diff options
| author | nfenwick <nfenwick@pglaf.org> | 2025-02-06 16:05:18 -0800 |
|---|---|---|
| committer | nfenwick <nfenwick@pglaf.org> | 2025-02-06 16:05:18 -0800 |
| commit | 4b8f6dfe56bad863300fce3c4a291cb6c57182ea (patch) | |
| tree | ea10232337ca89d8faf3f5f607fc2cec6c6b3c58 | |
| parent | 312aa7dad68fb15999322bf0f944c0ce966b344b (diff) | |
74 files changed, 17 insertions, 17088 deletions
diff --git a/.gitattributes b/.gitattributes new file mode 100644 index 0000000..d7b82bc --- /dev/null +++ b/.gitattributes @@ -0,0 +1,4 @@ +*.txt text eol=lf +*.htm text eol=lf +*.html text eol=lf +*.md text eol=lf diff --git a/LICENSE.txt b/LICENSE.txt new file mode 100644 index 0000000..6312041 --- /dev/null +++ b/LICENSE.txt @@ -0,0 +1,11 @@ +This eBook, including all associated images, markup, improvements, +metadata, and any other content or labor, has been confirmed to be +in the PUBLIC DOMAIN IN THE UNITED STATES. + +Procedures for determining public domain status are described in +the "Copyright How-To" at https://www.gutenberg.org. + +No investigation has been made concerning possible copyrights in +jurisdictions other than the United States. Anyone seeking to utilize +this eBook outside of the United States should confirm copyright +status under the laws that apply to them. diff --git a/README.md b/README.md new file mode 100644 index 0000000..510679e --- /dev/null +++ b/README.md @@ -0,0 +1,2 @@ +Project Gutenberg (https://www.gutenberg.org) public repository for +eBook #53367 (https://www.gutenberg.org/ebooks/53367) diff --git a/old/53367-0.txt b/old/53367-0.txt deleted file mode 100644 index ed721da..0000000 --- a/old/53367-0.txt +++ /dev/null @@ -1,8311 +0,0 @@ -Project Gutenberg's Dik Trom en zijn Dorpsgenooten, by C. Joh. Kieviet - -This eBook is for the use of anyone anywhere in the United States and most -other parts of the world at no cost and with almost no restrictions -whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it under the terms of -the Project Gutenberg License included with this eBook or online at -www.gutenberg.org. If you are not located in the United States, you'll have -to check the laws of the country where you are located before using this ebook. - -Title: Dik Trom en zijn Dorpsgenooten - -Author: C. Joh. Kieviet - -Illustrator: Joh. Braakensiek - -Release Date: October 25, 2016 [EBook #53367] - -Language: Dutch - -Character set encoding: UTF-8 - -*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK DIK TROM EN ZIJN DORPSGENOOTEN *** - - - - -Produced by R.G.P.M. van Giesen - - - - -[Illustratie: kaft] - -[Illustratie: frontispiece] - -DIK TROM - -EN ZIJN - -DORPSGENOOTEN - -DOOR C. JOH. KIEVIET - - -[Illustratie: versiering] - - -GEÏLLUSTREERD DOOR JOH. BRAAKENSIEK - - -[Illustratie: versiering] - - -ALKMAAR -- GEBR. KLUITMAN 1920 - - - - -BOEKDRUKKERIJ -- GEBR. KLUITMAN -- ALKMAAR - - - - -[Illustratie: hoofdstuk kopstuk] - -Eerste Hoofdstuk. - -Dik en zijn verjaarcadeautje voor Anneke. - - -Het was in de heerlijke Junimaand. - -Dik Trom was sedert den eersten April zijn laatste schooljaar -ingegaan, en Jan Vos en Piet van Dril behoorden nog altijd tot zijn -beste vrienden. - -Eigenlijk waren, op een paar uitzonderingen na, alle menschen op het -dorp zijn vrienden, zoowel groote, als kleine, want iedereen hield -van hem en hij hield van iedereen. - -Die twee uitzonderingen waren Flipsen, de veldwachter, en Bruin Boon, -een van zijn medescholieren. Bruin had in zijn jonge leven al menig -pak slaag van Dik te pakken, maar hij had ze altijd dubbel en dwars -verdiend, en de andere jongens hadden ze hem van harte gegund. Zij -waren er in het geheel niet jaloersch op geweest. Bruin was een echte -ruziemaker, en toch was hij laf van aard. Als 't mis liep door zijn -plagen en sarren, zette hij het altijd met bekwamen spoed op een -loopen, maar was hij op een eerbiedigen afstand gekomen, dan begon -hij te schelden en met steenen te gooien. Doch hielden de anderen -zich dan, of zij op hem af wilden komen, dan maakte hij weer beenen -zoo hard hij kon, en dat was heel hard, want hij was zoo mager als -een panlat en hij had bijzonder lange onderdanen. Dan lachten de -jongens hem hartelijk uit, dat is te begrijpen. - -De tweede uitzondering was Flipsen, de veldwachter. Deze hield in 't -geheel niet van Dik en daar bestonden goede redenen voor. Flipsen was -een nijdige man, die bij niemand op het dorp gezien was. Alle jongens -waren doodsbang voor hem, -- behalve Dik. - -Dik was voor niemand bang, en dat hij het ook voor Flipsen niet was, -had hij getoond, door op een avond wel een half uur lang bij hem aan -de ruiten te tikken, door middel van een draad, een speld en een -steentje. Flipsen was woedend geworden en herhaaldelijk naar buiten -gevlogen met een stok in zijn hand, om den dader op te sporen en hem -een geduchte afstraffing te geven. Maar Dik had hij niet gevonden, en -eindelijk had hij Bruin Boon zoo'n pak slaag gegeven, dat Bruintje -moord en brand schreeuwde en drie dagen later bijna nog niet loopen -kon van de pijn. En toch was hij er zoo onschuldig aan als een -pasgeboren kindje in de wieg. - -De jongens hadden zich krom gelachen van de pret. - -Maar Bruin had verklapt, dat Dik de dader was, en toen had Flipsen -een grooten hekel aan Dik gekregen. - -Dat was er niet beter op geworden, toen op een avond Dik, door de -zeer gewaardeerde hulp van Jan Vos en Piet van Dril, uit het -gevangenhok had weten te ontsnappen, waarin Flipsen hem opgesloten -had, en deze per slot van rekening er door Dik zelf in opgesloten -werd. Sedert dat gedenkwaardige feit kon Flipsen den dikken Dik -luchten noch zien, en als hij hem hier of daar ontmoette, hield hij -hem altijd zorgvuldig in de gaten, uit vrees, dat Dik op de een of -andere manier hem weer een poets zou spelen. Hij was een beetje bang -voor hem! - -En toch had Dik geen aasje kwaad in zijn heele dikke corpus. Ja, ja, -hij deed wel eens kattekwaad, dat valt niet te ontkennen, maar hij -plaagde geen oude vrouwen, zooals Bruin bij voorkeur deed, hij deed -geen leelijke streken, waarvan anderen schade of verdriet -ondervonden, hij schold nooit, omdat hij dat beneden zijn waardigheid -vond, geen leelijk woord kwam ooit over zijn lippen, hij jokte niet, -omdat hij de waarheid liefhad, hij zou zelfs geen knikker gappen, al -had hij er geen een in zijn zak en hunkerde hij er naar om meê te -knikkeren, hij zou geen kip kwaad doen, laat staan dan een mensch. -Neen, zijn inborst was goed, al deed hij soms kattekwaad. Onrecht kon -hij niet dulden, en zelfs voor grootere jongens was hij niet bang, -als zij hem te na kwamen. Tegen een vechtpartijtje, als daar geldige -redenen voor bestonden, had hij geen gemoedsbezwaren, maar hij lokte -het nooit uit. Hij had een hart van goud. Verdriet en ellende bij -anderen konden hem tot tranen toe roeren en dan was hij steeds gereed -om metterdaad bij te springen. Vraag dat maar aan de heks van den -Achterweg, die het van hem heeft ondervonden, toen zij in nood -verkeerde. Die heks hield dolveel van Dik. Zij zou hem wel in haar -armen willen drukken en op zijn twee bolle wangen kussen, maar Dik -houdt niet van die aardigheden, hij moet er niets van hebben. - -Bruin Boon en den veldwachter uitgezonderd, hielden dan ook alle -menschen op het dorp veel van Dik, de meester ook, en toch haalde Dik -op school nog al eens malle streken uit, die zijn kameraden niet -durfden doen, maar waarom zij soms geweldig moesten lachen, en die -Dik tot een beroemdheid onder hen maakten. De meester liet niet met -zich spotten en legde Dik menige zware straf op, maar toch hield hij -van hem, omdat hij wist; dat hij een goed hart had en tot geen -slechte daden in staat was. - -De jongens waren dol op Dik, want Dik kon en durfde alles. Zij keken -hem met de grootste bewondering na, als hij 's avonds den ezel van -Bertels naar het land bracht, want niemand van hen was het ooit -gelukt op dat wilde beest te blijven zitten, omdat het niemand op -zijn rug duldde. Hij verhief zich dan zoo hoog op zijn achterpooten, -dat zijn berijder meestal van zijn rug afgleed, en als dat niet -gelukte, maakte hij zulke malle sprongen links en rechts, dat de -ruiter zijn evenwicht verloor en op den grond geworpen werd, -- en -als al die kuren niet hielpen, dan gooide langoor zijn achterlijf zoo -ver in de hoogte, dat het scheen, of hij ging kopje-buitelen, en dan -kon de beste ruiter zich niet op den rug van het dier handhaven en -vloog over zijn kop wel vier, vijf passen verder over den weg. Alleen -Dik kon hij er niet afkrijgen. Zoo dwaas kon hij niet springen en -steigeren, dat Dik er afviel. Zelfs als hij deed, of hij kopje ging -buitelen, bleef Dik doodbedaard zitten, maar hij zat er dan ook -achterste-voor op en hield den staart van Grauwtje met beide handen -omklemd. "Wie niet sterk is, moet slim wezen, en ik ben slimmer dan -de ezel," zei hij altijd. 't Was een kunststuk, dat de andere jongens -hem wel probeerden na te doen, maar wat hun nooit gelukte. - -Ja, de meester hield veel van Dik, want Dik was een ijverige -leerling. Hij maakte wel grappen, maar nooit, als hij zijn werk nog -niet af had. Alleen als hij niets te doen had, was hij niet te -vertrouwen, en dat wist de meester zeer goed. Hij zorgde er dan ook -gewoonlijk goed voor, dat Dik steeds werk in overvloed had, soms wel -meer dan hij afkon. En Dik hield van den meester, omdat hij wist, dat -deze veel van zijn leerlingen hield en veel voor hen over had. Nu -weer had de meester eenige maanden geleden bedacht, om met de -kinderen een heelen dag in den zomer, dicht voor de groote vacantie, -uit te gaan. Er zou dan een stoomboot gehuurd worden en dan zouden -zij naar een of andere badplaats varen, om den dag aan het strand en -in de duinen door te brengen. Elk kind, dat van de partij wilde zijn, -moest 2 1/2 cent per week medebrengen, en die het missen konden, -moesten iets meer geven, om een paar arme kinderen, die niets konden -bijdragen, in de gelegenheid te stellen, aan het feest deel te nemen. -Dik gaf elke week vijf centen, zoodat op zijn kosten een arm kind -mede mocht. Dat vond Dik een prettig idée. - -Dat sparen had nu al eenige maanden geduurd en over een week of vier -zou het feest plaats hebben. Alle kinderen verheugden er zich -bijzonder in, en Dik niet het minst, want alle pretjes waren hem -welkom. Trouwens, op het dorp, waar Dik woonde, hadden niet veel -feestelijkheden plaats. Kermis was er nooit; alleen werd er één dag -in het jaar een harddraverij gehouden, en dat was het grootste feest, -dat Dik tot nog toe in zijn leven had medegemaakt. Maar zoo'n -boottocht vond Dik toch nog veel mooier. Hij had nog nooit in een -boot gezeten want er kwamen nooit stoombooten door Dik's woonplaats. -'t Zou dus wel een bijzonder geval worden als de kinderen nu met -zoo'n vervoermiddel een heelen dag uit varen zouden gaan. - -"Waar gaan we heen, m'ster?" vroeg Dik op een morgen even voordat de -kerkklok twaalf uur zou slaan. De meester praatte dan wel eens een -oogenblik met de kinderen over het groote feest, waarvan zij geheel -vervuld waren. - -"We gaan naar Wijk aan Zee, Dik," zei de meester. - -"Maar daar kunnen we toch niet met een stoomboot komen?" zei Dik. - -"Waarom niet?" vroeg de meester met een goedkeurend knikje omdat hij -de opmerking van Dik zoo bijzonder juist vond. - -"Wijk aan Zee ligt niet aan een water," zei Dik. - -"En de zee dan, Dik?" - -"O, maar die varen we niet over," zei Dik. - -"Neen, dat doen we ook niet, en je hebt gelijk, dat we er per -stoomboot niet kunnen komen. We varen naar IJmuiden en wandelen dan -langs het strand naar Wijk aan Zee, of we varen naar Beverwijk, en -gaan dan per tram verder." - -"Dat zal geld kosten!" riep Piet van Dril. - -"Ja, ja, jongens, veel geld, maar ik zal alles wel zoo berekenen, dat -we niet te kort komen. Hoor, daar luidt de klok. We gaan naar huis." - -Een oogenblik later krioelde het op de speelplaats van kinderen, die -joelende en stoeiende naar den dorpsweg gingen, om zich daar in -verschillende richtingen te verspreiden. "Ga je zoover meê, Anneke?" -vroeg Dik aan een meisje, dat een paar passen achter hem aankwam. - -"Ja, ik ga meê", was het antwoord. - -Anneke woonde drie huizen verder dan Dik, en zij waren samen al -vriendjes geweest, zoolang hun heugen kon. Dik wist nog best, hoe hij -den eersten keer Anneke op visite was geweest. Anneke werd op dien -dag vier jaar, en zij had, om dat feest met haar te vieren, van haar -moeder verlof gekregen, Dik op de poffertjes te noodigen. Dik was er -verrukt over geweest, want hij hield veel van eten en inzonderheid -poffertjes lustte hij heel graag. Hij kon er dan ook een reusachtige -hoeveelheid van verslinden. - -Hij hunkerde naar den dag, dat Anneke eindelijk jarig zou worden, -want Anneke had hem in de vreugde haars harten wel veertien dagen van -te voren voor het groote feest uitgenoodigd. - -Op een keer mocht Dik met zijn moeder mede naar den bakker, om brood -te halen. Bakker Herstraten was tevens banketbakker, en Dik keek zijn -oogen uit naar al het lekkers, dat er in den winkel te koop lag. -Opeens ontdekte hij een varken van marsepein, en dadelijk kwam de -gedachte bij hem op, dat het een prachtig verjaarcadeau voor Anneke -zou zijn. Volgens zijn meening was er geen prachtiger en lekkerder -geschenk op de heele wereld te bedenken. - -"O, o, Moeder, kijk eens, wat een mooi varken, met pooten en een -staart en oogen, wat prachtig! Toe Moe -- koop dat voor Anneke, als -ze jarig is, Moeder, -- wat zal dat lekker zijn!" - -Maar Moeder Trom had er niet veel ooren naar, want het varken was nog -al groot en zou dus wel veel geld kosten, meer, dan zij missen kon. -Maar man was maar een eenvoudige timmermansknecht, en verdiende dus -niet genoeg om zulke lekkernijen te kunnen bekostigen. - -"Dat is te duur, Dik," zei ze. "Niet waar, bakker, het kost stellig -wel een kwartje?" - -"Een schelling, vrouw Trom," zei de bakker. "Die dingen zijn duur." - -"Toe Moeder," hield Dik vol. "Ik mag er zooveel poffertjes eten, als -ik maar lust, zegt Anneke. Toe Moeder, een schelling is niet veel." - -"Daar heb jij nog geen verstand van, Dik. Jij bent nog maar vier -jaar. Maar enfin, pak het maar voor me in, bakker. 't Moet voor -verjaarcadeautje dienen, dus zal ik maar over 't geld heenstappen. -Kom Dik, we gaan naar huis. Dag bakker." - -"Dag vrouw Trom, dag Dik. Zeg Dik, lust jij wel een flikje van me?" - -De bakker hield Dik de glazen stolp voor, waar Dik zijn beide handen -in stak en gevuld weer terug trok, wat de bedoeling van den bakker nu -juist niet was. - -"Ho, ho, Dik, -- zoo bedoel ik het niet..." riep de bakker. - -Maar 't was te laat. Dik was al buiten en deed zich naar hartelust -aan de flikjes te goed. - -"Zoo'n kleine schrok!" mopperde de bakker, terwijl hij de stolp weer -op de plank zette. - -De flikjes waren spoedig verdwenen, en toen wilde Dik zelf het -marsepein-varken dragen. - -"Neen, Dik, dan laat je 't maar vallen, en dan is het stuk," zei -Moeder. - -"Ik laat het niet vallen," beweerde Dik. "Laat mij het dragen, -Moeder." - -Zooals gewoonlijk kreeg Dik nu ook zijn zin, en met het prachtige -varken in zijn knuistje stapte hij parmantig naast zijn moeder voort. - -Wonder boven wonder bracht hij het heelshuids thuis. - -Dadelijk haalde hij het uit het zakje te voorschijn. Hij zette het op -zijn vier pooten op de tafel, en ging er in stille bewondering op een -stoel naar zitten kijken. - - -[Illustratie] - - -"Hè, wat mooi! Wat mooi!" mompelde hij zacht voor zich heen. - -Moeder moest in het achterhuis eten koken. - -"Zet het varkentje nu in de kast, Dik, anders zal het heusch nog -breken," zei ze. "En dat zou zonde wezen van het mooie cadeau." - -"Ja, straks," zei Dik. "Eerst moet ik er nog naar kijken." - -Moeder verliet de kamer, en Dik bleef het prachtige beest bewonderen. -Hij streek het over zijn breeden rug, voelde aan het staartje, liet -het over de tafel loopen, terwijl Dik "knor, knor!" riep, en besloot -eindelijk eens heel eventjes te proeven, of het lekker was. Zijn -verwachtingen daaromtrent waren hoog gespannen, maar het resultaat -overtrof ze nog verre. Hij bracht het varken aan zijn mond en likte -met zijn tong heel voorzichtig aan een oor. - -Dik vond het heerlijk, en tot zijn vreugde zag hij, dat het oor nog -even groot gebleven was. Hij kon er althans niet het minste verschil -in ontdekken, toen hij het met het andere vergeleek. - -Daarom likte hij met animo verder, en 't was zóó lekker, dat hij er -niet mede ophouden kon. - -Toen hij even later weer eens keek, ontdekte hij tot zijn groote -voldoening, dat het nog maar een klein beetje kleiner en dunner -geworden was. - -"Hmmm!" bromde Dik. "Wat is dat lekker!" - -Maar ten slotte kwam hij toch tot de ontdekking, dat het oortje -verdwenen was en dat zelfs de kop al een kleine inholling gekregen -had. Dik schrok ervan. Hij deed het varken in het zakje en zette het -in de kast. - -"Zie zoo, de rest is voor Anneke. Dat ééne oortje hindert niet," -dacht hij. En toen liep hij met zijn handen in zijn zakken door de -kamer te stappen en wilde zich wijsmaken, dat hij het heele varken -vergeten was. - -Doch lang hield hij het niet uit, want het was geen minuut uit zijn -gedachten. Hij haalde het weer te voorschijn, echter alleen maar om -er mede te spelen. Hij liet het weer over de tafel loopen, soms hard, -soms langzaam, en dan knorde Dik weer uit den treure, tot hij het -opeens uit zijn vingers liet glippen en het op tafel viel. 't Arme -beest brak zijn mooie, gekrulde staartje. - -Dik vond het meer dan jammer, maar nu het er eenmaal af was, wist hij -niet beter te doen, dan het maar op te eten. Hè, 't smaakte net zoo -lekker als het oortje en weldra was het door zijn keelgat verdwenen. -En omdat er geen varkens waren, die maar één oor hadden, Dik had -er althans nog nooit een gezien, besloot hij het andere oor ook maar -op te eten. Dat stond veel mooier, en Anneke zou het niet eens zien. - -"Maar nu niets meer!" besloot Dik. Hij borg het weer in de kast en -ging spelen. Hij keek er den heelen dag niet meer naar om, maar den -volgenden dag begon het spelletje opnieuw. Hij vermaakte er zich -zoolang mede, tot het een voor- en een achterpoot kwijt was, en dat -vond Dik een dag later zoo'n ongelukkig gezicht, dat hij er de twee -andere pooten ook maar afknabbelde. Toen was er nog maar alleen de -romp met den kop van over. De kop verdween een dag later ook als een -offer aan Dik's snoeplust en toen merkte Moeder pas, welk droevig -feit zich gedurende eenige dagen had afgespeeld. - -"Maar Dik!" riep ze uit, terwijl ze hem het verminkte varkensrompje -voorhield, waar Dik trouwens al eenige malen met innig welbehagen aan -had gelikt, "maar Dik, wat heb je nu gedaan? Dat varken is al half -op! Waarom heb je dat gedaan?" - -"'t Was lekker!" zei Dik. "Maar 't is nog groot genoeg. Anneke lust -het toch niet graag, denk ik." - -"Zoo, denk jij dat!" mopperde Moeder. "Nu, we zullen maken, dat je er -niet meer bij kunt, want anders schiet er van het heele verjaarcadeau -niets over." - -En Moeder legde het op de bovenste plank in de kast. - -Toen Anneke eindelijk jarig was, deed Moeder, het invalide beest in -een schoon papiertje en ging Dik op visite. - -"Daar," zei hij, "dat is voor jou." - -"O, lekker," zei Anneke, "een stuk suikergoed!" - -En zij zette er gretig haar tandjes in. Men kon het haar aanzien, dat -zij smulde. - -"'t Is een varken geweest," beweerde Dik trotsch. - -"Neen, 't is een stuk suikergoed," zei Anneke. "'t Heeft geen pooten -en geen kop." - -"'t Is toch een varken geweest," hield Dik vol. "Maar ik heb het -geslacht. Toe, geef mij ook een stukje." - -Anneke beet er een stuk af en gaf het aan Dik. Zoo doende was het -beest spoedig verdwenen, en om twaalf uur kwamen de poffertjes aan de -beurt, waaraan Dik de noodige eer bewees. - -Maar dat alles was nu al lang geleden, want Dik en Anneke waren nu al -twaalf jaar. Doch altijd waren zij de beste vriendjes geweest. Samen -gingen zij dus, toen de school uitging, naar huis. - -"'k Wou, dat we den dag van het schoolfeest al hadden, Dik," zei -Anneke. - -"Ik niet minder," zei Dik. "'k Heb er zin in. Zeg, weet je, dat -we...." - -"Kijk, kijk!" riep er een stem achter hen: "Dik en Anneke! Dik -meisjesgek! Dik meisjesgek! Ha, ha, daar gaan ze samen...!" - -Dik keek om. - -"O, dacht ik het niet? 't Is Bruin Boon natuurlijk. Die moet altijd -schelden." - -"Dik meisjesgek! Dik meisjesgek!" schreeuwde Bruin Boon. - -Dik werd nijdig. Hij balde zijn vuisten en riep terug: - -"Kom hier, als je durft, dan zal ik je op je gezicht meisjesgekken!" - -Maar Bruin kwam niet. Hij bleef op eerbiedigen afstand. - -"Dik meisjesgek! Dik meisjesgek! Dik gaat met Anneke trouwen!" jouwde -Bruin. - -"Kom hier, als je durft!" schreeuwde Dik terug. "Maar dat durf je -niet, hè?" - -"Leelijke meisjesgek!" sarde Bruin, wien het plezier deed, dat Dik er -kwaad om werd. - -Dik wilde terugkeeren, om Bruin zijn portie te geven. - - -[Illustratie] - - -Maar Anneke zei: - -"Kom Dik, laten we maar gaan. Wat kan jou die vervelende Bruin -schelen Hij gaat toch op den loop, als je naar hem toe gaat." - -"Ja, maar wat doet hij te sarren," zei Dik. "Wacht maar, ik zal het -hem wel betaald zetten." - -"Zeg Dik, wat wou je straks zeggen?" vroeg Anneke. - -"Ik -- Wat zegge? -- Dat weet ik niet meer," zei Dik, die -herhaaldelijk nog naar Bruin omkeek. - -"Leelijke meisjesgek!" klonk het uit de verte. - -"Zoo'n mispunt!" zei Dik. - -"Kom, kijk niet weer naar dien jongen," zei Anneke. "Laten we -voortmaken, anders komen we te laat voor het eten. Ja, je wou me -straks toch heusch wat vertellen, net toen Bruin Boon begon te -schelden." - -"O ja, nu weet ik het al. Ik wou je zeggen, dat vandaag onze nieuwe -buren komen. Je weet wel, die nieuwe knecht van Van Dril, den smid. -Ze komen uit Amsterdam." - -"Komen die vandaag?" vroeg Anneke. "Ja, ---- ze zijn er al, kijk -maar." - - -[Illustratie] - - -"Er staat een wagen met meubelen voor het huis. Zie-je wel? Laten we -gaan kijken." - -Dik en Anneke gingen op een drafje verder en hadden het huis spoedig -bereikt. De voordeur stond open, en de wagen was al gedeeltelijk -gelost. 't Was een armoedig boedeltje, wat er nog opstond, dat zagen -Dik en Anneke alle twee. - -"De mooie meubeltjes zijn zeker al binnengedragen," zei Anneke. "En -de nieuwe menschen zie ik niet. -- Dag Ik ga gauw naar huis, want het -eten zal wel al op tafel staan." - -"Dag!" zei Dik, en hij ging ook naar binnen. - - - - -[Illustratie: hoofdstuk kopstuk] - -Tweede Hoofdstuk. - -Dik krijgt nieuwe buren. - - -Tot zijn verbazing zag hij, dat er bezoek was. Zijn vader was al van -het werk thuisgekomen, en moeder was druk bezig de tafel te dekken. -De gasten waren een man, een vrouw en een meisje. Deze laatste was -ongeveer van Dik's leeftijd. De man en de vrouw keken naar hem, toen -hij binnenkwam, en zij knikten hem toe, maar het meisje keek niet om. - -"Goeden dag!" zei Dik. - -"Dit is Dik en dat is-ie," zei vader Trom. "En hier zijn de nieuwe -buren, Elswater en vrouw Elswater en Nelly, en dat zijn ze." - -Dik kwam nader en gaf den man en de vrouw een hand. Toen hij het -meisje ook zijn hand toestak, bleef zij recht voor zich uit staren, -tot Dik's groote verbazing. - -"Hier is Dik Trom, Nelly, geef hem een hand," zei de moeder, "je -nieuwe buurjongetje." - -Zij nam Nelly's hand en legde die in de hand van Dik. - -"Onze Nelly kan niet zien," zei ze zacht. "Ze is blind." - -Dik schrikte er geweldig van, toen hij dat hoorde, en hij kreeg een -diep medelijden met het arme meisje. - -Hij nam aan de tafel plaats en keek haar aan, en toen zag hij, dat -haar oogen er precies eender uitzagen als van alle andere menschen. -Ja, ze konden zelfs mooi genoemd worden. Dik's wangen waren een -beetje bleek geworden. 't Was voor het eerst van zijn leven, dat hij -van zoo nabij iemand ontmoette, die geheel blind was. - -En hoe mager en zwak zag zij er uit. Zou ze misschien ziek geweest -zijn? Of zouden die menschen het misschien erg arm gehad hebben? Ook -de man en de vrouw zagen er vermagerd en zwak uit en zij hadden, -evenals Nelly, erg armoedige kleeren aan het lijf. Ongetwijfeld -hadden zij een slechten tijd doorgemaakt. - -"Zie zoo," zei vrouw Trom, terwijl zij een paar dampende schotels op -de tafel zette, "nu zijn we gereed. Willen we bidden?" - -En toen dat gedaan was, vervolgde zij, terwijl zij op elk bord een -heerlijk stuk worst legde: - -"Eet nu maar lekker, buurtjes. 't Is je van harte gegund." - -Ze veegde met haar boezelaar over haar wangen, die hoogrood zagen van -het koken en van de drukte. Blijkbaar had zij het erg warm. - -"Dank u wel, buurvrouw, eet smakelijk!" zei vrouw Elswater, "'t Is -erg vriendelijk van u, om ons te eten te vragen..." - -"Niet meer dan burenplicht," zei vrouw Trom. - -"En dat is het," voegde Trom er aan toe. - -Dik zag, hoe de nieuwe buurvrouw voor Nelly opschepte, en hoe deze -zelf handig de worst in schijven sneed en met smaak begon te eten. - -"Hè, lekker, Moeder," zei ze. - -"Dat is het, kind," zei vrouw Elswater. "Zoo'n lekker maal hebben we -in lang niet gehad, hè?" - -"Neen," zei Elswater, die met zijn smal, bleek gezicht en zijn -vermagerde handen lang niet den indruk maakte van een sterken smid, -zooals Van Dril bij voorbeeld. "Neen, we hebben de laatste maanden -niet anders doorleefd dan armoê en ellende." - -"Ja," zei de vrouw met een zucht. "'t Was een groot verschil met de -eerste jaren van ons trouwen. Toen hadden wij het ook goed. We hadden -nooit naar Amsterdam moeten gaan." - -"Hè, hoe lekker," zei het blinde meisje weer, terwijl zij met haar -vork over het bord voelde, of er nog een stukje worst lag. - -Dik zag het met innig medelijden, en handig schoof hij, hoewel hij -het zelf zoo schrikkelijk graag lustte, een groot deel van zijn worst -op haar bord. Maar hij had het toch niet zoo handig gedaan, of de -nieuwe buurvrouw had het gezien. Ze zei er echter niets over. - -"Neen," zei Elswater, "we hadden nooit naar Amsterdam moeten gaan, je -hebt gelijk, vrouw." - -"Maar de loonen voor een handwerksman zijn daar toch veel hooger," -merkte vrouw Trom op. - -"En dat zijn ze," zei Vader Trom. - -"Juist," hernam Elswater. "Die hooge loonen hebben mij ook verlokt -ons dorp te verlaten en naar Amsterdam te gaan. Maar met hoogere -lonen is alles nog niet gewonnen. We woonden er nog geen maand, of er -brak een groote staking onder de smids uit, die wekenlang aanhield en -ons kleine spaarpotje opslokte. We raakten zelfs hier en daar al in -de schuld en hadden ons al spoedig genoodzaakt gezien een kleiner -huisje te betrekken, een krot in een van de nauwste sloppen van -Amsterdam..." - - - -"Waar geen zonnestraaltje in kon doordringen en ons lieve kind bij -den dag afnam en vermagerde. In dat ellendige slop zijn haar blozende -wangetjes gebleven," viel vrouw Elswater in. En zij streelde het -blinde kind over de vervallen wangetjes en de mooie donkere haren. - -"En toen de werkstaking eindelijk opgeheven werd, kreeg ik een -hevigen typhus, die mij aan den rand van het graf bracht. Toen kwam -onze grootste ellende. Niemand wilde ons borgen, zoodat mijn vrouw -genoodzaakt was, onze mooie meubeltjes een voor een naar den lommerd -te brengen of te verkoopen. We hielden ten slotte niet anders over -dan wat rommel. Had zij nu nog maar uit werken kunnen gaan, om wat te -verdienen, dan zouden we niet zoo diep in de armoede geraakt zijn, -maar zij kon niet besluiten, om mij naar het gasthuis te laten -brengen, en wilde mij zelf verplegen. Ja, ja, 't was een bange, -treurige tijd. En mijn ziekte werd zoo hevig, dat zelfs de dokter -begon te vreezen, dat ik er meê heen zou gaan. Doch ik ben er -Goddank bovenop gekomen, en toen ik weer mocht opstaan, stond ons -besluit vast, om Amsterdam zoo spoedig mogelijk te verlaten en weer -werk ergens op een dorp te zoeken. Mijn vrouw was doodop van de -doorgestane ellende en zorgen, en ons kind was vervallen als sneeuw -voor de zon. En we hebben geluk gehad. Ik las in een courant een -advertentie van baas Van Dril, die een knecht vroeg, en toen ben ik -er dadelijk op afgegaan met het gelukkige gevolg, dat ik aangenomen -werd, ik geloof uit medelijden..." - -"Best mogelijk," zei vrouw Trom. "Van Dril is een beste, brave man, -en je zult een goeden baas aan hem hebben." - -"En zoo zijn we dan hier gekomen," besloot de smid, "sterk ben ik nog -wel niet, maar 't zal wel weer gaan. Als we eerst onze schuld in -Amsterdam maar hebben afgedaan...." - -"Is gelukkig niet zoo'n groote som," zei vrouw Elswater. "Als we elke -week een paar gulden kunnen overhouden, zullen we den achterstal -spoedig ingehaald hebben. Intusschen zijn we blij, dat we hier zulke -vriendelijke buren hebben mogen vinden. We zijn u van harte dankbaar. -En Nelly heeft al dadelijk een aardig buurjongetje getroffen. Ja, ja, -Dik, ik heb het straks wel gezien, hoe je jouw stuk worst op haar -bord hebt geschoven." - -"O," riep Nelly uit, met een kleur tot achter haar ooren, "als ik dat -geweten had, zou ik het niet opgegeten hebben." - -Dik kreeg ook een kleur, want hij had gedacht, dat niemand het gezien -had. - -"Een heel verschil, als je die twee vergelijkt," zei Elswater. "Dik -zoo rond als een tonnetje en met een paar wangen als luchtballons, en -Nelly zoo bleek en magertjes. Maar dat zal hier wel beter worden, -willen we hopen. Hier hebben we volop zonneschijn en frissche lucht, -en zullen we wel weer wat in onze maag krijgen ook. Ik begin weer met -nieuwen moed, en ik heb een gevoel in me, of ik weer een nieuw leven -begin. Komaan, vrouwtje, we hebben het nog druk vandaag, want we -moeten ons huisje nog inrichten en gezellig maken, al zijn we dan ook -onze mooiste zaakjes kwijt. Ook dat zal wel weer in orde komen, als -we tijd van leven hebben. Nogmaals hartelijk dank voor uw goedheid, -buurtjes." - -Zij stonden op en verlieten de kamer, maar Dik nam Nelly bij de hand, -en zei: - -"Ga je mee, dan zal ik je mijn duiven laten zi...." - -Maar opeens bedacht hij, dat het meisje blind was, en hij slikte het -laatste woord haastig in. En opnieuw werd hij met innig medelijden -vervuld. - -"Ik wil ze graag zien, Dik," zei het meisje eenvoudig. "Dat woord mag -je gerust zeggen; ik zeg het zelf ook. Maar dan bedoel ik, dat ik hun -klapwieken en hun kirren hoor, en dan neem ik ze in mijn handen, als -ik kan, en dan voel ik hun kleine kopjes, en hun vleugels, en hun -staart en hun warme lijfje, en dan zeg ik, dat ik ze gezien heb." - -"Goed, ga dan meê," zei Dik. "Ik heb mooie duiven, en ook konijnen." - -"Hier in de kamer en in het achterhuis hoef je mijn hand niet vast te -houden, want als ik ergens maar eenmaal geweest ben, weet ik er den -weg wel. Dáár is de deur, hè?" - -"Ja," zei Dik verbaasd. "Dat is knap, Nelly." - -Het meisje strekte de handen een weinig naar voren en vond op den -tast de deur. Dik volgde haar in het achterhuis. - -"Dáár is het vuur, hè?" zei ze. "Ik voel de warmte. Rechtsom kom -ik aan de buitendeur, -- maar daar is een drempel, die een beetje -hoog is. Zijn je duiven en konijnen buiten?" - -"Ja," zei Dik, die haar vol verwondering volgde. Zij liep haast met -een zekerheid, of zij een paar goede oogen had. "Jij bent handig, -hoor." - -"O, in Amsterdam ging ik wel alleen de straat op, om boodschappen te -doen. Niet ver van huis natuurlijk, maar bij ons in het slop en om de -hoeken wist ik de winkels wel te vinden. Geef me nu een hand, Dik, -maar wacht eens even." - -En met de woorden: "Mag ik?" betastte zij zijn hoofd, zijn wangen, en -zijn lichaam. Toen begon zij te lachen. - -"Zoo, nu weet ik, hoe je er uitziet. Maar je bent een dikkerd, hoor. -Heb jij je pet altijd achterste-voor op? De klep zit in je hals. Dat -is grappig, zeg. Ga je nog op school?" - -"Ja, straks moet ik er weer naar toe. Laten we nu gaan." - -Hij bracht het meisje achter het huis, waar de duiven al dadelijk -klapwiekend om zijn hoofd gingen vliegen Ze wisten wel, dat zij nu -voer kregen. Eén ging hem zelfs op zijn pet zitten en een paar namen -op zijn schouders plaats. - -"Zoo mak zijn ze," zei Dik trotsch. "Ze pikken het voer uit mijn -hand. Wil jij dat ook graag hebben?" - -"Ja, ja, o dolgraag," zei Nelly. - -"Hier is de voerbak. Als jij ze een paar maal gevoerd hebt, zijn ze -al aan je gewend, en dan zijn ze heelemaal niet bang meer. Toe, voer -ze nu met kleine handjesvol." - -Nelly deed het, en ze voelde al spoedig een paar duiven op den -voerbak komen. Zij strekte haar hand met wat voer uit, en pik-pik -deden een paar brutaaltjes. Nelly's vreugde kende geen grenzen. - -"Zou ik er eentje beet kunnen pakken?" vroeg ze. - -"Probeer het maar," zei Dik, die met vreugde zag, hoe het blinde -meisje genoot. "Ze zijn erg mak." - -Na een paar vruchtelooze pogingen gelukte het Nelly inderdaad een -duifje te grijpen. Zij streelde het zacht over zijn kopje en -vleugels, gleed met haar vingers langs zijn staartje en hield het -zachte rompje in haar beide handen vast, zoodat zij het hartje van -het beest voelde kloppen. - -"O, hoe schattig," zei ze. "Hoe ziet deze er uit, Dik?" - -"Wit. Ken jij de kleuren? Je hebt ze toch nooit gezien?" - -"Neen, maar ik stel me ze voor. O, hoe lief!" - -Zij streelde haar wangen met het gevangen duifje en kuste zijn kleine -kopje. "O, wat lief! Wat schattig!" - -Dik kreeg hoe langer hoe meer medelijden met het blinde meisje, dat -nog nooit haar ouders had gezien, en nog nooit de wereld in al haar -pracht had kunnen bewonderen. O, hij vond het indroevig. Hij had wel -zijn armen om haar heen willen slaan en haar zacht tegen zich -aandrukken, om haar te doen voelen, dat hij haar vriendje was. - -"Wil jij er een paar van mij hebben?" vroeg hij. "Ik zal aan Moeder -vragen, of ik ze je geven mag." - -Nelly kreeg een kleur op haar wangen. Ze liet het duifje weer vliegen -en zei: - -"Zou jij ze me willen geven, Dik? O, wat goed van je..." - -Maar opeens betrok haar gelaat, en ze liet er haastig op volgen: - -"Later, Dik, nu nog niet..." - -"Waarom niet?" vroeg Dik. "Waarom nu niet en later wel?" - - -[Illustratie] - - -"Vader en Moeder kunnen nu nog geen geld missen, om voer te koopen," -zei ze op eenvoudigen toon. "We moeten zuinig wezen." - -"O," zei Dik. "Kijk, -- voel je dat? Er zit een pauwstaartje op je -schouder. Aardig, hè? Vind-je ze niet doodmak?" - -"Is deze ook wit?" - -"Ja, maar ik heb ook blauwe postduiven, en mooie bruintjes...." - -"En groene? En géle?" - -Dik lachte. - -"Neen, groene en gele duiven heb ik nog nooit gezien. Die zijn er -niet. Zie zoo, het voer is op. Ga je meê naar mijn konijnen?" - -"Ja, graag." - -Dik bracht er haar, en hij haalde een konijn uit het hok en gaf het -haar in haar armen, waar het stil bleef zitten. - -"O, hoe zacht," zei Nelly, het dier streelende. "Je Vader heeft die -hokken zeker gemaakt?" - -"Ja, -- maar hoe weet jij dat?" - -"Och, ik dacht wel, dat je vader timmerman was." - -"Waarom?" vroeg Dik verbaasd. - -Nelly lachte hardop. - -"Waarom?" herhaalde ze. "Als ik het zeg, geloof je 't toch niet. Ik -heb het geroken!" - -"Geroken?" vroeg Dik vol bewondering over zooveel schranderheid en -opmerkingsgave. - -"O, wij blinden weten veel meer, dan jullie gelooven en weten. Ik -rook duidelijk een houtlucht aan je vader, toen hij bij me stond. En -daarom dacht ik, dat hij wel timmerman zou zijn." - -"Je bent slim," zei Dik. - -"Neen, ik ben maar een dom meisje," zei Nelly, terwijl haar gezichtje -betrok. - -"Dom?" zei Dik. "Neen, hoor, -- dom lang niet." - -"Maar ik kan niets," zei Nelly. "Alleen allerlei handwerken, die -Moeder mij geleerd heeft." - -"Heb je nooit school gegaan?" vroeg Dik, terwijl hij het konijn weer -in het hok zette. - -"Neen, toen we nog op ons dorp woonden, ging ik niet school, omdat ik -toch niets zien kon. De meester zei, dat het niet ging en dat het -lastig was. In Amsterdam is er wel een school voor blinden, en het -plan was ook wel, dat ik daar naar toe zou gaan. Maar er is niets van -gekomen. We hebben er maar enkele maanden gewoond en er niets dan -narigheid beleefd." - -"Jammer," zei Dik. "Zeg Nelly, voel eens, hier heb ik nog meer -konijnen. Een heeft er zes jongen. Als je een hokje hadt, zou je er -wel eentje mogen hebben. Konijnenvoer kost niet veel. Je snijdt het -maar aan den kant van den weg. Maar neen, dat gaat niet. Je zoudt -misschien in het water vallen en verdrinken." - -"Och, ik heb toch geen hokje. Voer je ze alleen maar gras en klaver?" - -"Meestal wel. Maar deze voedster krijgt ook wel wat gerst van me. -Wacht, ik zal wat halen. Dadelijk ben ik weer terug." - - -[Illustratie] - - -Dik ging naar den voerbak in het schuurtje. Hij deed het deksel van -de kist open, -- en zag op het voer een groote muis, die zich lekker -aan de gerstkorreltjes te goed deed. - -"Ha, jou kleine dief!" riep Dik, en dadelijk probeerde hij de muis te -grijpen. Maar het ding liet zich niet gemakkelijk vangen. Het holde -door de kist heen en weer, klom tegen de wanden op, viel weer naar -beneden, en was overal, behalve op de plaats, waar Dik het meende te -grijpen. Een paar maal gelukte het haar bijna zelfs, om uit de -voerkist te ontsnappen, wat Dik alleen beletten kon, door vlug het -deksel te laten vallen. - -"Wacht, baasje!" zei hij. "Je zit hier goed opgesloten. Ik zal eerst -een doos halen, om er je in op te bergen, en een langen draad garen, -om aan je poot te binden. Zoo gemakkelijk kom je niet van me af." - -Hij haastte zich naar de woonkamer, waar zijn vader zijn dutje deed -in zijn leuningstoel. Dat deed hij elken middag na het eten, dat was -zoo zijn gewoonte geworden. Hij moest ook elken morgen zoo vroeg op. - -Dik haalde een groote poederdoos uit de kast en voorzag zich van een -langen draad zwart garen. Daarmede gewapend begaf hij zich naar de -voerkist en begon zijn jacht op den kleinen, vluggen snoeper opnieuw. -Telkens meende hij haar te hebben, maar even dikwijls glipte zij hem -tusschen zijn vingers door. - -"Toch mòèt ik je hebben," zei Dik. En hij greep links en rechts, -tot hij eindelijk den staart van het muisje tusschen zijn vingers -geklemd hield. - -"Piep! Piep!" schreeuwde het kleine ding. - -"Ja, -- piep -- piep!" deed Dik haar na. "Au, leelijkerd, niet -bijten!" - -Het muisje beet hem in haar angst in zijn vinger. - -Maar Dik liet zich daardoor niet van streek brengen. Hij greep de -muis in zijn volle hand, en bond haar behendig den draad aan haar -poot. Toen sloot hij haar in de doos op. De draad hing er buiten, en -Dik wond dien om de doos. Aan het einde maakte hij een lus waar hij -zijn vingers door kon steken, en het deksel voorzag hij van een gat, -wel zoo groot, dat de spitse snoet van het muisje er doorheen kon, -maar waardoor het toch niet kon ontsnappen. - -"Zie zoo," zei Dik lachend. "Daar zit je goed, en je zult er niet -gemakkelijk uitkomen." - -Hij stak het heele gevalletje in den zak van zijn wijde broek, nam -een paar handen met gerst, en keerde naar Nelly en de konijnen terug. - -"Zoo, ben je daar eindelijk?" vroeg Nelly met een lachje. "Ik was al -bang, dat je niet meer terug zoudt komen." - -"En jou hier in den steek laten?" vroeg Dik, terwijl hij het voer in -het hok deed. "Dat zou ik nooit doen, hoor." - -"Maar je bleef toch erg lang weg..." - -"Ja, ik heb een muis gevangen. Hier heb ik hem. 'k Heb hem een -draadje aan z'n poot gebonden en in een doos gedaan." - -"Een muis? Hè, hoe griezelig! Haal hem er niet uit, hoor Dik!" - -"Wil ik hem in je hals laten loopen?" vroeg Dik plagend. - -"Neen, neen, o neen!" gilde Nelly, met uitgestrekte handen. "Ik vind -muizen zoo eng! Niet doen, Dik..." - -"Wees maar niet bang," zei Dik. "'k Zal het heusch niet doen. Ik zei -het maar om te plagen." - -"Ik geloof, dat jij ondeugend bent, Dik," zei Nelly. "Moet je nog -niet naar school?" - -"Ja, 't zal zoetjes-aan tijd worden. Ik geloof, dat Vader al naar -zijn werk is. Gaat jouw Vader morgen naar Van Dril?" - -"Ja. -- Vader is erg knap," zei Nelly met rechtmatigen trots. "Hij is -erg knap in machinerie en zoo, en in allerlei ander werk ook. Zeg, -Dik, wat ga je met die muis doen? Waarom laat je hem niet loopen?" - -"Wat ik er meê ga doen? Wel, pret maken, -- er Anneke meê nazitten -en de andere meisjes. Dan gillen ze moord en brand, want ze zijn er -bang van. En daarom laat ik hem niet loopen, zie je, -- nu nog niet -ten minste, en niet zoo dicht bij mijn kist met gerst. Dan snoept hij -maar." - -"Dag Dik!" klonk op dit oogenblik een eigenaardige volle stem. - -"Wie is dat?" vroeg Nelly zacht. - -"Dat is mijn kauw," zei Dik. - -"Een kauw? Wat is een kauw?" - -"Hier is Gerrit!" klonk het weer, en op hetzelfde oogenblik vloog er -een kleine roek op Dik's schouder. - -"Dag Dik! Hier is Gerrit!" zei het beest. - -"Een klein soort van kraai," zei Dik, terwijl hij den vogel greep. -"Hier heb je hem. Hij kan wel aardig praten, hè?" - -Nelly nam hem in haar handen en juichte van pleizier. - -"Dag Dik! Hier is Gerrit!" riep de kauw, terwijl hij zijn kopje -ophief en Nelly eigenwijs met zijn kleine kraaloogjes aankeek. Maar -dat kon Nelly natuurlijk niet zien. - -"Wat een leuk beest," zei ze. "En wat praat hij aardig. Heb jij hem -dat geleerd?" - -"Ja," zei Dik. "Een kauw praat niet zoo gemakkelijk als een papegaai, -maar deze is verbazend leerzaam. -- Dag Gerrit!" - -"Dag Dik! Hier is Gerrit!" riep de kauw. - -"Nelly! Nelly! Nelly!" riep Dik. - -"Hier is Gerrit!" snaterde het beest. - -"Neen, baasje," zei Dik. "Je moet 'Nelly' zeggen. Nelly! Nelly! -Nelly!" - -"Dag Dik! Ga je meê?" riep de vogel. - - -[Illustratie: "Ziezoo," zei vrouw Trom, "nu zijn wij gereed." (Bladz. -20)] - - -"Nelly! Nelly! Nelly!" riep Dik. - -En Nelly, die graag wilde, dat de vogel haar naam ook napraatte, riep -onophoudelijk: - -"Nelly! Nelly! Nelly!" - -"Gerrit! Hier is Gerrit!" riep het beest. - -"Nelly! Nelly! Nelly!" riepen Dik en Nelly om het hardst. - -"Helly! Helly! Helly!" riep de kauw. - -"Goed gedaan!" zei Dik. "Houd hem maar een poosje bij je, Nelly, want -ik moet weg. 't Wordt mijn tijd voor school. Zal ik je thuisbrengen?" - -Hij nam Nelly bij de hand en liep met haar naar het huisje, waar alle -meubeltjes nu reeds binnengedragen waren. Dik merkte op, dat alles er -tamelijk armoedig uitzag. - -"Kijk eens, Moeder, een kauw!" riep Nelly haar moeder toe. "En o, -hij kan zoo leuk praten. Nelly! Nelly! Nelly!" - -"Helly! Dag Dik! Hier is Gerrit. Dag Helly! Dag Helly!" - -"Dag!" riep Dik zijn buurmeisje toe. En innig verheugd, dat hij het -ongelukkige, blinde kind zooveel genoegen had bereid, begaf hij zich -op weg naar school. In de verte hoorde hij Nelly nog roepen: - -"Nelly! Dag Nelly! Dag Nelly!" - -En hij onderscheidde de malle stem van Gerrit, die haar antwoordde: - -"Dag Helly! Hier is Gerrit! Dag Helly!" - -Op de speelplaats bleef Bruin hem een geducht eind uit de voeten. -Bruintje wist wel, dat Dik op dit oogenblik in het geheel geen -vriendschappelijke gevoelens jegens hem koesterde, en de ondervinding -had hem herhaaldelijk geleerd, dat Dik harde handen had, vooral als -hij boos was. - -Maar Dik dacht op dit oogenblik niet aan Bruin. Hij was te zeer -vervuld met de gedachte aan het ongelukkige, blinde kind, dat zijn -buurmeisje geworden was, en hij nam zich voor, altijd vriendelijk en -behulpzaam jegens haar te zijn. - -Hij vertelde van haar aan Jan Vos en Piet van Dril, en die vonden het -heel belangwekkend. - -"Ik wist wel, dat we een nieuwen knecht kregen," zei Piet, "maar dat -zij een blind meisje hadden, wist ik niet. Wat zielig, hè?" - -"Vreeselijk," zei Dik. "Ik moet er aldoor aan denken. Maar ze is bij -de hand, hoor, dat kan ik je verzekeren." - -Op dit oogenblik sloeg de meester met zijn knokkels een marsch op een -van de ruiten ten teeken, dat de school aanging. - -Allen gingen naar binnen. - -[Illustratie: hoofdstuk staartstuk] - - - - -[Illustratie: hoofdstuk kopstuk] - -Derde Hoofdstuk. - -"Dag Dik, -- hier is Gerrit!" - - -De meester had de kaart van Nederland voor de klasse gehangen. De -kinderen zouden dus een les in aardrijkskunde krijgen. Gewoonlijk -vond Dik dat wel prettig, maar ditmaal was zijn aandacht er niet -heelemaal bij. Telkens speelde zijn nieuwe buurmeisje hem door het -hoofd, en dan bedacht hij, hoeveel vreugde dit arme kind wel moest -ontberen in haar leven. Altijd was het duisternis rondom haar, er was -voor haar om zoo te zeggen geen verschil tusschen den dag en den -nacht. Neen, voor haar was het altijd nacht. Nooit had zij haar -ouders gezien, nooit het gouden zonnelicht, dat de wereld zoo mooi -maakt, nooit de bloemen met haar schitterende kleuren, nooit de -prachtige vlinders, die bloemen onder de dieren. Zij moest aan de -hand geleid worden en kon niet gaan, waarheen zij wilde. Ach, zij had -wel een ongelukkig lot. - -Dik was zoozeer in zijn gedachten verdiept, dat hij niet eens hoorde, -dat hem wat gevraagd werd. - -"Hoor je me niet, Dik Trom?" klonk tamelijk streng de stem van den -onderwijzer. - -Dik richtte zich met een schok op, toen Piet van Dril, die naast hem -zat, hem met een elleboogstoot waarschuwde. Dik zag, dat Bruin, op de -bank vlak vóór hem, met een lachend gezicht spottend omkeek. - -"Waar zit jij met je gedachten, Dik?" vroeg de meester. "Je hoort -niet eens, dat ik je wat vraag. Ik zal het nog eens zeggen: - -"Welke waters komen bij Utrecht te zamen?" - -Bruin zat nog spottend achterom te kijken. - -"Kijk voor je, Bruine Boon," bromde Dik hem toe. "De Vaartsche Rijn, -de Kromme Rijn, de Vecht, de Eem...." - -"Ho, ho, Dik, de Eem niet, die loopt langs Amersfoort. Welke nog?" -Dik wist niet meer. - -"De Oude Rijn," fluisterde Piet van Dril. - -"De Oude Rijn!" galmde Dik. - -"Goed, -- nu ben je er weer bij. En hoe heet de hoofdstad?" - -"Dag Dik! Hier is Gerrit!" klonk het plotseling door het openstaande -tuimelraam. De heele klasse schoot in een lach. - -"Wat is dat?" vroeg de meester. "Wat is dat voor malligheid?" - -"Dag Helly! Dag Dik! Dag Helly! Dag Dik! Hier is Gerrit!" - -"De kauw van Dik Trom!" riep Anneke lachend uit, "Daar zit hij op het -tuimelraam!" - -'t Werd een geweldig gelach in de klasse, en iedereen keek naar Dik's -kauwtje, dat dood op zijn gemak bleef zitten rondkijken. Dik maakte -van de gelegenheid gebruik, om Bruin Boon een paar gevoelige -opstoppers te geven. - - -[Illustratie] - - -Bruin stak zijn vinger op. - -"Au!" riep hij. "M'st'r, M'st'r, Dik Trom slaat me!" - -"Dag Dik! Hier is Gerrit! Ga je meê, Dik! Dag Helly!" - -'t Werd een verbazend tumult in de klasse. - -"Stilte!" gebood de meester op strengen toon. Allen bedaarden, -behalve Bruin Boon, die nog half in zijn bank stond ent zijn vinger -in de hoogte hield. - -"M'st'r, Dik Trom stompt me! Dik Trom...." - -"Wil je zwijgen, jongen!" riep de meester. "Oogenblikkelijk, als je -geen straf wilt oploopen!" - -Bruin ging met een pijnlijk gezicht zitten. - -"Dag Dik! Dag Nelly!" riep de kauw. - -De meester ging met den kaartenstok, die tamelijk lang was, naar het -raam, en zwaaide er mede langs den vogel, om hem weg te jagen. - -"Ksssst! Ksssst!" riep hij. - -De vogel vloog van het tuimelraam het lokaal binnen, tot groote -vreugde van de jongens en meisjes, die uitgelaten werden van de pret. -Zij zwaaiden niet hun armen en riepen: "Kssst! Kssst!" - -De kauw werd bang door al die drukte en vloog angstig heen en weer. -De kinderen stonden overeind in de banken, en sommigen waren er zelfs -bovenop geklommen. - -Eindelijk zette het kauwtje zich op den bovenrand van het bord, en de -meester ging er dadelijk met zijn stok op af, om de achtervolging -voort te zetten. - -'t Werd een gejoel, dat hooren en zien den meester bijna verging. En -de vogel wist van angst niet, waar hij zich bergen moest. - -Hij werd weer opgejaagd, en vloog angstig door het lokaal rond. - -"Ksssst! Ksssst!" siste het door de klasse. - -Het kauwtje wilde wel weer graag naar bulten, maar kon in zijn -verbouwereerdheid het reddende tuimelraam niet meer vinden. - -De meester werd boos om de stoornis die de vogel veroorzaakte en door -het tumult in de klasse. Nijdig sloeg hij naar Gerrit, telkens als -deze dicht in zijn nabijheid kwam. - - -[Illustratie] - - -"Dat is valsch!" bromde Dik. "Het beest weet toch niet, dat hij hier -niet komen mag. Hij heeft geen menschenverstand." - -Maar even later lachte hij weer met de anderen mede, want hij hield -wel van zoo'n intervalletje in school. Hoe meer lawaai daar, hoe -liever. Tot zijn genoegen zag hij, dat de meester herhaaldelijk -missloeg. - -Eindelijk ging de vogel in de nok van het dak op een steunijzer -zitten. Toen herstelde de meester de orde. - -"Daar zit hij goed, jongens. Stilte nu asjeblief!" - -Dit laatste klonk op zoo'n gebiedenden toon, dat het lawaai als met -een tooverslag verstomde. De kinderen begrepen, dat oppassen thans de -boodschap was, want de meester liet niet met zich spotten. - -"Aanstonds begint de pret weer," fluisterde Dik Zijn vriend Piet van -Dril toe. "Hij blijft daar toch niet zitten." - -"Ik hoop het," ademde Piet haast onhoorbaar. - -"Laten we voortgaan met de les," zei de meester, terwijl hij plaats -nam op zijn stoel naast het lessenaartje op vier hooge pooten, dat -tegen de voorste bank geschoven was. - -"Bij wien was ik ook weer gebleven?" vervolgde de meester. "O ja, bij -Dik Trom. Die zou me de waters noemen, die bij Utrecht samen komen. -Ga je gang, Dik." - -"De Kromme Rijn, de Oude Rijn, de Vaartsche Rijn en de Vecht," galmde -Dik wel wat hard voor het mooi, maar hij was door het gebeurde met -zijn kauwtje in een vroolijke stemming geraakt en zijn blinde -buurmeisje thans geheel vergeten. - -"'t Is goed, Dik, maar je hoeft niet zoo te schreeuwen, ik ben niet -doof. Noem nu nog de voornaamste plaatsen uit de provincie Utrecht." - -"Amersfoort, Zeist, Driebergen, Doorn, Amerongen, Wijk bij Duurstede, -De Bilt, Harmelen, Driebergen, Zuilen, Maarsen, Breukelen, Loenen, en --- enne -- enne ----" - -"'t Gaat nog al, Dik, al haspel je ze wat raar door mekaar...." - -"Dat rijmt!" bromde Dik tegen Piet, en Piet schoot er om in een lach. - -"Maar je hebt de hoofdstad vergeten, Dik, en daar begin je gewoonlijk -meê, is 't niet." - -"Utrecht!" schreeuwde Dik. - -"'k Bèn niet doof, heb ik je al gezegd. Waardoor is Utrecht bekend?" - -"Door zijn paardenmarkt," zei Dik, die een liefhebber van paarden was -en ze dus het voornaamste vond. - -"Waardoor nog meer?" - -"Door de munt, m'st'r." - -"Heel goed. En dan nog?" - -"Utrecht heeft een hoogeschool," zei Dik. - -"Heel goed. Je hebt een 8, Dik. Ik ben tevreden over je." - -"Ik ook," bromde Dik tegen Piet. - -"Zeg jij eens, Piet van Dril, wie geven les aan een hoogeschool?" - -"Dominé's, m'st'r," beweerde Piet, tot groote pret van de anderen. -De meester schoot ook weer in een lach. - -"Neen, Pietje, je kunt er voor dominé studeeren, en waarvoor nog -meer? Ik heb je dat toch de vorige week verteld." - -"Voor advocaat en voor dokter en voor pastoor...." - -"Mis Piet, alweer mis. Roomsch-Katholieken hebben hun aparte scholen, -om tot geestelijke te worden opgeleid, o. a. te Voorhout en te -Warmond. Waar liggen die beide plaatsten?" - -"In Friesland," beweerde Piet, tot groote pret alweer van de anderen. - -"In Zuid-Holland," fluisterde Dik hem in. - -"In Zuid-Holland bedoel ik, m'st'r," schreeuwde Piet, zoo hard hij -kon. - -Bruin verhief zich in zijn bank, stak zijn vinger op, en klikte: -"M'st'r, -- Dik Trom zegt hem voor!" - -"Dan is Dik een flauwe jongen en jij bent een laffe klikspaan," -bestrafte de meester. "Je houdt je mond hoor Dik, jij hebt je beurt -al gehad. Goed, Piet, in Zuid-Holland. En wie geven nu les aan de -hoogescholen?" - -"Meesters!" beweerde Piet. - -"Natuurlijk, meesters, dat spreekt van zelf. En heel knappe meesters -ook. In Utrecht heb je er b. v. een, die wereldberoemd is. Maar hoe -heeten ze? Zeg jij dat eens, Jan Vos." - -"Professoren," zei Jan. - -"Goed! En weet je ook, hoe die wereldberoemde professor uit Utrecht -heet, of heb ik jullie dat nog niet verteld?" - -"Neen, m'st'r," klonk het uit vele monden. "'t Is professor Donders, -een beroemd oogheelkundige. Hij is door geheel Europa beroemd, en -zelfs komen er wel menschen uit Amerika over, om zich door hem te -laten behandelen." - -Dik luisterde met open mond. - -Hij stak zijn vinger op. - -"Wel, Dik?" - -"M'st'r, kan hij blinde menschen weer ziende maken?" - -"Dat zal hij dikwijls genoeg gedaan hebben, Dik. Door niets krijgt -men geen wereldberoemdheid." - -"Ook, als ze blind geboren zijn m'st'r?" vroeg Dik. - -"Misschien wel. Dat kan ik niet beoordeelen. 't Zal er van afhangen, -wat de oorzaak van de blindheid is, niet waar? Sommige gevallen zijn -ongeneeslijk, en andere kunnen heter worden. Nu is het jouw beurt, -Anneke. Welke plaatsen ken je aan de Vecht?" - -"Renen, Wijk bij Duurstede...." - -"Glad mis, Anneke. Ik zeg niet aan den Rijn, maar aan de Vecht. Je -moet beter nadenken, meisje." - - -[Illustratie] - - -"Dag Dik, ga je meê?" riep de kauw, die weer heelemaal gekalmeerd -was en eigenwijs naar beneden zat te kijken. - -"Daar begint dat vervelende gezeur weer met dien vogel," zei de -meester knorrig. "Van wien is dat beest toch?" - -"Van Dik Trom," riepen verschillende stemmen. - -"Vang hem dan en breng hem naar buiten, Dik," gebood de meester. "Hij -stuurt de heele les in de war." - -Dik keek met een onnoozel gezicht naar boven, naar den vogel, die in -de nok van het gebouw zat. Het was een lokaal zonder zolder, dus -waren de gebinten en steunijzers zichtbaar. - -"Ik kan er niet bij, m'st'r," zei Dik droog. - -Iedereen schoot in een lach, de meester zelf ook. - -"Neen, dat begrijp ik. Maar....." - -"Dag Helly, hier is Gerrit. Ga je meê, Dik?" - -"Maar je weet misschien wel een middel, om ons van hem te verlossen. -Met mijn stok kan ik niet bij hem komen." - -"Dat zou niet helpen ook," zei Dik. "Daar wordt hij maar schuw van. -Mag ik hem lokken, m'st'r?" - -"'t Kan me niet schelen, wat je doet, als wij hem maar kwijt raken." - -Dik liep uit zijn bank tot onder het steunijzer en riep: "Gerrit! -Waar is Gerrit!" - -"Hier is Gerrit!" riep de kauw, tot groote pret van de kinderen. - -"Stilte!" gebood de meester, "anders krijgen we dezelfde vliegpartij -weer van zooeven, en dit is niet noodig. Wie lawaai maakt, krijgt -strafwerk na schooltijd. Dus houdt je kalm!" - -'t Lawaai, dat weer begon te ontstaan, verstomde oogenblikkelijk. - -"Waar is Gerrit?" herhaalde Dik, "Waar is Gerrit?" - -"Hier is Gerrit! Dag Dik, ga je meê? Dag Helly! Dag Helly!" - -"Kom Gerrit!" riep Dik, en hij stak zijn arm naar den vogel uit. - -"Kom hier, Gerrit!...." - -Aller oogen waren op den vogel gericht. Zou hij komen? Zie, hij -richtte zich op en sloeg de vleugels uit. - -"Gerrit! Kom hier, Gerrit!" hield Dik vol. - -Opeens sprong het kauwtje op en vloog naar Dik. Tot groote pret van -de heele klasse ging hij op Dik's hoofd zitten. - -Toen greep Dik hem. - -"Gelukkig! Eindelijk zullen wij dan van dien plaaggeest verlost -worden. Breng hem buiten, Dik..." - -"Ja m'st'r, maar als U de ramen niet dichtdoet, komt hij weer naar -binnen....." - -"'t Is wat lekkers met die warmte," zei de meester. "Maar enfin, wat -het zwaarst is, moet het zwaarst wegen. Dirk Langereis, doe jij de -ramen dicht." - -Dirk gehoorzaamde, en Dik bracht zijn kauwtje naar buiten. Hij wierp -hem hoog in de lucht en zag hem wegvliegen in de richting van zijn -huis. Hij keek hem na, zoolang hij kon, en keerde toen in de school -terug. "Meester, hij is naar huis gevlogen, de ramen kunnen wel weer -opengezet worden." - -"Goed, -- zet ze dan open," zei de meester, die bezig was de kaart -van voor het bord weg te nemen en haar aan den muur te hangen, op -haar gewone plaats. De aardrijkskundige les was dus wel een beetje -overhaast geëindigd, wat de schuld was van het kauwtje. De meester -vond het beter, de kinderen stil werk te laten doen. - -"Kijk eens," zei hij, naar het bord wijzende, "daar staan vijf mooie -sommetjes voor de liefhebbers. Ik ben benieuwd wie van jullie ze alle -vijf goed krijgt. Dan zit er een mooie 10 aan, zooals je weet. No. 1 -is een vormsom no. 2 een inhouds-, en no. 3 een -oppervlakte-berekening, no. 4 een aardig rentesommetje en no. 5 van -twee treinen, die elkander tegemoet rijden. Gemakkelijk zijn ze nu -direct niet, maar wie goed nadenkt, kan ze alle vijf maken. Begin dus -maar met moed." - -De rekenschriften werden te voorschijn gehaald, en weldra zaten allen -met de hoofden over hun werk gebogen. De heele klasse hield van -rekenen, zelfs de meisjes, en dat zij er allen zoo van hielden, was -het geheim van den meester, die den kinderen lust tot ingespannen -arbeid wist in te boezemen. Hij was een uitstekend onderwijzer. - -Zelf nam hij ook een stukje papier, om te berekenen, welke uitkomsten -de sommen hadden. Dat vergemakkelijkte hem de correctie heel wat. - -'t Werd nu doodstil in de klasse. Men kon, om zoo te zeggen, een -speld hooren vallen. - -Dik werkte ook met ijver. Hij rekende graag, en hij rustte nooit, -voor hij ze alle vijf gevonden had. Als hem dat een enkelen keer -mislukte, was hij lang niet tevreden. - -"Wat een groote breuken in die vormsom," fluisterde hij Piet toe. - -"Bar!" zei Piet. "Stil nou!" - -Zij werkten voort. - -Na enkele minuten zei Dik: - -"'k Heb hem!" - -"Ik ook!" zei Piet. "Er komt een mooi getal uit." - -"2 1/2," zei Dik. - -"Ja, dat heb ik ook. Nu no. 2." - -Piet van Dril was ook een goed rekenaar. Hij en Dik wedijverden -altijd, wie de meeste goed zou hebben. Maar zij keken nooit bij -elkander af. Voor afkijken hadden zij niets dan afkeer. Mekaar -voorzeggen deden zij dikwijls genoeg, maar dat vonden zij niet erg. -Maar afkijken, neen, dat zouden zij nooit doen. Na eenigen tijd zei -piet: - -"Ik heb no. 2 ook." - -"Wacht even..., ja, nu heb ik hem: 3 d. M. onder den rand. - -"Juist," zei Piet. "Die twee zullen wij alvast wel goed hebben." - -Met moed begonnen zij aan de derde som. "O jé, wat gemakkelijk," zei -Dik na een poosje. "'k Heb hem haast al af." - -"Ik ook," zei Piet. "Zes gulden den meter, hè?" - -"Ja. -- Zeg Piet, ik heb een muis." - -"Een muis?" vroeg Piet. "Waar? Bij je thuis?" - -"Neen hoor, eerst mijn sommen afmaken...." - -Plotseling klonk de stem van den meester: - -"Dik Trom en Piet van Dril zitten te babbelen! Jullie werkt toch niet -Samen? Of kijken jullie af?" - -"Neen, m'st'r!" klonk het verontwaardigd uit twee monden. - -"Neen, neen, ik geloof het ook wel niet, maar jullie moeten ook den -schijn vermijden, -- en niet met elkander praten." - -De jongens begonnen aan een rente-sommetje, en dat bleek moeilijker -te zijn, dan het er uitzag. Zij konden den knoop van de som eerst -geen van beiden vinden. Daarom besloot Dik eerst no. 5 te gaan maken. -Ha, die viel hem meê en stond weldra kant en klaar op het papier. -"Ik heb hem," zei Piet van Dril even later, no. 4 bedoelende. - -"Ik heb de vijfde eerst gemaakt," zei Dik. "Die is niet moeilijk." - -"No. 4 vind je ook wel," zei Piet. - -"Piet van Dril en Dik zitten daar weer te praten!" klonk de stem van -den meester. "Ik geloof toch inderdaad, dat jullie de sommen samen -maakt." - -"Neen m'st'r, echt niet!" zei Dik, en Piet ontkende ook uit alle -macht. - -De meester kwam naar hun bank, en nam de beide schriften in de -handen, om de sommen, die zij reeds ingeschreven hadden, met elkander -te vergelijken. - -Al dadelijk merkte hij op, dat de antwoorden wel gelijk waren, en dat -zij ze goed hadden, maar dat de wijze van oplossen toch hier en daar -verschilde. Ook zag hij, dat Dik de vijfde som gemaakt had, en Piet -de vierde. - -Hij gaf hun de schriften terug, en zei: - -"'t Is in orde, jongens. Ik heb je ten onrechte van afkijken -verdacht. Maar je moet niet met elkander praten. Dan is het je eigen -schuld, als ik wat ergs van je denk." - -De jongens zetten zich weer aan den arbeid, en Dik was nu ook zoo -gelukkig de vierde te vinden, terwijl Piet de vijfde maakte. - -"Zie zoo, ik heb ze af," zei Piet. - -"Ik ook," zei Dik. "Maar zeg, laten we nu net doen, of we nog niet -klaar zijn, want anders schrijft de meester nog een groote vormsom -op, om ons aan het werk te houden." - -"Bah, geen zin meer," zei Piet. - -"Ik ook niet," fluisterde Dik. - - - - -[Illustratie: hoofdstuk kopstuk] - -Vierde Hoofdstuk. - -Het gestoorde rekenuurtje. - - -Beiden Zaten ze een poosje doodstil over hun kladschrift gebogen, en -teekenden er leelijke kereltjes in met groote neuzen, kromme beenen -en steile haren. - -Eindelijk zei Piet zacht: - -"Zeg Dik, waar is je muis? Leeft hij nog?" - -"In mijn zak," zei Dik. "Waarom wou hij doodgegaan zijn?" - -"Laat hem eens zien," vroeg Piet. - -Dik dolf de gevangenis met de gekerkerde uit zijn broekzak op. - -"Kijk, hier in de doos," zei hij. Hij hield de doos onder de tafel. - -"Hè -- hè -- hè, ik zie zijn snoet door het gaatje!" grinnikte -Piet zacht. "Waarvoor dient die draad?" - -"Zit aan zijn poot," zei Dik, met een schuinen blik naar den meester. -Deze stond echter in zijn lessenaar naar iets te zoeken. Hij had geen -erg in de jongens. - -"Laat hem eens eventjes loopen, hier, -- tusschen ons in," zei Piet. -"Als je 't draadje vasthoudt kan hij toch niet weg." - -Dik had er wel zin in. Hij keek nog eens schuin naar den meester, en -toen hij zag, dat deze niet op hem lette, stak hij zijn vinger door -het lusje van den draad, en deed het deksel van de doos. Deze zette -hij in zijn lessenaar. - -Zoodra het deksel er af was, wipte de muis er uit en zette het op een -loopen, regelrecht op Piet af. - -Wat had Piet een pret. Hij lachte bijna hardop. - -De muis liep over Piet's been, en telkens, als hij te ver afdwaalde, -trok Dik haar langzaam achteruit. De twee jongens keken herhaaldelijk -schichtig naar den meester, maar bleven voorovergebogen zitten, om -den schijn te geven, dat zij nog hard aan het werk waren. Wat hadden -zij een pret. De muis trippelde tusschen de beide jongens op de bank -heen en weer, en kroop eindelijk, wel een beetje tot diens schrik in -de mouwen van Piet. - -"Hu, -- trek hem achteruit! Hij zit in mijn mouw..." Piet kreeg een -rilling over zijn rug. - -Maar Dik trok niet. Hij vond het veel te leuk, dat Piet er zoo akelig -van werd, en liet het muisje stil begaan. - -"Trek dan toch!" riep Piet, wel wat hard voor het mooi, en hij streek -met een driftige beweging over zijn mouw. "Hij zit me al haast bij -m'n elleboog! -- Trek dan toch!" - -"Wat hebben jullie daar onder de tafel?" fluisterde Bruin Boon, die -zijn sommen niet kon vinden en zich van verveling uitrekte en -achterom keek. - -"'t Gaat je niet aan!" bromde Dik. "Kijk maar voor je......" - -"Trek -- trek dan toch!" zei Piet angstig en driftig. "Hij zit nu al -boven in mijn mouw!" - -Hij strekte zijn arm onder de tafel uit en schudde zoo hard hij kon. -Dik grinnikte van pleizier. - -"Wat is dat daar?" klonk de stem van den meester. - -Dik trok de muis uit Piet's mouw en greep haar vast. - -"Piep! Piep!" schreeuwde het kleine ding. - -"Hè, -- wie piept daar?" vroeg de meester. "Wie maakt dat geluidje -daar? Jij, Piet van Dril?" - -Piet, die alweer diep over zijn kladschrift gebogen zat, keek met een -verbaasd gezicht op, en zei: - -"Ik? -- Piepen? -- Neen m'st'r, ik niet!" - -"Jij dan, Dik Trom?" - -Dood-onschuldig keek Dik den meester aan. - -"Neen m'st'r, ik ook niet." - -De muis zat alweer veilig en wel in zijn zak, opgesloten in de -poederdoos. - -"Geen malligheid, asjeblief, jongens," zei de meester, terwijl hij -naar hun bank kwam. "Ik wil weten, wie daar piepte." - -"Ik niet, m'st'r," zei Dik. - -"Ik deed het ook niet," zei Piet. - -"Kom eens uit je bank! Ik wil weten, wat er aan de hand is." - -Dik en Piet gingen naast de bank staan, en de meester inspecteerde -hun lessenaars, maar hij vond niets bijzonders. - -Hij keek hun nog eens scherp in de oogen, maar Piet en Dik blikten -hem met een onschuldig gezicht aan, of zij van den prins geen kwaad -wisten. - -"Gaat maar zitten. Is je werk af?" - -"Bijna," zei Dik. "Ik moet de laatste som nog inschrijven." - -Dat was waar. Hij en Dik wachtten met het inschrijven van de laatste -som altijd het uiterste nippertje af, om te kunnen zeggen, dat zij -nog niet klaar waren. Zij wisten wel, dat de meester anders, om hen -bezig te houden, nog een groote vormsom op het bord schreef, en dat -hadden zij liever niet. Zij konden het toch niet helpen, dat zij hun -sommen altijd het eerst afhadden? De anderen zaten allen ook nu nog -ingespannen te werken. Alleen hadden zij even lachend omgekeken naar -Piet en Dik, toen het gepiep van de muis door het lokaal klonk. Zij -begrepen wel, dat er iets aan de hand was, maar wàt het was, wisten -zij natuurlijk niet. Dat wisten alleen Dik en Piet maar. - -De meester begaf zich naar zijn lessenaar, waarin hij blijkbaar iets -zocht, dat hij niet vinden kon, en de twee jongens bogen zich weer -diep over hun kladschrift. - -Dik teekende er een menschelijke figuur in, waarvan de ribben te zien -waren, en hij maakte er een doodshoofd op met holle oogen en -opengesperde kaken, waarvan de ijselijk groote tanden en kiezen bloot -lagen. - -Hij stootte Piet met zijn knie aan, en fluisterde: - -"Kijk eens, de witte dood van Pierlala!" - -En beiden grinnikten van pret. - -"Dat scheelde zooeven een beetje, hè?" zei Piet zacht. - -"En òf!" fluisterde Dik. - -"Zit hij weer in je zak?" - -"Ja. De meester kon hem lekker niet vinden." - -"Laat hem nog eens loopen loopen!" zei Piet. - -"In je mouw?" vroeg Dik, terwijl zijn hand in zijn diepen zak -verdween. De doos kwam weer te voorschijn. Piet werkte schijnbaar met -den grootsten ijver, maar hij fluisterde: - -"Laat hem op de tafel loopen, Dik, niet meer op de bank. Anders -worden we weer gesnapt." - -De muis kwam op de tafel, doch Dik gaf haar maar weinig vrijheid van -beweging. Hij durfde niet al te best, want de meester was streng, en -Dik had niet veel zin om school te blijven met dit mooie weer. - -De muis voelde wel, dat zij kort gehouden werd. - -Maar zoo was er voor de jongens niet veel aardigheid aan. "Geef hem -de ruimte, Dik," zei Piet. - -Dik deed het, en het muisje kuierde over het schuine tafelvlak heen -en weer. Eindelijk kwam zij op het horizontale gedeelte, waarin de -inktpotten stonden. Zij trippelde van het eene einde naar het andere, -tot zijn staart in den inktpot terecht kwam. - -"Kijk eens," zei Dik, wiens oogen straalden van genot. "Zijn staart -zit in den inktpot." - -Hij gaf een rukje aan den draad, en de muis liep op een drafje weg, -over het schrift van Piet. Haar natte zwarte staartje slierde over -Piet's schrift, en teekende er van boven tot onder een groote -inktvlek op. - -"Ben je gek!" zei Piet in zijn eersten schrik. "Kijk eens wat een -vlek. Die lamme muis!" - -Dik proestte van het lachen en haalde de muis met bekwamen spoed naar -zich toe. "'t Is gelukkig mijn kladschrift maar; verbeeld je eens, -dat het mijn netschrift was," fluisterde Piet, die zich haastte, het -vuile blad er uit te scheuren. Hij stak het in zijn zak, en vestigde -toen zijn aandacht weer op het mutsje, dat op Dik's lessenaar liep. - - -[Illustratie] - - -Bruin Boon rekte zich achterover. Hij kon de sommen niet vinden, en -werd altijd vervelend van rekenen. - -De muis klauterde hem tegen zijn rug op en kroop hem tusschen zijn -kraag. Het beestje had van een onbewaakt oogenblik gebruik gemaakt, -om zich dit kleine uitstapje te veroorloven. - -Bruin voelde het beest tusschen zijn hals en zijn kraag loopen. - -Hu! Een rilling voer hem over zijn rug. Wat was dat voor griezeligs? -Deed Dik Trom dat misschien? - -Hij wilde omkijken, maar het voorwerp bewoog zich langs zijn hals in -dalende richting. - -Hij streek haastig met zijn vinger tusschen zijn goed door en voelde, -dat daar iets leefde. - -Dik trok zoo hard hij kon, om de muis naar zich toe te halen, want -hij vreesde thans het ergste. Maar tot zijn schrik brak de draad en -verkeerde hij in de onmogelijkheid om het beestje te bemachtigen. - -"Ai! Ai!" schreeuwde Bruin Boon luidkeels, terwijl in zijn bank -overeind vloog en onder teekenen van den grootsten angst met zijn -vinger tusschen zijn kraag voelde. "Een beest! Een beest in mijn -hals!" gilde Bruin, die in zijn ontsteltenis uit zijn bank vloog en -op den vloer stond te trappelen van angst en schrik. - -Dik en Piet bogen diep over hun werk en schreven haastig hun laatste -som in. Maar zij zaten te schudden van het lachen, en konden -eindelijk onmogelijk verder schijven. - -Trouwens, niemand in de klasse werkte meer. Allen waren verbaasd over -het geschreeuw van Bruin en over zijn malle bewegingen, en zaten hem -lachend aan te kijken. - - -[Illustratie] - - -Dik stootte Piet met zijn knie aan en zat te proesten van 't lachen. -Piet ook, maar toch fluisterde hij Dik toe: - -"Maar dat loopt mis, Dik." - -"Ik vrees het ook," zei Dik. - -De meester had haastig zijn lessenaar verlaten en was naar Bruin -gegaan. Zijn gezicht stond hoogst ernstig en er lagen rimpels in zijn -voorhoofd. - -Bruin hield niet op met gillen, en hij trappelde van angst -voortdurend op den vloer. - -"Ai! O! Een beest in mijn hals! Een groot beest!" - -"Haal het er dan uit!" gebood de meester, die niet wist, welk beest -het was en niet veel lust scheen te heb ben, de behulpzame hand te -bieden. - -"O, ik kan niet -- ai, -- o, -- het gaat op mijn rug!" - -De kinderen gierden het thans uit van de pret. - -"Haal het er uit, Bruin!" gebood de meester met verheffing van stem. -"Maak je kleeren los, als je er anders niet bij kunt!" - -"O, -- o, -- o!" gilde Bruin, die in zijn ontsteltenis zijn boord -niet kon los krijgen. In zijn angst gaf hij er een hevigen ruk aan, -zoodat de knoop er afsprong. - -De meester trok zijn kleeren wat weg, en hoewel met tegenzin, stak -hij zijn hand tusschen Bruin's goed. - -Ha, daar voelde hij wat, maar hij trok een vies gezicht, want het -leek wel een worm. - -Een oogenblik weifelde hij, of hij zijn onderzoek wel zou -voortzetten, maar hij kreeg medelijden met Bruin, die niet ophield -met schreeuwen en lamenteeren. De jongen stond geen oogenblik stil. - -"Houd je kalm, Bruin," zei hij, "ik voel al wat." - -Hij greep den worm aan en trok hem omhoog, maar wat hij voor een worm -had aangezien, was de staart van de muis, die nu boven de kraag van -Bruin te voorschijn kwam. 't Ging blijkbaar niet gemakkelijk, het -beest naar boven te halen. - -De meester gaf een rukje, -- en daar klauterde hem plotseling de muis -tegen zijn vingers op. - -"Hu!" riep de meester, die in het eerste ogenblik niet begreep, wat -er gebeurde, en de muis van zich afschudde. - -"Een muis! Een muis!" schreeuwde Dik, die zich hield, of hij erg -verwonderd was. - -"Een muis! Een muis!" riep ook Piet. "Daar loopt hij over de bank, -dáár, bij Anneke!" - -Inderdaad wipte het muisje, dat zich plotseling geheel in vrijheid -voelde, met groote snelheid van de eene bank op de andere, en -verwekte overal, vooral onder de meisjes, de grootste ontsteltenis. - -Anneke sprong onder het slaken van een gil op de bank en hield -krampachtig haar rokken om haar beenen geklemd. - -"Daar loopt hij! Daar loopt hij, -- dáár, bij Mina!" - -Mina gilde nog harder dan Anneke, en stond in minder dan geen tijd op -de bank. - -"Hier is hij!" riep Jan Vos. - -"Dáár, nu is hij dáár hij Jansje van Vooren!" - -Jansje gilde en schreeuwde van angst, en liep zoo hard het lokaal -door, als zij kon. - -Er zat eindelijk geen meisje meer op haar plaats. Bijna allen waren -op de banken gevlucht, maar daar waren zij evenmin veilig, want de -muis bleek heel gemakkelijk tegen de harde planken te kunnen -opklauteren. - -'t Was een gegil en lawaai van belang in de school. - -De jongens liepen, wat zij konden, de muis achterna, om haar te -grijpen, maar zij grepen herhaaldelijk mis, want het muisje was -vlugger, dan alle jongens bij elkaar. - -Dik en Piet hielpen ijverig mede. - -"Daar loopt hij!" schreeuwde Dik. "Hij heeft een draadje aan zijn -poot!" liet hij er op volgen, alsof hij een spiksplinternieuwe -ontdekking deed. - -De meester trachtte de orde te herstellen. - -"Kinderen, stilte!" gebood hij. "Gaat zitten, meisjes en weest maar -niet bang. Hij zal je heusch niet opeten; 't is maar een muisje. De -jongens zullen hem wel vangen." - -Maar 't was voor doovemansooren gepraat. De meisjes zouden voor al -het geld ter wereld hun vluchtheuvels niet hebben durven verlaten, en -zij hoorden eigenlijk niet eens, wat de meester zei. - -De jongens renden als dollen achter het muisje, dat zich nu hier, dan -daar liet zien. - -"Stilte!" gebood de meester nogmaals. - -Maar 't hielp niet. - -Opeens was het muisje verdwenen. - -Hoe de jongens ook keken en zochten, zij zagen het nergens meer. - -"Hij is weg!" riep Dik. - -En van verschillende kanten klonk het - -"Hij is weg! hij is weg!" - -"Wie nu niet oogenblikkelijk gaat zitten, moet om vier uur -nablijven!" zei de meester gebiedend. "Binnen drie tellen, hoor, -- -een, -- twee, -- drie!" - -'t Werd nu ernst, dat begrepen allen, en iedereen nam zijn plaats -weer in. De jongens hadden groote pret, en Dik en Piet stootten -elkander weer met hun knieën aan. - -Alleen Bruin had geen pret. Hij zat doodstil op zijn bank en zag nog -spierwit van den doorgestanen schrik. En hij beefde over al zijn -leden. - -'t Werd nu weer bladstil in de klasse. - -"Wie heeft die muis meêgebracht?" vroeg de meester, Maar niemand -antwoordde. Er waren er maar twee die het wisten, en die wilden het -liever niet zeggen. - -"Een moet haar toch meegebracht hebben," zei de meester. "'t Was geen -toeval, dat het beest hier was, want hij had een draadje aan zijn -poot. Hoe kwam die muis in je hals Bruin?" - - -[Illustratie] - - -"Hij kroop tegen mijn rug op en kwam zoo in mijn kraag," zei Bruin, -wien opnieuw een huivering door de leden ging. - -"Dan moet jij er hem tusschen gestopt hebben, Dik," zei de meester. -"Jij zit vlak achter Bruin Boon." - -Dik keek den meester met een paar dood-onschuldige oogen aan, en -zeide kalm en plechtig: - -"Neen m'st'r, ik heb hem niet in zijn kraag gestopt." - -Dat was ook waar, want de muis was er uit eigen beweging ingeloopen. - -"Je jokt, Dik," zei de meester. "'t Is me nu ook duidelijk, waar -vanmiddag dat gepiep vandaan kwam. Jij hebt die muis in de school -gebracht, en niemand anders. Ontken dat maar niet en zit niet te -jokken." - -"Ik jok niet," zei Dik. - -"Jij jokt wèl," zei de meester driftig. "Spreek de waarheid: heb jij -die muis meegebracht, ja of neen?" - -"Ja m'st'r, maar u vroeg, of ik hem in Bruin's kraag had gestopt. -Daar is hij zelf tusschen gekropen." - -"Zoo, -- dus jij hebt hem meêgebracht? Dan ben jij in allen gevalle -de oorzaak van de opschudding! 't Is me een mooie middag! Eerst die -kauw van je, en dan die muis...." - -"Die kauw had ik niet meêgebracht," zei Dik. - -"Zwijg! Je blijft om vier uur minstens een uur na, heb je dat -begrepen? En nu gaan we door met ons werk. We gaan niet naar huis, -voordat de sommen af zijn. Dat hebben jullie aan den grappigen Dik -te danken." - -De kinderen werkten thans weer met ijver, want zij wisten dat de -meester, als hij eenmaal iets gezegd had, er geen haarbreed van -afweek. - -Dik en Piet waren de eersten, die hun sommen afhadden en hun -schriften inleverden. - -Toen Dik zijn werk op den lessenaar van den meester neerlegde, keek -deze hem een oogenblik aan, en hij dacht: - -"Kijk, daar is hij weer het eerst met zijn werk klaar en 't is toch -zoo'n ondeugende rakker. Je kunt hem geen oogenblik vertrouwen. En -toch is het de aardigste jongen van de heele klasse. Je kunt -onmogelijk boos op hem blijven." - -De meester wachtte zich echter wel, van zijn vriendelijke gezindheid -jegens den jeugdigen zondaar ook maar het geringste te doen blijken. -Integendeel, hij zei op gestrengen toon: - -"Zoo, heb je ze af? Heb jij met al je grappigheden nog tijd kunnen -vinden, om je sommen te maken? Ik ben boos op je, Dik! Ga jij maar -eens tweehonderd maal schrijven: - -_Ik heb mij vanmiddag in de school zeer onbehoorlijk gedragen._" - -"Ai," dacht Dik, "wat is dat een groote regel." - -Hij keerde naar zijn bank terug, maar toen hij Bruin passeerde, -streek hij hem met zijn vinger haastig tusschen zijn halskraag, wat -Bruin opnieuw een rilling over zijn leden joeg, tot groote pret van -Dik, die wel zag, hoe hij er van schrok. - -Dik haalde zijn lei te voorschijn en begon met twee griffels tegelijk -zijn strafwerk te schrijven. Hij verbeeldde zich altijd, dat het met -twee griffels vlugger opschoot, dan met één, maar 't schrift werd -minder netjes en ook kreeg hij er altijd kramp van in zijn vingers. - -"Hard gaat-ie!" fluisterde Piet hem toe. - -Maar Dik antwoordde niet. Hij schreef uit alle macht. - -Langzamerhand kwamen ook de andere kinderen met hun werk gereed en -deponeerden hun sommen, de een na den ander, op 's meesters -lessenaar. Maar niemand mocht naar huis, hoewel de torenklok al -eenige minuten geleden vier geslagen had. - -Eindelijk waagde Anneke te vragen: - -"Meester, mijn sommen zijn af. Mag ik weggaan?" - -"Neen," zei de meester kortaf. - -"Maar wij kunnen toch niet helpen, dat Dik die muis meêbracht?" - -De meester keek haar een oogenblik aan. - -"Straks, als er meer klaar zijn," zei hij. "'t Maakt nu te veel -stoornis. Ik zal vast maar beginnen ze na te kijken. Dik is de -oorzaak, dat ik toch nog minstens een uur hier moet blijven." - -Hij legde de schriften van zijn lessenaar op de voorste bank en deed -het deksel open om een rood en blauw potlood te grijpen, waarmede hij -de sommen altijd corrigeerde, toen plotseling de muis, die in den -lessenaar van den meester een veilige schuilplaats meende gevonden te -hebben, verschrikt uit haar donkere hoekje snelde, tegen zijn mouw -opkroop, langs zijn vest omhoog klauterde en tusschen vest en -overhemd verdween. - -Bom! Met een slag wierp de meester het deksel van den lessenaar neer. - -"Daar is die ellendige muis weer!" schreeuwde hij verschrikt. Hij -streek met beide handen langs zijn kleeren en rukte met een heftige -beweging alle knoopen van zijn vest los. - -"Daar zit hij! Daar zit hij bij uw schouder!" riepen de kinderen van -de voorste banken. - -Dik kreeg weer een stoot tegen zijn been met de knie van Piet van -Dril. En beiden hadden een pret van lang, maar durfden toch niet te -lachen uit vrees, dat er dan nog veel meer straf zou volgen. - -Met een huivering sloeg de meester de muis van zich af, die op de -voorste bank terecht kwam en daar weer de grootste verwarring -veroorzaakte. - - -[Illustratie] - - -De meisjes gilden, en sprongen op de banken, maar Jetje Schaap viel -er af en trok in haar val Mina mede. Samen kwamen zij tusschen de -banken op den grond terecht, doch zij richtten zich haastig op toen -zij de muis in haar onmiddellijke nabijheid bespeurden, en gillende -liepen zij het lokaal in. - -De verwarring bereikte haar toppunt, en de meester was zoo boos, als -hij nog maar zelden geweest was. - -"Grijpt hem! Grijpt hem!" riep hij den jongens toe. - -Dat was een kolfje naar hun hand! Zij renden door het lokaal heen en -weer en buitelden over elkander heen. 't Was een tumult als nooit te -voren. - -Alleen Bruin Boon nam aan de algemeene jacht geen deel en bleef stil -in zijn bank zitten. Hij had al meer dan genoeg van het muisje -genoten. - -De meester kwam op de goede gedachte, de deur open te zetten, want na -korten tijd bracht het gejaagde muisje zich daardoor in veiligheid. -Het verdween tusschen het kreupelhout langs de speelplaats. - -"Wie zijn sommen ingeleverd heeft, mag naar huis gaan," zei de -meester, die naar rust begon te verlangen. - -Dat lieten de kinderen zich geen tweemaal zeggen, en met een "dag -m'st'r" verlieten de meesten de school. Enkelen bleven nog maar -binnen, omdat zij hun sommen nog niet afhadden. - -De meester ging hun werk vluchtig bekijken en kwam tot de -overtuiging, dat zij ze niet kenden. Daarom liet hij ook hen -vertrekken. Eindelijk bleef hij alleen met Dik over. - -Dik schreef, zoo hard hij kon, en de meester corrigeerde de sommen. -Hij was eerder met zijn werk klaar dan Dik, en stak toen een sigaar -op. - -Eindelijk was ook Dik klaar. - -Hij bracht zijn strafregels naar den meester en deze keek er een -oogenblik naar. Zijn gezicht beviel Dik in het geheel niet. Dik vond, -dat het er erg onheilspellend uitzag, en het bleek hem, dat hij zich -daarin niet vergist had. - -De meester nam de natte bordspons en veegde de lei aan twee kanten -schoon. Toen gaf hij de lei aan Dik terug. - -"Ze zijn me te slordig, Dik," zei hij. "Maak ze nog maar eens. Ik heb -den tijd." - - -[Illustratie] - - -Dik keerde met de lei naar zijn bank terug, en zette zich opnieuw aan -het werk. Hij was in het geheel niet koppig, en hij vond, dat de -meester groot gelijk had. Hij was er van overtuigd, dat hij, Dik, de -opgelegde straf volkomen had verdiend. - -Hij schreef dus de regels nogmaals, maar nu met slechts één -griffel. - -"De meester is anders in staat, ze mij nog voor de derde maal te -laten schrijven," dacht hij. - -Hij hoorde de buitenklok vijf uur slaan en had er toen nog maar vijf -en negentig. Tegen half zes had hij ze af. - -Hij bracht ze opnieuw naar den meester, die juist aan zijn tweede -sigaartje begonnen was. - -Hij nam van Dik geen notitie. - -Dik bleef stil staan, zonder iets te zeggen. - -De klok sloeg half zes. - -Nog gaf de meester geen blijk, dat hij Dik naast zich gezien had. Hij -zat in een nieuw schoolboekje te lezen, dat hij ter inzage had -ontvangen, en de lectuur scheen hem wel te boeien. - -De tijd kroop voor Dik voorbij. - -Eindelijk sloeg de klok zes. - -De meester deed het boekje dicht en legde het in den lessenaar. - -"Geef hier," zei hij tegen Dik. - -Dik gaf hem de lei, -- en de meester keek naar de natte spons. Dik -keek er ook naar. Hij had een spons nog nooit zoo'n belangwekkend -voorwerp gevonden als thans. - -De meester vestigde toen zijn blik op Dik en keek hem wel een minuut -lang onbeweeglijk aan. - -Eindelijk zei hij, terwijl hij hem de lei teruggaf: - -"Je kunt gaan, Dik. Ik dank je wel voor den prettigen middag, dien je -me bezorgd hebt. Ik wist niet, dat je zoo'n hekel aan me hadt, Dik." - -"Dat heb ik niet, m'st'r," zei Dik zacht, want hij vond het jammer, -dat de meester deze verkeerde gedachte van hem had. - -"Neen, dat is wel gebleken," zei de meester kortaf. "Je kunt gaan, -Dik." - -Dik bleef staan. 't Hinderde hem dat de meester dit dacht. - -"Ju kunt gaan, Dik," herhaalde de meester met verheffing van stem. -"Ik wensch geen woord meer van je te hooren." - -Dik borg zijn lei op en ging heen. Bij de deur zei hij: - -"Dag meester!" - -Maar hij hoorde geen antwoord. - -[Illustratie: hoofdstuk staartstuk] - - - - -[Illustratie: hoofdstuk kopstuk] - -Vijfde Hoofdstuk. - -De jongens maken een afspraak. - - -Dik keerde in geen opgewekte stemming naar huis terug. O ja, hij had -met zijn muis wel verbazend veel pret gehad, maar dat de meester nu -de gedachte koesterde, dat hij een hekel aan hem had, hinderde hem -geen klein beetje. Want het was in het geheel niet waar, integendeel, -hij hield veel van den meester, en hij had de muis allerminst -medegenomen naar school, om den meester te plagen. - -Hij zag, dat de nieuwe buurman bezig was, zijn vrouw te helpen bij -het ophangen van de gordijnen. Het blinde meisje zat op een ouden, -matten stoel voor het huisje. Zij had Dik's kauw bij zich en Dik -hoorde het beest zeggen: - -"Dag Helly! Hier is Gerrit! Dag Helly!" - -Het meisje klapte van pleizier in de handen. - -"Dag Gerrit!", riep zij herhaaldelijk. "Kom hier, Gerrit!" - -Maar Gerrit kwam niet. Hij stapte parmantig in het grasperkje heen en -weer en wipte eindelijk op een paaltje van het hek. Daar zag hij Dik -aankomen. - -"Dag Dik! Hier is Gerrit! Dag Dik! Dag Helly!" - -"Dag Gerrit!" riep Dik. - -"Ben jij daar, Dik?" vroeg het meisje. "Kom je even bij me?" - -Dik kwam. - -"Hier zit je lekker, -- in het zonnetje!" zei hij. - -"Ja," zei Nelly, -- "heerlijk! Ik zal nu wel weer gauw gezond worden. -'t Is hier een heel verschil met het akelige slop in Amsterdam. Wat -ben je laat, Dik, 't is al over zessen." - -"Ja," zei Dik. "Erg laat." - -"Heb je plezier gehad met je muis? Waar is hij? Heb je hem nog?" - -"Zoo, je bent nog al nieuwsgierig," zei Dik, "drie vragen opeens. Ja, -ik heb erg veel pleizier met hem gehad, en ik heb hem niet meer, en -waar hij nu is, dat weet ik niet. Hij wandelt hier of daar in het -veld, denk ik." - -"En heb je er de meisjes mede nagezeten?" vroeg Nelly lachend. - -"Neen, -- maar hij is me in de school ontsnapt, doordat het draadje -brak, en toen werd het een tumult, zooals ik nog nooit beleefd heb. -De meisjes gilden moord en brand en klommen bovenop de banken, en den -meester maakte hij ook aan 't schrikken, en Bruin Boon kroop hij in -zijn kraag, -- op zijn bloote lijf. 't Was om je een ongeluk te -lachen...." - -"Wie is Bruin Boon?" vroeg Nelly. "Wat een gekke naam." - -"Bruin Boon is de naarste jongen van de heele school," zei Dik. -"Kijk, daar loopt hij juist voorbij -- Heidaar, Bruin, weet jij ook, -waar de andere jongens naar toe zijn?" - -"Heb je lekker school moeten blijven?" riep Bruin terug. - -"Ja, tot zes uur," zei Dik. "Zeg, waar zijn de jongens?" - -"Ze zijn gaan zwemmen," zei Bruin. - -"Waar?" - -"In de Molensloot," zei Bruin, die zeer goed wist, dat zij daar niet -waren, omdat hij ze voorbij had zien gaan naar de Vaart achter het -huis van boer Mulder. - -"Zoo," zei Dik. "Dan ga ik er straks ook heen." - -Bruin, die een hengelstok over den schouder droeg, en dus van plan -scheen hier of daar te gaan hengelen, liep verder. En Nelly zei: - -"Ha, ha, Dikje, dus je muis is de oorzaak geworden, dat je tot bijna -zes uur school hebt moeten blijven? Toen lachte je zeker niet meer?" - -"O, -- dat kon me zoo veel niet schelen," zei Dik. "Maar de meester -denkt nu, dat ik een hekel aan hen heb, -- en dat is niet waar. Ik -houd juist heel veel van hem. En dat hij dat denkt, -- zie je, dàt -spijt me veel meer, dan dat ik zoo lang heb moeten schoolblijven." - -"Wel, zeg dat dan aan den meester," zei Nelly. - -"Ja, maar dat gaat zoo gemakkelijk niet," beweerde Dik. "Ik wou het -hem wel zeggen, maar hij liet me niet aan het woord komen." - -"Dat was jammer." - -"Ja," zei Dik, "'t spijt me. Kom, ik ga naar de Molensloot, naar de -andere jongens, om te zwemmen. Dag!" - -"Dag!" zei Nelly. "Kom hier Gerrit!" - -Dik haalde zijn polsstok en ging er mede naar de Molensloot. Deze lag -dicht achter den molen van Van Dijk, en ontleende daar zijn naam aan. -Toen Dik den molen passeerde, zag hij daar den jongen hond van den -molenaar loopen, een grooten lobbes van nog maar enkele maanden oud. -'t Was een echte Sint Bernards-hond, dien de molenaar van een kennis -gekocht had. 