diff options
Diffstat (limited to 'old/14666-0.txt')
| -rw-r--r-- | old/14666-0.txt | 5182 |
1 files changed, 5182 insertions, 0 deletions
diff --git a/old/14666-0.txt b/old/14666-0.txt new file mode 100644 index 0000000..1cf5a5c --- /dev/null +++ b/old/14666-0.txt @@ -0,0 +1,5182 @@ + +*** START OF THE PROJECT GUTENBERG EBOOK 14666 *** + + + + + + E. von Barfus + + (Schrijver van “De Goudzoekers aan de Klondyke-Rivier”) + + + OP SAMOA + + Geïllustreerde uitgaaf + + Vertaling van Mevr. J. van der Hoeven + + Amsterdam + + C. L. G. Veldt + + + + + + + + +EERSTE HOOFDSTUK. + +IN APIA. + + +Gedurende een reeks van jaren was ik op het kantoor van den heer +Andreas Mertel werkzaam geweest en reeds tot tweeden boekhouder +opgeklommen, toen de chef van het huis op een goeden dag zijn bedienden +kwam mededeelen, dat hij voornemens was de zaak aan zijn beide zoons +over te doen en stil te gaan leven. Ik gevoelde weinig lust, bij de +jonge patroons in dienst te blijven en verzocht daarom den heer +Andreas, die mij steeds zeer genegen geweest was, zoo vriendelijk te +willen zijn, mij door zijn recommandatie een betrekking in een grootere +handelszaak te bezorgen, het liefst in Duitsch-Oost-Afrika of op de +Samoa-eilanden. Na eenige dagen ontving ik een brief van de +Duitsche-Plantage-Maatschappij, waarin mij werd medegedeeld, dat ik op +aanbeveling van den heer Mertel, als boekhouder in den dienst der +maatschappij was aangenomen en mij zoo spoedig mogelijk aan de kantoren +vervoegen moest. Een week later bevond ik mij aan boord van een +stoomboot op reis naar Adelaïde. Tegelijk met mij was Gustaaf Gaedecke, +een mijner vroegere schoolmakkers, ongeveer zoo oud als ik, van Hamburg +naar Apia vertrokken. Terwijl ik de lessen aan de handelsschool volgde, +had mijn vriend Gustaaf in Göttingen de natuurlijke historie en +staathuishoudkunde bestudeerd, en zich hoofdzakelijk toegelegd op de +verschillende wijzen van cultuur in de heete luchtstreek, daar hij +sedert jaren den vurigen wensch koesterde, om òf in de +Duitsch-Afrikaansche-koloniën, òf op de eilanden in de Zuidzee, +gelegenheid te vinden, zijn verkregen kennis ten nutte te maken. Door +zijn uitgebreide relaties was het hem gelukt, in dienst te komen bij de +directie der Plantage-Maatschappij, voor haar koloniën op de +Samoa-eilanden. + +Toen wij na een zeer belangrijke reis over Port-Saïd, door het kanaal +van Suez en de Roode Zee, over Colombo op Ceylon en Adelaïde, benevens +de haven van Auckland,—de hoofdstad van Nieuw-Zeeland, gelukkig +bereikten, waren wij blij, na een oponthoud van verscheiden dagen, op +een naar Samoa bestemde stoomboot onze reis te kunnen vervolgen, want +het was vinnig koud in de anders zoo fraaie haven van Nieuw-Zeeland. +Wij waren in het midden van Augustus, dus in hartje van den winter op +het zuidelijk halfrond. Toen wij den Steenbokskeerkring gepasseerd +waren, stoomden wij, door het prachtigste weer begunstigd, tusschen de +Loyaliteits-eilanden en de Nieuwe-Hebriden in het Westen, en de +Fidschi-Archipel in het Oosten, noordwaarts, het doel van onzen tocht, +de Samoa- of Schippers-eilanden, tegemoet, en lieten na een zeer +voorspoedige reis, in de heerlijk schoone haven van Apia, de hoofdstad +van het eiland Upolu, de ankers vallen. Van uit de haven gezien, biedt +Upolu een verrukkelijken aanblik. Tot vlak aan het strand strekt zich +de heerlijkste, weelderigste plantengroei der tropen uit. Boschjes van +hooge, slanke kokospalmen wisselen af met talrijke broodvruchtboomen, +oranjebosschen, banyan-wortelboomen en bananen. Op eenige kilometers +afstand van de kust, verheft zich het gebergte, dat zich over de +geheele lengte van het eiland,—zeven en dertig zeemijlen,—van het +Oosten naar het Westen, en meer langs de zuidkust, uitstrekt. Talrijke +stroompjes komen bruisend uit het gebergte te voorschijn, kleine +watervallen vormend, die van uit de haven gezien, op breede, zilveren +linten gelijken. De hoogste verheffing van deze bergketen is de 2570 +voet hooge Lanuto, met het meer van dienzelfden naam. De Samoa—of +Schipperseilanden liggen tusschen 13°.27′ tot 14°. 22.5′ Zuiderbreedte +en 169°. 28′ tot 172°. 48′ Westerlengte. Ook behoort het Koraleneiland, +Roda, dat ongeveer zeventig zeemijlen Oostelijker ligt, tot deze groep. +Het Westelijkste en grootste eiland is Savaii; dan volgt het kleinste, +Apolima, dat een oppervlakte heeft van ongeveer twee Engelsche +vierkante mijlen, terwijl Savaii 639 vierkante mijlen groot is. Op +Apolima volgt Manono, eveneens van weinig omvang, vervolgens het +voornaamste eiland van de groep, Upolu, 336.6 Engelsche vierkante +mijlen groot; Zuidoostelijk van deze bevindt zich het door zijn +landelijke schoonheid bekende eiland Tutuila, met de uitmuntende haven +van Pago-Pago; voorts volgen twee kleinere eilanden, Ofu en Olosega, +terwijl, het ongeveer twintig vierkante mijlen groote eiland Manua de +rij sluit. De geheele groep heeft een oppervlakte van ongeveer 236 +Duitsche, of 1086.9 Engelsche vierkante mijlen. + +Gelijk men weet, zijn de Samoa- of, zooals zij vroeger heetten de +Schipperseilanden, in het jaar 1768 door den Franschen zeevaarder +Bougainville ontdekt en vervolgens in 1787 door den beroemden La +Perouse bezocht, die ook op het eiland Tutuila landde, waarvan de +inlanders verscheiden leden der expeditie in de tegenwoordig geheeten +“Massacre-baai,” neerschoten. Kapitein Cook bezocht in 1791 eveneens de +eilanden Savaii en Upolu. + +Het vermoorden van eenigen der equipage van de expeditie van La +Perouse, had de bevolking der Samoa-eilanden zulk een slechten naam +gegeven, dat Engelsche zendelingen het eerst in 1830 slaagden, op Upolu +te landen. Tot hun verbazing werden zij vriendelijk ontvangen en konden +zij ongehinderd hun zegenrijk werk volbrengen. Spoedig bezochten ook +andere zendelingen de eilanden en dezen ondervonden zooveel zegen op +hun arbeid, dat er nu op de geheele groep geen enkele inlander gevonden +wordt, die geen Christen is.— + +Een half uurtje, nadat wij in de haven voor anker waren gegaan, kwam +een lid der gezondheidscommissie aan boord, om te onderzoeken, of onder +de passagiers, of de bemanning van de boot geen besmettelijke +ziektegevallen voorkwamen. Zoodra alles in orde bevonden was, werd het +verkeer toegestaan en in een oogenblik was het dek overstroomd met +inlanders en Europeanen. Eerstgenoemden boden ons allerlei +zeldzaamheden te koop aan, zooals: schelpen, kralen, mandjes en +waaiers, gevlochten uit de bladnerven van den Padanus, benevens +bananen, oranjeappelen, passievruchten en kokosnoten. + +Mijn reis- en landgenoot Gustaaf Gaedecke en ik, waren op het punt het +schip te verlaten, toen mijnheer Beckmann, de Directeur van de Duitsche +Handel- en Plantage-Maatschappij, aan boord kwam, en nadat hij eenige +woorden met den kapitein gewisseld had, zich met de vraag tot ons +wendde, of wij de twee pas aangestelde bedienden uit Hamburg waren. Ik +beantwoordde deze vraag bevestigend, noemde den naam van mijn vriend en +den mijnen en voegde er bij, dat ik verscheiden brieven van het +hoofdbestuur voor den Directeur meegekregen had, die ik hem, zoodra ik +aan land was, overhandigen zou, daar zij zich in mijn koffer bevonden. + +“Ik heet u welkom in Apia, mijne Heeren,” antwoordde mijnheer Beckmann, +en hij gaf ons vriendelijk lachend de hand. “Laat uw bagage naar +beneden in mijn boot brengen, en gaat met mij aan land. Ik zal u +persoonlijk naar het dicht bij het strand gelegen Hotel International +brengen, waar u een uitstekend logies vinden zult, daar de eigenaar een +landgenoot van ons is. U kunt mij daar dan de brieven geven, mijnheer +Arendt. Wees zoo goed, heden avond te zes uur bij mij te komen +dineeren; wij kunnen dan de nadere bijzonderheden van uw werkkring +bespreken.” + +Nadat wij door den hotelhouder op de vriendelijkste wijze begroet +geworden waren, hetgeen wij ongetwijfeld aan de recommandatie van onzen +voornamen geleider te danken hadden, maakte ik in de kamer, die mij +aangewezen was, vlug mijn koffer open, en bracht het dikke pak papieren +en brieven naar beneden in de spreekkamer, waar de directeur mij +wachtte. + +Na een verfrisschend bad, trokken wij andere kleeren aan en sloegen een +blik uit de vensters op de haven. Wij konden de geheele uitgestrektheid +overzien, en tot onze vreugd viel ons de Duitsche kruiser “Falke” het +eerst in het oog; op eenigen afstand lag een Engelsch oorlogsschip voor +anker, als ik mij niet vergis de “Curaçao” en achter deze twee lag ook +een Amerikaansche kanonneerboot. Verder Oostwaarts konden wij duidelijk +op het strand het wrak van het ongelukkige Duitsche oorlogsschip +“Adler” onderscheiden, dat daar in het voorjaar van 1889, gedurende een +vreeselijken orkaan neergeslingerd en geheel uit elkander geslagen was. +Behalve den ijzeren romp van den “Adler,” konden wij uit de veranda, +vóór onze beide naast elkander liggende kamers, een groote menigte +stukken van het schip onderscheiden, die op de kust lagen, en met de eb +nu duidelijk zichtbaar waren. + +Ten westen van de oorlogsschepen, lagen verscheiden kleinere +vaartuigen, zoogenaamde kotters, die, te oordeelen naar de vlaggen, +zoowel aan de Duitsche Handelmaatschappij, als aan de Duitsche firma +Frings en Co. schenen te behooren; des avonds bevestigde mijnheer +Beckmann dit ook. Zij onderhielden de gemeenschap tusschen de +afzonderlijke eilanden der groep. + +Wij hadden veel schik in een groot aantal jonge, bruine knapen die, +onder luid gejubel en geschreeuw van het strand in zee sprongen en in +het water rondspartelden. Ook zagen wij een groote oorlogsboot van +Samoa, naar een model der Amerikaansche walvischbooten gebouwd, en door +een twintigtal roeiers in beweging gebracht, in de groote haven naar +het westelijk gelegen schiereiland Mulinu koers zetten. De roeiers +zaten niet volgens Europeesche wijze met den rug naar het roer, maar +met het gelaat, en haalden hun korte riemen of kleine roeispanen door +het water; de boot had een groote snelheid en de roeiers begeleidden +hun werk met een welluidend gezang. + +Tegen etenstijd lieten wij ons door een zwarten bediende van het hotel +naar het huis van den directeur Beckmann brengen. Tot onze verbazing +zagen wij, dat de woning van onzen chef, die in Apia en de geheele +eilandengroep toch als een persoon van gewicht bekend stond, wel een +zeer aardig, maar slechts klein huisje was van één verdieping, en dat +het op zijn hoogst zes kleine kamers kon bevatten. Naar mijnheer +Beckmann ons later op onze vraag antwoordde, is het bouwen in Apia +ongehoord kostbaar, zoodat de Blanken zich met weinig ruimte tevreden +moeten stellen. + +“Zooals de voorzitter van het Hoofdbestuur schrijft,” zeide onze chef, +toen wij na een uitstekend diner op de veranda, die een heerlijk +gezicht op de haven aanbood, onder het rooken eener geurige sigaar, de +koffie gebruikten, “zijt gij, mijnheer Arendt, tot boekhouder +aangesteld op de groote plantage Mulifanua, terwijl mijnheer Gaedecke +de leiding der verschillende cultures, die wij in onze plantages +toegepast hebben, op zich zal nemen. Intusschen acht ik het hoogst +noodzakelijk, dat beide heeren vooreerst nog een paar weken in Apia +blijven, ten eerste om zich eenigermate aan het klimaat te gewennen, +ten tweede om, al is het dan ook maar wat oppervlakkig, op de hoogte te +komen van het aanleggen en het bestuur eener plantage. Daarom zal ik u +in den loop der volgende week naar Vaitele, onze voornaamste plantage +in dit district, brengen, waar u voldoende gelegenheid zult vinden om +alles goed op te nemen. Vaitele ligt ongeveer tien kilometer ten zuiden +van Apia, aan den voet van het gebergte, in een verrukkelijk landschap; +de directeur der plantage, mijnheer Tiedemann, is zeer ervaren in +alles, wat den aanleg en de behoeften der tropische cultures betreft, +daar hij jaren lang een groote koffieplantage bij Menado op het eiland +Celebes, bestuurd heeft. De eerstvolgende dagen moet u gebruiken om +uitstapjes te maken in den onmiddellijken omtrek van Apia; daar zult u +veel ontdekken, wat uw belangstelling wekt. Als mijn tijd het +eenigszins toelaat, zal ik u met genoegen vergezellen, zoo niet, dan +zal een mijner bedienden de leiding van mij overnemen.” Wij bedankten +onzen vriendelijken chef hartelijk voor zijn goede bedoelingen en, daar +het reeds laat was geworden, namen wij afscheid. + +Den volgenden dag deden wij een wandeling door Apia, onder geleide van +een bediende uit het hotel, die een weinig Duitsch en Engelsch sprak. + +De stad bestaat uit vier groote dorpen, die een enkele, ruim twintig +voet breede hoofdstraat vormen, welke zich in een halven cirkel langs +de havenbocht uitstrekt. In het midden van dezen halven cirkel ligt het +eigenlijke Apia; oostelijk daarvan het dorp Matautu, waarin zich de +Engelsche en Amerikaansche Consulaatsgebouwen bevinden, terwijl in het +westelijk gelegen Matafele, de grootsche magazijnen der Duitsche +Handel-Plantage-Maatschappij in de Zuidzee, bijna de geheele ruimte +beslaan. In de onmiddellijke nabijheid van Matafele bevindt zich de +smalle landtong Mulinu, waarop het zoogenaamde paleis van koning +Malietoa, benevens eenige gouvernementshuizen gebouwd zijn. + +Zooals mijnheer Beckmann ons ’s avonds verteld had, leven er in Apia +ongeveer tweehonderd blanken, waaronder de Duitschers het talrijkst +vertegenwoordigd zijn. Dat konden wij al dadelijk op onze wandeling +opmerken. De grootste helft der hotels, herbergen en winkels is in +Duitsche handen; overal hoort men Duitsch spreken, leest men Duitsche +namen op de borden der firma’s en ziet men de zwart-wit-roode vlag +wapperen. Zelfs is er in Apia een Duitsche school, die niet alleen voor +de kinderen der Europeanen, maar ook voor die der inlanders +toegankelijk is en druk bezocht wordt. + +Tegen den middag, brachten wij ook een bezoek aan den heer Biermann, +den Duitschen Consul in Apia, om ons aan hem voor te stellen en hem +onze passen te overhandigen. Evenals de directeur Beckmann, bewoonde de +consul een eenvoudig houten huis van één verdieping. + +De inboorlingen, waarvan wij een groot aantal in een zalig-niets-doen +op de haven zagen rondslenteren, maakten een bijzonder sympathieken +indruk. Zooals bekend is, behooren de bewoners van Samoa tot het +Polynezische ras, hebben een lichtbruine huidkleur in tegenstelling met +de donkerder gekleurde Melaneziërs, en een slanke, flinke gestalte. De +gelaatstrekken der mannen zijn minder schoon; meestal hebben zij breede +platte neuzen, tamelijk dikke lippen en vooruitstekende wangbeenderen, +maar prachtige donkerbruine, amandelvormige oogen met lange zwarte +wimpers. Tegenover vreemdelingen zijn zij vriendelijk en voorkomend, +zooals ik later, gedurende mijn langdurig verblijf op de eilanden, heb +kunnen opmerken. Deze beminnelijke karaktertrek, evenals hun besliste +afkeer van elken eenigszins inspannenden arbeid, moeten toegeschreven +worden aan het gelukkige, zorgelooze bestaan, dat de bewoners van Samoa +in hun heerlijk, overvloedig gezegend vaderland leiden, waar de milde +natuur alles oplevert, wat zij tot hun levensonderhoud behoeven. + +De manlijke inboorlingen zijn, wat mij bijzonder opviel, bijna zonder +uitzondering op eigenaardige wijze getatoeëerd. Dit tatoeëeren bestaat +uit een aantal rechtlijnige figuren, die van den navel tot aan de +knieën reiken. Naar men mij verteld heeft, moet het insnijden van deze +figuren tamelijk pijnlijk zijn, daar het uitgevoerd wordt met een soort +van harkje, gemaakt van vischgraten of kieuwen. Het werktuigje wordt in +een mengsel van verbrande notedoppen en water gedoopt en met een +hamertje in het vleesch gedreven, waardoor de figuren ontstaan, die +meestal heel aardig zijn; veel inlanders verbergen hun tatoeëering +echter onder hun Lava-Lava, een lendendoek van Tapa. Dit is een stof, +die op papier gelijkt en gemaakt wordt van de roode bladeren van den +Ti-boom. In den laatsten tijd is deze Tapa echter door gekleurd katoen +vervangen geworden. Onder de inlanders gaan de jongelingen, die zich +niet hebben laten tatoueëeren, voor onmanlijk door. Ook onderwerpen +veel vrouwen zich aan deze kunstbewerking, hoewel in mindere mate. Zij +bestaat doorgaans alleen uit stippen en een aantal plus- en +minusteekens, d. w. z. kleine kruisjes en streepjes en is gewoonlijk +met den Lava-Lava of lendendoek bedekt. + +Gehoor gevend aan een verzoek van den directeur, kwamen wij op den +vijfden dag na onze landing, dadelijk na zonsopgang ten zijnen huize, +om hem naar de plantage Vaitele te vergezellen. Op aardige, vrij kleine +paardjes, die, naar mijnheer Beckmann ons mededeelde, van het eiland +Timor ingevoerd, dus zoogenaamde Sandelhoutpaarden waren, reden wij, +door twee bedienden gevolgd, die in valiezen eenigen mondkost +meevoerden,—het eerst naar den linkeroever van den Sigago-stroom, die +zich ten Oosten van Apia in de haven uitstort, om vervolgens langs zijn +oevers onzen weg stroomopwaarts voort te zetten. Zooals wij van den +directeur vernamen, ontspringt de Sigago op de zuidelijke hellingen van +den 2500 voet hoogen berg Godefroy, ongeveer vijftien kilometer +zuid-oostelijk van Apia, en stroomt dan door een heerlijk vruchtbaar +dal tot aan zijn mond bij Apia voort. + +Ik was letterlijk overweldigd door den aanblik van deze menigte +kokospalmen, bananen, benevens papaya’s, oranje-mango-broodvruchtboomen +en bloeiende heestergewassen, wier namen mij onbekend waren; en dan, +die kostelijke, bedwelmende geur, dien voornamelijk de bloeiende +oranjeboomen en heesters verspreidden! Het was inderdaad verrukkelijk! + +Daar wij zonder iets gebruikt te hebben de stad verlaten hadden, +rustten wij een uur later in een schaduwrijk boschje van oranjeboomen +en bananenpalmen, en verkwikten ons aan de versnaperingen, die de +bedienden ons uit de tasschen toereikten. + +Zooals de directeur nu onder ons ontbijt vertelde, had het huis Johan +Cesar Godefroy en zoon in 1857 zijn eerste handelszaak op Upolu in Apia +opgericht, en spoedig daarna in het bovendal van den Sigago, de +plantage Vaitele aangelegd, die weldra gevolgd werd door de plantage +Veilele, aan diezelfde rivier gelegen. In 1865 ontstond in het district +Mulifanua, 32 kilometer westelijk van Apia, de uitgebreide en +belangrijkste plantage Mulifanua, en wat verder op Savau, het grootste +eiland der geheele groep, de kleinere plantage Vaiputi. In het geheel +verkreeg de Hamburgsche firma op de Samoa-eilanden meer dan 3500 +hectaren grond in bezit, die ontgonnen werd. Toen nu omstreeks het jaar +1880, het huis Godefroy,—dat in dien tusschentijd genoodzaakt geweest +was, zijn betalingen te staken,—aanbood zijn bezittingen op de eilanden +onder Duitsche bescherming te stellen,—en dit door de regeering, van de +hand werd gewezen, nam de Duitsche Handel- en Plantage-Maatschappij, +die kort geleden opgericht was, al de factorijen en plantages der firma +in de Zuidzee over. + +Na ons ontbijt, stegen wij weer te paard en bereikten een uur later +Vaitele, waar wij door den directeur, die van onze komst door een +vooruit gezonden bediende verwittigd was, vóór diens woning ontvangen +werden. Dit was eveneens een eenvoudig houten gebouwtje, maar te midden +van oranje- en bananenboomen gelegen, en maakte daardoor een bijzonder +vriendelijken indruk. + +Nadat de directeur ons aan den heer Tiedemann had geïntroduceerd, +stelde deze voor, de naastbij gelegen aanplantingen eens in oogenschouw +te nemen, voor het te heet werd. Terwijl in het vochtige, lagere +gedeelte, in de onmiddellijke nabijheid van den rivieroever, +voornamelijk suikerriet, yams, de zoete knolvrucht, die in de tropen +onzen aardappel vervangt—en ook de tarowortels geplant waren, stonden +op de eenigszins hoogere hellingen, honderden kokospalmen, +broodvruchtboomen, mango’s, bananen, papaya’s en oranjeboomen. De +gewichtigste boom voor den handel was, zeide de directeur, intusschen +de kokospalm; deze bereikt dikwijls een hoogte van honderd twintig +voet, zonder dat er de kleinste tak of twijg aan zijn slanken stam te +zien is. Boven aan de bladerkroon groeien de noten in menigte tegen den +stam aan. + +Mijnheer Tiedemann was zoo vriendelijk, mij en vooral mijn collega +Gaedecke, als natuurkenner, uit te leggen, hoe men de kopra, [1] dit +gewichtig handelsartikel, het best aankweekt. Eerst na zeven of acht +jaar geeft een kokospalm den eersten oogst; de noten worden niet +geplukt, maar men wacht, tot zij rijp naar beneden vallen; dan worden +zij opgeraapt en in manden op ezels naar rijwegen gebracht, vanwaar zij +in karren, met ossen bespannen, naar de factorijen vervoerd worden. Na +opengemaakt te zijn, wordt de vleezige kern er uit gesneden, op eesten +gedroogd en eindelijk luchtig verpakt, naar Europa verzonden. De harige +bolsters, waarvan in andere landen, zooals op Ceylon, de Sunda-eilanden +enz. de kokosvezels verkregen worden tot het vervaardigen van matten, +touwen en dergelijke, gebruikt men op Samoa niet; men verbrandt ze +eenvoudig. + +Verder onderrichtte mijnheer Tiedemann ons nog, dat een volwassen +kokospalm op zijn plantage, jaarlijks gemiddeld tachtig tot honderd +noten oplevert, en uit vijf noten wordt somtijds een kilogram kopra +verkregen, zoodat de netto opbrengst van een palmboom bij gewone +olieprijzen, op ongeveer twee mark per jaar kan geschat worden. Uit de +kokospalm-plantage geleidde de directeur der factorij ons een eind de +helling op, waar wij op een plek, die bijna geheel van groote boomen +ontbloot was, een vrij groot aantal sierlijke, kleine boomen op +regelmatige afstanden, opmerkten. Ik hield deze mooie boompjes, waarvan +verscheidene met witte en roode bloesems bedekt waren, voor +kerseboomen, tot ik door een uitroep van den directeur Beckmann, beter +werd ingelicht. + +“Zoo, zoo! U bent dus met den aanleg van een koffieplantage geslaagd, +beste Tiedemann!” riep de directeur uit. “Dat doet mij werkelijk +pleizier! Die kan ons van heel veel nut zijn.” + +“Ja, het is mij gelukt, mijnheer,” antwoordde de opzichter der +plantage. “Verleden jaar heb ik twee honderd stuks stekken van +koffieboomen uit Menado besteld, en, daar ik bij ondervinding weet, dat +de koffie in dit klimaat, het best op een hoogte van vier tot zes +honderd meter gedijt, liet ik hier op de helling een vrij groot aantal +boomen vellen en de stammen, takken en twijgen verbranden, om de asch +als mest te kunnen gebruiken. Op gelijke afstanden werden tien kuilen +gegraven en de stekken daarin gezet; ten einde de jonge planten tegen +de verzengende zonnestralen te beschutten, liet ik een aantal dik +gebladerde tamarindeboomen staan, die voldoende schaduw gaven. De +boompjes schoten spoedig wortel en groeiden prachtig op; verscheidene +staan reeds in bloei en zullen toekomende jaar, hoop ik, een flinken +oogst opleveren.” + +“Ik zie, dat u den grond tusschen de koffieboomen geheel grasvrij +laat,” zeide Gaedecke. “Waarom doet u dat?” + +“Omdat het gras van Samoa als woekerplant voortteelt, op een tot +beplanten geschikt gemaakten grond, en alleen door onophoudelijk +uitroeien verdelgd kan worden,” luidde het antwoord van mijnheer +Tiedemann. “Ik heb ook getracht hier cacaoboomen te planten, maar in +Vaitele dragen zij niet zooveel vrucht als in Mulifanua; mijn collega +Krüger schijnt daar een gunstiger bodem te hebben.” + +Op den terugweg naar de woning van mijnheer Tiedemann, zagen wij een +troepje werklieden, die van de verschillende plantages naar hun hutten +gingen, om te eten en gedurende het heetste gedeelte van den dag te +rusten. Het trok mijn aandacht, onder deze mannen geen enkelen +inboorling van Samoa, maar lieden van veel donkerder huidkleur te zien. + +Toen ik aan tafel mijn verwondering hierover te kennen gaf, verklaarde +directeur Beckmann mij de reden hiervan. + +“Alle pogingen, om de inboorlingen van Samoa aan geregeld werk te +gewennen, hebben schipbreuk geleden op hun aangeboren traagheid,” zeide +hij. “Zij eischten ongehoord hoog loon voor buitengewoon geringe +diensten en bleken in geen enkel opzicht te vertrouwen te zijn. Daarom +waren wij genoodzaakt, vreemd werkvolk in dienst te nemen, en wij +vonden dit in voldoend aantal op de Salomons- en Gilberts-eilanden, de +Nieuwe-Hebriden en den Bismarck-Archipel. Het aanwerven van manschappen +geschiedde door de kapiteins van onze eigen schepen, die met de hoofden +dier eilanden in onderhandeling traden. De werklieden worden voor drie +jaar aangenomen, na welk tijdsverloop, zij vrij naar hun vaderland +teruggezonden worden, wanneer zij er niet de voorkeur aan geven de +overeenkomst te vernieuwen. Ieder werkman verdient, behalve kost en +inwoning, drie dollars per maand, en komt ons dus jaarlijks op ongeveer +drie honderd mark te staan, de kosten van import en export daaronder +begrepen. Ook verloopt er geruime tijd, voor de lieden zich aan hun +dagtaak, en aan discipline gewend hebben; bovendien moeten de inlanders +der verschillende eilandgroepen afzonderlijk gehuisvest worden, anders +vallen zij elkander aan, slaan elkaar dood, of eten elkander ten slotte +op, om de overwinning feestelijk te vieren. U ziet, mijne Heeren,” zoo +eindigde de directeur zijn verklaring, “dat wij met veelvuldige +moeilijkheden in onze koloniën te kampen hebben, waartoe ook onze +verhouding jegens de Engelsche en Amerikaansche autoriteiten op Samoa +heel veel bijdraagt.” + +Na een korte rust bezichtigden wij nog de overige aanplantingen op de +factorij Vaitele, gebruikten eenige ververschingen en sloegen daarna +den weg naar Apia in. Vóór wij van den heer Tiedemann afscheid namen, +verzocht mijn collega Gaedecke dezen verlof, op een der eerstvolgende +dagen naar Vaitele te vertrekken, om zich onder leiding van den +kundigen planter, op de hoogte te stellen van het aanleggen en de +werkzaamheden op een grootere plantage. Mijnheer Tiedemann verklaarde +zich vriendelijk bereid, den jeugdigen botanicus bij zich in huis te +nemen, op voorwaarde, dat directeur Beckmann, hieraan zijn goedkeuring +hechtte; deze had hiertegen geen enkel bezwaar. + + + + + + + + +TWEEDE HOOFDSTUK. + +OP DE PLANTAGE MULIFANUA. + + +Den dag na onze terugkomst verliet mijn vriend Gustaaf Gaedecke Apia, +om zich naar de plantage Vaitele te begeven. + +De directeur had hem een paard geschonken, benevens een ezel voor zijn +bagage; ook werd hem een knecht medegegeven om hem bij het vervoer en +op reis behulpzaam te zijn. + +Terzelfder tijd deelde mijnheer Beckmann mij mede, dat hij mij over een +paar dagen persoonlijk naar de plantage Mulifanua zou brengen, om die +te bezichtigen en mij voor te stellen aan den directeur, den heer +Krüger; bovendien ried hij mij aan in dien tusschentijd naar Matafele, +het westelijk deel van Apia te gaan, om in de groote magazijnen en +kantoren van de Duitsche Handel- en Plantage-Maatschappij kennis te +maken met de ambtenaren, daar ik dikwijls met deze heeren zaken zou +moeten doen. Hij zou mij een zijner kantoorbedienden meegeven, om mij +aan te dienen. + +Zeer vriendelijk werd ik door mijn toekomstigen collega ontvangen, en +rondgeleid in de voornaamste pakhuizen, waar een kolossale voorraad van +kopra, katoen en andere tropische gewassen opgestapeld lag, die naar +Europa moest ingescheept worden. + +Twee dagen na dit bezoek in Matafele begaf ik mij, volgens order van +den directeur, dadelijk na zonsopgang met mijn bagage naar het strand, +waar op de mij aangeduide plaats, de boot van mijnheer Beckmann gereed +lag. Zij had, evenals de kano’s der inlanders, den vorm van een +walvischboot, maar was iets breeder, van een zonnetent aan den +achtersteven voorzien, en met twaalf roeiers bemand. + +Een paar minuten na mijn aankomst, verscheen de directeur, van twee +bedienden vergezeld, die manden met allerlei eetwaren droegen. Wij +gingen onder de zonnetent zitten en op bevel van mijn chef brachten de +roeiers hun korte riemen in beweging, waarmee zij de boot bijzonder +gauw deden voortgaan. Toen wij de “Falke” langs kwamen, begroette de +wacht op het dek ons met een luid: “Goedenmorgen! Gelukkige reis!” +hetgeen wij met hoedengewuif beantwoordden. De boot van den directeur, +die aan den spiegel de Duitsche vlag voerde, was den matrozen van het +oorlogsschip goed bekend. + +Nadat wij den breeden ingang der haven, die door een wijde opening in +de koraalriffen, welke zich langs de geheele noordkust uitstrekken, +voorbijgegaan waren, zetten wij eerst regelrecht koers naar het +Noorden, om op grooten afstand van de riffen te komen, waar de golfslag +zoo onstuimig was, dat wij gevaar zouden geloopen hebben, door de +branding tegen de rotsen geworpen te worden. Voornamelijk was deze zeer +sterk en gevaarlijk vóór het schiereiland Mulinu, en, zooals mijnheer +Beckmann vertelde, moesten er op die plek reeds veel schepen vergaan +zijn. + +Een goede zeemijl van de kust verwijderd, keerden wij ons naar het +Westen en kwamen nu snel vooruit. Thans kon ik dit geheele gedeelte van +het eiland overzien, en met innige verrukking het landschap bewonderen, +dat zich voor mij uitstrekte. Het gedeelte van het land, tusschen de +bergketen en de kust, geleek een heerlijke tuin, vol palmen, hooge, +breedgetakte tamarinden, schoone boschjes van broodvrucht- en +oranjeboomen en een groot gedeelte van een dicht oerwoud op die +plaatsen, waar de boomen niet ter wille van de plantages geveld waren. +De talrijke bergstroomen met hun groen, helder water, slingerden zich +door het voorland in menigvuldige bochten tot aan het strand; het +bekoorlijkst echter waren verscheiden watervallen in de verte, die +dikwijls vele meters hoog van den rand van den bergkam naar beneden +stortten, en op dien afstand op breede, zilveren linten geleken. +Mijnheer Beckmann maakte mij in het bijzonder opmerkzaam op een +prachtigen waterval, den Letogo, die ten Westen van Apia, midden in het +dichte struikgewas van de rotsen naar beneden stort, en daar een bassin +vormt, wel zoo groot als een meer; ik kon dit echter natuurlijk van uit +de boot niet zien. + +Tegen elf uur bereikten wij het doel onzer reis, gedurende welke de +roeiers, inboorlingen van Upolu, hun arbeid zonder ophouden met +welluidend gezang begeleid hadden. In het koralenrif, dat, zooals wij +reeds vermeld hebben, het geheele eiland omringt, bevond zich een +opening, waardoor kleinere schepen in een bocht naar de kust kunnen +varen; deze bocht vormt de haven van Mulifanua, doch is maar van kleine +afmeting. + +Aan de landingsplaats werden wij opgewacht door mijnheer Krüger, die +den vorigen dag van den directeur door een bijzonderen bode bericht had +gekregen van onze komst; hij begroette ons vriendelijk en leidde ons in +het door hem bewoonde stationsgebouw der Handel-Maatschappij. Dit +gebouw was ook van hout, maar had twee verdiepingen; het was zeer lief +gelegen, te midden van schaduwrijke mangoboomen en zorgvuldig +onderhouden tuinen. Op een ruime veranda vonden wij een welvoorziene +tafel, waarop ik tot mijn verrassing ook eenige flesschen bier zag +staan. Een paar roeiers brachten mijn bagage en de manden met proviand +in huis en gingen daarop naar hun makkers, die achter het woonhuis een +onderkomen gevonden hadden in een hut, bestemd voor de bedienden. + +Mijnheer Krüger, onder wiens bijzondere leiding ik stond, bracht mij na +het ontbijt in een nette kamer, die, naar hij zeide, voor mij bestemd +was; hij deelde mij mede, dat wij na een korte rust te paard zouden +stijgen, om de plantages in de buurt van Mulifanua te bezichtigen. + +Het rustuurtje gebruikte ik, om mijn twee koffers uit te pakken en mijn +ondergoed en kleeren in de daartoe bestemde kasten te bergen. Toen ik +hiermede gereed was, en mij juist wilde verkleeden, verscheen een jonge +Samoaner, een “Boy”, zooals men de bedienden daar noemt, en vertelde +mij in een wonderlijk mengelmoes van Duitsche en Engelsche woorden, dat +hij door zijn “meester” voor mijn persoonlijke bediening was aangewezen +en nu bevel had gekregen mij naar het badhuis te brengen. + +Dit badhuis lag maar weinig schreden van het stationsgebouw in een +bananenboschje. Het was zeer practisch ingericht. In een ommuurd +bassin, van een meter breedte, aan den ingang van de ruime, luchtige +badkamer, stroomde frisch, kristalhelder water, dat zooals de “Boy” +verklaarde, uit de dichtst bij zijnde rivier hierheen geleid was, en +tevens tot besproeiing van den tuin diende. Bovendien bevonden zich +langs de muren verscheiden douches = stortbaden. Na een heerlijk +verfrisschend bad, kleedde ik mij spoedig aan en ging naar de veranda, +waar ik reeds de heeren Beckmann, Krüger en nog een jong mensch +aantrof, die mij als mijnheer Petersen werd voorgesteld. Deze was een +knap persoon, van zes voet lengte, en met een zeer vroolijk opgewekt +gezicht. Zooals ik later hoorde, was Hendrik Petersen een verre +bloedverwant van mijnheer Krüger; hij had als vaandrig in een Pruisisch +infanterie-regiment gediend, maar was daaruit wegens een paar +ondeugende streken ontslagen geworden. Op Krüger’s voorspraak had de +Handel- en Plantage-Maatschappij hem in dienst genomen en naar Samoa +gestuurd, waar hij vervolgens op de plantage Mulifanua gedeeltelijk op +het kantoor, gedeeltelijk op de plantage zelf, als opzichter werkzaam +was. Hij kon ongeveer zou oud zijn als ik, en maakte op mij, door zijn +open, vriendelijk gelaat, een zeer aangenamen indruk. Wij dronken +haastig een kop thee en stegen toen te paard, om naar de, op ongeveer +een kilometer afstands gelegen plantage te rijden. + +Deze was reeds in 1865 door de firma Godefroy aangelegd, en de eerste +op het eiland Upolu; eenige jaren later volgden de plantages Vaitele en +Veilele in het district Tuamusanga. Het geheele eiland is in drie +districten verdeeld, waarvan Atua het oostelijkst is; in het midden +ligt het district Tuamusanga met de hoofdstad Apia, terwijl Mulifana de +voor naamste plaats van Aana, in het Westen, is. + +In de onmiddellijke nabijheid van Mulifanua zag ik ook voor het eerst, +een dorp van inlanders, dat een bijzonder liefelijken indruk op mij +maakte. Elke hut, of liever gezegd, elk huis, want de meeste hebben een +omvang van meer dan honderd voet, staat in de schaduw van palmen en +bananen en is gewoonlijk door een kleine suikerrietplantage omgeven; de +geheele ruimte om zulk een huis wordt steeds zeer zindelijk gehouden. +Het dak bestaat uit de bladeren van het suikerriet of van de bananen en +heeft een lankwerpig ronden vorm; het rust op rond gesneden houten +palen, die op een afstand van vier of vijf voet van elkander in den +grond geheid worden. Ieder huis bestaat alleen uit een enkele groote +ruimte, die gedurende den nacht gesloten wordt door zonneblinden, +gemaakt van de nerven der palmbladeren; over dag is zij aan alle zijden +open, zoodat in de woonkamers steeds frissche lucht is. De vloer van +deze laatste bestaat uit een laag losse kiezelsteenen van verscheiden +centimeters dikte, waarop dan kralen of kleine ronde steentjes gelegd +worden; hierover legt men dichte matten. Naar Petersen, die mij in zulk +een huis bracht, verzekerde, vormen deze matten op de geverfde +onderlaag een uitstekende rustplaats, die daarenboven het grootste +voordeel bezitten zou, nooit door ongedierte verontreinigd te worden. +In het midden van deze ruimte staat een sterke gaffelvormige boomstam, +die tot hoofdpilaar dient; deze, benevens de zijposten, zijn gemaakt +uit het hout van den broodvruchtboom, dat duurzamer moet zijn dan +andere houtsoorten. Naast de middelste pilaar is een kleine, uit klei +gemaakte haard aangebracht, die echter niet gebruikt wordt om er op te +koken, maar alleen tot verlichting dient; in een kleinere hut, die zich +op eenigen afstand van het woonhuis bevindt, wordt het eten bereid. + +Als huisraad merkte ik slechts eenige gedroogde kokosnoten op, die als +waterkannen gebruikt werden, terwijl een grooter aantal dwars +doorgesneden noten tot bekers dienden. Verder zag ik verscheiden +vliegenklappen van boomschors en waaiers, gevlochten van de bladnerven +van den pandanus. Van tafels, stoelen en kasten zag ik niets. + +Nadat wij dit huis, dat mij zeer interesseerde, bezichtigd hadden, +stegen wij weer te paard en reden in gestrekten draf de twee heeren na, +die reeds in de plantage aangekomen waren. + +De