summaryrefslogtreecommitdiff
path: root/11739-h
diff options
context:
space:
mode:
authorRoger Frank <rfrank@pglaf.org>2025-10-15 04:37:42 -0700
committerRoger Frank <rfrank@pglaf.org>2025-10-15 04:37:42 -0700
commitad06baeb01abf0d54ba970a027f4f004b968d7f4 (patch)
treeffa4067e704e6f65d511faf566a5e50e89433354 /11739-h
initial commit of ebook 11739HEADmain
Diffstat (limited to '11739-h')
-rw-r--r--11739-h/11739-h.htm1528
1 files changed, 1528 insertions, 0 deletions
diff --git a/11739-h/11739-h.htm b/11739-h/11739-h.htm
new file mode 100644
index 0000000..c4c1633
--- /dev/null
+++ b/11739-h/11739-h.htm
@@ -0,0 +1,1528 @@
+<!DOCTYPE HTML PUBLIC "-//W3C//DTD HTML 4.01 Transitional//EN">
+<html>
+ <head>
+ <meta http-equiv="Content-Type" content="text/html; charset=UTF-8">
+ <title>
+ The Project Gutenberg eBook of Individualisme en socialisme, by Oscar Wilde
+ </title>
+ <style type="text/css">
+/*<![CDATA[ XML blockout */
+<!--
+ P { margin-top: .75em;
+ text-align: justify;
+ margin-bottom: .75em;
+ }
+ H1,H2,H3,H4,H5,H6 {
+ text-align: center; /* all headings centered */
+ }
+ HR { width: 33%;
+ margin-top: 1em;
+ margin-bottom: 1em;
+ }
+ BODY{margin-left: 10%;
+ margin-right: 10%;
+ }
+ .linenum {position: absolute; top: auto; left: 4%;} /* poetry number */
+ .note {margin-left: 2em; margin-right: 2em; margin-bottom: 1em;} /* footnote */
+ .blkquot {margin-left: 4em; margin-right: 4em;} /* block indent */
+ .pagenum {position: absolute; left: 92%; font-size: smaller; justify: right;} /* page numbers */
+ .sidenote {width: 20%; margin-bottom: 1em; padding-left: 2em; font-size: smaller; float: right; clear: right;}
+
+ .poem {margin-left:10%; margin-right:10%; text-align: left;}
+ .poem .stanza {margin: 1em 0em 1em 0em;}
+ .poem p {margin: 0; padding-left: 3em; text-indent: -3em;}
+ .poem p.i2 {margin-left: 2em;}
+ .poem p.i4 {margin-left: 4em;}
+ .poem .caesura {vertical-align: -200%;}
+ // -->
+ /* XML end ]]>*/
+ </style>
+ </head>
+<body>
+<div>*** START OF THE PROJECT GUTENBERG EBOOK 11739 ***</div>
+
+<!-- Autogenerated TOC. Modify or delete as required. -->
+
+<!-- End Autogenerated TOC. -->
+
+<h3>WERELDBIBLIOTHEEK BOEKEN</h3>
+
+<h4>ONDER LEIDING VAN L. SIMONS</h4>
+
+
+
+<hr style="width: 45%;">
+
+<br>
+
+<h2>OSCAR WILDE</h2>
+
+<h1>INDIVIDUALISME EN SOCIALISME</h1>
+
+<h3>GEAUTORISEERDE VERTALING</h3>
+
+<h3>DOOR</h3>
+
+<h2>P. C. BOUTENS</h2>
+
+
+
+<hr style="width: 45%;">
+
+<br>
+
+<p>Van OSCAR WILDE verschenen in de Wereld-Bibliotheek:</p>
+
+<p>W. B. 117*. _Het Granaatappelhuis_. Vertaling Liane van Oosterzee.</p>
+
+<p>Ing. f 0.30; cart. f 0.40; geb. f 0.50</p>
+
+<p>W. B. 129. _Salome en een Florentijnsch Treurspel_. Vertaling P. C.
+Boutens.</p>
+
+<p>Cart. f 0.30; geb. f 0.40</p>
+
+<p>W. B. 159. _De Profundus_. Ingeleid en vertaald door P. C. Boutens.</p>
+
+<p>Ing. f 0.30; cart. f 0.40; geb. f 0.50.</p>
+
+<hr style="width: 45%;">
+
+<br>
+
+<p>VOORAF</p>
+
+<p>Merkwaardig lijkt mij Wilde's &quot;Soul of Man under Socialism&quot;&mdash;zoo luidt
+de oorspronkelijke titel dezer causerie&mdash;vooral als voorganger en
+tegenhanger der merkwaardigste beschouwingen in zijn &quot;de Profundis.&quot; The
+Soul of Man under Socialism: eene toekomstig-gedachte verwezenlijking der
+menschelijke persoonlijkheid bij wege van vreugde. De Profundis: de
+voorshands mogelijke verwezenlijking dierzelfde persoonlijkheid bij wege
+van smart. Wanneer den schrijver na zijn gevangenschap langer en
+gelukkiger jaren bestemd waren geweest, zo&ucirc; hij mogelijk in een derde
+geschrift de synthese dezer beide hebben gegeven? Het zo&ucirc; een
+buitengemeen boek hebben kunnen worden. &quot;De toekomst is wat kunstenaars
+zijn,&quot; zegt hij. En zijn niet kunstenaars de bevoorrechten in wie vroeger
+of later vreugd en leed samenbloeien tot &eacute;enzelfde schoonheid?</p>
+
+<p>De menschelijke persoonlijkheid die in haar heidensche jeugd zich door
+vreugde meende te kunnen verwezenlijken, maar wier groei overwoekerd werd
+door de materi&euml;ele anarchie van het Romeinsche Keizerrijk; die in het
+Christendom met de materie trachtte te breken, maar zich in het eind
+erger dan ooit door stoffelijke misstanden ziet gefnuikt of belemmerd,
+kan de mogelijkheid eener duurzame eerlijke regeling dier materie niet
+anders begroeten dan als de eerste voorwaarde harer toekomstige
+vervolmaking. Eerst daarna zal zij als gemeen goed kunnen behalen de
+synthese van haar kindsheid en jongelingschap, van vreugd en leed, van
+Heiden- en Christendom.</p>
+
+<p>20 Nov. 1913.</p>
+
+
+
+<hr style="width: 45%;">
+
+<br>
+
+<p>Het groote en voorname voordeel dat uit de invoering van het socialisme
+zo&ucirc; voortkomen, is buiten twijfel: dat het socialisme ons ontheffen zo&ucirc;
+van die onverkwikkelijke noodzakelijkheid om voor anderen te leven, welke
+bij den tegenwoordigen staat van zaken bijna iedereen onder haar zoo
+me&ecirc;doogenloozen druk houdt. Inderdaad, zoo goed als niemand ontsnapt haar.</p>
+
+<p>Van tijd tot tijd in den loop der eeuw is het een groot geleerde als
+Darwin, een groot dichter als Keats, een schoonen kritischen geest als
+Renan, een opperst kunstenaar als Flaubert gelukt zich volkomen af te
+zonderen, zich buiten bereik te houden van de luidruchtige eischen der
+andere menschen, te staan &quot;onder de dekking van den wand,&quot; zooals Platoon
+het uitdrukt, en op die manier de vervolmaking tot stand te brengen van
+wat in hem was, tot zijn eigen onvergelijkelijke winst en tot de
+onvergelijkelijke en duurzame winst der geheele wereld. Dit zijn echter
+uitzonderingen. Het meerendeel der menschen bederven hun leven met een
+ongezond en overdreven altruisme, of liever worden gedwongen het in die
+richting te bederven. Zij vinden zich omringd door afzichtelijke armoede,
+wanstaltigheid, hongersnood. Onvermijdelijk moeten zij door dit alles
+diep worden aangedaan. De gevoelsaandoeningen van den mensch worden
+schielijker in beweging gezet dan zijn verstandswerkingen, en zooals ik
+v&oacute;or eenigen tijd betoogde in een artikel over de werking der critiek:
+het is veel gemakkelijker eensgevoelig te zijn met lijden dan met de
+gedachte. Dienovereenkomstig nemen zij, met bewonderenswaardige, of al
+verkeerdelijk gerichte bedoelingen, met grooten ernst en overdreven
+sentimentaliteit, de taak ter hand om de euvelen die zij voor oogen
+hebben, te verhelpen. Maar hunne middelen genezen de kwaal niet, zij
+verlengen alleen het proces. Eigenlijk zijn hun middelen een onderdeel
+van de kwaal.</p>
+
+<p>Zij beproeven, bijvoorbeeld, het vraagstuk der armoede op te lossen door
+de armen in het leven te houden, of door, volgens de allernieuwste
+richting, de armen te vermaken. Maar dit is geen oplossing: het is een
+verzwaring der moeilijkheid. Het eigenlijke doel moet het pogen zijn de
+maatschappij herop te bouwen op zulke grondslagen, dat armoede onmogelijk
+zal wezen. De deugden van het altru&iuml;sme hebben de uitvoering van dit
+streven aanmerkelijk belemmerd. Evenals indertijd die slaveneigenaars het
+grootste kwaad stichtten, die welwillend voor hun slaven waren, omdat zij
+voorkwamen dat de afschuwelijkheid der instelling beseft werd door hen
+die er onder leden, en ingezien door hen die haar bespiegelden, zoo zijn,
+bij den tegenwoordigen stand van zaken in Engeland, die menschen het
+schadelijkst, die meest goed trachten te doen, en ten slotte hebben wij
+beleefd dat mannen die in de werkelijkheid het vraagstuk hebben
+bestudeerd en op de hoogte zijn van zijn levensverschijnselen&mdash;academisch
+gevormde mannen die in Oost-Londen leven&mdash;de gemeenschap met klem van
+rede hebben aangezocht, haar altru&iuml;stische aandriften van weldadigheid,
+welwillendheid en dergelijke te beteugelen. Zij doen dit op grond dat
+weldadigheid van dien aard verlaagt en veronzedelijkt. Zij hebben
+volkomen gelijk. Weldadigheid schept een sleep van zonden. Men kan ook
+nog hierop wijzen, dat het onzedelijk is om den bijzonderen eigendom te
+gebruiken met de bedoeling om de euvels die van de instelling van den
+bijzonderen eigendom gevolg zijn, te verlichten. Het is evenzeer
+onzedelijk als valsch.</p>
+
+<p>Onder het socialisme zal dit alles natuurlijk gewijzigd worden. Er zullen
+dan geen menschen zijn, die leven in vunze krotten en vunze vodden, en
+die ongezonde, hongergekwelde kinderen trachten groot te brengen te
+midden van onmogelijke allerterugstootendste omgevingen. De veiligheid
+der samenleving zal niet, als nu, afhankelijk zijn van den staat van het
+weder. Als de vorst invalt, zullen wij niet een honderdduizend werkloozen
+hebben, die in een toestand van walgelijke ellende de straten afloopen of
+kermen tot hun buren om een aalmoes, of zich verdringen aan de deuren van
+walgingwekkende toevluchten om zich een homp brood of een onreine
+slaapgelegenheid voor den nacht te verzekeren. Elk lid der maatschappij
+zal deelen in het algemeen welvaren en het algemeene geluk der
+maatschappij, en als de vorst invalt, zal niemand er feitelijk slechter
+aan toe zijn.</p>
+
+<p>Aan den anderen kant zal het socialisme als zoodanig zijn waarde hebben
+om de eenvoudige reden dat het voeren zal tot een hooger individualisme.</p>
+
+<p>Het socialisme, of communisme, of hoe men het belieft te noemen, zal den
+bijzonderen eigendom omzetten in staatsvermogen, en samenwerking in de
+plaats stellen van concurrentie, en zoodoende de maatschappij herstellen
+in haar zuiveren staat van door-en-door gezond organisme, en den
+materi&euml;elen welstand van elk lid der gemeenschap waarborgen. Het zal
+feitelijk aan het leven zijn natuurlijken grondslag en zijn natuurlijke
+ontwikkelingssfeer geven. Maar voor de volle ontwikkeling des levens tot
+zijn hoogsten staat van volmaaktheid is meer noodig. Wat noodig is, is
+individualisme. Indien het socialisme gezagmatig zal zijn; indien er
+regeeringen zullen zijn, gewapend met oekonomische macht, zooals zij dat
+nu zijn met politieke; indien wij, in &eacute;en woord, bestemd zijn onder
+nijverheidstyranie&euml;n te leven, dan zal het laatste van den mensch erger
+zijn dan zijn eerste. Op het oogenblik, ten gevolge van het bestaan van
+den bijzonderen eigendom, worden een groot getal menschen in staat
+gesteld een zekere zeer begrensde mate van individualisme te ontwikkelen.
