summaryrefslogtreecommitdiff
diff options
context:
space:
mode:
authorRoger Frank <rfrank@pglaf.org>2025-10-14 20:06:57 -0700
committerRoger Frank <rfrank@pglaf.org>2025-10-14 20:06:57 -0700
commit2d1887c894ba51bb984681bf20ff26bc5b8930d7 (patch)
tree61c4bfa41043bf3f274e6e12e5a829fa0de2b1b1
initial commit of ebook 36973HEADmain
-rw-r--r--.gitattributes3
-rw-r--r--36973-8.txt11285
-rw-r--r--36973-8.zipbin0 -> 212850 bytes
-rw-r--r--36973-h.zipbin0 -> 5573509 bytes
-rw-r--r--36973-h/36973-h.htm11462
-rw-r--r--36973-h/images/ill_p002b-t.pngbin0 -> 50592 bytes
-rw-r--r--36973-h/images/ill_p002b.pngbin0 -> 370756 bytes
-rw-r--r--36973-h/images/ill_p003.pngbin0 -> 484 bytes
-rw-r--r--36973-h/images/ill_p020a-t.pngbin0 -> 52668 bytes
-rw-r--r--36973-h/images/ill_p020a.pngbin0 -> 366834 bytes
-rw-r--r--36973-h/images/ill_p048a-t.pngbin0 -> 51030 bytes
-rw-r--r--36973-h/images/ill_p048a.pngbin0 -> 418499 bytes
-rw-r--r--36973-h/images/ill_p072a-t.pngbin0 -> 46231 bytes
-rw-r--r--36973-h/images/ill_p072a.pngbin0 -> 341574 bytes
-rw-r--r--36973-h/images/ill_p088b-t.pngbin0 -> 53141 bytes
-rw-r--r--36973-h/images/ill_p088b.pngbin0 -> 424047 bytes
-rw-r--r--36973-h/images/ill_p104b-t.pngbin0 -> 53203 bytes
-rw-r--r--36973-h/images/ill_p104b.pngbin0 -> 383975 bytes
-rw-r--r--36973-h/images/ill_p128a-t.pngbin0 -> 52849 bytes
-rw-r--r--36973-h/images/ill_p128a.pngbin0 -> 395684 bytes
-rw-r--r--36973-h/images/ill_p144b-t.pngbin0 -> 45587 bytes
-rw-r--r--36973-h/images/ill_p144b.pngbin0 -> 328360 bytes
-rw-r--r--36973-h/images/ill_p184b-t.pngbin0 -> 57426 bytes
-rw-r--r--36973-h/images/ill_p184b.pngbin0 -> 425059 bytes
-rw-r--r--36973-h/images/ill_p192b-t.pngbin0 -> 58703 bytes
-rw-r--r--36973-h/images/ill_p192b.pngbin0 -> 434272 bytes
-rw-r--r--36973-h/images/ill_p200b-t.pngbin0 -> 55409 bytes
-rw-r--r--36973-h/images/ill_p200b.pngbin0 -> 463130 bytes
-rw-r--r--36973-h/images/ill_p216a-t.pngbin0 -> 46368 bytes
-rw-r--r--36973-h/images/ill_p216a.pngbin0 -> 367924 bytes
-rw-r--r--LICENSE.txt11
-rw-r--r--README.md2
32 files changed, 22763 insertions, 0 deletions
diff --git a/.gitattributes b/.gitattributes
new file mode 100644
index 0000000..6833f05
--- /dev/null
+++ b/.gitattributes
@@ -0,0 +1,3 @@
+* text=auto
+*.txt text
+*.md text
diff --git a/36973-8.txt b/36973-8.txt
new file mode 100644
index 0000000..d34142b
--- /dev/null
+++ b/36973-8.txt
@@ -0,0 +1,11285 @@
+The Project Gutenberg EBook of Avontuurlijke reizen door alle werelddeelen, by
+Johan Hendrik van Balen
+
+This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
+almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
+re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
+with this eBook or online at www.gutenberg.org
+
+
+Title: Avontuurlijke reizen door alle werelddeelen
+ Onder de Mooren
+
+Author: Johan Hendrik van Balen
+
+Illustrator: Charles Rochussen
+
+Release Date: August 4, 2011 [EBook #36973]
+
+Language: Dutch
+
+Character set encoding: ISO-8859-1
+
+*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK AVONTUURLIJKE REIZEN DOOR ***
+
+
+
+
+Produced by The Online Distributed Proofreading Team at
+https://www.pgdp.net
+
+
+
+
+
+ +----------------------------------------------------------------+
+ | |
+ | OPMERKINGEN VAN DE BEWERKER: |
+ | |
+ | De tekst in dit bestand wordt weergegeven in de originele, |
+ | verouderde spelling. Er is geen poging gedaan de tekst te |
+ | moderniseren. |
+ | |
+ | Bladzijde-nummering is verwijderd. Afgebroken woorden aan het |
+ | einde van de regel zijn stilzwijgend hersteld. Voetnoten zijn |
+ | verplaatst naar het eind van de alinea met de verwijzing. |
+ | |
+ | Overduidelijke druk- en spelfouten in het origineel zijn |
+ | gecorrigeerd. Variaties in spelling en hoofdlettergebruik zijn |
+ | behouden: met/zonder afbreekstreepjes, gouverneur/Gouverneur, |
+ | kaïd/Kaïd, khalif/Khalif, sultan/Sultan. |
+ | |
+ | In het origineel cursieve tekst is weergegeven als _cursief_. |
+ | Uitgespatieerde tekst is weergegeven als ~uitgespatieerd~. |
+ | |
+ | Aan het eind van dit e-boek volgt een overzicht van de |
+ | aangebrachte correcties. |
+ | |
+ | De illustraties zijn beschikbaar bij de html-versie van dit |
+ | e-boek op https://www.gutenberg.org |
+ | |
+ +----------------------------------------------------------------+
+
+
+
+
+ONDER DE MOOREN.
+
+[Illustratie: Toen Dries plotseling over de verschansing sprong.
+ Bladz. 7.]
+
+
+
+
+ AVONTUURLIJKE REIZEN
+
+ DOOR
+
+ ALLE WERELDDEELEN.
+
+
+ DOOR
+
+ J. HENDRIK VAN BALEN.
+
+
+ Met 12 Platen van Ch. Rochussen.
+
+
+ [Decoratieve illustratie]
+
+ Arnhem. Gebr. E. & M. COHEN. Nijmegen.
+
+
+
+
+I.
+
+EEN MAN OVER BOORD.
+
+
+Het stoomschip, dat geregeld dienst doet tusschen Gibraltar en Tanger,
+trof op zijn overtocht naar laatstgenoemde plaats, den 1n Mei 187*,
+uitmuntend schoon weer. De zee was kalm en effen als een spiegel,
+de wind gunstig,--kortom de korte reis was bijzonder aangenaam en
+voorspoedig.
