summaryrefslogtreecommitdiff
diff options
context:
space:
mode:
authornfenwick <nfenwick@pglaf.org>2025-02-06 16:05:18 -0800
committernfenwick <nfenwick@pglaf.org>2025-02-06 16:05:18 -0800
commit4b8f6dfe56bad863300fce3c4a291cb6c57182ea (patch)
treeea10232337ca89d8faf3f5f607fc2cec6c6b3c58
parent312aa7dad68fb15999322bf0f944c0ce966b344b (diff)
NormalizeHEADmain
-rw-r--r--.gitattributes4
-rw-r--r--LICENSE.txt11
-rw-r--r--README.md2
-rw-r--r--old/53367-0.txt8311
-rw-r--r--old/53367-0.zipbin117937 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h.zipbin4918889 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/53367-h.htm8777
-rw-r--r--old/53367-h/images/01_cover.jpgbin87284 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/02_frontispiece.jpgbin100893 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/03_versiering.jpgbin2164 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/04_varkentje.jpgbin31911 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/05_poffertes.jpgbin24488 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/06_wagen.jpgbin56982 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/07_duif.jpgbin39878 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/08_konijnen.jpgbin72062 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/09_ziezoo.jpgbin150127 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/10_kaart.jpgbin147602 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/11_raam.jpgbin90170 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/12_donders.jpgbin57477 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/13_muis.jpgbin102790 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/14_bruin.jpgbin63402 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/15_paniek.jpgbin81542 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/16_ten_val.jpgbin67795 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/17_straf.jpgbin41103 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/18_hond.jpgbin144049 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/19_zwemmen.jpgbin145716 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/20_aap.jpgbin100518 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/21_flipsen.jpgbin159089 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/22_olielamp.jpgbin22375 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/23_raam.jpgbin54838 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/24_polsstok.jpgbin105845 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/25_samen.jpgbin134824 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/26_dobbelen.jpgbin32728 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/27_vissen.jpgbin109326 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/28_mishandeld.jpgbin108248 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/29_aap.jpgbin121977 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/30_aap.jpgbin57877 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/31_smoking.jpgbin35663 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/32_circustent.jpgbin104812 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/33_reclame.jpgbin50226 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/34_orkest.jpgbin63788 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/35_optocht.jpgbin143503 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/36_paarden.jpgbin54723 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/37_clowns.jpgbin83826 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/38_clowns.jpgbin121891 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/39_indiaan.jpgbin65588 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/40_lasso.jpgbin68692 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/41_balanceren.jpgbin67149 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/42_sterk.jpgbin67912 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/43_clown.jpgbin36892 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/44_ezel.jpgbin113788 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/45_andersom.jpgbin61814 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/46_leeuwentemmer.jpgbin135221 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/47_boottocht.jpgbin253535 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/48_onderweg.jpgbin179784 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/49_schip.jpgbin53459 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/50_stadje.jpgbin170013 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/51_gasthuis.jpgbin114320 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/hoofdstuk_a.jpgbin48275 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/hoofdstuk_b.jpgbin86108 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/hoofdstuk_c.jpgbin42526 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/hoofdstuk_d.jpgbin41937 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/letter_b.jpgbin46141 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/letter_d.jpgbin23901 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/letter_h.jpgbin37680 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/letter_k.jpgbin22127 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/letter_m.jpgbin22864 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/letter_n.jpgbin25179 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/letter_t.jpgbin22749 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/versiering_a.jpgbin15449 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/versiering_b.jpgbin8969 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/versiering_c.jpgbin9219 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/versiering_d.jpgbin20268 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/53367-h/images/versiering_e.jpgbin4764 -> 0 bytes
74 files changed, 17 insertions, 17088 deletions
diff --git a/.gitattributes b/.gitattributes
new file mode 100644
index 0000000..d7b82bc
--- /dev/null
+++ b/.gitattributes
@@ -0,0 +1,4 @@
+*.txt text eol=lf
+*.htm text eol=lf
+*.html text eol=lf
+*.md text eol=lf
diff --git a/LICENSE.txt b/LICENSE.txt
new file mode 100644
index 0000000..6312041
--- /dev/null
+++ b/LICENSE.txt
@@ -0,0 +1,11 @@
+This eBook, including all associated images, markup, improvements,
+metadata, and any other content or labor, has been confirmed to be
+in the PUBLIC DOMAIN IN THE UNITED STATES.
+
+Procedures for determining public domain status are described in
+the "Copyright How-To" at https://www.gutenberg.org.
+
+No investigation has been made concerning possible copyrights in
+jurisdictions other than the United States. Anyone seeking to utilize
+this eBook outside of the United States should confirm copyright
+status under the laws that apply to them.
diff --git a/README.md b/README.md
new file mode 100644
index 0000000..510679e
--- /dev/null
+++ b/README.md
@@ -0,0 +1,2 @@
+Project Gutenberg (https://www.gutenberg.org) public repository for
+eBook #53367 (https://www.gutenberg.org/ebooks/53367)
diff --git a/old/53367-0.txt b/old/53367-0.txt
deleted file mode 100644
index ed721da..0000000
--- a/old/53367-0.txt
+++ /dev/null
@@ -1,8311 +0,0 @@
-Project Gutenberg's Dik Trom en zijn Dorpsgenooten, by C. Joh. Kieviet
-
-This eBook is for the use of anyone anywhere in the United States and most
-other parts of the world at no cost and with almost no restrictions
-whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it under the terms of
-the Project Gutenberg License included with this eBook or online at
-www.gutenberg.org. If you are not located in the United States, you'll have
-to check the laws of the country where you are located before using this ebook.
-
-Title: Dik Trom en zijn Dorpsgenooten
-
-Author: C. Joh. Kieviet
-
-Illustrator: Joh. Braakensiek
-
-Release Date: October 25, 2016 [EBook #53367]
-
-Language: Dutch
-
-Character set encoding: UTF-8
-
-*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK DIK TROM EN ZIJN DORPSGENOOTEN ***
-
-
-
-
-Produced by R.G.P.M. van Giesen
-
-
-
-
-[Illustratie: kaft]
-
-[Illustratie: frontispiece]
-
-DIK TROM
-
-EN ZIJN
-
-DORPSGENOOTEN
-
-DOOR C. JOH. KIEVIET
-
-
-[Illustratie: versiering]
-
-
-GEÏLLUSTREERD DOOR JOH. BRAAKENSIEK
-
-
-[Illustratie: versiering]
-
-
-ALKMAAR -- GEBR. KLUITMAN 1920
-
-
-
-
-BOEKDRUKKERIJ -- GEBR. KLUITMAN -- ALKMAAR
-
-
-
-
-[Illustratie: hoofdstuk kopstuk]
-
-Eerste Hoofdstuk.
-
-Dik en zijn verjaarcadeautje voor Anneke.
-
-
-Het was in de heerlijke Junimaand.
-
-Dik Trom was sedert den eersten April zijn laatste schooljaar
-ingegaan, en Jan Vos en Piet van Dril behoorden nog altijd tot zijn
-beste vrienden.
-
-Eigenlijk waren, op een paar uitzonderingen na, alle menschen op het
-dorp zijn vrienden, zoowel groote, als kleine, want iedereen hield
-van hem en hij hield van iedereen.
-
-Die twee uitzonderingen waren Flipsen, de veldwachter, en Bruin Boon,
-een van zijn medescholieren. Bruin had in zijn jonge leven al menig
-pak slaag van Dik te pakken, maar hij had ze altijd dubbel en dwars
-verdiend, en de andere jongens hadden ze hem van harte gegund. Zij
-waren er in het geheel niet jaloersch op geweest. Bruin was een echte
-ruziemaker, en toch was hij laf van aard. Als 't mis liep door zijn
-plagen en sarren, zette hij het altijd met bekwamen spoed op een
-loopen, maar was hij op een eerbiedigen afstand gekomen, dan begon
-hij te schelden en met steenen te gooien. Doch hielden de anderen
-zich dan, of zij op hem af wilden komen, dan maakte hij weer beenen
-zoo hard hij kon, en dat was heel hard, want hij was zoo mager als
-een panlat en hij had bijzonder lange onderdanen. Dan lachten de
-jongens hem hartelijk uit, dat is te begrijpen.
-
-De tweede uitzondering was Flipsen, de veldwachter. Deze hield in 't
-geheel niet van Dik en daar bestonden goede redenen voor. Flipsen was
-een nijdige man, die bij niemand op het dorp gezien was. Alle jongens
-waren doodsbang voor hem, -- behalve Dik.
-
-Dik was voor niemand bang, en dat hij het ook voor Flipsen niet was,
-had hij getoond, door op een avond wel een half uur lang bij hem aan
-de ruiten te tikken, door middel van een draad, een speld en een
-steentje. Flipsen was woedend geworden en herhaaldelijk naar buiten
-gevlogen met een stok in zijn hand, om den dader op te sporen en hem
-een geduchte afstraffing te geven. Maar Dik had hij niet gevonden, en
-eindelijk had hij Bruin Boon zoo'n pak slaag gegeven, dat Bruintje
-moord en brand schreeuwde en drie dagen later bijna nog niet loopen
-kon van de pijn. En toch was hij er zoo onschuldig aan als een
-pasgeboren kindje in de wieg.
-
-De jongens hadden zich krom gelachen van de pret.
-
-Maar Bruin had verklapt, dat Dik de dader was, en toen had Flipsen
-een grooten hekel aan Dik gekregen.
-
-Dat was er niet beter op geworden, toen op een avond Dik, door de
-zeer gewaardeerde hulp van Jan Vos en Piet van Dril, uit het
-gevangenhok had weten te ontsnappen, waarin Flipsen hem opgesloten
-had, en deze per slot van rekening er door Dik zelf in opgesloten
-werd. Sedert dat gedenkwaardige feit kon Flipsen den dikken Dik
-luchten noch zien, en als hij hem hier of daar ontmoette, hield hij
-hem altijd zorgvuldig in de gaten, uit vrees, dat Dik op de een of
-andere manier hem weer een poets zou spelen. Hij was een beetje bang
-voor hem!
-
-En toch had Dik geen aasje kwaad in zijn heele dikke corpus. Ja, ja,
-hij deed wel eens kattekwaad, dat valt niet te ontkennen, maar hij
-plaagde geen oude vrouwen, zooals Bruin bij voorkeur deed, hij deed
-geen leelijke streken, waarvan anderen schade of verdriet
-ondervonden, hij schold nooit, omdat hij dat beneden zijn waardigheid
-vond, geen leelijk woord kwam ooit over zijn lippen, hij jokte niet,
-omdat hij de waarheid liefhad, hij zou zelfs geen knikker gappen, al
-had hij er geen een in zijn zak en hunkerde hij er naar om meê te
-knikkeren, hij zou geen kip kwaad doen, laat staan dan een mensch.
-Neen, zijn inborst was goed, al deed hij soms kattekwaad. Onrecht kon
-hij niet dulden, en zelfs voor grootere jongens was hij niet bang,
-als zij hem te na kwamen. Tegen een vechtpartijtje, als daar geldige
-redenen voor bestonden, had hij geen gemoedsbezwaren, maar hij lokte
-het nooit uit. Hij had een hart van goud. Verdriet en ellende bij
-anderen konden hem tot tranen toe roeren en dan was hij steeds gereed
-om metterdaad bij te springen. Vraag dat maar aan de heks van den
-Achterweg, die het van hem heeft ondervonden, toen zij in nood
-verkeerde. Die heks hield dolveel van Dik. Zij zou hem wel in haar
-armen willen drukken en op zijn twee bolle wangen kussen, maar Dik
-houdt niet van die aardigheden, hij moet er niets van hebben.
-
-Bruin Boon en den veldwachter uitgezonderd, hielden dan ook alle
-menschen op het dorp veel van Dik, de meester ook, en toch haalde Dik
-op school nog al eens malle streken uit, die zijn kameraden niet
-durfden doen, maar waarom zij soms geweldig moesten lachen, en die
-Dik tot een beroemdheid onder hen maakten. De meester liet niet met
-zich spotten en legde Dik menige zware straf op, maar toch hield hij
-van hem, omdat hij wist; dat hij een goed hart had en tot geen
-slechte daden in staat was.
-
-De jongens waren dol op Dik, want Dik kon en durfde alles. Zij keken
-hem met de grootste bewondering na, als hij 's avonds den ezel van
-Bertels naar het land bracht, want niemand van hen was het ooit
-gelukt op dat wilde beest te blijven zitten, omdat het niemand op
-zijn rug duldde. Hij verhief zich dan zoo hoog op zijn achterpooten,
-dat zijn berijder meestal van zijn rug afgleed, en als dat niet
-gelukte, maakte hij zulke malle sprongen links en rechts, dat de
-ruiter zijn evenwicht verloor en op den grond geworpen werd, -- en
-als al die kuren niet hielpen, dan gooide langoor zijn achterlijf zoo
-ver in de hoogte, dat het scheen, of hij ging kopje-buitelen, en dan
-kon de beste ruiter zich niet op den rug van het dier handhaven en
-vloog over zijn kop wel vier, vijf passen verder over den weg. Alleen
-Dik kon hij er niet afkrijgen. Zoo dwaas kon hij niet springen en
-steigeren, dat Dik er afviel. Zelfs als hij deed, of hij kopje ging
-buitelen, bleef Dik doodbedaard zitten, maar hij zat er dan ook
-achterste-voor op en hield den staart van Grauwtje met beide handen
-omklemd. "Wie niet sterk is, moet slim wezen, en ik ben slimmer dan
-de ezel," zei hij altijd. 't Was een kunststuk, dat de andere jongens
-hem wel probeerden na te doen, maar wat hun nooit gelukte.
-
-Ja, de meester hield veel van Dik, want Dik was een ijverige
-leerling. Hij maakte wel grappen, maar nooit, als hij zijn werk nog
-niet af had. Alleen als hij niets te doen had, was hij niet te
-vertrouwen, en dat wist de meester zeer goed. Hij zorgde er dan ook
-gewoonlijk goed voor, dat Dik steeds werk in overvloed had, soms wel
-meer dan hij afkon. En Dik hield van den meester, omdat hij wist, dat
-deze veel van zijn leerlingen hield en veel voor hen over had. Nu
-weer had de meester eenige maanden geleden bedacht, om met de
-kinderen een heelen dag in den zomer, dicht voor de groote vacantie,
-uit te gaan. Er zou dan een stoomboot gehuurd worden en dan zouden
-zij naar een of andere badplaats varen, om den dag aan het strand en
-in de duinen door te brengen. Elk kind, dat van de partij wilde zijn,
-moest 2 1/2 cent per week medebrengen, en die het missen konden,
-moesten iets meer geven, om een paar arme kinderen, die niets konden
-bijdragen, in de gelegenheid te stellen, aan het feest deel te nemen.
-Dik gaf elke week vijf centen, zoodat op zijn kosten een arm kind
-mede mocht. Dat vond Dik een prettig idée.
-
-Dat sparen had nu al eenige maanden geduurd en over een week of vier
-zou het feest plaats hebben. Alle kinderen verheugden er zich
-bijzonder in, en Dik niet het minst, want alle pretjes waren hem
-welkom. Trouwens, op het dorp, waar Dik woonde, hadden niet veel
-feestelijkheden plaats. Kermis was er nooit; alleen werd er één dag
-in het jaar een harddraverij gehouden, en dat was het grootste feest,
-dat Dik tot nog toe in zijn leven had medegemaakt. Maar zoo'n
-boottocht vond Dik toch nog veel mooier. Hij had nog nooit in een
-boot gezeten want er kwamen nooit stoombooten door Dik's woonplaats.
-'t Zou dus wel een bijzonder geval worden als de kinderen nu met
-zoo'n vervoermiddel een heelen dag uit varen zouden gaan.
-
-"Waar gaan we heen, m'ster?" vroeg Dik op een morgen even voordat de
-kerkklok twaalf uur zou slaan. De meester praatte dan wel eens een
-oogenblik met de kinderen over het groote feest, waarvan zij geheel
-vervuld waren.
-
-"We gaan naar Wijk aan Zee, Dik," zei de meester.
-
-"Maar daar kunnen we toch niet met een stoomboot komen?" zei Dik.
-
-"Waarom niet?" vroeg de meester met een goedkeurend knikje omdat hij
-de opmerking van Dik zoo bijzonder juist vond.
-
-"Wijk aan Zee ligt niet aan een water," zei Dik.
-
-"En de zee dan, Dik?"
-
-"O, maar die varen we niet over," zei Dik.
-
-"Neen, dat doen we ook niet, en je hebt gelijk, dat we er per
-stoomboot niet kunnen komen. We varen naar IJmuiden en wandelen dan
-langs het strand naar Wijk aan Zee, of we varen naar Beverwijk, en
-gaan dan per tram verder."
-
-"Dat zal geld kosten!" riep Piet van Dril.
-
-"Ja, ja, jongens, veel geld, maar ik zal alles wel zoo berekenen, dat
-we niet te kort komen. Hoor, daar luidt de klok. We gaan naar huis."
-
-Een oogenblik later krioelde het op de speelplaats van kinderen, die
-joelende en stoeiende naar den dorpsweg gingen, om zich daar in
-verschillende richtingen te verspreiden. "Ga je zoover meê, Anneke?"
-vroeg Dik aan een meisje, dat een paar passen achter hem aankwam.
-
-"Ja, ik ga meê", was het antwoord.
-
-Anneke woonde drie huizen verder dan Dik, en zij waren samen al
-vriendjes geweest, zoolang hun heugen kon. Dik wist nog best, hoe hij
-den eersten keer Anneke op visite was geweest. Anneke werd op dien
-dag vier jaar, en zij had, om dat feest met haar te vieren, van haar
-moeder verlof gekregen, Dik op de poffertjes te noodigen. Dik was er
-verrukt over geweest, want hij hield veel van eten en inzonderheid
-poffertjes lustte hij heel graag. Hij kon er dan ook een reusachtige
-hoeveelheid van verslinden.
-
-Hij hunkerde naar den dag, dat Anneke eindelijk jarig zou worden,
-want Anneke had hem in de vreugde haars harten wel veertien dagen van
-te voren voor het groote feest uitgenoodigd.
-
-Op een keer mocht Dik met zijn moeder mede naar den bakker, om brood
-te halen. Bakker Herstraten was tevens banketbakker, en Dik keek zijn
-oogen uit naar al het lekkers, dat er in den winkel te koop lag.
-Opeens ontdekte hij een varken van marsepein, en dadelijk kwam de
-gedachte bij hem op, dat het een prachtig verjaarcadeau voor Anneke
-zou zijn. Volgens zijn meening was er geen prachtiger en lekkerder
-geschenk op de heele wereld te bedenken.
-
-"O, o, Moeder, kijk eens, wat een mooi varken, met pooten en een
-staart en oogen, wat prachtig! Toe Moe -- koop dat voor Anneke, als
-ze jarig is, Moeder, -- wat zal dat lekker zijn!"
-
-Maar Moeder Trom had er niet veel ooren naar, want het varken was nog
-al groot en zou dus wel veel geld kosten, meer, dan zij missen kon.
-Maar man was maar een eenvoudige timmermansknecht, en verdiende dus
-niet genoeg om zulke lekkernijen te kunnen bekostigen.
-
-"Dat is te duur, Dik," zei ze. "Niet waar, bakker, het kost stellig
-wel een kwartje?"
-
-"Een schelling, vrouw Trom," zei de bakker. "Die dingen zijn duur."
-
-"Toe Moeder," hield Dik vol. "Ik mag er zooveel poffertjes eten, als
-ik maar lust, zegt Anneke. Toe Moeder, een schelling is niet veel."
-
-"Daar heb jij nog geen verstand van, Dik. Jij bent nog maar vier
-jaar. Maar enfin, pak het maar voor me in, bakker. 't Moet voor
-verjaarcadeautje dienen, dus zal ik maar over 't geld heenstappen.
-Kom Dik, we gaan naar huis. Dag bakker."
-
-"Dag vrouw Trom, dag Dik. Zeg Dik, lust jij wel een flikje van me?"
-
-De bakker hield Dik de glazen stolp voor, waar Dik zijn beide handen
-in stak en gevuld weer terug trok, wat de bedoeling van den bakker nu
-juist niet was.
-
-"Ho, ho, Dik, -- zoo bedoel ik het niet..." riep de bakker.
-
-Maar 't was te laat. Dik was al buiten en deed zich naar hartelust
-aan de flikjes te goed.
-
-"Zoo'n kleine schrok!" mopperde de bakker, terwijl hij de stolp weer
-op de plank zette.
-
-De flikjes waren spoedig verdwenen, en toen wilde Dik zelf het
-marsepein-varken dragen.
-
-"Neen, Dik, dan laat je 't maar vallen, en dan is het stuk," zei
-Moeder.
-
-"Ik laat het niet vallen," beweerde Dik. "Laat mij het dragen,
-Moeder."
-
-Zooals gewoonlijk kreeg Dik nu ook zijn zin, en met het prachtige
-varken in zijn knuistje stapte hij parmantig naast zijn moeder voort.
-
-Wonder boven wonder bracht hij het heelshuids thuis.
-
-Dadelijk haalde hij het uit het zakje te voorschijn. Hij zette het op
-zijn vier pooten op de tafel, en ging er in stille bewondering op een
-stoel naar zitten kijken.
-
-
-[Illustratie]
-
-
-"Hè, wat mooi! Wat mooi!" mompelde hij zacht voor zich heen.
-
-Moeder moest in het achterhuis eten koken.
-
-"Zet het varkentje nu in de kast, Dik, anders zal het heusch nog
-breken," zei ze. "En dat zou zonde wezen van het mooie cadeau."
-
-"Ja, straks," zei Dik. "Eerst moet ik er nog naar kijken."
-
-Moeder verliet de kamer, en Dik bleef het prachtige beest bewonderen.
-Hij streek het over zijn breeden rug, voelde aan het staartje, liet
-het over de tafel loopen, terwijl Dik "knor, knor!" riep, en besloot
-eindelijk eens heel eventjes te proeven, of het lekker was. Zijn
-verwachtingen daaromtrent waren hoog gespannen, maar het resultaat
-overtrof ze nog verre. Hij bracht het varken aan zijn mond en likte
-met zijn tong heel voorzichtig aan een oor.
-
-Dik vond het heerlijk, en tot zijn vreugde zag hij, dat het oor nog
-even groot gebleven was. Hij kon er althans niet het minste verschil
-in ontdekken, toen hij het met het andere vergeleek.
-
-Daarom likte hij met animo verder, en 't was zóó lekker, dat hij er
-niet mede ophouden kon.
-
-Toen hij even later weer eens keek, ontdekte hij tot zijn groote
-voldoening, dat het nog maar een klein beetje kleiner en dunner
-geworden was.
-
-"Hmmm!" bromde Dik. "Wat is dat lekker!"
-
-Maar ten slotte kwam hij toch tot de ontdekking, dat het oortje
-verdwenen was en dat zelfs de kop al een kleine inholling gekregen
-had. Dik schrok ervan. Hij deed het varken in het zakje en zette het
-in de kast.
-
-"Zie zoo, de rest is voor Anneke. Dat ééne oortje hindert niet,"
-dacht hij. En toen liep hij met zijn handen in zijn zakken door de
-kamer te stappen en wilde zich wijsmaken, dat hij het heele varken
-vergeten was.
-
-Doch lang hield hij het niet uit, want het was geen minuut uit zijn
-gedachten. Hij haalde het weer te voorschijn, echter alleen maar om
-er mede te spelen. Hij liet het weer over de tafel loopen, soms hard,
-soms langzaam, en dan knorde Dik weer uit den treure, tot hij het
-opeens uit zijn vingers liet glippen en het op tafel viel. 't Arme
-beest brak zijn mooie, gekrulde staartje.
-
-Dik vond het meer dan jammer, maar nu het er eenmaal af was, wist hij
-niet beter te doen, dan het maar op te eten. Hè, 't smaakte net zoo
-lekker als het oortje en weldra was het door zijn keelgat verdwenen.
-En omdat er geen varkens waren, die maar één oor hadden, Dik had
-er althans nog nooit een gezien, besloot hij het andere oor ook maar
-op te eten. Dat stond veel mooier, en Anneke zou het niet eens zien.
-
-"Maar nu niets meer!" besloot Dik. Hij borg het weer in de kast en
-ging spelen. Hij keek er den heelen dag niet meer naar om, maar den
-volgenden dag begon het spelletje opnieuw. Hij vermaakte er zich
-zoolang mede, tot het een voor- en een achterpoot kwijt was, en dat
-vond Dik een dag later zoo'n ongelukkig gezicht, dat hij er de twee
-andere pooten ook maar afknabbelde. Toen was er nog maar alleen de
-romp met den kop van over. De kop verdween een dag later ook als een
-offer aan Dik's snoeplust en toen merkte Moeder pas, welk droevig
-feit zich gedurende eenige dagen had afgespeeld.
-
-"Maar Dik!" riep ze uit, terwijl ze hem het verminkte varkensrompje
-voorhield, waar Dik trouwens al eenige malen met innig welbehagen aan
-had gelikt, "maar Dik, wat heb je nu gedaan? Dat varken is al half
-op! Waarom heb je dat gedaan?"
-
-"'t Was lekker!" zei Dik. "Maar 't is nog groot genoeg. Anneke lust
-het toch niet graag, denk ik."
-
-"Zoo, denk jij dat!" mopperde Moeder. "Nu, we zullen maken, dat je er
-niet meer bij kunt, want anders schiet er van het heele verjaarcadeau
-niets over."
-
-En Moeder legde het op de bovenste plank in de kast.
-
-Toen Anneke eindelijk jarig was, deed Moeder, het invalide beest in
-een schoon papiertje en ging Dik op visite.
-
-"Daar," zei hij, "dat is voor jou."
-
-"O, lekker," zei Anneke, "een stuk suikergoed!"
-
-En zij zette er gretig haar tandjes in. Men kon het haar aanzien, dat
-zij smulde.
-
-"'t Is een varken geweest," beweerde Dik trotsch.
-
-"Neen, 't is een stuk suikergoed," zei Anneke. "'t Heeft geen pooten
-en geen kop."
-
-"'t Is toch een varken geweest," hield Dik vol. "Maar ik heb het
-geslacht. Toe, geef mij ook een stukje."
-
-Anneke beet er een stuk af en gaf het aan Dik. Zoo doende was het
-beest spoedig verdwenen, en om twaalf uur kwamen de poffertjes aan de
-beurt, waaraan Dik de noodige eer bewees.
-
-Maar dat alles was nu al lang geleden, want Dik en Anneke waren nu al
-twaalf jaar. Doch altijd waren zij de beste vriendjes geweest. Samen
-gingen zij dus, toen de school uitging, naar huis.
-
-"'k Wou, dat we den dag van het schoolfeest al hadden, Dik," zei
-Anneke.
-
-"Ik niet minder," zei Dik. "'k Heb er zin in. Zeg, weet je, dat
-we...."
-
-"Kijk, kijk!" riep er een stem achter hen: "Dik en Anneke! Dik
-meisjesgek! Dik meisjesgek! Ha, ha, daar gaan ze samen...!"
-
-Dik keek om.
-
-"O, dacht ik het niet? 't Is Bruin Boon natuurlijk. Die moet altijd
-schelden."
-
-"Dik meisjesgek! Dik meisjesgek!" schreeuwde Bruin Boon.
-
-Dik werd nijdig. Hij balde zijn vuisten en riep terug:
-
-"Kom hier, als je durft, dan zal ik je op je gezicht meisjesgekken!"
-
-Maar Bruin kwam niet. Hij bleef op eerbiedigen afstand.
-
-"Dik meisjesgek! Dik meisjesgek! Dik gaat met Anneke trouwen!" jouwde
-Bruin.
-
-"Kom hier, als je durft!" schreeuwde Dik terug. "Maar dat durf je
-niet, hè?"
-
-"Leelijke meisjesgek!" sarde Bruin, wien het plezier deed, dat Dik er
-kwaad om werd.
-
-Dik wilde terugkeeren, om Bruin zijn portie te geven.
-
-
-[Illustratie]
-
-
-Maar Anneke zei:
-
-"Kom Dik, laten we maar gaan. Wat kan jou die vervelende Bruin
-schelen Hij gaat toch op den loop, als je naar hem toe gaat."
-
-"Ja, maar wat doet hij te sarren," zei Dik. "Wacht maar, ik zal het
-hem wel betaald zetten."
-
-"Zeg Dik, wat wou je straks zeggen?" vroeg Anneke.
-
-"Ik -- Wat zegge? -- Dat weet ik niet meer," zei Dik, die
-herhaaldelijk nog naar Bruin omkeek.
-
-"Leelijke meisjesgek!" klonk het uit de verte.
-
-"Zoo'n mispunt!" zei Dik.
-
-"Kom, kijk niet weer naar dien jongen," zei Anneke. "Laten we
-voortmaken, anders komen we te laat voor het eten. Ja, je wou me
-straks toch heusch wat vertellen, net toen Bruin Boon begon te
-schelden."
-
-"O ja, nu weet ik het al. Ik wou je zeggen, dat vandaag onze nieuwe
-buren komen. Je weet wel, die nieuwe knecht van Van Dril, den smid.
-Ze komen uit Amsterdam."
-
-"Komen die vandaag?" vroeg Anneke. "Ja, ---- ze zijn er al, kijk
-maar."
-
-
-[Illustratie]
-
-
-"Er staat een wagen met meubelen voor het huis. Zie-je wel? Laten we
-gaan kijken."
-
-Dik en Anneke gingen op een drafje verder en hadden het huis spoedig
-bereikt. De voordeur stond open, en de wagen was al gedeeltelijk
-gelost. 't Was een armoedig boedeltje, wat er nog opstond, dat zagen
-Dik en Anneke alle twee.
-
-"De mooie meubeltjes zijn zeker al binnengedragen," zei Anneke. "En
-de nieuwe menschen zie ik niet. -- Dag Ik ga gauw naar huis, want het
-eten zal wel al op tafel staan."
-
-"Dag!" zei Dik, en hij ging ook naar binnen.
-
-
-
-
-[Illustratie: hoofdstuk kopstuk]
-
-Tweede Hoofdstuk.
-
-Dik krijgt nieuwe buren.
-
-
-Tot zijn verbazing zag hij, dat er bezoek was. Zijn vader was al van
-het werk thuisgekomen, en moeder was druk bezig de tafel te dekken.
-De gasten waren een man, een vrouw en een meisje. Deze laatste was
-ongeveer van Dik's leeftijd. De man en de vrouw keken naar hem, toen
-hij binnenkwam, en zij knikten hem toe, maar het meisje keek niet om.
-
-"Goeden dag!" zei Dik.
-
-"Dit is Dik en dat is-ie," zei vader Trom. "En hier zijn de nieuwe
-buren, Elswater en vrouw Elswater en Nelly, en dat zijn ze."
-
-Dik kwam nader en gaf den man en de vrouw een hand. Toen hij het
-meisje ook zijn hand toestak, bleef zij recht voor zich uit staren,
-tot Dik's groote verbazing.
-
-"Hier is Dik Trom, Nelly, geef hem een hand," zei de moeder, "je
-nieuwe buurjongetje."
-
-Zij nam Nelly's hand en legde die in de hand van Dik.
-
-"Onze Nelly kan niet zien," zei ze zacht. "Ze is blind."
-
-Dik schrikte er geweldig van, toen hij dat hoorde, en hij kreeg een
-diep medelijden met het arme meisje.
-
-Hij nam aan de tafel plaats en keek haar aan, en toen zag hij, dat
-haar oogen er precies eender uitzagen als van alle andere menschen.
-Ja, ze konden zelfs mooi genoemd worden. Dik's wangen waren een
-beetje bleek geworden. 't Was voor het eerst van zijn leven, dat hij
-van zoo nabij iemand ontmoette, die geheel blind was.
-
-En hoe mager en zwak zag zij er uit. Zou ze misschien ziek geweest
-zijn? Of zouden die menschen het misschien erg arm gehad hebben? Ook
-de man en de vrouw zagen er vermagerd en zwak uit en zij hadden,
-evenals Nelly, erg armoedige kleeren aan het lijf. Ongetwijfeld
-hadden zij een slechten tijd doorgemaakt.
-
-"Zie zoo," zei vrouw Trom, terwijl zij een paar dampende schotels op
-de tafel zette, "nu zijn we gereed. Willen we bidden?"
-
-En toen dat gedaan was, vervolgde zij, terwijl zij op elk bord een
-heerlijk stuk worst legde:
-
-"Eet nu maar lekker, buurtjes. 't Is je van harte gegund."
-
-Ze veegde met haar boezelaar over haar wangen, die hoogrood zagen van
-het koken en van de drukte. Blijkbaar had zij het erg warm.
-
-"Dank u wel, buurvrouw, eet smakelijk!" zei vrouw Elswater, "'t Is
-erg vriendelijk van u, om ons te eten te vragen..."
-
-"Niet meer dan burenplicht," zei vrouw Trom.
-
-"En dat is het," voegde Trom er aan toe.
-
-Dik zag, hoe de nieuwe buurvrouw voor Nelly opschepte, en hoe deze
-zelf handig de worst in schijven sneed en met smaak begon te eten.
-
-"Hè, lekker, Moeder," zei ze.
-
-"Dat is het, kind," zei vrouw Elswater. "Zoo'n lekker maal hebben we
-in lang niet gehad, hè?"
-
-"Neen," zei Elswater, die met zijn smal, bleek gezicht en zijn
-vermagerde handen lang niet den indruk maakte van een sterken smid,
-zooals Van Dril bij voorbeeld. "Neen, we hebben de laatste maanden
-niet anders doorleefd dan armoê en ellende."
-
-"Ja," zei de vrouw met een zucht. "'t Was een groot verschil met de
-eerste jaren van ons trouwen. Toen hadden wij het ook goed. We hadden
-nooit naar Amsterdam moeten gaan."
-
-"Hè, hoe lekker," zei het blinde meisje weer, terwijl zij met haar
-vork over het bord voelde, of er nog een stukje worst lag.
-
-Dik zag het met innig medelijden, en handig schoof hij, hoewel hij
-het zelf zoo schrikkelijk graag lustte, een groot deel van zijn worst
-op haar bord. Maar hij had het toch niet zoo handig gedaan, of de
-nieuwe buurvrouw had het gezien. Ze zei er echter niets over.
-
-"Neen," zei Elswater, "we hadden nooit naar Amsterdam moeten gaan, je
-hebt gelijk, vrouw."
-
-"Maar de loonen voor een handwerksman zijn daar toch veel hooger,"
-merkte vrouw Trom op.
-
-"En dat zijn ze," zei Vader Trom.
-
-"Juist," hernam Elswater. "Die hooge loonen hebben mij ook verlokt
-ons dorp te verlaten en naar Amsterdam te gaan. Maar met hoogere
-lonen is alles nog niet gewonnen. We woonden er nog geen maand, of er
-brak een groote staking onder de smids uit, die wekenlang aanhield en
-ons kleine spaarpotje opslokte. We raakten zelfs hier en daar al in
-de schuld en hadden ons al spoedig genoodzaakt gezien een kleiner
-huisje te betrekken, een krot in een van de nauwste sloppen van
-Amsterdam..."
-
-
-
-"Waar geen zonnestraaltje in kon doordringen en ons lieve kind bij
-den dag afnam en vermagerde. In dat ellendige slop zijn haar blozende
-wangetjes gebleven," viel vrouw Elswater in. En zij streelde het
-blinde kind over de vervallen wangetjes en de mooie donkere haren.
-
-"En toen de werkstaking eindelijk opgeheven werd, kreeg ik een
-hevigen typhus, die mij aan den rand van het graf bracht. Toen kwam
-onze grootste ellende. Niemand wilde ons borgen, zoodat mijn vrouw
-genoodzaakt was, onze mooie meubeltjes een voor een naar den lommerd
-te brengen of te verkoopen. We hielden ten slotte niet anders over
-dan wat rommel. Had zij nu nog maar uit werken kunnen gaan, om wat te
-verdienen, dan zouden we niet zoo diep in de armoede geraakt zijn,
-maar zij kon niet besluiten, om mij naar het gasthuis te laten
-brengen, en wilde mij zelf verplegen. Ja, ja, 't was een bange,
-treurige tijd. En mijn ziekte werd zoo hevig, dat zelfs de dokter
-begon te vreezen, dat ik er meê heen zou gaan. Doch ik ben er
-Goddank bovenop gekomen, en toen ik weer mocht opstaan, stond ons
-besluit vast, om Amsterdam zoo spoedig mogelijk te verlaten en weer
-werk ergens op een dorp te zoeken. Mijn vrouw was doodop van de
-doorgestane ellende en zorgen, en ons kind was vervallen als sneeuw
-voor de zon. En we hebben geluk gehad. Ik las in een courant een
-advertentie van baas Van Dril, die een knecht vroeg, en toen ben ik
-er dadelijk op afgegaan met het gelukkige gevolg, dat ik aangenomen
-werd, ik geloof uit medelijden..."
-
-"Best mogelijk," zei vrouw Trom. "Van Dril is een beste, brave man,
-en je zult een goeden baas aan hem hebben."
-
-"En zoo zijn we dan hier gekomen," besloot de smid, "sterk ben ik nog
-wel niet, maar 't zal wel weer gaan. Als we eerst onze schuld in
-Amsterdam maar hebben afgedaan...."
-
-"Is gelukkig niet zoo'n groote som," zei vrouw Elswater. "Als we elke
-week een paar gulden kunnen overhouden, zullen we den achterstal
-spoedig ingehaald hebben. Intusschen zijn we blij, dat we hier zulke
-vriendelijke buren hebben mogen vinden. We zijn u van harte dankbaar.
-En Nelly heeft al dadelijk een aardig buurjongetje getroffen. Ja, ja,
-Dik, ik heb het straks wel gezien, hoe je jouw stuk worst op haar
-bord hebt geschoven."
-
-"O," riep Nelly uit, met een kleur tot achter haar ooren, "als ik dat
-geweten had, zou ik het niet opgegeten hebben."
-
-Dik kreeg ook een kleur, want hij had gedacht, dat niemand het gezien
-had.
-
-"Een heel verschil, als je die twee vergelijkt," zei Elswater. "Dik
-zoo rond als een tonnetje en met een paar wangen als luchtballons, en
-Nelly zoo bleek en magertjes. Maar dat zal hier wel beter worden,
-willen we hopen. Hier hebben we volop zonneschijn en frissche lucht,
-en zullen we wel weer wat in onze maag krijgen ook. Ik begin weer met
-nieuwen moed, en ik heb een gevoel in me, of ik weer een nieuw leven
-begin. Komaan, vrouwtje, we hebben het nog druk vandaag, want we
-moeten ons huisje nog inrichten en gezellig maken, al zijn we dan ook
-onze mooiste zaakjes kwijt. Ook dat zal wel weer in orde komen, als
-we tijd van leven hebben. Nogmaals hartelijk dank voor uw goedheid,
-buurtjes."
-
-Zij stonden op en verlieten de kamer, maar Dik nam Nelly bij de hand,
-en zei:
-
-"Ga je mee, dan zal ik je mijn duiven laten zi...."
-
-Maar opeens bedacht hij, dat het meisje blind was, en hij slikte het
-laatste woord haastig in. En opnieuw werd hij met innig medelijden
-vervuld.
-
-"Ik wil ze graag zien, Dik," zei het meisje eenvoudig. "Dat woord mag
-je gerust zeggen; ik zeg het zelf ook. Maar dan bedoel ik, dat ik hun
-klapwieken en hun kirren hoor, en dan neem ik ze in mijn handen, als
-ik kan, en dan voel ik hun kleine kopjes, en hun vleugels, en hun
-staart en hun warme lijfje, en dan zeg ik, dat ik ze gezien heb."
-
-"Goed, ga dan meê," zei Dik. "Ik heb mooie duiven, en ook konijnen."
-
-"Hier in de kamer en in het achterhuis hoef je mijn hand niet vast te
-houden, want als ik ergens maar eenmaal geweest ben, weet ik er den
-weg wel. Dáár is de deur, hè?"
-
-"Ja," zei Dik verbaasd. "Dat is knap, Nelly."
-
-Het meisje strekte de handen een weinig naar voren en vond op den
-tast de deur. Dik volgde haar in het achterhuis.
-
-"Dáár is het vuur, hè?" zei ze. "Ik voel de warmte. Rechtsom kom
-ik aan de buitendeur, -- maar daar is een drempel, die een beetje
-hoog is. Zijn je duiven en konijnen buiten?"
-
-"Ja," zei Dik, die haar vol verwondering volgde. Zij liep haast met
-een zekerheid, of zij een paar goede oogen had. "Jij bent handig,
-hoor."
-
-"O, in Amsterdam ging ik wel alleen de straat op, om boodschappen te
-doen. Niet ver van huis natuurlijk, maar bij ons in het slop en om de
-hoeken wist ik de winkels wel te vinden. Geef me nu een hand, Dik,
-maar wacht eens even."
-
-En met de woorden: "Mag ik?" betastte zij zijn hoofd, zijn wangen, en
-zijn lichaam. Toen begon zij te lachen.
-
-"Zoo, nu weet ik, hoe je er uitziet. Maar je bent een dikkerd, hoor.
-Heb jij je pet altijd achterste-voor op? De klep zit in je hals. Dat
-is grappig, zeg. Ga je nog op school?"
-
-"Ja, straks moet ik er weer naar toe. Laten we nu gaan."
-
-Hij bracht het meisje achter het huis, waar de duiven al dadelijk
-klapwiekend om zijn hoofd gingen vliegen Ze wisten wel, dat zij nu
-voer kregen. Eén ging hem zelfs op zijn pet zitten en een paar namen
-op zijn schouders plaats.
-
-"Zoo mak zijn ze," zei Dik trotsch. "Ze pikken het voer uit mijn
-hand. Wil jij dat ook graag hebben?"
-
-"Ja, ja, o dolgraag," zei Nelly.
-
-"Hier is de voerbak. Als jij ze een paar maal gevoerd hebt, zijn ze
-al aan je gewend, en dan zijn ze heelemaal niet bang meer. Toe, voer
-ze nu met kleine handjesvol."
-
-Nelly deed het, en ze voelde al spoedig een paar duiven op den
-voerbak komen. Zij strekte haar hand met wat voer uit, en pik-pik
-deden een paar brutaaltjes. Nelly's vreugde kende geen grenzen.
-
-"Zou ik er eentje beet kunnen pakken?" vroeg ze.
-
-"Probeer het maar," zei Dik, die met vreugde zag, hoe het blinde
-meisje genoot. "Ze zijn erg mak."
-
-Na een paar vruchtelooze pogingen gelukte het Nelly inderdaad een
-duifje te grijpen. Zij streelde het zacht over zijn kopje en
-vleugels, gleed met haar vingers langs zijn staartje en hield het
-zachte rompje in haar beide handen vast, zoodat zij het hartje van
-het beest voelde kloppen.
-
-"O, hoe schattig," zei ze. "Hoe ziet deze er uit, Dik?"
-
-"Wit. Ken jij de kleuren? Je hebt ze toch nooit gezien?"
-
-"Neen, maar ik stel me ze voor. O, hoe lief!"
-
-Zij streelde haar wangen met het gevangen duifje en kuste zijn kleine
-kopje. "O, wat lief! Wat schattig!"
-
-Dik kreeg hoe langer hoe meer medelijden met het blinde meisje, dat
-nog nooit haar ouders had gezien, en nog nooit de wereld in al haar
-pracht had kunnen bewonderen. O, hij vond het indroevig. Hij had wel
-zijn armen om haar heen willen slaan en haar zacht tegen zich
-aandrukken, om haar te doen voelen, dat hij haar vriendje was.
-
-"Wil jij er een paar van mij hebben?" vroeg hij. "Ik zal aan Moeder
-vragen, of ik ze je geven mag."
-
-Nelly kreeg een kleur op haar wangen. Ze liet het duifje weer vliegen
-en zei:
-
-"Zou jij ze me willen geven, Dik? O, wat goed van je..."
-
-Maar opeens betrok haar gelaat, en ze liet er haastig op volgen:
-
-"Later, Dik, nu nog niet..."
-
-"Waarom niet?" vroeg Dik. "Waarom nu niet en later wel?"
-
-
-[Illustratie]
-
-
-"Vader en Moeder kunnen nu nog geen geld missen, om voer te koopen,"
-zei ze op eenvoudigen toon. "We moeten zuinig wezen."
-
-"O," zei Dik. "Kijk, -- voel je dat? Er zit een pauwstaartje op je
-schouder. Aardig, hè? Vind-je ze niet doodmak?"
-
-"Is deze ook wit?"
-
-"Ja, maar ik heb ook blauwe postduiven, en mooie bruintjes...."
-
-"En groene? En géle?"
-
-Dik lachte.
-
-"Neen, groene en gele duiven heb ik nog nooit gezien. Die zijn er
-niet. Zie zoo, het voer is op. Ga je meê naar mijn konijnen?"
-
-"Ja, graag."
-
-Dik bracht er haar, en hij haalde een konijn uit het hok en gaf het
-haar in haar armen, waar het stil bleef zitten.
-
-"O, hoe zacht," zei Nelly, het dier streelende. "Je Vader heeft die
-hokken zeker gemaakt?"
-
-"Ja, -- maar hoe weet jij dat?"
-
-"Och, ik dacht wel, dat je vader timmerman was."
-
-"Waarom?" vroeg Dik verbaasd.
-
-Nelly lachte hardop.
-
-"Waarom?" herhaalde ze. "Als ik het zeg, geloof je 't toch niet. Ik
-heb het geroken!"
-
-"Geroken?" vroeg Dik vol bewondering over zooveel schranderheid en
-opmerkingsgave.
-
-"O, wij blinden weten veel meer, dan jullie gelooven en weten. Ik
-rook duidelijk een houtlucht aan je vader, toen hij bij me stond. En
-daarom dacht ik, dat hij wel timmerman zou zijn."
-
-"Je bent slim," zei Dik.
-
-"Neen, ik ben maar een dom meisje," zei Nelly, terwijl haar gezichtje
-betrok.
-
-"Dom?" zei Dik. "Neen, hoor, -- dom lang niet."
-
-"Maar ik kan niets," zei Nelly. "Alleen allerlei handwerken, die
-Moeder mij geleerd heeft."
-
-"Heb je nooit school gegaan?" vroeg Dik, terwijl hij het konijn weer
-in het hok zette.
-
-"Neen, toen we nog op ons dorp woonden, ging ik niet school, omdat ik
-toch niets zien kon. De meester zei, dat het niet ging en dat het
-lastig was. In Amsterdam is er wel een school voor blinden, en het
-plan was ook wel, dat ik daar naar toe zou gaan. Maar er is niets van
-gekomen. We hebben er maar enkele maanden gewoond en er niets dan
-narigheid beleefd."
-
-"Jammer," zei Dik. "Zeg Nelly, voel eens, hier heb ik nog meer
-konijnen. Een heeft er zes jongen. Als je een hokje hadt, zou je er
-wel eentje mogen hebben. Konijnenvoer kost niet veel. Je snijdt het
-maar aan den kant van den weg. Maar neen, dat gaat niet. Je zoudt
-misschien in het water vallen en verdrinken."
-
-"Och, ik heb toch geen hokje. Voer je ze alleen maar gras en klaver?"
-
-"Meestal wel. Maar deze voedster krijgt ook wel wat gerst van me.
-Wacht, ik zal wat halen. Dadelijk ben ik weer terug."
-
-
-[Illustratie]
-
-
-Dik ging naar den voerbak in het schuurtje. Hij deed het deksel van
-de kist open, -- en zag op het voer een groote muis, die zich lekker
-aan de gerstkorreltjes te goed deed.
-
-"Ha, jou kleine dief!" riep Dik, en dadelijk probeerde hij de muis te
-grijpen. Maar het ding liet zich niet gemakkelijk vangen. Het holde
-door de kist heen en weer, klom tegen de wanden op, viel weer naar
-beneden, en was overal, behalve op de plaats, waar Dik het meende te
-grijpen. Een paar maal gelukte het haar bijna zelfs, om uit de
-voerkist te ontsnappen, wat Dik alleen beletten kon, door vlug het
-deksel te laten vallen.
-
-"Wacht, baasje!" zei hij. "Je zit hier goed opgesloten. Ik zal eerst
-een doos halen, om er je in op te bergen, en een langen draad garen,
-om aan je poot te binden. Zoo gemakkelijk kom je niet van me af."
-
-Hij haastte zich naar de woonkamer, waar zijn vader zijn dutje deed
-in zijn leuningstoel. Dat deed hij elken middag na het eten, dat was
-zoo zijn gewoonte geworden. Hij moest ook elken morgen zoo vroeg op.
-
-Dik haalde een groote poederdoos uit de kast en voorzag zich van een
-langen draad zwart garen. Daarmede gewapend begaf hij zich naar de
-voerkist en begon zijn jacht op den kleinen, vluggen snoeper opnieuw.
-Telkens meende hij haar te hebben, maar even dikwijls glipte zij hem
-tusschen zijn vingers door.
-
-"Toch mòèt ik je hebben," zei Dik. En hij greep links en rechts,
-tot hij eindelijk den staart van het muisje tusschen zijn vingers
-geklemd hield.
-
-"Piep! Piep!" schreeuwde het kleine ding.
-
-"Ja, -- piep -- piep!" deed Dik haar na. "Au, leelijkerd, niet
-bijten!"
-
-Het muisje beet hem in haar angst in zijn vinger.
-
-Maar Dik liet zich daardoor niet van streek brengen. Hij greep de
-muis in zijn volle hand, en bond haar behendig den draad aan haar
-poot. Toen sloot hij haar in de doos op. De draad hing er buiten, en
-Dik wond dien om de doos. Aan het einde maakte hij een lus waar hij
-zijn vingers door kon steken, en het deksel voorzag hij van een gat,
-wel zoo groot, dat de spitse snoet van het muisje er doorheen kon,
-maar waardoor het toch niet kon ontsnappen.
-
-"Zie zoo," zei Dik lachend. "Daar zit je goed, en je zult er niet
-gemakkelijk uitkomen."
-
-Hij stak het heele gevalletje in den zak van zijn wijde broek, nam
-een paar handen met gerst, en keerde naar Nelly en de konijnen terug.
-
-"Zoo, ben je daar eindelijk?" vroeg Nelly met een lachje. "Ik was al
-bang, dat je niet meer terug zoudt komen."
-
-"En jou hier in den steek laten?" vroeg Dik, terwijl hij het voer in
-het hok deed. "Dat zou ik nooit doen, hoor."
-
-"Maar je bleef toch erg lang weg..."
-
-"Ja, ik heb een muis gevangen. Hier heb ik hem. 'k Heb hem een
-draadje aan z'n poot gebonden en in een doos gedaan."
-
-"Een muis? Hè, hoe griezelig! Haal hem er niet uit, hoor Dik!"
-
-"Wil ik hem in je hals laten loopen?" vroeg Dik plagend.
-
-"Neen, neen, o neen!" gilde Nelly, met uitgestrekte handen. "Ik vind
-muizen zoo eng! Niet doen, Dik..."
-
-"Wees maar niet bang," zei Dik. "'k Zal het heusch niet doen. Ik zei
-het maar om te plagen."
-
-"Ik geloof, dat jij ondeugend bent, Dik," zei Nelly. "Moet je nog
-niet naar school?"
-
-"Ja, 't zal zoetjes-aan tijd worden. Ik geloof, dat Vader al naar
-zijn werk is. Gaat jouw Vader morgen naar Van Dril?"
-
-"Ja. -- Vader is erg knap," zei Nelly met rechtmatigen trots. "Hij is
-erg knap in machinerie en zoo, en in allerlei ander werk ook. Zeg,
-Dik, wat ga je met die muis doen? Waarom laat je hem niet loopen?"
-
-"Wat ik er meê ga doen? Wel, pret maken, -- er Anneke meê nazitten
-en de andere meisjes. Dan gillen ze moord en brand, want ze zijn er
-bang van. En daarom laat ik hem niet loopen, zie je, -- nu nog niet
-ten minste, en niet zoo dicht bij mijn kist met gerst. Dan snoept hij
-maar."
-
-"Dag Dik!" klonk op dit oogenblik een eigenaardige volle stem.
-
-"Wie is dat?" vroeg Nelly zacht.
-
-"Dat is mijn kauw," zei Dik.
-
-"Een kauw? Wat is een kauw?"
-
-"Hier is Gerrit!" klonk het weer, en op hetzelfde oogenblik vloog er
-een kleine roek op Dik's schouder.
-
-"Dag Dik! Hier is Gerrit!" zei het beest.
-
-"Een klein soort van kraai," zei Dik, terwijl hij den vogel greep.
-"Hier heb je hem. Hij kan wel aardig praten, hè?"
-
-Nelly nam hem in haar handen en juichte van pleizier.
-
-"Dag Dik! Hier is Gerrit!" riep de kauw, terwijl hij zijn kopje
-ophief en Nelly eigenwijs met zijn kleine kraaloogjes aankeek. Maar
-dat kon Nelly natuurlijk niet zien.
-
-"Wat een leuk beest," zei ze. "En wat praat hij aardig. Heb jij hem
-dat geleerd?"
-
-"Ja," zei Dik. "Een kauw praat niet zoo gemakkelijk als een papegaai,
-maar deze is verbazend leerzaam. -- Dag Gerrit!"
-
-"Dag Dik! Hier is Gerrit!" riep de kauw.
-
-"Nelly! Nelly! Nelly!" riep Dik.
-
-"Hier is Gerrit!" snaterde het beest.
-
-"Neen, baasje," zei Dik. "Je moet 'Nelly' zeggen. Nelly! Nelly!
-Nelly!"
-
-"Dag Dik! Ga je meê?" riep de vogel.
-
-
-[Illustratie: "Ziezoo," zei vrouw Trom, "nu zijn wij gereed." (Bladz.
-20)]
-
-
-"Nelly! Nelly! Nelly!" riep Dik.
-
-En Nelly, die graag wilde, dat de vogel haar naam ook napraatte, riep
-onophoudelijk:
-
-"Nelly! Nelly! Nelly!"
-
-"Gerrit! Hier is Gerrit!" riep het beest.
-
-"Nelly! Nelly! Nelly!" riepen Dik en Nelly om het hardst.
-
-"Helly! Helly! Helly!" riep de kauw.
-
-"Goed gedaan!" zei Dik. "Houd hem maar een poosje bij je, Nelly, want
-ik moet weg. 't Wordt mijn tijd voor school. Zal ik je thuisbrengen?"
-
-Hij nam Nelly bij de hand en liep met haar naar het huisje, waar alle
-meubeltjes nu reeds binnengedragen waren. Dik merkte op, dat alles er
-tamelijk armoedig uitzag.
-
-"Kijk eens, Moeder, een kauw!" riep Nelly haar moeder toe. "En o,
-hij kan zoo leuk praten. Nelly! Nelly! Nelly!"
-
-"Helly! Dag Dik! Hier is Gerrit. Dag Helly! Dag Helly!"
-
-"Dag!" riep Dik zijn buurmeisje toe. En innig verheugd, dat hij het
-ongelukkige, blinde kind zooveel genoegen had bereid, begaf hij zich
-op weg naar school. In de verte hoorde hij Nelly nog roepen:
-
-"Nelly! Dag Nelly! Dag Nelly!"
-
-En hij onderscheidde de malle stem van Gerrit, die haar antwoordde:
-
-"Dag Helly! Hier is Gerrit! Dag Helly!"
-
-Op de speelplaats bleef Bruin hem een geducht eind uit de voeten.
-Bruintje wist wel, dat Dik op dit oogenblik in het geheel geen
-vriendschappelijke gevoelens jegens hem koesterde, en de ondervinding
-had hem herhaaldelijk geleerd, dat Dik harde handen had, vooral als
-hij boos was.
-
-Maar Dik dacht op dit oogenblik niet aan Bruin. Hij was te zeer
-vervuld met de gedachte aan het ongelukkige, blinde kind, dat zijn
-buurmeisje geworden was, en hij nam zich voor, altijd vriendelijk en
-behulpzaam jegens haar te zijn.
-
-Hij vertelde van haar aan Jan Vos en Piet van Dril, en die vonden het
-heel belangwekkend.
-
-"Ik wist wel, dat we een nieuwen knecht kregen," zei Piet, "maar dat
-zij een blind meisje hadden, wist ik niet. Wat zielig, hè?"
-
-"Vreeselijk," zei Dik. "Ik moet er aldoor aan denken. Maar ze is bij
-de hand, hoor, dat kan ik je verzekeren."
-
-Op dit oogenblik sloeg de meester met zijn knokkels een marsch op een
-van de ruiten ten teeken, dat de school aanging.
-
-Allen gingen naar binnen.
-
-[Illustratie: hoofdstuk staartstuk]
-
-
-
-
-[Illustratie: hoofdstuk kopstuk]
-
-Derde Hoofdstuk.
-
-"Dag Dik, -- hier is Gerrit!"
-
-
-De meester had de kaart van Nederland voor de klasse gehangen. De
-kinderen zouden dus een les in aardrijkskunde krijgen. Gewoonlijk
-vond Dik dat wel prettig, maar ditmaal was zijn aandacht er niet
-heelemaal bij. Telkens speelde zijn nieuwe buurmeisje hem door het
-hoofd, en dan bedacht hij, hoeveel vreugde dit arme kind wel moest
-ontberen in haar leven. Altijd was het duisternis rondom haar, er was
-voor haar om zoo te zeggen geen verschil tusschen den dag en den
-nacht. Neen, voor haar was het altijd nacht. Nooit had zij haar
-ouders gezien, nooit het gouden zonnelicht, dat de wereld zoo mooi
-maakt, nooit de bloemen met haar schitterende kleuren, nooit de
-prachtige vlinders, die bloemen onder de dieren. Zij moest aan de
-hand geleid worden en kon niet gaan, waarheen zij wilde. Ach, zij had
-wel een ongelukkig lot.
-
-Dik was zoozeer in zijn gedachten verdiept, dat hij niet eens hoorde,
-dat hem wat gevraagd werd.
-
-"Hoor je me niet, Dik Trom?" klonk tamelijk streng de stem van den
-onderwijzer.
-
-Dik richtte zich met een schok op, toen Piet van Dril, die naast hem
-zat, hem met een elleboogstoot waarschuwde. Dik zag, dat Bruin, op de
-bank vlak vóór hem, met een lachend gezicht spottend omkeek.
-
-"Waar zit jij met je gedachten, Dik?" vroeg de meester. "Je hoort
-niet eens, dat ik je wat vraag. Ik zal het nog eens zeggen:
-
-"Welke waters komen bij Utrecht te zamen?"
-
-Bruin zat nog spottend achterom te kijken.
-
-"Kijk voor je, Bruine Boon," bromde Dik hem toe. "De Vaartsche Rijn,
-de Kromme Rijn, de Vecht, de Eem...."
-
-"Ho, ho, Dik, de Eem niet, die loopt langs Amersfoort. Welke nog?"
-Dik wist niet meer.
-
-"De Oude Rijn," fluisterde Piet van Dril.
-
-"De Oude Rijn!" galmde Dik.
-
-"Goed, -- nu ben je er weer bij. En hoe heet de hoofdstad?"
-
-"Dag Dik! Hier is Gerrit!" klonk het plotseling door het openstaande
-tuimelraam. De heele klasse schoot in een lach.
-
-"Wat is dat?" vroeg de meester. "Wat is dat voor malligheid?"
-
-"Dag Helly! Dag Dik! Dag Helly! Dag Dik! Hier is Gerrit!"
-
-"De kauw van Dik Trom!" riep Anneke lachend uit, "Daar zit hij op het
-tuimelraam!"
-
-'t Werd een geweldig gelach in de klasse, en iedereen keek naar Dik's
-kauwtje, dat dood op zijn gemak bleef zitten rondkijken. Dik maakte
-van de gelegenheid gebruik, om Bruin Boon een paar gevoelige
-opstoppers te geven.
-
-
-[Illustratie]
-
-
-Bruin stak zijn vinger op.
-
-"Au!" riep hij. "M'st'r, M'st'r, Dik Trom slaat me!"
-
-"Dag Dik! Hier is Gerrit! Ga je meê, Dik! Dag Helly!"
-
-'t Werd een verbazend tumult in de klasse.
-
-"Stilte!" gebood de meester op strengen toon. Allen bedaarden,
-behalve Bruin Boon, die nog half in zijn bank stond ent zijn vinger
-in de hoogte hield.
-
-"M'st'r, Dik Trom stompt me! Dik Trom...."
-
-"Wil je zwijgen, jongen!" riep de meester. "Oogenblikkelijk, als je
-geen straf wilt oploopen!"
-
-Bruin ging met een pijnlijk gezicht zitten.
-
-"Dag Dik! Dag Nelly!" riep de kauw.
-
-De meester ging met den kaartenstok, die tamelijk lang was, naar het
-raam, en zwaaide er mede langs den vogel, om hem weg te jagen.
-
-"Ksssst! Ksssst!" riep hij.
-
-De vogel vloog van het tuimelraam het lokaal binnen, tot groote
-vreugde van de jongens en meisjes, die uitgelaten werden van de pret.
-Zij zwaaiden niet hun armen en riepen: "Kssst! Kssst!"
-
-De kauw werd bang door al die drukte en vloog angstig heen en weer.
-De kinderen stonden overeind in de banken, en sommigen waren er zelfs
-bovenop geklommen.
-
-Eindelijk zette het kauwtje zich op den bovenrand van het bord, en de
-meester ging er dadelijk met zijn stok op af, om de achtervolging
-voort te zetten.
-
-'t Werd een gejoel, dat hooren en zien den meester bijna verging. En
-de vogel wist van angst niet, waar hij zich bergen moest.
-
-Hij werd weer opgejaagd, en vloog angstig door het lokaal rond.
-
-"Ksssst! Ksssst!" siste het door de klasse.
-
-Het kauwtje wilde wel weer graag naar bulten, maar kon in zijn
-verbouwereerdheid het reddende tuimelraam niet meer vinden.
-
-De meester werd boos om de stoornis die de vogel veroorzaakte en door
-het tumult in de klasse. Nijdig sloeg hij naar Gerrit, telkens als
-deze dicht in zijn nabijheid kwam.
-
-
-[Illustratie]
-
-
-"Dat is valsch!" bromde Dik. "Het beest weet toch niet, dat hij hier
-niet komen mag. Hij heeft geen menschenverstand."
-
-Maar even later lachte hij weer met de anderen mede, want hij hield
-wel van zoo'n intervalletje in school. Hoe meer lawaai daar, hoe
-liever. Tot zijn genoegen zag hij, dat de meester herhaaldelijk
-missloeg.
-
-Eindelijk ging de vogel in de nok van het dak op een steunijzer
-zitten. Toen herstelde de meester de orde.
-
-"Daar zit hij goed, jongens. Stilte nu asjeblief!"
-
-Dit laatste klonk op zoo'n gebiedenden toon, dat het lawaai als met
-een tooverslag verstomde. De kinderen begrepen, dat oppassen thans de
-boodschap was, want de meester liet niet met zich spotten.
-
-"Aanstonds begint de pret weer," fluisterde Dik Zijn vriend Piet van
-Dril toe. "Hij blijft daar toch niet zitten."
-
-"Ik hoop het," ademde Piet haast onhoorbaar.
-
-"Laten we voortgaan met de les," zei de meester, terwijl hij plaats
-nam op zijn stoel naast het lessenaartje op vier hooge pooten, dat
-tegen de voorste bank geschoven was.
-
-"Bij wien was ik ook weer gebleven?" vervolgde de meester. "O ja, bij
-Dik Trom. Die zou me de waters noemen, die bij Utrecht samen komen.
-Ga je gang, Dik."
-
-"De Kromme Rijn, de Oude Rijn, de Vaartsche Rijn en de Vecht," galmde
-Dik wel wat hard voor het mooi, maar hij was door het gebeurde met
-zijn kauwtje in een vroolijke stemming geraakt en zijn blinde
-buurmeisje thans geheel vergeten.
-
-"'t Is goed, Dik, maar je hoeft niet zoo te schreeuwen, ik ben niet
-doof. Noem nu nog de voornaamste plaatsen uit de provincie Utrecht."
-
-"Amersfoort, Zeist, Driebergen, Doorn, Amerongen, Wijk bij Duurstede,
-De Bilt, Harmelen, Driebergen, Zuilen, Maarsen, Breukelen, Loenen, en
--- enne -- enne ----"
-
-"'t Gaat nog al, Dik, al haspel je ze wat raar door mekaar...."
-
-"Dat rijmt!" bromde Dik tegen Piet, en Piet schoot er om in een lach.
-
-"Maar je hebt de hoofdstad vergeten, Dik, en daar begin je gewoonlijk
-meê, is 't niet."
-
-"Utrecht!" schreeuwde Dik.
-
-"'k Bèn niet doof, heb ik je al gezegd. Waardoor is Utrecht bekend?"
-
-"Door zijn paardenmarkt," zei Dik, die een liefhebber van paarden was
-en ze dus het voornaamste vond.
-
-"Waardoor nog meer?"
-
-"Door de munt, m'st'r."
-
-"Heel goed. En dan nog?"
-
-"Utrecht heeft een hoogeschool," zei Dik.
-
-"Heel goed. Je hebt een 8, Dik. Ik ben tevreden over je."
-
-"Ik ook," bromde Dik tegen Piet.
-
-"Zeg jij eens, Piet van Dril, wie geven les aan een hoogeschool?"
-
-"Dominé's, m'st'r," beweerde Piet, tot groote pret van de anderen.
-De meester schoot ook weer in een lach.
-
-"Neen, Pietje, je kunt er voor dominé studeeren, en waarvoor nog
-meer? Ik heb je dat toch de vorige week verteld."
-
-"Voor advocaat en voor dokter en voor pastoor...."
-
-"Mis Piet, alweer mis. Roomsch-Katholieken hebben hun aparte scholen,
-om tot geestelijke te worden opgeleid, o. a. te Voorhout en te
-Warmond. Waar liggen die beide plaatsten?"
-
-"In Friesland," beweerde Piet, tot groote pret alweer van de anderen.
-
-"In Zuid-Holland," fluisterde Dik hem in.
-
-"In Zuid-Holland bedoel ik, m'st'r," schreeuwde Piet, zoo hard hij
-kon.
-
-Bruin verhief zich in zijn bank, stak zijn vinger op, en klikte:
-"M'st'r, -- Dik Trom zegt hem voor!"
-
-"Dan is Dik een flauwe jongen en jij bent een laffe klikspaan,"
-bestrafte de meester. "Je houdt je mond hoor Dik, jij hebt je beurt
-al gehad. Goed, Piet, in Zuid-Holland. En wie geven nu les aan de
-hoogescholen?"
-
-"Meesters!" beweerde Piet.
-
-"Natuurlijk, meesters, dat spreekt van zelf. En heel knappe meesters
-ook. In Utrecht heb je er b. v. een, die wereldberoemd is. Maar hoe
-heeten ze? Zeg jij dat eens, Jan Vos."
-
-"Professoren," zei Jan.
-
-"Goed! En weet je ook, hoe die wereldberoemde professor uit Utrecht
-heet, of heb ik jullie dat nog niet verteld?"
-
-"Neen, m'st'r," klonk het uit vele monden. "'t Is professor Donders,
-een beroemd oogheelkundige. Hij is door geheel Europa beroemd, en
-zelfs komen er wel menschen uit Amerika over, om zich door hem te
-laten behandelen."
-
-Dik luisterde met open mond.
-
-Hij stak zijn vinger op.
-
-"Wel, Dik?"
-
-"M'st'r, kan hij blinde menschen weer ziende maken?"
-
-"Dat zal hij dikwijls genoeg gedaan hebben, Dik. Door niets krijgt
-men geen wereldberoemdheid."
-
-"Ook, als ze blind geboren zijn m'st'r?" vroeg Dik.
-
-"Misschien wel. Dat kan ik niet beoordeelen. 't Zal er van afhangen,
-wat de oorzaak van de blindheid is, niet waar? Sommige gevallen zijn
-ongeneeslijk, en andere kunnen heter worden. Nu is het jouw beurt,
-Anneke. Welke plaatsen ken je aan de Vecht?"
-
-"Renen, Wijk bij Duurstede...."
-
-"Glad mis, Anneke. Ik zeg niet aan den Rijn, maar aan de Vecht. Je
-moet beter nadenken, meisje."
-
-
-[Illustratie]
-
-
-"Dag Dik, ga je meê?" riep de kauw, die weer heelemaal gekalmeerd
-was en eigenwijs naar beneden zat te kijken.
-
-"Daar begint dat vervelende gezeur weer met dien vogel," zei de
-meester knorrig. "Van wien is dat beest toch?"
-
-"Van Dik Trom," riepen verschillende stemmen.
-
-"Vang hem dan en breng hem naar buiten, Dik," gebood de meester. "Hij
-stuurt de heele les in de war."
-
-Dik keek met een onnoozel gezicht naar boven, naar den vogel, die in
-de nok van het gebouw zat. Het was een lokaal zonder zolder, dus
-waren de gebinten en steunijzers zichtbaar.
-
-"Ik kan er niet bij, m'st'r," zei Dik droog.
-
-Iedereen schoot in een lach, de meester zelf ook.
-
-"Neen, dat begrijp ik. Maar....."
-
-"Dag Helly, hier is Gerrit. Ga je meê, Dik?"
-
-"Maar je weet misschien wel een middel, om ons van hem te verlossen.
-Met mijn stok kan ik niet bij hem komen."
-
-"Dat zou niet helpen ook," zei Dik. "Daar wordt hij maar schuw van.
-Mag ik hem lokken, m'st'r?"
-
-"'t Kan me niet schelen, wat je doet, als wij hem maar kwijt raken."
-
-Dik liep uit zijn bank tot onder het steunijzer en riep: "Gerrit!
-Waar is Gerrit!"
-
-"Hier is Gerrit!" riep de kauw, tot groote pret van de kinderen.
-
-"Stilte!" gebood de meester, "anders krijgen we dezelfde vliegpartij
-weer van zooeven, en dit is niet noodig. Wie lawaai maakt, krijgt
-strafwerk na schooltijd. Dus houdt je kalm!"
-
-'t Lawaai, dat weer begon te ontstaan, verstomde oogenblikkelijk.
-
-"Waar is Gerrit?" herhaalde Dik, "Waar is Gerrit?"
-
-"Hier is Gerrit! Dag Dik, ga je meê? Dag Helly! Dag Helly!"
-
-"Kom Gerrit!" riep Dik, en hij stak zijn arm naar den vogel uit.
-
-"Kom hier, Gerrit!...."
-
-Aller oogen waren op den vogel gericht. Zou hij komen? Zie, hij
-richtte zich op en sloeg de vleugels uit.
-
-"Gerrit! Kom hier, Gerrit!" hield Dik vol.
-
-Opeens sprong het kauwtje op en vloog naar Dik. Tot groote pret van
-de heele klasse ging hij op Dik's hoofd zitten.
-
-Toen greep Dik hem.
-
-"Gelukkig! Eindelijk zullen wij dan van dien plaaggeest verlost
-worden. Breng hem buiten, Dik..."
-
-"Ja m'st'r, maar als U de ramen niet dichtdoet, komt hij weer naar
-binnen....."
-
-"'t Is wat lekkers met die warmte," zei de meester. "Maar enfin, wat
-het zwaarst is, moet het zwaarst wegen. Dirk Langereis, doe jij de
-ramen dicht."
-
-Dirk gehoorzaamde, en Dik bracht zijn kauwtje naar buiten. Hij wierp
-hem hoog in de lucht en zag hem wegvliegen in de richting van zijn
-huis. Hij keek hem na, zoolang hij kon, en keerde toen in de school
-terug. "Meester, hij is naar huis gevlogen, de ramen kunnen wel weer
-opengezet worden."
-
-"Goed, -- zet ze dan open," zei de meester, die bezig was de kaart
-van voor het bord weg te nemen en haar aan den muur te hangen, op
-haar gewone plaats. De aardrijkskundige les was dus wel een beetje
-overhaast geëindigd, wat de schuld was van het kauwtje. De meester
-vond het beter, de kinderen stil werk te laten doen.
-
-"Kijk eens," zei hij, naar het bord wijzende, "daar staan vijf mooie
-sommetjes voor de liefhebbers. Ik ben benieuwd wie van jullie ze alle
-vijf goed krijgt. Dan zit er een mooie 10 aan, zooals je weet. No. 1
-is een vormsom no. 2 een inhouds-, en no. 3 een
-oppervlakte-berekening, no. 4 een aardig rentesommetje en no. 5 van
-twee treinen, die elkander tegemoet rijden. Gemakkelijk zijn ze nu
-direct niet, maar wie goed nadenkt, kan ze alle vijf maken. Begin dus
-maar met moed."
-
-De rekenschriften werden te voorschijn gehaald, en weldra zaten allen
-met de hoofden over hun werk gebogen. De heele klasse hield van
-rekenen, zelfs de meisjes, en dat zij er allen zoo van hielden, was
-het geheim van den meester, die den kinderen lust tot ingespannen
-arbeid wist in te boezemen. Hij was een uitstekend onderwijzer.
-
-Zelf nam hij ook een stukje papier, om te berekenen, welke uitkomsten
-de sommen hadden. Dat vergemakkelijkte hem de correctie heel wat.
-
-'t Werd nu doodstil in de klasse. Men kon, om zoo te zeggen, een
-speld hooren vallen.
-
-Dik werkte ook met ijver. Hij rekende graag, en hij rustte nooit,
-voor hij ze alle vijf gevonden had. Als hem dat een enkelen keer
-mislukte, was hij lang niet tevreden.
-
-"Wat een groote breuken in die vormsom," fluisterde hij Piet toe.
-
-"Bar!" zei Piet. "Stil nou!"
-
-Zij werkten voort.
-
-Na enkele minuten zei Dik:
-
-"'k Heb hem!"
-
-"Ik ook!" zei Piet. "Er komt een mooi getal uit."
-
-"2 1/2," zei Dik.
-
-"Ja, dat heb ik ook. Nu no. 2."
-
-Piet van Dril was ook een goed rekenaar. Hij en Dik wedijverden
-altijd, wie de meeste goed zou hebben. Maar zij keken nooit bij
-elkander af. Voor afkijken hadden zij niets dan afkeer. Mekaar
-voorzeggen deden zij dikwijls genoeg, maar dat vonden zij niet erg.
-Maar afkijken, neen, dat zouden zij nooit doen. Na eenigen tijd zei
-piet:
-
-"Ik heb no. 2 ook."
-
-"Wacht even..., ja, nu heb ik hem: 3 d. M. onder den rand.
-
-"Juist," zei Piet. "Die twee zullen wij alvast wel goed hebben."
-
-Met moed begonnen zij aan de derde som. "O jé, wat gemakkelijk," zei
-Dik na een poosje. "'k Heb hem haast al af."
-
-"Ik ook," zei Piet. "Zes gulden den meter, hè?"
-
-"Ja. -- Zeg Piet, ik heb een muis."
-
-"Een muis?" vroeg Piet. "Waar? Bij je thuis?"
-
-"Neen hoor, eerst mijn sommen afmaken...."
-
-Plotseling klonk de stem van den meester:
-
-"Dik Trom en Piet van Dril zitten te babbelen! Jullie werkt toch niet
-Samen? Of kijken jullie af?"
-
-"Neen, m'st'r!" klonk het verontwaardigd uit twee monden.
-
-"Neen, neen, ik geloof het ook wel niet, maar jullie moeten ook den
-schijn vermijden, -- en niet met elkander praten."
-
-De jongens begonnen aan een rente-sommetje, en dat bleek moeilijker
-te zijn, dan het er uitzag. Zij konden den knoop van de som eerst
-geen van beiden vinden. Daarom besloot Dik eerst no. 5 te gaan maken.
-Ha, die viel hem meê en stond weldra kant en klaar op het papier.
-"Ik heb hem," zei Piet van Dril even later, no. 4 bedoelende.
-
-"Ik heb de vijfde eerst gemaakt," zei Dik. "Die is niet moeilijk."
-
-"No. 4 vind je ook wel," zei Piet.
-
-"Piet van Dril en Dik zitten daar weer te praten!" klonk de stem van
-den meester. "Ik geloof toch inderdaad, dat jullie de sommen samen
-maakt."
-
-"Neen m'st'r, echt niet!" zei Dik, en Piet ontkende ook uit alle
-macht.
-
-De meester kwam naar hun bank, en nam de beide schriften in de
-handen, om de sommen, die zij reeds ingeschreven hadden, met elkander
-te vergelijken.
-
-Al dadelijk merkte hij op, dat de antwoorden wel gelijk waren, en dat
-zij ze goed hadden, maar dat de wijze van oplossen toch hier en daar
-verschilde. Ook zag hij, dat Dik de vijfde som gemaakt had, en Piet
-de vierde.
-
-Hij gaf hun de schriften terug, en zei:
-
-"'t Is in orde, jongens. Ik heb je ten onrechte van afkijken
-verdacht. Maar je moet niet met elkander praten. Dan is het je eigen
-schuld, als ik wat ergs van je denk."
-
-De jongens zetten zich weer aan den arbeid, en Dik was nu ook zoo
-gelukkig de vierde te vinden, terwijl Piet de vijfde maakte.
-
-"Zie zoo, ik heb ze af," zei Piet.
-
-"Ik ook," zei Dik. "Maar zeg, laten we nu net doen, of we nog niet
-klaar zijn, want anders schrijft de meester nog een groote vormsom
-op, om ons aan het werk te houden."
-
-"Bah, geen zin meer," zei Piet.
-
-"Ik ook niet," fluisterde Dik.
-
-
-
-
-[Illustratie: hoofdstuk kopstuk]
-
-Vierde Hoofdstuk.
-
-Het gestoorde rekenuurtje.
-
-
-Beiden Zaten ze een poosje doodstil over hun kladschrift gebogen, en
-teekenden er leelijke kereltjes in met groote neuzen, kromme beenen
-en steile haren.
-
-Eindelijk zei Piet zacht:
-
-"Zeg Dik, waar is je muis? Leeft hij nog?"
-
-"In mijn zak," zei Dik. "Waarom wou hij doodgegaan zijn?"
-
-"Laat hem eens zien," vroeg Piet.
-
-Dik dolf de gevangenis met de gekerkerde uit zijn broekzak op.
-
-"Kijk, hier in de doos," zei hij. Hij hield de doos onder de tafel.
-
-"Hè -- hè -- hè, ik zie zijn snoet door het gaatje!" grinnikte
-Piet zacht. "Waarvoor dient die draad?"
-
-"Zit aan zijn poot," zei Dik, met een schuinen blik naar den meester.
-Deze stond echter in zijn lessenaar naar iets te zoeken. Hij had geen
-erg in de jongens.
-
-"Laat hem eens eventjes loopen, hier, -- tusschen ons in," zei Piet.
-"Als je 't draadje vasthoudt kan hij toch niet weg."
-
-Dik had er wel zin in. Hij keek nog eens schuin naar den meester, en
-toen hij zag, dat deze niet op hem lette, stak hij zijn vinger door
-het lusje van den draad, en deed het deksel van de doos. Deze zette
-hij in zijn lessenaar.
-
-Zoodra het deksel er af was, wipte de muis er uit en zette het op een
-loopen, regelrecht op Piet af.
-
-Wat had Piet een pret. Hij lachte bijna hardop.
-
-De muis liep over Piet's been, en telkens, als hij te ver afdwaalde,
-trok Dik haar langzaam achteruit. De twee jongens keken herhaaldelijk
-schichtig naar den meester, maar bleven voorovergebogen zitten, om
-den schijn te geven, dat zij nog hard aan het werk waren. Wat hadden
-zij een pret. De muis trippelde tusschen de beide jongens op de bank
-heen en weer, en kroop eindelijk, wel een beetje tot diens schrik in
-de mouwen van Piet.
-
-"Hu, -- trek hem achteruit! Hij zit in mijn mouw..." Piet kreeg een
-rilling over zijn rug.
-
-Maar Dik trok niet. Hij vond het veel te leuk, dat Piet er zoo akelig
-van werd, en liet het muisje stil begaan.
-
-"Trek dan toch!" riep Piet, wel wat hard voor het mooi, en hij streek
-met een driftige beweging over zijn mouw. "Hij zit me al haast bij
-m'n elleboog! -- Trek dan toch!"
-
-"Wat hebben jullie daar onder de tafel?" fluisterde Bruin Boon, die
-zijn sommen niet kon vinden en zich van verveling uitrekte en
-achterom keek.
-
-"'t Gaat je niet aan!" bromde Dik. "Kijk maar voor je......"
-
-"Trek -- trek dan toch!" zei Piet angstig en driftig. "Hij zit nu al
-boven in mijn mouw!"
-
-Hij strekte zijn arm onder de tafel uit en schudde zoo hard hij kon.
-Dik grinnikte van pleizier.
-
-"Wat is dat daar?" klonk de stem van den meester.
-
-Dik trok de muis uit Piet's mouw en greep haar vast.
-
-"Piep! Piep!" schreeuwde het kleine ding.
-
-"Hè, -- wie piept daar?" vroeg de meester. "Wie maakt dat geluidje
-daar? Jij, Piet van Dril?"
-
-Piet, die alweer diep over zijn kladschrift gebogen zat, keek met een
-verbaasd gezicht op, en zei:
-
-"Ik? -- Piepen? -- Neen m'st'r, ik niet!"
-
-"Jij dan, Dik Trom?"
-
-Dood-onschuldig keek Dik den meester aan.
-
-"Neen m'st'r, ik ook niet."
-
-De muis zat alweer veilig en wel in zijn zak, opgesloten in de
-poederdoos.
-
-"Geen malligheid, asjeblief, jongens," zei de meester, terwijl hij
-naar hun bank kwam. "Ik wil weten, wie daar piepte."
-
-"Ik niet, m'st'r," zei Dik.
-
-"Ik deed het ook niet," zei Piet.
-
-"Kom eens uit je bank! Ik wil weten, wat er aan de hand is."
-
-Dik en Piet gingen naast de bank staan, en de meester inspecteerde
-hun lessenaars, maar hij vond niets bijzonders.
-
-Hij keek hun nog eens scherp in de oogen, maar Piet en Dik blikten
-hem met een onschuldig gezicht aan, of zij van den prins geen kwaad
-wisten.
-
-"Gaat maar zitten. Is je werk af?"
-
-"Bijna," zei Dik. "Ik moet de laatste som nog inschrijven."
-
-Dat was waar. Hij en Dik wachtten met het inschrijven van de laatste
-som altijd het uiterste nippertje af, om te kunnen zeggen, dat zij
-nog niet klaar waren. Zij wisten wel, dat de meester anders, om hen
-bezig te houden, nog een groote vormsom op het bord schreef, en dat
-hadden zij liever niet. Zij konden het toch niet helpen, dat zij hun
-sommen altijd het eerst afhadden? De anderen zaten allen ook nu nog
-ingespannen te werken. Alleen hadden zij even lachend omgekeken naar
-Piet en Dik, toen het gepiep van de muis door het lokaal klonk. Zij
-begrepen wel, dat er iets aan de hand was, maar wàt het was, wisten
-zij natuurlijk niet. Dat wisten alleen Dik en Piet maar.
-
-De meester begaf zich naar zijn lessenaar, waarin hij blijkbaar iets
-zocht, dat hij niet vinden kon, en de twee jongens bogen zich weer
-diep over hun kladschrift.
-
-Dik teekende er een menschelijke figuur in, waarvan de ribben te zien
-waren, en hij maakte er een doodshoofd op met holle oogen en
-opengesperde kaken, waarvan de ijselijk groote tanden en kiezen bloot
-lagen.
-
-Hij stootte Piet met zijn knie aan, en fluisterde:
-
-"Kijk eens, de witte dood van Pierlala!"
-
-En beiden grinnikten van pret.
-
-"Dat scheelde zooeven een beetje, hè?" zei Piet zacht.
-
-"En òf!" fluisterde Dik.
-
-"Zit hij weer in je zak?"
-
-"Ja. De meester kon hem lekker niet vinden."
-
-"Laat hem nog eens loopen loopen!" zei Piet.
-
-"In je mouw?" vroeg Dik, terwijl zijn hand in zijn diepen zak
-verdween. De doos kwam weer te voorschijn. Piet werkte schijnbaar met
-den grootsten ijver, maar hij fluisterde:
-
-"Laat hem op de tafel loopen, Dik, niet meer op de bank. Anders
-worden we weer gesnapt."
-
-De muis kwam op de tafel, doch Dik gaf haar maar weinig vrijheid van
-beweging. Hij durfde niet al te best, want de meester was streng, en
-Dik had niet veel zin om school te blijven met dit mooie weer.
-
-De muis voelde wel, dat zij kort gehouden werd.
-
-Maar zoo was er voor de jongens niet veel aardigheid aan. "Geef hem
-de ruimte, Dik," zei Piet.
-
-Dik deed het, en het muisje kuierde over het schuine tafelvlak heen
-en weer. Eindelijk kwam zij op het horizontale gedeelte, waarin de
-inktpotten stonden. Zij trippelde van het eene einde naar het andere,
-tot zijn staart in den inktpot terecht kwam.
-
-"Kijk eens," zei Dik, wiens oogen straalden van genot. "Zijn staart
-zit in den inktpot."
-
-Hij gaf een rukje aan den draad, en de muis liep op een drafje weg,
-over het schrift van Piet. Haar natte zwarte staartje slierde over
-Piet's schrift, en teekende er van boven tot onder een groote
-inktvlek op.
-
-"Ben je gek!" zei Piet in zijn eersten schrik. "Kijk eens wat een
-vlek. Die lamme muis!"
-
-Dik proestte van het lachen en haalde de muis met bekwamen spoed naar
-zich toe. "'t Is gelukkig mijn kladschrift maar; verbeeld je eens,
-dat het mijn netschrift was," fluisterde Piet, die zich haastte, het
-vuile blad er uit te scheuren. Hij stak het in zijn zak, en vestigde
-toen zijn aandacht weer op het mutsje, dat op Dik's lessenaar liep.
-
-
-[Illustratie]
-
-
-Bruin Boon rekte zich achterover. Hij kon de sommen niet vinden, en
-werd altijd vervelend van rekenen.
-
-De muis klauterde hem tegen zijn rug op en kroop hem tusschen zijn
-kraag. Het beestje had van een onbewaakt oogenblik gebruik gemaakt,
-om zich dit kleine uitstapje te veroorloven.
-
-Bruin voelde het beest tusschen zijn hals en zijn kraag loopen.
-
-Hu! Een rilling voer hem over zijn rug. Wat was dat voor griezeligs?
-Deed Dik Trom dat misschien?
-
-Hij wilde omkijken, maar het voorwerp bewoog zich langs zijn hals in
-dalende richting.
-
-Hij streek haastig met zijn vinger tusschen zijn goed door en voelde,
-dat daar iets leefde.
-
-Dik trok zoo hard hij kon, om de muis naar zich toe te halen, want
-hij vreesde thans het ergste. Maar tot zijn schrik brak de draad en
-verkeerde hij in de onmogelijkheid om het beestje te bemachtigen.
-
-"Ai! Ai!" schreeuwde Bruin Boon luidkeels, terwijl in zijn bank
-overeind vloog en onder teekenen van den grootsten angst met zijn
-vinger tusschen zijn kraag voelde. "Een beest! Een beest in mijn
-hals!" gilde Bruin, die in zijn ontsteltenis uit zijn bank vloog en
-op den vloer stond te trappelen van angst en schrik.
-
-Dik en Piet bogen diep over hun werk en schreven haastig hun laatste
-som in. Maar zij zaten te schudden van het lachen, en konden
-eindelijk onmogelijk verder schijven.
-
-Trouwens, niemand in de klasse werkte meer. Allen waren verbaasd over
-het geschreeuw van Bruin en over zijn malle bewegingen, en zaten hem
-lachend aan te kijken.
-
-
-[Illustratie]
-
-
-Dik stootte Piet met zijn knie aan en zat te proesten van 't lachen.
-Piet ook, maar toch fluisterde hij Dik toe:
-
-"Maar dat loopt mis, Dik."
-
-"Ik vrees het ook," zei Dik.
-
-De meester had haastig zijn lessenaar verlaten en was naar Bruin
-gegaan. Zijn gezicht stond hoogst ernstig en er lagen rimpels in zijn
-voorhoofd.
-
-Bruin hield niet op met gillen, en hij trappelde van angst
-voortdurend op den vloer.
-
-"Ai! O! Een beest in mijn hals! Een groot beest!"
-
-"Haal het er dan uit!" gebood de meester, die niet wist, welk beest
-het was en niet veel lust scheen te heb ben, de behulpzame hand te
-bieden.
-
-"O, ik kan niet -- ai, -- o, -- het gaat op mijn rug!"
-
-De kinderen gierden het thans uit van de pret.
-
-"Haal het er uit, Bruin!" gebood de meester met verheffing van stem.
-"Maak je kleeren los, als je er anders niet bij kunt!"
-
-"O, -- o, -- o!" gilde Bruin, die in zijn ontsteltenis zijn boord
-niet kon los krijgen. In zijn angst gaf hij er een hevigen ruk aan,
-zoodat de knoop er afsprong.
-
-De meester trok zijn kleeren wat weg, en hoewel met tegenzin, stak
-hij zijn hand tusschen Bruin's goed.
-
-Ha, daar voelde hij wat, maar hij trok een vies gezicht, want het
-leek wel een worm.
-
-Een oogenblik weifelde hij, of hij zijn onderzoek wel zou
-voortzetten, maar hij kreeg medelijden met Bruin, die niet ophield
-met schreeuwen en lamenteeren. De jongen stond geen oogenblik stil.
-
-"Houd je kalm, Bruin," zei hij, "ik voel al wat."
-
-Hij greep den worm aan en trok hem omhoog, maar wat hij voor een worm
-had aangezien, was de staart van de muis, die nu boven de kraag van
-Bruin te voorschijn kwam. 't Ging blijkbaar niet gemakkelijk, het
-beest naar boven te halen.
-
-De meester gaf een rukje, -- en daar klauterde hem plotseling de muis
-tegen zijn vingers op.
-
-"Hu!" riep de meester, die in het eerste ogenblik niet begreep, wat
-er gebeurde, en de muis van zich afschudde.
-
-"Een muis! Een muis!" schreeuwde Dik, die zich hield, of hij erg
-verwonderd was.
-
-"Een muis! Een muis!" riep ook Piet. "Daar loopt hij over de bank,
-dáár, bij Anneke!"
-
-Inderdaad wipte het muisje, dat zich plotseling geheel in vrijheid
-voelde, met groote snelheid van de eene bank op de andere, en
-verwekte overal, vooral onder de meisjes, de grootste ontsteltenis.
-
-Anneke sprong onder het slaken van een gil op de bank en hield
-krampachtig haar rokken om haar beenen geklemd.
-
-"Daar loopt hij! Daar loopt hij, -- dáár, bij Mina!"
-
-Mina gilde nog harder dan Anneke, en stond in minder dan geen tijd op
-de bank.
-
-"Hier is hij!" riep Jan Vos.
-
-"Dáár, nu is hij dáár hij Jansje van Vooren!"
-
-Jansje gilde en schreeuwde van angst, en liep zoo hard het lokaal
-door, als zij kon.
-
-Er zat eindelijk geen meisje meer op haar plaats. Bijna allen waren
-op de banken gevlucht, maar daar waren zij evenmin veilig, want de
-muis bleek heel gemakkelijk tegen de harde planken te kunnen
-opklauteren.
-
-'t Was een gegil en lawaai van belang in de school.
-
-De jongens liepen, wat zij konden, de muis achterna, om haar te
-grijpen, maar zij grepen herhaaldelijk mis, want het muisje was
-vlugger, dan alle jongens bij elkaar.
-
-Dik en Piet hielpen ijverig mede.
-
-"Daar loopt hij!" schreeuwde Dik. "Hij heeft een draadje aan zijn
-poot!" liet hij er op volgen, alsof hij een spiksplinternieuwe
-ontdekking deed.
-
-De meester trachtte de orde te herstellen.
-
-"Kinderen, stilte!" gebood hij. "Gaat zitten, meisjes en weest maar
-niet bang. Hij zal je heusch niet opeten; 't is maar een muisje. De
-jongens zullen hem wel vangen."
-
-Maar 't was voor doovemansooren gepraat. De meisjes zouden voor al
-het geld ter wereld hun vluchtheuvels niet hebben durven verlaten, en
-zij hoorden eigenlijk niet eens, wat de meester zei.
-
-De jongens renden als dollen achter het muisje, dat zich nu hier, dan
-daar liet zien.
-
-"Stilte!" gebood de meester nogmaals.
-
-Maar 't hielp niet.
-
-Opeens was het muisje verdwenen.
-
-Hoe de jongens ook keken en zochten, zij zagen het nergens meer.
-
-"Hij is weg!" riep Dik.
-
-En van verschillende kanten klonk het
-
-"Hij is weg! hij is weg!"
-
-"Wie nu niet oogenblikkelijk gaat zitten, moet om vier uur
-nablijven!" zei de meester gebiedend. "Binnen drie tellen, hoor, --
-een, -- twee, -- drie!"
-
-'t Werd nu ernst, dat begrepen allen, en iedereen nam zijn plaats
-weer in. De jongens hadden groote pret, en Dik en Piet stootten
-elkander weer met hun knieën aan.
-
-Alleen Bruin had geen pret. Hij zat doodstil op zijn bank en zag nog
-spierwit van den doorgestanen schrik. En hij beefde over al zijn
-leden.
-
-'t Werd nu weer bladstil in de klasse.
-
-"Wie heeft die muis meêgebracht?" vroeg de meester, Maar niemand
-antwoordde. Er waren er maar twee die het wisten, en die wilden het
-liever niet zeggen.
-
-"Een moet haar toch meegebracht hebben," zei de meester. "'t Was geen
-toeval, dat het beest hier was, want hij had een draadje aan zijn
-poot. Hoe kwam die muis in je hals Bruin?"
-
-
-[Illustratie]
-
-
-"Hij kroop tegen mijn rug op en kwam zoo in mijn kraag," zei Bruin,
-wien opnieuw een huivering door de leden ging.
-
-"Dan moet jij er hem tusschen gestopt hebben, Dik," zei de meester.
-"Jij zit vlak achter Bruin Boon."
-
-Dik keek den meester met een paar dood-onschuldige oogen aan, en
-zeide kalm en plechtig:
-
-"Neen m'st'r, ik heb hem niet in zijn kraag gestopt."
-
-Dat was ook waar, want de muis was er uit eigen beweging ingeloopen.
-
-"Je jokt, Dik," zei de meester. "'t Is me nu ook duidelijk, waar
-vanmiddag dat gepiep vandaan kwam. Jij hebt die muis in de school
-gebracht, en niemand anders. Ontken dat maar niet en zit niet te
-jokken."
-
-"Ik jok niet," zei Dik.
-
-"Jij jokt wèl," zei de meester driftig. "Spreek de waarheid: heb jij
-die muis meegebracht, ja of neen?"
-
-"Ja m'st'r, maar u vroeg, of ik hem in Bruin's kraag had gestopt.
-Daar is hij zelf tusschen gekropen."
-
-"Zoo, -- dus jij hebt hem meêgebracht? Dan ben jij in allen gevalle
-de oorzaak van de opschudding! 't Is me een mooie middag! Eerst die
-kauw van je, en dan die muis...."
-
-"Die kauw had ik niet meêgebracht," zei Dik.
-
-"Zwijg! Je blijft om vier uur minstens een uur na, heb je dat
-begrepen? En nu gaan we door met ons werk. We gaan niet naar huis,
-voordat de sommen af zijn. Dat hebben jullie aan den grappigen Dik
-te danken."
-
-De kinderen werkten thans weer met ijver, want zij wisten dat de
-meester, als hij eenmaal iets gezegd had, er geen haarbreed van
-afweek.
-
-Dik en Piet waren de eersten, die hun sommen afhadden en hun
-schriften inleverden.
-
-Toen Dik zijn werk op den lessenaar van den meester neerlegde, keek
-deze hem een oogenblik aan, en hij dacht:
-
-"Kijk, daar is hij weer het eerst met zijn werk klaar en 't is toch
-zoo'n ondeugende rakker. Je kunt hem geen oogenblik vertrouwen. En
-toch is het de aardigste jongen van de heele klasse. Je kunt
-onmogelijk boos op hem blijven."
-
-De meester wachtte zich echter wel, van zijn vriendelijke gezindheid
-jegens den jeugdigen zondaar ook maar het geringste te doen blijken.
-Integendeel, hij zei op gestrengen toon:
-
-"Zoo, heb je ze af? Heb jij met al je grappigheden nog tijd kunnen
-vinden, om je sommen te maken? Ik ben boos op je, Dik! Ga jij maar
-eens tweehonderd maal schrijven:
-
-_Ik heb mij vanmiddag in de school zeer onbehoorlijk gedragen._"
-
-"Ai," dacht Dik, "wat is dat een groote regel."
-
-Hij keerde naar zijn bank terug, maar toen hij Bruin passeerde,
-streek hij hem met zijn vinger haastig tusschen zijn halskraag, wat
-Bruin opnieuw een rilling over zijn leden joeg, tot groote pret van
-Dik, die wel zag, hoe hij er van schrok.
-
-Dik haalde zijn lei te voorschijn en begon met twee griffels tegelijk
-zijn strafwerk te schrijven. Hij verbeeldde zich altijd, dat het met
-twee griffels vlugger opschoot, dan met één, maar 't schrift werd
-minder netjes en ook kreeg hij er altijd kramp van in zijn vingers.
-
-"Hard gaat-ie!" fluisterde Piet hem toe.
-
-Maar Dik antwoordde niet. Hij schreef uit alle macht.
-
-Langzamerhand kwamen ook de andere kinderen met hun werk gereed en
-deponeerden hun sommen, de een na den ander, op 's meesters
-lessenaar. Maar niemand mocht naar huis, hoewel de torenklok al
-eenige minuten geleden vier geslagen had.
-
-Eindelijk waagde Anneke te vragen:
-
-"Meester, mijn sommen zijn af. Mag ik weggaan?"
-
-"Neen," zei de meester kortaf.
-
-"Maar wij kunnen toch niet helpen, dat Dik die muis meêbracht?"
-
-De meester keek haar een oogenblik aan.
-
-"Straks, als er meer klaar zijn," zei hij. "'t Maakt nu te veel
-stoornis. Ik zal vast maar beginnen ze na te kijken. Dik is de
-oorzaak, dat ik toch nog minstens een uur hier moet blijven."
-
-Hij legde de schriften van zijn lessenaar op de voorste bank en deed
-het deksel open om een rood en blauw potlood te grijpen, waarmede hij
-de sommen altijd corrigeerde, toen plotseling de muis, die in den
-lessenaar van den meester een veilige schuilplaats meende gevonden te
-hebben, verschrikt uit haar donkere hoekje snelde, tegen zijn mouw
-opkroop, langs zijn vest omhoog klauterde en tusschen vest en
-overhemd verdween.
-
-Bom! Met een slag wierp de meester het deksel van den lessenaar neer.
-
-"Daar is die ellendige muis weer!" schreeuwde hij verschrikt. Hij
-streek met beide handen langs zijn kleeren en rukte met een heftige
-beweging alle knoopen van zijn vest los.
-
-"Daar zit hij! Daar zit hij bij uw schouder!" riepen de kinderen van
-de voorste banken.
-
-Dik kreeg weer een stoot tegen zijn been met de knie van Piet van
-Dril. En beiden hadden een pret van lang, maar durfden toch niet te
-lachen uit vrees, dat er dan nog veel meer straf zou volgen.
-
-Met een huivering sloeg de meester de muis van zich af, die op de
-voorste bank terecht kwam en daar weer de grootste verwarring
-veroorzaakte.
-
-
-[Illustratie]
-
-
-De meisjes gilden, en sprongen op de banken, maar Jetje Schaap viel
-er af en trok in haar val Mina mede. Samen kwamen zij tusschen de
-banken op den grond terecht, doch zij richtten zich haastig op toen
-zij de muis in haar onmiddellijke nabijheid bespeurden, en gillende
-liepen zij het lokaal in.
-
-De verwarring bereikte haar toppunt, en de meester was zoo boos, als
-hij nog maar zelden geweest was.
-
-"Grijpt hem! Grijpt hem!" riep hij den jongens toe.
-
-Dat was een kolfje naar hun hand! Zij renden door het lokaal heen en
-weer en buitelden over elkander heen. 't Was een tumult als nooit te
-voren.
-
-Alleen Bruin Boon nam aan de algemeene jacht geen deel en bleef stil
-in zijn bank zitten. Hij had al meer dan genoeg van het muisje
-genoten.
-
-De meester kwam op de goede gedachte, de deur open te zetten, want na
-korten tijd bracht het gejaagde muisje zich daardoor in veiligheid.
-Het verdween tusschen het kreupelhout langs de speelplaats.
-
-"Wie zijn sommen ingeleverd heeft, mag naar huis gaan," zei de
-meester, die naar rust begon te verlangen.
-
-Dat lieten de kinderen zich geen tweemaal zeggen, en met een "dag
-m'st'r" verlieten de meesten de school. Enkelen bleven nog maar
-binnen, omdat zij hun sommen nog niet afhadden.
-
-De meester ging hun werk vluchtig bekijken en kwam tot de
-overtuiging, dat zij ze niet kenden. Daarom liet hij ook hen
-vertrekken. Eindelijk bleef hij alleen met Dik over.
-
-Dik schreef, zoo hard hij kon, en de meester corrigeerde de sommen.
-Hij was eerder met zijn werk klaar dan Dik, en stak toen een sigaar
-op.
-
-Eindelijk was ook Dik klaar.
-
-Hij bracht zijn strafregels naar den meester en deze keek er een
-oogenblik naar. Zijn gezicht beviel Dik in het geheel niet. Dik vond,
-dat het er erg onheilspellend uitzag, en het bleek hem, dat hij zich
-daarin niet vergist had.
-
-De meester nam de natte bordspons en veegde de lei aan twee kanten
-schoon. Toen gaf hij de lei aan Dik terug.
-
-"Ze zijn me te slordig, Dik," zei hij. "Maak ze nog maar eens. Ik heb
-den tijd."
-
-
-[Illustratie]
-
-
-Dik keerde met de lei naar zijn bank terug, en zette zich opnieuw aan
-het werk. Hij was in het geheel niet koppig, en hij vond, dat de
-meester groot gelijk had. Hij was er van overtuigd, dat hij, Dik, de
-opgelegde straf volkomen had verdiend.
-
-Hij schreef dus de regels nogmaals, maar nu met slechts één
-griffel.
-
-"De meester is anders in staat, ze mij nog voor de derde maal te
-laten schrijven," dacht hij.
-
-Hij hoorde de buitenklok vijf uur slaan en had er toen nog maar vijf
-en negentig. Tegen half zes had hij ze af.
-
-Hij bracht ze opnieuw naar den meester, die juist aan zijn tweede
-sigaartje begonnen was.
-
-Hij nam van Dik geen notitie.
-
-Dik bleef stil staan, zonder iets te zeggen.
-
-De klok sloeg half zes.
-
-Nog gaf de meester geen blijk, dat hij Dik naast zich gezien had. Hij
-zat in een nieuw schoolboekje te lezen, dat hij ter inzage had
-ontvangen, en de lectuur scheen hem wel te boeien.
-
-De tijd kroop voor Dik voorbij.
-
-Eindelijk sloeg de klok zes.
-
-De meester deed het boekje dicht en legde het in den lessenaar.
-
-"Geef hier," zei hij tegen Dik.
-
-Dik gaf hem de lei, -- en de meester keek naar de natte spons. Dik
-keek er ook naar. Hij had een spons nog nooit zoo'n belangwekkend
-voorwerp gevonden als thans.
-
-De meester vestigde toen zijn blik op Dik en keek hem wel een minuut
-lang onbeweeglijk aan.
-
-Eindelijk zei hij, terwijl hij hem de lei teruggaf:
-
-"Je kunt gaan, Dik. Ik dank je wel voor den prettigen middag, dien je
-me bezorgd hebt. Ik wist niet, dat je zoo'n hekel aan me hadt, Dik."
-
-"Dat heb ik niet, m'st'r," zei Dik zacht, want hij vond het jammer,
-dat de meester deze verkeerde gedachte van hem had.
-
-"Neen, dat is wel gebleken," zei de meester kortaf. "Je kunt gaan,
-Dik."
-
-Dik bleef staan. 't Hinderde hem dat de meester dit dacht.
-
-"Ju kunt gaan, Dik," herhaalde de meester met verheffing van stem.
-"Ik wensch geen woord meer van je te hooren."
-
-Dik borg zijn lei op en ging heen. Bij de deur zei hij:
-
-"Dag meester!"
-
-Maar hij hoorde geen antwoord.
-
-[Illustratie: hoofdstuk staartstuk]
-
-
-
-
-[Illustratie: hoofdstuk kopstuk]
-
-Vijfde Hoofdstuk.
-
-De jongens maken een afspraak.
-
-
-Dik keerde in geen opgewekte stemming naar huis terug. O ja, hij had
-met zijn muis wel verbazend veel pret gehad, maar dat de meester nu
-de gedachte koesterde, dat hij een hekel aan hem had, hinderde hem
-geen klein beetje. Want het was in het geheel niet waar, integendeel,
-hij hield veel van den meester, en hij had de muis allerminst
-medegenomen naar school, om den meester te plagen.
-
-Hij zag, dat de nieuwe buurman bezig was, zijn vrouw te helpen bij
-het ophangen van de gordijnen. Het blinde meisje zat op een ouden,
-matten stoel voor het huisje. Zij had Dik's kauw bij zich en Dik
-hoorde het beest zeggen:
-
-"Dag Helly! Hier is Gerrit! Dag Helly!"
-
-Het meisje klapte van pleizier in de handen.
-
-"Dag Gerrit!", riep zij herhaaldelijk. "Kom hier, Gerrit!"
-
-Maar Gerrit kwam niet. Hij stapte parmantig in het grasperkje heen en
-weer en wipte eindelijk op een paaltje van het hek. Daar zag hij Dik
-aankomen.
-
-"Dag Dik! Hier is Gerrit! Dag Dik! Dag Helly!"
-
-"Dag Gerrit!" riep Dik.
-
-"Ben jij daar, Dik?" vroeg het meisje. "Kom je even bij me?"
-
-Dik kwam.
-
-"Hier zit je lekker, -- in het zonnetje!" zei hij.
-
-"Ja," zei Nelly, -- "heerlijk! Ik zal nu wel weer gauw gezond worden.
-'t Is hier een heel verschil met het akelige slop in Amsterdam. Wat
-ben je laat, Dik, 't is al over zessen."
-
-"Ja," zei Dik. "Erg laat."
-
-"Heb je plezier gehad met je muis? Waar is hij? Heb je hem nog?"