+Zij zijn &ograve;f niet onder de noodzakelijkheid te werken voor hun onderhoud,
+&ograve;f zijn in staat in een bepaalde sfeer zulk een werkzaamheid te kiezen
+als werkelijk met hun aard overeenkomt en hun genot geeft. Dit zijn de
+dichters, de wijsgeeren, de mannen der wetenschap, de mannen der cultuur&mdash;in
+&eacute;en woord, de wezenlijke menschen, de menschen die zich-zelf
+verwezenlijkt hebben, en in wie de geheele menschheid een gedeeltelijke
+verwezenlijking behaalt. Daartegenover staan een groot aantal menschen
+die, omdat zij geen persoonlijken eigendom hebben en onder voortdurende
+bedreiging van den hongerdood staan, er toe gedreven worden het werk van
+lastdieren te doen, d.i. werk te doen, dat geheel met hun aard in strijd
+is en waartoe zij gedwongen worden door de gebiedende, onredelijke en
+verlagende tyrannie van het gebrek. Dit zijn de armen, en bij hen vindt
+men geen gratie van manieren, geen adel van woord, geen beschaving, geen
+cultuur, geen verfijning inzake genot, geen levensvreugde. Van hun
+gezamenlijke werkkracht behaalt de menschheid groote voordeelen van
+materi&euml;elen voorspoed. Maar deze materi&euml;ele winst blijft de eenige, en de
+arme telt als persoon op zich-zelf volstrekt niet mede. Hij is enkel het
+oneindig kleine atoom van een kracht die, verre van hem te ontzien, hem
+fnuikt; een kracht die hem liever gefnuikt ziet dan niet, daar hij in het
+eerste geval veel en veel meegaander is.</p>
+
+<p>Natuurlijk zo&ucirc; men kunnen opmerken dat individualisme, geteeld onder de
+voorwaarden van den bijzonderen eigendom, niet altijd, zelfs niet door de
+bank, van een mooie of verrukkelijke soort is, en dat de armen, al hebben
+zij geen cultuur of gratie, toch vele deugden bezitten. De &eacute;ene opmerking
+is al even waar als de andere. Het bezit van bijzonderen eigendom is zeer
+vaak bovenmate veronzedelijkend, en dit is zeker een der redenen waarom
+het socialisme de instelling van de baan wil hebben. Feitelijk is
+eigendom een onmiskenbare hinder. Enkele jaren terug gingen er alom in
+den lande stemmen op dat eigendom zijn plichten heeft. De menschen zeiden
+het zoo vervelend dikwijls, dat ten slotte de Kerk het is gaan
+verkondigen. Men kan het nu van iederen kansel hooren. Het is in allen
+deele waar. Eigendom heeft niet alleen plichten, maar heeft zoo vele
+plichten, dat zijn bezit op eenigszins groote schaal een lastpost is. Hij
+brengt eindelooze verplichtingen mede, eindelooze zakenzorg, eindelooze
+kwelling. Indien eigendom enkel genoegens gaf, zo&ucirc;den wij er vrede mee
+hebben; maar zijn plichten maken hem ondragelijk. In het belang der
+rijken moeten wij er van verlost worden.&mdash;De deugden der armen kan men
+reede erkennen, en haar bestaan is grootelijks te betreuren. Men vertelt
+ons vaak dat de armen dankbaar zijn voor liefdadigheid. Enkelen zijn dat
+ook ongetwijfeld, maar de besten onder de armen zijn nooit dankbaar. Zij
+zijn ondankbaar, ontevreden, we&ecirc;rspannig, opstandig. En zij zijn volkomen
+in hun recht. Zij voelen dat liefdadigheid een belachelijk onevenredige
+poging van gedeeltelijke vergoeding is of een sentimenteele
+bedeelingszucht, die gemeenlijk samengaat met een onbeschaamden aanslag
+van de zijde van den sentimenteele om over hun bijzonder leven den baas
+te spelen. Waarom behooren zij dankbaar te zijn voor de kruimels die
+vallen van de tafel des rijken? Hun zelf komt een plaats aan den disch
+toe, en zij beginnen dat te beseffen. Wat hun ontevredenheid aangaat: een
+mensch, niet ontevreden met dergelijke omgevingen en zulk een laag
+levenspeil, zo&ucirc; ongevoelig als een redeloos dier moeten zijn.
+We&ecirc;rspannigheid&mdash;zooals elk die wat van de geschiedenis afweet, moet
+inzien&mdash;is des menschen erfdeugd. Aan we&ecirc;rspannigheid hebben wij allen
+vooruitgang te danken, aan we&ecirc;rspannigheid en opstandigheid. Men prijst
+de armen ook wel om hun spaarzaamheid. Maar om arme menschen
+spaarzaamheid aan te bevelen is even belachelijk als hoonend. Men kan
+evengoed iemand die aan 't verhongeren is, aanraden minder te eten. Dat
+een stadswerkman of een veldarbeider zich toe zo&ucirc; leggen op
+spaarzaamheid, zo&ucirc; hoogst onzedelijk in hem wezen. Een mensch mag zich
+niet leenen tot de vertooning hoe hij leven kan als een slecht gevoed
+dier. Met hand en tand moet hij zich daartegen verzetten, en in het
+uiterste geval nog liever stelen of armlastig worden, wat velen enkel
+voor een vorm van diefstal aanzien. Wat bedelen aangaat, het is
+misschien veiliger te bedelen dan te nemen, maar het is flinker en
+mooier te nemen dan te bedelen. Neen, een arme die niet dankbaar is,
+niet zuinig, niet tevreden, opstandig, heeft alle kans een heusche
+persoonlijkheid te wezen, en een kerel waar wat in zit. Hij is in elk
+geval een voorbeeld van gezond verzet. Met de armen, die bovengenoemde
+deugden hebben, kan men natuurlijk medelijden gevoelen, maar men kan hen
+onmogelijk bewonderen. Zij heulen met den gemeenen vijand en hebben hun
+geboorterecht verkocht voor een erg dun soepje. Zij moeten ook
+buitengewoon stompzinnig zijn. Ik kan best begrijpen dat iemand vrede
+houdt met wetten die den bijzonderen eigendom beschermen en zijn
+opeenhooping toelaten, zoolang hij onder deze omstandigheden zelf bij
+machte is zich geestelijk schoon uit te leven. Maar ik kan er niet in
+komen, hoe een man, wiens leven bedorven en leelijk gemaakt wordt door
+zulke wetten, bij mogelijkheid in haar standhouden zo&ucirc; berusten.</p>
+
+<p>Toch is de verklaring niet zoo heel moeilijk te vinden. Het is eenvoudig
+deze. Ellende en armoede zijn zoo onontkoombaar verlagend en oefenen zulk
+een verlammende uitwerking op de menschelijke natuur, dat geen klasse
+zich haar eigen lijden ooit werkelijk bewust is. Zij moeten door andere
+menschen ingelicht worden, en dikwijls gelooven zij geen woord van wat
+men hun zegt. Wat de groote werkgevers beweren tegen agitatoren, is
+onmiskenbaar waar. Agitatoren zijn een bende stokers en bemoeials, die
+afkomen op een volmaakt tevreden klasse der gemeenschap en daaronder de
+zaden der ontevredenheid strooien. Daarom juist zijn agitatoren zoo
+beslist onmisbaar. Zonder hen zo&ucirc; er, in onzen onvolledigen staat, geen
+voorwaartsche beweging in de richting der beschaving mogelijk zijn. Zoo
+werd de slavernij in Amerika afgeschaft niet ten gevolge van eenige
+beweging van den kant der slaven of ook maar een uitgedrukt verlangen van
+hun zijde om vrij te zijn, maar enkel en alleen door het grovelijk
+onwettig optreden van bepaalde agitatoren in Boston en elders, menschen
+die zelf geen slaven waren, en ook geen slaveneigenaars, en die in
+werkelijkheid niets met de zaak hadden uitstaan. Het waren ongetwijfeld
+de Abolitionisten, die den bal aan het rollen brachten toen er nog geen
+begin van beweging was. En het is opmerkenswaardig dat zij van de zijde
+der slaven zelven niet alleen heel weinig bijstand, maar nauwelijks
+eenige sympathie ondervonden; en toen na den oorlog de slaven zich vrij
+zagen, met de daad zoo volkomen vrij dat men hun vrij liet te verhongeren,
+beklaagden zich velen van hen bitterlijk over de verandering in hun staat.
+Voor iemand die nadenkt, is het meest tragische feit in de gansche
+Fransche Revolutie niet dat Marie Antoinette werd omgebracht omdat zij
+koningin was, maar dat de uitgehongerde boeren in de Vend&eacute;e vrijwillig
+optrokken om te sterven voor de afschuwelijke zaak van het feodalisme.
+Het is dan duidelijk dat geen gezagmatige vorm van socialisme voor ons
+deugt. Want onder de tegenwoordige instellingen kan tenminste een zeer
+groot aantal menschen een leven leiden, dat een zeker peil van vrijheid
+en zelf-verwezenlijking en geluk bereikt, maar onder een systeem van
+nijverheidskazernes of een ander soort oeconomische tyrannie zo&ucirc; het
+niemand mogelijk wezen zelfs zulk een beperkte vrijheid te genieten. Men
+kan het betreuren, dat op het oogenblik een deel onzer gemeenschap
+eigenlijk in slavernij leeft, maar om het vraagstuk te willen oplossen
+door de geheele gemeenschap tot slaven te maken, is een kinderachtig
+voorstel. Ieder mensch behoort geheel en al vrij gelaten te worden in de
+keus van zijn eigen arbeid. Geen dwang in welken vorm ook mag over hem
+uitgeoefend worden. Want indien dat gebeurt, is zijn arbeid niet loonend
+op zich-zelf, en niet loonend voor hem, en niet loonend voor anderen. En
+met arbeid bedoel ik hier eenvoudig bezigheid van elken aard.</p>
+
+<p>Ik kan moeilijk denken, dat er op het oogenblik nog socialisten zo&ucirc;den
+zijn, die in ernst voorstellen dat opzichters elken morgen alle huizen
+zo&ucirc;den rondgaan om toe te zien, dat iedere burger opstond en zijn acht
+uur handenarbeid verrichtte. De menschheid is dat standpunt voorbij, en
+wil zulk een levenswijze beperken tot de wezens die zij met een zeer
+willekeurige benaming misdadigers belieft te heeten. Maar ik moet
+toegeven dat vele socialistische beschouwingen, die mij onder de oogen
+kwamen, mij aangestoken lijken met denkbeelden, zooal niet van
+daadwerkelijken dwang, dan toch van gezagmatigheid. Nu vallen natuurlijk
+gezagmatigheid en dwang buiten bespreking. Elke menschenbond behoort
+geheel vrijwillig te zijn. Alleen in een vrijwilligen bond komt de
+menschheid schoon tot haar recht.</p>
+
+<p>Maar men zo&ucirc; kunnen vragen, hoe het individualisme, dat nu voor zijn
+ontwikkeling min of meer afhankelijk is van het bestaan van den
+bijzonderen eigendom, voordeel zal kunnen hebben bij de afschaffing van
+den bijzonderen eigendom. Het antwoord is heel eenvoudig. Het is waar,
+dat onder de nu heerschende voorwaarden eenige enkele menschen die een
+eigen vermogen hadden, als Byron, Shelley, Browning, Victor Hugo,
+Baudelaire en anderen, in staat zijn geweest hun persoonlijkheid min of
+meer volkomen te verwerkelijken. Niemand van hen heeft ooit een enkelen
+dag gewerkt voor loon. Zij waren gevrijwaard voor armoede. Zij hadden een
+onberekenbaar gunstige positie. De vraag is dus of het in het voordeel
+van het individualisme zo&ucirc; wezen, indien zulk een gunstige kans zo&ucirc; zijn
+weggenomen. Laat ons dat dan een oogenblik veronderstellen, en nagaan wat
+het gevolg zo&ucirc; zijn voor het individualisme en hoe het er voordeel van
+zo&ucirc; kunnen trekken.</p>
+
+<p>Welnu, onder de nieuwe voorwaarden zal het individualisme verreweg vrijer,
+veel mooier, en oneindig intenser kunnen zijn dan tegenwoordig. Ik spreek
+nu niet van het hooge, in de verbeelding verwerkelijkte individualisme
+als van de dichters die ik zooeven vermeldde, maar van het breede
+daadwerkelijke individualisme, waarvan de mogelijkheid schuilt in het
+menschdom in het algemeen. Want de erkenning van den bijzonderen eigendom
+heeft in werkelijkheid het individualisme geschaad en verduisterd,
+doordat men den mensch is gaan verwarren met wat hij bezit. Het heeft het
+individualisme volkomen op een dwaalspoor gevoerd. Het heeft materi&euml;ele
+winst inplaats van eigen groei tot zijn doel gemaakt. Zoodat de mensch is
+gaan denken dat het ding waar het op aankomt, is te hebben, en vergat dat
+het is te zijn. De ware vervolmaking van den mensch ligt niet in wat hij
+heeft, maar in wat hij is. De bijzondere eigendom heeft het waarachtige
+individualisme vernield en er een valsch individualisme voor in de plaats
+gesteld. Hij heeft het &eacute;ene deel van de gemeenschap afgesloten van de
+mogelijkheid zich individueel te ontwikkelen, door hen uit te hongeren,
+het andere deel door hen op den verkeerden weg te brengen en te overladen.
+Ja, zoo volkomen is der menschen persoonlijkheid verdrongen door zijn
+bezittingen, dat de Engelsche wet steeds beleedigingen tegen iemands
+eigendom veel strenger gestraft heeft dan beleedigingen tegen zijn
+persoon, en eigendom is altijd nog de eerste voorwaarde voor volkomen
+burgerschap. De inspanning, noodig voor het maken van fortuin, is ook
+zeer veronzedelijkend. In een gemeenschap als de onze, waar eigendom
+me&ecirc;brengt onbeperkte onderscheiding, maatschappelijken stand, eer,
+aanzien, titels en andere dergelijke aangename zaken, maakt de mensch die
+van nature eerzuchtig is, het zijn doel dezen eigendom op te stapelen, en
+gaat daar rust-en vreugdeloos me&ecirc; door, al heeft hij sinds lang veel meer
+dan hij noodig heeft of gebruiken kan of genieten of mogelijk zelfs
+berekenen. De mensch is bereid zich dood te werken om zich eigendom te
+verzekeren, en als men de matelooze voordeelen overweegt, die eigendom
+aanbrengt, kan ons dat moeilijk verwonderen. Betreuren moet men dat de
+maatschappij op zulke grondslagen is opgebouwd, dat des menschen leven in
+kanalen wordt gestuwd, waarin hij niet vrijelijk ontwikkelen kan wat
+wonderdadig en aandachtboeiend en vreugdewekkend in hem is, waarin hij
+feitelijk alle waarachtige levensvreugde en levensgenot moet verzaken.
+Ook is hij, onder de heerschende voorwaarden, weinig zeker van zijn
+bestaan. Een schatrijk koopman is soms, of liever vaak, van oogenblik tot
+oogenblik overgeleverd aan de willekeur van dingen die hij niet voorkomen
+kan. Als de wind een streek of wat te fel blaast, als het we&ecirc;r plotseling
+omslaat, of door een ander nietig toeval, kan zijn schip vergaan, zijn
+berekeningen falen, en hij zelf is opeens een arm man, vervallen van zijn
+maatschappelijke stelling. Welnu, niets mag een mensch kunnen schaden dan
+hij zelf. Niets behoort bij mogelijkheid een mensch te kunnen uitschudden.
+Wat een mensch in werkelijkheid bezit, is binnen in hem. Wat buiten hem
+is, behoort een ding van geen belang voor hem te zijn.</p>
+
+<p>Met de afschaffing van den bijzonderen eigendom zullen wij dan een
+waarachtig, schoon en gezond individualisme krijgen. Niemand zal zijn
+leven verdoen met de opstapeling van doode dingen of den schijn daarvan.