't Zou een reusachtig groote hond worden, dat was -duidelijk aan zijn lichaamsbouw en dikke, gespierde pooten te zien, -en aan zijn grooten kop. - - -'t Beest liep in zijn eentje te spelen met een broek van zijn baas, -die hij van de drooglijn getrokken had. De molenaarsvrouw had zeker -waschdag gehad. - -Het beest hield het kleedingstuk tusschen zijn geweldige kaken -geklemd en slingerde het al spelende heen en weer, en even later -holde hij er het molenerf mede op langs een dorenhaag, zoodat de -broek herhaaldelijk aan de scherpe punten bleef vasthaken. Dat vond -Kolos, zoo heette de hond, wel prettig, want dan moest hij geweldig -sjorren en rukken, om haar weer los te krijgen. Dat er op die manier -wel een twintigtal winkelhaakjes en andere scheurtjes in kwamen, kon -hem blijkbaar niet schelen. - -Maar Dik merkte het op, en hij besloot de pantalon van den molenaar -van een algeheelen ondergang te redden. Hij liep dus het molenerf op, -klapte in zijn handen en op zijn knieën, en riep: - -"Kom hier, Kolos, kom hier! Moet jij de broek van den baas vernielen? -Kom hier, Kolos, -- allo!" - -De hond kende 'Dik net zoo goed als deze hem, want Dik kwam dikwijls -in den molen. De baas hield veel van Dik, en moest om zijn dwaze -streken soms hartelijk lachen. Bovendien wist hij, dat Dik een goed -hart bezat. - -"Kom hier, Kolos," riep Dik, die zijn polsstok aan den kant van den -weg had neergeworpen. - -Maar Kolos had veel te veel pret met de pantalon, om er zoo maar een --- twee -- drie mede op te houden. Hij hield de eene pijp vast en -slingerde de rest zoo hard heen en weer, als hij maar kon. Toen kroop -hij door een gat in de dorenhaag en sleepte de broek achter zich aan. -Maar dat ging niet. Zij bleef aan twee kanten vasthaken. - -De hond sjorde uit alle macht, en Dik hoorde een verdacht gekraak. - -"O jé," dacht hij, "daar blijft geen stuk van heel. -- Kom hier, -Kolos, kom hier! Allo Kolos, kom bij den baas!" - -De hond sjorde maar door, onder een dof gebrom. - -"Krak! Krak!" klonk het. - -Dik greep het kleedingstuk met twee handen vast en trok ook uit alle -macht. - -Toen zag Kolos hem. - -Hij liet de broek los, begon te kwispelstaarten, en holde blaffende -aan den anderen kant van de haag heen en weer. - -Dik maakte zich van de broek meester en bracht hem bij de -molenaarsvrouw. - -"Kijk eens, buurvrouw," zei hij, "hoe Kolos die broek toegetakeld -heeft! Er zitten wel honderd scheuren in!" - -"'t Is zonde nog toe!" riep de vrouw uit, terwijl ze het voorwerp van -voren en van achteren en links en rechts bekeek. "'t Is zonde nog -toe! Die akelige hond heeft hier in huis al wat stuk gemaakt en -vernield. Die broek is vanmorgen pas gewasschen en aan de lijn -gehangen, en kijk me nu eens aan. Er is geen stuk meer van heel! -- -Leelijke hond!" - -Kolos stond kwispelstaartend achter Dik. - -De vrouw nam de pijpen van de broek in beide handen en wilde met het -overige deel den hond een klap geven, om hem te straffen voor zijn -baldadigheid. - -Maar zij sloeg mis. - -"Leelijke hond! Pas op, hoor, als je 't weer doet. Stoute hond!" - -Kolos maakte, dat hij op een eerbiedigen afstand kwam. - -"Mag ik den hond een poosje meênemen?" vroeg Dik. - -"Hoe langer hoe liever," zei de molenaarsvrouw boos. - -En Dik ging heen. - -"Kom, Kolos, ga je meê?" riep hij. - -De hond kwam met groote sprongen achter hem aan. Dik liep hem op een -draf vooruit, bleef plotseling staan, keerde zich om, en klapte in de -handen. Met hooge jongehonden-sprongen kwam Kolos op hem af, verhief -zich op zijn achterpooten en legde zijn voorpooten op Dik's -schouders. 't Gebeurde met zoo'n vaart, dat Dik door den schok bijna -achterover tegen en grond sloeg. - -De hond was veel grooter dan hij. - -Dik nam den grooten hondenkop tusschen zijn beide handen en schudde -hem spelenderwijze heen en weer. - -Kolos hield zijn bek wijd open en bromde van welbehagen. Hij wilde -Dik's handen tusschen zijn tanden nemen. - -Een ogenblik later nam Dik zijn polsstok weer over den schouder en -vervolgde zijn weg. De hond rende met groote sprongen voor hem uit, -vloog op elk vogeltje aan, dat hij hier of daar op den weg zag zitten -en keerde dan weer blaffende naar Dik terug. Herhaaldelijk liep Kolos -ook bij den kanaalkant neer, om zijn dorst te lesschen. Dik hoorde -hem slokken. - -Zoo kwam het tweetal eindelijk bij de Molensloot, waar een enkele -blik voldoende was om Dik te overtuigen, dat Bruin hem weer eens voor -den gek had gehouden, want de jongens waren er niet. Alleen Bruin -Boon zag hij op eenigen afstand onder aan den kant staan hengelen. -Bruin zag hem niet, wat geen wonder was, want Bruin had beet, en al -zijn aandacht was bij zijn dobber. Al driemaal was deze een heel eind -onder water getrokken, zoodat Bruin niet twijfelde, of er zat een -groote visch aan het aas, misschien wel een brasem of een karper, -maar als Bruin dan ophaalde, was het telkens mis. Er spartelde zelfs -geen klein vorentje aan den haak. - -"Hebben mòèt ik hem," bromde Bruin, en een oogenblik later dobberde -zijn dobber alweer met kracht op en neer. De visch zat alweer aan het -aas. - -Dik was kwaad, omdat Bruin hem bedrogen had, en hij besloot, hem dat -eens goed aan zijn verstand te gaan brengen. Bruin zag hem niet -komen, want er groeide riet aan den kant en ook was zijn aandacht te -veel bij zijn dobber. - -Dik Wierp zijn polsstok neer en liep op Bruin af. De hond rende met -groote sprongen voor hem uit, met den langen, rooden tong uit zijn -bek. Hij zag een paar kieviten op eenigen afstand en rende er op af, -maar de beesten hadden zich al lang in veiligheid gebracht, voordat -hij hen bereikt had. - -Dat was dus mis voor Kolos. Opeens zag deze op eenigen afstand Bruin -Boon aan den waterkant staan. Bruin stond zoover mogelijk voorover en -tuurde met aandacht naar zijn dobber, die zich zoo snel op en neer -bewoog, dat er zelfs kleine kringen in het water gevormd werden. - -Ha, -- nog een oogenblik, -- dan zou hij ophalen... - -Maar plotseling sprong Kolos hem al spelende met zijn voorpooten -achter op de schouders, met het gevolg, dat Bruin Boon voorover in de -Molensloot plompte en Kolos boven op hem terecht kwam. - -"Hè, o, -- hu!" schreeuwde Bruin verschrikt, daar hij den hond niet -had zien aankomen en dus allerminst kon begrijpen, wat er aan de hand -was. - -Bruin ging kopje-onder, en kwam midden in de Molensloot weer te -voorschijn. Dicht bij hem zag hij Kolos rondzwemmen, die het bad op -dezen warmen zomerdag wel prettig vond en voor zijn genoegen naar -Bruin zwom, wien hij de beide voorpooten op het hoofd legde, dat -maar juist boven water kwam, want de Molensloot was nog al diep. - -Met een nieuwen schrik dook Bruin onder. - -Dik vond het geval zoo grappig, dat hij languit in het gras aan den -kant van de sloot lag te lachen, dat men hem wel op vijf minuten -afstands hooren kon. - -"Help!" schreeuwde Bruin, die een eindje verder weer met zijn hoofd -boven water kwam. Maar Dik vond dat niet noodig. De jongens gingen -heel dikwijls in de Molensloot zwemmen en zij wisten, dat zij er -dwars doorheen konden loopen, zonder onder water te gaan. - -"Ha -- ha -- ha -- ha!" lachte hij, terwijl hij in het gras lag te -rollen. - -"Help! O, die hond, -- daar komt die hond weer!" schreeuwde Bruin. - -"Kom er zelf maar uit, -- hoor! Ha -- ha -- ha --!" - -"O, -- o! Ik verdrink!" - -"Je verdrinkt niet, -- ha -- ha -- ha, -- je kunt best ----- overeind -staan," riep Dik hem toe. "Kom hier, Kolos!" - - -Kolos zwom naar den kant en schudde zich het water uit de haren. Hij -ging naast Dik in het gras liggen rollen. - -Toen plonsde ook Bruin naar den kant en kroop tegen den wal op. Daar -stond hij, druipend van het water, met zijn mond zoo ver mogelijk -open te schreeuwen. Zijn beenen hield hij wijd van elkander en zijn -armen ver van zijn lijf. - -Hij stond daar als het beeld der wanhoop. - -"Ha -- ha -- ha -- ha!" lachte Dik. "Was je aan het zwemmen, Bruin? -Waar zijn de andere jongens, die hier aan het zwemmen waren, Bruin? -Je zei immers, dat ze hier waren? Ha -- ha -- ha --! Maar ik zie ze -nergens, Bruin, alleen jou maar. En houd jij je kleeren altijd aan, -als je gaat zwemmen?" - -"Hi -- hi -- hi -- hi!" jammerde Bruin. "Dat -- heb jij -- me -- ge --- le -- verd!" - -"Glad mis, Bruintje!" zei Dik. "Ik....." - -"Jij -- hebt -- hi -- hi -- hi -- den hond aan -- ge -- sard -- hi -- -hi!" - - -[Illustratie] - - -"Als ik dat gedaan had, zou ik het in 't geheel niet erg gevonden -hebben. Waarom zeg je tegen me, dat de jongens hier aan het zwemmen -waren, terwijl je wist, dat het niet waar was?" - -"Hi -- hi -- hi -- hi -- hi!" - -"Maar ik heb het niet eens gedaan; de hond deed het uit speelschheid, -en hij nam me het werk uit de handen. Want ik kwam juist naar je toe, -om je je leugens in te peperen. Maar nu is het niet meer noodig. Je -hebt je portie al beet. Ga maar naar je huis, Bruintje, om droge -kleeren aan te trekken. Ik zal je hengelstok uit het water halen. Hij -drijft midden in de sloot." - -"Hi -- hi -- hi!" jammerde Bruin. - -"Dáár," zei hij, terwijl hij hem Bruin overhandigde. - -Bruin legde hem over zijn schouder, en zakte langzaam en erg -wijdbeens op huis af. - -Dik keek hem lachend na. Hij had geen aasje medelijden met hem. Kolos -sprong vroolijk blaffend om Bruin heen, zeker in de meening, dat hij -hem een groot genoegen gedaan en een gewichtigen dienst bewezen had. - -Een poosje later ging ook Dik naar het dorp terug. Kolos liep -vroolijk om hem heen. Dik begaf zich naar de Vaart, achter het huis. -van boer Mulder. Dáár waren de jongens. Toen hij dichterbij kwam, -hoorde hij hun gejoel en gejuich al. - -"Hoera, daar is Dik!" riep Piet van Dril, toen hij hem zag komen. - -"Hoera, daar is Dik!" riepen de anderen. - -"Heb-je lang moeten blijven?" vroeg Jan Vos. - -"Tot zes uur maar eventjes," zei Dik, die zijn polsstok neerwierp en -zijn kleeren begon uit te trekken. - -"Kom er maar gauw in, Dik, 't water is lekker, hoor!" zei Piet. - -Nu, Dik had niet lang werk om zich te ontkleeden. Een paar minuten -later sprong hij al met zijn dikke body in het water. - -Dik kon goed zwemmen. Met forsche slagen ging hij naar den overkant, --- daar keerde hij zich om en ging even staan, spitste zijn handen -zoo hoog mogelijk boven zijn hoofd, en verdween toen in de diepte. - -"Ha, kijk Dik eens duiken,". riep Karel Jansen, een zoon van den -postbode. -- "Lekker! Dat ga ik ook doen!" - -En hij deed het. - -Dik kwam een heel eind verder weer boven en blies proestend de -droppels van zijn lippen. - - -[Illustratie] - - -Hij moest even rusten en op adem komen. Tot aan zijn borst toe stond -hij in het water. - -De hond keek naar hem en stond aan den kant te kwispelstaarten. - -"Jongens, wat heb ik gelachen!" riep Dik den anderen toe. - -"Wat dan? Waarom?" vroegen zij nieuwsgierig. - -"Om Bruin Boon," zei Dik. "Ik vroeg hem, waar jullie waren, en toen -zei hij, dat je in de Molensloot aan 't zwemmen was. Maar toen ik -daar kwam, zag ik er alleen Bruin Boon, die aan den kant stond te -hengelen. Opeens vloog de hond op hem af en sprong hem spelende -tegen zijn rug op, met zijn voorpooten op Bruin's schouders. Plomp -hoor! Daar ging Bruintje voorover de sloot in, kopje-onder, en de -hond bovenop hem. Je hadt hem eens moeten hooren schreeuwen..." - -"Ha -- ha -- ha!" lachten de jongens. "En is hij naar huis gegaan?" - -"Ja," grinnikte Dik, "met zijn beenen zoo wijd van elkaar, dat de -hond er wel tusschen door kon!" - -"Ha -- ha -- ha! Hij heeft geen gelukkigen dag," lachte Piet van -Dril. "Eerst die muis tusschen zijn kraag, en toen kopje-onder in de -sloot. -- Net goed!" - -"Kom hier, Kolos!" riep Dik, en de hond liet zich geen tweemaal -noodigen. - -Blaffende sprong hij even langs den kant van het water heen en weer, -en wierp er zich toen pardoes in. Hij zwom regelrecht op Dik toe, die -hem door zoo hard mogelijk te zwemmen, vóór wilde blijven. 't Werd -een grappige wedstrijd tusschen Dik en Kolos, wie het winnen zou, en -de anderen lachten er om. Maar Karel Jansen trok Kolos aan zijn -staart, en Jan Vos wierp hem handenvol water op zijn kop, waardoor -hij niet goed meer zien kon. Hij schudde zijn kop heen en weer en -proestte het water van zijn bek weg, en toen keerde hij zich om en -ging op Karel en Jan af. Die zwommen op hun beurt weer weg, zoo hard -zij konden en onder luid gelach en Dik riep: "Sa, sa, Kolos, pak ze! -Sa! Sa!" - -Och, och, wat hadden de jongens een pret. Zij juichten zoo hard dat -Mulder, wiens tuin aan de achterzijde aan de Vaart grensde, -wantrouwig werd en eens ging kijken, wat de jongens uitvoerden. - -Mulder was een gierige boer, een echte vrek, die zijn boerderij -verkocht had en heelemaal alleen in een klein huisje woonde aan het -einde van het dorp. Hij had een grooten tuin achter zijn huis met -vele vruchtboomen: appelen, peren, kersen, morellen, kruis- en -aalbessen en frambozen. Van die vruchten at hij er zelf bijna geen -enkele op, daar was hij te gierig voor, hoewel hij een ijzeren kist -vol met geld onder zijn bedstede had staan. - -Neen, die vruchten verkocht hij aan de fruithandelaars in de stad, en -zelfs aan een ziek mensch zou hij er geen een gegund hebben. Laat -staan dan aan de jongens, die wel eens stilletjes in zijn tuin -drongen en er kaapten, wat de tijd van het jaar opleverde. Vroeger -had Dik daaraan ook wel meêgedaan, tot hij op een zekeren avond voor -zich zelven tot de conclusie kwam, dat vruchten kapen net zoo goed -diefstal was als b. v. centen stelen, en na dien tijd deed hij het -niet meer. Mulder ging dus eens kijken, wat de jongens uitvoerden, -want de appelen en peren waren nog wel niet rijp, maar er groeiden -heerlijke bessen, aardbeien en frambozen in zijn tuin, en die waren -op dit oogenblik wèl rijp. - -Zijn tuin was van de Vaart gescheiden door een strook kreupelhout, -waardoor de jongens hem niet gemakkelijk konden zien. En woord voor -woord kon hij verstaan, wat zij zeiden. - -Toen de jongens van het zwemmen genoeg begonnen te krijgen, riep Jan -Vos den anderen toe: - -"Zeg jongens, ik schei er uit. Ik ben nu al lang genoeg in het water -geweest. Willen we eens bij Mulder in den tuin gaan kijken, of er -niets te happen valt. De aardbeiën zullen wel rijp zijn." - -"'t Is nog te licht, jongens," zei Piet van Dril. "Laten we liever -wachten, tot het donker geworden is." - -"En wat moeten we dan in dien tusschentijd doen?" vroeg Karel Jansen. - -"Ik heb mijn polsstok bij me. Laten we slootje gaan springen," stelde -Dik voor. - -"Ja, ja, slootje-springen, -- dat is goed!" - -De jongens klommen aan wal en kleedden zich aan. - -Toen gingen zij met Dik dieper het land in om te zien, wie het verst -springen kon. - -[Illustratie: hoofdstuk staartstuk] - - - - -[Illustratie: hoofdstuk kopstuk] - -Zesde Hoofdstuk. - -De vrek krijgt een cadeau. - - -"Ha -- ha!" lachte Mulder met een paar half dichtgeknepen oogen, -precies zooals de kat kijkt, als hij op een muis zit te loeren en zoo -goed als zeker van zijn prooi is. - -"Ha ha, vrindjes, willen jullie liever wachten, tot het donker -geworden is? Je hebt schoon gelijk; dat is veel secuurder! Ha ha, ze -moesten eens weten, dat ik woord voor woord verstaan heb, wat ze -zeiden, en dat ik nu mooi in de gelegenheid ben, mijn maatregelen te -nemen. Ja, ja, 't is nog te licht, hè? Eerst moet het wat donkerder -worden. Maar ik zal jullie wel krijgen, dat beloof ik je. Ik heb een -mooie verrassing voor je!" - -Ion Mulder lachte weer, waarbij hij zijn grooten, tandeloozen mond -bijna tot aan zijn ooren toe opentrok. - -Hij ging naar een schuur, waar een groot, nijdig beest aan den -ketting lag. 't Was een kwaadaarige aap, die Mulder op dienzelfden -morgen ten geschenke had gekregen van een neef van hem, een matroos, -die een paar dagen geleden uit Indië was teruggekeerd. Die neef was -een slimmerd. Hij wist, dat zijn oom niet alleen oud, maar ook erg -rijk was, en dat hij er altijd vreeselijk over klaagde, dat de -jongens hem 's avonds zijn vruchten afkaapten. - -"Weet je wat, ik zal mijn Oom Mulder een kwaadaardigen aap cadeau -doen," dacht Neefje. "Dien aap bindt hij met een land touw aan een -boom vast, en als dan de vruchtendieven komen, springt de aap hen op -hun nek, en dan zullen ze 't voor den tweeden keer wel laten en uit -dankbaarheid benoemt Oompje mij zonder eenigen twijfel tot zijn -universeelen erfgenaam." - -En zoo was Neef dezen zelfden morgen met zijn eigenaardig geschenk -bij Oom aangekomen. - -De aap was een leelijk, kwaadaardig beest, met kale wangen en een -kaal achterlijf, en zoodra hij bij Oom binnenkwam, was hij op den -ouden vrek aangevlogen en had hem in zijn been gebeten. - -Wat was Oom nijdig geworden. - -"Ben je gek, Neef," had hij met een pijnlijk gezicht uitgeroepen, -terwijl hij uit zijn wankelenden leuningstoel was opgesprongen, want -het was al een oud ding en de pooten waren niet even lang, -- en al -schoppende den aap op eenigen afstand trachtte te houden. "Ben je -gek, Neef, wat moet ik met dat kwaadaardige monster beginnen? -- Hu, -wat een beest! -- Daar komt hij weer! -- Houd hem bij je, zeg ik. -Kssst, monster, -- pas op, Neef, hij wil me aanvliegen!" - -"Wees maar bedaard, Oom. Hier Kees! Allo Kees! Hier, zeg ik je!" - -Neef ga een ruk aan den ketting en een schop aan dien aap, tengevolge -waarvan Kees bang onder den stoel van Neef wegkroop. - -"Stil zitten daar, hoor je!" dreigde Neef met opgeheven vuist. De aap -keek Neef bevreesd aan, maar toen deze niet meer op hem lette, -grijnsde hij Oom allesbehalve vertrouwenwekkend toe. - - -[Illustratie] - - -Oom nam weer, maar met een pijnlijk gezicht, want de aap had hem -leelijk in zijn tanige kuit gebeten, in zijn huppelende leuningstoel -plaats. Hij was nog allerminst met het geschenk van zijn neef -ingenomen. - -"'t Is heusch een aardig, vriendelijk beest, Oom...." - -"Hè, vriendelijk?" bromde Oom. "Dat heb ik gemerkt." - -En nogmaals wreef hij zich zijn pijnlijke kuit. - -Opeens sprong hij weer uit zijn stoel op en schreeuw de luid: - -"Houd hem vast, -- houd hem vast, -- daar komt hij weer, dat -monster!" - -Inderdaad was Kees weer van onder den stoel te voorschijn gekropen en -hield zijn nijdigen blik op den ouden vrek gevestigd. - -"Allo, Kees, -- marsch!" gebood Neef, weer met een nijdigen ruk aan -den ketting en opgeheven vuist. - -Daar had Kees het noodige respect voor en ijlings bracht hij zich -weer onder den stoel in veiligheid. - -"Ga maar gerust zitten, Oom," zei Neef. "Hij zal je heusch geen kwaad -doen." - -Oom ging met een angstigen blik naar den aap zitten kijken. - -"Wat moet ik met dat monster beginnen?" zei Oom. "Ik wou, dat jij en -je aap alle twee weggebleven waren." - -"Ho, ho, Oompje," lachte Neef. "Dat meen je niet. Heb je me zelf niet -gezegd, toen ik den laatsten keer hier was om goeiëndag te komen -zeggen, omdat ik weer voor een paar jaar op reis ging, -- heb je me -toen zelf niet gezegd, dat je zoo'n last had van de kwajongens, die -je de vruchten komen wegkapen?" - -"Die rakkers!" bromde de vrek, terwijl hij zijn oogen onafgebroken op -den aap gericht hield, wat deze beantwoordde met hem wel tienmaal -per minuut afschuwelijk toe te grijnzen. - -"En zie je," vervolgde Neef, "om je te toonen, hoe veel ik met mijn -Oompje opheb, heb ik dit beest voor je meêgebracht? 'k Heb hem -onderweg voor je gekocht en hij heeft me een aardige duit gekost. Ik -zal het je niets kwalijk nemen, als je me de kosten vergoedt, Oompje, -desnoods met een kleinigheidje van een vijf en twintig gulden toe -voor de moeite." - -"'k Had niet liever," bromde Oom, die haastig zijn handen op zijn -beide zakken legde. -- "Hu -- Daar komt hij weer....!" - -Oom vloog zijn stoel uit, en wel te juister tijd, want de aap nam een -sprong, om hem nogmaals in zijn beenen te bijten. - -"Mijn huis uit, jij en dat monster!" schreeuwde de vrek verschrikt. -"Hij zal me nog vermoorden!" - -"Wacht, ik zal jou die kunsten wel afleeren!" riep Neef, terwijl hij -den aap ruw heen en weer schudde en hem een geduchte afstraffing gaf. - -"Dáár, --" zei hij, -- "waag het nu nog eens, onder dien stoel -vandaan te komen, -- aartsrakker!" - -Oom ging weer zitten, maar eerst schoof hij den hobbelenden stoel -zoover mogelijk van den aap af. - -"Zie je, Oom," hernam Neef, "den aap bindt je des avonds hier of daar -in den boomgaard vast, en dan zal geen een jongen het wagen, een hand -naar je vruchten uit te steken. 't Is heusch een vriendelijk beest, -doch hij is het alleen maar voor zijn baas. Mij zal hij geen kwaad -doen, dat ziet u zelf, -- alleen anderen vliegt hij aan als een -duivel, en zoo een moet je juist hebben. Als hij maar eenmaal een van -de vruchtendieven te pakken heeft gehad, zal niemand het meer durven -wagen in je tuin te komen, dat staat als een paal boven water." - -"Zoo," zei Oom, die wel een beetje zin begon te krijgen, om den aap -te houden. "Zou hij hem zoo toetakelen, denk je?" - -Oom vond dat zoo'n aangenaam vooruitzicht, dat hij van de voorpret al -begon te lachen, maar zijn lachen bestond eigenlijk alleen uit een -alleronaangenaamst grinniken. - -"Als hij hen eenmaal te pakken krijgt, blijft er geen stuk van hen -heel, Oompje," zei Neef ook lachend, want hij vond het prettig, dat -Oom zin in het beest kreeg. Hij begon zich meer en meer als den -toekomstigen erfgenaam van zijn rijken, gierigen oom te beschouwen. - -"Maar hij zal erg duur -- hu -- daar komt het mormel weer ----!" - -Oom vloog weer uit zijn stoel op. - -Maar Neef joeg met een schop den aap onder zijn stoel terug. - -"Dat mormel!" zei Oom. - -"Heusch, Oom, hij doet geen kwaad, ga maar gerust zitten." - -Oom deed het. - -"Ik zeg, dat hij erg duur in den kost zal wezen," zei Oom, die haast -te gierig was, om zelf genoeg te eten. - -"Duur?" riep Neef. "Wat duur? 't Beest eet haast niemendal. Aan een -overschotje van je eigen eten heeft hij meer dan genoeg, en als je -hem een paar noten geeft, is hij zoo blij als een kind. Hier Kees, -kom bij den baas!" - -Oogenblikkelijk kwam de aap van onder den stoel te voorschijn en -sprong den matroos op de knieën. Neef haalde een paar noten uit zijn -zak en gaf er een aan Kees. - -Ha, dat was Kees naar den zin. Hij greep de noot tusschen zijn -vingers en kraakte den dop tusschen zijn tanden. Met welbehagen -haalde hij de blanke pit te voorschijn en at die met smaak op. - -Vragend keek hij zijn baas aan. - -Toen wipte hij met een sprongetje op de tafel en Oom met een gil van -angst uit zijn stoel. - -"Houd hem vast -- houd hem vast!" schreeuwde hij. - -"Hoor eens, Oompje, je bent veel te bang, en daar maakt hij juist -gebruik van. Hier Kees, spring over den kop, dan krijg je nog een -noot!" - -Oogenblikkelijk begon Kees op de tafel kopje te buitelen, wat Oom -zoo'n grappig gezicht vond, dat hij zijn mond weer tot aan zijn ooren -toe opentrok. - -"Dat is aardig!" zei hij, en hij bedacht, dat die aap hem toch wel -goed te pas kon komen, als hij eerst wat aan hem gewend was. Ha ja, -hij was altijd bang, dat er 's nachts dieven zouden komen, om hem -zijn lieve geldje af te stelen, maar als die aap 's nachts in zijn -kamer was, zouden zij het wel laten. En de vruchtendieven zou hij ook -wel uit den tuin weten te houden. "'t Is toch wèl een aardig beest!" -zei hij. "Maar duur in den kost, denk ik." - -"Malligheid," zei Neef. "Een restje van je eigen eten is genoeg....." - -"Dat zal een beetje zijn," dacht de vrek, die zelf nooit genoeg at en -alles tot het laatste kruimeltje toe verstond. - -"En een nootje af en toe is een tractatie voor hem," zei Neef. - -"Maar noten zijn duur," zei Oom. - -"O, ik heb er nog genoeg bij me. Mijn zakken zitten vol. En dat hij -je de dieven uit je tuin houdt, mag je wel een kleinigheidje waard -zijn, zou ik zoo zeggen." - -"Natuurlijk," zei Oom, die zich voornam, de noten van Neef zelf op te -eten en er nooit een voor den aap te koopen. "Weet je wat, breng hem -maar in de schuur en ik dank wel voor je cadeau." - -Oom, Neef en Kees gingen naar de schuur, waar Neef den aap aan een -stevigen kram vastbond. En daar Oom hem niet uitnoodigde om te -blijven eten, vertrok Neef een uurtje later in de vaste overtuiging, -dat hij een slimmen streek had uitgehaald en later Oom's lieve geldje -wel erven zou. - -De vrek begaf zich dus, toen hij de afspraak van de jongens had -gehoord, naar het schuurtje met een grijnslach van genoegen op zijn -dunne lippen. - -"Ha ha, wat zullen ze schrikken," grinnikte hij, "als die aap hen op -hun nek springt of in de beenen bijt. -- Ho Kees, -- hu -- o jij -leelijkerd!" - -Hij begon al vast maar te brommen tegen Kees om hem een beetje bang -te maken, want zelf was hij zoo bang als de dood voor den aap, en hij -durfde hem niet te genaken. - -Kees keek hem grijnzend aan en sjorde aan zijn touw, om los te komen, -blijkbaar met de vriendelijke bedoeling, om op zijn nieuwen baas aan -te vliegen en hem eens goed met zijn tanden en nagels te bewerken. - -Maar het touw was gelukkig nog al sterk. - -"O hemel, als het eens brak," mompelde Mulder. "Het monster zou me -vermoorden. -- Hu, jou leelijkerd! Blijf je zitten! Vort, monster!" - -Mulder dreigde den aap met beide vuisten en stampte met zijn klompen -op den vloer, om den aap den noodigen schrik in te boezemen, maar hij -zorgde wel een eerbiedigen afstand tusschen hen beiden te bewaren, -zoodat Kees hem niet bereiken kon. - -"Wacht, jou mormel!" dreigde Mulder. Hij haalde een dikken stok uit -den hoek te voorschijn en gaf Kees van uit de verte een nijdigen -klap. Kees werd woedend. Hij rukte en sjorde uit alle macht om los te -komen, en dan zou hij het dien ouden kerel wel eens betaald zetten, -dat hij hem durfde slaan. - -Maar 't lukte hem niet. Het touw was te sterk. - -Weer kreeg hij een gevoeligen klap, veel harder, dan Kees prettig -vond. - -Kees schrok er van en kroop zoo ver mogelijk achteruit. - -"Juist, monster, zoo moet ik je hebben," zei de vrek. "Pas op jij, -hoor je, of ik zal je mores leeren!" - -En dreigend hief hij weer den stok op. - -Kees drong zich uit angst stijf tegen het houten schot. Hij werd -blijkbaar bang voor den ouden gierigaard. - -Mulder lachte. - -"Zoo gaat het goed," zei hij. "En nu zal ik een stukje brood voor hem -halen en een paar noten, want hij heeft den heelen middag nog niets -gehad en zal dus wel honger hebben. Maar dat is niet erg. Ik heb ook -honger en toch eet ik nog niet. 't Is jammer van de heerlijke noten, -maar 't kan eenmaal niet anders. En gelukkig heeft Neef een goeden -voorraad bij me achter gelaten. Zulke zeelui doen maar net, of het -geld geen waarde heeft, ze gooien er compleet meê." - -Mulder ging in huis om een sneetje brood te halen en stak eenige -noten in zijn zak. Maar hij bedacht zich. - -"'t Is zonde van de noten," mompelde hij "Waarom zou ik er vijf aan -dat mormel geven? Ik moet hem niet verwennen. Vier is ook wel -genoeg." - -Hij legde er dus weer een in de kast en wilde de kamer verlaten. Maar -bij de deur bedacht hij zich opnieuw. - -"Als vier er genoeg zijn, zijn drie er ook genoeg," mompelde hij. En -hij legde er nog een in de kast. - -"Zuinigheid met vlijt bouwt huizen als kasteelen," zei Mulder, en hij -keerde uit het achterhuis terug en legde nog een noot in de kast. - -"Twee is meer dan genoeg," zei hij, terwijl, hij naar de schuur ging. - -Thans trad hij niet dreigend op en sloeg hij den aap ook niet. - -"Neen, neen," mompelde hij, "dat zou verkeerd zijn. Eerst heb ik hem -schrik ingeboezemd en den heelen middag honger laten lijden, en nu ga -ik hem voor mij winnen. En als hij niet vriendelijker wordt, krijgt -hij in drie dagen geen kruimel brood en geen droppel water. Dan zal -hij wel wat makker worden." - -Maar dit paardenmiddel was al niet meer noodig. De aap voelde den -laatsten klap, dien Mulder hem gegeven had, nog terdege, en had geen -lust den strijd met den ouden man voort te zetten, en ook was hij -dolblij, toen de vrek hem een klein stukje brood toewierp, want hij -rammelde van den honger. - -Haastig raapte hij het van den grond op en begon het smakelijk op te -peuzelen. Daarna kwam hij met een paar sprongen zoo dicht bij zijn -nieuwen baas, als de lengte van het touw hem toeliet. - -"Goede Kees!" vleide de vrek, wiens angst voor den aap aanmerkelijk -verminderde. "Beste Kees!" - -De aap ging op zijn achterpooten zitten en keek hem vragend aan. - -"Hier!" zei Mulder, en hij wierp hem weer een klein stukje toe. -Tevens waagde hij zich een paar stapjes dichter bij den aap. - -Kees had zijn vijandschap blijkbaar geheel afgelegd. - -Daarom waagde Mulder hem het derde stukje met zijn hand aan te -reiken, en Kees pakte het voorzichtig van tusschen zijn vingers. - -"Ha, ha, -- goed zoo, Kees!" lachte Mulder. "Je zoudt niet zeggen, -dat jij zoo'n nijdig monster van een beest bent. - -Hallo Kees! Over den kop! Over den kop!" - -De vrek hield een klein stukje brood in de hoogte, en, gedreven door -den honger, gehoorzaamde Kees onmiddellijk. Hij buitelde wel driemaal -over den kop, tot groote pret van Mulder, die altijd alleen in huis -was en wel schik begon te krijgen in zijn nieuwen huisgenoot. - -Spoedig was het sneetje brood in de maag van Kees verdwenen, want het -was maar een dun sneetje geweest en Mulder had het laatste stukje nog -zelf opgegeten. - -Toen besloot Mulder het te wagen, den aap los te maken, om hem in den -tuin te brengen. Maar eerst haalde hij een lang stuk touw uit zijn -huis, want hij wilde den aap aan een boom in den tuin vastbinden en -hem zooveel vrijheid geven, als maar mogelijk was. Kees moest een -groot veld kunnen bestrijken, om des te beter in de gelegenheid te -wezen, de jongens te bespringen. - -Hij kwam in het schuurtje terug en hield een noot in de hoogte. - -"Over den kop! Over den kop!" gebood hij. - -Nauwelijks had Kees de lekkernij gezien, waarop de baas hem -trakteeren zou, of hij buitelde wel tienmaal achter elkander over den -vloer rond, tot groot genoegen van Mulder. - -Deze raapte al zijn moed bijeen en liep naar den kram, waaraan Kees -vastgebonden was. Zijn grootste vrees was wel voorbij, maar hij -volgde toch met Argusoogen al de bewegingen van den aap, dien hij -niet verder vertrouwde, dan hij hem zag. - -Kees vond het flauw, dat hij de noot niet kreeg, Mulder had haar weer -in zijn zak gestoken. De gierigaard boog zich voorover, om het touw -los te knoopen, en haast was hij er mede klaar, toen de aap hem -plotseling met een grooten sprong op zijn rug terecht kwam. - -"O, -- hè, -- o, -- hemel!" schreeuwde de vrek, terwijl hij van -schrik en door den schok vierkant tegen den grond sloeg. - -Alle kleur was van zijn gelaat geweken. Hij zag doodsbleek en beefde -over al zijn leden. - -Maar toen hij bemerkte, dat de aap hem geen kwaad deed, kroop hij -schielijk overeind en stak hem, om hem nog vriendelijker te stemmen, -haastig de noot toe. Hij maakte vlug het touw verder los en knoopte -het andere er aan vast. Toen spoedde hij zich naar buiten, nog over -al zijn leden bevende van den doorgestanen schrik, maar toch min of -meer blij, dat de aap hem geen kwaad deed en hem blijkbaar reeds als -zijn meester beschouwde. Hij vond het wel ontzettend angstig maar -toch ook wel aardig, dat de aap rustig op zijn schouder bleef zitten -en met smaak zijn nootje oppeuzelde. - -Mulder liep den boomgaard in en bond het touw heel ruim om den -boomstam vast, zoodat het meêdraaide, als de aap om den boom heen -liep. En het touw was nu zoo lang, dat Kees de aardbei-planten en de -frambozenstruiken volkomen beheerschte. - -Mulder grinnikte van pleizier. - -"Zie zoo," mompelde hij. "Laat de dieven nu maar komen, als het -donker is. Ik zou het wel eens graag willen zien, dat die aap hun op -den nek vloog, -- om je ziek te lachen! Hij krabt hun de oogen uit!" - -Kees zat nog altijd op zijn schouder. - -"Allo, Kees, er af! Allo!" riep hij den aap toe. - -Maar Kees bleef zitten, en Mulder durfde nog niet aan het touw te -trekken. - -"Allo Kees! Er af! Allo!" riep hij nogmaals, met het eenige gevolg, -dat Kees moeite deed, om hem op zijn hoofd te klauteren, tot grooten -schrik alweer van Mulder. - -Deze haalde met een zucht de andere noot uit zijn zak, want hij had -haar voor zichzelven willen bewaren, omdat hij één noot ten slotte -voor Kees al voldoende had gevonden, en wierp haar den tuin in. - -In een wip had Kees zijn hooge zitplaats verlaten en de noot -bemachtigd. Met zeldzame vlugheid klauterde hij den hoogen boom in en -ging haar op den hoogsten tak zitten opeten. - -Mulder maakte zich haastig uit de voeten, uit vrees, dat Kees anders -opnieuw op zijn rug zou springen. - -"Zie zoo," mompelde hij, terwijl hij zich vergenoegd de handen wreef, -"dat is tot zoover in orde. Maar nu ga ik ook Flipsen nog -waarschuwen. Ik zal het die kwajongens nu ééns en voor altijd -afleeren." - -Hij deed zijn huisdeur zorgvuldig op slot, want hij was altijd bang, -dat de dieven tijdens zijn afwezigheid met zijn lieve geldje aan den -haal zouden gaan, en liep het dorp in, naar het huis van den -veldwachter. - -Flipsen zat met zijn vrouw op de bank een pijpje te rooken. Zijn -vrouw zat naast hem. - -"Daar komt die vervelende Mulder aan. Die kerel heeft altijd wat te -zaniken," mompelde hij. "Ik hoop niet, dat hij hier moet wezen." - -Zijn vrouw keek van haar naaiwerk op. - -"Ja wel," zei ze, "hij draait op het hekje af. Zie je wel, daar komt -hij." - -Mulder liep het voortuintje in. - -"Goeden avond samen," zei hij. "Wel, hoe gaat het?" - -Flipsen schoof een eindje op, om een plaatsje voor Mulder vrij te -maken, en zei: - -"Ook goeden avond, Mulder. Ga zitten. Moest je me spreken?" - -"Ja," zei Mulder, "dat moest ik. Mooi weêrtje, hè, van-avond." - -"Mooi weertje," zei Flipsen. "En wat had je?" - -"Wel, dat zal ik je zeggen, man. Ik was een uurtje geleden achter in -mijn tuin, je weet wel, dicht bij de Vaart..." - -"Jawel," zei Flipsen. - -"En daar waren de dorpsjongens aan het zwemmen." - -"Ha zoo, en wie al zoo?" - -"Och, die jongens van Jansen, en Piet van Dril en Dik Trom..." - -"Natuurlijk, -- Dik Trom ook. En toen?" - -"Wel," vervolgde Mulder, "de jongens konden mij niet zien, want er -groeit aardig wat kreupelhout achter in mijn tuin, en toen hoorde ik -hen afspreken, om vanavond eens goed achter mijn aardbeien en -frambozen heen te zitten. Ze wilden het eerst al dadelijk doen, maar -die Dik Trom vond, dat het eerst goed donker moest worden en dat het -nog te vroeg was. En toen zijn ze slootje gaan springen, want Dik -Trom had een polsstok bij zich, en ze spraken af, om terug te komen, -als het goed donker geworden was. En daarom kom ik je waarschuwen, -zie je...." - - -[Illustratie: Flipsen zat met zijn vrouw op de bank een pijpje te -rooken. (Bladz. 96)] - - -"Zoo, -- 't zijn toch _mijn_ aardbeien en frambozen niet," bromde -Flipsen, die juist van plan geweest was, dien avond eens rustig thuis -te blijven. - -"Neen," zei Mulder, "'t zijn de mijne..." - -"Pas er dan zelf op!" bromde Flipsen. - -"Och, als je er geen zin in hebt, dan moet je 't maar zeggen, -Flipsen. Dan ga ik even naar den burgemeester, om te vragen, of hij -niet een ander mannetje heeft, om op de dieven te passen." - -"Ik zeg niet, dat ik niet wil," bromde Flipsen, die niet graag zou -zien, dat Mulder aan zijn plan gevolg gaf. Wat moest de burgemeester -dan wel van hem denken? "Ik zeg niet, dat ik niet wil," herhaalde -hij, en hij liet er op volgen: "Maar je moet niet denken, dat het -zoo'n hapje is om den heelen avond in je tuin te zitten. Zoo is er -altijd wat, en nooit kan ik eens een avondje rustig thuis blijven en -mijn pijpje rooken. Ik ben ook een mensch, Mulder." - -"Wel man, doe het dan niet, zeg ik je immers. Ik wil met alle -pleizier aan den burgemeester gaan vragen, of hij niet een ander -mannetje voor me heeft...." - -"'t Zou me een mooie boodschap wezen," bromde Flipsen nijdig. "Ik zal -komen, hoor Mulder, dat beloof ik je, en ik zal mijn gummi-stok -meebrengen. Wee den kwajongen, die mij in handen valt. Hij zal er -ongenadig van lusten. Dat gezanik! Geen avond heb ik vrij!" Hij -klopte zijn pijp zoo nijdig uit, dat zij in tweeën brak. - -"Zoo, dat ook nog! Mijn mooie doorrooker in gruzels!" bromde hij - -"Dat is dan afgesproken," zei Mulder. "Ja, dat is goed: breng je -gummi-stok maar meê dan zullen die kwajongens hun streken wel -afleeren. Goeden-avond samen." - -"Dag Mulder," zei vrouw Flipsen. - -Maar Flipsen zei niets. Hij was nijdig op Mulder, en nog nijdiger op -Dik Trom en de andere jongens, die hem van zijn vrijen avond -beroofden. - -Hij nam zich voor hen geducht onder handen te nemen. 't Moest nu maar -eens voor goed uit zijn met die pret. - -[Illustratie: hoofdstuk staartstuk] - - - - -[Illustratie: hoofdstuk kopstuk] - -Zevende Hoofdstuk. - -De vrek, de gummi-stok, de aap en de veldwachter. - - -Mulder keerde naar huis terug. Hij was bijzonder in zijn nopjes, wat -hem duidelijk aan te zien was, want af en toe grinnikte hij van -pleizier en herhaaldelijk liep hij binnensmonds te prevelen. Ja, een -paar maal wreef hij zich vergenoegd de handen. - -"Hè -- hè -- hè -- hè, -- wat was hij nijdig, die Flipsen," zei -hij. "Hij wou zoo graag eens een avondje rustig thuis zijn pijpje -rooken, zei hij, -- maar dat is niet noodig. Een veldwachter hoeft -geen pijpjes bij zijn vrouw te zitten rooken, hij moet op de dieven -passen, zeg ik maar. Wat drommel, daar wordt hij immers voor betaald, -daar betaal ik toch ook mijn lieve belastingcentjes voor. En dan -pijpjes zitten rooken, -- jawel, we zullen hem pijpjes laten rooken. -Hij had er geen zin in, dat was duidelijk, maar -- hè -- hè -- hè --- hè, -- wat veranderde hij gauw toen ik zei, dat ik dan even naar -den burgemeester zou gaan en om een ander mannetje vragen zou, die -geen pijpjes wil zitten rooken. - -Hè -- hè -- hè -- hè! -- En nijdig, -- goed, laat hem nijdig -wezen. Hoe nijdiger, hoe liever, -- des te harder slaat hij er op, -als hij zoo'n kwajongen te pakken krijgt. Ha, ik hoor hen al -schreeuwen!" - -Mulder wreef weer in zijn handen van pleizier. - -"En hij zal zijn gummi-stok meebrengen," prevelde hij. "Net goed! -Zoo'n gummistok slaat ze de beenderen haast stuk, heb ik wel eens -hooren zeggen. Net goed! Voor mijn part slaat hij ze dood, dien Dik -Trom in de eerste plaats. Ja ja, als hij er één te pakken krijgt, -hoop ik, dat het die Dik Trom is en dat hij hem dan met dien -gummi-stok een pak ransel geeft, dat hij niet meer loopen kan. Hè -- -hè -- hè, en dat hij, als hij kruipende van tusschen de -frambozenstruiken weggaat, -- dat dan Kees hem nog op zijn nek -springt en hem de ooren van het hoofd afbijt. Hè -- hè -- hè -- -hè, -- ik gooi mijn geld niet weg, maar het zou me toch nog wel een -kwartje waard zijn, om dàt te zien. -- Kijk, het begint al mooi -donker te worden, en over een half uurtje kunnen de kwajongens hun -gang gaan. Als Flipsen er dan maar is, laat de lieverdjes dan maar -komen. Of verbeeld je nu eens, dat Flipsen in het geheel niet kwam, --- maar dàt zou ik hem betaald zetten, hoor, dat zou ik hem betaald -zetten!" - -Mulder had zijn huisje bereikt en liep den boomgaard in om nog even -naar Kees te gaan kijken. - -"Kees! Kees! Waar ben je?" riep hij. - -Ha, Kees zat nog op dezelfde plaats ongeveer, -- boven in den boom. -Hij keek even naar Mulder en nam verder geen notitie van hem. - -"Kees! Kees! Kom hier! Kom bij den baas!" riep Mulder. En grinnikend -om zijn eigen aardigheid, liet hij er op volgen: - -"Kom hier, Kees, dan krijg je geen nootje, -- hè -- hè -- hè -- -hè!" - -Maar Kees kwam niet. - - -[Illustratie] - - -"De baas lust ze zelf wel, Kees!" zei Mulder. -- "Kom hier, Kees! Wil -je wel eens komen!" - -Hij greep het touw en rukte er aan met al zijn kracht. - -Toen zag Mulder, waarom Kees hem niet gehoorzaamde. - -Het touw zat boven in den boom om een paar takken vastgedraaid en -Kees had alle vrijheid van beweging verloren. - -Hij kon naar boven, noch naar beneden. - -"Zoo, dat is mooi slim van me geweest. Ik had hem niet aan een boom -moeten vastbinden, maar aan den kalen paal, die daar ginds staat; dan -had het touw niet in de takken verward kunnen raken. Hoe krijg ik dat -mormel nu naar beneden? Ik bedank er voor, om in den boom te klimmen. -Die aap zou me naar mijn keel kunnen vliegen en mij den strot -afbijten. Dank je! Hu, -- verbeeld je eens, dat dàt gebeurde! Weet -je wat, als Flipsen straks komt, zal ik het hèm laten doen. Flipsen -weet niet, dat het zoo'n kwaadaardig monster is. Als hij dat wist, -deed hij het vast en zeker niet. -- Maar neen, Flipsen zal er tòch -wel voor bedanken. Hij is op 't oogenblik veel te nijdig en zal -zeggen, dat hij als veldwachter wel verplicht is, om op de dieven te -passen, maar niet, om een kwaadaardigen aap boven uit een boom te -halen. -- Enfin, Kees moet er dan vannacht maar blijven zitten, dan -zullen we morgen wel zien, wat er aan te doen is. Desnoods schiet ik -hem dood. -- Gelukkig, dat ik Flipsen gewaarschuwd heb. Die kan het -zaakje met zijn gummi-stok trouwens best alleen opknappen, -- zonder -dien aap." - -Mulder begaf zich naar zijn huisje. Hij ontsloot de deur en stapte -binnen, maar hij deed er den grendel weer op, want 's avonds had hij -zijn deur altijd op slot. - -Toen stak hij de lamp op. - -"'t Is zonde van de olie," mompelde de vrek. "Maar de jongens moeten -kunnen zien, dat ik in huis ben, en daaruit opmaken, dat zij vrij -spel hebben." - -Hij deed de luiken voor het raam, maar in elk luik was een opening -gezaagd in den vorm van een hart. Door die openingen boven in de -luiken drong het licht van de lamp naar buiten. - -"Zie zoo, alles is klaar," mompelde de vrek. "Nu eerst een stukje -brood eten en dan maar rustig afwachten, wat er gebeuren zal." - -Hij sneed zich een paar dunne boterhammen en smeerde er spaarzaam wat -boter op, maar eigenlijk vond hij dat toch zonde van de kostelijke -boter. Daarom schraapte hij er die met zijn mes zoo goed mogelijk -weer af. - -"Overdaad is niet noodig!" mompelde de vrek, terwijl hij de boter -weer in het oude, gebarsten vlootje deed. "Er zit zoo genoeg op." -- -Hij had honger en beet gretig in zijn brood. - -"'t Is niet te veel, -- maar te veel schaadt en is nadeelig voor de -gezondheid," dacht hij. "'t Is niet nodig, dat ik dik en vet word, Je -hebt er maar last van. Jammer toch wel, dat Kees in den boom gevangen -zit. Ik had er me zooveel genoegen van voorgesteld, als hij die -jongens het vleesch van de beenen scheurde." - - -[Illustratie] - - -Mulder wist op dit oogenblik niet, dat Kees al niet meer in den boom -zat. Toen hij bemerkte, dat hij in zijn eigen touw verward geraakt -was en al zijn rukken en sjorren hem de vrijheid niet terug gaf, had -hij met zijn beide handen het touw aangegrepen en aan zijn mond -gebracht. Met zijn sterke tanden had hij het spoedig doorgebeten, en -toen was hij dood op zijn gemak den boom uitgeklauterd en den tuin -ingewandeld. Een klein stukje touw, niet veel meer dan een halsband, -was er maar van overgeschoten. De rest zat nog in en om de takken van -den boom. - -Kees snuffelde den heelen tuin door om te zien, of er niets van zijn -gading was en hij hield zonder eenig gewetensbezwaar geducht huis -onder de vruchten van zijn baas. 't Speet hem wel, dat hij nergens -noten kon vinden, maar de andere vruchten versmaadde hij geenszins. -Hij at er zijn buikje rond en dik van, ging toen, niet ver van de -aardbei- en frambozebedden in een boom zitten, goed verscholen -tusschen het dichte loover, zoodat hij zoo goed als onzichtbaar was, -kneep zijn oogen dicht en viel in slaap. - -Maar dat alles wist Mulder niet. Deze zocht de kruimeltjes brood op, -die op de tafel gevallen waren en at ze op. Toen keek hij hongerig -naar de kast, want hij had nog lang niet genoeg. - -"Zou ik nog een dun, -- dun sneetje nemen?" mompelde hij begeerig, en -hij likte zijn dunne lippen. - -Hij stond op en ging naar de kast. - -Ja, daar lag het brood. - -Hij strekte de handen uit, -- maar plotseling trok hij ze terug, -wierp de deur dicht en ging op zijn stoel bij de tafel zitten. - -"Neen," mompelde hij: "Niet doen, -- 'k heb genoeg gegeten. Waarom -zou ik..." - -"Tik -- tik -- tik!" klonk het tegen de ruiten. - -"Hè -- ho -- hu! Wat is dat!" mompelde de vrek verschrikt. - -"Ben je daar, Mulder?" klonk een gedempte stem. - -"Geen antwoord geven!" prevelde Mulder. "'t Kon wel een dief wezen." - -"Tik -- tik -- tik!" klonk het nogmaals. "Ben je daar, Mulder?" - -Ha, 't was de stem van Flipsen; Mulder herkende haar duidelijk. - -"Ja, -- wie daar?" riep hij. - -"Ik ben het, ik, Flipsen!" werd er geroepen. "'k Wil je maar even -zeggen, dat ik er bèn!" - -"Ha ja -- juist, ja ja -- dat is goed, Flipsen. -- En -- enne -- en -heb je den gummi-stok meêgebracht?" - -"Laat dat maar aan mij over!" bromde Flipsen. "Als ik er een in -handen krijg, zal hij zijn besten dag niet hebben, -- dat beloof ik -hem." - -"Goed zoo -- hè -- hè -- hè!" grinnikte Mulder. "Ga je gang maar! -Hoe harder hoe liever!" - -Flipsen verwijderde zich van het raam en verschool zich ergens -tusschen het geboomte, dicht bij de aardbeiën en frambozen. En -Mulder zat met open ooren te luisteren, of er nog geen angstgeschrei -van een of anderen kwajongen tot hem doordrong. - -"Ik ben nieuwsgierig, wien van hen hij te pakken zal krijgen," dacht -Mulder. - -"Allemaal tegelijk, -- neen, dat zal niet gaan. Enfin, als hij er -maar ééntje goed zijn portie geeft, dan zal de schrik er bij de -anderen ook wel in komen. Ik hoop maar, dat het die Dik Trom is." -- - -Hij hield zijn blik op de klok gericht. De groote wijzer ging -langzaam, maar zeker verder. - -En Mulder hoorde nog maar niet het angstgeschrei van den een of -anderen jongen, tot zijn grooten spijt. - -Dat kon trouwens ook niet, want de jongens waren nog diep in het land -aan het polsstokspringen. Zij amuseerden zich kostelijk, want Jan van -Bakel had zijn sprong te kort genomen en dientengevolge twee natte -voeten opgeloopen, en Arie Klaro was zijdelings in de sloot terecht -gekomen, waardoor zijn linkerarm, linkerdij en linkerbeen een frisch -bad hadden ondergaan. Hij zag er wel een beetje tegenop om thuis te -komen, maar alle anderen hadden groote pret. En de een durfde nog -meer te wagen dan de ander, hoewel het al erg donker geworden was. - -"Durf jij hier over dezen hoek te springen, Dik?" vroeg Jan Vos op -een plek, waar twee slooten elkander onder een rechten hoek -ontmoetten. - -"Wel ja, waarom niet?" zei Dik. "Geef den stok maar hier. Maar jullie -moeten het mij nadoen, hoor!" - - -[Illustratie] - - -Dik spuugde in zijn handen, wat hij altijd deed, als de zaken kritiek -werden, trok de klep van zijn pet diep in zijn nek, boog een paar -maal achter- en voorover, en nam toen zijn sprong. - -Ha, 't scheelde maar een haartje, of hij was er toch. - -"Wat zeg je daarvan?" riep hij een beetje trotsch den anderen toe. -Hij wierp den stok over en vervolgde: - -"Nu jij, Jan Vos! 't Is jouw beurt." - -"Jongen, jongen," zei Jan weifelend, terwijl hij zich achter zijn oor -krabde. - -"'t is zoo'n sprong! Zou ik het wel wagen?" - -"Ha ha, Jantje is bang!" tergde Dik. - -"Kom Jan, durf je niet?" - -"Laat mij maar eerst!" riep Piet van Dril, terwijl hij Jan den stok -uit de handen nam. "Ik durf wèl! Wat Dik kan, kan ik ook." - -"Houd je goed, Piet," zei Dik. "Neem je sprong niet te kort, want de -onderkant is hier slap, hoor. Je zakt er in weg." - -"Hoepla, daar gaat hij!" riep Piet. - -En met een prachtigen sprong kwam hij aan den overkant terecht. - -"Goed gedaan, Piet!" zei Dik. "Nu jij, Jan Vos!" - -"Maar ik ga naar huis," riep een van de jongens. - -"Kijk eens, hoe donker het al wordt. 'k Wed, dat het al aardig laat -is." - -"Dan ga ik meê," riepen een paar anderen. "Ik mag zoo erg laat niet -thuiskomen." - -"Ik ga ook naar huis," zei Jan Vos, die niet veel lust had op den -laten avond nog een nat pak te halen. - -"Jantje durft niet!" zei Dik. - -"Neen, Jantje durft niet!" zei ook Piet. - -"Dàt zal ik je laten zien," zei Jan Vos, die de spotternij van zijn -twee vrienden niet langer wilde aanhooren. - -Piet wierp hem den stok toe, en Jan nam hem stevig tusschen zijn -beide handen. - -"Dáár dan!" riep hij. "Een -- twee -- drie!" - -Hij nam zijn sprong, en kwam triomfantelijk tusschen Dik en Piet aan -den overkant. - -"Zie je wel, dat ik durf!" riep hij hun toe. - -"Of je durft," zei Dik. "Maar dat wist ik ook wel. Kijk, de anderen -gaan naar huis. 't Wordt onze tijd langzamerhand ook, hè?" - -"Ja, laten we gaan," zei Piet. - -De drie jongens sprongen over een smaller gedeelte terug, waar zij -geen gevaar hadden om in de sloot terecht te komen. Dik wierp den -polsstok over zijn schouder, floot aan Kolos, die op eenigen afstand -een rattenhol openkrabde, en toen sloegen ook zij den weg naar huis -in. - -Mulder zat intusschen nog trouw te wachten en met opengesperde ooren -te luisteren, maar nog altijd was er geen angstgeschrei tot hem -doorgedrongen. De jongens waren er zeker nog niet. - -Hij tuurde wel tienmaal per minuut naar de klok. - -"Ze blijven lang weg," mompelde hij. "Ze zullen toch niet gemerkt -hebben, dat ik naar Flipsen gegaan ben? Of misschien hebben gezien, -dat Flipsen hier kwam? Maar neen, dat kan niet, -- dat is onmogelijk. -Ze zullen wel komen en wachten eerst, dat het goed donker geworden -is. - -Hoewel, donker is het al genoeg. Hè -- hè -- hè, die gummi-stok, -die gummi-stok, -- wat is dat een goed idée geweest van Flipsen. Hij -slaat ze de beenderen er mede stuk -- hè -- hè -- hè! Wat heb ik -daar een schik in!" - -Weer wachtte Mulder een kwartier, en nog waren de jongens niet -gekomen. - -Toen, -- opeens betrok het gelaat van den vrek. - -"Ja, dat moest hij eens probeeren," prevelde hij. "Flipsen moest het -eens wagen, zelf mijn aardbeiën en frambozen op te eten, terwijl hij -daar op de loer ligt. Hij moest het eens wagen! - -Maar toch, -- hij is er best toe in staat! Zoo'n brave jongen zal hij -in zijn jeugd ook wel niet geweest zijn, daar ziet hij niet naar uit, -en hij zal nòg wel een aardbeitje en een framboosje lusten. Ha, als -hij daar het hart eens toe had, ik zou hem aanklagen bij den -burgemeester en dan kostte het hem zijn betrekking, zoo vast als -tweemaal twee vier. -- En wie weet, hoeveel de kerel er wel opeet, al -was het alleen maar om mij te plagen en zich op mij te wreken, want -hij was méér dan nijdig, dat zag ik duidelijk." - -Mulder stond op en liep ongedurig door de kamer heen en weer. Hij -balde zijn vuisten, en zei: - -"O, -- 't is niet om uit te staan! Hij zal van mijn vruchten -afblijven, of ik zal het hem duur betaald zetten. Wie weet, hoeveel -hij er al opheeft! En die jongens hoor ik nog maar niet. -- Zoo'n -dief! Die past op de anderen, en zelf doet hij misschien niet anders, -dan mijn vruchten stelen! Waarom komt hij nog niet eens aan de ruiten -tikken, ten teeken, dat hij niet aan mijn frambozen zit? Maar dat -houd ik niet langer uit! Ik wil zekerheid hebben! Ik laat mij mijn -kostelijke vruchten maar niet goedsmoeds afhandig maken. Besluipen -zal ik hem, en wee Flipsen, als hij mij bedriegt! Dan zal het hem -bezuren!" - -De vrek begaf zich naar het achterhuis en schoof voorzichtig den -grendel van de deur. Onhoorbaar zacht deed hij deze op een kier en -kroop op handen en voeten den tuin in. De deur trok hij achter zich -dicht. Alles ging zoo stil in zijn werk, dat Flipsen het onmogelijk -gehoord kon hebben, of hij had al in de onmiddellijke nabijheid van -de deur moeten zijn. En daar was hij niet. - -"Wat is het ellendig donker," bromde de vrek. "Aanstonds kruip ik nog -met mijn hoofd tegen een boom aan. Maar beloeren zal ik hem, en als -hij mij bedriegt, zal hem aanklagen, -- zoo'n dief!" - -Voorzichtig, voetje voor voetje, of eigenlijk knietje voor knietje -kroop hij verder in de richting van de plaats, waar de aardbeiën en -frambozen groeiden, en hij zorgde er wel voor, zoo dicht mogelijk -onder het kreupelhout te blijven, want daar liep hij het minste -gevaar, gezien te worden. - -'t Was doodstil in den tuin. - -"Waar zou Flipsen wezen?" dacht de vrek. "O, natuurlijk, bij de -vruchten, net zooals ik al dacht. Waar wou hij anders zijn, die dief? -Maar berouwen zal het hem, berouwen zal het hem." - -Ha, hij had de frambozen thans bereikt. Zou Flipsen tusschen de -struiken liggen en zich aan de sappige vruchten te goed doen? - -Met zijn oogen trachtte hij de duisternis te doorboren. - -Maar dat trachtte Flipsen ook te doen. - -Hoor, klonk daar niet eenig geritsel? - -Flipsen spitste de ooren. - -Zouden de jongens dan toch in aantocht zijn? Hij had hen niet hooren -komen. Maar dat was ook niet noodig. Als hij hen nù maar hoorde, nu -zij dicht bij de frambozen kwamen. - -Flipsen klemde den gummi-stok tusschen zijn vingers, en luisterde met -inspanning. - -Zijn oogen begonnen te fonkelen. - -O, -- maar hij bedroog zich niet, -- neen, neen, de jongens waren -hem niet te glad af. Hij hoorde duidelijk het geschuifel van iemand, -die zich voortbewoog in de richting van de aardbeiën en frambozen. -Zijn lang geduld zou dan toch worden beloond. - -Hoor, -- 't was duidelijk, en ja, -- daar zag hij ongetwijfeld de -gestalte van iemand, die over den grond kroop. - -Als een kat, die op een muis loert, maakte Flipsen zich gereed voor -den sprong. - -Hij stond met gebogen rug, de kin vooruit. - -En op 't volgende oogenblik wierp hij zich op den dief, die de -frambozen nu ongeveer bereikt had. - -Hij drukte den dief tegen den grond, zette hem de linkerknie op den -rug, hief hij zijn gummi-stok omhoog, en sloeg onbarmhartig op zijn -gevangene los. - -Mulder wist het eerste oogenblik, toen Flipsen hem op zijn rug -sprong, niet, wat er aan de hand was. Hij werd plat op den grond -gedrukt en kermde van schrik en ontsteltenis. Maar toen daalde -plotseling een regen van slagen op hem neer, waarvan de eene nog meer -pijn veroorzaakte dan de andere. En Flipsen liet in zijn woede zijn -slagen met zooveel geschreeuw gepaard gaan, dat hij van den dief geen -woord verstond. 't kon hem trouwens ook niets schelen, wat deze zeide -of deed. Hij zou hem dat stelen ééns en voor altijd op afdoende -wijze afleeren en al den anderen den lust ontnemen, om het ooit weer -te probeeren. - -'t Hagelde slagen met den gummi-stok op den vrek, die op den grond -lag te krimpen van de pijn. - -"Dáár! -- Dáár! -- Dáár! -- Dáár!" schreeuwde Flipsen, en -zijn gummistok ging zonder ophouden omhoog, om weer striemend op zijn -slachtoffer neer te dalen. - -"O, -- o, -- de gummi-stok, -- de ellendige gummistok," kermde de -gierigaard. "O, Flipsen, houd toch op, -- ik ben het, -- ik, Mulder, --- houd toch op ----" - -"Dáár! -- Dáár! -- Daar!" -- schreeuwde Flipsen die van geen -ophouden wist. "Jou leelijke vruchtendief! Waag het nu nog eens, -- -dáár! Dáár! Daar!" - -"Flipsen," kermde Mulder, krimpend van de pijn, -- "ik sterf! O, die -gummi-stok, -- die gum -- mi- -- o, o, au, au, -- o, houd toch op!" - -"Dáár! -- Daar! -- Dá... o, mijn hemel, wat is dat?" schreeuwde -Flipsen ontsteld. Hij voelde, hoe een groot voorwerp hem op zijn rug -sprong en hem de nagels in zijn hals groefde, en hem krabde en beet -op alle plaatsen, waar hij maar gekrabd en gebeten kon worden. 't -Veroorzaakte hem helsche pijn, en hij kroop op den grond rond, zonder -haast te weten, wat hij deed. - -"Wat is dat? Wat -- o, o, -- wat een pijn -- wie doet dat -- o!" - -Kees zat den veldwachter bovenop zijn rug en vierde aan al zijn booze -neigingen bot. Hij beet en krabde zonder ophouden, tot Flipsen -eindelijk, schreeuwende van de pijn al zijn geestkracht verzamelde, -het ongure beest van zich afschudde en, met achterlating van zijn -gummi-stok, haastig op de vlucht sloeg. - -Hij en de vrek kermden om het hardst en de aap maakte ook de -erbarmelijkste geluiden, zoodat Dik Trom en de andere jongens, die op -den terugweg naar huis den landweg afliepen langs den tuin van -Mulder, niet wisten, wat zij hoorden. - -Zij dachten er al niet eens meer aan, om vruchten te gaan stelen, -want zij hadden zich veel te goed vermaakt met het springen. - -"Wat is hier te doen? Hoor dat gekerm eens!" zei Dik. - -En allen stonden stil om te luisteren. - -Opeens zagen zij Flipsen het hek doorsnellen, met zijn handen achter -tegen zijn hals. - -"O, o, o, Wat een pijn! Wat een pijn!" kermde hij. En haastig sloeg -hij den weg in naar huis. - -"Ook een rare geschiedenis!" zei Dik. "Rara -- wat is dat?" - -Maar niemand wist het, en zij vervolgden hun weg. - -Mulder kroop kermend naar zijn huisje. - -"O, die gummi-stok, -- die gummi-stok!" kermde hij. - -Hij deed de deur open, richtte zich aan de klink met groote moeite -omhoog, ontkleedde zich zoo goed en zoo kwaad als het ging, en kroop -in bed. - -Den volgenden morgen zag hij bont en blauw, en toen Flipsen zijn -gummi-stok kwam halen, zat diens hals in een dik verband. - -[Illustratie: hoofdstuk staartstuk] - - - - -[Illustratie: hoofdstuk kopstuk] - -Achtste Hoofdstuk. - -Dik verloot jonge konijntjes. - - -Dik was al heel vroeg opgestaan, en daar had hij geen spijt van, want -het was een mooie morgen. De vogels sjilpten en zongen in de boomen, -en de bloemen geurden heerlijk. - -Met een mes in de hand kwam hij naar buiten. Hij haalde een mand uit -het schuurtje, om er het gras en de klaver in te doen, die hij wilde -gaan snijden aan den kant van het kanaal. - -Nauwelijks verscheen hij in den tuin achter de schuur, of zijn duiven -vlogen klapwiekend om hem heen en een paar zetten zich op zijn -schouders en zijn hoofd. 't Was, of zij hem goeden morgen kwamen -zeggen. - -"Koer! Koer!" riep hij hun toe. - -En hij zag, hoe de konijnen zich op hun achterpooten verhieven en met -hun voorpootjes door de tralies krabbelden. - -"Ja, ja!" riep Dik hun toe. "Dadelijk, hoor! Ik zie het wel, dat de -ruiven leeg zijn. Maar jullie eten ook dag en nacht aan één stuk -door, geloof ik. Geduld een beetje, asjeblief. Ik moet het eerst nog -gaan snijden. -- En als ik terugkom, krijgen jullie ook, hoor!" riep -hij tegen de duiven. - -"Dag Dik, hier is Gerrit!" riep zijn kauw, die op zijn schouder kwam -zitten en eerst nijdig naar een duif pikte, om haar van dat plekje, -dat hij als zijn persoonlijk eigendom beschouwde, weg te jagen. Maar -de duif had geen lust, om voor zoo'n brutale vlerk als een kauw te -wijken, en pikte venijnig terug. Duiven lijken wel heel zachtaardige -diertjes, maar zij laten zich de kaas allerminst van het brood nemen -en weten hun snavels terdege te gebruiken. - -'t Werd een formeele vechtpartij op Dik's schouder, tot groot vermaak -van Dik. De duif klapte met haar vleugels, om de kauw weg te jagen, -en de kauw pikte nijdig met haar langen, puntigen snavel in het lijf -van de duif. - -"Dag Dik!" werd er op eenigen afstand geroepen. - -"O, -- daar is Nelly!" riep Dik. Hij keerde zich om en zag het blinde -meisje in buurmans tuin staan. - -"Ga je de duiven voeren?" vroeg Nelly. - -"Straks, -- eerst moet ik nog gras en klaver snijden, Ga je meê?" - -"Graag!" zei Nelly. - -Voorzichtig liep zij den tuin door, toen over het pad langs het huis, -en kwam zoo in het voortuintje. - -Dik joeg de duif en de kauw van zijn schouder, wierp zijn mes in de -mand, die hij in zijn linkerhand nam, en begaf zich naar Nelly, om -haar mede te nemen naar den kanaalkant. - -"Dag Helly! Hier is Gerrit!" riep de kauw, toen hij het meisje zag. - -"Kom hier, Gerrit, -- kom hier, Gerrit!" riep Nelly, terwijl Zij haar -vrije hand uitstrekte. Dadelijk kwam Gerrit op haar arm zitten. Dat -vond Nelly prettig. - -"Dag Gerrit!" riep zij tegen hem. - -"Dag Helly! Hier is Gerrit! Dag Dik!" - -Dik bracht het meisje naar den overkant van den weg, en zei, nadat -hij een mooi plaatsje voor haar opgezocht had: - -"Hier Nelly, -- ga nu hier zitten, -- in het gras!" - -Nelly deed het, en toen hij het blinde meisje daar zag zitten, zoo -hulpbehoevend, zoo geheel afhankelijk van anderen, overmeesterde hem -weer een gevoel van onuitsprekelijk medelijden, en zijn stem klonk -zacht en teeder, toen hij zeide: - -"Je zit aan den kant van het kanaal, Nelly, een groote armslengte er -maar van af. Zul-je je niet vooruit bewegen? Je gezicht is naar het -water gekeerd." - -"Ja ja, dank je wel," zei Nelly, "ik begreep het al, voordat je me -het zei. Wees maar niet ongerust, Dik, ik zal wel stil blijven -zitten. Dag Gerrit! Waar ben je, Gerrit? Kom hier, Gerrit! Kom bij -Nelly, Gerrit!" - -Gerrit wandelde aan den kant van het water en pikte daar wurmpjes en -insecten van den grond op. - -"Hier is Gerrit!" schreeuwde hij terug, maar hij ging niet naar Nelly -toe. Hij had het veel te druk, om voor zijn ontbijt te zorgen. - -"Kom Gerrit! Kom hier, Gerrit!" riep Nelly. - -Gerrit gaf geen antwoord. Hij was juist bezig, een grooten worm uit -den grond te trekken, waar de worm zich met al zijn kracht tegen -verzette. Maar 't hielp niet, en weldra was hij door Gerrit's keelgat -verdwenen. - -"Hier is Gerrit!" schreeuwde hij toen. "Dag Helly!" - -Dik was ijverig aan het snijden. Zijn mes was vlijmscherp, daar -zorgde hij altijd wel voor. De eene handvol na de andere wierp hij in -de mand, en hij pikte zooveel melkdistels uit den grond, als hij maar -kon, want daar waren de konijnen dol op. - -"Schiet je goed op, Dik?" riep Nelly hem toe. "Wat is het prachtig -weer hè?" - -"Heerlijk," zei Dik. "Ja, ik schiet best op, maar ik heb veel te -snijden, want ik zorg 's morgens altijd voor den heelen dag, en ik -wil niet, dat mijn konijnen honger lijden." - -"Kom Gerrit!" riep Nelly. "Kom Gerrit! Waar is Gerrit?" - -"Hier is Gerrit!" riep de kauw uit de verte, maar hij kwam niet. - -"Hij zoekt zijn eten," riep Dik het meisje toe. - -"Hij zorgt misschien 's morgens óók voor den heelen dag, net als -jij," merkte Nelly lachend op. - -"Hij lust anders heel wat, hoor," zei Dik. "Ik geloof niet, dat hij -ooit genoeg heeft." - -"Hier is Gerrit!" riep de kauw, die op Nelly's schouder vloog. - -"Behalve nù dan toch," zei Nelly. "Zie je wel, hij komt uit eigen -beweging bij me, en dat zou hij niet doen, als hij nog honger had." - -Nelly nam de kauw in haar hand en hield hem tegen haar wang. Dik -verwijderde zich hoe langer hoe verder, om gras en klaver te zoeken. -Maar telkens keek hij even naar Nelly om te zien, of zij wel -voorzichtig was en niet dichter hij het water kwam. - -"Zeg Dik, vader is vanmorgen al naar zijn baas gegaan!" riep Nelly -hem toe. - -"Zoo," zei Dik. "Kijk, daar komt Anneke! -- Dag Anneke, hier is -Nelly, je weet wel, van wie ik je verteld heb." - -"O," zei Anneke, en zij keek naar het blinde meisje. Dik had haar -verteld, hoeveel medelijden hij met haar had. - -Zij ging bij haar in het gras zitten, en zei: - -"Jij bent Nelly, hè? Ik heet Anneke. O, heb je Dik's kauw daar? Vind -je hem niet aardig?" - -"Ja, erg aardig," zei Nelly. "Dag Gerrit! Zeg eens, 'dag Nelly!'" - -"Dag Helly!" schreeuwde de kauw, tot groot vermaak van de beide -meisjes. "Dag Helly, hier is Gerrit!" - -En om het hardst riepen zij: - -"Dag Gerrit! Dag Gerrit!" - -Eindelijk was Dik's mand tot den rand toe gevuld, en keerde hij met -zijn vracht naar de meisjes terug. - -"Gaan jullie meê naar mijn duiven?" vroeg hij. - -"Ja," zeiden ze, en beiden stonden van den grond op. - -Nelly stak haar hand uit, als om te vragen, wie haar leiden wilde. - -"Kom," zei Anneke, terwijl ze haar arm bij het blinde meisje instak, -en gearmd gingen ze met Dik mee. - -De duiven zagen hem al komen en vlogen hem klapwiekend tegemoet, en -de konijnen krabbelden om het hardst tusschen de tralies door. Zij -hadden blijkbaar honger. - -De kauw vloog achter het drietal aan. - -Dik vulde de ruiven van de konijnen met het versch gesneden voer, -waaraan de konijntjes dadelijk begonnen te smullen, en haalde toen -een bak vol gerst voor de duiven, die hem maar steeds om het hoofd -fladderden. - -"Hier Nelly," zei hij, terwijl hij haar den voerbak in de hand gaf, -"jij mag ze voeren." - -"O," riep Nelly verheugd uit, "graag, graag, -- dank je wel!" - -Anneke las de vreugde op haar gelaat, en Dik en Anneke keken elkander -aan met een blik, waarin duidelijk te lezen stond: - -"Wat in-zielig, hè?" - -Die twee begrepen elkander wel, ook al zeiden ze niets. - -Nelly strooide het voer met kleine handjesvol om zich heen, en riep: - -"Roe-koe! Roe-koe! Roekoe!" - -En de doffers stapten parmantig buigende tusschen de duifjes rond en -riepen ook: - -"Roe-koe! Roe-koe! Roe-koe!" - -"Hier is Gerrit!" schreeuwde de kauw. "Dag Helly! Dag Dik!" - -"Praatsmaken!" riep Dik. -- "Zeg Anneke, wat heb ik een zin in het -schoolfeest. En jij?" - -"Of ik!" zei Anneke. "Kijk, die duif vliegt op Nelly's schouder. Wat -aardig, hè?" - -"Wat zal het een leuk gezicht wezen, als die stoomboot hier door het -kanaal gaat," zei Dik. "Er is hier nog nooit een stoomboot geweest." - -"'t Zal wel een kleintje zijn; een groote kan hier niet varen," zei -Anneke. - -"O, groot genoeg voor de schoolkinderen," beweerde Dik. "Laat daar -den meester maar voor zorgen." - -"Roe-koe! -- Roe-koe!" riep Nelly tegen de duiven, terwijl zij de -korreltjes voer rondom zich strooide. "Krijgen jullie een -schoolfeest?" - - -[Illustratie] - - -"Ja," zei Dik, "we gaan een heelen dag uit met een stoomboot, met -muziek en vlaggen, -- een heelen dag Wijk aan zee, hè Anneke?" - -"Ja, -- dat is een badplaats," zei Anneke. "Fijn, hoor." - -"Hè, met muziek, -- dat hoor ik zoo graag," zei Nelly. "Die vlaggen -kan ik niet zien, en de boot ook niet, en de zee evenmin, -- maar de -muziek kan ik hooren, hè, en o, die vind ik zoo mooi." - -Dik werd ernstig. - -"Dom van me, om over dat schoolfeest te beginnen, waar dat blinde -meisje bij is," dacht hij bij zichzelven. "Echt dom! Hoe jammer, dat -zij niet mee kan! Maar zij gaat niet school, -- en bovendien heeft ze -niet meêgespaard, en één gulden vijf en twintig centen kunnen die -menschen zoo maar opeens niet missen. -- Weet je wat, daar moet ik -toch nog eens over denken." - -En hij dacht er verder den heelen dag over. - -Eerst kwam hij tot het besluit, aan alle kinderen een kleinigheid -voor het blinde meisje te vragen, en als hij dan de vereischte som -bijeen had, zou hij den meester verzoeken, of het ongelukkige, blinde -meisje medemocht. - -"Jammer, dat de meester nu net zoo boos op me is," dacht Dik. - -Maar bij nader inzien vond hij het toch geen prettige gedachte voor -Nelly, als alle kinderen op school wisten, dat zij het zoo arm -hadden. Neen, dat behoefden de anderen niet te weten; 't was nergens -toe noodig. Zij zouden zoetjes-aan, nu Elswater weer hersteld was en -geregeld werk had, wel weer in beter doen geraken. - -"'k Wou maar, dat ik zelf het geld had," dacht Dik. "Of dat Vader en -Moeder het konden missen, -- maar dat zal niet kunnen. -- Jammer -genoeg." - -Maar 's morgens op school, onder de leesles, kreeg hij plotseling een -idee, en zijn gezicht klaarde er heelemaal van op. - -En nauwelijks waren de jongens om twaalf uur het lokaal uit, of hij -riep hun toe: - -"Zeg jongens, wie koopt er een lootje van me naar een jong konijn?" - -"Hoeveel loten?" vroeg Jan Vos. - -Dik meende vijftien te zeggen, maar hij bedacht zich bijtijds. - -"Twintig," zei hij. - -"En hoe duur?" vroeg Bruin Boon. - -"Voor jou twee centen per stuk, voor de anderen een cent!" riep Dik. - -"Geef mij een lootje," zei Arie Klaro, die bijna altijd wel losse -centen in zijn zak had, want zijn vader was een rijke boer en -behoefde dus niet op een kleintje te zien. - -"Vanmiddag!" zei Dik. "Nu heb ik ze nog niet, maar ik ga ze dadelijk -maken, als ik thuis kom." - -"Wat een geld," zei Bruin Boon, "twintig cent voor een jong -konijntje. We doen altijd vijftien lootjes van een cent, en dat is -geld genoeg." - -"Ja Bruin, maar ik ben maar een arme slokker," zei Dik. "Daarom neem -ik twintig lootjes, zie je. -- Zeg jongens, geld meebrengen -vanmiddag, hoor, dan kunnen we vanavond nog gooien om de hoogste -oogen." - -Dik liep op een draf naar huis, en zoodra hij gegeten had, vroeg hij -aan zijn moeder om een stuk karton, 't liefst wit. - -"Heeft u niet een oude kartonnen doos, die u niet meer noodig heeft?" -vroeg hij. - -"Waartoe moet die dienen?" vroeg zijn moeder. - -"Om lootjes te maken," zei Dik. "Ik ga mijn jonge konijnen verloten. -Zeg, Moeder, weet u, wat ik van plan ben? Ik wil zoo graag ƒ1.25 bij -elkaar zien te krijgen..." - -"Waarvoor, Dik. Wàt een geld!" zei Moeder. - -"Wel, dan wou ik het aan den meester geven voor het schoolfeest...." - -"Ben je dwaas, jongen? We geven elke week al een stuiver, en dat is -al meer dan genoeg voor ons soort menschen...." - -"En dat is het," zei Vader Trom, die zich gereed maakte om zijn dutje -te gaan doen. - -"Ja maar, ziet u, -- ik wou zoo graag het blinde meisje van de nieuwe -buren meê laten gaan," zei Dik zacht. "Ik heb zoo'n medelijden met -haar, Moeder, -- en die menschen zijn op 't oogenblik te arm om -zooveel geld te kunnen missen. -- Toe maar, Moeder, laat het mij maar -doen. 't Is zoo'n ongelukkig kind." - -Moeder keek Dik een oogenblik ernstig aan en haar oogen werden een -beetje vochtig. - -Eindelijk zei ze: - -"In een hoekje achter op den zolder staat nog wel een oude doos, -Dik." - -"Dus mag ik?" riep Dik verheugd uit, en hij vloog de trap op naar -boven. - -Toen hij weg was, deed Vader Trom zijn oogen, die hij juist -dichtgedaan had, weer eventjes open en zei: - -"Griet!" - -"Wel? -- Wat is er, Jan?" - -"Griet, -- onze Dik is een bijzonder kind, en dat is-ie." - -"Ja, hij is althans een goed kind," zei moeder Trom. - -Dik kwam beneden en knipte twintig vierkante stukjes uiteen van de -wanden van de doos. De rest borg hij in de kast, want die zou hem nog -wel te pas komen. - -Vandaag ging er pas zijn eerste jonge konijn aan, en hij had er zes. - -Op elk kartonnetje zette hij een nummer, van 1 tot 20, en hij deed ze -alle in een doosje. Toen stak hij nog een stuk papier bij zich, om te -kunnen noteeren, wie een lot gekocht had, -- en een potlood, -- en -begaf zich naar buiten. - -In de verte hoorde hij het eigenaardige geschreeuw, dat de jongens -soms met een hooge stem doen hooren, als zij alleen over straat -loopen. - -"Halloïo! Diktrommio! Halloïo! Diktrommio! Gajeméïo!" - -Dik lachte. - -"Pitio van Drillio!" galmde hij terug. "Pitio van Drillio!" - -"Dikkio Trommio!" schreeuwde Piet. "Twéïo lotio! Voor mijn -centoïo!" - -Het geluid kwam steeds dichterbij en na een minuut zag Dik Piet het -erf oploopen. - -"Twéïo lotio! Twéïo lotio!" galmde Piet. "Voor mijn centoïo!" - -"Twee lootjes?" vroeg Dik, terwijl hij de doos met kartonnetjes uit -zijn zak opdiepte. "Hier, trek er maar twee uit." - -Piet trok de nummers 4 en 13, en Dik schreef op zijn lijst achter de -nummers 4 en 13 den naam van Piet van Dril. De twee centen stak hij -in zijn zak. - -"Zie zoo, ik heb al vast een beginnetje. Voor twee uur ben ik ze wel -allemaal kwijt, denk ik, en dan kunnen we na schooltijd het beestje -verloten." - -"Om hoe laat?" vroeg Piet. - -"Om zes uur, hier, achter onze schuur. Ik heb drie dobbelsteenen," -zei Dik, "mooie groote." - -"Zeg, ik hoop, dat ik het konijntje win," zei Piet van Dril. "Willen -we naar school gaan?" - -"Dat is goed." - -En samen sloegen zij den weg in naar school, waar zij natuurlijk veel -te vroeg aankwamen, maar dat wilden zij juist. Dik had er immers -gewichtige zaken te doen? - -Zij waren de eersten, die op de speelplaats aankwamen, maar 't duurde -niet lang, of er kwamen er meer. - -Bruin Boon kwam ook al heel vroeg. - -"Ik moet vijf lootjes hebben, Dik," zei hij, en hij gaf Dik vijf -centen. - -"Wat? Hoeveel?" vroeg Dik verbaasd, want het gebeurde haast nooit, -dat een jongen vijf loten tegelijk kocht. En hij keek Piet van Dril -aan, die zijn vragenden blik met een knipoogje beantwoordde. - -"Ja, vijf!" schreeuwde Bruin Boon. "Geef hier! Waar zijn ze?" - -Dik weifelde even en weer keek hij Piet vragend aan, en nogmaals -knipoogde Piet tegen Dik. De jongens wisten wel, dat Bruin niet -eerlijk was, en dat hij gewoonlijk veel centen in zijn zak had, en -zij verdachten er hem sterk van, dat hij ze stal uit de toonbanklade -van zijn moeder, die een winkeltje in kruidenierswaren deed. Want -Bruin was erg oneerlijk. - -"Nou, krijg ik ze, of krijg ik ze niet?" schreeuwde Bruin. - -"Weet je moeder ervan?" vroeg Dik. - -"Mijn moeder? -- Ja, -- natuurlijk! -- Je denkt toch niet, dat ik ze -gestolen heb?" - -"Ik weet niet, wat ik moet denken," zei Dik. Hij hield Bruin het -doosje met loten voor en Bruin nam er vijf uit. Dik schreef zijn naam -op de lijst achter de getrokken nummers. Even later kwam Arie Klaro. - -"Heb je je lootjes al?" vroeg hij aan Dik. "Geef mij er een, -- of -neen, ik wil er wel twee hebben. Des te meer kansen heb ik." - -"Maar ik heb de meeste kansen," zei Bruin. - -"Zoo? Hoeveel dan wel?" vroeg Arie. - -"Vijf!" zei Bruin. "Is 't niet waar, Dik, heb ik er geen vijf?" - -"Gestolen centen natuurlijk," zei Arie op den man af. - -"Als jij maar geen gestolen centen in je zak hebt!" zei Bruin -sarrend. - -Er kwamen hoe langer hoe meer jongens op de speelplaats, en de loten -van Dik gingen vlug van de hand. Hij kon zelfs niet eens aan alle -aanvragen voldoen, maar daar wist hij wel raad op. - -"Jongens," zei hij, "om vijf uur zal de loting plaats hebben...." - -"Waar?" schreeuwde Bruin. Bruin schreeuwde altijd veel harder, dan -noodig was. "Ik heb toch de meeste kansen, want ik heb er vijf!" - -"Bij ons, achter het huis," zei Dik. "En dan zal ik weer nieuwe loten -klaarmaken om er nog een te verloten, voor de jongens, die nu te laat -kwamen. Is dat goed? Komen jullie dan?" - -"Dus dan verloot je er twee vanavond," zei Dirk Langereis, die ook te -laat gekomen was en dus geen lootje had kunnen bemachtigen. - -"Ja, -- twee," zei Dik. - -"Dat is goed!" zeiden de jongens. - -Een poosje later ging de school aan, en Dik voelde zich vroolijk -gestemd, omdat de zaken voor de blinde Nelly zoo goed gingen. - -"Vanavond heb ik al veertig centen bij elkaar," dacht hij vergenoegd. -"Dan heb ik er nog maar vijf en tachtig noodig. Als de meester nu -maar niet weigert, -- maar weet je wat, ik zal erg goed mijn best -doen. Misschien gaat de boosheid dan wel weg, hoewel, -- hij heeft -vandaag nog geen vriendelijk woord tegen me gezegd." - -En Dik spande al zijn krachten in om 's meesters goedkeuring te -verwerven, wat de meester zeer goed opmerkte, al liet hij het niet -blijken. - -"Dikje heeft spijt van gisteren," dacht hij, en dat deed hem -genoegen. - -Om vier uur ging de school uit, en de jongens spoedden zich naar -huis. Maar om vijf uur waren zij allen present achter de schuur van -Dik. - -Dik had weer nieuwe loten gemaakt en verkocht ze aan de liefhebbers. -Ze gingen niet meer zoo grif van de hand als voor het eerste -konijntje, maar hij raakte ze eindelijk toch kwijt, en toen kon de -loting beginnen. - -Dik haalde een kleerenbak uit de schuur, een diepen melkbeker uit de -kast en drie groote dobbelsteenen uit zijn speelgoedlade. Daarmede -kwam hij bij de jongens terug. De kleerenbak werd op den regenput -gezet, en de dobbelsteenen deed hij in den melkbeker. - -"Zie zoo, alles is klaar," zei hij. "De verloting kan beginnen." - -"Maar om welk konijn gaat het?" vroeg Jan van Bakel, die ook een -lootje gekocht had. - -Dik haalde een van zijn jonge konijntjes uit het hok en deed het in -een mand. - -"Hallo! Het spel gaat beginnen!" riep Dik. - -Hij keek op zijn lijst en riep: "No 1, Jan Fulps. Asjeblief, goed de -steenen schudden en dan in den kleerenbak gooien." - -"Daar gaat-ie!" riep Jan Fulps. - -Hij rammelde met de steenen en wierp ze met kracht in den bak. "4, 2, -5!" riep Dik. "Elf oogen!" - -En hij noteerde achter Jan's naam 11. "No. 2, Bruin Boon!" - - -[Illustratie] - - -"Elf maar?" snoefde Bruin. "Daar ga ik boven!" - -"2, 3, 3!" riep Dik. "8 oogen!" - -"Daar ga ik onder, had je moeten zeggen, Bruin!" riep Jan Fulps hem -toe. - -"O, ik heb er nòg vier!" schreeuwde Bruin. - -"No. 3: Jan van Bakel!" riep Dik. - -Jan van Bakel gooide. - -"6, 5 en 5, 16 oogen!" kondigde Dik aan. - -"Een mooie gooi!" zei Piet van Dril. "Mijn beurt, Dik, ik ben no. -4." - -Piet rammelde met de steenen en wierp drie zessen. - -"Mooi zoo!" zei Dik. "Hooger kan het niet." - -"Ha ha," lachte Piet van Dril, "dat konijntje zal wel voor mij zijn. -Even hoog, dat kan, maar hooger, dat kan al vast niet!" - -Piet van Dril liep naar de mand, om het konijntje eens goed te -bekijken! 't Was een allerliefst beestje, vond hij, en hij streelde -het over den kop. - -Zoo gooiden de jongens om de beurt, en Bruin wierp eenmaal 2 zessen -en een vijf, dus 17 oogen. - -"Daar mankeerde er maar eentje aan, -- maar ik heb nog een lot. Dan -komt het derde zesje er wel bij." - -Maar op zijn laatste lot gooide hij tot groote pret van alle jongens, -drie eenen. Zijn kans op het konijntje was verkeken. - -Eindelijk moest alleen N°. 20 nog maar gooien, en dat was Arie -Klaro. - -"Een klein kansje!" zei hij, terwijl hij de dobbelsteenen in den -melkbeker liet rammelen. - -"Mijn konijntje is het!" riep Piet van Dril lachend. - -Arie gooide. - -"Drie zessen, -- achttien oogen!" riep Dik. "Arie en Piet van Dril -moeten kampen. Ze hebben evenveel oogen gegooid." - -"Dat staat je niet netjes, Arie!" zei Piet van Dril lachend. "Ik -dacht al, dat ik den prijs had." - -"Mis man, buiten den waard gerekend," zei Arie. "Gooi jij maar -eerst!" - -"Neen, -- jij!" zei Piet. - -"Jij bent het eerst aan de beurt. Hier heb je de steenen. -- Is 't -niet waar, Dik?" - -"Ja," zei Dik. "Jij eerst, Piet." - -"Vooruit dan maar!" zei Piet. Hij liet de stenen rammelen en gooide -een 4, een 6 en een 3. - -"Dertien oogen," zei Dik. "Een mooie kans, Arie." - -"O jé, daar gaat mijn konijntje," riep Piet lachend. - -"Toe, rammel zoo lang niet, -- ik brand van nieuwsgierigheid!" - -"Daar dan!" riep Arie. - -"Een 5, een 6 en een 3, -- veertien oogen!" riep Dik. "Arie heeft het -gewonnen. Geluk er meê!" - -"En nu ga ik meteen naar huis," zei Arie, die een heel eind van het -dorp woonde, en alleen om de verloting zoo lang gebleven was. - -Hij nam het jonge konijntje in zijn arm en vertrok. - -De anderen bleven voor de verloting van het tweede konijntje. - -"Mijn kansen staan mooi," schreeuwde Bruin. "Ik heb nu ook weer vijf -loten." - -"Maar onrechtmatig verkregen goed gedijt niet," zei Dirk Langereis. - -"Wat!" schreeuwde Bruin. "Wou jij zeggen, dat ik het gestolen had?" - -"Ik zeg alleen maar, dat onrechtmatig verkregen goed niet gedijt," -zei Dirk. - -De loting begon, -- en het einde was, dat Jan Vos met het konijntje -naar huis ging. Hij won met 17 oogen. - -"Jongens," riep Dik, "morgen een nieuwe verloting!" - -"Maar ik dank je!" zei Bruin Boon. "'t Heeft me vandaag al een -dubbeltje gekost, -- voor niemendal. Ik doe niet meê." - -"Dan laat je 't!" zei Dik. - -De jongens gingen naar huis, en Dik maakte weer nieuwe loten klaar -voor den volgenden dag, -- maar toen bleek de liefhebberij al -aanmerkelijk bekoeld. Er was geen sprake van, dat de verloting nog -dien dag kon plaats hebben, want 's avonds had hij er nog maar elf -verkocht. De moeders bleven niet aan 't geld geven. - -Na drie dagen pas was hij zeventien loten kwijt, en hij besloot, toen -maar verder geen moeite te doen. - -Anneke won het beestje, tot haar groote blijdschap. - -En Dik zag voorloopig geen kans, nog meer konijntjes te verloten. Het -speet hem wel, maar toch was hij blij, dat hij al vast zeven en -vijftig centen bij elkaar had. Hij had ze in een doosje gedaan en in -een hoekje van zijn speelgoedlade opgeborgen. - -"Ik zal wel zien, dat ik de rest er bij krijg," dacht hij. "Daar moet -ik maar een middeltje op bedenken. -- O, wat zou ik het heerlijk -vinden, als Nelly meê kon met het schoolfeest, -- dat ongelukkige -kind!" - -[Illustratie: hoofdstuk staartstuk] - - - - -[Illustratie: hoofdstuk kopstuk] - -Negende Hoofdstuk. - -De vrek gaat zich beklagen. - - -Den volgenden dag werd het dorp in rep en roer gebracht door het -gerucht, dat het groote, beroemde, Amerikaansche paardenspel van -Sänger ook daar voor een enkelen dag zijn reusachtige tent zou -opslaan, om er een voorstelling te geven. En niet het dorp alleen, -maar zelfs de geheele polder, waarvan het dorp het centrum vormde, -sprak over niets anders, dan over het wereldberoemde paardenspel van -Sänger, dat weldra zou arriveeren. - -Geen wonder, want de Directeur, Mr. Sänger, maakte op echt -Amerikaansche manier zoo'n reusachtige reclame voor zijn spel, dat je -om zoo te zeggen hooren en zien verging. Heel Nederland sprak er over -en alle kranten wijdden groote artikelen, ja zelfs geheele kolommen -aan het paardenspel van den beroemden Amerikaanschen Directeur -Sänger, en zijn beroemde paarden, en zijn beroemde pikeurs en zijn -beroemde paardrijdsters en zijn beroemde leeuwen en zijn beroemde -olifanten, en zijn beroemde honden en apen, ja zelfs aan zijn -beroemde, onmetelijke tent, waarvan 's morgens vroeg nog niets te -zien was, waarin 's middags soms reeds een voorstelling werd gegeven, -waarin alle beroemdheden 's avonds nogmaals optraden, en waarvan bij -zonsopgang geen spoor meer gevonden werd. In alle dagbladen stonden -kolossale advertentiën, op stal- en schuurdeuren, alsmede op alle -aanplakborden verschenen reusachtige biljetten met platen in -schitterende kleuren, waarop de ongelooflijkste toeren waren -afgebeeld. - -Niemand en niets ter wereld was zóó beroemd als de heer Sänger en -zijn paardenspel, en geweldige verhalen daaromtrent deden door ons -lieve vaderland de ronde. - -Zoo vertelde men, dat de heer Sänger een weddenschap had aangegaan -met een anderen schatrijken Amerikaan, -- want ook de heer Sänger -moest, naar men zeide, schatrijk zijn, -- dat hij binnen een half -jaar van Amerika naar Europa zou reizen, daar veel meer -voorstellingen zou geven dan er dagen in het halve jaar waren, nooit -langer dan twee dagen op dezelfde plaats zou verblijven en binnen het -half jaar weer in New-York zou teruggekeerd zijn. De weddenschap ging -om honderdduizend dollars, die hij van te voren bij een bank had -moeten deponeeren. Ook vertelde men, dat de leeuwentemmer van het -circus vijf leeuwen had, waarmede hij de ongehoordste toeren -verrichtte, ja, dat hij hun zelfs zijn hoofd in den geopenden muil -stak, en dat alles terwijl het hem toch niet onbekend kon zijn, dat -diezelfde leeuwen zijn vaders en grootvader, die vóór hem hun -eigenaars waren geweest, reeds hadden opgegeten. En dan waren er nog -twee olifanten, waarvan de een den vorigen oppasser, die iets deed, -dat den olifant niet naar den zin was, met zijn slurf had -doodgeslagen, en toen hij op den grond lag, om zoo te zeggen, met -zijn lompe pooten een polka op zijn lichaam had gedanst, zoodat er -niets van hem overbleef dan wat pap. - -Dik geloofde al die verhalen onvoorwaardelijk. Had hij ze niet met -eigen oogen in de krant gelezen? - -Hij zat op de leuning van de brug met Piet van Dril en Jan Vos te -hengelen. 't Was een hooge brug, en 't was ook een hooge leuning, en -zij moesten lange hengelstokken hebben om bij het water te kunnen -komen. En hun zitplaats was tamelijk gevaarlijk, want bij de minste -onhandige beweging konden zij er aftuimelen en in het diepe, breede -kanaal terechtkomen. - -Zij praatten natuurlijk over het paardenspel, zooals iedereen. - -"'t Zijn allemaal Engelschen," beweerde Jan Vos. "'t Mocht wat," zei -Dik. "Echte Amerikanen, hoor. En zij hebben ook Roodhuiden bij zich. -Zeg Piet, heb je 't gehoord? Dan rent er een wild paard in het -circus, zonder bit of teugel, en dan komt zoo'n Roodhuid op een ander -paard binnenvliegen en gooit het een lasso om den nek, -- en dan maar -trekken, jongens, trekken van heb ik jou daar, tot het gevangen paard -bijna stikt en op den grond valt. -- Zie je, zoo vangen die -Roodhuiden hun paarden in de wildernis ook." - -"Fijn om te zien," zei Piet. "Ik hoop, dat ik er naar toe mag." - -"Ik heb geen kans," zei Jan Vos. "'t Is te duur, zegt Vader. Hij kan -zijn geld wel beter gebruiken." - -"Net als bij ons," zei Dik. - -"O, -- jij, -- jij hebt geld genoeg verdiend met het verloten van je -konijnen, want zoo duur is het niet, als je op den laagsten rang gaat -zitten. En je ziet het daar even goed als op den eersten. Hoeveel heb -je ook al verdiend met je verloting?" - -"Zeven en vijftig cent," zei Dik, met een peinzend gezicht naar zijn -dobber turend. - -"Meer dan genoeg, -- de vierde rang kost maar 40 cent," zei Jan. "Zeg -Dik, dan gaan we samen, hè? Ik màg, -- dat heb ik al aan Vader en -Moeder gevraagd. Doen, zeg?" - -Dik zei niets. - -Ha, wat had hij een zin, om mede te gaan! Zoo iets moois had hij nog -nooit gezien en zou hij misschien nooit in zijn leven meer te zien -krijgen. -- Maar, voor dat doel had hij zijn konijntjes niet verloot. -Hij had het gedaan om het arme, ongelukkige, blinde meisje een mooien -dag te bezorgen, en 't zou gemeen van hem wezen, als hij nu voor dat -geld naar het paardenspel ging. - -"Doen, zeg?" herhaalde Piet, met een elleboogstoot in Dik's rug. - -"'k Weet niet, -- misschien -- wel," zei Dik aarzelend. - -"Waarom zou hij niet?" dacht hij. "'t Was toch zijn eigen geld, en -hij kon er mede doen, wat hij wilde. Niemand dan hij had er iets over -te zeggen, behalve zijn Vader en Moeder natuurlijk, maar die zouden -het wel goed vinden. Zij vonden van Dik alles goed." - -"Waarom _misschien?_" vroeg Piet. - -"Ja, waarom _misschien?_" dacht Dik. "Waarom niet _zeker._ Hij had -het geld toch niet aan Nelly beloofd? Hij had er immers zelfs met -geen enkel woord over gesproken?" - - -[Illustratie] - - -"Zeg, waarom _misschien?