-
-"Zoo, je bent nog al nieuwsgierig," zei Dik, "drie vragen opeens. Ja,
-ik heb erg veel pleizier met hem gehad, en ik heb hem niet meer, en
-waar hij nu is, dat weet ik niet. Hij wandelt hier of daar in het
-veld, denk ik."
-
-"En heb je er de meisjes mede nagezeten?" vroeg Nelly lachend.
-
-"Neen, -- maar hij is me in de school ontsnapt, doordat het draadje
-brak, en toen werd het een tumult, zooals ik nog nooit beleefd heb.
-De meisjes gilden moord en brand en klommen bovenop de banken, en den
-meester maakte hij ook aan 't schrikken, en Bruin Boon kroop hij in
-zijn kraag, -- op zijn bloote lijf. 't Was om je een ongeluk te
-lachen...."
-
-"Wie is Bruin Boon?" vroeg Nelly. "Wat een gekke naam."
-
-"Bruin Boon is de naarste jongen van de heele school," zei Dik.
-"Kijk, daar loopt hij juist voorbij -- Heidaar, Bruin, weet jij ook,
-waar de andere jongens naar toe zijn?"
-
-"Heb je lekker school moeten blijven?" riep Bruin terug.
-
-"Ja, tot zes uur," zei Dik. "Zeg, waar zijn de jongens?"
-
-"Ze zijn gaan zwemmen," zei Bruin.
-
-"Waar?"
-
-"In de Molensloot," zei Bruin, die zeer goed wist, dat zij daar niet
-waren, omdat hij ze voorbij had zien gaan naar de Vaart achter het
-huis van boer Mulder.
-
-"Zoo," zei Dik. "Dan ga ik er straks ook heen."
-
-Bruin, die een hengelstok over den schouder droeg, en dus van plan
-scheen hier of daar te gaan hengelen, liep verder. En Nelly zei:
-
-"Ha, ha, Dikje, dus je muis is de oorzaak geworden, dat je tot bijna
-zes uur school hebt moeten blijven? Toen lachte je zeker niet meer?"
-
-"O, -- dat kon me zoo veel niet schelen," zei Dik. "Maar de meester
-denkt nu, dat ik een hekel aan hen heb, -- en dat is niet waar. Ik
-houd juist heel veel van hem. En dat hij dat denkt, -- zie je, dàt
-spijt me veel meer, dan dat ik zoo lang heb moeten schoolblijven."
-
-"Wel, zeg dat dan aan den meester," zei Nelly.
-
-"Ja, maar dat gaat zoo gemakkelijk niet," beweerde Dik. "Ik wou het
-hem wel zeggen, maar hij liet me niet aan het woord komen."
-
-"Dat was jammer."
-
-"Ja," zei Dik, "'t spijt me. Kom, ik ga naar de Molensloot, naar de
-andere jongens, om te zwemmen. Dag!"
-
-"Dag!" zei Nelly. "Kom hier Gerrit!"
-
-Dik haalde zijn polsstok en ging er mede naar de Molensloot. Deze lag
-dicht achter den molen van Van Dijk, en ontleende daar zijn naam aan.
-Toen Dik den molen passeerde, zag hij daar den jongen hond van den
-molenaar loopen, een grooten lobbes van nog maar enkele maanden oud.
-'t Was een echte Sint Bernards-hond, dien de molenaar van een kennis
-gekocht had. 't Zou een reusachtig groote hond worden, dat was
-duidelijk aan zijn lichaamsbouw en dikke, gespierde pooten te zien,
-en aan zijn grooten kop.
-
-
-'t Beest liep in zijn eentje te spelen met een broek van zijn baas,
-die hij van de drooglijn getrokken had. De molenaarsvrouw had zeker
-waschdag gehad.
-
-Het beest hield het kleedingstuk tusschen zijn geweldige kaken
-geklemd en slingerde het al spelende heen en weer, en even later
-holde hij er het molenerf mede op langs een dorenhaag, zoodat de
-broek herhaaldelijk aan de scherpe punten bleef vasthaken. Dat vond
-Kolos, zoo heette de hond, wel prettig, want dan moest hij geweldig
-sjorren en rukken, om haar weer los te krijgen. Dat er op die manier
-wel een twintigtal winkelhaakjes en andere scheurtjes in kwamen, kon
-hem blijkbaar niet schelen.
-
-Maar Dik merkte het op, en hij besloot de pantalon van den molenaar
-van een algeheelen ondergang te redden. Hij liep dus het molenerf op,
-klapte in zijn handen en op zijn knieën, en riep:
-
-"Kom hier, Kolos, kom hier! Moet jij de broek van den baas vernielen?
-Kom hier, Kolos, -- allo!"
-
-De hond kende 'Dik net zoo goed als deze hem, want Dik kwam dikwijls
-in den molen. De baas hield veel van Dik, en moest om zijn dwaze
-streken soms hartelijk lachen. Bovendien wist hij, dat Dik een goed
-hart bezat.
-
-"Kom hier, Kolos," riep Dik, die zijn polsstok aan den kant van den
-weg had neergeworpen.
-
-Maar Kolos had veel te veel pret met de pantalon, om er zoo maar een
--- twee -- drie mede op te houden. Hij hield de eene pijp vast en
-slingerde de rest zoo hard heen en weer, als hij maar kon. Toen kroop
-hij door een gat in de dorenhaag en sleepte de broek achter zich aan.
-Maar dat ging niet. Zij bleef aan twee kanten vasthaken.
-
-De hond sjorde uit alle macht, en Dik hoorde een verdacht gekraak.
-
-"O jé," dacht hij, "daar blijft geen stuk van heel. -- Kom hier,
-Kolos, kom hier! Allo Kolos, kom bij den baas!"
-
-De hond sjorde maar door, onder een dof gebrom.
-
-"Krak! Krak!" klonk het.
-
-Dik greep het kleedingstuk met twee handen vast en trok ook uit alle
-macht.
-
-Toen zag Kolos hem.
-
-Hij liet de broek los, begon te kwispelstaarten, en holde blaffende
-aan den anderen kant van de haag heen en weer.
-
-Dik maakte zich van de broek meester en bracht hem bij de
-molenaarsvrouw.
-
-"Kijk eens, buurvrouw," zei hij, "hoe Kolos die broek toegetakeld
-heeft! Er zitten wel honderd scheuren in!"
-
-"'t Is zonde nog toe!" riep de vrouw uit, terwijl ze het voorwerp van
-voren en van achteren en links en rechts bekeek. "'t Is zonde nog
-toe! Die akelige hond heeft hier in huis al wat stuk gemaakt en
-vernield. Die broek is vanmorgen pas gewasschen en aan de lijn
-gehangen, en kijk me nu eens aan. Er is geen stuk meer van heel! --
-Leelijke hond!"
-
-Kolos stond kwispelstaartend achter Dik.
-
-De vrouw nam de pijpen van de broek in beide handen en wilde met het
-overige deel den hond een klap geven, om hem te straffen voor zijn
-baldadigheid.
-
-Maar zij sloeg mis.
-
-"Leelijke hond! Pas op, hoor, als je 't weer doet. Stoute hond!"
-
-Kolos maakte, dat hij op een eerbiedigen afstand kwam.
-
-"Mag ik den hond een poosje meênemen?" vroeg Dik.
-
-"Hoe langer hoe liever," zei de molenaarsvrouw boos.
-
-En Dik ging heen.
-
-"Kom, Kolos, ga je meê?" riep hij.
-
-De hond kwam met groote sprongen achter hem aan. Dik liep hem op een
-draf vooruit, bleef plotseling staan, keerde zich om, en klapte in de
-handen. Met hooge jongehonden-sprongen kwam Kolos op hem af, verhief
-zich op zijn achterpooten en legde zijn voorpooten op Dik's
-schouders. 't Gebeurde met zoo'n vaart, dat Dik door den schok bijna
-achterover tegen en grond sloeg.
-
-De hond was veel grooter dan hij.
-
-Dik nam den grooten hondenkop tusschen zijn beide handen en schudde
-hem spelenderwijze heen en weer.
-
-Kolos hield zijn bek wijd open en bromde van welbehagen. Hij wilde
-Dik's handen tusschen zijn tanden nemen.
-
-Een ogenblik later nam Dik zijn polsstok weer over den schouder en
-vervolgde zijn weg. De hond rende met groote sprongen voor hem uit,
-vloog op elk vogeltje aan, dat hij hier of daar op den weg zag zitten
-en keerde dan weer blaffende naar Dik terug. Herhaaldelijk liep Kolos
-ook bij den kanaalkant neer, om zijn dorst te lesschen. Dik hoorde
-hem slokken.
-
-Zoo kwam het tweetal eindelijk bij de Molensloot, waar een enkele
-blik voldoende was om Dik te overtuigen, dat Bruin hem weer eens voor
-den gek had gehouden, want de jongens waren er niet. Alleen Bruin
-Boon zag hij op eenigen afstand onder aan den kant staan hengelen.
-Bruin zag hem niet, wat geen wonder was, want Bruin had beet, en al
-zijn aandacht was bij zijn dobber. Al driemaal was deze een heel eind
-onder water getrokken, zoodat Bruin niet twijfelde, of er zat een
-groote visch aan het aas, misschien wel een brasem of een karper,
-maar als Bruin dan ophaalde, was het telkens mis. Er spartelde zelfs
-geen klein vorentje aan den haak.
-
-"Hebben mòèt ik hem," bromde Bruin, en een oogenblik later dobberde
-zijn dobber alweer met kracht op en neer. De visch zat alweer aan het
-aas.
-
-Dik was kwaad, omdat Bruin hem bedrogen had, en hij besloot, hem dat
-eens goed aan zijn verstand te gaan brengen. Bruin zag hem niet
-komen, want er groeide riet aan den kant en ook was zijn aandacht te
-veel bij zijn dobber.
-
-Dik Wierp zijn polsstok neer en liep op Bruin af. De hond rende met
-groote sprongen voor hem uit, met den langen, rooden tong uit zijn
-bek. Hij zag een paar kieviten op eenigen afstand en rende er op af,
-maar de beesten hadden zich al lang in veiligheid gebracht, voordat
-hij hen bereikt had.
-
-Dat was dus mis voor Kolos. Opeens zag deze op eenigen afstand Bruin
-Boon aan den waterkant staan. Bruin stond zoover mogelijk voorover en
-tuurde met aandacht naar zijn dobber, die zich zoo snel op en neer
-bewoog, dat er zelfs kleine kringen in het water gevormd werden.
-
-Ha, -- nog een oogenblik, -- dan zou hij ophalen...
-
-Maar plotseling sprong Kolos hem al spelende met zijn voorpooten
-achter op de schouders, met het gevolg, dat Bruin Boon voorover in de
-Molensloot plompte en Kolos boven op hem terecht kwam.
-
-"Hè, o, -- hu!" schreeuwde Bruin verschrikt, daar hij den hond niet
-had zien aankomen en dus allerminst kon begrijpen, wat er aan de hand
-was.
-
-Bruin ging kopje-onder, en kwam midden in de Molensloot weer te
-voorschijn. Dicht bij hem zag hij Kolos rondzwemmen, die het bad op
-dezen warmen zomerdag wel prettig vond en voor zijn genoegen naar
-Bruin zwom, wien hij de beide voorpooten op het hoofd legde, dat
-maar juist boven water kwam, want de Molensloot was nog al diep.
-
-Met een nieuwen schrik dook Bruin onder.
-
-Dik vond het geval zoo grappig, dat hij languit in het gras aan den
-kant van de sloot lag te lachen, dat men hem wel op vijf minuten
-afstands hooren kon.
-
-"Help!" schreeuwde Bruin, die een eindje verder weer met zijn hoofd
-boven water kwam. Maar Dik vond dat niet noodig. De jongens gingen
-heel dikwijls in de Molensloot zwemmen en zij wisten, dat zij er
-dwars doorheen konden loopen, zonder onder water te gaan.
-
-"Ha -- ha -- ha -- ha!" lachte hij, terwijl hij in het gras lag te
-rollen.
-
-"Help! O, die hond, -- daar komt die hond weer!" schreeuwde Bruin.
-
-"Kom er zelf maar uit, -- hoor! Ha -- ha -- ha --!"
-
-"O, -- o! Ik verdrink!"
-
-"Je verdrinkt niet, -- ha -- ha -- ha, -- je kunt best ----- overeind
-staan," riep Dik hem toe. "Kom hier, Kolos!"
-
-
-Kolos zwom naar den kant en schudde zich het water uit de haren. Hij
-ging naast Dik in het gras liggen rollen.
-
-Toen plonsde ook Bruin naar den kant en kroop tegen den wal op. Daar
-stond hij, druipend van het water, met zijn mond zoo ver mogelijk
-open te schreeuwen. Zijn beenen hield hij wijd van elkander en zijn
-armen ver van zijn lijf.
-
-Hij stond daar als het beeld der wanhoop.
-
-"Ha -- ha -- ha -- ha!" lachte Dik. "Was je aan het zwemmen, Bruin?
-Waar zijn de andere jongens, die hier aan het zwemmen waren, Bruin?
-Je zei immers, dat ze hier waren? Ha -- ha -- ha --! Maar ik zie ze
-nergens, Bruin, alleen jou maar. En houd jij je kleeren altijd aan,
-als je gaat zwemmen?"
-
-"Hi -- hi -- hi -- hi!" jammerde Bruin. "Dat -- heb jij -- me -- ge
--- le -- verd!"
-
-"Glad mis, Bruintje!" zei Dik. "Ik....."
-
-"Jij -- hebt -- hi -- hi -- hi -- den hond aan -- ge -- sard -- hi --
-hi!"
-
-
-[Illustratie]
-
-
-"Als ik dat gedaan had, zou ik het in 't geheel niet erg gevonden
-hebben. Waarom zeg je tegen me, dat de jongens hier aan het zwemmen
-waren, terwijl je wist, dat het niet waar was?"
-
-"Hi -- hi -- hi -- hi -- hi!"
-
-"Maar ik heb het niet eens gedaan; de hond deed het uit speelschheid,
-en hij nam me het werk uit de handen. Want ik kwam juist naar je toe,
-om je je leugens in te peperen. Maar nu is het niet meer noodig. Je
-hebt je portie al beet. Ga maar naar je huis, Bruintje, om droge
-kleeren aan te trekken. Ik zal je hengelstok uit het water halen. Hij
-drijft midden in de sloot."
-
-"Hi -- hi -- hi!" jammerde Bruin.
-
-"Dáár," zei hij, terwijl hij hem Bruin overhandigde.
-
-Bruin legde hem over zijn schouder, en zakte langzaam en erg
-wijdbeens op huis af.
-
-Dik keek hem lachend na. Hij had geen aasje medelijden met hem. Kolos
-sprong vroolijk blaffend om Bruin heen, zeker in de meening, dat hij
-hem een groot genoegen gedaan en een gewichtigen dienst bewezen had.
-
-Een poosje later ging ook Dik naar het dorp terug. Kolos liep
-vroolijk om hem heen. Dik begaf zich naar de Vaart, achter het huis.
-van boer Mulder. Dáár waren de jongens. Toen hij dichterbij kwam,
-hoorde hij hun gejoel en gejuich al.
-
-"Hoera, daar is Dik!" riep Piet van Dril, toen hij hem zag komen.
-
-"Hoera, daar is Dik!" riepen de anderen.
-
-"Heb-je lang moeten blijven?" vroeg Jan Vos.
-
-"Tot zes uur maar eventjes," zei Dik, die zijn polsstok neerwierp en
-zijn kleeren begon uit te trekken.
-
-"Kom er maar gauw in, Dik, 't water is lekker, hoor!" zei Piet.
-
-Nu, Dik had niet lang werk om zich te ontkleeden. Een paar minuten
-later sprong hij al met zijn dikke body in het water.
-
-Dik kon goed zwemmen. Met forsche slagen ging hij naar den overkant,
--- daar keerde hij zich om en ging even staan, spitste zijn handen
-zoo hoog mogelijk boven zijn hoofd, en verdween toen in de diepte.
-
-"Ha, kijk Dik eens duiken,". riep Karel Jansen, een zoon van den
-postbode. -- "Lekker! Dat ga ik ook doen!"
-
-En hij deed het.
-
-Dik kwam een heel eind verder weer boven en blies proestend de
-droppels van zijn lippen.
-
-
-[Illustratie]
-
-
-Hij moest even rusten en op adem komen. Tot aan zijn borst toe stond
-hij in het water.
-
-De hond keek naar hem en stond aan den kant te kwispelstaarten.
-
-"Jongens, wat heb ik gelachen!" riep Dik den anderen toe.
-
-"Wat dan? Waarom?" vroegen zij nieuwsgierig.
-
-"Om Bruin Boon," zei Dik. "Ik vroeg hem, waar jullie waren, en toen
-zei hij, dat je in de Molensloot aan 't zwemmen was. Maar toen ik
-daar kwam, zag ik er alleen Bruin Boon, die aan den kant stond te
-hengelen. Opeens vloog de hond op hem af en sprong hem spelende
-tegen zijn rug op, met zijn voorpooten op Bruin's schouders. Plomp
-hoor! Daar ging Bruintje voorover de sloot in, kopje-onder, en de
-hond bovenop hem. Je hadt hem eens moeten hooren schreeuwen..."
-
-"Ha -- ha -- ha!" lachten de jongens. "En is hij naar huis gegaan?"
-
-"Ja," grinnikte Dik, "met zijn beenen zoo wijd van elkaar, dat de
-hond er wel tusschen door kon!"
-
-"Ha -- ha -- ha! Hij heeft geen gelukkigen dag," lachte Piet van
-Dril. "Eerst die muis tusschen zijn kraag, en toen kopje-onder in de
-sloot. -- Net goed!"
-
-"Kom hier, Kolos!" riep Dik, en de hond liet zich geen tweemaal
-noodigen.
-
-Blaffende sprong hij even langs den kant van het water heen en weer,
-en wierp er zich toen pardoes in. Hij zwom regelrecht op Dik toe, die
-hem door zoo hard mogelijk te zwemmen, vóór wilde blijven. 't Werd
-een grappige wedstrijd tusschen Dik en Kolos, wie het winnen zou, en
-de anderen lachten er om. Maar Karel Jansen trok Kolos aan zijn
-staart, en Jan Vos wierp hem handenvol water op zijn kop, waardoor
-hij niet goed meer zien kon. Hij schudde zijn kop heen en weer en
-proestte het water van zijn bek weg, en toen keerde hij zich om en
-ging op Karel en Jan af. Die zwommen op hun beurt weer weg, zoo hard
-zij konden en onder luid gelach en Dik riep: "Sa, sa, Kolos, pak ze!
-Sa! Sa!"
-
-Och, och, wat hadden de jongens een pret. Zij juichten zoo hard dat
-Mulder, wiens tuin aan de achterzijde aan de Vaart grensde,
-wantrouwig werd en eens ging kijken, wat de jongens uitvoerden.
-
-Mulder was een gierige boer, een echte vrek, die zijn boerderij
-verkocht had en heelemaal alleen in een klein huisje woonde aan het
-einde van het dorp. Hij had een grooten tuin achter zijn huis met
-vele vruchtboomen: appelen, peren, kersen, morellen, kruis- en
-aalbessen en frambozen. Van die vruchten at hij er zelf bijna geen
-enkele op, daar was hij te gierig voor, hoewel hij een ijzeren kist
-vol met geld onder zijn bedstede had staan.
-
-Neen, die vruchten verkocht hij aan de fruithandelaars in de stad, en
-zelfs aan een ziek mensch zou hij er geen een gegund hebben. Laat
-staan dan aan de jongens, die wel eens stilletjes in zijn tuin
-drongen en er kaapten, wat de tijd van het jaar opleverde. Vroeger
-had Dik daaraan ook wel meêgedaan, tot hij op een zekeren avond voor
-zich zelven tot de conclusie kwam, dat vruchten kapen net zoo goed
-diefstal was als b. v. centen stelen, en na dien tijd deed hij het
-niet meer. Mulder ging dus eens kijken, wat de jongens uitvoerden,
-want de appelen en peren waren nog wel niet rijp, maar er groeiden
-heerlijke bessen, aardbeien en frambozen in zijn tuin, en die waren
-op dit oogenblik wèl rijp.
-
-Zijn tuin was van de Vaart gescheiden door een strook kreupelhout,
-waardoor de jongens hem niet gemakkelijk konden zien. En woord voor
-woord kon hij verstaan, wat zij zeiden.
-
-Toen de jongens van het zwemmen genoeg begonnen te krijgen, riep Jan
-Vos den anderen toe:
-
-"Zeg jongens, ik schei er uit. Ik ben nu al lang genoeg in het water
-geweest. Willen we eens bij Mulder in den tuin gaan kijken, of er
-niets te happen valt. De aardbeiën zullen wel rijp zijn."
-
-"'t Is nog te licht, jongens," zei Piet van Dril. "Laten we liever
-wachten, tot het donker geworden is."
-
-"En wat moeten we dan in dien tusschentijd doen?" vroeg Karel Jansen.
-
-"Ik heb mijn polsstok bij me. Laten we slootje gaan springen," stelde
-Dik voor.
-
-"Ja, ja, slootje-springen, -- dat is goed!"
-
-De jongens klommen aan wal en kleedden zich aan.
-
-Toen gingen zij met Dik dieper het land in om te zien, wie het verst
-springen kon.
-
-[Illustratie: hoofdstuk staartstuk]
-
-
-
-
-[Illustratie: hoofdstuk kopstuk]
-
-Zesde Hoofdstuk.
-
-De vrek krijgt een cadeau.
-
-
-"Ha -- ha!" lachte Mulder met een paar half dichtgeknepen oogen,
-precies zooals de kat kijkt, als hij op een muis zit te loeren en zoo
-goed als zeker van zijn prooi is.
-
-"Ha ha, vrindjes, willen jullie liever wachten, tot het donker
-geworden is? Je hebt schoon gelijk; dat is veel secuurder! Ha ha, ze
-moesten eens weten, dat ik woord voor woord verstaan heb, wat ze
-zeiden, en dat ik nu mooi in de gelegenheid ben, mijn maatregelen te
-nemen. Ja, ja, 't is nog te licht, hè? Eerst moet het wat donkerder
-worden. Maar ik zal jullie wel krijgen, dat beloof ik je. Ik heb een
-mooie verrassing voor je!"
-
-Ion Mulder lachte weer, waarbij hij zijn grooten, tandeloozen mond
-bijna tot aan zijn ooren toe opentrok.
-
-Hij ging naar een schuur, waar een groot, nijdig beest aan den
-ketting lag. 't Was een kwaadaarige aap, die Mulder op dienzelfden
-morgen ten geschenke had gekregen van een neef van hem, een matroos,
-die een paar dagen geleden uit Indië was teruggekeerd. Die neef was
-een slimmerd. Hij wist, dat zijn oom niet alleen oud, maar ook erg
-rijk was, en dat hij er altijd vreeselijk over klaagde, dat de
-jongens hem 's avonds zijn vruchten afkaapten.
-
-"Weet je wat, ik zal mijn Oom Mulder een kwaadaardigen aap cadeau
-doen," dacht Neefje. "Dien aap bindt hij met een land touw aan een
-boom vast, en als dan de vruchtendieven komen, springt de aap hen op
-hun nek, en dan zullen ze 't voor den tweeden keer wel laten en uit
-dankbaarheid benoemt Oompje mij zonder eenigen twijfel tot zijn
-universeelen erfgenaam."
-
-En zoo was Neef dezen zelfden morgen met zijn eigenaardig geschenk
-bij Oom aangekomen.
-
-De aap was een leelijk, kwaadaardig beest, met kale wangen en een
-kaal achterlijf, en zoodra hij bij Oom binnenkwam, was hij op den
-ouden vrek aangevlogen en had hem in zijn been gebeten.
-
-Wat was Oom nijdig geworden.
-
-"Ben je gek, Neef," had hij met een pijnlijk gezicht uitgeroepen,
-terwijl hij uit zijn wankelenden leuningstoel was opgesprongen, want
-het was al een oud ding en de pooten waren niet even lang, -- en al
-schoppende den aap op eenigen afstand trachtte te houden. "Ben je
-gek, Neef, wat moet ik met dat kwaadaardige monster beginnen? -- Hu,
-wat een beest! -- Daar komt hij weer! -- Houd hem bij je, zeg ik.
-Kssst, monster, -- pas op, Neef, hij wil me aanvliegen!"
-
-"Wees maar bedaard, Oom. Hier Kees! Allo Kees! Hier, zeg ik je!"
-
-Neef ga een ruk aan den ketting en een schop aan dien aap, tengevolge
-waarvan Kees bang onder den stoel van Neef wegkroop.
-
-"Stil zitten daar, hoor je!" dreigde Neef met opgeheven vuist. De aap
-keek Neef bevreesd aan, maar toen deze niet meer op hem lette,
-grijnsde hij Oom allesbehalve vertrouwenwekkend toe.
-
-
-[Illustratie]
-
-
-Oom nam weer, maar met een pijnlijk gezicht, want de aap had hem
-leelijk in zijn tanige kuit gebeten, in zijn huppelende leuningstoel
-plaats. Hij was nog allerminst met het geschenk van zijn neef
-ingenomen.
-
-"'t Is heusch een aardig, vriendelijk beest, Oom...."
-
-"Hè, vriendelijk?" bromde Oom. "Dat heb ik gemerkt."
-
-En nogmaals wreef hij zich zijn pijnlijke kuit.
-
-Opeens sprong hij weer uit zijn stoel op en schreeuw de luid:
-
-"Houd hem vast, -- houd hem vast, -- daar komt hij weer, dat
-monster!"
-
-Inderdaad was Kees weer van onder den stoel te voorschijn gekropen en
-hield zijn nijdigen blik op den ouden vrek gevestigd.
-
-"Allo, Kees, -- marsch!" gebood Neef, weer met een nijdigen ruk aan
-den ketting en opgeheven vuist.
-
-Daar had Kees het noodige respect voor en ijlings bracht hij zich
-weer onder den stoel in veiligheid.
-
-"Ga maar gerust zitten, Oom," zei Neef. "Hij zal je heusch geen kwaad
-doen."
-
-Oom ging met een angstigen blik naar den aap zitten kijken.
-
-"Wat moet ik met dat monster beginnen?" zei Oom. "Ik wou, dat jij en
-je aap alle twee weggebleven waren."
-
-"Ho, ho, Oompje," lachte Neef. "Dat meen je niet. Heb je me zelf niet
-gezegd, toen ik den laatsten keer hier was om goeiëndag te komen
-zeggen, omdat ik weer voor een paar jaar op reis ging, -- heb je me
-toen zelf niet gezegd, dat je zoo'n last had van de kwajongens, die
-je de vruchten komen wegkapen?"
-
-"Die rakkers!" bromde de vrek, terwijl hij zijn oogen onafgebroken op
-den aap gericht hield, wat deze beantwoordde met hem wel tienmaal
-per minuut afschuwelijk toe te grijnzen.
-
-"En zie je," vervolgde Neef, "om je te toonen, hoe veel ik met mijn
-Oompje opheb, heb ik dit beest voor je meêgebracht? 'k Heb hem
-onderweg voor je gekocht en hij heeft me een aardige duit gekost. Ik
-zal het je niets kwalijk nemen, als je me de kosten vergoedt, Oompje,
-desnoods met een kleinigheidje van een vijf en twintig gulden toe
-voor de moeite."
-
-"'k Had niet liever," bromde Oom, die haastig zijn handen op zijn
-beide zakken legde. -- "Hu -- Daar komt hij weer....!"
-
-Oom vloog zijn stoel uit, en wel te juister tijd, want de aap nam een
-sprong, om hem nogmaals in zijn beenen te bijten.
-
-"Mijn huis uit, jij en dat monster!" schreeuwde de vrek verschrikt.
-"Hij zal me nog vermoorden!"
-
-"Wacht, ik zal jou die kunsten wel afleeren!" riep Neef, terwijl hij
-den aap ruw heen en weer schudde en hem een geduchte afstraffing gaf.
-
-"Dáár, --" zei hij, -- "waag het nu nog eens, onder dien stoel
-vandaan te komen, -- aartsrakker!"
-
-Oom ging weer zitten, maar eerst schoof hij den hobbelenden stoel
-zoover mogelijk van den aap af.
-
-"Zie je, Oom," hernam Neef, "den aap bindt je des avonds hier of daar
-in den boomgaard vast, en dan zal geen een jongen het wagen, een hand
-naar je vruchten uit te steken. 't Is heusch een vriendelijk beest,
-doch hij is het alleen maar voor zijn baas. Mij zal hij geen kwaad
-doen, dat ziet u zelf, -- alleen anderen vliegt hij aan als een
-duivel, en zoo een moet je juist hebben. Als hij maar eenmaal een van
-de vruchtendieven te pakken heeft gehad, zal niemand het meer durven
-wagen in je tuin te komen, dat staat als een paal boven water."
-
-"Zoo," zei Oom, die wel een beetje zin begon te krijgen, om den aap
-te houden. "Zou hij hem zoo toetakelen, denk je?"
-
-Oom vond dat zoo'n aangenaam vooruitzicht, dat hij van de voorpret al
-begon te lachen, maar zijn lachen bestond eigenlijk alleen uit een
-alleronaangenaamst grinniken.
-
-"Als hij hen eenmaal te pakken krijgt, blijft er geen stuk van hen
-heel, Oompje," zei Neef ook lachend, want hij vond het prettig, dat
-Oom zin in het beest kreeg. Hij begon zich meer en meer als den
-toekomstigen erfgenaam van zijn rijken, gierigen oom te beschouwen.
-
-"Maar hij zal erg duur -- hu -- daar komt het mormel weer ----!"
-
-Oom vloog weer uit zijn stoel op.
-
-Maar Neef joeg met een schop den aap onder zijn stoel terug.
-
-"Dat mormel!" zei Oom.
-
-"Heusch, Oom, hij doet geen kwaad, ga maar gerust zitten."
-
-Oom deed het.
-
-"Ik zeg, dat hij erg duur in den kost zal wezen," zei Oom, die haast
-te gierig was, om zelf genoeg te eten.
-
-"Duur?" riep Neef. "Wat duur? 't Beest eet haast niemendal. Aan een
-overschotje van je eigen eten heeft hij meer dan genoeg, en als je
-hem een paar noten geeft, is hij zoo blij als een kind. Hier Kees,
-kom bij den baas!"
-
-Oogenblikkelijk kwam de aap van onder den stoel te voorschijn en
-sprong den matroos op de knieën. Neef haalde een paar noten uit zijn
-zak en gaf er een aan Kees.
-
-Ha, dat was Kees naar den zin. Hij greep de noot tusschen zijn
-vingers en kraakte den dop tusschen zijn tanden. Met welbehagen
-haalde hij de blanke pit te voorschijn en at die met smaak op.
-
-Vragend keek hij zijn baas aan.
-
-Toen wipte hij met een sprongetje op de tafel en Oom met een gil van
-angst uit zijn stoel.
-
-"Houd hem vast -- houd hem vast!" schreeuwde hij.
-
-"Hoor eens, Oompje, je bent veel te bang, en daar maakt hij juist
-gebruik van. Hier Kees, spring over den kop, dan krijg je nog een
-noot!"
-
-Oogenblikkelijk begon Kees op de tafel kopje te buitelen, wat Oom
-zoo'n grappig gezicht vond, dat hij zijn mond weer tot aan zijn ooren
-toe opentrok.
-
-"Dat is aardig!" zei hij, en hij bedacht, dat die aap hem toch wel
-goed te pas kon komen, als hij eerst wat aan hem gewend was. Ha ja,
-hij was altijd bang, dat er 's nachts dieven zouden komen, om hem
-zijn lieve geldje af te stelen, maar als die aap 's nachts in zijn
-kamer was, zouden zij het wel laten. En de vruchtendieven zou hij ook
-wel uit den tuin weten te houden. "'t Is toch wèl een aardig beest!"
-zei hij. "Maar duur in den kost, denk ik."
-
-"Malligheid," zei Neef. "Een restje van je eigen eten is genoeg....."
-
-"Dat zal een beetje zijn," dacht de vrek, die zelf nooit genoeg at en
-alles tot het laatste kruimeltje toe verstond.
-
-"En een nootje af en toe is een tractatie voor hem," zei Neef.
-
-"Maar noten zijn duur," zei Oom.
-
-"O, ik heb er nog genoeg bij me. Mijn zakken zitten vol. En dat hij
-je de dieven uit je tuin houdt, mag je wel een kleinigheidje waard
-zijn, zou ik zoo zeggen."
-
-"Natuurlijk," zei Oom, die zich voornam, de noten van Neef zelf op te
-eten en er nooit een voor den aap te koopen. "Weet je wat, breng hem
-maar in de schuur en ik dank wel voor je cadeau."
-
-Oom, Neef en Kees gingen naar de schuur, waar Neef den aap aan een
-stevigen kram vastbond. En daar Oom hem niet uitnoodigde om te
-blijven eten, vertrok Neef een uurtje later in de vaste overtuiging,
-dat hij een slimmen streek had uitgehaald en later Oom's lieve geldje
-wel erven zou.
-
-De vrek begaf zich dus, toen hij de afspraak van de jongens had
-gehoord, naar het schuurtje met een grijnslach van genoegen op zijn
-dunne lippen.
-
-"Ha ha, wat zullen ze schrikken," grinnikte hij, "als die aap hen op
-hun nek springt of in de beenen bijt. -- Ho Kees, -- hu -- o jij
-leelijkerd!"
-
-Hij begon al vast maar te brommen tegen Kees om hem een beetje bang
-te maken, want zelf was hij zoo bang als de dood voor den aap, en hij
-durfde hem niet te genaken.
-
-Kees keek hem grijnzend aan en sjorde aan zijn touw, om los te komen,
-blijkbaar met de vriendelijke bedoeling, om op zijn nieuwen baas aan
-te vliegen en hem eens goed met zijn tanden en nagels te bewerken.
-
-Maar het touw was gelukkig nog al sterk.
-
-"O hemel, als het eens brak," mompelde Mulder. "Het monster zou me
-vermoorden. -- Hu, jou leelijkerd! Blijf je zitten! Vort, monster!"
-
-Mulder dreigde den aap met beide vuisten en stampte met zijn klompen
-op den vloer, om den aap den noodigen schrik in te boezemen, maar hij
-zorgde wel een eerbiedigen afstand tusschen hen beiden te bewaren,
-zoodat Kees hem niet bereiken kon.
-
-"Wacht, jou mormel!" dreigde Mulder. Hij haalde een dikken stok uit
-den hoek te voorschijn en gaf Kees van uit de verte een nijdigen
-klap. Kees werd woedend. Hij rukte en sjorde uit alle macht om los te
-komen, en dan zou hij het dien ouden kerel wel eens betaald zetten,
-dat hij hem durfde slaan.
-
-Maar 't lukte hem niet. Het touw was te sterk.
-
-Weer kreeg hij een gevoeligen klap, veel harder, dan Kees prettig
-vond.
-
-Kees schrok er van en kroop zoo ver mogelijk achteruit.
-
-"Juist, monster, zoo moet ik je hebben," zei de vrek. "Pas op jij,
-hoor je, of ik zal je mores leeren!"
-
-En dreigend hief hij weer den stok op.
-
-Kees drong zich uit angst stijf tegen het houten schot. Hij werd
-blijkbaar bang voor den ouden gierigaard.
-
-Mulder lachte.
-
-"Zoo gaat het goed," zei hij. "En nu zal ik een stukje brood voor hem
-halen en een paar noten, want hij heeft den heelen middag nog niets
-gehad en zal dus wel honger hebben. Maar dat is niet erg. Ik heb ook
-honger en toch eet ik nog niet. 't Is jammer van de heerlijke noten,
-maar 't kan eenmaal niet anders. En gelukkig heeft Neef een goeden
-voorraad bij me achter gelaten. Zulke zeelui doen maar net, of het
-geld geen waarde heeft, ze gooien er compleet meê."
-
-Mulder ging in huis om een sneetje brood te halen en stak eenige
-noten in zijn zak. Maar hij bedacht zich.
-
-"'t Is zonde van de noten," mompelde hij "Waarom zou ik er vijf aan
-dat mormel geven? Ik moet hem niet verwennen. Vier is ook wel
-genoeg."
-
-Hij legde er dus weer een in de kast en wilde de kamer verlaten. Maar
-bij de deur bedacht hij zich opnieuw.
-
-"Als vier er genoeg zijn, zijn drie er ook genoeg," mompelde hij. En
-hij legde er nog een in de kast.
-
-"Zuinigheid met vlijt bouwt huizen als kasteelen," zei Mulder, en hij
-keerde uit het achterhuis terug en legde nog een noot in de kast.
-
-"Twee is meer dan genoeg," zei hij, terwijl, hij naar de schuur ging.
-
-Thans trad hij niet dreigend op en sloeg hij den aap ook niet.
-
-"Neen, neen," mompelde hij, "dat zou verkeerd zijn. Eerst heb ik hem
-schrik ingeboezemd en den heelen middag honger laten lijden, en nu ga
-ik hem voor mij winnen. En als hij niet vriendelijker wordt, krijgt
-hij in drie dagen geen kruimel brood en geen droppel water. Dan zal
-hij wel wat makker worden."
-
-Maar dit paardenmiddel was al niet meer noodig. De aap voelde den
-laatsten klap, dien Mulder hem gegeven had, nog terdege, en had geen
-lust den strijd met den ouden man voort te zetten, en ook was hij
-dolblij, toen de vrek hem een klein stukje brood toewierp, want hij
-rammelde van den honger.
-
-Haastig raapte hij het van den grond op en begon het smakelijk op te
-peuzelen. Daarna kwam hij met een paar sprongen zoo dicht bij zijn
-nieuwen baas, als de lengte van het touw hem toeliet.
-
-"Goede Kees!" vleide de vrek, wiens angst voor den aap aanmerkelijk
-verminderde. "Beste Kees!"
-
-De aap ging op zijn achterpooten zitten en keek hem vragend aan.
-
-"Hier!" zei Mulder, en hij wierp hem weer een klein stukje toe.
-Tevens waagde hij zich een paar stapjes dichter bij den aap.
-
-Kees had zijn vijandschap blijkbaar geheel afgelegd.
-
-Daarom waagde Mulder hem het derde stukje met zijn hand aan te
-reiken, en Kees pakte het voorzichtig van tusschen zijn vingers.
-
-"Ha, ha, -- goed zoo, Kees!" lachte Mulder. "Je zoudt niet zeggen,
-dat jij zoo'n nijdig monster van een beest bent.
-
-Hallo Kees! Over den kop! Over den kop!"
-
-De vrek hield een klein stukje brood in de hoogte, en, gedreven door
-den honger, gehoorzaamde Kees onmiddellijk. Hij buitelde wel driemaal
-over den kop, tot groote pret van Mulder, die altijd alleen in huis
-was en wel schik begon te krijgen in zijn nieuwen huisgenoot.
-
-Spoedig was het sneetje brood in de maag van Kees verdwenen, want het
-was maar een dun sneetje geweest en Mulder had het laatste stukje nog
-zelf opgegeten.
-
-Toen besloot Mulder het te wagen, den aap los te maken, om hem in den
-tuin te brengen. Maar eerst haalde hij een lang stuk touw uit zijn
-huis, want hij wilde den aap aan een boom in den tuin vastbinden en
-hem zooveel vrijheid geven, als maar mogelijk was. Kees moest een
-groot veld kunnen bestrijken, om des te beter in de gelegenheid te
-wezen, de jongens te bespringen.
-
-Hij kwam in het schuurtje terug en hield een noot in de hoogte.
-
-"Over den kop! Over den kop!" gebood hij.
-
-Nauwelijks had Kees de lekkernij gezien, waarop de baas hem
-trakteeren zou, of hij buitelde wel tienmaal achter elkander over den
-vloer rond, tot groot genoegen van Mulder.
-
-Deze raapte al zijn moed bijeen en liep naar den kram, waaraan Kees
-vastgebonden was. Zijn grootste vrees was wel voorbij, maar hij
-volgde toch met Argusoogen al de bewegingen van den aap, dien hij
-niet verder vertrouwde, dan hij hem zag.
-
-Kees vond het flauw, dat hij de noot niet kreeg, Mulder had haar weer
-in zijn zak gestoken. De gierigaard boog zich voorover, om het touw
-los te knoopen, en haast was hij er mede klaar, toen de aap hem
-plotseling met een grooten sprong op zijn rug terecht kwam.
-
-"O, -- hè, -- o, -- hemel!" schreeuwde de vrek, terwijl hij van
-schrik en door den schok vierkant tegen den grond sloeg.
-
-Alle kleur was van zijn gelaat geweken. Hij zag doodsbleek en beefde
-over al zijn leden.
-
-Maar toen hij bemerkte, dat de aap hem geen kwaad deed, kroop hij
-schielijk overeind en stak hem, om hem nog vriendelijker te stemmen,
-haastig de noot toe. Hij maakte vlug het touw verder los en knoopte
-het andere er aan vast. Toen spoedde hij zich naar buiten, nog over
-al zijn leden bevende van den doorgestanen schrik, maar toch min of
-meer blij, dat de aap hem geen kwaad deed en hem blijkbaar reeds als
-zijn meester beschouwde. Hij vond het wel ontzettend angstig maar
-toch ook wel aardig, dat de aap rustig op zijn schouder bleef zitten
-en met smaak zijn nootje oppeuzelde.
-
-Mulder liep den boomgaard in en bond het touw heel ruim om den
-boomstam vast, zoodat het meêdraaide, als de aap om den boom heen
-liep. En het touw was nu zoo lang, dat Kees de aardbei-planten en de
-frambozenstruiken volkomen beheerschte.
-
-Mulder grinnikte van pleizier.
-
-"Zie zoo," mompelde hij. "Laat de dieven nu maar komen, als het
-donker is. Ik zou het wel eens graag willen zien, dat die aap hun op
-den nek vloog, -- om je ziek te lachen! Hij krabt hun de oogen uit!"
-
-Kees zat nog altijd op zijn schouder.
-
-"Allo, Kees, er af! Allo!" riep hij den aap toe.
-
-Maar Kees bleef zitten, en Mulder durfde nog niet aan het touw te
-trekken.
-
-"Allo Kees! Er af! Allo!" riep hij nogmaals, met het eenige gevolg,
-dat Kees moeite deed, om hem op zijn hoofd te klauteren, tot grooten
-schrik alweer van Mulder.
-
-Deze haalde met een zucht de andere noot uit zijn zak, want hij had
-haar voor zichzelven willen bewaren, omdat hij één noot ten slotte
-voor Kees al voldoende had gevonden, en wierp haar den tuin in.
-
-In een wip had Kees zijn hooge zitplaats verlaten en de noot
-bemachtigd. Met zeldzame vlugheid klauterde hij den hoogen boom in en
-ging haar op den hoogsten tak zitten opeten.
-
-Mulder maakte zich haastig uit de voeten, uit vrees, dat Kees anders
-opnieuw op zijn rug zou springen.
-
-"Zie zoo," mompelde hij, terwijl hij zich vergenoegd de handen wreef,
-"dat is tot zoover in orde. Maar nu ga ik ook Flipsen nog
-waarschuwen. Ik zal het die kwajongens nu ééns en voor altijd
-afleeren."
-
-Hij deed zijn huisdeur zorgvuldig op slot, want hij was altijd bang,
-dat de dieven tijdens zijn afwezigheid met zijn lieve geldje aan den
-haal zouden gaan, en liep het dorp in, naar het huis van den
-veldwachter.
-
-Flipsen zat met zijn vrouw op de bank een pijpje te rooken. Zijn
-vrouw zat naast hem.
-
-"Daar komt die vervelende Mulder aan. Die kerel heeft altijd wat te
-zaniken," mompelde hij. "Ik hoop niet, dat hij hier moet wezen."
-
-Zijn vrouw keek van haar naaiwerk op.
-
-"Ja wel," zei ze, "hij draait op het hekje af. Zie je wel, daar komt
-hij."
-
-Mulder liep het voortuintje in.
-
-"Goeden avond samen," zei hij. "Wel, hoe gaat het?"
-
-Flipsen schoof een eindje op, om een plaatsje voor Mulder vrij te
-maken, en zei:
-
-"Ook goeden avond, Mulder. Ga zitten. Moest je me spreken?"
-
-"Ja," zei Mulder, "dat moest ik. Mooi weêrtje, hè, van-avond."
-
-"Mooi weertje," zei Flipsen. "En wat had je?"
-
-"Wel, dat zal ik je zeggen, man. Ik was een uurtje geleden achter in
-mijn tuin, je weet wel, dicht bij de Vaart..."
-
-"Jawel," zei Flipsen.
-
-"En daar waren de dorpsjongens aan het zwemmen."
-
-"Ha zoo, en wie al zoo?"
-
-"Och, die jongens van Jansen, en Piet van Dril en Dik Trom..."
-
-"Natuurlijk, -- Dik Trom ook. En toen?"
-
-"Wel," vervolgde Mulder, "de jongens konden mij niet zien, want er
-groeit aardig wat kreupelhout achter in mijn tuin, en toen hoorde ik
-hen afspreken, om vanavond eens goed achter mijn aardbeien en
-frambozen heen te zitten. Ze wilden het eerst al dadelijk doen, maar
-die Dik Trom vond, dat het eerst goed donker moest worden en dat het
-nog te vroeg was. En toen zijn ze slootje gaan springen, want Dik
-Trom had een polsstok bij zich, en ze spraken af, om terug te komen,
-als het goed donker geworden was. En daarom kom ik je waarschuwen,
-zie je...."
-
-
-[Illustratie: Flipsen zat met zijn vrouw op de bank een pijpje te
-rooken. (Bladz. 96)]
-
-
-"Zoo, -- 't zijn toch _mijn_ aardbeien en frambozen niet," bromde
-Flipsen, die juist van plan geweest was, dien avond eens rustig thuis
-te blijven.
-
-"Neen," zei Mulder, "'t zijn de mijne..."
-
-"Pas er dan zelf op!" bromde Flipsen.
-
-"Och, als je er geen zin in hebt, dan moet je 't maar zeggen,
-Flipsen. Dan ga ik even naar den burgemeester, om te vragen, of hij
-niet een ander mannetje heeft, om op de dieven te passen."
-
-"Ik zeg niet, dat ik niet wil," bromde Flipsen, die niet graag zou
-zien, dat Mulder aan zijn plan gevolg gaf. Wat moest de burgemeester
-dan wel van hem denken? "Ik zeg niet, dat ik niet wil," herhaalde
-hij, en hij liet er op volgen: "Maar je moet niet denken, dat het
-zoo'n hapje is om den heelen avond in je tuin te zitten. Zoo is er
-altijd wat, en nooit kan ik eens een avondje rustig thuis blijven en
-mijn pijpje rooken. Ik ben ook een mensch, Mulder."
-
-"Wel man, doe het dan niet, zeg ik je immers. Ik wil met alle
-pleizier aan den burgemeester gaan vragen, of hij niet een ander
-mannetje voor me heeft...."
-
-"'t Zou me een mooie boodschap wezen," bromde Flipsen nijdig. "Ik zal
-komen, hoor Mulder, dat beloof ik je, en ik zal mijn gummi-stok
-meebrengen. Wee den kwajongen, die mij in handen valt. Hij zal er
-ongenadig van lusten. Dat gezanik! Geen avond heb ik vrij!" Hij
-klopte zijn pijp zoo nijdig uit, dat zij in tweeën brak.
-
-"Zoo, dat ook nog! Mijn mooie doorrooker in gruzels!" bromde hij
-
-"Dat is dan afgesproken," zei Mulder. "Ja, dat is goed: breng je
-gummi-stok maar meê dan zullen die kwajongens hun streken wel
-afleeren. Goeden-avond samen."
-
-"Dag Mulder," zei vrouw Flipsen.
-
-Maar Flipsen zei niets. Hij was nijdig op Mulder, en nog nijdiger op
-Dik Trom en de andere jongens, die hem van zijn vrijen avond
-beroofden.
-
-Hij nam zich voor hen geducht onder handen te nemen. 't Moest nu maar
-eens voor goed uit zijn met die pret.
-
-[Illustratie: hoofdstuk staartstuk]
-
-
-
-
-[Illustratie: hoofdstuk kopstuk]
-
-Zevende Hoofdstuk.
-
-De vrek, de gummi-stok, de aap en de veldwachter.
-
-
-Mulder keerde naar huis terug. Hij was bijzonder in zijn nopjes, wat
-hem duidelijk aan te zien was, want af en toe grinnikte hij van
-pleizier en herhaaldelijk liep hij binnensmonds te prevelen. Ja, een
-paar maal wreef hij zich vergenoegd de handen.
-
-"Hè -- hè -- hè -- hè, -- wat was hij nijdig, die Flipsen," zei
-hij. "Hij wou zoo graag eens een avondje rustig thuis zijn pijpje
-rooken, zei hij, -- maar dat is niet noodig. Een veldwachter hoeft
-geen pijpjes bij zijn vrouw te zitten rooken, hij moet op de dieven
-passen, zeg ik maar. Wat drommel, daar wordt hij immers voor betaald,
-daar betaal ik toch ook mijn lieve belastingcentjes voor. En dan
-pijpjes zitten rooken, -- jawel, we zullen hem pijpjes laten rooken.
-Hij had er geen zin in, dat was duidelijk, maar -- hè -- hè -- hè
--- hè, -- wat veranderde hij gauw toen ik zei, dat ik dan even naar
-den burgemeester zou gaan en om een ander mannetje vragen zou, die
-geen pijpjes wil zitten rooken.
-
-Hè -- hè -- hè -- hè! -- En nijdig, -- goed, laat hem nijdig
-wezen. Hoe nijdiger, hoe liever, -- des te harder slaat hij er op,
-als hij zoo'n kwajongen te pakken krijgt. Ha, ik hoor hen al
-schreeuwen!"
-
-Mulder wreef weer in zijn handen van pleizier.
-
-"En hij zal zijn gummi-stok meebrengen," prevelde hij. "Net goed!
-Zoo'n gummistok slaat ze de beenderen haast stuk, heb ik wel eens
-hooren zeggen. Net goed! Voor mijn part slaat hij ze dood, dien Dik
-Trom in de eerste plaats. Ja ja, als hij er één te pakken krijgt,
-hoop ik, dat het die Dik Trom is en dat hij hem dan met dien
-gummi-stok een pak ransel geeft, dat hij niet meer loopen kan. Hè --
-hè -- hè, en dat hij, als hij kruipende van tusschen de
-frambozenstruiken weggaat, -- dat dan Kees hem nog op zijn nek
-springt en hem de ooren van het hoofd afbijt. Hè -- hè -- hè --
-hè, -- ik gooi mijn geld niet weg, maar het zou me toch nog wel een
-kwartje waard zijn, om dàt te zien. -- Kijk, het begint al mooi
-donker te worden, en over een half uurtje kunnen de kwajongens hun
-gang gaan. Als Flipsen er dan maar is, laat de lieverdjes dan maar
-komen. Of verbeeld je nu eens, dat Flipsen in het geheel niet kwam,
--- maar dàt zou ik hem betaald zetten, hoor, dat zou ik hem betaald
-zetten!"
-
-Mulder had zijn huisje bereikt en liep den boomgaard in om nog even
-naar Kees te gaan kijken.
-
-"Kees! Kees! Waar ben je?" riep hij.
-
-Ha, Kees zat nog op dezelfde plaats ongeveer, -- boven in den boom.
-Hij keek even naar Mulder en nam verder geen notitie van hem.
-
-"Kees! Kees! Kom hier! Kom bij den baas!" riep Mulder. En grinnikend
-om zijn eigen aardigheid, liet hij er op volgen:
-
-"Kom hier, Kees, dan krijg je geen nootje, -- hè -- hè -- hè --
-hè!"
-
-Maar Kees kwam niet.
-
-
-[Illustratie]
-
-
-"De baas lust ze zelf wel, Kees!" zei Mulder. -- "Kom hier, Kees! Wil
-je wel eens komen!"
-
-Hij greep het touw en rukte er aan met al zijn kracht.
-
-Toen zag Mulder, waarom Kees hem niet gehoorzaamde.
-
-Het touw zat boven in den boom om een paar takken vastgedraaid en
-Kees had alle vrijheid van beweging verloren.
-
-Hij kon naar boven, noch naar beneden.
-
-"Zoo, dat is mooi slim van me geweest. Ik had hem niet aan een boom
-moeten vastbinden, maar aan den kalen paal, die daar ginds staat; dan
-had het touw niet in de takken verward kunnen raken. Hoe krijg ik dat
-mormel nu naar beneden? Ik bedank er voor, om in den boom te klimmen.
-Die aap zou me naar mijn keel kunnen vliegen en mij den strot
-afbijten. Dank je! Hu, -- verbeeld je eens, dat dàt gebeurde! Weet
-je wat, als Flipsen straks komt, zal ik het hèm laten doen. Flipsen
-weet niet, dat het zoo'n kwaadaardig monster is. Als hij dat wist,
-deed hij het vast en zeker niet. -- Maar neen, Flipsen zal er tòch
-wel voor bedanken. Hij is op 't oogenblik veel te nijdig en zal
-zeggen, dat hij als veldwachter wel verplicht is, om op de dieven te
-passen, maar niet, om een kwaadaardigen aap boven uit een boom te
-halen. -- Enfin, Kees moet er dan vannacht maar blijven zitten, dan
-zullen we morgen wel zien, wat er aan te doen is. Desnoods schiet ik
-hem dood. -- Gelukkig, dat ik Flipsen gewaarschuwd heb. Die kan het
-zaakje met zijn gummi-stok trouwens best alleen opknappen, -- zonder
-dien aap."
-
-Mulder begaf zich naar zijn huisje. Hij ontsloot de deur en stapte
-binnen, maar hij deed er den grendel weer op, want 's avonds had hij
-zijn deur altijd op slot.
-
-Toen stak hij de lamp op.
-
-"'t Is zonde van de olie," mompelde de vrek. "Maar de jongens moeten
-kunnen zien, dat ik in huis ben, en daaruit opmaken, dat zij vrij
-spel hebben."
-
-Hij deed de luiken voor het raam, maar in elk luik was een opening
-gezaagd in den vorm van een hart. Door die openingen boven in de
-luiken drong het licht van de lamp naar buiten.
-
-"Zie zoo, alles is klaar," mompelde de vrek. "Nu eerst een stukje
-brood eten en dan maar rustig afwachten, wat er gebeuren zal."
-
-Hij sneed zich een paar dunne boterhammen en smeerde er spaarzaam wat
-boter op, maar eigenlijk vond hij dat toch zonde van de kostelijke
-boter. Daarom schraapte hij er die met zijn mes zoo goed mogelijk
-weer af.
-
-"Overdaad is niet noodig!" mompelde de vrek, terwijl hij de boter
-weer in het oude, gebarsten vlootje deed. "Er zit zoo genoeg op." --
-Hij had honger en beet gretig in zijn brood.
-
-"'t Is niet te veel, -- maar te veel schaadt en is nadeelig voor de
-gezondheid," dacht hij. "'t Is niet nodig, dat ik dik en vet word, Je
-hebt er maar last van. Jammer toch wel, dat Kees in den boom gevangen
-zit. Ik had er me zooveel genoegen van voorgesteld, als hij die
-jongens het vleesch van de beenen scheurde."
-
-
-[Illustratie]
-
-
-Mulder wist op dit oogenblik niet, dat Kees al niet meer in den boom
-zat. Toen hij bemerkte, dat hij in zijn eigen touw verward geraakt
-was en al zijn rukken en sjorren hem de vrijheid niet terug gaf, had
-hij met zijn beide handen het touw aangegrepen en aan zijn mond
-gebracht. Met zijn sterke tanden had hij het spoedig doorgebeten, en
-toen was hij dood op zijn gemak den boom uitgeklauterd en den tuin
-ingewandeld. Een klein stukje touw, niet veel meer dan een halsband,
-was er maar van overgeschoten. De rest zat nog in en om de takken van
-den boom.
-
-Kees snuffelde den heelen tuin door om te zien, of er niets van zijn
-gading was en hij hield zonder eenig gewetensbezwaar geducht huis
-onder de vruchten van zijn baas. 't Speet hem wel, dat hij nergens
-noten kon vinden, maar de andere vruchten versmaadde hij geenszins.
-Hij at er zijn buikje rond en dik van, ging toen, niet ver van de
-aardbei- en frambozebedden in een boom zitten, goed verscholen
-tusschen het dichte loover, zoodat hij zoo goed als onzichtbaar was,
-kneep zijn oogen dicht en viel in slaap.
-
-Maar dat alles wist Mulder niet. Deze zocht de kruimeltjes brood op,
-die op de tafel gevallen waren en at ze op. Toen keek hij hongerig
-naar de kast, want hij had nog lang niet genoeg.
-
-"Zou ik nog een dun, -- dun sneetje nemen?" mompelde hij begeerig, en
-hij likte zijn dunne lippen.
-
-Hij stond op en ging naar de kast.
-
-Ja, daar lag het brood.
-
-Hij strekte de handen uit, -- maar plotseling trok hij ze terug,
-wierp de deur dicht en ging op zijn stoel bij de tafel zitten.
-
-"Neen," mompelde hij: "Niet doen, -- 'k heb genoeg gegeten. Waarom
-zou ik..."
-
-"Tik -- tik -- tik!" klonk het tegen de ruiten.
-
-"Hè -- ho -- hu! Wat is dat!" mompelde de vrek verschrikt.
-
-"Ben je daar, Mulder?" klonk een gedempte stem.
-
-"Geen antwoord geven!" prevelde Mulder. "'t Kon wel een dief wezen."
-
-"Tik -- tik -- tik!" klonk het nogmaals. "Ben je daar, Mulder?"
-
-Ha, 't was de stem van Flipsen; Mulder herkende haar duidelijk.
-
-"Ja, -- wie daar?" riep hij.
-
-"Ik ben het, ik, Flipsen!" werd er geroepen. "'k Wil je maar even
-zeggen, dat ik er bèn!"
-
-"Ha ja -- juist, ja ja -- dat is goed, Flipsen. -- En -- enne -- en
-heb je den gummi-stok meêgebracht?"
-
-"Laat dat maar aan mij over!" bromde Flipsen. "Als ik er een in
-handen krijg, zal hij zijn besten dag niet hebben, -- dat beloof ik
-hem."
-
-"Goed zoo -- hè -- hè -- hè!" grinnikte Mulder. "Ga je gang maar!
-Hoe harder hoe liever!"
-
-Flipsen verwijderde zich van het raam en verschool zich ergens
-tusschen het geboomte, dicht bij de aardbeiën en frambozen. En
-Mulder zat met open ooren te luisteren, of er nog geen angstgeschrei
-van een of anderen kwajongen tot hem doordrong.
-
-"Ik ben nieuwsgierig, wien van hen hij te pakken zal krijgen," dacht
-Mulder.
-
-"Allemaal tegelijk, -- neen, dat zal niet gaan. Enfin, als hij er
-maar ééntje goed zijn portie geeft, dan zal de schrik er bij de
-anderen ook wel in komen. Ik hoop maar, dat het die Dik Trom is." --
-
-Hij hield zijn blik op de klok gericht. De groote wijzer ging
-langzaam, maar zeker verder.
-
-En Mulder hoorde nog maar niet het angstgeschrei van den een of
-anderen jongen, tot zijn grooten spijt.
-
-Dat kon trouwens ook niet, want de jongens waren nog diep in het land
-aan het polsstokspringen. Zij amuseerden zich kostelijk, want Jan van
-Bakel had zijn sprong te kort genomen en dientengevolge twee natte
-voeten opgeloopen, en Arie Klaro was zijdelings in de sloot terecht
-gekomen, waardoor zijn linkerarm, linkerdij en linkerbeen een frisch
-bad hadden ondergaan. Hij zag er wel een beetje tegenop om thuis te
-komen, maar alle anderen hadden groote pret. En de een durfde nog
-meer te wagen dan de ander, hoewel het al erg donker geworden was.
-
-"Durf jij hier over dezen hoek te springen, Dik?" vroeg Jan Vos op
-een plek, waar twee slooten elkander onder een rechten hoek
-ontmoetten.
-
-"Wel ja, waarom niet?" zei Dik. "Geef den stok maar hier. Maar jullie
-moeten het mij nadoen, hoor!"
-
-
-[Illustratie]
-
-
-Dik spuugde in zijn handen, wat hij altijd deed, als de zaken kritiek
-werden, trok de klep van zijn pet diep in zijn nek, boog een paar
-maal achter- en voorover, en nam toen zijn sprong.
-
-Ha, 't scheelde maar een haartje, of hij was er toch.
-
-"Wat zeg je daarvan?" riep hij een beetje trotsch den anderen toe.
-Hij wierp den stok over en vervolgde:
-
-"Nu jij, Jan Vos! 't Is jouw beurt."
-
-"Jongen, jongen," zei Jan weifelend, terwijl hij zich achter zijn oor
-krabde.
-
-"'t is zoo'n sprong! Zou ik het wel wagen?"
-
-"Ha ha, Jantje is bang!" tergde Dik.
-
-"Kom Jan, durf je niet?"
-
-"Laat mij maar eerst!" riep Piet van Dril, terwijl hij Jan den stok
-uit de handen nam. "Ik durf wèl! Wat Dik kan, kan ik ook."
-
-"Houd je goed, Piet," zei Dik. "Neem je sprong niet te kort, want de
-onderkant is hier slap, hoor. Je zakt er in weg."
-
-"Hoepla, daar gaat hij!" riep Piet.
-
-En met een prachtigen sprong kwam hij aan den overkant terecht.
-
-"Goed gedaan, Piet!" zei Dik. "Nu jij, Jan Vos!"
-
-"Maar ik ga naar huis," riep een van de jongens.
-
-"Kijk eens, hoe donker het al wordt. 'k Wed, dat het al aardig laat
-is."
-
-"Dan ga ik meê," riepen een paar anderen. "Ik mag zoo erg laat niet
-thuiskomen."
-
-"Ik ga ook naar huis," zei Jan Vos, die niet veel lust had op den
-laten avond nog een nat pak te halen.
-
-"Jantje durft niet!" zei Dik.
-
-"Neen, Jantje durft niet!" zei ook Piet.
-
-"Dàt zal ik je laten zien," zei Jan Vos, die de spotternij van zijn
-twee vrienden niet langer wilde aanhooren.
-
-Piet wierp hem den stok toe, en Jan nam hem stevig tusschen zijn
-beide handen.
-
-"Dáár dan!" riep hij. "Een -- twee -- drie!"
-
-Hij nam zijn sprong, en kwam triomfantelijk tusschen Dik en Piet aan
-den overkant.
-
-"Zie je wel, dat ik durf!" riep hij hun toe.
-
-"Of je durft," zei Dik. "Maar dat wist ik ook wel. Kijk, de anderen
-gaan naar huis. 't Wordt onze tijd langzamerhand ook, hè?"
-
-"Ja, laten we gaan," zei Piet.
-
-De drie jongens sprongen over een smaller gedeelte terug, waar zij
-geen gevaar hadden om in de sloot terecht te komen. Dik wierp den
-polsstok over zijn schouder, floot aan Kolos, die op eenigen afstand
-een rattenhol openkrabde, en toen sloegen ook zij den weg naar huis
-in.
-
-Mulder zat intusschen nog trouw te wachten en met opengesperde ooren
-te luisteren, maar nog altijd was er geen angstgeschrei tot hem
-doorgedrongen. De jongens waren er zeker nog niet.
-
-Hij tuurde wel tienmaal per minuut naar de klok.
-
-"Ze blijven lang weg," mompelde hij. "Ze zullen toch niet gemerkt
-hebben, dat ik naar Flipsen gegaan ben? Of misschien hebben gezien,
-dat Flipsen hier kwam? Maar neen, dat kan niet, -- dat is onmogelijk.
-Ze zullen wel komen en wachten eerst, dat het goed donker geworden
-is.
-
-Hoewel, donker is het al genoeg. Hè -- hè -- hè, die gummi-stok,
-die gummi-stok, -- wat is dat een goed idée geweest van Flipsen. Hij
-slaat ze de beenderen er mede stuk -- hè -- hè -- hè! Wat heb ik
-daar een schik in!"
-
-Weer wachtte Mulder een kwartier, en nog waren de jongens niet
-gekomen.
-
-Toen, -- opeens betrok het gelaat van den vrek.
-
-"Ja, dat moest hij eens probeeren," prevelde hij. "Flipsen moest het
-eens wagen, zelf mijn aardbeiën en frambozen op te eten, terwijl hij
-daar op de loer ligt. Hij moest het eens wagen!
-
-Maar toch, -- hij is er best toe in staat! Zoo'n brave jongen zal hij
-in zijn jeugd ook wel niet geweest zijn, daar ziet hij niet naar uit,
-en hij zal nòg wel een aardbeitje en een framboosje lusten. Ha, als
-hij daar het hart eens toe had, ik zou hem aanklagen bij den
-burgemeester en dan kostte het hem zijn betrekking, zoo vast als
-tweemaal twee vier. -- En wie weet, hoeveel de kerel er wel opeet, al
-was het alleen maar om mij te plagen en zich op mij te wreken, want
-hij was méér dan nijdig, dat zag ik duidelijk."
-
-Mulder stond op en liep ongedurig door de kamer heen en weer. Hij
-balde zijn vuisten, en zei:
-
-"O, -- 't is niet om uit te staan! Hij zal van mijn vruchten
-afblijven, of ik zal het hem duur betaald zetten. Wie weet, hoeveel
-hij er al opheeft! En die jongens hoor ik nog maar niet. -- Zoo'n
-dief! Die past op de anderen, en zelf doet hij misschien niet anders,
-dan mijn vruchten stelen! Waarom komt hij nog niet eens aan de ruiten
-tikken, ten teeken, dat hij niet aan mijn frambozen zit? Maar dat
-houd ik niet langer uit! Ik wil zekerheid hebben! Ik laat mij mijn
-kostelijke vruchten maar niet goedsmoeds afhandig maken. Besluipen
-zal ik hem, en wee Flipsen, als hij mij bedriegt! Dan zal het hem
-bezuren!"
-
-De vrek begaf zich naar het achterhuis en schoof voorzichtig den
-grendel van de deur. Onhoorbaar zacht deed hij deze op een kier en
-kroop op handen en voeten den tuin in. De deur trok hij achter zich
-dicht. Alles ging zoo stil in zijn werk, dat Flipsen het onmogelijk
-gehoord kon hebben, of hij had al in de onmiddellijke nabijheid van
-de deur moeten zijn. En daar was hij niet.
-
-"Wat is het ellendig donker," bromde de vrek. "Aanstonds kruip ik nog
-met mijn hoofd tegen een boom aan. Maar beloeren zal ik hem, en als
-hij mij bedriegt, zal hem aanklagen, -- zoo'n dief!"
-
-Voorzichtig, voetje voor voetje, of eigenlijk knietje voor knietje
-kroop hij verder in de richting van de plaats, waar de aardbeiën en
-frambozen groeiden, en hij zorgde er wel voor, zoo dicht mogelijk
-onder het kreupelhout te blijven, want daar liep hij het minste
-gevaar, gezien te worden.
-
-'t Was doodstil in den tuin.
-
-"Waar zou Flipsen wezen?" dacht de vrek. "O, natuurlijk, bij de
-vruchten, net zooals ik al dacht. Waar wou hij anders zijn, die dief?
-Maar berouwen zal het hem, berouwen zal het hem."
-
-Ha, hij had de frambozen thans bereikt. Zou Flipsen tusschen de
-struiken liggen en zich aan de sappige vruchten te goed doen?
-
-Met zijn oogen trachtte hij de duisternis te doorboren.
-
-Maar dat trachtte Flipsen ook te doen.
-
-Hoor, klonk daar niet eenig geritsel?
-
-Flipsen spitste de ooren.
-
-Zouden de jongens dan toch in aantocht zijn? Hij had hen niet hooren
-komen. Maar dat was ook niet noodig. Als hij hen nù maar hoorde, nu
-zij dicht bij de frambozen kwamen.
-
-Flipsen klemde den gummi-stok tusschen zijn vingers, en luisterde met
-inspanning.
-
-Zijn oogen begonnen te fonkelen.
-
-O, -- maar hij bedroog zich niet, -- neen, neen, de jongens waren
-hem niet te glad af. Hij hoorde duidelijk het geschuifel van iemand,
-die zich voortbewoog in de richting van de aardbeiën en frambozen.
-Zijn lang geduld zou dan toch worden beloond.
-
-Hoor, -- 't was duidelijk, en ja, -- daar zag hij ongetwijfeld de
-gestalte van iemand, die over den grond kroop.
-
-Als een kat, die op een muis loert, maakte Flipsen zich gereed voor
-den sprong.
-
-Hij stond met gebogen rug, de kin vooruit.
-
-En op 't volgende oogenblik wierp hij zich op den dief, die de
-frambozen nu ongeveer bereikt had.
-
-Hij drukte den dief tegen den grond, zette hem de linkerknie op den
-rug, hief hij zijn gummi-stok omhoog, en sloeg onbarmhartig op zijn
-gevangene los.
-
-Mulder wist het eerste oogenblik, toen Flipsen hem op zijn rug
-sprong, niet, wat er aan de hand was. Hij werd plat op den grond
-gedrukt en kermde van schrik en ontsteltenis. Maar toen daalde
-plotseling een regen van slagen op hem neer, waarvan de eene nog meer
-pijn veroorzaakte dan de andere. En Flipsen liet in zijn woede zijn
-slagen met zooveel geschreeuw gepaard gaan, dat hij van den dief geen
-woord verstond. 't kon hem trouwens ook niets schelen, wat deze zeide
-of deed. Hij zou hem dat stelen ééns en voor altijd op afdoende
-wijze afleeren en al den anderen den lust ontnemen, om het ooit weer
-te probeeren.
-
-'t Hagelde slagen met den gummi-stok op den vrek, die op den grond
-lag te krimpen van de pijn.
-
-"Dáár! -- Dáár! -- Dáár! -- Dáár!" schreeuwde Flipsen, en
-zijn gummistok ging zonder ophouden omhoog, om weer striemend op zijn
-slachtoffer neer te dalen.
-
-"O, -- o, -- de gummi-stok, -- de ellendige gummistok," kermde de
-gierigaard. "O, Flipsen, houd toch op, -- ik ben het, -- ik, Mulder,
--- houd toch op ----"
-
-"Dáár! -- Dáár! -- Daar!" -- schreeuwde Flipsen die van geen
-ophouden wist. "Jou leelijke vruchtendief! Waag het nu nog eens, --
-dáár! Dáár! Daar!"
-
-"Flipsen," kermde Mulder, krimpend van de pijn, -- "ik sterf! O, die
-gummi-stok, -- die gum -- mi- -- o, o, au, au, -- o, houd toch op!"
-
-"Dáár! -- Daar! -- Dá... o, mijn hemel, wat is dat?" schreeuwde
-Flipsen ontsteld. Hij voelde, hoe een groot voorwerp hem op zijn rug
-sprong en hem de nagels in zijn hals groefde, en hem krabde en beet
-op alle plaatsen, waar hij maar gekrabd en gebeten kon worden. 't
-Veroorzaakte hem helsche pijn, en hij kroop op den grond rond, zonder
-haast te weten, wat hij deed.
-
-"Wat is dat? Wat -- o, o, -- wat een pijn -- wie doet dat -- o!"
-
-Kees zat den veldwachter bovenop zijn rug en vierde aan al zijn booze
-neigingen bot. Hij beet en krabde zonder ophouden, tot Flipsen
-eindelijk, schreeuwende van de pijn al zijn geestkracht verzamelde,
-het ongure beest van zich afschudde en, met achterlating van zijn
-gummi-stok, haastig op de vlucht sloeg.
-
-Hij en de vrek kermden om het hardst en de aap maakte ook de
-erbarmelijkste geluiden, zoodat Dik Trom en de andere jongens, die op
-den terugweg naar huis den landweg afliepen langs den tuin van
-Mulder, niet wisten, wat zij hoorden.
-
-Zij dachten er al niet eens meer aan, om vruchten te gaan stelen,
-want zij hadden zich veel te goed vermaakt met het springen.
-
-"Wat is hier te doen? Hoor dat gekerm eens!" zei Dik.
-
-En allen stonden stil om te luisteren.
-
-Opeens zagen zij Flipsen het hek doorsnellen, met zijn handen achter
-tegen zijn hals.
-
-"O, o, o, Wat een pijn! Wat een pijn!" kermde hij. En haastig sloeg
-hij den weg in naar huis.
-
-"Ook een rare geschiedenis!" zei Dik. "Rara -- wat is dat?"
-
-Maar niemand wist het, en zij vervolgden hun weg.
-
-Mulder kroop kermend naar zijn huisje.
-
-"O, die gummi-stok, -- die gummi-stok!" kermde hij.
-
-Hij deed de deur open, richtte zich aan de klink met groote moeite
-omhoog, ontkleedde zich zoo goed en zoo kwaad als het ging, en kroop
-in bed.
-
-Den volgenden morgen zag hij bont en blauw, en toen Flipsen zijn
-gummi-stok kwam halen, zat diens hals in een dik verband.
-
-[Illustratie: hoofdstuk staartstuk]
-
-
-
-
-[Illustratie: hoofdstuk kopstuk]
-
-Achtste Hoofdstuk.
-
-Dik verloot jonge konijntjes.
-
-
-Dik was al heel vroeg opgestaan, en daar had hij geen spijt van, want
-het was een mooie morgen. De vogels sjilpten en zongen in de boomen,
-en de bloemen geurden heerlijk.
-
-Met een mes in de hand kwam hij naar buiten. Hij haalde een mand uit
-het schuurtje, om er het gras en de klaver in te doen, die hij wilde
-gaan snijden aan den kant van het kanaal.
-
-Nauwelijks verscheen hij in den tuin achter de schuur, of zijn duiven
-vlogen klapwiekend om hem heen en een paar zetten zich op zijn
-schouders en zijn hoofd. 't Was, of zij hem goeden morgen kwamen
-zeggen.
-
-"Koer! Koer!" riep hij hun toe.
-
-En hij zag, hoe de konijnen zich op hun achterpooten verhieven en met
-hun voorpootjes door de tralies krabbelden.
-
-"Ja, ja!" riep Dik hun toe. "Dadelijk, hoor! Ik zie het wel, dat de
-ruiven leeg zijn. Maar jullie eten ook dag en nacht aan één stuk
-door, geloof ik. Geduld een beetje, asjeblief. Ik moet het eerst nog
-gaan snijden. -- En als ik terugkom, krijgen jullie ook, hoor!" riep
-hij tegen de duiven.
-
-"Dag Dik, hier is Gerrit!" riep zijn kauw, die op zijn schouder kwam
-zitten en eerst nijdig naar een duif pikte, om haar van dat plekje,
-dat hij als zijn persoonlijk eigendom beschouwde, weg te jagen. Maar
-de duif had geen lust, om voor zoo'n brutale vlerk als een kauw te
-wijken, en pikte venijnig terug. Duiven lijken wel heel zachtaardige
-diertjes, maar zij laten zich de kaas allerminst van het brood nemen
-en weten hun snavels terdege te gebruiken.
-
-'t Werd een formeele vechtpartij op Dik's schouder, tot groot vermaak
-van Dik. De duif klapte met haar vleugels, om de kauw weg te jagen,
-en de kauw pikte nijdig met haar langen, puntigen snavel in het lijf
-van de duif.
-
-"Dag Dik!" werd er op eenigen afstand geroepen.
-
-"O, -- daar is Nelly!" riep Dik. Hij keerde zich om en zag het blinde
-meisje in buurmans tuin staan.
-
-"Ga je de duiven voeren?" vroeg Nelly.
-
-"Straks, -- eerst moet ik nog gras en klaver snijden, Ga je meê?"
-
-"Graag!" zei Nelly.
-
-Voorzichtig liep zij den tuin door, toen over het pad langs het huis,
-en kwam zoo in het voortuintje.
-
-Dik joeg de duif en de kauw van zijn schouder, wierp zijn mes in de
-mand, die hij in zijn linkerhand nam, en begaf zich naar Nelly, om
-haar mede te nemen naar den kanaalkant.
-
-"Dag Helly! Hier is Gerrit!" riep de kauw, toen hij het meisje zag.
-
-"Kom hier, Gerrit, -- kom hier, Gerrit!" riep Nelly, terwijl Zij haar
-vrije hand uitstrekte. Dadelijk kwam Gerrit op haar arm zitten. Dat
-vond Nelly prettig.
-
-"Dag Gerrit!" riep zij tegen hem.
-
-"Dag Helly! Hier is Gerrit! Dag Dik!"
-
-Dik bracht het meisje naar den overkant van den weg, en zei, nadat
-hij een mooi plaatsje voor haar opgezocht had:
-
-"Hier Nelly, -- ga nu hier zitten, -- in het gras!"
-
-Nelly deed het, en toen hij het blinde meisje daar zag zitten, zoo
-hulpbehoevend, zoo geheel afhankelijk van anderen, overmeesterde hem
-weer een gevoel van onuitsprekelijk medelijden, en zijn stem klonk
-zacht en teeder, toen hij zeide:
-
-"Je zit aan den kant van het kanaal, Nelly, een groote armslengte er
-maar van af. Zul-je je niet vooruit bewegen? Je gezicht is naar het
-water gekeerd."
-
-"Ja ja, dank je wel," zei Nelly, "ik begreep het al, voordat je me
-het zei. Wees maar niet ongerust, Dik, ik zal wel stil blijven
-zitten. Dag Gerrit! Waar ben je, Gerrit? Kom hier, Gerrit! Kom bij
-Nelly, Gerrit!"
-
-Gerrit wandelde aan den kant van het water en pikte daar wurmpjes en
-insecten van den grond op.
-
-"Hier is Gerrit!" schreeuwde hij terug, maar hij ging niet naar Nelly
-toe. Hij had het veel te druk, om voor zijn ontbijt te zorgen.
-
-"Kom Gerrit! Kom hier, Gerrit!" riep Nelly.
-
-Gerrit gaf geen antwoord. Hij was juist bezig, een grooten worm uit
-den grond te trekken, waar de worm zich met al zijn kracht tegen
-verzette. Maar 't hielp niet, en weldra was hij door Gerrit's keelgat
-verdwenen.
-
-"Hier is Gerrit!" schreeuwde hij toen. "Dag Helly!"
-
-Dik was ijverig aan het snijden. Zijn mes was vlijmscherp, daar
-zorgde hij altijd wel voor. De eene handvol na de andere wierp hij in
-de mand, en hij pikte zooveel melkdistels uit den grond, als hij maar
-kon, want daar waren de konijnen dol op.
-
-"Schiet je goed op, Dik?" riep Nelly hem toe. "Wat is het prachtig
-weer hè?"
-
-"Heerlijk," zei Dik. "Ja, ik schiet best op, maar ik heb veel te
-snijden, want ik zorg 's morgens altijd voor den heelen dag, en ik
-wil niet, dat mijn konijnen honger lijden."
-
-"Kom Gerrit!" riep Nelly. "Kom Gerrit! Waar is Gerrit?"
-
-"Hier is Gerrit!" riep de kauw uit de verte, maar hij kwam niet.
-
-"Hij zoekt zijn eten," riep Dik het meisje toe.
-
-"Hij zorgt misschien 's morgens óók voor den heelen dag, net als
-jij," merkte Nelly lachend op.
-
-"Hij lust anders heel wat, hoor," zei Dik. "Ik geloof niet, dat hij
-ooit genoeg heeft."
-
-"Hier is Gerrit!" riep de kauw, die op Nelly's schouder vloog.
-
-"Behalve nù dan toch," zei Nelly. "Zie je wel, hij komt uit eigen
-beweging bij me, en dat zou hij niet doen, als hij nog honger had."
-
-Nelly nam de kauw in haar hand en hield hem tegen haar wang. Dik
-verwijderde zich hoe langer hoe verder, om gras en klaver te zoeken.
-Maar telkens keek hij even naar Nelly om te zien, of zij wel
-voorzichtig was en niet dichter hij het water kwam.
-
-"Zeg Dik, vader is vanmorgen al naar zijn baas gegaan!" riep Nelly
-hem toe.
-
-"Zoo," zei Dik. "Kijk, daar komt Anneke! -- Dag Anneke, hier is
-Nelly, je weet wel, van wie ik je verteld heb."
-
-"O," zei Anneke, en zij keek naar het blinde meisje. Dik had haar
-verteld, hoeveel medelijden hij met haar had.
-
-Zij ging bij haar in het gras zitten, en zei:
-
-"Jij bent Nelly, hè? Ik heet Anneke. O, heb je Dik's kauw daar? Vind
-je hem niet aardig?"
-
-"Ja, erg aardig," zei Nelly. "Dag Gerrit! Zeg eens, 'dag Nelly!'"
-
-"Dag Helly!" schreeuwde de kauw, tot groot vermaak van de beide
-meisjes. "Dag Helly, hier is Gerrit!"
-
-En om het hardst riepen zij:
-
-"Dag Gerrit! Dag Gerrit!"
-
-Eindelijk was Dik's mand tot den rand toe gevuld, en keerde hij met
-zijn vracht naar de meisjes terug.
-
-"Gaan jullie meê naar mijn duiven?" vroeg hij.
-
-"Ja," zeiden ze, en beiden stonden van den grond op.
-
-Nelly stak haar hand uit, als om te vragen, wie haar leiden wilde.
-
-"Kom," zei Anneke, terwijl ze haar arm bij het blinde meisje instak,
-en gearmd gingen ze met Dik mee.
-
-De duiven zagen hem al komen en vlogen hem klapwiekend tegemoet, en
-de konijnen krabbelden om het hardst tusschen de tralies door. Zij
-hadden blijkbaar honger.
-
-De kauw vloog achter het drietal aan.
-
-Dik vulde de ruiven van de konijnen met het versch gesneden voer,
-waaraan de konijntjes dadelijk begonnen te smullen, en haalde toen
-een bak vol gerst voor de duiven, die hem maar steeds om het hoofd
-fladderden.
-
-"Hier Nelly," zei hij, terwijl hij haar den voerbak in de hand gaf,
-"jij mag ze voeren."
-
-"O," riep Nelly verheugd uit, "graag, graag, -- dank je wel!"
-
-Anneke las de vreugde op haar gelaat, en Dik en Anneke keken elkander
-aan met een blik, waarin duidelijk te lezen stond:
-
-"Wat in-zielig, hè?"
-
-Die twee begrepen elkander wel, ook al zeiden ze niets.
-
-Nelly strooide het voer met kleine handjesvol om zich heen, en riep:
-
-"Roe-koe! Roe-koe! Roekoe!"
-
-En de doffers stapten parmantig buigende tusschen de duifjes rond en
-riepen ook:
-
-"Roe-koe! Roe-koe! Roe-koe!"
-
-"Hier is Gerrit!" schreeuwde de kauw. "Dag Helly! Dag Dik!"
-
-"Praatsmaken!" riep Dik. -- "Zeg Anneke, wat heb ik een zin in het
-schoolfeest. En jij?"
-
-"Of ik!" zei Anneke. "Kijk, die duif vliegt op Nelly's schouder. Wat
-aardig, hè?"
-
-"Wat zal het een leuk gezicht wezen, als die stoomboot hier door het
-kanaal gaat," zei Dik. "Er is hier nog nooit een stoomboot geweest."
-
-"'t Zal wel een kleintje zijn; een groote kan hier niet varen," zei
-Anneke.
-
-"O, groot genoeg voor de schoolkinderen," beweerde Dik. "Laat daar
-den meester maar voor zorgen."
-
-"Roe-koe! -- Roe-koe!" riep Nelly tegen de duiven, terwijl zij de
-korreltjes voer rondom zich strooide. "Krijgen jullie een
-schoolfeest?"
-
-
-[Illustratie]
-
-
-"Ja," zei Dik, "we gaan een heelen dag uit met een stoomboot, met
-muziek en vlaggen, -- een heelen dag Wijk aan zee, hè Anneke?"
-
-"Ja, -- dat is een badplaats," zei Anneke. "Fijn, hoor."
-
-"Hè, met muziek, -- dat hoor ik zoo graag," zei Nelly. "Die vlaggen
-kan ik niet zien, en de boot ook niet, en de zee evenmin, -- maar de
-muziek kan ik hooren, hè, en o, die vind ik zoo mooi."
-
-Dik werd ernstig.
-
-"Dom van me, om over dat schoolfeest te beginnen, waar dat blinde
-meisje bij is," dacht hij bij zichzelven. "Echt dom! Hoe jammer, dat
-zij niet mee kan! Maar zij gaat niet school, -- en bovendien heeft ze
-niet meêgespaard, en één gulden vijf en twintig centen kunnen die
-menschen zoo maar opeens niet missen. -- Weet je wat, daar moet ik
-toch nog eens over denken."
-
-En hij dacht er verder den heelen dag over.
-
-Eerst kwam hij tot het besluit, aan alle kinderen een kleinigheid
-voor het blinde meisje te vragen, en als hij dan de vereischte som
-bijeen had, zou hij den meester verzoeken, of het ongelukkige, blinde
-meisje medemocht.
-
-"Jammer, dat de meester nu net zoo boos op me is," dacht Dik.
-
-Maar bij nader inzien vond hij het toch geen prettige gedachte voor
-Nelly, als alle kinderen op school wisten, dat zij het zoo arm
-hadden. Neen, dat behoefden de anderen niet te weten; 't was nergens
-toe noodig. Zij zouden zoetjes-aan, nu Elswater weer hersteld was en
-geregeld werk had, wel weer in beter doen geraken.
-
-"'k Wou maar, dat ik zelf het geld had," dacht Dik. "Of dat Vader en
-Moeder het konden missen, -- maar dat zal niet kunnen. -- Jammer
-genoeg."
-
-Maar 's morgens op school, onder de leesles, kreeg hij plotseling een
-idee, en zijn gezicht klaarde er heelemaal van op.
-
-En nauwelijks waren de jongens om twaalf uur het lokaal uit, of hij
-riep hun toe:
-
-"Zeg jongens, wie koopt er een lootje van me naar een jong konijn?"
-
-"Hoeveel loten?" vroeg Jan Vos.
-
-Dik meende vijftien te zeggen, maar hij bedacht zich bijtijds.
-
-"Twintig," zei hij.
-
-"En hoe duur?" vroeg Bruin Boon.
-
-"Voor jou twee centen per stuk, voor de anderen een cent!" riep Dik.
-
-"Geef mij een lootje," zei Arie Klaro, die bijna altijd wel losse
-centen in zijn zak had, want zijn vader was een rijke boer en
-behoefde dus niet op een kleintje te zien.
-
-"Vanmiddag!" zei Dik. "Nu heb ik ze nog niet, maar ik ga ze dadelijk
-maken, als ik thuis kom."
-
-"Wat een geld," zei Bruin Boon, "twintig cent voor een jong
-konijntje. We doen altijd vijftien lootjes van een cent, en dat is
-geld genoeg."
-
-"Ja Bruin, maar ik ben maar een arme slokker," zei Dik. "Daarom neem
-ik twintig lootjes, zie je. -- Zeg jongens, geld meebrengen
-vanmiddag, hoor, dan kunnen we vanavond nog gooien om de hoogste
-oogen."
-
-Dik liep op een draf naar huis, en zoodra hij gegeten had, vroeg hij
-aan zijn moeder om een stuk karton, 't liefst wit.
-
-"Heeft u niet een oude kartonnen doos, die u niet meer noodig heeft?"
-vroeg hij.
-
-"Waartoe moet die dienen?" vroeg zijn moeder.
-
-"Om lootjes te maken," zei Dik. "Ik ga mijn jonge konijnen verloten.
-Zeg, Moeder, weet u, wat ik van plan ben? Ik wil zoo graag ƒ1.25 bij
-elkaar zien te krijgen..."
-
-"Waarvoor, Dik. Wàt een geld!" zei Moeder.
-
-"Wel, dan wou ik het aan den meester geven voor het schoolfeest...."
-
-"Ben je dwaas, jongen? We geven elke week al een stuiver, en dat is
-al meer dan genoeg voor ons soort menschen...."
-
-"En dat is het," zei Vader Trom, die zich gereed maakte om zijn dutje
-te gaan doen.
-
-"Ja maar, ziet u, -- ik wou zoo graag het blinde meisje van de nieuwe
-buren meê laten gaan," zei Dik zacht. "Ik heb zoo'n medelijden met
-haar, Moeder, -- en die menschen zijn op 't oogenblik te arm om
-zooveel geld te kunnen missen. -- Toe maar, Moeder, laat het mij maar
-doen. 't Is zoo'n ongelukkig kind."
-
-Moeder keek Dik een oogenblik ernstig aan en haar oogen werden een
-beetje vochtig.
-
-Eindelijk zei ze:
-
-"In een hoekje achter op den zolder staat nog wel een oude doos,
-Dik."
-
-"Dus mag ik?" riep Dik verheugd uit, en hij vloog de trap op naar
-boven.
-
-Toen hij weg was, deed Vader Trom zijn oogen, die hij juist
-dichtgedaan had, weer eventjes open en zei:
-
-"Griet!"
-
-"Wel? -- Wat is er, Jan?"
-
-"Griet, -- onze Dik is een bijzonder kind, en dat is-ie."
-
-"Ja, hij is althans een goed kind," zei moeder Trom.
-
-Dik kwam beneden en knipte twintig vierkante stukjes uiteen van de
-wanden van de doos. De rest borg hij in de kast, want die zou hem nog
-wel te pas komen.
-
-Vandaag ging er pas zijn eerste jonge konijn aan, en hij had er zes.
-
-Op elk kartonnetje zette hij een nummer, van 1 tot 20, en hij deed ze
-alle in een doosje. Toen stak hij nog een stuk papier bij zich, om te
-kunnen noteeren, wie een lot gekocht had, -- en een potlood, -- en
-begaf zich naar buiten.
-
-In de verte hoorde hij het eigenaardige geschreeuw, dat de jongens
-soms met een hooge stem doen hooren, als zij alleen over straat
-loopen.
-
-"Halloïo! Diktrommio! Halloïo! Diktrommio! Gajeméïo!"
-
-Dik lachte.
-
-"Pitio van Drillio!" galmde hij terug. "Pitio van Drillio!"
-
-"Dikkio Trommio!" schreeuwde Piet. "Twéïo lotio! Voor mijn
-centoïo!"
-
-Het geluid kwam steeds dichterbij en na een minuut zag Dik Piet het
-erf oploopen.
-
-"Twéïo lotio! Twéïo lotio!" galmde Piet. "Voor mijn centoïo!"
-
-"Twee lootjes?" vroeg Dik, terwijl hij de doos met kartonnetjes uit
-zijn zak opdiepte. "Hier, trek er maar twee uit."
-
-Piet trok de nummers 4 en 13, en Dik schreef op zijn lijst achter de
-nummers 4 en 13 den naam van Piet van Dril. De twee centen stak hij
-in zijn zak.
-
-"Zie zoo, ik heb al vast een beginnetje. Voor twee uur ben ik ze wel
-allemaal kwijt, denk ik, en dan kunnen we na schooltijd het beestje
-verloten."
-
-"Om hoe laat?" vroeg Piet.
-
-"Om zes uur, hier, achter onze schuur. Ik heb drie dobbelsteenen,"
-zei Dik, "mooie groote."
-
-"Zeg, ik hoop, dat ik het konijntje win," zei Piet van Dril. "Willen
-we naar school gaan?"
-
-"Dat is goed."
-
-En samen sloegen zij den weg in naar school, waar zij natuurlijk veel
-te vroeg aankwamen, maar dat wilden zij juist. Dik had er immers
-gewichtige zaken te doen?
-
-Zij waren de eersten, die op de speelplaats aankwamen, maar 't duurde
-niet lang, of er kwamen er meer.
-
-Bruin Boon kwam ook al heel vroeg.
-
-"Ik moet vijf lootjes hebben, Dik," zei hij, en hij gaf Dik vijf
-centen.
-
-"Wat? Hoeveel?" vroeg Dik verbaasd, want het gebeurde haast nooit,
-dat een jongen vijf loten tegelijk kocht. En hij keek Piet van Dril
-aan, die zijn vragenden blik met een knipoogje beantwoordde.
-
-"Ja, vijf!" schreeuwde Bruin Boon. "Geef hier! Waar zijn ze?"
-
-Dik weifelde even en weer keek hij Piet vragend aan, en nogmaals
-knipoogde Piet tegen Dik. De jongens wisten wel, dat Bruin niet
-eerlijk was, en dat hij gewoonlijk veel centen in zijn zak had, en
-zij verdachten er hem sterk van, dat hij ze stal uit de toonbanklade
-van zijn moeder, die een winkeltje in kruidenierswaren deed. Want
-Bruin was erg oneerlijk.
-
-"Nou, krijg ik ze, of krijg ik ze niet?" schreeuwde Bruin.
-
-"Weet je moeder ervan?" vroeg Dik.
-
-"Mijn moeder? -- Ja, -- natuurlijk! -- Je denkt toch niet, dat ik ze
-gestolen heb?"
-
-"Ik weet niet, wat ik moet denken," zei Dik. Hij hield Bruin het
-doosje met loten voor en Bruin nam er vijf uit. Dik schreef zijn naam
-op de lijst achter de getrokken nummers. Even later kwam Arie Klaro.
-
-"Heb je je lootjes al?" vroeg hij aan Dik. "Geef mij er een, -- of
-neen, ik wil er wel twee hebben. Des te meer kansen heb ik."
-
-"Maar ik heb de meeste kansen," zei Bruin.
-
-"Zoo? Hoeveel dan wel?" vroeg Arie.
-
-"Vijf!" zei Bruin. "Is 't niet waar, Dik, heb ik er geen vijf?"
-
-"Gestolen centen natuurlijk," zei Arie op den man af.
-
-"Als jij maar geen gestolen centen in je zak hebt!" zei Bruin
-sarrend.
-
-Er kwamen hoe langer hoe meer jongens op de speelplaats, en de loten
-van Dik gingen vlug van de hand. Hij kon zelfs niet eens aan alle
-aanvragen voldoen, maar daar wist hij wel raad op.
-
-"Jongens," zei hij, "om vijf uur zal de loting plaats hebben...."
-
-"Waar?" schreeuwde Bruin. Bruin schreeuwde altijd veel harder, dan
-noodig was. "Ik heb toch de meeste kansen, want ik heb er vijf!"
-
-"Bij ons, achter het huis," zei Dik. "En dan zal ik weer nieuwe loten
-klaarmaken om er nog een te verloten, voor de jongens, die nu te laat
-kwamen. Is dat goed? Komen jullie dan?"
-
-"Dus dan verloot je er twee vanavond," zei Dirk Langereis, die ook te
-laat gekomen was en dus geen lootje had kunnen bemachtigen.
-
-"Ja, -- twee," zei Dik.
-
-"Dat is goed!" zeiden de jongens.
-
-Een poosje later ging de school aan, en Dik voelde zich vroolijk
-gestemd, omdat de zaken voor de blinde Nelly zoo goed gingen.
-
-"Vanavond heb ik al veertig centen bij elkaar," dacht hij vergenoegd.
-"Dan heb ik er nog maar vijf en tachtig noodig. Als de meester nu
-maar niet weigert, -- maar weet je wat, ik zal erg goed mijn best
-doen. Misschien gaat de boosheid dan wel weg, hoewel, -- hij heeft
-vandaag nog geen vriendelijk woord tegen me gezegd."
-
-En Dik spande al zijn krachten in om 's meesters goedkeuring te
-verwerven, wat de meester zeer goed opmerkte, al liet hij het niet
-blijken.
-
-"Dikje heeft spijt van gisteren," dacht hij, en dat deed hem
-genoegen.
-
-Om vier uur ging de school uit, en de jongens spoedden zich naar
-huis. Maar om vijf uur waren zij allen present achter de schuur van
-Dik.
-
-Dik had weer nieuwe loten gemaakt en verkocht ze aan de liefhebbers.
-Ze gingen niet meer zoo grif van de hand als voor het eerste
-konijntje, maar hij raakte ze eindelijk toch kwijt, en toen kon de
-loting beginnen.
-
-Dik haalde een kleerenbak uit de schuur, een diepen melkbeker uit de
-kast en drie groote dobbelsteenen uit zijn speelgoedlade. Daarmede
-kwam hij bij de jongens terug. De kleerenbak werd op den regenput
-gezet, en de dobbelsteenen deed hij in den melkbeker.
-
-"Zie zoo, alles is klaar," zei hij. "De verloting kan beginnen."
-
-"Maar om welk konijn gaat het?" vroeg Jan van Bakel, die ook een
-lootje gekocht had.
-
-Dik haalde een van zijn jonge konijntjes uit het hok en deed het in
-een mand.
-
-"Hallo! Het spel gaat beginnen!" riep Dik.
-
-Hij keek op zijn lijst en riep: "No 1, Jan Fulps. Asjeblief, goed de
-steenen schudden en dan in den kleerenbak gooien."
-
-"Daar gaat-ie!" riep Jan Fulps.
-
-Hij rammelde met de steenen en wierp ze met kracht in den bak. "4, 2,
-5!" riep Dik. "Elf oogen!"
-
-En hij noteerde achter Jan's naam 11. "No. 2, Bruin Boon!"
-
-
-[Illustratie]
-
-
-"Elf maar?" snoefde Bruin. "Daar ga ik boven!"
-
-"2, 3, 3!" riep Dik. "8 oogen!"
-
-"Daar ga ik onder, had je moeten zeggen, Bruin!" riep Jan Fulps hem
-toe.
-
-"O, ik heb er nòg vier!" schreeuwde Bruin.
-
-"No. 3: Jan van Bakel!" riep Dik.
-
-Jan van Bakel gooide.
-
-"6, 5 en 5, 16 oogen!" kondigde Dik aan.
-
-"Een mooie gooi!" zei Piet van Dril. "Mijn beurt, Dik, ik ben no.
-4."
-
-Piet rammelde met de steenen en wierp drie zessen.
-
-"Mooi zoo!" zei Dik. "Hooger kan het niet."
-
-"Ha ha," lachte Piet van Dril, "dat konijntje zal wel voor mij zijn.
-Even hoog, dat kan, maar hooger, dat kan al vast niet!"
-
-Piet van Dril liep naar de mand, om het konijntje eens goed te
-bekijken! 't Was een allerliefst beestje, vond hij, en hij streelde
-het over den kop.
-
-Zoo gooiden de jongens om de beurt, en Bruin wierp eenmaal 2 zessen
-en een vijf, dus 17 oogen.
-
-"Daar mankeerde er maar eentje aan, -- maar ik heb nog een lot. Dan
-komt het derde zesje er wel bij."
-
-Maar op zijn laatste lot gooide hij tot groote pret van alle jongens,
-drie eenen. Zijn kans op het konijntje was verkeken.
-
-Eindelijk moest alleen N°. 20 nog maar gooien, en dat was Arie
-Klaro.
-
-"Een klein kansje!" zei hij, terwijl hij de dobbelsteenen in den
-melkbeker liet rammelen.
-
-"Mijn konijntje is het!" riep Piet van Dril lachend.
-
-Arie gooide.
-
-"Drie zessen, -- achttien oogen!" riep Dik. "Arie en Piet van Dril
-moeten kampen. Ze hebben evenveel oogen gegooid."
-
-"Dat staat je niet netjes, Arie!" zei Piet van Dril lachend. "Ik
-dacht al, dat ik den prijs had."
-
-"Mis man, buiten den waard gerekend," zei Arie. "Gooi jij maar
-eerst!"
-
-"Neen, -- jij!" zei Piet.
-
-"Jij bent het eerst aan de beurt. Hier heb je de steenen. -- Is 't
-niet waar, Dik?"
-
-"Ja," zei Dik. "Jij eerst, Piet."
-
-"Vooruit dan maar!" zei Piet. Hij liet de stenen rammelen en gooide
-een 4, een 6 en een 3.
-
-"Dertien oogen," zei Dik. "Een mooie kans, Arie."
-
-"O jé, daar gaat mijn konijntje," riep Piet lachend.
-
-"Toe, rammel zoo lang niet, -- ik brand van nieuwsgierigheid!"
-
-"Daar dan!" riep Arie.
-
-"Een 5, een 6 en een 3, -- veertien oogen!" riep Dik. "Arie heeft het
-gewonnen. Geluk er meê!"
-
-"En nu ga ik meteen naar huis," zei Arie, die een heel eind van het
-dorp woonde, en alleen om de verloting zoo lang gebleven was.
-
-Hij nam het jonge konijntje in zijn arm en vertrok.
-
-De anderen bleven voor de verloting van het tweede konijntje.
-
-"Mijn kansen staan mooi," schreeuwde Bruin. "Ik heb nu ook weer vijf
-loten."
-
-"Maar onrechtmatig verkregen goed gedijt niet," zei Dirk Langereis.
-
-"Wat!" schreeuwde Bruin. "Wou jij zeggen, dat ik het gestolen had?"
-
-"Ik zeg alleen maar, dat onrechtmatig verkregen goed niet gedijt,"
-zei Dirk.
-
-De loting begon, -- en het einde was, dat Jan Vos met het konijntje
-naar huis ging. Hij won met 17 oogen.
-
-"Jongens," riep Dik, "morgen een nieuwe verloting!"
-
-"Maar ik dank je!" zei Bruin Boon. "'t Heeft me vandaag al een
-dubbeltje gekost, -- voor niemendal. Ik doe niet meê."
-
-"Dan laat je 't!" zei Dik.
-
-De jongens gingen naar huis, en Dik maakte weer nieuwe loten klaar
-voor den volgenden dag, -- maar toen bleek de liefhebberij al
-aanmerkelijk bekoeld. Er was geen sprake van, dat de verloting nog
-dien dag kon plaats hebben, want 's avonds had hij er nog maar elf
-verkocht. De moeders bleven niet aan 't geld geven.
-
-Na drie dagen pas was hij zeventien loten kwijt, en hij besloot, toen
-maar verder geen moeite te doen.
-
-Anneke won het beestje, tot haar groote blijdschap.
-
-En Dik zag voorloopig geen kans, nog meer konijntjes te verloten. Het
-speet hem wel, maar toch was hij blij, dat hij al vast zeven en
-vijftig centen bij elkaar had. Hij had ze in een doosje gedaan en in
-een hoekje van zijn speelgoedlade opgeborgen.
-
-"Ik zal wel zien, dat ik de rest er bij krijg," dacht hij. "Daar moet
-ik maar een middeltje op bedenken. -- O, wat zou ik het heerlijk
-vinden, als Nelly meê kon met het schoolfeest, -- dat ongelukkige
-kind!"
-
-[Illustratie: hoofdstuk staartstuk]
-
-
-
-
-[Illustratie: hoofdstuk kopstuk]
-
-Negende Hoofdstuk.
-
-De vrek gaat zich beklagen.
-
-
-Den volgenden dag werd het dorp in rep en roer gebracht door het
-gerucht, dat het groote, beroemde, Amerikaansche paardenspel van
-Sänger ook daar voor een enkelen dag zijn reusachtige tent zou
-opslaan, om er een voorstelling te geven. En niet het dorp alleen,
-maar zelfs de geheele polder, waarvan het dorp het centrum vormde,
-sprak over niets anders, dan over het wereldberoemde paardenspel van
-Sänger, dat weldra zou arriveeren.
-
-Geen wonder, want de Directeur, Mr. Sänger, maakte op echt
-Amerikaansche manier zoo'n reusachtige reclame voor zijn spel, dat je
-om zoo te zeggen hooren en zien verging. Heel Nederland sprak er over
-en alle kranten wijdden groote artikelen, ja zelfs geheele kolommen
-aan het paardenspel van den beroemden Amerikaanschen Directeur
-Sänger, en zijn beroemde paarden, en zijn beroemde pikeurs en zijn
-beroemde paardrijdsters en zijn beroemde leeuwen en zijn beroemde
-olifanten, en zijn beroemde honden en apen, ja zelfs aan zijn
-beroemde, onmetelijke tent, waarvan 's morgens vroeg nog niets te
-zien was, waarin 's middags soms reeds een voorstelling werd gegeven,
-waarin alle beroemdheden 's avonds nogmaals optraden, en waarvan bij
-zonsopgang geen spoor meer gevonden werd. In alle dagbladen stonden
-kolossale advertentiën, op stal- en schuurdeuren, alsmede op alle
-aanplakborden verschenen reusachtige biljetten met platen in
-schitterende kleuren, waarop de ongelooflijkste toeren waren
-afgebeeld.
-
-Niemand en niets ter wereld was zóó beroemd als de heer Sänger en
-zijn paardenspel, en geweldige verhalen daaromtrent deden door ons
-lieve vaderland de ronde.
-
-Zoo vertelde men, dat de heer Sänger een weddenschap had aangegaan
-met een anderen schatrijken Amerikaan, -- want ook de heer Sänger
-moest, naar men zeide, schatrijk zijn, -- dat hij binnen een half
-jaar van Amerika naar Europa zou reizen, daar veel meer
-voorstellingen zou geven dan er dagen in het halve jaar waren, nooit
-langer dan twee dagen op dezelfde plaats zou verblijven en binnen het
-half jaar weer in New-York zou teruggekeerd zijn. De weddenschap ging
-om honderdduizend dollars, die hij van te voren bij een bank had
-moeten deponeeren. Ook vertelde men, dat de leeuwentemmer van het
-circus vijf leeuwen had, waarmede hij de ongehoordste toeren
-verrichtte, ja, dat hij hun zelfs zijn hoofd in den geopenden muil
-stak, en dat alles terwijl het hem toch niet onbekend kon zijn, dat
-diezelfde leeuwen zijn vaders en grootvader, die vóór hem hun
-eigenaars waren geweest, reeds hadden opgegeten. En dan waren er nog
-twee olifanten, waarvan de een den vorigen oppasser, die iets deed,
-dat den olifant niet naar den zin was, met zijn slurf had
-doodgeslagen, en toen hij op den grond lag, om zoo te zeggen, met
-zijn lompe pooten een polka op zijn lichaam had gedanst, zoodat er
-niets van hem overbleef dan wat pap.
-
-Dik geloofde al die verhalen onvoorwaardelijk. Had hij ze niet met
-eigen oogen in de krant gelezen?
-
-Hij zat op de leuning van de brug met Piet van Dril en Jan Vos te
-hengelen. 't Was een hooge brug, en 't was ook een hooge leuning, en
-zij moesten lange hengelstokken hebben om bij het water te kunnen
-komen. En hun zitplaats was tamelijk gevaarlijk, want bij de minste
-onhandige beweging konden zij er aftuimelen en in het diepe, breede
-kanaal terechtkomen.
-
-Zij praatten natuurlijk over het paardenspel, zooals iedereen.
-
-"'t Zijn allemaal Engelschen," beweerde Jan Vos. "'t Mocht wat," zei
-Dik. "Echte Amerikanen, hoor. En zij hebben ook Roodhuiden bij zich.