+
+Zoo smal echter de Straat van Gibraltar is, zoo wijd is in ander opzicht
+de klove, die de beide werelddeelen Europa en Afrika van elkaar scheidt.
+Hier te Gibraltar, aan de uiterste punt van Spanje's zuidkust, draagt
+alles nog het kenmerk der beschaving; doch binnen een paar uren stoomens
+bevindt men zich op den noordelijksten uithoek van Afrika's kust, in
+de Marokkaansche stad Tanger, in het hart van het barbarisme. Grooter
+tegenstelling is niet denkbaar. Van het strand te Tanger kan men
+Gibraltar zien; die twee werelddeelen, welke als het ware bestemd
+schijnen te zijn om elkaar de broederhand te reiken, zijn nochtans
+zoozeer van elkaar verwijderd gebleven, dat nog ten huidigen dage in
+Marokko geen zweem van beschaving, geen sprankje van verdraagzaamheid
+jegens Christenen, te vinden is.
+
+De voorspoedige reis en het schoone weder hadden onmiskenbaar een
+gunstigen invloed op de passagiers uitgeoefend. Allen bevonden zich op
+het dek der stoomboot, de meesten in druk gesprek, enkelen turend naar
+Europa's of Afrika's kusten. Allengs echter verdween Gibraltars trotsche
+rots en kwam Afrika's kust helderder te voorschijn.
+
+Twee jonge mannen, die zich in hun geheele voorkomen terstond deden
+kennen als ware zonen van het noorden en die met hunne blonde haren en
+blanke gelaatskleur in 't oogvallend afstaken bij de overige passagiers,
+meest van zuidelijker afkomst, stonden achteloos tegen de verschansing
+geleund en keken naar de opdagende kust, waar alles zich hoe langer hoe
+duidelijker vertoonde.
+
+Beiden waren, naar het scheen, van denzelfden leeftijd en verschilden
+ook in kleeding weinig van elkander. Toch kon men den een wel aanzien,
+dat hij van een hooger stand was dan de ander. Hij had eene slanke
+gestalte en was eer schraal dan gezet te noemen; hij droeg een kort
+afgesneden maar vollen bruinen baard en knevel en had een open, manlijk
+gelaat. De schrandere blauwe oogen zagen van onder zijne wenkbrauwen
+onderzoekend om zich heen; overigens droeg zijn gelaat den stempel van
+vastberadenheid en wilskracht.
+
+Zijn metgezel, ongeveer een hoofd kleiner dan hij, zag er forsch uit.
+Zonder gezet te zijn was hij niet half zoo mager als zijn makker.
+De breede schouders, de korte nek en de gespierde armen deden groote
+lichaamskracht vermoeden. Hij was zeer blond van haar en baard, welken
+laatste hij droeg à la Napoléon. In tegenstelling met zijn metgezel zag
+hij er niet zoo kalm en bedaard uit, en zulks deed zich ook vermoeden
+uit zijne driftige gebaren bij het gesprek. In zijn toon van spreken
+tegen den rijzigen jonkman was eene beleefde vrijmoedigheid op te
+merken, hoewel er duidelijk uit bleek, dat hij de mindere in
+maatschappelijke positie was.
+
+--Zoo is dit dan Afrika, wat we hier voor ons zien! vroeg hij; en is dit
+nu het Moorenland, luitenant?
+
+--Ja, Dries! dat is Marokko, antwoordde de ander; bevalt het je, dat we
+eindelijk aan het doel onzer reis zijn?
+
+--Zeker! gaf Dries ten antwoord. Zie, luitenant, ik vond het wel
+aangenaam dat reizen door België, Frankrijk en Spanje, maar men vindt
+daar overal toch nog iets, dat ons niet zoo geheel vreemd is. Men is
+daar nog altijd in de beschaafde wereld en, om u de waarheid te zeggen,
+watertand ik naar de onbeschaafde landstreken die we hier voor ons
+hebben.
+
+De andere glimlachte.--Gij hebt gelijk, Dries! zeide hij. Ook ik verlang
+er naar dit geheimzinnige en barbaarsche werelddeel te betreden. Zooals
+ik gelezen heb, moet de tegenstelling te groot zijn, om die niet
+verbazend te vinden--en dat bij zoo korten afstand!
+
+--Ja, wel verbazend, mompelde Dries. Maar zie eens, luitenant; wat zijn
+die witte dingen daar voor ons uit; men zou zeggen dat het huizen zijn.
+
+--Dat zijn het ook, het zijn de huizen van Tanger. De Moorsche woningen
+zijn allen blinkend wit en vierkant van vorm.
+
+--Komaan, zei Dries, dat lijkt mij! Het ziet er daar helder uit, en
+als alles zoo proper is, zal het mij genoegen doen; want de Spaansche
+onzindelijkheid ligt mij nog versch in het geheugen. Wat een vuile
+rommel in die straten, in die logementen; en dan die slaapplaatsen en
+bedden, brr! ik gril er van als ik er om denk, wat tal van slapelooze
+nachten wij, in onze reisdekens gewikkeld, op den vloer liggende hebben
+doorgebracht.
+
+--Verblijd je maar niet met een doode musch, antwoordde de ander. Ik
+geloof, dat het in Marokko niet veel beter zal zijn dan in Spanje.
+Een van beide; de Spanjaarden hebben dat gebrek aan zindelijkheid
+overgenomen van de Mooren, of deze laatsten van de Spanjaarden.
+
+--Maar wat duivel! die huizen hebben geen ramen of vensters, riep Dries
+eensklaps uit.
+
+--Dat is ook zoo, antwoordde de luitenant. De Moorsche huizen hebben
+geen vensters aan de buitenzijde. Slechts eene kleine lage deur is al
+wat men er aan ziet.
+
+--Een fraaie bouwstijl, zeide Dries, het gelijken wel reusachtige
+blokken krijt. Ha, daar komen de Mooren al aan! Kijk, luitenant, daar op
+het strand, een geheele bende; bà, wat leelijke kerels!
+
+Inderdaad verscheen op het strand een troep havelooze kerels, die half
+naakt waren. Daar waren donker bruine Arabieren met zwarte baarden,
+taankleurige Mooren, en negers in de verschillende tinten van bruin tot
+gitzwart. De geheele troep stond op het strand de aankomst der boot af
+te wachten om als gids of pakkendrager een kleinigheid te verdienen.
+
+Juist wilde Dries weder eenige opmerkingen maken, toen opeens een
+angstkreet weerklonk gevolgd door een plomp in het water, en eensklaps
+klonk uit wel twintig kelen tegelijk de kreet van: »een man over boord!"
+
+Onze beide jongelui sprongen verschrikt op en keken naar den kant waar
+alle passagiers over de verschansing naar het watervlak staarden, en
+daar, reeds een heel eind achter de boot, zag men een man met de golven
+worstelen. Van alle kanten klonken verschillende kreten om hulp; reeds
+was de boot te water gelaten en wierpen eenige matrozen zich er in, toen
+Dries haastig jas en hoed op den grond smijtend zich door de verschrikte
+menigte op het dek, met zijne krachtige armen ruim baan maakte en over
+de verschansing sprong.
