summaryrefslogtreecommitdiff
path: root/old/14666-0.txt
diff options
context:
space:
mode:
Diffstat (limited to 'old/14666-0.txt')
-rw-r--r--old/14666-0.txt5182
1 files changed, 5182 insertions, 0 deletions
diff --git a/old/14666-0.txt b/old/14666-0.txt
new file mode 100644
index 0000000..1cf5a5c
--- /dev/null
+++ b/old/14666-0.txt
@@ -0,0 +1,5182 @@
+
+*** START OF THE PROJECT GUTENBERG EBOOK 14666 ***
+
+
+
+
+
+ E. von Barfus
+
+ (Schrijver van “De Goudzoekers aan de Klondyke-Rivier”)
+
+
+ OP SAMOA
+
+ Geïllustreerde uitgaaf
+
+ Vertaling van Mevr. J. van der Hoeven
+
+ Amsterdam
+
+ C. L. G. Veldt
+
+
+
+
+
+
+
+
+EERSTE HOOFDSTUK.
+
+IN APIA.
+
+
+Gedurende een reeks van jaren was ik op het kantoor van den heer
+Andreas Mertel werkzaam geweest en reeds tot tweeden boekhouder
+opgeklommen, toen de chef van het huis op een goeden dag zijn bedienden
+kwam mededeelen, dat hij voornemens was de zaak aan zijn beide zoons
+over te doen en stil te gaan leven. Ik gevoelde weinig lust, bij de
+jonge patroons in dienst te blijven en verzocht daarom den heer
+Andreas, die mij steeds zeer genegen geweest was, zoo vriendelijk te
+willen zijn, mij door zijn recommandatie een betrekking in een grootere
+handelszaak te bezorgen, het liefst in Duitsch-Oost-Afrika of op de
+Samoa-eilanden. Na eenige dagen ontving ik een brief van de
+Duitsche-Plantage-Maatschappij, waarin mij werd medegedeeld, dat ik op
+aanbeveling van den heer Mertel, als boekhouder in den dienst der
+maatschappij was aangenomen en mij zoo spoedig mogelijk aan de kantoren
+vervoegen moest. Een week later bevond ik mij aan boord van een
+stoomboot op reis naar Adelaïde. Tegelijk met mij was Gustaaf Gaedecke,
+een mijner vroegere schoolmakkers, ongeveer zoo oud als ik, van Hamburg
+naar Apia vertrokken. Terwijl ik de lessen aan de handelsschool volgde,
+had mijn vriend Gustaaf in Göttingen de natuurlijke historie en
+staathuishoudkunde bestudeerd, en zich hoofdzakelijk toegelegd op de
+verschillende wijzen van cultuur in de heete luchtstreek, daar hij
+sedert jaren den vurigen wensch koesterde, om òf in de
+Duitsch-Afrikaansche-koloniën, òf op de eilanden in de Zuidzee,
+gelegenheid te vinden, zijn verkregen kennis ten nutte te maken. Door
+zijn uitgebreide relaties was het hem gelukt, in dienst te komen bij de
+directie der Plantage-Maatschappij, voor haar koloniën op de
+Samoa-eilanden.
+
+Toen wij na een zeer belangrijke reis over Port-Saïd, door het kanaal
+van Suez en de Roode Zee, over Colombo op Ceylon en Adelaïde, benevens
+de haven van Auckland,—de hoofdstad van Nieuw-Zeeland, gelukkig
+bereikten, waren wij blij, na een oponthoud van verscheiden dagen, op
+een naar Samoa bestemde stoomboot onze reis te kunnen vervolgen, want
+het was vinnig koud in de anders zoo fraaie haven van Nieuw-Zeeland.
+Wij waren in het midden van Augustus, dus in hartje van den winter op
+het zuidelijk halfrond. Toen wij den Steenbokskeerkring gepasseerd
+waren, stoomden wij, door het prachtigste weer begunstigd, tusschen de
+Loyaliteits-eilanden en de Nieuwe-Hebriden in het Westen, en de
+Fidschi-Archipel in het Oosten, noordwaarts, het doel van onzen tocht,
+de Samoa- of Schippers-eilanden, tegemoet, en lieten na een zeer
+voorspoedige reis, in de heerlijk schoone haven van Apia, de hoofdstad
+van het eiland Upolu, de ankers vallen. Van uit de haven gezien, biedt
+Upolu een verrukkelijken aanblik. Tot vlak aan het strand strekt zich
+de heerlijkste, weelderigste plantengroei der tropen uit. Boschjes van
+hooge, slanke kokospalmen wisselen af met talrijke broodvruchtboomen,
+oranjebosschen, banyan-wortelboomen en bananen. Op eenige kilometers
+afstand van de kust, verheft zich het gebergte, dat zich over de
+geheele lengte van het eiland,—zeven en dertig zeemijlen,—van het
+Oosten naar het Westen, en meer langs de zuidkust, uitstrekt. Talrijke
+stroompjes komen bruisend uit het gebergte te voorschijn, kleine
+watervallen vormend, die van uit de haven gezien, op breede, zilveren
+linten gelijken. De hoogste verheffing van deze bergketen is de 2570
+voet hooge Lanuto, met het meer van dienzelfden naam. De Samoa—of
+Schipperseilanden liggen tusschen 13°.27′ tot 14°. 22.5′ Zuiderbreedte
+en 169°. 28′ tot 172°. 48′ Westerlengte. Ook behoort het Koraleneiland,
+Roda, dat ongeveer zeventig zeemijlen Oostelijker ligt, tot deze groep.
+Het Westelijkste en grootste eiland is Savaii; dan volgt het kleinste,
+Apolima, dat een oppervlakte heeft van ongeveer twee Engelsche
+vierkante mijlen, terwijl Savaii 639 vierkante mijlen groot is. Op
+Apolima volgt Manono, eveneens van weinig omvang, vervolgens het
+voornaamste eiland van de groep, Upolu, 336.6 Engelsche vierkante
+mijlen groot; Zuidoostelijk van deze bevindt zich het door zijn
+landelijke schoonheid bekende eiland Tutuila, met de uitmuntende haven
+van Pago-Pago; voorts volgen twee kleinere eilanden, Ofu en Olosega,
+terwijl, het ongeveer twintig vierkante mijlen groote eiland Manua de
+rij sluit. De geheele groep heeft een oppervlakte van ongeveer 236
+Duitsche, of 1086.9 Engelsche vierkante mijlen.
+
+Gelijk men weet, zijn de Samoa- of, zooals zij vroeger heetten de
+Schipperseilanden, in het jaar 1768 door den Franschen zeevaarder
+Bougainville ontdekt en vervolgens in 1787 door den beroemden La
+Perouse bezocht, die ook op het eiland Tutuila landde, waarvan de
+inlanders verscheiden leden der expeditie in de tegenwoordig geheeten
+“Massacre-baai,” neerschoten. Kapitein Cook bezocht in 1791 eveneens de
+eilanden Savaii en Upolu.
+
+Het vermoorden van eenigen der equipage van de expeditie van La
+Perouse, had de bevolking der Samoa-eilanden zulk een slechten naam
+gegeven, dat Engelsche zendelingen het eerst in 1830 slaagden, op Upolu
+te landen. Tot hun verbazing werden zij vriendelijk ontvangen en konden
+zij ongehinderd hun zegenrijk werk volbrengen. Spoedig bezochten ook
+andere zendelingen de eilanden en dezen ondervonden zooveel zegen op
+hun arbeid, dat er nu op de geheele groep geen enkele inlander gevonden
+wordt, die geen Christen is.—
+
+Een half uurtje, nadat wij in de haven voor anker waren gegaan, kwam
+een lid der gezondheidscommissie aan boord, om te onderzoeken, of onder
+de passagiers, of de bemanning van de boot geen besmettelijke
+ziektegevallen voorkwamen. Zoodra alles in orde bevonden was, werd het
+verkeer toegestaan en in een oogenblik was het dek overstroomd met
+inlanders en Europeanen. Eerstgenoemden boden ons allerlei
+zeldzaamheden te koop aan, zooals: schelpen, kralen, mandjes en
+waaiers, gevlochten uit de bladnerven van den Padanus, benevens
+bananen, oranjeappelen, passievruchten en kokosnoten.
+
+Mijn reis- en landgenoot Gustaaf Gaedecke en ik, waren op het punt het
+schip te verlaten, toen mijnheer Beckmann, de Directeur van de Duitsche
+Handel- en Plantage-Maatschappij, aan boord kwam, en nadat hij eenige
+woorden met den kapitein gewisseld had, zich met de vraag tot ons
+wendde, of wij de twee pas aangestelde bedienden uit Hamburg waren. Ik
+beantwoordde deze vraag bevestigend, noemde den naam van mijn vriend en
+den mijnen en voegde er bij, dat ik verscheiden brieven van het
+hoofdbestuur voor den Directeur meegekregen had, die ik hem, zoodra ik
+aan land was, overhandigen zou, daar zij zich in mijn koffer bevonden.
+
+“Ik heet u welkom in Apia, mijne Heeren,” antwoordde mijnheer Beckmann,
+en hij gaf ons vriendelijk lachend de hand. “Laat uw bagage naar
+beneden in mijn boot brengen, en gaat met mij aan land. Ik zal u
+persoonlijk naar het dicht bij het strand gelegen Hotel International
+brengen, waar u een uitstekend logies vinden zult, daar de eigenaar een
+landgenoot van ons is. U kunt mij daar dan de brieven geven, mijnheer
+Arendt. Wees zoo goed, heden avond te zes uur bij mij te komen
+dineeren; wij kunnen dan de nadere bijzonderheden van uw werkkring
+bespreken.”
+
+Nadat wij door den hotelhouder op de vriendelijkste wijze begroet
+geworden waren, hetgeen wij ongetwijfeld aan de recommandatie van onzen
+voornamen geleider te danken hadden, maakte ik in de kamer, die mij
+aangewezen was, vlug mijn koffer open, en bracht het dikke pak papieren
+en brieven naar beneden in de spreekkamer, waar de directeur mij
+wachtte.
+
+Na een verfrisschend bad, trokken wij andere kleeren aan en sloegen een
+blik uit de vensters op de haven. Wij konden de geheele uitgestrektheid
+overzien, en tot onze vreugd viel ons de Duitsche kruiser “Falke” het
+eerst in het oog; op eenigen afstand lag een Engelsch oorlogsschip voor
+anker, als ik mij niet vergis de “Curaçao” en achter deze twee lag ook
+een Amerikaansche kanonneerboot. Verder Oostwaarts konden wij duidelijk
+op het strand het wrak van het ongelukkige Duitsche oorlogsschip
+“Adler” onderscheiden, dat daar in het voorjaar van 1889, gedurende een
+vreeselijken orkaan neergeslingerd en geheel uit elkander geslagen was.
+Behalve den ijzeren romp van den “Adler,” konden wij uit de veranda,
+vóór onze beide naast elkander liggende kamers, een groote menigte
+stukken van het schip onderscheiden, die op de kust lagen, en met de eb
+nu duidelijk zichtbaar waren.
+
+Ten westen van de oorlogsschepen, lagen verscheiden kleinere
+vaartuigen, zoogenaamde kotters, die, te oordeelen naar de vlaggen,
+zoowel aan de Duitsche Handelmaatschappij, als aan de Duitsche firma
+Frings en Co. schenen te behooren; des avonds bevestigde mijnheer
+Beckmann dit ook. Zij onderhielden de gemeenschap tusschen de
+afzonderlijke eilanden der groep.
+
+Wij hadden veel schik in een groot aantal jonge, bruine knapen die,
+onder luid gejubel en geschreeuw van het strand in zee sprongen en in
+het water rondspartelden. Ook zagen wij een groote oorlogsboot van
+Samoa, naar een model der Amerikaansche walvischbooten gebouwd, en door
+een twintigtal roeiers in beweging gebracht, in de groote haven naar
+het westelijk gelegen schiereiland Mulinu koers zetten. De roeiers
+zaten niet volgens Europeesche wijze met den rug naar het roer, maar
+met het gelaat, en haalden hun korte riemen of kleine roeispanen door
+het water; de boot had een groote snelheid en de roeiers begeleidden
+hun werk met een welluidend gezang.
+
+Tegen etenstijd lieten wij ons door een zwarten bediende van het hotel
+naar het huis van den directeur Beckmann brengen. Tot onze verbazing
+zagen wij, dat de woning van onzen chef, die in Apia en de geheele
+eilandengroep toch als een persoon van gewicht bekend stond, wel een
+zeer aardig, maar slechts klein huisje was van één verdieping, en dat
+het op zijn hoogst zes kleine kamers kon bevatten. Naar mijnheer
+Beckmann ons later op onze vraag antwoordde, is het bouwen in Apia
+ongehoord kostbaar, zoodat de Blanken zich met weinig ruimte tevreden
+moeten stellen.
+
+“Zooals de voorzitter van het Hoofdbestuur schrijft,” zeide onze chef,
+toen wij na een uitstekend diner op de veranda, die een heerlijk
+gezicht op de haven aanbood, onder het rooken eener geurige sigaar, de
+koffie gebruikten, “zijt gij, mijnheer Arendt, tot boekhouder
+aangesteld op de groote plantage Mulifanua, terwijl mijnheer Gaedecke
+de leiding der verschillende cultures, die wij in onze plantages
+toegepast hebben, op zich zal nemen. Intusschen acht ik het hoogst
+noodzakelijk, dat beide heeren vooreerst nog een paar weken in Apia
+blijven, ten eerste om zich eenigermate aan het klimaat te gewennen,
+ten tweede om, al is het dan ook maar wat oppervlakkig, op de hoogte te
+komen van het aanleggen en het bestuur eener plantage. Daarom zal ik u
+in den loop der volgende week naar Vaitele, onze voornaamste plantage
+in dit district, brengen, waar u voldoende gelegenheid zult vinden om
+alles goed op te nemen. Vaitele ligt ongeveer tien kilometer ten zuiden
+van Apia, aan den voet van het gebergte, in een verrukkelijk landschap;
+de directeur der plantage, mijnheer Tiedemann, is zeer ervaren in
+alles, wat den aanleg en de behoeften der tropische cultures betreft,
+daar hij jaren lang een groote koffieplantage bij Menado op het eiland
+Celebes, bestuurd heeft. De eerstvolgende dagen moet u gebruiken om
+uitstapjes te maken in den onmiddellijken omtrek van Apia; daar zult u
+veel ontdekken, wat uw belangstelling wekt. Als mijn tijd het
+eenigszins toelaat, zal ik u met genoegen vergezellen, zoo niet, dan
+zal een mijner bedienden de leiding van mij overnemen.” Wij bedankten
+onzen vriendelijken chef hartelijk voor zijn goede bedoelingen en, daar
+het reeds laat was geworden, namen wij afscheid.
+
+Den volgenden dag deden wij een wandeling door Apia, onder geleide van
+een bediende uit het hotel, die een weinig Duitsch en Engelsch sprak.
+
+De stad bestaat uit vier groote dorpen, die een enkele, ruim twintig
+voet breede hoofdstraat vormen, welke zich in een halven cirkel langs
+de havenbocht uitstrekt. In het midden van dezen halven cirkel ligt het
+eigenlijke Apia; oostelijk daarvan het dorp Matautu, waarin zich de
+Engelsche en Amerikaansche Consulaatsgebouwen bevinden, terwijl in het
+westelijk gelegen Matafele, de grootsche magazijnen der Duitsche
+Handel-Plantage-Maatschappij in de Zuidzee, bijna de geheele ruimte
+beslaan. In de onmiddellijke nabijheid van Matafele bevindt zich de
+smalle landtong Mulinu, waarop het zoogenaamde paleis van koning
+Malietoa, benevens eenige gouvernementshuizen gebouwd zijn.
+
+Zooals mijnheer Beckmann ons ’s avonds verteld had, leven er in Apia
+ongeveer tweehonderd blanken, waaronder de Duitschers het talrijkst
+vertegenwoordigd zijn. Dat konden wij al dadelijk op onze wandeling
+opmerken. De grootste helft der hotels, herbergen en winkels is in
+Duitsche handen; overal hoort men Duitsch spreken, leest men Duitsche
+namen op de borden der firma’s en ziet men de zwart-wit-roode vlag
+wapperen. Zelfs is er in Apia een Duitsche school, die niet alleen voor
+de kinderen der Europeanen, maar ook voor die der inlanders
+toegankelijk is en druk bezocht wordt.
+
+Tegen den middag, brachten wij ook een bezoek aan den heer Biermann,
+den Duitschen Consul in Apia, om ons aan hem voor te stellen en hem
+onze passen te overhandigen. Evenals de directeur Beckmann, bewoonde de
+consul een eenvoudig houten huis van één verdieping.
+
+De inboorlingen, waarvan wij een groot aantal in een zalig-niets-doen
+op de haven zagen rondslenteren, maakten een bijzonder sympathieken
+indruk. Zooals bekend is, behooren de bewoners van Samoa tot het
+Polynezische ras, hebben een lichtbruine huidkleur in tegenstelling met
+de donkerder gekleurde Melaneziërs, en een slanke, flinke gestalte. De
+gelaatstrekken der mannen zijn minder schoon; meestal hebben zij breede
+platte neuzen, tamelijk dikke lippen en vooruitstekende wangbeenderen,
+maar prachtige donkerbruine, amandelvormige oogen met lange zwarte
+wimpers. Tegenover vreemdelingen zijn zij vriendelijk en voorkomend,
+zooals ik later, gedurende mijn langdurig verblijf op de eilanden, heb
+kunnen opmerken. Deze beminnelijke karaktertrek, evenals hun besliste
+afkeer van elken eenigszins inspannenden arbeid, moeten toegeschreven
+worden aan het gelukkige, zorgelooze bestaan, dat de bewoners van Samoa
+in hun heerlijk, overvloedig gezegend vaderland leiden, waar de milde
+natuur alles oplevert, wat zij tot hun levensonderhoud behoeven.
+
+De manlijke inboorlingen zijn, wat mij bijzonder opviel, bijna zonder
+uitzondering op eigenaardige wijze getatoeëerd. Dit tatoeëeren bestaat
+uit een aantal rechtlijnige figuren, die van den navel tot aan de
+knieën reiken. Naar men mij verteld heeft, moet het insnijden van deze
+figuren tamelijk pijnlijk zijn, daar het uitgevoerd wordt met een soort
+van harkje, gemaakt van vischgraten of kieuwen. Het werktuigje wordt in
+een mengsel van verbrande notedoppen en water gedoopt en met een
+hamertje in het vleesch gedreven, waardoor de figuren ontstaan, die
+meestal heel aardig zijn; veel inlanders verbergen hun tatoeëering
+echter onder hun Lava-Lava, een lendendoek van Tapa. Dit is een stof,
+die op papier gelijkt en gemaakt wordt van de roode bladeren van den
+Ti-boom. In den laatsten tijd is deze Tapa echter door gekleurd katoen
+vervangen geworden. Onder de inlanders gaan de jongelingen, die zich
+niet hebben laten tatoueëeren, voor onmanlijk door. Ook onderwerpen
+veel vrouwen zich aan deze kunstbewerking, hoewel in mindere mate. Zij
+bestaat doorgaans alleen uit stippen en een aantal plus- en
+minusteekens, d. w. z. kleine kruisjes en streepjes en is gewoonlijk
+met den Lava-Lava of lendendoek bedekt.
+
+Gehoor gevend aan een verzoek van den directeur, kwamen wij op den
+vijfden dag na onze landing, dadelijk na zonsopgang ten zijnen huize,
+om hem naar de plantage Vaitele te vergezellen. Op aardige, vrij kleine
+paardjes, die, naar mijnheer Beckmann ons mededeelde, van het eiland
+Timor ingevoerd, dus zoogenaamde Sandelhoutpaarden waren, reden wij,
+door twee bedienden gevolgd, die in valiezen eenigen mondkost
+meevoerden,—het eerst naar den linkeroever van den Sigago-stroom, die
+zich ten Oosten van Apia in de haven uitstort, om vervolgens langs zijn
+oevers onzen weg stroomopwaarts voort te zetten. Zooals wij van den
+directeur vernamen, ontspringt de Sigago op de zuidelijke hellingen van
+den 2500 voet hoogen berg Godefroy, ongeveer vijftien kilometer
+zuid-oostelijk van Apia, en stroomt dan door een heerlijk vruchtbaar
+dal tot aan zijn mond bij Apia voort.
+
+Ik was letterlijk overweldigd door den aanblik van deze menigte
+kokospalmen, bananen, benevens papaya’s, oranje-mango-broodvruchtboomen
+en bloeiende heestergewassen, wier namen mij onbekend waren; en dan,
+die kostelijke, bedwelmende geur, dien voornamelijk de bloeiende
+oranjeboomen en heesters verspreidden! Het was inderdaad verrukkelijk!
+
+Daar wij zonder iets gebruikt te hebben de stad verlaten hadden,
+rustten wij een uur later in een schaduwrijk boschje van oranjeboomen
+en bananenpalmen, en verkwikten ons aan de versnaperingen, die de
+bedienden ons uit de tasschen toereikten.
+
+Zooals de directeur nu onder ons ontbijt vertelde, had het huis Johan
+Cesar Godefroy en zoon in 1857 zijn eerste handelszaak op Upolu in Apia
+opgericht, en spoedig daarna in het bovendal van den Sigago, de
+plantage Vaitele aangelegd, die weldra gevolgd werd door de plantage
+Veilele, aan diezelfde rivier gelegen. In 1865 ontstond in het district
+Mulifanua, 32 kilometer westelijk van Apia, de uitgebreide en
+belangrijkste plantage Mulifanua, en wat verder op Savau, het grootste
+eiland der geheele groep, de kleinere plantage Vaiputi. In het geheel
+verkreeg de Hamburgsche firma op de Samoa-eilanden meer dan 3500
+hectaren grond in bezit, die ontgonnen werd. Toen nu omstreeks het jaar
+1880, het huis Godefroy,—dat in dien tusschentijd genoodzaakt geweest
+was, zijn betalingen te staken,—aanbood zijn bezittingen op de eilanden
+onder Duitsche bescherming te stellen,—en dit door de regeering, van de
+hand werd gewezen, nam de Duitsche Handel- en Plantage-Maatschappij,
+die kort geleden opgericht was, al de factorijen en plantages der firma
+in de Zuidzee over.
+
+Na ons ontbijt, stegen wij weer te paard en bereikten een uur later
+Vaitele, waar wij door den directeur, die van onze komst door een
+vooruit gezonden bediende verwittigd was, vóór diens woning ontvangen
+werden. Dit was eveneens een eenvoudig houten gebouwtje, maar te midden
+van oranje- en bananenboomen gelegen, en maakte daardoor een bijzonder
+vriendelijken indruk.
+
+Nadat de directeur ons aan den heer Tiedemann had geïntroduceerd,
+stelde deze voor, de naastbij gelegen aanplantingen eens in oogenschouw
+te nemen, voor het te heet werd. Terwijl in het vochtige, lagere
+gedeelte, in de onmiddellijke nabijheid van den rivieroever,
+voornamelijk suikerriet, yams, de zoete knolvrucht, die in de tropen
+onzen aardappel vervangt—en ook de tarowortels geplant waren, stonden
+op de eenigszins hoogere hellingen, honderden kokospalmen,
+broodvruchtboomen, mango’s, bananen, papaya’s en oranjeboomen. De
+gewichtigste boom voor den handel was, zeide de directeur, intusschen
+de kokospalm; deze bereikt dikwijls een hoogte van honderd twintig
+voet, zonder dat er de kleinste tak of twijg aan zijn slanken stam te
+zien is. Boven aan de bladerkroon groeien de noten in menigte tegen den
+stam aan.
+
+Mijnheer Tiedemann was zoo vriendelijk, mij en vooral mijn collega
+Gaedecke, als natuurkenner, uit te leggen, hoe men de kopra, [1] dit
+gewichtig handelsartikel, het best aankweekt. Eerst na zeven of acht
+jaar geeft een kokospalm den eersten oogst; de noten worden niet
+geplukt, maar men wacht, tot zij rijp naar beneden vallen; dan worden
+zij opgeraapt en in manden op ezels naar rijwegen gebracht, vanwaar zij
+in karren, met ossen bespannen, naar de factorijen vervoerd worden. Na
+opengemaakt te zijn, wordt de vleezige kern er uit gesneden, op eesten
+gedroogd en eindelijk luchtig verpakt, naar Europa verzonden. De harige
+bolsters, waarvan in andere landen, zooals op Ceylon, de Sunda-eilanden
+enz. de kokosvezels verkregen worden tot het vervaardigen van matten,
+touwen en dergelijke, gebruikt men op Samoa niet; men verbrandt ze
+eenvoudig.
+
+Verder onderrichtte mijnheer Tiedemann ons nog, dat een volwassen
+kokospalm op zijn plantage, jaarlijks gemiddeld tachtig tot honderd
+noten oplevert, en uit vijf noten wordt somtijds een kilogram kopra
+verkregen, zoodat de netto opbrengst van een palmboom bij gewone
+olieprijzen, op ongeveer twee mark per jaar kan geschat worden. Uit de
+kokospalm-plantage geleidde de directeur der factorij ons een eind de
+helling op, waar wij op een plek, die bijna geheel van groote boomen
+ontbloot was, een vrij groot aantal sierlijke, kleine boomen op
+regelmatige afstanden, opmerkten. Ik hield deze mooie boompjes, waarvan
+verscheidene met witte en roode bloesems bedekt waren, voor
+kerseboomen, tot ik door een uitroep van den directeur Beckmann, beter
+werd ingelicht.
+
+“Zoo, zoo! U bent dus met den aanleg van een koffieplantage geslaagd,
+beste Tiedemann!” riep de directeur uit. “Dat doet mij werkelijk
+pleizier! Die kan ons van heel veel nut zijn.”
+
+“Ja, het is mij gelukt, mijnheer,” antwoordde de opzichter der
+plantage. “Verleden jaar heb ik twee honderd stuks stekken van
+koffieboomen uit Menado besteld, en, daar ik bij ondervinding weet, dat
+de koffie in dit klimaat, het best op een hoogte van vier tot zes
+honderd meter gedijt, liet ik hier op de helling een vrij groot aantal
+boomen vellen en de stammen, takken en twijgen verbranden, om de asch
+als mest te kunnen gebruiken. Op gelijke afstanden werden tien kuilen
+gegraven en de stekken daarin gezet; ten einde de jonge planten tegen
+de verzengende zonnestralen te beschutten, liet ik een aantal dik
+gebladerde tamarindeboomen staan, die voldoende schaduw gaven. De
+boompjes schoten spoedig wortel en groeiden prachtig op; verscheidene
+staan reeds in bloei en zullen toekomende jaar, hoop ik, een flinken
+oogst opleveren.”
+
+“Ik zie, dat u den grond tusschen de koffieboomen geheel grasvrij
+laat,” zeide Gaedecke. “Waarom doet u dat?”
+
+“Omdat het gras van Samoa als woekerplant voortteelt, op een tot
+beplanten geschikt gemaakten grond, en alleen door onophoudelijk
+uitroeien verdelgd kan worden,” luidde het antwoord van mijnheer
+Tiedemann. “Ik heb ook getracht hier cacaoboomen te planten, maar in
+Vaitele dragen zij niet zooveel vrucht als in Mulifanua; mijn collega
+Krüger schijnt daar een gunstiger bodem te hebben.”
+
+Op den terugweg naar de woning van mijnheer Tiedemann, zagen wij een
+troepje werklieden, die van de verschillende plantages naar hun hutten
+gingen, om te eten en gedurende het heetste gedeelte van den dag te
+rusten. Het trok mijn aandacht, onder deze mannen geen enkelen
+inboorling van Samoa, maar lieden van veel donkerder huidkleur te zien.
+
+Toen ik aan tafel mijn verwondering hierover te kennen gaf, verklaarde
+directeur Beckmann mij de reden hiervan.
+
+“Alle pogingen, om de inboorlingen van Samoa aan geregeld werk te
+gewennen, hebben schipbreuk geleden op hun aangeboren traagheid,” zeide
+hij. “Zij eischten ongehoord hoog loon voor buitengewoon geringe
+diensten en bleken in geen enkel opzicht te vertrouwen te zijn. Daarom
+waren wij genoodzaakt, vreemd werkvolk in dienst te nemen, en wij
+vonden dit in voldoend aantal op de Salomons- en Gilberts-eilanden, de
+Nieuwe-Hebriden en den Bismarck-Archipel. Het aanwerven van manschappen
+geschiedde door de kapiteins van onze eigen schepen, die met de hoofden
+dier eilanden in onderhandeling traden. De werklieden worden voor drie
+jaar aangenomen, na welk tijdsverloop, zij vrij naar hun vaderland
+teruggezonden worden, wanneer zij er niet de voorkeur aan geven de
+overeenkomst te vernieuwen. Ieder werkman verdient, behalve kost en
+inwoning, drie dollars per maand, en komt ons dus jaarlijks op ongeveer
+drie honderd mark te staan, de kosten van import en export daaronder
+begrepen. Ook verloopt er geruime tijd, voor de lieden zich aan hun
+dagtaak, en aan discipline gewend hebben; bovendien moeten de inlanders
+der verschillende eilandgroepen afzonderlijk gehuisvest worden, anders
+vallen zij elkander aan, slaan elkaar dood, of eten elkander ten slotte
+op, om de overwinning feestelijk te vieren. U ziet, mijne Heeren,” zoo
+eindigde de directeur zijn verklaring, “dat wij met veelvuldige
+moeilijkheden in onze koloniën te kampen hebben, waartoe ook onze
+verhouding jegens de Engelsche en Amerikaansche autoriteiten op Samoa
+heel veel bijdraagt.”
+
+Na een korte rust bezichtigden wij nog de overige aanplantingen op de
+factorij Vaitele, gebruikten eenige ververschingen en sloegen daarna
+den weg naar Apia in. Vóór wij van den heer Tiedemann afscheid namen,
+verzocht mijn collega Gaedecke dezen verlof, op een der eerstvolgende
+dagen naar Vaitele te vertrekken, om zich onder leiding van den
+kundigen planter, op de hoogte te stellen van het aanleggen en de
+werkzaamheden op een grootere plantage. Mijnheer Tiedemann verklaarde
+zich vriendelijk bereid, den jeugdigen botanicus bij zich in huis te
+nemen, op voorwaarde, dat directeur Beckmann, hieraan zijn goedkeuring
+hechtte; deze had hiertegen geen enkel bezwaar.
+
+
+
+
+
+
+
+
+TWEEDE HOOFDSTUK.
+
+OP DE PLANTAGE MULIFANUA.
+
+
+Den dag na onze terugkomst verliet mijn vriend Gustaaf Gaedecke Apia,
+om zich naar de plantage Vaitele te begeven.
+
+De directeur had hem een paard geschonken, benevens een ezel voor zijn
+bagage; ook werd hem een knecht medegegeven om hem bij het vervoer en
+op reis behulpzaam te zijn.
+
+Terzelfder tijd deelde mijnheer Beckmann mij mede, dat hij mij over een
+paar dagen persoonlijk naar de plantage Mulifanua zou brengen, om die
+te bezichtigen en mij voor te stellen aan den directeur, den heer
+Krüger; bovendien ried hij mij aan in dien tusschentijd naar Matafele,
+het westelijk deel van Apia te gaan, om in de groote magazijnen en
+kantoren van de Duitsche Handel- en Plantage-Maatschappij kennis te
+maken met de ambtenaren, daar ik dikwijls met deze heeren zaken zou
+moeten doen. Hij zou mij een zijner kantoorbedienden meegeven, om mij
+aan te dienen.
+
+Zeer vriendelijk werd ik door mijn toekomstigen collega ontvangen, en
+rondgeleid in de voornaamste pakhuizen, waar een kolossale voorraad van
+kopra, katoen en andere tropische gewassen opgestapeld lag, die naar
+Europa moest ingescheept worden.
+
+Twee dagen na dit bezoek in Matafele begaf ik mij, volgens order van
+den directeur, dadelijk na zonsopgang met mijn bagage naar het strand,
+waar op de mij aangeduide plaats, de boot van mijnheer Beckmann gereed
+lag. Zij had, evenals de kano’s der inlanders, den vorm van een
+walvischboot, maar was iets breeder, van een zonnetent aan den
+achtersteven voorzien, en met twaalf roeiers bemand.
+
+Een paar minuten na mijn aankomst, verscheen de directeur, van twee
+bedienden vergezeld, die manden met allerlei eetwaren droegen. Wij
+gingen onder de zonnetent zitten en op bevel van mijn chef brachten de
+roeiers hun korte riemen in beweging, waarmee zij de boot bijzonder
+gauw deden voortgaan. Toen wij de “Falke” langs kwamen, begroette de
+wacht op het dek ons met een luid: “Goedenmorgen! Gelukkige reis!”
+hetgeen wij met hoedengewuif beantwoordden. De boot van den directeur,
+die aan den spiegel de Duitsche vlag voerde, was den matrozen van het
+oorlogsschip goed bekend.
+
+Nadat wij den breeden ingang der haven, die door een wijde opening in
+de koraalriffen, welke zich langs de geheele noordkust uitstrekken,
+voorbijgegaan waren, zetten wij eerst regelrecht koers naar het
+Noorden, om op grooten afstand van de riffen te komen, waar de golfslag
+zoo onstuimig was, dat wij gevaar zouden geloopen hebben, door de
+branding tegen de rotsen geworpen te worden. Voornamelijk was deze zeer
+sterk en gevaarlijk vóór het schiereiland Mulinu, en, zooals mijnheer
+Beckmann vertelde, moesten er op die plek reeds veel schepen vergaan
+zijn.
+
+Een goede zeemijl van de kust verwijderd, keerden wij ons naar het
+Westen en kwamen nu snel vooruit. Thans kon ik dit geheele gedeelte van
+het eiland overzien, en met innige verrukking het landschap bewonderen,
+dat zich voor mij uitstrekte. Het gedeelte van het land, tusschen de
+bergketen en de kust, geleek een heerlijke tuin, vol palmen, hooge,
+breedgetakte tamarinden, schoone boschjes van broodvrucht- en
+oranjeboomen en een groot gedeelte van een dicht oerwoud op die
+plaatsen, waar de boomen niet ter wille van de plantages geveld waren.
+De talrijke bergstroomen met hun groen, helder water, slingerden zich
+door het voorland in menigvuldige bochten tot aan het strand; het
+bekoorlijkst echter waren verscheiden watervallen in de verte, die
+dikwijls vele meters hoog van den rand van den bergkam naar beneden
+stortten, en op dien afstand op breede, zilveren linten geleken.
+Mijnheer Beckmann maakte mij in het bijzonder opmerkzaam op een
+prachtigen waterval, den Letogo, die ten Westen van Apia, midden in het
+dichte struikgewas van de rotsen naar beneden stort, en daar een bassin
+vormt, wel zoo groot als een meer; ik kon dit echter natuurlijk van uit
+de boot niet zien.
+
+Tegen elf uur bereikten wij het doel onzer reis, gedurende welke de
+roeiers, inboorlingen van Upolu, hun arbeid zonder ophouden met
+welluidend gezang begeleid hadden. In het koralenrif, dat, zooals wij
+reeds vermeld hebben, het geheele eiland omringt, bevond zich een
+opening, waardoor kleinere schepen in een bocht naar de kust kunnen
+varen; deze bocht vormt de haven van Mulifanua, doch is maar van kleine
+afmeting.
+
+Aan de landingsplaats werden wij opgewacht door mijnheer Krüger, die
+den vorigen dag van den directeur door een bijzonderen bode bericht had
+gekregen van onze komst; hij begroette ons vriendelijk en leidde ons in
+het door hem bewoonde stationsgebouw der Handel-Maatschappij. Dit
+gebouw was ook van hout, maar had twee verdiepingen; het was zeer lief
+gelegen, te midden van schaduwrijke mangoboomen en zorgvuldig
+onderhouden tuinen. Op een ruime veranda vonden wij een welvoorziene
+tafel, waarop ik tot mijn verrassing ook eenige flesschen bier zag
+staan. Een paar roeiers brachten mijn bagage en de manden met proviand
+in huis en gingen daarop naar hun makkers, die achter het woonhuis een
+onderkomen gevonden hadden in een hut, bestemd voor de bedienden.
+
+Mijnheer Krüger, onder wiens bijzondere leiding ik stond, bracht mij na
+het ontbijt in een nette kamer, die, naar hij zeide, voor mij bestemd
+was; hij deelde mij mede, dat wij na een korte rust te paard zouden
+stijgen, om de plantages in de buurt van Mulifanua te bezichtigen.
+
+Het rustuurtje gebruikte ik, om mijn twee koffers uit te pakken en mijn
+ondergoed en kleeren in de daartoe bestemde kasten te bergen. Toen ik
+hiermede gereed was, en mij juist wilde verkleeden, verscheen een jonge
+Samoaner, een “Boy”, zooals men de bedienden daar noemt, en vertelde
+mij in een wonderlijk mengelmoes van Duitsche en Engelsche woorden, dat
+hij door zijn “meester” voor mijn persoonlijke bediening was aangewezen
+en nu bevel had gekregen mij naar het badhuis te brengen.
+
+Dit badhuis lag maar weinig schreden van het stationsgebouw in een
+bananenboschje. Het was zeer practisch ingericht. In een ommuurd
+bassin, van een meter breedte, aan den ingang van de ruime, luchtige
+badkamer, stroomde frisch, kristalhelder water, dat zooals de “Boy”
+verklaarde, uit de dichtst bij zijnde rivier hierheen geleid was, en
+tevens tot besproeiing van den tuin diende. Bovendien bevonden zich
+langs de muren verscheiden douches = stortbaden. Na een heerlijk
+verfrisschend bad, kleedde ik mij spoedig aan en ging naar de veranda,
+waar ik reeds de heeren Beckmann, Krüger en nog een jong mensch
+aantrof, die mij als mijnheer Petersen werd voorgesteld. Deze was een
+knap persoon, van zes voet lengte, en met een zeer vroolijk opgewekt
+gezicht. Zooals ik later hoorde, was Hendrik Petersen een verre
+bloedverwant van mijnheer Krüger; hij had als vaandrig in een Pruisisch
+infanterie-regiment gediend, maar was daaruit wegens een paar
+ondeugende streken ontslagen geworden. Op Krüger’s voorspraak had de
+Handel- en Plantage-Maatschappij hem in dienst genomen en naar Samoa
+gestuurd, waar hij vervolgens op de plantage Mulifanua gedeeltelijk op
+het kantoor, gedeeltelijk op de plantage zelf, als opzichter werkzaam
+was. Hij kon ongeveer zou oud zijn als ik, en maakte op mij, door zijn
+open, vriendelijk gelaat, een zeer aangenamen indruk. Wij dronken
+haastig een kop thee en stegen toen te paard, om naar de, op ongeveer
+een kilometer afstands gelegen plantage te rijden.
+
+Deze was reeds in 1865 door de firma Godefroy aangelegd, en de eerste
+op het eiland Upolu; eenige jaren later volgden de plantages Vaitele en
+Veilele in het district Tuamusanga. Het geheele eiland is in drie
+districten verdeeld, waarvan Atua het oostelijkst is; in het midden
+ligt het district Tuamusanga met de hoofdstad Apia, terwijl Mulifana de
+voor naamste plaats van Aana, in het Westen, is.
+
+In de onmiddellijke nabijheid van Mulifanua zag ik ook voor het eerst,
+een dorp van inlanders, dat een bijzonder liefelijken indruk op mij
+maakte. Elke hut, of liever gezegd, elk huis, want de meeste hebben een
+omvang van meer dan honderd voet, staat in de schaduw van palmen en
+bananen en is gewoonlijk door een kleine suikerrietplantage omgeven; de
+geheele ruimte om zulk een huis wordt steeds zeer zindelijk gehouden.
+Het dak bestaat uit de bladeren van het suikerriet of van de bananen en
+heeft een lankwerpig ronden vorm; het rust op rond gesneden houten
+palen, die op een afstand van vier of vijf voet van elkander in den
+grond geheid worden. Ieder huis bestaat alleen uit een enkele groote
+ruimte, die gedurende den nacht gesloten wordt door zonneblinden,
+gemaakt van de nerven der palmbladeren; over dag is zij aan alle zijden
+open, zoodat in de woonkamers steeds frissche lucht is. De vloer van
+deze laatste bestaat uit een laag losse kiezelsteenen van verscheiden
+centimeters dikte, waarop dan kralen of kleine ronde steentjes gelegd
+worden; hierover legt men dichte matten. Naar Petersen, die mij in zulk
+een huis bracht, verzekerde, vormen deze matten op de geverfde
+onderlaag een uitstekende rustplaats, die daarenboven het grootste
+voordeel bezitten zou, nooit door ongedierte verontreinigd te worden.
+In het midden van deze ruimte staat een sterke gaffelvormige boomstam,
+die tot hoofdpilaar dient; deze, benevens de zijposten, zijn gemaakt
+uit het hout van den broodvruchtboom, dat duurzamer moet zijn dan
+andere houtsoorten. Naast de middelste pilaar is een kleine, uit klei
+gemaakte haard aangebracht, die echter niet gebruikt wordt om er op te
+koken, maar alleen tot verlichting dient; in een kleinere hut, die zich
+op eenigen afstand van het woonhuis bevindt, wordt het eten bereid.
+
+Als huisraad merkte ik slechts eenige gedroogde kokosnoten op, die als
+waterkannen gebruikt werden, terwijl een grooter aantal dwars
+doorgesneden noten tot bekers dienden. Verder zag ik verscheiden
+vliegenklappen van boomschors en waaiers, gevlochten van de bladnerven
+van den pandanus. Van tafels, stoelen en kasten zag ik niets.
+
+Nadat wij dit huis, dat mij zeer interesseerde, bezichtigd hadden,
+stegen wij weer te paard en reden in gestrekten draf de twee heeren na,
+die reeds in de plantage aangekomen waren.