plantage Mulifanua is aanmerkelijk grooter dan Vaitele of Veilele; +de cultuur is er dezelfde als op de twee laatste; alleen wees mijnheer +Krüger ons een theeplantage, op de noordelijke hellingen van den berg +Tofu, als eerste proef, om de cultuur der theeplant op Samoa in te +voeren. Zij groeide uitstekend evenals een uitgestrekte aanplanting +cacaoboomen, die reeds rijke inkomsten opleverde. + +Mijnheer Krüger had meer dan twee honderd werklieden in de plantage, +waarover hij het bestuur had; de meesten waren inboorlingen van de +Salomons- en Tonga-eilanden, allen flink gebouwde, groote mannen van +een donkere huidkleur, daar deze eilandbewoners tot het Melanezische +ras behooren. + +De eerste Salomons-eilander, dien ik zag, maakte een zeer eigenaardigen +indruk op mij. Zijn gekroesd haar, dat wel zes decimeter lang kon zijn, +was met kalk wit gemaakt, zoodat ik eerst meende, dat de man een pruik +van vuil schapenvel op het hoofd gezet had. Toen ik hoorde, dat zoowel +directeur Krüger, als een der opzichters, den werklieden orders gaven +in een taal, die ik volstrekt niet verstaan kon, legde mijn vriend +Petersen mij uit, dat, daar de bewoners van de afzonderlijke +eilandengroepen allen verschillende talen spraken, men genoodzaakt +geweest was, wilde men met hen onderhandelen kunnen, zich van +verschillende idiomen te bedienen, die veel overeenkomst hebben met het +Chineesche Pidjin-Engelsch. Wij hadden nog enkele uren vóór +zonsondergang den tijd; directeur Beckmann gaf daarom op de +theeplantage, waarop wij ons juist bevonden, den wensch te kennen, den +top van den Tofuberg te bestijgen, vanwaar men een schoon uitzicht +moest hebben, zooals hij zich nog van een vroegere reis herinnerde. + +Het was een tamelijk vermoeiend en inspannend werk, om zich door het +dicht struikgewas, dat de helling van den berg tot den top bedekte, +heen te worstelen, want deze bevond zich wel ongeveer duizend voet +boven de theeplantage; maar onze moeite werd ruimschoots beloond, door +het verrukkelijk vergezicht dat zich daar aan ons oog vertoonde. + +Noordelijk, bijna voor onze voeten, zagen wij Mulifanua en de geheele +oostkust tot de haven van Apia, met de landschappen Salapuala, Sasasa +en minstens nog tien andere Samoaansche dorpen, terwijl wij aan onze +linkerhand, in westelijke richting, eerst het eilandje Manono +opmerkten, dat door een koraalrif met de westkunst van Upolu verbonden +scheen te zijn; dan volgde het kleinste eilandje der geheele groep, +Apolima, dat nog niet volkomen twee Engelsche vierkante mijlen groot +is, en verder op verhief zich uit de zee, het groote Savaii, welks +gebergte een hoogte van meer dan vijfduizend voet bereikt. Tusschen den +berg Tofu en de noordkust strekte zich een groote vlakte uit, beplant +met palmen, broodvruchtboomen enz, waartusschen men uitgestrekte velden +kon opmerken, waarop de inlanders suikerriet, taro en yamwortels +kweekten. Zuidwaarts zag men niets dan de groote, oneindige zee. + +Toen wij een paar uren later het stationsgebouw in Mulifanua weer +bereikt hadden, was ik weliswaar erg moede, maar toch bijzonder in mijn +schik over al het belangrijke en nieuwe, dat ik in den loop van den dag +gezien had. Den volgenden morgen keerde directeur Beckmann in zijn boot +naar Apia terug, terwijl ik onder leiding van den heer Krüger mijn +werkzaamheden begon. Deze bestonden voornamelijk in boekhouden en het +beheer voeren der kas. Het laatste was een zeer eenvoudig werk, daar +het slechts de uitbetaling betrof van het loon der arbeiders op de +plantage, en het salaris der opzichters; tot op heden had mijn +voorganger Petersen op zeer primitieve wijze boek gehouden, volstrekt +niet, zooals het op een handelskantoor behoort. Daar uit de boeken de +jaarlijksche afrekening met ons hoofdkantoor te Apia, zoo nauwkeurig +mogelijk moest opgemaakt worden, met bijvermelding welke hoeveelheden +der verschillende produkten uit de geheele plantage, in den loop des +jaars aan onze magazijnen en pakhuizen, door bemiddeling van Mulina +geleverd waren, moesten deze leveranties nauwkeurig en stipt in de +daarvoor bestemde boeken worden opgeteekend. Toen ik de jonge Petersen +op de talrijke vergissingen bij het noteeren opmerkzaam maakte, +antwoordde hij lachend: “Beste vriend, ik had geen flauw begrip van +boekhouderij, toen mijn ondeugende neef mij naar Samoa liet komen; ik +ben soldaat geweest en versta van dien rommel verduiveld weinig. U zult +die vervelende boeken wel weer gauw in orde maken, en u moest eigenlijk +blij zijn, dat ik zoo weinig aanleg voor dezen handelstak heb, want +anders had men u hier in het geheel niet heengestuurd.” + +“Mijn luchthartige neef heeft hierin werkelijk gelijk, beste Arendt,” +zeide mijnheer Krüger, die juist bij de laatste woorden van Petersen +het kantoor binnen was gekomen. “Ik geloof, dat het het beste zou +wezen, als u onder de vroegere noteering van uw voorganger maar een +streep zettet, en van heden af maar op uw manier begont boek te houden. +Ik heb te weinig tijd gehad, om het werk van mijn neef op het kantoor +voldoende na te gaan, en eerst later heb ik de wanhopige verwarring +opgemerkt, die hij teweeggebracht heeft. Daar buiten in de plantage is +de jonge heer vrij wat beter op zijn plaats; hij heeft grooten tact om +met de werklieden om te gaan, die hij flink onder tucht heeft, en toch +is hij zeer bij hen bemind. De opzichters mogen hem ook om zijn +vroolijk, welwillend karakter gaarne lijden.” + +“Wel bedankt, waarde neef, voor die loftuiting,” zeide Petersen +lachend, “maar nog meer voor de bevrijding van die afschuwelijke +boeken. Wanneer u en mijnheer Arendt mij dus niet meer noodig hebt, zal +ik, met uw verlof, naar de plantage rijden, waar ik mij honderdmaal +meer op mijn gemak gevoel, dan hier op dit muffe kantoor. Tot ziens +dus, vanavond, vriend Arendt!” + +Men kon den aardigen, beminlijken jongen man waarlijk niets kwalijk +nemen, en evenmin lang boos op hem zijn; ik bracht dus mijn geschokt +koopmansgevoel tot rust, en toog aan het werk, dat mij wachtte, nadat +mijnheer Krüger mij nog eenige noodzakelijke aanwijzingen dienaangaande +gegeven had. De eerste weken gingen zonder eenige stoornis voorbij; met +het aanbreken van den dag stond ik op, en in de koele morgenuren werkte +ik vlijtig op het kantoor tot elf uur; dan ging ik naar de veranda, +achter het huis, vanwaar men een heerlijk uitzicht had op den +prachtigen tuin, en gebruikte een uitstekend ontbijt, waaraan mijnheer +Krüger en zijn neef Heinrich geregeld deelnamen. Beide heeren waren den +geheelen voormiddag op de verschillende plantages bezig, en na het +rustuur ging ik dagelijks mee, om zoo goed mogelijk op de hoogte te +komen van den aard en de wijze van cultuur der verschillende +voortbrengselen. Ik had mij vlijtig op de studie van het +Pidjin-Engelsch, zoowel als op die der Samoaansche taal toegelegd, ten +einde mij bij ons werkvolk en ook bij de inlanders ten minste +eenigszins verstaanbaar te maken. + +Mijnheer Krüger en zijn neef waren beide talen volkomen machtig. Op een +Zondag vertelde onze chef, dat hij een uitnoodiging voor ons ontvangen +had, om bij een voornaam, zeer rijke Samoaner te komen dineeren. Deze +was opperhoofd van een groot dorp, dat dicht bij de kust lag, tusschen +Mulifanua en het landschap Sasana. Wij stegen derhalve om vier uur te +paard en ongeveer een uur later bereikten wij het dorp, dat in een goed +bebouwde lage vlakte lag, te midden van een schaduwrijk boschje van +palmen, bananen en oranjeboomen, dat omringd was van uitgestrekte +suikerriet- en katoenvelden. Het opperhoofd ontving ons voor zijn ruime +woning met den welluidenden, Samoaanschen groet: “Talofa!” en ging ons +toen voor naar de huiskamer, die aan alle zijden open was en waar wij +wel een dozijn inboorlingen, mannen en vrouwen, aantroffen, die ons met +vriendelijke gebaren de hand gaven. + +De vrouwen en meisjes waren zonder uitzondering werkelijk mooie, lieve +verschijningen; zij waren schoon gebouwd en hadden allen prachtige, +donkerbruine oogen met lange, zwarte wimpers; haar kleeding bestond uit +den lendendoek van gekleurd katoen; een soort van lijfje en de +lava-lava, die tot aan de knieën reikte; de volle, fraai gevormde +armen, evenals de beenen onder de knie, waren bloot; op het donkere, +meestal onbedekte haar droegen zij een klein soort van kapsel van dunne +witte stof, versierd met bloemen en gekleurde steenen. Bijna alle +vrouwen hadden kleine varkentjes op haar schoot, die bij de +Samoaanschen de schoothondjes schenen te vervangen. Nadat wij ons op +matten, in den familiekring van het opperhoofd en zijn gasten neergezet +hadden, begon de maaltijd. Verscheiden jonge meisjes droegen de +verschillende spijzen op, en wel in bananenblâren, waarin zij ook +gebakken waren, want de Samoaner kent geen potten en pannen. De +gerechten bestonden uit: gebakken speenvarkens, kippen, visch, brood- +en yamvruchten, bananen en tarowortels, alles zeer zindelijk en +smakelijk; bananenblâren dienden ook tot borden. Als dessert verscheen +een soort van deeg “Tai-ai” genaamd, dat uit het fijn gewreven vleesch +van de kokosnoot bereid, in kleine zakjes, van bladeren gemaakt, op de +heete steenen van den haard wordt gebakken en heel lekker is. Het eten +smaakte mij bijzonder goed, want het was zeer zindelijk klaargemaakt en +werd ook zoo toegediend. + +Na afloop van den maaltijd werd een vrij groote schotel, zeer kunstig +uit hout gesneden, midden op de mat gezet, die als tafel gebruikt werd. +Ik wist niet, waartoe deze moest dienen, doch Petersen verklaarde mij +dit: het was een kawa-bowl, die gebruikt werd om daarin dezen +lievelingsdrank der meeste Zuidzee-eilanders klaar te maken. + +Kort daarna verschenen vier mooie, jonge meisjes, die zeer schoone, +witte tanden hadden; zij legden zich bij den bowl neder en gingen de +kawa bereiden. Hiertoe werd de knol der kawa-plant (Piper methysticum) +in dobbelsteentjes gesneden en door de meisjes fijn gekauwd; de +gekauwde massa werd eenvoudig in den bowl uitgespuwd, met water +verdund, en vervolgens met de handen omgeroerd. Toen werden met een +stukje boomschors de houtvezels uit het mengsel opgevischt, waarop de +meisjes in de handen klapten, tot teeken, dat de drank gereed was om +gebruikt te worden. + +Ik moet bekennen, dat mijn maag er tegen op begon te komen, dien kost, +die er als aardappelmoes uitzag, te proeven; hij werd in kokosschalen +rondgediend. Mijnheer Krüger, die zeker mijn afkeer op mijn gelaat +gelezen had, gaf mij echter een teeken, dat ik bepaald een ferme teug +uit de mij aangeboden schaal moest nemen, indien ik onzen gastheer en +zijn gasten niet diep wilde beleedigen. Toen de schaal dus bij mij +kwam, nam ik met echte doodsverachting een slok van dezen, in dat land +geliefkoosden drank, die naar zeepsop smaakt; ik vreesde het volgend +half uur onpasselijk te worden, en kwam eerst weer op mijn verhaal, +toen mijnheer Krüger mij en den overigen manlijken gasten een sigaar +aanbood. Zooals ik later heb waargenomen, wonen er op Samoa Europeanen, +die van lieverlede zelfs hartstochtelijke kawadrinkers zijn geworden, +iets, wat mij totaal raadselachtig voorkomt; want voor mij bleef hij +steeds een afschuwelijke drank. Na het gebruik van den kawabowl, werd +de “Siva”, een Samoaansche dans, uitgevoerd. Deze “Siva,” die door een +driestemmig lied begeleid wordt, begint met het heen en weer bewegen +van het hoofd en bovenlichaam, het slaan met de vlakke hand, zooals bij +het schoenmaken, op bovenarmen en dijbeenen, en het maken van allerlei +arm- en beenbewegingen, terwijl met een stokje op een mat de maat wordt +geslagen. Muziekinstrumenten zijn den Samoaners ten eenenmale onbekend, +behalve de houten kerktrommels, door de zendelingen ingevoerd, die als +klokken dienst doen. In den laatsten tijd gebruiken de inlanders ook +Europeesche trommels en signaalhorens in den oorlog. + +Al de bewegingen der eerste danseres, een heel knap meisje, wier hoofd +met edelgesteenten en paarlen versierd was, werden door de andere +dansers en danseressen nauwkeurig nagebootst. In het begin werd de +“Siva” tamelijk kalm uitgevoerd, doch spoedig kwam er meer leven onder +de dansers; zij werden vuriger en voerden verscheidene grappige +voorstellingen uit, waarin b.v. het gevecht met een slang, een +onthoofding, de duivel, of de een of andere denkbeeldige +persoonlijkheid de hoofdrol speelden. Het geheel bood een zeer +eigenaardigen en verrassenden aanblik. + +Onmiddellijk na het ophouden van den dans namen wij afscheid van het +vriendelijke opperhoofd en diens gasten, en reden onder een heerlijken +maneschijn naar Mulifanua terug. Ik was zeer tevreden over dit bezoek, +dat mij voor het eerst in de gelegenheid stelde een blik te slaan op +het huiselijk leven en de zeden en gewoonten der inboorlingen. + +“Waart u niet verbaasd over den grappigen smaak der Samoaansche dames, +om een varkentje als schoothondje te gebruiken?” vroeg Petersen mij, +toen wij het dorp verlaten hadden. + +“Nu, ik vond, dat die beestjes er heel zindelijk uitzagen; zij hadden +ten minste geen vlooien, zooals zoo menig lievelingshondje der +Europeesche dames,” antwoordde ik. “En buitendien: ‘Chacun son gout’.” + + + + + + + + +DERDE HOOFDSTUK. + +KONING TAMASESE. + + +Weinig dagen na ons bezoek bij het opperhoofd kwam een kotter van onze +maatschappij binnen, om een gedeelte van den oogst van onze plantage +naar de groote magazijnen in Matafele, het westelijk deel van Apia, te +brengen. Nu had ik het erg druk met het opmaken der cognossementen voor +den kotter, waarin de verschillende producten, nauwkeurig naar gewicht +of aantal, moesten worden opgegeven. Het nam verscheiden dagen in +beslag, tot de oogst op karren, door buffels getrokken, van de +plantages naar de haven vervoerd was, vanwaar hij, door groote platte +booten aan boord van den kotter moest gebracht worden, daar deze, +wegens de talrijke koraalriffen en ondiepten, slechts op eenigen +afstand van het strand het anker kon uitwerpen. + +Toen de kotter geladen was, ging ik zelf aan boord, om, volgens +opdracht van mijnheer Krüger naar Apia te varen en den directeur +Beckmann een uitvoerig verslag van mijn chef over de werkzaamheden op +de plantage in de afgeloopen maand te brengen, alsmede de noodige +gelden ter uitbetaling der loonen en salarissen in ontvangst te nemen. +De kotter, een aardig vaartuig van nog geen twee honderd ton (een ton +is 2000 kg.), had op dek een kleine kampanje, (een soort van hut) +waarin zich twee kajuiten (kleine slaapkamers) benevens de roef, of +eetzaal bevonden, terwijl de kajuit van den kapitein benedendeks in den +spiegel lag. Daar ik ’s avonds aan boord was gegaan, omdat het schip +bij den eersten vloed den volgenden morgen zee zou kiezen, werd mij een +der kajuiten aangewezen, terwijl de andere voor den stuurman bestemd +was; de stuurman en de kapitein waren landgenooten van mij. De +bemanning van den kotter, acht matrozen sterk, bestond uit +Tonga-eilanders, die uitmuntende zeelui moesten zijn, volgens zeggen +van den stuurman. Toen ik den volgenden morgen uit de kampanje trad, +waren wij reeds een goede zeemijl van de kust verwijderd, en zetten, +onder een zwakke bries, koers naar het Oosten. + +Na een kleine drie uur, kregen wij de punt van de landengte Mulina in +het gezicht, maar wij moesten door de buitengewoon sterke branding, +niet te dicht bij de kust komen, zoodat wij eerst tegen tien uur +voormiddags in de haven van Apia konden binnenloopen en vlak tegenover +Matafele het anker lieten vallen. In gezelschap van den kapitein, reed +ik toen in diens sjees naar land en begaf ik mij naar het hoofdkantoor +der firma, om mijn papieren af te geven. De heeren begroetten mij zeer +hartelijk en noodigden mij uit aan hun lunch (tweede onbijt) deel te +nemen, waarvoor het juist tijd was. Hierop liet de patroon mij door +zijn boot naar Apia roeien, om mij den vrij langen weg langs de haven +te besparen. + +Directeur Beckmann ontving mij zeer vriendelijk en voegde mij eenige +complimentjes toe over mijn werkzaamheden, nadat hij den brief van +mijnheer Krüger had gelezen, die zich zeer gunstig over mij scheen te +hebben uitgelaten. + +“Kom vanavond bij ons soupeeren, beste Arendt,” zeide hij ten slotte; +“ik zal tegen dien tijd voor uw chef mijn papieren gereed maken, die +gij morgen naar Mulifanua kunt meenemen. Als gij vertrekt, kunt gij +mijn boot gebruiken, die gemakkelijk morgenavond hier weer terug kan +zijn.” + +In het Hotel International nam ik mijn vroegere kamer en rustte eenige +uren gedurende het heetste gedeelte van den dag, waarna ik mij weer +naar Matafele begaf, om de noodige gelden van den heer Krüger te +ontvangen. Bij mijn terugkomst in het hotel gaf ik het geld aan den +eigenaar in bewaring, en toen was het tijd aan de uitnoodiging van den +directeur gevolg te geven. + +Den volgenden morgen voer ik bij tijds in de boot, die de directeur ter +mijner beschikking gesteld had, maar Mulifanua terug. + +Ongeveer een week later, verscheen op het onverwachtst voor ons +woonhuis een afdeeling van ongeveer veertig inlanders, aan wier hoofd +een flink gebouwd man liep. Wij zaten juist op de veranda aan den +voorkant thee te drinken, om daarna naar de plantage te gaan. + +“Daar komt waarachtig Tamasese, de hoofdman der oproerlingen!” riep +mijnheer Krüger uit, terwijl hij opsprong. “Wat zou die nu van mij +willen hebben? Ga mee en laten wij hem en zijn lieden begroeten; hij is +met de Duitschers bevriend.” + +Wij volgden onzen chef naar het voorplein, waar Tamasese juist van het +paard gestegen was en op het punt stond, de treden van het bordes op te +gaan. + +De tegenkoning van koning Malietoa, Laupopa, die op het schiereiland +Mulina zijn verblijf houdt, was een knappe man, van zeker zes voet +lengte. Hij kon dertig jaar zijn en droeg een soort van kiel van een +lichte, witte stof en den lava-lava van gekleurde zijde; in de +linkerhand hield hij een zeer mooi geweer en om het hoofd had hij een +witten doek gewonden, het teeken van de partij, waartoe hij behoorde. +Hij gaf den heer Krüger, met wien hij persoonlijk bekend was, de hand +en begroette hem met het gebruikelijke: “Talofa!” Evenzoo deed hij +jegens Petersen en mij, waarna mijnheer Krüger hem naar de veranda +leidde en hem een plaats aan onze tafel aanbood. + +De soldaten, die zijn geleide uitmaakten, waren grootendeels flinke, +knappe mannen, allen met buksen van een nieuwe constructie gewapend; om +de heupen hadden zij een gordel gegespt, gevuld met patronen. Het +bovenlichaam was omwonden met kransen van bladeren, om het hoofd +droegen zij een witten doek, en om de lendenen den lava-lava van +gekleurd katoen. Op een wenk van Tamasese begaven zich nog drie der +inlanders op de veranda en kwamen bij ons zitten; zooals mijnheer +Krüger mij toefluisterde, waren dit aanzienlijke hoofden der +opstandelingen. + +Petersen was intusschen in het huis verdwenen; na een poos kwam hij +weer terug, gevolgd door twee bedienden, die een groote partij +flesschen bier van de Pschorr-brouwerij op de tafel plaatsten, terwijl +hijzelf het opperhoofd en den anderen hoofden een kistje sigaren +aanbood. Voor de soldaten, die op het voorplein in de schaduw der +bananen een plaatsje gevonden hadden, waren verscheiden flesschen +whiskey bestemd, die hun door Petersen zelf gebracht werden. Toen mijn +chef uit zijn, met schuimend bier gevulden beker, Tamasese een dronk +wijdde, hief ook deze vriendelijk lachend den zijnen op, zeggende: +“manga!” wat zeker zooveel als ons “prosit” moest beteekenen, en +ledigde hem toen in één teug. Den koning scheen onze vaderlandsche +drank goed te smaken, want met korte tusschenpoozen herhaalde hij +dezelfde plechtigheid met Petersen en mij. + +Het lekkere bier maakte Tamasese langzamerhand wat spraakzamer, en +spoedig verklaarde hij ons vrij openhartig, dat hij en zijn partij van +jongsaf oprechte vriendschap voor de Duitschers gekoesterd hadden, en +noch met Engeland, noch met de Vereenigde-Staten van Amerika iets te +doen wilden hebben. + +Duitschland was steeds bevriend geweest met zijn familie, en op den +Duitschen keizer had hij nu al zijn hoop gevestigd om de zaken op Samoa +weer geheel in orde te brengen. Daarom verzocht hij den heer Krüger, +dien hij reeds sedert een paar jaar kende, en die volkomen op de hoogte +was van den toestand op Upolu, het daarheen te leiden, dat door +bemiddeling der Duitsche Handel- en Plantage-Maatschappij, het +eindelijk eens rustig en ordelijk mocht worden, op Samoa en dit in het +vervolg alleen aan Duitschland zou toebehooren. + +Mijnheer Krüger beantwoordde dit verzoek van den chef der +opstandelingen zeer voorzichtig en diplomatisch, ten einde zich, zoo +mogelijk, niet door een vaste belofte te verbinden, doch beloofde bij +de eerste gelegenheid met den directeur Beckmann op deze zaak terug te +komen. + +Op dit oogenblik sprongen de soldaten van hun zitplaats op, en onder +luid geschreeuw wezen zij op de naaste kust, die men van uit onze +woning een geheel eind ver kon overzien. Wij zagen verscheiden booten +van Apia vlug naderbij komen, die voor zoover wij zien konden, goed +bemand waren. Mochten het oorlogsbooten der Malietoa-partij zijn, dan +kon de zaak tamelijk onaangenaam worden; want zeer waarschijnlijk +zouden de soldaten van Tamasese, reeds door het ongewone gebruik van de +whiskey in een opgewonden stemming, er toe komen, om van ons +grondgebied uit op de fel gehate vijanden te schieten, hetgeen dan door +dezen met gelijke munt betaald zou worden; zij zouden daartoe aan land +moeten komen en de eerste strijd op onzen grond zou ontbrand zijn, +ondanks de striktste onzijdigheid, die aan alle bezittingen der Handel- +en Plantage-Maatschappij, verzekerd was. + +Het bleek echter spoedig, dat de booten slechts vriendschappelijke +bedoelingen hadden, want zij voeren verder in de richting naar Savii +zonder in Mulifanua te landen. Toen de avond viel, nam de jonge, slimme +koning der opstandelingen afscheid en keerde met zijn gevolg naar zijn +vaste legerplaats terug, die, naar mijnheer Krüger mij zeide, op een +afstand van ongeveer vier uur, tusschen de bergen was opgeslagen. + +Na zijn vertrek, zeide ik tot de beide heeren: “Die soldaten-inlanders +maken inderdaad een zeer aangenamen indruk en zijn zeker geen +tegenstanders, die men niet behoeft te ontzien, daar zij met de +nieuwste geweren gewapend zijn.” + +“Zij zijn in werkelijkheid minder gevaarlijk dan men denken zou, beste +Arendt,” antwoordde mijnheer Krüger. “De twee partijen, de aanhangers +van Malietoa, die door de drie regeeringen als rechtmatig koning erkend +is, zoowel als de opstandelingen, doen elkander inderdaad niet veel +kwaad; hun oorlogvoeren bepaalt zich meestal tot het omhakken van de +kokospalmen en broodvruchtboomen der vijanden en de vernieling van hun +suikerriet en andere vruchtdragende velden; en maar heel zelden komt +het tot een ernstigen, bloedigen strijd, ondanks den bitteren haat, +dien zij elkander toedragen. Door dergelijke verwoestingen verkeeren de +twee partijen, t.w. de opstandelingen, dikwijls in grooten nood en +lijden zij zelfs gebrek aan levensmiddelen.” + +Dan komen zij op de plantages van onze Maatschappij en nemen weg, wat +hun aanstaat, hetgeen reeds tot tamelijk ernstige oneenigheden +aanleiding heeft gegeven. Daar de bij Samoa liggende oorlogsschepen den +last hebben, niet veel meer te doen dan een oog in het zeil te houden, +en slechts nu en dan een teeken van leven te geven, om zoo mogelijk +dergelijke rooverijen te beletten, dus alleen tusschenbeide te komen, +wanneer het leven en het eigendom der Europeanen gevaar loopen, hebben +de opstandelingen begrepen, dat zij van de oorlogsschepen niets te +vreezen zouden hebben, zoolang zij den Europeanen geen lichamelijk leed +toebrachten. Nog maar kort geleden hebben zij hun dwaling ingezien. + +Zooals gij misschien reeds vernomen zult hebben, is Upolu in drie +districten verdeeld: Tuamasanga, het middelste, waarin ook Apia ligt en +de kazerne van Malietoa staat,—Aana, dat bewoond wordt door de +aanhangers van Tamasese, en Atua, het oostelijkst district, dat ook aan +de opstandelingen behoort. In deze districten was het nu tot zulke +ergerlijke plunderingen en verwoestingen van eenige Amerikaansche en +Engelsche koloniën gekomen, dat de Engelsche kruiser “Curagao” en het +Duitsche oorlogsschip “Buffard” zich genoodzaakt hadden gezien, +tusschenbeide te komen; het kamp der Atua-opstandelingen werd beschoten +en vernield, en toen de rebellen een goed heenkomen gezocht hadden in +Salua-fata, moesten zij hun wapenen afgeven en zich aan koning Malietoa +onderwerpen. Men is nu algemeen van oordeel, dat de oorlogsschepen, +eveneens zullen handelen tegenover de opstandelingen in ons district, +en hetzelfde van Tamasese verlangen zullen. Het is mijn innige +overtuiging, dat dit sluwe opperhoofd der rebellen reeds op de hoogte +was van het voorgevallene in het district Atua, en mij alleen een +bezoek heeft gebracht, om zijn bijzondere vriendschap voor Duitschland +en onze Maatschappij te kennen te geven; want hij stelt zich veel voor +van onze hulp, bij een eventuëele keus tusschen hem en Malietoa.” + +“Bent u al eens in het vaste kamp van Tamasese geweest, mijnheer +Krüger?” vroeg ik. + +“Neen, maar Hendrik heeft eenige maanden geleden een uitnoodiging van +het hoofd der opstandelingen aangenomen, en kan u er alles van +vertellen.” + +“Dit zoogenaamd vaste kamp ligt hier ongeveer vier uren vandaan bij het +dorp Falelatei,” zeide Petersen, “en het geleek wel kinderspeelgoed. +Het is omringd door muren en heggen en beslaat ongeveer een oppervlakte +van drie kilometer in het vierkant; ook is het voorzien van eenige +wachttorens, ruw opgetrokken uit boomstammen, maar op die torens kon ik +geen enkelen wachter ontdekken; het uitkijken was den braven soldaten +zeker gaan vervelen. Het binnenste gedeelte van het kamp was met +tallooze hutten bedekt, die van palmbladeren gemaakt waren en er echt +armoedig uitzagen. Hier en daar zag ik eenige, ongeveer twee meter +hooge verschansingen, die niet met elkander in gemeenschap stonden, +zonder eenig bepaald plan aangebracht waren en als verdedigingswerk +niet de minste waarde hadden. Tegenover dit kamp der rebellen, lag op +zulk een geringen afstand, dat men het met het bloote oog duidelijk kon +overzien, het kamp der regeeringstroepen, dat op dezelfde wijze scheen +te zijn ingericht. Zooals ik zeg, het geheel maakte een kinderachtigen +indruk op mij,” besloot Petersen. + +“Nu, somtijds kan zulk kinderachtig soldaatje spelen wel eens vrij +ernstig worden,” zei mijnheer Krüger. “Ik herinner mij nog zeer goed +het gevecht bij Fangalü, in het district Atua, waarin den 18en December +1888, alleen van de manschappen van onzen ‘Adler’ vijftien mariniers +sneuvelden en acht en dertig man gewond werden. Maar nu zullen wij ter +ruste gaan, mijneheeren, het is reeds laat geworden.” + +Ongeveer een week na het bezoek van Tamasese, zaten wij op de veranda +’s avonds aan het souper, toen de oudste opzichter onzer plantage, +plotseling in vollen draf op het voorplein kwam aanrijden, van het +paard sprong en den heer Krüger haastig toeriep, dat de plantage +Faletata, die aan de Duitsche firma Frings behoorde, door een troep +oproerlingen geplunderd werd. De daar wonende bestuurder, een geboren +Mecklenburger, dien wij persoonlijk kenden, had hem een zijner zoons +gezonden en om hulp gevraagd, maar onze opzichter wilde niet zonder +toestemming van den heer Krüger handelen. + +“Het spreekt van zelf, dat wij onzen buurman helpen.” riep mijnheer +Krüger uit. “Jij, Hendrik,” vervolgde hij zich tot zijn neef wendend, +“en gij, beste Arendt, moeten dadelijk met Mertens (zoo heette de +opzichter) naar de plantage gaan, waar gij dan zooveel werklieden +meeneemt, als gij noodig oordeelt, om onzen vriend Hüsmann, wiens +plantage maar een klein uur van de onze ligt, te hulp te komen. Ik zelf +kan u niet vergezellen, daar ik, zooals gij weet, sedert eenige dagen +aan hevigen buikloop lijd. Laat vlug de paarden zadelen, neemt geweren +en revolvers, en dan er van door, zoo snel de paarden maar loopen +kunnen!” + +Na een kleine tien minuten zaten wij in den zadel en galoppeerden over +den goed onderhouden weg, naar onze plantage, die wij na een groot +kwartier bereikten. Op het plein voor het woonhuis van den opzichter, +vonden wij dezen, alsook het grootste gedeelte der werklieden bijeen; +zij luisterden opgewonden naar het verhaal van een jongen Blanke, die +misschien vijftien jaar oud kon zijn en, zooals Mertens mij zeide, de +zoon van den directeur Hüsmann was. + +Petersen, die het bevel voeren zou over de kleine expeditie, koos vlug +een dozijn van de mannen uit Tonga uit, die zich dadelijk wapenen +moesten met hun speren en de lange messen, die zij bij den oogst van +het suikerriet gewoonlijk gebruikten; Mertens en nog twee van de blanke +opzichters namen hun buksen en pistolen ter hand, voorzagen zich van +kogels en kruit, en toen zette de kleine stoet zich onder aanvoering +van den jongen Hüsmann in beweging. Wij lieten onze paarden in de +factorij achter, daar de jongen verklaard had, dat hij ons door het +oerwoud over een bergrug leiden en ons zoo binnen het kwartier naar de +plantage van zijn vader brengen zou. + +De maan was intusschen ondergegaan, maar de heerlijke sterren aan den +tropischen hemel verspreidden voldoend licht, om op het smalle pad, +over den heuvel, onzen weg te kunnen vinden. Toen wij aan den voet van +de berghelling gekomen waren, bracht de jonge Hüsmann ons langs den +rand van een dichte katoenplantage, naar het voorplein van zijn vaders +woning, die wij dadelijk binnentraden, nadat de knaap eerst het +afgesproken teeken gegeven had. + +De Mecklenburger, een flink gebouwd man, ontving ons in het ruime +portaal met een vroolijken welkomstgroet. “God zij gedankt, mijn beste +Petersen,” zeide hij tot dezen, met wien hij persoonlijk bekend was, +terwijl hij hem hartelijk de hand schudde, “gij komt juist van pas met +uw mannen; de vervloekte rekels zijn nu wel vertrokken, nadat ik ze uit +de ramen aan den achterkant flink beschoten heb, maar ze hebben zich +zeker allen tusschen het suikerriet en de katoenstruiken verstopt, en +willen ons doen gelooven, dat zij weg zijn. Maar ga, als je belieft, +eens mee naar de kamers, die op den tuin uitzien; daar staan mijn vrouw +met de twee oudste jongens en een paar opzichters op den uitkijk.” + +Nadat Petersen mij met een paar woorden aan den directeur der factorij +had geïntroduceerd, gaf deze mij de hand en bracht ons daarop in een +vrij groote kamer met twee ramen, waarvoor wij Mevrouw Hüsmann met haar +tweeden zoon Karel en twee blanke opzichters zagen staan, allen met +geweren gewapend en door de open vensters oplettend uitkijkend in den +tuin en de daarachter gelegen suikerriet- en katoenstruiken. De oudste +zoon, Nicolaas, was, zooals Hüsmann ons zeide, met de twee andere +opzichters in de kamer, die aan den anderen kant van het portaal lag. + +Nadat ik de deftige dame, die mij den indruk gaf, zeer energiek te +zijn, begroet had, begaf ik mij met Petersen naar het raam, om het +voorplein te verkennen. Ik zag, dat er aan beide zijden van het +woonhuis een lage, lange houten loods stond; dat waren de +voorraadschuren, zooals Hüsmann mij nader uitlegde. + +“Hebt u deze geheel zonder verdedigers gelaten, waarde Heer?” vroeg ik +verwonderd. + +“O, neen,” luidde het antwoord. “In iedere loods zijn tien mijner +werklieden.” + +“Maar dezen hebben alleen hun speren en messen, om zich tegen de met +geweren gewapende Samoaners te kunnen verweren,” antwoordde ik, +“daarmee zullen zij niet veel uitvoeren.” + +“Collega Arendt heeft groot gelijk,” zei Petersen. “De kerels, ik +bedoel de rebellen, zullen bepaald trachten u de kokosnoten en andere +eetwaren, die in de voorraadschuren liggen, afhandig te maken; want zij +hebben stellig weer groot gebrek aan levensmiddelen, zooals zoo +dikwijls bij hen het geval is. Het verbaast mij nog, dat zij uw +kokospalmen niet omgehakt hebben.” + +“Daar passen zij wel op,” gaf de directeur ten antwoord, “want dat doen +zij alleen in den uitersten nood, omdat zij streng gestraft worden, +wanneer men hen op diefstal van Duitsch eigendom op heeterdaad betrapt. +Het plunderen van magazijnen schijnen zij niet zoo strafbaar te +vinden.” + +“Toch stel ik u voor,” zeide ik, “dat mijn collega Petersen en ik de +loodsen met onze lieden bezetten, om uw oogst te redden, mijnheer +Hüsmann. Wij zullen de inlanders met onze geweren wel op een afstand +houden.” + +“Gij hebt waarlijk gelijk, vriend Arendt,” riep Petersen uit. “Ik zie, +dat gij bij de zes en zeventigen in Hamburg uw dienstjaar goed gebruikt +hebt. Ik moest mij eigenlijk schamen, dat ik, als oudvaandrig, zelf +niet op dit denkbeeld gekomen ben.” + +“Troost u maar, beste Hendrik,” gaf ik lachend ten antwoord. “Ik heb +niet alleen mijn jaar uitgediend, maar ook mijn examen gedaan als +reserve-officier en ben zelfs bijna twee jaar reserve-luitenant +geweest, voor ik hier kwam.” + +“A la bonne heure!” zeide Petersen, mij op militaire wijze groetend. +“Geef, als het u belieft, uw verdere orders, luitenant!” + +“Kom, kom, geen gekheid, Hendrik,” antwoordde ik. “Je bent al +verscheiden jaren hier en kent het land en de menschen beter dan ik. Je +moet de aanvoerder van onze kleine expeditie blijven. Ik had toch al +gedacht, dat het beter was, de noodige maatregelen ter verdediging te +nemen, dan hier onzen tijd te verspillen. De Samoaners kunnen zoo +dadelijk hier zijn!” + +“Mijnheer Arendt heeft het bij het rechte eind;” zeide de directeur. +“Zoodra de sterren verbleeken of de hemel met wolken bedekt wordt, zijn +de schelmen ons op de hielen.” + +Op dit oogenblik verscheen Mevrouw Hüsmann met een groot +presenteerblad, waarop een flesch cognac en verscheiden likeurglaasjes +stonden, en zij verzocht ons vriendelijk een hartsterking te nemen, +vóór wij tot het bezetten der voorraadschuren overgingen. Ik zou de +verdediging op mij nemen van de linkerloods terwijl Petersen de andere +voor zijn rekening nam; de directeur bleef als een soort reserve in het +huis, dat door zijn eigen volk, opzichters en werklieden, verdedigd +werd. Petersen had twee van onze opzichters, den oudsten zoon, benevens +zes mannen uit Tonga ter zijner beschikking, terwijl ik met Kertens +onzen eersten opzichter, de overige zes mannen uit Tonga en den +jeugdigen Frans, de mij toegewezen voorraadschuur bezette. Deze had +slechts enkele kleine openingen in de muren, die uit dunne aan elkander +gevoegde planken bestonden; deze openingen konden uitstekend als +schietgaten dienen, en, daar zij aan den voorkant ontbraken, liet ik de +mannen uit Tonga met hun groote messen, binnen enkele minuten, nog drie +zulke gaten aan die zijde maken. Intusschen waren er wolken komen +opzetten, zoodat ik op eenigen afstand van de loods bijna niets meer +kon onderscheiden, en, om nu niet door de inboorlingen, die zeker van +deze duisternis voor een overrompeling gebruik zouden maken, verrast te +worden, was het meer dan noodig, bij tijds van hun komst onderricht te +zijn. Ik riep derhalve den jongen Frans, die een flinke, opgewekte +knaap scheen te zijn, bij mij, en vroeg hem, of hij vlug door den tuin +tot het eerste suikerrietveld durfde sluipen, waar hij zeker duidelijk +zou kunnen hooren, wanneer de Samoaners de helling afdaalden om het +gehucht te overvallen. + +“Ja, zeker, Mijnheer!” riep de jongen vroolijk uit. “Dat is maar een +kleinigheid, waar niet veel moed toe noodig is. Maar ik zal mijn geweer +hier laten, want het kon eens onverwachts afgaan, terwijl ik op handen +en voeten naar het suikerriet kruip.” + +“Nu, ik wist wel, dat je het aardig zoudt vinden, mijn jongen,” zeide +ik goedkeurend tot Frans; ik deed de groote deur aan de lengtezijde van +de loods voor hem open, en beloofde, dat ik hem daar weer terug zou +wachten. + +In gespannen verwachting had ik zeker wel een goed uur daar gestaan, +zonder dat Mertens, die bij mij was, en ik nog het minste geruisch +vernomen hadden, dat het naderen van menschen deed vermoeden. Juist had +de opzichter tot mij gezegd: “Ik geloof niet, dat de kerels vannacht +komen zullen; zij