+
+Zijn metgezel, die eveneens eene beweging had gemaakt om te hulp te
+snellen, bleef thans staan en sloeg met de meeste kalmte den zwemmer
+gade, die met fiksche slagen de golven kliefde.
+
+Intusschen was de drenkeling, een kapitein van het Fransche leger in
+Algiers, door de vaart die de boot had, ofschoon men dadelijk stopte,
+een heel eind achtergeraakt. Blijkbaar was hij geen geoefend zwemmer,
+zoodat hij groote moeite had zich boven water te houden. Toen de
+passagiers en de bemanning der boot van den schrik waren bekomen,
+klonken verschillende aanmoedigende kreten den onverschrokken zwemmer
+na. Deze weerde zich dapper en deed vermoeden, dat hij heden niet zijne
+eerste proeve in de zwemkunst toonde. Regelmatig zwom hij voort zonder
+noodelooze overspanning en vorderde zoo snel, dat hij reeds na weinige
+minuten den Franschman was genaderd.
+
+Een daverend gejuich weerklonk van de boot, en de bemanning der sloep
+repte zich om spoedig den drenkeling en zijn redder te bereiken, die
+binnen weinige oogenblikken behouden werden aan boord gebracht.
+
+Redder en geredde werden bij hunne komst aan boord om het zeerst met
+gelukwenschingen overladen, en terwijl de laatste zich naar beneden
+spoedde om droge kleederen aan te trekken, liep Dries naar den
+luitenant, zich lachende aan de vele handdrukken en loftuitingen der
+omstanders onttrekkende.
+
+--Goed zoo, Dries! zeide de luitenant, hem de hand drukkend, goed
+gedaan!
+
+--Och, antwoordde Dries, 't had niet veel te beteekenen; met een kalme
+zee heeft zoo'n karweitje niet veel te beduiden. En bovendien, ik zag
+dat u van plan was om in zee te springen en zoolang ik er nog ben,
+behoeft u geen nat pak te halen.
+
+--Ge zijt een rare snaak, antwoordde de luitenant, maar ga je nu
+verkleeden; want straks moeten wij van boord en ge zoudt niet met een
+nat pak aan wal kunnen gaan.
+
+Juist toen Dries weder op het dek verscheen, kwam ook de Franschman
+weer te voorschijn. Hij trad snel naar zijn redder toe en overlaadde
+dien nogmaals met een stroom van dankbetuigingen, die door onzen held
+met eene afwijzende beweging glimlachend werden beantwoord. Beiden
+traden nu op den luitenant toe die hun halverwege tegemoet kwam, en na
+de gebruikelijke voorstelling was ons drietal weldra in druk gesprek
+gewikkeld.
+
+--Gij gaat naar Marokko? vroeg de Franschman.
+
+--Ja, mijnheer, antwoordde de luitenant. Ik voldoe daarmee aan een lang
+gekoesterd verlangen. Dat land te zien was steeds een mijner vurigste
+wenschen en thans ben ik, dank zij de erfenis mij door mijne tante
+nagelaten, in staat aan dat verlangen te voldoen.
+
+--Hebt gij reeds een bepaald doel voor uwe reis vastgesteld? vroeg de
+kapitein.
+
+--Ja, dat heb ik zeker, antwoordde de luitenant. Ik hoop, zoo er maar
+eenige mogelijkheid toe bestaat, Fez te bezoeken.
+
+--Fez, riep de Franschman uit met de hoogste verbazing. Wilt gij Fez
+bezoeken? Maar, mijnheer, weet gij wat Fez, wat die hoofdstad van
+Marokko is? Welnu, ik zal het u zeggen: Fez is de stad der
+verschrikking!
+
+--Komaan, zeide de luitenant dat zal wel erg overdreven zijn.
+
+--Overdreven, hernam de Franschman. Ik zie wel, mijnheer! dat gij
+Marokko noch Fez kent. Een officier van ons Regiment is er geweest, en
+ofschoon de dappere kerel er heelhuids van is teruggekeerd, was hij toch
+op weg om krankzinnig te worden. De verhalen, die hij ons deed van Fez,
+deden ons denken aan Dahome[1]. Alles is daar even afschuwelijk. Geloof
+mij, het is een onmogelijk plan!
+
+[1] Het rijk Dahome, aan de Slavenkust (West-Afrika), ligt aan de Golf
+ van Benin. Het is bekend wegens de barbaarsche menschenoffers en
+ door zijn leger van vrouwelijke soldaten (Amazonen).
+
+--Ba! antwoordde de luitenant, alles is mogelijk. Met een flink paard
+onder zich, eene goede buks in de hand en goeden moed komt men ver.
+
+--Maar ik zeg u, dat uw plan onmogelijk is te volbrengen, hernam de
+Franschman. En hoe zoudt gij die reis willen doen en wat is wel uw doel?
+Ik kan toch niet gelooven, dat louter nieuwsgierigheid uw drijfveer zou
+zijn.
+
+--Op uw eerste vraag kan ik antwoorden, dat wij met behulp van een
+goeden gids en een paar kameelen met de drijvers den tocht hopen te
+ondernemen.
+
+--Wat! riep de Franschman uit, gij meent met uw beiden naar Fez te
+kunnen reizen?
+
+--Welja, waarom niet? vroeg de luitenant.
+
+--Waarom niet? zeide de Franschman, omdat de afstand tusschen Tanger
+en Fez zoo groot is, dat gij, met den meesten spoed reizende en
+zonder buitengewone bezwaren op den weg te ontmoeten, dien niet binnen
+minder dan een maand kunt afleggen. Op dien weg bedreigen u bij elken
+voetstap gevaren in den vorm van roofzieke en moordlustige Arabieren
+en waanzinnige heiligen. Bovendien loopt dien weg door het land der
+Beni-Hassen, dat wil zeggen door het land van het bloeddorstigste en
+roofgierigste gespuis van geheel Afrika, ware duivels, die niemand door
+hun land laten trekken.
+
+--Welnu, zeide de luitenant, de wenkbrauwen een weinig fronsende, ik heb
+mij voorgenomen naar Fez te gaan en hoop dat ondanks al uwe bezwaren te
+doen. Marokko te bezoeken en Fez niet te zien, zou hetzelfde zijn als
+naar Frankrijk te gaan zonder Parijs te bezoeken. Neen, dat gaat niet
+aan. Wat zeg jij er van, Dries?
+
+--Wel, luitenant! antwoordde Dries, ik vind, dat wij het maar moesten
+wagen; die niets waagt, wint niets. Waar u heen wil ga ik mee, dit is
+zoo klaar als dat twee maal twee vier is. En bovendien, al heeten die
+kerels Beni-Hassen, ze kunnen toch geen twee flinke Hollandsche borsten
+als wij zijn zoo maar voetstoots van kant maken, zou ik zeggen.