+
+De plantage Mulifanua is aanmerkelijk grooter dan Vaitele of Veilele;
+de cultuur is er dezelfde als op de twee laatste; alleen wees mijnheer
+Krüger ons een theeplantage, op de noordelijke hellingen van den berg
+Tofu, als eerste proef, om de cultuur der theeplant op Samoa in te
+voeren. Zij groeide uitstekend evenals een uitgestrekte aanplanting
+cacaoboomen, die reeds rijke inkomsten opleverde.
+
+Mijnheer Krüger had meer dan twee honderd werklieden in de plantage,
+waarover hij het bestuur had; de meesten waren inboorlingen van de
+Salomons- en Tonga-eilanden, allen flink gebouwde, groote mannen van
+een donkere huidkleur, daar deze eilandbewoners tot het Melanezische
+ras behooren.
+
+De eerste Salomons-eilander, dien ik zag, maakte een zeer eigenaardigen
+indruk op mij. Zijn gekroesd haar, dat wel zes decimeter lang kon zijn,
+was met kalk wit gemaakt, zoodat ik eerst meende, dat de man een pruik
+van vuil schapenvel op het hoofd gezet had. Toen ik hoorde, dat zoowel
+directeur Krüger, als een der opzichters, den werklieden orders gaven
+in een taal, die ik volstrekt niet verstaan kon, legde mijn vriend
+Petersen mij uit, dat, daar de bewoners van de afzonderlijke
+eilandengroepen allen verschillende talen spraken, men genoodzaakt
+geweest was, wilde men met hen onderhandelen kunnen, zich van
+verschillende idiomen te bedienen, die veel overeenkomst hebben met het
+Chineesche Pidjin-Engelsch. Wij hadden nog enkele uren vóór
+zonsondergang den tijd; directeur Beckmann gaf daarom op de
+theeplantage, waarop wij ons juist bevonden, den wensch te kennen, den
+top van den Tofuberg te bestijgen, vanwaar men een schoon uitzicht
+moest hebben, zooals hij zich nog van een vroegere reis herinnerde.
+
+Het was een tamelijk vermoeiend en inspannend werk, om zich door het
+dicht struikgewas, dat de helling van den berg tot den top bedekte,
+heen te worstelen, want deze bevond zich wel ongeveer duizend voet
+boven de theeplantage; maar onze moeite werd ruimschoots beloond, door
+het verrukkelijk vergezicht dat zich daar aan ons oog vertoonde.
+
+Noordelijk, bijna voor onze voeten, zagen wij Mulifanua en de geheele
+oostkust tot de haven van Apia, met de landschappen Salapuala, Sasasa
+en minstens nog tien andere Samoaansche dorpen, terwijl wij aan onze
+linkerhand, in westelijke richting, eerst het eilandje Manono
+opmerkten, dat door een koraalrif met de westkunst van Upolu verbonden
+scheen te zijn; dan volgde het kleinste eilandje der geheele groep,
+Apolima, dat nog niet volkomen twee Engelsche vierkante mijlen groot
+is, en verder op verhief zich uit de zee, het groote Savaii, welks
+gebergte een hoogte van meer dan vijfduizend voet bereikt. Tusschen den
+berg Tofu en de noordkust strekte zich een groote vlakte uit, beplant
+met palmen, broodvruchtboomen enz, waartusschen men uitgestrekte velden
+kon opmerken, waarop de inlanders suikerriet, taro en yamwortels
+kweekten. Zuidwaarts zag men niets dan de groote, oneindige zee.
+
+Toen wij een paar uren later het stationsgebouw in Mulifanua weer
+bereikt hadden, was ik weliswaar erg moede, maar toch bijzonder in mijn
+schik over al het belangrijke en nieuwe, dat ik in den loop van den dag
+gezien had. Den volgenden morgen keerde directeur Beckmann in zijn boot
+naar Apia terug, terwijl ik onder leiding van den heer Krüger mijn
+werkzaamheden begon. Deze bestonden voornamelijk in boekhouden en het
+beheer voeren der kas. Het laatste was een zeer eenvoudig werk, daar
+het slechts de uitbetaling betrof van het loon der arbeiders op de
+plantage, en het salaris der opzichters; tot op heden had mijn
+voorganger Petersen op zeer primitieve wijze boek gehouden, volstrekt
+niet, zooals het op een handelskantoor behoort. Daar uit de boeken de
+jaarlijksche afrekening met ons hoofdkantoor te Apia, zoo nauwkeurig
+mogelijk moest opgemaakt worden, met bijvermelding welke hoeveelheden
+der verschillende produkten uit de geheele plantage, in den loop des
+jaars aan onze magazijnen en pakhuizen, door bemiddeling van Mulina
+geleverd waren, moesten deze leveranties nauwkeurig en stipt in de
+daarvoor bestemde boeken worden opgeteekend. Toen ik de jonge Petersen
+op de talrijke vergissingen bij het noteeren opmerkzaam maakte,
+antwoordde hij lachend: “Beste vriend, ik had geen flauw begrip van
+boekhouderij, toen mijn ondeugende neef mij naar Samoa liet komen; ik
+ben soldaat geweest en versta van dien rommel verduiveld weinig. U zult
+die vervelende boeken wel weer gauw in orde maken, en u moest eigenlijk
+blij zijn, dat ik zoo weinig aanleg voor dezen handelstak heb, want
+anders had men u hier in het geheel niet heengestuurd.”
+
+“Mijn luchthartige neef heeft hierin werkelijk gelijk, beste Arendt,”
+zeide mijnheer Krüger, die juist bij de laatste woorden van Petersen
+het kantoor binnen was gekomen. “Ik geloof, dat het het beste zou
+wezen, als u onder de vroegere noteering van uw voorganger maar een
+streep zettet, en van heden af maar op uw manier begont boek te houden.
+Ik heb te weinig tijd gehad, om het werk van mijn neef op het kantoor
+voldoende na te gaan, en eerst later heb ik de wanhopige verwarring
+opgemerkt, die hij teweeggebracht heeft. Daar buiten in de plantage is
+de jonge heer vrij wat beter op zijn plaats; hij heeft grooten tact om
+met de werklieden om te gaan, die hij flink onder tucht heeft, en toch
+is hij zeer bij hen bemind. De opzichters mogen hem ook om zijn
+vroolijk, welwillend karakter gaarne lijden.”
+
+“Wel bedankt, waarde neef, voor die loftuiting,” zeide Petersen
+lachend, “maar nog meer voor de bevrijding van die afschuwelijke
+boeken. Wanneer u en mijnheer Arendt mij dus niet meer noodig hebt, zal
+ik, met uw verlof, naar de plantage rijden, waar ik mij honderdmaal
+meer op mijn gemak gevoel, dan hier op dit muffe kantoor. Tot ziens
+dus, vanavond, vriend Arendt!”
+
+Men kon den aardigen, beminlijken jongen man waarlijk niets kwalijk
+nemen, en evenmin lang boos op hem zijn; ik bracht dus mijn geschokt
+koopmansgevoel tot rust, en toog aan het werk, dat mij wachtte, nadat
+mijnheer Krüger mij nog eenige noodzakelijke aanwijzingen dienaangaande
+gegeven had. De eerste weken gingen zonder eenige stoornis voorbij; met
+het aanbreken van den dag stond ik op, en in de koele morgenuren werkte
+ik vlijtig op het kantoor tot elf uur; dan ging ik naar de veranda,
+achter het huis, vanwaar men een heerlijk uitzicht had op den
+prachtigen tuin, en gebruikte een uitstekend ontbijt, waaraan mijnheer
+Krüger en zijn neef Heinrich geregeld deelnamen. Beide heeren waren den
+geheelen voormiddag op de verschillende plantages bezig, en na het
+rustuur ging ik dagelijks mee, om zoo goed mogelijk op de hoogte te
+komen van den aard en de wijze van cultuur der verschillende
+voortbrengselen. Ik had mij vlijtig op de studie van het
+Pidjin-Engelsch, zoowel als op die der Samoaansche taal toegelegd, ten
+einde mij bij ons werkvolk en ook bij de inlanders ten minste
+eenigszins verstaanbaar te maken.
+
+Mijnheer Krüger en zijn neef waren beide talen volkomen machtig. Op een
+Zondag vertelde onze chef, dat hij een uitnoodiging voor ons ontvangen
+had, om bij een voornaam, zeer rijke Samoaner te komen dineeren. Deze
+was opperhoofd van een groot dorp, dat dicht bij de kust lag, tusschen
+Mulifanua en het landschap Sasana. Wij stegen derhalve om vier uur te
+paard en ongeveer een uur later bereikten wij het dorp, dat in een goed
+bebouwde lage vlakte lag, te midden van een schaduwrijk boschje van
+palmen, bananen en oranjeboomen, dat omringd was van uitgestrekte
+suikerriet- en katoenvelden. Het opperhoofd ontving ons voor zijn ruime
+woning met den welluidenden, Samoaanschen groet: “Talofa!” en ging ons
+toen voor naar de huiskamer, die aan alle zijden open was en waar wij
+wel een dozijn inboorlingen, mannen en vrouwen, aantroffen, die ons met
+vriendelijke gebaren de hand gaven.
+
+De vrouwen en meisjes waren zonder uitzondering werkelijk mooie, lieve
+verschijningen; zij waren schoon gebouwd en hadden allen prachtige,
+donkerbruine oogen met lange, zwarte wimpers; haar kleeding bestond uit
+den lendendoek van gekleurd katoen; een soort van lijfje en de
+lava-lava, die tot aan de knieën reikte; de volle, fraai gevormde
+armen, evenals de beenen onder de knie, waren bloot; op het donkere,
+meestal onbedekte haar droegen zij een klein soort van kapsel van dunne
+witte stof, versierd met bloemen en gekleurde steenen. Bijna alle
+vrouwen hadden kleine varkentjes op haar schoot, die bij de
+Samoaanschen de schoothondjes schenen te vervangen. Nadat wij ons op
+matten, in den familiekring van het opperhoofd en zijn gasten neergezet
+hadden, begon de maaltijd. Verscheiden jonge meisjes droegen de
+verschillende spijzen op, en wel in bananenblâren, waarin zij ook
+gebakken waren, want de Samoaner kent geen potten en pannen. De
+gerechten bestonden uit: gebakken speenvarkens, kippen, visch, brood-
+en yamvruchten, bananen en tarowortels, alles zeer zindelijk en
+smakelijk; bananenblâren dienden ook tot borden. Als dessert verscheen
+een soort van deeg “Tai-ai” genaamd, dat uit het fijn gewreven vleesch
+van de kokosnoot bereid, in kleine zakjes, van bladeren gemaakt, op de
+heete steenen van den haard wordt gebakken en heel lekker is. Het eten
+smaakte mij bijzonder goed, want het was zeer zindelijk klaargemaakt en
+werd ook zoo toegediend.
+
+Na afloop van den maaltijd werd een vrij groote schotel, zeer kunstig
+uit hout gesneden, midden op de mat gezet, die als tafel gebruikt werd.
+Ik wist niet, waartoe deze moest dienen, doch Petersen verklaarde mij
+dit: het was een kawa-bowl, die gebruikt werd om daarin dezen
+lievelingsdrank der meeste Zuidzee-eilanders klaar te maken.
+
+Kort daarna verschenen vier mooie, jonge meisjes, die zeer schoone,
+witte tanden hadden; zij legden zich bij den bowl neder en gingen de
+kawa bereiden. Hiertoe werd de knol der kawa-plant (Piper methysticum)
+in dobbelsteentjes gesneden en door de meisjes fijn gekauwd; de
+gekauwde massa werd eenvoudig in den bowl uitgespuwd, met water
+verdund, en vervolgens met de handen omgeroerd. Toen werden met een
+stukje boomschors de houtvezels uit het mengsel opgevischt, waarop de
+meisjes in de handen klapten, tot teeken, dat de drank gereed was om
+gebruikt te worden.
+
+Ik moet bekennen, dat mijn maag er tegen op begon te komen, dien kost,
+die er als aardappelmoes uitzag, te proeven; hij werd in kokosschalen
+rondgediend. Mijnheer Krüger, die zeker mijn afkeer op mijn gelaat
+gelezen had, gaf mij echter een teeken, dat ik bepaald een ferme teug
+uit de mij aangeboden schaal moest nemen, indien ik onzen gastheer en
+zijn gasten niet diep wilde beleedigen. Toen de schaal dus bij mij
+kwam, nam ik met echte doodsverachting een slok van dezen, in dat land
+geliefkoosden drank, die naar zeepsop smaakt; ik vreesde het volgend
+half uur onpasselijk te worden, en kwam eerst weer op mijn verhaal,
+toen mijnheer Krüger mij en den overigen manlijken gasten een sigaar
+aanbood. Zooals ik later heb waargenomen, wonen er op Samoa Europeanen,
+die van lieverlede zelfs hartstochtelijke kawadrinkers zijn geworden,
+iets, wat mij totaal raadselachtig voorkomt; want voor mij bleef hij
+steeds een afschuwelijke drank. Na het gebruik van den kawabowl, werd
+de “Siva”, een Samoaansche dans, uitgevoerd. Deze “Siva,” die door een
+driestemmig lied begeleid wordt, begint met het heen en weer bewegen
+van het hoofd en bovenlichaam, het slaan met de vlakke hand, zooals bij
+het schoenmaken, op bovenarmen en dijbeenen, en het maken van allerlei
+arm- en beenbewegingen, terwijl met een stokje op een mat de maat wordt
+geslagen. Muziekinstrumenten zijn den Samoaners ten eenenmale onbekend,
+behalve de houten kerktrommels, door de zendelingen ingevoerd, die als
+klokken dienst doen. In den laatsten tijd gebruiken de inlanders ook
+Europeesche trommels en signaalhorens in den oorlog.
+
+Al de bewegingen der eerste danseres, een heel knap meisje, wier hoofd
+met edelgesteenten en paarlen versierd was, werden door de andere
+dansers en danseressen nauwkeurig nagebootst. In het begin werd de
+“Siva” tamelijk kalm uitgevoerd, doch spoedig kwam er meer leven onder
+de dansers; zij werden vuriger en voerden verscheidene grappige
+voorstellingen uit, waarin b.v. het gevecht met een slang, een
+onthoofding, de duivel, of de een of andere denkbeeldige
+persoonlijkheid de hoofdrol speelden. Het geheel bood een zeer
+eigenaardigen en verrassenden aanblik.
+
+Onmiddellijk na het ophouden van den dans namen wij afscheid van het
+vriendelijke opperhoofd en diens gasten, en reden onder een heerlijken
+maneschijn naar Mulifanua terug. Ik was zeer tevreden over dit bezoek,
+dat mij voor het eerst in de gelegenheid stelde een blik te slaan op
+het huiselijk leven en de zeden en gewoonten der inboorlingen.
+
+“Waart u niet verbaasd over den grappigen smaak der Samoaansche dames,
+om een varkentje als schoothondje te gebruiken?” vroeg Petersen mij,
+toen wij het dorp verlaten hadden.
+
+“Nu, ik vond, dat die beestjes er heel zindelijk uitzagen; zij hadden
+ten minste geen vlooien, zooals zoo menig lievelingshondje der
+Europeesche dames,” antwoordde ik. “En buitendien: ‘Chacun son gout’.”
+
+
+
+
+
+
+
+
+DERDE HOOFDSTUK.
+
+KONING TAMASESE.
+
+
+Weinig dagen na ons bezoek bij het opperhoofd kwam een kotter van onze
+maatschappij binnen, om een gedeelte van den oogst van onze plantage
+naar de groote magazijnen in Matafele, het westelijk deel van Apia, te
+brengen. Nu had ik het erg druk met het opmaken der cognossementen voor
+den kotter, waarin de verschillende producten, nauwkeurig naar gewicht
+of aantal, moesten worden opgegeven. Het nam verscheiden dagen in
+beslag, tot de oogst op karren, door buffels getrokken, van de
+plantages naar de haven vervoerd was, vanwaar hij, door groote platte
+booten aan boord van den kotter moest gebracht worden, daar deze,
+wegens de talrijke koraalriffen en ondiepten, slechts op eenigen
+afstand van het strand het anker kon uitwerpen.
+
+Toen de kotter geladen was, ging ik zelf aan boord, om, volgens
+opdracht van mijnheer Krüger naar Apia te varen en den directeur
+Beckmann een uitvoerig verslag van mijn chef over de werkzaamheden op
+de plantage in de afgeloopen maand te brengen, alsmede de noodige
+gelden ter uitbetaling der loonen en salarissen in ontvangst te nemen.
+De kotter, een aardig vaartuig van nog geen twee honderd ton (een ton
+is 2000 kg.), had op dek een kleine kampanje, (een soort van hut)
+waarin zich twee kajuiten (kleine slaapkamers) benevens de roef, of
+eetzaal bevonden, terwijl de kajuit van den kapitein benedendeks in den
+spiegel lag. Daar ik ’s avonds aan boord was gegaan, omdat het schip
+bij den eersten vloed den volgenden morgen zee zou kiezen, werd mij een
+der kajuiten aangewezen, terwijl de andere voor den stuurman bestemd
+was; de stuurman en de kapitein waren landgenooten van mij. De
+bemanning van den kotter, acht matrozen sterk, bestond uit
+Tonga-eilanders, die uitmuntende zeelui moesten zijn, volgens zeggen
+van den stuurman. Toen ik den volgenden morgen uit de kampanje trad,
+waren wij reeds een goede zeemijl van de kust verwijderd, en zetten,
+onder een zwakke bries, koers naar het Oosten.
+
+Na een kleine drie uur, kregen wij de punt van de landengte Mulina in
+het gezicht, maar wij moesten door de buitengewoon sterke branding,
+niet te dicht bij de kust komen, zoodat wij eerst tegen tien uur
+voormiddags in de haven van Apia konden binnenloopen en vlak tegenover
+Matafele het anker lieten vallen. In gezelschap van den kapitein, reed
+ik toen in diens sjees naar land en begaf ik mij naar het hoofdkantoor
+der firma, om mijn papieren af te geven. De heeren begroetten mij zeer
+hartelijk en noodigden mij uit aan hun lunch (tweede onbijt) deel te
+nemen, waarvoor het juist tijd was. Hierop liet de patroon mij door
+zijn boot naar Apia roeien, om mij den vrij langen weg langs de haven
+te besparen.
+
+Directeur Beckmann ontving mij zeer vriendelijk en voegde mij eenige
+complimentjes toe over mijn werkzaamheden, nadat hij den brief van
+mijnheer Krüger had gelezen, die zich zeer gunstig over mij scheen te
+hebben uitgelaten.
+
+“Kom vanavond bij ons soupeeren, beste Arendt,” zeide hij ten slotte;
+“ik zal tegen dien tijd voor uw chef mijn papieren gereed maken, die
+gij morgen naar Mulifanua kunt meenemen. Als gij vertrekt, kunt gij
+mijn boot gebruiken, die gemakkelijk morgenavond hier weer terug kan
+zijn.”
+
+In het Hotel International nam ik mijn vroegere kamer en rustte eenige
+uren gedurende het heetste gedeelte van den dag, waarna ik mij weer
+naar Matafele begaf, om de noodige gelden van den heer Krüger te
+ontvangen. Bij mijn terugkomst in het hotel gaf ik het geld aan den
+eigenaar in bewaring, en toen was het tijd aan de uitnoodiging van den
+directeur gevolg te geven.
+
+Den volgenden morgen voer ik bij tijds in de boot, die de directeur ter
+mijner beschikking gesteld had, maar Mulifanua terug.
+
+Ongeveer een week later, verscheen op het onverwachtst voor ons
+woonhuis een afdeeling van ongeveer veertig inlanders, aan wier hoofd
+een flink gebouwd man liep. Wij zaten juist op de veranda aan den
+voorkant thee te drinken, om daarna naar de plantage te gaan.
+
+“Daar komt waarachtig Tamasese, de hoofdman der oproerlingen!” riep
+mijnheer Krüger uit, terwijl hij opsprong. “Wat zou die nu van mij
+willen hebben? Ga mee en laten wij hem en zijn lieden begroeten; hij is
+met de Duitschers bevriend.”
+
+Wij volgden onzen chef naar het voorplein, waar Tamasese juist van het
+paard gestegen was en op het punt stond, de treden van het bordes op te
+gaan.
+
+De tegenkoning van koning Malietoa, Laupopa, die op het schiereiland
+Mulina zijn verblijf houdt, was een knappe man, van zeker zes voet
+lengte. Hij kon dertig jaar zijn en droeg een soort van kiel van een
+lichte, witte stof en den lava-lava van gekleurde zijde; in de
+linkerhand hield hij een zeer mooi geweer en om het hoofd had hij een
+witten doek gewonden, het teeken van de partij, waartoe hij behoorde.
+Hij gaf den heer Krüger, met wien hij persoonlijk bekend was, de hand
+en begroette hem met het gebruikelijke: “Talofa!” Evenzoo deed hij
+jegens Petersen en mij, waarna mijnheer Krüger hem naar de veranda
+leidde en hem een plaats aan onze tafel aanbood.
+
+De soldaten, die zijn geleide uitmaakten, waren grootendeels flinke,
+knappe mannen, allen met buksen van een nieuwe constructie gewapend; om
+de heupen hadden zij een gordel gegespt, gevuld met patronen. Het
+bovenlichaam was omwonden met kransen van bladeren, om het hoofd
+droegen zij een witten doek, en om de lendenen den lava-lava van
+gekleurd katoen. Op een wenk van Tamasese begaven zich nog drie der
+inlanders op de veranda en kwamen bij ons zitten; zooals mijnheer
+Krüger mij toefluisterde, waren dit aanzienlijke hoofden der
+opstandelingen.
+
+Petersen was intusschen in het huis verdwenen; na een poos kwam hij
+weer terug, gevolgd door twee bedienden, die een groote partij
+flesschen bier van de Pschorr-brouwerij op de tafel plaatsten, terwijl
+hijzelf het opperhoofd en den anderen hoofden een kistje sigaren
+aanbood. Voor de soldaten, die op het voorplein in de schaduw der
+bananen een plaatsje gevonden hadden, waren verscheiden flesschen
+whiskey bestemd, die hun door Petersen zelf gebracht werden. Toen mijn
+chef uit zijn, met schuimend bier gevulden beker, Tamasese een dronk
+wijdde, hief ook deze vriendelijk lachend den zijnen op, zeggende:
+“manga!” wat zeker zooveel als ons “prosit” moest beteekenen, en
+ledigde hem toen in één teug. Den koning scheen onze vaderlandsche
+drank goed te smaken, want met korte tusschenpoozen herhaalde hij
+dezelfde plechtigheid met Petersen en mij.
+
+Het lekkere bier maakte Tamasese langzamerhand wat spraakzamer, en
+spoedig verklaarde hij ons vrij openhartig, dat hij en zijn partij van
+jongsaf oprechte vriendschap voor de Duitschers gekoesterd hadden, en
+noch met Engeland, noch met de Vereenigde-Staten van Amerika iets te
+doen wilden hebben.
+
+Duitschland was steeds bevriend geweest met zijn familie, en op den
+Duitschen keizer had hij nu al zijn hoop gevestigd om de zaken op Samoa
+weer geheel in orde te brengen. Daarom verzocht hij den heer Krüger,
+dien hij reeds sedert een paar jaar kende, en die volkomen op de hoogte
+was van den toestand op Upolu, het daarheen te leiden, dat door
+bemiddeling der Duitsche Handel- en Plantage-Maatschappij, het
+eindelijk eens rustig en ordelijk mocht worden, op Samoa en dit in het
+vervolg alleen aan Duitschland zou toebehooren.
+
+Mijnheer Krüger beantwoordde dit verzoek van den chef der
+opstandelingen zeer voorzichtig en diplomatisch, ten einde zich, zoo
+mogelijk, niet door een vaste belofte te verbinden, doch beloofde bij
+de eerste gelegenheid met den directeur Beckmann op deze zaak terug te
+komen.
+
+Op dit oogenblik sprongen de soldaten van hun zitplaats op, en onder
+luid geschreeuw wezen zij op de naaste kust, die men van uit onze
+woning een geheel eind ver kon overzien. Wij zagen verscheiden booten
+van Apia vlug naderbij komen, die voor zoover wij zien konden, goed
+bemand waren. Mochten het oorlogsbooten der Malietoa-partij zijn, dan
+kon de zaak tamelijk onaangenaam worden; want zeer waarschijnlijk
+zouden de soldaten van Tamasese, reeds door het ongewone gebruik van de
+whiskey in een opgewonden stemming, er toe komen, om van ons
+grondgebied uit op de fel gehate vijanden te schieten, hetgeen dan door
+dezen met gelijke munt betaald zou worden; zij zouden daartoe aan land
+moeten komen en de eerste strijd op onzen grond zou ontbrand zijn,
+ondanks de striktste onzijdigheid, die aan alle bezittingen der Handel-
+en Plantage-Maatschappij, verzekerd was.
+
+Het bleek echter spoedig, dat de booten slechts vriendschappelijke
+bedoelingen hadden, want zij voeren verder in de richting naar Savii
+zonder in Mulifanua te landen. Toen de avond viel, nam de jonge, slimme
+koning der opstandelingen afscheid en keerde met zijn gevolg naar zijn
+vaste legerplaats terug, die, naar mijnheer Krüger mij zeide, op een
+afstand van ongeveer vier uur, tusschen de bergen was opgeslagen.
+
+Na zijn vertrek, zeide ik tot de beide heeren: “Die soldaten-inlanders
+maken inderdaad een zeer aangenamen indruk en zijn zeker geen
+tegenstanders, die men niet behoeft te ontzien, daar zij met de
+nieuwste geweren gewapend zijn.”
+
+“Zij zijn in werkelijkheid minder gevaarlijk dan men denken zou, beste
+Arendt,” antwoordde mijnheer Krüger. “De twee partijen, de aanhangers
+van Malietoa, die door de drie regeeringen als rechtmatig koning erkend
+is, zoowel als de opstandelingen, doen elkander inderdaad niet veel
+kwaad; hun oorlogvoeren bepaalt zich meestal tot het omhakken van de
+kokospalmen en broodvruchtboomen der vijanden en de vernieling van hun
+suikerriet en andere vruchtdragende velden; en maar heel zelden komt
+het tot een ernstigen, bloedigen strijd, ondanks den bitteren haat,
+dien zij elkander toedragen. Door dergelijke verwoestingen verkeeren de
+twee partijen, t.w. de opstandelingen, dikwijls in grooten nood en
+lijden zij zelfs gebrek aan levensmiddelen.”
+
+Dan komen zij op de plantages van onze Maatschappij en nemen weg, wat
+hun aanstaat, hetgeen reeds tot tamelijk ernstige oneenigheden
+aanleiding heeft gegeven. Daar de bij Samoa liggende oorlogsschepen den
+last hebben, niet veel meer te doen dan een oog in het zeil te houden,
+en slechts nu en dan een teeken van leven te geven, om zoo mogelijk
+dergelijke rooverijen te beletten, dus alleen tusschenbeide te komen,
+wanneer het leven en het eigendom der Europeanen gevaar loopen, hebben
+de opstandelingen begrepen, dat zij van de oorlogsschepen niets te
+vreezen zouden hebben, zoolang zij den Europeanen geen lichamelijk leed
+toebrachten. Nog maar kort geleden hebben zij hun dwaling ingezien.
+
+Zooals gij misschien reeds vernomen zult hebben, is Upolu in drie
+districten verdeeld: Tuamasanga, het middelste, waarin ook Apia ligt en
+de kazerne van Malietoa staat,—Aana, dat bewoond wordt door de
+aanhangers van Tamasese, en Atua, het oostelijkst district, dat ook aan
+de opstandelingen behoort. In deze districten was het nu tot zulke
+ergerlijke plunderingen en verwoestingen van eenige Amerikaansche en
+Engelsche koloniën gekomen, dat de Engelsche kruiser “Curagao” en het
+Duitsche oorlogsschip “Buffard” zich genoodzaakt hadden gezien,
+tusschenbeide te komen; het kamp der Atua-opstandelingen werd beschoten
+en vernield, en toen de rebellen een goed heenkomen gezocht hadden in
+Salua-fata, moesten zij hun wapenen afgeven en zich aan koning Malietoa
+onderwerpen. Men is nu algemeen van oordeel, dat de oorlogsschepen,
+eveneens zullen handelen tegenover de opstandelingen in ons district,
+en hetzelfde van Tamasese verlangen zullen. Het is mijn innige
+overtuiging, dat dit sluwe opperhoofd der rebellen reeds op de hoogte
+was van het voorgevallene in het district Atua, en mij alleen een
+bezoek heeft gebracht, om zijn bijzondere vriendschap voor Duitschland
+en onze Maatschappij te kennen te geven; want hij stelt zich veel voor
+van onze hulp, bij een eventuëele keus tusschen hem en Malietoa.”
+
+“Bent u al eens in het vaste kamp van Tamasese geweest, mijnheer
+Krüger?” vroeg ik.
+
+“Neen, maar Hendrik heeft eenige maanden geleden een uitnoodiging van
+het hoofd der opstandelingen aangenomen, en kan u er alles van
+vertellen.”
+
+“Dit zoogenaamd vaste kamp ligt hier ongeveer vier uren vandaan bij het
+dorp Falelatei,” zeide Petersen, “en het geleek wel kinderspeelgoed.
+Het is omringd door muren en heggen en beslaat ongeveer een oppervlakte
+van drie kilometer in het vierkant; ook is het voorzien van eenige
+wachttorens, ruw opgetrokken uit boomstammen, maar op die torens kon ik
+geen enkelen wachter ontdekken; het uitkijken was den braven soldaten
+zeker gaan vervelen. Het binnenste gedeelte van het kamp was met
+tallooze hutten bedekt, die van palmbladeren gemaakt waren en er echt
+armoedig uitzagen. Hier en daar zag ik eenige, ongeveer twee meter
+hooge verschansingen, die niet met elkander in gemeenschap stonden,
+zonder eenig bepaald plan aangebracht waren en als verdedigingswerk
+niet de minste waarde hadden. Tegenover dit kamp der rebellen, lag op
+zulk een geringen afstand, dat men het met het bloote oog duidelijk kon
+overzien, het kamp der regeeringstroepen, dat op dezelfde wijze scheen
+te zijn ingericht. Zooals ik zeg, het geheel maakte een kinderachtigen
+indruk op mij,” besloot Petersen.
+
+“Nu, somtijds kan zulk kinderachtig soldaatje spelen wel eens vrij
+ernstig worden,” zei mijnheer Krüger. “Ik herinner mij nog zeer goed
+het gevecht bij Fangalü, in het district Atua, waarin den 18en December
+1888, alleen van de manschappen van onzen ‘Adler’ vijftien mariniers
+sneuvelden en acht en dertig man gewond werden. Maar nu zullen wij ter
+ruste gaan, mijneheeren, het is reeds laat geworden.”
+
+Ongeveer een week na het bezoek van Tamasese, zaten wij op de veranda
+’s avonds aan het souper, toen de oudste opzichter onzer plantage,
+plotseling in vollen draf op het voorplein kwam aanrijden, van het
+paard sprong en den heer Krüger haastig toeriep, dat de plantage
+Faletata, die aan de Duitsche firma Frings behoorde, door een troep
+oproerlingen geplunderd werd. De daar wonende bestuurder, een geboren
+Mecklenburger, dien wij persoonlijk kenden, had hem een zijner zoons
+gezonden en om hulp gevraagd, maar onze opzichter wilde niet zonder
+toestemming van den heer Krüger handelen.
+
+“Het spreekt van zelf, dat wij onzen buurman helpen.” riep mijnheer
+Krüger uit. “Jij, Hendrik,” vervolgde hij zich tot zijn neef wendend,
+“en gij, beste Arendt, moeten dadelijk met Mertens (zoo heette de
+opzichter) naar de plantage gaan, waar gij dan zooveel werklieden
+meeneemt, als gij noodig oordeelt, om onzen vriend Hüsmann, wiens
+plantage maar een klein uur van de onze ligt, te hulp te komen. Ik zelf
+kan u niet vergezellen, daar ik, zooals gij weet, sedert eenige dagen
+aan hevigen buikloop lijd. Laat vlug de paarden zadelen, neemt geweren
+en revolvers, en dan er van door, zoo snel de paarden maar loopen
+kunnen!”
+
+Na een kleine tien minuten zaten wij in den zadel en galoppeerden over
+den goed onderhouden weg, naar onze plantage, die wij na een groot
+kwartier bereikten. Op het plein voor het woonhuis van den opzichter,
+vonden wij dezen, alsook het grootste gedeelte der werklieden bijeen;
+zij luisterden opgewonden naar het verhaal van een jongen Blanke, die
+misschien vijftien jaar oud kon zijn en, zooals Mertens mij zeide, de
+zoon van den directeur Hüsmann was.
+
+Petersen, die het bevel voeren zou over de kleine expeditie, koos vlug
+een dozijn van de mannen uit Tonga uit, die zich dadelijk wapenen
+moesten met hun speren en de lange messen, die zij bij den oogst van
+het suikerriet gewoonlijk gebruikten; Mertens en nog twee van de blanke
+opzichters namen hun buksen en pistolen ter hand, voorzagen zich van
+kogels en kruit, en toen zette de kleine stoet zich onder aanvoering
+van den jongen Hüsmann in beweging. Wij lieten onze paarden in de
+factorij achter, daar de jongen verklaard had, dat hij ons door het
+oerwoud over een bergrug leiden en ons zoo binnen het kwartier naar de
+plantage van zijn vader brengen zou.
+
+De maan was intusschen ondergegaan, maar de heerlijke sterren aan den
+tropischen hemel verspreidden voldoend licht, om op het smalle pad,
+over den heuvel, onzen weg te kunnen vinden. Toen wij aan den voet van
+de berghelling gekomen waren, bracht de jonge Hüsmann ons langs den
+rand van een dichte katoenplantage, naar het voorplein van zijn vaders
+woning, die wij dadelijk binnentraden, nadat de knaap eerst het
+afgesproken teeken gegeven had.
+
+De Mecklenburger, een flink gebouwd man, ontving ons in het ruime
+portaal met een vroolijken welkomstgroet. “God zij gedankt, mijn beste
+Petersen,” zeide hij tot dezen, met wien hij persoonlijk bekend was,
+terwijl hij hem hartelijk de hand schudde, “gij komt juist van pas met
+uw mannen; de vervloekte rekels zijn nu wel vertrokken, nadat ik ze uit
+de ramen aan den achterkant flink beschoten heb, maar ze hebben zich
+zeker allen tusschen het suikerriet en de katoenstruiken verstopt, en
+willen ons doen gelooven, dat zij weg zijn. Maar ga, als je belieft,
+eens mee naar de kamers, die op den tuin uitzien; daar staan mijn vrouw
+met de twee oudste jongens en een paar opzichters op den uitkijk.”
+
+Nadat Petersen mij met een paar woorden aan den directeur der factorij
+had geïntroduceerd, gaf deze mij de hand en bracht ons daarop in een
+vrij groote kamer met twee ramen, waarvoor wij Mevrouw Hüsmann met haar
+tweeden zoon Karel en twee blanke opzichters zagen staan, allen met
+geweren gewapend en door de open vensters oplettend uitkijkend in den
+tuin en de daarachter gelegen suikerriet- en katoenstruiken. De oudste
+zoon, Nicolaas, was, zooals Hüsmann ons zeide, met de twee andere
+opzichters in de kamer, die aan den anderen kant van het portaal lag.
+
+Nadat ik de deftige dame, die mij den indruk gaf, zeer energiek te
+zijn, begroet had, begaf ik mij met Petersen naar het raam, om het
+voorplein te verkennen. Ik zag, dat er aan beide zijden van het
+woonhuis een lage, lange houten loods stond; dat waren de
+voorraadschuren, zooals Hüsmann mij nader uitlegde.
+
+“Hebt u deze geheel zonder verdedigers gelaten, waarde Heer?” vroeg ik
+verwonderd.
+
+“O, neen,” luidde het antwoord. “In iedere loods zijn tien mijner
+werklieden.”
+
+“Maar dezen hebben alleen hun speren en messen, om zich tegen de met
+geweren gewapende Samoaners te kunnen verweren,” antwoordde ik,
+“daarmee zullen zij niet veel uitvoeren.”
+
+“Collega Arendt heeft groot gelijk,” zei Petersen. “De kerels, ik
+bedoel de rebellen, zullen bepaald trachten u de kokosnoten en andere
+eetwaren, die in de voorraadschuren liggen, afhandig te maken; want zij
+hebben stellig weer groot gebrek aan levensmiddelen, zooals zoo
+dikwijls bij hen het geval is. Het verbaast mij nog, dat zij uw
+kokospalmen niet omgehakt hebben.”
+
+“Daar passen zij wel op,” gaf de directeur ten antwoord, “want dat doen
+zij alleen in den uitersten nood, omdat zij streng gestraft worden,
+wanneer men hen op diefstal van Duitsch eigendom op heeterdaad betrapt.
+Het plunderen van magazijnen schijnen zij niet zoo strafbaar te
+vinden.”
+
+“Toch stel ik u voor,” zeide ik, “dat mijn collega Petersen en ik de
+loodsen met onze lieden bezetten, om uw oogst te redden, mijnheer
+Hüsmann. Wij zullen de inlanders met onze geweren wel op een afstand
+houden.”
+
+“Gij hebt waarlijk gelijk, vriend Arendt,” riep Petersen uit. “Ik zie,
+dat gij bij de zes en zeventigen in Hamburg uw dienstjaar goed gebruikt
+hebt. Ik moest mij eigenlijk schamen, dat ik, als oudvaandrig, zelf
+niet op dit denkbeeld gekomen ben.”
+
+“Troost u maar, beste Hendrik,” gaf ik lachend ten antwoord. “Ik heb
+niet alleen mijn jaar uitgediend, maar ook mijn examen gedaan als
+reserve-officier en ben zelfs bijna twee jaar reserve-luitenant
+geweest, voor ik hier kwam.”
+
+“A la bonne heure!” zeide Petersen, mij op militaire wijze groetend.
+“Geef, als het u belieft, uw verdere orders, luitenant!”
+
+“Kom, kom, geen gekheid, Hendrik,” antwoordde ik. “Je bent al
+verscheiden jaren hier en kent het land en de menschen beter dan ik. Je
+moet de aanvoerder van onze kleine expeditie blijven. Ik had toch al
+gedacht, dat het beter was, de noodige maatregelen ter verdediging te
+nemen, dan hier onzen tijd te verspillen. De Samoaners kunnen zoo
+dadelijk hier zijn!”
+
+“Mijnheer Arendt heeft het bij het rechte eind;” zeide de directeur.
+“Zoodra de sterren verbleeken of de hemel met wolken bedekt wordt, zijn
+de schelmen ons op de hielen.”
+
+Op dit oogenblik verscheen Mevrouw Hüsmann met een groot
+presenteerblad, waarop een flesch cognac en verscheiden likeurglaasjes
+stonden, en zij verzocht ons vriendelijk een hartsterking te nemen,
+vóór wij tot het bezetten der voorraadschuren overgingen. Ik zou de
+verdediging op mij nemen van de linkerloods terwijl Petersen de andere
+voor zijn rekening nam; de directeur bleef als een soort reserve in het
+huis, dat door zijn eigen volk, opzichters en werklieden, verdedigd
+werd. Petersen had twee van onze opzichters, den oudsten zoon, benevens
+zes mannen uit Tonga ter zijner beschikking, terwijl ik met Kertens
+onzen eersten opzichter, de overige zes mannen uit Tonga en den
+jeugdigen Frans, de mij toegewezen voorraadschuur bezette. Deze had
+slechts enkele kleine openingen in de muren, die uit dunne aan elkander
+gevoegde planken bestonden; deze openingen konden uitstekend als
+schietgaten dienen, en, daar zij aan den voorkant ontbraken, liet ik de
+mannen uit Tonga met hun groote messen, binnen enkele minuten, nog drie
+zulke gaten aan die zijde maken. Intusschen waren er wolken komen
+opzetten, zoodat ik op eenigen afstand van de loods bijna niets meer
+kon onderscheiden, en, om nu niet door de inboorlingen, die zeker van
+deze duisternis voor een overrompeling gebruik zouden maken, verrast te
+worden, was het meer dan noodig, bij tijds van hun komst onderricht te
+zijn. Ik riep derhalve den jongen Frans, die een flinke, opgewekte
+knaap scheen te zijn, bij mij, en vroeg hem, of hij vlug door den tuin
+tot het eerste suikerrietveld durfde sluipen, waar hij zeker duidelijk
+zou kunnen hooren, wanneer de Samoaners de helling afdaalden om het
+gehucht te overvallen.
+
+“Ja, zeker, Mijnheer!” riep de jongen vroolijk uit. “Dat is maar een
+kleinigheid, waar niet veel moed toe noodig is. Maar ik zal mijn geweer
+hier laten, want het kon eens onverwachts afgaan, terwijl ik op handen
+en voeten naar het suikerriet kruip.”
+
+“Nu, ik wist wel, dat je het aardig zoudt vinden, mijn jongen,” zeide
+ik goedkeurend tot Frans; ik deed de groote deur aan de lengtezijde van
+de loods voor hem open, en beloofde, dat ik hem daar weer terug zou
+wachten.
+
+In gespannen verwachting had ik zeker wel een goed uur daar gestaan,
+zonder dat Mertens, die bij mij was, en ik nog het minste geruisch
+vernomen hadden, dat het naderen van menschen deed vermoeden. Juist had
+de opzichter tot mij gezegd: “Ik geloof niet, dat de kerels vannacht
+komen zullen; zij hebben zeker op de een of andere manier lont
+geroken,” toen plotseling, vlak voor ons een donkere gedaante van den
+grond opdook, die ons zacht toefluisterde: “Zij komen, mijnheer Arendt!
+Een heele hoop, hoor!”