-Zeg Piet, heb je 't gehoord? Dan rent er een wild paard in het
-circus, zonder bit of teugel, en dan komt zoo'n Roodhuid op een ander
-paard binnenvliegen en gooit het een lasso om den nek, -- en dan maar
-trekken, jongens, trekken van heb ik jou daar, tot het gevangen paard
-bijna stikt en op den grond valt. -- Zie je, zoo vangen die
-Roodhuiden hun paarden in de wildernis ook."
-
-"Fijn om te zien," zei Piet. "Ik hoop, dat ik er naar toe mag."
-
-"Ik heb geen kans," zei Jan Vos. "'t Is te duur, zegt Vader. Hij kan
-zijn geld wel beter gebruiken."
-
-"Net als bij ons," zei Dik.
-
-"O, -- jij, -- jij hebt geld genoeg verdiend met het verloten van je
-konijnen, want zoo duur is het niet, als je op den laagsten rang gaat
-zitten. En je ziet het daar even goed als op den eersten. Hoeveel heb
-je ook al verdiend met je verloting?"
-
-"Zeven en vijftig cent," zei Dik, met een peinzend gezicht naar zijn
-dobber turend.
-
-"Meer dan genoeg, -- de vierde rang kost maar 40 cent," zei Jan. "Zeg
-Dik, dan gaan we samen, hè? Ik màg, -- dat heb ik al aan Vader en
-Moeder gevraagd. Doen, zeg?"
-
-Dik zei niets.
-
-Ha, wat had hij een zin, om mede te gaan! Zoo iets moois had hij nog
-nooit gezien en zou hij misschien nooit in zijn leven meer te zien
-krijgen. -- Maar, voor dat doel had hij zijn konijntjes niet verloot.
-Hij had het gedaan om het arme, ongelukkige, blinde meisje een mooien
-dag te bezorgen, en 't zou gemeen van hem wezen, als hij nu voor dat
-geld naar het paardenspel ging.
-
-"Doen, zeg?" herhaalde Piet, met een elleboogstoot in Dik's rug.
-
-"'k Weet niet, -- misschien -- wel," zei Dik aarzelend.
-
-"Waarom zou hij niet?" dacht hij. "'t Was toch zijn eigen geld, en
-hij kon er mede doen, wat hij wilde. Niemand dan hij had er iets over
-te zeggen, behalve zijn Vader en Moeder natuurlijk, maar die zouden
-het wel goed vinden. Zij vonden van Dik alles goed."
-
-"Waarom _misschien?_" vroeg Piet.
-
-"Ja, waarom _misschien?_" dacht Dik. "Waarom niet _zeker._ Hij had
-het geld toch niet aan Nelly beloofd? Hij had er immers zelfs met
-geen enkel woord over gesproken?"
-
-
-[Illustratie]
-
-
-"Zeg, waarom _misschien?_" vroeg Piet nog eens.
-
-"Och, 'k weet nog niet," zei Dik. "Ik denk van wèl, 't Paardenspel
-is hier nog niet eens, en misschien komt het zelfs in het geheel
-niet. Vader zegt, dat het maar een praatje zal wezen, want dat er
-nergens aanplakbiljetten te zien zijn."
-
-"O, dat hindert niet. Iedereen zegt het," beweerde Jan Vos, die er
-wel niet heen mocht, maar het toch heerlijk vond, dat het komen zou
-met die leeuwen en olifanten en Roodhuiden en paarden en wie weet,
-wat nog meer. Hij zou wel maken, dat hij met zijn neus overal 't
-dichtst bij was.
-
-"Spreken ze Amerikaansch?" vroeg hij.
-
-"Engelsch," zei Piet van Dril. "De Amerikanen hebben geen eigen taal,
-en spreken Engelsch."
-
-"Jammer," zei Jan, "'t moesten Hollanders zijn. Dan kon ik met hen
-praten."
-
-"O," zei Dik, "dat kan ik toch wel. Ik wed, dat ze mij woord voor
-woord verstaan."
-
-Piet en Jan barstten in lachen uit.
-
-"Wat een pocher!" riep Piet van Dril, die door een onhandige beweging
-half van de leuning gleed. Hij kon zich nog net bijtijds met één
-arm vastgrijpen, maar stootte toen Dik bijna naar de diepte. En Dik
-greep zich in zijn schrik aan Jan Vos vast, zoodat zij alle drie
-groot gevaar liepen om naar beneden te duikelen, Zij hingen aan de
-leuning. En lachen, lachen, dat ze deden! Ze kropen met moeite tegen
-de leuning op en namen weer plaats.
-
-"Zeg, Jan," zei Dik, "als je weer wat weet."
-
-"En jij dan, Dik!" zei Jan Vos. "Je trok er me ook bijna af."
-
-"Zoo, Dik, spreek jij zoo goed Engelsch?" lachte Jan.
-
-"Onverbeterlijk," zei Dik. "Ik durf met je te wedden, dat ze me woord
-voor woord verstaan!"
-
-Jan en Piet lachten hem smakelijk uit.
-
-Opeens zei Jan Vos:
-
-"Kijk eens, Dik, daar komt er een de brug op, dat geloof ik zoo vast
-als tweemaal twee vier. Hij komt hierheen, zie je wel?"
-
-"En òf!" zei Dik, die van de leuning op de brug sprong en den man,
-die naar hem toe kwam, met open mond en oogen aangaapte. Zijn hengel
-haalde hij in.
-
-"'t Is er vast een!" beweerde Piet van Dril. "Dat zie je aan alles
-wei, hè?"
-
-Nu, daar had hij wel gelijk aan. De man had een pikeurspet op en
-droeg een korte rijjas. Zijn beenen waren gestoken van boven in een
-rijbroek en beneden in rijlaarzen met sporen. Hij droeg een geel
-vest, en zijn broek was ook geel. Bij elken stap, sloeg hij zich met
-een korte rijzweep tegen de kaplaarzen.
-
-"Hallo!" zei hij tegen de drie jongens, en hij keek in het bijzonder
-naar Dik, die met zijn dikke buikje en bolle wangen blijkbaar een
-grappigen indruk op hem maakte. "Hallo!" zei ook Dik, toen hij den
-vreemdeling lang genoeg had aangestaard.
-
-"Nu je Engelsch!" fluisterde Piet zijn vriend Dik toe.
-
-1) "Do you live here?" vroeg de vreemdeling.
-
-2) "Yes, Sir!" zei Dik, die er geen woord van verstond.
-
-3) "Ha, that is good..."
-
-4) "No, Sir!" beweerde Dik.
-
-De Engelschman keek Dik in de grootste verbazing aan, want hij
-begreep niet, wat hij aan den jongen had.
-
-En Piet van Dril en Jan Vos stonden ook in stomme verbazing naar Dik
-te kijken, die zoo brutaalweg den vreemdeling in diens eigen taal
-antwoordde. Wat drommel, waar kon Dik dat Engelsch hebben geleerd?
-Zij wisten niet, dat Dik in het geheel maar drie Engelsche woorden
-kende, namelijk _yes_, dat _ja_ beteekent, _no_, dat hetzelfde is als
-_neen_, en _sir_, dat _mijnheer_ beteekent, en dat Dik geen woord van
-den Amerikaan verstond, maar het besluit had opgevat, om maar op de
-beurt, "Ja, mijnheer" en "Neen, mijnheer" te zeggen.
-
-5) "Do you know the burgomaster?" vroeg de Amerikaan.
-
-"No, Sir!" zei Dik met een stalen gezicht, hoewel hij er geen woord
-van verstond.
-
-6) "Where does he live?"
-
-"Yes, Sir!" zei Dik.
-
-De Amerikaan begreep thans volkomen, dat die dikke jongen hem met een
-stalen gezicht voor den gek stond te houden. Hij deed een stap
-voorwaarts en hief met een snelle beweging zijn rijzweep op, om er
-hem een gevoeligen tik mede te geven.
-
-Maar Dik was op zijn hoede. Hij glipte gebukt tusschen zijn vrienden
-en de brugleuning door en maakte dat hij wegkwam.
-
-Jan Vos en Piet van Dril gingen hem lachend achterna.
-
-"Of jij Engelsch spreekt, Dik!" riep Piet hem toe.
-
-"Wel, wat mankeerde er aan?" vroeg Dik lachend.
-
-"Alles!" grinnikte Piet.
-
-"Niets!" beweerde Dik. "Ik heb gezegd, dat hij mij woord voor woord
-zou verstaan, en deed hij dat dan niet?"
-
-"Jawel, maar je zei niets dan ja en neen!" zei Jan Vos.
-
-"Juist," zei Dik. "De zaak was ook niet, dat hij mij niet verstond,
-maar ik verstond hèm niet, -- daar zat hem de kneep."
-
-De jongens zagen, dat de vreemdeling een poosje rondkeek en zich toen
-naar het raadhuis begaf, zeker om den burgemeester te spreken.
-
-"Maar nu is het toch wel zeker, dat het paardenspel hier komt," zei
-Jan. "Wat zou die man hier anders op het raadhuis moeten doen?"
-
-"Natuurlijk," zei Dik. "Ik meende het hem net te vragen, toen hij die
-rijzweep ophief...."
-
-"Ha, ha, ha, ha!" lachten Jan en Piet.
-
-Zij gingen in het gras aan den kanaalkant zitten, om de terugkomst
-van den vreemdeling af te wachten, maar hij bleef nog al lang weg.
-
-"'t Is te hopen, dat de burgemeester beter Engelsch spreekt dan jij,
-Dik," zei Piet van Dril.
-
-"Er was op mijn Engelsch geen aanmerking te maken," zei Dik. "Hij
-verstond me woord voor woord."
-
-"O ja, ik bedoel, dat de burgemeester hem beter _verstaan_ zal dan
-jij," zei Piet lachend.
-
-"Dat hoop ik ook," zei Dik.
-
-Eindelijk kwam de Amerikaan te voorschijn, en de jongens wezen
-beleefd naar hun pet, want zij vonden hem thans een belangwekkend
-personage.
-
-Zijn boosheid was blijkbaar alweer verdwenen, want toen hij de
-jongens herkende, lachte hij tegen hen. En tegen Dik hief hij
-dreigend zijn zweep op, maar hij meende er niets kwaads mede.
-
-Dik, Piet en Jan volgden hem op de hielen, om te zien, waarheen hij
-ging, maar heel ver behoefden zij niet te loopen, want dicht bij de
-brug liep hij den stal in van Café "Goud uit schuim," haalde een
-mooi rijpaard naar buiten, gaf den stalknecht een fooi, en wierp zich
-met een vlugge beweging in den zadel.
-
-"Ha, wat een prachtig beest," zei Dik, die een groot liefhebber van
-paarden was. "Kijk eens, wat steigert hij!"
-
-"Ja, een fijn paard, hoor," zei Piet. "Hoepla, -- daar gaat hij!"
-
-De ruiter gaf zijn paard de sporen en reed in een vluggen draf den
-weg op naar Haarlem.
-
-De jongens oogden hem na.
-
-"Wat kan dat paard loopen!" zei Dik. "Heel wat harder dan de paarden
-van den molenaar."
-
-"Die zijn te dik," zei Piet. "'t Zijn Belgische werkpaarden, goed om
-zware vrachten te trekken. -- Maar dit is een fijn raspaardje, zie
-je, dàt is het verschil. Zag je zijn dunne pooten wel?"
-
-"Zeker," zei Dik. "'t Zal wel een van de circuspaarden zijn. Waar zou
-het spel komen te staan? Op de markt zal het niet gaan, vanwege al
-die palen."
-
-"Vader denkt, dat het op het stuk weiland komt, hier achter het
-Café. Dat is een mooie gelegenheid. Ruimte in overvloed!"
-
-De jongens liepen de brug over naar de markt.
-
-"Wat zullen we eens gaan doen?" vroeg Jan Vos. "'t is nog veer te
-vroeg, om naar huis te gaan."
-
-"Willen we een poosje in den boom gaan zitten?" zei Dik.
-
-Midden op de markt stond een groote boom, waarin de jongens zich
-dikwijls vermaakten, misschien wel, omdat Flipsen nooit wilde hebben,
-dat zij er in klommen. Welke reden hij daarvoor had, kon niemand
-begrijpen, want het was een reusachtige boom, die er niets van te
-lijden had en desnoods best een stootje kon velen. Zelfs de
-burgemeester had al meer dan eens tegen Flipsen gezegd, dat hij niet
-zoo op de jongens moest vitten, want dat er toch waarlijk zooveel
-kwaad niet in stak, dat zij soms wel eens in dien boom speelden.
-
-Maar Flipsen wilde het nu eenmaal niet hebben; hij was een lastige
-man, die van de jongens niets verdragen kon.
-
-"In den boom gaan zitten?" vroeg Jan Vos. "En als Flipsen dan komt?"
-
-"Dan stil blijven zitten," zei Dik. "Maar hij zal ons niet eens zien,
-want het loover is zoo dicht, dat wij zoo goed als onzichtbaar zullen
-zijn."
-
-"Weet je wat?" zei Piet van Dril. "We scheppen onze klompen vol water
-en nemen die meê naar boven. Als Flipsen dan komt, zetten wij hem in
-een stortbad..."
-
-"Grappig!" zei Dik. "Op een anderen keer. Laten we nu maar kalm in
-den boom gaan zitten, -- dan ziet hij ons niet, al komt hij er langs.
-Geef me een pootje, Jan! Die stam is mij te dik om er in te klimmen."
-
-"Wacht even, -- wie loopt daar zoo mal langs den weg?" vroeg Piet van
-Dril. "Hij kruipt meer, dan hij loopt....."
-
-"Een malle verschijning!" zei Dik. "Kijk, 't is Mulder, de vrek! Wat
-zou hem schelen? Hij houdt zijn handen in zijn lenden, -- 't lijkt
-wel, of hij vergaat van de pijn...."
-
-"En wat loopt hij krom!" zei Jan Vos.
-
-"En wat kijkt hij benauwd," merkte Piet van Dril op. "Zou hij naar
-den dokter gaan?"
-
-"Kun-je begrijpen!" zei Dik lachend. "Naar den dokter? Dat kost
-immers geld? -- Neen, naar den dokter ongetwijfeld niet!"
-
-"Laten we kijken!" zei Piet. "Wacht, hij gaat de brug over. Mijnheer
-houdt zich vast aan de leuning, -- mijnheer kan haast niet verder en
-wrijft zich over den rug, mijnheer ziet bont en blauw in zijn
-gezicht, zie je dat?"
-
-"Jongens," zei Dik, "dan is er eergisteren wat gebeurd, je weet toch
-wel, 's avonds, toen we slootje-gesprongen hebben en toen we zoo'n
-raar geschreeuw hoorden in zijn tuin...."
-
-"Mijnheer gaat naar den burgemeester!" vervolgde Piet van Dril. "Zie
-je wel, hij gaat het raadhuis binnen. Ha -- ha, -- mijnheer kan haast
-den stoep niet opkomen."
-
-Piet van Dril had gelijk. Mulder ging naar den burgemeester, om zich
-over Flipsen te beklagen.
-
-"Wel Mulder? Wat is er?" vroeg de burgemeester. "Ga zitten."
-
-Mulder nam heel voorzichtig op een stoel plaats en kreunde daarbij
-van de pijn. Toen zag de burgemeester hoe vreeselijk toegetakeld de
-man er uitzag, en hoewel hij in het geheel geen sympathie voor den
-ouden gierigaard voelde, kreeg hij nu toch medelijden met hem.
-
-
-[Illustratie]
-
-
-"Au au, -- o -- o -- wat een pijn!" kreunde Mulder, terwijl hij ging
-zitten.
-
-"Maar man, wat zie je er uit?" riep de burgemeester hem toe. "Je
-gezicht is bont en blauw, en -- maar, wat is je overkomen?"
-
-"Ja, ja, wat is me overkomen?" zei Mulder met een pijnlijk gezicht.
-"Ik kom me beklagen, burgemeester..."
-
-"Beklagen! Is er bij je ingebroken en hebben ze je mishandeld?"
-
-"Neen, -- o, wat een pijn, -- ingebroken niet, maar mishandeld wel,"
-kermde Mulder. "Dat heeft Flipsen me geleverd!"
-
-"Flipsen?" riep de burgemeester ongeloovig uit. "Je vergist je
-ongetwijfeld, Mulder, hoe wou Flipsen er toe komen, om een van de
-burgers uit onze gemeente zoo te mishandelen? -- Want ik moet
-toegeven, dat je mishandeld bent, Mulder, -- en erg mishandeld ook."
-
-"O, ik verga van de pijn," kreunde Mulder. "Bijna twee dagen heb ik
-in bed gelegen, omdat het me onmogelijk was op te staan. Maar nu kon
-ik het niet langer uithouden, -- ik wilde dien man aanklagen,
-burgemeester, opdat hij voorbeeldig gestraft worde...."
-
-"Maar Mulder, -- Flipsen toch zeker niet?"
-
-"Flipsen, en niemand anders," zei Mulder. "Hij zou zich 's avonds,
-dat was eergisteren, in mijn tuin opschuilen, om op de jongens te
-passen, die voor den zooveelsten keer weer mijn boomgaard eens wilden
-plunderen. Ik had die kwajongens bij toeval afgeluisterd, toen zij
-die afspraak maakten. Flipsen had er wel geen zin in, maar toen ik
-hem liet merken, dat ik van plan was bij u te gaan klagen, als hij
-het niet deed, koos hij eieren voor zijn geld. --"
-
-Mulder zuchtte diep, want onophoudelijk flitsten hem hevige
-pijnscheuten door zijn lichaam.
-
-"En zoo kwam hij dan," vervolgde hij na een poosje, "erg boos, dat
-kan ik u verzekeren, want hij was, zooals hij zelf zei, juist van
-plan geweest, dien avond eens rustig bij zijn vrouw te blijven
-rooken..."
-
-"Nu, zoo prettig was het ook niet voor hem," vergoelijkte de
-burgemeester. "Flipsen is een ijverig man, dat zal iedereen toegeven.
-Hij is eerder te ijverig, dan te lui, en maakt zich daardoor juist
-vele vijanden. En 't zou heusch niet erg zijn, als hij ook eens een
-avondje rustig thuis kon blijven..."
-
-"Daar betalen wij onze belastingcentjes voor, burgemeester," zei
-Mulder, die juist weer een hevigen scheut door zijn rug kreeg. "Au,
-au, o, wat een pijn!"
-
-"Maar nu weet ik nog niet..." hernam de burgemeester.
-
-"Ik zal 't u vertellen," zei Mulder. "Toen het al heel laat geworden
-was en ik van Flipsen niets meer bemerkte, besloot ik even te gaan
-kijken, of hij er nog was, en toen sprong me die nijdigaard
-plotseling op mijn lijf, smeet mij tegen den grond, en sloeg mij met
-zijn gummi-stok bont en blauw. Ik dacht niet anders, of hij wilde mij
-doodslaan. Mijn beenderen kraakten me in mijn binnenste. Ik kom
-daarom een aanklacht tegen dien man doen. Hij dient ontslagen te
-worden."
-
-"Och kom," zei de burgemeester, "'t zal een vergissing van Flipsen
-geweest zijn. Misschien meende hij wel, dat hij een van de
-vruchtendieven te pakken had."
-
-"Een vergissing, -- au, o, wat een scheut, -- onmogelijk,
-burgemeester. Toen hij me op zoo'n verschrikkelijke manier met zijn
-gummi-stok bewerkte, heb ik hem wel tienmaal toegeschreeuwd, dat ik
-Mulder was, maar hij wilde mij niet hooren. Hij sloeg me opzettelijk,
-omdat hij nijdig op mij was, en ik eisch zijn ontslag, -- op staanden
-voet. Of anders zal ik een strafvervolging tegen hem laten instellen
-wegens moedwillige mishandeling."
-
-"Dat is uw zaak," zei de burgemeester, terwijl hij op een tafelschel
-tikte.
-
-De concierge verscheen.
-
-"Legels, ga naar Flipsen en zeg hem, dat hij onmiddellijk hier moet
-komen."
-
-"Flipsen is ziek, burgemeester...."
-
-"Erg ziek?"
-
-"Dat weet ik niet. Ik geloof, dat hij zich bezeerd heeft, -- nog al
-erg."
-
-"Zoo, -- nu, weet je wat, ga hem vragen, of hij in staat is om hier
-te komen. Je moet zeggen, dat het een ernstige zaak geldt."
-
-"Jawel, burgemeester."
-
-Er werd tusschen den burgemeester en Mulder niet veel meer gesproken.
-De laatste liet herhaaldelijk een dof gekreun hooren.
-
-Na enkele minuten verscheen Flipsen, met een dik verband om zijn
-hals.
-
-"Wel, Flipsen, wat scheelt je?" vroeg de burgemeester, "Heb je je
-bezeerd?"
-
-Flipsen keek schuin naar Mulder en deze schuin naar Flipsen.
-
-"Ja, burgemeester, ik heb me bezeerd," zei Flipsen.
-
-"Zoo, hoe komt dat?"
-
-"Dat weet ik niet, burgemeester," zei Flipsen, die het inderdaad niet
-wist. Herhaaldelijk keek hij naar het misvormde gezicht van Mulder,
-dat een heele rist groene en blauwe strepen vertoonde. De leelijke
-vrek was er niet mooier op geworden, ja, Flipsen vond dat hij hem nog
-nooit zoo leelijk ontmoet had.
-
-De burgemeester werd een beetje boos over dat antwoord van Flipsen.
-
-"Weet je 't niet? Dat is al heel wonderlijk...."
-
-"Ik weet het heusch niet, burgemeester," zei Flipsen, wiens gelaat
-bij elke beweging een pijnlijken trek kreeg.
-
-"Nu, als je 't me niet zeggen wilt, moet je dat zelf weten," hernam
-de burgemeester op hoogen toon. "Flipsen, deze man komt zich over je
-beklagen. Hij zegt, dat je hem eergisteren-avond zoodanig mishandeld
-hebt, dat hij er twee dagen van te bed heeft gelegen en nog maar
-ternauwernood loopen kan. Hij eischt, dat je op staande voet
-ontslagen wordt, of hij zal een strafvervolging tegen je beginnen
-wegens moedwillige mishandeling. Wat heb je daarop te antwoorden?"
-
-Flipsen keek in de grootste verbazing beurtelings den burgemeester en
-den vrek aan. Blijkbaar wist hij in de verste verte niet, wat van
-deze beschuldiging te denken.
-
-"Hoor je me niet?" vroeg de burgemeester. "Of wist je dit soms ook al
-niet?"
-
-"Ik, -- burgemeester, -- neen, op mijn woord, -- ik weet het niet. Ik
-heb Mulder voor 't laatst ontmoet in mijn eigen tuin op mijn eigen
-bank, toen hij mij kwam vragen een oogje in het zeil te houden, omdat
-hij zeker wist, dat de jongens 's avonds in zijn tuin wilden komen om
-zijn vruchten te kapen. Na dat oogenblik heb ik Mulder niet meer
-gezien, dat verklaar ik op mijn ambtseed, burgemeester."
-
-"'t Wordt nu nog erger, burgemeester," zei Mulder. "Hij doet op die
-manier nog een valschen eed ook, want hij heeft me dienzelfden avond
-in mijn tuin zoo onbarmhartig afgeranseld, dat ik vreesde te zullen
-sterven...."
-
-Flipsen kreeg een flikkering in zijn oogen, en ondanks zijn pijnen,
-een spottend lachje om zijn lippen.
-
-"Ha, ha, Mulder, -- ben jij dat geweest?" vroeg hij. "Ik verkeerde
-tot nog toe in de heilige overtuiging, dat ik Dik Trom of een van die
-andere lieverdjes te pakken had gehad...."
-
-"Neen, man, dat weet je wel beter..." viel Mulder in. "Ik heb je wel
-honderdmaal toegeroepen, dat ik Mulder was..."
-
-"Geen woord van gehoord!" riep Flipsen uit, die een paar maal in een
-lach geschoten was, maar zich onmiddellijk weer bedwongen had uit
-respect voor den burgemeester.
-
-Deze keek beurtelings Mulder en Flipsen aan, en begreep van de heele
-zaak maar bitter weinig. "Hoor eens, -- vertel me eens kort en goed,
-Flipsen wat er gebeurd is. Ik begrijp er nu nog niet veel van."
-
-"Och, Mulder had me gevraagd eens een oogje..."
-
-"Jawel, jawel, dat weet ik nu al. Je ging dus in den tuin van Mulder
-en verborg je daar ergens, niet waar?"
-
-"Juist burgemeester, in een donker boschje, dicht hij de aardbei- en
-frambozenplanten."
-
-"En toen?"
-
-"Daar heb ik gezeten, tot het pikdonker geworden was," hernam
-Flipsen, "en daar de jongens niet kwamen, meende ik juist naar huis
-te gaan, toen ik dicht bij me eenig geritsel hoorde..."
-
-"Dat was ik!" zei Mulder met een zucht.
-
-"Dan kroop je over den grond...." zei Flipsen.
-
-"Neen, ik liep, want ik wilde eens kijken, of je er nog was."
-
-"Neen man, dat is niet waar," hield Flipsen vol. "Ik hoorde eenig
-geritsel en zag toen iemand over den grond voortkruipen naar de
-frambozen...."
-
-"Maar Mulder, waarom kroop je over den grond?" vroeg de burgemeester.
-
-"Ik kroop niet!" zei Mulder.
-
-"Je kroopt wèl!" hield Flipsen vol, "en daar ik dacht, dat je Dik
-Trom of een van de andere jongens waart, ben ik op je rug gesprongen
-en heb je een pak slaag gegeven, als nog nooit iemand van mij gehad
-heeft."
-
-"'t Is Mulder nog aan te zien," zei de burgemeester, die slechts met
-moeite een lach bedwingen kon. "'t Is dus gewoon een vergissing
-geweest, Mulder, -- een vergissing, die het gevolg was van je
-onvoorzichtigheid, om kruipende naar Flipsen te gaan. Dat was een
-malle onderneming van je, Mulder..."
-
-"Hoe kwam je daar toch toe?" vroeg Flipsen met een spottend lachje.
-
-"Zoo maar," zei Mulder. "Ik zal toch wel door mijn eigen tuin mogen
-kruipen, als ik dat verkies!"
-
-"Van mij wel," zei Flipsen. "Maar wil ik je eens zeggen, waarom je
-het deedt? Je was zeker bang, dat ik aan je aardbeiën en
-frambozen...."
-
-"Ha, ha, ha, ha!" barstte de burgemeester uit, en hij kon maar niet
-tot bedaren komen, want hij zag duidelijk aan Mulders gezicht, dat
-Flipsen den spijker op den kop had geslagen.
-
-"Alsof je daar te goed voor was!" zei Mulder, die wel zag, dat
-ontkennen hem toch niet baten zou.
-
-"Ha, ha, ha, ha, 't is te mal, ha, ha, ha, ha," schaterde
-burgemeester. "Dus je gingt de politie beloeren... ha, ha, ha, en
-kreeg toen... ha, ha, ha --"
-
-En toen barstte ook Flipsen in lachen uit, wat hem zoo'n pijn in zijn
-hals deed, dat hij er zijn beide handen op moest leggen.
-
-"Lach jij maar," zei Mulder nijdig. "Je hebt me half dood geslagen,
-dat geef ik toe, maar mijn aap..."
-
-"Jouw aap?" riep Flipsen uit, voor wien het raadsel, wie hem zoo
-onverwachts besprongen had, nog niet opgelost was, "jouw aap?"
-
-"Ja, juist, 't was mijn aap, die je zoo toegetakeld heeft, dat je het
-uitpiepte van de pijn...."
-
-"Jouw aap?" herhaalde Flipsen. "Was het jouw aap, die me op mijn rug
-sprong en me zijn nagels in mijn nek plantte en me de ooren bijna van
-mijn hoofd beet..."
-
-"Houd op -- houd op -- ha, ha, ha, ha!" lachte de burgemeester, --
-"ik krijg nog een ongeluk van het lachen -- ha, ha, ha, ha! 't Is
-meer dan mal, -- 't is -- ha, ha, ha, ha!"
-
-Mulder stond kreunend op en liep zonder groeten de deur uit, en
-Flipsen stond ook op, -- maar hij moest wel lachen, of hij wilde of
-niet.
-
-"Dat die vrek mij, de politie, beloeren kwam en bij ongeluk Dik's pak
-slaag in ontvangst moest nemen...!"
-
-"Ha, ha, ha, ha!" lachte de burgemeester. "Ga maar weg, Flipsen, ik
-heb je niet meer noodig -- ha, ha, ha, ha!" --
-
-Flipsen vertrok. Weldra had hij Mulder, die maar heel moeilijk loopen
-kon, ingehaald, en de beide invaliden liepen naast elkander verder.
-Zij spraken geen enkel woord, want Mulder was te boos, en Flipsen
-moest telkens lachen.
-
-Toen zij de markt passeerden, kwamen Dik Trom, Jan Vos en Piet van
-Dril op een drafje naar hen toe loopen, en Dik zei tot Flipsen:
-
-"Flipsen, er zit een groote aap in den boom, hier op de markt."
-
-"Een aap?" zei Flipsen, en er ging hem een rilling over den rug. "Een
-aap, zeg je?"
-
-"Een aap?" vroeg Mulder. "Dat is mijn aap!"
-
-"Hoe weet je, dat er een aap in den boom zit?" vroeg Flipsen.
-
-"Omdat we er in wilden klimmen, en toen zagen we hem. 't Is een
-kwaadaardige, hoor," zei Dik.
-
-"Of hij kwaadaardig is!" bromde Flipsen, terwijl hij voorzichtig met
-zijn hand over het verband om zijn hals streek. "Wat doe jij in dien
-boom te klimmen? Ik heb het je immers wel honderdmaal verboden?"
-
-"Maar we waren er weer veel gauwer uit dan er in, Flipsen," zei Dik.
-"Dat beest kwam zoo nijdig op ons af, dat we ons hals over kop uit
-den boom hebben laten vallen."
-
-"Waar zit dat creatuur?" vroeg Flipsen. "Zit hij hoog?"
-
-"O neen," riep Piet van Dril, "hij zit nu op bijna den ondersten tak!
-Kijk maar, daar zit hij! Ziet u hem? -- Dáár!"
-
-
-[Illustratie]
-
-
-"Ja, ja, ik zie het mormel..."
-
-"Wou je hem vangen, Flipsen?" vroeg Dik.
-
-"Dank je hartelijk," zei Flipsen, terwijl hij nogmaals met zijn hand
-over zijn nek streek. "Mulder zal hem wel vangen; 't is zijn aap,
-zegt hij immers zelf."
-
-Mulder zag, dat de aap kwaadaardig naar hem zat te kijken en hem af
-en toe toegrijnsde.
-
-"Hij kan voor mijn part gaan, waar hij wil," zei Mulder. "Ik wil dat
-monster niet meer in mijn tuin hebben...."
-
-"Maar als 't jouw aap is, ben jij verantwoordelijk voor zijn daden,"
-zei Flipsen. "Als hij iemand mishandelt, zul-jij de doktersrekening
-te betalen hebben."
-
-"Dat moest er nog bijkomen!" zei Mulder. "Ik had nog liever! Ik wil
-dien aap niet meer terughebben, zeg ik je immers! Mijnentwege mag je
-hem doodschieten..."
-
-"Doe het zelf," bromde Flipsen. "Ik ben je knecht niet."
-
-"Mag ik hem hebben, Mulder?" vroeg Dik Trom opeens.
-
-"Jij? Wou jij hem hebben, Dik?" vroegen Piet en Jan tegelijk.
-
-"Ik wel," zei Dik. "Als Mulder hem kwijt wil..."
-
-"Goed, -- ik schenk hem je," zei Mulder, die blij was, dat hij hem
-aan een ander kon overdoen.
-
-"Dik Trom," zei Flipsen, "wees gewaarschuwd, want het is een
-gevaarlijk dier."
-
-"Dat zie ik wel," zei Dik. "Maar ik ben niet bang..."
-
-"En hoe Moet je hem vangen?" vroeg Flipsen weer,
-
-"O, dat zal zoo moeielijk niet gaan," zei Dik. "Zeg Jan en Piet,
-blijven jullie hier, om op hem te passen? Ik ga gauw even naar huis,
--- in een wip ben ik weer terug."
-
-"Hè, hè, hè, hè -- ik ben hem kwijt gelukkig!" lachte de vrek.
-"En dien Dik Trom zal hij nog vermoorden, -- net goed! -- Net goed!"
-
-Mulder ging naar huis en liet bij elken stap een kreunend geluid
-hooren. En Flipsen bleef ook niet langer, want met den aap wilde hij
-liever niets meer te maken hebben, en ook wilde hij er liever geen
-getuige van zijn, als hij Dik of een ander een ongeluk toebracht.
-
-"Die jongen krijgt hem toch nooit," dacht Flipsen. "En wie weet, waar
-het beest morgen al zit. Hij zal hier gauw genoeg vandaan zijn."
-
-Dik kwam spoedig terug met een droogstok van het bleekveld, en een
-stevig touw. Zijn hengel had hij medegenomen naar huis.
-
-"Hoe wil je hem vangen, Dik?" vroegen Jan en Piet nieuwsgierig.
-
-"O, dat zal gemakkelijk genoeg gaan, als jullie me maar helpen. Kijk,
-hier heb ik een stevig stuk touw, -- dat bind ik aan het einde van
-den stok, -- zóó. Dat zit stevig, hè?"
-
-"En of!" zei Piet van Dril.
-
-"'t Is maar een kort touw, zie je. Nu bind ik er nog een lang touw
-ook aan. Waartoe dat dienen moet, zul-je straks wel zien. Nu maak ik
-in het korte touw een strik..."
-
-"Ha, ha!" lachte Piet. "Ik snap je! Een lasso, hè?"
-
-"Ja, maar een korte," zei Dik. "Zie zoo, -- nu gaan we er op af!
-Kijk, den stok met den strik omhoog! Als hij nu maar niet
-wegloopt..."
-
-"Hij loopt niet weg," zei Piet. "Daar is het een te nijdig beest
-voor."
-
-"Juist mijn idée," zei Dik. "Kijk, de strik komt vlak voor zijn kop.
-Neem je hengelstok, Piet, en leidt zijn aandacht af..."
-
-"Ja, ja, -- juist," riep Piet. Hij raapte zijn hengelstok van den
-grond op en zwaaide er mede langs den kop van den aap.
-
-Kees beet er naar en maakte zich tot den strijd gereed.
-
-In den strik had hij geen erg. Dik maakte van het juiste oogenblik
-gebruik en liet hem den strik over zijn kop glijden. Toen trok hij,
-zoo hard hij kon.
-
-De strik klemde den aap om den hals, Jan hielp Dik trekken en op 't
-volgende oogenblik viel Kees op den grond.
-
-"Grijp jij nu het lange touw, Piet," zei Dik. "Dan houd jij hem
-daarmede aan den eenen kant in bedwang en ik aan den anderen."
-
-"Goed begrepen!" riep Piet, en Jan Vos liep in 't rond te springen
-van plezier. De aap kon niet heen of weer, en kreeg het benauwd in
-den strik, die hem stijf om zijn keel zat.
-
-"Houd den stok even vast, Jan!" zei Dik, en toen ging hij onbevreesd
-op den aap toe, deed hem een hondenketting, die hij voor dat doel had
-meegebracht, aan zijn halsband, maakte den strik los, en riep:
-
-"Allo! Allo! Hup Caesar, allo, allo!"
-
-Kees had het vreeselijk benauwd gevonden in den strik en hij vatte
-voor Dik, die hem daaruit verloste, dadelijk een groote genegenheid
-op.
-
-Zoodra hij zijn adem teruggekregen had, en dat was binnen enkele
-seconden het geval, sprong hij overeind, klauterde tegen Dik op en
-ging hem op zijn schouder zitten, zooals hij dat ook gewoon geweest
-was bij den neef van Mulder, den matroos. Hij erkende Dik dadelijk
-als zijn meester en was hem dankbaar, dat hij hem uit den benauwden
-strik verlost had.
-
-Dik bracht hem in gezelschap van Piet en Jan, die de hengels en den
-droogstok droegen, naar huis, waar hij zijn moeder bijna een
-doodschrik op het lijf joeg met den nieuwen huisgenoot. "Maar Dik, --
-ben je dwaas! Wat moeten wij met dien aap beginnen?"
-
-"Moeder, -- ik heb een plannetje," zei Dik. "Heb maar geduld. Heeft
-u niet wat eten voor hem? Een stukje brood, of zoo iets."
-
-"Maar ik begrijp niet...."
-
-"Ik houd hem maar een paar dagen, Moeder," zei Dik. En toen
-fluisterde hij haar in het oor:
-
-"Morgen of overmorgen komt het paardenspel hier. Daar is ook iemand
-bij met gedresseerde apen, en die zal mij voor dezen wel zooveel
-geven, dat Nelly met het schoolfeest mee kan, begrijpt u?"
-
-Hij zei het zacht, want Jan en Piet behoefden niet te weten, dat hij
-voor het blinde meisje aan het sparen was. Dat was nergens goed voor.
-
-Moeder glimlachte en knikte hem goedkeurend toe.
-
-"En waar moet hij blijven?" vroeg zij.
-
-"Ik heb nog een leeg konijnenhok," zei Dik. "Daar kan hij vannacht
-wel in. Kom Caesar, hier is brood! Ga je meê?"
-
-Met hun drieën brachten zij Kees achter het schuurtje, en toen Dik
-wat brood in het leege konijnenhok neerlegde, sprong Kees er uit
-eigen beweging in, want hij had grooten honger.
-
-Toen gingen de jongens naar huis; het was al laat geworden. Dik was
-verbazend in zijn schik met het geschenk van den gierigen Mulder.
-
-
- 1) Woon je hier?
- 2) Ja, mijnheer.
- 3) Ha, dat is goed...
- 4) Neen, mijnheer.
- 5) Ken je den burgemeester?
- 6) Waar woont hij?
-
-
-
-
-[Illustratie: hoofdstuk kopstuk]
-
-Tiende Hoofdstuk.
-
-Vreemd bezoek
-
-
-Den volgenden dag was het een Zaterdag, en op Zaterdag was er op het
-dorp, waar Dik woonde, nooit school.
-
-Dat trof Dik, want hij was dien nacht wel tienmaal wakker geworden en
-had aan zijn aap liggen denken, en kon bijna niet meer in slaap
-komen. Hij viel soms wel in een lichte sluimering, maar begon dan van
-zijn aap te droomen en werd herhaaldelijk weer wakker. Want hij was
-dolblij met het beest in de eerste plaats, omdat hij het zeer
-belangwekkend vond in het bezit te zijn van zoo'n vreemd beest, dat
-ongetwijfeld al zijn kameraden hem benijden zouden, -- maar ook omdat
-hij er niet aan twijfelde, of hij zou hem wel aan den apenman van het
-beroemde circus kunnen verkoopen, en dan zou hij er licht zooveel
-voor krijgen, dat het ongelukkige buurmeisje aan het schoolfeest zou
-kunnen deelnemen, -- althans als de meester het goed vond.
-
-Hij was 's morgens vroeger dan ooit uit zijn bed, en nadat hij zich
-frisch gewasschen had en eenige stevige boterhammen naar binnen had
-gewerkt, ging hij naar het konijnenhok, waarin Caesar opgesloten zat.
-Ook voor dezen had hij een flink ontbijt medegenomen, wat tengevolge
-had, dat Caesar hem vriendelijk verwelkomde. Uit al zijn handelingen
-was duidelijk op te maken, dat Dik hem heel goed beviel en dat hij
-hem graag als meester accepteerde.
-
-"Goeden morgen, Caesar!" riep hij den aap toe, terwijl hij de
-boterham langs de tralies van het hok bewoog. "Wat zeg je daarvan?
-Lekker, hè. Kom er maar uit, hoor, je hoeft den heelen dag niet in
-dat benauwde hok te zitten."
-
-Dik bond hem een lange, tamelijk dunne lijn aan zijn halsband en gaf
-hem een stuk brood. In een wip zat de aap hem op zijn schouder, met
-het sneetje brood in zijn handen. Hij wist er goed raad mede, en keek
-onder het eten naar de duiven, die verschrikt rondom Dik vlogen, doch
-hem op geen stukken na durfden genaken, uit vrees voor dat leelijke,
-vreemde beest, met zijn kwaadaardige gezicht.
-
-"Dag Dik! Hier is Gerrit!" riep de kauw, en hij vloog brutaal op
-Dik's hoofd. Gerrit was tamelijk onbeschaamd uitgevallen en blijkbaar
-voor geen klein geruchtje vervaard. Hij keek den aap een poosje aan,
-en pikte naar hem.
-
-De aap grijnsde, stak zijn hand uit en...
-
-"Pik, pik!" deed de kauw in den poot van den aap.
-
-Caesar vond dat blijkbaar niet onaardig en pakte met een vlugge
-beweging de kauw beet.
-
-Toen was Holland in last.
-
-De kauw schreeuwde zoo hard hij kon, maar de aap gaf er niets om en
-greep in elke hand een vleugelpunt en trok de vleugels zoo wijd
-mogelijk uit elkaar.
-
-Toen schommelde hij het kauwtje aan zijn eigen vleugels heen en weer,
-waarbij hij den vogel allerakeligst toegrijnsde. De aap vond het
-spelletje veel aardiger dan de kauw, en Dik moest er ook smakelijk om
-lachen.
-
-Eindelijk wierp Caesar de kauw in de hoogte en keek haar grijnzend
-na.
-
-
-Dik liep met den aap op zijn schouder het dorp in, naar Piet van
-Dril, maar eer hij de smederij bereikt had, had hij wel al twintig
-jongens en meisjes om zich heen.
-
-"Dik heeft een aap! Dik heeft een aap!" juichten zij om het hardst,
-en een paar wilden Caesar aan zijn poot trekken of zijn kop aaien.
-Maar die grappen waren gauw uit, want Caesar gaf Dirk Wobbe een
-venijnige krab over zijn hand, en Bruin Boon trok hij zoo hard aan
-zijn oor, dat Bruintje moord en brand schreeuwde, Hij werd spierwit
-van schrik.
-
-Maar met Dik was hij de beste maatjes, en Dik kon met hem doen, wat
-hij wilde. Wat moest Piet van Dril lachen, toen hij Dik de smederij
-zag binnenstappen met Caesar op zijn schouder. Piet vroeg dadelijk
-aan zijn moeder om een paar centen, om wat nootjes voor hem te
-koopen, en toen werd Piet ook dadelijk een van Caesar's beste
-vrienden. Hij en Dik gingen met hem door het dorp wandelen en hadden
-heel wat bekijks. Dik en zijn aap waren belangwekkende figuren
-geworden op het eenvoudige dorp, waar nog maar zelden of nooit 'een
-aap te zien was geweest. Dik had de geheele dorpsjeugd achter zich,
-en de aap had het nog nooit zoo goed gehad, want het regende noten en
-koekjes om hem heen. Ieder beijverde zich om thuis wat lekkers voor
-hem te gaan halen.
-
-De aap lustte eindelijk absoluut niets meer en hij was bijna even
-rond en dik als -- zijn nieuwe baas, en deze had per slot van
-rekening zijn zakken vol met koekjes en suikerklontjes, die hij van
-de kinderen voor zijn aap gekregen had.
-
-
-[Illustratie]
-
-
-Ja ja, Dik was plotseling een nog veel belangwekkender personage
-geworden, dan hij ooit was geweest, tot opeens al zijn glorie
-verdween en niemand meer eenige notitie van hem nam.
-
-Wat was er gebeurd?
-
-Plotseling had Jan van Bakel uitgeroepen: "Jongens, kijk eens, daar
-ginds, ver voorbij de kerk, -- kijk eens, wat een groote stoet daar
-aankomt...."
-
-Iedereen keek in de aangewezen richting, maar niemand kon goed
-onderscheiden, wat er eigenlijk in aantocht was, want een groote
-stofwolk, die zich tot hoog boven de hoogste boomen verhief, omgaf
-den naderenden stoet.
-
-"Het paardenspel komt! Het paardenspel komt!" riep Jan Vos de anderen
-toe, en het klonk als een juichkreet.
-
-"Ja, ja, het paardenspel komt! Daar is het spel!" riepen nu ook de
-anderen en -- in minder dan geen tijd stond Dik met zijn aap alleen
-op den weg.
-
-"Ja, daar is het!" zei Dik. Hij liep zoo hard hij kon naar huis, borg
-Caesar in het konijnenhok en ijlde den weg op, den grooten stoet
-tegemoet.
-
-Wel verbazend, wat een wagens!
-
-Dik keek zijn oogen haast uit, en hij wist bijna niet, of hij waakte
-of droomde.
-
-Voorop reden niet minder dan vier herauten in schitterende kleeding
-van zijde en fluweel, met kousen bijna zoo lang als hun beenen,
-waarvan de voeten in puntige, kostbare laarsjes gesloten waren, en
-zij hadden sierlijke mantels om de schouders en baretten met groote
-veeren op het hoofd. Zij bliezen op lange, koperen bazuinen, die
-schetterende tonen voortbrachten, zooals Dik nog nooit had gehoord,
-en die stellig over het gansche dorp weerklonken.
-
-"Prachtig! Prachtig!" mompelde Dik. Hij ontroerde er van.
-
-Op de herauten volgde een open rijtuig, getrokken door zes paarden,
-bereden door jockeys. In dat rijtuig zat een heer met een hoogen hoed
-op en een zwart pak aan.
-
-Dat was de Directeur, Mr. Sänger in eigen persoon, en Dik bewonderde
-in hem den meest beroemden man van geheel Amerika en gansch Europa.
-
-Achter hem volgde een stoet van dames en heeren te paard, die met
-elkander praatten en lachten, maar Dik kon er geen woord van
-verstaan.
-
-Plotseling hielden de bazuinen op met schetteren en viel het groote
-muziekcorps in, dat op een langen wagen had plaats genomen. De mannen
-bliezen hun wangen op tot luchtballons en schetterden, dat het een
-aard had. De groote trom bomde zoo hard als het ergste onweer en de
-trommen ratelden, dat het een lust was om te hooren.
-
-
-[Illustratie]
-
-
-Daarna volgde een enorm groote wagen, waarboven Dik de koppen van
-twee olifanten zag uitsteken. Hij zag, hoe de dieren hun lange
-slurven over den rand staken, en vroeg zich af, welke van die twee
-slurven het geweest zou zijn, die den oppasser had doodgeslagen.
-
-Dik kreeg een gevoel in zijn binnenste, of hij moest gillen, zoo mooi
-en buitengewoon vond hij dat alles, en zijn bewondering steeg ten
-top, toen er een wagen volgde, die zorgvuldig met luiken afgesloten
-was, maar bovenaan kon hij toch zien, dat de zijkanten uit tralies,
-en wel heel dikke tralies bestonden. En toen plotseling een vreemd,
-eigenaardig, nooit door hem gehoord brullend geluid van uit den wagen
-tot hem doordrong, begreep hij, dat dit het gebrul van een leeuw
-moest zijn en dat die wagen de leeuwenkooi was.
-
-Toen volgde er een rijtuig met honden en apen, en daarachter kwamen
-ontzaglijk groote wagens met allerlei materiaal voor de tent en de
-stallen.
-
-Dik liep tusschen de andere jongens met den stoet mede, en hij kon
-van verbazing bijna niet spreken. Hij had een ongekend, vreemd gevoel
-in zijn binnenste en het scheen hem toe, dat er iets verwonderlijks
-om hem heen gebeurde.
-
-Och, och, wat bracht de komst van het wereldberoemde paardenspel een
-opschudding in het dorp teweeg. Zoodra de schetterende tonen der
-bazuinen gehoord werden, liepen de huizen om zoo te zeggen in een
-oogenblik leeg. Geen oud vrouwtje bleef er bij het spinnewiel.
-Iedereen begaf zich op den weg, om naar den stoet te kijken, en als
-er dien dag dieven in het dorp geweest waren, hadden zij al heel
-gemakkelijk hun slag kunnen slaan, want vele huizen waren totaal
-onbewaakt en niet eens gesloten. Maar er waren in Dik's dorp nooit
-dieven.
-
-Ja, ja, de stoet veroorzaakte een geweldige opschudding in het dorp.
-De klerken van het raadhuis hadden hun krukken verlaten en waren naar
-buiten gesneld, de smids hun hamers neêrgeworpen, de metselaars hun
-troffels in de kalk gezet, de timmerlieden hamer en nijptang in den
-steek gelaten. Neen, niemand bleef er aan het werk en iedereen stond
-aan den weg.
-
-En dat was juist de bedoeling van den wereldberoemden Directeur
-Sänger, die wel wist, hoe hij de menschen lokken moest.
-
-De stoet sloeg bij de brug den hoek om en hield halt bij het stuk
-weiland achter het Café "Goud uit schuim" Want daar zou de tent
-worden opgeslagen en de voorstelling door het onovertroffen en
-wereldvermaarde gezelschap worden gegeven.
-
-Een krachtige stoot op de bazuinen gaf het teeken, dat de plaats van
-bestemming bereikt was, en nu bleek het al dadelijk, hoe goed alles
-door Mr. Sänger was georganiseerd. Onmiddellijk na den schetterenden
-bazuinstoot hield alles halt. De dames en heeren lieten zich van hun
-paarden glijden, waarvan de dames de teugels aan de heeren
-overreikten, die de paarden naar het Café brachten en daar op stal
-zetten. De dames keken naar het spel niet meer om, maar begaven zich
-naar een van de goederenwagens en voorzagen zich, zooals Dik dacht,
-elk van een wandelstok. Zij liepen naar de drie bruggen, die over de
-beide elkaar kruisende kanalen lagen, schroefden tot Dik's verbazing
-de knoppen van de stokken, trokken deze uit elkander, en zie, daar
-waren zij opeens in het bezit van zulke prachtige hengels, als Dik
-nog nooit gezien had. Zij deden een blauw kunstvliegje aan den
-kleinen haak en lieten dat behendig over het water scheren.
-
-Dik lachte er om, want op die manier had hij nog nooit zien hengelen,
-maar zijn verbazing werd nog grooter, toen hij zag, hoe een baars aan
-de oppervlakte kwam en met een sprong het snel voortbewegende
-vliegje, en daarmede den haak, doorslikte. De baars was gevangen.
-
-Piet en Jan stonden er ook naar te kijken, maar niet lang, want hun
-aandacht werd geheel in beslag genomen door de drukte aan den weg.
-
-Dadelijk na den bazuinstoot sprongen de werklieden van de
-bagagewagens en sjouwden balken en planken aan, die zij over de sloot
-legden tusschen den weg en het weiland.
-
-"Zeg, die brug is gauw klaar," zei Dik.
-
-"Alles gaat op wieletjes!" zei Piet. Hij praatte nooit van wieltjes,
-maar zei altijd wieletjes.
-
-Toen werd er een ontzaglijk lange paal naar het veld gedragen en
-midden op het terrein diep in den grond geplant. Er waren steunijzers
-aan dien paal bevestigd, waar men de voeten op kon zetten, om naar
-boven te klimmen, en de paal had aan het boveneinde een wiel, met op
-bepaalde afstanden zware, ijzeren haken.
-
-Tal van werklieden waren intusschen al bezig, om een groot aantal
-palen in cirkelvorm in den grond te planten. 't Ging alles
-vliegensvlug, zoo vlug, dat de jongens het zich haast niet begrijpen
-konden, hoe het mogelijk was. Natuurlijk deden zij pogingen om op het
-veld te komen, maar Mr. Sänger, die nauwlettend op zijn personeel
-toezag, gaf hun duidelijk te verstaan, dat zij er geen boodschap
-hadden.
-
-Er werd een reusachtig groot zeil aan een takel naar boven geheschen
-en aan de verschillende haken vastgemaakt. Toen bracht men met
-vereende krachten het zeil over de palen, die intusschen al van boven
-tot beneden met een ander zeil waren bespannen. In enkele uren was de
-tent kant en klaar, en zelfs waren toen de stallen ook reeds gereed.
-De leeuwenkooi werd er in gereden, evenals de wagen met honden en
-apen en de olifanten-reiswagen, -- en toen was er voor de jongens al
-bitter weinig meer te zien. De rijpaarden werden naar de stallen
-overgebracht.
-
-De menschen, die van den opbouw der tent en van de stallen getuigen
-waren, stonden compleet verbaasd over zulk werken.
-
-"Dat gaat op zijn Amerikaansch!" riep Van Dril vol bewondering uit.
-"Zoo iets heb ik van mijn leven nog niet gezien! Niemand gijpt
-verkeerd; en ieder weet precies, wat hij doen moet. 't Is
-reusachtig!"
-
-"En dat is het!" zei Dik's vader, die er ook even naar stond te
-kijken.
-
-
-[Illustratie]
-
-
-En terwijl er met reusachtige snelheid aan het opbouwen van de tent
-en de stallen werd gewerkt, gingen vlugge boden door het dorp rond
-met stijfsel en kwast, en plakten overal, waar zij er maar
-gelegenheid toe vonden, kolossale reclame-biljetten aan, waarop in
-verschillende kleuren de onmogelijkste toeren stonden afgebeeld. 't
-Zag zwart van de menschen voor die biljetten, die de verwachtingen op
-het hoogst spanden. En velen, die in het geheel niet van plan geweest
-waren, om naar het paardenspel te gaan, werden bekeerd, en namen zich
-vast voor, 's avonds een kijkje te gaan nemen. Zóó iets moois, als
-hier werd aangeboden, zou in hun dorp wel nooit meer te zien zijn.
-
-Om twaalf uur was alles gereed, en de arbeiders konden hun
-welverdiende rust nemen. 't Was druk op het dorp, want de
-vreemdelingen wandelden in groepjes heen en weer en bezochten de
-winkels, om zich van versnaperingen te voorzien. De winkel van den
-banketbakker was in minder dan geen tijd uitverkocht, zoodat
-Herstraten en zijn beide knechts met ongewonen spoed aan het werk
-gingen, om nieuwen voorraad te bakken.
-
-"Ja, ja," zei de bakker, "ieder vischt op zijn getij! Dat doet de
-beroemde Mr. Sänger, en dat doe ik ook."
-
-Er stond overal aangeplakt, dat er 's middags, te beginnen om twee
-uur, een reclame-optocht niet alleen door het dorp, maar zelfs door
-een groot deel van den polder zou worden gehouden, om de artisten aan
-de bewoners voor te stellen.
-
-Wel, wel, wat een vreemde Zaterdag werd dat! 't Leek wel een Zondag,
-en de vrouwtjes geraakten in zoo'n opgewonden, feestelijke stemming,
-dat zij al vroeg hun Zondagsche kleêren aantrokken, en een
-wandelingetje gingen maken, om eens naar de drukte en al het vreemde
-gedoe te kijken, En Van Dril besloot om 12 uur de smederij maar te
-sluiten en de knechts vrij-af te geven, want er werd toch haast niet
-gewerkt, -- en toen baas Meyer dat hoorde, sloot hij den
-timmermanswinkel ook, en ten slotte werkte er 's middags niemand
-meer. 't Werd compleet een feestdag, nog veel grooter feestdag, dan
-bij de jaarlijksche harddraverij.
-
-Dik kwam bijna een uur te laat thuis voor 't eten, en dat gebeurde
-hem zelden of nooit, want hij had altijd een gezonden eetlust, --
-maar Moeder zei er niets van en 't eten stond nog niet eens op tafel,
-daar Moeder zelf ook een poosje de straat op geweest was, om eens een
-kijkje te nemen.
-
-"O Moeder, wat prachtig! Wat prachtig!" zei Dik opgetogen.
-
-"En dat is het!" zei zijn vader. "Wat een werkers! Wat een werkers!"
-
-"Ja Dik, 't is een groote bedoening," zei Moeder.
-
-
-[Illustratie]
-
-
-"Gaan we er heen vanavond?" vroeg Dik.
-
-"Neen, neen, -- daar hebben we geen geld voor," zei Moeder.
-
-"En dat hebben we," bevestigde Trom. Maar hij keek lang niet
-vroolijk; het was hem aan te zien, dat hij er dolgraag heen zou
-willen.
-
-"Jammer," zei Dik. "Wat zal het er mooi wezen!"
-
-"O, maar jij hebt zelf wel geld genoeg," zei Moeder. "Je hebt pas je
-drie konijntjes verloot, -- en van ons mag je gerust gaan."
-
-"En dat mag je," zei zijn vader.
-
-Dik's gelaat betrok. O, de verleiding was zoo sterk voor hem, en al
-wel tienmaal had hij in den loop van den morgen gedacht:
-
-"Waarom zou ik niet gaan? 't Is toch mijn eigen geld?"
-
-Hij weifelde nog een oogenblik en wilde toen juist zeggen, dat hij
-zijn geld dan maar voordat doel zou gebruiken, toen de deur openging
-en hij Nelly zag binnenkomen, met de handen uitgestrekt, om zich niet
-te stooten.
-
-"Is u hier, buurvrouw?" vroeg ze.
-
-"Ja, Nelly, -- hier ben ik."
-
-"O, -- ik wou vragen, of Dik al thuis is. Ik wou zoo graag de duifjes
-voeren."
-
-"Ja, -- goed," zei Dik. "Kom maar mee. -- Neen Moeder, ik ga niet,
-vanavond. U weet wel, waarvoor ik het geld gebruiken wil. Kom Nelly,
--- dan gaan we."
-
-Zijn medelijden met het arme, ongelukkige kind, dat hij zoo graag een
-mooien dag in haar droevig leven wilde bezorgen, had de overwinning
-behaald.
-
-En verheugd, dat hij thans vast besloten was, het geld voor geen
-ander doel te besteden, vertelde hij aan Nelly, hoe hij onverwachts
-in het bezit gekomen was van een grooten aap, en hij haalde hem uit
-het hok, -- maar zij mocht hem niet streelen, want Dik was bang, dat
-het beest haar misschien kwaad zou doen.
-
-Na een poosje werd hij geroepen om te eten. Nelly keerde naar haar
-huis terug, en de aap werd weer in zijn hok opgesloten. Zoodra het
-maal afgeloopen was, spoedde Dik zich naar buiten, om naar den
-optocht te gaan kijken.
-
-
-
-
-[Illustratie: hoofdstuk kopstuk]
-
-Elfde Hoofdstuk.
-
-Dik neemt onverwachts deel aan den optocht.
-
-
-"Kom Caesar, ga je meê naar den optocht kijken?" zei hij, terwijl
-hij het hok van den aap opende. Eerst had hij zijn konijnen van een
-goeden voorraad voer voorzien, want hij wist niet, wanneer hij weer
-thuis zou komen, en nu hield hij Caesar een flinke snede brood voor.
-
-"Hier heb je wat lekkers," zei Dik.
-
-Maar Caesar bedankte. Hij had 's morgens zooveel gegeten, dat hij nu
-nog in het geheel geen trek had.
-
-"Hier dan, -- een nootje?" vroeg Dik, die zijn zakken nog vol
-lekkernijen had van 's morgens.
-
-Caesar greep de noot aan, sprong op Dik's schouder, en ging de
-lekkere vrucht op zijn gemak kraken.
-
-Zoo gingen ze naar de tent, en daar krioelde het van de jongens en
-meisjes die het in huis al evenmin konden uithouden als Dik. Piet en
-Jan en zijn andere kameraden waren er ook al.
-
-"Er is nog niets te zien, Dik," zei Piet. "Wat hebben ze den ingang
-mooi gemaakt, hè? Vlaggen met sterren en strepen...."
-
-"Ja, Amerikaansche vlaggen," zei Dik.
-
-"En wil ik je eens wat zeggen?" merkte Jan Vos op. "Ze spreken lang
-niet allemaal Engelsch, hoor. Er zijn Franschen en Duitschers bij, en
-ik heb ook duidelijk Hollandsch gehoord..."
-
-"Dat is nog zoo dom niet bedacht van den Directeur," zei Dik "Zoo
-komt hij overal gemakkelijk met de taal terecht. Voor Holland heeft
-hij Hollanders in zijn dienst, voor Duitschland Duitschers, voor
-Frankrijk Franschen. 't Is een slimmerd, die Mr. Sänger."
-
-"En rijk!" zei Piet van Dril. "Zeg Dik, alle paarden zijn in de
-stallen gebracht, en zooeven zag ik een clown aan den ingang staan,
-heelemaal in 't wit, met roode, ronde plekken er op, en een wit
-gezicht met zwarte strepen en een rooden neus, met een puntmuts
-op..."
-
-"Die neus?" lachte Dik. "Stil Caesar, koest hoor!"
-
-"Loop naar de maan," zei Piet. "Die clown natuurlijk! Kijk, daar komt
-hij weer."
-
-Inderdaad verscheen er een clown aan den ingang, en nauwelijks zag
-hij Dik met zijn aap, of hij wenkte Dik toe, dat hij bij hem moest
-komen. Maar Dik kon niet gelooven, dat hij hèm bedoelde.
-
-"Hij roept je, Dik!" zei Piet.
-
-"Wel neen..."
-
-"Ja wel!" zei Jan Vos, "kijk maar. O jé, Dik, daar komt hij!"
-
-'t Was waar; toen Dik niet naar den clown kwam, kwam de clown naar
-Dik. Hij lachte op de meest dwaze manier, nam zijn puntmuts in zijn
-hand, maakte een diepe buiging voor Dik, stak hem de rechterhand toe,
-en zei:
-
-1) "Good morning, Sir, how do you do?"
-
-"Yes Sir!" zei Dik, tot groot vermaak van Piet en Jan. En er kwam
-dadelijk een drom van jongens en meisjes om hem heen, die
-nieuwsgierig waren, wat de clown bij Dik moest doen.
-
-De clown begon smakelijk te lachen, toen hij Dik's antwoord hoorde.
-En nogmaals maakte hij een buiging voor Dik en herhaalde:
-
-"How do you do, Sir?"
-
-"No Sir," zei Dik.
-
-2) "Do you speak English?" vroeg hij.
-
-"Yes Sir!" beweerde Dik meteen stalen gezicht, hoewel hij er geen
-woord van verstond.
-
-3) "Can you understand me?"
-
-"No Sir!"
-
-De clown vond de antwoorden van Dik zoo dwaas, dat hij bijna omviel
-van 't lachen, en hij zei opeens in goed Hollandsch:
-
-"Jij bent een grappige snuiter, hoor! Ha, ha, ha, ha, wat een rare,
-dikke jongen ben jij! Je kent wel Engelsch hé, maar je kunt me niet
-verstaan! Ha, ha, ha, ha! -- Maar zeg eens, is die aap van jou?"
-
-"Ja," zei Dik. "Dat is mijn aap."
-
-"Wil je hem verkoopen?" vroeg de clown. "Als je hem mij geeft, dan
-krijg je een vrijkaart voor vanavond, om de voorstelling bij te
-wonen!"
-
-"Ha, ha," dacht Dik, "dus dan kom ik er toch in."
-
-"Doen, Dik," zei Piet fluisterend met een elleboogstoot in Dik's rug.
-"Dan gaan we samen."
-
-"Neen," zei Dik tot den clown. "Voor een vrijkaartje geef ik den aap
-niet. Dat is me te weinig."
-
-"Voor den eersten rang," zei de clown, die nog eens naar den aap had
-gekeken en hem blijkbaar graag wilde hebben.
-
-"Daar geef ik niet om. De derde rang is mij even goed als de eerste.
-Ik behoef nu juist niet naast den burgemeester te zitten."
-
-De jongens om hem heen lachten, en de clown ook.
-
-"Goed," zei deze, "dan geef ik je twee kaartjes derden rang, en dan
-is je aap dubbel en dwars betaald. Nu, graag of niet?"
-
-"Niet graag!" lachte Dik.
-
-"Dan ga ik maar naar binnen." Lachend nam hij zich weer de muts van
-het hoofd, stak Dik de hand toe, maakte nogmaals een diepe buiging,
-en zei:
-
-4) "Good-bye, Sir!"
-
-"Yes Sir!" zei Dik, tot groot vermaak van den clown.
-
-"Zeg eens, hoeveel broers en zusters heb je?"
-
-"Geen een," zei Dik.
-
-"Eén vader en één moeder?" vroeg de clown grappig.
-
-"Ja. Dacht je, dat ik er van ieder drie had?"
-
-"Dus met je drieën. Dan geef ik je drie kaartjes derden rang voor je
-aap. Dat is toch een schitterend bod, zou ik zeggen."
-
-"Neen," zei Dik, "ik doe het niet."
-
-"Domkop!" fluisterde Piet van Dril hem toe.
-
-"Sufferd!" zei Jan Vos.
-
-"Nog al niet? Nu, zeg dan zelf, wat je voor je aap vraagt," zei de
-clown. "Hoe lang heb je hem al?"
-
-"Sedert gisteravond," zei Dik.
-
-"En wil je hem verkoopen, -- of wil je niet?" hernam de clown.
-
-"Ja, dat wil ik," zei Dik. "Maar niet voor drie vrijkaartjes."
-
-"Spreek op dan, -- zeg dan, wat je voor hem vraagt!"
-
-"Dat zal ik," zei Dik. "Je kunt hem koopen voor een gulden en zes
-vrijkaartjes."
-
-"Een gulden en zes vrijkaartjes," herhaalde de clown. "Ga mee, boy,
-de koop is gesloten."
-
-Hij wenkte Dik, hem in de tent te volgen. En Dik wenkte op zijn beurt
-Piet en Jan, dat zij met hem mede moesten gaan.
-
-Zoo kwamen zij in de tent.
-
-Wel, wel, wat een ruimte was daar. In het midden was een groot,
-cirkelvormig vlak, en rondom waren de zitplaatsen, die naar achteren
-amphitheaters-gewijze opliepen.
-
-"Wat een zitplaatsen!" zei Piet van Dril.
-
-"Duizenden!" zei Dik. "'t Zal er hier op een stuk of zes niet
-aankomen, denk ik. Er blijven er nog genoeg over."
-
-De clown ging de jongens voor naar de stallen, waar al de paarden
-stonden, en zij zagen de pikeurs, die ze de zadels oplegden, omdat
-het tijd werd voor den optocht. De clown had blijkbaar haast. Hij
-bracht hen naar een wagen met licht traliewerk waar de honden en apen
-in opgesloten waren, en zei, terwijl hij de deur daarvan opende: "Doe
-den aap hier maar in."
-
-"Jawel," zei Dik, die in de vreemde omgeving haast niet wist,
-waarheen het eerst te kijken, -- "alles goed en wel, maar eerst
-betalen, zie je!"
-
-"Vertrouw je me niet?" zei de Clown. "Wacht maar even."
-
-Hij bleef slechts enkele seconden weg.
-
-"Hier, -- zes vrijkaarten derden rang en een gulden."
-
-"Dank je," zei Dik.
-
-Hij deed Caesar den ketting af, en de deur van de kooi werd achter
-den aap gesloten.
-
-"En ga nu maar dadelijk weg, want de optocht gaat beginnen," zei de
-Clown, die blijkbaar bijzonder met zijn koopje ingenomen was. De
-vrijkaarten kostten hem geen geld, dus kwam de aap hem slechts op een
-enkelen gulden.
-
-En Dik was den koning te rijk.
-
-"Wat moet jij met al die vrijkaarten doen?" vroeg Piet van Dril.
-
-"Zes vrijkaarten!" riep Jan Vos uit, "'t is me geen kleinigheid!"
-
-"Wat ik er meê doen moet?" vroeg Dik. "Kijk, deze is voor Vader,
-deze voor Moeder, deze voor mij, die voor jou, Piet, asjeblief, pak
-aan, deze voor jou, Jan Vos, -- hier, en deze voor Anneke, en dan ben
-ik ze alle zes kwijt..."
-
-"Dat noem ik royale!" riep Jan Vos uit, terwijl hij een kleur kreeg
-van blijdschap. "Dank je, Dik! Dank je wel!"
-
-"En ik dank je ook," zei Piet.
-
-"Jammer, dat mijn buurmeisje blind is," zei Dik. "Ze kan er toch
-niets van zien. Als dat het geval niet geweest was, had ik er zeven
-gevraagd..."
-
-"En je hadt ze gekregen ook," zei Piet. "Wat had hij, een zin in den
-aap!"
-
-"Jongen jongen wat ben ik blij met dat kaartje!" zei Jan Vos
-herhaaldelijk. "Goed, dat je maar niet dadelijk toehapte, Dik. Zes
-vrijkaartjes en nog een gulden toe, -- 't is prachtig!"
-
-Dik stak zijn gulden en zijn kaartjes in zijn zak, want er klonk uit
-de tent een krachtige klaroenstoot. De optocht zou zeker beginnen. Op
-den weg en de bruggen zag het thans zwart van de menschen, want
-alleen de zieken en zeer ouden waren in de huizen achtergebleven.
-
-Eerst verschenen weer de vier herauten. Ze reden tot bij de groote
-brug en hielden daar halt. Toen kwam weer het rijtuig, thans
-bespannen met zes prachtige schimmels, die weer bereden werden door
-jockeys. In het rijtuig zat de Directeur, de beroemde Mr. Sänger.
-Daarachter verscheen de leeuwenkooi op den weg, tot verrassing van
-allen, die het zagen, getrokken door twee olifanten.
-
-"O, kijk eens! Kijk eens!" klonk het overal. "Olifanten voor een
-wagen!"
-
-"'t Is de leeuwenkooi," riep Dik tegen Jan en Piet. "Kijk, de luiken
-zijn er afgedaan en je ziet de leeuwen in het hok! Ha, wat een
-beesten, kijk, die eene slaat met zijn klauw naar den anderen, zie je
-dat? Aanstonds verscheuren ze mekaar nog."
-
-"Bij elken olifant loopt een oppasser," zei Piet.
-
-"Ho, -- daar staan ze stil. Er komt zeker nog meer. Kijk, de wagen
-met muzikanten!"
-
-Maar die konden Dik niet veel schelen, nu de olifanten zoo dicht bij
-hem stonden. Hij drong tusschen de menschen door, om er nog dichter
-bij te komen, en Piet en Jan volgden hem op de hielen. Zoo kwamen zij
-vlak bij de leeuwenkooi, maar het onderste gedeelte daarvan was
-zoodanig ingericht, dat alleen de temmer de leeuwen bereiken kon,
-hetgeen gedaan was, om ongelukken te voorkomen.
-
-Vlak bij den wagen stond een jonge, forsche man, met een geweldig
-grooten knevel. Hij had een kort rijzweepje in de hand en scheen in
-het geheel niet bang van de leeuwen, die trouwens heel rustig waren
-en waarvan er sommige zelfs sliepen.
-
-"Mooie beesten," zei Piet. "Zie je die manen?"
-
-"Ja," zei Jan Vos, die verrukt naar zijn toegangskaartje stond te
-kijken. O, wat was hij daar blij mede.
-
-"Maar er zijn er ook zònder manen."
-
-"Dat zijn de leeuwinnen," zei Piet.
-
-Dik zei niets, maar hij bekeek den man, die vlak bij de kooi stond,
-van het hoofd tot de voeten, en hij vroeg zich af, wat die man daar
-doen moest.
-
-Opeens begreep hij, wie het was.
-
-"Zeg jongens," zei hij, "kijk, dat is de leeuwentemmer..."
-
-"Zou je denken?" zei Piet van Dril.
-
-"Ongetwijfeld," zei Dik. "Kijk, hij steekt zijn hand door de tralies
-en streelt den leeuw over zijn kop! Wat een mak beest, hè?"
-
-"'t Lijkt maar zoo," zei Piet. "Zou jij je hand door de tralies
-durven steken, Dik?"
-
-"Wel ja, -- waarom niet!" zei Dik.
-
-"Doe het dan eens, Dik. Dàt zou ik wel eens willen zien. Je durft
-toch niet! Bluffer!"
-
-"Nu niet!" zei Dik.
-
-"Hè, hè, hè!" grinnikte Piet. "Wanneer dan wèl?"
-
-"Als de leeuwen er uit zijn," zei Dik met een lachje.
-
-Piet en Jan lachten ook.
-
-"Zeg jongens," zei Dik, "weet je, dat de vader en de grootvader van
-dien leeuwentemmer al door hen verslonden zijn?"
-
-"Ja, -- dat is algemeen bekend," beweerde Jan, die zijn
-toegangskaartje weer eens uit zijn zak te voorschijn haalde, om het
-nogmaals te bekijken.
-
-"Welke leeuw zou het gedaan hebben?" vroeg Dik. "Ik denk die
-daarachter in den wagen. Zie je wel, hoe valsch hij naar den temmer
-kijkt? Ha, hij gaapt, hij heeft trek! Wat een tanden, hè?"
-
-"Ha, ha, daar komt een wagen met clowns uit de stallen!" riep Jan
-opgetogen uit. "Kijk ze er eens mal uitzien!"
-
-"Die olifanten zijn ook wel leuk om te zien," zei Dik. "Bij elken
-olifant is een cornak, zie je wel?"
-
-"Ja," zei Piet. "Durf jij zoo'n olifant een koekje te geven, Dik? Of
-heb je er niet meer? Vanmorgen zaten je zakken vol."
-
-"'k Durf best," zei Dik.
-
-"Net als met je hand door de tralies, hè?"
-
-"Wil je 't zien?" vroeg Dik.
-
-Hij ging zoo dicht mogelijk naar den olifant toe en keek met een
-lachend gezicht den cornak aan. Hij diepte een koekje uit zijn zak op
-en stak het den oppasser toe, maar deze wenkte lachend, dat Dik het
-den olifant zelf mocht geven. Maar Jan Vos, die een beetje banger van
-aard was, riep hem toe:
-
-"Niet doen, Dik, -- hij steekt zijn slurf al naar je uit, en hij
-heeft er zijn vorigen oppasser meê doodgeslagen..."
-
-Doch Dik hoorde hem niet eens. Hij ging nog een stapje vooruit, en
-stak het koekje tusschen de lippen van de slurf. Dik lachte, want hij
-vond het grappig. De olifant greep het koekje vast en deponeerde het
-met een vlugge beweging in zijn bek.
-
-"Wat een groote slagtanden heeft hij," dacht Dik. Maar op 't zelfde
-oogenblik voelde hij het einde van de slurf al weer over zijn hand
-glijden.
-
-Het groote, logge beest vroeg om nòg een koekje, en de andere
-olifant, stak ook zijn slurf naar hem toe. Hij klapte met zijn ooren
-en maakte een vreemd, trompetterig geluid. Blijkbaar was hij
-jaloersch op zijn makker, die van Dik een klontje suiker kreeg, en
-onmiddellijk weer zijn slurf toestak. Die dikke jongen beviel hem
-wel, hij streek hem met zijn slurf over zijn bolle wangen.
-
-De cornak moest er hardop om lachen, en Dik ook. Hij pakte de slurf
-onbevreesd beet, en gaf den anderen olifant ook een klontje.
-
-Op dit oogenblik klonk er een krachtige klaroenstoot, ten teeken dat
-de stoet geformeerd was en de optocht kon beginnen. De muziek viel
-met daverend geweld in, en de trommen bomden zoo hard, dat de leeuwen
-er van begonnen te brullen.
-
-Voorwaarts ging het.
-
-Dik keerde zich om; ten einde zich weer bij zijn makkers te voegen,
-toen hem plotseling iets vreemds overkwam, iets, wat hem het eerste
-oogenblik een rilling over de leden joeg. Hij voelde namelijk opeens
-iets hards en vochtigs in zijn hals, werd toen met een krachtigen ruk
-bij zijn kraag gegrepen, en als een veertje in de hoogte getild.
-
-'t Was de olifant, die deze grappen met hem uithaalde. Het beviel het
-beest in het geheel niet, dat Dik met zijn lekkere koekjes en
-klontjes hem in den steek ging laten en hij besloot onmiddellijk, hem
-dat te beletten. Daarom pakte hij Dik zonder boe of ba te zeggen bij
-zijn kraag, hief hem in de hoogte en slingerde hem tamelijk
-hardhandig over zijn kop heen op zijn nek. Met een smak kwam Dik op
-het logge dier terecht, zonder in het eerste moment te begrijpen, wat
-er met hem gebeurde.
-
-De cornak lachte dat het schaterde, en hij trok Dik, die tamelijk
-schots en scheef op den rug van den olifant terecht was gekomen, met
-een ruk overeind, uit vrees, dat hij anders op den grond zou vallen.
-
-Daar zat Dik dus onverwachts op den rug van een olifant, en hij moest
-er om lachen, of hij wilde of niet, zoo fijn vond hij het.
-
-En de jongens lachten ook en riepen juichend:
-
-"Hoera! Hoera! Dik op den olifant! Dik op den olifant!"
-
-En alle menschen op de brug lachten, en zij wezen elkander Dik aan,
-die daar zoo hoog en vroolijk bijna op den kop van het logge dier zat
-en zoo den optocht door het dorp ging medemaken. Dik keek
-triomfantelijk van af zijn hoogen en zeldzamen zetel op de lachende
-menigte neer, en hij wuifde den menschen links en rechts toe, zooals
-de Koningin doet, als zij in de een of andere stad haar feestelijken
-intocht houdt.
-
-Maar ook klonk er een kreet van angst en schrik.
-
-'t Was Dik's moeder, die hem slaakte. Zij was met haar man en met de
-buren ook nog even naar de drukte gaan kijken. Nelly liep aan den arm
-van haar moeder. Zij stonden midden op de brug, toen de stoet zich in
-beweging zette.
-
-Opeens zag toen moeder Trom, welk een gevaarlijke zitplaats door haar
-dikken jongen werd ingenomen, en in haar angst slaakte zij een
-hevigen gil, en zij greep Trom bij zijn arm en wees hem naar den
-olifant, op wiens nek Dik triomfantelijk troonde.
-
-"Genadige hemel!" gilde Griet. "Jan, kijk eens, dáár -- daar op
-dien olifant -- daar zit Dik -- O hemel!"
-
-Trom sperde zijn oogen zoo wijd mogelijk open, plukte in zijn
-verbazing kleine vlokjes uit zijn vlassige bakkebaardjes en zei:
-
-"Griet, wil ik je eens wat zeggen? Onze Dik is een bijzonder kind, --
-en dat is-ie!"
-
-Op hetzelfde oogenblik ontstond er een groot gedrang onder de
-menigte, want de stoet nam zijn weg over de brug, en allen, die daar
-stonden, maakten zich haastig uit de voeten. Ha, de brug dreunde
-onder de pooten der logge olifanten, die de leeuwenkooi voorttrokken,
-en toen zij de brug over waren, zag Dik zijn vader en moeder en de
-nieuwe buren, en hij wuifde hun lachend toe.
-
-"Nelly! Nelly!" riep hij, "ik zit op den rug van een olifant!"
-
-En Nelly knikte in de richting vanwaar zij Dik's stem hoorde, en zij
-wuifde haar buurjongen toe, die zoo vriendelijk voor haar was en van
-wien zij al zooveel hield.
-
-"Houd-je goed vast, Dik!" gilde zijn moeder hem in haar angst toe,
-maar toen zij zag, hoe Dik zich op zijn gemak voelde, en hoe de
-menschen hem toelachten en hoe grappig zij hem vonden, -- toen
-bedaarde haar angst en moest zij er ook om lachen.
-
-Trouwens, haar aandacht werd spoedig afgeleid, want er was
-verwonderlijk veel voor haar en haar eenvoudige dorpsgenooten te
-zien.
-
-De leeuwen trokken ieders aandacht, en de leeuwentemmer niet minder,
-dien zij met eerbiedigen schroom aanschouwden, en den Directeur
-vonden zij een wondermensch, en de rijders en rijdsters de deftigste
-heeren en dames van de wereld, en de clowns, die biljetten
-rondstrooiden, onweerstaanbaar grappig en koddig, en de muziek in een
-woord verrukkelijk.
-
-Nelly genoot van dit laatste onuitsprekelijk, en een blosje kleurde
-haar anders zoo bleeke wangen.
-
-Dik bleef gedurende den geheelen optocht op den olifant zitten en dit
-beest stak hem herhaaldelijk zijn slurf toe, om nog een lekker hapje
-te krijgen.
-
-Om ruim vier uur keerde de stoet in de stallen terug, en toen verliet
-Dik met behulp van den cornak zijn hoogen zetel.
-
-Op het dorp en zelfs in den geheelen polder was er bijna niemand, die
-niet besloten was, 's avonds naar de voorstelling te gaan.
-
-Mr. Sänger had met zijn geweldige reclame zijn doel volkomen
-bereikt.
-
-
- 1) Goeden morgen, mijnheer, hoe vaart u?
- 2) Spreekt u Engelsch?
- 3) Verstaat u me?
- 4) Vaarwel, mijnheer.
-
-
-
-
-[Illustratie: hoofdstuk kopstuk]
-
-Twaalfde Hoofdstuk.
-
-In het paardenspel.
-
-
-Dik begaf zich eerst naar Anneke, die een gat in de lucht sprong,
-toen hij haar het vrijkaartje gaf, zoo blij was zij er mede, en toen
-ging hij naar huis, waar hij aan zijn vader en moeder vertelde, dat
-hij den aap verkocht had, en dat hij een toegangskaart voor hen had,
-en dat hij nu geld genoeg bezat om Nelly met het schoolfeest mede te
-laten gaan, als de meester daartoe zijn toestemming wilde geven.
-
-"En dat doet hij wel, Dik," zei zijn Moeder. "De meester is een braaf
-man, en als hij weet, dat het arme kind blind is, zal hij het je niet
-weigeren..."
-
-"En dat zal hij!" viel zijn vader in.
-
-"Maar Dik, wat ben ik geschrokken, toen ik je daar zoo onverwachts op
-dien olifant zag zitten," zei Moeder.
-
-"En dat ben ik!" zei zijn vader.
-
-"O Moeder, wat vond ik dat heerlijk! Neen, dat had ik nooit kunnen
-denken, dat ik nog eens op den rug van een olifant aan een optocht
-zou deelnemen," zei Dik lachend. "'t Was fijn, hoor! En lachen, dat
-de menschen deden..."
-
-"En dat deden ze," zei vader Trom.
-
-"Maar hoe kwam je er toch zoo op, Dik?" vroeg zijn moeder.
-
-"De olifant pakte me bij mijn kraag en gooide me zelf over zijn kop
-heen op zijn rug, Moeder. Ik schrok me eerst haast een ongeluk!"
-
-"En dat deed ik," zei zijn Vader, die zijn dikken zoon met blijkbare
-bewondering zat aan te staren.
-
-"'t Was goed, dat de kornac me greep..."
-
-"Wie?" vroeg zijn moeder, die nog nooit van een kornac had gehoord.
-
-"De oppasser," zei Dik, -- "want anders was ik er stellig afgevallen.
-Ik kwam tamelijk schots en scheef op zijn rug terecht. Zeg Moeder, is
-u niet blij met dat kaartje?"
-
-"Of ik!" zei Moeder. "Ik wil er dolgraag heen..."
-
-"En dat wil ik," zei Vader.
-
-"Moeder, weet u, wat ik nu doen ga? Ik ga naar den meester, om te
-vragen, of Nelly met het schoolfeest meê mag. De meester zal nu wel
-thuis zijn, denk ik."
-
-"Goed Dik, ga maar, en neem het geld mede, dan behoef jij er niet
-langer op te passen."
-
-"Ja," zei Dik.
-
-Hij haalde een kwartje uit zijn spaarpot en ging naar het huis van
-den meester, die naast de school woonde.
-
-Het dienstmeisje kwam voor.
-
-"Wel Dik?" vroeg zij lachend, want zij had Dik op den olifant zien
-zitten en vond hem een koddigen jongen. "Ben je niet gevallen? Je zat
-daar hoog en droog, Dik, op dien olifant."
-
-"Ja, hè!" zei Dik. "Is de meester thuis?"
-
-"Jawel, wat is er?"
-
-"'k Wou den meester graag even spreken."
-
-"Kom dan maar zoo lang in de vestibule, Dik," zei het meisje. "Dan
-zal ik hem gaan roepen."
-
-Dik bleef in de vestibule wachten en verkeerde in spanning, wat de
-meester zeggen zou.
-
-"Als hij het maar goed vindt," dacht Dik.
-
-Al spoedig kwam de meester.
-
-Dik nam zijn pet in zijn hand, en zei: "Dag meester."
-
-"Dag Dik, -- wat is er?"
-
-"Meester," zei Dik, terwijl hij den gulden en het kwartje van
-tusschen de koekkruimels uit zijn wijden broekzak opdiepte, en ze den
-meester toestak, -- "meester, hier heb ik vijf en twintig stuiver, en
-nu wou ik u vragen, of asjeblief mijn buurmeisje met het schoolfeest
-meê mag...."
-
-"Wie is dat?" vroeg de meester.
-
-"Nelly Elswater," zei Dik. "Ze woont nog maar enkele dagen naast
-ons."
-
-"Zoo. -- Maar Dik, ze gaat niet school, -- en 't is een feest
-uitsluitend voor de schoolkinderen. Steek dat geld maar weer in je
-zak, jongen, want daar kan ik heusch niet aan beginnen. Op die manier
-zouden er nog wel honderd kunnen vragen, of ze meê mogen. Dat kan
-niet, hoor."
-
-Dit antwoord was voor Dik een schrikkelijke teleurstelling. Hij keek
-den meester smeekend aan, en zei:
-
-"Maar meester, 't is..."
-
-"Neen, neen, Dik," viel de meester hem in de rede, "geef haar dat
-geld maar terug; ik kan er werkelijk niet aan beginnen, zeg haar dat
-maar."
-
-"Ze weet er niets van, meester," zei Dik droevig, want het speet hem
-meer dan erg, dat de meester er niets van hooren wilde. "En 't is
-haar geld niet."
-
-"Is dat geld niet van haar, Dik?" vroeg de meester. "Van wien is het
-dan?"
-
-"Van mij, meester," zei Dik blozend; hij had het liever voor den
-meester niet willen weten. Niemand had er immers mede noodig?
-
-"Van jou? -- Hoe kom je daaraan?" vroeg de meester verwonderd, daar
-hij wel wist, dat het geld de familie Trom niet op den rug groeide.
-
-"Meester, ik heb het opgespaard, -- ik heb er drie konijntjes voor
-verloot en vanmiddag heb ik er de rest bijverdiend..."
-
-"Ik begrijp er niets van," zei de meester. "Zeg me nu eens kort en
-goed, hoe je er toe komt, om zooveel geld voor dat buurkind uit te
-geven."
-
-"Ze is blind, m'st'r, en ik heb zoo'n medelijden met haar, en -- enne
--- ze is erg arm, m'st'r, want haar vader is lang erg ziek geweest,
-enne -- enne... Vader en Moeder vinden het goed -- van het geld
-m'st'r..."
-
-De meester keek Dik aan met een eigenaardige tinteling in zijn oogen
-en Dik keek bedroefd naar den grond. Het speet hem zoo, dat de
-meester het niet goed vond.
-
-"Ha," dacht de meester in zichzelven, -- "daar heb je Dik weer
-op-en-top. Daar spaart hij me weer uit zuiver medelijden met een arm,
-blind meisje het geld op, om haar een prettigen dag te bezorgen. 't
-Is een wonderlijke jongen! --" En luid liet hij er op volgen:
-
-"Zoo zoo, Dik, is dat meisje arm?"
-
-"Ja m'st'r."
-
-"En blind?"
-
-"Ja m'st'r. Ze is blind geboren."
-
-"En heb jij uit medelijden dat geld voor haar opgespaard."
-
-Dik zei niets, maar knikte.
-
-"En weet ze dat?"
-
-"Neen meester, -- ze weet er niets van, -- niemand weet het, dan
-alleen Vader en Moeder..."
-
-"En die vinden het dus goed?"
-
-"Ja m'st'r."
-
-"Hoe oud is dat meisje?"
-
-"Twaalf jaar, m'st'r."
-
-"Zoo Dik. Nu, ik vind het ook goed, hoor. Ze mag meê!"
-
-Dik keek den meester dankbaar aan, en een oogenblik later liep hij op
-een draf naar de buren.
-
-"Nelly!" zei hij met een kleur van blijdschap. "Nelly!"
-
-"Wat is er, Dik?" vroeg het meisje.
-
-"Nelly, ik heb een prettige boodschap voor je. Je mag meê met het
-schoolfeest. De meester vindt het goed."
-
-Nelly sprong verrast van haar stoel op en kreeg een kleur tot achter
-haar ooren van blijdschap.
-
-"O Dik!" riep zij uit, terwijl zij in haar handen klapte. "Mag ik
-meê? Wat heerlijk! Wat lief van den meester! Ik wist niet eens, dat
-hij me kende. O Dik, wat ben ik blij!"
-
-"Op een dorp kennen de menschen elkander al heel gauw," zei Dik. "De
-meester heeft zelf tegen me gezegd, dat je meê mag..."
-
-"Maar het geld, Dik --" zei Nelly opeens, terwijl haar gezicht
-betrok.
-
-"Daar heeft de meester niet eens over gesproken!" zei Dik. "Hij heeft
-me alleen maar gezegd, dat je meê moogt. Fijn hè? Maar nu ga ik
-naar huis, want wij gaan vanavond allemaal naar het paardenspel!
-Dag!"
-
-"Dag!" riep Nelly.
-
-En Dik ging naar huis, minstens even blij als het blinde meisje, dat
-hij zoo'n groote vreugde had bezorgd. Zijn boterhammen smaakten hem
-verrukkelijk, en hij vertelde aan zijn vader en moeder, wat de
-meester gezegd had, en hoe blij Nelly was.
-
-En toen ging hij achter de schuur, om zijn beesten te voeren, maar
-hij was er pas, of hij hoorde Nelly al aankomen.
-
-"O Dik, wat ben ik blij!" zei ze, terwijl ze de korreltjes graan
-rondom zich strooide voor de duifjes, die koerden en op den voerbak
-kwamen zitten.
-
-En Nelly kon zich maar niet begrijpen, hoe het mogelijk was, dat de
-meester haar kende, en zij zei wel honderdmaal, dat zij hem zoo'n
-vriendelijk man vond, omdat hij haar zoo maar voor niets aan het
-schoolfeest wilde laten deelnemen, en dat zij morgen, na kerktijd,
-als de meester thuis was, met haar vader en moeder naar hem toe zou
-gaan, om hem te bedanken voor zijn goedheid.
-
-"Ja ja," zei Dik, -- "dat is wel goed, hoor. Ik vind het ook
-vriendelijk van hem."
-
-En hij gaf zijn konijnen een extra portie gras en klaver, omdat hij
-het zoo'n buitengewoon hoogen feestdag vond. Toen ging hij naar
-binnen om zijn Zondagsche pak aan te trekken, en om ruim half acht
-sloot de familie Trom de deur achter zich dicht, om zich naar het
-Paardenspel te begeven.
-
-De ingang was schitterend verlicht, en Dik zag, hoe de menschen naar
-binnen stroomden. Er heerschte een bijzondere drukte op het dorp en
-er was veel gerij, want boeren en boerinnen kwamen met paard en
-rijtuig, sommigen zelfs van ver uit den omtrek. De stalknechts van
-Café "Goud uit Schuim" hadden haast geen handen genoeg, om allen op
-tijd te bedienen, en vele boeren zagen zich verplicht zelf uit te
-spannen en hun paarden op stal te zetten.
-
-Aan het loket zag het zwart van de menschen, die plaatskaarten kwamen
-koopen, maar daar behoefde Dik zich niet mede te vermoeien.
-
-"'t Is maar gemakkelijk, dat wij onze kaartjes al hebben," zei hij.
-
-"En dat is het," zei Vader Trom.
-
-"Ga jij maar voor, Dik," zei zijn moeder. "Jij weet hier den weg al
-zoo'n beetje."
-
-Dat deed Dik, en met behulp van een bediende; wiens taak het was de
-toeschouwers hun plaatsen aan te wijzen, had hij al spoedig de bank
-gevonden, die voor hem bestemd was.
-
-Jan Vos en Piet van Dril waren er al en wenkten hem al uit de verte
-toe, en toen zij nog maar een paar minuten zaten, kwam Anneke
-binnenstappen en nam naast vrouw Trom plaats.
-
-"Wat een ruimte, wat een ruimte!" zei vrouw Trom vol bewondering.
-
-"En wat een menschen," zei Trom.
-
-"We zitten hier fijn, hè Dik?" zei Jan Vos, die nog schrikkelijk
-dankbaar was voor het kaartje, dat Dik hem bezorgd had.
-
-"Ja," zei Dik, "we zullen het hier prachtig kunnen zien. Kijk, daar
-ginds zit de burgemeester -- zie je wel? Dáár, -- vlak vooraan,
-beneden..."
-
-"Eerste rang!" zei Piet van Dril.
-
-"En de notaris, en de dokter, en de meester, en de secretaris, en
-mijnheer Denappel, --" zei Dik. "Dure plaatsen, zeg."
-
-"Maar wij zitten hier ook best," zei Jan Vos. "Zeg Dik, dat heb ik
-aan jou te danken --"
-
-"'t Mocht wat," zei Dik.
-
-
-[Illustratie]
-
-
-"Niet?" zei Jan Vos. "Aan jou niet? Aan wien dan, zou ik wel willen
-vragen..."
-
-"Aan den aap!" lachte Dik. "Kijk, ze hebben zaagsel op den grond
-gestrooid, en zand, anders glijden de paarden uit."
-
-"Wat komen er een menschen hè?" zei Piet. "Ze blijven maar..."
-
-"Bom -- bom -- bom -- tetteretet!" viel de muziek in. De muzikanten
-zaten op een verhooging tegenover de jongens.
-
-Moeder Trom schrok er eventjes van, want zij was er heel niet op
-verdacht geweest, maar zij vond het prachtig in één woord. Zulke
-schetterende muziek had zij nog nooit in haar leven gehoord.
-
-"Zie je daar den doorgang naar de stallen?" vroeg Dik. "Daar komen de
-paarden door den circus binnen."
-
-"'k Wou, dat zij maar alvast begonnen," zei Jan. "Wat zitten we hier
-fijn, hè? Haast de mooiste plaatsen uit het heele spel, -- om alles
-goed te zien, bedoel ik natuurlijk."
-
-'t Werd tjokvol in de tent, en tegen acht uur zweeg de muziek.
-
-Toen zwegen ook de menschen, want zij begrepen, dat de vertooning nu
-weldra zou beginnen. Ze hoorden eindelijk de torenklok acht slaan.
-
-Even later werden de gordijnen voor den ingang dichtgeschoven, en de
-gordijnen, die den toegang tot de stallen afsloten, geopend.
-
-Op dat oogenblik heerschte er een ademlooze stilte in de tent. De
-verwachting was hoog gespannen.
-
-Ha, -- daar kwam wat.
-
-Een rijknecht, keurig gekleed, leidde een prachtig raspaard den
-circus binnen. In het midden bleef hij staan.
-
-Toen verschenen er nog twaalf rijknechts, die zich aan den ingang in
-twee rijen schaarden. 't Scheen wel een eerewacht, dacht Dik.
-
-En dat had hij nog zoo ver niet mis, want nauwelijks hadden zij hun
-plaatsen ingenomen, of de beroemde Directeur Mr. Sänger trad
-tusschen hen door tot in het midden van den circus.
-
-Hij was geheel in het zwart gekleed, met een laag uitgesneden vest.
-Hij nam zijn hoogen hoed in de hand en boog naar verschillende kanten
-voor het publiek, dat hem met handgeklap begroette.
-
-
-[Illustratie: "En alle menschen op de brug lachten, en zij wezen
-elkander Dik aan, die daar zoo hoog en vroolijk bijna op den kop van
-het logge dier zat en zoo den optocht door het dorp ging medemaken.
-Dik keek triomfantelijk van af zijn hoogen en zeldzamen zetel op de
-lachende menigte neer, en hij wuifde den menschen links en rechts
-toe, zooals de Koningin doet, als zij in de een of andere stad haar
-feestelijken intocht houdt. (Bladz. 181.)"]
-
-
-"Zie je dien gouden horloge-ketting?" vroeg Jan Vos zacht. "Wat zal
-die man rijk zijn."
-
-Maar Jan en Piet antwoordden niet. Al hun aandacht was bij den
-Directeur, die zijn hoed weer opzette en met behulp van zijn
-rijknecht het mooie paard besteeg.
-
-Op een kleinen wenk met zijn rijzweep viel de muziek in, en op de
-maat daarvan reed de Directeur den circus rond. Het paard brieschte
-vroolijk en scheen wel te dansen, zoo licht en sierlijk waren zijn
-bewegingen.
-
-"Zoo kan jij het ook wel, Dik," zei Jan Vos. "Daar is niets kunstigs
-aan."
-
-"Ja," zei Dik. -- "Maar zóó niet! Kijk eens, het paard loopt op
-drie pooten! Zijn rechtervoorpoot houdt het gebogen in de hoogte.
-Prachtig, hè? Hoe is het mogelijk, dat zoo'n beest het leert!"
-
-Dik keek zijn oogen uit.
-
-Er klonk een daverend applaus, en de Directeur boog. Toen, op zijn
-bevel, zette het dier zijn rechtervoorpoot neer, en hief het
-linkervoorbeen op. Weer liep hij op de maat der muziek den circus
-rond.
-
-"Dat is pas rijden, hè!" zei Dik vol bewondering. "Daar loopt hij
-met zijn achterbeen in de hoogte," zei Jan Vos.
-
-En even later zagen zij, dat hij zijn vierden poot opgeheven had.
-
-Met een vlugge beweging sprong de directeur van het paard en nam
-buigend het applaus van de toeschouwers in ontvangst. De rijknecht
-greep het paard bij de teugels en voerde het naar de stallen terug.
-Een tweede rijknecht reikte den Directeur een lange zweep aan en nam
-het korte rijzweepje van hem over. Alle twaalf rijknechten maakten
-zich schielijk uit de voeten, en onder donderend hoefgetrappel renden
-acht prachtige paarden, zonder teugels of zadel, achter elkander
-binnen. De Directeur klapte met zijn lange zweep, en toen renden de
-dieren in vliegenden galop achter elkander den circus rond. De grond
-dreunde onder hun hoefslagen.
-
-Dik zat in stomme verbazing het prachtige schouwspel aan te zien.
-
-Weer klapte de zweep, en als met een tooverslag hielden de beesten
-halt, keerden zich om, en renden weer in tegengestelde richting
-voort, de koppen fier opgeheven en met golvende manen.
-
-"Dat is schitterend, -- schitterend!" mompelde Dik in verrukking.
-
-De Directeur liet de fiere beesten, enkel door met zijn zweep te
-klappen, in verschillende richting rennen, nu eens dezen kant, dan
-weer dien kant op, soms achter elkander, dan weer twee aan twee, of
-vier aan vier. Zij gehoorzaamden den Directeur op zijn wenken.
-
-Hij hief zijn zweep op, en plotseling kwamen zij naast elkander voor
-hem te staan, en op zijn bevel bogen zij de voorpooten en knielden
-voor hem neer.
-
-Het applaus was niet van de lucht, en de Directeur moest
-herhaaldelijk buigen.
-
-Eindelijk hief hij zijn zweep op, en liet haar driemaal knallen, en
-opeens verhieven de schoone beesten zich op de achterpooten. 't Was
-een schitterend staaltje van dressuur.
-
-Daarna klapte hij met zijn zweep, en in vliegenden galop renden de
-dieren nogmaals achter elkander den circus rond en verdwenen onder
-daverend hoefgetrappel in de stallen. -- De menschen waren verrukt!
-
-Dik vond het haast een sprookje. Hij had nooit kunnen denken, dat er
-zoo iets moois op de wereld bestond, en hij wilde juist met Jan en
-Piet een praatje beginnen over hetgeen hij gezien had, toen er al
-weer wat anders kwam.
-
-
-[Illustratie]
-
-
-Van uit de stallen werd het luide geschreeuw van een man gehoord en
-bijna op hetzelfde oogenblik draafde een oud, armoedig vrouwtje de
-tent binnen, met een hoofdstel aan en een bit in haar mond, en Dik
-zag tot zijn diepe verontwaardiging, dat er een groote, zware clown
-op haar rug zat, die ruw aan de teugels rukte en 't oude mensch met
-zijn rijzweep en door een luidruchtig geschreeuw onbarmhartig
-voortjoeg. De stumper zag vuurrood van inspanning, en huppelde en
-draafde als een jong renpaard, maar het ging den afschuwelijker clown
-nog lang niet hard genoeg. Hij sloeg het schepsel, dat zich blijkbaar
-bovenmatig inspande, onbarmhartig met zijn rijzweep tegen de beenen
-en soms zelfs met zijn groote vuist op haar hoofd.
-
-De menschen werden er eerst stil van, maar sommigen begonnen er al
-spoedig om te lachen, ja zelfs te schateren.
-
-Dik kon zich dat onmogelijk begrijpen. Hij vond er niets moois aan,
-integendeel, 't maakte een vreeselijk pijnlijken indruk op hem.
-
-Ach zie, de oude stumper kon al spoedig haast niet meer, zij
-struikelde en strompelde door den circus en dreigde herhaaldelijk te
-vallen.
-
-'t Was duidelijk, dat zij bijna bezweek onder den zwaren last, dien
-zij te torsen had. Maar de clown had geen medelijden met haar. Hij
-rukte haar hoofd door middel van de teugels ruw weer wat omhoog en
-sloeg haar eindelijk zoo erg, dat Dik het niet langer kon aanzien.
-
-Zijn wangen waren doodsbleek van verontwaardiging, zijn neusvleugels
-trilden, zijn oogen fonkelden. "Afschuwelijk!" mompelde hij, en hij
-balde zijn vuisten.
-
-De handelingen van den ruwen clown werden nog wreeder.
-
-Toen richtte Dik zich op van zijn bank, stak zijn vuist dreigend naar
-den clown uit, en riep hem in de hevigste verontwaardiging toe:
-
-"Monster, -- wreedaard, -- wil je nu ophouden met die vrouw te
-mishandelen! 't Is een schande!"
-
-Het vrouwtje stond stil; zij kòn blijkbaar niet meer.
-
-En de clown keek Dik met een spottend gezicht aan en begon de vrouw
-vreeselijk te mishandelen. Ook de menschen keken lachend naar Dik,
-die tusschen de toeschouwers door van bank op bank naar beneden
-stapte en....
-
-
-[Illustratie]
-
-
-Plotseling bleef hij staan, want het gelach van de menschen klonk
-daverend door de tent. En toen zag Dik, dat de wreede clown het hoofd
-van de oude stumper met twee handen aangreep en in stukken scheurde.
-Hij rukte haar de muts van het hoofd en wierp die naar Dik, -- en
-haar wangen vielen los op den grond, en toen -- toen bleef er niets
-anders over, dan een bos stroo, die de clown van zich af rukte, en
-lachend boog hij naar alle kanten om te bedanken voor het applaus.
-
-Dik begreep, dat hij een tamelijk dwaas figuur had gemaakt, en hij
-klauterde zoo gauw mogelijk weer naar zijn plaats terug, waar Piet en
-Jan bijna van de bank vielen van het lachen. En toen lachte Dik
-smakelijk mede, wat nog wel het beste was, dat hij doen kon.
-
-Alle menschen zaten lachend naar hem te kijken, maar dat duurde niet
-lang, want er kwam een dame te paard binnenrijden, die allerlei
-toeren ging verrichten en daardoor ieders aandacht in beslag nam.
-
-Eerst zat zij op het paard, en reed in galop den circus rond, maar
-toen sprong zij opeens op den zadel en ging staande rijden. Ook ging
-zij op één been staan, en sprong zelfs touwtje op den rug van het
-paard.
-
-
-[Illustratie]
-
-
-Dik, die voor het eerst van zijn leven in een paardenspel was en dus
-dergelijke kunstverrichtingen nog nooit gezien had, vond alles even
-buitengewoon, en hij was opgetogen, toen de dame zelfs door een met
-papier beplakten hoepel sprong, die door twee rijknechts in de hoogte
-gehouden werd, en toch weer zonder missen op het paard terecht kwam.
-Eindelijk sprong zij zelfs over een breede vlag heen, waar het paard
-onderdoor rende. 't Was prachtig, vond Dik.
-
-En nauwelijks was de dame den circus uitgereden, of er rolden drie
-clowns binnen, die wel hoepels geleken.
-
-Zij rolden vooruit en achteruit en tegen elkander aan, dat het een
-lust was om te zien, en een poosje later klom de een op de schouders
-van den ander en stak zijn beenen kaarsrecht in de hoogte, en toen
-klom de derde tegen hem op en ging op de beenen van no. 2 staan. Maar
-plotseling liep de onderste weg, zoodat de twee anderen hun steunpunt
-verloren en toen smakten zij tegen den grond en rolden als hoepels de
-tent uit.
-
-Dik zat te schudden van 't lachen en Jan en Piet niet minder. Zulke
-malle dingen hadden zij nog nooit gezien!
-
-Zoo volgde het eene nummer op het andere, en eindelijk werd het
-laatste nummer vóór de pauze afgespeeld.
-
-Er kwam een vrouwelijke Roodhuid de tent binnenwandelen. Zij had
-groote veeren op haar hoofd en een klein meisje aan haar hand.
-
-Het tweetal wandelde kalm door den circus heen en weer en ging
-eindelijk in het midden daarvan op den grond zitten, de vrouw met
-haar rug tegen den hoogen paal. Zij trok het kind op haar schoot en
-speelde er mede, en zij scheen ontzaglijk veel van het meisje te
-houden, want zij drukte het zoo stevig aan haar borst, of zij het
-dood wilde drukken, en kuste het zoo vurig, dat het haast stikte.
-
-Zij had er geen erg in, dat een man met een paard aan den teugel den
-circus kwam binnensluipen. Hij had een dolk in zijn hand en liet zijn
-oogen op afschuwelijke wijze draaien en rollen, zoodat herhaaldelijk
-alleen het wit er van te zien was.
-
-"Dat is een schurk!" zei Dik tegen Jan en Piet.
-
-"Zie je die oogen?" vroeg Jan.
-
-"Neen," zei Dik, "alleen het wit maar."
-
-De menschen in de tent geraakten in spanning.
-
-Wat ging die schurk doen?
-
-Hij liet zijn paard los en sloop naar de moeder en haar kind, hij
-liet zijn dolk flikkeren in het licht van de lampen. Zijn oogen
-draaiden en rolden erger dan ooit.
-
-"Ha," -- zei Dik, "ik geef geen dubbeltje meer voor haar leven..."
-
-
-[Illustratie]
-
-
-"Ik geen cent," zei Piet van Dril. Opeens wierp de schurk zich op de
-niets kwaads vermoedende vrouw. De dolk werd opgeheven, daalde neer,
--- en een allerijselijkste kreet drong den toeschouwers door merg en
-been.
-
-"Moet je haar niet helpen, Dik?" vroeg Piet van Dril met een lachje.
-
-"Doe jij het!" zei Dik.
-
-De schurk greep het kind in zijn armen, klom op zijn paard, en rende
-spoorslags den circus in.
-
-De vrouw lag stuiptrekkend op den grond.
-
-Maar zie, de wrekende gerechtigheid waakte.
-
-De man van de stervende roode vrouw reed pijlsnel binnen. Een lasso
-hing aan zijn zadel.
