zorgen.
+
+*VIERDE GEEST.*
+
+ 'k Sluimerde op een dichtermond,
+ Droomend als wie liefde vond
+ In zijn aêm geluid nog suizend,--
+ Aardsche vreugden zoekt noch vindt hij,
+ Hemelsch kust hij en bemint hij
+ Wezens in de wouden huizend
+ Der gepeinzen. Van het dagen
+ Tuurt hij soms tot 's avonds duister:
+ O van gele bijen ruischt er
+ 't Bloesemen der klimophagen,
+ 't Gouden zonlicht hoogt hun luister,
+ 't Weergekaatste door het meer;
+ Wat hij ziet, hij weet het niet,
+ Maar herschept het in zijn lied
+ Tot gestalten werklijk, méer
+ Dan de mensch die levend heet:
+ Kindren der Onsterflijkheid.
+ Een van dees me ontwaken deed:
+ 'k Ging u troosten, daar gij lijdt.
+
+*IONE.*
+
+ Ziet gij niet naadren van het Oost en 't West
+ Twee wezens? glijden tot één dierbaar nest
+ Duiven niet zoo, een tweelingpaar gevoed
+ Door de atmosfeer die alles leven doet,
+ Op snelle, stille vlerken naar omlaag?
+ En hoor! die stemmen zoet, toch vol geklaag:
+ 't Is leed vermengd met liefde tot éen lied.
+
+*PANTHEA.*
+
+ Spreekt gij nog, zuster? Woorden vind ik niet.
+
+*IONE.*
+
+ Hun schoonheid geeft mij stem. Zie hoe zij drijven:
+ Op wieken rusten zij van hemel-kleur,
+ Oranje en hemelsblauw verdiept tot goud:
+ De lucht straalt van hun lach als van een ster.
+
+*KOOR DER GEESTEN.*
+
+ Hebt gij de Liefde-zelf aanschouwd?
+
+*VIJFDE GEEST.*
+
+ Toen 'k over wijde landen
+ Haastte als de vlugge wolken die de luchtwoestijn bevaren,
+ Vloog die gestalte ster-gekroond op vleugelen die brandden
+ Van weerlicht aan en schudde heil uit ambrozijnsche haren;
+ Haar stappen spreidden licht op de aard. Maar dra verdween dat stralen,
+ Verwoesting gaapte: waanzin bond wie hooge wijsheid zeiden;
+ Helden verdwaasd, jonglingen bleek die stierven zonder smalen,
+ Zag 'k in den nacht. En ik ging voort, tot gij, o vorst van Lijden,
+ Glimlachend wreedste erinnering verkeerdet in verblijden.
+
+*ZESDE GEEST.*
+
+ 't Vernielende is iets zeer verfijnds, o Zuster! weet waarom:
+ Het wandelt niet op de aard, het zweeft niet in de heemlen,
+ Maar het vertreedt met stap die stilt en 't koelt met vlerken stom
+ De teedre wenschen die in 't hart der besten, eêlsten, weemlen;
+ Die door het waaierend geveêrt in valsche rust gewiegd
+ En door 't bewegen melodieus dier zachte en snelle voeten,
+ Droomen van bovenaardsche vreugd en noemen 't monster Liefd'
+ En, wakker, zien de schaduw Pijn, als hij dien thans wij groeten.
+
+*KOOR.*
+
+ Schoon nu Verwoesting schaduw zij
+ Der Liefde, volgend haar nabij
+ Op 't witte Doodspaard, dat gevleugeld
+ Als een stormwind onbeteugeld--
+ Ook de snelste ontvliedt het niet--
+ Trapt op onkruid en gebloemt,
+ 't Slechte en schoone saâm verdoemt,
+ Menschen en gediert vertreedt--
+ Eens stuit gij dien ruiter wreed,
+ Hart en lichaam ongedeerd.
+
+*PROMETHEUS.*
+
+ Geesten, zegt wie u dit leert!
+
+*KOOR.*
+
+ Zijn dan niet in onze luchten
+ (Evenals wen de sneeuwstorm vluchtte
+ Voor de Lente en knoppen gloeien,--
+ 't Vlierbosch trilt in winden mild,--
+ Ook de herders dolend weten
+ Dat de meidoorn gauw zal bloeien)
+ Recht en Vrede, Liefde en Weten:
+ Glans die worstlend wijder schijnt,--
+ Als de winden zacht en blij
+ Den herdersknaap, de profeetsij
+ Die in u begint en eindt?
+
+*IONE.*
+
+ Waar vloôn de Geesten heen?
+
+*PANTHEA.*
+
+ Niets blijft er over
+ Dan een gevoel van hen, gelijk de toover
+ Van tonen, wen bezielde stem en luit
+ Verruischen, eer het antwoordend geluid
+ Nog zweeg, dat in de diepe ziel blijft dolen
+ Als echo's winden door oneindge holen.
+
+*PROMETHEUS.*
+
+ Hoe schoon dees lucht-geboren wezens! Toch
+ Voel 'k alle hoop vergeefsch behalve liefde!
+ En gij zijt ver, Asia, die wen mijn wezen
+ Overliep, als een gouden beker waart
+ Voor heldren wijn, anders in dorstig stof
+ Vervloeid.--Alles is stil. Helaas! hoe zwaar
+ Weegt deze rustge morgen op mijn hart!
+ 'k Zou kunnen slapen met mijn leed, ofschoon
+ Ik droomen zou, waar' slaap mij niet ontzeid.
+ 'k Zou willen zijn wat ik eens wezen zal,
+ De redder en de kracht van 't lijdend menschdom,
+ Of in de oer-baaiert van 't heelal verzinken.
+ Er is geen smart, geen heul die nu nog rest:
+ Aard heeft geen troost, Hemel geen foltring meer.
+
+*PANTHEA.*
+
+ Hebt gij vergeten een die bij u waakt
+ In kouden duistren nacht, en nimmer slaapt,
+ Dan wen de schaduw van uw geest haar aanroert?
+
+*PROMETHEUS.*
+
+ 'k Noemde alle hoop vergeefsch, slechts liefde niet,
+ En gij hebt lief.
+
+*PANTHEA.*
+
+ Innig voorwaar. Maar zie,
+ De ster van 't Oosten is verbleekt, en Asia
+ Wacht in dat ver-verwijderd Indisch dal,
+ 't Oord van haar droeve ballingschap, eens ruw,
+ Eenzaam, bevrozen, gelijk dit ravijn,
+ Doch nu gehuld in schoon gebloemte en kruid,
+ Vol zoete winden en geluiden zwevend
+ In 't woud en langs den vloed, door de atmosfeer
+ Van haar herscheppend bijzijn, die zou kwijnen
+ Als zij niet éen met de uwe waar'. Vaarwel.
+
+
+
+
+*TWEEDE BEDRIJF.*
+
+
+*EERSTE TOONEEL.*
+
+_Morgen. Een liefelijk dal in den Indischen Caucasus._
+
+*ASIA.*
+
+ _alleen._
+
+*ASIA.*
+
+ Uit al des hemels vlagen daaldet gij!
+ Ja, als een geest, als een gedachte dringt
+ Naar hoornige oogen ongewone tranen,
+ En het verlaten hart met kloppen kwelt,
+ Dat rust moest leeren, zijt gij neergedaald,
+ Gewiegd in stormen; wordt gij wakker, Lente,
+ O veler winden kind! Zoo plotseling
+ Komt ge als de erinring van een droom die nu
+ Verdrietig is omdat hij eenmaal zoet was;
+ Gelijk bezieling, gelijk vreugde, oprijzend
+ Van de aarde als 't ware, kleedend in goudwolken
+ De leegheid van ons leven.--
+ Dit is het jaargetij, de dag, het uur;
+ Bij 't rijzen van de zon zoudt, zoete Zuster,
+ Gij komen, kom, te lang verwachte, nu!
+ Te lang vertoeft gij! Hoe de vleugellooze
+ Seconden traag gelijk doodswormen kruipen!
+ Nog steeds trilt van éen witte ster de stip
+ Diep in de' oranjen lichtschijn van den morgen
+ Die zich verwijdt voorbij de purpren bergen:
+ 't Donkerder meer weerkaatst haar door een spleet
+ Van wind-gedeelde mist. Nu flauwt zij heen,
+ Maar blinkt weer, wijl de golven bleeker worden
+ En wijl de gloênde draên van wolkenweefsels
+ Verrafelen in bleeke lucht. Ze is weg!
+ En door dier toppen wolk-gelijke sneeuw
+ Trilt het rozige zonlicht. Hoor ik niet
+ De Aeolische muziek van haar zeegroen
+ Gevedert, dat de roode daagraad klieft?
+
+ _(Panthea verschijnt.)_
+
+ Ik voel, ik zie die oogen brandend door
+ Geglimlach dat in tranen flauwt, als sterren
+ Half uitgedoofd in mist van zilvren dauw.
+ Beminde en schoonste, die de schaduw draagt
+ Dier ziel waardoor ik leef,--wat zijt gij laat:
+ De ronde zon beklom de zee; mijn hart
+ Was ziek van hoop, voor de indruk-looze lucht
+ Het naadren voelde van uw late veedren.
+
+*PANTHEA.*
+
+ Vergeef mij, groote Zuster! maar mijn wieken
+ Waren zoo traag door zaalge erinnering
+ Van wat ik droomde, als 's middags het geveêrt
+ Van zomerwind, verzaad met zoete bloemen.
+ Ik was gewoon aan storeloozen slaap,
+ En ik ontwaakte steeds verfrischt en kalm,
+ Eer's heilgen Titans val, en uwe liefde,
+ De onzaalge, door gewoonte en medelij
+ Bei liefde en smart mijn hart gemeenzaam maakten,
+ Gelijk ze uw hart al werden, 'k Sliep voorheen
+ In grotten blauw van de' ouden Oceaan,
+ In scheemrige prieelen, waar het mos
+ Groen was of purper,--onzer jonge Ione
+ Teedere en melkwitte armen sloten zich
+ Toen, gelijk nu, achter mijn haren donker
+ En vochtig, wijl 'k mijn wangen en dichte oogen
+ Drukte in gevouwen diepte van haar boezem,
+ Die leven ademde; maar niet als nu,--
+ Sinds ik de wind ben, zwijmend onder tonen
+ Die 'k draag van woordeloos verkeer met u;
+ Sinds, opgelost in het gevoel waarmee
+ De liefde spreekt, mijn rust onrustig was
+ En lieflijk toch, en de uren die ik waakte
+ Te vol van zorg en pijn.
+
+*ASIA.*
+
+ Licht óp uw oogen,
+ Dat ik uw droom daar leze.
+
+*PANTHEA.*
+
+ 'k Zeide reeds,
+ Hoe 'k aan zijn voeten sliep met ons Zee-zuster.
+ De neevlen van 't gebergte, op onze stem
+ Onder de maan verdichtend, hadden zacht
+ Hun sneeuwge vlokken uitgespreid, beschermend
+ Onzen vervlochten slaap voor 't snijdend ijs.
+ Twee droomen kwamen toen. Een is me ontgaan.
+ Maar in den andren vielen van Prometheus
+ Zijn bleeke, wond-verminkte leden af;
+ De azuren nacht werd stralend van de glorie
+ Van die gestalt' die onveranderd leeft
+ In hem, en o zijn stem viel als muziek,
+ Die duizlen doet het donkre brein, bezwijmd
+ Door de bedwelming van zoo helle vreugd:
+ "Zuster van haar wier stappen de aard bespreien
+ Met lieflijkheid--schoonste behalve haar
+ Wier wederschijn gij zijt--zie op tot mij."
+ Ik hief mijn oogen. 't Overweldgend licht
+ Van die onsterflijke gestalte zag 'k
+ Gansch overschaduwd door de liefde die
+ Zijn zacht-vloeiende leên, lippen half-open
+ In hartstocht, vurige doch droomrige oogen,
+ Ontstoomde als dampend vuur; een atmosfeer
+ Die in haar al-smeltend geweld me omsloot,
+ Als warme lucht, van morgenzon omhuld,
+ Eer zij haar drinkt, een wolk zwervende dauw.
+ Ik zag niet, hoorde niet, bewoog mij niet;
+ Maar voelde alleen zijn tegenwoordigheid
+ Vervloeien en vereenen met mijn bloed,
+ Tot het zijn leven werd, en 't zijne mijn.
+ Zoo was 'k als opgeslorpt,--maar 't ging voorbij;
+ En, als de dampen, wen de zon verzinkt,
+ Zich weer in dropplen zaamlen op de pijnen,
+ En sidderend als zij, verdichtte zich
+ Mijn wezen in den diepen nacht; en wijl
+ De stralen der gedachte langzaam weer
+ Verzameld werden, kon 'k zijn stem nog hooren,
+ Wier tonen talmden voor zij henenstierven
+ Gelijk voetstappen van een zwak geluid.
+ Uw naam hoorde ik alleen, in tal van klanken,
+ Van het misschien-verstaanbre, ofschoon 'k bleef luistren
+ In 't duister, toen er geen geluid meer klonk,
+ Ione ontwaakte toen, en zei tot mij:
+ "Kunt gij soms raden wat mij verontrust
+ Vannacht? Ik wist voorheen steeds wat ik wenschte
+ En vond geen vreugde ooit in vergeefschen wensch.
+ Maar nu kan ik niet tolken wat ik zoek:
+ Weet ik het zelf? 't is zoet, want zoet is 't al
+ Om te begeeren. 't Is, trouwlooze zuster,
+ Een spel van u; ge ontdekte een ouden toover,
+ Wiens ban mijn geest stal toen ik sliep en met
+ Uw geest vereende: want, toen straks wij kusten,
+ Voelde ik de zoete lucht die mij deed leven
+ In uwer lippen kier, en o de warmte
+ Van 's levens bloed, door wier gemis ik zwijm,
+ Beefde in den boog onzer vervlochten armen."
+ 'k Antwoordde niet, want de Oosterster werd bleek,
+ Maar vlood tot u.
+
+*ASIA.*
+
+ Gij spreekt, maar ach, uw woorden
+ Zijn als de lucht: ik voel ze niet. O! licht
+ Uw oogen op, dat ik zijn ziel, daarin
+ Geschreven, leze!
+
+*PANTHEA.*
+
+ 'k Hef ze, schoon zij zinken
+ Onder de zwaart' van wat zij spreken wouden:
+ Wat kunt gij zien dan uw lieflijkste schaduw
+ Daar afgebeeld?
+
+*ASIA.*
+
+ Uw oogen zijn gelijk
+ De diepe, blauwe, grenzenlooze hemel,
+ Tesaamgedrongen tot twee cirkels onder
+ Hun lange fijne wimpers: donker, ver,
+ Mateloos, kring in kring en lijn in lijn
+ Vervlochten.
+
+*PANTHEA.*
+
+ Waarom kijkt ge, of er een geest
+ Voorbijging?
+
+*ASIA.*
+
+ Anders wordt het: achter 't diepst
+ Dier diepte zie 'k een schaduw, een gestalte:
+ 't Is Hij, gekleed in van zijn eigen glimlach
+ Het zachte licht dat om hem henen spreidt
+ Als straling van de wolk-omkringde maan!
+ Prometheus, het is de uwe! Vlied nog niet!
+ Zegt niet die glimlach dat we elkander eens
+ Weer zullen vinden in die heldre tent
+ Die zijn gestraal bouwe op de woeste wereld?
+ De droom is uitgezeid!--Wat schim is dat,
+ Tusschen ons? Zijn ruig haar verwart de wind
+ Die 't opwaait, wild en levend is zijn blik,
+ Toch is 't een wezen van de lucht: er schijnt
+ Door zijn grijs kleed de gouden dauw wiens sterren
+ De middag niet gebluscht heeft.
+
+*DE DROOM.*
+
+ Volg, o volg!
+
+*PANTHEA.*
+
+ Het is mijn andre droom.
+
+*ASIA.*
+
+ Zie, hij verdwijnt.
+
+*PANTHEA.*
+
+ Hij komt nu in mijn geest. 'k Verbeeldde mij,
+ Wij zaten hier, en open sprongen al
+ De knoppen, bloem-omwikklend, van daarginds
+ De' amandelboom, dien bliksem heeft verzengd,
+ Toen snel van witte Scythische woestijn
+ Een wind aanvlaagde, rimplend de Aard met vorst.
+ Ik keek,--al bloesems waren neergewaaid,
+ Maar op elk blaadje stond--verhalen zoo
+ De blauwe hyacintheklokjes niet
+ Apollo's daar geschreven leed?--"Volg, volg!"
+
+*ASIA.*
+
+ Terwijl gij spreekt, vullen uw woorden, poos
+ Na poos, ook mijn slaap dien 'k vergeten was,
+ Met beelden. 't Scheen me of wij tesamen schreden
+ Onder de jonge grijze dageraad
+ Over grasperken, en een menigte
+ Van zware, witte, wolge wolken dreef
+ In dichte kudden langs de bergen heen,
+ Geherderd door den trage' onwilgen wind.
+ De witte dauw op 't nieuw-ontsproten gras,
+ Even de donkere aard ontschoten, hing
+ Heel stil. En er was meer dat me is ontgaan.
+ Maar op de schaduwen der morgenwolken,
+ Dwars op de purpren helling van 't gebergt,
+ Stond ook geschreven: "Volg, o volg!" en wijl ze
+ Verdwenen, en op elken halm waarvan
+ De dauw des hemels neergevallen was
+ 't Zelfde gedrukt werd als met welkend vuur,
+ Rees wind tusschen de pijnen; die ontschokte
+ Gerank van melodieën aan hun twijgen
+ En toen hoorde ik geluiden, laag, zoet, zacht,
+ Als het vaarwel van geesten: "Volg, volg, volg!"
+ Toen zei 'k tot u: Panthea, zie mij aan:
+ Maar in de diepte van die dierbare oogen
+ Zag ik nog altijd: "Volg, o volg!"
+
+*ECHO.*
+
+ "O volg!"
+
+*PANTHEA.*
+
+ De rotsen, op dees klaren voorjaarsmorgen,
+ Spotten met onze stem, als spraken geesten.
+
+*ASIA.*
+
+ Het is een wezen zwevend rond de rotsen.
+ Wat fijne heldere geluiden! Luister!
+
+*ECHO'S.*
+
+ _(onzichtbaar)._
+
+ Echo's wij, luister!
+ Wij wijlen niet:
+ Als dauwdrups luister
+ Ge kort maar ziet--
+ Zee-geboorne!
+
+*ASIA.*
+
+ Hoor! Geesten spreken! Vloeiende echo's klinken
+ Nog van hun hemelstemmen na.
+
+*PANTHEA.*
+
+ Ik hoor.
+
+*ECHO'S.*
+
+ Volg, o volg!
+ Wen ons lied dreigt te zwijgen,
+ Waar een grot ons verzwolg--
+ Waar wouden stijgen--
+
+ _(meer verwijderd)_
+
+ Volg, o volg,
+ Waar een grot ons verzwolg.
+ Ga ons na als 't lied versuist,
+ Waar de wilde bij nooit ruischt,
+ Door het diepe middagdonker,
+ Langs het nachtgebloemte loom,
+ Geuren aadmend in zijn droom,
+ Langs de golfjes, waar geflonker
+ Van een bron in holen blinkt,
+ Wijl onstuimig en toch zoet
+ Ons gezang speelt met uw voet
+ Die zoo zacht ter aarde zinkt,
+ Zeegeboorne!
+
+*ASIA.*
+
+ Zullen wij 't zingen volgen? Zachter wordt het
+ En verder.
+
+*PANTHEA.*
+
+ Hoor! het koor komt nader nu.
+
+*ECHO'S.*
+
+ In het onbekende
+ Slaapt een ongesproken stem;
+ Slechts als gij u daarheen wendde,
+ Wekt gij hem;
+ Zeegeboorne!
+
+*ASIA.*
+
+ Hoe op den wind die ebt de tonen zinken!
+
+*ECHO'S.*
+
+ Volg, o volg,
+ Waar een grot ons verzwolg!
+ Ga ons na als 't lied verflauwt;
+ Door het dauwig middagwoud,
+ Langs de meren en fonteinen,
+ Bosschen door, en grilge lijnen
+ Van gebergten, naar de spleten,
+ Diepten, scheuren, waar 't vaneengereten
+ Lijf van de Aarde rustte van zijn lijden
+ Op den dag toen Hij en Gij
+ Zijt gescheiden--
+ Paar dat nu hereenigd zij;--
+ Zeegeboorne!
+
+*ASIA.*
+
+ Mijn lieve Panthea, kom, geef mij uw hand,
+ En volgen we, eer de stemmen zijn verruischt.
+
+
+*TWEEDE TOONEEL.*
+
+_Een bosch, afgewisseld door rotsen en holen. Asia en Panthea
+gaan het in. Twee jonge faunen zitten luisterend op een rots._
+
+*HALFKOOR I VAN GEESTEN.*
+
+ Het pad waarlangs dat lieflijk paar
+ Schreed onder ceder, taxis, pijn,
+ Al donkre boomen die er zijn,
+ Scheidt van den hemel wijd en klaar
+ Een ondoordringbaar loofgordijn
+ Wind, regen, zon- noch maneschijn
+ Vindt zich een weg door die geweven
+ Prieelen, slechts een wolk van dauw
+ Drijft somtijds langs de stammen grauw
+ Op winden mee die de aard bezweven,
+ Doet overal een parel beven
+ In bloesems bleek, opnieuw ontbloeid,
+ Van 't lauwergroen, en buigt de kroon
+ Van een teer-lieflijke anemoon,
+ Waarna ze stil vervloeit.
+ Of wen een ster, van velen een,
+ Die stijgt en drijft in steilen nacht,
+ De eenige kloof vond waardoorheen
+ Nog dalen kan der stralen pracht,--
+ Voordat zij vliedt voorbij, voorbij:
+ De heemlen, nimmer rusten zij,--
+ Sprenkelt zij droppend gouden schijnen
+ Als nooit vereenende regenlijnen:--
+ En 't heilig duister is in 't rond;
+ Omlaag is de bemoste grond.
+
+*HALFKOOR II.*
+
+ Daar zijn den heelen heldren noen
+ Verliefde nachtegalen wakker.
+ Wen een bezwijmt van heil of smart
+ En zinkt door 't windloos klimopgroen
+ Stervend van zoete liefde op 't hart,
+ Het toon-doortrilde, van zijn makker;
+ Verheft een ander die daar wachtte,
+ In bloesems heen en weer bewogen,
+ Het kwijnende eind der laatste klachten
+ Om in te vallen, plots ten hoogen
+ De wieken van den weeken zang,--
+ Tot eigen lied uit nieuwen drang
+ Van voelen rijst,--en 't woud wordt stom;
+ Men hoort alleen door donkre lucht
+ Van vlerken 't ritselend gerucht,
+ En evenals fluiten, wen rondom
+ Een meer zich spreidt, bedwelmen 't brein
+ Klanken zoo zoet dat vreugde zweemt naar pijn.
+
+*HALFKOOR I.*
+
+ Als tooverkolken spelen daar
+ Zoet-stemmige echo's en zij tijgen
+ Door Demogorgons machtge wet,
+ Smeltend verrukt of zoet ontzet,
+ Langs 't heimlijk pad een geestenschaar;
+ Als stroomen die van bergdooi stijgen
+ Schepen uit land naar zee toe voeren.
+ Tot wie door slaap of zacht gepraat
+ Geboeid zijn eerst een fluistren gaat;
+ 't Wekt de verkoornen; zacht ontroeren
+ Trekt hen en stuwt hen voort. Ja, zwoeren
+ Niet zij die 't zagen dat een wind
+ Achter hen stoomt van de aadmende aard,
+ Die veedren optilt en wiens vaart
+ Hen verder drijft gezwind,
+ Terwijl zij denken dat hun voet
+ En eigen vleuglenpaar zoo snel
+ Gehoorzaamt aan hun wenschen zoet?
+ Zoo drijven zij--tot, lieflijk wel
+ Nog steeds, maar krachtiger en luid
+ De storm van klank zwelt voor hen uit,
+ Haastend, als opgeslorpt; zij volgen,
+ En weer verzaamlen zich zijn golven,
+ Die naar den berg van 't noodlot dragen
+ Als wolken de wijkende lucht doorjagen.
+
+*EERSTE FAUN.*
+
+ Kunt ge u verbeelden waar die geesten leven,
+ Die in het woud zoo fijne melodieën
+ Doen klinken? In de minst bezochte holen
+ En dichtste lommerlegers wonen wij
+ En kennen deze wildernissen wél,
+ Doch hen ontmoeten nooit we, ofschoon wij vaak
+ Hen hooren: waar toch, denkt ge, schuilen zij?
+
+*TWEEDE FAUN.*
+
+ 't Is zwaar te weten. Wel heb ik gehoord,
+ Dat andren meer bekend met geesten zeiden:
+ De bellen die de zonnetoover zuigt
+ Uit bleeke, teere waterbloemen die
+ Den slijkgen bodem van de heldre meren
+ En plassen overspreiden, zijn de tenten
+ Waarin die wezens wonen en doorzweven
+ De groene en gouden atmosfeer, ontstoken
+ Door 't middaguur onder het blaadrenweefsel;
+ En wen die barsten en de dunne lucht,
+ De vuurge, die zij aêmden in die helle
+ Gewelven, stijgt om meteoorgelijk
+ Te vliegen door den nacht, rijden zij dáarop
+ En sturen hun onstuimge vaart en buigen
+ Hun flonkerende kuiven, en in vuur
+ Glijden zij weer onder der aarde waatren.
+
+*EERSTE FAUN.*
+
+ Als zulke zoo bestaan, leven dan andre
+ Weer andre levens, onder anemonen,
+ Of in de klokjes van de weidebloemen,
+ In de gevouwen diepte van viooltjes,
+ Of op hun stervende zoetgeurigheid
+ Wanneer zij sterven, of in 't zonlicht van
+ De ronde dauw?
+
+*TWEEDE FAUN.*
+
+ Ja, velen, wel te raden.--
+ Maar als wij praten bleven werd het middag,
+ En knorrige Silenus zou zijn geiten
+ Nog ongemolken vinden, en ons brommend
+ Die wijze en liefelijke zangen weigren,
+ Van Noodlot, Toeval, God, en ouden Chaos,
+ Liefde, en den droevgen doem van den geboeiden
+ Titan, en hoe die eens, bevrijd, heel de aard
+ Eén broederschap zal maken: schoone liedren,
+ Die onze eenzame schemers blij doen zijn,
+ En die tot luistrend zwijgen zelfs bekoren
+ De niet naijverige nachtegalen.
+
+
+*DERDE TOONEEL.*
+
+_Een rotspunt tusschen bergen._ ASIA en PANTHEA.
+
+*PANTHEA.*
+
+ Hier droeg 't geluid ons heen, naar het gebied
+ Van Demogorgon, en de machtge poort,
+ Gelijk van een vulkaan de meteoor-
+ Aadmende spleet, waaruit de orakeldamp
+ Opwervelt, dien de eenzamen in hun jeugd
+ Rondzwervend drinken, en zij noemen hem
+ Waarheid of deugd, bezieling, liefde of vreugd,--
+ Die levenswijn die als ontzind doet zijn,
+ Wiens droesem zij tot diepe dronkenschap
+ Gansch leedgen, en dan heffen zij de stem,
+ Gelijk Maenaden luidkeels "Evoë!"
+ Uitgalmend, die de weerld besmetting dunkt.
+
+*ASIA.*
+
+ Waardig een troon voor zulk een Macht! Hoe schoon!
+ Wat zijt gij grootsch, o Aarde! En als gij zijt
+ De schaduw van een geest, nog lieflijker,--
+ Schoon kwaad zijn werk bevlekke, en of ook hij,
+ Gelijk zijn schepping, zwak doch heerlijk zij,--
+ Dan zou ik kunnen knielen en u beiden
+ Vereeren! Ja, ook nu aanbidt mijn hart.
+ Hoe wonderbaar! Zie, Zuster, eer de damp
+ Uw brein beneevle. Omlaag is een wijd veld
+ Golvende mist, gelijk een meer, plaveiend
+ Onder de morgenlucht met blauwe golven,
+ Barstend in zilverschijn, een Indisch dal.
+ Zie hoe het rolt onder de stollende winden,
+ En hoe 't den bergtop waar we in 't midden staan
+ Aan alle zijden tot een eiland maakt,
+ Omkringd door wouden, donker en in bloei,
+ Scheemrige weiden, stroom-verlichte holen,
+ En zwerfsche mist-gestalten: winden-toover;
+ En ver omhoog werpen de scherpe bergen,
+ Den hemel splijtend, van hun ijzge spitsen,
+ Stralend als zonneschijn, den dageraad,
+ Als der geheven zee verblindend schuim
+ Omhooggespat tege' een Atlantisch eiland,
+ Den wind bestert met lamp-gelijke dropplen.
+ Het dal is door hun muren als omgordeld,
+ Gehuil van katarakten, uit ravijnen,
+ Door dooi gekliefd, verzaadt den wind die luistert,
+ Aanhoudend, wijd, geweldig als de stilte.
+ Hoor! 't stuwen van de sneeuw! de zon-ontwaakte
+ Lawine! wier drievoudig door den storm
+ Gezifte massa vlok bij vlok verzaêmd was,
+ Gelijk in geesten die den hemel tarten
+ Gedachte wordt gestapeld op gedachte,
+ Totdat een groote waarheid losraakt, rondom
+ Weergalmen dan de volken, tot hun wortels
+ Daavrend geschud, als thans de bergen doen.
+
+*PANTHEA.*
+
+ Zie hoe de onstuimge zee van neevlen breekt
+ In purper schuim, en juist aan onzen voet!
+ Zij rijst als de oceaan bij manetoover
+ Rondom schipbreukelingen zonder voedsel
+ Op een laag, slijkig eiland.
+
+*ASIA.*
+
+ De wolkflarden
+ Verspreiden zich naar boven. 'k Voel den wind
+ Die ze optilt warren in mijn haar; de golven
+ Drijven over mijn oogen nu, mijn brein
+ Duizelt; ziet gij gedaanten in de mist?
+
+*PANTHEA.*
+
+ 't Is een gelaat--zijn glimlach wenkt--er brandt
+ Azuren vuur in zijn goudlokken. Zie!
+ Nog een en nog een! Luister! zij gaan spreken!
+
+*ZANG VAN GEESTEN.*
+
+ Naar omlaag, naar omlaag,
+ Daal, daal!
+ Door de schaduw vaag
+ Van den slaap, en de dampen
+ Waar de Dood en het Leven kampen;
+ Door den slagboom van 't zijnd'
+ En het waas van wat schijnt,
+ Naar de treden van troon in den versten zaal,
+ Daal, daal!
+
+ Wijl 't geluid kolkt in 't rond,
+ Daal, daal!
+ Als het hert trekt een hond,
+ Als den bliksem de damp,
+ Als een vlinder de lamp,
+ Wanhoop dood, liefde zorgen,
+ Tijd beî, heden morgen,
+ Als de geest van den steen doet gehoorzamen 't staal,
+ Daal, daal!
+
+ Door het grijs leeg ravijn,
+ Daal, daal!
+ Maan noch sterren er zijn,
+ Geen prisma de lucht is,
+ Om de rotsen geducht, is
+ Geen hemelsche luister
+ Noch aardeduister,--
+ Doordrongen van Een is het t'eenemaal--
+ Daal, daal!
+
+ Naar het diepst van den kolk,
+ Daal, daal!
+ Als bliksem in slaap in een wolk,
+ Als de in kolen gekoesterde vonk,
+ Als, door Liefde herdacht, een laatste lonk,
+ Als van een edelen steen de schijnen
+ Op den donkeren rijkdom der mijnen,
+ Wordt een toover gezwegen, die voor u zich vertaal'--
+ Daal, daal!
+
+ Wij bonden, wij leiden u,
+ Daal, daal!
+ Met de heldre gestalte bezijden u;
+ Schuw niet dat ge ontkracht zijt:
+ Zoo machtig is zachtheid,
+ Dat de Eeuwge, de Onsterflijke,
+ Door de poort van het Werklijke,
+ Moet loslaten den Doem, die beneên zijn troon slaapt
+ (in slange-spiraal,
+ Alleen om haar.
+
+
+*VIERDE TOONEEL.*
+
+_De grot van Demogorgon._ ASIA en PANTHEA.
+
+*PANTHEA.*
+
+ Wat voor gesluierde gestalte zit
+ Ginds op dien ebben troon?
+
+*ASIA.*
+
+ De sluier viel.
+
+*PANTHEA.*
+
+ 'k Zie een geweldig Donker, 't vult den zetel
+ Dier Macht; stralen van duister schieten rond
+ Als licht van middagzon, door geen bestaard,
+ En zonder vorm. Leden, gedaant' noch omtrek;
+ Toch voelen wij: het is een Geest die leeft.
+
+*DEMOGORGON.*
+
+ Vraag wat gij weten wildet.
+
+*ASIA.*
+
+ Maar wat kúnt
+ Gij openbaren?
+
+*DEMOGORGON.*
+
+ Al wat gij durft vragen.
+
+*ASIA.*
+
+ Wie schiep de weerld die leeft?
+
+*DEMOGORGON.*
+
+ God.
+
+*ASIA.*
+
+ Wie schiep al
+ Wat ze in zich sluit? gedachte, hartstocht, rede,
+ Wil en verbeelding?
+
+*DEMOGORGON.*
+
+ God, de Almachtge God.
+
+*ASIA.*
+
+ Wie schiep 't gevoel, dat bij het ongemeenst
+ Bezoek van Lentewind, of bij de stem
+ Van een beminde alleen in jeugd gehoord,
+ Tranen 't verflauwende oog ontwellen doet,
+ Die, vallend, van 't niet rouwende gebloemt
+ Den hellen blik verduistren,--dat deze aard,
+ De dicht-bevolkte, als eenzaam achterlaat,
+ Wen het niet weerkeert?
+
+*DEMOGORGON.*
+
+ De barmhartge God.
+
+*ASIA.*
+
+ En wie schiep schrik, waanzin, berouw en zonde,
+ Die, van de schakels van den grooten keten
+ Der dingen, tot de nietigste gedachte
+ In 's menschen geest, regeeren en zwaar sleepen,
+ En elkeen wankelt naar den kuil des doods
+ Onder dien druk; hoop die men opgaf; liefde
+ Verkeerd in haat; en zelfverachting, wranger
+ Een drank dan bloed; leed, wiens geluid, gemeenzaam,
+ Onopgemerkt, luid huilt en heftig krijt
+ Dag in dag uit; en Hel, of voor de Hel
+ De hevige angst?
+
+*DEMOGORGON.*
+
+ Hij heerscht.
+
+*ASIA.*
+
+ Zeg hoe hij heet!
+ Een weerld in pijn verkwijnend vraagt zijn naam
+ Alleen: haar vloek zal hem zijn troon af sleuren.
+
+*DEMOGORGON.*
+
+ Hij heerscht.
+
+*ASIA.*
+
+ Ik voel, ik weet het: wie?
+
+*DEMOGORGON.*
+
+ Hij heerscht.
+
+*ASIA.*
+
+ Wie heerscht? In 't eerst was er de Hemel, de Aarde,
+ Het Licht, de Liefde; dan Saturnus, van
+ Wiens troon, als een naijverige schaduw,
+ De Tijd viel. De eerste schepselen der aard
+ Leefden, toen hij regeerde, als in de vreugd,
+ De kalme, van gebloemt en levend loof,
+ Voordat de wind of zon het welken deed,
+ En half-levende wormen. Maar hij wilde
+ 't Geboortrecht van hun wezen hun niet geven:
+ Kennis en macht, de kunst die de elementen
+ Handelbaar maakt, gedachte die als 't licht
+ Dit donker Al doordringt, zelfheerschappij,
+ En majesteit van liefde; en zij verkwijnden
+ Van dorst daarnaar. Toen schonk Prometheus wijsheid,
+ Dus kracht, aan Jupiter, en met deze eisch
+ Alleen: "Zij 't menschdom vrij," bekleedde hij
+ Hem met de macht over den wijden Hemel.
+ Te kennen trouw noch wet noch liefde, almachtig
+ Maar zonder vriend te zijn, is heerschappij.
+ Jupiter heerschte nu; want op 't geslacht
+ Des menschen viel eerst honger, toen gezwoeg,
+ Toen ziekte, strijd en wonden, en de dood,
+ Spookachtig, en voorheen nimmer aanschouwd;
+ De ontijdige getijden dreven toen
+ Met wisselende schichten: ijs en vuur,
+ Hun onbeschutte bleeke benden heen
+ Naar bergspelonken; in hun leege harten
+ Zond hij heevge begeerten, zinlooze onrust,
+ En ijdle schaduwen van onwerklijk goed,
+ Die onderlingen oorlog stichtten, 't leger
+ Verwoestend waar ze in raasden. Maar Prometheus
+ Zag het, en deed der Hoop legioenen rijzen,
+ Die in 't gevouwen elyseesch gebloemt,
+ Bloesems die nooit verwelken, Amarant,
+ Nepenthe en Moly, sluim'ren, dat hun dunne
+ Regenboog-wieken Doods gedaant' verborgen;
+ En Liefde zond hij dat zij binden zou
+ De uiteengescheurde ranken van dien wijnstok
+ Die 's levens wijn doet rijpen: 't menschenhart;
+ Hij temde 't vuur dat als een roofdier speelde,
+ Vreeslijk doch lieflijk, onder 's menschen frons;
+ En naar zijn wil martelde hij het ijzer
+ En 't goud, de slaven en 't symbool der Macht,
+ Juweelen en vergiften, al 't verfijndste
+ Dat onder bergen en in golven schuilt.
+ Hij gaf den Mensch de taal, taal schiep gedachte,
+ Die van 't heelal de maat is; kennis schokte
+ De tronen van den hemel en van de aard,
+ Die trilden maar niet stortten; en de ziel
+ Vol harmonie uitte zich al-profetisch
+ In zang; muziek hief, tot hij zorg-bevrijd,
+ Godgelijk schreed over de klare golven
+ Van zoet geluid, den luisterenden geest;
+ En menschenhanden bootsten na, bespotten
+ Ten laatste, met gestalten geboetseerd
+ Lieflijker dan hun eigne, 's menschen vorm,
+ Totdat het marmer godlijk werd, en moeders
+ Die het beschouwden er de liefde dronken
+ Die menschen in hun kroost weerspiegeld zien
+ En 't ziende sterven. Van gewas en bronnen
+ Zei hij wat kracht zij bergen, en de Ziekte
+ Dronk en vond slaap. De Dood werd slaapgelijk.
+ Hij onderwees de veel-vervlochten banen
+ Geweven door 't wijd-zwervende gestarnt,
+ En hoe de zon van plaats verandert, hoe
+ De bleeke maan, door een geheimen toover,
+ Wisselt van vorm, wen haar breed oog niet staart
+ Op de onverlichte zee. Ook leerde hij,
+ Als 't leven ledematen stuurt, te heerschen
+ Over de storm-gewiekte zeeëwagens,
+ En Kelt en Indiaan kenden elkaar.
+ Steden verrezen toen, en door hun sneeuw-
+ Gelijke zuilen vloeiden warme winden,
+ En scheen de azuren lucht en zag men 't blauw
+ Der zee en schaduwige heuvlen. Dit
+ Werd door Prometheus aan den mensch geschonken
+ Tot een verlichting van zijn toestand, daarvoor
+ Hangt hij en kwijnt in opgelegde pijn.
+ Maar wie regent het Kwaad neer, de ongeneesbre
+ Plaag, die wijl godgelijk de mensch zijn schepping
+ Beschouwt en ziet haar heerlijkheid, hem voortjaagt,
+ 't Wrak van zijn eigen wil, de spot der Aarde,
+ De eenzame, de verlaten uitgestootne?
+ Niet Jupiter. Terwijk zijn frons den Hemel
+ Nog schokte,--en hem zijn tegenstander vloekte,
+ In diamant geketend, trilde hij
+ Gelijk een slaaf. Zeg mij, wie is zijn meester?
+ Is hij een slaaf, ook hij?
+
+*DEMOGORGON.*
+
+ Al geesten zijn 't,
+ Die 't slechte dienen: en of Jupiter
+ Zoo'n geest is, ja of neen, dat weet gij zelf.
+
+*ASIA.*
+
+ Wien noemt gij God?
+
+*DEMOGORGON.*
+
+ Ik sprak slechts gelijk gij,
+ Want Jupiter is de opperste van al
+ Wat leeft.
+
+*ASIA.*
+
+ Wie is de meester van den slaaf?
+
+*DEMOGORGON.*
+
+ Als de afgrond zijn geheimen uit kon werpen....
+ Maar er ontbreekt een stem, de diepe waarheid
+ Is beeldloos; wat zou 't helpen of 'k u 't wentlen
+ Der weerld aanschouwen deed? of spreken liet
+ Lot, Toeval, Tijd, Kans en Verandering?
+ Aan deze is alles onderworpen, enkel
+ De eeuwige Liefde niet.
+
+*ASIA.*
+
+ Zoo veel vroeg 'k reeds
+ Voorheen, en 't antwoord dat gij gaaft, gaf ook
+ Mijn hart; van zulke waarheden moet elk
+ Zichzelf 't orakel zijn. Nog éen ding vraag ik;
+ Antwoord gij mij gelijk mijn eigen ziel
+ Antwoorden zou, wist zij maar wat ik vraag.
+ Prometheus zal verrijzen en voortaan
+ De zon zijn van deze opgetogen wereld:
+ Wanneer zal de bestemde stond verschijnen?
+
+*DEMOGORGON.*
+
+ Zie!
+
+*ASIA.*
+
+ De rotsen spleten, door den purpren nacht
+ Zie 'k wagens, regenboog-gewiekte paarden
+ Trekken ze en treden op de duistre winden:
+ In iedren staat een voerman wild van blik,
+ Hun vlucht aanhitsend. Enklen zien naar achter,
+ Of duivels hen vervolgden, toch zie 'k niets
+ Dan 't schitterend gestarnt: met brandend oog
+ Buigen zich andren over, die den wind
+ Van de eigen vaart met greetge lippen drinken,
+ Alsof dat wat zij minden voor hen vlood
+ En nu, juist nu, zij 't grepen. Heldre lokken
+ Ontstroomen hun gelijk het flikkrend haar
+ Van een komeet: zij allen haasten verder.
+
+*DEMOGORGON.*
+
+ Dit zijn de onsterflijke Uren waar ge om vroegt.
+ Eén wacht op u.
+
+*ASIA.*
+
+ Een Geest, vreeslijk van aanblik,
+ Beteugelt bij de rotsge krocht zijn wagen,
+ De donkre. Uw broedren ongelijke voerman,
+ Spookachtige, wie zijt gij? Waarheen woudt gij
+ Mij dragen? Spreek!
+
+*GEEST.*
+
+ Ik ben de schaduw van
+ Een vreeselijker noodlot dan mijn aanblik.
+ Eer gindsche ster verzonk, zal 't met mij stijgend
+ Duister des Hemels koningloozen troon
+ In eeuwgen nacht omwikklen.
+
+*ASIA.*
+
+ Wat bedoelt gij?
+
+*PANTHEA.*
+
+ Die vreeselijke Schaduw vliegt omhoog
+ Van zijn troonzetel, als de doodsche damp
+ Van steden die de aardbeving heeft verwoest
+ Over de zee. Zie! hij bestijgt den wagen;
+ De paarden rennen als ontzet! Aanschouw
+ Zijn pad tusschen de sterren, nacht-verduistrend!
+
+*ASIA.*
+
+ Zoo word ik beantwoord: vreemd!
+
+*PANTHEA.*
+
+ Zie, bij den zoom
+ Een andre wagen,--een ivoren schelp,
+ Doorvloeid van purper vuur dat komt en gaat
+ Binnen haar rand, gebeeldhouwd vreemd en fijn
+ Van lijnensier. De jonge Geest, haar sturend,
+ Heeft de oogen van de Hoop, de duif-gelijke.
+ Hoe haar zacht lachen lokt de ziel! als 't licht
+ Vliegende insecten door lamplooze lucht.
+
+*GEEST.*
+
+ Mijn renpaarden voedde het weerlicht,
+ Zij drinken van 's wervelwinds vloed,
+ En zij baden in 't purperen meer zich, 't
+ Frisch meer van den morgenzon-gloed.
+ Hun sterkte volstaat voor hun spoed;--
+ Stijg dan op met mij, Zeegeboorne!
+ Ik verlang,--door den nacht vaart een lichtschijn;
+ Ik vrees,--zij ontvlieden de' orkaan;
+ Eer de wolken om de' Atlas gezwicht zijn,
+ Omcirklen wij de aarde en de maan.
+ Dat wij rusten wen 't werk is gedaan:--
+ Stijg dan op met mij, Zeegeboorne!
+
+
+*VIJFDE TOONEEL.*
+
+_De wagen houdt stil in een wolk op den top van een sneeuwigen berg.
+Asia, Panthea, en de Geest van het Uur._
+
+*GEEST.*
+
+ Op de grens van den daagraad en 't duister
+ Zijn mijn paarden veraadming gewend;
+ Maar van de Aard hoorde ik juist een gefluister
+ Dat sneller dan 't vuur dient gerend:
+ Drinkt verlangen en vaart ongekend!
+
+*ASIA.*
+
+ Op hun neusgaten blaast gij, maar mijn adem
+ Zou hun meer snelheid geven.
+
+*GEEST.*
+
+ Kon dat maar!
+
+*PANTHEA.*
+
+ O Geest! vertoef; zeg, waar is 't licht vandaan
+ Dat deze wolk vult? Nog verrees geen zon.