+
+Vlug trokken wij den dapperen jongen, want het was inderdaad Frans, de
+deur in, sloten en grendelden deze, en gingen op onzen post bij de
+schietgaten, waarna Frans ons vertelde, dat hij geruimen tijd aan den
+kant van het suikerrietveld op den grond had gelegen en oplettend
+geluisterd had, zonder eenig verdacht geruisch te vernemen. Eindelijk
+had hij duidelijk gehoord, dat iemand op de helling, op een dorren tak
+trapte; toen was hij overeind gekomen en had uit het aanhoudend
+geruisch opgemaakt, dat er een groot aantal menschen naar beneden
+kwamen; ook had hij enkele uitroepen gehoord, waarna hij zeker van zijn
+zaak geworden was en zich snel uit de voeten had gemaakt.
+
+Het duurde nauwelijks een kwartier, toen wij reeds in de flauwe
+schemering, die slechts hier en daar door het licht eener ster tusschen
+de wolken verhelderd werd, een groot aantal donkere gedaanten konden
+onderscheiden, die voorzichtig, zonder het minste geruisch, door den
+tuin de groote deur van onze loods naderden. Zij konden nog nauwelijks
+tien stappen verwijderd zijn, toen Mertens en ik op de voorsten een
+schot losten. Bijna gelijktijdig vielen ook uit de loodsen, door
+Petersen bezet, schoten, waarop onmiddellijk een luid gehuil volgde;
+dit hield slechts kort aan; toen werd alles stil.
+
+Klaarblijkelijk hadden de inlanders, in den eersten schrik over deze
+zeker niet verwachte ontvangst, zich zoo snel mogelijk door den tuin
+tot aan den rand van het suikerrietveld teruggetrokken.
+
+“Wij zullen de kerels wel weer gauw weerom hebben, Mijnheer Arendt,
+zeide Mertens,” die sedert verscheiden jaren in Samoa woonde en den
+aard der inlanders goed kende. “Zij zijn woedend, dat wij op hun komst
+voorbereid waren, maar nog meer verbitterd over het verlies der hunnen,
+wier dood of zware verwonding zij ongetwijfeld zullen wreken.” Het
+bleek, dat Mertens goed had gezien. Kort daarop riep Frans Hüsmann, die
+bij een der schietgaten aan den voorgevel post had gevat, ons toe: “Zij
+komen dezen kant uit, een heele menigte!”
+
+Vlug sprong ik er heen, en zag inderdaad een troep donkere gedaanten
+ijlings naderkomen. Zonder aarzelen schoot ik mijn geweer met dubbelen
+loop af, en bemerkte bij het flikkeren der schoten, dat de voorsten
+groote takkenbossen droegen, dus waarschijnlijk van plan waren de
+loodsen in brand te steken.
+
+Ik was niet weinig verschrikt bij de gedachte, hoe de muren, die uit
+dunne, door de zon uitgedroogde planken bestonden, als tondel moesten
+branden, doch spoedig wist ik, wat mij te doen stond; ik riep mijn
+Tonga-mannen, rukte de deur open en vloog naar den voorgevel, aan
+Mertens en den jeugdigen Frans, de bewaking voor de deur overlatend.
+
+Wij kwamen geen oogenblik te vroeg op de bedreigde plaats. Wel een
+dozijn inlanders hadden reeds een heelen hoop takken beneden aan den
+gevel neergeworpen en stonden op het punt dien in brand te steken, toen
+ik aan den hoek der loods verscheen, en onmiddellijk de zes kogels van
+mijn revolver op den verrasten vijand afschoot, terwijl mijn Tonga’s
+met vreeselijk krijgsgeschreeuw op de gehate Samoaners toesprongen en
+hen met hun lange messen te lijf vielen.
+
+In den eersten schrik weken de aanvallers terug, maar spoedig drongen
+zij, met wel dertig landgenooten versterkt, woedend op ons in, zoodat
+wij na weinig minuten tot aan den muur moesten terugwijken. Daar ik
+geen tijd had, mijn revolver opnieuw te laden, moest ik met mijn
+hartsvanger de messtooten afweren, die op mij gemunt waren, en reeds
+had ik verscheiden steken in den rechterbovenarm ontvangen, toen de
+zaak een andere wending nam.
+
+Van de rechterschuur, die in het geheel niet was aangevallen, kwam
+Petersen met de twee opzichters, Nicolaas Hüsmann en zijn zes Tonga’s
+haastig aanloopen, en overviel de Samoaners met revolverschoten en
+kolfslagen, terwijl bijna gelijktijdig Hüsmann met zijn zoon Karel en
+twee zijner bedienden uit het woonhuis kwam, om mij en den mijnen te
+hulp te komen. Wij tastten de inlanders nu van twee zijden aan en
+joegen ze, na een korten tegenstand, door den tuin tot aan den zoom van
+het bosch, aan den voet der berghelling, terug. Petersen zette de
+vluchtelingen nog een eind weegs met de Tonga’s na, die zich als
+razenden midden onder de Samoaners wierpen en hen met hun messen
+aanvielen. Ik voelde hevige pijn in den rechterbovenarm en volgde den
+directeur Hüsmann daarom gaarne naar het woonhuis, terwijl zijn zoons
+met Mertens en de overige opzichters de ronde deden om de gebouwen en
+den tuin, ten einde zich te vergewissen, of geen inlanders zich daar
+verborgen hadden.
+
+Mevrouw Hüsmann onderzocht mijn gewonden arm en bevond, dat ik een vrij
+diepen en breeden steek, benevens twee kleine verwondingen had bekomen;
+nadat zij de wonden had uitgewasschen,—waaruit duidelijk bleek, dat zij
+van dat soort van dingen veel verstand had,—bestreek zij ze met een
+koele, heilzame zalf en deed een linnen zwachtel om den bovenarm.
+
+Toen Petersen en de overige Europeanen terugkwamen, vertelden zij wel
+een dozijn dooden, maar geen enkelen zwaar gewonde gevonden te hebben;
+ook hadden zij opgemerkt, dat niemand der inlanders, den witten doek,
+het herkenningsteeken der partij van de opstandelingen, om het hoofd
+gewonden had.
+
+“O, dat is nog volstrekt geen bewijs, dat de kerels niet tot de
+aanhangers van Tamasese behoord hebben!” riep Hüsmann uit. “Een doek
+kan gemakkelijk afgedaan en na den gepleegden roof weer omgebonden
+worden. Ik ben er vast van overtuigd, dat het opstandelingen geweest
+zijn, die weer eens groot gebrek aan de noodigste levensmiddelen
+hebben, en zich bij mij van nieuwen voorraad hebben willen voorzien.
+Zonder uw flinke hulp, zouden de schelmen hierin zeker geslaagd zijn.
+Ik en de mijnen danken u hartelijk,” zeide de wakkere Mecklenburger,
+terwijl hij ons zóó krachtig de hand drukte, dat ik een kreet van pijn
+niet weerhouden kon, hetgeen hem een verwijt van zijn vrouw berokkende.
+
+“Pardon, Mijnheer Arendt, ik was een oogenblik vergeten, dat u tot de
+gewonden behoort,” zeide hij zich verontschuldigend. “Hoe staat het
+overigens met onze lieden?” vroeg hij zijn oudsten zoon.
+
+“Er is niemand dood,” antwoordde Nicolaas, “maar wij hebben allen
+schrammen en weinig beteekenende messteken opgeloopen, voornamelijk met
+de schermutseling bij den voorgevel.”
+
+“Twee van onze Tonga’s zijn nog al erg toegetakeld geworden,” zeide
+Petersen, “de anderen zijn vrijgekomen met enkele steken in gelaat en
+armen. Ik heb ze in de loods gebracht, en mijnheer Mertens verzocht,
+hen morgen op een buffelkar naar de factorij te laten brengen.”
+
+“Ik ga direct eens naar die stakkers kijken, anders bloeden zij
+misschien nog dood!” zeide Mevrouw Hüsmann. Nadat zij eerst van een
+laken een draagband gemaakt had, waarin ik mijn rechterarm moest
+leggen, ging de goede vrouw naar de loods, om de diepe wonden der beide
+Tonga’s te onderzoeken en te verbinden.
+
+Bij haar terugkomst deelde zij ons mede, dat de gekwetsten weliswaar
+eenige diepe messteken in de borst gekregen hadden, maar dat zij toch
+na eenige uren rust vervoerd zouden kunnen worden.
+
+Na ons met een kop sterke koffie verkwikt te hebben, begaven wij ons,
+onder geleide van Frans, weer op weg naar onze plantage, over de
+heuvelen en door het woud, daar de zon intusschen opgegaan was.
+
+In de factorij bestegen Petersen en ik onze paarden, die wij daar
+gelaten hadden en kwamen een uur later weer in onze woning, waar
+mijnheer Krüger ons met ongeduld wachtte. Ik gevoelde mij zoo verzwakt
+door het bloedverlies, dat ik mij zeer spoedig naar mijn kamer begaf en
+naar bed ging, en het aan Petersen overliet, zijn neef een uitvoerig
+verslag te geven van alles, wat er dien dag was voorgevallen.
+
+
+
+
+
+
+
+
+VIERDE HOOFDSTUK.
+
+OP SAVAII. DE TAIFUN.
+
+
+Twee weken na dezen nachtelijken strijd met de opstandelingen vroeg
+mijnheer Krüger mij, hem op een tocht naar Matautu, een haven aan de
+noordkust van Savaii, te vergezellen. In de nabijheid van Matautu lag
+een kleinere plantage Vaipuli, die ook het eigendom was der Duitsche
+Handel- en Plantage-Maatschappij en door een mijnheer Koning bestuurd
+werd. Mijn chef was echter met het oppertoezicht over deze ver
+verwijderde plantage belast, en moest meer dan eens in den loop van het
+jaar daarheen varen, om zich persoonlijk te overtuigen van den
+toenemenden bloei van elke cultuur. Op deze reis zou ik hem nu
+vergezellen en de boeken van den directeur nazien.
+
+Daar de haven van Matautu meer dan dertig zeemijlen van Mulifanua
+verwijderd is, en de tocht in een open boot, dus vrij ongemakkelijk en
+ook niet zonder gevaar zou geweest zijn, te meer, omdat met den juist
+ingetreden West-moesson (Passaatwind) gewoonlijk zeer hevige winden
+waaien,—had mijnheer Krüger den directeur Beckmann een van onze kotters
+gevraagd, waarmee wij de terugreis zouden aanvaarden.
+
+De wonden in mijn rechterbovenarm waren nu volkomen genezen, en ik kon
+hem weer goed gebruiken. Op den morgen na het binnenloopen van den
+kotter, ging mijnheer Krüger met mij en onze twee bedienden aan boord,
+waarop het kleine, aardige schip dadelijk het anker lichtte en ons uit
+den bocht van Mulifanua bracht.
+
+Nadat wij het eilandje Manono gepasseerd waren, moest de kotter verder
+van de kust afhouden, daar er uit het Noordwesten een vrij stevige
+bries opstak; de hemel was overigens helder, zoodat ik de geheele
+noordkust van Savaii duidelijk voor mij zag. Kapitein Johannsen en
+mijnheer Krüger waren zoo vriendelijk mij op enkele zeer
+vooruitstekende punten en de belangrijkste dorpen opmerkzaam te maken;
+ook maakten zij mij eenigermate bekend met de plaatselijke gesteldheid
+van dit grootste eiland der geheele Samoagroep.
+
+Savaii wordt van het Oosten naar het Westen door twee bergketenen
+doorsneden, die bij enkele toppen een hoogte van meer dan vijfduizend
+voet bereiken en zeer vulkanisch zijn; uitgestrekte lavavelden bedekken
+den grond en bemoeilijken den landbouw zeer; door het gemis van groote
+rivieren is de bodem ook niet zeer vruchtbaar. In het binnenste
+gedeelte van het eiland bevinden zich slechts hooge bergen en eenig
+hoogland met ondoordringbaar oerwoud bedekt; daarom is het bijna geheel
+onbewoond; alleen aan de kusten liggen vrij talrijke dorpen,
+voornamelijk aan de noordoost- en de zuidwest-kust. Langs de eerste
+strekt zich, ongeveer een zeemijl lang, een koraalrif uit, waarin zich
+slechts enkele openingen bevinden, die echter zoo weinig breedte
+hebben, dat alleen booten er door heen kunnen varen; de eenige haven
+aan de noordkust, die voor groote vaartuigen geschikt is, is de baai
+van Matautu, het doel van onzen tocht. Een indrukwekkenden aanblik
+geeft het scherp getande voorgebergte Tuasivi, de oostelijke punt van
+het eiland, dat meer dan duizend voet hoog is; aan zijn voet ligt het
+dorp Tofua, een station van het Engelsche zendelinggenootschap; het
+kerkje kan men op zee reeds van verre zien. Onder de talrijke,
+daaropvolgende dorpen langs de oostkust is Safotulafai wel het
+belangrijkste, omdat daar de residentie der opperhoofden gevestigd is,
+aan wie de bewoners van de geheele landstreek gehoorzaamheid
+verschuldigd zijn.
+
+Tegen den middag kregen wij de landtong bij Matauta in het gezicht,
+waarop een hooge vlaggestok stond met de Duitsche vlag. Mijnheer Krüger
+vertelde mij, dat deze vlaggestok toebehoorde aan de woning van den
+directeur Koning, die zich dit bekoorlijk plekje tot woonplaats had
+gekozen.
+
+De ingang tot de haven van Matauta was breed genoeg voor grootere
+schepen, maar, naar ons de kapitein meedeelde, was deze bij hevige
+stormen uit het Noordwesten, volstrekt niet veilig, daar de inham aan
+de westzijde geheel open lag, terwijl deze aan den oost kant, beschut
+werd door de landtong, die ver in zee uitstak.
+
+Daar kapitein Johannsen de aankomst van den kotter reeds van uit de
+zee, door drie schoten uit de twee kleine kanonnen had aangekondigd,
+die aan weerszijden van de kampanje op het achterdek geplaatst waren,
+werden wij dadelijk na de landing, door den heer Koning op het bolwerk
+ontvangen, en door een heerlijk schoon bosch van
+oranje-broodvruchtboomen, bananen en waaierpalmen naar het hooge
+gedeelte der landtong geleid. In een dergelijk boschje zagen wij een
+huis, dat op een villa geleek; de houten muren waren gewit, een
+zeldzaamheid op de eilanden, die mij nog niet opgevallen was. Op de
+veranda van dit fraaie gebouwtje, werden wij door een mooie, jonge
+vrouw, een inboorling van Samoa, met den gebruikelijken landsgroet,
+“Tafola” begroet, terwijl twee naast haar staande kinderen, een meisje
+van ongeveer acht en een jongen van zes jaar, ons de hand gaven met de
+Duitsche woorden “Grüsz Gott!” Het waren de vrouw van mijnheer Koning,
+mevrouw Selina en hun kinderen Maria en Jan, allen bepaald allerliefste
+verschijningen, vooral het kleine meisje, dat er als een fee uitzag.
+Haar gelaatskleur was iets lichter dan die der inlanders en had veel
+overeenkomst met die der Spaansche vrouwen; van haar moeder had zij de
+prachtige, donkerbruine oogen met de lange, zwarte wimpers en het
+blauwzwarte haar geërfd, en zij had snoezig kleine handjes en voetjes.
+Het knaapje was ook een bekoorlijk ventje, dat heel vertrouwelijk met
+mij babbelde en mij, in vloeiend Duitsch, allerlei dingen vroeg. Moeder
+en kinderen waren op Europeesche wijze gekleed; natuurlijk bestond de
+stof uit dunne gekleurde zijde.
+
+Kort daarna begaven wij ons achter het huis, naar de veranda, waar wij
+een heerlijk gezicht op de zee hadden en een rijk voorziene tafel ons
+met het lunch wachtte. Terwijl ik met de kinderen praatte, onderhield
+mijnheer Krüger zich met mevrouw Koning in het Samoaansch, daar
+laatstgenoemde zich maar zeer gebrekkig in onze moedertaal verstaanbaar
+kon maken. Ons lief Duitsch is, zooals men weet, voor vreemdelingen een
+zeer moeilijk te leeren taal.
+
+Na het lunch deden wij een middagslaapje, en bestegen daarop de
+gereedstaande paarden om naar de plantage te rijden, die ongeveer drie
+kilometer ver lag.
+
+De plantenwereld langs den geheelen weg tusschen de kust en den voet
+van het gebergte, vond ik nog oneindig weelderiger dan in Upolu; toen
+ik hierover mijn verwondering uitdrukte, antwoordde mijnheer Koning:
+
+“De smalle, lage landstreek, langs de geheele noordkust bestaat tot op
+het kleinste deeltje uit vloedgrond; het overige, veel grooter gedeelte
+wordt door uitgestrekte lavavelden bedekt. Deze lava maakte juist het
+aanleggen van plantages zoo buitengewoon moeilijk, doch, waar zij
+verminderd, of van zelf verweerd is, geeft zij een bodem, zóó
+vruchtbaar, als men zich maar denken kan, waarop iedere cultuur
+verwonderlijk goed gedijt. U kunt u echter gemakkelijk voorstellen,
+mijnheer Arendt, hoeveel werkkrachten er vereischt worden om zulk een
+lavaveld geschikt te maken om bebouwd te worden.”
+
+In de plantage Matuata gekomen, vond ik alles zoo, als de directeur mij
+gezegd had. Het grootste gedeelte van de vlakteuitgebreidheid was
+beplant met kokospalmen, die gemiddeld wel honderd twintig voet hoog
+waren en onder hun prachtige bladerkroon zeer veel noten droegen; de
+cacaoboom groeide hier eveneens uitstekend en bracht, zooals mijnheer
+Koning ons verzekerde, reeds een rijken oogst op, hoewel deze plantage
+slechts enkele jaren geleden, als proef ontgonnen was.
+
+“Het doet mij genoegen zulks te hooren, waarde Koning,” zeide mijn
+chef; “bij ons, op Upolu hebben wij van onze cultuur met de cacaoboomen
+weinig pleizier gehad. Het schijnt, dat de grond hier op Savii
+gunstiger daarvoor is.”
+
+“Ik zal u nu eens naar een kleine tabaksplantage brengen, mijnheer
+Krüger,” zeide Koning, toen wij het grootste gedeelte der plantage
+doorgewandeld hadden. “Verleden jaar lag er een schip uit Manilla in
+onze haven, voor anker; de kapitein wilde kopra en broodvruchten
+innemen en eenige averij herstellen; toen ik hem in onze plantage
+rondleidde, was hij van meening, dat op den ontgonnen lavabodem, de
+tabak ook wel goed gedijen zou. Hij gaf mij wat tabakszaad, dat hij aan
+boord had, met bestemming naar Nieuw-Zeeland, waar hij op de terugreis
+moest aanleggen. Ik heb er ongeveer een hectare mee bezaaid en dit jaar
+reeds een aardigen oogst aan tabaksbladeren gehad. Een mijner
+opzichters, een Maleier, heeft wel wat verstand van sigarenmaken, en
+heeft een honderd stuks voor mij gemaakt, die ik heel lekker vind. Als
+wij thuis zijn, kunt u ons fabrikaat wel eens probeeren, Heeren.”
+
+Tegen zes uur verlieten wij de plantage en kwamen een half uur later in
+de villa, op de landtong van Matauta aan.
+
+Na het middagmaal brachten wij nog eenige uren op de veranda door,
+vanwaar wij een heerlijk uitzicht hadden op het voor ons liggend
+landschap en op de zee, die nu door de maan verlicht werden.
+
+Het hooge, met dicht oerwoud bedekte, gebergte vormde een heerlijk
+schoonen achtergrond. Later op den avond dansten de twee bekoorlijke
+kinderen ter onzer eer een “Siva,” die aan gratie en bevalligheid alles
+overtrof, wat ik nog ooit gezien had.
+
+Nog twee dagen brachten wij bij de beminlijke familie Koning door.
+Terwijl ik de boeken inzag, die door mijnheer Koning zelf bijgehouden
+waren, maakte mijn chef in diens gezelschap, uitstapjes òf naar de
+plantage, of verder westelijk langs de kust, om plekken uit te zoeken,
+die geschikt gemaakt konden worden tot het aanleggen van nieuwe
+plantages.
+
+Na een hartelijk afscheid van mijnheer Koning en de zijnen, gingen wij
+vroeg aan boord van onzen kotter, om de terugreis naar Mulifanua te
+aanvaarden.
+
+Wij konden ons ongeveer vijf zeemijlen van Matauta verwijderd hebben en
+zaten juist in de roef ons tweede ontbijt te gebruiken, toen de
+stuurman, die de wacht op het dek had, binnenkwam en tot den kapitein
+zeide:
+
+“Er komt een onweer opzetten, kapitein. De wind begint plotseling te
+schralen (tegen den boeg te waaien) en in het Zuidwesten is een donkere
+bank, die snel opkomt.”
+
+Onmiddellijk sprongen wij op en begaven ons naar het dek. Inderdaad, de
+zeilen begonnen tegen de twee masten van den kotter te klapperen, een
+onmiskenbaar bewijs, dat de wind gedraaid was, terwijl de lucht in het
+Zuidwesten met zwarte wolken was bedekt, waarvan de randen een
+lichtgele tint hadden. Het was zoo donker geworden, dat wij zelfs de
+hooge bergen op Savaii niet meer konden zien.
+
+“Een Taifun, een cykloon, o, hemel!” riep de kapitein eenigszins
+verschrikt uit. “Alle man op dek, stuurman!” commandeerde hij
+vervolgens. “Laat alle zeilen reven en vastbinden, maar vlug! De orkaan
+nadert met rassche schreden! Binnen weinig minuten zal hij hier zijn!”
+
+Werkelijk zagen wij zeer spoedig, dat de zee zoo glad werd als een
+spiegel, alsof zij met groote kracht neergedrukt werd; de duisternis
+nam toe; het werd nacht om ons heen. Plotseling werden in
+Zuidwestelijke richting, hooge, schuimende golven zichtbaar, die snel
+naderden, en met zulk een geraas, alsof vele honderden paarden over de
+straatsteenen galoppeerden, en daar trof opeens de orkaan onzen kleinen
+kotter zoo geweldig, dat hij letterlijk heen en weer schudde en op
+bakboordzijde kwam te liggen, zoodat ik elk oogenblik geloofde, dat wij
+zouden kenteren, d.i. omslaan.
+
+Gelukkig hadden onze wakkere Tonga-matrozen in dien korten tijd alle
+zeilen aan den hoofdmast en het groote zeil aan den bezaansmast
+vastgemaakt, terwijl de kapitein zelf het roer gegrepen had, waarmee
+hij het schip zoo ver omdraaide, dat het de breedtezijde niet meer aan
+den storm blootstelde, en weer overeind kwam. De kotter slingerde
+intusschen geweldig, zoodat mijnheer Krüger en ik genoodzaakt waren,
+ons uit alle macht aan den wand der kleine kampanje vast te klemmen,
+wilden wij niet over boord geworpen worden.
+
+Toen de eerste stoot voorbij was, begon de zee zoo hoog te staan, dat
+de golven voortdurend over het hek (achterschip) zulk een massa water
+wierpen, dat het ons tot de borst reikte en wij ieder oogenblik
+vreesden, meegespoeld te zullen worden. Onze kleine kotter vloog als
+een meeuw, door den storm voortgedreven, over het water en was soms
+bijna geheel bedolven onder de geweldige watermassa’s, die over het
+achterschip heensloegen. Het vaartuig was niet hoog, maar bood dapper
+weerstand aan de woedende golven, omdat het ondanks zijn geringen
+omvang bijzonder stevig gebouwd was, en de boeg zich telkens
+veerkrachtig uit de golven ophief, wanneer ik reeds dacht, dat wij in
+de diepte zouden verdwijnen. Op eens hoorden wij een vreeselijk
+gekraak; wij dachten niet anders, of het was met ons gedaan. De
+kapitein, die dicht bij ons, met den stuurman samen, het roer
+vastgegrepen had, wees met den arm naar voren en riep ons toe, zoo hard
+hij kon: “De mast is gebroken!”
+
+Toen wij in die richting keken, zagen wij inderdaad, dat de hoofdmast
+eenige meters boven het dek afgebroken was en met de raas overboord
+hing. De storm had waarschijnlijk een zeil losgerukt en door den
+geweldigen druk den mast doorgebroken.
+
+Ondanks het groote gevaar, door de golven van het schip geslagen te
+worden, liet de wakkere kapitein het roer aan den stuurman alleen over,
+greep een bijl, die aan den zijwand der kampanje hing, en haastte zich,
+terwijl hij zich met een hand langs de verschansing voortwerkte, naar
+voren, waar hij door verscheiden Tonga’s geholpen, met inspanning van
+al zijn krachten de touwen, tusschen den hoofdmast en de verschansing
+begon stuk te hakken. Hoe gevaarlijk dit werk ook was, moest het toch
+noodzakelijk ten uitvoer gebracht worden, daar het gedeelte van den
+mast, dat over boord hing, licht een gat in den zijwand van het schip
+had kunnen stooten, en dan zouden wij reddeloos verloren geweest zijn.
+Na een goed kwartier, dat mij wel een eeuwigheid toescheen, kwam de
+kapitein op het achterdek en nam zijn plaats bij het roer weer in. De
+kotter slingerde nu zoo ontzettend, dat Krüger en ik ons nauwelijks
+meer konden vasthouden; maar, als de krachten ons begaven, zouden wij
+ongetwijfeld over boord geslagen worden; hiervan waren wij ons volkomen
+bewust, en daarom deden wij, wat wij konden, en klemden ons aan de
+deurstijlen vast, zonder die ook maar een seconde los te laten.
+
+Wij konden in dien gevaarvollen toestand wel twee uren, die zeker nooit
+uit onze gedachte zullen gaan, doorgebracht hebben, toen de orkaan even
+snel bedaarde, als hij was opgekomen; alleen stond de zee geweldig hoog
+en voortdurend wierp zij geheele waterstroomen op het dek; het
+vreeselijke loeien van den storm had ten minste opgehouden.
+
+De kapitein zond nu den stuurman naar voren met het bevel, al de
+matrozen op het achterdek te roepen, om te beproeven, aan den
+bezaansmast, die was blijven staan, een zoogenaamd stormzeil, een klein
+driehoekig zeil van zeer sterk linnen, op te hijschen. Na vele
+vergeefsche pogingen gelukte dit eindelijk, en de gevolgen bleven niet
+uit. De kotter slingerde niet meer zoo vreeselijk, en begon weer naar
+het roer te luisteren, zoodat hij rustiger in het water lag en zich ook
+vrij snel voortbewoog, daar de wind nog altijd krachtig genoeg was,
+hoewel niet zoo sterk meer als gedurende den orkaan.
+
+De hemel was nog altijd met wolken bedekt en weldra viel een echt
+tropische regen in stroomen op ons neder. Nu de kotter minder hevig
+slingerde, waren wij niet meer genoodzaakt ons zoo krampachtig vast te
+klemmen, en dat was gelukkig, want onze krachten waren werkelijk
+uitgeput. Wij begaven ons naar onze kajuiten om, voor wij iets anders
+deden, droog ondergoed en droge kleeren aan te trekken, want wij waren
+tot op het hemd nat. Daarna kwamen wij in de roef bij elkander en
+versterkten ons met een paar glazen cognac, om onze levensgeesten, die
+door den doorgestanen angst en de groote vermoeienis zeer verzwakt
+waren, wat op te wekken. Juist hadden wij een sigaar opgestoken, toen
+de stuurman, doornat van den regen, bij ons binnentrad en den kapitein
+met een ernstig gelaat meedeelde, dat een der matrozen hem was komen
+zeggen, dat er in het voorste gedeelte van het schip, onder het
+benedendek, zeker een lek moest zijn, daar hij duidelijk het ruischen
+van water in het ruim had vernomen,
+
+Onmiddellijk haastte kapitein Johannsen zich daarheen, om zich van den
+toestand te vergewissen. Na een half uur keerde hij terug met de
+tijding, dat de kotter inderdaad een lek bekomen had, en dat het
+geheele ruim reeds vol water stond. Waarschijnlijk was de legger of
+steekbalk van den hoofdmast beneden in den kolsem (dwarse, dikke
+kielbalk) door het breken van den mast, los gaan staan, waardoor eenige
+planken aan bakboordzijde van elkander geweken waren.
+
+“Ik zal trachten,” zeide de kapitein, “het schip door uitpompen zoolang
+vlot te houden, tot wij op een der eilandjes kunnen landen, die hier in
+de buurt moeten liggen. Tot mijn spijt kan ik volstrekt niet bepalen,
+waar wij ons op het oogenblik bevinden, want met deze duisternis ben ik
+niet in staat de vereischte berekeningen dienaangaande te maken. Voor
+zoover ik echter kan nagaan, moeten wij honderd zeemijlen noordelijk
+van Savaii zijn. De vreeselijke orkaan heeft den kotter zelfs met
+razende snelheid juist naar het Noorden over het water gejaagd. God
+geve, dat wij spoedig land mogen zien, anders zijn wij verloren, want
+het uitpompen zal wel niet veel helpen.”
+
+“Het spreekt van zelf, kapitein,” zeide mijnheer Krüger, “dat wij,
+zooveel als in ons vermogen is, onze hulp bij het pompen verleenen; uw
+Tonga’s zullen wel spoedig geheel uitgeput zijn.”
+
+“Ik neem uw aanbod in dank aan, mijnheer Krüger,” antwoordde kapitein
+Johannsen. “De stuurman zal zich ook naar de scheepspomp begeven,
+terwijl ik het roer overneem.”
+
+Gelukkig had de regen opgehouden, toen wij naar den romp van den
+gebroken mast gingen, waar de scheepspompen waren; wij bleven dus ten
+minste van boven droog, want tot aan de knieën stonden wij in het
+water, daar de onstuimige zee nog van tijd tot tijd hooge golven over
+het dek wierp.
+
+Langer dan een uur hadden wij onafgebroken den pompslinger op en neer
+bewogen; het zweet brak ons van alle kanten uit. Een massa vuil water
+hadden wij uit het ruim op het dek gepompt; het vloeide nu door de
+spuigaten (opening in het dek) in de zee, maar toch bleef de waterstand
+in het ruim even hoog, zooals de stuurman door dikwijls herhaalde
+peilingen gewaar werd; maar stijgen deed hij ook niet. Het kwam er dus
+op aan, het werk met alle kracht voort te zetten. Eindelijk, het liep
+tegen vijf uur, riep een der matrozen, die vooraan op den boeg stond:
+“De branding vlak voor ons!”
+
+Werkelijk zagen wij recht voor ons uit, een geweldige branding, maar
+wij waren er nog wel een zeemijl van verwijderd. Het was duidelijk, dat
+zich daar een uitgestrekt koraalrif bevond, waartegen de golven met
+groot geweld braken, zoodat wij het schuim hoog zagen opspatten. Noch
+de kapitein aan het roer, noch de stuurman konden met hun verrekijkers
+een opening ontdekken in het rif, waar de wind ons in rechte lijn heen
+dreef; een schipbreuk kwam ons dus onvermijdelijk voor. Op dit
+oogenblik riep de kapitein verscheiden matrozen op het achterdek, liet
+het zeil aan den bezaansmast inbinden en wierp het roer naar stuurboord
+om, hetgeen tengevolge had, dat de kotter niet veel vooruitkwam en
+spoedig eenigszins afdreef. Toen daarop de grootere bezaan, evenals het
+kleinere stormzeil vastgemaakt waren, veranderde het schip na enkele
+minuten van koers en voer langzaam in oostelijke richting langs het
+rif, nauwelijks een kwartmijl van de gevaarlijke branding verwijderd.
+
+Ondertusschen gingen wij onafgebroken met pompen voort, tot de kotter
+de oostpunt van het rif omzeilde, waarin wij zeer spoedig een opening
+ontdekten. De zee was daar aanmerkelijk kalmer dan aan de zuidzijde; de
+branding was er ook niet zoo sterk en vlak voor de opening was de zee
+zelfs zoo effen als een spiegel. Het gelukte den kapitein, den kotter
+veilig door den tamelijk nauwen ingang, in een breede lagune
+(strandmeer) te brengen, waarvan het water zoo kalm en helder was, dat
+wij tot op den bodem konden zien. Juist hadden eenige matrozen mijnheer
+Krüger en mij afgelost en stonden wij vooraan op den boeg, toen ons in
+het midden der lagune een eiland in het oog viel, dat, voorzoover wij
+zien konden, niet heel groot was. Het geheele strand van het eiland was
+met hooge kokospalmen bedekt, waar tusschen wij verscheiden hutten
+zagen; in de nabijheid lagen ook eenige kano’s aan den oever. Toen ik
+mijn bevreemding uitdrukte, dat men in het ongewoon heldere water den
+bodem kon zien, legde mijnheer Krüger mij uit, dat de kleine
+koraaldiertjes alleen in zulk helder, schoon water hun riffen kunnen
+vormen; dit kan men bij alle eilanden in de Zuidzee waarnemen.
+
+Niet ver van het strand liet kapitein Johannsen het anker vallen, en
+dadelijk hierop zagen wij, dat een kano, met een twaalftal inlanders
+bemand, van den oever stak en snel den kotter naderde. Na een paar
+minuten legde de boot bij onzen kotter aan en de eilanders klommen
+langs de valreep op het dek. Te oordeelen naar hun lichtbruine
+huidkleur, behoorden zij tot het Polynesische ras; tot kleeding hadden
+zij niets dan een lendendoek, gemaakt van palmvezels; de armen en het
+bovenlichaam waren overal getatoeëerd en ieder had in de linkerhand een
+korte speer.
+
+Het opperhoofd van de kleine schaar, die zich alleen van zijn
+metgezellen onderscheidde door een snoer van kralen, gekleurde steenen
+of schelpen, dat door het dikke haar geslingerd was, sprak den
+kapitein, die hem tegemoet trad aan, in een taal, waarvan wij geen
+enkel woord verstonden. De kapitein riep toen een van zijn Tonga’s en
+nu bleek het, dat deze zich, al was het dan ook gebrekkig, bij de
+eilanders verstaanbaar kon maken.
+
+“Vraag het opperhoofd eens, hoe dit eiland heet,” gebood de kapitein.
+
+“Olosenga, kapitein,” luidde het antwoord.
+
+“O, nu kom ik op de hoogte,” zeide Johannsen, terwijl hij zich tot ons
+wendde, want wij waren natuurlijk dadelijk op het achterdek gekomen,
+toen de inboorlingen aan boord kwamen. “Zooals de kaart aanwijst, is
+het een klein eiland, aan alle zijden door een koraalrif omringd, en
+ongeveer honderd zeemijlen noordwaarts van Savaii gelegen. Het heet
+Olosenga of Swain, als ik mij niet vergis. Wij zullen hier, vrees ik,
+niet in de gelegenheid zijn, den kotter weer zeevaardig te maken,
+mijneheeren, maar, komaan, een echt zeeman verliest niet gauw den
+moed.”
+
+Op een wenk van den kapitein volgde het opperhoofd ons nu in de roef,
+waar wij hem een groot glas cognac gaven, dat hij met zichtbaar
+welgevallen ledigde. De eilanders, die op het dek gebleven waren,
+ontvingen van den stuurman eveneens een glas van het geliefkoosde
+vuurwater.
+
+Nu liet de kapitein het opperhoofd door den matroos, die als tolk
+diende, vragen, of er aan het strand van het eiland ook een open vlakte
+was, waar de kotter onmiddellijk aan den oever, in het ondiepe water
+vastgelegd kon worden.
+
+“Het is totaal onmogelijk,” zeide kapitein Johannsen, “het schip nog
+langer vlot te houden. Wij moeten het zonder mankeeren op het strand
+laten loopen, om de verschillende lekken te kunnen stoppen. Daar de
+orkaan onze eenige boot uit de davids (draaibare kranen) losgerukt en
+in zee geworpen heeft, kunnen wij het eiland niet verlaten, voor de
+kotter weer zeevaardig is. In de kleine kano’s der inlanders mogen wij
+het niet wagen, de reis naar het meer dan honderd zeemijlen verwijderde
+Savaii te ondernemen; het zou zelfs in onze boot, die maar een jol was,
+gevaarlijk geweest zijn, daar wij, bij den thans heerschenden
+west-moesson, ieder oogenblik door storm konden worden overvallen.”
+
+Op dit oogenblik kwam de Tonga-matroos ons mededeelen, dat volgens
+zeggen van het opperhoofd, het strand aan de noordkust van het kleine
+eiland veel vlakker was, dan de kust, die voor ons lag. Dadelijk liet
+de kapitein het anker weer lichten en zette den kotter langzaam in
+beweging, terwijl het opperhoofd met zijn metgezellen in de kano steeg
+en vooruit roeide om ons tegelijkertijd tot loods te dienen. Daar
+enkele matrozen voortdurend waren blijven pompen, was het water in het
+ruim ten minste niet gestegen en behoefden wij niet te vreezen
+plotseling in de diepte te verzinken.
+
+Door den zwakken wind verliep er wel een half uur, vóór wij de
+noordkust van het eiland bereikten, waar wij, ongeveer tien minuten
+later, een kleinen bocht in het lage, zandige strand ontdekten. Het
+opperhoofd wenkte met de hand en wees op de uitmonding van een klein
+riviertje in het verst gelegen gedeelte van den bocht. De kapitein liet
+de zeilen reven, en de kotter gleed langzaam in die uitmonding en zat
+weldra in het ondiepe water aan den grond, zonder een hevigen stoot
+gekregen te hebben.
+
+De matrozen moesten met pompen ophouden en eenige planken aan den oever
+leggen, die ons tot loopplank dienen konden. Wij haalden onze kleine
+bagage uit de kajuiten en gingen aan land, waar wij ons voorloopig in
+de schaduw van eenige bananen en oranjeboomen nedervlijden.
+
+Intusschen waren er nog verscheiden eilanders bij gekomen, die onder
+aanvoering van hun opperhoofd, den kapitein en den matrozen de
+behulpzame hand boden om den kotter, op de lekke bakboordzijde, zoo
+dicht mogelijk aan den oever van de beek op te trekken, waar hij
+vervolgens vast gelegd werd en dus geen water meer kon innemen. De
+matroos, die als kok fungeerde, had zijn ketels en eenige eetwaren aan
+land gebracht, en was, op een haard van eigen vinding, begonnen een
+krachtigen maaltijd klaar te maken, waaraan wij allen dringend behoefte
+hadden, want sinds vele uren hadden wij niets gegeten.
+
+Het opperhoofd en de overige eilanders kregen tot belooning voor hun
+hulp eenige flesschen brandewijn en verwijderden zich toen weer in hun
+kano’s.
+
+
+
+
+
+
+
+
+VIJFDE HOOFDSTUK.
+
+MIDDEN IN DEN GROOTEN OCEAAN.
+
+
+Terwijl de kapitein en de stuurman het opzicht hielden over de matrozen
+bij het lossen van den ballast, uit het scheepsruim, nadat het
+binnengestroomde water na weinig tijds uitgepompt was, hingen mijnheer
+Krüger en ik onze buksen over den schouder en gebruikten wij de weinige
+uren voor het invallen van de duisternis, om ten minste eenigszins op
+de hoogte te komen van den naasten omtrek onzer landingsplaats.
+
+Wij gingen in westelijke richting langs het strand, dat overal met
+kokospalmen, bananen en broodvruchtboomen beplant was, doch konden noch
+beek, noch bron ontdekken, zoodat het kleine, nietige stroompje, waarin
+de kotter vastgelegd was, het eenige water op het eiland scheen te
+zijn. Ook zagen wij enkele hutten, maar deze waren geheel anders dan
+die op Upolu en Savaii; zij waren veel eenvoudiger, uit boomstammen
+opgetrokken en de daken bestonden uit breede bananenblâren. De bewoners
+dezer hutten schenen goedaardige menschen te zijn, want de mannen
+lachten ons vriendelijk toe; enkele gaven ons zelfs de hand en spraken
+eenige woorden, die wij natuurlijk niet verstonden, maar die in ieder
+geval een groet moesten beteekenen.
+
+Het binnenste gedeelte van het eiland scheen geheel vlak; wij konden
+ten minste geen enkele verheffing van den grond bespeuren; een dicht
+bosch bedekte de geheele oppervlakte.
+
+Na een goed uur kwamen wij weer op de landingsplaats en deden den
+kapitein verslag, van hetgeen wij op onze wandeling gezien hadden. “Ja,
+het is een zoogenaamde Atol (koraalrif) met een eilandje in het midden,
+waarop de storm ons heengedreven heeft,” antwoordde de kapitein. “Ik
+heb vroeger de zeekaart van dit gedeelte van den Grooten Oceaan,
+benevens de daarop betrekking hebbende verklaringen, bestudeerd en
+herinner mij nu, dat Olosenga tot de groep der Tokelau-eilanden behoort
+en het zuidelijkste eiland dezer groep is. Het is nog niet eens zoo
+groot als Apolina, dat, zooals gij ziet, het kleinste der
+Samoa-eilanden is en heeft een oppervlakte van ongeveer anderhalve
+Engelsche vierkante mijl; ook is het slechts schraal bevolkt. Toch
+moeten wij den goeden God van ganscher harte danken, dat wij dat eiland
+bereikt hebben, vóór de kotter lek werd; het zou onmogelijk geweest
+zijn, hem, bij die hooge zee ook maar enkele uren vlot te houden.”
+
+“Gij hebt gelijk, kapitein, wij hebben groote reden tot dankbaarheid,”
+antwoordde mijnheer Krüger. “Hoe lang, dunkt u, zullen wij op dit
+kleine lapje gronds midden in den Grooten Oceaan moeten blijven?”
+
+“Dat kan wel verscheiden weken duren, beste mijnheer Krüger,” was het
+antwoord. “Mijn Tonga’s zijn niet zeer geoefend in het kalefateren
+(dichtstoppen) en het uitwerpen van den ballast neemt minstens vier of
+vijf dagen in beslag, en, voor het scheepsruim geheel leeg is, kan er
+met het dichtmaken der planken volstrekt niet begonnen worden.”