_" vroeg Piet nog eens. - -"Och, 'k weet nog niet," zei Dik. "Ik denk van wèl, 't Paardenspel -is hier nog niet eens, en misschien komt het zelfs in het geheel -niet. Vader zegt, dat het maar een praatje zal wezen, want dat er -nergens aanplakbiljetten te zien zijn." - -"O, dat hindert niet. Iedereen zegt het," beweerde Jan Vos, die er -wel niet heen mocht, maar het toch heerlijk vond, dat het komen zou -met die leeuwen en olifanten en Roodhuiden en paarden en wie weet, -wat nog meer. Hij zou wel maken, dat hij met zijn neus overal 't -dichtst bij was. - -"Spreken ze Amerikaansch?" vroeg hij. - -"Engelsch," zei Piet van Dril. "De Amerikanen hebben geen eigen taal, -en spreken Engelsch." - -"Jammer," zei Jan, "'t moesten Hollanders zijn. Dan kon ik met hen -praten." - -"O," zei Dik, "dat kan ik toch wel. Ik wed, dat ze mij woord voor -woord verstaan." - -Piet en Jan barstten in lachen uit. - -"Wat een pocher!" riep Piet van Dril, die door een onhandige beweging -half van de leuning gleed. Hij kon zich nog net bijtijds met één -arm vastgrijpen, maar stootte toen Dik bijna naar de diepte. En Dik -greep zich in zijn schrik aan Jan Vos vast, zoodat zij alle drie -groot gevaar liepen om naar beneden te duikelen, Zij hingen aan de -leuning. En lachen, lachen, dat ze deden! Ze kropen met moeite tegen -de leuning op en namen weer plaats. - -"Zeg, Jan," zei Dik, "als je weer wat weet." - -"En jij dan, Dik!" zei Jan Vos. "Je trok er me ook bijna af." - -"Zoo, Dik, spreek jij zoo goed Engelsch?" lachte Jan. - -"Onverbeterlijk," zei Dik. "Ik durf met je te wedden, dat ze me woord -voor woord verstaan!" - -Jan en Piet lachten hem smakelijk uit. - -Opeens zei Jan Vos: - -"Kijk eens, Dik, daar komt er een de brug op, dat geloof ik zoo vast -als tweemaal twee vier. Hij komt hierheen, zie je wel?" - -"En òf!" zei Dik, die van de leuning op de brug sprong en den man, -die naar hem toe kwam, met open mond en oogen aangaapte. Zijn hengel -haalde hij in. - -"'t Is er vast een!" beweerde Piet van Dril. "Dat zie je aan alles -wei, hè?" - -Nu, daar had hij wel gelijk aan. De man had een pikeurspet op en -droeg een korte rijjas. Zijn beenen waren gestoken van boven in een -rijbroek en beneden in rijlaarzen met sporen. Hij droeg een geel -vest, en zijn broek was ook geel. Bij elken stap, sloeg hij zich met -een korte rijzweep tegen de kaplaarzen. - -"Hallo!" zei hij tegen de drie jongens, en hij keek in het bijzonder -naar Dik, die met zijn dikke buikje en bolle wangen blijkbaar een -grappigen indruk op hem maakte. "Hallo!" zei ook Dik, toen hij den -vreemdeling lang genoeg had aangestaard. - -"Nu je Engelsch!" fluisterde Piet zijn vriend Dik toe. - -1) "Do you live here?" vroeg de vreemdeling. - -2) "Yes, Sir!" zei Dik, die er geen woord van verstond. - -3) "Ha, that is good..." - -4) "No, Sir!" beweerde Dik. - -De Engelschman keek Dik in de grootste verbazing aan, want hij -begreep niet, wat hij aan den jongen had. - -En Piet van Dril en Jan Vos stonden ook in stomme verbazing naar Dik -te kijken, die zoo brutaalweg den vreemdeling in diens eigen taal -antwoordde. Wat drommel, waar kon Dik dat Engelsch hebben geleerd? -Zij wisten niet, dat Dik in het geheel maar drie Engelsche woorden -kende, namelijk _yes_, dat _ja_ beteekent, _no_, dat hetzelfde is als -_neen_, en _sir_, dat _mijnheer_ beteekent, en dat Dik geen woord van -den Amerikaan verstond, maar het besluit had opgevat, om maar op de -beurt, "Ja, mijnheer" en "Neen, mijnheer" te zeggen. - -5) "Do you know the burgomaster?" vroeg de Amerikaan. - -"No, Sir!" zei Dik met een stalen gezicht, hoewel hij er geen woord -van verstond. - -6) "Where does he live?" - -"Yes, Sir!" zei Dik. - -De Amerikaan begreep thans volkomen, dat die dikke jongen hem met een -stalen gezicht voor den gek stond te houden. Hij deed een stap -voorwaarts en hief met een snelle beweging zijn rijzweep op, om er -hem een gevoeligen tik mede te geven. - -Maar Dik was op zijn hoede. Hij glipte gebukt tusschen zijn vrienden -en de brugleuning door en maakte dat hij wegkwam. - -Jan Vos en Piet van Dril gingen hem lachend achterna. - -"Of jij Engelsch spreekt, Dik!" riep Piet hem toe. - -"Wel, wat mankeerde er aan?" vroeg Dik lachend. - -"Alles!" grinnikte Piet. - -"Niets!" beweerde Dik. "Ik heb gezegd, dat hij mij woord voor woord -zou verstaan, en deed hij dat dan niet?" - -"Jawel, maar je zei niets dan ja en neen!" zei Jan Vos. - -"Juist," zei Dik. "De zaak was ook niet, dat hij mij niet verstond, -maar ik verstond hèm niet, -- daar zat hem de kneep." - -De jongens zagen, dat de vreemdeling een poosje rondkeek en zich toen -naar het raadhuis begaf, zeker om den burgemeester te spreken. - -"Maar nu is het toch wel zeker, dat het paardenspel hier komt," zei -Jan. "Wat zou die man hier anders op het raadhuis moeten doen?" - -"Natuurlijk," zei Dik. "Ik meende het hem net te vragen, toen hij die -rijzweep ophief...." - -"Ha, ha, ha, ha!" lachten Jan en Piet. - -Zij gingen in het gras aan den kanaalkant zitten, om de terugkomst -van den vreemdeling af te wachten, maar hij bleef nog al lang weg. - -"'t Is te hopen, dat de burgemeester beter Engelsch spreekt dan jij, -Dik," zei Piet van Dril. - -"Er was op mijn Engelsch geen aanmerking te maken," zei Dik. "Hij -verstond me woord voor woord." - -"O ja, ik bedoel, dat de burgemeester hem beter _verstaan_ zal dan -jij," zei Piet lachend. - -"Dat hoop ik ook," zei Dik. - -Eindelijk kwam de Amerikaan te voorschijn, en de jongens wezen -beleefd naar hun pet, want zij vonden hem thans een belangwekkend -personage. - -Zijn boosheid was blijkbaar alweer verdwenen, want toen hij de -jongens herkende, lachte hij tegen hen. En tegen Dik hief hij -dreigend zijn zweep op, maar hij meende er niets kwaads mede. - -Dik, Piet en Jan volgden hem op de hielen, om te zien, waarheen hij -ging, maar heel ver behoefden zij niet te loopen, want dicht bij de -brug liep hij den stal in van Café "Goud uit schuim," haalde een -mooi rijpaard naar buiten, gaf den stalknecht een fooi, en wierp zich -met een vlugge beweging in den zadel. - -"Ha, wat een prachtig beest," zei Dik, die een groot liefhebber van -paarden was. "Kijk eens, wat steigert hij!" - -"Ja, een fijn paard, hoor," zei Piet. "Hoepla, -- daar gaat hij!" - -De ruiter gaf zijn paard de sporen en reed in een vluggen draf den -weg op naar Haarlem. - -De jongens oogden hem na. - -"Wat kan dat paard loopen!" zei Dik. "Heel wat harder dan de paarden -van den molenaar." - -"Die zijn te dik," zei Piet. "'t Zijn Belgische werkpaarden, goed om -zware vrachten te trekken. -- Maar dit is een fijn raspaardje, zie -je, dàt is het verschil. Zag je zijn dunne pooten wel?" - -"Zeker," zei Dik. "'t Zal wel een van de circuspaarden zijn. Waar zou -het spel komen te staan? Op de markt zal het niet gaan, vanwege al -die palen." - -"Vader denkt, dat het op het stuk weiland komt, hier achter het -Café. Dat is een mooie gelegenheid. Ruimte in overvloed!" - -De jongens liepen de brug over naar de markt. - -"Wat zullen we eens gaan doen?" vroeg Jan Vos. "'t is nog veer te -vroeg, om naar huis te gaan." - -"Willen we een poosje in den boom gaan zitten?" zei Dik. - -Midden op de markt stond een groote boom, waarin de jongens zich -dikwijls vermaakten, misschien wel, omdat Flipsen nooit wilde hebben, -dat zij er in klommen. Welke reden hij daarvoor had, kon niemand -begrijpen, want het was een reusachtige boom, die er niets van te -lijden had en desnoods best een stootje kon velen. Zelfs de -burgemeester had al meer dan eens tegen Flipsen gezegd, dat hij niet -zoo op de jongens moest vitten, want dat er toch waarlijk zooveel -kwaad niet in stak, dat zij soms wel eens in dien boom speelden. - -Maar Flipsen wilde het nu eenmaal niet hebben; hij was een lastige -man, die van de jongens niets verdragen kon. - -"In den boom gaan zitten?" vroeg Jan Vos. "En als Flipsen dan komt?" - -"Dan stil blijven zitten," zei Dik. "Maar hij zal ons niet eens zien, -want het loover is zoo dicht, dat wij zoo goed als onzichtbaar zullen -zijn." - -"Weet je wat?" zei Piet van Dril. "We scheppen onze klompen vol water -en nemen die meê naar boven. Als Flipsen dan komt, zetten wij hem in -een stortbad..." - -"Grappig!" zei Dik. "Op een anderen keer. Laten we nu maar kalm in -den boom gaan zitten, -- dan ziet hij ons niet, al komt hij er langs. -Geef me een pootje, Jan! Die stam is mij te dik om er in te klimmen." - -"Wacht even, -- wie loopt daar zoo mal langs den weg?" vroeg Piet van -Dril. "Hij kruipt meer, dan hij loopt....." - -"Een malle verschijning!" zei Dik. "Kijk, 't is Mulder, de vrek! Wat -zou hem schelen? Hij houdt zijn handen in zijn lenden, -- 't lijkt -wel, of hij vergaat van de pijn...." - -"En wat loopt hij krom!" zei Jan Vos. - -"En wat kijkt hij benauwd," merkte Piet van Dril op. "Zou hij naar -den dokter gaan?" - -"Kun-je begrijpen!" zei Dik lachend. "Naar den dokter? Dat kost -immers geld? -- Neen, naar den dokter ongetwijfeld niet!" - -"Laten we kijken!" zei Piet. "Wacht, hij gaat de brug over. Mijnheer -houdt zich vast aan de leuning, -- mijnheer kan haast niet verder en -wrijft zich over den rug, mijnheer ziet bont en blauw in zijn -gezicht, zie je dat?" - -"Jongens," zei Dik, "dan is er eergisteren wat gebeurd, je weet toch -wel, 's avonds, toen we slootje-gesprongen hebben en toen we zoo'n -raar geschreeuw hoorden in zijn tuin...." - -"Mijnheer gaat naar den burgemeester!" vervolgde Piet van Dril. "Zie -je wel, hij gaat het raadhuis binnen. Ha -- ha, -- mijnheer kan haast -den stoep niet opkomen." - -Piet van Dril had gelijk. Mulder ging naar den burgemeester, om zich -over Flipsen te beklagen. - -"Wel Mulder? Wat is er?" vroeg de burgemeester. "Ga zitten." - -Mulder nam heel voorzichtig op een stoel plaats en kreunde daarbij -van de pijn. Toen zag de burgemeester hoe vreeselijk toegetakeld de -man er uitzag, en hoewel hij in het geheel geen sympathie voor den -ouden gierigaard voelde, kreeg hij nu toch medelijden met hem. - - -[Illustratie] - - -"Au au, -- o -- o -- wat een pijn!" kreunde Mulder, terwijl hij ging -zitten. - -"Maar man, wat zie je er uit?" riep de burgemeester hem toe. "Je -gezicht is bont en blauw, en -- maar, wat is je overkomen?" - -"Ja, ja, wat is me overkomen?" zei Mulder met een pijnlijk gezicht. -"Ik kom me beklagen, burgemeester..." - -"Beklagen! Is er bij je ingebroken en hebben ze je mishandeld?" - -"Neen, -- o, wat een pijn, -- ingebroken niet, maar mishandeld wel," -kermde Mulder. "Dat heeft Flipsen me geleverd!" - -"Flipsen?" riep de burgemeester ongeloovig uit. "Je vergist je -ongetwijfeld, Mulder, hoe wou Flipsen er toe komen, om een van de -burgers uit onze gemeente zoo te mishandelen? -- Want ik moet -toegeven, dat je mishandeld bent, Mulder, -- en erg mishandeld ook." - -"O, ik verga van de pijn," kreunde Mulder. "Bijna twee dagen heb ik -in bed gelegen, omdat het me onmogelijk was op te staan. Maar nu kon -ik het niet langer uithouden, -- ik wilde dien man aanklagen, -burgemeester, opdat hij voorbeeldig gestraft worde...." - -"Maar Mulder, -- Flipsen toch zeker niet?" - -"Flipsen, en niemand anders," zei Mulder. "Hij zou zich 's avonds, -dat was eergisteren, in mijn tuin opschuilen, om op de jongens te -passen, die voor den zooveelsten keer weer mijn boomgaard eens wilden -plunderen. Ik had die kwajongens bij toeval afgeluisterd, toen zij -die afspraak maakten. Flipsen had er wel geen zin in, maar toen ik -hem liet merken, dat ik van plan was bij u te gaan klagen, als hij -het niet deed, koos hij eieren voor zijn geld. --" - -Mulder zuchtte diep, want onophoudelijk flitsten hem hevige -pijnscheuten door zijn lichaam. - -"En zoo kwam hij dan," vervolgde hij na een poosje, "erg boos, dat -kan ik u verzekeren, want hij was, zooals hij zelf zei, juist van -plan geweest, dien avond eens rustig bij zijn vrouw te blijven -rooken..." - -"Nu, zoo prettig was het ook niet voor hem," vergoelijkte de -burgemeester. "Flipsen is een ijverig man, dat zal iedereen toegeven. -Hij is eerder te ijverig, dan te lui, en maakt zich daardoor juist -vele vijanden. En 't zou heusch niet erg zijn, als hij ook eens een -avondje rustig thuis kon blijven..." - -"Daar betalen wij onze belastingcentjes voor, burgemeester," zei -Mulder, die juist weer een hevigen scheut door zijn rug kreeg. "Au, -au, o, wat een pijn!" - -"Maar nu weet ik nog niet..." hernam de burgemeester. - -"Ik zal 't u vertellen," zei Mulder. "Toen het al heel laat geworden -was en ik van Flipsen niets meer bemerkte, besloot ik even te gaan -kijken, of hij er nog was, en toen sprong me die nijdigaard -plotseling op mijn lijf, smeet mij tegen den grond, en sloeg mij met -zijn gummi-stok bont en blauw. Ik dacht niet anders, of hij wilde mij -doodslaan. Mijn beenderen kraakten me in mijn binnenste. Ik kom -daarom een aanklacht tegen dien man doen. Hij dient ontslagen te -worden." - -"Och kom," zei de burgemeester, "'t zal een vergissing van Flipsen -geweest zijn. Misschien meende hij wel, dat hij een van de -vruchtendieven te pakken had." - -"Een vergissing, -- au, o, wat een scheut, -- onmogelijk, -burgemeester. Toen hij me op zoo'n verschrikkelijke manier met zijn -gummi-stok bewerkte, heb ik hem wel tienmaal toegeschreeuwd, dat ik -Mulder was, maar hij wilde mij niet hooren. Hij sloeg me opzettelijk, -omdat hij nijdig op mij was, en ik eisch zijn ontslag, -- op staanden -voet. Of anders zal ik een strafvervolging tegen hem laten instellen -wegens moedwillige mishandeling." - -"Dat is uw zaak," zei de burgemeester, terwijl hij op een tafelschel -tikte. - -De concierge verscheen. - -"Legels, ga naar Flipsen en zeg hem, dat hij onmiddellijk hier moet -komen." - -"Flipsen is ziek, burgemeester...." - -"Erg ziek?" - -"Dat weet ik niet. Ik geloof, dat hij zich bezeerd heeft, -- nog al -erg." - -"Zoo, -- nu, weet je wat, ga hem vragen, of hij in staat is om hier -te komen. Je moet zeggen, dat het een ernstige zaak geldt." - -"Jawel, burgemeester." - -Er werd tusschen den burgemeester en Mulder niet veel meer gesproken. -De laatste liet herhaaldelijk een dof gekreun hooren. - -Na enkele minuten verscheen Flipsen, met een dik verband om zijn -hals. - -"Wel, Flipsen, wat scheelt je?" vroeg de burgemeester, "Heb je je -bezeerd?" - -Flipsen keek schuin naar Mulder en deze schuin naar Flipsen. - -"Ja, burgemeester, ik heb me bezeerd," zei Flipsen. - -"Zoo, hoe komt dat?" - -"Dat weet ik niet, burgemeester," zei Flipsen, die het inderdaad niet -wist. Herhaaldelijk keek hij naar het misvormde gezicht van Mulder, -dat een heele rist groene en blauwe strepen vertoonde. De leelijke -vrek was er niet mooier op geworden, ja, Flipsen vond dat hij hem nog -nooit zoo leelijk ontmoet had. - -De burgemeester werd een beetje boos over dat antwoord van Flipsen. - -"Weet je 't niet? Dat is al heel wonderlijk...." - -"Ik weet het heusch niet, burgemeester," zei Flipsen, wiens gelaat -bij elke beweging een pijnlijken trek kreeg. - -"Nu, als je 't me niet zeggen wilt, moet je dat zelf weten," hernam -de burgemeester op hoogen toon. "Flipsen, deze man komt zich over je -beklagen. Hij zegt, dat je hem eergisteren-avond zoodanig mishandeld -hebt, dat hij er twee dagen van te bed heeft gelegen en nog maar -ternauwernood loopen kan. Hij eischt, dat je op staande voet -ontslagen wordt, of hij zal een strafvervolging tegen je beginnen -wegens moedwillige mishandeling. Wat heb je daarop te antwoorden?" - -Flipsen keek in de grootste verbazing beurtelings den burgemeester en -den vrek aan. Blijkbaar wist hij in de verste verte niet, wat van -deze beschuldiging te denken. - -"Hoor je me niet?" vroeg de burgemeester. "Of wist je dit soms ook al -niet?" - -"Ik, -- burgemeester, -- neen, op mijn woord, -- ik weet het niet. Ik -heb Mulder voor 't laatst ontmoet in mijn eigen tuin op mijn eigen -bank, toen hij mij kwam vragen een oogje in het zeil te houden, omdat -hij zeker wist, dat de jongens 's avonds in zijn tuin wilden komen om -zijn vruchten te kapen. Na dat oogenblik heb ik Mulder niet meer -gezien, dat verklaar ik op mijn ambtseed, burgemeester." - -"'t Wordt nu nog erger, burgemeester," zei Mulder. "Hij doet op die -manier nog een valschen eed ook, want hij heeft me dienzelfden avond -in mijn tuin zoo onbarmhartig afgeranseld, dat ik vreesde te zullen -sterven...." - -Flipsen kreeg een flikkering in zijn oogen, en ondanks zijn pijnen, -een spottend lachje om zijn lippen. - -"Ha, ha, Mulder, -- ben jij dat geweest?" vroeg hij. "Ik verkeerde -tot nog toe in de heilige overtuiging, dat ik Dik Trom of een van die -andere lieverdjes te pakken had gehad...." - -"Neen, man, dat weet je wel beter..." viel Mulder in. "Ik heb je wel -honderdmaal toegeroepen, dat ik Mulder was..." - -"Geen woord van gehoord!" riep Flipsen uit, die een paar maal in een -lach geschoten was, maar zich onmiddellijk weer bedwongen had uit -respect voor den burgemeester. - -Deze keek beurtelings Mulder en Flipsen aan, en begreep van de heele -zaak maar bitter weinig. "Hoor eens, -- vertel me eens kort en goed, -Flipsen wat er gebeurd is. Ik begrijp er nu nog niet veel van." - -"Och, Mulder had me gevraagd eens een oogje..." - -"Jawel, jawel, dat weet ik nu al. Je ging dus in den tuin van Mulder -en verborg je daar ergens, niet waar?" - -"Juist burgemeester, in een donker boschje, dicht hij de aardbei- en -frambozenplanten." - -"En toen?" - -"Daar heb ik gezeten, tot het pikdonker geworden was," hernam -Flipsen, "en daar de jongens niet kwamen, meende ik juist naar huis -te gaan, toen ik dicht bij me eenig geritsel hoorde..." - -"Dat was ik!" zei Mulder met een zucht. - -"Dan kroop je over den grond...." zei Flipsen. - -"Neen, ik liep, want ik wilde eens kijken, of je er nog was." - -"Neen man, dat is niet waar," hield Flipsen vol. "Ik hoorde eenig -geritsel en zag toen iemand over den grond voortkruipen naar de -frambozen...." - -"Maar Mulder, waarom kroop je over den grond?" vroeg de burgemeester. - -"Ik kroop niet!" zei Mulder. - -"Je kroopt wèl!" hield Flipsen vol, "en daar ik dacht, dat je Dik -Trom of een van de andere jongens waart, ben ik op je rug gesprongen -en heb je een pak slaag gegeven, als nog nooit iemand van mij gehad -heeft." - -"'t Is Mulder nog aan te zien," zei de burgemeester, die slechts met -moeite een lach bedwingen kon. "'t Is dus gewoon een vergissing -geweest, Mulder, -- een vergissing, die het gevolg was van je -onvoorzichtigheid, om kruipende naar Flipsen te gaan. Dat was een -malle onderneming van je, Mulder..." - -"Hoe kwam je daar toch toe?" vroeg Flipsen met een spottend lachje. - -"Zoo maar," zei Mulder. "Ik zal toch wel door mijn eigen tuin mogen -kruipen, als ik dat verkies!" - -"Van mij wel," zei Flipsen. "Maar wil ik je eens zeggen, waarom je -het deedt? Je was zeker bang, dat ik aan je aardbeiën en -frambozen...." - -"Ha, ha, ha, ha!" barstte de burgemeester uit, en hij kon maar niet -tot bedaren komen, want hij zag duidelijk aan Mulders gezicht, dat -Flipsen den spijker op den kop had geslagen. - -"Alsof je daar te goed voor was!" zei Mulder, die wel zag, dat -ontkennen hem toch niet baten zou. - -"Ha, ha, ha, ha, 't is te mal, ha, ha, ha, ha," schaterde -burgemeester. "Dus je gingt de politie beloeren... ha, ha, ha, en -kreeg toen... ha, ha, ha --" - -En toen barstte ook Flipsen in lachen uit, wat hem zoo'n pijn in zijn -hals deed, dat hij er zijn beide handen op moest leggen. - -"Lach jij maar," zei Mulder nijdig. "Je hebt me half dood geslagen, -dat geef ik toe, maar mijn aap..." - -"Jouw aap?" riep Flipsen uit, voor wien het raadsel, wie hem zoo -onverwachts besprongen had, nog niet opgelost was, "jouw aap?" - -"Ja, juist, 't was mijn aap, die je zoo toegetakeld heeft, dat je het -uitpiepte van de pijn...." - -"Jouw aap?" herhaalde Flipsen. "Was het jouw aap, die me op mijn rug -sprong en me zijn nagels in mijn nek plantte en me de ooren bijna van -mijn hoofd beet..." - -"Houd op -- houd op -- ha, ha, ha, ha!" lachte de burgemeester, -- -"ik krijg nog een ongeluk van het lachen -- ha, ha, ha, ha! 't Is -meer dan mal, -- 't is -- ha, ha, ha, ha!" - -Mulder stond kreunend op en liep zonder groeten de deur uit, en -Flipsen stond ook op, -- maar hij moest wel lachen, of hij wilde of -niet. - -"Dat die vrek mij, de politie, beloeren kwam en bij ongeluk Dik's pak -slaag in ontvangst moest nemen...!" - -"Ha, ha, ha, ha!" lachte de burgemeester. "Ga maar weg, Flipsen, ik -heb je niet meer noodig -- ha, ha, ha, ha!" -- - -Flipsen vertrok. Weldra had hij Mulder, die maar heel moeilijk loopen -kon, ingehaald, en de beide invaliden liepen naast elkander verder. -Zij spraken geen enkel woord, want Mulder was te boos, en Flipsen -moest telkens lachen. - -Toen zij de markt passeerden, kwamen Dik Trom, Jan Vos en Piet van -Dril op een drafje naar hen toe loopen, en Dik zei tot Flipsen: - -"Flipsen, er zit een groote aap in den boom, hier op de markt." - -"Een aap?" zei Flipsen, en er ging hem een rilling over den rug. "Een -aap, zeg je?" - -"Een aap?" vroeg Mulder. "Dat is mijn aap!" - -"Hoe weet je, dat er een aap in den boom zit?" vroeg Flipsen. - -"Omdat we er in wilden klimmen, en toen zagen we hem. 't Is een -kwaadaardige, hoor," zei Dik. - -"Of hij kwaadaardig is!" bromde Flipsen, terwijl hij voorzichtig met -zijn hand over het verband om zijn hals streek. "Wat doe jij in dien -boom te klimmen? Ik heb het je immers wel honderdmaal verboden?" - -"Maar we waren er weer veel gauwer uit dan er in, Flipsen," zei Dik. -"Dat beest kwam zoo nijdig op ons af, dat we ons hals over kop uit -den boom hebben laten vallen." - -"Waar zit dat creatuur?" vroeg Flipsen. "Zit hij hoog?" - -"O neen," riep Piet van Dril, "hij zit nu op bijna den ondersten tak! -Kijk maar, daar zit hij! Ziet u hem? -- Dáár!" - - -[Illustratie] - - -"Ja, ja, ik zie het mormel..." - -"Wou je hem vangen, Flipsen?" vroeg Dik. - -"Dank je hartelijk," zei Flipsen, terwijl hij nogmaals met zijn hand -over zijn nek streek. "Mulder zal hem wel vangen; 't is zijn aap, -zegt hij immers zelf." - -Mulder zag, dat de aap kwaadaardig naar hem zat te kijken en hem af -en toe toegrijnsde. - -"Hij kan voor mijn part gaan, waar hij wil," zei Mulder. "Ik wil dat -monster niet meer in mijn tuin hebben...." - -"Maar als 't jouw aap is, ben jij verantwoordelijk voor zijn daden," -zei Flipsen. "Als hij iemand mishandelt, zul-jij de doktersrekening -te betalen hebben." - -"Dat moest er nog bijkomen!" zei Mulder. "Ik had nog liever! Ik wil -dien aap niet meer terughebben, zeg ik je immers! Mijnentwege mag je -hem doodschieten..." - -"Doe het zelf," bromde Flipsen. "Ik ben je knecht niet." - -"Mag ik hem hebben, Mulder?" vroeg Dik Trom opeens. - -"Jij? Wou jij hem hebben, Dik?" vroegen Piet en Jan tegelijk. - -"Ik wel," zei Dik. "Als Mulder hem kwijt wil..." - -"Goed, -- ik schenk hem je," zei Mulder, die blij was, dat hij hem -aan een ander kon overdoen. - -"Dik Trom," zei Flipsen, "wees gewaarschuwd, want het is een -gevaarlijk dier." - -"Dat zie ik wel," zei Dik. "Maar ik ben niet bang..." - -"En hoe Moet je hem vangen?" vroeg Flipsen weer, - -"O, dat zal zoo moeielijk niet gaan," zei Dik. "Zeg Jan en Piet, -blijven jullie hier, om op hem te passen? Ik ga gauw even naar huis, --- in een wip ben ik weer terug." - -"Hè, hè, hè, hè -- ik ben hem kwijt gelukkig!" lachte de vrek. -"En dien Dik Trom zal hij nog vermoorden, -- net goed! -- Net goed!" - -Mulder ging naar huis en liet bij elken stap een kreunend geluid -hooren. En Flipsen bleef ook niet langer, want met den aap wilde hij -liever niets meer te maken hebben, en ook wilde hij er liever geen -getuige van zijn, als hij Dik of een ander een ongeluk toebracht. - -"Die jongen krijgt hem toch nooit," dacht Flipsen. "En wie weet, waar -het beest morgen al zit. Hij zal hier gauw genoeg vandaan zijn." - -Dik kwam spoedig terug met een droogstok van het bleekveld, en een -stevig touw. Zijn hengel had hij medegenomen naar huis. - -"Hoe wil je hem vangen, Dik?" vroegen Jan en Piet nieuwsgierig. - -"O, dat zal gemakkelijk genoeg gaan, als jullie me maar helpen. Kijk, -hier heb ik een stevig stuk touw, -- dat bind ik aan het einde van -den stok, -- zóó. Dat zit stevig, hè?" - -"En of!" zei Piet van Dril. - -"'t Is maar een kort touw, zie je. Nu bind ik er nog een lang touw -ook aan. Waartoe dat dienen moet, zul-je straks wel zien. Nu maak ik -in het korte touw een strik..." - -"Ha, ha!" lachte Piet. "Ik snap je! Een lasso, hè?" - -"Ja, maar een korte," zei Dik. "Zie zoo, -- nu gaan we er op af! -Kijk, den stok met den strik omhoog! Als hij nu maar niet -wegloopt..." - -"Hij loopt niet weg," zei Piet. "Daar is het een te nijdig beest -voor." - -"Juist mijn idée," zei Dik. "Kijk, de strik komt vlak voor zijn kop. -Neem je hengelstok, Piet, en leidt zijn aandacht af..." - -"Ja, ja, -- juist," riep Piet. Hij raapte zijn hengelstok van den -grond op en zwaaide er mede langs den kop van den aap. - -Kees beet er naar en maakte zich tot den strijd gereed. - -In den strik had hij geen erg. Dik maakte van het juiste oogenblik -gebruik en liet hem den strik over zijn kop glijden. Toen trok hij, -zoo hard hij kon. - -De strik klemde den aap om den hals, Jan hielp Dik trekken en op 't -volgende oogenblik viel Kees op den grond. - -"Grijp jij nu het lange touw, Piet," zei Dik. "Dan houd jij hem -daarmede aan den eenen kant in bedwang en ik aan den anderen." - -"Goed begrepen!" riep Piet, en Jan Vos liep in 't rond te springen -van plezier. De aap kon niet heen of weer, en kreeg het benauwd in -den strik, die hem stijf om zijn keel zat. - -"Houd den stok even vast, Jan!" zei Dik, en toen ging hij onbevreesd -op den aap toe, deed hem een hondenketting, die hij voor dat doel had -meegebracht, aan zijn halsband, maakte den strik los, en riep: - -"Allo! Allo! Hup Caesar, allo, allo!" - -Kees had het vreeselijk benauwd gevonden in den strik en hij vatte -voor Dik, die hem daaruit verloste, dadelijk een groote genegenheid -op. - -Zoodra hij zijn adem teruggekregen had, en dat was binnen enkele -seconden het geval, sprong hij overeind, klauterde tegen Dik op en -ging hem op zijn schouder zitten, zooals hij dat ook gewoon geweest -was bij den neef van Mulder, den matroos. Hij erkende Dik dadelijk -als zijn meester en was hem dankbaar, dat hij hem uit den benauwden -strik verlost had. - -Dik bracht hem in gezelschap van Piet en Jan, die de hengels en den -droogstok droegen, naar huis, waar hij zijn moeder bijna een -doodschrik op het lijf joeg met den nieuwen huisgenoot. "Maar Dik, -- -ben je dwaas! Wat moeten wij met dien aap beginnen?" - -"Moeder, -- ik heb een plannetje," zei Dik. "Heb maar geduld. Heeft -u niet wat eten voor hem? Een stukje brood, of zoo iets." - -"Maar ik begrijp niet...." - -"Ik houd hem maar een paar dagen, Moeder," zei Dik. En toen -fluisterde hij haar in het oor: - -"Morgen of overmorgen komt het paardenspel hier. Daar is ook iemand -bij met gedresseerde apen, en die zal mij voor dezen wel zooveel -geven, dat Nelly met het schoolfeest mee kan, begrijpt u?" - -Hij zei het zacht, want Jan en Piet behoefden niet te weten, dat hij -voor het blinde meisje aan het sparen was. Dat was nergens goed voor. - -Moeder glimlachte en knikte hem goedkeurend toe. - -"En waar moet hij blijven?" vroeg zij. - -"Ik heb nog een leeg konijnenhok," zei Dik. "Daar kan hij vannacht -wel in. Kom Caesar, hier is brood! Ga je meê?" - -Met hun drieën brachten zij Kees achter het schuurtje, en toen Dik -wat brood in het leege konijnenhok neerlegde, sprong Kees er uit -eigen beweging in, want hij had grooten honger. - -Toen gingen de jongens naar huis; het was al laat geworden. Dik was -verbazend in zijn schik met het geschenk van den gierigen Mulder. - - - 1) Woon je hier? - 2) Ja, mijnheer. - 3) Ha, dat is goed... - 4) Neen, mijnheer. - 5) Ken je den burgemeester? - 6) Waar woont hij? - - - - -[Illustratie: hoofdstuk kopstuk] - -Tiende Hoofdstuk. - -Vreemd bezoek - - -Den volgenden dag was het een Zaterdag, en op Zaterdag was er op het -dorp, waar Dik woonde, nooit school. - -Dat trof Dik, want hij was dien nacht wel tienmaal wakker geworden en -had aan zijn aap liggen denken, en kon bijna niet meer in slaap -komen. Hij viel soms wel in een lichte sluimering, maar begon dan van -zijn aap te droomen en werd herhaaldelijk weer wakker. Want hij was -dolblij met het beest in de eerste plaats, omdat hij het zeer -belangwekkend vond in het bezit te zijn van zoo'n vreemd beest, dat -ongetwijfeld al zijn kameraden hem benijden zouden, -- maar ook omdat -hij er niet aan twijfelde, of hij zou hem wel aan den apenman van het -beroemde circus kunnen verkoopen, en dan zou hij er licht zooveel -voor krijgen, dat het ongelukkige buurmeisje aan het schoolfeest zou -kunnen deelnemen, -- althans als de meester het goed vond. - -Hij was 's morgens vroeger dan ooit uit zijn bed, en nadat hij zich -frisch gewasschen had en eenige stevige boterhammen naar binnen had -gewerkt, ging hij naar het konijnenhok, waarin Caesar opgesloten zat. -Ook voor dezen had hij een flink ontbijt medegenomen, wat tengevolge -had, dat Caesar hem vriendelijk verwelkomde. Uit al zijn handelingen -was duidelijk op te maken, dat Dik hem heel goed beviel en dat hij -hem graag als meester accepteerde. - -"Goeden morgen, Caesar!" riep hij den aap toe, terwijl hij de -boterham langs de tralies van het hok bewoog. "Wat zeg je daarvan? -Lekker, hè. Kom er maar uit, hoor, je hoeft den heelen dag niet in -dat benauwde hok te zitten." - -Dik bond hem een lange, tamelijk dunne lijn aan zijn halsband en gaf -hem een stuk brood. In een wip zat de aap hem op zijn schouder, met -het sneetje brood in zijn handen. Hij wist er goed raad mede, en keek -onder het eten naar de duiven, die verschrikt rondom Dik vlogen, doch -hem op geen stukken na durfden genaken, uit vrees voor dat leelijke, -vreemde beest, met zijn kwaadaardige gezicht. - -"Dag Dik! Hier is Gerrit!" riep de kauw, en hij vloog brutaal op -Dik's hoofd. Gerrit was tamelijk onbeschaamd uitgevallen en blijkbaar -voor geen klein geruchtje vervaard. Hij keek den aap een poosje aan, -en pikte naar hem. - -De aap grijnsde, stak zijn hand uit en... - -"Pik, pik!" deed de kauw in den poot van den aap. - -Caesar vond dat blijkbaar niet onaardig en pakte met een vlugge -beweging de kauw beet. - -Toen was Holland in last. - -De kauw schreeuwde zoo hard hij kon, maar de aap gaf er niets om en -greep in elke hand een vleugelpunt en trok de vleugels zoo wijd -mogelijk uit elkaar. - -Toen schommelde hij het kauwtje aan zijn eigen vleugels heen en weer, -waarbij hij den vogel allerakeligst toegrijnsde. De aap vond het -spelletje veel aardiger dan de kauw, en Dik moest er ook smakelijk om -lachen. - -Eindelijk wierp Caesar de kauw in de hoogte en keek haar grijnzend -na. - - -Dik liep met den aap op zijn schouder het dorp in, naar Piet van -Dril, maar eer hij de smederij bereikt had, had hij wel al twintig -jongens en meisjes om zich heen. - -"Dik heeft een aap! Dik heeft een aap!" juichten zij om het hardst, -en een paar wilden Caesar aan zijn poot trekken of zijn kop aaien. -Maar die grappen waren gauw uit, want Caesar gaf Dirk Wobbe een -venijnige krab over zijn hand, en Bruin Boon trok hij zoo hard aan -zijn oor, dat Bruintje moord en brand schreeuwde, Hij werd spierwit -van schrik. - -Maar met Dik was hij de beste maatjes, en Dik kon met hem doen, wat -hij wilde. Wat moest Piet van Dril lachen, toen hij Dik de smederij -zag binnenstappen met Caesar op zijn schouder. Piet vroeg dadelijk -aan zijn moeder om een paar centen, om wat nootjes voor hem te -koopen, en toen werd Piet ook dadelijk een van Caesar's beste -vrienden. Hij en Dik gingen met hem door het dorp wandelen en hadden -heel wat bekijks. Dik en zijn aap waren belangwekkende figuren -geworden op het eenvoudige dorp, waar nog maar zelden of nooit 'een -aap te zien was geweest. Dik had de geheele dorpsjeugd achter zich, -en de aap had het nog nooit zoo goed gehad, want het regende noten en -koekjes om hem heen. Ieder beijverde zich om thuis wat lekkers voor -hem te gaan halen. - -De aap lustte eindelijk absoluut niets meer en hij was bijna even -rond en dik als -- zijn nieuwe baas, en deze had per slot van -rekening zijn zakken vol met koekjes en suikerklontjes, die hij van -de kinderen voor zijn aap gekregen had. - - -[Illustratie] - - -Ja ja, Dik was plotseling een nog veel belangwekkender personage -geworden, dan hij ooit was geweest, tot opeens al zijn glorie -verdween en niemand meer eenige notitie van hem nam. - -Wat was er gebeurd? - -Plotseling had Jan van Bakel uitgeroepen: "Jongens, kijk eens, daar -ginds, ver voorbij de kerk, -- kijk eens, wat een groote stoet daar -aankomt...." - -Iedereen keek in de aangewezen richting, maar niemand kon goed -onderscheiden, wat er eigenlijk in aantocht was, want een groote -stofwolk, die zich tot hoog boven de hoogste boomen verhief, omgaf -den naderenden stoet. - -"Het paardenspel komt! Het paardenspel komt!" riep Jan Vos de anderen -toe, en het klonk als een juichkreet. - -"Ja, ja, het paardenspel komt! Daar is het spel!" riepen nu ook de -anderen en -- in minder dan geen tijd stond Dik met zijn aap alleen -op den weg. - -"Ja, daar is het!" zei Dik. Hij liep zoo hard hij kon naar huis, borg -Caesar in het konijnenhok en ijlde den weg op, den grooten stoet -tegemoet. - -Wel verbazend, wat een wagens! - -Dik keek zijn oogen haast uit, en hij wist bijna niet, of hij waakte -of droomde. - -Voorop reden niet minder dan vier herauten in schitterende kleeding -van zijde en fluweel, met kousen bijna zoo lang als hun beenen, -waarvan de voeten in puntige, kostbare laarsjes gesloten waren, en -zij hadden sierlijke mantels om de schouders en baretten met groote -veeren op het hoofd. Zij bliezen op lange, koperen bazuinen, die -schetterende tonen voortbrachten, zooals Dik nog nooit had gehoord, -en die stellig over het gansche dorp weerklonken. - -"Prachtig! Prachtig!" mompelde Dik. Hij ontroerde er van. - -Op de herauten volgde een open rijtuig, getrokken door zes paarden, -bereden door jockeys. In dat rijtuig zat een heer met een hoogen hoed -op en een zwart pak aan. - -Dat was de Directeur, Mr. Sänger in eigen persoon, en Dik bewonderde -in hem den meest beroemden man van geheel Amerika en gansch Europa. - -Achter hem volgde een stoet van dames en heeren te paard, die met -elkander praatten en lachten, maar Dik kon er geen woord van -verstaan. - -Plotseling hielden de bazuinen op met schetteren en viel het groote -muziekcorps in, dat op een langen wagen had plaats genomen. De mannen -bliezen hun wangen op tot luchtballons en schetterden, dat het een -aard had. De groote trom bomde zoo hard als het ergste onweer en de -trommen ratelden, dat het een lust was om te hooren. - - -[Illustratie] - - -Daarna volgde een enorm groote wagen, waarboven Dik de koppen van -twee olifanten zag uitsteken. Hij zag, hoe de dieren hun lange -slurven over den rand staken, en vroeg zich af, welke van die twee -slurven het geweest zou zijn, die den oppasser had doodgeslagen. - -Dik kreeg een gevoel in zijn binnenste, of hij moest gillen, zoo mooi -en buitengewoon vond hij dat alles, en zijn bewondering steeg ten -top, toen er een wagen volgde, die zorgvuldig met luiken afgesloten -was, maar bovenaan kon hij toch zien, dat de zijkanten uit tralies, -en wel heel dikke tralies bestonden. En toen plotseling een vreemd, -eigenaardig, nooit door hem gehoord brullend geluid van uit den wagen -tot hem doordrong, begreep hij, dat dit het gebrul van een leeuw -moest zijn en dat die wagen de leeuwenkooi was. - -Toen volgde er een rijtuig met honden en apen, en daarachter kwamen -ontzaglijk groote wagens met allerlei materiaal voor de tent en de -stallen. - -Dik liep tusschen de andere jongens met den stoet mede, en hij kon -van verbazing bijna niet spreken. Hij had een ongekend, vreemd gevoel -in zijn binnenste en het scheen hem toe, dat er iets verwonderlijks -om hem heen gebeurde. - -Och, och, wat bracht de komst van het wereldberoemde paardenspel een -opschudding in het dorp teweeg. Zoodra de schetterende tonen der -bazuinen gehoord werden, liepen de huizen om zoo te zeggen in een -oogenblik leeg. Geen oud vrouwtje bleef er bij het spinnewiel. -Iedereen begaf zich op den weg, om naar den stoet te kijken, en als -er dien dag dieven in het dorp geweest waren, hadden zij al heel -gemakkelijk hun slag kunnen slaan, want vele huizen waren totaal -onbewaakt en niet eens gesloten. Maar er waren in Dik's dorp nooit -dieven. - -Ja, ja, de stoet veroorzaakte een geweldige opschudding in het dorp. -De klerken van het raadhuis hadden hun krukken verlaten en waren naar -buiten gesneld, de smids hun hamers neêrgeworpen, de metselaars hun -troffels in de kalk gezet, de timmerlieden hamer en nijptang in den -steek gelaten. Neen, niemand bleef er aan het werk en iedereen stond -aan den weg. - -En dat was juist de bedoeling van den wereldberoemden Directeur -Sänger, die wel wist, hoe hij de menschen lokken moest. - -De stoet sloeg bij de brug den hoek om en hield halt bij het stuk -weiland achter het Café "Goud uit schuim" Want daar zou de tent -worden opgeslagen en de voorstelling door het onovertroffen en -wereldvermaarde gezelschap worden gegeven. - -Een krachtige stoot op de bazuinen gaf het teeken, dat de plaats van -bestemming bereikt was, en nu bleek het al dadelijk, hoe goed alles -door Mr. Sänger was georganiseerd. Onmiddellijk na den schetterenden -bazuinstoot hield alles halt. De dames en heeren lieten zich van hun -paarden glijden, waarvan de dames de teugels aan de heeren -overreikten, die de paarden naar het Café brachten en daar op stal -zetten. De dames keken naar het spel niet meer om, maar begaven zich -naar een van de goederenwagens en voorzagen zich, zooals Dik dacht, -elk van een wandelstok. Zij liepen naar de drie bruggen, die over de -beide elkaar kruisende kanalen lagen, schroefden tot Dik's verbazing -de knoppen van de stokken, trokken deze uit elkander, en zie, daar -waren zij opeens in het bezit van zulke prachtige hengels, als Dik -nog nooit gezien had. Zij deden een blauw kunstvliegje aan den -kleinen haak en lieten dat behendig over het water scheren. - -Dik lachte er om, want op die manier had hij nog nooit zien hengelen, -maar zijn verbazing werd nog grooter, toen hij zag, hoe een baars aan -de oppervlakte kwam en met een sprong het snel voortbewegende -vliegje, en daarmede den haak, doorslikte. De baars was gevangen. - -Piet en Jan stonden er ook naar te kijken, maar niet lang, want hun -aandacht werd geheel in beslag genomen door de drukte aan den weg. - -Dadelijk na den bazuinstoot sprongen de werklieden van de -bagagewagens en sjouwden balken en planken aan, die zij over de sloot -legden tusschen den weg en het weiland. - -"Zeg, die brug is gauw klaar," zei Dik. - -"Alles gaat op wieletjes!" zei Piet. Hij praatte nooit van wieltjes, -maar zei altijd wieletjes. - -Toen werd er een ontzaglijk lange paal naar het veld gedragen en -midden op het terrein diep in den grond geplant. Er waren steunijzers -aan dien paal bevestigd, waar men de voeten op kon zetten, om naar -boven te klimmen, en de paal had aan het boveneinde een wiel, met op -bepaalde afstanden zware, ijzeren haken. - -Tal van werklieden waren intusschen al bezig, om een groot aantal -palen in cirkelvorm in den grond te planten. 't Ging alles -vliegensvlug, zoo vlug, dat de jongens het zich haast niet begrijpen -konden, hoe het mogelijk was. Natuurlijk deden zij pogingen om op het -veld te komen, maar Mr. Sänger, die nauwlettend op zijn personeel -toezag, gaf hun duidelijk te verstaan, dat zij er geen boodschap -hadden. - -Er werd een reusachtig groot zeil aan een takel naar boven geheschen -en aan de verschillende haken vastgemaakt. Toen bracht men met -vereende krachten het zeil over de palen, die intusschen al van boven -tot beneden met een ander zeil waren bespannen. In enkele uren was de -tent kant en klaar, en zelfs waren toen de stallen ook reeds gereed. -De leeuwenkooi werd er in gereden, evenals de wagen met honden en -apen en de olifanten-reiswagen, -- en toen was er voor de jongens al -bitter weinig meer te zien. De rijpaarden werden naar de stallen -overgebracht. - -De menschen, die van den opbouw der tent en van de stallen getuigen -waren, stonden compleet verbaasd over zulk werken. - -"Dat gaat op zijn Amerikaansch!" riep Van Dril vol bewondering uit. -"Zoo iets heb ik van mijn leven nog niet gezien! Niemand gijpt -verkeerd; en ieder weet precies, wat hij doen moet. 't Is -reusachtig!" - -"En dat is het!" zei Dik's vader, die er ook even naar stond te -kijken. - - -[Illustratie] - - -En terwijl er met reusachtige snelheid aan het opbouwen van de tent -en de stallen werd gewerkt, gingen vlugge boden door het dorp rond -met stijfsel en kwast, en plakten overal, waar zij er maar -gelegenheid toe vonden, kolossale reclame-biljetten aan, waarop in -verschillende kleuren de onmogelijkste toeren stonden afgebeeld. 't -Zag zwart van de menschen voor die biljetten, die de verwachtingen op -het hoogst spanden. En velen, die in het geheel niet van plan geweest -waren, om naar het paardenspel te gaan, werden bekeerd, en namen zich -vast voor, 's avonds een kijkje te gaan nemen. Zóó iets moois, als -hier werd aangeboden, zou in hun dorp wel nooit meer te zien zijn. - -Om twaalf uur was alles gereed, en de arbeiders konden hun -welverdiende rust nemen. 't Was druk op het dorp, want de -vreemdelingen wandelden in groepjes heen en weer en bezochten de -winkels, om zich van versnaperingen te voorzien. De winkel van den -banketbakker was in minder dan geen tijd uitverkocht, zoodat -Herstraten en zijn beide knechts met ongewonen spoed aan het werk -gingen, om nieuwen voorraad te bakken. - -"Ja, ja," zei de bakker, "ieder vischt op zijn getij! Dat doet de -beroemde Mr. Sänger, en dat doe ik ook." - -Er stond overal aangeplakt, dat er 's middags, te beginnen om twee -uur, een reclame-optocht niet alleen door het dorp, maar zelfs door -een groot deel van den polder zou worden gehouden, om de artisten aan -de bewoners voor te stellen. - -Wel, wel, wat een vreemde Zaterdag werd dat! 't Leek wel een Zondag, -en de vrouwtjes geraakten in zoo'n opgewonden, feestelijke stemming, -dat zij al vroeg hun Zondagsche kleêren aantrokken, en een -wandelingetje gingen maken, om eens naar de drukte en al het vreemde -gedoe te kijken, En Van Dril besloot om 12 uur de smederij maar te -sluiten en de knechts vrij-af te geven, want er werd toch haast niet -gewerkt, -- en toen baas Meyer dat hoorde, sloot hij den -timmermanswinkel ook, en ten slotte werkte er 's middags niemand -meer. 't Werd compleet een feestdag, nog veel grooter feestdag, dan -bij de jaarlijksche harddraverij. - -Dik kwam bijna een uur te laat thuis voor 't eten, en dat gebeurde -hem zelden of nooit, want hij had altijd een gezonden eetlust, -- -maar Moeder zei er niets van en 't eten stond nog niet eens op tafel, -daar Moeder zelf ook een poosje de straat op geweest was, om eens een -kijkje te nemen. - -"O Moeder, wat prachtig! Wat prachtig!" zei Dik opgetogen. - -"En dat is het!" zei zijn vader. "Wat een werkers! Wat een werkers!" - -"Ja Dik, 't is een groote bedoening," zei Moeder. - - -[Illustratie] - - -"Gaan we er heen vanavond?" vroeg Dik. - -"Neen, neen, -- daar hebben we geen geld voor," zei Moeder. - -"En dat hebben we," bevestigde Trom. Maar hij keek lang niet -vroolijk; het was hem aan te zien, dat hij er dolgraag heen zou -willen. - -"Jammer," zei Dik. "Wat zal het er mooi wezen!" - -"O, maar jij hebt zelf wel geld genoeg," zei Moeder. "Je hebt pas je -drie konijntjes verloot, -- en van ons mag je gerust gaan." - -"En dat mag je," zei zijn vader. - -Dik's gelaat betrok. O, de verleiding was zoo sterk voor hem, en al -wel tienmaal had hij in den loop van den morgen gedacht: - -"Waarom zou ik niet gaan? 't Is toch mijn eigen geld?" - -Hij weifelde nog een oogenblik en wilde toen juist zeggen, dat hij -zijn geld dan maar voordat doel zou gebruiken, toen de deur openging -en hij Nelly zag binnenkomen, met de handen uitgestrekt, om zich niet -te stooten. - -"Is u hier, buurvrouw?" vroeg ze. - -"Ja, Nelly, -- hier ben ik." - -"O, -- ik wou vragen, of Dik al thuis is. Ik wou zoo graag de duifjes -voeren." - -"Ja, -- goed," zei Dik. "Kom maar mee. -- Neen Moeder, ik ga niet, -vanavond. U weet wel, waarvoor ik het geld gebruiken wil. Kom Nelly, --- dan gaan we." - -Zijn medelijden met het arme, ongelukkige kind, dat hij zoo graag een -mooien dag in haar droevig leven wilde bezorgen, had de overwinning -behaald. - -En verheugd, dat hij thans vast besloten was, het geld voor geen -ander doel te besteden, vertelde hij aan Nelly, hoe hij onverwachts -in het bezit gekomen was van een grooten aap, en hij haalde hem uit -het hok, -- maar zij mocht hem niet streelen, want Dik was bang, dat -het beest haar misschien kwaad zou doen. - -Na een poosje werd hij geroepen om te eten. Nelly keerde naar haar -huis terug, en de aap werd weer in zijn hok opgesloten. Zoodra het -maal afgeloopen was, spoedde Dik zich naar buiten, om naar den -optocht te gaan kijken. - - - - -[Illustratie: hoofdstuk kopstuk] - -Elfde Hoofdstuk. - -Dik neemt onverwachts deel aan den optocht. - - -"Kom Caesar, ga je meê naar den optocht kijken?" zei hij, terwijl -hij het hok van den aap opende. Eerst had hij zijn konijnen van een -goeden voorraad voer voorzien, want hij wist niet, wanneer hij weer -thuis zou komen, en nu hield hij Caesar een flinke snede brood voor. - -"Hier heb je wat lekkers," zei Dik. - -Maar Caesar bedankte. Hij had 's morgens zooveel gegeten, dat hij nu -nog in het geheel geen trek had. - -"Hier dan, -- een nootje?" vroeg Dik, die zijn zakken nog vol -lekkernijen had van 's morgens. - -Caesar greep de noot aan, sprong op Dik's schouder, en ging de -lekkere vrucht op zijn gemak kraken. - -Zoo gingen ze naar de tent, en daar krioelde het van de jongens en -meisjes die het in huis al evenmin konden uithouden als Dik. Piet en -Jan en zijn andere kameraden waren er ook al. - -"Er is nog niets te zien, Dik," zei Piet. "Wat hebben ze den ingang -mooi gemaakt, hè? Vlaggen met sterren en strepen...." - -"Ja, Amerikaansche vlaggen," zei Dik. - -"En wil ik je eens wat zeggen?" merkte Jan Vos op. "Ze spreken lang -niet allemaal Engelsch, hoor. Er zijn Franschen en Duitschers bij, en -ik heb ook duidelijk Hollandsch gehoord..." - -"Dat is nog zoo dom niet bedacht van den Directeur," zei Dik "Zoo -komt hij overal gemakkelijk met de taal terecht. Voor Holland heeft -hij Hollanders in zijn dienst, voor Duitschland Duitschers, voor -Frankrijk Franschen. 't Is een slimmerd, die Mr. Sänger." - -"En rijk!" zei Piet van Dril. "Zeg Dik, alle paarden zijn in de -stallen gebracht, en zooeven zag ik een clown aan den ingang staan, -heelemaal in 't wit, met roode, ronde plekken er op, en een wit -gezicht met zwarte strepen en een rooden neus, met een puntmuts -op..." - -"Die neus?" lachte Dik. "Stil Caesar, koest hoor!" - -"Loop naar de maan," zei Piet. "Die clown natuurlijk! Kijk, daar komt -hij weer." - -Inderdaad verscheen er een clown aan den ingang, en nauwelijks zag -hij Dik met zijn aap, of hij wenkte Dik toe, dat hij bij hem moest -komen. Maar Dik kon niet gelooven, dat hij hèm bedoelde. - -"Hij roept je, Dik!" zei Piet. - -"Wel neen..." - -"Ja wel!" zei Jan Vos, "kijk maar. O jé, Dik, daar komt hij!" - -'t Was waar; toen Dik niet naar den clown kwam, kwam de clown naar -Dik. Hij lachte op de meest dwaze manier, nam zijn puntmuts in zijn -hand, maakte een diepe buiging voor Dik, stak hem de rechterhand toe, -en zei: - -1) "Good morning, Sir, how do you do?" - -"Yes Sir!" zei Dik, tot groot vermaak van Piet en Jan. En er kwam -dadelijk een drom van jongens en meisjes om hem heen, die -nieuwsgierig waren, wat de clown bij Dik moest doen. - -De clown begon smakelijk te lachen, toen hij Dik's antwoord hoorde. -En nogmaals maakte hij een buiging voor Dik en herhaalde: - -"How do you do, Sir?" - -"No Sir," zei Dik. - -2) "Do you speak English?" vroeg hij. - -"Yes Sir!" beweerde Dik meteen stalen gezicht, hoewel hij er geen -woord van verstond. - -3) "Can you understand me?" - -"No Sir!" - -De clown vond de antwoorden van Dik zoo dwaas, dat hij bijna omviel -van 't lachen, en hij zei opeens in goed Hollandsch: - -"Jij bent een grappige snuiter, hoor! Ha, ha, ha, ha, wat een rare, -dikke jongen ben jij! Je kent wel Engelsch hé, maar je kunt me niet -verstaan! Ha, ha, ha, ha! -- Maar zeg eens, is die aap van jou?" - -"Ja," zei Dik. "Dat is mijn aap." - -"Wil je hem verkoopen?" vroeg de clown. "Als je hem mij geeft, dan -krijg je een vrijkaart voor vanavond, om de voorstelling bij te -wonen!" - -"Ha, ha," dacht Dik, "dus dan kom ik er toch in." - -"Doen, Dik," zei Piet fluisterend met een elleboogstoot in Dik's rug. -"Dan gaan we samen." - -"Neen," zei Dik tot den clown. "Voor een vrijkaartje geef ik den aap -niet. Dat is me te weinig." - -"Voor den eersten rang," zei de clown, die nog eens naar den aap had -gekeken en hem blijkbaar graag wilde hebben. - -"Daar geef ik niet om. De derde rang is mij even goed als de eerste. -Ik behoef nu juist niet naast den burgemeester te zitten." - -De jongens om hem heen lachten, en de clown ook. - -"Goed," zei deze, "dan geef ik je twee kaartjes derden rang, en dan -is je aap dubbel en dwars betaald. Nu, graag of niet?" - -"Niet graag!" lachte Dik. - -"Dan ga ik maar naar binnen." Lachend nam hij zich weer de muts van -het hoofd, stak Dik de hand toe, maakte nogmaals een diepe buiging, -en zei: - -4) "Good-bye, Sir!" - -"Yes Sir!" zei Dik, tot groot vermaak van den clown. - -"Zeg eens, hoeveel broers en zusters heb je?" - -"Geen een," zei Dik. - -"Eén vader en één moeder?" vroeg de clown grappig. - -"Ja. Dacht je, dat ik er van ieder drie had?" - -"Dus met je drieën. Dan geef ik je drie kaartjes derden rang voor je -aap. Dat is toch een schitterend bod, zou ik zeggen." - -"Neen," zei Dik, "ik doe het niet." - -"Domkop!" fluisterde Piet van Dril hem toe. - -"Sufferd!" zei Jan Vos. - -"Nog al niet? Nu, zeg dan zelf, wat je voor je aap vraagt," zei de -clown. "Hoe lang heb je hem al?" - -"Sedert gisteravond," zei Dik. - -"En wil je hem verkoopen, -- of wil je niet?" hernam de clown. - -"Ja, dat wil ik," zei Dik. "Maar niet voor drie vrijkaartjes." - -"Spreek op dan, -- zeg dan, wat je voor hem vraagt!" - -"Dat zal ik," zei Dik. "Je kunt hem koopen voor een gulden en zes -vrijkaartjes." - -"Een gulden en zes vrijkaartjes," herhaalde de clown. "Ga mee, boy, -de koop is gesloten." - -Hij wenkte Dik, hem in de tent te volgen. En Dik wenkte op zijn beurt -Piet en Jan, dat zij met hem mede moesten gaan. - -Zoo kwamen zij in de tent. - -Wel, wel, wat een ruimte was daar. In het midden was een groot, -cirkelvormig vlak, en rondom waren de zitplaatsen, die naar achteren -amphitheaters-gewijze opliepen. - -"Wat een zitplaatsen!" zei Piet van Dril. - -"Duizenden!" zei Dik. "'t Zal er hier op een stuk of zes niet -aankomen, denk ik. Er blijven er nog genoeg over." - -De clown ging de jongens voor naar de stallen, waar al de paarden -stonden, en zij zagen de pikeurs, die ze de zadels oplegden, omdat -het tijd werd voor den optocht. De clown had blijkbaar haast. Hij -bracht hen naar een wagen met licht traliewerk waar de honden en apen -in opgesloten waren, en zei, terwijl hij de deur daarvan opende: "Doe -den aap hier maar in." - -"Jawel," zei Dik, die in de vreemde omgeving haast niet wist, -waarheen het eerst te kijken, -- "alles goed en wel, maar eerst -betalen, zie je!" - -"Vertrouw je me niet?" zei de Clown. "Wacht maar even." - -Hij bleef slechts enkele seconden weg. - -"Hier, -- zes vrijkaarten derden rang en een gulden." - -"Dank je," zei Dik. - -Hij deed Caesar den ketting af, en de deur van de kooi werd achter -den aap gesloten. - -"En ga nu maar dadelijk weg, want de optocht gaat beginnen," zei de -Clown, die blijkbaar bijzonder met zijn koopje ingenomen was. De -vrijkaarten kostten hem geen geld, dus kwam de aap hem slechts op een -enkelen gulden. - -En Dik was den koning te rijk. - -"Wat moet jij met al die vrijkaarten doen?" vroeg Piet van Dril. - -"Zes vrijkaarten!" riep Jan Vos uit, "'t is me geen kleinigheid!" - -"Wat ik er meê doen moet?" vroeg Dik. "Kijk, deze is voor Vader, -deze voor Moeder, deze voor mij, die voor jou, Piet, asjeblief, pak -aan, deze voor jou, Jan Vos, -- hier, en deze voor Anneke, en dan ben -ik ze alle zes kwijt..." - -"Dat noem ik royale!" riep Jan Vos uit, terwijl hij een kleur kreeg -van blijdschap. "Dank je, Dik! Dank je wel!" - -"En ik dank je ook," zei Piet. - -"Jammer, dat mijn buurmeisje blind is," zei Dik. "Ze kan er toch -niets van zien. Als dat het geval niet geweest was, had ik er zeven -gevraagd..." - -"En je hadt ze gekregen ook," zei Piet. "Wat had hij, een zin in den -aap!" - -"Jongen jongen wat ben ik blij met dat kaartje!" zei Jan Vos -herhaaldelijk. "Goed, dat je maar niet dadelijk toehapte, Dik. Zes -vrijkaartjes en nog een gulden toe, -- 't is prachtig!" - -Dik stak zijn gulden en zijn kaartjes in zijn zak, want er klonk uit -de tent een krachtige klaroenstoot. De optocht zou zeker beginnen. Op -den weg en de bruggen zag het thans zwart van de menschen, want -alleen de zieken en zeer ouden waren in de huizen achtergebleven. - -Eerst verschenen weer de vier herauten. Ze reden tot bij de groote -brug en hielden daar halt. Toen kwam weer het rijtuig, thans -bespannen met zes prachtige schimmels, die weer bereden werden door -jockeys. In het rijtuig zat de Directeur, de beroemde Mr. Sänger. -Daarachter verscheen de leeuwenkooi op den weg, tot verrassing van -allen, die het zagen, getrokken door twee olifanten. - -"O, kijk eens! Kijk eens!" klonk het overal. "Olifanten voor een -wagen!" - -"'t Is de leeuwenkooi," riep Dik tegen Jan en Piet. "Kijk, de luiken -zijn er afgedaan en je ziet de leeuwen in het hok! Ha, wat een -beesten, kijk, die eene slaat met zijn klauw naar den anderen, zie je -dat? Aanstonds verscheuren ze mekaar nog." - -"Bij elken olifant loopt een oppasser," zei Piet. - -"Ho, -- daar staan ze stil. Er komt zeker nog meer. Kijk, de wagen -met muzikanten!" - -Maar die konden Dik niet veel schelen, nu de olifanten zoo dicht bij -hem stonden. Hij drong tusschen de menschen door, om er nog dichter -bij te komen, en Piet en Jan volgden hem op de hielen. Zoo kwamen zij -vlak bij de leeuwenkooi, maar het onderste gedeelte daarvan was -zoodanig ingericht, dat alleen de temmer de leeuwen bereiken kon, -hetgeen gedaan was, om ongelukken te voorkomen. - -Vlak bij den wagen stond een jonge, forsche man, met een geweldig -grooten knevel. Hij had een kort rijzweepje in de hand en scheen in -het geheel niet bang van de leeuwen, die trouwens heel rustig waren -en waarvan er sommige zelfs sliepen. - -"Mooie beesten," zei Piet. "Zie je die manen?" - -"Ja," zei Jan Vos, die verrukt naar zijn toegangskaartje stond te -kijken. O, wat was hij daar blij mede. - -"Maar er zijn er ook zònder manen." - -"Dat zijn de leeuwinnen," zei Piet. - -Dik zei niets, maar hij bekeek den man, die vlak bij de kooi stond, -van het hoofd tot de voeten, en hij vroeg zich af, wat die man daar -doen moest. - -Opeens begreep hij, wie het was. - -"Zeg jongens," zei hij, "kijk, dat is de leeuwentemmer..." - -"Zou je denken?" zei Piet van Dril. - -"Ongetwijfeld," zei Dik. "Kijk, hij steekt zijn hand door de tralies -en streelt den leeuw over zijn kop! Wat een mak beest, hè?" - -"'t Lijkt maar zoo," zei Piet. "Zou jij je hand door de tralies -durven steken, Dik?" - -"Wel ja, -- waarom niet!" zei Dik. - -"Doe het dan eens, Dik. Dàt zou ik wel eens willen zien. Je durft -toch niet! Bluffer!" - -"Nu niet!" zei Dik. - -"Hè, hè, hè!" grinnikte Piet. "Wanneer dan wèl?" - -"Als de leeuwen er uit zijn," zei Dik met een lachje. - -Piet en Jan lachten ook. - -"Zeg jongens," zei Dik, "weet je, dat de vader en de grootvader van -dien leeuwentemmer al door hen verslonden zijn?" - -"Ja, -- dat is algemeen bekend," beweerde Jan, die zijn -toegangskaartje weer eens uit zijn zak te voorschijn haalde, om het -nogmaals te bekijken. - -"Welke leeuw zou het gedaan hebben?" vroeg Dik. "Ik denk die -daarachter in den wagen. Zie je wel, hoe valsch hij naar den temmer -kijkt? Ha, hij gaapt, hij heeft trek! Wat een tanden, hè?" - -"Ha, ha, daar komt een wagen met clowns uit de stallen!" riep Jan -opgetogen uit. "Kijk ze er eens mal uitzien!" - -"Die olifanten zijn ook wel leuk om te zien," zei Dik. "Bij elken -olifant is een cornak, zie je wel?" - -"Ja," zei Piet. "Durf jij zoo'n olifant een koekje te geven, Dik? Of -heb je er niet meer? Vanmorgen zaten je zakken vol." - -"'k Durf best," zei Dik. - -"Net als met je hand door de tralies, hè?" - -"Wil je 't zien?" vroeg Dik. - -Hij ging zoo dicht mogelijk naar den olifant toe en keek met een -lachend gezicht den cornak aan. Hij diepte een koekje uit zijn zak op -en stak het den oppasser toe, maar deze wenkte lachend, dat Dik het -den olifant zelf mocht geven. Maar Jan Vos, die een beetje banger van -aard was, riep hem toe: - -"Niet doen, Dik, -- hij steekt zijn slurf al naar je uit, en hij -heeft er zijn vorigen oppasser meê doodgeslagen..." - -Doch Dik hoorde hem niet eens. Hij ging nog een stapje vooruit, en -stak het koekje tusschen de lippen van de slurf. Dik lachte, want hij -vond het grappig. De olifant greep het koekje vast en deponeerde het -met een vlugge beweging in zijn bek. - -"Wat een groote slagtanden heeft hij," dacht Dik. Maar op 't zelfde -oogenblik voelde hij het einde van de slurf al weer over zijn hand -glijden. - -Het groote, logge beest vroeg om nòg een koekje, en de andere -olifant, stak ook zijn slurf naar hem toe. Hij klapte met zijn ooren -en maakte een vreemd, trompetterig geluid. Blijkbaar was hij -jaloersch op zijn makker, die van Dik een klontje suiker kreeg, en -onmiddellijk weer zijn slurf toestak. Die dikke jongen beviel hem -wel, hij streek hem met zijn slurf over zijn bolle wangen. - -De cornak moest er hardop om lachen, en Dik ook. Hij pakte de slurf -onbevreesd beet, en gaf den anderen olifant ook een klontje. - -Op dit oogenblik klonk er een krachtige klaroenstoot, ten teeken dat -de stoet geformeerd was en de optocht kon beginnen. De muziek viel -met daverend geweld in, en de trommen bomden zoo hard, dat de leeuwen -er van begonnen te brullen. - -Voorwaarts ging het. - -Dik keerde zich om; ten einde zich weer bij zijn makkers te voegen, -toen hem plotseling iets vreemds overkwam, iets, wat hem het eerste -oogenblik een rilling over de leden joeg. Hij voelde namelijk opeens -iets hards en vochtigs in zijn hals, werd toen met een krachtigen ruk -bij zijn kraag gegrepen, en als een veertje in de hoogte getild. - -'t Was de olifant, die deze grappen met hem uithaalde. Het beviel het -beest in het geheel niet, dat Dik met zijn lekkere koekjes en -klontjes hem in den steek ging laten en hij besloot onmiddellijk, hem -dat te beletten. Daarom pakte hij Dik zonder boe of ba te zeggen bij -zijn kraag, hief hem in de hoogte en slingerde hem tamelijk -hardhandig over zijn kop heen op zijn nek. Met een smak kwam Dik op -het logge dier terecht, zonder in het eerste moment te begrijpen, wat -er met hem gebeurde. - -De cornak lachte dat het schaterde, en hij trok Dik, die tamelijk -schots en scheef op den rug van den olifant terecht was gekomen, met -een ruk overeind, uit vrees, dat hij anders op den grond zou vallen. - -Daar zat Dik dus onverwachts op den rug van een olifant, en hij moest -er om lachen, of hij wilde of niet, zoo fijn vond hij het. - -En de jongens lachten ook en riepen juichend: - -"Hoera! Hoera! Dik op den olifant! Dik op den olifant!" - -En alle menschen op de brug lachten, en zij wezen elkander Dik aan, -die daar zoo hoog en vroolijk bijna op den kop van het logge dier zat -en zoo den optocht door het dorp ging medemaken. Dik keek -triomfantelijk van af zijn hoogen en zeldzamen zetel op de lachende -menigte neer, en hij wuifde den menschen links en rechts toe, zooals -de Koningin doet, als zij in de een of andere stad haar feestelijken -intocht houdt. - -Maar ook klonk er een kreet van angst en schrik. - -'t Was Dik's moeder, die hem slaakte. Zij was met haar man en met de -buren ook nog even naar de drukte gaan kijken. Nelly liep aan den arm -van haar moeder. Zij stonden midden op de brug, toen de stoet zich in -beweging zette. - -Opeens zag toen moeder Trom, welk een gevaarlijke zitplaats door haar -dikken jongen werd ingenomen, en in haar angst slaakte zij een -hevigen gil, en zij greep Trom bij zijn arm en wees hem naar den -olifant, op wiens nek Dik triomfantelijk troonde. - -"Genadige hemel!" gilde Griet. "Jan, kijk eens, dáár -- daar op -dien olifant -- daar zit Dik -- O hemel!" - -Trom sperde zijn oogen zoo wijd mogelijk open, plukte in zijn -verbazing kleine vlokjes uit zijn vlassige bakkebaardjes en zei: - -"Griet, wil ik je eens wat zeggen? Onze Dik is een bijzonder kind, -- -en dat is-ie!" - -Op hetzelfde oogenblik ontstond er een groot gedrang onder de -menigte, want de stoet nam zijn weg over de brug, en allen, die daar -stonden, maakten zich haastig uit de voeten. Ha, de brug dreunde -onder de pooten der logge olifanten, die de leeuwenkooi voorttrokken, -en toen zij de brug over waren, zag Dik zijn vader en moeder en de -nieuwe buren, en hij wuifde hun lachend toe. - -"Nelly! Nelly!" riep hij, "ik zit op den rug van een olifant!" - -En Nelly knikte in de richting vanwaar zij Dik's stem hoorde, en zij -wuifde haar buurjongen toe, die zoo vriendelijk voor haar was en van -wien zij al zooveel hield. - -"Houd-je goed vast, Dik!" gilde zijn moeder hem in haar angst toe, -maar toen zij zag, hoe Dik zich op zijn gemak voelde, en hoe de -menschen hem toelachten en hoe grappig zij hem vonden, -- toen -bedaarde haar angst en moest zij er ook om lachen. - -Trouwens, haar aandacht werd spoedig afgeleid, want er was -verwonderlijk veel voor haar en haar eenvoudige dorpsgenooten te -zien. - -De leeuwen trokken ieders aandacht, en de leeuwentemmer niet minder, -dien zij met eerbiedigen schroom aanschouwden, en den Directeur -vonden zij een wondermensch, en de rijders en rijdsters de deftigste -heeren en dames van de wereld, en de clowns, die biljetten -rondstrooiden, onweerstaanbaar grappig en koddig, en de muziek in een -woord verrukkelijk. - -Nelly genoot van dit laatste onuitsprekelijk, en een blosje kleurde -haar anders zoo bleeke wangen. - -Dik bleef gedurende den geheelen optocht op den olifant zitten en dit -beest stak hem herhaaldelijk zijn slurf toe, om nog een lekker hapje -te krijgen. - -Om ruim vier uur keerde de stoet in de stallen terug, en toen verliet -Dik met behulp van den cornak zijn hoogen zetel. - -Op het dorp en zelfs in den geheelen polder was er bijna niemand, die -niet besloten was, 's avonds naar de voorstelling te gaan. - -Mr. Sänger had met zijn geweldige reclame zijn doel volkomen -bereikt. - - - 1) Goeden morgen, mijnheer, hoe vaart u? - 2) Spreekt u Engelsch? - 3) Verstaat u me? - 4) Vaarwel, mijnheer. - - - - -[Illustratie: hoofdstuk kopstuk] - -Twaalfde Hoofdstuk. - -In het paardenspel. - - -Dik begaf zich eerst naar Anneke, die een gat in de lucht sprong, -toen hij haar het vrijkaartje gaf, zoo blij was zij er mede, en toen -ging hij naar huis, waar hij aan zijn vader en moeder vertelde, dat -hij den aap verkocht had, en dat hij een toegangskaart voor hen had, -en dat hij nu geld genoeg bezat om Nelly met het schoolfeest mede te -laten gaan, als de meester daartoe zijn toestemming wilde geven. - -"En dat doet hij wel, Dik," zei zijn Moeder. "De meester is een braaf -man, en als hij weet, dat het arme kind blind is, zal hij het je niet -weigeren..." - -"En dat zal hij!" viel zijn vader in. - -"Maar Dik, wat ben ik geschrokken, toen ik je daar zoo onverwachts op -dien olifant zag zitten," zei Moeder. - -"En dat ben ik!" zei zijn vader. - -"O Moeder, wat vond ik dat heerlijk! Neen, dat had ik nooit kunnen -denken, dat ik nog eens op den rug van een olifant aan een optocht -zou deelnemen," zei Dik lachend. "'t Was fijn, hoor! En lachen, dat -de menschen deden..." - -"En dat deden ze," zei vader Trom. - -"Maar hoe kwam je er toch zoo op, Dik?" vroeg zijn moeder. - -"De olifant pakte me bij mijn kraag en gooide me zelf over zijn kop -heen op zijn rug, Moeder. Ik schrok me eerst haast een ongeluk!" - -"En dat deed ik," zei zijn Vader, die zijn dikken zoon met blijkbare -bewondering zat aan te staren. - -"'t Was goed, dat de kornac me greep..." - -"Wie?" vroeg zijn moeder, die nog nooit van een kornac had gehoord. - -"De oppasser," zei Dik, -- "want anders was ik er stellig afgevallen. -Ik kwam tamelijk schots en scheef op zijn rug terecht. Zeg Moeder, is -u niet blij met dat kaartje?" - -"Of ik!" zei Moeder. "Ik wil er dolgraag heen..." - -"En dat wil ik," zei Vader. - -"Moeder, weet u, wat ik nu doen ga? Ik ga naar den meester, om te -vragen, of Nelly met het schoolfeest meê mag. De meester zal nu wel -thuis zijn, denk ik." - -"Goed Dik, ga maar, en neem het geld mede, dan behoef jij er niet -langer op te passen." - -"Ja," zei Dik. - -Hij haalde een kwartje uit zijn spaarpot en ging naar het huis van -den meester, die naast de school woonde. - -Het dienstmeisje kwam voor. - -"Wel Dik?" vroeg zij lachend, want zij had Dik op den olifant zien -zitten en vond hem een koddigen jongen. "Ben je niet gevallen? Je zat -daar hoog en droog, Dik, op dien olifant." - -"Ja, hè!" zei Dik. "Is de meester thuis?" - -"Jawel, wat is er?" - -"'k Wou den meester graag even spreken." - -"Kom dan maar zoo lang in de vestibule, Dik," zei het meisje. "Dan -zal ik hem gaan roepen." - -Dik bleef in de vestibule wachten en verkeerde in spanning, wat de -meester zeggen zou. - -"Als hij het maar goed vindt," dacht Dik. - -Al spoedig kwam de meester. - -Dik nam zijn pet in zijn hand, en zei: "Dag meester." - -"Dag Dik, -- wat is er?" - -"Meester," zei Dik, terwijl hij den gulden en het kwartje van -tusschen de koekkruimels uit zijn wijden broekzak opdiepte, en ze den -meester toestak, -- "meester, hier heb ik vijf en twintig stuiver, en -nu wou ik u vragen, of asjeblief mijn buurmeisje met het schoolfeest -meê mag...." - -"Wie is dat?" vroeg de meester. - -"Nelly Elswater," zei Dik. "Ze woont nog maar enkele dagen naast -ons." - -"Zoo. -- Maar Dik, ze gaat niet school, -- en 't is een feest -uitsluitend voor de schoolkinderen. Steek dat geld maar weer in je -zak, jongen, want daar kan ik heusch niet aan beginnen. Op die manier -zouden er nog wel honderd kunnen vragen, of ze meê mogen. Dat kan -niet, hoor." - -Dit antwoord was voor Dik een schrikkelijke teleurstelling. Hij keek -den meester smeekend aan, en zei: - -"Maar meester, 't is..." - -"Neen, neen, Dik," viel de meester hem in de rede, "geef haar dat -geld maar terug; ik kan er werkelijk niet aan beginnen, zeg haar dat -maar." - -"Ze weet er niets van, meester," zei Dik droevig, want het speet hem -meer dan erg, dat de meester er niets van hooren wilde. "En 't is -haar geld niet." - -"Is dat geld niet van haar, Dik?" vroeg de meester. "Van wien is het -dan?" - -"Van mij, meester," zei Dik blozend; hij had het liever voor den -meester niet willen weten. Niemand had er immers mede noodig? - -"Van jou? -- Hoe kom je daaraan?" vroeg de meester verwonderd, daar -hij wel wist, dat het geld de familie Trom niet op den rug groeide. - -"Meester, ik heb het opgespaard, -- ik heb er drie konijntjes voor -verloot en vanmiddag heb ik er de rest bijverdiend..." - -"Ik begrijp er niets van," zei de meester. "Zeg me nu eens kort en -goed, hoe je er toe komt, om zooveel geld voor dat buurkind uit te -geven." - -"Ze is blind, m'st'r, en ik heb zoo'n medelijden met haar, en -- enne --- ze is erg arm, m'st'r, want haar vader is lang erg ziek geweest, -enne -- enne... Vader en Moeder vinden het goed -- van het geld -m'st'r..." - -De meester keek Dik aan met een eigenaardige tinteling in zijn oogen -en Dik keek bedroefd naar den grond. Het speet hem zoo, dat de -meester het niet goed vond. - -"Ha," dacht de meester in zichzelven, -- "daar heb je Dik weer -op-en-top. Daar spaart hij me weer uit zuiver medelijden met een arm, -blind meisje het geld op, om haar een prettigen dag te bezorgen. 't -Is een wonderlijke jongen! --" En luid liet hij er op volgen: - -"Zoo zoo, Dik, is dat meisje arm?" - -"Ja m'st'r." - -"En blind?" - -"Ja m'st'r. Ze is blind geboren." - -"En heb jij uit medelijden dat geld voor haar opgespaard." - -Dik zei niets, maar knikte. - -"En weet ze dat?" - -"Neen meester, -- ze weet er niets van, -- niemand weet het, dan -alleen Vader en Moeder..." - -"En die vinden het dus goed?" - -"Ja m'st'r." - -"Hoe oud is dat meisje?" - -"Twaalf jaar, m'st'r." - -"Zoo Dik. Nu, ik vind het ook goed, hoor. Ze mag meê!" - -Dik keek den meester dankbaar aan, en een oogenblik later liep hij op -een draf naar de buren. - -"Nelly!" zei hij met een kleur van blijdschap. "Nelly!" - -"Wat is er, Dik?" vroeg het meisje. - -"Nelly, ik heb een prettige boodschap voor je. Je mag meê met het -schoolfeest. De meester vindt het goed." - -Nelly sprong verrast van haar stoel op en kreeg een kleur tot achter -haar ooren van blijdschap. - -"O Dik!" riep zij uit, terwijl zij in haar handen klapte. "Mag ik -meê? Wat heerlijk! Wat lief van den meester! Ik wist niet eens, dat -hij me kende. O Dik, wat ben ik blij!" - -"Op een dorp kennen de menschen elkander al heel gauw," zei Dik. "De -meester heeft zelf tegen me gezegd, dat je meê mag..." - -"Maar het geld, Dik --" zei Nelly opeens, terwijl haar gezicht -betrok. - -"Daar heeft de meester niet eens over gesproken!" zei Dik. "Hij heeft -me alleen maar gezegd, dat je meê moogt. Fijn hè? Maar nu ga ik -naar huis, want wij gaan vanavond allemaal naar het paardenspel! -Dag!" - -"Dag!" riep Nelly. - -En Dik ging naar huis, minstens even blij als het blinde meisje, dat -hij zoo'n groote vreugde had bezorgd. Zijn boterhammen smaakten hem -verrukkelijk, en hij vertelde aan zijn vader en moeder, wat de -meester gezegd had, en hoe blij Nelly was. - -En toen ging hij achter de schuur, om zijn beesten te voeren, maar -hij was er pas, of hij hoorde Nelly al aankomen. - -"O Dik, wat ben ik blij!" zei ze, terwijl ze de korreltjes graan -rondom zich strooide voor de duifjes, die koerden en op den voerbak -kwamen zitten. - -En Nelly kon zich maar niet begrijpen, hoe het mogelijk was, dat de -meester haar kende, en zij zei wel honderdmaal, dat zij hem zoo'n -vriendelijk man vond, omdat hij haar zoo maar voor niets aan het -schoolfeest wilde laten deelnemen, en dat zij morgen, na kerktijd, -als de meester thuis was, met haar vader en moeder naar hem toe zou -gaan, om hem te bedanken voor zijn goedheid. - -"Ja ja," zei Dik, -- "dat is wel goed, hoor. Ik vind het ook -vriendelijk van hem." - -En hij gaf zijn konijnen een extra portie gras en klaver, omdat hij -het zoo'n buitengewoon hoogen feestdag vond. Toen ging hij naar -binnen om zijn Zondagsche pak aan te trekken, en om ruim half acht -sloot de familie Trom de deur achter zich dicht, om zich naar het -Paardenspel te begeven. - -De ingang was schitterend verlicht, en Dik zag, hoe de menschen naar -binnen stroomden. Er heerschte een bijzondere drukte op het dorp en -er was veel gerij, want boeren en boerinnen kwamen met paard en -rijtuig, sommigen zelfs van ver uit den omtrek. De stalknechts van -Café "Goud uit Schuim" hadden haast geen handen genoeg, om allen op -tijd te bedienen, en vele boeren zagen zich verplicht zelf uit te -spannen en hun paarden op stal te zetten. - -Aan het loket zag het zwart van de menschen, die plaatskaarten kwamen -koopen, maar daar behoefde Dik zich niet mede te vermoeien. - -"'t Is maar gemakkelijk, dat wij onze kaartjes al hebben," zei hij. - -"En dat is het," zei Vader Trom. - -"Ga jij maar voor, Dik," zei zijn moeder. "Jij weet hier den weg al -zoo'n beetje." - -Dat deed Dik, en met behulp van een bediende; wiens taak het was de -toeschouwers hun plaatsen aan te wijzen, had hij al spoedig de bank -gevonden, die voor hem bestemd was. - -Jan Vos en Piet van Dril waren er al en wenkten hem al uit de verte -toe, en toen zij nog maar een paar minuten zaten, kwam Anneke -binnenstappen en nam naast vrouw Trom plaats. - -"Wat een ruimte, wat een ruimte!" zei vrouw Trom vol bewondering. - -"En wat een menschen," zei Trom. - -"We zitten hier fijn, hè Dik?" zei Jan Vos, die nog schrikkelijk -dankbaar was voor het kaartje, dat Dik hem bezorgd had. - -"Ja," zei Dik, "we zullen het hier prachtig kunnen zien. Kijk, daar -ginds zit de burgemeester -- zie je wel? Dáár, -- vlak vooraan, -beneden..." - -"Eerste rang!" zei Piet van Dril. - -"En de notaris, en de dokter, en de meester, en de secretaris, en -mijnheer Denappel, --" zei Dik. "Dure plaatsen, zeg." - -"Maar wij zitten hier ook best," zei Jan Vos. "Zeg Dik, dat heb ik -aan jou te danken --" - -"'t Mocht wat," zei Dik. - - -[Illustratie] - - -"Niet?" zei Jan Vos. "Aan jou niet? Aan wien dan, zou ik wel willen -vragen..." - -"Aan den aap!" lachte Dik. "Kijk, ze hebben zaagsel op den grond -gestrooid, en zand, anders glijden de paarden uit." - -"Wat komen er een menschen hè?" zei Piet. "Ze blijven maar..." - -"Bom -- bom -- bom -- tetteretet!" viel de muziek in. De muzikanten -zaten op een verhooging tegenover de jongens. - -Moeder Trom schrok er eventjes van, want zij was er heel niet op -verdacht geweest, maar zij vond het prachtig in één woord. Zulke -schetterende muziek had zij nog nooit in haar leven gehoord. - -"Zie je daar den doorgang naar de stallen?" vroeg Dik. "Daar komen de -paarden door den circus binnen." - -"'k Wou, dat zij maar alvast begonnen," zei Jan. "Wat zitten we hier -fijn, hè? Haast de mooiste plaatsen uit het heele spel, -- om alles -goed te zien, bedoel ik natuurlijk." - -'t Werd tjokvol in de tent, en tegen acht uur zweeg de muziek. - -Toen zwegen ook de menschen, want zij begrepen, dat de vertooning nu -weldra zou beginnen. Ze hoorden eindelijk de torenklok acht slaan. - -Even later werden de gordijnen voor den ingang dichtgeschoven, en de -gordijnen, die den toegang tot de stallen afsloten, geopend. - -Op dat oogenblik heerschte er een ademlooze stilte in de tent. De -verwachting was hoog gespannen. - -Ha, -- daar kwam wat. - -Een rijknecht, keurig gekleed, leidde een prachtig raspaard den -circus binnen. In het midden bleef hij staan. - -Toen verschenen er nog twaalf rijknechts, die zich aan den ingang in -twee rijen schaarden. 't Scheen wel een eerewacht, dacht Dik. - -En dat had hij nog zoo ver niet mis, want nauwelijks hadden zij hun -plaatsen ingenomen, of de beroemde Directeur Mr. Sänger trad -tusschen hen door tot in het midden van den circus. - -Hij was geheel in het zwart gekleed, met een laag uitgesneden vest. -Hij nam zijn hoogen hoed in de hand en boog naar verschillende kanten -voor het publiek, dat hem met handgeklap begroette. - - -[Illustratie: "En alle menschen op de brug lachten, en zij wezen -elkander Dik aan, die daar zoo hoog en vroolijk bijna op den kop van -het logge dier zat en zoo den optocht door het dorp ging medemaken. -Dik keek triomfantelijk van af zijn hoogen en zeldzamen zetel op de -lachende menigte neer, en hij wuifde den menschen links en rechts -toe, zooals de Koningin doet, als zij in de een of andere stad haar -feestelijken intocht houdt. (Bladz. 181.)"] - - -"Zie je dien gouden horloge-ketting?" vroeg Jan Vos zacht. "Wat zal -die man rijk zijn." - -Maar Jan en Piet antwoordden niet. Al hun aandacht was bij den -Directeur, die zijn hoed weer opzette en met behulp van zijn -rijknecht het mooie paard besteeg. - -Op een kleinen wenk met zijn rijzweep viel de muziek in, en op de -maat daarvan reed de Directeur den circus rond. Het paard brieschte -vroolijk en scheen wel te dansen, zoo licht en sierlijk waren zijn -bewegingen. - -"Zoo kan jij het ook wel, Dik," zei Jan Vos. "Daar is niets kunstigs -aan." - -"Ja," zei Dik. -- "Maar zóó niet! Kijk eens, het paard loopt op -drie pooten! Zijn rechtervoorpoot houdt het gebogen in de hoogte. -Prachtig, hè? Hoe is het mogelijk, dat zoo'n beest het leert!" - -Dik keek zijn oogen uit. - -Er klonk een daverend applaus, en de Directeur boog. Toen, op zijn -bevel, zette het dier zijn rechtervoorpoot neer, en hief het -linkervoorbeen op. Weer liep hij op de maat der muziek den circus -rond. - -"Dat is pas rijden, hè!" zei Dik vol bewondering. "Daar loopt hij -met zijn achterbeen in de hoogte," zei Jan Vos. - -En even later zagen zij, dat hij zijn vierden poot opgeheven had. - -Met een vlugge beweging sprong de directeur van het paard en nam -buigend het applaus van de toeschouwers in ontvangst. De rijknecht -greep het paard bij de teugels en voerde het naar de stallen terug. -Een tweede rijknecht reikte den Directeur een lange zweep aan en nam -het korte rijzweepje van hem over. Alle twaalf rijknechten maakten -zich schielijk uit de voeten, en onder donderend hoefgetrappel renden -acht prachtige paarden, zonder teugels of zadel, achter elkander -binnen. De Directeur klapte met zijn lange zweep, en toen renden de -dieren in vliegenden galop achter elkander den circus rond. De grond -dreunde onder hun hoefslagen. - -Dik zat in stomme verbazing het prachtige schouwspel aan te zien. - -Weer klapte de zweep, en als met een tooverslag hielden de beesten -halt, keerden zich om, en renden weer in tegengestelde richting -voort, de koppen fier opgeheven en met golvende manen. - -"Dat is schitterend, -- schitterend!" mompelde Dik in verrukking. - -De Directeur liet de fiere beesten, enkel door met zijn zweep te -klappen, in verschillende richting rennen, nu eens dezen kant, dan -weer dien kant op, soms achter elkander, dan weer twee aan twee, of -vier aan vier. Zij gehoorzaamden den Directeur op zijn wenken. - -Hij hief zijn zweep op, en plotseling kwamen zij naast elkander voor -hem te staan, en op zijn bevel bogen zij de voorpooten en knielden -voor hem neer. - -Het applaus was niet van de lucht, en de Directeur moest -herhaaldelijk buigen. - -Eindelijk hief hij zijn zweep op, en liet haar driemaal knallen, en -opeens verhieven de schoone beesten zich op de achterpooten. 't Was -een schitterend staaltje van dressuur. - -Daarna klapte hij met zijn zweep, en in vliegenden galop renden de -dieren nogmaals achter elkander den circus rond en verdwenen onder -daverend hoefgetrappel in de stallen. -- De menschen waren verrukt! - -Dik vond het haast een sprookje. Hij had nooit kunnen denken, dat er -zoo iets moois op de wereld bestond, en hij wilde juist met Jan en -Piet een praatje beginnen over hetgeen hij gezien had, toen er al -weer wat anders kwam. - - -[Illustratie] - - -Van uit de stallen werd het luide geschreeuw van een man gehoord en -bijna op hetzelfde oogenblik draafde een oud, armoedig vrouwtje de -tent binnen, met een hoofdstel aan en een bit in haar mond, en Dik -zag tot zijn diepe verontwaardiging, dat er een groote, zware clown -op haar rug zat, die ruw aan de teugels rukte en 't oude mensch met -zijn rijzweep en door een luidruchtig geschreeuw onbarmhartig -voortjoeg. De stumper zag vuurrood van inspanning, en huppelde en -draafde als een jong renpaard, maar het ging den afschuwelijker clown -nog lang niet hard genoeg. Hij sloeg het schepsel, dat zich blijkbaar -bovenmatig inspande, onbarmhartig met zijn rijzweep tegen de beenen -en soms zelfs met zijn groote vuist op haar hoofd. - -De menschen werden er eerst stil van, maar sommigen begonnen er al -spoedig om te lachen, ja zelfs te schateren. - -Dik kon zich dat onmogelijk begrijpen. Hij vond er niets moois aan, -integendeel, 't maakte een vreeselijk pijnlijken indruk op hem. - -Ach zie, de oude stumper kon al spoedig haast niet meer, zij -struikelde en strompelde door den circus en dreigde herhaaldelijk te -vallen. - -'t Was duidelijk, dat zij bijna bezweek onder den zwaren last, dien -zij te torsen had. Maar de clown had geen medelijden met haar. Hij -rukte haar hoofd door middel van de teugels ruw weer wat omhoog en -sloeg haar eindelijk zoo erg, dat Dik het niet langer kon aanzien. - -Zijn wangen waren doodsbleek van verontwaardiging, zijn neusvleugels -trilden, zijn oogen fonkelden. "Afschuwelijk!" mompelde hij, en hij -balde zijn vuisten. - -De handelingen van den ruwen clown werden nog wreeder. - -Toen richtte Dik zich op van zijn bank, stak zijn vuist dreigend naar -den clown uit, en riep hem in de hevigste verontwaardiging toe: - -"Monster, -- wreedaard, -- wil je nu ophouden met die vrouw te -mishandelen! 't Is een schande!" - -Het vrouwtje stond stil; zij kòn blijkbaar niet meer. - -En de clown keek Dik met een spottend gezicht aan en begon de vrouw -vreeselijk te mishandelen. Ook de menschen keken lachend naar Dik, -die tusschen de toeschouwers door van bank op bank naar beneden -stapte en.... - - -[Illustratie] - - -Plotseling bleef hij staan, want het gelach van de menschen klonk -daverend door de tent. En toen zag Dik, dat de wreede clown het hoofd -van de oude stumper met twee handen aangreep en in stukken scheurde. -Hij rukte haar de muts van het hoofd en wierp die naar Dik, -- en -haar wangen vielen los op den grond, en toen -- toen bleef er niets -anders over, dan een bos stroo, die de clown van zich af rukte, en -lachend boog hij naar alle kanten om te bedanken voor het applaus. - -Dik begreep, dat hij een tamelijk dwaas figuur had gemaakt, en hij -klauterde zoo gauw mogelijk weer naar zijn plaats terug, waar Piet en -Jan bijna van de bank vielen van het lachen. En toen lachte Dik -smakelijk mede, wat nog wel het beste was, dat hij doen kon. - -Alle menschen zaten lachend naar hem te kijken, maar dat duurde niet -lang, want er kwam een dame te paard binnenrijden, die allerlei -toeren ging verrichten en daardoor ieders aandacht in beslag nam. - -Eerst zat zij op het paard, en reed in galop den circus rond, maar -toen sprong zij opeens op den zadel en ging staande rijden. Ook ging -zij op één been staan, en sprong zelfs touwtje op den rug van het -paard. - - -[Illustratie] - - -Dik, die voor het eerst van zijn leven in een paardenspel was en dus -dergelijke kunstverrichtingen nog nooit gezien had, vond alles even -buitengewoon, en hij was opgetogen, toen de dame zelfs door een met -papier beplakten hoepel sprong, die door twee rijknechts in de hoogte -gehouden werd, en toch weer zonder missen op het paard terecht kwam. -Eindelijk sprong zij zelfs over een breede vlag heen, waar het paard -onderdoor rende. 't Was prachtig, vond Dik. - -En nauwelijks was de dame den circus uitgereden, of er rolden drie -clowns binnen, die wel hoepels geleken. - -Zij rolden vooruit en achteruit en tegen elkander aan, dat het een -lust was om te zien, en een poosje later klom de een op de schouders -van den ander en stak zijn beenen kaarsrecht in de hoogte, en toen -klom de derde tegen hem op en ging op de beenen van no. 2 staan. Maar -plotseling liep de onderste weg, zoodat de twee anderen hun steunpunt -verloren en toen smakten zij tegen den grond en rolden als hoepels de -tent uit. - -Dik zat te schudden van 't lachen en Jan en Piet niet minder. Zulke -malle dingen hadden zij nog nooit gezien! - -Zoo volgde het eene nummer op het andere, en eindelijk werd het -laatste nummer vóór de pauze afgespeeld. - -Er kwam een vrouwelijke Roodhuid de tent binnenwandelen. Zij had -groote veeren op haar hoofd en een klein meisje aan haar hand. - -Het tweetal wandelde kalm door den circus heen en weer en ging -eindelijk in het midden daarvan op den grond zitten, de vrouw met -haar rug tegen den hoogen paal. Zij trok het kind op haar schoot en -speelde er mede, en zij scheen ontzaglijk veel van het meisje te -houden, want zij drukte het zoo stevig aan haar borst, of zij het -dood wilde drukken, en kuste het zoo vurig, dat het haast stikte. - -Zij had er geen erg in, dat een man met een paard aan den teugel den -circus kwam binnensluipen. Hij had een dolk in zijn hand en liet zijn -oogen op afschuwelijke wijze draaien en rollen, zoodat herhaaldelijk -alleen het wit er van te zien was. - -"Dat is een schurk!" zei Dik tegen Jan en Piet. - -"Zie je die oogen?" vroeg Jan. - -"Neen," zei Dik, "alleen het wit maar." - -De menschen in de tent geraakten in spanning. - -Wat ging die schurk doen? - -Hij liet zijn paard los en sloop naar de moeder en haar kind, hij -liet zijn dolk flikkeren in het licht van de lampen. Zijn oogen -draaiden en rolden erger dan ooit. - -"Ha," -- zei Dik, "ik geef geen dubbeltje meer voor haar leven..." - - -[Illustratie] - - -"Ik geen cent," zei Piet van Dril. Opeens wierp de schurk zich op de -niets kwaads vermoedende vrouw. De dolk werd opgeheven, daalde neer, --- en een allerijselijkste kreet drong den toeschouwers door merg en -been. - -"Moet je haar niet helpen, Dik?" vroeg Piet van Dril met een lachje. - -"Doe jij het!" zei Dik. - -De schurk greep het kind in zijn armen, klom op zijn paard, en rende -spoorslags den circus in. - -De vrouw lag stuiptrekkend op den grond. - -Maar zie, de wrekende gerechtigheid waakte. - -De man van de stervende roode vrouw reed pijlsnel binnen. Een lasso -hing aan zijn zadel. - - -[Illustratie] - -Hij zag zijn vrouw op den grond liggen en bemerkte, hoe de schurk met -zijn kind wegrende. - -Spoorslags reed hij hem na. 't Werd een wedren, die alle zenuwen der -toeschouwers spande. 