+
+*GEEST.*
+
+ De zon zal niet verrijzen voor den noen.
+ Verwondring houdt Apollo in den hemel,
+ En 't licht dat dezen damp doorvloeit, niet anders
+ Dan van de rozen die een bron aanstaren
+ Doorzichtge tint het water vult, ontstroomt
+ Uw machtge Zuster.
+
+*PANTHEA.*
+
+ Ja, ik voel 't--
+
+*ASIA.*
+
+ Wat is er,
+ Zuster? Gij zijt zoo bleek.
+
+*PANTHEA.*
+ O hoe veranderd
+ Zijt gij! 'k durf u niet aanzien, ik gevoel
+ Maar zie u niet. Ternauwernood doorsta ik
+ De straling van uw schoonheid. Zeekre goede
+ Verandring werkt in de elementen, die
+ Uw tegenwoordigheid ontsluierd dulden.
+ De Nereïden zeggen, op den dag
+ Toen 't heldre zeekristal bij uw verrijzen
+ Spleet, en gij stondt in een dooraarde schelp,
+ Die aandreef op den kalmen zeeëspiegel
+ Tusschen de Egeïsche eilanden en langs
+ Den oever die uw naam draagt,--barstte er liefde,
+ Als de atmosfeer van zonvuur 't levende Al
+ Vullend, uit u, dat aarde en hemel straalden,
+ De diepe zee en de zonlooze holen,
+ En al wat daarin woont; tot leed verduistring
+ Wierp op de ziel waaruit dat schijnsel kwam.
+ Zoo zijt gij thans; en ik ben 't niet alleen--
+ Uw zuster, gezellin, uwe uitverkoorne--
+ 't Is heel de wereld, die uw liefde zoekt.
+ Hoort gij geen klanken in de lucht die uiten
+ Liefde van al wat stem heeft? Voelt gij niet
+ Hoe de onbezielde winde' op u verliefd zijn?
+ Luister!
+
+ (_Muziek_)
+
+*ASIA.*
+
+ Uw woorden klinken zoeter mij
+ Dan wat ter wereld ook, behalve zijne,
+ Wier wederklank zij zijn: doch alle liefde
+ Is zoet, of men haar schenke of zelf ontvang'.
+ Liefde is als 't licht voor iedereen en al,
+ En haar vertrouwde stem verveelt niet, immer.
+ Gelijk de wijde hemel en de lucht
+ Die alles leven doet, maakt zij 't reptiel
+ Den God gelijk. Zij die haar 't meest doen voelen
+ Zijn zalig, gelijk ik thans, maar wie 't meest
+ Haar voelen, zijn nog zaalger, na lang lijden,--
+ Als ik gauw zijn zal.
+
+*PANTHEA.*
+
+ Luister! Geesten spreken.
+
+*STEM IN DE LUCHT, DIE ZINGT.*
+
+ Levens Leven! doen uw lippen
+ Niet van liefde uw adem gloeien?
+ Van uw lachjes, voor zij glippen,
+ Brandt de koude lucht,--dan vloeien
+ Ze in die blikken waar wie lazen
+ Zwijmen warrende in hun mazen.
+
+ Kind van Licht! Uw leden schijnen
+ Door de plooien die ze omspreiden,
+ Als de helle morgenlijnen
+ Door de wolken ongescheiden,
+ Deze hemelsch-teedre glans,
+ Waar ge ook blinkt, omhult u gansch.
+
+ Schoon zijn andren; geen aanschouwt u.
+ Maar uw stem zacht-lieflijk ruischt er
+ Als de schoonste,--hij onthoudt u
+ Aan 't gezicht, die vloeibre luister,--
+ Ieder voelt, maar ziet u nimmer,
+ Als thans ik, vergaan voor immer!
+
+ Lamp der Aarde! Uw stralen doopen
+ Oovral donkre vorme' in klaarte,
+ Zielen die gij liefhebt loopen
+ Op de winden zonder zwaarte.
+ Tot zij zwijme' als ik, verslagen,
+ Duizlig, zwijm, doch zonder klagen!
+
+*ASIA.*
+
+ Mijn ziel is een bekoorde kaan,
+ Die als een sluimerende zwaan
+ Drijft op de zilverzee van uw zoet kweelen;
+ Engelgelijk zit de uwe daar
+ Neven het roer geleidend haar,
+ Wijl melodiên door alle winden spelen.
+ Zij drijft, naar 't schijnt, immer, voor immer:
+ De waatren staken 't kronklen nimmer
+ Tusschen ravijnen, bergen, wouden--
+ 't Wildst paradijs dat 'k ooit aanschouwde!
+ Tot, als een die sluimring bond,
+ Naar de' oceaan gedragen 'k neerdrijf in het rond,
+ In diepe zee van klank die eindloos opwaarts bront.
+
+ Nu heft uw geest in reinste rijken
+ Van zang zijn vleuglen, en zij grijpen
+ Winden, die in dien zaalgen hemel beven;
+ Wij zeilen voort, ver weg, zoo ver,
+ Zonder een koers, zonder een ster,
+ Slechts door den drang van zoeten klank gedreven;
+ Tot ge eindelijk door eilandgaarden,
+ --O schoonste loods!--te schoon voor de aarde,
+ Waar nooit een sterflijk scheepje glijdt,
+ De boot van mijn begeerte leidt;
+ Liefde is wat we aadmen hier, liefde volkomen,
+ Bewegende in den wind en op de stroomen,
+ Makend deze aard gelijk aan 't geen we omhoog ons droomen.
+
+ Ouderdoms ijzge holen varen
+ Voorbij we, en ruwe donkre baren:
+ Volwassenheid; en de effen zee der Jeugd,
+ Glimlachend maar bedrieglijk; langs den spiegel
+ Der Kindsheid vlieden wij, vol schaûw-gewiegel,
+ Door Dood, Geboorte, naar volmaakter vreugd:--
+ Daar welven zich prieelen tot een Eden,
+ Verlicht door bloemen starend naar beneden,
+ En waterpaden die zich windend spoên
+ Door wildernissen kalm en groen,
+ Bevolkt door wezens, al te stralend klaar
+ Om aan te zien, onverontrust,--bijna als gij voorwaar--
+ Die schrijden op de zee, en zingen wonderbaar!
+
+
+
+
+*DERDE BEDRIJF.*
+
+
+*EERSTE TOONEEL.*
+
+_De Hemel. Jupiter op zijn troon, Thetis en de andere Godheden
+verzameld._
+
+*JUPITER.*
+
+ Gij hemelmachten hier verzaêmd, die deelt
+ De glorie en de kracht van wien gij dient,
+ Verblijdt u! want voortaan ben ik almachtig.
+ Ik onderwierp al 't andre, alleen de ziel
+ Des menschen, dat onuitgebluschte vuur,
+ Brandt nog den hemel tegen, fel verwijtend,
+ Twijflend, weeklagend, in gebed weerstrevend,
+ Ophuilend muiterij, die ons oud rijk
+ Wankelbaar maken kon, al is 't gebouwd
+ Op oudst geloof en vrees, hel's evenouder.
+ En schoon mijn vloeken, gelijk vlok bij vlok
+ De sneeuw op onbegroeide kruinen valt,
+ Dalen door zwevende atmosfeer en kleven
+ Aan haar,--schoon ze in het duister van mijn toorn
+ Stijgt op des levens rotsen stap na stap,
+ Gelijk het ijs den ongeschoeiden voet
+ Haar wondend,--tòch blijft zij de ellende meester,
+ Strevend, niet onderdrukt;--maar weldra valt zij.
+ Juist nu baarde ik een wonder, een vreemd wonder--
+ 't Noodlottig kind, de schrik van de aard, slechts wachtend
+ Tot de bestemde stond verschijnen zal
+ (Dragend van Demogorgons leedgen troon
+ De vreeselijke macht van eeuwge leden,
+ Die ongezien dien schrikbren geest bekleedden)
+ Om, weer gedaald, dien sprankel te vertreden.
+
+ Pleng 's hemels wijn, o Ida's Ganymeed,
+ Doe hem als vuur de kunstge bekers vullen,
+ En van den bloem-doorweven godenvloer,
+ Verrijs, al-zegevierende muziek,
+ Als dauw van de aard onder der scheemring starren!
+ Drinkt! dat de nectar door uw aadren cirklend
+ De ziel der vreugde zij, gij eeuwge Goden,
+ Tot jublen uitbarst in één wijde stem,
+ Als melodie van de Elyseesche winden.
+
+ En gij, stijg naast me, omsluierd in het licht
+ Van het verlangen dat u eent met mij,
+ Thetis, o stralend beeld van de eeuwigheid!
+ Toen ge uitriept: "God, niet-te-verduren macht!
+ Spaar me! ik doorsta de snelle vlammen niet,
+ 't Doordringend bijzijn; heel mijn wezen smolt,
+ Als dat van hem die tot een dauw vervloeide
+ Door 't gif van de Numidische haagdis,--
+ Zinkende door zijn grondvest;" toen juist maakten
+ Twee machtge geesten saâm vereend een derden,
+ Machtger dan bei, die onlichaamlijk nu
+ Tusschen ons zweeft, gevoeld schoon niet aanschouwd,
+ En de gestaltenis verbeidt die stijgt
+ (Hoort gij den donder van de vuurge wielen,
+ Snijdend den wind?) van Demogorgons troon.
+ Zegepraal! Zegepraal! Voelt gij niet, wereld!
+ De aardbeving van zijn wagen die de' Olympus
+ Opdondert?
+
+_(De Wagen van het Uur verschijnt. Demogorgon stijgt af,
+en gaat naar den Troon van Jupiter)._
+
+ Vreeslijk wezen, spreek! wat zijt gij?
+
+*DEMOGORGON.*
+
+ De Eeuwigheid. Vraag niet een gruwbrer naam.
+ Daal van uw troon en volg me in d'afgrond neer.
+ Ik ben uw kind, als gij Saturnus' kind,
+ Machtger dan gij. En samen moeten wij
+ Voortaan in duister. Licht uw bliksems niet.
+ De dwinglandij des hemels moog' voortaan
+ Niet een zich nemen, krijgen of behouden
+ Na u: doch wilt ge--daar 't het noodlot is
+ Van wormen daar me' op treedt dat ze zich kronklen
+ Totdat ze dood zijn--toon wat ge vermoogt.
+
+*JUPITER.*
+
+ Vloekbre misboorte! zóo dan treed ik u
+ Neer onder diepte van Titanen-holen--
+ Draalt ge nog?
+ O erbarmen! o erbarmen!
+ Geen deernis, geen bevrijding, geen respijt.
+ Maakte mijn vijand ge tot rechter mij,
+ Hemzelf, die hangende aan den Caucasus
+ Door mijn langduurge wraak verdord is--Hij
+ Zou mij niet zóo verdoemen. Is hij niet,
+ De zachte en vreeslooze en rechtvaardige,
+ De koning van de wereld? Wat zijt gìj dan?--
+ Geen toevlucht, geen verhooring!
+ Zink dan mét mij!
+ Verzinken beiden we in de wijde baren
+ Van ondergang, gelijk een gier en slang,
+ Ontkracht, in onontwarbren strijd vervlochten,
+ Neerstorten, in een strandlooze' oceaan.
+ De hel ontsluit' nu haar omwalde zeeën
+ Van stormend vuur, en overstelpe daar
+ In 't boômloos leeg deze verlaten wereld,
+ En u, en mij, verwinnaar en verslaagne,
+ En 't wrak van dat waarom zij streden.
+ Wee!
+ Wee! De elementen zijn mij niet gehoorzaam!
+ Duizelend zink ik neer, eeuwig, voor eeuwig!
+ En, als een wolk, verduistert met zijn zege
+ Mijn vijand van omhoog mijn val! Wee! Wee!
+
+
+*TWEEDE TOONEEL.*
+
+_(De mond van een groote rivier in het eiland Atlantis. Oceanus
+is zichtbaar rustend bij het strand, Apollo staat naast hem.)_
+
+*OCEANUS.*
+
+ Hij viel onder den frons van zijn verwinnaar,
+ Zoo zegt ge?
+
+*APOLLO.*
+
+ Ja, bij 't einde van den strijd,
+ Waardoor de bol dien ik bestuur verduisterd'
+ En 't vast gestarnte trilde, werd de hemel
+ Beschenen door de ontzetting van zijn oog
+ Met bloedrood licht, door dichten flardenzoom
+ Van 't zegepralend duister, wijl hij viel:
+ Gelijk de laatste glans van rooden doodsstrijd
+ Des daags, die door een spleet der vuurge wolken
+ Ver brandt over het storm-doorgroefde diep.
+
+*OCEANUS.*
+
+ Zonk hij naar de' afgrond, naar het donker Leêg?
+
+*APOLLO.*
+
+ Gelijk een aadlaar op den Caucasus
+ Gevangen in een wolk die splijt; zijn vlerken
+ Waarmee de donder spot, in wervelwind
+ Verward; zijn oogen die de zon aanstaarden
+ Zonder verblind te zijn, door 't witte weerlicht
+ Verbijsterd; wijl de zware hagel slaat
+ Zijn worstlende gestalt', die eindlijk zinkt
+ Voorover, en het hemelsche ijs omklemt haar.
+
+*OCEANUS.*
+
+ Voortaan zal 't hemelspieglend zeeëveld--
+ Mijn rijk--opdeinen, door geen bloed bevlekt,
+ Onder de winden die het rijzen doen
+ Als 't graanveld golvende in de zomerlucht;
+ Mijn stroomen zullen rijkbevolkte kusten
+ Omvlieten en gelukkige eilandrijken.
+ En van hun glazen tronen zullen Proteus,
+ De zeeëblauwe, met zijn vochtge nymfen,
+ De schaduw zien van schoone schepen (zoo
+ Zien menschen, hoe de licht-beladen maan:
+ Drijvende bark, saam met die witte ster:
+ Kroon van onzichtbren loods, wordt meegedragen
+ Op zee die ebt: snelle zonsondergang--);
+ Volgend hun pad niet meer door bloed en klachten,
+ Verwoesting, en dooreengemengde stemmen
+ Van slaafschheid en bevel--maar door het licht
+ Van golf-weerkaatst gebloemt, drijvende geuren,
+ Zachte muziek, en vriendelijke en vrije,
+ Zachtmoedge stemmen: lieflijkste muziek,
+ Waarvan de geesten houden.
+
+*APOLLO.*
+
+ En ik zal
+ Niet meer op daden staren die mijn geest
+ Verduisteren met smart, gelijk de eclips
+ Den bol dien 'k leid verdonkert.--Luister! 'k hoor
+ De kleine, klare, zilvren luit waarmee
+ De jonge Geest speelt in de Morgenster.
+
+*OCEANUS.*
+
+ Nu moet gij gaan. Uw paarden zullen rusten
+ Vanavond--tot zoolang zeg 'k u vaarwel.
+ Het luide diep roept mij juist nu naar huis,
+ Om het te voeden met azuren kalmte
+ Uit de smaragden urnen, die voor eeuwig
+ Gevuld, neven mijn troon staan. Zie de Nymfen,
+ Onder de groene zee, 't beweeglijk lijf
+ Gedragen op den wind-gelijken vloed,
+ Haar armen blank boven haar stroomend haar
+ Getild, met kransen bont en sterge kronen
+ Van zeegebloemt, zich haastende om te sieren
+ De vreugde die haar machtge zuster beidt.
+
+ _(Een geluid van golven wordt gehoord.)_
+
+ 't Is de ongeweide zee hongrend naar kalmte.
+ Monster, wees stil; ik kom. Vaarwel.
+
+*APOLLO.*
+
+ Vaarwel.
+
+
+*DERDE TOONEEL.*
+
+_(De Caucasus. Prometheus, Hercules, Ione, de Aarde, Geesten;
+Asia en Panthea, in den wagen met de Geest van het Uur.)_
+
+*HERCULES* _ontboeit_ *PROMETHEUS* _die neerdaalt_.
+
+*HERCULES.*
+
+ Roemruchtigste der Geesten! zoo dient Kracht
+ Wijsheid en Moed en lang-duldende Liefde,
+ En u, die 't wezen zijt dat zij bezielen,--
+ Gelijk een slaaf.
+
+*PROMETHEUS.*
+
+ Uw vriendelijke woorden
+ Zijn zoeter zelfs dan vrijheid, lang begeerd
+ En lang verschoven.
+ Asia, 's levens licht,
+ Afglans van onaanschouwde Schoonheid; gij ook,
+ Lieflijke zusternymfen die 't erinren
+ Dier lange jaren van ellende zoet maakt
+ Door liefde en zorg; nu scheiden wij niet meer.
+ Er is een grot, gansch overgroeid met geurge
+ Kruipende planten, die den dag afsluiten
+ Met blaadren en gebloemte, en geplaveid
+ Met aderig smaragd; en een fontein,
+ Wier klank ontwaken doet, springt middenin.
+ Van het gebogen dak hangen omneer
+ Bevrozen tranen van den berg, als zilver
+ Of sneeuw of lange diamanten spitsen,
+ Waaruit een twijfelachtig schijnsel stroomt.
+ Daar hoort men de altijd-door bewogen lucht,
+ Erbuiten fluisterend van boom tot boom,
+ Vogels en bijen, en in 't rond zijn zetels
+ Van mos; de ruwe wanden zijn bekleed
+ Met lang zacht gras:--'t is een eenvoudge woning,
+ Die de onze zijn zal; waar wij neergezeten
+ Veel zullen spreken over tijd en wissling,
+ Wanneer de wereld ebt en vloedt, doch wij
+ Dezelfden blijven. Want wat zou den Mensch
+ Kunnen vrijwaren voor verandering?--
+ En, wen gij zucht, zal ik glimlachen; gij,
+ Ione, zult zee-melodieën zingen,
+ Totdat ik ween,--dan zal _uw_ glimlach drogen
+ De tranen die zij wekte, nochtans zoet.
+ Wij zullen knoppen, bloemen, en de stralen
+ Die fonklen aan den zoom van de fontein
+ Verwinden, en tot vreemde vormen vlechten
+ 't Gewone, als kleine menschenkindren doen
+ In korte onschuldigheid. Wij zullen zoeken
+ Met blikken en met woorden onzer liefde
+ Naar schuilende gedachten, elke schooner
+ Dan de voorafgegane, in onze zielen,
+ Nooit uitgeput; en gelijk luiten bevend
+ Onder 't bespelen van verliefden wind,
+ Hemelsche harmonieën, altijd nieuw,
+ Uit lieflijke verscheidenheid, waar nooit
+ Oneenigheid kan zijn, tesamenweven.
+ En hierheen komen, op bekoorde winden
+ Die van elk hemeleind elkaar ontmoeten
+ (Als bijen die van iedre bloem, gevoed
+ Door 't hemelsche Enna, bij hun eigen huizen
+ Op 't eiland Himera tesamenkomen)
+ De echo's aansnellen van de menschenwereld,
+ Die spreken van de zachte stem der Liefde,
+ Schier ongehoord, en van 't gemurmeld leed
+ Van Medelij duif-oogig, en Muziek,
+ Zelf de echo van het hart,--al wat het leven
+ Des menschen, vrij nu, zachter, beter maakt.
+ En lieflijke verschijningen, eerst scheemrig,
+ Dan stralend,--als de geest, helder ontrijzend
+ Schoonheids omhelzing (daarvandaan de vormen
+ Waar deze 't schaduwbeeld van zijn) haar kleedt
+ In stralenbundels--die zijn werklijkheid,--
+ Zullen daar tot ons komen; het onsterflijk
+ Nakroost van Schilderschoon en Beeldhouwkunst
+ En opgetogen Poëzie, en andre,
+ Die zullen zijn, schoon wij niet weten hoe.
+ Zwervende stemmen zijn ze en schaduwen
+ Van al wat 't menschdom past, bemiddelaars
+ Van liefde--'t beste dat men eeren kan--
+ Door hen en ons geschonken en beantwoord;
+ Snelle gestalten en geluiden, schooner
+ En zachter naar de mensch wijs wordt en teeder,
+ En kwaad en dwaling storten, floers na floers.
+ Dat is 't vermogen van de grot en 't oord.
+
+ _(Zich wendend tot de Geest van het Uur.)_
+
+ Voor u, lieflijke Geest, rest nog éen arbeid,
+ Ione, geef haar die gebogen schelp,
+ Die de oude Proteus gaf als bruidsgeschenk
+ Aan Asia, ademend een stem daarin,
+ Die zal verwerklijkt worden,--en die gij
+ Verborgt in gras onder de holle rots.
+
+*IONE.*
+
+ Gij van alle Uren meest begeerde, meer
+ Bemind en minnenswaard dan al uw zusters,
+ Dit is de tooverschelp. Zie 't bleek azuur
+ Dat overgaat in zilver, het bedekt haar
+ Inwendig met een zacht maar gloeiend licht:
+ Schijnt het geen zwijgende muziek daar sluimrend?
+
+*GEEST.*
+
+ Waarlijk, het schijnt de mooiste schelp der zee;
+ Haar klank moet tegelijk zoet zijn en vreemd.
+
+*PROMETHEUS.*
+
+ Ga, door uw wervelwind-voetige paarden
+ Over de steden van den mensch gedragen;
+ Snel nu nog eens rondom de ronde wereld
+ De zon voorbij, en blaas, terwijl uw wagen
+ De ontgloeide lucht klieft, in die bochtge schelp,
+ Zoodat haar machtige muziek bevrijd wordt:
+ 't Zal zijn als donder, menglend met klare echo's.
+ Kom dan terug, en woon naast onze grot.
+ En gij, o Moeder Aarde!--
+
+*DE AARDE.*
+
+ Ik hoor, ik voel.
+ Uw lippen raken mij, en hun beroering
+ Stroomt langs mijn zenuwen van marmer neer
+ Tot, middenin, het diamanten duister;
+ 't Is leven, vreugd,--en door mijn oud, verwelkt
+ En ijzig lijf schiet nu in kringloop weer
+ De warmte van onsterfelijke jeugd.
+ Voortaan zullen de vele schoone kindren,
+ Omstrengeld in mijn leven-gevende armen,
+ Alle gewassen, kruipende gedaanten,
+ Insecten regenboog-gevleugeld, vogels,
+ Dieren, visschen en menschlijke gestalten,
+ Die ziekte en pijn mijn droge borst ontzogen
+ Drinkend het gif van wanhoop,--van mij krijgen
+ En onderling uitwisselen zoet voedsel.
+ Als zuster-antilopen zullen zij
+ Mij worden, die éen schoone moeder voedt,
+ Sneeuwblank en snel gelijk de wind, waar 't wemelt
+ Van lelies naast een boordevollen stroom.
+ De dauwge mist van mijn zonloozen slaap
+ Zal onder het gestarnt als balsem vlieten,
+ 's Nachts opgevouwen bloemen zullen zuigen
+ Terwijl zij rusten onverwelkbre kleuren;
+ Wijl mensch en dier in blijden droom zal zaamlen
+ Kracht voor den dag die komt en al zijn vreugd.
+ Dood zal de laatste omhelzing zijn van haar
+ Die 't leven dat zij schonk herneemt: een moeder
+ Die spreekt, haar kind omarmend: "Blijf thans bij me."
+
+*ASIA.*
+
+ O moeder! waartoe noemt den naam des doods gij?
+ Houden zij op te lieven, te bewegen,
+ Te ademen en te spreken, zij die sterven?
+
+*DE AARDE.*
+
+ Wat zou het baten of 'k u antwoord gaf?
+ Gij zijt onsterflijk, en dees taal verstaan
+ Enkel de doôn die nooit iets mededeelen.
+ Dood is de sluier dien de levenden
+ Het leven noemen, en een slaap bevangt hen,
+ Dan wordt hij opgetild. En onderwijl
+ Zullen in lieflijke verscheidenheid
+ De lieflijke seizoenen, met hun buien
+ Van regenboge' omboord, en geurge winden;
+ En lange blauwe meteoren zuivrend
+ Den doffen nacht; en pijlen, die het leven
+ Ontbranden doen, van de al-klievende boog
+ Der helle zon; en dauw-vermengde regen
+ Van kalme manestralen, zacht van werking,--
+ De wouden en de velden kleeden--ja,
+ De rots-gebouwde woestenijen zelfs
+ Van 't naakte diep--met steeds-levende blaadren,
+ En vruchten, en gebloemt.--En gij! Er is
+ Een grot waaruit mijn ziel zich opwaarts zuchtte
+ In foltring, wijl uw pijn mijn hart verdwaasde.
+ Zij die haar aêmden werden ook verdwaasd,
+ En bouwden daar een tempel, en zij spraken
+ Orakeltaal, en lokten de misleide
+ Volken in 't rond tot wederkeergen krijg,
+ En trouweloosheid, gelijk Jupiter
+ U heeft betoond. Die adem rijst ook nu,
+ Maar als violengeur in het hooge onkruid,
+ Vullend met klaarder licht en roode lucht,
+ Hevig doch zacht, de rotsen en de wouden
+ In 't rond. Hij voedt den snel-groeienden wijnstok,
+ Slangachtig kronklend, en de donkre klimop,
+ Vast aan elkaar wild vlechtende, en de bloesems,
+ Knoppend, ontbloeid, of welkende van geur,
+ Die wen de wind erdoor stroomt hem besterren
+ Met stippen kleurig licht; en heldre gouden
+ Vruchtbollen, hangende in hun eigen hemel,
+ Die groen is; en, door aderige blaadren
+ En amberkleurge stengels, het gebloemt
+ Welks purpren en doorschijnge bekers altijd
+ Te schuimen staan van hemeldauw, den drank
+ Van geesten. En hij kringt in 't rond, gelijk
+ Van middagdroomen zacht-wuivende wieken,
+ Kalme en gelukkige gedachten wekkend,
+ Gelijk de mijne, nu ge in eer hersteld zijt.
+ Dees grot zal de uwe zijn.--Verrijs! Verschijn!
+
+ _(Een Geest rijst op in de gedaante van een gevleugeld kind.)_
+
+ Dit is mijn fakkeldrager, die zijn lamp
+ In ouden tijd liet uitgaan door te staren
+ Naar oogen, waar opnieuw hij haar ontstak
+ Aan liefde, die als vuur is, dochterlief,
+ Want die in de uwe is zoo.--Loop, koppige jongen,
+ Leid dit gezelschap langs den top van Nysa,
+ Den Bacchus-berg, waar de Maenaden huisden,
+ Voorbij den Indus en schatplichtge stroomen
+ Tredend de bergriviere' en glazige meren
+ Met voeten onbevochtigd, onvermoeid,
+ En nergens poozend; dan het groen ravijn op,
+ Dwars door het dal, naast den kristallen vijver,
+ Waarop geen wind waait en waar altijd stil
+ Het door geen golven uitgewischte beeld
+ Ligt van een tempel op den top gebouwd,
+ Duidelijk zichtbaar met zijn kapiteelen
+ Als palmen, architraven, zuilen, bogen,
+ En overal bewerkt en weemlend van
+ Het levendst beeldwerk, zoo Praxiteles
+ Eens schiep, wier marmeren geglimlach vult
+ Met eeuwge liefde de gestilde lucht.
+ Hij is verlaten nu, maar eenmaal droeg hij
+ Uw naam, Prometheus. Daar werd u tot eer
+ Door de naijverige jonglingschap
+ De lamp--uw zinnebeeld--door 't heilig duister
+ Gedragen; eevnals zij die door den nacht
+ Van 't leven naar het graf de toorts der hoop,
+ Die zij niet afstaan, torsen; eevnals gij
+ Die hebt gedragen--schoonste zegepraal!--
+ Naar dit ver doel der Tijden.--Gaat. Vaartwel.
+ De grot, voor u bestemd, ligt naast dien tempel.
+
+
+*VIERDE TOONEEL.*
+
+_(Een bosch. Op den achtergrond een grot. Prometheus, Asia,
+Panthea, Ione, en de Geest van de Aarde.)_
+
+*IONE.*
+
+ Zuster, hij is niet aardsch! Zie hoe hij glijdt
+ Onder de bladeren! hoe op zijn hoofd
+ Een lichtschijn brandt gelijk een groene ster
+ Wier stralen van smaragd vervlochten zijn
+ Met zijn blond haar! hoe, als hij gaat, de glans
+ In vlokken op het gras valt. Kent gij hem?
+
+*PANTHEA.*
+
+ Het is de fijne geest, die de aard geleidt
+ Door 't hemelruim. De volkrijke gesternten
+ Noemen, van ver, dat licht het lieflijkste
+ Van de planeten;--en somwijlen ook
+ Vliegt over 't schuim hij van de zoute zee;
+ Of maakt zijn wagen van een mistge wolk;
+ Of wandelt door de velden of de steden
+ Terwijl het menschdom slaapt, of over toppen
+ Van bergen, of stroomafwaarts op rivieren,
+ Of door de groene, woeste wildernis,
+ Als thans, verbaasd om al wat hij aanschouwt.
+ Voor Jupiter regeerde, minde hij
+ Ons beider zuster Asia; elk vrij uur
+ Kwam hij om uit haar oogen 't vochtig licht
+ Te drinken, waar hij zóo naar dorstte, zei hij,
+ Als een die door een dipsas werd gebeten;
+ Hij schonk aan haar zijn kinderlijk vertrouwen
+ En al wat hij te weten kwam of zag
+ (Want hij zag veel, maar wat hij zag verklaarde
+ Hij vaak verkeerd) vertelde hij aan haar,
+ En noemde haar--want hij wist evenmin
+ Als ik zijn afkomst--"moeder, lieve moeder."
+
+*DE GEEST V. D. AARDE.*
+
+ _(op Asia toesnellend)._
+ Moeder, o moederlief, mag 'k dan weer spreken
+ Met u, als ik gewend was? Mag 'k mijn oogen
+ In uw zachte armen bergen, als uw blikken
+ Ze moe van vreugde maakten? Mag 'k dan spelen
+ Naast u, den langen middag, wen geen werk
+ Te doen valt in de heldre stille lucht?
+
+*ASIA.*
+
+ Ik min u, teederst wezen, en voortaan
+ Zal u te koestren mij niet éen misgunnen.
+ Toe, spreek: uw simple taal die eens mij troostte,
+ Vervult mij nu met blijdschap.
+
+*DE GEEST V. D. AARDE.*
+
+ Ik ben wijzer
+ Geworden, moeder (schoon een kind niet zóo wijs
+ Kan zijn als gij) vandaag, en ook gelukger.
+ Gelukkiger en wijzer allebei.
+ Gij weet, dat padden, slangen, vieze wormen,
+ Vergiftige en kwaadaardige gedierten,
+ En takken, schadelijke bessen dragend,
+ In 't woud, mij altijd stoorden bij mijn tochten
+ Over de groene wereld, en dat ook,
+ Waar 't menschdom woont, mannen met hard gelaat,
+ Of trotsche en booze blikken, of met kouden
+ En starren gang, of valschen, hollen glimlach,
+ Of dommen grijns van ijdle onwetendheid,
+ Of andre leelke maskers waarmee slechte
+ Gedachten 't schoone wezen dat wij geesten
+ Mensch noemen, gansch verbergen,--en ook vrouwen,
+ Afzichtelijkst van al wat leelijk is
+ (Schoon lieflijk, in een wereld zelfs waar gij
+ Liefelijk zijt, wen zij oprecht en vrij,
+ Vriendlijk en goed zijn, dus op u gelijken),
+ Wanneer zij valsch of stuursch zijn,--als 'k voorbijging
+ Ofschoon zij sliepen en 'k onzichtbaar bleef--
+ Mijn hart ziek maakten.--Nu, mijn pad leidde onlangs
+ Dwars door een groote stad naar bosschige heuvels
+ Die haar omringden, en een schildwacht vond ik
+ Sluimerend aan de poort; toen er opeens
+ Een klank gehoord werd, zoo geweldig luid,
+ Dat in het manelicht de torens trilden,
+ Doch zoeter dan ooit stem, behalve de uwe,
+ Die 't allerzoetst is, klonk; een lang geluid,
+ Zoo lang, alsof het nimmer eindgen zou;
+ En al de inwoners sprongen plotseling
+ Op uit hun rust, bijeengaande in de straten,
+ Verwonderd opziend naar den hemel, wijl
+ Nog altijd de muziek voortgalmde. Ik borg mij
+ In een fontein op 't openbare plein,
+ Waar 'k lag als de weerspiegling van de maan
+ Gezien in 't water onder groene blaadren.
+ En weldra vloeiden die onschoone vormen
+ En aangezichten van de menschen heen,--
+ Waarvan ik zei dat zij mij leed aandeden--,
+ De lucht door, en verwelkend in de winden
+ Die ze verstrooiden, zij van wie zij weken
+ Schenen zachtmoedge, lieflijke gedaanten
+ Nadat een leelijke vermomming viel.
+ En allen waren eenigzsins veranderd,
+ En na kortstondige verwondering
+ En groeten blij-verbaasd, gingen zij allen
+ Weer slapen.--En, toen 't daagde,--kondt gij denken
+ Dat padden, slangen, salamanders, ooit
+ Schoon konden zijn? En toch waren zij schoon,--
+ Met weinig wijzging van hun vorm of kleur.
+ En alles had zijn slechten aard verloren.
+ Ik kan mijn vreugd niet zeggen, toen ik zag
+ Boven een meer, op een gebogen twijg
+ Omrankt van nachtschaduw, twee blauwe ijsvogels,
+ Hangende naar omlaag en etend van
+ Een heldre tros van amberkleurge bessen
+ Met snelle lange snavels, en in 't diep
+ Zag ik die lieflijke gestalten spieglen,
+ Als in een hemel. Zoo, met mijn gedachten
+ Vol van die heerlijke veranderingen,
+ Vinden we elkaar--zoetste verandring!--wêer.
+
+*ASIA.*
+
+ En scheiden nimmer, tot uw kuische zuster,
+ Die de bevrozen, wisselende maan leidt,
+ Op uw gelijker, warmer licht zal zien
+ Totdat haar hart ontdooit, als vlokken van
+ Aprilsneeuw, en ze u liefheeft.
+
+*DE GEEST V. D. AARDE.*
+
+ Wat, als Asia
+ Prometheus liefheeft?
+
+ASIA.
+
+ Stil, lichtzinnige jongen,
+ Je bent nu nog niet oud genoeg. Wat denk je,
+ Door 't staren in elkanders oogenlicht,
+ Je lieve wezens te vermenigvuldgen
+ En den maanloozen hemel te doen weemlen
+ Van vuurge bollen?
+
+*DE GEEST V.D. AARDE.*
+
+ Moeder, als mijn zuster
+ Haar uitgebrande lamp verzorgt, is 't dan
+ Niet hard dat 'k duister zijn moet?
+
+*ASIA.*
+
+ Luister; zie!
+
+ _(De Geest van het Uur verschijnt.)_
+
+*PROMETHEUS.*
+
+ Wij voelen wat gij hoorde en zaagt; maar spreek!
+
+*DE GEEST VAN HET UUR.*
+
+ Na 't eindgen van den klank, wiens donder vulde
+ De afgronden van de lucht en de wijde aarde,
+ Was er weldra verandering: de ontastbre,
+ Dunne atmosfeer en 't al-omrondend zonlicht
+ Werden vervormd, alsof 't gevoel van liefde
+ Daar opgelost, zich om de ronde wereld
+ Gewikkeld had. Mijn oog werd helder toen,
+ En de heelal-geheimen kon 'k doorzien.
+ Duizelig als van wellust zweefde ik neer,
+ Waairend de heldre lucht met loome vlerken.
+ Mijn paarden zochten in de zon het oord
+ Van hun geboorte, waar zij voortaan vrij
+ Van arbeid zullen leven, bloemen grazend
+ Van een plantaardig vuur; en waar mijn wagen,
+ Gelijk de maan, zal staan binnen een tempel,
+ Bestaard door beelden, als van Phidias,--
+ Van u, en Asia, en van de Aarde, en mij,
+ En u, lieflijke nymfen, die de liefde
+ Die wij gevoelen in uw blikken draagt,--
+ Als een gedachtnis van de tijdingen
+ Die hij gedragen heeft,--onder een koepel,
+ Versierd met beitelwerk dat bloemen nabootst,
+ In evenwicht op twalef zuilen van
+ Schittrend gesteent, en open naar den hemel,
+ Die hel en lieflijk is. Daaraan geboeid
+ Door een aan beide zijden in een kop
+ Eindgenden slang, zal 't beeld dier vleugelpaarden
+ Den spoed waarvan zij rusten als bespotten.
+ Helaas! waarheen zwierf mijn eenzijdig praten,
+ Wijl al wat gij woudt hooren ongezegd blijft?
+ Zooals ik zeide, vloog ik neer naar de aard:
+ Het was, als 't nù nog is, de bijna pijn
+ Lijkende zaligheid van te bewegen,
+ Te aadmen, te zijn. En zwervend ging ik naar
+ De huizen en verblijven van het menschdom,
+ En was in 't eerst teleurgesteld, daar 'k nergens
+ Zoo machtgen omkeer zag als ik gevoeld had
+ Vanbinnen, uitgedrukt in het uitwendge.
+ Maar weldra zag 'k nauwlettender, en zie!
+ De tronen waren koningloos, en menschen
+ Zag 'k schrijden met elkaar als geesten doen.
+ Minachting, vrees, zelf-liefde of zelf-versmading
+ Stonden op 't menschenhoofd niet meer geschreven,
+ Als op de hellepoort: "Laat alle hoop
+ Varen, gij die hier intreedt."--Geen was toornig,
+ Geen beefde, niemand staarde naar eens andren
+ Koud en bevelend oog met felle vrees,
+ Tot het slachtoffer van tyrannenwil
+ Veracht werd (erger noodlot!) door zijn eignen,
+ Die hem ter dood spoorde als een krachtloos paard.
+ Geen boog zijn mond in lijnen die de waarheid
+ Verstrikten en den leugen die zijn tong
+ Niet wilde spreken door een glimlach uitten.
+ Geen die met harden grijns in 't eigen hart
+ De sprankelen vertrad van liefde en hoop,
+ Tot daar die bittere asch bleef van een ziel
+ Die door zichzelf verteerd is, en de ellendge
+ Gelijk een vampier onder 't menschdom kroop,
+ Alles besmettend met zijn leelke kwaal.
+ Geen sprak die algemeene, valsche, koude,
+ Ledige praat die het hart ontkennen doet
+ Het _ja_ dat 't ademt, en die nochtans maakt
+ Dat het die ongemeende huichlarij
+ Nog ondervraagt met naamloos zelfmistrouwen.
+ En vrouwen ook, oprecht, vriendlijk en schoon,
+ Gelijk de vrije hemel die frisch licht
+ En dauw op de wijde aarde regent, zag 'k
+ Voorbijgaan,--stralende, lieftalge wezens,
+ Gezuiverd, vrij, van der gewoonte smet,
+ De wijsheid die zij eens niet konden denken
+ Uitsprekend, en gevoelens die zij eens
+ Vreesden te voelen in haar blikken dragend,
+ Tot alles wat zij eens niet dorsten zijn
+ Veranderd,--nu zij 't waren, maakten zij
+ Van de aarde een hemel. Trots, naijver, nijd,
+ Noch valsche schaamte, bitterste dier droppen
+ Van opgespaarde gal, bedierven meer
+ Den zoeten smaak van de nepenthe, liefde.
+
+ Tronen, altaren, kerkers, rechterzetels,
+ Waarop, waarnaast, ellendelingen droegen
+ Schepters, tiara's, zwaarden, ketens, boeken
+ Beredeneerd onrecht, gevleid door domheid,--
+ Waren gelijk die monsterlijk-barbaarsche
+ Gestalten, geesten van vergeten roem,
+ Die van hun onversleten obelisken
+ Staren in zegepraal over paleizen
+ En tomben van wie hun verwinnaars waren,
+ Rondom vergaande. Die verbeeldden ook--
+ Hoogmoed van koningen en priesters wekkend--
+ Een donker, sterk geloof, een macht zoo wijd
+ Als het door haar verwoeste deel der wereld,
+ En wekken thans niets dan verbazing meer.
+ Zoo staan ook de symbolen en werktuigen
+ Der laatste slavernij van 't menschgeslacht
+ Tusschen de woningen der volkrijke aard,
+ Niet omgeworpen, maar door geen beschouwd.
+ En al die slechte wezens, god en mensch
+ Tot walging; onder meengen naam en vorm,
+ Vreemd, woest, spookachtig, duister en afschuwlijk,
+ Jupiter zijnde, de tyran der wereld,--
+ En die de volken, angst-geslagen, dienden
+ Met bloed en harten door langduurge hoop
+ Gebroken, en met liefde die zij sleurden
+ Voor hun bezoedelde, onversierde altaren
+ En moordden, waar de menschen tranen weenden
+ Niet weer-opeischend, vleiend wat zij vreesden--
+ Een vrees die haat was--, toornen, snel vergaand,
+ Over hun leedge heiligdommen thans.
+ 't Gekleurde floers--leven genoemd door hen
+ Die wáren--dat al 't geen de mensch geloofde
+ Of hoopte, nabootste, als met ijdle kleuren,
+ Is weggescheurd. Het walglijk masker viel.
+ De mensch blijft over,--schepterloos en vrij,
+ Zonder beperking mensch: allen gelijk,
+ En niet verdeeld in klassen, stammen, volken,
+ Vrij van ontzag, vereering, stand, en koning
+ Over zichzelf, rechtvaardig, zacht en wijs,
+ Maar mensch. Hartstochteloos? dat niet,--maar vrij
+ Van schuld of leed--die wáren, want zijn wil
+ Schiep of verduurde ze; en nog niet bevrijd
+ Van kans, verandring, dood, ofschoon als slaven
+ Die trits beheerschend,--zware aanhangsels nog
+ Van dat wat anders hooger stijgen zou
+ Dan verste ster van de' onbeklommen hemel,
+ Torenend scheemrig in 't geweldig Leêg.
+
+
+
+
+*VIERDE BEDRIJF.*
+
+
+_(Tooneel: een deel van het woud bij de grot van Prometheus.
+Panthea en Ione slapen, zij ontwaken langzamerhand gedurende
+ den eersten zang.)_
+
+*STEM VAN ONZICHTBARE GEESTEN.*
+
+ De bleeke sterren (ontvluchtend
+ Hun herder vol ijver:
+ De zon die ze sture
+ Ten stal diep in de uchtend,
+ En aansnelt in praal meteoren-verduisterend) vlieden voorbij
+ Zijn woning, de azuren,
+ Als herten den tijger,--
+ Maar waar zijt gij?
+ _(Een stoet van donkere vormen en schimmen gaat verward voorbij,
+ zingende)._
+
+ Zwaar, o zwaar
+ Is de baar voorwaar
+ Van den Vader van menig verdwenen jaar,
+ Zie hier leit
+ Het lijk van den Tijd,
+ In de tombe der eeuwigheid zij het gevlijd
+ Door ons die gaan
+ Met die last belaên:
+ Ons, de schimmen der Uren vergaan.
+ Strooi, o strooi
+ Nu lokkentooi,
+ Geen taxisloof; en tranendooi
+ Bevloei', geen dauw,
+ Het doodskleed grauw;
+ En spreidt verwelkte bloemen tot rouw
+ Uit het ontbloot
+ Prieel van den Dood
+ Op het lijk van den Urenkoning groot!
+ Gauw, o gauw!
+ Als schaûwen grauw,
+ Verjaagd door den dag van het hemelblauw,
+ Smelten wij heen
+ Als schuim der zeên
+ Van de kindren van tijden zonder geween,
+ Wijl de wiegezang luidt
+ Van wind die ruischt uit,
+ Stervend op 't hart van zijn eigen geluid.
+
+*IONE.*
+
+ Wat donkre vormen zongen die wijs?
+
+*PANTHEA.*
+
+ De Uren die stierven, zwak en grijs,
+ En zij droegen den buit
+ Nog verzameld bijeen
+ Uit de zege gestuit
+ Door Een alleen.
+
+*IONE.*
+
+ Zijn zij heen?
+
+*PANTHEA.*
+
+ Zij zijn heen.
+ Zij ontsnelden den wind
+ Als een woord zoo gezwind.
+
+*IONE.*
+
+ Doch waarheen, o waarheen?
+
+*PANTHEA.*
+
+ Naar het donkere, doode verleên.
+
+*STEM VAN ONZICHTBARE GEESTEN.*
+
+ Lichtwolke' in den hemel,
+ Dauwsterren op de aarde,
+ De zeeën vol baren;
+ En al dat gewemel
+ Drijft stormwind van wellust, verbijstering blij!
+ Vreugd trilt door hun scharen,
+ Ten reidans vergaarde,--
+ Maar waar zijt gij?
+
+ De pijnboomen suizen
+ 't Oud lied met nieuw blij-zijn,
+ Fonteinen en waatren
+ Frisch-zangerig ruischen:
+ Als muziek van een geest rijst van 't land en de zee melodij;
+ De bergen beschaatren
+ Stormdonders die blij zijn,
+ Maar waar zijt gij?
+
+*IONE.*
+
+ Wat wagenmenners zijn 't?
+
+*PANTHEA.*
+
+ Waar zijn hun wagens?
+
+*HALFKOOR I VAN UREN.*
+
+ Toen van Lucht- en Aardgeesten de stem ons riep
+ Is 't versierde gordijn van den slaap gescheurd
+ Dat ons wezen bedekte en ons worden ontkleurd'
+ In het diep.
+
+*EEN STEM.*
+
+ In het diep?
+
+*HALFKOOR II.*
+
+ O! onder het diep.