hebben zeker op de een of andere manier lont +geroken,” toen plotseling, vlak voor ons een donkere gedaante van den +grond opdook, die ons zacht toefluisterde: “Zij komen, mijnheer Arendt! +Een heele hoop, hoor!” + +Vlug trokken wij den dapperen jongen, want het was inderdaad Frans, de +deur in, sloten en grendelden deze, en gingen op onzen post bij de +schietgaten, waarna Frans ons vertelde, dat hij geruimen tijd aan den +kant van het suikerrietveld op den grond had gelegen en oplettend +geluisterd had, zonder eenig verdacht geruisch te vernemen. Eindelijk +had hij duidelijk gehoord, dat iemand op de helling, op een dorren tak +trapte; toen was hij overeind gekomen en had uit het aanhoudend +geruisch opgemaakt, dat er een groot aantal menschen naar beneden +kwamen; ook had hij enkele uitroepen gehoord, waarna hij zeker van zijn +zaak geworden was en zich snel uit de voeten had gemaakt. + +Het duurde nauwelijks een kwartier, toen wij reeds in de flauwe +schemering, die slechts hier en daar door het licht eener ster tusschen +de wolken verhelderd werd, een groot aantal donkere gedaanten konden +onderscheiden, die voorzichtig, zonder het minste geruisch, door den +tuin de groote deur van onze loods naderden. Zij konden nog nauwelijks +tien stappen verwijderd zijn, toen Mertens en ik op de voorsten een +schot losten. Bijna gelijktijdig vielen ook uit de loodsen, door +Petersen bezet, schoten, waarop onmiddellijk een luid gehuil volgde; +dit hield slechts kort aan; toen werd alles stil. + +Klaarblijkelijk hadden de inlanders, in den eersten schrik over deze +zeker niet verwachte ontvangst, zich zoo snel mogelijk door den tuin +tot aan den rand van het suikerrietveld teruggetrokken. + +“Wij zullen de kerels wel weer gauw weerom hebben, Mijnheer Arendt, +zeide Mertens,” die sedert verscheiden jaren in Samoa woonde en den +aard der inlanders goed kende. “Zij zijn woedend, dat wij op hun komst +voorbereid waren, maar nog meer verbitterd over het verlies der hunnen, +wier dood of zware verwonding zij ongetwijfeld zullen wreken.” Het +bleek, dat Mertens goed had gezien. Kort daarop riep Frans Hüsmann, die +bij een der schietgaten aan den voorgevel post had gevat, ons toe: “Zij +komen dezen kant uit, een heele menigte!” + +Vlug sprong ik er heen, en zag inderdaad een troep donkere gedaanten +ijlings naderkomen. Zonder aarzelen schoot ik mijn geweer met dubbelen +loop af, en bemerkte bij het flikkeren der schoten, dat de voorsten +groote takkenbossen droegen, dus waarschijnlijk van plan waren de +loodsen in brand te steken. + +Ik was niet weinig verschrikt bij de gedachte, hoe de muren, die uit +dunne, door de zon uitgedroogde planken bestonden, als tondel moesten +branden, doch spoedig wist ik, wat mij te doen stond; ik riep mijn +Tonga-mannen, rukte de deur open en vloog naar den voorgevel, aan +Mertens en den jeugdigen Frans, de bewaking voor de deur overlatend. + +Wij kwamen geen oogenblik te vroeg op de bedreigde plaats. Wel een +dozijn inlanders hadden reeds een heelen hoop takken beneden aan den +gevel neergeworpen en stonden op het punt dien in brand te steken, toen +ik aan den hoek der loods verscheen, en onmiddellijk de zes kogels van +mijn revolver op den verrasten vijand afschoot, terwijl mijn Tonga’s +met vreeselijk krijgsgeschreeuw op de gehate Samoaners toesprongen en +hen met hun lange messen te lijf vielen. + +In den eersten schrik weken de aanvallers terug, maar spoedig drongen +zij, met wel dertig landgenooten versterkt, woedend op ons in, zoodat +wij na weinig minuten tot aan den muur moesten terugwijken. Daar ik +geen tijd had, mijn revolver opnieuw te laden, moest ik met mijn +hartsvanger de messtooten afweren, die op mij gemunt waren, en reeds +had ik verscheiden steken in den rechterbovenarm ontvangen, toen de +zaak een andere wending nam. + +Van de rechterschuur, die in het geheel niet was aangevallen, kwam +Petersen met de twee opzichters, Nicolaas Hüsmann en zijn zes Tonga’s +haastig aanloopen, en overviel de Samoaners met revolverschoten en +kolfslagen, terwijl bijna gelijktijdig Hüsmann met zijn zoon Karel en +twee zijner bedienden uit het woonhuis kwam, om mij en den mijnen te +hulp te komen. Wij tastten de inlanders nu van twee zijden aan en +joegen ze, na een korten tegenstand, door den tuin tot aan den zoom van +het bosch, aan den voet der berghelling, terug. Petersen zette de +vluchtelingen nog een eind weegs met de Tonga’s na, die zich als +razenden midden onder de Samoaners wierpen en hen met hun messen +aanvielen. Ik voelde hevige pijn in den rechterbovenarm en volgde den +directeur Hüsmann daarom gaarne naar het woonhuis, terwijl zijn zoons +met Mertens en de overige opzichters de ronde deden om de gebouwen en +den tuin, ten einde zich te vergewissen, of geen inlanders zich daar +verborgen hadden. + +Mevrouw Hüsmann onderzocht mijn gewonden arm en bevond, dat ik een vrij +diepen en breeden steek, benevens twee kleine verwondingen had bekomen; +nadat zij de wonden had uitgewasschen,—waaruit duidelijk bleek, dat zij +van dat soort van dingen veel verstand had,—bestreek zij ze met een +koele, heilzame zalf en deed een linnen zwachtel om den bovenarm. + +Toen Petersen en de overige Europeanen terugkwamen, vertelden zij wel +een dozijn dooden, maar geen enkelen zwaar gewonde gevonden te hebben; +ook hadden zij opgemerkt, dat niemand der inlanders, den witten doek, +het herkenningsteeken der partij van de opstandelingen, om het hoofd +gewonden had. + +“O, dat is nog volstrekt geen bewijs, dat de kerels niet tot de +aanhangers van Tamasese behoord hebben!” riep Hüsmann uit. “Een doek +kan gemakkelijk afgedaan en na den gepleegden roof weer omgebonden +worden. Ik ben er vast van overtuigd, dat het opstandelingen geweest +zijn, die weer eens groot gebrek aan de noodigste levensmiddelen +hebben, en zich bij mij van nieuwen voorraad hebben willen voorzien. +Zonder uw flinke hulp, zouden de schelmen hierin zeker geslaagd zijn. +Ik en de mijnen danken u hartelijk,” zeide de wakkere Mecklenburger, +terwijl hij ons zóó krachtig de hand drukte, dat ik een kreet van pijn +niet weerhouden kon, hetgeen hem een verwijt van zijn vrouw berokkende. + +“Pardon, Mijnheer Arendt, ik was een oogenblik vergeten, dat u tot de +gewonden behoort,” zeide hij zich verontschuldigend. “Hoe staat het +overigens met onze lieden?” vroeg hij zijn oudsten zoon. + +“Er is niemand dood,” antwoordde Nicolaas, “maar wij hebben allen +schrammen en weinig beteekenende messteken opgeloopen, voornamelijk met +de schermutseling bij den voorgevel.” + +“Twee van onze Tonga’s zijn nog al erg toegetakeld geworden,” zeide +Petersen, “de anderen zijn vrijgekomen met enkele steken in gelaat en +armen. Ik heb ze in de loods gebracht, en mijnheer Mertens verzocht, +hen morgen op een buffelkar naar de factorij te laten brengen.” + +“Ik ga direct eens naar die stakkers kijken, anders bloeden zij +misschien nog dood!” zeide Mevrouw Hüsmann. Nadat zij eerst van een +laken een draagband gemaakt had, waarin ik mijn rechterarm moest +leggen, ging de goede vrouw naar de loods, om de diepe wonden der beide +Tonga’s te onderzoeken en te verbinden. + +Bij haar terugkomst deelde zij ons mede, dat de gekwetsten weliswaar +eenige diepe messteken in de borst gekregen hadden, maar dat zij toch +na eenige uren rust vervoerd zouden kunnen worden. + +Na ons met een kop sterke koffie verkwikt te hebben, begaven wij ons, +onder geleide van Frans, weer op weg naar onze plantage, over de +heuvelen en door het woud, daar de zon intusschen opgegaan was. + +In de factorij bestegen Petersen en ik onze paarden, die wij daar +gelaten hadden en kwamen een uur later weer in onze woning, waar +mijnheer Krüger ons met ongeduld wachtte. Ik gevoelde mij zoo verzwakt +door het bloedverlies, dat ik mij zeer spoedig naar mijn kamer begaf en +naar bed ging, en het aan Petersen overliet, zijn neef een uitvoerig +verslag te geven van alles, wat er dien dag was voorgevallen. + + + + + + + + +VIERDE HOOFDSTUK. + +OP SAVAII. DE TAIFUN. + + +Twee weken na dezen nachtelijken strijd met de opstandelingen vroeg +mijnheer Krüger mij, hem op een tocht naar Matautu, een haven aan de +noordkust van Savaii, te vergezellen. In de nabijheid van Matautu lag +een kleinere plantage Vaipuli, die ook het eigendom was der Duitsche +Handel- en Plantage-Maatschappij en door een mijnheer Koning bestuurd +werd. Mijn chef was echter met het oppertoezicht over deze ver +verwijderde plantage belast, en moest meer dan eens in den loop van het +jaar daarheen varen, om zich persoonlijk te overtuigen van den +toenemenden bloei van elke cultuur. Op deze reis zou ik hem nu +vergezellen en de boeken van den directeur nazien. + +Daar de haven van Matautu meer dan dertig zeemijlen van Mulifanua +verwijderd is, en de tocht in een open boot, dus vrij ongemakkelijk en +ook niet zonder gevaar zou geweest zijn, te meer, omdat met den juist +ingetreden West-moesson (Passaatwind) gewoonlijk zeer hevige winden +waaien,—had mijnheer Krüger den directeur Beckmann een van onze kotters +gevraagd, waarmee wij de terugreis zouden aanvaarden. + +De wonden in mijn rechterbovenarm waren nu volkomen genezen, en ik kon +hem weer goed gebruiken. Op den morgen na het binnenloopen van den +kotter, ging mijnheer Krüger met mij en onze twee bedienden aan boord, +waarop het kleine, aardige schip dadelijk het anker lichtte en ons uit +den bocht van Mulifanua bracht. + +Nadat wij het eilandje Manono gepasseerd waren, moest de kotter verder +van de kust afhouden, daar er uit het Noordwesten een vrij stevige +bries opstak; de hemel was overigens helder, zoodat ik de geheele +noordkust van Savaii duidelijk voor mij zag. Kapitein Johannsen en +mijnheer Krüger waren zoo vriendelijk mij op enkele zeer +vooruitstekende punten en de belangrijkste dorpen opmerkzaam te maken; +ook maakten zij mij eenigermate bekend met de plaatselijke gesteldheid +van dit grootste eiland der geheele Samoagroep. + +Savaii wordt van het Oosten naar het Westen door twee bergketenen +doorsneden, die bij enkele toppen een hoogte van meer dan vijfduizend +voet bereiken en zeer vulkanisch zijn; uitgestrekte lavavelden bedekken +den grond en bemoeilijken den landbouw zeer; door het gemis van groote +rivieren is de bodem ook niet zeer vruchtbaar. In het binnenste +gedeelte van het eiland bevinden zich slechts hooge bergen en eenig +hoogland met ondoordringbaar oerwoud bedekt; daarom is het bijna geheel +onbewoond; alleen aan de kusten liggen vrij talrijke dorpen, +voornamelijk aan de noordoost- en de zuidwest-kust. Langs de eerste +strekt zich, ongeveer een zeemijl lang, een koraalrif uit, waarin zich +slechts enkele openingen bevinden, die echter zoo weinig breedte +hebben, dat alleen booten er door heen kunnen varen; de eenige haven +aan de noordkust, die voor groote vaartuigen geschikt is, is de baai +van Matautu, het doel van onzen tocht. Een indrukwekkenden aanblik +geeft het scherp getande voorgebergte Tuasivi, de oostelijke punt van +het eiland, dat meer dan duizend voet hoog is; aan zijn voet ligt het +dorp Tofua, een station van het Engelsche zendelinggenootschap; het +kerkje kan men op zee reeds van verre zien. Onder de talrijke, +daaropvolgende dorpen langs de oostkust is Safotulafai wel het +belangrijkste, omdat daar de residentie der opperhoofden gevestigd is, +aan wie de bewoners van de geheele landstreek gehoorzaamheid +verschuldigd zijn. + +Tegen den middag kregen wij de landtong bij Matauta in het gezicht, +waarop een hooge vlaggestok stond met de Duitsche vlag. Mijnheer Krüger +vertelde mij, dat deze vlaggestok toebehoorde aan de woning van den +directeur Koning, die zich dit bekoorlijk plekje tot woonplaats had +gekozen. + +De ingang tot de haven van Matauta was breed genoeg voor grootere +schepen, maar, naar ons de kapitein meedeelde, was deze bij hevige +stormen uit het Noordwesten, volstrekt niet veilig, daar de inham aan +de westzijde geheel open lag, terwijl deze aan den oost kant, beschut +werd door de landtong, die ver in zee uitstak. + +Daar kapitein Johannsen de aankomst van den kotter reeds van uit de +zee, door drie schoten uit de twee kleine kanonnen had aangekondigd, +die aan weerszijden van de kampanje op het achterdek geplaatst waren, +werden wij dadelijk na de landing, door den heer Koning op het bolwerk +ontvangen, en door een heerlijk schoon bosch van +oranje-broodvruchtboomen, bananen en waaierpalmen naar het hooge +gedeelte der landtong geleid. In een dergelijk boschje zagen wij een +huis, dat op een villa geleek; de houten muren waren gewit, een +zeldzaamheid op de eilanden, die mij nog niet opgevallen was. Op de +veranda van dit fraaie gebouwtje, werden wij door een mooie, jonge +vrouw, een inboorling van Samoa, met den gebruikelijken landsgroet, +“Tafola” begroet, terwijl twee naast haar staande kinderen, een meisje +van ongeveer acht en een jongen van zes jaar, ons de hand gaven met de +Duitsche woorden “Grüsz Gott!” Het waren de vrouw van mijnheer Koning, +mevrouw Selina en hun kinderen Maria en Jan, allen bepaald allerliefste +verschijningen, vooral het kleine meisje, dat er als een fee uitzag. +Haar gelaatskleur was iets lichter dan die der inlanders en had veel +overeenkomst met die der Spaansche vrouwen; van haar moeder had zij de +prachtige, donkerbruine oogen met de lange, zwarte wimpers en het +blauwzwarte haar geërfd, en zij had snoezig kleine handjes en voetjes. +Het knaapje was ook een bekoorlijk ventje, dat heel vertrouwelijk met +mij babbelde en mij, in vloeiend Duitsch, allerlei dingen vroeg. Moeder +en kinderen waren op Europeesche wijze gekleed; natuurlijk bestond de +stof uit dunne gekleurde zijde. + +Kort daarna begaven wij ons achter het huis, naar de veranda, waar wij +een heerlijk gezicht op de zee hadden en een rijk voorziene tafel ons +met het lunch wachtte. Terwijl ik met de kinderen praatte, onderhield +mijnheer Krüger zich met mevrouw Koning in het Samoaansch, daar +laatstgenoemde zich maar zeer gebrekkig in onze moedertaal verstaanbaar +kon maken. Ons lief Duitsch is, zooals men weet, voor vreemdelingen een +zeer moeilijk te leeren taal. + +Na het lunch deden wij een middagslaapje, en bestegen daarop de +gereedstaande paarden om naar de plantage te rijden, die ongeveer drie +kilometer ver lag. + +De plantenwereld langs den geheelen weg tusschen de kust en den voet +van het gebergte, vond ik nog oneindig weelderiger dan in Upolu; toen +ik hierover mijn verwondering uitdrukte, antwoordde mijnheer Koning: + +“De smalle, lage landstreek, langs de geheele noordkust bestaat tot op +het kleinste deeltje uit vloedgrond; het overige, veel grooter gedeelte +wordt door uitgestrekte lavavelden bedekt. Deze lava maakte juist het +aanleggen van plantages zoo buitengewoon moeilijk, doch, waar zij +verminderd, of van zelf verweerd is, geeft zij een bodem, zóó +vruchtbaar, als men zich maar denken kan, waarop iedere cultuur +verwonderlijk goed gedijt. U kunt u echter gemakkelijk voorstellen, +mijnheer Arendt, hoeveel werkkrachten er vereischt worden om zulk een +lavaveld geschikt te maken om bebouwd te worden.” + +In de plantage Matuata gekomen, vond ik alles zoo, als de directeur mij +gezegd had. Het grootste gedeelte van de vlakteuitgebreidheid was +beplant met kokospalmen, die gemiddeld wel honderd twintig voet hoog +waren en onder hun prachtige bladerkroon zeer veel noten droegen; de +cacaoboom groeide hier eveneens uitstekend en bracht, zooals mijnheer +Koning ons verzekerde, reeds een rijken oogst op, hoewel deze plantage +slechts enkele jaren geleden, als proef ontgonnen was. + +“Het doet mij genoegen zulks te hooren, waarde Koning,” zeide mijn +chef; “bij ons, op Upolu hebben wij van onze cultuur met de cacaoboomen +weinig pleizier gehad. Het schijnt, dat de grond hier op Savii +gunstiger daarvoor is.” + +“Ik zal u nu eens naar een kleine tabaksplantage brengen, mijnheer +Krüger,” zeide Koning, toen wij het grootste gedeelte der plantage +doorgewandeld hadden. “Verleden jaar lag er een schip uit Manilla in +onze haven, voor anker; de kapitein wilde kopra en broodvruchten +innemen en eenige averij herstellen; toen ik hem in onze plantage +rondleidde, was hij van meening, dat op den ontgonnen lavabodem, de +tabak ook wel goed gedijen zou. Hij gaf mij wat tabakszaad, dat hij aan +boord had, met bestemming naar Nieuw-Zeeland, waar hij op de terugreis +moest aanleggen. Ik heb er ongeveer een hectare mee bezaaid en dit jaar +reeds een aardigen oogst aan tabaksbladeren gehad. Een mijner +opzichters, een Maleier, heeft wel wat verstand van sigarenmaken, en +heeft een honderd stuks voor mij gemaakt, die ik heel lekker vind. Als +wij thuis zijn, kunt u ons fabrikaat wel eens probeeren, Heeren.” + +Tegen zes uur verlieten wij de plantage en kwamen een half uur later in +de villa, op de landtong van Matauta aan. + +Na het middagmaal brachten wij nog eenige uren op de veranda door, +vanwaar wij een heerlijk uitzicht hadden op het voor ons liggend +landschap en op de zee, die nu door de maan verlicht werden. + +Het hooge, met dicht oerwoud bedekte, gebergte vormde een heerlijk +schoonen achtergrond. Later op den avond dansten de twee bekoorlijke +kinderen ter onzer eer een “Siva,” die aan gratie en bevalligheid alles +overtrof, wat ik nog ooit gezien had. + +Nog twee dagen brachten wij bij de beminlijke familie Koning door. +Terwijl ik de boeken inzag, die door mijnheer Koning zelf bijgehouden +waren, maakte mijn chef in diens gezelschap, uitstapjes òf naar de +plantage, of verder westelijk langs de kust, om plekken uit te zoeken, +die geschikt gemaakt konden worden tot het aanleggen van nieuwe +plantages. + +Na een hartelijk afscheid van mijnheer Koning en de zijnen, gingen wij +vroeg aan boord van onzen kotter, om de terugreis naar Mulifanua te +aanvaarden. + +Wij konden ons ongeveer vijf zeemijlen van Matauta verwijderd hebben en +zaten juist in de roef ons tweede ontbijt te gebruiken, toen de +stuurman, die de wacht op het dek had, binnenkwam en tot den kapitein +zeide: + +“Er komt een onweer opzetten, kapitein. De wind begint plotseling te +schralen (tegen den boeg te waaien) en in het Zuidwesten is een donkere +bank, die snel opkomt.” + +Onmiddellijk sprongen wij op en begaven ons naar het dek. Inderdaad, de +zeilen begonnen tegen de twee masten van den kotter te klapperen, een +onmiskenbaar bewijs, dat de wind gedraaid was, terwijl de lucht in het +Zuidwesten met zwarte wolken was bedekt, waarvan de randen een +lichtgele tint hadden. Het was zoo donker geworden, dat wij zelfs de +hooge bergen op Savaii niet meer konden zien. + +“Een Taifun, een cykloon, o, hemel!” riep de kapitein eenigszins +verschrikt uit. “Alle man op dek, stuurman!” commandeerde hij +vervolgens. “Laat alle zeilen reven en vastbinden, maar vlug! De orkaan +nadert met rassche schreden! Binnen weinig minuten zal hij hier zijn!” + +Werkelijk zagen wij zeer spoedig, dat de zee zoo glad werd als een +spiegel, alsof zij met groote kracht neergedrukt werd; de duisternis +nam toe; het werd nacht om ons heen. Plotseling werden in +Zuidwestelijke richting, hooge, schuimende golven zichtbaar, die snel +naderden, en met zulk een geraas, alsof vele honderden paarden over de +straatsteenen galoppeerden, en daar trof opeens de orkaan onzen kleinen +kotter zoo geweldig, dat hij letterlijk heen en weer schudde en op +bakboordzijde kwam te liggen, zoodat ik elk oogenblik geloofde, dat wij +zouden kenteren, d.i. omslaan. + +Gelukkig hadden onze wakkere Tonga-matrozen in dien korten tijd alle +zeilen aan den hoofdmast en het groote zeil aan den bezaansmast +vastgemaakt, terwijl de kapitein zelf het roer gegrepen had, waarmee +hij het schip zoo ver omdraaide, dat het de breedtezijde niet meer aan +den storm blootstelde, en weer overeind kwam. De kotter slingerde +intusschen geweldig, zoodat mijnheer Krüger en ik genoodzaakt waren, +ons uit alle macht aan den wand der kleine kampanje vast te klemmen, +wilden wij niet over boord geworpen worden. + +Toen de eerste stoot voorbij was, begon de zee zoo hoog te staan, dat +de golven voortdurend over het hek (achterschip) zulk een massa water +wierpen, dat het ons tot de borst reikte en wij ieder oogenblik +vreesden, meegespoeld te zullen worden. Onze kleine kotter vloog als +een meeuw, door den storm voortgedreven, over het water en was soms +bijna geheel bedolven onder de geweldige watermassa’s, die over het +achterschip heensloegen. Het vaartuig was niet hoog, maar bood dapper +weerstand aan de woedende golven, omdat het ondanks zijn geringen +omvang bijzonder stevig gebouwd was, en de boeg zich telkens +veerkrachtig uit de golven ophief, wanneer ik reeds dacht, dat wij in +de diepte zouden verdwijnen. Op eens hoorden wij een vreeselijk +gekraak; wij dachten niet anders, of het was met ons gedaan. De +kapitein, die dicht bij ons, met den stuurman samen, het roer +vastgegrepen had, wees met den arm naar voren en riep ons toe, zoo hard +hij kon: “De mast is gebroken!” + +Toen wij in die richting keken, zagen wij inderdaad, dat de hoofdmast +eenige meters boven het dek afgebroken was en met de raas overboord +hing. De storm had waarschijnlijk een zeil losgerukt en door den +geweldigen druk den mast doorgebroken. + +Ondanks het groote gevaar, door de golven van het schip geslagen te +worden, liet de wakkere kapitein het roer aan den stuurman alleen over, +greep een bijl, die aan den zijwand der kampanje hing, en haastte zich, +terwijl hij zich met een hand langs de verschansing voortwerkte, naar +voren, waar hij door verscheiden Tonga’s geholpen, met inspanning van +al zijn krachten de touwen, tusschen den hoofdmast en de verschansing +begon stuk te hakken. Hoe gevaarlijk dit werk ook was, moest het toch +noodzakelijk ten uitvoer gebracht worden, daar het gedeelte van den +mast, dat over boord hing, licht een gat in den zijwand van het schip +had kunnen stooten, en dan zouden wij reddeloos verloren geweest zijn. +Na een goed kwartier, dat mij wel een eeuwigheid toescheen, kwam de +kapitein op het achterdek en nam zijn plaats bij het roer weer in. De +kotter slingerde nu zoo ontzettend, dat Krüger en ik ons nauwelijks +meer konden vasthouden; maar, als de krachten ons begaven, zouden wij +ongetwijfeld over boord geslagen worden; hiervan waren wij ons volkomen +bewust, en daarom deden wij, wat wij konden, en klemden ons aan de +deurstijlen vast, zonder die ook maar een seconde los te laten. + +Wij konden in dien gevaarvollen toestand wel twee uren, die zeker nooit +uit onze gedachte zullen gaan, doorgebracht hebben, toen de orkaan even +snel bedaarde, als hij was opgekomen; alleen stond de zee geweldig hoog +en voortdurend wierp zij geheele waterstroomen op het dek; het +vreeselijke loeien van den storm had ten minste opgehouden. + +De kapitein zond nu den stuurman naar voren met het bevel, al de +matrozen op het achterdek te roepen, om te beproeven, aan den +bezaansmast, die was blijven staan, een zoogenaamd stormzeil, een klein +driehoekig zeil van zeer sterk linnen, op te hijschen. Na vele +vergeefsche pogingen gelukte dit eindelijk, en de gevolgen bleven niet +uit. De kotter slingerde niet meer zoo vreeselijk, en begon weer naar +het roer te luisteren, zoodat hij rustiger in het water lag en zich ook +vrij snel voortbewoog, daar de wind nog altijd krachtig genoeg was, +hoewel niet zoo sterk meer als gedurende den orkaan. + +De hemel was nog altijd met wolken bedekt en weldra viel een echt +tropische regen in stroomen op ons neder. Nu de kotter minder hevig +slingerde, waren wij niet meer genoodzaakt ons zoo krampachtig vast te +klemmen, en dat was gelukkig, want onze krachten waren werkelijk +uitgeput. Wij begaven ons naar onze kajuiten om, voor wij iets anders +deden, droog ondergoed en droge kleeren aan te trekken, want wij waren +tot op het hemd nat. Daarna kwamen wij in de roef bij elkander en +versterkten ons met een paar glazen cognac, om onze levensgeesten, die +door den doorgestanen angst en de groote vermoeienis zeer verzwakt +waren, wat op te wekken. Juist hadden wij een sigaar opgestoken, toen +de stuurman, doornat van den regen, bij ons binnentrad en den kapitein +met een ernstig gelaat meedeelde, dat een der matrozen hem was komen +zeggen, dat er in het voorste gedeelte van het schip, onder het +benedendek, zeker een lek moest zijn, daar hij duidelijk het ruischen +van water in het ruim had vernomen, + +Onmiddellijk haastte kapitein Johannsen zich daarheen, om zich van den +toestand te vergewissen. Na een half uur keerde hij terug met de +tijding, dat de kotter inderdaad een lek bekomen had, en dat het +geheele ruim reeds vol water stond. Waarschijnlijk was de legger of +steekbalk van den hoofdmast beneden in den kolsem (dwarse, dikke +kielbalk) door het breken van den mast, los gaan staan, waardoor eenige +planken aan bakboordzijde van elkander geweken waren. + +“Ik zal trachten,” zeide de kapitein, “het schip door uitpompen zoolang +vlot te houden, tot wij op een der eilandjes kunnen landen, die hier in +de buurt moeten liggen. Tot mijn spijt kan ik volstrekt niet bepalen, +waar wij ons op het oogenblik bevinden, want met deze duisternis ben ik +niet in staat de vereischte berekeningen dienaangaande te maken. Voor +zoover ik echter kan nagaan, moeten wij honderd zeemijlen noordelijk +van Savaii zijn. De vreeselijke orkaan heeft den kotter zelfs met +razende snelheid juist naar het Noorden over het water gejaagd. God +geve, dat wij spoedig land mogen zien, anders zijn wij verloren, want +het uitpompen zal wel niet veel helpen.” + +“Het spreekt van zelf, kapitein,” zeide mijnheer Krüger, “dat wij, +zooveel als in ons vermogen is, onze hulp bij het pompen verleenen; uw +Tonga’s zullen wel spoedig geheel uitgeput zijn.” + +“Ik neem uw aanbod in dank aan, mijnheer Krüger,” antwoordde kapitein +Johannsen. “De stuurman zal zich ook naar de scheepspomp begeven, +terwijl ik het roer overneem.” + +Gelukkig had de regen opgehouden, toen wij naar den romp van den +gebroken mast gingen, waar de scheepspompen waren; wij bleven dus ten +minste van boven droog, want tot aan de knieën stonden wij in het +water, daar de onstuimige zee nog van tijd tot tijd hooge golven over +het dek wierp. + +Langer dan een uur hadden wij onafgebroken den pompslinger op en neer +bewogen; het zweet brak ons van alle kanten uit. Een massa vuil water +hadden wij uit het ruim op het dek gepompt; het vloeide nu door de +spuigaten (opening in het dek) in de zee, maar toch bleef de waterstand +in het ruim even hoog, zooals de stuurman door dikwijls herhaalde +peilingen gewaar werd; maar stijgen deed hij ook niet. Het kwam er dus +op aan, het werk met alle kracht voort te zetten. Eindelijk, het liep +tegen vijf uur, riep een der matrozen, die vooraan op den boeg stond: +“De branding vlak voor ons!” + +Werkelijk zagen wij recht voor ons uit, een geweldige branding, maar +wij waren er nog wel een zeemijl van verwijderd. Het was duidelijk, dat +zich daar een uitgestrekt koraalrif bevond, waartegen de golven met +groot geweld braken, zoodat wij het schuim hoog zagen opspatten. Noch +de kapitein aan het roer, noch de stuurman konden met hun verrekijkers +een opening ontdekken in het rif, waar de wind ons in rechte lijn heen +dreef; een schipbreuk kwam ons dus onvermijdelijk voor. Op dit +oogenblik riep de kapitein verscheiden matrozen op het achterdek, liet +het zeil aan den bezaansmast inbinden en wierp het roer naar stuurboord +om, hetgeen tengevolge had, dat de kotter niet veel vooruitkwam en +spoedig eenigszins afdreef. Toen daarop de grootere bezaan, evenals het +kleinere stormzeil vastgemaakt waren, veranderde het schip na enkele +minuten van koers en voer langzaam in oostelijke richting langs het +rif, nauwelijks een kwartmijl van de gevaarlijke branding verwijderd. + +Ondertusschen gingen wij onafgebroken met pompen voort, tot de kotter +de oostpunt van het rif omzeilde, waarin wij zeer spoedig een opening +ontdekten. De zee was daar aanmerkelijk kalmer dan aan de zuidzijde; de +branding was er ook niet zoo sterk en vlak voor de opening was de zee +zelfs zoo effen als een spiegel. Het gelukte den kapitein, den kotter +veilig door den tamelijk nauwen ingang, in een breede lagune +(strandmeer) te brengen, waarvan het water zoo kalm en helder was, dat +wij tot op den bodem konden zien. Juist hadden eenige matrozen mijnheer +Krüger en mij afgelost en stonden wij vooraan op den boeg, toen ons in +het midden der lagune een eiland in het oog viel, dat, voorzoover wij +zien konden, niet heel groot was. Het geheele strand van het eiland was +met hooge kokospalmen bedekt, waar tusschen wij verscheiden hutten +zagen; in de nabijheid lagen ook eenige kano’s aan den oever. Toen ik +mijn bevreemding uitdrukte, dat men in het ongewoon heldere water den +bodem kon zien, legde mijnheer Krüger mij uit, dat de kleine +koraaldiertjes alleen in zulk helder, schoon water hun riffen kunnen +vormen; dit kan men bij alle eilanden in de Zuidzee waarnemen. + +Niet ver van het strand liet kapitein Johannsen het anker vallen, en +dadelijk hierop zagen wij, dat een kano, met een twaalftal inlanders +bemand, van den oever stak en snel den kotter naderde. Na een paar +minuten legde de boot bij onzen kotter aan en de eilanders klommen +langs de valreep op het dek. Te oordeelen naar hun lichtbruine +huidkleur, behoorden zij tot het Polynesische ras; tot kleeding hadden +zij niets dan een lendendoek, gemaakt van palmvezels; de armen en het +bovenlichaam waren overal getatoeëerd en ieder had in de linkerhand een +korte speer. + +Het opperhoofd van de kleine schaar, die zich alleen van zijn +metgezellen onderscheidde door een snoer van kralen, gekleurde steenen +of schelpen, dat door het dikke haar geslingerd was, sprak den +kapitein, die hem tegemoet trad aan, in een taal, waarvan wij geen +enkel woord verstonden. De kapitein riep toen een van zijn Tonga’s en +nu bleek het, dat deze zich, al was het dan ook gebrekkig, bij de +eilanders verstaanbaar kon maken. + +“Vraag het opperhoofd eens, hoe dit eiland heet,” gebood de kapitein. + +“Olosenga, kapitein,” luidde het antwoord. + +“O, nu kom ik op de hoogte,” zeide Johannsen, terwijl hij zich tot ons +wendde, want wij waren natuurlijk dadelijk op het achterdek gekomen, +toen de inboorlingen aan boord kwamen. “Zooals de kaart aanwijst, is +het een klein eiland, aan alle zijden door een koraalrif omringd, en +ongeveer honderd zeemijlen noordwaarts van Savaii gelegen. Het heet +Olosenga of Swain, als ik mij niet vergis. Wij zullen hier, vrees ik, +niet in de gelegenheid zijn, den kotter weer zeevaardig te maken, +mijneheeren, maar, komaan, een echt zeeman verliest niet gauw den +moed.” + +Op een wenk van den kapitein volgde het opperhoofd ons nu in de roef, +waar wij hem een groot glas cognac gaven, dat hij met zichtbaar +welgevallen ledigde. De eilanders, die op het dek gebleven waren, +ontvingen van den stuurman eveneens een glas van het geliefkoosde +vuurwater. + +Nu liet de kapitein het opperhoofd door den matroos, die als tolk +diende, vragen, of er aan het strand van het eiland ook een open vlakte +was, waar de kotter onmiddellijk aan den oever, in het ondiepe water +vastgelegd kon worden. + +“Het is totaal onmogelijk,” zeide kapitein Johannsen, “het schip nog +langer vlot te houden. Wij moeten het zonder mankeeren op het strand +laten loopen, om de verschillende lekken te kunnen stoppen. Daar de +orkaan onze eenige boot uit de davids (draaibare kranen) losgerukt en +in zee geworpen heeft, kunnen wij het eiland niet verlaten, voor de +kotter weer zeevaardig is. In de kleine kano’s der inlanders mogen wij +het niet wagen, de reis naar het meer dan honderd zeemijlen verwijderde +Savaii te ondernemen; het zou zelfs in onze boot, die maar een jol was, +gevaarlijk geweest zijn, daar wij, bij den thans heerschenden +west-moesson, ieder oogenblik door storm konden worden overvallen.” + +Op dit oogenblik kwam de Tonga-matroos ons mededeelen, dat volgens +zeggen van het opperhoofd, het strand aan de noordkust van het kleine +eiland veel vlakker was, dan de kust, die voor ons lag. Dadelijk liet +de kapitein het anker weer lichten en zette den kotter langzaam in +beweging, terwijl het opperhoofd met zijn metgezellen in de kano steeg +en vooruit roeide om ons tegelijkertijd tot loods te dienen. Daar +enkele matrozen voortdurend waren blijven pompen, was het water in het +ruim ten minste niet gestegen en behoefden wij niet te vreezen +plotseling in de diepte te verzinken. + +Door den zwakken wind verliep er wel een half uur, vóór wij de +noordkust van het eiland bereikten, waar wij, ongeveer tien minuten +later, een kleinen bocht in het lage, zandige strand ontdekten. Het +opperhoofd wenkte met de hand en wees op de uitmonding van een klein +riviertje in het verst gelegen gedeelte van den bocht. De kapitein liet +de zeilen reven, en de kotter gleed langzaam in die uitmonding en zat +weldra in het ondiepe water aan den grond, zonder een hevigen stoot +gekregen te hebben. + +De matrozen moesten met pompen ophouden en eenige planken aan den oever +leggen, die ons tot loopplank dienen konden. Wij haalden onze kleine +bagage uit de kajuiten en gingen aan land, waar wij ons voorloopig in +de schaduw van eenige bananen en oranjeboomen nedervlijden. + +Intusschen waren er nog verscheiden eilanders bij gekomen, die onder +aanvoering van hun opperhoofd, den kapitein en den matrozen de +behulpzame hand boden om den kotter, op de lekke bakboordzijde, zoo +dicht mogelijk aan den oever van de beek op te trekken, waar hij +vervolgens vast gelegd werd en dus geen water meer kon innemen. De +matroos, die als kok fungeerde, had zijn ketels en eenige eetwaren aan +land gebracht, en was, op een haard van eigen vinding, begonnen een +krachtigen maaltijd klaar te maken, waaraan wij allen dringend behoefte +hadden, want sinds vele uren hadden wij niets gegeten. + +Het opperhoofd en de overige eilanders kregen tot belooning voor hun +hulp eenige flesschen brandewijn en verwijderden zich toen weer in hun +kano’s. + + + + + + + + +VIJFDE HOOFDSTUK. + +MIDDEN IN DEN GROOTEN OCEAAN. + + +Terwijl de kapitein en de stuurman het opzicht hielden over de matrozen +bij het lossen van den ballast, uit het scheepsruim, nadat het +binnengestroomde water na weinig tijds uitgepompt was, hingen mijnheer +Krüger en ik onze buksen over den schouder en gebruikten wij de weinige +uren voor het invallen van de duisternis, om ten minste eenigszins op +de hoogte te komen van den naasten omtrek onzer landingsplaats. + +Wij gingen in westelijke richting langs het strand, dat overal met +kokospalmen, bananen en broodvruchtboomen beplant was, doch konden noch +beek, noch bron ontdekken, zoodat het kleine, nietige stroompje, waarin +de kotter vastgelegd was, het eenige water op het eiland scheen te +zijn. Ook zagen wij enkele hutten, maar deze waren geheel anders dan +die op Upolu en Savaii; zij waren veel eenvoudiger, uit boomstammen +opgetrokken en de daken bestonden uit breede bananenblâren. De bewoners +dezer hutten schenen goedaardige menschen te zijn, want de mannen +lachten ons vriendelijk toe; enkele gaven ons zelfs de hand en spraken +eenige woorden, die wij natuurlijk niet verstonden, maar die in ieder +geval een groet moesten beteekenen. + +Het binnenste gedeelte van het eiland scheen geheel vlak; wij konden +ten minste geen enkele verheffing van den grond bespeuren; een dicht +bosch bedekte de geheele oppervlakte. + +Na een goed uur kwamen wij weer op de landingsplaats en deden den +kapitein verslag, van hetgeen wij op onze wandeling gezien hadden. “Ja, +het is een zoogenaamde Atol (koraalrif) met een eilandje in het midden, +waarop de storm ons heengedreven heeft,” antwoordde de kapitein. “Ik +heb vroeger de zeekaart van dit gedeelte van den Grooten Oceaan, +benevens de daarop betrekking hebbende verklaringen, bestudeerd en +herinner mij nu, dat Olosenga tot de groep der Tokelau-eilanden behoort +en het zuidelijkste eiland dezer groep is. Het is nog niet eens zoo +groot als Apolina, dat, zooals gij ziet, het kleinste der +Samoa-eilanden is en heeft een oppervlakte van ongeveer anderhalve +Engelsche vierkante mijl; ook is het slechts schraal bevolkt. Toch +moeten wij den