+
+“Dat is een heel treurig vooruitzicht, kapitein,” zeide mijn chef.
+“Mijn neef in Mulifanua zal zeer ongerust worden over ons lang
+uitblijven en zeker gelooven, dat wij op de een of andere manier
+verongelukt zijn. Mijnheer Beckmann zal dit ook denken, als er in zulk
+een langen tijd geen bericht van den kotter in Apia komt.”
+
+“Zou het niet mogelijk zijn, kapitein, dat ik in een kano van de
+inlanders, met het opperhoofd en een paar zijner lieden naar Savaii
+overvoer, om ten minste mijnheer Koning bericht te geven van ons
+tegenwoordig verblijf,” vroeg ik. “Daar hij van het losbreken van den
+vreeselijken Taifun, kort na ons vertrek van Matautu, gehoord moet
+hebben, zal hij zeker overtuigd zijn, dat de kotter in den storm is
+vergaan.”
+
+“Aan een tocht naar het eiland Savaii, honderd mijlen hier van daan, in
+een kano, valt niet te denken, mijn waarde heer,” antwoordde kapitein
+Johannsen. “Deze kleine bootjes kunnen alleen op de lagune, voor de
+vischvangst gebruikt worden; zij kunnen zich niet eens op de zee,
+buiten het rif wagen, daar zij bij de geringste hooge zee dadelijk
+zouden omslaan. Als de inlanders hier zulke groote oorlogsvaartuigen
+als de Samoaners hadden, zou het eerder te beproeven zijn. Wij moeten
+dus geduld hebben, heeren, tot de kotter weer zee kan bouwen. Bovendien
+is geduld een noodzakelijke deugd voor iederen zeeman, en voorloopig
+moet gij u maar als zeelui beschouwen, wien een ongeluk overkomen is.”
+
+“Tot mijn spijt moet ik u volkomen gelijk geven, kapitein Johannsen,”
+antwoordde mijnheer Krüger. “Met deze ontzettende hitte is het verblijf
+in de kleine roef en in de kajuiten bijna ondragelijk; dus daarom stel
+ik voor, om onder de bananen een tent op te slaan, waarin wij ten
+minste de nachten wat aangenamer kunnen doorbrengen.”
+
+“Uitstekend, mijnheer Krüger. Ik zal den stuurman dadelijk last geven,
+om uit een paar reservezeilen en stokken zulk een tent in orde te doen
+maken, die voor ons vieren ruimte genoeg tot slapen heeft; ik zal het
+linnen ook met teer laten bestrijken, dan hebben wij ten minste bij de
+nu dikwijls neerstroomende regens een droog verblijf.”
+
+In den loop van den volgenden voormiddag was de tent geheel gereed; de
+grond werd met matten belegd, die ons tot legerstede zouden dienen.
+
+De scheepskok had zijn tijd besteed, om in een kano, die het opperhoofd
+ter onzer beschikking gesteld had, naar het koraalrif te varen, en
+daarvan verscheiden stukken af te breken, die hij gebruikte om een
+tamelijken haard in elkaar te zetten, want noch op het strand, noch in
+het binnen-gedeelte was een enkele steen te vinden. Naar de kapitein
+ons meedeelde, bevatten de meeste der kleinere eilanden in den Grooten
+Oceaan geen steenen.
+
+Nadat wij onze bagage in de tent gebracht hadden, gingen mijn chef en
+ik naar de oostkust van het eiland, om het opperhoofd uit naam van den
+kapitein een flesch brandewijn te brengen. Het was in ons belang de
+vriendschappelijke betrekkingen met dezen man te onderhouden, want hij
+kon het ons, indien hij wilde, onaangenaam genoeg maken.
+
+Daar wij geen gesprek met hem konden voeren, stelden wij er ons mee
+tevreden, hem met een vriendelijk lachje de flesch te overhandigen; ze
+werd aangenomen met een handdruk, een grijnslach en enkele uitroepen,
+waarvan wij natuurlijk geen woord verstonden. Toen wij na eenigen tijd,
+van onze wandeling door het binnenste van het eiland weer op onze
+landingsplaats kwamen, liet de kok ons een vrij groote mand, uit
+boomschors vervaardigd vol versch gevangen visch zien, die het
+opperhoofd juist in persoon was komen brengen, waarschijnlijk als een
+bewijs van zijn dankbaarheid voor den brandewijn.
+
+Mijnheer Krüger en ik hadden op onzen weg door het binnen-gedeelte van
+het eiland, dat geheel met boomen beplant was, geen andere dieren
+kunnen ontdekken dan een menigte allerliefste kleine vogeltjes, en bij
+de hutten, die hier en daar aan het strand lagen, eenige varkens. Mijn
+chef dacht, dat deze jaren geleden van Savaii, of van een der kleine
+eilanden der Tokelau groep, ingevoerd waren.
+
+Er was bijna een week verloopen, voor men den ballast zoover verwijderd
+had, dat men er aan denken kon aan het kalefateren der los geraakte
+planken te beginnen. Hiertoe moest de kotter zoo ver naar stuurboordzij
+omgehaald worden, dat de bakboordzij geheel boven water lag, aan dit
+werk moesten wij allen meehelpen, want de negen matrozen waren niet bij
+machte het zware schip door middel van hefboomen op een kant te leggen.
+Tegen den avond waren wij hierin geslaagd, maar wij, Europeanen, waren
+doodaf, want het was inderdaad geen kleinigheid, onder de gloeiende
+zonnestralen alle krachten zoo in te spannen.
+
+Daar de kotter slechts een zeer kleine hoeveelheid werk aan boord had,
+moesten alle touwen uitgerafeld worden, om het noodige stopmateriaal te
+verkrijgen, dat dan onder toezicht van den stuurman, door de matrozen
+in de reten der planken gestopt en met vloeibaar teer bestreken werd.
+Den Tonga’s, die weinig verstand van zulk werk hadden, ging het
+kalefateren langzaam van de hand, zoodat er bijna een week verliep,
+voor het lek zoo goed als gestopt was.
+
+Mijnheer Krüger en ik hielden ons in dien tusschentijd bezig met
+visschen in de lagune, waarbij wij van een kleine kano gebruik maakten,
+die kapitein Johannsen van het opperhoofd voor een scheepsbijl
+ingeruild had. Wij deden dit niet alleen voor ons genoegen, maar ook
+ter wille van onze gemeenschappelijke keuken. De kapitein had ons
+namelijk op een morgen verteld, dat hij behalve wat pekelvleesch, nog
+maar enkele scheepsbeschuiten bezat, want de kotter had met de proviand
+niet op zulk een lange afwezigheid van Apia gerekend. Hij had gemeend,
+niet langer dan acht dagen op reis te zullen zijn.
+
+Van de eilandbewoners was volstrekt niets te krijgen, wat wij voor ons
+levensonderhoud hadden kunnen gebruiken, daar zij zich uitsluitend met
+visch, kokosnoten en bananen voedden. Slechts zeer zelden gingen zij er
+toe over, een der weinige varkens te slachten, die zij bezaten. Toch
+was ik zoo gelukkig een varken in te ruilen voor een bijl, die de
+kapitein mij tot dit doel gaf. Het dagelijksch gebruik van visch met
+beschuit, zonder een enkelen aardappel, stond ons spoedig tegen, zoodat
+wij, Europeanen, hartelijk naar een flink stuk vleesch verlangden.
+
+Op een avond zaten wij voor onze tent en gebruikten ons bescheiden
+avondeten, waarbij kapitein Johannsen een van de weinige flesschen
+brandewijn schonk, die hij nog bezat, om een glas grog te kunnen
+drinken, en wij waren zeer in onzen schik, toen de kapitein ons
+mededeelde, dat de kotter binnen twee dagen dicht zou zijn, en weer te
+water zou kunnen gaan.
+
+“Goddank!” riep mijnheer Krüger uit. “Het wordt waarlijk meer dan tijd,
+dat wij dit ellendig eiland verlaten! Het eeuwig visch eten met
+beschuit, gaat mij al geducht tegenstaan; ik geloof, dat ik in geen
+maanden visch zal kunnen zien.”
+
+“Dat zal met ons ook wel het geval zijn, beste Heer,” antwoordde de
+kapitein. “Binnen enkele dagen zal de scheepsbeschuit ook op zijn. Het
+is nog een geluk, dat het beekje hier ten minste goed drinkwater heeft,
+anders hadden wij onzen dorst met het brakke regenwater, dat op enkele
+plaatsen in den grond zakt, moeten lesschen; de eilanders, die verder
+van de kust wonen, hebben niet anders dan dezen walgelijken drank.
+
+“Wanneer wij overmorgen den kotter te water gelaten hebben,” vervolgde
+de kapitein, “hebben wij nog een dag noodig, om op de plaats van den
+afgebroken hoofdmast een noodmast te maken, waarvoor wij een der
+voorhanden zijnde reservespaken gebruiken kunnen. Met de kleine zeilen
+aan den bezaansmast, zouden er verscheiden dagen mede heengaan, voor
+wij Mulifanua bereiken.”
+
+“Kunt u dan niet naar Savaii overvaren, kapitein?” vroeg mijnheer
+Krüger. “Dat zal toch veel dichter bij zijn dan Mulifanua.”
+
+“Het verschil is niet zoo heel groot, mijnheer Krüger,” antwoordde
+kapitein Johannsen; “als de kotter, naar ik hoop, zee kan bouwen, zal
+ik, in plaats van dadelijk naar het Zuiden te gaan, naar het Zuidoosten
+koers zetten, dan kunnen wij, als de wind eenigszins gunstig is, in
+vier en twintig uren te Mulifanua zijn.”
+
+Juist wilden wij onze leden in de tent, op de neergelegde matten
+uitstrekken, toen wij door een luid geschreeuw, dat nader kwam,
+verhinderd werden; kort daarop verscheen het opperhoofd met een geheele
+schaar van zijn stamgenooten, en riep ons verscheiden woorden toe, die
+wij natuurlijk niet verstonden. Met een door angst verwrongen gelaat,
+wees hij naar de richting waarin zijn hutten lagen.
+
+Spoedig kwam de Tonga-neger, die zich bij de eilanders eenigszins
+verstaanbaar kon maken, aanloopen en vertelde ons, dat het kleine dorp
+van het opperhoofd overvallen was geworden door een groote menigte
+zijner vijandelijke stamgenooten, die in hun oorlogskano’s overgekomen
+waren van het eiland Fanualoa, dat ongeveer vijftig mijlen verder lag.
+Het opperhoofd en de zijnen, wier aantal veel te gering was, om zich
+tegen de vijanden te kunnen verdedigen, waren dadelijk naar ons
+gevlucht om onze hulp in te roepen.
+
+“Zeker, wij willen de arme stakkers helpen, niet waar heeren?” riep de
+kapitein.
+
+Vlug namen wij onze geweren en revolvers, terwijl de Tonga’s zich met
+bijlen en messen wapenden.
+
+Nauwelijks waren de vrouwen en kinderen voor de tent neergehurkt, toen
+ongeveer zestig eilanders zich door de struiken een weg baanden en
+onder vreeselijk getier op ons afstormden, terwijl zij hun lange speren
+boven hun hoofden zwaaiden en korte, dikke stokken naar ons toe
+slingerden.
+
+Zonder een oogenblik te aarzelen, schoten wij onze buksen op den
+razenden troep af, die bij het ongewone geluid van het knallen der
+geweren en het flikkeren van het kruit, eerst doodelijk ontsteld bleven
+staan, om daarop met groote sprongen in de struiken te verdwijnen.
+
+Na enkele oogenblikken schenen zij zich echter hersteld te hebben, want
+zij kwamen weer te voorschijn, wierpen enkele speren naar ons toe en
+drongen op ons in; maar, toen wij een onafgebroken vuur openden, dat op
+dezen kleinen afstand zijn uitwerking niet miste, keerden zij om en
+namen onder afgrijselijk geschreeuw de vlucht. Onze Tonga’s, wier
+krijgshaftige aard opgewekt was, volgden de vluchtenden op de hielen en
+hieuwen er met bijlen en messen dapper op los; onze eilanders deden
+eveneens en wierpen hun speren tusschen de vijanden. Toen wij,
+Europeanen, die de vervolgers wat langzamer achterna zetten, het strand
+en de hutten der inboorlingen bereikt hadden, zagen wij bij den
+helderen maneschijn drie groote kano’s, die zoo snel mogelijk over de
+lagune naar den ingang geroeid werden.
+
+Op den terugtocht naar onze landingsplaats vertelde de Tonga-matroos,
+die tot tolk diende, dat, naar het opperhoofd hem had medegedeeld, de
+bewoners der andere eilanden reeds verscheiden keeren bij hen gekomen
+waren, om eenige mannen van Olosenga gevangen te nemen, die zij dan
+naar hun land meenamen en daar opaten. “Nu, ditmaal zullen onze
+eilanders een overvloedig maal hebben aan hun vijanden, die door ons
+gedood zijn; want,” zoo eindigde hij zijn mededeeling, “dezen zijn
+precies zulke kannibalen als zij.”
+
+Twee dagen na deze gebeurtenis lag onze kotter kant en klaar voor anker
+midden in de lagune. Nog laat in den avond brachten wij onze kleine
+bagage aan boord en staken den volgenden morgen vroegtijdig in zee.
+Noch het opperhoofd, noch een der eilanders hadden zich intusschen
+vertoond; waarschijnlijk waren zij te druk aan hun afschuwelijken
+maaltijd bezig.
+
+Door den zwakken Zuidwestenwind ging de kotter maar langzaam vooruit,
+daar wij behalve het bezaanzeil een klein zeil aan den noodmast
+bevestigen konden. Die noodmast was een spaak, vastgemaakt aan het
+afgebroken gedeelte van den mast. Zoo kwam het, dat wij eerst tegen den
+middag van den volgenden dag, den berg Tofu in het gezicht kregen en
+eenige uren later liepen wij de haven van Mulifanua binnen. De kleine
+kano werd te water gelaten, wij namen hartelijk afscheid van den
+flinken kapitein Johannsen en den stuurman, en lieten ons naar land
+roeien door drie matrozen, die wij met een ruime fooi, welke zij met
+hun andere makkers moesten deelen, voor hun moed en volharding in de
+gelukkig doorstane gevaren der laatste weken, beloonden.
+
+Met welke gevoelens van dankbaarheid jegens de Voorzienigheid, mijnheer
+Krüger en ik aan land gingen, zal ik wel niet behoeven te zeggen. Bij
+het opgaan van de stoep van het woonhuis, werden wij door Hendrik
+Petersen, die op de veranda thee dronk, bijna omvergeloopen, zoo woest
+sprong hij ons tegemoet en omhelsde hij ons.
+
+“Goddank!” riep hij uit, “God zij geloofd, mijn beste, brave, waarde
+neef, en jij, mijn beste Herman, dat ik jullie weer levend voor mij
+zie!” En bij deze woorden liepen den jongen man de tranen over de
+wangen. “Wat zal directeur Beckmann gelukkig zijn, als kapitein
+Johannsen hem vanavond nog de tijding van je gelukkige redding brengt!
+Hij heeft al tweemaal door een renbode laten vragen, of ik geen bericht
+van jullie had gekregen! Wij moesten wel denken, dat jullie verongelukt
+waart, na ontvangst van den brief van mijnheer Koning, dien deze mij
+twee dagen na dien vreeselijken storm zond en waarin hij vroeg, of de
+kotter hier veilig binnengeloopen was.”
+
+“Ja, beste jongen,” antwoordde mijnheer Krüger getroffen over de
+zichtbare aandoening van den anders zoo vroolijken, zorgeloozen jongen
+man. “Het heeft werkelijk niet veel gescheeld, of de kotter was met man
+en muis naar ‘kapitein Jack’ gegaan, zooals de Engelschman zegt. Zoo
+oud als ik ben, heb ik nog nimmer zulk een storm, zulke golven gezien.
+Maar, beste vriend, bezorg ons nu zoo gauw mogelijk wat goeds te eten
+en te drinken; wij verlangen daar sterk naar, want in de laatste weken
+was ‘schraalhans keukenmeester’ bij ons. Onder tafel zullen wij alles
+vertellen, wat wij ondervonden hebben.”
+
+Zoodra wij een verfrisschend bad genomen, en andere kleeren
+aangetrokken hadden, hetgeen ons een groot gevoel van welbehagelijkheid
+gaf,—want met de ontzettende hitte had het er met ons ondergoed slecht
+uitgezien —begaven wij ons weer naar de veranda, waar wij een
+welvoorzienen disch gereed vonden. Toen wij het overvloedige maal alle
+eer bewezen en ook eenige glazen champagne gedronken hadden, waarbij
+Hendrik de opmerking ten beste gaf, dat hij ter eere van de twee
+verloren en teruggevonden zonen toch iets extra’s moest doen, staken
+wij een sigaar op, een genot, dat wij lang ontbeerd hadden, en toen
+vertelden wij alles van de uitgestane gevaren gedurende den Taifun en
+ons verblijf op het eilandje Olosenga. Vroegtijdig begaven wij ons
+echter naar onze vertrekken, want, zoowel mijnheer Krüger als ik,
+gevoelden ons toch vrij aangepakt door de geleden vermoeienissen.
+
+
+
+
+
+
+
+
+ZESDE HOOFDSTUK.
+
+KERSTMIS OP UPOLU
+
+
+Den volgenden morgen voer mijnheer Krüger in onze groote boot naar
+Apia, om directeur Beckmann persoonlijk bericht te geven van de
+gebeurtenissen der laatste vier weken en in Matafele aan het
+hoofdkantoor van onze maatschappij, het noodige geld in ontvangst te
+nemen, om het achterstallig loon uit te betalen.
+
+Na zijn vertrek reed ik met Petersen naar de plantage. Onder het
+ontbijt had mijn vriend Hendrik mij namelijk medegedeeld, dat hij het
+aan den directeur overgelaten had, den verkoop der verschillende
+voortbrengselen in een kladboek te noteeren, daar hij vreesde in mijn
+nette boeken verwarring te brengen. Ik was zeer in mijn schik over deze
+handelwijze en vroeg hem, wat hij toch wel gedaan zou hebben, als onze
+kotter vergaan was.
+
+“Wel, dan zou de hoogedele directie wel een nieuwen boekhouder hierheen
+gestuurd hebben, beste vriend,” zeide hij heel kalmpjes. “Maar,” voegde
+hij er bij, terwijl hij mij hartelijk de hand drukte, “ik ben innig
+dankbaar, dat het niet noodig geweest is!”
+
+De goede heer Mertens was ook heel blij mij weder te zien, en hij
+noodigde ons dadelijk uit tot een flink ontbijt, waarbij het niet aan
+bier ontbrak; hij luisterde met belangstelling naar het verhaal van
+onze avonturen.
+
+Terwijl Petersen in de plantage naar het kweekgras ging kijken, liet ik
+mij door den directeur hetgeen hij geboekt had, toonen en nader
+verklaren en keerde daarna met mijn vriend naar het woonhuis terug, om
+te dineeren.
+
+De eerste dagen gingen met het gewone werk rustig en kalm voorbij.
+Intusschen hadden wij kennis gemaakt met den directeur van het
+protestantsche zendelinggenootschap in Mulifanua, een mijnheer
+Forstner, die op kleinen afstand van het stadje in het
+Zendelingen-gebouw woonde. Mijnheer Forstner, of liever dominee
+Forstner, zooals hij doorgaans genoemd werd, was een zeer beminnelijk,
+hoogst beschaafd man, van ongeveer veertig jaar, die de algemeene
+liefde en achting zijner gemeente genoot, evenals zijn vrouw, met wie
+hij verscheiden jaren geleden in Duitschland gehuwd was. De dominee had
+bijna een jaar wegens zaken, de zending betreffende, op de
+Maarschalks-eilanden, vertoefd, waardoor ik nog geen gelegenheid gehad
+had, kennis met hem te maken. Ik was wel eens in gezelschap geweest met
+zijn plaatsvervanger, een jonger man, toen deze bij mijnheer Krüger een
+bezoek bracht; maar ik gevoelde mij niet bijzonder tot dezen heer
+Sievers aangetrokken, daar hij zich zeer trotsch en allesbehalve
+vriendelijk voordeed. Den eersten Zondag, nadat Dominee Forstner ons
+kort na zijn terugkomst een bezoek had gebracht, begaven wij ons alle
+drie naar de zendelingen-kerk om de godsdienstoefening bij te wonen.
+
+Het kerkje met zijn gewitte muren en slanken toren lag op een heuvel,
+bijna een halven kilometer van het strand en zag er bijzonder
+vriendelijk uit. Door het vellen der boomen op den heuveltop, was een
+open ruimte ontstaan, waarop het kerkje stond, terwijl voor de beide
+geestelijken, aan den rand dezer ruimte, in de schaduw der bananen en
+broodvruchtboomen, twee kleine huizen gebouwd waren, welker muren ook
+gewit waren. Aan de overzijde, in de schaduw, bevond zich een ander,
+grooter gebouw, dat op een lange, open loods geleek; dat was de school,
+waarin de kinderen der inlanders door den dominee, den heer Sievers, en
+mevrouw Forstner, in de geheimen van het lezen, schrijven en rekenen,
+en eenvoudige handwerken ingewijd werden.
+
+In het schip der kerk, waarvan deuren en vensters wijd open stonden,
+vonden wij een vrij talrijk gehoor van mannen en vrouwen, die onder
+begeleiding van een harmonium, door mijnheer Sievers bespeeld, een lied
+zongen uit een gezangboek in de Samoaansche taal, en veel welluidender
+en beter, dan men in de kerken van ons vaderland te hooren krijgt.
+
+Op het gezang volgde een preek, die dominee Forstner natuurlijk ook in
+de taal der inboorlingen hield, waarop ten slotte nog eenige coupletten
+gezongen werden. Op het kerkplein stonden de meeste gemeenteleden te
+wachten, om hun geachten predikant, dien zij in zulk een langen tijd
+niet gezien hadden, hartelijk te begroeten. Zoowel vrouwen als mannen
+gaven hem vriendelijk de hand en riepen hem hun welluidend: “Talofa!”
+toe.
+
+Daar wij zagen, hoe de dominee van alle kanten omringd werd, namen wij
+afscheid, nadat mijnheer Krüger hem met zijn vrouw en mijnheer Sievers
+ten eten had genoodigd, en de belofte had verkregen, dat de twee
+dochtertjes ook zouden meekomen.
+
+Op den terugweg naar het woonhuis, dat wij in een klein half uur
+bereikten, gaf ik mijn verwondering te kennen, dat zulk een, naar het
+scheen, hoog begaafd man, als dominee Forstner, tevreden kon zijn met
+zijn tegenwoordigen, eigenlijk bijzonder bescheiden werkkring, daar hij
+toch zeker op een meer omvangrijken aanspraak kon maken.
+
+“Dat moet u niet zeggen, beste Arendt,” gaf mijnheer Krüger mij ten
+antwoord, “juist personen, als onze dominee, die aan hooge geestelijke
+beschaving een zeer beminnelijk, vriendelijk karakter en oprechte
+goedhartigheid paren, zijn bovenal voor zendeling geschikt, vooral bij
+zulk een zachtzinnigen en goedaardigen volksstam als onze Samoaners. U
+hebt zooeven zelf gezien, hoe hartelijk de predikant begroet is
+geworden.”
+
+Om vijf uur kwam de dominee met zijn vrouw en dochtertjes, twee
+allerliefste, blonde krulkopjes, Marie en Betsy; de eerste telde acht,
+de tweede zeven jaar. Een kwartier later kwam ook mijnheer Sievers, die
+door het leiden van de namiddag-godsdienstoefening, niet eerder had
+kunnen komen. Onder het eten vroeg mijn chef aan den dominee, of hij al
+een plan gemaakt had tot de plechtige viering van het Kerstfeest.
+
+“Eerlijk gezegd, heb ik er volstrekt nog niet aan gedacht, waarde
+mijnheer Krüger,” antwoordde de predikant. “Zooals u weet, was ik
+verleden jaar niet hier, daarom zou het mij dubbel aangenaam zijn, ons
+volkje nu eens goed te kunnen bedenken.”
+
+“Nu, dominee, ik wil gaarne, zooveel ik kan, tot dit feest meewerken,”
+zeide mijnheer Krüger. “Weliswaar ben ik een stijve, oude vrijer,
+zooals ik tot mijn leedwezen bekennen moet, maar toch zie ik heel
+gaarne mijn evenmensch, en vooral kinderen, vroolijk en blij. Ik stel
+dus voor, dat wij een comité vormen; tot presidente benoemen wij
+eenstemmig, uw vrouw en als leden melden zich nu dadelijk aan, mijn
+twee jonge kantoorbedienden en ik. Mijnheer Sievers en u hebben het
+door uw herderlijk ambt te druk, om veel tijd beschikbaar te stellen,
+terwijl wij, wereldsch volkje, om dezen tijd van het jaar, minder te
+doen hebben.”
+
+Het voorstel van mijn chef werd aangenomen en wij spraken af, ons den
+volgenden Dinsdag naar mevrouw Forstner te begeven, om alles verder te
+bespreken. Toen wij op den bepaalden dag bij elkander waren, gaf
+mevrouw ons een lijst met de namen der kinderen, jongens en meisjes,
+die op den heiligen avond bedacht zonden worden. Er waren er ongeveer
+vijftig.
+
+Hendrik en ik zagen elkander eenigszins bedenkelijk aan, bij de
+gedachte, hoe wij aan de vrij aanzienlijke som zouden komen, om voor
+zooveel personen gepaste geschenken te kunnen aanschaffen, en de schrik
+sloeg ons om het hart, toen mijnheer Krüger er kalmpjes bijvoegde:
+
+“Ik stel voor, waarde mevrouw, ook aan de moeders van de kinderen iets
+te schenken.”
+
+“Dat zou inderdaad heel aardig zijn,” antwoordde mevrouw Forstner.
+“maar ik vrees, dat onze middelen daarvoor te kort zullen schieten; u
+weet toch, dat noch mijn echtgenoot, noch mijnheer Sievers zoo goed bij
+kas zijn, om groote bijdragen te kunnen leveren.”
+
+“Ja zeker, dat weet ik, maar waarom zijn wij dan in het comité? Ik
+teeken voor honderd dollars, en mijn jonge vrienden teekenen samen voor
+dezelfde som, zoodat wij tweehonderd dollars, of achthonderd mark,
+volgens ons geld, voor den aankoop der geschenken kunnen uitgeven. Ik
+geloof wel, dat men daarvoor heel wat fraaie zaken zal kunnen
+aanschaffen.”
+
+“O, zeker, mijnheer Krüger!” riep mevrouw Forstner verheugd uit. “Dat
+is heel veel en meer dan ik verwacht had. Willen wij dan voor de
+kinderen mooi speelgoed, dat in zoo groote menigte uit Duitschland
+wordt ingevoerd en in de vele Duitsche winkels in Apia te krijgen is,
+koopen? Voor de meisjes nemen wij: poppen en keukentjes, voor de
+jongens: trompetten en geweren. Voor de moeders zou ik gaarne mooie,
+gekleurde stoffen van dunne zijde of katoen, voor doeken of lava-lavas
+nemen, en kettingen van gekleurde kralen, waarmee zij hals en haar
+versieren.”
+
+“Ik laat alles geheel aan u over, lieve mevrouw,” zeide mijnheer Krüger
+beleefd. “Ik heb slechts één verzoek, of u mij een nauwkeurige opgaaf
+geven wilt, van alles, wat tot den volgenden Zondag gekocht moet
+worden; Maandag zullen de twee jonge heeren daarmee naar Apia varen en
+de noodige inkoopen doen. Tot Kerstavond hebben wij dan nog acht dagen
+tijd, ingeval er nog meer aan te schaffen mocht zijn.”
+
+Op de terugreis zeide Hendrik lachend tot zijn neef:
+
+“Je bent zoo vriendelijk geweest, beste neef, mijn Kerstgeschenk voor
+de lieve kleinen op vijftig dollars te bepalen, maar ik moet je eerlijk
+bekennen, dat ik op het oogenblik maar twintig dollars in kas heb.”
+
+“Maar hoe is dat nu mogelijk, Hendrik?” riep mijnheer Krüger vrij boos.
+“Je schijnt nog altijd dezelfde lichtzinnige knaap te zijn, als
+vroeger. In Mulifanua had je waarachtig geen gelegenheid om geld uit te
+geven. Wat heb je met je salaris uitgevoerd, voor den drommel?”
+
+“Dat zal ik u eens zeggen, waarde neef,” antwoordde Petersen bedaard.
+“Toen u weken lang wegbleeft, was ik naar Apia gevaren, gedeeltelijk om
+een onderhoud te hebben met directeur Beckmann en hem om raad te
+vragen, wat ik in mijn toestand als verlaten weesjongen doen moest,
+gedeeltelijk om wat nieuwe kleeren aan te schaffen, daar het met mijn
+garderobe vrij kaaltjes gesteld was. Deze uitgaven en de vier dagen,
+die ik in het hotel International doorgebracht heb, hebben een
+aanzienlijke bres in mijn lang niet volle beurs geschoten. U ziet dus,
+dat ik aan mijn tegenwoordige armoede zoo onschuldig ben, als een
+pasgeboren kind; mag ik u bovendien aan het verstandig gezegde van Oom
+Bräsig herinneren: ‘Die Armut kommt von die grosze pauvreté!’”
+
+Wij moesten beiden hartelijk lachen om de grappige manier, waarop
+Hendrik de reden van zijn gebrek aan geld opgaf.
+
+“Welaan, vriendje,” zeide mijnheer Krüger eindelijk, “dan weet ik niet
+beter te doen, dan je die vijftig dollars voor te schieten, en die
+later van je salaris te korten.”
+
+“O, dan liever veertig dollars, want ik zal u zoo gauw mogelijk tien
+dollars van mijn twintig geven. Ik laat mij bij zulke gelegenheden niet
+graag manen,” zeide de altijd goed gehumeurde, beminnelijke Hendrik met
+het ernstigste gezicht van de wereld.
+
+Den volgenden Maandag voeren wij samen, zooals afgesproken was, in de
+groote boot van de factorij naar Apia. Behalve de tweehonderd dollars,
+die mijnheer Krüger aan mij, dien hij waarschijnlijk het meest
+vertrouwde, had meegegeven, had ik nog vijftig dollars bij mij
+gestoken, om voor mijn chef Hendrik en den directeur Mertens, alsook
+voor mijn trouwen knecht Sufa, eenige aardigheidjes te koopen. In den
+loop van het jaar had ik maar weinig van mijn salaris uitgegeven, daar
+ik nog ruimschoots van ondergoed en bovenkleeren voorzien was; ik had
+dus nog een aanzienlijke som liggen in de kas van mijnheer Krüger.
+
+Bij onze aankomst in Apia, begaven wij ons natuurlijk naar den
+directeur Beckmann en in Matafele naar de heeren der Maatschappij, die
+zich daar bevonden, bij wie ik mij eenige winkels liet opgeven, waar ik
+het best mijn inkoopen doen kon.
+
+Mevrouw Forstner had wel al de opgenoemde zaken op haar lijst gezet,
+maar van peperkoeken en andere zoetigheden stond er niets bij.
+
+“Maar dat is onzin!” riep Hendrik uit, toen wij op den morgen na onze
+aankomst, onder het ontbijt de lijst eens nakeken.
+
+“Kinderen moeten met Kerstmis vooral peperkoek en marsepein hebben!
+Waarmee zouden zij zich anders de maag bederven, zooals dat bij ons
+thuis de gewoonte is?”
+
+Tot onze vreugd ondervonden wij, dat verscheidenen der voornaamste
+winkeliers in Apia, zich ruim voorzien hadden van alles, wat tot de
+plechtige viering van het Kerstfeest noodig was; want in Apia alleen
+woonden tweehonderd Duitschers, de equipage op de Duitsche schepen en
+de vele beambten op de factorijen aan de kust en in het binnengedeelte
+van Upolu, niet meegerekend. Behalve het speelgoed, en de
+kleedingstukken, die Mevrouw Forstner op de lijst had aangegeven,
+kochten wij nog heel wat koek en ander lekkers; dit alles kostte echter
+tweemaal zooveel als in ons vaderland, zoodat de tweehonderd daalders,
+waarover wij te beschikken hadden, heel gauw besteed waren.
+
+Van mijn eigen geld kocht ik een mooi barnsteenen sigarenpijpje, dat ik
+mijnheer Krüger vereeren wilde, die een hartstochtelijk rooker was, en
+voor mijn vriend Petersen zocht ik een kleine tabakspijp van meerschuim
+uit. Toen kochten Hendrik en ik, ieder een groote, sierlijk gekleede
+pop, die “Papa” en “Mama” kon zeggen, voor de twee dochtertjes van den
+dominee. Voor de presidente van ons comité hadden wij een keurig
+werkmandje, van het noodige voorzien, uitgekozen.
+
+Op den avond van den tweeden dag hadden wij onze gezamenlijke inkoopen
+in ons hotel netjes ingepakt en gingen toen naar directeur Beckmann om
+afscheid te nemen. Tot onze verwondering deelde hij ons mede, dat hij
+er over dacht, den Kerstavond met ons in Mulifanua door te brengen.
+
+Daar wij den volgenden morgen, bij het aanbreken van den dag, de haven
+van Apia zouden verlaten, kwamen wij nog voor twaalf uren ’s middags in
+Mulifanua aan, en, hoewel onze beurzen leeg waren, troostten wij ons
+met de gedachte, dat wij een menigte kinderen en volwassenen een echt
+Duitsch, vroolijk Kerstfeest zouden kunnen bereiden.
+
+Mijnheer Krüger was zeer in zijn schik; dat directeur Beckmann de
+feestdagen bij ons wilde doorbrengen; beide heeren stonden sedert vele
+jaren in vriendschappelijke betrekking en achtten elkander hoog.
+
+Den vier en twintigsten December, brachten wij ’s morgens, geholpen
+door onze bedienden, de talrijke pakjes naar het schoolgebouw van het
+zendelinggenootschap. De ruime zaal was onder toezicht van mijnheer
+Sievers, in dien tusschentijd heel netjes versierd; aan alle deuren en
+vensters waren kransen van bladeren en bloemen opgehangen en de steenen
+vloer was met matten belegd. De schooltafels waren in het midden naast
+elkander gezet, en ook met veelkleurige matten bedekt; twee groote
+pijnboomen, die de dennen moesten vervangen, omdat deze niet in Upolu
+gevonden worden, stonden op de tafels en waren reeds door mevrouw
+Forstner met kransen van gekleurd papier versierd geworden; wij voegden
+hierbij de poppetjes van marsepein, het mooie, zoogenaamde vrouwenhaar
+[2] en heel veel kaarsjes, zoodat de pijnboomen er werkelijk als twee
+fraaie, echte Kerstboomen uitzagen.
+
+Volgens de lijst van mevrouw Forstner, had ik de namen van de vrouwen
+en kinderen op stukjes papier geschreven, die nu op de lange tafels
+verdeeld werden, om ieders geschenk duidelijk aan te wijzen.
+
+Tegen vier uur waren wij gereed met het verdeelen der cadeautjes.
+Mijnheer Sievers deed de beide schooldeuren op slot, en begaf zich met
+mevrouw Forstner naar de pastorie, nadat wij afgesproken hadden, even
+over zessen weer bij elkaar te komen, daar de dominee besloten had, om
+zeven uur, als het donker werd, met het uitdeelen der geschenken te
+beginnen.
+
+“Zonder brandende kaarsen aan den kerstboom, zou het ook geen echte,
+heilige avond zijn,” zeide mevrouw Forstner, en wij waren dit volkomen
+met haar eens. Toen Hendrik en ik thuis kwamen, troffen wij daar
+directeur Beckmann reeds aan; hij was, zooals wij vernamen, reeds om
+elf uur met zijn boot in de haven van Mulifanua aangekomen. Op verzoek
+van mijnheer Krüger was de rentmeester Mertens ook verschenen. Na het
+middagmaal gebruikten wij onze koffie op de veranda aan de voorzijde en
+waren juist voornemens ons naar het zendelingenhuis te begeven, toen
+mijnheer Beckmann ons met de woorden: “Heeren, één oogenblikje, als het
+u belieft!” terughield. Tegelijk nam hij drie brieven uit zijn borstzak
+en overhandigde daarvan een aan Petersen, een aan den rentmeester
+Mertens en een aan mij.
+
+Toen ik den brief opende, las ik tot mijn blijde verrassing, dat het
+hoofdbestuur der Duitsche-Handel- en Plantage-Maatschappij in Hamburg,
+mij een gratificatie had toegekend ten bedrage van honderd dollars,
+betaalbaar bij de hoofdkas in Matafele, benevens een maandelijksche
+verhooging van traktement van vijftig dollars.
+
+Een en ander geschiedde wegens de vlijt en nauwgezetheid, die ik in den
+loop van het jaar, voor de maatschappij had getoond. In het eerst kon
+ik geen woorden vinden, maar toen sprong ik plotseling naar Krüger en
+Beckmann af, aan wier warme aanbeveling ik deze onderscheiding te
+danken had, en betuigde hun onder vreugdetranen, mijn innigen dank.
+
+Mijn vriend Hendrik en de rentmeester Mertens hadden een dergelijk
+schrijven ontvangen en wilden nu insgelijks hun dank uitstorten, toen
+de directeur hun in de rede viel met de woorden:
+
+“Het doet mij genoegen, Heeren, dat ik in staat ben u een kleine
+Kerstvreugde te bereiden, maar het is nu meer dan tijd, dat wij voor
+het uitdeelen der geschenken naar het schoolgebouw gaan. Ik moet
+eerlijk bekennen, dat het mij waarlijk pleizier doet, weer eens zulk
+een Kerstavond bij te wonen en zooveel gelukkige kindergezichtjes te
+zien; dit is sedert heel veel jaren niet gebeurd.”
+
+Bij het schoolgebouw gekomen, zagen wij daar wel vijftig jongens en
+meisjes en een dertigtal vrouwen vereenigd; slechts een paar mannen
+waren er onder. Naar mevrouw Forstner ons later vertelde, waren de
+meeste vaders der kinderen, die een geschenkje zouden krijgen,
+kieschheidshalve weggebleven, om het schoollokaal niet al te vol te
+doen zijn.
+
+Terwijl de heer Beckmann en Krüger de domineesfamilie in de pastorie
+begroetten, ging ik met Hendrik en Mertens in het schoolgebouw om
+mijnheer Sievers te helpen bij het aansteken der lichtjes aan de
+kerstboomen. Hendrik en ik legden de poppen voor Marie en Betsy met
+enkele pakjes suikergoed aan den voet van den eenen boom en zetten het
+naaimandje van de moeder daar tusschen; natuurlijk vergaten wij de
+naambriefjes niet. Toen alles gereed was, gaf mijnheer Sievers met de
+schoolbel het teeken, dat het feest een aanvang zou nemen; ik deed
+daarop de groote deur open, nadat ik mij eerst met een blik overtuigd
+had, dat de dominees-familie met de heeren Beckmann en Krüger door de
+andere deur binnengekomen was.
+
+De kinderen bleven aan den ingang angstig tegen elkander staan en
+waagden het volstrekt niet een stap verder te komen; met groote oogen
+en open mond staarden zij naar de brandende lichtjes en de mooie
+dingen, die op de tafels uitgespreid lagen. Eerst toen Sievers, Hendrik
+en ik de voorsten bij de hand namen en hen met vriendelijke woordjes
+naar de tafels brachten, kwam er wat leven in het troepje. Mijnheer
+Sievers, die al de kinderen bij den naam kende, riep hen en ook de
+moeders, hardop tot zich, en gaf ze dan aan ons over, om hen naar hun
+plaatsen te brengen. Toch durfden de kleintjes, die van alles wat er
+voorviel, zoo goed als niets begrepen, de aangeboden geschenken niet
+aan te nemen; mijnheer Sievers had zich voor het harmonium geplaatst,
+dat tusschen de twee tafels stond, en na een kort voorspel, zongen de
+kinderen in koor het altijd schoone: “Heilige nacht! Stille nacht!” Dit
+lied, dat ik als knaap zoo dikwijls gezongen had, maakte door de
+zachte, welluidende stemmen der kleinen, natuurlijk in de Samoaansche
+taal, op mij een onvergetelijken, diepen indruk. Toen het lied uit was,
+riep de dominee tot de kinderen, dat zij nu al het moois, dat bij de
+briefjes met hun naam lag, moesten opnemen. Binnen enkele minuten klonk
+in het groot lokaal een gelach en gejuich, waaraan zich spoedig de
+klank van trompetten en tromgeroffel paarde, want de jongens probeerden
+hun instrumenten. De meisjes lieten elkaar haar poppen zien, beten
+kleine stukjes van de heerlijke peperkoeken, die zij nog nimmer gezien
+hadden en lieten onophoudelijk de mondjes gaan als een troep jonge
+ganzen.
+
+De vrouwen, die in hooge mate verrukt waren over de verrassende
+geschenken van mooie stoffen en sieraden, gingen naar mevrouw Forstner
+en bedankten haar met van vreugde stralende gezichten voor haar
+goedheid. Toen deze haar uitlegde, dat zij de kerstgaven voornamelijk
+aan mijnheer Krüger en de beide jonge Duitsche heeren te danken hadden,
+kwamen de vrouwen, meest allen jong en schoon, naar ons toe, gaven ons
+de hand en waren onuitputtelijk in dankbetuigingen.
+
+Op dit oogenblik drongen de twee dochtertjes van den dominee door de
+kinderen en vrouwen naar hun moeder heen en riepen met glinsterende
+oogen:
+
+“O, moesje, kijk eens, wat het Kerstkindje ons gegeven heeft!” En
+tegelijkertijd hielden zij de pop, die zij van Hendrik en mij gekregen
+hadden, in de hoogte.