+
+*HALFKOOR I.*
+
+ Wij waren gewiegd ontelbare jaren
+ In vizioenen van haat en naarheid,
+ En ieder die wakker werd vond de waarheid--
+
+*HALFKOOR II.*
+
+ Wreeder dan zijn vizioenen waren!
+
+*HALFKOOR I.*
+
+ Wij hoorden de luit van de Hoop, zoo zoet
+ En de stem van de Liefde in ons droomen zingen,
+ Wij voelden den staf van de Macht, en springen--
+
+*HALFKOOR II.*
+
+ Als de golven springen in morgengloed.
+
+*KOOR.*
+
+ Weeft den dans op den vloer van den wind,
+ Klieve ons gezang 't zwijgend licht van de lucht,
+ Betoovert den dag, die ontvliedt te gezwind,
+ Om vóor 't hol van den nacht te beteuglen zijn vlucht.
+
+ Eens waren de hongerige Uren honden,
+ Die jaagden den dag als een bloedend dier,
+ En hij hinkte en struikelde, vol van wonden,
+ Door van 't eenzame jaar het nachtlijk revier.
+
+ Maar thans--o! weeft de mystische maten
+ Van dans en muziek en gestalten van schijn!
+ Laat de Uren met geesten van macht en behagen
+ Als de wolken en 't zonlicht, vereenigd zijn.
+
+*EEN STEM.*
+
+ Vereenigd zijn.
+
+*PANTHEA.*
+
+ Zie waar de Geesten van de menscheziel
+ Naadren in zoet geluid als heldre sluiers.
+
+*KOOR VAN GEESTEN.*
+
+ De zingende rei
+ Bereiken wij,
+ De wervling van blijdschap draagt ons nabij;
+ Als de vleugel-gevinden,
+ Die 't diep niet kan binden,
+ Zeevogels half-sluimrend in 't luchtruim vinden.
+
+*KOOR DER UREN.*
+
+ Waarvandaan komt gij, zoo wild en met spoed?
+ Sandalen van weerlicht zijn aan uw voet,
+ Als gedachte uw gevedert is, zacht en snel,
+ En uw oogschijn als liefde, naakt en hel.
+
+*KOOR VAN GEESTEN.*
+
+ Wij komen van 't hart
+ Van den mensch, eens zwart,
+ Onrein en blind, en gebukt onder smart;
+ Nu is 't een zee
+ Van bewogen vree,
+ Een heldere hemel,
+ Maar vol ontroering en machtig gewemel;--
+
+ Uit die wondere mijn
+ Van vreugden rein,
+ Wier holen kristallen paleizen zijn;
+ Van die torentransen,
+ Waar uwe dansen--
+ O zalige Uren!--
+ Gedachte's gekroonde machten beturen;
+
+ Uit verborgenheden
+ Vol teederheden,
+ Waar lievende paren
+ U poozen doen, grijpend uw losse haren;
+ 't Blauw eilandrijk,
+ Waar Sirenen-gelijk
+ Zoete Wijsheid uw zeilen
+ Door een glimlach doet wijlen;
+
+ Van de tempels gesticht
+ Voor 't gehoor en 't gezicht
+ Van den Mensch, hoog bewelvend zoo Beeld als Gedicht;
+ Van de murmelingen
+ Van bronnen die springen,
+ Zonder dat zegel ze tegenhoudt:
+ Waar Kennis haar kunstige wieken bedauwt.
+
+ Jaren na jaren
+ Waadden we in scharen
+ Door bloed en tranen,
+ En een hel vol van haat en hoop en wanen;
+ O zeldzaam de streken,
+ Waar bloemen, bleeke,
+ In knop verschroeide,
+ Van het geluk, kortstondig bloeiden.
+
+ Thans schoeit onzen voet
+ De vrede zoet,
+ En de dauw onzer wieken is balsemvloed;
+ In ons oog is de schijn
+ Der mensch-liefde rein,
+ Die alles wat ze aanstaart een Eden doet zijn.
+
+*KOOR VAN GEESTEN EN UREN.*
+
+ Weeft nu het web van de mystische maten,
+ Van de diepten des hemels en de einden der aard,
+ Komt, snelle geesten van macht en behagen,
+ Tot reidans en jubelzangen vergaard,--
+ Als de golven van duizend rivieren vliên
+ In een zee van geflonker en melodiên!
+
+*KOOR VAN GEESTEN.*
+
+ Wij wonnen den buit,
+ Ons zwoegen is uit,
+ Nu mogen wij duiken of stijgen of zweven,
+ Waar wij ook wenschen
+ Tot in de grenzen
+ Die het heelal met duister omgeven.
+
+ Verder dan de oogen
+ Der sterren-bogen
+ Maken we in de' oerouden afgrond ons huis;
+ Chaos, Dood, Nacht,--
+ Als mist voor de macht
+ Van den storm,--zullen vliên voor ons wiekgeruisch.
+ En Aard, Licht en Lucht,
+ En de Geest, die de vlucht,
+ De vuurge, in het rond drijft der sterren tezamen,
+ Liefde, Adem, Gedachte--
+ Dood-temmende machten--
+ Zullen beneden ons oovral verzaêmen.
+
+ En ons zingen zal bouwen
+ In de ijle landouwen
+ Van 't Leêg, voor de Wijsheid een heilig domein,
+ Naar 't menschenrijk richten
+ We ons, 't nieuw-gestichte,
+ En ons werk zal genaamd naar Prometheus zijn.
+
+*KOOR DER UREN.*
+
+ Breekt den dans en verstrooit nu het koor,
+ Laat enklen blijven, en andren gaan.
+
+*HALFKOOR I.*
+
+ Wij drijven diep de hemelen door,--
+
+*HALFKOOR II.*
+
+ Ons trekt de toover van 't aardrijk aan,--
+
+*HALFKOOR I.*
+
+ Vurig en vrij, en rusteloos-ras,
+ Met de Geesten die bouwen een nieuwe aarde en zee,
+ En een hemel waar nooit nog een hemel was.
+
+*HALFKOOR II.*
+
+ Plechtig en langzaam, vol helderen vreê,
+ Leidend den dag en ontsnellend den nacht,
+ Met de machten van stralende wereld meê.
+
+*HALFKOOR I.*
+
+ Wij wervlen luid zingende rond den bol,
+ En zijn chaos verhelderd door liefde's macht,
+ En niet door vrees, vertoont zich in pracht,
+ Van boomen en dieren en wolken vol.
+
+*HALFKOOR II.*
+
+ Wij omcirklen de zee en de bergen der aard,
+ En de blijde gedaanten van wat zij baart
+ En gestorven weer tot zich neemt, wisselen bij de
+ Zoete muziek van ons innig verblijden.
+
+*KOOR VAN UREN EN GEESTEN.*
+
+ Breekt den dans en verstrooit nu het koor,
+ Laat enklen blijven en andren gaan.
+ Waar wij ook vlieden, wij leiden aldoor,
+ Aan banden als stralen van sterrenschijn
+ Die teeder maar onverbrekelijk zijn,
+ De wolken met liefderegen belaên.
+
+*PANTHEA.*
+
+ Ach! zij zijn heen!
+
+*IONE.*
+
+ Maar voelt gij toch geen vreugd
+ Door de voorbije zoetheid?
+
+*PANTHEA.*
+
+ Als de naakte
+ En groene heuvel lacht met duizend droppen
+ Van zonnig water naar den open hemel,
+ Wanneer een zachte wolk verdwijnt in regen!
+
+*IONE.*
+
+ Juist wijl wij spreken rijzen nieuwe noten.
+ Wat is dat machtige geluid?
+
+*PANTHEA.*
+
+ De diepe
+ Muziek der wentelende wereld is 't,
+ Die in de snaren der gegolfde lucht
+ Aeolische geluidsschakeering wekt.
+
+*IONE.*
+
+ Luister, hoe iedre rust ook is gevuld
+ Met onder-noten, klare, zilvren tonen,
+ IJzig en hel en die ontwaken doen,
+ Die door de zinnen boren naar de ziel,
+ En daarin leven; als de scherpe sterren
+ Boren door de kristallen winterlucht
+ En staren naar zichzelf in zee weerspiegeld.
+
+*PANTHEA.*
+
+ Maar zie, waar door twee poorten van het woud,--
+ Hangende twijgen overwelven die,--
+ En waar twee aadren van een stroompje maakten
+ Tusschen het dichte mos, vol van viooltjes,
+ Hun zangrig pad (gelijk een zusterpaar,
+ Scheidend met zuchten, dat ze in lachjes weer
+ Vereenen mogen, makend tot een eiland
+ Van lieflijk leed, een woud van zoete, droeve
+ Gedachten, hun beminnelijke scheiding),--
+ Twee vizioenen, wonderbaar van straling,
+ Aandrijven op den zee-gelijken toover
+ Van machtgen klank, die nog geweldger, heller,
+ En dieper schijnt te stroomen onder de aard
+ En door de lucht waarin geen wind beweegt.
+
+*IONE.*
+
+ Ik zie een wagen als die smalste boot,
+ Waarin der Maanden Moeder wordt gedragen
+ Bij ebbend schijnsel naar haar grot in 't Westen,
+ Als ze opspringt uit haar tusschen-maansche droomen;
+ Waarover buigt een cirkelend gewelf
+ Van teeder duister, en geboomte en heuvels,
+ Goed zichtbaar door dien donkren luchten sluier,
+ Lijken gedaanten uit een tooverspiegel.
+ Zijn raderen zijn vaste wolken, blauw
+ En goud,--de geesten van den donderstorm
+ Stapelen zulke op den verlichten zeevloer,
+ Wanneer de zon daaronder snelt; zij wentlen,
+ Bewegen, groeien aan, als door een wind
+ Die hen inwendig drijft. Er binnen in
+ Zit een gevleugeld kind, met wit gelaat
+ Gelijk de witheid van de heldre sneeuw.
+ Zijn wieken zijn als zonnig ijs-gevedert,
+ Zijn leden lichten blank door de op den wind
+ Golvende vouwen van zijn blank gewaad,
+ Weefsel van hemel-paarlen. Ook zijn haar
+ Is wit, de glinstring van wit licht verdeeld
+ In draden; maar zijn oogen zijn twee heemlen
+ Van vloeiend duister, dat zijn godlijkheid
+ Schijnt te doen stroomen, evenals een storm
+ Uit kartelige wolken wordt gestort,
+ Uit hun pijlvormige wimpers, temperend
+ De koude en stralende atmosfeer in 't rond
+ Met vuur, dat toch niet helder is. Zijn hand
+ Zwaait een trillenden manestraal, wiens punt
+ De macht heeft om den steven van den wagen
+ Te sturen op zijn wielgelijke wolken;
+ Die, wen zij wentlen over gras en bloemen
+ En waatren, klanken wekken, even zoet
+ Als zilvren dauw zijn zangerige regen.
+
+*PANTHEA.*
+
+ En zie, uit de andere oopning in het woud
+ Snelt aan, met luide en wervlende muziek,
+ Een bol: duizenden bollen zijn 't in éen,
+ Vast als kristal, maar 'lijk een leedge ruimte
+ Geheel doorvloeid van melodie en licht:
+ Tienduizend cirkels vlechtend en vervlochten,
+ Purper, azuur en blank, gulden en groen,
+ Kring binnen kring; en ieder vakje ertusschen
+ Bevolkt met onverbeeldbare gestalten
+ Als geesten droomen in het lamploos diep,
+ Doch alle zijn doorzichtig. En zij wervlen
+ Over elkaar in duizendvoud bewegen,
+ Op duizenden onzichtbare assen wentlend;
+ En met de kracht van snelheid die zichzelf
+ Tegenstreeft, rollen zij, geweldig, langzaam,
+ En statig; zij ontsteken met een mengling
+ Van klank en meengen toon verstaanbre woorden
+ En wilde melodie. Met machtge wervling
+ Doorsnijdt, verstuift de wemelende bol
+ 't Heldre riviertje in een azuren mist
+ Van opgeloste fijnheid, licht-gelijk;
+ En van het boschgebloemt de wilde geur,
+ Muziek van 't levend gras en van de lucht,
+ 't Smaragden licht van stralen in 't gebladert
+ Vervlochten, schijnen om zijn machtgen spoed,
+ Die toch zichzelf bestrijdt, samengekneed
+ Tot éen etherische zelfstandigheid,
+ Waarin de zinnen zwijmen. In den bol,
+ Op zijn albasten armen, als een peluw,
+ Gelijk een kind door lieflijk werk vermoeid,
+ Ligt op zijn eigen toegevouwen vlerken
+ En golvig haar de Geest der Aard te slapen,
+ En gij kunt zien zijn lipjes die bewegen
+ In van hun eigen glimlach 't wisslend licht
+ Als een die droomend spreekt van wat hij liefheeft.
+
+*IONE.*
+
+ Hij doet alleen uit scherts de melodie
+ Van zijn bol voertuig na.
+
+*PANTHEA.*
+
+ En van een ster
+ Die op zijn voorhoofd schijnt schieten er stralen,
+ Als zwaarden van azuren vuur, goudsperen
+ Met loof van myrten, dat tyrannen temt,
+ Bevlochten als symbool dat aarde en hemel
+ Nu éen zijn; machtge stralen, die als spaken
+ Van een onzichtbaar wiel in 't ronde draaien,
+ Gelijk de bol draait, sneller dan gedachte,
+ Den afgrond vullend met hun zonnebliksems,--
+ En nu loodrecht, dan dwars, den donkren grond
+ Doorboren, en terwijl zij 't doen, ontblooten
+ Van 't diepe hart der aarde al de geheimen;--
+ Eindlooze mijn van diamant en goud,
+ Waardloos gesteent en onverbeeld juweel,
+ Holen gestut op kristallijnen zuilen,
+ Van een plantaardig zilver overspreid,
+ Bronnen van peilloos vuur, en waterwellen
+ De groote zee voedend gelijk een kind,
+ Wier dampen 't vorstelijk gebergt van de aard
+ Met prinslijk hermelijnen sneeuw omkleeden.
+ De stralen schieten voort, en doen verschijnen
+ Droeve ruïnen van verdwenen tijden;
+ Ankers, snebben van schepen, en in marmer
+ Verkeerde planken, pijlkokers en helmen,
+ Speren, en schilden met medusa-hoofden,
+ Wielen van zeisenwagens, en blazoenen
+ Van standaarden, trofeeën en heraldisch
+ Gedierte, waaromheen de lach des Doods klonk,
+ Begraven teekens van verwoesting, dood nu,
+ Verwoesting in verwoesting;--en ernaast
+ Bouwvallen van veel uitgestrekte steden,
+ Waar de bevolking, overgroeid door de aarde,
+ Sterfelijk, maar niet menschlijk was. O zie!
+ Daar liggen hun barbaarsche werken en
+ Lompe geraamten; beelden, huizen, tempels;
+ Monster-gedaanten door elkaar gesmeten
+ In kleurlooze vernietiging, gespleten,
+ Beklemd in 't harde zwarte diep; daarboven
+ Riffen van onbekende vleugelwezens,
+ Visschen: eens levende eilanden van schubben
+ En slangen, beenge ketens rond-omkrinklend
+ De ijzeren rotsen, of in hoopen stof:
+ De kronkelige kracht van hun laatst lijden
+ Vermorzelde tot stof de ijzeren rotsen;
+ Daarboven, de getande krokodil,
+ En 't machtig nijlpaard, dat eens de aarde schokte,
+ Voorheen monarchen van 't gediert, voortteelend
+ Op slijmige stranden, wildernis-begroeide
+ Vastlanden van deze aard, als zomerwormen
+ Op een verlaten lijk,--tot, als een mantel
+ De blauwe bol rond zich een zondvloed sloot,
+ En zij luid huilden, hijgden, en vergingen;
+ Of wel, een God, wiens troon in een komeet was,
+ Kwam de aard voorbij en riep tot hen: "Vergaat!"
+ En als mijn woorden, waren zij niet meer.
+
+*DE AARDE.*
+
+ O vreugd, o zegepraal, o wellust, o verdwazen,
+ O blijdschap grenzenloos, uitbarstend, overstroomend,
+ Niet te beperken juiching gelijk ijle wazen;
+ Heil! heil! 't verheugen dat mijn ziel heeft ingenomen, 't
+ Omhult me: een atmosfeer van licht, en 't draagt gezwind
+ Mij voort, gelijk een wolk drijvend op eigen wind!
+
+*DE MAAN.*
+
+ Broeder, die reist in kalm genucht,
+ Zalige bol van land en lucht,
+ Gelijk een straal schoot gij een Geest tot mij,
+ Die mijn bevrozen lijf doorklieft
+ Met warmte als van een vlam, en liefd'
+ En geuren stuwt en diepe melodij,
+ Door mij, door mij!
+
+*DE AARDE.*
+
+ Heil! heil! hoe mijn gespleten vlammenkraatren,
+ De holen van mijn hol gebergt, en jublende fonteinen,
+ Lachen met onbegrensd en onuitbluschbaar schaatren!
+ De zeeën en de afgronden en woestijnen
+ En van de diepe lucht de onmeetlijke domeinen,
+ Echoën 't na van al hun wolken, al hun waatren!
+
+ Zij roepen luid als ik. Vloek, die den schepter tildet,
+ Die heel ons groen en blauw heelal wel wildet
+ Met donkren ondergang omwikkelen rondom,
+ Zendend een vaste wolk, om heete donderklooten
+ Te reegnen, en 't gebeente van mijn kindren stuk te stooten,
+ Al wat ik baar kneedend en kneuzend tot éen massa, leeg en stom,--
+
+ Tot iedere vermaarde zuil en toren rotsgelijk,
+ Paleis en obelisk en tempel plechtig-rijk,
+ Mijn keizerlijk gebergt bekroond met wolken, vuur en gloeden,
+ Mijn zee-gelijke wouden, ieder sprietje, en iedre bloesem,
+ Die de eerste koestring en zijn graf vindt in mijn boezem,
+ Waren vertreên tot zielloos slijk door uw geweldge woede,--
+
+ Hoe zijt gij nu gezonken, weg, bedekt, en opgezogen
+ Door 't dorstig niets, gelijk de brakke togen
+ Gedronken door een karavaan--maar weinig voor elkeen!--
+ En 't vullend van omlaag, omhoog, rondom, en binnenin
+ Barst nu de liefde in 't Leêg van uw vernietiging,
+ Gelijk het licht in holen, die de bliksem spleet vaneen!
+
+*DE MAAN.*
+
+ De sneeuw smelt op mijn doode kruinen
+ In stralend-levende fonteinen,
+ Mijn vaste zeeën vloeien in zang en schijn:
+ Een geest springt uit mij op met kracht,
+ Hij kleedt met schepping onverwacht
+ Mijn koude naakte borst; o het moet de uwe zijn
+ Op mijn', op mijn'!
+ Starend naar u
+ voel en besef ik nu
+ Dat groene stengels rijzen, helle bloemen bloeien;--
+ Levende wezens op mijn borst bewegen,
+ Zangen de zee, de lucht doorvloeien,
+ Gewiekte wolken, donker van den regen
+ Waarvan de knoppen droomen, drijven wijd uiteen--
+ 't Is liefde, liefde alleen!
+
+*DE AARDE.*
+
+ Hoe dringt door mijn granieten lichaam zij;
+ Door wortels dicht-vervlochten en vertreden klei
+ Tot in het fijnst gebloemt en 't uiterste gebladert;
+ Winden en wolken maakt zij tot haar woon,
+ Een leven wekt ze in de vergeten doôn:
+ Een ziel wordt uit hun zwartste holen opgeädemd;
+
+ En als een storm met wervelwind en donder
+ Splijtend zijn wolkenkerker, rees ze--o wonder!--
+ Uit grotten onverlicht van ongedroomd bestaan;--
+ Met schok of de aarde beeft en snelheid die den stillen
+ Gedachte-chaos, steeds bewegingloos, doet trillen;
+ Tot haat en vrees en pijn als schaûw voor 't licht vergaan,
+
+ Den Mensch verlatend, die een grilge spiegel was,
+ 't Waarachtig schoon heelal verminkend in zijn glas
+ Tot menig drogbeeld, nu een zee weerkaatsend liefde,
+ Die over heel zijn ras--gelijk de hemel glijdt
+ Op zuivren oceaan, rimpelloos uitgespreid--
+ Beweegt, en licht en leven schiet uit sterge diepten;
+
+ Den Mensch verlatend--als een kindje dat melaatsch
+ Verlaten wordt, en een ziek dier nagaat tot naar de plaats
+ Waar de geneeskracht van een bron door warm een rotskloof dringt,--
+ Dan gaat het onbewust naar huis.... zijn moeder vreest
+ Een oogwenk, om zijn rozigen glimlach: 't is een geest....
+ Maar dan herkent zij 't en zij schreit op haar herstelde kind.
+
+ Den Mensch--o! niet de menschen! maar één keten van gedacht'
+ Aaneengeschakeld, en onscheidbre liefde en macht,
+ Drijvend met diamanten sterkt' natuur haar krachten:
+ Als met tyrannenblik de zon beheerscht
+ De onrustge staat van de planeten, die om 't zeerst
+ Naar 's hemels vrije wildernis te worstlen trachten.
+
+ Den Mensch, één harmonieuze ziel van vele zielen saam,
+ Wier godlijke aard het is, zichzelve na te gaan,
+ Waar alles vliedt tot alles, als naar zee de stroomen;--
+ Liefde vermooit het dagelijksche doen,
+ Arbeid en pijn en leed, in 's levens groen plantsoen,
+ Spelen als tam gediert--wie kon zoo zacht hen droomen?
+
+ Zijn wil,--met lagen hartstocht, slecht genot,
+ En zelfsche zorgen, die hem dienen als een god,--
+ Een geest, slecht als hij heerscht, als hij gehoorzaamt machtig,
+ Is als een stormgevleugeld schip, en Liefde stuurt het voort
+ Door golven die niet durven breken overboord,--
+ De wildste levensstranden dwingt ze in haar regeering krachtig.
+
+ Alles bekent zijn sterkte. Door het koude marmer gaan,
+ En door de doffe kleur, zijn droomen: heldre draên,
+ Waarvan de moeders kleedren voor haar kindren weven;
+ De taal is een oneindig Orfeus-lied:
+ Beheerscht haar harmonie, de kunstge, niet
+ Ontelbre vormen en gedachten, anders zonder leven?
+
+ De bliksem is zijn slaaf; 't diepst van den hemel
+ Toont hem zijn sterren, langs zijn oog gaat hun gewemel
+ Gelijk een kudde schapen, en hij telt hen een voor een,
+ De storm is als zijn paard; de luchten hij beschrijdt;
+ En de afgrond roept ten hemel, uit zijn diepten, blootgeleid,
+ "Hebt gij nog éen geheim? De mensch ontfloerst me: ik heb er geen."--
+
+*DE MAAN.*
+
+ De schaduw van den witten dood,
+ Die als een lijkkleed mij omsloot
+ Van vaste vorst en slaap, week van mijn weg in 't eind;
+ Door nieuw-geweven looverpaên
+ Volzalige beminden gaan,--
+ Zoo machtge niet, maar even zachte zijn 't,
+ Als zij wier schoonheid in uw diepre dalen schijnt.
+
+*DE AARDE.*
+
+ Gelijk de warmte van den ochtendgloed
+ Een half bevrozen dauw-bol smelten doet,
+ Kristal en groen en goud, tot, een gewiekte mist,
+ Hij opzweeft in den blauwen dagezaal,
+ Den noen doorleeft, en op den laatsten zonnestraal
+ Hangt boven zee, een vlies van vuur en amethyst.
+
+*DE MAAN.*
+
+ Gij ligt neer, omhuld in schijnen
+ Van het licht dat niet zal kwijnen
+ Van uw vreugd en van den hemel die zoo godlijk lacht;
+ Alle zonnen, alle sterren,
+ Regenen op u van verre--
+ Uwen bol bekleedend,--leven, licht en macht.
+ Maar úw schijnen regent gij
+ Op mij, op mij!
+
+*DE AARDE.*
+
+ Ik wentel voort onder mijn piramide
+ Van duister, spitsend in de heemlen,--droomen bieden
+ Mij wellust, in mijn tooverslaap murmel ik zegepralend;
+ Eevnals een jongling, in een liefdedroom gesust,
+ Zacht zuchtend in den afglans van zijn schoonheid rust,
+ Gelijk een wacht van warmte en licht zijn sluimering omstralend.
+
+*DE MAAN.*
+
+ Als in de eclips, teeder en zoet
+ Wanneer de ziel een ziel ontmoet
+ Op lieve lippen, hooge harten stil
+ En helderste oogen wazig zijn,--
+ Zoo, valt uw schaduw op mijn schijn,
+ Ook ik, gestild, niet spreken wil,
+ Door u bedekt, en van uw liefde, o schoonste Bol,
+ Vol, ál te vol!
+
+ Om de zonne spoedt ge u snel,
+ Helderste wereld van 't heelal,
+ Groen-en-blauwe bol die straalt
+ Met een licht waar geen bij haalt:
+ Geen der lampen die de heemlen
+ Licht en levensvol doorweemlen
+ Komt uw godlijkheid nabij.
+ Ik, gedreven aan uw zij--
+ Uw kristallen lief--door kracht
+ Als der minnaarsoogen macht:
+ Lokkende magneet-gewijs
+ Naar dien pool, dat paradijs;
+ Ik, een maagd verliefd zoozeer
+ Dat de liefdevreugd haar teer
+ Denken overlaadt, omstrijk u
+ Als van zinnen, en bekijk u--
+ Als een bruid die niet kan scheiden
+ Van 't genot, aan alle zijden
+ Haren bruigom te beschouwen;
+ Als verdwaasde Bacchus-vrouwen
+ Rond den beker, opgetild
+ Door Agave in Cadmus' wild
+ En betooverd woud. O broeder,
+ Waar ge ook henenzweeft, ik moet er
+ Volgen, haastig, wervelend,
+ Door de heemlen zonder end,
+ Voor het hongrig Leêg beschermd
+ Daar uw ziel mij warm omarmt.
+ 'k Drink, wijl ik u voel en zie,
+ Majesteit, macht, harmonie,--
+ Als op dat waar zij naar kijken
+ Minnaar en kameleon lijken;
+ Als de teedere oogjes schouwen
+ Van viooltjes naar den blauwen
+ Hemel, tot hun kleuren zijn
+ Als 't azuur zoo puur en fijn;
+ Als een grijze vochtge mist
+ Gloeit gelijk vast amethyst
+ Tegen den berg in 't West dien hij omhult,
+ Wen de zonsondergang bleek-guld
+ Slaapt op zijn sneeuw, en 't teedre daglicht schreit
+ Om eigen eindigheid.
+
+*DE AARDE.*
+
+ O teedre Maan, uw stem vol zaligheid
+ Valt op mij als uw licht dat klaar omspreidt,
+ Streelend en teer, den zeeman die doorglijdt,
+ In zomernacht, eilanden eeuwig-vredig;
+ O teedre Maan, die uw kristallen zingen
+ In diepe holen van mijn trots doet dringen,
+ Temmend den tijger vreugd, wiens wilde trappelingen
+ Mij wonden sloegen, die uw balsem lenig'.
+
+*PANTHEA.*
+
+ Ik rijs--als uit een bad van schittrend water,
+ Een bad van blauwen schijn in donkre rotsen,--
+ Uit die rivier van klank.
+
+*IONE.*
+
+ O! zoete Zuster,
+ De stroom van klank is van ons weggevloeid;
+ En uit zijn golven zegt gij op te rijzen,
+ Omdat uw woorden vallen als de dauw,
+ De heldre, zachte, die een woudnymf schudt,
+ Nadat zij baadde, van haar lijf en haar.
+
+*PANTHEA.*
+
+ Stil! stil! Een machtge Geest, gelijk het duister,
+ Stijgt op uit de aarde, en regent van den hemel,
+ Als nacht en barst van binnen uit de lucht,
+ Als een eclips, verzameld in de poriën
+ Van 't zonlicht. En de heldere vizioenen
+ Waarin de Geesten die er zongen, dreven
+ En schenen, glimmen, bleeke meteoren
+ Door vochtgen nacht.
+
+*IONE.*
+
+ Mijn oor voelt iets als woorden.
+
+*PANTHEA.*
+
+ Een algemeen geluid als woorden. Luister!
+
+*DEMOGORGON.*
+
+ Aard, van een zaalge ziel de kalme staat,
+ Van godlijkste gedaante' en zangen vol,
+ Verzamelend in 't wentlen, schoone bol,
+ De liefde die plaveit uw hemelstraat!
+
+*DE AARDE.*
+
+ Ik hoor: ik ben een dauwdrup die vergaat.
+
+*DEMOGORGON.*
+
+ Maan, die verbaasd de nachtlijke Aard bestaart,
+ Gelijk hij u, terwijl gij beiden zijt
+ Voor menschen, dieren, vooglen die gij baart,
+ Rust, kalmte, harmonie en lieflijkheid!
+
+*DE MAAN.*
+
+ Ik hoor: ik ben een blad: doorsidder gij 't.
+
+*DEMOGORGON.*
+
+ Vorsten van zonne' en sterren! Goôn, Demonen,
+ Hemelsche Machten, die bezitters zijt
+ Van zaalge windlooze Elyseesche wonen,
+ Voorbij des Hemels sterrige eenzaamheid!
+
+*EEN STEM VAN OMHOOG.*
+
+ Ons Rijk hoort toe; zeegnend in zaligheid.
+
+*DEMOGORGON.*
+
+ Gelukge Doôn, die 't stralendste gedicht
+ Enkel bewolkt, nooit beeldt in schilderij,
+ Hetzij uw wezen in die wereld ligt
+ Die gij eens zaagt en leedt--
+
+*EEN STEM VAN BENEDEN.*
+
+ Hetzij we, als zij
+ Die levend zijn, verandrend gaan voorbij--
+
+*DEMOGORGON.*
+
+ Geesten der elementen, die bewoont
+ Van 's menschen hooge ziel tot zelfs van 't grijs,
+ Droef lood de kern; van 's hemels ster-gekroond
+ Gewelf, tot het traag wier, een worm ten spijs!
+
+*EEN VERMENGDE STEM.*
+
+ Wij hooren: het vergeetne wekt uw wijs.
+
+*DEMOGORGON.*
+
+ Geesten die huist in vleesch! vogels en dieren,
+ Visschen en wormen; knoppen ook, en blaêren;
+ Bliksem en wind! en gij, ontembre scharen,
+ Meteoren, misten, die de lucht doorzwieren!
+
+*EEN STEM.*
+
+ Uw stem is ons als wind in woudrevieren.
+
+*DEMOGORGON.*
+
+ Mensch, eens een wreed tyran of dienaar laf,
+ Bedrieger of bedrogene, een vergaan,
+ Een reiziger, van de wieg tot aan het graf,
+ In 't duister, door dees dag voorgoed verdaan!
+
+*ALLEN.*
+
+ Spreek! uw sterk woord mag nimmer ondergaan.
+
+*DEMOGORGON.*
+
+ Dit is de dag dat de leege afgrond wacht,
+ Op 's Aard-geboornen ban, 's Hemels tyrannenmacht,
+ En de Overweldger wordt gesleurd aan band
+ Door 't opgesperde diep. Van haar geweldgen troon:
+ Geduldge macht in 't wijze hart; van het laatste uur van hoon,
+ Duizling en lijdzaamheid; van smallen glibberkant,
+ Steil, van de rots-gelijke smart; springt nu de Liefde en sluit
+ De wereld in haar wiekenpaar: daar drupt genezing uit.
+
+ Zachtheid en Deugd, Wijsheid en Lijdzaamheid--
+ Dat zijn de zegels die met machtge zekerheid
+ Boven Verwoestings kracht den afgrond sluiten;
+ En als met zwakke hand soms de Eeuwigheid,
+ Moeder van vele dade' en uren, weer bevrijdt
+ De slang die met zijn heele lengt' haar wilde omsluiten--
+ Herovert gij de volle heerschappij
+ Over de' ontbonden doem door deze tooverij.
+
+ Smarten te lijden, wen de Hoop geen uitkomst wacht;
+ En onrecht te vergeven, donkerder dan nacht
+ Of dood; Macht te trotseeren die almachtig schijnt;
+ Te lijden, dulden, hopen, tot de Hoop in 't eind
+ Uit eigen bouwval schept wat ze in haar droom zich dacht;
+ Noch te verandren, noch door spijt en vreeze
+ Te wanklen; dit gelijk des Titans glorie,
+ Is schoon en groot en blij en vrij en deugdzaam wezen,
+ Slechts dit is Heerschappij, Vreugd, Leven en Victorie!
+
+
+
+
+*VERBETERINGEN.*
+
+
+ Bladz. 1 r. 3 v. o. _staat_ smart _lees_ smaad
+ " 7 na regel 11 v. b. is _weggevallen_:
+ Ondelgbaar, giftig, en hun groeikracht zuigend,--
+ " 22 r. 6 v. o. _staat_ foltering _lees_ foltring
+ " 40 r. 3 v. o. " wakker " wakker.
+ " 60 r. 2 v. b. " gruwbre " gruwbrer
+ " 67 r. 13 v. o. " bescheidenheid " verscheidenheid
+ " 71 r. 4 v. o. " klonk " klonk;
+
+ Nota: Bovenstaande verbeteringen zijn reeds aangebracht in de tekst.
+
+
+
+
+
+End of Project Gutenberg's Prometheus ontboeid, by Percy Bysshe Shelley
+
+*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK PROMETHEUS ONTBOEID ***
+
+***** This file should be named 17822-8.txt or 17822-8.zip *****
+This and all associated files of various formats will be found in:
+ http://www.gutenberg.org/1/7/8/2/17822/
+
+Produced by Miranda van de Heijning, Valère Swinnen and
+the Online Distributed Proofreading Team at
+http://www.pgdp.net
+
+
+Updated editions will replace the previous one--the old editions
+will be renamed.
+
+Creating the works from public domain print editions means that no
+one owns a United States copyright in these works, so the Foundation
+(and you!) can copy and distribute it in the United States without
+permission and without paying copyright royalties. Special rules,
+set forth in the General Terms of Use part of this license, apply to
+copying and distributing Project Gutenberg-tm electronic works to
+protect the PROJECT GUTENBERG-tm concept and trademark. Project
+Gutenberg is a registered trademark, and may not be used if you
+charge for the eBooks, unless you receive specific permission. If you
+do not charge anything for copies of this eBook, complying with the
+rules is very easy. You may use this eBook for nearly any purpose
+such as creation of derivative works, reports, performances and
+research. They may be modified and printed and given away--you may do
+practically ANYTHING with public domain eBooks. Redistribution is
+subject to the trademark license, especially commercial
+redistribution.
+
+
+
+*** START: FULL LICENSE ***
+
+THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE
+PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK
+
+To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free
+distribution of electronic works, by using or distributing this work
+(or any other work associated in any way with the phrase "Project
+Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full Project
+Gutenberg-tm License (available with this file or online at
+http://gutenberg.org/license).
+
+
+Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg-tm
+electronic works
+
+1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm
+electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to
+and accept all the terms of this license and intellectual property
+(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all
+the terms of this agreement, you must cease using and return or destroy
+all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your possession.
+If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a Project
+Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound by the
+terms of this agreement, you may obtain a refund from the person or
+entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8.
+
+1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be
+used on or associated in any way with an electronic work by people who
+agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few
+things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works
+even without complying with the full terms of this agreement. See
+paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project
+Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this agreement
+and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm electronic
+works. See paragraph 1.E below.
+
+1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the Foundation"
+or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection of Project
+Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual works in the
+collection are in the public domain in the United States. If an
+individual work is in the public domain in the United States and you are
+located in the United States, we do not claim a right to prevent you from
+copying, distributing, performing, displaying or creating derivative
+works based on the work as long as all references to Project Gutenberg
+are removed. Of course, we hope that you will support the Project
+Gutenberg-tm mission of promoting free access to electronic works by
+freely sharing Project Gutenberg-tm works in compliance with the terms of
+this agreement for keeping the Project Gutenberg-tm name associated with
+the work. You can easily comply with the terms of this agreement by
+keeping this work in the same format with its attached full Project
+Gutenberg-tm License when you share it without charge with others.
+
+1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern
+what you can do with this work. Copyright laws in most countries are in
+a constant state of change. If you are outside the United States, check
+the laws of your country in addition to the terms of this agreement
+before downloading, copying, displaying, performing, distributing or
+creating derivative works based on this work or any other Project
+Gutenberg-tm work. The Foundation makes no representations concerning
+the copyright status of any work in any country outside the United
+States.
+
+1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg:
+
+1.E.1. The following sentence, with active links to, or other immediate
+access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear prominently
+whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work on which the
+phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the phrase "Project
+Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, performed, viewed,
+copied or distributed:
+
+This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
+almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
+re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
+with this eBook or online at www.gutenberg.org
+
+1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is derived
+from the public domain (does not contain a notice indicating that it is
+posted with permission of the copyright holder), the work can be copied
+and distributed to anyone in the United States without paying any fees
+or charges. If you are redistributing or providing access to a work
+with the phrase "Project Gutenberg" associated with or appearing on the
+work, you must comply either with the requirements of paragraphs 1.E.1
+through 1.E.7 or obtain permission for the use of the work and the
+Project Gutenberg-tm trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or
+1.E.9.
+
+1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted
+with the permission of the copyright holder, your use and distribution
+must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any additional
+terms imposed by the copyright holder. Additional terms will be linked
+to the Project Gutenberg-tm License for all works posted with the
+permission of the copyright holder found at the beginning of this work.
+
+1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm
+License terms from this work, or any files containing a part of this
+work or any other work associated with Project Gutenberg-tm.
+
+1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this
+electronic work, or any part of this electronic work, without
+prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with
+active links or immediate access to the full terms of the Project
+Gutenberg-tm License.
+
+1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary,
+compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including any
+word processing or hypertext form. However, if you provide access to or
+distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format other than
+"Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official version
+posted on the official Project Gutenberg-tm web site (www.gutenberg.org),
+you must, at no additional cost, fee or expense to the user, provide a
+copy, a means of exporting a copy, or a means of obtaining a copy upon
+request, of the work in its original "Plain Vanilla ASCII" or other
+form. Any alternate format must include the full Project Gutenberg-tm
+License as specified in paragraph 1.E.1.
+
+1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying,
+performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works
+unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9.
+
+1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing
+access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works provided
+that
+
+- You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from
+ the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method
+ you already use to calculate your applicable taxes. The fee is
+ owed to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he
+ has agreed to donate royalties under this paragraph to the
+ Project Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments
+ must be paid within 60 days following each date on which you
+ prepare (or are legally required to prepare) your periodic tax
+ returns. Royalty payments should be clearly marked as such and
+ sent to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation at the
+ address specified in Section 4, "Information about donations to
+ the Project Gutenberg Literary Archive Foundation."
+
+- You provide a full refund of any money paid by a user who notifies
+ you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he
+ does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm
+ License. You must require such a user to return or
+ destroy all copies of the works possessed in a physical medium
+ and discontinue all use of and all access to other copies of
+ Project Gutenberg-tm works.
+
+- You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of any
+ money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the
+ electronic work is discovered and reported to you within 90 days
+ of receipt of the work.
+
+- You comply with all other terms of this agreement for free
+ distribution of Project Gutenberg-tm works.
+
+1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project Gutenberg-tm
+electronic work or group of works on different terms than are set
+forth in this agreement, you must obtain permission in writing from
+both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and Michael
+Hart, the owner of the Project Gutenberg-tm trademark. Contact the
+Foundation as set forth in Section 3 below.
+
+1.F.
+
+1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable
+effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread
+public domain works in creating the Project Gutenberg-tm
+collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm electronic
+works, and the medium on which they may be stored, may contain
+"Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate or
+corrupt data, transcription errors, a copyright or other intellectual
+property infringement, a defective or damaged disk or other medium, a
+computer virus, or computer codes that damage or cannot be read by
+your equipment.
+
+1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right
+of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project
+Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project
+Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project
+Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all
+liability to you for damages, costs and expenses, including legal
+fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT
+LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE
+PROVIDED IN PARAGRAPH F3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE
+TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE
+LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR
+INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH
+DAMAGE.
+
+1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a
+defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can
+receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a
+written explanation to the person you received the work from. If you
+received the work on a physical medium, you must return the medium with
+your written explanation. The person or entity that provided you with
+the defective work may elect to provide a replacement copy in lieu of a
+refund. If you received the work electronically, the person or entity
+providing it to you may choose to give you a second opportunity to
+receive the work electronically in lieu of a refund. If the second copy
+is also defective, you may demand a refund in writing without further
+opportunities to fix the problem.
+
+1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth
+in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS' WITH NO OTHER
+WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO
+WARRANTIES OF MERCHANTIBILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE.
+
+1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied
+warranties or the exclusion or limitation of certain types of damages.
+If any disclaimer or limitation set forth in this agreement violates the
+law of the state applicable to this agreement, the agreement shall be
+interpreted to make the maximum disclaimer or limitation permitted by
+the applicable state law. The invalidity or unenforceability of any
+provision of this agreement shall not void the remaining provisions.
+
+1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the
+trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone
+providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in accordance
+with this agreement, and any volunteers associated with the production,
+promotion and distribution of Project Gutenberg-tm electronic works,
+harmless from all liability, costs and expenses, including legal fees,
+that arise directly or indirectly from any of the following which you do
+or cause to occur: (a) distribution of this or any Project Gutenberg-tm
+work, (b) alteration, modification, or additions or deletions to any
+Project Gutenberg-tm work, and (c) any Defect you cause.
+
+
+Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm
+
+Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of
+electronic works in formats readable by the widest variety of computers
+including obsolete, old, middle-aged and new computers. It exists
+because of the efforts of hundreds of volunteers and donations from
+people in all walks of life.
+
+Volunteers and financial support to provide volunteers with the
+assistance they need, is critical to reaching Project Gutenberg-tm's
+goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will
+remain freely available for generations to come. In 2001, the Project
+Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure
+and permanent future for Project Gutenberg-tm and future generations.
+To learn more about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation
+and how your efforts and donations can help, see Sections 3 and 4
+and the Foundation web page at http://www.pglaf.org.
+
+
+Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive
+Foundation
+
+The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit
+501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the
+state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal
+Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification
+number is 64-6221541. Its 501(c)(3) letter is posted at
+http://pglaf.org/fundraising. Contributions to the Project Gutenberg
+Literary Archive Foundation are tax deductible to the full extent
+permitted by U.S. federal laws and your state's laws.
+
+The Foundation's principal office is located at 4557 Melan Dr. S.
+Fairbanks, AK, 99712., but its volunteers and employees are scattered
+throughout numerous locations. Its business office is located at
+809 North 1500 West, Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887, email
+business@pglaf.org. Email contact links and up to date contact
+information can be found at the Foundation's web site and official
+page at http://pglaf.org
+
+For additional contact information:
+ Dr. Gregory B. Newby
+ Chief Executive and Director
+ gbnewby@pglaf.org
+
+
+Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg
+Literary Archive Foundation
+
+Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide
+spread public support and donations to carry out its mission of
+increasing the number of public domain and licensed works that can be
+freely distributed in machine readable form accessible by the widest
+array of equipment including outdated equipment. Many small donations
+($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt
+status with the IRS.
+
+The Foundation is committed to complying with the laws regulating
+charities and charitable donations in all 50 states of the United
+States. Compliance requirements are not uniform and it takes a
+considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up
+with these requirements. We do not solicit donations in locations
+where we have not received written confirmation of compliance. To
+SEND DONATIONS or determine the status of compliance for any
+particular state visit http://pglaf.org
+
+While we cannot and do not solicit contributions from states where we
+have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition
+against accepting unsolicited donations from donors in such states who
+approach us with offers to donate.
+
+International donations are gratefully accepted, but we cannot make
+any statements concerning tax treatment of donations received from
+outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff.
+
+Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation
+methods and addresses. Donations are accepted in a number of other
+ways including checks, online payments and credit card donations.
+To donate, please visit: http://pglaf.org/donate
+
+
+Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic
+works.
+
+Professor Michael S. Hart is the originator of the Project Gutenberg-tm
+concept of a library of electronic works that could be freely shared
+with anyone. For thirty years, he produced and distributed Project
+Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of volunteer support.
+
+
+Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed
+editions, all of which are confirmed as Public Domain in the U.S.
+unless a copyright notice is included. Thus, we do not necessarily
+keep eBooks in compliance with any particular paper edition.