+
+--Gij ziet, zeide de luitenant, dat mijn brave metgezel het volkomen met
+mij eens is. Laten wij er dus niet meer over spreken, ik wil Fez zien en
+hoop door dat reisje veel kennis op te doen van land en volk, van het
+klimaat en de natuurvoortbrengselen van Marokko, dat is mijn doel, en
+hiermede is uwe tweede vraag beantwoord. Ik ben een groot minnaar van de
+wetenschap en hoop mijne kennis op die manier eens flink te verrijken.
+
+--O! sprak de Franschman met geestdrift, gij beoefent de wetenschap;
+ook ik heb die lief. Gedurende een zesjarig verblijf in Algiers was ik
+in de gelegenheid voornamelijk de Arabische bevolking te bestudeeren,
+en ik verzeker u, dat het een interessant volkje is, schoon men, als men
+dieper tracht door te dringen in hun karakter en zeden, veel opmerkt,
+dat hemelsbreed verschilt met hetgeen zoovele schrijvers omtrent hen
+hebben medegedeeld.
+
+--Maar ik dwaal af van hetgeen ik u wilde verhalen. Ik heb mij hierheen
+begeven ten einde meer eenheid en volledigheid te brengen in de
+verzameling penneschetsen, die ik zoo langzamerhand omtrent dit
+merkwaardige volk heb bijeengebracht.
+
+--En nu, waarde heer, zoo besloot hij, het is voor mij een groot geluk,
+een waar genoegen, met u en uw metgezel, mijn redder, te hebben kennis
+gemaakt, en ik hoop dat gij aan uw stout reisplan niet al te spoedig
+uitvoering zult geven, daar ik dan nog eenigen tijd uw aangenaam
+gezelschap zal kunnen genieten. Gij ziet, waarde heeren! er is ook hier
+alweer eigenbelang in het spel. Intusschen daar wij zijn aangekomen en
+ik geloof dat ge even verlangend zult zijn om voet aan wal te zetten
+als ik, zullen we dienen afscheid te nemen. Wanneer ik u echter,
+in afwachting van de gelegenheid om mijne schuld aan u af te doen,
+eenigszins aan mij mocht verplichten door u tot gids te strekken om een
+goed onderkomen te Tanger te vinden, zal ik mij zeer gelukkig achten.
+Ik ben reeds eenmaal hier geweest en bijgevolg geen vreemdeling meer in
+Tanger.
+
+Volgaarne werd dit aanbod aangenomen, en nadat de kapitein aan zijn
+Arabischen bediende had last gegeven zorg te dragen voor zijne bagage
+en die der Hollanders, wenkte hij den roeier van een der schuitjes, die
+thans in menigte het schip omringden, en ons drietal stapte weldra aan
+land.
+
+Men volgde eene Moorsche straat, niet breeder dan een paar meter; links
+en rechts waren hooge vuil-witte muren zonder een enkel venster. Op
+sommige plaatsen waren die straten, of liever steegjes, overdekt. Overal
+waren de straten even nauw, vuil-wit en somber; het was een ware doolhof
+van gangen en stegen, somwijlen afgebroken door eene poort in Moorschen
+stijl gebouwd.
+
+Onze reizigers keken verwonderd rond, en die eerste indruk was verre van
+aangenaam. De straten waren vuil; overal lagen doode honden of katten,
+slechts hier en daar kwam men eenige menschen tegen, die er even vuil
+en somber uitzagen als hunne omgeving. Zij droegen allen een lang wit
+gewaad; een groote witte kap bedekte het hoofd en liet niets zichtbaar
+dan het bruine gelaat met de sombere uitdrukking. Eene enkele maal
+flikkerde onder den kap een paar vurige oogen onzen reizigers tegen,
+maar de meesten deden alsof zij de vreemdelingen niet opmerkten. Statig
+en stil bewogen die menschen zich voort, of zaten ineengehurkt hier en
+daar tegen de witte muren aangedrukt.
+
+Dries was de eerste, die aan zijne verwondering lucht gaf.
+
+--Is dat Tanger, is dat eene stad, zijn dat Arabieren, riep hij uit.
+Mijn God! luitenant, ik geloof dat we in eene monnikenstad zijn verzeild
+geraakt. Die huizen zijn kloosters, en die menschen gelijken allen op
+monniken. Hè, wat een akelige kerels! Ze zien er net uit alsof zij naar
+eene begrafenis moeten. Men wordt hier huiverig.
+
+--Ja waarlijk, antwoordde de luitenant, 't is hier akelig somber. De
+eerste indruk van Tanger op mij is niet aangenaam.
+
+--O, zeide de Franschman, daaraan wordt men weldra gewoon. De Arabieren
+zijn niet levendig van aard. Die verschillende personen gaan allen
+daarheen alsof zij bevreesd zijn gerucht te maken. Geen mensch ziet ons,
+en toch zijn we vreemdelingen en nog wel Christenen. Verplaats u eens in
+gedachte in eene stad van de beschaafde landen; daar zou men dadelijk
+van alle kanten worden aangegaapt, nageloopen en uitgelachen, als
+kleeding en voorkomen zoozeer verschilden met die der bewoners. Maar
+schoon zij hier niets laten blijken, moet ge daarom niet denken dat ze
+ons niet zien! Neen, als hunne oogen dolken waren, zouden we reeds lang
+zijn gedood. En geloof vrij, dat elke Arabier, dien wij tegenkomen, in
+stilte de hartelijkste verwenschingen tegen ons uitbraakt.
+
+Op dit oogenblik ging hen eene vrouw voorbij. Zij was gesluierd, maar
+aan haar vluggen tred kon men gemakkelijk zien dat zij nog jong was,
+misschien ook wel schoon. Toen zij voorbijging, knikte Dries haar
+lachend toe. Zij trok den sluier zoo mogelijk nog dichter om haar gelaat
+en mompelde eenige woorden, terwijl zij toornig de vuist tegen ons
+drietal schudde.
+
+--Wat zegt zij? vroeg de luitenant aan den kapitein.
+
+--O! antwoordde deze, zij roept u het welkom in Tanger toe, dat is hier
+zoo het gebruik.
+
+--Eene mooie verwelkoming, die met eene vuistbedreiging vergezeld gaat,
+riep Dries uit.
+
+Beide mannen lachten.
+
+--Welnu, wilt ge dan weten wat zij zegt? hernam de kapitein. »Vervloekte
+Christenen, onheil over u!"
+
+Onze beide reizigers begonnen hartelijk te lachen.
+
+--Komaan, zei Dries, dat is kort maar krachtig, en naar ik vertrouw ook
+hartelijk gemeend.
+
+--Mijneheeren! wij zijn waar wij wezen moeten, zeide de Franschman
+thans. Ziehier uw logement. Volg mij maar, ik zal u introduceeren.
+
+En onze vrienden verdwenen in het lage gebouw.
+
+
+
+
+II.
+
+LUITENANT FRANK EN ZIJN OPPASSER.