goeden God van ganscher harte danken, dat wij dat eiland +bereikt hebben, vóór de kotter lek werd; het zou onmogelijk geweest +zijn, hem, bij die hooge zee ook maar enkele uren vlot te houden.” + +“Gij hebt gelijk, kapitein, wij hebben groote reden tot dankbaarheid,” +antwoordde mijnheer Krüger. “Hoe lang, dunkt u, zullen wij op dit +kleine lapje gronds midden in den Grooten Oceaan moeten blijven?” + +“Dat kan wel verscheiden weken duren, beste mijnheer Krüger,” was het +antwoord. “Mijn Tonga’s zijn niet zeer geoefend in het kalefateren +(dichtstoppen) en het uitwerpen van den ballast neemt minstens vier of +vijf dagen in beslag, en, voor het scheepsruim geheel leeg is, kan er +met het dichtmaken der planken volstrekt niet begonnen worden.” + +“Dat is een heel treurig vooruitzicht, kapitein,” zeide mijn chef. +“Mijn neef in Mulifanua zal zeer ongerust worden over ons lang +uitblijven en zeker gelooven, dat wij op de een of andere manier +verongelukt zijn. Mijnheer Beckmann zal dit ook denken, als er in zulk +een langen tijd geen bericht van den kotter in Apia komt.” + +“Zou het niet mogelijk zijn, kapitein, dat ik in een kano van de +inlanders, met het opperhoofd en een paar zijner lieden naar Savaii +overvoer, om ten minste mijnheer Koning bericht te geven van ons +tegenwoordig verblijf,” vroeg ik. “Daar hij van het losbreken van den +vreeselijken Taifun, kort na ons vertrek van Matautu, gehoord moet +hebben, zal hij zeker overtuigd zijn, dat de kotter in den storm is +vergaan.” + +“Aan een tocht naar het eiland Savaii, honderd mijlen hier van daan, in +een kano, valt niet te denken, mijn waarde heer,” antwoordde kapitein +Johannsen. “Deze kleine bootjes kunnen alleen op de lagune, voor de +vischvangst gebruikt worden; zij kunnen zich niet eens op de zee, +buiten het rif wagen, daar zij bij de geringste hooge zee dadelijk +zouden omslaan. Als de inlanders hier zulke groote oorlogsvaartuigen +als de Samoaners hadden, zou het eerder te beproeven zijn. Wij moeten +dus geduld hebben, heeren, tot de kotter weer zee kan bouwen. Bovendien +is geduld een noodzakelijke deugd voor iederen zeeman, en voorloopig +moet gij u maar als zeelui beschouwen, wien een ongeluk overkomen is.” + +“Tot mijn spijt moet ik u volkomen gelijk geven, kapitein Johannsen,” +antwoordde mijnheer Krüger. “Met deze ontzettende hitte is het verblijf +in de kleine roef en in de kajuiten bijna ondragelijk; dus daarom stel +ik voor, om onder de bananen een tent op te slaan, waarin wij ten +minste de nachten wat aangenamer kunnen doorbrengen.” + +“Uitstekend, mijnheer Krüger. Ik zal den stuurman dadelijk last geven, +om uit een paar reservezeilen en stokken zulk een tent in orde te doen +maken, die voor ons vieren ruimte genoeg tot slapen heeft; ik zal het +linnen ook met teer laten bestrijken, dan hebben wij ten minste bij de +nu dikwijls neerstroomende regens een droog verblijf.” + +In den loop van den volgenden voormiddag was de tent geheel gereed; de +grond werd met matten belegd, die ons tot legerstede zouden dienen. + +De scheepskok had zijn tijd besteed, om in een kano, die het opperhoofd +ter onzer beschikking gesteld had, naar het koraalrif te varen, en +daarvan verscheiden stukken af te breken, die hij gebruikte om een +tamelijken haard in elkaar te zetten, want noch op het strand, noch in +het binnen-gedeelte was een enkele steen te vinden. Naar de kapitein +ons meedeelde, bevatten de meeste der kleinere eilanden in den Grooten +Oceaan geen steenen. + +Nadat wij onze bagage in de tent gebracht hadden, gingen mijn chef en +ik naar de oostkust van het eiland, om het opperhoofd uit naam van den +kapitein een flesch brandewijn te brengen. Het was in ons belang de +vriendschappelijke betrekkingen met dezen man te onderhouden, want hij +kon het ons, indien hij wilde, onaangenaam genoeg maken. + +Daar wij geen gesprek met hem konden voeren, stelden wij er ons mee +tevreden, hem met een vriendelijk lachje de flesch te overhandigen; ze +werd aangenomen met een handdruk, een grijnslach en enkele uitroepen, +waarvan wij natuurlijk geen woord verstonden. Toen wij na eenigen tijd, +van onze wandeling door het binnenste van het eiland weer op onze +landingsplaats kwamen, liet de kok ons een vrij groote mand, uit +boomschors vervaardigd vol versch gevangen visch zien, die het +opperhoofd juist in persoon was komen brengen, waarschijnlijk als een +bewijs van zijn dankbaarheid voor den brandewijn. + +Mijnheer Krüger en ik hadden op onzen weg door het binnen-gedeelte van +het eiland, dat geheel met boomen beplant was, geen andere dieren +kunnen ontdekken dan een menigte allerliefste kleine vogeltjes, en bij +de hutten, die hier en daar aan het strand lagen, eenige varkens. Mijn +chef dacht, dat deze jaren geleden van Savaii, of van een der kleine +eilanden der Tokelau groep, ingevoerd waren. + +Er was bijna een week verloopen, voor men den ballast zoover verwijderd +had, dat men er aan denken kon aan het kalefateren der los geraakte +planken te beginnen. Hiertoe moest de kotter zoo ver naar stuurboordzij +omgehaald worden, dat de bakboordzij geheel boven water lag, aan dit +werk moesten wij allen meehelpen, want de negen matrozen waren niet bij +machte het zware schip door middel van hefboomen op een kant te leggen. +Tegen den avond waren wij hierin geslaagd, maar wij, Europeanen, waren +doodaf, want het was inderdaad geen kleinigheid, onder de gloeiende +zonnestralen alle krachten zoo in te spannen. + +Daar de kotter slechts een zeer kleine hoeveelheid werk aan boord had, +moesten alle touwen uitgerafeld worden, om het noodige stopmateriaal te +verkrijgen, dat dan onder toezicht van den stuurman, door de matrozen +in de reten der planken gestopt en met vloeibaar teer bestreken werd. +Den Tonga’s, die weinig verstand van zulk werk hadden, ging het +kalefateren langzaam van de hand, zoodat er bijna een week verliep, +voor het lek zoo goed als gestopt was. + +Mijnheer Krüger en ik hielden ons in dien tusschentijd bezig met +visschen in de lagune, waarbij wij van een kleine kano gebruik maakten, +die kapitein Johannsen van het opperhoofd voor een scheepsbijl +ingeruild had. Wij deden dit niet alleen voor ons genoegen, maar ook +ter wille van onze gemeenschappelijke keuken. De kapitein had ons +namelijk op een morgen verteld, dat hij behalve wat pekelvleesch, nog +maar enkele scheepsbeschuiten bezat, want de kotter had met de proviand +niet op zulk een lange afwezigheid van Apia gerekend. Hij had gemeend, +niet langer dan acht dagen op reis te zullen zijn. + +Van de eilandbewoners was volstrekt niets te krijgen, wat wij voor ons +levensonderhoud hadden kunnen gebruiken, daar zij zich uitsluitend met +visch, kokosnoten en bananen voedden. Slechts zeer zelden gingen zij er +toe over, een der weinige varkens te slachten, die zij bezaten. Toch +was ik zoo gelukkig een varken in te ruilen voor een bijl, die de +kapitein mij tot dit doel gaf. Het dagelijksch gebruik van visch met +beschuit, zonder een enkelen aardappel, stond ons spoedig tegen, zoodat +wij, Europeanen, hartelijk naar een flink stuk vleesch verlangden. + +Op een avond zaten wij voor onze tent en gebruikten ons bescheiden +avondeten, waarbij kapitein Johannsen een van de weinige flesschen +brandewijn schonk, die hij nog bezat, om een glas grog te kunnen +drinken, en wij waren zeer in onzen schik, toen de kapitein ons +mededeelde, dat de kotter binnen twee dagen dicht zou zijn, en weer te +water zou kunnen gaan. + +“Goddank!” riep mijnheer Krüger uit. “Het wordt waarlijk meer dan tijd, +dat wij dit ellendig eiland verlaten! Het eeuwig visch eten met +beschuit, gaat mij al geducht tegenstaan; ik geloof, dat ik in geen +maanden visch zal kunnen zien.” + +“Dat zal met ons ook wel het geval zijn, beste Heer,” antwoordde de +kapitein. “Binnen enkele dagen zal de scheepsbeschuit ook op zijn. Het +is nog een geluk, dat het beekje hier ten minste goed drinkwater heeft, +anders hadden wij onzen dorst met het brakke regenwater, dat op enkele +plaatsen in den grond zakt, moeten lesschen; de eilanders, die verder +van de kust wonen, hebben niet anders dan dezen walgelijken drank. + +“Wanneer wij overmorgen den kotter te water gelaten hebben,” vervolgde +de kapitein, “hebben wij nog een dag noodig, om op de plaats van den +afgebroken hoofdmast een noodmast te maken, waarvoor wij een der +voorhanden zijnde reservespaken gebruiken kunnen. Met de kleine zeilen +aan den bezaansmast, zouden er verscheiden dagen mede heengaan, voor +wij Mulifanua bereiken.” + +“Kunt u dan niet naar Savaii overvaren, kapitein?” vroeg mijnheer +Krüger. “Dat zal toch veel dichter bij zijn dan Mulifanua.” + +“Het verschil is niet zoo heel groot, mijnheer Krüger,” antwoordde +kapitein Johannsen; “als de kotter, naar ik hoop, zee kan bouwen, zal +ik, in plaats van dadelijk naar het Zuiden te gaan, naar het Zuidoosten +koers zetten, dan kunnen wij, als de wind eenigszins gunstig is, in +vier en twintig uren te Mulifanua zijn.” + +Juist wilden wij onze leden in de tent, op de neergelegde matten +uitstrekken, toen wij door een luid geschreeuw, dat nader kwam, +verhinderd werden; kort daarop verscheen het opperhoofd met een geheele +schaar van zijn stamgenooten, en riep ons verscheiden woorden toe, die +wij natuurlijk niet verstonden. Met een door angst verwrongen gelaat, +wees hij naar de richting waarin zijn hutten lagen. + +Spoedig kwam de Tonga-neger, die zich bij de eilanders eenigszins +verstaanbaar kon maken, aanloopen en vertelde ons, dat het kleine dorp +van het opperhoofd overvallen was geworden door een groote menigte +zijner vijandelijke stamgenooten, die in hun oorlogskano’s overgekomen +waren van het eiland Fanualoa, dat ongeveer vijftig mijlen verder lag. +Het opperhoofd en de zijnen, wier aantal veel te gering was, om zich +tegen de vijanden te kunnen verdedigen, waren dadelijk naar ons +gevlucht om onze hulp in te roepen. + +“Zeker, wij willen de arme stakkers helpen, niet waar heeren?” riep de +kapitein. + +Vlug namen wij onze geweren en revolvers, terwijl de Tonga’s zich met +bijlen en messen wapenden. + +Nauwelijks waren de vrouwen en kinderen voor de tent neergehurkt, toen +ongeveer zestig eilanders zich door de struiken een weg baanden en +onder vreeselijk getier op ons afstormden, terwijl zij hun lange speren +boven hun hoofden zwaaiden en korte, dikke stokken naar ons toe +slingerden. + +Zonder een oogenblik te aarzelen, schoten wij onze buksen op den +razenden troep af, die bij het ongewone geluid van het knallen der +geweren en het flikkeren van het kruit, eerst doodelijk ontsteld bleven +staan, om daarop met groote sprongen in de struiken te verdwijnen. + +Na enkele oogenblikken schenen zij zich echter hersteld te hebben, want +zij kwamen weer te voorschijn, wierpen enkele speren naar ons toe en +drongen op ons in; maar, toen wij een onafgebroken vuur openden, dat op +dezen kleinen afstand zijn uitwerking niet miste, keerden zij om en +namen onder afgrijselijk geschreeuw de vlucht. Onze Tonga’s, wier +krijgshaftige aard opgewekt was, volgden de vluchtenden op de hielen en +hieuwen er met bijlen en messen dapper op los; onze eilanders deden +eveneens en wierpen hun speren tusschen de vijanden. Toen wij, +Europeanen, die de vervolgers wat langzamer achterna zetten, het strand +en de hutten der inboorlingen bereikt hadden, zagen wij bij den +helderen maneschijn drie groote kano’s, die zoo snel mogelijk over de +lagune naar den ingang geroeid werden. + +Op den terugtocht naar onze landingsplaats vertelde de Tonga-matroos, +die tot tolk diende, dat, naar het opperhoofd hem had medegedeeld, de +bewoners der andere eilanden reeds verscheiden keeren bij hen gekomen +waren, om eenige mannen van Olosenga gevangen te nemen, die zij dan +naar hun land meenamen en daar opaten. “Nu, ditmaal zullen onze +eilanders een overvloedig maal hebben aan hun vijanden, die door ons +gedood zijn; want,” zoo eindigde hij zijn mededeeling, “dezen zijn +precies zulke kannibalen als zij.” + +Twee dagen na deze gebeurtenis lag onze kotter kant en klaar voor anker +midden in de lagune. Nog laat in den avond brachten wij onze kleine +bagage aan boord en staken den volgenden morgen vroegtijdig in zee. +Noch het opperhoofd, noch een der eilanders hadden zich intusschen +vertoond; waarschijnlijk waren zij te druk aan hun afschuwelijken +maaltijd bezig. + +Door den zwakken Zuidwestenwind ging de kotter maar langzaam vooruit, +daar wij behalve het bezaanzeil een klein zeil aan den noodmast +bevestigen konden. Die noodmast was een spaak, vastgemaakt aan het +afgebroken gedeelte van den mast. Zoo kwam het, dat wij eerst tegen den +middag van den volgenden dag, den berg Tofu in het gezicht kregen en +eenige uren later liepen wij de haven van Mulifanua binnen. De kleine +kano werd te water gelaten, wij namen hartelijk afscheid van den +flinken kapitein Johannsen en den stuurman, en lieten ons naar land +roeien door drie matrozen, die wij met een ruime fooi, welke zij met +hun andere makkers moesten deelen, voor hun moed en volharding in de +gelukkig doorstane gevaren der laatste weken, beloonden. + +Met welke gevoelens van dankbaarheid jegens de Voorzienigheid, mijnheer +Krüger en ik aan land gingen, zal ik wel niet behoeven te zeggen. Bij +het opgaan van de stoep van het woonhuis, werden wij door Hendrik +Petersen, die op de veranda thee dronk, bijna omvergeloopen, zoo woest +sprong hij ons tegemoet en omhelsde hij ons. + +“Goddank!” riep hij uit, “God zij geloofd, mijn beste, brave, waarde +neef, en jij, mijn beste Herman, dat ik jullie weer levend voor mij +zie!” En bij deze woorden liepen den jongen man de tranen over de +wangen. “Wat zal directeur Beckmann gelukkig zijn, als kapitein +Johannsen hem vanavond nog de tijding van je gelukkige redding brengt! +Hij heeft al tweemaal door een renbode laten vragen, of ik geen bericht +van jullie had gekregen! Wij moesten wel denken, dat jullie verongelukt +waart, na ontvangst van den brief van mijnheer Koning, dien deze mij +twee dagen na dien vreeselijken storm zond en waarin hij vroeg, of de +kotter hier veilig binnengeloopen was.” + +“Ja, beste jongen,” antwoordde mijnheer Krüger getroffen over de +zichtbare aandoening van den anders zoo vroolijken, zorgeloozen jongen +man. “Het heeft werkelijk niet veel gescheeld, of de kotter was met man +en muis naar ‘kapitein Jack’ gegaan, zooals de Engelschman zegt. Zoo +oud als ik ben, heb ik nog nimmer zulk een storm, zulke golven gezien. +Maar, beste vriend, bezorg ons nu zoo gauw mogelijk wat goeds te eten +en te drinken; wij verlangen daar sterk naar, want in de laatste weken +was ‘schraalhans keukenmeester’ bij ons. Onder tafel zullen wij alles +vertellen, wat wij ondervonden hebben.” + +Zoodra wij een verfrisschend bad genomen, en andere kleeren +aangetrokken hadden, hetgeen ons een groot gevoel van welbehagelijkheid +gaf,—want met de ontzettende hitte had het er met ons ondergoed slecht +uitgezien —begaven wij ons weer naar de veranda, waar wij een +welvoorzienen disch gereed vonden. Toen wij het overvloedige maal alle +eer bewezen en ook eenige glazen champagne gedronken hadden, waarbij +Hendrik de opmerking ten beste gaf, dat hij ter eere van de twee +verloren en teruggevonden zonen toch iets extra’s moest doen, staken +wij een sigaar op, een genot, dat wij lang ontbeerd hadden, en toen +vertelden wij alles van de uitgestane gevaren gedurende den Taifun en +ons verblijf op het eilandje Olosenga. Vroegtijdig begaven wij ons +echter naar onze vertrekken, want, zoowel mijnheer Krüger als ik, +gevoelden ons toch vrij aangepakt door de geleden vermoeienissen. + + + + + + + + +ZESDE HOOFDSTUK. + +KERSTMIS OP UPOLU + + +Den volgenden morgen voer mijnheer Krüger in onze groote boot naar +Apia, om directeur Beckmann persoonlijk bericht te geven van de +gebeurtenissen der laatste vier weken en in Matafele aan het +hoofdkantoor van onze maatschappij, het noodige geld in ontvangst te +nemen, om het achterstallig loon uit te betalen. + +Na zijn vertrek reed ik met Petersen naar de plantage. Onder het +ontbijt had mijn vriend Hendrik mij namelijk medegedeeld, dat hij het +aan den directeur overgelaten had, den verkoop der verschillende +voortbrengselen in een kladboek te noteeren, daar hij vreesde in mijn +nette boeken verwarring te brengen. Ik was zeer in mijn schik over deze +handelwijze en vroeg hem, wat hij toch wel gedaan zou hebben, als onze +kotter vergaan was. + +“Wel, dan zou de hoogedele directie wel een nieuwen boekhouder hierheen +gestuurd hebben, beste vriend,” zeide hij heel kalmpjes. “Maar,” voegde +hij er bij, terwijl hij mij hartelijk de hand drukte, “ik ben innig +dankbaar, dat het niet noodig geweest is!” + +De goede heer Mertens was ook heel blij mij weder te zien, en hij +noodigde ons dadelijk uit tot een flink ontbijt, waarbij het niet aan +bier ontbrak; hij luisterde met belangstelling naar het verhaal van +onze avonturen. + +Terwijl Petersen in de plantage naar het kweekgras ging kijken, liet ik +mij door den directeur hetgeen hij geboekt had, toonen en nader +verklaren en keerde daarna met mijn vriend naar het woonhuis terug, om +te dineeren. + +De eerste dagen gingen met het gewone werk rustig en kalm voorbij. +Intusschen hadden wij kennis gemaakt met den directeur van het +protestantsche zendelinggenootschap in Mulifanua, een mijnheer +Forstner, die op kleinen afstand van het stadje in het +Zendelingen-gebouw woonde. Mijnheer Forstner, of liever dominee +Forstner, zooals hij doorgaans genoemd werd, was een zeer beminnelijk, +hoogst beschaafd man, van ongeveer veertig jaar, die de algemeene +liefde en achting zijner gemeente genoot, evenals zijn vrouw, met wie +hij verscheiden jaren geleden in Duitschland gehuwd was. De dominee had +bijna een jaar wegens zaken, de zending betreffende, op de +Maarschalks-eilanden, vertoefd, waardoor ik nog geen gelegenheid gehad +had, kennis met hem te maken. Ik was wel eens in gezelschap geweest met +zijn plaatsvervanger, een jonger man, toen deze bij mijnheer Krüger een +bezoek bracht; maar ik gevoelde mij niet bijzonder tot dezen heer +Sievers aangetrokken, daar hij zich zeer trotsch en allesbehalve +vriendelijk voordeed. Den eersten Zondag, nadat Dominee Forstner ons +kort na zijn terugkomst een bezoek had gebracht, begaven wij ons alle +drie naar de zendelingen-kerk om de godsdienstoefening bij te wonen. + +Het kerkje met zijn gewitte muren en slanken toren lag op een heuvel, +bijna een halven kilometer van het strand en zag er bijzonder +vriendelijk uit. Door het vellen der boomen op den heuveltop, was een +open ruimte ontstaan, waarop het kerkje stond, terwijl voor de beide +geestelijken, aan den rand dezer ruimte, in de schaduw der bananen en +broodvruchtboomen, twee kleine huizen gebouwd waren, welker muren ook +gewit waren. Aan de overzijde, in de schaduw, bevond zich een ander, +grooter gebouw, dat op een lange, open loods geleek; dat was de school, +waarin de kinderen der inlanders door den dominee, den heer Sievers, en +mevrouw Forstner, in de geheimen van het lezen, schrijven en rekenen, +en eenvoudige handwerken ingewijd werden. + +In het schip der kerk, waarvan deuren en vensters wijd open stonden, +vonden wij een vrij talrijk gehoor van mannen en vrouwen, die onder +begeleiding van een harmonium, door mijnheer Sievers bespeeld, een lied +zongen uit een gezangboek in de Samoaansche taal, en veel welluidender +en beter, dan men in de kerken van ons vaderland te hooren krijgt. + +Op het gezang volgde een preek, die dominee Forstner natuurlijk ook in +de taal der inboorlingen hield, waarop ten slotte nog eenige coupletten +gezongen werden. Op het kerkplein stonden de meeste gemeenteleden te +wachten, om hun geachten predikant, dien zij in zulk een langen tijd +niet gezien hadden, hartelijk te begroeten. Zoowel vrouwen als mannen +gaven hem vriendelijk de hand en riepen hem hun welluidend: “Talofa!” +toe. + +Daar wij zagen, hoe de dominee van alle kanten omringd werd, namen wij +afscheid, nadat mijnheer Krüger hem met zijn vrouw en mijnheer Sievers +ten eten had genoodigd, en de belofte had verkregen, dat de twee +dochtertjes ook zouden meekomen. + +Op den terugweg naar het woonhuis, dat wij in een klein half uur +bereikten, gaf ik mijn verwondering te kennen, dat zulk een, naar het +scheen, hoog begaafd man, als dominee Forstner, tevreden kon zijn met +zijn tegenwoordigen, eigenlijk bijzonder bescheiden werkkring, daar hij +toch zeker op een meer omvangrijken aanspraak kon maken. + +“Dat moet u niet zeggen, beste Arendt,” gaf mijnheer Krüger mij ten +antwoord, “juist personen, als onze dominee, die aan hooge geestelijke +beschaving een zeer beminnelijk, vriendelijk karakter en oprechte +goedhartigheid paren, zijn bovenal voor zendeling geschikt, vooral bij +zulk een zachtzinnigen en goedaardigen volksstam als onze Samoaners. U +hebt zooeven zelf gezien, hoe hartelijk de predikant begroet is +geworden.” + +Om vijf uur kwam de dominee met zijn vrouw en dochtertjes, twee +allerliefste, blonde krulkopjes, Marie en Betsy; de eerste telde acht, +de tweede zeven jaar. Een kwartier later kwam ook mijnheer Sievers, die +door het leiden van de namiddag-godsdienstoefening, niet eerder had +kunnen komen. Onder het eten vroeg mijn chef aan den dominee, of hij al +een plan gemaakt had tot de plechtige viering van het Kerstfeest. + +“Eerlijk gezegd, heb ik er volstrekt nog niet aan gedacht, waarde +mijnheer Krüger,” antwoordde de predikant. “Zooals u weet, was ik +verleden jaar niet hier, daarom zou het mij dubbel aangenaam zijn, ons +volkje nu eens goed te kunnen bedenken.” + +“Nu, dominee, ik wil gaarne, zooveel ik kan, tot dit feest meewerken,” +zeide mijnheer Krüger. “Weliswaar ben ik een stijve, oude vrijer, +zooals ik tot mijn leedwezen bekennen moet, maar toch zie ik heel +gaarne mijn evenmensch, en vooral kinderen, vroolijk en blij. Ik stel +dus voor, dat wij een comité vormen; tot presidente benoemen wij +eenstemmig, uw vrouw en als leden melden zich nu dadelijk aan, mijn +twee jonge kantoorbedienden en ik. Mijnheer Sievers en u hebben het +door uw herderlijk ambt te druk, om veel tijd beschikbaar te stellen, +terwijl wij, wereldsch volkje, om dezen tijd van het jaar, minder te +doen hebben.” + +Het voorstel van mijn chef werd aangenomen en wij spraken af, ons den +volgenden Dinsdag naar mevrouw Forstner te begeven, om alles verder te +bespreken. Toen wij op den bepaalden dag bij elkander waren, gaf +mevrouw ons een lijst met de namen der kinderen, jongens en meisjes, +die op den heiligen avond bedacht zonden worden. Er waren er ongeveer +vijftig. + +Hendrik en ik zagen elkander eenigszins bedenkelijk aan, bij de +gedachte, hoe wij aan de vrij aanzienlijke som zouden komen, om voor +zooveel personen gepaste geschenken te kunnen aanschaffen, en de schrik +sloeg ons om het hart, toen mijnheer Krüger er kalmpjes bijvoegde: + +“Ik stel voor, waarde mevrouw, ook aan de moeders van de kinderen iets +te schenken.” + +“Dat zou inderdaad heel aardig zijn,” antwoordde mevrouw Forstner. +“maar ik vrees, dat onze middelen daarvoor te kort zullen schieten; u +weet toch, dat noch mijn echtgenoot, noch mijnheer Sievers zoo goed bij +kas zijn, om groote bijdragen te kunnen leveren.” + +“Ja zeker, dat weet ik, maar waarom zijn wij dan in het comité? Ik +teeken voor honderd dollars, en mijn jonge vrienden teekenen samen voor +dezelfde som, zoodat wij tweehonderd dollars, of achthonderd mark, +volgens ons geld, voor den aankoop der geschenken kunnen uitgeven. Ik +geloof wel, dat men daarvoor heel wat fraaie zaken zal kunnen +aanschaffen.” + +“O, zeker, mijnheer Krüger!” riep mevrouw Forstner verheugd uit. “Dat +is heel veel en meer dan ik verwacht had. Willen wij dan voor de +kinderen mooi speelgoed, dat in zoo groote menigte uit Duitschland +wordt ingevoerd en in de vele Duitsche winkels in Apia te krijgen is, +koopen? Voor de meisjes nemen wij: poppen en keukentjes, voor de +jongens: trompetten en geweren. Voor de moeders zou ik gaarne mooie, +gekleurde stoffen van dunne zijde of katoen, voor doeken of lava-lavas +nemen, en kettingen van gekleurde kralen, waarmee zij hals en haar +versieren.” + +“Ik laat alles geheel aan u over, lieve mevrouw,” zeide mijnheer Krüger +beleefd. “Ik heb slechts één verzoek, of u mij een nauwkeurige opgaaf +geven wilt, van alles, wat tot den volgenden Zondag gekocht moet +worden; Maandag zullen de twee jonge heeren daarmee naar Apia varen en +de noodige inkoopen doen. Tot Kerstavond hebben wij dan nog acht dagen +tijd, ingeval er nog meer aan te schaffen mocht zijn.” + +Op de terugreis zeide Hendrik lachend tot zijn neef: + +“Je bent zoo vriendelijk geweest, beste neef, mijn Kerstgeschenk voor +de lieve kleinen op vijftig dollars te bepalen, maar ik moet je eerlijk +bekennen, dat ik op het oogenblik maar twintig dollars in kas heb.” + +“Maar hoe is dat nu mogelijk, Hendrik?” riep mijnheer Krüger vrij boos. +“Je schijnt nog altijd dezelfde lichtzinnige knaap te zijn, als +vroeger. In Mulifanua had je waarachtig geen gelegenheid om geld uit te +geven. Wat heb je met je salaris uitgevoerd, voor den drommel?” + +“Dat zal ik u eens zeggen, waarde neef,” antwoordde Petersen bedaard. +“Toen u weken lang wegbleeft, was ik naar Apia gevaren, gedeeltelijk om +een onderhoud te hebben met directeur Beckmann en hem om raad te +vragen, wat ik in mijn toestand als verlaten weesjongen doen moest, +gedeeltelijk om wat nieuwe kleeren aan te schaffen, daar het met mijn +garderobe vrij kaaltjes gesteld was. Deze uitgaven en de vier dagen, +die ik in het hotel International doorgebracht heb, hebben een +aanzienlijke bres in mijn lang niet volle beurs geschoten. U ziet dus, +dat ik aan mijn tegenwoordige armoede zoo onschuldig ben, als een +pasgeboren kind; mag ik u bovendien aan het verstandig gezegde van Oom +Bräsig herinneren: ‘Die Armut kommt von die grosze pauvreté!’” + +Wij moesten beiden hartelijk lachen om de grappige manier, waarop +Hendrik de reden van zijn gebrek aan geld opgaf. + +“Welaan, vriendje,” zeide mijnheer Krüger eindelijk, “dan weet ik niet +beter te doen, dan je die vijftig dollars voor te schieten, en die +later van je salaris te korten.” + +“O, dan liever veertig dollars, want ik zal u zoo gauw mogelijk tien +dollars van mijn twintig geven. Ik laat mij bij zulke gelegenheden niet +graag manen,” zeide de altijd goed gehumeurde, beminnelijke Hendrik met +het ernstigste gezicht van de wereld. + +Den volgenden Maandag voeren wij samen, zooals afgesproken was, in de +groote boot van de factorij naar Apia. Behalve de tweehonderd dollars, +die mijnheer Krüger aan mij, dien hij waarschijnlijk het meest +vertrouwde, had meegegeven, had ik nog vijftig dollars bij mij +gestoken, om voor mijn chef Hendrik en den directeur Mertens, alsook +voor mijn trouwen knecht Sufa, eenige aardigheidjes te koopen. In den +loop van het jaar had ik maar weinig van mijn salaris uitgegeven, daar +ik nog ruimschoots van ondergoed en bovenkleeren voorzien was; ik had +dus nog een aanzienlijke som liggen in de kas van mijnheer Krüger. + +Bij onze aankomst in Apia, begaven wij ons natuurlijk naar den +directeur Beckmann en in Matafele naar de heeren der Maatschappij, die +zich daar bevonden, bij wie ik mij eenige winkels liet opgeven, waar ik +het best mijn inkoopen doen kon. + +Mevrouw Forstner had wel al de opgenoemde zaken op haar lijst gezet, +maar van peperkoeken en andere zoetigheden stond er niets bij. + +“Maar dat is onzin!” riep Hendrik uit, toen wij op den morgen na onze +aankomst, onder het ontbijt de lijst eens nakeken. + +“Kinderen moeten met Kerstmis vooral peperkoek en marsepein hebben! +Waarmee zouden zij zich anders de maag bederven, zooals dat bij ons +thuis de gewoonte is?” + +Tot onze vreugd ondervonden wij, dat verscheidenen der voornaamste +winkeliers in Apia, zich ruim voorzien hadden van alles, wat tot de +plechtige viering van het Kerstfeest noodig was; want in Apia alleen +woonden tweehonderd Duitschers, de equipage op de Duitsche schepen en +de vele beambten op de factorijen aan de kust en in het binnengedeelte +van Upolu, niet meegerekend. Behalve het speelgoed, en de +kleedingstukken, die Mevrouw Forstner op de lijst had aangegeven, +kochten wij nog heel wat koek en ander lekkers; dit alles kostte echter +tweemaal zooveel als in ons vaderland, zoodat de tweehonderd daalders, +waarover wij te beschikken hadden, heel gauw besteed waren. + +Van mijn eigen geld kocht ik een mooi barnsteenen sigarenpijpje, dat ik +mijnheer Krüger vereeren wilde, die een hartstochtelijk rooker was, en +voor mijn vriend Petersen zocht ik een kleine tabakspijp van meerschuim +uit. Toen kochten Hendrik en ik, ieder een groote, sierlijk gekleede +pop, die “Papa” en “Mama” kon zeggen, voor de twee dochtertjes van den +dominee. Voor de presidente van ons comité hadden wij een keurig +werkmandje, van het noodige voorzien, uitgekozen. + +Op den avond van den tweeden dag hadden wij onze gezamenlijke inkoopen +in ons hotel netjes ingepakt en gingen toen naar directeur Beckmann om +afscheid te nemen. Tot onze verwondering deelde hij ons mede, dat hij +er over dacht, den Kerstavond met ons in Mulifanua door te brengen. + +Daar wij den volgenden morgen, bij het aanbreken van den dag, de haven +van Apia zouden verlaten, kwamen wij nog voor twaalf uren ’s middags in +Mulifanua aan, en, hoewel onze beurzen leeg waren, troostten wij ons +met de gedachte, dat wij een menigte kinderen en volwassenen een echt +Duitsch, vroolijk Kerstfeest zouden kunnen bereiden. + +Mijnheer Krüger was zeer in zijn schik; dat directeur Beckmann de +feestdagen bij ons wilde doorbrengen; beide heeren stonden sedert vele +jaren in vriendschappelijke betrekking en achtten elkander hoog. + +Den vier en twintigsten December, brachten wij ’s morgens, geholpen +door onze bedienden, de talrijke pakjes naar het schoolgebouw van het +zendelinggenootschap. De ruime zaal was onder toezicht van mijnheer +Sievers, in dien tusschentijd heel netjes versierd; aan alle deuren en +vensters waren kransen van bladeren en bloemen opgehangen en de steenen +vloer was met matten belegd. De schooltafels waren in het midden naast +elkander gezet, en ook met veelkleurige matten bedekt; twee groote +pijnboomen, die de dennen moesten vervangen, omdat deze niet in Upolu +gevonden worden, stonden op de tafels en waren reeds door mevrouw +Forstner met kransen van gekleurd papier versierd geworden; wij voegden +hierbij de poppetjes van marsepein, het mooie, zoogenaamde vrouwenhaar +[2] en heel veel kaarsjes, zoodat de pijnboomen er werkelijk als twee +fraaie, echte Kerstboomen uitzagen. + +Volgens de lijst van mevrouw Forstner, had ik de namen van de vrouwen +en kinderen op stukjes papier geschreven, die nu op de lange tafels +verdeeld werden, om ieders geschenk duidelijk aan te wijzen. + +Tegen vier uur waren wij gereed met het verdeelen der cadeautjes. +Mijnheer Sievers deed de beide schooldeuren op slot, en begaf zich met +mevrouw Forstner naar de pastorie, nadat wij afgesproken hadden, even +over zessen weer bij elkaar te komen, daar de dominee besloten had, om +zeven uur, als het donker werd, met het uitdeelen der geschenken te +beginnen. + +“Zonder brandende kaarsen aan den kerstboom, zou het ook geen echte, +heilige avond zijn,” zeide mevrouw Forstner, en wij waren dit volkomen +met haar eens. Toen Hendrik en ik thuis kwamen, troffen wij daar +directeur Beckmann reeds aan; hij was, zooals wij vernamen, reeds om +elf uur met zijn boot in de haven van Mulifanua aangekomen. Op verzoek +van mijnheer Krüger was de rentmeester Mertens ook verschenen. Na het +middagmaal gebruikten wij onze koffie op de veranda aan de voorzijde en +waren juist voornemens ons naar het zendelingenhuis te begeven, toen +mijnheer Beckmann ons met de woorden: “Heeren, één oogenblikje, als het +u belieft!” terughield. Tegelijk nam hij drie brieven uit zijn borstzak +en overhandigde daarvan een aan Petersen, een aan den rentmeester +Mertens en een aan mij. + +Toen ik den brief opende, las ik tot mijn blijde verrassing, dat het +hoofdbestuur der Duitsche-Handel- en Plantage-Maatschappij in Hamburg, +mij een gratificatie had toegekend ten bedrage van honderd dollars, +betaalbaar bij de hoofdkas in Matafele, benevens een maandelijksche +verhooging van traktement van vijftig dollars. + +Een en ander geschiedde wegens de vlijt en nauwgezetheid, die ik in den +loop van het jaar, voor de maatschappij had getoond. In het eerst kon +ik geen woorden vinden, maar toen sprong ik plotseling naar Krüger en +Beckmann af, aan wier warme aanbeveling ik deze onderscheiding te +danken had, en betuigde hun onder vreugdetranen, mijn innigen dank. + +Mijn vriend Hendrik en de rentmeester Mertens hadden een dergelijk +schrijven ontvangen en wilden nu insgelijks hun dank uitstorten, toen +de directeur hun in de rede viel met de woorden: + +“Het doet mij genoegen, Heeren, dat ik in staat ben u een kleine +Kerstvreugde te bereiden, maar het is nu meer dan tijd, dat wij voor +het uitdeelen der geschenken naar het schoolgebouw gaan. Ik moet +eerlijk bekennen, dat het mij waarlijk pleizier doet, weer eens zulk +een Kerstavond bij te wonen en zooveel gelukkige kindergezichtjes te +zien; dit is sedert heel veel jaren niet gebeurd.” + +Bij het schoolgebouw gekomen, zagen wij daar wel vijftig jongens en +meisjes en een dertigtal vrouwen vereenigd; slechts een paar mannen +waren er onder. Naar mevrouw Forstner ons later vertelde, waren de +meeste vaders der kinderen, die een geschenkje zouden krijgen, +kieschheidshalve weggebleven, om het schoollokaal niet al te vol te +doen zijn. + +Terwijl de heer Beckmann en Krüger de domineesfamilie in de pastorie +begroetten, ging ik met Hendrik en Mertens in het schoolgebouw om +mijnheer Sievers te helpen bij het aansteken der lichtjes aan de +kerstboomen. Hendrik en ik legden de poppen voor Marie en Betsy met +enkele pakjes suikergoed aan den voet van den eenen boom en zetten het +naaimandje van de moeder daar tusschen; natuurlijk vergaten wij de +naambriefjes niet. Toen alles gereed was, gaf mijnheer Sievers met de +schoolbel het teeken, dat het feest een aanvang zou nemen; ik deed +daarop de groote deur open, nadat ik mij eerst met een blik overtuigd +had, dat de dominees-familie met de heeren Beckmann en Krüger door de +andere deur binnengekomen was. + +De kinderen bleven aan den ingang angstig tegen elkander staan en +waagden het volstrekt niet een stap verder te komen; met groote oogen +en open mond staarden zij naar de brandende lichtjes en de mooie +dingen, die op de tafels uitgespreid lagen. Eerst toen Sievers, Hendrik +en ik de voorsten bij de hand namen en hen met vriendelijke woordjes +naar de tafels brachten, kwam er wat leven in het troepje. Mijnheer +Sievers, die al de kinderen bij den naam kende, riep hen en ook de +moeders, hardop tot zich, en gaf ze dan aan ons over, om hen naar hun +plaatsen te brengen. Toch durfden de kleintjes, die van alles wat er +voorviel, zoo goed als niets begrepen, de aangeboden geschenken niet +aan te nemen; mijnheer Sievers had zich voor het harmonium geplaatst, +dat tusschen de twee tafels stond, en na een kort voorspel, zongen de +kinderen in koor het altijd schoone: “Heilige nacht! Stille nacht!” Dit +lied, dat ik als knaap zoo dikwijls gezongen had, maakte door de +zachte, welluidende stemmen der kleinen, natuurlijk in de Samoaansche +taal, op mij een onvergetelijken, diepen indruk. Toen het lied uit was, +riep de dominee tot de kinderen, dat zij nu al het moois, dat bij de +briefjes met hun naam lag, moesten opnemen. Binnen enkele minuten klonk +in het groot lokaal een gelach en gejuich, waaraan zich spoedig de +klank van trompetten en tromgeroffel paarde, want de jongens probeerden +hun instrumenten. De meisjes lieten elkaar haar poppen zien, beten +kleine stukjes van de heerlijke peperkoeken, die zij nog nimmer gezien +hadden en lieten onophoudelijk de mondjes gaan als een troep jonge +ganzen. + +De vrouwen, die in hooge mate verrukt waren over de verrassende +geschenken van mooie stoffen en sieraden, gingen naar mevrouw Forstner +en bedankten haar met van vreugde stralende gezichten voor haar +goedheid. Toen deze haar uitlegde, dat zij de