+
+
+Most people start at our Web site which has the main PG search facility:
+
+ http://www.gutenberg.org
+
+This Web site includes information about Project Gutenberg-tm,
+including how to make donations to the Project Gutenberg Literary
+Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to
+subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks.
diff --git a/17822-8.zip b/17822-8.zip
new file mode 100644
index 0000000..2f79a52
--- /dev/null
+++ b/17822-8.zip
Binary files differ
diff --git a/17822-h.zip b/17822-h.zip
new file mode 100644
index 0000000..ffcaaec
--- /dev/null
+++ b/17822-h.zip
Binary files differ
diff --git a/17822-h/17822-h.htm b/17822-h/17822-h.htm
new file mode 100644
index 0000000..917ec96
--- /dev/null
+++ b/17822-h/17822-h.htm
@@ -0,0 +1,4771 @@
+<!DOCTYPE html PUBLIC "-//W3C//DTD XHTML 1.0 Strict//EN"
+ "http://www.w3.org/TR/xhtml1/DTD/xhtml1-strict.dtd">
+
+<html xmlns="http://www.w3.org/1999/xhtml">
+
+<head>
+<meta http-equiv="Content-Type" content="text/html; charset=iso-8859-1" />
+<title>Prometheus ontboeid.</title>
+<style title="Standard Format" type="text/css">
+
+div.big {font-size: 300%}
+
+p.tab {
+ position: relative;
+ left: 30px
+}
+
+p.largetab {
+ position: relative;
+ left: 120px
+}
+
+h1.center {
+ text-align:center
+}
+
+h2.center {
+ text-align:center
+}
+
+h3.center {
+ text-align:center
+}
+
+p.center {
+ text-align:center
+}
+
+p.bold {
+ font-weight: bold
+}
+
+p.indent-center {
+ text-indent: 2cm;
+ position: relative;
+ left: 30px
+}
+
+p.indent-right {
+ text-indent: 5cm;
+ position: relative;
+ left: 30px
+}
+
+p.half-indent-right {
+ text-indent: 2cm;
+ position: relative;
+ left: 30px
+}
+
+td.blzwidth{
+ text-align:center;
+ width: 80px
+}
+
+td.pwidth {
+ width: 100px
+}
+
+td.maincol {
+ width: 400px
+}
+
+td.accowidth {
+ width: 40px
+}
+
+span.half-indent-right {
+ position: relative;
+ left: 100px
+}
+
+span.indent-right {
+ position: relative;
+ left: 150px
+}
+
+span.tab30 {
+ position: relative;
+ left: 30px
+}
+
+span.tab40 {
+ position: relative;
+ left: 40px
+}
+
+span.tab175 {
+ position: relative;
+ left: 175px
+}
+
+</style>
+</head>
+
+<body>
+
+
+<pre>
+
+The Project Gutenberg EBook of Prometheus ontboeid, by Percy Bysshe Shelley
+
+This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
+almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
+re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
+with this eBook or online at www.gutenberg.org
+
+
+Title: Prometheus ontboeid
+ Een lyrisch drama in vier bedrijven
+
+Author: Percy Bysshe Shelley
+
+Translator: Alex. Gutteling
+
+Release Date: February 22, 2006 [EBook #17822]
+
+Language: Dutch
+
+Character set encoding: ISO-8859-1
+
+*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK PROMETHEUS ONTBOEID ***
+
+
+
+
+Produced by Miranda van de Heijning, Valère Swinnen and
+the Online Distributed Proofreading Team at
+http://www.pgdp.net
+
+
+
+
+
+
+</pre>
+
+<p class="center"><img src="images/cover.jpg" width="690" height="1072" alt="Book cover" /></p>
+<p>&nbsp;</p><p>&nbsp;</p>
+<p class="center"><img src="images/titlepage.jpg" width="690" height="1097" alt="Book title page" /></p>
+
+<h1 class="center">PROMETHEUS ONTBOEID</h1>
+<div><br /></div>
+<h2 class="center">Een Lyrisch Drama In Vier Bedrijven</h2>
+<div><br /><br /></div>
+<h2 class="center">Vertaald Door Alex. Gutteling</h2>
+
+
+<p>&nbsp;</p><p>&nbsp;</p>
+<h2 class="center">INLEIDING</h2>
+
+<p>Tot dit gedicht van Shelley is de lezing van Aeschylus' "Prometheus
+Geboeid", waarvan het vervolg: "Prometheus Ontboeid" verloren is, de
+aanleiding geweest. Talrijke regels en brokstukken in het engelsche
+drama herinneren aan het grieksche, wat men reeds voldoende kan zien, al
+kent men, zoo als ik, hiervan alleen de vertaling van Elisabeth
+Browning. Wat meer is: de grootsche figuur van Prometheus is bij
+Aeschylus geen andere dan bij Shelley. Aeschylus zag in zijn daad ook
+het nuttelooze, hij liet het koor hem toeroepen: "O vriend, schouw en
+zie! wat is al de schoonheid van het menschdom?&mdash;kan het schoon zijn?
+Wat is al zijn sterkte?&mdash;is het sterk? En wat voor hoop kunnen zij
+dragen, deze stervende levenden; die éen dag leven? En ziet gij niet,
+mijn vriend, hoe zwak en traag, en als een droom, dit arme blinde
+menschdom gaat, afgedreven van zijn doel? En hoe geen menschetwisten
+kunnen verwarren de harmonie van Zeus?"&mdash;maar toch rijst uit dit drama,
+dat door dit besef van het wanhopige van Prometheus' streven wezenlijk
+een drama is, bewonderenswaardig reusachtig de gestalte van hem, die de
+menschen zoo liefhad, dat hij om hen den toorn van Zeus trotseerde.</p>
+
+<p>Prometheus is de grieksche Heiland. Door zijn hulp werd Jupiter (Zeus)
+de opperste der Goden, op voorwaarde dat hij den mensch zou ontzien.
+Jupiter brak zijn belofte en Prometheus alleen weerhield den tyran, het
+menschdom te vernietigen. Hij eindelijk stal uit den hemel het vuur, dat
+het in staat stelde een gelukkiger leven te leiden. Alles wat het tot
+troost en hulp kon krijgen, ontving het van Prometheus, die tot straf
+aan den Kaukasus geketend en gemarteld werd. Maar hij wist een geheim:
+op welke wijze Jupiter eenmaal zou vallen en hij bevrijd worden. Jupiter
+trachtte hem dit geheim te ontrukken. In het tweede gedicht van
+Aeschylus moet het onderwerp geweest zijn, hoe hij erin slaagde zijn val
+te voorkomen tegen den prijs van een verzoening met Prometheus en diens
+bevrijding. Shelley heeft deze oplossing, die hem weinig verheven
+voorkwam en in strijd met Prometheus' karakter in Aeschylus' eerste
+drama, versmaad en voorgesteld, alsof Prometheus nu nog lijdt en lijden
+zal tot Jupiters ondergang, waarna hij het menschdom verlossen zal uit
+alle ellende.</p>
+
+<p>Shelley heeft het moderne verlangen naar een vrije, liefdevolle
+menschenwereld uitgestort in dit beeld: Prometheus: de onbedwingbare
+"Moed," "Wijsheid" en "duldende Liefde," lang geboeid door Jupiter: den
+wereldregeerder, éen naam voor duizend Goden, waarvoor de menschen ooit
+knielden, tot Demomorgon: de Eeuwigheid, dezen neerstort en Hercules: de
+Kracht, Prometheus bevrijdt, die zich dan hereenigt met Asia: de
+"schaduw van onaanschouwde Schoonheid," waarna de wereld en de
+gemeenschap der menschen gelijk worden aan een paradijs.</p>
+
+<p>De schoonheid van deze schepping ligt in de titanische kracht ervan, die
+samengaat met de wonderbare fijnheid en innigheid die Shelley altijd
+kenmerken; in de macht van verbeelding en de grootschheid van gedachte;
+in de zuiverheid van geluid en den zeldzamen, misschien nooit
+geëvenaarden rijkdom van zang. Er is een stijging in, die eindelijk
+gejubel wordt; het is na de verschrikkingen in den aanvang, de
+openbarsting van een verrukkelijke lente: men voelt er de heerlijkheid
+in van het italiaansche voorjaar, waarin het geschreven werd.</p>
+
+<p>Daarentegen is alles, wat tot den vorm in engeren zin behoort, van een
+opmerkelijke losheid. Shelley's poëzie is een fontein die zijn bekken
+overstroomt, een vulkaan van onberekenbare uitbarstingen, maar geen
+bouwwerk. De compositie van zijn "Prometheus" is zelfs zwak te noemen.
+Alles hangt er af van den val van Jupiter, en hoe schetsmatig wordt deze
+behandeld, terwijl bijkomstige tafereelen een groote ruimte beslaan! In
+maat, strofenbouw en rijmen gebruikt hij vele vrijheden, die evenwel
+nooit aan de schoonheid der verzen afbreuk doen en haar zelfs vaak
+verhoogen, omdat die schoonheid berust op de ritmische vaart en den zang
+van Shelley's verzen, op de levende bewogenheid van zijn stem dus, en
+niet op de kunst-verfijning, waarmee sommigen die bewogenheid bedwingen
+in de strakste beperkingen. Zoo is ook zijn woordenkeus niet, zooals
+o.a. die van Poe, bepaald door een onverbiddelijke noodwendigheid, maar
+hij stelt zich wel eens tevreden met een ietwat retorische uitdrukking
+mits zij den stroom van vers en gedachte niet belemmert. Zijn woorden
+zijn druppels, die men niet een voor een, maar altijd in die strooming
+beschouwen moet.</p>
+
+<p>Bij het vertalen vergemakkelijkten deze eigenschappen mijn taak. Wie
+eenmaal Shelley's toon met den zijnen heeft weten te benaderen, en den
+geest van het werk goed verstaat, mag zich menige vrijheid veroorloven.
+Als er iets van den geweldigen gang en tevens van de verrukkelijke
+teerheid van het oorspronkelijk in mijn Hollandsch is overgegaan, ben ik
+tevreden. Aan hem, wiens vertaling van "Shelley's Gedichten van 't jaar
+1816" mij tot voorbeeld was, draag ik dit werk op.</p>
+
+<p>&nbsp;</p><p>&nbsp;</p><p>&nbsp;</p>
+<p class="center"><b>OPGEDRAGEN AAN ALBERT VERWEY</b></p>
+<p>&nbsp;</p><p>&nbsp;</p><p>&nbsp;</p>
+
+<p>&nbsp;</p><table border="0">
+<tr><td align="left" colspan="4">PERSONEN:</td></tr>
+<tr><td class="pwidth">&nbsp;</td>
+<td>PROMETHEUS.<br />
+DEMOGORGON.<br />
+JUPITER.<br />
+DE AARDE.<br />
+OCEANUS.<br />
+APOLLO.<br />
+MERCURIUS.<br />
+HERCULES.</td>
+<td class="accowidth"></td><td></td></tr>
+
+<tr><td></td>
+<td>ASIA<br />
+PANTHEA<br />
+IONE</td>
+<td><div class="big">}</div></td>
+<td>DOCHTERS DER ZEE</td></tr>
+
+<tr><td></td><td>
+DE SCHIM VAN JUPITER.<br />
+DE GEEST DER AARDE.<br />
+DE GEEST DER MAAN.<br />
+GEESTEN DER UREN.<br />
+GEESTEN, ECHO'S EN FAUNEN.<br />
+FURIËN.<br /></td><td></td><td></td></tr>
+</table>
+
+<p>&nbsp;</p><p>&nbsp;</p>
+<h2 class="center">EERSTE BEDRIJF.</h2>
+
+<p class="bold">PLAATS:</p>
+
+<p><i>Een ravijn van ijsrotsen in den Indischen Caucasus. Prometheus is
+zichtbaar, aan de steilte gebonden. Panthea en Ione zijn aan zijn voeten
+gezeten. Tijd: nacht. Gedurende het tooneel breekt langzaam de morgen
+aan.</i></p>
+
+<p class="bold">PROMETHEUS.</p>
+
+<p class="tab">Monarch van Goden, Demons, alle Geesten&mdash;<br />
+Op Een na&mdash;waar die werelden van weemlen,<br />
+De stralend-wentlende, door u en mij<br />
+Alleen van al wat leeft met slaaplooze oogen<br />
+Aanschouwd! Zie hoe deze aard krielt van uw slaven<br />
+Die gij voor knieval, prijs, gebed, gezwoeg<br />
+En offrand van gebroken harten loont<br />
+Met vrees en zelfverachting, hooploosheid;<br />
+Terwijl gij, blind in haten, mij uw vijand<br />
+Deedt heerschen, triomfeeren, u tot hoon,<br />
+Over mijn rampspoed en uw ijdle wraak.<br />
+Drieduizend jaar van uren onbeschermd<br />
+Door slaap, en oogenblikken steeds gekloofd<br />
+Door felle pijnen, tot zij jaren schenen,<br />
+Foltring en eenzaamheid, wanhoop en smaad,<br />
+Die zijn mijn rijk:&mdash;eindloos roemruchtiger<br />
+Dan de gebieden, die gij overschouwt<br />
+Van onbenijden troon, o Machtge God!<br />
+Almachtig, had de schande ik willen deelen<br />
+Dier snoode dwinglandij, hing ik niet hier<br />
+Genageld aan dees bergwand aadlaar-tartend,<br />
+Zwart, wintersch, dood, onmeetlijk; zonder kruid,<br />
+Insect of beest, vorm of geluid van leven.<br />
+Wee mij! helaas! pijn, pijn, eeuwig, voor eeuwig!</p>
+
+<p class="tab">Geen wissling, rust noch hoop! Toch houd ik vol.<br />
+Ik vraag aan de Aard, voelden de bergen 't niet?<br />
+Ik vraag den Hemel, heeft de alziende Zon<br />
+Dit niet gezien? De Zee, in stilte of storm,<br />
+'s Hemels nooit eendre Schaûw omlaag-gespreid,<br />
+Hoorden haar doove golven niet mijn nood?<br />
+Wee mij! helaas! pijn, pijn, eeuwig, voor eeuwig!</p>
+
+<p class="tab">Gletschers, aansluipende, doorboren mij<br />
+Met speren van kristal in maan bevrozen;<br />
+De helle ketens vreten me in 't gebeent<br />
+Met kou die brandt; 's Hemels gevlerkte hond,<br />
+Met gif niet van hemzelf, van uwe lippen,<br />
+Zijn bek bezoedelend, verscheurt mijn hart;<br />
+En vormlooze gezichten zwerven aan,<br />
+Spookge bevolking van het droomenrijk,<br />
+Spottend met mij; de Aardbeving-demons moeten<br />
+De spijkers uit mijn sidderende wonden<br />
+Loswringen, wen de rots splijt en weer sluit;<br />
+Wijl uit hun luide afgronden huilend zwermen<br />
+Stormgeesten, 't razen van den wervelwind<br />
+Opzweepend, treffend mij met scherpen hagel.<br />
+En toch, hoe welkom zijn mij nacht en dag,<br />
+'t Zij voor den een de morgenrijp verdwijnt,<br />
+'t Zij sterrig, donker, langzaam, de ander stijg'<br />
+In 't loodblauw Oosten; want dan leiden zij<br />
+De wiekloos-kruipende Uren, waarvan een&mdash;<br />
+Gelijk een sombre priester 't weigrig offer&mdash;<br />
+U, wreede koning, sleuren zal om 't bloed<br />
+Te kussen van dees voeten bleek, die dan<br />
+U trappen konden, als zoo'n slaaf in 't stof<br />
+Niet werd veracht door hen. Verachten! Neen!<br />
+'k Heb medelij met u. Welk een verwoesting<br />
+Jaagt onbeschermd u dan door wijden hemel!<br />
+Hoe zal uw ziel, van schrik ten kern gespleten,<br />
+Hel-gelijk in u gapen! 'k Spreek in leed,<br />
+Niet juichend, want ik haat niet meer, als toen,<br />
+Eer 'k door ellende wijs werd. 'k Zou den vloek,<br />
+Eens geâdemd over u, herroepen willen.<br />
+Gij Bergen, wier veelstemmige Echo's wierpen<br />
+Door mist van cataracten 't dondrend doemwoord!<br />
+Gij ijzge Bronnen, stijf, rimplig bevrozen,<br />
+Die trildet toen gij 't hoordet en dan kroopt<br />
+Siddrend door Indië! Gij puurste Lucht,<br />
+Waardoor de Zon schrijdt brandend zonder stralen!<br />
+En snelle Wervelwinden gij, die hingt<br />
+Op evenwichtge vlerken stom, beweegloos,<br />
+Boven verstilden afgrond, toen een donder<br />
+Luider dan die van u, de ronde wereld<br />
+Schokte! Als mijn woorden toen een kracht bezaten,<br />
+Schoon 'k zoo veranderd ben, dat in mij stierf<br />
+Iedere kwade wensch, en 'k niet meer weet<br />
+Wat haat is,&mdash;laat hen thans niet krachtloos zijn!<br />
+Hoe was die vloek? gij allen hoordet mij.</p>
+
+<p class="bold">EERSTE STEM, VAN DE BERGEN.</p>
+
+<p class="tab">Driemaal drieduizend keer honderd jaren<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Staande boven Aardbevings bed,<br />
+Trilden onze tallooze scharen<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Vaak als menschen vrees-ontzet:&mdash;</p>
+
+<p class="bold">TWEEDE STEM, VAN DE BRONNEN.</p>
+
+<p class="tab">Bliksemstralen zengden ons water,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Door bitter bloed werden we ontwijd,<br />
+Tusschen moordkreten zweeg ons geklater<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;In een stad en een eenzaamheid:&mdash;</p>
+
+
+<p class="bold">DERDE STEM, VAN DE LUCHT.</p>
+
+<p class="tab">Ik die sinds de Aard verrezen is kleedde<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Verwoesting in kleuren, haar eigen niet,<br />
+Voelde dikwijls mijn zuiveren vrede<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Splijten door scheurende kreet van verdriet:&mdash;</p>
+
+<p class="bold">VIERDE STEM, VAN DE WERVELWINDEN.</p>
+
+<p class="tab">Ons die beneden dees bergen vlogen<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Rustlooze eeuwen, hadden de dondren,<br />
+Vulkanen die vlammenfonteinen spogen,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Of welke macht ook van boven of ondren,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Nimmer verstomd in verwondren:&mdash;</p>
+
+<p class="bold">EERSTE STEM.</p>
+
+<p class="tab">Maar nooit, nooit boog onze sneeuwige kam,<br />
+Als toen ze de stem van uw smart vernam.</p>
+
+<p class="bold">TWEEDE STEM.</p>
+
+<p class="tab">Nimmer tevoren droegen wij<br />
+Naar de indische golven zulk een schrei.<br />
+Een loods in slaap op het huilende diep<br />
+Sprong op van het dek in wanhoop en riep<br />
+Toen hij het hoorde: "o wee mij, wee!"<br />
+En stierf ontzind als de wilde zee.</p>
+
+<p class="bold">DERDE STEM.</p>
+
+<p class="tab">Nooit mijn stil rijk zoo vreeslijke kreten<br />
+Van de Aarde tot den Hemel doorspleten:<br />
+Toen de wond was gesloten, stond er een gloed<br />
+Duister over den dag als bloed.</p>
+
+<p class="bold">VIERDE STEM.</p>
+
+<p class="tab">En wij schrikten terug: verwoestingsvizioenen&mdash;<br />
+Wij vliênd naar ijsholen&mdash;vervolgden ons toen en<br />
+Deden ons zwijgen&mdash;zuchten&mdash;zacht&mdash;<br />
+Zwijgen, door ons een hel geacht.</p>
+
+<p class="bold">DE AARDE.</p>
+
+<p class="tab">Der rotsge heuvlen spraaklooze Spelonken<br />
+Schreeuwden toen: "Wee!", de holle Hemel riep<br />
+Tot antwoord: "Wee!", der Zee purperen golven<br />
+Bestegen 't land, huilden 't zweepende winden<br />
+Tegen, de bleeke volken hoorden 't: "Wee!"</p>
+
+<p class="bold">PROMETHEUS.</p>
+
+<p class="tab">'k Verneem geluid van stemmen, niet de stem<br />
+Die klonk uit mij. Moeder, gij en uw zonen<br />
+Hoont hem zonder wiens al-doorstaanden wil<br />
+Onder de wreede almacht van Jupiter<br />
+Niet zij alleen, ook gij vergaan zoudt zijn<br />
+Als dunne mist, op morgenwind ontrold.<br />
+Kent gij mij niet, den Titan? hem, die tegen<br />
+Uw anders al-veroverenden Vijand<br />
+Zijn lijden slagboom zijn deed? O in rotsen<br />
+Schuilende weiden, sneeuw-gevoede stroomen,&mdash;<br />
+'k Zie u heel diep dwars door bevrozen dampen&mdash;<br />
+Door wier beschaduwende wouden 'k eens<br />
+Met Asia liep, het leven drinkend uit<br />
+Haar dierbaar oog; waarom versmaadt de geest<br />
+Die u bezielt, nu het verkeer met mij,<br />
+Met mij alleen die intoomde, als wie demon-<br />
+Getrokken voerman stuit, de kracht en valschheid<br />
+Van hem die oppermachtig heerscht, en vult<br />
+Daldiepte en waterige wildernissen<br />
+Met kreten van rampzaalge slaven? Broeders,<br />
+Antwoordt gij nóg niet, hoe?</p>
+
+<p class="bold">DE AARDE.</p>
+
+<p class="indent-right">Zij durven 't niet.</p>
+
+<p class="bold">PROMETHEUS.</p>
+
+<p class="tab">Wie durft? Want ik begeer dien vloek te hooren.<br />
+Ha! welk een vreeselijk gefluister stijgt!<br />
+'t Lijkt nauwlijks klank: het tintelt door het lijf<br />
+Als bliksem tintelt, aarzlend eer hij slaat.<br />
+Spreek, Geest! want door uw lichaamlooze stem<br />
+Weet ik alleen dat gij mij nader komt,<br />
+En liefhebt. Hoe vervloekte ik hem?</p>
+
+<p class="bold">DE AARDE.</p>
+
+<p class="indent-right">Hoe kunt gij,<br />
+Die niet de taal der dooden kent, het hooren?</p>
+
+<p class="bold">PROMETHEUS.</p>
+
+<p class="tab">Gij zijt een geest die leeft, spreek zooals zij.</p>
+
+<p class="bold">DE AARDE.</p>
+
+<p class="tab">'k Durf niet als 't leven spreken, want des Hemels<br />
+Grimmige Vorst zou 't hooren, aan een rad<br />
+Van pijn zou hij mij kluistren, foltrender<br />
+Dan dat waarop ik wentel. Gij zijt wetend<br />
+Zoowel als goed, en schoon de Goden niet<br />
+Deze stem hooren&mdash;gij zijt meer dan God:<br />
+Vriendlijk en wijs zijnd,&mdash;hoor aandachtig nu.</p>
+
+<p class="bold">PROMETHEUS.</p>
+
+<p class="tab">Donker gaan door mijn brein, als doffe schaduwen<br />
+Gruwbre gedachten, snel en dicht opeen.<br />
+Ik voel me of ik bezwijm, als wie in liefde<br />
+Vereenend zich omstrenglen, maar geen vreugd is 't.</p>
+
+<p class="bold">DE AARDE.</p>
+
+<p class="tab">Neen, gij kunt niet verstaan: gij zijt onsterflijk,<br />
+Dees taal is enkel stervelingen bekend.</p>
+
+<p class="bold">PROMETHEUS.</p>
+
+<p class="tab">En wat zijt gij, o weemoed-volle Stem?</p>
+
+<p class="bold">DE AARDE.</p>
+
+<p class="tab">'k Ben de Aard, uw moeder, in wier steenen aadren<br />
+Tot 't laatste nerfje van den hoogsten boom,<br />
+Wiens dun geblaart trilde in de ijskoude lucht,<br />
+Vreugd stroomde, als bloed stroomt in een levend lijf,<br />
+Toen gij haar schoot gelijk een gloriewolk<br />
+Ontreest&mdash;een wezen van geweldge vreugd!<br />
+En bij uw stem hieven haar kranke zonen<br />
+'t Gebogen hoofd op van 't bezoedlend stof;<br />
+En onze almachtige Tyran werd bleek<br />
+Van felle vrees,&mdash;totdat zijn donder hier<br />
+U vastklonk. Toen,&mdash;zie die millioenen werelden<br />
+Rondom ons brandend, wentlend,&mdash;hun bewoners<br />
+Zagen mijn ronde licht in wijden hemel<br />
+Slinken; de zee hief zich in vreemden storm;<br />
+Nieuw vuur uit helle sneeuwgebergten, die<br />
+De aardbeving spleet, schudde zijn dreigend haar<br />
+Onder gefronsden hemel; bliksem, vloed,<br />
+Kwelden de vlakten; blauwe distels bloeiden<br />
+In steden, voedsellooze padden kropen<br />
+Zuchtend in weelderige kamers rond,<br />
+Toen Pest en Honger mensch, beest, worm beviel;<br />
+En zwart bederf planten en boomen; 't koren,<br />
+De wijnstok, 't weidegras, krielde van onkruid,<br />
+Ondelgbaar, giftig, en hun groeikracht zuigend,&mdash;<br />
+Want mijn vervallen borst was droog van leed;<br />
+De dunne lucht, mijn adem, was bezoedeld<br />
+Met de besmetting van een moeders haat,<br />
+Dien ze op den pijniger aêmde van haar kind.<br />
+Ja, 'k heb dien vloek gehoord, dien, moogt dan gij<br />
+Hem kwijt zijn, mijn tallooze zeeën, stroomen,<br />
+Bergen, holen en winden, wijde lucht,<br />
+En 't onverstaanbaar doodenvolk, bewaren;&mdash;<br />
+Gelijk een schat is die bezwering ons,<br />
+Wij overpeinzen in geheime vreugd<br />
+En hoop die vreeselijke woorden, maar<br />
+Durven ze niet te spreken.</p>
+
+<p class="bold">PROMETHEUS.</p>
+
+<p class="indent-right">Waardge Moeder!<br />
+Alle andre levenden die lijden, krijgen<br />
+Van u eenge vertroosting: bloemen, vruchten,<br />
+Blijde geluiden, liefde&mdash;al vliedt die snel.<br />
+Dit 's niet voor mij:&mdash;mijn eigen woorden,&mdash;'k smeek u.<br />
+Weiger die niet aan mij.</p>
+
+<p class="bold">DE AARDE.</p>
+
+<p class="indent-right">Gij zult ze hooren.<br />
+Eer Babylon tot puin verging, ontmoette<br />
+Mijn doode zoon, de Magiër Zoroaster,<br />
+Zijn eigen beeltnis wandlend in den tuin.<br />
+Hij enkel zag van 't menschdom die verschijning.<br />
+Want weet, twee werelden bestaan, van leven<br />
+En dood:&mdash;een, die ge aanschouwen kunt, maar de andre<br />
+Is onder 't graf, daar, waar de schimmen wonen<br />
+Aller gedaanten met gedachte en leven,<br />
+Tot dood hen eent en nimmermeer zij scheiden;<br />
+Droomen, lichte verbeeldingen der menschen,<br />
+Al wat geloof schept of wat liefde hoopt,<br />
+Vreeslijk, verheven, vreemd en schoon van maaksel.<br />
+Daar zijt ook gij, en hangt, wringend een schim,<br />
+In wervelwind-bevolkte bergen. Al<br />
+De Goden zijn daar; al de Machten van<br />
+Naamlooze werelden, reusachtge schaduwen,<br />
+Geschepterd, en heroën, menschen, dieren;<br />
+En Demogorgon, een schrikwekkend Duister;<br />
+En hij, de Opper-Tyran, zit op zijn troon<br />
+Van brandend goud. Zoon, een van hen zal uiten<br />
+Den vloek dien ieder kent. Roep wien gij wilt,<br />
+Uw eigen geest, den geest van Jupiter,<br />
+Hades of Typhon, of wat machtger Goden<br />
+Uit over-vruchtbaar Kwaad, sinds uw verderf,<br />
+Rezen en trapten mijn geknielde zonen.<br />
+Vraag, en zij moeten antwoorden: de wraak<br />
+Des Hoogsten raze dan door holle schaduwen,<br />
+Als regenwind door de verlaten poort<br />
+Van een verwoest paleis.</p>
+
+<p class="bold">PROMETHEUS.</p>
+
+<p class="indent-right">Moeder, dat niets<br />
+Van wat misschien verkeerd is weer mijn lippen<br />
+Ontga, of die van iets dat mij gelijkt.<br />
+Schaduw van Jupiter, verrijs, verschijn!</p>
+
+<p class="bold">IONE.</p>
+
+<p class="tab">Mijn wieken vouwde ik voor mijn ooren,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Mijn wieken kruiste ik voor mijn oogen,&mdash;<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Toch zie 'k door zilveren schaduwbogen,<br />
+Toch kan ik door sussende veedren hooren,&mdash;<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Een Schim, een klankenzwerm.<br />
+Nadere u geen onheil nu,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;O veel-doorwonde, ocharm,<br />
+Bij wien we, ons Zusterlief ten troost,<br />
+Slapeloos waken onverpoosd.</p>
+
+<p class="bold">PANTHEA.</p>
+
+<p class="tab">'t Geraas is van vuur, van wervlend geblaas<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Onder de aarde, van bergen die scheurend beven,<br />
+De schim is vreeslijk als 't geraas.<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;In donker purper, sterren-doorweven.<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Een schepter van bleek goud,<br />
+Die zijn stappen schraag', trotsch over wolken traag,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Zijn hand, de dooraderde, houdt.<br />
+Wreed, maar toch kalm en sterk hij ziet,<br />
+Als wie onrecht doet, maar lijdt het niet.</p>
+
+<p class="bold">SCHIM VAN JUPITER.</p>
+
+<p class="tab">Waartoe werd ik, een broze en ijle schaduw,<br />
+Door dezer vreemde weerld geheime machten<br />
+Hierheen gedreven op de wildste stormen?<br />
+Wat ongewone klanken zweven er<br />
+Op mijnen mond, een andre stem dan die<br />
+Waarmee ons bleeke ras spookachtig spreekt<br />
+In duister?&mdash;Trotsche lijder, wie zijt gij?</p>
+
+<p class="bold">PROMETHEUS.</p>
+
+<p class="tab">Ontzachlijke verschijning! gelijk gij zijt<br />
+Moet hij zijn dien ge afschaduwt. 'k Ben zijn vijand,<br />
+De Titan. Spreek de woorden die 'k wou hooren,<br />
+Schoon geen gedachte uw leege stem beziel'.</p>
+
+<p class="bold">DE AARDE.</p>
+
+<p class="tab">Luistert! wel moet uw echo stom zijn, grijze<br />
+Bergen, orakelholen, geestenbronnen,<br />
+Stroomen rond eilanden, en oude wouden,&mdash;<br />
+Verblijdt u hoorend wat gij niet kunt spreken!</p>
+
+<p class="bold">DE SCHIM.</p>
+
+<p class="tab">Mij grijpt een geest, die binnen in mij spreekt:<br />
+Hij scheurt me als vuur een donderwolk verscheurt.</p>
+
+<p class="bold">PANTHEA.</p>
+
+<p class="tab">Zie hoe zijn machtge blik zich heft! de hemel<br />
+Donkert omhoog!</p>
+
+<p class="bold">IONE.</p>
+
+<p class="half-indent-right">Hij spreekt! Wil mij beschermen!</p>
+
+<p class="bold">PROMETHEUS.</p>
+
+<p class="tab">Ik zie den vloek, in trotsch en koud gebaar,<br />
+Blikken van vaste uitdaging, kalme haat en<br />
+Wanhoop die met zichzelf glimlachend spot,<br />
+Geprent als op een rol. Maar spreek, o spreek!</p>
+
+<p class="bold">DE SCHIM.</p>
+
+<p class="tab">"Duivel, ik daag u uit! kalm, vast van geest,&mdash;<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Zooveel gij slaan kunt bid ik u te slaan;<br />
+Booze Tyran, door god en mensch gevreesd,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Eén eénig wezen zult gij niet verslaan!<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Regen uw plagen altemaal,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Krankzinnige angst, spookachtige kwaal<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Op mij, laat wisslend vorst en gloeden<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Knagen in mij, en zij uw woede<br />
+Bliksem, snijdende hagel, tallooze vormen<br />
+Van Furiën drijvend aan op wonden-slaande stormen!</p>
+
+<p class="tab">"Ja, doe het ergste, almachtige! over 't al<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Behalve uzelf en mijn wil gaf 'k u macht!<br />
+Zend uit dien hemeltoren 't talloos tal<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Onheilen snel, verzengend 't menschgeslacht.<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Dat uw boosaardge geest omzweef'<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;In duister wie 'k mijn liefde geef:<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;'k Wil dat gij mij en de mijnen slaat<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Met de uiterste pijniging van uw haat;<br />
+Zoo wijd 'k aan foltring, door geen slaap verdoofd,<br />
+Zoolang gij heerscht omhoog dit nimmer-zinkend hoofd.</p>
+
+<p class="tab">"Maar gij, die God en Heer zijt! Gij wiens ziel<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Vervult dees weerld van wee, Vijand die heerscht:<br />
+Buigt niet in eerbied of in bang gekniel<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Voor u elk ding van heem'l en aarde om 't zeerst?<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Ik vloek u! Als berouw omgrijp'<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Eens lijders vloek zijn beul, en nijp',<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Totdat uw eindloosheid een kleed<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Gelijke van vergiftigd leed,<br />
+En tot uw almacht zij een kroon van pijn,<br />
+Klemmend als brandend goud rondom uw smeltend brein!<br />
+"In naam van dezen Vloek staaple gij tal<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Van zonden op uw ziel, wees 't goede ziend<br />
+Verdoemd dan, bei oneindig als 't heelal,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Gij en uw eenzaamheid, zelf-pijnging biênd!<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Nog zit ge, een vreeslijke figuur<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Van kalme macht, maar kome t' uur,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Waarin zal blijken wat gij zijt<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;In allerdiepste inwendigheid,<br />
+En, na veel zonden, valsche en vruchtelooze,<br />
+Hoon volge uw tragen val, eeuwig, door 't eindelooze!"</p>
+
+<p class="bold">PROMETHEUS.</p>
+
+<p class="tab">Sprak ik zoo, moeder Aarde?</p>
+
+<p class="bold">DE AARDE.</p>
+
+<p class="indent-right">Zoo spraakt gij.</p>
+
+<p class="bold">PROMETHEUS.</p>
+
+<p class="tab">&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;'t Berouwt me: ijdel en haastig woorden zijn:<br />
+Smart is een wijle blind, en zoo was mijn':<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Niets wat er leeft wensch ik dat lijdend zij.</p>
+
+<p class="bold">DE AARDE.</p>
+
+<p class="tab">&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Wee mij, wee,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Dat Hij u eindlijk buigen deê!<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Klaagt, huilt luid, Land en Zee,&mdash;<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Aarde's gescheurde hart krijt mee!<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Geesten der levenden en dooden, schreit!<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Uw toeverlaat en steun thans overwonnen leit.</p>
+
+<p class="bold">EERSTE ECHO.</p>
+
+<p class="tab">&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Thans overwonnen leit?</p>
+
+<p class="bold">TWEEDE ECHO.</p>
+
+<p class="tab">&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Verwonnen leit!</p>
+
+<p class="bold">IONE.</p>
+
+<p class="tab">Vrees niet: die huivring zal niet duren,&mdash;<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;De Titan is niet overmand.&mdash;<br />
+Maar zie omhoog waar door de azuren<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Spleet van dien sneeuwtop scherp-getand,<br />
+Op hellende winden tredend zijn voet<br />
+In gouden sandaal&mdash;hij straalt<br />
+Onder veeren gekleurd in purpergloed<br />
+Ivoor gelijk door een roos bebloed&mdash;<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Een Gedaante daalt,&mdash;<br />
+Uit zijn rechterhand oprijzend blinkt<br />
+Een staf door een slang omkringd.</p>
+
+<p class="bold">PANTHEA.</p>
+
+<p class="tab">Mercuur, Jupiters boô, die 't al doordwaalt.</p>
+
+<p class="bold">IONE.</p>
+
+<p class="tab">En wie zijn die met hydraharen,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;En vlerken van ijzer, den wind bestijgend?<br />
+De God, gefronsd, weerhoudt hun scharen<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Achter hem stoomenden damp gelijkend,<br />
+Met luid geroep, een eindlooze troep&mdash; &mdash;</p>
+
+<p class="bold">PANTHEA.</p>
+
+<p class="tab">'t Zijn Jupiters honden die hij met krijten<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;En bloed verzaadt, zij bezweven de' orkaan,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Wen zijn raadren op zwaavlige wolken gaan,<br />
+En de grenzen der hemelen splijten.</p>
+
+<p class="bold">IONE.</p>
+
+<p class="tab">Of van de ijle doôn zij gezonden zijn,<br />
+Zich te voeden met nieuwe pijn?</p>
+
+<p class="bold">PANTHEA.</p>
+
+<p class="tab">De Titan ziet als steeds vast, niet hoovaardig.</p>
+
+<p class="bold">EERSTE FURIE.</p>
+
+<p class="tab">Ha! ik ruik leven!</p>
+
+<p class="bold">TWEEDE FURIE.</p>
+
+<p class="half-indent-right">Laat mij in zijn oog maar zien!</p>
+
+<p class="bold">DERDE FURIE.</p>
+
+<p class="tab">De hoop van hem te foltren ruikt gelijk een stapel<br />
+Van lijken na den slag voor een doodsvogel!</p>
+
+<p class="bold">EERSTE FURIE.</p>
+
+<p class="tab">Durft gij nog treuzlen, o Heraut? Verheugt u, Honden<br />
+Der Hel! Hoe, als de Zoon van Maia dra<br />
+Tot voedsel en vermaak ons strekken zou?<br />
+Wie kan den Oppermachtge lang behagen?</p>
+
+<p class="bold">MERCURIUS.</p>
+
+<p class="tab">Terug naar jullie ijzren torens, knarst<br />
+Met voedsellooze tanden, naast de stroomen<br />
+Van vuur en weeklacht! Geryon, verrijs!<br />
+Gorgon, Chimaera, Sphinx, de meest verfijnde<br />
+Duivel, die 's hemels gifwijn reikte aan Thebe:<br />
+Ontaarde liefde, en meer ontaarde haat!&mdash;<br />
+Die zullen 't werk volvoeren.</p>
+
+<p class="bold">EERSTE FURIE.</p>
+
+<p class="indent-right">Medelij!<br />
+O medelij! wij sterven in ons smachten:<br />
+Jaag ons niet weg van hier!</p>
+
+<p class="bold">MERCURIUS.</p>
+
+<p class="indent-right">Neer dan en zwijgt!&mdash;<br />
+Ontzachbre Lijder! Willens niet, onwillens<br />
+Nader ik u: de wil des Grooten Vaders<br />
+Dreef mij omlaag, dat ik een doem volvoer'<br />
+Van nieuwe wraak. Helaas! 'k bemeelij u,<br />
+En 'k haat mij zelf, dat ik niet meer kan doen.<br />
+Ja, als ik weerkeer, nadat ik u zag,<br />
+Schijnt voor een poos de Hemel mij een Hel,<br />
+Zoo achtervolgt me uw magere gedaant<br />
+Des daags, des nachts, en glimlacht een verwijt.<br />
+Wijs sterk en goed zijt gij, maar woudt vergeefs<br />
+Alleen weerstaan de' Almachtge; gindsche lampen,<br />
+De heldre, die de moede jaren meten<br />
+En scheiden, die niet een ontkomen kan,<br />
+Leerden 't reeds lang en moeten 't lang nog leeren.<br />
+Juist op dit oogenblik wapent uw foltraar<br />
+Met vreemde kracht van nooitgedroomde pijnen<br />
+Machten, die in de hel langzame ellenden<br />
+Beramen, en aan mij werd opgedragen<br />
+Hen hier te voeren, of wat wreeder, wilder,<br />
+Verfijnder duivels in den afgrond huizen,<br />
+Dat zij hun taak volbrengen! Zij het niet zoo!<br />
+U, en van al wat leeft anders niet een,<br />
+Is een geheim bekend,&mdash;den schepter van<br />
+Den wijden Hemel kan het overdragen,&mdash;<br />
+De vrees daarvoor verbijstert de' Oppergod.<br />
+Kleed het in woorden, vraag of het zijn troon<br />
+Bemiddelend omgrijp'; buig in gebed<br />
+Uw ziel, laat in uw trotsche hart den wil<br />
+Knielen, een smeekling in een prachtgen tempel:<br />
+Weldaân, deemoedige onderwerping temmen<br />
+Den meest vertoornde en machtigste tot zachtheid.</p>
+
+<p class="bold">PROMETHEUS.</p>
+
+<p class="tab">Kwade naturen wijzigen het goede<br />
+Naar eigen aard. Ik gaf al wat hij heeft;<br />
+En tot belooning ketent hij mij hier,<br />
+Jaren, neen eeuwen, nacht en dag; hetzij<br />
+De zon mijn droge huid doet barsten, 't zij<br />
+In maannacht de kristal-gewiekte sneeuw<br />
+Kleeft rond mijn haar; wijl mijn geliefd geslacht<br />
+Vertreên wordt door wie zijn gedachte doen.<br />
+Zoo is 't dat de Tyran vergeldt, 't Is recht:<br />
+Hij die niet goed is kan geen goed ontvangen<br />
+En voor een weerld geschonken of een vriend<br />
+Verloren kan hij haat, vrees, schaamt gevoelen;<br />
+Geen dankbaarheid. Hij loont mij enkel voor<br />
+Zijn eigen misdaad. Vriendlijkheid is fel<br />
+Verwijt voor zulk een, dat met scherpe steken<br />
+Den lichten sluimer afbreekt van de Wraak.<br />
+Gij weet, dat 'k mij niet onderwerpen kan:<br />
+Welke onderwerping dan dat noodlot-woord,<br />
+Doodszegel van des menschdoms slavernij,<br />
+Als 't zwaard des Siciliaans, dat aan een haar hangt<br />
+Bevend boven zijn kroon, zou hij aanvaarden,<br />
+Of kon ik toestaan? Maar niet wil 'k ze toestaan.<br />
+Laat andren Misdaad vleien waar hij troont<br />
+In snel-verganklijke almacht! Veilig zijn zij:<br />
+Want wen het Recht verwint zal 't meelij reegnen,<br />
+Geen straf, op 't onrecht dat het leed, en dat<br />
+Te over geboet werd door wie dwalen, 'k Wacht,<br />
+Dus duldende, 't vergelding-brengende uur,<br />
+Dat sinds wij spraken zelfs iets nader kwam.<br />
+Maar luister, de Helhonden razen. Vrees<br />
+Uitstel! want zie! de hemel donkert onder<br />
+Uws Vaders frons!</p>
+
+
+<p class="bold">MERCURIUS.</p>
+
+<p class="half-indent-right">O bleve 't ons bespaard&mdash;<br />
+Mij 't leed doen, u het lijden! Antwoord me éens nog:<br />
+Kent gij het eindperk niet van zijn gezag?</p>
+
+<p class="bold">PROMETHEUS.</p>
+
+<p class="tab">Ik weet slechts dat het eind eens komt.</p>
+
+<p class="bold">MERCURIUS.</p>
+
+<p class="indent-right">Helaas!<br />
+Gij kunt de jaren die uw pijn nog dure<br />
+Niet tellen!</p>
+
+<p class="bold">PROMETHEUS.</p>
+
+<p class="half-indent-right">Zoolang Jupiter regeert,<br />
+Houden zij aan, niet meer noch minder hoop<br />
+Of vrees ik.</p>
+
+<p class="bold">MERCURIUS.</p>
+
+<p class="half-indent-right">Maar denk even na, en duik<br />
+In de eeuwigheid, waar tijd dien ge u herinnert&mdash;<br />
+Zelfs al wat we ons verbeelden, eeuw op eeuw&mdash;<br />
+Een punt maar schijnt, en de weerstrevende<br />
+Gedachte kwijnt, moe in de oneindge vlucht,<br />
+Tot duizlend, blind, verloren, onbeschermd,<br />
+Zij zinkt. Ze telde allicht de trage jaren<br />
+Nog niet, die gij in foltring zonder uitstel<br />
+Doorleven moet?</p>
+
+<p class="bold">PROMETHEUS.</p>
+
+<p class="half-indent-right">Misschien kan geen gedachte<br />
+Ze tellen. Evenwel, zij gáán voorbij.</p>
+
+<p class="bold">MERCURIUS.</p>
+
+<p class="tab">Als gij mocht wonen bij de Goôn dien tijd,<br />
+In wellustvreugd gekoesterd?</p>
+
+<p class="bold">PROMETHEUS.</p>
+
+<p class="indent-right">Toch zou 'k niet<br />
+Willen verlaten dezen zwarten afgrond,<br />
+Noch deze pijnen, wien geen pijndoen rouwt.</p>
+
+<p class="bold">MERCURIUS.</p>
+
+<p class="tab">Helaas! 'k verbaas mij, maar beklaag u toch.</p>
+
+<p class="bold">PROMETHEUS.</p>
+
+<p class="tab">Beklaag des hemels slaven, die zichzelf<br />
+Verachten, maar niet mij: want in mijn geest<br />
+Zit heldre vrede, als in de zon het licht,<br />
+Ten troon. Hoe doelloos is het spreken. Roep<br />
+De duivels op.</p>
+
+<p class="bold">IONE.</p>
+
+<p class="half-indent-right">O zuster, zie! Wit vuur<br />
+Spleet dien geweldgen sneeuw-beladen ceder<br />
+Tot aan de wortels. Hoe ontzettend huilt<br />
+Gods donder 't achterna!</p>
+
+<p class="bold">MERCURIUS.</p>
+
+<p class="indent-right">Ik moet zijn woorden<br />
+En die van u gehoorzamen! Helaas!<br />
+Hoe hangt zich zwaar de wroeging aan mijn hart!</p>
+
+<p class="bold">PANTHEA.</p>
+
+<p class="tab">Zie waar het Hemelkind, gewiekt van voet,<br />
+Omlaagsnelt langs het schuine daagraad-zonlicht.</p>
+
+<p class="bold">IONE.</p>
+
+<p class="tab">Dierbare zuster, sluit uw veedren nu<br />
+Over uw oogen, anders ziet ge en sterft.<br />
+Zij komen, komen, zwartend dags geboorte<br />
+Met vlerken zonder tal, waaronder 't hol is<br />
+Gelijk de dood!</p>
+
+<p class="bold">EERSTE FURIE.</p>
+
+<p class="half-indent-right">Prometheus!</p>
+
+<p class="bold">TWEEDE FURIE.</p>
+
+<p class="indent-right">Kampioen<br />
+Van 's Hemels slave'!</p>
+
+<p class="bold">DERDE FURIE.</p>
+
+<p class="half-indent-right">Onsterfelijke Titan!</p>
+
+<p class="bold">PROMETHEUS.</p>
+
+<p class="tab">Hier is hij dien een vreeselijke stem<br />
+Aanroept, Prometheus, de geboeide Titan.<br />
+Gruwbare vormen, wat en wie zijt gij?<br />
+Nimmer nog kwamen zoo afgrijslijke<br />
+Droombeelden door de hel die monsters teelt<br />
+Uit Jupiters alles wanscheppend brein.<br />
+Wijl 'k zoo verfoeilijke wezens zie,<br />
+Is 't me of ik lijken ga op wat ik schouw<br />
+En lach en staar in walglijke gemeenschap.</p>
+
+<p class="bold">EERSTE FURIE.</p>
+
+<p class="tab">Wij zijn de dienaars van ontgoocheling,<br />
+Van pijn en vrees en wantrouwen en haat,<br />
+En zonde die zich vastklemt aan de ziel,<br />
+Als ranke honden die door woud en meer<br />
+Een jeugdig hert, geraakt en snikkend, volgen,<br />
+Gaan we alles na wat weent en bloedt en leeft,<br />
+Wanneer de groote Vorst hen overlevert<br />
+Aan onzen wil.</p>
+
+<p class="bold">PROMETHEUS.</p>
+
+<p class="half-indent-right">O veel vreeslijke wezens<br />
+In éenen naam! ik ken u; en dees meren<br />
+En echo's kennen 't duister en 't gedruisch<br />
+Van uwe vlerken. Maar waarom verrijst gij<br />
+Leelijker dan uw walgingwekkend wezen<br />
+Vergaderd in legioenen uit den afgrond?</p>
+
+<p class="bold">TWEEDE FURIE.</p>
+
+<p class="tab">Dat wisten wij nog niet. Verheugt u, Zusters!</p>
+
+<p class="bold">PROMETHEUS.</p>
+
+<p class="tab">Kan iets om zijn wanstaltigheid verblijd zijn?</p>
+
+<p class="bold">TWEEDE FURIE.</p>
+
+<p class="tab">Schoonheid van wellust maakt verliefden blij,<br />
+Starende naar elkaar,&mdash;zoo zijn ook wij.<br />
+Als van de roos, die knielend plukken wil<br />
+Voor feestelijken bloemkroon de priestres,<br />
+De bleeke, een roode schijn valt op haar wang<br />
+Waardoor zij bloost, zoo kleedt ons onze vorm:<br />
+De schaûw van smarten die ons offer wachten,&mdash;<br />
+Anders zijn vormloos we als ons' Moeder Nacht.</p>
+
+<p class="bold">PROMETHEUS.</p>
+
+<p class="tab">'k Bespot uw macht en die van wie u zond,<br />
+In diepsten hoon. Giet leeg uw kelk van pijn.</p>
+
+<p class="bold">EERSTE FURIE.</p>
+
+<p class="tab">Bedenkt gij dat we u zullen scheure' uiteen,<br />
+Zenuw voor zenuw, been voor been, als vuur<br />
+Vretend in u?</p>
+
+<p class="bold">PROMETHEUS.</p>
+
+<p class="half-indent-right">Pijn is mijn element,<br />
+Als haat het uwe. Gij verscheurt mij nu,<br />
+Het raakt mij niet.</p>
+
+<p class="bold">TWEEDE FURIE.</p>
+
+<p class="half-indent-right">Stelt ge u wel voor, dat we in<br />
+Uw lidlooze oogen zullen lachen?</p>
+
+<p class="bold">PROMETHEUS.</p>
+
+<p class="indent-right">'k Schat<br />
+Niet wat gij doet, maar wat gij lijdt, kwaad zijnde.<br />
+Wreed was de macht die u, of wat dan ook,<br />
+Zoo slecht, in 't licht riep.</p>
+
+<p class="bold">DERDE FURIE.</p>
+
+<p class="half-indent-right">Denkt gij hier wel aan,<br />
+Dat we in u zullen leven, een voor een,<br />
+Als dierlijk leven, en ofschoon wij niet<br />
+De ziel die in u brandt kunnen verduistren,<br />
+Dat wij daarneven zullen wonen, als<br />