-
-
-[Illustratie]
-
-Hij zag zijn vrouw op den grond liggen en bemerkte, hoe de schurk met
-zijn kind wegrende.
-
-Spoorslags reed hij hem na. 't Werd een wedren, die alle zenuwen der
-toeschouwers spande. 't Was Dik onmogelijk, om te blijven zitten. Hij
-stond overeind...
-
-"Sa, sa!" riep hij den Roodhuid toe. "Grijp hem -- grijp hem!"
-
-De Roodhuid maakte zijn lasso los, en zwaaide er mede hoven zijn
-hoofd.
-
-"Ooah! Ooah!" klonk het krijschend van zijn lippen, en op hetzelfde
-oogenblik doorkliefde zijn lasso de lucht, en kwam om den nek van het
-paard van den schurk terecht. Men zag, hoe de strik aantrok, hoe de
-bewegingen van het paard verflauwden, hoe het eindelijk niet meer
-voortkon en op de knieën nederstortte.
-
-Toen trok de schurk een revolver, maar de Roodhuid deed evenzoo en
-schoot hem dood. Hij bracht zijn kind naar de moeder, die niet dood
-bleek te zijn, en...
-
-Toen sprongen er wel zes clowns naar binnen, die onder een ijselijk
-misbaar de Roodhuiden uit den circus leidden en het paard van den
-strik verlosten en den schurk met een fietspomp nieuwen adem
-inbliezen, zoodat hij weldra weer loopen kon en den circus verliet.
-
-Onder de malste grappen verdwenen ook de clowns, en toen was het
-
-
-
-PAUZE
-
-
-
-
-[Illustratie: hoofdstuk kopstuk]
-
-Dertiende Hoofdstuk.
-
-Na de pauze.
-
-
-Na de pauze werden nog prachtige staaltjes van rijkunst ten beste
-gegeven, die Dik in verrukking brachten, en de clowns maakten
-grappen, die de tent deden schudden van het lachen. Ook kwam de man,
-aan wien Dik zijn aap had verkocht, met zijn apen en honden, en liet
-hen allerlei kunststukjes verrichten. Maar de man was hierbij niet
-als clown gekleed, o neen, hij was geheel in het zwart met een wit
-vest, en zag er bijna even deftig uit als de Directeur. Maar Dik vond
-het paardrijden toch veel mooier. Hij was dan ook een groot
-liefhebber van paarden en kon zelf rijden als de beste.
-
-Ook waren er gymnasten, die toeren verrichtten, waarbij de menschen
-zaten te rillen en te beven. Zoo kwam er een gymnast binnen, die een
-sterken riem om zijn middel droeg. Aan dien riem was een lederen
-koker bevestigd, waarin hij een langen stok deed met aan het
-boveneinde een rekstok. Een andere gymnast klom tegen den hoogen stok
-op, zoodat hij bijna tot boven in de tent kwam, en de man, die den
-stok in den koker droeg, hield hem in evenwicht.
-
-De klimmersbaas ging dood op zijn gemak op den rekstok zitten en stak
-een cigaretje op.
-
-
-[Illustratie]
-
-
-Dik vond het een stout stukje.
-
-Maar 't werd nog erger, want na een paar trekjes aan zijn cigaret te
-hebben gedaan, wierp hij haar weg, en ging doodbedaard op den stok
-staan, en hij wuifde het publiek toe, dat bijna niet durfde
-applaudiseeren van angst, dat de man vallen zou.
-
-"Hij liever dan ik," bromde Dik zijn buren toe.
-
-Op 't volgende oogenblik liet hij zich vallen...
-
-Een kreet van schrik ging uit de menigte op, en Vrouw Trom wilde er
-niet langer naar kijken, en Anneke ook niet.
-
-"Wat een schrik!" zei moeder Trom.
-
-"En dat is het," zei haar man.
-
-De gymnast was echter niet gevallen, want hij had te juister den stok
-met beide handen aangegrepen. De man beneden had de grootste moeite,
-om hem in evenwicht te houden.
-
-
-[Illustratie]
-
-
-"Zeg," zei Dik, die het zag "die moet óók sterk zijn!"
-
-Maar Piet en Jan antwoordden niet, want zij zagen, hoe de man daar
-boven in de tent met inspanning van al zijn krachten zich ophief, tot
-hij met zijn beenen in de hoogte stond en met gestrekte armen den
-rekstok vasthield.
-
-'t Was haast ongelooflijk.
-
-En 't zou nog erger worden.
-
-Hij ging weer rustig op den rekstok zitten, en liet een koord aan
-één eind naar beneden zakken. Daaraan werd een kleine stoel
-vastgebonden, dien hij naar boven trok. Toen ging hij weer staan,
-zette den stoel met de beide achterpooten op den stok, en nam er
-doodbedaard op plaats.
-
-Dat was het slot van de vertooning en toen hij weer behouden op den
-grond was aangekomen, slaakte menigeen een zucht van verlichting, en
-men vond, dat het op die manier spotten was met een menschenleven.
-Verscheidenen hadden er dan ook niet naar kunnen kijken, en waren
-blijde, dat het afgeloopen was.
-
-
-[Illustratie]
-
-
-Toen kwam er iets grappigs.
-
-Een ezel kwam den circus binnen, geheel alleen. Hij was opgetuigd met
-een bit, en een lederen teugel uit één stuk, die hem om den nek
-hing, maar hij droeg geen zadel.
-
-De ezel keek niet op of om, maar liep doodbedaard den circus in het
-rond met een stevigen stap. Hij keek naar den grond.
-
-"Ga er op zitten, Dik," zei Piet van Dril lachend.
-
-"Dat zou ik wel willen," zei Dik. "Kijk, -- wie komt daar
-binnenstappen? Ha ha, dat is de man, die mijn aap gekocht heeft. Maar
-nu is hij weer als clown gekleed. Kijk, hij leest in een boek."
-
-Dat was ook zoo. Hij kwam den circus binnen juist toen de ezel den
-ingang naar de stallen weer gepasseerd was, en hij ging ook den
-circus in het rond loopen, maar in tegengestelde richting. Doch hij
-was totaal in zijn boek verdiept. Dat er van den anderen kant een
-ezel aankwam, zag hij in het geheel niet, want hij keek geen
-oogenblik uit zijn boek op. Zoo gingen zij elkander tegemoet.
-
-De ezel liep, zonder op of om te kijken, verder, precies of hij in
-ernstige gedachten verdiept was. Hij scheen den lezenden man evenmin
-te zien, als deze hèm.
-
-Bom!
-
-Zij botsten met kracht tegen elkander op, zodat de clown achterover
-tegen den grond smakte. De ezel liep verder, of er niets gebeurd was,
-en keek naar den clown niet meer om, en de clown stond op, keek naar
-boven, of hij misschien met een of ander hemellichaam in botsing
-geveest was, sloeg zijn boek open, en liep lezende verder.
-
-'t Was zoo'n malle vertooning geweest, dat iedereen er om lachen
-moest, en 't grappigste was, dat het binnen enkele seconden
-ongetwijfeld nog eens gebeuren zou, want het tweetal liep kalm door,
-elkander weer tegemoet.
-
-Bom!
-
-Daar tuimelde de clown ten tweeden male achterover tegen den grond,
-en nauwelijks was hij opgestaan, of hij bemerkte den ezel, en riep:
-
-"Ha, ha, daar gaat mijn Neef! Nu weet ik, wie me dat koopje geleverd
-heeft. Van je familie moet je 't maar hebben. Maar ik zal het hem
-afleeren, daar kan hij op rekenen. Hallo! Hallo!"
-
-Op dit laatste geschreeuw kwam een bediende den circus binnen, die
-vroeg:
-
-"Heeft u geroepen, mijnheer?"
-
-"Mijnheer!" schreeuwde de clown op hoogen toon.
-
-"Mijnheer!" zei de bediende.
-
-"U bent doof, mijnheer!"
-
-"Neen, mijnheer, ik ben niet doof."
-
-"Als u niet doof was, mijnheer, zou u niet vragen, of ik geroepen
-heb. Ik heb geschreeuwd, mijnheer."
-
-"Zoo mijnheer, en wat is er van uw dienst?"
-
-"Mijnheer, ga dadelijk naar den Directeur, en zeg hem dat hij mij een
-rijzweep brengt, -- onmiddellijk!"
-
-De knecht bleef staan.
-
-"Ga je, mijnheer, -- of ga je niet, mijnheer?" schreeuwde de clown.
-
-"Neen mijnheer, -- ik ga niet!"
-
-"Waarom ga je niet, mijnheer!"
-
-"Omdat mijnheer de Directeur het toch niet doet, mijnheer," zei de
-bediende.
-
-"Doet hij het niet, mijnheer?"
-
-"Neen, mijnheer, wat denkt u wel? De Directeur brengt u geen zweep!"
-
-"Weet je wat, mijnheer, doe jij het dan zelf!"
-
-De bediende haalde een zweep en gaf hem aan den clown. Deze begaf
-zich naar den ezel, die nog op zijn gemak in het rond kuierde, ging
-vlak voor hem staan en stak hem zijn hand toe.
-
-"Goeien morgen, Neef!" riep hij hem toe.
-
-De ezel stak onmiddellijk zijn rechtervoorpoot uit en legde dien in
-de hand van den clown.
-
-"Wel Neef," vroeg deze met een hoog, schreeuwerig stemgeluid, "heb
-jij me zooeven dat koopje geleverd?"
-
-De ezel schudde met zijn kop van neen.
-
-"O, jou aartsleugenaar!" riep de clown. "Ben je dan niet tegen iets
-aangeloopen?"
-
-De ezel schudde van ja.
-
-"Dat was ik, Neef!" riep de clown. "Was je kwaad op me?"
-
-"Neen," schudde de kop.
-
-"Heb je 't dan per ongeluk gedaan?"
-
-"Ja!"
-
-"Dan vergeef ik het je!" riep de clown uit. "Kom aan mijn hart
-dierbare Neef!"
-
-De ezel verhief zich op zijn achterpooten en legde zijn voorpooten op
-de schouders van den clown, die zijn armen om hem heen sloeg en hem
-op zijn snoet zoende. De ezel ging weer op zijn vier pooten staan.
-
-"Woon jij hier, Neef?" schreeuwde de clown den ezel toe.
-
-"Ja," schudde de ezelskop.
-
-"Ha, ha, dus ken jij hier de menschen?"
-
-"Ja," knikte de ezel.
-
-"Weet je ook, of de burgemeester hier onder de toeschouwers is?"
-
-"Ja, ja!" schudde de kop.
-
-"Waar zit hij dan?"
-
-De ezel liep den circus rond, met den clown naast zich, en voor de
-plaats, waar de burgemeester zat, hield hij stand, tot groote
-verbazing van de toeschouwers.
-
-"Maak je compliment, Neef!" schreeuwde de clown.
-
-De ezel knielde voor den burgemeester, die er smakelijk om zat te
-lachen, neder, en legde zijn kop op den grond.
-
-"Goed gedaan, Neef!" riep de clown. "En weet je ook, wie de dikste
-jongen uit deze gemeente is?"
-
-"Ja," knikte de ezelskop.
-
-"Is hij hier?"
-
-"Ja!"
-
-"Breng mij bij hem!"
-
-Dik kreeg twee elleboogstooten in zijn rug, een van Piet van Dril en
-een van Jan Vos, want zij twijfelden niet, of de ezel zou voor Dik
-stilhouden. En toen dit inderdaad gebeurde, zat Dik te schudden van
-het lachen.
-
-Trouwens, iedereen in de tent lachte. De clown wuifde Dik toe en ging
-met zijn neef naar het midden van den circus. Daar richtte hij zich
-tot het publiek, haalde vier blanke rijksdaalders uit zijn zak, liet
-ze rammelen in zijn handen, en schreeuwde:
-
-"Dames en heeren, deze vier mooie rijksdaalders looft de Directeur
-uit voor hem of haar, die mij nadoet, wat ik hem zal voordoen. De
-burgemeester zal scheidsrechter zijn, als hij mij die eer wil
-aandoen."
-
-Toen boog hij zich naar den burgemeester, en vroeg hem, met zijn
-hooge puntmuts in de hand, of hij daartoe bereid was.
-
-"Met genoegen," zei de burgemeester, en hij nam de vier rijksdaalders
-in ontvangst.
-
-Toen bracht de clown den ezel tot vlak voor den burgemeester, sprong
-er kalm op en reed met hem den circus rond, tot hij weer voor den
-burgemeester aangekomen was. De ezel had den tocht stapvoets en
-doodbedaard afgelegd.
-
-"Wie doet me dat na?" schreeuwde de clown. "Wie durft dat waagstuk te
-ondernemen? Vier blanke rijksdaalders zijn het loon voor den
-dappere!"
-
-De menschen lachten, want er was natuurlijk in het geheel geen kunst
-aan, om stapvoets op een zoo makken ezel den circus rond te rijden.
-
-"Zeg Dik, dat is wat voor jou!" zei Piet van Dril lachend. "Denk
-maar, hoe je op den ezel van Bertels rijdt."
-
-"Hij is doodmak!" zei Jan Vos. "Er is immers niets aan!"
-
-"Wel doe het dan," zei Dik, "die vier rijksdaalders kun je
-gemakkelijk genoeg verdienen."
-
-Maar hij lachte spottend, toen hij dat zeide.
-
-"Vertrouw je hem niet, Dik?" vroeg Piet.
-
-"Neen, -- ik moet eerst het katje eens uit den boom kijken. Haha,
-daar stapt Bruin Boon over den rand den circus binnen. Bruintje wil
-vier rijksdaaldertjes verdienen, ha, ha, ha, -- daar zullen we
-grappen van beleven!"
-
-"Waarom?" vroeg Piet. "Hè, ik wou, dat ik maar gegaan was; die ezel
-is doodmak, en ik rijd minstens even goed als Bruin Boon."
-
-"O, je zult nog wel gelegenheid krijgen," zei Dik.
-
-
-[Illustratie]
-
-
-"Ha ha, mijn jonge vriend, wou jij op den ezel rijden?" riep de clown
-Bruin toe. En hij schudde hem zoo hartelijk de hand, dat Bruin
-ineenkromp van de pijn. Iedereen lachte, behalve Bruin.
-
-"Het beest is zoo mak als een lammetje," schreeuwde de clown: "Spring
-er maar op!"
-
-Bruin greep den teugel, de clown gaf hem een pootje, en Bruin vloog
-met een gangetje over den ezel heen; hij kwam wel een paar meter
-verder op den grond terecht. De clown had hem er overheen gegooid, en
-liep nu met een dom gezicht naar hem te zoeken op alle plaatsen, waar
-hij niet was.
-
-"Au!" zei Bruin, en hij scheen grooten lust te krijgen, om naar zijn
-plaats terug te keeren. Maar de clown was veel te blij, toen hij hem
-eindelijk teruggevonden had en hij omhelsde hem en schreide tranen
-van aandoening en bracht hem weer naar den ezel, waarop Bruintje nu
-zonder verdere ongelukken terecht kwam. De clown hief de zweep op,
-klapte er mede in de lucht, en riep:
-
-"Allo! -- Allo! -- Voorwaarts, Neef! -- Allo! -- Allo!"
-
-Maar op hetzelfde oogenblik verhief Neef zich op zijn achterpooten,
-om Bruin van zich af te laten glijden.
-
-Bruin hield de teugels krampachtig in zijn handen geklemd, zoodat de
-ezel zijn doel niet bereikte.
-
-"Allo Neef! -- Voorwaarts! -- Allo! -- Allo!" schreeuwde de clown.
-
-Toen sprong de ezel onverwachts vooruit, zette zijn voorpooten
-schrap, en wierp Bruintje met een verraderlijke beweging over zijn
-kop.
-
-De clown schrok er blijkbaar van, want hij liep te jammeren: "O wee,
-o wee!" en hij ijlde op Bruin toe, die nog half versuft op den grond
-lag, en hielp hem op en wilde hem weer naar den ezel brengen, die
-doodstil in den circus stond.
-
-Maar Bruintje had er genoeg van en hij liep met een verschrikt
-gezicht naar zijn plaats terug, onder luid gelach van de
-toeschouwers.
-
-"Nu jij, Dik!" zei Piet van Dril.
-
-"Daar gaat al een ander," zei Dik. "O, 't is Jaap Kooy. Die kan goed
-rijden, zeg. Ik ben benieuwd, of de ezel hem eraf krijgt." Na een tal
-van grappen kwam Jaap Kooy eindelijk op den ezel terecht, en toen
-begon het spelletje opnieuw, maar. Jaap klemde het beest tusschen
-zijn knieën in en trok de teugels met al zijn kracht aan, zoodat de
-kop van den ezel tegen zijn borst werd gedrukt.
-
-"Hij is sterk, hoor," zei Dik. "Ha, daar gaat hij! Kijk dien ezel
-steigeren! Voorover! Achterover! -- Bom daar gaat Jaap! -- Maar nu
-wil ik het toch wel eens probeeren."
-
-Dik verliet zijn hooge zitplaats en stapte den circus binnen.
-
-Piet van Dril en Jan Vos wreven zich de handen van de pret, en zij
-waren benieuwd, of Dik er ook afgegooid zou worden.
-
-Jaap Kooy was met een pijnlijk gezicht afgedropen, en Dik werd op
-luidruchtige wijze door den clown verwelkomd.
-
-Hij stak hem in de vreugde zijns harten zijn hand vriendschappelijk
-toe, maar Dik stak de zijne allebei in zijn diepe zakken, want hij
-had gezien, hoe hij Bruin geknepen had. Alle menschen lachten om hem.
-
-"Ha, ha, ha --! Daar hebben we den diksten jongen uit de gemeente.
-Zie je hem wel, Neef?"
-
-"Ja!" knikte de ezelskop.
-
-"Mag hij op je rug zitten, Neef?"
-
-"Ja!"
-
-"Wil je met hem den circus rondrijden?"
-
-"Ja," knikte de ezel.
-
-"Goed dan!" schreeuwde de clown.
-
-Dik trok de klep van zijn pet diep in zijn nek, greep den teugel en
-stak den clown zijn been toe, om op den ezel getild te worden.
-
-"Ha-ha-ha-ha!" lachte de clown. "Dat is pas een ruiter! Hij weet niet
-eens, welk been hij moet uitsteken. -- Hoepla!"
-
-Daar zat Dik, -- maar, evenals op den ezel van Bertels, -- achterste
-voor. Met een vlugge beweging stak hij zijn beenen aan weerskanten
-van den hals van het dier door den teugel en greep den staart met
-beide handen vast.
-
-Een vroolijk gelach steeg uit de menigte op, en niet ten onrechte,
-want het was een dwaas gezicht, Dik daar achterste-voor op den ezel
-te zien zitten, met den staart van het dier tusschen zijn handen
-geklemd en zijn beenen aan weerskanten tusschen den teugel gestoken.
-
-Dik keek den clown vastberaden aan en knikte hem toe.
-
-"Vooruit maar!" zei hij.
-
-"Ha-ha!" lachte de clown, die groote pret in het geval had, want hij
-vond dien dikken jongen meer dan vermakelijk en geloofde geen
-oogenblik, dat het hem gelukken zou, op den ezel te blijven zitten.
-'t Was immers nooit iemand gelukt?
-
-Maar Piet van Dril en Jan Vos en zijn andere vrienden geloofden van
-wèl! Zij wisten wel, dat de ezel van Bertels hem er ook nooit af kon
-gooien.
-
-"Ha, ha!" schreeuwde de clown. "Allo, Neef! -- Allo! -- Allo!"
-
-Daar begon het lieve leven!
-
-De ezel sloeg bijna achterover, zoo hoog verhief hij zich op zijn
-achterpooten, en Dik zou er ongetwijfeld afgegleden zijn, als zijn
-beenen niet in den teugel hadden gehangen. Als deze niet brak, kon
-hij onmogelijk vallen.
-
-Toen gooide Neef zijn achterlijf hoog in de lucht, zoodat zijn
-neus bijna den grond raakte, maar Dik klemde den staart nog vaster
-tusschen zijn handen en bleef er aan hangen.
-
-
-[Illustratie]
-
-
-Een daverend gelach, gepaard met een oorverdoovend applaus weerklonk
-door de lucht. De menschen klapten in de handen en stampten met hun
-voeten, en 't lachen overstemde geheel het geschreeuw van den clown
-die maar voortdurend riep:
-
-"Hallo, Neef! -- Vooruit, Neef! -- Hallo! -- Hallo!" -- En hij klapte
-met zijn zweep.
-
-Weer steigerde Neef op zijn achterpooten omhoog, en toen dat niet
-hielp, op zijn voorpooten, maar hij kon zich zóó mal niet
-aanstellen, dat hij Dik van zijn rug kreeg.
-
-Toen rende hij voorwaarts, -- en hield plotseling halt, -- maar Dik
-was er op verdacht geweest en had zich met al zijn kracht aan Neefs
-staart vastgehouden.
-
-Neef vond het trekken aan dat lichaamsdeel blijkbaar ver van aardig,
-want hij keek nijdig achterom, en balkte:
-
-"I-a! -- I-a!"
-
-En toen balkte Dik hem, onder uitbundige vreugde van de toeschouwers
-na:
-
-"I-a! -- I-a!"
-
-En de jongens in de tent schreeuwden lachend
-
-"I-a! -- I-a!"
-
-En toen werd het een algemeen gebalk in de tent en een gelach, zooals
-er nog maar zelden gehoord was.
-
-De ezel wist niet meer, hoe hij het had, en rende plotseling met een
-vaart vooruit, en nauwelijks had hij den burgemeester bereikt, of de
-Directeur, die het spelletje aan den ingang met het grootste genoegen
-had aangekeken, trad den circus binnen, en riep:
-
-"Ho!"
-
-Lachend drukte hij Dik de hand, en deze ontving uit de handen van den
-burgemeester de vier rijksdaalders.
-
-De tent daverde van het applaus, en Dik boog met een leuk gezicht
-naar alle kanten. De clown liep al buigende achter hem aan.
-
-Dik rammelde met de vier achterwielen, toen hij bij Piet en Jan
-terugkwam, en hij knikte zijn moeder toe, die hem trots toelachte. En
-zijn vader zei tegen zijn moeder:
-
-"Griet, onze Dik is toch een bijzonder kind, -- en dat is-ie!"
-
-"'t Is me een mooie grap!" zei Piet van Dril, die tranen in zijn
-oogen had van het lachen. "Je bent er op een vrijkaartje ingekomen en
-je gaat met vier rijksdaalders naar huis!"
-
-Eindelijk was het gelach bedaard en werd ieders aandacht in beslag
-genomen door het laatste nummer van het programma.
-
-'t Was een belangwekkend schouwspel.
-
-De zware leeuwenkooi werd door de twee olifanten tot in het midden
-van den circus getrokken. Daar werden de olifanten afgespannen en
-door de cornaks naar de stallen teruggebracht. Vlugge bedienden namen
-de luiken van den wagen weg, en toen waren de leeuwen voor allen
-zichtbaar.
-
-Velen vonden het nu wel een beetje angstig in de tent, want zij
-vroegen zich af, wat er wel gebeuren zou, als er eens een van die
-dieren ontsnapte.
-
-De leeuwen, die rustig lagen te slapen, werden wakker en rekten zich
-uit. Blijkbaar hadden zij eerst wel wat hinder van het schelle licht
-in de tent, maar dat ging spoedig voorbij.
-
-Twee bedienden, gewapend met een geladen geweer, traden binnen en
-namen ieder aan een kant van de kooi plaats.
-
-"Zeker om ze dood te schieten, als zij den temmer aanvallen," dacht
-Dik.
-
-"Zeg Dik, zie je dat? Ze hebben ook nog pistolen in hun gordel," zei
-Piet van Dril.
-
-"Revolvers," zei Dik.
-
-Toen verscheen de temmer in den circus. Hij begaf zich naar de kooi.
-Daar bleef hij even staan en boog naar alle kanten.
-
-'t Werd doodstil in de tent. Ieder verkeerde in spanning, en velen
-bedachten hoe het dien jongen man wel te moede moest zijn, nu hij op
-het punt stond om in de kooi te gaan bij de leeuwen, die reeds zijn
-vader en grootvader hadden verslonden, zooals het gerucht ging.
-
-Aan de rechtervoorzijde hing een klein ijzeren laddertje.
-
-De temmer sloeg het naar beneden, want het kon om twee scharnieren
-draaien, en klom er tegen op. Met een vlugge beweging opende hij een
-smal deel van den getralieden zijwand, en vóór de menschen goed
-gezien hadden, hoe het in zijn werk ging, stond de man in de kooi en
-was de deur achter hem gesloten.
-
-Hij had een kleine zweep in de hand, anders niets, maar in zijn
-gordel stak ook een revolver.
-
-Zoodra hij binnengetreden was, weerklonk er een geweldig gebrul uit
-de kooi, dat de geheele tent vulde en menigeen een siddering door de
-leden joeg.
-
-De temmer bleef doodstil staan, keek de leeuwen met fonkelenden blik
-aan, en gebood er een, bij hem te komen. Maar de leeuw gehoorzaamde
-hem niet.
-
-De man herhaalde zijn bevel, en onwillig kroop de leeuw naar hem toe.
-Voor zijn voeten bleef hij liggen.
-
-De temmer liet zich door het schrikkelijke dier een poot geven, en
-het beest moest voor hem mooi-zitten als een hondje, en eindelijk
-liet hij hem zijn grooten muil openen, en de temmer stak zijn hand
-daarin, en eindelijk tot ieders ontzetting zelfs zijn hoofd.
-
-Eén hap, -- en hij was er geweest.
-
-Maar de leeuw hapte niet. En toen begaf de temmer zich tusschen de
-andere leeuwen, die rustig waren blijven liggen, en hij joeg ze met
-zijn zweep overeind en sloeg hen, zodat zij woest werden en een
-bloeddorstig gebrul lieten hooren.
-
-
-[Illustratie]
-
-
-'t Werd angstig om er naar te kijken.
-
-De leeuwen werden hoe langer hoe boosaardiger en renden om den temmer
-heen en klemden zich aan de tralies vast, en een er van sprong tegen
-de getraliede zoldering aan en sloeg met zijn klauw naar hem.
-
-Nu werd het inderdaad gevaarlijk voor den temmer.
-
-Zonder de dieren een oogenblik uit het oog te verliezen, trok hij
-zich meer en meer naar het deurtje terug. De leeuwen brulden van
-woede en gaven alle blijken, dat zij zich met een sprong op hem
-wilden werpen...
-
-Toen klonk plotseling een schot, en -- de temmer had het hok reeds
-verlaten en stond weer naast den wagen, buigende naar alle kanten.
-
-'t Ging zoo snel in zijn werk, dat Dik later niet eens wist te
-vertellen, hòè het gegaan was.
-
-En nauwelijks had het schot weerklonken, of hij hoorde een gierend
-geluid achter zich, en omziende, bemerkte hij, dat het schot tevens
-het sein was geweest om de tent af te breken, want het zeil, dat
-rondom de palen gespannen was, was reeds naar beneden gehaald.
-
-De menschen verlieten meer dan voldaan het beroemde paardenspel van
-den beroemden Mr. Sänger, en keerden naar huis terug.
-
-En Dik ging meer dan opgetogen met zijn vader en moeder mede, terwijl
-hij de rijksdaalders liet rammelen, die hem in zijn diepen broekzak
-zaten.
-
-
-
-
-[Illustratie: hoofdstuk kopstuk]
-
-Veertiende Hoofdstuk.
-
-Het schoolfeest.
-
-
-Het was de laatste dag vóór de zomervacantie, maar -- er zou geen
-school gehouden worden, want het was de dag van het groote
-schoolfeest, waarnaar de jongens en meisjes al zoo lang hadden
-gehunkerd.
-
-Alle kinderen van de school zouden er aan deelnemen, daar had de
-meester wel voor gezorgd. Er waren wel eenige kinderen geweest, die
-onmogelijk hadden kunnen sparen, maar de anderen hadden wat méér
-bijgedragen, en voor hetgeen er toen nog te kort was, had de meester
-eenige gegoeden aangesproken, die het hem met alle genoegen hadden
-gegeven. Zij zouden het meer dan jammer gevonden hebben, als die
-allerarmste kinderen niet hadden kunnen meêgaan.
-
-Dik was 's morgens al vroeg in de weer, om voer voor zijn konijnen te
-snijden, en Nelly hield hem daarbij, als gewoonlijk gezelschap,
-evenals Gerrit, die voor zijn ontbijt zorgde, en herhaaldelijk riep:
-
-"Dag Dik! Hier is Gerrit! Dag Helly! Hier is Gerrit!"
-
-De vreugde stond Nelly op het gelaat te lezen en telkens zei ze:
-
-"O Dik, wat ben ik blij, dat ik meê mag! Je weet niet, hoe blij ik
-ben!"
-
-En Nelly wist niet, hoe blij Dik was, omdat hij het ongelukkige
-meisje dezen feestdag had bezorgd.
-
-Nelly zag er nu al veel gezonder uit, dan toen zij pas op het dorp
-was komen wonen. Zij kreeg al weer een blosje op haar wangen en 't
-was haar aan te zien, dat er bij haar thuis al geen gebrek meer
-geleden werd. Zeker, weelde heerschte daar nog niet, want Vader en
-Moeder waren aan het sparen om de gemaakte schuld in Amsterdam af te
-doen, maar zij konden zich door Vaders verdiensten toch al weer
-voldoende voeden, en Vader werd ook alweer veel sterker. Zijn baas
-was zeer met hem ingenomen, want hij bleek iemand te zijn, die zijn
-vak volkomen verstond en ijverig van aard was. Geen moeite was hem te
-veel, om de tevredenheid van zijn baas te verwerven, en hij kreeg
-dikwijls overwerk, omdat Van Dril hem in de gelegenheid wilde
-stellen, zijn schuld spoedig af te doen.
-
-Nelly zag er nu wàt lief uit in haar Zondagsche jurk en met haar
-mooie krullende haren, waar Moeder blijkbaar heel wat werk van had
-gemaakt. Zij was zoo grootsch, dat ze niet op het gras wilde gaan
-zitten uit vrees, dat zij zich vuil zou maken.
-
-Piet van Dril was ook al op zijn mooist, toen hij bij hen kwam om te
-kijken, of de stoomboot nog niet op komst was.
-
-"Is de boot er nog niet, Dik?" vroeg hij.
-
-"Neen," zei Dik. "'t Wordt tijd voor hem, hè? Zeg, verbeeld je eens,
-dat hij niet kwam."
-
-"'t Is niet te hopen," zei Piet. "Wat zouden we dan moeten beginnen!"
-
-"Dag Dik! Dag Helly! Hier is Gerrit!" riep de kauw uit de verte.
-
-Piet van Dril lachte.
-
-"Zoo, is hij hier ook?" zei hij. "Zeg Dik, weet je nog wel van dien
-middag, toen hij in school kwam? Wat hebben we toen gelachen, zeg!"
-
-"Of we!" zei Dik.
-
-"O," zei Nelly, "dat was diezelfde middag, dat je die muis bij je
-hadt, hè?"
-
-"Ja," zei Dik, die met grooten ijver gras sneed. "Om nooit te
-vergeten...."
-
-"En toen je zoo lang hebt school moeten blijven," zei Nelly.
-
-"Zoo," zei Piet van Dril, "je weet het nog goed."
-
-Dik stond op. Zijn voorraad was groot genoeg.
-
-Plotseling riep Piet, die met zijn hand boven de oogen het kanaal
-aftuurde:
-
-"Zeg, kijk eens, Dik, daar ginds in de verte..."
-
-"Ha ja," zei Dik, "een rookwolk! Daar komt de boot. Ik ga me
-dadelijk verkleeden, want met het grassnijden mocht ik mijn
-Zondagsche pak niet aan hebben van Moeder. Kom Nelly, -- ga je meê?"
-
-Zij gingen haastig naar huis. De kauw vloog hen na en riep:
-
-"Dag Dik! Dag Helly! Hier is Gerrit!"
-
-"Ja ja, hoor, 't is goed!" riep Dik. "Ik heb geen tijd, om me met je
-te bemoeien."
-
-Hij voerde zijn duiven en voorzag de ruiven van zijn konijnen voor
-den heelen dag van gras, en toen ging hij naar binnen om zich te
-verkleeden.
-
-Een uurtje later was het heel druk aan den waterkant, voor de school.
-Alle vrouwtjes van het dorp stonden daar, om naar de boot te kijken,
-die rijk met vlaggetjes versierd was, en om de vreugde van de
-kinderen te zien, die nu op de speelplaats waren en hunkerden naar
-het oogenblik, waarop zij aan boord zouden gaan.
-
-De grootste jongens, waaronder ook Dik, droegen de trommels met
-besmeerde kadetjes en krentenbroodjes aan boord, en Piet van Dril
-torste met Jan Vos een mand vol met flesschen limonade. Anderen
-belastten zich met de noodige glazen, om die naar de boot te brengen.
-De twee schooljuffrouwen liepen met de grootste meisjes op de
-speelplaats heen en weer, -- en iedereen zag er even vroolijk en
-opgewekt uit.
-
-De meester hield natuurlijk nauwlettend toezicht op alles, wat er
-gebeurde. Eindelijk kwamen er ook zeven muzikanten op de speelplaats,
-met bolle wangen en koperen instrumenten, en zij hadden groene
-uniformen aan en reusachtige Duitsche petten op het hoofd. Er was een
-groote en een kleine trom bij.
-
-Moeder Elswater kwam met Nelly aan den arm naar den meester toe.
-
-"Zoo Nelly, ben je daar?" zei de meester, terwijl hij haar een hand
-gaf. "Ben je blij, dat je meêgaat?"
-
-"O ja, meester, dolblij!" zei Nelly.
-
-"Ze heeft vanmorgen haast niet kunnen eten van blijdschap, meester,"
-zei vrouw Elswater. "Niet waar, kind?"
-
-"O, die zullen er wel meer zijn," zei de meester lachend. "Maar dat
-is niets, hoor, we hebben daar op gerekend, en zoodra we afgevaren
-zijn, krijgt ieder al een lekker broodje met kaas."
-
-
-[Illustratie: De kinderen wuifden naar de menschen, die aan den wal
-stonden. (Bladz. 225.)]
-
-
-"En meester," zei vrouw Elswater wat zachter, -- "ik ben wel een
-beetje ongerust, -- want u weet --"
-
-"Jawel, jawel," zei de meester, "heb maar geen zorg. De boot is
-rondom met vlechtdraad afgezet, zoodat het onmogelijk is, om
-overboord te vallen; en bovendien zullen wij wel op haar letten. --
-Anneke! -- Anneke!"
-
-Anneke kwam op een drafje aanloopen.
-
-"Jullie kennen elkaar, hè?" zei de meester. "Mag Nelly..."
-
-"O ja, m'st'r," zei Anneke, terwijl zij den arm van Nelly in den
-haren nam. "We hebben al afgesproken, dat we met ons allen voor haar
-zorgen zullen."
-
-"Zoo, je bent een beste meid, hoor," zei de meester.
-
-Toen riep hij alle kinderen om zich heen, zette hen in rijen van
-vier, en onder een vroolijken marsch ging het voorwaarts naar de
-boot. Zelf bracht de meester Nelly aan boord en toen volgden alle
-anderen. En toen de marsch ten einde was, begonnen de kinderen te
-zingen en te juichen, en zij wuifden naar de menschen, die aan den
-wal stonden en riepen:
-
-"Hoezee! Hoezee!"
-
-En de menschen wuifden lachend terug en riepen ook:
-
-"Hoezee! Hoezee!"
-
-De loopplank werd ingehaald, de stoomfluit gierde, en toen zette de
-boot zich in beweging onder de schetterende tonen der muziek.
-
-Ha, dat was een genot, en menig jong moedertje aan den, wal had nog
-wel graag mede gewild met het levenslustige troepje daar aan boord.
-
-De menschen keken de boot na en wuifden, tot zij haast uit het
-gezicht was, en zij waren vol lof voor den meester en de
-onderwijzeressen, die zich zooveel moeite wilden getroosten, om den
-kinderen zoo'n prettigen dag te bezorgen.
-
-En een prettige dag zou het worden, daar behoefden zij niet aan te
-twijfelen, want het was prachtig weer en de zon zette alles in een
-feestgloed.
-
-Zoo lang de boot tusschen de huizen van het dorp doorvoer, kwam er
-aan het gejuich geen einde, want overal kwamen de menschen voor de
-ramen of naar buiten, om de kinderen toe te wuiven, en de vlaggetjes
-wapperden zoo vroolijk en de muzikanten bliezen er zoo lustig op los.
-
-Nelly genoot meer dan zij zeggen kon van de schetterende tonen der
-muziek en het vroolijke kindergezang en van het gejuich en gejoel om
-haar heen.
-
-Zoodra de boot het dorp verlaten had, kregen de meester en de dames
-het druk, want toen moesten er broodjes worden rondgedeeld en kreeg
-elk kind een flink glas melk. De meester wist wel, dat velen van
-blijdschap 's morgens maar weinig of in het geheel niet hadden kunnen
-eten. En de glazen moesten na het gebruik weer frisch worden
-omgespoeld, wat ook een heel werk was. Gelukkig hielpen de grootste
-meisjes daar ijverig aan mede, want anders zou het voor de
-onderwijzeressen ongetwijfeld àl te druk zijn geworden.
-
-Onder muziek, gepraat en gelach voeren zij tusschen welige landouwen
-door, waar vurige klaprozen en blauwe korenbloemen pronkten tusschen
-het golvend graan en bereikten eindelijk den ringdijk van den polder.
-Daar was een sluis, die toegang gaf tot een breede rivier, en de
-kinderen vonden het aardig te zien, hoe de boot langzaam in de sluis
-rees, tot zij het peil van de rivier had bereikt. Toen werden de
-sluisdeuren geopend en vervolgden zij hun tocht.
-
-Ha, hier werd het veel levendiger op het water. Zij passeerden groote
-aken en tjalken, waarvan er sommige hoog beladen waren, en zij kwamen
-andere stoombooten tegen, waarvan het dek geheel bezet was met
-passagiers, daar met dit mooie weer bijna niemand beneden in de
-kajuit wilde zitten.
-
-
-[Illustratie]
-
-
-En dan werd het een gewuif en gejuich zonder eind, en wuifden de
-menschen van de andere booten terug.
-
-"Hoera! Hoera!" klonk het dan uit honderd monden, en iedereen keek
-lachend naar de blijde kindergezichten, die er zoo gelukkig uitzagen
-en waarop de vreugde te lezen stond.
-
-De meester vond het niet noodig, dat de kinderen stokstijf op hun
-plaats bleven zitten, want hij had de noodige voorzorgen genomen, dat
-niemand over boord kon vallen, of zij moesten al op de banken langs
-het boord gaan staan. Maar dat verbood hij met de grootste
-beslistheid en hij dreigde den eersten den besten, die het toch
-durfde wagen, naar beneden in de kajuit te zullen sturen, waar hij
-dan gedurende de geheele reis in zijn eentje mocht zitten.
-
-De kinderen mochten zich dus vrij bewegen, en daar maakten zij graag
-gebruik van. De onderwijzeressen bedachten allerlei spelletjes, die
-zij op het dek konden doen, en zoodoende hadden zij IJmuiden bereikt,
-eer zij er erg in hadden.
-
-Daar zouden zij van boord gaan, om langs het strand naar Wijk aan Zee
-te wandelen, en de boot zou intusschen naar Beverwijk varen, om daar
-de kinderen weer op te wachten voor de huisreis.
-
-Maar voor zij van boord gingen, mochten zij zooveel eten, als zij
-maar wilden, want het zou lang duren, eer zij weer op de boot terug
-kwamen, en 't was onmogelijk, om de gesmeerde broodjes naar Wijk aan
-Zee mede te nemen. Nu, 't was dan ook ongelooflijk, hoeveel sommige
-kinderen konden eten, maar -- zij kregen ook alle dagen thuis lang
-niet zulke lekkere broodjes als hier aan boord. Bovendien kreeg
-iedereen nog een paar Amsterdamsche korstjes om op den wandeltocht
-mede te nemen.
-
-Toen allen verzadigd waren, gingen zij van boord, en werd de
-wandeling aanvaard.
-
-Maar o, hoe verbaasd keken zij op, toen zij het strand bereikt hadden
-en daar plotseling de groote, onmetelijke zee voor zich zagen. De zon
-speelde met de rustelooze golfjes zoodat zij wel van vloeibaar goud
-schenen, en hooge golven dicht bij het strand met hun schuimende
-koppen kookten en woelden, en stortten zich onder luid gebruis over
-elkander, om dan in brede deining naar het strand te vloeien. 't Was
-een grootsch gezicht, waarvan zij diep onder den indruk kwamen,
-zoodat zij ophielden met praten en lachen, en ademloos het schoone
-schouwspel aanstaarden. Want velen van hen hadden nog nooit de zee
-gezien en nog nooit haar onvolprezen majesteit bewonderd.
-
-"Dàt is pas mooi," zei Dik zacht tegen Piet en Jan, die zijn
-onafscheidelijke kameraden waren. "'t Lijkt alles wel zilver en
-goud."
-
-"Zie je die schepen in de verte?" zei Jan Vos.
-
-"Ja, zeilschepen, maar stoombooten ook!" zei Piet van Dril. "Ik zie
-er een met drie schoorsteenen."
-
-
-[Illustratie]
-
-
-Anneke met Nelly aan haar arm kwam bij hen staan.
-
-"Prachtig, hè!" zei Anneke opgetogen. "Heb je ooit zoo iets moois
-gezien?"
-
-"'t Is -- 't is veel mooier dan het paardenspel," zei Dik zacht. "O,
-dat zou nog al wat schelen."
-
-"En wat ruikt het hier eigenaardig," zei Nelly. "Ik ruik de zeelucht.
-Zijn de duinen hier hoog?"
-
-De kinderen keken elkander een oogenblik aan en voelden allen een
-groot medelijden met het blinde meisje, dat van al het schoone hier
-aan het strand niets kon zien.
-
-"Ja," zei Dik, "heel hoog. Zeg Nelly, als we te Wijk aan Zee zijn,
-zal ik met je tegen een duin opklimmen en er je bovenop brengen. Dan
-zul-je wel merken, dat ze hoog zijn."
-
-"Komt kinderen, voorwaarts!" riep de meester. "Een vroolijke marsch
-asjeblieft, muzikanten, want het is nog een flinke wandeling. --
-Kinderen, je behoeft niet in de rij te loopen, als je maar zorgt,
-niet achter te blijven."
-
-En hij dacht er bij: "daar zal ik zelf ook wel voor zorgen."
-
-De muziek viel in, en de kinderen liepen stoeiend verder. Anneke
-hield eerst een poosje Nelly aan de hand, maar de meisjes losten haar
-om de beurt af en ook liepen de onderwijzeressen wel met haar gearmd.
-
-Het blinde kind genoot volop, misschien nog wel meer dan de anderen,
-want zij was maar zoo bitter weinig gewoon.
-
-"Jakkes, wat is dat?" riep een van de meisjes uit, toen zij een
-glibberig voorwerp op het strand zag liggen.
-
-"Een kwal!" zei de meester. "Blijf er maar af!"
-
-"Ik denk er niet over om het op te rapen!" lachte Anneke. "Bah, wat
-vies!"
-
-Velen liepen mooie schelpen en horentjes te zoeken, die er in
-overvloed over het strand verspreid lagen, en Dik speelde met zijn
-vrienden vlak langs de aanrollende golven en sprong weer haastig weg,
-als zij hem over de voeten dreigden te spoelen.
-
-Dat spelletje gingen de andere jongens ook doen, en menigeen werd
-door de golven verrast en haalde een natte voeten. Maar daar werd
-niet over getreurd; zij gaven er niets om. Thuis zouden zij wel weer
-droge kousen aantrekken.
-
-De meester vond het echter minder prettig, en daarom gaf hij verlof,
-dat zij hun kousen en schoenen mochten uittrekken.
-
-
-[Illustratie]
-
-
-"Dan blijven zij tenminste droog," dacht hij. En hij had wel gelijk,
--- maar de jongens gingen nu veel verder in het water, zoodat hun
-broeken al heel gauw drijfnat werden, en dat was niet veel beter.
-Maar 't was warm weer, dus 't zou wel zoo erg veel kwaad niet kunnen.
-'t Ergste was, dat Bruin Boon allebei zijn kousen verloor, zonder het
-op te merken. Hij miste ze pas, toen Wijk aan Zee bereikt was, maar
-toen was het te laat.
-
-Schreeuwend zat hij op een zandhoop.
-
-"Wat is er?" vroeg de meester.
-
-"'k Heb mijn kousen verloren," jammerde Bruin.
-
-"Jij hebt ook altijd wat, Bruin," bromde de meester. "Nu, er is niets
-aan te doen, je bent ze kwijt. Ze zullen wel hier of daar in de zee
-liggen of op het strand zijn aangespoeld, maar je moogt ze niet gaan
-zoeken. Ik sta niet toe, dat een van de jongens zich van den troep
-verwijdert. Huil nu maar niet, -- ik zal er nog eens over denken, wat
-ik doen kan."
-
-Ja, zij hadden thans Wijk aan Zee bereikt, waar een aantal badstoelen
-aan het strand stonden, met heeren of dames er in, die zaten te lezen
-of te handwerken. En er waren badkoetsjes, waarin de menschen, die in
-zee wilden gaan, zich konden ontkleeden. Dan werd het koetsje door
-een paard een eindje in het water gereden, en een oogenblik later
-kwamen de menschen er uit om een frisch bad te nemen. Dik vond het
-aardig, om dat alles aan te zien.
-
-De kousen en schoenen der kinderen werden bij elkaar in een tentje,
-waar snoep- en speelgoed te koop was, in bewaring gegeven, en de
-meester huurde van een strandknecht drie badstoelen voor zich en de
-beide juffrouwen, want zij waren moede en warm geworden van de
-wandeling.
-
-"Zijn er veel badgasten van 't jaar?" vroeg de meester aan den
-badknecht.
-
-"O, dat gaat wel, mijnheer," was het antwoord. "Maar in Zandvoort en
-Scheveningen zullen er wel meer zijn," liet hij er lachend op volgen.
-
-"Dat denk ik wel," zei de meester. "Daar is het veel drukker."
-
-"Zeker, mijnheer, -- maar hier is het veel rustiger, en daarom geven
-velen de voorkeur aan Wijk aan Zee boven Scheveningen bij voorbeeld.
-Hier komen ze eens echt lekker uitrusten, begrijpt u?"
-
-"O juist," zei de meester. "Kooplieden, die drukke zaken hebben, en
-zieken..."
-
-"Zeker, dat is zoo, -- maar ook groote geleerden, die geestelijk
-vermoeid zijn. Ziet u, dien grijzen heer daar, -- in dien badstoel? Hij slaat nu
-juist zijn krant om.--"
-
-"Ja, -- ik zie hem. Is dat een geleerde?"
-
-"Ja mijnheer, dat is professor Donders, uit Utrecht. Hij komt hier
-bijna elken zomer, en zoo zijn er meer. Naast hem zit een professor
-uit Amsterdam, een vriend van hem."
-
-De meester betaalde de huur voor de badstoelen en begaf zich naar de
-kinderen.
-
-"Mogen we hier baden, meester?" vroegen ze.
-
-"Ja, -- maar bij elkander blijven, hoor. Ik ga even het dorp in..."
-
-"M'st'r, we hebben zoo'n dorst!" klaagden er sommigen.
-
-"Daar weet ik raad op. Ik zal maken, dat er voor ieder over een half
-uurtje een glas heerlijke limonade wordt gebracht. En hoor eens,
-weten jullie nog wel, dat ik je onlangs, toen we het over Utrecht
-hadden, gesproken heb over een wereldberoemden professor in de
-oogheelkunde..."
-
-"Profester Donders!" zei Dik.
-
-"Juist, Dik. Kijk -- ginds zit die beroemde man, -- dáár -- in dien
-badstoel: Hij zit de courant te lezen. Vinden jullie het niet
-aardig, zoo'n beroemden man te zien?"
-
-Ja, dat vonden zij allen, maar veel notitie namen zij niet van hem.
-De meester vroeg de twee dames, goed toezicht te houden gedurende
-zijn afwezigheid, en de kinderen gingen op bloote voeten in de zee
-loopen. Hun gejoel en gejuich klonk ver in het rond.
-
-Nelly was alleen achtergebleven, en Dik stond naast haar. Hij hield
-haar hand in de zijne en zijn blik onafgebroken op den beroemden man
-in den badstoel gericht. Zijn gezicht stond hoogst ernstig en
-blijkbaar was hij in gedachten verdiept.
-
-"Wat hebben ze een pleizier, hè Dik?" zei het blinde meisje, dat het
-gejuich der kinderen hoorde.
-
-Maar Dik gaf geen antwoord. Hij had niet eens gehoord, dat Nelly wat
-tegen hem zeide.
-
-"Wat hebben ze een pleizier, hè Dik?" zei ze nog eens, en zij gaf
-hem een rukje aan zijn hand.
-
-"Wat? -- Wie?" vroeg Dik, blijkbaar nog in gedachten verdiept.
-
-Maar opeens greep hij haar hand stevig vast, en zei:
-
-"Kom Nelly, -- ga meê, ---- hierheen!"
-
-En hij trok haar haastig voort naar den badstoel, waarin de
-wereldberoemde man gezeten was.
-
-Daar bleef hij staan en hij trok aan de klep van zijn pet, wat hij
-altijd deed, als hij een gewichtig plan koesterde.
-
-Maar hij zei niets, -- en de professor las in zijn krant.
-
-Opeens keek de geleerde man echter op en toen zag hij den dikken
-jongen staan met het meisje aan zijn hand, en hij merkte op, hoe de
-jongen hem onafgebroken aanstaarde.
-
-Hij moest er even om lachen.
-
-Dik bleef hem aanstaren, zonder iets te zeggen, en weer trok hij de
-klep van zijn pet dieper in zijn hals.
-
-De professor lachte nogmaals. Hij vond dien dikzak bijzonder
-vermakelijk.
-
-Maar opeens wees Dik naar zijn pet, bij wijze van groet, en zei:
-
-"Mijnheer -- Profester -- ik --"
-
-"Wel jonge, wat is er?" vroeg de heer. "Wou jij me wat vragen?"
-
-"Ja m'st'r, --" zei. Dik, die vreemde heeren bij vergissing bijna
-altijd den titel van meester gaf, omdat hij dien heel hoog vond.
-
-De heer glimlachte er om. "Nu, -- wat dan?" vroeg hij vriendelijk,
-toen Dik bleef steken.
-
-"M'st'r, -- Profester," zei Dik, -- "meester zegt, dat u zoo beroemd
-is, omdat u blinde menschen weer ziende kunt maken...."
-
-De heer lachte nogmaals, en nu trok het zijn aandacht, dat Dik een
-meisje aan de hand hield, dat half achter hem was blijven staan.
-
-"Zoo," zei hij, "zegt de meester dat? En wat wil je nu?"
-
-"M'st'r, -- Profester, dit meisje is blind," zei Dik, terwijl hij
-Nelly een weinig naar voren trok. "Wil u haar ook beter maken?"
-
-De heer keek thans zeer ernstig.
-
-"Wie heeft je bij me gezonden?" vroeg hij.
-
-"Niemand, m'st'r," zei Dik. "Ik ben zelf gekomen."
-
-"Is dat meisje je zusje?"
-
-"Neen m'st'r -- Profester -- 't is mijn buurmeisje. We wonen hier ver
-vandaan op een dorpje, en de meester heeft ons op school over u
-verteld..."
-
-"Zoo, zoo!" zei de heer vriendelijk. Hij strekte de hand uit naar het
-blinde meisje en vervolgde:
-
-"Breng haar eens bij me, jongen."
-
-Dik deed het. Hij voelde Nelly's hand beven in de zijne. De professor
-keek het kind in de oogen en tilde haar oogleden op. Hij vroeg
-allerlei dingen aan het meisje, en sprak toen een poosje geen enkel
-woord meer. Herhaaldelijk tilde hij haar oogleden op en Nelly moest
-haar oogen bewegen. Dik keek in de grootste spanning naar alles, wat
-hij deed. Toen verzonk de professor in diep gepeins, dat kon Dik, die
-geen oog van hem afwendde, duidelijk zien. Dik beefde van spanning.
-
-Eindelijk zag hij, dat de professor zijn blik op hem richtte, en toen
-wees hij uit pure beleefdheid naar zijn pet, en vroeg:
-
-"Kan het, m'st'r?"
-
-De geleerde man glimlachte.
-
-"Mijn beste jongen," zei hij vriendelijk, -- "dat weet ik nog niet. Ik
-zou haar oogen eerst eens op mijn gemak moeten onderzoeken, en dat
-kan ik hier niet doen, dat moet in Utrecht gebeuren en ik heb er
-allerlei instrumenten bij noodig. -- Maar dit kan ik je wel zeggen,
-m'n jongen, dat ik herstel zeker niet onmogelijk acht..."
-
-Dik, die Nelly's hand weer in de zijne genomen had, voelde, dat die
-sterk begon te beven, en toen hij Nelly aankeek, zag hij, dat ze
-doodsbleek geworden was.
-
-De vriendelijke heer vervolgde:
-
-"Dit zou ik natuurlijk niet zeggen, als ik er geen goede redenen voor
-had. Je kon er wel eens groote vreugde van beleven, dikke jongen, dat
-je mij hier een visite hebt gemaakt..."
-
-"Hoeveel kost het, m'st'r?" vroeg Dik. "Nelly is maar een...."
-
-Nu lachte de heer hardop.
-
-"'t Is vermakelijk!" mompelde hij. "Hoor eens, kereltje, ik maak even
-graag arme menschen weer beter, als rijke, en 't kost niets, hoor. Ga
-maar vroolijk spelen met je kornuiten, en vraag den meester, of hij
-straks eens even bij me wil komen."
-
-Dik's hart klopte van blijdschap in zijn borst als een hamer. Hij nam
-zijn pet heelemaal van zijn hoofd, wat hem maar een enkelen keer in
-zijn leven overkwam, en zei:
-
-"Dank u vel, m'st'r -- Profester -- dank u wel."
-
-En Nelly stamelde, door haar vreugdetranen en snikken heen:
-
-"O, -- wat ben ik u dankbaar,... ik weet haast niet..."
-
-"Jawel, 't is goed, kinderen. Gaat maar vroolijk spelen, heel
-vroolijk, want het is vandaag een gelukkige dag voor je."
-
-Hij gaf Dik en Nelly een hand, en het tweetal begaf zich naar den
-meester, die juist uit het dorp terugkeerde, waar hij limonade had
-besteld voor de kinderen en kousen had gekocht voor Bruin Boon, die
-toch niet barrevoets bij zijn moeder kon terugkomen.
-
-En toen de meester hoorde, wat Dik gedaan had, keek hij den jongen
-een poosje sprakeloos van verbazing aan, tot hij hem eindelijk op den
-schouder klopte en zei:
-
-"Dik, hoe het in je hoofd opgekomen is, weet ik niet, maar je bent
-een wonderbaarlijke jongen en je hebt een hart, van goud."
-
-En hij spoedde zich naar den beroemden man in den badstoel en bleef
-wel langer dan een kwartier met hem praten.
-
-Dik en Nelly waren stil van vreugde, en zonder spreken klom Dik met
-haar tegen een hooge duin op, zoals Dik haar beloofd had. En toen zag
-hij, dat groote tranen het meisje langs de bleeke wangen vloeiden,
-tranen van blijdschap en geluk.
-
-"O, Dik!" zei ze herhaaldelijk. "Wat ben ik blij, dat je dàt gedaan
-hebt!"
-
-Na een uurtje keerden zij naar het strand terug, en alle jongens en
-meisjes keken Nelly en Dik aan, want de meester had aan Anneke
-verteld, wat Dik gedaan had en dat de professor wel haast met
-zekerheid kon voorspellen, dat hij Nelly het gezicht terug zou kunnen
-geven, en allen waren er opgetogen over en bewonderden Dik, die uit
-eigen beweging naar den beroemden man gegaan was om hem te vragen, of
-hij Nelly beter wilde maken.
-
-Dik plaste weldra met Piet en Jan door het water, dat de droppels hem
-om de ooren spatten, en Nelly zat bij de dames in het zand voor de
-strandstoelen, en dacht over het groote geluk, dat er misschien voor
-haar was weggelegd.
-
-'s Middags om vijf uur werd de vroolijke troep weer verzameld, om de
-huisreis te aanvaarden. Zij wandelden het dorp door, naar de tram,
-waar de wagens reeds gereed stonden. De meester had het alles zoo
-vooruit besteld. En toen allen goed en wel gezeten waren, zette de
-tram zich in beweging. 't Was een heerlijk ritje naar Beverwijk, waar
-zij veel te vroeg aankwamen naar hun zin.
-
-"Zoo'n dag moest tweemaal zoolang duren als een gewone schooldag,"
-zei Piet van Dril.
-
-"Er moest nooit een einde aan komen," zei Jan Vos.
-
-Vier, aan vier liepen zij het stadje door, met muziek die zoo
-vroolijk blies, dat alle Beverwijkers even voor de ramen kwamen, om
-naar hen te kijken, en een juichkreet steeg uit den kindertroep op,
-toen zij bij het omslaan van een hoek plotseling de boot voor zich
-zagen, waarvan de vlaggetjes vroolijk wapperden als om hen te
-begroeten.
-
-Zoodra zij aan boord waren, werd er proviand uitgedeeld, want de
-meester en de onderwijzeressen begrepen wel, dat zij allen flink
-honger zouden hebben gekregen. De kadetjes met koek lieten zich dan
-ook uitstekend smaken en Dik at er meer op, dan ooit.
-
-De huisreis werd nog veel vroolijker, dan de heenreis was geweest. De
-muziek speelde schoolliedjes, die de kinderen uit volle borst
-meêzongen, en er werden allerlei spelletjes gedaan en gedanst en
-gesprongen uit den treure.
-
-En toen het dorp in het gezicht kwam, waar het op de brug zwart zag
-van de menschen, die op de aankomst van de boot stonden te wachten,
-toen werd het een wuiven en juichen en joelen zonder einde. De
-menschen aan den wal werden er zelfs door medegesleept en voelden
-zich, of zij zelf aan den prettigen tocht hadden deelgenomen. Zoo
-leven de moeders in het geluk hunner kinderen.
-
-Eindelijk lag de boot aan wal, en de kinderen stapten van boord en
-bedankten den meester en de dames voor den heerlijken dag, dien zij
-hadden gehad, en keerden opgetogen naar huis terug. Neen, dezen dag
-zouden zij nooit van hun leven vergeten.
-
-En toen Nelly door Anneke bij haar moeder werd gebracht, die
-natuurlijk ook bij de aankomst aanwezig was, toen sloeg zij haar
-armen om haar moeders hals en snikte haar toe, terwijl vreugdetranen
-haar langs de wangen vloeiden:
-
-"O Moeder, -- O Moedertje -- wat ben ik gelukkig!"
-
-En 's avonds kwam de meester bij hen aan huis, en vertelde, dat de
-beroemde professor allen moed gegeven had, dat Nelly later zou kunnen
-zien, en dat zij in begin October, als de vacanties aan de
-hoogeschool afgeloopen waren, in het ooglijdersgesticht te Utrecht
-kon worden opgenomen, om zich onder zijn behandeling te stellen.
-
-Wat heerschte er toen een onbeschrijflijke vreugde in het huisje van
-den eenvoudigen smid! 's Avonds gingen zij gezamenlijk naar de buren,
-om Dik hun dank te betuigen, voor hetgeen hij gedaan had.
-
-
-[Illustratie]
-
-
-En moeder Trom had ook al tranen in haar oogen, en vader Trom plukte
-aan zijn vlassige bakkebaardjes en beweerde tegen zijn vrouw, "dat
-Dik een bijzonder kind was, en dat was-ie!"
-
-Het bleek later, dat de beroemde geleerde goed gezien had, want nog
-vóór Sinterklaas keerde Nelly uit Utrecht terug met oogen, waarvoor
-de wereld zich in al haar schoonheid ontplooide en die schitterden
-van een ongekend geluk.
-
- EIND.
-
-
-
-
- [Transcriber's Notes:
- Dit boek bevat een aantal zetfouten.
- De volgende zetfouten zijn gecorrigeerd:
-
- [kieviten op eenigen afstond] -> [kieviten op eenigen afstand]
- [midden in de sloot.."] -> [midden in de sloot."]
- [Die zwomen op] -> [Die zwommen op]
- [een slimen streek] -> [een slimmen streek]
- ["Dag Gerrit! Zeg eens, "dag Nelly!"] ->
- ["Dag Gerrit! Zeg eens, 'dag Nelly!'"]
- [wat de meesster zeer goed] -> [wat de meester zeer goed]
- [Als hij iemand mishaddelt] -> [Als hij iemand mishandelt]
- [wel tiemaal wakker] -> [wel tienmaal wakker]
- [den cricus rond. Het] -> [den circus rond. Het]
-
- Er zijn ook enkele interpunctie fouten gecorrigeerd
- maar worden hier niet verder genoemd.
- ]
-
-
-
-
-
-
-End of Project Gutenberg's Dik Trom en zijn Dorpsgenooten, by C. Joh. Kieviet
-
-*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK DIK TROM EN ZIJN DORPSGENOOTEN ***
-
-***** This file should be named 53367-0.txt or 53367-0.zip *****
-This and all associated files of various formats will be found in:
- http://www.gutenberg.org/5/3/3/6/53367/
-
-Produced by R.G.P.M. van Giesen
-Updated editions will replace the previous one--the old editions will
-be renamed.
-
-Creating the works from print editions not protected by U.S. copyright
-law means that no one owns a United States copyright in these works,
-so the Foundation (and you!) can copy and distribute it in the United
-States without permission and without paying copyright
-royalties. Special rules, set forth in the General Terms of Use part
-of this license, apply to copying and distributing Project
-Gutenberg-tm electronic works to protect the PROJECT GUTENBERG-tm
-concept and trademark. Project Gutenberg is a registered trademark,
-and may not be used if you charge for the eBooks, unless you receive
-specific permission. If you do not charge anything for copies of this
-eBook, complying with the rules is very easy. You may use this eBook
-for nearly any purpose such as creation of derivative works, reports,
-performances and research. They may be modified and printed and given
-away--you may do practically ANYTHING in the United States with eBooks
-not protected by U.S. copyright law. Redistribution is subject to the
-trademark license, especially commercial redistribution.
-
-START: FULL LICENSE
-
-THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE
-PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK
-
-To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free
-distribution of electronic works, by using or distributing this work
-(or any other work associated in any way with the phrase "Project
-Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full
-Project Gutenberg-tm License available with this file or online at
-www.gutenberg.org/license.
-
-Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project
-Gutenberg-tm electronic works
-
-1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm
-electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to
-and accept all the terms of this license and intellectual property
-(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all
-the terms of this agreement, you must cease using and return or
-destroy all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your
-possession. If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a
-Project Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound
-by the terms of this agreement, you may obtain a refund from the
-person or entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph
-1.E.8.
-
-1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be
-used on or associated in any way with an electronic work by people who
-agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few
-things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works
-even without complying with the full terms of this agreement. See
-paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project
-Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this
-agreement and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm
-electronic works. See paragraph 1.E below.
-
-1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the
-Foundation" or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection
-of Project Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual
-works in the collection are in the public domain in the United
-States. If an individual work is unprotected by copyright law in the
-United States and you are located in the United States, we do not
-claim a right to prevent you from copying, distributing, performing,
-displaying or creating derivative works based on the work as long as
-all references to Project Gutenberg are removed. Of course, we hope
-that you will support the Project Gutenberg-tm mission of promoting
-free access to electronic works by freely sharing Project Gutenberg-tm
-works in compliance with the terms of this agreement for keeping the
-Project Gutenberg-tm name associated with the work. You can easily
-comply with the terms of this agreement by keeping this work in the
-same format with its attached full Project Gutenberg-tm License when
-you share it without charge with others.
-
-1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern
-what you can do with this work. Copyright laws in most countries are
-in a constant state of change. If you are outside the United States,
-check the laws of your country in addition to the terms of this
-agreement before downloading, copying, displaying, performing,
-distributing or creating derivative works based on this work or any
-other Project Gutenberg-tm work. The Foundation makes no
-representations concerning the copyright status of any work in any
-country outside the United States.
-
-1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg:
-
-1.E.1. The following sentence, with active links to, or other
-immediate access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear
-prominently whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work
-on which the phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the
-phrase "Project Gutenberg" is associated) is accessed, displayed,
-performed, viewed, copied or distributed:
-
- This eBook is for the use of anyone anywhere in the United States and
- most other parts of the world at no cost and with almost no
- restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it
- under the terms of the Project Gutenberg License included with this
- eBook or online at www.gutenberg.org. If you are not located in the
- United States, you'll have to check the laws of the country where you
- are located before using this ebook.
-
-1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is
-derived from texts not protected by U.S. copyright law (does not
-contain a notice indicating that it is posted with permission of the
-copyright holder), the work can be copied and distributed to anyone in
-the United States without paying any fees or charges. If you are
-redistributing or providing access to a work with the phrase "Project
-Gutenberg" associated with or appearing on the work, you must comply
-either with the requirements of paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 or
-obtain permission for the use of the work and the Project Gutenberg-tm
-trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or 1.E.9.
-
-1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted
-with the permission of the copyright holder, your use and distribution
-must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any
-additional terms imposed by the copyright holder. Additional terms
-will be linked to the Project Gutenberg-tm License for all works
-posted with the permission of the copyright holder found at the
-beginning of this work.
-
-1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm
-License terms from this work, or any files containing a part of this
-work or any other work associated with Project Gutenberg-tm.
-
-1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this
-electronic work, or any part of this electronic work, without
-prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with
-active links or immediate access to the full terms of the Project
-Gutenberg-tm License.
-
-1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary,
-compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including
-any word processing or hypertext form. However, if you provide access
-to or distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format
-other than "Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official
-version posted on the official Project Gutenberg-tm web site
-(www.gutenberg.org), you must, at no additional cost, fee or expense
-to the user, provide a copy, a means of exporting a copy, or a means
-of obtaining a copy upon request, of the work in its original "Plain
-Vanilla ASCII" or other form. Any alternate format must include the
-full Project Gutenberg-tm License as specified in paragraph 1.E.1.
-
-1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying,
-performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works
-unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9.
-
-1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing
-access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works
-provided that
-
-* You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from
- the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method
- you already use to calculate your applicable taxes. The fee is owed
- to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he has
- agreed to donate royalties under this paragraph to the Project
- Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments must be paid
- within 60 days following each date on which you prepare (or are
- legally required to prepare) your periodic tax returns. Royalty
- payments should be clearly marked as such and sent to the Project
- Gutenberg Literary Archive Foundation at the address specified in
- Section 4, "Information about donations to the Project Gutenberg
- Literary Archive Foundation."
-
-* You provide a full refund of any money paid by a user who notifies
- you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he
- does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm
- License. You must require such a user to return or destroy all
- copies of the works possessed in a physical medium and discontinue
- all use of and all access to other copies of Project Gutenberg-tm
- works.
-
-* You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of
- any money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the
- electronic work is discovered and reported to you within 90 days of
- receipt of the work.
-
-* You comply with all other terms of this agreement for free
- distribution of Project Gutenberg-tm works.
-
-1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project
-Gutenberg-tm electronic work or group of works on different terms than
-are set forth in this agreement, you must obtain permission in writing
-from both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and The
-Project Gutenberg Trademark LLC, the owner of the Project Gutenberg-tm
-trademark. Contact the Foundation as set forth in Section 3 below.
-
-1.F.
-
-1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable
-effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread
-works not protected by U.S. copyright law in creating the Project
-Gutenberg-tm collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm
-electronic works, and the medium on which they may be stored, may
-contain "Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate
-or corrupt data, transcription errors, a copyright or other
-intellectual property infringement, a defective or damaged disk or
-other medium, a computer virus, or computer codes that damage or
-cannot be read by your equipment.
-
-1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right
-of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project
-Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project
-Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project
-Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all
-liability to you for damages, costs and expenses, including legal
-fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT
-LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE
-PROVIDED IN PARAGRAPH 1.F.3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE
-TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE
-LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR
-INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH
-DAMAGE.
-
-1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a
-defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can
-receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a
-written explanation to the person you received the work from. If you
-received the work on a physical medium, you must return the medium
-with your written explanation. The person or entity that provided you
-with the defective work may elect to provide a replacement copy in
-lieu of a refund. If you received the work electronically, the person
-or entity providing it to you may choose to give you a second
-opportunity to receive the work electronically in lieu of a refund. If
-the second copy is also defective, you may demand a refund in writing
-without further opportunities to fix the problem.
-
-1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth
-in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS', WITH NO
-OTHER WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT
-LIMITED TO WARRANTIES OF MERCHANTABILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE.
-
-1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied
-warranties or the exclusion or limitation of certain types of
-damages. If any disclaimer or limitation set forth in this agreement
-violates the law of the state applicable to this agreement, the
-agreement shall be interpreted to make the maximum disclaimer or
-limitation permitted by the applicable state law. The invalidity or
-unenforceability of any provision of this agreement shall not void the
-remaining provisions.
-
-1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the
-trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone
-providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in
-accordance with this agreement, and any volunteers associated with the
-production, promotion and distribution of Project Gutenberg-tm
-electronic works, harmless from all liability, costs and expenses,
-including legal fees, that arise directly or indirectly from any of
-the following which you do or cause to occur: (a) distribution of this
-or any Project Gutenberg-tm work, (b) alteration, modification, or
-additions or deletions to any Project Gutenberg-tm work, and (c) any
-Defect you cause.
-
-Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm
-
-Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of
-electronic works in formats readable by the widest variety of
-computers including obsolete, old, middle-aged and new computers. It
-exists because of the efforts of hundreds of volunteers and donations
-from people in all walks of life.
-
-Volunteers and financial support to provide volunteers with the
-assistance they need are critical to reaching Project Gutenberg-tm's
-goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will
-remain freely available for generations to come. In 2001, the Project
-Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure
-and permanent future for Project Gutenberg-tm and future
-generations. To learn more about the Project Gutenberg Literary
-Archive Foundation and how your efforts and donations can help, see
-Sections 3 and 4 and the Foundation information page at
-www.gutenberg.org
-
-
-
-Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation
-
-The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit
-501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the
-state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal
-Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification
-number is 64-6221541. Contributions to the Project Gutenberg Literary
-Archive Foundation are tax deductible to the full extent permitted by
-U.S. federal laws and your state's laws.
-
-The Foundation's principal office is in Fairbanks, Alaska, with the
-mailing address: PO Box 750175, Fairbanks, AK 99775, but its
-volunteers and employees are scattered throughout numerous
-locations. Its business office is located at 809 North 1500 West, Salt
-Lake City, UT 84116, (801) 596-1887. Email contact links and up to
-date contact information can be found at the Foundation's web site and
-official page at www.gutenberg.org/contact
-
-For additional contact information:
-
- Dr. Gregory B. Newby
- Chief Executive and Director
- gbnewby@pglaf.org
-
-Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg
-Literary Archive Foundation
-
-Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide
-spread public support and donations to carry out its mission of
-increasing the number of public domain and licensed works that can be
-freely distributed in machine readable form accessible by the widest
-array of equipment including outdated equipment. Many small donations
-($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt
-status with the IRS.
-
-The Foundation is committed to complying with the laws regulating
-charities and charitable donations in all 50 states of the United
-States. Compliance requirements are not uniform and it takes a
-considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up
-with these requirements. We do not solicit donations in locations
-where we have not received written confirmation of compliance. To SEND
-DONATIONS or determine the status of compliance for any particular
-state visit www.gutenberg.org/donate
-
-While we cannot and do not solicit contributions from states where we
-have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition
-against accepting unsolicited donations from donors in such states who
-approach us with offers to donate.
-
-International donations are gratefully accepted, but we cannot make
-any statements concerning tax treatment of donations received from
-outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff.
-
-Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation
-methods and addresses. Donations are accepted in a number of other
-ways including checks, online payments and credit card donations. To
-donate, please visit: www.gutenberg.org/donate
-
-Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic works.
-
-Professor Michael S. Hart was the originator of the Project
-Gutenberg-tm concept of a library of electronic works that could be
-freely shared with anyone. For forty years, he produced and
-distributed Project Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of
-volunteer support.
-
-Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed
-editions, all of which are confirmed as not protected by copyright in
-the U.S. unless a copyright notice is included. Thus, we do not
-necessarily keep eBooks in compliance with any particular paper
-edition.
-
-Most people start at our Web site which has the main PG search
-facility: www.gutenberg.org
-
-This Web site includes information about Project Gutenberg-tm,
-including how to make donations to the Project Gutenberg Literary
-Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to
-subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks.
-
diff --git a/old/53367-0.zip b/old/53367-0.zip
deleted file mode 100644
index d45aa5c..0000000
--- a/old/53367-0.zip
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h.zip b/old/53367-h.zip
deleted file mode 100644
index a2e0392..0000000
--- a/old/53367-h.zip
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/53367-h.htm b/old/53367-h/53367-h.htm
deleted file mode 100644
index b9897f4..0000000
--- a/old/53367-h/53367-h.htm
+++ /dev/null
@@ -1,8777 +0,0 @@
-<!doctype html public "-//W3C//DTD HTML 4.01 Transitional//EN">
-<html>
-<head>
- <meta http-equiv="Content-Type" content="text/html; charset=ISO-8859-1">
- <title>Dik Trom en zijn Dorpsgenooten</title>
-
- <style type="text/css">
-
- body {margin-left: 10%; margin-right: 10%;}
-
- /* normal indent */
- p {text-indent: 2%}
-
- /* hanging indent */
- .p2 {text-indent: -6%;
- padding-left: 6%;}
-
- /* no indent */
- .p_no_indent {display: block;
- margin-top: 0.5em;
- margin-bottom: 0.5em;
- margin-left: 0;
- margin-right: 0;}
-
- /* hidden char. Use where an image is used to replace the first character of the first word in a chapter */
- .hidden_char {text-indent: -0.5em;
- padding-left: 0.5em;}
-
- sup {
- vertical-align: super;
- font-size: 50%;
- }
-
- sub {
- vertical-align: sub;
- font-size: 50%;
- }
-
- .standard {font-size: 100%; font-weight: normal;}
-
- .indent02 {margin-left: 2%; margin-right: 10%;}
- .indent10 {margin-left: 10%; margin-right: 10%;}
- .indent20 {margin-left: 20%; margin-right: 10%;}
- .indent30 {margin-left: 30%; margin-right: 10%;}
- .indent40 {margin-left: 40%; margin-right: 10%;}
- .indent50 {margin-left: 50%; margin-right: 10%;}
- .indent60 {margin-left: 60%; margin-right: 10%;}
-
- .fontsize80 {font-size: 80%;}
- .fontsize60 {font-size: 60%;}
- .fontsize133 {font-size: 133%;}
-
- /* for big and small caps on one line. Usable as class in a 'span' tag around text or in the 'p'/tag */
- .smallcaps {font-variant: small-caps;}
-
- /* use for Transcribers Notes and such */
- .notebox {margin-left: 10%; margin-right: 10%; margin-top: 5%; margin-bottom: 5%; padding: 1em; border: solid black 1px;}
-
- /* For showing the original pagenumbers in the text, enter the following example directly after the last word on a page:
- You have to generate your own, unique, 'id' for each page. For example: #page0001.
- Also replace ???? with the correct pagenumber or a section-name like [Content]
- Example (replace pipe-symbol with forwardslash if you are going to use it):
-
- <p>The last word on a page <a id="#page0001"><|a><span class="pagenum">[<a href="page0001">????<|a>]<|span> and then the first word on the next page<|p>
- */
- .pagenum {display:inline;
- font-size:70%;
- font-style:normal;
- margin:0;
- padding:0;
- position:absolute;
- right:3%;
- text-align:right;}
- .pagenum a {text-decoration:none;} /* This removes the underlinement which makes it less obvious that the pagenumber is a hyperlink*/
-
- /* To mark a correction in the text, use this class. It will put a dotted red line underneath the corrected word and
- you can even display the original text in a hint when the cursor hovers above the word.
- Example (replace pipe-symbol with forwardslash if you are going to use it):
-
- <p>This sentence <span id="cor0001" class="corrected" title="[Original text: cantaind]">contained<|span> an error.<|p>
-
- You can hyperlink the word from the Transcriber's notes:
- Example (replace pipe-symbol with forwardslash if you are going to use it):
-
- <a href="#cor0001">[XXX] &mdash;> [YYY]<|a>
- */
- span.corrected {border-bottom:1px dotted red;}
-
- /* To start a chapter with an image representing the first letter, use this class */
- .letterimage {float:left; padding: 5px;}
-
- </style>
-
-
-</head>
-<body>
-
-
-<pre>
-
-Project Gutenberg's Dik Trom en zijn Dorpsgenooten, by C. Joh. Kieviet
-
-This eBook is for the use of anyone anywhere in the United States and most
-other parts of the world at no cost and with almost no restrictions
-whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it under the terms of
-the Project Gutenberg License included with this eBook or online at
-www.gutenberg.org. If you are not located in the United States, you'll have
-to check the laws of the country where you are located before using this ebook.
-
-Title: Dik Trom en zijn Dorpsgenooten
-
-Author: C. Joh. Kieviet
-
-Illustrator: Joh. Braakensiek
-
-Release Date: October 25, 2016 [EBook #53367]
-
-Language: Dutch
-
-Character set encoding: ISO-8859-1
-
-*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK DIK TROM EN ZIJN DORPSGENOOTEN ***
-
-
-
-
-Produced by R.G.P.M. van Giesen
-
-
-
-
-
-</pre>
-
-
-<a name="cover"></a>
-<center><img src="images/01_cover.jpg" alt="Cover" style="width:100%; height:auto; max-width:600px;"></center>
-<center>[Illustratie: kaft]</center>
-<br>
-<br>
-<br>
-<br>
-<center>
-<a name="frontispiece"></a>
-<img src="images/02_frontispiece.jpg" alt="image: frontispiece" style="width:100%; height:auto; max-width:600px;">
-</center>
-<center>[Illustratie: frontispiece]</center>
-<br>
-<br>
-<br>
-<br>
-<center><h1>DIK TROM</h1>
-<h3>EN ZIJN</h3>
-<h2>DORPSGENOOTEN</h2></center>
-<br>
-<br>
-<center>
-DOOR C. JOH. KIEVIET
-</center>
-<br>
-<br>
-<center>
-<img src="images/03_versiering.jpg" alt="image: versiering" style="width:10%; height:auto; max-width:600px;">
-</center>
-<br>
-<br>
-<center>
-GELLUSTREERD DOOR JOH. BRAAKENSIEK
-</center>
-<br>
-<br>
-<br>
-<center>
-<img src="images/versiering_a.jpg" alt="image: versiering" style="width:20%; height:auto; max-width:600px;">
-</center>
-<br>
-<br>
-<br>
-<center>
-ALKMAAR &mdash; GEBR. KLUITMAN
-<br>1920
-</center>
-<br>
-<br>
-<br>
-<br>
-<center>
-<hr width="80%">
-BOEKDRUKKERIJ &mdash; GEBR. KLUITMAN &mdash; ALKMAAR
-</center>
-<br>
-<br>
-<br>
-<br>
-
-<h3 align="center">Inhoudsopgave</h3>
-<hr width="25%" align="center">
-<table align="center" width="80%" summary="contents">
-
-<tbody><tr>
-<td align="right" valign="top">CHAP.</td>
-<td align="left" valign="top">&nbsp;</td>
-</tr>
-
-<tr>
-<td align="right" valign="top">I.&nbsp;&nbsp;</td>
-<td align="left" valign="top">
-<a href="#chapter01">Dik en zijn verjaarcadeautje voor Anneke.</a></td>
-</tr>
-
-<tr>
-<td align="right" valign="top">II.&nbsp;&nbsp;</td>
-<td align="left" valign="top">
-<a href="#chapter02">Dik krijgt nieuwe buren.</a></td>
-</tr>
-
-<tr>
-<td align="right" valign="top">III.&nbsp;&nbsp;</td>
-<td align="left" valign="top">
-<a href="#chapter03">"Dag Dik, &mdash; hier is Gerrit!"</a></td>
-</tr>
-
-<tr>
-<td align="right" valign="top">IV.&nbsp;&nbsp;</td>
-<td align="left" valign="top">
-<a href="#chapter04">Het gestoorde rekenuurtje.</a></td>
-</tr>
-
-<tr>
-<td align="right" valign="top">V.&nbsp;&nbsp;</td>
-<td align="left" valign="top">
-<a href="#chapter05">De jongens maken een afspraak.</a></td>
-</tr>
-
-<tr>
-<td align="right" valign="top">VI.&nbsp;&nbsp;</td>
-<td align="left" valign="top">
-<a href="#chapter06">De vrek krijgt een cadeau.</a></td>
-</tr>
-
-<tr>
-<td align="right" valign="top">VII.&nbsp;&nbsp;</td>
-<td align="left" valign="top">
-<a href="#chapter07">De vrek, de gummi-stok, de aap en de veldwachter.</a></td>
-</tr>
-
-<tr>
-<td align="right" valign="top">VIII.&nbsp;&nbsp;</td>
-<td align="left" valign="top">
-<a href="#chapter08">Dik verloot jonge konijntjes.</a></td>
-</tr>
-
-<tr>
-<td align="right" valign="top">IX.&nbsp;&nbsp;</td>
-<td align="left" valign="top">
-<a href="#chapter09">De vrek gaat zich beklagen.</a></td>
-</tr>
-<tr>
-<td align="right" valign="top">X.&nbsp;&nbsp;</td>
-<td align="left" valign="top">
-<a href="#chapter10">Vreemd bezoek</a></td>
-</tr>
-
-<tr>
-<td align="right" valign="top">XI.&nbsp;&nbsp;</td>
-<td align="left" valign="top">
-<a href="#chapter11">Dik neemt onverwachts deel aan den optocht.</a></td>
-</tr>
-
-<tr>
-<td align="right" valign="top">XII.&nbsp;&nbsp;</td>
-<td align="left" valign="top">
-<a href="#chapter12">In het paardenspel.</a></td>
-</tr>
-
-<tr>
-<td align="right" valign="top">XIII.&nbsp;&nbsp;</td>
-<td align="left" valign="top">
-<a href="#chapter13">Na de pauze.</a></td>
-</tr>
-
-<tr>
-<td align="right" valign="top">XIV.&nbsp;&nbsp;</td>
-<td align="left" valign="top">
-<a href="#chapter14">Het schoolfeest.</a></td>
-</tr>
-
-</tbody></table>
-
-<br>
-<br>
-<br>
-<br>
-
-<center>
-<table style="padding: 2em;" summary="illustrations">
- <thead>
- <tr>
- <th>Illustraties</th>
- </tr>
- </thead>
- <tbody>
- <tr><td></td></tr>
- <tr><td><hr align="center" width="25%"></td></tr>
- <tr><td><br></td></tr>
- <tr><td><a href="#09_ziezoo">"Ziezoo," zei vrouw Trom, "nu zijn wij gereed." (Bladz. 20)</a></td></tr>
- <tr><td><br></td></tr>
- <tr><td><a href="#21_flipsen">Flipsen zat met zijn vrouw op de bank een pijpje te rooken. (Bladz. 96)</a></td></tr>
- <tr><td><br></td></tr>
- <tr><td><a href="#35_optocht">"En alle menschen op de brug lachten, en zij wezen
-elkander Dik aan, die daar zoo hoog en vroolijk bijna op den kop van
-het logge dier zat en zoo den optocht door het dorp ging medemaken.
-Dik keek triomfantelijk van af zijn hoogen en zeldzamen zetel op de
-lachende menigte neer, en hij wuifde den menschen links en rechts
-toe, zooals de Koningin doet, als zij in de een of andere stad haar
-feestelijken intocht houdt. (Bladz. 181.)"</a></td></tr>
- <tr><td><br></td></tr>
- <tr><td><a href="#47_boottocht">De kinderen wuifden naar de menschen, die aan den wal stonden. (Bladz. 225.)</a></td></tr>
-
- <tr><td><br></td></tr>
- </tbody>
-</table>
-</center>
-
-<br>
-<br>
-<br>
-<br>
-
-<a name="chapter01"></a>
-<center>
-<img src="images/hoofdstuk_a.jpg" alt="image: hoofdstuk-versiering" style="width:100%; height:auto; max-width:600px;">
-</center>
-<br>
-<br>
-<br>
-<h3 align="center">Eerste Hoofdstuk.</h3>
-<h4 align="center">Dik en zijn verjaarcadeautje voor Anneke.</h4>
-<hr width="10%">
-
-<br>
-<img class="letterimage" src="images/letter_h.jpg" alt="H" style="width:10%; height:auto; max-width:300px;">
-<p class="hidden_char"><span style="color: white;">H</span>et was in de heerlijke Junimaand.</p>
-
-<p>Dik Trom was sedert den eersten April zijn laatste schooljaar
-ingegaan, en Jan Vos en Piet van Dril behoorden nog altijd tot zijn
-beste vrienden.</p>
-
-<p>Eigenlijk waren, op een paar uitzonderingen na, alle menschen op het
-dorp zijn vrienden, zoowel groote, als kleine, want iedereen hield
-van hem en hij hield van iedereen.</p>
-
-<p>Die twee uitzonderingen waren Flipsen, de veldwachter, en Bruin Boon,
-een van zijn medescholieren. Bruin had in zijn jonge leven al menig
-pak slaag van Dik te pakken, maar hij had ze altijd dubbel en dwars
-verdiend, en de andere jongens hadden ze hem van harte gegund. Zij
-waren er in het geheel niet jaloersch op geweest. Bruin was een echte
-ruziemaker, en toch was hij laf van aard. Als 't mis liep door zijn
-plagen en sarren, zette hij het altijd met bekwamen spoed op een
-loopen, maar was hij op een eerbiedigen afstand gekomen, dan begon
-hij te schelden en met steenen te gooien. Doch hielden de anderen
-zich dan, of zij op hem af wilden komen, dan maakte hij weer beenen
-zoo hard hij kon, en dat was heel hard, want hij was zoo mager als
-een panlat en hij had bijzonder lange onderdanen. Dan lachten de
-jongens hem hartelijk uit, dat is te begrijpen.</p>
-
-<p>De tweede uitzondering was Flipsen, de veldwachter. Deze hield in 't
-geheel niet van Dik en daar bestonden goede redenen voor. Flipsen was
-een nijdige man, die bij niemand op het dorp gezien was. Alle jongens
-waren doodsbang voor hem, &mdash; behalve Dik.</p>
-
-<p>Dik was voor niemand bang, en dat hij het ook voor Flipsen niet was,
-had hij getoond, door op een avond wel een half uur lang bij hem aan
-de ruiten te tikken, door middel van een draad, een speld en een
-steentje. Flipsen was woedend geworden en herhaaldelijk naar buiten
-gevlogen met een stok in zijn hand, om den dader op te sporen en hem
-een geduchte afstraffing te geven. Maar Dik had hij niet gevonden, en
-eindelijk had hij Bruin Boon zoo'n pak slaag gegeven, dat Bruintje
-moord en brand schreeuwde en drie dagen later bijna nog niet loopen
-kon van de pijn. En toch was hij er zoo onschuldig aan als een
-pasgeboren kindje in de wieg.</p>
-
-<p>De jongens hadden zich krom gelachen van de pret.</p>
-
-<p>Maar Bruin had verklapt, dat Dik de dader was, en toen had Flipsen
-een grooten hekel aan Dik gekregen.</p>
-
-<p>Dat was er niet beter op geworden, toen op een avond Dik, door de
-zeer gewaardeerde hulp van Jan Vos en Piet van Dril, uit het
-gevangenhok had weten te ontsnappen, waarin Flipsen hem opgesloten
-had, en deze per slot van rekening er door Dik zelf in opgesloten
-werd. Sedert dat gedenkwaardige feit kon Flipsen den dikken Dik
-luchten noch zien, en als hij hem hier of daar ontmoette, hield hij
-hem altijd zorgvuldig in de gaten, uit vrees, dat Dik op de een of
-andere manier hem weer een poets zou spelen. Hij was een beetje bang
-voor hem!</p>
-
-<p>En toch had Dik geen aasje kwaad in zijn heele dikke corpus. Ja, ja,
-hij deed wel eens kattekwaad, dat valt niet te ontkennen, maar hij
-plaagde geen oude vrouwen, zooals Bruin bij voorkeur deed, hij deed
-geen leelijke streken, waarvan anderen schade of verdriet
-ondervonden, hij schold nooit, omdat hij dat beneden zijn waardigheid
-vond, geen leelijk woord kwam ooit over zijn lippen, hij jokte niet,
-omdat hij de waarheid liefhad, hij zou zelfs geen knikker gappen, al
-had hij er geen een in zijn zak en hunkerde hij er naar om me te
-knikkeren, hij zou geen kip kwaad doen, laat staan dan een mensch.
-Neen, zijn inborst was goed, al deed hij soms kattekwaad. Onrecht kon
-hij niet dulden, en zelfs voor grootere jongens was hij niet bang,
-als zij hem te na kwamen. Tegen een vechtpartijtje, als daar geldige
-redenen voor bestonden, had hij geen gemoedsbezwaren, maar hij lokte
-het nooit uit. Hij had een hart van goud. Verdriet en ellende bij
-anderen konden hem tot tranen toe roeren en dan was hij steeds gereed
-om metterdaad bij te springen. Vraag dat maar aan de heks van den
-Achterweg, die het van hem heeft ondervonden, toen zij in nood
-verkeerde. Die heks hield dolveel van Dik. Zij zou hem wel in haar
-armen willen drukken en op zijn twee bolle wangen kussen, maar Dik
-houdt niet van die aardigheden, hij moet er niets van hebben.</p>
-
-<p>Bruin Boon en den veldwachter uitgezonderd, hielden dan ook alle
-menschen op het dorp veel van Dik, de meester ook, en toch haalde Dik
-op school nog al eens malle streken uit, die zijn kameraden niet
-durfden doen, maar waarom zij soms geweldig moesten lachen, en die
-Dik tot een beroemdheid onder hen maakten. De meester liet niet met
-zich spotten en legde Dik menige zware straf op, maar toch hield hij
-van hem, omdat hij wist; dat hij een goed hart had en tot geen
-slechte daden in staat was.</p>
-
-<p>De jongens waren dol op Dik, want Dik kon en durfde alles. Zij keken
-hem met de grootste bewondering na, als hij 's avonds den ezel van
-Bertels naar het land bracht, want niemand van hen was het ooit
-gelukt op dat wilde beest te blijven zitten, omdat het niemand op
-zijn rug duldde. Hij verhief zich dan zoo hoog op zijn achterpooten,
-dat zijn berijder meestal van zijn rug afgleed, en als dat niet
-gelukte, maakte hij zulke malle sprongen links en rechts, dat de
-ruiter zijn evenwicht verloor en op den grond geworpen werd, &mdash; en
-als al die kuren niet hielpen, dan gooide langoor zijn achterlijf zoo
-ver in de hoogte, dat het scheen, of hij ging kopje-buitelen, en dan
-kon de beste ruiter zich niet op den rug van het dier handhaven en
-vloog over zijn kop wel vier, vijf passen verder over den weg. Alleen
-Dik kon hij er niet afkrijgen. Zoo dwaas kon hij niet springen en
-steigeren, dat Dik er afviel. Zelfs als hij deed, of hij kopje ging
-buitelen, bleef Dik doodbedaard zitten, maar hij zat er dan ook
-achterste-voor op en hield den staart van Grauwtje met beide handen
-omklemd. "Wie niet sterk is, moet slim wezen, en ik ben slimmer dan
-de ezel," zei hij altijd. 't Was een kunststuk, dat de andere jongens
-hem wel probeerden na te doen, maar wat hun nooit gelukte.</p>
-
-<p>Ja, de meester hield veel van Dik, want Dik was een ijverige
-leerling. Hij maakte wel grappen, maar nooit, als hij zijn werk nog
-niet af had. Alleen als hij niets te doen had, was hij niet te
-vertrouwen, en dat wist de meester zeer goed. Hij zorgde er dan ook
-gewoonlijk goed voor, dat Dik steeds werk in overvloed had, soms wel
-meer dan hij afkon. En Dik hield van den meester, omdat hij wist, dat
-deze veel van zijn leerlingen hield en veel voor hen over had. Nu
-weer had de meester eenige maanden geleden bedacht, om met de
-kinderen een heelen dag in den zomer, dicht voor de groote vacantie,
-uit te gaan. Er zou dan een stoomboot gehuurd worden en dan zouden
-zij naar een of andere badplaats varen, om den dag aan het strand en
-in de duinen door te brengen. Elk kind, dat van de partij wilde zijn,
-moest 2 1/2 cent per week medebrengen, en die het missen konden,
-moesten iets meer geven, om een paar arme kinderen, die niets konden
-bijdragen, in de gelegenheid te stellen, aan het feest deel te nemen.
-Dik gaf elke week vijf centen, zoodat op zijn kosten een arm kind
-mede mocht. Dat vond Dik een prettig ide.</p>
-
-<p>Dat sparen had nu al eenige maanden geduurd en over een week of vier
-zou het feest plaats hebben. Alle kinderen verheugden er zich
-bijzonder in, en Dik niet het minst, want alle pretjes waren hem
-welkom. Trouwens, op het dorp, waar Dik woonde, hadden niet veel
-feestelijkheden plaats. Kermis was er nooit; alleen werd er n dag
-in het jaar een harddraverij gehouden, en dat was het grootste feest,
-dat Dik tot nog toe in zijn leven had medegemaakt. Maar zoo'n
-boottocht vond Dik toch nog veel mooier. Hij had nog nooit in een
-boot gezeten want er kwamen nooit stoombooten door Dik's woonplaats.
-'t Zou dus wel een bijzonder geval worden als de kinderen nu met
-zoo'n vervoermiddel een heelen dag uit varen zouden gaan.</p>
-
-<p>"Waar gaan we heen, m'ster?" vroeg Dik op een morgen even voordat de
-kerkklok twaalf uur zou slaan. De meester praatte dan wel eens een
-oogenblik met de kinderen over het groote feest, waarvan zij geheel
-vervuld waren.</p>
-
-<p>"We gaan naar Wijk aan Zee, Dik," zei de meester.</p>
-
-<p>"Maar daar kunnen we toch niet met een stoomboot komen?" zei Dik.</p>
-
-<p>"Waarom niet?" vroeg de meester met een goedkeurend knikje omdat hij
-de opmerking van Dik zoo bijzonder juist vond.</p>
-
-<p>"Wijk aan Zee ligt niet aan een water," zei Dik.</p>
-
-<p>"En de zee dan, Dik?"</p>
-
-<p>"O, maar die varen we niet over," zei Dik.</p>
-
-<p>"Neen, dat doen we ook niet, en je hebt gelijk, dat we er per
-stoomboot niet kunnen komen. We varen naar IJmuiden en wandelen dan
-langs het strand naar Wijk aan Zee, of we varen naar Beverwijk, en
-gaan dan per tram verder."</p>
-
-<p>"Dat zal geld kosten!" riep Piet van Dril.</p>
-
-<p>"Ja, ja, jongens, veel geld, maar ik zal alles wel zoo berekenen, dat
-we niet te kort komen. Hoor, daar luidt de klok. We gaan naar huis."</p>
-
-<p>Een oogenblik later krioelde het op de speelplaats van kinderen, die
-joelende en stoeiende naar den dorpsweg gingen, om zich daar in
-verschillende richtingen te verspreiden. "Ga je zoover me, Anneke?"
-vroeg Dik aan een meisje, dat een paar passen achter hem aankwam.</p>
-
-<p>"Ja, ik ga me", was het antwoord.</p>
-
-<p>Anneke woonde drie huizen verder dan Dik, en zij waren samen al
-vriendjes geweest, zoolang hun heugen kon. Dik wist nog best, hoe hij
-den eersten keer Anneke op visite was geweest. Anneke werd op dien
-dag vier jaar, en zij had, om dat feest met haar te vieren, van haar
-moeder verlof gekregen, Dik op de poffertjes te noodigen. Dik was er
-verrukt over geweest, want hij hield veel van eten en inzonderheid
-poffertjes lustte hij heel graag. Hij kon er dan ook een reusachtige
-hoeveelheid van verslinden.</p>
-
-<p>Hij hunkerde naar den dag, dat Anneke eindelijk jarig zou worden,
-want Anneke had hem in de vreugde haars harten wel veertien dagen van
-te voren voor het groote feest uitgenoodigd.</p>
-
-<p>Op een keer mocht Dik met zijn moeder mede naar den bakker, om brood
-te halen. Bakker Herstraten was tevens banketbakker, en Dik keek zijn
-oogen uit naar al het lekkers, dat er in den winkel te koop lag.
-Opeens ontdekte hij een varken van marsepein, en dadelijk kwam de
-gedachte bij hem op, dat het een prachtig verjaarcadeau voor Anneke
-zou zijn. Volgens zijn meening was er geen prachtiger en lekkerder
-geschenk op de heele wereld te bedenken.</p>
-
-<p>"O, o, Moeder, kijk eens, wat een mooi varken, met pooten en een
-staart en oogen, wat prachtig! Toe Moe &mdash; koop dat voor Anneke, als
-ze jarig is, Moeder, &mdash; wat zal dat lekker zijn!"</p>
-
-<p>Maar Moeder Trom had er niet veel ooren naar, want het varken was nog
-al groot en zou dus wel veel geld kosten, meer, dan zij missen kon.
-Maar man was maar een eenvoudige timmermansknecht, en verdiende dus
-niet genoeg om zulke lekkernijen te kunnen bekostigen.</p>
-
-<p>"Dat is te duur, Dik," zei ze. "Niet waar, bakker, het kost stellig
-wel een kwartje?"</p>
-
-<p>"Een schelling, vrouw Trom," zei de bakker. "Die dingen zijn duur."</p>
-
-<p>"Toe Moeder," hield Dik vol. "Ik mag er zooveel poffertjes eten, als
-ik maar lust, zegt Anneke. Toe Moeder, een schelling is niet veel."</p>
-
-<p>"Daar heb jij nog geen verstand van, Dik. Jij bent nog maar vier
-jaar. Maar enfin, pak het maar voor me in, bakker. 't Moet voor
-verjaarcadeautje dienen, dus zal ik maar over 't geld heenstappen.
-Kom Dik, we gaan naar huis. Dag bakker."</p>
-
-<p>"Dag vrouw Trom, dag Dik. Zeg Dik, lust jij wel een flikje van me?"</p>
-
-<p>De bakker hield Dik de glazen stolp voor, waar Dik zijn beide handen
-in stak en gevuld weer terug trok, wat de bedoeling van den bakker nu
-juist niet was.</p>
-
-<p>"Ho, ho, Dik, &mdash; zoo bedoel ik het niet..." riep de bakker.</p>
-
-<p>Maar 't was te laat. Dik was al buiten en deed zich naar hartelust
-aan de flikjes te goed.</p>
-
-<p>"Zoo'n kleine schrok!" mopperde de bakker, terwijl hij de stolp weer
-op de plank zette.</p>
-
-<p>De flikjes waren spoedig verdwenen, en toen wilde Dik zelf het
-marsepein-varken dragen.</p>
-
-<p>"Neen, Dik, dan laat je 't maar vallen, en dan is het stuk," zei
-Moeder.</p>
-
-<p>"Ik laat het niet vallen," beweerde Dik. "Laat mij het dragen,
-Moeder."</p>
-
-<p>Zooals gewoonlijk kreeg Dik nu ook zijn zin, en met het prachtige
-varken in zijn knuistje stapte hij parmantig naast zijn moeder voort.</p>
-
-<p>Wonder boven wonder bracht hij het heelshuids thuis.</p>
-
-<p>Dadelijk haalde hij het uit het zakje te voorschijn. Hij zette het op
-zijn vier pooten op de tafel, en ging er in stille bewondering op een
-stoel naar zitten kijken.</p>
-
-<a name="04_varkentje"></a>
-<center>
-<img src="images/04_varkentje.jpg" alt="[illustratie]" style="width:50%; height:auto; max-width:600px;">
-</center>
-
-<p>"H, wat mooi! Wat mooi!" mompelde hij zacht voor zich heen.</p>
-
-<p>Moeder moest in het achterhuis eten koken.</p>
-
-<p>"Zet het varkentje nu in de kast, Dik, anders zal het heusch nog
-breken," zei ze. "En dat zou zonde wezen van het mooie cadeau."</p>
-
-<p>"Ja, straks," zei Dik. "Eerst moet ik er nog naar kijken."</p>
-
-<p>Moeder verliet de kamer, en Dik bleef het prachtige beest bewonderen.
-Hij streek het over zijn breeden rug, voelde aan het staartje, liet
-het over de tafel loopen, terwijl Dik "knor, knor!" riep, en besloot
-eindelijk eens heel eventjes te proeven, of het lekker was. Zijn
-verwachtingen daaromtrent waren hoog gespannen, maar het resultaat
-overtrof ze nog verre. Hij bracht het varken aan zijn mond en likte
-met zijn tong heel voorzichtig aan een oor.</p>
-
-<p>Dik vond het heerlijk, en tot zijn vreugde zag hij, dat het oor nog
-even groot gebleven was. Hij kon er althans niet het minste verschil
-in ontdekken, toen hij het met het andere vergeleek.</p>
-
-<p>Daarom likte hij met animo verder, en 't was z lekker, dat hij er
-niet mede ophouden kon.</p>
-
-<p>Toen hij even later weer eens keek, ontdekte hij tot zijn groote
-voldoening, dat het nog maar een klein beetje kleiner en dunner
-geworden was.</p>
-
-<p>"Hmmm!" bromde Dik. "Wat is dat lekker!"</p>
-
-<p>Maar ten slotte kwam hij toch tot de ontdekking, dat het oortje
-verdwenen was en dat zelfs de kop al een kleine inholling gekregen
-had. Dik schrok ervan. Hij deed het varken in het zakje en zette het
-in de kast.</p>
-
-<p>"Zie zoo, de rest is voor Anneke. Dat ne oortje hindert niet,"
-dacht hij. En toen liep hij met zijn handen in zijn zakken door de
-kamer te stappen en wilde zich wijsmaken, dat hij het heele varken
-vergeten was.</p>
-
-<p>Doch lang hield hij het niet uit, want het was geen minuut uit zijn
-gedachten. Hij haalde het weer te voorschijn, echter alleen maar om
-er mede te spelen. Hij liet het weer over de tafel loopen, soms hard,
-soms langzaam, en dan knorde Dik weer uit den treure, tot hij het
-opeens uit zijn vingers liet glippen en het op tafel viel. 't Arme
-beest brak zijn mooie, gekrulde staartje.</p>
-
-<p>Dik vond het meer dan jammer, maar nu het er eenmaal af was, wist hij
-niet beter te doen, dan het maar op te eten. H, 't smaakte net zoo
-lekker als het oortje en weldra was het door zijn keelgat verdwenen.
-En omdat er geen varkens waren, die maar n oor hadden, Dik had
-er althans nog nooit een gezien, besloot hij het andere oor ook maar
-op te eten. Dat stond veel mooier, en Anneke zou het niet eens zien.</p>
-
-<p>"Maar nu niets meer!" besloot Dik. Hij borg het weer in de kast en
-ging spelen. Hij keek er den heelen dag niet meer naar om, maar den
-volgenden dag begon het spelletje opnieuw. Hij vermaakte er zich
-zoolang mede, tot het een voor- en een achterpoot kwijt was, en dat
-vond Dik een dag later zoo'n ongelukkig gezicht, dat hij er de twee
-andere pooten ook maar afknabbelde. Toen was er nog maar alleen de
-romp met den kop van over. De kop verdween een dag later ook als een
-offer aan Dik's snoeplust en toen merkte Moeder pas, welk droevig
-feit zich gedurende eenige dagen had afgespeeld.</p>
-
-<p>"Maar Dik!" riep ze uit, terwijl ze hem het verminkte varkensrompje
-voorhield, waar Dik trouwens al eenige malen met innig welbehagen aan
-had gelikt, "maar Dik, wat heb je nu gedaan? Dat varken is al half
-op! Waarom heb je dat gedaan?"</p>
-
-<p>"'t Was lekker!" zei Dik. "Maar 't is nog groot genoeg. Anneke lust
-het toch niet graag, denk ik."</p>
-
-<p>"Zoo, denk jij dat!" mopperde Moeder. "Nu, we zullen maken, dat je er
-niet meer bij kunt, want anders schiet er van het heele verjaarcadeau
-niets over."</p>
-
-<p>En Moeder legde het op de bovenste plank in de kast.</p>
-
-<p>Toen Anneke eindelijk jarig was, deed Moeder, het invalide beest in
-een schoon papiertje en ging Dik op visite.</p>
-
-<p>"Daar," zei hij, "dat is voor jou."</p>
-
-<p>"O, lekker," zei Anneke, "een stuk suikergoed!"</p>
-
-<p>En zij zette er gretig haar tandjes in. Men kon het haar aanzien, dat
-zij smulde.</p>
-
-<p>"'t Is een varken geweest," beweerde Dik trotsch.</p>
-
-<p>"Neen, 't is een stuk suikergoed," zei Anneke. "'t Heeft geen pooten
-en geen kop."</p>
-
-<p>"'t Is toch een varken geweest," hield Dik vol. "Maar ik heb het
-geslacht. Toe, geef mij ook een stukje."</p>
-
-<p>Anneke beet er een stuk af en gaf het aan Dik. Zoo doende was het
-beest spoedig verdwenen, en om twaalf uur kwamen de poffertjes aan de
-beurt, waaraan Dik de noodige eer bewees.</p>
-
-<p>Maar dat alles was nu al lang geleden, want Dik en Anneke waren nu al
-twaalf jaar. Doch altijd waren zij de beste vriendjes geweest. Samen
-gingen zij dus, toen de school uitging, naar huis.</p>
-
-<p>"'k Wou, dat we den dag van het schoolfeest al hadden, Dik," zei
-Anneke.</p>
-
-<p>"Ik niet minder," zei Dik. "'k Heb er zin in. Zeg, weet je, dat
-we...."</p>
-
-<p>"Kijk, kijk!" riep er een stem achter hen: "Dik en Anneke! Dik
-meisjesgek! Dik meisjesgek! Ha, ha, daar gaan ze samen...!"</p>
-
-<p>Dik keek om.</p>
-
-<p>"O, dacht ik het niet? 't Is Bruin Boon natuurlijk. Die moet altijd
-schelden."</p>
-
-<p>"Dik meisjesgek! Dik meisjesgek!" schreeuwde Bruin Boon.</p>
-
-<p>Dik werd nijdig. Hij balde zijn vuisten en riep terug:</p>
-
-<p>"Kom hier, als je durft, dan zal ik je op je gezicht meisjesgekken!"</p>
-
-<p>Maar Bruin kwam niet. Hij bleef op eerbiedigen afstand.</p>
-
-<p>"Dik meisjesgek! Dik meisjesgek! Dik gaat met Anneke trouwen!" jouwde
-Bruin.</p>
-
-<p>"Kom hier, als je durft!" schreeuwde Dik terug. "Maar dat durf je
-niet, h?"</p>
-
-<p>"Leelijke meisjesgek!" sarde Bruin, wien het plezier deed, dat Dik er
-kwaad om werd.</p>
-
-<p>Dik wilde terugkeeren, om Bruin zijn portie te geven.</p>
-
-<a name="05_poffertes"></a>
-<center>
-<img src="images/05_poffertes.jpg" alt="[illustratie]" style="width:70%; height:auto; max-width:500px;">
-</center>
-
-<p>Maar Anneke zei:</p>
-
-<p>"Kom Dik, laten we maar gaan. Wat kan jou die vervelende Bruin
-schelen Hij gaat toch op den loop, als je naar hem toe gaat."</p>
-
-<p>"Ja, maar wat doet hij te sarren," zei Dik. "Wacht maar, ik zal het
-hem wel betaald zetten."</p>
-
-<p>"Zeg Dik, wat wou je straks zeggen?" vroeg Anneke.</p>
-
-<p>"Ik &mdash; Wat zegge? &mdash; Dat weet ik niet meer," zei Dik, die
-herhaaldelijk nog naar Bruin omkeek.</p>
-
-<p>"Leelijke meisjesgek!" klonk het uit de verte.</p>
-
-<p>"Zoo'n mispunt!" zei Dik.</p>
-
-<p>"Kom, kijk niet weer naar dien jongen," zei Anneke. "Laten we
-voortmaken, anders komen we te laat voor het eten. Ja, je wou me
-straks toch heusch wat vertellen, net toen Bruin Boon begon te
-schelden."</p>
-
-<p>"O ja, nu weet ik het al. Ik wou je zeggen, dat vandaag onze nieuwe
-buren komen. Je weet wel, die nieuwe knecht van Van Dril, den smid.