kerstgaven voornamelijk +aan mijnheer Krüger en de beide jonge Duitsche heeren te danken hadden, +kwamen de vrouwen, meest allen jong en schoon, naar ons toe, gaven ons +de hand en waren onuitputtelijk in dankbetuigingen. + +Op dit oogenblik drongen de twee dochtertjes van den dominee door de +kinderen en vrouwen naar hun moeder heen en riepen met glinsterende +oogen: + +“O, moesje, kijk eens, wat het Kerstkindje ons gegeven heeft!” En +tegelijkertijd hielden zij de pop, die zij van Hendrik en mij gekregen +hadden, in de hoogte. + +“Mijn pop kan ‘Mama’ zeggen,” riep Marietje uit. + +“En de mijne roept heel duidelijk ‘Papa,’ als ik op haar borst druk,” +voegde de kleine Betsy er bij. + +De domineesvrouw wisselde een vriendelijken blik van verstandhouding +met ons en gaf ons de hand. + +“Bij de poppen ligt nog een papiertje met uw naam er op, in een mandje, +moesje.” kwam het oudste zusje vertellen. + +De moeder begaf zich dadelijk naar de aangewezen tafel, en nam het +mooie werkmandje op, dat zij vol bewondering bekeek. + +“Wien van de twee heeren mag ik voor die lieve attentie bedanken?” +vroeg zij, terwijl zij Hendrik en mij beurtelings aanzag. + +Toen mijn vriend op mij wees, stak de beminnelijke vrouw mij, +vriendelijk lachend, beide handen toe en bedankte mij met een paar +hartelijke woorden. + +Een uurtje later, toen de eerste vreugde wat bedaard was, nam de +dominee de kinderen bij zich en hield hij een kleine toespraak, waarin +hij hun de beteekenis van het Kerstfeest voor het geheele Christendom +uitlegde. + +Nadat de Samoaners, ouden en jongen, belast en beladen, vertrokken +waren, namen wij, Europeanen, de uitnoodiging van den predikant aan, om +ten zijnen huize een eenvoudig avondeten, door zijn gemalin gereed +gemaakt, te gebruiken. Daarna brachten wij nog een gezellig uurtje +door, onder een glas bier en een fijne sigaar en van deze gelegenheid +maakte ik gebruik, mijnheer Krüger het barnsteenen sigarenpijpje, en +mijn vriend Petersen de pijp van meerschuim te overhandigen. Beide +cadeautjes werden met hartelijken dank ontvangen en dadelijk in gebruik +genomen. + +Tegen tien uur keerden wij naar ons woonhuis terug en nog dien zelfden +nacht reed Mertens ons naar de plantage. Den volgenden morgen, eersten +Kerstdag, woonden wij allen, ook directeur Beckmann, de +godsdienstoefening in de kerk bij, en na afloop daarvan nam de +directeur afscheid van den dominee en diens echtgenoot, alsook van +mijnheer Sievers, daar hij dadelijk, na het tweede ontbijt naar Apia +wilde terugkeeren. + +“Ik heb mij wezenlijk goed geamuseerd op uw feestje, er eere van den +heiligen avond, heeren,” zeide mijnheer Beckmann, toen wij hem naar de +boot brachten. “Het was mij, alsof ik weer thuis was bij de mijnen en +dit is het eerste Kerstfeest, dat ik in ruim tien jaar gevierd heb.” + + + + + + + + +ZEVENDE HOOFDSTUK. + +OP DE NIEUWE PLANTAGE LAULII. + + +De eerste maanden van het jaar 1898 gingen kalm onder beurtelings +werken en rusten voorbij en de eenige afwisseling bestond in het +regelmatig heen en weer reizen naar Apia, om de gelden tot uitbetaling +van salarissen en arbeidsloon, in ontvangst te nemen. Deze tochtjes +waren mij zeer welkom, daar zij wat vroolijkheid brachten in mijn +anders zeer eentonig bestaan. + +In het begin van de maand April, wanneer op de Samoa-eilanden de winter +begint, die tot November duurt, toen er een Oostenwind woei en het +minder heet was, kregen wij een bezoek van directeur Beckmann, die +zich, na ons even gegroet te hebben, naar het bureau begaf van mijnheer +Krüger. + +“Dat beduidt wat,” zeide Petersen, die bij mij op de veranda thee +dronk. “Nu, mij laat het koud,” ging hij voort, “ik ben mij ten minste +van geen kwaad bewust.” + +“Het zou je waarachtig ook moeilijk vallen, hier grappen uit te halen, +vriendje,” gaf ik ten antwoord, terwijl ik lachen moest om het ernstige +gezicht van mijn vroolijken makker. + +Kort hierop kwamen de twee heeren ook op de veranda, namen een kop thee +en staken een sigaar op. + +“Beste Petersen,” zeide de directeur na een poos, “uw neef heeft mij +zooeven verzekerd, dat gij volkomen in staat zoudt zijn, alleen het +bestuur eener drukke factorij op u te nemen; wat dunkt u, zoudt gij het +aandurven, jongeheer?” + +“Directeur,” antwoordde Hendrik tamelijk verbluft, “niemand, die mij +eenigszins kent, zal beweren, dat al te groote bescheidenheid van jongs +af een mijner deugden was; daarom ben ik zoo vrij, uw vraag met een +oprecht gemeend ‘ja’ te beantwoorden. Ik moet u echter eerlijk +bekennen, dat dit vleiend oordeel van mijn neef, mij ten hoogste +verrast.” + +“Je bent een eerste deugniet geweest, Hendrik,” zeide mijnheer Krüger +ernstig, “maar in de laatste jaren ben je zeer in je voordeel veranderd +en een flink, bruikbaar mensch geworden. Met een gerust geweten kan ik +van je getuigen, dat je je volkomen op de hoogte gesteld hebt, van het +aanleggen en kweeken van al de cultures op onze plantage, en er ook +uitstekend slag van hebt, met de Tonga’s en andere eilanders om te gaan +en ze naar behooren te behandelen, zoodat de arbeiders je meer +gehoorzamen dan den rentmeester of mij, Daarom heb ik den directeur +aangeraden, het bestuur onzer factorij in de eerstvolgende maanden aan +jou toe te vertrouwen.” + +“Maar, waarde neef, gaat u Mulifanua dan verlaten?” riep de jonge man +verwonderd uit. + +“Slechts voor enkele maanden, beste Petersen,” antwoordde de directeur, +vóór mijnheer Krüger kon antwoorden. De zaak is deze, Mijneheeren. Een +paar weken geleden, vernam ik, dat een kleine plantage dicht bij het +dorp Laulii, oostelijk van Apia, maar nog in het district Tuamasanga +gelegen, door den eigenaar, een Noord-Amerikaan, te koop werd +aangeboden. Ik begaf mij in persoon naar Laulii om de plantage te +bezichtigen en vond deze vrij verwaarloosd, hoewel de aard van den +bodem even gunstig is als op het geheele eiland. De man had er zeker +geen verstand van gehad, de verschillende cultures ieder naar haar aard +aan te kweeken. Naar hij mij vertelde, wilde hij naar Amerika +terugkeeren, waar hem, in den staat Ohio, een groote boerderij door +erfenis ten deel was gevallen; ook kon hij niet best tegen het +tropische klimaat.” + +“Daar hij een matigen prijs voor de plantage vroeg,” vervolgde mijnheer +Beckmann, “werden wij het spoedig over den koop eens, waarop de +Amerikaan mij nog meedeelde, dat de gronden, die er aan grensden, voor +het grootste gedeelte nog met oerwoud bedekt, van de eigenaars, +(inlanders) voor weinig geld te krijgen zouden zijn. Tot 1 Mei, wil de +tegenwoordige bezitter nog in de factorij blijven; dan wordt zij het +eigendom van onze maatschappij. Ik heb nu mijnheer Krüger verzocht, mij +tegen dien tijd naar Laulii te vergezellen, om ons op de hoogte te +stellen van den toestand, en de landerijen te schatten, die gekocht +moeten worden, want over die soort van dingen kan hij veel beter en +practischer oordeelen dan ik; daarna zal ik het bestuur en de verdere +uitbreiding der plantage aan mijnheer Gaedecke overdragen. Gij moet +weten, dat mijnheer Tiedemann, bij wien Gaedecke tot nu toe in de +factorij Vaitele geweest is, mij dien jongen man heeft afgeschilderd +als bijzonder begaafd in alle zaken, die betrekking hebben op den +aanleg van plantages en tropische cultures. Mijnheer Krüger zal, op +mijn verzoek, Gaedecke den eersten tijd met raad en daad bijstaan, tot +deze wat op de hoogte van een en ander gekomen is. Ook gij, beste +Arendt, vervolgde de directeur, zich tot mij wendend, zult uw chef naar +de nieuwe plantage vergezellen, om de noodige boeken in orde te brengen +en de boekhouding over te nemen, waarvan de geleerde heer Gaedecke +misschien geen begrip zal hebben.” + +“Moet ik dan die afschuwelijke boeken weer gaan houden, directeur?” +vroeg Hendrik met een verschrikt gezicht. + +“Neen, vriendje,” antwoordde mijnheer Beckmann glimlachend, “uw neef +heeft mij vroeger reeds in vertrouwen gezegd, dat, hoe knap en +bruikbaar gij buiten op de plantages ook zijt, het boekhouden nu juist +niet tot uw talenten behoort. Aanstaande week zal ik een bediende van +Matafele hierheen zenden, om de boeken van mijnheer Arendt over te +nemen.” + +Toen ik den directeur en mijnheer Krüger mijn dank betuigd had voor het +in mij gestelde vertrouwen, reden wij naar de plantage, waar mijnheer +Beckmann den bloei der cultures in oogenschouw nam en ook den +rentmeester Mertens kennis gaf van de aanstaande veranderingen. + +In de laatste dagen van April reed mijnheer Krüger met mij en onze twee +knechts naar Apia waar wij in het Hotel International onzen intrek +namen. Wij troffen daar mijn vroegeren reisgenoot, Gustaaf Gaedecke, +reeds aan, die mij hartelijk welkom heette; wij hadden elkander sinds +anderhalf jaar niet gezien. Het verblijf in het boschrijke +binnen-gedeelte van het eiland, scheen mijn landgenoot veel goed gedaan +te hebben; zijn vroeger, door het studeeren, bleek en smal gelaat was +door de tropische zon gebruind en zijn geheele verschijning maakte een +flinken, aangenamen indruk. + +Onder het eten vertelde Gaedecke ons van zijn werkzaamheden in de +factorij, waar hij onder leiding van den bekwamen heer Tiedemann +geleerd had, zijn theoretische kennis in practijk te brengen. Toen ik +hem daarop onze lotgevallen gedurende onze reis op den kotter van +Matautu naar het eiland Olosenga beschreef, riep hij in verrukking uit: + +“Wat moet dat interressant geweest zijn! Ik benijd je om dat +merkwaardig avontuur, beste vriend!” + +“Nu, wij zouden gaarne het interessante en merkwaardige van dien tocht +hebben willen missen, waarde heer,” antwoordde mijnheer Krüger +droogjes. “Wat zegt gij, Arendt?” + +“Ik weet het nog zoo net niet,” zeide ik. “Onze toestand op het kleine +schip, gedurende den vreeselijken orkaan, was weliswaar bijzonder +onaangenaam, maar het verblijf op het lapje gronds in den onmetelijken +oceaan, toch hoogst belangwekkend.” + +Op den morgen van den eersten Mei, voer directeur Beckmann met ons in +zijn groote boot langs de noordkust naar het dorpje Laulii, dat +ongeveer vijf zeemijlen oostelijk van Apia ligt; Laulii is even ver van +het grootere dorp Saluafata, het Duitsche kolenstation, verwijderd. Van +een eigenlijke haven is bij het kleine Laulii geen sprake; door een +nauwe opening in het koraalrif kunnen de booten naar het strand komen; +voor grootere vaartuigen zou dit onmogelijk zijn. + +Aan het strand kwam ons de Amerikaan, dien de directeur ons als Mr. +Mason voorstelde, reeds tegemoet; hij ging ons voor naar zijn woning, +die een kilometer verder landwaarts in lag, terwijl onze bedienden, met +een paar onzer roeiers, de bagage nadroegen. Het huis was niet groot en +uit gegolfd blik opgetrokken, dat in zulk een heet land als een zeer +onpractisch bouwmateriaal beschouwd mag worden; niettegenstaande de +woning in een boschje van oranje- en bananenboomen lag, heerschte er in +de kamertjes een snikheete temperatuur. + +“Ja, gentlemen,” zeide Mr. Mason, toen hij ons het zweet van het +voorhoofd zag wisschen, “het is wel wat warm in huis; daarom blijf ik +meest achter op de veranda, die ik daar heb aangebracht. Mijn vrouw en +kinderen hebben het hier ook niet lang kunnen uithouden, en wonen nu +reeds sedert eenige maanden in Apia. Als het uw goedkeuring wegdraagt, +gentlemen, zullen wij ook maar naar de veranda gaan, waar ik een klein +lunch heb doen klaar zetten; onder het gebruik kunnen wij dan de zaken +afdoen.” + +Onder het zeer primitieve op palen rustend bladerdak, gebruikten wij +een glas brandewijn-grog, met koud vleesch en scheepsbeschuit, en +volgden daarna den Amerikaan naar de plantage, die een paar honderd +meter verder gelegen was. Deze bestond voornamelijk uit eenige +honderden kokospalmen, broodvruchtboomen, en een uitgestrekt +suikerrietveld, waarop ongeveer twaalf arbeiders bezig waren, die +mijnheer Krüger als inboorlingen van de Gilbert-eilanden herkende. + +Naar het woonhuis teruggekeerd, gebruikten wij het middagmaal, dat onze +bedienden intusschen uit den meegebrachten voorraad toebereid hadden, +waarop Mr. Mason, nadat hij van den directeur Beckmann een wissel op +ons eerste kassiershuis in Matafeli als koopsom ontvangen had, afscheid +nam, om zich in zijn eigen boot door eenigen zijner arbeiders naar Apia +te laten roeien. + +“In de allereerste plaats moeten wij een geschikter verblijf zien te +krijgen dan deze broeikas,” zeide mijnheer Beckmann, toen Mr. Mason ons +verlaten had. “Mij dunkt, wij moesten voorloopig een paar eenvoudige +hutten opslaan, zooals de arme Samoaners hebben. Als onze drie knechts +en de werkman van de plantage ons helpen, kunnen wij in een paar uur +wel twee zulke hutten gereed hebben. Vannacht moeten wij ons met de +matten, die de Amerikaan achtergelaten heeft, als legerstede behelpen; +morgen zal ik de knechts met de boot naar Apia zenden om nieuwe matten, +dekens en kussens uit mijn huis te halen; zij moeten ook levensmiddelen +meebrengen, want ik ben voornemens hier nog minstens vier à vijf dagen +te blijven, om met de heeren Krüger en Gaedecke, den gekochten grond in +den naasten omtrek eens te onderzoeken. Natuurlijk gaat gij met ons +mee, Arendt,” voegde hij er glimlachend bij, toen hij mijn verwondering +op mijn gelaat las. “Gij zoudt u hier alleen doodelijk vervelen, daar +er vooreerst niets voor u te doen valt.” + +Toen de zon onderging, waren de twee hutten inderdaad kant en klaar. +Zij bestonden ieder uit een dozijn jonge boomstammen, die in den grond +geheid waren; het dak was gemaakt van groote, aan elkander gebonden +bananenbladeren, en rustte op een eenigszins sterkeren paal, die in het +midden van de hut was aangebracht. Eenige naast elkaar geplaatste +matten vormden de muren, en deze konden over dag weggenomen worden. Zoo +hadden wij een onderkomen voor den nacht, dat wel heel eenvoudig, maar +daarom ook zindelijker en veel koeler was, dan het verblijf in het +snikheete blikken huis. + +Na een rustigen nacht, ontbeten wij den volgenden morgen vroeg en +gingen toen op weg om den naasten omtrek in oogenschouw te nemen. + +“Ik wil wel gelooven, dat Mr. Mason niet veel vrucht van zijn plantage +getrokken heeft,” zeide mijnheer Krüger, toen wij door dat gedeelte der +kleine plantage wandelden, waar de cultuur begonnen was. “Het kopra van +deze twee à driehonderd kokospalmen kan hoogstens zooveel opgebracht +hebben om de helft van het arbeidersloon te dekken, iets gunstiger +schijnt het met het suikerriet te staan; de planten zien er goed en +sterk uit, en zullen een bevredigende winst afwerpen. Gelooft gij dit +ook niet? mijnheer Gaedecke?” + +“Ik ben het volkomen met u eens, mijnheer Krüger,” antwoordde Gaedecke. +“De eenigszins moerassige bodem in deze vlakte schijnt bijzonder +geschikt voor de cultuur van het suikerriet.” + +Wij hadden de plantage verlaten en begonnen nu de helling te bestijgen, +die tot het noordelijk voorgebergte van den beroemden berg Lanuto +behoort. Deze helling is beplant met de prachtigste boomen van allerlei +soort, en de top Lanuto, meer dan tweeduizend voet hoog, is een +uitgebrande vulkaan, met het kratermeer van denzelfden naam, een der +grootste bezienswaardigheden van Samoa. Toen wij nog hooger gestegen +waren, konden wij den noordelijken rand van dit kratermeer duidelijk +zien en bij den helderen hemel de heerlijke bergpalmen en varenboomen +onderscheiden, waarmede de rand omzet is. In westelijke richting konden +wij over het laag gelegen voorland de geheele kuststreek tot Saluafata +en de Fangaloabaai overzien. Toen wij bij onzen terugtocht—de zon had +intusschen het zenith bereikt en het was ontzettend heet geworden—in +een vrij eng dal daalden, vonden wij een dal-rivier, een nauwelijks +vijftien meter breed stroompje, dat de voortzetting van een waterval +scheen te zijn, die ongeveer honderd meter verder, zuidelijk van den +bergrand, naar beneden bruiste. Het was inderdaad een verrukkelijk +gezicht. De kleine stroom, die niet breeder was dan vier meter, stortte +zich tusschen boomen en bloeiende heesters van de hoogte, twintig meter +diep naar omlaag, in een soort bassin, dat in den loop der tijden door +het water gevormd was, en stroomde dan klaterend en schuimend verder +naar het Noorden der kust. + +“Vlug! de kleeren uit, Heeren!” riep de directeur verrukt uit. “Een +heerlijker, frisscher bad dan moeder natuur ons hier biedt, kan men +zich niet denken!” + +In minder dan geen tijd, zaten wij alle vier in het kristalheldere +water van het bassin en spartelden als ondeugende kinderen daarin rond. + +Na deze onverwachte verfrissching, wandelden wij langs een zijweg +verder en kwamen binnen het uur op de factorij Laulii, die slechts, +zooals wij nu eerst opmerkten, door een kleine verheffing van den +grond, van het dal gescheiden werd. + +De volgende dagen besteedden wij aan verdere uitstapjes in de buurt van +Laulii, waarna directeur Beckmann in overleg met de heeren Krüger en +Gaedecke, besloot, ongeveer driehonderd hectaren gronds van het +opperhoofd, den eigenaar van die landstreek, te koopen. + +Toen de koop gesloten was, gingen de directeur en mijnheer Krüger den +volgenden dag naar Apia, om zoo spoedig mogelijk het noodige aantal +arbeiders te huren, die de boomen in die boschrijke streek, moesten +vellen. Mijn vroegere reisgenoot Gaedecke en ik bleven op de factorij +achter, gedeeltelijk om toezicht te houden op het daar aanwezige +werkvolk, gedeeltelijk om plannen te maken tot het bouwen van een nieuw +woonhuis. + +De directeur had ons beloofd, zoo spoedig mogelijk eenige werklieden +met het vereischte materiaal aan planken, matten enz. te zenden. Hij +had ook in het voorstel van Gaedecke toegestemd, het nieuwe woonhuis in +het dal van het kleine riviertje te laten oprichten, daar het dan meer +in het midden van de vergroote plantage zou liggen, wanneer de nieuw +aangekochte grond eenmaal in cultuur genomen was. + +Ik kon mij bij de Gilbert-inboorlingen, die de Amerikaan ons had +nagelaten, vrij goed verstaanbaar maken, als ik de taal der Tonga’s +sprak, die ik in Mulifanua, door den omgang met dezen, vloeiender had +leeren spreken, dan het Samoaansche idioom, dat Gaedecke nu op zijn +beurt weer machtig was. + +Een paar dagen later liepen twee groote booten uit Apia de baai van +Laulii binnen; de eene bracht drie timmerlieden met een heelen voorraad +planken, latten en ander materiaal, de andere een twintigtal +plantagewerkers, die mijnheer Beckmann van de plantages Veilele en +Vaitele had laten komen, om een begin te maken met het uitroeien der +boomen op het aangekocht terrein. Uit een brief van den directeur aan +Gaedecke vernamen wij, dat er binnen eenige weken een grooter aantal +Tonga’s en inboorlingen van de Salomons-eilanden komen zouden, die in +dien tusschentijd door de kapiteins van den naar hier gezonden kotter +aangeworven waren. + +De timmerlieden werden voorloopig in het blikken huis onder dak +gebracht, terwijl het werkvolk hutten voor zich moest bouwen in het +dal. + +Nadat Gaedecke de plaats voor ons toekomstig woonhuis had aangewezen, +werd er dadelijk met het bouwen een aanvang gemaakt. Binnen veertien +dagen was het huis geheel gereed. Het had natuurlijk maar één +verdieping, die aan al de vier zijden door een breede veranda, op palen +rustend, omringd was, zoodat de openingen voor de vensters niet van +glasruiten behoefden voorzien te worden. De regen kon door het ver +vooruitstekend dak, niet in de vertrekken dringen, terwijl de versche +lucht dag en nacht vrij toegang had. Deze practische manier van bouwen +in de heete luchtstreek, was gevolgd op raad van mijnheer Krüger, die +weer teruggekomen was. Het nieuwe huis bevatte vier afdeelingen: een +gemeenschappelijke werkkamer voor Gaedecke en mij: voor ieder van ons +een slaapkamertje en een grootere huiskamer. De keuken en een vertrek +voor onze twee knechts en den inlander, die als kok fungeerde, bevonden +zich in een soort van loods, achter het huis; het geheel was door +oranje- en bananenboomen omringd, wier bladerkronen het voor de +brandende zonnestralen beschutten. + +Mijnheer Krüger van Gaedecke vergezeld, nam dadelijk, toen men met +bouwen begonnen was, de leiding op zich over het uitroeien der boomen +en het in orde maken van den bodem, op de hellingen van het rivier-dal +en ook hooger op, terwijl ik belast werd met het toezicht over de +timmerlieden en het andere werkvolk. De kok en de knechts moesten voor +het middag- en avondeten zorgen, niet alleen voor ons, heeren, maar +voor alle manschappen, daar deze den geheelen dag in de plantage bezig +waren. + +Toen het huis gereed was, voer mijnheer Krüger met mij naar Apia om de +noodige meubelen voor de vertrekken aan te schaffen; ik moest in +Matafele geld halen ter uitbetaling van het werkloon. Mr. Mason had in +het blikken huis, behalve een paar versleten matten, geen enkel meubel +achtergelaten. + +In Apia gekomen, vonden wij daar de geheele bevolking, inlanders zoowel +als Blanken, in opgewonden toestand. Volgens zeggen van den directeur +Beckmann, was eenige dagen geleden, de oude koning Malietoa Laupopa, in +Mulinu gestorven. Ik vernam nu ook enkele nadere bijzonderheden over de +merkwaardige lotgevallen van dezen Samoaanschen vorst. Malietoa had +jarenlang oorlog gevoerd met zijn twee doodvijanden, de zoogenaamde +koningen Mataafa en Tamasese; in 1887 werd hij door de drie +beschermende mogendheden, Duitschland, Engeland en de Vereenigde-Staten +van Noord-Amerika, afgezet, en naar Kamerun getransporteerd, waar hij +door het Duitsche gouvernement niet bijzonder vriendelijk behandeld +werd. Van Kamerun bracht men hem naar Hamburg en eindelijk naar de +Maarschalks-eilanden die onder Duitsche bescherming stonden, vanwaar +hij in 1889 weer naar Samoa terugkeerde, en opnieuw als koning bezit +nam van den troon, nadat zijn tegenkoning, Mataafa, naar het eiland +Jaluit, dat tot de Maarschalks-eilanden behoort, verbannen was +geworden. Malietoa kreeg van de Duitsche regeering een klein jaargeld +en leefde stil op het schiereiland Mulinu, terwijl hij het aan zijn +aanhangers overliet, hun meestal onschuldige veeten met de partij van +koning Tamasese, in het westelijk gedeelte van Upolu, zoowel als met +die van den afgezetten Mataafa in de oostelijke districten, uit te +vechten. + +“Ik vrees echter zeer.” vervolgde de directeur, “dat de dood van den +ouden, onschadelijken Malietoa, groote onrust en verwarring in geheel +Samoa veroorzaken zal. Gij, waarde Krüger, zijt met de tegenwoordige +omstandigheden nauwkeurig bekend, maar voor Arendt is het zeer goed, +wanneer hij hiervan wat op de hoogte komt, opdat hij niet te eeniger +tijd een onvoorzichtigheid bega. Sedert in 1889 de u bekende +mogendheden een zoogenaamd beschermend-tractaat over Samoa hebben +gesloten, is het volk dikwijls onrustig geweest, hetgeen grootendeels +toe te schrijven is aan den naijver van Engeland en de +Vereenigde-Staten tegen Duitschland. Onze handel in Samoa, bedraagt +ruim het dubbele van dien der beide mogendheden te zamen, hetgeen een +doorn in hun oog is. Onze grootste vijanden zijn de rechter Chambers, +een geboren Noord-Amerikaan en de Engelsche consul Maxse, die er in de +laatste jaren ijverig op uit zijn, onzen dokter Raffel, den voorzitter +van den gemeenteraad in Apia, voortdurend moeilijkheden in den weg te +leggen. Dit ondervindt ook consul Biermann, die bij de hier wonende +Duitschers, evenals bij de inboorlingen zeer bemind is.” + +“Het zal mij benieuwen, of onze vriend Tamasese van den dood van zijn +ouden vijand partij zal trekken, om zich tot koning te doen kiezen,” +zeide mijnheer Krüger. + +“Ik acht dit zeer waarschijnlijk,” antwoordde de directeur, “doch de +aanhangers van den verbannen Mataafa, zullen dit niet kalm aanzien, +maar hun best doen, hun vroegeren koning weer op den troon te krijgen.” + +“U hebt zooeven gezegd, directeur, dat deze Mataafa, naar de +Maarschalks-eilanden verbannen is,” zeide ik. “Maar deze groep ligt op +zulk een afstand, dat hij onmogelijk tijding van Malietoa’s dood +ontvangen kan.” + +“O, dat is geen bezwaar, beste Arendt,” antwoordde de directeur. “De +Samoaners zijn uitstekende zeelieden en kunnen in hun groote +oorlogsbooten, die van outsiders [3] voorzien zijn, zeer groote reizen +ondernemen. Evengoed als zij in vroeger tijd naar de Tonga- en +Vitschi-eilanden konden varen, en krijgsgevangenen te maken, die zij +hier tot viering van de overwinning opaten, kunnen zij ook naar de +Maarschalks-eilanden zeilen.” + +De eerstvolgende dagen besteedden mijnheer Krüger en ik tot het doen +van inkoopen wat huisraad en keukengereedschappen betrof, voor het +nieuwe woonhuis in de factorij Laulii, en voeren toen daarheen terug. + +Verscheiden weken gingen onder flink werken voorbij. Kapitein Johannsen +bracht ons in zijn kotter ongeveer dertig Tonga’s, die spoedig door een +twintigtal inboorlingen gevolgd werden, zoodat mijnheer Krüger de +geleende werklieden van de factorijen Veilele en Vaitele weer naar hun +plantages kon terugzenden. Op de plaatsen, waar de boomstammen geveld +waren, werden deze, die niet voor timmerhout konden gebruikt worden, +met takken en bladeren in brand gestoken, om door de achterblijvende +asch den bodem tegelijk te bemesten. Toen alles op deze manier +behoorlijk voorbereid was, begon de eigenlijke arbeid voor den aanleg +der verschillende cultures. Verscheiden hectaren in de laagst gelegen +gedeelten werden met kokosnoten bezaaid, die zooals ik wist, pas na +zeven of acht jaar winst afwierpen. Ten einde de grond, tusschen de +gezaaide noten niet geheel braak te laten liggen, werden in de open +plekken katoenheesters geplant. Gaedecke wilde ook in de hooger gelegen +gedeelten, de proef nemen met koffie, thee en cacao, hetgeen de +goedkeuring van mijnheer Krüger ten volle wegdroeg; bovendien beloofde +deze zijn jeugdigen collega nog, hem, zoodra hij in de gelegenheid was, +een hoeveelheid tabakszaad te zenden, dat hij mijnheer Koning, uit +Matautu, zou bestellen. + +Na verloop van een maand waren alle toebereidselen afgeloopen, en +mijnheer Krüger verliet ons, om naar Mulifanua terug te keeren, daar +hij overtuigd was, dat Gaedecke volkomen in staat zou zijn, het bestuur +over de jonge plantage op zich te nemen en deze tot bloei te brengen. + +Intusschen was de oogst der weinige cultures van de oorspronkelijke +plantages Laulii binnengebracht; een kotter werd uit Apia ontboden om +dezen af te komen halen en ik had de handen vol met het in orde maken +der boeken en die bij te houden. Mijn vroegere makker en ik zagen +elkander alleen bij de maaltijden, als ik hem niet in mijn vrije +uurtjes een bezoek bracht op de verschillende plantages, die onder +zijne leiding aangelegd moesten worden en waarover hij het toezicht +hield. Hij had hiervoor al zijn tijd noodig. Alleen des Zondags bleef +Gaedecke in onze gemeenschappelijke woning, die wij zoo gezellig +mogelijk ingericht hadden. Alles was er zindelijk en frisch; enkele +schreden van onze deur, stroomde het heldere, koele water van het +riviertje, terwijl de bloeiende boomen en heesters de lucht met hun +welriekende geuren vervulden. Het had veel van een liefelijke idylle! + + + + + + + + +ACHTSTE HOOFDSTUK. + +KONING MATAAFA. + + +Ongeveer tegen het midden van de maand Augustus keerden Gaedecke en ik +op een morgen van de hooger gelegen koffie- cacao- en theeplantages, +die een rijken oogst beloofden, naar ons huis terug, toen wij heel +onverwachts in het rivier-dal een talrijke menigte inlanders +tegenkwamen, die allen met buksen gewapend waren en een gordel met +patronen aangegespt hadden. Aan het hoofd der Samoaners marcheerden +twee mannen, waarvan een ons bekend voorkwam. + +“Is dat niet het opperhoofd, van wien directeur Beckmann de nieuwe +landerijen gekocht heeft?” vroeg mijn vriend, die wat bijziende was. + +“Ja, hij is het,” antwoordde ik, want ik herkende hem, “wat zou hij in +het schild voeren, om met zooveel volk hierheen te komen?” + +Op dit oogenblik herkende het opperhoofd ons eveneens; hij zeide een +paar woorden tot den man, die naast hem liep, bleef toen staan en riep +ons heel vriendelijk zijn: “Talofa!” toe. Wij beantwoordden zijn groet +op dezelfde wijze en gaven hem de hand, toen wij bij hem gekomen waren. +Zijn metgezel, een groot, reeds bejaard Samoaner, wiens bovenkleed en +lava-lava van een fijne zijden stof vervaardigd waren, nam zijn buks +van den schouder en gaf ons toen ook vriendelijk lachend de hand. + +“Onze aanstaande koning, Mataafa!” zeide het opperhoofd, op plechtig +ernstigen toon, terwij hij op dezen wees. + +Gaedecke en ik bogen zeer beleefd en eerstgenoemde begroette met een +paar woorden, den koning, die uit de verbanning teruggekeerd was. + +“Zoudt gij de twee mannen niet vragen, of zij bij ons willen rusten?” +vroeg ik mijn landgenoot in het Duitsch. “Wie weet, of deze dienst ons +later niet nuttig kan zijn.” + +“Gij hebt zoo waar gelijk, mijn beste,” antwoordde Gaedecke. Hij +noodigde daarop Mataafa benevens het opperhoofd uit, een weinig te +rusten in onze woning vlak in de buurt, en een klein lunch te +gebruiken. De uitnoodiging in uitstekend Samoaansch gedaan, scheen den +ex-koning te verrassen en te verheugen tevens, want hij gaf ons +nogmaals de hand, er bijvoegende, dat het hem bijzonder aangenaam was, +al dadelijk in de eerste dagen van zijn terugkomst uit de verbanning, +gastvrijheid te mogen ondervinden bij Duitsche heeren, daar hij steeds, +voor alles, wat Duitsch was, de grootste achting en sympathie +gekoesterd had. + +Na een klein halfuur waren wij bij ons huis; Gaedecke bracht Mataafa en +het opperhoofd naar de veranda aan de voorzijde, en ik wees het gevolg, +dat uit ongeveer veertig inlanders bestond, een plaats aan, in het +schaduwrijk boschje, aan den oever van het riviertje. Toen haastte ik +mij naar de loods en beval Sufa dadelijk eenige flesschen bier, met wat +koud vleesch en versch brood, dat onze kok om den anderen dag zelf +bakte, naar de veranda te brengen; Gaedeckes knecht en de kok moesten +vier flesschen whiskey, benevens een mand scheepsbeschuit naar het +gevolg aan den oever dragen en daar uitdeelen. + +Bij mijn terugkomst op de veranda, had mijn vlugge knecht de tafel +reeds gedekt en de spijzen er op gezet. + +“Op het welslagen uwer onderneming!” zeide Gaedecke, zijn glas tegen +dat van den ex-koning aanstootend, en ik volgde zijn voorbeeld. + +“Dank u, Heeren, voor uw vriendelijke wenschen, die zeker vervuld +zullen worden. Daarvan ben ik vast overtuigd!” antwoordde Mataafa. + +Gedurende het kleine maal, dat wij vrij haastig gebruikten, deelde +Mataafa uit zijn bijna negenjarig verblijf op het eilandje Jaluit, +eenige voorvallen mee, die ons oprecht medelijden deden krijgen met den +man, zoo wreed door het lot behandeld. Hij verzekerde ons, dat de +inboorlingen der Maarschalks-eilanden ver bij de Samoaners +achterstonden, wat beschaving, karakter en levenswijze aangaat; +misschien zou hierin echter spoedig verbetering komen, omdat er onlangs +op Jaluit een kolenstation voor de Duitsche marine was opgericht; dat +was gebeurd in de eerste jaren zijner verbanning. + +Na een rust van een klein uur, vertrokken de hoofden weer met hun +gevolg. Wij hadden Mataafa het gebruik van onze booten aangeboden, +indien hij zijn reis naar Apia wellicht over zee zou willen +voortzetten; maar hij had bedankt, daar het hem beter voorkwam, in de +haven van Apia niet met zulk een sterk gewapend gevolg binnen te +loopen. Het zou de aandacht van het bestuur trekken en hem misschien +onaangenaamheden berokkenen. Hij gaf er de voorkeur aan langs de kust +verder te gaan, om zich in de enkele dorpen daar, aan zijn aanhangers +te vertoonen, die reeds vernomen hadden, dat hij uit de ballingschap +teruggekeerd was. Hij bedankte ons vriendelijk voor ons aanbod en zette +toen in snellen pas, de reis langs de kust naar Laulii voort. + +Toen ik eenige dagen later naar Apia voer, om de noodige gelden in +ontvangst te nemen, vernam ik, tot mijn groote verbazing, dat Mataafa, +in de laatste dagen van November, inderdaad met groote meerderheid van +stemmen, door de Samoaners tot koning gekozen was. Zooals directeur +Beckmann mij later vertelde, had deze meerderheid het zesdubbele van de +stemmen bedragen, die voor den tegen-candidaat Tamasese, onzen ouden +vriend in Mulifanua, waren opgenomen. Tot de keus van Mataafa, hadden +de consuls, als vertegenwoordigers der drie mogendheden, reeds hun +toestemming gegeven. De directeur geloofde echter, dat deze +koningskeuze bezwaarlijk zonder verdere gevolgen zou blijven, daar +voornamelijk de Engelschen, met hun consul Maxse aan het hoofd, alle +zeilen zouden bijzetten, de keuze van Mataafa te doen mislukken; zij +waren er daarom niet mee ingenomen, omdat de nieuwe koning als een +verklaarde vriend van Duitschland bekend stond. + +De naaste toekomst zou leeren, dat mijnheer Beckmann goed had gezien. + +Den 31n December waren Gaedecke en ik naar Apia gevaren, om aan een +uitnoodiging van onzen directeur te voldoen en den Oudejaarsavond ten +zijnen huize, in den kring der gezamenlijke beambten der Duitsche +Handelmaatschappij, in Matafele, te vieren. Wij konden onze factorij +gerust voor eenige dagen aan de hoede toevertrouwen van een onlangs +aangesteld opzichter, dien mijnheer Krüger ons uit Mulifanua gezonden +had, om Gaedecke bij het toezicht over het werkvolk behulpzaam te zijn. +Hendriksen, zoo heette de opzichter, was reeds sedert verscheiden jaren +werkzaam geweest op de plantage Mulifanua, en had zich onder de leiding +van Mertens tot een flink, bruikbaar ambtenaar gevormd, die het ook +verstond, het werkvolk op de plantages, dat tot verschillende +volksstammen behoorde, met tact en beleid te behandelen. + +Na een heerlijk souper, dat directeur Beckmann zijn gasten had +aangeboden, begaven wij ons in den fraaien, goed onderhouden tuin +achter het huis, en wachtten daar, onder levendige gesprekken, een glas +punch en een sigaar, het begin van het nieuwe jaar af. Juist hadden wij +plaats genomen aan de verschillende tafeltjes, toen onze consul, +mijnheer Rose, de opvolger van mijnheer Biermann, zich met twee heeren, +beambten van den Duitschen consul, bij ons voegde, en zich wegens zijn +late komst bij onzen directeur verontschuldigde met de woorden: “Beste +vriend, het was mij onmogelijk vroeger te komen. Toen ik op het punt +stond mij met deze heeren tot u te begeven, kreeg ik een boodschap van +dokter Raffel, om mij zoo spoedig mogelijk bij hem te vervoegen.” + +“Is er dan iets bijzonders gebeurd, waarde Heer, dat de voorzitter van +den gemeenteraad u nog op zulk een vergevorderd uur wilde spreken?” +vroeg de directeur verwonderd. + +“Zeker, zeker!” antwoordde de consul. “Ik zal het u en dezen anderen +heeren dadelijk vertellen; op hun stilzwijgendheid kan ik toch zeker +rekenen, maar geef mij eerst een sigaar en een glas punch, beste +Beckmann, ik heb behoefte aan een kleine hartsterking.” + +“Zooals gij weet,” begon consul Rose, na zich met een glas punch +verkwikt en een sigaar opgestoken te hebben, terwijl hij zich naar de +heeren aan zijn tafel wendde, “zooals gij weet, stierf de oude Malietoa +den 22sten Augustus in Mulinu en in het begin van November keerde de +verbannen Mataafa reeds uit Jaluit terug. Eenige weken geleden is deze +met groote meerderheid van stemmen tot koning gekozen en door ons, +consuls, ook als zoodanig erkend. Zooals ik gedacht had, viel deze +keuze niet in den smaak van de heeren Engelschen en mijn beide +collega’s; de Engelsche, zoowel als de Amerikaansche consul, begonnen +dadelijk allerlei kuiperijen tegen Mataafa, hoewel zij diens keuze +goedgevonden hadden. Zonder moeite gelukte het hun dan ook, den rechter +Chambers, die zich jegens al, wat Duitsch is, alles behalve vriendelijk +getoond heeft, voor hun plannen te winnen. Naar dokter Raffel een uur +geleden medegedeeld heeft, zal morgen, 1 Januari, de keuze van Mataafa +een onderzoek moeten ondergaan, hetgeen niets anders dan een ellendige +comedie is, en de zoon van Malietoa, de jeugdige Fanu Mafili, tot +koning worden uitgeroepen. Deze Tanu is nog heel jong; hij gaat op de +Engelsche Zendelingenschool en is een volkomen willoos werktuig in de +handen der Engelschen en Amerikanen. U kunt nu gemakkelijk