+Een ijdle luide menigt, folterend<br />
+De zelftevredenheid der wijste menschen;<br />
+Wij zullen zijn ontzettende gedachte<br />
+Onder uw brein, en leelijke begeerte<br />
+Rond uw verbaasde hart, en bloed dat kruipt<br />
+In doolhof van uw aadren als zieltoging.</p>
+
+<p class="bold">PROMETHEUS.</p>
+
+<p class="tab">Wel, nu reeds zijt gij zoo, toch ben ik vorst<br />
+Over mijzelf en heersch over die volten<br />
+Die in mij worstlen en me inwendig martlen,<br />
+Gelijk over uw menigt Jupiter<br />
+Regeert, wanneer de Hel aan 't muiten slaat.</p>
+
+<p class="bold">KOOR VAN FURIËN.</p>
+
+<p class="tab">Van de einden der aard, van de einden der aard,<br />
+Waar zijn graf heeft de nacht en de morgen klaart,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Komt, komt, komt!<br />
+Wier vreugdkreet de heuvelen schokkend doorvaart<br />
+Wen steden zinken in puin met gesteen!<br />
+Wier vlerklooze voetstappen treên op de zeên,<br />
+Die snatert&mdash;Schipbreuk en Hongersnood vlak<br />
+Op het spoor&mdash;van pret op het voedselloos wrak,<br />&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Komt, komt, komt!<br />
+Laat het bed, laag, koud en rood,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Waar een natie neerligt, dood;<br />
+Laat de haat, want in de sintels<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Bleef nog vuur dat straks moog' flakkeren:<br />
+'t Zal opvlammen in bloediger krinkels<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Als, spoedig terug, gij 't aan zult wakkeren;<br />
+Laat de zelf-walg die verovert<br />
+Jeugdige zielen zinnen-betooverd,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Nog onontstoken haard van leed;<br />
+Laat het Hel-geheim, half onthuld<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Den waan-bevangen droomer;&mdash;wreed,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Meer dan gij die de haat bewoog,<br />
+Werd hij door vrees voor schuld.<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Komt, komt, komt!<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Uit den wijden hellepoort stoomen we omhoog,<br />
+Wij bezwaren de vlagen van de lucht,<br />
+Maar ons doen is vergeefsch totdat gij tot ons vlucht!</p>
+
+<p class="bold">IONE.</p>
+
+<p class="tab">Zuster, 'k hoor 't donderen van nieuwe vlerken.</p>
+
+<p class="bold">PANTHEA.</p>
+
+<p class="tab">Dees vaste bergen trillen van 't geluid<br />
+Gelijk de sidderende lucht: hun schaduwen<br />
+Doen 't zwarter zijn dan nacht tusschen mijn veedren.</p>
+
+<p class="bold">VIERDE FURIE.</p>
+
+<p class="tab">Uw roep was als een gewiekte wagen,<br />
+Op wervelwinden snel en ver gedragen,<br />
+Hij kwam van rooden krijgskolk ons verjagen;</p>
+
+<p class="bold">VIJFDE FURIE.</p>
+
+<p class="tab">Van wijde steden waar de honger woedt,</p>
+
+<p class="bold">ZESDE FURIE.</p>
+
+<p class="tab">Van klachten half-gehoord, en ongedronken bloed;</p>
+
+<p class="bold">ZEVENDE FURIE.</p>
+
+<p class="tab">Van konings-raden, barsch en koud,<br />
+Waar bloed verkwanseld wordt om goud;</p>
+
+<p class="bold">ACHTSTE FURIE.</p>
+
+<p class="tab">Van den oven, wit en heet,<br />
+Waar&mdash;</p>
+
+<p class="bold">EEN FURIE.</p>
+
+<p class="half-indent-right">Spreek niet, daar 'k alles weet<br />
+ Wat gij woudt zeggen&mdash;wil niet fluistren&mdash;<br />
+ Breken mochten de tooverkluistren,<br />
+ Waardoor straks buig' de strenge van gedachte,<br />
+ Dien niets nog buigen deed:<br />
+ De diepste macht der Hel blijft hij verachten.</p>
+
+<p class="bold">EEN FURIE.</p>
+
+<p class="tab">Scheur het floers!</p>
+
+<p class="bold">EEN ANDERE.</p>
+
+<p class="half-indent-right">Het is door.</p>
+
+<p class="bold">KOOR.</p>
+
+<p class="indent-right">'t Bleek gesternt van Auroor<br />
+Schijnt op smart zwaar te dragen. Bezwijmt gij erdoor,<br />
+Machtge Titan? Wij lachen hoon-schaatrend in koor!<br />
+Roemt ge op wetenschap klaar, die den mensch gij deedt dagen?<br />
+Toen ontgloeide er een dorst in hem, nimmer verslagen<br />
+Door die stervende waatren, een koortsdorst verterend,<br />
+Liefde, twijfel, hoop, smachten, hem eeuwig verheerend.<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Een verscheen van zachte waarde<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Lachend op de bloedroode aarde:<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Zijn woorden duurden, snel venijn<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Gelijk, verdelgend waarheid, deernis, vrede.<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Zie! langs de wijde kimmelijn<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Rondom, veel dichtbevolkte steden,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Braaksels rookend in de heemlen klaar!<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Hoor dien kreet van wanhoop zwaar!<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;'t Is zijn zachte en teedre geest die treurt<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Om 't geloof door hem ontstoken.<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Zie opnieuw! de vlam die hoog zich beurd'<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Tot een glimworm-lamp ineengedoken:<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;De overlevenden rondom de kolen<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Verzaamlen zich ontzet.<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Vreugd! vreugd! vreugd!<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Het verleên overstelpt u, maar iedere eeuw heugt;<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;En het heden&mdash;de toekomst blijft duister verholen&mdash;<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Is voor 't sluimerloos hoofd u een dorenenbed!</p>
+
+<p class="bold">HALFKOOR I.</p>
+
+<p class="tab">Droppen van bloedige ellende leken<br />
+Van zijn voorhoofd, 't sidderend bleeke.<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Gun een kort heraadmen thans.<br />
+Zie een volk zijn ban verbreken,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;'t Springt uit moedloosheid als morgenglans;<br />
+Aan Waarheid wijdde het zijn staat<br />
+En Vrijheid leidt het voort, haar maat;&mdash;<br />
+Een legioen aaneengesloten broeders,<br />
+Die Liefde kindren noemt&mdash;</p>
+
+<p class="bold">HALFKOOR II.</p>
+
+<p class="indent-right">Van andre moeders<br />
+Zijn ze, zie hoe verwanten magen moorden!<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Het is de wijnoogst-tijd voor Zonde en Dood.<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Bloed schuimt als nieuwe wijn zoo rood.<br />
+Straks wordt, wanneer haar Wanhoop smoorde,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Die worstelende wereld prooi van slaven en despoot.</p>
+
+<p class="indent-right"><i>(Al de Furiën verdwijnen, op een na.)</i></p>
+
+<p class="bold">IONE.</p>
+
+<p class="tab">Hoor zuster! wat een diep maar wreed gekreun,<br />
+Gansch niet teruggehouden, 't hart verscheurt<br />
+Van de' eedlen Titan, gelijk stormen 't diep,<br />
+Wanneer de dieren hooren hoe de zee<br />
+Huilt in de holen onder 't binnenland!<br />
+Durft gij te zien hoe hem de duivels martlen?</p>
+
+<p class="bold">PANTHEA.</p>
+
+<p class="tab">Helaas! Ik keek tweemaal, doch doe 't niet meer.</p>
+
+<p class="bold">IONE.</p>
+
+<p class="tab">Wat zaagt ge?</p>
+
+<p class="bold">PANTHEA.</p>
+
+<p class="half-indent-right">Een smartlijk schouwspel: een geduldig<br />
+ Starende jonkman aan een kruis genageld.</p>
+
+<p class="bold">IONE.</p>
+
+<p class="tab">Wat meer?</p>
+
+<p class="bold">PANTHEA.</p>
+
+<p class="half-indent-right">De hemel in het rond, en de aard<br />
+Omlaag, was dicht bevolkt met vormen van<br />
+Menschlijken dood, alle verschriklijk, en<br />
+Gewrocht door menschehand; en enkle schenen<br />
+Het werk van menscheharten, moordend traag<br />
+Door frons en glimlach. Andere gezichten,<br />
+Te schandlijk om te noemen en te leven,<br />
+Dreven voorbij. Laat ons niet ergre vrees<br />
+Verzoeken door te zien: voldoende smart<br />
+Is dat gekreun.</p>
+
+<p class="bold">FURIE.</p>
+
+<p class="indent-right">Zie een symbool: dat zij<br />
+Die voor den mensch diep onrecht lijden, hoon<br />
+En keetnen, enkel duizendvoudge foltring<br />
+Wentelen op zichzelf en ook op hem.</p>
+
+<p class="bold">PROMETHEUS.</p>
+
+<p class="tab">Verzacht den doodsnood van dat stralend staren;<br />
+Sluit nu die lippen bleek, doe 't doorn-doorwonde<br />
+Voorhoofd van bloed niet stroomen: met uw tranen<br />
+Vloeit het ineen! Stil, stil 't gefolterd oog<br />
+In vrede en dood,&mdash;dat niet uw kranke weeën<br />
+Schudden dat kruis,&mdash;dat niet die vingren bleek<br />
+Met uw geronnen bloed meer spelen! O,<br />
+Afgrijslijke! Uwen naam wil ik niet spreken:<br />
+Hij is een vloek geworden! 'k Zie, ik zie<br />
+De wijzen, zachten, eedlen en rechtvaardgen,&mdash;<br />
+Uw slaven haten hen, die zijn als gij&mdash;<br />
+Enklen verdreven uit huns harten huis,<br />
+Een vroeg-gekozen, laat-bejammerd huis,<br />
+Door vuile leugens: panters die geblinddoekt<br />
+Een opgejaagde hinde dicht vervolgen;<br />
+Enklen in giftige kelders saamgeketend<br />
+Met lijken; enklen&mdash;hoor 'k de menigt daar<br />
+Niet lachen luid?&mdash;omsloten door traag vuur;<br />
+En machtge rijken drijven aan mijn voet,<br />
+Gelijk eilanden door de zee ontworteld,<br />
+Wier zonen zijn gekneed in één plas bloed,<br />
+Bij rooden brandgloed van hun eigen huizen.</p>
+
+<p class="bold">FURIE.</p>
+
+<p class="tab">Bloed kunt gij zien, en vuur, en kreuning hooren,&mdash;<br />
+Ergere dingen resten, ongehoord<br />
+En ongezien.</p>
+
+<p class="bold">PROMETHEUS.</p>
+
+<p class="half-indent-right">Ergere?</p>
+
+<p class="bold">FURIE.</p>
+
+<p class="indent-right">In 't menschehart<br />
+Wordt prooi, dien het verslond, steeds overleefd<br />
+Door schrik. De edelsten vreezen dat wat hún<br />
+Te laag schijnt om te denken waarheid zij;<br />
+Gewoonte, huichlarij maken hun geest<br />
+Tempels van meengen thans versleten godsdienst.<br />
+Zij durven voor den toestand van den mensch<br />
+Geen heil beramen, en zij weten niet<br />
+Dat zij 't niet durven. Zij die goed zijn hebben<br />
+Geen macht, en kunnen enkel vruchtloos weenen;<br />
+De machtgen missen goedheid&mdash;dat gebrek<br />
+Is erger; wijzen missen liefde; en wie<br />
+De liefde hebben missen wijsheid; zoo<br />
+Is al 't uitmuntendste verkeerd in kwaad.<br />
+Velen zijn sterk en rijk, wilden wel goed zijn,<br />
+En leven toch onder hun medemenschen<br />
+Die lijden, of er niemand iets gevoelde:<br />
+Zij weten zelf niet wat zij doen.</p>
+
+<p class="bold">PROMETHEUS.</p>
+
+<p class="indent-right">Uw woorden<br />
+Zijn als een wolk gevlerkte slangen; toch<br />
+Bemedelij ik wie zij niet doen lijden.</p>
+
+<p class="bold">FURIE.</p>
+
+<p class="tab">Bemedelijdt ge? Ik spreek niet meer!</p>
+
+<p class="indent-right"><i>(verdwijnt.)</i></p>
+
+<p class="bold">PROMETHEUS.</p>
+
+<p class="indent-right">Wee mij!<br />
+Wee mij! helaas! pijn, pijn, eeuwig, voor eeuwig!<br />
+Ik sluit mijn traanlooze oogen,&mdash;o verfijnde<br />
+Tyran! uw werken zie ik klaarder in<br />
+Mijn leed-verlichten geest. In 't graf is vreê:<br />
+Het graf verbergt al schoone en goede dingen.<br />
+Ik ben een God, en kan haar dáár niet vinden&mdash;,<br />
+Noch zou 'k haar zoeken: want, schoon wreede wraak,<br />
+Dit is verslagen zijn, niet zegepralen,<br />
+O felle Koning! De gezichten waar<br />
+Gij mij mee foltert, sterken mijn gemoed<br />
+Met meer volharding, tot het uur verschijnt<br />
+Dat zij geen beeld meer zijn van wat bestaat.</p>
+
+<p class="bold">PANTHEA.</p>
+
+<p class="tab">Helaas! wat zaagt gij?</p>
+
+<p class="bold">PROMETHEUS.</p>
+
+<p class="indent-right">Er is tweeërlei<br />
+Ellende: zien, en spreken:&mdash;spaar me er een.<br />
+Namen, die 't heilig wachtwoord der Natuur zijn,<br />
+Droeg men omhoog in blinkende blazoenen;<br />
+De volken wemelden in 't rond en riepen<br />
+Eenstemmig luid: "Waarheid, Vrijheid en Liefde!"<br />
+Plotseling viel er van den hemel wilde<br />
+Verwarring: er was strijd, bedrog en vrees:<br />
+Tyrannen stoven aan, deelden de buit.<br />
+Dit was de schaduw van de waarheid die<br />
+'k Aanschouwde.</p>
+
+<p class="bold">DE AARDE.</p>
+
+<p class="half-indent-right">'k Voelde uw foltring, zoon, met zoo<br />
+Gemengde vreugd als pijn en deugd kan geven.<br />
+Nu, om uw toestand te verheldren, vraag ik<br />
+Die fijne en schoone geesten op te stijgen,<br />
+Wier woonstede in de donkere gewelven<br />
+Der menschgepeinzen is en die, als vooglen<br />
+Den wind bezeilen, thuis in dier gedachten<br />
+Wereld-omcirkelenden ether zijn.<br />
+Zij zien achter dat schemerig gebied,<br />
+Als in een spiegel dat wat komen zal:<br />
+O dat zij spreken om u troost te schenken!</p>
+
+<p class="bold">PANTHEA.</p>
+
+<p class="tab">Zie zuster, waar zich zaamlen geestenscharen,<br />
+Als wolkenkudden in der Lente klaren<br />
+Hemel, verruklijk blauw!</p>
+
+<p class="bold">IONE.</p>
+
+<p class="indent-right">En zie! meer komen,<br />
+Als bronnedampen 't dal uit opwaarts stoomen,<br />
+Wen winden zwijgen, in verspreide lijnen.<br />
+En hoor! is het de ruisching van de pijnen?<br />
+Is 't van het meer? Is het de waterval?</p>
+
+<p class="bold">PANTHEA.</p>
+
+<p class="tab">'t Is iets veel droever, zoeter dan dat al.</p>
+
+<p class="bold">KOOR VAN GEESTEN.</p>
+
+<p class="tab">Wij zijn 't die van de oudste tijden<br />
+Teer beschermen en geleiden<br />
+'t Menschdom dat de Goôn doen lijden.<br />
+We aadmen&mdash;nooit kon het ons krenken&mdash;<br />
+De atmosfeer van 't menschlijk denken,<br />
+Zij ze ook donker, nat en grauw<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Als een dag door storm gebluscht,<br />
+Nog doorvloeid van glanzen flauw,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Zij ze stralend als wat rust<br />
+Tusschen wolkenlooze lucht<br />
+En rivieren zonder zucht,<br />
+Lieflijk, stil, in klaar genucht.<br />
+Als de vooglen in den wind,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Als de visschen in den vliet,<br />
+Als wat 's menschen ziel verzint<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Vloeit door 's levens licht gebied,<br />
+Leegren wij daar vlot en vrij:<br />
+Als de wolken onweerhouden reizen wij<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Door die sferen die geen grens verkleint:<br />
+Daaruit dragen wij de profeetsij,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Die in u begint en eindt!</p>
+
+<p class="bold">IONE.</p>
+
+<p class="tab">Meer komen, een voor een: de lucht in 't rond<br />
+Ziet schittrend als de lucht rondom een ster.</p>
+
+<p class="bold">EERSTE GEEST.</p>
+
+<p class="tab">Door een krijgstrompet met kracht<br />
+Opgestooten in den nacht,<br />
+Kwam 'k hierheen in snelle jacht.<br />
+Uit het stof van eeredienst versleten,<br />
+Van tyrannenvaan uiteengereten,<br />
+Klonken daar vermengde kreten,<br />
+Die rondom mij medestegen:<br />
+'t Luidde: Vrijheid! Hoop! Dood! Zege!<br />
+Tot ze omhoog versuizlend zwegen.<br />
+Eén geluid klonk voor mij uit:<br />
+Liefde's ziel, en 't ruischte en deind'<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Onder, boven, rondom mij:<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;'t Was de hoop, de profeetsij<br />
+Die in u begint en eindt.</p>
+
+<p class="bold">TWEEDE GEEST.</p>
+
+<p class="tab">Een regenboog stond op de zee<br />
+Die woelde omlaag, in vreemde vreê,<br />
+Waardoor, alsof veroovraar toog<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Onder triomfpoort trotsch en snel,<br />
+De stormwind zegevierend vloog,<br />
+Meevoerend veel gevangen wolken:<br />
+Vormlooze, donkre, vlugge volken,&mdash;<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Elke gekliefd door 't weerlicht schel.<br />
+'k Hoorde 't dondren: schor geschater&mdash;<br />
+'k Zag beneên, als kaf uiteen<br />
+Verstrooid, verspreid op 't witte water,<br />
+Machtge vloten&mdash;een hel van dood.<br />
+'k Daalde er op een groote boot&mdash;<br />
+Bliksem spleet haar romp vaneen&mdash;,<br />
+Op de zucht vlood ik hierheen<br />
+Van een die aan een vijand schonk<br />
+Zijn plank, en zijwaarts dook en zonk.</p>
+
+<p class="bold">DERDE GEEST.</p>
+
+<p class="tab">'k Zat naast eens wijzen legersteê,<br />
+Een rosse schijn van 't lamplicht gleê<br />
+Langs 't boek dat straks hem peinzen deê,&mdash;<br />
+Toen een Droom&mdash;als vlammen straalde<br />
+Zijn gevedert&mdash;nederdaalde.<br />
+En ik wist in hem verschenen<br />
+Wie ontstak eeuwen voorhenen<br />
+Deernis, eedle taal, en pijn;<br />
+Korten tijd droeg schaduwschijn<br />
+Van zijn luister 't aardeduister.<br />
+Hierheen droeg hij mij met spoed<br />
+Als Begeerte's bliksemvoet:<br />
+Dat 'k hem wederbreng' voor morgen,<br />
+Of de wijze ontwaakt in zorgen.</p>
+
+<p class="bold">VIERDE GEEST.</p>
+
+<p class="tab">'k Sluimerde op een dichtermond,<br />
+ Droomend als wie liefde vond<br />
+ In zijn aêm geluid nog suizend,&mdash;<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Aardsche vreugden zoekt noch vindt hij,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Hemelsch kust hij en bemint hij<br />
+ Wezens in de wouden huizend<br />
+ Der gepeinzen. Van het dagen<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Tuurt hij soms tot 's avonds duister:<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;O van gele bijen ruischt er<br />
+ 't Bloesemen der klimophagen,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;'t Gouden zonlicht hoogt hun luister,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;'t Weergekaatste door het meer;<br />
+ Wat hij ziet, hij weet het niet,<br />
+ Maar herschept het in zijn lied<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Tot gestalten werklijk, méer<br />
+ Dan de mensch die levend heet:<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Kindren der Onsterflijkheid.<br />
+ Een van dees me ontwaken deed:<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;'k Ging u troosten, daar gij lijdt.</p>
+
+<p class="bold">IONE.</p>
+
+<p class="tab">Ziet gij niet naadren van het Oost en 't West<br />
+Twee wezens? glijden tot één dierbaar nest<br />
+Duiven niet zoo, een tweelingpaar gevoed<br />
+Door de atmosfeer die alles leven doet,<br />
+Op snelle, stille vlerken naar omlaag?<br />
+En hoor! die stemmen zoet, toch vol geklaag:<br />
+'t Is leed vermengd met liefde tot éen lied.</p>
+
+<p class="bold">PANTHEA.</p>
+
+<p class="tab">Spreekt gij nog, zuster? Woorden vind ik niet.</p>
+
+<p class="bold">IONE.</p>
+
+<p class="tab">Hun schoonheid geeft mij stem. Zie hoe zij drijven:<br />
+Op wieken rusten zij van hemel-kleur,<br />
+Oranje en hemelsblauw verdiept tot goud:<br />
+De lucht straalt van hun lach als van een ster.</p>
+
+<p class="bold">KOOR DER GEESTEN.</p>
+
+<p class="tab">Hebt gij de Liefde-zelf aanschouwd?</p>
+
+<p class="bold">VIJFDE GEEST.</p>
+
+<p class="indent-right">Toen 'k over wijde landen<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Haastte als de vlugge wolken die de luchtwoestijn bevaren,<br />
+Vloog die gestalte ster-gekroond op vleugelen die brandden<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Van weerlicht aan en schudde heil uit ambrozijnsche haren;<br />
+Haar stappen spreidden licht op de aard. Maar dra verdween dat stralen,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Verwoesting gaapte: waanzin bond wie hooge wijsheid zeiden;<br />
+Helden verdwaasd, jonglingen bleek die stierven zonder smalen,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Zag 'k in den nacht. En ik ging voort, tot gij, o vorst van Lijden,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Glimlachend wreedste erinnering verkeerdet in verblijden.</p>
+
+<p class="bold">ZESDE GEEST.</p>
+
+<p class="tab">'t Vernielende is iets zeer verfijnds, o Zuster! weet waarom:<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Het wandelt niet op de aard, het zweeft niet in de heemlen,<br />
+Maar het vertreedt met stap die stilt en 't koelt met vlerken stom<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;De teedre wenschen die in 't hart der besten, eêlsten, weemlen;<br />
+Die door het waaierend geveêrt in valsche rust gewiegd<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;En door 't bewegen melodieus dier zachte en snelle voeten,<br />
+Droomen van bovenaardsche vreugd en noemen 't monster Liefd'<br />
+En, wakker, zien de schaduw Pijn, als hij dien thans wij groeten.</p>
+
+<p class="bold">KOOR.</p>
+
+<p class="tab">Schoon nu Verwoesting schaduw zij<br />
+Der Liefde, volgend haar nabij<br />
+Op 't witte Doodspaard, dat gevleugeld<br />
+Als een stormwind onbeteugeld&mdash;<br />
+Ook de snelste ontvliedt het niet&mdash;<br />
+Trapt op onkruid en gebloemt,<br />
+'t Slechte en schoone saâm verdoemt,<br />
+Menschen en gediert vertreedt&mdash;<br />
+Eens stuit gij dien ruiter wreed,<br />
+Hart en lichaam ongedeerd.</p>
+
+<p class="bold">PROMETHEUS.</p>
+
+<p class="tab">Geesten, zegt wie u dit leert!</p>
+
+<p class="bold">KOOR.</p>
+
+<p class="tab">Zijn dan niet in onze luchten<br />
+(Evenals wen de sneeuwstorm vluchtte<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Voor de Lente en knoppen gloeien,&mdash;<br />
+'t Vlierbosch trilt in winden mild,&mdash;<br />
+Ook de herders dolend weten<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Dat de meidoorn gauw zal bloeien)<br />
+Recht en Vrede, Liefde en Weten:<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Glans die worstlend wijder schijnt,&mdash;<br />
+Als de winden zacht en blij<br />
+Den herdersknaap, de profeetsij<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Die in u begint en eindt?</p>
+
+<p class="bold">IONE.</p>
+
+<p class="tab">Waar vloôn de Geesten heen?</p>
+
+<p class="bold">PANTHEA.</p>
+
+<p class="indent-right">Niets blijft er over<br />
+Dan een gevoel van hen, gelijk de toover<br />
+Van tonen, wen bezielde stem en luit<br />
+Verruischen, eer het antwoordend geluid<br />
+Nog zweeg, dat in de diepe ziel blijft dolen<br />
+Als echo's winden door oneindge holen.</p>
+
+<p class="bold">PROMETHEUS.</p>
+
+<p class="tab">Hoe schoon dees lucht-geboren wezens! Toch<br />
+Voel 'k alle hoop vergeefsch behalve liefde!<br />
+En gij zijt ver, Asia, die wen mijn wezen<br />
+Overliep, als een gouden beker waart<br />
+Voor heldren wijn, anders in dorstig stof<br />
+Vervloeid.&mdash;Alles is stil. Helaas! hoe zwaar<br />
+Weegt deze rustge morgen op mijn hart!<br />
+'k Zou kunnen slapen met mijn leed, ofschoon<br />
+Ik droomen zou, waar' slaap mij niet ontzeid.<br />
+'k Zou willen zijn wat ik eens wezen zal,<br />
+De redder en de kracht van 't lijdend menschdom,<br />
+Of in de oer-baaiert van 't heelal verzinken.<br />
+Er is geen smart, geen heul die nu nog rest:<br />
+Aard heeft geen troost, Hemel geen foltring meer.</p>
+
+<p class="bold">PANTHEA.</p>
+
+<p class="tab">Hebt gij vergeten een die bij u waakt<br />
+In kouden duistren nacht, en nimmer slaapt,<br />
+Dan wen de schaduw van uw geest haar aanroert?</p>
+
+<p class="bold">PROMETHEUS.</p>
+
+<p class="tab">'k Noemde alle hoop vergeefsch, slechts liefde niet,<br />
+En gij hebt lief.</p>
+
+<p class="bold">PANTHEA.</p>
+
+<p class="half-indent-right">Innig voorwaar. Maar zie,<br />
+De ster van 't Oosten is verbleekt, en Asia<br />
+Wacht in dat ver-verwijderd Indisch dal,<br />
+'t Oord van haar droeve ballingschap, eens ruw,<br />
+Eenzaam, bevrozen, gelijk dit ravijn,<br />
+Doch nu gehuld in schoon gebloemte en kruid,<br />
+Vol zoete winden en geluiden zwevend<br />
+In 't woud en langs den vloed, door de atmosfeer<br />
+Van haar herscheppend bijzijn, die zou kwijnen<br />
+Als zij niet éen met de uwe waar'. Vaarwel.</p>
+
+<p>&nbsp;<br />&nbsp;<br />&nbsp;<br /></p>
+<h2 class="center">TWEEDE BEDRIJF.</h2>
+
+<h3 class="center"><br />EERSTE TOONEEL.</h3>
+
+<p class="center"><i>Morgen. Een liefelijk dal in den Indischen Caucasus.</i></p>
+
+<p class="bold">ASIA.</p>
+
+<p class="half-indent-right"><i>alleen.</i></p>
+
+<p class="bold">ASIA.</p>
+
+<p class="tab">Uit al des hemels vlagen daaldet gij!<br />
+Ja, als een geest, als een gedachte dringt<br />
+Naar hoornige oogen ongewone tranen,<br />
+En het verlaten hart met kloppen kwelt,<br />
+Dat rust moest leeren, zijt gij neergedaald,<br />
+Gewiegd in stormen; wordt gij wakker, Lente,<br />
+O veler winden kind! Zoo plotseling<br />
+Komt ge als de erinring van een droom die nu<br />
+Verdrietig is omdat hij eenmaal zoet was;<br />
+Gelijk bezieling, gelijk vreugde, oprijzend<br />
+Van de aarde als 't ware, kleedend in goudwolken<br />
+De leegheid van ons leven.&mdash;<br />
+Dit is het jaargetij, de dag, het uur;<br />
+Bij 't rijzen van de zon zoudt, zoete Zuster,<br />
+Gij komen, kom, te lang verwachte, nu!<br />
+Te lang vertoeft gij! Hoe de vleugellooze<br />
+Seconden traag gelijk doodswormen kruipen!<br />
+Nog steeds trilt van éen witte ster de stip<br />
+Diep in de' oranjen lichtschijn van den morgen<br />
+Die zich verwijdt voorbij de purpren bergen:<br />
+'t Donkerder meer weerkaatst haar door een spleet<br />
+Van wind-gedeelde mist. Nu flauwt zij heen,<br />
+Maar blinkt weer, wijl de golven bleeker worden<br />
+En wijl de gloênde draên van wolkenweefsels<br />
+Verrafelen in bleeke lucht. Ze is weg!<br />
+En door dier toppen wolk-gelijke sneeuw<br />
+Trilt het rozige zonlicht. Hoor ik niet<br />
+De Aeolische muziek van haar zeegroen<br />
+Gevedert, dat de roode daagraad klieft?</p>
+
+<p class="indent-right"><i>(Panthea verschijnt.)</i></p>
+
+<p class="tab">Ik voel, ik zie die oogen brandend door<br />
+Geglimlach dat in tranen flauwt, als sterren<br />
+Half uitgedoofd in mist van zilvren dauw.<br />
+Beminde en schoonste, die de schaduw draagt<br />
+Dier ziel waardoor ik leef,&mdash;wat zijt gij laat:<br />
+De ronde zon beklom de zee; mijn hart<br />
+Was ziek van hoop, voor de indruk-looze lucht<br />
+Het naadren voelde van uw late veedren.</p>
+
+<p class="bold">PANTHEA.</p>
+
+<p class="tab">Vergeef mij, groote Zuster! maar mijn wieken<br />
+Waren zoo traag door zaalge erinnering<br />
+Van wat ik droomde, als 's middags het geveêrt<br />
+Van zomerwind, verzaad met zoete bloemen.<br />
+Ik was gewoon aan storeloozen slaap,<br />
+En ik ontwaakte steeds verfrischt en kalm,<br />
+Eer's heilgen Titans val, en uwe liefde,<br />
+De onzaalge, door gewoonte en medelij<br />
+Bei liefde en smart mijn hart gemeenzaam maakten,<br />
+Gelijk ze uw hart al werden, 'k Sliep voorheen<br />
+In grotten blauw van de' ouden Oceaan,<br />
+In scheemrige prieelen, waar het mos<br />
+Groen was of purper,&mdash;onzer jonge Ione<br />
+Teedere en melkwitte armen sloten zich<br />
+Toen, gelijk nu, achter mijn haren donker<br />
+En vochtig, wijl 'k mijn wangen en dichte oogen<br />
+Drukte in gevouwen diepte van haar boezem,<br />
+Die leven ademde; maar niet als nu,&mdash;<br />
+Sinds ik de wind ben, zwijmend onder tonen<br />
+Die 'k draag van woordeloos verkeer met u;<br />
+Sinds, opgelost in het gevoel waarmee<br />
+De liefde spreekt, mijn rust onrustig was<br />
+En lieflijk toch, en de uren die ik waakte<br />
+Te vol van zorg en pijn.</p>
+
+<p class="bold">ASIA.</p>
+
+<p class="indent-right">Licht óp uw oogen,<br />
+Dat ik uw droom daar leze.</p>
+
+<p class="bold">PANTHEA.</p>
+
+<p class="indent-right">'k Zeide reeds,<br />
+Hoe 'k aan zijn voeten sliep met ons Zee-zuster.<br />
+De neevlen van 't gebergte, op onze stem<br />
+Onder de maan verdichtend, hadden zacht<br />
+Hun sneeuwge vlokken uitgespreid, beschermend<br />
+Onzen vervlochten slaap voor 't snijdend ijs.<br />
+Twee droomen kwamen toen. Een is me ontgaan.<br />
+Maar in den andren vielen van Prometheus<br />
+Zijn bleeke, wond-verminkte leden af;<br />
+De azuren nacht werd stralend van de glorie<br />
+Van die gestalt' die onveranderd leeft<br />
+In hem, en o zijn stem viel als muziek,<br />
+Die duizlen doet het donkre brein, bezwijmd<br />
+Door de bedwelming van zoo helle vreugd:<br />
+"Zuster van haar wier stappen de aard bespreien<br />
+Met lieflijkheid&mdash;schoonste behalve haar<br />
+Wier wederschijn gij zijt&mdash;zie op tot mij."<br />
+Ik hief mijn oogen. 't Overweldgend licht<br />
+Van die onsterflijke gestalte zag 'k<br />
+Gansch overschaduwd door de liefde die<br />
+Zijn zacht-vloeiende leên, lippen half-open<br />
+In hartstocht, vurige doch droomrige oogen,<br />
+Ontstoomde als dampend vuur; een atmosfeer<br />
+Die in haar al-smeltend geweld me omsloot,<br />
+Als warme lucht, van morgenzon omhuld,<br />
+Eer zij haar drinkt, een wolk zwervende dauw.<br />
+Ik zag niet, hoorde niet, bewoog mij niet;<br />
+Maar voelde alleen zijn tegenwoordigheid<br />
+Vervloeien en vereenen met mijn bloed,<br />
+Tot het zijn leven werd, en 't zijne mijn.<br />
+Zoo was 'k als opgeslorpt,&mdash;maar 't ging voorbij;<br />
+En, als de dampen, wen de zon verzinkt,<br />
+Zich weer in dropplen zaamlen op de pijnen,<br />
+En sidderend als zij, verdichtte zich<br />
+Mijn wezen in den diepen nacht; en wijl<br />
+De stralen der gedachte langzaam weer<br />
+Verzameld werden, kon 'k zijn stem nog hooren,<br />
+Wier tonen talmden voor zij henenstierven<br />
+Gelijk voetstappen van een zwak geluid.<br />
+Uw naam hoorde ik alleen, in tal van klanken,<br />
+Van het misschien-verstaanbre, ofschoon 'k bleef luistren<br />
+In 't duister, toen er geen geluid meer klonk,<br />
+Ione ontwaakte toen, en zei tot mij:<br />
+"Kunt gij soms raden wat mij verontrust<br />
+Vannacht? Ik wist voorheen steeds wat ik wenschte<br />
+En vond geen vreugde ooit in vergeefschen wensch.<br />
+Maar nu kan ik niet tolken wat ik zoek:<br />
+Weet ik het zelf? 't is zoet, want zoet is 't al<br />
+Om te begeeren. 't Is, trouwlooze zuster,<br />
+Een spel van u; ge ontdekte een ouden toover,<br />
+Wiens ban mijn geest stal toen ik sliep en met<br />
+Uw geest vereende: want, toen straks wij kusten,<br />
+Voelde ik de zoete lucht die mij deed leven<br />
+In uwer lippen kier, en o de warmte<br />
+Van 's levens bloed, door wier gemis ik zwijm,<br />
+Beefde in den boog onzer vervlochten armen."<br />
+'k Antwoordde niet, want de Oosterster werd bleek,<br />
+Maar vlood tot u.</p>
+
+<p class="bold">ASIA.</p>
+
+<p class="half-indent-right">Gij spreekt, maar ach, uw woorden<br />
+Zijn als de lucht: ik voel ze niet. O! licht<br />
+Uw oogen op, dat ik zijn ziel, daarin<br />
+Geschreven, leze!</p>
+
+<p class="bold">PANTHEA.</p>
+
+<p class="half-indent-right">'k Hef ze, schoon zij zinken<br />
+Onder de zwaart' van wat zij spreken wouden:<br />
+Wat kunt gij zien dan uw lieflijkste schaduw<br />
+Daar afgebeeld?</p>
+
+<p class="bold">ASIA.</p>
+
+<p class="half-indent-right">Uw oogen zijn gelijk<br />
+De diepe, blauwe, grenzenlooze hemel,<br />
+Tesaamgedrongen tot twee cirkels onder<br />
+Hun lange fijne wimpers: donker, ver,<br />
+Mateloos, kring in kring en lijn in lijn<br />
+Vervlochten.</p>
+
+<p class="bold">PANTHEA.</p>
+
+<p class="half-indent-right">Waarom kijkt ge, of er een geest<br />
+Voorbijging?</p>
+
+<p class="bold">ASIA.</p>
+
+<p class="half-indent-right">Anders wordt het: achter 't diepst<br />
+Dier diepte zie 'k een schaduw, een gestalte:<br />
+'t Is Hij, gekleed in van zijn eigen glimlach<br />
+Het zachte licht dat om hem henen spreidt<br />
+Als straling van de wolk-omkringde maan!<br />
+Prometheus, het is de uwe! Vlied nog niet!<br />
+Zegt niet die glimlach dat we elkander eens<br />
+Weer zullen vinden in die heldre tent<br />
+Die zijn gestraal bouwe op de woeste wereld?<br />
+De droom is uitgezeid!&mdash;Wat schim is dat,<br />
+Tusschen ons? Zijn ruig haar verwart de wind<br />
+Die 't opwaait, wild en levend is zijn blik,<br />
+Toch is 't een wezen van de lucht: er schijnt<br />
+Door zijn grijs kleed de gouden dauw wiens sterren<br />
+De middag niet gebluscht heeft.</p>
+
+<p class="bold">DE DROOM.</p>
+
+<p class="indent-right">Volg, o volg!</p>
+
+<p class="bold">PANTHEA.</p>
+
+<p class="tab">Het is mijn andre droom.</p>
+
+<p class="bold">ASIA.</p>
+
+<p class="indent-right">Zie, hij verdwijnt.</p>
+
+<p class="bold">PANTHEA.</p>
+
+<p class="tab">Hij komt nu in mijn geest. 'k Verbeeldde mij,<br />
+Wij zaten hier, en open sprongen al<br />
+De knoppen, bloem-omwikklend, van daarginds<br />
+De' amandelboom, dien bliksem heeft verzengd,<br />
+Toen snel van witte Scythische woestijn<br />
+Een wind aanvlaagde, rimplend de Aard met vorst.<br />
+Ik keek,&mdash;al bloesems waren neergewaaid,<br />
+Maar op elk blaadje stond&mdash;verhalen zoo<br />
+De blauwe hyacintheklokjes niet<br />
+Apollo's daar geschreven leed?&mdash;"Volg, volg!"</p>
+
+<p class="bold">ASIA.</p>
+
+<p class="tab">Terwijl gij spreekt, vullen uw woorden, poos<br />
+Na poos, ook mijn slaap dien 'k vergeten was,<br />
+Met beelden. 't Scheen me of wij tesamen schreden<br />
+Onder de jonge grijze dageraad<br />
+Over grasperken, en een menigte<br />
+Van zware, witte, wolge wolken dreef<br />
+In dichte kudden langs de bergen heen,<br />
+Geherderd door den trage' onwilgen wind.<br />
+De witte dauw op 't nieuw-ontsproten gras,<br />
+Even de donkere aard ontschoten, hing<br />
+Heel stil. En er was meer dat me is ontgaan.<br />
+Maar op de schaduwen der morgenwolken,<br />
+Dwars op de purpren helling van 't gebergt,<br />
+Stond ook geschreven: "Volg, o volg!" en wijl ze<br />
+Verdwenen, en op elken halm waarvan<br />
+De dauw des hemels neergevallen was<br />
+'t Zelfde gedrukt werd als met welkend vuur,<br />
+Rees wind tusschen de pijnen; die ontschokte<br />
+Gerank van melodieën aan hun twijgen<br />
+En toen hoorde ik geluiden, laag, zoet, zacht,<br />
+Als het vaarwel van geesten: "Volg, volg, volg!"<br />
+Toen zei 'k tot u: Panthea, zie mij aan:<br />
+Maar in de diepte van die dierbare oogen<br />
+Zag ik nog altijd: "Volg, o volg!"</p>
+
+<p class="bold">ECHO.</p>
+
+<p class="indent-right">"O volg!"</p>
+
+<p class="bold">PANTHEA.</p>
+
+<p class="tab">De rotsen, op dees klaren voorjaarsmorgen,<br />
+Spotten met onze stem, als spraken geesten.</p>
+
+<p class="bold">ASIA.</p>
+
+<p class="tab">Het is een wezen zwevend rond de rotsen.<br />
+Wat fijne heldere geluiden! Luister!</p>
+
+<p class="bold">ECHO'S.</p>
+
+<p class="half-indent-right"><i>(onzichtbaar).</i></p>
+
+<p class="largetab">Echo's wij, luister!<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Wij wijlen niet:<br />
+Als dauwdrups luister<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Ge kort maar ziet&mdash;<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Zee-geboorne!</p>
+
+<p class="bold">ASIA.</p>
+
+<p class="tab">Hoor! Geesten spreken! Vloeiende echo's klinken<br />
+Nog van hun hemelstemmen na.</p>
+
+<p class="bold">PANTHEA.</p>
+
+<p class="indent-right">Ik hoor.</p>
+
+<p class="bold">ECHO'S.</p>
+
+<p class="largetab">&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Volg, o volg!<br />
+Wen ons lied dreigt te zwijgen,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Waar een grot ons verzwolg&mdash;<br />
+Waar wouden stijgen&mdash;</p>
+
+<p class="indent-right"><i>(meer verwijderd)</i></p>
+
+<p class="largetab">&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Volg, o volg,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Waar een grot ons verzwolg.<br />
+Ga ons na als 't lied versuist,<br />
+Waar de wilde bij nooit ruischt,<br />
+Door het diepe middagdonker,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Langs het nachtgebloemte loom,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Geuren aadmend in zijn droom,<br />
+Langs de golfjes, waar geflonker<br />
+Van een bron in holen blinkt,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Wijl onstuimig en toch zoet<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Ons gezang speelt met uw voet<br />
+Die zoo zacht ter aarde zinkt,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Zeegeboorne!</p>
+
+<p class="bold">ASIA.</p>
+
+<p class="tab">Zullen wij 't zingen volgen? Zachter wordt het<br />
+En verder.</p>
+
+<p class="bold">PANTHEA.</p>
+
+<p class="half-indent-right">Hoor! het koor komt nader nu.</p>
+
+<p class="bold">ECHO'S.</p>
+
+<p class="largetab">In het onbekende<br />
+Slaapt een ongesproken stem;<br />
+Slechts als gij u daarheen wendde,<br />
+Wekt gij hem;<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Zeegeboorne!</p>
+
+<p class="bold">ASIA.</p>
+
+<p class="tab">Hoe op den wind die ebt de tonen zinken!</p>
+
+<p class="bold">ECHO'S.</p>
+
+<p class="largetab">&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Volg, o volg,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Waar een grot ons verzwolg!<br />
+Ga ons na als 't lied verflauwt;<br />
+Door het dauwig middagwoud,<br />
+Langs de meren en fonteinen,<br />
+Bosschen door, en grilge lijnen<br />
+Van gebergten, naar de spleten,<br />
+Diepten, scheuren, waar 't vaneengereten<br />
+Lijf van de Aarde rustte van zijn lijden<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Op den dag toen Hij en Gij<br />
+Zijt gescheiden&mdash;<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Paar dat nu hereenigd zij;&mdash;<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Zeegeboorne!</p>
+
+<p class="bold">ASIA.</p>
+
+<p class="tab">Mijn lieve Panthea, kom, geef mij uw hand,<br />
+En volgen we, eer de stemmen zijn verruischt.</p>
+
+
+<h3 class="center"><br />TWEEDE TOONEEL.</h3>
+
+<p class="center"><i>Een bosch, afgewisseld door rotsen en holen. Asia en Panthea<br />
+gaan het in. Twee jonge faunen zitten luisterend op een rots.</i></p>
+
+<p class="bold">HALFKOOR I VAN GEESTEN.</p>
+
+<p class="tab">Het pad waarlangs dat lieflijk paar<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Schreed onder ceder, taxis, pijn,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Al donkre boomen die er zijn,<br />
+Scheidt van den hemel wijd en klaar<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Een ondoordringbaar loofgordijn<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Wind, regen, zon- noch maneschijn<br />
+Vindt zich een weg door die geweven<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Prieelen, slechts een wolk van dauw<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Drijft somtijds langs de stammen grauw<br />
+Op winden mee die de aard bezweven,<br />
+Doet overal een parel beven<br />
+In bloesems bleek, opnieuw ontbloeid,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Van 't lauwergroen, en buigt de kroon<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Van een teer-lieflijke anemoon,<br />
+Waarna ze stil vervloeit.<br />
+Of wen een ster, van velen een,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Die stijgt en drijft in steilen nacht,<br />
+De eenige kloof vond waardoorheen<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Nog dalen kan der stralen pracht,&mdash;<br />
+Voordat zij vliedt voorbij, voorbij:<br />
+De heemlen, nimmer rusten zij,&mdash;<br />
+Sprenkelt zij droppend gouden schijnen<br />
+Als nooit vereenende regenlijnen:&mdash;<br />
+En 't heilig duister is in 't rond;<br />
+Omlaag is de bemoste grond.</p>
+
+<p class="bold">HALFKOOR II.</p>
+
+<p class="tab">Daar zijn den heelen heldren noen<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Verliefde nachtegalen wakker.<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Wen een bezwijmt van heil of smart<br />
+En zinkt door 't windloos klimopgroen<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Stervend van zoete liefde op 't hart,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Het toon-doortrilde, van zijn makker;<br />
+Verheft een ander die daar wachtte,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;In bloesems heen en weer bewogen,<br />
+Het kwijnende eind der laatste klachten<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Om in te vallen, plots ten hoogen<br />
+De wieken van den weeken zang,&mdash;<br />
+Tot eigen lied uit nieuwen drang<br />
+Van voelen rijst,&mdash;en 't woud wordt stom;<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Men hoort alleen door donkre lucht<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Van vlerken 't ritselend gerucht,<br />
+En evenals fluiten, wen rondom<br />
+Een meer zich spreidt, bedwelmen 't brein<br />
+Klanken zoo zoet dat vreugde zweemt naar pijn.</p>
+
+<p class="bold">HALFKOOR I.</p>
+
+<p class="tab">Als tooverkolken spelen daar<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Zoet-stemmige echo's en zij tijgen<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Door Demogorgons machtge wet,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Smeltend verrukt of zoet ontzet,<br />
+Langs 't heimlijk pad een geestenschaar;<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Als stroomen die van bergdooi stijgen<br />
+Schepen uit land naar zee toe voeren.<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Tot wie door slaap of zacht gepraat<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Geboeid zijn eerst een fluistren gaat;<br />
+'t Wekt de verkoornen; zacht ontroeren<br />
+Trekt hen en stuwt hen voort. Ja, zwoeren<br />
+Niet zij die 't zagen dat een wind<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Achter hen stoomt van de aadmende aard,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Die veedren optilt en wiens vaart<br />
+Hen verder drijft gezwind,<br />
+Terwijl zij denken dat hun voet<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;En eigen vleuglenpaar zoo snel<br />
+Gehoorzaamt aan hun wenschen zoet?<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Zoo drijven zij&mdash;tot, lieflijk wel<br />
+Nog steeds, maar krachtiger en luid<br />
+De storm van klank zwelt voor hen uit,<br />
+Haastend, als opgeslorpt; zij volgen,<br />
+En weer verzaamlen zich zijn golven,<br />
+Die naar den berg van 't noodlot dragen<br />
+Als wolken de wijkende lucht doorjagen.</p>
+
+<p class="bold">EERSTE FAUN.</p>
+
+<p class="tab">Kunt ge u verbeelden waar die geesten leven,<br />
+Die in het woud zoo fijne melodieën<br />
+Doen klinken? In de minst bezochte holen<br />
+En dichtste lommerlegers wonen wij<br />
+En kennen deze wildernissen wél,<br />