't Was Dik onmogelijk, om te blijven zitten. Hij -stond overeind... - -"Sa, sa!" riep hij den Roodhuid toe. "Grijp hem -- grijp hem!" - -De Roodhuid maakte zijn lasso los, en zwaaide er mede hoven zijn -hoofd. - -"Ooah! Ooah!" klonk het krijschend van zijn lippen, en op hetzelfde -oogenblik doorkliefde zijn lasso de lucht, en kwam om den nek van het -paard van den schurk terecht. Men zag, hoe de strik aantrok, hoe de -bewegingen van het paard verflauwden, hoe het eindelijk niet meer -voortkon en op de knieën nederstortte. - -Toen trok de schurk een revolver, maar de Roodhuid deed evenzoo en -schoot hem dood. Hij bracht zijn kind naar de moeder, die niet dood -bleek te zijn, en... - -Toen sprongen er wel zes clowns naar binnen, die onder een ijselijk -misbaar de Roodhuiden uit den circus leidden en het paard van den -strik verlosten en den schurk met een fietspomp nieuwen adem -inbliezen, zoodat hij weldra weer loopen kon en den circus verliet. - -Onder de malste grappen verdwenen ook de clowns, en toen was het - - - -PAUZE - - - - -[Illustratie: hoofdstuk kopstuk] - -Dertiende Hoofdstuk. - -Na de pauze. - - -Na de pauze werden nog prachtige staaltjes van rijkunst ten beste -gegeven, die Dik in verrukking brachten, en de clowns maakten -grappen, die de tent deden schudden van het lachen. Ook kwam de man, -aan wien Dik zijn aap had verkocht, met zijn apen en honden, en liet -hen allerlei kunststukjes verrichten. Maar de man was hierbij niet -als clown gekleed, o neen, hij was geheel in het zwart met een wit -vest, en zag er bijna even deftig uit als de Directeur. Maar Dik vond -het paardrijden toch veel mooier. Hij was dan ook een groot -liefhebber van paarden en kon zelf rijden als de beste. - -Ook waren er gymnasten, die toeren verrichtten, waarbij de menschen -zaten te rillen en te beven. Zoo kwam er een gymnast binnen, die een -sterken riem om zijn middel droeg. Aan dien riem was een lederen -koker bevestigd, waarin hij een langen stok deed met aan het -boveneinde een rekstok. Een andere gymnast klom tegen den hoogen stok -op, zoodat hij bijna tot boven in de tent kwam, en de man, die den -stok in den koker droeg, hield hem in evenwicht. - -De klimmersbaas ging dood op zijn gemak op den rekstok zitten en stak -een cigaretje op. - - -[Illustratie] - - -Dik vond het een stout stukje. - -Maar 't werd nog erger, want na een paar trekjes aan zijn cigaret te -hebben gedaan, wierp hij haar weg, en ging doodbedaard op den stok -staan, en hij wuifde het publiek toe, dat bijna niet durfde -applaudiseeren van angst, dat de man vallen zou. - -"Hij liever dan ik," bromde Dik zijn buren toe. - -Op 't volgende oogenblik liet hij zich vallen... - -Een kreet van schrik ging uit de menigte op, en Vrouw Trom wilde er -niet langer naar kijken, en Anneke ook niet. - -"Wat een schrik!" zei moeder Trom. - -"En dat is het," zei haar man. - -De gymnast was echter niet gevallen, want hij had te juister den stok -met beide handen aangegrepen. De man beneden had de grootste moeite, -om hem in evenwicht te houden. - - -[Illustratie] - - -"Zeg," zei Dik, die het zag "die moet óók sterk zijn!" - -Maar Piet en Jan antwoordden niet, want zij zagen, hoe de man daar -boven in de tent met inspanning van al zijn krachten zich ophief, tot -hij met zijn beenen in de hoogte stond en met gestrekte armen den -rekstok vasthield. - -'t Was haast ongelooflijk. - -En 't zou nog erger worden. - -Hij ging weer rustig op den rekstok zitten, en liet een koord aan -één eind naar beneden zakken. Daaraan werd een kleine stoel -vastgebonden, dien hij naar boven trok. Toen ging hij weer staan, -zette den stoel met de beide achterpooten op den stok, en nam er -doodbedaard op plaats. - -Dat was het slot van de vertooning en toen hij weer behouden op den -grond was aangekomen, slaakte menigeen een zucht van verlichting, en -men vond, dat het op die manier spotten was met een menschenleven. -Verscheidenen hadden er dan ook niet naar kunnen kijken, en waren -blijde, dat het afgeloopen was. - - -[Illustratie] - - -Toen kwam er iets grappigs. - -Een ezel kwam den circus binnen, geheel alleen. Hij was opgetuigd met -een bit, en een lederen teugel uit één stuk, die hem om den nek -hing, maar hij droeg geen zadel. - -De ezel keek niet op of om, maar liep doodbedaard den circus in het -rond met een stevigen stap. Hij keek naar den grond. - -"Ga er op zitten, Dik," zei Piet van Dril lachend. - -"Dat zou ik wel willen," zei Dik. "Kijk, -- wie komt daar -binnenstappen? Ha ha, dat is de man, die mijn aap gekocht heeft. Maar -nu is hij weer als clown gekleed. Kijk, hij leest in een boek." - -Dat was ook zoo. Hij kwam den circus binnen juist toen de ezel den -ingang naar de stallen weer gepasseerd was, en hij ging ook den -circus in het rond loopen, maar in tegengestelde richting. Doch hij -was totaal in zijn boek verdiept. Dat er van den anderen kant een -ezel aankwam, zag hij in het geheel niet, want hij keek geen -oogenblik uit zijn boek op. Zoo gingen zij elkander tegemoet. - -De ezel liep, zonder op of om te kijken, verder, precies of hij in -ernstige gedachten verdiept was. Hij scheen den lezenden man evenmin -te zien, als deze hèm. - -Bom! - -Zij botsten met kracht tegen elkander op, zodat de clown achterover -tegen den grond smakte. De ezel liep verder, of er niets gebeurd was, -en keek naar den clown niet meer om, en de clown stond op, keek naar -boven, of hij misschien met een of ander hemellichaam in botsing -geveest was, sloeg zijn boek open, en liep lezende verder. - -'t Was zoo'n malle vertooning geweest, dat iedereen er om lachen -moest, en 't grappigste was, dat het binnen enkele seconden -ongetwijfeld nog eens gebeuren zou, want het tweetal liep kalm door, -elkander weer tegemoet. - -Bom! - -Daar tuimelde de clown ten tweeden male achterover tegen den grond, -en nauwelijks was hij opgestaan, of hij bemerkte den ezel, en riep: - -"Ha, ha, daar gaat mijn Neef! Nu weet ik, wie me dat koopje geleverd -heeft. Van je familie moet je 't maar hebben. Maar ik zal het hem -afleeren, daar kan hij op rekenen. Hallo! Hallo!" - -Op dit laatste geschreeuw kwam een bediende den circus binnen, die -vroeg: - -"Heeft u geroepen, mijnheer?" - -"Mijnheer!" schreeuwde de clown op hoogen toon. - -"Mijnheer!" zei de bediende. - -"U bent doof, mijnheer!" - -"Neen, mijnheer, ik ben niet doof." - -"Als u niet doof was, mijnheer, zou u niet vragen, of ik geroepen -heb. Ik heb geschreeuwd, mijnheer." - -"Zoo mijnheer, en wat is er van uw dienst?" - -"Mijnheer, ga dadelijk naar den Directeur, en zeg hem dat hij mij een -rijzweep brengt, -- onmiddellijk!" - -De knecht bleef staan. - -"Ga je, mijnheer, -- of ga je niet, mijnheer?" schreeuwde de clown. - -"Neen mijnheer, -- ik ga niet!" - -"Waarom ga je niet, mijnheer!" - -"Omdat mijnheer de Directeur het toch niet doet, mijnheer," zei de -bediende. - -"Doet hij het niet, mijnheer?" - -"Neen, mijnheer, wat denkt u wel? De Directeur brengt u geen zweep!" - -"Weet je wat, mijnheer, doe jij het dan zelf!" - -De bediende haalde een zweep en gaf hem aan den clown. Deze begaf -zich naar den ezel, die nog op zijn gemak in het rond kuierde, ging -vlak voor hem staan en stak hem zijn hand toe. - -"Goeien morgen, Neef!" riep hij hem toe. - -De ezel stak onmiddellijk zijn rechtervoorpoot uit en legde dien in -de hand van den clown. - -"Wel Neef," vroeg deze met een hoog, schreeuwerig stemgeluid, "heb -jij me zooeven dat koopje geleverd?" - -De ezel schudde met zijn kop van neen. - -"O, jou aartsleugenaar!" riep de clown. "Ben je dan niet tegen iets -aangeloopen?" - -De ezel schudde van ja. - -"Dat was ik, Neef!" riep de clown. "Was je kwaad op me?" - -"Neen," schudde de kop. - -"Heb je 't dan per ongeluk gedaan?" - -"Ja!" - -"Dan vergeef ik het je!" riep de clown uit. "Kom aan mijn hart -dierbare Neef!" - -De ezel verhief zich op zijn achterpooten en legde zijn voorpooten op -de schouders van den clown, die zijn armen om hem heen sloeg en hem -op zijn snoet zoende. De ezel ging weer op zijn vier pooten staan. - -"Woon jij hier, Neef?" schreeuwde de clown den ezel toe. - -"Ja," schudde de ezelskop. - -"Ha, ha, dus ken jij hier de menschen?" - -"Ja," knikte de ezel. - -"Weet je ook, of de burgemeester hier onder de toeschouwers is?" - -"Ja, ja!" schudde de kop. - -"Waar zit hij dan?" - -De ezel liep den circus rond, met den clown naast zich, en voor de -plaats, waar de burgemeester zat, hield hij stand, tot groote -verbazing van de toeschouwers. - -"Maak je compliment, Neef!" schreeuwde de clown. - -De ezel knielde voor den burgemeester, die er smakelijk om zat te -lachen, neder, en legde zijn kop op den grond. - -"Goed gedaan, Neef!" riep de clown. "En weet je ook, wie de dikste -jongen uit deze gemeente is?" - -"Ja," knikte de ezelskop. - -"Is hij hier?" - -"Ja!" - -"Breng mij bij hem!" - -Dik kreeg twee elleboogstooten in zijn rug, een van Piet van Dril en -een van Jan Vos, want zij twijfelden niet, of de ezel zou voor Dik -stilhouden. En toen dit inderdaad gebeurde, zat Dik te schudden van -het lachen. - -Trouwens, iedereen in de tent lachte. De clown wuifde Dik toe en ging -met zijn neef naar het midden van den circus. Daar richtte hij zich -tot het publiek, haalde vier blanke rijksdaalders uit zijn zak, liet -ze rammelen in zijn handen, en schreeuwde: - -"Dames en heeren, deze vier mooie rijksdaalders looft de Directeur -uit voor hem of haar, die mij nadoet, wat ik hem zal voordoen. De -burgemeester zal scheidsrechter zijn, als hij mij die eer wil -aandoen." - -Toen boog hij zich naar den burgemeester, en vroeg hem, met zijn -hooge puntmuts in de hand, of hij daartoe bereid was. - -"Met genoegen," zei de burgemeester, en hij nam de vier rijksdaalders -in ontvangst. - -Toen bracht de clown den ezel tot vlak voor den burgemeester, sprong -er kalm op en reed met hem den circus rond, tot hij weer voor den -burgemeester aangekomen was. De ezel had den tocht stapvoets en -doodbedaard afgelegd. - -"Wie doet me dat na?" schreeuwde de clown. "Wie durft dat waagstuk te -ondernemen? Vier blanke rijksdaalders zijn het loon voor den -dappere!" - -De menschen lachten, want er was natuurlijk in het geheel geen kunst -aan, om stapvoets op een zoo makken ezel den circus rond te rijden. - -"Zeg Dik, dat is wat voor jou!" zei Piet van Dril lachend. "Denk -maar, hoe je op den ezel van Bertels rijdt." - -"Hij is doodmak!" zei Jan Vos. "Er is immers niets aan!" - -"Wel doe het dan," zei Dik, "die vier rijksdaalders kun je -gemakkelijk genoeg verdienen." - -Maar hij lachte spottend, toen hij dat zeide. - -"Vertrouw je hem niet, Dik?" vroeg Piet. - -"Neen, -- ik moet eerst het katje eens uit den boom kijken. Haha, -daar stapt Bruin Boon over den rand den circus binnen. Bruintje wil -vier rijksdaaldertjes verdienen, ha, ha, ha, -- daar zullen we -grappen van beleven!" - -"Waarom?" vroeg Piet. "Hè, ik wou, dat ik maar gegaan was; die ezel -is doodmak, en ik rijd minstens even goed als Bruin Boon." - -"O, je zult nog wel gelegenheid krijgen," zei Dik. - - -[Illustratie] - - -"Ha ha, mijn jonge vriend, wou jij op den ezel rijden?" riep de clown -Bruin toe. En hij schudde hem zoo hartelijk de hand, dat Bruin -ineenkromp van de pijn. Iedereen lachte, behalve Bruin. - -"Het beest is zoo mak als een lammetje," schreeuwde de clown: "Spring -er maar op!" - -Bruin greep den teugel, de clown gaf hem een pootje, en Bruin vloog -met een gangetje over den ezel heen; hij kwam wel een paar meter -verder op den grond terecht. De clown had hem er overheen gegooid, en -liep nu met een dom gezicht naar hem te zoeken op alle plaatsen, waar -hij niet was. - -"Au!" zei Bruin, en hij scheen grooten lust te krijgen, om naar zijn -plaats terug te keeren. Maar de clown was veel te blij, toen hij hem -eindelijk teruggevonden had en hij omhelsde hem en schreide tranen -van aandoening en bracht hem weer naar den ezel, waarop Bruintje nu -zonder verdere ongelukken terecht kwam. De clown hief de zweep op, -klapte er mede in de lucht, en riep: - -"Allo! -- Allo! -- Voorwaarts, Neef! -- Allo! -- Allo!" - -Maar op hetzelfde oogenblik verhief Neef zich op zijn achterpooten, -om Bruin van zich af te laten glijden. - -Bruin hield de teugels krampachtig in zijn handen geklemd, zoodat de -ezel zijn doel niet bereikte. - -"Allo Neef! -- Voorwaarts! -- Allo! -- Allo!" schreeuwde de clown. - -Toen sprong de ezel onverwachts vooruit, zette zijn voorpooten -schrap, en wierp Bruintje met een verraderlijke beweging over zijn -kop. - -De clown schrok er blijkbaar van, want hij liep te jammeren: "O wee, -o wee!" en hij ijlde op Bruin toe, die nog half versuft op den grond -lag, en hielp hem op en wilde hem weer naar den ezel brengen, die -doodstil in den circus stond. - -Maar Bruintje had er genoeg van en hij liep met een verschrikt -gezicht naar zijn plaats terug, onder luid gelach van de -toeschouwers. - -"Nu jij, Dik!" zei Piet van Dril. - -"Daar gaat al een ander," zei Dik. "O, 't is Jaap Kooy. Die kan goed -rijden, zeg. Ik ben benieuwd, of de ezel hem eraf krijgt." Na een tal -van grappen kwam Jaap Kooy eindelijk op den ezel terecht, en toen -begon het spelletje opnieuw, maar. Jaap klemde het beest tusschen -zijn knieën in en trok de teugels met al zijn kracht aan, zoodat de -kop van den ezel tegen zijn borst werd gedrukt. - -"Hij is sterk, hoor," zei Dik. "Ha, daar gaat hij! Kijk dien ezel -steigeren! Voorover! Achterover! -- Bom daar gaat Jaap! -- Maar nu -wil ik het toch wel eens probeeren." - -Dik verliet zijn hooge zitplaats en stapte den circus binnen. - -Piet van Dril en Jan Vos wreven zich de handen van de pret, en zij -waren benieuwd, of Dik er ook afgegooid zou worden. - -Jaap Kooy was met een pijnlijk gezicht afgedropen, en Dik werd op -luidruchtige wijze door den clown verwelkomd. - -Hij stak hem in de vreugde zijns harten zijn hand vriendschappelijk -toe, maar Dik stak de zijne allebei in zijn diepe zakken, want hij -had gezien, hoe hij Bruin geknepen had. Alle menschen lachten om hem. - -"Ha, ha, ha --! Daar hebben we den diksten jongen uit de gemeente. -Zie je hem wel, Neef?" - -"Ja!" knikte de ezelskop. - -"Mag hij op je rug zitten, Neef?" - -"Ja!" - -"Wil je met hem den circus rondrijden?" - -"Ja," knikte de ezel. - -"Goed dan!" schreeuwde de clown. - -Dik trok de klep van zijn pet diep in zijn nek, greep den teugel en -stak den clown zijn been toe, om op den ezel getild te worden. - -"Ha-ha-ha-ha!" lachte de clown. "Dat is pas een ruiter! Hij weet niet -eens, welk been hij moet uitsteken. -- Hoepla!" - -Daar zat Dik, -- maar, evenals op den ezel van Bertels, -- achterste -voor. Met een vlugge beweging stak hij zijn beenen aan weerskanten -van den hals van het dier door den teugel en greep den staart met -beide handen vast. - -Een vroolijk gelach steeg uit de menigte op, en niet ten onrechte, -want het was een dwaas gezicht, Dik daar achterste-voor op den ezel -te zien zitten, met den staart van het dier tusschen zijn handen -geklemd en zijn beenen aan weerskanten tusschen den teugel gestoken. - -Dik keek den clown vastberaden aan en knikte hem toe. - -"Vooruit maar!" zei hij. - -"Ha-ha!" lachte de clown, die groote pret in het geval had, want hij -vond dien dikken jongen meer dan vermakelijk en geloofde geen -oogenblik, dat het hem gelukken zou, op den ezel te blijven zitten. -'t Was immers nooit iemand gelukt? - -Maar Piet van Dril en Jan Vos en zijn andere vrienden geloofden van -wèl! Zij wisten wel, dat de ezel van Bertels hem er ook nooit af kon -gooien. - -"Ha, ha!" schreeuwde de clown. "Allo, Neef! -- Allo! -- Allo!" - -Daar begon het lieve leven! - -De ezel sloeg bijna achterover, zoo hoog verhief hij zich op zijn -achterpooten, en Dik zou er ongetwijfeld afgegleden zijn, als zijn -beenen niet in den teugel hadden gehangen. Als deze niet brak, kon -hij onmogelijk vallen. - -Toen gooide Neef zijn achterlijf hoog in de lucht, zoodat zijn -neus bijna den grond raakte, maar Dik klemde den staart nog vaster -tusschen zijn handen en bleef er aan hangen. - - -[Illustratie] - - -Een daverend gelach, gepaard met een oorverdoovend applaus weerklonk -door de lucht. De menschen klapten in de handen en stampten met hun -voeten, en 't lachen overstemde geheel het geschreeuw van den clown -die maar voortdurend riep: - -"Hallo, Neef! -- Vooruit, Neef! -- Hallo! -- Hallo!" -- En hij klapte -met zijn zweep. - -Weer steigerde Neef op zijn achterpooten omhoog, en toen dat niet -hielp, op zijn voorpooten, maar hij kon zich zóó mal niet -aanstellen, dat hij Dik van zijn rug kreeg. - -Toen rende hij voorwaarts, -- en hield plotseling halt, -- maar Dik -was er op verdacht geweest en had zich met al zijn kracht aan Neefs -staart vastgehouden. - -Neef vond het trekken aan dat lichaamsdeel blijkbaar ver van aardig, -want hij keek nijdig achterom, en balkte: - -"I-a! -- I-a!" - -En toen balkte Dik hem, onder uitbundige vreugde van de toeschouwers -na: - -"I-a! -- I-a!" - -En de jongens in de tent schreeuwden lachend - -"I-a! -- I-a!" - -En toen werd het een algemeen gebalk in de tent en een gelach, zooals -er nog maar zelden gehoord was. - -De ezel wist niet meer, hoe hij het had, en rende plotseling met een -vaart vooruit, en nauwelijks had hij den burgemeester bereikt, of de -Directeur, die het spelletje aan den ingang met het grootste genoegen -had aangekeken, trad den circus binnen, en riep: - -"Ho!" - -Lachend drukte hij Dik de hand, en deze ontving uit de handen van den -burgemeester de vier rijksdaalders. - -De tent daverde van het applaus, en Dik boog met een leuk gezicht -naar alle kanten. De clown liep al buigende achter hem aan. - -Dik rammelde met de vier achterwielen, toen hij bij Piet en Jan -terugkwam, en hij knikte zijn moeder toe, die hem trots toelachte. En -zijn vader zei tegen zijn moeder: - -"Griet, onze Dik is toch een bijzonder kind, -- en dat is-ie!" - -"'t Is me een mooie grap!" zei Piet van Dril, die tranen in zijn -oogen had van het lachen. "Je bent er op een vrijkaartje ingekomen en -je gaat met vier rijksdaalders naar huis!" - -Eindelijk was het gelach bedaard en werd ieders aandacht in beslag -genomen door het laatste nummer van het programma. - -'t Was een belangwekkend schouwspel. - -De zware leeuwenkooi werd door de twee olifanten tot in het midden -van den circus getrokken. Daar werden de olifanten afgespannen en -door de cornaks naar de stallen teruggebracht. Vlugge bedienden namen -de luiken van den wagen weg, en toen waren de leeuwen voor allen -zichtbaar. - -Velen vonden het nu wel een beetje angstig in de tent, want zij -vroegen zich af, wat er wel gebeuren zou, als er eens een van die -dieren ontsnapte. - -De leeuwen, die rustig lagen te slapen, werden wakker en rekten zich -uit. Blijkbaar hadden zij eerst wel wat hinder van het schelle licht -in de tent, maar dat ging spoedig voorbij. - -Twee bedienden, gewapend met een geladen geweer, traden binnen en -namen ieder aan een kant van de kooi plaats. - -"Zeker om ze dood te schieten, als zij den temmer aanvallen," dacht -Dik. - -"Zeg Dik, zie je dat? Ze hebben ook nog pistolen in hun gordel," zei -Piet van Dril. - -"Revolvers," zei Dik. - -Toen verscheen de temmer in den circus. Hij begaf zich naar de kooi. -Daar bleef hij even staan en boog naar alle kanten. - -'t Werd doodstil in de tent. Ieder verkeerde in spanning, en velen -bedachten hoe het dien jongen man wel te moede moest zijn, nu hij op -het punt stond om in de kooi te gaan bij de leeuwen, die reeds zijn -vader en grootvader hadden verslonden, zooals het gerucht ging. - -Aan de rechtervoorzijde hing een klein ijzeren laddertje. - -De temmer sloeg het naar beneden, want het kon om twee scharnieren -draaien, en klom er tegen op. Met een vlugge beweging opende hij een -smal deel van den getralieden zijwand, en vóór de menschen goed -gezien hadden, hoe het in zijn werk ging, stond de man in de kooi en -was de deur achter hem gesloten. - -Hij had een kleine zweep in de hand, anders niets, maar in zijn -gordel stak ook een revolver. - -Zoodra hij binnengetreden was, weerklonk er een geweldig gebrul uit -de kooi, dat de geheele tent vulde en menigeen een siddering door de -leden joeg. - -De temmer bleef doodstil staan, keek de leeuwen met fonkelenden blik -aan, en gebood er een, bij hem te komen. Maar de leeuw gehoorzaamde -hem niet. - -De man herhaalde zijn bevel, en onwillig kroop de leeuw naar hem toe. -Voor zijn voeten bleef hij liggen. - -De temmer liet zich door het schrikkelijke dier een poot geven, en -het beest moest voor hem mooi-zitten als een hondje, en eindelijk -liet hij hem zijn grooten muil openen, en de temmer stak zijn hand -daarin, en eindelijk tot ieders ontzetting zelfs zijn hoofd. - -Eén hap, -- en hij was er geweest. - -Maar de leeuw hapte niet. En toen begaf de temmer zich tusschen de -andere leeuwen, die rustig waren blijven liggen, en hij joeg ze met -zijn zweep overeind en sloeg hen, zodat zij woest werden en een -bloeddorstig gebrul lieten hooren. - - -[Illustratie] - - -'t Werd angstig om er naar te kijken. - -De leeuwen werden hoe langer hoe boosaardiger en renden om den temmer -heen en klemden zich aan de tralies vast, en een er van sprong tegen -de getraliede zoldering aan en sloeg met zijn klauw naar hem. - -Nu werd het inderdaad gevaarlijk voor den temmer. - -Zonder de dieren een oogenblik uit het oog te verliezen, trok hij -zich meer en meer naar het deurtje terug. De leeuwen brulden van -woede en gaven alle blijken, dat zij zich met een sprong op hem -wilden werpen... - -Toen klonk plotseling een schot, en -- de temmer had het hok reeds -verlaten en stond weer naast den wagen, buigende naar alle kanten. - -'t Ging zoo snel in zijn werk, dat Dik later niet eens wist te -vertellen, hòè het gegaan was. - -En nauwelijks had het schot weerklonken, of hij hoorde een gierend -geluid achter zich, en omziende, bemerkte hij, dat het schot tevens -het sein was geweest om de tent af te breken, want het zeil, dat -rondom de palen gespannen was, was reeds naar beneden gehaald. - -De menschen verlieten meer dan voldaan het beroemde paardenspel van -den beroemden Mr. Sänger, en keerden naar huis terug. - -En Dik ging meer dan opgetogen met zijn vader en moeder mede, terwijl -hij de rijksdaalders liet rammelen, die hem in zijn diepen broekzak -zaten. - - - - -[Illustratie: hoofdstuk kopstuk] - -Veertiende Hoofdstuk. - -Het schoolfeest. - - -Het was de laatste dag vóór de zomervacantie, maar -- er zou geen -school gehouden worden, want het was de dag van het groote -schoolfeest, waarnaar de jongens en meisjes al zoo lang hadden -gehunkerd. - -Alle kinderen van de school zouden er aan deelnemen, daar had de -meester wel voor gezorgd. Er waren wel eenige kinderen geweest, die -onmogelijk hadden kunnen sparen, maar de anderen hadden wat méér -bijgedragen, en voor hetgeen er toen nog te kort was, had de meester -eenige gegoeden aangesproken, die het hem met alle genoegen hadden -gegeven. Zij zouden het meer dan jammer gevonden hebben, als die -allerarmste kinderen niet hadden kunnen meêgaan. - -Dik was 's morgens al vroeg in de weer, om voer voor zijn konijnen te -snijden, en Nelly hield hem daarbij, als gewoonlijk gezelschap, -evenals Gerrit, die voor zijn ontbijt zorgde, en herhaaldelijk riep: - -"Dag Dik! Hier is Gerrit! Dag Helly! Hier is Gerrit!" - -De vreugde stond Nelly op het gelaat te lezen en telkens zei ze: - -"O Dik, wat ben ik blij, dat ik meê mag! Je weet niet, hoe blij ik -ben!" - -En Nelly wist niet, hoe blij Dik was, omdat hij het ongelukkige -meisje dezen feestdag had bezorgd. - -Nelly zag er nu al veel gezonder uit, dan toen zij pas op het dorp -was komen wonen. Zij kreeg al weer een blosje op haar wangen en 't -was haar aan te zien, dat er bij haar thuis al geen gebrek meer -geleden werd. Zeker, weelde heerschte daar nog niet, want Vader en -Moeder waren aan het sparen om de gemaakte schuld in Amsterdam af te -doen, maar zij konden zich door Vaders verdiensten toch al weer -voldoende voeden, en Vader werd ook alweer veel sterker. Zijn baas -was zeer met hem ingenomen, want hij bleek iemand te zijn, die zijn -vak volkomen verstond en ijverig van aard was. Geen moeite was hem te -veel, om de tevredenheid van zijn baas te verwerven, en hij kreeg -dikwijls overwerk, omdat Van Dril hem in de gelegenheid wilde -stellen, zijn schuld spoedig af te doen. - -Nelly zag er nu wàt lief uit in haar Zondagsche jurk en met haar -mooie krullende haren, waar Moeder blijkbaar heel wat werk van had -gemaakt. Zij was zoo grootsch, dat ze niet op het gras wilde gaan -zitten uit vrees, dat zij zich vuil zou maken. - -Piet van Dril was ook al op zijn mooist, toen hij bij hen kwam om te -kijken, of de stoomboot nog niet op komst was. - -"Is de boot er nog niet, Dik?" vroeg hij. - -"Neen," zei Dik. "'t Wordt tijd voor hem, hè? Zeg, verbeeld je eens, -dat hij niet kwam." - -"'t Is niet te hopen," zei Piet. "Wat zouden we dan moeten beginnen!" - -"Dag Dik! Dag Helly! Hier is Gerrit!" riep de kauw uit de verte. - -Piet van Dril lachte. - -"Zoo, is hij hier ook?" zei hij. "Zeg Dik, weet je nog wel van dien -middag, toen hij in school kwam? Wat hebben we toen gelachen, zeg!" - -"Of we!" zei Dik. - -"O," zei Nelly, "dat was diezelfde middag, dat je die muis bij je -hadt, hè?" - -"Ja," zei Dik, die met grooten ijver gras sneed. "Om nooit te -vergeten...." - -"En toen je zoo lang hebt school moeten blijven," zei Nelly. - -"Zoo," zei Piet van Dril, "je weet het nog goed." - -Dik stond op. Zijn voorraad was groot genoeg. - -Plotseling riep Piet, die met zijn hand boven de oogen het kanaal -aftuurde: - -"Zeg, kijk eens, Dik, daar ginds in de verte..." - -"Ha ja," zei Dik, "een rookwolk! Daar komt de boot. Ik ga me -dadelijk verkleeden, want met het grassnijden mocht ik mijn -Zondagsche pak niet aan hebben van Moeder. Kom Nelly, -- ga je meê?" - -Zij gingen haastig naar huis. De kauw vloog hen na en riep: - -"Dag Dik! Dag Helly! Hier is Gerrit!" - -"Ja ja, hoor, 't is goed!" riep Dik. "Ik heb geen tijd, om me met je -te bemoeien." - -Hij voerde zijn duiven en voorzag de ruiven van zijn konijnen voor -den heelen dag van gras, en toen ging hij naar binnen om zich te -verkleeden. - -Een uurtje later was het heel druk aan den waterkant, voor de school. -Alle vrouwtjes van het dorp stonden daar, om naar de boot te kijken, -die rijk met vlaggetjes versierd was, en om de vreugde van de -kinderen te zien, die nu op de speelplaats waren en hunkerden naar -het oogenblik, waarop zij aan boord zouden gaan. - -De grootste jongens, waaronder ook Dik, droegen de trommels met -besmeerde kadetjes en krentenbroodjes aan boord, en Piet van Dril -torste met Jan Vos een mand vol met flesschen limonade. Anderen -belastten zich met de noodige glazen, om die naar de boot te brengen. -De twee schooljuffrouwen liepen met de grootste meisjes op de -speelplaats heen en weer, -- en iedereen zag er even vroolijk en -opgewekt uit. - -De meester hield natuurlijk nauwlettend toezicht op alles, wat er -gebeurde. Eindelijk kwamen er ook zeven muzikanten op de speelplaats, -met bolle wangen en koperen instrumenten, en zij hadden groene -uniformen aan en reusachtige Duitsche petten op het hoofd. Er was een -groote en een kleine trom bij. - -Moeder Elswater kwam met Nelly aan den arm naar den meester toe. - -"Zoo Nelly, ben je daar?" zei de meester, terwijl hij haar een hand -gaf. "Ben je blij, dat je meêgaat?" - -"O ja, meester, dolblij!" zei Nelly. - -"Ze heeft vanmorgen haast niet kunnen eten van blijdschap, meester," -zei vrouw Elswater. "Niet waar, kind?" - -"O, die zullen er wel meer zijn," zei de meester lachend. "Maar dat -is niets, hoor, we hebben daar op gerekend, en zoodra we afgevaren -zijn, krijgt ieder al een lekker broodje met kaas." - - -[Illustratie: De kinderen wuifden naar de menschen, die aan den wal -stonden. (Bladz. 225.)] - - -"En meester," zei vrouw Elswater wat zachter, -- "ik ben wel een -beetje ongerust, -- want u weet --" - -"Jawel, jawel," zei de meester, "heb maar geen zorg. De boot is -rondom met vlechtdraad afgezet, zoodat het onmogelijk is, om -overboord te vallen; en bovendien zullen wij wel op haar letten. -- -Anneke! -- Anneke!" - -Anneke kwam op een drafje aanloopen. - -"Jullie kennen elkaar, hè?" zei de meester. "Mag Nelly..." - -"O ja, m'st'r," zei Anneke, terwijl zij den arm van Nelly in den -haren nam. "We hebben al afgesproken, dat we met ons allen voor haar -zorgen zullen." - -"Zoo, je bent een beste meid, hoor," zei de meester. - -Toen riep hij alle kinderen om zich heen, zette hen in rijen van -vier, en onder een vroolijken marsch ging het voorwaarts naar de -boot. Zelf bracht de meester Nelly aan boord en toen volgden alle -anderen. En toen de marsch ten einde was, begonnen de kinderen te -zingen en te juichen, en zij wuifden naar de menschen, die aan den -wal stonden en riepen: - -"Hoezee! Hoezee!" - -En de menschen wuifden lachend terug en riepen ook: - -"Hoezee! Hoezee!" - -De loopplank werd ingehaald, de stoomfluit gierde, en toen zette de -boot zich in beweging onder de schetterende tonen der muziek. - -Ha, dat was een genot, en menig jong moedertje aan den, wal had nog -wel graag mede gewild met het levenslustige troepje daar aan boord. - -De menschen keken de boot na en wuifden, tot zij haast uit het -gezicht was, en zij waren vol lof voor den meester en de -onderwijzeressen, die zich zooveel moeite wilden getroosten, om den -kinderen zoo'n prettigen dag te bezorgen. - -En een prettige dag zou het worden, daar behoefden zij niet aan te -twijfelen, want het was prachtig weer en de zon zette alles in een -feestgloed. - -Zoo lang de boot tusschen de huizen van het dorp doorvoer, kwam er -aan het gejuich geen einde, want overal kwamen de menschen voor de -ramen of naar buiten, om de kinderen toe te wuiven, en de vlaggetjes -wapperden zoo vroolijk en de muzikanten bliezen er zoo lustig op los. - -Nelly genoot meer dan zij zeggen kon van de schetterende tonen der -muziek en het vroolijke kindergezang en van het gejuich en gejoel om -haar heen. - -Zoodra de boot het dorp verlaten had, kregen de meester en de dames -het druk, want toen moesten er broodjes worden rondgedeeld en kreeg -elk kind een flink glas melk. De meester wist wel, dat velen van -blijdschap 's morgens maar weinig of in het geheel niet hadden kunnen -eten. En de glazen moesten na het gebruik weer frisch worden -omgespoeld, wat ook een heel werk was. Gelukkig hielpen de grootste -meisjes daar ijverig aan mede, want anders zou het voor de -onderwijzeressen ongetwijfeld àl te druk zijn geworden. - -Onder muziek, gepraat en gelach voeren zij tusschen welige landouwen -door, waar vurige klaprozen en blauwe korenbloemen pronkten tusschen -het golvend graan en bereikten eindelijk den ringdijk van den polder. -Daar was een sluis, die toegang gaf tot een breede rivier, en de -kinderen vonden het aardig te zien, hoe de boot langzaam in de sluis -rees, tot zij het peil van de rivier had bereikt. Toen werden de -sluisdeuren geopend en vervolgden zij hun tocht. - -Ha, hier werd het veel levendiger op het water. Zij passeerden groote -aken en tjalken, waarvan er sommige hoog beladen waren, en zij kwamen -andere stoombooten tegen, waarvan het dek geheel bezet was met -passagiers, daar met dit mooie weer bijna niemand beneden in de -kajuit wilde zitten. - - -[Illustratie] - - -En dan werd het een gewuif en gejuich zonder eind, en wuifden de -menschen van de andere booten terug. - -"Hoera! Hoera!" klonk het dan uit honderd monden, en iedereen keek -lachend naar de blijde kindergezichten, die er zoo gelukkig uitzagen -en waarop de vreugde te lezen stond. - -De meester vond het niet noodig, dat de kinderen stokstijf op hun -plaats bleven zitten, want hij had de noodige voorzorgen genomen, dat -niemand over boord kon vallen, of zij moesten al op de banken langs -het boord gaan staan. Maar dat verbood hij met de grootste -beslistheid en hij dreigde den eersten den besten, die het toch -durfde wagen, naar beneden in de kajuit te zullen sturen, waar hij -dan gedurende de geheele reis in zijn eentje mocht zitten. - -De kinderen mochten zich dus vrij bewegen, en daar maakten zij graag -gebruik van. De onderwijzeressen bedachten allerlei spelletjes, die -zij op het dek konden doen, en zoodoende hadden zij IJmuiden bereikt, -eer zij er erg in hadden. - -Daar zouden zij van boord gaan, om langs het strand naar Wijk aan Zee -te wandelen, en de boot zou intusschen naar Beverwijk varen, om daar -de kinderen weer op te wachten voor de huisreis. - -Maar voor zij van boord gingen, mochten zij zooveel eten, als zij -maar wilden, want het zou lang duren, eer zij weer op de boot terug -kwamen, en 't was onmogelijk, om de gesmeerde broodjes naar Wijk aan -Zee mede te nemen. Nu, 't was dan ook ongelooflijk, hoeveel sommige -kinderen konden eten, maar -- zij kregen ook alle dagen thuis lang -niet zulke lekkere broodjes als hier aan boord. Bovendien kreeg -iedereen nog een paar Amsterdamsche korstjes om op den wandeltocht -mede te nemen. - -Toen allen verzadigd waren, gingen zij van boord, en werd de -wandeling aanvaard. - -Maar o, hoe verbaasd keken zij op, toen zij het strand bereikt hadden -en daar plotseling de groote, onmetelijke zee voor zich zagen. De zon -speelde met de rustelooze golfjes zoodat zij wel van vloeibaar goud -schenen, en hooge golven dicht bij het strand met hun schuimende -koppen kookten en woelden, en stortten zich onder luid gebruis over -elkander, om dan in brede deining naar het strand te vloeien. 't Was -een grootsch gezicht, waarvan zij diep onder den indruk kwamen, -zoodat zij ophielden met praten en lachen, en ademloos het schoone -schouwspel aanstaarden. Want velen van hen hadden nog nooit de zee -gezien en nog nooit haar onvolprezen majesteit bewonderd. - -"Dàt is pas mooi," zei Dik zacht tegen Piet en Jan, die zijn -onafscheidelijke kameraden waren. "'t Lijkt alles wel zilver en -goud." - -"Zie je die schepen in de verte?" zei Jan Vos. - -"Ja, zeilschepen, maar stoombooten ook!" zei Piet van Dril. "Ik zie -er een met drie schoorsteenen." - - -[Illustratie] - - -Anneke met Nelly aan haar arm kwam bij hen staan. - -"Prachtig, hè!" zei Anneke opgetogen. "Heb je ooit zoo iets moois -gezien?" - -"'t Is -- 't is veel mooier dan het paardenspel," zei Dik zacht. "O, -dat zou nog al wat schelen." - -"En wat ruikt het hier eigenaardig," zei Nelly. "Ik ruik de zeelucht. -Zijn de duinen hier hoog?" - -De kinderen keken elkander een oogenblik aan en voelden allen een -groot medelijden met het blinde meisje, dat van al het schoone hier -aan het strand niets kon zien. - -"Ja," zei Dik, "heel hoog. Zeg Nelly, als we te Wijk aan Zee zijn, -zal ik met je tegen een duin opklimmen en er je bovenop brengen. Dan -zul-je wel merken, dat ze hoog zijn." - -"Komt kinderen, voorwaarts!" riep de meester. "Een vroolijke marsch -asjeblieft, muzikanten, want het is nog een flinke wandeling. -- -Kinderen, je behoeft niet in de rij te loopen, als je maar zorgt, -niet achter te blijven." - -En hij dacht er bij: "daar zal ik zelf ook wel voor zorgen." - -De muziek viel in, en de kinderen liepen stoeiend verder. Anneke -hield eerst een poosje Nelly aan de hand, maar de meisjes losten haar -om de beurt af en ook liepen de onderwijzeressen wel met haar gearmd. - -Het blinde kind genoot volop, misschien nog wel meer dan de anderen, -want zij was maar zoo bitter weinig gewoon. - -"Jakkes, wat is dat?" riep een van de meisjes uit, toen zij een -glibberig voorwerp op het strand zag liggen. - -"Een kwal!" zei de meester. "Blijf er maar af!" - -"Ik denk er niet over om het op te rapen!" lachte Anneke. "Bah, wat -vies!" - -Velen liepen mooie schelpen en horentjes te zoeken, die er in -overvloed over het strand verspreid lagen, en Dik speelde met zijn -vrienden vlak langs de aanrollende golven en sprong weer haastig weg, -als zij hem over de voeten dreigden te spoelen. - -Dat spelletje gingen de andere jongens ook doen, en menigeen werd -door de golven verrast en haalde een natte voeten. Maar daar werd -niet over getreurd; zij gaven er niets om. Thuis zouden zij wel weer -droge kousen aantrekken. - -De meester vond het echter minder prettig, en daarom gaf hij verlof, -dat zij hun kousen en schoenen mochten uittrekken. - - -[Illustratie] - - -"Dan blijven zij tenminste droog," dacht hij. En hij had wel gelijk, --- maar de jongens gingen nu veel verder in het water, zoodat hun -broeken al heel gauw drijfnat werden, en dat was niet veel beter. -Maar 't was warm weer, dus 't zou wel zoo erg veel kwaad niet kunnen. -'t Ergste was, dat Bruin Boon allebei zijn kousen verloor, zonder het -op te merken. Hij miste ze pas, toen Wijk aan Zee bereikt was, maar -toen was het te laat. - -Schreeuwend zat hij op een zandhoop. - -"Wat is er?" vroeg de meester. - -"'k Heb mijn kousen verloren," jammerde Bruin. - -"Jij hebt ook altijd wat, Bruin," bromde de meester. "Nu, er is niets -aan te doen, je bent ze kwijt. Ze zullen wel hier of daar in de zee -liggen of op het strand zijn aangespoeld, maar je moogt ze niet gaan -zoeken. Ik sta niet toe, dat een van de jongens zich van den troep -verwijdert. Huil nu maar niet, -- ik zal er nog eens over denken, wat -ik doen kan." - -Ja, zij hadden thans Wijk aan Zee bereikt, waar een aantal badstoelen -aan het strand stonden, met heeren of dames er in, die zaten te lezen -of te handwerken. En er waren badkoetsjes, waarin de menschen, die in -zee wilden gaan, zich konden ontkleeden. Dan werd het koetsje door -een paard een eindje in het water gereden, en een oogenblik later -kwamen de menschen er uit om een frisch bad te nemen. Dik vond het -aardig, om dat alles aan te zien. - -De kousen en schoenen der kinderen werden bij elkaar in een tentje, -waar snoep- en speelgoed te koop was, in bewaring gegeven, en de -meester huurde van een strandknecht drie badstoelen voor zich en de -beide juffrouwen, want zij waren moede en warm geworden van de -wandeling. - -"Zijn er veel badgasten van 't jaar?" vroeg de meester aan den -badknecht. - -"O, dat gaat wel, mijnheer," was het antwoord. "Maar in Zandvoort en -Scheveningen zullen er wel meer zijn," liet hij er lachend op volgen. - -"Dat denk ik wel," zei de meester. "Daar is het veel drukker." - -"Zeker, mijnheer, -- maar hier is het veel rustiger, en daarom geven -velen de voorkeur aan Wijk aan Zee boven Scheveningen bij voorbeeld. -Hier komen ze eens echt lekker uitrusten, begrijpt u?" - -"O juist," zei de meester. "Kooplieden, die drukke zaken hebben, en -zieken..." - -"Zeker, dat is zoo, -- maar ook groote geleerden, die geestelijk -vermoeid zijn. Ziet u, dien grijzen heer daar, -- in dien badstoel? Hij slaat nu -juist zijn krant om.--" - -"Ja, -- ik zie hem. Is dat een geleerde?" - -"Ja mijnheer, dat is professor Donders, uit Utrecht. Hij komt hier -bijna elken zomer, en zoo zijn er meer. Naast hem zit een professor -uit Amsterdam, een vriend van hem." - -De meester betaalde de huur voor de badstoelen en begaf zich naar de -kinderen. - -"Mogen we hier baden, meester?" vroegen ze. - -"Ja, -- maar bij elkander blijven, hoor. Ik ga even het dorp in..." - -"M'st'r, we hebben zoo'n dorst!" klaagden er sommigen. - -"Daar weet ik raad op. Ik zal maken, dat er voor ieder over een half -uurtje een glas heerlijke limonade wordt gebracht. En hoor eens, -weten jullie nog wel, dat ik je onlangs, toen we het over Utrecht -hadden, gesproken heb over een wereldberoemden professor in de -oogheelkunde..." - -"Profester Donders!" zei Dik. - -"Juist, Dik. Kijk -- ginds zit die beroemde man, -- dáár -- in dien -badstoel: Hij zit de courant te lezen. Vinden jullie het niet -aardig, zoo'n beroemden man te zien?" - -Ja, dat vonden zij allen, maar veel notitie namen zij niet van hem. -De meester vroeg de twee dames, goed toezicht te houden gedurende -zijn afwezigheid, en de kinderen gingen op bloote voeten in de zee -loopen. Hun gejoel en gejuich klonk ver in het rond. - -Nelly was alleen achtergebleven, en Dik stond naast haar. Hij hield -haar hand in de zijne en zijn blik onafgebroken op den beroemden man -in den badstoel gericht. Zijn gezicht stond hoogst ernstig en -blijkbaar was hij in gedachten verdiept. - -"Wat hebben ze een pleizier, hè Dik?" zei het blinde meisje, dat het -gejuich der kinderen hoorde. - -Maar Dik gaf geen antwoord. Hij had niet eens gehoord, dat Nelly wat -tegen hem zeide. - -"Wat hebben ze een pleizier, hè Dik?" zei ze nog eens, en zij gaf -hem een rukje aan zijn hand. - -"Wat? -- Wie?" vroeg Dik, blijkbaar nog in gedachten verdiept. - -Maar opeens greep hij haar hand stevig vast, en zei: - -"Kom Nelly, -- ga meê, ---- hierheen!" - -En hij trok haar haastig voort naar den badstoel, waarin de -wereldberoemde man gezeten was. - -Daar bleef hij staan en hij trok aan de klep van zijn pet, wat hij -altijd deed, als hij een gewichtig plan koesterde. - -Maar hij zei niets, -- en de professor las in zijn krant. - -Opeens keek de geleerde man echter op en toen zag hij den dikken -jongen staan met het meisje aan zijn hand, en hij merkte op, hoe de -jongen hem onafgebroken aanstaarde. - -Hij moest er even om lachen. - -Dik bleef hem aanstaren, zonder iets te zeggen, en weer trok hij de -klep van zijn pet dieper in zijn hals. - -De professor lachte nogmaals. Hij vond dien dikzak bijzonder -vermakelijk. - -Maar opeens wees Dik naar zijn pet, bij wijze van groet, en zei: - -"Mijnheer -- Profester -- ik --" - -"Wel jonge, wat is er?" vroeg de heer. "Wou jij me wat vragen?" - -"Ja m'st'r, --" zei. Dik, die vreemde heeren bij vergissing bijna -altijd den titel van meester gaf, omdat hij dien heel hoog vond. - -De heer glimlachte er om. "Nu, -- wat dan?" vroeg hij vriendelijk, -toen Dik bleef steken. - -"M'st'r, -- Profester," zei Dik, -- "meester zegt, dat u zoo beroemd -is, omdat u blinde menschen weer ziende kunt maken...." - -De heer lachte nogmaals, en nu trok het zijn aandacht, dat Dik een -meisje aan de hand hield, dat half achter hem was blijven staan. - -"Zoo," zei hij, "zegt de meester dat? En wat wil je nu?" - -"M'st'r, -- Profester, dit meisje is blind," zei Dik, terwijl hij -Nelly een weinig naar voren trok. "Wil u haar ook beter maken?" - -De heer keek thans zeer ernstig. - -"Wie heeft je bij me gezonden?" vroeg hij. - -"Niemand, m'st'r," zei Dik. "Ik ben zelf gekomen." - -"Is dat meisje je zusje?" - -"Neen m'st'r -- Profester -- 't is mijn buurmeisje. We wonen hier ver -vandaan op een dorpje, en de meester heeft ons op school over u -verteld..." - -"Zoo, zoo!" zei de heer vriendelijk. Hij strekte de hand uit naar het -blinde meisje en vervolgde: - -"Breng haar eens bij me, jongen." - -Dik deed het. Hij voelde Nelly's hand beven in de zijne. De professor -keek het kind in de oogen en tilde haar oogleden op. Hij vroeg -allerlei dingen aan het meisje, en sprak toen een poosje geen enkel -woord meer. Herhaaldelijk tilde hij haar oogleden op en Nelly moest -haar oogen bewegen. Dik keek in de grootste spanning naar alles, wat -hij deed. Toen verzonk de professor in diep gepeins, dat kon Dik, die -geen oog van hem afwendde, duidelijk zien. Dik beefde van spanning. - -Eindelijk zag hij, dat de professor zijn blik op hem richtte, en toen -wees hij uit pure beleefdheid naar zijn pet, en vroeg: - -"Kan het, m'st'r?" - -De geleerde man glimlachte. - -"Mijn beste jongen," zei hij vriendelijk, -- "dat weet ik nog niet. Ik -zou haar oogen eerst eens op mijn gemak moeten onderzoeken, en dat -kan ik hier niet doen, dat moet in Utrecht gebeuren en ik heb er -allerlei instrumenten bij noodig. -- Maar dit kan ik je wel zeggen, -m'n jongen, dat ik herstel zeker niet onmogelijk acht..." - -Dik, die Nelly's hand weer in de zijne genomen had, voelde, dat die -sterk begon te beven, en toen hij Nelly aankeek, zag hij, dat ze -doodsbleek geworden was. - -De vriendelijke heer vervolgde: - -"Dit zou ik natuurlijk niet zeggen, als ik er geen goede redenen voor -had. Je kon er wel eens groote vreugde van beleven, dikke jongen, dat -je mij hier een visite hebt gemaakt..." - -"Hoeveel kost het, m'st'r?" vroeg Dik. "Nelly is maar een...." - -Nu lachte de heer hardop. - -"'t Is vermakelijk!" mompelde hij. "Hoor eens, kereltje, ik maak even -graag arme menschen weer beter, als rijke, en 't kost niets, hoor. Ga -maar vroolijk spelen met je kornuiten, en vraag den meester, of hij -straks eens even bij me wil komen." - -Dik's hart klopte van blijdschap in zijn borst als een hamer. Hij nam -zijn pet heelemaal van zijn hoofd, wat hem maar een enkelen keer in -zijn leven overkwam, en zei: - -"Dank u vel, m'st'r -- Profester -- dank u wel." - -En Nelly stamelde, door haar vreugdetranen en snikken heen: - -"O, -- wat ben ik u dankbaar,... ik weet haast niet..." - -"Jawel, 't is goed, kinderen. Gaat maar vroolijk spelen, heel -vroolijk, want het is vandaag een gelukkige dag voor je." - -Hij gaf Dik en Nelly een hand, en het tweetal begaf zich naar den -meester, die juist uit het dorp terugkeerde, waar hij limonade had -besteld voor de kinderen en kousen had gekocht voor Bruin Boon, die -toch niet barrevoets bij zijn moeder kon terugkomen. - -En toen de meester hoorde, wat Dik gedaan had, keek hij den jongen -een poosje sprakeloos van verbazing aan, tot hij hem eindelijk op den -schouder klopte en zei: - -"Dik, hoe het in je hoofd opgekomen is, weet ik niet, maar je bent -een wonderbaarlijke jongen en je hebt een hart, van goud." - -En hij spoedde zich naar den beroemden man in den badstoel en bleef -wel langer dan een kwartier met hem praten. - -Dik en Nelly waren stil van vreugde, en zonder spreken klom Dik met -haar tegen een hooge duin op, zoals Dik haar beloofd had. En toen zag -hij, dat groote tranen het meisje langs de bleeke wangen vloeiden, -tranen van blijdschap en geluk. - -"O, Dik!" zei ze herhaaldelijk. "Wat ben ik blij, dat je dàt gedaan -hebt!" - -Na een uurtje keerden zij naar het strand terug, en alle jongens en -meisjes keken Nelly en Dik aan, want de meester had aan Anneke -verteld, wat Dik gedaan had en dat de professor wel haast met -zekerheid kon voorspellen, dat hij Nelly het gezicht terug zou kunnen -geven, en allen waren er opgetogen over en bewonderden Dik, die uit -eigen beweging naar den beroemden man gegaan was om hem te vragen, of -hij Nelly beter wilde maken. - -Dik plaste weldra met Piet en Jan door het water, dat de droppels hem -om de ooren spatten, en Nelly zat bij de dames in het zand voor de -strandstoelen, en dacht over het groote geluk, dat er misschien voor -haar was weggelegd. - -'s Middags om vijf uur werd de vroolijke troep weer verzameld, om de -huisreis te aanvaarden. Zij wandelden het dorp door, naar de tram, -waar de wagens reeds gereed stonden. De meester had het alles zoo -vooruit besteld. En toen allen goed en wel gezeten waren, zette de -tram zich in beweging. 't Was een heerlijk ritje naar Beverwijk, waar -zij veel te vroeg aankwamen naar hun zin. - -"Zoo'n dag moest tweemaal zoolang duren als een gewone schooldag," -zei Piet van Dril. - -"Er moest nooit een einde aan komen," zei Jan Vos. - -Vier, aan vier liepen zij het stadje door, met muziek die zoo -vroolijk blies, dat alle Beverwijkers even voor de ramen kwamen, om -naar hen te kijken, en een juichkreet steeg uit den kindertroep op, -toen zij bij het omslaan van een hoek plotseling de boot voor zich -zagen, waarvan de vlaggetjes vroolijk wapperden als om hen te -begroeten. - -Zoodra zij aan boord waren, werd er proviand uitgedeeld, want de -meester en de onderwijzeressen begrepen wel, dat zij allen flink -honger zouden hebben gekregen. De kadetjes met koek lieten zich dan -ook uitstekend smaken en Dik at er meer op, dan ooit. - -De huisreis werd nog veel vroolijker, dan de heenreis was geweest. De -muziek speelde schoolliedjes, die de kinderen uit volle borst -meêzongen, en er werden allerlei spelletjes gedaan en gedanst en -gesprongen uit den treure. - -En toen het dorp in het gezicht kwam, waar het op de brug zwart zag -van de menschen, die op de aankomst van de boot stonden te wachten, -toen werd het een wuiven en juichen en joelen zonder einde. De -menschen aan den wal werden er zelfs door medegesleept en voelden -zich, of zij zelf aan den prettigen tocht hadden deelgenomen. Zoo -leven de moeders in het geluk hunner kinderen. - -Eindelijk lag de boot aan wal, en de kinderen stapten van boord en -bedankten den meester en de dames voor den heerlijken dag, dien zij -hadden gehad, en keerden opgetogen naar huis terug. Neen, dezen dag -zouden zij nooit van hun leven vergeten. - -En toen Nelly door Anneke bij haar moeder werd gebracht, die -natuurlijk ook bij de aankomst aanwezig was, toen sloeg zij haar -armen om haar moeders hals en snikte haar toe, terwijl vreugdetranen -haar langs de wangen vloeiden: - -"O Moeder, -- O Moedertje -- wat ben ik gelukkig!" - -En 's avonds kwam de meester bij hen aan huis, en vertelde, dat de -beroemde professor allen moed gegeven had, dat Nelly later zou kunnen -zien, en dat zij in begin October, als de vacanties aan de -hoogeschool afgeloopen waren, in het ooglijdersgesticht te Utrecht -kon worden opgenomen, om zich onder zijn behandeling te stellen. - -Wat heerschte er toen een onbeschrijflijke vreugde in het huisje van -den eenvoudigen smid! 's Avonds gingen zij gezamenlijk naar de buren, -om Dik hun dank te betuigen, voor hetgeen hij gedaan had. - - -[Illustratie] - - -En moeder Trom had ook al tranen in haar oogen, en vader Trom plukte -aan zijn vlassige bakkebaardjes en beweerde tegen zijn vrouw, "dat -Dik een bijzonder kind was, en dat was-ie!" - -Het bleek later, dat de beroemde geleerde goed gezien had, want nog -vóór Sinterklaas keerde Nelly uit Utrecht terug met oogen, waarvoor -de wereld zich in al haar schoonheid ontplooide en die schitterden -van een ongekend geluk. - - EIND. - - - - - [Transcriber's Notes: - Dit boek bevat een aantal zetfouten. - De volgende zetfouten zijn gecorrigeerd: - - [kieviten op eenigen afstond] -> [kieviten op eenigen afstand] - [midden in de sloot.."] -> [midden in de sloot."] - [Die zwomen op] -> [Die zwommen op] - [een slimen streek] -> [een slimmen streek] - ["Dag Gerrit! Zeg eens, "dag Nelly!"] -> - ["Dag Gerrit! Zeg eens, 'dag Nelly!'"] - [wat de meesster zeer goed] -> [wat de meester zeer goed] - [Als hij iemand mishaddelt] -> [Als hij iemand mishandelt] - [wel tiemaal wakker] -> [wel tienmaal wakker] - [den cricus rond. Het] -> [den circus rond. Het] - - Er zijn ook enkele interpunctie fouten gecorrigeerd - maar worden hier niet verder genoemd. - ] - - - - - - -End of Project Gutenberg's Dik Trom en zijn Dorpsgenooten, by C. Joh. Kieviet - -*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK DIK TROM EN ZIJN DORPSGENOOTEN *** - -***** This file should be named 53367-0.txt or 53367-0.zip ***** -This and all associated files of various formats will be found in: - http://www.gutenberg.org/5/3/3/6/53367/ - -Produced by R.G.P.M. van Giesen -Updated editions will replace the previous one--the old editions will -be renamed. - -Creating the works from print editions not protected by U.S. copyright -law means that no one owns a United States copyright in these works, -so the Foundation (and you!) can copy and distribute it in the United -States without permission and without paying copyright -royalties. Special rules, set forth in the General Terms of Use part -of this license, apply to copying and distributing Project -Gutenberg-tm electronic works to protect the PROJECT GUTENBERG-tm -concept and trademark. Project Gutenberg is a registered trademark, -and may not be used if you charge for the eBooks, unless you receive -specific permission. If you do not charge anything for copies of this -eBook, complying with the rules is very easy. You may use this eBook -for nearly any purpose such as creation of derivative works, reports, -performances and research. They may be modified and printed and given -away--you may do practically ANYTHING in the United States with eBooks -not protected by U.S. copyright law. Redistribution is subject to the -trademark license, especially commercial redistribution. - -START: FULL LICENSE - -THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE -PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK - -To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free -distribution of electronic works, by using or distributing this work -(or any other work associated in any way with the phrase "Project -Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full -Project Gutenberg-tm License available with this file or online at -www.gutenberg.org/license. - -Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project -Gutenberg-tm electronic works - -1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm -electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to -and accept all the terms of this license and intellectual property -(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all -the terms of this agreement, you must cease using and return or -destroy all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your -possession. If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a -Project Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound -by the terms of this agreement, you may obtain a refund from the -person or entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph -1.E.8. - -1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be -used on or associated in any way with an electronic work by people who -agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few -things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works -even without complying with the full terms of this agreement. See -paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project -Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this -agreement and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm -electronic works. See paragraph 1.E below. - -1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the -Foundation" or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection -of Project Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual -works in the collection are in the public domain in the United -States. If an individual work is unprotected by copyright law in the -United States and you are located in the United States, we do not -claim a right to prevent you from copying, distributing, performing, -displaying or creating derivative works based on the work as long as -all references to Project Gutenberg are removed. Of course, we hope -that you will support the Project Gutenberg-tm mission of promoting -free access to electronic works by freely sharing Project Gutenberg-tm -works in compliance with the terms of this agreement for keeping the -Project Gutenberg-tm name associated with the work. You can easily -comply with the terms of this agreement by keeping this work in the -same format with its attached full Project Gutenberg-tm License when -you share it without charge with others. - -1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern -what you can do with this work. Copyright laws in most countries are -in a constant state of change. If you are outside the United States, -check the laws of your country in addition to the terms of this -agreement before downloading, copying, displaying, performing, -distributing or creating derivative works based on this work or any -other Project Gutenberg-tm work. The Foundation makes no -representations concerning the copyright status of any work in any -country outside the United States. - -1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg: - -1.E.1. The following sentence, with active links to, or other -immediate access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear -prominently whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work -on which the phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the -phrase "Project Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, -performed, viewed, copied or distributed: - - This eBook is for the use of anyone anywhere in the United States and - most other parts of the world at no cost and with almost no - restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it - under the terms of the Project Gutenberg License included with this - eBook or online at www.gutenberg.org. If you are not located in the - United States, you'll have to check the laws of the country where you - are located before using this ebook. - -1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is -derived from texts not protected by U.S. copyright law (does not -contain a notice indicating that it is posted with permission of the -copyright holder), the work can be copied and distributed to anyone in -the United States without paying any fees or charges. If you are -redistributing or providing access to a work with the phrase "Project -Gutenberg" associated with or appearing on the work, you must comply -either with the requirements of paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 or -obtain permission for the use of the work and the Project Gutenberg-tm -trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or 1.E.9. - -1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted -with the permission of the copyright holder, your use and distribution -must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any -additional terms imposed by the copyright holder. Additional terms -will be linked to the Project Gutenberg-tm License for all works -posted with the permission of the copyright holder found at the -beginning of this work. - -1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm -License terms from this work, or any files containing a part of this -work or any other work associated with Project Gutenberg-tm. - -1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this -electronic work, or any part of this electronic work, without -prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with -active links or immediate access to the full terms of the Project -Gutenberg-tm License. - -1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary, -compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including -any word processing or hypertext form. However, if you provide access -to or distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format -other than "Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official -version posted on the official Project Gutenberg-tm web site -(www.gutenberg.org), you must, at no additional cost, fee or expense -to the user, provide a copy, a means of exporting a copy, or a means -of obtaining a copy upon request, of the work in its original "Plain -Vanilla ASCII" or other form. Any alternate format must include the -full Project Gutenberg-tm License as specified in paragraph 1.E.1. - -1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying, -performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works -unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9. - -1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing -access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works -provided that - -* You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from - the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method - you already use to calculate your applicable taxes. The fee is owed - to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he has - agreed to donate royalties under this paragraph to the Project - Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments must be paid - within 60 days following each date on which you prepare (or are - legally required to prepare) your periodic tax returns. Royalty - payments should be clearly marked as such and sent to the Project - Gutenberg Literary Archive Foundation at the address specified in - Section 4, "Information about donations to the Project Gutenberg - Literary Archive Foundation." - -* You provide a full refund of any money paid by a user who notifies - you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he - does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm - License. You must require such a user to return or destroy all - copies of the works possessed in a physical medium and discontinue - all use of and all access to other copies of Project Gutenberg-tm - works. - -* You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of - any money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the - electronic work is discovered and reported to you within 90 days of - receipt of the work. - -* You comply with all other terms of this agreement for free - distribution of Project Gutenberg-tm works. - -1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project -Gutenberg-tm electronic work or group of works on different terms than -are set forth in this agreement, you must obtain permission in writing -from both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and The -Project Gutenberg Trademark LLC, the owner of the Project Gutenberg-tm -trademark. Contact the Foundation as set forth in Section 3 below. - -1.F. - -1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable -effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread -works not protected by U.S. copyright law in creating the Project -Gutenberg-tm collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm -electronic works, and the medium on which they may be stored, may -contain "Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate -or corrupt data, transcription errors, a copyright or other -intellectual property infringement, a defective or damaged disk or -other medium, a computer virus, or computer codes that damage or -cannot be read by your equipment. - -1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right -of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project -Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project -Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project -Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all -liability to you for damages, costs and expenses, including legal -fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT -LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE -PROVIDED IN PARAGRAPH 1.F.3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE -TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE -LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR -INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH -DAMAGE. - -1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a -defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can -receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a -written explanation to the person you received the work from. If you -received the work on a physical medium, you must return the medium -with your written explanation. The person or entity that provided you -with the defective work may elect to provide a replacement copy in -lieu of a refund. If you received the work electronically, the person -or entity providing it to you may choose to give you a second -opportunity to receive the work electronically in lieu of a refund. If -the second copy is also defective, you may demand a refund in writing -without further opportunities to fix the problem. - -1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth -in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS', WITH NO -OTHER WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT -LIMITED TO WARRANTIES OF MERCHANTABILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE. - -1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied -warranties or the exclusion or limitation of certain types of -damages. If any disclaimer or limitation set forth in this agreement -violates the law of the state applicable to this agreement, the -agreement shall be interpreted to make the maximum disclaimer or -limitation permitted by the applicable state law. The invalidity or -unenforceability of any provision of this agreement shall not void the -remaining provisions. - -1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the -trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone -providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in -accordance with this agreement, and any volunteers associated with the -production, promotion and distribution of Project Gutenberg-tm -electronic works, harmless from all liability, costs and expenses, -including legal fees, that arise directly or indirectly from any of -the following which you do or cause to occur: (a) distribution of this -or any Project Gutenberg-tm work, (b) alteration, modification, or -additions or deletions to any Project Gutenberg-tm work, and (c) any -Defect you cause. - -Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm - -Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of -electronic works in formats readable by the widest variety of -computers including obsolete, old, middle-aged and new computers. It -exists because of the efforts of hundreds of volunteers and donations -from people in all walks of life. - -Volunteers and financial support to provide volunteers with the -assistance they need are critical to reaching Project Gutenberg-tm's -goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will -remain freely available for generations to come. In 2001, the Project -Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure -and permanent future for Project Gutenberg-tm and future -generations. To learn more about the Project Gutenberg Literary -Archive Foundation and how your efforts and donations can help, see -Sections 3 and 4 and the Foundation information page at -www.gutenberg.org - - - -Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation - -The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit -501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the -state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal -Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification -number is 64-6221541. Contributions to the Project Gutenberg Literary -Archive Foundation are tax deductible to the full extent permitted by -U.S. federal laws and your state's laws. - -The Foundation's principal office is in Fairbanks, Alaska, with the -mailing address: PO Box 750175, Fairbanks, AK 99775, but its -volunteers and employees are scattered throughout numerous -locations. Its business office is located at 809 North 1500 West, Salt -Lake City, UT 84116, (801) 596-1887. Email contact links and up to -date contact information can be found at the Foundation's web site and -official page at www.gutenberg.org/contact - -For additional contact information: - - Dr. Gregory B. Newby - Chief Executive and Director - gbnewby@pglaf.org - -Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg -Literary Archive Foundation - -Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide -spread public support and donations to carry out its mission of -increasing the number of public domain and licensed works that can be -freely distributed in machine readable form accessible by the widest -array of equipment including outdated equipment. Many small donations -($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt -status with the IRS. - -The Foundation is committed to complying with the laws regulating -charities and charitable donations in all 50 states of the United -States. Compliance requirements are not uniform and it takes a -considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up -with these requirements. We do not solicit donations in locations -where we have not received written confirmation of compliance. To SEND -DONATIONS or determine the status of compliance for any particular -state visit www.gutenberg.org/donate - -While we cannot and do not solicit contributions from states where we -have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition -against accepting unsolicited donations from donors in such states who -approach us with offers to donate. - -International donations are gratefully accepted, but we cannot make -any statements concerning tax treatment of donations received from -outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff. - -Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation -methods and addresses. Donations are accepted in a number of other -ways including checks, online payments and credit card donations. To -donate, please visit: www.gutenberg.org/donate - -Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic works. - -Professor Michael S. Hart was the originator of the Project -Gutenberg-tm concept of a library of electronic works that could be -freely shared with anyone. For forty years, he produced and -distributed Project Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of -volunteer support. - -Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed -editions, all of which are confirmed as not protected by copyright in -the U.S. unless a copyright notice is included. Thus, we do not -necessarily keep eBooks in compliance with any particular paper -edition. - -Most people start at our Web site which has the main PG search -facility: www.gutenberg.org - -This Web site includes information about Project Gutenberg-tm, -including how to make donations to the Project Gutenberg Literary -Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to -subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks. - diff --git a/old/53367-0.zip b/old/53367-0.zip Binary files differdeleted file mode 100644 index d45aa5c..0000000 --- a/old/53367-0.zip +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h.zip b/old/53367-h.zip Binary files differdeleted file mode 100644 index a2e0392..0000000 --- a/old/53367-h.zip +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/53367-h.htm b/old/53367-h/53367-h.htm deleted file mode 100644 index b9897f4..0000000 --- a/old/53367-h/53367-h.htm +++ /dev/null @@ -1,8777 +0,0 @@ -<!doctype html public "-//W3C//DTD HTML 4.01 Transitional//EN"> -<html> -<head> - <meta http-equiv="Content-Type" content="text/html; charset=ISO-8859-1"> - <title>Dik Trom en zijn Dorpsgenooten</title> - - <style type="text/css"> - - body {margin-left: 10%; margin-right: 10%;} - - /* normal indent */ - p {text-indent: 2%} - - /* hanging indent */ - .p2 {text-indent: -6%; - padding-left: 6%;} - - /* no indent */ - .p_no_indent {display: block; - margin-top: 0.5em; - margin-bottom: 0.5em; - margin-left: 0; - margin-right: 0;} - - /* hidden char. Use where an image is used to replace the first character of the first word in a chapter */ - .hidden_char {text-indent: -0.5em; - padding-left: 0.5em;} - - sup { - vertical-align: super; - font-size: 50%; - } - - sub { - vertical-align: sub; - font-size: 50%; - } - - .standard {font-size: 100%; font-weight: normal;} - - .indent02 {margin-left: 2%; margin-right: 10%;} - .indent10 {margin-left: 10%; margin-right: 10%;} - .indent20 {margin-left: 20%; margin-right: 10%;} - .indent30 {margin-left: 30%; margin-right: 10%;} - .indent40 {margin-left: 40%; margin-right: 10%;} - .indent50 {margin-left: 50%; margin-right: 10%;} - .indent60 {margin-left: 60%; margin-right: 10%;} - - .fontsize80 {font-size: 80%;} - .fontsize60 {font-size: 60%;} - .fontsize133 {font-size: 133%;} - - /* for big and small caps on one line. Usable as class in a 'span' tag around text or in the 'p'/tag */ - .smallcaps {font-variant: small-caps;} - - /* use for Transcribers Notes and such */ - .notebox {margin-left: 10%; margin-right: 10%; margin-top: 5%; margin-bottom: 5%; padding: 1em; border: solid black 1px;} - - /* For showing the original pagenumbers in the text, enter the following example directly after the last word on a page: - You have to generate your own, unique, 'id' for each page. For example: #page0001. - Also replace ???? with the correct pagenumber or a section-name like [Content] - Example (replace pipe-symbol with forwardslash if you are going to use it): - - <p>The last word on a page <a id="#page0001"><|a><span class="pagenum">[<a href="page0001">????<|a>]<|span> and then the first word on the next page<|p> - */ - .pagenum {display:inline; - font-size:70%; - font-style:normal; - margin:0; - padding:0; - position:absolute; - right:3%; - text-align:right;} - .pagenum a {text-decoration:none;} /* This removes the underlinement which makes it less obvious that the pagenumber is a hyperlink*/ - - /* To mark a correction in the text, use this class. It will put a dotted red line underneath the corrected word and - you can even display the original text in a hint when the cursor hovers above the word. - Example (replace pipe-symbol with forwardslash if you are going to use it): - - <p>This sentence <span id="cor0001" class="corrected" title="[Original text: cantaind]">contained<|span> an error.<|p> - - You can hyperlink the word from the Transcriber's notes: - Example (replace pipe-symbol with forwardslash if you are going to use it): - - <a href="#cor0001">[XXX] —> [YYY]<|a> - */ - span.corrected {border-bottom:1px dotted red;} - - /* To start a chapter with an image representing the first letter, use this class */ - .letterimage {float:left; padding: 5px;} - - </style> - - -</head> -<body> - - -<pre> - -Project Gutenberg's Dik Trom en zijn Dorpsgenooten, by C. Joh. Kieviet - -This eBook is for the use of anyone anywhere in the United States and most -other parts of the world at no cost and with almost no restrictions -whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it under the terms of -the Project Gutenberg License included with this eBook or online at -www.gutenberg.org. If you are not located in the United States, you'll have -to check the laws of the country where you are located before using this ebook. - -Title: Dik Trom en zijn Dorpsgenooten - -Author: C. Joh. Kieviet - -Illustrator: Joh. Braakensiek - -Release Date: October 25, 2016 [EBook #53367] - -Language: Dutch - -Character set encoding: ISO-8859-1 - -*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK DIK TROM EN ZIJN DORPSGENOOTEN *** - - - - -Produced by R.G.P.M. van Giesen - - - - - -</pre> - - -<a name="cover"></a> -<center><img src="images/01_cover.jpg" alt="Cover" style="width:100%; height:auto; max-width:600px;"></center> -<center>[Illustratie: kaft]</center> -<br> -<br> -<br> -<br> -<center> -<a name="frontispiece"></a> -<img src="images/02_frontispiece.jpg" alt="image: frontispiece" style="width:100%; height:auto; max-width:600px;"> -</center> -<center>[Illustratie: frontispiece]</center> -<br> -<br> -<br> -<br> -<center><h1>DIK TROM</h1> -<h3>EN ZIJN</h3> -<h2>DORPSGENOOTEN</h2></center> -<br> -<br> -<center> -DOOR C. JOH. KIEVIET -</center> -<br> -<br> -<center> -<img src="images/03_versiering.jpg" alt="image: versiering" style="width:10%; height:auto; max-width:600px;"> -</center> -<br> -<br> -<center> -GELLUSTREERD DOOR JOH. BRAAKENSIEK -</center> -<br> -<br> -<br> -<center> -<img src="images/versiering_a.jpg" alt="image: versiering" style="width:20%; height:auto; max-width:600px;"> -</center> -<br> -<br> -<br> -<center> -ALKMAAR — GEBR. KLUITMAN -<br>1920 -</center> -<br> -<br> -<br> -<br> -<center> -<hr width="80%"> -BOEKDRUKKERIJ — GEBR. KLUITMAN — ALKMAAR -</center> -<br> -<br> -<br> -<br> - -<h3 align="center">Inhoudsopgave</h3> -<hr width="25%" align="center"> -<table align="center" width="80%" summary="contents"> - -<tbody><tr> -<td align="right" valign="top">CHAP.</td> -<td align="left" valign="top"> </td> -</tr> - -<tr> -<td align="right" valign="top">I. </td> -<td align="left" valign="top"> -<a href="#chapter01">Dik en zijn verjaarcadeautje voor Anneke.</a></td> -</tr> - -<tr> -<td align="right" valign="top">II. </td> -<td align="left" valign="top"> -<a href="#chapter02">Dik krijgt nieuwe buren.</a></td> -</tr> - -<tr> -<td align="right" valign="top">III. </td> -<td align="left" valign="top"> -<a href="#chapter03">"Dag Dik, — hier is Gerrit!"</a></td> -</tr> - -<tr> -<td align="right" valign="top">IV. </td> -<td align="left" valign="top"> -<a href="#chapter04">Het gestoorde rekenuurtje.</a></td> -</tr> - -<tr> -<td align="right" valign="top">V. </td> -<td align="left" valign="top"> -<a href="#chapter05">De jongens maken een afspraak.</a></td> -</tr> - -<tr> -<td align="right" valign="top">VI. </td> -<td align="left" valign="top"> -<a href="#chapter06">De vrek krijgt een cadeau.</a></td> -</tr> - -<tr> -<td align="right" valign="top">VII. </td> -<td align="left" valign="top"> -<a href="#chapter07">De vrek, de gummi-stok, de aap en de veldwachter.</a></td> -</tr> - -<tr> -<td align="right" valign="top">VIII. </td> -<td align="left" valign="top"> -<a href="#chapter08">Dik verloot jonge konijntjes.</a></td> -</tr> - -<tr> -<td align="right" valign="top">IX. </td> -<td align="left" valign="top"> -<a href="#chapter09">De vrek gaat zich beklagen.</a></td> -</tr> -<tr> -<td align="right" valign="top">X. </td> -<td align="left" valign="top"> -<a href="#chapter10">Vreemd bezoek</a></td> -</tr> - -<tr> -<td align="right" valign="top">XI. </td> -<td align="left" valign="top"> -<a href="#chapter11">Dik neemt onverwachts deel aan den optocht.</a></td> -</tr> - -<tr> -<td align="right" valign="top">XII. </td> -<td align="left" valign="top"> -<a href="#chapter12">In het paardenspel.</a></td> -</tr> - -<tr> -<td align="right" valign="top">XIII. </td> -<td align="left" valign="top"> -<a href="#chapter13">Na de pauze.</a></td> -</tr> - -<tr> -<td align="right" valign="top">XIV. </td> -<td align="left" valign="top"> -<a href="#chapter14">Het schoolfeest.</a></td> -</tr> - -</tbody></table> - -<br> -<br> -<br> -<br> - -<center> -<table style="padding: 2em;" summary="illustrations"> - <thead> - <tr> - <th>Illustraties</th> - </tr> - </thead> - <tbody> - <tr><td></td></tr> - <tr><td><hr align="center" width="25%"></td></tr> - <tr><td><br></td></tr> - <tr><td><a href="#09_ziezoo">"Ziezoo," zei vrouw Trom, "nu zijn wij gereed." (Bladz. 20)</a></td></tr> - <tr><td><br></td></tr> - <tr><td><a href="#21_flipsen">Flipsen zat met zijn vrouw op de bank een pijpje te rooken. (Bladz. 96)</a></td></tr> - <tr><td><br></td></tr> - <tr><td><a href="#35_optocht">"En alle menschen op de brug lachten, en zij wezen -elkander Dik aan, die daar zoo hoog en vroolijk bijna op den kop van -het logge dier zat en zoo den optocht door het dorp ging medemaken. -Dik keek triomfantelijk van af zijn hoogen en zeldzamen zetel op de -lachende menigte neer, en hij wuifde den menschen links en rechts -toe, zooals de Koningin doet, als zij in de een of andere stad haar -feestelijken intocht houdt. (Bladz. 181.)"</a></td></tr> - <tr><td><br></td></tr> - <tr><td><a href="#47_boottocht">De kinderen wuifden naar de menschen, die aan den wal stonden. (Bladz. 225.)</a></td></tr> - - <tr><td><br></td></tr> - </tbody> -</table> -</center> - -<br> -<br> -<br> -<br> - -<a name="chapter01"></a> -<center> -<img src="images/hoofdstuk_a.jpg" alt="image: hoofdstuk-versiering" style="width:100%; height:auto; max-width:600px;"> -</center> -<br> -<br> -<br> -<h3 align="center">Eerste Hoofdstuk.</h3> -<h4 align="center">Dik en zijn verjaarcadeautje voor Anneke.</h4> -<hr width="10%"> - -<br> -<img class="letterimage" src="images/letter_h.jpg" alt="H" style="width:10%; height:auto; max-width:300px;"> -<p class="hidden_char"><span style="color: white;">H</span>et was in de heerlijke Junimaand.</p> - -<p>Dik Trom was sedert den eersten April zijn laatste schooljaar -ingegaan, en Jan Vos en Piet van Dril behoorden nog altijd tot zijn -beste vrienden.</p> - -<p>Eigenlijk waren, op een paar uitzonderingen na, alle menschen op het -dorp zijn vrienden, zoowel groote, als kleine, want iedereen hield -van hem en hij hield van iedereen.</p> - -<p>Die twee uitzonderingen waren Flipsen, de veldwachter, en Bruin Boon, -een van zijn medescholieren. Bruin had in zijn jonge leven al menig -pak slaag van Dik te pakken, maar hij had ze altijd dubbel en dwars -verdiend, en de andere jongens hadden ze hem van harte gegund. Zij -waren er in het geheel niet jaloersch op geweest. Bruin was een echte -ruziemaker, en toch was hij laf van aard. Als 't mis liep door zijn -plagen en sarren, zette hij het altijd met bekwamen spoed op een -loopen, maar was hij op een eerbiedigen afstand gekomen, dan begon -hij te schelden en met steenen te gooien. Doch hielden de anderen -zich dan, of zij op hem af wilden komen, dan maakte hij weer beenen -zoo hard hij kon, en dat was heel hard, want hij was zoo mager als -een panlat en hij had bijzonder lange onderdanen. Dan lachten de -jongens hem hartelijk uit, dat is te begrijpen.</p> - -<p>De tweede uitzondering was Flipsen, de veldwachter. Deze hield in 't -geheel niet van Dik en daar bestonden goede redenen voor. Flipsen was -een nijdige man, die bij niemand op het dorp gezien was. Alle jongens -waren doodsbang voor hem, — behalve Dik.</p> - -<p>Dik was voor niemand bang, en dat hij het ook voor Flipsen niet was, -had hij getoond, door op een avond wel een half uur lang bij hem aan -de ruiten te tikken, door middel van een draad, een speld en een -steentje. Flipsen was woedend geworden en herhaaldelijk naar buiten -gevlogen met een stok in zijn hand, om den dader op te sporen en hem -een geduchte afstraffing te geven. Maar Dik had hij niet gevonden, en -eindelijk had hij Bruin Boon zoo'n pak slaag gegeven, dat Bruintje -moord en brand schreeuwde en drie dagen later bijna nog niet loopen -kon van de pijn. En toch was hij er zoo onschuldig aan als een -pasgeboren kindje in de wieg.</p> - -<p>De jongens hadden zich krom gelachen van de pret.</p> - -<p>Maar Bruin had verklapt, dat Dik de dader was, en toen had Flipsen -een grooten hekel aan Dik gekregen.</p> - -<p>Dat was er niet beter op geworden, toen op een avond Dik, door de -zeer gewaardeerde hulp van Jan Vos en Piet van Dril, uit het -gevangenhok had weten te ontsnappen, waarin Flipsen hem opgesloten -had, en deze per slot van rekening er door Dik zelf in opgesloten -werd. Sedert dat gedenkwaardige feit kon Flipsen den dikken Dik -luchten noch zien, en als hij hem hier of daar ontmoette, hield hij -hem altijd zorgvuldig in de gaten, uit vrees, dat Dik op de een of -andere manier hem weer een poets zou spelen. Hij was een beetje bang -voor hem!</p> - -<p>En toch had Dik geen aasje kwaad in zijn heele dikke corpus. Ja, ja, -hij deed wel eens kattekwaad, dat valt niet te ontkennen, maar hij -plaagde geen oude vrouwen, zooals Bruin bij voorkeur deed, hij deed -geen leelijke streken, waarvan anderen schade of verdriet -ondervonden, hij schold nooit, omdat hij dat beneden zijn waardigheid -vond, geen leelijk woord kwam ooit over zijn lippen, hij jokte niet, -omdat hij de waarheid liefhad, hij zou zelfs geen knikker gappen, al -had hij er geen een in zijn zak en hunkerde hij er naar om me te -knikkeren, hij zou geen kip kwaad doen, laat staan dan een mensch. -Neen, zijn inborst was goed, al deed hij soms kattekwaad. Onrecht kon -hij niet dulden, en zelfs voor grootere jongens was hij niet bang, -als zij hem te na kwamen. Tegen een vechtpartijtje, als daar geldige -redenen voor bestonden, had hij geen gemoedsbezwaren, maar hij lokte -het nooit uit. Hij had een hart van goud. Verdriet en ellende bij -anderen konden hem tot tranen toe roeren en dan was hij steeds gereed -om metterdaad bij te springen. Vraag dat maar aan de heks van den -Achterweg, die het van hem heeft ondervonden, toen zij in nood -verkeerde. Die heks hield dolveel van Dik. Zij zou hem wel in haar -armen willen drukken en op zijn twee bolle wangen kussen, maar Dik -houdt niet van die aardigheden, hij moet er niets van hebben.</p> - -<p>Bruin Boon en den veldwachter uitgezonderd, hielden dan ook alle -menschen op het dorp veel van Dik, de meester ook, en toch haalde Dik -op school nog al eens malle streken uit, die zijn kameraden niet -durfden doen, maar waarom zij soms geweldig moesten lachen, en die -Dik tot een beroemdheid onder hen maakten. De meester liet niet met -zich spotten en legde Dik menige zware straf op, maar toch hield hij -van hem, omdat hij wist; dat hij een goed hart had en tot geen -slechte daden in staat was.</p> - -<p>De jongens waren dol op Dik, want Dik kon en durfde alles. Zij keken -hem met de grootste bewondering na, als hij 's avonds den ezel van -Bertels naar het land bracht, want niemand van hen was het ooit -gelukt op dat wilde beest te blijven zitten, omdat het niemand op -zijn rug duldde. Hij verhief zich dan zoo hoog op zijn achterpooten, -dat zijn berijder meestal van zijn rug afgleed, en als dat niet -gelukte, maakte hij zulke malle sprongen links en rechts, dat de -ruiter zijn evenwicht verloor en op den grond geworpen werd, — en -als al die kuren niet hielpen, dan gooide langoor zijn achterlijf zoo -ver in de hoogte, dat het scheen, of hij ging kopje-buitelen, en dan -kon de beste ruiter zich niet op den rug van het dier handhaven en -vloog over zijn kop wel vier, vijf passen verder over den weg. Alleen -Dik kon hij er niet afkrijgen. Zoo dwaas kon hij niet springen en -steigeren, dat Dik er afviel. Zelfs als hij deed, of hij kopje ging -buitelen, bleef Dik doodbedaard zitten, maar hij zat er dan ook -achterste-voor op en hield den staart van Grauwtje met beide handen -omklemd. "Wie niet sterk is, moet slim wezen, en ik ben slimmer dan -de ezel," zei hij altijd. 't Was een kunststuk, dat de andere jongens -hem wel probeerden na te doen, maar wat hun nooit gelukte.</p> - -<p>Ja, de meester hield veel van Dik, want Dik was een ijverige -leerling. Hij maakte wel grappen, maar nooit, als hij zijn werk nog -niet af had. Alleen als hij niets te doen had, was hij niet te -vertrouwen, en dat wist de meester zeer goed. Hij zorgde er dan ook -gewoonlijk goed voor, dat Dik steeds werk in overvloed had, soms wel -meer dan hij afkon. En Dik hield van den meester, omdat hij wist, dat -deze veel van zijn leerlingen hield en veel voor hen over had. Nu -weer had de meester eenige maanden geleden bedacht, om met de -kinderen een heelen dag in den zomer, dicht voor de groote vacantie, -uit te gaan. Er zou dan een stoomboot gehuurd worden en dan zouden -zij naar een of andere badplaats varen, om den dag aan het strand en -in de duinen door te brengen. Elk kind, dat van de partij wilde zijn, -moest 2 1/2 cent per week medebrengen, en die het missen konden, -moesten iets meer geven, om een paar arme kinderen, die niets konden -bijdragen, in de gelegenheid te stellen, aan het feest deel te nemen. -Dik gaf elke week vijf centen, zoodat op zijn kosten een arm kind -mede mocht. Dat vond Dik een prettig ide.</p> - -<p>Dat sparen had nu al eenige maanden geduurd en over een week of vier -zou het feest plaats hebben. Alle kinderen verheugden er zich -bijzonder in, en Dik niet het minst, want alle pretjes waren hem -welkom. Trouwens, op het dorp, waar Dik woonde, hadden niet veel -feestelijkheden plaats. Kermis was er nooit; alleen werd er n dag -in het jaar een harddraverij gehouden, en dat was het grootste feest, -dat Dik tot nog toe in zijn leven had medegemaakt. Maar zoo'n -boottocht vond Dik toch nog veel mooier. Hij had nog nooit in een -boot gezeten want er kwamen nooit stoombooten door Dik's woonplaats. -'t Zou dus wel een bijzonder geval worden als de kinderen nu met -zoo'n vervoermiddel een heelen dag uit varen zouden gaan.</p> - -<p>"Waar gaan we heen, m'ster?" vroeg Dik op een morgen even voordat de -kerkklok twaalf uur zou slaan. De meester praatte dan wel eens een -oogenblik met de kinderen over het groote feest, waarvan zij geheel -vervuld waren.</p> - -<p>"We gaan naar Wijk aan Zee, Dik," zei de meester.</p> - -<p>"Maar daar kunnen we toch niet met een stoomboot komen?" zei Dik.</p> - -<p>"Waarom niet?" vroeg de meester met een goedkeurend knikje omdat hij -de opmerking van Dik zoo bijzonder juist vond.</p> - -<p>"Wijk aan Zee ligt niet aan een water," zei Dik.</p> - -<p>"En de zee dan, Dik?"</p> - -<p>"O, maar die varen we niet over," zei Dik.</p> - -<p>"Neen, dat doen we ook niet, en je hebt gelijk, dat we er per -stoomboot niet kunnen komen. We varen naar IJmuiden en wandelen dan -langs het strand naar Wijk aan Zee, of we varen naar Beverwijk, en -gaan dan per tram verder."</p> - -<p>"Dat zal geld kosten!" riep Piet van Dril.</p> - -<p>"Ja, ja, jongens, veel geld, maar ik zal alles wel zoo berekenen, dat -we niet te kort komen. Hoor, daar luidt de klok. We gaan naar huis."</p> - -<p>Een oogenblik later krioelde het op de speelplaats van kinderen, die -joelende en stoeiende naar den dorpsweg gingen, om zich daar in -verschillende richtingen te verspreiden. "Ga je zoover me, Anneke?" -vroeg Dik aan een meisje, dat een paar passen achter hem aankwam.</p> - -<p>"Ja, ik ga me", was het antwoord.</p> - -<p>Anneke woonde drie huizen verder dan Dik, en zij waren samen al -vriendjes geweest, zoolang hun heugen kon. Dik wist nog best, hoe hij -den eersten keer Anneke op visite was geweest. Anneke werd op dien -dag vier jaar, en zij had, om dat feest met haar te vieren, van haar -moeder verlof gekregen, Dik op de poffertjes te noodigen. Dik was er -verrukt over geweest, want hij hield veel van eten en inzonderheid -poffertjes lustte hij heel graag. Hij kon er dan ook een reusachtige -hoeveelheid van verslinden.</p> - -<p>Hij hunkerde naar den dag, dat Anneke eindelijk jarig zou worden, -want Anneke had hem in de vreugde haars harten wel veertien dagen van -te voren voor het groote feest uitgenoodigd.</p> - -<p>Op een keer mocht Dik met zijn moeder mede naar den bakker, om brood -te halen. Bakker Herstraten was tevens banketbakker, en Dik keek zijn -oogen uit naar al het lekkers, dat er in den winkel te koop lag. -Opeens ontdekte hij een varken van marsepein, en dadelijk kwam de -gedachte bij hem op, dat het een prachtig verjaarcadeau voor Anneke -zou zijn. Volgens zijn meening was er geen prachtiger en lekkerder -geschenk op de heele wereld te bedenken.</p> - -<p>"O, o, Moeder, kijk eens, wat een mooi varken, met pooten en een -staart en oogen, wat prachtig! Toe Moe — koop dat voor Anneke, als -ze jarig is, Moeder, — wat zal dat lekker zijn!"</p> - -<p>Maar Moeder Trom had er niet veel ooren naar, want het varken was nog -al groot en zou dus wel veel geld kosten, meer, dan zij missen kon. -Maar man was maar een eenvoudige timmermansknecht, en verdiende dus -niet genoeg om zulke lekkernijen te kunnen bekostigen.</p> - -<p>"Dat is te duur, Dik," zei ze. "Niet waar, bakker, het kost stellig -wel een kwartje?"</p> - -<p>"Een schelling, vrouw Trom," zei de bakker. "Die dingen zijn duur."</p> - -<p>"Toe Moeder," hield Dik vol. "Ik mag er zooveel poffertjes eten, als -ik maar lust, zegt Anneke. Toe Moeder, een schelling is niet veel."</p> - -<p>"Daar heb jij nog geen verstand van, Dik. Jij bent nog maar vier -jaar. Maar enfin, pak het maar voor me in, bakker. 't Moet voor -verjaarcadeautje dienen, dus zal ik maar over 't geld heenstappen. -Kom Dik, we gaan naar huis. Dag bakker."</p> - -<p>"Dag vrouw Trom, dag Dik. Zeg Dik, lust jij wel een flikje van me?"</p> - -<p>De bakker hield Dik de glazen stolp voor, waar Dik zijn beide handen -in stak en gevuld weer terug trok, wat de bedoeling van den bakker nu -juist niet was.</p> - -<p>"Ho, ho, Dik, — zoo bedoel ik het niet..." riep de bakker.</p> - -<p>Maar 't was te laat. Dik was al buiten en deed zich naar hartelust -aan de flikjes te goed.</p> - -<p>"Zoo'n kleine schrok!" mopperde de bakker, terwijl hij de stolp weer -op de plank zette.</p> - -<p>De flikjes waren spoedig verdwenen, en toen wilde Dik zelf het -marsepein-varken dragen.</p> - -<p>"Neen, Dik, dan laat je 't maar vallen, en dan is het stuk," zei -Moeder.</p> - -<p>"Ik laat het niet vallen," beweerde Dik. "Laat mij het dragen, -Moeder."</p> - -<p>Zooals gewoonlijk kreeg Dik nu ook zijn zin, en met het prachtige -varken in zijn knuistje stapte hij parmantig naast zijn moeder voort.</p> - -<p>Wonder boven wonder bracht hij het heelshuids thuis.</p> - -<p>Dadelijk haalde hij het uit het zakje te voorschijn. Hij zette het op -zijn vier pooten op de tafel, en ging er in stille bewondering op een -stoel naar zitten kijken.</p> - -<a name="04_varkentje"></a> -<center> -<img src="images/04_varkentje.jpg" alt="[illustratie]" style="width:50%; height:auto; max-width:600px;"> -</center> - -<p>"H, wat mooi! Wat mooi!" mompelde hij zacht voor zich heen.</p> - -<p>Moeder moest in het achterhuis eten koken.</p> - -<p>"Zet het varkentje nu in de kast, Dik, anders zal het heusch nog -breken," zei ze. "En dat zou zonde wezen van het mooie cadeau."</p> - -<p>"Ja, straks," zei Dik. "Eerst moet ik er nog naar kijken."</p> - -<p>Moeder verliet de kamer, en Dik bleef het prachtige beest bewonderen. -Hij streek het over zijn breeden rug, voelde aan het staartje, liet -het over de tafel loopen, terwijl Dik "knor, knor!" riep, en besloot -eindelijk eens heel eventjes te proeven, of het lekker was. Zijn -verwachtingen daaromtrent waren hoog gespannen, maar het resultaat -overtrof ze nog verre. Hij bracht het varken aan zijn mond en likte -met zijn tong heel voorzichtig aan een oor.</p> - -<p>Dik vond het heerlijk, en tot zijn vreugde zag hij, dat het oor nog -even groot gebleven was. Hij kon er althans niet het minste verschil -in ontdekken, toen hij het met het andere vergeleek.</p> - -<p>Daarom likte hij met animo verder, en 't was z lekker, dat hij er -niet mede ophouden kon.</p> - -<p>Toen hij even later weer eens keek, ontdekte hij tot zijn groote -voldoening, dat het nog maar een klein beetje kleiner en dunner -geworden was.</p> - -<p>"Hmmm!" bromde Dik. "Wat is dat lekker!"</p> - -<p>Maar ten slotte kwam hij toch tot de ontdekking, dat het oortje -verdwenen was en dat zelfs de kop al een kleine inholling gekregen -had. Dik schrok ervan. Hij deed het varken in het zakje en zette het -in de kast.</p> - -<p>"Zie zoo, de rest is voor Anneke. Dat ne oortje hindert niet," -dacht hij. En toen liep hij met zijn handen in zijn zakken door de -kamer te stappen en wilde zich wijsmaken, dat hij het heele varken -vergeten was.</p> - -<p>Doch lang hield hij het niet uit, want het was geen minuut uit zijn -gedachten. Hij haalde het weer te voorschijn, echter alleen maar om -er mede te spelen. Hij liet het weer over de tafel loopen, soms hard, -soms langzaam, en dan knorde Dik weer uit den treure, tot hij het -opeens uit zijn vingers liet glippen en het op tafel viel. 