begrijpen, +Heeren, welke gevolgen de benoeming van Tanu voor de belangen van +Duitschland hebben zal.” + +“Ik ben vast overtuigd, dat Mataafa zich niet zonder krachtig verzet +schikken zal in zijn vernedering,” zeide directeur Beckmann, toen de +consul zijn verhaal geeindigd had, dat vooral Gaedecke en mij vreemd +voorkwam, daar de heeren, die in Apia woonden, natuurlijk beter met +alles, wat er gebeurde, bekend waren. + +Om twaalf uur begroetten wij het Nieuwe Jaar met onze hartelijke +wenschen voor het verdere welzijn der Duitsche Handel- en Plantage- +Maatschappij, waarna consul Rose een dronk instelde op het verre +vaderland en den Duitschen keizer, waarmee wij juichend instemden; +daarop namen wij afscheid van onzen vriendelijken gastheer. + +Den volgenden dag legden wij eerst een bezoek af bij directeur Beckmann +en feliciteerden hem met het Nieuwe Jaar; wij gaven daarna onze +kaartjes af bij den, in de buurt wonenden Duitschen consul, mijnheer +Rose, die, zooals de knecht ons zeide, niet thuis was, maar zich naar +den voorzitter Raffel begeven had. In Matefele vonden wij de meeste +beambten in het huis van den directeur van het Hoofdbestuur, aan een +feestelijk ontbijt vereenigd, waaraan wij dadelijk moesten deelnemen. +Toen wij tegen den avond naar ons hotel terugkeerden, zagen wij in alle +straten en pleinen langs de haven een groote menigte inlanders, die +allerlei gebaren maakten, schreeuwden en druk heen en weerliepen, +zoodat wij dadelijk begrepen, dat de heeren Chambers en Maxse hun doel +bereikt hadden. In het Hotel International gekomen, bevestigde onze +landgenoot ons vermoeden; de rechter Chambers had de keuze van Mataafa +voor nietig verklaard, en, in overleg met den Engelschen consul Maxse, +den jeugdigen Tanu Mafili tot Koning van Samoa uitgeroepen. + +Vervolgens begaven wij ons na het late diner naar directeur Beckmann om +afscheid te nemen en zijn orders te ontvangen. + +“Begeeft u morgen vroeg weer naar Laulii, Mijneheeren,” zeide hij op +zijn vriendelijke manier, “en laat de factorij zoo weinig mogelijk +alleen. Ernstige gebeurtenissen wachten ons, die al uw waakzaamheid en +voorzichtigheid zullen vereischen. Zoodra ik u iets gewichtigs heb mee +te deelen, zal ik u een afzonderlijken bode zenden.” + +Een paar dagen na onze terugkomst, kwam een boot uit Apia met +verscheiden timmerlieden, een paar balken en een hoogen paal, bij de +factorij aan, en overhandigden een brief van den directeur, die aan +Gaedecke geadresseerd was. + +De directeur schreef. “Ik zend u eenige handwerkslieden met het noodige +materiaal om een vlaggestok op uw woonhuis te bevestigen. Het is bij de +aanstaande vijandelijkheden, die niet zullen uitblijven, meer dan +noodzakelijk, onze plantages door het uit steken van den Duitschen +rijksstandaard, als eigendom van de Duitsche Handel- en +Plantage-Maatschappij, kenbaar te maken, vooral tegenover de aanhangers +van koning Tanu Mafili, die door de Engelschen en Amerikanen op den +troon verheven is. Wees zoo goed, den vlaggestok zoo spoedig mogelijk +te laten plaatsen, en dan onmiddellijk de hiernevens gaande vlag in top +te hijschen.” + +Binnen drie dagen was de stelling voor den vlaggestok gereed, en de +kleuren van ons vaderland wapperden hoog aan den top van den paal. + +Nauwelijks een week later kwam mijn knecht Sufa mijn kamer +binnenstormen en riep mij toe, dat het ons bekende hoofd met een groote +menigte gewapende Samoaners daar juist in het dal, op weg naar de kust, +voorbij gekomen was. Van een der soldaten had hij vernomen, dat hun +koning Mataafa, al zijn aanhangers te wapen had geroepen om tegen de +partij van Tanu te velde te trekken. Dadelijk liet ik mijn werk, dat ik +onder handen had, in den steek, en haastte ik mij naar buiten, om mij +van de juistheid van dit bericht te overtuigen, en zag werkelijk nog de +laatsten der inlanders, allen met buksen gewapend, op ongeveer +vijfhonderd meter van het station, met versnelden pas naar de kust +oprukken. Gaedecke was in de hooger gelegen plantages bezig; ik gaf +Sufa order hem op te zoeken, hem het voorgevallene te vertellen en hem +te vragen zoo spoedig mogelijk bij mij te komen. + +Wij zaten aan tafel, toen wij plotseling kanonschoten hoorden, waarop +na weinig minuten ook het zwakke geluid van het knallen van geweren +volgde. Het was duidelijk, dat in de bergen, westelijk van het +rivierdal, een gevecht plaats vond, dat zeer waarschijnlijk tot onze +factorij voortgezet zou worden. In overleg met Gaedecke, die mij, als +ex-soldaat, de verdediging onzer factorij, als het noodig was, had +toevertrouwd, liet ik dadelijk onzen opzichter Hendriksen komen, wien +ik opdroeg al de werklieden uit de plantages hier te roepen en voor ons +woonhuis bijeen te brengen. + +Een uur later stonden ongeveer vijftig man, grootendeels sterke +Tonga’s, bij den vlaggestok en keken met vurigen blik in de richting, +vanwaar de schoten gehoord werden. Allen waren met groote messen +gewapend, en bovendien hielden de meesten nog speren in de rechterhand. +Gaedecke, Hendriksen en ik hadden onze buksen en revolvers gegrepen, +terwijl onze knecht en de kok eveneens van geweren en messen voorzien +waren. Nadat ik de lieden duidelijk gemaakt had, dat het ons te doen +was, de vechtenden te verhinderen, het terrein, dat tot onze factorij +behoorde, te betreden, en onze gebouwen als een vesting te gebruiken, +rukte ik met alle manschappen voort, tot aan den buitensten rand van +een groot suikerrietveld, en stelde daar ons legertje op. + +Het duurde niet lang, of, tusschen de boomen aan den westelijken rand +van het dal, zagen wij de gedaanten van enkele Samoaners, die zich +langzaam terugtrokken, terwijl zij onophoudelijk op de snel +voortrukkende vijanden schoten, die wij tot nu toe nog niet hadden +kunnen zien. Maar heel spoedig bemerkten wij de tegenstanders van +Mataafa en ontdekten, tot onze groote verbazing, onder hen een +afdeeling Engelsche oorlogsmatrozen en hun bevelhebber, in de uniform +van Britsch zeeofficier. Zooals ik later vernam, was werkelijk een +luitenant met vijftig matrozen en mariniers van het Engelsche +oorlogsschip “Porpoise” naar de aanhangers van Tanu Mafili heengegaan, +om dezen in den strijd tegen Mataafa te helpen. + +Van Mataafa zelf konden wij intusschen niets ontdekken, maar wel +herkenden wij heel spoedig de gestalte van ons opperhoofd, die zijn +soldaten tot volharden scheen aan te vuren, want hij liep gestadig van +het eene eind der schietlinie naar het andere. Toch duurde het niet +lang, of zijn krijgslieden hadden den voet van de helling bereikt en +zich gedekt, achter de hooge stammen der palmen, ongeveer vijfhonderd +meter van onze stelling; hier openden zij nu een moorddadig vuur op den +woest naderenden vijand, aan wiens hoofd de Engelsche officier met zijn +manschappen stond. Ten einde het opperhoofd en zijn troep, al was het +dan ook geen krachtdadige hulp, tenminste een kleinen stilstand van +wapenen te bezorgen, waarvan hij misschien partij kon trekken, om zich +op de oostelijke helling in veiligheid te brengen, haastte ik mij naar +de kampplaats, terwijl ik mijn witten zakdoek, bij wijze van +parlementairsvlag aan den loop van mijn geweer vastgebonden, heen en +weer zwaaide. Werkelijk hield het schieten van beide zijden op, toen +men mij gewaar werd. + +“Wat wilt gij, Mijnheer?” riep de Engelsche officier mij in zijn +moedertaal barsch toe, terwijl hij mij een paar schreden tegemoet kwam. + +“Ik wil er u even attent op maken, dat u hier op den grond eener +Duitsche factorij zijt!” + +“Dat is mij om het even,” gaf hij minachtend ten antwoord. “Het is mij +te doen deze honden van opstandelingen uit te roeien, en ik zal mij +hierin in geen geval door u laten verhinderen. Verstaan, Mijnheer?” + +“Welaan, dan geef ik u de verzekering, Mijnheer, dat ik, met alle +middelen, waarover ik te beschikken heb, iedere schending van ons +onzijdig, Duitsch grondgebied tegen zal gaan,” riep ik den Engelschman +toe, woedend over diens onbeschaamd optreden. + +“All right!” antwoordde deze. “Ik raad u echter aan, te maken, dat u +wegkomt, anders kondt gij wel eens een paar kogels oploopen!” + +Vóór ik nog kon antwoorden, vielen er achter de matrozen en de soldaten +van Fanu verscheiden schoten, en dadelijk daarop, zag ik koning Mataafa +aan het hoofd van minstens tweehonderd inlanders, die zich onder een +hevig vuur en al schreeuwende, op den vijand wierpen. Tegelijkertijd +liet ook het opperhoofd een gillenden krijgskreet hooren; hij stortte +zich op zijn tegenstanders, die onmiddellijk de helling afstormden en +het aan de matrozen overlieten, de soldaten van Mataafa tegen te +houden. + +In een oogwenk begreep ik, dat de sluwe, ervaren Mataafa, deze list met +het opperhoofd had afgesproken, om den vijand tusschen twee vuren te +brengen; daarom moest het hoofd het gevecht zoolang aanhouden en zich +van lieverlede tot in het rivierdal terugtrekken, om den koning den +tijd te laten, den omweg over Laulii tot aan de kampplaats te kunnen +afleggen. + +Ik liep, zoo hard ik kon, tot den rand van het suikerrietveld terug, om +niet onder de vechtenden te geraken en daarbij, mogelijk, een kogel op +te doen; mijn doel, om het met mij bevriende opperhoofd een korte +staking van het gevecht te bezorgen en tegelijk, hoewel heel toevallig, +koning Mataafa tijd te geven, zijn tegenpartij in den rug aan te +vallen, was bereikt. + +Van onze standplaats af, konden wij waarnemen, hoe Mataafa, wiens +strijdkrachten die der Tanu-partij in aantal ver overtroffen, deze +steeds meer en meer de helling opdrong, ondanks den hardnekkigen +tegenstand der Engelsche matrozen, die zich dapper verweerden, maar ten +slotte toch moesten terugtrekken, wegens de zware verliezen, die zij +leden. + +Noch Mataafa, noch het opperhoofd keerden dien avond in ons dal terug, +waaruit wij konden opmaken, dat zij de volkomen verslagen Tanu-soldaten +tot in Apia vervolgd hadden. + +“Het is toch een groot geluk voor ons, dat wij niet genoodzaakt zijn +geweest, ons land tegen de vijanden van koning Mataafa te verdedigen,” +zeide Gaedecke op onzen weg naar huis. “Wij zouden met onze lieden, die +alleen met speren en messen gewapend waren, tegenover de Engelsche +matrozen een vrij armzalige rol gespeeld hebben, niet waar Arendt?” + +“Natuurlijk” was mijn antwoord. “Maar wie had nu ook kunnen denken, dat +een Britsch officier en een geheele afdeeling matrozen van een Engelsch +oorlogsschip, gemeene zaak zouden maken met het krijgsvolk van den +jongen koning Tanu! Het is een maar al te zeker teeken van den fellen +haat, dien de Engelschen en Amerikanen tegen ons, Duitschers, +koesteren. Mataafa en zijn aanhangers moeten hem wel tamelijk +onverschillig zijn. Daarom doet het mij dubbel genoegen, dat die +brutale luitenant en zijn soldaten zoo flink klop gekregen hebben van +Mataafa en de zijnen. Ik kan mij zoo goed voorstellen, hoe woedend de +commandant van de ‘Porpoise’ over deze ongelukkige nederlaag van zijn +soldaten zijn zal.” + +“Ja, dat denk ik ook,” zeide Gaedecke. “Het zal mij benieuwen, welke +gevolgen deze zegepraal voor Mataafa hebben zal. Hij, zoowel als onze +vriend het opperhoofd, moeten toch dappere, voorzichtige mannen zijn; +gedurende het geheele gevecht, kon men ze steeds in de voorste rijen +hunner krijgers zien. Maar jou heb ik toch ook bewonderd, hoor! Je hebt +je geheel alleen tot bij de vechtenden gewaagd; hoe licht had je door +een kogel getroffen kunnen worden!” + +“Och kom! Zoo erg was het niet,” antwoordde ik. “De Engelschen hielden +op met schieten, toen zij mijn wel wat vreemde parlemetairsvlag zagen, +en, daar de inlanders over het algemeen vrij slechte schutters zijn, +staakten zij ook gauw het gevecht. Het was mijn hoofddoel gedeeltelijk +de strijdende partijen van ons terrein af te houden, gedeeltelijk het +in het nauw gebrachte opperhoofd eenige hulp aan te brengen; en ik ben +er in geslaagd.” + +Toen wij bij onze woning kwamen, ontsloegen wij de werklieden, die naar +hun hutten konden gaan, daar het intusschen te laat geworden was hen +weer aan het werk te zetten. Den opzichter Hendriksen noodigden wij +uit, den avond bij ons door te brengen en in ons gezelschap een glas +bier te drinken. + +Eenige dagen na dit gevecht, bracht een bode van directeur Beckmann mij +een brief van dezen laatste, met het verzoek, dat ik mij nog dien +zelfden dag in de kano van dien bode naar Apia zou begeven, om mij bij +den directeur te vervoegen. + +“Dat staat zeker in verband met de geschiedenis van laatst, Arendt,” +zeide Gaedecke, toen ik hem bij het lunch den brief gaf. “Je zult zien, +dat ik gelijk heb; de Engelsche officier zal je bij zijn commandant +aangeklaagd hebben.” + +Toen ik nog voor het vallen van den avond bij den directeur kwam, vroeg +deze mij dadelijk: “Hebt gij onlangs bij het gevecht tusschen Mataafa +en de Tonga’s, aan den eerste bijstand verleend?” + +“Volstrekt niet, directeur,” antwoordde ik en vertelde daarop +uitvoerig, welke maatregelen Gaedecke en ik genomen hadden om het +grondgebied der factorij tegen iedere schending onzer neutraliteit te +beschermen, en op welke wijze ik tegen den Britschen officier +opgetreden was. + +“O, dan heeft de ellendeling u maar belasterd om de schande zijner +ongelukkige nederlaag te verkleinen. Gij moet dadelijk mee naar kolonel +Rose, die van zijn Engelschen collega, den intrigant Maxse, een +aanklacht tegen u heeft ingediend, wegens het verleenen van hulp aan +den vijand. Vanmorgen vroeg heeft de consul mij laten weten, dat hij +ons vanavond na het sluiten der kantoren bij zich wacht.” + +Na een korte begroeting ging de consul ons voor naar zijn +studeervertrek, dat door verscheiden lampen verlicht werd, en stelde +mij, nadat wij plaats genomen hadden, een breedvoerig schrijven in de +Engelsche taal ter hand. + +Zooals de directeur reeds gezegd had, bevatte dit een aanklacht van den +Engelschen consul tegen mij, wegens het verleenen van hulp aan den +afgezetten koning Mataafa, tegen de soldaten van den rechtmatigen +koning Tanu en diens landgenoot, een officier van het schip van Hare +Majesteit “Porpoise” en zijn equipage; hierdoor had ik mij schuldig +gemaakt aan het schenden der neutraliteit. + +“Welnu, beste Arendt,” met deze woorden op zeer vriendelijken toon +gesproken, wendde consul Rose zich tot mij, “wat is uw antwoord op deze +vrij zonderlinge aanklacht?” + +“Dat er geen enkel woord van waar is, consul!” riep ik hartstochtelijk +uit, daar ik mij ontzaglijk over deze gemeene leugen, dezen +schandelijken laster ergerde. “Als u het goed vindt, zal ik u het +voorgevallene naar waarheid mededeelen.” + +“Dat is goed, vriend, ga uw gang,” antwoordde de consul. + +Toen ik mijn verhaal eindigde en er de opmerking bijvoegde, dat +mijnheer Gaedecke, zoowel als mijnheer Hendriksen, de waarheid mijner +woorden konden bevestigen, daar zij getuigen van mijn onderhoud met den +Britschen officier geweest waren, zeide de consul, terwijl hij opstond: + +“Ik heb het wel gedacht, dat de heele zaak gaan zou, zooals u ze mij +hebt afgeschilderd. Luitenant Robert, of hoe die waarde heer heeten +mag, heeft er behoefte aan gevoeld, zijn niet zeer roemrijken aftocht +voor de soldaten van Mataafa, door dit voorwendsel eenigszins te +vergoelijken. U zoudt den koning met een talrijke schaar van zijn +aanhangers, in den rug van het Tanu-leger hebben doen vallen, waardoor +Robert tot den terugtocht genoodzaakt was geworden.” + +“Wilt u nu zoo goed zijn, mijnheer Arendt,” vervolgde mijnheer Rose, +“morgen hier te komen, dan zal ik aan een mijner bedienden uw +bescheiden dicteeren en deze als officiëel verslag meenemen, dat u dan +onderteekenen moet. Thans verzoek ik den beiden heeren, mij naar de +veranda achter het huis te willen volgen, waar wij onder een glas +Pschorrbräu en een sigaar, nog wat gezellig kunnen praten.” + +Den volgenden morgen begaf ik mij op het vastgestelde uur, naar het +kantoor van onzen consul; ik moest mijn verklaring aangaande mijn +beschuldiging, herhalen, die door den secretaris woordelijk +opgeschreven en door mij onderteekend werd. + +“Ik zou het zeer wenschelijk achten, mijnheer Arendt,” zeide de consul +ten slotte, “dat gij nog twee dagen hier kondt blijven. Ik ben namelijk +voornemens, mijn secretaris nog heden of morgen op zijn laatst, vroeg +naar Laulii te laten gaan, om ook van uw collega Gaedecke en den +opzichter Hendriksen, als getuigen, een officieel verslag op te maken. +Om nu zelfs den schijn te vermijden, dat u op beide heeren invloed hadt +kunnen uitoefenen, is het beter, dat u wacht, tot dat mijn secretaris +teruggekeerd is. U wilt den directeur hiervan wel in kennis stellen, +niet waar, en trachten, zoolang u in Apia zijt, elke ontmoeting met de +Engelschen te vermijden?” + +Toen ik afscheid wilde nemen, hield de consul mij tegen, zeggende: + +“Ik vind het toch noodig, dat dokter Raffel, als eerste ambtenaar van +het Duitsche rijk, onderricht wordt van de beschuldiging van den +Engelschen zee-officier, alsmede van de aanklacht van den consul Maxse +tegen u; daarom zou het het beste zijn, waarde mijnheer Arendt, dat u +met mij meegingt naar den voorzitter van den gemeenteraad.” + +Binnen weinig minuten waren wij in het huis van dokter Raffel, dat +eveneens van hout gebouwd, en gelijkvloers door een breede veranda +omringd was; het lag op geringen afstand van het consulaat. Toen wij +bij den voorzitter kwamen, zat deze juist aan het lunch en, nadat de +consul mij had voorgesteld, werden wij uitgenoodigd daaraan deel te +nemen. + +Onder dit tweede ontbijt, vertelde mijnheer Rose de toedracht der zaak +en legde toen de aanklacht van den Engelschen consul en het door mij +onderteekende verslag, voor den dokter neder. + +“De geheele historie is eigenlijk zoo dom en plomp verzonnen, dat men +ze bijna niet ernstig kan opnemen,” zeide de dokter, toen hij de twee +geschriften doorgelezen had. “Mijnheer Maxse is anders zoo’n sluw, +geslepen man, dat ik werkelijk verbaasd ben over dit kinderachtig +knoeiwerk; hoogstwaarschijnlijk heeft hij op bevel van den commandant +der ‘Porpoise’ zoo gehandeld, die zeker woedend is over de schade, +welke zijn matrozen door de inlanders geleden hebben, en nu alles +beproeft om anderen de schuld van dezen smaad te geven.” + +Na een korte pauze vervolgde hij: “Ik kan het niet anders dan goed +vinden, waarde consul, dat u de twee Duitsche heeren op de factorij +Laulii, eveneens als getuigen, een officieel verslag laat opmaken, en +dat u mijnheer Arendt zoolang hier houdt. De aanklacht van den +Engelschen consul, die ik u verzoek zorgvuldig te bewaren, is mij +eigenlijk zeer welkom, daar zij mij het onomstootelijk bewijs is, dat +de commandant van de ‘Porpoise’ werkelijk een afdeeling van zijn +compagnie onder bevel van een officier afgezonden heeft, om de Tanu’s +tegen de aanhangers van Mataafa bij te staan; hiertoe had hij volstrekt +geen recht, want zoo schond hij de neutraliteit. Ik zal van deze +omstandigheid ter rechter tijd gebruik weten te maken.” + +Hierop nam de president met een paar vriendelijke woorden afscheid van +mij en verzocht den consul hem in zijn studeervertrek te volgen, daar +hij nog iets gewichtigs met hem te bespreken had. + +Ik begaf mij onmiddellijk naar mijnheer Beckmann om hem, zoo het +behoorde, alles mede te deelen omtrent het officiëele verslag op het +consulaat en ons bezoek bij dokter Raffel. + +“Hm! hm!” kwam de directeur peinzend, toen ik vertelde, welk gewicht de +voorzitter hechtte aan de aanklacht van den Engelschen consul. “Gij +zult zien, dat er al heel spoedig iets gewichtigs gebeuren zal; ik heb +dokter Raffel als een bijzonder verstandig en energiek man leeren +kennen, die den Engelschen, deze belachelijke aanklacht zeker wel +betaald zal zetten.” + +In mijn hotel teruggekeerd, vond ik tot mijn groote verrassing op het +terras, de heeren Krüger en Hendrik Petersen, die wel wat laat hun +lunch gebruikten. + +“Hallo! Daar is zoo waar onze Arendt!” riep Petersen uit, van zijn +stoel opspringend en mij haastig tegemoetkomend. “Welk gelukkig toeval +voert je juist vandaag naar Apia, kerel?” vervolgde hij, terwijl hij +mij hartelijk omhelsde. “Kom je ons misschien een laten +nieuwjaarswensch brengen?” + +Nadat mijnheer Krüger mij ook zeer vriendelijk begroet had, nam ik +plaats, bediende mij zelf van een glas bier en een sigaar, en vertelde +toen mijn beiden vrienden uitvoerig, wat mij naar Apia gevoerd had. + +“Maar dat is alleraardigst, Arendt!” riep Hendrik uit, terwijl hij zijn +glas tegen mij ophief, “dat je die verwaande Engelschen zoo getracteerd +hebt! Nu zal jij de belhamel geweest zijn, die den twist heeft doen +ontbranden! Het is al te dol!” + +“Onze consul zal zijn Engelschen collega wel eens ongezouten de +waarheid zeggen,” zeide mijnheer Krüger. “Hij is er juist de man voor. +Maar nu zullen wij naar den directeur gaan, Hendrik,” vervolgde hij, +terwijl hij opstond, “en dan naar Matafele wandelen, om den collega’s +een bezoek te brengen.” + +“Als u het goedkeurt, mijnheer Krüger, ga ik met u en Hendrik mee naar +Matafele,” zeide ik. “Bij den directeur ben ik al geweest, en ik zal op +u wachten, daar u weer hier langs komt.” + +Na het diner bij directeur Beckmann, bij wien wij alle drie genoodigd +waren, vroeg Petersen, of ik met hem de haven eens langs wilde gaan om +wat pleizier te maken. Mijnheer Krüger bleef thuis om met den chef, +onder een glas bier nog wat te praten. + +“Een collega uit Matafele heeft mij vanmiddag verteld,” zeide mijn +vriend Hendrik, toen wij de havenkade bereikten, “dat er kort geleden +een nieuwe uitspanning, geheel in Duitschen stijl, geopend is geworden; +zij ligt vlak bij het strand, niet ver van de plek, waar Matautu, het +oostelijk gedeelte van Apia, begint. Ik heb heel veel zin dit hoog +geroemd café eens te bezoeken en er een lekker glas Münchener te +drinken. Als wij het strand maar volgen, moeten wij er binnen een paar +minuten zijn.” + +Werkelijk zagen wij al heel gauw een tuin, die met talrijke Chineesche +lampions verlicht was. Hij strekte zich uit tot aan dan rand van de +haven en scheen geheel op zijn Duitsch ingericht, behalve dat in plaats +van beuken en lindeboomen of oranjeboompjes in potten, de prachtigste +waaierpalmen, bananen en oranjeboomen op al de tafeltjes een heerlijke +schaduw gaven. Nadat wij den tuin eens hadden rondgeloopen, en al de +tafeltjes bezet hadden gevonden, bemerkten wij nog een vrij plekje, +vanwaar wij een ruim uitzicht hadden over het geheele oostelijk +gedeelte van de haven. Een Samoaansch kellner bracht ons, zonder een +bestelling afgewacht te hebben, twee echt Beiersche bierpotten vol +schuimend bier, dat wij dadelijk met attentie proefden, en toen eerst +begonnen wij meer te letten op de drie andere bezoekers, die reeds aan +hetzelfde tafeltje zaten. Wij hadden hen, toen wij plaats namen, alleen +door het afnemen van den hoed gegroet, en dit was door hen ook zoo +beantwoord. + +Mijn vriend Hendrik, die steeds naar de ingeving van het oogenblik +handelde, zeide opeens tot den oudste der drie heeren: “Ik geloof, dat +wij landgenooten zijn, Heeren! Laat ons eens samen klinken en een +flinke teug nemen op ons wederzijdsch welzijn! Ik heet: Hendrik +Petersen, en mijn vriend hier, Herman Arendt, beiden in betrekking op +de kantoren der Duitsche Handel- en Plantage-Maatschappij op de +Samoa-eilanden. Gezondheid!” + +Na over deze grappige manier van voorstellen gelachen te hebben, +klonken wij samen, waarna de oudste heer zich bekend maakte als de +bezitter van een grooten Duitschen winkel in Apia. Zijn naam was Eduard +Helberg en hij voegde er bij, dat hij zich onzer nog heel goed +herinnerde, want wij hadden verleden jaar Kerstmis, groote inkoopen aan +speelgoed en peperkoek bij hem gedaan. + +“Laat mij u,” ging hij voort, “mijnheer Baumann, dekofficier aan boord +van onzen kruiser ‘Falke’ en mijnheer Melberg, mijn collega en vriend, +voorstellen.” + +Wij konden ongeveer een uurtje prettig hebben zitten praten, toen een +clubje van acht of tien man, naar het uiterlijk zeelieden, aan een leeg +geworden tafeltje, dicht bij ons, plaats nam en den kellner in het +Engelsch, bier bestelde. + +“Engelsche matrozen, die zeker de brandewijnflesch dapper hebben +aangesproken,” zeide mijnheer Helberg zachtjes tot ons. + +“Dat zijn geen gewone matrozen,” zeide de Duitsche dekofficier. +“Ofschoon zij in politiek zijn, herken ik er toch een paar van als mijn +collega’s op de ‘Porpoise’ en zelfs twee die officier zijn.” + +“Misschien is de een wel je beroemde kennis van het gevecht bij Laulii, +Arendt.” riep Petersen hardop. + +“Schreeuw toch zoo niet, Hendrik,” zeide ik verschrikt. “Als die +luitenant werkelijk bij die lui is, kon het wel eens een schandaaltje +worden, wanneer hij mij herkende, want dat gezelschap komt mij voor +vrij sterk boven zijn bier te zijn.” + +Inderdaad scheen de officier, die bevel had gevoerd over de equipage +van de “Porpoise” in dat bewuste gevecht, Hendriks woorden gehoord te +hebben; al had hij ze ook niet verstaan, de namen “Laulii” en “Arendt” +moesten hem opmerkzaam gemaakt hebben, want ik kon duidelijk bespeuren, +hoe een der twee officieren zich eenigszins van zijn stoel ophief, en +een vorschenden blik naar ons tafeltje wierp. Daar hij door een lamp, +die juist boven zijn plaats hing, helder verlicht werd, herkende ik +dadelijk den officier. + +“Heeren,” zeide ik, “ik stel voor, ons bier uit te drinken en den tuin +kalm te verlaten, voor het tot twisten komt, hetgeen mij, als man van +zaken zeer onaangenaam zou zijn.” + +“O, waarde Heer,” antwoordde Petersen, die waarschijnlijk door het wel +wat al te ruim gebruik van bier, tot twisten geneigd scheen, “ga gerust +uw gang; wij, mijn vriend en ik, zullen toch voor die Engelsche heeren +het veld niet moeten ruimen. Niet waar, Arendt?” + +Voor ik nog een woord kon antwoorden, kwam de Engelsche officier bij +ons tafeltje, nam mij minachtend lachend van het hoofd tot de voeten op +en zeide toen, natuurlijk in het Engelsch: “Het verheugt mij, u ook +eens in wat fatsoenlijker gezelschap te zien dan zooals onlangs, toen +ik kennis met u maakte, omringd van de rebelsche honden van den +ellendigen Mataafa.” + +“Ik beschouw de soldaten van koning Mataafa voor vrij wat fatsoenlijker +dan een laffen, leugenachtigen lasteraar, mijnheer, wiens vernieuwde +kennismaking mij volstrekt niet tot eer kan zijn, verstaan?” riep ik +eveneens in het Engelsch, terwijl ik van mijn stoel opsprong. + +“Insolent fellow!” [4] schreeuwde de Engelschman woedend; hij wendde +zich daarop naar het tafeltje, waaraan zijn landgenooten zaten en riep +ze bij zich. “Neemt dezen knaap gevangen en brengt hem aan boord. Hij +is mijn arrestant!” + +“Hoho! Daarin hebben wij ook nog een woordje mee te spreken, Sir,” riep +Hendrik uit, zich strijdlustig naast mij plaatsend. “Wie zijt gij? En +wie geeft u het recht een Duitscher, een ambtenaar van de Duitsche +Handel- en Plantage-Maatschappij te arresteeren?” + +“Ik ben officier van het schip van H.M. ‘Porpoise’ en neem dien man in +hechtenis, omdat hij mij beleedigd heeft,” antwoordde de luitenant. + +“Waaraan kan men herkennen, dat gij een Britsch marineofficier zijt, +mijnheer? Misschien aan uw onbeschaamdheid en omdat gij dronken zijt?” +schreeuwde Hendrik hem toe. + +“Brutale hond!” riep de Engelschman woedend uit, en hij gaf Petersen +een stomp tegen de borst, doch mijn vriend met zijn Hercules-gestalte +beantwoordde den slag onmiddellijk door een krachtigen slag in het +aangezicht, zoodat de geslagene achteruit waggelde; toen vatte hij hem +bij den kraag en den gordel, beurde hem op, en wierp vervolgens den +hevig spartelenden en luid brullenden snoever over den lagen +afsluitmuur van den tuin in het water. “Ziezoo, laffe schurk,” riep +Petersen diep ademhalend uit, “dat frissche bad zal je, naar ik hoop, +goeddoen!” Met een grooten sprong kwam hij weer bij ons tafeltje en +wilde nu zonder complimenten den overigen zeelieden te lijf, toen ik +hem, geholpen door mijnheer Melberg, bij de armen vasthield. + +Op het oogenblik dat mijn tegenpartij in het water viel, stonden de +Engelschen op, om ons aan te vallen, doch zij bleven plotseling staan, +toen mijnheer Baumann hen tegemoettrad. Hij maakte zich bij den tweeden +Engelschen officier bekend, als dekofficier van den Duitschen kruiser +“Falke”. Enkele Engelschen herkenden hem nu ook, en hij gaf toen met +een paar woorden nadere verklaring van het beleedigende en sarrende +gedrag van den luitenant. + +De officier was verstandig genoeg, den Duitschen zeeman te gelooven en +verliet dadelijk met zijn gezelschap den tuin, om iederen verderen +twist te vermijden en allereerst naar zijn kameraad te gaan zien, die +in het water geworpen was. Door het onvrijwillige bad was deze geheel +nuchter geworden en naar den oever gezwommen, zooals mijnheer Helberg +ons vertelde, die het van den tuinmuur gezien had. Ik bedankte den +Duitschen dekofficier hartelijk voor zijn tusschenkomst, die ons een +bijzonder vervelende botsing met de Engelschen bespaard had; daarop +lieten wij ons nog een potje bier brengen, dat wij voornamelijk op de +gezondheid van onzen wakkeren kampioen ledigden, die op zulk een krasse +en energieke wijze den onbeschaamden rustverstoorder uit den weg +geruimd had. + +Het was bij middernacht, toen Hendrik en ik het Hotel International +bereikten. + + + + + + + + +NEGENDE HOOFDSTUK. + +HET BOMBARDEMENT VAN APIA. + + +Den volgenden morgen deelde de hotelhouder ons verheugd mede, dat er +ten gevolge van de bemiddeling van dokter Raffel, door de drie consuls +tot herstel van de orde en rust, tusschen de verschillende partijen, +een voorloopig bestuur benoemd was, en dat dokter Raffel, als +voorzitter van den gemeenteraad, tot president was gekozen. + +Hendrik en ik haastten ons met het ontbijt en begaven ons daarna naar +onzen Directeur Beckmann, waar wij mijnheer Krüger reeds aantroffen. +Deze had met het ontbijt niet op ons gewacht, daar wij den vorigen +avond wel wat te veel bier hadden gedronken en dus langer geslapen +hadden dan gewoonlijk. + +Toen de twee heeren de mededeeling van den hotelhouder bevestigd +hadden, vertelde ik, zoo getrouw mogelijk, wat er in den Duitschen +biertuin voorgevallen was, en liet daarbij voornamelijk uitkomen, hoe +Petersen den ruziezoeker buiten gevecht had gesteld. + +“Je bent toch een kraan van een vent, Petersen!” riep de directeur +lachend uit, toen ik mijn verhaal gedaan had. “Als je dien driftkop +niet zoo gauw op zijn plaats hadt gezet, was het den rekel misschien +toch nog gelukt, onzen vriend Arendt, met de hulp van de andere +Engelschen, naar de ‘Porpoise’ te sleepen, dat zeker tot zeer +onaangename verwikkelingen aanleiding zou gegeven hebben. Ik acht het +niet kwaad, onzen consul van dit geval in kennis te stellen, vóór zijn +Engelsche collega het hem op zijn manier komt vertellen.” + +“Draagt het uw goedkeuring weg, directeur, dat ik met u mee ga naar den +consul?” vroeg mijnheer Krüger. “Ik wil afscheid van hem nemen, want +direct na het lunch, zou ik gaarne naar Mulifanua terug willen keeren.” + +Consul Rose was nog onkundig van het voorgevallene; hij feliciteerde +Petersen met diens kloek optreden, en maakte zijn excuus, dat hij ons +moest verlaten, daar hij een conferentie bij president Raffel moest +bijwonen. + +Wij zaten nog aan het ontbijt, waaraan directeur Beckmann ook deelnam, +toen onze consul op het terras van het hotel verscheen, zich een +couvert liet brengen, en ons toen met opgewekten toon, den afloop der +conferentie mededeelde. + +“Onze dokter Raffel is toch een slim, scherpzinnig man, dat moet hem +nagegeven worden,” zeide mijnheer Rose, nadat hij zich een glas wijn +had ingeschonken. “Reeds bij het begin der zitting zette hij +ons,—d.w.z. den Engelschen en Amerikaanschen consul en mijn +persoon—uiteen, dat, door het oprichten van een provisioneel bestuur, +mijnheer Chambers voortaan geen recht meer had als president van de +rechtbank op te treden; daarom zou hij,—n.l. dokter Raffel,—als +voorzitter van den gemeenteraad, het gerechtshof doen sluiten. Ondanks +het hevig verzet van de twee andere consuls, zetten dokter Raffel en ik +de sluiting van het gerechtshof door, voorloopig ten minste, want ik +vrees wel, dat voornamelijk mijn collega Maxse het niet daarbij zal +laten, maar al het mogelijke beproeven om zijn vriend Chambers zijn +invloedrijken post weer terug te bezorgen.” + +Dat onze consul zich hierin niet vergist had, bleek reeds den volgenden +dag, 7 Januari. Door toedoen van den Engelschen consul, bracht de +commandant der “Porpoise” een afdeeling mariniers en matrozen aan land, +onder wier bescherming Mr. Chambers zich naar de zitting van het +gerechtshof begaf, en verklaarde, dat hij zijn ambt als president +zooals vroeger wilde waarnemen. Een wacht mariniers bleef voor zijn +persoonlijke veiligheid voor het huis gestationneerd. + +Zoowel president Raffel, als onze consul, moesten, hoewel zij +schriftelijk protesteerden, deze daad van geweld lijdelijk toelaten, +wilden zij het niet tot een hevige en gevaarlijke botsing met de +Engelschen en Amerikanen laten komen. Zooals de naaste toekomst +intusschen leeren zou, deden de beide heeren de noodige stappen bij het +Duitsche rijk, tot krachtige ondersteuning der Duitsche belangen op de +Samoa-eilanden. + +Nog op den middag van den 7n Januari liet de consul mij roepen en +deelde mij mede, dat er nu geen beletselen meer voor mij waren om naar +de factorij terug te keeren, daar zijn secretaris met het officieel +verslag van de heeren Gaedecke en Hendriksen, weer thuis was gekomen. + +“Ik ben overigens vast overtuigd,” besloot de consul, “dat mijn +Engelsche collega kalmpjes deze geheele zaak den kop zal indrukken, al +was het alleen om den smadelijken en belachelijken afloop van het +optreden van een zijner officieren in den Duitschen biertuin. Mocht +echter, onverhoopt, de commandant van de ‘Porpoise’ of mijnheer Maxse, +met u willen afrekenen, beste Arendt, dan zal ik u onmiddellijk daarvan +op de hoogte stellen. Vaarwel!” + +Nadat ik daarop van directeur Beckmann afscheid genomen had, voer ik in +een kano, die men mij hiervoor leende, naar Laulii, waar ik nog vóór +het vallen van de duisternis aankwam. + +“Goddank, beste vriend, dat gij heelhuids en gelukkig aan de handen der +Amelekieten ontkomen zijt!” riep Gaedecke uit, en hij begroette mij +hartelijk, toen ik op de veranda kwam. + +Onder het souper moest ik al mijn wederwaardigheden in Apia uitvoerig +vertellen. + +“Die Petersen moet toch een prachtstuk van een kerel wezen; ik zou hem +gaarne persoonlijk willen leeren kennen,” zeide mijn collega, toen ik +hem de scène in den biertuin afschilderde. “Hij schijnt in alle geval +de eenige manier te bezitten om met deze pleizierige heeren ‘Beefs’ om +te gaan. Wat nu de jongste politieke gebeurtenissen in Apia betreft, +die verontrusten mij niet bijzonder; dokter Raffel zal wel de noodige +maatregelen weten te treffen, om aan den huidigen overmoed der +Engelschen paal en perk te stellen.” + +De eerstvolgende weken gingen met rustig werken op onze afgelegen +plantage voorbij. Directeur Beckmann was zoo attent, ons iederen +Zaterdag de Duitsche courant te zenden, die in Apia in druk verschijnt; +ook bracht de bode de brieven mee, die uit het vaderland voor ons waren +aangekomen; zoo bleven wij van alles goed op de hoogte. + +Op een Zaterdagavond zeide collega Gaedecke, dat hij mij voor een paar +dagen alleen zou laten, daar hij den volgenden morgen vroeg naar Apia +zou vertrekken en van daar te paard naar de plantage Vaitele gaan; hij +had een schrijven ontvangen van mijnheer Tiedemann, die hem dit had +opgedragen. + +“Ik kom niet later dan Dinsdag terug, beste vriend,” voegde Gaedecke er +bij. “Hendriksen kan heel goed alleen het opzicht houden over de nieuwe +cultures, zoodat jij zelf volstrekt niet gestoord zult worden.” + +Toen ik den volgenden Dinsdag tegen den avond van mijn ronde op de +plantages, aan den oostelijken rand van het rivierdal naar huis keerde, +bemerkte ik beneden in het dal twee ruiters; in den voorsten herkende +ik tot mijn groote verbazing Gaedecke, terwijl de andere een Samoaner +was. Ik haastte mij zoo gauw ik kon, de helling af te loopen en