+De mensch zal leeren leven. En leven is het uitgelezenste ter wereld. De
+meeste menschen doen niet meer dan bestaan.</p>
+
+<p>Het is de vraag of wij ooit de volle uitleving eener persoonlijkheid
+hebben gezien behalve op de verbeeldingsvelden der kunst. In het
+handelend leven hebben wij dat zeker nooit. Caesar, zegt Mommsen, was de
+volledige en volkomen mensch. Maar hoe noodlottig gevaarlijk was Caesar's
+stelling! Overal waar een mensch gezag oefent, verzet zich een tweede
+mensch tegen dat gezag. Caesar was zeer volkomen, maar zijn volkomenheid
+bewandelde te onveilige wegen. Marcus Aurelius was de volkomen mensch,
+zegt Renan. Toegegeven: de groote keizer was een volkomen mensch. Maar
+hoe onduldbaar waren zijn eindelooze verplichtingen. Hij waggelde onder
+den last van de wereldheerschappij. Hij was zich bewust dat geen eenling
+opgewassen was tegen den druk van dien Titanischen, overgeweldigen
+rijksbal. Wat ik versta onder een volkomen mensch is iemand die zich
+ontwikkelen kan onder volmaakt gunstige omstandigheden; iemand die niet
+bloot staat aan verwonding, aan kwelling, of krenking, iemand voor wien
+geen gevaar bestaat. De meeste groote persoonlijkheden zijn gedwongen
+opstandelingen geweest. De helft van hun kracht is verkwist in wrijving.
+Byron's persoonlijkheid, bijvoorbeeld, werd schrikkelijk geteisterd door
+zijn strijd met de stompzinnigheid en huichelarij en Philistijnschheid
+der Engelschen. Zulk een strijd verhoogt niet altijd iemands kracht, vaak
+brengt hij tot overdrijving van zwakheden. Byron was nooit bij machte ons
+te geven wat hij ons had kunnen schenken. Shelley kwam er beter af.
+Evenals Byron ging hij zoo gauw hij kon Engeland uit. Maar hij was niet
+zoo algemeen bekend. Als de Engelschen hadden kunnen denken welk een
+groot dichter hij in werkelijkheid was, zo&ucirc;den zij hem met hand en tand
+te lijf zijn gegaan en zijn leven zoo ondragelijk mogelijk hebben gemaakt.
+Maar hij was geen opvallende figuur in de samenleving, en daarom kwam hij
+er heel wat beter af. Toch is zelfs bij Shelley de toon van opstandigheid
+van tijd tot tijd te sterk. De toon van de volmaakte persoonlijkheid is
+niet een van opstandigheid, maar van vrede.</p>
+
+<p>Het zal iets wonderbaarlijks zijn, de waarachtige persoonlijkheid der
+menschen, als wij haar te zien krijgen. Zij zal natuurlijk en eenvoudig
+opgroeien, als een bloem of een boom groeit. Zij zal met niets in
+tweedracht zijn. Zij zal nooit betoogen of betwisten. Zij zal niets
+trachten te bewijzen. Zij zal alles weten. Toch zal zij zich niet druk
+maken met kennis. Zij zal in het bezit zijn van de wijsheid. Haar waarde
+zal niet gemeten worden naar materi&euml;elen maatstaf. Zij zal niets bezitten.
+En toch zal alles het hare zijn, en wat men haar ook ontneemt, haar
+rijkdom zal onvervreemdbaar blijken. Zij zal zich niet voortdurend
+bemoeien met anderen, of dien anderen vragen aan haar gelijk te zijn. Zij
+zal hen liefhebben om hun verscheidenheid. En toch, al zal zij zich niet
+met de anderen bemoeien, zij zal allen steunen en helpen, zooals iets
+schoons ons helpt door te zijn wat het is. De persoonlijkheid des
+menschen' zal wonderwerkend zijn, even wonderwerkend als de
+persoonlijkheid eens kinds.</p>
+
+<p>In hare ontwikkeling zal zij bijgestaan worden door het Christendom, als
+de menschen het verlangen; maar mochten de menschen dat niet begeeren,
+dan zal zij zich daarom niet minder ontwikkelen. Want zij zal niet tobben
+over het verleden, en zich niet bezorgd maken of bepaalde dingen
+werkelijk gebeurd zijn of niet. Ook zal zij geen wetten dulden dan haar
+eigen wetten, en geen gezag dan haar eigen gezag. Maar wel zal zij
+diegenen beminnen, die haar trachtten op te kweeken en te versterken. En
+van dezen is Christus &eacute;en geweest.</p>
+
+<p>&quot;Ken u-zelf,&quot; stond geschreven boven de poorten der oude wereld. Boven
+die der nieuwe wereld zal men schrijven: &quot;Wees u-zelf.&quot; En ook de
+boodschap van Christus aan den mensch was eenvoudig: &quot;Wees u-zelf.&quot; Dat
+is de geheimspreuk van Christus.</p>
+
+<p>Wanneer Christus van de armen spreekt, bedoelt hij eenvoudig
+persoonlijkheden, zooals hij met de rijken van wie hij spreekt, enkel
+menschen aanduidt, die hun persoonlijkheden nog niet hebben ontwikkeld.
+Jezus bewoog zich in een gemeenschap, die de opeenhooping van den
+bijzonderen eigendom toeliet, evenals de onze, en het evangelie dat hij
+predikt, was niet dat het in zoo een gemeenschap een voordeel voor iemand
+is van karig ongezond voedsel te leven, voddige ongezonde kle&ecirc;ren te
+dragen, in afschuwelijke ongezonde behuizingen te slapen, en een nadeel
+om onder gezonde, aangename en voegzame voorwaarden te leven. Zulk een
+beschouwing zo&ucirc; door en door verkeerd geweest zijn, evenals zij
+natuurlijk nu in Engeland nog verkeerder wezen zo&ucirc;. Want hoe meer de
+mensch zich in Noordelijke richting beweegt, worden de materi&euml;ele
+behoeften van des te grooter levensbelang, en onze samenleving is
+oneindig verwikkelder en vertoont veel grooter uitersten van weelde en
+verarming dan eenige samenleving der oude wereld. Wat Jezus bedoelde was
+dit. Hij zeide tot de menigte: &quot;Gij bezit een wonderdadige
+persoonlijkheid. Ontwikkel haar. Wees u-zelf. Verbeeld u niet, dat uw
+vervolmaking ligt in het opstapelen of bezitten van uitwendige dingen.
+Wat gij zoekt is binnen in u. Als gij dit slechts kondt beseffen, zo&ucirc;dt
+gij niet begeeren rijk te zijn. Wat men gewoonlijk onder rijkdom verstaat,
+kan iemand ontstolen worden. Werkelijke rijkdom kan dat niet. In de
+schatkamer uwer ziel zijn oneindig kostbare dingen die u niet ontvreemd
+kunnen worden. Beproef daarom uw leven zoo in te richten, dat uitwendige
+dingen u niet kunnen schaden. En beproef ook u te ontslaan van
+persoonlijken eigendom. Want persoonlijke eigendom brengt minderwaardige
+beslommering mede, eindelooze bezigheid, onophoudelijk onrecht, en
+belemmert het individualisme bij elken stap.&quot; Het verdient de aandacht
+dat Jezus nooit zegt dat verarmde menschen noodzakelijk goed zo&ucirc;den zijn,
+of welgestelde menschen noodzakelijk slecht. Dat zo&ucirc; niet de waarheid
+zijn geweest. Welgestelde menschen zijn, als klasse, beter dan verarmde
+menschen, zedelijker, intellectueeler, beter van gedragingen. Er is maar
+&eacute;en klasse in de gemeenschap, die meer om geld denkt dan de rijken, en
+dat zijn de armen. De armen kunnen nergens anders om denken. Dat is de
+ellende van het arm-zijn. Wat Jezus wel zegt, is, dat de mensch zijn
+vervolmaking niet bereikt door wat hij heeft, zelfs niet door wat hij
+doet, maar enkel en alleen door wat hij is. Zoo wordt de rijke jongeling
+die tot Jezus komt, voorgesteld als een door en door goed burger, die
+zich tegen geen der wetten van den staat bezondigd heeft, tegen geen der
+voorschriften van zijn godsdienst. Hij is volkomen &quot;achtenswaardig,&quot; in
+de gewone beteekenis van dat buitengewone woord. Jezus zegt tot hem:
+&quot;Geef den bijzonderen eigendom op. Het belemmert u uwe vervolmaking te
+verwezenlijken. Hij is een blok aan uw been, een overlast. Uw
+persoonlijkheid heeft hem niet van noode. Binnen in u, en niet buiten u
+zult gij vinden wat gij in werkelijkheid zijt en wat gij werkelijk
+behoeft.&quot; Tot zijn jongeren zegt hij hetzelfde. Hij vermaant hen zich-
+zelf te zijn, en zich niet voortdurend af te geven met andere duigen. Wat
+komen andere dingen er op aan? De mensch is volledig in zich-zelven. Als
+zij de wereld ingaan, zal de wereld met hen overhoop liggen. Dit is
+onvermijdelijk. De wereld haat alle individualisme. Maar dat mag hen niet
+storen. Zij moeten rustig blijven en bij zich-zelf bepaald. Als iemand
+hun rok neemt, moeten zij hem ook hun mantel geven, enkel om te toonen
+dat materi&euml;ele dingen van geen belang zijn. Als de menschen hen honen,
+mogen zij hun niet antwoorden. Wat beteekent hoon? Wat de menschen van
+iemand zeggen, verandert hem niet. Hij blijft wat hij is. De openbare
+meening is van niet de minste waarde. Zelfs wanneer de menschen
+handtastelijk geweld gebruiken, mogen zij niet op hun beurt gewelddadig
+zijn. Dat zo&ucirc; afdalen zijn tot dezelfde laagte. Wel beschouwd, kan iemand
+zelfs in de gevangenis volkomen vrij zijn. Zijn ziel kan vrij zijn. Zijn
+persoonlijkheid onverstoord. Hij kan in vrede zijn. En bovenal mogen zij
+niet bemoeizuchtig zijn tegenover anderen of dezen in het minst
+veroordeelen. Persoonlijkheid is een zeer geheimzinnig iets. Een mensch
+kan niet steeds geschat worden naar wat hij doet. Het is mogelijk dat hij
+de wet betracht en toch een onwaardige is. Hij kan de wet overtreden en
+toch een edele natuur zijn. Hij kan slecht zijn zonder ooit iets slechts
+te doen. Hij kan zondigen tegen de maatschappij, en toch door die zonde
+zijn waarachtige vervolmaking verwezenlijken.</p>
+
+<p>Daar was een vrouw die betrapt werd op overspel. Men verhaalt ons haar
+liefdesgeschiedenis niet, maar haar liefde moet zeer groot geweest zijn;
+want Jezus zeide dat haar zonden haar vergeven waren niet omdat zij
+berouw toonde, maar omdat haar liefde zoo sterk en zoo wonderbaarlijk was.
+Een tijd later, kort v&oacute;or Jezus' dood, toen hij aanzat aan een feestmaal,
+kwam die vrouw binnen en stortte kostelijk reukwerk op zijn haren. Zijn
+jongeren trachtten haar terecht te wijzen en zeiden dat het een
+buitensporigheid was, en dat de prijs van het reukwerk beter besteed ware
+geweest aan weldadigen onderstand van behoeftigen, of aan iets dergelijks.
+Jezus deelde hun opvatting niet. Hij wees er op dat de stoffelijke
+behoeften van den mensen wel groot waren en onafgebroken, maar dat de
+geestelijke behoeften der menschen nog grooter waren, en dat in een enkel
+goddelijk oogenblik en door haar eigen wijze van uiting te kiezen een
+persoonlijkheid haar volmaaktheid kon bereiken. De wereld aanbidt nog
+altijd deze vrouw als een heilige.</p>
+
+<p>Ja, daar schuilen groote mogelijkheden in het individualisme. Zoo
+ontneemt, bijvoorbeeld, het socialisme aan het familieleven zijn
+beteekenis. Met de afschaffing van den bijzonderen eigendom moet het
+huwelijk in zijn huidigen vorm verdwijnen. Het behoort tot het program.
+Het individualisme neemt het over en verwerkt het tot iets schoons. Het
+zet de afschaffing van den wettelijken band om in een vrijheid die de
+volle ontwikkeling der persoonlijkheid slechts zal kunnen baten, en die
+de liefde van man en vrouw wonderdadiger, schooner, veredelender maken
+zal. Jezus wist dit al. Hij verwierp de verplichtingen van het
+familieleven, ofschoon zij in de gemeenschap van zijn dagen sterk op den
+voorgrond traden.</p>
+
+<p>&quot;Wie is mijn moeder? Wie zijn mijne broeders?&quot; vroeg hij, toen men hem
+zeide dat zij hem zochten. Toen iemand, die hem volgen wilde, hem
+vergunning vroeg om eerst zijn vader te gaan begraven, was zijn
+vreeselijk antwoord: &quot;Laat de dooden hunne dooden begraven.&quot; Hij kon er
+niet inkomen dat eenig beslag zo&ucirc; gelegd worden op iemands
+persoonlijkheid.</p>
+
+<p>Zoo dan is hij die een leven leiden wil in den geest van Christus, de man
+die volkomen en volstrekt zich-zelf is. Hij kan een groot dichter zijn,
+of een man van wetenschap, of een jong student aan de hoogeschool, of een
+die schapen hoedt op de heide; of een schepper van drama's als
+Shakespeare, of een peinzer over God als Spinoza; of een kind dat speelt
+in een tuin, of een visscher die zijn net uitwerpt in de zee. Het komt er
+niet op aan wat hij is, als hij maar de vervolmaking verwezenlijkt van de
+ziel die in hem is. Alle navolging zoowel op zedelijk gebied als in het
+leven is verkeerd. Door de straten van Jerusalem kruipt op den huidigen
+dag een krankzinnige rond met een houten kruis op zijn schouders. Hij is
+een voorbeeld van de levens die door navolging worden verdorven.</p>
+
+<p>Toen le P&egrave;re Damien<a name="FNanchor_1_1"></a><a href="#Footnote_1_1"><sup>[1]</sup></a> uitging om onder de melaatschen te leven, handelde
+hij in den geest van Christus, omdat hij in zulk een dienst het beste wat
+in hem was, ten volle verwezenlijkte. Maar niet m&eacute;er in den geest van
+Christus dan Wagner toen hij zijn ziel verwezenlijkte in muziek, of dan
+Shelley toen hij zijn ziel verwezenlijkte in gezang.</p>
+
+<p>Er bestaat niet &eacute;en enkele typos voor den mensch. Er zijn evenveel
+volmaaktheden als er onvolmaakte menschen zijn. Aan de eischen der
+liefdadigheid kan men toegeven en toch vrij man blijven, maar voor de
+eischen der eenvormigheid kan niemand zwichten zonder zijn vrijheid
+algeheel te verliezen.</p>
+
+<p>Het is dus individualisme, waartoe wij door het socialisme zullen moeten
+geraken. Als een natuurlijk gevolg moet de staat alle denkbeeld van
+bestuur opgeven. Dit is noodzakelijk, omdat, zooals eens een wijsman
+eeuwen voor Christus zeide, het bestaanbaar is de menschheid aan zich-
+zelf over te laten, maar onbestaanbaar de menschheid te besturen. Alle
+wijzen van bestuur zijn mislukkingen. Despotisme is onrechtvaardig
+tegenover iedereen, den despoot meegerekend, die waarschijnlijk voor iets
+beters geschapen was. Oligarchie&euml;n zijn onrechtvaardig tegenover de
+meerderheid, ochlokratie&euml;n tegenover de minderheid. Groote verwachtingen
+koesterde men eens van de demokratie, maar de demokratie bedoelt niets
+anders dan het afbeulen van het volk door het volk voor het volk. Ook
+daar is men achtergekomen. Het werd tijd ook; want alle gezag is
+volstrekt vernederend. Het vernedert hen die het uitoefenen, evengoed als
+hen over wie het wordt uitgeoefend. Wanneer men het gewelddadig, grof en
+wreed aanwendt, heeft het &eacute;en goede uitwerking, dat het schept, of in elk
+geval aan den dag brengt, den geest van verzet en het individualisme dat
+bestemd is het te dooden. Wanneer het aangewend wordt met een zekere
+mate van zachtzinnigheid, en er prijzen en beloonigen bijkomen, werkt
+het schrikkelijk veronzedelijkend. De menschen zijn zich in dat geval
+minder bewust welk een afschuwelijke druk op hen wordt gelegd, en gaan
+hun leven door in een soort grofzinnige gemakzucht, als vertroetelde
+huisdieren, zonder ooit te beseffen dat zij waarschijnlijk andermans
+gedachten denken, leven naar andermans maatstaf, eigenlijk andermans af
+gelegde kle&ecirc;ren dragen, en nooit een enkel oogenblik zich-zelf zijn.