+
+
+Voor ik verder ga met mijn verhaal, dien ik mijne lezers wel eerst een
+weinig op de hoogte te stellen van de hoofdpersonen, die wij in het
+vorige hoofdstuk ten tooneele hebben zien verschijnen.
+
+Frank de Leeuw, de tweede zoon uit het huisgezin van eene met vele
+kinderen gezegende Rotterdamsche familie, had reeds vroeg de wijde
+wereld in moeten gaan, ten einde zich een fatsoenlijke positie in de
+maatschappij te verwerven, die vader niet bij machte was hem te geven,
+zooals hij gaarne had gewild. _Kampen_ was, als bij zoovele fatsoenlijke
+maar niet met ruime middelen gezegende familiën, naar 's vaders oordeel
+de beste plaats voor Frank, om zonder veel kosten een flink burger te
+worden. Onze held vertrok dus naar het Instructie-bataljon. Begrijpende
+dat hij vooruit _moest_, werkte Frank, hoewel zijn vak hem alles behalve
+naar den zin was, met vlijt en volharding, en door zijne wilskracht
+maakte hij zoo snelle vorderingen, dat hij reeds op drieëntwintigjarigen
+leeftijd, na ongeveer zes jaren te hebben gediend, tot tweeden luitenant
+werd bevorderd en Kampen verliet. Twee jaren daarna was hij reeds eerste
+luitenant bij het Regiment Grenadiers en Jagers, te 's Gravenhage in
+garnizoen.
+
+Maar, zooals het gewoonlijk gaat met hen, die geen werkkring naar hun
+zin hebben, zoo ging het ook met Frank. Hij dweepte in het geheel niet
+met het militaire leven en was daarentegen een hartstochtelijk minnaar
+van wetenschappelijk onderzoek. Zijne voorliefde voor de kennis van
+vreemde landen en volken, alsmede van de natuurlijke historie, was
+het die hem steeds bezig hield op zijn kamer, terwijl zijne kameraden
+hun tijd zoek maakten in het koffiehuis of dergelijke plaatsen. Op de
+kaarten volgde hij trouw den weg der koene reizigers en benijdde hun
+vaak het genot hun leven aan de wetenschap te kunnen wijden en door
+eigen oogen te aanschouwen wat hij slechts uit de boeken kon vernemen.
+Hij kon zelfs den zeeman, die onbezorgd overal heengaat, zijne vrijheid
+misgunnen, hoewel diens leven waarlijk niet benijdenswaardig is, en
+menigmalen kwam de wensch in hem op verweg heen te trekken naar die
+weinig beschaafde volken, die toch nog zoo vaak van zich doen spreken,
+al is het dan ook door hunne barbaarschheid.
+
+Onverwacht zag Frank zich tot zijne onuitsprekelijke blijdschap in
+staat gesteld aan zijn zoolang gekoesterden wensch te voldoen. Eene
+rijke tante, wier oogappel de jonge officier altijd was geweest,
+overleed plotseling en maakte haar neef tot eenig erfgenaam van haar
+niet onbelangrijk vermogen. Toen was het besluit van onzen luitenant ook
+dadelijk genomen. Hij vroeg en verkreeg, hoewel men ongaarne den flinken
+officier zijn korps zag verlaten, zijn eervol ontslag. Gedachtig aan de
+moeite, die zijne ouders hadden om in een fatsoenlijken stand te kunnen
+leven, ondanks hun onvermoeide inspanning, verzekerde hij zijnen vader
+een vast jaarlijksch inkomen uit de helft van zijne renten, daar hij aan
+het overige bij zijne eenvoudige levenswijs genoeg had, en besloot naar
+Marokko te gaan, een land, dat in vroeger eeuwen wegens de beschaving
+zijner bewoners zoo hoog stond aangeschreven en thans zoo diep vervallen
+is van zijne vroegere grootheid.
+
+Toen Frank's oppasser vernam, dat zijn heer op zijn verzoek ontslag uit
+den dienst had bekomen, zette hij een verwonderd gezicht, en zijne
+verbazing nam nog toe, toen deze hem zijn voornemen mededeelde om
+Marokko te bezoeken.
+
+Het eerste woord dat hij, na van zijn verbazing bekomen te zijn, sprak,
+was het op spijtigen toon geuite: »Wel verduiveld!"
+
+--Waarom zegt ge dat? vroeg Frank.
+
+--Wanneer denkt u te vertrekken, luitenant?
+
+--Wanneer? gaf deze ten antwoord; laat eens zien, we hebben nu 20
+Januari, wel, ik denk ongeveer in het laatst van Februari of het begin
+van Maart. Maar waarom vraagt ge dit, Dries?
+
+Nog antwoordde Dries niet.
+
+--Kunt ge niet eerst over een jaar vertrekken, luitenant? vroeg hij
+eindelijk.
+
+--Maar nog eens, Dries, met welk doel doet ge mij toch al die vragen?
+
+--Waarom, luitenant, wel omdat ik ongeveer over een jaar mijn paspoort
+krijg.
+
+--Nu, wat zou dat dan? vroeg Frank.
+
+--Dat zou zooveel, luitenant, dat ik dan met u kon meegaan, antwoordde
+Dries.
+
+Frank was aangenaam verrast.
+
+--Meent ge dat waarlijk, Dries? vroeg hij. Zoudt ge waarlijk met mij
+meewillen?
+
+--Natuurlijk, antwoordde Dries; wat ik zeg meen ik altijd, luitenant!
+
+--Maar weet je wel, hernam Frank, dat zoo'n reis niet zonder gevaar is.
+Het is geen reisje door ons land of naar Parijs. Weet je wel, dat men
+kans heeft er niet heelhuids af te komen, ja er het leven bij in te
+schieten.
+
+--Ba! antwoordde Dries; men kan overal sterven. Wat dat betreft,
+luitenant, maak u over mij niet ongerust. Juist daarom zou ik met u mee
+willen. Ge zoudt dan ten minste niet alleen zijn onder dat gespuis, en
+twee kunnen en weten altijd meer dan één. 't Is maar dat jaar, ziet u,
+dat jaar dat ik nog dienen moet.
+
+En de brave borst krabde zich in verlegenheid het hoofd.
+
+--Welnu! zeide Frank opeens, als je mee wilt, neem ik het volgaarne aan.
+Bekommer je niet over dat jaar, ik zal een plaatsvervanger voor je
+stellen.
+
+Dries sprong wel drie voet hoog en wierp van louter pret zijne
+politiemuts tegen het plafond. Hij schudde de hem toegestoken hand en
+werd vuurrood van vreugde.
+
+Men stond den luitenant bereidwillig zijn verzoek toe, en op denzelfden
+dag dat hij zijn eervol ontslag kreeg, ontving ook Dries zijn paspoort.