kwam +bijna tegelijk met de ruiters aan het woonhuis. + +“Maar om ’s Hemels wil, vriend, hoe kom jij nu van de bergen hier en +dan nog wel te paard?” riep ik uit. “Ben je misschien uit Apia over het +gebergte komen rijden?” + +“Zoo dadelijk zal je alles vernemen,” antwoordde Gaedecke. “Laat mij +eerst voor mijn metgezel en de paarden zorgen.” + +Onze bedienden, die intusschen waren komen aanloopen, ontvingen nu +bevel, de paarden in de nabij zijnde loodsen onder dak te brengen, en +den Samoaner mee te nemen naar hun woning, waar de kok hem te eten +moest geven. + +Toen mijn vriend een verfrisschend bad had genomen en wij op de veranda +ons avondeten gebruikten, bevredigde hij eindelijk mijn +nieuwsgierigheid. + +“Voor wij iets anders doen,” ving hij glimlachend aan, “zou ik vanavond +niet gaarne bier, maar een glas wijn met je drinken, vriend Arendt, en +wel op iemand, die mij onuitsprekelijk dierbaar is!” + +“Drommels! Je bent toch niet hals over kop verliefd geworden en je hebt +je toch maar niet dadelijk verloofd?” riep ik verrast uit, terwijl ik +Sufa order gaf een flesch wijn uit den kelder te halen. + +“Verliefd ben ik reeds lang, verloofd pas sedert gisteren. Luister maar +eens, oudje!” zeide Gaedecke met een van vreugde stralend gelaat. “Je +herinnert je nog wel mijnheer Tiedemann, in de factorij Vaitele, dien +wij kort na onze landing in Apia met directeur Beckmann bezocht hebben? +Tiedemann is gehuwd met een Samoaansche, een zeer mooie, jonge vrouw, +die wij toen niet gezien hebben, omdat zij haar man juist een baby +geschonken had. + +“Ongeveer een half jaar na mijn komst in Vaitele, nam mevrouw Tiedemann +haar jongere zuster bij zich in huis, die tot dien tijd in een naburig +dorp, met haar moeder samengewoond had. Je hebt mij zeker als een +tamelijk nuchter, in het minst niet romantisch persoon leeren kennen, +niet waar, beste Arendt? Welnu, ik kan je verzekeren, dat deze kleine +Filina, zoo heet de jonge Samoaansche, het bekoorlijkste schepseltje +is, dat mijn oogen ooit aanschouwd hebben; de belichaamde bevalligheid, +een fee, in den waren zin des woords. Lang heb ik tegen mijn hartstocht +voor die kleine gestreden, die mij zoo hoogst onverwachts, als een +felle koorts, te pakken had; maar, toen ik verleden jaar Vaitele moest +verlaten, om het bestuur over deze plantage op mij te nemen, kon ik het +niet over mijn hart verkrijgen, van Filina te scheiden zonder haar te +bekennen, hoe het met mij stond. In kinderlijken eenvoud beleed mij dit +zonnekind, dat ik ook haar niet onverschillig gebleven was. Ik kon toen +onmogelijk bij Tiedemann mijn hart uitstorten, omdat ik nog geen vaste +aanstelling had; maar nu de factorij, die aan mij is toevertrouwd, +bloeit en mij een ruim bestaan belooft, zijn de omstandigheden +veranderd. Nu heb ik dadelijk na Nieuwjaar aan Tiedemann geschreven, en +hem de hand van zijn schoonzuster gevraagd; verleden Zaterdag ontving +ik zijn toestemming en de uitnoodiging om zoo spoedig mogelijk naar +Vaitele over te komen. Dat was nu de reden van mijn reis.” + +“Hartelijk, hartelijk gefeliciteerd met je engagement, vriend Gaedecke, +en dit glas op de gezondheid der bekoorlijke Filina!” riep ik uit, +terwijl ik de glazen vulde uit de flesch, die Sufa intusschen op tafel +gezet had. + +“Je bent eigenlijk toch een leelijke stille-in-den-lande!” zeide ik, +toen wij het glas geleegd hadden. “Wij wonen nu bijna een half jaar +samen, en met geen enkele syllabe, geen enkel gebaar, heb je je +hartsgeheim verraden.” + +“Ik houd er niet van over dingen te spreken, die onzeker zijn, of nog +niet tot een eindbesluit zijn gekomen,” antwoordde Gaedecke. + +“En leg mij nu eens uit, wat je genoopt heeft, van Vaitele over het +gebergte hierheen te komen rijden, in plaats van naar Apia en van daar +uit, per boot naar Laulii te varen?” vroeg ik. + +“Een knecht van mijnheer Tiedemann, die geboren is in een dorp in het +dal van den Vaivasa-stroom, vertelde mij, dat het volstrekt niet noodig +was, den grooten omweg over Apia te maken, om naar Laulii terug te +keeren. Hij wist een weg, die hoewel smal van de factorij Vaitele over +het gebergte naar het dal van het riviertje leidde, dat bij Laulii in +de zee uitloopt. De weg was wat moeilijk, maar te paard zeer goed +binnen vier uur af te leggen. Ik vertelde Tiedemann het voorstel van +zijn knecht, en mijn aanstaande zwager was het met hem eens; hij schonk +mij twee paarden, om voortaan de bezoeken bij mijn meisje ook langs +dien weg te komen brengen en gaf mij den Samoaner mee, om mij naar onze +factorij terug te brengen en mij tevens den weg te wijzen. Morgen zal +deze te voet naar Vaitele teruggaan, terwijl ik aanstaanden Zondag met +mijn vriend Arendt over de bergen daarheen zal rijden, om hem mijn +kleine lieveling voor te stellen. Is dat goed?” + +“Aangenomen, beste vriend, dat doe ik!” riep ik uit, terwijl ik mijn +rechterhand in de zijne sloeg. + +Zooals afgesproken was, stegen wij den volgenden Zondag dadelijk na +zonsopgang te paard en reden wij eerst ongeveer twee kilometer +bergopwaarts, vervolgens sloegen wij rechts, een bijna onzichtbaar, +smal pad in, dat ons boven op den westelijken rand van het dal voerde, +waar wij een hoogvlakte met zwaar geboomte begroeid, aantroffen. Het +was een heerlijke rit tusschen de prachtige boomen, door wier dichte +bladerkronen geen zonnestraal kon dringen, zoodat een koele, +verkwikkende schemering ons omringde. Na een klein half uur bereikten +wij het westelijk gedeelte der hoogvlakte, waar wij van de paarden +moesten stijgen en hen bij den teugel leiden, daar de helling tamelijk +steil was; in het dal gekomen, waardoor een vrij breede bergstroom +vloot, de Letoga, zooals Gaedecke hem noemde, reden wij een eind +stroomopwaarts tot aan een punt, waar weer een pad langs de oostelijke +helling opliep, dat ons naar een smallen bergkam leidde, van welks top +wij op kleinen afstand verscheiden watervallen zagen. De Letoga-val +leverde werkelijk een prachtig schouwspel op, want zijn zilverhelder +water stortte over den bergrand, die met bloeiende gewassen begroeid +was, van een hoogte van dertig meter, in een door de natuur gevormd +bekken. Ook den noordelijken rand van het 2570 voet hoog, liggende +kratermeer Lanuto, zagen wij duidelijk voor ons. Nadat wij door den +tamelijk ondiepen stroom Vailele, die aan den westelijken voet van den +bergkam in noordelijke richting loopt, zooals de meeste bergstroomen +van het eiland Upolu, gereden waren, kwamen wij door een ravijn, dat +zich dwars door de bergen van het Oosten naar het Westen uitstrekte, in +een derde rivierdal, Vaisasa genoemd, waarin ongeveer twee kilometer +meer zuidwaarts, de factorij Vaitele ligt, waar wij tegen negen uur +aankwamen. Mijnheer Tiedemann ontving ons zeer hartelijk en wist zich +mijner nog heel goed te herinneren, ofschoon er bijna twee jaar +verloopen waren, sedert mijn bezoek in de plantage. + +Toen wij ons door een bad verfrischt hadden—want de rit van drie uur +had ons zeer warm gemaakt—begaven wij ons naar het schaduwrijk terras +in den tuin, waar wij door den rentmeester en de twee dames verwacht +werden. Mevrouw Tiedemann was een zeer knappe vrouw, wier lichtbruine +gelaatskleur haar op een Spaansche deed gelijken, en haar jongere +zuster, de verloofde van mijn collega Gaedecke, was inderdaad een +allerliefst, mooi meisje; klein, gracieus en slank van gestalte, zonder +direct mager te zijn, met de bekoorlijkste handjes en voetjes, die ik +ooit gezien had, zou men ze voor een kind hebben kunnen houden, als de +uitdrukking der groote, donkere oogen, met de buitengewoon lange +wimpers, niet de jonge, liefhebbende vrouw verraden hadden. Filina had +eveneens de lichtbruine tint der Samoaanschen, die haar nog een +eigenaardige bekoorlijkheid verleende. Mijn geleerde en overigens zoo +ernstige vriend was waarlijk te benijden. + +Beide dames waren op zijn Europeesch gekleed, maar het toilet was +natuurlijk gewijzigd naar het tropisch klimaat; een lichte blouse van +dunne zijde en een rok van dezelfde stof; sierlijke, witte schoentjes, +maar geen kousen; zooals mijnheer Tiedemann verzekerde, konden zij het +zelfs in fijne zijden kousen niet uithouden; zij beweerden ook, dat ze +deze zeer hinderlijk vonden, omdat zij van jongs af blootsvoets +geloopen hadden. + +Na het ontbijt ging ik met den rentmeester de cultures in de buurt eens +rond; de cacaoboom groeide er buitengewoon goed. Bij deze gelegenheid +vertelde mijnheer Tiedemann mij, dat er onder de dicht bij wonende +inlanders, allen trouwe aanhangers van den in November gekozen koning +Mataafa, sinds eenige dagen een ongewone drukte en levendigheid +heerschten, zoodat hij wel vreesde, dat er weldra een nieuwe strijd zou +ontbranden. Ik deelde hem daarop mijn avonturen mee met den Engelschen +officier in Apia, en de aanklacht van den Britschen consul tegen mij, +hetgeen hem zeer scheen te interesseeren; van de politieke +gebeurtenissen was hij, deels door de courant, deels door directeur +Beckmann, die nog kort geleden de factorij bezocht had, op de hoogte. + +Toen wij tegen zeven uur van tafel opstonden, namen wij afscheid van de +vriendelijke familie en gingen naar huis; mijnheer Tiedemann wilde ons +een knecht meegeven, die goed met den weg bekend was, opdat wij in de +duisternis niet verdwalen zouden, daar de maan pas na achten opkwam; +doch Gaedecke bedankte voor het vriendelijk aanbod, met de opmerking, +dat hij den weg, dien hij tweemaal gegaan was, heel goed kende. + +Uit het dal van den Vaisasa kwamen wij in het ravijn, dat dezen stroom +met de Vailele-rivier verbindt; de maan was nog niet boven den +oostelijken bergkam opgekomen; slechts enkele sterren verlichtten het +landschap, dat met een dicht oerwoud bedekt was; doch haar zwakke +stralen konden den grond van het ravijn niet bereiken, zoodat wij in +het stikdonker voortgingen. + +“Zouden wij niet wachten, tot de maan opgekomen is?” vroeg ik mijn +vriend, “het zal nog maar een half uur duren; men kan geen hand voor +oogen zien.” + +“Beste Arendt, wij kunnen onmogelijk verdwalen,” antwoordde Gaedecke. +“De paarden zullen ons veilig tot aan het andere einde van het ravijn +brengen.” + +Meer dan een half uur konden wij in de duisternis verder zijn gekomen, +en nog kwamen wij niet aan den oostelijken uitgang van onzen weg; wel +was het mogelijk op enkele plaatsen, waar de boomen wat minder dicht +stonden, te bespeuren, dat de maan eindelijk boven den bergkam +opgekomen was, maar toen bemerkten wij tevens, dat wij ons niet meer in +het ravijn bevonden. Van een voetpad was geen spoor te ontdekken, en +bovendien gevoelden wij duidelijk aan den gang onzer paarden en hun +sterk snuiven, dat wij een steile helling opgingen. + +“Ik begrijp volstrekt niet, hoe de paarden er toe gekomen zijn, uit het +ravijn dezen heuvel op te gaan,” zeide Gaedecke, die vlak voor mij +reed. “Wilde dieren zijn er op het geheele eiland niet, anders zou men +kunnen denken, dat zij er een geroken hadden.” + +“Waarschijnlijk zal je je paard door een trek aan den teugel of een +lichten druk met het dijbeen, uit de rechte richting gebracht hebben,” +gaf ik ten antwoord, “en mijn Rossinant is jou ros gevolgd. Laten wij +ons hoofd daarover maar niet breken; wij moeten alleen een kleinen +omweg maken, want het dal van den Vailele kunnen wij niet misloopen; +het wordt voor ons uit al wat lichter, zoodat wij wel gauw weer op den +rechten weg zullen zijn.” + +Werkelijk kwamen wij na een kleine poos, op een, naar wij meenden, vrij +groote open plek, die door de maan helder verlicht werd, en afgaande op +haar stand aan den hemel, reden wij dwars over deze vlakte heen tot aan +haar oostelijken rand, om van daar in het dal van den Vailele af te +dalen. Daar deze helling vrij steil en ook met boomen en struiken +bedekt was, moesten wij afstijgen en de paarden bij den teugel leiden; +het ging alles behalve gemakkelijk, om door deze verwarring van +struiken en boomen heen te komen, maar eindelijk bereikten wij dan toch +den voet van den rand om het dal. Ongeveer tweehonderd meter zuidelijk +van de plaats, waar wij in de open ruimte gekomen waren, zagen wij +enkele hutten, die, zooals wij heel spoedig gewaar werden, tot een +grooter Samoaansch dorp behoorden, dat vlak aan den linkeroever van de +rivier lag. + +“Zou het niet goed zijn, eens naar die hutten te gaan, en een gids te +vragen, die ons naar ons dal brengt?” vroeg mijn metgezel, die zichzelf +zeker niet te best vertrouwde, wat de juiste kennis van den weg betrof. + +“Dat is heusch niet noodig,” antwoordde ik; “wij slaan hier links zoo +ver af, tot wij het eind van het ravijn bereiken; daar gaan wij den +Vailele-stroom langs, en vervolgen onzen weg op het pad over den +bergkam, die zich tusschen deze rivier en de Letoga uitstrekt. Met +dezen helderen maneschijn kunnen wij den weg niet missen; in het +pikdonkere ravijn was dit eerder mogelijk.” + +Toen wij op het punt stonden weer in den zadel te stijgen, zagen wij +tot onze groote verbazing een menigte inlanders, die uit het dorp +kwamen en vrij snel langs den linkeroever naar ons toe kwamen. + +Voor zoo ver ik zien kon, waren al de mannen met buksen gewapend en +hadden zij patroongordels omgegespt. + +Verschrikt riep Gaedecke uit: “Gauw! Te paard! Laten wij maken, dat wij +wegkomen!” + +“Dat zou al heel dwaas wezen, vriendje!” gaf ik ten antwoord. “Die +menschen zouden ons dan voor vijanden aanzien en op ons schieten. Ik +ben overtuigd, dat het aanhangers van Mataafa zijn, zooals de meesten +der Samoaners, die in dit gedeelte van het eiland wonen. Dezen zijn +ons, Duitschers, genegen en zullen ons zeker geen kwaad doen, als zij +zien, wie wij zijn. Laten wij opstijgen, en hun stapvoets +tegemoetrijden; dat zal hen het spoedigste overtuigen, dat wij geen +kwaad in den zin hebben.” + +Toen wij de vlug naar ons toe marcheerenden tot op een paar meters +genaderd waren, lieten wij onze paarden stilstaan en riepen hun ons: +“Talofa!” toe, dat door de voorsten vriendelijk beantwoord werd. Een +hunner trad daarop naar mij toe, gaf mij een hand en riep hartelijk +uit: + +“O, nu herken ik u, Mijnheer! U bent de heer, die ons opperhoofd heeft +geholpen, toen wij bij uw factorij met de Engelschen en de soldaten van +Tanu vochten. Hoe komt ge zoo laat hier, zoo ver van uw huis? Zijt gij +verdwaald?” + +“Ja, dat zijn wij, beste vriend,” antwoordde ik, zoo goed als ik dit in +het Samoaansch kon. “Mijn metgezel hier zal het u wel beter kunnen +uitleggen dan ik, want hij verstaat uw taal goed.” + +Toen Gaedecke de gewenschte opheldering gegeven had, bood de +Samoaansche soldaat dadelijk aan, ons een zijner mannen mee te geven, +die ons naar de plantage zou brengen, wat eerstgenoemde op mijn +aanraden ook aannam; wij konden best nog eens verdwalen, vooral wanneer +de maan achter de hoogere bergen in het Oosten zou zijn ondergegaan. + +Terwijl wij nu het dal in reden, zeide de inlander, dat zij op weg +waren naar hun koning Mataafa, die zijn aanhangers in den omtrek van +Apia bijeengeroepen had, om den strijd tegen Tanu en diens beschermers +opnieuw te beginnen. + +Bij het eind van het ravijn gekomen, namen wij afscheid van de +Samoaners. Wij wenschten hun voorspoed in den aanstaanden krijg, +gingen, vergezeld van den gids, dien men ons had meegegeven, door het +wad van den Vailele en bereikten na een rit van bijna drie uur onze +factorij. Daar het reeds ver over middernacht was, hielden wij onzen +gids bij ons, gaven hem den volgenden morgen een paar sigaren en twee +dollars en lieten hem toen vertrekken. + +Zooals wij uit de couranten en bij enkele bezoeken in Apia vernamen, +duurde de strijd tusschen Mataafa en zijn tegenpartij de geheele maand +Februari. Wij werden er ditmaal niet in betrokken, zooals in November +van het vorige jaar, daar de gevechten meer in het westelijk en +zuidelijk gedeelte van het district Tuamusanga plaats hadden. In de +eerste dagen van de maand Maart, kwam de Noord-Amerikaansche admiraal +Kautz, op het Amerikaansche oorlogsschip “Philadelphia” in Apia en nu +zouden er zeer spoedig groote dingen gebeuren. Reeds den elfden Maart +liet de admiraal bekend maken, dat Mataafa als koning was afgezet, +waartegen de Duitsche consul Rose op energieke wijze protesteerde. +Natuurlijk stoorden Mataafa noch zijn aanhangers zich aan die +afgekondigde afzetting, maar maakten zich in Apia en omstreken tot +krachtigen weerstand gereed. Mataafa sloeg zijn hoofdkwartier op, op +het schiereiland Mulinu, in de vroegere, zoogenaamde residentie van den +overleden koning Malietoa Laupopa, wiens zoon Tanu Mafili, den +beschermeling der Engelschen en Amerikanen, hij volkomen verslagen had. + +Op den namiddag van den 11n Maart, kwam mij een bode van directeur +Beckmann, het schriftelijk bevel brengen, om nog dien zelfden avond in +de kano van den bode naar Apia te varen. Ik was niet weinig verrast +over deze onverwachte, plotselinge oproeping, pakte, wat ik van +ondergoed en kleeren noodig achtte, in een handkoffertje, schreef gauw +een paar regeltjes aan Gaedecke, waarbij ik den brief van den directeur +voegde, en begaf mij toen, door mijn trouwen Sufa vergezeld, op weg +naar Laulii; de bode was reeds vooruitgegaan. Ik kon niet, zooals het +eigenlijk behoord zou hebben, de terugkomst van Gaedecke afwachten, om +persoonlijk afscheid van hem te nemen, daar hij, zooals hij mij ’s +middags gezegd had, in de verst gelegen cultures bezig was. + +De roeiers gebruikten hun korte riemen zoo vlug, dat ik nog voor het +vallen van den avond in de haven van Apia binnenkwam, waarop ik mij +dadelijk na de landing, tot directeur Beckmann begaf, terwijl ik mijn +knecht naar het Hotel International zond. + +“Wel bedankt, beste Arendt, datje zoo gauw aan mijn verzoek hebt +voldaan,” zeide de directeur na de eerste begroeting; “wij gaan een +naren tijd tegemoet, want na de komst van admiraal Kauz en zijn vroeger +optreden, moet men op alles voorbereid wezen. Zooals je misschien +gehoord zult hebben, had Mataafa in zijn verschillende gevechten met de +aanhangers van Tanu, meer dan tweeduizend krijgslieden van dezen +laatste gevangen genomen. Dezen heeft hij daarna op het vereenigd +verzoek der consuls, de vrijheid geschonken, maar slechts onder de +uitdrukkelijke voorwaarde, dat zij naar eenige verder gelegen eilanden, +hun eigenlijk vaderland, zooals b.v. Tutuila en Manua, gebracht zouden +worden en niet meer tegen hem, Mataafa, zouden vechten. Eenige dagen +geleden nu, heeft de admiraal het doorgezet, dat de Britsche kruiser +‘Royalist’ naar die eilanden afgezonden is, om deze tweeduizend +vrijgelaten gevangenen hierheen te brengen, en hen natuurlijk ter +beschikking te stellen van den jongen Tanu. De geheele maatregel is, +hoewel direct tegen Mataafa, echter indirect tegen de Duitschers +genomen. Heden morgen heeft mijnheer Kautz, koning Mataafa, die met +groote meerderheid van stemmen gekozen is, eenvoudig afgezet; hiertoe +had hij niet het minste recht, daar hij zonder toestemming van den +Duitschen vertegenwoordiger volstrekt niet bevoegd was, eenig verzoek +aan de inboorlingen te doen. Zoodra de ‘Royalist’ nu met de mannen van +Tanu hier binnenkomt, wat vanavond nog gebeuren kan, zal het, hoe het +ook ga, tot een gevecht midden in de stad komen, want Mataafa zal zich +zeker niet zonder hardnekkigen tegenstand overgeven. Al heb ik ook geen +aanzienlijke sommen in huis, daar de geldswaarde, zooals gij weet, voor +het grootste gedeelte in onze kantoren te Matafele is geborgen, heb ik +toch heel veel documenten, contracten en andere belangrijke stukken +onder mijn bijzondere berusting, die ik hoogst ongaarne naar Matafele +zou zien brengen. Voor het oogenblik ben ik met mijn zwarte bedienden +alleen in huis, daar mijn secretaris in Matautu bij mijnheer Koning is, +om over den aankoop van landerijen voor een nieuwe factorij te spreken. +Daarom, beste Arendt, heb ik je laten verzoeken, naar Apia te komen en +een paar dagen bij mij te blijven, opdat ik ten minste niet geheel +alleen sta, als er wat gebeuren mocht. Ik heb ook aan mijnheer Krüger +een bode gezonden, met het verzoek mij uw vriend Petersen voor een poos +af te staan; met twee zulke flinke Hamburgers bij mij, zal het mij en +mijn huis niet aan de noodige bescherming ontbreken!” besloot de +directeur lachend. + +Een knecht werd nu naar het Hotel International gezonden, met de +opdracht, mijn knecht Sufa en mijn bagage te halen, daar mijnheer +Beckmann de kamer van zijn secretaris voor mij bestemd had. Den +volgenden morgen begaf ik mij naar den consul Rose, om hem te begroeten +en hem mede te deelen, dat ik door den directeur voor de eerstvolgende +dagen naar Apia ontboden was. + +“Nu, dan komt gij juist van pas, beste Arendt,” zeide de consul, nadat +ik op zijn verzoek plaats had genomen. “Wij zullen dezer dagen zeer +vreemde dingen zien gebeuren! Een half uur geleden heb ik uit Mulinu +tijding ontvangen, dat admiraal Kautz aan Mataafa ten strengste bevolen +heeft, met zijn aanhangers binnen drie uur de stad Apia en omstreken te +verlaten. Ik kan moeilijk gelooven, dat Mataafa aan dit onredelijk +bevel voldoen zal, en vrees, dat het tot een strijd zal komen, zelfs +hier in de stad.” + +Dat onze consul het bij het rechte eind had, zou spoedig blijken. Nog +in den loop van denzelfden dag, ontbood de Amerikaansche admiraal de +drie consuls, benevens de oudste vlootofficieren tot een onderhoud aan +boord der “Philadelphia.” Het gevolg van deze bijeenkomst was een +besluit, om het provisioneel bestuur en de genomen maatregelen op te +heffen, zoowel als de vrijstelling van een afkondiging, luidende, dat +Mataafa en zijn opperhoofden met hun soldaten, onmiddellijk naar hun +woonplaatsen moesten terugkeeren. De Duitsche consul en graaf Moltke, +de commandant van den Duitschen kruiser “Falke” waren in verzet gekomen +tegen dit besluit, doch tevergeefs; onze consul liet mij dien zelfden +dag een tweede proclamatie afkondigen, waarin hij protest aanteekende. +Tegen den avond verzamelden Mataafa zijn volgelingen allen in volle +wapenrusting en trok met hen van Mulinu naar de dorpen, ten zuiden van +Apia, nog in dat gebied der stad gelegen, die hij deed bezetten en +insluiten. + +Intusschen was het Britsche oorlogsschip “Royalist,” vergezeld van +verscheiden groote kano’s, met de tweeduizend vrij gelaten Tanu-mannen +in de haven binnengeloopen. Zoodra deze aanhangers van den jongen Tanu +geland waren, namen zij plechtig bezit van de stad en riepen Tanu als +hun koning uit. Daar zij door de Engelsche, zoowel als door de +Amerikaansche oorlogsschepen, ruimschoots van wapenen en ammunitie +voorzien waren, begonnen zij de straten, op het Zuiden, te versperren +en te bezetten. + +Te midden van deze ongeregeldheden was mijn vriend Hendrik van +Mulifanua aangekomen; bij mijn terugkomst uit de stad, trof ik hem ten +huize van den directeur aan. Aan tafel vertelde ik mijn chef, wat ik +van den consul en later van den eigenaar van het Hotel International, +die altijd goed op de hoogte was, over de bijeenkomst aan boord der +“Philadelphia” en den uitslag daarvan, vernomen had. + +De directeur was reeds onderricht van de opheffing van het voorloopig +bestuur en van de proclamatie. “Ik begrijp niet,” zeide Petersen, +“waarom de commandant van de ‘Falke’ niet strenger opkomt tegen deze +ingrijpende handelingen der Engelschen en Amerikanen.” + +“Dit zal ik je verklaren, mijn vriend,” antwoordde mijnheer Beckmann. +“Ik weet het van onzen consul, dat de commandant uit Berlijn strikt +bevel heeft ontvangen, elk krachtdadig optreden tegen de hedendaagsche +oneenigheden en verwarringen zooveel mogelijk te vermijden; de handen +zijn hem dus als het ware gebonden, en hij heeft hier genoeg verdriet +van. Wanneer jullie nu nog een loopje doen wilt in de stad, Heeren,” +ging de directeur voort, “dan heb ik daar niets tegen, maar komt niet +te laat thuis. Ik ga nog even naar den consul.” + +Wij deden een kleine wandeling langs de haven, doch zagen daar niets +ongewoons; alleen trok het onze aandacht, dat wij noch een matroos, +noch iemand anders van de equipage der vier oorlogsschepen zagen, die +op kleinen afstand van den oever voor anker lagen. In den Duitschen +biertuin, troffen wij daarentegen veel gasten aan, en naar hun +levendige conversatie te oordeelen, waren het onze landgenooten; zij +hadden verscheiden tafels tegen elkaar geschoven en bespraken met +groote belangstelling de gebeurtenissen van den dag. Wij vroegen verlof +bij hen te komen zitten, en maakten ons bekend. + +“Mijnheer Petersen, op uw welzijn in het bijzonder!” riep een der +aanwezigen mijn vriend toe, terwijl hij zijn glas ophief en op diens +gezondheid dronk. + +Verwonderd keken wij op, en herkenden den heer, die in Januari aan ons +tafeltje had gezeten, toen Hendrik den Engelschen officier zoo kranig +den tuin uitgegooid had. Natuurlijk knikten wij den koopman vriendelijk +toe en hieven insgelijks onze glazen op. Toch was mij deze ontmoeting +volstrekt niet aangenaam, want misschien kon het nu, daar iedereen in +een opgewonden, ontevreden stemming verkeerde, tot onvriendelijke +toespelingen op onzen consul of president Raffel komen, die ons maar in +moeilijkheden zouden brengen. Daarom verzocht ik mijn vriend zachtjes, +zijn bier op te drinken en maar gauw te vertrekken; hij keek mij wat +verwonderd aan, maar ging toch mee, toen ik opstond en mij bij de +heeren verontschuldigde, daar de directeur ons wachtte. + +Den volgenden dag vonden wij de straten, die naar het binnenste +gedeelte van het eiland voerden, bijna alle gebarrikadeerd en door de +soldaten van Tanu bezet; voor het huis van den Britschen consul, het +Gerechts-hof en de woningen der aanzienlijkste Engelsche kooplieden, +stonden Engelsche mariniers en matrozen op de wacht; op dezelfde wijze +werd het Amerikaansche consulaat bewaakt. Dien dag kwam het niet tot +een gevecht. Den morgen daarop zond Admiraal Kautz een laatste opdracht +aan Mataafa, inhoudende, dat deze met zijn soldaten op den middag van +15 Maart de gemeente Apia moest ontruimd hebben en dat, als hij hieraan +niet voldeed, met het beschieten van het door hem bezette gedeelte der +stad een aanvang zou worden gemaakt. + +Mataafa stoorde zich in het geheel niet aan dit bericht, maar begon van +zijn stelling de stad aan te vallen en de hem tegenoverstaande soldaten +van Tanu terug te dringen; niet voordat de duisternis inviel, kwam er +een eind aan dezen strijd. Toen de soldaten van Tanu den volgenden +morgen op nieuw werden aangevallen, haalden de Amerikaansche en +Engelsche consuls admiraal Kautz over om reeds een halfuur voor den +vastgestelden tijd van de “Philadelphia” en de “Royalist” met het +schieten op de dorpen te beginnen, die door Mataafa en zijn aanhangers +bezet waren. Terzelfder tijd ontving de commandant van de “Porpoise” +bevel de dorpen ten Oosten en Westen van Apia te bombardeeren, waarvan +eenige, die aan den oever lagen, zeer spoedig in brand stonden. + +Daar de door Mataafa bezette plaatsen door een dicht woud omringd +waren, was het voor de kanonniers der “Philadelphia” en van de +“Royalist” zeer moeilijk de juiste standplaats der vijandelijke partij +te bepalen; het gevolg van deze onzekerheid was, dat verscheidene +schoten aan beide zijden der verdedigingslinie hun doel misten. Zoo +barstte onder anderen een bom van de “Philadelphia” in de onmiddellijke +nabijheid van het Amerikaansche consulaat uiteen en doodde een groot +aantal van de aldaar op post staande mariniers. Ook in de woning van +den Duitschen consul zeer dicht bij ons, kwam een groote bom door het +lichte dak in de keuken terecht, waar zij al het keukengereedschap +vernielde. + +Op verlangen van den directeur liep ik er vlug heen om te informeeren, +of de granaatkogel soms ernstig kwaad aangericht en een der bewoners +van het consulaat gekwetst had, maar tot mijn blijdschap vernam ik dat, +zooals reeds gezegd, alleen de breekbare waar in de keuken kort en +klein geslagen was. + +Een groot aantal Duitsche inwoners van Apia begaf zich nog denzelfden +avond aan boord van den kruiser “Falke” om zich in veiligheid te +brengen, niet alleen voor de granaatkogels der Engelschen en Amerikanen +maar ook voor mogelijke aanvallen van de aanhangers van Tanu, hun +beschermelingen. + +Zoowel consul Rose als directeur Beckmann bleven in hun huizen, te meer +omdat de eerste van den commandant der “Falke” een veiligheidswacht had +gekregen, die zoo noodig ook ons hulp zou kunnen verleenen, daar de +woning van den directeur slechts enkele schreden van het consulaat +verwijderd was. Bij het vallen van den avond hield het bombardement op, +maar lang zouden wij ons niet in onze rust verheugen. Midden in den +nacht deed Mataafa met zijn soldaten een hevigen aanval op de stad en +sloeg het leger van koning Tanu een heel eind terug, totdat deze van +een afdeeling Britsche matrozen ondersteuning kreeg. Toen er +verscheidenen van dezen, door de kogels hunner aanvallers gevallen +waren, trokken zich de krijgslieden van Mataafa weder in hun +verschansingen terug. + +Mijnheer Beckmann, Petersen en ik hadden het geheele gevecht van het +terras voor ons huis gadegeslagen; dit terras lag vrij hoog en was door +een sterke borstwering omgeven, zoodat wij voor eventueel verdwaalde +kogels beschut waren. + +“Een flinke, dappere kerel, die Mataafa!” riep Hendrik uit, toen wij +den koning met zijn troepen zoo moedig voorwaarts zagen rukken. “In +weerwil van de vijandelijke granaatkogels, die hem sedert vanmiddag om +de ooren vlogen, grijpt hij den vijand nog in den nacht aan en drijft +hem terug om te toonen, dat hij den moed nog lang niet verloren heeft.” + +“Ronduit gesproken, vind ik het al heel schandelijk van de Engelschen +en Amerikanen om een bombardement te beginnen op niet ommuurde dorpen +en menschen, die zich niet verdedigen kunnen!” riep ik onwillekeurig +uit. + +“Het is niet voor het eerst, dat de heeren Engelschen zulk een +heldendaad verrichten, beste vriend,” zeide de directeur op zijn +bedaarde manier van spreken. “Denk maar eens aan het bombardement van +Alexanderië in het jaar 1882, en den opstand van Arabi Pacha; dat was +ook een open stad.” + +Het overige van den nacht ging ongestoord voorbij. Den volgenden dag +begon het beschieten opnieuw en een volle acht daag hield het thans +aan. Bijna de geheele blanke bevolking nam de vlucht op de +oorlogsschepen; velen verlieten Samoa voor altijd. + +In weerwil van de talrijke verliezen aan menschenlevens hield Mataafa +zich gedurende het geheele bombardement dapper staande en gaf geen +enkele der door hem ingenomen stellingen op. Toen het schieten gestaakt +werd, dat geen ander gevolg had gehad dan een groote slachting onder de +inboorlingen van Samoa, waarvoor bovendien geen bepaalde aanleiding was +geweest, werd het langzamerhand weer rustig. De vluchtelingen verlieten +de oorlogsschepen, waarop zij bescherming gezocht en gevonden hadden en +keerden naar hun woningen terug, waarvan er zeker niet weinige door de +granaatkogels of de plunderende krijgslieden van Tanu in +deerniswaardigen toestand gebracht waren. + +Ook mijn vriend Hendrik en ik zeiden het huis van onzen directeur, dien +wij in dezen veelbewogen tijd als een dierbaar familielid hadden leeren +kennen, vaarwel en keerden naar onze woonplaatsen terug—hij naar +Mulifanua, ik naar Laulii. + + + + + + + + +TIENDE HOOFDSTUK. + +SAMOA WORDT EEN DUITSCHE KOLONIE. + + +Weinig dagen na mijn terugkomst lazen wij in de courant, dat den 23en +Maart in tegenwoordigheid van de Engelsche en Amerikaansche consuls de +feestelijke kroning van Tanu had plaats gehad, dus onmiddellijk na het +bombardement van Apia. Deze handelwijze van den kant der beide consuls +was hoofdzakelijk slechts een openbaring hunner vijandelijke, +verbitterde stemming tegenover Duitschland en in den grond zonder +eenige practische uitwerking, daar Mataafa, zooals reeds is vermeld, in +weerwil van het langdurig beleg, al zijn stellingen dapper had weten te +handhaven. + +Zoowel onze consul Rose als president Raffel hadden dadelijk bij het +Duitsch bewind een flink gesteld protest ingediend tegen deze +slachtingen door de Engelsche en Amerikaansche scheepscommandanten op +de bewoners van Samoa gehouden, waarvoor, zooals hier boven reeds is +gezegd, geen enkel geldig motief bestond. + +De gevolgen van dit protest waren, dat het bestuur der +veiligheidswachten de zaak in handen nam en vooral Engeland zijn +instemming betuigde met de voorslagen van het Duitsch gouvernement, om +voorgoed een eind te maken aan de vijandelijkheden en daarom een +commissie naar Apia te zenden, die bestaan zou uit drie +vertegenwoordigers der veiligheidswacht. + +Voor deze commissie de plaats harer bestemming bereikte, kwam het in +April nog tot twee gevechten. Mataafa was er in geslaagd onzen ouden +vriend Tamasese voor zijn partij te winnen, die zich met het grootste +gedeelte zijner aanhangers met Mataafa’s strijdkrachten vereenigde. +Tamasese was tot dit verbond overgegaan, minder uit bijzondere +sympathie voor zijn vroegeren mededinger, dan wel uit haat tegenover +zijn oude vijanden, Malietoa en diens zoon Tanu; ook had hij meer +vertrouwen op de macht van Duitschland dan op den invloed van de door +hem van ouds zoo bitter gehate Engelschen. + +Zooals ik bij mijn eerste bezoek aan Apia vernam, waarheen ik mij +begeven had om de noodige gelden in ontvangst te nemen tot uitbetaling +der salarissen, waren door het bombardement niet alleen een groot +aantal inboorlingen gedood, maar ook verscheidene dorpen geheel +verwoest, vooral die, welke dicht bij den oever gelegen waren. Eveneens +hadden vele Europeanen en Amerikanen aanzienlijke schade geleden; hun +woonhuizen waren door de granaten gedeeltelijk verbrand en +alleenstaande aanplantingen geheel verwoest. Zij wendden zich met hun +bezwaren tot den consul, wien het aanging, en ontvingen van hem het +voorloopig antwoord, dat zij geduld moesten hebben tot de bijeenkomst +der internationale commissie. + +Den 15en April zat ik ’s morgens met Gaedecke aan het ontbijt, toen wij +duidelijk kanongebulder hoorden, gevolgd door het zwakker geluid van +geweervuur. + +“Het zou mij niet verwonderen, als er in de bergen westwaarts een +gevecht plaats had tusschen Mataafa en de mannen van Tanu,” riep ik, +terwijl ik opsprong en naar buiten ging. + +“Dat geloof ik ook,” antwoordde mijn collega, die mij gevolgd was. +“Maar hoe is het kanonvuur te verklaren, daar de twee partijen toch +moeilijk over kanonnen zullen kunnen beschikken?” + +“Ja wel, ik herinner mij heel goed, dat de Amerikaansche admiraal zijn +beschermeling Tanu twee lichte kanonnen heeft geschonken, toen diens +aanhangers met de Engelsche kruiser ‘Royalist’, vervoerd werden; als ik +mij niet vergis, over de tweeduizend man. Ik heb de twee stukken +geschut zelf gezien, toen deze voorbij het huis van onzen directeur +getrokken werden, om tegen een verschansing van Mataafa te worden +aangewend. Ga mee, vriend,” ging ik voort, “wij zullen onze paarden +laten zadelen en naar den top van den berg rijden; daar zullen wij +zeker iets van het gevecht kunnen zien.” + +Gaedecke nam met mijn voorstel genoegen; tien minuten later bestegen +wij de door de knechten vlug gezadelde paarden, nadat wij uit voorzorg +onze revolvers in den zak hadden gestoken; men kon nooit weten, of men +niet genoodzaakt zou zijn er gebruik van te maken. + +Wij draafden langs den linkeroever der rivier voort tot beneden aan de +plaats, waar Mataafa in November van het vorige jaar de mannen van Tanu +met hun Engelsche bondgenooten in den rug aangevallen en over de bergen +teruggedreven had. Zoo vlug het met onze kleine paarden gaan kon, reden +wij vervolgens in schuinsche richting de helling op en, toen wij den +top bereikt hadden, konden wij het vrij breede dal van de Letoga-rivier +overzien en ons spoedig overtuigen, dat ik mij in mijn vermoeden niet +bedrogen had. Ongeveer een kilometer het dal in, werd inderdaad een +levendige strijd gevoerd op den nog slechts met enkele boomen en +struiken begroeiden linkeroever, juist tegenover een plaats aan den +rechteroever, het Samoaansche dorp Muliangi, zooals ik later vernam. + +Nadat wij nog een eind de westelijke helling van den bergrug