-Ze komen uit Amsterdam."</p>
-
-<p>"Komen die vandaag?" vroeg Anneke. "Ja, &mdash;&mdash; ze zijn er al, kijk
-maar."</p>
-
-<a name="06_wagen"></a>
-<center>
-<img src="images/06_wagen.jpg" alt="[illustratie]" style="width:100%; height:auto; max-width:1000px;">
-</center>
-
-<p>"Er staat een wagen met meubelen voor het huis. Zie-je wel? Laten we
-gaan kijken."</p>
-
-<p>Dik en Anneke gingen op een drafje verder en hadden het huis spoedig
-bereikt. De voordeur stond open, en de wagen was al gedeeltelijk
-gelost. 't Was een armoedig boedeltje, wat er nog opstond, dat zagen
-Dik en Anneke alle twee.</p>
-
-<p>"De mooie meubeltjes zijn zeker al binnengedragen," zei Anneke. "En
-de nieuwe menschen zie ik niet. &mdash; Dag Ik ga gauw naar huis, want het
-eten zal wel al op tafel staan."</p>
-
-<p>"Dag!" zei Dik, en hij ging ook naar binnen.</p>
-
-<hr width="10%">
-<br>
-<br>
-<br>
-<br>
-
-<a name="chapter02"></a>
-<center>
-<img src="images/hoofdstuk_b.jpg" alt="image: hoofdstuk-versiering" style="width:100%; height:auto; max-width:600px;">
-</center>
-<br>
-<br>
-<br>
-<h3 align="center">Tweede Hoofdstuk.</h3>
-<h4 align="center">Dik krijgt nieuwe buren.</h4>
-<hr width="10%">
-
-<br>
-<img class="letterimage" src="images/letter_t.jpg" alt="T" style="width:10%; height:auto; max-width:300px;">
-<p class="hidden_char"><span style="color: white;">T</span>ot zijn verbazing zag hij, dat er bezoek was. Zijn vader was al van
-het werk thuisgekomen, en moeder was druk bezig de tafel te dekken.
-De gasten waren een man, een vrouw en een meisje. Deze laatste was
-ongeveer van Dik's leeftijd. De man en de vrouw keken naar hem, toen
-hij binnenkwam, en zij knikten hem toe, maar het meisje keek niet om.</p>
-
-<p>"Goeden dag!" zei Dik.</p>
-
-<p>"Dit is Dik en dat is-ie," zei vader Trom. "En hier zijn de nieuwe
-buren, Elswater en vrouw Elswater en Nelly, en dat zijn ze."</p>
-
-<p>Dik kwam nader en gaf den man en de vrouw een hand. Toen hij het
-meisje ook zijn hand toestak, bleef zij recht voor zich uit staren,
-tot Dik's groote verbazing.</p>
-
-<p>"Hier is Dik Trom, Nelly, geef hem een hand," zei de moeder, "je
-nieuwe buurjongetje."</p>
-
-<p>Zij nam Nelly's hand en legde die in de hand van Dik.</p>
-
-<p>"Onze Nelly kan niet zien," zei ze zacht. "Ze is blind."</p>
-
-<p>Dik schrikte er geweldig van, toen hij dat hoorde, en hij kreeg een
-diep medelijden met het arme meisje.</p>
-
-<p>Hij nam aan de tafel plaats en keek haar aan, en toen zag hij, dat
-haar oogen er precies eender uitzagen als van alle andere menschen.
-Ja, ze konden zelfs mooi genoemd worden. Dik's wangen waren een
-beetje bleek geworden. 't Was voor het eerst van zijn leven, dat hij
-van zoo nabij iemand ontmoette, die geheel blind was.</p>
-
-<p>En hoe mager en zwak zag zij er uit. Zou ze misschien ziek geweest
-zijn? Of zouden die menschen het misschien erg arm gehad hebben? Ook
-de man en de vrouw zagen er vermagerd en zwak uit en zij hadden,
-evenals Nelly, erg armoedige kleeren aan het lijf. Ongetwijfeld
-hadden zij een slechten tijd doorgemaakt.</p>
-
-<p>"Zie zoo," zei vrouw Trom, terwijl zij een paar dampende schotels op
-de tafel zette, "nu zijn we gereed. Willen we bidden?"</p>
-
-<p>En toen dat gedaan was, vervolgde zij, terwijl zij op elk bord een
-heerlijk stuk worst legde:</p>
-
-<p>"Eet nu maar lekker, buurtjes. 't Is je van harte gegund."</p>
-
-<p>Ze veegde met haar boezelaar over haar wangen, die hoogrood zagen van
-het koken en van de drukte. Blijkbaar had zij het erg warm.</p>
-
-<p>"Dank u wel, buurvrouw, eet smakelijk!" zei vrouw Elswater, "'t Is
-erg vriendelijk van u, om ons te eten te vragen..."</p>
-
-<p>"Niet meer dan burenplicht," zei vrouw Trom.</p>
-
-<p>"En dat is het," voegde Trom er aan toe.</p>
-
-<p>Dik zag, hoe de nieuwe buurvrouw voor Nelly opschepte, en hoe deze
-zelf handig de worst in schijven sneed en met smaak begon te eten.</p>
-
-<p>"H, lekker, Moeder," zei ze.</p>
-
-<p>"Dat is het, kind," zei vrouw Elswater. "Zoo'n lekker maal hebben we
-in lang niet gehad, h?"</p>
-
-<p>"Neen," zei Elswater, die met zijn smal, bleek gezicht en zijn
-vermagerde handen lang niet den indruk maakte van een sterken smid,
-zooals Van Dril bij voorbeeld. "Neen, we hebben de laatste maanden
-niet anders doorleefd dan armo en ellende."</p>
-
-<p>"Ja," zei de vrouw met een zucht. "'t Was een groot verschil met de
-eerste jaren van ons trouwen. Toen hadden wij het ook goed. We hadden
-nooit naar Amsterdam moeten gaan."</p>
-
-<p>"H, hoe lekker," zei het blinde meisje weer, terwijl zij met haar
-vork over het bord voelde, of er nog een stukje worst lag.</p>
-
-<p>Dik zag het met innig medelijden, en handig schoof hij, hoewel hij
-het zelf zoo schrikkelijk graag lustte, een groot deel van zijn worst
-op haar bord. Maar hij had het toch niet zoo handig gedaan, of de
-nieuwe buurvrouw had het gezien. Ze zei er echter niets over.</p>
-
-<p>"Neen," zei Elswater, "we hadden nooit naar Amsterdam moeten gaan, je
-hebt gelijk, vrouw."</p>
-
-<p>"Maar de loonen voor een handwerksman zijn daar toch veel hooger,"
-merkte vrouw Trom op.</p>
-
-<p>"En dat zijn ze," zei Vader Trom.</p>
-
-<p>"Juist," hernam Elswater. "Die hooge loonen hebben mij ook verlokt
-ons dorp te verlaten en naar Amsterdam te gaan. Maar met hoogere
-lonen is alles nog niet gewonnen. We woonden er nog geen maand, of er
-brak een groote staking onder de smids uit, die wekenlang aanhield en
-ons kleine spaarpotje opslokte. We raakten zelfs hier en daar al in
-de schuld en hadden ons al spoedig genoodzaakt gezien een kleiner
-huisje te betrekken, een krot in een van de nauwste sloppen van
-Amsterdam..." </p>
-
-<p></p>
-
-<p>"Waar geen zonnestraaltje in kon doordringen en ons lieve kind bij
-den dag afnam en vermagerde. In dat ellendige slop zijn haar blozende
-wangetjes gebleven," viel vrouw Elswater in. En zij streelde het
-blinde kind over de vervallen wangetjes en de mooie donkere haren.</p>
-
-<p>"En toen de werkstaking eindelijk opgeheven werd, kreeg ik een
-hevigen typhus, die mij aan den rand van het graf bracht. Toen kwam
-onze grootste ellende. Niemand wilde ons borgen, zoodat mijn vrouw
-genoodzaakt was, onze mooie meubeltjes een voor een naar den lommerd
-te brengen of te verkoopen. We hielden ten slotte niet anders over
-dan wat rommel. Had zij nu nog maar uit werken kunnen gaan, om wat te
-verdienen, dan zouden we niet zoo diep in de armoede geraakt zijn,
-maar zij kon niet besluiten, om mij naar het gasthuis te laten
-brengen, en wilde mij zelf verplegen. Ja, ja, 't was een bange,
-treurige tijd. En mijn ziekte werd zoo hevig, dat zelfs de dokter
-begon te vreezen, dat ik er me heen zou gaan. Doch ik ben er
-Goddank bovenop gekomen, en toen ik weer mocht opstaan, stond ons
-besluit vast, om Amsterdam zoo spoedig mogelijk te verlaten en weer
-werk ergens op een dorp te zoeken. Mijn vrouw was doodop van de
-doorgestane ellende en zorgen, en ons kind was vervallen als sneeuw
-voor de zon. En we hebben geluk gehad. Ik las in een courant een
-advertentie van baas Van Dril, die een knecht vroeg, en toen ben ik
-er dadelijk op afgegaan met het gelukkige gevolg, dat ik aangenomen
-werd, ik geloof uit medelijden..."</p>
-
-<p>"Best mogelijk," zei vrouw Trom. "Van Dril is een beste, brave man,
-en je zult een goeden baas aan hem hebben."</p>
-
-<p>"En zoo zijn we dan hier gekomen," besloot de smid, "sterk ben ik nog
-wel niet, maar 't zal wel weer gaan. Als we eerst onze schuld in
-Amsterdam maar hebben afgedaan...."</p>
-
-<p>"Is gelukkig niet zoo'n groote som," zei vrouw Elswater. "Als we elke
-week een paar gulden kunnen overhouden, zullen we den achterstal
-spoedig ingehaald hebben. Intusschen zijn we blij, dat we hier zulke
-vriendelijke buren hebben mogen vinden. We zijn u van harte dankbaar.
-En Nelly heeft al dadelijk een aardig buurjongetje getroffen. Ja, ja,
-Dik, ik heb het straks wel gezien, hoe je jouw stuk worst op haar
-bord hebt geschoven."</p>
-
-<p>"O," riep Nelly uit, met een kleur tot achter haar ooren, "als ik dat
-geweten had, zou ik het niet opgegeten hebben."</p>
-
-<p>Dik kreeg ook een kleur, want hij had gedacht, dat niemand het gezien
-had.</p>
-
-<p>"Een heel verschil, als je die twee vergelijkt," zei Elswater. "Dik
-zoo rond als een tonnetje en met een paar wangen als luchtballons, en
-Nelly zoo bleek en magertjes. Maar dat zal hier wel beter worden,
-willen we hopen. Hier hebben we volop zonneschijn en frissche lucht,
-en zullen we wel weer wat in onze maag krijgen ook. Ik begin weer met
-nieuwen moed, en ik heb een gevoel in me, of ik weer een nieuw leven
-begin. Komaan, vrouwtje, we hebben het nog druk vandaag, want we
-moeten ons huisje nog inrichten en gezellig maken, al zijn we dan ook
-onze mooiste zaakjes kwijt. Ook dat zal wel weer in orde komen, als
-we tijd van leven hebben. Nogmaals hartelijk dank voor uw goedheid,
-buurtjes."</p>
-
-<p>Zij stonden op en verlieten de kamer, maar Dik nam Nelly bij de hand,
-en zei:</p>
-
-<p>"Ga je mee, dan zal ik je mijn duiven laten zi...."</p>
-
-<p>Maar opeens bedacht hij, dat het meisje blind was, en hij slikte het
-laatste woord haastig in. En opnieuw werd hij met innig medelijden
-vervuld.</p>
-
-<p>"Ik wil ze graag zien, Dik," zei het meisje eenvoudig. "Dat woord mag
-je gerust zeggen; ik zeg het zelf ook. Maar dan bedoel ik, dat ik hun
-klapwieken en hun kirren hoor, en dan neem ik ze in mijn handen, als
-ik kan, en dan voel ik hun kleine kopjes, en hun vleugels, en hun
-staart en hun warme lijfje, en dan zeg ik, dat ik ze gezien heb."</p>
-
-<p>"Goed, ga dan me," zei Dik. "Ik heb mooie duiven, en ook konijnen."</p>
-
-<p>"Hier in de kamer en in het achterhuis hoef je mijn hand niet vast te
-houden, want als ik ergens maar eenmaal geweest ben, weet ik er den
-weg wel. Dr is de deur, h?"</p>
-
-<p>"Ja," zei Dik verbaasd. "Dat is knap, Nelly."</p>
-
-<p>Het meisje strekte de handen een weinig naar voren en vond op den
-tast de deur. Dik volgde haar in het achterhuis.</p>
-
-<p>"Dr is het vuur, h?" zei ze. "Ik voel de warmte. Rechtsom kom
-ik aan de buitendeur, &mdash; maar daar is een drempel, die een beetje
-hoog is. Zijn je duiven en konijnen buiten?"</p>
-
-<p>"Ja," zei Dik, die haar vol verwondering volgde. Zij liep haast met
-een zekerheid, of zij een paar goede oogen had. "Jij bent handig,
-hoor."</p>
-
-<p>"O, in Amsterdam ging ik wel alleen de straat op, om boodschappen te
-doen. Niet ver van huis natuurlijk, maar bij ons in het slop en om de
-hoeken wist ik de winkels wel te vinden. Geef me nu een hand, Dik,
-maar wacht eens even."</p>
-
-<p>En met de woorden: "Mag ik?" betastte zij zijn hoofd, zijn wangen, en
-zijn lichaam. Toen begon zij te lachen.</p>
-
-<p>"Zoo, nu weet ik, hoe je er uitziet. Maar je bent een dikkerd, hoor.
-Heb jij je pet altijd achterste-voor op? De klep zit in je hals. Dat
-is grappig, zeg. Ga je nog op school?"</p>
-
-<p>"Ja, straks moet ik er weer naar toe. Laten we nu gaan."</p>
-
-<p>Hij bracht het meisje achter het huis, waar de duiven al dadelijk
-klapwiekend om zijn hoofd gingen vliegen Ze wisten wel, dat zij nu
-voer kregen. En ging hem zelfs op zijn pet zitten en een paar namen
-op zijn schouders plaats.</p>
-
-<p>"Zoo mak zijn ze," zei Dik trotsch. "Ze pikken het voer uit mijn
-hand. Wil jij dat ook graag hebben?"</p>
-
-<p>"Ja, ja, o dolgraag," zei Nelly.</p>
-
-<p>"Hier is de voerbak. Als jij ze een paar maal gevoerd hebt, zijn ze
-al aan je gewend, en dan zijn ze heelemaal niet bang meer. Toe, voer
-ze nu met kleine handjesvol."</p>
-
-<p>Nelly deed het, en ze voelde al spoedig een paar duiven op den
-voerbak komen. Zij strekte haar hand met wat voer uit, en pik-pik
-deden een paar brutaaltjes. Nelly's vreugde kende geen grenzen.</p>
-
-<p>"Zou ik er eentje beet kunnen pakken?" vroeg ze.</p>
-
-<p>"Probeer het maar," zei Dik, die met vreugde zag, hoe het blinde
-meisje genoot. "Ze zijn erg mak."</p>
-
-<p>Na een paar vruchtelooze pogingen gelukte het Nelly inderdaad een
-duifje te grijpen. Zij streelde het zacht over zijn kopje en
-vleugels, gleed met haar vingers langs zijn staartje en hield het
-zachte rompje in haar beide handen vast, zoodat zij het hartje van
-het beest voelde kloppen.</p>
-
-<p>"O, hoe schattig," zei ze. "Hoe ziet deze er uit, Dik?"</p>
-
-<p>"Wit. Ken jij de kleuren? Je hebt ze toch nooit gezien?"</p>
-
-<p>"Neen, maar ik stel me ze voor. O, hoe lief!"</p>
-
-<p>Zij streelde haar wangen met het gevangen duifje en kuste zijn kleine
-kopje. "O, wat lief! Wat schattig!"</p>
-
-<p>Dik kreeg hoe langer hoe meer medelijden met het blinde meisje, dat
-nog nooit haar ouders had gezien, en nog nooit de wereld in al haar
-pracht had kunnen bewonderen. O, hij vond het indroevig. Hij had wel
-zijn armen om haar heen willen slaan en haar zacht tegen zich
-aandrukken, om haar te doen voelen, dat hij haar vriendje was.</p>
-
-<p>"Wil jij er een paar van mij hebben?" vroeg hij. "Ik zal aan Moeder
-vragen, of ik ze je geven mag."</p>
-
-<p>Nelly kreeg een kleur op haar wangen. Ze liet het duifje weer vliegen
-en zei:</p>
-
-<p>"Zou jij ze me willen geven, Dik? O, wat goed van je..."</p>
-
-<p>Maar opeens betrok haar gelaat, en ze liet er haastig op volgen:</p>
-
-<p>"Later, Dik, nu nog niet..."</p>
-
-<p>"Waarom niet?" vroeg Dik. "Waarom nu niet en later wel?"</p>
-
-<a name="07_duif"></a>
-<center>
-<img src="images/07_duif.jpg" alt="[illustratie]" style="float:right; width:40%; height:auto; max-width:400px;">
-</center>
-
-<p>"Vader en Moeder kunnen nu nog geen geld missen, om voer te koopen,"
-zei ze op eenvoudigen toon. "We moeten zuinig wezen."</p>
-
-<p>"O," zei Dik. "Kijk, &mdash; voel je dat? Er zit een pauwstaartje op je
-schouder. Aardig, h? Vind-je ze niet doodmak?"</p>
-
-<p>"Is deze ook wit?"</p>
-
-<p>"Ja, maar ik heb ook blauwe postduiven, en mooie bruintjes...."</p>
-
-<p>"En groene? En gle?"</p>
-
-<p>Dik lachte.</p>
-
-<p>"Neen, groene en gele duiven heb ik nog nooit gezien. Die zijn er
-niet. Zie zoo, het voer is op. Ga je me naar mijn konijnen?"</p>
-
-<p>"Ja, graag."</p>
-
-<p>Dik bracht er haar, en hij haalde een konijn uit het hok en gaf het
-haar in haar armen, waar het stil bleef zitten.</p>
-
-<p>"O, hoe zacht," zei Nelly, het dier streelende. "Je Vader heeft die
-hokken zeker gemaakt?"</p>
-
-<p>"Ja, &mdash; maar hoe weet jij dat?"</p>
-
-<p>"Och, ik dacht wel, dat je vader timmerman was."</p>
-
-<p>"Waarom?" vroeg Dik verbaasd.</p>
-
-<p>Nelly lachte hardop.</p>
-
-<p>"Waarom?" herhaalde ze. "Als ik het zeg, geloof je 't toch niet. Ik
-heb het geroken!"</p>
-
-<p>"Geroken?" vroeg Dik vol bewondering over zooveel schranderheid en
-opmerkingsgave.</p>
-
-<p>"O, wij blinden weten veel meer, dan jullie gelooven en weten. Ik
-rook duidelijk een houtlucht aan je vader, toen hij bij me stond. En
-daarom dacht ik, dat hij wel timmerman zou zijn."</p>
-
-<p>"Je bent slim," zei Dik.</p>
-
-<p>"Neen, ik ben maar een dom meisje," zei Nelly, terwijl haar gezichtje
-betrok.</p>
-
-<p>"Dom?" zei Dik. "Neen, hoor, &mdash; dom lang niet."</p>
-
-<p>"Maar ik kan niets," zei Nelly. "Alleen allerlei handwerken, die
-Moeder mij geleerd heeft."</p>
-
-<p>"Heb je nooit school gegaan?" vroeg Dik, terwijl hij het konijn weer
-in het hok zette.</p>
-
-<p>"Neen, toen we nog op ons dorp woonden, ging ik niet school, omdat ik
-toch niets zien kon. De meester zei, dat het niet ging en dat het
-lastig was. In Amsterdam is er wel een school voor blinden, en het
-plan was ook wel, dat ik daar naar toe zou gaan. Maar er is niets van
-gekomen. We hebben er maar enkele maanden gewoond en er niets dan
-narigheid beleefd."</p>
-
-<p>"Jammer," zei Dik. "Zeg Nelly, voel eens, hier heb ik nog meer
-konijnen. Een heeft er zes jongen. Als je een hokje hadt, zou je er
-wel eentje mogen hebben. Konijnenvoer kost niet veel. Je snijdt het
-maar aan den kant van den weg. Maar neen, dat gaat niet. Je zoudt
-misschien in het water vallen en verdrinken."</p>
-
-<p>"Och, ik heb toch geen hokje. Voer je ze alleen maar gras en klaver?"</p>
-
-<p>"Meestal wel. Maar deze voedster krijgt ook wel wat gerst van me.
-Wacht, ik zal wat halen. Dadelijk ben ik weer terug."</p>
-
-<a name="08_konijnen"></a>
-<center>
-<img src="images/08_konijnen.jpg" alt="[illustratie]" style="width:50%; height:auto; max-width:600px;">
-</center>
-
-<p>Dik ging naar den voerbak in het schuurtje. Hij deed het deksel van
-de kist open, &mdash; en zag op het voer een groote muis, die zich lekker
-aan de gerstkorreltjes te goed deed.</p>
-
-<p>"Ha, jou kleine dief!" riep Dik, en dadelijk probeerde hij de muis te
-grijpen. Maar het ding liet zich niet gemakkelijk vangen. Het holde
-door de kist heen en weer, klom tegen de wanden op, viel weer naar
-beneden, en was overal, behalve op de plaats, waar Dik het meende te
-grijpen. Een paar maal gelukte het haar bijna zelfs, om uit de
-voerkist te ontsnappen, wat Dik alleen beletten kon, door vlug het
-deksel te laten vallen.</p>
-
-<p>"Wacht, baasje!" zei hij. "Je zit hier goed opgesloten. Ik zal eerst
-een doos halen, om er je in op te bergen, en een langen draad garen,
-om aan je poot te binden. Zoo gemakkelijk kom je niet van me af."</p>
-
-<p>Hij haastte zich naar de woonkamer, waar zijn vader zijn dutje deed
-in zijn leuningstoel. Dat deed hij elken middag na het eten, dat was
-zoo zijn gewoonte geworden. Hij moest ook elken morgen zoo vroeg op.</p>
-
-<p>Dik haalde een groote poederdoos uit de kast en voorzag zich van een
-langen draad zwart garen. Daarmede gewapend begaf hij zich naar de
-voerkist en begon zijn jacht op den kleinen, vluggen snoeper opnieuw.
-Telkens meende hij haar te hebben, maar even dikwijls glipte zij hem
-tusschen zijn vingers door.</p>
-
-<p>"Toch mt ik je hebben," zei Dik. En hij greep links en rechts,
-tot hij eindelijk den staart van het muisje tusschen zijn vingers
-geklemd hield.</p>
-
-<p>"Piep! Piep!" schreeuwde het kleine ding.</p>
-
-<p>"Ja, &mdash; piep &mdash; piep!" deed Dik haar na. "Au, leelijkerd, niet
-bijten!"</p>
-
-<p>Het muisje beet hem in haar angst in zijn vinger.</p>
-
-<p>Maar Dik liet zich daardoor niet van streek brengen. Hij greep de
-muis in zijn volle hand, en bond haar behendig den draad aan haar
-poot. Toen sloot hij haar in de doos op. De draad hing er buiten, en
-Dik wond dien om de doos. Aan het einde maakte hij een lus waar hij
-zijn vingers door kon steken, en het deksel voorzag hij van een gat,
-wel zoo groot, dat de spitse snoet van het muisje er doorheen kon,
-maar waardoor het toch niet kon ontsnappen.</p>
-
-<p>"Zie zoo," zei Dik lachend. "Daar zit je goed, en je zult er niet
-gemakkelijk uitkomen."</p>
-
-<p>Hij stak het heele gevalletje in den zak van zijn wijde broek, nam
-een paar handen met gerst, en keerde naar Nelly en de konijnen terug.</p>
-
-<p>"Zoo, ben je daar eindelijk?" vroeg Nelly met een lachje. "Ik was al
-bang, dat je niet meer terug zoudt komen."</p>
-
-<p>"En jou hier in den steek laten?" vroeg Dik, terwijl hij het voer in
-het hok deed. "Dat zou ik nooit doen, hoor."</p>
-
-<p>"Maar je bleef toch erg lang weg..."</p>
-
-<p>"Ja, ik heb een muis gevangen. Hier heb ik hem. 'k Heb hem een
-draadje aan z'n poot gebonden en in een doos gedaan."</p>
-
-<p>"Een muis? H, hoe griezelig! Haal hem er niet uit, hoor Dik!"</p>
-
-<p>"Wil ik hem in je hals laten loopen?" vroeg Dik plagend.</p>
-
-<p>"Neen, neen, o neen!" gilde Nelly, met uitgestrekte handen. "Ik vind
-muizen zoo eng! Niet doen, Dik..."</p>
-
-<p>"Wees maar niet bang," zei Dik. "'k Zal het heusch niet doen. Ik zei
-het maar om te plagen."</p>
-
-<p>"Ik geloof, dat jij ondeugend bent, Dik," zei Nelly. "Moet je nog
-niet naar school?"</p>
-
-<p>"Ja, 't zal zoetjes-aan tijd worden. Ik geloof, dat Vader al naar
-zijn werk is. Gaat jouw Vader morgen naar Van Dril?"</p>
-
-<p>"Ja. &mdash; Vader is erg knap," zei Nelly met rechtmatigen trots. "Hij is
-erg knap in machinerie en zoo, en in allerlei ander werk ook. Zeg,
-Dik, wat ga je met die muis doen? Waarom laat je hem niet loopen?"</p>
-
-<p>"Wat ik er me ga doen? Wel, pret maken, &mdash; er Anneke me nazitten
-en de andere meisjes. Dan gillen ze moord en brand, want ze zijn er
-bang van. En daarom laat ik hem niet loopen, zie je, &mdash; nu nog niet
-ten minste, en niet zoo dicht bij mijn kist met gerst. Dan snoept hij
-maar."</p>
-
-<p>"Dag Dik!" klonk op dit oogenblik een eigenaardige volle stem.</p>
-
-<p>"Wie is dat?" vroeg Nelly zacht.</p>
-
-<p>"Dat is mijn kauw," zei Dik.</p>
-
-<p>"Een kauw? Wat is een kauw?"</p>
-
-<p>"Hier is Gerrit!" klonk het weer, en op hetzelfde oogenblik vloog er
-een kleine roek op Dik's schouder.</p>
-
-<p>"Dag Dik! Hier is Gerrit!" zei het beest.</p>
-
-<p>"Een klein soort van kraai," zei Dik, terwijl hij den vogel greep.
-"Hier heb je hem. Hij kan wel aardig praten, h?"</p>
-
-<p>Nelly nam hem in haar handen en juichte van pleizier.</p>
-
-<p>"Dag Dik! Hier is Gerrit!" riep de kauw, terwijl hij zijn kopje
-ophief en Nelly eigenwijs met zijn kleine kraaloogjes aankeek. Maar
-dat kon Nelly natuurlijk niet zien.</p>
-
-<p>"Wat een leuk beest," zei ze. "En wat praat hij aardig. Heb jij hem
-dat geleerd?"</p>
-
-<p>"Ja," zei Dik. "Een kauw praat niet zoo gemakkelijk als een papegaai,
-maar deze is verbazend leerzaam. &mdash; Dag Gerrit!"</p>
-
-<p>"Dag Dik! Hier is Gerrit!" riep de kauw.</p>
-
-<p>"Nelly! Nelly! Nelly!" riep Dik.</p>
-
-<p>"Hier is Gerrit!" snaterde het beest.</p>
-
-<p>"Neen, baasje," zei Dik. "Je moet 'Nelly' zeggen. Nelly! Nelly!
-Nelly!"</p>
-
-<p>"Dag Dik! Ga je me?" riep de vogel.</p>
-
-<a name="09_ziezoo"></a>
-<center>
-<img src="images/09_ziezoo.jpg" alt="[illustratie]" style="width:100%; height:auto; max-width:1000px;">
-<br>
-[Illustratie: "Ziezoo," zei vrouw Trom, "nu zijn wij gereed." (Bladz. 20)]
-</center>
-
-<p>"Nelly! Nelly! Nelly!" riep Dik.</p>
-
-<p>En Nelly, die graag wilde, dat de vogel haar naam ook napraatte, riep
-onophoudelijk:</p>
-
-<p>"Nelly! Nelly! Nelly!"</p>
-
-<p>"Gerrit! Hier is Gerrit!" riep het beest.</p>
-
-<p>"Nelly! Nelly! Nelly!" riepen Dik en Nelly om het hardst.</p>
-
-<p>"Helly! Helly! Helly!" riep de kauw.</p>
-
-<p>"Goed gedaan!" zei Dik. "Houd hem maar een poosje bij je, Nelly, want
-ik moet weg. 't Wordt mijn tijd voor school. Zal ik je thuisbrengen?"</p>
-
-<p>Hij nam Nelly bij de hand en liep met haar naar het huisje, waar alle
-meubeltjes nu reeds binnengedragen waren. Dik merkte op, dat alles er
-tamelijk armoedig uitzag.</p>
-
-<p>"Kijk eens, Moeder, een kauw!" riep Nelly haar moeder toe. "En o,
-hij kan zoo leuk praten. Nelly! Nelly! Nelly!"</p>
-
-<p>"Helly! Dag Dik! Hier is Gerrit. Dag Helly! Dag Helly!"</p>
-
-<p>"Dag!" riep Dik zijn buurmeisje toe. En innig verheugd, dat hij het
-ongelukkige, blinde kind zooveel genoegen had bereid, begaf hij zich
-op weg naar school. In de verte hoorde hij Nelly nog roepen:</p>
-
-<p>"Nelly! Dag Nelly! Dag Nelly!"</p>
-
-<p>En hij onderscheidde de malle stem van Gerrit, die haar antwoordde:</p>
-
-<p>"Dag Helly! Hier is Gerrit! Dag Helly!"</p>
-
-<p>Op de speelplaats bleef Bruin hem een geducht eind uit de voeten.
-Bruintje wist wel, dat Dik op dit oogenblik in het geheel geen
-vriendschappelijke gevoelens jegens hem koesterde, en de ondervinding
-had hem herhaaldelijk geleerd, dat Dik harde handen had, vooral als
-hij boos was.</p>
-
-<p>Maar Dik dacht op dit oogenblik niet aan Bruin. Hij was te zeer
-vervuld met de gedachte aan het ongelukkige, blinde kind, dat zijn
-buurmeisje geworden was, en hij nam zich voor, altijd vriendelijk en
-behulpzaam jegens haar te zijn.</p>
-
-<p>Hij vertelde van haar aan Jan Vos en Piet van Dril, en die vonden het
-heel belangwekkend.</p>
-
-<p>"Ik wist wel, dat we een nieuwen knecht kregen," zei Piet, "maar dat
-zij een blind meisje hadden, wist ik niet. Wat zielig, h?"</p>
-
-<p>"Vreeselijk," zei Dik. "Ik moet er aldoor aan denken. Maar ze is bij
-de hand, hoor, dat kan ik je verzekeren."</p>
-
-<p>Op dit oogenblik sloeg de meester met zijn knokkels een marsch op een
-van de ruiten ten teeken, dat de school aanging.</p>
-
-<p>Allen gingen naar binnen.</p>
-
-<center>
-<img src="images/versiering_b.jpg" alt="image: versiering" style="width:10%; height:auto; max-width:300px;">
-</center>
-<br>
-<br>
-<br>
-<br>
-
-<a name="chapter03"></a>
-<center>
-<img src="images/hoofdstuk_c.jpg" alt="image: hoofdstuk-versiering" style="width:100%; height:auto; max-width:600px;">
-</center>
-<br>
-<br>
-<br>
-<h3 align="center">Derde Hoofdstuk.</h3>
-<h4 align="center">"Dag Dik, &mdash; hier is Gerrit!"</h4>
-<hr width="10%">
-
-<br>
-<img class="letterimage" src="images/letter_d.jpg" alt="D" style="width:10%; height:auto; max-width:300px;">
-<p class="hidden_char"><span style="color: white;">D</span>e meester had de kaart van Nederland voor de klasse gehangen. De
-kinderen zouden dus een les in aardrijkskunde krijgen. Gewoonlijk
-vond Dik dat wel prettig, maar ditmaal was zijn aandacht er niet
-heelemaal bij. Telkens speelde zijn nieuwe buurmeisje hem door het
-hoofd, en dan bedacht hij, hoeveel vreugde dit arme kind wel moest
-ontberen in haar leven. Altijd was het duisternis rondom haar, er was
-voor haar om zoo te zeggen geen verschil tusschen den dag en den
-nacht. Neen, voor haar was het altijd nacht. Nooit had zij haar
-ouders gezien, nooit het gouden zonnelicht, dat de wereld zoo mooi
-maakt, nooit de bloemen met haar schitterende kleuren, nooit de
-prachtige vlinders, die bloemen onder de dieren. Zij moest aan de
-hand geleid worden en kon niet gaan, waarheen zij wilde. Ach, zij had
-wel een ongelukkig lot.</p>
-
-<p>Dik was zoozeer in zijn gedachten verdiept, dat hij niet eens hoorde,
-dat hem wat gevraagd werd.</p>
-
-<p>"Hoor je me niet, Dik Trom?" klonk tamelijk streng de stem van den
-onderwijzer.</p>
-
-<p>Dik richtte zich met een schok op, toen Piet van Dril, die naast hem
-zat, hem met een elleboogstoot waarschuwde. Dik zag, dat Bruin, op de
-bank vlak vr hem, met een lachend gezicht spottend omkeek.</p>
-
-<p>"Waar zit jij met je gedachten, Dik?" vroeg de meester. "Je hoort
-niet eens, dat ik je wat vraag. Ik zal het nog eens zeggen:</p>
-
-<p>"Welke waters komen bij Utrecht te zamen?"</p>
-
-<p>Bruin zat nog spottend achterom te kijken.</p>
-
-<p>"Kijk voor je, Bruine Boon," bromde Dik hem toe. "De Vaartsche Rijn,
-de Kromme Rijn, de Vecht, de Eem...."</p>
-
-<p>"Ho, ho, Dik, de Eem niet, die loopt langs Amersfoort. Welke nog?"
-Dik wist niet meer.</p>
-
-<p>"De Oude Rijn," fluisterde Piet van Dril.</p>
-
-<p>"De Oude Rijn!" galmde Dik.</p>
-
-<p>"Goed, &mdash; nu ben je er weer bij. En hoe heet de hoofdstad?"</p>
-
-<p>"Dag Dik! Hier is Gerrit!" klonk het plotseling door het openstaande
-tuimelraam. De heele klasse schoot in een lach.</p>
-
-<p>"Wat is dat?" vroeg de meester. "Wat is dat voor malligheid?"</p>
-
-<p>"Dag Helly! Dag Dik! Dag Helly! Dag Dik! Hier is Gerrit!"</p>
-
-<p>"De kauw van Dik Trom!" riep Anneke lachend uit, "Daar zit hij op het
-tuimelraam!"</p>
-
-<p>'t Werd een geweldig gelach in de klasse, en iedereen keek naar Dik's
-kauwtje, dat dood op zijn gemak bleef zitten rondkijken. Dik maakte
-van de gelegenheid gebruik, om Bruin Boon een paar gevoelige
-opstoppers te geven.</p>
-
-<a name="10_kaart"></a>
-<center>
-<img src="images/10_kaart.jpg" alt="[illustratie]" style="width:100%; height:auto; max-width:1000px;">
-</center>
-
-<p>Bruin stak zijn vinger op.</p>
-
-<p>"Au!" riep hij. "M'st'r, M'st'r, Dik Trom slaat me!"</p>
-
-<p>"Dag Dik! Hier is Gerrit! Ga je me, Dik! Dag Helly!"</p>
-
-<p>'t Werd een verbazend tumult in de klasse.</p>
-
-<p>"Stilte!" gebood de meester op strengen toon. Allen bedaarden,
-behalve Bruin Boon, die nog half in zijn bank stond ent zijn vinger
-in de hoogte hield.</p>
-
-<p>"M'st'r, Dik Trom stompt me! Dik Trom...."</p>
-
-<p>"Wil je zwijgen, jongen!" riep de meester. "Oogenblikkelijk, als je
-geen straf wilt oploopen!"</p>
-
-<p>Bruin ging met een pijnlijk gezicht zitten.</p>
-
-<p>"Dag Dik! Dag Nelly!" riep de kauw.</p>
-
-<p>De meester ging met den kaartenstok, die tamelijk lang was, naar het
-raam, en zwaaide er mede langs den vogel, om hem weg te jagen.</p>
-
-<p>"Ksssst! Ksssst!" riep hij.</p>
-
-<p>De vogel vloog van het tuimelraam het lokaal binnen, tot groote
-vreugde van de jongens en meisjes, die uitgelaten werden van de pret.
-Zij zwaaiden niet hun armen en riepen: "Kssst! Kssst!"</p>
-
-<p>De kauw werd bang door al die drukte en vloog angstig heen en weer.
-De kinderen stonden overeind in de banken, en sommigen waren er zelfs
-bovenop geklommen.</p>
-
-<p>Eindelijk zette het kauwtje zich op den bovenrand van het bord, en de
-meester ging er dadelijk met zijn stok op af, om de achtervolging
-voort te zetten.</p>
-
-<p>'t Werd een gejoel, dat hooren en zien den meester bijna verging. En
-de vogel wist van angst niet, waar hij zich bergen moest.</p>
-
-<p>Hij werd weer opgejaagd, en vloog angstig door het lokaal rond.</p>
-
-<p>"Ksssst! Ksssst!" siste het door de klasse.</p>
-
-<p>Het kauwtje wilde wel weer graag naar bulten, maar kon in zijn
-verbouwereerdheid het reddende tuimelraam niet meer vinden.</p>
-
-<p>De meester werd boos om de stoornis die de vogel veroorzaakte en door
-het tumult in de klasse. Nijdig sloeg hij naar Gerrit, telkens als
-deze dicht in zijn nabijheid kwam.</p>
-
-<a name="11_raam"></a>
-<center>
-<img src="images/11_raam.jpg" alt="[illustratie]" style="width:60%; height:auto; max-width:600px;">
-</center>
-
-<p>"Dat is valsch!" bromde Dik. "Het beest weet toch niet, dat hij hier
-niet komen mag. Hij heeft geen menschenverstand."</p>
-
-<p>Maar even later lachte hij weer met de anderen mede, want hij hield
-wel van zoo'n intervalletje in school. Hoe meer lawaai daar, hoe
-liever. Tot zijn genoegen zag hij, dat de meester herhaaldelijk
-missloeg.</p>
-
-<p>Eindelijk ging de vogel in de nok van het dak op een steunijzer
-zitten. Toen herstelde de meester de orde.</p>
-
-<p>"Daar zit hij goed, jongens. Stilte nu asjeblief!"</p>
-
-<p>Dit laatste klonk op zoo'n gebiedenden toon, dat het lawaai als met
-een tooverslag verstomde. De kinderen begrepen, dat oppassen thans de
-boodschap was, want de meester liet niet met zich spotten.</p>
-
-<p>"Aanstonds begint de pret weer," fluisterde Dik Zijn vriend Piet van
-Dril toe. "Hij blijft daar toch niet zitten."</p>
-
-<p>"Ik hoop het," ademde Piet haast onhoorbaar.</p>
-
-<p>"Laten we voortgaan met de les," zei de meester, terwijl hij plaats
-nam op zijn stoel naast het lessenaartje op vier hooge pooten, dat
-tegen de voorste bank geschoven was.</p>
-
-<p>"Bij wien was ik ook weer gebleven?" vervolgde de meester. "O ja, bij
-Dik Trom. Die zou me de waters noemen, die bij Utrecht samen komen.
-Ga je gang, Dik."</p>
-
-<p>"De Kromme Rijn, de Oude Rijn, de Vaartsche Rijn en de Vecht," galmde
-Dik wel wat hard voor het mooi, maar hij was door het gebeurde met
-zijn kauwtje in een vroolijke stemming geraakt en zijn blinde
-buurmeisje thans geheel vergeten.</p>
-
-<p>"'t Is goed, Dik, maar je hoeft niet zoo te schreeuwen, ik ben niet
-doof. Noem nu nog de voornaamste plaatsen uit de provincie Utrecht."</p>
-
-<p>"Amersfoort, Zeist, Driebergen, Doorn, Amerongen, Wijk bij Duurstede,
-De Bilt, Harmelen, Driebergen, Zuilen, Maarsen, Breukelen, Loenen, en
-&mdash; enne &mdash; enne &mdash;&mdash;"</p>
-
-<p>"'t Gaat nog al, Dik, al haspel je ze wat raar door mekaar...."</p>
-
-<p>"Dat rijmt!" bromde Dik tegen Piet, en Piet schoot er om in een lach.</p>
-
-<p>"Maar je hebt de hoofdstad vergeten, Dik, en daar begin je gewoonlijk
-me, is 't niet."</p>
-
-<p>"Utrecht!" schreeuwde Dik.</p>
-
-<p>"'k Bn niet doof, heb ik je al gezegd. Waardoor is Utrecht bekend?"</p>
-
-<p>"Door zijn paardenmarkt," zei Dik, die een liefhebber van paarden was
-en ze dus het voornaamste vond.</p>
-
-<p>"Waardoor nog meer?"</p>
-
-<p>"Door de munt, m'st'r."</p>
-
-<p>"Heel goed. En dan nog?"</p>
-
-<p>"Utrecht heeft een hoogeschool," zei Dik.</p>
-
-<p>"Heel goed. Je hebt een 8, Dik. Ik ben tevreden over je."</p>
-
-<p>"Ik ook," bromde Dik tegen Piet.</p>
-
-<p>"Zeg jij eens, Piet van Dril, wie geven les aan een hoogeschool?"</p>
-
-<p>"Domin's, m'st'r," beweerde Piet, tot groote pret van de anderen.
-De meester schoot ook weer in een lach.</p>
-
-<p>"Neen, Pietje, je kunt er voor domin studeeren, en waarvoor nog
-meer? Ik heb je dat toch de vorige week verteld."</p>
-
-<p>"Voor advocaat en voor dokter en voor pastoor...."</p>
-
-<p>"Mis Piet, alweer mis. Roomsch-Katholieken hebben hun aparte scholen,
-om tot geestelijke te worden opgeleid, o. a. te Voorhout en te
-Warmond. Waar liggen die beide plaatsten?"</p>
-
-<p>"In Friesland," beweerde Piet, tot groote pret alweer van de anderen.</p>
-
-<p>"In Zuid-Holland," fluisterde Dik hem in.</p>
-
-<p>"In Zuid-Holland bedoel ik, m'st'r," schreeuwde Piet, zoo hard hij
-kon.</p>
-
-<p>Bruin verhief zich in zijn bank, stak zijn vinger op, en klikte:
-"M'st'r, &mdash; Dik Trom zegt hem voor!"</p>
-
-<p>"Dan is Dik een flauwe jongen en jij bent een laffe klikspaan,"
-bestrafte de meester. "Je houdt je mond hoor Dik, jij hebt je beurt
-al gehad. Goed, Piet, in Zuid-Holland. En wie geven nu les aan de
-hoogescholen?"</p>
-
-<p>"Meesters!" beweerde Piet.</p>
-
-<p>"Natuurlijk, meesters, dat spreekt van zelf. En heel knappe meesters
-ook. In Utrecht heb je er b. v. een, die wereldberoemd is. Maar hoe
-heeten ze? Zeg jij dat eens, Jan Vos."</p>
-
-<p>"Professoren," zei Jan.</p>
-
-<p>"Goed! En weet je ook, hoe die wereldberoemde professor uit Utrecht
-heet, of heb ik jullie dat nog niet verteld?"</p>
-
-<p>"Neen, m'st'r," klonk het uit vele monden. "'t Is professor Donders,
-een beroemd oogheelkundige. Hij is door geheel Europa beroemd, en
-zelfs komen er wel menschen uit Amerika over, om zich door hem te
-laten behandelen."</p>
-
-<p>Dik luisterde met open mond.</p>
-
-<p>Hij stak zijn vinger op.</p>
-
-<p>"Wel, Dik?"</p>
-
-<p>"M'st'r, kan hij blinde menschen weer ziende maken?"</p>
-
-<p>"Dat zal hij dikwijls genoeg gedaan hebben, Dik. Door niets krijgt
-men geen wereldberoemdheid."</p>
-
-<p>"Ook, als ze blind geboren zijn m'st'r?" vroeg Dik.</p>
-
-<p>"Misschien wel. Dat kan ik niet beoordeelen. 't Zal er van afhangen,
-wat de oorzaak van de blindheid is, niet waar? Sommige gevallen zijn
-ongeneeslijk, en andere kunnen heter worden. Nu is het jouw beurt,
-Anneke. Welke plaatsen ken je aan de Vecht?"</p>
-
-<p>"Renen, Wijk bij Duurstede...."</p>
-
-<p>"Glad mis, Anneke. Ik zeg niet aan den Rijn, maar aan de Vecht. Je
-moet beter nadenken, meisje."</p>
-
-<a name="12_donders"></a>
-<center>
-<img src="images/12_donders.jpg" alt="[illustratie]" style="width:50%; height:auto; max-width:600px;">
-</center>
-
-<p>"Dag Dik, ga je me?" riep de kauw, die weer heelemaal gekalmeerd
-was en eigenwijs naar beneden zat te kijken.</p>
-
-<p>"Daar begint dat vervelende gezeur weer met dien vogel," zei de
-meester knorrig. "Van wien is dat beest toch?"</p>
-
-<p>"Van Dik Trom," riepen verschillende stemmen.</p>
-
-<p>"Vang hem dan en breng hem naar buiten, Dik," gebood de meester. "Hij
-stuurt de heele les in de war."</p>
-
-<p>Dik keek met een onnoozel gezicht naar boven, naar den vogel, die in
-de nok van het gebouw zat. Het was een lokaal zonder zolder, dus
-waren de gebinten en steunijzers zichtbaar.</p>
-
-<p>"Ik kan er niet bij, m'st'r," zei Dik droog.</p>
-
-<p>Iedereen schoot in een lach, de meester zelf ook.</p>
-
-<p>"Neen, dat begrijp ik. Maar....."</p>
-
-<p>"Dag Helly, hier is Gerrit. Ga je me, Dik?"</p>
-
-<p>"Maar je weet misschien wel een middel, om ons van hem te verlossen.
-Met mijn stok kan ik niet bij hem komen."</p>
-
-<p>"Dat zou niet helpen ook," zei Dik. "Daar wordt hij maar schuw van.
-Mag ik hem lokken, m'st'r?"</p>
-
-<p>"'t Kan me niet schelen, wat je doet, als wij hem maar kwijt raken."</p>
-
-<p>Dik liep uit zijn bank tot onder het steunijzer en riep: "Gerrit!
-Waar is Gerrit!"</p>
-
-<p>"Hier is Gerrit!" riep de kauw, tot groote pret van de kinderen.</p>
-
-<p>"Stilte!" gebood de meester, "anders krijgen we dezelfde vliegpartij
-weer van zooeven, en dit is niet noodig. Wie lawaai maakt, krijgt
-strafwerk na schooltijd. Dus houdt je kalm!"</p>
-
-<p>'t Lawaai, dat weer begon te ontstaan, verstomde oogenblikkelijk.</p>
-
-<p>"Waar is Gerrit?" herhaalde Dik, "Waar is Gerrit?"</p>
-
-<p>"Hier is Gerrit! Dag Dik, ga je me? Dag Helly! Dag Helly!"</p>
-
-<p>"Kom Gerrit!" riep Dik, en hij stak zijn arm naar den vogel uit.</p>
-
-<p>"Kom hier, Gerrit!...."</p>
-
-<p>Aller oogen waren op den vogel gericht. Zou hij komen? Zie, hij
-richtte zich op en sloeg de vleugels uit.</p>
-
-<p>"Gerrit! Kom hier, Gerrit!" hield Dik vol.</p>
-
-<p>Opeens sprong het kauwtje op en vloog naar Dik. Tot groote pret van
-de heele klasse ging hij op Dik's hoofd zitten.</p>
-
-<p>Toen greep Dik hem.</p>
-
-<p>"Gelukkig! Eindelijk zullen wij dan van dien plaaggeest verlost
-worden. Breng hem buiten, Dik..."</p>
-
-<p>"Ja m'st'r, maar als U de ramen niet dichtdoet, komt hij weer naar
-binnen....."</p>
-
-<p>"'t Is wat lekkers met die warmte," zei de meester. "Maar enfin, wat
-het zwaarst is, moet het zwaarst wegen. Dirk Langereis, doe jij de
-ramen dicht."</p>
-
-<p>Dirk gehoorzaamde, en Dik bracht zijn kauwtje naar buiten. Hij wierp
-hem hoog in de lucht en zag hem wegvliegen in de richting van zijn
-huis. Hij keek hem na, zoolang hij kon, en keerde toen in de school
-terug. "Meester, hij is naar huis gevlogen, de ramen kunnen wel weer
-opengezet worden."</p>
-
-<p>"Goed, &mdash; zet ze dan open," zei de meester, die bezig was de kaart
-van voor het bord weg te nemen en haar aan den muur te hangen, op
-haar gewone plaats. De aardrijkskundige les was dus wel een beetje
-overhaast geindigd, wat de schuld was van het kauwtje. De meester
-vond het beter, de kinderen stil werk te laten doen.</p>
-
-<p>"Kijk eens," zei hij, naar het bord wijzende, "daar staan vijf mooie
-sommetjes voor de liefhebbers. Ik ben benieuwd wie van jullie ze alle
-vijf goed krijgt. Dan zit er een mooie 10 aan, zooals je weet. No. 1
-is een vormsom no. 2 een inhouds-, en no. 3 een
-oppervlakte-berekening, no. 4 een aardig rentesommetje en no. 5 van
-twee treinen, die elkander tegemoet rijden. Gemakkelijk zijn ze nu
-direct niet, maar wie goed nadenkt, kan ze alle vijf maken. Begin dus
-maar met moed."</p>
-
-<p>De rekenschriften werden te voorschijn gehaald, en weldra zaten allen
-met de hoofden over hun werk gebogen. De heele klasse hield van
-rekenen, zelfs de meisjes, en dat zij er allen zoo van hielden, was
-het geheim van den meester, die den kinderen lust tot ingespannen
-arbeid wist in te boezemen. Hij was een uitstekend onderwijzer.</p>
-
-<p>Zelf nam hij ook een stukje papier, om te berekenen, welke uitkomsten
-de sommen hadden. Dat vergemakkelijkte hem de correctie heel wat.</p>
-
-<p>'t Werd nu doodstil in de klasse. Men kon, om zoo te zeggen, een
-speld hooren vallen.</p>
-
-<p>Dik werkte ook met ijver. Hij rekende graag, en hij rustte nooit,
-voor hij ze alle vijf gevonden had. Als hem dat een enkelen keer
-mislukte, was hij lang niet tevreden.</p>
-
-<p>"Wat een groote breuken in die vormsom," fluisterde hij Piet toe.</p>
-
-<p>"Bar!" zei Piet. "Stil nou!"</p>
-
-<p>Zij werkten voort.</p>
-
-<p>Na enkele minuten zei Dik:</p>
-
-<p>"'k Heb hem!"</p>
-
-<p>"Ik ook!" zei Piet. "Er komt een mooi getal uit."</p>
-
-<p>"2 1/2," zei Dik.</p>
-
-<p>"Ja, dat heb ik ook. Nu no. 2."</p>
-
-<p>Piet van Dril was ook een goed rekenaar. Hij en Dik wedijverden
-altijd, wie de meeste goed zou hebben. Maar zij keken nooit bij
-elkander af. Voor afkijken hadden zij niets dan afkeer. Mekaar
-voorzeggen deden zij dikwijls genoeg, maar dat vonden zij niet erg.
-Maar afkijken, neen, dat zouden zij nooit doen. Na eenigen tijd zei
-piet:</p>
-
-<p>"Ik heb no. 2 ook."</p>
-
-<p>"Wacht even..., ja, nu heb ik hem: 3 d. M. onder den rand.</p>
-
-<p>"Juist," zei Piet. "Die twee zullen wij alvast wel goed hebben."</p>
-
-<p>Met moed begonnen zij aan de derde som. "O j, wat gemakkelijk," zei
-Dik na een poosje. "'k Heb hem haast al af."</p>
-
-<p>"Ik ook," zei Piet. "Zes gulden den meter, h?"</p>
-
-<p>"Ja. &mdash; Zeg Piet, ik heb een muis."</p>
-
-<p>"Een muis?" vroeg Piet. "Waar? Bij je thuis?"</p>
-
-<p>"Neen hoor, eerst mijn sommen afmaken...."</p>
-
-<p>Plotseling klonk de stem van den meester:</p>
-
-<p>"Dik Trom en Piet van Dril zitten te babbelen! Jullie werkt toch niet
-Samen? Of kijken jullie af?"</p>
-
-<p>"Neen, m'st'r!" klonk het verontwaardigd uit twee monden.</p>
-
-<p>"Neen, neen, ik geloof het ook wel niet, maar jullie moeten ook den
-schijn vermijden, &mdash; en niet met elkander praten."</p>
-
-<p>De jongens begonnen aan een rente-sommetje, en dat bleek moeilijker
-te zijn, dan het er uitzag. Zij konden den knoop van de som eerst
-geen van beiden vinden. Daarom besloot Dik eerst no. 5 te gaan maken.
-Ha, die viel hem me en stond weldra kant en klaar op het papier.
-"Ik heb hem," zei Piet van Dril even later, no. 4 bedoelende.</p>
-
-<p>"Ik heb de vijfde eerst gemaakt," zei Dik. "Die is niet moeilijk."</p>
-
-<p>"No. 4 vind je ook wel," zei Piet.</p>
-
-<p>"Piet van Dril en Dik zitten daar weer te praten!" klonk de stem van
-den meester. "Ik geloof toch inderdaad, dat jullie de sommen samen
-maakt."</p>
-
-<p>"Neen m'st'r, echt niet!" zei Dik, en Piet ontkende ook uit alle
-macht.</p>
-
-<p>De meester kwam naar hun bank, en nam de beide schriften in de
-handen, om de sommen, die zij reeds ingeschreven hadden, met elkander
-te vergelijken.</p>
-
-<p>Al dadelijk merkte hij op, dat de antwoorden wel gelijk waren, en dat
-zij ze goed hadden, maar dat de wijze van oplossen toch hier en daar
-verschilde. Ook zag hij, dat Dik de vijfde som gemaakt had, en Piet
-de vierde.</p>
-
-<p>Hij gaf hun de schriften terug, en zei:</p>
-
-<p>"'t Is in orde, jongens. Ik heb je ten onrechte van afkijken
-verdacht. Maar je moet niet met elkander praten. Dan is het je eigen
-schuld, als ik wat ergs van je denk."</p>
-
-<p>De jongens zetten zich weer aan den arbeid, en Dik was nu ook zoo
-gelukkig de vierde te vinden, terwijl Piet de vijfde maakte.</p>
-
-<p>"Zie zoo, ik heb ze af," zei Piet.</p>
-
-<p>"Ik ook," zei Dik. "Maar zeg, laten we nu net doen, of we nog niet
-klaar zijn, want anders schrijft de meester nog een groote vormsom
-op, om ons aan het werk te houden."</p>
-
-<p>"Bah, geen zin meer," zei Piet.</p>
-
-<p>"Ik ook niet," fluisterde Dik.</p>
-
-<br>
-<hr width="10%">
-<br>
-<br>
-<br>
-<br>
-
-
-<a name="chapter04"></a>
-<center>
-<img src="images/hoofdstuk_d.jpg" alt="image: hoofdstuk-versiering" style="width:100%; height:auto; max-width:600px;">
-</center>
-<br>
-<br>
-<br>
-<h3 align="center">Vierde Hoofdstuk.</h3>
-<h4 align="center">Het gestoorde rekenuurtje.</h4>
-<hr width="10%">
-
-<br>
-<img class="letterimage" src="images/letter_b.jpg" alt="B" style="width:10%; height:auto; max-width:300px;">
-<p class="hidden_char"><span style="color: white;">B</span>eiden Zaten ze een poosje doodstil over hun kladschrift gebogen, en
-teekenden er leelijke kereltjes in met groote neuzen, kromme beenen
-en steile haren.</p>
-
-<p>Eindelijk zei Piet zacht:</p>
-
-<p>"Zeg Dik, waar is je muis? Leeft hij nog?"</p>
-
-<p>"In mijn zak," zei Dik. "Waarom wou hij doodgegaan zijn?"</p>
-
-<p>"Laat hem eens zien," vroeg Piet.</p>
-
-<p>Dik dolf de gevangenis met de gekerkerde uit zijn broekzak op.</p>
-
-<p>"Kijk, hier in de doos," zei hij. Hij hield de doos onder de tafel.</p>
-
-<p>"H &mdash; h &mdash; h, ik zie zijn snoet door het gaatje!" grinnikte
-Piet zacht. "Waarvoor dient die draad?"</p>
-
-<p>"Zit aan zijn poot," zei Dik, met een schuinen blik naar den meester.
-Deze stond echter in zijn lessenaar naar iets te zoeken. Hij had geen
-erg in de jongens.</p>
-
-<p>"Laat hem eens eventjes loopen, hier, &mdash; tusschen ons in," zei Piet.
-"Als je 't draadje vasthoudt kan hij toch niet weg."</p>
-
-<p>Dik had er wel zin in. Hij keek nog eens schuin naar den meester, en
-toen hij zag, dat deze niet op hem lette, stak hij zijn vinger door
-het lusje van den draad, en deed het deksel van de doos. Deze zette
-hij in zijn lessenaar.</p>
-
-<p>Zoodra het deksel er af was, wipte de muis er uit en zette het op een
-loopen, regelrecht op Piet af.</p>
-
-<p>Wat had Piet een pret. Hij lachte bijna hardop.</p>
-
-<p>De muis liep over Piet's been, en telkens, als hij te ver afdwaalde,
-trok Dik haar langzaam achteruit. De twee jongens keken herhaaldelijk
-schichtig naar den meester, maar bleven voorovergebogen zitten, om
-den schijn te geven, dat zij nog hard aan het werk waren. Wat hadden
-zij een pret. De muis trippelde tusschen de beide jongens op de bank
-heen en weer, en kroop eindelijk, wel een beetje tot diens schrik in
-de mouwen van Piet.</p>
-
-<p>"Hu, &mdash; trek hem achteruit! Hij zit in mijn mouw..." Piet kreeg een
-rilling over zijn rug.</p>
-
-<p>Maar Dik trok niet. Hij vond het veel te leuk, dat Piet er zoo akelig
-van werd, en liet het muisje stil begaan.</p>
-
-<p>"Trek dan toch!" riep Piet, wel wat hard voor het mooi, en hij streek
-met een driftige beweging over zijn mouw. "Hij zit me al haast bij
-m'n elleboog! &mdash; Trek dan toch!"</p>
-
-<p>"Wat hebben jullie daar onder de tafel?" fluisterde Bruin Boon, die
-zijn sommen niet kon vinden en zich van verveling uitrekte en
-achterom keek.</p>
-
-<p>"'t Gaat je niet aan!" bromde Dik. "Kijk maar voor je......"</p>
-
-<p>"Trek &mdash; trek dan toch!" zei Piet angstig en driftig. "Hij zit nu al
-boven in mijn mouw!"</p>
-
-<p>Hij strekte zijn arm onder de tafel uit en schudde zoo hard hij kon.
-Dik grinnikte van pleizier.</p>
-
-<p>"Wat is dat daar?" klonk de stem van den meester.</p>
-
-<p>Dik trok de muis uit Piet's mouw en greep haar vast.</p>
-
-<p>"Piep! Piep!" schreeuwde het kleine ding.</p>
-
-<p>"H, &mdash; wie piept daar?" vroeg de meester. "Wie maakt dat geluidje
-daar? Jij, Piet van Dril?"</p>
-
-<p>Piet, die alweer diep over zijn kladschrift gebogen zat, keek met een
-verbaasd gezicht op, en zei:</p>
-
-<p>"Ik? &mdash; Piepen? &mdash; Neen m'st'r, ik niet!"</p>
-
-<p>"Jij dan, Dik Trom?"</p>
-
-<p>Dood-onschuldig keek Dik den meester aan.</p>
-
-<p>"Neen m'st'r, ik ook niet."</p>
-
-<p>De muis zat alweer veilig en wel in zijn zak, opgesloten in de
-poederdoos.</p>
-
-<p>"Geen malligheid, asjeblief, jongens," zei de meester, terwijl hij
-naar hun bank kwam. "Ik wil weten, wie daar piepte."</p>
-
-<p>"Ik niet, m'st'r," zei Dik.</p>
-
-<p>"Ik deed het ook niet," zei Piet.</p>
-
-<p>"Kom eens uit je bank! Ik wil weten, wat er aan de hand is."</p>
-
-<p>Dik en Piet gingen naast de bank staan, en de meester inspecteerde
-hun lessenaars, maar hij vond niets bijzonders.</p>
-
-<p>Hij keek hun nog eens scherp in de oogen, maar Piet en Dik blikten
-hem met een onschuldig gezicht aan, of zij van den prins geen kwaad
-wisten.</p>
-
-<p>"Gaat maar zitten. Is je werk af?"</p>
-
-<p>"Bijna," zei Dik. "Ik moet de laatste som nog inschrijven."</p>
-
-<p>Dat was waar. Hij en Dik wachtten met het inschrijven van de laatste
-som altijd het uiterste nippertje af, om te kunnen zeggen, dat zij
-nog niet klaar waren. Zij wisten wel, dat de meester anders, om hen
-bezig te houden, nog een groote vormsom op het bord schreef, en dat
-hadden zij liever niet. Zij konden het toch niet helpen, dat zij hun
-sommen altijd het eerst afhadden? De anderen zaten allen ook nu nog
-ingespannen te werken. Alleen hadden zij even lachend omgekeken naar
-Piet en Dik, toen het gepiep van de muis door het lokaal klonk. Zij
-begrepen wel, dat er iets aan de hand was, maar wt het was, wisten
-zij natuurlijk niet. Dat wisten alleen Dik en Piet maar.</p>
-
-<p>De meester begaf zich naar zijn lessenaar, waarin hij blijkbaar iets
-zocht, dat hij niet vinden kon, en de twee jongens bogen zich weer
-diep over hun kladschrift.</p>
-
-<p>Dik teekende er een menschelijke figuur in, waarvan de ribben te zien
-waren, en hij maakte er een doodshoofd op met holle oogen en
-opengesperde kaken, waarvan de ijselijk groote tanden en kiezen bloot
-lagen.</p>
-
-<p>Hij stootte Piet met zijn knie aan, en fluisterde:</p>
-
-<p>"Kijk eens, de witte dood van Pierlala!"</p>
-
-<p>En beiden grinnikten van pret.</p>
-
-<p>"Dat scheelde zooeven een beetje, h?" zei Piet zacht.</p>
-
-<p>"En f!" fluisterde Dik.</p>
-
-<p>"Zit hij weer in je zak?"</p>
-
-<p>"Ja. De meester kon hem lekker niet vinden."</p>
-
-<p>"Laat hem nog eens loopen loopen!" zei Piet.</p>
-
-<p>"In je mouw?" vroeg Dik, terwijl zijn hand in zijn diepen zak
-verdween. De doos kwam weer te voorschijn. Piet werkte schijnbaar met
-den grootsten ijver, maar hij fluisterde:</p>
-
-<p>"Laat hem op de tafel loopen, Dik, niet meer op de bank. Anders
-worden we weer gesnapt."</p>
-
-<p>De muis kwam op de tafel, doch Dik gaf haar maar weinig vrijheid van
-beweging. Hij durfde niet al te best, want de meester was streng, en
-Dik had niet veel zin om school te blijven met dit mooie weer.</p>
-
-<p>De muis voelde wel, dat zij kort gehouden werd.</p>
-
-<p>Maar zoo was er voor de jongens niet veel aardigheid aan. "Geef hem
-de ruimte, Dik," zei Piet.</p>
-
-<p>Dik deed het, en het muisje kuierde over het schuine tafelvlak heen
-en weer. Eindelijk kwam zij op het horizontale gedeelte, waarin de
-inktpotten stonden. Zij trippelde van het eene einde naar het andere,
-tot zijn staart in den inktpot terecht kwam.</p>
-
-<p>"Kijk eens," zei Dik, wiens oogen straalden van genot. "Zijn staart
-zit in den inktpot."</p>
-
-<p>Hij gaf een rukje aan den draad, en de muis liep op een drafje weg,
-over het schrift van Piet. Haar natte zwarte staartje slierde over
-Piet's schrift, en teekende er van boven tot onder een groote
-inktvlek op.</p>
-
-<p>"Ben je gek!" zei Piet in zijn eersten schrik. "Kijk eens wat een
-vlek. Die lamme muis!"</p>
-
-<p>Dik proestte van het lachen en haalde de muis met bekwamen spoed naar
-zich toe. "'t Is gelukkig mijn kladschrift maar; verbeeld je eens,
-dat het mijn netschrift was," fluisterde Piet, die zich haastte, het
-vuile blad er uit te scheuren. Hij stak het in zijn zak, en vestigde
-toen zijn aandacht weer op het mutsje, dat op Dik's lessenaar liep.</p>
-
-<a name="13_muis"></a>
-<img src="images/13_muis.jpg" alt="[illustratie]" style="float:left; width:80%; height:auto; max-width:1000px;">
-
-<p>Bruin Boon rekte zich achterover. Hij kon de sommen niet vinden, en
-werd altijd vervelend van rekenen.</p>
-
-<p>De muis klauterde hem tegen zijn rug op en kroop hem tusschen zijn
-kraag. Het beestje had van een onbewaakt oogenblik gebruik gemaakt,
-om zich dit kleine uitstapje te veroorloven.</p>
-
-<p>Bruin voelde het beest tusschen zijn hals en zijn kraag loopen.</p>
-
-<p>Hu! Een rilling voer hem over zijn rug. Wat was dat voor griezeligs?
-Deed Dik Trom dat misschien?</p>
-
-<p>Hij wilde omkijken, maar het voorwerp bewoog zich langs zijn hals in
-dalende richting.</p>
-
-<p>Hij streek haastig met zijn vinger tusschen zijn goed door en voelde,
-dat daar iets leefde.</p>
-
-<p>Dik trok zoo hard hij kon, om de muis naar zich toe te halen, want
-hij vreesde thans het ergste. Maar tot zijn schrik brak de draad en
-verkeerde hij in de onmogelijkheid om het beestje te bemachtigen.</p>
-
-<p>"Ai! Ai!" schreeuwde Bruin Boon luidkeels, terwijl in zijn bank
-overeind vloog en onder teekenen van den grootsten angst met zijn
-vinger tusschen zijn kraag voelde. "Een beest! Een beest in mijn
-hals!" gilde Bruin, die in zijn ontsteltenis uit zijn bank vloog en
-op den vloer stond te trappelen van angst en schrik.</p>
-
-<p>Dik en Piet bogen diep over hun werk en schreven haastig hun laatste
-som in. Maar zij zaten te schudden van het lachen, en konden
-eindelijk onmogelijk verder schijven.</p>
-
-<p>Trouwens, niemand in de klasse werkte meer. Allen waren verbaasd over
-het geschreeuw van Bruin en over zijn malle bewegingen, en zaten hem
-lachend aan te kijken.</p>
-
-<a name="14_bruin"></a>
-<center>
-<img src="images/14_bruin.jpg" alt="[illustratie]" style="width:60%; height:auto; max-width:600px;">
-</center>
-
-<p>Dik stootte Piet met zijn knie aan en zat te proesten van 't lachen.
-Piet ook, maar toch fluisterde hij Dik toe:</p>
-
-<p>"Maar dat loopt mis, Dik."</p>
-
-<p>"Ik vrees het ook," zei Dik.</p>
-
-<p>De meester had haastig zijn lessenaar verlaten en was naar Bruin
-gegaan. Zijn gezicht stond hoogst ernstig en er lagen rimpels in zijn
-voorhoofd.</p>
-
-<p>Bruin hield niet op met gillen, en hij trappelde van angst
-voortdurend op den vloer.</p>
-
-<p>"Ai! O! Een beest in mijn hals! Een groot beest!"</p>
-
-<p>"Haal het er dan uit!" gebood de meester, die niet wist, welk beest
-het was en niet veel lust scheen te heb ben, de behulpzame hand te
-bieden.</p>
-
-<p>"O, ik kan niet &mdash; ai, &mdash; o, &mdash; het gaat op mijn rug!"</p>
-
-<p>De kinderen gierden het thans uit van de pret.</p>
-
-<p>"Haal het er uit, Bruin!" gebood de meester met verheffing van stem.
-"Maak je kleeren los, als je er anders niet bij kunt!"</p>
-
-<p>"O, &mdash; o, &mdash; o!" gilde Bruin, die in zijn ontsteltenis zijn boord
-niet kon los krijgen. In zijn angst gaf hij er een hevigen ruk aan,
-zoodat de knoop er afsprong.</p>
-
-<p>De meester trok zijn kleeren wat weg, en hoewel met tegenzin, stak
-hij zijn hand tusschen Bruin's goed.</p>
-
-<p>Ha, daar voelde hij wat, maar hij trok een vies gezicht, want het
-leek wel een worm.</p>
-
-<p>Een oogenblik weifelde hij, of hij zijn onderzoek wel zou
-voortzetten, maar hij kreeg medelijden met Bruin, die niet ophield
-met schreeuwen en lamenteeren. De jongen stond geen oogenblik stil.</p>
-
-<p>"Houd je kalm, Bruin," zei hij, "ik voel al wat."</p>
-
-<p>Hij greep den worm aan en trok hem omhoog, maar wat hij voor een worm
-had aangezien, was de staart van de muis, die nu boven de kraag van
-Bruin te voorschijn kwam. 't Ging blijkbaar niet gemakkelijk, het
-beest naar boven te halen.</p>
-
-<p>De meester gaf een rukje, &mdash; en daar klauterde hem plotseling de muis
-tegen zijn vingers op.</p>
-
-<p>"Hu!" riep de meester, die in het eerste ogenblik niet begreep, wat
-er gebeurde, en de muis van zich afschudde.</p>
-
-<p>"Een muis! Een muis!" schreeuwde Dik, die zich hield, of hij erg
-verwonderd was.</p>
-
-<p>"Een muis! Een muis!" riep ook Piet. "Daar loopt hij over de bank,
-dr, bij Anneke!"</p>
-
-<p>Inderdaad wipte het muisje, dat zich plotseling geheel in vrijheid
-voelde, met groote snelheid van de eene bank op de andere, en
-verwekte overal, vooral onder de meisjes, de grootste ontsteltenis.</p>
-
-<p>Anneke sprong onder het slaken van een gil op de bank en hield
-krampachtig haar rokken om haar beenen geklemd.</p>
-
-<p>"Daar loopt hij! Daar loopt hij, &mdash; dr, bij Mina!"</p>
-
-<p>Mina gilde nog harder dan Anneke, en stond in minder dan geen tijd op
-de bank.</p>
-
-<p>"Hier is hij!" riep Jan Vos.</p>
-
-<p>"Dr, nu is hij dr hij Jansje van Vooren!"</p>
-
-<p>Jansje gilde en schreeuwde van angst, en liep zoo hard het lokaal
-door, als zij kon.</p>
-
-<p>Er zat eindelijk geen meisje meer op haar plaats. Bijna allen waren
-op de banken gevlucht, maar daar waren zij evenmin veilig, want de
-muis bleek heel gemakkelijk tegen de harde planken te kunnen
-opklauteren.</p>
-
-<p>'t Was een gegil en lawaai van belang in de school.</p>
-
-<p>De jongens liepen, wat zij konden, de muis achterna, om haar te
-grijpen, maar zij grepen herhaaldelijk mis, want het muisje was
-vlugger, dan alle jongens bij elkaar.</p>
-
-<p>Dik en Piet hielpen ijverig mede.</p>
-
-<p>"Daar loopt hij!" schreeuwde Dik. "Hij heeft een draadje aan zijn
-poot!" liet hij er op volgen, alsof hij een spiksplinternieuwe
-ontdekking deed.</p>
-
-<p>De meester trachtte de orde te herstellen.</p>
-
-<p>"Kinderen, stilte!" gebood hij. "Gaat zitten, meisjes en weest maar
-niet bang. Hij zal je heusch niet opeten; 't is maar een muisje. De
-jongens zullen hem wel vangen."</p>
-
-<p>Maar 't was voor doovemansooren gepraat. De meisjes zouden voor al
-het geld ter wereld hun vluchtheuvels niet hebben durven verlaten, en
-zij hoorden eigenlijk niet eens, wat de meester zei.</p>
-
-<p>De jongens renden als dollen achter het muisje, dat zich nu hier, dan
-daar liet zien.</p>
-
-<p>"Stilte!" gebood de meester nogmaals.</p>
-
-<p>Maar 't hielp niet.</p>
-
-<p>Opeens was het muisje verdwenen.</p>
-
-<p>Hoe de jongens ook keken en zochten, zij zagen het nergens meer.</p>
-
-<p>"Hij is weg!" riep Dik.</p>
-
-<p>En van verschillende kanten klonk het</p>
-
-<p>"Hij is weg! hij is weg!"</p>
-
-<p>"Wie nu niet oogenblikkelijk gaat zitten, moet om vier uur
-nablijven!" zei de meester gebiedend. "Binnen drie tellen, hoor, &mdash;
-een, &mdash; twee, &mdash; drie!"</p>
-
-<p>'t Werd nu ernst, dat begrepen allen, en iedereen nam zijn plaats
-weer in. De jongens hadden groote pret, en Dik en Piet stootten
-elkander weer met hun knien aan.</p>
-
-<p>Alleen Bruin had geen pret. Hij zat doodstil op zijn bank en zag nog
-spierwit van den doorgestanen schrik. En hij beefde over al zijn
-leden.</p>
-
-<p>'t Werd nu weer bladstil in de klasse.</p>
-
-<p>"Wie heeft die muis megebracht?" vroeg de meester, Maar niemand
-antwoordde. Er waren er maar twee die het wisten, en die wilden het
-liever niet zeggen.</p>
-
-<p>"Een moet haar toch meegebracht hebben," zei de meester. "'t Was geen
-toeval, dat het beest hier was, want hij had een draadje aan zijn
-poot. Hoe kwam die muis in je hals Bruin?"</p>
-
-<a name="15_paniek"></a>
-<center>
-<img src="images/15_paniek.jpg" alt="[illustratie]" style="width:80%; height:auto; max-width:800px;">
-</center>
-
-<p>"Hij kroop tegen mijn rug op en kwam zoo in mijn kraag," zei Bruin,
-wien opnieuw een huivering door de leden ging.</p>
-
-<p>"Dan moet jij er hem tusschen gestopt hebben, Dik," zei de meester.
-"Jij zit vlak achter Bruin Boon."</p>
-
-<p>Dik keek den meester met een paar dood-onschuldige oogen aan, en
-zeide kalm en plechtig:</p>
-
-<p>"Neen m'st'r, ik heb hem niet in zijn kraag gestopt."</p>
-
-<p>Dat was ook waar, want de muis was er uit eigen beweging ingeloopen.</p>
-
-<p>"Je jokt, Dik," zei de meester. "'t Is me nu ook duidelijk, waar
-vanmiddag dat gepiep vandaan kwam. Jij hebt die muis in de school
-gebracht, en niemand anders. Ontken dat maar niet en zit niet te
-jokken."</p>
-
-<p>"Ik jok niet," zei Dik.</p>
-
-<p>"Jij jokt wl," zei de meester driftig. "Spreek de waarheid: heb jij
-die muis meegebracht, ja of neen?"</p>
-
-<p>"Ja m'st'r, maar u vroeg, of ik hem in Bruin's kraag had gestopt.
-Daar is hij zelf tusschen gekropen."</p>
-
-<p>"Zoo, &mdash; dus jij hebt hem megebracht? Dan ben jij in allen gevalle
-de oorzaak van de opschudding! 't Is me een mooie middag! Eerst die
-kauw van je, en dan die muis...."</p>
-
-<p>"Die kauw had ik niet megebracht," zei Dik.</p>
-
-<p>"Zwijg! Je blijft om vier uur minstens een uur na, heb je dat
-begrepen? En nu gaan we door met ons werk. We gaan niet naar huis,
-voordat de sommen af zijn. Dat hebben jullie aan den grappigen Dik
-te danken."</p>
-
-<p>De kinderen werkten thans weer met ijver, want zij wisten dat de
-meester, als hij eenmaal iets gezegd had, er geen haarbreed van
-afweek.</p>
-
-<p>Dik en Piet waren de eersten, die hun sommen afhadden en hun
-schriften inleverden.</p>
-
-<p>Toen Dik zijn werk op den lessenaar van den meester neerlegde, keek
-deze hem een oogenblik aan, en hij dacht:</p>
-
-<p>"Kijk, daar is hij weer het eerst met zijn werk klaar en 't is toch
-zoo'n ondeugende rakker. Je kunt hem geen oogenblik vertrouwen. En
-toch is het de aardigste jongen van de heele klasse. Je kunt
-onmogelijk boos op hem blijven."</p>
-
-<p>De meester wachtte zich echter wel, van zijn vriendelijke gezindheid
-jegens den jeugdigen zondaar ook maar het geringste te doen blijken.
-Integendeel, hij zei op gestrengen toon:</p>
-
-<p>"Zoo, heb je ze af? Heb jij met al je grappigheden nog tijd kunnen
-vinden, om je sommen te maken? Ik ben boos op je, Dik! Ga jij maar
-eens tweehonderd maal schrijven:</p>
-
-<p><i>Ik heb mij vanmiddag in de school zeer onbehoorlijk gedragen.</i>"</p>
-
-<p>"Ai," dacht Dik, "wat is dat een groote regel."</p>
-
-<p>Hij keerde naar zijn bank terug, maar toen hij Bruin passeerde,
-streek hij hem met zijn vinger haastig tusschen zijn halskraag, wat
-Bruin opnieuw een rilling over zijn leden joeg, tot groote pret van
-Dik, die wel zag, hoe hij er van schrok.</p>
-
-<p>Dik haalde zijn lei te voorschijn en begon met twee griffels tegelijk
-zijn strafwerk te schrijven. Hij verbeeldde zich altijd, dat het met
-twee griffels vlugger opschoot, dan met n, maar 't schrift werd
-minder netjes en ook kreeg hij er altijd kramp van in zijn vingers.</p>
-
-<p>"Hard gaat-ie!" fluisterde Piet hem toe.</p>
-
-<p>Maar Dik antwoordde niet. Hij schreef uit alle macht.</p>
-
-<p>Langzamerhand kwamen ook de andere kinderen met hun werk gereed en
-deponeerden hun sommen, de een na den ander, op 's meesters
-lessenaar. Maar niemand mocht naar huis, hoewel de torenklok al
-eenige minuten geleden vier geslagen had.</p>
-
-<p>Eindelijk waagde Anneke te vragen:</p>
-
-<p>"Meester, mijn sommen zijn af. Mag ik weggaan?"</p>
-
-<p>"Neen," zei de meester kortaf.</p>
-
-<p>"Maar wij kunnen toch niet helpen, dat Dik die muis mebracht?"</p>
-
-<p>De meester keek haar een oogenblik aan.</p>
-
-<p>"Straks, als er meer klaar zijn," zei hij. "'t Maakt nu te veel
-stoornis. Ik zal vast maar beginnen ze na te kijken. Dik is de
-oorzaak, dat ik toch nog minstens een uur hier moet blijven."</p>
-
-<p>Hij legde de schriften van zijn lessenaar op de voorste bank en deed
-het deksel open om een rood en blauw potlood te grijpen, waarmede hij
-de sommen altijd corrigeerde, toen plotseling de muis, die in den
-lessenaar van den meester een veilige schuilplaats meende gevonden te
-hebben, verschrikt uit haar donkere hoekje snelde, tegen zijn mouw
-opkroop, langs zijn vest omhoog klauterde en tusschen vest en
-overhemd verdween.</p>
-
-<p>Bom! Met een slag wierp de meester het deksel van den lessenaar neer.</p>
-
-<p>"Daar is die ellendige muis weer!" schreeuwde hij verschrikt. Hij
-streek met beide handen langs zijn kleeren en rukte met een heftige
-beweging alle knoopen van zijn vest los.</p>
-
-<p>"Daar zit hij! Daar zit hij bij uw schouder!" riepen de kinderen van
-de voorste banken.</p>
-
-<p>Dik kreeg weer een stoot tegen zijn been met de knie van Piet van
-Dril. En beiden hadden een pret van lang, maar durfden toch niet te
-lachen uit vrees, dat er dan nog veel meer straf zou volgen.</p>
-
-<p>Met een huivering sloeg de meester de muis van zich af, die op de
-voorste bank terecht kwam en daar weer de grootste verwarring
-veroorzaakte.</p>
-
-<a name="16_ten_val"></a>
-<center>
-<img src="images/16_ten_val.jpg" alt="[illustratie]" style="width:80%; height:auto; max-width:700px;">
-</center>
-
-<p>De meisjes gilden, en sprongen op de banken, maar Jetje Schaap viel
-er af en trok in haar val Mina mede. Samen kwamen zij tusschen de
-banken op den grond terecht, doch zij richtten zich haastig op toen
-zij de muis in haar onmiddellijke nabijheid bespeurden, en gillende
-liepen zij het lokaal in.</p>
-
-<p>De verwarring bereikte haar toppunt, en de meester was zoo boos, als
-hij nog maar zelden geweest was.</p>
-
-<p>"Grijpt hem! Grijpt hem!" riep hij den jongens toe.</p>
-
-<p>Dat was een kolfje naar hun hand! Zij renden door het lokaal heen en
-weer en buitelden over elkander heen. 't Was een tumult als nooit te
-voren.</p>
-
-<p>Alleen Bruin Boon nam aan de algemeene jacht geen deel en bleef stil
-in zijn bank zitten. Hij had al meer dan genoeg van het muisje
-genoten.</p>
-
-<p>De meester kwam op de goede gedachte, de deur open te zetten, want na
-korten tijd bracht het gejaagde muisje zich daardoor in veiligheid.
-Het verdween tusschen het kreupelhout langs de speelplaats.</p>
-
-<p>"Wie zijn sommen ingeleverd heeft, mag naar huis gaan," zei de
-meester, die naar rust begon te verlangen.</p>
-
-<p>Dat lieten de kinderen zich geen tweemaal zeggen, en met een "dag
-m'st'r" verlieten de meesten de school. Enkelen bleven nog maar
-binnen, omdat zij hun sommen nog niet afhadden.</p>
-
-<p>De meester ging hun werk vluchtig bekijken en kwam tot de
-overtuiging, dat zij ze niet kenden. Daarom liet hij ook hen
-vertrekken. Eindelijk bleef hij alleen met Dik over.</p>
-
-<p>Dik schreef, zoo hard hij kon, en de meester corrigeerde de sommen.
-Hij was eerder met zijn werk klaar dan Dik, en stak toen een sigaar
-op.</p>
-
-<p>Eindelijk was ook Dik klaar.</p>
-
-<p>Hij bracht zijn strafregels naar den meester en deze keek er een
-oogenblik naar. Zijn gezicht beviel Dik in het geheel niet. Dik vond,
-dat het er erg onheilspellend uitzag, en het bleek hem, dat hij zich
-daarin niet vergist had.</p>
-
-<p>De meester nam de natte bordspons en veegde de lei aan twee kanten
-schoon. Toen gaf hij de lei aan Dik terug.</p>
-
-<p>"Ze zijn me te slordig, Dik," zei hij. "Maak ze nog maar eens. Ik heb
-den tijd."</p>
-
-<a name="17_straf"></a>
-<center>
-<img src="images/17_straf.jpg" alt="[illustratie]" style="width:60%; height:auto; max-width:600px;">
-</center>
-
-<p>Dik keerde met de lei naar zijn bank terug, en zette zich opnieuw aan
-het werk. Hij was in het geheel niet koppig, en hij vond, dat de
-meester groot gelijk had. Hij was er van overtuigd, dat hij, Dik, de
-opgelegde straf volkomen had verdiend.</p>
-
-<p>Hij schreef dus de regels nogmaals, maar nu met slechts n
-griffel.</p>
-
-<p>"De meester is anders in staat, ze mij nog voor de derde maal te
-laten schrijven," dacht hij.</p>
-
-<p>Hij hoorde de buitenklok vijf uur slaan en had er toen nog maar vijf
-en negentig. Tegen half zes had hij ze af.</p>
-
-<p>Hij bracht ze opnieuw naar den meester, die juist aan zijn tweede
-sigaartje begonnen was.</p>
-
-<p>Hij nam van Dik geen notitie.</p>
-
-<p>Dik bleef stil staan, zonder iets te zeggen.</p>
-
-<p>De klok sloeg half zes.</p>
-
-<p>Nog gaf de meester geen blijk, dat hij Dik naast zich gezien had. Hij
-zat in een nieuw schoolboekje te lezen, dat hij ter inzage had
-ontvangen, en de lectuur scheen hem wel te boeien.</p>
-
-<p>De tijd kroop voor Dik voorbij.</p>
-
-<p>Eindelijk sloeg de klok zes.</p>
-
-<p>De meester deed het boekje dicht en legde het in den lessenaar.</p>
-
-<p>"Geef hier," zei hij tegen Dik.</p>
-
-<p>Dik gaf hem de lei, &mdash; en de meester keek naar de natte spons. Dik
-keek er ook naar. Hij had een spons nog nooit zoo'n belangwekkend
-voorwerp gevonden als thans.</p>
-
-<p>De meester vestigde toen zijn blik op Dik en keek hem wel een minuut
-lang onbeweeglijk aan.</p>
-
-<p>Eindelijk zei hij, terwijl hij hem de lei teruggaf:</p>
-
-<p>"Je kunt gaan, Dik. Ik dank je wel voor den prettigen middag, dien je
-me bezorgd hebt. Ik wist niet, dat je zoo'n hekel aan me hadt, Dik."</p>
-
-<p>"Dat heb ik niet, m'st'r," zei Dik zacht, want hij vond het jammer,
-dat de meester deze verkeerde gedachte van hem had.</p>
-
-<p>"Neen, dat is wel gebleken," zei de meester kortaf. "Je kunt gaan,
-Dik."</p>
-
-<p>Dik bleef staan. 't Hinderde hem dat de meester dit dacht.</p>
-
-<p>"Ju kunt gaan, Dik," herhaalde de meester met verheffing van stem.
-"Ik wensch geen woord meer van je te hooren."</p>
-
-<p>Dik borg zijn lei op en ging heen. Bij de deur zei hij:</p>
-
-<p>"Dag meester!"</p>
-
-<p>Maar hij hoorde geen antwoord.</p>
-
-<center>
-<img src="images/versiering_c.jpg" alt="image: versiering" style="width:20%; height:auto; max-width:300px;">
-</center>
-
-<br>
-<br>
-<br>
-<br>
-
-<a name="chapter05"></a>
-<center>
-<img src="images/hoofdstuk_a.jpg" alt="image: hoofdstuk-versiering" style="width:100%; height:auto; max-width:600px;">
-</center>
-<br>
-<br>
-<br>
-<h3 align="center">Vijfde Hoofdstuk.</h3>
-<h4 align="center">De jongens maken een afspraak.</h4>
-<hr width="10%">
-
-<br>
-<img class="letterimage" src="images/letter_d.jpg" alt="D" style="width:10%; height:auto; max-width:300px;">
-<p class="hidden_char"><span style="color: white;">D</span>ik keerde in geen opgewekte stemming naar huis terug. O ja, hij had
-met zijn muis wel verbazend veel pret gehad, maar dat de meester nu
-de gedachte koesterde, dat hij een hekel aan hem had, hinderde hem
-geen klein beetje. Want het was in het geheel niet waar, integendeel,
-hij hield veel van den meester, en hij had de muis allerminst
-medegenomen naar school, om den meester te plagen.</p>
-
-<p>Hij zag, dat de nieuwe buurman bezig was, zijn vrouw te helpen bij
-het ophangen van de gordijnen. Het blinde meisje zat op een ouden,
-matten stoel voor het huisje. Zij had Dik's kauw bij zich en Dik
-hoorde het beest zeggen:</p>
-
-<p>"Dag Helly! Hier is Gerrit! Dag Helly!"</p>
-
-<p>Het meisje klapte van pleizier in de handen.</p>
-
-<p>"Dag Gerrit!", riep zij herhaaldelijk. "Kom hier, Gerrit!"</p>
-
-<p>Maar Gerrit kwam niet. Hij stapte parmantig in het grasperkje heen en
-weer en wipte eindelijk op een paaltje van het hek. Daar zag hij Dik
-aankomen.</p>
-
-<p>"Dag Dik! Hier is Gerrit! Dag Dik! Dag Helly!"</p>
-
-<p>"Dag Gerrit!" riep Dik.</p>
-
-<p>"Ben jij daar, Dik?" vroeg het meisje. "Kom je even bij me?"</p>
-
-<p>Dik kwam.</p>
-
-<p>"Hier zit je lekker, &mdash; in het zonnetje!" zei hij.</p>
-
-<p>"Ja," zei Nelly, &mdash; "heerlijk! Ik zal nu wel weer gauw gezond worden.
-'t Is hier een heel verschil met het akelige slop in Amsterdam. Wat
-ben je laat, Dik, 't is al over zessen."</p>
-
-<p>"Ja," zei Dik. "Erg laat."</p>
-
-<p>"Heb je plezier gehad met je muis? Waar is hij? Heb je hem nog?"</p>
-
-<p>"Zoo, je bent nog al nieuwsgierig," zei Dik, "drie vragen opeens. Ja,
-ik heb erg veel pleizier met hem gehad, en ik heb hem niet meer, en
-waar hij nu is, dat weet ik niet. Hij wandelt hier of daar in het
-veld, denk ik."</p>
-
-<p>"En heb je er de meisjes mede nagezeten?" vroeg Nelly lachend.</p>
-
-<p>"Neen, &mdash; maar hij is me in de school ontsnapt, doordat het draadje
-brak, en toen werd het een tumult, zooals ik nog nooit beleefd heb.
-De meisjes gilden moord en brand en klommen bovenop de banken, en den
-meester maakte hij ook aan 't schrikken, en Bruin Boon kroop hij in
-zijn kraag, &mdash; op zijn bloote lijf. 't Was om je een ongeluk te
-lachen...."</p>
-
-<p>"Wie is Bruin Boon?" vroeg Nelly. "Wat een gekke naam."</p>
-
-<p>"Bruin Boon is de naarste jongen van de heele school," zei Dik.
-"Kijk, daar loopt hij juist voorbij &mdash; Heidaar, Bruin, weet jij ook,
-waar de andere jongens naar toe zijn?"</p>
-
-<p>"Heb je lekker school moeten blijven?" riep Bruin terug.</p>
-
-<p>"Ja, tot zes uur," zei Dik. "Zeg, waar zijn de jongens?"</p>
-
-<p>"Ze zijn gaan zwemmen," zei Bruin.</p>
-
-<p>"Waar?"</p>
-
-<p>"In de Molensloot," zei Bruin, die zeer goed wist, dat zij daar niet
-waren, omdat hij ze voorbij had zien gaan naar de Vaart achter het
-huis van boer Mulder.</p>
-
-<p>"Zoo," zei Dik. "Dan ga ik er straks ook heen."</p>
-
-<p>Bruin, die een hengelstok over den schouder droeg, en dus van plan
-scheen hier of daar te gaan hengelen, liep verder. En Nelly zei:</p>
-
-<p>"Ha, ha, Dikje, dus je muis is de oorzaak geworden, dat je tot bijna
-zes uur school hebt moeten blijven? Toen lachte je zeker niet meer?"</p>
-
-<p>"O, &mdash; dat kon me zoo veel niet schelen," zei Dik. "Maar de meester
-denkt nu, dat ik een hekel aan hen heb, &mdash; en dat is niet waar. Ik
-houd juist heel veel van hem. En dat hij dat denkt, &mdash; zie je, dt
-spijt me veel meer, dan dat ik zoo lang heb moeten schoolblijven."</p>
-
-<p>"Wel, zeg dat dan aan den meester," zei Nelly.</p>
-
-<p>"Ja, maar dat gaat zoo gemakkelijk niet," beweerde Dik. "Ik wou het
-hem wel zeggen, maar hij liet me niet aan het woord komen."</p>
-
-<p>"Dat was jammer."</p>
-
-<p>"Ja," zei Dik, "'t spijt me. Kom, ik ga naar de Molensloot, naar de
-andere jongens, om te zwemmen. Dag!"</p>
-
-<p>"Dag!" zei Nelly. "Kom hier Gerrit!"</p>
-
-<p>Dik haalde zijn polsstok en ging er mede naar de Molensloot. Deze lag
-dicht achter den molen van Van Dijk, en ontleende daar zijn naam aan.
-Toen Dik den molen passeerde, zag hij daar den jongen hond van den
-molenaar loopen, een grooten lobbes van nog maar enkele maanden oud.
-'t Was een echte Sint Bernards-hond, dien de molenaar van een kennis
-gekocht had. 't Zou een reusachtig groote hond worden, dat was
-duidelijk aan zijn lichaamsbouw en dikke, gespierde pooten te zien,
-en aan zijn grooten kop.</p>
-
-<p>
-'t Beest liep in zijn eentje te spelen met een broek van zijn baas,
-die hij van de drooglijn getrokken had. De molenaarsvrouw had zeker
-waschdag gehad.</p>
-
-<p>Het beest hield het kleedingstuk tusschen zijn geweldige kaken
-geklemd en slingerde het al spelende heen en weer, en even later
-holde hij er het molenerf mede op langs een dorenhaag, zoodat de
-broek herhaaldelijk aan de scherpe punten bleef vasthaken. Dat vond
-Kolos, zoo heette de hond, wel prettig, want dan moest hij geweldig
-sjorren en rukken, om haar weer los te krijgen. Dat er op die manier
-wel een twintigtal winkelhaakjes en andere scheurtjes in kwamen, kon
-hem blijkbaar niet schelen.</p>
-
-<p>Maar Dik merkte het op, en hij besloot de pantalon van den molenaar
-van een algeheelen ondergang te redden. Hij liep dus het molenerf op,
-klapte in zijn handen en op zijn knien, en riep:</p>
-
-<p>"Kom hier, Kolos, kom hier! Moet jij de broek van den baas vernielen?
-Kom hier, Kolos, &mdash; allo!"</p>
-
-<p>De hond kende 'Dik net zoo goed als deze hem, want Dik kwam dikwijls
-in den molen. De baas hield veel van Dik, en moest om zijn dwaze
-streken soms hartelijk lachen. Bovendien wist hij, dat Dik een goed
-hart bezat.</p>
-
-<p>"Kom hier, Kolos," riep Dik, die zijn polsstok aan den kant van den
-weg had neergeworpen.</p>
-
-<p>Maar Kolos had veel te veel pret met de pantalon, om er zoo maar een
-&mdash; twee &mdash; drie mede op te houden. Hij hield de eene pijp vast en
-slingerde de rest zoo hard heen en weer, als hij maar kon. Toen kroop
-hij door een gat in de dorenhaag en sleepte de broek achter zich aan.
-Maar dat ging niet. Zij bleef aan twee kanten vasthaken.</p>
-
-<p>De hond sjorde uit alle macht, en Dik hoorde een verdacht gekraak.</p>
-
-<p>"O j," dacht hij, "daar blijft geen stuk van heel. &mdash; Kom hier,
-Kolos, kom hier! Allo Kolos, kom bij den baas!"</p>
-
-<p>De hond sjorde maar door, onder een dof gebrom.</p>
-
-<p>"Krak! Krak!" klonk het.</p>
-
-<p>Dik greep het kleedingstuk met twee handen vast en trok ook uit alle
-macht.</p>
-
-<p>Toen zag Kolos hem.</p>
-
-<p>Hij liet de broek los, begon te kwispelstaarten, en holde blaffende
-aan den anderen kant van de haag heen en weer.</p>
-
-<p>Dik maakte zich van de broek meester en bracht hem bij de
-molenaarsvrouw.</p>
-
-<p>"Kijk eens, buurvrouw," zei hij, "hoe Kolos die broek toegetakeld
-heeft! Er zitten wel honderd scheuren in!"</p>
-
-<p>"'t Is zonde nog toe!" riep de vrouw uit, terwijl ze het voorwerp van
-voren en van achteren en links en rechts bekeek. "'t Is zonde nog
-toe! Die akelige hond heeft hier in huis al wat stuk gemaakt en
-vernield. Die broek is vanmorgen pas gewasschen en aan de lijn
-gehangen, en kijk me nu eens aan. Er is geen stuk meer van heel! &mdash;
-Leelijke hond!"</p>
-
-<p>Kolos stond kwispelstaartend achter Dik.</p>
-
-<p>De vrouw nam de pijpen van de broek in beide handen en wilde met het
-overige deel den hond een klap geven, om hem te straffen voor zijn
-baldadigheid.</p>
-
-<p>Maar zij sloeg mis.</p>
-
-<p>"Leelijke hond! Pas op, hoor, als je 't weer doet. Stoute hond!"</p>
-
-<p>Kolos maakte, dat hij op een eerbiedigen afstand kwam.</p>
-
-<p>"Mag ik den hond een poosje menemen?" vroeg Dik.</p>
-
-<p>"Hoe langer hoe liever," zei de molenaarsvrouw boos.</p>
-
-<p>En Dik ging heen.</p>
-
-<p>"Kom, Kolos, ga je me?" riep hij.</p>
-
-<p>De hond kwam met groote sprongen achter hem aan. Dik liep hem op een
-draf vooruit, bleef plotseling staan, keerde zich om, en klapte in de
-handen. Met hooge jongehonden-sprongen kwam Kolos op hem af, verhief
-zich op zijn achterpooten en legde zijn voorpooten op Dik's
-schouders. 't Gebeurde met zoo'n vaart, dat Dik door den schok bijna
-achterover tegen en grond sloeg.</p>
-
-<p>De hond was veel grooter dan hij.</p>
-
-<p>Dik nam den grooten hondenkop tusschen zijn beide handen en schudde
-hem spelenderwijze heen en weer.</p>
-
-<p>Kolos hield zijn bek wijd open en bromde van welbehagen. Hij wilde
-Dik's handen tusschen zijn tanden nemen.</p>
-
-<p>Een ogenblik later nam Dik zijn polsstok weer over den schouder en
-vervolgde zijn weg. De hond rende met groote sprongen voor hem uit,
-vloog op elk vogeltje aan, dat hij hier of daar op den weg zag zitten
-en keerde dan weer blaffende naar Dik terug. Herhaaldelijk liep Kolos
-ook bij den kanaalkant neer, om zijn dorst te lesschen. Dik hoorde
-hem slokken.</p>
-
-<p>Zoo kwam het tweetal eindelijk bij de Molensloot, waar een enkele
-blik voldoende was om Dik te overtuigen, dat Bruin hem weer eens voor
-den gek had gehouden, want de jongens waren er niet. Alleen Bruin
-Boon zag hij op eenigen afstand onder aan den kant staan hengelen.
-Bruin zag hem niet, wat geen wonder was, want Bruin had beet, en al
-zijn aandacht was bij zijn dobber. Al driemaal was deze een heel eind
-onder water getrokken, zoodat Bruin niet twijfelde, of er zat een
-groote visch aan het aas, misschien wel een brasem of een karper,
-maar als Bruin dan ophaalde, was het telkens mis. Er spartelde zelfs
-geen klein vorentje aan den haak.</p>
-
-<p>"Hebben mt ik hem," bromde Bruin, en een oogenblik later dobberde
-zijn dobber alweer met kracht op en neer. De visch zat alweer aan het
-aas.</p>
-
-<p>Dik was kwaad, omdat Bruin hem bedrogen had, en hij besloot, hem dat
-eens goed aan zijn verstand te gaan brengen. Bruin zag hem niet
-komen, want er groeide riet aan den kant en ook was zijn aandacht te
-veel bij zijn dobber.</p>
-
-<p>Dik Wierp zijn polsstok neer en liep op Bruin af. De hond rende met
-groote sprongen voor hem uit, met den langen, rooden tong uit zijn
-bek. Hij zag een paar <span id="cor0001" class="corrected" title="Original text: [kieviten op eenigen afstond]">kieviten op eenigen afstand</span> en rende er op af,
-maar de beesten hadden zich al lang in veiligheid gebracht, voordat
-hij hen bereikt had.</p>
-
-<p>Dat was dus mis voor Kolos. Opeens zag deze op eenigen afstand Bruin
-Boon aan den waterkant staan. Bruin stond zoover mogelijk voorover en
-tuurde met aandacht naar zijn dobber, die zich zoo snel op en neer
-bewoog, dat er zelfs kleine kringen in het water gevormd werden.</p>
-
-<p>Ha, &mdash; nog een oogenblik, &mdash; dan zou hij ophalen...</p>
-
-<p>Maar plotseling sprong Kolos hem al spelende met zijn voorpooten
-achter op de schouders, met het gevolg, dat Bruin Boon voorover in de
-Molensloot plompte en Kolos boven op hem terecht kwam.</p>
-
-<p>"H, o, &mdash; hu!" schreeuwde Bruin verschrikt, daar hij den hond niet
-had zien aankomen en dus allerminst kon begrijpen, wat er aan de hand
-was.</p>
-
-<p>Bruin ging kopje-onder, en kwam midden in de Molensloot weer te
-voorschijn. Dicht bij hem zag hij Kolos rondzwemmen, die het bad op
-dezen warmen zomerdag wel prettig vond en voor zijn genoegen naar
-Bruin zwom, wien hij de beide voorpooten op het hoofd legde, dat
-maar juist boven water kwam, want de Molensloot was nog al diep.</p>
-
-<p>Met een nieuwen schrik dook Bruin onder.</p>
-
-<p>Dik vond het geval zoo grappig, dat hij languit in het gras aan den
-kant van de sloot lag te lachen, dat men hem wel op vijf minuten
-afstands hooren kon.</p>
-
-<p>"Help!" schreeuwde Bruin, die een eindje verder weer met zijn hoofd
-boven water kwam. Maar Dik vond dat niet noodig. De jongens gingen
-heel dikwijls in de Molensloot zwemmen en zij wisten, dat zij er
-dwars doorheen konden loopen, zonder onder water te gaan.</p>
-
-<p>"Ha &mdash; ha &mdash; ha &mdash; ha!" lachte hij, terwijl hij in het gras lag te
-rollen.</p>
-
-<p>"Help! O, die hond, &mdash; daar komt die hond weer!" schreeuwde Bruin.</p>
-
-<p>"Kom er zelf maar uit, &mdash; hoor! Ha &mdash; ha &mdash; ha &mdash;!"</p>
-
-<p>"O, &mdash; o! Ik verdrink!"</p>
-
-<p>"Je verdrinkt niet, &mdash; ha &mdash; ha &mdash; ha, &mdash; je kunt best &mdash;&mdash; overeind
-staan," riep Dik hem toe. "Kom hier, Kolos!"</p>
-
-<p>
-Kolos zwom naar den kant en schudde zich het water uit de haren. Hij
-ging naast Dik in het gras liggen rollen.</p>
-
-<p>Toen plonsde ook Bruin naar den kant en kroop tegen den wal op. Daar
-stond hij, druipend van het water, met zijn mond zoo ver mogelijk
-open te schreeuwen. Zijn beenen hield hij wijd van elkander en zijn
-armen ver van zijn lijf.</p>
-
-<p>Hij stond daar als het beeld der wanhoop.</p>
-
-<p>"Ha &mdash; ha &mdash; ha &mdash; ha!" lachte Dik. "Was je aan het zwemmen, Bruin?
-Waar zijn de andere jongens, die hier aan het zwemmen waren, Bruin?