+
+“Mijn pop kan ‘Mama’ zeggen,” riep Marietje uit.
+
+“En de mijne roept heel duidelijk ‘Papa,’ als ik op haar borst druk,”
+voegde de kleine Betsy er bij.
+
+De domineesvrouw wisselde een vriendelijken blik van verstandhouding
+met ons en gaf ons de hand.
+
+“Bij de poppen ligt nog een papiertje met uw naam er op, in een mandje,
+moesje.” kwam het oudste zusje vertellen.
+
+De moeder begaf zich dadelijk naar de aangewezen tafel, en nam het
+mooie werkmandje op, dat zij vol bewondering bekeek.
+
+“Wien van de twee heeren mag ik voor die lieve attentie bedanken?”
+vroeg zij, terwijl zij Hendrik en mij beurtelings aanzag.
+
+Toen mijn vriend op mij wees, stak de beminnelijke vrouw mij,
+vriendelijk lachend, beide handen toe en bedankte mij met een paar
+hartelijke woorden.
+
+Een uurtje later, toen de eerste vreugde wat bedaard was, nam de
+dominee de kinderen bij zich en hield hij een kleine toespraak, waarin
+hij hun de beteekenis van het Kerstfeest voor het geheele Christendom
+uitlegde.
+
+Nadat de Samoaners, ouden en jongen, belast en beladen, vertrokken
+waren, namen wij, Europeanen, de uitnoodiging van den predikant aan, om
+ten zijnen huize een eenvoudig avondeten, door zijn gemalin gereed
+gemaakt, te gebruiken. Daarna brachten wij nog een gezellig uurtje
+door, onder een glas bier en een fijne sigaar en van deze gelegenheid
+maakte ik gebruik, mijnheer Krüger het barnsteenen sigarenpijpje, en
+mijn vriend Petersen de pijp van meerschuim te overhandigen. Beide
+cadeautjes werden met hartelijken dank ontvangen en dadelijk in gebruik
+genomen.
+
+Tegen tien uur keerden wij naar ons woonhuis terug en nog dien zelfden
+nacht reed Mertens ons naar de plantage. Den volgenden morgen, eersten
+Kerstdag, woonden wij allen, ook directeur Beckmann, de
+godsdienstoefening in de kerk bij, en na afloop daarvan nam de
+directeur afscheid van den dominee en diens echtgenoot, alsook van
+mijnheer Sievers, daar hij dadelijk, na het tweede ontbijt naar Apia
+wilde terugkeeren.
+
+“Ik heb mij wezenlijk goed geamuseerd op uw feestje, er eere van den
+heiligen avond, heeren,” zeide mijnheer Beckmann, toen wij hem naar de
+boot brachten. “Het was mij, alsof ik weer thuis was bij de mijnen en
+dit is het eerste Kerstfeest, dat ik in ruim tien jaar gevierd heb.”
+
+
+
+
+
+
+
+
+ZEVENDE HOOFDSTUK.
+
+OP DE NIEUWE PLANTAGE LAULII.
+
+
+De eerste maanden van het jaar 1898 gingen kalm onder beurtelings
+werken en rusten voorbij en de eenige afwisseling bestond in het
+regelmatig heen en weer reizen naar Apia, om de gelden tot uitbetaling
+van salarissen en arbeidsloon, in ontvangst te nemen. Deze tochtjes
+waren mij zeer welkom, daar zij wat vroolijkheid brachten in mijn
+anders zeer eentonig bestaan.
+
+In het begin van de maand April, wanneer op de Samoa-eilanden de winter
+begint, die tot November duurt, toen er een Oostenwind woei en het
+minder heet was, kregen wij een bezoek van directeur Beckmann, die
+zich, na ons even gegroet te hebben, naar het bureau begaf van mijnheer
+Krüger.
+
+“Dat beduidt wat,” zeide Petersen, die bij mij op de veranda thee
+dronk. “Nu, mij laat het koud,” ging hij voort, “ik ben mij ten minste
+van geen kwaad bewust.”
+
+“Het zou je waarachtig ook moeilijk vallen, hier grappen uit te halen,
+vriendje,” gaf ik ten antwoord, terwijl ik lachen moest om het ernstige
+gezicht van mijn vroolijken makker.
+
+Kort hierop kwamen de twee heeren ook op de veranda, namen een kop thee
+en staken een sigaar op.
+
+“Beste Petersen,” zeide de directeur na een poos, “uw neef heeft mij
+zooeven verzekerd, dat gij volkomen in staat zoudt zijn, alleen het
+bestuur eener drukke factorij op u te nemen; wat dunkt u, zoudt gij het
+aandurven, jongeheer?”
+
+“Directeur,” antwoordde Hendrik tamelijk verbluft, “niemand, die mij
+eenigszins kent, zal beweren, dat al te groote bescheidenheid van jongs
+af een mijner deugden was; daarom ben ik zoo vrij, uw vraag met een
+oprecht gemeend ‘ja’ te beantwoorden. Ik moet u echter eerlijk
+bekennen, dat dit vleiend oordeel van mijn neef, mij ten hoogste
+verrast.”
+
+“Je bent een eerste deugniet geweest, Hendrik,” zeide mijnheer Krüger
+ernstig, “maar in de laatste jaren ben je zeer in je voordeel veranderd
+en een flink, bruikbaar mensch geworden. Met een gerust geweten kan ik
+van je getuigen, dat je je volkomen op de hoogte gesteld hebt, van het
+aanleggen en kweeken van al de cultures op onze plantage, en er ook
+uitstekend slag van hebt, met de Tonga’s en andere eilanders om te gaan
+en ze naar behooren te behandelen, zoodat de arbeiders je meer
+gehoorzamen dan den rentmeester of mij, Daarom heb ik den directeur
+aangeraden, het bestuur onzer factorij in de eerstvolgende maanden aan
+jou toe te vertrouwen.”
+
+“Maar, waarde neef, gaat u Mulifanua dan verlaten?” riep de jonge man
+verwonderd uit.
+
+“Slechts voor enkele maanden, beste Petersen,” antwoordde de directeur,
+vóór mijnheer Krüger kon antwoorden. De zaak is deze, Mijneheeren. Een
+paar weken geleden, vernam ik, dat een kleine plantage dicht bij het
+dorp Laulii, oostelijk van Apia, maar nog in het district Tuamasanga
+gelegen, door den eigenaar, een Noord-Amerikaan, te koop werd
+aangeboden. Ik begaf mij in persoon naar Laulii om de plantage te
+bezichtigen en vond deze vrij verwaarloosd, hoewel de aard van den
+bodem even gunstig is als op het geheele eiland. De man had er zeker
+geen verstand van gehad, de verschillende cultures ieder naar haar aard
+aan te kweeken. Naar hij mij vertelde, wilde hij naar Amerika
+terugkeeren, waar hem, in den staat Ohio, een groote boerderij door
+erfenis ten deel was gevallen; ook kon hij niet best tegen het
+tropische klimaat.”
+
+“Daar hij een matigen prijs voor de plantage vroeg,” vervolgde mijnheer
+Beckmann, “werden wij het spoedig over den koop eens, waarop de
+Amerikaan mij nog meedeelde, dat de gronden, die er aan grensden, voor
+het grootste gedeelte nog met oerwoud bedekt, van de eigenaars,
+(inlanders) voor weinig geld te krijgen zouden zijn. Tot 1 Mei, wil de
+tegenwoordige bezitter nog in de factorij blijven; dan wordt zij het
+eigendom van onze maatschappij. Ik heb nu mijnheer Krüger verzocht, mij
+tegen dien tijd naar Laulii te vergezellen, om ons op de hoogte te
+stellen van den toestand, en de landerijen te schatten, die gekocht
+moeten worden, want over die soort van dingen kan hij veel beter en
+practischer oordeelen dan ik; daarna zal ik het bestuur en de verdere
+uitbreiding der plantage aan mijnheer Gaedecke overdragen. Gij moet
+weten, dat mijnheer Tiedemann, bij wien Gaedecke tot nu toe in de
+factorij Vaitele geweest is, mij dien jongen man heeft afgeschilderd
+als bijzonder begaafd in alle zaken, die betrekking hebben op den
+aanleg van plantages en tropische cultures. Mijnheer Krüger zal, op
+mijn verzoek, Gaedecke den eersten tijd met raad en daad bijstaan, tot
+deze wat op de hoogte van een en ander gekomen is. Ook gij, beste
+Arendt, vervolgde de directeur, zich tot mij wendend, zult uw chef naar
+de nieuwe plantage vergezellen, om de noodige boeken in orde te brengen
+en de boekhouding over te nemen, waarvan de geleerde heer Gaedecke
+misschien geen begrip zal hebben.”
+
+“Moet ik dan die afschuwelijke boeken weer gaan houden, directeur?”
+vroeg Hendrik met een verschrikt gezicht.
+
+“Neen, vriendje,” antwoordde mijnheer Beckmann glimlachend, “uw neef
+heeft mij vroeger reeds in vertrouwen gezegd, dat, hoe knap en
+bruikbaar gij buiten op de plantages ook zijt, het boekhouden nu juist
+niet tot uw talenten behoort. Aanstaande week zal ik een bediende van
+Matafele hierheen zenden, om de boeken van mijnheer Arendt over te
+nemen.”
+
+Toen ik den directeur en mijnheer Krüger mijn dank betuigd had voor het
+in mij gestelde vertrouwen, reden wij naar de plantage, waar mijnheer
+Beckmann den bloei der cultures in oogenschouw nam en ook den
+rentmeester Mertens kennis gaf van de aanstaande veranderingen.
+
+In de laatste dagen van April reed mijnheer Krüger met mij en onze twee
+knechts naar Apia waar wij in het Hotel International onzen intrek
+namen. Wij troffen daar mijn vroegeren reisgenoot, Gustaaf Gaedecke,
+reeds aan, die mij hartelijk welkom heette; wij hadden elkander sinds
+anderhalf jaar niet gezien. Het verblijf in het boschrijke
+binnen-gedeelte van het eiland, scheen mijn landgenoot veel goed gedaan
+te hebben; zijn vroeger, door het studeeren, bleek en smal gelaat was
+door de tropische zon gebruind en zijn geheele verschijning maakte een
+flinken, aangenamen indruk.
+
+Onder het eten vertelde Gaedecke ons van zijn werkzaamheden in de
+factorij, waar hij onder leiding van den bekwamen heer Tiedemann
+geleerd had, zijn theoretische kennis in practijk te brengen. Toen ik
+hem daarop onze lotgevallen gedurende onze reis op den kotter van
+Matautu naar het eiland Olosenga beschreef, riep hij in verrukking uit:
+
+“Wat moet dat interressant geweest zijn! Ik benijd je om dat
+merkwaardig avontuur, beste vriend!”
+
+“Nu, wij zouden gaarne het interessante en merkwaardige van dien tocht
+hebben willen missen, waarde heer,” antwoordde mijnheer Krüger
+droogjes. “Wat zegt gij, Arendt?”
+
+“Ik weet het nog zoo net niet,” zeide ik. “Onze toestand op het kleine
+schip, gedurende den vreeselijken orkaan, was weliswaar bijzonder
+onaangenaam, maar het verblijf op het lapje gronds in den onmetelijken
+oceaan, toch hoogst belangwekkend.”
+
+Op den morgen van den eersten Mei, voer directeur Beckmann met ons in
+zijn groote boot langs de noordkust naar het dorpje Laulii, dat
+ongeveer vijf zeemijlen oostelijk van Apia ligt; Laulii is even ver van
+het grootere dorp Saluafata, het Duitsche kolenstation, verwijderd. Van
+een eigenlijke haven is bij het kleine Laulii geen sprake; door een
+nauwe opening in het koraalrif kunnen de booten naar het strand komen;
+voor grootere vaartuigen zou dit onmogelijk zijn.
+
+Aan het strand kwam ons de Amerikaan, dien de directeur ons als Mr.
+Mason voorstelde, reeds tegemoet; hij ging ons voor naar zijn woning,
+die een kilometer verder landwaarts in lag, terwijl onze bedienden, met
+een paar onzer roeiers, de bagage nadroegen. Het huis was niet groot en
+uit gegolfd blik opgetrokken, dat in zulk een heet land als een zeer
+onpractisch bouwmateriaal beschouwd mag worden; niettegenstaande de
+woning in een boschje van oranje- en bananenboomen lag, heerschte er in
+de kamertjes een snikheete temperatuur.
+
+“Ja, gentlemen,” zeide Mr. Mason, toen hij ons het zweet van het
+voorhoofd zag wisschen, “het is wel wat warm in huis; daarom blijf ik
+meest achter op de veranda, die ik daar heb aangebracht. Mijn vrouw en
+kinderen hebben het hier ook niet lang kunnen uithouden, en wonen nu
+reeds sedert eenige maanden in Apia. Als het uw goedkeuring wegdraagt,
+gentlemen, zullen wij ook maar naar de veranda gaan, waar ik een klein
+lunch heb doen klaar zetten; onder het gebruik kunnen wij dan de zaken
+afdoen.”
+
+Onder het zeer primitieve op palen rustend bladerdak, gebruikten wij
+een glas brandewijn-grog, met koud vleesch en scheepsbeschuit, en
+volgden daarna den Amerikaan naar de plantage, die een paar honderd
+meter verder gelegen was. Deze bestond voornamelijk uit eenige
+honderden kokospalmen, broodvruchtboomen, en een uitgestrekt
+suikerrietveld, waarop ongeveer twaalf arbeiders bezig waren, die
+mijnheer Krüger als inboorlingen van de Gilbert-eilanden herkende.
+
+Naar het woonhuis teruggekeerd, gebruikten wij het middagmaal, dat onze
+bedienden intusschen uit den meegebrachten voorraad toebereid hadden,
+waarop Mr. Mason, nadat hij van den directeur Beckmann een wissel op
+ons eerste kassiershuis in Matafeli als koopsom ontvangen had, afscheid
+nam, om zich in zijn eigen boot door eenigen zijner arbeiders naar Apia
+te laten roeien.
+
+“In de allereerste plaats moeten wij een geschikter verblijf zien te
+krijgen dan deze broeikas,” zeide mijnheer Beckmann, toen Mr. Mason ons
+verlaten had. “Mij dunkt, wij moesten voorloopig een paar eenvoudige
+hutten opslaan, zooals de arme Samoaners hebben. Als onze drie knechts
+en de werkman van de plantage ons helpen, kunnen wij in een paar uur
+wel twee zulke hutten gereed hebben. Vannacht moeten wij ons met de
+matten, die de Amerikaan achtergelaten heeft, als legerstede behelpen;
+morgen zal ik de knechts met de boot naar Apia zenden om nieuwe matten,
+dekens en kussens uit mijn huis te halen; zij moeten ook levensmiddelen
+meebrengen, want ik ben voornemens hier nog minstens vier à vijf dagen
+te blijven, om met de heeren Krüger en Gaedecke, den gekochten grond in
+den naasten omtrek eens te onderzoeken. Natuurlijk gaat gij met ons
+mee, Arendt,” voegde hij er glimlachend bij, toen hij mijn verwondering
+op mijn gelaat las. “Gij zoudt u hier alleen doodelijk vervelen, daar
+er vooreerst niets voor u te doen valt.”
+
+Toen de zon onderging, waren de twee hutten inderdaad kant en klaar.
+Zij bestonden ieder uit een dozijn jonge boomstammen, die in den grond
+geheid waren; het dak was gemaakt van groote, aan elkander gebonden
+bananenbladeren, en rustte op een eenigszins sterkeren paal, die in het
+midden van de hut was aangebracht. Eenige naast elkaar geplaatste
+matten vormden de muren, en deze konden over dag weggenomen worden. Zoo
+hadden wij een onderkomen voor den nacht, dat wel heel eenvoudig, maar
+daarom ook zindelijker en veel koeler was, dan het verblijf in het
+snikheete blikken huis.
+
+Na een rustigen nacht, ontbeten wij den volgenden morgen vroeg en
+gingen toen op weg om den naasten omtrek in oogenschouw te nemen.
+
+“Ik wil wel gelooven, dat Mr. Mason niet veel vrucht van zijn plantage
+getrokken heeft,” zeide mijnheer Krüger, toen wij door dat gedeelte der
+kleine plantage wandelden, waar de cultuur begonnen was. “Het kopra van
+deze twee à driehonderd kokospalmen kan hoogstens zooveel opgebracht
+hebben om de helft van het arbeidersloon te dekken, iets gunstiger
+schijnt het met het suikerriet te staan; de planten zien er goed en
+sterk uit, en zullen een bevredigende winst afwerpen. Gelooft gij dit
+ook niet? mijnheer Gaedecke?”
+
+“Ik ben het volkomen met u eens, mijnheer Krüger,” antwoordde Gaedecke.
+“De eenigszins moerassige bodem in deze vlakte schijnt bijzonder
+geschikt voor de cultuur van het suikerriet.”
+
+Wij hadden de plantage verlaten en begonnen nu de helling te bestijgen,
+die tot het noordelijk voorgebergte van den beroemden berg Lanuto
+behoort. Deze helling is beplant met de prachtigste boomen van allerlei
+soort, en de top Lanuto, meer dan tweeduizend voet hoog, is een
+uitgebrande vulkaan, met het kratermeer van denzelfden naam, een der
+grootste bezienswaardigheden van Samoa. Toen wij nog hooger gestegen
+waren, konden wij den noordelijken rand van dit kratermeer duidelijk
+zien en bij den helderen hemel de heerlijke bergpalmen en varenboomen
+onderscheiden, waarmede de rand omzet is. In westelijke richting konden
+wij over het laag gelegen voorland de geheele kuststreek tot Saluafata
+en de Fangaloabaai overzien. Toen wij bij onzen terugtocht—de zon had
+intusschen het zenith bereikt en het was ontzettend heet geworden—in
+een vrij eng dal daalden, vonden wij een dal-rivier, een nauwelijks
+vijftien meter breed stroompje, dat de voortzetting van een waterval
+scheen te zijn, die ongeveer honderd meter verder, zuidelijk van den
+bergrand, naar beneden bruiste. Het was inderdaad een verrukkelijk
+gezicht. De kleine stroom, die niet breeder was dan vier meter, stortte
+zich tusschen boomen en bloeiende heesters van de hoogte, twintig meter
+diep naar omlaag, in een soort bassin, dat in den loop der tijden door
+het water gevormd was, en stroomde dan klaterend en schuimend verder
+naar het Noorden der kust.
+
+“Vlug! de kleeren uit, Heeren!” riep de directeur verrukt uit. “Een
+heerlijker, frisscher bad dan moeder natuur ons hier biedt, kan men
+zich niet denken!”
+
+In minder dan geen tijd, zaten wij alle vier in het kristalheldere
+water van het bassin en spartelden als ondeugende kinderen daarin rond.
+
+Na deze onverwachte verfrissching, wandelden wij langs een zijweg
+verder en kwamen binnen het uur op de factorij Laulii, die slechts,
+zooals wij nu eerst opmerkten, door een kleine verheffing van den
+grond, van het dal gescheiden werd.
+
+De volgende dagen besteedden wij aan verdere uitstapjes in de buurt van
+Laulii, waarna directeur Beckmann in overleg met de heeren Krüger en
+Gaedecke, besloot, ongeveer driehonderd hectaren gronds van het
+opperhoofd, den eigenaar van die landstreek, te koopen.
+
+Toen de koop gesloten was, gingen de directeur en mijnheer Krüger den
+volgenden dag naar Apia, om zoo spoedig mogelijk het noodige aantal
+arbeiders te huren, die de boomen in die boschrijke streek, moesten
+vellen. Mijn vroegere reisgenoot Gaedecke en ik bleven op de factorij
+achter, gedeeltelijk om toezicht te houden op het daar aanwezige
+werkvolk, gedeeltelijk om plannen te maken tot het bouwen van een nieuw
+woonhuis.
+
+De directeur had ons beloofd, zoo spoedig mogelijk eenige werklieden
+met het vereischte materiaal aan planken, matten enz. te zenden. Hij
+had ook in het voorstel van Gaedecke toegestemd, het nieuwe woonhuis in
+het dal van het kleine riviertje te laten oprichten, daar het dan meer
+in het midden van de vergroote plantage zou liggen, wanneer de nieuw
+aangekochte grond eenmaal in cultuur genomen was.
+
+Ik kon mij bij de Gilbert-inboorlingen, die de Amerikaan ons had
+nagelaten, vrij goed verstaanbaar maken, als ik de taal der Tonga’s
+sprak, die ik in Mulifanua, door den omgang met dezen, vloeiender had
+leeren spreken, dan het Samoaansche idioom, dat Gaedecke nu op zijn
+beurt weer machtig was.
+
+Een paar dagen later liepen twee groote booten uit Apia de baai van
+Laulii binnen; de eene bracht drie timmerlieden met een heelen voorraad
+planken, latten en ander materiaal, de andere een twintigtal
+plantagewerkers, die mijnheer Beckmann van de plantages Veilele en
+Vaitele had laten komen, om een begin te maken met het uitroeien der
+boomen op het aangekocht terrein. Uit een brief van den directeur aan
+Gaedecke vernamen wij, dat er binnen eenige weken een grooter aantal
+Tonga’s en inboorlingen van de Salomons-eilanden komen zouden, die in
+dien tusschentijd door de kapiteins van den naar hier gezonden kotter
+aangeworven waren.
+
+De timmerlieden werden voorloopig in het blikken huis onder dak
+gebracht, terwijl het werkvolk hutten voor zich moest bouwen in het
+dal.
+
+Nadat Gaedecke de plaats voor ons toekomstig woonhuis had aangewezen,
+werd er dadelijk met het bouwen een aanvang gemaakt. Binnen veertien
+dagen was het huis geheel gereed. Het had natuurlijk maar één
+verdieping, die aan al de vier zijden door een breede veranda, op palen
+rustend, omringd was, zoodat de openingen voor de vensters niet van
+glasruiten behoefden voorzien te worden. De regen kon door het ver
+vooruitstekend dak, niet in de vertrekken dringen, terwijl de versche
+lucht dag en nacht vrij toegang had. Deze practische manier van bouwen
+in de heete luchtstreek, was gevolgd op raad van mijnheer Krüger, die
+weer teruggekomen was. Het nieuwe huis bevatte vier afdeelingen: een
+gemeenschappelijke werkkamer voor Gaedecke en mij: voor ieder van ons
+een slaapkamertje en een grootere huiskamer. De keuken en een vertrek
+voor onze twee knechts en den inlander, die als kok fungeerde, bevonden
+zich in een soort van loods, achter het huis; het geheel was door
+oranje- en bananenboomen omringd, wier bladerkronen het voor de
+brandende zonnestralen beschutten.
+
+Mijnheer Krüger van Gaedecke vergezeld, nam dadelijk, toen men met
+bouwen begonnen was, de leiding op zich over het uitroeien der boomen
+en het in orde maken van den bodem, op de hellingen van het rivier-dal
+en ook hooger op, terwijl ik belast werd met het toezicht over de
+timmerlieden en het andere werkvolk. De kok en de knechts moesten voor
+het middag- en avondeten zorgen, niet alleen voor ons, heeren, maar
+voor alle manschappen, daar deze den geheelen dag in de plantage bezig
+waren.
+
+Toen het huis gereed was, voer mijnheer Krüger met mij naar Apia om de
+noodige meubelen voor de vertrekken aan te schaffen; ik moest in
+Matafele geld halen ter uitbetaling van het werkloon. Mr. Mason had in
+het blikken huis, behalve een paar versleten matten, geen enkel meubel
+achtergelaten.
+
+In Apia gekomen, vonden wij daar de geheele bevolking, inlanders zoowel
+als Blanken, in opgewonden toestand. Volgens zeggen van den directeur
+Beckmann, was eenige dagen geleden, de oude koning Malietoa Laupopa, in
+Mulinu gestorven. Ik vernam nu ook enkele nadere bijzonderheden over de
+merkwaardige lotgevallen van dezen Samoaanschen vorst. Malietoa had
+jarenlang oorlog gevoerd met zijn twee doodvijanden, de zoogenaamde
+koningen Mataafa en Tamasese; in 1887 werd hij door de drie
+beschermende mogendheden, Duitschland, Engeland en de Vereenigde-Staten
+van Noord-Amerika, afgezet, en naar Kamerun getransporteerd, waar hij
+door het Duitsche gouvernement niet bijzonder vriendelijk behandeld
+werd. Van Kamerun bracht men hem naar Hamburg en eindelijk naar de
+Maarschalks-eilanden die onder Duitsche bescherming stonden, vanwaar
+hij in 1889 weer naar Samoa terugkeerde, en opnieuw als koning bezit
+nam van den troon, nadat zijn tegenkoning, Mataafa, naar het eiland
+Jaluit, dat tot de Maarschalks-eilanden behoort, verbannen was
+geworden. Malietoa kreeg van de Duitsche regeering een klein jaargeld
+en leefde stil op het schiereiland Mulinu, terwijl hij het aan zijn
+aanhangers overliet, hun meestal onschuldige veeten met de partij van
+koning Tamasese, in het westelijk gedeelte van Upolu, zoowel als met
+die van den afgezetten Mataafa in de oostelijke districten, uit te
+vechten.
+
+“Ik vrees echter zeer.” vervolgde de directeur, “dat de dood van den
+ouden, onschadelijken Malietoa, groote onrust en verwarring in geheel
+Samoa veroorzaken zal. Gij, waarde Krüger, zijt met de tegenwoordige
+omstandigheden nauwkeurig bekend, maar voor Arendt is het zeer goed,
+wanneer hij hiervan wat op de hoogte komt, opdat hij niet te eeniger
+tijd een onvoorzichtigheid bega. Sedert in 1889 de u bekende
+mogendheden een zoogenaamd beschermend-tractaat over Samoa hebben
+gesloten, is het volk dikwijls onrustig geweest, hetgeen grootendeels
+toe te schrijven is aan den naijver van Engeland en de
+Vereenigde-Staten tegen Duitschland. Onze handel in Samoa, bedraagt
+ruim het dubbele van dien der beide mogendheden te zamen, hetgeen een
+doorn in hun oog is. Onze grootste vijanden zijn de rechter Chambers,
+een geboren Noord-Amerikaan en de Engelsche consul Maxse, die er in de
+laatste jaren ijverig op uit zijn, onzen dokter Raffel, den voorzitter
+van den gemeenteraad in Apia, voortdurend moeilijkheden in den weg te
+leggen. Dit ondervindt ook consul Biermann, die bij de hier wonende
+Duitschers, evenals bij de inboorlingen zeer bemind is.”
+
+“Het zal mij benieuwen, of onze vriend Tamasese van den dood van zijn
+ouden vijand partij zal trekken, om zich tot koning te doen kiezen,”
+zeide mijnheer Krüger.
+
+“Ik acht dit zeer waarschijnlijk,” antwoordde de directeur, “doch de
+aanhangers van den verbannen Mataafa, zullen dit niet kalm aanzien,
+maar hun best doen, hun vroegeren koning weer op den troon te krijgen.”
+
+“U hebt zooeven gezegd, directeur, dat deze Mataafa, naar de
+Maarschalks-eilanden verbannen is,” zeide ik. “Maar deze groep ligt op
+zulk een afstand, dat hij onmogelijk tijding van Malietoa’s dood
+ontvangen kan.”
+
+“O, dat is geen bezwaar, beste Arendt,” antwoordde de directeur. “De
+Samoaners zijn uitstekende zeelieden en kunnen in hun groote
+oorlogsbooten, die van outsiders [3] voorzien zijn, zeer groote reizen
+ondernemen. Evengoed als zij in vroeger tijd naar de Tonga- en
+Vitschi-eilanden konden varen, en krijgsgevangenen te maken, die zij
+hier tot viering van de overwinning opaten, kunnen zij ook naar de
+Maarschalks-eilanden zeilen.”
+
+De eerstvolgende dagen besteedden mijnheer Krüger en ik tot het doen
+van inkoopen wat huisraad en keukengereedschappen betrof, voor het
+nieuwe woonhuis in de factorij Laulii, en voeren toen daarheen terug.
+
+Verscheiden weken gingen onder flink werken voorbij. Kapitein Johannsen
+bracht ons in zijn kotter ongeveer dertig Tonga’s, die spoedig door een
+twintigtal inboorlingen gevolgd werden, zoodat mijnheer Krüger de
+geleende werklieden van de factorijen Veilele en Vaitele weer naar hun
+plantages kon terugzenden. Op de plaatsen, waar de boomstammen geveld
+waren, werden deze, die niet voor timmerhout konden gebruikt worden,
+met takken en bladeren in brand gestoken, om door de achterblijvende
+asch den bodem tegelijk te bemesten. Toen alles op deze manier
+behoorlijk voorbereid was, begon de eigenlijke arbeid voor den aanleg
+der verschillende cultures. Verscheiden hectaren in de laagst gelegen
+gedeelten werden met kokosnoten bezaaid, die zooals ik wist, pas na
+zeven of acht jaar winst afwierpen. Ten einde de grond, tusschen de
+gezaaide noten niet geheel braak te laten liggen, werden in de open
+plekken katoenheesters geplant. Gaedecke wilde ook in de hooger gelegen
+gedeelten, de proef nemen met koffie, thee en cacao, hetgeen de
+goedkeuring van mijnheer Krüger ten volle wegdroeg; bovendien beloofde
+deze zijn jeugdigen collega nog, hem, zoodra hij in de gelegenheid was,
+een hoeveelheid tabakszaad te zenden, dat hij mijnheer Koning, uit
+Matautu, zou bestellen.
+
+Na verloop van een maand waren alle toebereidselen afgeloopen, en
+mijnheer Krüger verliet ons, om naar Mulifanua terug te keeren, daar
+hij overtuigd was, dat Gaedecke volkomen in staat zou zijn, het bestuur
+over de jonge plantage op zich te nemen en deze tot bloei te brengen.
+
+Intusschen was de oogst der weinige cultures van de oorspronkelijke
+plantages Laulii binnengebracht; een kotter werd uit Apia ontboden om
+dezen af te komen halen en ik had de handen vol met het in orde maken
+der boeken en die bij te houden. Mijn vroegere makker en ik zagen
+elkander alleen bij de maaltijden, als ik hem niet in mijn vrije
+uurtjes een bezoek bracht op de verschillende plantages, die onder
+zijne leiding aangelegd moesten worden en waarover hij het toezicht
+hield. Hij had hiervoor al zijn tijd noodig. Alleen des Zondags bleef
+Gaedecke in onze gemeenschappelijke woning, die wij zoo gezellig
+mogelijk ingericht hadden. Alles was er zindelijk en frisch; enkele
+schreden van onze deur, stroomde het heldere, koele water van het
+riviertje, terwijl de bloeiende boomen en heesters de lucht met hun
+welriekende geuren vervulden. Het had veel van een liefelijke idylle!
+
+
+
+
+
+
+
+
+ACHTSTE HOOFDSTUK.
+
+KONING MATAAFA.
+
+
+Ongeveer tegen het midden van de maand Augustus keerden Gaedecke en ik
+op een morgen van de hooger gelegen koffie- cacao- en theeplantages,
+die een rijken oogst beloofden, naar ons huis terug, toen wij heel
+onverwachts in het rivier-dal een talrijke menigte inlanders
+tegenkwamen, die allen met buksen gewapend waren en een gordel met
+patronen aangegespt hadden. Aan het hoofd der Samoaners marcheerden
+twee mannen, waarvan een ons bekend voorkwam.
+
+“Is dat niet het opperhoofd, van wien directeur Beckmann de nieuwe
+landerijen gekocht heeft?” vroeg mijn vriend, die wat bijziende was.
+
+“Ja, hij is het,” antwoordde ik, want ik herkende hem, “wat zou hij in
+het schild voeren, om met zooveel volk hierheen te komen?”
+
+Op dit oogenblik herkende het opperhoofd ons eveneens; hij zeide een
+paar woorden tot den man, die naast hem liep, bleef toen staan en riep
+ons heel vriendelijk zijn: “Talofa!” toe. Wij beantwoordden zijn groet
+op dezelfde wijze en gaven hem de hand, toen wij bij hem gekomen waren.
+Zijn metgezel, een groot, reeds bejaard Samoaner, wiens bovenkleed en
+lava-lava van een fijne zijden stof vervaardigd waren, nam zijn buks
+van den schouder en gaf ons toen ook vriendelijk lachend de hand.
+
+“Onze aanstaande koning, Mataafa!” zeide het opperhoofd, op plechtig
+ernstigen toon, terwij hij op dezen wees.
+
+Gaedecke en ik bogen zeer beleefd en eerstgenoemde begroette met een
+paar woorden, den koning, die uit de verbanning teruggekeerd was.
+
+“Zoudt gij de twee mannen niet vragen, of zij bij ons willen rusten?”
+vroeg ik mijn landgenoot in het Duitsch. “Wie weet, of deze dienst ons
+later niet nuttig kan zijn.”
+
+“Gij hebt zoo waar gelijk, mijn beste,” antwoordde Gaedecke. Hij
+noodigde daarop Mataafa benevens het opperhoofd uit, een weinig te
+rusten in onze woning vlak in de buurt, en een klein lunch te
+gebruiken. De uitnoodiging in uitstekend Samoaansch gedaan, scheen den
+ex-koning te verrassen en te verheugen tevens, want hij gaf ons
+nogmaals de hand, er bijvoegende, dat het hem bijzonder aangenaam was,
+al dadelijk in de eerste dagen van zijn terugkomst uit de verbanning,
+gastvrijheid te mogen ondervinden bij Duitsche heeren, daar hij steeds,
+voor alles, wat Duitsch was, de grootste achting en sympathie
+gekoesterd had.
+
+Na een klein halfuur waren wij bij ons huis; Gaedecke bracht Mataafa en
+het opperhoofd naar de veranda aan de voorzijde, en ik wees het gevolg,
+dat uit ongeveer veertig inlanders bestond, een plaats aan, in het
+schaduwrijk boschje, aan den oever van het riviertje. Toen haastte ik
+mij naar de loods en beval Sufa dadelijk eenige flesschen bier, met wat
+koud vleesch en versch brood, dat onze kok om den anderen dag zelf
+bakte, naar de veranda te brengen; Gaedeckes knecht en de kok moesten
+vier flesschen whiskey, benevens een mand scheepsbeschuit naar het
+gevolg aan den oever dragen en daar uitdeelen.
+
+Bij mijn terugkomst op de veranda, had mijn vlugge knecht de tafel
+reeds gedekt en de spijzen er op gezet.
+
+“Op het welslagen uwer onderneming!” zeide Gaedecke, zijn glas tegen
+dat van den ex-koning aanstootend, en ik volgde zijn voorbeeld.
+
+“Dank u, Heeren, voor uw vriendelijke wenschen, die zeker vervuld
+zullen worden. Daarvan ben ik vast overtuigd!” antwoordde Mataafa.
+
+Gedurende het kleine maal, dat wij vrij haastig gebruikten, deelde
+Mataafa uit zijn bijna negenjarig verblijf op het eilandje Jaluit,
+eenige voorvallen mee, die ons oprecht medelijden deden krijgen met den
+man, zoo wreed door het lot behandeld. Hij verzekerde ons, dat de
+inboorlingen der Maarschalks-eilanden ver bij de Samoaners
+achterstonden, wat beschaving, karakter en levenswijze aangaat;
+misschien zou hierin echter spoedig verbetering komen, omdat er onlangs
+op Jaluit een kolenstation voor de Duitsche marine was opgericht; dat
+was gebeurd in de eerste jaren zijner verbanning.
+
+Na een rust van een klein uur, vertrokken de hoofden weer met hun
+gevolg. Wij hadden Mataafa het gebruik van onze booten aangeboden,
+indien hij zijn reis naar Apia wellicht over zee zou willen
+voortzetten; maar hij had bedankt, daar het hem beter voorkwam, in de
+haven van Apia niet met zulk een sterk gewapend gevolg binnen te
+loopen. Het zou de aandacht van het bestuur trekken en hem misschien
+onaangenaamheden berokkenen. Hij gaf er de voorkeur aan langs de kust
+verder te gaan, om zich in de enkele dorpen daar, aan zijn aanhangers
+te vertoonen, die reeds vernomen hadden, dat hij uit de ballingschap
+teruggekeerd was. Hij bedankte ons vriendelijk voor ons aanbod en zette
+toen in snellen pas, de reis langs de kust naar Laulii voort.
+
+Toen ik eenige dagen later naar Apia voer, om de noodige gelden in
+ontvangst te nemen, vernam ik, tot mijn groote verbazing, dat Mataafa,
+in de laatste dagen van November, inderdaad met groote meerderheid van
+stemmen, door de Samoaners tot koning gekozen was. Zooals directeur
+Beckmann mij later vertelde, had deze meerderheid het zesdubbele van de
+stemmen bedragen, die voor den tegen-candidaat Tamasese, onzen ouden
+vriend in Mulifanua, waren opgenomen. Tot de keus van Mataafa, hadden
+de consuls, als vertegenwoordigers der drie mogendheden, reeds hun
+toestemming gegeven. De directeur geloofde echter, dat deze
+koningskeuze bezwaarlijk zonder verdere gevolgen zou blijven, daar
+voornamelijk de Engelschen, met hun consul Maxse aan het hoofd, alle
+zeilen zouden bijzetten, de keuze van Mataafa te doen mislukken; zij
+waren er daarom niet mee ingenomen, omdat de nieuwe koning als een
+verklaarde vriend van Duitschland bekend stond.
+
+De naaste toekomst zou leeren, dat mijnheer Beckmann goed had gezien.
+
+Den 31n December waren Gaedecke en ik naar Apia gevaren, om aan een
+uitnoodiging van onzen directeur te voldoen en den Oudejaarsavond ten
+zijnen huize, in den kring der gezamenlijke beambten der Duitsche
+Handelmaatschappij, in Matafele, te vieren. Wij konden onze factorij
+gerust voor eenige dagen aan de hoede toevertrouwen van een onlangs
+aangesteld opzichter, dien mijnheer Krüger ons uit Mulifanua gezonden
+had, om Gaedecke bij het toezicht over het werkvolk behulpzaam te zijn.
+Hendriksen, zoo heette de opzichter, was reeds sedert verscheiden jaren
+werkzaam geweest op de plantage Mulifanua, en had zich onder de leiding
+van Mertens tot een flink, bruikbaar ambtenaar gevormd, die het ook
+verstond, het werkvolk op de plantages, dat tot verschillende
+volksstammen behoorde, met tact en beleid te behandelen.
+
+Na een heerlijk souper, dat directeur Beckmann zijn gasten had
+aangeboden, begaven wij ons in den fraaien, goed onderhouden tuin
+achter het huis, en wachtten daar, onder levendige gesprekken, een glas
+punch en een sigaar, het begin van het nieuwe jaar af. Juist hadden wij
+plaats genomen aan de verschillende tafeltjes, toen onze consul,
+mijnheer Rose, de opvolger van mijnheer Biermann, zich met twee heeren,
+beambten van den Duitschen consul, bij ons voegde, en zich wegens zijn
+late komst bij onzen directeur verontschuldigde met de woorden: “Beste
+vriend, het was mij onmogelijk vroeger te komen. Toen ik op het punt
+stond mij met deze heeren tot u te begeven, kreeg ik een boodschap van
+dokter Raffel, om mij zoo spoedig mogelijk bij hem te vervoegen.”
+
+“Is er dan iets bijzonders gebeurd, waarde Heer, dat de voorzitter van
+den gemeenteraad u nog op zulk een vergevorderd uur wilde spreken?”
+vroeg de directeur verwonderd.
+
+“Zeker, zeker!” antwoordde de consul. “Ik zal het u en dezen anderen
+heeren dadelijk vertellen; op hun stilzwijgendheid kan ik toch zeker
+rekenen, maar geef mij eerst een sigaar en een glas punch, beste
+Beckmann, ik heb behoefte aan een kleine hartsterking.”
+
+“Zooals gij weet,” begon consul Rose, na zich met een glas punch
+verkwikt en een sigaar opgestoken te hebben, terwijl hij zich naar de
+heeren aan zijn tafel wendde, “zooals gij weet, stierf de oude Malietoa
+den 22sten Augustus in Mulinu en in het begin van November keerde de
+verbannen Mataafa reeds uit Jaluit terug. Eenige weken geleden is deze
+met groote meerderheid van stemmen tot koning gekozen en door ons,
+consuls, ook als zoodanig erkend. Zooals ik gedacht had, viel deze
+keuze niet in den smaak van de heeren Engelschen en mijn beide
+collega’s; de Engelsche, zoowel als de Amerikaansche consul, begonnen
+dadelijk allerlei kuiperijen tegen Mataafa, hoewel zij diens keuze
+goedgevonden hadden. Zonder moeite gelukte het hun dan ook, den rechter
+Chambers, die zich jegens al, wat Duitsch is, alles behalve vriendelijk
+getoond heeft, voor hun plannen te winnen. Naar dokter Raffel een uur
+geleden medegedeeld heeft, zal morgen, 1 Januari, de keuze van Mataafa
+een onderzoek moeten ondergaan, hetgeen niets anders dan een ellendige
+comedie is, en de zoon van Malietoa, de jeugdige Fanu Mafili, tot
+koning worden uitgeroepen. Deze Tanu is nog heel jong; hij gaat op de
+Engelsche Zendelingenschool en is een volkomen willoos werktuig in de
+handen der Engelschen en Amerikanen. U kunt nu gemakkelijk begrijpen,
+Heeren, welke gevolgen de benoeming van Tanu voor de belangen van
+Duitschland hebben zal.”
+
+“Ik ben vast overtuigd, dat Mataafa zich niet zonder krachtig verzet
+schikken zal in zijn vernedering,” zeide directeur Beckmann, toen de
+consul zijn verhaal geeindigd had, dat vooral Gaedecke en mij vreemd
+voorkwam, daar de heeren, die in Apia woonden, natuurlijk beter met
+alles, wat er gebeurde, bekend waren.