+Doch hen ontmoeten nooit we, ofschoon wij vaak<br />
+Hen hooren: waar toch, denkt ge, schuilen zij?</p>
+
+<p class="bold">TWEEDE FAUN.</p>
+
+<p class="tab">'t Is zwaar te weten. Wel heb ik gehoord,<br />
+Dat andren meer bekend met geesten zeiden:<br />
+De bellen die de zonnetoover zuigt<br />
+Uit bleeke, teere waterbloemen die<br />
+Den slijkgen bodem van de heldre meren<br />
+En plassen overspreiden, zijn de tenten<br />
+Waarin die wezens wonen en doorzweven<br />
+De groene en gouden atmosfeer, ontstoken<br />
+Door 't middaguur onder het blaadrenweefsel;<br />
+En wen die barsten en de dunne lucht,<br />
+De vuurge, die zij aêmden in die helle<br />
+Gewelven, stijgt om meteoorgelijk<br />
+Te vliegen door den nacht, rijden zij dáarop<br />
+En sturen hun onstuimge vaart en buigen<br />
+Hun flonkerende kuiven, en in vuur<br />
+Glijden zij weer onder der aarde waatren.</p>
+
+<p class="bold">EERSTE FAUN.</p>
+
+<p class="tab">Als zulke zoo bestaan, leven dan andre<br />
+Weer andre levens, onder anemonen,<br />
+Of in de klokjes van de weidebloemen,<br />
+In de gevouwen diepte van viooltjes,<br />
+Of op hun stervende zoetgeurigheid<br />
+Wanneer zij sterven, of in 't zonlicht van<br />
+De ronde dauw?</p>
+
+<p class="bold">TWEEDE FAUN.</p>
+
+<p class="half-indent-right">Ja, velen, wel te raden.&mdash;<br />
+Maar als wij praten bleven werd het middag,<br />
+En knorrige Silenus zou zijn geiten<br />
+Nog ongemolken vinden, en ons brommend<br />
+Die wijze en liefelijke zangen weigren,<br />
+Van Noodlot, Toeval, God, en ouden Chaos,<br />
+Liefde, en den droevgen doem van den geboeiden<br />
+Titan, en hoe die eens, bevrijd, heel de aard<br />
+Eén broederschap zal maken: schoone liedren,<br />
+Die onze eenzame schemers blij doen zijn,<br />
+En die tot luistrend zwijgen zelfs bekoren<br />
+De niet naijverige nachtegalen.</p>
+
+
+<h3 class="center"><br />DERDE TOONEEL.</h3>
+
+<p class="center"><i>Een rotspunt tusschen bergen.</i> ASIA en PANTHEA.</p>
+
+<p class="bold">PANTHEA.</p>
+
+<p class="tab">Hier droeg 't geluid ons heen, naar het gebied<br />
+Van Demogorgon, en de machtge poort,<br />
+Gelijk van een vulkaan de meteoor-<br />
+Aadmende spleet, waaruit de orakeldamp<br />
+Opwervelt, dien de eenzamen in hun jeugd<br />
+Rondzwervend drinken, en zij noemen hem<br />
+Waarheid of deugd, bezieling, liefde of vreugd,&mdash;<br />
+Die levenswijn die als ontzind doet zijn,<br />
+Wiens droesem zij tot diepe dronkenschap<br />
+Gansch leedgen, en dan heffen zij de stem,<br />
+Gelijk Maenaden luidkeels "Evoë!"<br />
+Uitgalmend, die de weerld besmetting dunkt.</p>
+
+<p class="bold">ASIA.</p>
+
+<p class="tab">Waardig een troon voor zulk een Macht! Hoe schoon!<br />
+Wat zijt gij grootsch, o Aarde! En als gij zijt<br />
+De schaduw van een geest, nog lieflijker,&mdash;<br />
+Schoon kwaad zijn werk bevlekke, en of ook hij,<br />
+Gelijk zijn schepping, zwak doch heerlijk zij,&mdash;<br />
+Dan zou ik kunnen knielen en u beiden<br />
+Vereeren! Ja, ook nu aanbidt mijn hart.<br />
+Hoe wonderbaar! Zie, Zuster, eer de damp<br />
+Uw brein beneevle. Omlaag is een wijd veld<br />
+Golvende mist, gelijk een meer, plaveiend<br />
+Onder de morgenlucht met blauwe golven,<br />
+Barstend in zilverschijn, een Indisch dal.<br />
+Zie hoe het rolt onder de stollende winden,<br />
+En hoe 't den bergtop waar we in 't midden staan<br />
+Aan alle zijden tot een eiland maakt,<br />
+Omkringd door wouden, donker en in bloei,<br />
+Scheemrige weiden, stroom-verlichte holen,<br />
+En zwerfsche mist-gestalten: winden-toover;<br />
+En ver omhoog werpen de scherpe bergen,<br />
+Den hemel splijtend, van hun ijzge spitsen,<br />
+Stralend als zonneschijn, den dageraad,<br />
+Als der geheven zee verblindend schuim<br />
+Omhooggespat tege' een Atlantisch eiland,<br />
+Den wind bestert met lamp-gelijke dropplen.<br />
+Het dal is door hun muren als omgordeld,<br />
+Gehuil van katarakten, uit ravijnen,<br />
+Door dooi gekliefd, verzaadt den wind die luistert,<br />
+Aanhoudend, wijd, geweldig als de stilte.<br />
+Hoor! 't stuwen van de sneeuw! de zon-ontwaakte<br />
+Lawine! wier drievoudig door den storm<br />
+Gezifte massa vlok bij vlok verzaêmd was,<br />
+Gelijk in geesten die den hemel tarten<br />
+Gedachte wordt gestapeld op gedachte,<br />
+Totdat een groote waarheid losraakt, rondom<br />
+Weergalmen dan de volken, tot hun wortels<br />
+Daavrend geschud, als thans de bergen doen.</p>
+
+<p class="bold">PANTHEA.</p>
+
+<p class="tab">Zie hoe de onstuimge zee van neevlen breekt<br />
+In purper schuim, en juist aan onzen voet!<br />
+Zij rijst als de oceaan bij manetoover<br />
+Rondom schipbreukelingen zonder voedsel<br />
+Op een laag, slijkig eiland.</p>
+
+<p class="bold">ASIA.</p>
+
+<p class="indent-right">De wolkflarden<br />
+Verspreiden zich naar boven. 'k Voel den wind<br />
+Die ze optilt warren in mijn haar; de golven<br />
+Drijven over mijn oogen nu, mijn brein<br />
+Duizelt; ziet gij gedaanten in de mist?</p>
+
+<p class="bold">PANTHEA.</p>
+
+<p class="tab">'t Is een gelaat&mdash;zijn glimlach wenkt&mdash;er brandt<br />
+Azuren vuur in zijn goudlokken. Zie!<br />
+Nog een en nog een! Luister! zij gaan spreken!</p>
+
+<p class="bold">ZANG VAN GEESTEN.</p>
+
+<p class="tab">&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Naar omlaag, naar omlaag,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Daal, daal!<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Door de schaduw vaag<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Van den slaap, en de dampen<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Waar de Dood en het Leven kampen;<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Door den slagboom van 't zijnd'<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;En het waas van wat schijnt,<br />
+Naar de treden van troon in den versten zaal,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Daal, daal!<br /><br />
+
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Wijl 't geluid kolkt in 't rond,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Daal, daal!<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Als het hert trekt een hond,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Als den bliksem de damp,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Als een vlinder de lamp,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Wanhoop dood, liefde zorgen,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Tijd beî, heden morgen,<br />
+Als de geest van den steen doet gehoorzamen 't staal,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Daal, daal!<br /><br />
+
+
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Door het grijs leeg ravijn,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Daal, daal!<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Maan noch sterren er zijn,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Geen prisma de lucht is,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Om de rotsen geducht, is<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Geen hemelsche luister<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Noch aardeduister,&mdash;<br />
+Doordrongen van Een is het t'eenemaal&mdash;<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Daal, daal!<br /><br />
+
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Naar het diepst van den kolk,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Daal, daal!<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Als bliksem in slaap in een wolk,<br />&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Als de in kolen gekoesterde vonk,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Als, door Liefde herdacht, een laatste lonk,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Als van een edelen steen de schijnen<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Op den donkeren rijkdom der mijnen,<br />
+Wordt een toover gezwegen, die voor u zich vertaal'&mdash;<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Daal, daal!<br /><br />
+
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Wij bonden, wij leiden u,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Daal, daal!<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Met de heldre gestalte bezijden u;<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Schuw niet dat ge ontkracht zijt:<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Zoo machtig is zachtheid,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Dat de Eeuwge, de Onsterflijke,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Door de poort van het Werklijke,<br />
+Moet loslaten den Doem, die beneên zijn troon slaapt in slange-spiraal,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Alleen om haar.</p>
+
+
+<h3 class="center"><br />VIERDE TOONEEL.</h3>
+
+<p class="center"><i>De grot van Demogorgon.</i> ASIA en PANTHEA.</p>
+
+<p class="bold">PANTHEA.</p>
+
+<p class="tab">Wat voor gesluierde gestalte zit<br />
+Ginds op dien ebben troon?</p>
+
+<p class="bold">ASIA.</p>
+
+<p class="indent-right">De sluier viel.</p>
+
+<p class="bold">PANTHEA.</p>
+
+<p class="tab">'k Zie een geweldig Donker, 't vult den zetel<br />
+Dier Macht; stralen van duister schieten rond<br />
+Als licht van middagzon, door geen bestaard,<br />
+En zonder vorm. Leden, gedaant' noch omtrek;<br />
+Toch voelen wij: het is een Geest die leeft.</p>
+
+<p class="bold">DEMOGORGON.</p>
+
+<p class="tab">Vraag wat gij weten wildet.</p>
+
+<p class="bold">ASIA.</p>
+
+<p class="indent-right">Maar wat kúnt<br />
+Gij openbaren?</p>
+
+<p class="bold">DEMOGORGON.</p>
+
+<p class="half-indent-right">Al wat gij durft vragen.</p>
+
+<p class="bold">ASIA.</p>
+
+<p class="tab">Wie schiep de weerld die leeft?</p>
+
+<p class="bold">DEMOGORGON.</p>
+
+<p class="indent-right">God.</p>
+
+<p class="bold">ASIA.</p>
+
+<p class="indent-right">Wie schiep al<br />
+Wat ze in zich sluit? gedachte, hartstocht, rede,<br />
+Wil en verbeelding?</p>
+
+<p class="bold">DEMOGORGON.</p>
+
+<p class="indent-right">God, de Almachtge God.</p>
+
+<p class="bold">ASIA.</p>
+
+<p class="tab">Wie schiep 't gevoel, dat bij het ongemeenst<br />
+Bezoek van Lentewind, of bij de stem<br />
+Van een beminde alleen in jeugd gehoord,<br />
+Tranen 't verflauwende oog ontwellen doet,<br />
+Die, vallend, van 't niet rouwende gebloemt<br />
+Den hellen blik verduistren,&mdash;dat deze aard,<br />
+De dicht-bevolkte, als eenzaam achterlaat,<br />
+Wen het niet weerkeert?</p>
+
+<p class="bold">DEMOGORGON.</p>
+
+<p class="indent-right">De barmhartge God.</p>
+
+<p class="bold">ASIA.</p>
+
+<p class="tab">En wie schiep schrik, waanzin, berouw en zonde,<br />
+Die, van de schakels van den grooten keten<br />
+Der dingen, tot de nietigste gedachte<br />
+In 's menschen geest, regeeren en zwaar sleepen,<br />
+En elkeen wankelt naar den kuil des doods<br />
+Onder dien druk; hoop die men opgaf; liefde<br />
+Verkeerd in haat; en zelfverachting, wranger<br />
+Een drank dan bloed; leed, wiens geluid, gemeenzaam,<br />
+Onopgemerkt, luid huilt en heftig krijt<br />
+Dag in dag uit; en Hel, of voor de Hel<br />
+De hevige angst?</p>
+
+<p class="bold">DEMOGORGON.</p>
+
+<p class="half-indent-right">Hij heerscht.</p>
+
+<p class="bold">ASIA.</p>
+
+<p class="indent-right">Zeg hoe hij heet!<br />
+Een weerld in pijn verkwijnend vraagt zijn naam<br />
+Alleen: haar vloek zal hem zijn troon af sleuren.</p>
+
+<p class="bold">DEMOGORGON.</p>
+
+<p class="tab">Hij heerscht.</p>
+
+<p class="bold">ASIA.</p>
+
+<p class="half-indent-right">Ik voel, ik weet het: wie?</p>
+
+<p class="bold">DEMOGORGON.</p>
+
+<p class="indent-right">Hij heerscht.</p>
+
+<p class="bold">ASIA.</p>
+
+<p class="tab">Wie heerscht? In 't eerst was er de Hemel, de Aarde,<br />
+Het Licht, de Liefde; dan Saturnus, van<br />
+Wiens troon, als een naijverige schaduw,<br />
+De Tijd viel. De eerste schepselen der aard<br />
+Leefden, toen hij regeerde, als in de vreugd,<br />
+De kalme, van gebloemt en levend loof,<br />
+Voordat de wind of zon het welken deed,<br />
+En half-levende wormen. Maar hij wilde<br />
+'t Geboortrecht van hun wezen hun niet geven:<br />
+Kennis en macht, de kunst die de elementen<br />
+Handelbaar maakt, gedachte die als 't licht<br />
+Dit donker Al doordringt, zelfheerschappij,<br />
+En majesteit van liefde; en zij verkwijnden<br />
+Van dorst daarnaar. Toen schonk Prometheus wijsheid,<br />
+Dus kracht, aan Jupiter, en met deze eisch<br />
+Alleen: "Zij 't menschdom vrij," bekleedde hij<br />
+Hem met de macht over den wijden Hemel.<br />
+Te kennen trouw noch wet noch liefde, almachtig<br />
+Maar zonder vriend te zijn, is heerschappij.<br />
+Jupiter heerschte nu; want op 't geslacht<br />
+Des menschen viel eerst honger, toen gezwoeg,<br />
+Toen ziekte, strijd en wonden, en de dood,<br />
+Spookachtig, en voorheen nimmer aanschouwd;<br />
+De ontijdige getijden dreven toen<br />
+Met wisselende schichten: ijs en vuur,<br />
+Hun onbeschutte bleeke benden heen<br />
+Naar bergspelonken; in hun leege harten<br />
+Zond hij heevge begeerten, zinlooze onrust,<br />
+En ijdle schaduwen van onwerklijk goed,<br />
+Die onderlingen oorlog stichtten, 't leger<br />
+Verwoestend waar ze in raasden. Maar Prometheus<br />
+Zag het, en deed der Hoop legioenen rijzen,<br />
+Die in 't gevouwen elyseesch gebloemt,<br />
+Bloesems die nooit verwelken, Amarant,<br />
+Nepenthe en Moly, sluim'ren, dat hun dunne<br />
+Regenboog-wieken Doods gedaant' verborgen;<br />
+En Liefde zond hij dat zij binden zou<br />
+De uiteengescheurde ranken van dien wijnstok<br />
+Die 's levens wijn doet rijpen: 't menschenhart;<br />
+Hij temde 't vuur dat als een roofdier speelde,<br />
+Vreeslijk doch lieflijk, onder 's menschen frons;<br />
+En naar zijn wil martelde hij het ijzer<br />
+En 't goud, de slaven en 't symbool der Macht,<br />
+Juweelen en vergiften, al 't verfijndste<br />
+Dat onder bergen en in golven schuilt.<br />
+Hij gaf den Mensch de taal, taal schiep gedachte,<br />
+Die van 't heelal de maat is; kennis schokte<br />
+De tronen van den hemel en van de aard,<br />
+Die trilden maar niet stortten; en de ziel<br />
+Vol harmonie uitte zich al-profetisch<br />
+In zang; muziek hief, tot hij zorg-bevrijd,<br />
+Godgelijk schreed over de klare golven<br />
+Van zoet geluid, den luisterenden geest;<br />
+En menschenhanden bootsten na, bespotten<br />
+Ten laatste, met gestalten geboetseerd<br />
+Lieflijker dan hun eigne, 's menschen vorm,<br />
+Totdat het marmer godlijk werd, en moeders<br />
+Die het beschouwden er de liefde dronken<br />
+Die menschen in hun kroost weerspiegeld zien<br />
+En 't ziende sterven. Van gewas en bronnen<br />
+Zei hij wat kracht zij bergen, en de Ziekte<br />
+Dronk en vond slaap. De Dood werd slaapgelijk.<br />
+Hij onderwees de veel-vervlochten banen<br />
+Geweven door 't wijd-zwervende gestarnt,<br />
+En hoe de zon van plaats verandert, hoe<br />
+De bleeke maan, door een geheimen toover,<br />
+Wisselt van vorm, wen haar breed oog niet staart<br />
+Op de onverlichte zee. Ook leerde hij,<br />
+Als 't leven ledematen stuurt, te heerschen<br />
+Over de storm-gewiekte zeeëwagens,<br />
+En Kelt en Indiaan kenden elkaar.<br />
+Steden verrezen toen, en door hun sneeuw-<br />
+Gelijke zuilen vloeiden warme winden,<br />
+En scheen de azuren lucht en zag men 't blauw<br />
+Der zee en schaduwige heuvlen. Dit<br />
+Werd door Prometheus aan den mensch geschonken<br />
+Tot een verlichting van zijn toestand, daarvoor<br />
+Hangt hij en kwijnt in opgelegde pijn.<br />
+Maar wie regent het Kwaad neer, de ongeneesbre<br />
+Plaag, die wijl godgelijk de mensch zijn schepping<br />
+Beschouwt en ziet haar heerlijkheid, hem voortjaagt,<br />
+'t Wrak van zijn eigen wil, de spot der Aarde,<br />
+De eenzame, de verlaten uitgestootne?<br />
+Niet Jupiter. Terwijk zijn frons den Hemel<br />
+Nog schokte,&mdash;en hem zijn tegenstander vloekte,<br />
+In diamant geketend, trilde hij<br />
+Gelijk een slaaf. Zeg mij, wie is zijn meester?<br />
+Is hij een slaaf, ook hij?</p>
+
+<p class="bold">DEMOGORGON.</p>
+
+<p class="indent-right">Al geesten zijn 't,<br />
+Die 't slechte dienen: en of Jupiter<br />
+Zoo'n geest is, ja of neen, dat weet gij zelf.</p>
+
+<p class="bold">ASIA.</p>
+
+<p class="tab">Wien noemt gij God?</p>
+
+<p class="bold">DEMOGORGON.</p>
+
+<p class="half-indent-right">Ik sprak slechts gelijk gij,<br />
+Want Jupiter is de opperste van al<br />
+Wat leeft.</p>
+
+<p class="bold">ASIA.</p>
+
+<p class="half-indent-right">Wie is de meester van den slaaf?</p>
+
+<p class="bold">DEMOGORGON.</p>
+
+<p class="tab">Als de afgrond zijn geheimen uit kon werpen....<br />
+Maar er ontbreekt een stem, de diepe waarheid<br />
+Is beeldloos; wat zou 't helpen of 'k u 't wentlen<br />
+Der weerld aanschouwen deed? of spreken liet<br />
+Lot, Toeval, Tijd, Kans en Verandering?<br />
+Aan deze is alles onderworpen, enkel<br />
+De eeuwige Liefde niet.</p>
+
+<p class="bold">ASIA.</p>
+
+<p class="half-indent-right">Zoo veel vroeg 'k reeds<br />
+Voorheen, en 't antwoord dat gij gaaft, gaf ook<br />
+Mijn hart; van zulke waarheden moet elk<br />
+Zichzelf 't orakel zijn. Nog éen ding vraag ik;<br />
+Antwoord gij mij gelijk mijn eigen ziel<br />
+Antwoorden zou, wist zij maar wat ik vraag.<br />
+Prometheus zal verrijzen en voortaan<br />
+De zon zijn van deze opgetogen wereld:<br />
+Wanneer zal de bestemde stond verschijnen?</p>
+
+<p class="bold">DEMOGORGON.</p>
+
+<p class="indent-right">Zie!</p>
+
+<p class="bold">ASIA.</p>
+
+<p class="tab">De rotsen spleten, door den purpren nacht<br />
+Zie 'k wagens, regenboog-gewiekte paarden<br />
+Trekken ze en treden op de duistre winden:<br />
+In iedren staat een voerman wild van blik,<br />
+Hun vlucht aanhitsend. Enklen zien naar achter,<br />
+Of duivels hen vervolgden, toch zie 'k niets<br />
+Dan 't schitterend gestarnt: met brandend oog<br />
+Buigen zich andren over, die den wind<br />
+Van de eigen vaart met greetge lippen drinken,<br />
+Alsof dat wat zij minden voor hen vlood<br />
+En nu, juist nu, zij 't grepen. Heldre lokken<br />
+Ontstroomen hun gelijk het flikkrend haar<br />
+Van een komeet: zij allen haasten verder.</p>
+
+<p class="bold">DEMOGORGON.</p>
+
+<p class="tab">Dit zijn de onsterflijke Uren waar ge om vroegt.<br />
+Eén wacht op u.</p>
+
+<p class="bold">ASIA.</p>
+
+<p class="half-indent-right">Een Geest, vreeslijk van aanblik,<br />
+Beteugelt bij de rotsge krocht zijn wagen,<br />
+De donkre. Uw broedren ongelijke voerman,<br />
+Spookachtige, wie zijt gij? Waarheen woudt gij<br />
+Mij dragen? Spreek!</p>
+
+<p class="bold">GEEST.</p>
+
+<p class="half-indent-right">Ik ben de schaduw van<br />
+Een vreeselijker noodlot dan mijn aanblik.<br />
+Eer gindsche ster verzonk, zal 't met mij stijgend<br />
+Duister des Hemels koningloozen troon<br />
+In eeuwgen nacht omwikklen.</p>
+
+<p class="bold">ASIA.</p>
+
+<p class="indent-right">Wat bedoelt gij?</p>
+
+<p class="bold">PANTHEA.</p>
+
+<p class="tab">Die vreeselijke Schaduw vliegt omhoog<br />
+Van zijn troonzetel, als de doodsche damp<br />
+Van steden die de aardbeving heeft verwoest<br />
+Over de zee. Zie! hij bestijgt den wagen;<br />
+De paarden rennen als ontzet! Aanschouw<br />
+Zijn pad tusschen de sterren, nacht-verduistrend!</p>
+
+<p class="bold">ASIA.</p>
+
+<p class="tab">Zoo word ik beantwoord: vreemd!</p>
+
+<p class="bold">PANTHEA.</p>
+
+<p class="indent-right">Zie, bij den zoom<br />
+Een andre wagen,&mdash;een ivoren schelp,<br />
+Doorvloeid van purper vuur dat komt en gaat<br />
+Binnen haar rand, gebeeldhouwd vreemd en fijn<br />
+Van lijnensier. De jonge Geest, haar sturend,<br />
+Heeft de oogen van de Hoop, de duif-gelijke.<br />
+Hoe haar zacht lachen lokt de ziel! als 't licht<br />
+Vliegende insecten door lamplooze lucht.</p>
+
+<p class="bold">GEEST.</p>
+
+<p class="tab">Mijn renpaarden voedde het weerlicht,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Zij drinken van 's wervelwinds vloed,<br />
+En zij baden in 't purperen meer zich, 't<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Frisch meer van den morgenzon-gloed.<br />
+Hun sterkte volstaat voor hun spoed;&mdash;<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Stijg dan op met mij, Zeegeboorne!<br />
+Ik verlang,&mdash;door den nacht vaart een lichtschijn;<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Ik vrees,&mdash;zij ontvlieden de' orkaan;<br />
+Eer de wolken om de' Atlas gezwicht zijn,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Omcirklen wij de aarde en de maan.<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Dat wij rusten wen 't werk is gedaan:&mdash;<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Stijg dan op met mij, Zeegeboorne!</p>
+
+
+<h3 class="center"><br />VIJFDE TOONEEL.</h3>
+
+<p class="center"><i>De wagen houdt stil in een wolk op den top van een sneeuwigen berg.<br />
+Asia, Panthea, en de Geest van het Uur.</i></p>
+
+<p class="bold">GEEST.</p>
+
+<p class="tab">&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Op de grens van den daagraad en 't duister<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Zijn mijn paarden veraadming gewend;<br />
+Maar van de Aard hoorde ik juist een gefluister<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Dat sneller dan 't vuur dient gerend:<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Drinkt verlangen en vaart ongekend!</p>
+
+<p class="bold">ASIA.</p>
+
+<p class="tab">Op hun neusgaten blaast gij, maar mijn adem<br />
+Zou hun meer snelheid geven.</p>
+
+<p class="bold">GEEST.</p>
+
+<p class="indent-right">Kon dat maar!</p>
+
+<p class="bold">PANTHEA.</p>
+
+<p class="tab">O Geest! vertoef; zeg, waar is 't licht vandaan<br />
+Dat deze wolk vult? Nog verrees geen zon.</p>
+
+<p class="bold">GEEST.</p>
+
+<p class="tab">De zon zal niet verrijzen voor den noen.<br />
+Verwondring houdt Apollo in den hemel,<br />
+En 't licht dat dezen damp doorvloeit, niet anders<br />
+Dan van de rozen die een bron aanstaren<br />
+Doorzichtge tint het water vult, ontstroomt<br />
+Uw machtge Zuster.</p>
+
+<p class="bold">PANTHEA.</p>
+
+<p class="half-indent-right">Ja, ik voel 't&mdash;</p>
+
+<p class="bold">ASIA.</p>
+
+<p class="indent-right">Wat is er,<br />
+Zuster? Gij zijt zoo bleek.</p>
+
+<p class="bold">PANTHEA.</p>
+
+<p class="indent-right">O hoe veranderd<br />
+Zijt gij! 'k durf u niet aanzien, ik gevoel<br />
+Maar zie u niet. Ternauwernood doorsta ik<br />
+De straling van uw schoonheid. Zeekre goede<br />
+Verandring werkt in de elementen, die<br />
+Uw tegenwoordigheid ontsluierd dulden.<br />
+De Nereïden zeggen, op den dag<br />
+Toen 't heldre zeekristal bij uw verrijzen<br />
+Spleet, en gij stondt in een dooraarde schelp,<br />
+Die aandreef op den kalmen zeeëspiegel<br />
+Tusschen de Egeïsche eilanden en langs<br />
+Den oever die uw naam draagt,&mdash;barstte er liefde,<br />
+Als de atmosfeer van zonvuur 't levende Al<br />
+Vullend, uit u, dat aarde en hemel straalden,<br />
+De diepe zee en de zonlooze holen,<br />
+En al wat daarin woont; tot leed verduistring<br />
+Wierp op de ziel waaruit dat schijnsel kwam.<br />
+Zoo zijt gij thans; en ik ben 't niet alleen&mdash;<br />
+Uw zuster, gezellin, uwe uitverkoorne&mdash;<br />
+'t Is heel de wereld, die uw liefde zoekt.<br />
+Hoort gij geen klanken in de lucht die uiten<br />
+Liefde van al wat stem heeft? Voelt gij niet<br />
+Hoe de onbezielde winde' op u verliefd zijn?<br />
+Luister!</p>
+
+<p class="half-indent-right"><i>(Muziek)</i></p>
+
+<p class="bold">ASIA.</p>
+
+<p class="half-indent-right">Uw woorden klinken zoeter mij<br />
+Dan wat ter wereld ook, behalve zijne,<br />
+Wier wederklank zij zijn: doch alle liefde<br />
+Is zoet, of men haar schenke of zelf ontvang'.<br />
+Liefde is als 't licht voor iedereen en al,<br />
+En haar vertrouwde stem verveelt niet, immer.<br />
+Gelijk de wijde hemel en de lucht<br />
+Die alles leven doet, maakt zij 't reptiel<br />
+Den God gelijk. Zij die haar 't meest doen voelen<br />
+Zijn zalig, gelijk ik thans, maar wie 't meest<br />
+Haar voelen, zijn nog zaalger, na lang lijden,&mdash;<br />
+Als ik gauw zijn zal.</p>
+
+<p class="bold">PANTHEA.</p>
+
+<p class="half-indent-right">Luister! Geesten spreken.</p>
+
+<p class="bold">STEM IN DE LUCHT, DIE ZINGT.</p>
+
+<p class="tab">&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Levens Leven! doen uw lippen<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Niet van liefde uw adem gloeien?<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Van uw lachjes, voor zij glippen,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Brandt de koude lucht,&mdash;dan vloeien<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Ze in die blikken waar wie lazen<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Zwijmen warrende in hun mazen.<br /><br />
+
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Kind van Licht! Uw leden schijnen<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Door de plooien die ze omspreiden,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Als de helle morgenlijnen<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Door de wolken ongescheiden,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Deze hemelsch-teedre glans,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Waar ge ook blinkt, omhult u gansch.<br /><br />
+
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Schoon zijn andren; geen aanschouwt u.<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Maar uw stem zacht-lieflijk ruischt er<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Als de schoonste,&mdash;hij onthoudt u<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Aan 't gezicht, die vloeibre luister,&mdash;<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Ieder voelt, maar ziet u nimmer,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Als thans ik, vergaan voor immer!<br /><br />
+
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Lamp der Aarde! Uw stralen doopen<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Oovral donkre vorme' in klaarte,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Zielen die gij liefhebt loopen<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Op de winden zonder zwaarte.<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Tot zij zwijme' als ik, verslagen,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Duizlig, zwijm, doch zonder klagen!</p>
+
+<p class="bold">ASIA.</p>
+
+<p class="tab">&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Mijn ziel is een bekoorde kaan,<br />&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Die als een sluimerende zwaan<br />
+Drijft op de zilverzee van uw zoet kweelen;<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Engelgelijk zit de uwe daar<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Neven het roer geleidend haar,<br />
+Wijl melodiên door alle winden spelen.<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Zij drijft, naar 't schijnt, immer, voor immer:<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;De waatren staken 't kronklen nimmer<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Tusschen ravijnen, bergen, wouden&mdash;<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;'t Wildst paradijs dat 'k ooit aanschouwde!<br />
+Tot, als een die sluimring bond,<br />
+Naar de' oceaan gedragen 'k neerdrijf in het rond,<br />
+In diepe zee van klank die eindloos opwaarts bront.<br /><br />
+
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Nu heft uw geest in reinste rijken<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Van zang zijn vleuglen, en zij grijpen<br />
+Winden, die in dien zaalgen hemel beven;<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Wij zeilen voort, ver weg, zoo ver,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Zonder een koers, zonder een ster,<br />
+Slechts door den drang van zoeten klank gedreven;<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Tot ge eindelijk door eilandgaarden,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&mdash;O schoonste loods!&mdash;te schoon voor de aarde,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Waar nooit een sterflijk scheepje glijdt,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;De boot van mijn begeerte leidt;<br />
+Liefde is wat we aadmen hier, liefde volkomen,<br />
+Bewegende in den wind en op de stroomen,<br />
+Makend deze aard gelijk aan 't geen we omhoog ons droomen.<br /><br />
+
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Ouderdoms ijzge holen varen<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Voorbij we, en ruwe donkre baren:<br />
+Volwassenheid; en de effen zee der Jeugd,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Glimlachend maar bedrieglijk; langs den spiegel<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Der Kindsheid vlieden wij, vol schaûw-gewiegel,<br />
+Door Dood, Geboorte, naar volmaakter vreugd:&mdash;<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Daar welven zich prieelen tot een Eden,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Verlicht door bloemen starend naar beneden,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;En waterpaden die zich windend spoên<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Door wildernissen kalm en groen,<br />
+Bevolkt door wezens, al te stralend klaar<br />
+Om aan te zien, onverontrust,&mdash;bijna als gij voorwaar&mdash;<br />
+Die schrijden op de zee, en zingen wonderbaar!</p>
+
+<p>&nbsp;<br />&nbsp;<br />&nbsp;<br /></p>
+<h2 class="center">DERDE BEDRIJF.</h2>
+
+<h3 class="center"><br />EERSTE TOONEEL.</h3>
+
+<p class="center"><i>De Hemel. Jupiter op zijn troon, Thetis en de andere Godheden
+verzameld.</i></p>
+
+<p class="bold">JUPITER.</p>
+
+<p class="tab">Gij hemelmachten hier verzaêmd, die deelt<br />
+De glorie en de kracht van wien gij dient,<br />
+Verblijdt u! want voortaan ben ik almachtig.<br />
+Ik onderwierp al 't andre, alleen de ziel<br />
+Des menschen, dat onuitgebluschte vuur,<br />
+Brandt nog den hemel tegen, fel verwijtend,<br />
+Twijflend, weeklagend, in gebed weerstrevend,<br />
+Ophuilend muiterij, die ons oud rijk<br />
+Wankelbaar maken kon, al is 't gebouwd<br />
+Op oudst geloof en vrees, hel's evenouder.<br />
+En schoon mijn vloeken, gelijk vlok bij vlok<br />
+De sneeuw op onbegroeide kruinen valt,<br />
+Dalen door zwevende atmosfeer en kleven<br />
+Aan haar,&mdash;schoon ze in het duister van mijn toorn<br />
+Stijgt op des levens rotsen stap na stap,<br />
+Gelijk het ijs den ongeschoeiden voet<br />
+Haar wondend,&mdash;tòch blijft zij de ellende meester,<br />
+Strevend, niet onderdrukt;&mdash;maar weldra valt zij.<br />
+Juist nu baarde ik een wonder, een vreemd wonder&mdash;<br />
+
+'t Noodlottig kind, de schrik van de aard, slechts wachtend<br />
+Tot de bestemde stond verschijnen zal<br />
+(Dragend van Demogorgons leedgen troon<br />
+De vreeselijke macht van eeuwge leden,<br />
+Die ongezien dien schrikbren geest bekleedden)<br />
+Om, weer gedaald, dien sprankel te vertreden.<br /><br />
+
+Pleng 's hemels wijn, o Ida's Ganymeed,<br />
+Doe hem als vuur de kunstge bekers vullen,<br />
+En van den bloem-doorweven godenvloer,<br />
+Verrijs, al-zegevierende muziek,<br />
+Als dauw van de aard onder der scheemring starren!<br />
+Drinkt! dat de nectar door uw aadren cirklend<br />
+De ziel der vreugde zij, gij eeuwge Goden,<br />
+Tot jublen uitbarst in één wijde stem,<br />
+Als melodie van de Elyseesche winden.<br /><br />
+
+En gij, stijg naast me, omsluierd in het licht<br />
+Van het verlangen dat u eent met mij,<br />
+Thetis, o stralend beeld van de eeuwigheid!<br />
+Toen ge uitriept: "God, niet-te-verduren macht!<br />
+Spaar me! ik doorsta de snelle vlammen niet,<br />
+'t Doordringend bijzijn; heel mijn wezen smolt,<br />
+Als dat van hem die tot een dauw vervloeide<br />
+Door 't gif van de Numidische haagdis,&mdash;<br />
+Zinkende door zijn grondvest;" toen juist maakten<br />
+Twee machtge geesten saâm vereend een derden,<br />
+Machtger dan bei, die onlichaamlijk nu<br />
+Tusschen ons zweeft, gevoeld schoon niet aanschouwd,<br />
+En de gestaltenis verbeidt die stijgt<br />
+(Hoort gij den donder van de vuurge wielen,<br />
+Snijdend den wind?) van Demogorgons troon.<br />
+Zegepraal! Zegepraal! Voelt gij niet, wereld!<br />
+De aardbeving van zijn wagen die de' Olympus<br />
+Opdondert?<br /><br />
+
+<i>(De Wagen van het Uur verschijnt. Demogorgon stijgt af,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;en gaat naar den Troon van Jupiter).</i><br /><br />
+
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Vreeslijk wezen, spreek! wat zijt gij?</p>
+
+<p class="bold">DEMOGORGON.</p>
+
+<p class="tab">De Eeuwigheid. Vraag niet een gruwbrer naam.<br />
+Daal van uw troon en volg me in d'afgrond neer.<br />
+Ik ben uw kind, als gij Saturnus' kind,<br />
+Machtger dan gij. En samen moeten wij<br />
+Voortaan in duister. Licht uw bliksems niet.<br />
+De dwinglandij des hemels moog' voortaan<br />
+Niet een zich nemen, krijgen of behouden<br />
+Na u: doch wilt ge&mdash;daar 't het noodlot is<br />
+Van wormen daar me' op treedt dat ze zich kronklen<br />
+Totdat ze dood zijn&mdash;toon wat ge vermoogt.</p>
+
+<p class="bold">JUPITER.</p>
+
+<p class="tab">Vloekbre misboorte! zóo dan treed ik u<br />
+Neer onder diepte van Titanen-holen&mdash;<br />
+Draalt ge nog?<br />
+<span class="half-indent-right">O erbarmen! o erbarmen!</span><br />
+Geen deernis, geen bevrijding, geen respijt.<br />
+Maakte mijn vijand ge tot rechter mij,<br />
+Hemzelf, die hangende aan den Caucasus<br />
+Door mijn langduurge wraak verdord is&mdash;Hij<br />
+Zou mij niet zóo verdoemen. Is hij niet,<br />
+De zachte en vreeslooze en rechtvaardige,<br />
+De koning van de wereld? Wat zijt gìj dan?&mdash;<br />
+Geen toevlucht, geen verhooring!<br />
+<span class="indent-right">Zink dan mét mij!</span><br />
+Verzinken beiden we in de wijde baren<br />
+Van ondergang, gelijk een gier en slang,<br />
+Ontkracht, in onontwarbren strijd vervlochten,<br />
+Neerstorten, in een strandlooze' oceaan.<br />
+De hel ontsluit' nu haar omwalde zeeën<br />
+Van stormend vuur, en overstelpe daar<br />
+In 't boômloos leeg deze verlaten wereld,<br />
+En u, en mij, verwinnaar en verslaagne,<br />
+En 't wrak van dat waarom zij streden.<br />
+<span class="indent-right">Wee!</span><br />
+Wee! De elementen zijn mij niet gehoorzaam!<br />
+Duizelend zink ik neer, eeuwig, voor eeuwig!<br />
+En, als een wolk, verduistert met zijn zege<br />
+Mijn vijand van omhoog mijn val! Wee! Wee!</p>
+
+
+<h3 class="center"><br />TWEEDE TOONEEL.</h3>
+
+<p class="center"><i>(De mond van een groote rivier in het eiland Atlantis. Oceanus<br />
+is zichtbaar rustend bij het strand, Apollo staat naast hem).</i></p>
+
+<p class="bold">OCEANUS.</p>
+
+<p class="tab">Hij viel onder den frons van zijn verwinnaar,<br />
+Zoo zegt ge?</p>
+
+<p class="bold">APOLLO.</p>
+
+<p class="half-indent-right">Ja, bij 't einde van den strijd,<br />
+Waardoor de bol dien ik bestuur verduisterd'<br />
+En 't vast gestarnte trilde, werd de hemel<br />
+Beschenen door de ontzetting van zijn oog<br />
+Met bloedrood licht, door dichten flardenzoom<br />
+Van 't zegepralend duister, wijl hij viel:<br />
+Gelijk de laatste glans van rooden doodsstrijd<br />
+Des daags, die door een spleet der vuurge wolken<br />
+Ver brandt over het storm-doorgroefde diep.</p>
+
+<p class="bold">OCEANUS.</p>
+
+<p class="tab">Zonk hij naar de' afgrond, naar het donker Leêg?</p>
+
+<p class="bold">APOLLO.</p>
+
+<p class="tab">Gelijk een aadlaar op den Caucasus<br />
+Gevangen in een wolk die splijt; zijn vlerken<br />
+Waarmee de donder spot, in wervelwind<br />
+Verward; zijn oogen die de zon aanstaarden<br />
+Zonder verblind te zijn, door 't witte weerlicht<br />
+Verbijsterd; wijl de zware hagel slaat<br />
+Zijn worstlende gestalt', die eindlijk zinkt<br />
+Voorover, en het hemelsche ijs omklemt haar.</p>
+
+<p class="bold">OCEANUS.</p>
+
+<p class="tab">Voortaan zal 't hemelspieglend zeeëveld&mdash;<br />
+Mijn rijk&mdash;opdeinen, door geen bloed bevlekt,<br />
+Onder de winden die het rijzen doen<br />
+Als 't graanveld golvende in de zomerlucht;<br />
+Mijn stroomen zullen rijkbevolkte kusten<br />
+Omvlieten en gelukkige eilandrijken.<br />
+En van hun glazen tronen zullen Proteus,<br />
+De zeeëblauwe, met zijn vochtge nymfen,<br />
+De schaduw zien van schoone schepen (zoo<br />
+Zien menschen, hoe de licht-beladen maan:<br />
+Drijvende bark, saam met die witte ster:<br />
+Kroon van onzichtbren loods, wordt meegedragen<br />
+Op zee die ebt: snelle zonsondergang&mdash;);<br />
+Volgend hun pad niet meer door bloed en klachten,<br />
+Verwoesting, en dooreengemengde stemmen<br />
+Van slaafschheid en bevel&mdash;maar door het licht<br />
+Van golf-weerkaatst gebloemt, drijvende geuren,<br />
+Zachte muziek, en vriendelijke en vrije,<br />
+Zachtmoedge stemmen: lieflijkste muziek,<br />
+Waarvan de geesten houden.</p>
+
+<p class="bold">APOLLO.</p>
+
+<p class="indent-right">En ik zal<br />
+Niet meer op daden staren die mijn geest<br />
+Verduisteren met smart, gelijk de eclips<br />
+Den bol dien 'k leid verdonkert.&mdash;Luister! 'k hoor<br />
+De kleine, klare, zilvren luit waarmee<br />
+De jonge Geest speelt in de Morgenster.</p>
+
+<p class="bold">OCEANUS.</p>
+
+<p class="tab">Nu moet gij gaan. Uw paarden zullen rusten<br />
+Vanavond&mdash;tot zoolang zeg 'k u vaarwel.<br />
+Het luide diep roept mij juist nu naar huis,<br />
+Om het te voeden met azuren kalmte<br />
+Uit de smaragden urnen, die voor eeuwig<br />
+Gevuld, neven mijn troon staan. Zie de Nymfen,<br />
+Onder de groene zee, 't beweeglijk lijf<br />
+Gedragen op den wind-gelijken vloed,<br />
+Haar armen blank boven haar stroomend haar<br />
+Getild, met kransen bont en sterge kronen<br />
+Van zeegebloemt, zich haastende om te sieren<br />
+De vreugde die haar machtge zuster beidt.<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;<i>(Een geluid van golven wordt gehoord.)</i><br />
+'t Is de ongeweide zee hongrend naar kalmte.<br />
+Monster, wees stil; ik kom. Vaarwel.</p>
+
+<p class="bold">APOLLO.</p>
+
+<p class="indent-right">&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Vaarwel.</p>
+
+
+<h3 class="center"><br />DERDE TOONEEL.</h3>
+
+<p class="center"><i>(De Caucasus. Prometheus, Hercules, Ione, de Aarde, Geesten;<br />
+Asia en Panthea, in den wagen met de Geest van het Uur.)</i><br />
+
+<b>HERCULES</b> <i>ontboeit</i> <b>PROMETHEUS</b> <i>die neerdaalt</i>.</p>
+
+<p class="bold">HERCULES.</p>
+
+<p class="tab">Roemruchtigste der Geesten! zoo dient Kracht<br />
+Wijsheid en Moed en lang-duldende Liefde,<br />
+En u, die 't wezen zijt dat zij bezielen,&mdash;<br />
+Gelijk een slaaf.</p>
+
+<p class="bold">PROMETHEUS.</p>
+
+<p class="half-indent-right">Uw vriendelijke woorden<br />
+Zijn zoeter zelfs dan vrijheid, lang begeerd<br />
+En lang verschoven.<br />
+<span class="half-indent-right">Asia, 's levens licht,</span><br />
+Afglans van onaanschouwde Schoonheid; gij ook,<br />
+Lieflijke zusternymfen die 't erinren<br />
+Dier lange jaren van ellende zoet maakt<br />
+Door liefde en zorg; nu scheiden wij niet meer.<br />
+Er is een grot, gansch overgroeid met geurge<br />
+Kruipende planten, die den dag afsluiten<br />
+Met blaadren en gebloemte, en geplaveid<br />
+Met aderig smaragd; en een fontein,<br />
+Wier klank ontwaken doet, springt middenin.<br />
+Van het gebogen dak hangen omneer<br />
+Bevrozen tranen van den berg, als zilver<br />
+Of sneeuw of lange diamanten spitsen,<br />
+Waaruit een twijfelachtig schijnsel stroomt.<br />
+Daar hoort men de altijd-door bewogen lucht,<br />
+Erbuiten fluisterend van boom tot boom,<br />
+Vogels en bijen, en in 't rond zijn zetels<br />
+Van mos; de ruwe wanden zijn bekleed<br />
+Met lang zacht gras:&mdash;'t is een eenvoudge woning,<br />
+Die de onze zijn zal; waar wij neergezeten<br />
+Veel zullen spreken over tijd en wissling,<br />
+Wanneer de wereld ebt en vloedt, doch wij<br />
+Dezelfden blijven. Want wat zou den Mensch<br />
+Kunnen vrijwaren voor verandering?&mdash;<br />
+En, wen gij zucht, zal ik glimlachen; gij,<br />
+Ione, zult zee-melodieën zingen,<br />
+Totdat ik ween,&mdash;dan zal <i>uw</i> glimlach drogen<br />
+De tranen die zij wekte, nochtans zoet.<br />
+Wij zullen knoppen, bloemen, en de stralen<br />
+Die fonklen aan den zoom van de fontein<br />
+Verwinden, en tot vreemde vormen vlechten<br />
+'t Gewone, als kleine menschenkindren doen<br />
+In korte onschuldigheid. Wij zullen zoeken<br />
+Met blikken en met woorden onzer liefde<br />
+Naar schuilende gedachten, elke schooner<br />
+Dan de voorafgegane, in onze zielen,<br />
+Nooit uitgeput; en gelijk luiten bevend<br />
+Onder 't bespelen van verliefden wind,<br />
+Hemelsche harmonieën, altijd nieuw,<br />
+Uit lieflijke verscheidenheid, waar nooit<br />
+Oneenigheid kan zijn, tesamenweven.<br />
+En hierheen komen, op bekoorde winden<br />
+Die van elk hemeleind elkaar ontmoeten<br />
+(Als bijen die van iedre bloem, gevoed<br />
+Door 't hemelsche Enna, bij hun eigen huizen<br />
+Op 't eiland Himera tesamenkomen)<br />
+De echo's aansnellen van de menschenwereld,<br />
+Die spreken van de zachte stem der Liefde,<br />
+Schier ongehoord, en van 't gemurmeld leed<br />
+Van Medelij duif-oogig, en Muziek,<br />
+Zelf de echo van het hart,&mdash;al wat het leven<br />
+Des menschen, vrij nu, zachter, beter maakt.<br />
+En lieflijke verschijningen, eerst scheemrig,<br />
+Dan stralend,&mdash;als de geest, helder ontrijzend<br />
+Schoonheids omhelzing (daarvandaan de vormen<br />
+Waar deze 't schaduwbeeld van zijn) haar kleedt<br />
+In stralenbundels&mdash;die zijn werklijkheid,&mdash;<br />
+Zullen daar tot ons komen; het onsterflijk<br />
+Nakroost van Schilderschoon en Beeldhouwkunst<br />
+En opgetogen Poëzie, en andre,<br />
+Die zullen zijn, schoon wij niet weten hoe.<br />
+Zwervende stemmen zijn ze en schaduwen<br />
+Van al wat 't menschdom past, bemiddelaars<br />
+Van liefde&mdash;'t beste dat men eeren kan&mdash;<br />
+Door hen en ons geschonken en beantwoord;<br />
+Snelle gestalten en geluiden, schooner<br />
+En zachter naar de mensch wijs wordt en teeder,<br />
+En kwaad en dwaling storten, floers na floers.<br />