't Arme -beest brak zijn mooie, gekrulde staartje.</p> - -<p>Dik vond het meer dan jammer, maar nu het er eenmaal af was, wist hij -niet beter te doen, dan het maar op te eten. H, 't smaakte net zoo -lekker als het oortje en weldra was het door zijn keelgat verdwenen. -En omdat er geen varkens waren, die maar n oor hadden, Dik had -er althans nog nooit een gezien, besloot hij het andere oor ook maar -op te eten. Dat stond veel mooier, en Anneke zou het niet eens zien.</p> - -<p>"Maar nu niets meer!" besloot Dik. Hij borg het weer in de kast en -ging spelen. Hij keek er den heelen dag niet meer naar om, maar den -volgenden dag begon het spelletje opnieuw. Hij vermaakte er zich -zoolang mede, tot het een voor- en een achterpoot kwijt was, en dat -vond Dik een dag later zoo'n ongelukkig gezicht, dat hij er de twee -andere pooten ook maar afknabbelde. Toen was er nog maar alleen de -romp met den kop van over. De kop verdween een dag later ook als een -offer aan Dik's snoeplust en toen merkte Moeder pas, welk droevig -feit zich gedurende eenige dagen had afgespeeld.</p> - -<p>"Maar Dik!" riep ze uit, terwijl ze hem het verminkte varkensrompje -voorhield, waar Dik trouwens al eenige malen met innig welbehagen aan -had gelikt, "maar Dik, wat heb je nu gedaan? Dat varken is al half -op! Waarom heb je dat gedaan?"</p> - -<p>"'t Was lekker!" zei Dik. "Maar 't is nog groot genoeg. Anneke lust -het toch niet graag, denk ik."</p> - -<p>"Zoo, denk jij dat!" mopperde Moeder. "Nu, we zullen maken, dat je er -niet meer bij kunt, want anders schiet er van het heele verjaarcadeau -niets over."</p> - -<p>En Moeder legde het op de bovenste plank in de kast.</p> - -<p>Toen Anneke eindelijk jarig was, deed Moeder, het invalide beest in -een schoon papiertje en ging Dik op visite.</p> - -<p>"Daar," zei hij, "dat is voor jou."</p> - -<p>"O, lekker," zei Anneke, "een stuk suikergoed!"</p> - -<p>En zij zette er gretig haar tandjes in. Men kon het haar aanzien, dat -zij smulde.</p> - -<p>"'t Is een varken geweest," beweerde Dik trotsch.</p> - -<p>"Neen, 't is een stuk suikergoed," zei Anneke. "'t Heeft geen pooten -en geen kop."</p> - -<p>"'t Is toch een varken geweest," hield Dik vol. "Maar ik heb het -geslacht. Toe, geef mij ook een stukje."</p> - -<p>Anneke beet er een stuk af en gaf het aan Dik. Zoo doende was het -beest spoedig verdwenen, en om twaalf uur kwamen de poffertjes aan de -beurt, waaraan Dik de noodige eer bewees.</p> - -<p>Maar dat alles was nu al lang geleden, want Dik en Anneke waren nu al -twaalf jaar. Doch altijd waren zij de beste vriendjes geweest. Samen -gingen zij dus, toen de school uitging, naar huis.</p> - -<p>"'k Wou, dat we den dag van het schoolfeest al hadden, Dik," zei -Anneke.</p> - -<p>"Ik niet minder," zei Dik. "'k Heb er zin in. Zeg, weet je, dat -we...."</p> - -<p>"Kijk, kijk!" riep er een stem achter hen: "Dik en Anneke! Dik -meisjesgek! Dik meisjesgek! Ha, ha, daar gaan ze samen...!"</p> - -<p>Dik keek om.</p> - -<p>"O, dacht ik het niet? 't Is Bruin Boon natuurlijk. Die moet altijd -schelden."</p> - -<p>"Dik meisjesgek! Dik meisjesgek!" schreeuwde Bruin Boon.</p> - -<p>Dik werd nijdig. Hij balde zijn vuisten en riep terug:</p> - -<p>"Kom hier, als je durft, dan zal ik je op je gezicht meisjesgekken!"</p> - -<p>Maar Bruin kwam niet. Hij bleef op eerbiedigen afstand.</p> - -<p>"Dik meisjesgek! Dik meisjesgek! Dik gaat met Anneke trouwen!" jouwde -Bruin.</p> - -<p>"Kom hier, als je durft!" schreeuwde Dik terug. "Maar dat durf je -niet, h?"</p> - -<p>"Leelijke meisjesgek!" sarde Bruin, wien het plezier deed, dat Dik er -kwaad om werd.</p> - -<p>Dik wilde terugkeeren, om Bruin zijn portie te geven.</p> - -<a name="05_poffertes"></a> -<center> -<img src="images/05_poffertes.jpg" alt="[illustratie]" style="width:70%; height:auto; max-width:500px;"> -</center> - -<p>Maar Anneke zei:</p> - -<p>"Kom Dik, laten we maar gaan. Wat kan jou die vervelende Bruin -schelen Hij gaat toch op den loop, als je naar hem toe gaat."</p> - -<p>"Ja, maar wat doet hij te sarren," zei Dik. "Wacht maar, ik zal het -hem wel betaald zetten."</p> - -<p>"Zeg Dik, wat wou je straks zeggen?" vroeg Anneke.</p> - -<p>"Ik — Wat zegge? — Dat weet ik niet meer," zei Dik, die -herhaaldelijk nog naar Bruin omkeek.</p> - -<p>"Leelijke meisjesgek!" klonk het uit de verte.</p> - -<p>"Zoo'n mispunt!" zei Dik.</p> - -<p>"Kom, kijk niet weer naar dien jongen," zei Anneke. "Laten we -voortmaken, anders komen we te laat voor het eten. Ja, je wou me -straks toch heusch wat vertellen, net toen Bruin Boon begon te -schelden."</p> - -<p>"O ja, nu weet ik het al. Ik wou je zeggen, dat vandaag onze nieuwe -buren komen. Je weet wel, die nieuwe knecht van Van Dril, den smid. -Ze komen uit Amsterdam."</p> - -<p>"Komen die vandaag?" vroeg Anneke. "Ja, —— ze zijn er al, kijk -maar."</p> - -<a name="06_wagen"></a> -<center> -<img src="images/06_wagen.jpg" alt="[illustratie]" style="width:100%; height:auto; max-width:1000px;"> -</center> - -<p>"Er staat een wagen met meubelen voor het huis. Zie-je wel? Laten we -gaan kijken."</p> - -<p>Dik en Anneke gingen op een drafje verder en hadden het huis spoedig -bereikt. De voordeur stond open, en de wagen was al gedeeltelijk -gelost. 't Was een armoedig boedeltje, wat er nog opstond, dat zagen -Dik en Anneke alle twee.</p> - -<p>"De mooie meubeltjes zijn zeker al binnengedragen," zei Anneke. "En -de nieuwe menschen zie ik niet. — Dag Ik ga gauw naar huis, want het -eten zal wel al op tafel staan."</p> - -<p>"Dag!" zei Dik, en hij ging ook naar binnen.</p> - -<hr width="10%"> -<br> -<br> -<br> -<br> - -<a name="chapter02"></a> -<center> -<img src="images/hoofdstuk_b.jpg" alt="image: hoofdstuk-versiering" style="width:100%; height:auto; max-width:600px;"> -</center> -<br> -<br> -<br> -<h3 align="center">Tweede Hoofdstuk.</h3> -<h4 align="center">Dik krijgt nieuwe buren.</h4> -<hr width="10%"> - -<br> -<img class="letterimage" src="images/letter_t.jpg" alt="T" style="width:10%; height:auto; max-width:300px;"> -<p class="hidden_char"><span style="color: white;">T</span>ot zijn verbazing zag hij, dat er bezoek was. Zijn vader was al van -het werk thuisgekomen, en moeder was druk bezig de tafel te dekken. -De gasten waren een man, een vrouw en een meisje. Deze laatste was -ongeveer van Dik's leeftijd. De man en de vrouw keken naar hem, toen -hij binnenkwam, en zij knikten hem toe, maar het meisje keek niet om.</p> - -<p>"Goeden dag!" zei Dik.</p> - -<p>"Dit is Dik en dat is-ie," zei vader Trom. "En hier zijn de nieuwe -buren, Elswater en vrouw Elswater en Nelly, en dat zijn ze."</p> - -<p>Dik kwam nader en gaf den man en de vrouw een hand. Toen hij het -meisje ook zijn hand toestak, bleef zij recht voor zich uit staren, -tot Dik's groote verbazing.</p> - -<p>"Hier is Dik Trom, Nelly, geef hem een hand," zei de moeder, "je -nieuwe buurjongetje."</p> - -<p>Zij nam Nelly's hand en legde die in de hand van Dik.</p> - -<p>"Onze Nelly kan niet zien," zei ze zacht. "Ze is blind."</p> - -<p>Dik schrikte er geweldig van, toen hij dat hoorde, en hij kreeg een -diep medelijden met het arme meisje.</p> - -<p>Hij nam aan de tafel plaats en keek haar aan, en toen zag hij, dat -haar oogen er precies eender uitzagen als van alle andere menschen. -Ja, ze konden zelfs mooi genoemd worden. Dik's wangen waren een -beetje bleek geworden. 't Was voor het eerst van zijn leven, dat hij -van zoo nabij iemand ontmoette, die geheel blind was.</p> - -<p>En hoe mager en zwak zag zij er uit. Zou ze misschien ziek geweest -zijn? Of zouden die menschen het misschien erg arm gehad hebben? Ook -de man en de vrouw zagen er vermagerd en zwak uit en zij hadden, -evenals Nelly, erg armoedige kleeren aan het lijf. Ongetwijfeld -hadden zij een slechten tijd doorgemaakt.</p> - -<p>"Zie zoo," zei vrouw Trom, terwijl zij een paar dampende schotels op -de tafel zette, "nu zijn we gereed. Willen we bidden?"</p> - -<p>En toen dat gedaan was, vervolgde zij, terwijl zij op elk bord een -heerlijk stuk worst legde:</p> - -<p>"Eet nu maar lekker, buurtjes. 't Is je van harte gegund."</p> - -<p>Ze veegde met haar boezelaar over haar wangen, die hoogrood zagen van -het koken en van de drukte. Blijkbaar had zij het erg warm.</p> - -<p>"Dank u wel, buurvrouw, eet smakelijk!" zei vrouw Elswater, "'t Is -erg vriendelijk van u, om ons te eten te vragen..."</p> - -<p>"Niet meer dan burenplicht," zei vrouw Trom.</p> - -<p>"En dat is het," voegde Trom er aan toe.</p> - -<p>Dik zag, hoe de nieuwe buurvrouw voor Nelly opschepte, en hoe deze -zelf handig de worst in schijven sneed en met smaak begon te eten.</p> - -<p>"H, lekker, Moeder," zei ze.</p> - -<p>"Dat is het, kind," zei vrouw Elswater. "Zoo'n lekker maal hebben we -in lang niet gehad, h?"</p> - -<p>"Neen," zei Elswater, die met zijn smal, bleek gezicht en zijn -vermagerde handen lang niet den indruk maakte van een sterken smid, -zooals Van Dril bij voorbeeld. "Neen, we hebben de laatste maanden -niet anders doorleefd dan armo en ellende."</p> - -<p>"Ja," zei de vrouw met een zucht. "'t Was een groot verschil met de -eerste jaren van ons trouwen. Toen hadden wij het ook goed. We hadden -nooit naar Amsterdam moeten gaan."</p> - -<p>"H, hoe lekker," zei het blinde meisje weer, terwijl zij met haar -vork over het bord voelde, of er nog een stukje worst lag.</p> - -<p>Dik zag het met innig medelijden, en handig schoof hij, hoewel hij -het zelf zoo schrikkelijk graag lustte, een groot deel van zijn worst -op haar bord. Maar hij had het toch niet zoo handig gedaan, of de -nieuwe buurvrouw had het gezien. Ze zei er echter niets over.</p> - -<p>"Neen," zei Elswater, "we hadden nooit naar Amsterdam moeten gaan, je -hebt gelijk, vrouw."</p> - -<p>"Maar de loonen voor een handwerksman zijn daar toch veel hooger," -merkte vrouw Trom op.</p> - -<p>"En dat zijn ze," zei Vader Trom.</p> - -<p>"Juist," hernam Elswater. "Die hooge loonen hebben mij ook verlokt -ons dorp te verlaten en naar Amsterdam te gaan. Maar met hoogere -lonen is alles nog niet gewonnen. We woonden er nog geen maand, of er -brak een groote staking onder de smids uit, die wekenlang aanhield en -ons kleine spaarpotje opslokte. We raakten zelfs hier en daar al in -de schuld en hadden ons al spoedig genoodzaakt gezien een kleiner -huisje te betrekken, een krot in een van de nauwste sloppen van -Amsterdam..." </p> - -<p></p> - -<p>"Waar geen zonnestraaltje in kon doordringen en ons lieve kind bij -den dag afnam en vermagerde. In dat ellendige slop zijn haar blozende -wangetjes gebleven," viel vrouw Elswater in. En zij streelde het -blinde kind over de vervallen wangetjes en de mooie donkere haren.</p> - -<p>"En toen de werkstaking eindelijk opgeheven werd, kreeg ik een -hevigen typhus, die mij aan den rand van het graf bracht. Toen kwam -onze grootste ellende. Niemand wilde ons borgen, zoodat mijn vrouw -genoodzaakt was, onze mooie meubeltjes een voor een naar den lommerd -te brengen of te verkoopen. We hielden ten slotte niet anders over -dan wat rommel. Had zij nu nog maar uit werken kunnen gaan, om wat te -verdienen, dan zouden we niet zoo diep in de armoede geraakt zijn, -maar zij kon niet besluiten, om mij naar het gasthuis te laten -brengen, en wilde mij zelf verplegen. Ja, ja, 't was een bange, -treurige tijd. En mijn ziekte werd zoo hevig, dat zelfs de dokter -begon te vreezen, dat ik er me heen zou gaan. Doch ik ben er -Goddank bovenop gekomen, en toen ik weer mocht opstaan, stond ons -besluit vast, om Amsterdam zoo spoedig mogelijk te verlaten en weer -werk ergens op een dorp te zoeken. Mijn vrouw was doodop van de -doorgestane ellende en zorgen, en ons kind was vervallen als sneeuw -voor de zon. En we hebben geluk gehad. Ik las in een courant een -advertentie van baas Van Dril, die een knecht vroeg, en toen ben ik -er dadelijk op afgegaan met het gelukkige gevolg, dat ik aangenomen -werd, ik geloof uit medelijden..."</p> - -<p>"Best mogelijk," zei vrouw Trom. "Van Dril is een beste, brave man, -en je zult een goeden baas aan hem hebben."</p> - -<p>"En zoo zijn we dan hier gekomen," besloot de smid, "sterk ben ik nog -wel niet, maar 't zal wel weer gaan. Als we eerst onze schuld in -Amsterdam maar hebben afgedaan...."</p> - -<p>"Is gelukkig niet zoo'n groote som," zei vrouw Elswater. "Als we elke -week een paar gulden kunnen overhouden, zullen we den achterstal -spoedig ingehaald hebben. Intusschen zijn we blij, dat we hier zulke -vriendelijke buren hebben mogen vinden. We zijn u van harte dankbaar. -En Nelly heeft al dadelijk een aardig buurjongetje getroffen. Ja, ja, -Dik, ik heb het straks wel gezien, hoe je jouw stuk worst op haar -bord hebt geschoven."</p> - -<p>"O," riep Nelly uit, met een kleur tot achter haar ooren, "als ik dat -geweten had, zou ik het niet opgegeten hebben."</p> - -<p>Dik kreeg ook een kleur, want hij had gedacht, dat niemand het gezien -had.</p> - -<p>"Een heel verschil, als je die twee vergelijkt," zei Elswater. "Dik -zoo rond als een tonnetje en met een paar wangen als luchtballons, en -Nelly zoo bleek en magertjes. Maar dat zal hier wel beter worden, -willen we hopen. Hier hebben we volop zonneschijn en frissche lucht, -en zullen we wel weer wat in onze maag krijgen ook. Ik begin weer met -nieuwen moed, en ik heb een gevoel in me, of ik weer een nieuw leven -begin. Komaan, vrouwtje, we hebben het nog druk vandaag, want we -moeten ons huisje nog inrichten en gezellig maken, al zijn we dan ook -onze mooiste zaakjes kwijt. Ook dat zal wel weer in orde komen, als -we tijd van leven hebben. Nogmaals hartelijk dank voor uw goedheid, -buurtjes."</p> - -<p>Zij stonden op en verlieten de kamer, maar Dik nam Nelly bij de hand, -en zei:</p> - -<p>"Ga je mee, dan zal ik je mijn duiven laten zi...."</p> - -<p>Maar opeens bedacht hij, dat het meisje blind was, en hij slikte het -laatste woord haastig in. En opnieuw werd hij met innig medelijden -vervuld.</p> - -<p>"Ik wil ze graag zien, Dik," zei het meisje eenvoudig. "Dat woord mag -je gerust zeggen; ik zeg het zelf ook. Maar dan bedoel ik, dat ik hun -klapwieken en hun kirren hoor, en dan neem ik ze in mijn handen, als -ik kan, en dan voel ik hun kleine kopjes, en hun vleugels, en hun -staart en hun warme lijfje, en dan zeg ik, dat ik ze gezien heb."</p> - -<p>"Goed, ga dan me," zei Dik. "Ik heb mooie duiven, en ook konijnen."</p> - -<p>"Hier in de kamer en in het achterhuis hoef je mijn hand niet vast te -houden, want als ik ergens maar eenmaal geweest ben, weet ik er den -weg wel. Dr is de deur, h?"</p> - -<p>"Ja," zei Dik verbaasd. "Dat is knap, Nelly."</p> - -<p>Het meisje strekte de handen een weinig naar voren en vond op den -tast de deur. Dik volgde haar in het achterhuis.</p> - -<p>"Dr is het vuur, h?" zei ze. "Ik voel de warmte. Rechtsom kom -ik aan de buitendeur, — maar daar is een drempel, die een beetje -hoog is. Zijn je duiven en konijnen buiten?"</p> - -<p>"Ja," zei Dik, die haar vol verwondering volgde. Zij liep haast met -een zekerheid, of zij een paar goede oogen had. "Jij bent handig, -hoor."</p> - -<p>"O, in Amsterdam ging ik wel alleen de straat op, om boodschappen te -doen. Niet ver van huis natuurlijk, maar bij ons in het slop en om de -hoeken wist ik de winkels wel te vinden. Geef me nu een hand, Dik, -maar wacht eens even."</p> - -<p>En met de woorden: "Mag ik?" betastte zij zijn hoofd, zijn wangen, en -zijn lichaam. Toen begon zij te lachen.</p> - -<p>"Zoo, nu weet ik, hoe je er uitziet. Maar je bent een dikkerd, hoor. -Heb jij je pet altijd achterste-voor op? De klep zit in je hals. Dat -is grappig, zeg. Ga je nog op school?"</p> - -<p>"Ja, straks moet ik er weer naar toe. Laten we nu gaan."</p> - -<p>Hij bracht het meisje achter het huis, waar de duiven al dadelijk -klapwiekend om zijn hoofd gingen vliegen Ze wisten wel, dat zij nu -voer kregen. En ging hem zelfs op zijn pet zitten en een paar namen -op zijn schouders plaats.</p> - -<p>"Zoo mak zijn ze," zei Dik trotsch. "Ze pikken het voer uit mijn -hand. Wil jij dat ook graag hebben?"</p> - -<p>"Ja, ja, o dolgraag," zei Nelly.</p> - -<p>"Hier is de voerbak. Als jij ze een paar maal gevoerd hebt, zijn ze -al aan je gewend, en dan zijn ze heelemaal niet bang meer. Toe, voer -ze nu met kleine handjesvol."</p> - -<p>Nelly deed het, en ze voelde al spoedig een paar duiven op den -voerbak komen. Zij strekte haar hand met wat voer uit, en pik-pik -deden een paar brutaaltjes. Nelly's vreugde kende geen grenzen.</p> - -<p>"Zou ik er eentje beet kunnen pakken?" vroeg ze.</p> - -<p>"Probeer het maar," zei Dik, die met vreugde zag, hoe het blinde -meisje genoot. "Ze zijn erg mak."</p> - -<p>Na een paar vruchtelooze pogingen gelukte het Nelly inderdaad een -duifje te grijpen. Zij streelde het zacht over zijn kopje en -vleugels, gleed met haar vingers langs zijn staartje en hield het -zachte rompje in haar beide handen vast, zoodat zij het hartje van -het beest voelde kloppen.</p> - -<p>"O, hoe schattig," zei ze. "Hoe ziet deze er uit, Dik?"</p> - -<p>"Wit. Ken jij de kleuren? Je hebt ze toch nooit gezien?"</p> - -<p>"Neen, maar ik stel me ze voor. O, hoe lief!"</p> - -<p>Zij streelde haar wangen met het gevangen duifje en kuste zijn kleine -kopje. "O, wat lief! Wat schattig!"</p> - -<p>Dik kreeg hoe langer hoe meer medelijden met het blinde meisje, dat -nog nooit haar ouders had gezien, en nog nooit de wereld in al haar -pracht had kunnen bewonderen. O, hij vond het indroevig. Hij had wel -zijn armen om haar heen willen slaan en haar zacht tegen zich -aandrukken, om haar te doen voelen, dat hij haar vriendje was.</p> - -<p>"Wil jij er een paar van mij hebben?" vroeg hij. "Ik zal aan Moeder -vragen, of ik ze je geven mag."</p> - -<p>Nelly kreeg een kleur op haar wangen. Ze liet het duifje weer vliegen -en zei:</p> - -<p>"Zou jij ze me willen geven, Dik? O, wat goed van je..."</p> - -<p>Maar opeens betrok haar gelaat, en ze liet er haastig op volgen:</p> - -<p>"Later, Dik, nu nog niet..."</p> - -<p>"Waarom niet?" vroeg Dik. "Waarom nu niet en later wel?"</p> - -<a name="07_duif"></a> -<center> -<img src="images/07_duif.jpg" alt="[illustratie]" style="float:right; width:40%; height:auto; max-width:400px;"> -</center> - -<p>"Vader en Moeder kunnen nu nog geen geld missen, om voer te koopen," -zei ze op eenvoudigen toon. "We moeten zuinig wezen."</p> - -<p>"O," zei Dik. "Kijk, — voel je dat? Er zit een pauwstaartje op je -schouder. Aardig, h? Vind-je ze niet doodmak?"</p> - -<p>"Is deze ook wit?"</p> - -<p>"Ja, maar ik heb ook blauwe postduiven, en mooie bruintjes...."</p> - -<p>"En groene? En gle?"</p> - -<p>Dik lachte.</p> - -<p>"Neen, groene en gele duiven heb ik nog nooit gezien. Die zijn er -niet. Zie zoo, het voer is op. Ga je me naar mijn konijnen?"</p> - -<p>"Ja, graag."</p> - -<p>Dik bracht er haar, en hij haalde een konijn uit het hok en gaf het -haar in haar armen, waar het stil bleef zitten.</p> - -<p>"O, hoe zacht," zei Nelly, het dier streelende. "Je Vader heeft die -hokken zeker gemaakt?"</p> - -<p>"Ja, — maar hoe weet jij dat?"</p> - -<p>"Och, ik dacht wel, dat je vader timmerman was."</p> - -<p>"Waarom?" vroeg Dik verbaasd.</p> - -<p>Nelly lachte hardop.</p> - -<p>"Waarom?" herhaalde ze. "Als ik het zeg, geloof je 't toch niet. Ik -heb het geroken!"</p> - -<p>"Geroken?" vroeg Dik vol bewondering over zooveel schranderheid en -opmerkingsgave.</p> - -<p>"O, wij blinden weten veel meer, dan jullie gelooven en weten. Ik -rook duidelijk een houtlucht aan je vader, toen hij bij me stond. En -daarom dacht ik, dat hij wel timmerman zou zijn."</p> - -<p>"Je bent slim," zei Dik.</p> - -<p>"Neen, ik ben maar een dom meisje," zei Nelly, terwijl haar gezichtje -betrok.</p> - -<p>"Dom?" zei Dik. "Neen, hoor, — dom lang niet."</p> - -<p>"Maar ik kan niets," zei Nelly. "Alleen allerlei handwerken, die -Moeder mij geleerd heeft."</p> - -<p>"Heb je nooit school gegaan?" vroeg Dik, terwijl hij het konijn weer -in het hok zette.</p> - -<p>"Neen, toen we nog op ons dorp woonden, ging ik niet school, omdat ik -toch niets zien kon. De meester zei, dat het niet ging en dat het -lastig was. In Amsterdam is er wel een school voor blinden, en het -plan was ook wel, dat ik daar naar toe zou gaan. Maar er is niets van -gekomen. We hebben er maar enkele maanden gewoond en er niets dan -narigheid beleefd."</p> - -<p>"Jammer," zei Dik. "Zeg Nelly, voel eens, hier heb ik nog meer -konijnen. Een heeft er zes jongen. Als je een hokje hadt, zou je er -wel eentje mogen hebben. Konijnenvoer kost niet veel. Je snijdt het -maar aan den kant van den weg. Maar neen, dat gaat niet. Je zoudt -misschien in het water vallen en verdrinken."</p> - -<p>"Och, ik heb toch geen hokje. Voer je ze alleen maar gras en klaver?"</p> - -<p>"Meestal wel. Maar deze voedster krijgt ook wel wat gerst van me. -Wacht, ik zal wat halen. Dadelijk ben ik weer terug."</p> - -<a name="08_konijnen"></a> -<center> -<img src="images/08_konijnen.jpg" alt="[illustratie]" style="width:50%; height:auto; max-width:600px;"> -</center> - -<p>Dik ging naar den voerbak in het schuurtje. Hij deed het deksel van -de kist open, — en zag op het voer een groote muis, die zich lekker -aan de gerstkorreltjes te goed deed.</p> - -<p>"Ha, jou kleine dief!" riep Dik, en dadelijk probeerde hij de muis te -grijpen. Maar het ding liet zich niet gemakkelijk vangen. Het holde -door de kist heen en weer, klom tegen de wanden op, viel weer naar -beneden, en was overal, behalve op de plaats, waar Dik het meende te -grijpen. Een paar maal gelukte het haar bijna zelfs, om uit de -voerkist te ontsnappen, wat Dik alleen beletten kon, door vlug het -deksel te laten vallen.</p> - -<p>"Wacht, baasje!" zei hij. "Je zit hier goed opgesloten. Ik zal eerst -een doos halen, om er je in op te bergen, en een langen draad garen, -om aan je poot te binden. Zoo gemakkelijk kom je niet van me af."</p> - -<p>Hij haastte zich naar de woonkamer, waar zijn vader zijn dutje deed -in zijn leuningstoel. Dat deed hij elken middag na het eten, dat was -zoo zijn gewoonte geworden. Hij moest ook elken morgen zoo vroeg op.</p> - -<p>Dik haalde een groote poederdoos uit de kast en voorzag zich van een -langen draad zwart garen. Daarmede gewapend begaf hij zich naar de -voerkist en begon zijn jacht op den kleinen, vluggen snoeper opnieuw. -Telkens meende hij haar te hebben, maar even dikwijls glipte zij hem -tusschen zijn vingers door.</p> - -<p>"Toch mt ik je hebben," zei Dik. En hij greep links en rechts, -tot hij eindelijk den staart van het muisje tusschen zijn vingers -geklemd hield.</p> - -<p>"Piep! Piep!" schreeuwde het kleine ding.</p> - -<p>"Ja, — piep — piep!" deed Dik haar na. "Au, leelijkerd, niet -bijten!"</p> - -<p>Het muisje beet hem in haar angst in zijn vinger.</p> - -<p>Maar Dik liet zich daardoor niet van streek brengen. Hij greep de -muis in zijn volle hand, en bond haar behendig den draad aan haar -poot. Toen sloot hij haar in de doos op. De draad hing er buiten, en -Dik wond dien om de doos. Aan het einde maakte hij een lus waar hij -zijn vingers door kon steken, en het deksel voorzag hij van een gat, -wel zoo groot, dat de spitse snoet van het muisje er doorheen kon, -maar waardoor het toch niet kon ontsnappen.</p> - -<p>"Zie zoo," zei Dik lachend. "Daar zit je goed, en je zult er niet -gemakkelijk uitkomen."</p> - -<p>Hij stak het heele gevalletje in den zak van zijn wijde broek, nam -een paar handen met gerst, en keerde naar Nelly en de konijnen terug.</p> - -<p>"Zoo, ben je daar eindelijk?" vroeg Nelly met een lachje. "Ik was al -bang, dat je niet meer terug zoudt komen."</p> - -<p>"En jou hier in den steek laten?" vroeg Dik, terwijl hij het voer in -het hok deed. "Dat zou ik nooit doen, hoor."</p> - -<p>"Maar je bleef toch erg lang weg..."</p> - -<p>"Ja, ik heb een muis gevangen. Hier heb ik hem. 'k Heb hem een -draadje aan z'n poot gebonden en in een doos gedaan."</p> - -<p>"Een muis? H, hoe griezelig! Haal hem er niet uit, hoor Dik!"</p> - -<p>"Wil ik hem in je hals laten loopen?" vroeg Dik plagend.</p> - -<p>"Neen, neen, o neen!" gilde Nelly, met uitgestrekte handen. "Ik vind -muizen zoo eng! Niet doen, Dik..."</p> - -<p>"Wees maar niet bang," zei Dik. "'k Zal het heusch niet doen. Ik zei -het maar om te plagen."</p> - -<p>"Ik geloof, dat jij ondeugend bent, Dik," zei Nelly. "Moet je nog -niet naar school?"</p> - -<p>"Ja, 't zal zoetjes-aan tijd worden. Ik geloof, dat Vader al naar -zijn werk is. Gaat jouw Vader morgen naar Van Dril?"</p> - -<p>"Ja. — Vader is erg knap," zei Nelly met rechtmatigen trots. "Hij is -erg knap in machinerie en zoo, en in allerlei ander werk ook. Zeg, -Dik, wat ga je met die muis doen? Waarom laat je hem niet loopen?"</p> - -<p>"Wat ik er me ga doen? Wel, pret maken, — er Anneke me nazitten -en de andere meisjes. Dan gillen ze moord en brand, want ze zijn er -bang van. En daarom laat ik hem niet loopen, zie je, — nu nog niet -ten minste, en niet zoo dicht bij mijn kist met gerst. Dan snoept hij -maar."</p> - -<p>"Dag Dik!" klonk op dit oogenblik een eigenaardige volle stem.</p> - -<p>"Wie is dat?" vroeg Nelly zacht.</p> - -<p>"Dat is mijn kauw," zei Dik.</p> - -<p>"Een kauw? Wat is een kauw?"</p> - -<p>"Hier is Gerrit!" klonk het weer, en op hetzelfde oogenblik vloog er -een kleine roek op Dik's schouder.</p> - -<p>"Dag Dik! Hier is Gerrit!" zei het beest.</p> - -<p>"Een klein soort van kraai," zei Dik, terwijl hij den vogel greep. -"Hier heb je hem. Hij kan wel aardig praten, h?"</p> - -<p>Nelly nam hem in haar handen en juichte van pleizier.</p> - -<p>"Dag Dik! Hier is Gerrit!" riep de kauw, terwijl hij zijn kopje -ophief en Nelly eigenwijs met zijn kleine kraaloogjes aankeek. Maar -dat kon Nelly natuurlijk niet zien.</p> - -<p>"Wat een leuk beest," zei ze. "En wat praat hij aardig. Heb jij hem -dat geleerd?"</p> - -<p>"Ja," zei Dik. "Een kauw praat niet zoo gemakkelijk als een papegaai, -maar deze is verbazend leerzaam. — Dag Gerrit!"</p> - -<p>"Dag Dik! Hier is Gerrit!" riep de kauw.</p> - -<p>"Nelly! Nelly! Nelly!" riep Dik.</p> - -<p>"Hier is Gerrit!" snaterde het beest.</p> - -<p>"Neen, baasje," zei Dik. "Je moet 'Nelly' zeggen. Nelly! Nelly! -Nelly!"</p> - -<p>"Dag Dik! Ga je me?" riep de vogel.</p> - -<a name="09_ziezoo"></a> -<center> -<img src="images/09_ziezoo.jpg" alt="[illustratie]" style="width:100%; height:auto; max-width:1000px;"> -<br> -[Illustratie: "Ziezoo," zei vrouw Trom, "nu zijn wij gereed." (Bladz. 20)] -</center> - -<p>"Nelly! Nelly! Nelly!" riep Dik.</p> - -<p>En Nelly, die graag wilde, dat de vogel haar naam ook napraatte, riep -onophoudelijk:</p> - -<p>"Nelly! Nelly! Nelly!"</p> - -<p>"Gerrit! Hier is Gerrit!" riep het beest.</p> - -<p>"Nelly! Nelly! Nelly!" riepen Dik en Nelly om het hardst.</p> - -<p>"Helly! Helly! Helly!" riep de kauw.</p> - -<p>"Goed gedaan!" zei Dik. "Houd hem maar een poosje bij je, Nelly, want -ik moet weg. 't Wordt mijn tijd voor school. Zal ik je thuisbrengen?"</p> - -<p>Hij nam Nelly bij de hand en liep met haar naar het huisje, waar alle -meubeltjes nu reeds binnengedragen waren. Dik merkte op, dat alles er -tamelijk armoedig uitzag.</p> - -<p>"Kijk eens, Moeder, een kauw!" riep Nelly haar moeder toe. "En o, -hij kan zoo leuk praten. Nelly! Nelly! Nelly!"</p> - -<p>"Helly! Dag Dik! Hier is Gerrit. Dag Helly! Dag Helly!"</p> - -<p>"Dag!" riep Dik zijn buurmeisje toe. En innig verheugd, dat hij het -ongelukkige, blinde kind zooveel genoegen had bereid, begaf hij zich -op weg naar school. In de verte hoorde hij Nelly nog roepen:</p> - -<p>"Nelly! Dag Nelly! Dag Nelly!"</p> - -<p>En hij onderscheidde de malle stem van Gerrit, die haar antwoordde:</p> - -<p>"Dag Helly! Hier is Gerrit! Dag Helly!"</p> - -<p>Op de speelplaats bleef Bruin hem een geducht eind uit de voeten. -Bruintje wist wel, dat Dik op dit oogenblik in het geheel geen -vriendschappelijke gevoelens jegens hem koesterde, en de ondervinding -had hem herhaaldelijk geleerd, dat Dik harde handen had, vooral als -hij boos was.</p> - -<p>Maar Dik dacht op dit oogenblik niet aan Bruin. Hij was te zeer -vervuld met de gedachte aan het ongelukkige, blinde kind, dat zijn -buurmeisje geworden was, en hij nam zich voor, altijd vriendelijk en -behulpzaam jegens haar te zijn.</p> - -<p>Hij vertelde van haar aan Jan Vos en Piet van Dril, en die vonden het -heel belangwekkend.</p> - -<p>"Ik wist wel, dat we een nieuwen knecht kregen," zei Piet, "maar dat -zij een blind meisje hadden, wist ik niet. Wat zielig, h?"</p> - -<p>"Vreeselijk," zei Dik. "Ik moet er aldoor aan denken. Maar ze is bij -de hand, hoor, dat kan ik je verzekeren."</p> - -<p>Op dit oogenblik sloeg de meester met zijn knokkels een marsch op een -van de ruiten ten teeken, dat de school aanging.</p> - -<p>Allen gingen naar binnen.</p> - -<center> -<img src="images/versiering_b.jpg" alt="image: versiering" style="width:10%; height:auto; max-width:300px;"> -</center> -<br> -<br> -<br> -<br> - -<a name="chapter03"></a> -<center> -<img src="images/hoofdstuk_c.jpg" alt="image: hoofdstuk-versiering" style="width:100%; height:auto; max-width:600px;"> -</center> -<br> -<br> -<br> -<h3 align="center">Derde Hoofdstuk.</h3> -<h4 align="center">"Dag Dik, — hier is Gerrit!"</h4> -<hr width="10%"> - -<br> -<img class="letterimage" src="images/letter_d.jpg" alt="D" style="width:10%; height:auto; max-width:300px;"> -<p class="hidden_char"><span style="color: white;">D</span>e meester had de kaart van Nederland voor de klasse gehangen. De -kinderen zouden dus een les in aardrijkskunde krijgen. Gewoonlijk -vond Dik dat wel prettig, maar ditmaal was zijn aandacht er niet -heelemaal bij. Telkens speelde zijn nieuwe buurmeisje hem door het -hoofd, en dan bedacht hij, hoeveel vreugde dit arme kind wel moest -ontberen in haar leven. Altijd was het duisternis rondom haar, er was -voor haar om zoo te zeggen geen verschil tusschen den dag en den -nacht. Neen, voor haar was het altijd nacht. Nooit had zij haar -ouders gezien, nooit het gouden zonnelicht, dat de wereld zoo mooi -maakt, nooit de bloemen met haar schitterende kleuren, nooit de -prachtige vlinders, die bloemen onder de dieren. Zij moest aan de -hand geleid worden en kon niet gaan, waarheen zij wilde. Ach, zij had -wel een ongelukkig lot.</p> - -<p>Dik was zoozeer in zijn gedachten verdiept, dat hij niet eens hoorde, -dat hem wat gevraagd werd.</p> - -<p>"Hoor je me niet, Dik Trom?" klonk tamelijk streng de stem van den -onderwijzer.</p> - -<p>Dik richtte zich met een schok op, toen Piet van Dril, die naast hem -zat, hem met een elleboogstoot waarschuwde. Dik zag, dat Bruin, op de -bank vlak vr hem, met een lachend gezicht spottend omkeek.</p> - -<p>"Waar zit jij met je gedachten, Dik?" vroeg de meester. "Je hoort -niet eens, dat ik je wat vraag. Ik zal het nog eens zeggen:</p> - -<p>"Welke waters komen bij Utrecht te zamen?"</p> - -<p>Bruin zat nog spottend achterom te kijken.</p> - -<p>"Kijk voor je, Bruine Boon," bromde Dik hem toe. "De Vaartsche Rijn, -de Kromme Rijn, de Vecht, de Eem...."</p> - -<p>"Ho, ho, Dik, de Eem niet, die loopt langs Amersfoort. Welke nog?" -Dik wist niet meer.</p> - -<p>"De Oude Rijn," fluisterde Piet van Dril.</p> - -<p>"De Oude Rijn!" galmde Dik.</p> - -<p>"Goed, — nu ben je er weer bij. En hoe heet de hoofdstad?"</p> - -<p>"Dag Dik! Hier is Gerrit!" klonk het plotseling door het openstaande -tuimelraam. De heele klasse schoot in een lach.</p> - -<p>"Wat is dat?" vroeg de meester. "Wat is dat voor malligheid?"</p> - -<p>"Dag Helly! Dag Dik! Dag Helly! Dag Dik! Hier is Gerrit!"</p> - -<p>"De kauw van Dik Trom!" riep Anneke lachend uit, "Daar zit hij op het -tuimelraam!"</p> - -<p>'t Werd een geweldig gelach in de klasse, en iedereen keek naar Dik's -kauwtje, dat dood op zijn gemak bleef zitten rondkijken. Dik maakte -van de gelegenheid gebruik, om Bruin Boon een paar gevoelige -opstoppers te geven.</p> - -<a name="10_kaart"></a> -<center> -<img src="images/10_kaart.jpg" alt="[illustratie]" style="width:100%; height:auto; max-width:1000px;"> -</center> - -<p>Bruin stak zijn vinger op.</p> - -<p>"Au!" riep hij. "M'st'r, M'st'r, Dik Trom slaat me!"</p> - -<p>"Dag Dik! Hier is Gerrit! Ga je me, Dik! Dag Helly!"</p> - -<p>'t Werd een verbazend tumult in de klasse.</p> - -<p>"Stilte!" gebood de meester op strengen toon. Allen bedaarden, -behalve Bruin Boon, die nog half in zijn bank stond ent zijn vinger -in de hoogte hield.</p> - -<p>"M'st'r, Dik Trom stompt me! Dik Trom...."</p> - -<p>"Wil je zwijgen, jongen!" riep de meester. "Oogenblikkelijk, als je -geen straf wilt oploopen!"</p> - -<p>Bruin ging met een pijnlijk gezicht zitten.</p> - -<p>"Dag Dik! Dag Nelly!" riep de kauw.</p> - -<p>De meester ging met den kaartenstok, die tamelijk lang was, naar het -raam, en zwaaide er mede langs den vogel, om hem weg te jagen.</p> - -<p>"Ksssst! Ksssst!" riep hij.</p> - -<p>De vogel vloog van het tuimelraam het lokaal binnen, tot groote -vreugde van de jongens en meisjes, die uitgelaten werden van de pret. -Zij zwaaiden niet hun armen en riepen: "Kssst! Kssst!"</p> - -<p>De kauw werd bang door al die drukte en vloog angstig heen en weer. -De kinderen stonden overeind in de banken, en sommigen waren er zelfs -bovenop geklommen.</p> - -<p>Eindelijk zette het kauwtje zich op den bovenrand van het bord, en de -meester ging er dadelijk met zijn stok op af, om de achtervolging -voort te zetten.</p> - -<p>'t Werd een gejoel, dat hooren en zien den meester bijna verging. En -de vogel wist van angst niet, waar hij zich bergen moest.</p> - -<p>Hij werd weer opgejaagd, en vloog angstig door het lokaal rond.</p> - -<p>"Ksssst! Ksssst!" siste het door de klasse.</p> - -<p>Het kauwtje wilde wel weer graag naar bulten, maar kon in zijn -verbouwereerdheid het reddende tuimelraam niet meer vinden.</p> - -<p>De meester werd boos om de stoornis die de vogel veroorzaakte en door -het tumult in de klasse. Nijdig sloeg hij naar Gerrit, telkens als -deze dicht in zijn nabijheid kwam.</p> - -<a name="11_raam"></a> -<center> -<img src="images/11_raam.jpg" alt="[illustratie]" style="width:60%; height:auto; max-width:600px;"> -</center> - -<p>"Dat is valsch!" bromde Dik. "Het beest weet toch niet, dat hij hier -niet komen mag. Hij heeft geen menschenverstand."</p> - -<p>Maar even later lachte hij weer met de anderen mede, want hij hield -wel van zoo'n intervalletje in school. Hoe meer lawaai daar, hoe -liever. Tot zijn genoegen zag hij, dat de meester herhaaldelijk -missloeg.</p> - -<p>Eindelijk ging de vogel in de nok van het dak op een steunijzer -zitten. Toen herstelde de meester de orde.</p> - -<p>"Daar zit hij goed, jongens. Stilte nu asjeblief!"</p> - -<p>Dit laatste klonk op zoo'n gebiedenden toon, dat het lawaai als met -een tooverslag verstomde. De kinderen begrepen, dat oppassen thans de -boodschap was, want de meester liet niet met zich spotten.</p> - -<p>"Aanstonds begint de pret weer," fluisterde Dik Zijn vriend Piet van -Dril toe. "Hij blijft daar toch niet zitten."</p> - -<p>"Ik hoop het," ademde Piet haast onhoorbaar.</p> - -<p>"Laten we voortgaan met de les," zei de meester, terwijl hij plaats -nam op zijn stoel naast het lessenaartje op vier hooge pooten, dat -tegen de voorste bank geschoven was.</p> - -<p>"Bij wien was ik ook weer gebleven?" vervolgde de meester. "O ja, bij -Dik Trom. Die zou me de waters noemen, die bij Utrecht samen komen. -Ga je gang, Dik."</p> - -<p>"De Kromme Rijn, de Oude Rijn, de Vaartsche Rijn en de Vecht," galmde -Dik wel wat hard voor het mooi, maar hij was door het gebeurde met -zijn kauwtje in een vroolijke stemming geraakt en zijn blinde -buurmeisje thans geheel vergeten.</p> - -<p>"'t Is goed, Dik, maar je hoeft niet zoo te schreeuwen, ik ben niet -doof. Noem nu nog de voornaamste plaatsen uit de provincie Utrecht."</p> - -<p>"Amersfoort, Zeist, Driebergen, Doorn, Amerongen, Wijk bij Duurstede, -De Bilt, Harmelen, Driebergen, Zuilen, Maarsen, Breukelen, Loenen, en -— enne — enne ——"</p> - -<p>"'t Gaat nog al, Dik, al haspel je ze wat raar door mekaar...."</p> - -<p>"Dat rijmt!" bromde Dik tegen Piet, en Piet schoot er om in een lach.</p> - -<p>"Maar je hebt de hoofdstad vergeten, Dik, en daar begin je gewoonlijk -me, is 't niet."</p> - -<p>"Utrecht!" schreeuwde Dik.</p> - -<p>"'k Bn niet doof, heb ik je al gezegd. Waardoor is Utrecht bekend?"</p> - -<p>"Door zijn paardenmarkt," zei Dik, die een liefhebber van paarden was -en ze dus het voornaamste vond.</p> - -<p>"Waardoor nog meer?"</p> - -<p>"Door de munt, m'st'r."</p> - -<p>"Heel goed. En dan nog?"</p> - -<p>"Utrecht heeft een hoogeschool," zei Dik.</p> - -<p>"Heel goed. Je hebt een 8, Dik. Ik ben tevreden over je."</p> - -<p>"Ik ook," bromde Dik tegen Piet.</p> - -<p>"Zeg jij eens, Piet van Dril, wie geven les aan een hoogeschool?"</p> - -<p>"Domin's, m'st'r," beweerde Piet, tot groote pret van de anderen. -De meester schoot ook weer in een lach.</p> - -<p>"Neen, Pietje, je kunt er voor domin studeeren, en waarvoor nog -meer? Ik heb je dat toch de vorige week verteld."</p> - -<p>"Voor advocaat en voor dokter en voor pastoor...."</p> - -<p>"Mis Piet, alweer mis. Roomsch-Katholieken hebben hun aparte scholen, -om tot geestelijke te worden opgeleid, o. a. te Voorhout en te -Warmond. Waar liggen die beide plaatsten?"</p> - -<p>"In Friesland," beweerde Piet, tot groote pret alweer van de anderen.</p> - -<p>"In Zuid-Holland," fluisterde Dik hem in.</p> - -<p>"In Zuid-Holland bedoel ik, m'st'r," schreeuwde Piet, zoo hard hij -kon.</p> - -<p>Bruin verhief zich in zijn bank, stak zijn vinger op, en klikte: -"M'st'r, — Dik Trom zegt hem voor!"</p> - -<p>"Dan is Dik een flauwe jongen en jij bent een laffe klikspaan," -bestrafte de meester. "Je houdt je mond hoor Dik, jij hebt je beurt -al gehad. Goed, Piet, in Zuid-Holland. En wie geven nu les aan de -hoogescholen?"</p> - -<p>"Meesters!" beweerde Piet.</p> - -<p>"Natuurlijk, meesters, dat spreekt van zelf. En heel knappe meesters -ook. In Utrecht heb je er b. v. een, die wereldberoemd is. Maar hoe -heeten ze? Zeg jij dat eens, Jan Vos."</p> - -<p>"Professoren," zei Jan.</p> - -<p>"Goed! En weet je ook, hoe die wereldberoemde professor uit Utrecht -heet, of heb ik jullie dat nog niet verteld?"</p> - -<p>"Neen, m'st'r," klonk het uit vele monden. "'t Is professor Donders, -een beroemd oogheelkundige. Hij is door geheel Europa beroemd, en -zelfs komen er wel menschen uit Amerika over, om zich door hem te -laten behandelen."</p> - -<p>Dik luisterde met open mond.</p> - -<p>Hij stak zijn vinger op.</p> - -<p>"Wel, Dik?"</p> - -<p>"M'st'r, kan hij blinde menschen weer ziende maken?"</p> - -<p>"Dat zal hij dikwijls genoeg gedaan hebben, Dik. Door niets krijgt -men geen wereldberoemdheid."</p> - -<p>"Ook, als ze blind geboren zijn m'st'r?" vroeg Dik.</p> - -<p>"Misschien wel. Dat kan ik niet beoordeelen. 't Zal er van afhangen, -wat de oorzaak van de blindheid is, niet waar? Sommige gevallen zijn -ongeneeslijk, en andere kunnen heter worden. Nu is het jouw beurt, -Anneke. Welke plaatsen ken je aan de Vecht?"</p> - -<p>"Renen, Wijk bij Duurstede...."</p> - -<p>"Glad mis, Anneke. Ik zeg niet aan den Rijn, maar aan de Vecht. Je -moet beter nadenken, meisje."</p> - -<a name="12_donders"></a> -<center> -<img src="images/12_donders.jpg" alt="[illustratie]" style="width:50%; height:auto; max-width:600px;"> -</center> - -<p>"Dag Dik, ga je me?" riep de kauw, die weer heelemaal gekalmeerd -was en eigenwijs naar beneden zat te kijken.</p> - -<p>"Daar begint dat vervelende gezeur weer met dien vogel," zei de -meester knorrig. "Van wien is dat beest toch?"</p> - -<p>"Van Dik Trom," riepen verschillende stemmen.</p> - -<p>"Vang hem dan en breng hem naar buiten, Dik," gebood de meester. "Hij -stuurt de heele les in de war."</p> - -<p>Dik keek met een onnoozel gezicht naar boven, naar den vogel, die in -de nok van het gebouw zat. Het was een lokaal zonder zolder, dus -waren de gebinten en steunijzers zichtbaar.</p> - -<p>"Ik kan er niet bij, m'st'r," zei Dik droog.</p> - -<p>Iedereen schoot in een lach, de meester zelf ook.</p> - -<p>"Neen, dat begrijp ik. Maar....."</p> - -<p>"Dag Helly, hier is Gerrit. Ga je me, Dik?"</p> - -<p>"Maar je weet misschien wel een middel, om ons van hem te verlossen. -Met mijn stok kan ik niet bij hem komen."</p> - -<p>"Dat zou niet helpen ook," zei Dik. "Daar wordt hij maar schuw van. -Mag ik hem lokken, m'st'r?"</p> - -<p>"'t Kan me niet schelen, wat je doet, als wij hem maar kwijt raken."</p> - -<p>Dik liep uit zijn bank tot onder het steunijzer en riep: "Gerrit! -Waar is Gerrit!"</p> - -<p>"Hier is Gerrit!" riep de kauw, tot groote pret van de kinderen.</p> - -<p>"Stilte!" gebood de meester, "anders krijgen we dezelfde vliegpartij -weer van zooeven, en dit is niet noodig. Wie lawaai maakt, krijgt -strafwerk na schooltijd. Dus houdt je kalm!"</p> - -<p>'t Lawaai, dat weer begon te ontstaan, verstomde oogenblikkelijk.</p> - -<p>"Waar is Gerrit?" herhaalde Dik, "Waar is Gerrit?"</p> - -<p>"Hier is Gerrit! Dag Dik, ga je me? Dag Helly! Dag Helly!"</p> - -<p>"Kom Gerrit!" riep Dik, en hij stak zijn arm naar den vogel uit.</p> - -<p>"Kom hier, Gerrit!...."</p> - -<p>Aller oogen waren op den vogel gericht. Zou hij komen? Zie, hij -richtte zich op en sloeg de vleugels uit.</p> - -<p>"Gerrit! Kom hier, Gerrit!" hield Dik vol.</p> - -<p>Opeens sprong het kauwtje op en vloog naar Dik. Tot groote pret van -de heele klasse ging hij op Dik's hoofd zitten.</p> - -<p>Toen greep Dik hem.</p> - -<p>"Gelukkig! Eindelijk zullen wij dan van dien plaaggeest verlost -worden. Breng hem buiten, Dik..."</p> - -<p>"Ja m'st'r, maar als U de ramen niet dichtdoet, komt hij weer naar -binnen....."</p> - -<p>"'t Is wat lekkers met die warmte," zei de meester. "Maar enfin, wat -het zwaarst is, moet het zwaarst wegen. Dirk Langereis, doe jij de -ramen dicht."</p> - -<p>Dirk gehoorzaamde, en Dik bracht zijn kauwtje naar buiten. Hij wierp -hem hoog in de lucht en zag hem wegvliegen in de richting van zijn -huis. Hij keek hem na, zoolang hij kon, en keerde toen in de school -terug. "Meester, hij is naar huis gevlogen, de ramen kunnen wel weer -opengezet worden."</p> - -<p>"Goed, — zet ze dan open," zei de meester, die bezig was de kaart -van voor het bord weg te nemen en haar aan den muur te hangen, op -haar gewone plaats. De aardrijkskundige les was dus wel een beetje -overhaast geindigd, wat de schuld was van het kauwtje. De meester -vond het beter, de kinderen stil werk te laten doen.</p> - -<p>"Kijk eens," zei hij, naar het bord wijzende, "daar staan vijf mooie -sommetjes voor de liefhebbers. Ik ben benieuwd wie van jullie ze alle -vijf goed krijgt. Dan zit er een mooie 10 aan, zooals je weet. No. 1 -is een vormsom no. 2 een inhouds-, en no. 3 een -oppervlakte-berekening, no. 4 een aardig rentesommetje en no. 5 van -twee treinen, die elkander tegemoet rijden. Gemakkelijk zijn ze nu -direct niet, maar wie goed nadenkt, kan ze alle vijf maken. Begin dus -maar met moed."</p> - -<p>De rekenschriften werden te voorschijn gehaald, en weldra zaten allen -met de hoofden over hun werk gebogen. De heele klasse hield van -rekenen, zelfs de meisjes, en dat zij er allen zoo van hielden, was -het geheim van den meester, die den kinderen lust tot ingespannen -arbeid wist in te boezemen. Hij was een uitstekend onderwijzer.</p> - -<p>Zelf nam hij ook een stukje papier, om te berekenen, welke uitkomsten -de sommen hadden. Dat vergemakkelijkte hem de correctie heel wat.</p> - -<p>'t Werd nu doodstil in de klasse. Men kon, om zoo te zeggen, een -speld hooren vallen.</p> - -<p>Dik werkte ook met ijver. Hij rekende graag, en hij rustte nooit, -voor hij ze alle vijf gevonden had. Als hem dat een enkelen keer -mislukte, was hij lang niet tevreden.</p> - -<p>"Wat een groote breuken in die vormsom," fluisterde hij Piet toe.</p> - -<p>"Bar!" zei Piet. "Stil nou!"</p> - -<p>Zij werkten voort.</p> - -<p>Na enkele minuten zei Dik:</p> - -<p>"'k Heb hem!"</p> - -<p>"Ik ook!" zei Piet. "Er komt een mooi getal uit."</p> - -<p>"2 1/2," zei Dik.</p> - -<p>"Ja, dat heb ik ook. Nu no. 2."</p> - -<p>Piet van Dril was ook een goed rekenaar. Hij en Dik wedijverden -altijd, wie de meeste goed zou hebben. Maar zij keken nooit bij -elkander af. Voor afkijken hadden zij niets dan afkeer. Mekaar -voorzeggen deden zij dikwijls genoeg, maar dat vonden zij niet erg. -Maar afkijken, neen, dat zouden zij nooit doen. Na eenigen tijd zei -piet:</p> - -<p>"Ik heb no. 2 ook."</p> - -<p>"Wacht even..., ja, nu heb ik hem: 3 d. M. onder den rand.</p> - -<p>"Juist," zei Piet. "Die twee zullen wij alvast wel goed hebben."</p> - -<p>Met moed begonnen zij aan de derde som. "O j, wat gemakkelijk," zei -Dik na een poosje. "'k Heb hem haast al af."</p> - -<p>"Ik ook," zei Piet. "Zes gulden den meter, h?"</p> - -<p>"Ja. — Zeg Piet, ik heb een muis."</p> - -<p>"Een muis?" vroeg Piet. "Waar? Bij je thuis?"</p> - -<p>"Neen hoor, eerst mijn sommen afmaken...."</p> - -<p>Plotseling klonk de stem van den meester:</p> - -<p>"Dik Trom en Piet van Dril zitten te babbelen! Jullie werkt toch niet -Samen? Of kijken jullie af?"</p> - -<p>"Neen, m'st'r!" klonk het verontwaardigd uit twee monden.</p> - -<p>"Neen, neen, ik geloof het ook wel niet, maar jullie moeten ook den -schijn vermijden, — en niet met elkander praten."</p> - -<p>De jongens begonnen aan een rente-sommetje, en dat bleek moeilijker -te zijn, dan het er uitzag. Zij konden den knoop van de som eerst -geen van beiden vinden. Daarom besloot Dik eerst no. 5 te gaan maken. -Ha, die viel hem me en stond weldra kant en klaar op het papier. -"Ik heb hem," zei Piet van Dril even later, no. 4 bedoelende.</p> - -<p>"Ik heb de vijfde eerst gemaakt," zei Dik. "Die is niet moeilijk."</p> - -<p>"No. 4 vind je ook wel," zei Piet.</p> - -<p>"Piet van Dril en Dik zitten daar weer te praten!" klonk de stem van -den meester. "Ik geloof toch inderdaad, dat jullie de sommen samen -maakt."</p> - -<p>"Neen m'st'r, echt niet!" zei Dik, en Piet ontkende ook uit alle -macht.</p> - -<p>De meester kwam naar hun bank, en nam de beide schriften in de -handen, om de sommen, die zij reeds ingeschreven hadden, met elkander -te vergelijken.</p> - -<p>Al dadelijk merkte hij op, dat de antwoorden wel gelijk waren, en dat -zij ze goed hadden, maar dat de wijze van oplossen toch hier en daar -verschilde. Ook zag hij, dat Dik de vijfde som gemaakt had, en Piet -de vierde.</p> - -<p>Hij gaf hun de schriften terug, en zei:</p> - -<p>"'t Is in orde, jongens. Ik heb je ten onrechte van afkijken -verdacht. Maar je moet niet met elkander praten. Dan is het je eigen -schuld, als ik wat ergs van je denk."</p> - -<p>De jongens zetten zich weer aan den arbeid, en Dik was nu ook zoo -gelukkig de vierde te vinden, terwijl Piet de vijfde maakte.</p> - -<p>"Zie zoo, ik heb ze af," zei Piet.</p> - -<p>"Ik ook," zei Dik. "Maar zeg, laten we nu net doen, of we nog niet -klaar zijn, want anders schrijft de meester nog een groote vormsom -op, om ons aan het werk te houden."</p> - -<p>"Bah, geen zin meer," zei Piet.</p> - -<p>"Ik ook niet," fluisterde Dik.</p> - -<br> -<hr width="10%"> -<br> -<br> -<br> -<br> - - -<a name="chapter04"></a> -<center> -<img src="images/hoofdstuk_d.jpg" alt="image: hoofdstuk-versiering" style="width:100%; height:auto; max-width:600px;"> -</center> -<br> -<br> -<br> -<h3 align="center">Vierde Hoofdstuk.</h3> -<h4 align="center">Het gestoorde rekenuurtje.</h4> -<hr width="10%"> - -<br> -<img class="letterimage" src="images/letter_b.jpg" alt="B" style="width:10%; height:auto; max-width:300px;"> -<p class="hidden_char"><span style="color: white;">B</span>eiden Zaten ze een poosje doodstil over hun kladschrift gebogen, en -teekenden er leelijke kereltjes in met groote neuzen, kromme beenen -en steile haren.</p> - -<p>Eindelijk zei Piet zacht:</p> - -<p>"Zeg Dik, waar is je muis? Leeft hij nog?"</p> - -<p>"In mijn zak," zei Dik. "Waarom wou hij doodgegaan zijn?"</p> - -<p>"Laat hem eens zien," vroeg Piet.</p> - -<p>Dik dolf de gevangenis met de gekerkerde uit zijn broekzak op.</p> - -<p>"Kijk, hier in de doos," zei hij. Hij hield de doos onder de tafel.</p> - -<p>"H — h — h, ik zie zijn snoet door het gaatje!" grinnikte -Piet zacht. "Waarvoor dient die draad?"</p> - -<p>"Zit aan zijn poot," zei Dik, met een schuinen blik naar den meester. -Deze stond echter in zijn lessenaar naar iets te zoeken. Hij had geen -erg in de jongens.</p> - -<p>"Laat hem eens eventjes loopen, hier, — tusschen ons in," zei Piet. -"Als je 't draadje vasthoudt kan hij toch niet weg."</p> - -<p>Dik had er wel zin in. Hij keek nog eens schuin naar den meester, en -toen hij zag, dat deze niet op hem lette, stak hij zijn vinger door -het lusje van den draad, en deed het deksel van de doos. Deze zette -hij in zijn lessenaar.</p> - -<p>Zoodra het deksel er af was, wipte de muis er uit en zette het op een -loopen, regelrecht op Piet af.</p> - -<p>Wat had Piet een pret. Hij lachte bijna hardop.</p> - -<p>De muis liep over Piet's been, en telkens, als hij te ver afdwaalde, -trok Dik haar langzaam achteruit. De twee jongens keken herhaaldelijk -schichtig naar den meester, maar bleven voorovergebogen zitten, om -den schijn te geven, dat zij nog hard aan het werk waren. Wat hadden -zij een pret. De muis trippelde tusschen de beide jongens op de bank -heen en weer, en kroop eindelijk, wel een beetje tot diens schrik in -de mouwen van Piet.</p> - -<p>"Hu, — trek hem achteruit! Hij zit in mijn mouw..." Piet kreeg een -rilling over zijn rug.</p> - -<p>Maar Dik trok niet. Hij vond het veel te leuk, dat Piet er zoo akelig -van werd, en liet het muisje stil begaan.</p> - -<p>"Trek dan toch!" riep Piet, wel wat hard voor het mooi, en hij streek -met een driftige beweging over zijn mouw. "Hij zit me al haast bij -m'n elleboog! — Trek dan toch!"</p> - -<p>"Wat hebben jullie daar onder de tafel?" fluisterde Bruin Boon, die -zijn sommen niet kon vinden en zich van verveling uitrekte en -achterom keek.</p> - -<p>"'t Gaat je niet aan!" bromde Dik. "Kijk maar voor je......"</p> - -<p>"Trek — trek dan toch!" zei Piet angstig en driftig. "Hij zit nu al -boven in mijn mouw!"</p> - -<p>Hij strekte zijn arm onder de tafel uit en schudde zoo hard hij kon. -Dik grinnikte van pleizier.</p> - -<p>"Wat is dat daar?" klonk de stem van den meester.</p> - -<p>Dik trok de muis uit Piet's mouw en greep haar vast.</p> - -<p>"Piep! Piep!" schreeuwde het kleine ding.</p> - -<p>"H, — wie piept daar?" vroeg de meester. "Wie maakt dat geluidje -daar? Jij, Piet van Dril?"</p> - -<p>Piet, die alweer diep over zijn kladschrift gebogen zat, keek met een -verbaasd gezicht op, en zei:</p> - -<p>"Ik? — Piepen? — Neen m'st'r, ik niet!"</p> - -<p>"Jij dan, Dik Trom?"</p> - -<p>Dood-onschuldig keek Dik den meester aan.</p> - -<p>"Neen m'st'r, ik ook niet."</p> - -<p>De muis zat alweer veilig en wel in zijn zak, opgesloten in de -poederdoos.</p> - -<p>"Geen malligheid, asjeblief, jongens," zei de meester, terwijl hij -naar hun bank kwam. "Ik wil weten, wie daar piepte."</p> - -<p>"Ik niet, m'st'r," zei Dik.</p> - -<p>"Ik deed het ook niet," zei Piet.</p> - -<p>"Kom eens uit je bank! Ik wil weten, wat er aan de hand is."</p> - -<p>Dik en Piet gingen naast de bank staan, en de meester inspecteerde -hun lessenaars, maar hij vond niets bijzonders.</p> - -<p>Hij keek hun nog eens scherp in de oogen, maar Piet en Dik blikten -hem met een onschuldig gezicht aan, of zij van den prins geen kwaad -wisten.</p> - -<p>"Gaat maar zitten. Is je werk af?"</p> - -<p>"Bijna," zei Dik. "Ik moet de laatste som nog inschrijven."</p> - -<p>Dat was waar. Hij en Dik wachtten met het inschrijven van de laatste -som altijd het uiterste nippertje af, om te kunnen zeggen, dat zij -nog niet klaar waren. Zij wisten wel, dat de meester anders, om hen -bezig te houden, nog een groote vormsom op het bord schreef, en dat -hadden zij liever niet. Zij konden het toch niet helpen, dat zij hun -sommen altijd het eerst afhadden? De anderen zaten allen ook nu nog -ingespannen te werken. Alleen hadden zij even lachend omgekeken naar -Piet en Dik, toen het gepiep van de muis door het lokaal klonk. Zij -begrepen wel, dat er iets aan de hand was, maar wt het was, wisten -zij natuurlijk niet. Dat wisten alleen Dik en Piet maar.</p> - -<p>De meester begaf zich naar zijn lessenaar, waarin hij blijkbaar iets -zocht, dat hij niet vinden kon, en de twee jongens bogen zich weer -diep over hun kladschrift.</p> - -<p>Dik teekende er een menschelijke figuur in, waarvan de ribben te zien -waren, en hij maakte er een doodshoofd op met holle oogen en -opengesperde kaken, waarvan de ijselijk groote tanden en kiezen bloot -lagen.</p> - -<p>Hij stootte Piet met zijn knie aan, en fluisterde:</p> - -<p>"Kijk eens, de witte dood van Pierlala!"</p> - -<p>En beiden grinnikten van pret.</p> - -<p>"Dat scheelde zooeven een beetje, h?" zei Piet zacht.</p> - -<p>"En f!" fluisterde Dik.</p> - -<p>"Zit hij weer in je zak?"</p> - -<p>"Ja. De meester kon hem lekker niet vinden."</p> - -<p>"Laat hem nog eens loopen loopen!" zei Piet.</p> - -<p>"In je mouw?" vroeg Dik, terwijl zijn hand in zijn diepen zak -verdween. De doos kwam weer te voorschijn. Piet werkte schijnbaar met -den grootsten ijver, maar hij fluisterde:</p> - -<p>"Laat hem op de tafel loopen, Dik, niet meer op de bank. Anders -worden we weer gesnapt."</p> - -<p>De muis kwam op de tafel, doch Dik gaf haar maar weinig vrijheid van -beweging. Hij durfde niet al te best, want de meester was streng, en -Dik had niet veel zin om school te blijven met dit mooie weer.</p> - -<p>De muis voelde wel, dat zij kort gehouden werd.</p> - -<p>Maar zoo was er voor de jongens niet veel aardigheid aan. "Geef hem -de ruimte, Dik," zei Piet.</p> - -<p>Dik deed het, en het muisje kuierde over het schuine tafelvlak heen -en weer. Eindelijk kwam zij op het horizontale gedeelte, waarin de -inktpotten stonden. Zij trippelde van het eene einde naar het andere, -tot zijn staart in den inktpot terecht kwam.</p> - -<p>"Kijk eens," zei Dik, wiens oogen straalden van genot. "Zijn staart -zit in den inktpot."</p> - -<p>Hij gaf een rukje aan den draad, en de muis liep op een drafje weg, -over het schrift van Piet. Haar natte zwarte staartje slierde over -Piet's schrift, en teekende er van boven tot onder een groote -inktvlek op.</p> - -<p>"Ben je gek!" zei Piet in zijn eersten schrik. "Kijk eens wat een -vlek. Die lamme muis!"</p> - -<p>Dik proestte van het lachen en haalde de muis met bekwamen spoed naar -zich toe. "'t Is gelukkig mijn kladschrift maar; verbeeld je eens, -dat het mijn netschrift was," fluisterde Piet, die zich haastte, het -vuile blad er uit te scheuren. Hij stak het in zijn zak, en vestigde -toen zijn aandacht weer op het mutsje, dat op Dik's lessenaar liep.</p> - -<a name="13_muis"></a> -<img src="images/13_muis.jpg" alt="[illustratie]" style="float:left; width:80%; height:auto; max-width:1000px;"> - -<p>Bruin Boon rekte zich achterover. Hij kon de sommen niet vinden, en -werd altijd vervelend van rekenen.</p> - -<p>De muis klauterde hem tegen zijn rug op en kroop hem tusschen zijn -kraag. Het beestje had van een onbewaakt oogenblik gebruik gemaakt, -om zich dit kleine uitstapje te veroorloven.</p> - -<p>Bruin voelde het beest tusschen zijn hals en zijn kraag loopen.</p> - -<p>Hu! Een rilling voer hem over zijn rug. Wat was dat voor griezeligs? -Deed Dik Trom dat misschien?</p> - -<p>Hij wilde omkijken, maar het voorwerp bewoog zich langs zijn hals in -dalende richting.</p> - -<p>Hij streek haastig met zijn vinger tusschen zijn goed door en voelde, -dat daar iets leefde.</p> - -<p>Dik trok zoo hard hij kon, om de muis naar zich toe te halen, want -hij vreesde thans het ergste. Maar tot zijn schrik brak de draad en -verkeerde hij in de onmogelijkheid om het beestje te bemachtigen.</p> - -<p>"Ai! Ai!" schreeuwde Bruin Boon luidkeels, terwijl in zijn bank -overeind vloog en onder teekenen van den grootsten angst met zijn -vinger tusschen zijn kraag voelde. "Een beest! Een beest in mijn -hals!" gilde Bruin, die in zijn ontsteltenis uit zijn bank vloog en -op den vloer stond te trappelen van angst en schrik.</p> - -<p>Dik en Piet bogen diep over hun werk en schreven haastig hun laatste -som in. Maar zij zaten te schudden van het lachen, en konden -eindelijk onmogelijk verder schijven.</p> - -<p>Trouwens, niemand in de klasse werkte meer. Allen waren verbaasd over -het geschreeuw van Bruin en over zijn malle bewegingen, en zaten hem -lachend aan te kijken.</p> - -<a name="14_bruin"></a> -<center> -<img src="images/14_bruin.jpg" alt="[illustratie]" style="width:60%; height:auto; max-width:600px;"> -</center> - -<p>Dik stootte Piet met zijn knie aan en zat te proesten van 't lachen. -Piet ook, maar toch fluisterde hij Dik toe:</p> - -<p>"Maar dat loopt mis, Dik."</p> - -<p>"Ik vrees het ook," zei Dik.</p> - -<p>De meester had haastig zijn lessenaar verlaten en was naar Bruin -gegaan. Zijn gezicht stond hoogst ernstig en er lagen rimpels in zijn -voorhoofd.</p> - -<p>Bruin hield niet op met gillen, en hij trappelde van angst -voortdurend op den vloer.</p> - -<p>"Ai! O! Een beest in mijn hals! Een groot beest!"</p> - -<p>"Haal het er dan uit!" gebood de meester, die niet wist, welk beest -het was en niet veel lust scheen te heb ben, de behulpzame hand te -bieden.</p> - -<p>"O, ik kan niet — ai, — o, — het gaat op mijn rug!"</p> - -<p>De kinderen gierden het thans uit van de pret.</p> - -<p>"Haal het er uit, Bruin!" gebood de meester met verheffing van stem. -"Maak je kleeren los, als je er anders niet bij kunt!"</p> - -<p>"O, — o, — o!" gilde Bruin, die in zijn ontsteltenis zijn boord -niet kon los krijgen. In zijn angst gaf hij er een hevigen ruk aan, -zoodat de knoop er afsprong.</p> - -<p>De meester trok zijn kleeren wat weg, en hoewel met tegenzin, stak -hij zijn hand tusschen Bruin's goed.</p> - -<p>Ha, daar voelde hij wat, maar hij trok een vies gezicht, want het -leek wel een worm.</p> - -<p>Een oogenblik weifelde hij, of hij zijn onderzoek wel zou -voortzetten, maar hij kreeg medelijden met Bruin, die niet ophield -met schreeuwen en lamenteeren. De jongen stond geen oogenblik stil.</p> - -<p>"Houd je kalm, Bruin," zei hij, "ik voel al wat."</p> - -<p>Hij greep den worm aan en trok hem omhoog, maar wat hij voor een worm -had aangezien, was de staart van de muis, die nu boven de kraag van -Bruin te voorschijn kwam. 't Ging blijkbaar niet gemakkelijk, het -beest naar boven te halen.</p> - -<p>De meester gaf een rukje, — en daar klauterde hem plotseling de muis -tegen zijn vingers op.</p> - -<p>"Hu!" riep de meester, die in het eerste ogenblik niet begreep, wat -er gebeurde, en de muis van zich afschudde.</p> - -<p>"Een muis! Een muis!" schreeuwde Dik, die zich hield, of hij erg -verwonderd was.</p> - -<p>"Een muis! Een muis!" riep ook Piet. "Daar loopt hij over de bank, -dr, bij Anneke!"</p> - -<p>Inderdaad wipte het muisje, dat zich plotseling geheel in vrijheid -voelde, met groote snelheid van de eene bank op de andere, en -verwekte overal, vooral onder de meisjes, de grootste ontsteltenis.</p> - -<p>Anneke sprong onder het slaken van een gil op de bank en hield -krampachtig haar rokken om haar beenen geklemd.</p> - -<p>"Daar loopt hij! Daar loopt hij, — dr, bij Mina!"</p> - -<p>Mina gilde nog harder dan Anneke, en stond in minder dan geen tijd op -de bank.</p> - -<p>"Hier is hij!" riep Jan Vos.</p> - -<p>"Dr, nu is hij dr hij Jansje van Vooren!"</p> - -<p>Jansje gilde en schreeuwde van angst, en liep zoo hard het lokaal -door, als zij kon.</p> - -<p>Er zat eindelijk geen meisje meer op haar plaats. Bijna allen waren -op de banken gevlucht, maar daar waren zij evenmin veilig, want de -muis bleek heel gemakkelijk tegen de harde planken te kunnen -opklauteren.</p> - -<p>'t Was een gegil en lawaai van belang in de school.</p> - -<p>De jongens liepen, wat zij konden, de muis achterna, om haar te -grijpen, maar zij grepen herhaaldelijk mis, want het muisje was -vlugger, dan alle jongens bij elkaar.</p> - -<p>Dik en Piet hielpen ijverig mede.</p> - -<p>"Daar loopt hij!" schreeuwde Dik. "Hij heeft een draadje aan zijn -poot!" liet hij er op volgen, alsof hij een spiksplinternieuwe -ontdekking deed.</p> - -<p>De meester trachtte de orde te herstellen.</p> - -<p>"Kinderen, stilte!" gebood hij. "Gaat zitten, meisjes en weest maar -niet bang. Hij zal je heusch niet opeten; 't is maar een muisje. De -jongens zullen hem wel vangen."</p> - -<p>Maar 't was voor doovemansooren gepraat. De meisjes zouden voor al -het geld ter wereld hun vluchtheuvels niet hebben durven verlaten, en -zij hoorden eigenlijk niet eens, wat de meester zei.</p> - -<p>De jongens renden als dollen achter het muisje, dat zich nu hier, dan -daar liet zien.</p> - -<p>"Stilte!" gebood de meester nogmaals.</p> - -<p>Maar 't hielp niet.</p> - -<p>Opeens was het muisje verdwenen.</p> - -<p>Hoe de jongens ook keken en zochten, zij zagen het nergens meer.</p> - -<p>"Hij is weg!" riep Dik.</p> - -<p>En van verschillende kanten klonk het</p> - -<p>"Hij is weg! hij is weg!"</p> - -<p>"Wie nu niet oogenblikkelijk gaat zitten, moet om vier uur -nablijven!" zei de meester gebiedend. "Binnen drie tellen, hoor, — -een, — twee, — drie!"</p> - -<p>'t Werd nu ernst, dat begrepen allen, en iedereen nam zijn plaats -weer in. De jongens hadden groote pret, en Dik en Piet stootten -elkander weer met hun knien aan.</p> - -<p>Alleen Bruin had geen pret. Hij zat doodstil op zijn bank en zag nog -spierwit van den doorgestanen schrik. En hij beefde over al zijn -leden.</p> - -<p>'t Werd nu weer bladstil in de klasse.</p> - -<p>"Wie heeft die muis megebracht?" vroeg de meester, Maar niemand -antwoordde. Er waren er maar twee die het wisten, en die wilden het -liever niet zeggen.</p> - -<p>"Een moet haar toch meegebracht hebben," zei de meester. "'t Was geen -toeval, dat het beest hier was, want hij had een draadje aan zijn -poot. Hoe kwam die muis in je hals Bruin?"</p> - -<a name="15_paniek"></a> -<center> -<img src="images/15_paniek.jpg" alt="[illustratie]" style="width:80%; height:auto; max-width:800px;"> -</center> - -<p>"Hij kroop tegen mijn rug op en kwam zoo in mijn kraag," zei Bruin, -wien opnieuw een huivering door de leden ging.</p> - -<p>"Dan moet jij er hem tusschen gestopt hebben, Dik," zei de meester. -"Jij zit vlak achter Bruin Boon."</p> - -<p>Dik keek den meester met een paar dood-onschuldige oogen aan, en -zeide kalm en plechtig:</p> - -<p>"Neen m'st'r, ik heb hem niet in zijn kraag gestopt."</p> - -<p>Dat was ook waar, want de muis was er uit eigen beweging ingeloopen.</p> - -<p>"Je jokt, Dik," zei de meester. "'t Is me nu ook duidelijk, waar -vanmiddag dat gepiep vandaan kwam. Jij hebt die muis in de school -gebracht, en niemand anders. Ontken dat maar niet en zit niet te -jokken."</p> - -<p>"Ik jok niet," zei Dik.</p> - -<p>"Jij jokt wl," zei de meester driftig. "Spreek de waarheid: heb jij -die muis meegebracht, ja of neen?"</p> - -<p>"Ja m'st'r, maar u vroeg, of ik hem in Bruin's kraag had gestopt. -Daar is hij zelf tusschen gekropen."</p> - -<p>"Zoo, — dus jij hebt hem megebracht? Dan ben jij in allen gevalle -de oorzaak van de opschudding! 't Is me een mooie middag! Eerst die -kauw van je, en dan die muis...."</p> - -<p>"Die kauw had ik niet megebracht," zei Dik.</p> - -<p>"Zwijg! Je blijft om vier uur minstens een uur na, heb je dat -begrepen? En nu gaan we door met ons werk. We gaan niet naar huis, -voordat de sommen af zijn. Dat hebben jullie aan den grappigen Dik -te danken."</p> - -<p>De kinderen werkten thans weer met ijver, want zij wisten dat de -meester, als hij eenmaal iets gezegd had, er geen haarbreed van -afweek.</p> - -<p>Dik en Piet waren de eersten, die hun sommen afhadden en hun -schriften inleverden.</p> - -<p>Toen Dik zijn werk op den lessenaar van den meester neerlegde, keek -deze hem een oogenblik aan, en hij dacht:</p> - -<p>"Kijk, daar is hij weer het eerst met zijn werk klaar en 't is toch -zoo'n ondeugende rakker. Je kunt hem geen oogenblik vertrouwen. En -toch is het de aardigste jongen van de heele klasse. Je kunt -onmogelijk boos op hem blijven."</p> - -<p>De meester wachtte zich echter wel, van zijn vriendelijke gezindheid -jegens den jeugdigen zondaar ook maar het geringste te doen blijken. -Integendeel, hij zei op gestrengen toon:</p> - -<p>"Zoo, heb je ze af? Heb jij met al je grappigheden nog tijd kunnen -vinden, om je sommen te maken? Ik ben boos op je, Dik! Ga jij maar -eens tweehonderd maal schrijven:</p> - -<p><i>Ik heb mij vanmiddag in de school zeer onbehoorlijk gedragen.</i>"</p> - -<p>"Ai," dacht Dik, "wat is dat een groote regel."</p> - -<p>Hij keerde naar zijn bank terug, maar toen hij Bruin passeerde, -streek hij hem met zijn vinger haastig tusschen zijn halskraag, wat -Bruin opnieuw een rilling over zijn leden joeg, tot groote pret van -Dik, die wel zag, hoe hij er van schrok.</p> - -<p>Dik haalde zijn lei te voorschijn en begon met twee griffels tegelijk -zijn strafwerk te schrijven. Hij verbeeldde zich altijd, dat het met -twee griffels vlugger opschoot, dan met n, maar 't schrift werd -minder netjes en ook kreeg hij er altijd kramp van in zijn vingers.</p> - -<p>"Hard gaat-ie!" fluisterde Piet hem toe.</p> - -<p>Maar Dik antwoordde niet. Hij schreef uit alle macht.</p> - -<p>Langzamerhand kwamen ook de andere kinderen met hun werk gereed en -deponeerden hun sommen, de een na den ander, op 's meesters -lessenaar. Maar niemand mocht naar huis, hoewel de torenklok al -eenige minuten geleden vier geslagen had.</p> - -<p>Eindelijk waagde Anneke te vragen:</p> - -<p>"Meester, mijn sommen zijn af. Mag ik weggaan?"</p> - -<p>"Neen," zei de meester kortaf.</p> - -<p>"Maar wij kunnen toch niet helpen, dat Dik die muis mebracht?"</p> - -<p>De meester keek haar een oogenblik aan.</p> - -<p>"Straks, als er meer klaar zijn," zei hij. "'t Maakt nu te veel -stoornis. Ik zal vast maar beginnen ze na te kijken. Dik is de -oorzaak, dat ik toch nog minstens een uur hier moet blijven."</p> - -<p>Hij legde de schriften van zijn lessenaar op de voorste bank en deed -het deksel open om een rood en blauw potlood te grijpen, waarmede hij -de sommen altijd corrigeerde, toen plotseling de muis, die in den -lessenaar van den meester een veilige schuilplaats meende gevonden te -hebben, verschrikt uit haar donkere hoekje snelde, tegen zijn mouw -opkroop, langs zijn vest omhoog klauterde en tusschen vest en -overhemd verdween.</p> - -<p>Bom! Met een slag wierp de meester het deksel van den lessenaar neer.</p> - -<p>"Daar is die ellendige muis weer!" schreeuwde hij verschrikt. Hij -streek met beide handen langs zijn kleeren en rukte met een heftige -beweging alle knoopen van zijn vest los.</p> - -<p>"Daar zit hij! Daar zit hij bij uw schouder!" riepen de kinderen van -de voorste banken.</p> - -<p>Dik kreeg weer een stoot tegen zijn been met de knie van Piet van -Dril. En beiden hadden een pret van lang, maar durfden toch niet te -lachen uit vrees, dat er dan nog veel meer straf zou volgen.</p> - -<p>Met een huivering sloeg de meester de muis van zich af, die op de -voorste bank terecht kwam en daar weer de grootste verwarring -veroorzaakte.</p> - -<a name="16_ten_val"></a> -<center> -<img src="images/16_ten_val.jpg" alt="[illustratie]" style="width:80%; height:auto; max-width:700px;"> -</center> - -<p>De meisjes gilden, en sprongen op de banken, maar Jetje Schaap viel -er af en trok in haar val Mina mede. Samen kwamen zij tusschen de -banken op den grond terecht, doch zij richtten zich haastig op toen -zij de muis in haar onmiddellijke nabijheid bespeurden, en gillende -liepen zij het lokaal in.</p> - -<p>De verwarring bereikte haar toppunt, en de meester was zoo boos, als -hij nog maar zelden geweest was.</p> - -<p>"Grijpt hem! Grijpt hem!" riep hij den jongens toe.</p> - -<p>Dat was een kolfje naar hun hand! Zij renden door het lokaal heen en -weer en buitelden over elkander heen. 't Was een tumult als nooit te -voren.</p> - -<p>Alleen Bruin Boon nam aan de algemeene jacht geen deel en bleef stil -in zijn bank zitten. Hij had al meer dan genoeg van het muisje -genoten.</p> - -<p>De meester kwam op de goede gedachte, de deur open te zetten, want na -korten tijd bracht het gejaagde muisje zich daardoor in veiligheid. -Het verdween tusschen het kreupelhout langs de speelplaats.</p> - -<p>"Wie zijn sommen ingeleverd heeft, mag naar huis gaan," zei de -meester, die naar rust begon te verlangen.</p> - -<p>Dat lieten de kinderen zich geen tweemaal zeggen, en met een "dag -m'st'r" verlieten de meesten de school. Enkelen bleven nog maar -binnen, omdat zij hun sommen nog niet afhadden.</p> - -<p>De meester ging hun werk vluchtig bekijken en kwam tot de -overtuiging, dat zij ze niet kenden. Daarom liet hij ook hen -vertrekken. Eindelijk bleef hij alleen met Dik over.</p> - -<p>Dik schreef, zoo hard hij kon, en de meester corrigeerde de sommen. -Hij was eerder met zijn werk klaar dan Dik, en stak toen een sigaar -op.</p> - -<p>Eindelijk was ook Dik klaar.</p> - -<p>Hij bracht zijn strafregels naar den meester en deze keek er een -oogenblik naar. Zijn gezicht beviel Dik in het geheel niet. Dik vond, -dat het er erg onheilspellend uitzag, en het bleek hem, dat hij zich -daarin niet vergist had.</p> - -<p>De meester nam de natte bordspons en veegde de lei aan twee kanten -schoon. Toen gaf hij de lei aan Dik terug.</p> - -<p>"Ze zijn me te slordig, Dik," zei hij. "Maak ze nog maar eens. Ik heb -den tijd."</p> - -<a name="17_straf"></a> -<center> -<img src="images/17_straf.jpg" alt="[illustratie]" style="width:60%; height:auto; max-width:600px;"> -</center> - -<p>Dik keerde met de lei naar zijn bank terug, en zette zich opnieuw aan -het werk. Hij was in het geheel niet koppig, en hij vond, dat de -meester groot gelijk had. Hij was er van overtuigd, dat hij, Dik, de -opgelegde straf volkomen had verdiend.</p> - -<p>Hij schreef dus de regels nogmaals, maar nu met slechts n -griffel.</p> - -<p>"De meester is anders in staat, ze mij nog voor de derde maal te -laten schrijven," dacht hij.</p> - -<p>Hij hoorde de buitenklok vijf uur slaan en had er toen nog maar vijf -en negentig. Tegen half zes had hij ze af.</p> - -<p>Hij bracht ze opnieuw naar den meester, die juist aan zijn tweede -sigaartje begonnen was.</p> - -<p>Hij nam van Dik geen notitie.</p> - -<p>Dik bleef stil staan, zonder iets te zeggen.</p> - -<p>De klok sloeg half zes.</p> - -<p>Nog gaf de meester geen blijk, dat hij Dik naast zich gezien had. Hij -zat in een nieuw schoolboekje te lezen, dat hij ter inzage had -ontvangen, en de lectuur scheen hem wel te boeien.</p> - -<p>De tijd kroop voor Dik voorbij.</p> - -<p>Eindelijk sloeg de klok zes.</p> - -<p>De meester deed het boekje dicht en legde het in den lessenaar.</p> - -<p>"Geef hier," zei hij tegen Dik.</p> - -<p>Dik gaf hem de lei, — en de meester keek naar de natte spons. Dik -keek er ook naar. Hij had een spons nog nooit zoo'n belangwekkend -voorwerp gevonden als thans.</p> - -<p>De meester vestigde toen zijn blik op Dik en keek hem wel een minuut -lang onbeweeglijk aan.</p> - -<p>Eindelijk zei hij, terwijl hij hem de lei teruggaf:</p> - -<p>"Je kunt gaan, Dik. Ik dank je wel voor den prettigen middag, dien je -me bezorgd hebt. Ik wist niet, dat je zoo'n hekel aan me hadt, Dik."</p> - -<p>"Dat heb ik niet, m'st'r," zei Dik zacht, want hij vond het jammer, -dat de meester deze verkeerde gedachte van hem had.</p> - -<p>"Neen, dat is wel gebleken," zei de meester kortaf. "Je kunt gaan, -Dik."</p> - -<p>Dik bleef staan. 't Hinderde hem dat de meester dit dacht.</p> - -<p>"Ju kunt gaan, Dik," herhaalde de meester met verheffing van stem. -"Ik wensch geen woord meer van je te hooren."</p> - -<p>Dik borg zijn lei op en ging heen. Bij de deur zei hij:</p> - -<p>"Dag meester!"</p> - -<p>Maar hij hoorde geen antwoord.</p> - -<center> -<img src="images/versiering_c.jpg" alt="image: versiering" style="width:20%; height:auto; max-width:300px;"> -</center> - -<br> -<br> -<br> -<br> - -<a name="chapter05"></a> -<center> -<img src="images/hoofdstuk_a.jpg" alt="image: hoofdstuk-versiering" style="width:100%; height:auto; max-width:600px;"> -</center> -<br> -<br> -<br> -<h3 align="center">Vijfde Hoofdstuk.</h3> -<h4 align="center">De jongens maken een afspraak.</h4> -<hr width="10%"> - -<br> -<img class="letterimage" src="images/letter_d.jpg" alt="D" style="width:10%; height:auto; max-width:300px;"> -<p class="hidden_char"><span style="color: white;">D</span>ik keerde in geen opgewekte stemming naar huis terug. O ja, hij had -met zijn muis wel verbazend veel pret gehad, maar dat de meester nu -de gedachte koesterde, dat hij een hekel aan hem had, hinderde hem -geen klein beetje. Want het was in het geheel niet waar, integendeel, -hij hield veel van den meester, en hij had de muis allerminst -medegenomen naar school, om den meester te plagen.</p> - -<p>Hij zag, dat de nieuwe buurman bezig was, zijn vrouw te helpen bij -het ophangen van de gordijnen. Het blinde meisje zat op een ouden, -matten stoel voor het huisje. Zij had Dik's kauw bij zich en Dik -hoorde het beest zeggen:</p> - -<p>"Dag Helly! Hier is Gerrit! Dag Helly!"</p> - -<p>Het meisje klapte van pleizier in de handen.</p> - -<p>"Dag Gerrit!", riep zij herhaaldelijk. "Kom hier, Gerrit!"</p> - -<p>Maar Gerrit kwam niet. Hij stapte parmantig in het grasperkje heen en -weer en wipte eindelijk op een paaltje van het hek. Daar zag hij Dik -aankomen.</p> - -<p>"Dag Dik! Hier is Gerrit! Dag Dik! Dag Helly!"</p> - -<p>"Dag Gerrit!" riep Dik.</p> - -<p>"Ben jij daar, Dik?" vroeg het meisje. "Kom je even bij me?"</p> - -<p>Dik kwam.</p> - -<p>"Hier zit je lekker, — in het zonnetje!" zei hij.</p> - -<p>"Ja," zei Nelly, — "heerlijk! Ik zal nu wel weer gauw gezond worden. -'t Is hier een heel verschil met het akelige slop in Amsterdam. Wat -ben je laat, Dik, 't is al over zessen."</p> - -<p>"Ja," zei Dik. "Erg laat."</p> - -<p>"Heb je plezier gehad met je muis? Waar is hij? Heb je hem nog?"</p> - -<p>"Zoo, je bent nog al nieuwsgierig," zei Dik, "drie vragen opeens. Ja, -ik heb erg veel pleizier met hem gehad, en ik heb hem niet meer, en -waar hij nu is, dat weet ik niet. Hij wandelt hier of daar in het -veld, denk ik."</p> - -<p>"En heb je er de meisjes mede nagezeten?" vroeg Nelly lachend.</p> - -<p>"Neen, — maar hij is me in de school ontsnapt, doordat het draadje -brak, en toen werd het een tumult, zooals ik nog nooit beleefd heb. -De meisjes gilden moord en brand en klommen bovenop de banken, en den -meester maakte hij ook aan 't schrikken, en Bruin Boon kroop hij in -zijn kraag, — op zijn bloote lijf. 't Was om je een ongeluk te -lachen...."</p> - -<p>"Wie is Bruin Boon?" vroeg Nelly. "Wat een gekke naam."</p> - -<p>"Bruin Boon is de naarste jongen van de heele school," zei Dik. -"Kijk, daar loopt hij juist voorbij — Heidaar, Bruin, weet jij ook, -waar de andere jongens naar toe zijn?"</p> - -<p>"Heb je lekker school moeten blijven?" riep Bruin terug.</p> - -<p>"Ja, tot zes uur," zei Dik. "Zeg, waar zijn de jongens?"</p> - -<p>"Ze zijn gaan zwemmen," zei Bruin.</p> - -<p>"Waar?"</p> - -<p>"In de Molensloot," zei Bruin, die zeer goed wist, dat zij daar niet -waren, omdat hij ze voorbij had zien gaan naar de Vaart achter het -huis van boer Mulder.</p> - -<p>"Zoo," zei Dik. "Dan ga ik er straks ook heen."</p> - -<p>Bruin, die een hengelstok over den schouder droeg, en dus van plan -scheen hier of daar te gaan hengelen, liep verder. En Nelly zei:</p> - -<p>"Ha, ha, Dikje, dus je muis is de oorzaak geworden, dat je tot bijna -zes uur school hebt moeten blijven? Toen lachte je zeker niet meer?"</p> - -<p>"O, — dat kon me zoo veel niet schelen," zei Dik. "Maar de meester -denkt nu, dat ik een hekel aan hen heb, — en dat is niet waar. Ik -houd juist heel veel van hem. En dat hij dat denkt, — zie je, dt -spijt me veel meer, dan dat ik zoo lang heb moeten schoolblijven."</p> - -<p>"Wel, zeg dat dan aan den meester," zei Nelly.</p> - -<p>"Ja, maar dat gaat zoo gemakkelijk niet," beweerde Dik. "Ik wou het -hem wel zeggen, maar hij liet me niet aan het woord komen."</p> - -<p>"Dat was jammer."</p> - -<p>"Ja," zei Dik, "'t spijt me. Kom, ik ga naar de Molensloot, naar de -andere jongens, om te zwemmen. Dag!"</p> - -<p>"Dag!" zei Nelly. "Kom hier Gerrit!"</p> - -<p>Dik haalde zijn polsstok en ging er mede naar de Molensloot. Deze lag -dicht achter den molen van Van Dijk, en ontleende daar zijn naam aan. -Toen Dik den molen passeerde, zag hij daar den jongen hond van den -molenaar loopen, een grooten lobbes van nog maar enkele maanden oud. -'t Was een echte Sint Bernards-hond, dien de molenaar van een kennis -gekocht had. 't Zou een reusachtig groote hond worden, dat was -duidelijk aan zijn lichaamsbouw en dikke, gespierde pooten te zien, -en aan zijn grooten kop.</p> - -<p> -'t Beest liep in zijn eentje te spelen met een broek van zijn baas, -die hij van de drooglijn getrokken had. De molenaarsvrouw had zeker -waschdag gehad.</p> - -<p>Het beest hield het kleedingstuk tusschen zijn geweldige kaken -geklemd en slingerde het al spelende heen en weer, en even later -holde hij er het molenerf mede op langs een dorenhaag, zoodat de -broek herhaaldelijk aan de scherpe punten bleef vasthaken. Dat vond -Kolos, zoo heette de hond, wel prettig, want dan moest hij geweldig -sjorren en rukken, om haar weer los te krijgen. Dat er op die manier -wel een twintigtal winkelhaakjes en andere scheurtjes in kwamen, kon -hem blijkbaar niet schelen.</p> - -<p>Maar Dik merkte het op, en hij besloot de pantalon van den molenaar -van een algeheelen ondergang te redden. Hij liep dus het molenerf op, -klapte in zijn handen en op zijn knien, en riep:</p> - -<p>"Kom hier, Kolos, kom hier! Moet jij de broek van den baas vernielen? -Kom hier, Kolos, — allo!"</p> - -<p>De hond kende 'Dik net zoo goed als deze hem, want Dik kwam dikwijls -in den molen. De baas hield veel van Dik, en moest om zijn dwaze -streken soms hartelijk lachen. Bovendien wist hij, dat Dik een goed -hart bezat.</p> - -<p>"Kom hier, Kolos," riep Dik, die zijn polsstok aan den kant van den -weg had neergeworpen.</p> - -<p>Maar Kolos had veel te veel pret met de pantalon, om er zoo maar een -— twee — drie mede op te houden. Hij hield de eene pijp vast en -slingerde de rest zoo hard heen en weer, als hij maar kon. Toen kroop -hij door een gat in de dorenhaag en sleepte de broek achter zich aan. -Maar dat ging niet. Zij bleef aan twee kanten vasthaken.</p> - -<p>De hond sjorde uit alle macht, en Dik hoorde een verdacht gekraak.</p> - -<p>"O j," dacht hij, "daar blijft geen stuk van heel. — Kom hier, -Kolos, kom hier! Allo Kolos, kom bij den baas!"</p> - -<p>De hond sjorde maar door, onder een dof gebrom.</p> - -<p>"Krak! Krak!" klonk het.</p> - -<p>Dik greep het kleedingstuk met twee handen vast en trok ook uit alle -macht.</p> - -<p>Toen zag Kolos hem.</p> - -<p>Hij liet de broek los, begon te kwispelstaarten, en holde blaffende -aan den anderen kant van de haag heen en weer.</p> - -<p>Dik maakte zich van de broek meester en bracht hem bij de -molenaarsvrouw.</p> - -<p>"Kijk eens, buurvrouw," zei hij, "hoe Kolos die broek toegetakeld -heeft! Er zitten wel honderd scheuren in!"</p> - -<p>"'t Is zonde nog toe!" riep de vrouw uit, terwijl ze het voorwerp van -voren en van achteren en links en rechts bekeek. "'t Is zonde nog -toe! Die akelige hond heeft hier in huis al wat stuk gemaakt en -vernield. Die broek is vanmorgen pas gewasschen en aan de lijn -gehangen, en kijk me nu eens aan. Er is geen stuk meer van heel! — -Leelijke hond!"</p> - -<p>Kolos stond kwispelstaartend achter Dik.</p> - -<p>De vrouw nam de pijpen van de broek in beide handen en wilde met het -overige deel den hond een klap geven, om hem te straffen voor zijn -baldadigheid.</p> - -<p>Maar zij sloeg mis.</p> - -<p>"Leelijke hond! Pas op, hoor, als je 't weer doet. Stoute hond!"</p> - -<p>Kolos maakte, dat hij op een eerbiedigen afstand kwam.</p> - -<p>"Mag ik den hond een poosje menemen?" vroeg Dik.</p> - -<p>"Hoe langer hoe liever," zei de molenaarsvrouw boos.</p> - -<p>En Dik ging heen.</p> - -<p>"Kom, Kolos, ga je me?" riep hij.</p> - -<p>De hond kwam met groote sprongen achter hem aan. Dik liep hem op een -draf vooruit, bleef plotseling staan, keerde zich om, en klapte in de -handen. Met hooge jongehonden-sprongen kwam Kolos op hem af, verhief -zich op zijn achterpooten en legde zijn voorpooten op Dik's -schouders. 't Gebeurde met zoo'n vaart, dat Dik door den schok bijna -achterover tegen en grond sloeg.</p> - -<p>De hond was veel grooter dan hij.</p> - -<p>Dik nam den grooten hondenkop tusschen zijn beide handen en schudde -hem spelenderwijze heen en weer.</p> - -<p>Kolos hield zijn bek wijd open en bromde van welbehagen. Hij wilde -Dik's handen tusschen zijn tanden nemen.</p> - -<p>Een ogenblik later nam Dik zijn polsstok weer over den schouder en -vervolgde zijn weg. De hond rende met groote sprongen voor hem uit, -vloog op elk vogeltje aan, dat hij hier of daar op den weg zag zitten -en keerde dan weer blaffende naar Dik terug. Herhaaldelijk liep Kolos -ook bij den kanaalkant neer, om zijn dorst te lesschen. Dik hoorde -hem slokken.</p> - -<p>Zoo kwam het tweetal eindelijk bij de Molensloot, waar een enkele -blik voldoende was om Dik te overtuigen, dat Bruin hem weer eens voor -den gek had gehouden, want de jongens waren er niet. Alleen Bruin -Boon zag hij op eenigen afstand onder aan den kant staan hengelen. -Bruin zag hem niet, wat geen wonder was, want Bruin had beet, en al -zijn aandacht was bij zijn dobber. Al driemaal was deze een heel eind -onder water getrokken, zoodat Bruin niet twijfelde, of er zat een -groote visch aan het aas, misschien wel een brasem of een karper, -maar als Bruin dan ophaalde, was het telkens mis. Er spartelde zelfs -geen klein vorentje aan den haak.</p> - -<p>"Hebben mt ik hem," bromde Bruin, en een oogenblik later dobberde -zijn dobber alweer met kracht op en neer. De visch zat alweer aan het -aas.</p> - -<p>Dik was kwaad, omdat Bruin hem bedrogen had, en hij besloot, hem dat -eens goed aan zijn verstand te gaan brengen. Bruin zag hem niet -komen, want er groeide riet aan den kant en ook was zijn aandacht te -veel bij zijn dobber.</p> - -<p>Dik Wierp zijn polsstok neer en liep op Bruin af. De hond rende met -groote sprongen voor hem uit, met den langen, rooden tong uit zijn -bek. Hij zag een paar <span id="cor0001" class="corrected" title="Original text: [kieviten op eenigen afstond]">kieviten op eenigen afstand</span> en rende er op af, -maar de beesten hadden zich al lang in veiligheid gebracht, voordat -hij hen bereikt had.</p> - -<p>Dat was dus mis voor Kolos. Opeens zag deze op eenigen afstand Bruin -Boon aan den waterkant staan. Bruin stond zoover mogelijk voorover en -tuurde met aandacht naar zijn dobber, die zich zoo snel op en neer -bewoog, dat er zelfs kleine kringen in het water gevormd werden.</p> - -<p>Ha, — nog een oogenblik, — dan zou hij ophalen...</p> - -<p>Maar plotseling sprong Kolos hem al spelende met zijn voorpooten -achter op de schouders, met het gevolg, dat Bruin Boon voorover in de -Molensloot plompte en Kolos boven op hem terecht kwam.</p> - -<p>"H, o, — hu!" schreeuwde Bruin verschrikt, daar hij den hond niet -had zien aankomen en dus allerminst kon begrijpen, wat er aan de hand -was.</p> - -<p>Bruin ging kopje-onder, en kwam midden in de Molensloot weer te -voorschijn. Dicht bij hem zag hij Kolos rondzwemmen, die het bad op -dezen warmen zomerdag wel prettig vond en voor zijn genoegen naar -Bruin zwom, wien hij de beide voorpooten op het hoofd legde, dat -maar juist boven water kwam, want de Molensloot was nog al diep.</p> - -<p>Met een nieuwen schrik dook Bruin onder.</p> - -<p>Dik vond het geval zoo grappig, dat hij languit in het gras aan den -kant van de sloot lag te lachen, dat men hem wel op vijf minuten -afstands hooren kon.</p> - -<p>"Help!" schreeuwde Bruin, die een eindje verder weer met zijn hoofd -boven water kwam. Maar Dik vond dat niet noodig. De jongens gingen -heel dikwijls in de Molensloot zwemmen en zij wisten, dat zij er -dwars doorheen konden loopen, zonder onder water te gaan.</p> - -<p>"Ha — ha — ha — ha!" lachte hij, terwijl hij in het gras lag te -rollen.</p> - -<p>"Help! O, die hond, — daar komt die hond weer!" schreeuwde Bruin.</p> - -<p>"Kom er zelf maar uit, — hoor! Ha — ha — ha —!"</p> - -<p>"O, — o! Ik verdrink!"</p> - -<p>"Je verdrinkt niet, — ha — ha — ha, — je kunt best —— overeind -staan," riep Dik hem toe. "Kom hier, Kolos!"</p> - -<p> -Kolos zwom naar den kant en schudde zich het water uit de haren. Hij -ging naast Dik in het gras liggen rollen.</p> - -<p>Toen plonsde ook Bruin naar den kant en kroop tegen den wal op. Daar -stond hij, druipend van het water, met zijn mond zoo ver mogelijk -open te schreeuwen. Zijn beenen hield hij wijd van elkander en zijn -armen ver van zijn lijf.</p> - -<p>Hij stond daar als het beeld der wanhoop.</p> - -<p>"Ha — ha — ha — ha!" lachte Dik. "Was je aan het zwemmen, Bruin? -Waar zijn de andere jongens, die hier aan het zwemmen waren, Bruin? -Je zei immers, dat ze hier waren? Ha — ha — ha —! Maar ik zie ze -nergens, Bruin, alleen jou maar. En houd jij je kleeren altijd aan, -als je gaat zwemmen?"</p> - -<p>"Hi — hi — hi — hi!" jammerde Bruin. "Dat — heb jij — me — ge -— le — verd!"</p> - -<p>"Glad mis, Bruintje!" zei Dik. "Ik....."</p> - -<p>"Jij — hebt — hi — hi — hi — den hond aan — ge — sard — hi — -hi!"</p> - -<a name="18_hond"></a> -<center> -<img src="images/18_hond.jpg" alt="[illustratie]" style="width:100%; height:auto; max-width:800px;"> -</center> - -<p>"Als ik dat gedaan had, zou ik het in 't geheel niet erg gevonden -hebben. Waarom zeg je tegen me, dat de jongens hier aan het zwemmen -waren, terwijl je wist, dat het niet waar was?"</p> - -<p>"Hi — hi — hi — hi — hi!"</p> - -<p>"Maar ik heb het niet eens gedaan; de hond deed het uit speelschheid, -en hij nam me het werk uit de handen. Want ik kwam juist naar je toe, -om je je leugens in te peperen. Maar nu is het niet meer noodig. Je -hebt je portie al beet. Ga maar naar je huis, Bruintje, om droge -kleeren aan te trekken. Ik zal je hengelstok uit het water halen. Hij -drijft <span id="cor0002" class="corrected" title="Original text: [midden in de sloot.."]">midden in de sloot."</span></p> - -<p>"Hi — hi — hi!" jammerde Bruin.</p> - -<p>"Dr," zei hij, terwijl hij hem Bruin overhandigde.</p> - -<p>Bruin legde hem over zijn schouder, en zakte langzaam en erg -wijdbeens op huis af.</p> - -<p>Dik keek hem lachend na. Hij had geen aasje medelijden met hem. Kolos -sprong vroolijk blaffend om Bruin heen, zeker in de meening, dat hij -hem een groot genoegen gedaan en een gewichtigen dienst bewezen had.</p> - -<p>Een poosje later ging ook Dik naar het dorp terug. Kolos liep -vroolijk om hem heen. Dik begaf zich naar de Vaart, achter het huis. -van boer Mulder. Dr waren de jongens. Toen hij dichterbij kwam, -hoorde hij hun gejoel en gejuich al.</p> - -<p>"Hoera, daar is Dik!" riep Piet van Dril, toen hij hem zag komen.</p> - -<p>"Hoera, daar is Dik!" riepen de anderen.</p> - -<p>"Heb-je lang moeten blijven?" vroeg Jan Vos.</p> - -<p>"Tot zes uur maar eventjes," zei Dik, die zijn polsstok neerwierp en -zijn kleeren begon uit te trekken.</p> - -<p>"Kom er maar gauw in, Dik, 't water is lekker, hoor!" zei Piet.</p> - -<p>Nu, Dik had niet lang werk om zich te ontkleeden. Een paar minuten -later sprong hij al met zijn dikke body in het water.</p> - -<p>Dik kon goed zwemmen. Met forsche slagen ging hij naar den overkant, -— daar keerde hij zich om en ging even staan, spitste zijn handen -zoo hoog mogelijk boven zijn hoofd, en verdween toen in de diepte.</p> - -<p>"Ha, kijk Dik eens duiken,". riep Karel Jansen, een zoon van den -postbode. — "Lekker! Dat ga ik ook doen!"</p> - -<p>En hij deed het.</p> - -<p>Dik kwam een heel eind verder weer boven en blies proestend de -droppels van zijn lippen.