-Je zei immers, dat ze hier waren? Ha &mdash; ha &mdash; ha &mdash;! Maar ik zie ze
-nergens, Bruin, alleen jou maar. En houd jij je kleeren altijd aan,
-als je gaat zwemmen?"</p>
-
-<p>"Hi &mdash; hi &mdash; hi &mdash; hi!" jammerde Bruin. "Dat &mdash; heb jij &mdash; me &mdash; ge
-&mdash; le &mdash; verd!"</p>
-
-<p>"Glad mis, Bruintje!" zei Dik. "Ik....."</p>
-
-<p>"Jij &mdash; hebt &mdash; hi &mdash; hi &mdash; hi &mdash; den hond aan &mdash; ge &mdash; sard &mdash; hi &mdash;
-hi!"</p>
-
-<a name="18_hond"></a>
-<center>
-<img src="images/18_hond.jpg" alt="[illustratie]" style="width:100%; height:auto; max-width:800px;">
-</center>
-
-<p>"Als ik dat gedaan had, zou ik het in 't geheel niet erg gevonden
-hebben. Waarom zeg je tegen me, dat de jongens hier aan het zwemmen
-waren, terwijl je wist, dat het niet waar was?"</p>
-
-<p>"Hi &mdash; hi &mdash; hi &mdash; hi &mdash; hi!"</p>
-
-<p>"Maar ik heb het niet eens gedaan; de hond deed het uit speelschheid,
-en hij nam me het werk uit de handen. Want ik kwam juist naar je toe,
-om je je leugens in te peperen. Maar nu is het niet meer noodig. Je
-hebt je portie al beet. Ga maar naar je huis, Bruintje, om droge
-kleeren aan te trekken. Ik zal je hengelstok uit het water halen. Hij
-drijft <span id="cor0002" class="corrected" title="Original text: [midden in de sloot..&quot;]">midden in de sloot."</span></p>
-
-<p>"Hi &mdash; hi &mdash; hi!" jammerde Bruin.</p>
-
-<p>"Dr," zei hij, terwijl hij hem Bruin overhandigde.</p>
-
-<p>Bruin legde hem over zijn schouder, en zakte langzaam en erg
-wijdbeens op huis af.</p>
-
-<p>Dik keek hem lachend na. Hij had geen aasje medelijden met hem. Kolos
-sprong vroolijk blaffend om Bruin heen, zeker in de meening, dat hij
-hem een groot genoegen gedaan en een gewichtigen dienst bewezen had.</p>
-
-<p>Een poosje later ging ook Dik naar het dorp terug. Kolos liep
-vroolijk om hem heen. Dik begaf zich naar de Vaart, achter het huis.
-van boer Mulder. Dr waren de jongens. Toen hij dichterbij kwam,
-hoorde hij hun gejoel en gejuich al.</p>
-
-<p>"Hoera, daar is Dik!" riep Piet van Dril, toen hij hem zag komen.</p>
-
-<p>"Hoera, daar is Dik!" riepen de anderen.</p>
-
-<p>"Heb-je lang moeten blijven?" vroeg Jan Vos.</p>
-
-<p>"Tot zes uur maar eventjes," zei Dik, die zijn polsstok neerwierp en
-zijn kleeren begon uit te trekken.</p>
-
-<p>"Kom er maar gauw in, Dik, 't water is lekker, hoor!" zei Piet.</p>
-
-<p>Nu, Dik had niet lang werk om zich te ontkleeden. Een paar minuten
-later sprong hij al met zijn dikke body in het water.</p>
-
-<p>Dik kon goed zwemmen. Met forsche slagen ging hij naar den overkant,
-&mdash; daar keerde hij zich om en ging even staan, spitste zijn handen
-zoo hoog mogelijk boven zijn hoofd, en verdween toen in de diepte.</p>
-
-<p>"Ha, kijk Dik eens duiken,". riep Karel Jansen, een zoon van den
-postbode. &mdash; "Lekker! Dat ga ik ook doen!"</p>
-
-<p>En hij deed het.</p>
-
-<p>Dik kwam een heel eind verder weer boven en blies proestend de
-droppels van zijn lippen.</p>
-
-<a name="19_zwemmen"></a>
-<center>
-<img src="images/19_zwemmen.jpg" alt="[illustratie]" style="width:50%; height:auto; max-width:1000px;">
-</center>
-
-<p>Hij moest even rusten en op adem komen. Tot aan zijn borst toe stond
-hij in het water.</p>
-
-<p>De hond keek naar hem en stond aan den kant te kwispelstaarten.</p>
-
-<p>"Jongens, wat heb ik gelachen!" riep Dik den anderen toe.</p>
-
-<p>"Wat dan? Waarom?" vroegen zij nieuwsgierig.</p>
-
-<p>"Om Bruin Boon," zei Dik. "Ik vroeg hem, waar jullie waren, en toen
-zei hij, dat je in de Molensloot aan 't zwemmen was. Maar toen ik
-daar kwam, zag ik er alleen Bruin Boon, die aan den kant stond te
-hengelen. Opeens vloog de hond op hem af en sprong hem spelende
-tegen zijn rug op, met zijn voorpooten op Bruin's schouders. Plomp
-hoor! Daar ging Bruintje voorover de sloot in, kopje-onder, en de
-hond bovenop hem. Je hadt hem eens moeten hooren schreeuwen..."</p>
-
-<p>"Ha &mdash; ha &mdash; ha!" lachten de jongens. "En is hij naar huis gegaan?"</p>
-
-<p>"Ja," grinnikte Dik, "met zijn beenen zoo wijd van elkaar, dat de
-hond er wel tusschen door kon!"</p>
-
-<p>"Ha &mdash; ha &mdash; ha! Hij heeft geen gelukkigen dag," lachte Piet van
-Dril. "Eerst die muis tusschen zijn kraag, en toen kopje-onder in de
-sloot. &mdash; Net goed!"</p>
-
-<p>"Kom hier, Kolos!" riep Dik, en de hond liet zich geen tweemaal
-noodigen.</p>
-
-<p>Blaffende sprong hij even langs den kant van het water heen en weer,
-en wierp er zich toen pardoes in. Hij zwom regelrecht op Dik toe, die
-hem door zoo hard mogelijk te zwemmen, vr wilde blijven. 't Werd
-een grappige wedstrijd tusschen Dik en Kolos, wie het winnen zou, en
-de anderen lachten er om. Maar Karel Jansen trok Kolos aan zijn
-staart, en Jan Vos wierp hem handenvol water op zijn kop, waardoor
-hij niet goed meer zien kon. Hij schudde zijn kop heen en weer en
-proestte het water van zijn bek weg, en toen keerde hij zich om en
-ging op Karel en Jan af. <span id="cor0003" class="corrected" title="Original text: [Die zwomen op]">Die zwommen op</span> hun beurt weer weg, zoo hard
-zij konden en onder luid gelach en Dik riep: "Sa, sa, Kolos, pak ze!
-Sa! Sa!"</p>
-
-<p>Och, och, wat hadden de jongens een pret. Zij juichten zoo hard dat
-Mulder, wiens tuin aan de achterzijde aan de Vaart grensde,
-wantrouwig werd en eens ging kijken, wat de jongens uitvoerden.</p>
-
-<p>Mulder was een gierige boer, een echte vrek, die zijn boerderij
-verkocht had en heelemaal alleen in een klein huisje woonde aan het
-einde van het dorp. Hij had een grooten tuin achter zijn huis met
-vele vruchtboomen: appelen, peren, kersen, morellen, kruis- en
-aalbessen en frambozen. Van die vruchten at hij er zelf bijna geen
-enkele op, daar was hij te gierig voor, hoewel hij een ijzeren kist
-vol met geld onder zijn bedstede had staan.</p>
-
-<p>Neen, die vruchten verkocht hij aan de fruithandelaars in de stad, en
-zelfs aan een ziek mensch zou hij er geen een gegund hebben. Laat
-staan dan aan de jongens, die wel eens stilletjes in zijn tuin
-drongen en er kaapten, wat de tijd van het jaar opleverde. Vroeger
-had Dik daaraan ook wel megedaan, tot hij op een zekeren avond voor
-zich zelven tot de conclusie kwam, dat vruchten kapen net zoo goed
-diefstal was als b. v. centen stelen, en na dien tijd deed hij het
-niet meer. Mulder ging dus eens kijken, wat de jongens uitvoerden,
-want de appelen en peren waren nog wel niet rijp, maar er groeiden
-heerlijke bessen, aardbeien en frambozen in zijn tuin, en die waren
-op dit oogenblik wl rijp.</p>
-
-<p>Zijn tuin was van de Vaart gescheiden door een strook kreupelhout,
-waardoor de jongens hem niet gemakkelijk konden zien. En woord voor
-woord kon hij verstaan, wat zij zeiden.</p>
-
-<p>Toen de jongens van het zwemmen genoeg begonnen te krijgen, riep Jan
-Vos den anderen toe:</p>
-
-<p>"Zeg jongens, ik schei er uit. Ik ben nu al lang genoeg in het water
-geweest. Willen we eens bij Mulder in den tuin gaan kijken, of er
-niets te happen valt. De aardbein zullen wel rijp zijn."</p>
-
-<p>"'t Is nog te licht, jongens," zei Piet van Dril. "Laten we liever
-wachten, tot het donker geworden is."</p>
-
-<p>"En wat moeten we dan in dien tusschentijd doen?" vroeg Karel Jansen.</p>
-
-<p>"Ik heb mijn polsstok bij me. Laten we slootje gaan springen," stelde
-Dik voor.</p>
-
-<p>"Ja, ja, slootje-springen, &mdash; dat is goed!"</p>
-
-<p>De jongens klommen aan wal en kleedden zich aan.</p>
-
-<p>Toen gingen zij met Dik dieper het land in om te zien, wie het verst
-springen kon.</p>
-
-<center>
-<img src="images/versiering_c.jpg" alt="image: versiering" style="width:20%; height:auto; max-width:300px;">
-</center>
-<br>
-<br>
-<br>
-<br>
-
-<a name="chapter06"></a>
-<center>
-<img src="images/hoofdstuk_b.jpg" alt="image: hoofdstuk-versiering" style="width:100%; height:auto; max-width:600px;">
-</center>
-<br>
-<br>
-<br>
-<h3 align="center">Zesde Hoofdstuk.</h3>
-<h4 align="center">De vrek krijgt een cadeau.</h4>
-<hr width="10%">
-
-<br>
-<img class="letterimage" src="images/letter_h.jpg" alt="H" style="width:10%; height:auto; max-width:300px;">
-<p class="hidden_char"><span style="color: white;">H</span>a &mdash; ha!" lachte Mulder met een paar half dichtgeknepen oogen,
-precies zooals de kat kijkt, als hij op een muis zit te loeren en zoo
-goed als zeker van zijn prooi is.</p>
-
-<p>"Ha ha, vrindjes, willen jullie liever wachten, tot het donker
-geworden is? Je hebt schoon gelijk; dat is veel secuurder! Ha ha, ze
-moesten eens weten, dat ik woord voor woord verstaan heb, wat ze
-zeiden, en dat ik nu mooi in de gelegenheid ben, mijn maatregelen te
-nemen. Ja, ja, 't is nog te licht, h? Eerst moet het wat donkerder
-worden. Maar ik zal jullie wel krijgen, dat beloof ik je. Ik heb een
-mooie verrassing voor je!"</p>
-
-<p>Ion Mulder lachte weer, waarbij hij zijn grooten, tandeloozen mond
-bijna tot aan zijn ooren toe opentrok.</p>
-
-<p>Hij ging naar een schuur, waar een groot, nijdig beest aan den
-ketting lag. 't Was een kwaadaarige aap, die Mulder op dienzelfden
-morgen ten geschenke had gekregen van een neef van hem, een matroos,
-die een paar dagen geleden uit Indi was teruggekeerd. Die neef was
-een slimmerd. Hij wist, dat zijn oom niet alleen oud, maar ook erg
-rijk was, en dat hij er altijd vreeselijk over klaagde, dat de
-jongens hem 's avonds zijn vruchten afkaapten.</p>
-
-<p>"Weet je wat, ik zal mijn Oom Mulder een kwaadaardigen aap cadeau
-doen," dacht Neefje. "Dien aap bindt hij met een land touw aan een
-boom vast, en als dan de vruchtendieven komen, springt de aap hen op
-hun nek, en dan zullen ze 't voor den tweeden keer wel laten en uit
-dankbaarheid benoemt Oompje mij zonder eenigen twijfel tot zijn
-universeelen erfgenaam."</p>
-
-<p>En zoo was Neef dezen zelfden morgen met zijn eigenaardig geschenk
-bij Oom aangekomen.</p>
-
-<p>De aap was een leelijk, kwaadaardig beest, met kale wangen en een
-kaal achterlijf, en zoodra hij bij Oom binnenkwam, was hij op den
-ouden vrek aangevlogen en had hem in zijn been gebeten.</p>
-
-<p>Wat was Oom nijdig geworden.</p>
-
-<p>"Ben je gek, Neef," had hij met een pijnlijk gezicht uitgeroepen,
-terwijl hij uit zijn wankelenden leuningstoel was opgesprongen, want
-het was al een oud ding en de pooten waren niet even lang, &mdash; en al
-schoppende den aap op eenigen afstand trachtte te houden. "Ben je
-gek, Neef, wat moet ik met dat kwaadaardige monster beginnen? &mdash; Hu,
-wat een beest! &mdash; Daar komt hij weer! &mdash; Houd hem bij je, zeg ik.
-Kssst, monster, &mdash; pas op, Neef, hij wil me aanvliegen!"</p>
-
-<p>"Wees maar bedaard, Oom. Hier Kees! Allo Kees! Hier, zeg ik je!"</p>
-
-<p>Neef ga een ruk aan den ketting en een schop aan dien aap, tengevolge
-waarvan Kees bang onder den stoel van Neef wegkroop.</p>
-
-<p>"Stil zitten daar, hoor je!" dreigde Neef met opgeheven vuist. De aap
-keek Neef bevreesd aan, maar toen deze niet meer op hem lette,
-grijnsde hij Oom allesbehalve vertrouwenwekkend toe.</p>
-
-<a name="20_aap"></a>
-<center>
-<img src="images/20_aap.jpg" alt="[illustratie]" style="width:100%; height:auto; max-width:1000px;">
-</center>
-
-<p>Oom nam weer, maar met een pijnlijk gezicht, want de aap had hem
-leelijk in zijn tanige kuit gebeten, in zijn huppelende leuningstoel
-plaats. Hij was nog allerminst met het geschenk van zijn neef
-ingenomen.</p>
-
-<p>"'t Is heusch een aardig, vriendelijk beest, Oom...."</p>
-
-<p>"H, vriendelijk?" bromde Oom. "Dat heb ik gemerkt."</p>
-
-<p>En nogmaals wreef hij zich zijn pijnlijke kuit.</p>
-
-<p>Opeens sprong hij weer uit zijn stoel op en schreeuw de luid:</p>
-
-<p>"Houd hem vast, &mdash; houd hem vast, &mdash; daar komt hij weer, dat
-monster!"</p>
-
-<p>Inderdaad was Kees weer van onder den stoel te voorschijn gekropen en
-hield zijn nijdigen blik op den ouden vrek gevestigd.</p>
-
-<p>"Allo, Kees, &mdash; marsch!" gebood Neef, weer met een nijdigen ruk aan
-den ketting en opgeheven vuist.</p>
-
-<p>Daar had Kees het noodige respect voor en ijlings bracht hij zich
-weer onder den stoel in veiligheid.</p>
-
-<p>"Ga maar gerust zitten, Oom," zei Neef. "Hij zal je heusch geen kwaad
-doen."</p>
-
-<p>Oom ging met een angstigen blik naar den aap zitten kijken.</p>
-
-<p>"Wat moet ik met dat monster beginnen?" zei Oom. "Ik wou, dat jij en
-je aap alle twee weggebleven waren."</p>
-
-<p>"Ho, ho, Oompje," lachte Neef. "Dat meen je niet. Heb je me zelf niet
-gezegd, toen ik den laatsten keer hier was om goeindag te komen
-zeggen, omdat ik weer voor een paar jaar op reis ging, &mdash; heb je me
-toen zelf niet gezegd, dat je zoo'n last had van de kwajongens, die
-je de vruchten komen wegkapen?"</p>
-
-<p>"Die rakkers!" bromde de vrek, terwijl hij zijn oogen onafgebroken op
-den aap gericht hield, wat deze beantwoordde met hem wel tienmaal
-per minuut afschuwelijk toe te grijnzen.</p>
-
-<p>"En zie je," vervolgde Neef, "om je te toonen, hoe veel ik met mijn
-Oompje opheb, heb ik dit beest voor je megebracht? 'k Heb hem
-onderweg voor je gekocht en hij heeft me een aardige duit gekost. Ik
-zal het je niets kwalijk nemen, als je me de kosten vergoedt, Oompje,
-desnoods met een kleinigheidje van een vijf en twintig gulden toe
-voor de moeite."</p>
-
-<p>"'k Had niet liever," bromde Oom, die haastig zijn handen op zijn
-beide zakken legde. &mdash; "Hu &mdash; Daar komt hij weer....!"</p>
-
-<p>Oom vloog zijn stoel uit, en wel te juister tijd, want de aap nam een
-sprong, om hem nogmaals in zijn beenen te bijten.</p>
-
-<p>"Mijn huis uit, jij en dat monster!" schreeuwde de vrek verschrikt.
-"Hij zal me nog vermoorden!"</p>
-
-<p>"Wacht, ik zal jou die kunsten wel afleeren!" riep Neef, terwijl hij
-den aap ruw heen en weer schudde en hem een geduchte afstraffing gaf.</p>
-
-<p>"Dr, &mdash;" zei hij, &mdash; "waag het nu nog eens, onder dien stoel
-vandaan te komen, &mdash; aartsrakker!"</p>
-
-<p>Oom ging weer zitten, maar eerst schoof hij den hobbelenden stoel
-zoover mogelijk van den aap af.</p>
-
-<p>"Zie je, Oom," hernam Neef, "den aap bindt je des avonds hier of daar
-in den boomgaard vast, en dan zal geen een jongen het wagen, een hand
-naar je vruchten uit te steken. 't Is heusch een vriendelijk beest,
-doch hij is het alleen maar voor zijn baas. Mij zal hij geen kwaad
-doen, dat ziet u zelf, &mdash; alleen anderen vliegt hij aan als een
-duivel, en zoo een moet je juist hebben. Als hij maar eenmaal een van
-de vruchtendieven te pakken heeft gehad, zal niemand het meer durven
-wagen in je tuin te komen, dat staat als een paal boven water."</p>
-
-<p>"Zoo," zei Oom, die wel een beetje zin begon te krijgen, om den aap
-te houden. "Zou hij hem zoo toetakelen, denk je?"</p>
-
-<p>Oom vond dat zoo'n aangenaam vooruitzicht, dat hij van de voorpret al
-begon te lachen, maar zijn lachen bestond eigenlijk alleen uit een
-alleronaangenaamst grinniken.</p>
-
-<p>"Als hij hen eenmaal te pakken krijgt, blijft er geen stuk van hen
-heel, Oompje," zei Neef ook lachend, want hij vond het prettig, dat
-Oom zin in het beest kreeg. Hij begon zich meer en meer als den
-toekomstigen erfgenaam van zijn rijken, gierigen oom te beschouwen.</p>
-
-<p>"Maar hij zal erg duur &mdash; hu &mdash; daar komt het mormel weer &mdash;&mdash;!"</p>
-
-<p>Oom vloog weer uit zijn stoel op.</p>
-
-<p>Maar Neef joeg met een schop den aap onder zijn stoel terug.</p>
-
-<p>"Dat mormel!" zei Oom.</p>
-
-<p>"Heusch, Oom, hij doet geen kwaad, ga maar gerust zitten."</p>
-
-<p>Oom deed het.</p>
-
-<p>"Ik zeg, dat hij erg duur in den kost zal wezen," zei Oom, die haast
-te gierig was, om zelf genoeg te eten.</p>
-
-<p>"Duur?" riep Neef. "Wat duur? 't Beest eet haast niemendal. Aan een
-overschotje van je eigen eten heeft hij meer dan genoeg, en als je
-hem een paar noten geeft, is hij zoo blij als een kind. Hier Kees,
-kom bij den baas!"</p>
-
-<p>Oogenblikkelijk kwam de aap van onder den stoel te voorschijn en
-sprong den matroos op de knien. Neef haalde een paar noten uit zijn
-zak en gaf er een aan Kees.</p>
-
-<p>Ha, dat was Kees naar den zin. Hij greep de noot tusschen zijn
-vingers en kraakte den dop tusschen zijn tanden. Met welbehagen
-haalde hij de blanke pit te voorschijn en at die met smaak op.</p>
-
-<p>Vragend keek hij zijn baas aan.</p>
-
-<p>Toen wipte hij met een sprongetje op de tafel en Oom met een gil van
-angst uit zijn stoel.</p>
-
-<p>"Houd hem vast &mdash; houd hem vast!" schreeuwde hij.</p>
-
-<p>"Hoor eens, Oompje, je bent veel te bang, en daar maakt hij juist
-gebruik van. Hier Kees, spring over den kop, dan krijg je nog een
-noot!"</p>
-
-<p>Oogenblikkelijk begon Kees op de tafel kopje te buitelen, wat Oom
-zoo'n grappig gezicht vond, dat hij zijn mond weer tot aan zijn ooren
-toe opentrok.</p>
-
-<p>"Dat is aardig!" zei hij, en hij bedacht, dat die aap hem toch wel
-goed te pas kon komen, als hij eerst wat aan hem gewend was. Ha ja,
-hij was altijd bang, dat er 's nachts dieven zouden komen, om hem
-zijn lieve geldje af te stelen, maar als die aap 's nachts in zijn
-kamer was, zouden zij het wel laten. En de vruchtendieven zou hij ook
-wel uit den tuin weten te houden. "'t Is toch wl een aardig beest!"
-zei hij. "Maar duur in den kost, denk ik."</p>
-
-<p>"Malligheid," zei Neef. "Een restje van je eigen eten is genoeg....."</p>
-
-<p>"Dat zal een beetje zijn," dacht de vrek, die zelf nooit genoeg at en
-alles tot het laatste kruimeltje toe verstond.</p>
-
-<p>"En een nootje af en toe is een tractatie voor hem," zei Neef.</p>
-
-<p>"Maar noten zijn duur," zei Oom.</p>
-
-<p>"O, ik heb er nog genoeg bij me. Mijn zakken zitten vol. En dat hij
-je de dieven uit je tuin houdt, mag je wel een kleinigheidje waard
-zijn, zou ik zoo zeggen."</p>
-
-<p>"Natuurlijk," zei Oom, die zich voornam, de noten van Neef zelf op te
-eten en er nooit een voor den aap te koopen. "Weet je wat, breng hem
-maar in de schuur en ik dank wel voor je cadeau."</p>
-
-<p>Oom, Neef en Kees gingen naar de schuur, waar Neef den aap aan een
-stevigen kram vastbond. En daar Oom hem niet uitnoodigde om te
-blijven eten, vertrok Neef een uurtje later in de vaste overtuiging,
-dat hij <span id="cor0004" class="corrected" title="Original text: [een slimen streek]">een slimmen streek</span> had uitgehaald en later Oom's lieve geldje
-wel erven zou.</p>
-
-<p>De vrek begaf zich dus, toen hij de afspraak van de jongens had
-gehoord, naar het schuurtje met een grijnslach van genoegen op zijn
-dunne lippen.</p>
-
-<p>"Ha ha, wat zullen ze schrikken," grinnikte hij, "als die aap hen op
-hun nek springt of in de beenen bijt. &mdash; Ho Kees, &mdash; hu &mdash; o jij
-leelijkerd!"</p>
-
-<p>Hij begon al vast maar te brommen tegen Kees om hem een beetje bang
-te maken, want zelf was hij zoo bang als de dood voor den aap, en hij
-durfde hem niet te genaken.</p>
-
-<p>Kees keek hem grijnzend aan en sjorde aan zijn touw, om los te komen,
-blijkbaar met de vriendelijke bedoeling, om op zijn nieuwen baas aan
-te vliegen en hem eens goed met zijn tanden en nagels te bewerken.</p>
-
-<p>Maar het touw was gelukkig nog al sterk.</p>
-
-<p>"O hemel, als het eens brak," mompelde Mulder. "Het monster zou me
-vermoorden. &mdash; Hu, jou leelijkerd! Blijf je zitten! Vort, monster!"</p>
-
-<p>Mulder dreigde den aap met beide vuisten en stampte met zijn klompen
-op den vloer, om den aap den noodigen schrik in te boezemen, maar hij
-zorgde wel een eerbiedigen afstand tusschen hen beiden te bewaren,
-zoodat Kees hem niet bereiken kon.</p>
-
-<p>"Wacht, jou mormel!" dreigde Mulder. Hij haalde een dikken stok uit
-den hoek te voorschijn en gaf Kees van uit de verte een nijdigen
-klap. Kees werd woedend. Hij rukte en sjorde uit alle macht om los te
-komen, en dan zou hij het dien ouden kerel wel eens betaald zetten,
-dat hij hem durfde slaan.</p>
-
-<p>Maar 't lukte hem niet. Het touw was te sterk.</p>
-
-<p>Weer kreeg hij een gevoeligen klap, veel harder, dan Kees prettig
-vond.</p>
-
-<p>Kees schrok er van en kroop zoo ver mogelijk achteruit.</p>
-
-<p>"Juist, monster, zoo moet ik je hebben," zei de vrek. "Pas op jij,
-hoor je, of ik zal je mores leeren!"</p>
-
-<p>En dreigend hief hij weer den stok op.</p>
-
-<p>Kees drong zich uit angst stijf tegen het houten schot. Hij werd
-blijkbaar bang voor den ouden gierigaard.</p>
-
-<p>Mulder lachte.</p>
-
-<p>"Zoo gaat het goed," zei hij. "En nu zal ik een stukje brood voor hem
-halen en een paar noten, want hij heeft den heelen middag nog niets
-gehad en zal dus wel honger hebben. Maar dat is niet erg. Ik heb ook
-honger en toch eet ik nog niet. 't Is jammer van de heerlijke noten,
-maar 't kan eenmaal niet anders. En gelukkig heeft Neef een goeden
-voorraad bij me achter gelaten. Zulke zeelui doen maar net, of het
-geld geen waarde heeft, ze gooien er compleet me."</p>
-
-<p>Mulder ging in huis om een sneetje brood te halen en stak eenige
-noten in zijn zak. Maar hij bedacht zich.</p>
-
-<p>"'t Is zonde van de noten," mompelde hij "Waarom zou ik er vijf aan
-dat mormel geven? Ik moet hem niet verwennen. Vier is ook wel
-genoeg."</p>
-
-<p>Hij legde er dus weer een in de kast en wilde de kamer verlaten. Maar
-bij de deur bedacht hij zich opnieuw.</p>
-
-<p>"Als vier er genoeg zijn, zijn drie er ook genoeg," mompelde hij. En
-hij legde er nog een in de kast.</p>
-
-<p>"Zuinigheid met vlijt bouwt huizen als kasteelen," zei Mulder, en hij
-keerde uit het achterhuis terug en legde nog een noot in de kast.</p>
-
-<p>"Twee is meer dan genoeg," zei hij, terwijl, hij naar de schuur ging.</p>
-
-<p>Thans trad hij niet dreigend op en sloeg hij den aap ook niet.</p>
-
-<p>"Neen, neen," mompelde hij, "dat zou verkeerd zijn. Eerst heb ik hem
-schrik ingeboezemd en den heelen middag honger laten lijden, en nu ga
-ik hem voor mij winnen. En als hij niet vriendelijker wordt, krijgt
-hij in drie dagen geen kruimel brood en geen droppel water. Dan zal
-hij wel wat makker worden."</p>
-
-<p>Maar dit paardenmiddel was al niet meer noodig. De aap voelde den
-laatsten klap, dien Mulder hem gegeven had, nog terdege, en had geen
-lust den strijd met den ouden man voort te zetten, en ook was hij
-dolblij, toen de vrek hem een klein stukje brood toewierp, want hij
-rammelde van den honger.</p>
-
-<p>Haastig raapte hij het van den grond op en begon het smakelijk op te
-peuzelen. Daarna kwam hij met een paar sprongen zoo dicht bij zijn
-nieuwen baas, als de lengte van het touw hem toeliet.</p>
-
-<p>"Goede Kees!" vleide de vrek, wiens angst voor den aap aanmerkelijk
-verminderde. "Beste Kees!"</p>
-
-<p>De aap ging op zijn achterpooten zitten en keek hem vragend aan.</p>
-
-<p>"Hier!" zei Mulder, en hij wierp hem weer een klein stukje toe.
-Tevens waagde hij zich een paar stapjes dichter bij den aap.</p>
-
-<p>Kees had zijn vijandschap blijkbaar geheel afgelegd.</p>
-
-<p>Daarom waagde Mulder hem het derde stukje met zijn hand aan te
-reiken, en Kees pakte het voorzichtig van tusschen zijn vingers.</p>
-
-<p>"Ha, ha, &mdash; goed zoo, Kees!" lachte Mulder. "Je zoudt niet zeggen,
-dat jij zoo'n nijdig monster van een beest bent.</p>
-
-<p>Hallo Kees! Over den kop! Over den kop!"</p>
-
-<p>De vrek hield een klein stukje brood in de hoogte, en, gedreven door
-den honger, gehoorzaamde Kees onmiddellijk. Hij buitelde wel driemaal
-over den kop, tot groote pret van Mulder, die altijd alleen in huis
-was en wel schik begon te krijgen in zijn nieuwen huisgenoot.</p>
-
-<p>Spoedig was het sneetje brood in de maag van Kees verdwenen, want het
-was maar een dun sneetje geweest en Mulder had het laatste stukje nog
-zelf opgegeten.</p>
-
-<p>Toen besloot Mulder het te wagen, den aap los te maken, om hem in den
-tuin te brengen. Maar eerst haalde hij een lang stuk touw uit zijn
-huis, want hij wilde den aap aan een boom in den tuin vastbinden en
-hem zooveel vrijheid geven, als maar mogelijk was. Kees moest een
-groot veld kunnen bestrijken, om des te beter in de gelegenheid te
-wezen, de jongens te bespringen.</p>
-
-<p>Hij kwam in het schuurtje terug en hield een noot in de hoogte.</p>
-
-<p>"Over den kop! Over den kop!" gebood hij.</p>
-
-<p>Nauwelijks had Kees de lekkernij gezien, waarop de baas hem
-trakteeren zou, of hij buitelde wel tienmaal achter elkander over den
-vloer rond, tot groot genoegen van Mulder.</p>
-
-<p>Deze raapte al zijn moed bijeen en liep naar den kram, waaraan Kees
-vastgebonden was. Zijn grootste vrees was wel voorbij, maar hij
-volgde toch met Argusoogen al de bewegingen van den aap, dien hij
-niet verder vertrouwde, dan hij hem zag.</p>
-
-<p>Kees vond het flauw, dat hij de noot niet kreeg, Mulder had haar weer
-in zijn zak gestoken. De gierigaard boog zich voorover, om het touw
-los te knoopen, en haast was hij er mede klaar, toen de aap hem
-plotseling met een grooten sprong op zijn rug terecht kwam.</p>
-
-<p>"O, &mdash; h, &mdash; o, &mdash; hemel!" schreeuwde de vrek, terwijl hij van
-schrik en door den schok vierkant tegen den grond sloeg.</p>
-
-<p>Alle kleur was van zijn gelaat geweken. Hij zag doodsbleek en beefde
-over al zijn leden.</p>
-
-<p>Maar toen hij bemerkte, dat de aap hem geen kwaad deed, kroop hij
-schielijk overeind en stak hem, om hem nog vriendelijker te stemmen,
-haastig de noot toe. Hij maakte vlug het touw verder los en knoopte
-het andere er aan vast. Toen spoedde hij zich naar buiten, nog over
-al zijn leden bevende van den doorgestanen schrik, maar toch min of
-meer blij, dat de aap hem geen kwaad deed en hem blijkbaar reeds als
-zijn meester beschouwde. Hij vond het wel ontzettend angstig maar
-toch ook wel aardig, dat de aap rustig op zijn schouder bleef zitten
-en met smaak zijn nootje oppeuzelde.</p>
-
-<p>Mulder liep den boomgaard in en bond het touw heel ruim om den
-boomstam vast, zoodat het medraaide, als de aap om den boom heen
-liep. En het touw was nu zoo lang, dat Kees de aardbei-planten en de
-frambozenstruiken volkomen beheerschte.</p>
-
-<p>Mulder grinnikte van pleizier.</p>
-
-<p>"Zie zoo," mompelde hij. "Laat de dieven nu maar komen, als het
-donker is. Ik zou het wel eens graag willen zien, dat die aap hun op
-den nek vloog, &mdash; om je ziek te lachen! Hij krabt hun de oogen uit!"</p>
-
-<p>Kees zat nog altijd op zijn schouder.</p>
-
-<p>"Allo, Kees, er af! Allo!" riep hij den aap toe.</p>
-
-<p>Maar Kees bleef zitten, en Mulder durfde nog niet aan het touw te
-trekken.</p>
-
-<p>"Allo Kees! Er af! Allo!" riep hij nogmaals, met het eenige gevolg,
-dat Kees moeite deed, om hem op zijn hoofd te klauteren, tot grooten
-schrik alweer van Mulder.</p>
-
-<p>Deze haalde met een zucht de andere noot uit zijn zak, want hij had
-haar voor zichzelven willen bewaren, omdat hij n noot ten slotte
-voor Kees al voldoende had gevonden, en wierp haar den tuin in.</p>
-
-<p>In een wip had Kees zijn hooge zitplaats verlaten en de noot
-bemachtigd. Met zeldzame vlugheid klauterde hij den hoogen boom in en
-ging haar op den hoogsten tak zitten opeten.</p>
-
-<p>Mulder maakte zich haastig uit de voeten, uit vrees, dat Kees anders
-opnieuw op zijn rug zou springen.</p>
-
-<p>"Zie zoo," mompelde hij, terwijl hij zich vergenoegd de handen wreef,
-"dat is tot zoover in orde. Maar nu ga ik ook Flipsen nog
-waarschuwen. Ik zal het die kwajongens nu ns en voor altijd
-afleeren."</p>
-
-<p>Hij deed zijn huisdeur zorgvuldig op slot, want hij was altijd bang,
-dat de dieven tijdens zijn afwezigheid met zijn lieve geldje aan den
-haal zouden gaan, en liep het dorp in, naar het huis van den
-veldwachter.</p>
-
-<p>Flipsen zat met zijn vrouw op de bank een pijpje te rooken. Zijn
-vrouw zat naast hem.</p>
-
-<p>"Daar komt die vervelende Mulder aan. Die kerel heeft altijd wat te
-zaniken," mompelde hij. "Ik hoop niet, dat hij hier moet wezen."</p>
-
-<p>Zijn vrouw keek van haar naaiwerk op.</p>
-
-<p>"Ja wel," zei ze, "hij draait op het hekje af. Zie je wel, daar komt
-hij."</p>
-
-<p>Mulder liep het voortuintje in.</p>
-
-<p>"Goeden avond samen," zei hij. "Wel, hoe gaat het?"</p>
-
-<p>Flipsen schoof een eindje op, om een plaatsje voor Mulder vrij te
-maken, en zei:</p>
-
-<p>"Ook goeden avond, Mulder. Ga zitten. Moest je me spreken?"</p>
-
-<p>"Ja," zei Mulder, "dat moest ik. Mooi wertje, h, van-avond."</p>
-
-<p>"Mooi weertje," zei Flipsen. "En wat had je?"</p>
-
-<p>"Wel, dat zal ik je zeggen, man. Ik was een uurtje geleden achter in
-mijn tuin, je weet wel, dicht bij de Vaart..."</p>
-
-<p>"Jawel," zei Flipsen.</p>
-
-<p>"En daar waren de dorpsjongens aan het zwemmen."</p>
-
-<p>"Ha zoo, en wie al zoo?"</p>
-
-<p>"Och, die jongens van Jansen, en Piet van Dril en Dik Trom..."</p>
-
-<p>"Natuurlijk, &mdash; Dik Trom ook. En toen?"</p>
-
-<p>"Wel," vervolgde Mulder, "de jongens konden mij niet zien, want er
-groeit aardig wat kreupelhout achter in mijn tuin, en toen hoorde ik
-hen afspreken, om vanavond eens goed achter mijn aardbeien en
-frambozen heen te zitten. Ze wilden het eerst al dadelijk doen, maar
-die Dik Trom vond, dat het eerst goed donker moest worden en dat het
-nog te vroeg was. En toen zijn ze slootje gaan springen, want Dik
-Trom had een polsstok bij zich, en ze spraken af, om terug te komen,
-als het goed donker geworden was. En daarom kom ik je waarschuwen,
-zie je...."</p>
-
-<a name="21_flipsen"></a>
-<center>
-<img src="images/21_flipsen.jpg" alt="[illustratie]" style="width:100%; height:auto; max-width:1000px;">
-<br>
-[Illustratie: Flipsen zat met zijn vrouw op de bank een pijpje te rooken. (Bladz. 96)]
-</center>
-
-<p>"Zoo, &mdash; 't zijn toch <i>mijn</i> aardbeien en frambozen niet," bromde
-Flipsen, die juist van plan geweest was, dien avond eens rustig thuis
-te blijven.</p>
-
-<p>"Neen," zei Mulder, "'t zijn de mijne..."</p>
-
-<p>"Pas er dan zelf op!" bromde Flipsen.</p>
-
-<p>"Och, als je er geen zin in hebt, dan moet je 't maar zeggen,
-Flipsen. Dan ga ik even naar den burgemeester, om te vragen, of hij
-niet een ander mannetje heeft, om op de dieven te passen."</p>
-
-<p>"Ik zeg niet, dat ik niet wil," bromde Flipsen, die niet graag zou
-zien, dat Mulder aan zijn plan gevolg gaf. Wat moest de burgemeester
-dan wel van hem denken? "Ik zeg niet, dat ik niet wil," herhaalde
-hij, en hij liet er op volgen: "Maar je moet niet denken, dat het
-zoo'n hapje is om den heelen avond in je tuin te zitten. Zoo is er
-altijd wat, en nooit kan ik eens een avondje rustig thuis blijven en
-mijn pijpje rooken. Ik ben ook een mensch, Mulder."</p>
-
-<p>"Wel man, doe het dan niet, zeg ik je immers. Ik wil met alle
-pleizier aan den burgemeester gaan vragen, of hij niet een ander
-mannetje voor me heeft...."</p>
-
-<p>"'t Zou me een mooie boodschap wezen," bromde Flipsen nijdig. "Ik zal
-komen, hoor Mulder, dat beloof ik je, en ik zal mijn gummi-stok
-meebrengen. Wee den kwajongen, die mij in handen valt. Hij zal er
-ongenadig van lusten. Dat gezanik! Geen avond heb ik vrij!" Hij
-klopte zijn pijp zoo nijdig uit, dat zij in tween brak.</p>
-
-<p>"Zoo, dat ook nog! Mijn mooie doorrooker in gruzels!" bromde hij</p>
-
-<p>"Dat is dan afgesproken," zei Mulder. "Ja, dat is goed: breng je
-gummi-stok maar me dan zullen die kwajongens hun streken wel
-afleeren. Goeden-avond samen."</p>
-
-<p>"Dag Mulder," zei vrouw Flipsen.</p>
-
-<p>Maar Flipsen zei niets. Hij was nijdig op Mulder, en nog nijdiger op
-Dik Trom en de andere jongens, die hem van zijn vrijen avond
-beroofden.</p>
-
-<p>Hij nam zich voor hen geducht onder handen te nemen. 't Moest nu maar
-eens voor goed uit zijn met die pret.</p>
-
-<center>
-<img src="images/versiering_d.jpg" alt="image: versiering" style="width:40%; height:auto; max-width:700px;">
-</center>
-<br>
-<br>
-<br>
-<br>
-
-<a name="chapter07"></a>
-<center>
-<img src="images/hoofdstuk_c.jpg" alt="image: hoofdstuk-versiering" style="width:100%; height:auto; max-width:600px;">
-</center>
-<br>
-<br>
-<br>
-<h3 align="center">Zevende Hoofdstuk.</h3>
-<h4 align="center">De vrek, de gummi-stok, de aap en de veldwachter.</h4>
-<hr width="10%">
-
-<br>
-<img class="letterimage" src="images/letter_m.jpg" alt="M" style="width:10%; height:auto; max-width:300px;">
-<p class="hidden_char"><span style="color: white;">M</span>ulder keerde naar huis terug. Hij was bijzonder in zijn nopjes, wat
-hem duidelijk aan te zien was, want af en toe grinnikte hij van
-pleizier en herhaaldelijk liep hij binnensmonds te prevelen. Ja, een
-paar maal wreef hij zich vergenoegd de handen.</p>
-
-<p>"H &mdash; h &mdash; h &mdash; h, &mdash; wat was hij nijdig, die Flipsen," zei
-hij. "Hij wou zoo graag eens een avondje rustig thuis zijn pijpje
-rooken, zei hij, &mdash; maar dat is niet noodig. Een veldwachter hoeft
-geen pijpjes bij zijn vrouw te zitten rooken, hij moet op de dieven
-passen, zeg ik maar. Wat drommel, daar wordt hij immers voor betaald,
-daar betaal ik toch ook mijn lieve belastingcentjes voor. En dan
-pijpjes zitten rooken, &mdash; jawel, we zullen hem pijpjes laten rooken.
-Hij had er geen zin in, dat was duidelijk, maar &mdash; h &mdash; h &mdash; h
-&mdash; h, &mdash; wat veranderde hij gauw toen ik zei, dat ik dan even naar
-den burgemeester zou gaan en om een ander mannetje vragen zou, die
-geen pijpjes wil zitten rooken.</p>
-
-<p>H &mdash; h &mdash; h &mdash; h! &mdash; En nijdig, &mdash; goed, laat hem nijdig
-wezen. Hoe nijdiger, hoe liever, &mdash; des te harder slaat hij er op,
-als hij zoo'n kwajongen te pakken krijgt. Ha, ik hoor hen al
-schreeuwen!"</p>
-
-<p>Mulder wreef weer in zijn handen van pleizier.</p>
-
-<p>"En hij zal zijn gummi-stok meebrengen," prevelde hij. "Net goed!
-Zoo'n gummistok slaat ze de beenderen haast stuk, heb ik wel eens
-hooren zeggen. Net goed! Voor mijn part slaat hij ze dood, dien Dik
-Trom in de eerste plaats. Ja ja, als hij er n te pakken krijgt,
-hoop ik, dat het die Dik Trom is en dat hij hem dan met dien
-gummi-stok een pak ransel geeft, dat hij niet meer loopen kan. H &mdash;
-h &mdash; h, en dat hij, als hij kruipende van tusschen de
-frambozenstruiken weggaat, &mdash; dat dan Kees hem nog op zijn nek
-springt en hem de ooren van het hoofd afbijt. H &mdash; h &mdash; h &mdash;
-h, &mdash; ik gooi mijn geld niet weg, maar het zou me toch nog wel een
-kwartje waard zijn, om dt te zien. &mdash; Kijk, het begint al mooi
-donker te worden, en over een half uurtje kunnen de kwajongens hun
-gang gaan. Als Flipsen er dan maar is, laat de lieverdjes dan maar
-komen. Of verbeeld je nu eens, dat Flipsen in het geheel niet kwam,
-&mdash; maar dt zou ik hem betaald zetten, hoor, dat zou ik hem betaald
-zetten!"</p>
-
-<p>Mulder had zijn huisje bereikt en liep den boomgaard in om nog even
-naar Kees te gaan kijken.</p>
-
-<p>"Kees! Kees! Waar ben je?" riep hij.</p>
-
-<p>Ha, Kees zat nog op dezelfde plaats ongeveer, &mdash; boven in den boom.
-Hij keek even naar Mulder en nam verder geen notitie van hem.</p>
-
-<p>"Kees! Kees! Kom hier! Kom bij den baas!" riep Mulder. En grinnikend
-om zijn eigen aardigheid, liet hij er op volgen:</p>
-
-<p>"Kom hier, Kees, dan krijg je geen nootje, &mdash; h &mdash; h &mdash; h &mdash;
-h!"</p>
-
-<p>Maar Kees kwam niet.</p>
-
-<a name="22_olielamp"></a>
-<img src="images/22_olielamp.jpg" alt="[illustratie]" style="float:right; width:40%; height:auto; max-width:400px;">
-
-<p>"De baas lust ze zelf wel, Kees!" zei Mulder. &mdash; "Kom hier, Kees! Wil
-je wel eens komen!"</p>
-
-<p>Hij greep het touw en rukte er aan met al zijn kracht.</p>
-
-<p>Toen zag Mulder, waarom Kees hem niet gehoorzaamde.</p>
-
-<p>Het touw zat boven in den boom om een paar takken vastgedraaid en
-Kees had alle vrijheid van beweging verloren.</p>
-
-<p>Hij kon naar boven, noch naar beneden.</p>
-
-<p>"Zoo, dat is mooi slim van me geweest. Ik had hem niet aan een boom
-moeten vastbinden, maar aan den kalen paal, die daar ginds staat; dan
-had het touw niet in de takken verward kunnen raken. Hoe krijg ik dat
-mormel nu naar beneden? Ik bedank er voor, om in den boom te klimmen.
-Die aap zou me naar mijn keel kunnen vliegen en mij den strot
-afbijten. Dank je! Hu, &mdash; verbeeld je eens, dat dt gebeurde! Weet
-je wat, als Flipsen straks komt, zal ik het hm laten doen. Flipsen
-weet niet, dat het zoo'n kwaadaardig monster is. Als hij dat wist,
-deed hij het vast en zeker niet. &mdash; Maar neen, Flipsen zal er tch
-wel voor bedanken. Hij is op 't oogenblik veel te nijdig en zal
-zeggen, dat hij als veldwachter wel verplicht is, om op de dieven te
-passen, maar niet, om een kwaadaardigen aap boven uit een boom te
-halen. &mdash; Enfin, Kees moet er dan vannacht maar blijven zitten, dan
-zullen we morgen wel zien, wat er aan te doen is. Desnoods schiet ik
-hem dood. &mdash; Gelukkig, dat ik Flipsen gewaarschuwd heb. Die kan het
-zaakje met zijn gummi-stok trouwens best alleen opknappen, &mdash; zonder
-dien aap."</p>
-
-<p>Mulder begaf zich naar zijn huisje. Hij ontsloot de deur en stapte
-binnen, maar hij deed er den grendel weer op, want 's avonds had hij
-zijn deur altijd op slot.</p>
-
-<p>Toen stak hij de lamp op.</p>
-
-<p>"'t Is zonde van de olie," mompelde de vrek. "Maar de jongens moeten
-kunnen zien, dat ik in huis ben, en daaruit opmaken, dat zij vrij
-spel hebben."</p>
-
-<p>Hij deed de luiken voor het raam, maar in elk luik was een opening
-gezaagd in den vorm van een hart. Door die openingen boven in de
-luiken drong het licht van de lamp naar buiten.</p>
-
-<p>"Zie zoo, alles is klaar," mompelde de vrek. "Nu eerst een stukje
-brood eten en dan maar rustig afwachten, wat er gebeuren zal."</p>
-
-<p>Hij sneed zich een paar dunne boterhammen en smeerde er spaarzaam wat
-boter op, maar eigenlijk vond hij dat toch zonde van de kostelijke
-boter. Daarom schraapte hij er die met zijn mes zoo goed mogelijk
-weer af.</p>
-
-<p>"Overdaad is niet noodig!" mompelde de vrek, terwijl hij de boter
-weer in het oude, gebarsten vlootje deed. "Er zit zoo genoeg op." &mdash;
-Hij had honger en beet gretig in zijn brood.</p>
-
-<p>"'t Is niet te veel, &mdash; maar te veel schaadt en is nadeelig voor de
-gezondheid," dacht hij. "'t Is niet nodig, dat ik dik en vet word, Je
-hebt er maar last van. Jammer toch wel, dat Kees in den boom gevangen
-zit. Ik had er me zooveel genoegen van voorgesteld, als hij die
-jongens het vleesch van de beenen scheurde."</p>
-
-<a name="23_raam"></a>
-<center>
-<img src="images/23_raam.jpg" alt="[illustratie]" style="width:60%; height:auto; max-width:600px;">
-</center>
-
-<p>Mulder wist op dit oogenblik niet, dat Kees al niet meer in den boom
-zat. Toen hij bemerkte, dat hij in zijn eigen touw verward geraakt
-was en al zijn rukken en sjorren hem de vrijheid niet terug gaf, had
-hij met zijn beide handen het touw aangegrepen en aan zijn mond
-gebracht. Met zijn sterke tanden had hij het spoedig doorgebeten, en
-toen was hij dood op zijn gemak den boom uitgeklauterd en den tuin
-ingewandeld. Een klein stukje touw, niet veel meer dan een halsband,
-was er maar van overgeschoten. De rest zat nog in en om de takken van
-den boom.</p>
-
-<p>Kees snuffelde den heelen tuin door om te zien, of er niets van zijn
-gading was en hij hield zonder eenig gewetensbezwaar geducht huis
-onder de vruchten van zijn baas. 't Speet hem wel, dat hij nergens
-noten kon vinden, maar de andere vruchten versmaadde hij geenszins.
-Hij at er zijn buikje rond en dik van, ging toen, niet ver van de
-aardbei- en frambozebedden in een boom zitten, goed verscholen
-tusschen het dichte loover, zoodat hij zoo goed als onzichtbaar was,
-kneep zijn oogen dicht en viel in slaap.</p>
-
-<p>Maar dat alles wist Mulder niet. Deze zocht de kruimeltjes brood op,
-die op de tafel gevallen waren en at ze op. Toen keek hij hongerig
-naar de kast, want hij had nog lang niet genoeg.</p>
-
-<p>"Zou ik nog een dun, &mdash; dun sneetje nemen?" mompelde hij begeerig, en
-hij likte zijn dunne lippen.</p>
-
-<p>Hij stond op en ging naar de kast.</p>
-
-<p>Ja, daar lag het brood.</p>
-
-<p>Hij strekte de handen uit, &mdash; maar plotseling trok hij ze terug,
-wierp de deur dicht en ging op zijn stoel bij de tafel zitten.</p>
-
-<p>"Neen," mompelde hij: "Niet doen, &mdash; 'k heb genoeg gegeten. Waarom
-zou ik..."</p>
-
-<p>"Tik &mdash; tik &mdash; tik!" klonk het tegen de ruiten.</p>
-
-<p>"H &mdash; ho &mdash; hu! Wat is dat!" mompelde de vrek verschrikt.</p>
-
-<p>"Ben je daar, Mulder?" klonk een gedempte stem.</p>
-
-<p>"Geen antwoord geven!" prevelde Mulder. "'t Kon wel een dief wezen."</p>
-
-<p>"Tik &mdash; tik &mdash; tik!" klonk het nogmaals. "Ben je daar, Mulder?"</p>
-
-<p>Ha, 't was de stem van Flipsen; Mulder herkende haar duidelijk.</p>
-
-<p>"Ja, &mdash; wie daar?" riep hij.</p>
-
-<p>"Ik ben het, ik, Flipsen!" werd er geroepen. "'k Wil je maar even
-zeggen, dat ik er bn!"</p>
-
-<p>"Ha ja &mdash; juist, ja ja &mdash; dat is goed, Flipsen. &mdash; En &mdash; enne &mdash; en
-heb je den gummi-stok megebracht?"</p>
-
-<p>"Laat dat maar aan mij over!" bromde Flipsen. "Als ik er een in
-handen krijg, zal hij zijn besten dag niet hebben, &mdash; dat beloof ik
-hem."</p>
-
-<p>"Goed zoo &mdash; h &mdash; h &mdash; h!" grinnikte Mulder. "Ga je gang maar!
-Hoe harder hoe liever!"</p>
-
-<p>Flipsen verwijderde zich van het raam en verschool zich ergens
-tusschen het geboomte, dicht bij de aardbein en frambozen. En
-Mulder zat met open ooren te luisteren, of er nog geen angstgeschrei
-van een of anderen kwajongen tot hem doordrong.</p>
-
-<p>"Ik ben nieuwsgierig, wien van hen hij te pakken zal krijgen," dacht
-Mulder.</p>
-
-<p>"Allemaal tegelijk, &mdash; neen, dat zal niet gaan. Enfin, als hij er
-maar ntje goed zijn portie geeft, dan zal de schrik er bij de
-anderen ook wel in komen. Ik hoop maar, dat het die Dik Trom is." &mdash;</p>
-
-<p>Hij hield zijn blik op de klok gericht. De groote wijzer ging
-langzaam, maar zeker verder.</p>
-
-<p>En Mulder hoorde nog maar niet het angstgeschrei van den een of
-anderen jongen, tot zijn grooten spijt.</p>
-
-<p>Dat kon trouwens ook niet, want de jongens waren nog diep in het land
-aan het polsstokspringen. Zij amuseerden zich kostelijk, want Jan van
-Bakel had zijn sprong te kort genomen en dientengevolge twee natte
-voeten opgeloopen, en Arie Klaro was zijdelings in de sloot terecht
-gekomen, waardoor zijn linkerarm, linkerdij en linkerbeen een frisch
-bad hadden ondergaan. Hij zag er wel een beetje tegenop om thuis te
-komen, maar alle anderen hadden groote pret. En de een durfde nog
-meer te wagen dan de ander, hoewel het al erg donker geworden was.</p>
-
-<p>"Durf jij hier over dezen hoek te springen, Dik?" vroeg Jan Vos op
-een plek, waar twee slooten elkander onder een rechten hoek
-ontmoetten.</p>
-
-<p>"Wel ja, waarom niet?" zei Dik. "Geef den stok maar hier. Maar jullie
-moeten het mij nadoen, hoor!"</p>
-
-<a name="24_polsstok"></a>
-<center>
-<img src="images/24_polsstok.jpg" alt="[illustratie]" style="width:100%; height:auto; max-width:1500px;">
-</center>
-
-<p>Dik spuugde in zijn handen, wat hij altijd deed, als de zaken kritiek
-werden, trok de klep van zijn pet diep in zijn nek, boog een paar
-maal achter- en voorover, en nam toen zijn sprong.</p>
-
-<p>Ha, 't scheelde maar een haartje, of hij was er toch.</p>
-
-<p>"Wat zeg je daarvan?" riep hij een beetje trotsch den anderen toe.
-Hij wierp den stok over en vervolgde:</p>
-
-<p>"Nu jij, Jan Vos! 't Is jouw beurt."</p>
-
-<p>"Jongen, jongen," zei Jan weifelend, terwijl hij zich achter zijn oor
-krabde.</p>
-
-<p>"'t is zoo'n sprong! Zou ik het wel wagen?"</p>
-
-<p>"Ha ha, Jantje is bang!" tergde Dik.</p>
-
-<p>"Kom Jan, durf je niet?"</p>
-
-<p>"Laat mij maar eerst!" riep Piet van Dril, terwijl hij Jan den stok
-uit de handen nam. "Ik durf wl! Wat Dik kan, kan ik ook."</p>
-
-<p>"Houd je goed, Piet," zei Dik. "Neem je sprong niet te kort, want de
-onderkant is hier slap, hoor. Je zakt er in weg."</p>
-
-<p>"Hoepla, daar gaat hij!" riep Piet.</p>
-
-<p>En met een prachtigen sprong kwam hij aan den overkant terecht.</p>
-
-<p>"Goed gedaan, Piet!" zei Dik. "Nu jij, Jan Vos!"</p>
-
-<p>"Maar ik ga naar huis," riep een van de jongens.</p>
-
-<p>"Kijk eens, hoe donker het al wordt. 'k Wed, dat het al aardig laat
-is."</p>
-
-<p>"Dan ga ik me," riepen een paar anderen. "Ik mag zoo erg laat niet
-thuiskomen."</p>
-
-<p>"Ik ga ook naar huis," zei Jan Vos, die niet veel lust had op den
-laten avond nog een nat pak te halen.</p>
-
-<p>"Jantje durft niet!" zei Dik.</p>
-
-<p>"Neen, Jantje durft niet!" zei ook Piet.</p>
-
-<p>"Dt zal ik je laten zien," zei Jan Vos, die de spotternij van zijn
-twee vrienden niet langer wilde aanhooren.</p>
-
-<p>Piet wierp hem den stok toe, en Jan nam hem stevig tusschen zijn
-beide handen.</p>
-
-<p>"Dr dan!" riep hij. "Een &mdash; twee &mdash; drie!"</p>
-
-<p>Hij nam zijn sprong, en kwam triomfantelijk tusschen Dik en Piet aan
-den overkant.</p>
-
-<p>"Zie je wel, dat ik durf!" riep hij hun toe.</p>
-
-<p>"Of je durft," zei Dik. "Maar dat wist ik ook wel. Kijk, de anderen
-gaan naar huis. 't Wordt onze tijd langzamerhand ook, h?"</p>
-
-<p>"Ja, laten we gaan," zei Piet.</p>
-
-<p>De drie jongens sprongen over een smaller gedeelte terug, waar zij
-geen gevaar hadden om in de sloot terecht te komen. Dik wierp den
-polsstok over zijn schouder, floot aan Kolos, die op eenigen afstand
-een rattenhol openkrabde, en toen sloegen ook zij den weg naar huis
-in.</p>
-
-<p>Mulder zat intusschen nog trouw te wachten en met opengesperde ooren
-te luisteren, maar nog altijd was er geen angstgeschrei tot hem
-doorgedrongen. De jongens waren er zeker nog niet.</p>
-
-<p>Hij tuurde wel tienmaal per minuut naar de klok.</p>
-
-<p>"Ze blijven lang weg," mompelde hij. "Ze zullen toch niet gemerkt
-hebben, dat ik naar Flipsen gegaan ben? Of misschien hebben gezien,
-dat Flipsen hier kwam? Maar neen, dat kan niet, &mdash; dat is onmogelijk.
-Ze zullen wel komen en wachten eerst, dat het goed donker geworden
-is.</p>
-
-<p>Hoewel, donker is het al genoeg. H &mdash; h &mdash; h, die gummi-stok,
-die gummi-stok, &mdash; wat is dat een goed ide geweest van Flipsen. Hij
-slaat ze de beenderen er mede stuk &mdash; h &mdash; h &mdash; h! Wat heb ik
-daar een schik in!"</p>
-
-<p>Weer wachtte Mulder een kwartier, en nog waren de jongens niet
-gekomen.</p>
-
-<p>Toen, &mdash; opeens betrok het gelaat van den vrek.</p>
-
-<p>"Ja, dat moest hij eens probeeren," prevelde hij. "Flipsen moest het
-eens wagen, zelf mijn aardbein en frambozen op te eten, terwijl hij
-daar op de loer ligt. Hij moest het eens wagen!</p>
-
-<p>Maar toch, &mdash; hij is er best toe in staat! Zoo'n brave jongen zal hij
-in zijn jeugd ook wel niet geweest zijn, daar ziet hij niet naar uit,
-en hij zal ng wel een aardbeitje en een framboosje lusten. Ha, als
-hij daar het hart eens toe had, ik zou hem aanklagen bij den
-burgemeester en dan kostte het hem zijn betrekking, zoo vast als
-tweemaal twee vier. &mdash; En wie weet, hoeveel de kerel er wel opeet, al
-was het alleen maar om mij te plagen en zich op mij te wreken, want
-hij was mr dan nijdig, dat zag ik duidelijk."</p>
-
-<p>Mulder stond op en liep ongedurig door de kamer heen en weer. Hij
-balde zijn vuisten, en zei:</p>
-
-<p>"O, &mdash; 't is niet om uit te staan! Hij zal van mijn vruchten
-afblijven, of ik zal het hem duur betaald zetten. Wie weet, hoeveel
-hij er al opheeft! En die jongens hoor ik nog maar niet. &mdash; Zoo'n
-dief! Die past op de anderen, en zelf doet hij misschien niet anders,
-dan mijn vruchten stelen! Waarom komt hij nog niet eens aan de ruiten
-tikken, ten teeken, dat hij niet aan mijn frambozen zit? Maar dat
-houd ik niet langer uit! Ik wil zekerheid hebben! Ik laat mij mijn
-kostelijke vruchten maar niet goedsmoeds afhandig maken. Besluipen
-zal ik hem, en wee Flipsen, als hij mij bedriegt! Dan zal het hem
-bezuren!"</p>
-
-<p>De vrek begaf zich naar het achterhuis en schoof voorzichtig den
-grendel van de deur. Onhoorbaar zacht deed hij deze op een kier en
-kroop op handen en voeten den tuin in. De deur trok hij achter zich
-dicht. Alles ging zoo stil in zijn werk, dat Flipsen het onmogelijk
-gehoord kon hebben, of hij had al in de onmiddellijke nabijheid van
-de deur moeten zijn. En daar was hij niet.</p>
-
-<p>"Wat is het ellendig donker," bromde de vrek. "Aanstonds kruip ik nog
-met mijn hoofd tegen een boom aan. Maar beloeren zal ik hem, en als
-hij mij bedriegt, zal hem aanklagen, &mdash; zoo'n dief!"</p>
-
-<p>Voorzichtig, voetje voor voetje, of eigenlijk knietje voor knietje
-kroop hij verder in de richting van de plaats, waar de aardbein en
-frambozen groeiden, en hij zorgde er wel voor, zoo dicht mogelijk
-onder het kreupelhout te blijven, want daar liep hij het minste
-gevaar, gezien te worden.</p>
-
-<p>'t Was doodstil in den tuin.</p>
-
-<p>"Waar zou Flipsen wezen?" dacht de vrek. "O, natuurlijk, bij de
-vruchten, net zooals ik al dacht. Waar wou hij anders zijn, die dief?
-Maar berouwen zal het hem, berouwen zal het hem."</p>
-
-<p>Ha, hij had de frambozen thans bereikt. Zou Flipsen tusschen de
-struiken liggen en zich aan de sappige vruchten te goed doen?</p>
-
-<p>Met zijn oogen trachtte hij de duisternis te doorboren.</p>
-
-<p>Maar dat trachtte Flipsen ook te doen.</p>
-
-<p>Hoor, klonk daar niet eenig geritsel?</p>
-
-<p>Flipsen spitste de ooren.</p>
-
-<p>Zouden de jongens dan toch in aantocht zijn? Hij had hen niet hooren
-komen. Maar dat was ook niet noodig. Als hij hen n maar hoorde, nu
-zij dicht bij de frambozen kwamen.</p>
-
-<p>Flipsen klemde den gummi-stok tusschen zijn vingers, en luisterde met
-inspanning.</p>
-
-<p>Zijn oogen begonnen te fonkelen.</p>
-
-<p>O, &mdash; maar hij bedroog zich niet, &mdash; neen, neen, de jongens waren
-hem niet te glad af. Hij hoorde duidelijk het geschuifel van iemand,
-die zich voortbewoog in de richting van de aardbein en frambozen.
-Zijn lang geduld zou dan toch worden beloond.</p>
-
-<p>Hoor, &mdash; 't was duidelijk, en ja, &mdash; daar zag hij ongetwijfeld de
-gestalte van iemand, die over den grond kroop.</p>
-
-<p>Als een kat, die op een muis loert, maakte Flipsen zich gereed voor
-den sprong.</p>
-
-<p>Hij stond met gebogen rug, de kin vooruit.</p>
-
-<p>En op 't volgende oogenblik wierp hij zich op den dief, die de
-frambozen nu ongeveer bereikt had.</p>
-
-<p>Hij drukte den dief tegen den grond, zette hem de linkerknie op den
-rug, hief hij zijn gummi-stok omhoog, en sloeg onbarmhartig op zijn
-gevangene los.</p>
-
-<p>Mulder wist het eerste oogenblik, toen Flipsen hem op zijn rug
-sprong, niet, wat er aan de hand was. Hij werd plat op den grond
-gedrukt en kermde van schrik en ontsteltenis. Maar toen daalde
-plotseling een regen van slagen op hem neer, waarvan de eene nog meer
-pijn veroorzaakte dan de andere. En Flipsen liet in zijn woede zijn
-slagen met zooveel geschreeuw gepaard gaan, dat hij van den dief geen
-woord verstond. 't kon hem trouwens ook niets schelen, wat deze zeide
-of deed. Hij zou hem dat stelen ns en voor altijd op afdoende
-wijze afleeren en al den anderen den lust ontnemen, om het ooit weer
-te probeeren.</p>
-
-<p>'t Hagelde slagen met den gummi-stok op den vrek, die op den grond
-lag te krimpen van de pijn.</p>
-
-<p>"Dr! &mdash; Dr! &mdash; Dr! &mdash; Dr!" schreeuwde Flipsen, en
-zijn gummistok ging zonder ophouden omhoog, om weer striemend op zijn
-slachtoffer neer te dalen.</p>
-
-<p>"O, &mdash; o, &mdash; de gummi-stok, &mdash; de ellendige gummistok," kermde de
-gierigaard. "O, Flipsen, houd toch op, &mdash; ik ben het, &mdash; ik, Mulder,
-&mdash; houd toch op &mdash;&mdash;"</p>
-
-<p>"Dr! &mdash; Dr! &mdash; Daar!" &mdash; schreeuwde Flipsen die van geen
-ophouden wist. "Jou leelijke vruchtendief! Waag het nu nog eens, &mdash;
-dr! Dr! Daar!"</p>
-
-<p>"Flipsen," kermde Mulder, krimpend van de pijn, &mdash; "ik sterf! O, die
-gummi-stok, &mdash; die gum &mdash; mi- &mdash; o, o, au, au, &mdash; o, houd toch op!"</p>
-
-<p>"Dr! &mdash; Daar! &mdash; D... o, mijn hemel, wat is dat?" schreeuwde
-Flipsen ontsteld. Hij voelde, hoe een groot voorwerp hem op zijn rug
-sprong en hem de nagels in zijn hals groefde, en hem krabde en beet
-op alle plaatsen, waar hij maar gekrabd en gebeten kon worden. 't
-Veroorzaakte hem helsche pijn, en hij kroop op den grond rond, zonder
-haast te weten, wat hij deed.</p>
-
-<p>"Wat is dat? Wat &mdash; o, o, &mdash; wat een pijn &mdash; wie doet dat &mdash; o!"</p>
-
-<p>Kees zat den veldwachter bovenop zijn rug en vierde aan al zijn booze
-neigingen bot. Hij beet en krabde zonder ophouden, tot Flipsen
-eindelijk, schreeuwende van de pijn al zijn geestkracht verzamelde,
-het ongure beest van zich afschudde en, met achterlating van zijn
-gummi-stok, haastig op de vlucht sloeg.</p>
-
-<p>Hij en de vrek kermden om het hardst en de aap maakte ook de
-erbarmelijkste geluiden, zoodat Dik Trom en de andere jongens, die op
-den terugweg naar huis den landweg afliepen langs den tuin van
-Mulder, niet wisten, wat zij hoorden.</p>
-
-<p>Zij dachten er al niet eens meer aan, om vruchten te gaan stelen,
-want zij hadden zich veel te goed vermaakt met het springen.</p>
-
-<p>"Wat is hier te doen? Hoor dat gekerm eens!" zei Dik.</p>
-
-<p>En allen stonden stil om te luisteren.</p>
-
-<p>Opeens zagen zij Flipsen het hek doorsnellen, met zijn handen achter
-tegen zijn hals.</p>
-
-<p>"O, o, o, Wat een pijn! Wat een pijn!" kermde hij. En haastig sloeg
-hij den weg in naar huis.</p>
-
-<p>"Ook een rare geschiedenis!" zei Dik. "Rara &mdash; wat is dat?"</p>
-
-<p>Maar niemand wist het, en zij vervolgden hun weg.</p>
-
-<p>Mulder kroop kermend naar zijn huisje.</p>
-
-<p>"O, die gummi-stok, &mdash; die gummi-stok!" kermde hij.</p>
-
-<p>Hij deed de deur open, richtte zich aan de klink met groote moeite
-omhoog, ontkleedde zich zoo goed en zoo kwaad als het ging, en kroop
-in bed.</p>
-
-<p>Den volgenden morgen zag hij bont en blauw, en toen Flipsen zijn
-gummi-stok kwam halen, zat diens hals in een dik verband.</p>
-
-<center>
-<img src="images/versiering_e.jpg" alt="image: versiering" style="width:30%; height:auto; max-width:300px;">
-</center>
-<br>
-<br>
-<br>
-<br>
-
-<a name="chapter08"></a>
-<center>
-<img src="images/hoofdstuk_d.jpg" alt="image: hoofdstuk-versiering" style="width:100%; height:auto; max-width:600px;">
-</center>
-<br>
-<br>
-<br>
-<h3 align="center">Achtste Hoofdstuk.</h3>
-<h4 align="center">Dik verloot jonge konijntjes.</h4>
-<hr width="10%">
-
-<br>
-<img class="letterimage" src="images/letter_d.jpg" alt="D" style="width:10%; height:auto; max-width:300px;">
-<p class="hidden_char"><span style="color: white;">D</span>ik was al heel vroeg opgestaan, en daar had hij geen spijt van, want
-het was een mooie morgen. De vogels sjilpten en zongen in de boomen,
-en de bloemen geurden heerlijk.</p>
-
-<p>Met een mes in de hand kwam hij naar buiten. Hij haalde een mand uit
-het schuurtje, om er het gras en de klaver in te doen, die hij wilde
-gaan snijden aan den kant van het kanaal.</p>
-
-<p>Nauwelijks verscheen hij in den tuin achter de schuur, of zijn duiven
-vlogen klapwiekend om hem heen en een paar zetten zich op zijn
-schouders en zijn hoofd. 't Was, of zij hem goeden morgen kwamen
-zeggen.</p>
-
-<p>"Koer! Koer!" riep hij hun toe.</p>
-
-<p>En hij zag, hoe de konijnen zich op hun achterpooten verhieven en met
-hun voorpootjes door de tralies krabbelden.</p>
-
-<p>"Ja, ja!" riep Dik hun toe. "Dadelijk, hoor! Ik zie het wel, dat de
-ruiven leeg zijn. Maar jullie eten ook dag en nacht aan n stuk
-door, geloof ik. Geduld een beetje, asjeblief. Ik moet het eerst nog
-gaan snijden. &mdash; En als ik terugkom, krijgen jullie ook, hoor!" riep
-hij tegen de duiven.</p>
-
-<p>"Dag Dik, hier is Gerrit!" riep zijn kauw, die op zijn schouder kwam
-zitten en eerst nijdig naar een duif pikte, om haar van dat plekje,
-dat hij als zijn persoonlijk eigendom beschouwde, weg te jagen. Maar
-de duif had geen lust, om voor zoo'n brutale vlerk als een kauw te
-wijken, en pikte venijnig terug. Duiven lijken wel heel zachtaardige
-diertjes, maar zij laten zich de kaas allerminst van het brood nemen
-en weten hun snavels terdege te gebruiken.</p>
-
-<p>'t Werd een formeele vechtpartij op Dik's schouder, tot groot vermaak
-van Dik. De duif klapte met haar vleugels, om de kauw weg te jagen,
-en de kauw pikte nijdig met haar langen, puntigen snavel in het lijf
-van de duif.</p>
-
-<p>"Dag Dik!" werd er op eenigen afstand geroepen.</p>
-
-<p>"O, &mdash; daar is Nelly!" riep Dik. Hij keerde zich om en zag het blinde
-meisje in buurmans tuin staan.</p>
-
-<p>"Ga je de duiven voeren?" vroeg Nelly.</p>
-
-<p>"Straks, &mdash; eerst moet ik nog gras en klaver snijden, Ga je me?"</p>
-
-<p>"Graag!" zei Nelly.</p>
-
-<p>Voorzichtig liep zij den tuin door, toen over het pad langs het huis,
-en kwam zoo in het voortuintje.</p>
-
-<p>Dik joeg de duif en de kauw van zijn schouder, wierp zijn mes in de
-mand, die hij in zijn linkerhand nam, en begaf zich naar Nelly, om
-haar mede te nemen naar den kanaalkant.</p>
-
-<p>"Dag Helly! Hier is Gerrit!" riep de kauw, toen hij het meisje zag.</p>
-
-<p>"Kom hier, Gerrit, &mdash; kom hier, Gerrit!" riep Nelly, terwijl Zij haar
-vrije hand uitstrekte. Dadelijk kwam Gerrit op haar arm zitten. Dat
-vond Nelly prettig.</p>
-
-<p>"Dag Gerrit!" riep zij tegen hem.</p>
-
-<p>"Dag Helly! Hier is Gerrit! Dag Dik!"</p>
-
-<p>Dik bracht het meisje naar den overkant van den weg, en zei, nadat
-hij een mooi plaatsje voor haar opgezocht had:</p>
-
-<p>"Hier Nelly, &mdash; ga nu hier zitten, &mdash; in het gras!"</p>
-
-<p>Nelly deed het, en toen hij het blinde meisje daar zag zitten, zoo
-hulpbehoevend, zoo geheel afhankelijk van anderen, overmeesterde hem
-weer een gevoel van onuitsprekelijk medelijden, en zijn stem klonk
-zacht en teeder, toen hij zeide:</p>
-
-<p>"Je zit aan den kant van het kanaal, Nelly, een groote armslengte er
-maar van af. Zul-je je niet vooruit bewegen? Je gezicht is naar het
-water gekeerd."</p>
-
-<p>"Ja ja, dank je wel," zei Nelly, "ik begreep het al, voordat je me
-het zei. Wees maar niet ongerust, Dik, ik zal wel stil blijven
-zitten. Dag Gerrit! Waar ben je, Gerrit? Kom hier, Gerrit! Kom bij
-Nelly, Gerrit!"</p>
-
-<p>Gerrit wandelde aan den kant van het water en pikte daar wurmpjes en
-insecten van den grond op.</p>
-
-<p>"Hier is Gerrit!" schreeuwde hij terug, maar hij ging niet naar Nelly
-toe. Hij had het veel te druk, om voor zijn ontbijt te zorgen.</p>
-
-<p>"Kom Gerrit! Kom hier, Gerrit!" riep Nelly.</p>
-
-<p>Gerrit gaf geen antwoord. Hij was juist bezig, een grooten worm uit
-den grond te trekken, waar de worm zich met al zijn kracht tegen
-verzette. Maar 't hielp niet, en weldra was hij door Gerrit's keelgat
-verdwenen.</p>
-
-<p>"Hier is Gerrit!" schreeuwde hij toen. "Dag Helly!"</p>
-
-<p>Dik was ijverig aan het snijden. Zijn mes was vlijmscherp, daar
-zorgde hij altijd wel voor. De eene handvol na de andere wierp hij in
-de mand, en hij pikte zooveel melkdistels uit den grond, als hij maar
-kon, want daar waren de konijnen dol op.</p>
-
-<p>"Schiet je goed op, Dik?" riep Nelly hem toe. "Wat is het prachtig
-weer h?"</p>
-
-<p>"Heerlijk," zei Dik. "Ja, ik schiet best op, maar ik heb veel te
-snijden, want ik zorg 's morgens altijd voor den heelen dag, en ik
-wil niet, dat mijn konijnen honger lijden."</p>
-
-<p>"Kom Gerrit!" riep Nelly. "Kom Gerrit! Waar is Gerrit?"</p>
-
-<p>"Hier is Gerrit!" riep de kauw uit de verte, maar hij kwam niet.</p>
-
-<p>"Hij zoekt zijn eten," riep Dik het meisje toe.</p>
-
-<p>"Hij zorgt misschien 's morgens k voor den heelen dag, net als
-jij," merkte Nelly lachend op.</p>
-
-<p>"Hij lust anders heel wat, hoor," zei Dik. "Ik geloof niet, dat hij
-ooit genoeg heeft."</p>
-
-<p>"Hier is Gerrit!" riep de kauw, die op Nelly's schouder vloog.</p>
-
-<p>"Behalve n dan toch," zei Nelly. "Zie je wel, hij komt uit eigen
-beweging bij me, en dat zou hij niet doen, als hij nog honger had."</p>
-
-<p>Nelly nam de kauw in haar hand en hield hem tegen haar wang. Dik
-verwijderde zich hoe langer hoe verder, om gras en klaver te zoeken.
-Maar telkens keek hij even naar Nelly om te zien, of zij wel
-voorzichtig was en niet dichter hij het water kwam.</p>
-
-<p>"Zeg Dik, vader is vanmorgen al naar zijn baas gegaan!" riep Nelly
-hem toe.</p>
-
-<p>"Zoo," zei Dik. "Kijk, daar komt Anneke! &mdash; Dag Anneke, hier is
-Nelly, je weet wel, van wie ik je verteld heb."</p>
-
-<p>"O," zei Anneke, en zij keek naar het blinde meisje. Dik had haar
-verteld, hoeveel medelijden hij met haar had.</p>
-
-<p>Zij ging bij haar in het gras zitten, en zei:</p>
-
-<p>"Jij bent Nelly, h? Ik heet Anneke. O, heb je Dik's kauw daar? Vind
-je hem niet aardig?"</p>
-
-<p>"Ja, erg aardig," zei Nelly. <span id="cor0005" class="corrected" title="Original text: [&quot;Dag Gerrit! Zeg eens, &quot;dag Nelly!&quot;]">"Dag Gerrit! Zeg eens, 'dag Nelly!'"</span></p>
-
-<p>"Dag Helly!" schreeuwde de kauw, tot groot vermaak van de beide
-meisjes. "Dag Helly, hier is Gerrit!"</p>
-
-<p>En om het hardst riepen zij:</p>
-
-<p>"Dag Gerrit! Dag Gerrit!"</p>
-
-<p>Eindelijk was Dik's mand tot den rand toe gevuld, en keerde hij met
-zijn vracht naar de meisjes terug.</p>
-
-<p>"Gaan jullie me naar mijn duiven?" vroeg hij.</p>
-
-<p>"Ja," zeiden ze, en beiden stonden van den grond op.</p>
-
-<p>Nelly stak haar hand uit, als om te vragen, wie haar leiden wilde.</p>
-
-<p>"Kom," zei Anneke, terwijl ze haar arm bij het blinde meisje instak,
-en gearmd gingen ze met Dik mee.</p>
-
-<p>De duiven zagen hem al komen en vlogen hem klapwiekend tegemoet, en
-de konijnen krabbelden om het hardst tusschen de tralies door. Zij
-hadden blijkbaar honger.</p>
-
-<p>De kauw vloog achter het drietal aan.</p>
-
-<p>Dik vulde de ruiven van de konijnen met het versch gesneden voer,
-waaraan de konijntjes dadelijk begonnen te smullen, en haalde toen
-een bak vol gerst voor de duiven, die hem maar steeds om het hoofd
-fladderden.</p>
-
-<p>"Hier Nelly," zei hij, terwijl hij haar den voerbak in de hand gaf,
-"jij mag ze voeren."</p>
-
-<p>"O," riep Nelly verheugd uit, "graag, graag, &mdash; dank je wel!"</p>
-
-<p>Anneke las de vreugde op haar gelaat, en Dik en Anneke keken elkander
-aan met een blik, waarin duidelijk te lezen stond:</p>
-
-<p>"Wat in-zielig, h?"</p>
-
-<p>Die twee begrepen elkander wel, ook al zeiden ze niets.</p>
-
-<p>Nelly strooide het voer met kleine handjesvol om zich heen, en riep:</p>
-
-<p>"Roe-koe! Roe-koe! Roekoe!"</p>
-
-<p>En de doffers stapten parmantig buigende tusschen de duifjes rond en
-riepen ook:</p>
-
-<p>"Roe-koe! Roe-koe! Roe-koe!"</p>
-
-<p>"Hier is Gerrit!" schreeuwde de kauw. "Dag Helly! Dag Dik!"</p>
-
-<p>"Praatsmaken!" riep Dik. &mdash; "Zeg Anneke, wat heb ik een zin in het
-schoolfeest. En jij?"</p>
-
-<p>"Of ik!" zei Anneke. "Kijk, die duif vliegt op Nelly's schouder. Wat
-aardig, h?"</p>
-
-<p>"Wat zal het een leuk gezicht wezen, als die stoomboot hier door het
-kanaal gaat," zei Dik. "Er is hier nog nooit een stoomboot geweest."</p>
-
-<p>"'t Zal wel een kleintje zijn; een groote kan hier niet varen," zei
-Anneke.</p>
-
-<p>"O, groot genoeg voor de schoolkinderen," beweerde Dik. "Laat daar
-den meester maar voor zorgen."</p>
-
-<p>"Roe-koe! &mdash; Roe-koe!" riep Nelly tegen de duiven, terwijl zij de
-korreltjes voer rondom zich strooide. "Krijgen jullie een
-schoolfeest?"</p>
-
-<a name="25_samen"></a>
-<center>
-<img src="images/25_samen.jpg" alt="[illustratie]" style="width:80%; height:auto; max-width:800px;">
-</center>
-
-<p>"Ja," zei Dik, "we gaan een heelen dag uit met een stoomboot, met
-muziek en vlaggen, &mdash; een heelen dag Wijk aan zee, h Anneke?"</p>
-
-<p>"Ja, &mdash; dat is een badplaats," zei Anneke. "Fijn, hoor."</p>
-
-<p>"H, met muziek, &mdash; dat hoor ik zoo graag," zei Nelly. "Die vlaggen
-kan ik niet zien, en de boot ook niet, en de zee evenmin, &mdash; maar de
-muziek kan ik hooren, h, en o, die vind ik zoo mooi."</p>
-
-<p>Dik werd ernstig.</p>
-
-<p>"Dom van me, om over dat schoolfeest te beginnen, waar dat blinde
-meisje bij is," dacht hij bij zichzelven. "Echt dom! Hoe jammer, dat
-zij niet mee kan! Maar zij gaat niet school, &mdash; en bovendien heeft ze
-niet megespaard, en n gulden vijf en twintig centen kunnen die
-menschen zoo maar opeens niet missen. &mdash; Weet je wat, daar moet ik
-toch nog eens over denken."</p>
-
-<p>En hij dacht er verder den heelen dag over.</p>
-
-<p>Eerst kwam hij tot het besluit, aan alle kinderen een kleinigheid
-voor het blinde meisje te vragen, en als hij dan de vereischte som
-bijeen had, zou hij den meester verzoeken, of het ongelukkige, blinde
-meisje medemocht.</p>
-
-<p>"Jammer, dat de meester nu net zoo boos op me is," dacht Dik.</p>
-
-<p>Maar bij nader inzien vond hij het toch geen prettige gedachte voor
-Nelly, als alle kinderen op school wisten, dat zij het zoo arm
-hadden. Neen, dat behoefden de anderen niet te weten; 't was nergens
-toe noodig. Zij zouden zoetjes-aan, nu Elswater weer hersteld was en
-geregeld werk had, wel weer in beter doen geraken.</p>
-
-<p>"'k Wou maar, dat ik zelf het geld had," dacht Dik. "Of dat Vader en
-Moeder het konden missen, &mdash; maar dat zal niet kunnen. &mdash; Jammer
-genoeg."</p>
-
-<p>Maar 's morgens op school, onder de leesles, kreeg hij plotseling een
-idee, en zijn gezicht klaarde er heelemaal van op.</p>
-
-<p>En nauwelijks waren de jongens om twaalf uur het lokaal uit, of hij
-riep hun toe:</p>
-
-<p>"Zeg jongens, wie koopt er een lootje van me naar een jong konijn?"</p>
-
-<p>"Hoeveel loten?" vroeg Jan Vos.</p>
-
-<p>Dik meende vijftien te zeggen, maar hij bedacht zich bijtijds.</p>
-
-<p>"Twintig," zei hij.</p>
-
-<p>"En hoe duur?" vroeg Bruin Boon.</p>
-
-<p>"Voor jou twee centen per stuk, voor de anderen een cent!" riep Dik.</p>
-
-<p>"Geef mij een lootje," zei Arie Klaro, die bijna altijd wel losse
-centen in zijn zak had, want zijn vader was een rijke boer en
-behoefde dus niet op een kleintje te zien.</p>
-
-<p>"Vanmiddag!" zei Dik. "Nu heb ik ze nog niet, maar ik ga ze dadelijk
-maken, als ik thuis kom."</p>
-
-<p>"Wat een geld," zei Bruin Boon, "twintig cent voor een jong
-konijntje. We doen altijd vijftien lootjes van een cent, en dat is
-geld genoeg."</p>
-
-<p>"Ja Bruin, maar ik ben maar een arme slokker," zei Dik. "Daarom neem
-ik twintig lootjes, zie je. &mdash; Zeg jongens, geld meebrengen
-vanmiddag, hoor, dan kunnen we vanavond nog gooien om de hoogste
-oogen."</p>
-
-<p>Dik liep op een draf naar huis, en zoodra hij gegeten had, vroeg hij
-aan zijn moeder om een stuk karton, 't liefst wit.</p>
-
-<p>"Heeft u niet een oude kartonnen doos, die u niet meer noodig heeft?"
-vroeg hij.</p>
-
-<p>"Waartoe moet die dienen?" vroeg zijn moeder.</p>
-
-<p>"Om lootjes te maken," zei Dik. "Ik ga mijn jonge konijnen verloten.
-Zeg, Moeder, weet u, wat ik van plan ben? Ik wil zoo graag f1.25 bij
-elkaar zien te krijgen..."</p>
-
-<p>"Waarvoor, Dik. Wt een geld!" zei Moeder.</p>
-
-<p>"Wel, dan wou ik het aan den meester geven voor het schoolfeest...."</p>
-
-<p>"Ben je dwaas, jongen? We geven elke week al een stuiver, en dat is
-al meer dan genoeg voor ons soort menschen...."</p>
-
-<p>"En dat is het," zei Vader Trom, die zich gereed maakte om zijn dutje
-te gaan doen.</p>
-
-<p>"Ja maar, ziet u, &mdash; ik wou zoo graag het blinde meisje van de nieuwe
-buren me laten gaan," zei Dik zacht. "Ik heb zoo'n medelijden met
-haar, Moeder, &mdash; en die menschen zijn op 't oogenblik te arm om
-zooveel geld te kunnen missen. &mdash; Toe maar, Moeder, laat het mij maar
-doen. 't Is zoo'n ongelukkig kind."</p>
-
-<p>Moeder keek Dik een oogenblik ernstig aan en haar oogen werden een
-beetje vochtig.</p>
-
-<p>Eindelijk zei ze:</p>
-
-<p>"In een hoekje achter op den zolder staat nog wel een oude doos,
-Dik."</p>
-
-<p>"Dus mag ik?" riep Dik verheugd uit, en hij vloog de trap op naar
-boven.</p>
-
-<p>Toen hij weg was, deed Vader Trom zijn oogen, die hij juist
-dichtgedaan had, weer eventjes open en zei:</p>
-
-<p>"Griet!"</p>
-
-<p>"Wel? &mdash; Wat is er, Jan?"</p>
-
-<p>"Griet, &mdash; onze Dik is een bijzonder kind, en dat is-ie."</p>
-
-<p>"Ja, hij is althans een goed kind," zei moeder Trom.</p>
-
-<p>Dik kwam beneden en knipte twintig vierkante stukjes uiteen van de
-wanden van de doos. De rest borg hij in de kast, want die zou hem nog
-wel te pas komen.</p>
-
-<p>Vandaag ging er pas zijn eerste jonge konijn aan, en hij had er zes.</p>
-
-<p>Op elk kartonnetje zette hij een nummer, van 1 tot 20, en hij deed ze
-alle in een doosje. Toen stak hij nog een stuk papier bij zich, om te
-kunnen noteeren, wie een lot gekocht had, &mdash; en een potlood, &mdash; en
-begaf zich naar buiten.</p>
-
-<p>In de verte hoorde hij het eigenaardige geschreeuw, dat de jongens
-soms met een hooge stem doen hooren, als zij alleen over straat
-loopen.</p>
-
-<p>"Halloo! Diktrommio! Halloo! Diktrommio! Gajemo!"</p>
-
-<p>Dik lachte.</p>
-
-<p>"Pitio van Drillio!" galmde hij terug. "Pitio van Drillio!"</p>
-
-<p>"Dikkio Trommio!" schreeuwde Piet. "Two lotio! Voor mijn
-centoo!"</p>
-
-<p>Het geluid kwam steeds dichterbij en na een minuut zag Dik Piet het
-erf oploopen.</p>
-
-<p>"Two lotio! Two lotio!" galmde Piet. "Voor mijn centoo!"</p>
-
-<p>"Twee lootjes?" vroeg Dik, terwijl hij de doos met kartonnetjes uit
-zijn zak opdiepte. "Hier, trek er maar twee uit."</p>
-
-<p>Piet trok de nummers 4 en 13, en Dik schreef op zijn lijst achter de
-nummers 4 en 13 den naam van Piet van Dril. De twee centen stak hij
-in zijn zak.</p>
-
-<p>"Zie zoo, ik heb al vast een beginnetje. Voor twee uur ben ik ze wel
-allemaal kwijt, denk ik, en dan kunnen we na schooltijd het beestje
-verloten."</p>
-
-<p>"Om hoe laat?" vroeg Piet.</p>
-
-<p>"Om zes uur, hier, achter onze schuur. Ik heb drie dobbelsteenen,"
-zei Dik, "mooie groote."</p>
-
-<p>"Zeg, ik hoop, dat ik het konijntje win," zei Piet van Dril. "Willen
-we naar school gaan?"</p>
-
-<p>"Dat is goed."</p>
-
-<p>En samen sloegen zij den weg in naar school, waar zij natuurlijk veel
-te vroeg aankwamen, maar dat wilden zij juist. Dik had er immers
-gewichtige zaken te doen?</p>
-
-<p>Zij waren de eersten, die op de speelplaats aankwamen, maar 't duurde
-niet lang, of er kwamen er meer.</p>
-
-<p>Bruin Boon kwam ook al heel vroeg.</p>
-
-<p>"Ik moet vijf lootjes hebben, Dik," zei hij, en hij gaf Dik vijf
-centen.</p>
-
-<p>"Wat? Hoeveel?" vroeg Dik verbaasd, want het gebeurde haast nooit,
-dat een jongen vijf loten tegelijk kocht. En hij keek Piet van Dril
-aan, die zijn vragenden blik met een knipoogje beantwoordde.</p>
-
-<p>"Ja, vijf!" schreeuwde Bruin Boon. "Geef hier! Waar zijn ze?"</p>
-
-<p>Dik weifelde even en weer keek hij Piet vragend aan, en nogmaals
-knipoogde Piet tegen Dik. De jongens wisten wel, dat Bruin niet
-eerlijk was, en dat hij gewoonlijk veel centen in zijn zak had, en
-zij verdachten er hem sterk van, dat hij ze stal uit de toonbanklade
-van zijn moeder, die een winkeltje in kruidenierswaren deed. Want
-Bruin was erg oneerlijk.</p>
-
-<p>"Nou, krijg ik ze, of krijg ik ze niet?" schreeuwde Bruin.</p>
-
-<p>"Weet je moeder ervan?" vroeg Dik.</p>
-
-<p>"Mijn moeder? &mdash; Ja, &mdash; natuurlijk! &mdash; Je denkt toch niet, dat ik ze
-gestolen heb?"</p>
-
-<p>"Ik weet niet, wat ik moet denken," zei Dik. Hij hield Bruin het
-doosje met loten voor en Bruin nam er vijf uit. Dik schreef zijn naam
-op de lijst achter de getrokken nummers. Even later kwam Arie Klaro.</p>
-
-<p>"Heb je je lootjes al?" vroeg hij aan Dik. "Geef mij er een, &mdash; of
-neen, ik wil er wel twee hebben. Des te meer kansen heb ik."</p>
-
-<p>"Maar ik heb de meeste kansen," zei Bruin.</p>
-
-<p>"Zoo? Hoeveel dan wel?" vroeg Arie.</p>
-
-<p>"Vijf!" zei Bruin. "Is 't niet waar, Dik, heb ik er geen vijf?"</p>
-
-<p>"Gestolen centen natuurlijk," zei Arie op den man af.</p>
-
-<p>"Als jij maar geen gestolen centen in je zak hebt!" zei Bruin
-sarrend.</p>
-
-<p>Er kwamen hoe langer hoe meer jongens op de speelplaats, en de loten
-van Dik gingen vlug van de hand. Hij kon zelfs niet eens aan alle
-aanvragen voldoen, maar daar wist hij wel raad op.</p>
-
-<p>"Jongens," zei hij, "om vijf uur zal de loting plaats hebben...."</p>
-
-<p>"Waar?" schreeuwde Bruin. Bruin schreeuwde altijd veel harder, dan
-noodig was. "Ik heb toch de meeste kansen, want ik heb er vijf!"</p>
-
-<p>"Bij ons, achter het huis," zei Dik. "En dan zal ik weer nieuwe loten
-klaarmaken om er nog een te verloten, voor de jongens, die nu te laat
-kwamen. Is dat goed? Komen jullie dan?"</p>
-
-<p>"Dus dan verloot je er twee vanavond," zei Dirk Langereis, die ook te
-laat gekomen was en dus geen lootje had kunnen bemachtigen.</p>
-
-<p>"Ja, &mdash; twee," zei Dik.</p>
-
-<p>"Dat is goed!" zeiden de jongens.</p>
-
-<p>Een poosje later ging de school aan, en Dik voelde zich vroolijk
-gestemd, omdat de zaken voor de blinde Nelly zoo goed gingen.</p>
-
-<p>"Vanavond heb ik al veertig centen bij elkaar," dacht hij vergenoegd.
-"Dan heb ik er nog maar vijf en tachtig noodig. Als de meester nu
-maar niet weigert, &mdash; maar weet je wat, ik zal erg goed mijn best
-doen. Misschien gaat de boosheid dan wel weg, hoewel, &mdash; hij heeft
-vandaag nog geen vriendelijk woord tegen me gezegd."</p>
-
-<p>En Dik spande al zijn krachten in om 's meesters goedkeuring te
-verwerven, <br><span id="cor0006" class="corrected" title="Original text: [wat de meesster zeer goed]">wat de meester zeer goed</span> opmerkte, al liet hij het niet
-blijken.</p>
-
-<p>"Dikje heeft spijt van gisteren," dacht hij, en dat deed hem
-genoegen.</p>
-
-<p>Om vier uur ging de school uit, en de jongens spoedden zich naar
-huis. Maar om vijf uur waren zij allen present achter de schuur van
-Dik.</p>
-
-<p>Dik had weer nieuwe loten gemaakt en verkocht ze aan de liefhebbers.
-Ze gingen niet meer zoo grif van de hand als voor het eerste
-konijntje, maar hij raakte ze eindelijk toch kwijt, en toen kon de
-loting beginnen.</p>
-
-<p>Dik haalde een kleerenbak uit de schuur, een diepen melkbeker uit de
-kast en drie groote dobbelsteenen uit zijn speelgoedlade. Daarmede
-kwam hij bij de jongens terug. De kleerenbak werd op den regenput
-gezet, en de dobbelsteenen deed hij in den melkbeker.</p>
-
-<p>"Zie zoo, alles is klaar," zei hij. "De verloting kan beginnen."</p>
-
-<p>"Maar om welk konijn gaat het?" vroeg Jan van Bakel, die ook een
-lootje gekocht had.</p>
-
-<p>Dik haalde een van zijn jonge konijntjes uit het hok en deed het in
-een mand.</p>
-
-<p>"Hallo! Het spel gaat beginnen!" riep Dik.</p>
-
-<p>Hij keek op zijn lijst en riep: "No 1, Jan Fulps. Asjeblief, goed de
-steenen schudden en dan in den kleerenbak gooien."</p>
-
-<p>"Daar gaat-ie!" riep Jan Fulps.</p>
-
-<p>Hij rammelde met de steenen en wierp ze met kracht in den bak. "4, 2,
-5!" riep Dik. "Elf oogen!"</p>
-
-<p>En hij noteerde achter Jan's naam 11. "No. 2, Bruin Boon!"</p>
-
-<a name="26_dobbelen"></a>
-<center>
-<img src="images/26_dobbelen.jpg" alt="[illustratie]" style="width:70%; height:auto; max-width:600px;">
-</center>
-
-<p>"Elf maar?" snoefde Bruin. "Daar ga ik boven!"</p>
-
-<p>"2, 3, 3!" riep Dik. "8 oogen!"</p>
-
-<p>"Daar ga ik onder, had je moeten zeggen, Bruin!" riep Jan Fulps hem
-toe.</p>
-
-<p>"O, ik heb er ng vier!" schreeuwde Bruin.</p>
-
-<p>"No. 3: Jan van Bakel!" riep Dik.</p>
-
-<p>Jan van Bakel gooide.</p>
-
-<p>"6, 5 en 5, 16 oogen!" kondigde Dik aan.</p>
-
-<p>"Een mooie gooi!" zei Piet van Dril. "Mijn beurt, Dik, ik ben no.
-4."</p>
-
-<p>Piet rammelde met de steenen en wierp drie zessen.</p>
-
-<p>"Mooi zoo!" zei Dik. "Hooger kan het niet."</p>
-
-<p>"Ha ha," lachte Piet van Dril, "dat konijntje zal wel voor mij zijn.
-Even hoog, dat kan, maar hooger, dat kan al vast niet!"</p>
-
-<p>Piet van Dril liep naar de mand, om het konijntje eens goed te
-bekijken! 't Was een allerliefst beestje, vond hij, en hij streelde
-het over den kop.</p>
-
-<p>Zoo gooiden de jongens om de beurt, en Bruin wierp eenmaal 2 zessen
-en een vijf, dus 17 oogen.</p>
-
-<p>"Daar mankeerde er maar eentje aan, &mdash; maar ik heb nog een lot. Dan
-komt het derde zesje er wel bij."</p>
-
-<p>Maar op zijn laatste lot gooide hij tot groote pret van alle jongens,
-drie eenen. Zijn kans op het konijntje was verkeken.</p>
-
-<p>Eindelijk moest alleen N. 20 nog maar gooien, en dat was Arie
-Klaro.</p>
-
-<p>"Een klein kansje!" zei hij, terwijl hij de dobbelsteenen in den
-melkbeker liet rammelen.</p>
-
-<p>"Mijn konijntje is het!" riep Piet van Dril lachend.</p>
-
-<p>Arie gooide.</p>
-
-<p>"Drie zessen, &mdash; achttien oogen!" riep Dik. "Arie en Piet van Dril
-moeten kampen. Ze hebben evenveel oogen gegooid."</p>
-
-<p>"Dat staat je niet netjes, Arie!" zei Piet van Dril lachend. "Ik
-dacht al, dat ik den prijs had."</p>
-
-<p>"Mis man, buiten den waard gerekend," zei Arie. "Gooi jij maar
-eerst!"</p>
-
-<p>"Neen, &mdash; jij!" zei Piet.</p>
-
-<p>"Jij bent het eerst aan de beurt. Hier heb je de steenen. &mdash; Is 't
-niet waar, Dik?"</p>
-
-<p>"Ja," zei Dik. "Jij eerst, Piet."</p>
-
-<p>"Vooruit dan maar!" zei Piet. Hij liet de stenen rammelen en gooide
-een 4, een 6 en een 3.</p>
-
-<p>"Dertien oogen," zei Dik. "Een mooie kans, Arie."</p>
-
-<p>"O j, daar gaat mijn konijntje," riep Piet lachend.</p>
-
-<p>"Toe, rammel zoo lang niet, &mdash; ik brand van nieuwsgierigheid!"</p>
-
-<p>"Daar dan!" riep Arie.</p>
-
-<p>"Een 5, een 6 en een 3, &mdash; veertien oogen!" riep Dik. "Arie heeft het
-gewonnen. Geluk er me!"</p>
-
-<p>"En nu ga ik meteen naar huis," zei Arie, die een heel eind van het
-dorp woonde, en alleen om de verloting zoo lang gebleven was.</p>
-
-<p>Hij nam het jonge konijntje in zijn arm en vertrok.</p>
-
-<p>De anderen bleven voor de verloting van het tweede konijntje.</p>
-
-<p>"Mijn kansen staan mooi," schreeuwde Bruin. "Ik heb nu ook weer vijf
-loten."</p>
-
-<p>"Maar onrechtmatig verkregen goed gedijt niet," zei Dirk Langereis.</p>
-
-<p>"Wat!" schreeuwde Bruin. "Wou jij zeggen, dat ik het gestolen had?"</p>
-
-<p>"Ik zeg alleen maar, dat onrechtmatig verkregen goed niet gedijt,"
-zei Dirk.</p>
-
-<p>De loting begon, &mdash; en het einde was, dat Jan Vos met het konijntje
-naar huis ging. Hij won met 17 oogen.</p>
-
-<p>"Jongens," riep Dik, "morgen een nieuwe verloting!"</p>
-
-<p>"Maar ik dank je!" zei Bruin Boon. "'t Heeft me vandaag al een
-dubbeltje gekost, &mdash; voor niemendal. Ik doe niet me."</p>
-
-<p>"Dan laat je 't!" zei Dik.</p>
-
-<p>De jongens gingen naar huis, en Dik maakte weer nieuwe loten klaar
-voor den volgenden dag, &mdash; maar toen bleek de liefhebberij al
-aanmerkelijk bekoeld. Er was geen sprake van, dat de verloting nog
-dien dag kon plaats hebben, want 's avonds had hij er nog maar elf
-verkocht. De moeders bleven niet aan 't geld geven.</p>
-
-<p>Na drie dagen pas was hij zeventien loten kwijt, en hij besloot, toen
-maar verder geen moeite te doen.</p>
-
-<p>Anneke won het beestje, tot haar groote blijdschap.</p>
-
-<p>En Dik zag voorloopig geen kans, nog meer konijntjes te verloten. Het
-speet hem wel, maar toch was hij blij, dat hij al vast zeven en
-vijftig centen bij elkaar had. Hij had ze in een doosje gedaan en in
-een hoekje van zijn speelgoedlade opgeborgen.</p>
-
-<p>"Ik zal wel zien, dat ik de rest er bij krijg," dacht hij. "Daar moet
-ik maar een middeltje op bedenken. &mdash; O, wat zou ik het heerlijk
-vinden, als Nelly me kon met het schoolfeest, &mdash; dat ongelukkige
-kind!"</p>
-
-<center>
-<img src="images/versiering_e.jpg" alt="image: versiering" style="width:30%; height:auto; max-width:300px;">
-</center>
-<br>
-<br>
-<br>
-<br>
-
-<a name="chapter09"></a>
-<center>
-<img src="images/hoofdstuk_a.jpg" alt="image: hoofdstuk-versiering" style="width:100%; height:auto; max-width:600px;">
-</center>
-<br>
-<br>
-<br>
-<h3 align="center">Negende Hoofdstuk.</h3>
-<h4 align="center">De vrek gaat zich beklagen.</h4>
-<hr width="10%">
-
-<br>
-<img class="letterimage" src="images/letter_d.jpg" alt="D" style="width:10%; height:auto; max-width:300px;">
-<p class="hidden_char"><span style="color: white;">D</span>en volgenden dag werd het dorp in rep en roer gebracht door het
-gerucht, dat het groote, beroemde, Amerikaansche paardenspel van
-Snger ook daar voor een enkelen dag zijn reusachtige tent zou
-opslaan, om er een voorstelling te geven. En niet het dorp alleen,
-maar zelfs de geheele polder, waarvan het dorp het centrum vormde,
-sprak over niets anders, dan over het wereldberoemde paardenspel van
-Snger, dat weldra zou arriveeren.</p>
-
-<p>Geen wonder, want de Directeur, Mr. Snger, maakte op echt
-Amerikaansche manier zoo'n reusachtige reclame voor zijn spel, dat je
-om zoo te zeggen hooren en zien verging. Heel Nederland sprak er over
-en alle kranten wijdden groote artikelen, ja zelfs geheele kolommen
-aan het paardenspel van den beroemden Amerikaanschen Directeur
-Snger, en zijn beroemde paarden, en zijn beroemde pikeurs en zijn
-beroemde paardrijdsters en zijn beroemde leeuwen en zijn beroemde
-olifanten, en zijn beroemde honden en apen, ja zelfs aan zijn
-beroemde, onmetelijke tent, waarvan 's morgens vroeg nog niets te
-zien was, waarin 's middags soms reeds een voorstelling werd gegeven,
-waarin alle beroemdheden 's avonds nogmaals optraden, en waarvan bij
-zonsopgang geen spoor meer gevonden werd. In alle dagbladen stonden
-kolossale advertentin, op stal- en schuurdeuren, alsmede op alle
-aanplakborden verschenen reusachtige biljetten met platen in
-schitterende kleuren, waarop de ongelooflijkste toeren waren
-afgebeeld.</p>
-
-<p>Niemand en niets ter wereld was z beroemd als de heer Snger en
-zijn paardenspel, en geweldige verhalen daaromtrent deden door ons
-lieve vaderland de ronde.</p>
-
-<p>Zoo vertelde men, dat de heer Snger een weddenschap had aangegaan
-met een anderen schatrijken Amerikaan, &mdash; want ook de heer Snger
-moest, naar men zeide, schatrijk zijn, &mdash; dat hij binnen een half
-jaar van Amerika naar Europa zou reizen, daar veel meer
-voorstellingen zou geven dan er dagen in het halve jaar waren, nooit
-langer dan twee dagen op dezelfde plaats zou verblijven en binnen het
-half jaar weer in New-York zou teruggekeerd zijn. De weddenschap ging
-om honderdduizend dollars, die hij van te voren bij een bank had
-moeten deponeeren. Ook vertelde men, dat de leeuwentemmer van het
-circus vijf leeuwen had, waarmede hij de ongehoordste toeren
-verrichtte, ja, dat hij hun zelfs zijn hoofd in den geopenden muil
-stak, en dat alles terwijl het hem toch niet onbekend kon zijn, dat
-diezelfde leeuwen zijn vaders en grootvader, die vr hem hun
-eigenaars waren geweest, reeds hadden opgegeten. En dan waren er nog
-twee olifanten, waarvan de een den vorigen oppasser, die iets deed,
-dat den olifant niet naar den zin was, met zijn slurf had
-doodgeslagen, en toen hij op den grond lag, om zoo te zeggen, met
-zijn lompe pooten een polka op zijn lichaam had gedanst, zoodat er
-niets van hem overbleef dan wat pap.</p>
-
-<p>Dik geloofde al die verhalen onvoorwaardelijk. Had hij ze niet met
-eigen oogen in de krant gelezen?</p>
-
-<p>Hij zat op de leuning van de brug met Piet van Dril en Jan Vos te
-hengelen. 't Was een hooge brug, en 't was ook een hooge leuning, en
-zij moesten lange hengelstokken hebben om bij het water te kunnen
-komen. En hun zitplaats was tamelijk gevaarlijk, want bij de minste
-onhandige beweging konden zij er aftuimelen en in het diepe, breede
-kanaal terechtkomen.</p>
-
-<p>Zij praatten natuurlijk over het paardenspel, zooals iedereen.</p>
-
-<p>"'t Zijn allemaal Engelschen," beweerde Jan Vos. "'t Mocht wat," zei
-Dik. "Echte Amerikanen, hoor. En zij hebben ook Roodhuiden bij zich.
-Zeg Piet, heb je 't gehoord? Dan rent er een wild paard in het
-circus, zonder bit of teugel, en dan komt zoo'n Roodhuid op een ander
-paard binnenvliegen en gooit het een lasso om den nek, &mdash; en dan maar
-trekken, jongens, trekken van heb ik jou daar, tot het gevangen paard
-bijna stikt en op den grond valt. &mdash; Zie je, zoo vangen die
-Roodhuiden hun paarden in de wildernis ook."</p>
-
-<p>"Fijn om te zien," zei Piet. "Ik hoop, dat ik er naar toe mag."</p>
-
-<p>"Ik heb geen kans," zei Jan Vos. "'t Is te duur, zegt Vader. Hij kan
-zijn geld wel beter gebruiken."</p>
-
-<p>"Net als bij ons," zei Dik.</p>
-
-<p>"O, &mdash; jij, &mdash; jij hebt geld genoeg verdiend met het verloten van je
-konijnen, want zoo duur is het niet, als je op den laagsten rang gaat
-zitten. En je ziet het daar even goed als op den eersten. Hoeveel heb
-je ook al verdiend met je verloting?"</p>
-
-<p>"Zeven en vijftig cent," zei Dik, met een peinzend gezicht naar zijn
-dobber turend.</p>
-
-<p>"Meer dan genoeg, &mdash; de vierde rang kost maar 40 cent," zei Jan. "Zeg
-Dik, dan gaan we samen, h? Ik mg, &mdash; dat heb ik al aan Vader en
-Moeder gevraagd. Doen, zeg?"</p>
-
-<p>Dik zei niets.</p>
-
-<p>Ha, wat had hij een zin, om mede te gaan! Zoo iets moois had hij nog
-nooit gezien en zou hij misschien nooit in zijn leven meer te zien
-krijgen. &mdash; Maar, voor dat doel had hij zijn konijntjes niet verloot.