+
+Als er iets was, dat luitenant Frank genoegen had kunnen doen, dan
+was het die toewijding. Dries toch was geen gewoon oppasser. Hij was
+voor Frank geen vreemde. Hun vriendschap dagteekende reeds van hunne
+kindsheid. Dries was de eenige zoon van behoeftige ouders; zijn vader en
+moeder hadden steeds een kommervol lot gehad en de moeder van Dries was
+de min geweest van Frank; want toen dokter de Leeuw's echtgenoote te
+zwak bleek om haar geliefd kind te kunnen zoogen, had de dokter spoedig
+omgezien naar eene gezonde min en die gevonden in de moeder van Dries,
+die hij juist eenige weken te voren onder zijne patiënten had gekregen.
+Van zijne kindsheid af had Frank zich aan zijne min als aan eene tweede
+moeder gehecht; de knapen waren te zamen opgegroeid en hadden eene
+hartelijke vriendschap voor elkaar opgevat.
+
+Toen Frank luitenant werd in de Hofstad, was Dries als milicien bij het
+Regiment ingedeeld, en reeds den tweeden dag na zijne indiensttreding
+zocht hij zijn vroegeren speelmakker op, verkreeg, bij het naar huis
+gaan van de miliciens der vorige lichting, de plaats van oppasser bij
+Frank, en liet zich spoedig daarna als vrijwilliger bij het leger
+aannemen.
+
+Ofschoon in maatschappelijke positie verre van elkaar verwijderd, bleef
+de vriendschap van de beide jonge mannen even hartelijk en begrepen ze
+te goed hunne verhouding tegenover elkaar om daar niet naar te handelen.
+Hoewel dus voor iederen oningewijde hun ongedwongen omgang verborgen
+bleef, behandelde Frank zijnen speelmakker bijna als zijns gelijke en
+vormde van hem een voor zijn stand flink ontwikkeld persoon. Zijne
+vreugde over het besluit van Dries laat zich dus gemakkelijk verklaren.
+Een vriend vol toewijding als deze, een makker als Dries, was niet te
+verwerpen bij een verblijf in een onbeschaafd land, waar ieder, die den
+naam van Christen draagt, als een indringer en vijand wordt beschouwd.
+
+Zooals Frank had gezegd, vertrok men op een der laatste dagen van de
+maand Februari 187*, den weg nemende over België, Frankrijk en Spanje,
+naar Gibraltar, de grijze vesting, de rots-sterkte der Engelschen, die
+de sleutel tot de Middellandsche Zee is, alwaar men den 24en April
+aankwam.
+
+Op die korte reis, vol afwisselingen, had Frank het gezelschap van
+zijn bediende en vriend recht leeren waardeeren. Steeds het eerst aan
+het werk en het laatst ter ruste, was zijn geheel streven om zijnen
+luitenant, dien hij nog steeds ouder gewoonte zoo bleef noemen, voor
+elke onaangenaamheid te bewaren en hem zoo min mogelijk tot last te
+zijn, iets wat de brave borst zich menigmaal verbeeldde. Zijne zorg
+strekte zich zelfs zoover uit, dat meermalen gedurende de reis door
+Spanje, als men in de eene of andere verdachte streek moest overnachten
+in bouwvallige smerige herbergen, Frank, als hij des nachts toevallig
+ontwaakte, zijn getrouwen Dries, met zijn matras, in plaats van op zijne
+legerstede, voor de deur van het vertrek vond liggen, met revolver
+en sabel naast zich. Want Dries stelde in de Spanjaarden geheel geen
+vertrouwen. Met elken postiljon en elken herbergier, die niet beleefd
+genoeg was, had hij twist en gaf steeds als zijne meening te kennen, dat
+in Spanje geen enkel fatsoenlijk, eerlijk gezicht te vinden was, maar
+enkel galgentronies te zien waren.
+
+Na een verblijf van eene week te Gibraltar verliet men dat uiterste punt
+van Europa, om binnen eenige uren den voet op Afrika's bodem te zetten.
+
+
+
+
+III.
+
+TANGER, DE MOORSCHE STAD.--DE ZEGEN VAN DEN HEILIGE.
+
+
+Het was nog vroeg op den dag (den eersten dag na hunne aankomst), dat
+kapitein Daumas onze vrienden kwam uitnoodigen Tanger te gaan bezien.
+Dit aanbod werd met vreugde aangenomen en ons drietal doorkruiste weldra
+de tallooze straten, die een waar doolhof vormen en waarin het, zonder
+den kapitein, onzen vrienden onmogelijk zou geweest zijn den weg te
+vinden.
+
+De stad zag er heden bij eene vroolijken zonneschijn niet zoo somber
+uit als gisteren, doch met dat al was het er nog doodsch genoeg om het
+groote verschil op te merken, dat er tusschen Europeesche en Moorsche
+steden bestaat. Na tal van smalle smerige straten te zijn doorgegaan,
+hier links-, daar rechtsom slaande, nu een eind bijna in volslagen
+duisternis door een overdekte straat gaande, dan weder in het volle
+licht, dat verblindend weerkaatste op de witte muren, kwam men eindelijk
+op een plein.
+
+Hier was meer leven en beweging dan ergens elders. Het was een
+rechthoekig pleintje, omgeven van talrijke kleine winkels, tusschen
+welke hier en daar eenige grootere gebouwen, die zich te midden daarvan
+als paleizen vertoonden. Het waren de gebouwen van de vertegenwoordigers
+der verschillende vreemde naties. De kleine Moorsche bazaars leverden
+vooral een vreemd gezicht op. Verbeeld u een soort van alkoof, waarvan
+de ingang verminderd is tot eene kleine opening, als 't ware een venster
+zonder ruiten; daarbinnen zit de koopman, meestal een Moor met langen
+baard. Vóór, achter en terzijde van hem bevinden zich zijne koopwaren
+opgestapeld of op rekken geplaatst. Doodstil, onbeweeglijk zittende,
+brengt hij zijn dag door, onophoudelijk een soort van rozenkrans
+tusschen de vingers latende doorglijden en gebeden prevelende. Hier en
+daar stond een kooper met de armen op het muurkozijn geleund, en het
+hoofd door de opening gestoken.
+
+Wat de bevolking betreft, zag men hier allerlei natiën bijeen. Hier
+den Europeaan in zijne sombere kleeding, daar den Jood of Moor,
+prachtig uitgedost in veelkleurige kleeding; Arabische sjouwerlieden en
+bedelaars, negers en mulatten; den Koerier van den Sultan en den Beduïn
+met zijn kameel, kortom, het was hier meer dan der moeite waard eens
+rond te zien. Om de fontein, die aan de eene zijde van dit plein stond,
+was het onophoudelijk een dringen, stooten en vloeken van allerlei
+waterdragers, die met lederen zakken en kruiken zich hier van water
+kwamen voorzien. Op een ander gedeelte van het plein zat een tiental
+gesluierde vrouwen, die brood verkochten.
+
+--Welnu! zeide kapitein Daumas, wat zegt ge van Tanger?
+
+--Ik moet bekennen, zeide de luitenant, dat alles mij ten hoogste
+verbaast.