+&quot;Wie vrij wil zijn,&quot; zegt een beproefd denker, &quot;moet zich niet
+aanpassen.&quot; En gezag koopt de menschen om tot aanpassen en brengt zoo
+een zeer bruut soort barbarendom onder ons voort.</p>
+
+<p>Samen met gezag zal straf verdwijnen. Dit zal een groote winst zijn, een
+winst van onberekenbare waarde. Wanneer men de geschiedenis leest, niet
+in de gecastreerde uitgaven voor schoolkinderen en leeken, maar in de
+oorspronkelijke bronnen van elk tijdvak, walgt men niet van de misdaden
+die de slechten hebben bedreven, maar van de straffen, die de deugdzamen
+hebben toegepast, en een gemeenschap wordt oneindig meer verbruut door
+de geregelde toepassing van straf dan door het mogelijke voorkomen van
+misdaad. Klaarblijkelijk volgt hieruit, dat hoe meer men straf toepast,
+des te meer misdaad in 't leven wordt geroepen, en de moderne wetgeving
+heeft meerendeels dit helder ingezien en het haar taak gemaakt de straf
+te verminderen voorzoover zij dat mogelijk oordeelt. Overal waar zij
+strafvermindering heeft doorgevoerd, is men tot uitnemende gevolgen
+gekomen. Hoe minder straf, hoe minder misdaad. Wanneer er heelemaal geen
+straf meer zal zijn, zal de misdaad &ograve;f ophouden te bestaan, &ograve;f, als zij
+voorkomt, zal zij door geneesheeren behandeld worden als een zeer
+bedroevende vorm van waanzinnigheid, die men met zachtzinnige verzorging
+moet trachten te genezen. Want wat men tegenwoordig misdadigers noemt,
+zijn in 't geheel geen misdadigers. Uithongering, en niet zonde, is de
+moeder der moderne misdaad. Dat is in den grond de reden waarom onze
+misdadigers, als klasse, uit geen enkel psychologisch oogpunt eenigszins
+belangwekkend zijn. Het zijn geen verbazingwekkende of verschrikkelijke
+persoonlijkheden als een Macbeth of een Vautrin. Zij zijn enkel wat
+gewone, fatsoenlijke, alledaagsche menschen zouden zijn, als zij niet
+genoeg te eten hadden. Wanneer de bijzondere eigendom zal zijn
+afgeschaft, zal er geen noodzakelijkheid tot misdaad bestaan, er zal
+geen vraag naar zijn, en zij zal dus ophouden voor te komen. Natuurlijk
+zijn niet alle misdaden vergrijpen tegen den eigendom, hoewel dit de
+misdaden zijn, die de Engelsche wet, welke hooger schat wat een mensch
+heeft dan wat hij is, met de wreedste en afschuwelijkste strengheid
+straft (met uitzondering van moord, indien wij tenminste de doodstraf
+als iets ergers beschouwen dan dwangarbeid, waarover de gevoelens onzer
+misdadigers, meen ik, uiteenloopen). Maar een misdaad behoeft niet
+onmiddellijk tegen den eigendom gericht te zijn om toch te kunnen
+voortkomen uit ellende en blinde woede en ne&ecirc;rgedruktheid, verwekt door
+ons verkeerd systeem van vermogensbezit, en ook die soort zal dus, als
+het systeem wordt afgeschaft, verdwijnen. Wanneer een lid der
+gemeenschap zijn behoeften zal kunnen bevredigen, en niet door zijn
+buurman wordt lastig gevallen, kan hij er geen belang bij hebben om
+iemand anders lastig te vallen. Naijver, die bij uitstek een bron van
+misdaad is in het moderne leven, is een aandoening die in nauw verband
+staat met onze opvattingen van den eigendom en zal onder de heerschappij
+van socialisme en individualisme van-zelf uitsterven. Het is
+opmerkenswaardig dat bij communistische stammen naijver volslagen
+onbekend is.</p>
+
+<p>Men kan vragen wat de staat, nu hij niet zal behoeven te regeeren, dan
+zal te doen hebben. De staat behoort een vrijwillige bond te zijn ter
+organisatie van den arbeid en op te treden als fabrikant en leverancier
+der noodzakelijke gebruiksartikelen. De staat krijgt te maken wat nuttig
+is, het individu wat schoon is. En nu ik het woord arbeid genoemd heb,
+kan ik niet nalaten er op te wijzen hoe tegenwoordig een hoop onzin
+geschreven en verkondigd wordt over de waardigheid van handenarbeid. Daar
+is volstrekt niets noodzakelijk waardigs in handenarbeid en meerendeels
+is hij beslist vernederend. Het is geestelijk en zedelijk krenkend voor
+den mensch om iets te doen, waarin hij geen vreugde vindt, en vele vormen
+van handenarbeid zijn volkomen vreugdelooze bezigheden, en behooren als
+zoodanig te worden beschouwd. Acht uur lang op een dag een modderigen
+verkeersweg aan te bezemen, onder het blazen van den Oostenwind, is een
+walgingwekkende bezigheid. Dat te doen met geestelijke, zedelijke of
+physieke waardigheid komt mij onmogelijk voor. Het met blijdschap te zien
+doen zo&ucirc; verbijsterend zijn. De mensch is voor iets beters geschapen dan
+het opjagen van vuilnis. Alle dergelijk werk behoort door machines te
+geschieden.</p>
+
+<p>En ik twijfel er niet aan of het zal zoo komen. Tot nu toe is de mensch
+in zekere mate de slaaf der machine geweest, en daar is iets noodlottigs
+in het feit, dat, zoodra de mensch een machine had uitgevonden om zijn
+werk te doen, hij zelf begon gebrek te lijden. Dit is echter een
+natuurlijk gevolg van ons eigendomssysteem en ons concurrentiesysteem.
+E&eacute;n mensch bezit een machine die het werk doet van vijfhonderd andere
+menschen. Deze vijfhonderd worden als gevolg op straat gezet, en daar zij
+geen werk vinden, krijgen zij honger en vervallen tot stelen. De &eacute;ene man
+verzekert zich de opbrengst van de machine en houdt die voor zich, en
+heeft dan vijfhonderd maal zooveel als hij behoorde te hebben, en
+waarschijnlijk, wat belangrijker is, heel wat meer dan hij in
+werkelijkheid gebruiken kan. Indien die machine de eigendom van allen was,
+zo&ucirc; iedereen er voordeel van hebben. Alle niet-intellectueele arbeid,
+alle eentonige, vervelende arbeid, alle arbeid die te maken heeft met
+we&ecirc;rzinwekkende dingen en onaangename toestanden me&ecirc;brengt, moet door
+machines verricht worden.</p>
+
+<p>Machines moeten voor ons werken in de kolenmijnen, en den geheelen
+sanitairen dienst verrichten, en stokers zijn op stoombooten, en de
+straten reinigen, en boodschappen doen op regendagen en alle werk
+bedrijven, dat vervelend en naargeestig is. Op het oogenblik concurreeren
+de machines met den mensch. Onder behoorlijke omstandigheden zullen zij
+den mensch dienen. Het valt niet te betwijfelen of dit is haar toekomst,
+en volkomen als de boomen groeien terwijl de landeigenaar slaapt, zoo
+zullen de machines alle noodzakelijke en onaangename werk doen, terwijl
+de menschheid zich vermaakt of door cultuur verfijnde ontspanning geniet
+(wat meer dan eenige arbeid het doel behoort te zijn van den mensch), of
+bezig is schoone zaken te vervaardigen of schoone dingen te lezen of
+eenvoudig de wereld met bewondering en genot te aanschouwen. Het feit is
+dat beschaving slaven noodig maakt. De Grieken hadden op dit punt een
+juist inzicht. Als er geen slaven voorhanden zijn om het terugstootende,
+afschuwwekkende, oninteressante werk te doen, wordt cultuur en
+levensbespiegeling zoo goed als onmogelijk. Slavernij van menschen is
+verkeerd, gevaarlijk en veronzedelijkend. Van de mechanische slavernij,
+de slavernij der machines, hangt de toekomst der wereld af. En wanneer
+wetenschappelijke mannen niet langer opgeroepen worden om in een
+naargeestig East End slechte cacao te gaan uitdeelen en nog slechtere
+dekens aan uitgehongerde menschen, zullen zij een genotvollen vrijen tijd
+winnen om wonderdadige en verbazingwekkende dingen uit te denken tot hun
+eigen verheuging en die van al de anderen. Er zullen groote
+stapelplaatsen van kracht zijn in elke stad, voor elk uur waarop men
+kracht noodig heeft, en deze kracht zal de mensch omzetten in warmte,
+licht of beweging, overeenkomstig zijn behoeften. Luidt dit utopisch? Een
+wereldkaart die Utopia niet in zich sluit, is het bekijken niet waard,
+want zij laat het eenige land weg, waar de menschheid telkens we&ecirc;r landt.
+En na de landing kijkt men weder uit, en ziet weer een beter land en gaat
+daarheen onder zeil. De vooruitgang is de bemachtiging van het &eacute;ene
+Utopia na het andere. Zooals ik dan gezegd heb, zal de gemeenschap door
+middel van een georganiseerden machinedienst gebruiksartikelen leveren,
+en zullen de schoone dingen gemaakt worden door het individu. Dit is
+behalve de noodzakelijke, tevens ook de eenig mogelijke weg om aan beide
+of van &eacute;en van beide te geraken. Een individu dat dingen te maken krijgt
+voor het gebruik van anderen en op dezer behoeften en wenschen te letten
+heeft, kan zijn werk niet vervullen met die belangstelling waardoor hij
+het beste dat hij in zich heeft in zijn werk leggen kan. Zoo vaak, aan
+den anderen kant, een gemeenschap of een machtig deel daarvan of een of
+andere regeering aan den kunstenaar tracht voor te schrijven wat hij te
+doen heeft, dan gaat de kunst of geheel teloor, of verstart in vormen, of
+ontaardt tot een lagen en onedelen vorm van handwerk. Een kunstwerk is
+een op zich-zelf eenige uitkomst van een op zichzelf eenigen
+gemoedsaanleg. Zijn schoonheid komt voort uit het feit, dat zijn maker is
+wat hij is. Het heeft niets te maken met het feit dat andere menschen
+behoeven wat zij behoeven. Van het oogenblik af dat een kunstenaar gaat
+letten op wat andere menschen behoeven, en de navraag tracht tegemoet te
+komen, houdt hij feitelijk op kunstenaar te zijn, en wordt een vervelend
+of vermakelijk handwerksman, een eerlijk of een oneerlijk koopman. Hij
+verliest zijn recht als kunstenaar te worden aangemerkt. De kunst is de
+meest felle uitingswijze van het individualisme die de wereld tot nu
+beleefd heeft, bijna zo&ucirc; ik zeggen: de eenige wezenlijke uitingswijze. De
+misdaad, die onder bepaalde omstandigheden een schijn van
+individualistisch scheppingsvermogen vertoont, moet kennis nemen van
+anderen en zich met hen bemoeien. Zij behoort tot de sfeer der handeling.
+Maar alleen, buiten verband met zijn buren, zonder zich met iemand in te
+laten, kan de kunstenaar schoonheid beelden; als hij het niet uitsluitend
+voor zijn eigen genot doet, is hij volstrekt geen kunstenaar.</p>
+
+<p>Het verdient de aandacht dat de kunst juist zulk een felle vorm van
+individualisme is, dat het publiek niet na kan laten te beproeven een
+gezag over haar uit te oefenen, dat even onzedelijk als belachelijk is,
+en even verderfelijk als verachtelijk. Het is niet geheel de schuld van
+het publiek. Men heeft het publiek steeds in alle eeuwen slecht opgevoed.