</p> - -<a name="19_zwemmen"></a> -<center> -<img src="images/19_zwemmen.jpg" alt="[illustratie]" style="width:50%; height:auto; max-width:1000px;"> -</center> - -<p>Hij moest even rusten en op adem komen. Tot aan zijn borst toe stond -hij in het water.</p> - -<p>De hond keek naar hem en stond aan den kant te kwispelstaarten.</p> - -<p>"Jongens, wat heb ik gelachen!" riep Dik den anderen toe.</p> - -<p>"Wat dan? Waarom?" vroegen zij nieuwsgierig.</p> - -<p>"Om Bruin Boon," zei Dik. "Ik vroeg hem, waar jullie waren, en toen -zei hij, dat je in de Molensloot aan 't zwemmen was. Maar toen ik -daar kwam, zag ik er alleen Bruin Boon, die aan den kant stond te -hengelen. Opeens vloog de hond op hem af en sprong hem spelende -tegen zijn rug op, met zijn voorpooten op Bruin's schouders. Plomp -hoor! Daar ging Bruintje voorover de sloot in, kopje-onder, en de -hond bovenop hem. Je hadt hem eens moeten hooren schreeuwen..."</p> - -<p>"Ha — ha — ha!" lachten de jongens. "En is hij naar huis gegaan?"</p> - -<p>"Ja," grinnikte Dik, "met zijn beenen zoo wijd van elkaar, dat de -hond er wel tusschen door kon!"</p> - -<p>"Ha — ha — ha! Hij heeft geen gelukkigen dag," lachte Piet van -Dril. "Eerst die muis tusschen zijn kraag, en toen kopje-onder in de -sloot. — Net goed!"</p> - -<p>"Kom hier, Kolos!" riep Dik, en de hond liet zich geen tweemaal -noodigen.</p> - -<p>Blaffende sprong hij even langs den kant van het water heen en weer, -en wierp er zich toen pardoes in. Hij zwom regelrecht op Dik toe, die -hem door zoo hard mogelijk te zwemmen, vr wilde blijven. 't Werd -een grappige wedstrijd tusschen Dik en Kolos, wie het winnen zou, en -de anderen lachten er om. Maar Karel Jansen trok Kolos aan zijn -staart, en Jan Vos wierp hem handenvol water op zijn kop, waardoor -hij niet goed meer zien kon. Hij schudde zijn kop heen en weer en -proestte het water van zijn bek weg, en toen keerde hij zich om en -ging op Karel en Jan af. <span id="cor0003" class="corrected" title="Original text: [Die zwomen op]">Die zwommen op</span> hun beurt weer weg, zoo hard -zij konden en onder luid gelach en Dik riep: "Sa, sa, Kolos, pak ze! -Sa! Sa!"</p> - -<p>Och, och, wat hadden de jongens een pret. Zij juichten zoo hard dat -Mulder, wiens tuin aan de achterzijde aan de Vaart grensde, -wantrouwig werd en eens ging kijken, wat de jongens uitvoerden.</p> - -<p>Mulder was een gierige boer, een echte vrek, die zijn boerderij -verkocht had en heelemaal alleen in een klein huisje woonde aan het -einde van het dorp. Hij had een grooten tuin achter zijn huis met -vele vruchtboomen: appelen, peren, kersen, morellen, kruis- en -aalbessen en frambozen. Van die vruchten at hij er zelf bijna geen -enkele op, daar was hij te gierig voor, hoewel hij een ijzeren kist -vol met geld onder zijn bedstede had staan.</p> - -<p>Neen, die vruchten verkocht hij aan de fruithandelaars in de stad, en -zelfs aan een ziek mensch zou hij er geen een gegund hebben. Laat -staan dan aan de jongens, die wel eens stilletjes in zijn tuin -drongen en er kaapten, wat de tijd van het jaar opleverde. Vroeger -had Dik daaraan ook wel megedaan, tot hij op een zekeren avond voor -zich zelven tot de conclusie kwam, dat vruchten kapen net zoo goed -diefstal was als b. v. centen stelen, en na dien tijd deed hij het -niet meer. Mulder ging dus eens kijken, wat de jongens uitvoerden, -want de appelen en peren waren nog wel niet rijp, maar er groeiden -heerlijke bessen, aardbeien en frambozen in zijn tuin, en die waren -op dit oogenblik wl rijp.</p> - -<p>Zijn tuin was van de Vaart gescheiden door een strook kreupelhout, -waardoor de jongens hem niet gemakkelijk konden zien. En woord voor -woord kon hij verstaan, wat zij zeiden.</p> - -<p>Toen de jongens van het zwemmen genoeg begonnen te krijgen, riep Jan -Vos den anderen toe:</p> - -<p>"Zeg jongens, ik schei er uit. Ik ben nu al lang genoeg in het water -geweest. Willen we eens bij Mulder in den tuin gaan kijken, of er -niets te happen valt. De aardbein zullen wel rijp zijn."</p> - -<p>"'t Is nog te licht, jongens," zei Piet van Dril. "Laten we liever -wachten, tot het donker geworden is."</p> - -<p>"En wat moeten we dan in dien tusschentijd doen?" vroeg Karel Jansen.</p> - -<p>"Ik heb mijn polsstok bij me. Laten we slootje gaan springen," stelde -Dik voor.</p> - -<p>"Ja, ja, slootje-springen, — dat is goed!"</p> - -<p>De jongens klommen aan wal en kleedden zich aan.</p> - -<p>Toen gingen zij met Dik dieper het land in om te zien, wie het verst -springen kon.</p> - -<center> -<img src="images/versiering_c.jpg" alt="image: versiering" style="width:20%; height:auto; max-width:300px;"> -</center> -<br> -<br> -<br> -<br> - -<a name="chapter06"></a> -<center> -<img src="images/hoofdstuk_b.jpg" alt="image: hoofdstuk-versiering" style="width:100%; height:auto; max-width:600px;"> -</center> -<br> -<br> -<br> -<h3 align="center">Zesde Hoofdstuk.</h3> -<h4 align="center">De vrek krijgt een cadeau.</h4> -<hr width="10%"> - -<br> -<img class="letterimage" src="images/letter_h.jpg" alt="H" style="width:10%; height:auto; max-width:300px;"> -<p class="hidden_char"><span style="color: white;">H</span>a — ha!" lachte Mulder met een paar half dichtgeknepen oogen, -precies zooals de kat kijkt, als hij op een muis zit te loeren en zoo -goed als zeker van zijn prooi is.</p> - -<p>"Ha ha, vrindjes, willen jullie liever wachten, tot het donker -geworden is? Je hebt schoon gelijk; dat is veel secuurder! Ha ha, ze -moesten eens weten, dat ik woord voor woord verstaan heb, wat ze -zeiden, en dat ik nu mooi in de gelegenheid ben, mijn maatregelen te -nemen. Ja, ja, 't is nog te licht, h? Eerst moet het wat donkerder -worden. Maar ik zal jullie wel krijgen, dat beloof ik je. Ik heb een -mooie verrassing voor je!"</p> - -<p>Ion Mulder lachte weer, waarbij hij zijn grooten, tandeloozen mond -bijna tot aan zijn ooren toe opentrok.</p> - -<p>Hij ging naar een schuur, waar een groot, nijdig beest aan den -ketting lag. 't Was een kwaadaarige aap, die Mulder op dienzelfden -morgen ten geschenke had gekregen van een neef van hem, een matroos, -die een paar dagen geleden uit Indi was teruggekeerd. Die neef was -een slimmerd. Hij wist, dat zijn oom niet alleen oud, maar ook erg -rijk was, en dat hij er altijd vreeselijk over klaagde, dat de -jongens hem 's avonds zijn vruchten afkaapten.</p> - -<p>"Weet je wat, ik zal mijn Oom Mulder een kwaadaardigen aap cadeau -doen," dacht Neefje. "Dien aap bindt hij met een land touw aan een -boom vast, en als dan de vruchtendieven komen, springt de aap hen op -hun nek, en dan zullen ze 't voor den tweeden keer wel laten en uit -dankbaarheid benoemt Oompje mij zonder eenigen twijfel tot zijn -universeelen erfgenaam."</p> - -<p>En zoo was Neef dezen zelfden morgen met zijn eigenaardig geschenk -bij Oom aangekomen.</p> - -<p>De aap was een leelijk, kwaadaardig beest, met kale wangen en een -kaal achterlijf, en zoodra hij bij Oom binnenkwam, was hij op den -ouden vrek aangevlogen en had hem in zijn been gebeten.</p> - -<p>Wat was Oom nijdig geworden.</p> - -<p>"Ben je gek, Neef," had hij met een pijnlijk gezicht uitgeroepen, -terwijl hij uit zijn wankelenden leuningstoel was opgesprongen, want -het was al een oud ding en de pooten waren niet even lang, — en al -schoppende den aap op eenigen afstand trachtte te houden. "Ben je -gek, Neef, wat moet ik met dat kwaadaardige monster beginnen? — Hu, -wat een beest! — Daar komt hij weer! — Houd hem bij je, zeg ik. -Kssst, monster, — pas op, Neef, hij wil me aanvliegen!"</p> - -<p>"Wees maar bedaard, Oom. Hier Kees! Allo Kees! Hier, zeg ik je!"</p> - -<p>Neef ga een ruk aan den ketting en een schop aan dien aap, tengevolge -waarvan Kees bang onder den stoel van Neef wegkroop.</p> - -<p>"Stil zitten daar, hoor je!" dreigde Neef met opgeheven vuist. De aap -keek Neef bevreesd aan, maar toen deze niet meer op hem lette, -grijnsde hij Oom allesbehalve vertrouwenwekkend toe.</p> - -<a name="20_aap"></a> -<center> -<img src="images/20_aap.jpg" alt="[illustratie]" style="width:100%; height:auto; max-width:1000px;"> -</center> - -<p>Oom nam weer, maar met een pijnlijk gezicht, want de aap had hem -leelijk in zijn tanige kuit gebeten, in zijn huppelende leuningstoel -plaats. Hij was nog allerminst met het geschenk van zijn neef -ingenomen.</p> - -<p>"'t Is heusch een aardig, vriendelijk beest, Oom...."</p> - -<p>"H, vriendelijk?" bromde Oom. "Dat heb ik gemerkt."</p> - -<p>En nogmaals wreef hij zich zijn pijnlijke kuit.</p> - -<p>Opeens sprong hij weer uit zijn stoel op en schreeuw de luid:</p> - -<p>"Houd hem vast, — houd hem vast, — daar komt hij weer, dat -monster!"</p> - -<p>Inderdaad was Kees weer van onder den stoel te voorschijn gekropen en -hield zijn nijdigen blik op den ouden vrek gevestigd.</p> - -<p>"Allo, Kees, — marsch!" gebood Neef, weer met een nijdigen ruk aan -den ketting en opgeheven vuist.</p> - -<p>Daar had Kees het noodige respect voor en ijlings bracht hij zich -weer onder den stoel in veiligheid.</p> - -<p>"Ga maar gerust zitten, Oom," zei Neef. "Hij zal je heusch geen kwaad -doen."</p> - -<p>Oom ging met een angstigen blik naar den aap zitten kijken.</p> - -<p>"Wat moet ik met dat monster beginnen?" zei Oom. "Ik wou, dat jij en -je aap alle twee weggebleven waren."</p> - -<p>"Ho, ho, Oompje," lachte Neef. "Dat meen je niet. Heb je me zelf niet -gezegd, toen ik den laatsten keer hier was om goeindag te komen -zeggen, omdat ik weer voor een paar jaar op reis ging, — heb je me -toen zelf niet gezegd, dat je zoo'n last had van de kwajongens, die -je de vruchten komen wegkapen?"</p> - -<p>"Die rakkers!" bromde de vrek, terwijl hij zijn oogen onafgebroken op -den aap gericht hield, wat deze beantwoordde met hem wel tienmaal -per minuut afschuwelijk toe te grijnzen.</p> - -<p>"En zie je," vervolgde Neef, "om je te toonen, hoe veel ik met mijn -Oompje opheb, heb ik dit beest voor je megebracht? 'k Heb hem -onderweg voor je gekocht en hij heeft me een aardige duit gekost. Ik -zal het je niets kwalijk nemen, als je me de kosten vergoedt, Oompje, -desnoods met een kleinigheidje van een vijf en twintig gulden toe -voor de moeite."</p> - -<p>"'k Had niet liever," bromde Oom, die haastig zijn handen op zijn -beide zakken legde. — "Hu — Daar komt hij weer....!"</p> - -<p>Oom vloog zijn stoel uit, en wel te juister tijd, want de aap nam een -sprong, om hem nogmaals in zijn beenen te bijten.</p> - -<p>"Mijn huis uit, jij en dat monster!" schreeuwde de vrek verschrikt. -"Hij zal me nog vermoorden!"</p> - -<p>"Wacht, ik zal jou die kunsten wel afleeren!" riep Neef, terwijl hij -den aap ruw heen en weer schudde en hem een geduchte afstraffing gaf.</p> - -<p>"Dr, —" zei hij, — "waag het nu nog eens, onder dien stoel -vandaan te komen, — aartsrakker!"</p> - -<p>Oom ging weer zitten, maar eerst schoof hij den hobbelenden stoel -zoover mogelijk van den aap af.</p> - -<p>"Zie je, Oom," hernam Neef, "den aap bindt je des avonds hier of daar -in den boomgaard vast, en dan zal geen een jongen het wagen, een hand -naar je vruchten uit te steken. 't Is heusch een vriendelijk beest, -doch hij is het alleen maar voor zijn baas. Mij zal hij geen kwaad -doen, dat ziet u zelf, — alleen anderen vliegt hij aan als een -duivel, en zoo een moet je juist hebben. Als hij maar eenmaal een van -de vruchtendieven te pakken heeft gehad, zal niemand het meer durven -wagen in je tuin te komen, dat staat als een paal boven water."</p> - -<p>"Zoo," zei Oom, die wel een beetje zin begon te krijgen, om den aap -te houden. "Zou hij hem zoo toetakelen, denk je?"</p> - -<p>Oom vond dat zoo'n aangenaam vooruitzicht, dat hij van de voorpret al -begon te lachen, maar zijn lachen bestond eigenlijk alleen uit een -alleronaangenaamst grinniken.</p> - -<p>"Als hij hen eenmaal te pakken krijgt, blijft er geen stuk van hen -heel, Oompje," zei Neef ook lachend, want hij vond het prettig, dat -Oom zin in het beest kreeg. Hij begon zich meer en meer als den -toekomstigen erfgenaam van zijn rijken, gierigen oom te beschouwen.</p> - -<p>"Maar hij zal erg duur — hu — daar komt het mormel weer ——!"</p> - -<p>Oom vloog weer uit zijn stoel op.</p> - -<p>Maar Neef joeg met een schop den aap onder zijn stoel terug.</p> - -<p>"Dat mormel!" zei Oom.</p> - -<p>"Heusch, Oom, hij doet geen kwaad, ga maar gerust zitten."</p> - -<p>Oom deed het.</p> - -<p>"Ik zeg, dat hij erg duur in den kost zal wezen," zei Oom, die haast -te gierig was, om zelf genoeg te eten.</p> - -<p>"Duur?" riep Neef. "Wat duur? 't Beest eet haast niemendal. Aan een -overschotje van je eigen eten heeft hij meer dan genoeg, en als je -hem een paar noten geeft, is hij zoo blij als een kind. Hier Kees, -kom bij den baas!"</p> - -<p>Oogenblikkelijk kwam de aap van onder den stoel te voorschijn en -sprong den matroos op de knien. Neef haalde een paar noten uit zijn -zak en gaf er een aan Kees.</p> - -<p>Ha, dat was Kees naar den zin. Hij greep de noot tusschen zijn -vingers en kraakte den dop tusschen zijn tanden. Met welbehagen -haalde hij de blanke pit te voorschijn en at die met smaak op.</p> - -<p>Vragend keek hij zijn baas aan.</p> - -<p>Toen wipte hij met een sprongetje op de tafel en Oom met een gil van -angst uit zijn stoel.</p> - -<p>"Houd hem vast — houd hem vast!" schreeuwde hij.</p> - -<p>"Hoor eens, Oompje, je bent veel te bang, en daar maakt hij juist -gebruik van. Hier Kees, spring over den kop, dan krijg je nog een -noot!"</p> - -<p>Oogenblikkelijk begon Kees op de tafel kopje te buitelen, wat Oom -zoo'n grappig gezicht vond, dat hij zijn mond weer tot aan zijn ooren -toe opentrok.</p> - -<p>"Dat is aardig!" zei hij, en hij bedacht, dat die aap hem toch wel -goed te pas kon komen, als hij eerst wat aan hem gewend was. Ha ja, -hij was altijd bang, dat er 's nachts dieven zouden komen, om hem -zijn lieve geldje af te stelen, maar als die aap 's nachts in zijn -kamer was, zouden zij het wel laten. En de vruchtendieven zou hij ook -wel uit den tuin weten te houden. "'t Is toch wl een aardig beest!" -zei hij. "Maar duur in den kost, denk ik."</p> - -<p>"Malligheid," zei Neef. "Een restje van je eigen eten is genoeg....."</p> - -<p>"Dat zal een beetje zijn," dacht de vrek, die zelf nooit genoeg at en -alles tot het laatste kruimeltje toe verstond.</p> - -<p>"En een nootje af en toe is een tractatie voor hem," zei Neef.</p> - -<p>"Maar noten zijn duur," zei Oom.</p> - -<p>"O, ik heb er nog genoeg bij me. Mijn zakken zitten vol. En dat hij -je de dieven uit je tuin houdt, mag je wel een kleinigheidje waard -zijn, zou ik zoo zeggen."</p> - -<p>"Natuurlijk," zei Oom, die zich voornam, de noten van Neef zelf op te -eten en er nooit een voor den aap te koopen. "Weet je wat, breng hem -maar in de schuur en ik dank wel voor je cadeau."</p> - -<p>Oom, Neef en Kees gingen naar de schuur, waar Neef den aap aan een -stevigen kram vastbond. En daar Oom hem niet uitnoodigde om te -blijven eten, vertrok Neef een uurtje later in de vaste overtuiging, -dat hij <span id="cor0004" class="corrected" title="Original text: [een slimen streek]">een slimmen streek</span> had uitgehaald en later Oom's lieve geldje -wel erven zou.</p> - -<p>De vrek begaf zich dus, toen hij de afspraak van de jongens had -gehoord, naar het schuurtje met een grijnslach van genoegen op zijn -dunne lippen.</p> - -<p>"Ha ha, wat zullen ze schrikken," grinnikte hij, "als die aap hen op -hun nek springt of in de beenen bijt. — Ho Kees, — hu — o jij -leelijkerd!"</p> - -<p>Hij begon al vast maar te brommen tegen Kees om hem een beetje bang -te maken, want zelf was hij zoo bang als de dood voor den aap, en hij -durfde hem niet te genaken.</p> - -<p>Kees keek hem grijnzend aan en sjorde aan zijn touw, om los te komen, -blijkbaar met de vriendelijke bedoeling, om op zijn nieuwen baas aan -te vliegen en hem eens goed met zijn tanden en nagels te bewerken.</p> - -<p>Maar het touw was gelukkig nog al sterk.</p> - -<p>"O hemel, als het eens brak," mompelde Mulder. "Het monster zou me -vermoorden. — Hu, jou leelijkerd! Blijf je zitten! Vort, monster!"</p> - -<p>Mulder dreigde den aap met beide vuisten en stampte met zijn klompen -op den vloer, om den aap den noodigen schrik in te boezemen, maar hij -zorgde wel een eerbiedigen afstand tusschen hen beiden te bewaren, -zoodat Kees hem niet bereiken kon.</p> - -<p>"Wacht, jou mormel!" dreigde Mulder. Hij haalde een dikken stok uit -den hoek te voorschijn en gaf Kees van uit de verte een nijdigen -klap. Kees werd woedend. Hij rukte en sjorde uit alle macht om los te -komen, en dan zou hij het dien ouden kerel wel eens betaald zetten, -dat hij hem durfde slaan.</p> - -<p>Maar 't lukte hem niet. Het touw was te sterk.</p> - -<p>Weer kreeg hij een gevoeligen klap, veel harder, dan Kees prettig -vond.</p> - -<p>Kees schrok er van en kroop zoo ver mogelijk achteruit.</p> - -<p>"Juist, monster, zoo moet ik je hebben," zei de vrek. "Pas op jij, -hoor je, of ik zal je mores leeren!"</p> - -<p>En dreigend hief hij weer den stok op.</p> - -<p>Kees drong zich uit angst stijf tegen het houten schot. Hij werd -blijkbaar bang voor den ouden gierigaard.</p> - -<p>Mulder lachte.</p> - -<p>"Zoo gaat het goed," zei hij. "En nu zal ik een stukje brood voor hem -halen en een paar noten, want hij heeft den heelen middag nog niets -gehad en zal dus wel honger hebben. Maar dat is niet erg. Ik heb ook -honger en toch eet ik nog niet. 't Is jammer van de heerlijke noten, -maar 't kan eenmaal niet anders. En gelukkig heeft Neef een goeden -voorraad bij me achter gelaten. Zulke zeelui doen maar net, of het -geld geen waarde heeft, ze gooien er compleet me."</p> - -<p>Mulder ging in huis om een sneetje brood te halen en stak eenige -noten in zijn zak. Maar hij bedacht zich.</p> - -<p>"'t Is zonde van de noten," mompelde hij "Waarom zou ik er vijf aan -dat mormel geven? Ik moet hem niet verwennen. Vier is ook wel -genoeg."</p> - -<p>Hij legde er dus weer een in de kast en wilde de kamer verlaten. Maar -bij de deur bedacht hij zich opnieuw.</p> - -<p>"Als vier er genoeg zijn, zijn drie er ook genoeg," mompelde hij. En -hij legde er nog een in de kast.</p> - -<p>"Zuinigheid met vlijt bouwt huizen als kasteelen," zei Mulder, en hij -keerde uit het achterhuis terug en legde nog een noot in de kast.</p> - -<p>"Twee is meer dan genoeg," zei hij, terwijl, hij naar de schuur ging.</p> - -<p>Thans trad hij niet dreigend op en sloeg hij den aap ook niet.</p> - -<p>"Neen, neen," mompelde hij, "dat zou verkeerd zijn. Eerst heb ik hem -schrik ingeboezemd en den heelen middag honger laten lijden, en nu ga -ik hem voor mij winnen. En als hij niet vriendelijker wordt, krijgt -hij in drie dagen geen kruimel brood en geen droppel water. Dan zal -hij wel wat makker worden."</p> - -<p>Maar dit paardenmiddel was al niet meer noodig. De aap voelde den -laatsten klap, dien Mulder hem gegeven had, nog terdege, en had geen -lust den strijd met den ouden man voort te zetten, en ook was hij -dolblij, toen de vrek hem een klein stukje brood toewierp, want hij -rammelde van den honger.</p> - -<p>Haastig raapte hij het van den grond op en begon het smakelijk op te -peuzelen. Daarna kwam hij met een paar sprongen zoo dicht bij zijn -nieuwen baas, als de lengte van het touw hem toeliet.</p> - -<p>"Goede Kees!" vleide de vrek, wiens angst voor den aap aanmerkelijk -verminderde. "Beste Kees!"</p> - -<p>De aap ging op zijn achterpooten zitten en keek hem vragend aan.</p> - -<p>"Hier!" zei Mulder, en hij wierp hem weer een klein stukje toe. -Tevens waagde hij zich een paar stapjes dichter bij den aap.</p> - -<p>Kees had zijn vijandschap blijkbaar geheel afgelegd.</p> - -<p>Daarom waagde Mulder hem het derde stukje met zijn hand aan te -reiken, en Kees pakte het voorzichtig van tusschen zijn vingers.</p> - -<p>"Ha, ha, — goed zoo, Kees!" lachte Mulder. "Je zoudt niet zeggen, -dat jij zoo'n nijdig monster van een beest bent.</p> - -<p>Hallo Kees! Over den kop! Over den kop!"</p> - -<p>De vrek hield een klein stukje brood in de hoogte, en, gedreven door -den honger, gehoorzaamde Kees onmiddellijk. Hij buitelde wel driemaal -over den kop, tot groote pret van Mulder, die altijd alleen in huis -was en wel schik begon te krijgen in zijn nieuwen huisgenoot.</p> - -<p>Spoedig was het sneetje brood in de maag van Kees verdwenen, want het -was maar een dun sneetje geweest en Mulder had het laatste stukje nog -zelf opgegeten.</p> - -<p>Toen besloot Mulder het te wagen, den aap los te maken, om hem in den -tuin te brengen. Maar eerst haalde hij een lang stuk touw uit zijn -huis, want hij wilde den aap aan een boom in den tuin vastbinden en -hem zooveel vrijheid geven, als maar mogelijk was. Kees moest een -groot veld kunnen bestrijken, om des te beter in de gelegenheid te -wezen, de jongens te bespringen.</p> - -<p>Hij kwam in het schuurtje terug en hield een noot in de hoogte.</p> - -<p>"Over den kop! Over den kop!" gebood hij.</p> - -<p>Nauwelijks had Kees de lekkernij gezien, waarop de baas hem -trakteeren zou, of hij buitelde wel tienmaal achter elkander over den -vloer rond, tot groot genoegen van Mulder.</p> - -<p>Deze raapte al zijn moed bijeen en liep naar den kram, waaraan Kees -vastgebonden was. Zijn grootste vrees was wel voorbij, maar hij -volgde toch met Argusoogen al de bewegingen van den aap, dien hij -niet verder vertrouwde, dan hij hem zag.</p> - -<p>Kees vond het flauw, dat hij de noot niet kreeg, Mulder had haar weer -in zijn zak gestoken. De gierigaard boog zich voorover, om het touw -los te knoopen, en haast was hij er mede klaar, toen de aap hem -plotseling met een grooten sprong op zijn rug terecht kwam.</p> - -<p>"O, — h, — o, — hemel!" schreeuwde de vrek, terwijl hij van -schrik en door den schok vierkant tegen den grond sloeg.</p> - -<p>Alle kleur was van zijn gelaat geweken. Hij zag doodsbleek en beefde -over al zijn leden.</p> - -<p>Maar toen hij bemerkte, dat de aap hem geen kwaad deed, kroop hij -schielijk overeind en stak hem, om hem nog vriendelijker te stemmen, -haastig de noot toe. Hij maakte vlug het touw verder los en knoopte -het andere er aan vast. Toen spoedde hij zich naar buiten, nog over -al zijn leden bevende van den doorgestanen schrik, maar toch min of -meer blij, dat de aap hem geen kwaad deed en hem blijkbaar reeds als -zijn meester beschouwde. Hij vond het wel ontzettend angstig maar -toch ook wel aardig, dat de aap rustig op zijn schouder bleef zitten -en met smaak zijn nootje oppeuzelde.</p> - -<p>Mulder liep den boomgaard in en bond het touw heel ruim om den -boomstam vast, zoodat het medraaide, als de aap om den boom heen -liep. En het touw was nu zoo lang, dat Kees de aardbei-planten en de -frambozenstruiken volkomen beheerschte.</p> - -<p>Mulder grinnikte van pleizier.</p> - -<p>"Zie zoo," mompelde hij. "Laat de dieven nu maar komen, als het -donker is. Ik zou het wel eens graag willen zien, dat die aap hun op -den nek vloog, — om je ziek te lachen! Hij krabt hun de oogen uit!"</p> - -<p>Kees zat nog altijd op zijn schouder.</p> - -<p>"Allo, Kees, er af! Allo!" riep hij den aap toe.</p> - -<p>Maar Kees bleef zitten, en Mulder durfde nog niet aan het touw te -trekken.</p> - -<p>"Allo Kees! Er af! Allo!" riep hij nogmaals, met het eenige gevolg, -dat Kees moeite deed, om hem op zijn hoofd te klauteren, tot grooten -schrik alweer van Mulder.</p> - -<p>Deze haalde met een zucht de andere noot uit zijn zak, want hij had -haar voor zichzelven willen bewaren, omdat hij n noot ten slotte -voor Kees al voldoende had gevonden, en wierp haar den tuin in.</p> - -<p>In een wip had Kees zijn hooge zitplaats verlaten en de noot -bemachtigd. Met zeldzame vlugheid klauterde hij den hoogen boom in en -ging haar op den hoogsten tak zitten opeten.</p> - -<p>Mulder maakte zich haastig uit de voeten, uit vrees, dat Kees anders -opnieuw op zijn rug zou springen.</p> - -<p>"Zie zoo," mompelde hij, terwijl hij zich vergenoegd de handen wreef, -"dat is tot zoover in orde. Maar nu ga ik ook Flipsen nog -waarschuwen. Ik zal het die kwajongens nu ns en voor altijd -afleeren."</p> - -<p>Hij deed zijn huisdeur zorgvuldig op slot, want hij was altijd bang, -dat de dieven tijdens zijn afwezigheid met zijn lieve geldje aan den -haal zouden gaan, en liep het dorp in, naar het huis van den -veldwachter.</p> - -<p>Flipsen zat met zijn vrouw op de bank een pijpje te rooken. Zijn -vrouw zat naast hem.</p> - -<p>"Daar komt die vervelende Mulder aan. Die kerel heeft altijd wat te -zaniken," mompelde hij. "Ik hoop niet, dat hij hier moet wezen."</p> - -<p>Zijn vrouw keek van haar naaiwerk op.</p> - -<p>"Ja wel," zei ze, "hij draait op het hekje af. Zie je wel, daar komt -hij."</p> - -<p>Mulder liep het voortuintje in.</p> - -<p>"Goeden avond samen," zei hij. "Wel, hoe gaat het?"</p> - -<p>Flipsen schoof een eindje op, om een plaatsje voor Mulder vrij te -maken, en zei:</p> - -<p>"Ook goeden avond, Mulder. Ga zitten. Moest je me spreken?"</p> - -<p>"Ja," zei Mulder, "dat moest ik. Mooi wertje, h, van-avond."</p> - -<p>"Mooi weertje," zei Flipsen. "En wat had je?"</p> - -<p>"Wel, dat zal ik je zeggen, man. Ik was een uurtje geleden achter in -mijn tuin, je weet wel, dicht bij de Vaart..."</p> - -<p>"Jawel," zei Flipsen.</p> - -<p>"En daar waren de dorpsjongens aan het zwemmen."</p> - -<p>"Ha zoo, en wie al zoo?"</p> - -<p>"Och, die jongens van Jansen, en Piet van Dril en Dik Trom..."</p> - -<p>"Natuurlijk, — Dik Trom ook. En toen?"</p> - -<p>"Wel," vervolgde Mulder, "de jongens konden mij niet zien, want er -groeit aardig wat kreupelhout achter in mijn tuin, en toen hoorde ik -hen afspreken, om vanavond eens goed achter mijn aardbeien en -frambozen heen te zitten. Ze wilden het eerst al dadelijk doen, maar -die Dik Trom vond, dat het eerst goed donker moest worden en dat het -nog te vroeg was. En toen zijn ze slootje gaan springen, want Dik -Trom had een polsstok bij zich, en ze spraken af, om terug te komen, -als het goed donker geworden was. En daarom kom ik je waarschuwen, -zie je...."</p> - -<a name="21_flipsen"></a> -<center> -<img src="images/21_flipsen.jpg" alt="[illustratie]" style="width:100%; height:auto; max-width:1000px;"> -<br> -[Illustratie: Flipsen zat met zijn vrouw op de bank een pijpje te rooken. (Bladz. 96)] -</center> - -<p>"Zoo, — 't zijn toch <i>mijn</i> aardbeien en frambozen niet," bromde -Flipsen, die juist van plan geweest was, dien avond eens rustig thuis -te blijven.</p> - -<p>"Neen," zei Mulder, "'t zijn de mijne..."</p> - -<p>"Pas er dan zelf op!" bromde Flipsen.</p> - -<p>"Och, als je er geen zin in hebt, dan moet je 't maar zeggen, -Flipsen. Dan ga ik even naar den burgemeester, om te vragen, of hij -niet een ander mannetje heeft, om op de dieven te passen."</p> - -<p>"Ik zeg niet, dat ik niet wil," bromde Flipsen, die niet graag zou -zien, dat Mulder aan zijn plan gevolg gaf. Wat moest de burgemeester -dan wel van hem denken? "Ik zeg niet, dat ik niet wil," herhaalde -hij, en hij liet er op volgen: "Maar je moet niet denken, dat het -zoo'n hapje is om den heelen avond in je tuin te zitten. Zoo is er -altijd wat, en nooit kan ik eens een avondje rustig thuis blijven en -mijn pijpje rooken. Ik ben ook een mensch, Mulder."</p> - -<p>"Wel man, doe het dan niet, zeg ik je immers. Ik wil met alle -pleizier aan den burgemeester gaan vragen, of hij niet een ander -mannetje voor me heeft...."</p> - -<p>"'t Zou me een mooie boodschap wezen," bromde Flipsen nijdig. "Ik zal -komen, hoor Mulder, dat beloof ik je, en ik zal mijn gummi-stok -meebrengen. Wee den kwajongen, die mij in handen valt. Hij zal er -ongenadig van lusten. Dat gezanik! Geen avond heb ik vrij!" Hij -klopte zijn pijp zoo nijdig uit, dat zij in tween brak.</p> - -<p>"Zoo, dat ook nog! Mijn mooie doorrooker in gruzels!" bromde hij</p> - -<p>"Dat is dan afgesproken," zei Mulder. "Ja, dat is goed: breng je -gummi-stok maar me dan zullen die kwajongens hun streken wel -afleeren. Goeden-avond samen."</p> - -<p>"Dag Mulder," zei vrouw Flipsen.</p> - -<p>Maar Flipsen zei niets. Hij was nijdig op Mulder, en nog nijdiger op -Dik Trom en de andere jongens, die hem van zijn vrijen avond -beroofden.</p> - -<p>Hij nam zich voor hen geducht onder handen te nemen. 't Moest nu maar -eens voor goed uit zijn met die pret.</p> - -<center> -<img src="images/versiering_d.jpg" alt="image: versiering" style="width:40%; height:auto; max-width:700px;"> -</center> -<br> -<br> -<br> -<br> - -<a name="chapter07"></a> -<center> -<img src="images/hoofdstuk_c.jpg" alt="image: hoofdstuk-versiering" style="width:100%; height:auto; max-width:600px;"> -</center> -<br> -<br> -<br> -<h3 align="center">Zevende Hoofdstuk.</h3> -<h4 align="center">De vrek, de gummi-stok, de aap en de veldwachter.</h4> -<hr width="10%"> - -<br> -<img class="letterimage" src="images/letter_m.jpg" alt="M" style="width:10%; height:auto; max-width:300px;"> -<p class="hidden_char"><span style="color: white;">M</span>ulder keerde naar huis terug. Hij was bijzonder in zijn nopjes, wat -hem duidelijk aan te zien was, want af en toe grinnikte hij van -pleizier en herhaaldelijk liep hij binnensmonds te prevelen. Ja, een -paar maal wreef hij zich vergenoegd de handen.</p> - -<p>"H — h — h — h, — wat was hij nijdig, die Flipsen," zei -hij. "Hij wou zoo graag eens een avondje rustig thuis zijn pijpje -rooken, zei hij, — maar dat is niet noodig. Een veldwachter hoeft -geen pijpjes bij zijn vrouw te zitten rooken, hij moet op de dieven -passen, zeg ik maar. Wat drommel, daar wordt hij immers voor betaald, -daar betaal ik toch ook mijn lieve belastingcentjes voor. En dan -pijpjes zitten rooken, — jawel, we zullen hem pijpjes laten rooken. -Hij had er geen zin in, dat was duidelijk, maar — h — h — h -— h, — wat veranderde hij gauw toen ik zei, dat ik dan even naar -den burgemeester zou gaan en om een ander mannetje vragen zou, die -geen pijpjes wil zitten rooken.</p> - -<p>H — h — h — h! — En nijdig, — goed, laat hem nijdig -wezen. Hoe nijdiger, hoe liever, — des te harder slaat hij er op, -als hij zoo'n kwajongen te pakken krijgt. Ha, ik hoor hen al -schreeuwen!"</p> - -<p>Mulder wreef weer in zijn handen van pleizier.</p> - -<p>"En hij zal zijn gummi-stok meebrengen," prevelde hij. "Net goed! -Zoo'n gummistok slaat ze de beenderen haast stuk, heb ik wel eens -hooren zeggen. Net goed! Voor mijn part slaat hij ze dood, dien Dik -Trom in de eerste plaats. Ja ja, als hij er n te pakken krijgt, -hoop ik, dat het die Dik Trom is en dat hij hem dan met dien -gummi-stok een pak ransel geeft, dat hij niet meer loopen kan. H — -h — h, en dat hij, als hij kruipende van tusschen de -frambozenstruiken weggaat, — dat dan Kees hem nog op zijn nek -springt en hem de ooren van het hoofd afbijt. H — h — h — -h, — ik gooi mijn geld niet weg, maar het zou me toch nog wel een -kwartje waard zijn, om dt te zien. — Kijk, het begint al mooi -donker te worden, en over een half uurtje kunnen de kwajongens hun -gang gaan. Als Flipsen er dan maar is, laat de lieverdjes dan maar -komen. Of verbeeld je nu eens, dat Flipsen in het geheel niet kwam, -— maar dt zou ik hem betaald zetten, hoor, dat zou ik hem betaald -zetten!"</p> - -<p>Mulder had zijn huisje bereikt en liep den boomgaard in om nog even -naar Kees te gaan kijken.</p> - -<p>"Kees! Kees! Waar ben je?" riep hij.</p> - -<p>Ha, Kees zat nog op dezelfde plaats ongeveer, — boven in den boom. -Hij keek even naar Mulder en nam verder geen notitie van hem.</p> - -<p>"Kees! Kees! Kom hier! Kom bij den baas!" riep Mulder. En grinnikend -om zijn eigen aardigheid, liet hij er op volgen:</p> - -<p>"Kom hier, Kees, dan krijg je geen nootje, — h — h — h — -h!"</p> - -<p>Maar Kees kwam niet.</p> - -<a name="22_olielamp"></a> -<img src="images/22_olielamp.jpg" alt="[illustratie]" style="float:right; width:40%; height:auto; max-width:400px;"> - -<p>"De baas lust ze zelf wel, Kees!" zei Mulder. — "Kom hier, Kees! Wil -je wel eens komen!"</p> - -<p>Hij greep het touw en rukte er aan met al zijn kracht.</p> - -<p>Toen zag Mulder, waarom Kees hem niet gehoorzaamde.</p> - -<p>Het touw zat boven in den boom om een paar takken vastgedraaid en -Kees had alle vrijheid van beweging verloren.</p> - -<p>Hij kon naar boven, noch naar beneden.</p> - -<p>"Zoo, dat is mooi slim van me geweest. Ik had hem niet aan een boom -moeten vastbinden, maar aan den kalen paal, die daar ginds staat; dan -had het touw niet in de takken verward kunnen raken. Hoe krijg ik dat -mormel nu naar beneden? Ik bedank er voor, om in den boom te klimmen. -Die aap zou me naar mijn keel kunnen vliegen en mij den strot -afbijten. Dank je! Hu, — verbeeld je eens, dat dt gebeurde! Weet -je wat, als Flipsen straks komt, zal ik het hm laten doen. Flipsen -weet niet, dat het zoo'n kwaadaardig monster is. Als hij dat wist, -deed hij het vast en zeker niet. — Maar neen, Flipsen zal er tch -wel voor bedanken. Hij is op 't oogenblik veel te nijdig en zal -zeggen, dat hij als veldwachter wel verplicht is, om op de dieven te -passen, maar niet, om een kwaadaardigen aap boven uit een boom te -halen. — Enfin, Kees moet er dan vannacht maar blijven zitten, dan -zullen we morgen wel zien, wat er aan te doen is. Desnoods schiet ik -hem dood. — Gelukkig, dat ik Flipsen gewaarschuwd heb. Die kan het -zaakje met zijn gummi-stok trouwens best alleen opknappen, — zonder -dien aap."</p> - -<p>Mulder begaf zich naar zijn huisje. Hij ontsloot de deur en stapte -binnen, maar hij deed er den grendel weer op, want 's avonds had hij -zijn deur altijd op slot.</p> - -<p>Toen stak hij de lamp op.</p> - -<p>"'t Is zonde van de olie," mompelde de vrek. "Maar de jongens moeten -kunnen zien, dat ik in huis ben, en daaruit opmaken, dat zij vrij -spel hebben."</p> - -<p>Hij deed de luiken voor het raam, maar in elk luik was een opening -gezaagd in den vorm van een hart. Door die openingen boven in de -luiken drong het licht van de lamp naar buiten.</p> - -<p>"Zie zoo, alles is klaar," mompelde de vrek. "Nu eerst een stukje -brood eten en dan maar rustig afwachten, wat er gebeuren zal."</p> - -<p>Hij sneed zich een paar dunne boterhammen en smeerde er spaarzaam wat -boter op, maar eigenlijk vond hij dat toch zonde van de kostelijke -boter. Daarom schraapte hij er die met zijn mes zoo goed mogelijk -weer af.</p> - -<p>"Overdaad is niet noodig!" mompelde de vrek, terwijl hij de boter -weer in het oude, gebarsten vlootje deed. "Er zit zoo genoeg op." — -Hij had honger en beet gretig in zijn brood.</p> - -<p>"'t Is niet te veel, — maar te veel schaadt en is nadeelig voor de -gezondheid," dacht hij. "'t Is niet nodig, dat ik dik en vet word, Je -hebt er maar last van. Jammer toch wel, dat Kees in den boom gevangen -zit. Ik had er me zooveel genoegen van voorgesteld, als hij die -jongens het vleesch van de beenen scheurde."</p> - -<a name="23_raam"></a> -<center> -<img src="images/23_raam.jpg" alt="[illustratie]" style="width:60%; height:auto; max-width:600px;"> -</center> - -<p>Mulder wist op dit oogenblik niet, dat Kees al niet meer in den boom -zat. Toen hij bemerkte, dat hij in zijn eigen touw verward geraakt -was en al zijn rukken en sjorren hem de vrijheid niet terug gaf, had -hij met zijn beide handen het touw aangegrepen en aan zijn mond -gebracht. Met zijn sterke tanden had hij het spoedig doorgebeten, en -toen was hij dood op zijn gemak den boom uitgeklauterd en den tuin -ingewandeld. Een klein stukje touw, niet veel meer dan een halsband, -was er maar van overgeschoten. De rest zat nog in en om de takken van -den boom.</p> - -<p>Kees snuffelde den heelen tuin door om te zien, of er niets van zijn -gading was en hij hield zonder eenig gewetensbezwaar geducht huis -onder de vruchten van zijn baas. 't Speet hem wel, dat hij nergens -noten kon vinden, maar de andere vruchten versmaadde hij geenszins. -Hij at er zijn buikje rond en dik van, ging toen, niet ver van de -aardbei- en frambozebedden in een boom zitten, goed verscholen -tusschen het dichte loover, zoodat hij zoo goed als onzichtbaar was, -kneep zijn oogen dicht en viel in slaap.</p> - -<p>Maar dat alles wist Mulder niet. Deze zocht de kruimeltjes brood op, -die op de tafel gevallen waren en at ze op. Toen keek hij hongerig -naar de kast, want hij had nog lang niet genoeg.</p> - -<p>"Zou ik nog een dun, — dun sneetje nemen?" mompelde hij begeerig, en -hij likte zijn dunne lippen.</p> - -<p>Hij stond op en ging naar de kast.</p> - -<p>Ja, daar lag het brood.</p> - -<p>Hij strekte de handen uit, — maar plotseling trok hij ze terug, -wierp de deur dicht en ging op zijn stoel bij de tafel zitten.</p> - -<p>"Neen," mompelde hij: "Niet doen, — 'k heb genoeg gegeten. Waarom -zou ik..."</p> - -<p>"Tik — tik — tik!" klonk het tegen de ruiten.</p> - -<p>"H — ho — hu! Wat is dat!" mompelde de vrek verschrikt.</p> - -<p>"Ben je daar, Mulder?" klonk een gedempte stem.</p> - -<p>"Geen antwoord geven!" prevelde Mulder. "'t Kon wel een dief wezen."</p> - -<p>"Tik — tik — tik!" klonk het nogmaals. "Ben je daar, Mulder?"</p> - -<p>Ha, 't was de stem van Flipsen; Mulder herkende haar duidelijk.</p> - -<p>"Ja, — wie daar?" riep hij.</p> - -<p>"Ik ben het, ik, Flipsen!" werd er geroepen. "'k Wil je maar even -zeggen, dat ik er bn!"</p> - -<p>"Ha ja — juist, ja ja — dat is goed, Flipsen. — En — enne — en -heb je den gummi-stok megebracht?"</p> - -<p>"Laat dat maar aan mij over!" bromde Flipsen. "Als ik er een in -handen krijg, zal hij zijn besten dag niet hebben, — dat beloof ik -hem."</p> - -<p>"Goed zoo — h — h — h!" grinnikte Mulder. "Ga je gang maar! -Hoe harder hoe liever!"</p> - -<p>Flipsen verwijderde zich van het raam en verschool zich ergens -tusschen het geboomte, dicht bij de aardbein en frambozen. En -Mulder zat met open ooren te luisteren, of er nog geen angstgeschrei -van een of anderen kwajongen tot hem doordrong.</p> - -<p>"Ik ben nieuwsgierig, wien van hen hij te pakken zal krijgen," dacht -Mulder.</p> - -<p>"Allemaal tegelijk, — neen, dat zal niet gaan. Enfin, als hij er -maar ntje goed zijn portie geeft, dan zal de schrik er bij de -anderen ook wel in komen. Ik hoop maar, dat het die Dik Trom is." —</p> - -<p>Hij hield zijn blik op de klok gericht. De groote wijzer ging -langzaam, maar zeker verder.</p> - -<p>En Mulder hoorde nog maar niet het angstgeschrei van den een of -anderen jongen, tot zijn grooten spijt.</p> - -<p>Dat kon trouwens ook niet, want de jongens waren nog diep in het land -aan het polsstokspringen. Zij amuseerden zich kostelijk, want Jan van -Bakel had zijn sprong te kort genomen en dientengevolge twee natte -voeten opgeloopen, en Arie Klaro was zijdelings in de sloot terecht -gekomen, waardoor zijn linkerarm, linkerdij en linkerbeen een frisch -bad hadden ondergaan. Hij zag er wel een beetje tegenop om thuis te -komen, maar alle anderen hadden groote pret. En de een durfde nog -meer te wagen dan de ander, hoewel het al erg donker geworden was.</p> - -<p>"Durf jij hier over dezen hoek te springen, Dik?" vroeg Jan Vos op -een plek, waar twee slooten elkander onder een rechten hoek -ontmoetten.</p> - -<p>"Wel ja, waarom niet?" zei Dik. "Geef den stok maar hier. Maar jullie -moeten het mij nadoen, hoor!"</p> - -<a name="24_polsstok"></a> -<center> -<img src="images/24_polsstok.jpg" alt="[illustratie]" style="width:100%; height:auto; max-width:1500px;"> -</center> - -<p>Dik spuugde in zijn handen, wat hij altijd deed, als de zaken kritiek -werden, trok de klep van zijn pet diep in zijn nek, boog een paar -maal achter- en voorover, en nam toen zijn sprong.</p> - -<p>Ha, 't scheelde maar een haartje, of hij was er toch.</p> - -<p>"Wat zeg je daarvan?" riep hij een beetje trotsch den anderen toe. -Hij wierp den stok over en vervolgde:</p> - -<p>"Nu jij, Jan Vos! 't Is jouw beurt."</p> - -<p>"Jongen, jongen," zei Jan weifelend, terwijl hij zich achter zijn oor -krabde.</p> - -<p>"'t is zoo'n sprong! Zou ik het wel wagen?"</p> - -<p>"Ha ha, Jantje is bang!" tergde Dik.</p> - -<p>"Kom Jan, durf je niet?"</p> - -<p>"Laat mij maar eerst!" riep Piet van Dril, terwijl hij Jan den stok -uit de handen nam. "Ik durf wl! Wat Dik kan, kan ik ook."</p> - -<p>"Houd je goed, Piet," zei Dik. "Neem je sprong niet te kort, want de -onderkant is hier slap, hoor. Je zakt er in weg."</p> - -<p>"Hoepla, daar gaat hij!" riep Piet.</p> - -<p>En met een prachtigen sprong kwam hij aan den overkant terecht.</p> - -<p>"Goed gedaan, Piet!" zei Dik. "Nu jij, Jan Vos!"</p> - -<p>"Maar ik ga naar huis," riep een van de jongens.</p> - -<p>"Kijk eens, hoe donker het al wordt. 'k Wed, dat het al aardig laat -is."</p> - -<p>"Dan ga ik me," riepen een paar anderen. "Ik mag zoo erg laat niet -thuiskomen."</p> - -<p>"Ik ga ook naar huis," zei Jan Vos, die niet veel lust had op den -laten avond nog een nat pak te halen.</p> - -<p>"Jantje durft niet!" zei Dik.</p> - -<p>"Neen, Jantje durft niet!" zei ook Piet.</p> - -<p>"Dt zal ik je laten zien," zei Jan Vos, die de spotternij van zijn -twee vrienden niet langer wilde aanhooren.</p> - -<p>Piet wierp hem den stok toe, en Jan nam hem stevig tusschen zijn -beide handen.</p> - -<p>"Dr dan!" riep hij. "Een — twee — drie!"</p> - -<p>Hij nam zijn sprong, en kwam triomfantelijk tusschen Dik en Piet aan -den overkant.</p> - -<p>"Zie je wel, dat ik durf!" riep hij hun toe.</p> - -<p>"Of je durft," zei Dik. "Maar dat wist ik ook wel. Kijk, de anderen -gaan naar huis. 't Wordt onze tijd langzamerhand ook, h?"</p> - -<p>"Ja, laten we gaan," zei Piet.</p> - -<p>De drie jongens sprongen over een smaller gedeelte terug, waar zij -geen gevaar hadden om in de sloot terecht te komen. Dik wierp den -polsstok over zijn schouder, floot aan Kolos, die op eenigen afstand -een rattenhol openkrabde, en toen sloegen ook zij den weg naar huis -in.</p> - -<p>Mulder zat intusschen nog trouw te wachten en met opengesperde ooren -te luisteren, maar nog altijd was er geen angstgeschrei tot hem -doorgedrongen. De jongens waren er zeker nog niet.</p> - -<p>Hij tuurde wel tienmaal per minuut naar de klok.</p> - -<p>"Ze blijven lang weg," mompelde hij. "Ze zullen toch niet gemerkt -hebben, dat ik naar Flipsen gegaan ben? Of misschien hebben gezien, -dat Flipsen hier kwam? Maar neen, dat kan niet, — dat is onmogelijk. -Ze zullen wel komen en wachten eerst, dat het goed donker geworden -is.</p> - -<p>Hoewel, donker is het al genoeg. H — h — h, die gummi-stok, -die gummi-stok, — wat is dat een goed ide geweest van Flipsen. Hij -slaat ze de beenderen er mede stuk — h — h — h! Wat heb ik -daar een schik in!"</p> - -<p>Weer wachtte Mulder een kwartier, en nog waren de jongens niet -gekomen.</p> - -<p>Toen, — opeens betrok het gelaat van den vrek.</p> - -<p>"Ja, dat moest hij eens probeeren," prevelde hij. "Flipsen moest het -eens wagen, zelf mijn aardbein en frambozen op te eten, terwijl hij -daar op de loer ligt. Hij moest het eens wagen!</p> - -<p>Maar toch, — hij is er best toe in staat! Zoo'n brave jongen zal hij -in zijn jeugd ook wel niet geweest zijn, daar ziet hij niet naar uit, -en hij zal ng wel een aardbeitje en een framboosje lusten. Ha, als -hij daar het hart eens toe had, ik zou hem aanklagen bij den -burgemeester en dan kostte het hem zijn betrekking, zoo vast als -tweemaal twee vier. — En wie weet, hoeveel de kerel er wel opeet, al -was het alleen maar om mij te plagen en zich op mij te wreken, want -hij was mr dan nijdig, dat zag ik duidelijk."</p> - -<p>Mulder stond op en liep ongedurig door de kamer heen en weer. Hij -balde zijn vuisten, en zei:</p> - -<p>"O, — 't is niet om uit te staan! Hij zal van mijn vruchten -afblijven, of ik zal het hem duur betaald zetten. Wie weet, hoeveel -hij er al opheeft! En die jongens hoor ik nog maar niet. — Zoo'n -dief! Die past op de anderen, en zelf doet hij misschien niet anders, -dan mijn vruchten stelen! Waarom komt hij nog niet eens aan de ruiten -tikken, ten teeken, dat hij niet aan mijn frambozen zit? Maar dat -houd ik niet langer uit! Ik wil zekerheid hebben! Ik laat mij mijn -kostelijke vruchten maar niet goedsmoeds afhandig maken. Besluipen -zal ik hem, en wee Flipsen, als hij mij bedriegt! Dan zal het hem -bezuren!"</p> - -<p>De vrek begaf zich naar het achterhuis en schoof voorzichtig den -grendel van de deur. Onhoorbaar zacht deed hij deze op een kier en -kroop op handen en voeten den tuin in. De deur trok hij achter zich -dicht. Alles ging zoo stil in zijn werk, dat Flipsen het onmogelijk -gehoord kon hebben, of hij had al in de onmiddellijke nabijheid van -de deur moeten zijn. En daar was hij niet.</p> - -<p>"Wat is het ellendig donker," bromde de vrek. "Aanstonds kruip ik nog -met mijn hoofd tegen een boom aan. Maar beloeren zal ik hem, en als -hij mij bedriegt, zal hem aanklagen, — zoo'n dief!"</p> - -<p>Voorzichtig, voetje voor voetje, of eigenlijk knietje voor knietje -kroop hij verder in de richting van de plaats, waar de aardbein en -frambozen groeiden, en hij zorgde er wel voor, zoo dicht mogelijk -onder het kreupelhout te blijven, want daar liep hij het minste -gevaar, gezien te worden.</p> - -<p>'t Was doodstil in den tuin.</p> - -<p>"Waar zou Flipsen wezen?" dacht de vrek. "O, natuurlijk, bij de -vruchten, net zooals ik al dacht. Waar wou hij anders zijn, die dief? -Maar berouwen zal het hem, berouwen zal het hem."</p> - -<p>Ha, hij had de frambozen thans bereikt. Zou Flipsen tusschen de -struiken liggen en zich aan de sappige vruchten te goed doen?</p> - -<p>Met zijn oogen trachtte hij de duisternis te doorboren.</p> - -<p>Maar dat trachtte Flipsen ook te doen.</p> - -<p>Hoor, klonk daar niet eenig geritsel?</p> - -<p>Flipsen spitste de ooren.</p> - -<p>Zouden de jongens dan toch in aantocht zijn? Hij had hen niet hooren -komen. Maar dat was ook niet noodig. Als hij hen n maar hoorde, nu -zij dicht bij de frambozen kwamen.</p> - -<p>Flipsen klemde den gummi-stok tusschen zijn vingers, en luisterde met -inspanning.</p> - -<p>Zijn oogen begonnen te fonkelen.</p> - -<p>O, — maar hij bedroog zich niet, — neen, neen, de jongens waren -hem niet te glad af. Hij hoorde duidelijk het geschuifel van iemand, -die zich voortbewoog in de richting van de aardbein en frambozen. -Zijn lang geduld zou dan toch worden beloond.</p> - -<p>Hoor, — 't was duidelijk, en ja, — daar zag hij ongetwijfeld de -gestalte van iemand, die over den grond kroop.</p> - -<p>Als een kat, die op een muis loert, maakte Flipsen zich gereed voor -den sprong.</p> - -<p>Hij stond met gebogen rug, de kin vooruit.</p> - -<p>En op 't volgende oogenblik wierp hij zich op den dief, die de -frambozen nu ongeveer bereikt had.</p> - -<p>Hij drukte den dief tegen den grond, zette hem de linkerknie op den -rug, hief hij zijn gummi-stok omhoog, en sloeg onbarmhartig op zijn -gevangene los.</p> - -<p>Mulder wist het eerste oogenblik, toen Flipsen hem op zijn rug -sprong, niet, wat er aan de hand was. Hij werd plat op den grond -gedrukt en kermde van schrik en ontsteltenis. Maar toen daalde -plotseling een regen van slagen op hem neer, waarvan de eene nog meer -pijn veroorzaakte dan de andere. En Flipsen liet in zijn woede zijn -slagen met zooveel geschreeuw gepaard gaan, dat hij van den dief geen -woord verstond. 't kon hem trouwens ook niets schelen, wat deze zeide -of deed. Hij zou hem dat stelen ns en voor altijd op afdoende -wijze afleeren en al den anderen den lust ontnemen, om het ooit weer -te probeeren.</p> - -<p>'t Hagelde slagen met den gummi-stok op den vrek, die op den grond -lag te krimpen van de pijn.</p> - -<p>"Dr! — Dr! — Dr! — Dr!" schreeuwde Flipsen, en -zijn gummistok ging zonder ophouden omhoog, om weer striemend op zijn -slachtoffer neer te dalen.</p> - -<p>"O, — o, — de gummi-stok, — de ellendige gummistok," kermde de -gierigaard. "O, Flipsen, houd toch op, — ik ben het, — ik, Mulder, -— houd toch op ——"</p> - -<p>"Dr! — Dr! — Daar!" — schreeuwde Flipsen die van geen -ophouden wist. "Jou leelijke vruchtendief! Waag het nu nog eens, — -dr! Dr! Daar!"</p> - -<p>"Flipsen," kermde Mulder, krimpend van de pijn, — "ik sterf! O, die -gummi-stok, — die gum — mi- — o, o, au, au, — o, houd toch op!"</p> - -<p>"Dr! — Daar! — D... o, mijn hemel, wat is dat?" schreeuwde -Flipsen ontsteld. Hij voelde, hoe een groot voorwerp hem op zijn rug -sprong en hem de nagels in zijn hals groefde, en hem krabde en beet -op alle plaatsen, waar hij maar gekrabd en gebeten kon worden. 't -Veroorzaakte hem helsche pijn, en hij kroop op den grond rond, zonder -haast te weten, wat hij deed.</p> - -<p>"Wat is dat? Wat — o, o, — wat een pijn — wie doet dat — o!"</p> - -<p>Kees zat den veldwachter bovenop zijn rug en vierde aan al zijn booze -neigingen bot. Hij beet en krabde zonder ophouden, tot Flipsen -eindelijk, schreeuwende van de pijn al zijn geestkracht verzamelde, -het ongure beest van zich afschudde en, met achterlating van zijn -gummi-stok, haastig op de vlucht sloeg.</p> - -<p>Hij en de vrek kermden om het hardst en de aap maakte ook de -erbarmelijkste geluiden, zoodat Dik Trom en de andere jongens, die op -den terugweg naar huis den landweg afliepen langs den tuin van -Mulder, niet wisten, wat zij hoorden.</p> - -<p>Zij dachten er al niet eens meer aan, om vruchten te gaan stelen, -want zij hadden zich veel te goed vermaakt met het springen.</p> - -<p>"Wat is hier te doen? Hoor dat gekerm eens!" zei Dik.</p> - -<p>En allen stonden stil om te luisteren.</p> - -<p>Opeens zagen zij Flipsen het hek doorsnellen, met zijn handen achter -tegen zijn hals.</p> - -<p>"O, o, o, Wat een pijn! Wat een pijn!" kermde hij. En haastig sloeg -hij den weg in naar huis.</p> - -<p>"Ook een rare geschiedenis!" zei Dik. "Rara — wat is dat?"</p> - -<p>Maar niemand wist het, en zij vervolgden hun weg.</p> - -<p>Mulder kroop kermend naar zijn huisje.</p> - -<p>"O, die gummi-stok, — die gummi-stok!" kermde hij.</p> - -<p>Hij deed de deur open, richtte zich aan de klink met groote moeite -omhoog, ontkleedde zich zoo goed en zoo kwaad als het ging, en kroop -in bed.</p> - -<p>Den volgenden morgen zag hij bont en blauw, en toen Flipsen zijn -gummi-stok kwam halen, zat diens hals in een dik verband.</p> - -<center> -<img src="images/versiering_e.jpg" alt="image: versiering" style="width:30%; height:auto; max-width:300px;"> -</center> -<br> -<br> -<br> -<br> - -<a name="chapter08"></a> -<center> -<img src="images/hoofdstuk_d.jpg" alt="image: hoofdstuk-versiering" style="width:100%; height:auto; max-width:600px;"> -</center> -<br> -<br> -<br> -<h3 align="center">Achtste Hoofdstuk.</h3> -<h4 align="center">Dik verloot jonge konijntjes.</h4> -<hr width="10%"> - -<br> -<img class="letterimage" src="images/letter_d.jpg" alt="D" style="width:10%; height:auto; max-width:300px;"> -<p class="hidden_char"><span style="color: white;">D</span>ik was al heel vroeg opgestaan, en daar had hij geen spijt van, want -het was een mooie morgen. De vogels sjilpten en zongen in de boomen, -en de bloemen geurden heerlijk.</p> - -<p>Met een mes in de hand kwam hij naar buiten. Hij haalde een mand uit -het schuurtje, om er het gras en de klaver in te doen, die hij wilde -gaan snijden aan den kant van het kanaal.</p> - -<p>Nauwelijks verscheen hij in den tuin achter de schuur, of zijn duiven -vlogen klapwiekend om hem heen en een paar zetten zich op zijn -schouders en zijn hoofd. 't Was, of zij hem goeden morgen kwamen -zeggen.</p> - -<p>"Koer! Koer!" riep hij hun toe.</p> - -<p>En hij zag, hoe de konijnen zich op hun achterpooten verhieven en met -hun voorpootjes door de tralies krabbelden.</p> - -<p>"Ja, ja!" riep Dik hun toe. "Dadelijk, hoor! Ik zie het wel, dat de -ruiven leeg zijn. Maar jullie eten ook dag en nacht aan n stuk -door, geloof ik. Geduld een beetje, asjeblief. Ik moet het eerst nog -gaan snijden. — En als ik terugkom, krijgen jullie ook, hoor!" riep -hij tegen de duiven.</p> - -<p>"Dag Dik, hier is Gerrit!" riep zijn kauw, die op zijn schouder kwam -zitten en eerst nijdig naar een duif pikte, om haar van dat plekje, -dat hij als zijn persoonlijk eigendom beschouwde, weg te jagen. Maar -de duif had geen lust, om voor zoo'n brutale vlerk als een kauw te -wijken, en pikte venijnig terug. Duiven lijken wel heel zachtaardige -diertjes, maar zij laten zich de kaas allerminst van het brood nemen -en weten hun snavels terdege te gebruiken.</p> - -<p>'t Werd een formeele vechtpartij op Dik's schouder, tot groot vermaak -van Dik. De duif klapte met haar vleugels, om de kauw weg te jagen, -en de kauw pikte nijdig met haar langen, puntigen snavel in het lijf -van de duif.</p> - -<p>"Dag Dik!" werd er op eenigen afstand geroepen.</p> - -<p>"O, — daar is Nelly!" riep Dik. Hij keerde zich om en zag het blinde -meisje in buurmans tuin staan.</p> - -<p>"Ga je de duiven voeren?" vroeg Nelly.</p> - -<p>"Straks, — eerst moet ik nog gras en klaver snijden, Ga je me?"</p> - -<p>"Graag!" zei Nelly.</p> - -<p>Voorzichtig liep zij den tuin door, toen over het pad langs het huis, -en kwam zoo in het voortuintje.</p> - -<p>Dik joeg de duif en de kauw van zijn schouder, wierp zijn mes in de -mand, die hij in zijn linkerhand nam, en begaf zich naar Nelly, om -haar mede te nemen naar den kanaalkant.</p> - -<p>"Dag Helly! Hier is Gerrit!" riep de kauw, toen hij het meisje zag.</p> - -<p>"Kom hier, Gerrit, — kom hier, Gerrit!" riep Nelly, terwijl Zij haar -vrije hand uitstrekte. Dadelijk kwam Gerrit op haar arm zitten. Dat -vond Nelly prettig.</p> - -<p>"Dag Gerrit!" riep zij tegen hem.</p> - -<p>"Dag Helly! Hier is Gerrit! Dag Dik!"</p> - -<p>Dik bracht het meisje naar den overkant van den weg, en zei, nadat -hij een mooi plaatsje voor haar opgezocht had:</p> - -<p>"Hier Nelly, — ga nu hier zitten, — in het gras!"</p> - -<p>Nelly deed het, en toen hij het blinde meisje daar zag zitten, zoo -hulpbehoevend, zoo geheel afhankelijk van anderen, overmeesterde hem -weer een gevoel van onuitsprekelijk medelijden, en zijn stem klonk -zacht en teeder, toen hij zeide:</p> - -<p>"Je zit aan den kant van het kanaal, Nelly, een groote armslengte er -maar van af. Zul-je je niet vooruit bewegen? Je gezicht is naar het -water gekeerd."</p> - -<p>"Ja ja, dank je wel," zei Nelly, "ik begreep het al, voordat je me -het zei. Wees maar niet ongerust, Dik, ik zal wel stil blijven -zitten. Dag Gerrit! Waar ben je, Gerrit? Kom hier, Gerrit! Kom bij -Nelly, Gerrit!"</p> - -<p>Gerrit wandelde aan den kant van het water en pikte daar wurmpjes en -insecten van den grond op.</p> - -<p>"Hier is Gerrit!" schreeuwde hij terug, maar hij ging niet naar Nelly -toe. Hij had het veel te druk, om voor zijn ontbijt te zorgen.</p> - -<p>"Kom Gerrit! Kom hier, Gerrit!" riep Nelly.</p> - -<p>Gerrit gaf geen antwoord. Hij was juist bezig, een grooten worm uit -den grond te trekken, waar de worm zich met al zijn kracht tegen -verzette. Maar 't hielp niet, en weldra was hij door Gerrit's keelgat -verdwenen.</p> - -<p>"Hier is Gerrit!" schreeuwde hij toen. "Dag Helly!"</p> - -<p>Dik was ijverig aan het snijden. Zijn mes was vlijmscherp, daar -zorgde hij altijd wel voor. De eene handvol na de andere wierp hij in -de mand, en hij pikte zooveel melkdistels uit den grond, als hij maar -kon, want daar waren de konijnen dol op.</p> - -<p>"Schiet je goed op, Dik?" riep Nelly hem toe. "Wat is het prachtig -weer h?"</p> - -<p>"Heerlijk," zei Dik. "Ja, ik schiet best op, maar ik heb veel te -snijden, want ik zorg 's morgens altijd voor den heelen dag, en ik -wil niet, dat mijn konijnen honger lijden."</p> - -<p>"Kom Gerrit!" riep Nelly. "Kom Gerrit! Waar is Gerrit?"</p> - -<p>"Hier is Gerrit!" riep de kauw uit de verte, maar hij kwam niet.</p> - -<p>"Hij zoekt zijn eten," riep Dik het meisje toe.</p> - -<p>"Hij zorgt misschien 's morgens k voor den heelen dag, net als -jij," merkte Nelly lachend op.</p> - -<p>"Hij lust anders heel wat, hoor," zei Dik. "Ik geloof niet, dat hij -ooit genoeg heeft."</p> - -<p>"Hier is Gerrit!" riep de kauw, die op Nelly's schouder vloog.</p> - -<p>"Behalve n dan toch," zei Nelly. "Zie je wel, hij komt uit eigen -beweging bij me, en dat zou hij niet doen, als hij nog honger had."</p> - -<p>Nelly nam de kauw in haar hand en hield hem tegen haar wang. Dik -verwijderde zich hoe langer hoe verder, om gras en klaver te zoeken. -Maar telkens keek hij even naar Nelly om te zien, of zij wel -voorzichtig was en niet dichter hij het water kwam.</p> - -<p>"Zeg Dik, vader is vanmorgen al naar zijn baas gegaan!" riep Nelly -hem toe.</p> - -<p>"Zoo," zei Dik. "Kijk, daar komt Anneke! — Dag Anneke, hier is -Nelly, je weet wel, van wie ik je verteld heb."</p> - -<p>"O," zei Anneke, en zij keek naar het blinde meisje. Dik had haar -verteld, hoeveel medelijden hij met haar had.</p> - -<p>Zij ging bij haar in het gras zitten, en zei:</p> - -<p>"Jij bent Nelly, h? Ik heet Anneke. O, heb je Dik's kauw daar? Vind -je hem niet aardig?"</p> - -<p>"Ja, erg aardig," zei Nelly. <span id="cor0005" class="corrected" title="Original text: ["Dag Gerrit! Zeg eens, "dag Nelly!"]">"Dag Gerrit! Zeg eens, 'dag Nelly!'"</span></p> - -<p>"Dag Helly!" schreeuwde de kauw, tot groot vermaak van de beide -meisjes. "Dag Helly, hier is Gerrit!"</p> - -<p>En om het hardst riepen zij:</p> - -<p>"Dag Gerrit! Dag Gerrit!"</p> - -<p>Eindelijk was Dik's mand tot den rand toe gevuld, en keerde hij met -zijn vracht naar de meisjes terug.</p> - -<p>"Gaan jullie me naar mijn duiven?" vroeg hij.</p> - -<p>"Ja," zeiden ze, en beiden stonden van den grond op.</p> - -<p>Nelly stak haar hand uit, als om te vragen, wie haar leiden wilde.</p> - -<p>"Kom," zei Anneke, terwijl ze haar arm bij het blinde meisje instak, -en gearmd gingen ze met Dik mee.</p> - -<p>De duiven zagen hem al komen en vlogen hem klapwiekend tegemoet, en -de konijnen krabbelden om het hardst tusschen de tralies door. Zij -hadden blijkbaar honger.</p> - -<p>De kauw vloog achter het drietal aan.</p> - -<p>Dik vulde de ruiven van de konijnen met het versch gesneden voer, -waaraan de konijntjes dadelijk begonnen te smullen, en haalde toen -een bak vol gerst voor de duiven, die hem maar steeds om het hoofd -fladderden.</p> - -<p>"Hier Nelly," zei hij, terwijl hij haar den voerbak in de hand gaf, -"jij mag ze voeren."</p> - -<p>"O," riep Nelly verheugd uit, "graag, graag, — dank je wel!"</p> - -<p>Anneke las de vreugde op haar gelaat, en Dik en Anneke keken elkander -aan met een blik, waarin duidelijk te lezen stond:</p> - -<p>"Wat in-zielig, h?"</p> - -<p>Die twee begrepen elkander wel, ook al zeiden ze niets.</p> - -<p>Nelly strooide het voer met kleine handjesvol om zich heen, en riep:</p> - -<p>"Roe-koe! Roe-koe! Roekoe!"</p> - -<p>En de doffers stapten parmantig buigende tusschen de duifjes rond en -riepen ook:</p> - -<p>"Roe-koe! Roe-koe! Roe-koe!"</p> - -<p>"Hier is Gerrit!" schreeuwde de kauw. "Dag Helly! Dag Dik!"</p> - -<p>"Praatsmaken!" riep Dik. — "Zeg Anneke, wat heb ik een zin in het -schoolfeest. En jij?"</p> - -<p>"Of ik!" zei Anneke. "Kijk, die duif vliegt op Nelly's schouder. Wat -aardig, h?"</p> - -<p>"Wat zal het een leuk gezicht wezen, als die stoomboot hier door het -kanaal gaat," zei Dik. "Er is hier nog nooit een stoomboot geweest."</p> - -<p>"'t Zal wel een kleintje zijn; een groote kan hier niet varen," zei -Anneke.</p> - -<p>"O, groot genoeg voor de schoolkinderen," beweerde Dik. "Laat daar -den meester maar voor zorgen."</p> - -<p>"Roe-koe! — Roe-koe!" riep Nelly tegen de duiven, terwijl zij de -korreltjes voer rondom zich strooide. "Krijgen jullie een -schoolfeest?"</p> - -<a name="25_samen"></a> -<center> -<img src="images/25_samen.jpg" alt="[illustratie]" style="width:80%; height:auto; max-width:800px;"> -</center> - -<p>"Ja," zei Dik, "we gaan een heelen dag uit met een stoomboot, met -muziek en vlaggen, — een heelen dag Wijk aan zee, h Anneke?"</p> - -<p>"Ja, — dat is een badplaats," zei Anneke. "Fijn, hoor."</p> - -<p>"H, met muziek, — dat hoor ik zoo graag," zei Nelly. "Die vlaggen -kan ik niet zien, en de boot ook niet, en de zee evenmin, — maar de -muziek kan ik hooren, h, en o, die vind ik zoo mooi."</p> - -<p>Dik werd ernstig.</p> - -<p>"Dom van me, om over dat schoolfeest te beginnen, waar dat blinde -meisje bij is," dacht hij bij zichzelven. "Echt dom! Hoe jammer, dat -zij niet mee kan! Maar zij gaat niet school, — en bovendien heeft ze -niet megespaard, en n gulden vijf en twintig centen kunnen die -menschen zoo maar opeens niet missen. — Weet je wat, daar moet ik -toch nog eens over denken."</p> - -<p>En hij dacht er verder den heelen dag over.</p> - -<p>Eerst kwam hij tot het besluit, aan alle kinderen een kleinigheid -voor het blinde meisje te vragen, en als hij dan de vereischte som -bijeen had, zou hij den meester verzoeken, of het ongelukkige, blinde -meisje medemocht.</p> - -<p>"Jammer, dat de meester nu net zoo boos op me is," dacht Dik.</p> - -<p>Maar bij nader inzien vond hij het toch geen prettige gedachte voor -Nelly, als alle kinderen op school wisten, dat zij het zoo arm -hadden. Neen, dat behoefden de anderen niet te weten; 't was nergens -toe noodig. Zij zouden zoetjes-aan, nu Elswater weer hersteld was en -geregeld werk had, wel weer in beter doen geraken.</p> - -<p>"'k Wou maar, dat ik zelf het geld had," dacht Dik. "Of dat Vader en -Moeder het konden missen, — maar dat zal niet kunnen. — Jammer -genoeg."</p> - -<p>Maar 's morgens op school, onder de leesles, kreeg hij plotseling een -idee, en zijn gezicht klaarde er heelemaal van op.</p> - -<p>En nauwelijks waren de jongens om twaalf uur het lokaal uit, of hij -riep hun toe:</p> - -<p>"Zeg jongens, wie koopt er een lootje van me naar een jong konijn?"</p> - -<p>"Hoeveel loten?" vroeg Jan Vos.</p> - -<p>Dik meende vijftien te zeggen, maar hij bedacht zich bijtijds.</p> - -<p>"Twintig," zei hij.</p> - -<p>"En hoe duur?" vroeg Bruin Boon.</p> - -<p>"Voor jou twee centen per stuk, voor de anderen een cent!" riep Dik.</p> - -<p>"Geef mij een lootje," zei Arie Klaro, die bijna altijd wel losse -centen in zijn zak had, want zijn vader was een rijke boer en -behoefde dus niet op een kleintje te zien.</p> - -<p>"Vanmiddag!" zei Dik. "Nu heb ik ze nog niet, maar ik ga ze dadelijk -maken, als ik thuis kom."</p> - -<p>"Wat een geld," zei Bruin Boon, "twintig cent voor een jong -konijntje. We doen altijd vijftien lootjes van een cent, en dat is -geld genoeg."</p> - -<p>"Ja Bruin, maar ik ben maar een arme slokker," zei Dik. "Daarom neem -ik twintig lootjes, zie je. — Zeg jongens, geld meebrengen -vanmiddag, hoor, dan kunnen we vanavond nog gooien om de hoogste -oogen."</p> - -<p>Dik liep op een draf naar huis, en zoodra hij gegeten had, vroeg hij -aan zijn moeder om een stuk karton, 't liefst wit.</p> - -<p>"Heeft u niet een oude kartonnen doos, die u niet meer noodig heeft?" -vroeg hij.</p> - -<p>"Waartoe moet die dienen?" vroeg zijn moeder.</p> - -<p>"Om lootjes te maken," zei Dik. "Ik ga mijn jonge konijnen verloten. -Zeg, Moeder, weet u, wat ik van plan ben? Ik wil zoo graag f1.25 bij -elkaar zien te krijgen..."</p> - -<p>"Waarvoor, Dik. Wt een geld!" zei Moeder.</p> - -<p>"Wel, dan wou ik het aan den meester geven voor het schoolfeest...."</p> - -<p>"Ben je dwaas, jongen? We geven elke week al een stuiver, en dat is -al meer dan genoeg voor ons soort menschen...."</p> - -<p>"En dat is het," zei Vader Trom, die zich gereed maakte om zijn dutje -te gaan doen.</p> - -<p>"Ja maar, ziet u, — ik wou zoo graag het blinde meisje van de nieuwe -buren me laten gaan," zei Dik zacht. "Ik heb zoo'n medelijden met -haar, Moeder, — en die menschen zijn op 't oogenblik te arm om -zooveel geld te kunnen missen. — Toe maar, Moeder, laat het mij maar -doen. 't Is zoo'n ongelukkig kind."</p> - -<p>Moeder keek Dik een oogenblik ernstig aan en haar oogen werden een -beetje vochtig.</p> - -<p>Eindelijk zei ze:</p> - -<p>"In een hoekje achter op den zolder staat nog wel een oude doos, -Dik."</p> - -<p>"Dus mag ik?" riep Dik verheugd uit, en hij vloog de trap op naar -boven.</p> - -<p>Toen hij weg was, deed Vader Trom zijn oogen, die hij juist -dichtgedaan had, weer eventjes open en zei:</p> - -<p>"Griet!"</p> - -<p>"Wel? — Wat is er, Jan?"</p> - -<p>"Griet, — onze Dik is een bijzonder kind, en dat is-ie."</p> - -<p>"Ja, hij is althans een goed kind," zei moeder Trom.</p> - -<p>Dik kwam beneden en knipte twintig vierkante stukjes uiteen van de -wanden van de doos. De rest borg hij in de kast, want die zou hem nog -wel te pas komen.</p> - -<p>Vandaag ging er pas zijn eerste jonge konijn aan, en hij had er zes.</p> - -<p>Op elk kartonnetje zette hij een nummer, van 1 tot 20, en hij deed ze -alle in een doosje. Toen stak hij nog een stuk papier bij zich, om te -kunnen noteeren, wie een lot gekocht had, — en een potlood, — en -begaf zich naar buiten.</p> - -<p>In de verte hoorde hij het eigenaardige geschreeuw, dat de jongens -soms met een hooge stem doen hooren, als zij alleen over straat -loopen.</p> - -<p>"Halloo! Diktrommio! Halloo! Diktrommio! Gajemo!"</p> - -<p>Dik lachte.</p> - -<p>"Pitio van Drillio!" galmde hij terug. "Pitio van Drillio!"</p> - -<p>"Dikkio Trommio!" schreeuwde Piet. "Two lotio! Voor mijn -centoo!"</p> - -<p>Het geluid kwam steeds dichterbij en na een minuut zag Dik Piet het -erf oploopen.</p> - -<p>"Two lotio! Two lotio!" galmde Piet. "Voor mijn centoo!"</p> - -<p>"Twee lootjes?" vroeg Dik, terwijl hij de doos met kartonnetjes uit -zijn zak opdiepte. "Hier, trek er maar twee uit."</p> - -<p>Piet trok de nummers 4 en 13, en Dik schreef op zijn lijst achter de -nummers 4 en 13 den naam van Piet van Dril. De twee centen stak hij -in zijn zak.</p> - -<p>"Zie zoo, ik heb al vast een beginnetje. Voor twee uur ben ik ze wel -allemaal kwijt, denk ik, en dan kunnen we na schooltijd het beestje -verloten."</p> - -<p>"Om hoe laat?" vroeg Piet.</p> - -<p>"Om zes uur, hier, achter onze schuur. Ik heb drie dobbelsteenen," -zei Dik, "mooie groote."</p> - -<p>"Zeg, ik hoop, dat ik het konijntje win," zei Piet van Dril. "Willen -we naar school gaan?"</p> - -<p>"Dat is goed."</p> - -<p>En samen sloegen zij den weg in naar school, waar zij natuurlijk veel -te vroeg aankwamen, maar dat wilden zij juist. Dik had er immers -gewichtige zaken te doen?</p> - -<p>Zij waren de eersten, die op de speelplaats aankwamen, maar 't duurde -niet lang, of er kwamen er meer.</p> - -<p>Bruin Boon kwam ook al heel vroeg.</p> - -<p>"Ik moet vijf lootjes hebben, Dik," zei hij, en hij gaf Dik vijf -centen.</p> - -<p>"Wat? Hoeveel?" vroeg Dik verbaasd, want het gebeurde haast nooit, -dat een jongen vijf loten tegelijk kocht. En hij keek Piet van Dril -aan, die zijn vragenden blik met een knipoogje beantwoordde.</p> - -<p>"Ja, vijf!" schreeuwde Bruin Boon. "Geef hier! Waar zijn ze?"</p> - -<p>Dik weifelde even en weer keek hij Piet vragend aan, en nogmaals -knipoogde Piet tegen Dik. De jongens wisten wel, dat Bruin niet -eerlijk was, en dat hij gewoonlijk veel centen in zijn zak had, en -zij verdachten er hem sterk van, dat hij ze stal uit de toonbanklade -van zijn moeder, die een winkeltje in kruidenierswaren deed. Want -Bruin was erg oneerlijk.</p> - -<p>"Nou, krijg ik ze, of krijg ik ze niet?" schreeuwde Bruin.</p> - -<p>"Weet je moeder ervan?" vroeg Dik.</p> - -<p>"Mijn moeder? — Ja, — natuurlijk! — Je denkt toch niet, dat ik ze -gestolen heb?"</p> - -<p>"Ik weet niet, wat ik moet denken," zei Dik. Hij hield Bruin het -doosje met loten voor en Bruin nam er vijf uit. Dik schreef zijn naam -op de lijst achter de getrokken nummers. Even later kwam Arie Klaro.</p> - -<p>"Heb je je lootjes al?" vroeg hij aan Dik. "Geef mij er een, — of -neen, ik wil er wel twee hebben. Des te meer kansen heb ik."</p> - -<p>"Maar ik heb de meeste kansen," zei Bruin.</p> - -<p>"Zoo? Hoeveel dan wel?" vroeg Arie.</p> - -<p>"Vijf!" zei Bruin. "Is 't niet waar, Dik, heb ik er geen vijf?"</p> - -<p>"Gestolen centen natuurlijk," zei Arie op den man af.</p> - -<p>"Als jij maar geen gestolen centen in je zak hebt!" zei Bruin -sarrend.</p> - -<p>Er kwamen hoe langer hoe meer jongens op de speelplaats, en de loten -van Dik gingen vlug van de hand. Hij kon zelfs niet eens aan alle -aanvragen voldoen, maar daar wist hij wel raad op.</p> - -<p>"Jongens," zei hij, "om vijf uur zal de loting plaats hebben...."</p> - -<p>"Waar?" schreeuwde Bruin. Bruin schreeuwde altijd veel harder, dan -noodig was. "Ik heb toch de meeste kansen, want ik heb er vijf!"</p> - -<p>"Bij ons, achter het huis," zei Dik. "En dan zal ik weer nieuwe loten -klaarmaken om er nog een te verloten, voor de jongens, die nu te laat -kwamen. Is dat goed? Komen jullie dan?"</p> - -<p>"Dus dan verloot je er twee vanavond," zei Dirk Langereis, die ook te -laat gekomen was en dus geen lootje had kunnen bemachtigen.</p> - -<p>"Ja, — twee," zei Dik.</p> - -<p>"Dat is goed!" zeiden de jongens.</p> - -<p>Een poosje later ging de school aan, en Dik voelde zich vroolijk -gestemd, omdat de zaken voor de blinde Nelly zoo goed gingen.</p> - -<p>"Vanavond heb ik al veertig centen bij elkaar," dacht hij vergenoegd. -"Dan heb ik er nog maar vijf en tachtig noodig. Als de meester nu -maar niet weigert, — maar weet je wat, ik zal erg goed mijn best -doen. Misschien gaat de boosheid dan wel weg, hoewel, — hij heeft -vandaag nog geen vriendelijk woord tegen me gezegd."</p> - -<p>En Dik spande al zijn krachten in om 's meesters goedkeuring te -verwerven, <br><span id="cor0006" class="corrected" title="Original text: [wat de meesster zeer goed]">wat de meester zeer goed</span> opmerkte, al liet hij het niet -blijken.</p> - -<p>"Dikje heeft spijt van gisteren," dacht hij, en dat deed hem -genoegen.</p> - -<p>Om vier uur ging de school uit, en de jongens spoedden zich naar -huis. Maar om vijf uur waren zij allen present achter de schuur van -Dik.</p> - -<p>Dik had weer nieuwe loten gemaakt en verkocht ze aan de liefhebbers. -Ze gingen niet meer zoo grif van de hand als voor het eerste -konijntje, maar hij raakte ze eindelijk toch kwijt, en toen kon de -loting beginnen.</p> - -<p>Dik haalde een kleerenbak uit de schuur, een diepen melkbeker uit de -kast en drie groote dobbelsteenen uit zijn speelgoedlade. Daarmede -kwam hij bij de jongens terug. De kleerenbak werd op den regenput -gezet, en de dobbelsteenen deed hij in den melkbeker.</p> - -<p>"Zie zoo, alles is klaar," zei hij. "De verloting kan beginnen."</p> - -<p>"Maar om welk konijn gaat het?" vroeg Jan van Bakel, die ook een -lootje gekocht had.</p> - -<p>Dik haalde een van zijn jonge konijntjes uit het hok en deed het in -een mand.</p> - -<p>"Hallo! Het spel gaat beginnen!" riep Dik.</p> - -<p>Hij keek op zijn lijst en riep: "No 1, Jan Fulps. Asjeblief, goed de -steenen schudden en dan in den kleerenbak gooien."</p> - -<p>"Daar gaat-ie!" riep Jan Fulps.</p> - -<p>Hij rammelde met de steenen en wierp ze met kracht in den bak. "4, 2, -5!" riep Dik. "Elf oogen!"</p> - -<p>En hij noteerde achter Jan's naam 11. "No. 2, Bruin Boon!"</p> - -<a name="26_dobbelen"></a> -<center> -<img src="images/26_dobbelen.jpg" alt="[illustratie]" style="width:70%; height:auto; max-width:600px;"> -</center> - -<p>"Elf maar?" snoefde Bruin. "Daar ga ik boven!"</p> - -<p>"2, 3, 3!" riep Dik. "8 oogen!"</p> - -<p>"Daar ga ik onder, had je moeten zeggen, Bruin!" riep Jan Fulps hem -toe.</p> - -<p>"O, ik heb er ng vier!" schreeuwde Bruin.</p> - -<p>"No. 3: Jan van Bakel!" riep Dik.</p> - -<p>Jan van Bakel gooide.</p> - -<p>"6, 5 en 5, 16 oogen!" kondigde Dik aan.</p> - -<p>"Een mooie gooi!" zei Piet van Dril. "Mijn beurt, Dik, ik ben no. -4."</p> - -<p>Piet rammelde met de steenen en wierp drie zessen.</p> - -<p>"Mooi zoo!" zei Dik. "Hooger kan het niet."</p> - -<p>"Ha ha," lachte Piet van Dril, "dat konijntje zal wel voor mij zijn. -Even hoog, dat kan, maar hooger, dat kan al vast niet!"</p> - -<p>Piet van Dril liep naar de mand, om het konijntje eens goed te -bekijken! 't Was een allerliefst beestje, vond hij, en hij streelde -het over den kop.</p> - -<p>Zoo gooiden de jongens om de beurt, en Bruin wierp eenmaal 2 zessen -en een vijf, dus 17 oogen.</p> - -<p>"Daar mankeerde er maar eentje aan, — maar ik heb nog een lot. Dan -komt het derde zesje er wel bij."</p> - -<p>Maar op zijn laatste lot gooide hij tot groote pret van alle jongens, -drie eenen. Zijn kans op het konijntje was verkeken.</p> - -<p>Eindelijk moest alleen N. 20 nog maar gooien, en dat was Arie -Klaro.</p> - -<p>"Een klein kansje!" zei hij, terwijl hij de dobbelsteenen in den -melkbeker liet rammelen.</p> - -<p>"Mijn konijntje is het!" riep Piet van Dril lachend.</p> - -<p>Arie gooide.</p> - -<p>"Drie zessen, — achttien oogen!" riep Dik. "Arie en Piet van Dril -moeten kampen. Ze hebben evenveel oogen gegooid."</p> - -<p>"Dat staat je niet netjes, Arie!" zei Piet van Dril lachend. "Ik -dacht al, dat ik den prijs had."</p> - -<p>"Mis man, buiten den waard gerekend," zei Arie. "Gooi jij maar -eerst!"</p> - -<p>"Neen, — jij!" zei Piet.</p> - -<p>"Jij bent het eerst aan de beurt. Hier heb je de steenen. — Is 't -niet waar, Dik?"</p> - -<p>"Ja," zei Dik. "Jij eerst, Piet."</p> - -<p>"Vooruit dan maar!" zei Piet. Hij liet de stenen rammelen en gooide -een 4, een 6 en een 3.</p> - -<p>"Dertien oogen," zei Dik. "Een mooie kans, Arie."</p> - -<p>"O j, daar gaat mijn konijntje," riep Piet lachend.</p> - -<p>"Toe, rammel zoo lang niet, — ik brand van nieuwsgierigheid!"</p> - -<p>"Daar dan!" riep Arie.</p> - -<p>"Een 5, een 6 en een 3, — veertien oogen!" riep Dik. "Arie heeft het -gewonnen. Geluk er me!"</p> - -<p>"En nu ga ik meteen naar huis," zei Arie, die een heel eind van het -dorp woonde, en alleen om de verloting zoo lang gebleven was.</p> - -<p>Hij nam het jonge konijntje in zijn arm en vertrok.</p> - -<p>De anderen bleven voor de verloting van het tweede konijntje.</p> - -<p>"Mijn kansen staan mooi," schreeuwde Bruin. "Ik heb nu ook weer vijf -loten."</p> - -<p>"Maar onrechtmatig verkregen goed gedijt niet," zei Dirk Langereis.</p> - -<p>"Wat!" schreeuwde Bruin. "Wou jij zeggen, dat ik het gestolen had?"</p> - -<p>"Ik zeg alleen maar, dat onrechtmatig verkregen goed niet gedijt," -zei Dirk.</p> - -<p>De loting begon, — en het einde was, dat Jan Vos met het konijntje -naar huis ging. Hij won met 17 oogen.</p> - -<p>"Jongens," riep Dik, "morgen een nieuwe verloting!"</p> - -<p>"Maar ik dank je!" zei Bruin Boon. "'t Heeft me vandaag al een -dubbeltje gekost, — voor niemendal. Ik doe niet me."</p> - -<p>"Dan laat je 't!" zei Dik.</p> - -<p>De jongens gingen naar huis, en Dik maakte weer nieuwe loten klaar -voor den volgenden dag, — maar toen bleek de liefhebberij al -aanmerkelijk bekoeld. Er was geen sprake van, dat de verloting nog -dien dag kon plaats hebben, want 's avonds had hij er nog maar elf -verkocht. De moeders bleven niet aan 't geld geven.</p> - -<p>Na drie dagen pas was hij zeventien loten kwijt, en hij besloot, toen -maar verder geen moeite te doen.</p> - -<p>Anneke won het beestje, tot haar groote blijdschap.</p> - -<p>En Dik zag voorloopig geen kans, nog meer konijntjes te verloten. Het -speet hem wel, maar toch was hij blij, dat hij al vast zeven en -vijftig centen bij elkaar had. Hij had ze in een doosje gedaan en in -een hoekje van zijn speelgoedlade opgeborgen.</p> - -<p>"Ik zal wel zien, dat ik de rest er bij krijg," dacht hij. "Daar moet -ik maar een middeltje op bedenken. — O, wat zou ik het heerlijk -vinden, als Nelly me kon met het schoolfeest, — dat ongelukkige -kind!"</p> - -<center> -<img src="images/versiering_e.jpg" alt="image: versiering" style="width:30%; height:auto; max-width:300px;"> -</center> -<br> -<br> -<br> -<br> - -<a name="chapter09"></a> -<center> -<img src="images/hoofdstuk_a.jpg" alt="image: hoofdstuk-versiering" style="width:100%; height:auto; max-width:600px;"> -</center> -<br> -<br> -<br> -<h3 align="center">Negende Hoofdstuk.</h3> -<h4 align="center">De vrek gaat zich beklagen.</h4> -<hr width="10%"> - -<br> -<img class="letterimage" src="images/letter_d.jpg" alt="D" style="width:10%; height:auto; max-width:300px;"> -<p class="hidden_char"><span style="color: white;">D</span>en volgenden dag werd het dorp in rep en roer gebracht door het -gerucht, dat het groote, beroemde, Amerikaansche paardenspel van -Snger ook daar voor een enkelen dag zijn reusachtige tent zou -opslaan, om er een voorstelling te geven. En niet het dorp alleen, -maar zelfs de geheele polder, waarvan het dorp het centrum vormde, -sprak over niets anders, dan over het wereldberoemde paardenspel van -Snger, dat weldra zou arriveeren.</p> - -<p>Geen wonder, want de Directeur, Mr. Snger, maakte op echt -Amerikaansche manier zoo'n reusachtige reclame voor zijn spel, dat je -om zoo te zeggen hooren en zien verging. Heel Nederland sprak er over -en alle kranten wijdden groote artikelen, ja zelfs geheele kolommen -aan het paardenspel van den beroemden Amerikaanschen Directeur -Snger, en zijn beroemde paarden, en zijn beroemde pikeurs en zijn -beroemde paardrijdsters en zijn beroemde leeuwen en zijn beroemde -olifanten, en zijn beroemde honden en apen, ja zelfs aan zijn -beroemde, onmetelijke tent, waarvan 's morgens vroeg nog niets te -zien was, waarin 's middags soms reeds een voorstelling werd gegeven, -waarin alle beroemdheden 's avonds nogmaals optraden, en waarvan bij -zonsopgang geen spoor meer gevonden werd. In alle dagbladen stonden -kolossale advertentin, op stal- en schuurdeuren, alsmede op alle -aanplakborden verschenen reusachtige biljetten met platen in -schitterende kleuren, waarop de ongelooflijkste toeren waren -afgebeeld.</p> - -<p>Niemand en niets ter wereld was z beroemd als de heer Snger en -zijn paardenspel, en geweldige verhalen daaromtrent deden door ons -lieve vaderland de ronde.</p> - -<p>Zoo vertelde men, dat de heer Snger een weddenschap had aangegaan -met een anderen schatrijken Amerikaan, — want ook de heer Snger -moest, naar men zeide, schatrijk zijn, — dat hij binnen een half -jaar van Amerika naar Europa zou reizen, daar veel meer -voorstellingen zou geven dan er dagen in het halve jaar waren, nooit -langer dan twee dagen op dezelfde plaats zou verblijven en binnen het -half jaar weer in New-York zou teruggekeerd zijn. De weddenschap ging -om honderdduizend dollars, die hij van te voren bij een bank had -moeten deponeeren. Ook vertelde men, dat de leeuwentemmer van het -circus vijf leeuwen had, waarmede hij de ongehoordste toeren -verrichtte, ja, dat hij hun zelfs zijn hoofd in den geopenden muil -stak, en dat alles terwijl het hem toch niet onbekend kon zijn, dat -diezelfde leeuwen zijn vaders en grootvader, die vr hem hun -eigenaars waren geweest, reeds hadden opgegeten. En dan waren er nog -twee olifanten, waarvan de een den vorigen oppasser, die iets deed, -dat den olifant niet naar den zin was, met zijn slurf had -doodgeslagen, en toen hij op den grond lag, om zoo te zeggen, met -zijn lompe pooten een polka op zijn lichaam had gedanst, zoodat er -niets van hem overbleef dan wat pap.</p> - -<p>Dik geloofde al die verhalen onvoorwaardelijk. Had hij ze niet met -eigen oogen in de krant gelezen?</p> - -<p>Hij zat op de leuning van de brug met Piet van Dril en Jan Vos te -hengelen. 't Was een hooge brug, en 't was ook een hooge leuning, en -zij moesten lange hengelstokken hebben om bij het water te kunnen -komen. En hun zitplaats was tamelijk gevaarlijk, want bij de minste -onhandige beweging konden zij er aftuimelen en in het diepe, breede -kanaal terechtkomen.</p> - -<p>Zij praatten natuurlijk over het paardenspel, zooals iedereen.</p> - -<p>"'t Zijn allemaal Engelschen," beweerde Jan Vos. "'t Mocht wat," zei -Dik. "Echte Amerikanen, hoor. En zij hebben ook Roodhuiden bij zich. -Zeg Piet, heb je 't gehoord? Dan rent er een wild paard in het -circus, zonder bit of teugel, en dan komt zoo'n Roodhuid op een ander -paard binnenvliegen en gooit het een lasso om den nek, — en dan maar -trekken, jongens, trekken van heb ik jou daar, tot het gevangen paard -bijna stikt en op den grond valt. — Zie je, zoo vangen die -Roodhuiden hun paarden in de wildernis ook."</p> - -<p>"Fijn om te zien," zei Piet. "Ik hoop, dat ik er naar toe mag."</p> - -<p>"Ik heb geen kans," zei Jan Vos. "'t Is te duur, zegt Vader. Hij kan -zijn geld wel beter gebruiken."</p> - -<p>"Net als bij ons," zei Dik.</p> - -<p>"O, — jij, — jij hebt geld genoeg verdiend met het verloten van je -konijnen, want zoo duur is het niet, als je op den laagsten rang gaat -zitten. En je ziet het daar even goed als op den eersten. Hoeveel heb -je ook al verdiend met je verloting?"</p> - -<p>"Zeven en vijftig cent," zei Dik, met een peinzend gezicht naar zijn -dobber turend.</p> - -<p>"Meer dan genoeg, — de vierde rang kost maar 40 cent," zei Jan. "Zeg -Dik, dan gaan we samen, h? Ik mg, — dat heb ik al aan Vader en -Moeder gevraagd. Doen, zeg?"</p> - -<p>Dik zei niets.</p> - -<p>Ha, wat had hij een zin, om mede te gaan! Zoo iets moois had hij nog -nooit gezien en zou hij misschien nooit in zijn leven meer te zien -krijgen. — Maar, voor dat doel had hij zijn konijntjes niet verloot. -Hij had het gedaan om het arme, ongelukkige, blinde meisje een mooien -dag te bezorgen, en 't zou gemeen van hem wezen, als hij nu voor dat -geld naar het paardenspel ging.</p> - -<p>"Doen, zeg?" herhaalde Piet, met een elleboogstoot in Dik's rug.</p> - -<p>"'k Weet niet, — misschien — wel," zei Dik aarzelend.</p> - -<p>"Waarom zou hij niet?" dacht hij. "'t Was toch zijn eigen geld, en -hij kon er mede doen, wat hij wilde. Niemand dan hij had er iets over -te zeggen, behalve zijn Vader en Moeder natuurlijk, maar die zouden -het wel goed vinden. Zij vonden van Dik alles goed."</p> - -<p>"Waarom <i>misschien?</i>" vroeg Piet.</p> - -<p>"Ja, waarom <i>misschien?</i>" dacht Dik. "Waarom niet <i>zeker.</i> Hij had -het geld toch niet aan Nelly beloofd? Hij had er immers zelfs met -geen enkel woord over gesproken?"</p> - -<a name="27_vissen"></a> -<center> -<img src="images/27_vissen.jpg" alt="[illustratie]" style="width:100%; height:auto; max-width:1000px;"> -</center> - -<p>"Zeg, waarom <i>misschien?</i>" vroeg Piet nog eens.</p> - -<p>"Och, 'k weet nog niet," zei Dik. "Ik denk van wl, 't Paardenspel -is hier nog niet eens, en misschien komt het zelfs in het geheel -niet. Vader zegt, dat het maar een praatje zal wezen, want dat er -nergens aanplakbiljetten te zien zijn."</p> - -<p>"O, dat hindert niet. Iedereen zegt het," beweerde Jan Vos, die er -wel niet heen mocht, maar het toch heerlijk vond, dat het komen zou -met die leeuwen en olifanten en Roodhuiden en paarden en wie weet, -wat nog meer. Hij zou wel maken, dat hij met zijn neus overal 't -dichtst bij was.</p> - -<p>"Spreken ze Amerikaansch?" vroeg hij.</p> - -<p>"Engelsch," zei Piet van Dril. "De Amerikanen hebben geen eigen taal, -en spreken Engelsch."</p> - -<p>"Jammer," zei Jan, "'t moesten Hollanders zijn. Dan kon ik met hen -praten."</p> - -<p>"O," zei Dik, "dat kan ik toch wel. Ik wed, dat ze mij woord voor -woord verstaan."</p> - -<p>Piet en Jan barstten in lachen uit.</p> - -<p>"Wat een pocher!" riep Piet van Dril, die door een onhandige beweging -half van de leuning gleed. Hij kon zich nog net bijtijds met n -arm vastgrijpen, maar stootte toen Dik bijna naar de diepte. En Dik -greep zich in zijn schrik aan Jan Vos vast, zoodat zij alle drie -groot gevaar liepen om naar beneden te duikelen, Zij hingen aan de -leuning. En lachen, lachen, dat ze deden! Ze kropen met moeite tegen -de leuning op en namen weer plaats.</p> - -<p>"Zeg, Jan," zei Dik, "als je weer wat weet."</p> - -<p>"En jij dan, Dik!" zei Jan Vos. "Je trok er me ook bijna af."</p> - -<p>"Zoo, Dik, spreek jij zoo goed Engelsch?" lachte Jan.</p> - -<p>"Onverbeterlijk," zei Dik. "Ik durf met je te wedden, dat ze me woord -voor woord verstaan!"</p> - -<p>Jan en Piet lachten hem smakelijk uit.</p> - -<p>Opeens zei Jan Vos:</p> - -<p>"Kijk eens, Dik, daar komt er een de brug op, dat geloof ik zoo vast -als tweemaal twee vier. Hij komt hierheen, zie je wel?"</p> - -<p>"En f!" zei Dik, die van de leuning op de brug sprong en den man, -die naar hem toe kwam, met open mond en oogen aangaapte. Zijn hengel -haalde hij in.</p> - -<p>"'t Is er vast een!" beweerde Piet van Dril. "Dat zie je aan alles -wei, h?"</p> - -<p>Nu, daar had hij wel gelijk aan. De man had een pikeurspet op en -droeg een korte rijjas. Zijn beenen waren gestoken van boven in een -rijbroek en beneden in rijlaarzen met sporen. Hij droeg een geel -vest, en zijn broek was ook geel. Bij elken stap, sloeg hij zich met -een korte rijzweep tegen de kaplaarzen.</p> - -<p>"Hallo!" zei hij tegen de drie jongens, en hij keek in het bijzonder -naar Dik, die met zijn dikke buikje en bolle wangen blijkbaar een -grappigen indruk op hem maakte. "Hallo!" zei ook Dik, toen hij den -vreemdeling lang genoeg had aangestaard.</p> - -<p>"Nu je Engelsch!" fluisterde Piet zijn vriend Dik toe.</p> - -<p>1) "Do you live here?" vroeg de vreemdeling.</p> - -<p>2) "Yes, Sir!" zei Dik, die er geen woord van verstond.</p> - -<p>3) "Ha, that is good..."</p> - -<p>4) "No, Sir!" beweerde Dik.</p> - -<p>De Engelschman keek Dik in de grootste verbazing aan, want hij -begreep niet, wat hij aan den jongen had.</p> - -<p>En Piet van Dril en Jan Vos stonden ook in stomme verbazing naar Dik -te kijken, die zoo brutaalweg den vreemdeling in diens eigen taal -antwoordde. Wat drommel, waar kon Dik dat Engelsch hebben geleerd? -Zij wisten niet, dat Dik in het geheel maar drie Engelsche woorden -kende, namelijk <i>yes</i>, dat <i>ja</i> beteekent, <i>no</i>, dat hetzelfde is als -<i>neen</i>, en <i>sir</i>, dat <i>mijnheer</i> beteekent, en dat Dik geen woord van -den Amerikaan verstond, maar het besluit had opgevat, om maar op de -beurt, "Ja, mijnheer" en "Neen, mijnheer" te zeggen.</p> - -<p>5) "Do you know the burgomaster?" vroeg de Amerikaan.</p> - -<p>"No, Sir!" zei Dik met een stalen gezicht, hoewel hij er geen woord -van verstond.</p> - -<p>6) "Where does he live?"</p> - -<p>"Yes, Sir!" zei Dik.</p> - -<p>De Amerikaan begreep thans volkomen, dat die dikke jongen hem met een -stalen gezicht voor den gek stond te houden. Hij deed een stap -voorwaarts en hief met een snelle beweging zijn rijzweep op, om er -hem een gevoeligen tik mede te geven.</p> - -<p>Maar Dik was op zijn hoede. Hij glipte gebukt tusschen zijn vrienden -en de brugleuning door en maakte dat hij wegkwam.</p> - -<p>Jan Vos en Piet van Dril gingen hem lachend achterna.</p> - -<p>"Of jij Engelsch spreekt, Dik!" riep Piet hem toe.</p> - -<p>"Wel, wat mankeerde er aan?" vroeg Dik lachend.</p> - -<p>"Alles!" grinnikte Piet.</p> - -<p>"Niets!" beweerde Dik. "Ik heb gezegd, dat hij mij woord voor woord -zou verstaan, en deed hij dat dan niet?"</p> - -<p>"Jawel, maar je zei niets dan ja en neen!" zei Jan Vos.</p> - -<p>"Juist," zei Dik. "De zaak was ook niet, dat hij mij niet verstond, -maar ik verstond hm niet, — daar zat hem de kneep."</p> - -<p>De jongens zagen, dat de vreemdeling een poosje rondkeek en zich toen -naar het raadhuis begaf, zeker om den burgemeester te spreken.</p> - -<p>"Maar nu is het toch wel zeker, dat het paardenspel hier komt," zei -Jan. "Wat zou die man hier anders op het raadhuis moeten doen?"</p> - -<p>"Natuurlijk," zei Dik. "Ik meende het hem net te vragen, toen hij die -rijzweep ophief...."</p> - -<p>"Ha, ha, ha, ha!" lachten Jan en Piet.</p> - -<p>Zij gingen in het gras aan den kanaalkant zitten, om de terugkomst -van den vreemdeling af te wachten, maar hij bleef nog al lang weg.</p> - -<p>"'t Is te hopen, dat de burgemeester beter Engelsch spreekt dan jij, -Dik," zei Piet van Dril.</p> - -<p>"Er was op mijn Engelsch geen aanmerking te maken," zei Dik. "Hij -verstond me woord voor woord."</p> - -<p>"O ja, ik bedoel, dat de burgemeester hem beter <i>verstaan</i> zal dan -jij," zei Piet lachend.</p> - -<p>"Dat hoop ik ook," zei Dik.</p> - -<p>Eindelijk kwam de Amerikaan te voorschijn, en de jongens wezen -beleefd naar hun pet, want zij vonden hem thans een belangwekkend -personage.</p> - -<p>Zijn boosheid was blijkbaar alweer verdwenen, want toen hij de -jongens herkende, lachte hij tegen hen. En tegen Dik hief hij -dreigend zijn zweep op, maar hij meende er niets kwaads mede.