+
+--Nietwaar, hernam de kapitein, dat wist ik wel. Ja, 't is eene vreemde
+omgeving en eene zonderlinge bevolking. En welk eene schilderachtige
+afwisseling in alles. Vergelijk onze steden daarbij, en ge zult zien
+wat zij er bij verliezen. Ziet bijvoorbeeld daar die Arabieren. Ziet ge
+ooit zulke figuren in ons beschaafd Europa? Ik wil niet eens spreken
+van de schilderachtige en toch eenvoudige kleederdracht! Die lange,
+witte mantels, hoe verschillend die ook omgehangen mogen worden, open
+of gesloten, los of vastgesnoerd, altijd hangen zij in even pittoreske
+plooien neder. De over het hoofd getrokken kap doet u raden naar den
+leeftijd; want denk niet dat ge het uit de gelaatstrekken kunt opmaken;
+ge zoudt u deerlijk vergissen. Uit de witte kap komt niets anders te
+voorschijn dan het stroeve hout- of bronskleurig gelaat met de vlammende
+oogen. En het lange gewaad laat niets zien dan de bloote voeten en
+handen. Maar beschouw die houding, hoe fier, hoe vol majesteit en hoe
+ongedwongen. De voetstap is vast en veerkrachtig, maar niet dansend.
+Kortom, de geheele houding teekent den vrijen mensch, vrij naar de
+natuur en naar de wet.
+
+--Ja, ge hebt gelijk, antwoordde de luitenant, nooit zag ik iets dat
+hiermede te vergelijken is.
+
+--Hoe verschillend, vervolgde de kapitein, is nu de Arabier van de
+Moor. Zie daar ginds de groep van Mooren, rijke leegloopers, die daar
+een praatje met elkaar houden. Welk een pracht spreidt dat volk ten
+toon. Zie dien grooten mousselinen tulband; dien kaftan, kersen- of
+rozenkleurig, lang, tot bijna op de voeten hangend en bovenal dien kaïk,
+die lange strook van witte zijde met doorschijnende strepen, die, rondom
+den tulband geslingerd, los en zwierig in talrijke kronkelingen langs
+den rug tot de voeten daalt. Welk eene oogverblindende pracht bij dit
+volk. En ook onder hen ziet men van die flinke schoone gestalten. Zie
+bijvoorbeeld dien jongen Moor daar, die hierheen komt. Wat rijzige
+gevulde fraaie vorm, welke prachtige oogen! Hij zou opgang maken onder
+de schoone vrouwen van Parijs.
+
+--Inderdaad, zei de luitenant, 't is een knappe jongen, en als de
+vrouwen ook zoo zijn, zou men waarlijk in verzoeking komen er hier een
+te zoeken.
+
+--O! wat dat betreft, zeide de kapitein, wees gerust; vrouwen zult ge
+niet met ontbloot aangezicht zien, of het moesten Jodinnen zijn.
+
+--Maar zijn zij inderdaad zoo gestreng om ons niet een blik op haar
+schoon gelaat te gunnen? vroeg de luitenant.
+
+--O! waarde vriend, zeide de kapitein, eer zoudt ge een muzelman kunnen
+bewegen u in zijne moskee te laten binnentreden, dan eene Arabische of
+Moorsche schoone ook maar een tipje van haar sluier op te lichten. Maar
+ziedaar, gij zult het zien, daar komt eene schoone, let goed op wat zij
+doen zal.
+
+Werkelijk kwam onze vrienden eene oude Moorsche vrouw te gemoet, die
+gebogen en strompelend voortsukkelde. Op het oogenblik dat zij het
+gezelschap voorbij moest, trok zij den sluier, die haar gelaat tot aan
+de oogen bedekte, omhoog, zoodat nu haar geheele gelaat bedekt was, en
+zich met het aangezicht bovendien naar den muur wendende maakte zij een
+gebaar vol minachting.
+
+Dries begon hartelijk te lachen.--Wees gerust, oudje, zeide hij, ik zal
+u mijn hart niet schenken, noch door u mijn hoofd op hol laten brengen.
+Ik kan best begrijpen waarom zij zich zoo sluiert en zich van ons
+afwendt, zij is bevreesd dat wij hare heerlijke tronie zullen zien. Wel,
+wel! wat een inbeelding voor zoo'n oude heks.
+
+De beide officieren lachten hartelijk en men vervolgde de wandeling
+weder.
+
+Men was thans genaderd tot aan het einde van het plein, dat door eene
+straat van het strand af recht doorsneden wordt. In die straat vertoonde
+zich mede veel volk. Een troep van vijf mannen, groote gespierde kerels
+in donkere kapmantels gehuld, kwam juist de straat uit en ging het
+plein op. Luitenant Frank, die hen het eerste opmerkte, bleef staan om
+hen na te zien. De donkere mantel was versierd met zijden kwasten van
+verschillende kleur. Naast den bloedrooden tulband stak de loop van een
+zeer lang geweer boven den schouder uit. Enkele hadden op het donkere
+gelaat gele figuren getatoueerd. Fluisterend met elkaar sprekend gingen
+zij op tamelijken afstand ons gezelschap voorbij; doch niet zonder een
+stouten, uittartenden blik, die van gloeienden haat getuigde, op hen
+geworpen te hebben.
+
+--Ba! wat gemeene gezichten, zeide Dries, echte galgentronies!
+
+--'t Is goed dat zij u niet kunnen verstaan, zeide de kapitein; zij
+zouden er geen bezwaar in zien u hier op klaarlichten dag een kogel door
+het hoofd te jagen.
+
+--Wat! riep Dries; zouden ze dat durven en zou dat ongestraft kunnen
+gebeuren?
+
+--Zeker, antwoordde de kapitein. Luister, vriend! als ge deze knapen
+ooit mocht ontmoeten, waar of hoe ook, ga dan voor hen uit den weg, want
+ik verzeker u, ze zouden u met het grootste genoegen naar de andere
+wereld zenden als ge hen slechts leelijk aankeek, want die kerels zijn
+de Piraten van het Rif, de bloeddorstigste zeeroovers, de grootste de
+gemeenste bandieten, die de bergen langs de kust bewonen. Zij zijn voor
+niets en voor niemand bevreesd; met de overheid lachen zij; de soldaten
+van den Sultan en de oorlogschepen der Europeanen bespotten zij van uit
+hunne bergen. Elk schip, dat daar strandt, is reddeloos verloren. De
+lading wordt buitgemaakt; de equipage gedood. Ziedaar de oorzaak, dat
+men van vele op deze kust vergane schepen nooit iets verneemt. Hun
+eenige wet is hun geweer, en hij die in hunne woonplaatsen den voet
+zet zonder de bescherming van een invloedrijken heilige of Sheik, is
+verloren. Men spreekt hier over de streek waar zij wonen, als over een
+verschrikkelijk, ontoegankelijk, geheimzinnig land.
+
+--En dat volk, die roovers loopen hier vrij rond; zij durven zich hier
+op den dag vertoonen, riep de luitenant.