+Het vraagt voortdurend van de kunst populair te zijn, zijn gebrek aan
+smaak te streelen, zijn ongerijmde ijdelheid te vleien, het te vertellen
+wat het al duizendmaal gehoord heeft, het te vertoonen wat het al lang
+moede behoorde te zijn om te zien, het te vermaken wanneer het zich
+bezwaard gevoelt door een te rijkelijk maal, zijn gedachten te
+verstrooien als het beu is van zijn eigen stompzinnigheid. Maar de kunst
+behoort nooit naar populariteit te streven. Het publiek behoort te
+trachten zelf kunstzinnig te worden. Dat maakt een groot verschil. Indien
+men een wetenschappelijk man zo&ucirc; aanzeggen dat de uitkomsten zijner
+onderzoekingen en de gevolgtrekkingen waar hij toe komt, van dien aard
+behoorden te zijn, dat zij de eenmaal aangenomen volksbegrippen
+dienaangaande niet zo&ucirc;den omverwerpen, of het volksvooroordeel niet
+aantasten, of de gevoeligheden niet kwetsen van menschen die niets van de
+wetenschap afwisten; of indien men bij een wijsgeer met het verhaal
+aankwam dat hij volkomen vrijheid had in de hoogste sferen der gedachte
+zijn stelselen op te bouwen, op voorwaarde dat hij tot dezelfde
+uitkomsten geraken zo&ucirc; als die gelden bij hen die nooit in eenige sfeer
+hebben nagedacht, dan geloof ik dat tegenwoordig de man der wetenschap en
+de wijsgeer daar hartelijk om zo&ucirc;den lachen. Toch is het nog niet eens
+zooveel jaren geleden dat zoowel wijsbegeerte als wetenschap onderworpen
+waren aan een bruut-optredend toezicht van het publiek, met andere
+woorden aan gezag: gezag van de heerschende onwetendheid der gemeenschap,
+gezag van de vrees en machtzucht van een of andere kerkelijke of
+regeerende klasse. Als elk weet, zijn wij thans grootendeels gevrijwaard
+voor elken aanslag van de zijde van gemeenschap, kerk of regeering om het
+individualisme der speculatieve gedachte te hinderen, maar de zucht om
+het individualisme der verbeeldingskrachtige kunst te dwarsboomen hangt
+nog steeds in de lucht. Of liever, zij gaat verder, zij treedt aanvallend,
+beleedigend en bruut-hinderlijk op.</p>
+
+<p>De kunsten die er in Engeland het best zijn afgekomen, zijn de kunsten
+waarin het publiek geen belang stelt. De dichtkunst is een voorbeeld van
+wat ik bedoel. Het is mogelijk geweest hier in Engeland uitnemende
+dichtkunst te hebben, omdat het publiek geen gedichten leest en
+dientengevolge er geen invloed op uitoefent. Het publiek bemint het,
+dichters te smaden omdat zij individualisten zijn, maar als dat eenmaal
+gelukt is, laat het hen aan hun lot over. Inzake roman en drama, kunsten
+waarin het publiek wel belang stelt, is de uitkomst van de gezagsoefening
+van het publiek in &eacute;en woord belachelijk geweest. Geen land brengt zoo
+slecht geschreven belletrie voort, zoo vervelend en geesteloos werk in
+romanvorm, zulke kinderachtige laag-bij-den-grondsche tooneelspelen. Het
+kan ook niet anders. Het peil van het publiek is van dien aard, dat geen
+kunstenaar het bereiken kan. Het is tegelijkertijd te gemakkelijk en te
+bezwaarlijk om populair romanschrijver te zijn. Het is te gemakkelijk,
+omdat de eischen van het publiek wat aangaat opzet, stijl, zielkundige
+behandeling, levensgetrouwheid, literaire waarde binnen het bereik van de
+goedkoopste vaardigheid en den meest onontwikkelden geest vallen. Het is
+te bezwaarlijk, omdat de kunstenaar, ten einde aan zulke eischen te
+beantwoorden, zo&ucirc; moeten schrijven niet om het kunstgenot van het
+schrijven, maar voor het vermaak van half-opgevoede menschen, en daarom
+zijn individualiteit zo&ucirc; moeten onderdrukken, zijn cultuur vergeten, zijn
+stijl vernietigen, en alles prijsgeven wat waardevol in hem is. Met het
+drama staat het een beetje beter. Het publiek dat naar den schouwburg
+gaat, houdt wel is waar van ordinaire kost, maar wil zich niet laten
+vervelen, en boert en klucht, de meest beminde genres, zijn bepaalde
+kunstvormen. Op dit gebied kan verkwikkelijk werk worden geleverd, en in
+dit soort werk laat men den kunstenaar in Engeland zeer groote vrijheid.
+Pas in de hoogere vormen van het drama ziet men de slechte uitwerking van
+den volksinvloed. Waar het publiek bovenal afkeer van heeft, is het
+nieuwe. Iedere poging om het stof-gebied der kunst uit te breiden is het
+publiek uiterst onaangenaam; en toch hangt van de voortdurende
+uitbreiding daarvan de levensvatbaarheid en vooruitgang der kunst in
+ruime mate af. Het publiek wil niet aan het nieuwe omdat zij er bang van
+zijn. Het geldt bij hen voor een uitingswijze van individualisme, een
+beslaglegging van de zijde van den kunstenaar op het recht zijn eigen
+onderwerp te kiezen en dat te behandelen zooals hem goeddunkt. Deze
+houding van het publiek is volkomen verklaarbaar. Kunst is individualisme,
+en individualisme is een verstorende en ontwrichtende kracht. Daarin ligt
+zijn onberekenbare waarde. Want wat het zoekt te verstoren, is de
+eentonigheid van den typos, de slaafschheid der gewoonte, de tyrannie van
+het gebruik, het nederhalen van den mensch naar het peil van een werktuig.
+Op kunstgebied slikt het publiek wat eenmaal geweest is, omdat zij het
+niet kunnen veranderen, niet omdat zij het waardeeren. Hun klassieken
+zwelgen zij door met huid en haar zonder hen ooit te smaken. Zij dulden
+hen als onvermijdelijk, en daar zij hen niet kunnen knauwen, zetten zij
+een grooten mond over hen op. Vreemd genoeg, of niet vreemd, naar het
+standpunt dat men kiest, sticht dit aannemen der klassieken een hoop
+kwaad. De critieklooze bewondering van den Bijbel en van Shakespeare in
+Engeland is daar een voorbeeld van. Bij de bijbelbewondering behoef ik
+niet stil te staan, omdat kerkelijk gezag daarbij in beschouwing komt.
+Maar in het geval Shakespeare ligt het voor de hand, dat het publiek in
+werkelijkheid de schoonheden noch de gebreken zijner tooneelspelen ziet.
+Als zij de schoonheden zagen, zo&ucirc;den zij niets tegen de vrije
+ontwikkeling van het drama hebben; en als zij de gebreken zagen, zo&ucirc;den
+zij daar evenmin iets tegen hebben. Het feit is dat het publiek de
+klassieken in een land gebruikt als middel om den vooruitgang der kunst
+te dwarsboomen. Zij verlagen de klassieken tot gezagdragers. Zij
+gebruiken hen als ploertendooders om den nieuwen vorm eener vrije
+schoonheidsuiting den kop in te slaan. Zij vragen een schrijver altijd
+waarom hij niet schrijft als iemand anders, of een schilder waarom hij
+niet schildert als iemand anders, en begrijpen niet dat iets dergelijks
+doen niet kan samengaan met het wezen van een kunstenaar. Een geheel
+nieuwe schoonheidsuiting is iets waar zij volstrekt niet tegen kunnen, en
+zoo vaak zij aan den dag komt, raken zij zoo geprikkeld en overstuur, dat
+zij altijd twee aartsdomme uitdrukkingen bezigen: het kunstwerk heet dan
+&ograve;f ergerlijk duister &ograve;f ergerlijk onzedelijk. Ik geloof dat zij hier het
+volgende mede bedoelen. Als zij zeggen, dat een kunstwerk erg duister is,
+bedoelen zij dat de kunstenaar iets schoons geuit of gemaakt heeft, dat
+tevens nieuw is; wanneer zij een kunstwerk voor erg onzedelijk uitmaken,
+bedoelen zij dat de schoone kunstuiting meteen re&euml;el waar is. De eerste
+uitdrukking slaat op den stijl, de tweede op het onderwerp. Maar
+waarschijnlijk gebruiken zij de woorden zonder veel begrip, zooals een
+volksoploop voor de hand liggende straatsteenen aangrijpt. Zoo is er in
+deze eeuw niet &eacute;en dichter of prozaschrijver geweest, die den naam
+waardig is, of het Britsche publiek heeft hem herhaaldelijk en op
+plechtige wijze diploma's van onzedelijkheid uitgereikt, en zulk een
+diploma vervangt hier bij ons feitelijk de formeele erkenning der
+Acad&eacute;mie in Frankrijk, zoodat de instelling van zulk een instituut hier
+in Engeland gelukkig geheel overbodig is. Het spreekt van-zelf dat het
+publiek in de toepassing van het woord toch geheel onberekenbaar is. Dat
+zij Wordsworth een onzedelijk dichter zo&ucirc;den noemen, was bepaald te
+verwachten. Wordsworth was werkelijk dichter. Maar dat zij Charles
+Kingsley een onzedelijk romanschrijver hebben genoemd, viel buiten allen
+regel. Het proza van Kingsley was niet van zeer goede kwaliteit. Maar zij
+hebben het woord nu eenmaal en passen het toe met meer of minder succes.
+Een kunstenaar laat zich daardoor natuurlijk niet van de wijs brengen. De
+waarachtige kunstenaar is iemand die volstrekt in zich-zelf gelooft,
+omdat hij volstrekt zich-zelf is. Toch kan ik mij voorstellen dat, als
+een kunstenaar in Engeland een schepping voortbracht, die onmiddellijk
+bij haar verschijnen door het publiek, bij monde van zijn medium de pers,
+erkend werd voor een geheel verstaanbaar en hoog zedelijk werk, die
+kunstenaar zich ernstig zo&ucirc; gaan afvragen of hij bij het voortbrengen
+inderdaad wel zich-zelf geweest was, en of dus het werk hem misschien
+niet waardig was, en iets van den tweeden rang of van niet de geringste
+kunstwaarde.</p>
+
+<p>Toch heb ik het publiek misschien te kort gedaan toen ik zijn
+woordenschat begrensde tot &quot;onzedelijk&quot; en &quot;duister.&quot; Zij hebben nog een
+ander woord in gebruik, het woord &quot;morbide.&quot; Zij wenden het niet vaak aan:
+de beteekenis is zoo eenvoudig dat zij bang zijn het te gebruiken. Toch
+komt het voor; nu en dan kan men het tegenkomen in populaire bladen. Het
+is natuurlijk een belachelijk epitheton om op een kunstwerk toe te passen.
+Want behoort niet &quot;morbide&quot; bij een stemming of gevoelsaandoening of
+verstandswerking die men niet tot uiting brengen kan? Het geheele publiek
+is morbide, omdat het nooit voor eenige zaak uiting kan vinden. De
+kunstenaar is het nooit. Hij brengt alles tot uiting. Hij staat achter
+zijn onderwerp en brengt daardoor als door een medium onvergelijkelijke
+kunstwerkingen teweeg. Een kunstenaar &quot;morbide&quot; te noemen omdat hij onder
+andere van morbiditeit zijn onderwerp maakt, is even lichtvaardig als
+Shakespeare krankzinnig heeten omdat hij onder andere &quot;Koning Lear&quot;
+geschreven heeft.</p>
+
+<p>Per slot wint de kunstenaar in Engeland toch iets bij de aanvallen waar
+hij aan bloot staat. Zijn individualiteit verscherpt zich. Hij wordt meer
+volledig zich-zelf. Zooals van-zelf spreekt, zijn de aanvallen
+buitengewoon grof, onbeschaamd en verachtelijk. Maar welke kunstenaar
+verwacht gratie bij den gemeen-platten geest of stijl bij het intellect
+onzer voorsteden? Platheid en stompzinnigheid zijn sterksprekende
+feitelijkheden in het moderne leven. Men kan haar bestaan natuurlijk
+betreuren. Maar zij zijn er eenmaal. Zij zijn onderwerpen van studie zoo
+goed als eenig ander ding... Om eerlijk te zijn moet men toegeven dat
+onze moderne journalisten iemand steeds in besloten kring verschooning
+vragen voor wat zij in 't openbaar tegen hem geschreven hebben.</p>
+
+<p>Het is vermeldenswaard, dat in de allerlaatste jaren twee andere
+bijvoegelijke naamwoorden toegevoegd zijn aan den zeer beperkten
+woordenschat, dien het publiek bij de hand heeft om de kunst te smaden.
+Het &eacute;ene luidt &quot;ongezond,&quot; het tweede &quot;exotisch&quot;. Het laatste woord
+bedoelt enkel uit te drukken de verwoedheid van den paddestoel van het
+oogenblik tegen de onsterfelijke hartvervoerende, uitgelezen liefelijke
+orchidee. Het is een hulde, maar een hulde van geen belang. Het woord
+&quot;ongezond&quot; echter laat zich in beteekenis ontleden. Het is geen
+onbelangwekkend woord. Het is zelfs zoo belangwekkend, dat de menschen
+die het gebruiken, niet weten wat het beduidt. Wat zegt men eigenlijk,
+wanneer men spreekt van een gezond of een ongezond kunstwerk? Alle
+benamingen die men met verstand en rede toepast op een kunstwerk, hebben
+betrekking &ograve;f op den stijl &ograve;f op het behandelde onderwerp &ograve;f op beide
+tegelijk. Op het punt van stijl is een gezond kunstwerk er een, waarvan
+de stijl de schoonheid tot haar recht laat komen van de gebruikte
+grondstof, hetzij dit woorden zijn of brons, hetzij verf of ivoor, en die
+schoonheid laat bijdragen tot het voortbrengen der aesthetische werking.
+Het onderwerp wordt bij een gezond kunstwerk bedongen door het
+temperament van den kunstenaar, en komt daar onmiddellijk uit voort.
+Kortom, een gezond kunstwerk is de zuivere uitdrukking van des
+kunstenaars persoonlijkheid in een volmaakte techniek. Natuurlijk kan men
+bij een kunstwerk vorm en inhoud eigenlijk niet scheiden; zij zijn altijd
+&eacute;en. Maar terwille van een duidelijke ontleding kunnen wij de
+ondeelbaarheid van den aesthetischen indruk een oogenblik op zij zetten
+en hen in onze voorstelling scheiden. Een ongezond kunstwerk, aan den
+anderen kant, is er een waarvan de stijl vlak is, ouderwetsch en
+alledaagsch, en waarvan het onderwerp met overleg gekozen is, niet omdat
+de kunstenaar er eenig genot in heeft, maar omdat hij denkt dat het
+publiek er hem voor betalen zal. Zoo is de populaire roman dien het
+publiek gezond noemt, altijd een door en door ongezond product, en wat
+het publiek een ongezonden roman noemt, zonder uitzondering een schoon en
+gezond kunstwerk. Ik behoef nauwelijks te zeggen dat ik er geen
+oogenblik aan denk mij te beklagen over het feit, dat het publiek en de
+pers deze woorden verkeerd gebruiken. Ik weet niet hoe zij, met hun
+gebrekkig begrip van wat kunst is, hen bij mogelijkheid in hun juiste
+waarde zo&ucirc;den kunnen toepassen. Ik wijs alleen op een misbruik, en voor
+den oorsprong van het misbruik en de bedoeling die er achter schuilt, is
+de verklaring niet moeilijk te vinden. Het komt enkel voort uit de
+barbaarsche opvatting van het begrip gezag. Het is het gevolg van de
+natuurlijke ongeschiktheid van een gemeenschap die door gezag verdorven
+is, om het individualisme in zijn openbaringen te verstaan of te
+waardeeren. Het is, in &eacute;en woord, de werking van dat monsterachtige
+onwetende ding, dat men de openbare meening noemt, dat slecht optreedt
+met goede bedoelingen als het toezicht wil uitoefenen op der menschen
+handelingen, maar schandelijk wordt en van de slechtste bedoelingen als
+het toezicht gaat oefenen op het gebied der gedachte en der kunst.</p>
+
+<p>Daar valt in den grond veel meer te zeggen voor de physieke kracht van
+het publiek, dan voor zijn geestelijke meening. De eerste kan prachtig
+zijn. De tweede is uitteraard dwaas. Men heeft vaak beweerd dat kracht
+geen bewijs is, doch dit hangt geheel daarvan af, wat men wil bewijzen.