+Dat is 't vermogen van de grot en 't oord.<br /><br />
+
+<span class="half-indent-right"><i>(Zich wendend tot de Geest van het Uur.)</i></span><br /><br />
+
+Voor u, lieflijke Geest, rest nog éen arbeid,<br />
+Ione, geef haar die gebogen schelp,<br />
+Die de oude Proteus gaf als bruidsgeschenk<br />
+Aan Asia, ademend een stem daarin,<br />
+Die zal verwerklijkt worden,&mdash;en die gij<br />
+Verborgt in gras onder de holle rots.</p>
+
+<p class="bold">IONE.</p>
+
+<p class="tab">Gij van alle Uren meest begeerde, meer<br />
+Bemind en minnenswaard dan al uw zusters,<br />
+Dit is de tooverschelp. Zie 't bleek azuur<br />
+Dat overgaat in zilver, het bedekt haar<br />
+Inwendig met een zacht maar gloeiend licht:<br />
+Schijnt het geen zwijgende muziek daar sluimrend?</p>
+
+<p class="bold">GEEST.</p>
+
+<p class="tab">Waarlijk, het schijnt de mooiste schelp der zee;<br />
+Haar klank moet tegelijk zoet zijn en vreemd.</p>
+
+<p class="bold">PROMETHEUS.</p>
+
+<p class="tab">Ga, door uw wervelwind-voetige paarden<br />
+Over de steden van den mensch gedragen;<br />
+Snel nu nog eens rondom de ronde wereld<br />
+De zon voorbij, en blaas, terwijl uw wagen<br />
+De ontgloeide lucht klieft, in die bochtge schelp,<br />
+Zoodat haar machtige muziek bevrijd wordt:<br />
+'t Zal zijn als donder, menglend met klare echo's.<br />
+Kom dan terug, en woon naast onze grot.<br />
+En gij, o Moeder Aarde!&mdash;</p>
+
+<p class="bold">DE AARDE.</p>
+
+<p class="indent-right">Ik hoor, ik voel.<br />
+Uw lippen raken mij, en hun beroering<br />
+Stroomt langs mijn zenuwen van marmer neer<br />
+Tot, middenin, het diamanten duister;<br />
+'t Is leven, vreugd,&mdash;en door mijn oud, verwelkt<br />
+En ijzig lijf schiet nu in kringloop weer<br />
+De warmte van onsterfelijke jeugd.<br />
+Voortaan zullen de vele schoone kindren,<br />
+Omstrengeld in mijn leven-gevende armen,<br />
+Alle gewassen, kruipende gedaanten,<br />
+Insecten regenboog-gevleugeld, vogels,<br />
+Dieren, visschen en menschlijke gestalten,<br />
+Die ziekte en pijn mijn droge borst ontzogen<br />
+Drinkend het gif van wanhoop,&mdash;van mij krijgen<br />
+En onderling uitwisselen zoet voedsel.<br />
+Als zuster-antilopen zullen zij<br />
+Mij worden, die éen schoone moeder voedt,<br />
+Sneeuwblank en snel gelijk de wind, waar 't wemelt<br />
+Van lelies naast een boordevollen stroom.<br />
+De dauwge mist van mijn zonloozen slaap<br />
+Zal onder het gestarnt als balsem vlieten,<br />
+'s Nachts opgevouwen bloemen zullen zuigen<br />
+Terwijl zij rusten onverwelkbre kleuren;<br />
+Wijl mensch en dier in blijden droom zal zaamlen<br />
+Kracht voor den dag die komt en al zijn vreugd.<br />
+Dood zal de laatste omhelzing zijn van haar<br />
+Die 't leven dat zij schonk herneemt: een moeder<br />
+Die spreekt, haar kind omarmend: "Blijf thans bij me."</p>
+
+<p class="bold">ASIA.</p>
+
+<p class="tab">O moeder! waartoe noemt den naam des doods gij?<br />
+Houden zij op te lieven, te bewegen,<br />
+Te ademen en te spreken, zij die sterven?</p>
+
+<p class="bold">DE AARDE.</p>
+
+<p class="tab">Wat zou het baten of 'k u antwoord gaf?<br />
+Gij zijt onsterflijk, en dees taal verstaan<br />
+Enkel de doôn die nooit iets mededeelen.<br />
+Dood is de sluier dien de levenden<br />
+Het leven noemen, en een slaap bevangt hen,<br />
+Dan wordt hij opgetild. En onderwijl<br />
+Zullen in lieflijke verscheidenheid<br />
+De lieflijke seizoenen, met hun buien<br />
+Van regenboge' omboord, en geurge winden;<br />
+En lange blauwe meteoren zuivrend<br />
+Den doffen nacht; en pijlen, die het leven<br />
+Ontbranden doen, van de al-klievende boog<br />
+Der helle zon; en dauw-vermengde regen<br />
+Van kalme manestralen, zacht van werking,&mdash;<br />
+De wouden en de velden kleeden&mdash;ja,<br />
+De rots-gebouwde woestenijen zelfs<br />
+Van 't naakte diep&mdash;met steeds-levende blaadren,<br />
+En vruchten, en gebloemt.&mdash;En gij! Er is<br />
+Een grot waaruit mijn ziel zich opwaarts zuchtte<br />
+In foltring, wijl uw pijn mijn hart verdwaasde.<br />
+Zij die haar aêmden werden ook verdwaasd,<br />
+En bouwden daar een tempel, en zij spraken<br />
+Orakeltaal, en lokten de misleide<br />
+Volken in 't rond tot wederkeergen krijg,<br />
+En trouweloosheid, gelijk Jupiter<br />
+U heeft betoond. Die adem rijst ook nu,<br />
+Maar als violengeur in het hooge onkruid,<br />
+Vullend met klaarder licht en roode lucht,<br />
+Hevig doch zacht, de rotsen en de wouden<br />
+In 't rond. Hij voedt den snel-groeienden wijnstok,<br />
+Slangachtig kronklend, en de donkre klimop,<br />
+Vast aan elkaar wild vlechtende, en de bloesems,<br />
+Knoppend, ontbloeid, of welkende van geur,<br />
+Die wen de wind erdoor stroomt hem besterren<br />
+Met stippen kleurig licht; en heldre gouden<br />
+Vruchtbollen, hangende in hun eigen hemel,<br />
+Die groen is; en, door aderige blaadren<br />
+En amberkleurge stengels, het gebloemt<br />
+Welks purpren en doorschijnge bekers altijd<br />
+Te schuimen staan van hemeldauw, den drank<br />
+Van geesten. En hij kringt in 't rond, gelijk<br />
+Van middagdroomen zacht-wuivende wieken,<br />
+Kalme en gelukkige gedachten wekkend,<br />
+Gelijk de mijne, nu ge in eer hersteld zijt.<br />
+Dees grot zal de uwe zijn.&mdash;Verrijs! Verschijn!<br /><br />
+
+<i>(Een Geest rijst op in de gedaante van een gevleugeld kind.)</i><br /><br />
+
+Dit is mijn fakkeldrager, die zijn lamp<br />
+In ouden tijd liet uitgaan door te staren<br />
+Naar oogen, waar opnieuw hij haar ontstak<br />
+Aan liefde, die als vuur is, dochterlief,<br />
+Want die in de uwe is zoo.&mdash;Loop, koppige jongen,<br />
+Leid dit gezelschap langs den top van Nysa,<br />
+Den Bacchus-berg, waar de Maenaden huisden,<br />
+
+Voorbij den Indus en schatplichtge stroomen<br />
+Tredend de bergriviere' en glazige meren<br />
+Met voeten onbevochtigd, onvermoeid,<br />
+En nergens poozend; dan het groen ravijn op,<br />
+Dwars door het dal, naast den kristallen vijver,<br />
+Waarop geen wind waait en waar altijd stil<br />
+Het door geen golven uitgewischte beeld<br />
+Ligt van een tempel op den top gebouwd,<br />
+Duidelijk zichtbaar met zijn kapiteelen<br />
+Als palmen, architraven, zuilen, bogen,<br />
+En overal bewerkt en weemlend van<br />
+Het levendst beeldwerk, zoo Praxiteles<br />
+Eens schiep, wier marmeren geglimlach vult<br />
+Met eeuwge liefde de gestilde lucht.<br />
+Hij is verlaten nu, maar eenmaal droeg hij<br />
+Uw naam, Prometheus. Daar werd u tot eer<br />
+Door de naijverige jonglingschap<br />
+De lamp&mdash;uw zinnebeeld&mdash;door 't heilig duister<br />
+Gedragen; eevnals zij die door den nacht<br />
+Van 't leven naar het graf de toorts der hoop,<br />
+Die zij niet afstaan, torsen; eevnals gij<br />
+Die hebt gedragen&mdash;schoonste zegepraal!&mdash;<br />
+Naar dit ver doel der Tijden.&mdash;Gaat. Vaartwel.<br />
+De grot, voor u bestemd, ligt naast dien tempel.</p>
+
+
+<h3 class="center"><br />VIERDE TOONEEL.</h3>
+
+<p class="center"><i>(Een bosch. Op den achtergrond een grot. Prometheus, Asia,<br />
+Panthea, Ione, en de Geest van de Aarde.)</i></p>
+
+<p class="bold">IONE.</p>
+
+<p class="tab">Zuster, hij is niet aardsch! Zie hoe hij glijdt<br />
+Onder de bladeren! hoe op zijn hoofd<br />
+Een lichtschijn brandt gelijk een groene ster<br />
+Wier stralen van smaragd vervlochten zijn<br />
+Met zijn blond haar! hoe, als hij gaat, de glans<br />
+In vlokken op het gras valt. Kent gij hem?</p>
+
+<p class="bold">PANTHEA.</p>
+
+<p class="tab">Het is de fijne geest, die de aard geleidt<br />
+Door 't hemelruim. De volkrijke gesternten<br />
+Noemen, van ver, dat licht het lieflijkste<br />
+Van de planeten;&mdash;en somwijlen ook<br />
+Vliegt over 't schuim hij van de zoute zee;<br />
+Of maakt zijn wagen van een mistge wolk;<br />
+Of wandelt door de velden of de steden<br />
+Terwijl het menschdom slaapt, of over toppen<br />
+Van bergen, of stroomafwaarts op rivieren,<br />
+Of door de groene, woeste wildernis,<br />
+Als thans, verbaasd om al wat hij aanschouwt.<br />
+Voor Jupiter regeerde, minde hij<br />
+Ons beider zuster Asia; elk vrij uur<br />
+Kwam hij om uit haar oogen 't vochtig licht<br />
+Te drinken, waar hij zóo naar dorstte, zei hij,<br />
+Als een die door een dipsas werd gebeten;<br />
+Hij schonk aan haar zijn kinderlijk vertrouwen<br />
+En al wat hij te weten kwam of zag<br />
+(Want hij zag veel, maar wat hij zag verklaarde<br />
+Hij vaak verkeerd) vertelde hij aan haar,<br />
+En noemde haar&mdash;want hij wist evenmin<br />
+Als ik zijn afkomst&mdash;"moeder, lieve moeder."</p>
+
+<p class="bold">DE GEEST V. D. AARDE.</p>
+
+<p class="half-indent-right"><i>(op Asia toesnellend).</i><br />
+Moeder, o moederlief, mag 'k dan weer spreken<br />
+Met u, als ik gewend was? Mag 'k mijn oogen<br />
+In uw zachte armen bergen, als uw blikken<br />
+Ze moe van vreugde maakten? Mag 'k dan spelen<br />
+Naast u, den langen middag, wen geen werk<br />
+Te doen valt in de heldre stille lucht?</p>
+
+<p class="bold">ASIA.</p>
+
+<p class="tab">Ik min u, teederst wezen, en voortaan<br />
+Zal u te koestren mij niet éen misgunnen.<br />
+Toe, spreek: uw simple taal die eens mij troostte,<br />
+Vervult mij nu met blijdschap.</p>
+
+<p class="bold">DE GEEST V. D. AARDE.</p>
+
+<p class="indent-right">Ik ben wijzer<br />
+Geworden, moeder (schoon een kind niet zóo wijs<br />
+Kan zijn als gij) vandaag, en ook gelukger.<br />
+Gelukkiger en wijzer allebei.<br />
+Gij weet, dat padden, slangen, vieze wormen,<br />
+Vergiftige en kwaadaardige gedierten,<br />
+En takken, schadelijke bessen dragend,<br />
+In 't woud, mij altijd stoorden bij mijn tochten<br />
+Over de groene wereld, en dat ook,<br />
+Waar 't menschdom woont, mannen met hard gelaat,<br />
+Of trotsche en booze blikken, of met kouden<br />
+En starren gang, of valschen, hollen glimlach,<br />
+Of dommen grijns van ijdle onwetendheid,<br />
+Of andre leelke maskers waarmee slechte<br />
+Gedachten 't schoone wezen dat wij geesten<br />
+Mensch noemen, gansch verbergen,&mdash;en ook vrouwen,<br />
+Afzichtelijkst van al wat leelijk is<br />
+(Schoon lieflijk, in een wereld zelfs waar gij<br />
+Liefelijk zijt, wen zij oprecht en vrij,<br />
+Vriendlijk en goed zijn, dus op u gelijken),<br />
+Wanneer zij valsch of stuursch zijn,&mdash;als 'k voorbijging<br />
+Ofschoon zij sliepen en 'k onzichtbaar bleef&mdash;<br />
+Mijn hart ziek maakten.&mdash;Nu, mijn pad leidde onlangs<br />
+Dwars door een groote stad naar bosschige heuvels<br />
+Die haar omringden, en een schildwacht vond ik<br />
+Sluimerend aan de poort; toen er opeens<br />
+Een klank gehoord werd, zoo geweldig luid,<br />
+Dat in het manelicht de torens trilden,<br />
+Doch zoeter dan ooit stem, behalve de uwe,<br />
+Die 't allerzoetst is, klonk; een lang geluid,<br />
+Zoo lang, alsof het nimmer eindgen zou;<br />
+En al de inwoners sprongen plotseling<br />
+Op uit hun rust, bijeengaande in de straten,<br />
+Verwonderd opziend naar den hemel, wijl<br />
+Nog altijd de muziek voortgalmde. Ik borg mij<br />
+In een fontein op 't openbare plein,<br />
+Waar 'k lag als de weerspiegling van de maan<br />
+Gezien in 't water onder groene blaadren.<br />
+En weldra vloeiden die onschoone vormen<br />
+En aangezichten van de menschen heen,&mdash;<br />
+Waarvan ik zei dat zij mij leed aandeden&mdash;,<br />
+De lucht door, en verwelkend in de winden<br />
+Die ze verstrooiden, zij van wie zij weken<br />
+Schenen zachtmoedge, lieflijke gedaanten<br />
+Nadat een leelijke vermomming viel.<br />
+En allen waren eenigzsins veranderd,<br />
+En na kortstondige verwondering<br />
+En groeten blij-verbaasd, gingen zij allen<br />
+Weer slapen.&mdash;En, toen 't daagde,&mdash;kondt gij denken<br />
+Dat padden, slangen, salamanders, ooit<br />
+Schoon konden zijn? En toch waren zij schoon,&mdash;<br />
+Met weinig wijzging van hun vorm of kleur.<br />
+En alles had zijn slechten aard verloren.<br />
+Ik kan mijn vreugd niet zeggen, toen ik zag<br />
+Boven een meer, op een gebogen twijg<br />
+Omrankt van nachtschaduw, twee blauwe ijsvogels,<br />
+Hangende naar omlaag en etend van<br />
+Een heldre tros van amberkleurge bessen<br />
+Met snelle lange snavels, en in 't diep<br />
+Zag ik die lieflijke gestalten spieglen,<br />
+Als in een hemel. Zoo, met mijn gedachten<br />
+Vol van die heerlijke veranderingen,<br />
+Vinden we elkaar&mdash;zoetste verandring!&mdash;wêer.</p>
+
+<p class="bold">ASIA.</p>
+
+<p class="tab">En scheiden nimmer, tot uw kuische zuster,<br />
+Die de bevrozen, wisselende maan leidt,<br />
+Op uw gelijker, warmer licht zal zien<br />
+Totdat haar hart ontdooit, als vlokken van<br />
+Aprilsneeuw, en ze u liefheeft.</p>
+
+<p class="bold">DE GEEST V. D. AARDE.</p>
+
+<p class="indent-right">Wat, als Asia<br />
+Prometheus liefheeft?</p>
+
+<p class="bold">ASIA.</p>
+
+<p class="half-indent-right">Stil, lichtzinnige jongen,<br />
+Je bent nu nog niet oud genoeg. Wat denk je,<br />
+Door 't staren in elkanders oogenlicht,<br />
+Je lieve wezens te vermenigvuldgen<br />
+En den maanloozen hemel te doen weemlen<br />
+Van vuurge bollen?</p>
+
+<p class="bold">DE GEEST V.D. AARDE.</p>
+
+<p class="half-indent-right">Moeder, als mijn zuster<br />
+Haar uitgebrande lamp verzorgt, is 't dan<br />
+Niet hard dat 'k duister zijn moet?</p>
+
+<p class="bold">ASIA.</p>
+
+<p class="indent-right">Luister; zie!<br /><br />
+
+<span class="half-indent-right"><i>(De Geest van het Uur verschijnt.)</i></span></p>
+
+<p class="bold">PROMETHEUS.</p>
+
+<p class="tab">Wij voelen wat gij hoorde en zaagt; maar spreek!</p>
+
+<p class="bold">DE GEEST VAN HET UUR.</p>
+
+<p class="tab">Na 't eindgen van den klank, wiens donder vulde<br />
+De afgronden van de lucht en de wijde aarde,<br />
+Was er weldra verandering: de ontastbre,<br />
+Dunne atmosfeer en 't al-omrondend zonlicht<br />
+Werden vervormd, alsof 't gevoel van liefde<br />
+Daar opgelost, zich om de ronde wereld<br />
+Gewikkeld had. Mijn oog werd helder toen,<br />
+En de heelal-geheimen kon 'k doorzien.<br />
+Duizelig als van wellust zweefde ik neer,<br />
+Waairend de heldre lucht met loome vlerken.<br />
+Mijn paarden zochten in de zon het oord<br />
+Van hun geboorte, waar zij voortaan vrij<br />
+Van arbeid zullen leven, bloemen grazend<br />
+Van een plantaardig vuur; en waar mijn wagen,<br />
+Gelijk de maan, zal staan binnen een tempel,<br />
+Bestaard door beelden, als van Phidias,&mdash;<br />
+Van u, en Asia, en van de Aarde, en mij,<br />
+En u, lieflijke nymfen, die de liefde<br />
+Die wij gevoelen in uw blikken draagt,&mdash;<br />
+Als een gedachtnis van de tijdingen<br />
+Die hij gedragen heeft,&mdash;onder een koepel,<br />
+Versierd met beitelwerk dat bloemen nabootst,<br />
+In evenwicht op twalef zuilen van<br />
+Schittrend gesteent, en open naar den hemel,<br />
+Die hel en lieflijk is. Daaraan geboeid<br />
+Door een aan beide zijden in een kop<br />
+Eindgenden slang, zal 't beeld dier vleugelpaarden<br />
+Den spoed waarvan zij rusten als bespotten.<br />
+Helaas! waarheen zwierf mijn eenzijdig praten,<br />
+Wijl al wat gij woudt hooren ongezegd blijft?<br />
+Zooals ik zeide, vloog ik neer naar de aard:<br />
+Het was, als 't nù nog is, de bijna pijn<br />
+Lijkende zaligheid van te bewegen,<br />
+Te aadmen, te zijn. En zwervend ging ik naar<br />
+De huizen en verblijven van het menschdom,<br />
+En was in 't eerst teleurgesteld, daar 'k nergens<br />
+Zoo machtgen omkeer zag als ik gevoeld had<br />
+Vanbinnen, uitgedrukt in het uitwendge.<br />
+Maar weldra zag 'k nauwlettender, en zie!<br />
+De tronen waren koningloos, en menschen<br />
+Zag 'k schrijden met elkaar als geesten doen.<br />
+Niet een die kroop, niet een die trapte; haat,<br />
+Minachting, vrees, zelf-liefde of zelf-versmading<br />
+Stonden op 't menschenhoofd niet meer geschreven,<br />
+Als op de hellepoort: "Laat alle hoop<br />
+Varen, gij die hier intreedt."&mdash;Geen was toornig,<br />
+Geen beefde, niemand staarde naar eens andren<br />
+Koud en bevelend oog met felle vrees,<br />
+Tot het slachtoffer van tyrannenwil<br />
+Veracht werd (erger noodlot!) door zijn eignen,<br />
+Die hem ter dood spoorde als een krachtloos paard.<br />
+Geen boog zijn mond in lijnen die de waarheid<br />
+Verstrikten en den leugen die zijn tong<br />
+Niet wilde spreken door een glimlach uitten.<br />
+Geen die met harden grijns in 't eigen hart<br />
+De sprankelen vertrad van liefde en hoop,<br />
+Tot daar die bittere asch bleef van een ziel<br />
+Die door zichzelf verteerd is, en de ellendge<br />
+Gelijk een vampier onder 't menschdom kroop,<br />
+Alles besmettend met zijn leelke kwaal.<br />
+Geen sprak die algemeene, valsche, koude,<br />
+Ledige praat die het hart ontkennen doet<br />
+Het <i>ja</i> dat 't ademt, en die nochtans maakt<br />
+Dat het die ongemeende huichlarij<br />
+Nog ondervraagt met naamloos zelfmistrouwen.<br />
+En vrouwen ook, oprecht, vriendlijk en schoon,<br />
+Gelijk de vrije hemel die frisch licht<br />
+En dauw op de wijde aarde regent, zag 'k<br />
+Voorbijgaan,&mdash;stralende, lieftalge wezens,<br />
+Gezuiverd, vrij, van der gewoonte smet,<br />
+De wijsheid die zij eens niet konden denken<br />
+Uitsprekend, en gevoelens die zij eens<br />
+Vreesden te voelen in haar blikken dragend,<br />
+Tot alles wat zij eens niet dorsten zijn<br />
+Veranderd,&mdash;nu zij 't waren, maakten zij<br />
+Van de aarde een hemel. Trots, naijver, nijd,<br />
+Noch valsche schaamte, bitterste dier droppen<br />
+Van opgespaarde gal, bedierven meer<br />
+Den zoeten smaak van de nepenthe, liefde.<br /><br />
+
+Tronen, altaren, kerkers, rechterzetels,<br />
+Waarop, waarnaast, ellendelingen droegen<br />
+Schepters, tiara's, zwaarden, ketens, boeken<br />
+Beredeneerd onrecht, gevleid door domheid,&mdash;<br />
+Waren gelijk die monsterlijk-barbaarsche<br />
+Gestalten, geesten van vergeten roem,<br />
+Die van hun onversleten obelisken<br />
+Staren in zegepraal over paleizen<br />
+En tomben van wie hun verwinnaars waren,<br />
+Rondom vergaande. Die verbeeldden ook&mdash;<br />
+Hoogmoed van koningen en priesters wekkend&mdash;<br />
+Een donker, sterk geloof, een macht zoo wijd<br />
+Als het door haar verwoeste deel der wereld,<br />
+En wekken thans niets dan verbazing meer.<br />
+Zoo staan ook de symbolen en werktuigen<br />
+Der laatste slavernij van 't menschgeslacht<br />
+Tusschen de woningen der volkrijke aard,<br />
+Niet omgeworpen, maar door geen beschouwd.<br />
+En al die slechte wezens, god en mensch<br />
+Tot walging; onder meengen naam en vorm,<br />
+Vreemd, woest, spookachtig, duister en afschuwlijk,<br />
+Jupiter zijnde, de tyran der wereld,&mdash;<br />
+En die de volken, angst-geslagen, dienden<br />
+Met bloed en harten door langduurge hoop<br />
+Gebroken, en met liefde die zij sleurden<br />
+Voor hun bezoedelde, onversierde altaren<br />
+En moordden, waar de menschen tranen weenden<br />
+Niet weer-opeischend, vleiend wat zij vreesden&mdash;<br />
+Een vrees die haat was&mdash;, toornen, snel vergaand,<br />
+Over hun leedge heiligdommen thans.<br />
+'t Gekleurde floers&mdash;leven genoemd door hen<br />
+Die wáren&mdash;dat al 't geen de mensch geloofde<br />
+Of hoopte, nabootste, als met ijdle kleuren,<br />
+Is weggescheurd. Het walglijk masker viel.<br />
+De mensch blijft over,&mdash;schepterloos en vrij,<br />
+Zonder beperking mensch: allen gelijk,<br />
+En niet verdeeld in klassen, stammen, volken,<br />
+Vrij van ontzag, vereering, stand, en koning<br />
+Over zichzelf, rechtvaardig, zacht en wijs,<br />
+Maar mensch. Hartstochteloos? dat niet,&mdash;maar vrij<br />
+Van schuld of leed&mdash;die wáren, want zijn wil<br />
+Schiep of verduurde ze; en nog niet bevrijd<br />
+Van kans, verandring, dood, ofschoon als slaven<br />
+Die trits beheerschend,&mdash;zware aanhangsels nog<br />
+Van dat wat anders hooger stijgen zou<br />
+Dan verste ster van de' onbeklommen hemel,<br />
+Torenend scheemrig in 't geweldig Leêg.</p>
+
+<p>&nbsp;<br />&nbsp;<br />&nbsp;<br /></p>
+<h2 class="center">VIERDE BEDRIJF.</h2>
+
+<p class="center"><i>(Tooneel: een deel van het woud bij de grot van Prometheus.<br />
+Panthea en Ione slapen, zij ontwaken langzamerhand gedurende<br />
+den eersten zang.)</i></p>
+
+<p class="bold">STEM VAN ONZICHTBARE GEESTEN.</p>
+
+<p class="tab"><span class="tab40">De bleeke sterren (ontvluchtend<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Hun herder vol ijver:<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;De zon die ze sture<br />
+Ten stal diep in de uchtend,</span><br />
+En aansnelt in praal meteoren-verduisterend) vlieden voorbij<br />
+<span class="tab40">&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Zijn woning, de azuren,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Als herten den tijger,&mdash;</span><br />
+Maar waar zijt gij?<br />
+
+<i>(Een stoet van donkere vormen en schimmen gaat verward voorbij,<br />
+<span class="tab175">zingende).</span></i><br />
+
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Zwaar, o zwaar<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Is de baar voorwaar<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Van den Vader van menig verdwenen jaar,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Zie hier leit<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Het lijk van den Tijd,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;In de tombe der eeuwigheid zij het gevlijd<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Door ons die gaan<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Met die last belaên:<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Ons, de schimmen der Uren vergaan.<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Strooi, o strooi<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Nu lokkentooi,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Geen taxisloof; en tranendooi<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Bevloei', geen dauw,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Het doodskleed grauw;<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;En spreidt verwelkte bloemen tot rouw<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Uit het ontbloot<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Prieel van den Dood<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Op het lijk van den Urenkoning groot!<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Gauw, o gauw!<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Als schaûwen grauw,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Verjaagd door den dag van het hemelblauw,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Smelten wij heen<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Als schuim der zeên<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Van de kindren van tijden zonder geween,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Wijl de wiegezang luidt<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Van wind die ruischt uit,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Stervend op 't hart van zijn eigen geluid.</p>
+
+<p class="bold">IONE.</p>
+
+<p class="tab">Wat donkre vormen zongen die wijs?</p>
+
+<p class="bold">PANTHEA.</p>
+
+<p class="tab">De Uren die stierven, zwak en grijs,<br />
+En zij droegen den buit<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Nog verzameld bijeen<br />
+Uit de zege gestuit<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Door Een alleen.</p>
+
+<p class="bold">IONE.</p>
+
+<p class="tab">&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Zijn zij heen?</p>
+
+<p class="bold">PANTHEA.</p>
+
+<p class="indent-right">Zij zijn heen.<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Zij ontsnelden den wind<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Als een woord zoo gezwind.</p>
+
+<p class="bold">IONE.</p>
+
+<p class="tab">&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Doch waarheen, o waarheen?</p>
+
+<p class="bold">PANTHEA.</p>
+
+<p class="tab">&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Naar het donkere, doode verleên.</p>
+
+<p class="bold">STEM VAN ONZICHTBARE GEESTEN.</p>
+
+<p class="tab"><span class="tab40">Lichtwolke' in den hemel,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Dauwsterren op de aarde,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;De zeeën vol baren;<br />
+En al dat gewemel</span><br />
+Drijft stormwind van wellust, verbijstering blij!<br />
+<span class="tab40">&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Vreugd trilt door hun scharen,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Ten reidans vergaarde,&mdash;</span><br />
+Maar waar zijt gij?<br /><br />
+
+<span class="tab40">De pijnboomen suizen<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;'t Oud lied met nieuw blij-zijn,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Fonteinen en waatren<br />
+Frisch-zangerig ruischen:</span><br />
+Als muziek van een geest rijst van 't land en de zee melodij;<br />
+<span class="tab40">&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;De bergen beschaatren<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Stormdonders die blij zijn,</span><br />
+Maar waar zijt gij?</p>
+
+<p class="bold">IONE.</p>
+
+<p class="half-indent-right">Wat wagenmenners zijn 't?</p>
+
+<p class="bold">PANTHEA.</p>
+
+<p class="indent-right">Waar zijn hun wagens?</p>
+
+<p class="bold">HALFKOOR I VAN UREN.</p>
+
+<p class="tab">Toen van Lucht- en Aardgeesten de stem ons riep<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Is 't versierde gordijn van den slaap gescheurd<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Dat ons wezen bedekte en ons worden ontkleurd'<br />
+In het diep.</p>
+
+<p class="bold">EEN STEM.</p>
+
+<p class="half-indent-right">In het diep?</p>
+
+<p class="bold">HALFKOOR II.</p>
+
+<p class="indent-right">O! onder het diep.</p>
+
+<p class="bold">HALFKOOR I.</p>
+
+<p class="tab">Wij waren gewiegd ontelbare jaren<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;In vizioenen van haat en naarheid,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;En ieder die wakker werd vond de waarheid&mdash;</p>
+
+<p class="bold">HALFKOOR II.</p>
+
+<p class="tab">Wreeder dan zijn vizioenen waren!</p>
+
+<p class="bold">HALFKOOR I.</p>
+
+<p class="tab">Wij hoorden de luit van de Hoop, zoo zoet<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;En de stem van de Liefde in ons droomen zingen,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Wij voelden den staf van de Macht, en springen&mdash;</p>
+
+<p class="bold">HALFKOOR II.</p>
+
+<p class="tab">Als de golven springen in morgengloed.</p>
+
+<p class="bold">KOOR.</p>
+
+<p class="tab">Weeft den dans op den vloer van den wind,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Klieve ons gezang 't zwijgend licht van de lucht,<br />
+Betoovert den dag, die ontvliedt te gezwind,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Om vóor 't hol van den nacht te beteuglen zijn vlucht.<br /><br />
+
+Eens waren de hongerige Uren honden,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Die jaagden den dag als een bloedend dier,<br />
+En hij hinkte en struikelde, vol van wonden,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Door van 't eenzame jaar het nachtlijk revier.<br /><br />
+
+Maar thans&mdash;o! weeft de mystische maten<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Van dans en muziek en gestalten van schijn!<br />
+Laat de Uren met geesten van macht en behagen<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Als de wolken en 't zonlicht, vereenigd zijn.</p>
+
+<p class="bold">EEN STEM.</p>
+
+<p class="half-indent-right">Vereenigd zijn.</p>
+
+<p class="bold">PANTHEA.</p>
+
+<p class="tab">Zie waar de Geesten van de menscheziel<br />
+Naadren in zoet geluid als heldre sluiers.</p>
+
+<p class="bold">KOOR VAN GEESTEN.</p>
+
+<p class="tab">De zingende rei<br />
+Bereiken wij,<br />
+De wervling van blijdschap draagt ons nabij;<br />
+Als de vleugel-gevinden,<br />
+Die 't diep niet kan binden,<br />
+Zeevogels half-sluimrend in 't luchtruim vinden.</p>
+
+<p class="bold">KOOR DER UREN.</p>
+
+<p class="tab">Waarvandaan komt gij, zoo wild en met spoed?<br />
+Sandalen van weerlicht zijn aan uw voet,<br />
+Als gedachte uw gevedert is, zacht en snel,<br />
+En uw oogschijn als liefde, naakt en hel.</p>
+
+<p class="bold">KOOR VAN GEESTEN.</p>
+
+<p class="tab">Wij komen van 't hart<br />
+Van den mensch, eens zwart,<br />
+Onrein en blind, en gebukt onder smart;<br />
+Nu is 't een zee<br />
+Van bewogen vree,<br />
+Een heldere hemel,<br />
+Maar vol ontroering en machtig gewemel;&mdash;<br /><br />
+
+Uit die wondere mijn<br />
+Van vreugden rein,<br />
+Wier holen kristallen paleizen zijn;<br />
+Van die torentransen,<br />
+Waar uwe dansen&mdash;<br />
+O zalige Uren!&mdash;<br />
+Gedachte's gekroonde machten beturen;<br /><br />
+
+Uit verborgenheden<br />
+Vol teederheden,<br />
+Waar lievende paren<br />
+U poozen doen, grijpend uw losse haren;<br />
+'t Blauw eilandrijk,<br />
+Waar Sirenen-gelijk<br />
+Zoete Wijsheid uw zeilen<br />
+Door een glimlach doet wijlen;<br /><br />
+
+Van de tempels gesticht<br />
+Voor 't gehoor en 't gezicht<br />
+Van den Mensch, hoog bewelvend zoo Beeld als Gedicht;<br />
+Van de murmelingen<br />
+Van bronnen die springen,<br />
+Zonder dat zegel ze tegenhoudt:<br />
+Waar Kennis haar kunstige wieken bedauwt.<br /><br />
+
+Jaren na jaren<br />
+Waadden we in scharen<br />
+Door bloed en tranen,<br />
+En een hel vol van haat en hoop en wanen;<br />
+O zeldzaam de streken,<br />
+Waar bloemen, bleeke,<br />
+In knop verschroeide,<br />
+Van het geluk, kortstondig bloeiden.<br /><br />
+
+Thans schoeit onzen voet<br />
+De vrede zoet,<br />
+En de dauw onzer wieken is balsemvloed;<br />
+In ons oog is de schijn<br />
+Der mensch-liefde rein,<br />
+Die alles wat ze aanstaart een Eden doet zijn.</p>
+
+<p class="bold">KOOR VAN GEESTEN EN UREN.</p>
+
+<p class="tab">Weeft nu het web van de mystische maten,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Van de diepten des hemels en de einden der aard,<br />
+Komt, snelle geesten van macht en behagen,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Tot reidans en jubelzangen vergaard,&mdash;<br />
+Als de golven van duizend rivieren vliên<br />
+In een zee van geflonker en melodiên!</p>
+
+<p class="bold">KOOR VAN GEESTEN.</p>
+
+<p class="tab">&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Wij wonnen den buit,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Ons zwoegen is uit,<br />
+Nu mogen wij duiken of stijgen of zweven,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Waar wij ook wenschen<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Tot in de grenzen<br />
+Die het heelal met duister omgeven.<br /><br />
+
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Verder dan de oogen<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Der sterren-bogen<br />
+Maken we in de' oerouden afgrond ons huis;<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Chaos, Dood, Nacht,&mdash;<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Als mist voor de macht<br />
+Van den storm,&mdash;zullen vliên voor ons wiekgeruisch.<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;En Aard, Licht en Lucht,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;En de Geest, die de vlucht,<br />
+De vuurge, in het rond drijft der sterren tezamen,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Liefde, Adem, Gedachte&mdash;<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Dood-temmende machten&mdash;<br />
+Zullen beneden ons oovral verzaêmen.<br /><br />
+
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;En ons zingen zal bouwen<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;In de ijle landouwen<br />
+Van 't Leêg, voor de Wijsheid een heilig domein,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Naar 't menschenrijk richten<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;We ons, 't nieuw-gestichte,<br />
+En ons werk zal genaamd naar Prometheus zijn.</p>
+
+<p class="bold">KOOR DER UREN.</p>
+
+<p class="tab">Breekt den dans en verstrooit nu het koor,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Laat enklen blijven, en andren gaan.</p>
+
+<p class="bold">HALFKOOR I.</p>
+
+<p class="tab">&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Wij drijven diep de hemelen door,&mdash;</p>
+
+<p class="bold">HALFKOOR II.</p>
+
+<p class="tab">Ons trekt de toover van 't aardrijk aan,&mdash;</p>
+
+<p class="bold">HALFKOOR I.</p>
+
+<p class="tab">Vurig en vrij, en rusteloos-ras,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Met de Geesten die bouwen een nieuwe aarde en zee,<br />
+En een hemel waar nooit nog een hemel was.</p>
+
+<p class="bold">HALFKOOR II.</p>
+
+<p class="tab">&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Plechtig en langzaam, vol helderen vreê,<br />
+Leidend den dag en ontsnellend den nacht,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Met de machten van stralende wereld meê.</p>
+
+<p class="bold">HALFKOOR I.</p>
+
+<p class="tab">&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Wij wervlen luid zingende rond den bol,<br />
+En zijn chaos verhelderd door liefde's macht,<br />
+En niet door vrees, vertoont zich in pracht,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Van boomen en dieren en wolken vol.</p>
+
+<p class="bold">HALFKOOR II.</p>
+
+<p class="tab">Wij omcirklen de zee en de bergen der aard,<br />
+En de blijde gedaanten van wat zij baart<br />
+En gestorven weer tot zich neemt, wisselen bij de<br />
+Zoete muziek van ons innig verblijden.</p>
+
+<p class="bold">KOOR VAN UREN EN GEESTEN.</p>
+
+<p class="tab">Breekt den dans en verstrooit nu het koor,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Laat enklen blijven en andren gaan.<br />
+Waar wij ook vlieden, wij leiden aldoor,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Aan banden als stralen van sterrenschijn<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Die teeder maar onverbrekelijk zijn,<br />
+De wolken met liefderegen belaên.</p>
+
+<p class="bold">PANTHEA.</p>
+
+<p class="tab">Ach! zij zijn heen!</p>
+
+<p class="bold">IONE.</p>
+
+<p class="half-indent-right">Maar voelt gij toch geen vreugd<br />
+Door de voorbije zoetheid?</p>
+
+<p class="bold">PANTHEA.</p>
+
+<p class="indent-right">Als de naakte<br />
+En groene heuvel lacht met duizend droppen<br />
+Van zonnig water naar den open hemel,<br />
+Wanneer een zachte wolk verdwijnt in regen!</p>
+
+<p class="bold">IONE.</p>
+
+<p class="tab">Juist wijl wij spreken rijzen nieuwe noten.<br />
+Wat is dat machtige geluid?</p>
+
+<p class="bold">PANTHEA.</p>
+
+<p class="indent-right">De diepe<br />
+Muziek der wentelende wereld is 't,<br />
+Die in de snaren der gegolfde lucht<br />
+Aeolische geluidsschakeering wekt.</p>
+
+<p class="bold">IONE.</p>
+
+<p class="tab">Luister, hoe iedre rust ook is gevuld<br />
+Met onder-noten, klare, zilvren tonen,<br />
+IJzig en hel en die ontwaken doen,<br />
+Die door de zinnen boren naar de ziel,<br />
+En daarin leven; als de scherpe sterren<br />
+Boren door de kristallen winterlucht<br />
+En staren naar zichzelf in zee weerspiegeld.</p>
+
+<p class="bold">PANTHEA.</p>
+
+<p class="tab">Maar zie, waar door twee poorten van het woud,&mdash;<br />
+Hangende twijgen overwelven die,&mdash;<br />
+En waar twee aadren van een stroompje maakten<br />
+Tusschen het dichte mos, vol van viooltjes,<br />
+Hun zangrig pad (gelijk een zusterpaar,<br />
+Scheidend met zuchten, dat ze in lachjes weer<br />
+Vereenen mogen, makend tot een eiland<br />
+Van lieflijk leed, een woud van zoete, droeve<br />
+Gedachten, hun beminnelijke scheiding),&mdash;<br />
+Twee vizioenen, wonderbaar van straling,<br />
+Aandrijven op den zee-gelijken toover<br />
+Van machtgen klank, die nog geweldger, heller,<br />
+En dieper schijnt te stroomen onder de aard<br />
+En door de lucht waarin geen wind beweegt.</p>
+
+<p class="bold">IONE.</p>
+
+<p class="tab">Ik zie een wagen als die smalste boot,<br />
+Waarin der Maanden Moeder wordt gedragen<br />
+Bij ebbend schijnsel naar haar grot in 't Westen,<br />
+Als ze opspringt uit haar tusschen-maansche droomen;<br />
+Waarover buigt een cirkelend gewelf<br />
+Van teeder duister, en geboomte en heuvels,<br />
+Goed zichtbaar door dien donkren luchten sluier,<br />
+Lijken gedaanten uit een tooverspiegel.<br />
+Zijn raderen zijn vaste wolken, blauw<br />
+En goud,&mdash;de geesten van den donderstorm<br />
+Stapelen zulke op den verlichten zeevloer,<br />
+Wanneer de zon daaronder snelt; zij wentlen,<br />
+Bewegen, groeien aan, als door een wind<br />
+Die hen inwendig drijft. Er binnen in<br />
+Zit een gevleugeld kind, met wit gelaat<br />
+Gelijk de witheid van de heldre sneeuw.<br />
+Zijn wieken zijn als zonnig ijs-gevedert,<br />
+Zijn leden lichten blank door de op den wind<br />
+Golvende vouwen van zijn blank gewaad,<br />
+Weefsel van hemel-paarlen. Ook zijn haar<br />
+Is wit, de glinstring van wit licht verdeeld<br />
+In draden; maar zijn oogen zijn twee heemlen<br />
+Van vloeiend duister, dat zijn godlijkheid<br />
+Schijnt te doen stroomen, evenals een storm<br />
+Uit kartelige wolken wordt gestort,<br />
+Uit hun pijlvormige wimpers, temperend<br />
+De koude en stralende atmosfeer in 't rond<br />
+Met vuur, dat toch niet helder is. Zijn hand<br />
+Zwaait een trillenden manestraal, wiens punt<br />
+De macht heeft om den steven van den wagen<br />
+Te sturen op zijn wielgelijke wolken;<br />
+Die, wen zij wentlen over gras en bloemen<br />
+En waatren, klanken wekken, even zoet<br />
+Als zilvren dauw zijn zangerige regen.</p>
+
+<p class="bold">PANTHEA.</p>
+
+<p class="tab">En zie, uit de andere oopning in het woud<br />
+Snelt aan, met luide en wervlende muziek,<br />
+Een bol: duizenden bollen zijn 't in éen,<br />
+Vast als kristal, maar 'lijk een leedge ruimte<br />
+Geheel doorvloeid van melodie en licht:<br />
+Tienduizend cirkels vlechtend en vervlochten,<br />
+Purper, azuur en blank, gulden en groen,<br />
+Kring binnen kring; en ieder vakje ertusschen<br />
+Bevolkt met onverbeeldbare gestalten<br />
+Als geesten droomen in het lamploos diep,<br />
+Doch alle zijn doorzichtig. En zij wervlen<br />
+Over elkaar in duizendvoud bewegen,<br />
+Op duizenden onzichtbare assen wentlend;<br />
+En met de kracht van snelheid die zichzelf<br />
+Tegenstreeft, rollen zij, geweldig, langzaam,<br />
+En statig; zij ontsteken met een mengling<br />
+Van klank en meengen toon verstaanbre woorden<br />
+En wilde melodie. Met machtge wervling<br />
+Doorsnijdt, verstuift de wemelende bol<br />
+'t Heldre riviertje in een azuren mist<br />
+Van opgeloste fijnheid, licht-gelijk;<br />
+En van het boschgebloemt de wilde geur,<br />
+Muziek van 't levend gras en van de lucht,<br />
+'t Smaragden licht van stralen in 't gebladert<br />
+Vervlochten, schijnen om zijn machtgen spoed,<br />
+Die toch zichzelf bestrijdt, samengekneed<br />
+Tot éen etherische zelfstandigheid,<br />
+Waarin de zinnen zwijmen. In den bol,<br />
+Op zijn albasten armen, als een peluw,<br />
+Gelijk een kind door lieflijk werk vermoeid,<br />
+Ligt op zijn eigen toegevouwen vlerken<br />
+En golvig haar de Geest der Aard te slapen,<br />
+En gij kunt zien zijn lipjes die bewegen<br />
+In van hun eigen glimlach 't wisslend licht<br />
+Als een die droomend spreekt van wat hij liefheeft.</p>
+
+<p class="bold">IONE.</p>
+
+<p class="tab">Hij doet alleen uit scherts de melodie<br />
+Van zijn bol voertuig na.</p>
+
+<p class="bold">PANTHEA.</p>
+
+<p class="indent-right">En van een ster<br />
+Die op zijn voorhoofd schijnt schieten er stralen,<br />
+Als zwaarden van azuren vuur, goudsperen<br />
+Met loof van myrten, dat tyrannen temt,<br />
+Bevlochten als symbool dat aarde en hemel<br />
+Nu éen zijn; machtge stralen, die als spaken<br />
+Van een onzichtbaar wiel in 't ronde draaien,<br />
+Gelijk de bol draait, sneller dan gedachte,<br />
+Den afgrond vullend met hun zonnebliksems,&mdash;<br />
+En nu loodrecht, dan dwars, den donkren grond<br />
+Doorboren, en terwijl zij 't doen, ontblooten<br />
+Van 't diepe hart der aarde al de geheimen;&mdash;<br />
+Eindlooze mijn van diamant en goud,<br />
+Waardloos gesteent en onverbeeld juweel,<br />
+Holen gestut op kristallijnen zuilen,<br />
+Van een plantaardig zilver overspreid,<br />
+Bronnen van peilloos vuur, en waterwellen<br />
+De groote zee voedend gelijk een kind,<br />
+Wier dampen 't vorstelijk gebergt van de aard<br />
+Met prinslijk hermelijnen sneeuw omkleeden.<br />
+De stralen schieten voort, en doen verschijnen<br />
+Droeve ruïnen van verdwenen tijden;<br />
+Ankers, snebben van schepen, en in marmer<br />
+Verkeerde planken, pijlkokers en helmen,<br />
+Speren, en schilden met medusa-hoofden,<br />
+Wielen van zeisenwagens, en blazoenen<br />
+Van standaarden, trofeeën en heraldisch<br />
+Gedierte, waaromheen de lach des Doods klonk,<br />
+Begraven teekens van verwoesting, dood nu,<br />
+Verwoesting in verwoesting;&mdash;en ernaast<br />
+Bouwvallen van veel uitgestrekte steden,<br />
+Waar de bevolking, overgroeid door de aarde,<br />
+Sterfelijk, maar niet menschlijk was. O zie!<br />
+Daar liggen hun barbaarsche werken en<br />
+Lompe geraamten; beelden, huizen, tempels;<br />
+Monster-gedaanten door elkaar gesmeten<br />
+In kleurlooze vernietiging, gespleten,<br />
+Beklemd in 't harde zwarte diep; daarboven<br />
+Riffen van onbekende vleugelwezens,<br />
+Visschen: eens levende eilanden van schubben<br />
+En slangen, beenge ketens rond-omkrinklend<br />
+De ijzeren rotsen, of in hoopen stof:<br />
+De kronkelige kracht van hun laatst lijden<br />
+Vermorzelde tot stof de ijzeren rotsen;<br />
+Daarboven, de getande krokodil,<br />
+En 't machtig nijlpaard, dat eens de aarde schokte,<br />
+Voorheen monarchen van 't gediert, voortteelend<br />
+Op slijmige stranden, wildernis-begroeide<br />
+Vastlanden van deze aard, als zomerwormen<br />
+Op een verlaten lijk,&mdash;tot, als een mantel<br />
+De blauwe bol rond zich een zondvloed sloot,<br />
+En zij luid huilden, hijgden, en vergingen;<br />
+Of wel, een God, wiens troon in een komeet was,<br />