-Hij had het gedaan om het arme, ongelukkige, blinde meisje een mooien
-dag te bezorgen, en 't zou gemeen van hem wezen, als hij nu voor dat
-geld naar het paardenspel ging.</p>
-
-<p>"Doen, zeg?" herhaalde Piet, met een elleboogstoot in Dik's rug.</p>
-
-<p>"'k Weet niet, &mdash; misschien &mdash; wel," zei Dik aarzelend.</p>
-
-<p>"Waarom zou hij niet?" dacht hij. "'t Was toch zijn eigen geld, en
-hij kon er mede doen, wat hij wilde. Niemand dan hij had er iets over
-te zeggen, behalve zijn Vader en Moeder natuurlijk, maar die zouden
-het wel goed vinden. Zij vonden van Dik alles goed."</p>
-
-<p>"Waarom <i>misschien?</i>" vroeg Piet.</p>
-
-<p>"Ja, waarom <i>misschien?</i>" dacht Dik. "Waarom niet <i>zeker.</i> Hij had
-het geld toch niet aan Nelly beloofd? Hij had er immers zelfs met
-geen enkel woord over gesproken?"</p>
-
-<a name="27_vissen"></a>
-<center>
-<img src="images/27_vissen.jpg" alt="[illustratie]" style="width:100%; height:auto; max-width:1000px;">
-</center>
-
-<p>"Zeg, waarom <i>misschien?</i>" vroeg Piet nog eens.</p>
-
-<p>"Och, 'k weet nog niet," zei Dik. "Ik denk van wl, 't Paardenspel
-is hier nog niet eens, en misschien komt het zelfs in het geheel
-niet. Vader zegt, dat het maar een praatje zal wezen, want dat er
-nergens aanplakbiljetten te zien zijn."</p>
-
-<p>"O, dat hindert niet. Iedereen zegt het," beweerde Jan Vos, die er
-wel niet heen mocht, maar het toch heerlijk vond, dat het komen zou
-met die leeuwen en olifanten en Roodhuiden en paarden en wie weet,
-wat nog meer. Hij zou wel maken, dat hij met zijn neus overal 't
-dichtst bij was.</p>
-
-<p>"Spreken ze Amerikaansch?" vroeg hij.</p>
-
-<p>"Engelsch," zei Piet van Dril. "De Amerikanen hebben geen eigen taal,
-en spreken Engelsch."</p>
-
-<p>"Jammer," zei Jan, "'t moesten Hollanders zijn. Dan kon ik met hen
-praten."</p>
-
-<p>"O," zei Dik, "dat kan ik toch wel. Ik wed, dat ze mij woord voor
-woord verstaan."</p>
-
-<p>Piet en Jan barstten in lachen uit.</p>
-
-<p>"Wat een pocher!" riep Piet van Dril, die door een onhandige beweging
-half van de leuning gleed. Hij kon zich nog net bijtijds met n
-arm vastgrijpen, maar stootte toen Dik bijna naar de diepte. En Dik
-greep zich in zijn schrik aan Jan Vos vast, zoodat zij alle drie
-groot gevaar liepen om naar beneden te duikelen, Zij hingen aan de
-leuning. En lachen, lachen, dat ze deden! Ze kropen met moeite tegen
-de leuning op en namen weer plaats.</p>
-
-<p>"Zeg, Jan," zei Dik, "als je weer wat weet."</p>
-
-<p>"En jij dan, Dik!" zei Jan Vos. "Je trok er me ook bijna af."</p>
-
-<p>"Zoo, Dik, spreek jij zoo goed Engelsch?" lachte Jan.</p>
-
-<p>"Onverbeterlijk," zei Dik. "Ik durf met je te wedden, dat ze me woord
-voor woord verstaan!"</p>
-
-<p>Jan en Piet lachten hem smakelijk uit.</p>
-
-<p>Opeens zei Jan Vos:</p>
-
-<p>"Kijk eens, Dik, daar komt er een de brug op, dat geloof ik zoo vast
-als tweemaal twee vier. Hij komt hierheen, zie je wel?"</p>
-
-<p>"En f!" zei Dik, die van de leuning op de brug sprong en den man,
-die naar hem toe kwam, met open mond en oogen aangaapte. Zijn hengel
-haalde hij in.</p>
-
-<p>"'t Is er vast een!" beweerde Piet van Dril. "Dat zie je aan alles
-wei, h?"</p>
-
-<p>Nu, daar had hij wel gelijk aan. De man had een pikeurspet op en
-droeg een korte rijjas. Zijn beenen waren gestoken van boven in een
-rijbroek en beneden in rijlaarzen met sporen. Hij droeg een geel
-vest, en zijn broek was ook geel. Bij elken stap, sloeg hij zich met
-een korte rijzweep tegen de kaplaarzen.</p>
-
-<p>"Hallo!" zei hij tegen de drie jongens, en hij keek in het bijzonder
-naar Dik, die met zijn dikke buikje en bolle wangen blijkbaar een
-grappigen indruk op hem maakte. "Hallo!" zei ook Dik, toen hij den
-vreemdeling lang genoeg had aangestaard.</p>
-
-<p>"Nu je Engelsch!" fluisterde Piet zijn vriend Dik toe.</p>
-
-<p>1) "Do you live here?" vroeg de vreemdeling.</p>
-
-<p>2) "Yes, Sir!" zei Dik, die er geen woord van verstond.</p>
-
-<p>3) "Ha, that is good..."</p>
-
-<p>4) "No, Sir!" beweerde Dik.</p>
-
-<p>De Engelschman keek Dik in de grootste verbazing aan, want hij
-begreep niet, wat hij aan den jongen had.</p>
-
-<p>En Piet van Dril en Jan Vos stonden ook in stomme verbazing naar Dik
-te kijken, die zoo brutaalweg den vreemdeling in diens eigen taal
-antwoordde. Wat drommel, waar kon Dik dat Engelsch hebben geleerd?
-Zij wisten niet, dat Dik in het geheel maar drie Engelsche woorden
-kende, namelijk <i>yes</i>, dat <i>ja</i> beteekent, <i>no</i>, dat hetzelfde is als
-<i>neen</i>, en <i>sir</i>, dat <i>mijnheer</i> beteekent, en dat Dik geen woord van
-den Amerikaan verstond, maar het besluit had opgevat, om maar op de
-beurt, "Ja, mijnheer" en "Neen, mijnheer" te zeggen.</p>
-
-<p>5) "Do you know the burgomaster?" vroeg de Amerikaan.</p>
-
-<p>"No, Sir!" zei Dik met een stalen gezicht, hoewel hij er geen woord
-van verstond.</p>
-
-<p>6) "Where does he live?"</p>
-
-<p>"Yes, Sir!" zei Dik.</p>
-
-<p>De Amerikaan begreep thans volkomen, dat die dikke jongen hem met een
-stalen gezicht voor den gek stond te houden. Hij deed een stap
-voorwaarts en hief met een snelle beweging zijn rijzweep op, om er
-hem een gevoeligen tik mede te geven.</p>
-
-<p>Maar Dik was op zijn hoede. Hij glipte gebukt tusschen zijn vrienden
-en de brugleuning door en maakte dat hij wegkwam.</p>
-
-<p>Jan Vos en Piet van Dril gingen hem lachend achterna.</p>
-
-<p>"Of jij Engelsch spreekt, Dik!" riep Piet hem toe.</p>
-
-<p>"Wel, wat mankeerde er aan?" vroeg Dik lachend.</p>
-
-<p>"Alles!" grinnikte Piet.</p>
-
-<p>"Niets!" beweerde Dik. "Ik heb gezegd, dat hij mij woord voor woord
-zou verstaan, en deed hij dat dan niet?"</p>
-
-<p>"Jawel, maar je zei niets dan ja en neen!" zei Jan Vos.</p>
-
-<p>"Juist," zei Dik. "De zaak was ook niet, dat hij mij niet verstond,
-maar ik verstond hm niet, &mdash; daar zat hem de kneep."</p>
-
-<p>De jongens zagen, dat de vreemdeling een poosje rondkeek en zich toen
-naar het raadhuis begaf, zeker om den burgemeester te spreken.</p>
-
-<p>"Maar nu is het toch wel zeker, dat het paardenspel hier komt," zei
-Jan. "Wat zou die man hier anders op het raadhuis moeten doen?"</p>
-
-<p>"Natuurlijk," zei Dik. "Ik meende het hem net te vragen, toen hij die
-rijzweep ophief...."</p>
-
-<p>"Ha, ha, ha, ha!" lachten Jan en Piet.</p>
-
-<p>Zij gingen in het gras aan den kanaalkant zitten, om de terugkomst
-van den vreemdeling af te wachten, maar hij bleef nog al lang weg.</p>
-
-<p>"'t Is te hopen, dat de burgemeester beter Engelsch spreekt dan jij,
-Dik," zei Piet van Dril.</p>
-
-<p>"Er was op mijn Engelsch geen aanmerking te maken," zei Dik. "Hij
-verstond me woord voor woord."</p>
-
-<p>"O ja, ik bedoel, dat de burgemeester hem beter <i>verstaan</i> zal dan
-jij," zei Piet lachend.</p>
-
-<p>"Dat hoop ik ook," zei Dik.</p>
-
-<p>Eindelijk kwam de Amerikaan te voorschijn, en de jongens wezen
-beleefd naar hun pet, want zij vonden hem thans een belangwekkend
-personage.</p>
-
-<p>Zijn boosheid was blijkbaar alweer verdwenen, want toen hij de
-jongens herkende, lachte hij tegen hen. En tegen Dik hief hij
-dreigend zijn zweep op, maar hij meende er niets kwaads mede.</p>
-
-<p>Dik, Piet en Jan volgden hem op de hielen, om te zien, waarheen hij
-ging, maar heel ver behoefden zij niet te loopen, want dicht bij de
-brug liep hij den stal in van Caf "Goud uit schuim," haalde een
-mooi rijpaard naar buiten, gaf den stalknecht een fooi, en wierp zich
-met een vlugge beweging in den zadel.</p>
-
-<p>"Ha, wat een prachtig beest," zei Dik, die een groot liefhebber van
-paarden was. "Kijk eens, wat steigert hij!"</p>
-
-<p>"Ja, een fijn paard, hoor," zei Piet. "Hoepla, &mdash; daar gaat hij!"</p>
-
-<p>De ruiter gaf zijn paard de sporen en reed in een vluggen draf den
-weg op naar Haarlem.</p>
-
-<p>De jongens oogden hem na.</p>
-
-<p>"Wat kan dat paard loopen!" zei Dik. "Heel wat harder dan de paarden
-van den molenaar."</p>
-
-<p>"Die zijn te dik," zei Piet. "'t Zijn Belgische werkpaarden, goed om
-zware vrachten te trekken. &mdash; Maar dit is een fijn raspaardje, zie
-je, dt is het verschil. Zag je zijn dunne pooten wel?"</p>
-
-<p>"Zeker," zei Dik. "'t Zal wel een van de circuspaarden zijn. Waar zou
-het spel komen te staan? Op de markt zal het niet gaan, vanwege al
-die palen."</p>
-
-<p>"Vader denkt, dat het op het stuk weiland komt, hier achter het
-Caf. Dat is een mooie gelegenheid. Ruimte in overvloed!"</p>
-
-<p>De jongens liepen de brug over naar de markt.</p>
-
-<p>"Wat zullen we eens gaan doen?" vroeg Jan Vos. "'t is nog veer te
-vroeg, om naar huis te gaan."</p>
-
-<p>"Willen we een poosje in den boom gaan zitten?" zei Dik.</p>
-
-<p>Midden op de markt stond een groote boom, waarin de jongens zich
-dikwijls vermaakten, misschien wel, omdat Flipsen nooit wilde hebben,
-dat zij er in klommen. Welke reden hij daarvoor had, kon niemand
-begrijpen, want het was een reusachtige boom, die er niets van te
-lijden had en desnoods best een stootje kon velen. Zelfs de
-burgemeester had al meer dan eens tegen Flipsen gezegd, dat hij niet
-zoo op de jongens moest vitten, want dat er toch waarlijk zooveel
-kwaad niet in stak, dat zij soms wel eens in dien boom speelden.</p>
-
-<p>Maar Flipsen wilde het nu eenmaal niet hebben; hij was een lastige
-man, die van de jongens niets verdragen kon.</p>
-
-<p>"In den boom gaan zitten?" vroeg Jan Vos. "En als Flipsen dan komt?"</p>
-
-<p>"Dan stil blijven zitten," zei Dik. "Maar hij zal ons niet eens zien,
-want het loover is zoo dicht, dat wij zoo goed als onzichtbaar zullen
-zijn."</p>
-
-<p>"Weet je wat?" zei Piet van Dril. "We scheppen onze klompen vol water
-en nemen die me naar boven. Als Flipsen dan komt, zetten wij hem in
-een stortbad..."</p>
-
-<p>"Grappig!" zei Dik. "Op een anderen keer. Laten we nu maar kalm in
-den boom gaan zitten, &mdash; dan ziet hij ons niet, al komt hij er langs.
-Geef me een pootje, Jan! Die stam is mij te dik om er in te klimmen."</p>
-
-<p>"Wacht even, &mdash; wie loopt daar zoo mal langs den weg?" vroeg Piet van
-Dril. "Hij kruipt meer, dan hij loopt....."</p>
-
-<p>"Een malle verschijning!" zei Dik. "Kijk, 't is Mulder, de vrek! Wat
-zou hem schelen? Hij houdt zijn handen in zijn lenden, &mdash; 't lijkt
-wel, of hij vergaat van de pijn...."</p>
-
-<p>"En wat loopt hij krom!" zei Jan Vos.</p>
-
-<p>"En wat kijkt hij benauwd," merkte Piet van Dril op. "Zou hij naar
-den dokter gaan?"</p>
-
-<p>"Kun-je begrijpen!" zei Dik lachend. "Naar den dokter? Dat kost
-immers geld? &mdash; Neen, naar den dokter ongetwijfeld niet!"</p>
-
-<p>"Laten we kijken!" zei Piet. "Wacht, hij gaat de brug over. Mijnheer
-houdt zich vast aan de leuning, &mdash; mijnheer kan haast niet verder en
-wrijft zich over den rug, mijnheer ziet bont en blauw in zijn
-gezicht, zie je dat?"</p>
-
-<p>"Jongens," zei Dik, "dan is er eergisteren wat gebeurd, je weet toch
-wel, 's avonds, toen we slootje-gesprongen hebben en toen we zoo'n
-raar geschreeuw hoorden in zijn tuin...."</p>
-
-<p>"Mijnheer gaat naar den burgemeester!" vervolgde Piet van Dril. "Zie
-je wel, hij gaat het raadhuis binnen. Ha &mdash; ha, &mdash; mijnheer kan haast
-den stoep niet opkomen."</p>
-
-<p>Piet van Dril had gelijk. Mulder ging naar den burgemeester, om zich
-over Flipsen te beklagen.</p>
-
-<p>"Wel Mulder? Wat is er?" vroeg de burgemeester. "Ga zitten."</p>
-
-<p>Mulder nam heel voorzichtig op een stoel plaats en kreunde daarbij
-van de pijn. Toen zag de burgemeester hoe vreeselijk toegetakeld de
-man er uitzag, en hoewel hij in het geheel geen sympathie voor den
-ouden gierigaard voelde, kreeg hij nu toch medelijden met hem.</p>
-
-<a name="28_mishandeld"></a>
-<center>
-<img src="images/28_mishandeld.jpg" alt="[illustratie]" style="width:80%; height:auto; max-width:800px;">
-</center>
-
-<p>"Au au, &mdash; o &mdash; o &mdash; wat een pijn!" kreunde Mulder, terwijl hij ging
-zitten.</p>
-
-<p>"Maar man, wat zie je er uit?" riep de burgemeester hem toe. "Je
-gezicht is bont en blauw, en &mdash; maar, wat is je overkomen?"</p>
-
-<p>"Ja, ja, wat is me overkomen?" zei Mulder met een pijnlijk gezicht.
-"Ik kom me beklagen, burgemeester..."</p>
-
-<p>"Beklagen! Is er bij je ingebroken en hebben ze je mishandeld?"</p>
-
-<p>"Neen, &mdash; o, wat een pijn, &mdash; ingebroken niet, maar mishandeld wel,"
-kermde Mulder. "Dat heeft Flipsen me geleverd!"</p>
-
-<p>"Flipsen?" riep de burgemeester ongeloovig uit. "Je vergist je
-ongetwijfeld, Mulder, hoe wou Flipsen er toe komen, om een van de
-burgers uit onze gemeente zoo te mishandelen? &mdash; Want ik moet
-toegeven, dat je mishandeld bent, Mulder, &mdash; en erg mishandeld ook."</p>
-
-<p>"O, ik verga van de pijn," kreunde Mulder. "Bijna twee dagen heb ik
-in bed gelegen, omdat het me onmogelijk was op te staan. Maar nu kon
-ik het niet langer uithouden, &mdash; ik wilde dien man aanklagen,
-burgemeester, opdat hij voorbeeldig gestraft worde...."</p>
-
-<p>"Maar Mulder, &mdash; Flipsen toch zeker niet?"</p>
-
-<p>"Flipsen, en niemand anders," zei Mulder. "Hij zou zich 's avonds,
-dat was eergisteren, in mijn tuin opschuilen, om op de jongens te
-passen, die voor den zooveelsten keer weer mijn boomgaard eens wilden
-plunderen. Ik had die kwajongens bij toeval afgeluisterd, toen zij
-die afspraak maakten. Flipsen had er wel geen zin in, maar toen ik
-hem liet merken, dat ik van plan was bij u te gaan klagen, als hij
-het niet deed, koos hij eieren voor zijn geld. &mdash;"</p>
-
-<p>Mulder zuchtte diep, want onophoudelijk flitsten hem hevige
-pijnscheuten door zijn lichaam.</p>
-
-<p>"En zoo kwam hij dan," vervolgde hij na een poosje, "erg boos, dat
-kan ik u verzekeren, want hij was, zooals hij zelf zei, juist van
-plan geweest, dien avond eens rustig bij zijn vrouw te blijven
-rooken..."</p>
-
-<p>"Nu, zoo prettig was het ook niet voor hem," vergoelijkte de
-burgemeester. "Flipsen is een ijverig man, dat zal iedereen toegeven.
-Hij is eerder te ijverig, dan te lui, en maakt zich daardoor juist
-vele vijanden. En 't zou heusch niet erg zijn, als hij ook eens een
-avondje rustig thuis kon blijven..."</p>
-
-<p>"Daar betalen wij onze belastingcentjes voor, burgemeester," zei
-Mulder, die juist weer een hevigen scheut door zijn rug kreeg. "Au,
-au, o, wat een pijn!"</p>
-
-<p>"Maar nu weet ik nog niet..." hernam de burgemeester.</p>
-
-<p>"Ik zal 't u vertellen," zei Mulder. "Toen het al heel laat geworden
-was en ik van Flipsen niets meer bemerkte, besloot ik even te gaan
-kijken, of hij er nog was, en toen sprong me die nijdigaard
-plotseling op mijn lijf, smeet mij tegen den grond, en sloeg mij met
-zijn gummi-stok bont en blauw. Ik dacht niet anders, of hij wilde mij
-doodslaan. Mijn beenderen kraakten me in mijn binnenste. Ik kom
-daarom een aanklacht tegen dien man doen. Hij dient ontslagen te
-worden."</p>
-
-<p>"Och kom," zei de burgemeester, "'t zal een vergissing van Flipsen
-geweest zijn. Misschien meende hij wel, dat hij een van de
-vruchtendieven te pakken had."</p>
-
-<p>"Een vergissing, &mdash; au, o, wat een scheut, &mdash; onmogelijk,
-burgemeester. Toen hij me op zoo'n verschrikkelijke manier met zijn
-gummi-stok bewerkte, heb ik hem wel tienmaal toegeschreeuwd, dat ik
-Mulder was, maar hij wilde mij niet hooren. Hij sloeg me opzettelijk,
-omdat hij nijdig op mij was, en ik eisch zijn ontslag, &mdash; op staanden
-voet. Of anders zal ik een strafvervolging tegen hem laten instellen
-wegens moedwillige mishandeling."</p>
-
-<p>"Dat is uw zaak," zei de burgemeester, terwijl hij op een tafelschel
-tikte.</p>
-
-<p>De concierge verscheen.</p>
-
-<p>"Legels, ga naar Flipsen en zeg hem, dat hij onmiddellijk hier moet
-komen."</p>
-
-<p>"Flipsen is ziek, burgemeester...."</p>
-
-<p>"Erg ziek?"</p>
-
-<p>"Dat weet ik niet. Ik geloof, dat hij zich bezeerd heeft, &mdash; nog al
-erg."</p>
-
-<p>"Zoo, &mdash; nu, weet je wat, ga hem vragen, of hij in staat is om hier
-te komen. Je moet zeggen, dat het een ernstige zaak geldt."</p>
-
-<p>"Jawel, burgemeester."</p>
-
-<p>Er werd tusschen den burgemeester en Mulder niet veel meer gesproken.
-De laatste liet herhaaldelijk een dof gekreun hooren.</p>
-
-<p>Na enkele minuten verscheen Flipsen, met een dik verband om zijn
-hals.</p>
-
-<p>"Wel, Flipsen, wat scheelt je?" vroeg de burgemeester, "Heb je je
-bezeerd?"</p>
-
-<p>Flipsen keek schuin naar Mulder en deze schuin naar Flipsen.</p>
-
-<p>"Ja, burgemeester, ik heb me bezeerd," zei Flipsen.</p>
-
-<p>"Zoo, hoe komt dat?"</p>
-
-<p>"Dat weet ik niet, burgemeester," zei Flipsen, die het inderdaad niet
-wist. Herhaaldelijk keek hij naar het misvormde gezicht van Mulder,
-dat een heele rist groene en blauwe strepen vertoonde. De leelijke
-vrek was er niet mooier op geworden, ja, Flipsen vond dat hij hem nog
-nooit zoo leelijk ontmoet had.</p>
-
-<p>De burgemeester werd een beetje boos over dat antwoord van Flipsen.</p>
-
-<p>"Weet je 't niet? Dat is al heel wonderlijk...."</p>
-
-<p>"Ik weet het heusch niet, burgemeester," zei Flipsen, wiens gelaat
-bij elke beweging een pijnlijken trek kreeg.</p>
-
-<p>"Nu, als je 't me niet zeggen wilt, moet je dat zelf weten," hernam
-de burgemeester op hoogen toon. "Flipsen, deze man komt zich over je
-beklagen. Hij zegt, dat je hem eergisteren-avond zoodanig mishandeld
-hebt, dat hij er twee dagen van te bed heeft gelegen en nog maar
-ternauwernood loopen kan. Hij eischt, dat je op staande voet
-ontslagen wordt, of hij zal een strafvervolging tegen je beginnen
-wegens moedwillige mishandeling. Wat heb je daarop te antwoorden?"</p>
-
-<p>Flipsen keek in de grootste verbazing beurtelings den burgemeester en
-den vrek aan. Blijkbaar wist hij in de verste verte niet, wat van
-deze beschuldiging te denken.</p>
-
-<p>"Hoor je me niet?" vroeg de burgemeester. "Of wist je dit soms ook al
-niet?"</p>
-
-<p>"Ik, &mdash; burgemeester, &mdash; neen, op mijn woord, &mdash; ik weet het niet. Ik
-heb Mulder voor 't laatst ontmoet in mijn eigen tuin op mijn eigen
-bank, toen hij mij kwam vragen een oogje in het zeil te houden, omdat
-hij zeker wist, dat de jongens 's avonds in zijn tuin wilden komen om
-zijn vruchten te kapen. Na dat oogenblik heb ik Mulder niet meer
-gezien, dat verklaar ik op mijn ambtseed, burgemeester."</p>
-
-<p>"'t Wordt nu nog erger, burgemeester," zei Mulder. "Hij doet op die
-manier nog een valschen eed ook, want hij heeft me dienzelfden avond
-in mijn tuin zoo onbarmhartig afgeranseld, dat ik vreesde te zullen
-sterven...."</p>
-
-<p>Flipsen kreeg een flikkering in zijn oogen, en ondanks zijn pijnen,
-een spottend lachje om zijn lippen.</p>
-
-<p>"Ha, ha, Mulder, &mdash; ben jij dat geweest?" vroeg hij. "Ik verkeerde
-tot nog toe in de heilige overtuiging, dat ik Dik Trom of een van die
-andere lieverdjes te pakken had gehad...."</p>
-
-<p>"Neen, man, dat weet je wel beter..." viel Mulder in. "Ik heb je wel
-honderdmaal toegeroepen, dat ik Mulder was..."</p>
-
-<p>"Geen woord van gehoord!" riep Flipsen uit, die een paar maal in een
-lach geschoten was, maar zich onmiddellijk weer bedwongen had uit
-respect voor den burgemeester.</p>
-
-<p>Deze keek beurtelings Mulder en Flipsen aan, en begreep van de heele
-zaak maar bitter weinig. "Hoor eens, &mdash; vertel me eens kort en goed,
-Flipsen wat er gebeurd is. Ik begrijp er nu nog niet veel van."</p>
-
-<p>"Och, Mulder had me gevraagd eens een oogje..."</p>
-
-<p>"Jawel, jawel, dat weet ik nu al. Je ging dus in den tuin van Mulder
-en verborg je daar ergens, niet waar?"</p>
-
-<p>"Juist burgemeester, in een donker boschje, dicht hij de aardbei- en
-frambozenplanten."</p>
-
-<p>"En toen?"</p>
-
-<p>"Daar heb ik gezeten, tot het pikdonker geworden was," hernam
-Flipsen, "en daar de jongens niet kwamen, meende ik juist naar huis
-te gaan, toen ik dicht bij me eenig geritsel hoorde..."</p>
-
-<p>"Dat was ik!" zei Mulder met een zucht.</p>
-
-<p>"Dan kroop je over den grond...." zei Flipsen.</p>
-
-<p>"Neen, ik liep, want ik wilde eens kijken, of je er nog was."</p>
-
-<p>"Neen man, dat is niet waar," hield Flipsen vol. "Ik hoorde eenig
-geritsel en zag toen iemand over den grond voortkruipen naar de
-frambozen...."</p>
-
-<p>"Maar Mulder, waarom kroop je over den grond?" vroeg de burgemeester.</p>
-
-<p>"Ik kroop niet!" zei Mulder.</p>
-
-<p>"Je kroopt wl!" hield Flipsen vol, "en daar ik dacht, dat je Dik
-Trom of een van de andere jongens waart, ben ik op je rug gesprongen
-en heb je een pak slaag gegeven, als nog nooit iemand van mij gehad
-heeft."</p>
-
-<p>"'t Is Mulder nog aan te zien," zei de burgemeester, die slechts met
-moeite een lach bedwingen kon. "'t Is dus gewoon een vergissing
-geweest, Mulder, &mdash; een vergissing, die het gevolg was van je
-onvoorzichtigheid, om kruipende naar Flipsen te gaan. Dat was een
-malle onderneming van je, Mulder..."</p>
-
-<p>"Hoe kwam je daar toch toe?" vroeg Flipsen met een spottend lachje.</p>
-
-<p>"Zoo maar," zei Mulder. "Ik zal toch wel door mijn eigen tuin mogen
-kruipen, als ik dat verkies!"</p>
-
-<p>"Van mij wel," zei Flipsen. "Maar wil ik je eens zeggen, waarom je
-het deedt? Je was zeker bang, dat ik aan je aardbein en
-frambozen...."</p>
-
-<p>"Ha, ha, ha, ha!" barstte de burgemeester uit, en hij kon maar niet
-tot bedaren komen, want hij zag duidelijk aan Mulders gezicht, dat
-Flipsen den spijker op den kop had geslagen.</p>
-
-<p>"Alsof je daar te goed voor was!" zei Mulder, die wel zag, dat
-ontkennen hem toch niet baten zou.</p>
-
-<p>"Ha, ha, ha, ha, 't is te mal, ha, ha, ha, ha," schaterde
-burgemeester. "Dus je gingt de politie beloeren... ha, ha, ha, en
-kreeg toen... ha, ha, ha &mdash;"</p>
-
-<p>En toen barstte ook Flipsen in lachen uit, wat hem zoo'n pijn in zijn
-hals deed, dat hij er zijn beide handen op moest leggen.</p>
-
-<p>"Lach jij maar," zei Mulder nijdig. "Je hebt me half dood geslagen,
-dat geef ik toe, maar mijn aap..."</p>
-
-<p>"Jouw aap?" riep Flipsen uit, voor wien het raadsel, wie hem zoo
-onverwachts besprongen had, nog niet opgelost was, "jouw aap?"</p>
-
-<p>"Ja, juist, 't was mijn aap, die je zoo toegetakeld heeft, dat je het
-uitpiepte van de pijn...."</p>
-
-<p>"Jouw aap?" herhaalde Flipsen. "Was het jouw aap, die me op mijn rug
-sprong en me zijn nagels in mijn nek plantte en me de ooren bijna van
-mijn hoofd beet..."</p>
-
-<p>"Houd op &mdash; houd op &mdash; ha, ha, ha, ha!" lachte de burgemeester, &mdash;
-"ik krijg nog een ongeluk van het lachen &mdash; ha, ha, ha, ha! 't Is
-meer dan mal, &mdash; 't is &mdash; ha, ha, ha, ha!"</p>
-
-<p>Mulder stond kreunend op en liep zonder groeten de deur uit, en
-Flipsen stond ook op, &mdash; maar hij moest wel lachen, of hij wilde of
-niet.</p>
-
-<p>"Dat die vrek mij, de politie, beloeren kwam en bij ongeluk Dik's pak
-slaag in ontvangst moest nemen...!"</p>
-
-<p>"Ha, ha, ha, ha!" lachte de burgemeester. "Ga maar weg, Flipsen, ik
-heb je niet meer noodig &mdash; ha, ha, ha, ha!" &mdash;</p>
-
-<p>Flipsen vertrok. Weldra had hij Mulder, die maar heel moeilijk loopen
-kon, ingehaald, en de beide invaliden liepen naast elkander verder.
-Zij spraken geen enkel woord, want Mulder was te boos, en Flipsen
-moest telkens lachen.</p>
-
-<p>Toen zij de markt passeerden, kwamen Dik Trom, Jan Vos en Piet van
-Dril op een drafje naar hen toe loopen, en Dik zei tot Flipsen:</p>
-
-<p>"Flipsen, er zit een groote aap in den boom, hier op de markt."</p>
-
-<p>"Een aap?" zei Flipsen, en er ging hem een rilling over den rug. "Een
-aap, zeg je?"</p>
-
-<p>"Een aap?" vroeg Mulder. "Dat is mijn aap!"</p>
-
-<p>"Hoe weet je, dat er een aap in den boom zit?" vroeg Flipsen.</p>
-
-<p>"Omdat we er in wilden klimmen, en toen zagen we hem. 't Is een
-kwaadaardige, hoor," zei Dik.</p>
-
-<p>"Of hij kwaadaardig is!" bromde Flipsen, terwijl hij voorzichtig met
-zijn hand over het verband om zijn hals streek. "Wat doe jij in dien
-boom te klimmen? Ik heb het je immers wel honderdmaal verboden?"</p>
-
-<p>"Maar we waren er weer veel gauwer uit dan er in, Flipsen," zei Dik.
-"Dat beest kwam zoo nijdig op ons af, dat we ons hals over kop uit
-den boom hebben laten vallen."</p>
-
-<p>"Waar zit dat creatuur?" vroeg Flipsen. "Zit hij hoog?"</p>
-
-<p>"O neen," riep Piet van Dril, "hij zit nu op bijna den ondersten tak!
-Kijk maar, daar zit hij! Ziet u hem? &mdash; Dr!"</p>
-
-<a name="29_aap"></a>
-<center>
-<img src="images/29_aap.jpg" alt="[illustratie]" style="width:100%; height:auto; max-width:800px;">
-</center>
-
-<p>"Ja, ja, ik zie het mormel..."</p>
-
-<p>"Wou je hem vangen, Flipsen?" vroeg Dik.</p>
-
-<p>"Dank je hartelijk," zei Flipsen, terwijl hij nogmaals met zijn hand
-over zijn nek streek. "Mulder zal hem wel vangen; 't is zijn aap,
-zegt hij immers zelf."</p>
-
-<p>Mulder zag, dat de aap kwaadaardig naar hem zat te kijken en hem af
-en toe toegrijnsde.</p>
-
-<p>"Hij kan voor mijn part gaan, waar hij wil," zei Mulder. "Ik wil dat
-monster niet meer in mijn tuin hebben...."</p>
-
-<p>"Maar als 't jouw aap is, ben jij verantwoordelijk voor zijn daden,"
-zei Flipsen. "<span id="cor0007" class="corrected" title="Original text: [Als hij iemand mishaddelt]">Als hij iemand mishandelt</span>, zul-jij de doktersrekening
-te betalen hebben."</p>
-
-<p>"Dat moest er nog bijkomen!" zei Mulder. "Ik had nog liever! Ik wil
-dien aap niet meer terughebben, zeg ik je immers! Mijnentwege mag je
-hem doodschieten..."</p>
-
-<p>"Doe het zelf," bromde Flipsen. "Ik ben je knecht niet."</p>
-
-<p>"Mag ik hem hebben, Mulder?" vroeg Dik Trom opeens.</p>
-
-<p>"Jij? Wou jij hem hebben, Dik?" vroegen Piet en Jan tegelijk.</p>
-
-<p>"Ik wel," zei Dik. "Als Mulder hem kwijt wil..."</p>
-
-<p>"Goed, &mdash; ik schenk hem je," zei Mulder, die blij was, dat hij hem
-aan een ander kon overdoen.</p>
-
-<p>"Dik Trom," zei Flipsen, "wees gewaarschuwd, want het is een
-gevaarlijk dier."</p>
-
-<p>"Dat zie ik wel," zei Dik. "Maar ik ben niet bang..."</p>
-
-<p>"En hoe Moet je hem vangen?" vroeg Flipsen weer,</p>
-
-<p>"O, dat zal zoo moeielijk niet gaan," zei Dik. "Zeg Jan en Piet,
-blijven jullie hier, om op hem te passen? Ik ga gauw even naar huis,
-&mdash; in een wip ben ik weer terug."</p>
-
-<p>"H, h, h, h &mdash; ik ben hem kwijt gelukkig!" lachte de vrek.
-"En dien Dik Trom zal hij nog vermoorden, &mdash; net goed! &mdash; Net goed!"</p>
-
-<p>Mulder ging naar huis en liet bij elken stap een kreunend geluid
-hooren. En Flipsen bleef ook niet langer, want met den aap wilde hij
-liever niets meer te maken hebben, en ook wilde hij er liever geen
-getuige van zijn, als hij Dik of een ander een ongeluk toebracht.</p>
-
-<p>"Die jongen krijgt hem toch nooit," dacht Flipsen. "En wie weet, waar
-het beest morgen al zit. Hij zal hier gauw genoeg vandaan zijn."</p>
-
-<p>Dik kwam spoedig terug met een droogstok van het bleekveld, en een
-stevig touw. Zijn hengel had hij medegenomen naar huis.</p>
-
-<p>"Hoe wil je hem vangen, Dik?" vroegen Jan en Piet nieuwsgierig.</p>
-
-<p>"O, dat zal gemakkelijk genoeg gaan, als jullie me maar helpen. Kijk,
-hier heb ik een stevig stuk touw, &mdash; dat bind ik aan het einde van
-den stok, &mdash; z. Dat zit stevig, h?"</p>
-
-<p>"En of!" zei Piet van Dril.</p>
-
-<p>"'t Is maar een kort touw, zie je. Nu bind ik er nog een lang touw
-ook aan. Waartoe dat dienen moet, zul-je straks wel zien. Nu maak ik
-in het korte touw een strik..."</p>
-
-<p>"Ha, ha!" lachte Piet. "Ik snap je! Een lasso, h?"</p>
-
-<p>"Ja, maar een korte," zei Dik. "Zie zoo, &mdash; nu gaan we er op af!
-Kijk, den stok met den strik omhoog! Als hij nu maar niet
-wegloopt..."</p>
-
-<p>"Hij loopt niet weg," zei Piet. "Daar is het een te nijdig beest
-voor."</p>
-
-<p>"Juist mijn ide," zei Dik. "Kijk, de strik komt vlak voor zijn kop.
-Neem je hengelstok, Piet, en leidt zijn aandacht af..."</p>
-
-<p>"Ja, ja, &mdash; juist," riep Piet. Hij raapte zijn hengelstok van den
-grond op en zwaaide er mede langs den kop van den aap.</p>
-
-<p>Kees beet er naar en maakte zich tot den strijd gereed.</p>
-
-<p>In den strik had hij geen erg. Dik maakte van het juiste oogenblik
-gebruik en liet hem den strik over zijn kop glijden. Toen trok hij,
-zoo hard hij kon.</p>
-
-<p>De strik klemde den aap om den hals, Jan hielp Dik trekken en op 't
-volgende oogenblik viel Kees op den grond.</p>
-
-<p>"Grijp jij nu het lange touw, Piet," zei Dik. "Dan houd jij hem
-daarmede aan den eenen kant in bedwang en ik aan den anderen."</p>
-
-<p>"Goed begrepen!" riep Piet, en Jan Vos liep in 't rond te springen
-van plezier. De aap kon niet heen of weer, en kreeg het benauwd in
-den strik, die hem stijf om zijn keel zat.</p>
-
-<p>"Houd den stok even vast, Jan!" zei Dik, en toen ging hij onbevreesd
-op den aap toe, deed hem een hondenketting, die hij voor dat doel had
-meegebracht, aan zijn halsband, maakte den strik los, en riep:</p>
-
-<p>"Allo! Allo! Hup Caesar, allo, allo!"</p>
-
-<p>Kees had het vreeselijk benauwd gevonden in den strik en hij vatte
-voor Dik, die hem daaruit verloste, dadelijk een groote genegenheid
-op.</p>
-
-<p>Zoodra hij zijn adem teruggekregen had, en dat was binnen enkele
-seconden het geval, sprong hij overeind, klauterde tegen Dik op en
-ging hem op zijn schouder zitten, zooals hij dat ook gewoon geweest
-was bij den neef van Mulder, den matroos. Hij erkende Dik dadelijk
-als zijn meester en was hem dankbaar, dat hij hem uit den benauwden
-strik verlost had.</p>
-
-<p>Dik bracht hem in gezelschap van Piet en Jan, die de hengels en den
-droogstok droegen, naar huis, waar hij zijn moeder bijna een
-doodschrik op het lijf joeg met den nieuwen huisgenoot. "Maar Dik, &mdash;
-ben je dwaas! Wat moeten wij met dien aap beginnen?"</p>
-
-<p>"Moeder, &mdash; ik heb een plannetje," zei Dik. "Heb maar geduld. Heeft
-u niet wat eten voor hem? Een stukje brood, of zoo iets."</p>
-
-<p>"Maar ik begrijp niet...."</p>
-
-<p>"Ik houd hem maar een paar dagen, Moeder," zei Dik. En toen
-fluisterde hij haar in het oor:</p>
-
-<p>"Morgen of overmorgen komt het paardenspel hier. Daar is ook iemand
-bij met gedresseerde apen, en die zal mij voor dezen wel zooveel
-geven, dat Nelly met het schoolfeest mee kan, begrijpt u?"</p>
-
-<p>Hij zei het zacht, want Jan en Piet behoefden niet te weten, dat hij
-voor het blinde meisje aan het sparen was. Dat was nergens goed voor.</p>
-
-<p>Moeder glimlachte en knikte hem goedkeurend toe.</p>
-
-<p>"En waar moet hij blijven?" vroeg zij.</p>
-
-<p>"Ik heb nog een leeg konijnenhok," zei Dik. "Daar kan hij vannacht
-wel in. Kom Caesar, hier is brood! Ga je me?"</p>
-
-<p>Met hun drien brachten zij Kees achter het schuurtje, en toen Dik
-wat brood in het leege konijnenhok neerlegde, sprong Kees er uit
-eigen beweging in, want hij had grooten honger.</p>
-
-<p>Toen gingen de jongens naar huis; het was al laat geworden. Dik was
-verbazend in zijn schik met het geschenk van den gierigen Mulder.</p>
-<br>
-<pre>
- 1) Woon je hier?
- 2) Ja, mijnheer.
- 3) Ha, dat is goed...
- 4) Neen, mijnheer.
- 5) Ken je den burgemeester?
- 6) Waar woont hij?
-</pre>
-
-<br>
-<hr width="10%">
-<br>
-<br>
-<br>
-<br>
-
-<a name="chapter10"></a>
-<center>
-<img src="images/hoofdstuk_b.jpg" alt="image: hoofdstuk-versiering" style="width:100%; height:auto; max-width:600px;">
-</center>
-<br>
-<br>
-<br>
-<h3 align="center">Tiende Hoofdstuk.</h3>
-<h4 align="center">Vreemd bezoek</h4>
-<hr width="10%">
-
-<br>
-<img class="letterimage" src="images/letter_d.jpg" alt="D" style="width:10%; height:auto; max-width:300px;">
-<p class="hidden_char"><span style="color: white;">D</span>en volgenden dag was het een Zaterdag, en op Zaterdag was er op het
-dorp, waar Dik woonde, nooit school.</p>
-
-<p>Dat trof Dik, want hij was dien nacht <span id="cor0008" class="corrected" title="Original text: [wel tiemaal wakker]">wel tienmaal wakker</span> geworden en
-had aan zijn aap liggen denken, en kon bijna niet meer in slaap
-komen. Hij viel soms wel in een lichte sluimering, maar begon dan van
-zijn aap te droomen en werd herhaaldelijk weer wakker. Want hij was
-dolblij met het beest in de eerste plaats, omdat hij het zeer
-belangwekkend vond in het bezit te zijn van zoo'n vreemd beest, dat
-ongetwijfeld al zijn kameraden hem benijden zouden, &mdash; maar ook omdat
-hij er niet aan twijfelde, of hij zou hem wel aan den apenman van het
-beroemde circus kunnen verkoopen, en dan zou hij er licht zooveel
-voor krijgen, dat het ongelukkige buurmeisje aan het schoolfeest zou
-kunnen deelnemen, &mdash; althans als de meester het goed vond.</p>
-
-<p>Hij was 's morgens vroeger dan ooit uit zijn bed, en nadat hij zich
-frisch gewasschen had en eenige stevige boterhammen naar binnen had
-gewerkt, ging hij naar het konijnenhok, waarin Caesar opgesloten zat.
-Ook voor dezen had hij een flink ontbijt medegenomen, wat tengevolge
-had, dat Caesar hem vriendelijk verwelkomde. Uit al zijn handelingen
-was duidelijk op te maken, dat Dik hem heel goed beviel en dat hij
-hem graag als meester accepteerde.</p>
-
-<p>"Goeden morgen, Caesar!" riep hij den aap toe, terwijl hij de
-boterham langs de tralies van het hok bewoog. "Wat zeg je daarvan?
-Lekker, h. Kom er maar uit, hoor, je hoeft den heelen dag niet in
-dat benauwde hok te zitten."</p>
-
-<p>Dik bond hem een lange, tamelijk dunne lijn aan zijn halsband en gaf
-hem een stuk brood. In een wip zat de aap hem op zijn schouder, met
-het sneetje brood in zijn handen. Hij wist er goed raad mede, en keek
-onder het eten naar de duiven, die verschrikt rondom Dik vlogen, doch
-hem op geen stukken na durfden genaken, uit vrees voor dat leelijke,
-vreemde beest, met zijn kwaadaardige gezicht.</p>
-
-<p>"Dag Dik! Hier is Gerrit!" riep de kauw, en hij vloog brutaal op
-Dik's hoofd. Gerrit was tamelijk onbeschaamd uitgevallen en blijkbaar
-voor geen klein geruchtje vervaard. Hij keek den aap een poosje aan,
-en pikte naar hem.</p>
-
-<p>De aap grijnsde, stak zijn hand uit en...</p>
-
-<p>"Pik, pik!" deed de kauw in den poot van den aap.</p>
-
-<p>Caesar vond dat blijkbaar niet onaardig en pakte met een vlugge
-beweging de kauw beet.</p>
-
-<p>Toen was Holland in last.</p>
-
-<p>De kauw schreeuwde zoo hard hij kon, maar de aap gaf er niets om en
-greep in elke hand een vleugelpunt en trok de vleugels zoo wijd
-mogelijk uit elkaar.</p>
-
-<p>Toen schommelde hij het kauwtje aan zijn eigen vleugels heen en weer,
-waarbij hij den vogel allerakeligst toegrijnsde. De aap vond het
-spelletje veel aardiger dan de kauw, en Dik moest er ook smakelijk om
-lachen.</p>
-
-<p>Eindelijk wierp Caesar de kauw in de hoogte en keek haar grijnzend
-na.</p>
-
-<p>
-Dik liep met den aap op zijn schouder het dorp in, naar Piet van
-Dril, maar eer hij de smederij bereikt had, had hij wel al twintig
-jongens en meisjes om zich heen.</p>
-
-<p>"Dik heeft een aap! Dik heeft een aap!" juichten zij om het hardst,
-en een paar wilden Caesar aan zijn poot trekken of zijn kop aaien.
-Maar die grappen waren gauw uit, want Caesar gaf Dirk Wobbe een
-venijnige krab over zijn hand, en Bruin Boon trok hij zoo hard aan
-zijn oor, dat Bruintje moord en brand schreeuwde, Hij werd spierwit
-van schrik.</p>
-
-<p>Maar met Dik was hij de beste maatjes, en Dik kon met hem doen, wat
-hij wilde. Wat moest Piet van Dril lachen, toen hij Dik de smederij
-zag binnenstappen met Caesar op zijn schouder. Piet vroeg dadelijk
-aan zijn moeder om een paar centen, om wat nootjes voor hem te
-koopen, en toen werd Piet ook dadelijk een van Caesar's beste
-vrienden. Hij en Dik gingen met hem door het dorp wandelen en hadden
-heel wat bekijks. Dik en zijn aap waren belangwekkende figuren
-geworden op het eenvoudige dorp, waar nog maar zelden of nooit 'een
-aap te zien was geweest. Dik had de geheele dorpsjeugd achter zich,
-en de aap had het nog nooit zoo goed gehad, want het regende noten en
-koekjes om hem heen. Ieder beijverde zich om thuis wat lekkers voor
-hem te gaan halen.</p>
-
-<p>De aap lustte eindelijk absoluut niets meer en hij was bijna even
-rond en dik als &mdash; zijn nieuwe baas, en deze had per slot van
-rekening zijn zakken vol met koekjes en suikerklontjes, die hij van
-de kinderen voor zijn aap gekregen had.</p>
-
-<a name="30_aap"></a>
-<img src="images/30_aap.jpg" alt="[illustratie]" style="float:left; width:50%; height:auto; max-width:600px;">
-
-<p>
-Ja ja, Dik was plotseling een nog veel belangwekkender personage
-geworden, dan hij ooit was geweest, tot opeens al zijn glorie
-verdween en niemand meer eenige notitie van hem nam.</p>
-
-<p>Wat was er gebeurd?</p>
-
-<p>Plotseling had Jan van Bakel uitgeroepen: "Jongens, kijk eens, daar
-ginds, ver voorbij de kerk, &mdash; kijk eens, wat een groote stoet daar
-aankomt...."</p>
-
-<p>Iedereen keek in de aangewezen richting, maar niemand kon goed
-onderscheiden, wat er eigenlijk in aantocht was, want een groote
-stofwolk, die zich tot hoog boven de hoogste boomen verhief, omgaf
-den naderenden stoet.</p>
-
-<p>"Het paardenspel komt! Het paardenspel komt!" riep Jan Vos de anderen
-toe, en het klonk als een juichkreet.</p>
-
-<p>"Ja, ja, het paardenspel komt! Daar is het spel!" riepen nu ook de
-anderen en &mdash; in minder dan geen tijd stond Dik met zijn aap alleen
-op den weg.</p>
-
-<p>"Ja, daar is het!" zei Dik. Hij liep zoo hard hij kon naar huis, borg
-Caesar in het konijnenhok en ijlde den weg op, den grooten stoet
-tegemoet.</p>
-
-<p>Wel verbazend, wat een wagens!</p>
-
-<p>Dik keek zijn oogen haast uit, en hij wist bijna niet, of hij waakte
-of droomde.</p>
-
-<p>Voorop reden niet minder dan vier herauten in schitterende kleeding
-van zijde en fluweel, met kousen bijna zoo lang als hun beenen,
-waarvan de voeten in puntige, kostbare laarsjes gesloten waren, en
-zij hadden sierlijke mantels om de schouders en baretten met groote
-veeren op het hoofd. Zij bliezen op lange, koperen bazuinen, die
-schetterende tonen voortbrachten, zooals Dik nog nooit had gehoord,
-en die stellig over het gansche dorp weerklonken.</p>
-
-<p>"Prachtig! Prachtig!" mompelde Dik. Hij ontroerde er van.</p>
-
-<p>Op de herauten volgde een open rijtuig, getrokken door zes paarden,
-bereden door jockeys. In dat rijtuig zat een heer met een hoogen hoed
-op en een zwart pak aan.</p>
-
-<p>Dat was de Directeur, Mr. Snger in eigen persoon, en Dik bewonderde
-in hem den meest beroemden man van geheel Amerika en gansch Europa.</p>
-
-<p>Achter hem volgde een stoet van dames en heeren te paard, die met
-elkander praatten en lachten, maar Dik kon er geen woord van
-verstaan.</p>
-
-<p>Plotseling hielden de bazuinen op met schetteren en viel het groote
-muziekcorps in, dat op een langen wagen had plaats genomen. De mannen
-bliezen hun wangen op tot luchtballons en schetterden, dat het een
-aard had. De groote trom bomde zoo hard als het ergste onweer en de
-trommen ratelden, dat het een lust was om te hooren.</p>
-
-<a name="31_smoking"></a>
-<img src="images/31_smoking.jpg" alt="[illustratie]" style="float:left; width:30%; height:auto; max-width:500px;">
-
-<p>Daarna volgde een enorm groote wagen, waarboven Dik de koppen van
-twee olifanten zag uitsteken. Hij zag, hoe de dieren hun lange
-slurven over den rand staken, en vroeg zich af, welke van die twee
-slurven het geweest zou zijn, die den oppasser had doodgeslagen.</p>
-
-<p>Dik kreeg een gevoel in zijn binnenste, of hij moest gillen, zoo mooi
-en buitengewoon vond hij dat alles, en zijn bewondering steeg ten
-top, toen er een wagen volgde, die zorgvuldig met luiken afgesloten
-was, maar bovenaan kon hij toch zien, dat de zijkanten uit tralies,
-en wel heel dikke tralies bestonden. En toen plotseling een vreemd,
-eigenaardig, nooit door hem gehoord brullend geluid van uit den wagen
-tot hem doordrong, begreep hij, dat dit het gebrul van een leeuw
-moest zijn en dat die wagen de leeuwenkooi was.</p>
-
-<p>Toen volgde er een rijtuig met honden en apen, en daarachter kwamen
-ontzaglijk groote wagens met allerlei materiaal voor de tent en de
-stallen.</p>
-
-<p>Dik liep tusschen de andere jongens met den stoet mede, en hij kon
-van verbazing bijna niet spreken. Hij had een ongekend, vreemd gevoel
-in zijn binnenste en het scheen hem toe, dat er iets verwonderlijks
-om hem heen gebeurde.</p>
-
-<p>Och, och, wat bracht de komst van het wereldberoemde paardenspel een
-opschudding in het dorp teweeg. Zoodra de schetterende tonen der
-bazuinen gehoord werden, liepen de huizen om zoo te zeggen in een
-oogenblik leeg. Geen oud vrouwtje bleef er bij het spinnewiel.
-Iedereen begaf zich op den weg, om naar den stoet te kijken, en als
-er dien dag dieven in het dorp geweest waren, hadden zij al heel
-gemakkelijk hun slag kunnen slaan, want vele huizen waren totaal
-onbewaakt en niet eens gesloten. Maar er waren in Dik's dorp nooit
-dieven.</p>
-
-<p>Ja, ja, de stoet veroorzaakte een geweldige opschudding in het dorp.
-De klerken van het raadhuis hadden hun krukken verlaten en waren naar
-buiten gesneld, de smids hun hamers nergeworpen, de metselaars hun
-troffels in de kalk gezet, de timmerlieden hamer en nijptang in den
-steek gelaten. Neen, niemand bleef er aan het werk en iedereen stond
-aan den weg.</p>
-
-<p>En dat was juist de bedoeling van den wereldberoemden Directeur
-Snger, die wel wist, hoe hij de menschen lokken moest.</p>
-
-<p>De stoet sloeg bij de brug den hoek om en hield halt bij het stuk
-weiland achter het Caf "Goud uit schuim" Want daar zou de tent
-worden opgeslagen en de voorstelling door het onovertroffen en
-wereldvermaarde gezelschap worden gegeven.</p>
-
-<p>Een krachtige stoot op de bazuinen gaf het teeken, dat de plaats van
-bestemming bereikt was, en nu bleek het al dadelijk, hoe goed alles
-door Mr. Snger was georganiseerd. Onmiddellijk na den schetterenden
-bazuinstoot hield alles halt. De dames en heeren lieten zich van hun
-paarden glijden, waarvan de dames de teugels aan de heeren
-overreikten, die de paarden naar het Caf brachten en daar op stal
-zetten. De dames keken naar het spel niet meer om, maar begaven zich
-naar een van de goederenwagens en voorzagen zich, zooals Dik dacht,
-elk van een wandelstok. Zij liepen naar de drie bruggen, die over de
-beide elkaar kruisende kanalen lagen, schroefden tot Dik's verbazing
-de knoppen van de stokken, trokken deze uit elkander, en zie, daar
-waren zij opeens in het bezit van zulke prachtige hengels, als Dik
-nog nooit gezien had. Zij deden een blauw kunstvliegje aan den
-kleinen haak en lieten dat behendig over het water scheren.</p>
-
-<p>Dik lachte er om, want op die manier had hij nog nooit zien hengelen,
-maar zijn verbazing werd nog grooter, toen hij zag, hoe een baars aan
-de oppervlakte kwam en met een sprong het snel voortbewegende
-vliegje, en daarmede den haak, doorslikte. De baars was gevangen.</p>
-
-<p>Piet en Jan stonden er ook naar te kijken, maar niet lang, want hun
-aandacht werd geheel in beslag genomen door de drukte aan den weg.</p>
-
-<p>Dadelijk na den bazuinstoot sprongen de werklieden van de
-bagagewagens en sjouwden balken en planken aan, die zij over de sloot
-legden tusschen den weg en het weiland.</p>
-
-<p>"Zeg, die brug is gauw klaar," zei Dik.</p>
-
-<p>"Alles gaat op wieletjes!" zei Piet. Hij praatte nooit van wieltjes,
-maar zei altijd wieletjes.</p>
-
-<p>Toen werd er een ontzaglijk lange paal naar het veld gedragen en
-midden op het terrein diep in den grond geplant. Er waren steunijzers
-aan dien paal bevestigd, waar men de voeten op kon zetten, om naar
-boven te klimmen, en de paal had aan het boveneinde een wiel, met op
-bepaalde afstanden zware, ijzeren haken.</p>
-
-<p>Tal van werklieden waren intusschen al bezig, om een groot aantal
-palen in cirkelvorm in den grond te planten. 't Ging alles
-vliegensvlug, zoo vlug, dat de jongens het zich haast niet begrijpen
-konden, hoe het mogelijk was. Natuurlijk deden zij pogingen om op het
-veld te komen, maar Mr. Snger, die nauwlettend op zijn personeel
-toezag, gaf hun duidelijk te verstaan, dat zij er geen boodschap
-hadden.</p>
-
-<p>Er werd een reusachtig groot zeil aan een takel naar boven geheschen
-en aan de verschillende haken vastgemaakt. Toen bracht men met
-vereende krachten het zeil over de palen, die intusschen al van boven
-tot beneden met een ander zeil waren bespannen. In enkele uren was de
-tent kant en klaar, en zelfs waren toen de stallen ook reeds gereed.
-De leeuwenkooi werd er in gereden, evenals de wagen met honden en
-apen en de olifanten-reiswagen, &mdash; en toen was er voor de jongens al
-bitter weinig meer te zien. De rijpaarden werden naar de stallen
-overgebracht.</p>
-
-<p>De menschen, die van den opbouw der tent en van de stallen getuigen
-waren, stonden compleet verbaasd over zulk werken.</p>
-
-<p>"Dat gaat op zijn Amerikaansch!" riep Van Dril vol bewondering uit.
-"Zoo iets heb ik van mijn leven nog niet gezien! Niemand gijpt
-verkeerd; en ieder weet precies, wat hij doen moet. 't Is
-reusachtig!"</p>
-
-<p>"En dat is het!" zei Dik's vader, die er ook even naar stond te
-kijken.</p>
-
-<a name="32_circustent"></a>
-<center>
-<img src="images/32_circustent.jpg" alt="[illustratie]" style="width:100%; height:auto; max-width:1000px;">
-</center>
-
-<p>En terwijl er met reusachtige snelheid aan het opbouwen van de tent
-en de stallen werd gewerkt, gingen vlugge boden door het dorp rond
-met stijfsel en kwast, en plakten overal, waar zij er maar
-gelegenheid toe vonden, kolossale reclame-biljetten aan, waarop in
-verschillende kleuren de onmogelijkste toeren stonden afgebeeld. 't
-Zag zwart van de menschen voor die biljetten, die de verwachtingen op
-het hoogst spanden. En velen, die in het geheel niet van plan geweest
-waren, om naar het paardenspel te gaan, werden bekeerd, en namen zich
-vast voor, 's avonds een kijkje te gaan nemen. Z iets moois, als
-hier werd aangeboden, zou in hun dorp wel nooit meer te zien zijn.</p>
-
-<p>Om twaalf uur was alles gereed, en de arbeiders konden hun
-welverdiende rust nemen. 't Was druk op het dorp, want de
-vreemdelingen wandelden in groepjes heen en weer en bezochten de
-winkels, om zich van versnaperingen te voorzien. De winkel van den
-banketbakker was in minder dan geen tijd uitverkocht, zoodat
-Herstraten en zijn beide knechts met ongewonen spoed aan het werk
-gingen, om nieuwen voorraad te bakken.</p>
-
-<p>"Ja, ja," zei de bakker, "ieder vischt op zijn getij! Dat doet de
-beroemde Mr. Snger, en dat doe ik ook."</p>
-
-<p>Er stond overal aangeplakt, dat er 's middags, te beginnen om twee
-uur, een reclame-optocht niet alleen door het dorp, maar zelfs door
-een groot deel van den polder zou worden gehouden, om de artisten aan
-de bewoners voor te stellen.</p>
-
-<p>Wel, wel, wat een vreemde Zaterdag werd dat! 't Leek wel een Zondag,
-en de vrouwtjes geraakten in zoo'n opgewonden, feestelijke stemming,
-dat zij al vroeg hun Zondagsche kleren aantrokken, en een
-wandelingetje gingen maken, om eens naar de drukte en al het vreemde
-gedoe te kijken, En Van Dril besloot om 12 uur de smederij maar te
-sluiten en de knechts vrij-af te geven, want er werd toch haast niet
-gewerkt, &mdash; en toen baas Meyer dat hoorde, sloot hij den
-timmermanswinkel ook, en ten slotte werkte er 's middags niemand
-meer. 't Werd compleet een feestdag, nog veel grooter feestdag, dan
-bij de jaarlijksche harddraverij.</p>
-
-<p>Dik kwam bijna een uur te laat thuis voor 't eten, en dat gebeurde
-hem zelden of nooit, want hij had altijd een gezonden eetlust, &mdash;
-maar Moeder zei er niets van en 't eten stond nog niet eens op tafel,
-daar Moeder zelf ook een poosje de straat op geweest was, om eens een
-kijkje te nemen.</p>
-
-<p>"O Moeder, wat prachtig! Wat prachtig!" zei Dik opgetogen.</p>
-
-<p>"En dat is het!" zei zijn vader. "Wat een werkers! Wat een werkers!"</p>
-
-<p>"Ja Dik, 't is een groote bedoening," zei Moeder.</p>
-
-<a name="33_reclame"></a>
-<img src="images/33_reclame.jpg" alt="[illustratie]" style="float:left; width:60%; height:auto; max-width:500px;">
-
-<p>"Gaan we er heen vanavond?" vroeg Dik.</p>
-
-<p>"Neen, neen, &mdash; daar hebben we geen geld voor," zei Moeder.</p>
-
-<p>"En dat hebben we," bevestigde Trom. Maar hij keek lang niet
-vroolijk; het was hem aan te zien, dat hij er dolgraag heen zou
-willen.</p>
-
-<p>"Jammer," zei Dik. "Wat zal het er mooi wezen!"</p>
-
-<p>"O, maar jij hebt zelf wel geld genoeg," zei Moeder. "Je hebt pas je
-drie konijntjes verloot, &mdash; en van ons mag je gerust gaan."</p>
-
-<p>"En dat mag je," zei zijn vader.</p>
-
-<p>Dik's gelaat betrok. O, de verleiding was zoo sterk voor hem, en al
-wel tienmaal had hij in den loop van den morgen gedacht:</p>
-
-<p>"Waarom zou ik niet gaan? 't Is toch mijn eigen geld?"</p>
-
-<p>Hij weifelde nog een oogenblik en wilde toen juist zeggen, dat hij
-zijn geld dan maar voordat doel zou gebruiken, toen de deur openging
-en hij Nelly zag binnenkomen, met de handen uitgestrekt, om zich niet
-te stooten.</p>
-
-<p>"Is u hier, buurvrouw?" vroeg ze.</p>
-
-<p>"Ja, Nelly, &mdash; hier ben ik."</p>
-
-<p>"O, &mdash; ik wou vragen, of Dik al thuis is. Ik wou zoo graag de duifjes
-voeren."</p>
-
-<p>"Ja, &mdash; goed," zei Dik. "Kom maar mee. &mdash; Neen Moeder, ik ga niet,
-vanavond. U weet wel, waarvoor ik het geld gebruiken wil. Kom Nelly,
-&mdash; dan gaan we."</p>
-
-<p>Zijn medelijden met het arme, ongelukkige kind, dat hij zoo graag een
-mooien dag in haar droevig leven wilde bezorgen, had de overwinning
-behaald.</p>
-
-<p>En verheugd, dat hij thans vast besloten was, het geld voor geen
-ander doel te besteden, vertelde hij aan Nelly, hoe hij onverwachts
-in het bezit gekomen was van een grooten aap, en hij haalde hem uit
-het hok, &mdash; maar zij mocht hem niet streelen, want Dik was bang, dat
-het beest haar misschien kwaad zou doen.</p>
-
-<p>Na een poosje werd hij geroepen om te eten. Nelly keerde naar haar
-huis terug, en de aap werd weer in zijn hok opgesloten. Zoodra het
-maal afgeloopen was, spoedde Dik zich naar buiten, om naar den
-optocht te gaan kijken.</p>
-
-<br>
-<hr width="10%">
-<br>
-<br>
-<br>
-<br>
-
-<a name="chapter11"></a>
-<center>
-<img src="images/hoofdstuk_c.jpg" alt="image: hoofdstuk-versiering" style="width:100%; height:auto; max-width:600px;">
-</center>
-<br>
-<br>
-<br>
-<h3 align="center">Elfde Hoofdstuk.</h3>
-<h4 align="center">Dik neemt onverwachts deel aan den optocht.</h4>
-<hr width="10%">
-
-<br>
-<img class="letterimage" src="images/letter_k.jpg" alt="K" style="width:10%; height:auto; max-width:300px;">
-<p class="hidden_char"><span style="color: white;">K</span>om Caesar, ga je me naar den optocht kijken?" zei hij, terwijl
-hij het hok van den aap opende. Eerst had hij zijn konijnen van een
-goeden voorraad voer voorzien, want hij wist niet, wanneer hij weer
-thuis zou komen, en nu hield hij Caesar een flinke snede brood voor.</p>
-
-<p>"Hier heb je wat lekkers," zei Dik.</p>
-
-<p>Maar Caesar bedankte. Hij had 's morgens zooveel gegeten, dat hij nu
-nog in het geheel geen trek had.</p>
-
-<p>"Hier dan, &mdash; een nootje?" vroeg Dik, die zijn zakken nog vol
-lekkernijen had van 's morgens.</p>
-
-<p>Caesar greep de noot aan, sprong op Dik's schouder, en ging de
-lekkere vrucht op zijn gemak kraken.</p>
-
-<p>Zoo gingen ze naar de tent, en daar krioelde het van de jongens en
-meisjes die het in huis al evenmin konden uithouden als Dik. Piet en
-Jan en zijn andere kameraden waren er ook al.</p>
-
-<p>"Er is nog niets te zien, Dik," zei Piet. "Wat hebben ze den ingang
-mooi gemaakt, h? Vlaggen met sterren en strepen...."</p>
-
-<p>"Ja, Amerikaansche vlaggen," zei Dik.</p>
-
-<p>"En wil ik je eens wat zeggen?" merkte Jan Vos op. "Ze spreken lang
-niet allemaal Engelsch, hoor. Er zijn Franschen en Duitschers bij, en
-ik heb ook duidelijk Hollandsch gehoord..."</p>
-
-<p>"Dat is nog zoo dom niet bedacht van den Directeur," zei Dik "Zoo
-komt hij overal gemakkelijk met de taal terecht. Voor Holland heeft
-hij Hollanders in zijn dienst, voor Duitschland Duitschers, voor
-Frankrijk Franschen. 't Is een slimmerd, die Mr. Snger."</p>
-
-<p>"En rijk!" zei Piet van Dril. "Zeg Dik, alle paarden zijn in de
-stallen gebracht, en zooeven zag ik een clown aan den ingang staan,
-heelemaal in 't wit, met roode, ronde plekken er op, en een wit
-gezicht met zwarte strepen en een rooden neus, met een puntmuts
-op..."</p>
-
-<p>"Die neus?" lachte Dik. "Stil Caesar, koest hoor!"</p>
-
-<p>"Loop naar de maan," zei Piet. "Die clown natuurlijk! Kijk, daar komt
-hij weer."</p>
-
-<p>Inderdaad verscheen er een clown aan den ingang, en nauwelijks zag
-hij Dik met zijn aap, of hij wenkte Dik toe, dat hij bij hem moest
-komen. Maar Dik kon niet gelooven, dat hij hm bedoelde.</p>
-
-<p>"Hij roept je, Dik!" zei Piet.</p>
-
-<p>"Wel neen..."</p>
-
-<p>"Ja wel!" zei Jan Vos, "kijk maar. O j, Dik, daar komt hij!"</p>
-
-<p>'t Was waar; toen Dik niet naar den clown kwam, kwam de clown naar
-Dik. Hij lachte op de meest dwaze manier, nam zijn puntmuts in zijn
-hand, maakte een diepe buiging voor Dik, stak hem de rechterhand toe,
-en zei:</p>
-
-<p>1) "Good morning, Sir, how do you do?"</p>
-
-<p>"Yes Sir!" zei Dik, tot groot vermaak van Piet en Jan. En er kwam
-dadelijk een drom van jongens en meisjes om hem heen, die
-nieuwsgierig waren, wat de clown bij Dik moest doen.</p>
-
-<p>De clown begon smakelijk te lachen, toen hij Dik's antwoord hoorde.
-En nogmaals maakte hij een buiging voor Dik en herhaalde:</p>
-
-<p>"How do you do, Sir?"</p>
-
-<p>"No Sir," zei Dik.</p>
-
-<p>2) "Do you speak English?" vroeg hij.</p>
-
-<p>"Yes Sir!" beweerde Dik meteen stalen gezicht, hoewel hij er geen
-woord van verstond.</p>
-
-<p>3) "Can you understand me?"</p>
-
-<p>"No Sir!"</p>
-
-<p>De clown vond de antwoorden van Dik zoo dwaas, dat hij bijna omviel
-van 't lachen, en hij zei opeens in goed Hollandsch:</p>
-
-<p>"Jij bent een grappige snuiter, hoor! Ha, ha, ha, ha, wat een rare,
-dikke jongen ben jij! Je kent wel Engelsch h, maar je kunt me niet
-verstaan! Ha, ha, ha, ha! &mdash; Maar zeg eens, is die aap van jou?"</p>
-
-<p>"Ja," zei Dik. "Dat is mijn aap."</p>
-
-<p>"Wil je hem verkoopen?" vroeg de clown. "Als je hem mij geeft, dan
-krijg je een vrijkaart voor vanavond, om de voorstelling bij te
-wonen!"</p>
-
-<p>"Ha, ha," dacht Dik, "dus dan kom ik er toch in."</p>
-
-<p>"Doen, Dik," zei Piet fluisterend met een elleboogstoot in Dik's rug.
-"Dan gaan we samen."</p>
-
-<p>"Neen," zei Dik tot den clown. "Voor een vrijkaartje geef ik den aap
-niet. Dat is me te weinig."</p>
-
-<p>"Voor den eersten rang," zei de clown, die nog eens naar den aap had
-gekeken en hem blijkbaar graag wilde hebben.</p>
-
-<p>"Daar geef ik niet om. De derde rang is mij even goed als de eerste.
-Ik behoef nu juist niet naast den burgemeester te zitten."</p>
-
-<p>De jongens om hem heen lachten, en de clown ook.</p>
-
-<p>"Goed," zei deze, "dan geef ik je twee kaartjes derden rang, en dan
-is je aap dubbel en dwars betaald. Nu, graag of niet?"</p>
-
-<p>"Niet graag!" lachte Dik.</p>
-
-<p>"Dan ga ik maar naar binnen." Lachend nam hij zich weer de muts van
-het hoofd, stak Dik de hand toe, maakte nogmaals een diepe buiging,
-en zei:</p>
-
-<p>4) "Good-bye, Sir!"</p>
-
-<p>"Yes Sir!" zei Dik, tot groot vermaak van den clown.</p>
-
-<p>"Zeg eens, hoeveel broers en zusters heb je?"</p>
-
-<p>"Geen een," zei Dik.</p>
-
-<p>"En vader en n moeder?" vroeg de clown grappig.</p>
-
-<p>"Ja. Dacht je, dat ik er van ieder drie had?"</p>
-
-<p>"Dus met je drien. Dan geef ik je drie kaartjes derden rang voor je
-aap. Dat is toch een schitterend bod, zou ik zeggen."</p>
-
-<p>"Neen," zei Dik, "ik doe het niet."</p>
-
-<p>"Domkop!" fluisterde Piet van Dril hem toe.</p>
-
-<p>"Sufferd!" zei Jan Vos.</p>
-
-<p>"Nog al niet? Nu, zeg dan zelf, wat je voor je aap vraagt," zei de
-clown. "Hoe lang heb je hem al?"</p>
-
-<p>"Sedert gisteravond," zei Dik.</p>
-
-<p>"En wil je hem verkoopen, &mdash; of wil je niet?" hernam de clown.</p>
-
-<p>"Ja, dat wil ik," zei Dik. "Maar niet voor drie vrijkaartjes."</p>
-
-<p>"Spreek op dan, &mdash; zeg dan, wat je voor hem vraagt!"</p>
-
-<p>"Dat zal ik," zei Dik. "Je kunt hem koopen voor een gulden en zes
-vrijkaartjes."</p>
-
-<p>"Een gulden en zes vrijkaartjes," herhaalde de clown. "Ga mee, boy,
-de koop is gesloten."</p>
-
-<p>Hij wenkte Dik, hem in de tent te volgen. En Dik wenkte op zijn beurt
-Piet en Jan, dat zij met hem mede moesten gaan.</p>
-
-<p>Zoo kwamen zij in de tent.</p>
-
-<p>Wel, wel, wat een ruimte was daar. In het midden was een groot,
-cirkelvormig vlak, en rondom waren de zitplaatsen, die naar achteren
-amphitheaters-gewijze opliepen.</p>
-
-<p>"Wat een zitplaatsen!" zei Piet van Dril.</p>
-
-<p>"Duizenden!" zei Dik. "'t Zal er hier op een stuk of zes niet
-aankomen, denk ik. Er blijven er nog genoeg over."</p>
-
-<p>De clown ging de jongens voor naar de stallen, waar al de paarden
-stonden, en zij zagen de pikeurs, die ze de zadels oplegden, omdat
-het tijd werd voor den optocht. De clown had blijkbaar haast. Hij
-bracht hen naar een wagen met licht traliewerk waar de honden en apen
-in opgesloten waren, en zei, terwijl hij de deur daarvan opende: "Doe
-den aap hier maar in."</p>
-
-<p>"Jawel," zei Dik, die in de vreemde omgeving haast niet wist,
-waarheen het eerst te kijken, &mdash; "alles goed en wel, maar eerst
-betalen, zie je!"</p>
-
-<p>"Vertrouw je me niet?" zei de Clown. "Wacht maar even."</p>
-
-<p>Hij bleef slechts enkele seconden weg.</p>
-
-<p>"Hier, &mdash; zes vrijkaarten derden rang en een gulden."</p>
-
-<p>"Dank je," zei Dik.</p>
-
-<p>Hij deed Caesar den ketting af, en de deur van de kooi werd achter
-den aap gesloten.</p>
-
-<p>"En ga nu maar dadelijk weg, want de optocht gaat beginnen," zei de
-Clown, die blijkbaar bijzonder met zijn koopje ingenomen was. De
-vrijkaarten kostten hem geen geld, dus kwam de aap hem slechts op een
-enkelen gulden.</p>
-
-<p>En Dik was den koning te rijk.</p>
-
-<p>"Wat moet jij met al die vrijkaarten doen?" vroeg Piet van Dril.</p>
-
-<p>"Zes vrijkaarten!" riep Jan Vos uit, "'t is me geen kleinigheid!"</p>
-
-<p>"Wat ik er me doen moet?" vroeg Dik. "Kijk, deze is voor Vader,
-deze voor Moeder, deze voor mij, die voor jou, Piet, asjeblief, pak
-aan, deze voor jou, Jan Vos, &mdash; hier, en deze voor Anneke, en dan ben
-ik ze alle zes kwijt..."</p>
-
-<p>"Dat noem ik royale!" riep Jan Vos uit, terwijl hij een kleur kreeg
-van blijdschap. "Dank je, Dik! Dank je wel!"</p>
-
-<p>"En ik dank je ook," zei Piet.</p>
-
-<p>"Jammer, dat mijn buurmeisje blind is," zei Dik. "Ze kan er toch
-niets van zien. Als dat het geval niet geweest was, had ik er zeven
-gevraagd..."</p>
-
-<p>"En je hadt ze gekregen ook," zei Piet. "Wat had hij, een zin in den
-aap!"</p>
-
-<p>"Jongen jongen wat ben ik blij met dat kaartje!" zei Jan Vos
-herhaaldelijk. "Goed, dat je maar niet dadelijk toehapte, Dik. Zes
-vrijkaartjes en nog een gulden toe, &mdash; 't is prachtig!"</p>
-
-<p>Dik stak zijn gulden en zijn kaartjes in zijn zak, want er klonk uit
-de tent een krachtige klaroenstoot. De optocht zou zeker beginnen. Op
-den weg en de bruggen zag het thans zwart van de menschen, want
-alleen de zieken en zeer ouden waren in de huizen achtergebleven.</p>
-
-<p>Eerst verschenen weer de vier herauten. Ze reden tot bij de groote
-brug en hielden daar halt. Toen kwam weer het rijtuig, thans
-bespannen met zes prachtige schimmels, die weer bereden werden door
-jockeys. In het rijtuig zat de Directeur, de beroemde Mr. Snger.
-Daarachter verscheen de leeuwenkooi op den weg, tot verrassing van
-allen, die het zagen, getrokken door twee olifanten.</p>
-
-<p>"O, kijk eens! Kijk eens!" klonk het overal. "Olifanten voor een
-wagen!"</p>
-
-<p>"'t Is de leeuwenkooi," riep Dik tegen Jan en Piet. "Kijk, de luiken
-zijn er afgedaan en je ziet de leeuwen in het hok! Ha, wat een
-beesten, kijk, die eene slaat met zijn klauw naar den anderen, zie je
-dat? Aanstonds verscheuren ze mekaar nog."</p>
-
-<p>"Bij elken olifant loopt een oppasser," zei Piet.</p>
-
-<p>"Ho, &mdash; daar staan ze stil. Er komt zeker nog meer. Kijk, de wagen
-met muzikanten!"</p>
-
-<p>Maar die konden Dik niet veel schelen, nu de olifanten zoo dicht bij
-hem stonden. Hij drong tusschen de menschen door, om er nog dichter
-bij te komen, en Piet en Jan volgden hem op de hielen. Zoo kwamen zij
-vlak bij de leeuwenkooi, maar het onderste gedeelte daarvan was
-zoodanig ingericht, dat alleen de temmer de leeuwen bereiken kon,
-hetgeen gedaan was, om ongelukken te voorkomen.</p>
-
-<p>Vlak bij den wagen stond een jonge, forsche man, met een geweldig
-grooten knevel. Hij had een kort rijzweepje in de hand en scheen in
-het geheel niet bang van de leeuwen, die trouwens heel rustig waren
-en waarvan er sommige zelfs sliepen.</p>
-
-<p>"Mooie beesten," zei Piet. "Zie je die manen?"</p>
-
-<p>"Ja," zei Jan Vos, die verrukt naar zijn toegangskaartje stond te
-kijken. O, wat was hij daar blij mede.</p>
-
-<p>"Maar er zijn er ook znder manen."</p>
-
-<p>"Dat zijn de leeuwinnen," zei Piet.</p>
-
-<p>Dik zei niets, maar hij bekeek den man, die vlak bij de kooi stond,
-van het hoofd tot de voeten, en hij vroeg zich af, wat die man daar
-doen moest.</p>
-
-<p>Opeens begreep hij, wie het was.</p>
-
-<p>"Zeg jongens," zei hij, "kijk, dat is de leeuwentemmer..."</p>
-
-<p>"Zou je denken?" zei Piet van Dril.</p>
-
-<p>"Ongetwijfeld," zei Dik. "Kijk, hij steekt zijn hand door de tralies
-en streelt den leeuw over zijn kop! Wat een mak beest, h?"</p>
-
-<p>"'t Lijkt maar zoo," zei Piet. "Zou jij je hand door de tralies
-durven steken, Dik?"</p>
-
-<p>"Wel ja, &mdash; waarom niet!" zei Dik.</p>
-
-<p>"Doe het dan eens, Dik. Dt zou ik wel eens willen zien. Je durft
-toch niet! Bluffer!"</p>
-
-<p>"Nu niet!" zei Dik.</p>
-
-<p>"H, h, h!" grinnikte Piet. "Wanneer dan wl?"</p>
-
-<p>"Als de leeuwen er uit zijn," zei Dik met een lachje.</p>
-
-<p>Piet en Jan lachten ook.</p>
-
-<p>"Zeg jongens," zei Dik, "weet je, dat de vader en de grootvader van
-dien leeuwentemmer al door hen verslonden zijn?"</p>
-
-<p>"Ja, &mdash; dat is algemeen bekend," beweerde Jan, die zijn
-toegangskaartje weer eens uit zijn zak te voorschijn haalde, om het
-nogmaals te bekijken.</p>
-
-<p>"Welke leeuw zou het gedaan hebben?" vroeg Dik. "Ik denk die
-daarachter in den wagen. Zie je wel, hoe valsch hij naar den temmer
-kijkt? Ha, hij gaapt, hij heeft trek! Wat een tanden, h?"</p>
-
-<p>"Ha, ha, daar komt een wagen met clowns uit de stallen!" riep Jan
-opgetogen uit. "Kijk ze er eens mal uitzien!"</p>
-
-<p>"Die olifanten zijn ook wel leuk om te zien," zei Dik. "Bij elken
-olifant is een cornak, zie je wel?"</p>
-
-<p>"Ja," zei Piet. "Durf jij zoo'n olifant een koekje te geven, Dik? Of
-heb je er niet meer? Vanmorgen zaten je zakken vol."</p>
-
-<p>"'k Durf best," zei Dik.</p>
-
-<p>"Net als met je hand door de tralies, h?"</p>
-
-<p>"Wil je 't zien?" vroeg Dik.</p>
-
-<p>Hij ging zoo dicht mogelijk naar den olifant toe en keek met een
-lachend gezicht den cornak aan. Hij diepte een koekje uit zijn zak op
-en stak het den oppasser toe, maar deze wenkte lachend, dat Dik het
-den olifant zelf mocht geven. Maar Jan Vos, die een beetje banger van
-aard was, riep hem toe:</p>
-
-<p>"Niet doen, Dik, &mdash; hij steekt zijn slurf al naar je uit, en hij
-heeft er zijn vorigen oppasser me doodgeslagen..."</p>
-
-<p>Doch Dik hoorde hem niet eens. Hij ging nog een stapje vooruit, en
-stak het koekje tusschen de lippen van de slurf. Dik lachte, want hij
-vond het grappig. De olifant greep het koekje vast en deponeerde het
-met een vlugge beweging in zijn bek.</p>
-
-<p>"Wat een groote slagtanden heeft hij," dacht Dik. Maar op 't zelfde
-oogenblik voelde hij het einde van de slurf al weer over zijn hand
-glijden.</p>
-
-<p>Het groote, logge beest vroeg om ng een koekje, en de andere
-olifant, stak ook zijn slurf naar hem toe. Hij klapte met zijn ooren
-en maakte een vreemd, trompetterig geluid. Blijkbaar was hij
-jaloersch op zijn makker, die van Dik een klontje suiker kreeg, en
-onmiddellijk weer zijn slurf toestak. Die dikke jongen beviel hem
-wel, hij streek hem met zijn slurf over zijn bolle wangen.</p>
-
-<p>De cornak moest er hardop om lachen, en Dik ook. Hij pakte de slurf
-onbevreesd beet, en gaf den anderen olifant ook een klontje.</p>
-
-<p>Op dit oogenblik klonk er een krachtige klaroenstoot, ten teeken dat
-de stoet geformeerd was en de optocht kon beginnen. De muziek viel
-met daverend geweld in, en de trommen bomden zoo hard, dat de leeuwen
-er van begonnen te brullen.</p>
-
-<p>Voorwaarts ging het.</p>
-
-<p>Dik keerde zich om; ten einde zich weer bij zijn makkers te voegen,
-toen hem plotseling iets vreemds overkwam, iets, wat hem het eerste
-oogenblik een rilling over de leden joeg. Hij voelde namelijk opeens
-iets hards en vochtigs in zijn hals, werd toen met een krachtigen ruk
-bij zijn kraag gegrepen, en als een veertje in de hoogte getild.</p>
-
-<p>'t Was de olifant, die deze grappen met hem uithaalde. Het beviel het
-beest in het geheel niet, dat Dik met zijn lekkere koekjes en
-klontjes hem in den steek ging laten en hij besloot onmiddellijk, hem
-dat te beletten. Daarom pakte hij Dik zonder boe of ba te zeggen bij
-zijn kraag, hief hem in de hoogte en slingerde hem tamelijk
-hardhandig over zijn kop heen op zijn nek. Met een smak kwam Dik op
-het logge dier terecht, zonder in het eerste moment te begrijpen, wat
-er met hem gebeurde.</p>
-
-<p>De cornak lachte dat het schaterde, en hij trok Dik, die tamelijk
-schots en scheef op den rug van den olifant terecht was gekomen, met
-een ruk overeind, uit vrees, dat hij anders op den grond zou vallen.</p>
-
-<p>Daar zat Dik dus onverwachts op den rug van een olifant, en hij moest
-er om lachen, of hij wilde of niet, zoo fijn vond hij het.</p>
-
-<p>En de jongens lachten ook en riepen juichend:</p>
-
-<p>"Hoera! Hoera! Dik op den olifant! Dik op den olifant!"</p>
-
-<p>En alle menschen op de brug lachten, en zij wezen elkander Dik aan,
-die daar zoo hoog en vroolijk bijna op den kop van het logge dier zat
-en zoo den optocht door het dorp ging medemaken. Dik keek
-triomfantelijk van af zijn hoogen en zeldzamen zetel op de lachende
-menigte neer, en hij wuifde den menschen links en rechts toe, zooals
-de Koningin doet, als zij in de een of andere stad haar feestelijken
-intocht houdt.</p>
-
-<p>Maar ook klonk er een kreet van angst en schrik.</p>
-
-<p>'t Was Dik's moeder, die hem slaakte. Zij was met haar man en met de
-buren ook nog even naar de drukte gaan kijken. Nelly liep aan den arm
-van haar moeder. Zij stonden midden op de brug, toen de stoet zich in
-beweging zette.</p>
-
-<p>Opeens zag toen moeder Trom, welk een gevaarlijke zitplaats door haar
-dikken jongen werd ingenomen, en in haar angst slaakte zij een
-hevigen gil, en zij greep Trom bij zijn arm en wees hem naar den
-olifant, op wiens nek Dik triomfantelijk troonde.</p>
-
-<p>"Genadige hemel!" gilde Griet. "Jan, kijk eens, dr &mdash; daar op
-dien olifant &mdash; daar zit Dik &mdash; O hemel!"</p>
-
-<p>Trom sperde zijn oogen zoo wijd mogelijk open, plukte in zijn
-verbazing kleine vlokjes uit zijn vlassige bakkebaardjes en zei:</p>
-
-<p>"Griet, wil ik je eens wat zeggen? Onze Dik is een bijzonder kind, &mdash;
-en dat is-ie!"</p>
-
-<p>Op hetzelfde oogenblik ontstond er een groot gedrang onder de
-menigte, want de stoet nam zijn weg over de brug, en allen, die daar
-stonden, maakten zich haastig uit de voeten. Ha, de brug dreunde
-onder de pooten der logge olifanten, die de leeuwenkooi voorttrokken,
-en toen zij de brug over waren, zag Dik zijn vader en moeder en de
-nieuwe buren, en hij wuifde hun lachend toe.</p>
-
-<p>"Nelly! Nelly!" riep hij, "ik zit op den rug van een olifant!"</p>
-
-<p>En Nelly knikte in de richting vanwaar zij Dik's stem hoorde, en zij
-wuifde haar buurjongen toe, die zoo vriendelijk voor haar was en van
-wien zij al zooveel hield.</p>
-
-<p>"Houd-je goed vast, Dik!" gilde zijn moeder hem in haar angst toe,
-maar toen zij zag, hoe Dik zich op zijn gemak voelde, en hoe de
-menschen hem toelachten en hoe grappig zij hem vonden, &mdash; toen
-bedaarde haar angst en moest zij er ook om lachen.</p>
-
-<p>Trouwens, haar aandacht werd spoedig afgeleid, want er was
-verwonderlijk veel voor haar en haar eenvoudige dorpsgenooten te
-zien.</p>
-
-<p>De leeuwen trokken ieders aandacht, en de leeuwentemmer niet minder,
-dien zij met eerbiedigen schroom aanschouwden, en den Directeur
-vonden zij een wondermensch, en de rijders en rijdsters de deftigste
-heeren en dames van de wereld, en de clowns, die biljetten
-rondstrooiden, onweerstaanbaar grappig en koddig, en de muziek in een
-woord verrukkelijk.</p>
-
-<p>Nelly genoot van dit laatste onuitsprekelijk, en een blosje kleurde
-haar anders zoo bleeke wangen.</p>
-
-<p>Dik bleef gedurende den geheelen optocht op den olifant zitten en dit
-beest stak hem herhaaldelijk zijn slurf toe, om nog een lekker hapje
-te krijgen.</p>
-
-<p>Om ruim vier uur keerde de stoet in de stallen terug, en toen verliet
-Dik met behulp van den cornak zijn hoogen zetel.</p>
-
-<p>Op het dorp en zelfs in den geheelen polder was er bijna niemand, die
-niet besloten was, 's avonds naar de voorstelling te gaan.</p>
-
-<p>Mr. Snger had met zijn geweldige reclame zijn doel volkomen
-bereikt.</p>
-
-<br>
-<pre>
- 1) Goeden morgen, mijnheer, hoe vaart u?
- 2) Spreekt u Engelsch?
- 3) Verstaat u me?
- 4) Vaarwel, mijnheer.
-</pre>
-
-<br>
-<hr width="10%">
-<br>
-<br>
-<br>
-<br>
-
-<a name="chapter12"></a>
-<center>
-<img src="images/hoofdstuk_d.jpg" alt="image: hoofdstuk-versiering" style="width:100%; height:auto; max-width:600px;">
-</center>
-<br>
-<br>
-<br>
-<h3 align="center">Twaalfde Hoofdstuk.</h3>
-<h4 align="center">In het paardenspel.</h4>
-<hr width="10%">
-
-<br>
-<img class="letterimage" src="images/letter_d.jpg" alt="D" style="width:10%; height:auto; max-width:300px;">
-<p class="hidden_char"><span style="color: white;">D</span>ik begaf zich eerst naar Anneke, die een gat in de lucht sprong,
-toen hij haar het vrijkaartje gaf, zoo blij was zij er mede, en toen
-ging hij naar huis, waar hij aan zijn vader en moeder vertelde, dat
-hij den aap verkocht had, en dat hij een toegangskaart voor hen had,
-en dat hij nu geld genoeg bezat om Nelly met het schoolfeest mede te
-laten gaan, als de meester daartoe zijn toestemming wilde geven.</p>
-
-<p>"En dat doet hij wel, Dik," zei zijn Moeder. "De meester is een braaf
-man, en als hij weet, dat het arme kind blind is, zal hij het je niet
-weigeren..."</p>
-
-<p>"En dat zal hij!" viel zijn vader in.</p>
-
-<p>"Maar Dik, wat ben ik geschrokken, toen ik je daar zoo onverwachts op
-dien olifant zag zitten," zei Moeder.</p>
-
-<p>"En dat ben ik!" zei zijn vader.</p>
-
-<p>"O Moeder, wat vond ik dat heerlijk! Neen, dat had ik nooit kunnen
-denken, dat ik nog eens op den rug van een olifant aan een optocht
-zou deelnemen," zei Dik lachend. "'t Was fijn, hoor! En lachen, dat
-de menschen deden..."</p>
-
-<p>"En dat deden ze," zei vader Trom.</p>
-
-<p>"Maar hoe kwam je er toch zoo op, Dik?" vroeg zijn moeder.</p>
-
-<p>"De olifant pakte me bij mijn kraag en gooide me zelf over zijn kop
-heen op zijn rug, Moeder. Ik schrok me eerst haast een ongeluk!"</p>
-
-<p>"En dat deed ik," zei zijn Vader, die zijn dikken zoon met blijkbare
-bewondering zat aan te staren.</p>
-
-<p>"'t Was goed, dat de kornac me greep..."</p>
-
-<p>"Wie?" vroeg zijn moeder, die nog nooit van een kornac had gehoord.</p>
-
-<p>"De oppasser," zei Dik, &mdash; "want anders was ik er stellig afgevallen.
-Ik kwam tamelijk schots en scheef op zijn rug terecht. Zeg Moeder, is
-u niet blij met dat kaartje?"</p>
-
-<p>"Of ik!" zei Moeder. "Ik wil er dolgraag heen..."</p>
-
-<p>"En dat wil ik," zei Vader.</p>
-
-<p>"Moeder, weet u, wat ik nu doen ga? Ik ga naar den meester, om te
-vragen, of Nelly met het schoolfeest me mag. De meester zal nu wel
-thuis zijn, denk ik."</p>
-
-<p>"Goed Dik, ga maar, en neem het geld mede, dan behoef jij er niet
-langer op te passen."</p>
-
-<p>"Ja," zei Dik.</p>
-
-<p>Hij haalde een kwartje uit zijn spaarpot en ging naar het huis van
-den meester, die naast de school woonde.</p>
-
-<p>Het dienstmeisje kwam voor.</p>
-
-<p>"Wel Dik?" vroeg zij lachend, want zij had Dik op den olifant zien
-zitten en vond hem een koddigen jongen. "Ben je niet gevallen? Je zat
-daar hoog en droog, Dik, op dien olifant."</p>
-
-<p>"Ja, h!" zei Dik. "Is de meester thuis?"</p>
-
-<p>"Jawel, wat is er?"</p>
-
-<p>"'k Wou den meester graag even spreken."</p>
-
-<p>"Kom dan maar zoo lang in de vestibule, Dik," zei het meisje. "Dan
-zal ik hem gaan roepen."</p>
-
-<p>Dik bleef in de vestibule wachten en verkeerde in spanning, wat de
-meester zeggen zou.</p>
-
-<p>"Als hij het maar goed vindt," dacht Dik.</p>
-
-<p>Al spoedig kwam de meester.</p>
-
-<p>Dik nam zijn pet in zijn hand, en zei: "Dag meester."</p>
-
-<p>"Dag Dik, &mdash; wat is er?"</p>
-
-<p>"Meester," zei Dik, terwijl hij den gulden en het kwartje van
-tusschen de koekkruimels uit zijn wijden broekzak opdiepte, en ze den
-meester toestak, &mdash; "meester, hier heb ik vijf en twintig stuiver, en
-nu wou ik u vragen, of asjeblief mijn buurmeisje met het schoolfeest
-me mag...."</p>
-
-<p>"Wie is dat?" vroeg de meester.</p>
-
-<p>"Nelly Elswater," zei Dik. "Ze woont nog maar enkele dagen naast
-ons."</p>
-
-<p>"Zoo. &mdash; Maar Dik, ze gaat niet school, &mdash; en 't is een feest
-uitsluitend voor de schoolkinderen. Steek dat geld maar weer in je
-zak, jongen, want daar kan ik heusch niet aan beginnen. Op die manier
-zouden er nog wel honderd kunnen vragen, of ze me mogen. Dat kan
-niet, hoor."</p>
-
-<p>Dit antwoord was voor Dik een schrikkelijke teleurstelling. Hij keek
-den meester smeekend aan, en zei:</p>
-
-<p>"Maar meester, 't is..."</p>
-
-<p>"Neen, neen, Dik," viel de meester hem in de rede, "geef haar dat
-geld maar terug; ik kan er werkelijk niet aan beginnen, zeg haar dat
-maar."</p>
-
-<p>"Ze weet er niets van, meester," zei Dik droevig, want het speet hem
-meer dan erg, dat de meester er niets van hooren wilde. "En 't is
-haar geld niet."</p>
-
-<p>"Is dat geld niet van haar, Dik?" vroeg de meester. "Van wien is het
-dan?"</p>
-
-<p>"Van mij, meester," zei Dik blozend; hij had het liever voor den
-meester niet willen weten. Niemand had er immers mede noodig?</p>
-
-<p>"Van jou? &mdash; Hoe kom je daaraan?" vroeg de meester verwonderd, daar
-hij wel wist, dat het geld de familie Trom niet op den rug groeide.</p>
-
-<p>"Meester, ik heb het opgespaard, &mdash; ik heb er drie konijntjes voor
-verloot en vanmiddag heb ik er de rest bijverdiend..."</p>
-
-<p>"Ik begrijp er niets van," zei de meester. "Zeg me nu eens kort en
-goed, hoe je er toe komt, om zooveel geld voor dat buurkind uit te
-geven."</p>
-
-<p>"Ze is blind, m'st'r, en ik heb zoo'n medelijden met haar, en &mdash; enne
-&mdash; ze is erg arm, m'st'r, want haar vader is lang erg ziek geweest,
-enne &mdash; enne... Vader en Moeder vinden het goed &mdash; van het geld
-m'st'r..."</p>
-
-<p>De meester keek Dik aan met een eigenaardige tinteling in zijn oogen
-en Dik keek bedroefd naar den grond. Het speet hem zoo, dat de
-meester het niet goed vond.</p>
-
-<p>"Ha," dacht de meester in zichzelven, &mdash; "daar heb je Dik weer
-op-en-top. Daar spaart hij me weer uit zuiver medelijden met een arm,
-blind meisje het geld op, om haar een prettigen dag te bezorgen. 't
-Is een wonderlijke jongen! &mdash;" En luid liet hij er op volgen:</p>
-
-<p>"Zoo zoo, Dik, is dat meisje arm?"</p>
-
-<p>"Ja m'st'r."</p>
-
-<p>"En blind?"</p>
-
-<p>"Ja m'st'r. Ze is blind geboren."</p>
-
-<p>"En heb jij uit medelijden dat geld voor haar opgespaard."</p>
-
-<p>Dik zei niets, maar knikte.</p>
-
-<p>"En weet ze dat?"</p>
-
-<p>"Neen meester, &mdash; ze weet er niets van, &mdash; niemand weet het, dan
-alleen Vader en Moeder..."</p>
-
-<p>"En die vinden het dus goed?"</p>
-
-<p>"Ja m'st'r."</p>
-
-<p>"Hoe oud is dat meisje?"</p>
-
-<p>"Twaalf jaar, m'st'r."</p>
-
-<p>"Zoo Dik. Nu, ik vind het ook goed, hoor. Ze mag me!"</p>
-
-<p>Dik keek den meester dankbaar aan, en een oogenblik later liep hij op
-een draf naar de buren.</p>
-
-<p>"Nelly!" zei hij met een kleur van blijdschap. "Nelly!"</p>
-
-<p>"Wat is er, Dik?" vroeg het meisje.</p>
-
-<p>"Nelly, ik heb een prettige boodschap voor je. Je mag me met het
-schoolfeest. De meester vindt het goed."</p>
-
-<p>Nelly sprong verrast van haar stoel op en kreeg een kleur tot achter
-haar ooren van blijdschap.</p>
-
-<p>"O Dik!" riep zij uit, terwijl zij in haar handen klapte. "Mag ik
-me? Wat heerlijk! Wat lief van den meester! Ik wist niet eens, dat
-hij me kende. O Dik, wat ben ik blij!"</p>
-
-<p>"Op een dorp kennen de menschen elkander al heel gauw," zei Dik. "De
-meester heeft zelf tegen me gezegd, dat je me mag..."</p>
-
-<p>"Maar het geld, Dik &mdash;" zei Nelly opeens, terwijl haar gezicht
-betrok.</p>
-
-<p>"Daar heeft de meester niet eens over gesproken!" zei Dik. "Hij heeft
-me alleen maar gezegd, dat je me moogt. Fijn h? Maar nu ga ik
-naar huis, want wij gaan vanavond allemaal naar het paardenspel!
-Dag!"</p>
-
-<p>"Dag!" riep Nelly.</p>
-
-<p>En Dik ging naar huis, minstens even blij als het blinde meisje, dat
-hij zoo'n groote vreugde had bezorgd. Zijn boterhammen smaakten hem
-verrukkelijk, en hij vertelde aan zijn vader en moeder, wat de
-meester gezegd had, en hoe blij Nelly was.</p>
-
-<p>En toen ging hij achter de schuur, om zijn beesten te voeren, maar
-hij was er pas, of hij hoorde Nelly al aankomen.</p>
-
-<p>"O Dik, wat ben ik blij!" zei ze, terwijl ze de korreltjes graan
-rondom zich strooide voor de duifjes, die koerden en op den voerbak
-kwamen zitten.</p>
-
-<p>En Nelly kon zich maar niet begrijpen, hoe het mogelijk was, dat de
-meester haar kende, en zij zei wel honderdmaal, dat zij hem zoo'n
-vriendelijk man vond, omdat hij haar zoo maar voor niets aan het
-schoolfeest wilde laten deelnemen, en dat zij morgen, na kerktijd,
-als de meester thuis was, met haar vader en moeder naar hem toe zou
-gaan, om hem te bedanken voor zijn goedheid.</p>
-
-<p>"Ja ja," zei Dik, &mdash; "dat is wel goed, hoor. Ik vind het ook
-vriendelijk van hem."</p>
-
-<p>En hij gaf zijn konijnen een extra portie gras en klaver, omdat hij
-het zoo'n buitengewoon hoogen feestdag vond. Toen ging hij naar
-binnen om zijn Zondagsche pak aan te trekken, en om ruim half acht
-sloot de familie Trom de deur achter zich dicht, om zich naar het
-Paardenspel te begeven.</p>
-
-<p>De ingang was schitterend verlicht, en Dik zag, hoe de menschen naar
-binnen stroomden. Er heerschte een bijzondere drukte op het dorp en
-er was veel gerij, want boeren en boerinnen kwamen met paard en
-rijtuig, sommigen zelfs van ver uit den omtrek. De stalknechts van
-Caf "Goud uit Schuim" hadden haast geen handen genoeg, om allen op
-tijd te bedienen, en vele boeren zagen zich verplicht zelf uit te
-spannen en hun paarden op stal te zetten.</p>
-
-<p>Aan het loket zag het zwart van de menschen, die plaatskaarten kwamen
-koopen, maar daar behoefde Dik zich niet mede te vermoeien.</p>
-
-<p>"'t Is maar gemakkelijk, dat wij onze kaartjes al hebben," zei hij.</p>
-
-<p>"En dat is het," zei Vader Trom.</p>
-
-<p>"Ga jij maar voor, Dik," zei zijn moeder. "Jij weet hier den weg al
-zoo'n beetje."</p>
-
-<p>Dat deed Dik, en met behulp van een bediende; wiens taak het was de
-toeschouwers hun plaatsen aan te wijzen, had hij al spoedig de bank
-gevonden, die voor hem bestemd was.</p>
-
-<p>Jan Vos en Piet van Dril waren er al en wenkten hem al uit de verte
-toe, en toen zij nog maar een paar minuten zaten, kwam Anneke
-binnenstappen en nam naast vrouw Trom plaats.</p>
-
-<p>"Wat een ruimte, wat een ruimte!" zei vrouw Trom vol bewondering.</p>
-
-<p>"En wat een menschen," zei Trom.</p>
-
-<p>"We zitten hier fijn, h Dik?" zei Jan Vos, die nog schrikkelijk
-dankbaar was voor het kaartje, dat Dik hem bezorgd had.</p>
-
-<p>"Ja," zei Dik, "we zullen het hier prachtig kunnen zien. Kijk, daar
-ginds zit de burgemeester &mdash; zie je wel? Dr, &mdash; vlak vooraan,
-beneden..."</p>
-
-<p>"Eerste rang!" zei Piet van Dril.</p>
-
-<p>"En de notaris, en de dokter, en de meester, en de secretaris, en
-mijnheer Denappel, &mdash;" zei Dik. "Dure plaatsen, zeg."</p>
-
-<p>"Maar wij zitten hier ook best," zei Jan Vos. "Zeg Dik, dat heb ik
-aan jou te danken &mdash;"</p>
-
-<p>"'t Mocht wat," zei Dik.</p>
-
-<a name="54a_orkest"></a>
-<center>
-<img src="images/34_orkest.jpg" alt="[illustratie]" style="width:100%; height:auto; max-width:1000px;">
-</center>
-
-<p>"Niet?" zei Jan Vos. "Aan jou niet? Aan wien dan, zou ik wel willen
-vragen..."</p>
-
-<p>"Aan den aap!" lachte Dik. "Kijk, ze hebben zaagsel op den grond
-gestrooid, en zand, anders glijden de paarden uit."</p>
-
-<p>"Wat komen er een menschen h?" zei Piet. "Ze blijven maar..."</p>
-
-<p>"Bom &mdash; bom &mdash; bom &mdash; tetteretet!" viel de muziek in. De muzikanten
-zaten op een verhooging tegenover de jongens.</p>
-
-<p>Moeder Trom schrok er eventjes van, want zij was er heel niet op
-verdacht geweest, maar zij vond het prachtig in n woord. Zulke
-schetterende muziek had zij nog nooit in haar leven gehoord.</p>
-
-<p>"Zie je daar den doorgang naar de stallen?" vroeg Dik. "Daar komen de
-paarden door den circus binnen."</p>
-
-<p>"'k Wou, dat zij maar alvast begonnen," zei Jan. "Wat zitten we hier
-fijn, h? Haast de mooiste plaatsen uit het heele spel, &mdash; om alles
-goed te zien, bedoel ik natuurlijk."</p>
-
-<p>'t Werd tjokvol in de tent, en tegen acht uur zweeg de muziek.</p>
-
-<p>Toen zwegen ook de menschen, want zij begrepen, dat de vertooning nu
-weldra zou beginnen. Ze hoorden eindelijk de torenklok acht slaan.</p>
-
-<p>Even later werden de gordijnen voor den ingang dichtgeschoven, en de
-gordijnen, die den toegang tot de stallen afsloten, geopend.</p>
-
-<p>Op dat oogenblik heerschte er een ademlooze stilte in de tent. De
-verwachting was hoog gespannen.</p>
-
-<p>Ha, &mdash; daar kwam wat.</p>
-
-<p>Een rijknecht, keurig gekleed, leidde een prachtig raspaard den
-circus binnen. In het midden bleef hij staan.</p>
-
-<p>Toen verschenen er nog twaalf rijknechts, die zich aan den ingang in
-twee rijen schaarden. 't Scheen wel een eerewacht, dacht Dik.</p>
-
-<p>En dat had hij nog zoo ver niet mis, want nauwelijks hadden zij hun
-plaatsen ingenomen, of de beroemde Directeur Mr. Snger trad
-tusschen hen door tot in het midden van den circus.</p>
-
-<p>Hij was geheel in het zwart gekleed, met een laag uitgesneden vest.
-Hij nam zijn hoogen hoed in de hand en boog naar verschillende kanten
-voor het publiek, dat hem met handgeklap begroette.</p>
-
-<a name="35_optocht"></a>
-<center>
-<img src="images/35_optocht.jpg" alt="[illustratie]" style="width:100%; height:auto; max-width:1000px;">
-<br>
-[Illustratie: "En alle menschen op de brug lachten, en zij wezen
-elkander Dik aan, die daar zoo hoog en vroolijk bijna op den kop van
-het logge dier zat en zoo den optocht door het dorp ging medemaken.
-Dik keek triomfantelijk van af zijn hoogen en zeldzamen zetel op de
-lachende menigte neer, en hij wuifde den menschen links en rechts
-toe, zooals de Koningin doet, als zij in de een of andere stad haar
-feestelijken intocht houdt. (Bladz. 181.)"]