+Vele der belangrijkste vraagstukken uit de allerlaatste eeuwen, als het
+al of niet voortduren van een persoonlijke regeering in Engeland of van
+het feodalisme in Frankrijk, zijn uitsluitend door tusschenkomst van
+physieke kracht opgelost. Juist de gewelddadigheid eener revolutie kan
+het publiek een oogenblik grandioos en schitterend laten optreden. Het
+was een noodlottige dag waarop zij ontdekten dat de pen machtiger was dan
+opgebroken plaveisel, en even doodelijk treffen kan als een steenworp.
+Dadelijk keken zij rond naar den dagbladschrijver, vonden hem,
+ontwikkelden hem, maakten hem tot hun ijverigen, goed betaalden dienaar.
+Het is grootelijks te betreuren voor beide partijen. Achter de barricade
+kan veel edels en heldhaftigs schuilen. Maar wat schuilt er achter het
+hoofdartikel dan vooroordeel, stompzinnigheid, huichelarij en gebazel? En
+die vier vereenigd vormen een vreeselijke macht, zij stellen samen het
+nieuwe gezag.</p>
+
+<p>Vroeger jaren had men het rad. Nu heeft men de pers. Dat is zeker een
+verbetering. Toch blijkt de staat van zaken nog erg slecht en verkeerd en
+veronzedelijkend. Iemand, ik geloof dat het Burke was, heeft eens het
+journalisme den vierden stand genoemd. Dat was ongetwijfeld waar op dat
+tijdstip. Maar op het oogenblik is het in werkelijkheid de eenige stand.
+Het heeft de drie andere opgegeten. De wereldlijke Heeren zwijgen, de
+geestelijke Heeren hebben niets te zeggen, en de Volksvertegenwoordiging
+heeft niets te zeggen en komt er rond voor uit. Wij worden overheerscht
+door het journalisme. In Amerika voert de President vier jaar regeering,
+maar het journalisme blijft onafgebroken aan. Gelukkig heeft het daar
+zijn gezag tot zulk een uiterste van grofheid en bruutheid opgevoerd, dat
+het, als een natuurlijk gevolg, een geest van verzet tegen zich in het
+leven heeft geroepen. De menschen vermaken zich er me&ecirc; of ergeren zich,
+naar hun uiteenloopend temperament, maar het is niet meer de
+onomstootelijke macht die het was: men maakt er niet veel ernst me&ecirc;. Daar
+het journalisme in Engeland, behalve in enkele welbekende gevallen,
+nimmer tot zulke uitspattingen gekomen is, is en blijft het een
+belangrijke factor, een onontkenbaar merkwaardige macht. De tyrannie die
+het zich aanmatigt te oefenen over het bijzondere leven der menschen,
+lijkt mij alleszins buitengewoon. Het feit is dat het publiek een
+onverzadelijke nieuwsgierigheid heeft om alles te weten behalve wat de
+moeite waard is, en het journalisme is zich dat bewust, en voorziet op
+koopmansmanier in de navraag.</p>
+
+<p>Eeuwen geleden stelde men den publicist aan den schandpaal. Dat was zeker
+afgrijselijk. In deze eeuw stellen de journalisten zich-zelf aan deurpost
+en sleutelgat. Dat is heel wat erger. En wat het kwaad nog verzwaart, is
+het feit dat de journalisten die meest te laken zijn, niet de
+vermakelijke soort zijn, die schrijven voor onderhoudende nieuwsbladen.
+De schade wordt gesticht door de gewichtige, bezonnen, ernstige
+dagbladschrijvers, die op de plechtstatige, bij hen gangbare wijze voor
+de oogen van het publiek aansleepen een of ander bijkomstig feit uit het
+bijzondere leven van een groot staatsman, een man die een leidsman is van
+de politieke gedachte evenzeer als een verwekker van politieke kracht, en
+die dan het publiek uitnoodigen dat feit lang en breed te bepraten, gezag
+te oefenen op zulk een aangelegenheid, hun oordeel te geven, en dat niet
+alleen, maar hun oordeel in werking te stellen teneinde op alle punten
+den man en zijn partij en zijn land de wet voor te schrijven; met andere
+woorden: hen aanzetten om zich belachelijk te maken en beleedigend en
+schadelijk. Het bijzondere leven van welken man of vrouw ook behoorde
+niet openbaar gemaakt te worden. Het publiek heeft daar niets mede te
+maken.</p>
+
+<p>In Frankrijk bestaat voor zulke zaken een betere regel. Daar staat men
+niet toe dat bijvoorbeeld de bijzonderheden van een echtscheidingsproces
+openbaar gemaakt worden voor het vermaak of de oordeelvellingen van het
+publiek. Al wat het publiek te weten komt is dat de scheiding werd
+uitgesproken op aanvrage van &eacute;en der beide partijen. In Frankrijk stellen
+zij metterdaad grenzen aan den journalist, en laten den kunstenaar bijna
+volkomen vrijheid. Bij ons laat men den journalist volstrekte vrijheid,
+en stelt den kunstenaar altijd grenzen. De openbare meening in Engeland,
+met andere woorden, tracht ieder te belemmeren, te dwarsboomen en te
+stuiten, die dingen doet, die men leelijk en ergerlijk vindt, of
+eigenlijk waar de menschen aanstoot aan nemen, en het gevolg is dat wij
+de meest ernstige dagbladschrijvers ter wereld hebben, en de meest
+onwelvoegelijke nieuwsbladen. Zonder overdrijving kan men zeggen dat de
+dagbladschrijvers hiertoe gedwongen worden. Er zijn er mogelijk enkele,
+die werkelijk genoegen vinden in het openbaar maken van afschuwelijke
+dingen, of die uit armoede op booze praatjes jacht maken als een
+duurzamen grondslag voor een inkomen. Maar het kan niet missen of er zijn
+daarnaast dagbladschrijvers, mannen van opvoeding en beschaving, die
+onvermijdelijken tegenzin voelen tegen het openbaar maken van deze dingen,
+die weten dat zij er verkeerd me&ecirc; doen, en er alleen toe komen omdat de
+ongezonde toestanden waarin hun bedrijf wordt uitgeoefend, hen dwingen
+aan het publiek te leveren wat het publiek begeert, en daarbij, in
+wedijver met andere dagbladen, zoo ruim en voldoende mogelijk tegemoet te
+komen aan den groven volkseetlust. Het is een zeer vernederend bestaan
+voor een groep mannen van opvoeding, en ik twijfel niet of de meesten
+lijden eronder.</p>
+
+<p>Maar laat ons van deze waarlijk zeer onverkwikkelijke zijde van het
+onderwerp afscheid nemen, en terugkeeren tot het vraagstuk van
+volkstoezicht inzake kunst, waarmede ik bedoel het voorschrijven aan den
+kunstenaar door de openbare meening van den vorm dien hij te gebruiken
+heeft, de wijze waarop hij daar gebruik van maken moet, en de
+grondstoffen die hij te verwerken heeft. Ik heb er al op gewezen dat de
+kunsten die er in Engeland het best zijn afgekomen, die zijn, waarin het
+publiek geen belang heeft gesteld. De menschen stellen echter wel belang
+in het drama, en daar er in het drama een zekere vooruitgang merkbaar is
+in de laatste tien of vijftien jaren, is het de moeite waard er de
+aandacht op te richten dat deze vooruitgang uitsluitend te danken is aan
+enkele individueele kunstenaars, die het algemeene gebrek aan smaak
+weigeren aan te nemen als eigen peilschaal en de kunst niet willen
+beschouwen als een eenvoudige zaak van vraag en aanbod. Met zijn
+wonderbaarlijke, levendige persoonlijkheid, met zijn voordracht die alles
+kleurt en bezielt, met zijn buitengemeene macht niet over bloote
+tooneelmatige nabootsing, maar over herscheppende verbeelding en
+intellect, zo&ucirc; Irving, indien het alleen zijn doel was geweest het
+publiek te geven wat het verlangde, de ordinairste tooneelspelen hebben
+kunnen opvoeren op de ordinairste manier en daaruit zooveel succes en
+geld hebben kunnen slaan als iemand maar met mogelijkheid kon begeeren.
+Maar dit was zijn streven niet. Zijn doel was, onder bepaalde voorwaarden
+en in bepaalde kunstvormen zijn eigen vervolmaking als kunstenaar te
+verwezenlijken. Eerst richtte hij zich tot de minderheid, nu heeft hij de
+meerderheid opgevoed. Hij heeft in zijn publiek zoowel geest als
+temperament geschapen. Dat publiek waardeert zijn kunstenaarssucces
+bovenmate. Toch vraag ik mij dikwijls af of zij inzien dat dit succes
+uitsluitend te danken is aan het feit dat hij hun peil niet als het zijne
+aanneemt, maar hen tot het zijne opvoedde. Andersom zo&ucirc; het Lyceum een
+soort tweederangs-kermistent geweest zijn, zooals enkele
+volksschouwburgen in Londen nu zijn. Maar hoe dit zij, het feit blijft
+dat smaak en temperament in zekere mate bij het publiek zijn wakker
+geroepen, en dat het dus in staat is deze eigenschappen te ontwikkelen.
+Hoe komt het dan dat het publiek niet van-zelf meer beschaafd wordt?
+Immers, zij hebben den aanleg. Wat houdt hen tegen?</p>
+
+<p>Ik kan alleen herhalen dat zij tegengehouden worden door hun lust om over
+kunstenaar en kunstwerk gezag te oefenen. Naar enkele schouwburgen,
+zooals Lyceum en Haymarket, schijnt het publiek op te gaan in de
+vereischte stemming. In deze beide schouwburgen heeft men individueele
+kunstenaars gehad, die geslaagd zijn in hun publiek&mdash;en elke Londensche
+schouwburg heeft zijn eigen&mdash;de gestemdheid levend te maken, tot welke
+alle kunst zich richt. Wat gestemdheid is dat? Niets anders dan
+ontvankelijkheid.</p>
+
+<p>Als iemand een kunstwerk nadert met eenige bedoeling om gezag daarover en
+over den kunstenaar uit te oefenen, benadert hij het in zulk een geest,
+dat hij er niet den geringsten kunstindruk van ontvangen kan. Het
+kunstwerk behoort den toeschouwer te beheerschen, niet de toeschouwer het
+kunstwerk. De toeschouwer behoort ontvankelijk te zijn. Zijn taak is de
+vedel te wezen, waarop de meester heeft te spelen. En hoe vollediger hij
+onderdrukken kan zijn eigen kinderachtige inzichten, zijn eigen dwaze
+vooroordeelen, zijn eigen zinlooze denkbeelden van wat de kunst al of
+niet behoort te zijn, des te meer kans heeft hij het kunstwerk waar hij
+tegenover staat, te verstaan en te waardeeren. Dit is natuurlijk
+zonneklaar inzake het ordinaire Engelsche schouwburgpubliek, mannen en
+vrouwen. Maar het geldt evenzeer van wat men menschen van opvoeding noemt.
+Want de denkbeelden over kunst van deze laatsten zijn klaarblijkelijk
+ontleend aan wat de kunst is geweest, terwijl het nieuwe kunstwerk schoon
+is doordat het is wat de kunst nooit geweest is, en wanneer men het den
+maatstaf van het verleden aanlegt, meet men het met een maatstaf op de
+verwerping waarvan zijn waarachtige volmaaktheid berust. Enkel een
+gestemdheid die bij machte is door het medium der verbeelding, onder
+verbeelde omstandigheden, nieuwe schoonheidsindrukken te ontvangen, kan
+een kunstwerk waardeeren. En nog meer dan bij de waardeering van
+beeldhouw- en schilderkunst, geldt dit bij de waardeering van zulke
+kunsten als waartoe het drama behoort. Want bij een schilderij of een
+beeld heeft de waardeering niet te worstelen met den tijd. Tijdsverloop
+komt hierbij niet in aanmerking. In een enkel oogenblik kan hun eenheid
+worden gegrepen. Inzake literatuur staat het anders. Een zekere tijd moet
+doorgemaakt eer de eenheid der uitwerking mogelijk wordt. Zoo kan in een
+drama in het eerste bedrijf een of ander voorkomen, waarvan de
+waarachtige kunstwaarde voor den toeschouwer verborgen blijft tot een
+moment in het derde of vierde. Gaat het aan dat de dwaas zich daar warm
+over maakt, zijn verzet uit en het spel verstoort en de uitvoerenden
+hindert? Immers neen. De eerlijke toeschouwer blijft rustig, en smaakt de
+zoete ontroering van verwondering, geprikkelde belangstelling, spanning.
+Hij behoort niet een toonneelspel te gaan zien om zijn vulgair humeur te
+verliezen, maar om zijn gestemdheid tot kunstgenot uit te vieren, of als
+hij die niet bezit, haar te winnen. Hij is geen scheidsrechter inzake het
+kunstwerk. Hij wordt toegelaten om het kunstwerk in oogenschouw te nemen
+en, als het werk schoon is, in zijn aanschouwing al het ego&iuml;sme dat hem
+leelijk maakt, te vergeten, hetzij het ego&iuml;sme van zijn onwetendheid,
+hetzij dat van zijn onvoldoende weten. Men ziet dit, geloof ik, bij het
+drama, nog niet genoeg in. Ik kan mij voorstellen dat, als &quot;Macbeth&quot; voor
+het eerst voor een modern Londensch publiek ten gehoore werd gebracht,
+verscheidene menschen sterk en hevig in verzet zo&ucirc;den komen tegen het ten
+tooneele brengen der heksen in het eerste bedrijf met haar kluchtige
+gezegden en belachelijke kreten. Maar als het tooneelspel aan zijn eind
+is, wordt men zich bewust dat de lach der heksen in &quot;Macbeth&quot; even
+verschrikkelijk is als de lach der krankzinnigheid in &quot;Lear,&quot; en
+schrikkelijker dan de lach van Iago in het treurspel van den Moor. Geen
+aanschouwer van kunst heeft een vollediger mate van ontvankelijkheid van
+noode dan de toeschouwer van een tooneelspel. Zoodra hij gezag wil gaan
+oefenen, wordt hij een erkend vijand van de kunst en van zich-zelf. De
+kunst trekt er zich niet veel van aan. Hij zelf lijdt de schade.</p>
+
+<p>Met den roman is het niet anders gesteld. Gezag door het gemeen geoefend
+en de erkenning daarvan zijn ook hier noodlottig. Thackeray's &quot;Esmond&quot; is
+een schoon kunstwerk, omdat hij het boek schreef voor zijn eigen genoegen.