+Kwam de aard voorbij en riep tot hen: "Vergaat!"<br />
+En als mijn woorden, waren zij niet meer.</p>
+
+<p class="bold">DE AARDE.</p>
+
+<p class="tab">O vreugd, o zegepraal, o wellust, o verdwazen,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;O blijdschap grenzenloos, uitbarstend, overstroomend,<br />
+Niet te beperken juiching gelijk ijle wazen;<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Heil! heil! 't verheugen dat mijn ziel heeft ingenomen, 't<br />
+Omhult me: een atmosfeer van licht, en 't draagt gezwind<br />
+Mij voort, gelijk een wolk drijvend op eigen wind!</p>
+
+<p class="bold">DE MAAN.</p>
+
+<p class="tab">&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Broeder, die reist in kalm genucht,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Zalige bol van land en lucht,<br />
+Gelijk een straal schoot gij een Geest tot mij,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Die mijn bevrozen lijf doorklieft<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Met warmte als van een vlam, en liefd'<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;En geuren stuwt en diepe melodij,<br />
+<span class="indent-right">Door mij, door mij!</span></p>
+
+<p class="bold">DE AARDE.</p>
+
+<p class="tab">&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Heil! heil! hoe mijn gespleten vlammenkraatren,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;De holen van mijn hol gebergt, en jublende fonteinen,<br />
+Lachen met onbegrensd en onuitbluschbaar schaatren!<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;De zeeën en de afgronden en woestijnen<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;En van de diepe lucht de onmeetlijke domeinen,<br />
+Echoën 't na van al hun wolken, al hun waatren!<br /><br />
+
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Zij roepen luid als ik. Vloek, die den schepter tildet,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Die heel ons groen en blauw heelal wel wildet<br />
+Met donkren ondergang omwikkelen rondom,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Zendend een vaste wolk, om heete donderklooten<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Te reegnen, en 't gebeente van mijn kindren stuk te stooten,<br />
+Al wat ik baar kneedend en kneuzend tot éen massa, leeg en stom,&mdash;<br /><br />
+
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Tot iedere vermaarde zuil en toren rotsgelijk,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Paleis en obelisk en tempel plechtig-rijk,<br />
+Mijn keizerlijk gebergt bekroond met wolken, vuur en gloeden,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Mijn zee-gelijke wouden, ieder sprietje, en iedre bloesem,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Die de eerste koestring en zijn graf vindt in mijn boezem,<br />
+Waren vertreên tot zielloos slijk door uw geweldge woede,&mdash;<br /><br />
+
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Hoe zijt gij nu gezonken, weg, bedekt, en opgezogen<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Door 't dorstig niets, gelijk de brakke togen<br />
+Gedronken door een karavaan--maar weinig voor elkeen!&mdash;<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;En 't vullend van omlaag, omhoog, rondom, en binnenin<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Barst nu de liefde in 't Leêg van uw vernietiging,<br />
+Gelijk het licht in holen, die de bliksem spleet vaneen!</p>
+
+<p class="bold">DE MAAN.</p>
+
+<p class="tab">&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;De sneeuw smelt op mijn doode kruinen<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;In stralend-levende fonteinen,<br />
+Mijn vaste zeeën vloeien in zang en schijn:<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Een geest springt uit mij op met kracht,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Hij kleedt met schepping onverwacht<br />
+Mijn koude naakte borst; o het moet de uwe zijn<br />
+<span class="indent-right">Op mijn', op mijn'!</span><br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Starend naar u<br />
+<span class="half-indent-right">voel en besef ik nu</span><br />
+Dat groene stengels rijzen, helle bloemen bloeien;&mdash;<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Levende wezens op mijn borst bewegen,<br />
+Zangen de zee, de lucht doorvloeien,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Gewiekte wolken, donker van den regen<br />
+Waarvan de knoppen droomen, drijven wijd uiteen&mdash;<br />
+<span class="indent-right">'t Is liefde, liefde alleen!</span></p>
+
+<p class="bold">DE AARDE.</p>
+
+<p class="tab">&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Hoe dringt door mijn granieten lichaam zij;<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Door wortels dicht-vervlochten en vertreden klei<br />
+Tot in het fijnst gebloemt en 't uiterste gebladert;<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Winden en wolken maakt zij tot haar woon,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Een leven wekt ze in de vergeten doôn:<br />
+Een ziel wordt uit hun zwartste holen opgeädemd;<br /><br />
+
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;En als een storm met wervelwind en donder<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Splijtend zijn wolkenkerker, rees ze&mdash;o wonder!&mdash;<br />
+Uit grotten onverlicht van ongedroomd bestaan;&mdash;<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Met schok of de aarde beeft en snelheid die den stillen<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Gedachte-chaos, steeds bewegingloos, doet trillen;<br />
+Tot haat en vrees en pijn als schaûw voor 't licht vergaan,<br /><br />
+
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Den Mensch verlatend, die een grilge spiegel was,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;'t Waarachtig schoon heelal verminkend in zijn glas<br />
+Tot menig drogbeeld, nu een zee weerkaatsend liefde,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Die over heel zijn ras&mdash;gelijk de hemel glijdt<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Op zuivren oceaan, rimpelloos uitgespreid&mdash;<br />
+Beweegt, en licht en leven schiet uit sterge diepten;<br /><br />
+
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Den Mensch verlatend&mdash;als een kindje dat melaatsch<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Verlaten wordt, en een ziek dier nagaat tot naar de plaats<br />
+Waar de geneeskracht van een bron door warm een rotskloof dringt,&mdash;<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Dan gaat het onbewust naar huis.... zijn moeder vreest<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Een oogwenk, om zijn rozigen glimlach: 't is een geest....<br />
+Maar dan herkent zij 't en zij schreit op haar herstelde kind.<br /><br />
+
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Den Mensch&mdash;o! niet de menschen! maar één keten van gedacht'<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Aaneengeschakeld, en onscheidbre liefde en macht,<br />
+Drijvend met diamanten sterkt' natuur haar krachten:<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Als met tyrannenblik de zon beheerscht<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;De onrustge staat van de planeten, die om 't zeerst<br />
+Naar 's hemels vrije wildernis te worstlen trachten.<br /><br />
+
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Den Mensch, één harmonieuze ziel van vele zielen saam,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Wier godlijke aard het is, zichzelve na te gaan,<br />
+Waar alles vliedt tot alles, als naar zee de stroomen;&mdash;<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Liefde vermooit het dagelijksche doen,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Arbeid en pijn en leed, in 's levens groen plantsoen,<br />
+Spelen als tam gediert&mdash;wie kon zoo zacht hen droomen?<br /><br />
+
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Zijn wil,&mdash;met lagen hartstocht, slecht genot,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;En zelfsche zorgen, die hem dienen als een god,&mdash;<br />
+Een geest, slecht als hij heerscht, als hij gehoorzaamt machtig,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Is als een stormgevleugeld schip, en Liefde stuurt het voort<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Door golven die niet durven breken overboord,&mdash;<br />
+De wildste levensstranden dwingt ze in haar regeering krachtig.<br /><br />
+
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Alles bekent zijn sterkte. Door het koude marmer gaan,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;En door de doffe kleur, zijn droomen: heldre draên,<br />
+Waarvan de moeders kleedren voor haar kindren weven;<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;De taal is een oneindig Orfeus-lied:<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Beheerscht haar harmonie, de kunstge, niet<br />
+Ontelbre vormen en gedachten, anders zonder leven?<br /><br />
+
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;De bliksem is zijn slaaf; 't diepst van den hemel<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Toont hem zijn sterren, langs zijn oog gaat hun gewemel<br />
+Gelijk een kudde schapen, en hij telt hen een voor een,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;De storm is als zijn paard; de luchten hij beschrijdt;<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;En de afgrond roept ten hemel, uit zijn diepten, blootgeleid,<br />
+"Hebt gij nog éen geheim? De mensch ontfloerst me: ik heb er geen."&mdash;</p>
+
+<p class="bold">DE MAAN.</p>
+
+<p class="tab">&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;De schaduw van den witten dood,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Die als een lijkkleed mij omsloot<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Van vaste vorst en slaap, week van mijn weg in 't eind;<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Door nieuw-geweven looverpaên<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Volzalige beminden gaan,&mdash;<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Zoo machtge niet, maar even zachte zijn 't,<br />
+Als zij wier schoonheid in uw diepre dalen schijnt.</p>
+
+<p class="bold">DE AARDE.</p>
+
+<p class="tab">Gelijk de warmte van den ochtendgloed<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Een half bevrozen dauw-bol smelten doet,<br />
+Kristal en groen en goud, tot, een gewiekte mist,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Hij opzweeft in den blauwen dagezaal,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Den noen doorleeft, en op den laatsten zonnestraal<br />
+Hangt boven zee, een vlies van vuur en amethyst.</p>
+
+<p class="bold">DE MAAN.</p>
+
+<p class="tab">&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Gij ligt neer, omhuld in schijnen<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Van het licht dat niet zal kwijnen<br />
+Van uw vreugd en van den hemel die zoo godlijk lacht;<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Alle zonnen, alle sterren,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Regenen op u van verre&mdash;<br />
+Uwen bol bekleedend,&mdash;leven, licht en macht.<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Maar úw schijnen regent gij<br />
+<span class="indent-right">Op mij, op mij!</span></p>
+
+<p class="bold">DE AARDE.</p>
+
+<p class="tab">&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Ik wentel voort onder mijn piramide<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Van duister, spitsend in de heemlen,&mdash;droomen bieden<br />
+Mij wellust, in mijn tooverslaap murmel ik zegepralend;<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Eevnals een jongling, in een liefdedroom gesust,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Zacht zuchtend in den afglans van zijn schoonheid rust,<br />
+Gelijk een wacht van warmte en licht zijn sluimering omstralend.</p>
+
+<p class="bold">DE MAAN.</p>
+
+<p class="tab">&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Als in de eclips, teeder en zoet<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Wanneer de ziel een ziel ontmoet<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Op lieve lippen, hooge harten stil<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;En helderste oogen wazig zijn,&mdash;<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Zoo, valt uw schaduw op mijn schijn,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Ook ik, gestild, niet spreken wil,<br />
+Door u bedekt, en van uw liefde, o schoonste Bol,<br />
+<span class="indent-right">Vol, ál te vol!</span><br /><br />
+
+<span class="tab30">Om de zonne spoedt ge u snel,<br />
+Helderste wereld van 't heelal,<br />
+Groen-en-blauwe bol die straalt<br />
+Met een licht waar geen bij haalt:<br />
+Geen der lampen die de heemlen<br />
+Licht en levensvol doorweemlen<br />
+Komt uw godlijkheid nabij.<br />
+Ik, gedreven aan uw zij&mdash;<br />
+Uw kristallen lief&mdash;door kracht<br />
+Als der minnaarsoogen macht:<br />
+Lokkende magneet-gewijs<br />
+Naar dien pool, dat paradijs;<br />
+Ik, een maagd verliefd zoozeer<br />
+Dat de liefdevreugd haar teer<br />
+Denken overlaadt, omstrijk u<br />
+Als van zinnen, en bekijk u&mdash;<br />
+Als een bruid die niet kan scheiden<br />
+Van 't genot, aan alle zijden<br />
+Haren bruigom te beschouwen;<br />
+Als verdwaasde Bacchus-vrouwen<br />
+Rond den beker, opgetild<br />
+Door Agave in Cadmus' wild<br />
+En betooverd woud. O broeder,<br />
+Waar ge ook henenzweeft, ik moet er<br />
+Volgen, haastig, wervelend,<br />
+Door de heemlen zonder end,<br />
+Voor het hongrig Leêg beschermd<br />
+Daar uw ziel mij warm omarmt.<br />
+'k Drink, wijl ik u voel en zie,<br />
+Majesteit, macht, harmonie,&mdash;<br />
+Als op dat waar zij naar kijken<br />
+Minnaar en kameleon lijken;<br />
+Als de teedere oogjes schouwen<br />
+Van viooltjes naar den blauwen<br />
+Hemel, tot hun kleuren zijn<br />
+Als 't azuur zoo puur en fijn;<br />
+Als een grijze vochtge mist<br />
+Gloeit gelijk vast amethyst<br />
+Tegen den berg in 't West dien hij omhult,<br />
+Wen de zonsondergang bleek-guld<br />
+Slaapt op zijn sneeuw, en 't teedre daglicht schreit<br />
+Om eigen eindigheid.</span></p>
+
+<p class="bold">DE AARDE.</p>
+
+<p class="tab">O teedre Maan, uw stem vol zaligheid<br />
+Valt op mij als uw licht dat klaar omspreidt,<br />
+Streelend en teer, den zeeman die doorglijdt,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;In zomernacht, eilanden eeuwig-vredig;<br />
+O teedre Maan, die uw kristallen zingen<br />
+In diepe holen van mijn trots doet dringen,<br />
+Temmend den tijger vreugd, wiens wilde trappelingen<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Mij wonden sloegen, die uw balsem lenig'.</p>
+
+<p class="bold">PANTHEA.</p>
+
+<p class="tab">Ik rijs&mdash;als uit een bad van schittrend water,<br />
+Een bad van blauwen schijn in donkre rotsen,&mdash;<br />
+Uit die rivier van klank.</p>
+
+<p class="bold">IONE.</p>
+
+<p class="indent-right">O! zoete Zuster,<br />
+De stroom van klank is van ons weggevloeid;<br />
+En uit zijn golven zegt gij op te rijzen,<br />
+Omdat uw woorden vallen als de dauw,<br />
+De heldre, zachte, die een woudnymf schudt,<br />
+Nadat zij baadde, van haar lijf en haar.</p>
+
+<p class="bold">PANTHEA.</p>
+
+<p class="tab">Stil! stil! Een machtge Geest, gelijk het duister,<br />
+Stijgt op uit de aarde, en regent van den hemel,<br />
+Als nacht en barst van binnen uit de lucht,<br />
+Als een eclips, verzameld in de poriën<br />
+Van 't zonlicht. En de heldere vizioenen<br />
+Waarin de Geesten die er zongen, dreven<br />
+En schenen, glimmen, bleeke meteoren<br />
+Door vochtgen nacht.</p>
+
+<p class="bold">IONE.</p>
+
+<p class="half-indent-right">Mijn oor voelt iets als woorden.</p>
+
+<p class="bold">PANTHEA.</p>
+
+<p class="tab">Een algemeen geluid als woorden. Luister!</p>
+
+<p class="bold">DEMOGORGON.</p>
+
+<p class="tab">Aard, van een zaalge ziel de kalme staat,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Van godlijkste gedaante' en zangen vol,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Verzamelend in 't wentlen, schoone bol,<br />
+De liefde die plaveit uw hemelstraat!</p>
+
+<p class="bold">DE AARDE.</p>
+
+<p class="tab">Ik hoor: ik ben een dauwdrup die vergaat.</p>
+
+<p class="bold">DEMOGORGON.</p>
+
+<p class="tab">Maan, die verbaasd de nachtlijke Aard bestaart,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Gelijk hij u, terwijl gij beiden zijt<br />
+Voor menschen, dieren, vooglen die gij baart,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Rust, kalmte, harmonie en lieflijkheid!</p>
+
+<p class="bold">DE MAAN.</p>
+
+<p class="tab">Ik hoor: ik ben een blad: doorsidder gij 't.</p>
+
+<p class="bold">DEMOGORGON.</p>
+
+<p class="tab">Vorsten van zonne' en sterren! Goôn, Demonen,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Hemelsche Machten, die bezitters zijt<br />
+Van zaalge windlooze Elyseesche wonen,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Voorbij des Hemels sterrige eenzaamheid!</p>
+
+<p class="bold">EEN STEM VAN OMHOOG.</p>
+
+<p class="tab">Ons Rijk hoort toe; zeegnend in zaligheid.</p>
+
+<p class="bold">DEMOGORGON.</p>
+
+<p class="tab">Gelukge Doôn, die 't stralendste gedicht<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Enkel bewolkt, nooit beeldt in schilderij,<br />
+Hetzij uw wezen in die wereld ligt<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Die gij eens zaagt en leedt&mdash;</p>
+
+<p class="bold">EEN STEM VAN BENEDEN.</p>
+
+<p class="indent-right">Hetzij we, als zij<br />
+Die levend zijn, verandrend gaan voorbij&mdash;</p>
+
+<p class="bold">DEMOGORGON.</p>
+
+<p class="tab">Geesten der elementen, die bewoont<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Van 's menschen hooge ziel tot zelfs van 't grijs,<br />
+Droef lood de kern; van 's hemels ster-gekroond<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Gewelf, tot het traag wier, een worm ten spijs!</p>
+
+<p class="bold">EEN VERMENGDE STEM.</p>
+
+<p class="tab">&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Wij hooren: het vergeetne wekt uw wijs.</p>
+
+<p class="bold">DEMOGORGON.</p>
+
+<p class="tab">Geesten die huist in vleesch! vogels en dieren,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Visschen en wormen; knoppen ook, en blaêren;<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Bliksem en wind! en gij, ontembre scharen,<br />
+Meteoren, misten, die de lucht doorzwieren!</p>
+
+<p class="bold">EEN STEM.</p>
+
+<p class="tab">Uw stem is ons als wind in woudrevieren.</p>
+
+<p class="bold">DEMOGORGON.</p>
+
+<p class="tab">Mensch, eens een wreed tyran of dienaar laf,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Bedrieger of bedrogene, een vergaan,<br />
+Een reiziger, van de wieg tot aan het graf,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;In 't duister, door dees dag voorgoed verdaan!</p>
+
+<p class="bold">ALLEN.</p>
+
+<p class="tab">Spreek! uw sterk woord mag nimmer ondergaan.</p>
+
+<p class="bold">DEMOGORGON.</p>
+
+<p class="tab">Dit is de dag dat de leege afgrond wacht,<br />
+Op 's Aard-geboornen ban, 's Hemels tyrannenmacht,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;En de Overweldger wordt gesleurd aan band<br />
+Door 't opgesperde diep. Van haar geweldgen troon:<br />
+Geduldge macht in 't wijze hart; van het laatste uur van hoon,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Duizling en lijdzaamheid; van smallen glibberkant,<br />
+Steil, van de rots-gelijke smart; springt nu de Liefde en sluit<br />
+De wereld in haar wiekenpaar: daar drupt genezing uit.<br /><br />
+
+Zachtheid en Deugd, Wijsheid en Lijdzaamheid&mdash;<br />
+Dat zijn de zegels die met machtge zekerheid<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Boven Verwoestings kracht den afgrond sluiten;<br />
+En als met zwakke hand soms de Eeuwigheid,<br />
+Moeder van vele dade' en uren, weer bevrijdt<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;De slang die met zijn heele lengt' haar wilde omsluiten&mdash;<br />
+Herovert gij de volle heerschappij<br />
+Over de' ontbonden doem door deze tooverij.<br /><br />
+
+Smarten te lijden, wen de Hoop geen uitkomst wacht;<br />
+En onrecht te vergeven, donkerder dan nacht<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Of dood; Macht te trotseeren die almachtig schijnt;<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Te lijden, dulden, hopen, tot de Hoop in 't eind<br />
+Uit eigen bouwval schept wat ze in haar droom zich dacht;<br />
+Noch te verandren, noch door spijt en vreeze<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Te wanklen; dit gelijk des Titans glorie,<br />
+Is schoon en groot en blij en vrij en deugdzaam wezen,<br />
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Slechts dit is Heerschappij, Vreugd, Leven en Victorie!</p>
+
+<p>&nbsp;<br />&nbsp;<br />&nbsp;<br /></p>
+<h2 class="center">VERBETERINGEN.</h2>
+
+
+<table cellspacing="5" border="0">
+<tr><td class="blzwidth">
+Bladz.</td><td>&nbsp;&nbsp;1 r. &nbsp;&nbsp;3 v. o.</td><td align="center"><i>staat</i></td><td>smart</td><td align="center"><i>lees</i></td><td>smaad</td></tr>
+<tr><td align="center">"</td><td class="maincol" colspan="5">&nbsp;&nbsp;7 na regel 11 v. b. is <i>weggevallen</i>:</td></tr>
+<tr><td>&nbsp;</td><td colspan="5">&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;Ondelgbaar, giftig, en hun groeikracht zuigend,&mdash;</td></tr>
+<tr><td align="center">"</td><td>22 r. &nbsp;&nbsp;6 v. o.</td><td align="center"><i>staat</i></td><td>foltering</td><td align="center"><i>lees</i></td><td>foltring</td></tr>
+<tr><td align="center">"</td><td>40 r. &nbsp;&nbsp;3 v. o.</td><td align="center">"</td><td>wakker</td><td align="center">"</td><td>wakker.</td></tr>
+<tr><td align="center">"</td><td>60 r. &nbsp;&nbsp;2 v. b.</td><td align="center">"</td><td>gruwbre</td><td align="center">"</td><td>gruwbrer</td></tr>
+<tr><td align="center">"</td><td>67 r. 13 v. o.</td><td align="center">"</td><td>bescheidenheid</td><td align="center">"</td><td>verscheidenheid</td></tr>
+<tr><td align="center">"</td><td>71 r. &nbsp;&nbsp;4 v. o.</td><td align="center">"</td><td>klonk</td><td align="center">"</td><td>klonk;</td></tr>
+</table>
+<p class="tab">Nota: Bovenstaande verbeteringen zijn reeds aangebracht in de tekst.</p>
+
+
+
+
+
+
+
+<pre>
+
+
+
+
+
+End of Project Gutenberg's Prometheus ontboeid, by Percy Bysshe Shelley
+
+*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK PROMETHEUS ONTBOEID ***
+
+***** This file should be named 17822-h.htm or 17822-h.zip *****
+This and all associated files of various formats will be found in:
+ http://www.gutenberg.org/1/7/8/2/17822/
+
+Produced by Miranda van de Heijning, Valère Swinnen and
+the Online Distributed Proofreading Team at
+http://www.pgdp.net
+
+
+Updated editions will replace the previous one--the old editions
+will be renamed.
+
+Creating the works from public domain print editions means that no
+one owns a United States copyright in these works, so the Foundation
+(and you!) can copy and distribute it in the United States without
+permission and without paying copyright royalties. Special rules,
+set forth in the General Terms of Use part of this license, apply to
+copying and distributing Project Gutenberg-tm electronic works to
+protect the PROJECT GUTENBERG-tm concept and trademark. Project
+Gutenberg is a registered trademark, and may not be used if you
+charge for the eBooks, unless you receive specific permission. If you
+do not charge anything for copies of this eBook, complying with the
+rules is very easy. You may use this eBook for nearly any purpose
+such as creation of derivative works, reports, performances and
+research. They may be modified and printed and given away--you may do
+practically ANYTHING with public domain eBooks. Redistribution is
+subject to the trademark license, especially commercial
+redistribution.
+
+
+
+*** START: FULL LICENSE ***
+
+THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE
+PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK
+
+To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free
+distribution of electronic works, by using or distributing this work
+(or any other work associated in any way with the phrase "Project
+Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full Project
+Gutenberg-tm License (available with this file or online at
+http://gutenberg.org/license).
+
+
+Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg-tm
+electronic works
+
+1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm
+electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to
+and accept all the terms of this license and intellectual property
+(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all
+the terms of this agreement, you must cease using and return or destroy
+all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your possession.
+If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a Project
+Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound by the
+terms of this agreement, you may obtain a refund from the person or
+entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8.
+
+1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be
+used on or associated in any way with an electronic work by people who
+agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few
+things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works
+even without complying with the full terms of this agreement. See
+paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project
+Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this agreement
+and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm electronic
+works. See paragraph 1.E below.
+
+1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the Foundation"
+or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection of Project
+Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual works in the
+collection are in the public domain in the United States. If an
+individual work is in the public domain in the United States and you are
+located in the United States, we do not claim a right to prevent you from
+copying, distributing, performing, displaying or creating derivative
+works based on the work as long as all references to Project Gutenberg
+are removed. Of course, we hope that you will support the Project
+Gutenberg-tm mission of promoting free access to electronic works by
+freely sharing Project Gutenberg-tm works in compliance with the terms of
+this agreement for keeping the Project Gutenberg-tm name associated with
+the work. You can easily comply with the terms of this agreement by
+keeping this work in the same format with its attached full Project
+Gutenberg-tm License when you share it without charge with others.
+
+1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern
+what you can do with this work. Copyright laws in most countries are in
+a constant state of change. If you are outside the United States, check
+the laws of your country in addition to the terms of this agreement
+before downloading, copying, displaying, performing, distributing or
+creating derivative works based on this work or any other Project
+Gutenberg-tm work. The Foundation makes no representations concerning
+the copyright status of any work in any country outside the United
+States.
+
+1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg:
+
+1.E.1. The following sentence, with active links to, or other immediate
+access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear prominently
+whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work on which the
+phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the phrase "Project
+Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, performed, viewed,
+copied or distributed:
+
+This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
+almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
+re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
+with this eBook or online at www.gutenberg.org
+
+1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is derived
+from the public domain (does not contain a notice indicating that it is
+posted with permission of the copyright holder), the work can be copied
+and distributed to anyone in the United States without paying any fees
+or charges. If you are redistributing or providing access to a work
+with the phrase "Project Gutenberg" associated with or appearing on the
+work, you must comply either with the requirements of paragraphs 1.E.1
+through 1.E.7 or obtain permission for the use of the work and the
+Project Gutenberg-tm trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or
+1.E.9.
+
+1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted
+with the permission of the copyright holder, your use and distribution
+must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any additional
+terms imposed by the copyright holder. Additional terms will be linked
+to the Project Gutenberg-tm License for all works posted with the
+permission of the copyright holder found at the beginning of this work.
+
+1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm
+License terms from this work, or any files containing a part of this
+work or any other work associated with Project Gutenberg-tm.
+
+1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this
+electronic work, or any part of this electronic work, without
+prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with
+active links or immediate access to the full terms of the Project
+Gutenberg-tm License.
+
+1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary,
+compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including any
+word processing or hypertext form. However, if you provide access to or
+distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format other than
+"Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official version
+posted on the official Project Gutenberg-tm web site (www.gutenberg.org),
+you must, at no additional cost, fee or expense to the user, provide a
+copy, a means of exporting a copy, or a means of obtaining a copy upon
+request, of the work in its original "Plain Vanilla ASCII" or other
+form. Any alternate format must include the full Project Gutenberg-tm
+License as specified in paragraph 1.E.1.
+
+1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying,
+performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works
+unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9.
+
+1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing
+access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works provided
+that
+
+- You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from
+ the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method
+ you already use to calculate your applicable taxes. The fee is
+ owed to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he
+ has agreed to donate royalties under this paragraph to the
+ Project Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments
+ must be paid within 60 days following each date on which you
+ prepare (or are legally required to prepare) your periodic tax
+ returns. Royalty payments should be clearly marked as such and
+ sent to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation at the
+ address specified in Section 4, "Information about donations to
+ the Project Gutenberg Literary Archive Foundation."
+
+- You provide a full refund of any money paid by a user who notifies
+ you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he
+ does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm
+ License. You must require such a user to return or
+ destroy all copies of the works possessed in a physical medium
+ and discontinue all use of and all access to other copies of
+ Project Gutenberg-tm works.
+
+- You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of any
+ money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the
+ electronic work is discovered and reported to you within 90 days
+ of receipt of the work.
+
+- You comply with all other terms of this agreement for free
+ distribution of Project Gutenberg-tm works.
+
+1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project Gutenberg-tm
+electronic work or group of works on different terms than are set
+forth in this agreement, you must obtain permission in writing from
+both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and Michael
+Hart, the owner of the Project Gutenberg-tm trademark. Contact the
+Foundation as set forth in Section 3 below.
+
+1.F.
+
+1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable
+effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread
+public domain works in creating the Project Gutenberg-tm
+collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm electronic
+works, and the medium on which they may be stored, may contain
+"Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate or
+corrupt data, transcription errors, a copyright or other intellectual
+property infringement, a defective or damaged disk or other medium, a
+computer virus, or computer codes that damage or cannot be read by
+your equipment.
+
+1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right
+of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project
+Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project
+Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project
+Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all
+liability to you for damages, costs and expenses, including legal
+fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT
+LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE
+PROVIDED IN PARAGRAPH F3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE
+TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE
+LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR
+INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH
+DAMAGE.
+
+1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a
+defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can
+receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a
+written explanation to the person you received the work from. If you
+received the work on a physical medium, you must return the medium with
+your written explanation. The person or entity that provided you with
+the defective work may elect to provide a replacement copy in lieu of a
+refund. If you received the work electronically, the person or entity
+providing it to you may choose to give you a second opportunity to
+receive the work electronically in lieu of a refund. If the second copy
+is also defective, you may demand a refund in writing without further
+opportunities to fix the problem.
+
+1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth
+in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS' WITH NO OTHER
+WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO
+WARRANTIES OF MERCHANTIBILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE.
+
+1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied
+warranties or the exclusion or limitation of certain types of damages.
+If any disclaimer or limitation set forth in this agreement violates the
+law of the state applicable to this agreement, the agreement shall be
+interpreted to make the maximum disclaimer or limitation permitted by
+the applicable state law. The invalidity or unenforceability of any
+provision of this agreement shall not void the remaining provisions.
+
+1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the
+trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone
+providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in accordance
+with this agreement, and any volunteers associated with the production,
+promotion and distribution of Project Gutenberg-tm electronic works,
+harmless from all liability, costs and expenses, including legal fees,
+that arise directly or indirectly from any of the following which you do
+or cause to occur: (a) distribution of this or any Project Gutenberg-tm
+work, (b) alteration, modification, or additions or deletions to any
+Project Gutenberg-tm work, and (c) any Defect you cause.
+
+
+Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm
+
+Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of
+electronic works in formats readable by the widest variety of computers
+including obsolete, old, middle-aged and new computers. It exists
+because of the efforts of hundreds of volunteers and donations from
+people in all walks of life.
+
+Volunteers and financial support to provide volunteers with the
+assistance they need, is critical to reaching Project Gutenberg-tm's
+goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will
+remain freely available for generations to come. In 2001, the Project
+Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure
+and permanent future for Project Gutenberg-tm and future generations.
+To learn more about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation
+and how your efforts and donations can help, see Sections 3 and 4
+and the Foundation web page at http://www.pglaf.org.
+
+
+Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive
+Foundation
+
+The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit
+501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the
+state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal
+Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification
+number is 64-6221541. Its 501(c)(3) letter is posted at
+http://pglaf.org/fundraising. Contributions to the Project Gutenberg
+Literary Archive Foundation are tax deductible to the full extent
+permitted by U.S. federal laws and your state's laws.
+
+The Foundation's principal office is located at 4557 Melan Dr. S.
+Fairbanks, AK, 99712., but its volunteers and employees are scattered
+throughout numerous locations. Its business office is located at
+809 North 1500 West, Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887, email
+business@pglaf.org. Email contact links and up to date contact
+information can be found at the Foundation's web site and official
+page at http://pglaf.org
+
+For additional contact information:
+ Dr. Gregory B. Newby
+ Chief Executive and Director
+ gbnewby@pglaf.org
+
+
+Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg
+Literary Archive Foundation
+
+Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide
+spread public support and donations to carry out its mission of
+increasing the number of public domain and licensed works that can be
+freely distributed in machine readable form accessible by the widest
+array of equipment including outdated equipment. Many small donations
+($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt
+status with the IRS.
+
+The Foundation is committed to complying with the laws regulating
+charities and charitable donations in all 50 states of the United
+States. Compliance requirements are not uniform and it takes a
+considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up
+with these requirements. We do not solicit donations in locations
+where we have not received written confirmation of compliance. To
+SEND DONATIONS or determine the status of compliance for any
+particular state visit http://pglaf.org
+
+While we cannot and do not solicit contributions from states where we
+have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition
+against accepting unsolicited donations from donors in such states who
+approach us with offers to donate.
+
+International donations are gratefully accepted, but we cannot make
+any statements concerning tax treatment of donations received from
+outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff.
+
+Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation
+methods and addresses. Donations are accepted in a number of other
+ways including checks, online payments and credit card donations.
+To donate, please visit: http://pglaf.org/donate
+
+
+Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic
+works.
+
+Professor Michael S. Hart is the originator of the Project Gutenberg-tm
+concept of a library of electronic works that could be freely shared
+with anyone. For thirty years, he produced and distributed Project
+Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of volunteer support.
+
+
+Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed
+editions, all of which are confirmed as Public Domain in the U.S.
+unless a copyright notice is included. Thus, we do not necessarily
+keep eBooks in compliance with any particular paper edition.
+
+
+Most people start at our Web site which has the main PG search facility:
+
+ http://www.gutenberg.org
+
+This Web site includes information about Project Gutenberg-tm,
+including how to make donations to the Project Gutenberg Literary
+Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to
+subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks.
+
+
+</pre>
+
+</body>
+</html>
diff --git a/17822-h/images/cover.jpg b/17822-h/images/cover.jpg
new file mode 100644
index 0000000..423198b
--- /dev/null
+++ b/17822-h/images/cover.jpg
Binary files differ
diff --git a/17822-h/images/titlepage.jpg b/17822-h/images/titlepage.jpg
new file mode 100644
index 0000000..a113256
--- /dev/null
+++ b/17822-h/images/titlepage.jpg
Binary files differ
diff --git a/LICENSE.txt b/LICENSE.txt
new file mode 100644
index 0000000..6312041
--- /dev/null
+++ b/LICENSE.txt
@@ -0,0 +1,11 @@
+This eBook, including all associated images, markup, improvements,
+metadata, and any other content or labor, has been confirmed to be
+in the PUBLIC DOMAIN IN THE UNITED STATES.
+
+Procedures for determining public domain status are described in
+the "Copyright How-To" at https://www.gutenberg.org.
+
+No investigation has been made concerning possible copyrights in
+jurisdictions other than the United States. Anyone seeking to utilize
+this eBook outside of the United States should confirm copyright
+status under the laws that apply to them.
diff --git a/README.md b/README.md
new file mode 100644
index 0000000..dca2c0b
--- /dev/null
+++ b/README.md
@@ -0,0 +1,2 @@
+Project Gutenberg (https://www.gutenberg.org) public repository for
+eBook #17822 (https://www.gutenberg.org/ebooks/17822)