+
+Om twaalf uur begroetten wij het Nieuwe Jaar met onze hartelijke
+wenschen voor het verdere welzijn der Duitsche Handel- en Plantage-
+Maatschappij, waarna consul Rose een dronk instelde op het verre
+vaderland en den Duitschen keizer, waarmee wij juichend instemden;
+daarop namen wij afscheid van onzen vriendelijken gastheer.
+
+Den volgenden dag legden wij eerst een bezoek af bij directeur Beckmann
+en feliciteerden hem met het Nieuwe Jaar; wij gaven daarna onze
+kaartjes af bij den, in de buurt wonenden Duitschen consul, mijnheer
+Rose, die, zooals de knecht ons zeide, niet thuis was, maar zich naar
+den voorzitter Raffel begeven had. In Matefele vonden wij de meeste
+beambten in het huis van den directeur van het Hoofdbestuur, aan een
+feestelijk ontbijt vereenigd, waaraan wij dadelijk moesten deelnemen.
+Toen wij tegen den avond naar ons hotel terugkeerden, zagen wij in alle
+straten en pleinen langs de haven een groote menigte inlanders, die
+allerlei gebaren maakten, schreeuwden en druk heen en weerliepen,
+zoodat wij dadelijk begrepen, dat de heeren Chambers en Maxse hun doel
+bereikt hadden. In het Hotel International gekomen, bevestigde onze
+landgenoot ons vermoeden; de rechter Chambers had de keuze van Mataafa
+voor nietig verklaard, en, in overleg met den Engelschen consul Maxse,
+den jeugdigen Tanu Mafili tot Koning van Samoa uitgeroepen.
+
+Vervolgens begaven wij ons na het late diner naar directeur Beckmann om
+afscheid te nemen en zijn orders te ontvangen.
+
+“Begeeft u morgen vroeg weer naar Laulii, Mijneheeren,” zeide hij op
+zijn vriendelijke manier, “en laat de factorij zoo weinig mogelijk
+alleen. Ernstige gebeurtenissen wachten ons, die al uw waakzaamheid en
+voorzichtigheid zullen vereischen. Zoodra ik u iets gewichtigs heb mee
+te deelen, zal ik u een afzonderlijken bode zenden.”
+
+Een paar dagen na onze terugkomst, kwam een boot uit Apia met
+verscheiden timmerlieden, een paar balken en een hoogen paal, bij de
+factorij aan, en overhandigden een brief van den directeur, die aan
+Gaedecke geadresseerd was.
+
+De directeur schreef. “Ik zend u eenige handwerkslieden met het noodige
+materiaal om een vlaggestok op uw woonhuis te bevestigen. Het is bij de
+aanstaande vijandelijkheden, die niet zullen uitblijven, meer dan
+noodzakelijk, onze plantages door het uit steken van den Duitschen
+rijksstandaard, als eigendom van de Duitsche Handel- en
+Plantage-Maatschappij, kenbaar te maken, vooral tegenover de aanhangers
+van koning Tanu Mafili, die door de Engelschen en Amerikanen op den
+troon verheven is. Wees zoo goed, den vlaggestok zoo spoedig mogelijk
+te laten plaatsen, en dan onmiddellijk de hiernevens gaande vlag in top
+te hijschen.”
+
+Binnen drie dagen was de stelling voor den vlaggestok gereed, en de
+kleuren van ons vaderland wapperden hoog aan den top van den paal.
+
+Nauwelijks een week later kwam mijn knecht Sufa mijn kamer
+binnenstormen en riep mij toe, dat het ons bekende hoofd met een groote
+menigte gewapende Samoaners daar juist in het dal, op weg naar de kust,
+voorbij gekomen was. Van een der soldaten had hij vernomen, dat hun
+koning Mataafa, al zijn aanhangers te wapen had geroepen om tegen de
+partij van Tanu te velde te trekken. Dadelijk liet ik mijn werk, dat ik
+onder handen had, in den steek, en haastte ik mij naar buiten, om mij
+van de juistheid van dit bericht te overtuigen, en zag werkelijk nog de
+laatsten der inlanders, allen met buksen gewapend, op ongeveer
+vijfhonderd meter van het station, met versnelden pas naar de kust
+oprukken. Gaedecke was in de hooger gelegen plantages bezig; ik gaf
+Sufa order hem op te zoeken, hem het voorgevallene te vertellen en hem
+te vragen zoo spoedig mogelijk bij mij te komen.
+
+Wij zaten aan tafel, toen wij plotseling kanonschoten hoorden, waarop
+na weinig minuten ook het zwakke geluid van het knallen van geweren
+volgde. Het was duidelijk, dat in de bergen, westelijk van het
+rivierdal, een gevecht plaats vond, dat zeer waarschijnlijk tot onze
+factorij voortgezet zou worden. In overleg met Gaedecke, die mij, als
+ex-soldaat, de verdediging onzer factorij, als het noodig was, had
+toevertrouwd, liet ik dadelijk onzen opzichter Hendriksen komen, wien
+ik opdroeg al de werklieden uit de plantages hier te roepen en voor ons
+woonhuis bijeen te brengen.
+
+Een uur later stonden ongeveer vijftig man, grootendeels sterke
+Tonga’s, bij den vlaggestok en keken met vurigen blik in de richting,
+vanwaar de schoten gehoord werden. Allen waren met groote messen
+gewapend, en bovendien hielden de meesten nog speren in de rechterhand.
+Gaedecke, Hendriksen en ik hadden onze buksen en revolvers gegrepen,
+terwijl onze knecht en de kok eveneens van geweren en messen voorzien
+waren. Nadat ik de lieden duidelijk gemaakt had, dat het ons te doen
+was, de vechtenden te verhinderen, het terrein, dat tot onze factorij
+behoorde, te betreden, en onze gebouwen als een vesting te gebruiken,
+rukte ik met alle manschappen voort, tot aan den buitensten rand van
+een groot suikerrietveld, en stelde daar ons legertje op.
+
+Het duurde niet lang, of, tusschen de boomen aan den westelijken rand
+van het dal, zagen wij de gedaanten van enkele Samoaners, die zich
+langzaam terugtrokken, terwijl zij onophoudelijk op de snel
+voortrukkende vijanden schoten, die wij tot nu toe nog niet hadden
+kunnen zien. Maar heel spoedig bemerkten wij de tegenstanders van
+Mataafa en ontdekten, tot onze groote verbazing, onder hen een
+afdeeling Engelsche oorlogsmatrozen en hun bevelhebber, in de uniform
+van Britsch zeeofficier. Zooals ik later vernam, was werkelijk een
+luitenant met vijftig matrozen en mariniers van het Engelsche
+oorlogsschip “Porpoise” naar de aanhangers van Tanu Mafili heengegaan,
+om dezen in den strijd tegen Mataafa te helpen.
+
+Van Mataafa zelf konden wij intusschen niets ontdekken, maar wel
+herkenden wij heel spoedig de gestalte van ons opperhoofd, die zijn
+soldaten tot volharden scheen aan te vuren, want hij liep gestadig van
+het eene eind der schietlinie naar het andere. Toch duurde het niet
+lang, of zijn krijgslieden hadden den voet van de helling bereikt en
+zich gedekt, achter de hooge stammen der palmen, ongeveer vijfhonderd
+meter van onze stelling; hier openden zij nu een moorddadig vuur op den
+woest naderenden vijand, aan wiens hoofd de Engelsche officier met zijn
+manschappen stond. Ten einde het opperhoofd en zijn troep, al was het
+dan ook geen krachtdadige hulp, tenminste een kleinen stilstand van
+wapenen te bezorgen, waarvan hij misschien partij kon trekken, om zich
+op de oostelijke helling in veiligheid te brengen, haastte ik mij naar
+de kampplaats, terwijl ik mijn witten zakdoek, bij wijze van
+parlementairsvlag aan den loop van mijn geweer vastgebonden, heen en
+weer zwaaide. Werkelijk hield het schieten van beide zijden op, toen
+men mij gewaar werd.
+
+“Wat wilt gij, Mijnheer?” riep de Engelsche officier mij in zijn
+moedertaal barsch toe, terwijl hij mij een paar schreden tegemoet kwam.
+
+“Ik wil er u even attent op maken, dat u hier op den grond eener
+Duitsche factorij zijt!”
+
+“Dat is mij om het even,” gaf hij minachtend ten antwoord. “Het is mij
+te doen deze honden van opstandelingen uit te roeien, en ik zal mij
+hierin in geen geval door u laten verhinderen. Verstaan, Mijnheer?”
+
+“Welaan, dan geef ik u de verzekering, Mijnheer, dat ik, met alle
+middelen, waarover ik te beschikken heb, iedere schending van ons
+onzijdig, Duitsch grondgebied tegen zal gaan,” riep ik den Engelschman
+toe, woedend over diens onbeschaamd optreden.
+
+“All right!” antwoordde deze. “Ik raad u echter aan, te maken, dat u
+wegkomt, anders kondt gij wel eens een paar kogels oploopen!”
+
+Vóór ik nog kon antwoorden, vielen er achter de matrozen en de soldaten
+van Fanu verscheiden schoten, en dadelijk daarop, zag ik koning Mataafa
+aan het hoofd van minstens tweehonderd inlanders, die zich onder een
+hevig vuur en al schreeuwende, op den vijand wierpen. Tegelijkertijd
+liet ook het opperhoofd een gillenden krijgskreet hooren; hij stortte
+zich op zijn tegenstanders, die onmiddellijk de helling afstormden en
+het aan de matrozen overlieten, de soldaten van Mataafa tegen te
+houden.
+
+In een oogwenk begreep ik, dat de sluwe, ervaren Mataafa, deze list met
+het opperhoofd had afgesproken, om den vijand tusschen twee vuren te
+brengen; daarom moest het hoofd het gevecht zoolang aanhouden en zich
+van lieverlede tot in het rivierdal terugtrekken, om den koning den
+tijd te laten, den omweg over Laulii tot aan de kampplaats te kunnen
+afleggen.
+
+Ik liep, zoo hard ik kon, tot den rand van het suikerrietveld terug, om
+niet onder de vechtenden te geraken en daarbij, mogelijk, een kogel op
+te doen; mijn doel, om het met mij bevriende opperhoofd een korte
+staking van het gevecht te bezorgen en tegelijk, hoewel heel toevallig,
+koning Mataafa tijd te geven, zijn tegenpartij in den rug aan te
+vallen, was bereikt.
+
+Van onze standplaats af, konden wij waarnemen, hoe Mataafa, wiens
+strijdkrachten die der Tanu-partij in aantal ver overtroffen, deze
+steeds meer en meer de helling opdrong, ondanks den hardnekkigen
+tegenstand der Engelsche matrozen, die zich dapper verweerden, maar ten
+slotte toch moesten terugtrekken, wegens de zware verliezen, die zij
+leden.
+
+Noch Mataafa, noch het opperhoofd keerden dien avond in ons dal terug,
+waaruit wij konden opmaken, dat zij de volkomen verslagen Tanu-soldaten
+tot in Apia vervolgd hadden.
+
+“Het is toch een groot geluk voor ons, dat wij niet genoodzaakt zijn
+geweest, ons land tegen de vijanden van koning Mataafa te verdedigen,”
+zeide Gaedecke op onzen weg naar huis. “Wij zouden met onze lieden, die
+alleen met speren en messen gewapend waren, tegenover de Engelsche
+matrozen een vrij armzalige rol gespeeld hebben, niet waar Arendt?”
+
+“Natuurlijk” was mijn antwoord. “Maar wie had nu ook kunnen denken, dat
+een Britsch officier en een geheele afdeeling matrozen van een Engelsch
+oorlogsschip, gemeene zaak zouden maken met het krijgsvolk van den
+jongen koning Tanu! Het is een maar al te zeker teeken van den fellen
+haat, dien de Engelschen en Amerikanen tegen ons, Duitschers,
+koesteren. Mataafa en zijn aanhangers moeten hem wel tamelijk
+onverschillig zijn. Daarom doet het mij dubbel genoegen, dat die
+brutale luitenant en zijn soldaten zoo flink klop gekregen hebben van
+Mataafa en de zijnen. Ik kan mij zoo goed voorstellen, hoe woedend de
+commandant van de ‘Porpoise’ over deze ongelukkige nederlaag van zijn
+soldaten zijn zal.”
+
+“Ja, dat denk ik ook,” zeide Gaedecke. “Het zal mij benieuwen, welke
+gevolgen deze zegepraal voor Mataafa hebben zal. Hij, zoowel als onze
+vriend het opperhoofd, moeten toch dappere, voorzichtige mannen zijn;
+gedurende het geheele gevecht, kon men ze steeds in de voorste rijen
+hunner krijgers zien. Maar jou heb ik toch ook bewonderd, hoor! Je hebt
+je geheel alleen tot bij de vechtenden gewaagd; hoe licht had je door
+een kogel getroffen kunnen worden!”
+
+“Och kom! Zoo erg was het niet,” antwoordde ik. “De Engelschen hielden
+op met schieten, toen zij mijn wel wat vreemde parlemetairsvlag zagen,
+en, daar de inlanders over het algemeen vrij slechte schutters zijn,
+staakten zij ook gauw het gevecht. Het was mijn hoofddoel gedeeltelijk
+de strijdende partijen van ons terrein af te houden, gedeeltelijk het
+in het nauw gebrachte opperhoofd eenige hulp aan te brengen; en ik ben
+er in geslaagd.”
+
+Toen wij bij onze woning kwamen, ontsloegen wij de werklieden, die naar
+hun hutten konden gaan, daar het intusschen te laat geworden was hen
+weer aan het werk te zetten. Den opzichter Hendriksen noodigden wij
+uit, den avond bij ons door te brengen en in ons gezelschap een glas
+bier te drinken.
+
+Eenige dagen na dit gevecht, bracht een bode van directeur Beckmann mij
+een brief van dezen laatste, met het verzoek, dat ik mij nog dien
+zelfden dag in de kano van dien bode naar Apia zou begeven, om mij bij
+den directeur te vervoegen.
+
+“Dat staat zeker in verband met de geschiedenis van laatst, Arendt,”
+zeide Gaedecke, toen ik hem bij het lunch den brief gaf. “Je zult zien,
+dat ik gelijk heb; de Engelsche officier zal je bij zijn commandant
+aangeklaagd hebben.”
+
+Toen ik nog voor het vallen van den avond bij den directeur kwam, vroeg
+deze mij dadelijk: “Hebt gij onlangs bij het gevecht tusschen Mataafa
+en de Tonga’s, aan den eerste bijstand verleend?”
+
+“Volstrekt niet, directeur,” antwoordde ik en vertelde daarop
+uitvoerig, welke maatregelen Gaedecke en ik genomen hadden om het
+grondgebied der factorij tegen iedere schending onzer neutraliteit te
+beschermen, en op welke wijze ik tegen den Britschen officier
+opgetreden was.
+
+“O, dan heeft de ellendeling u maar belasterd om de schande zijner
+ongelukkige nederlaag te verkleinen. Gij moet dadelijk mee naar kolonel
+Rose, die van zijn Engelschen collega, den intrigant Maxse, een
+aanklacht tegen u heeft ingediend, wegens het verleenen van hulp aan
+den vijand. Vanmorgen vroeg heeft de consul mij laten weten, dat hij
+ons vanavond na het sluiten der kantoren bij zich wacht.”
+
+Na een korte begroeting ging de consul ons voor naar zijn
+studeervertrek, dat door verscheiden lampen verlicht werd, en stelde
+mij, nadat wij plaats genomen hadden, een breedvoerig schrijven in de
+Engelsche taal ter hand.
+
+Zooals de directeur reeds gezegd had, bevatte dit een aanklacht van den
+Engelschen consul tegen mij, wegens het verleenen van hulp aan den
+afgezetten koning Mataafa, tegen de soldaten van den rechtmatigen
+koning Tanu en diens landgenoot, een officier van het schip van Hare
+Majesteit “Porpoise” en zijn equipage; hierdoor had ik mij schuldig
+gemaakt aan het schenden der neutraliteit.
+
+“Welnu, beste Arendt,” met deze woorden op zeer vriendelijken toon
+gesproken, wendde consul Rose zich tot mij, “wat is uw antwoord op deze
+vrij zonderlinge aanklacht?”
+
+“Dat er geen enkel woord van waar is, consul!” riep ik hartstochtelijk
+uit, daar ik mij ontzaglijk over deze gemeene leugen, dezen
+schandelijken laster ergerde. “Als u het goed vindt, zal ik u het
+voorgevallene naar waarheid mededeelen.”
+
+“Dat is goed, vriend, ga uw gang,” antwoordde de consul.
+
+Toen ik mijn verhaal eindigde en er de opmerking bijvoegde, dat
+mijnheer Gaedecke, zoowel als mijnheer Hendriksen, de waarheid mijner
+woorden konden bevestigen, daar zij getuigen van mijn onderhoud met den
+Britschen officier geweest waren, zeide de consul, terwijl hij opstond:
+
+“Ik heb het wel gedacht, dat de heele zaak gaan zou, zooals u ze mij
+hebt afgeschilderd. Luitenant Robert, of hoe die waarde heer heeten
+mag, heeft er behoefte aan gevoeld, zijn niet zeer roemrijken aftocht
+voor de soldaten van Mataafa, door dit voorwendsel eenigszins te
+vergoelijken. U zoudt den koning met een talrijke schaar van zijn
+aanhangers, in den rug van het Tanu-leger hebben doen vallen, waardoor
+Robert tot den terugtocht genoodzaakt was geworden.”
+
+“Wilt u nu zoo goed zijn, mijnheer Arendt,” vervolgde mijnheer Rose,
+“morgen hier te komen, dan zal ik aan een mijner bedienden uw
+bescheiden dicteeren en deze als officiëel verslag meenemen, dat u dan
+onderteekenen moet. Thans verzoek ik den beiden heeren, mij naar de
+veranda achter het huis te willen volgen, waar wij onder een glas
+Pschorrbräu en een sigaar, nog wat gezellig kunnen praten.”
+
+Den volgenden morgen begaf ik mij op het vastgestelde uur, naar het
+kantoor van onzen consul; ik moest mijn verklaring aangaande mijn
+beschuldiging, herhalen, die door den secretaris woordelijk
+opgeschreven en door mij onderteekend werd.
+
+“Ik zou het zeer wenschelijk achten, mijnheer Arendt,” zeide de consul
+ten slotte, “dat gij nog twee dagen hier kondt blijven. Ik ben namelijk
+voornemens, mijn secretaris nog heden of morgen op zijn laatst, vroeg
+naar Laulii te laten gaan, om ook van uw collega Gaedecke en den
+opzichter Hendriksen, als getuigen, een officieel verslag op te maken.
+Om nu zelfs den schijn te vermijden, dat u op beide heeren invloed hadt
+kunnen uitoefenen, is het beter, dat u wacht, tot dat mijn secretaris
+teruggekeerd is. U wilt den directeur hiervan wel in kennis stellen,
+niet waar, en trachten, zoolang u in Apia zijt, elke ontmoeting met de
+Engelschen te vermijden?”
+
+Toen ik afscheid wilde nemen, hield de consul mij tegen, zeggende:
+
+“Ik vind het toch noodig, dat dokter Raffel, als eerste ambtenaar van
+het Duitsche rijk, onderricht wordt van de beschuldiging van den
+Engelschen zee-officier, alsmede van de aanklacht van den consul Maxse
+tegen u; daarom zou het het beste zijn, waarde mijnheer Arendt, dat u
+met mij meegingt naar den voorzitter van den gemeenteraad.”
+
+Binnen weinig minuten waren wij in het huis van dokter Raffel, dat
+eveneens van hout gebouwd, en gelijkvloers door een breede veranda
+omringd was; het lag op geringen afstand van het consulaat. Toen wij
+bij den voorzitter kwamen, zat deze juist aan het lunch en, nadat de
+consul mij had voorgesteld, werden wij uitgenoodigd daaraan deel te
+nemen.
+
+Onder dit tweede ontbijt, vertelde mijnheer Rose de toedracht der zaak
+en legde toen de aanklacht van den Engelschen consul en het door mij
+onderteekende verslag, voor den dokter neder.
+
+“De geheele historie is eigenlijk zoo dom en plomp verzonnen, dat men
+ze bijna niet ernstig kan opnemen,” zeide de dokter, toen hij de twee
+geschriften doorgelezen had. “Mijnheer Maxse is anders zoo’n sluw,
+geslepen man, dat ik werkelijk verbaasd ben over dit kinderachtig
+knoeiwerk; hoogstwaarschijnlijk heeft hij op bevel van den commandant
+der ‘Porpoise’ zoo gehandeld, die zeker woedend is over de schade,
+welke zijn matrozen door de inlanders geleden hebben, en nu alles
+beproeft om anderen de schuld van dezen smaad te geven.”
+
+Na een korte pauze vervolgde hij: “Ik kan het niet anders dan goed
+vinden, waarde consul, dat u de twee Duitsche heeren op de factorij
+Laulii, eveneens als getuigen, een officieel verslag laat opmaken, en
+dat u mijnheer Arendt zoolang hier houdt. De aanklacht van den
+Engelschen consul, die ik u verzoek zorgvuldig te bewaren, is mij
+eigenlijk zeer welkom, daar zij mij het onomstootelijk bewijs is, dat
+de commandant van de ‘Porpoise’ werkelijk een afdeeling van zijn
+compagnie onder bevel van een officier afgezonden heeft, om de Tanu’s
+tegen de aanhangers van Mataafa bij te staan; hiertoe had hij volstrekt
+geen recht, want zoo schond hij de neutraliteit. Ik zal van deze
+omstandigheid ter rechter tijd gebruik weten te maken.”
+
+Hierop nam de president met een paar vriendelijke woorden afscheid van
+mij en verzocht den consul hem in zijn studeervertrek te volgen, daar
+hij nog iets gewichtigs met hem te bespreken had.
+
+Ik begaf mij onmiddellijk naar mijnheer Beckmann om hem, zoo het
+behoorde, alles mede te deelen omtrent het officiëele verslag op het
+consulaat en ons bezoek bij dokter Raffel.
+
+“Hm! hm!” kwam de directeur peinzend, toen ik vertelde, welk gewicht de
+voorzitter hechtte aan de aanklacht van den Engelschen consul. “Gij
+zult zien, dat er al heel spoedig iets gewichtigs gebeuren zal; ik heb
+dokter Raffel als een bijzonder verstandig en energiek man leeren
+kennen, die den Engelschen, deze belachelijke aanklacht zeker wel
+betaald zal zetten.”
+
+In mijn hotel teruggekeerd, vond ik tot mijn groote verrassing op het
+terras, de heeren Krüger en Hendrik Petersen, die wel wat laat hun
+lunch gebruikten.
+
+“Hallo! Daar is zoo waar onze Arendt!” riep Petersen uit, van zijn
+stoel opspringend en mij haastig tegemoetkomend. “Welk gelukkig toeval
+voert je juist vandaag naar Apia, kerel?” vervolgde hij, terwijl hij
+mij hartelijk omhelsde. “Kom je ons misschien een laten
+nieuwjaarswensch brengen?”
+
+Nadat mijnheer Krüger mij ook zeer vriendelijk begroet had, nam ik
+plaats, bediende mij zelf van een glas bier en een sigaar, en vertelde
+toen mijn beiden vrienden uitvoerig, wat mij naar Apia gevoerd had.
+
+“Maar dat is alleraardigst, Arendt!” riep Hendrik uit, terwijl hij zijn
+glas tegen mij ophief, “dat je die verwaande Engelschen zoo getracteerd
+hebt! Nu zal jij de belhamel geweest zijn, die den twist heeft doen
+ontbranden! Het is al te dol!”
+
+“Onze consul zal zijn Engelschen collega wel eens ongezouten de
+waarheid zeggen,” zeide mijnheer Krüger. “Hij is er juist de man voor.
+Maar nu zullen wij naar den directeur gaan, Hendrik,” vervolgde hij,
+terwijl hij opstond, “en dan naar Matafele wandelen, om den collega’s
+een bezoek te brengen.”
+
+“Als u het goedkeurt, mijnheer Krüger, ga ik met u en Hendrik mee naar
+Matafele,” zeide ik. “Bij den directeur ben ik al geweest, en ik zal op
+u wachten, daar u weer hier langs komt.”
+
+Na het diner bij directeur Beckmann, bij wien wij alle drie genoodigd
+waren, vroeg Petersen, of ik met hem de haven eens langs wilde gaan om
+wat pleizier te maken. Mijnheer Krüger bleef thuis om met den chef,
+onder een glas bier nog wat te praten.
+
+“Een collega uit Matafele heeft mij vanmiddag verteld,” zeide mijn
+vriend Hendrik, toen wij de havenkade bereikten, “dat er kort geleden
+een nieuwe uitspanning, geheel in Duitschen stijl, geopend is geworden;
+zij ligt vlak bij het strand, niet ver van de plek, waar Matautu, het
+oostelijk gedeelte van Apia, begint. Ik heb heel veel zin dit hoog
+geroemd café eens te bezoeken en er een lekker glas Münchener te
+drinken. Als wij het strand maar volgen, moeten wij er binnen een paar
+minuten zijn.”
+
+Werkelijk zagen wij al heel gauw een tuin, die met talrijke Chineesche
+lampions verlicht was. Hij strekte zich uit tot aan dan rand van de
+haven en scheen geheel op zijn Duitsch ingericht, behalve dat in plaats
+van beuken en lindeboomen of oranjeboompjes in potten, de prachtigste
+waaierpalmen, bananen en oranjeboomen op al de tafeltjes een heerlijke
+schaduw gaven. Nadat wij den tuin eens hadden rondgeloopen, en al de
+tafeltjes bezet hadden gevonden, bemerkten wij nog een vrij plekje,
+vanwaar wij een ruim uitzicht hadden over het geheele oostelijk
+gedeelte van de haven. Een Samoaansch kellner bracht ons, zonder een
+bestelling afgewacht te hebben, twee echt Beiersche bierpotten vol
+schuimend bier, dat wij dadelijk met attentie proefden, en toen eerst
+begonnen wij meer te letten op de drie andere bezoekers, die reeds aan
+hetzelfde tafeltje zaten. Wij hadden hen, toen wij plaats namen, alleen
+door het afnemen van den hoed gegroet, en dit was door hen ook zoo
+beantwoord.
+
+Mijn vriend Hendrik, die steeds naar de ingeving van het oogenblik
+handelde, zeide opeens tot den oudste der drie heeren: “Ik geloof, dat
+wij landgenooten zijn, Heeren! Laat ons eens samen klinken en een
+flinke teug nemen op ons wederzijdsch welzijn! Ik heet: Hendrik
+Petersen, en mijn vriend hier, Herman Arendt, beiden in betrekking op
+de kantoren der Duitsche Handel- en Plantage-Maatschappij op de
+Samoa-eilanden. Gezondheid!”
+
+Na over deze grappige manier van voorstellen gelachen te hebben,
+klonken wij samen, waarna de oudste heer zich bekend maakte als de
+bezitter van een grooten Duitschen winkel in Apia. Zijn naam was Eduard
+Helberg en hij voegde er bij, dat hij zich onzer nog heel goed
+herinnerde, want wij hadden verleden jaar Kerstmis, groote inkoopen aan
+speelgoed en peperkoek bij hem gedaan.
+
+“Laat mij u,” ging hij voort, “mijnheer Baumann, dekofficier aan boord
+van onzen kruiser ‘Falke’ en mijnheer Melberg, mijn collega en vriend,
+voorstellen.”
+
+Wij konden ongeveer een uurtje prettig hebben zitten praten, toen een
+clubje van acht of tien man, naar het uiterlijk zeelieden, aan een leeg
+geworden tafeltje, dicht bij ons, plaats nam en den kellner in het
+Engelsch, bier bestelde.
+
+“Engelsche matrozen, die zeker de brandewijnflesch dapper hebben
+aangesproken,” zeide mijnheer Helberg zachtjes tot ons.
+
+“Dat zijn geen gewone matrozen,” zeide de Duitsche dekofficier.
+“Ofschoon zij in politiek zijn, herken ik er toch een paar van als mijn
+collega’s op de ‘Porpoise’ en zelfs twee die officier zijn.”
+
+“Misschien is de een wel je beroemde kennis van het gevecht bij Laulii,
+Arendt.” riep Petersen hardop.
+
+“Schreeuw toch zoo niet, Hendrik,” zeide ik verschrikt. “Als die
+luitenant werkelijk bij die lui is, kon het wel eens een schandaaltje
+worden, wanneer hij mij herkende, want dat gezelschap komt mij voor
+vrij sterk boven zijn bier te zijn.”
+
+Inderdaad scheen de officier, die bevel had gevoerd over de equipage
+van de “Porpoise” in dat bewuste gevecht, Hendriks woorden gehoord te
+hebben; al had hij ze ook niet verstaan, de namen “Laulii” en “Arendt”
+moesten hem opmerkzaam gemaakt hebben, want ik kon duidelijk bespeuren,
+hoe een der twee officieren zich eenigszins van zijn stoel ophief, en
+een vorschenden blik naar ons tafeltje wierp. Daar hij door een lamp,
+die juist boven zijn plaats hing, helder verlicht werd, herkende ik
+dadelijk den officier.
+
+“Heeren,” zeide ik, “ik stel voor, ons bier uit te drinken en den tuin
+kalm te verlaten, voor het tot twisten komt, hetgeen mij, als man van
+zaken zeer onaangenaam zou zijn.”
+
+“O, waarde Heer,” antwoordde Petersen, die waarschijnlijk door het wel
+wat al te ruim gebruik van bier, tot twisten geneigd scheen, “ga gerust
+uw gang; wij, mijn vriend en ik, zullen toch voor die Engelsche heeren
+het veld niet moeten ruimen. Niet waar, Arendt?”
+
+Voor ik nog een woord kon antwoorden, kwam de Engelsche officier bij
+ons tafeltje, nam mij minachtend lachend van het hoofd tot de voeten op
+en zeide toen, natuurlijk in het Engelsch: “Het verheugt mij, u ook
+eens in wat fatsoenlijker gezelschap te zien dan zooals onlangs, toen
+ik kennis met u maakte, omringd van de rebelsche honden van den
+ellendigen Mataafa.”
+
+“Ik beschouw de soldaten van koning Mataafa voor vrij wat fatsoenlijker
+dan een laffen, leugenachtigen lasteraar, mijnheer, wiens vernieuwde
+kennismaking mij volstrekt niet tot eer kan zijn, verstaan?” riep ik
+eveneens in het Engelsch, terwijl ik van mijn stoel opsprong.
+
+“Insolent fellow!” [4] schreeuwde de Engelschman woedend; hij wendde
+zich daarop naar het tafeltje, waaraan zijn landgenooten zaten en riep
+ze bij zich. “Neemt dezen knaap gevangen en brengt hem aan boord. Hij
+is mijn arrestant!”
+
+“Hoho! Daarin hebben wij ook nog een woordje mee te spreken, Sir,” riep
+Hendrik uit, zich strijdlustig naast mij plaatsend. “Wie zijt gij? En
+wie geeft u het recht een Duitscher, een ambtenaar van de Duitsche
+Handel- en Plantage-Maatschappij te arresteeren?”
+
+“Ik ben officier van het schip van H.M. ‘Porpoise’ en neem dien man in
+hechtenis, omdat hij mij beleedigd heeft,” antwoordde de luitenant.
+
+“Waaraan kan men herkennen, dat gij een Britsch marineofficier zijt,
+mijnheer? Misschien aan uw onbeschaamdheid en omdat gij dronken zijt?”
+schreeuwde Hendrik hem toe.
+
+“Brutale hond!” riep de Engelschman woedend uit, en hij gaf Petersen
+een stomp tegen de borst, doch mijn vriend met zijn Hercules-gestalte
+beantwoordde den slag onmiddellijk door een krachtigen slag in het
+aangezicht, zoodat de geslagene achteruit waggelde; toen vatte hij hem
+bij den kraag en den gordel, beurde hem op, en wierp vervolgens den
+hevig spartelenden en luid brullenden snoever over den lagen
+afsluitmuur van den tuin in het water. “Ziezoo, laffe schurk,” riep
+Petersen diep ademhalend uit, “dat frissche bad zal je, naar ik hoop,
+goeddoen!” Met een grooten sprong kwam hij weer bij ons tafeltje en
+wilde nu zonder complimenten den overigen zeelieden te lijf, toen ik
+hem, geholpen door mijnheer Melberg, bij de armen vasthield.
+
+Op het oogenblik dat mijn tegenpartij in het water viel, stonden de
+Engelschen op, om ons aan te vallen, doch zij bleven plotseling staan,
+toen mijnheer Baumann hen tegemoettrad. Hij maakte zich bij den tweeden
+Engelschen officier bekend, als dekofficier van den Duitschen kruiser
+“Falke”. Enkele Engelschen herkenden hem nu ook, en hij gaf toen met
+een paar woorden nadere verklaring van het beleedigende en sarrende
+gedrag van den luitenant.
+
+De officier was verstandig genoeg, den Duitschen zeeman te gelooven en
+verliet dadelijk met zijn gezelschap den tuin, om iederen verderen
+twist te vermijden en allereerst naar zijn kameraad te gaan zien, die
+in het water geworpen was. Door het onvrijwillige bad was deze geheel
+nuchter geworden en naar den oever gezwommen, zooals mijnheer Helberg
+ons vertelde, die het van den tuinmuur gezien had. Ik bedankte den
+Duitschen dekofficier hartelijk voor zijn tusschenkomst, die ons een
+bijzonder vervelende botsing met de Engelschen bespaard had; daarop
+lieten wij ons nog een potje bier brengen, dat wij voornamelijk op de
+gezondheid van onzen wakkeren kampioen ledigden, die op zulk een krasse
+en energieke wijze den onbeschaamden rustverstoorder uit den weg
+geruimd had.
+
+Het was bij middernacht, toen Hendrik en ik het Hotel International
+bereikten.
+
+
+
+
+
+
+
+
+NEGENDE HOOFDSTUK.
+
+HET BOMBARDEMENT VAN APIA.
+
+
+Den volgenden morgen deelde de hotelhouder ons verheugd mede, dat er
+ten gevolge van de bemiddeling van dokter Raffel, door de drie consuls
+tot herstel van de orde en rust, tusschen de verschillende partijen,
+een voorloopig bestuur benoemd was, en dat dokter Raffel, als
+voorzitter van den gemeenteraad, tot president was gekozen.
+
+Hendrik en ik haastten ons met het ontbijt en begaven ons daarna naar
+onzen Directeur Beckmann, waar wij mijnheer Krüger reeds aantroffen.
+Deze had met het ontbijt niet op ons gewacht, daar wij den vorigen
+avond wel wat te veel bier hadden gedronken en dus langer geslapen
+hadden dan gewoonlijk.
+
+Toen de twee heeren de mededeeling van den hotelhouder bevestigd
+hadden, vertelde ik, zoo getrouw mogelijk, wat er in den Duitschen
+biertuin voorgevallen was, en liet daarbij voornamelijk uitkomen, hoe
+Petersen den ruziezoeker buiten gevecht had gesteld.
+
+“Je bent toch een kraan van een vent, Petersen!” riep de directeur
+lachend uit, toen ik mijn verhaal gedaan had. “Als je dien driftkop
+niet zoo gauw op zijn plaats hadt gezet, was het den rekel misschien
+toch nog gelukt, onzen vriend Arendt, met de hulp van de andere
+Engelschen, naar de ‘Porpoise’ te sleepen, dat zeker tot zeer
+onaangename verwikkelingen aanleiding zou gegeven hebben. Ik acht het
+niet kwaad, onzen consul van dit geval in kennis te stellen, vóór zijn
+Engelsche collega het hem op zijn manier komt vertellen.”
+
+“Draagt het uw goedkeuring weg, directeur, dat ik met u mee ga naar den
+consul?” vroeg mijnheer Krüger. “Ik wil afscheid van hem nemen, want
+direct na het lunch, zou ik gaarne naar Mulifanua terug willen keeren.”
+
+Consul Rose was nog onkundig van het voorgevallene; hij feliciteerde
+Petersen met diens kloek optreden, en maakte zijn excuus, dat hij ons
+moest verlaten, daar hij een conferentie bij president Raffel moest
+bijwonen.
+
+Wij zaten nog aan het ontbijt, waaraan directeur Beckmann ook deelnam,
+toen onze consul op het terras van het hotel verscheen, zich een
+couvert liet brengen, en ons toen met opgewekten toon, den afloop der
+conferentie mededeelde.
+
+“Onze dokter Raffel is toch een slim, scherpzinnig man, dat moet hem
+nagegeven worden,” zeide mijnheer Rose, nadat hij zich een glas wijn
+had ingeschonken. “Reeds bij het begin der zitting zette hij
+ons,—d.w.z. den Engelschen en Amerikaanschen consul en mijn
+persoon—uiteen, dat, door het oprichten van een provisioneel bestuur,
+mijnheer Chambers voortaan geen recht meer had als president van de
+rechtbank op te treden; daarom zou hij,—n.l. dokter Raffel,—als
+voorzitter van den gemeenteraad, het gerechtshof doen sluiten. Ondanks
+het hevig verzet van de twee andere consuls, zetten dokter Raffel en ik
+de sluiting van het gerechtshof door, voorloopig ten minste, want ik
+vrees wel, dat voornamelijk mijn collega Maxse het niet daarbij zal
+laten, maar al het mogelijke beproeven om zijn vriend Chambers zijn
+invloedrijken post weer terug te bezorgen.”
+
+Dat onze consul zich hierin niet vergist had, bleek reeds den volgenden
+dag, 7 Januari. Door toedoen van den Engelschen consul, bracht de
+commandant der “Porpoise” een afdeeling mariniers en matrozen aan land,
+onder wier bescherming Mr. Chambers zich naar de zitting van het
+gerechtshof begaf, en verklaarde, dat hij zijn ambt als president
+zooals vroeger wilde waarnemen. Een wacht mariniers bleef voor zijn
+persoonlijke veiligheid voor het huis gestationneerd.
+
+Zoowel president Raffel, als onze consul, moesten, hoewel zij
+schriftelijk protesteerden, deze daad van geweld lijdelijk toelaten,
+wilden zij het niet tot een hevige en gevaarlijke botsing met de
+Engelschen en Amerikanen laten komen. Zooals de naaste toekomst
+intusschen leeren zou, deden de beide heeren de noodige stappen bij het
+Duitsche rijk, tot krachtige ondersteuning der Duitsche belangen op de
+Samoa-eilanden.
+
+Nog op den middag van den 7n Januari liet de consul mij roepen en
+deelde mij mede, dat er nu geen beletselen meer voor mij waren om naar
+de factorij terug te keeren, daar zijn secretaris met het officieel
+verslag van de heeren Gaedecke en Hendriksen, weer thuis was gekomen.
+
+“Ik ben overigens vast overtuigd,” besloot de consul, “dat mijn
+Engelsche collega kalmpjes deze geheele zaak den kop zal indrukken, al
+was het alleen om den smadelijken en belachelijken afloop van het
+optreden van een zijner officieren in den Duitschen biertuin. Mocht
+echter, onverhoopt, de commandant van de ‘Porpoise’ of mijnheer Maxse,
+met u willen afrekenen, beste Arendt, dan zal ik u onmiddellijk daarvan
+op de hoogte stellen. Vaarwel!”
+
+Nadat ik daarop van directeur Beckmann afscheid genomen had, voer ik in
+een kano, die men mij hiervoor leende, naar Laulii, waar ik nog vóór
+het vallen van de duisternis aankwam.
+
+“Goddank, beste vriend, dat gij heelhuids en gelukkig aan de handen der
+Amelekieten ontkomen zijt!” riep Gaedecke uit, en hij begroette mij
+hartelijk, toen ik op de veranda kwam.
+
+Onder het souper moest ik al mijn wederwaardigheden in Apia uitvoerig
+vertellen.
+
+“Die Petersen moet toch een prachtstuk van een kerel wezen; ik zou hem
+gaarne persoonlijk willen leeren kennen,” zeide mijn collega, toen ik
+hem de scène in den biertuin afschilderde. “Hij schijnt in alle geval
+de eenige manier te bezitten om met deze pleizierige heeren ‘Beefs’ om
+te gaan. Wat nu de jongste politieke gebeurtenissen in Apia betreft,
+die verontrusten mij niet bijzonder; dokter Raffel zal wel de noodige
+maatregelen weten te treffen, om aan den huidigen overmoed der
+Engelschen paal en perk te stellen.”
+
+De eerstvolgende weken gingen met rustig werken op onze afgelegen
+plantage voorbij. Directeur Beckmann was zoo attent, ons iederen
+Zaterdag de Duitsche courant te zenden, die in Apia in druk verschijnt;
+ook bracht de bode de brieven mee, die uit het vaderland voor ons waren
+aangekomen; zoo bleven wij van alles goed op de hoogte.
+
+Op een Zaterdagavond zeide collega Gaedecke, dat hij mij voor een paar
+dagen alleen zou laten, daar hij den volgenden morgen vroeg naar Apia
+zou vertrekken en van daar te paard naar de plantage Vaitele gaan; hij
+had een schrijven ontvangen van mijnheer Tiedemann, die hem dit had
+opgedragen.
+
+“Ik kom niet later dan Dinsdag terug, beste vriend,” voegde Gaedecke er
+bij. “Hendriksen kan heel goed alleen het opzicht houden over de nieuwe
+cultures, zoodat jij zelf volstrekt niet gestoord zult worden.”
+
+Toen ik den volgenden Dinsdag tegen den avond van mijn ronde op de
+plantages, aan den oostelijken rand van het rivierdal naar huis keerde,
+bemerkte ik beneden in het dal twee ruiters; in den voorsten herkende
+ik tot mijn groote verbazing Gaedecke, terwijl de andere een Samoaner
+was. Ik haastte mij zoo gauw ik kon, de helling af te loopen en kwam
+bijna tegelijk met de ruiters aan het woonhuis.