+In zijn andere romans, in &quot;Pendennis,&quot; in &quot;Philip,&quot; zelfs in &quot;Vanity
+Fair,&quot; is hij zich bijwijlen te zeer bewust van zijn publiek, en bederft
+zijn werk door zich onmiddellijk te richten tot de sympathie&euml;n zijner
+lezers of door onmiddellijk met hen den draak te steken. Een waarachtig
+kunstenaar neemt volstrekt geen notitie van het publiek. Het publiek
+bestaat voor hem niet. Hij heeft geen opium- of honingkoekjes bij de hand
+om een monster in slaap of zoet te houden. Hij laat dat aan den
+populairen romanschrijver. E&eacute;n onvergelijkelijken romanschrijver hebben
+wij op het oogenblik in Engeland, George Meredith. Er zijn in Frankrijk
+mogelijk beter artisten, maar Frankrijk bezit er geen wiens blik op het
+leven zoo breed, zoo afwisselend, zoo verbeeldend waarachtig is. Er zijn
+in Rusland vertellers die een levendiger zin hebben voor levensleed als
+grondstof ter verbeelding. Maar aan hem behoort de tot verbeelding
+geworden wijsbegeerte. Zijn menschen leven niet alleen, zij leven in en
+door de gedachte. Men kan hen zien van myriaden kanten. Zij zijn vol
+levenswerking. Daar is ziel in hen en om hen. Zij zijn tolken en symbolen.
+En hij die hen geschapen heeft, deze wonderbaarlijke snelbewegende
+verschijningen, maakte ze voor zijn eigen genot en heeft nooit het
+publiek gevraagd wat het wenschte, heeft nooit de moeite gedaan
+daarachter te komen, heeft nooit het publiek toegestaan hem iets voor te
+schrijven of eenigen invloed op hem uit te oefenen, maar is steeds
+voortgegaan zijn eigen persoonlijkheid te verkrachtigen en zijn eigen
+individueel werk voort te brengen. Eerst kwam niemand tot hem. Dat maakte
+niets uit. Toen kwamen de weinigen. Dat bracht geen verandering. Nu zijn
+de velen gekomen. Hij is nog altijd dezelfde. Hij is een onvergelijkelijk
+romankunstenaar.</p>
+
+<p>Met de sierkunsten is het evenzoo gegaan. Het groote publiek klemde zich
+met waarlijk aandoenlijke vasthoudendheid aan wat men zo&ucirc; kunnen noemen
+de onvervalschte overleveringen van de wereldtentoonstelling van
+internationale smakeloosheid, met een zoo ontstellend gevolg dat de
+huizen waarin de menschen leefden, enkel voor blinden bewoonbaar waren.
+Maar op een goeden dag begonnen er mooie dingen gemaakt te worden, mooie
+tinten verschenen uit de handen van den verver, mooie patronen uit de
+scheppende verbeelding der kunstenaars, en de aanwending van het schoone
+voorwerp in zijn waarde en levensbelangrijkheid nam een aanvang. Het
+groote publiek was in hooge mate gebelgd. De menschen maakten zich kwaad.
+Zij zeiden onwijze dingen. Niemand lette er op. Niemand voelde zich maar
+eenigszins uit het veld geslagen. Niemand aanvaardde het gezag der
+openbare meening. En op het oogenlik is het zoo goed als onmogelijk
+eenige moderne woning binnen te komen zonder in zekere mate de erkenning
+gewaar te worden van den goeden smaak, van de waarde eener aangename
+omgeving, een of ander teeken van de waardeering der schoonheid. In &eacute;en
+woord, de woningen der menschen zijn in den laatsten tijd over 't
+algemeen alleszins bekoorlijk. De menschen hebben zich een heel eind
+laten opvoeden. Toch moet men om eerlijk te zijn verklaren, dat het
+buitengewone slagen der omwenteling in huisversiering, meubileering en
+wat daarbij behoort, in den grond niet te danken is aan de meerderheid
+van het publiek dat een bijzonder goeden smaak in dergelijke zaken zo&ucirc;
+ontwikkeld hebben. Wij danken het in hoofdzaak aan het feit dat de
+vervaardigers van gebruiksvoorwerpen zoo zeer het genot waardeerden van
+iets schoons te maken, en tot een zoo felle bewustheid ontwaakten van de
+leelijkheid en platheid van wat het publiek hun v&oacute;or dien tijd te leveren
+vroeg, dat zij zijn smakeloosheid eenvoudig uithongerden. Het zo&ucirc; op het
+oogenblik niet mogelijk blijken een vertrek te meubelen zooals dat enkele
+jaren terug geschiedde, zonder voor het minste ding naar een uitverkoop
+te gaan van tweedehands-meubelen, afkomstig uit een of ander derderangsch
+pension. Zulke zaken worden niet meer vervaardigd. Al hebben zij er nog
+zooveel op tegen, de menschen zijn tegenwoordig gedwongen iets
+bekoorlijks in hun omgeving te hebben. Tot hun geluk is hun aanmatiging
+van gezag op dit kunstterrein op een volslagen fiasco uitgeloopen.</p>
+
+<p>Het is dus klaarblijkelijk dat alle gezag op dergelijk gebied slecht is.
+De menschen vragen iemand wel eens welke regeeringsvorm aanpassend is
+voor een kunstenaar om onder te leven. Op deze vraag is maar &eacute;en antwoord.
+De regeeringsvorm die het best aanpassend is voor den kunstenaar, is
+volstrekt geen regeering. Gezagsoefening over hem en zijn kunst is
+belachelijk. Men heeft wel beweerd dat kunstenaars juist onder het bewind
+van despoten verrukkelijk werk hebben voortgebracht. Dat is geen zuivere
+bewering. Kunstenaars hebben despoten wel bezocht, niet als onderdanen,
+over wie dezen geweld oefenden, maar als rondreizende scheppers van
+wonderen, als vagebonden van een betooverende persoonlijkheid, die zij
+onthaalden en voor zich trachtten te winnen en wien zij ongestoorde rust
+bezorgden om te kunnen scheppen. Ten gunste van den despoot kan men
+aanvoeren dat hij een individu is en dus cultuur kan bezitten, terwijl de
+menigte een monster zonder is. Iemand die keizer of koning is, kan zich
+bukken om een penseel op te rapen voor een schilder, maar wanneer de
+menigte ne&ecirc;rbukt is het enkel om met vuil te gooien. En toch behoeft zij
+zich niet zoo diep te bukken als een keizer, of liever, om met vuil te
+gooien behoeven zij zich heelemaal niet te bukken. Maar het is niet
+noodig scheiding te maken tusschen alleenheerscher en menigte: alle gezag
+is gelijkelijk slecht.</p>
+
+<p>Ik onderscheid drie soorten despoten: den despoot die den baas speelt
+over het lichaam, den despoot die den baas speelt over de ziel, en den
+despoot die over ziel en lichaam den baas wil spelen. De eerste heet
+vorst, de tweede paus, de derde het volk. De vorst kan beschaving hebben.
+Daar zijn vele voorbeelden van geweest. Toch schuilt er gevaar in den
+vorst. Denk aan Dante en het bittere feest in Verona, aan Tasso en de
+krankzinnigencel in Ferrara. Het is beter voor den kunstenaar niet met
+vorsten te doen te hebben. Een paus kan een man van beschaving zijn. Veel
+pausen bewijzen het, de slechte pausen waren het zeker. De slechte pausen
+beminden de schoonheid bijna even hartstochtelijk, ja met even veel
+hartstocht, als de goede pausen de gedachte haatten. Aan de verdorvenheid
+van verscheiden pausen is het menschdom veel verschuldigd. De
+deugdelijkheid van vele pausen is tegenover het menschdom schrikkelijk in
+schuld gebleven. Al heeft het Vaticaan enkel de rhetoriek van zijn
+donderslagen behouden en zijn bliksemschichten prijs moeten geven, toch
+is het beter voor den kunstenaar niet met pausen van doen te hebben. Wel
+was het een paus, die tot een conclave van kardinalen van Cellini zeide,
+dat gemeene wetten en gemeen gezag niet bedoeld waren voor menschen als
+hij, maar het was ook een paus, die denzelfden Cellini in de gevangenis
+wierp en hem daar hield tot hij ziek werd van machtelooze woede, en zich
+onwezenlijke vizioenen schiep, en droomde dat de gulden zon binnenkwam in
+zijn cel, en zoo verliefd op haar werd dat hij trachtte te ontsnappen en
+kroop van ringmuur naar ringmuur, en viel door de duizelige morgenlucht
+en zich verminkte, en na vele avonturen we&ecirc;r gevangen genomen werd,
+totdat het eindelijk aan een beminnaar der schoonheid gelukte hem te
+bevrijden en in zijn hoede te nemen. Daar schuilt gevaar in pausen. En
+wat zal ik zeggen van het volk en zijn gezag? Daar is misschien al meer
+over gezegd dan goed is. Volksgezag is blind, doof, wanschapen,
+noodlottig, vermakelijk, aandoenlijk en liederlijk tegelijkertijd. Het is
+den kunstenaar onmogelijk met het volk te leven. Alle despoten doen aan
+omkooperij, maar het volk koopt om en schent meteen. Wie leerde hun gezag
+te willen oefenen? Zij waren geschapen om te leven, te luisteren en lief
+te hebben. De een of ander heeft hun groot kwaad berokkend. Zij hebben
+zich-zelf verdorven door hun minderen na te apen. Zij hebben den staf van
+den vorst genomen. Hoe zo&ucirc;den zij daarme&ecirc; kunnen omgaan? Zij hebben de
+drievoudige tiara van den paus genomen. Hoe zo&ucirc;den zij haar last kunnen
+torsen? Zij zijn als een clown met een gebroken hart. Als een priester
+met een nog ongeboren ziel. Laat al wie de schoonheid beminnen,
+medelijden met hen hebben. En hoewel zij zelf de schoonheid niet beminnen,
+laat hen medelijden hebben met zich-zelven. Wie onderwees hun het
+spelletje der tyrannie?</p>
+
+<p>Daar zijn nog veel andere feiten waarop ik de aandacht zo&ucirc; kunnen
+vestigen. Ik zo&ucirc; kunnen betoogen hoe de Renaissance groot was, omdat zij
+niet naar de oplossing van eenig maatschappelijk vraagstuk streefde en
+zich met dergelijke zaken niet afgaf, maar toeliet dat het individu zich
+vrij, schoon en natuurlijk ontwikkelde, en dat zij daarom groote en
+individueele kunstenaars bezat en groote en individueele mannen. Ik zo&ucirc;
+kunnen nagaan hoe Lodewijk XIV door het scheppen van den modernen staat
+het individualisme der kunstenaars verwoestte, en alle dingen monsterlijk
+leelijk maakte onder de eentonigheid der herhaling, en verachtelijk in
+hun gelijkvormigheid aan voorschriften, en overal in Frankrijk
+vernietigde al die schoone vrijheden van uiting, die tot nog toe de
+overlevering verjongden met nieuwe schoonheid, en nieuwe levenswijzen
+vereenzelvigden met overoude vormen. Maar het verleden is van geen belang.
+Evenmin als het heden. Met de toekomst hebben wij te doen. Want het
+verleden is wat de mensch niet had moeten zijn. Het heden is wat de
+mensch niet behoort te zijn. De toekomst is wat kunstenaars zijn.</p>
+
+<p>Men zal natuurlijk zeggen dat zulk een plan als hier is opgezet, volkomen
+onuitvoerbaar is en in strijd met de menschelijke natuur. Dat is volmaakt
+waar. Het is onuitvoerbaar en in strijd met de menschelijke natuur. Juist
+daarom verdient het uitgevoerd te worden, en daarom juist wordt het
+voorgesteld. Want wat is een uitvoerbaar plan? &Ograve;f een plan dat reeds
+verwezenlijkt is, &ograve;f een dat zo&ucirc; kunnen verwezenlijkt worden onder de
+bestaande toestanden. Maar het zijn juist de bestaande toestanden waar
+men tegen opkomt, en elk plan dat deze toestanden zo&ucirc; kunnen aanvaarden,
+is verkeerd en dwaas. De toestanden zullen worden uit den weg geruimd, en
+de menschelijke natuur zal zich wijzigen. Want het eenige ding dat wij in
+werkelijkheid van de menschelijke natuur weten, is dat zij zich steeds
+wijzigt. Verandering is de eenige eigenschap die wij haar kunnen
+toekennen. De stelsels die mislukken, zijn degenen die op de
+standvastigheid der menschelijke natuur bouwen, en niet op haar groei en
+ontwikkeling. De dwaling van Lodewijk XIV was dat hij meende dat de
+menschelijke natuur steeds dezelfde zo&ucirc; blijven. Het gevolg van zijn
+dwaling was de Fransche Revolutie. Het was een bewonderenswaardig gevolg.
+Alle gevolgen van regeeringsfouten zijn bij uitstek bewonderenswaardig.</p>
+
+<p>Het verdient de aandacht dat het individualisme niet tot den mensch komt
+met eenig ziekelijk geleuter over plichtsbetrachting, wat niet veel
+anders bedoelt dan dat men doen zal wat anderen graag hebben omdat het in
+hun kraam te pas komt, of eenig we&ecirc;rzinwekkend gekwezel over
+zelfopoffering, wat niet meer is dan een overleefsel van de
+zelfverminking der wilden. Het stelt inderdaad geen enkelen eisch aan den
+mensch. Het komt natuurlijk en onvermijdelijk uit den mensch zelf voort.
+Het is het punt waar alle ontwikkeling heenstreeft. Het is de
+verschilsontplooiing waarheen alle organismen groeien. Het is de
+vervolmaking die eiken vorm van leven is ingeboren, en waarheen elke vorm
+van leven opdringt. Daarom oefent het individualisme geen dwang op den
+mensch. Integendeel, het zegt den mensch dat hij niet behoort te dulden
+dat eenige dwang over hem wordt geoefend. Het tracht de menschen niet te
+dwingen goed te zijn. Het weet dat de menschen goed zijn wanneer men hen
+ongemoeid laat. De mensch zal het individualisme uit zich-zelf
+ontwikkelen. Hij is er nu al mede bezig. De vraag of het individualisme
+practisch mogelijk is, staat gelijk met de vraag of de evolutie der
+menschen dat is. De evolutie is de levenswet, en daar is geen evolutie
+dan in de richting van het individualisme. Waar dit streven niet tot
+uiting komt, staat men voor een geval van kunstmatig tegengehouden groei,
+of ziekte, of dood.</p>
+
+<p>Het nieuwe individualisme zal ook onzelfzuchtig zijn en het tegendeel van
+gemaakt of gekunsteld. Ik heb er al op gewezen, dat &eacute;en der gevolgen van
+de bovenmatige tyrannie van het gezag is dat woorden en benamingen
+volkomen ontwricht zijn uit hun eigenlijke eenvoudige bedoeling en
+gebruikt worden om het tegendeel uit te drukken van hun juiste beteekenis.