afgereden +waren, kwamen wij aan een plaats, waar de boomen minder dicht bij +elkander stonden, zoodat wij het dal goed konden overzien en zelfs de +gestalten der strijdvoerenden vrij duidelijk onderscheiden. + +“Kijk, daar ginds, aan den voet van de helling zijn de twee stukken +geschut opgesteld,” zeide ik tot mijn metgezel; “zooals ik zie, worden +zij echter niet door inboorlingen bediend, maar door Amerikaansche +matrozen. Ook is daar ginds tusschen de boomen een heele afdeeling +Engelsche mariniers en matrozen vol ijver aan het schieten op de mannen +van Mataafa. Dezen schijnen door het vijandelijk vuur niet veel +verliezen te lijden, want zij houden hun stelling aan de rivier +tusschen de boomen staande. Zie je daar, een beetje hooger en meer naar +ons toe, dien flinken Samoaner, die met een heele schaar inboorlingen +uit het boschje aanrukt om de twee kanonnen in de rechterflank aan te +vallen? Dat is nog een oude kennis van mij uit Mulifanua, de vroegere +tegenkoning van Malutoa, Tamasese; een kranige kerel, hè? Kijk eens +aan! Door het onvermoeid vuren zijner soldaten dwingt hij de kanonnen +hun stelling op te geven en zich langs de rivier terug te trekken. Ook +schijnt Mataafa’s volkje door het zwijgen van het geschut nieuwen moed +gevat te hebben; ten minste hun koning leidt hen van twee kanten naar +de Engelschen en hun vrienden, die zich ook niet lang meer zullen +staande houden.” + +Met behulp van mijn vrij sterken tooneelkijker, dien ik aan een riempje +over mijn schouder droeg, kon ik de afzonderlijke gestalten der +strijdenden aan weerszijden nauwkeurig onderscheiden, daar wij +nauwelijks een kilometer van hen verwijderd waren. Op dit oogenblik, +terwijl ik nog bezig was de bewegingen der strijdenden in het dal gade +te slaan, riep Gaedecke, die eenige meters lager dan ik stond, mij toe: + +“Richt je kijker eens op gindsche helling aan den overkant, Arendt; als +mijn oog zich niet bedriegt, daalt daar een groote troep inboorlingen +den berg af en het dal in.” + +“Ja, waarlijk! Je hebt je niet vergist, beste vriend,” antwoordde ik, +na eenige oogenblikken de tusschen de boomen zichtbaar wordende +gestalten te hebben gadegeslagen. “Het zijn gewapende inboorlingen, +waaronder ik zelfs eenige ‘Blauwjakken’ heb opgemerkt; het kunnen dus +alleen mannen van Tanu zijn met eenige Britsche en Amerikaansche +matrozen. Nu wordt mij ook duidelijk, wat die luitjes in het schild +voeren; zij willen op dezelfde wijze de helling afgaan, totdat zij zich +een vier en twintig meter boven de strijdenden in het rivierdal +bevinden en dan Mataafa’s soldaten in den rug aanvallen, hetgeen voor +onzen vriend licht hachelijk zou kunnen worden. Als het mij echter +eenigszins mogelijk is, zal ik er een schotje voor steken. Blijf jij +hier rustig wachten, Gaedecke, dan rijd ik onmiddellijk de helling af +en het dal in, zoo hard als mijn paard loopen kan, om Tamasese of een +ander opperhoofd van Mataafa van het dreigend gevaar in kennis te +stellen.” + +“O neen, Arendt, hier blijven doe ik niet!” riep Gaedecke uit. “Ik zou +je alleen aan het gevaar blootstellen om midden in het gevecht te +geraken! Dat nooit! Ik ga met je mede. Vooruit dus! Geen tijd verloren +laten gaan!” + +Bij deze woorden steeg hij van het paard en leidde het de steile +helling af; natuurlijk volgde ik zijn voorbeeld, ofschoon de gedachte +mijn bedaarden, vredelievenden vriend aan het gevaar te zien +blootgesteld van door een kogel getroffen te worden mij zeer bezorgd +maakte; ik begreep echter Gaedeckes bedoeling zeer goed: hij wilde mij +laten zien, dat het hem, den geleerde, als het er op aankwam, evenmin +aan moed ontbrak als mij den vroegeren soldaat. + +Zoodra wij aan den rechteroever der Letoga-rivier gekomen waren, +draafden wij met den stroom mee, tot wij ongeveer op dezelfde hoogte +genaderd waren van het leger van Tamasese aan den overkant. Wij reden +toen door de vrij ondiepe rivier en stuitten na weinig tijds op de +manschappen van mijn ouden bekende, die gedeeltelijk op de, zeker +honderd meter breede, ruimte tusschen de Letoga en den voet van den +Westelijken bergrand, gedeeltelijk op een uitgestrektheid van de +helling een verdedigings-linie vormden, waarop zij en de vijanden +elkander beschoten. De hoofdmacht van Mataafa bevond zich iets lager en +scheen, zoover ik zien kon, in een hardnekkig gevecht gewikkeld met het +leger van Tanu en diens bondgenooten, die blijkbaar het voornemen +hadden Mataafa met zijn soldaten over de rivier terug te dringen. + +Ik steeg dadelijk van mijn paard, waarvan ik de teugels aan Gaedecke +overgaf, met verzoek achter de eerste boomen aan den rand der helling, +waar hij en de dieren ten minste eenigszins voor de vijandelijke kogels +beschut zouden zijn, mijn terugkomst af te wachten. Nadat ik mij, zoo +goed en zoo kwaad het ging, achter struikgewas en boomstammen een poos +had schuilgehouden, sprong ik, zoodra ik begreep, dat ik gehoord zou +worden, vlug naar voren en riep den Samoaners mijn “Talofa” toe, +verwonderd keken de eersten om en beantwoordden mijn groet zeer +vriendelijk en, toen ik daarop vroeg, waar hun aanvoerder Tamasese zich +op dit oogenblik ophield, wezen zij naar de hoogte op de helling, +waarna zij weder met groote bedaardheid hun buksen afvuurden in de +richting, waar hun vijanden moesten staan, maar van wie mij geen enkele +in het oog viel. Zij hielden zich zeker evengoed achter boomstammen +verborgen als het leger van Tamasese; de twee partijen deden elkander +waarschijnlijk niet veel nadeel, ofschoon er met veel geestdrift werd +geschoten; mij ten minste vlogen verscheiden malen eenige kogels om het +hoofd. + +Nadat wij een oogenblikje gestegen hadden, zag ik Tamasese bijna op den +rand der hoogvlakte staan, die zich tusschen de Letoga- en de +Vailele-rivier uitstrekt, waar hij ongeveer dertig soldaten om zich +heen had geschaard, waarschijnlijk met het voornemen den vijand van +bovenaf onverwachts aan te vallen. Zoodra ik de kleine open plek +betrad, kwam mij de voormalige tegenkoning van Malietoa eenige stappen +tegemoet, nam mij een oogenblik scherp met zijn groote donkere oogen op +en riep toen met een vriendelijk lachje zijn “Talofa” uit, terwijl hij +mij tevens de hand toestak; hij had mij dus dadelijk herkend. Nadat ook +ik hem vriendschappelijk had begroet, deelde ik hem, zoo vlug mij dit +in de Samoaansche taal mogelijk was, mede, welk gevaar hem en de zijnen +bedreigde. + +Onmiddellijk riep hij zijn krijgslieden bij elkaar en daalde met hen de +helling af, in de verdedigingslinie slechts zooveel man achterlatend, +als strikt noodzakelijk was, om het vuur te onderhouden en de +bewegingen van Tamasese onduidelijk te maken. In het dal aangekomen, +nam ik afscheid van Tamasese, die mij op de hartelijkste wijze +bedankte, en spoedde mij naar Gaedecke, die rustig achter de boomen +mijn terugkeer had afgewacht. + +In weinig woorden vertelde ik hem mijn ontmoeting met den kapitein, +steeg vervolgens in den zadel en stelde voor, op de eerste ondiepe +plaats de rivier te doorwaden en naar ons eerste standpunt op den +oostelijken rand van het dal terug te keeren, daar wij op den +linkeroever gevaar liepen midden tusschen de vijandelijke kogels te +geraken. Nauwelijks hadden wij dan ook de Letoga overgestoken en een +eind den berg opgereden, of wij hoorden al een hevig schieten van +geweren en luide oorlogskreten. Iets hooger aangeland, konden wij zien, +dat het Tamasese gelukt was nog voor de aankomst van Tanu’s leger een +stelling in te nemen, waar de ruimte tusschen rivier en helling +nauwelijks veertig meter breed en bovendien met kreupelhout bedekt was; +toen zijn vijanden nu laag genoeg gedaald waren, werden zij uit deze +verborgen hinderlaag met zooveel geweerschoten ontvangen, dat het +gevecht spoedig tot staan kwam. Intusschen drong ook het geluid van +levendig geweervuur van den anderen kant van het dal, vermengd met +kanongebulder tot ons door, waaruit wij een vrij hevigen strijd +opmaakten; van ons standpunt echter konden wij het slagveld niet meer +zoo goed overzien als vroeger, daar Mataafa er in geslaagd scheen te +zijn, den hem tegenoverstaanden vijand een heel eind terug te dringen. + +Plotseling zagen wij een groote schaar inboorlingen op den linkeroever +naar boven ijlen, aan wier hoofd een man stond, in wien Gaedecke den +ouden kapitein herkende, die het vorig jaar in gezelschap van Mataafa +eenigen tijd bij ons gerust had en dien ik door mijn onderhandelen met +den Britschen officier uit groote verlegenheid had gered. Voor zoover +wij konden nagaan, zond Mataafa den kapitein met een sterke afdeeling +soldaten zijn bondgenoot Tamasese te hulp, nadat hij door het +aanhoudend schieten in het Noordelijk gedeelte van het dal, op het +aldaar plaats hebbend gevecht opmerkzaam was geworden. + +Deze versterking van zijn troepen scheen zeer van pas te komen, want +Tamasese had het met zijn kleine veertig man hard te verantwoorden +tegenover de veel talrijker soldaten van Tanu en de matrozen. Toch +hadden zij zich zoo dapper gehouden, dat het den laatsten nog niet +gelukt was hen uit het bezette kreupelhout te verdrijven. Thans werd ik +tot mijn vreugd en geruststelling gewaar, dat Tamasese den kapitein met +het grootste gedeelte zijner manschappen de helling opstuurde, +klaarblijkelijk met het doel den vijand van boven af in de flank aan te +tasten. Deze omsingeling gelukte ook volkomen, want nauwelijks een half +uur later zagen wij, dat de mannen van Tanu dadelijk na de eerste +schoten, die hen tegemoet kwamen, weer naar boven trokken en spoedig in +het dichte woud uit ons oog verdwenen. + +Mataafa scheen er eveneens in geslaagd te zijn, zijn tegenpartij de +Letoga verder af te dringen, want wij vernamen van dien kant nog +slechts enkele schoten. Het geheele gevecht, dat men wel een slachting +had kunnen noemen, had bijna drie uren geduurd, zoodat wij in een +verzengenden zonnegloed den terugtocht naar de factorij moesten +aanvaarden; wij verheugden er ons echter oprecht over, dat het den +dapperen Mataafa wederom gelukt was, zijn erfvijanden en de helpers van +hun bondgenooten, de Britsche en Amerikaansche zeelieden te verslaan, +hetgeen voor de beide laatsten toch ongetwijfeld een groote schande +was. + +In den namiddag waren Gaedecke en ik voornemens ons naar de op de +oostelijke helling gelegen cultures te begeven, toen wij een troepje +inboorlingen ontdekten, die den kant van Laulii uitkwamen en onze +woning naderden. Het duurde niet lang, of ik herkende aan het hoofd +daarvan mijn kennis Tamasese benevens onzen vriend, den ouden kapitein. +Beiden riepen ons een zeer vriendelijk “Talofa” toe, toen zij bij de +veranda aan den voorkant van het huis gekomen waren, hetgeen wij op +dezelfde wijze beantwoordden met de uitnoodiging bij ons van de +vermoeienissen wat te komen uitrusten. + +“Ik kom u bezoeken, mijnheer,” begon Tamasese, nadat hij had plaats +genomen “om u te bedanken voor uw tijdige waarschuwing van heden +morgen, en ook Mataafa laat u dank zeggen; hij kan zelf niet komen, +omdat hij onze soldaten niet zonder toezicht wil laten, daar hij ieder +oogenblik op een nieuwen aanval van Tanu voorbereid moet zijn. Als u +mij niet opmerkzaam hadt gemaakt op het gevaar, waarmede ik bedreigd +werd, zouden wij licht in groote moeilijkheden geraakt zijn.” + +“Het was niet meer dan een staaltje van mijn plicht, een vriend van +mijn landgenooten en zulk een geacht opperhoofd te helpen,” gaf ik ten +antwoord, terwijl ik de mij toegestoken hand hartelijk schudde. + +Inmiddels had Gaedecke op een wenk van mij den bedienden bevolen eenige +flesschen bier naar de veranda te brengen, daar ik de voorliefde van +Tamasese voor dezen drank kende; ook de zes krijgslieden, die zich in +de schaduw der bananen hadden nedergelegd, kregen een flesch whiskey en +eenige sigaren. Met zichtbaar welgevallen dronk Tamasese zijn glas uit +en at een weinig koud vleesch en brood, dat Sufa eveneens had +klaargezet. + +“De soldaten van Tanu en de matrozen hebben zich bijna geheel tot aan +de kust teruggetrokken,” begon hij vervolgens, nadat hij een sigaar had +aangestoken “en ginds, in de buurt van Vailina een kamp opgeslagen. +Zooals Mataafa mij heeft meegedeeld, wil hij hen zoo mogelijk reeds +morgen aanvallen en tot Apia terugdringen om weder in het bezit te +geraken der dorpen, die hij na het bombardement heeft moeten ontruimen. +Wij zullen den strijd niet eerder opgeven, voordat het ons gelukt is +Tanu en zijn partij geheel te vernietigen, in weerwil van de hulp, die +hij van de Engelschen ontvangt. Nooit zullen wij ons onderwerpen aan de +heerschappij van dezen knaap.” + +Wij wenschten hem en Mataafa oprecht een schitterend succes en +begeleidden Tamasese en zijn gevolg een eind weegs het dal in, toen zij +twee uren later vertrokken. + +Den volgenden dag scheen er geen gevecht te hebben plaats gehad; ten +minste wij vernamen noch het knallen der geweren, noch het bulderen van +het geschut op de kust, die toch slechts een kilometer van ons woonhuis +verwijderd was. Den 17en April, echter, hoorden wij in de eerste +middaguren het gebulder van zware kanonnen, hetgeen wij ons zelf in het +geheel niet konden verklaren, tot ik op de gedachte kwam, dat +waarschijnlijk de “Philadelphia” of de twee Engelsche oorlogsschepen +van Apia gekomen en de golf ten Westen van Laulii binnengeloopen waren +om Tanu en zijn soldaten te ondersteunen. + +Ik deelde mijn vermoeden aan Gaedecke mede, die dadelijk voorstelde +naar Laulii, aan de overzijde, te rijden om het gevecht, van den berg +af gade te slaan. Enkele minuten later zaten wij in den zadel en +draafden door het dal. Hoe dichter wij bij de kust kwamen, hoe +duidelijker wij het dreunen der groote scheepskanonnen hoorden. In +Laulii zelf konden wij intusschen niets van de oorlogsschepen te zien +krijgen; daarom reden wij naar den uitlooper van den bergrug, die zeer +steil naar de zee afhelde en zich ten Westen van den ingang van ons dal +bevond. Daar genoten wij een verrassend schoon uitzicht. + +De “Philadelphia” zoowel als de Engelsche kruiser “Porpoise” waren, +zoover het met het koraalrif mogelijk was, in de golf voor anker gegaan +en beschoten de geheele vlakte aan beide zijden van den mond der +Letoga, met groote granaten, voornamelijk het dorp Vailina, dat spoedig +op verscheidene punten in brand stond. Van Mataafa’s troepen konden wij +aanvankelijk niets ontdekken, totdat ik eindelijk door mijn +tooneelkijker bespeurde, dat zij zich in de dichte Mongrove-bosschen +ten Westen van het dorp teruggetrokken hadden, nadat dit door het +kanonvuur in brand gestoken was. In alle geval had Mataafa den vijand +uit dit door hem bezette dorp verdreven, dat daarop dadelijk door de +oorlogsschepen beschoten werd, waardoor Mataafa genoodzaakt was het te +verlaten. Wij konden het einde van het gevecht niet afwachten, daar er +reeds verscheiden granaten in onze nabijheid gesprongen waren, waarvan +de ver uiteenspattende stukken ons licht hadden kunnen treffen. Ik kwam +namelijk nu eerst tot het besef, dat onmiddellijk onder ons niet +bijzonder hoog standpunt, zich slechts enkele minuten geleden een zeer +hevig geweervuur geopend had, ongetwijfeld tusschen een grootere +legerafdeeling van Mataafa en de krijgslieden van Tanu; door het dichte +struikgewas konden wij echter niets van het gevecht zien. Thans waren +de scheepskanonnen begonnen hun vuur op de krijgslieden van Mataafa te +richten, die zich tusschen de boomen en het kreupelhout bevonden. + +Om niet voor onze nieuwsgierigheid door de in het rond vliegende +granaatsplinters gestraft te worden, daalden wij in de richting van +Laulii de helling zoo vlug mogelijk af en keerden naar huis terug. + +Naar wij later vernamen, had Mataafa zich ten gevolge van de inmenging +der oorlogsschepen in het gevecht, gedrongen gezien dit te staken en +zich in de bergen terug te trekken, om zich buiten bereik te stellen +van het vernielend granaatvuur; toen daarop de Tanu-krijgers, +aangemoedigd door dit terugwijken, hem vol vuur achtervolgden, viel hij +met zooveel moed en dapperheid op zijn vervolgers aan, dat zij zeer +spoedig alle mogelijke pogingen om zich van hem meester te maken +moesten opgeven. + +Deze veldslag bij Vailine was het eerste groote gevecht tusschen de +vijandelijke partijen. Den 13n Mei kwam eindelijk de internationale +commissie te Apia bijeen, om de verwikkelingen en oneenigheden op Samoa +bij te leggen. Nadat de vertegenwoordigers der drie beschermende +mogendheden, zich nauwkeurig op de hoogte gesteld hadden van de +gebeurtenissen op de eilanden der Samoagroep, waarbij de voorzitter van +den gemeenteraad, dokter Raffel, hen door zijn mededeelingen flink ter +zijde stond, besloot de commissie, den 10n Juni, Tanu als koning te +erkennen, doch alleen onder voorwaarde, dat hij dadelijk alle +aanspraken op die waardigheid zou laten varen; daarna werd het +koningschap onvoorwaardelijk afgeschaft en de regeering aan de drie +consuls overgedragen. Voorts werd er een bevel gegeven, dat allen +inboorlingen gebood hun wapens in Apia te komen brengen. Om den +Duitschers eenige voldoening te geven, werden admiraal Kautz en de +president van de rechtbank Chambers, teruggeroepen; dezen hadden door +hun intriges en dwingelandij veel bijgedragen tot de oneenigheden en +het bloedvergieten. + +De ontwapening der inlanders ging zonder moeilijkheden gepaard en +spoedig heerschte er volkomen rust op dit door de natuur zoo rijk +bedeelde, verrukkelijk schoone eiland. + +Ook op onze plantages bloeiden al de cultures zoo heerlijk, dat wij na +eenige weken een overvloedigen oogst, aan kopra, katoen, suikerriet en +cacao naar Laulii op buffelkarren konden laten vervoeren, waar hij op +een kotter, die uit Apia overgestuurd was, overgeladen werd. Zelfs was +onze proef met het telen van de tabaksplant zeer gunstig uitgevallen; +wij hadden zooveel tabaksblaren geoogst, dat wij niet alleen genoeg +voor ons zelf hadden, maar ook een vrij aanzienlijke hoeveelheid naar +Matafele konden zenden. Onder onze Samoaansche werklieden waren er +verscheidenen, die van de ruwe bladeren heel goed sigaren konden maken, +die Gaedecke en mij ten minste bijzonder lekker smaakten. + +Toen ik in het begin van Juni naar Apia voer, om de noodige gelden voor +ons en het werkvolk in ontvangst te nemen, vond ik het grootste +gedeelte der huizen, die door het bombardement vernield waren, reeds +hernieuwd of in aanbouw. In de bijna geheel verbrande en verwoeste +dorpen in den omtrek der stad, hadden de inlanders hun eenvoudige, maar +toch zeer aardige en geriefelijke hutten weer opgebouwd; alleen zag het +er in de plantages, die erg door de granaatkogels geleden hadden, zeer +treurig uit. Wel hadden de eigenaars schadevergoeding verlangd, maar er +konden maanden verloopen voor de regeeringen van Engeland en +Noord-Amerika, het over het uitbetalen dier sommen eens waren geworden. +Directeur Beckmann gaf zijn tevredenheid over den bloei den factorij te +kennen en prees Gaedecke, die haar zoo voorzichtig en uitstekend +bestuurd had; hij gaf mij een brief voor mijn collega mee, waarin hij +dezen zijn hartelijken dank betuigde. + +Van deze gunstige stemming maakte ik gebruik, om mijn chef verlof te +vragen een paar dagen naar Mulifanua te mogen gaan, waar ik zoo heel +gaarne, mijnheer Krüger en vooral mijn vriend Petersen, een bezoek zou +willen brengen. Nu de oogst binnen was en ik betrekkelijk weinig te +doen had, kon ik gemakkelijk een poosje gemist worden. + +“Met alle genoegen, beste Arendt!” gaf de directeur minzaam ten +antwoord. “Breng morgen het geld naar de factorij en leg het zoo aan, +dat gij aanstaanden Maandag weer terug zijt; ik ben namelijk van plan +op dien dag zelf naar Mulifanua te gaan en wil u dan meenemen.” + +Toen ik op onze plantage terug was, deelde ik Gaedecke mede, dat ik +verlof had gekregen en voegde er bij, dat ik hem aanstaanden Maandag +voor een paar dagen verlaten zou, om mijn vrienden in Mulifanua te +bezoeken. + +“Je hebt gelijk, vriend, dat je dien vrijen tijd zoo gebruikt,” +antwoordde mijn collega, “maar ik zou heel gaarne zien, dat je het zoo +kondt schikken, aanstaanden Zaterdag weer hier te zijn. Ik ben +voornemens, den Zondag daarop naar Vaitele te rijden, om bruiloft te +houden, en ik noodig je bij dezen hartelijk op mijn feest. Nu de vrede +op het eiland, Goddank, en wij willen hopen voorgoed, hersteld is, zie +ik niet in, waarom ik mijn hartewensch nog langer zou moeten +uitstellen.” + +“Ik denk er eveneens over en neem je uitnoodiging heel gaarne aan,” +antwoordde ik. “Je kunt er vast op rekenen, dat ik prompt op tijd weer +terug zal zijn.” + +Dadelijk na zonsopgang voer ik ’s Maandags in onze kano van Laulii naar +Apia en ging onmiddellijk naar directeur Beckmann, met wien ik ontbeet +en mij daarna aan boord van de groote boot begaf, waarin de directeur +gewoonlijk kleine tochtjes naar de factorijen aan de kust, ondernam. + +In de eerste uren van den middag liepen wij de haven van Mulifanua +binnen, en begaven wij ons onverwijld, naar het woonhuis, waar wij +zonder ons te laten aandienen mijnheer Krüger en Petersen op het terras +in den tuin aantroffen, onder het gebruik van een kop thee. + +Met een luiden vreugdekreet sprong Hendrik op, toen hij ons zag, +begroette eerst den directeur en omhelsde mij toen, met de woorden: +“Mijn jongen! Mijn beste Herman! Blijf je nu weer bij ons?” + +Ik beantwoordde deze begroeting even hartelijk, en drukte daarna de +hand van mijnheer Krüger, die hij mij vriendelijk lachend toestak, +terwijl de directeur zeide: + +“Neen, waarde Petersen, uw vriend Arendt kon zijn verlangen naar u en +zijn vroegeren chef niet langer bedwingen en wilde u beiden heel gaarne +weer eens zien. Ik moest het gevraagde verlof wel toestaan en heb hem +nu maar meegebracht, omdat ik ook verlangde eenige bijzonderheden met +u, mijnheer Krüger, te bespreken.” + +“U weet wel, waarde directeur, dat uw bezoek, mij altijd welkom is; +jammer, dat het zoo zelden plaats heeft,” antwoordde mijnheer Krüger. +“Verkwikt u nu met een kop thee, Heeren, en geniet van de heerlijke +koelte in deze kamer, na den langen tocht in den brandenden +zonnegloed.” + +Terwijl wij nog aan de theetafel zaten, kwamen twee onzer roeiers mijn +handkoffer en dien van den directeur brengen. Behalve eenig +onontbeerlijk ondergoed en wat dunne bovenkleeren, die in dit tropisch +klimaat zoo noodig zijn, had ik tweehonderd stuks van onze +eigengemaakte sigaren uit de zelf gekweekte tabak, ingepakt; deze +overhandigde ik nu aan mijnheer Krüger en Petersen. Beiden waren, +zooals ik wist, hartstochtelijke rookers; zij staken direct eens op en +prezen zeer den smaak en geur der heerlijke tabak. + +Spoedig daarop begaven de directeur en ik ons naar onze vertrekken om +wat te rusten. Na een verkwikkend bad, vonden wij onze vriendelijke +gastheeren weer op het terras, waar zij ons met een heerlijk diner +wachtten. Onder het eten vroeg Petersen mij nadere bijzonderheden van +de twee laatste groote gevechten bij Muliangi en Vailina, waarvan +Tamasese hem verteld had. + +“Onze oude vriend bezocht ons dadelijk na zijn terugkomst in zijn +vroeger hoofdkwartier ‘Falelatar,’” zeide Hendrik, “en hij heeft ons +wonderen verteld van je heldenfeiten in het eerste gevecht; hij sprak +met groote dankbaarheid over je tijdige waarschuwing aangaande de +dreigende, vijandelijke overrompeling; hoewel de kogels om je heen +floten, was je toch bij hem gekomen. Waarachtig! je hebt bewezen, dat +een vroeger Duitsch soldaat, niet gemakkelijk den juisten blik op de +verrichtingen in een legerkamp verliest. Op je welzijn in het +bijzonder, oude vriend en kameraad!” + +Toen moest ik uitvoerig het voorgevallene bij dat gevecht, en hoe ik +tusschenbeide was gekomen, vertellen, want de directeur wist hiervan +nog niets. + +Na het diner reden wij naar de plantage, waar de opzichter Mertens ons +heel vriendelijk ontving. Al de cultures stonden in vollen bloei en +beloofden een rijken oogst, dank zij de voorzichtige leiding van +mijnheer Krüger, die hierin flink door Petersen en Mertens geholpen +werd. Naar deze mij mededeelde, hadden al de werklieden hun contracten +voor drie jaar verlengd, daar zij zich op de plantage zeer op hun gemak +gevoelden en vooral veel van Petersen hielden, die er uitstekend den +slag van had met het volk om te gaan en hun het leven aangenaam te +maken. + +Den volgenden dag vertrok directeur Beckmann dadelijk na het ontbijt +naar Apia, en verzocht mij nog eens dringend hem op mijn terugreis te +komen bezoeken. + +Zooals mijnheer Krüger mij vertelde, was hij zeer tevreden over mijn +opvolger in het boekhouden; het was een bescheiden jongmensch, die +spoedig op de hoogte van het werk was gekomen. Ik kon niet persoonlijk +kennis met hem maken, daar hij voor een paar dagen met verlof naar +Matafele was. + +Na het diner ging ik met Hendrik naar de plantage en reed van daar +alleen naar de niet ver gelegen factorij Falelata, om mijnheer Hüsmann +en zijn familie een bezoek te brengen. Ik werd er zeer hartelijk +ontvangen; zij waren dien nacht nog niet vergeten, waarin Petersen en +ik hun te hulp waren gekomen om de overrompeling der inlanders te doen +mislukken. + +Ik had te kennen gegeven, om, nu ik in Mulifanua was, ook den vorigen +koning Tamasese in zijn dorp te bezoeken, wat mijnheer Krüger +goedkeurde; vrijwillig stond hij ook Petersen toe met mij mee te gaan. +Geheel onverwacht verscheen op den middag, die voor ons uitstapje +bestemd was, Tamasese bij mijnheer Krüger, vergezeld van twee zijner +voornaamste opperhoofden; nu waren zij ongewapend. Hij had evenals al +de overige inlanders zijn wapenen moeten afleggen. Toen wij elkander +hartelijk begroet, en op het terras plaats genomen hadden, vertelde hij +ons, dat hij van een zijner lieden vernomen had, dat ik mij in +Mulifanua bevond, en nu was hij gekomen, om mij nog eens te zien. Nooit +zou hij den dienst vergeten, dien ik hem bij Muliangi bewezen had, +verzekerde hij mij, terwijl hij mij met groote hartelijkheid de hand +drukte. + +Evenals vroeger smaakten verscheiden glazen Pschorrbräu Tamasese +uitstekend, maar toch schenen de jongste gebeurtenissen hem veel van +zijn zelfstandigheid als ex-pretendent naar de kroon, te hebben doen +verliezen, hij zag er ten minste tamelijk neerslachtig en ontevreden +uit. + +Vrijdagmorgen nam ik afscheid van mijnheer Krüger en mijn vriend +Hendrik, die mij naar het strand bracht, waar de groote boot der +factorij op mij wachtte. Dadelijk na mijn aankomst te Apia, begaf ik +mij naar directeur Beckmann, bij wien ik bleef eten. Onder het diner +vroeg ik hem verlof, om in de nabijheid van ons woonhuis een klein +huisje te laten bouwen, daar ik na Gaedeckes huwelijk toch niet bij hem +kon blijven wonen; aanstaanden Zondag zou mijn vriend, zooals de +directeur wist, trouwen. + +Glimlachend antwoordde mijnheer Beckmann: “Beste Arendt, dit verzoek +kan ik u niet toestaan.” + +Toen ik hem eenigszins verbluft aankeek, vervolgde hij: + +“Mijn secretaris is met de laatste stoomboot naar Auckland vertrokken +om van daar naar Duitschland terug te keeren; sedert eenige maanden was +hij aan het sukkelen, daar hij niet tegen dit klimaat kon. Daarom heb +ik besloten, de niet onbelangrijke betrekking van secretaris aan u op +te dragen, en een der jongere bedienden van de Maatschappij in +Matafele, in uw plaats naar de factorij bij Laulii te zenden. Vindt ge +dit goed, vriend?” + +“O, Directeur, hoe zal ik u voor zooveel goedheid, voor dit bewijs van +vertrouwen danken!” riep ik vroolijk verrast uit. “Het zal mijn vurigst +streven zijn, mij deze goedheid waardig te maken en uw vertrouwen te +behouden.” + +Mijn chef gaf mij over de tafel heen, vriendelijk lachend de hand, die +ik innig dankbaar drukte. + +“Mijnheer Hellmann,” zeide mijn chef nu verder, “zoo heet uw opvolger, +dien gij bij gelegenheid van uw bezoeken in Matafele, hebt leeren +kennen, zal u morgen vroeg naar Laulii vergezellen en voorloopig bij +den opzichter Hendriksen wonen, tot er een huisje voor hem in orde +gemaakt is. Ik heb een paar dagen geleden reeds aan Gaedecke geschreven +en hem van deze schikking op de hoogte gebracht. Wat er mogelijk nog +meer te doen valt, kunnen wij overmorgen in Vaitele bij Tiedemann +bespreken, daar ik ook op de bruiloft van uw vriend genoodigd ben en +met onzen tegenwoordigen predikant daarheen wil rijden. Vannacht kunt +ge al in de kamer, die voor u bestemd is, slapen; ik zal uw koffer door +een knecht van het hotel doen halen.” + +Na den maaltijd bracht de directeur mij zelf naar mijn kamer, een vrij +groot vertrek, met ramen, die op den tuin uitzagen, en liet mij toen +alleen, nadat hij mij nog gezegd had, dat ik den geheelen avond vrij +over mijn tijd kon beschikken, omdat hij een conferentie bij dokter +Raffel moest bijwonen. + +Ik was zoo opgewonden over de onverwachte onderscheiding, die mij te +beurt was gevallen, dat het mij onmogelijk was thuis te blijven. Ik +stak een sigaar op, slenterde wel een uur lang de haven op en neer, en +belandde eindelijk in den Duitschen biertuin op het strand, waar ik in +gezelschap van de vroegere, bekende Duitsche kooplui een glas bier +dronk en eindelijk innig vergenoegd naar huis ging. + +Den volgenden morgen gebruikte ik met den directeur vlug een kop thee +en voer toen in een boot, die men mij welwillend voor dit doel had +afgestaan, naar Laulii. Mijnheer Hellmann, die afscheid was komen nemen +van onzen chef, ging met mij mede. + +Gaedecke ontving mij zeer hartelijk, feliciteerde mij met mijn +bevordering, doch gaf tevens zijn leedwezen te kennen, dat wij moesten +scheiden, daar wij tijdens ons samenwonen, met elkander op zulk een +goeden voet verkeerd hadden. Nadat mijn opvolger voor dien eersten +nacht mijn vroegere kamer betrokken had, gebruikten wij een stevig +lunch, waarna Gaedecke en ik te paard stegen om naar Vaitele te gaan. +Onze feestkleeren waren in een handkoffer gepakt, die achter het zadel +van mijn paard vastgegespt werd. + +Nog voor het invallen van de duisternis kwamen wij op de plaats onzer +bestemming, waar wij met gejuich ontvangen werden, daar de familie +Tiedemann ons eerst den volgenden morgen verwacht had. De avond ging +onder gezelligen kout voorbij; alleen speet het ons, dat wij op +Duitsche manier geen “Polter-abend” [5] konden houden! + +Tegen tien uur ’s morgens verschenen directeur Beckmann en de dominee +van Apia, beiden te paard, op de factorij en, nadat de heeren een +kleine hartsterking genomen hadden, voltrok de geestelijke, achter in +den tuin, op het terras, dat bijzonder mooi met bloemen en kransen +versierd was, het huwelijk. Veel meisjes, vrouwen en mannen woonden, +gedeeltelijk op de treden van het terras, gedeeltelijk op het plein +daarvoor, de plechtigheid bij. + +Terwijl wij daarna aan den keurig met bloemen getooiden bruiloftsdisch +aanzaten, en ons het heerlijk toebereide maal uitstekend lieten smaken, +kwamen twaalf bekoorlijke meisjes, met bloemkransen op het hoofd en +slingers van bloemen om het bovenlijf, binnen, en voerden ter eere van +de jonge vrouw, de vriendin harer meisjesjaren, een “Siva” uit, den +bevalligsten en liefsten dans, dien men bedenken kan. Dadelijk na het +diner keerden de directeur en de dominee naar Apia terug, waarna de +jonggehuwden en mijn persoon zich gereedmaakten den tocht naar onze +factorij te aanvaarden. De bekoorlijke Filina had bruidsgewaad en +sluier voor een eenvoudiger kleed verwisseld en besteeg het voor haar +bestemde paard, dat een dameszadel had, om naar haar nieuwe woning te +rijden, daar het onmogelijk was, er op een andere manier te komen. Haar +uitzet, in groote manden gepakt, was reeds ’s morgens door verscheiden +knechts op de factorij bezorgd. Ik reed als wegwijzer vooruit, en het +druk redeneerend paar kwam achter mij aan. Zij zouden zeker niet op den +weg gelet hebben, en wij hadden dus gemakkelijk kunnen verdwalen. + +Toen wij zonder ongelukken tegen den avond de plantage bereikt hadden, +sloeg ik mijn nachtkwartier op bij den opzichter Hendriksen, waar ik +mijn opvolger reeds aantrof. Ik legde mij neer onder het voorste afdak +van het huisje op een mat, dekte mij toe met een plaid en sliep +dadelijk in, daar de rit, bij de groote hitte, mij zeer vermoeid had. + +Den volgenden morgen ontbeet ik in gezelschap van het jonge echtpaar op +de tuin-veranda, pakte mijn boeltje in mijn koffer en reed, na +hartelijk afscheid genomen te hebben van Gaedecke—dien ik oprecht lief +gekregen had—en zijn alleraardigst vrouwtje, naar het dal. Vóór dien +tijd had ik den opzichter Hendriksen en mijn opvolger reeds vaarwel +gezegd. Mijn trouwe Sufa had kort te voren al mijn bagage mijn geweren +en revolvers op een handwagen geladen, die door twee werklieden naar +Laulii gereden werd, waar de boot van de factorij reeds op mij wachtte, +om mij naar Apia over te zetten. + +Zeer spoedig was ik op de hoogte mijner werkzaamheden, als secretaris +van den eersten ambtenaar der Duitsche Handel- en +Plantage-Maatschappij. Deze bestonden voornamelijk in het voeren der +correspondentie met de verschillende factorijen, die onze Maatschappij +op de eilanden Upolu en Savaii bezat, en het nazien en vergelijken der +berichten omtrent de opgave van den oogst, en tevens den directeur +daarvan op de hoogte te houden. Op deze wijze vernam ik toen eerst, dat +de Maatschappij ongeveer vierduizend hectaren gronds op Samoa in +eigendom had, benevens zestienhonderd stuks rundvee en verscheiden +honderd paarden. Op haar plantages werkten meer dan duizend arbeiders, +waarvan de meesten van de Tonga- de Salomons- en de Gilbert-eilanden +naar Samoa gezonden waren, daar de Samoaners zelf tot geen enkel werk, +dat inspanning vordert, te bewegen zijn. De buitengewone vruchtbaarheid +van hun schoon vaderland, vergunt hun een ongestoord Dolce far niente; +men mocht er hun dus geen verwijt van maken, dat zij dit zoete +nietsdoen niet vrijwillig wilden opgeven. + +Elke maand bezocht mijn chef geregeld de factorijen op Upolu en Savaii, +om ze te inspecteeren en een noodzakelijk onderhoud te hebben met de +respectieve directeuren. Ik vergezelde hem bijna altijd op die tochten, +en dit was voor mij van veel belang, daar ik zoodoende land en volk +beter leerde kennen. + +De eerste maanden gingen kalm en rustig voorbij en het jaar 1899 zou +niet eindigen, zonder ons de definitieve regeling der staatkundige +moeilijkheden op de Samoa-eilanden te brengen. + +De overeenkomst, tusschen de Duitsche Regeering en Groot-Brittannië, op +den 14en November 1899 te Londen gesloten, bepaalde, dat Engeland in +het belang van Duitschland, van al zijn aanspraken op de eilanden Upolu +en Savaii, afstand deed; deze kwamen nu uitsluitend in het bezit van +Duitschland, dat wederkeerig, ten gunste van Engeland, afzag van zijn +recht op de Tonga-archipel. + +Eenige weken later, werd den 2en September, te Washington, een +gelijkluidende overeenkomst gesloten, tusschen Duitschland en de +Vereenigde Staten van Noord-Amerika; dezen lieten ook hun aanspraken +varen op Upolu en Savaii, waarvoor hun het bezit van het eiland Tutuila +beloofd werd. Tutuila is het derde groote eiland van de groep en ligt +zuidoostelijk van Upolu; in de haven van Pago-Pago, aan de zuidkust, +heeft het de beste aanlegplaats van alle Samoa-eilanden, en het is +overigens ook een belangrijke bezitting. + +Door deze twee overeenkomsten waren de prachtige eilanden Upolu en +Savaii een kolonie van het Duitsche rijk geworden en zullen zij, naar +wij hopen, door geen twisten, of staatkundige verwikkelingen meer +verontrust worden. Zoo mogen zij, boven aller verwachting, tot den +grootsten bloei komen! + +Ik ben vast besloten dit aardsch paradijs niet te verlaten, zoolang de +goede God mij gezondheid schenkt, en mijn werkkring zoo aangenaam +blijft, als deze op het oogenblik is. + + + + EINDE. + + + + + + + + +AANTEEKENINGEN + + +[1] kopra = het gedroogde, vleezige gedeelte van de kokosnoot. + +[2] Een soort van bladmos. + +[3] Platformen van dun hout, aan één zijde van de kano’s bevestigd om +het omslaan te beletten. + +[4] Onbeschaamde kerel! + +[5] Feestelijke avond voor de bruiloft. + + + + + + + + + + + +*** END OF THE PROJECT GUTENBERG EBOOK 14666 *** |