+
+“Maar om ’s Hemels wil, vriend, hoe kom jij nu van de bergen hier en
+dan nog wel te paard?” riep ik uit. “Ben je misschien uit Apia over het
+gebergte komen rijden?”
+
+“Zoo dadelijk zal je alles vernemen,” antwoordde Gaedecke. “Laat mij
+eerst voor mijn metgezel en de paarden zorgen.”
+
+Onze bedienden, die intusschen waren komen aanloopen, ontvingen nu
+bevel, de paarden in de nabij zijnde loodsen onder dak te brengen, en
+den Samoaner mee te nemen naar hun woning, waar de kok hem te eten
+moest geven.
+
+Toen mijn vriend een verfrisschend bad had genomen en wij op de veranda
+ons avondeten gebruikten, bevredigde hij eindelijk mijn
+nieuwsgierigheid.
+
+“Voor wij iets anders doen,” ving hij glimlachend aan, “zou ik vanavond
+niet gaarne bier, maar een glas wijn met je drinken, vriend Arendt, en
+wel op iemand, die mij onuitsprekelijk dierbaar is!”
+
+“Drommels! Je bent toch niet hals over kop verliefd geworden en je hebt
+je toch maar niet dadelijk verloofd?” riep ik verrast uit, terwijl ik
+Sufa order gaf een flesch wijn uit den kelder te halen.
+
+“Verliefd ben ik reeds lang, verloofd pas sedert gisteren. Luister maar
+eens, oudje!” zeide Gaedecke met een van vreugde stralend gelaat. “Je
+herinnert je nog wel mijnheer Tiedemann, in de factorij Vaitele, dien
+wij kort na onze landing in Apia met directeur Beckmann bezocht hebben?
+Tiedemann is gehuwd met een Samoaansche, een zeer mooie, jonge vrouw,
+die wij toen niet gezien hebben, omdat zij haar man juist een baby
+geschonken had.
+
+“Ongeveer een half jaar na mijn komst in Vaitele, nam mevrouw Tiedemann
+haar jongere zuster bij zich in huis, die tot dien tijd in een naburig
+dorp, met haar moeder samengewoond had. Je hebt mij zeker als een
+tamelijk nuchter, in het minst niet romantisch persoon leeren kennen,
+niet waar, beste Arendt? Welnu, ik kan je verzekeren, dat deze kleine
+Filina, zoo heet de jonge Samoaansche, het bekoorlijkste schepseltje
+is, dat mijn oogen ooit aanschouwd hebben; de belichaamde bevalligheid,
+een fee, in den waren zin des woords. Lang heb ik tegen mijn hartstocht
+voor die kleine gestreden, die mij zoo hoogst onverwachts, als een
+felle koorts, te pakken had; maar, toen ik verleden jaar Vaitele moest
+verlaten, om het bestuur over deze plantage op mij te nemen, kon ik het
+niet over mijn hart verkrijgen, van Filina te scheiden zonder haar te
+bekennen, hoe het met mij stond. In kinderlijken eenvoud beleed mij dit
+zonnekind, dat ik ook haar niet onverschillig gebleven was. Ik kon toen
+onmogelijk bij Tiedemann mijn hart uitstorten, omdat ik nog geen vaste
+aanstelling had; maar nu de factorij, die aan mij is toevertrouwd,
+bloeit en mij een ruim bestaan belooft, zijn de omstandigheden
+veranderd. Nu heb ik dadelijk na Nieuwjaar aan Tiedemann geschreven, en
+hem de hand van zijn schoonzuster gevraagd; verleden Zaterdag ontving
+ik zijn toestemming en de uitnoodiging om zoo spoedig mogelijk naar
+Vaitele over te komen. Dat was nu de reden van mijn reis.”
+
+“Hartelijk, hartelijk gefeliciteerd met je engagement, vriend Gaedecke,
+en dit glas op de gezondheid der bekoorlijke Filina!” riep ik uit,
+terwijl ik de glazen vulde uit de flesch, die Sufa intusschen op tafel
+gezet had.
+
+“Je bent eigenlijk toch een leelijke stille-in-den-lande!” zeide ik,
+toen wij het glas geleegd hadden. “Wij wonen nu bijna een half jaar
+samen, en met geen enkele syllabe, geen enkel gebaar, heb je je
+hartsgeheim verraden.”
+
+“Ik houd er niet van over dingen te spreken, die onzeker zijn, of nog
+niet tot een eindbesluit zijn gekomen,” antwoordde Gaedecke.
+
+“En leg mij nu eens uit, wat je genoopt heeft, van Vaitele over het
+gebergte hierheen te komen rijden, in plaats van naar Apia en van daar
+uit, per boot naar Laulii te varen?” vroeg ik.
+
+“Een knecht van mijnheer Tiedemann, die geboren is in een dorp in het
+dal van den Vaivasa-stroom, vertelde mij, dat het volstrekt niet noodig
+was, den grooten omweg over Apia te maken, om naar Laulii terug te
+keeren. Hij wist een weg, die hoewel smal van de factorij Vaitele over
+het gebergte naar het dal van het riviertje leidde, dat bij Laulii in
+de zee uitloopt. De weg was wat moeilijk, maar te paard zeer goed
+binnen vier uur af te leggen. Ik vertelde Tiedemann het voorstel van
+zijn knecht, en mijn aanstaande zwager was het met hem eens; hij schonk
+mij twee paarden, om voortaan de bezoeken bij mijn meisje ook langs
+dien weg te komen brengen en gaf mij den Samoaner mee, om mij naar onze
+factorij terug te brengen en mij tevens den weg te wijzen. Morgen zal
+deze te voet naar Vaitele teruggaan, terwijl ik aanstaanden Zondag met
+mijn vriend Arendt over de bergen daarheen zal rijden, om hem mijn
+kleine lieveling voor te stellen. Is dat goed?”
+
+“Aangenomen, beste vriend, dat doe ik!” riep ik uit, terwijl ik mijn
+rechterhand in de zijne sloeg.
+
+Zooals afgesproken was, stegen wij den volgenden Zondag dadelijk na
+zonsopgang te paard en reden wij eerst ongeveer twee kilometer
+bergopwaarts, vervolgens sloegen wij rechts, een bijna onzichtbaar,
+smal pad in, dat ons boven op den westelijken rand van het dal voerde,
+waar wij een hoogvlakte met zwaar geboomte begroeid, aantroffen. Het
+was een heerlijke rit tusschen de prachtige boomen, door wier dichte
+bladerkronen geen zonnestraal kon dringen, zoodat een koele,
+verkwikkende schemering ons omringde. Na een klein half uur bereikten
+wij het westelijk gedeelte der hoogvlakte, waar wij van de paarden
+moesten stijgen en hen bij den teugel leiden, daar de helling tamelijk
+steil was; in het dal gekomen, waardoor een vrij breede bergstroom
+vloot, de Letoga, zooals Gaedecke hem noemde, reden wij een eind
+stroomopwaarts tot aan een punt, waar weer een pad langs de oostelijke
+helling opliep, dat ons naar een smallen bergkam leidde, van welks top
+wij op kleinen afstand verscheiden watervallen zagen. De Letoga-val
+leverde werkelijk een prachtig schouwspel op, want zijn zilverhelder
+water stortte over den bergrand, die met bloeiende gewassen begroeid
+was, van een hoogte van dertig meter, in een door de natuur gevormd
+bekken. Ook den noordelijken rand van het 2570 voet hoog, liggende
+kratermeer Lanuto, zagen wij duidelijk voor ons. Nadat wij door den
+tamelijk ondiepen stroom Vailele, die aan den westelijken voet van den
+bergkam in noordelijke richting loopt, zooals de meeste bergstroomen
+van het eiland Upolu, gereden waren, kwamen wij door een ravijn, dat
+zich dwars door de bergen van het Oosten naar het Westen uitstrekte, in
+een derde rivierdal, Vaisasa genoemd, waarin ongeveer twee kilometer
+meer zuidwaarts, de factorij Vaitele ligt, waar wij tegen negen uur
+aankwamen. Mijnheer Tiedemann ontving ons zeer hartelijk en wist zich
+mijner nog heel goed te herinneren, ofschoon er bijna twee jaar
+verloopen waren, sedert mijn bezoek in de plantage.
+
+Toen wij ons door een bad verfrischt hadden—want de rit van drie uur
+had ons zeer warm gemaakt—begaven wij ons naar het schaduwrijk terras
+in den tuin, waar wij door den rentmeester en de twee dames verwacht
+werden. Mevrouw Tiedemann was een zeer knappe vrouw, wier lichtbruine
+gelaatskleur haar op een Spaansche deed gelijken, en haar jongere
+zuster, de verloofde van mijn collega Gaedecke, was inderdaad een
+allerliefst, mooi meisje; klein, gracieus en slank van gestalte, zonder
+direct mager te zijn, met de bekoorlijkste handjes en voetjes, die ik
+ooit gezien had, zou men ze voor een kind hebben kunnen houden, als de
+uitdrukking der groote, donkere oogen, met de buitengewoon lange
+wimpers, niet de jonge, liefhebbende vrouw verraden hadden. Filina had
+eveneens de lichtbruine tint der Samoaanschen, die haar nog een
+eigenaardige bekoorlijkheid verleende. Mijn geleerde en overigens zoo
+ernstige vriend was waarlijk te benijden.
+
+Beide dames waren op zijn Europeesch gekleed, maar het toilet was
+natuurlijk gewijzigd naar het tropisch klimaat; een lichte blouse van
+dunne zijde en een rok van dezelfde stof; sierlijke, witte schoentjes,
+maar geen kousen; zooals mijnheer Tiedemann verzekerde, konden zij het
+zelfs in fijne zijden kousen niet uithouden; zij beweerden ook, dat ze
+deze zeer hinderlijk vonden, omdat zij van jongs af blootsvoets
+geloopen hadden.
+
+Na het ontbijt ging ik met den rentmeester de cultures in de buurt eens
+rond; de cacaoboom groeide er buitengewoon goed. Bij deze gelegenheid
+vertelde mijnheer Tiedemann mij, dat er onder de dicht bij wonende
+inlanders, allen trouwe aanhangers van den in November gekozen koning
+Mataafa, sinds eenige dagen een ongewone drukte en levendigheid
+heerschten, zoodat hij wel vreesde, dat er weldra een nieuwe strijd zou
+ontbranden. Ik deelde hem daarop mijn avonturen mee met den Engelschen
+officier in Apia, en de aanklacht van den Britschen consul tegen mij,
+hetgeen hem zeer scheen te interesseeren; van de politieke
+gebeurtenissen was hij, deels door de courant, deels door directeur
+Beckmann, die nog kort geleden de factorij bezocht had, op de hoogte.
+
+Toen wij tegen zeven uur van tafel opstonden, namen wij afscheid van de
+vriendelijke familie en gingen naar huis; mijnheer Tiedemann wilde ons
+een knecht meegeven, die goed met den weg bekend was, opdat wij in de
+duisternis niet verdwalen zouden, daar de maan pas na achten opkwam;
+doch Gaedecke bedankte voor het vriendelijk aanbod, met de opmerking,
+dat hij den weg, dien hij tweemaal gegaan was, heel goed kende.
+
+Uit het dal van den Vaisasa kwamen wij in het ravijn, dat dezen stroom
+met de Vailele-rivier verbindt; de maan was nog niet boven den
+oostelijken bergkam opgekomen; slechts enkele sterren verlichtten het
+landschap, dat met een dicht oerwoud bedekt was; doch haar zwakke
+stralen konden den grond van het ravijn niet bereiken, zoodat wij in
+het stikdonker voortgingen.
+
+“Zouden wij niet wachten, tot de maan opgekomen is?” vroeg ik mijn
+vriend, “het zal nog maar een half uur duren; men kan geen hand voor
+oogen zien.”
+
+“Beste Arendt, wij kunnen onmogelijk verdwalen,” antwoordde Gaedecke.
+“De paarden zullen ons veilig tot aan het andere einde van het ravijn
+brengen.”
+
+Meer dan een half uur konden wij in de duisternis verder zijn gekomen,
+en nog kwamen wij niet aan den oostelijken uitgang van onzen weg; wel
+was het mogelijk op enkele plaatsen, waar de boomen wat minder dicht
+stonden, te bespeuren, dat de maan eindelijk boven den bergkam
+opgekomen was, maar toen bemerkten wij tevens, dat wij ons niet meer in
+het ravijn bevonden. Van een voetpad was geen spoor te ontdekken, en
+bovendien gevoelden wij duidelijk aan den gang onzer paarden en hun
+sterk snuiven, dat wij een steile helling opgingen.
+
+“Ik begrijp volstrekt niet, hoe de paarden er toe gekomen zijn, uit het
+ravijn dezen heuvel op te gaan,” zeide Gaedecke, die vlak voor mij
+reed. “Wilde dieren zijn er op het geheele eiland niet, anders zou men
+kunnen denken, dat zij er een geroken hadden.”
+
+“Waarschijnlijk zal je je paard door een trek aan den teugel of een
+lichten druk met het dijbeen, uit de rechte richting gebracht hebben,”
+gaf ik ten antwoord, “en mijn Rossinant is jou ros gevolgd. Laten wij
+ons hoofd daarover maar niet breken; wij moeten alleen een kleinen
+omweg maken, want het dal van den Vailele kunnen wij niet misloopen;
+het wordt voor ons uit al wat lichter, zoodat wij wel gauw weer op den
+rechten weg zullen zijn.”
+
+Werkelijk kwamen wij na een kleine poos, op een, naar wij meenden, vrij
+groote open plek, die door de maan helder verlicht werd, en afgaande op
+haar stand aan den hemel, reden wij dwars over deze vlakte heen tot aan
+haar oostelijken rand, om van daar in het dal van den Vailele af te
+dalen. Daar deze helling vrij steil en ook met boomen en struiken
+bedekt was, moesten wij afstijgen en de paarden bij den teugel leiden;
+het ging alles behalve gemakkelijk, om door deze verwarring van
+struiken en boomen heen te komen, maar eindelijk bereikten wij dan toch
+den voet van den rand om het dal. Ongeveer tweehonderd meter zuidelijk
+van de plaats, waar wij in de open ruimte gekomen waren, zagen wij
+enkele hutten, die, zooals wij heel spoedig gewaar werden, tot een
+grooter Samoaansch dorp behoorden, dat vlak aan den linkeroever van de
+rivier lag.
+
+“Zou het niet goed zijn, eens naar die hutten te gaan, en een gids te
+vragen, die ons naar ons dal brengt?” vroeg mijn metgezel, die zichzelf
+zeker niet te best vertrouwde, wat de juiste kennis van den weg betrof.
+
+“Dat is heusch niet noodig,” antwoordde ik; “wij slaan hier links zoo
+ver af, tot wij het eind van het ravijn bereiken; daar gaan wij den
+Vailele-stroom langs, en vervolgen onzen weg op het pad over den
+bergkam, die zich tusschen deze rivier en de Letoga uitstrekt. Met
+dezen helderen maneschijn kunnen wij den weg niet missen; in het
+pikdonkere ravijn was dit eerder mogelijk.”
+
+Toen wij op het punt stonden weer in den zadel te stijgen, zagen wij
+tot onze groote verbazing een menigte inlanders, die uit het dorp
+kwamen en vrij snel langs den linkeroever naar ons toe kwamen.
+
+Voor zoo ver ik zien kon, waren al de mannen met buksen gewapend en
+hadden zij patroongordels omgegespt.
+
+Verschrikt riep Gaedecke uit: “Gauw! Te paard! Laten wij maken, dat wij
+wegkomen!”
+
+“Dat zou al heel dwaas wezen, vriendje!” gaf ik ten antwoord. “Die
+menschen zouden ons dan voor vijanden aanzien en op ons schieten. Ik
+ben overtuigd, dat het aanhangers van Mataafa zijn, zooals de meesten
+der Samoaners, die in dit gedeelte van het eiland wonen. Dezen zijn
+ons, Duitschers, genegen en zullen ons zeker geen kwaad doen, als zij
+zien, wie wij zijn. Laten wij opstijgen, en hun stapvoets
+tegemoetrijden; dat zal hen het spoedigste overtuigen, dat wij geen
+kwaad in den zin hebben.”
+
+Toen wij de vlug naar ons toe marcheerenden tot op een paar meters
+genaderd waren, lieten wij onze paarden stilstaan en riepen hun ons:
+“Talofa!” toe, dat door de voorsten vriendelijk beantwoord werd. Een
+hunner trad daarop naar mij toe, gaf mij een hand en riep hartelijk
+uit:
+
+“O, nu herken ik u, Mijnheer! U bent de heer, die ons opperhoofd heeft
+geholpen, toen wij bij uw factorij met de Engelschen en de soldaten van
+Tanu vochten. Hoe komt ge zoo laat hier, zoo ver van uw huis? Zijt gij
+verdwaald?”
+
+“Ja, dat zijn wij, beste vriend,” antwoordde ik, zoo goed als ik dit in
+het Samoaansch kon. “Mijn metgezel hier zal het u wel beter kunnen
+uitleggen dan ik, want hij verstaat uw taal goed.”
+
+Toen Gaedecke de gewenschte opheldering gegeven had, bood de
+Samoaansche soldaat dadelijk aan, ons een zijner mannen mee te geven,
+die ons naar de plantage zou brengen, wat eerstgenoemde op mijn
+aanraden ook aannam; wij konden best nog eens verdwalen, vooral wanneer
+de maan achter de hoogere bergen in het Oosten zou zijn ondergegaan.
+
+Terwijl wij nu het dal in reden, zeide de inlander, dat zij op weg
+waren naar hun koning Mataafa, die zijn aanhangers in den omtrek van
+Apia bijeengeroepen had, om den strijd tegen Tanu en diens beschermers
+opnieuw te beginnen.
+
+Bij het eind van het ravijn gekomen, namen wij afscheid van de
+Samoaners. Wij wenschten hun voorspoed in den aanstaanden krijg,
+gingen, vergezeld van den gids, dien men ons had meegegeven, door het
+wad van den Vailele en bereikten na een rit van bijna drie uur onze
+factorij. Daar het reeds ver over middernacht was, hielden wij onzen
+gids bij ons, gaven hem den volgenden morgen een paar sigaren en twee
+dollars en lieten hem toen vertrekken.
+
+Zooals wij uit de couranten en bij enkele bezoeken in Apia vernamen,
+duurde de strijd tusschen Mataafa en zijn tegenpartij de geheele maand
+Februari. Wij werden er ditmaal niet in betrokken, zooals in November
+van het vorige jaar, daar de gevechten meer in het westelijk en
+zuidelijk gedeelte van het district Tuamusanga plaats hadden. In de
+eerste dagen van de maand Maart, kwam de Noord-Amerikaansche admiraal
+Kautz, op het Amerikaansche oorlogsschip “Philadelphia” in Apia en nu
+zouden er zeer spoedig groote dingen gebeuren. Reeds den elfden Maart
+liet de admiraal bekend maken, dat Mataafa als koning was afgezet,
+waartegen de Duitsche consul Rose op energieke wijze protesteerde.
+Natuurlijk stoorden Mataafa noch zijn aanhangers zich aan die
+afgekondigde afzetting, maar maakten zich in Apia en omstreken tot
+krachtigen weerstand gereed. Mataafa sloeg zijn hoofdkwartier op, op
+het schiereiland Mulinu, in de vroegere, zoogenaamde residentie van den
+overleden koning Malietoa Laupopa, wiens zoon Tanu Mafili, den
+beschermeling der Engelschen en Amerikanen, hij volkomen verslagen had.
+
+Op den namiddag van den 11n Maart, kwam mij een bode van directeur
+Beckmann, het schriftelijk bevel brengen, om nog dien zelfden avond in
+de kano van den bode naar Apia te varen. Ik was niet weinig verrast
+over deze onverwachte, plotselinge oproeping, pakte, wat ik van
+ondergoed en kleeren noodig achtte, in een handkoffertje, schreef gauw
+een paar regeltjes aan Gaedecke, waarbij ik den brief van den directeur
+voegde, en begaf mij toen, door mijn trouwen Sufa vergezeld, op weg
+naar Laulii; de bode was reeds vooruitgegaan. Ik kon niet, zooals het
+eigenlijk behoord zou hebben, de terugkomst van Gaedecke afwachten, om
+persoonlijk afscheid van hem te nemen, daar hij, zooals hij mij ’s
+middags gezegd had, in de verst gelegen cultures bezig was.
+
+De roeiers gebruikten hun korte riemen zoo vlug, dat ik nog voor het
+vallen van den avond in de haven van Apia binnenkwam, waarop ik mij
+dadelijk na de landing, tot directeur Beckmann begaf, terwijl ik mijn
+knecht naar het Hotel International zond.
+
+“Wel bedankt, beste Arendt, datje zoo gauw aan mijn verzoek hebt
+voldaan,” zeide de directeur na de eerste begroeting; “wij gaan een
+naren tijd tegemoet, want na de komst van admiraal Kauz en zijn vroeger
+optreden, moet men op alles voorbereid wezen. Zooals je misschien
+gehoord zult hebben, had Mataafa in zijn verschillende gevechten met de
+aanhangers van Tanu, meer dan tweeduizend krijgslieden van dezen
+laatste gevangen genomen. Dezen heeft hij daarna op het vereenigd
+verzoek der consuls, de vrijheid geschonken, maar slechts onder de
+uitdrukkelijke voorwaarde, dat zij naar eenige verder gelegen eilanden,
+hun eigenlijk vaderland, zooals b.v. Tutuila en Manua, gebracht zouden
+worden en niet meer tegen hem, Mataafa, zouden vechten. Eenige dagen
+geleden nu, heeft de admiraal het doorgezet, dat de Britsche kruiser
+‘Royalist’ naar die eilanden afgezonden is, om deze tweeduizend
+vrijgelaten gevangenen hierheen te brengen, en hen natuurlijk ter
+beschikking te stellen van den jongen Tanu. De geheele maatregel is,
+hoewel direct tegen Mataafa, echter indirect tegen de Duitschers
+genomen. Heden morgen heeft mijnheer Kautz, koning Mataafa, die met
+groote meerderheid van stemmen gekozen is, eenvoudig afgezet; hiertoe
+had hij niet het minste recht, daar hij zonder toestemming van den
+Duitschen vertegenwoordiger volstrekt niet bevoegd was, eenig verzoek
+aan de inboorlingen te doen. Zoodra de ‘Royalist’ nu met de mannen van
+Tanu hier binnenkomt, wat vanavond nog gebeuren kan, zal het, hoe het
+ook ga, tot een gevecht midden in de stad komen, want Mataafa zal zich
+zeker niet zonder hardnekkigen tegenstand overgeven. Al heb ik ook geen
+aanzienlijke sommen in huis, daar de geldswaarde, zooals gij weet, voor
+het grootste gedeelte in onze kantoren te Matafele is geborgen, heb ik
+toch heel veel documenten, contracten en andere belangrijke stukken
+onder mijn bijzondere berusting, die ik hoogst ongaarne naar Matafele
+zou zien brengen. Voor het oogenblik ben ik met mijn zwarte bedienden
+alleen in huis, daar mijn secretaris in Matautu bij mijnheer Koning is,
+om over den aankoop van landerijen voor een nieuwe factorij te spreken.
+Daarom, beste Arendt, heb ik je laten verzoeken, naar Apia te komen en
+een paar dagen bij mij te blijven, opdat ik ten minste niet geheel
+alleen sta, als er wat gebeuren mocht. Ik heb ook aan mijnheer Krüger
+een bode gezonden, met het verzoek mij uw vriend Petersen voor een poos
+af te staan; met twee zulke flinke Hamburgers bij mij, zal het mij en
+mijn huis niet aan de noodige bescherming ontbreken!” besloot de
+directeur lachend.
+
+Een knecht werd nu naar het Hotel International gezonden, met de
+opdracht, mijn knecht Sufa en mijn bagage te halen, daar mijnheer
+Beckmann de kamer van zijn secretaris voor mij bestemd had. Den
+volgenden morgen begaf ik mij naar den consul Rose, om hem te begroeten
+en hem mede te deelen, dat ik door den directeur voor de eerstvolgende
+dagen naar Apia ontboden was.
+
+“Nu, dan komt gij juist van pas, beste Arendt,” zeide de consul, nadat
+ik op zijn verzoek plaats had genomen. “Wij zullen dezer dagen zeer
+vreemde dingen zien gebeuren! Een half uur geleden heb ik uit Mulinu
+tijding ontvangen, dat admiraal Kautz aan Mataafa ten strengste bevolen
+heeft, met zijn aanhangers binnen drie uur de stad Apia en omstreken te
+verlaten. Ik kan moeilijk gelooven, dat Mataafa aan dit onredelijk
+bevel voldoen zal, en vrees, dat het tot een strijd zal komen, zelfs
+hier in de stad.”
+
+Dat onze consul het bij het rechte eind had, zou spoedig blijken. Nog
+in den loop van denzelfden dag, ontbood de Amerikaansche admiraal de
+drie consuls, benevens de oudste vlootofficieren tot een onderhoud aan
+boord der “Philadelphia.” Het gevolg van deze bijeenkomst was een
+besluit, om het provisioneel bestuur en de genomen maatregelen op te
+heffen, zoowel als de vrijstelling van een afkondiging, luidende, dat
+Mataafa en zijn opperhoofden met hun soldaten, onmiddellijk naar hun
+woonplaatsen moesten terugkeeren. De Duitsche consul en graaf Moltke,
+de commandant van den Duitschen kruiser “Falke” waren in verzet gekomen
+tegen dit besluit, doch tevergeefs; onze consul liet mij dien zelfden
+dag een tweede proclamatie afkondigen, waarin hij protest aanteekende.
+Tegen den avond verzamelden Mataafa zijn volgelingen allen in volle
+wapenrusting en trok met hen van Mulinu naar de dorpen, ten zuiden van
+Apia, nog in dat gebied der stad gelegen, die hij deed bezetten en
+insluiten.
+
+Intusschen was het Britsche oorlogsschip “Royalist,” vergezeld van
+verscheiden groote kano’s, met de tweeduizend vrij gelaten Tanu-mannen
+in de haven binnengeloopen. Zoodra deze aanhangers van den jongen Tanu
+geland waren, namen zij plechtig bezit van de stad en riepen Tanu als
+hun koning uit. Daar zij door de Engelsche, zoowel als door de
+Amerikaansche oorlogsschepen, ruimschoots van wapenen en ammunitie
+voorzien waren, begonnen zij de straten, op het Zuiden, te versperren
+en te bezetten.
+
+Te midden van deze ongeregeldheden was mijn vriend Hendrik van
+Mulifanua aangekomen; bij mijn terugkomst uit de stad, trof ik hem ten
+huize van den directeur aan. Aan tafel vertelde ik mijn chef, wat ik
+van den consul en later van den eigenaar van het Hotel International,
+die altijd goed op de hoogte was, over de bijeenkomst aan boord der
+“Philadelphia” en den uitslag daarvan, vernomen had.
+
+De directeur was reeds onderricht van de opheffing van het voorloopig
+bestuur en van de proclamatie. “Ik begrijp niet,” zeide Petersen,
+“waarom de commandant van de ‘Falke’ niet strenger opkomt tegen deze
+ingrijpende handelingen der Engelschen en Amerikanen.”
+
+“Dit zal ik je verklaren, mijn vriend,” antwoordde mijnheer Beckmann.
+“Ik weet het van onzen consul, dat de commandant uit Berlijn strikt
+bevel heeft ontvangen, elk krachtdadig optreden tegen de hedendaagsche
+oneenigheden en verwarringen zooveel mogelijk te vermijden; de handen
+zijn hem dus als het ware gebonden, en hij heeft hier genoeg verdriet
+van. Wanneer jullie nu nog een loopje doen wilt in de stad, Heeren,”
+ging de directeur voort, “dan heb ik daar niets tegen, maar komt niet
+te laat thuis. Ik ga nog even naar den consul.”
+
+Wij deden een kleine wandeling langs de haven, doch zagen daar niets
+ongewoons; alleen trok het onze aandacht, dat wij noch een matroos,
+noch iemand anders van de equipage der vier oorlogsschepen zagen, die
+op kleinen afstand van den oever voor anker lagen. In den Duitschen
+biertuin, troffen wij daarentegen veel gasten aan, en naar hun
+levendige conversatie te oordeelen, waren het onze landgenooten; zij
+hadden verscheiden tafels tegen elkaar geschoven en bespraken met
+groote belangstelling de gebeurtenissen van den dag. Wij vroegen verlof
+bij hen te komen zitten, en maakten ons bekend.
+
+“Mijnheer Petersen, op uw welzijn in het bijzonder!” riep een der
+aanwezigen mijn vriend toe, terwijl hij zijn glas ophief en op diens
+gezondheid dronk.
+
+Verwonderd keken wij op, en herkenden den heer, die in Januari aan ons
+tafeltje had gezeten, toen Hendrik den Engelschen officier zoo kranig
+den tuin uitgegooid had. Natuurlijk knikten wij den koopman vriendelijk
+toe en hieven insgelijks onze glazen op. Toch was mij deze ontmoeting
+volstrekt niet aangenaam, want misschien kon het nu, daar iedereen in
+een opgewonden, ontevreden stemming verkeerde, tot onvriendelijke
+toespelingen op onzen consul of president Raffel komen, die ons maar in
+moeilijkheden zouden brengen. Daarom verzocht ik mijn vriend zachtjes,
+zijn bier op te drinken en maar gauw te vertrekken; hij keek mij wat
+verwonderd aan, maar ging toch mee, toen ik opstond en mij bij de
+heeren verontschuldigde, daar de directeur ons wachtte.
+
+Den volgenden dag vonden wij de straten, die naar het binnenste
+gedeelte van het eiland voerden, bijna alle gebarrikadeerd en door de
+soldaten van Tanu bezet; voor het huis van den Britschen consul, het
+Gerechts-hof en de woningen der aanzienlijkste Engelsche kooplieden,
+stonden Engelsche mariniers en matrozen op de wacht; op dezelfde wijze
+werd het Amerikaansche consulaat bewaakt. Dien dag kwam het niet tot
+een gevecht. Den morgen daarop zond Admiraal Kautz een laatste opdracht
+aan Mataafa, inhoudende, dat deze met zijn soldaten op den middag van
+15 Maart de gemeente Apia moest ontruimd hebben en dat, als hij hieraan
+niet voldeed, met het beschieten van het door hem bezette gedeelte der
+stad een aanvang zou worden gemaakt.
+
+Mataafa stoorde zich in het geheel niet aan dit bericht, maar begon van
+zijn stelling de stad aan te vallen en de hem tegenoverstaande soldaten
+van Tanu terug te dringen; niet voordat de duisternis inviel, kwam er
+een eind aan dezen strijd. Toen de soldaten van Tanu den volgenden
+morgen op nieuw werden aangevallen, haalden de Amerikaansche en
+Engelsche consuls admiraal Kautz over om reeds een halfuur voor den
+vastgestelden tijd van de “Philadelphia” en de “Royalist” met het
+schieten op de dorpen te beginnen, die door Mataafa en zijn aanhangers
+bezet waren. Terzelfder tijd ontving de commandant van de “Porpoise”
+bevel de dorpen ten Oosten en Westen van Apia te bombardeeren, waarvan
+eenige, die aan den oever lagen, zeer spoedig in brand stonden.
+
+Daar de door Mataafa bezette plaatsen door een dicht woud omringd
+waren, was het voor de kanonniers der “Philadelphia” en van de
+“Royalist” zeer moeilijk de juiste standplaats der vijandelijke partij
+te bepalen; het gevolg van deze onzekerheid was, dat verscheidene
+schoten aan beide zijden der verdedigingslinie hun doel misten. Zoo
+barstte onder anderen een bom van de “Philadelphia” in de onmiddellijke
+nabijheid van het Amerikaansche consulaat uiteen en doodde een groot
+aantal van de aldaar op post staande mariniers. Ook in de woning van
+den Duitschen consul zeer dicht bij ons, kwam een groote bom door het
+lichte dak in de keuken terecht, waar zij al het keukengereedschap
+vernielde.
+
+Op verlangen van den directeur liep ik er vlug heen om te informeeren,
+of de granaatkogel soms ernstig kwaad aangericht en een der bewoners
+van het consulaat gekwetst had, maar tot mijn blijdschap vernam ik dat,
+zooals reeds gezegd, alleen de breekbare waar in de keuken kort en
+klein geslagen was.
+
+Een groot aantal Duitsche inwoners van Apia begaf zich nog denzelfden
+avond aan boord van den kruiser “Falke” om zich in veiligheid te
+brengen, niet alleen voor de granaatkogels der Engelschen en Amerikanen
+maar ook voor mogelijke aanvallen van de aanhangers van Tanu, hun
+beschermelingen.
+
+Zoowel consul Rose als directeur Beckmann bleven in hun huizen, te meer
+omdat de eerste van den commandant der “Falke” een veiligheidswacht had
+gekregen, die zoo noodig ook ons hulp zou kunnen verleenen, daar de
+woning van den directeur slechts enkele schreden van het consulaat
+verwijderd was. Bij het vallen van den avond hield het bombardement op,
+maar lang zouden wij ons niet in onze rust verheugen. Midden in den
+nacht deed Mataafa met zijn soldaten een hevigen aanval op de stad en
+sloeg het leger van koning Tanu een heel eind terug, totdat deze van
+een afdeeling Britsche matrozen ondersteuning kreeg. Toen er
+verscheidenen van dezen, door de kogels hunner aanvallers gevallen
+waren, trokken zich de krijgslieden van Mataafa weder in hun
+verschansingen terug.
+
+Mijnheer Beckmann, Petersen en ik hadden het geheele gevecht van het
+terras voor ons huis gadegeslagen; dit terras lag vrij hoog en was door
+een sterke borstwering omgeven, zoodat wij voor eventueel verdwaalde
+kogels beschut waren.
+
+“Een flinke, dappere kerel, die Mataafa!” riep Hendrik uit, toen wij
+den koning met zijn troepen zoo moedig voorwaarts zagen rukken. “In
+weerwil van de vijandelijke granaatkogels, die hem sedert vanmiddag om
+de ooren vlogen, grijpt hij den vijand nog in den nacht aan en drijft
+hem terug om te toonen, dat hij den moed nog lang niet verloren heeft.”
+
+“Ronduit gesproken, vind ik het al heel schandelijk van de Engelschen
+en Amerikanen om een bombardement te beginnen op niet ommuurde dorpen
+en menschen, die zich niet verdedigen kunnen!” riep ik onwillekeurig
+uit.
+
+“Het is niet voor het eerst, dat de heeren Engelschen zulk een
+heldendaad verrichten, beste vriend,” zeide de directeur op zijn
+bedaarde manier van spreken. “Denk maar eens aan het bombardement van
+Alexanderië in het jaar 1882, en den opstand van Arabi Pacha; dat was
+ook een open stad.”
+
+Het overige van den nacht ging ongestoord voorbij. Den volgenden dag
+begon het beschieten opnieuw en een volle acht daag hield het thans
+aan. Bijna de geheele blanke bevolking nam de vlucht op de
+oorlogsschepen; velen verlieten Samoa voor altijd.
+
+In weerwil van de talrijke verliezen aan menschenlevens hield Mataafa
+zich gedurende het geheele bombardement dapper staande en gaf geen
+enkele der door hem ingenomen stellingen op. Toen het schieten gestaakt
+werd, dat geen ander gevolg had gehad dan een groote slachting onder de
+inboorlingen van Samoa, waarvoor bovendien geen bepaalde aanleiding was
+geweest, werd het langzamerhand weer rustig. De vluchtelingen verlieten
+de oorlogsschepen, waarop zij bescherming gezocht en gevonden hadden en
+keerden naar hun woningen terug, waarvan er zeker niet weinige door de
+granaatkogels of de plunderende krijgslieden van Tanu in
+deerniswaardigen toestand gebracht waren.
+
+Ook mijn vriend Hendrik en ik zeiden het huis van onzen directeur, dien
+wij in dezen veelbewogen tijd als een dierbaar familielid hadden leeren
+kennen, vaarwel en keerden naar onze woonplaatsen terug—hij naar
+Mulifanua, ik naar Laulii.
+
+
+
+
+
+
+
+
+TIENDE HOOFDSTUK.
+
+SAMOA WORDT EEN DUITSCHE KOLONIE.
+
+
+Weinig dagen na mijn terugkomst lazen wij in de courant, dat den 23en
+Maart in tegenwoordigheid van de Engelsche en Amerikaansche consuls de
+feestelijke kroning van Tanu had plaats gehad, dus onmiddellijk na het
+bombardement van Apia. Deze handelwijze van den kant der beide consuls
+was hoofdzakelijk slechts een openbaring hunner vijandelijke,
+verbitterde stemming tegenover Duitschland en in den grond zonder
+eenige practische uitwerking, daar Mataafa, zooals reeds is vermeld, in
+weerwil van het langdurig beleg, al zijn stellingen dapper had weten te
+handhaven.
+
+Zoowel onze consul Rose als president Raffel hadden dadelijk bij het
+Duitsch bewind een flink gesteld protest ingediend tegen deze
+slachtingen door de Engelsche en Amerikaansche scheepscommandanten op
+de bewoners van Samoa gehouden, waarvoor, zooals hier boven reeds is
+gezegd, geen enkel geldig motief bestond.
+
+De gevolgen van dit protest waren, dat het bestuur der
+veiligheidswachten de zaak in handen nam en vooral Engeland zijn
+instemming betuigde met de voorslagen van het Duitsch gouvernement, om
+voorgoed een eind te maken aan de vijandelijkheden en daarom een
+commissie naar Apia te zenden, die bestaan zou uit drie
+vertegenwoordigers der veiligheidswacht.
+
+Voor deze commissie de plaats harer bestemming bereikte, kwam het in
+April nog tot twee gevechten. Mataafa was er in geslaagd onzen ouden
+vriend Tamasese voor zijn partij te winnen, die zich met het grootste
+gedeelte zijner aanhangers met Mataafa’s strijdkrachten vereenigde.
+Tamasese was tot dit verbond overgegaan, minder uit bijzondere
+sympathie voor zijn vroegeren mededinger, dan wel uit haat tegenover
+zijn oude vijanden, Malietoa en diens zoon Tanu; ook had hij meer
+vertrouwen op de macht van Duitschland dan op den invloed van de door
+hem van ouds zoo bitter gehate Engelschen.
+
+Zooals ik bij mijn eerste bezoek aan Apia vernam, waarheen ik mij
+begeven had om de noodige gelden in ontvangst te nemen tot uitbetaling
+der salarissen, waren door het bombardement niet alleen een groot
+aantal inboorlingen gedood, maar ook verscheidene dorpen geheel
+verwoest, vooral die, welke dicht bij den oever gelegen waren. Eveneens
+hadden vele Europeanen en Amerikanen aanzienlijke schade geleden; hun
+woonhuizen waren door de granaten gedeeltelijk verbrand en
+alleenstaande aanplantingen geheel verwoest. Zij wendden zich met hun
+bezwaren tot den consul, wien het aanging, en ontvingen van hem het
+voorloopig antwoord, dat zij geduld moesten hebben tot de bijeenkomst
+der internationale commissie.
+
+Den 15en April zat ik ’s morgens met Gaedecke aan het ontbijt, toen wij
+duidelijk kanongebulder hoorden, gevolgd door het zwakker geluid van
+geweervuur.
+
+“Het zou mij niet verwonderen, als er in de bergen westwaarts een
+gevecht plaats had tusschen Mataafa en de mannen van Tanu,” riep ik,
+terwijl ik opsprong en naar buiten ging.
+
+“Dat geloof ik ook,” antwoordde mijn collega, die mij gevolgd was.
+“Maar hoe is het kanonvuur te verklaren, daar de twee partijen toch
+moeilijk over kanonnen zullen kunnen beschikken?”
+
+“Ja wel, ik herinner mij heel goed, dat de Amerikaansche admiraal zijn
+beschermeling Tanu twee lichte kanonnen heeft geschonken, toen diens
+aanhangers met de Engelsche kruiser ‘Royalist’, vervoerd werden; als ik
+mij niet vergis, over de tweeduizend man. Ik heb de twee stukken
+geschut zelf gezien, toen deze voorbij het huis van onzen directeur
+getrokken werden, om tegen een verschansing van Mataafa te worden
+aangewend. Ga mee, vriend,” ging ik voort, “wij zullen onze paarden
+laten zadelen en naar den top van den berg rijden; daar zullen wij
+zeker iets van het gevecht kunnen zien.”
+
+Gaedecke nam met mijn voorstel genoegen; tien minuten later bestegen
+wij de door de knechten vlug gezadelde paarden, nadat wij uit voorzorg
+onze revolvers in den zak hadden gestoken; men kon nooit weten, of men
+niet genoodzaakt zou zijn er gebruik van te maken.
+
+Wij draafden langs den linkeroever der rivier voort tot beneden aan de
+plaats, waar Mataafa in November van het vorige jaar de mannen van Tanu
+met hun Engelsche bondgenooten in den rug aangevallen en over de bergen
+teruggedreven had. Zoo vlug het met onze kleine paarden gaan kon, reden
+wij vervolgens in schuinsche richting de helling op en, toen wij den
+top bereikt hadden, konden wij het vrij breede dal van de Letoga-rivier
+overzien en ons spoedig overtuigen, dat ik mij in mijn vermoeden niet
+bedrogen had. Ongeveer een kilometer het dal in, werd inderdaad een
+levendige strijd gevoerd op den nog slechts met enkele boomen en
+struiken begroeiden linkeroever, juist tegenover een plaats aan den
+rechteroever, het Samoaansche dorp Muliangi, zooals ik later vernam.
+
+Nadat wij nog een eind de westelijke helling van den bergrug afgereden
+waren, kwamen wij aan een plaats, waar de boomen minder dicht bij
+elkander stonden, zoodat wij het dal goed konden overzien en zelfs de
+gestalten der strijdvoerenden vrij duidelijk onderscheiden.