-</center>
-
-<p>"Zie je dien gouden horloge-ketting?" vroeg Jan Vos zacht. "Wat zal
-die man rijk zijn."</p>
-
-<p>Maar Jan en Piet antwoordden niet. Al hun aandacht was bij den
-Directeur, die zijn hoed weer opzette en met behulp van zijn
-rijknecht het mooie paard besteeg.</p>
-
-<p>Op een kleinen wenk met zijn rijzweep viel de muziek in, en op de
-maat daarvan reed de Directeur <span id="cor0009" class="corrected" title="Original text: [den cricus rond. Het]">den circus rond. Het</span> paard brieschte
-vroolijk en scheen wel te dansen, zoo licht en sierlijk waren zijn
-bewegingen.</p>
-
-<p>"Zoo kan jij het ook wel, Dik," zei Jan Vos. "Daar is niets kunstigs
-aan."</p>
-
-<p>"Ja," zei Dik. &mdash; "Maar z niet! Kijk eens, het paard loopt op
-drie pooten! Zijn rechtervoorpoot houdt het gebogen in de hoogte.
-Prachtig, h? Hoe is het mogelijk, dat zoo'n beest het leert!"</p>
-
-<p>Dik keek zijn oogen uit.</p>
-
-<p>Er klonk een daverend applaus, en de Directeur boog. Toen, op zijn
-bevel, zette het dier zijn rechtervoorpoot neer, en hief het
-linkervoorbeen op. Weer liep hij op de maat der muziek den circus
-rond.</p>
-
-<p>"Dat is pas rijden, h!" zei Dik vol bewondering. "Daar loopt hij
-met zijn achterbeen in de hoogte," zei Jan Vos.</p>
-
-<p>En even later zagen zij, dat hij zijn vierden poot opgeheven had.</p>
-
-<p>Met een vlugge beweging sprong de directeur van het paard en nam
-buigend het applaus van de toeschouwers in ontvangst. De rijknecht
-greep het paard bij de teugels en voerde het naar de stallen terug.
-Een tweede rijknecht reikte den Directeur een lange zweep aan en nam
-het korte rijzweepje van hem over. Alle twaalf rijknechten maakten
-zich schielijk uit de voeten, en onder donderend hoefgetrappel renden
-acht prachtige paarden, zonder teugels of zadel, achter elkander
-binnen. De Directeur klapte met zijn lange zweep, en toen renden de
-dieren in vliegenden galop achter elkander den circus rond. De grond
-dreunde onder hun hoefslagen.</p>
-
-<p>Dik zat in stomme verbazing het prachtige schouwspel aan te zien.</p>
-
-<p>Weer klapte de zweep, en als met een tooverslag hielden de beesten
-halt, keerden zich om, en renden weer in tegengestelde richting
-voort, de koppen fier opgeheven en met golvende manen.</p>
-
-<p>"Dat is schitterend, &mdash; schitterend!" mompelde Dik in verrukking.</p>
-
-<p>De Directeur liet de fiere beesten, enkel door met zijn zweep te
-klappen, in verschillende richting rennen, nu eens dezen kant, dan
-weer dien kant op, soms achter elkander, dan weer twee aan twee, of
-vier aan vier. Zij gehoorzaamden den Directeur op zijn wenken.</p>
-
-<p>Hij hief zijn zweep op, en plotseling kwamen zij naast elkander voor
-hem te staan, en op zijn bevel bogen zij de voorpooten en knielden
-voor hem neer.</p>
-
-<p>Het applaus was niet van de lucht, en de Directeur moest
-herhaaldelijk buigen.</p>
-
-<p>Eindelijk hief hij zijn zweep op, en liet haar driemaal knallen, en
-opeens verhieven de schoone beesten zich op de achterpooten. 't Was
-een schitterend staaltje van dressuur.</p>
-
-<p>Daarna klapte hij met zijn zweep, en in vliegenden galop renden de
-dieren nogmaals achter elkander den circus rond en verdwenen onder
-daverend hoefgetrappel in de stallen. &mdash; De menschen waren verrukt!</p>
-
-<p>Dik vond het haast een sprookje. Hij had nooit kunnen denken, dat er
-zoo iets moois op de wereld bestond, en hij wilde juist met Jan en
-Piet een praatje beginnen over hetgeen hij gezien had, toen er al
-weer wat anders kwam.</p>
-
-<a name="36_paarden"></a>
-<center>
-<img src="images/36_paarden.jpg" alt="[illustratie]" style="width:100%; height:auto; max-width:1000px;">
-</center>
-
-<p>Van uit de stallen werd het luide geschreeuw van een man gehoord en
-bijna op hetzelfde oogenblik draafde een oud, armoedig vrouwtje de
-tent binnen, met een hoofdstel aan en een bit in haar mond, en Dik
-zag tot zijn diepe verontwaardiging, dat er een groote, zware clown
-op haar rug zat, die ruw aan de teugels rukte en 't oude mensch met
-zijn rijzweep en door een luidruchtig geschreeuw onbarmhartig
-voortjoeg. De stumper zag vuurrood van inspanning, en huppelde en
-draafde als een jong renpaard, maar het ging den afschuwelijker clown
-nog lang niet hard genoeg. Hij sloeg het schepsel, dat zich blijkbaar
-bovenmatig inspande, onbarmhartig met zijn rijzweep tegen de beenen
-en soms zelfs met zijn groote vuist op haar hoofd.</p>
-
-<p>De menschen werden er eerst stil van, maar sommigen begonnen er al
-spoedig om te lachen, ja zelfs te schateren.</p>
-
-<p>Dik kon zich dat onmogelijk begrijpen. Hij vond er niets moois aan,
-integendeel, 't maakte een vreeselijk pijnlijken indruk op hem.</p>
-
-<p>Ach zie, de oude stumper kon al spoedig haast niet meer, zij
-struikelde en strompelde door den circus en dreigde herhaaldelijk te
-vallen.</p>
-
-<p>'t Was duidelijk, dat zij bijna bezweek onder den zwaren last, dien
-zij te torsen had. Maar de clown had geen medelijden met haar. Hij
-rukte haar hoofd door middel van de teugels ruw weer wat omhoog en
-sloeg haar eindelijk zoo erg, dat Dik het niet langer kon aanzien.</p>
-
-<p>Zijn wangen waren doodsbleek van verontwaardiging, zijn neusvleugels
-trilden, zijn oogen fonkelden. "Afschuwelijk!" mompelde hij, en hij
-balde zijn vuisten.</p>
-
-<p>De handelingen van den ruwen clown werden nog wreeder.</p>
-
-<p>Toen richtte Dik zich op van zijn bank, stak zijn vuist dreigend naar
-den clown uit, en riep hem in de hevigste verontwaardiging toe:</p>
-
-<p>"Monster, &mdash; wreedaard, &mdash; wil je nu ophouden met die vrouw te
-mishandelen! 't Is een schande!"</p>
-
-<p>Het vrouwtje stond stil; zij kn blijkbaar niet meer.</p>
-
-<p>En de clown keek Dik met een spottend gezicht aan en begon de vrouw
-vreeselijk te mishandelen. Ook de menschen keken lachend naar Dik,
-die tusschen de toeschouwers door van bank op bank naar beneden
-stapte en....</p>
-
-<a name="37_clowns"></a>
-<img src="images/37_clowns.jpg" alt="[illustratie]" style="float:right; width:60%; height:auto; max-width:700px;">
-
-<p>Plotseling bleef hij staan, want het gelach van de menschen klonk
-daverend door de tent. En toen zag Dik, dat de wreede clown het hoofd
-van de oude stumper met twee handen aangreep en in stukken scheurde.
-Hij rukte haar de muts van het hoofd en wierp die naar Dik, &mdash; en
-haar wangen vielen los op den grond, en toen &mdash; toen bleef er niets
-anders over, dan een bos stroo, die de clown van zich af rukte, en
-lachend boog hij naar alle kanten om te bedanken voor het applaus.</p>
-
-<p>Dik begreep, dat hij een tamelijk dwaas figuur had gemaakt, en hij
-klauterde zoo gauw mogelijk weer naar zijn plaats terug, waar Piet en
-Jan bijna van de bank vielen van het lachen. En toen lachte Dik
-smakelijk mede, wat nog wel het beste was, dat hij doen kon.</p>
-
-<p>Alle menschen zaten lachend naar hem te kijken, maar dat duurde niet
-lang, want er kwam een dame te paard binnenrijden, die allerlei
-toeren ging verrichten en daardoor ieders aandacht in beslag nam.</p>
-
-<p>Eerst zat zij op het paard, en reed in galop den circus rond, maar
-toen sprong zij opeens op den zadel en ging staande rijden. Ook ging
-zij op n been staan, en sprong zelfs touwtje op den rug van het
-paard.</p>
-
-<a name="38_clowns"></a>
-<center>
-<img src="images/38_clowns.jpg" alt="[illustratie]" style="width:100%; height:auto; max-width:1000px;">
-</center>
-
-<p>Dik, die voor het eerst van zijn leven in een paardenspel was en dus
-dergelijke kunstverrichtingen nog nooit gezien had, vond alles even
-buitengewoon, en hij was opgetogen, toen de dame zelfs door een met
-papier beplakten hoepel sprong, die door twee rijknechts in de hoogte
-gehouden werd, en toch weer zonder missen op het paard terecht kwam.
-Eindelijk sprong zij zelfs over een breede vlag heen, waar het paard
-onderdoor rende. 't Was prachtig, vond Dik.</p>
-
-<p>En nauwelijks was de dame den circus uitgereden, of er rolden drie
-clowns binnen, die wel hoepels geleken.</p>
-
-<p>Zij rolden vooruit en achteruit en tegen elkander aan, dat het een
-lust was om te zien, en een poosje later klom de een op de schouders
-van den ander en stak zijn beenen kaarsrecht in de hoogte, en toen
-klom de derde tegen hem op en ging op de beenen van no. 2 staan. Maar
-plotseling liep de onderste weg, zoodat de twee anderen hun steunpunt
-verloren en toen smakten zij tegen den grond en rolden als hoepels de
-tent uit.</p>
-
-<p>Dik zat te schudden van 't lachen en Jan en Piet niet minder. Zulke
-malle dingen hadden zij nog nooit gezien!</p>
-
-<p>Zoo volgde het eene nummer op het andere, en eindelijk werd het
-laatste nummer vr de pauze afgespeeld.</p>
-
-<p>Er kwam een vrouwelijke Roodhuid de tent binnenwandelen. Zij had
-groote veeren op haar hoofd en een klein meisje aan haar hand.</p>
-
-<p>Het tweetal wandelde kalm door den circus heen en weer en ging
-eindelijk in het midden daarvan op den grond zitten, de vrouw met
-haar rug tegen den hoogen paal. Zij trok het kind op haar schoot en
-speelde er mede, en zij scheen ontzaglijk veel van het meisje te
-houden, want zij drukte het zoo stevig aan haar borst, of zij het
-dood wilde drukken, en kuste het zoo vurig, dat het haast stikte.</p>
-
-<p>Zij had er geen erg in, dat een man met een paard aan den teugel den
-circus kwam binnensluipen. Hij had een dolk in zijn hand en liet zijn
-oogen op afschuwelijke wijze draaien en rollen, zoodat herhaaldelijk
-alleen het wit er van te zien was.</p>
-
-<p>"Dat is een schurk!" zei Dik tegen Jan en Piet.</p>
-
-<p>"Zie je die oogen?" vroeg Jan.</p>
-
-<p>"Neen," zei Dik, "alleen het wit maar."</p>
-
-<p>De menschen in de tent geraakten in spanning.</p>
-
-<p>Wat ging die schurk doen?</p>
-
-<p>Hij liet zijn paard los en sloop naar de moeder en haar kind, hij
-liet zijn dolk flikkeren in het licht van de lampen. Zijn oogen
-draaiden en rolden erger dan ooit.</p>
-
-<p>"Ha," &mdash; zei Dik, "ik geef geen dubbeltje meer voor haar leven..."</p>
-
-<a name="39_indiaan"></a>
-<center>
-<img src="images/39_indiaan.jpg" alt="[illustratie]" style="width:100%; height:auto; max-width:1000px;">
-</center>
-
-<p>"Ik geen cent," zei Piet van Dril. Opeens wierp de schurk zich op de
-niets kwaads vermoedende vrouw. De dolk werd opgeheven, daalde neer,
-&mdash; en een allerijselijkste kreet drong den toeschouwers door merg en
-been.</p>
-
-<p>"Moet je haar niet helpen, Dik?" vroeg Piet van Dril met een lachje.</p>
-
-<p>"Doe jij het!" zei Dik.</p>
-
-<p>De schurk greep het kind in zijn armen, klom op zijn paard, en rende
-spoorslags den circus in.</p>
-
-<p>De vrouw lag stuiptrekkend op den grond.</p>
-
-<p>Maar zie, de wrekende gerechtigheid waakte.</p>
-
-<p>De man van de stervende roode vrouw reed pijlsnel binnen. Een lasso
-hing aan zijn zadel.</p>
-
-<a name="40_lasso"></a>
-<center>
-<img src="images/40_lasso.jpg" alt="[illustratie]" style="width:100%; height:auto; max-width:800px;">
-</center>
-
-<p>Hij zag zijn vrouw op den grond liggen en bemerkte, hoe de schurk met
-zijn kind wegrende.</p>
-
-<p>Spoorslags reed hij hem na. 't Werd een wedren, die alle zenuwen der
-toeschouwers spande. 't Was Dik onmogelijk, om te blijven zitten. Hij
-stond overeind...</p>
-
-<p>"Sa, sa!" riep hij den Roodhuid toe. "Grijp hem &mdash; grijp hem!"</p>
-
-<p>De Roodhuid maakte zijn lasso los, en zwaaide er mede hoven zijn
-hoofd.</p>
-
-<p>"Ooah! Ooah!" klonk het krijschend van zijn lippen, en op hetzelfde
-oogenblik doorkliefde zijn lasso de lucht, en kwam om den nek van het
-paard van den schurk terecht. Men zag, hoe de strik aantrok, hoe de
-bewegingen van het paard verflauwden, hoe het eindelijk niet meer
-voortkon en op de knien nederstortte.</p>
-
-<p>Toen trok de schurk een revolver, maar de Roodhuid deed evenzoo en
-schoot hem dood. Hij bracht zijn kind naar de moeder, die niet dood
-bleek te zijn, en...</p>
-
-<p>Toen sprongen er wel zes clowns naar binnen, die onder een ijselijk
-misbaar de Roodhuiden uit den circus leidden en het paard van den
-strik verlosten en den schurk met een fietspomp nieuwen adem
-inbliezen, zoodat hij weldra weer loopen kon en den circus verliet.</p>
-
-<p>Onder de malste grappen verdwenen ook de clowns, en toen was het</p>
-
-<br>
-<br>
-<center><h3>PAUZE</h3></center>
-<br>
-<br>
-<br>
-<br>
-
-<a name="chapter13"></a>
-<center>
-<img src="images/hoofdstuk_a.jpg" alt="image: hoofdstuk-versiering" style="width:100%; height:auto; max-width:600px;">
-</center>
-<br>
-<br>
-<br>
-<h3 align="center">Dertiende Hoofdstuk.</h3>
-<h4 align="center">Na de pauze.</h4>
-<hr width="10%">
-
-<br>
-<img class="letterimage" src="images/letter_n.jpg" alt="N" style="width:10%; height:auto; max-width:300px;">
-<p class="hidden_char"><span style="color: white;">N</span>a de pauze werden nog prachtige staaltjes van rijkunst ten beste
-gegeven, die Dik in verrukking brachten, en de clowns maakten
-grappen, die de tent deden schudden van het lachen. Ook kwam de man,
-aan wien Dik zijn aap had verkocht, met zijn apen en honden, en liet
-hen allerlei kunststukjes verrichten. Maar de man was hierbij niet
-als clown gekleed, o neen, hij was geheel in het zwart met een wit
-vest, en zag er bijna even deftig uit als de Directeur. Maar Dik vond
-het paardrijden toch veel mooier. Hij was dan ook een groot
-liefhebber van paarden en kon zelf rijden als de beste.</p>
-
-<p>Ook waren er gymnasten, die toeren verrichtten, waarbij de menschen
-zaten te rillen en te beven. Zoo kwam er een gymnast binnen, die een
-sterken riem om zijn middel droeg. Aan dien riem was een lederen
-koker bevestigd, waarin hij een langen stok deed met aan het
-boveneinde een rekstok. Een andere gymnast klom tegen den hoogen stok
-op, zoodat hij bijna tot boven in de tent kwam, en de man, die den
-stok in den koker droeg, hield hem in evenwicht.</p>
-
-<p>De klimmersbaas ging dood op zijn gemak op den rekstok zitten en stak
-een cigaretje op.</p>
-
-<a name="41_balanceren"></a>
-<img src="images/41_balanceren.jpg" alt="[illustratie]" style="float:right; width:40%; height:auto; max-width:500px;">
-
-<p>Dik vond het een stout stukje.</p>
-
-<p>Maar 't werd nog erger, want na een paar trekjes aan zijn cigaret te
-hebben gedaan, wierp hij haar weg, en ging doodbedaard op den stok
-staan, en hij wuifde het publiek toe, dat bijna niet durfde
-applaudiseeren van angst, dat de man vallen zou.</p>
-
-<p>"Hij liever dan ik," bromde Dik zijn buren toe.</p>
-
-<p>Op 't volgende oogenblik liet hij zich vallen...</p>
-
-<p>Een kreet van schrik ging uit de menigte op, en Vrouw Trom wilde er
-niet langer naar kijken, en Anneke ook niet.</p>
-
-<p>"Wat een schrik!" zei moeder Trom.</p>
-
-<p>"En dat is het," zei haar man.</p>
-
-<p>De gymnast was echter niet gevallen, want hij had te juister den stok
-met beide handen aangegrepen. De man beneden had de grootste moeite,
-om hem in evenwicht te houden.</p>
-
-<a name="42_sterk"></a>
-<img src="images/42_sterk.jpg" alt="[illustratie]" style="clear:both; float:right; width:40%; height:auto; max-width:500px;">
-
-<p>"Zeg," zei Dik, die het zag "die moet k sterk zijn!"</p>
-
-<p>Maar Piet en Jan antwoordden niet, want zij zagen, hoe de man daar
-boven in de tent met inspanning van al zijn krachten zich ophief, tot
-hij met zijn beenen in de hoogte stond en met gestrekte armen den
-rekstok vasthield.</p>
-
-<p>'t Was haast ongelooflijk.</p>
-
-<p>En 't zou nog erger worden.</p>
-
-<p>Hij ging weer rustig op den rekstok zitten, en liet een koord aan
-n eind naar beneden zakken. Daaraan werd een kleine stoel
-vastgebonden, dien hij naar boven trok. Toen ging hij weer staan,
-zette den stoel met de beide achterpooten op den stok, en nam er
-doodbedaard op plaats.</p>
-
-<p>Dat was het slot van de vertooning en toen hij weer behouden op den
-grond was aangekomen, slaakte menigeen een zucht van verlichting, en
-men vond, dat het op die manier spotten was met een menschenleven.
-Verscheidenen hadden er dan ook niet naar kunnen kijken, en waren
-blijde, dat het afgeloopen was.</p>
-
-<a name="43_clown"></a>
-<img src="images/43_clown.jpg" alt="[illustratie]" style="clear:both; float:left; width:60%; height:auto; max-width:1000px;">
-
-<p>Toen kwam er iets grappigs.</p>
-
-<p>Een ezel kwam den circus binnen, geheel alleen. Hij was opgetuigd met
-een bit, en een lederen teugel uit n stuk, die hem om den nek
-hing, maar hij droeg geen zadel.</p>
-
-<p>De ezel keek niet op of om, maar liep doodbedaard den circus in het
-rond met een stevigen stap. Hij keek naar den grond.</p>
-
-<p>"Ga er op zitten, Dik," zei Piet van Dril lachend.</p>
-
-<p>"Dat zou ik wel willen," zei Dik. "Kijk, &mdash; wie komt daar
-binnenstappen? Ha ha, dat is de man, die mijn aap gekocht heeft. Maar
-nu is hij weer als clown gekleed. Kijk, hij leest in een boek."</p>
-
-<p>Dat was ook zoo. Hij kwam den circus binnen juist toen de ezel den
-ingang naar de stallen weer gepasseerd was, en hij ging ook den
-circus in het rond loopen, maar in tegengestelde richting. Doch hij
-was totaal in zijn boek verdiept. Dat er van den anderen kant een
-ezel aankwam, zag hij in het geheel niet, want hij keek geen
-oogenblik uit zijn boek op. Zoo gingen zij elkander tegemoet.</p>
-
-<p>De ezel liep, zonder op of om te kijken, verder, precies of hij in
-ernstige gedachten verdiept was. Hij scheen den lezenden man evenmin
-te zien, als deze hm.</p>
-
-<p>Bom!</p>
-
-<p>Zij botsten met kracht tegen elkander op, zodat de clown achterover
-tegen den grond smakte. De ezel liep verder, of er niets gebeurd was,
-en keek naar den clown niet meer om, en de clown stond op, keek naar
-boven, of hij misschien met een of ander hemellichaam in botsing
-geveest was, sloeg zijn boek open, en liep lezende verder.</p>
-
-<p>'t Was zoo'n malle vertooning geweest, dat iedereen er om lachen
-moest, en 't grappigste was, dat het binnen enkele seconden
-ongetwijfeld nog eens gebeuren zou, want het tweetal liep kalm door,
-elkander weer tegemoet.</p>
-
-<p>Bom!</p>
-
-<p>Daar tuimelde de clown ten tweeden male achterover tegen den grond,
-en nauwelijks was hij opgestaan, of hij bemerkte den ezel, en riep:</p>
-
-<p>"Ha, ha, daar gaat mijn Neef! Nu weet ik, wie me dat koopje geleverd
-heeft. Van je familie moet je 't maar hebben. Maar ik zal het hem
-afleeren, daar kan hij op rekenen. Hallo! Hallo!"</p>
-
-<p>Op dit laatste geschreeuw kwam een bediende den circus binnen, die
-vroeg:</p>
-
-<p>"Heeft u geroepen, mijnheer?"</p>
-
-<p>"Mijnheer!" schreeuwde de clown op hoogen toon.</p>
-
-<p>"Mijnheer!" zei de bediende.</p>
-
-<p>"U bent doof, mijnheer!"</p>
-
-<p>"Neen, mijnheer, ik ben niet doof."</p>
-
-<p>"Als u niet doof was, mijnheer, zou u niet vragen, of ik geroepen
-heb. Ik heb geschreeuwd, mijnheer."</p>
-
-<p>"Zoo mijnheer, en wat is er van uw dienst?"</p>
-
-<p>"Mijnheer, ga dadelijk naar den Directeur, en zeg hem dat hij mij een
-rijzweep brengt, &mdash; onmiddellijk!"</p>
-
-<p>De knecht bleef staan.</p>
-
-<p>"Ga je, mijnheer, &mdash; of ga je niet, mijnheer?" schreeuwde de clown.</p>
-
-<p>"Neen mijnheer, &mdash; ik ga niet!"</p>
-
-<p>"Waarom ga je niet, mijnheer!"</p>
-
-<p>"Omdat mijnheer de Directeur het toch niet doet, mijnheer," zei de
-bediende.</p>
-
-<p>"Doet hij het niet, mijnheer?"</p>
-
-<p>"Neen, mijnheer, wat denkt u wel? De Directeur brengt u geen zweep!"</p>
-
-<p>"Weet je wat, mijnheer, doe jij het dan zelf!"</p>
-
-<p>De bediende haalde een zweep en gaf hem aan den clown. Deze begaf
-zich naar den ezel, die nog op zijn gemak in het rond kuierde, ging
-vlak voor hem staan en stak hem zijn hand toe.</p>
-
-<p>"Goeien morgen, Neef!" riep hij hem toe.</p>
-
-<p>De ezel stak onmiddellijk zijn rechtervoorpoot uit en legde dien in
-de hand van den clown.</p>
-
-<p>"Wel Neef," vroeg deze met een hoog, schreeuwerig stemgeluid, "heb
-jij me zooeven dat koopje geleverd?"</p>
-
-<p>De ezel schudde met zijn kop van neen.</p>
-
-<p>"O, jou aartsleugenaar!" riep de clown. "Ben je dan niet tegen iets
-aangeloopen?"</p>
-
-<p>De ezel schudde van ja.</p>
-
-<p>"Dat was ik, Neef!" riep de clown. "Was je kwaad op me?"</p>
-
-<p>"Neen," schudde de kop.</p>
-
-<p>"Heb je 't dan per ongeluk gedaan?"</p>
-
-<p>"Ja!"</p>
-
-<p>"Dan vergeef ik het je!" riep de clown uit. "Kom aan mijn hart
-dierbare Neef!"</p>
-
-<p>De ezel verhief zich op zijn achterpooten en legde zijn voorpooten op
-de schouders van den clown, die zijn armen om hem heen sloeg en hem
-op zijn snoet zoende. De ezel ging weer op zijn vier pooten staan.</p>
-
-<p>"Woon jij hier, Neef?" schreeuwde de clown den ezel toe.</p>
-
-<p>"Ja," schudde de ezelskop.</p>
-
-<p>"Ha, ha, dus ken jij hier de menschen?"</p>
-
-<p>"Ja," knikte de ezel.</p>
-
-<p>"Weet je ook, of de burgemeester hier onder de toeschouwers is?"</p>
-
-<p>"Ja, ja!" schudde de kop.</p>
-
-<p>"Waar zit hij dan?"</p>
-
-<p>De ezel liep den circus rond, met den clown naast zich, en voor de
-plaats, waar de burgemeester zat, hield hij stand, tot groote
-verbazing van de toeschouwers.</p>
-
-<p>"Maak je compliment, Neef!" schreeuwde de clown.</p>
-
-<p>De ezel knielde voor den burgemeester, die er smakelijk om zat te
-lachen, neder, en legde zijn kop op den grond.</p>
-
-<p>"Goed gedaan, Neef!" riep de clown. "En weet je ook, wie de dikste
-jongen uit deze gemeente is?"</p>
-
-<p>"Ja," knikte de ezelskop.</p>
-
-<p>"Is hij hier?"</p>
-
-<p>"Ja!"</p>
-
-<p>"Breng mij bij hem!"</p>
-
-<p>Dik kreeg twee elleboogstooten in zijn rug, een van Piet van Dril en
-een van Jan Vos, want zij twijfelden niet, of de ezel zou voor Dik
-stilhouden. En toen dit inderdaad gebeurde, zat Dik te schudden van
-het lachen.</p>
-
-<p>Trouwens, iedereen in de tent lachte. De clown wuifde Dik toe en ging
-met zijn neef naar het midden van den circus. Daar richtte hij zich
-tot het publiek, haalde vier blanke rijksdaalders uit zijn zak, liet
-ze rammelen in zijn handen, en schreeuwde:</p>
-
-<p>"Dames en heeren, deze vier mooie rijksdaalders looft de Directeur
-uit voor hem of haar, die mij nadoet, wat ik hem zal voordoen. De
-burgemeester zal scheidsrechter zijn, als hij mij die eer wil
-aandoen."</p>
-
-<p>Toen boog hij zich naar den burgemeester, en vroeg hem, met zijn
-hooge puntmuts in de hand, of hij daartoe bereid was.</p>
-
-<p>"Met genoegen," zei de burgemeester, en hij nam de vier rijksdaalders
-in ontvangst.</p>
-
-<p>Toen bracht de clown den ezel tot vlak voor den burgemeester, sprong
-er kalm op en reed met hem den circus rond, tot hij weer voor den
-burgemeester aangekomen was. De ezel had den tocht stapvoets en
-doodbedaard afgelegd.</p>
-
-<p>"Wie doet me dat na?" schreeuwde de clown. "Wie durft dat waagstuk te
-ondernemen? Vier blanke rijksdaalders zijn het loon voor den
-dappere!"</p>
-
-<p>De menschen lachten, want er was natuurlijk in het geheel geen kunst
-aan, om stapvoets op een zoo makken ezel den circus rond te rijden.</p>
-
-<p>"Zeg Dik, dat is wat voor jou!" zei Piet van Dril lachend. "Denk
-maar, hoe je op den ezel van Bertels rijdt."</p>
-
-<p>"Hij is doodmak!" zei Jan Vos. "Er is immers niets aan!"</p>
-
-<p>"Wel doe het dan," zei Dik, "die vier rijksdaalders kun je
-gemakkelijk genoeg verdienen."</p>
-
-<p>Maar hij lachte spottend, toen hij dat zeide.</p>
-
-<p>"Vertrouw je hem niet, Dik?" vroeg Piet.</p>
-
-<p>"Neen, &mdash; ik moet eerst het katje eens uit den boom kijken. Haha,
-daar stapt Bruin Boon over den rand den circus binnen. Bruintje wil
-vier rijksdaaldertjes verdienen, ha, ha, ha, &mdash; daar zullen we
-grappen van beleven!"</p>
-
-<p>"Waarom?" vroeg Piet. "H, ik wou, dat ik maar gegaan was; die ezel
-is doodmak, en ik rijd minstens even goed als Bruin Boon."</p>
-
-<p>"O, je zult nog wel gelegenheid krijgen," zei Dik.</p>
-
-<a name="44_ezel"></a>
-<center>
-<img src="images/44_ezel.jpg" alt="[illustratie]" style="width:100%; height:auto; max-width:800px;">
-</center>
-
-<p>"Ha ha, mijn jonge vriend, wou jij op den ezel rijden?" riep de clown
-Bruin toe. En hij schudde hem zoo hartelijk de hand, dat Bruin
-ineenkromp van de pijn. Iedereen lachte, behalve Bruin.</p>
-
-<p>"Het beest is zoo mak als een lammetje," schreeuwde de clown: "Spring
-er maar op!"</p>
-
-<p>Bruin greep den teugel, de clown gaf hem een pootje, en Bruin vloog
-met een gangetje over den ezel heen; hij kwam wel een paar meter
-verder op den grond terecht. De clown had hem er overheen gegooid, en
-liep nu met een dom gezicht naar hem te zoeken op alle plaatsen, waar
-hij niet was.</p>
-
-<p>"Au!" zei Bruin, en hij scheen grooten lust te krijgen, om naar zijn
-plaats terug te keeren. Maar de clown was veel te blij, toen hij hem
-eindelijk teruggevonden had en hij omhelsde hem en schreide tranen
-van aandoening en bracht hem weer naar den ezel, waarop Bruintje nu
-zonder verdere ongelukken terecht kwam. De clown hief de zweep op,
-klapte er mede in de lucht, en riep:</p>
-
-<p>"Allo! &mdash; Allo! &mdash; Voorwaarts, Neef! &mdash; Allo! &mdash; Allo!"</p>
-
-<p>Maar op hetzelfde oogenblik verhief Neef zich op zijn achterpooten,
-om Bruin van zich af te laten glijden.</p>
-
-<p>Bruin hield de teugels krampachtig in zijn handen geklemd, zoodat de
-ezel zijn doel niet bereikte.</p>
-
-<p>"Allo Neef! &mdash; Voorwaarts! &mdash; Allo! &mdash; Allo!" schreeuwde de clown.</p>
-
-<p>Toen sprong de ezel onverwachts vooruit, zette zijn voorpooten
-schrap, en wierp Bruintje met een verraderlijke beweging over zijn
-kop.</p>
-
-<p>De clown schrok er blijkbaar van, want hij liep te jammeren: "O wee,
-o wee!" en hij ijlde op Bruin toe, die nog half versuft op den grond
-lag, en hielp hem op en wilde hem weer naar den ezel brengen, die
-doodstil in den circus stond.</p>
-
-<p>Maar Bruintje had er genoeg van en hij liep met een verschrikt
-gezicht naar zijn plaats terug, onder luid gelach van de
-toeschouwers.</p>
-
-<p>"Nu jij, Dik!" zei Piet van Dril.</p>
-
-<p>"Daar gaat al een ander," zei Dik. "O, 't is Jaap Kooy. Die kan goed
-rijden, zeg. Ik ben benieuwd, of de ezel hem eraf krijgt." Na een tal
-van grappen kwam Jaap Kooy eindelijk op den ezel terecht, en toen
-begon het spelletje opnieuw, maar. Jaap klemde het beest tusschen
-zijn knien in en trok de teugels met al zijn kracht aan, zoodat de
-kop van den ezel tegen zijn borst werd gedrukt.</p>
-
-<p>"Hij is sterk, hoor," zei Dik. "Ha, daar gaat hij! Kijk dien ezel
-steigeren! Voorover! Achterover! &mdash; Bom daar gaat Jaap! &mdash; Maar nu
-wil ik het toch wel eens probeeren."</p>
-
-<p>Dik verliet zijn hooge zitplaats en stapte den circus binnen.</p>
-
-<p>Piet van Dril en Jan Vos wreven zich de handen van de pret, en zij
-waren benieuwd, of Dik er ook afgegooid zou worden.</p>
-
-<p>Jaap Kooy was met een pijnlijk gezicht afgedropen, en Dik werd op
-luidruchtige wijze door den clown verwelkomd.</p>
-
-<p>Hij stak hem in de vreugde zijns harten zijn hand vriendschappelijk
-toe, maar Dik stak de zijne allebei in zijn diepe zakken, want hij
-had gezien, hoe hij Bruin geknepen had. Alle menschen lachten om hem.</p>
-
-<p>"Ha, ha, ha &mdash;! Daar hebben we den diksten jongen uit de gemeente.
-Zie je hem wel, Neef?"</p>
-
-<p>"Ja!" knikte de ezelskop.</p>
-
-<p>"Mag hij op je rug zitten, Neef?"</p>
-
-<p>"Ja!"</p>
-
-<p>"Wil je met hem den circus rondrijden?"</p>
-
-<p>"Ja," knikte de ezel.</p>
-
-<p>"Goed dan!" schreeuwde de clown.</p>
-
-<p>Dik trok de klep van zijn pet diep in zijn nek, greep den teugel en
-stak den clown zijn been toe, om op den ezel getild te worden.</p>
-
-<p>"Ha-ha-ha-ha!" lachte de clown. "Dat is pas een ruiter! Hij weet niet
-eens, welk been hij moet uitsteken. &mdash; Hoepla!"</p>
-
-<p>Daar zat Dik, &mdash; maar, evenals op den ezel van Bertels, &mdash; achterste
-voor. Met een vlugge beweging stak hij zijn beenen aan weerskanten
-van den hals van het dier door den teugel en greep den staart met
-beide handen vast.</p>
-
-<p>Een vroolijk gelach steeg uit de menigte op, en niet ten onrechte,
-want het was een dwaas gezicht, Dik daar achterste-voor op den ezel
-te zien zitten, met den staart van het dier tusschen zijn handen
-geklemd en zijn beenen aan weerskanten tusschen den teugel gestoken.</p>
-
-<p>Dik keek den clown vastberaden aan en knikte hem toe.</p>
-
-<p>"Vooruit maar!" zei hij.</p>
-
-<p>"Ha-ha!" lachte de clown, die groote pret in het geval had, want hij
-vond dien dikken jongen meer dan vermakelijk en geloofde geen
-oogenblik, dat het hem gelukken zou, op den ezel te blijven zitten.
-'t Was immers nooit iemand gelukt?</p>
-
-<p>Maar Piet van Dril en Jan Vos en zijn andere vrienden geloofden van
-wl! Zij wisten wel, dat de ezel van Bertels hem er ook nooit af kon
-gooien.</p>
-
-<p>"Ha, ha!" schreeuwde de clown. "Allo, Neef! &mdash; Allo! &mdash; Allo!"</p>
-
-<p>Daar begon het lieve leven!</p>
-
-<p>De ezel sloeg bijna achterover, zoo hoog verhief hij zich op zijn
-achterpooten, en Dik zou er ongetwijfeld afgegleden zijn, als zijn
-beenen niet in den teugel hadden gehangen. Als deze niet brak, kon
-hij onmogelijk vallen.</p>
-
-<p>Toen gooide Neef zijn achterlijf hoog in de lucht, zoodat zijn
-neus bijna den grond raakte, maar Dik klemde den staart nog vaster
-tusschen zijn handen en bleef er aan hangen.</p>
-
-<a name="45_andersom"></a>
-<center>
-<img src="images/45_andersom.jpg" alt="[illustratie]" style="width:100%; height:auto; max-width:800px;">
-</center>
-
-<p>Een daverend gelach, gepaard met een oorverdoovend applaus weerklonk
-door de lucht. De menschen klapten in de handen en stampten met hun
-voeten, en 't lachen overstemde geheel het geschreeuw van den clown
-die maar voortdurend riep:</p>
-
-<p>"Hallo, Neef! &mdash; Vooruit, Neef! &mdash; Hallo! &mdash; Hallo!" &mdash; En hij klapte
-met zijn zweep.</p>
-
-<p>Weer steigerde Neef op zijn achterpooten omhoog, en toen dat niet
-hielp, op zijn voorpooten, maar hij kon zich z mal niet
-aanstellen, dat hij Dik van zijn rug kreeg.</p>
-
-<p>Toen rende hij voorwaarts, &mdash; en hield plotseling halt, &mdash; maar Dik
-was er op verdacht geweest en had zich met al zijn kracht aan Neefs
-staart vastgehouden.</p>
-
-<p>Neef vond het trekken aan dat lichaamsdeel blijkbaar ver van aardig,
-want hij keek nijdig achterom, en balkte:</p>
-
-<p>"I-a! &mdash; I-a!"</p>
-
-<p>En toen balkte Dik hem, onder uitbundige vreugde van de toeschouwers
-na:</p>
-
-<p>"I-a! &mdash; I-a!"</p>
-
-<p>En de jongens in de tent schreeuwden lachend</p>
-
-<p>"I-a! &mdash; I-a!"</p>
-
-<p>En toen werd het een algemeen gebalk in de tent en een gelach, zooals
-er nog maar zelden gehoord was.</p>
-
-<p>De ezel wist niet meer, hoe hij het had, en rende plotseling met een
-vaart vooruit, en nauwelijks had hij den burgemeester bereikt, of de
-Directeur, die het spelletje aan den ingang met het grootste genoegen
-had aangekeken, trad den circus binnen, en riep:</p>
-
-<p>"Ho!"</p>
-
-<p>Lachend drukte hij Dik de hand, en deze ontving uit de handen van den
-burgemeester de vier rijksdaalders.</p>
-
-<p>De tent daverde van het applaus, en Dik boog met een leuk gezicht
-naar alle kanten. De clown liep al buigende achter hem aan.</p>
-
-<p>Dik rammelde met de vier achterwielen, toen hij bij Piet en Jan
-terugkwam, en hij knikte zijn moeder toe, die hem trots toelachte. En
-zijn vader zei tegen zijn moeder:</p>
-
-<p>"Griet, onze Dik is toch een bijzonder kind, &mdash; en dat is-ie!"</p>
-
-<p>"'t Is me een mooie grap!" zei Piet van Dril, die tranen in zijn
-oogen had van het lachen. "Je bent er op een vrijkaartje ingekomen en
-je gaat met vier rijksdaalders naar huis!"</p>
-
-<p>Eindelijk was het gelach bedaard en werd ieders aandacht in beslag
-genomen door het laatste nummer van het programma.</p>
-
-<p>'t Was een belangwekkend schouwspel.</p>
-
-<p>De zware leeuwenkooi werd door de twee olifanten tot in het midden
-van den circus getrokken. Daar werden de olifanten afgespannen en
-door de cornaks naar de stallen teruggebracht. Vlugge bedienden namen
-de luiken van den wagen weg, en toen waren de leeuwen voor allen
-zichtbaar.</p>
-
-<p>Velen vonden het nu wel een beetje angstig in de tent, want zij
-vroegen zich af, wat er wel gebeuren zou, als er eens een van die
-dieren ontsnapte.</p>
-
-<p>De leeuwen, die rustig lagen te slapen, werden wakker en rekten zich
-uit. Blijkbaar hadden zij eerst wel wat hinder van het schelle licht
-in de tent, maar dat ging spoedig voorbij.</p>
-
-<p>Twee bedienden, gewapend met een geladen geweer, traden binnen en
-namen ieder aan een kant van de kooi plaats.</p>
-
-<p>"Zeker om ze dood te schieten, als zij den temmer aanvallen," dacht
-Dik.</p>
-
-<p>"Zeg Dik, zie je dat? Ze hebben ook nog pistolen in hun gordel," zei
-Piet van Dril.</p>
-
-<p>"Revolvers," zei Dik.</p>
-
-<p>Toen verscheen de temmer in den circus. Hij begaf zich naar de kooi.
-Daar bleef hij even staan en boog naar alle kanten.</p>
-
-<p>'t Werd doodstil in de tent. Ieder verkeerde in spanning, en velen
-bedachten hoe het dien jongen man wel te moede moest zijn, nu hij op
-het punt stond om in de kooi te gaan bij de leeuwen, die reeds zijn
-vader en grootvader hadden verslonden, zooals het gerucht ging.</p>
-
-<p>Aan de rechtervoorzijde hing een klein ijzeren laddertje.</p>
-
-<p>De temmer sloeg het naar beneden, want het kon om twee scharnieren
-draaien, en klom er tegen op. Met een vlugge beweging opende hij een
-smal deel van den getralieden zijwand, en vr de menschen goed
-gezien hadden, hoe het in zijn werk ging, stond de man in de kooi en
-was de deur achter hem gesloten.</p>
-
-<p>Hij had een kleine zweep in de hand, anders niets, maar in zijn
-gordel stak ook een revolver.</p>
-
-<p>Zoodra hij binnengetreden was, weerklonk er een geweldig gebrul uit
-de kooi, dat de geheele tent vulde en menigeen een siddering door de
-leden joeg.</p>
-
-<p>De temmer bleef doodstil staan, keek de leeuwen met fonkelenden blik
-aan, en gebood er een, bij hem te komen. Maar de leeuw gehoorzaamde
-hem niet.</p>
-
-<p>De man herhaalde zijn bevel, en onwillig kroop de leeuw naar hem toe.
-Voor zijn voeten bleef hij liggen.</p>
-
-<p>De temmer liet zich door het schrikkelijke dier een poot geven, en
-het beest moest voor hem mooi-zitten als een hondje, en eindelijk
-liet hij hem zijn grooten muil openen, en de temmer stak zijn hand
-daarin, en eindelijk tot ieders ontzetting zelfs zijn hoofd.</p>
-
-<p>En hap, &mdash; en hij was er geweest.</p>
-
-<p>Maar de leeuw hapte niet. En toen begaf de temmer zich tusschen de
-andere leeuwen, die rustig waren blijven liggen, en hij joeg ze met
-zijn zweep overeind en sloeg hen, zodat zij woest werden en een
-bloeddorstig gebrul lieten hooren.</p>
-
-<a name="46_leeuwentemmer"></a>
-<center>
-<img src="images/46_leeuwentemmer.jpg" alt="[illustratie]" style="width:100%; height:auto; max-width:1000px;">
-</center>
-
-<p>'t Werd angstig om er naar te kijken.</p>
-
-<p>De leeuwen werden hoe langer hoe boosaardiger en renden om den temmer
-heen en klemden zich aan de tralies vast, en een er van sprong tegen
-de getraliede zoldering aan en sloeg met zijn klauw naar hem.</p>
-
-<p>Nu werd het inderdaad gevaarlijk voor den temmer.</p>
-
-<p>Zonder de dieren een oogenblik uit het oog te verliezen, trok hij
-zich meer en meer naar het deurtje terug. De leeuwen brulden van
-woede en gaven alle blijken, dat zij zich met een sprong op hem
-wilden werpen...</p>
-
-<p>Toen klonk plotseling een schot, en &mdash; de temmer had het hok reeds
-verlaten en stond weer naast den wagen, buigende naar alle kanten.</p>
-
-<p>'t Ging zoo snel in zijn werk, dat Dik later niet eens wist te
-vertellen, h het gegaan was.</p>
-
-<p>En nauwelijks had het schot weerklonken, of hij hoorde een gierend
-geluid achter zich, en omziende, bemerkte hij, dat het schot tevens
-het sein was geweest om de tent af te breken, want het zeil, dat
-rondom de palen gespannen was, was reeds naar beneden gehaald.</p>
-
-<p>De menschen verlieten meer dan voldaan het beroemde paardenspel van
-den beroemden Mr. Snger, en keerden naar huis terug.</p>
-
-<p>En Dik ging meer dan opgetogen met zijn vader en moeder mede, terwijl
-hij de rijksdaalders liet rammelen, die hem in zijn diepen broekzak
-zaten.</p>
-
-<br>
-<hr width="10%">
-<br>
-<br>
-<br>
-<br>
-
-<a name="chapter14"></a>
-<center>
-<img src="images/hoofdstuk_b.jpg" alt="image: hoofdstuk-versiering" style="width:100%; height:auto; max-width:600px;">
-</center>
-<br>
-<br>
-<br>
-<h3 align="center">Veertiende Hoofdstuk.</h3>
-<h4 align="center">Het schoolfeest.</h4>
-<hr width="10%">
-
-<br>
-<img class="letterimage" src="images/letter_h.jpg" alt="H" style="width:10%; height:auto; max-width:300px;">
-<p class="hidden_char"><span style="color: white;">H</span>et was de laatste dag vr de zomervacantie, maar &mdash; er zou geen
-school gehouden worden, want het was de dag van het groote
-schoolfeest, waarnaar de jongens en meisjes al zoo lang hadden
-gehunkerd.</p>
-
-<p>Alle kinderen van de school zouden er aan deelnemen, daar had de
-meester wel voor gezorgd. Er waren wel eenige kinderen geweest, die
-onmogelijk hadden kunnen sparen, maar de anderen hadden wat mr
-bijgedragen, en voor hetgeen er toen nog te kort was, had de meester
-eenige gegoeden aangesproken, die het hem met alle genoegen hadden
-gegeven. Zij zouden het meer dan jammer gevonden hebben, als die
-allerarmste kinderen niet hadden kunnen megaan.</p>
-
-<p>Dik was 's morgens al vroeg in de weer, om voer voor zijn konijnen te
-snijden, en Nelly hield hem daarbij, als gewoonlijk gezelschap,
-evenals Gerrit, die voor zijn ontbijt zorgde, en herhaaldelijk riep:</p>
-
-<p>"Dag Dik! Hier is Gerrit! Dag Helly! Hier is Gerrit!"</p>
-
-<p>De vreugde stond Nelly op het gelaat te lezen en telkens zei ze:</p>
-
-<p>"O Dik, wat ben ik blij, dat ik me mag! Je weet niet, hoe blij ik
-ben!"</p>
-
-<p>En Nelly wist niet, hoe blij Dik was, omdat hij het ongelukkige
-meisje dezen feestdag had bezorgd.</p>
-
-<p>Nelly zag er nu al veel gezonder uit, dan toen zij pas op het dorp
-was komen wonen. Zij kreeg al weer een blosje op haar wangen en 't
-was haar aan te zien, dat er bij haar thuis al geen gebrek meer
-geleden werd. Zeker, weelde heerschte daar nog niet, want Vader en
-Moeder waren aan het sparen om de gemaakte schuld in Amsterdam af te
-doen, maar zij konden zich door Vaders verdiensten toch al weer
-voldoende voeden, en Vader werd ook alweer veel sterker. Zijn baas
-was zeer met hem ingenomen, want hij bleek iemand te zijn, die zijn
-vak volkomen verstond en ijverig van aard was. Geen moeite was hem te
-veel, om de tevredenheid van zijn baas te verwerven, en hij kreeg
-dikwijls overwerk, omdat Van Dril hem in de gelegenheid wilde
-stellen, zijn schuld spoedig af te doen.</p>
-
-<p>Nelly zag er nu wt lief uit in haar Zondagsche jurk en met haar
-mooie krullende haren, waar Moeder blijkbaar heel wat werk van had
-gemaakt. Zij was zoo grootsch, dat ze niet op het gras wilde gaan
-zitten uit vrees, dat zij zich vuil zou maken.</p>
-
-<p>Piet van Dril was ook al op zijn mooist, toen hij bij hen kwam om te
-kijken, of de stoomboot nog niet op komst was.</p>
-
-<p>"Is de boot er nog niet, Dik?" vroeg hij.</p>
-
-<p>"Neen," zei Dik. "'t Wordt tijd voor hem, h? Zeg, verbeeld je eens,
-dat hij niet kwam."</p>
-
-<p>"'t Is niet te hopen," zei Piet. "Wat zouden we dan moeten beginnen!"</p>
-
-<p>"Dag Dik! Dag Helly! Hier is Gerrit!" riep de kauw uit de verte.</p>
-
-<p>Piet van Dril lachte.</p>
-
-<p>"Zoo, is hij hier ook?" zei hij. "Zeg Dik, weet je nog wel van dien
-middag, toen hij in school kwam? Wat hebben we toen gelachen, zeg!"</p>
-
-<p>"Of we!" zei Dik.</p>
-
-<p>"O," zei Nelly, "dat was diezelfde middag, dat je die muis bij je
-hadt, h?"</p>
-
-<p>"Ja," zei Dik, die met grooten ijver gras sneed. "Om nooit te
-vergeten...."</p>
-
-<p>"En toen je zoo lang hebt school moeten blijven," zei Nelly.</p>
-
-<p>"Zoo," zei Piet van Dril, "je weet het nog goed."</p>
-
-<p>Dik stond op. Zijn voorraad was groot genoeg.</p>
-
-<p>Plotseling riep Piet, die met zijn hand boven de oogen het kanaal
-aftuurde:</p>
-
-<p>"Zeg, kijk eens, Dik, daar ginds in de verte..."</p>
-
-<p>"Ha ja," zei Dik, "een rookwolk! Daar komt de boot. Ik ga me
-dadelijk verkleeden, want met het grassnijden mocht ik mijn
-Zondagsche pak niet aan hebben van Moeder. Kom Nelly, &mdash; ga je me?"</p>
-
-<p>Zij gingen haastig naar huis. De kauw vloog hen na en riep:</p>
-
-<p>"Dag Dik! Dag Helly! Hier is Gerrit!"</p>
-
-<p>"Ja ja, hoor, 't is goed!" riep Dik. "Ik heb geen tijd, om me met je
-te bemoeien."</p>
-
-<p>Hij voerde zijn duiven en voorzag de ruiven van zijn konijnen voor
-den heelen dag van gras, en toen ging hij naar binnen om zich te
-verkleeden.</p>
-
-<p>Een uurtje later was het heel druk aan den waterkant, voor de school.
-Alle vrouwtjes van het dorp stonden daar, om naar de boot te kijken,
-die rijk met vlaggetjes versierd was, en om de vreugde van de
-kinderen te zien, die nu op de speelplaats waren en hunkerden naar
-het oogenblik, waarop zij aan boord zouden gaan.</p>
-
-<p>De grootste jongens, waaronder ook Dik, droegen de trommels met
-besmeerde kadetjes en krentenbroodjes aan boord, en Piet van Dril
-torste met Jan Vos een mand vol met flesschen limonade. Anderen
-belastten zich met de noodige glazen, om die naar de boot te brengen.
-De twee schooljuffrouwen liepen met de grootste meisjes op de
-speelplaats heen en weer, &mdash; en iedereen zag er even vroolijk en
-opgewekt uit.</p>
-
-<p>De meester hield natuurlijk nauwlettend toezicht op alles, wat er
-gebeurde. Eindelijk kwamen er ook zeven muzikanten op de speelplaats,
-met bolle wangen en koperen instrumenten, en zij hadden groene
-uniformen aan en reusachtige Duitsche petten op het hoofd. Er was een
-groote en een kleine trom bij.</p>
-
-<p>Moeder Elswater kwam met Nelly aan den arm naar den meester toe.</p>
-
-<p>"Zoo Nelly, ben je daar?" zei de meester, terwijl hij haar een hand
-gaf. "Ben je blij, dat je megaat?"</p>
-
-<p>"O ja, meester, dolblij!" zei Nelly.</p>
-
-<p>"Ze heeft vanmorgen haast niet kunnen eten van blijdschap, meester,"
-zei vrouw Elswater. "Niet waar, kind?"</p>
-
-<p>"O, die zullen er wel meer zijn," zei de meester lachend. "Maar dat
-is niets, hoor, we hebben daar op gerekend, en zoodra we afgevaren
-zijn, krijgt ieder al een lekker broodje met kaas."</p>
-
-<a name="47_boottocht"></a>
-<center>
-<img src="images/47_boottocht.jpg" alt="[illustratie]" style="width:100%; height:auto; max-width:1000px;">
-<br>
-[Illustratie: De kinderen wuifden naar de menschen, die aan den wal
-stonden. (Bladz. 225.)]
-</center>
-
-<p>"En meester," zei vrouw Elswater wat zachter, &mdash; "ik ben wel een
-beetje ongerust, &mdash; want u weet &mdash;"</p>
-
-<p>"Jawel, jawel," zei de meester, "heb maar geen zorg. De boot is
-rondom met vlechtdraad afgezet, zoodat het onmogelijk is, om
-overboord te vallen; en bovendien zullen wij wel op haar letten. &mdash;
-Anneke! &mdash; Anneke!"</p>
-
-<p>Anneke kwam op een drafje aanloopen.</p>
-
-<p>"Jullie kennen elkaar, h?" zei de meester. "Mag Nelly..."</p>
-
-<p>"O ja, m'st'r," zei Anneke, terwijl zij den arm van Nelly in den
-haren nam. "We hebben al afgesproken, dat we met ons allen voor haar
-zorgen zullen."</p>
-
-<p>"Zoo, je bent een beste meid, hoor," zei de meester.</p>
-
-<p>Toen riep hij alle kinderen om zich heen, zette hen in rijen van
-vier, en onder een vroolijken marsch ging het voorwaarts naar de
-boot. Zelf bracht de meester Nelly aan boord en toen volgden alle
-anderen. En toen de marsch ten einde was, begonnen de kinderen te
-zingen en te juichen, en zij wuifden naar de menschen, die aan den
-wal stonden en riepen:</p>
-
-<p>"Hoezee! Hoezee!"</p>
-
-<p>En de menschen wuifden lachend terug en riepen ook:</p>
-
-<p>"Hoezee! Hoezee!"</p>
-
-<p>De loopplank werd ingehaald, de stoomfluit gierde, en toen zette de
-boot zich in beweging onder de schetterende tonen der muziek.</p>
-
-<p>Ha, dat was een genot, en menig jong moedertje aan den, wal had nog
-wel graag mede gewild met het levenslustige troepje daar aan boord.</p>
-
-<p>De menschen keken de boot na en wuifden, tot zij haast uit het
-gezicht was, en zij waren vol lof voor den meester en de
-onderwijzeressen, die zich zooveel moeite wilden getroosten, om den
-kinderen zoo'n prettigen dag te bezorgen.</p>
-
-<p>En een prettige dag zou het worden, daar behoefden zij niet aan te
-twijfelen, want het was prachtig weer en de zon zette alles in een
-feestgloed.</p>
-
-<p>Zoo lang de boot tusschen de huizen van het dorp doorvoer, kwam er
-aan het gejuich geen einde, want overal kwamen de menschen voor de
-ramen of naar buiten, om de kinderen toe te wuiven, en de vlaggetjes
-wapperden zoo vroolijk en de muzikanten bliezen er zoo lustig op los.</p>
-
-<p>Nelly genoot meer dan zij zeggen kon van de schetterende tonen der
-muziek en het vroolijke kindergezang en van het gejuich en gejoel om
-haar heen.</p>
-
-<p>Zoodra de boot het dorp verlaten had, kregen de meester en de dames
-het druk, want toen moesten er broodjes worden rondgedeeld en kreeg
-elk kind een flink glas melk. De meester wist wel, dat velen van
-blijdschap 's morgens maar weinig of in het geheel niet hadden kunnen
-eten. En de glazen moesten na het gebruik weer frisch worden
-omgespoeld, wat ook een heel werk was. Gelukkig hielpen de grootste
-meisjes daar ijverig aan mede, want anders zou het voor de
-onderwijzeressen ongetwijfeld l te druk zijn geworden.</p>
-
-<p>Onder muziek, gepraat en gelach voeren zij tusschen welige landouwen
-door, waar vurige klaprozen en blauwe korenbloemen pronkten tusschen
-het golvend graan en bereikten eindelijk den ringdijk van den polder.
-Daar was een sluis, die toegang gaf tot een breede rivier, en de
-kinderen vonden het aardig te zien, hoe de boot langzaam in de sluis
-rees, tot zij het peil van de rivier had bereikt. Toen werden de
-sluisdeuren geopend en vervolgden zij hun tocht.</p>
-
-<p>Ha, hier werd het veel levendiger op het water. Zij passeerden groote
-aken en tjalken, waarvan er sommige hoog beladen waren, en zij kwamen
-andere stoombooten tegen, waarvan het dek geheel bezet was met
-passagiers, daar met dit mooie weer bijna niemand beneden in de
-kajuit wilde zitten.</p>
-
-<a name="48_onderweg"></a>
-<center>
-<img src="images/48_onderweg.jpg" alt="[illustratie]" style="width:100%; height:auto; max-width:1000px;">
-</center>
-
-<p>En dan werd het een gewuif en gejuich zonder eind, en wuifden de
-menschen van de andere booten terug.</p>
-
-<p>"Hoera! Hoera!" klonk het dan uit honderd monden, en iedereen keek
-lachend naar de blijde kindergezichten, die er zoo gelukkig uitzagen
-en waarop de vreugde te lezen stond.</p>
-
-<p>De meester vond het niet noodig, dat de kinderen stokstijf op hun
-plaats bleven zitten, want hij had de noodige voorzorgen genomen, dat
-niemand over boord kon vallen, of zij moesten al op de banken langs
-het boord gaan staan. Maar dat verbood hij met de grootste
-beslistheid en hij dreigde den eersten den besten, die het toch
-durfde wagen, naar beneden in de kajuit te zullen sturen, waar hij
-dan gedurende de geheele reis in zijn eentje mocht zitten.</p>
-
-<p>De kinderen mochten zich dus vrij bewegen, en daar maakten zij graag
-gebruik van. De onderwijzeressen bedachten allerlei spelletjes, die
-zij op het dek konden doen, en zoodoende hadden zij IJmuiden bereikt,
-eer zij er erg in hadden.</p>
-
-<p>Daar zouden zij van boord gaan, om langs het strand naar Wijk aan Zee
-te wandelen, en de boot zou intusschen naar Beverwijk varen, om daar
-de kinderen weer op te wachten voor de huisreis.</p>
-
-<p>Maar voor zij van boord gingen, mochten zij zooveel eten, als zij
-maar wilden, want het zou lang duren, eer zij weer op de boot terug
-kwamen, en 't was onmogelijk, om de gesmeerde broodjes naar Wijk aan
-Zee mede te nemen. Nu, 't was dan ook ongelooflijk, hoeveel sommige
-kinderen konden eten, maar &mdash; zij kregen ook alle dagen thuis lang
-niet zulke lekkere broodjes als hier aan boord. Bovendien kreeg
-iedereen nog een paar Amsterdamsche korstjes om op den wandeltocht
-mede te nemen.</p>
-
-<p>Toen allen verzadigd waren, gingen zij van boord, en werd de
-wandeling aanvaard.</p>
-
-<p>Maar o, hoe verbaasd keken zij op, toen zij het strand bereikt hadden
-en daar plotseling de groote, onmetelijke zee voor zich zagen. De zon
-speelde met de rustelooze golfjes zoodat zij wel van vloeibaar goud
-schenen, en hooge golven dicht bij het strand met hun schuimende
-koppen kookten en woelden, en stortten zich onder luid gebruis over
-elkander, om dan in brede deining naar het strand te vloeien. 't Was
-een grootsch gezicht, waarvan zij diep onder den indruk kwamen,
-zoodat zij ophielden met praten en lachen, en ademloos het schoone
-schouwspel aanstaarden. Want velen van hen hadden nog nooit de zee
-gezien en nog nooit haar onvolprezen majesteit bewonderd.</p>
-
-<p>"Dt is pas mooi," zei Dik zacht tegen Piet en Jan, die zijn
-onafscheidelijke kameraden waren. "'t Lijkt alles wel zilver en
-goud."</p>
-
-<p>"Zie je die schepen in de verte?" zei Jan Vos.</p>
-
-<p>"Ja, zeilschepen, maar stoombooten ook!" zei Piet van Dril. "Ik zie
-er een met drie schoorsteenen."</p>
-
-<a name="49_schip"></a>
-<center>
-<img src="images/49_schip.jpg" alt="[illustratie]" style="float:right; width:50%; height:auto; max-width:700px;">
-</center>
-
-<p>Anneke met Nelly aan haar arm kwam bij hen staan.</p>
-
-<p>"Prachtig, h!" zei Anneke opgetogen. "Heb je ooit zoo iets moois
-gezien?"</p>
-
-<p>"'t Is &mdash; 't is veel mooier dan het paardenspel," zei Dik zacht. "O,
-dat zou nog al wat schelen."</p>
-
-<p>"En wat ruikt het hier eigenaardig," zei Nelly. "Ik ruik de zeelucht.
-Zijn de duinen hier hoog?"</p>
-
-<p>De kinderen keken elkander een oogenblik aan en voelden allen een
-groot medelijden met het blinde meisje, dat van al het schoone hier
-aan het strand niets kon zien.</p>
-
-<p>"Ja," zei Dik, "heel hoog. Zeg Nelly, als we te Wijk aan Zee zijn,
-zal ik met je tegen een duin opklimmen en er je bovenop brengen. Dan
-zul-je wel merken, dat ze hoog zijn."</p>
-
-<p>"Komt kinderen, voorwaarts!" riep de meester. "Een vroolijke marsch
-asjeblieft, muzikanten, want het is nog een flinke wandeling. &mdash;
-Kinderen, je behoeft niet in de rij te loopen, als je maar zorgt,
-niet achter te blijven."</p>
-
-<p>En hij dacht er bij: "daar zal ik zelf ook wel voor zorgen."</p>
-
-<p>De muziek viel in, en de kinderen liepen stoeiend verder. Anneke
-hield eerst een poosje Nelly aan de hand, maar de meisjes losten haar
-om de beurt af en ook liepen de onderwijzeressen wel met haar gearmd.</p>
-
-<p>Het blinde kind genoot volop, misschien nog wel meer dan de anderen,
-want zij was maar zoo bitter weinig gewoon.</p>
-
-<p>"Jakkes, wat is dat?" riep een van de meisjes uit, toen zij een
-glibberig voorwerp op het strand zag liggen.</p>
-
-<p>"Een kwal!" zei de meester. "Blijf er maar af!"</p>
-
-<p>"Ik denk er niet over om het op te rapen!" lachte Anneke. "Bah, wat
-vies!"</p>
-
-<p>Velen liepen mooie schelpen en horentjes te zoeken, die er in
-overvloed over het strand verspreid lagen, en Dik speelde met zijn
-vrienden vlak langs de aanrollende golven en sprong weer haastig weg,
-als zij hem over de voeten dreigden te spoelen.</p>
-
-<p>Dat spelletje gingen de andere jongens ook doen, en menigeen werd
-door de golven verrast en haalde een natte voeten. Maar daar werd
-niet over getreurd; zij gaven er niets om. Thuis zouden zij wel weer
-droge kousen aantrekken.</p>
-
-<p>De meester vond het echter minder prettig, en daarom gaf hij verlof,
-dat zij hun kousen en schoenen mochten uittrekken.</p>
-
-<a name="50_stadje"></a>
-<center>
-<img src="images/50_stadje.jpg" alt="[illustratie]" style="width:100%; height:auto; max-width:1000px;">
-</center>
-
-<p>"Dan blijven zij tenminste droog," dacht hij. En hij had wel gelijk,
-&mdash; maar de jongens gingen nu veel verder in het water, zoodat hun
-broeken al heel gauw drijfnat werden, en dat was niet veel beter.
-Maar 't was warm weer, dus 't zou wel zoo erg veel kwaad niet kunnen.
-'t Ergste was, dat Bruin Boon allebei zijn kousen verloor, zonder het
-op te merken. Hij miste ze pas, toen Wijk aan Zee bereikt was, maar
-toen was het te laat.</p>
-
-<p>Schreeuwend zat hij op een zandhoop.</p>
-
-<p>"Wat is er?" vroeg de meester.</p>
-
-<p>"'k Heb mijn kousen verloren," jammerde Bruin.</p>
-
-<p>"Jij hebt ook altijd wat, Bruin," bromde de meester. "Nu, er is niets
-aan te doen, je bent ze kwijt. Ze zullen wel hier of daar in de zee
-liggen of op het strand zijn aangespoeld, maar je moogt ze niet gaan
-zoeken. Ik sta niet toe, dat een van de jongens zich van den troep
-verwijdert. Huil nu maar niet, &mdash; ik zal er nog eens over denken, wat
-ik doen kan."</p>
-
-<p>Ja, zij hadden thans Wijk aan Zee bereikt, waar een aantal badstoelen
-aan het strand stonden, met heeren of dames er in, die zaten te lezen
-of te handwerken. En er waren badkoetsjes, waarin de menschen, die in
-zee wilden gaan, zich konden ontkleeden. Dan werd het koetsje door
-een paard een eindje in het water gereden, en een oogenblik later
-kwamen de menschen er uit om een frisch bad te nemen. Dik vond het
-aardig, om dat alles aan te zien.</p>
-
-<p>De kousen en schoenen der kinderen werden bij elkaar in een tentje,
-waar snoep- en speelgoed te koop was, in bewaring gegeven, en de
-meester huurde van een strandknecht drie badstoelen voor zich en de
-beide juffrouwen, want zij waren moede en warm geworden van de
-wandeling.</p>
-
-<p>"Zijn er veel badgasten van 't jaar?" vroeg de meester aan den
-badknecht.</p>
-
-<p>"O, dat gaat wel, mijnheer," was het antwoord. "Maar in Zandvoort en
-Scheveningen zullen er wel meer zijn," liet hij er lachend op volgen.</p>
-
-<p>"Dat denk ik wel," zei de meester. "Daar is het veel drukker."</p>
-
-<p>"Zeker, mijnheer, &mdash; maar hier is het veel rustiger, en daarom geven
-velen de voorkeur aan Wijk aan Zee boven Scheveningen bij voorbeeld.
-Hier komen ze eens echt lekker uitrusten, begrijpt u?"</p>
-
-<p>"O juist," zei de meester. "Kooplieden, die drukke zaken hebben, en
-zieken..."</p>
-
-<p>"Zeker, dat is zoo, &mdash; maar ook groote geleerden, die geestelijk
-vermoeid zijn. Ziet u, dien grijzen heer daar, &mdash; in dien badstoel? Hij slaat nu
-juist zijn krant om.&mdash;"</p>
-
-<p>"Ja, &mdash; ik zie hem. Is dat een geleerde?"</p>
-
-<p>"Ja mijnheer, dat is professor Donders, uit Utrecht. Hij komt hier
-bijna elken zomer, en zoo zijn er meer. Naast hem zit een professor
-uit Amsterdam, een vriend van hem."</p>
-
-<p>De meester betaalde de huur voor de badstoelen en begaf zich naar de
-kinderen.</p>
-
-<p>"Mogen we hier baden, meester?" vroegen ze.</p>
-
-<p>"Ja, &mdash; maar bij elkander blijven, hoor. Ik ga even het dorp in..."</p>
-
-<p>"M'st'r, we hebben zoo'n dorst!" klaagden er sommigen.</p>
-
-<p>"Daar weet ik raad op. Ik zal maken, dat er voor ieder over een half
-uurtje een glas heerlijke limonade wordt gebracht. En hoor eens,
-weten jullie nog wel, dat ik je onlangs, toen we het over Utrecht
-hadden, gesproken heb over een wereldberoemden professor in de
-oogheelkunde..."</p>
-
-<p>"Profester Donders!" zei Dik.</p>
-
-<p>"Juist, Dik. Kijk &mdash; ginds zit die beroemde man, &mdash; dr &mdash; in dien
-badstoel: Hij zit de courant te lezen. Vinden jullie het niet
-aardig, zoo'n beroemden man te zien?"</p>
-
-<p>Ja, dat vonden zij allen, maar veel notitie namen zij niet van hem.
-De meester vroeg de twee dames, goed toezicht te houden gedurende
-zijn afwezigheid, en de kinderen gingen op bloote voeten in de zee
-loopen. Hun gejoel en gejuich klonk ver in het rond.</p>
-
-<p>Nelly was alleen achtergebleven, en Dik stond naast haar. Hij hield
-haar hand in de zijne en zijn blik onafgebroken op den beroemden man
-in den badstoel gericht. Zijn gezicht stond hoogst ernstig en
-blijkbaar was hij in gedachten verdiept.</p>
-
-<p>"Wat hebben ze een pleizier, h Dik?" zei het blinde meisje, dat het
-gejuich der kinderen hoorde.</p>
-
-<p>Maar Dik gaf geen antwoord. Hij had niet eens gehoord, dat Nelly wat
-tegen hem zeide.</p>
-
-<p>"Wat hebben ze een pleizier, h Dik?" zei ze nog eens, en zij gaf
-hem een rukje aan zijn hand.</p>
-
-<p>"Wat? &mdash; Wie?" vroeg Dik, blijkbaar nog in gedachten verdiept.</p>
-
-<p>Maar opeens greep hij haar hand stevig vast, en zei:</p>
-
-<p>"Kom Nelly, &mdash; ga me, &mdash;&mdash; hierheen!"</p>
-
-<p>En hij trok haar haastig voort naar den badstoel, waarin de
-wereldberoemde man gezeten was.</p>
-
-<p>Daar bleef hij staan en hij trok aan de klep van zijn pet, wat hij
-altijd deed, als hij een gewichtig plan koesterde.</p>
-
-<p>Maar hij zei niets, &mdash; en de professor las in zijn krant.</p>
-
-<p>Opeens keek de geleerde man echter op en toen zag hij den dikken
-jongen staan met het meisje aan zijn hand, en hij merkte op, hoe de
-jongen hem onafgebroken aanstaarde.</p>
-
-<p>Hij moest er even om lachen.</p>
-
-<p>Dik bleef hem aanstaren, zonder iets te zeggen, en weer trok hij de
-klep van zijn pet dieper in zijn hals.</p>
-
-<p>De professor lachte nogmaals. Hij vond dien dikzak bijzonder
-vermakelijk.</p>
-
-<p>Maar opeens wees Dik naar zijn pet, bij wijze van groet, en zei:</p>
-
-<p>"Mijnheer &mdash; Profester &mdash; ik &mdash;"</p>
-
-<p>"Wel jonge, wat is er?" vroeg de heer. "Wou jij me wat vragen?"</p>
-
-<p>"Ja m'st'r, &mdash;" zei. Dik, die vreemde heeren bij vergissing bijna
-altijd den titel van meester gaf, omdat hij dien heel hoog vond.</p>
-
-<p>De heer glimlachte er om. "Nu, &mdash; wat dan?" vroeg hij vriendelijk,
-toen Dik bleef steken.</p>
-
-<p>"M'st'r, &mdash; Profester," zei Dik, &mdash; "meester zegt, dat u zoo beroemd
-is, omdat u blinde menschen weer ziende kunt maken...."</p>
-
-<p>De heer lachte nogmaals, en nu trok het zijn aandacht, dat Dik een
-meisje aan de hand hield, dat half achter hem was blijven staan.</p>
-
-<p>"Zoo," zei hij, "zegt de meester dat? En wat wil je nu?"</p>
-
-<p>"M'st'r, &mdash; Profester, dit meisje is blind," zei Dik, terwijl hij
-Nelly een weinig naar voren trok. "Wil u haar ook beter maken?"</p>
-
-<p>De heer keek thans zeer ernstig.</p>
-
-<p>"Wie heeft je bij me gezonden?" vroeg hij.</p>
-
-<p>"Niemand, m'st'r," zei Dik. "Ik ben zelf gekomen."</p>
-
-<p>"Is dat meisje je zusje?"</p>
-
-<p>"Neen m'st'r &mdash; Profester &mdash; 't is mijn buurmeisje. We wonen hier ver
-vandaan op een dorpje, en de meester heeft ons op school over u
-verteld..."</p>
-
-<p>"Zoo, zoo!" zei de heer vriendelijk. Hij strekte de hand uit naar het
-blinde meisje en vervolgde:</p>
-
-<p>"Breng haar eens bij me, jongen."</p>
-
-<p>Dik deed het. Hij voelde Nelly's hand beven in de zijne. De professor
-keek het kind in de oogen en tilde haar oogleden op. Hij vroeg
-allerlei dingen aan het meisje, en sprak toen een poosje geen enkel
-woord meer. Herhaaldelijk tilde hij haar oogleden op en Nelly moest
-haar oogen bewegen. Dik keek in de grootste spanning naar alles, wat
-hij deed. Toen verzonk de professor in diep gepeins, dat kon Dik, die
-geen oog van hem afwendde, duidelijk zien. Dik beefde van spanning.</p>
-
-<p>Eindelijk zag hij, dat de professor zijn blik op hem richtte, en toen
-wees hij uit pure beleefdheid naar zijn pet, en vroeg:</p>
-
-<p>"Kan het, m'st'r?"</p>
-
-<p>De geleerde man glimlachte.</p>
-
-<p>"Mijn beste jongen," zei hij vriendelijk, &mdash; "dat weet ik nog niet. Ik
-zou haar oogen eerst eens op mijn gemak moeten onderzoeken, en dat
-kan ik hier niet doen, dat moet in Utrecht gebeuren en ik heb er
-allerlei instrumenten bij noodig. &mdash; Maar dit kan ik je wel zeggen,
-m'n jongen, dat ik herstel zeker niet onmogelijk acht..."</p>
-
-<p>Dik, die Nelly's hand weer in de zijne genomen had, voelde, dat die
-sterk begon te beven, en toen hij Nelly aankeek, zag hij, dat ze
-doodsbleek geworden was.</p>
-
-<p>De vriendelijke heer vervolgde:</p>
-
-<p>"Dit zou ik natuurlijk niet zeggen, als ik er geen goede redenen voor
-had. Je kon er wel eens groote vreugde van beleven, dikke jongen, dat
-je mij hier een visite hebt gemaakt..."</p>
-
-<p>"Hoeveel kost het, m'st'r?" vroeg Dik. "Nelly is maar een...."</p>
-
-<p>Nu lachte de heer hardop.</p>
-
-<p>"'t Is vermakelijk!" mompelde hij. "Hoor eens, kereltje, ik maak even
-graag arme menschen weer beter, als rijke, en 't kost niets, hoor. Ga
-maar vroolijk spelen met je kornuiten, en vraag den meester, of hij
-straks eens even bij me wil komen."</p>
-
-<p>Dik's hart klopte van blijdschap in zijn borst als een hamer. Hij nam
-zijn pet heelemaal van zijn hoofd, wat hem maar een enkelen keer in
-zijn leven overkwam, en zei:</p>
-
-<p>"Dank u vel, m'st'r &mdash; Profester &mdash; dank u wel."</p>
-
-<p>En Nelly stamelde, door haar vreugdetranen en snikken heen:</p>
-
-<p>"O, &mdash; wat ben ik u dankbaar,... ik weet haast niet..."</p>
-
-<p>"Jawel, 't is goed, kinderen. Gaat maar vroolijk spelen, heel
-vroolijk, want het is vandaag een gelukkige dag voor je."</p>
-
-<p>Hij gaf Dik en Nelly een hand, en het tweetal begaf zich naar den
-meester, die juist uit het dorp terugkeerde, waar hij limonade had
-besteld voor de kinderen en kousen had gekocht voor Bruin Boon, die
-toch niet barrevoets bij zijn moeder kon terugkomen.</p>
-
-<p>En toen de meester hoorde, wat Dik gedaan had, keek hij den jongen
-een poosje sprakeloos van verbazing aan, tot hij hem eindelijk op den
-schouder klopte en zei:</p>
-
-<p>"Dik, hoe het in je hoofd opgekomen is, weet ik niet, maar je bent
-een wonderbaarlijke jongen en je hebt een hart, van goud."</p>
-
-<p>En hij spoedde zich naar den beroemden man in den badstoel en bleef
-wel langer dan een kwartier met hem praten.</p>
-
-<p>Dik en Nelly waren stil van vreugde, en zonder spreken klom Dik met
-haar tegen een hooge duin op, zoals Dik haar beloofd had. En toen zag
-hij, dat groote tranen het meisje langs de bleeke wangen vloeiden,
-tranen van blijdschap en geluk.</p>
-
-<p>"O, Dik!" zei ze herhaaldelijk. "Wat ben ik blij, dat je dt gedaan
-hebt!"</p>
-
-<p>Na een uurtje keerden zij naar het strand terug, en alle jongens en
-meisjes keken Nelly en Dik aan, want de meester had aan Anneke
-verteld, wat Dik gedaan had en dat de professor wel haast met
-zekerheid kon voorspellen, dat hij Nelly het gezicht terug zou kunnen
-geven, en allen waren er opgetogen over en bewonderden Dik, die uit
-eigen beweging naar den beroemden man gegaan was om hem te vragen, of
-hij Nelly beter wilde maken.</p>
-
-<p>Dik plaste weldra met Piet en Jan door het water, dat de droppels hem
-om de ooren spatten, en Nelly zat bij de dames in het zand voor de
-strandstoelen, en dacht over het groote geluk, dat er misschien voor
-haar was weggelegd.</p>
-
-<p>'s Middags om vijf uur werd de vroolijke troep weer verzameld, om de
-huisreis te aanvaarden. Zij wandelden het dorp door, naar de tram,
-waar de wagens reeds gereed stonden. De meester had het alles zoo
-vooruit besteld. En toen allen goed en wel gezeten waren, zette de
-tram zich in beweging. 't Was een heerlijk ritje naar Beverwijk, waar
-zij veel te vroeg aankwamen naar hun zin.</p>
-
-<p>"Zoo'n dag moest tweemaal zoolang duren als een gewone schooldag,"
-zei Piet van Dril.</p>
-
-<p>"Er moest nooit een einde aan komen," zei Jan Vos.</p>
-
-<p>Vier, aan vier liepen zij het stadje door, met muziek die zoo
-vroolijk blies, dat alle Beverwijkers even voor de ramen kwamen, om
-naar hen te kijken, en een juichkreet steeg uit den kindertroep op,
-toen zij bij het omslaan van een hoek plotseling de boot voor zich
-zagen, waarvan de vlaggetjes vroolijk wapperden als om hen te
-begroeten.</p>
-
-<p>Zoodra zij aan boord waren, werd er proviand uitgedeeld, want de
-meester en de onderwijzeressen begrepen wel, dat zij allen flink
-honger zouden hebben gekregen. De kadetjes met koek lieten zich dan
-ook uitstekend smaken en Dik at er meer op, dan ooit.</p>
-
-<p>De huisreis werd nog veel vroolijker, dan de heenreis was geweest. De
-muziek speelde schoolliedjes, die de kinderen uit volle borst
-mezongen, en er werden allerlei spelletjes gedaan en gedanst en
-gesprongen uit den treure.</p>
-
-<p>En toen het dorp in het gezicht kwam, waar het op de brug zwart zag
-van de menschen, die op de aankomst van de boot stonden te wachten,
-toen werd het een wuiven en juichen en joelen zonder einde. De
-menschen aan den wal werden er zelfs door medegesleept en voelden
-zich, of zij zelf aan den prettigen tocht hadden deelgenomen. Zoo
-leven de moeders in het geluk hunner kinderen.</p>
-
-<p>Eindelijk lag de boot aan wal, en de kinderen stapten van boord en
-bedankten den meester en de dames voor den heerlijken dag, dien zij
-hadden gehad, en keerden opgetogen naar huis terug. Neen, dezen dag
-zouden zij nooit van hun leven vergeten.</p>
-
-<p>En toen Nelly door Anneke bij haar moeder werd gebracht, die
-natuurlijk ook bij de aankomst aanwezig was, toen sloeg zij haar
-armen om haar moeders hals en snikte haar toe, terwijl vreugdetranen
-haar langs de wangen vloeiden:</p>
-
-<p>"O Moeder, &mdash; O Moedertje &mdash; wat ben ik gelukkig!"</p>
-
-<p>En 's avonds kwam de meester bij hen aan huis, en vertelde, dat de
-beroemde professor allen moed gegeven had, dat Nelly later zou kunnen
-zien, en dat zij in begin October, als de vacanties aan de
-hoogeschool afgeloopen waren, in het ooglijdersgesticht te Utrecht
-kon worden opgenomen, om zich onder zijn behandeling te stellen.</p>
-
-<p>Wat heerschte er toen een onbeschrijflijke vreugde in het huisje van
-den eenvoudigen smid! 's Avonds gingen zij gezamenlijk naar de buren,
-om Dik hun dank te betuigen, voor hetgeen hij gedaan had.</p>
-
-<a name="51_gasthuis"></a>
-<center>
-<img src="images/51_gasthuis.jpg" alt="[illustratie]" style="width:80%; height:auto; max-width:1000px;">
-</center>
-
-<p>En moeder Trom had ook al tranen in haar oogen, en vader Trom plukte
-aan zijn vlassige bakkebaardjes en beweerde tegen zijn vrouw, "dat
-Dik een bijzonder kind was, en dat was-ie!"</p>
-
-<p>Het bleek later, dat de beroemde geleerde goed gezien had, want nog
-vr Sinterklaas keerde Nelly uit Utrecht terug met oogen, waarvoor
-de wereld zich in al haar schoonheid ontplooide en die schitterden
-van een ongekend geluk.</p>
-<br>
-<center>EIND.</center>
-<br>
-<br>
-<br>
-<br>
-
-<div class="notebox fontsize80">
-Transcriber's Notes:
-<br>
-<div class="indent02">
-<br>Dit boek bevat een aantal zetfouten.
-<br>De volgende zetfouten zijn gecorrigeerd:
-<br>
-<br><a href="#cor0001">[kieviten op eenigen afstond] &mdash;&gt;
-<br><span class="indent10">[kieviten op eenigen afstand]</span></a>
-<br><a href="#cor0002">[midden in de sloot.."] &mdash;&gt;
-<br><span class="indent10">[midden in de sloot."]</span></a>
-<br><a href="#cor0003">[Die zwomen op] &mdash;&gt;
-<br><span class="indent10">[Die zwommen op]</span></a>
-<br><a href="#cor0004">[een slimen streek] &mdash;&gt;
-<br><span class="indent10">[een slimmen streek]</span></a>
-<br><a href="#cor0005">["Dag Gerrit! Zeg eens, "dag Nelly!"] &mdash;&gt;
-<br><span class="indent10">["Dag Gerrit! Zeg eens, 'dag Nelly!'"]</span></a>
-<br><a href="#cor0006">[wat de meesster zeer goed] &mdash;&gt;
-<br><span class="indent10">[wat de meester zeer goed]</span></a>
-<br><a href="#cor0007">[Als hij iemand mishaddelt] &mdash;&gt;
-<br><span class="indent10">[Als hij iemand mishandelt]</span></a>
-<br><a href="#cor0008">[wel tiemaal wakker] &mdash;&gt;
-<br><span class="indent10">[wel tienmaal wakker]</span></a>
-<br><a href="#cor0009">[den cricus rond. Het] &mdash;&gt;
-<br><span class="indent10">[den circus rond. Het]</span></a>
-<br>
-<br>Er zijn ook enkele interpunctie fouten gecorrigeerd
-<br>maar worden hier niet verder genoemd.
-<br>
-<br>Een inhoudsopgave en lijst met illustraties ontbrak.
-<br>Voor het gemak van de lezer zijn deze toegevoegd.
-<br>
-</div>
-</div>
-
-
-
-
-
-
-
-
-<pre>
-
-
-
-
-
-End of Project Gutenberg's Dik Trom en zijn Dorpsgenooten, by C. Joh. Kieviet
-
-*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK DIK TROM EN ZIJN DORPSGENOOTEN ***
-
-***** This file should be named 53367-h.htm or 53367-h.zip *****
-This and all associated files of various formats will be found in:
- http://www.gutenberg.org/5/3/3/6/53367/
-
-Produced by R.G.P.M. van Giesen
-Updated editions will replace the previous one--the old editions will
-be renamed.
-
-Creating the works from print editions not protected by U.S. copyright
-law means that no one owns a United States copyright in these works,
-so the Foundation (and you!) can copy and distribute it in the United
-States without permission and without paying copyright
-royalties. Special rules, set forth in the General Terms of Use part
-of this license, apply to copying and distributing Project
-Gutenberg-tm electronic works to protect the PROJECT GUTENBERG-tm
-concept and trademark. Project Gutenberg is a registered trademark,
-and may not be used if you charge for the eBooks, unless you receive
-specific permission. If you do not charge anything for copies of this
-eBook, complying with the rules is very easy. You may use this eBook
-for nearly any purpose such as creation of derivative works, reports,
-performances and research. They may be modified and printed and given
-away--you may do practically ANYTHING in the United States with eBooks
-not protected by U.S. copyright law. Redistribution is subject to the
-trademark license, especially commercial redistribution.
-
-START: FULL LICENSE
-
-THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE
-PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK
-
-To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free
-distribution of electronic works, by using or distributing this work
-(or any other work associated in any way with the phrase "Project
-Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full
-Project Gutenberg-tm License available with this file or online at
-www.gutenberg.org/license.
-
-Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project
-Gutenberg-tm electronic works
-
-1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm
-electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to
-and accept all the terms of this license and intellectual property
-(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all
-the terms of this agreement, you must cease using and return or
-destroy all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your
-possession. If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a
-Project Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound
-by the terms of this agreement, you may obtain a refund from the
-person or entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph
-1.E.8.
-
-1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be
-used on or associated in any way with an electronic work by people who
-agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few
-things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works
-even without complying with the full terms of this agreement. See
-paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project
-Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this
-agreement and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm
-electronic works. See paragraph 1.E below.
-
-1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the
-Foundation" or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection
-of Project Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual
-works in the collection are in the public domain in the United
-States. If an individual work is unprotected by copyright law in the
-United States and you are located in the United States, we do not
-claim a right to prevent you from copying, distributing, performing,
-displaying or creating derivative works based on the work as long as
-all references to Project Gutenberg are removed. Of course, we hope
-that you will support the Project Gutenberg-tm mission of promoting
-free access to electronic works by freely sharing Project Gutenberg-tm
-works in compliance with the terms of this agreement for keeping the
-Project Gutenberg-tm name associated with the work. You can easily
-comply with the terms of this agreement by keeping this work in the
-same format with its attached full Project Gutenberg-tm License when
-you share it without charge with others.
-
-1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern
-what you can do with this work. Copyright laws in most countries are
-in a constant state of change. If you are outside the United States,
-check the laws of your country in addition to the terms of this
-agreement before downloading, copying, displaying, performing,
-distributing or creating derivative works based on this work or any
-other Project Gutenberg-tm work. The Foundation makes no
-representations concerning the copyright status of any work in any
-country outside the United States.
-
-1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg:
-
-1.E.1. The following sentence, with active links to, or other
-immediate access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear
-prominently whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work
-on which the phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the
-phrase "Project Gutenberg" is associated) is accessed, displayed,
-performed, viewed, copied or distributed:
-
- This eBook is for the use of anyone anywhere in the United States and
- most other parts of the world at no cost and with almost no
- restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it
- under the terms of the Project Gutenberg License included with this
- eBook or online at www.gutenberg.org. If you are not located in the
- United States, you'll have to check the laws of the country where you
- are located before using this ebook.
-
-1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is
-derived from texts not protected by U.S. copyright law (does not
-contain a notice indicating that it is posted with permission of the
-copyright holder), the work can be copied and distributed to anyone in
-the United States without paying any fees or charges. If you are
-redistributing or providing access to a work with the phrase "Project
-Gutenberg" associated with or appearing on the work, you must comply
-either with the requirements of paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 or
-obtain permission for the use of the work and the Project Gutenberg-tm
-trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or 1.E.9.
-
-1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted
-with the permission of the copyright holder, your use and distribution
-must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any
-additional terms imposed by the copyright holder. Additional terms
-will be linked to the Project Gutenberg-tm License for all works
-posted with the permission of the copyright holder found at the
-beginning of this work.
-
-1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm
-License terms from this work, or any files containing a part of this
-work or any other work associated with Project Gutenberg-tm.
-
-1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this
-electronic work, or any part of this electronic work, without
-prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with
-active links or immediate access to the full terms of the Project
-Gutenberg-tm License.
-
-1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary,
-compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including
-any word processing or hypertext form. However, if you provide access
-to or distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format
-other than "Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official
-version posted on the official Project Gutenberg-tm web site
-(www.gutenberg.org), you must, at no additional cost, fee or expense
-to the user, provide a copy, a means of exporting a copy, or a means
-of obtaining a copy upon request, of the work in its original "Plain
-Vanilla ASCII" or other form. Any alternate format must include the
-full Project Gutenberg-tm License as specified in paragraph 1.E.1.
-
-1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying,
-performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works
-unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9.
-
-1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing
-access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works
-provided that
-
-* You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from
- the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method
- you already use to calculate your applicable taxes. The fee is owed
- to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he has
- agreed to donate royalties under this paragraph to the Project
- Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments must be paid
- within 60 days following each date on which you prepare (or are
- legally required to prepare) your periodic tax returns. Royalty
- payments should be clearly marked as such and sent to the Project
- Gutenberg Literary Archive Foundation at the address specified in
- Section 4, "Information about donations to the Project Gutenberg
- Literary Archive Foundation."
-
-* You provide a full refund of any money paid by a user who notifies
- you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he
- does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm
- License. You must require such a user to return or destroy all
- copies of the works possessed in a physical medium and discontinue
- all use of and all access to other copies of Project Gutenberg-tm
- works.
-
-* You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of
- any money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the
- electronic work is discovered and reported to you within 90 days of
- receipt of the work.
-
-* You comply with all other terms of this agreement for free
- distribution of Project Gutenberg-tm works.
-
-1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project
-Gutenberg-tm electronic work or group of works on different terms than
-are set forth in this agreement, you must obtain permission in writing
-from both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and The
-Project Gutenberg Trademark LLC, the owner of the Project Gutenberg-tm
-trademark. Contact the Foundation as set forth in Section 3 below.
-
-1.F.
-
-1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable
-effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread
-works not protected by U.S. copyright law in creating the Project
-Gutenberg-tm collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm
-electronic works, and the medium on which they may be stored, may
-contain "Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate
-or corrupt data, transcription errors, a copyright or other
-intellectual property infringement, a defective or damaged disk or
-other medium, a computer virus, or computer codes that damage or
-cannot be read by your equipment.
-
-1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right
-of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project
-Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project
-Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project
-Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all
-liability to you for damages, costs and expenses, including legal
-fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT
-LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE
-PROVIDED IN PARAGRAPH 1.F.3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE
-TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE
-LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR
-INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH
-DAMAGE.
-
-1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a
-defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can
-receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a
-written explanation to the person you received the work from. If you
-received the work on a physical medium, you must return the medium
-with your written explanation. The person or entity that provided you
-with the defective work may elect to provide a replacement copy in
-lieu of a refund. If you received the work electronically, the person
-or entity providing it to you may choose to give you a second
-opportunity to receive the work electronically in lieu of a refund. If
-the second copy is also defective, you may demand a refund in writing
-without further opportunities to fix the problem.
-
-1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth
-in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS', WITH NO
-OTHER WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT
-LIMITED TO WARRANTIES OF MERCHANTABILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE.
-
-1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied
-warranties or the exclusion or limitation of certain types of
-damages. If any disclaimer or limitation set forth in this agreement
-violates the law of the state applicable to this agreement, the
-agreement shall be interpreted to make the maximum disclaimer or
-limitation permitted by the applicable state law. The invalidity or
-unenforceability of any provision of this agreement shall not void the
-remaining provisions.
-
-1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the
-trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone
-providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in
-accordance with this agreement, and any volunteers associated with the
-production, promotion and distribution of Project Gutenberg-tm
-electronic works, harmless from all liability, costs and expenses,
-including legal fees, that arise directly or indirectly from any of
-the following which you do or cause to occur: (a) distribution of this
-or any Project Gutenberg-tm work, (b) alteration, modification, or
-additions or deletions to any Project Gutenberg-tm work, and (c) any
-Defect you cause.
-
-Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm
-
-Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of
-electronic works in formats readable by the widest variety of
-computers including obsolete, old, middle-aged and new computers. It
-exists because of the efforts of hundreds of volunteers and donations
-from people in all walks of life.
-
-Volunteers and financial support to provide volunteers with the
-assistance they need are critical to reaching Project Gutenberg-tm's
-goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will
-remain freely available for generations to come. In 2001, the Project
-Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure
-and permanent future for Project Gutenberg-tm and future
-generations. To learn more about the Project Gutenberg Literary
-Archive Foundation and how your efforts and donations can help, see
-Sections 3 and 4 and the Foundation information page at
-www.gutenberg.org
-
-
-
-Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation
-
-The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit
-501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the
-state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal
-Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification
-number is 64-6221541. Contributions to the Project Gutenberg Literary
-Archive Foundation are tax deductible to the full extent permitted by
-U.S. federal laws and your state's laws.
-
-The Foundation's principal office is in Fairbanks, Alaska, with the
-mailing address: PO Box 750175, Fairbanks, AK 99775, but its
-volunteers and employees are scattered throughout numerous
-locations. Its business office is located at 809 North 1500 West, Salt
-Lake City, UT 84116, (801) 596-1887. Email contact links and up to
-date contact information can be found at the Foundation's web site and
-official page at www.gutenberg.org/contact
-
-For additional contact information:
-
- Dr. Gregory B. Newby
- Chief Executive and Director
- gbnewby@pglaf.org
-
-Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg
-Literary Archive Foundation
-
-Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide
-spread public support and donations to carry out its mission of
-increasing the number of public domain and licensed works that can be
-freely distributed in machine readable form accessible by the widest
-array of equipment including outdated equipment. Many small donations
-($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt
-status with the IRS.
-
-The Foundation is committed to complying with the laws regulating
-charities and charitable donations in all 50 states of the United
-States. Compliance requirements are not uniform and it takes a
-considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up
-with these requirements. We do not solicit donations in locations
-where we have not received written confirmation of compliance. To SEND
-DONATIONS or determine the status of compliance for any particular
-state visit www.gutenberg.org/donate
-
-While we cannot and do not solicit contributions from states where we
-have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition
-against accepting unsolicited donations from donors in such states who
-approach us with offers to donate.
-
-International donations are gratefully accepted, but we cannot make
-any statements concerning tax treatment of donations received from
-outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff.
-
-Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation
-methods and addresses. Donations are accepted in a number of other
-ways including checks, online payments and credit card donations. To
-donate, please visit: www.gutenberg.org/donate
-
-Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic works.
-
-Professor Michael S. Hart was the originator of the Project
-Gutenberg-tm concept of a library of electronic works that could be
-freely shared with anyone. For forty years, he produced and
-distributed Project Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of
-volunteer support.
-
-Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed
-editions, all of which are confirmed as not protected by copyright in
-the U.S. unless a copyright notice is included. Thus, we do not
-necessarily keep eBooks in compliance with any particular paper
-edition.
-
-Most people start at our Web site which has the main PG search
-facility: www.gutenberg.org
-
-This Web site includes information about Project Gutenberg-tm,
-including how to make donations to the Project Gutenberg Literary
-Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to
-subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks.
-
-
-
-</pre>
-
-</body>
-</html>
diff --git a/old/53367-h/images/01_cover.jpg b/old/53367-h/images/01_cover.jpg
deleted file mode 100644
index f84ca52..0000000
--- a/old/53367-h/images/01_cover.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/02_frontispiece.jpg b/old/53367-h/images/02_frontispiece.jpg
deleted file mode 100644
index b6d2596..0000000
--- a/old/53367-h/images/02_frontispiece.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/03_versiering.jpg b/old/53367-h/images/03_versiering.jpg
deleted file mode 100644
index 7039151..0000000
--- a/old/53367-h/images/03_versiering.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/04_varkentje.jpg b/old/53367-h/images/04_varkentje.jpg
deleted file mode 100644
index c2b50f8..0000000
--- a/old/53367-h/images/04_varkentje.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/05_poffertes.jpg b/old/53367-h/images/05_poffertes.jpg
deleted file mode 100644
index c0b1785..0000000
--- a/old/53367-h/images/05_poffertes.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/06_wagen.jpg b/old/53367-h/images/06_wagen.jpg
deleted file mode 100644
index b94edf2..0000000
--- a/old/53367-h/images/06_wagen.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/07_duif.jpg b/old/53367-h/images/07_duif.jpg
deleted file mode 100644
index 00e1d45..0000000
--- a/old/53367-h/images/07_duif.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/08_konijnen.jpg b/old/53367-h/images/08_konijnen.jpg
deleted file mode 100644
index 13bb6f5..0000000
--- a/old/53367-h/images/08_konijnen.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/09_ziezoo.jpg b/old/53367-h/images/09_ziezoo.jpg
deleted file mode 100644
index e858657..0000000
--- a/old/53367-h/images/09_ziezoo.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/10_kaart.jpg b/old/53367-h/images/10_kaart.jpg
deleted file mode 100644
index bce51fb..0000000
--- a/old/53367-h/images/10_kaart.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/11_raam.jpg b/old/53367-h/images/11_raam.jpg
deleted file mode 100644
index bb840e3..0000000
--- a/old/53367-h/images/11_raam.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/12_donders.jpg b/old/53367-h/images/12_donders.jpg
deleted file mode 100644
index f3f089c..0000000
--- a/old/53367-h/images/12_donders.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/13_muis.jpg b/old/53367-h/images/13_muis.jpg
deleted file mode 100644
index 87bdfc9..0000000
--- a/old/53367-h/images/13_muis.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/14_bruin.jpg b/old/53367-h/images/14_bruin.jpg
deleted file mode 100644
index 179c2c6..0000000
--- a/old/53367-h/images/14_bruin.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/15_paniek.jpg b/old/53367-h/images/15_paniek.jpg
deleted file mode 100644
index 790277d..0000000
--- a/old/53367-h/images/15_paniek.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/16_ten_val.jpg b/old/53367-h/images/16_ten_val.jpg
deleted file mode 100644
index a84d9e5..0000000
--- a/old/53367-h/images/16_ten_val.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/17_straf.jpg b/old/53367-h/images/17_straf.jpg
deleted file mode 100644
index 2a40528..0000000
--- a/old/53367-h/images/17_straf.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/18_hond.jpg b/old/53367-h/images/18_hond.jpg
deleted file mode 100644
index b9d485c..0000000
--- a/old/53367-h/images/18_hond.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/19_zwemmen.jpg b/old/53367-h/images/19_zwemmen.jpg
deleted file mode 100644
index 1e712b2..0000000
--- a/old/53367-h/images/19_zwemmen.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/20_aap.jpg b/old/53367-h/images/20_aap.jpg
deleted file mode 100644
index caebd2f..0000000
--- a/old/53367-h/images/20_aap.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/21_flipsen.jpg b/old/53367-h/images/21_flipsen.jpg
deleted file mode 100644
index 316eefb..0000000
--- a/old/53367-h/images/21_flipsen.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/22_olielamp.jpg b/old/53367-h/images/22_olielamp.jpg
deleted file mode 100644
index 6bd7f4a..0000000
--- a/old/53367-h/images/22_olielamp.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/23_raam.jpg b/old/53367-h/images/23_raam.jpg
deleted file mode 100644
index fa72e1c..0000000
--- a/old/53367-h/images/23_raam.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/24_polsstok.jpg b/old/53367-h/images/24_polsstok.jpg
deleted file mode 100644
index 77ed06c..0000000
--- a/old/53367-h/images/24_polsstok.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/25_samen.jpg b/old/53367-h/images/25_samen.jpg
deleted file mode 100644
index 1616446..0000000
--- a/old/53367-h/images/25_samen.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/26_dobbelen.jpg b/old/53367-h/images/26_dobbelen.jpg
deleted file mode 100644
index b5a96c6..0000000
--- a/old/53367-h/images/26_dobbelen.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/27_vissen.jpg b/old/53367-h/images/27_vissen.jpg
deleted file mode 100644
index 7724439..0000000
--- a/old/53367-h/images/27_vissen.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/28_mishandeld.jpg b/old/53367-h/images/28_mishandeld.jpg
deleted file mode 100644
index 024ea02..0000000
--- a/old/53367-h/images/28_mishandeld.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/29_aap.jpg b/old/53367-h/images/29_aap.jpg
deleted file mode 100644
index 06ce280..0000000
--- a/old/53367-h/images/29_aap.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/30_aap.jpg b/old/53367-h/images/30_aap.jpg
deleted file mode 100644
index 8c71a57..0000000
--- a/old/53367-h/images/30_aap.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/31_smoking.jpg b/old/53367-h/images/31_smoking.jpg
deleted file mode 100644
index 2e9386d..0000000
--- a/old/53367-h/images/31_smoking.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/32_circustent.jpg b/old/53367-h/images/32_circustent.jpg
deleted file mode 100644
index 1962914..0000000
--- a/old/53367-h/images/32_circustent.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/33_reclame.jpg b/old/53367-h/images/33_reclame.jpg
deleted file mode 100644
index 71d7c5b..0000000
--- a/old/53367-h/images/33_reclame.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/34_orkest.jpg b/old/53367-h/images/34_orkest.jpg
deleted file mode 100644
index c3e85f3..0000000
--- a/old/53367-h/images/34_orkest.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/35_optocht.jpg b/old/53367-h/images/35_optocht.jpg
deleted file mode 100644
index 81d467d..0000000
--- a/old/53367-h/images/35_optocht.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/36_paarden.jpg b/old/53367-h/images/36_paarden.jpg
deleted file mode 100644
index f44e7bc..0000000
--- a/old/53367-h/images/36_paarden.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/37_clowns.jpg b/old/53367-h/images/37_clowns.jpg
deleted file mode 100644
index 2b4a154..0000000
--- a/old/53367-h/images/37_clowns.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/38_clowns.jpg b/old/53367-h/images/38_clowns.jpg
deleted file mode 100644
index c877201..0000000
--- a/old/53367-h/images/38_clowns.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/39_indiaan.jpg b/old/53367-h/images/39_indiaan.jpg
deleted file mode 100644
index 93d3995..0000000
--- a/old/53367-h/images/39_indiaan.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/40_lasso.jpg b/old/53367-h/images/40_lasso.jpg
deleted file mode 100644
index 89dd77f..0000000
--- a/old/53367-h/images/40_lasso.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/41_balanceren.jpg b/old/53367-h/images/41_balanceren.jpg
deleted file mode 100644
index c4fde27..0000000
--- a/old/53367-h/images/41_balanceren.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/42_sterk.jpg b/old/53367-h/images/42_sterk.jpg
deleted file mode 100644
index f63c52c..0000000
--- a/old/53367-h/images/42_sterk.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/43_clown.jpg b/old/53367-h/images/43_clown.jpg
deleted file mode 100644
index 62b0bf4..0000000
--- a/old/53367-h/images/43_clown.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/44_ezel.jpg b/old/53367-h/images/44_ezel.jpg
deleted file mode 100644
index 532137c..0000000
--- a/old/53367-h/images/44_ezel.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/45_andersom.jpg b/old/53367-h/images/45_andersom.jpg
deleted file mode 100644
index 54c898d..0000000
--- a/old/53367-h/images/45_andersom.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/46_leeuwentemmer.jpg b/old/53367-h/images/46_leeuwentemmer.jpg
deleted file mode 100644
index b5e98b4..0000000
--- a/old/53367-h/images/46_leeuwentemmer.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/47_boottocht.jpg b/old/53367-h/images/47_boottocht.jpg
deleted file mode 100644
index 53bb61f..0000000
--- a/old/53367-h/images/47_boottocht.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/48_onderweg.jpg b/old/53367-h/images/48_onderweg.jpg
deleted file mode 100644
index d99c0fc..0000000
--- a/old/53367-h/images/48_onderweg.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/49_schip.jpg b/old/53367-h/images/49_schip.jpg
deleted file mode 100644
index a6a9c72..0000000
--- a/old/53367-h/images/49_schip.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/50_stadje.jpg b/old/53367-h/images/50_stadje.jpg
deleted file mode 100644
index be9cefa..0000000
--- a/old/53367-h/images/50_stadje.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/51_gasthuis.jpg b/old/53367-h/images/51_gasthuis.jpg
deleted file mode 100644
index 1310236..0000000
--- a/old/53367-h/images/51_gasthuis.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/hoofdstuk_a.jpg b/old/53367-h/images/hoofdstuk_a.jpg
deleted file mode 100644
index d36ad7b..0000000
--- a/old/53367-h/images/hoofdstuk_a.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/hoofdstuk_b.jpg b/old/53367-h/images/hoofdstuk_b.jpg
deleted file mode 100644
index 557d37e..0000000
--- a/old/53367-h/images/hoofdstuk_b.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/hoofdstuk_c.jpg b/old/53367-h/images/hoofdstuk_c.jpg
deleted file mode 100644
index 77675bb..0000000
--- a/old/53367-h/images/hoofdstuk_c.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/hoofdstuk_d.jpg b/old/53367-h/images/hoofdstuk_d.jpg
deleted file mode 100644
index c6b653a..0000000
--- a/old/53367-h/images/hoofdstuk_d.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/letter_b.jpg b/old/53367-h/images/letter_b.jpg
deleted file mode 100644
index b5b574b..0000000
--- a/old/53367-h/images/letter_b.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/letter_d.jpg b/old/53367-h/images/letter_d.jpg
deleted file mode 100644
index 63bf58e..0000000
--- a/old/53367-h/images/letter_d.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/letter_h.jpg b/old/53367-h/images/letter_h.jpg
deleted file mode 100644
index 359c52d..0000000
--- a/old/53367-h/images/letter_h.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/letter_k.jpg b/old/53367-h/images/letter_k.jpg
deleted file mode 100644
index 34d36af..0000000
--- a/old/53367-h/images/letter_k.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/letter_m.jpg b/old/53367-h/images/letter_m.jpg
deleted file mode 100644
index af23fd7..0000000
--- a/old/53367-h/images/letter_m.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/letter_n.jpg b/old/53367-h/images/letter_n.jpg
deleted file mode 100644
index 3acc7ec..0000000
--- a/old/53367-h/images/letter_n.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/letter_t.jpg b/old/53367-h/images/letter_t.jpg
deleted file mode 100644
index bb75d27..0000000
--- a/old/53367-h/images/letter_t.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/versiering_a.jpg b/old/53367-h/images/versiering_a.jpg
deleted file mode 100644
index e78db7a..0000000
--- a/old/53367-h/images/versiering_a.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/versiering_b.jpg b/old/53367-h/images/versiering_b.jpg
deleted file mode 100644
index 3e6ad1f..0000000
--- a/old/53367-h/images/versiering_b.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/versiering_c.jpg b/old/53367-h/images/versiering_c.jpg
deleted file mode 100644
index 757c660..0000000
--- a/old/53367-h/images/versiering_c.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/versiering_d.jpg b/old/53367-h/images/versiering_d.jpg
deleted file mode 100644
index 4aeba2b..0000000
--- a/old/53367-h/images/versiering_d.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/53367-h/images/versiering_e.jpg b/old/53367-h/images/versiering_e.jpg
deleted file mode 100644
index a1db1ba..0000000
--- a/old/53367-h/images/versiering_e.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