</p> - -<p>Dik, Piet en Jan volgden hem op de hielen, om te zien, waarheen hij -ging, maar heel ver behoefden zij niet te loopen, want dicht bij de -brug liep hij den stal in van Caf "Goud uit schuim," haalde een -mooi rijpaard naar buiten, gaf den stalknecht een fooi, en wierp zich -met een vlugge beweging in den zadel.</p> - -<p>"Ha, wat een prachtig beest," zei Dik, die een groot liefhebber van -paarden was. "Kijk eens, wat steigert hij!"</p> - -<p>"Ja, een fijn paard, hoor," zei Piet. "Hoepla, — daar gaat hij!"</p> - -<p>De ruiter gaf zijn paard de sporen en reed in een vluggen draf den -weg op naar Haarlem.</p> - -<p>De jongens oogden hem na.</p> - -<p>"Wat kan dat paard loopen!" zei Dik. "Heel wat harder dan de paarden -van den molenaar."</p> - -<p>"Die zijn te dik," zei Piet. "'t Zijn Belgische werkpaarden, goed om -zware vrachten te trekken. — Maar dit is een fijn raspaardje, zie -je, dt is het verschil. Zag je zijn dunne pooten wel?"</p> - -<p>"Zeker," zei Dik. "'t Zal wel een van de circuspaarden zijn. Waar zou -het spel komen te staan? Op de markt zal het niet gaan, vanwege al -die palen."</p> - -<p>"Vader denkt, dat het op het stuk weiland komt, hier achter het -Caf. Dat is een mooie gelegenheid. Ruimte in overvloed!"</p> - -<p>De jongens liepen de brug over naar de markt.</p> - -<p>"Wat zullen we eens gaan doen?" vroeg Jan Vos. "'t is nog veer te -vroeg, om naar huis te gaan."</p> - -<p>"Willen we een poosje in den boom gaan zitten?" zei Dik.</p> - -<p>Midden op de markt stond een groote boom, waarin de jongens zich -dikwijls vermaakten, misschien wel, omdat Flipsen nooit wilde hebben, -dat zij er in klommen. Welke reden hij daarvoor had, kon niemand -begrijpen, want het was een reusachtige boom, die er niets van te -lijden had en desnoods best een stootje kon velen. Zelfs de -burgemeester had al meer dan eens tegen Flipsen gezegd, dat hij niet -zoo op de jongens moest vitten, want dat er toch waarlijk zooveel -kwaad niet in stak, dat zij soms wel eens in dien boom speelden.</p> - -<p>Maar Flipsen wilde het nu eenmaal niet hebben; hij was een lastige -man, die van de jongens niets verdragen kon.</p> - -<p>"In den boom gaan zitten?" vroeg Jan Vos. "En als Flipsen dan komt?"</p> - -<p>"Dan stil blijven zitten," zei Dik. "Maar hij zal ons niet eens zien, -want het loover is zoo dicht, dat wij zoo goed als onzichtbaar zullen -zijn."</p> - -<p>"Weet je wat?" zei Piet van Dril. "We scheppen onze klompen vol water -en nemen die me naar boven. Als Flipsen dan komt, zetten wij hem in -een stortbad..."</p> - -<p>"Grappig!" zei Dik. "Op een anderen keer. Laten we nu maar kalm in -den boom gaan zitten, — dan ziet hij ons niet, al komt hij er langs. -Geef me een pootje, Jan! Die stam is mij te dik om er in te klimmen."</p> - -<p>"Wacht even, — wie loopt daar zoo mal langs den weg?" vroeg Piet van -Dril. "Hij kruipt meer, dan hij loopt....."</p> - -<p>"Een malle verschijning!" zei Dik. "Kijk, 't is Mulder, de vrek! Wat -zou hem schelen? Hij houdt zijn handen in zijn lenden, — 't lijkt -wel, of hij vergaat van de pijn...."</p> - -<p>"En wat loopt hij krom!" zei Jan Vos.</p> - -<p>"En wat kijkt hij benauwd," merkte Piet van Dril op. "Zou hij naar -den dokter gaan?"</p> - -<p>"Kun-je begrijpen!" zei Dik lachend. "Naar den dokter? Dat kost -immers geld? — Neen, naar den dokter ongetwijfeld niet!"</p> - -<p>"Laten we kijken!" zei Piet. "Wacht, hij gaat de brug over. Mijnheer -houdt zich vast aan de leuning, — mijnheer kan haast niet verder en -wrijft zich over den rug, mijnheer ziet bont en blauw in zijn -gezicht, zie je dat?"</p> - -<p>"Jongens," zei Dik, "dan is er eergisteren wat gebeurd, je weet toch -wel, 's avonds, toen we slootje-gesprongen hebben en toen we zoo'n -raar geschreeuw hoorden in zijn tuin...."</p> - -<p>"Mijnheer gaat naar den burgemeester!" vervolgde Piet van Dril. "Zie -je wel, hij gaat het raadhuis binnen. Ha — ha, — mijnheer kan haast -den stoep niet opkomen."</p> - -<p>Piet van Dril had gelijk. Mulder ging naar den burgemeester, om zich -over Flipsen te beklagen.</p> - -<p>"Wel Mulder? Wat is er?" vroeg de burgemeester. "Ga zitten."</p> - -<p>Mulder nam heel voorzichtig op een stoel plaats en kreunde daarbij -van de pijn. Toen zag de burgemeester hoe vreeselijk toegetakeld de -man er uitzag, en hoewel hij in het geheel geen sympathie voor den -ouden gierigaard voelde, kreeg hij nu toch medelijden met hem.</p> - -<a name="28_mishandeld"></a> -<center> -<img src="images/28_mishandeld.jpg" alt="[illustratie]" style="width:80%; height:auto; max-width:800px;"> -</center> - -<p>"Au au, — o — o — wat een pijn!" kreunde Mulder, terwijl hij ging -zitten.</p> - -<p>"Maar man, wat zie je er uit?" riep de burgemeester hem toe. "Je -gezicht is bont en blauw, en — maar, wat is je overkomen?"</p> - -<p>"Ja, ja, wat is me overkomen?" zei Mulder met een pijnlijk gezicht. -"Ik kom me beklagen, burgemeester..."</p> - -<p>"Beklagen! Is er bij je ingebroken en hebben ze je mishandeld?"</p> - -<p>"Neen, — o, wat een pijn, — ingebroken niet, maar mishandeld wel," -kermde Mulder. "Dat heeft Flipsen me geleverd!"</p> - -<p>"Flipsen?" riep de burgemeester ongeloovig uit. "Je vergist je -ongetwijfeld, Mulder, hoe wou Flipsen er toe komen, om een van de -burgers uit onze gemeente zoo te mishandelen? — Want ik moet -toegeven, dat je mishandeld bent, Mulder, — en erg mishandeld ook."</p> - -<p>"O, ik verga van de pijn," kreunde Mulder. "Bijna twee dagen heb ik -in bed gelegen, omdat het me onmogelijk was op te staan. Maar nu kon -ik het niet langer uithouden, — ik wilde dien man aanklagen, -burgemeester, opdat hij voorbeeldig gestraft worde...."</p> - -<p>"Maar Mulder, — Flipsen toch zeker niet?"</p> - -<p>"Flipsen, en niemand anders," zei Mulder. "Hij zou zich 's avonds, -dat was eergisteren, in mijn tuin opschuilen, om op de jongens te -passen, die voor den zooveelsten keer weer mijn boomgaard eens wilden -plunderen. Ik had die kwajongens bij toeval afgeluisterd, toen zij -die afspraak maakten. Flipsen had er wel geen zin in, maar toen ik -hem liet merken, dat ik van plan was bij u te gaan klagen, als hij -het niet deed, koos hij eieren voor zijn geld. —"</p> - -<p>Mulder zuchtte diep, want onophoudelijk flitsten hem hevige -pijnscheuten door zijn lichaam.</p> - -<p>"En zoo kwam hij dan," vervolgde hij na een poosje, "erg boos, dat -kan ik u verzekeren, want hij was, zooals hij zelf zei, juist van -plan geweest, dien avond eens rustig bij zijn vrouw te blijven -rooken..."</p> - -<p>"Nu, zoo prettig was het ook niet voor hem," vergoelijkte de -burgemeester. "Flipsen is een ijverig man, dat zal iedereen toegeven. -Hij is eerder te ijverig, dan te lui, en maakt zich daardoor juist -vele vijanden. En 't zou heusch niet erg zijn, als hij ook eens een -avondje rustig thuis kon blijven..."</p> - -<p>"Daar betalen wij onze belastingcentjes voor, burgemeester," zei -Mulder, die juist weer een hevigen scheut door zijn rug kreeg. "Au, -au, o, wat een pijn!"</p> - -<p>"Maar nu weet ik nog niet..." hernam de burgemeester.</p> - -<p>"Ik zal 't u vertellen," zei Mulder. "Toen het al heel laat geworden -was en ik van Flipsen niets meer bemerkte, besloot ik even te gaan -kijken, of hij er nog was, en toen sprong me die nijdigaard -plotseling op mijn lijf, smeet mij tegen den grond, en sloeg mij met -zijn gummi-stok bont en blauw. Ik dacht niet anders, of hij wilde mij -doodslaan. Mijn beenderen kraakten me in mijn binnenste. Ik kom -daarom een aanklacht tegen dien man doen. Hij dient ontslagen te -worden."</p> - -<p>"Och kom," zei de burgemeester, "'t zal een vergissing van Flipsen -geweest zijn. Misschien meende hij wel, dat hij een van de -vruchtendieven te pakken had."</p> - -<p>"Een vergissing, — au, o, wat een scheut, — onmogelijk, -burgemeester. Toen hij me op zoo'n verschrikkelijke manier met zijn -gummi-stok bewerkte, heb ik hem wel tienmaal toegeschreeuwd, dat ik -Mulder was, maar hij wilde mij niet hooren. Hij sloeg me opzettelijk, -omdat hij nijdig op mij was, en ik eisch zijn ontslag, — op staanden -voet. Of anders zal ik een strafvervolging tegen hem laten instellen -wegens moedwillige mishandeling."</p> - -<p>"Dat is uw zaak," zei de burgemeester, terwijl hij op een tafelschel -tikte.</p> - -<p>De concierge verscheen.</p> - -<p>"Legels, ga naar Flipsen en zeg hem, dat hij onmiddellijk hier moet -komen."</p> - -<p>"Flipsen is ziek, burgemeester...."</p> - -<p>"Erg ziek?"</p> - -<p>"Dat weet ik niet. Ik geloof, dat hij zich bezeerd heeft, — nog al -erg."</p> - -<p>"Zoo, — nu, weet je wat, ga hem vragen, of hij in staat is om hier -te komen. Je moet zeggen, dat het een ernstige zaak geldt."</p> - -<p>"Jawel, burgemeester."</p> - -<p>Er werd tusschen den burgemeester en Mulder niet veel meer gesproken. -De laatste liet herhaaldelijk een dof gekreun hooren.</p> - -<p>Na enkele minuten verscheen Flipsen, met een dik verband om zijn -hals.</p> - -<p>"Wel, Flipsen, wat scheelt je?" vroeg de burgemeester, "Heb je je -bezeerd?"</p> - -<p>Flipsen keek schuin naar Mulder en deze schuin naar Flipsen.</p> - -<p>"Ja, burgemeester, ik heb me bezeerd," zei Flipsen.</p> - -<p>"Zoo, hoe komt dat?"</p> - -<p>"Dat weet ik niet, burgemeester," zei Flipsen, die het inderdaad niet -wist. Herhaaldelijk keek hij naar het misvormde gezicht van Mulder, -dat een heele rist groene en blauwe strepen vertoonde. De leelijke -vrek was er niet mooier op geworden, ja, Flipsen vond dat hij hem nog -nooit zoo leelijk ontmoet had.</p> - -<p>De burgemeester werd een beetje boos over dat antwoord van Flipsen.</p> - -<p>"Weet je 't niet? Dat is al heel wonderlijk...."</p> - -<p>"Ik weet het heusch niet, burgemeester," zei Flipsen, wiens gelaat -bij elke beweging een pijnlijken trek kreeg.</p> - -<p>"Nu, als je 't me niet zeggen wilt, moet je dat zelf weten," hernam -de burgemeester op hoogen toon. "Flipsen, deze man komt zich over je -beklagen. Hij zegt, dat je hem eergisteren-avond zoodanig mishandeld -hebt, dat hij er twee dagen van te bed heeft gelegen en nog maar -ternauwernood loopen kan. Hij eischt, dat je op staande voet -ontslagen wordt, of hij zal een strafvervolging tegen je beginnen -wegens moedwillige mishandeling. Wat heb je daarop te antwoorden?"</p> - -<p>Flipsen keek in de grootste verbazing beurtelings den burgemeester en -den vrek aan. Blijkbaar wist hij in de verste verte niet, wat van -deze beschuldiging te denken.</p> - -<p>"Hoor je me niet?" vroeg de burgemeester. "Of wist je dit soms ook al -niet?"</p> - -<p>"Ik, — burgemeester, — neen, op mijn woord, — ik weet het niet. Ik -heb Mulder voor 't laatst ontmoet in mijn eigen tuin op mijn eigen -bank, toen hij mij kwam vragen een oogje in het zeil te houden, omdat -hij zeker wist, dat de jongens 's avonds in zijn tuin wilden komen om -zijn vruchten te kapen. Na dat oogenblik heb ik Mulder niet meer -gezien, dat verklaar ik op mijn ambtseed, burgemeester."</p> - -<p>"'t Wordt nu nog erger, burgemeester," zei Mulder. "Hij doet op die -manier nog een valschen eed ook, want hij heeft me dienzelfden avond -in mijn tuin zoo onbarmhartig afgeranseld, dat ik vreesde te zullen -sterven...."</p> - -<p>Flipsen kreeg een flikkering in zijn oogen, en ondanks zijn pijnen, -een spottend lachje om zijn lippen.</p> - -<p>"Ha, ha, Mulder, — ben jij dat geweest?" vroeg hij. "Ik verkeerde -tot nog toe in de heilige overtuiging, dat ik Dik Trom of een van die -andere lieverdjes te pakken had gehad...."</p> - -<p>"Neen, man, dat weet je wel beter..." viel Mulder in. "Ik heb je wel -honderdmaal toegeroepen, dat ik Mulder was..."</p> - -<p>"Geen woord van gehoord!" riep Flipsen uit, die een paar maal in een -lach geschoten was, maar zich onmiddellijk weer bedwongen had uit -respect voor den burgemeester.</p> - -<p>Deze keek beurtelings Mulder en Flipsen aan, en begreep van de heele -zaak maar bitter weinig. "Hoor eens, — vertel me eens kort en goed, -Flipsen wat er gebeurd is. Ik begrijp er nu nog niet veel van."</p> - -<p>"Och, Mulder had me gevraagd eens een oogje..."</p> - -<p>"Jawel, jawel, dat weet ik nu al. Je ging dus in den tuin van Mulder -en verborg je daar ergens, niet waar?"</p> - -<p>"Juist burgemeester, in een donker boschje, dicht hij de aardbei- en -frambozenplanten."</p> - -<p>"En toen?"</p> - -<p>"Daar heb ik gezeten, tot het pikdonker geworden was," hernam -Flipsen, "en daar de jongens niet kwamen, meende ik juist naar huis -te gaan, toen ik dicht bij me eenig geritsel hoorde..."</p> - -<p>"Dat was ik!" zei Mulder met een zucht.</p> - -<p>"Dan kroop je over den grond...." zei Flipsen.</p> - -<p>"Neen, ik liep, want ik wilde eens kijken, of je er nog was."</p> - -<p>"Neen man, dat is niet waar," hield Flipsen vol. "Ik hoorde eenig -geritsel en zag toen iemand over den grond voortkruipen naar de -frambozen...."</p> - -<p>"Maar Mulder, waarom kroop je over den grond?" vroeg de burgemeester.</p> - -<p>"Ik kroop niet!" zei Mulder.</p> - -<p>"Je kroopt wl!" hield Flipsen vol, "en daar ik dacht, dat je Dik -Trom of een van de andere jongens waart, ben ik op je rug gesprongen -en heb je een pak slaag gegeven, als nog nooit iemand van mij gehad -heeft."</p> - -<p>"'t Is Mulder nog aan te zien," zei de burgemeester, die slechts met -moeite een lach bedwingen kon. "'t Is dus gewoon een vergissing -geweest, Mulder, — een vergissing, die het gevolg was van je -onvoorzichtigheid, om kruipende naar Flipsen te gaan. Dat was een -malle onderneming van je, Mulder..."</p> - -<p>"Hoe kwam je daar toch toe?" vroeg Flipsen met een spottend lachje.</p> - -<p>"Zoo maar," zei Mulder. "Ik zal toch wel door mijn eigen tuin mogen -kruipen, als ik dat verkies!"</p> - -<p>"Van mij wel," zei Flipsen. "Maar wil ik je eens zeggen, waarom je -het deedt? Je was zeker bang, dat ik aan je aardbein en -frambozen...."</p> - -<p>"Ha, ha, ha, ha!" barstte de burgemeester uit, en hij kon maar niet -tot bedaren komen, want hij zag duidelijk aan Mulders gezicht, dat -Flipsen den spijker op den kop had geslagen.</p> - -<p>"Alsof je daar te goed voor was!" zei Mulder, die wel zag, dat -ontkennen hem toch niet baten zou.</p> - -<p>"Ha, ha, ha, ha, 't is te mal, ha, ha, ha, ha," schaterde -burgemeester. "Dus je gingt de politie beloeren... ha, ha, ha, en -kreeg toen... ha, ha, ha —"</p> - -<p>En toen barstte ook Flipsen in lachen uit, wat hem zoo'n pijn in zijn -hals deed, dat hij er zijn beide handen op moest leggen.</p> - -<p>"Lach jij maar," zei Mulder nijdig. "Je hebt me half dood geslagen, -dat geef ik toe, maar mijn aap..."</p> - -<p>"Jouw aap?" riep Flipsen uit, voor wien het raadsel, wie hem zoo -onverwachts besprongen had, nog niet opgelost was, "jouw aap?"</p> - -<p>"Ja, juist, 't was mijn aap, die je zoo toegetakeld heeft, dat je het -uitpiepte van de pijn...."</p> - -<p>"Jouw aap?" herhaalde Flipsen. "Was het jouw aap, die me op mijn rug -sprong en me zijn nagels in mijn nek plantte en me de ooren bijna van -mijn hoofd beet..."</p> - -<p>"Houd op — houd op — ha, ha, ha, ha!" lachte de burgemeester, — -"ik krijg nog een ongeluk van het lachen — ha, ha, ha, ha! 't Is -meer dan mal, — 't is — ha, ha, ha, ha!"</p> - -<p>Mulder stond kreunend op en liep zonder groeten de deur uit, en -Flipsen stond ook op, — maar hij moest wel lachen, of hij wilde of -niet.</p> - -<p>"Dat die vrek mij, de politie, beloeren kwam en bij ongeluk Dik's pak -slaag in ontvangst moest nemen...!"</p> - -<p>"Ha, ha, ha, ha!" lachte de burgemeester. "Ga maar weg, Flipsen, ik -heb je niet meer noodig — ha, ha, ha, ha!" —</p> - -<p>Flipsen vertrok. Weldra had hij Mulder, die maar heel moeilijk loopen -kon, ingehaald, en de beide invaliden liepen naast elkander verder. -Zij spraken geen enkel woord, want Mulder was te boos, en Flipsen -moest telkens lachen.</p> - -<p>Toen zij de markt passeerden, kwamen Dik Trom, Jan Vos en Piet van -Dril op een drafje naar hen toe loopen, en Dik zei tot Flipsen:</p> - -<p>"Flipsen, er zit een groote aap in den boom, hier op de markt."</p> - -<p>"Een aap?" zei Flipsen, en er ging hem een rilling over den rug. "Een -aap, zeg je?"</p> - -<p>"Een aap?" vroeg Mulder. "Dat is mijn aap!"</p> - -<p>"Hoe weet je, dat er een aap in den boom zit?" vroeg Flipsen.</p> - -<p>"Omdat we er in wilden klimmen, en toen zagen we hem. 't Is een -kwaadaardige, hoor," zei Dik.</p> - -<p>"Of hij kwaadaardig is!" bromde Flipsen, terwijl hij voorzichtig met -zijn hand over het verband om zijn hals streek. "Wat doe jij in dien -boom te klimmen? Ik heb het je immers wel honderdmaal verboden?"</p> - -<p>"Maar we waren er weer veel gauwer uit dan er in, Flipsen," zei Dik. -"Dat beest kwam zoo nijdig op ons af, dat we ons hals over kop uit -den boom hebben laten vallen."</p> - -<p>"Waar zit dat creatuur?" vroeg Flipsen. "Zit hij hoog?"</p> - -<p>"O neen," riep Piet van Dril, "hij zit nu op bijna den ondersten tak! -Kijk maar, daar zit hij! Ziet u hem? — Dr!"</p> - -<a name="29_aap"></a> -<center> -<img src="images/29_aap.jpg" alt="[illustratie]" style="width:100%; height:auto; max-width:800px;"> -</center> - -<p>"Ja, ja, ik zie het mormel..."</p> - -<p>"Wou je hem vangen, Flipsen?" vroeg Dik.</p> - -<p>"Dank je hartelijk," zei Flipsen, terwijl hij nogmaals met zijn hand -over zijn nek streek. "Mulder zal hem wel vangen; 't is zijn aap, -zegt hij immers zelf."</p> - -<p>Mulder zag, dat de aap kwaadaardig naar hem zat te kijken en hem af -en toe toegrijnsde.</p> - -<p>"Hij kan voor mijn part gaan, waar hij wil," zei Mulder. "Ik wil dat -monster niet meer in mijn tuin hebben...."</p> - -<p>"Maar als 't jouw aap is, ben jij verantwoordelijk voor zijn daden," -zei Flipsen. "<span id="cor0007" class="corrected" title="Original text: [Als hij iemand mishaddelt]">Als hij iemand mishandelt</span>, zul-jij de doktersrekening -te betalen hebben."</p> - -<p>"Dat moest er nog bijkomen!" zei Mulder. "Ik had nog liever! Ik wil -dien aap niet meer terughebben, zeg ik je immers! Mijnentwege mag je -hem doodschieten..."</p> - -<p>"Doe het zelf," bromde Flipsen. "Ik ben je knecht niet."</p> - -<p>"Mag ik hem hebben, Mulder?" vroeg Dik Trom opeens.</p> - -<p>"Jij? Wou jij hem hebben, Dik?" vroegen Piet en Jan tegelijk.</p> - -<p>"Ik wel," zei Dik. "Als Mulder hem kwijt wil..."</p> - -<p>"Goed, — ik schenk hem je," zei Mulder, die blij was, dat hij hem -aan een ander kon overdoen.</p> - -<p>"Dik Trom," zei Flipsen, "wees gewaarschuwd, want het is een -gevaarlijk dier."</p> - -<p>"Dat zie ik wel," zei Dik. "Maar ik ben niet bang..."</p> - -<p>"En hoe Moet je hem vangen?" vroeg Flipsen weer,</p> - -<p>"O, dat zal zoo moeielijk niet gaan," zei Dik. "Zeg Jan en Piet, -blijven jullie hier, om op hem te passen? Ik ga gauw even naar huis, -— in een wip ben ik weer terug."</p> - -<p>"H, h, h, h — ik ben hem kwijt gelukkig!" lachte de vrek. -"En dien Dik Trom zal hij nog vermoorden, — net goed! — Net goed!"</p> - -<p>Mulder ging naar huis en liet bij elken stap een kreunend geluid -hooren. En Flipsen bleef ook niet langer, want met den aap wilde hij -liever niets meer te maken hebben, en ook wilde hij er liever geen -getuige van zijn, als hij Dik of een ander een ongeluk toebracht.</p> - -<p>"Die jongen krijgt hem toch nooit," dacht Flipsen. "En wie weet, waar -het beest morgen al zit. Hij zal hier gauw genoeg vandaan zijn."</p> - -<p>Dik kwam spoedig terug met een droogstok van het bleekveld, en een -stevig touw. Zijn hengel had hij medegenomen naar huis.</p> - -<p>"Hoe wil je hem vangen, Dik?" vroegen Jan en Piet nieuwsgierig.</p> - -<p>"O, dat zal gemakkelijk genoeg gaan, als jullie me maar helpen. Kijk, -hier heb ik een stevig stuk touw, — dat bind ik aan het einde van -den stok, — z. Dat zit stevig, h?"</p> - -<p>"En of!" zei Piet van Dril.</p> - -<p>"'t Is maar een kort touw, zie je. Nu bind ik er nog een lang touw -ook aan. Waartoe dat dienen moet, zul-je straks wel zien. Nu maak ik -in het korte touw een strik..."</p> - -<p>"Ha, ha!" lachte Piet. "Ik snap je! Een lasso, h?"</p> - -<p>"Ja, maar een korte," zei Dik. "Zie zoo, — nu gaan we er op af! -Kijk, den stok met den strik omhoog! Als hij nu maar niet -wegloopt..."</p> - -<p>"Hij loopt niet weg," zei Piet. "Daar is het een te nijdig beest -voor."</p> - -<p>"Juist mijn ide," zei Dik. "Kijk, de strik komt vlak voor zijn kop. -Neem je hengelstok, Piet, en leidt zijn aandacht af..."</p> - -<p>"Ja, ja, — juist," riep Piet. Hij raapte zijn hengelstok van den -grond op en zwaaide er mede langs den kop van den aap.</p> - -<p>Kees beet er naar en maakte zich tot den strijd gereed.</p> - -<p>In den strik had hij geen erg. Dik maakte van het juiste oogenblik -gebruik en liet hem den strik over zijn kop glijden. Toen trok hij, -zoo hard hij kon.</p> - -<p>De strik klemde den aap om den hals, Jan hielp Dik trekken en op 't -volgende oogenblik viel Kees op den grond.</p> - -<p>"Grijp jij nu het lange touw, Piet," zei Dik. "Dan houd jij hem -daarmede aan den eenen kant in bedwang en ik aan den anderen."</p> - -<p>"Goed begrepen!" riep Piet, en Jan Vos liep in 't rond te springen -van plezier. De aap kon niet heen of weer, en kreeg het benauwd in -den strik, die hem stijf om zijn keel zat.</p> - -<p>"Houd den stok even vast, Jan!" zei Dik, en toen ging hij onbevreesd -op den aap toe, deed hem een hondenketting, die hij voor dat doel had -meegebracht, aan zijn halsband, maakte den strik los, en riep:</p> - -<p>"Allo! Allo! Hup Caesar, allo, allo!"</p> - -<p>Kees had het vreeselijk benauwd gevonden in den strik en hij vatte -voor Dik, die hem daaruit verloste, dadelijk een groote genegenheid -op.</p> - -<p>Zoodra hij zijn adem teruggekregen had, en dat was binnen enkele -seconden het geval, sprong hij overeind, klauterde tegen Dik op en -ging hem op zijn schouder zitten, zooals hij dat ook gewoon geweest -was bij den neef van Mulder, den matroos. Hij erkende Dik dadelijk -als zijn meester en was hem dankbaar, dat hij hem uit den benauwden -strik verlost had.</p> - -<p>Dik bracht hem in gezelschap van Piet en Jan, die de hengels en den -droogstok droegen, naar huis, waar hij zijn moeder bijna een -doodschrik op het lijf joeg met den nieuwen huisgenoot. "Maar Dik, — -ben je dwaas! Wat moeten wij met dien aap beginnen?"</p> - -<p>"Moeder, — ik heb een plannetje," zei Dik. "Heb maar geduld. Heeft -u niet wat eten voor hem? Een stukje brood, of zoo iets."</p> - -<p>"Maar ik begrijp niet...."</p> - -<p>"Ik houd hem maar een paar dagen, Moeder," zei Dik. En toen -fluisterde hij haar in het oor:</p> - -<p>"Morgen of overmorgen komt het paardenspel hier. Daar is ook iemand -bij met gedresseerde apen, en die zal mij voor dezen wel zooveel -geven, dat Nelly met het schoolfeest mee kan, begrijpt u?"</p> - -<p>Hij zei het zacht, want Jan en Piet behoefden niet te weten, dat hij -voor het blinde meisje aan het sparen was. Dat was nergens goed voor.</p> - -<p>Moeder glimlachte en knikte hem goedkeurend toe.</p> - -<p>"En waar moet hij blijven?" vroeg zij.</p> - -<p>"Ik heb nog een leeg konijnenhok," zei Dik. "Daar kan hij vannacht -wel in. Kom Caesar, hier is brood! Ga je me?"</p> - -<p>Met hun drien brachten zij Kees achter het schuurtje, en toen Dik -wat brood in het leege konijnenhok neerlegde, sprong Kees er uit -eigen beweging in, want hij had grooten honger.</p> - -<p>Toen gingen de jongens naar huis; het was al laat geworden. Dik was -verbazend in zijn schik met het geschenk van den gierigen Mulder.</p> -<br> -<pre> - 1) Woon je hier? - 2) Ja, mijnheer. - 3) Ha, dat is goed... - 4) Neen, mijnheer. - 5) Ken je den burgemeester? - 6) Waar woont hij? -</pre> - -<br> -<hr width="10%"> -<br> -<br> -<br> -<br> - -<a name="chapter10"></a> -<center> -<img src="images/hoofdstuk_b.jpg" alt="image: hoofdstuk-versiering" style="width:100%; height:auto; max-width:600px;"> -</center> -<br> -<br> -<br> -<h3 align="center">Tiende Hoofdstuk.</h3> -<h4 align="center">Vreemd bezoek</h4> -<hr width="10%"> - -<br> -<img class="letterimage" src="images/letter_d.jpg" alt="D" style="width:10%; height:auto; max-width:300px;"> -<p class="hidden_char"><span style="color: white;">D</span>en volgenden dag was het een Zaterdag, en op Zaterdag was er op het -dorp, waar Dik woonde, nooit school.</p> - -<p>Dat trof Dik, want hij was dien nacht <span id="cor0008" class="corrected" title="Original text: [wel tiemaal wakker]">wel tienmaal wakker</span> geworden en -had aan zijn aap liggen denken, en kon bijna niet meer in slaap -komen. Hij viel soms wel in een lichte sluimering, maar begon dan van -zijn aap te droomen en werd herhaaldelijk weer wakker. Want hij was -dolblij met het beest in de eerste plaats, omdat hij het zeer -belangwekkend vond in het bezit te zijn van zoo'n vreemd beest, dat -ongetwijfeld al zijn kameraden hem benijden zouden, — maar ook omdat -hij er niet aan twijfelde, of hij zou hem wel aan den apenman van het -beroemde circus kunnen verkoopen, en dan zou hij er licht zooveel -voor krijgen, dat het ongelukkige buurmeisje aan het schoolfeest zou -kunnen deelnemen, — althans als de meester het goed vond.</p> - -<p>Hij was 's morgens vroeger dan ooit uit zijn bed, en nadat hij zich -frisch gewasschen had en eenige stevige boterhammen naar binnen had -gewerkt, ging hij naar het konijnenhok, waarin Caesar opgesloten zat. -Ook voor dezen had hij een flink ontbijt medegenomen, wat tengevolge -had, dat Caesar hem vriendelijk verwelkomde. Uit al zijn handelingen -was duidelijk op te maken, dat Dik hem heel goed beviel en dat hij -hem graag als meester accepteerde.</p> - -<p>"Goeden morgen, Caesar!" riep hij den aap toe, terwijl hij de -boterham langs de tralies van het hok bewoog. "Wat zeg je daarvan? -Lekker, h. Kom er maar uit, hoor, je hoeft den heelen dag niet in -dat benauwde hok te zitten."</p> - -<p>Dik bond hem een lange, tamelijk dunne lijn aan zijn halsband en gaf -hem een stuk brood. In een wip zat de aap hem op zijn schouder, met -het sneetje brood in zijn handen. Hij wist er goed raad mede, en keek -onder het eten naar de duiven, die verschrikt rondom Dik vlogen, doch -hem op geen stukken na durfden genaken, uit vrees voor dat leelijke, -vreemde beest, met zijn kwaadaardige gezicht.</p> - -<p>"Dag Dik! Hier is Gerrit!" riep de kauw, en hij vloog brutaal op -Dik's hoofd. Gerrit was tamelijk onbeschaamd uitgevallen en blijkbaar -voor geen klein geruchtje vervaard. Hij keek den aap een poosje aan, -en pikte naar hem.</p> - -<p>De aap grijnsde, stak zijn hand uit en...</p> - -<p>"Pik, pik!" deed de kauw in den poot van den aap.</p> - -<p>Caesar vond dat blijkbaar niet onaardig en pakte met een vlugge -beweging de kauw beet.</p> - -<p>Toen was Holland in last.</p> - -<p>De kauw schreeuwde zoo hard hij kon, maar de aap gaf er niets om en -greep in elke hand een vleugelpunt en trok de vleugels zoo wijd -mogelijk uit elkaar.</p> - -<p>Toen schommelde hij het kauwtje aan zijn eigen vleugels heen en weer, -waarbij hij den vogel allerakeligst toegrijnsde. De aap vond het -spelletje veel aardiger dan de kauw, en Dik moest er ook smakelijk om -lachen.</p> - -<p>Eindelijk wierp Caesar de kauw in de hoogte en keek haar grijnzend -na.</p> - -<p> -Dik liep met den aap op zijn schouder het dorp in, naar Piet van -Dril, maar eer hij de smederij bereikt had, had hij wel al twintig -jongens en meisjes om zich heen.</p> - -<p>"Dik heeft een aap! Dik heeft een aap!" juichten zij om het hardst, -en een paar wilden Caesar aan zijn poot trekken of zijn kop aaien. -Maar die grappen waren gauw uit, want Caesar gaf Dirk Wobbe een -venijnige krab over zijn hand, en Bruin Boon trok hij zoo hard aan -zijn oor, dat Bruintje moord en brand schreeuwde, Hij werd spierwit -van schrik.</p> - -<p>Maar met Dik was hij de beste maatjes, en Dik kon met hem doen, wat -hij wilde. Wat moest Piet van Dril lachen, toen hij Dik de smederij -zag binnenstappen met Caesar op zijn schouder. Piet vroeg dadelijk -aan zijn moeder om een paar centen, om wat nootjes voor hem te -koopen, en toen werd Piet ook dadelijk een van Caesar's beste -vrienden. Hij en Dik gingen met hem door het dorp wandelen en hadden -heel wat bekijks. Dik en zijn aap waren belangwekkende figuren -geworden op het eenvoudige dorp, waar nog maar zelden of nooit 'een -aap te zien was geweest. Dik had de geheele dorpsjeugd achter zich, -en de aap had het nog nooit zoo goed gehad, want het regende noten en -koekjes om hem heen. Ieder beijverde zich om thuis wat lekkers voor -hem te gaan halen.</p> - -<p>De aap lustte eindelijk absoluut niets meer en hij was bijna even -rond en dik als — zijn nieuwe baas, en deze had per slot van -rekening zijn zakken vol met koekjes en suikerklontjes, die hij van -de kinderen voor zijn aap gekregen had.</p> - -<a name="30_aap"></a> -<img src="images/30_aap.jpg" alt="[illustratie]" style="float:left; width:50%; height:auto; max-width:600px;"> - -<p> -Ja ja, Dik was plotseling een nog veel belangwekkender personage -geworden, dan hij ooit was geweest, tot opeens al zijn glorie -verdween en niemand meer eenige notitie van hem nam.</p> - -<p>Wat was er gebeurd?</p> - -<p>Plotseling had Jan van Bakel uitgeroepen: "Jongens, kijk eens, daar -ginds, ver voorbij de kerk, — kijk eens, wat een groote stoet daar -aankomt...."</p> - -<p>Iedereen keek in de aangewezen richting, maar niemand kon goed -onderscheiden, wat er eigenlijk in aantocht was, want een groote -stofwolk, die zich tot hoog boven de hoogste boomen verhief, omgaf -den naderenden stoet.</p> - -<p>"Het paardenspel komt! Het paardenspel komt!" riep Jan Vos de anderen -toe, en het klonk als een juichkreet.</p> - -<p>"Ja, ja, het paardenspel komt! Daar is het spel!" riepen nu ook de -anderen en — in minder dan geen tijd stond Dik met zijn aap alleen -op den weg.</p> - -<p>"Ja, daar is het!" zei Dik. Hij liep zoo hard hij kon naar huis, borg -Caesar in het konijnenhok en ijlde den weg op, den grooten stoet -tegemoet.</p> - -<p>Wel verbazend, wat een wagens!</p> - -<p>Dik keek zijn oogen haast uit, en hij wist bijna niet, of hij waakte -of droomde.</p> - -<p>Voorop reden niet minder dan vier herauten in schitterende kleeding -van zijde en fluweel, met kousen bijna zoo lang als hun beenen, -waarvan de voeten in puntige, kostbare laarsjes gesloten waren, en -zij hadden sierlijke mantels om de schouders en baretten met groote -veeren op het hoofd. Zij bliezen op lange, koperen bazuinen, die -schetterende tonen voortbrachten, zooals Dik nog nooit had gehoord, -en die stellig over het gansche dorp weerklonken.</p> - -<p>"Prachtig! Prachtig!" mompelde Dik. Hij ontroerde er van.</p> - -<p>Op de herauten volgde een open rijtuig, getrokken door zes paarden, -bereden door jockeys. In dat rijtuig zat een heer met een hoogen hoed -op en een zwart pak aan.</p> - -<p>Dat was de Directeur, Mr. Snger in eigen persoon, en Dik bewonderde -in hem den meest beroemden man van geheel Amerika en gansch Europa.</p> - -<p>Achter hem volgde een stoet van dames en heeren te paard, die met -elkander praatten en lachten, maar Dik kon er geen woord van -verstaan.</p> - -<p>Plotseling hielden de bazuinen op met schetteren en viel het groote -muziekcorps in, dat op een langen wagen had plaats genomen. De mannen -bliezen hun wangen op tot luchtballons en schetterden, dat het een -aard had. De groote trom bomde zoo hard als het ergste onweer en de -trommen ratelden, dat het een lust was om te hooren.</p> - -<a name="31_smoking"></a> -<img src="images/31_smoking.jpg" alt="[illustratie]" style="float:left; width:30%; height:auto; max-width:500px;"> - -<p>Daarna volgde een enorm groote wagen, waarboven Dik de koppen van -twee olifanten zag uitsteken. Hij zag, hoe de dieren hun lange -slurven over den rand staken, en vroeg zich af, welke van die twee -slurven het geweest zou zijn, die den oppasser had doodgeslagen.</p> - -<p>Dik kreeg een gevoel in zijn binnenste, of hij moest gillen, zoo mooi -en buitengewoon vond hij dat alles, en zijn bewondering steeg ten -top, toen er een wagen volgde, die zorgvuldig met luiken afgesloten -was, maar bovenaan kon hij toch zien, dat de zijkanten uit tralies, -en wel heel dikke tralies bestonden. En toen plotseling een vreemd, -eigenaardig, nooit door hem gehoord brullend geluid van uit den wagen -tot hem doordrong, begreep hij, dat dit het gebrul van een leeuw -moest zijn en dat die wagen de leeuwenkooi was.</p> - -<p>Toen volgde er een rijtuig met honden en apen, en daarachter kwamen -ontzaglijk groote wagens met allerlei materiaal voor de tent en de -stallen.</p> - -<p>Dik liep tusschen de andere jongens met den stoet mede, en hij kon -van verbazing bijna niet spreken. Hij had een ongekend, vreemd gevoel -in zijn binnenste en het scheen hem toe, dat er iets verwonderlijks -om hem heen gebeurde.</p> - -<p>Och, och, wat bracht de komst van het wereldberoemde paardenspel een -opschudding in het dorp teweeg. Zoodra de schetterende tonen der -bazuinen gehoord werden, liepen de huizen om zoo te zeggen in een -oogenblik leeg. Geen oud vrouwtje bleef er bij het spinnewiel. -Iedereen begaf zich op den weg, om naar den stoet te kijken, en als -er dien dag dieven in het dorp geweest waren, hadden zij al heel -gemakkelijk hun slag kunnen slaan, want vele huizen waren totaal -onbewaakt en niet eens gesloten. Maar er waren in Dik's dorp nooit -dieven.</p> - -<p>Ja, ja, de stoet veroorzaakte een geweldige opschudding in het dorp. -De klerken van het raadhuis hadden hun krukken verlaten en waren naar -buiten gesneld, de smids hun hamers nergeworpen, de metselaars hun -troffels in de kalk gezet, de timmerlieden hamer en nijptang in den -steek gelaten. Neen, niemand bleef er aan het werk en iedereen stond -aan den weg.</p> - -<p>En dat was juist de bedoeling van den wereldberoemden Directeur -Snger, die wel wist, hoe hij de menschen lokken moest.</p> - -<p>De stoet sloeg bij de brug den hoek om en hield halt bij het stuk -weiland achter het Caf "Goud uit schuim" Want daar zou de tent -worden opgeslagen en de voorstelling door het onovertroffen en -wereldvermaarde gezelschap worden gegeven.</p> - -<p>Een krachtige stoot op de bazuinen gaf het teeken, dat de plaats van -bestemming bereikt was, en nu bleek het al dadelijk, hoe goed alles -door Mr. Snger was georganiseerd. Onmiddellijk na den schetterenden -bazuinstoot hield alles halt. De dames en heeren lieten zich van hun -paarden glijden, waarvan de dames de teugels aan de heeren -overreikten, die de paarden naar het Caf brachten en daar op stal -zetten. De dames keken naar het spel niet meer om, maar begaven zich -naar een van de goederenwagens en voorzagen zich, zooals Dik dacht, -elk van een wandelstok. Zij liepen naar de drie bruggen, die over de -beide elkaar kruisende kanalen lagen, schroefden tot Dik's verbazing -de knoppen van de stokken, trokken deze uit elkander, en zie, daar -waren zij opeens in het bezit van zulke prachtige hengels, als Dik -nog nooit gezien had. Zij deden een blauw kunstvliegje aan den -kleinen haak en lieten dat behendig over het water scheren.</p> - -<p>Dik lachte er om, want op die manier had hij nog nooit zien hengelen, -maar zijn verbazing werd nog grooter, toen hij zag, hoe een baars aan -de oppervlakte kwam en met een sprong het snel voortbewegende -vliegje, en daarmede den haak, doorslikte. De baars was gevangen.</p> - -<p>Piet en Jan stonden er ook naar te kijken, maar niet lang, want hun -aandacht werd geheel in beslag genomen door de drukte aan den weg.</p> - -<p>Dadelijk na den bazuinstoot sprongen de werklieden van de -bagagewagens en sjouwden balken en planken aan, die zij over de sloot -legden tusschen den weg en het weiland.</p> - -<p>"Zeg, die brug is gauw klaar," zei Dik.</p> - -<p>"Alles gaat op wieletjes!" zei Piet. Hij praatte nooit van wieltjes, -maar zei altijd wieletjes.</p> - -<p>Toen werd er een ontzaglijk lange paal naar het veld gedragen en -midden op het terrein diep in den grond geplant. Er waren steunijzers -aan dien paal bevestigd, waar men de voeten op kon zetten, om naar -boven te klimmen, en de paal had aan het boveneinde een wiel, met op -bepaalde afstanden zware, ijzeren haken.</p> - -<p>Tal van werklieden waren intusschen al bezig, om een groot aantal -palen in cirkelvorm in den grond te planten. 't Ging alles -vliegensvlug, zoo vlug, dat de jongens het zich haast niet begrijpen -konden, hoe het mogelijk was. Natuurlijk deden zij pogingen om op het -veld te komen, maar Mr. Snger, die nauwlettend op zijn personeel -toezag, gaf hun duidelijk te verstaan, dat zij er geen boodschap -hadden.</p> - -<p>Er werd een reusachtig groot zeil aan een takel naar boven geheschen -en aan de verschillende haken vastgemaakt. Toen bracht men met -vereende krachten het zeil over de palen, die intusschen al van boven -tot beneden met een ander zeil waren bespannen. In enkele uren was de -tent kant en klaar, en zelfs waren toen de stallen ook reeds gereed. -De leeuwenkooi werd er in gereden, evenals de wagen met honden en -apen en de olifanten-reiswagen, — en toen was er voor de jongens al -bitter weinig meer te zien. De rijpaarden werden naar de stallen -overgebracht.</p> - -<p>De menschen, die van den opbouw der tent en van de stallen getuigen -waren, stonden compleet verbaasd over zulk werken.</p> - -<p>"Dat gaat op zijn Amerikaansch!" riep Van Dril vol bewondering uit. -"Zoo iets heb ik van mijn leven nog niet gezien! Niemand gijpt -verkeerd; en ieder weet precies, wat hij doen moet. 't Is -reusachtig!"</p> - -<p>"En dat is het!" zei Dik's vader, die er ook even naar stond te -kijken.</p> - -<a name="32_circustent"></a> -<center> -<img src="images/32_circustent.jpg" alt="[illustratie]" style="width:100%; height:auto; max-width:1000px;"> -</center> - -<p>En terwijl er met reusachtige snelheid aan het opbouwen van de tent -en de stallen werd gewerkt, gingen vlugge boden door het dorp rond -met stijfsel en kwast, en plakten overal, waar zij er maar -gelegenheid toe vonden, kolossale reclame-biljetten aan, waarop in -verschillende kleuren de onmogelijkste toeren stonden afgebeeld. 't -Zag zwart van de menschen voor die biljetten, die de verwachtingen op -het hoogst spanden. En velen, die in het geheel niet van plan geweest -waren, om naar het paardenspel te gaan, werden bekeerd, en namen zich -vast voor, 's avonds een kijkje te gaan nemen. Z iets moois, als -hier werd aangeboden, zou in hun dorp wel nooit meer te zien zijn.</p> - -<p>Om twaalf uur was alles gereed, en de arbeiders konden hun -welverdiende rust nemen. 't Was druk op het dorp, want de -vreemdelingen wandelden in groepjes heen en weer en bezochten de -winkels, om zich van versnaperingen te voorzien. De winkel van den -banketbakker was in minder dan geen tijd uitverkocht, zoodat -Herstraten en zijn beide knechts met ongewonen spoed aan het werk -gingen, om nieuwen voorraad te bakken.</p> - -<p>"Ja, ja," zei de bakker, "ieder vischt op zijn getij! Dat doet de -beroemde Mr. Snger, en dat doe ik ook."</p> - -<p>Er stond overal aangeplakt, dat er 's middags, te beginnen om twee -uur, een reclame-optocht niet alleen door het dorp, maar zelfs door -een groot deel van den polder zou worden gehouden, om de artisten aan -de bewoners voor te stellen.</p> - -<p>Wel, wel, wat een vreemde Zaterdag werd dat! 't Leek wel een Zondag, -en de vrouwtjes geraakten in zoo'n opgewonden, feestelijke stemming, -dat zij al vroeg hun Zondagsche kleren aantrokken, en een -wandelingetje gingen maken, om eens naar de drukte en al het vreemde -gedoe te kijken, En Van Dril besloot om 12 uur de smederij maar te -sluiten en de knechts vrij-af te geven, want er werd toch haast niet -gewerkt, — en toen baas Meyer dat hoorde, sloot hij den -timmermanswinkel ook, en ten slotte werkte er 's middags niemand -meer. 't Werd compleet een feestdag, nog veel grooter feestdag, dan -bij de jaarlijksche harddraverij.</p> - -<p>Dik kwam bijna een uur te laat thuis voor 't eten, en dat gebeurde -hem zelden of nooit, want hij had altijd een gezonden eetlust, — -maar Moeder zei er niets van en 't eten stond nog niet eens op tafel, -daar Moeder zelf ook een poosje de straat op geweest was, om eens een -kijkje te nemen.</p> - -<p>"O Moeder, wat prachtig! Wat prachtig!" zei Dik opgetogen.</p> - -<p>"En dat is het!" zei zijn vader. "Wat een werkers! Wat een werkers!"</p> - -<p>"Ja Dik, 't is een groote bedoening," zei Moeder.</p> - -<a name="33_reclame"></a> -<img src="images/33_reclame.jpg" alt="[illustratie]" style="float:left; width:60%; height:auto; max-width:500px;"> - -<p>"Gaan we er heen vanavond?" vroeg Dik.</p> - -<p>"Neen, neen, — daar hebben we geen geld voor," zei Moeder.</p> - -<p>"En dat hebben we," bevestigde Trom. Maar hij keek lang niet -vroolijk; het was hem aan te zien, dat hij er dolgraag heen zou -willen.</p> - -<p>"Jammer," zei Dik. "Wat zal het er mooi wezen!"</p> - -<p>"O, maar jij hebt zelf wel geld genoeg," zei Moeder. "Je hebt pas je -drie konijntjes verloot, — en van ons mag je gerust gaan."</p> - -<p>"En dat mag je," zei zijn vader.</p> - -<p>Dik's gelaat betrok. O, de verleiding was zoo sterk voor hem, en al -wel tienmaal had hij in den loop van den morgen gedacht:</p> - -<p>"Waarom zou ik niet gaan? 't Is toch mijn eigen geld?"</p> - -<p>Hij weifelde nog een oogenblik en wilde toen juist zeggen, dat hij -zijn geld dan maar voordat doel zou gebruiken, toen de deur openging -en hij Nelly zag binnenkomen, met de handen uitgestrekt, om zich niet -te stooten.</p> - -<p>"Is u hier, buurvrouw?" vroeg ze.</p> - -<p>"Ja, Nelly, — hier ben ik."</p> - -<p>"O, — ik wou vragen, of Dik al thuis is. Ik wou zoo graag de duifjes -voeren."</p> - -<p>"Ja, — goed," zei Dik. "Kom maar mee. — Neen Moeder, ik ga niet, -vanavond. U weet wel, waarvoor ik het geld gebruiken wil. Kom Nelly, -— dan gaan we."</p> - -<p>Zijn medelijden met het arme, ongelukkige kind, dat hij zoo graag een -mooien dag in haar droevig leven wilde bezorgen, had de overwinning -behaald.</p> - -<p>En verheugd, dat hij thans vast besloten was, het geld voor geen -ander doel te besteden, vertelde hij aan Nelly, hoe hij onverwachts -in het bezit gekomen was van een grooten aap, en hij haalde hem uit -het hok, — maar zij mocht hem niet streelen, want Dik was bang, dat -het beest haar misschien kwaad zou doen.</p> - -<p>Na een poosje werd hij geroepen om te eten. Nelly keerde naar haar -huis terug, en de aap werd weer in zijn hok opgesloten. Zoodra het -maal afgeloopen was, spoedde Dik zich naar buiten, om naar den -optocht te gaan kijken.</p> - -<br> -<hr width="10%"> -<br> -<br> -<br> -<br> - -<a name="chapter11"></a> -<center> -<img src="images/hoofdstuk_c.jpg" alt="image: hoofdstuk-versiering" style="width:100%; height:auto; max-width:600px;"> -</center> -<br> -<br> -<br> -<h3 align="center">Elfde Hoofdstuk.</h3> -<h4 align="center">Dik neemt onverwachts deel aan den optocht.</h4> -<hr width="10%"> - -<br> -<img class="letterimage" src="images/letter_k.jpg" alt="K" style="width:10%; height:auto; max-width:300px;"> -<p class="hidden_char"><span style="color: white;">K</span>om Caesar, ga je me naar den optocht kijken?" zei hij, terwijl -hij het hok van den aap opende. Eerst had hij zijn konijnen van een -goeden voorraad voer voorzien, want hij wist niet, wanneer hij weer -thuis zou komen, en nu hield hij Caesar een flinke snede brood voor.</p> - -<p>"Hier heb je wat lekkers," zei Dik.</p> - -<p>Maar Caesar bedankte. Hij had 's morgens zooveel gegeten, dat hij nu -nog in het geheel geen trek had.</p> - -<p>"Hier dan, — een nootje?" vroeg Dik, die zijn zakken nog vol -lekkernijen had van 's morgens.</p> - -<p>Caesar greep de noot aan, sprong op Dik's schouder, en ging de -lekkere vrucht op zijn gemak kraken.</p> - -<p>Zoo gingen ze naar de tent, en daar krioelde het van de jongens en -meisjes die het in huis al evenmin konden uithouden als Dik. Piet en -Jan en zijn andere kameraden waren er ook al.</p> - -<p>"Er is nog niets te zien, Dik," zei Piet. "Wat hebben ze den ingang -mooi gemaakt, h? Vlaggen met sterren en strepen...."</p> - -<p>"Ja, Amerikaansche vlaggen," zei Dik.</p> - -<p>"En wil ik je eens wat zeggen?" merkte Jan Vos op. "Ze spreken lang -niet allemaal Engelsch, hoor. Er zijn Franschen en Duitschers bij, en -ik heb ook duidelijk Hollandsch gehoord..."</p> - -<p>"Dat is nog zoo dom niet bedacht van den Directeur," zei Dik "Zoo -komt hij overal gemakkelijk met de taal terecht. Voor Holland heeft -hij Hollanders in zijn dienst, voor Duitschland Duitschers, voor -Frankrijk Franschen. 't Is een slimmerd, die Mr. Snger."</p> - -<p>"En rijk!" zei Piet van Dril. "Zeg Dik, alle paarden zijn in de -stallen gebracht, en zooeven zag ik een clown aan den ingang staan, -heelemaal in 't wit, met roode, ronde plekken er op, en een wit -gezicht met zwarte strepen en een rooden neus, met een puntmuts -op..."</p> - -<p>"Die neus?" lachte Dik. "Stil Caesar, koest hoor!"</p> - -<p>"Loop naar de maan," zei Piet. "Die clown natuurlijk! Kijk, daar komt -hij weer."</p> - -<p>Inderdaad verscheen er een clown aan den ingang, en nauwelijks zag -hij Dik met zijn aap, of hij wenkte Dik toe, dat hij bij hem moest -komen. Maar Dik kon niet gelooven, dat hij hm bedoelde.</p> - -<p>"Hij roept je, Dik!" zei Piet.</p> - -<p>"Wel neen..."</p> - -<p>"Ja wel!" zei Jan Vos, "kijk maar. O j, Dik, daar komt hij!"</p> - -<p>'t Was waar; toen Dik niet naar den clown kwam, kwam de clown naar -Dik. Hij lachte op de meest dwaze manier, nam zijn puntmuts in zijn -hand, maakte een diepe buiging voor Dik, stak hem de rechterhand toe, -en zei:</p> - -<p>1) "Good morning, Sir, how do you do?"</p> - -<p>"Yes Sir!" zei Dik, tot groot vermaak van Piet en Jan. En er kwam -dadelijk een drom van jongens en meisjes om hem heen, die -nieuwsgierig waren, wat de clown bij Dik moest doen.</p> - -<p>De clown begon smakelijk te lachen, toen hij Dik's antwoord hoorde. -En nogmaals maakte hij een buiging voor Dik en herhaalde:</p> - -<p>"How do you do, Sir?"</p> - -<p>"No Sir," zei Dik.</p> - -<p>2) "Do you speak English?" vroeg hij.</p> - -<p>"Yes Sir!" beweerde Dik meteen stalen gezicht, hoewel hij er geen -woord van verstond.</p> - -<p>3) "Can you understand me?"</p> - -<p>"No Sir!"</p> - -<p>De clown vond de antwoorden van Dik zoo dwaas, dat hij bijna omviel -van 't lachen, en hij zei opeens in goed Hollandsch:</p> - -<p>"Jij bent een grappige snuiter, hoor! Ha, ha, ha, ha, wat een rare, -dikke jongen ben jij! Je kent wel Engelsch h, maar je kunt me niet -verstaan! Ha, ha, ha, ha! — Maar zeg eens, is die aap van jou?"</p> - -<p>"Ja," zei Dik. "Dat is mijn aap."</p> - -<p>"Wil je hem verkoopen?" vroeg de clown. "Als je hem mij geeft, dan -krijg je een vrijkaart voor vanavond, om de voorstelling bij te -wonen!"</p> - -<p>"Ha, ha," dacht Dik, "dus dan kom ik er toch in."</p> - -<p>"Doen, Dik," zei Piet fluisterend met een elleboogstoot in Dik's rug. -"Dan gaan we samen."</p> - -<p>"Neen," zei Dik tot den clown. "Voor een vrijkaartje geef ik den aap -niet. Dat is me te weinig."</p> - -<p>"Voor den eersten rang," zei de clown, die nog eens naar den aap had -gekeken en hem blijkbaar graag wilde hebben.</p> - -<p>"Daar geef ik niet om. De derde rang is mij even goed als de eerste. -Ik behoef nu juist niet naast den burgemeester te zitten."</p> - -<p>De jongens om hem heen lachten, en de clown ook.</p> - -<p>"Goed," zei deze, "dan geef ik je twee kaartjes derden rang, en dan -is je aap dubbel en dwars betaald. Nu, graag of niet?"</p> - -<p>"Niet graag!" lachte Dik.</p> - -<p>"Dan ga ik maar naar binnen." Lachend nam hij zich weer de muts van -het hoofd, stak Dik de hand toe, maakte nogmaals een diepe buiging, -en zei:</p> - -<p>4) "Good-bye, Sir!"</p> - -<p>"Yes Sir!" zei Dik, tot groot vermaak van den clown.</p> - -<p>"Zeg eens, hoeveel broers en zusters heb je?"</p> - -<p>"Geen een," zei Dik.</p> - -<p>"En vader en n moeder?" vroeg de clown grappig.</p> - -<p>"Ja. Dacht je, dat ik er van ieder drie had?"</p> - -<p>"Dus met je drien. Dan geef ik je drie kaartjes derden rang voor je -aap. Dat is toch een schitterend bod, zou ik zeggen."</p> - -<p>"Neen," zei Dik, "ik doe het niet."</p> - -<p>"Domkop!" fluisterde Piet van Dril hem toe.</p> - -<p>"Sufferd!" zei Jan Vos.</p> - -<p>"Nog al niet? Nu, zeg dan zelf, wat je voor je aap vraagt," zei de -clown. "Hoe lang heb je hem al?"</p> - -<p>"Sedert gisteravond," zei Dik.</p> - -<p>"En wil je hem verkoopen, — of wil je niet?" hernam de clown.</p> - -<p>"Ja, dat wil ik," zei Dik. "Maar niet voor drie vrijkaartjes."</p> - -<p>"Spreek op dan, — zeg dan, wat je voor hem vraagt!"</p> - -<p>"Dat zal ik," zei Dik. "Je kunt hem koopen voor een gulden en zes -vrijkaartjes."</p> - -<p>"Een gulden en zes vrijkaartjes," herhaalde de clown. "Ga mee, boy, -de koop is gesloten."</p> - -<p>Hij wenkte Dik, hem in de tent te volgen. En Dik wenkte op zijn beurt -Piet en Jan, dat zij met hem mede moesten gaan.</p> - -<p>Zoo kwamen zij in de tent.</p> - -<p>Wel, wel, wat een ruimte was daar. In het midden was een groot, -cirkelvormig vlak, en rondom waren de zitplaatsen, die naar achteren -amphitheaters-gewijze opliepen.</p> - -<p>"Wat een zitplaatsen!" zei Piet van Dril.</p> - -<p>"Duizenden!" zei Dik. "'t Zal er hier op een stuk of zes niet -aankomen, denk ik. Er blijven er nog genoeg over."</p> - -<p>De clown ging de jongens voor naar de stallen, waar al de paarden -stonden, en zij zagen de pikeurs, die ze de zadels oplegden, omdat -het tijd werd voor den optocht. De clown had blijkbaar haast. Hij -bracht hen naar een wagen met licht traliewerk waar de honden en apen -in opgesloten waren, en zei, terwijl hij de deur daarvan opende: "Doe -den aap hier maar in."</p> - -<p>"Jawel," zei Dik, die in de vreemde omgeving haast niet wist, -waarheen het eerst te kijken, — "alles goed en wel, maar eerst -betalen, zie je!"</p> - -<p>"Vertrouw je me niet?" zei de Clown. "Wacht maar even."</p> - -<p>Hij bleef slechts enkele seconden weg.</p> - -<p>"Hier, — zes vrijkaarten derden rang en een gulden."</p> - -<p>"Dank je," zei Dik.</p> - -<p>Hij deed Caesar den ketting af, en de deur van de kooi werd achter -den aap gesloten.</p> - -<p>"En ga nu maar dadelijk weg, want de optocht gaat beginnen," zei de -Clown, die blijkbaar bijzonder met zijn koopje ingenomen was. De -vrijkaarten kostten hem geen geld, dus kwam de aap hem slechts op een -enkelen gulden.</p> - -<p>En Dik was den koning te rijk.</p> - -<p>"Wat moet jij met al die vrijkaarten doen?" vroeg Piet van Dril.</p> - -<p>"Zes vrijkaarten!" riep Jan Vos uit, "'t is me geen kleinigheid!"</p> - -<p>"Wat ik er me doen moet?" vroeg Dik. "Kijk, deze is voor Vader, -deze voor Moeder, deze voor mij, die voor jou, Piet, asjeblief, pak -aan, deze voor jou, Jan Vos, — hier, en deze voor Anneke, en dan ben -ik ze alle zes kwijt..."</p> - -<p>"Dat noem ik royale!" riep Jan Vos uit, terwijl hij een kleur kreeg -van blijdschap. "Dank je, Dik! Dank je wel!"</p> - -<p>"En ik dank je ook," zei Piet.</p> - -<p>"Jammer, dat mijn buurmeisje blind is," zei Dik. "Ze kan er toch -niets van zien. Als dat het geval niet geweest was, had ik er zeven -gevraagd..."</p> - -<p>"En je hadt ze gekregen ook," zei Piet. "Wat had hij, een zin in den -aap!"</p> - -<p>"Jongen jongen wat ben ik blij met dat kaartje!" zei Jan Vos -herhaaldelijk. "Goed, dat je maar niet dadelijk toehapte, Dik. Zes -vrijkaartjes en nog een gulden toe, — 't is prachtig!"</p> - -<p>Dik stak zijn gulden en zijn kaartjes in zijn zak, want er klonk uit -de tent een krachtige klaroenstoot. De optocht zou zeker beginnen. Op -den weg en de bruggen zag het thans zwart van de menschen, want -alleen de zieken en zeer ouden waren in de huizen achtergebleven.</p> - -<p>Eerst verschenen weer de vier herauten. Ze reden tot bij de groote -brug en hielden daar halt. Toen kwam weer het rijtuig, thans -bespannen met zes prachtige schimmels, die weer bereden werden door -jockeys. In het rijtuig zat de Directeur, de beroemde Mr. Snger. -Daarachter verscheen de leeuwenkooi op den weg, tot verrassing van -allen, die het zagen, getrokken door twee olifanten.</p> - -<p>"O, kijk eens! Kijk eens!" klonk het overal. "Olifanten voor een -wagen!"</p> - -<p>"'t Is de leeuwenkooi," riep Dik tegen Jan en Piet. "Kijk, de luiken -zijn er afgedaan en je ziet de leeuwen in het hok! Ha, wat een -beesten, kijk, die eene slaat met zijn klauw naar den anderen, zie je -dat? Aanstonds verscheuren ze mekaar nog."</p> - -<p>"Bij elken olifant loopt een oppasser," zei Piet.</p> - -<p>"Ho, — daar staan ze stil. Er komt zeker nog meer. Kijk, de wagen -met muzikanten!"</p> - -<p>Maar die konden Dik niet veel schelen, nu de olifanten zoo dicht bij -hem stonden. Hij drong tusschen de menschen door, om er nog dichter -bij te komen, en Piet en Jan volgden hem op de hielen. Zoo kwamen zij -vlak bij de leeuwenkooi, maar het onderste gedeelte daarvan was -zoodanig ingericht, dat alleen de temmer de leeuwen bereiken kon, -hetgeen gedaan was, om ongelukken te voorkomen.</p> - -<p>Vlak bij den wagen stond een jonge, forsche man, met een geweldig -grooten knevel. Hij had een kort rijzweepje in de hand en scheen in -het geheel niet bang van de leeuwen, die trouwens heel rustig waren -en waarvan er sommige zelfs sliepen.</p> - -<p>"Mooie beesten," zei Piet. "Zie je die manen?"</p> - -<p>"Ja," zei Jan Vos, die verrukt naar zijn toegangskaartje stond te -kijken. O, wat was hij daar blij mede.</p> - -<p>"Maar er zijn er ook znder manen."</p> - -<p>"Dat zijn de leeuwinnen," zei Piet.</p> - -<p>Dik zei niets, maar hij bekeek den man, die vlak bij de kooi stond, -van het hoofd tot de voeten, en hij vroeg zich af, wat die man daar -doen moest.</p> - -<p>Opeens begreep hij, wie het was.</p> - -<p>"Zeg jongens," zei hij, "kijk, dat is de leeuwentemmer..."</p> - -<p>"Zou je denken?" zei Piet van Dril.</p> - -<p>"Ongetwijfeld," zei Dik. "Kijk, hij steekt zijn hand door de tralies -en streelt den leeuw over zijn kop! Wat een mak beest, h?"</p> - -<p>"'t Lijkt maar zoo," zei Piet. "Zou jij je hand door de tralies -durven steken, Dik?"</p> - -<p>"Wel ja, — waarom niet!" zei Dik.</p> - -<p>"Doe het dan eens, Dik. Dt zou ik wel eens willen zien. Je durft -toch niet! Bluffer!"</p> - -<p>"Nu niet!" zei Dik.</p> - -<p>"H, h, h!" grinnikte Piet. "Wanneer dan wl?"</p> - -<p>"Als de leeuwen er uit zijn," zei Dik met een lachje.</p> - -<p>Piet en Jan lachten ook.</p> - -<p>"Zeg jongens," zei Dik, "weet je, dat de vader en de grootvader van -dien leeuwentemmer al door hen verslonden zijn?"</p> - -<p>"Ja, — dat is algemeen bekend," beweerde Jan, die zijn -toegangskaartje weer eens uit zijn zak te voorschijn haalde, om het -nogmaals te bekijken.</p> - -<p>"Welke leeuw zou het gedaan hebben?" vroeg Dik. "Ik denk die -daarachter in den wagen. Zie je wel, hoe valsch hij naar den temmer -kijkt? Ha, hij gaapt, hij heeft trek! Wat een tanden, h?"</p> - -<p>"Ha, ha, daar komt een wagen met clowns uit de stallen!" riep Jan -opgetogen uit. "Kijk ze er eens mal uitzien!"</p> - -<p>"Die olifanten zijn ook wel leuk om te zien," zei Dik. "Bij elken -olifant is een cornak, zie je wel?"</p> - -<p>"Ja," zei Piet. "Durf jij zoo'n olifant een koekje te geven, Dik? Of -heb je er niet meer? Vanmorgen zaten je zakken vol."</p> - -<p>"'k Durf best," zei Dik.</p> - -<p>"Net als met je hand door de tralies, h?"</p> - -<p>"Wil je 't zien?" vroeg Dik.</p> - -<p>Hij ging zoo dicht mogelijk naar den olifant toe en keek met een -lachend gezicht den cornak aan. Hij diepte een koekje uit zijn zak op -en stak het den oppasser toe, maar deze wenkte lachend, dat Dik het -den olifant zelf mocht geven. Maar Jan Vos, die een beetje banger van -aard was, riep hem toe:</p> - -<p>"Niet doen, Dik, — hij steekt zijn slurf al naar je uit, en hij -heeft er zijn vorigen oppasser me doodgeslagen..."</p> - -<p>Doch Dik hoorde hem niet eens. Hij ging nog een stapje vooruit, en -stak het koekje tusschen de lippen van de slurf. Dik lachte, want hij -vond het grappig. De olifant greep het koekje vast en deponeerde het -met een vlugge beweging in zijn bek.</p> - -<p>"Wat een groote slagtanden heeft hij," dacht Dik. Maar op 't zelfde -oogenblik voelde hij het einde van de slurf al weer over zijn hand -glijden.</p> - -<p>Het groote, logge beest vroeg om ng een koekje, en de andere -olifant, stak ook zijn slurf naar hem toe. Hij klapte met zijn ooren -en maakte een vreemd, trompetterig geluid. Blijkbaar was hij -jaloersch op zijn makker, die van Dik een klontje suiker kreeg, en -onmiddellijk weer zijn slurf toestak. Die dikke jongen beviel hem -wel, hij streek hem met zijn slurf over zijn bolle wangen.</p> - -<p>De cornak moest er hardop om lachen, en Dik ook. Hij pakte de slurf -onbevreesd beet, en gaf den anderen olifant ook een klontje.</p> - -<p>Op dit oogenblik klonk er een krachtige klaroenstoot, ten teeken dat -de stoet geformeerd was en de optocht kon beginnen. De muziek viel -met daverend geweld in, en de trommen bomden zoo hard, dat de leeuwen -er van begonnen te brullen.</p> - -<p>Voorwaarts ging het.</p> - -<p>Dik keerde zich om; ten einde zich weer bij zijn makkers te voegen, -toen hem plotseling iets vreemds overkwam, iets, wat hem het eerste -oogenblik een rilling over de leden joeg. Hij voelde namelijk opeens -iets hards en vochtigs in zijn hals, werd toen met een krachtigen ruk -bij zijn kraag gegrepen, en als een veertje in de hoogte getild.</p> - -<p>'t Was de olifant, die deze grappen met hem uithaalde. Het beviel het -beest in het geheel niet, dat Dik met zijn lekkere koekjes en -klontjes hem in den steek ging laten en hij besloot onmiddellijk, hem -dat te beletten. Daarom pakte hij Dik zonder boe of ba te zeggen bij -zijn kraag, hief hem in de hoogte en slingerde hem tamelijk -hardhandig over zijn kop heen op zijn nek. Met een smak kwam Dik op -het logge dier terecht, zonder in het eerste moment te begrijpen, wat -er met hem gebeurde.</p> - -<p>De cornak lachte dat het schaterde, en hij trok Dik, die tamelijk -schots en scheef op den rug van den olifant terecht was gekomen, met -een ruk overeind, uit vrees, dat hij anders op den grond zou vallen.</p> - -<p>Daar zat Dik dus onverwachts op den rug van een olifant, en hij moest -er om lachen, of hij wilde of niet, zoo fijn vond hij het.</p> - -<p>En de jongens lachten ook en riepen juichend:</p> - -<p>"Hoera! Hoera! Dik op den olifant! Dik op den olifant!"</p> - -<p>En alle menschen op de brug lachten, en zij wezen elkander Dik aan, -die daar zoo hoog en vroolijk bijna op den kop van het logge dier zat -en zoo den optocht door het dorp ging medemaken. Dik keek -triomfantelijk van af zijn hoogen en zeldzamen zetel op de lachende -menigte neer, en hij wuifde den menschen links en rechts toe, zooals -de Koningin doet, als zij in de een of andere stad haar feestelijken -intocht houdt.</p> - -<p>Maar ook klonk er een kreet van angst en schrik.</p> - -<p>'t Was Dik's moeder, die hem slaakte. Zij was met haar man en met de -buren ook nog even naar de drukte gaan kijken. Nelly liep aan den arm -van haar moeder. Zij stonden midden op de brug, toen de stoet zich in -beweging zette.</p> - -<p>Opeens zag toen moeder Trom, welk een gevaarlijke zitplaats door haar -dikken jongen werd ingenomen, en in haar angst slaakte zij een -hevigen gil, en zij greep Trom bij zijn arm en wees hem naar den -olifant, op wiens nek Dik triomfantelijk troonde.</p> - -<p>"Genadige hemel!" gilde Griet. "Jan, kijk eens, dr — daar op -dien olifant — daar zit Dik — O hemel!"</p> - -<p>Trom sperde zijn oogen zoo wijd mogelijk open, plukte in zijn -verbazing kleine vlokjes uit zijn vlassige bakkebaardjes en zei:</p> - -<p>"Griet, wil ik je eens wat zeggen? Onze Dik is een bijzonder kind, — -en dat is-ie!"</p> - -<p>Op hetzelfde oogenblik ontstond er een groot gedrang onder de -menigte, want de stoet nam zijn weg over de brug, en allen, die daar -stonden, maakten zich haastig uit de voeten. Ha, de brug dreunde -onder de pooten der logge olifanten, die de leeuwenkooi voorttrokken, -en toen zij de brug over waren, zag Dik zijn vader en moeder en de -nieuwe buren, en hij wuifde hun lachend toe.</p> - -<p>"Nelly! Nelly!" riep hij, "ik zit op den rug van een olifant!"</p> - -<p>En Nelly knikte in de richting vanwaar zij Dik's stem hoorde, en zij -wuifde haar buurjongen toe, die zoo vriendelijk voor haar was en van -wien zij al zooveel hield.</p> - -<p>"Houd-je goed vast, Dik!" gilde zijn moeder hem in haar angst toe, -maar toen zij zag, hoe Dik zich op zijn gemak voelde, en hoe de -menschen hem toelachten en hoe grappig zij hem vonden, — toen -bedaarde haar angst en moest zij er ook om lachen.</p> - -<p>Trouwens, haar aandacht werd spoedig afgeleid, want er was -verwonderlijk veel voor haar en haar eenvoudige dorpsgenooten te -zien.</p> - -<p>De leeuwen trokken ieders aandacht, en de leeuwentemmer niet minder, -dien zij met eerbiedigen schroom aanschouwden, en den Directeur -vonden zij een wondermensch, en de rijders en rijdsters de deftigste -heeren en dames van de wereld, en de clowns, die biljetten -rondstrooiden, onweerstaanbaar grappig en koddig, en de muziek in een -woord verrukkelijk.</p> - -<p>Nelly genoot van dit laatste onuitsprekelijk, en een blosje kleurde -haar anders zoo bleeke wangen.</p> - -<p>Dik bleef gedurende den geheelen optocht op den olifant zitten en dit -beest stak hem herhaaldelijk zijn slurf toe, om nog een lekker hapje -te krijgen.</p> - -<p>Om ruim vier uur keerde de stoet in de stallen terug, en toen verliet -Dik met behulp van den cornak zijn hoogen zetel.</p> - -<p>Op het dorp en zelfs in den geheelen polder was er bijna niemand, die -niet besloten was, 's avonds naar de voorstelling te gaan.</p> - -<p>Mr. Snger had met zijn geweldige reclame zijn doel volkomen -bereikt.</p> - -<br> -<pre> - 1) Goeden morgen, mijnheer, hoe vaart u? - 2) Spreekt u Engelsch? - 3) Verstaat u me? - 4) Vaarwel, mijnheer. -</pre> - -<br> -<hr width="10%"> -<br> -<br> -<br> -<br> - -<a name="chapter12"></a> -<center> -<img src="images/hoofdstuk_d.jpg" alt="image: hoofdstuk-versiering" style="width:100%; height:auto; max-width:600px;"> -</center> -<br> -<br> -<br> -<h3 align="center">Twaalfde Hoofdstuk.</h3> -<h4 align="center">In het paardenspel.</h4> -<hr width="10%"> - -<br> -<img class="letterimage" src="images/letter_d.jpg" alt="D" style="width:10%; height:auto; max-width:300px;"> -<p class="hidden_char"><span style="color: white;">D</span>ik begaf zich eerst naar Anneke, die een gat in de lucht sprong, -toen hij haar het vrijkaartje gaf, zoo blij was zij er mede, en toen -ging hij naar huis, waar hij aan zijn vader en moeder vertelde, dat -hij den aap verkocht had, en dat hij een toegangskaart voor hen had, -en dat hij nu geld genoeg bezat om Nelly met het schoolfeest mede te -laten gaan, als de meester daartoe zijn toestemming wilde geven.</p> - -<p>"En dat doet hij wel, Dik," zei zijn Moeder. "De meester is een braaf -man, en als hij weet, dat het arme kind blind is, zal hij het je niet -weigeren..."</p> - -<p>"En dat zal hij!" viel zijn vader in.</p> - -<p>"Maar Dik, wat ben ik geschrokken, toen ik je daar zoo onverwachts op -dien olifant zag zitten," zei Moeder.</p> - -<p>"En dat ben ik!" zei zijn vader.</p> - -<p>"O Moeder, wat vond ik dat heerlijk! Neen, dat had ik nooit kunnen -denken, dat ik nog eens op den rug van een olifant aan een optocht -zou deelnemen," zei Dik lachend. "'t Was fijn, hoor! En lachen, dat -de menschen deden..."</p> - -<p>"En dat deden ze," zei vader Trom.</p> - -<p>"Maar hoe kwam je er toch zoo op, Dik?" vroeg zijn moeder.</p> - -<p>"De olifant pakte me bij mijn kraag en gooide me zelf over zijn kop -heen op zijn rug, Moeder. Ik schrok me eerst haast een ongeluk!"</p> - -<p>"En dat deed ik," zei zijn Vader, die zijn dikken zoon met blijkbare -bewondering zat aan te staren.</p> - -<p>"'t Was goed, dat de kornac me greep..."</p> - -<p>"Wie?" vroeg zijn moeder, die nog nooit van een kornac had gehoord.</p> - -<p>"De oppasser," zei Dik, — "want anders was ik er stellig afgevallen. -Ik kwam tamelijk schots en scheef op zijn rug terecht. Zeg Moeder, is -u niet blij met dat kaartje?"</p> - -<p>"Of ik!" zei Moeder. "Ik wil er dolgraag heen..."</p> - -<p>"En dat wil ik," zei Vader.</p> - -<p>"Moeder, weet u, wat ik nu doen ga? Ik ga naar den meester, om te -vragen, of Nelly met het schoolfeest me mag. De meester zal nu wel -thuis zijn, denk ik."</p> - -<p>"Goed Dik, ga maar, en neem het geld mede, dan behoef jij er niet -langer op te passen."</p> - -<p>"Ja," zei Dik.</p> - -<p>Hij haalde een kwartje uit zijn spaarpot en ging naar het huis van -den meester, die naast de school woonde.</p> - -<p>Het dienstmeisje kwam voor.</p> - -<p>"Wel Dik?" vroeg zij lachend, want zij had Dik op den olifant zien -zitten en vond hem een koddigen jongen. "Ben je niet gevallen? Je zat -daar hoog en droog, Dik, op dien olifant."</p> - -<p>"Ja, h!" zei Dik. "Is de meester thuis?"</p> - -<p>"Jawel, wat is er?"</p> - -<p>"'k Wou den meester graag even spreken."</p> - -<p>"Kom dan maar zoo lang in de vestibule, Dik," zei het meisje. "Dan -zal ik hem gaan roepen."</p> - -<p>Dik bleef in de vestibule wachten en verkeerde in spanning, wat de -meester zeggen zou.</p> - -<p>"Als hij het maar goed vindt," dacht Dik.</p> - -<p>Al spoedig kwam de meester.</p> - -<p>Dik nam zijn pet in zijn hand, en zei: "Dag meester."</p> - -<p>"Dag Dik, — wat is er?"</p> - -<p>"Meester," zei Dik, terwijl hij den gulden en het kwartje van -tusschen de koekkruimels uit zijn wijden broekzak opdiepte, en ze den -meester toestak, — "meester, hier heb ik vijf en twintig stuiver, en -nu wou ik u vragen, of asjeblief mijn buurmeisje met het schoolfeest -me mag...."</p> - -<p>"Wie is dat?" vroeg de meester.</p> - -<p>"Nelly Elswater," zei Dik. "Ze woont nog maar enkele dagen naast -ons."</p> - -<p>"Zoo. — Maar Dik, ze gaat niet school, — en 't is een feest -uitsluitend voor de schoolkinderen. Steek dat geld maar weer in je -zak, jongen, want daar kan ik heusch niet aan beginnen. Op die manier -zouden er nog wel honderd kunnen vragen, of ze me mogen. Dat kan -niet, hoor."</p> - -<p>Dit antwoord was voor Dik een schrikkelijke teleurstelling. Hij keek -den meester smeekend aan, en zei:</p> - -<p>"Maar meester, 't is..."</p> - -<p>"Neen, neen, Dik," viel de meester hem in de rede, "geef haar dat -geld maar terug; ik kan er werkelijk niet aan beginnen, zeg haar dat -maar."</p> - -<p>"Ze weet er niets van, meester," zei Dik droevig, want het speet hem -meer dan erg, dat de meester er niets van hooren wilde. "En 't is -haar geld niet."</p> - -<p>"Is dat geld niet van haar, Dik?" vroeg de meester. "Van wien is het -dan?"</p> - -<p>"Van mij, meester," zei Dik blozend; hij had het liever voor den -meester niet willen weten. Niemand had er immers mede noodig?</p> - -<p>"Van jou? — Hoe kom je daaraan?" vroeg de meester verwonderd, daar -hij wel wist, dat het geld de familie Trom niet op den rug groeide.</p> - -<p>"Meester, ik heb het opgespaard, — ik heb er drie konijntjes voor -verloot en vanmiddag heb ik er de rest bijverdiend..."</p> - -<p>"Ik begrijp er niets van," zei de meester. "Zeg me nu eens kort en -goed, hoe je er toe komt, om zooveel geld voor dat buurkind uit te -geven."</p> - -<p>"Ze is blind, m'st'r, en ik heb zoo'n medelijden met haar, en — enne -— ze is erg arm, m'st'r, want haar vader is lang erg ziek geweest, -enne — enne... Vader en Moeder vinden het goed — van het geld -m'st'r..."</p> - -<p>De meester keek Dik aan met een eigenaardige tinteling in zijn oogen -en Dik keek bedroefd naar den grond. Het speet hem zoo, dat de -meester het niet goed vond.</p> - -<p>"Ha," dacht de meester in zichzelven, — "daar heb je Dik weer -op-en-top. Daar spaart hij me weer uit zuiver medelijden met een arm, -blind meisje het geld op, om haar een prettigen dag te bezorgen. 't -Is een wonderlijke jongen! —" En luid liet hij er op volgen:</p> - -<p>"Zoo zoo, Dik, is dat meisje arm?"</p> - -<p>"Ja m'st'r."</p> - -<p>"En blind?"</p> - -<p>"Ja m'st'r. Ze is blind geboren."</p> - -<p>"En heb jij uit medelijden dat geld voor haar opgespaard."</p> - -<p>Dik zei niets, maar knikte.</p> - -<p>"En weet ze dat?"</p> - -<p>"Neen meester, — ze weet er niets van, — niemand weet het, dan -alleen Vader en Moeder..."</p> - -<p>"En die vinden het dus goed?"</p> - -<p>"Ja m'st'r."</p> - -<p>"Hoe oud is dat meisje?"</p> - -<p>"Twaalf jaar, m'st'r."</p> - -<p>"Zoo Dik. Nu, ik vind het ook goed, hoor. Ze mag me!"</p> - -<p>Dik keek den meester dankbaar aan, en een oogenblik later liep hij op -een draf naar de buren.</p> - -<p>"Nelly!" zei hij met een kleur van blijdschap. "Nelly!"</p> - -<p>"Wat is er, Dik?" vroeg het meisje.</p> - -<p>"Nelly, ik heb een prettige boodschap voor je. Je mag me met het -schoolfeest. De meester vindt het goed."</p> - -<p>Nelly sprong verrast van haar stoel op en kreeg een kleur tot achter -haar ooren van blijdschap.</p> - -<p>"O Dik!" riep zij uit, terwijl zij in haar handen klapte. "Mag ik -me? Wat heerlijk! Wat lief van den meester! Ik wist niet eens, dat -hij me kende. O Dik, wat ben ik blij!"</p> - -<p>"Op een dorp kennen de menschen elkander al heel gauw," zei Dik. "De -meester heeft zelf tegen me gezegd, dat je me mag..."</p> - -<p>"Maar het geld, Dik —" zei Nelly opeens, terwijl haar gezicht -betrok.</p> - -<p>"Daar heeft de meester niet eens over gesproken!" zei Dik. "Hij heeft -me alleen maar gezegd, dat je me moogt. Fijn h? Maar nu ga ik -naar huis, want wij gaan vanavond allemaal naar het paardenspel! -Dag!"</p> - -<p>"Dag!" riep Nelly.</p> - -<p>En Dik ging naar huis, minstens even blij als het blinde meisje, dat -hij zoo'n groote vreugde had bezorgd. Zijn boterhammen smaakten hem -verrukkelijk, en hij vertelde aan zijn vader en moeder, wat de -meester gezegd had, en hoe blij Nelly was.</p> - -<p>En toen ging hij achter de schuur, om zijn beesten te voeren, maar -hij was er pas, of hij hoorde Nelly al aankomen.</p> - -<p>"O Dik, wat ben ik blij!" zei ze, terwijl ze de korreltjes graan -rondom zich strooide voor de duifjes, die koerden en op den voerbak -kwamen zitten.</p> - -<p>En Nelly kon zich maar niet begrijpen, hoe het mogelijk was, dat de -meester haar kende, en zij zei wel honderdmaal, dat zij hem zoo'n -vriendelijk man vond, omdat hij haar zoo maar voor niets aan het -schoolfeest wilde laten deelnemen, en dat zij morgen, na kerktijd, -als de meester thuis was, met haar vader en moeder naar hem toe zou -gaan, om hem te bedanken voor zijn goedheid.</p> - -<p>"Ja ja," zei Dik, — "dat is wel goed, hoor. Ik vind het ook -vriendelijk van hem."</p> - -<p>En hij gaf zijn konijnen een extra portie gras en klaver, omdat hij -het zoo'n buitengewoon hoogen feestdag vond. Toen ging hij naar -binnen om zijn Zondagsche pak aan te trekken, en om ruim half acht -sloot de familie Trom de deur achter zich dicht, om zich naar het -Paardenspel te begeven.</p> - -<p>De ingang was schitterend verlicht, en Dik zag, hoe de menschen naar -binnen stroomden. Er heerschte een bijzondere drukte op het dorp en -er was veel gerij, want boeren en boerinnen kwamen met paard en -rijtuig, sommigen zelfs van ver uit den omtrek. De stalknechts van -Caf "Goud uit Schuim" hadden haast geen handen genoeg, om allen op -tijd te bedienen, en vele boeren zagen zich verplicht zelf uit te -spannen en hun paarden op stal te zetten.</p> - -<p>Aan het loket zag het zwart van de menschen, die plaatskaarten kwamen -koopen, maar daar behoefde Dik zich niet mede te vermoeien.</p> - -<p>"'t Is maar gemakkelijk, dat wij onze kaartjes al hebben," zei hij.</p> - -<p>"En dat is het," zei Vader Trom.</p> - -<p>"Ga jij maar voor, Dik," zei zijn moeder. "Jij weet hier den weg al -zoo'n beetje."</p> - -<p>Dat deed Dik, en met behulp van een bediende; wiens taak het was de -toeschouwers hun plaatsen aan te wijzen, had hij al spoedig de bank -gevonden, die voor hem bestemd was.</p> - -<p>Jan Vos en Piet van Dril waren er al en wenkten hem al uit de verte -toe, en toen zij nog maar een paar minuten zaten, kwam Anneke -binnenstappen en nam naast vrouw Trom plaats.</p> - -<p>"Wat een ruimte, wat een ruimte!" zei vrouw Trom vol bewondering.</p> - -<p>"En wat een menschen," zei Trom.</p> - -<p>"We zitten hier fijn, h Dik?" zei Jan Vos, die nog schrikkelijk -dankbaar was voor het kaartje, dat Dik hem bezorgd had.</p> - -<p>"Ja," zei Dik, "we zullen het hier prachtig kunnen zien. Kijk, daar -ginds zit de burgemeester — zie je wel? Dr, — vlak vooraan, -beneden..."</p> - -<p>"Eerste rang!" zei Piet van Dril.</p> - -<p>"En de notaris, en de dokter, en de meester, en de secretaris, en -mijnheer Denappel, —" zei Dik. "Dure plaatsen, zeg."</p> - -<p>"Maar wij zitten hier ook best," zei Jan Vos. "Zeg Dik, dat heb ik -aan jou te danken —"</p> - -<p>"'t Mocht wat," zei Dik.</p> - -<a name="54a_orkest"></a> -<center> -<img src="images/34_orkest.jpg" alt="[illustratie]" style="width:100%; height:auto; max-width:1000px;"> -</center> - -<p>"Niet?" zei Jan Vos. "Aan jou niet? Aan wien dan, zou ik wel willen -vragen..."</p> - -<p>"Aan den aap!" lachte Dik. "Kijk, ze hebben zaagsel op den grond -gestrooid, en zand, anders glijden de paarden uit."</p> - -<p>"Wat komen er een menschen h?" zei Piet. "Ze blijven maar..."</p> - -<p>"Bom — bom — bom — tetteretet!" viel de muziek in. De muzikanten -zaten op een verhooging tegenover de jongens.</p> - -<p>Moeder Trom schrok er eventjes van, want zij was er heel niet op -verdacht geweest, maar zij vond het prachtig in n woord. Zulke -schetterende muziek had zij nog nooit in haar leven gehoord.</p> - -<p>"Zie je daar den doorgang naar de stallen?" vroeg Dik. "Daar komen de -paarden door den circus binnen."</p> - -<p>"'k Wou, dat zij maar alvast begonnen," zei Jan. "Wat zitten we hier -fijn, h? Haast de mooiste plaatsen uit het heele spel, — om alles -goed te zien, bedoel ik natuurlijk."</p> - -<p>'t Werd tjokvol in de tent, en tegen acht uur zweeg de muziek.</p> - -<p>Toen zwegen ook de menschen, want zij begrepen, dat de vertooning nu -weldra zou beginnen. Ze hoorden eindelijk de torenklok acht slaan.</p> - -<p>Even later werden de gordijnen voor den ingang dichtgeschoven, en de -gordijnen, die den toegang tot de stallen afsloten, geopend.</p> - -<p>Op dat oogenblik heerschte er een ademlooze stilte in de tent. De -verwachting was hoog gespannen.</p> - -<p>Ha, — daar kwam wat.</p> - -<p>Een rijknecht, keurig gekleed, leidde een prachtig raspaard den -circus binnen. In het midden bleef hij staan.</p> - -<p>Toen verschenen er nog twaalf rijknechts, die zich aan den ingang in -twee rijen schaarden. 't Scheen wel een eerewacht, dacht Dik.</p> - -<p>En dat had hij nog zoo ver niet mis, want nauwelijks hadden zij hun -plaatsen ingenomen, of de beroemde Directeur Mr. Snger trad -tusschen hen door tot in het midden van den circus.</p> - -<p>Hij was geheel in het zwart gekleed, met een laag uitgesneden vest. -Hij nam zijn hoogen hoed in de hand en boog naar verschillende kanten -voor het publiek, dat hem met handgeklap begroette.</p> - -<a name="35_optocht"></a> -<center> -<img src="images/35_optocht.jpg" alt="[illustratie]" style="width:100%; height:auto; max-width:1000px;"> -<br> -[Illustratie: "En alle menschen op de brug lachten, en zij wezen -elkander Dik aan, die daar zoo hoog en vroolijk bijna op den kop van -het logge dier zat en zoo den optocht door het dorp ging medemaken. -Dik keek triomfantelijk van af zijn hoogen en zeldzamen zetel op de -lachende menigte neer, en hij wuifde den menschen links en rechts -toe, zooals de Koningin doet, als zij in de een of andere stad haar -feestelijken intocht houdt. (Bladz. 181.)"] -</center> - -<p>"Zie je dien gouden horloge-ketting?" vroeg Jan Vos zacht. "Wat zal -die man rijk zijn."</p> - -<p>Maar Jan en Piet antwoordden niet. Al hun aandacht was bij den -Directeur, die zijn hoed weer opzette en met behulp van zijn -rijknecht het mooie paard besteeg.</p> - -<p>Op een kleinen wenk met zijn rijzweep viel de muziek in, en op de -maat daarvan reed de Directeur <span id="cor0009" class="corrected" title="Original text: [den cricus rond. Het]">den circus rond. Het</span> paard brieschte -vroolijk en scheen wel te dansen, zoo licht en sierlijk waren zijn -bewegingen.</p> - -<p>"Zoo kan jij het ook wel, Dik," zei Jan Vos. "Daar is niets kunstigs -aan."</p> - -<p>"Ja," zei Dik. — "Maar z niet! Kijk eens, het paard loopt op -drie pooten! Zijn rechtervoorpoot houdt het gebogen in de hoogte. -Prachtig, h? Hoe is het mogelijk, dat zoo'n beest het leert!"</p> - -<p>Dik keek zijn oogen uit.</p> - -<p>Er klonk een daverend applaus, en de Directeur boog. Toen, op zijn -bevel, zette het dier zijn rechtervoorpoot neer, en hief het -linkervoorbeen op. Weer liep hij op de maat der muziek den circus -rond.</p> - -<p>"Dat is pas rijden, h!" zei Dik vol bewondering. "Daar loopt hij -met zijn achterbeen in de hoogte," zei Jan Vos.</p> - -<p>En even later zagen zij, dat hij zijn vierden poot opgeheven had.</p> - -<p>Met een vlugge beweging sprong de directeur van het paard en nam -buigend het applaus van de toeschouwers in ontvangst. De rijknecht -greep het paard bij de teugels en voerde het naar de stallen terug. -Een tweede rijknecht reikte den Directeur een lange zweep aan en nam -het korte rijzweepje van hem over. Alle twaalf rijknechten maakten -zich schielijk uit de voeten, en onder donderend hoefgetrappel renden -acht prachtige paarden, zonder teugels of zadel, achter elkander -binnen. De Directeur klapte met zijn lange zweep, en toen renden de -dieren in vliegenden galop achter elkander den circus rond. De grond -dreunde onder hun hoefslagen.</p> - -<p>Dik zat in stomme verbazing het prachtige schouwspel aan te zien.</p> - -<p>Weer klapte de zweep, en als met een tooverslag hielden de beesten -halt, keerden zich om, en renden weer in tegengestelde richting -voort, de koppen fier opgeheven en met golvende manen.</p> - -<p>"Dat is schitterend, — schitterend!" mompelde Dik in verrukking.</p> - -<p>De Directeur liet de fiere beesten, enkel door met zijn zweep te -klappen, in verschillende richting rennen, nu eens dezen kant, dan -weer dien kant op, soms achter elkander, dan weer twee aan twee, of -vier aan vier. Zij gehoorzaamden den Directeur op zijn wenken.</p> - -<p>Hij hief zijn zweep op, en plotseling kwamen zij naast elkander voor -hem te staan, en op zijn bevel bogen zij de voorpooten en knielden -voor hem neer.</p> - -<p>Het applaus was niet van de lucht, en de Directeur moest -herhaaldelijk buigen.</p> - -<p>Eindelijk hief hij zijn zweep op, en liet haar driemaal knallen, en -opeens verhieven de schoone beesten zich op de achterpooten. 't Was -een schitterend staaltje van dressuur.</p> - -<p>Daarna klapte hij met zijn zweep, en in vliegenden galop renden de -dieren nogmaals achter elkander den circus rond en verdwenen onder -daverend hoefgetrappel in de stallen. — De menschen waren verrukt!</p> - -<p>Dik vond het haast een sprookje. Hij had nooit kunnen denken, dat er -zoo iets moois op de wereld bestond, en hij wilde juist met Jan en -Piet een praatje beginnen over hetgeen hij gezien had, toen er al -weer wat anders kwam.</p> - -<a name="36_paarden"></a> -<center> -<img src="images/36_paarden.jpg" alt="[illustratie]" style="width:100%; height:auto; max-width:1000px;"> -</center> - -<p>Van uit de stallen werd het luide geschreeuw van een man gehoord en -bijna op hetzelfde oogenblik draafde een oud, armoedig vrouwtje de -tent binnen, met een hoofdstel aan en een bit in haar mond, en Dik -zag tot zijn diepe verontwaardiging, dat er een groote, zware clown -op haar rug zat, die ruw aan de teugels rukte en 't oude mensch met -zijn rijzweep en door een luidruchtig geschreeuw onbarmhartig -voortjoeg. De stumper zag vuurrood van inspanning, en huppelde en -draafde als een jong renpaard, maar het ging den afschuwelijker clown -nog lang niet hard genoeg. Hij sloeg het schepsel, dat zich blijkbaar -bovenmatig inspande, onbarmhartig met zijn rijzweep tegen de beenen -en soms zelfs met zijn groote vuist op haar hoofd.</p> - -<p>De menschen werden er eerst stil van, maar sommigen begonnen er al -spoedig om te lachen, ja zelfs te schateren.</p> - -<p>Dik kon zich dat onmogelijk begrijpen. Hij vond er niets moois aan, -integendeel, 't maakte een vreeselijk pijnlijken indruk op hem.</p> - -<p>Ach zie, de oude stumper kon al spoedig haast niet meer, zij -struikelde en strompelde door den circus en dreigde herhaaldelijk te -vallen.</p> - -<p>'t Was duidelijk, dat zij bijna bezweek onder den zwaren last, dien -zij te torsen had. Maar de clown had geen medelijden met haar. Hij -rukte haar hoofd door middel van de teugels ruw weer wat omhoog en -sloeg haar eindelijk zoo erg, dat Dik het niet langer kon aanzien.</p> - -<p>Zijn wangen waren doodsbleek van verontwaardiging, zijn neusvleugels -trilden, zijn oogen fonkelden. "Afschuwelijk!" mompelde hij, en hij -balde zijn vuisten.</p> - -<p>De handelingen van den ruwen clown werden nog wreeder.</p> - -<p>Toen richtte Dik zich op van zijn bank, stak zijn vuist dreigend naar -den clown uit, en riep hem in de hevigste verontwaardiging toe:</p> - -<p>"Monster, — wreedaard, — wil je nu ophouden met die vrouw te -mishandelen! 't Is een schande!"</p> - -<p>Het vrouwtje stond stil; zij kn blijkbaar niet meer.</p> - -<p>En de clown keek Dik met een spottend gezicht aan en begon de vrouw -vreeselijk te mishandelen. Ook de menschen keken lachend naar Dik, -die tusschen de toeschouwers door van bank op bank naar beneden -stapte en....</p> - -<a name="37_clowns"></a> -<img src="images/37_clowns.jpg" alt="[illustratie]" style="float:right; width:60%; height:auto; max-width:700px;"> - -<p>Plotseling bleef hij staan, want het gelach van de menschen klonk -daverend door de tent. En toen zag Dik, dat de wreede clown het hoofd -van de oude stumper met twee handen aangreep en in stukken scheurde. -Hij rukte haar de muts van het hoofd en wierp die naar Dik, — en -haar wangen vielen los op den grond, en toen — toen bleef er niets -anders over, dan een bos stroo, die de clown van zich af rukte, en -lachend boog hij naar alle kanten om te bedanken voor het applaus.</p> - -<p>Dik begreep, dat hij een tamelijk dwaas figuur had gemaakt, en hij -klauterde zoo gauw mogelijk weer naar zijn plaats terug, waar Piet en -Jan bijna van de bank vielen van het lachen. En toen lachte Dik -smakelijk mede, wat nog wel het beste was, dat hij doen kon.</p> - -<p>Alle menschen zaten lachend naar hem te kijken, maar dat duurde niet -lang, want er kwam een dame te paard binnenrijden, die allerlei -toeren ging verrichten en daardoor ieders aandacht in beslag nam.</p> - -<p>Eerst zat zij op het paard, en reed in galop den circus rond, maar -toen sprong zij opeens op den zadel en ging staande rijden. Ook ging -zij op n been staan, en sprong zelfs touwtje op den rug van het -paard.</p> - -<a name="38_clowns"></a> -<center> -<img src="images/38_clowns.jpg" alt="[illustratie]" style="width:100%; height:auto; max-width:1000px;"> -</center> - -<p>Dik, die voor het eerst van zijn leven in een paardenspel was en dus -dergelijke kunstverrichtingen nog nooit gezien had, vond alles even -buitengewoon, en hij was opgetogen, toen de dame zelfs door een met -papier beplakten hoepel sprong, die door twee rijknechts in de hoogte -gehouden werd, en toch weer zonder missen op het paard terecht kwam. -Eindelijk sprong zij zelfs over een breede vlag heen, waar het paard -onderdoor rende. 't Was prachtig, vond Dik.</p> - -<p>En nauwelijks was de dame den circus uitgereden, of er rolden drie -clowns binnen, die wel hoepels geleken.</p> - -<p>Zij rolden vooruit en achteruit en tegen elkander aan, dat het een -lust was om te zien, en een poosje later klom de een op de schouders -van den ander en stak zijn beenen kaarsrecht in de hoogte, en toen -klom de derde tegen hem op en ging op de beenen van no. 2 staan. Maar -plotseling liep de onderste weg, zoodat de twee anderen hun steunpunt -verloren en toen smakten zij tegen den grond en rolden als hoepels de -tent uit.</p> - -<p>Dik zat te schudden van 't lachen en Jan en Piet niet minder. Zulke -malle dingen hadden zij nog nooit gezien!</p> - -<p>Zoo volgde het eene nummer op het andere, en eindelijk werd het -laatste nummer vr de pauze afgespeeld.</p> - -<p>Er kwam een vrouwelijke Roodhuid de tent binnenwandelen. Zij had -groote veeren op haar hoofd en een klein meisje aan haar hand.</p> - -<p>Het tweetal wandelde kalm door den circus heen en weer en ging -eindelijk in het midden daarvan op den grond zitten, de vrouw met -haar rug tegen den hoogen paal. Zij trok het kind op haar schoot en -speelde er mede, en zij scheen ontzaglijk veel van het meisje te -houden, want zij drukte het zoo stevig aan haar borst, of zij het -dood wilde drukken, en kuste het zoo vurig, dat het haast stikte.</p> - -<p>Zij had er geen erg in, dat een man met een paard aan den teugel den -circus kwam binnensluipen. Hij had een dolk in zijn hand en liet zijn -oogen op afschuwelijke wijze draaien en rollen, zoodat herhaaldelijk -alleen het wit er van te zien was.</p> - -<p>"Dat is een schurk!" zei Dik tegen Jan en Piet.</p> - -<p>"Zie je die oogen?" vroeg Jan.</p> - -<p>"Neen," zei Dik, "alleen het wit maar."</p> - -<p>De menschen in de tent geraakten in spanning.</p> - -<p>Wat ging die schurk doen?</p> - -<p>Hij liet zijn paard los en sloop naar de moeder en haar kind, hij -liet zijn dolk flikkeren in het licht van de lampen. Zijn oogen -draaiden en rolden erger dan ooit.</p> - -<p>"Ha," — zei Dik, "ik geef geen dubbeltje meer voor haar leven..."</p> - -<a name="39_indiaan"></a> -<center> -<img src="images/39_indiaan.jpg" alt="[illustratie]" style="width:100%; height:auto; max-width:1000px;"> -</center> - -<p>"Ik geen cent," zei Piet van Dril. Opeens wierp de schurk zich op de -niets kwaads vermoedende vrouw. De dolk werd opgeheven, daalde neer, -— en een allerijselijkste kreet drong den toeschouwers door merg en -been.</p> - -<p>"Moet je haar niet helpen, Dik?" vroeg Piet van Dril met een lachje.</p> - -<p>"Doe jij het!" zei Dik.</p> - -<p>De schurk greep het kind in zijn armen, klom op zijn paard, en rende -spoorslags den circus in.</p> - -<p>De vrouw lag stuiptrekkend op den grond.</p> - -<p>Maar zie, de wrekende gerechtigheid waakte.</p> - -<p>De man van de stervende roode vrouw reed pijlsnel binnen. Een lasso -hing aan zijn zadel.</p> - -<a name="40_lasso"></a> -<center> -<img src="images/40_lasso.jpg" alt="[illustratie]" style="width:100%; height:auto; max-width:800px;"> -</center> - -<p>Hij zag zijn vrouw op den grond liggen en bemerkte, hoe de schurk met -zijn kind wegrende.</p> - -<p>Spoorslags reed hij hem na. 't Werd een wedren, die alle zenuwen der -toeschouwers spande. 't Was Dik onmogelijk, om te blijven zitten. Hij -stond overeind...</p> - -<p>"Sa, sa!" riep hij den Roodhuid toe. "Grijp hem — grijp hem!"</p> - -<p>De Roodhuid maakte zijn lasso los, en zwaaide er mede hoven zijn -hoofd.</p> - -<p>"Ooah! Ooah!" klonk het krijschend van zijn lippen, en op hetzelfde -oogenblik doorkliefde zijn lasso de lucht, en kwam om den nek van het -paard van den schurk terecht. Men zag, hoe de strik aantrok, hoe de -bewegingen van het paard verflauwden, hoe het eindelijk niet meer -voortkon en op de knien nederstortte.</p> - -<p>Toen trok de schurk een revolver, maar de Roodhuid deed evenzoo en -schoot hem dood. Hij bracht zijn kind naar de moeder, die niet dood -bleek te zijn, en...</p> - -<p>Toen sprongen er wel zes clowns naar binnen, die onder een ijselijk -misbaar de Roodhuiden uit den circus leidden en het paard van den -strik verlosten en den schurk met een fietspomp nieuwen adem -inbliezen, zoodat hij weldra weer loopen kon en den circus verliet.</p> - -<p>Onder de malste grappen verdwenen ook de clowns, en toen was het</p> - -<br> -<br> -<center><h3>PAUZE</h3></center> -<br> -<br> -<br> -<br> - -<a name="chapter13"></a> -<center> -<img src="images/hoofdstuk_a.jpg" alt="image: hoofdstuk-versiering" style="width:100%; height:auto; max-width:600px;"> -</center> -<br> -<br> -<br> -<h3 align="center">Dertiende Hoofdstuk.