+
+“Kijk, daar ginds, aan den voet van de helling zijn de twee stukken
+geschut opgesteld,” zeide ik tot mijn metgezel; “zooals ik zie, worden
+zij echter niet door inboorlingen bediend, maar door Amerikaansche
+matrozen. Ook is daar ginds tusschen de boomen een heele afdeeling
+Engelsche mariniers en matrozen vol ijver aan het schieten op de mannen
+van Mataafa. Dezen schijnen door het vijandelijk vuur niet veel
+verliezen te lijden, want zij houden hun stelling aan de rivier
+tusschen de boomen staande. Zie je daar, een beetje hooger en meer naar
+ons toe, dien flinken Samoaner, die met een heele schaar inboorlingen
+uit het boschje aanrukt om de twee kanonnen in de rechterflank aan te
+vallen? Dat is nog een oude kennis van mij uit Mulifanua, de vroegere
+tegenkoning van Malutoa, Tamasese; een kranige kerel, hè? Kijk eens
+aan! Door het onvermoeid vuren zijner soldaten dwingt hij de kanonnen
+hun stelling op te geven en zich langs de rivier terug te trekken. Ook
+schijnt Mataafa’s volkje door het zwijgen van het geschut nieuwen moed
+gevat te hebben; ten minste hun koning leidt hen van twee kanten naar
+de Engelschen en hun vrienden, die zich ook niet lang meer zullen
+staande houden.”
+
+Met behulp van mijn vrij sterken tooneelkijker, dien ik aan een riempje
+over mijn schouder droeg, kon ik de afzonderlijke gestalten der
+strijdenden aan weerszijden nauwkeurig onderscheiden, daar wij
+nauwelijks een kilometer van hen verwijderd waren. Op dit oogenblik,
+terwijl ik nog bezig was de bewegingen der strijdenden in het dal gade
+te slaan, riep Gaedecke, die eenige meters lager dan ik stond, mij toe:
+
+“Richt je kijker eens op gindsche helling aan den overkant, Arendt; als
+mijn oog zich niet bedriegt, daalt daar een groote troep inboorlingen
+den berg af en het dal in.”
+
+“Ja, waarlijk! Je hebt je niet vergist, beste vriend,” antwoordde ik,
+na eenige oogenblikken de tusschen de boomen zichtbaar wordende
+gestalten te hebben gadegeslagen. “Het zijn gewapende inboorlingen,
+waaronder ik zelfs eenige ‘Blauwjakken’ heb opgemerkt; het kunnen dus
+alleen mannen van Tanu zijn met eenige Britsche en Amerikaansche
+matrozen. Nu wordt mij ook duidelijk, wat die luitjes in het schild
+voeren; zij willen op dezelfde wijze de helling afgaan, totdat zij zich
+een vier en twintig meter boven de strijdenden in het rivierdal
+bevinden en dan Mataafa’s soldaten in den rug aanvallen, hetgeen voor
+onzen vriend licht hachelijk zou kunnen worden. Als het mij echter
+eenigszins mogelijk is, zal ik er een schotje voor steken. Blijf jij
+hier rustig wachten, Gaedecke, dan rijd ik onmiddellijk de helling af
+en het dal in, zoo hard als mijn paard loopen kan, om Tamasese of een
+ander opperhoofd van Mataafa van het dreigend gevaar in kennis te
+stellen.”
+
+“O neen, Arendt, hier blijven doe ik niet!” riep Gaedecke uit. “Ik zou
+je alleen aan het gevaar blootstellen om midden in het gevecht te
+geraken! Dat nooit! Ik ga met je mede. Vooruit dus! Geen tijd verloren
+laten gaan!”
+
+Bij deze woorden steeg hij van het paard en leidde het de steile
+helling af; natuurlijk volgde ik zijn voorbeeld, ofschoon de gedachte
+mijn bedaarden, vredelievenden vriend aan het gevaar te zien
+blootgesteld van door een kogel getroffen te worden mij zeer bezorgd
+maakte; ik begreep echter Gaedeckes bedoeling zeer goed: hij wilde mij
+laten zien, dat het hem, den geleerde, als het er op aankwam, evenmin
+aan moed ontbrak als mij den vroegeren soldaat.
+
+Zoodra wij aan den rechteroever der Letoga-rivier gekomen waren,
+draafden wij met den stroom mee, tot wij ongeveer op dezelfde hoogte
+genaderd waren van het leger van Tamasese aan den overkant. Wij reden
+toen door de vrij ondiepe rivier en stuitten na weinig tijds op de
+manschappen van mijn ouden bekende, die gedeeltelijk op de, zeker
+honderd meter breede, ruimte tusschen de Letoga en den voet van den
+Westelijken bergrand, gedeeltelijk op een uitgestrektheid van de
+helling een verdedigings-linie vormden, waarop zij en de vijanden
+elkander beschoten. De hoofdmacht van Mataafa bevond zich iets lager en
+scheen, zoover ik zien kon, in een hardnekkig gevecht gewikkeld met het
+leger van Tanu en diens bondgenooten, die blijkbaar het voornemen
+hadden Mataafa met zijn soldaten over de rivier terug te dringen.
+
+Ik steeg dadelijk van mijn paard, waarvan ik de teugels aan Gaedecke
+overgaf, met verzoek achter de eerste boomen aan den rand der helling,
+waar hij en de dieren ten minste eenigszins voor de vijandelijke kogels
+beschut zouden zijn, mijn terugkomst af te wachten. Nadat ik mij, zoo
+goed en zoo kwaad het ging, achter struikgewas en boomstammen een poos
+had schuilgehouden, sprong ik, zoodra ik begreep, dat ik gehoord zou
+worden, vlug naar voren en riep den Samoaners mijn “Talofa” toe,
+verwonderd keken de eersten om en beantwoordden mijn groet zeer
+vriendelijk en, toen ik daarop vroeg, waar hun aanvoerder Tamasese zich
+op dit oogenblik ophield, wezen zij naar de hoogte op de helling,
+waarna zij weder met groote bedaardheid hun buksen afvuurden in de
+richting, waar hun vijanden moesten staan, maar van wie mij geen enkele
+in het oog viel. Zij hielden zich zeker evengoed achter boomstammen
+verborgen als het leger van Tamasese; de twee partijen deden elkander
+waarschijnlijk niet veel nadeel, ofschoon er met veel geestdrift werd
+geschoten; mij ten minste vlogen verscheiden malen eenige kogels om het
+hoofd.
+
+Nadat wij een oogenblikje gestegen hadden, zag ik Tamasese bijna op den
+rand der hoogvlakte staan, die zich tusschen de Letoga- en de
+Vailele-rivier uitstrekt, waar hij ongeveer dertig soldaten om zich
+heen had geschaard, waarschijnlijk met het voornemen den vijand van
+bovenaf onverwachts aan te vallen. Zoodra ik de kleine open plek
+betrad, kwam mij de voormalige tegenkoning van Malietoa eenige stappen
+tegemoet, nam mij een oogenblik scherp met zijn groote donkere oogen op
+en riep toen met een vriendelijk lachje zijn “Talofa” uit, terwijl hij
+mij tevens de hand toestak; hij had mij dus dadelijk herkend. Nadat ook
+ik hem vriendschappelijk had begroet, deelde ik hem, zoo vlug mij dit
+in de Samoaansche taal mogelijk was, mede, welk gevaar hem en de zijnen
+bedreigde.
+
+Onmiddellijk riep hij zijn krijgslieden bij elkaar en daalde met hen de
+helling af, in de verdedigingslinie slechts zooveel man achterlatend,
+als strikt noodzakelijk was, om het vuur te onderhouden en de
+bewegingen van Tamasese onduidelijk te maken. In het dal aangekomen,
+nam ik afscheid van Tamasese, die mij op de hartelijkste wijze
+bedankte, en spoedde mij naar Gaedecke, die rustig achter de boomen
+mijn terugkeer had afgewacht.
+
+In weinig woorden vertelde ik hem mijn ontmoeting met den kapitein,
+steeg vervolgens in den zadel en stelde voor, op de eerste ondiepe
+plaats de rivier te doorwaden en naar ons eerste standpunt op den
+oostelijken rand van het dal terug te keeren, daar wij op den
+linkeroever gevaar liepen midden tusschen de vijandelijke kogels te
+geraken. Nauwelijks hadden wij dan ook de Letoga overgestoken en een
+eind den berg opgereden, of wij hoorden al een hevig schieten van
+geweren en luide oorlogskreten. Iets hooger aangeland, konden wij zien,
+dat het Tamasese gelukt was nog voor de aankomst van Tanu’s leger een
+stelling in te nemen, waar de ruimte tusschen rivier en helling
+nauwelijks veertig meter breed en bovendien met kreupelhout bedekt was;
+toen zijn vijanden nu laag genoeg gedaald waren, werden zij uit deze
+verborgen hinderlaag met zooveel geweerschoten ontvangen, dat het
+gevecht spoedig tot staan kwam. Intusschen drong ook het geluid van
+levendig geweervuur van den anderen kant van het dal, vermengd met
+kanongebulder tot ons door, waaruit wij een vrij hevigen strijd
+opmaakten; van ons standpunt echter konden wij het slagveld niet meer
+zoo goed overzien als vroeger, daar Mataafa er in geslaagd scheen te
+zijn, den hem tegenoverstaanden vijand een heel eind terug te dringen.
+
+Plotseling zagen wij een groote schaar inboorlingen op den linkeroever
+naar boven ijlen, aan wier hoofd een man stond, in wien Gaedecke den
+ouden kapitein herkende, die het vorig jaar in gezelschap van Mataafa
+eenigen tijd bij ons gerust had en dien ik door mijn onderhandelen met
+den Britschen officier uit groote verlegenheid had gered. Voor zoover
+wij konden nagaan, zond Mataafa den kapitein met een sterke afdeeling
+soldaten zijn bondgenoot Tamasese te hulp, nadat hij door het
+aanhoudend schieten in het Noordelijk gedeelte van het dal, op het
+aldaar plaats hebbend gevecht opmerkzaam was geworden.
+
+Deze versterking van zijn troepen scheen zeer van pas te komen, want
+Tamasese had het met zijn kleine veertig man hard te verantwoorden
+tegenover de veel talrijker soldaten van Tanu en de matrozen. Toch
+hadden zij zich zoo dapper gehouden, dat het den laatsten nog niet
+gelukt was hen uit het bezette kreupelhout te verdrijven. Thans werd ik
+tot mijn vreugd en geruststelling gewaar, dat Tamasese den kapitein met
+het grootste gedeelte zijner manschappen de helling opstuurde,
+klaarblijkelijk met het doel den vijand van boven af in de flank aan te
+tasten. Deze omsingeling gelukte ook volkomen, want nauwelijks een half
+uur later zagen wij, dat de mannen van Tanu dadelijk na de eerste
+schoten, die hen tegemoet kwamen, weer naar boven trokken en spoedig in
+het dichte woud uit ons oog verdwenen.
+
+Mataafa scheen er eveneens in geslaagd te zijn, zijn tegenpartij de
+Letoga verder af te dringen, want wij vernamen van dien kant nog
+slechts enkele schoten. Het geheele gevecht, dat men wel een slachting
+had kunnen noemen, had bijna drie uren geduurd, zoodat wij in een
+verzengenden zonnegloed den terugtocht naar de factorij moesten
+aanvaarden; wij verheugden er ons echter oprecht over, dat het den
+dapperen Mataafa wederom gelukt was, zijn erfvijanden en de helpers van
+hun bondgenooten, de Britsche en Amerikaansche zeelieden te verslaan,
+hetgeen voor de beide laatsten toch ongetwijfeld een groote schande
+was.
+
+In den namiddag waren Gaedecke en ik voornemens ons naar de op de
+oostelijke helling gelegen cultures te begeven, toen wij een troepje
+inboorlingen ontdekten, die den kant van Laulii uitkwamen en onze
+woning naderden. Het duurde niet lang, of ik herkende aan het hoofd
+daarvan mijn kennis Tamasese benevens onzen vriend, den ouden kapitein.
+Beiden riepen ons een zeer vriendelijk “Talofa” toe, toen zij bij de
+veranda aan den voorkant van het huis gekomen waren, hetgeen wij op
+dezelfde wijze beantwoordden met de uitnoodiging bij ons van de
+vermoeienissen wat te komen uitrusten.
+
+“Ik kom u bezoeken, mijnheer,” begon Tamasese, nadat hij had plaats
+genomen “om u te bedanken voor uw tijdige waarschuwing van heden
+morgen, en ook Mataafa laat u dank zeggen; hij kan zelf niet komen,
+omdat hij onze soldaten niet zonder toezicht wil laten, daar hij ieder
+oogenblik op een nieuwen aanval van Tanu voorbereid moet zijn. Als u
+mij niet opmerkzaam hadt gemaakt op het gevaar, waarmede ik bedreigd
+werd, zouden wij licht in groote moeilijkheden geraakt zijn.”
+
+“Het was niet meer dan een staaltje van mijn plicht, een vriend van
+mijn landgenooten en zulk een geacht opperhoofd te helpen,” gaf ik ten
+antwoord, terwijl ik de mij toegestoken hand hartelijk schudde.
+
+Inmiddels had Gaedecke op een wenk van mij den bedienden bevolen eenige
+flesschen bier naar de veranda te brengen, daar ik de voorliefde van
+Tamasese voor dezen drank kende; ook de zes krijgslieden, die zich in
+de schaduw der bananen hadden nedergelegd, kregen een flesch whiskey en
+eenige sigaren. Met zichtbaar welgevallen dronk Tamasese zijn glas uit
+en at een weinig koud vleesch en brood, dat Sufa eveneens had
+klaargezet.
+
+“De soldaten van Tanu en de matrozen hebben zich bijna geheel tot aan
+de kust teruggetrokken,” begon hij vervolgens, nadat hij een sigaar had
+aangestoken “en ginds, in de buurt van Vailina een kamp opgeslagen.
+Zooals Mataafa mij heeft meegedeeld, wil hij hen zoo mogelijk reeds
+morgen aanvallen en tot Apia terugdringen om weder in het bezit te
+geraken der dorpen, die hij na het bombardement heeft moeten ontruimen.
+Wij zullen den strijd niet eerder opgeven, voordat het ons gelukt is
+Tanu en zijn partij geheel te vernietigen, in weerwil van de hulp, die
+hij van de Engelschen ontvangt. Nooit zullen wij ons onderwerpen aan de
+heerschappij van dezen knaap.”
+
+Wij wenschten hem en Mataafa oprecht een schitterend succes en
+begeleidden Tamasese en zijn gevolg een eind weegs het dal in, toen zij
+twee uren later vertrokken.
+
+Den volgenden dag scheen er geen gevecht te hebben plaats gehad; ten
+minste wij vernamen noch het knallen der geweren, noch het bulderen van
+het geschut op de kust, die toch slechts een kilometer van ons woonhuis
+verwijderd was. Den 17en April, echter, hoorden wij in de eerste
+middaguren het gebulder van zware kanonnen, hetgeen wij ons zelf in het
+geheel niet konden verklaren, tot ik op de gedachte kwam, dat
+waarschijnlijk de “Philadelphia” of de twee Engelsche oorlogsschepen
+van Apia gekomen en de golf ten Westen van Laulii binnengeloopen waren
+om Tanu en zijn soldaten te ondersteunen.
+
+Ik deelde mijn vermoeden aan Gaedecke mede, die dadelijk voorstelde
+naar Laulii, aan de overzijde, te rijden om het gevecht, van den berg
+af gade te slaan. Enkele minuten later zaten wij in den zadel en
+draafden door het dal. Hoe dichter wij bij de kust kwamen, hoe
+duidelijker wij het dreunen der groote scheepskanonnen hoorden. In
+Laulii zelf konden wij intusschen niets van de oorlogsschepen te zien
+krijgen; daarom reden wij naar den uitlooper van den bergrug, die zeer
+steil naar de zee afhelde en zich ten Westen van den ingang van ons dal
+bevond. Daar genoten wij een verrassend schoon uitzicht.
+
+De “Philadelphia” zoowel als de Engelsche kruiser “Porpoise” waren,
+zoover het met het koraalrif mogelijk was, in de golf voor anker gegaan
+en beschoten de geheele vlakte aan beide zijden van den mond der
+Letoga, met groote granaten, voornamelijk het dorp Vailina, dat spoedig
+op verscheidene punten in brand stond. Van Mataafa’s troepen konden wij
+aanvankelijk niets ontdekken, totdat ik eindelijk door mijn
+tooneelkijker bespeurde, dat zij zich in de dichte Mongrove-bosschen
+ten Westen van het dorp teruggetrokken hadden, nadat dit door het
+kanonvuur in brand gestoken was. In alle geval had Mataafa den vijand
+uit dit door hem bezette dorp verdreven, dat daarop dadelijk door de
+oorlogsschepen beschoten werd, waardoor Mataafa genoodzaakt was het te
+verlaten. Wij konden het einde van het gevecht niet afwachten, daar er
+reeds verscheiden granaten in onze nabijheid gesprongen waren, waarvan
+de ver uiteenspattende stukken ons licht hadden kunnen treffen. Ik kwam
+namelijk nu eerst tot het besef, dat onmiddellijk onder ons niet
+bijzonder hoog standpunt, zich slechts enkele minuten geleden een zeer
+hevig geweervuur geopend had, ongetwijfeld tusschen een grootere
+legerafdeeling van Mataafa en de krijgslieden van Tanu; door het dichte
+struikgewas konden wij echter niets van het gevecht zien. Thans waren
+de scheepskanonnen begonnen hun vuur op de krijgslieden van Mataafa te
+richten, die zich tusschen de boomen en het kreupelhout bevonden.
+
+Om niet voor onze nieuwsgierigheid door de in het rond vliegende
+granaatsplinters gestraft te worden, daalden wij in de richting van
+Laulii de helling zoo vlug mogelijk af en keerden naar huis terug.
+
+Naar wij later vernamen, had Mataafa zich ten gevolge van de inmenging
+der oorlogsschepen in het gevecht, gedrongen gezien dit te staken en
+zich in de bergen terug te trekken, om zich buiten bereik te stellen
+van het vernielend granaatvuur; toen daarop de Tanu-krijgers,
+aangemoedigd door dit terugwijken, hem vol vuur achtervolgden, viel hij
+met zooveel moed en dapperheid op zijn vervolgers aan, dat zij zeer
+spoedig alle mogelijke pogingen om zich van hem meester te maken
+moesten opgeven.
+
+Deze veldslag bij Vailine was het eerste groote gevecht tusschen de
+vijandelijke partijen. Den 13n Mei kwam eindelijk de internationale
+commissie te Apia bijeen, om de verwikkelingen en oneenigheden op Samoa
+bij te leggen. Nadat de vertegenwoordigers der drie beschermende
+mogendheden, zich nauwkeurig op de hoogte gesteld hadden van de
+gebeurtenissen op de eilanden der Samoagroep, waarbij de voorzitter van
+den gemeenteraad, dokter Raffel, hen door zijn mededeelingen flink ter
+zijde stond, besloot de commissie, den 10n Juni, Tanu als koning te
+erkennen, doch alleen onder voorwaarde, dat hij dadelijk alle
+aanspraken op die waardigheid zou laten varen; daarna werd het
+koningschap onvoorwaardelijk afgeschaft en de regeering aan de drie
+consuls overgedragen. Voorts werd er een bevel gegeven, dat allen
+inboorlingen gebood hun wapens in Apia te komen brengen. Om den
+Duitschers eenige voldoening te geven, werden admiraal Kautz en de
+president van de rechtbank Chambers, teruggeroepen; dezen hadden door
+hun intriges en dwingelandij veel bijgedragen tot de oneenigheden en
+het bloedvergieten.
+
+De ontwapening der inlanders ging zonder moeilijkheden gepaard en
+spoedig heerschte er volkomen rust op dit door de natuur zoo rijk
+bedeelde, verrukkelijk schoone eiland.
+
+Ook op onze plantages bloeiden al de cultures zoo heerlijk, dat wij na
+eenige weken een overvloedigen oogst, aan kopra, katoen, suikerriet en
+cacao naar Laulii op buffelkarren konden laten vervoeren, waar hij op
+een kotter, die uit Apia overgestuurd was, overgeladen werd. Zelfs was
+onze proef met het telen van de tabaksplant zeer gunstig uitgevallen;
+wij hadden zooveel tabaksblaren geoogst, dat wij niet alleen genoeg
+voor ons zelf hadden, maar ook een vrij aanzienlijke hoeveelheid naar
+Matafele konden zenden. Onder onze Samoaansche werklieden waren er
+verscheidenen, die van de ruwe bladeren heel goed sigaren konden maken,
+die Gaedecke en mij ten minste bijzonder lekker smaakten.
+
+Toen ik in het begin van Juni naar Apia voer, om de noodige gelden voor
+ons en het werkvolk in ontvangst te nemen, vond ik het grootste
+gedeelte der huizen, die door het bombardement vernield waren, reeds
+hernieuwd of in aanbouw. In de bijna geheel verbrande en verwoeste
+dorpen in den omtrek der stad, hadden de inlanders hun eenvoudige, maar
+toch zeer aardige en geriefelijke hutten weer opgebouwd; alleen zag het
+er in de plantages, die erg door de granaatkogels geleden hadden, zeer
+treurig uit. Wel hadden de eigenaars schadevergoeding verlangd, maar er
+konden maanden verloopen voor de regeeringen van Engeland en
+Noord-Amerika, het over het uitbetalen dier sommen eens waren geworden.
+Directeur Beckmann gaf zijn tevredenheid over den bloei den factorij te
+kennen en prees Gaedecke, die haar zoo voorzichtig en uitstekend
+bestuurd had; hij gaf mij een brief voor mijn collega mee, waarin hij
+dezen zijn hartelijken dank betuigde.
+
+Van deze gunstige stemming maakte ik gebruik, om mijn chef verlof te
+vragen een paar dagen naar Mulifanua te mogen gaan, waar ik zoo heel
+gaarne, mijnheer Krüger en vooral mijn vriend Petersen, een bezoek zou
+willen brengen. Nu de oogst binnen was en ik betrekkelijk weinig te
+doen had, kon ik gemakkelijk een poosje gemist worden.
+
+“Met alle genoegen, beste Arendt!” gaf de directeur minzaam ten
+antwoord. “Breng morgen het geld naar de factorij en leg het zoo aan,
+dat gij aanstaanden Maandag weer terug zijt; ik ben namelijk van plan
+op dien dag zelf naar Mulifanua te gaan en wil u dan meenemen.”
+
+Toen ik op onze plantage terug was, deelde ik Gaedecke mede, dat ik
+verlof had gekregen en voegde er bij, dat ik hem aanstaanden Maandag
+voor een paar dagen verlaten zou, om mijn vrienden in Mulifanua te
+bezoeken.
+
+“Je hebt gelijk, vriend, dat je dien vrijen tijd zoo gebruikt,”
+antwoordde mijn collega, “maar ik zou heel gaarne zien, dat je het zoo
+kondt schikken, aanstaanden Zaterdag weer hier te zijn. Ik ben
+voornemens, den Zondag daarop naar Vaitele te rijden, om bruiloft te
+houden, en ik noodig je bij dezen hartelijk op mijn feest. Nu de vrede
+op het eiland, Goddank, en wij willen hopen voorgoed, hersteld is, zie
+ik niet in, waarom ik mijn hartewensch nog langer zou moeten
+uitstellen.”
+
+“Ik denk er eveneens over en neem je uitnoodiging heel gaarne aan,”
+antwoordde ik. “Je kunt er vast op rekenen, dat ik prompt op tijd weer
+terug zal zijn.”
+
+Dadelijk na zonsopgang voer ik ’s Maandags in onze kano van Laulii naar
+Apia en ging onmiddellijk naar directeur Beckmann, met wien ik ontbeet
+en mij daarna aan boord van de groote boot begaf, waarin de directeur
+gewoonlijk kleine tochtjes naar de factorijen aan de kust, ondernam.
+
+In de eerste uren van den middag liepen wij de haven van Mulifanua
+binnen, en begaven wij ons onverwijld, naar het woonhuis, waar wij
+zonder ons te laten aandienen mijnheer Krüger en Petersen op het terras
+in den tuin aantroffen, onder het gebruik van een kop thee.
+
+Met een luiden vreugdekreet sprong Hendrik op, toen hij ons zag,
+begroette eerst den directeur en omhelsde mij toen, met de woorden:
+“Mijn jongen! Mijn beste Herman! Blijf je nu weer bij ons?”
+
+Ik beantwoordde deze begroeting even hartelijk, en drukte daarna de
+hand van mijnheer Krüger, die hij mij vriendelijk lachend toestak,
+terwijl de directeur zeide:
+
+“Neen, waarde Petersen, uw vriend Arendt kon zijn verlangen naar u en
+zijn vroegeren chef niet langer bedwingen en wilde u beiden heel gaarne
+weer eens zien. Ik moest het gevraagde verlof wel toestaan en heb hem
+nu maar meegebracht, omdat ik ook verlangde eenige bijzonderheden met
+u, mijnheer Krüger, te bespreken.”
+
+“U weet wel, waarde directeur, dat uw bezoek, mij altijd welkom is;
+jammer, dat het zoo zelden plaats heeft,” antwoordde mijnheer Krüger.
+“Verkwikt u nu met een kop thee, Heeren, en geniet van de heerlijke
+koelte in deze kamer, na den langen tocht in den brandenden
+zonnegloed.”
+
+Terwijl wij nog aan de theetafel zaten, kwamen twee onzer roeiers mijn
+handkoffer en dien van den directeur brengen. Behalve eenig
+onontbeerlijk ondergoed en wat dunne bovenkleeren, die in dit tropisch
+klimaat zoo noodig zijn, had ik tweehonderd stuks van onze
+eigengemaakte sigaren uit de zelf gekweekte tabak, ingepakt; deze
+overhandigde ik nu aan mijnheer Krüger en Petersen. Beiden waren,
+zooals ik wist, hartstochtelijke rookers; zij staken direct eens op en
+prezen zeer den smaak en geur der heerlijke tabak.
+
+Spoedig daarop begaven de directeur en ik ons naar onze vertrekken om
+wat te rusten. Na een verkwikkend bad, vonden wij onze vriendelijke
+gastheeren weer op het terras, waar zij ons met een heerlijk diner
+wachtten. Onder het eten vroeg Petersen mij nadere bijzonderheden van
+de twee laatste groote gevechten bij Muliangi en Vailina, waarvan
+Tamasese hem verteld had.
+
+“Onze oude vriend bezocht ons dadelijk na zijn terugkomst in zijn
+vroeger hoofdkwartier ‘Falelatar,’” zeide Hendrik, “en hij heeft ons
+wonderen verteld van je heldenfeiten in het eerste gevecht; hij sprak
+met groote dankbaarheid over je tijdige waarschuwing aangaande de
+dreigende, vijandelijke overrompeling; hoewel de kogels om je heen
+floten, was je toch bij hem gekomen. Waarachtig! je hebt bewezen, dat
+een vroeger Duitsch soldaat, niet gemakkelijk den juisten blik op de
+verrichtingen in een legerkamp verliest. Op je welzijn in het
+bijzonder, oude vriend en kameraad!”
+
+Toen moest ik uitvoerig het voorgevallene bij dat gevecht, en hoe ik
+tusschenbeide was gekomen, vertellen, want de directeur wist hiervan
+nog niets.
+
+Na het diner reden wij naar de plantage, waar de opzichter Mertens ons
+heel vriendelijk ontving. Al de cultures stonden in vollen bloei en
+beloofden een rijken oogst, dank zij de voorzichtige leiding van
+mijnheer Krüger, die hierin flink door Petersen en Mertens geholpen
+werd. Naar deze mij mededeelde, hadden al de werklieden hun contracten
+voor drie jaar verlengd, daar zij zich op de plantage zeer op hun gemak
+gevoelden en vooral veel van Petersen hielden, die er uitstekend den
+slag van had met het volk om te gaan en hun het leven aangenaam te
+maken.
+
+Den volgenden dag vertrok directeur Beckmann dadelijk na het ontbijt
+naar Apia, en verzocht mij nog eens dringend hem op mijn terugreis te
+komen bezoeken.
+
+Zooals mijnheer Krüger mij vertelde, was hij zeer tevreden over mijn
+opvolger in het boekhouden; het was een bescheiden jongmensch, die
+spoedig op de hoogte van het werk was gekomen. Ik kon niet persoonlijk
+kennis met hem maken, daar hij voor een paar dagen met verlof naar
+Matafele was.
+
+Na het diner ging ik met Hendrik naar de plantage en reed van daar
+alleen naar de niet ver gelegen factorij Falelata, om mijnheer Hüsmann
+en zijn familie een bezoek te brengen. Ik werd er zeer hartelijk
+ontvangen; zij waren dien nacht nog niet vergeten, waarin Petersen en
+ik hun te hulp waren gekomen om de overrompeling der inlanders te doen
+mislukken.
+
+Ik had te kennen gegeven, om, nu ik in Mulifanua was, ook den vorigen
+koning Tamasese in zijn dorp te bezoeken, wat mijnheer Krüger
+goedkeurde; vrijwillig stond hij ook Petersen toe met mij mee te gaan.
+Geheel onverwacht verscheen op den middag, die voor ons uitstapje
+bestemd was, Tamasese bij mijnheer Krüger, vergezeld van twee zijner
+voornaamste opperhoofden; nu waren zij ongewapend. Hij had evenals al
+de overige inlanders zijn wapenen moeten afleggen. Toen wij elkander
+hartelijk begroet, en op het terras plaats genomen hadden, vertelde hij
+ons, dat hij van een zijner lieden vernomen had, dat ik mij in
+Mulifanua bevond, en nu was hij gekomen, om mij nog eens te zien. Nooit
+zou hij den dienst vergeten, dien ik hem bij Muliangi bewezen had,
+verzekerde hij mij, terwijl hij mij met groote hartelijkheid de hand
+drukte.
+
+Evenals vroeger smaakten verscheiden glazen Pschorrbräu Tamasese
+uitstekend, maar toch schenen de jongste gebeurtenissen hem veel van
+zijn zelfstandigheid als ex-pretendent naar de kroon, te hebben doen
+verliezen, hij zag er ten minste tamelijk neerslachtig en ontevreden
+uit.
+
+Vrijdagmorgen nam ik afscheid van mijnheer Krüger en mijn vriend
+Hendrik, die mij naar het strand bracht, waar de groote boot der
+factorij op mij wachtte. Dadelijk na mijn aankomst te Apia, begaf ik
+mij naar directeur Beckmann, bij wien ik bleef eten. Onder het diner
+vroeg ik hem verlof, om in de nabijheid van ons woonhuis een klein
+huisje te laten bouwen, daar ik na Gaedeckes huwelijk toch niet bij hem
+kon blijven wonen; aanstaanden Zondag zou mijn vriend, zooals de
+directeur wist, trouwen.
+
+Glimlachend antwoordde mijnheer Beckmann: “Beste Arendt, dit verzoek
+kan ik u niet toestaan.”
+
+Toen ik hem eenigszins verbluft aankeek, vervolgde hij:
+
+“Mijn secretaris is met de laatste stoomboot naar Auckland vertrokken
+om van daar naar Duitschland terug te keeren; sedert eenige maanden was
+hij aan het sukkelen, daar hij niet tegen dit klimaat kon. Daarom heb
+ik besloten, de niet onbelangrijke betrekking van secretaris aan u op
+te dragen, en een der jongere bedienden van de Maatschappij in
+Matafele, in uw plaats naar de factorij bij Laulii te zenden. Vindt ge
+dit goed, vriend?”
+
+“O, Directeur, hoe zal ik u voor zooveel goedheid, voor dit bewijs van
+vertrouwen danken!” riep ik vroolijk verrast uit. “Het zal mijn vurigst
+streven zijn, mij deze goedheid waardig te maken en uw vertrouwen te
+behouden.”
+
+Mijn chef gaf mij over de tafel heen, vriendelijk lachend de hand, die
+ik innig dankbaar drukte.
+
+“Mijnheer Hellmann,” zeide mijn chef nu verder, “zoo heet uw opvolger,
+dien gij bij gelegenheid van uw bezoeken in Matafele, hebt leeren
+kennen, zal u morgen vroeg naar Laulii vergezellen en voorloopig bij
+den opzichter Hendriksen wonen, tot er een huisje voor hem in orde
+gemaakt is. Ik heb een paar dagen geleden reeds aan Gaedecke geschreven
+en hem van deze schikking op de hoogte gebracht. Wat er mogelijk nog
+meer te doen valt, kunnen wij overmorgen in Vaitele bij Tiedemann
+bespreken, daar ik ook op de bruiloft van uw vriend genoodigd ben en
+met onzen tegenwoordigen predikant daarheen wil rijden. Vannacht kunt
+ge al in de kamer, die voor u bestemd is, slapen; ik zal uw koffer door
+een knecht van het hotel doen halen.”
+
+Na den maaltijd bracht de directeur mij zelf naar mijn kamer, een vrij
+groot vertrek, met ramen, die op den tuin uitzagen, en liet mij toen
+alleen, nadat hij mij nog gezegd had, dat ik den geheelen avond vrij
+over mijn tijd kon beschikken, omdat hij een conferentie bij dokter
+Raffel moest bijwonen.
+
+Ik was zoo opgewonden over de onverwachte onderscheiding, die mij te
+beurt was gevallen, dat het mij onmogelijk was thuis te blijven. Ik
+stak een sigaar op, slenterde wel een uur lang de haven op en neer, en
+belandde eindelijk in den Duitschen biertuin op het strand, waar ik in
+gezelschap van de vroegere, bekende Duitsche kooplui een glas bier
+dronk en eindelijk innig vergenoegd naar huis ging.
+
+Den volgenden morgen gebruikte ik met den directeur vlug een kop thee
+en voer toen in een boot, die men mij welwillend voor dit doel had
+afgestaan, naar Laulii. Mijnheer Hellmann, die afscheid was komen nemen
+van onzen chef, ging met mij mede.
+
+Gaedecke ontving mij zeer hartelijk, feliciteerde mij met mijn
+bevordering, doch gaf tevens zijn leedwezen te kennen, dat wij moesten
+scheiden, daar wij tijdens ons samenwonen, met elkander op zulk een
+goeden voet verkeerd hadden. Nadat mijn opvolger voor dien eersten
+nacht mijn vroegere kamer betrokken had, gebruikten wij een stevig
+lunch, waarna Gaedecke en ik te paard stegen om naar Vaitele te gaan.
+Onze feestkleeren waren in een handkoffer gepakt, die achter het zadel
+van mijn paard vastgegespt werd.
+
+Nog voor het invallen van de duisternis kwamen wij op de plaats onzer
+bestemming, waar wij met gejuich ontvangen werden, daar de familie
+Tiedemann ons eerst den volgenden morgen verwacht had. De avond ging
+onder gezelligen kout voorbij; alleen speet het ons, dat wij op
+Duitsche manier geen “Polter-abend” [5] konden houden!
+
+Tegen tien uur ’s morgens verschenen directeur Beckmann en de dominee
+van Apia, beiden te paard, op de factorij en, nadat de heeren een
+kleine hartsterking genomen hadden, voltrok de geestelijke, achter in
+den tuin, op het terras, dat bijzonder mooi met bloemen en kransen
+versierd was, het huwelijk. Veel meisjes, vrouwen en mannen woonden,
+gedeeltelijk op de treden van het terras, gedeeltelijk op het plein
+daarvoor, de plechtigheid bij.
+
+Terwijl wij daarna aan den keurig met bloemen getooiden bruiloftsdisch
+aanzaten, en ons het heerlijk toebereide maal uitstekend lieten smaken,
+kwamen twaalf bekoorlijke meisjes, met bloemkransen op het hoofd en
+slingers van bloemen om het bovenlijf, binnen, en voerden ter eere van
+de jonge vrouw, de vriendin harer meisjesjaren, een “Siva” uit, den
+bevalligsten en liefsten dans, dien men bedenken kan. Dadelijk na het
+diner keerden de directeur en de dominee naar Apia terug, waarna de
+jonggehuwden en mijn persoon zich gereedmaakten den tocht naar onze
+factorij te aanvaarden. De bekoorlijke Filina had bruidsgewaad en
+sluier voor een eenvoudiger kleed verwisseld en besteeg het voor haar
+bestemde paard, dat een dameszadel had, om naar haar nieuwe woning te
+rijden, daar het onmogelijk was, er op een andere manier te komen. Haar
+uitzet, in groote manden gepakt, was reeds ’s morgens door verscheiden
+knechts op de factorij bezorgd. Ik reed als wegwijzer vooruit, en het
+druk redeneerend paar kwam achter mij aan. Zij zouden zeker niet op den
+weg gelet hebben, en wij hadden dus gemakkelijk kunnen verdwalen.
+
+Toen wij zonder ongelukken tegen den avond de plantage bereikt hadden,
+sloeg ik mijn nachtkwartier op bij den opzichter Hendriksen, waar ik
+mijn opvolger reeds aantrof. Ik legde mij neer onder het voorste afdak
+van het huisje op een mat, dekte mij toe met een plaid en sliep
+dadelijk in, daar de rit, bij de groote hitte, mij zeer vermoeid had.
+
+Den volgenden morgen ontbeet ik in gezelschap van het jonge echtpaar op
+de tuin-veranda, pakte mijn boeltje in mijn koffer en reed, na
+hartelijk afscheid genomen te hebben van Gaedecke—dien ik oprecht lief
+gekregen had—en zijn alleraardigst vrouwtje, naar het dal. Vóór dien
+tijd had ik den opzichter Hendriksen en mijn opvolger reeds vaarwel
+gezegd. Mijn trouwe Sufa had kort te voren al mijn bagage mijn geweren
+en revolvers op een handwagen geladen, die door twee werklieden naar
+Laulii gereden werd, waar de boot van de factorij reeds op mij wachtte,
+om mij naar Apia over te zetten.
+
+Zeer spoedig was ik op de hoogte mijner werkzaamheden, als secretaris
+van den eersten ambtenaar der Duitsche Handel- en
+Plantage-Maatschappij. Deze bestonden voornamelijk in het voeren der
+correspondentie met de verschillende factorijen, die onze Maatschappij
+op de eilanden Upolu en Savaii bezat, en het nazien en vergelijken der
+berichten omtrent de opgave van den oogst, en tevens den directeur
+daarvan op de hoogte te houden. Op deze wijze vernam ik toen eerst, dat
+de Maatschappij ongeveer vierduizend hectaren gronds op Samoa in
+eigendom had, benevens zestienhonderd stuks rundvee en verscheiden
+honderd paarden. Op haar plantages werkten meer dan duizend arbeiders,
+waarvan de meesten van de Tonga- de Salomons- en de Gilbert-eilanden
+naar Samoa gezonden waren, daar de Samoaners zelf tot geen enkel werk,
+dat inspanning vordert, te bewegen zijn. De buitengewone vruchtbaarheid
+van hun schoon vaderland, vergunt hun een ongestoord Dolce far niente;
+men mocht er hun dus geen verwijt van maken, dat zij dit zoete
+nietsdoen niet vrijwillig wilden opgeven.
+
+Elke maand bezocht mijn chef geregeld de factorijen op Upolu en Savaii,
+om ze te inspecteeren en een noodzakelijk onderhoud te hebben met de
+respectieve directeuren. Ik vergezelde hem bijna altijd op die tochten,
+en dit was voor mij van veel belang, daar ik zoodoende land en volk
+beter leerde kennen.
+
+De eerste maanden gingen kalm en rustig voorbij en het jaar 1899 zou
+niet eindigen, zonder ons de definitieve regeling der staatkundige
+moeilijkheden op de Samoa-eilanden te brengen.
+
+De overeenkomst, tusschen de Duitsche Regeering en Groot-Brittannië, op
+den 14en November 1899 te Londen gesloten, bepaalde, dat Engeland in
+het belang van Duitschland, van al zijn aanspraken op de eilanden Upolu
+en Savaii, afstand deed; deze kwamen nu uitsluitend in het bezit van
+Duitschland, dat wederkeerig, ten gunste van Engeland, afzag van zijn
+recht op de Tonga-archipel.
+
+Eenige weken later, werd den 2en September, te Washington, een
+gelijkluidende overeenkomst gesloten, tusschen Duitschland en de
+Vereenigde Staten van Noord-Amerika; dezen lieten ook hun aanspraken
+varen op Upolu en Savaii, waarvoor hun het bezit van het eiland Tutuila
+beloofd werd. Tutuila is het derde groote eiland van de groep en ligt
+zuidoostelijk van Upolu; in de haven van Pago-Pago, aan de zuidkust,
+heeft het de beste aanlegplaats van alle Samoa-eilanden, en het is
+overigens ook een belangrijke bezitting.
+
+Door deze twee overeenkomsten waren de prachtige eilanden Upolu en
+Savaii een kolonie van het Duitsche rijk geworden en zullen zij, naar
+wij hopen, door geen twisten, of staatkundige verwikkelingen meer
+verontrust worden. Zoo mogen zij, boven aller verwachting, tot den
+grootsten bloei komen!
+
+Ik ben vast besloten dit aardsch paradijs niet te verlaten, zoolang de
+goede God mij gezondheid schenkt, en mijn werkkring zoo aangenaam
+blijft, als deze op het oogenblik is.
+
+
+
+ EINDE.
+
+
+
+
+
+
+
+
+AANTEEKENINGEN
+
+
+[1] kopra = het gedroogde, vleezige gedeelte van de kokosnoot.
+
+[2] Een soort van bladmos.
+
+[3] Platformen van dun hout, aan één zijde van de kano’s bevestigd om
+het omslaan te beletten.
+
+[4] Onbeschaamde kerel!
+
+[5] Feestelijke avond voor de bruiloft.
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+*** END OF THE PROJECT GUTENBERG EBOOK 14666 ***