+Wat geldt voor de kunst, geldt ook voor het leven. Men noemt bijvoorbeeld
+iemand opzettelijk gemaakt, als hij zich kleedt naar zijn eigen voorkeur.
+Maar door zoo te doen handelt hij juist volkomen natuurlijk. Gemaaktheid
+op dat gebied bestaat in het zich kleeden naar de inzichten van zijn
+buurman, welke, als die der meerderheid, waarschijnlijk uiterst dom
+zullen zijn. Een anderen keer noemt men iemand zelfzuchtig als hij leeft
+op de wijze die hem meest gepast voorkomt voor de volle verwezenlijking
+van zijn eigen persoonlijkheid, aangenomen dat zelfontwikkeling het
+hoofddoel van zijn leven is. Maar op deze wijze behoorde juist iedereen
+te leven. Zelfzuchtigheid is niet zelf te leven zooals men dat begeert,
+het is veeleer van anderen vragen dat zij leven zullen zooals wij dat
+begeeren. En onzelfzuchtigheid bestaat in het ongemoeid laten van de
+levens van anderen door anderen niet te bedillen. Zelfzuchtigheid heeft
+steeds het doel een volstrekte eenvormigheid van typos om zich in 't
+leven te roepen. Onzelfzuchtigheid erkent de oneindige verscheidenheid
+van typos als een heuchelijke vondst, aanvaardt haar en geniet haar. Het
+is niet zelfzuchtig voor zich-zelf te denken. Iemand die niet voor zich
+denkt, denkt heelemaal niet. Het is grof zelfzuchtig om van zijn buurman
+te eischen dat hij op onze wijze zo&ucirc; denken en dezelfde meeningen zo&ucirc;
+hebben als wij. Waarom zo&ucirc; hij? Als hij tot denken in staat is, zal hij
+waarschijnlijk anders denken. Als hij daar niet toe in staat is, is het
+een monsterlijke eisch gedachte van welken aard ook van hem te vragen.
+Een roode roos is niet zelfzuchtig doordat zij een roode roos begeert te
+zijn. Zij zo&ucirc; schrikkelijk zelfzuchtig zijn indien zij begeerde dat al de
+andere bloemen in den tuin rood en rozen waren. Onder het individualisme
+zullen de menschen volkomen natuurlijk zijn en volstrekt onzelfzuchtig,
+en zullen de bedoelingen der woorden weten en die in hun vrije schoone
+leven verwerkelijken. Ook zullen de menschen niet ego&iuml;stisch zijn zooals
+nu. Want de ego&iuml;st is de man die eischen aan anderen stelt, en de
+individualist zal dat niet begeeren. Hij zal er geen genot in vinden. Als
+de mensch het individualisme zal behaald hebben, zal hij ook het
+medegevoel behalen en het vrij en spontaan te pas brengen. Tot op het
+oogenblik heeft de mensch het medegevoel nauwelijks ook maar beoefend.
+Hij heeft enkel medegevoel met leed, d.i. niet den hoogsten vorm van
+medegevoel. Alle medegevoel is schoon, maar medegevoel met lijden is de
+minst schoone uiting. Zij wordt ontsierd door ego&iuml;sme. Zij heeft neiging
+om ziekelijk te worden. Er is een bepaald bestanddeel van vrees voor onze
+eigen veiligheid in. Wij worden bang dat wij zelf als de melaatsche of de
+blinde zo&ucirc;den kunnen zijn en dat niemand dan voor ons zorgen zo&ucirc;. Dit
+medegevoel is ook eigenaardig beperkend. Men behoorde medegevoel te
+hebben met de algeheelheid des levens, niet enkel met 's levens zeere en
+zieke plekken, maar met zijn vreugde en schoonheid en geestkracht en
+gezondheid en vrijheid. Hoe ruimer het medegevoel, hoe moeilijker het
+natuurlijk wordt. Het eischt hoe langer hoe meer onzelfzuchtigheid. De
+eerste de beste kan medegevoel hebben met de ongelukken van zijn vriend,
+maar men moet een bijzonder mooien aanleg hebben&mdash;den aanleg inderdaad
+van een waarachtig individualist&mdash;om mede te voelen met zijns vriends
+welslagen.</p>
+
+<p>In de overspanning van den modernen wedijver en den worstelstrijd om zich
+een plaats te verzekeren is zulk medegevoel van-zelf zeldzaam, en wordt
+ook zeer vaak verstikt door het onzedelijk streven naar eenvormigheid van
+typos en gelijkvormigheid met den regel, dat overal zoo zeer de bovenhand
+heeft en misschien in Engeland meer kwaad sticht dan ergens anders.</p>
+
+<p>Medegevoel met leed zal er natuurlijk altijd zijn. Het is een der eerste
+instincten van den mensch. De dieren die individualiteit vertoonen, de
+hooger aangelegde dieren, hebben het met ons gemeen. Maar men moest
+bedenken dat, terwijl medegevoel met vreugd de som van vreugde op de
+wereld verhoogt, medegevoel met leed in werkelijkheid de hoeveelheid leed
+niet vermindert. Mogelijk maakt het den mensch beter in staat het euvel
+te verduren, maar het euvel blijft. Medegevoel met tering geneest de
+tering niet; dat moet de wetenschap doen. En wanneer het socialisme het
+vraagstuk der armoede zal hebben opgelost, en de wetenschap dat der
+lichamelijke kwalen, zal het gebied der sentimenteele philanthropie hoe
+langer hoe meer inkrimpen, en het medegevoel van den mensch zal wijd,
+gezond en spontaan zijn. De mensch zal zijn vreugde vinden in de
+aanschouwing van het vreugdevolle leven van anderen.</p>
+
+<p>Want door vreugde zal het individualisme van de toekomst zich ontwikkelen.
+Christus deed geen poging om de maatschappij herop te bouwen, en
+dientengevolge kon het individualisme dat hij aan den mensch predikte,
+slechts door leed en door eenzaamheid worden verwezenlijkt. De idealen
+die wij aan Christus danken, zijn de idealen van den mensch die de
+maatschappij den rug toedraait, of den mensch die met de maatschappij in
+beslisten strijd leeft. Doch de mensch is van nature maatschappelijk.
+Zelfs de Theba&iuml;de werd ten slotte bevolkt. En hoewel de kloosterling zijn
+persoonlijkheid kon verwezenlijken, werd het vaak een verarmde
+persoonlijkheid. Toch oefent de verschrikkelijke waarheid dat het leed
+een middel is waardoor de mensch zich-zelf verwezenlijken kan, nog altijd
+een wonderbaarlijke bekoring over de wereld. Oppervlakkige redenaars en
+oppervlakkige denkers op kansels en spreekgestoelten praten vaak over de
+aanbidding van het genot door de wereld en gaan daar huilend tegen te
+keer. Maar zeldzaam is het in de wereldgeschiedenis, dat het wereldideaal
+er een van vreugde en schoonheid is geweest. De aanbidding van het leed
+heeft veel vaker de wereld beheerscht. De geest der middeleeuwen, met
+zijn heiligen en martelaren, zijn liefde voor zelfkastijding, zijn wilden
+hartstocht voor zelfverwonding, zijn messteken en geeselslagen, is de
+ware geest van het Christendom; de middeleeuwsche Christus is de
+waarachtige Christus. Toen de Renaissance opging over de wereld en haar
+nieuwe idealen medebracht van levensschoonheid en levensvreugde, konden
+de menschen Christus niet meer begrijpen. Zelfs de kunst bewijst ons dit.
+De schilders der Renaissance stelden Christus voor als een kleinen knaap,
+spelende met een anderen knaap in een paleis of een tuin, of achterover
+in zijn moeders armen, glimlachende naar haar of naar een bloem of naar
+een glanzenden vogel, of als een edele statige gestalte die zich op edele
+wijze beweegt door de wereld, of als een wonderbaarlijke gedaante in een
+soort extase uit den dood verrijzend tot het leven. Zelfs als zij hem aan
+het kruis maakten, gaven zij hem als een schoonen God wien door booze
+menschen leed wordt aangedaan. Maar hij nam hen niet volledig in beslag.
+Wat hen verrukte was de mannen en vrouwen te schilderen, die zij
+bewonderden, en de liefelijkheid dezer liefelijke aarde aan den dag te
+heffen. Zij schilderden vele religieuze onderwerpen, eigenlijk veel te
+veel, en de eentonigheid der typen en motieven is vermoeiend, en schaadde
+de kunst. Het was het gevolg van het gezag van het algemeen op
+kunstgebied, en is zeker te betreuren. Maar hun ziel was niet in het
+onderwerp. Rafa&euml;l was een groot kunstenaar toen hij het portret van den
+Paus schilderde. Wanneer hij zijn Madonna's en Christuskinderen schildert,
+is hij verre van een groot kunstenaar. Christus' boodschap was niet voor
+de Renaissance, welke bewonderenswaardig was omdat zij een ideaal bracht
+verschillend van het zijne, en om den werkelijken Christus voorgesteld te
+vinden moeten wij tot de middeleeuwsche kunst gaan. Daar is hij een die
+gekneusd is en geschonden, een die niet lieflijk is om aan te zien, omdat
+schoonheid een vreugde is, een die niet gaat in heerlijke kleedij, omdat
+ook dat een vreugde wezen kan&mdash;hij is een bedelaar met een
+wonderbaarlijke ziel, een melaatsche wiens innerlijk wezen goddelijk is,
+eigendom en gezondheid zijn dingen die hij niet behoeft, hij is een God
+die zijn vervolmaking verwezenlijkt door lijden.</p>
+
+<p>De evolutie der menschen gaat langzaam; de ongerechtigheid der menschen
+is groot. Het was noodwendig dat leed op den voorgrond werd gesteld als
+een wijze van zelfverwezenlijking. Zelfs nu nog is in sommige streken der
+wereld Christus' boodschap onmisbaar. Niemand die in het huidige Rusland
+zo&ucirc; leven, kan bij mogelijkheid zijn vervolmaking tot stand brengen dan
+door leed. Enkele Russische kunstenaars hebben zichzelf in de kunst
+verwezenlijkt, in een verbeeldingskunst die middeleeuwsch van karakter is,
+omdat de hoofdtoon de verwezenlijking der menschen is door lijden. Maar
+voor wie geen kunstenaars zijn en voor wie dus geen levensvorm bestaat
+buiten het leven van den dag, is leed de eenige deur ter vervolmaking.
+Een Rus die gelukkig zo&ucirc; leven onder het huidige regeeringsstelsel in
+Rusland, moet &ograve;f niet gelooven in het bestaan eener menschelijke ziel, &ograve;f
+als hij dat wel doet, overtuigd zijn dat zij niet waard is ontwikkeld te
+worden. Een nihilist die alle gezag verwerpt, omdat hij weet dat gezag
+slecht is, en alle leed welkom heet, omdat hij daardoor zijn
+persoonlijkheid verwezenlijkt, is een waarachtig Christen. Voor hem is
+het Christelijk ideaal waar en levend.</p>
+
+<p>En toch kwam Christus niet in opstand tegen het gezag. Hij aanvaardde het
+keizerlijk gezag van het Romeinsche Rijk en betaalde schatting. Hij
+duldde het kerkelijk gezag der Joden, en wilde zijn gewelddadigheid door
+geen enkele gewelddadigheid van zijn zijde weren. Hij had, zooals ik al
+zeide, geen vastgesteld plan ter wederopbouwing der maatschappij. Maar de
+moderne wereld heeft dat wel. Zij stelt zich voor de armoede af te
+schaffen en het lijden dat uit armoede voortkomt. Zij verlangt zich te
+bevrijden van lichamelijk leed en het lijden dat daarvan gevolg is. Zij
+vertrouwt op het socialisme en de wetenschap als haar methoden. Haar doel
+is een individualisme dat zijn uitdrukking vindt door vreugde. Dit
+individualisme zal ruimer zijn, vollediger en liefelijker dan eenig
+individualisme ooit geweest is. Leed is niet de opperste wijze van
+vervolmaking. Het is enkel een voorloopig verzet. Het houdt verband met
+ongewenschte, ongezonde, onrechtmatige levensomgevingen. Als het ongelijk
+en het physieke lijden en de onrechtvaardigheid zal weggenomen zijn, zal
+er voor het leed geen plaats overblijven. Het is een groot werk geweest,
+maar het is vrij wel voorbij. Zijn sfeer neemt af van dag tot dag.</p>
+
+<p>Ook zal de mensch het niet missen. Want wat de mensch gezocht heeft, is
+in werkelijkheid noch leed noch genot, maar eenvoudig het leven. De
+mensch heeft gezocht intens, volledig en volmaakt te leven. Wanneer hij
+dat zal kunnen doen zonder anderen aan banden te leggen en zonder die te
+dulden, zal hij gezonder zijn van geest en lichaam, meer beschaafd, meer
+zich-zelf. Vreugde is de proef der natuur, haar teeken van goedkeuring.
+Wanneer de mensch gelukkig is, is hij in harmonie met zich-zelf en zijn
+omgeving. Het nieuwe individualisme in welks dienst het socialisme, of
+het dat begeert of niet, aan het werk is, zal volmaakte harmonie zijn.
+Het zal datgene zijn wat de Grieken zochten, maar niet volledig konden
+verwezenlijken behalve in de gedachte, omdat zij slaven hielden en hun te
+eten gaven; wat de Renaissance zocht, maar niet volledig kon
+verwezenlijken behalve in de kunst, omdat zij slaven hielden en hen
+lieten verhongeren. Het zal volledig zijn, en elk mensch zal er zijn
+vervolmaking door bereiken. Het nieuwe individualisme is het nieuwe
+Hellenisme.</p>
+
+<a name="Footnote_1_1"></a><a href="#FNanchor_1_1">[1]</a><div class="note"><p> Joseph de Veuster (1840&mdash;1889), geboren te Tremeloo bij
+Leuven, missionaris op de eilanden in den Grooten Oceaan. Hij sticht een
+nederzetting voor melaatschen op Molokai (1873); wordt zelf melaatsch
+(1885).</p></div>
+
+<div>*** END OF THE PROJECT GUTENBERG EBOOK 11739 ***</div>
+</body>
+</html>