</h3> -<h4 align="center">Na de pauze.</h4> -<hr width="10%"> - -<br> -<img class="letterimage" src="images/letter_n.jpg" alt="N" style="width:10%; height:auto; max-width:300px;"> -<p class="hidden_char"><span style="color: white;">N</span>a de pauze werden nog prachtige staaltjes van rijkunst ten beste -gegeven, die Dik in verrukking brachten, en de clowns maakten -grappen, die de tent deden schudden van het lachen. Ook kwam de man, -aan wien Dik zijn aap had verkocht, met zijn apen en honden, en liet -hen allerlei kunststukjes verrichten. Maar de man was hierbij niet -als clown gekleed, o neen, hij was geheel in het zwart met een wit -vest, en zag er bijna even deftig uit als de Directeur. Maar Dik vond -het paardrijden toch veel mooier. Hij was dan ook een groot -liefhebber van paarden en kon zelf rijden als de beste.</p> - -<p>Ook waren er gymnasten, die toeren verrichtten, waarbij de menschen -zaten te rillen en te beven. Zoo kwam er een gymnast binnen, die een -sterken riem om zijn middel droeg. Aan dien riem was een lederen -koker bevestigd, waarin hij een langen stok deed met aan het -boveneinde een rekstok. Een andere gymnast klom tegen den hoogen stok -op, zoodat hij bijna tot boven in de tent kwam, en de man, die den -stok in den koker droeg, hield hem in evenwicht.</p> - -<p>De klimmersbaas ging dood op zijn gemak op den rekstok zitten en stak -een cigaretje op.</p> - -<a name="41_balanceren"></a> -<img src="images/41_balanceren.jpg" alt="[illustratie]" style="float:right; width:40%; height:auto; max-width:500px;"> - -<p>Dik vond het een stout stukje.</p> - -<p>Maar 't werd nog erger, want na een paar trekjes aan zijn cigaret te -hebben gedaan, wierp hij haar weg, en ging doodbedaard op den stok -staan, en hij wuifde het publiek toe, dat bijna niet durfde -applaudiseeren van angst, dat de man vallen zou.</p> - -<p>"Hij liever dan ik," bromde Dik zijn buren toe.</p> - -<p>Op 't volgende oogenblik liet hij zich vallen...</p> - -<p>Een kreet van schrik ging uit de menigte op, en Vrouw Trom wilde er -niet langer naar kijken, en Anneke ook niet.</p> - -<p>"Wat een schrik!" zei moeder Trom.</p> - -<p>"En dat is het," zei haar man.</p> - -<p>De gymnast was echter niet gevallen, want hij had te juister den stok -met beide handen aangegrepen. De man beneden had de grootste moeite, -om hem in evenwicht te houden.</p> - -<a name="42_sterk"></a> -<img src="images/42_sterk.jpg" alt="[illustratie]" style="clear:both; float:right; width:40%; height:auto; max-width:500px;"> - -<p>"Zeg," zei Dik, die het zag "die moet k sterk zijn!"</p> - -<p>Maar Piet en Jan antwoordden niet, want zij zagen, hoe de man daar -boven in de tent met inspanning van al zijn krachten zich ophief, tot -hij met zijn beenen in de hoogte stond en met gestrekte armen den -rekstok vasthield.</p> - -<p>'t Was haast ongelooflijk.</p> - -<p>En 't zou nog erger worden.</p> - -<p>Hij ging weer rustig op den rekstok zitten, en liet een koord aan -n eind naar beneden zakken. Daaraan werd een kleine stoel -vastgebonden, dien hij naar boven trok. Toen ging hij weer staan, -zette den stoel met de beide achterpooten op den stok, en nam er -doodbedaard op plaats.</p> - -<p>Dat was het slot van de vertooning en toen hij weer behouden op den -grond was aangekomen, slaakte menigeen een zucht van verlichting, en -men vond, dat het op die manier spotten was met een menschenleven. -Verscheidenen hadden er dan ook niet naar kunnen kijken, en waren -blijde, dat het afgeloopen was.</p> - -<a name="43_clown"></a> -<img src="images/43_clown.jpg" alt="[illustratie]" style="clear:both; float:left; width:60%; height:auto; max-width:1000px;"> - -<p>Toen kwam er iets grappigs.</p> - -<p>Een ezel kwam den circus binnen, geheel alleen. Hij was opgetuigd met -een bit, en een lederen teugel uit n stuk, die hem om den nek -hing, maar hij droeg geen zadel.</p> - -<p>De ezel keek niet op of om, maar liep doodbedaard den circus in het -rond met een stevigen stap. Hij keek naar den grond.</p> - -<p>"Ga er op zitten, Dik," zei Piet van Dril lachend.</p> - -<p>"Dat zou ik wel willen," zei Dik. "Kijk, — wie komt daar -binnenstappen? Ha ha, dat is de man, die mijn aap gekocht heeft. Maar -nu is hij weer als clown gekleed. Kijk, hij leest in een boek."</p> - -<p>Dat was ook zoo. Hij kwam den circus binnen juist toen de ezel den -ingang naar de stallen weer gepasseerd was, en hij ging ook den -circus in het rond loopen, maar in tegengestelde richting. Doch hij -was totaal in zijn boek verdiept. Dat er van den anderen kant een -ezel aankwam, zag hij in het geheel niet, want hij keek geen -oogenblik uit zijn boek op. Zoo gingen zij elkander tegemoet.</p> - -<p>De ezel liep, zonder op of om te kijken, verder, precies of hij in -ernstige gedachten verdiept was. Hij scheen den lezenden man evenmin -te zien, als deze hm.</p> - -<p>Bom!</p> - -<p>Zij botsten met kracht tegen elkander op, zodat de clown achterover -tegen den grond smakte. De ezel liep verder, of er niets gebeurd was, -en keek naar den clown niet meer om, en de clown stond op, keek naar -boven, of hij misschien met een of ander hemellichaam in botsing -geveest was, sloeg zijn boek open, en liep lezende verder.</p> - -<p>'t Was zoo'n malle vertooning geweest, dat iedereen er om lachen -moest, en 't grappigste was, dat het binnen enkele seconden -ongetwijfeld nog eens gebeuren zou, want het tweetal liep kalm door, -elkander weer tegemoet.</p> - -<p>Bom!</p> - -<p>Daar tuimelde de clown ten tweeden male achterover tegen den grond, -en nauwelijks was hij opgestaan, of hij bemerkte den ezel, en riep:</p> - -<p>"Ha, ha, daar gaat mijn Neef! Nu weet ik, wie me dat koopje geleverd -heeft. Van je familie moet je 't maar hebben. Maar ik zal het hem -afleeren, daar kan hij op rekenen. Hallo! Hallo!"</p> - -<p>Op dit laatste geschreeuw kwam een bediende den circus binnen, die -vroeg:</p> - -<p>"Heeft u geroepen, mijnheer?"</p> - -<p>"Mijnheer!" schreeuwde de clown op hoogen toon.</p> - -<p>"Mijnheer!" zei de bediende.</p> - -<p>"U bent doof, mijnheer!"</p> - -<p>"Neen, mijnheer, ik ben niet doof."</p> - -<p>"Als u niet doof was, mijnheer, zou u niet vragen, of ik geroepen -heb. Ik heb geschreeuwd, mijnheer."</p> - -<p>"Zoo mijnheer, en wat is er van uw dienst?"</p> - -<p>"Mijnheer, ga dadelijk naar den Directeur, en zeg hem dat hij mij een -rijzweep brengt, — onmiddellijk!"</p> - -<p>De knecht bleef staan.</p> - -<p>"Ga je, mijnheer, — of ga je niet, mijnheer?" schreeuwde de clown.</p> - -<p>"Neen mijnheer, — ik ga niet!"</p> - -<p>"Waarom ga je niet, mijnheer!"</p> - -<p>"Omdat mijnheer de Directeur het toch niet doet, mijnheer," zei de -bediende.</p> - -<p>"Doet hij het niet, mijnheer?"</p> - -<p>"Neen, mijnheer, wat denkt u wel? De Directeur brengt u geen zweep!"</p> - -<p>"Weet je wat, mijnheer, doe jij het dan zelf!"</p> - -<p>De bediende haalde een zweep en gaf hem aan den clown. Deze begaf -zich naar den ezel, die nog op zijn gemak in het rond kuierde, ging -vlak voor hem staan en stak hem zijn hand toe.</p> - -<p>"Goeien morgen, Neef!" riep hij hem toe.</p> - -<p>De ezel stak onmiddellijk zijn rechtervoorpoot uit en legde dien in -de hand van den clown.</p> - -<p>"Wel Neef," vroeg deze met een hoog, schreeuwerig stemgeluid, "heb -jij me zooeven dat koopje geleverd?"</p> - -<p>De ezel schudde met zijn kop van neen.</p> - -<p>"O, jou aartsleugenaar!" riep de clown. "Ben je dan niet tegen iets -aangeloopen?"</p> - -<p>De ezel schudde van ja.</p> - -<p>"Dat was ik, Neef!" riep de clown. "Was je kwaad op me?"</p> - -<p>"Neen," schudde de kop.</p> - -<p>"Heb je 't dan per ongeluk gedaan?"</p> - -<p>"Ja!"</p> - -<p>"Dan vergeef ik het je!" riep de clown uit. "Kom aan mijn hart -dierbare Neef!"</p> - -<p>De ezel verhief zich op zijn achterpooten en legde zijn voorpooten op -de schouders van den clown, die zijn armen om hem heen sloeg en hem -op zijn snoet zoende. De ezel ging weer op zijn vier pooten staan.</p> - -<p>"Woon jij hier, Neef?" schreeuwde de clown den ezel toe.</p> - -<p>"Ja," schudde de ezelskop.</p> - -<p>"Ha, ha, dus ken jij hier de menschen?"</p> - -<p>"Ja," knikte de ezel.</p> - -<p>"Weet je ook, of de burgemeester hier onder de toeschouwers is?"</p> - -<p>"Ja, ja!" schudde de kop.</p> - -<p>"Waar zit hij dan?"</p> - -<p>De ezel liep den circus rond, met den clown naast zich, en voor de -plaats, waar de burgemeester zat, hield hij stand, tot groote -verbazing van de toeschouwers.</p> - -<p>"Maak je compliment, Neef!" schreeuwde de clown.</p> - -<p>De ezel knielde voor den burgemeester, die er smakelijk om zat te -lachen, neder, en legde zijn kop op den grond.</p> - -<p>"Goed gedaan, Neef!" riep de clown. "En weet je ook, wie de dikste -jongen uit deze gemeente is?"</p> - -<p>"Ja," knikte de ezelskop.</p> - -<p>"Is hij hier?"</p> - -<p>"Ja!"</p> - -<p>"Breng mij bij hem!"</p> - -<p>Dik kreeg twee elleboogstooten in zijn rug, een van Piet van Dril en -een van Jan Vos, want zij twijfelden niet, of de ezel zou voor Dik -stilhouden. En toen dit inderdaad gebeurde, zat Dik te schudden van -het lachen.</p> - -<p>Trouwens, iedereen in de tent lachte. De clown wuifde Dik toe en ging -met zijn neef naar het midden van den circus. Daar richtte hij zich -tot het publiek, haalde vier blanke rijksdaalders uit zijn zak, liet -ze rammelen in zijn handen, en schreeuwde:</p> - -<p>"Dames en heeren, deze vier mooie rijksdaalders looft de Directeur -uit voor hem of haar, die mij nadoet, wat ik hem zal voordoen. De -burgemeester zal scheidsrechter zijn, als hij mij die eer wil -aandoen."</p> - -<p>Toen boog hij zich naar den burgemeester, en vroeg hem, met zijn -hooge puntmuts in de hand, of hij daartoe bereid was.</p> - -<p>"Met genoegen," zei de burgemeester, en hij nam de vier rijksdaalders -in ontvangst.</p> - -<p>Toen bracht de clown den ezel tot vlak voor den burgemeester, sprong -er kalm op en reed met hem den circus rond, tot hij weer voor den -burgemeester aangekomen was. De ezel had den tocht stapvoets en -doodbedaard afgelegd.</p> - -<p>"Wie doet me dat na?" schreeuwde de clown. "Wie durft dat waagstuk te -ondernemen? Vier blanke rijksdaalders zijn het loon voor den -dappere!"</p> - -<p>De menschen lachten, want er was natuurlijk in het geheel geen kunst -aan, om stapvoets op een zoo makken ezel den circus rond te rijden.</p> - -<p>"Zeg Dik, dat is wat voor jou!" zei Piet van Dril lachend. "Denk -maar, hoe je op den ezel van Bertels rijdt."</p> - -<p>"Hij is doodmak!" zei Jan Vos. "Er is immers niets aan!"</p> - -<p>"Wel doe het dan," zei Dik, "die vier rijksdaalders kun je -gemakkelijk genoeg verdienen."</p> - -<p>Maar hij lachte spottend, toen hij dat zeide.</p> - -<p>"Vertrouw je hem niet, Dik?" vroeg Piet.</p> - -<p>"Neen, — ik moet eerst het katje eens uit den boom kijken. Haha, -daar stapt Bruin Boon over den rand den circus binnen. Bruintje wil -vier rijksdaaldertjes verdienen, ha, ha, ha, — daar zullen we -grappen van beleven!"</p> - -<p>"Waarom?" vroeg Piet. "H, ik wou, dat ik maar gegaan was; die ezel -is doodmak, en ik rijd minstens even goed als Bruin Boon."</p> - -<p>"O, je zult nog wel gelegenheid krijgen," zei Dik.</p> - -<a name="44_ezel"></a> -<center> -<img src="images/44_ezel.jpg" alt="[illustratie]" style="width:100%; height:auto; max-width:800px;"> -</center> - -<p>"Ha ha, mijn jonge vriend, wou jij op den ezel rijden?" riep de clown -Bruin toe. En hij schudde hem zoo hartelijk de hand, dat Bruin -ineenkromp van de pijn. Iedereen lachte, behalve Bruin.</p> - -<p>"Het beest is zoo mak als een lammetje," schreeuwde de clown: "Spring -er maar op!"</p> - -<p>Bruin greep den teugel, de clown gaf hem een pootje, en Bruin vloog -met een gangetje over den ezel heen; hij kwam wel een paar meter -verder op den grond terecht. De clown had hem er overheen gegooid, en -liep nu met een dom gezicht naar hem te zoeken op alle plaatsen, waar -hij niet was.</p> - -<p>"Au!" zei Bruin, en hij scheen grooten lust te krijgen, om naar zijn -plaats terug te keeren. Maar de clown was veel te blij, toen hij hem -eindelijk teruggevonden had en hij omhelsde hem en schreide tranen -van aandoening en bracht hem weer naar den ezel, waarop Bruintje nu -zonder verdere ongelukken terecht kwam. De clown hief de zweep op, -klapte er mede in de lucht, en riep:</p> - -<p>"Allo! — Allo! — Voorwaarts, Neef! — Allo! — Allo!"</p> - -<p>Maar op hetzelfde oogenblik verhief Neef zich op zijn achterpooten, -om Bruin van zich af te laten glijden.</p> - -<p>Bruin hield de teugels krampachtig in zijn handen geklemd, zoodat de -ezel zijn doel niet bereikte.</p> - -<p>"Allo Neef! — Voorwaarts! — Allo! — Allo!" schreeuwde de clown.</p> - -<p>Toen sprong de ezel onverwachts vooruit, zette zijn voorpooten -schrap, en wierp Bruintje met een verraderlijke beweging over zijn -kop.</p> - -<p>De clown schrok er blijkbaar van, want hij liep te jammeren: "O wee, -o wee!" en hij ijlde op Bruin toe, die nog half versuft op den grond -lag, en hielp hem op en wilde hem weer naar den ezel brengen, die -doodstil in den circus stond.</p> - -<p>Maar Bruintje had er genoeg van en hij liep met een verschrikt -gezicht naar zijn plaats terug, onder luid gelach van de -toeschouwers.</p> - -<p>"Nu jij, Dik!" zei Piet van Dril.</p> - -<p>"Daar gaat al een ander," zei Dik. "O, 't is Jaap Kooy. Die kan goed -rijden, zeg. Ik ben benieuwd, of de ezel hem eraf krijgt." Na een tal -van grappen kwam Jaap Kooy eindelijk op den ezel terecht, en toen -begon het spelletje opnieuw, maar. Jaap klemde het beest tusschen -zijn knien in en trok de teugels met al zijn kracht aan, zoodat de -kop van den ezel tegen zijn borst werd gedrukt.</p> - -<p>"Hij is sterk, hoor," zei Dik. "Ha, daar gaat hij! Kijk dien ezel -steigeren! Voorover! Achterover! — Bom daar gaat Jaap! — Maar nu -wil ik het toch wel eens probeeren."</p> - -<p>Dik verliet zijn hooge zitplaats en stapte den circus binnen.</p> - -<p>Piet van Dril en Jan Vos wreven zich de handen van de pret, en zij -waren benieuwd, of Dik er ook afgegooid zou worden.</p> - -<p>Jaap Kooy was met een pijnlijk gezicht afgedropen, en Dik werd op -luidruchtige wijze door den clown verwelkomd.</p> - -<p>Hij stak hem in de vreugde zijns harten zijn hand vriendschappelijk -toe, maar Dik stak de zijne allebei in zijn diepe zakken, want hij -had gezien, hoe hij Bruin geknepen had. Alle menschen lachten om hem.</p> - -<p>"Ha, ha, ha —! Daar hebben we den diksten jongen uit de gemeente. -Zie je hem wel, Neef?"</p> - -<p>"Ja!" knikte de ezelskop.</p> - -<p>"Mag hij op je rug zitten, Neef?"</p> - -<p>"Ja!"</p> - -<p>"Wil je met hem den circus rondrijden?"</p> - -<p>"Ja," knikte de ezel.</p> - -<p>"Goed dan!" schreeuwde de clown.</p> - -<p>Dik trok de klep van zijn pet diep in zijn nek, greep den teugel en -stak den clown zijn been toe, om op den ezel getild te worden.</p> - -<p>"Ha-ha-ha-ha!" lachte de clown. "Dat is pas een ruiter! Hij weet niet -eens, welk been hij moet uitsteken. — Hoepla!"</p> - -<p>Daar zat Dik, — maar, evenals op den ezel van Bertels, — achterste -voor. Met een vlugge beweging stak hij zijn beenen aan weerskanten -van den hals van het dier door den teugel en greep den staart met -beide handen vast.</p> - -<p>Een vroolijk gelach steeg uit de menigte op, en niet ten onrechte, -want het was een dwaas gezicht, Dik daar achterste-voor op den ezel -te zien zitten, met den staart van het dier tusschen zijn handen -geklemd en zijn beenen aan weerskanten tusschen den teugel gestoken.</p> - -<p>Dik keek den clown vastberaden aan en knikte hem toe.</p> - -<p>"Vooruit maar!" zei hij.</p> - -<p>"Ha-ha!" lachte de clown, die groote pret in het geval had, want hij -vond dien dikken jongen meer dan vermakelijk en geloofde geen -oogenblik, dat het hem gelukken zou, op den ezel te blijven zitten. -'t Was immers nooit iemand gelukt?</p> - -<p>Maar Piet van Dril en Jan Vos en zijn andere vrienden geloofden van -wl! Zij wisten wel, dat de ezel van Bertels hem er ook nooit af kon -gooien.</p> - -<p>"Ha, ha!" schreeuwde de clown. "Allo, Neef! — Allo! — Allo!"</p> - -<p>Daar begon het lieve leven!</p> - -<p>De ezel sloeg bijna achterover, zoo hoog verhief hij zich op zijn -achterpooten, en Dik zou er ongetwijfeld afgegleden zijn, als zijn -beenen niet in den teugel hadden gehangen. Als deze niet brak, kon -hij onmogelijk vallen.</p> - -<p>Toen gooide Neef zijn achterlijf hoog in de lucht, zoodat zijn -neus bijna den grond raakte, maar Dik klemde den staart nog vaster -tusschen zijn handen en bleef er aan hangen.</p> - -<a name="45_andersom"></a> -<center> -<img src="images/45_andersom.jpg" alt="[illustratie]" style="width:100%; height:auto; max-width:800px;"> -</center> - -<p>Een daverend gelach, gepaard met een oorverdoovend applaus weerklonk -door de lucht. De menschen klapten in de handen en stampten met hun -voeten, en 't lachen overstemde geheel het geschreeuw van den clown -die maar voortdurend riep:</p> - -<p>"Hallo, Neef! — Vooruit, Neef! — Hallo! — Hallo!" — En hij klapte -met zijn zweep.</p> - -<p>Weer steigerde Neef op zijn achterpooten omhoog, en toen dat niet -hielp, op zijn voorpooten, maar hij kon zich z mal niet -aanstellen, dat hij Dik van zijn rug kreeg.</p> - -<p>Toen rende hij voorwaarts, — en hield plotseling halt, — maar Dik -was er op verdacht geweest en had zich met al zijn kracht aan Neefs -staart vastgehouden.</p> - -<p>Neef vond het trekken aan dat lichaamsdeel blijkbaar ver van aardig, -want hij keek nijdig achterom, en balkte:</p> - -<p>"I-a! — I-a!"</p> - -<p>En toen balkte Dik hem, onder uitbundige vreugde van de toeschouwers -na:</p> - -<p>"I-a! — I-a!"</p> - -<p>En de jongens in de tent schreeuwden lachend</p> - -<p>"I-a! — I-a!"</p> - -<p>En toen werd het een algemeen gebalk in de tent en een gelach, zooals -er nog maar zelden gehoord was.</p> - -<p>De ezel wist niet meer, hoe hij het had, en rende plotseling met een -vaart vooruit, en nauwelijks had hij den burgemeester bereikt, of de -Directeur, die het spelletje aan den ingang met het grootste genoegen -had aangekeken, trad den circus binnen, en riep:</p> - -<p>"Ho!"</p> - -<p>Lachend drukte hij Dik de hand, en deze ontving uit de handen van den -burgemeester de vier rijksdaalders.</p> - -<p>De tent daverde van het applaus, en Dik boog met een leuk gezicht -naar alle kanten. De clown liep al buigende achter hem aan.</p> - -<p>Dik rammelde met de vier achterwielen, toen hij bij Piet en Jan -terugkwam, en hij knikte zijn moeder toe, die hem trots toelachte. En -zijn vader zei tegen zijn moeder:</p> - -<p>"Griet, onze Dik is toch een bijzonder kind, — en dat is-ie!"</p> - -<p>"'t Is me een mooie grap!" zei Piet van Dril, die tranen in zijn -oogen had van het lachen. "Je bent er op een vrijkaartje ingekomen en -je gaat met vier rijksdaalders naar huis!"</p> - -<p>Eindelijk was het gelach bedaard en werd ieders aandacht in beslag -genomen door het laatste nummer van het programma.</p> - -<p>'t Was een belangwekkend schouwspel.</p> - -<p>De zware leeuwenkooi werd door de twee olifanten tot in het midden -van den circus getrokken. Daar werden de olifanten afgespannen en -door de cornaks naar de stallen teruggebracht. Vlugge bedienden namen -de luiken van den wagen weg, en toen waren de leeuwen voor allen -zichtbaar.</p> - -<p>Velen vonden het nu wel een beetje angstig in de tent, want zij -vroegen zich af, wat er wel gebeuren zou, als er eens een van die -dieren ontsnapte.</p> - -<p>De leeuwen, die rustig lagen te slapen, werden wakker en rekten zich -uit. Blijkbaar hadden zij eerst wel wat hinder van het schelle licht -in de tent, maar dat ging spoedig voorbij.</p> - -<p>Twee bedienden, gewapend met een geladen geweer, traden binnen en -namen ieder aan een kant van de kooi plaats.</p> - -<p>"Zeker om ze dood te schieten, als zij den temmer aanvallen," dacht -Dik.</p> - -<p>"Zeg Dik, zie je dat? Ze hebben ook nog pistolen in hun gordel," zei -Piet van Dril.</p> - -<p>"Revolvers," zei Dik.</p> - -<p>Toen verscheen de temmer in den circus. Hij begaf zich naar de kooi. -Daar bleef hij even staan en boog naar alle kanten.</p> - -<p>'t Werd doodstil in de tent. Ieder verkeerde in spanning, en velen -bedachten hoe het dien jongen man wel te moede moest zijn, nu hij op -het punt stond om in de kooi te gaan bij de leeuwen, die reeds zijn -vader en grootvader hadden verslonden, zooals het gerucht ging.</p> - -<p>Aan de rechtervoorzijde hing een klein ijzeren laddertje.</p> - -<p>De temmer sloeg het naar beneden, want het kon om twee scharnieren -draaien, en klom er tegen op. Met een vlugge beweging opende hij een -smal deel van den getralieden zijwand, en vr de menschen goed -gezien hadden, hoe het in zijn werk ging, stond de man in de kooi en -was de deur achter hem gesloten.</p> - -<p>Hij had een kleine zweep in de hand, anders niets, maar in zijn -gordel stak ook een revolver.</p> - -<p>Zoodra hij binnengetreden was, weerklonk er een geweldig gebrul uit -de kooi, dat de geheele tent vulde en menigeen een siddering door de -leden joeg.</p> - -<p>De temmer bleef doodstil staan, keek de leeuwen met fonkelenden blik -aan, en gebood er een, bij hem te komen. Maar de leeuw gehoorzaamde -hem niet.</p> - -<p>De man herhaalde zijn bevel, en onwillig kroop de leeuw naar hem toe. -Voor zijn voeten bleef hij liggen.</p> - -<p>De temmer liet zich door het schrikkelijke dier een poot geven, en -het beest moest voor hem mooi-zitten als een hondje, en eindelijk -liet hij hem zijn grooten muil openen, en de temmer stak zijn hand -daarin, en eindelijk tot ieders ontzetting zelfs zijn hoofd.</p> - -<p>En hap, — en hij was er geweest.</p> - -<p>Maar de leeuw hapte niet. En toen begaf de temmer zich tusschen de -andere leeuwen, die rustig waren blijven liggen, en hij joeg ze met -zijn zweep overeind en sloeg hen, zodat zij woest werden en een -bloeddorstig gebrul lieten hooren.</p> - -<a name="46_leeuwentemmer"></a> -<center> -<img src="images/46_leeuwentemmer.jpg" alt="[illustratie]" style="width:100%; height:auto; max-width:1000px;"> -</center> - -<p>'t Werd angstig om er naar te kijken.</p> - -<p>De leeuwen werden hoe langer hoe boosaardiger en renden om den temmer -heen en klemden zich aan de tralies vast, en een er van sprong tegen -de getraliede zoldering aan en sloeg met zijn klauw naar hem.</p> - -<p>Nu werd het inderdaad gevaarlijk voor den temmer.</p> - -<p>Zonder de dieren een oogenblik uit het oog te verliezen, trok hij -zich meer en meer naar het deurtje terug. De leeuwen brulden van -woede en gaven alle blijken, dat zij zich met een sprong op hem -wilden werpen...</p> - -<p>Toen klonk plotseling een schot, en — de temmer had het hok reeds -verlaten en stond weer naast den wagen, buigende naar alle kanten.</p> - -<p>'t Ging zoo snel in zijn werk, dat Dik later niet eens wist te -vertellen, h het gegaan was.</p> - -<p>En nauwelijks had het schot weerklonken, of hij hoorde een gierend -geluid achter zich, en omziende, bemerkte hij, dat het schot tevens -het sein was geweest om de tent af te breken, want het zeil, dat -rondom de palen gespannen was, was reeds naar beneden gehaald.</p> - -<p>De menschen verlieten meer dan voldaan het beroemde paardenspel van -den beroemden Mr. Snger, en keerden naar huis terug.</p> - -<p>En Dik ging meer dan opgetogen met zijn vader en moeder mede, terwijl -hij de rijksdaalders liet rammelen, die hem in zijn diepen broekzak -zaten.</p> - -<br> -<hr width="10%"> -<br> -<br> -<br> -<br> - -<a name="chapter14"></a> -<center> -<img src="images/hoofdstuk_b.jpg" alt="image: hoofdstuk-versiering" style="width:100%; height:auto; max-width:600px;"> -</center> -<br> -<br> -<br> -<h3 align="center">Veertiende Hoofdstuk.</h3> -<h4 align="center">Het schoolfeest.</h4> -<hr width="10%"> - -<br> -<img class="letterimage" src="images/letter_h.jpg" alt="H" style="width:10%; height:auto; max-width:300px;"> -<p class="hidden_char"><span style="color: white;">H</span>et was de laatste dag vr de zomervacantie, maar — er zou geen -school gehouden worden, want het was de dag van het groote -schoolfeest, waarnaar de jongens en meisjes al zoo lang hadden -gehunkerd.</p> - -<p>Alle kinderen van de school zouden er aan deelnemen, daar had de -meester wel voor gezorgd. Er waren wel eenige kinderen geweest, die -onmogelijk hadden kunnen sparen, maar de anderen hadden wat mr -bijgedragen, en voor hetgeen er toen nog te kort was, had de meester -eenige gegoeden aangesproken, die het hem met alle genoegen hadden -gegeven. Zij zouden het meer dan jammer gevonden hebben, als die -allerarmste kinderen niet hadden kunnen megaan.</p> - -<p>Dik was 's morgens al vroeg in de weer, om voer voor zijn konijnen te -snijden, en Nelly hield hem daarbij, als gewoonlijk gezelschap, -evenals Gerrit, die voor zijn ontbijt zorgde, en herhaaldelijk riep:</p> - -<p>"Dag Dik! Hier is Gerrit! Dag Helly! Hier is Gerrit!"</p> - -<p>De vreugde stond Nelly op het gelaat te lezen en telkens zei ze:</p> - -<p>"O Dik, wat ben ik blij, dat ik me mag! Je weet niet, hoe blij ik -ben!"</p> - -<p>En Nelly wist niet, hoe blij Dik was, omdat hij het ongelukkige -meisje dezen feestdag had bezorgd.</p> - -<p>Nelly zag er nu al veel gezonder uit, dan toen zij pas op het dorp -was komen wonen. Zij kreeg al weer een blosje op haar wangen en 't -was haar aan te zien, dat er bij haar thuis al geen gebrek meer -geleden werd. Zeker, weelde heerschte daar nog niet, want Vader en -Moeder waren aan het sparen om de gemaakte schuld in Amsterdam af te -doen, maar zij konden zich door Vaders verdiensten toch al weer -voldoende voeden, en Vader werd ook alweer veel sterker. Zijn baas -was zeer met hem ingenomen, want hij bleek iemand te zijn, die zijn -vak volkomen verstond en ijverig van aard was. Geen moeite was hem te -veel, om de tevredenheid van zijn baas te verwerven, en hij kreeg -dikwijls overwerk, omdat Van Dril hem in de gelegenheid wilde -stellen, zijn schuld spoedig af te doen.</p> - -<p>Nelly zag er nu wt lief uit in haar Zondagsche jurk en met haar -mooie krullende haren, waar Moeder blijkbaar heel wat werk van had -gemaakt. Zij was zoo grootsch, dat ze niet op het gras wilde gaan -zitten uit vrees, dat zij zich vuil zou maken.</p> - -<p>Piet van Dril was ook al op zijn mooist, toen hij bij hen kwam om te -kijken, of de stoomboot nog niet op komst was.</p> - -<p>"Is de boot er nog niet, Dik?" vroeg hij.</p> - -<p>"Neen," zei Dik. "'t Wordt tijd voor hem, h? Zeg, verbeeld je eens, -dat hij niet kwam."</p> - -<p>"'t Is niet te hopen," zei Piet. "Wat zouden we dan moeten beginnen!"</p> - -<p>"Dag Dik! Dag Helly! Hier is Gerrit!" riep de kauw uit de verte.</p> - -<p>Piet van Dril lachte.</p> - -<p>"Zoo, is hij hier ook?" zei hij. "Zeg Dik, weet je nog wel van dien -middag, toen hij in school kwam? Wat hebben we toen gelachen, zeg!"</p> - -<p>"Of we!" zei Dik.</p> - -<p>"O," zei Nelly, "dat was diezelfde middag, dat je die muis bij je -hadt, h?"</p> - -<p>"Ja," zei Dik, die met grooten ijver gras sneed. "Om nooit te -vergeten...."</p> - -<p>"En toen je zoo lang hebt school moeten blijven," zei Nelly.</p> - -<p>"Zoo," zei Piet van Dril, "je weet het nog goed."</p> - -<p>Dik stond op. Zijn voorraad was groot genoeg.</p> - -<p>Plotseling riep Piet, die met zijn hand boven de oogen het kanaal -aftuurde:</p> - -<p>"Zeg, kijk eens, Dik, daar ginds in de verte..."</p> - -<p>"Ha ja," zei Dik, "een rookwolk! Daar komt de boot. Ik ga me -dadelijk verkleeden, want met het grassnijden mocht ik mijn -Zondagsche pak niet aan hebben van Moeder. Kom Nelly, — ga je me?"</p> - -<p>Zij gingen haastig naar huis. De kauw vloog hen na en riep:</p> - -<p>"Dag Dik! Dag Helly! Hier is Gerrit!"</p> - -<p>"Ja ja, hoor, 't is goed!" riep Dik. "Ik heb geen tijd, om me met je -te bemoeien."</p> - -<p>Hij voerde zijn duiven en voorzag de ruiven van zijn konijnen voor -den heelen dag van gras, en toen ging hij naar binnen om zich te -verkleeden.</p> - -<p>Een uurtje later was het heel druk aan den waterkant, voor de school. -Alle vrouwtjes van het dorp stonden daar, om naar de boot te kijken, -die rijk met vlaggetjes versierd was, en om de vreugde van de -kinderen te zien, die nu op de speelplaats waren en hunkerden naar -het oogenblik, waarop zij aan boord zouden gaan.</p> - -<p>De grootste jongens, waaronder ook Dik, droegen de trommels met -besmeerde kadetjes en krentenbroodjes aan boord, en Piet van Dril -torste met Jan Vos een mand vol met flesschen limonade. Anderen -belastten zich met de noodige glazen, om die naar de boot te brengen. -De twee schooljuffrouwen liepen met de grootste meisjes op de -speelplaats heen en weer, — en iedereen zag er even vroolijk en -opgewekt uit.</p> - -<p>De meester hield natuurlijk nauwlettend toezicht op alles, wat er -gebeurde. Eindelijk kwamen er ook zeven muzikanten op de speelplaats, -met bolle wangen en koperen instrumenten, en zij hadden groene -uniformen aan en reusachtige Duitsche petten op het hoofd. Er was een -groote en een kleine trom bij.</p> - -<p>Moeder Elswater kwam met Nelly aan den arm naar den meester toe.</p> - -<p>"Zoo Nelly, ben je daar?" zei de meester, terwijl hij haar een hand -gaf. "Ben je blij, dat je megaat?"</p> - -<p>"O ja, meester, dolblij!" zei Nelly.</p> - -<p>"Ze heeft vanmorgen haast niet kunnen eten van blijdschap, meester," -zei vrouw Elswater. "Niet waar, kind?"</p> - -<p>"O, die zullen er wel meer zijn," zei de meester lachend. "Maar dat -is niets, hoor, we hebben daar op gerekend, en zoodra we afgevaren -zijn, krijgt ieder al een lekker broodje met kaas."</p> - -<a name="47_boottocht"></a> -<center> -<img src="images/47_boottocht.jpg" alt="[illustratie]" style="width:100%; height:auto; max-width:1000px;"> -<br> -[Illustratie: De kinderen wuifden naar de menschen, die aan den wal -stonden. (Bladz. 225.)] -</center> - -<p>"En meester," zei vrouw Elswater wat zachter, — "ik ben wel een -beetje ongerust, — want u weet —"</p> - -<p>"Jawel, jawel," zei de meester, "heb maar geen zorg. De boot is -rondom met vlechtdraad afgezet, zoodat het onmogelijk is, om -overboord te vallen; en bovendien zullen wij wel op haar letten. — -Anneke! — Anneke!"</p> - -<p>Anneke kwam op een drafje aanloopen.</p> - -<p>"Jullie kennen elkaar, h?" zei de meester. "Mag Nelly..."</p> - -<p>"O ja, m'st'r," zei Anneke, terwijl zij den arm van Nelly in den -haren nam. "We hebben al afgesproken, dat we met ons allen voor haar -zorgen zullen."</p> - -<p>"Zoo, je bent een beste meid, hoor," zei de meester.</p> - -<p>Toen riep hij alle kinderen om zich heen, zette hen in rijen van -vier, en onder een vroolijken marsch ging het voorwaarts naar de -boot. Zelf bracht de meester Nelly aan boord en toen volgden alle -anderen. En toen de marsch ten einde was, begonnen de kinderen te -zingen en te juichen, en zij wuifden naar de menschen, die aan den -wal stonden en riepen:</p> - -<p>"Hoezee! Hoezee!"</p> - -<p>En de menschen wuifden lachend terug en riepen ook:</p> - -<p>"Hoezee! Hoezee!"</p> - -<p>De loopplank werd ingehaald, de stoomfluit gierde, en toen zette de -boot zich in beweging onder de schetterende tonen der muziek.</p> - -<p>Ha, dat was een genot, en menig jong moedertje aan den, wal had nog -wel graag mede gewild met het levenslustige troepje daar aan boord.</p> - -<p>De menschen keken de boot na en wuifden, tot zij haast uit het -gezicht was, en zij waren vol lof voor den meester en de -onderwijzeressen, die zich zooveel moeite wilden getroosten, om den -kinderen zoo'n prettigen dag te bezorgen.</p> - -<p>En een prettige dag zou het worden, daar behoefden zij niet aan te -twijfelen, want het was prachtig weer en de zon zette alles in een -feestgloed.</p> - -<p>Zoo lang de boot tusschen de huizen van het dorp doorvoer, kwam er -aan het gejuich geen einde, want overal kwamen de menschen voor de -ramen of naar buiten, om de kinderen toe te wuiven, en de vlaggetjes -wapperden zoo vroolijk en de muzikanten bliezen er zoo lustig op los.</p> - -<p>Nelly genoot meer dan zij zeggen kon van de schetterende tonen der -muziek en het vroolijke kindergezang en van het gejuich en gejoel om -haar heen.</p> - -<p>Zoodra de boot het dorp verlaten had, kregen de meester en de dames -het druk, want toen moesten er broodjes worden rondgedeeld en kreeg -elk kind een flink glas melk. De meester wist wel, dat velen van -blijdschap 's morgens maar weinig of in het geheel niet hadden kunnen -eten. En de glazen moesten na het gebruik weer frisch worden -omgespoeld, wat ook een heel werk was. Gelukkig hielpen de grootste -meisjes daar ijverig aan mede, want anders zou het voor de -onderwijzeressen ongetwijfeld l te druk zijn geworden.</p> - -<p>Onder muziek, gepraat en gelach voeren zij tusschen welige landouwen -door, waar vurige klaprozen en blauwe korenbloemen pronkten tusschen -het golvend graan en bereikten eindelijk den ringdijk van den polder. -Daar was een sluis, die toegang gaf tot een breede rivier, en de -kinderen vonden het aardig te zien, hoe de boot langzaam in de sluis -rees, tot zij het peil van de rivier had bereikt. Toen werden de -sluisdeuren geopend en vervolgden zij hun tocht.</p> - -<p>Ha, hier werd het veel levendiger op het water. Zij passeerden groote -aken en tjalken, waarvan er sommige hoog beladen waren, en zij kwamen -andere stoombooten tegen, waarvan het dek geheel bezet was met -passagiers, daar met dit mooie weer bijna niemand beneden in de -kajuit wilde zitten.</p> - -<a name="48_onderweg"></a> -<center> -<img src="images/48_onderweg.jpg" alt="[illustratie]" style="width:100%; height:auto; max-width:1000px;"> -</center> - -<p>En dan werd het een gewuif en gejuich zonder eind, en wuifden de -menschen van de andere booten terug.</p> - -<p>"Hoera! Hoera!" klonk het dan uit honderd monden, en iedereen keek -lachend naar de blijde kindergezichten, die er zoo gelukkig uitzagen -en waarop de vreugde te lezen stond.</p> - -<p>De meester vond het niet noodig, dat de kinderen stokstijf op hun -plaats bleven zitten, want hij had de noodige voorzorgen genomen, dat -niemand over boord kon vallen, of zij moesten al op de banken langs -het boord gaan staan. Maar dat verbood hij met de grootste -beslistheid en hij dreigde den eersten den besten, die het toch -durfde wagen, naar beneden in de kajuit te zullen sturen, waar hij -dan gedurende de geheele reis in zijn eentje mocht zitten.</p> - -<p>De kinderen mochten zich dus vrij bewegen, en daar maakten zij graag -gebruik van. De onderwijzeressen bedachten allerlei spelletjes, die -zij op het dek konden doen, en zoodoende hadden zij IJmuiden bereikt, -eer zij er erg in hadden.</p> - -<p>Daar zouden zij van boord gaan, om langs het strand naar Wijk aan Zee -te wandelen, en de boot zou intusschen naar Beverwijk varen, om daar -de kinderen weer op te wachten voor de huisreis.</p> - -<p>Maar voor zij van boord gingen, mochten zij zooveel eten, als zij -maar wilden, want het zou lang duren, eer zij weer op de boot terug -kwamen, en 't was onmogelijk, om de gesmeerde broodjes naar Wijk aan -Zee mede te nemen. Nu, 't was dan ook ongelooflijk, hoeveel sommige -kinderen konden eten, maar — zij kregen ook alle dagen thuis lang -niet zulke lekkere broodjes als hier aan boord. Bovendien kreeg -iedereen nog een paar Amsterdamsche korstjes om op den wandeltocht -mede te nemen.</p> - -<p>Toen allen verzadigd waren, gingen zij van boord, en werd de -wandeling aanvaard.</p> - -<p>Maar o, hoe verbaasd keken zij op, toen zij het strand bereikt hadden -en daar plotseling de groote, onmetelijke zee voor zich zagen. De zon -speelde met de rustelooze golfjes zoodat zij wel van vloeibaar goud -schenen, en hooge golven dicht bij het strand met hun schuimende -koppen kookten en woelden, en stortten zich onder luid gebruis over -elkander, om dan in brede deining naar het strand te vloeien. 't Was -een grootsch gezicht, waarvan zij diep onder den indruk kwamen, -zoodat zij ophielden met praten en lachen, en ademloos het schoone -schouwspel aanstaarden. Want velen van hen hadden nog nooit de zee -gezien en nog nooit haar onvolprezen majesteit bewonderd.</p> - -<p>"Dt is pas mooi," zei Dik zacht tegen Piet en Jan, die zijn -onafscheidelijke kameraden waren. "'t Lijkt alles wel zilver en -goud."</p> - -<p>"Zie je die schepen in de verte?" zei Jan Vos.</p> - -<p>"Ja, zeilschepen, maar stoombooten ook!" zei Piet van Dril. "Ik zie -er een met drie schoorsteenen."</p> - -<a name="49_schip"></a> -<center> -<img src="images/49_schip.jpg" alt="[illustratie]" style="float:right; width:50%; height:auto; max-width:700px;"> -</center> - -<p>Anneke met Nelly aan haar arm kwam bij hen staan.</p> - -<p>"Prachtig, h!" zei Anneke opgetogen. "Heb je ooit zoo iets moois -gezien?"</p> - -<p>"'t Is — 't is veel mooier dan het paardenspel," zei Dik zacht. "O, -dat zou nog al wat schelen."</p> - -<p>"En wat ruikt het hier eigenaardig," zei Nelly. "Ik ruik de zeelucht. -Zijn de duinen hier hoog?"</p> - -<p>De kinderen keken elkander een oogenblik aan en voelden allen een -groot medelijden met het blinde meisje, dat van al het schoone hier -aan het strand niets kon zien.</p> - -<p>"Ja," zei Dik, "heel hoog. Zeg Nelly, als we te Wijk aan Zee zijn, -zal ik met je tegen een duin opklimmen en er je bovenop brengen. Dan -zul-je wel merken, dat ze hoog zijn."</p> - -<p>"Komt kinderen, voorwaarts!" riep de meester. "Een vroolijke marsch -asjeblieft, muzikanten, want het is nog een flinke wandeling. — -Kinderen, je behoeft niet in de rij te loopen, als je maar zorgt, -niet achter te blijven."</p> - -<p>En hij dacht er bij: "daar zal ik zelf ook wel voor zorgen."</p> - -<p>De muziek viel in, en de kinderen liepen stoeiend verder. Anneke -hield eerst een poosje Nelly aan de hand, maar de meisjes losten haar -om de beurt af en ook liepen de onderwijzeressen wel met haar gearmd.</p> - -<p>Het blinde kind genoot volop, misschien nog wel meer dan de anderen, -want zij was maar zoo bitter weinig gewoon.</p> - -<p>"Jakkes, wat is dat?" riep een van de meisjes uit, toen zij een -glibberig voorwerp op het strand zag liggen.</p> - -<p>"Een kwal!" zei de meester. "Blijf er maar af!"</p> - -<p>"Ik denk er niet over om het op te rapen!" lachte Anneke. "Bah, wat -vies!"</p> - -<p>Velen liepen mooie schelpen en horentjes te zoeken, die er in -overvloed over het strand verspreid lagen, en Dik speelde met zijn -vrienden vlak langs de aanrollende golven en sprong weer haastig weg, -als zij hem over de voeten dreigden te spoelen.</p> - -<p>Dat spelletje gingen de andere jongens ook doen, en menigeen werd -door de golven verrast en haalde een natte voeten. Maar daar werd -niet over getreurd; zij gaven er niets om. Thuis zouden zij wel weer -droge kousen aantrekken.</p> - -<p>De meester vond het echter minder prettig, en daarom gaf hij verlof, -dat zij hun kousen en schoenen mochten uittrekken.</p> - -<a name="50_stadje"></a> -<center> -<img src="images/50_stadje.jpg" alt="[illustratie]" style="width:100%; height:auto; max-width:1000px;"> -</center> - -<p>"Dan blijven zij tenminste droog," dacht hij. En hij had wel gelijk, -— maar de jongens gingen nu veel verder in het water, zoodat hun -broeken al heel gauw drijfnat werden, en dat was niet veel beter. -Maar 't was warm weer, dus 't zou wel zoo erg veel kwaad niet kunnen. -'t Ergste was, dat Bruin Boon allebei zijn kousen verloor, zonder het -op te merken. Hij miste ze pas, toen Wijk aan Zee bereikt was, maar -toen was het te laat.</p> - -<p>Schreeuwend zat hij op een zandhoop.</p> - -<p>"Wat is er?" vroeg de meester.</p> - -<p>"'k Heb mijn kousen verloren," jammerde Bruin.</p> - -<p>"Jij hebt ook altijd wat, Bruin," bromde de meester. "Nu, er is niets -aan te doen, je bent ze kwijt. Ze zullen wel hier of daar in de zee -liggen of op het strand zijn aangespoeld, maar je moogt ze niet gaan -zoeken. Ik sta niet toe, dat een van de jongens zich van den troep -verwijdert. Huil nu maar niet, — ik zal er nog eens over denken, wat -ik doen kan."</p> - -<p>Ja, zij hadden thans Wijk aan Zee bereikt, waar een aantal badstoelen -aan het strand stonden, met heeren of dames er in, die zaten te lezen -of te handwerken. En er waren badkoetsjes, waarin de menschen, die in -zee wilden gaan, zich konden ontkleeden. Dan werd het koetsje door -een paard een eindje in het water gereden, en een oogenblik later -kwamen de menschen er uit om een frisch bad te nemen. Dik vond het -aardig, om dat alles aan te zien.</p> - -<p>De kousen en schoenen der kinderen werden bij elkaar in een tentje, -waar snoep- en speelgoed te koop was, in bewaring gegeven, en de -meester huurde van een strandknecht drie badstoelen voor zich en de -beide juffrouwen, want zij waren moede en warm geworden van de -wandeling.</p> - -<p>"Zijn er veel badgasten van 't jaar?" vroeg de meester aan den -badknecht.</p> - -<p>"O, dat gaat wel, mijnheer," was het antwoord. "Maar in Zandvoort en -Scheveningen zullen er wel meer zijn," liet hij er lachend op volgen.</p> - -<p>"Dat denk ik wel," zei de meester. "Daar is het veel drukker."</p> - -<p>"Zeker, mijnheer, — maar hier is het veel rustiger, en daarom geven -velen de voorkeur aan Wijk aan Zee boven Scheveningen bij voorbeeld. -Hier komen ze eens echt lekker uitrusten, begrijpt u?"</p> - -<p>"O juist," zei de meester. "Kooplieden, die drukke zaken hebben, en -zieken..."</p> - -<p>"Zeker, dat is zoo, — maar ook groote geleerden, die geestelijk -vermoeid zijn. Ziet u, dien grijzen heer daar, — in dien badstoel? Hij slaat nu -juist zijn krant om.—"</p> - -<p>"Ja, — ik zie hem. Is dat een geleerde?"</p> - -<p>"Ja mijnheer, dat is professor Donders, uit Utrecht. Hij komt hier -bijna elken zomer, en zoo zijn er meer. Naast hem zit een professor -uit Amsterdam, een vriend van hem."</p> - -<p>De meester betaalde de huur voor de badstoelen en begaf zich naar de -kinderen.</p> - -<p>"Mogen we hier baden, meester?" vroegen ze.</p> - -<p>"Ja, — maar bij elkander blijven, hoor. Ik ga even het dorp in..."</p> - -<p>"M'st'r, we hebben zoo'n dorst!" klaagden er sommigen.</p> - -<p>"Daar weet ik raad op. Ik zal maken, dat er voor ieder over een half -uurtje een glas heerlijke limonade wordt gebracht. En hoor eens, -weten jullie nog wel, dat ik je onlangs, toen we het over Utrecht -hadden, gesproken heb over een wereldberoemden professor in de -oogheelkunde..."</p> - -<p>"Profester Donders!" zei Dik.</p> - -<p>"Juist, Dik. Kijk — ginds zit die beroemde man, — dr — in dien -badstoel: Hij zit de courant te lezen. Vinden jullie het niet -aardig, zoo'n beroemden man te zien?"</p> - -<p>Ja, dat vonden zij allen, maar veel notitie namen zij niet van hem. -De meester vroeg de twee dames, goed toezicht te houden gedurende -zijn afwezigheid, en de kinderen gingen op bloote voeten in de zee -loopen. Hun gejoel en gejuich klonk ver in het rond.</p> - -<p>Nelly was alleen achtergebleven, en Dik stond naast haar. Hij hield -haar hand in de zijne en zijn blik onafgebroken op den beroemden man -in den badstoel gericht. Zijn gezicht stond hoogst ernstig en -blijkbaar was hij in gedachten verdiept.</p> - -<p>"Wat hebben ze een pleizier, h Dik?" zei het blinde meisje, dat het -gejuich der kinderen hoorde.</p> - -<p>Maar Dik gaf geen antwoord. Hij had niet eens gehoord, dat Nelly wat -tegen hem zeide.</p> - -<p>"Wat hebben ze een pleizier, h Dik?" zei ze nog eens, en zij gaf -hem een rukje aan zijn hand.</p> - -<p>"Wat? — Wie?" vroeg Dik, blijkbaar nog in gedachten verdiept.</p> - -<p>Maar opeens greep hij haar hand stevig vast, en zei:</p> - -<p>"Kom Nelly, — ga me, —— hierheen!"</p> - -<p>En hij trok haar haastig voort naar den badstoel, waarin de -wereldberoemde man gezeten was.</p> - -<p>Daar bleef hij staan en hij trok aan de klep van zijn pet, wat hij -altijd deed, als hij een gewichtig plan koesterde.</p> - -<p>Maar hij zei niets, — en de professor las in zijn krant.</p> - -<p>Opeens keek de geleerde man echter op en toen zag hij den dikken -jongen staan met het meisje aan zijn hand, en hij merkte op, hoe de -jongen hem onafgebroken aanstaarde.</p> - -<p>Hij moest er even om lachen.</p> - -<p>Dik bleef hem aanstaren, zonder iets te zeggen, en weer trok hij de -klep van zijn pet dieper in zijn hals.</p> - -<p>De professor lachte nogmaals. Hij vond dien dikzak bijzonder -vermakelijk.</p> - -<p>Maar opeens wees Dik naar zijn pet, bij wijze van groet, en zei:</p> - -<p>"Mijnheer — Profester — ik —"</p> - -<p>"Wel jonge, wat is er?" vroeg de heer. "Wou jij me wat vragen?"</p> - -<p>"Ja m'st'r, —" zei. Dik, die vreemde heeren bij vergissing bijna -altijd den titel van meester gaf, omdat hij dien heel hoog vond.</p> - -<p>De heer glimlachte er om. "Nu, — wat dan?" vroeg hij vriendelijk, -toen Dik bleef steken.</p> - -<p>"M'st'r, — Profester," zei Dik, — "meester zegt, dat u zoo beroemd -is, omdat u blinde menschen weer ziende kunt maken...."</p> - -<p>De heer lachte nogmaals, en nu trok het zijn aandacht, dat Dik een -meisje aan de hand hield, dat half achter hem was blijven staan.</p> - -<p>"Zoo," zei hij, "zegt de meester dat? En wat wil je nu?"</p> - -<p>"M'st'r, — Profester, dit meisje is blind," zei Dik, terwijl hij -Nelly een weinig naar voren trok. "Wil u haar ook beter maken?"</p> - -<p>De heer keek thans zeer ernstig.</p> - -<p>"Wie heeft je bij me gezonden?" vroeg hij.</p> - -<p>"Niemand, m'st'r," zei Dik. "Ik ben zelf gekomen."</p> - -<p>"Is dat meisje je zusje?"</p> - -<p>"Neen m'st'r — Profester — 't is mijn buurmeisje. We wonen hier ver -vandaan op een dorpje, en de meester heeft ons op school over u -verteld..."</p> - -<p>"Zoo, zoo!" zei de heer vriendelijk. Hij strekte de hand uit naar het -blinde meisje en vervolgde:</p> - -<p>"Breng haar eens bij me, jongen."</p> - -<p>Dik deed het. Hij voelde Nelly's hand beven in de zijne. De professor -keek het kind in de oogen en tilde haar oogleden op. Hij vroeg -allerlei dingen aan het meisje, en sprak toen een poosje geen enkel -woord meer. Herhaaldelijk tilde hij haar oogleden op en Nelly moest -haar oogen bewegen. Dik keek in de grootste spanning naar alles, wat -hij deed. Toen verzonk de professor in diep gepeins, dat kon Dik, die -geen oog van hem afwendde, duidelijk zien. Dik beefde van spanning.</p> - -<p>Eindelijk zag hij, dat de professor zijn blik op hem richtte, en toen -wees hij uit pure beleefdheid naar zijn pet, en vroeg:</p> - -<p>"Kan het, m'st'r?"</p> - -<p>De geleerde man glimlachte.</p> - -<p>"Mijn beste jongen," zei hij vriendelijk, — "dat weet ik nog niet. Ik -zou haar oogen eerst eens op mijn gemak moeten onderzoeken, en dat -kan ik hier niet doen, dat moet in Utrecht gebeuren en ik heb er -allerlei instrumenten bij noodig. — Maar dit kan ik je wel zeggen, -m'n jongen, dat ik herstel zeker niet onmogelijk acht..."</p> - -<p>Dik, die Nelly's hand weer in de zijne genomen had, voelde, dat die -sterk begon te beven, en toen hij Nelly aankeek, zag hij, dat ze -doodsbleek geworden was.</p> - -<p>De vriendelijke heer vervolgde:</p> - -<p>"Dit zou ik natuurlijk niet zeggen, als ik er geen goede redenen voor -had. Je kon er wel eens groote vreugde van beleven, dikke jongen, dat -je mij hier een visite hebt gemaakt..."</p> - -<p>"Hoeveel kost het, m'st'r?" vroeg Dik. "Nelly is maar een...."</p> - -<p>Nu lachte de heer hardop.</p> - -<p>"'t Is vermakelijk!" mompelde hij. "Hoor eens, kereltje, ik maak even -graag arme menschen weer beter, als rijke, en 't kost niets, hoor. Ga -maar vroolijk spelen met je kornuiten, en vraag den meester, of hij -straks eens even bij me wil komen."</p> - -<p>Dik's hart klopte van blijdschap in zijn borst als een hamer. Hij nam -zijn pet heelemaal van zijn hoofd, wat hem maar een enkelen keer in -zijn leven overkwam, en zei:</p> - -<p>"Dank u vel, m'st'r — Profester — dank u wel."</p> - -<p>En Nelly stamelde, door haar vreugdetranen en snikken heen:</p> - -<p>"O, — wat ben ik u dankbaar,... ik weet haast niet..."</p> - -<p>"Jawel, 't is goed, kinderen. Gaat maar vroolijk spelen, heel -vroolijk, want het is vandaag een gelukkige dag voor je."</p> - -<p>Hij gaf Dik en Nelly een hand, en het tweetal begaf zich naar den -meester, die juist uit het dorp terugkeerde, waar hij limonade had -besteld voor de kinderen en kousen had gekocht voor Bruin Boon, die -toch niet barrevoets bij zijn moeder kon terugkomen.</p> - -<p>En toen de meester hoorde, wat Dik gedaan had, keek hij den jongen -een poosje sprakeloos van verbazing aan, tot hij hem eindelijk op den -schouder klopte en zei:</p> - -<p>"Dik, hoe het in je hoofd opgekomen is, weet ik niet, maar je bent -een wonderbaarlijke jongen en je hebt een hart, van goud."</p> - -<p>En hij spoedde zich naar den beroemden man in den badstoel en bleef -wel langer dan een kwartier met hem praten.</p> - -<p>Dik en Nelly waren stil van vreugde, en zonder spreken klom Dik met -haar tegen een hooge duin op, zoals Dik haar beloofd had. En toen zag -hij, dat groote tranen het meisje langs de bleeke wangen vloeiden, -tranen van blijdschap en geluk.</p> - -<p>"O, Dik!" zei ze herhaaldelijk. "Wat ben ik blij, dat je dt gedaan -hebt!"</p> - -<p>Na een uurtje keerden zij naar het strand terug, en alle jongens en -meisjes keken Nelly en Dik aan, want de meester had aan Anneke -verteld, wat Dik gedaan had en dat de professor wel haast met -zekerheid kon voorspellen, dat hij Nelly het gezicht terug zou kunnen -geven, en allen waren er opgetogen over en bewonderden Dik, die uit -eigen beweging naar den beroemden man gegaan was om hem te vragen, of -hij Nelly beter wilde maken.</p> - -<p>Dik plaste weldra met Piet en Jan door het water, dat de droppels hem -om de ooren spatten, en Nelly zat bij de dames in het zand voor de -strandstoelen, en dacht over het groote geluk, dat er misschien voor -haar was weggelegd.</p> - -<p>'s Middags om vijf uur werd de vroolijke troep weer verzameld, om de -huisreis te aanvaarden. Zij wandelden het dorp door, naar de tram, -waar de wagens reeds gereed stonden. De meester had het alles zoo -vooruit besteld. En toen allen goed en wel gezeten waren, zette de -tram zich in beweging. 't Was een heerlijk ritje naar Beverwijk, waar -zij veel te vroeg aankwamen naar hun zin.</p> - -<p>"Zoo'n dag moest tweemaal zoolang duren als een gewone schooldag," -zei Piet van Dril.</p> - -<p>"Er moest nooit een einde aan komen," zei Jan Vos.</p> - -<p>Vier, aan vier liepen zij het stadje door, met muziek die zoo -vroolijk blies, dat alle Beverwijkers even voor de ramen kwamen, om -naar hen te kijken, en een juichkreet steeg uit den kindertroep op, -toen zij bij het omslaan van een hoek plotseling de boot voor zich -zagen, waarvan de vlaggetjes vroolijk wapperden als om hen te -begroeten.</p> - -<p>Zoodra zij aan boord waren, werd er proviand uitgedeeld, want de -meester en de onderwijzeressen begrepen wel, dat zij allen flink -honger zouden hebben gekregen. De kadetjes met koek lieten zich dan -ook uitstekend smaken en Dik at er meer op, dan ooit.</p> - -<p>De huisreis werd nog veel vroolijker, dan de heenreis was geweest. De -muziek speelde schoolliedjes, die de kinderen uit volle borst -mezongen, en er werden allerlei spelletjes gedaan en gedanst en -gesprongen uit den treure.</p> - -<p>En toen het dorp in het gezicht kwam, waar het op de brug zwart zag -van de menschen, die op de aankomst van de boot stonden te wachten, -toen werd het een wuiven en juichen en joelen zonder einde. De -menschen aan den wal werden er zelfs door medegesleept en voelden -zich, of zij zelf aan den prettigen tocht hadden deelgenomen. Zoo -leven de moeders in het geluk hunner kinderen.</p> - -<p>Eindelijk lag de boot aan wal, en de kinderen stapten van boord en -bedankten den meester en de dames voor den heerlijken dag, dien zij -hadden gehad, en keerden opgetogen naar huis terug. Neen, dezen dag -zouden zij nooit van hun leven vergeten.</p> - -<p>En toen Nelly door Anneke bij haar moeder werd gebracht, die -natuurlijk ook bij de aankomst aanwezig was, toen sloeg zij haar -armen om haar moeders hals en snikte haar toe, terwijl vreugdetranen -haar langs de wangen vloeiden:</p> - -<p>"O Moeder, — O Moedertje — wat ben ik gelukkig!"</p> - -<p>En 's avonds kwam de meester bij hen aan huis, en vertelde, dat de -beroemde professor allen moed gegeven had, dat Nelly later zou kunnen -zien, en dat zij in begin October, als de vacanties aan de -hoogeschool afgeloopen waren, in het ooglijdersgesticht te Utrecht -kon worden opgenomen, om zich onder zijn behandeling te stellen.</p> - -<p>Wat heerschte er toen een onbeschrijflijke vreugde in het huisje van -den eenvoudigen smid! 's Avonds gingen zij gezamenlijk naar de buren, -om Dik hun dank te betuigen, voor hetgeen hij gedaan had.</p> - -<a name="51_gasthuis"></a> -<center> -<img src="images/51_gasthuis.jpg" alt="[illustratie]" style="width:80%; height:auto; max-width:1000px;"> -</center> - -<p>En moeder Trom had ook al tranen in haar oogen, en vader Trom plukte -aan zijn vlassige bakkebaardjes en beweerde tegen zijn vrouw, "dat -Dik een bijzonder kind was, en dat was-ie!"</p> - -<p>Het bleek later, dat de beroemde geleerde goed gezien had, want nog -vr Sinterklaas keerde Nelly uit Utrecht terug met oogen, waarvoor -de wereld zich in al haar schoonheid ontplooide en die schitterden -van een ongekend geluk.</p> -<br> -<center>EIND.</center> -<br> -<br> -<br> -<br> - -<div class="notebox fontsize80"> -Transcriber's Notes: -<br> -<div class="indent02"> -<br>Dit boek bevat een aantal zetfouten. -<br>De volgende zetfouten zijn gecorrigeerd: -<br> -<br><a href="#cor0001">[kieviten op eenigen afstond] —> -<br><span class="indent10">[kieviten op eenigen afstand]</span></a> -<br><a href="#cor0002">[midden in de sloot.."] —> -<br><span class="indent10">[midden in de sloot."]</span></a> -<br><a href="#cor0003">[Die zwomen op] —> -<br><span class="indent10">[Die zwommen op]</span></a> -<br><a href="#cor0004">[een slimen streek] —> -<br><span class="indent10">[een slimmen streek]</span></a> -<br><a href="#cor0005">["Dag Gerrit! Zeg eens, "dag Nelly!"] —> -<br><span class="indent10">["Dag Gerrit! Zeg eens, 'dag Nelly!'"]</span></a> -<br><a href="#cor0006">[wat de meesster zeer goed] —> -<br><span class="indent10">[wat de meester zeer goed]</span></a> -<br><a href="#cor0007">[Als hij iemand mishaddelt] —> -<br><span class="indent10">[Als hij iemand mishandelt]</span></a> -<br><a href="#cor0008">[wel tiemaal wakker] —> -<br><span class="indent10">[wel tienmaal wakker]</span></a> -<br><a href="#cor0009">[den cricus rond. Het] —> -<br><span class="indent10">[den circus rond. Het]</span></a> -<br> -<br>Er zijn ook enkele interpunctie fouten gecorrigeerd -<br>maar worden hier niet verder genoemd. -<br> -<br>Een inhoudsopgave en lijst met illustraties ontbrak. -<br>Voor het gemak van de lezer zijn deze toegevoegd. -<br> -</div> -</div> - - - - - - - - -<pre> - - - - - -End of Project Gutenberg's Dik Trom en zijn Dorpsgenooten, by C. Joh. Kieviet - -*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK DIK TROM EN ZIJN DORPSGENOOTEN *** - -***** This file should be named 53367-h.htm or 53367-h.zip ***** -This and all associated files of various formats will be found in: - http://www.gutenberg.org/5/3/3/6/53367/ - -Produced by R.G.P.M. van Giesen -Updated editions will replace the previous one--the old editions will -be renamed. - -Creating the works from print editions not protected by U.S. copyright -law means that no one owns a United States copyright in these works, -so the Foundation (and you!) can copy and distribute it in the United -States without permission and without paying copyright -royalties. Special rules, set forth in the General Terms of Use part -of this license, apply to copying and distributing Project -Gutenberg-tm electronic works to protect the PROJECT GUTENBERG-tm -concept and trademark. Project Gutenberg is a registered trademark, -and may not be used if you charge for the eBooks, unless you receive -specific permission. If you do not charge anything for copies of this -eBook, complying with the rules is very easy. You may use this eBook -for nearly any purpose such as creation of derivative works, reports, -performances and research. They may be modified and printed and given -away--you may do practically ANYTHING in the United States with eBooks -not protected by U.S. copyright law. Redistribution is subject to the -trademark license, especially commercial redistribution. - -START: FULL LICENSE - -THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE -PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK - -To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free -distribution of electronic works, by using or distributing this work -(or any other work associated in any way with the phrase "Project -Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full -Project Gutenberg-tm License available with this file or online at -www.gutenberg.org/license. - -Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project -Gutenberg-tm electronic works - -1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm -electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to -and accept all the terms of this license and intellectual property -(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all -the terms of this agreement, you must cease using and return or -destroy all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your -possession. If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a -Project Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound -by the terms of this agreement, you may obtain a refund from the -person or entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph -1.E.8. - -1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be -used on or associated in any way with an electronic work by people who -agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few -things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works -even without complying with the full terms of this agreement. See -paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project -Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this -agreement and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm -electronic works. See paragraph 1.E below. - -1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the -Foundation" or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection -of Project Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual -works in the collection are in the public domain in the United -States. If an individual work is unprotected by copyright law in the -United States and you are located in the United States, we do not -claim a right to prevent you from copying, distributing, performing, -displaying or creating derivative works based on the work as long as -all references to Project Gutenberg are removed. Of course, we hope -that you will support the Project Gutenberg-tm mission of promoting -free access to electronic works by freely sharing Project Gutenberg-tm -works in compliance with the terms of this agreement for keeping the -Project Gutenberg-tm name associated with the work. You can easily -comply with the terms of this agreement by keeping this work in the -same format with its attached full Project Gutenberg-tm License when -you share it without charge with others. - -1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern -what you can do with this work. Copyright laws in most countries are -in a constant state of change. If you are outside the United States, -check the laws of your country in addition to the terms of this -agreement before downloading, copying, displaying, performing, -distributing or creating derivative works based on this work or any -other Project Gutenberg-tm work. The Foundation makes no -representations concerning the copyright status of any work in any -country outside the United States. - -1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg: - -1.E.1. The following sentence, with active links to, or other -immediate access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear -prominently whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work -on which the phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the -phrase "Project Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, -performed, viewed, copied or distributed: - - This eBook is for the use of anyone anywhere in the United States and - most other parts of the world at no cost and with almost no - restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it - under the terms of the Project Gutenberg License included with this - eBook or online at www.gutenberg.org. If you are not located in the - United States, you'll have to check the laws of the country where you - are located before using this ebook. - -1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is -derived from texts not protected by U.S. copyright law (does not -contain a notice indicating that it is posted with permission of the -copyright holder), the work can be copied and distributed to anyone in -the United States without paying any fees or charges. If you are -redistributing or providing access to a work with the phrase "Project -Gutenberg" associated with or appearing on the work, you must comply -either with the requirements of paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 or -obtain permission for the use of the work and the Project Gutenberg-tm -trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or 1.E.9. - -1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted -with the permission of the copyright holder, your use and distribution -must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any -additional terms imposed by the copyright holder. Additional terms -will be linked to the Project Gutenberg-tm License for all works -posted with the permission of the copyright holder found at the -beginning of this work. - -1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm -License terms from this work, or any files containing a part of this -work or any other work associated with Project Gutenberg-tm. - -1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this -electronic work, or any part of this electronic work, without -prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with -active links or immediate access to the full terms of the Project -Gutenberg-tm License. - -1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary, -compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including -any word processing or hypertext form. However, if you provide access -to or distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format -other than "Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official -version posted on the official Project Gutenberg-tm web site -(www.gutenberg.org), you must, at no additional cost, fee or expense -to the user, provide a copy, a means of exporting a copy, or a means -of obtaining a copy upon request, of the work in its original "Plain -Vanilla ASCII" or other form. Any alternate format must include the -full Project Gutenberg-tm License as specified in paragraph 1.E.1. - -1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying, -performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works -unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9. - -1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing -access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works -provided that - -* You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from - the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method - you already use to calculate your applicable taxes. The fee is owed - to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he has - agreed to donate royalties under this paragraph to the Project - Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments must be paid - within 60 days following each date on which you prepare (or are - legally required to prepare) your periodic tax returns. Royalty - payments should be clearly marked as such and sent to the Project - Gutenberg Literary Archive Foundation at the address specified in - Section 4, "Information about donations to the Project Gutenberg - Literary Archive Foundation." - -* You provide a full refund of any money paid by a user who notifies - you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he - does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm - License. You must require such a user to return or destroy all - copies of the works possessed in a physical medium and discontinue - all use of and all access to other copies of Project Gutenberg-tm - works. - -* You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of - any money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the - electronic work is discovered and reported to you within 90 days of - receipt of the work. - -* You comply with all other terms of this agreement for free - distribution of Project Gutenberg-tm works. - -1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project -Gutenberg-tm electronic work or group of works on different terms than -are set forth in this agreement, you must obtain permission in writing -from both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and The -Project Gutenberg Trademark LLC, the owner of the Project Gutenberg-tm -trademark. Contact the Foundation as set forth in Section 3 below. - -1.F. - -1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable -effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread -works not protected by U.S. copyright law in creating the Project -Gutenberg-tm collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm -electronic works, and the medium on which they may be stored, may -contain "Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate -or corrupt data, transcription errors, a copyright or other -intellectual property infringement, a defective or damaged disk or -other medium, a computer virus, or computer codes that damage or -cannot be read by your equipment. - -1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right -of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project -Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project -Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project -Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all -liability to you for damages, costs and expenses, including legal -fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT -LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE -PROVIDED IN PARAGRAPH 1.F.3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE -TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE -LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR -INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH -DAMAGE. - -1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a -defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can -receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a -written explanation to the person you received the work from. If you -received the work on a physical medium, you must return the medium -with your written explanation. The person or entity that provided you -with the defective work may elect to provide a replacement copy in -lieu of a refund. If you received the work electronically, the person -or entity providing it to you may choose to give you a second -opportunity to receive the work electronically in lieu of a refund. If -the second copy is also defective, you may demand a refund in writing -without further opportunities to fix the problem. - -1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth -in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS', WITH NO -OTHER WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT -LIMITED TO WARRANTIES OF MERCHANTABILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE. - -1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied -warranties or the exclusion or limitation of certain types of -damages. If any disclaimer or limitation set forth in this agreement -violates the law of the state applicable to this agreement, the -agreement shall be interpreted to make the maximum disclaimer or -limitation permitted by the applicable state law. The invalidity or -unenforceability of any provision of this agreement shall not void the -remaining provisions. - -1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the -trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone -providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in -accordance with this agreement, and any volunteers associated with the -production, promotion and distribution of Project Gutenberg-tm -electronic works, harmless from all liability, costs and expenses, -including legal fees, that arise directly or indirectly from any of -the following which you do or cause to occur: (a) distribution of this -or any Project Gutenberg-tm work, (b) alteration, modification, or -additions or deletions to any Project Gutenberg-tm work, and (c) any -Defect you cause. - -Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm - -Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of -electronic works in formats readable by the widest variety of -computers including obsolete, old, middle-aged and new computers. It -exists because of the efforts of hundreds of volunteers and donations -from people in all walks of life. - -Volunteers and financial support to provide volunteers with the -assistance they need are critical to reaching Project Gutenberg-tm's -goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will -remain freely available for generations to come. In 2001, the Project -Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure -and permanent future for Project Gutenberg-tm and future -generations. To learn more about the Project Gutenberg Literary -Archive Foundation and how your efforts and donations can help, see -Sections 3 and 4 and the Foundation information page at -www.gutenberg.org - - - -Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation - -The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit -501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the -state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal -Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification -number is 64-6221541. Contributions to the Project Gutenberg Literary -Archive Foundation are tax deductible to the full extent permitted by -U.S. federal laws and your state's laws. - -The Foundation's principal office is in Fairbanks, Alaska, with the -mailing address: PO Box 750175, Fairbanks, AK 99775, but its -volunteers and employees are scattered throughout numerous -locations. Its business office is located at 809 North 1500 West, Salt -Lake City, UT 84116, (801) 596-1887. Email contact links and up to -date contact information can be found at the Foundation's web site and -official page at www.gutenberg.org/contact - -For additional contact information: - - Dr. Gregory B. Newby - Chief Executive and Director - gbnewby@pglaf.org - -Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg -Literary Archive Foundation - -Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide -spread public support and donations to carry out its mission of -increasing the number of public domain and licensed works that can be -freely distributed in machine readable form accessible by the widest -array of equipment including outdated equipment. Many small donations -($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt -status with the IRS. - -The Foundation is committed to complying with the laws regulating -charities and charitable donations in all 50 states of the United -States. Compliance requirements are not uniform and it takes a -considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up -with these requirements. We do not solicit donations in locations -where we have not received written confirmation of compliance. To SEND -DONATIONS or determine the status of compliance for any particular -state visit www.gutenberg.org/donate - -While we cannot and do not solicit contributions from states where we -have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition -against accepting unsolicited donations from donors in such states who -approach us with offers to donate. - -International donations are gratefully accepted, but we cannot make -any statements concerning tax treatment of donations received from -outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff. - -Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation -methods and addresses. Donations are accepted in a number of other -ways including checks, online payments and credit card donations. To -donate, please visit: www.gutenberg.org/donate - -Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic works. - -Professor Michael S. Hart was the originator of the Project -Gutenberg-tm concept of a library of electronic works that could be -freely shared with anyone. For forty years, he produced and -distributed Project Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of -volunteer support. - -Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed -editions, all of which are confirmed as not protected by copyright in -the U.S. unless a copyright notice is included. Thus, we do not -necessarily keep eBooks in compliance with any particular paper -edition. - -Most people start at our Web site which has the main PG search -facility: www.gutenberg.org - -This Web site includes information about Project Gutenberg-tm, -including how to make donations to the Project Gutenberg Literary -Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to -subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks. - - - -</pre> - -</body> -</html> diff --git a/old/53367-h/images/01_cover.jpg b/old/53367-h/images/01_cover.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index f84ca52..0000000 --- a/old/53367-h/images/01_cover.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/02_frontispiece.jpg b/old/53367-h/images/02_frontispiece.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index b6d2596..0000000 --- a/old/53367-h/images/02_frontispiece.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/03_versiering.jpg b/old/53367-h/images/03_versiering.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index 7039151..0000000 --- a/old/53367-h/images/03_versiering.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/04_varkentje.jpg b/old/53367-h/images/04_varkentje.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index c2b50f8..0000000 --- a/old/53367-h/images/04_varkentje.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/05_poffertes.jpg b/old/53367-h/images/05_poffertes.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index c0b1785..0000000 --- a/old/53367-h/images/05_poffertes.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/06_wagen.jpg b/old/53367-h/images/06_wagen.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index b94edf2..0000000 --- a/old/53367-h/images/06_wagen.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/07_duif.jpg b/old/53367-h/images/07_duif.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index 00e1d45..0000000 --- a/old/53367-h/images/07_duif.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/08_konijnen.jpg b/old/53367-h/images/08_konijnen.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index 13bb6f5..0000000 --- a/old/53367-h/images/08_konijnen.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/09_ziezoo.jpg b/old/53367-h/images/09_ziezoo.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index e858657..0000000 --- a/old/53367-h/images/09_ziezoo.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/10_kaart.jpg b/old/53367-h/images/10_kaart.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index bce51fb..0000000 --- a/old/53367-h/images/10_kaart.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/11_raam.jpg b/old/53367-h/images/11_raam.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index bb840e3..0000000 --- a/old/53367-h/images/11_raam.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/12_donders.jpg b/old/53367-h/images/12_donders.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index f3f089c..0000000 --- a/old/53367-h/images/12_donders.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/13_muis.jpg b/old/53367-h/images/13_muis.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index 87bdfc9..0000000 --- a/old/53367-h/images/13_muis.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/14_bruin.jpg b/old/53367-h/images/14_bruin.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index 179c2c6..0000000 --- a/old/53367-h/images/14_bruin.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/15_paniek.jpg b/old/53367-h/images/15_paniek.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index 790277d..0000000 --- a/old/53367-h/images/15_paniek.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/16_ten_val.jpg b/old/53367-h/images/16_ten_val.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index a84d9e5..0000000 --- a/old/53367-h/images/16_ten_val.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/17_straf.jpg b/old/53367-h/images/17_straf.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index 2a40528..0000000 --- a/old/53367-h/images/17_straf.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/18_hond.jpg b/old/53367-h/images/18_hond.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index b9d485c..0000000 --- a/old/53367-h/images/18_hond.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/19_zwemmen.jpg b/old/53367-h/images/19_zwemmen.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index 1e712b2..0000000 --- a/old/53367-h/images/19_zwemmen.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/20_aap.jpg b/old/53367-h/images/20_aap.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index caebd2f..0000000 --- a/old/53367-h/images/20_aap.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/21_flipsen.jpg b/old/53367-h/images/21_flipsen.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index 316eefb..0000000 --- a/old/53367-h/images/21_flipsen.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/22_olielamp.jpg b/old/53367-h/images/22_olielamp.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index 6bd7f4a..0000000 --- a/old/53367-h/images/22_olielamp.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/23_raam.jpg b/old/53367-h/images/23_raam.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index fa72e1c..0000000 --- a/old/53367-h/images/23_raam.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/24_polsstok.jpg b/old/53367-h/images/24_polsstok.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index 77ed06c..0000000 --- a/old/53367-h/images/24_polsstok.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/25_samen.jpg b/old/53367-h/images/25_samen.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index 1616446..0000000 --- a/old/53367-h/images/25_samen.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/26_dobbelen.jpg b/old/53367-h/images/26_dobbelen.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index b5a96c6..0000000 --- a/old/53367-h/images/26_dobbelen.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/27_vissen.jpg b/old/53367-h/images/27_vissen.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index 7724439..0000000 --- a/old/53367-h/images/27_vissen.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/28_mishandeld.jpg b/old/53367-h/images/28_mishandeld.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index 024ea02..0000000 --- a/old/53367-h/images/28_mishandeld.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/29_aap.jpg b/old/53367-h/images/29_aap.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index 06ce280..0000000 --- a/old/53367-h/images/29_aap.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/30_aap.jpg b/old/53367-h/images/30_aap.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index 8c71a57..0000000 --- a/old/53367-h/images/30_aap.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/31_smoking.jpg b/old/53367-h/images/31_smoking.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index 2e9386d..0000000 --- a/old/53367-h/images/31_smoking.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/32_circustent.jpg b/old/53367-h/images/32_circustent.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index 1962914..0000000 --- a/old/53367-h/images/32_circustent.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/33_reclame.jpg b/old/53367-h/images/33_reclame.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index 71d7c5b..0000000 --- a/old/53367-h/images/33_reclame.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/34_orkest.jpg b/old/53367-h/images/34_orkest.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index c3e85f3..0000000 --- a/old/53367-h/images/34_orkest.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/35_optocht.jpg b/old/53367-h/images/35_optocht.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index 81d467d..0000000 --- a/old/53367-h/images/35_optocht.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/36_paarden.jpg b/old/53367-h/images/36_paarden.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index f44e7bc..0000000 --- a/old/53367-h/images/36_paarden.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/37_clowns.jpg b/old/53367-h/images/37_clowns.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index 2b4a154..0000000 --- a/old/53367-h/images/37_clowns.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/38_clowns.jpg b/old/53367-h/images/38_clowns.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index c877201..0000000 --- a/old/53367-h/images/38_clowns.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/39_indiaan.jpg b/old/53367-h/images/39_indiaan.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index 93d3995..0000000 --- a/old/53367-h/images/39_indiaan.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/40_lasso.jpg b/old/53367-h/images/40_lasso.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index 89dd77f..0000000 --- a/old/53367-h/images/40_lasso.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/41_balanceren.jpg b/old/53367-h/images/41_balanceren.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index c4fde27..0000000 --- a/old/53367-h/images/41_balanceren.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/42_sterk.jpg b/old/53367-h/images/42_sterk.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index f63c52c..0000000 --- a/old/53367-h/images/42_sterk.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/43_clown.jpg b/old/53367-h/images/43_clown.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index 62b0bf4..0000000 --- a/old/53367-h/images/43_clown.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/44_ezel.jpg b/old/53367-h/images/44_ezel.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index 532137c..0000000 --- a/old/53367-h/images/44_ezel.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/45_andersom.jpg b/old/53367-h/images/45_andersom.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index 54c898d..0000000 --- a/old/53367-h/images/45_andersom.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/46_leeuwentemmer.jpg b/old/53367-h/images/46_leeuwentemmer.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index b5e98b4..0000000 --- a/old/53367-h/images/46_leeuwentemmer.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/47_boottocht.jpg b/old/53367-h/images/47_boottocht.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index 53bb61f..0000000 --- a/old/53367-h/images/47_boottocht.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/48_onderweg.jpg b/old/53367-h/images/48_onderweg.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index d99c0fc..0000000 --- a/old/53367-h/images/48_onderweg.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/49_schip.jpg b/old/53367-h/images/49_schip.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index a6a9c72..0000000 --- a/old/53367-h/images/49_schip.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/50_stadje.jpg b/old/53367-h/images/50_stadje.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index be9cefa..0000000 --- a/old/53367-h/images/50_stadje.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/51_gasthuis.jpg b/old/53367-h/images/51_gasthuis.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index 1310236..0000000 --- a/old/53367-h/images/51_gasthuis.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/hoofdstuk_a.jpg b/old/53367-h/images/hoofdstuk_a.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index d36ad7b..0000000 --- a/old/53367-h/images/hoofdstuk_a.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/hoofdstuk_b.jpg b/old/53367-h/images/hoofdstuk_b.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index 557d37e..0000000 --- a/old/53367-h/images/hoofdstuk_b.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/hoofdstuk_c.jpg b/old/53367-h/images/hoofdstuk_c.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index 77675bb..0000000 --- a/old/53367-h/images/hoofdstuk_c.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/hoofdstuk_d.jpg b/old/53367-h/images/hoofdstuk_d.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index c6b653a..0000000 --- a/old/53367-h/images/hoofdstuk_d.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/letter_b.jpg b/old/53367-h/images/letter_b.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index b5b574b..0000000 --- a/old/53367-h/images/letter_b.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/letter_d.jpg b/old/53367-h/images/letter_d.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index 63bf58e..0000000 --- a/old/53367-h/images/letter_d.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/letter_h.jpg b/old/53367-h/images/letter_h.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index 359c52d..0000000 --- a/old/53367-h/images/letter_h.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/letter_k.jpg b/old/53367-h/images/letter_k.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index 34d36af..0000000 --- a/old/53367-h/images/letter_k.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/letter_m.jpg b/old/53367-h/images/letter_m.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index af23fd7..0000000 --- a/old/53367-h/images/letter_m.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/letter_n.jpg b/old/53367-h/images/letter_n.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index 3acc7ec..0000000 --- a/old/53367-h/images/letter_n.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/letter_t.jpg b/old/53367-h/images/letter_t.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index bb75d27..0000000 --- a/old/53367-h/images/letter_t.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/versiering_a.jpg b/old/53367-h/images/versiering_a.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index e78db7a..0000000 --- a/old/53367-h/images/versiering_a.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/versiering_b.jpg b/old/53367-h/images/versiering_b.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index 3e6ad1f..0000000 --- a/old/53367-h/images/versiering_b.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/versiering_c.jpg b/old/53367-h/images/versiering_c.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index 757c660..0000000 --- a/old/53367-h/images/versiering_c.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/versiering_d.jpg b/old/53367-h/images/versiering_d.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index 4aeba2b..0000000 --- a/old/53367-h/images/versiering_d.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53367-h/images/versiering_e.jpg b/old/53367-h/images/versiering_e.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index a1db1ba..0000000 --- a/old/53367-h/images/versiering_e.jpg +++ /dev/null |