+
+De kapitein haalde de schouders op.--Wat wilt ge, antwoordde hij. Wie
+zal hen iets doen. Zie ze gaan, loerend rondblikkend; bij het minste wat
+hun verdacht voorkwam, zouden zij met het geweer in de hand spreken.
+Neen, men vreest dit canaille te veel om hen te bemoeilijken; volk en
+overheid vreezen hen en heulen met hen.--Maar kom, laten we zien, wat de
+oorzaak is van dien volksoploop daar; er schijnt iets bijzonders te zien
+te zijn. En zijne vrienden medetroonende, begaf de kapitein zich haastig
+naar de straat waar een groote hoop volk zich had verzameld en waar men
+allerlei afschuwelijke kreten hoorde.
+
+--Ha, dat dacht ik wel! riep de kapitein uit, toen men de groep was
+genaderd; 't is een heilige, die zijne kunsten vertoont. Ziet, hebt ge
+ooit iets walgelijkers gezien dan dezen heilige?
+
+En zeker was het een afschuwelijk schouwspel. In het midden van dien
+volkshoop stonden twee menschen, als men hun dien naam mag geven.
+De een, een man op jaren, was mager. Zijn taankleurig gelaat met de
+ingevallen wangen deed den scherpen, puntigen, krommen neus meer
+vooruitsteken; de diep in de kassen gezonken oogen straalden van een
+woest vuur. Hij hield in de rechterhand een smerigen stok met een
+even vuilen witten lap er aan. De ander, wel twee hoofden kleiner dan
+zijn makker, die eene verbazende lengte had, was opgeblazen dik. Zijn
+geheele gelaat was met eene lijkkleur overdekt, als van iemand die eene
+vreeslijke ziekte heeft. De groote oogen rolden woest door het hoofd
+en lieten tusschenbeide alleen het wit zien. Hij danste met allerlei
+verdraaiingen van het bovenlijf op eene eentonige wijs. Hoe langer hoe
+walgelijker werden de bewegingen van dien kerel; de oogen puilden weldra
+uit hunne kassen en het lichaam schudde en schokte van stuipachtige
+trekkingen. Zijn metgezel met de vlag hield, stampende met den stok
+en zich met de andere hand op de borst slaande, de maat met het
+afschuwelijke gezang, dat uit een dof gedreun bestond, afgewisseld door
+helsche geluiden en zuchten en met jammerlijke kreten, als van iemand
+die in den vreeslijksten angst verkeert. Twee even afzichtelijke kerels,
+de een met eene fluit, de ander met een oude trom, begeleidden dit
+concert, dat in waarheid eene vertooning uit de andere wereld scheen.
+
+En om die groep verdrongen zich de sjouwerlieden, de straatslijpers en
+ander gespuis, zich een weg banend met stompen en trappen, om het vuile
+witte doek of de smerige handen dier heiligen te kussen. Eenigen stopten
+hun wat geld in de handen. Als bewijs van zijne bijzondere tevredenheid
+over de ontvangen gift, gaf de reus een paar zijner aanbidders een
+gevoeligen nekslag met de beenige harde vuist, en spuwde een ander,
+wiens gift grooter was dan van een der overigen, in het gelaat. De aldus
+begunstigden liepen haastig heen, juichend over de onderscheiding hun
+van den heiligen man te beurt gevallen. De twee kerels met de fluit en
+de trom gingen nu huis aan huis, onder hunne aanhoudende helsche muziek,
+de giften inzamelen, en daar de troep verder ging om elders zijne
+vertooningen voort te zetten, liepen onze vrienden ook door.
+
+[Illustratie: En zeker was het een afschuwelijk schouwspel. Bladz. 20.]
+
+--Mijn God! zeide de luitenant, wat afschuwelijke kerels, ba, wat
+ellendelingen; ik ben zoo vol walging van die schavuiten, dat ik, als ik
+er nog langer naar gezien had, onpasselijk zou zijn geworden. Neen,
+kapitein, na dit staaltje van Marokkaansche heiligheid houd ik het nog
+liever met uwe onheilige zeeschuimers van daar straks, hoe vreeslijk
+terugstootend en gemeen die er ook uitzien; het past ten minste bij hun
+afschuwelijk handwerk. Een roover heeft zelden een gunstig gelaat. Maar
+deze kerels, ba, ik walg van hen.
+
+--Ja, 't is gespuis, antwoordde de kapitein, en bovendien is dit volk
+gevaarlijk. De heiligen van Marokko toch, zijn allen krankzinnig of
+houden zich zoo. Dit is een onmisbaar vereischte om het beroep uit te
+oefenen. En om hunne heiligheid is hun alles geoorloofd. Ik herinner
+me een geval, dat met onze consul, den heer Sourdeau, is gebeurd.
+Deze kreeg op zekeren dag van zoo'n heilige een duchtigen slag met
+een knuppel in den nek. Doch thans, dank zij de bemoeiingen der
+verschillende consuls, zijn de heiligen jegens de vreemdelingen wat
+gedweeër geworden.
+
+--Ik zou al die heiligen maar in een gekkenhuis opsluiten, zeide Dries,
+dan konden zij zich vermaken door elkander nekslagen toe te brengen en
+op elkaar te spuwen.
+
+De kapitein lachte.--Ongelukkig denken de Marokkanen er anders over,
+zeide hij; doch laten wij voortgaan naar de wandelplaats.
+
+--De wandelplaats? vroeg de luitenant, heeft Tanger eene wandelplaats?
+
+--Wel zeker, zeide de kapitein, en daar wij aan het einde der straat
+zijn, kan ik ze u laten zien. Ziedaar die geheele strook, het strand,
+van hier tot aan kaap Malabar, dit is de wandelplaats van Tanger. Tegen
+den avond vindt ge hier al de bewoners van Tanger bijeen. De Europeanen
+met familie en bedienden, de reizigers die Tanger bezoeken, de
+verschillende consuls, Mooren, Arabieren, heiligen, soldaten, enz.
+
+--En nu, zeide de kapitein, wanneer gij lust hebt de wandeling nog
+verder uit te strekken, zullen we de marktplaats gaan bezoeken.
+
+--Gaarne, antwoordde de luitenant.
+
+Men ging de straat weder in, den vorigen weg terug en door een paar
+Moorsche poorten gegaan zijnde, bevond men zich opeens buiten de stad.
+
+Op het oogenblik, dat men dicht bij de marktplaats, Soc-di-Barra
+genaamd, genaderd was, kwam ons gezelschap een troep gillende en
+huilende straatjongens en leegloopers tegen. Die troep begaf zich naar
+de stad. Toen de bende straatjongens voorbij was, ontwaarde men in het
+midden van den volkshoop een neger en een mulat, beiden op ezels gezeten
+en omringd door een troep Arabieren, met stokken gewapend. Het waren
+soldaten, die buiten de stad een paar dieven hadden gevangen. Zij hadden
+te zamen op de markt eene geit gestolen en er zich een heel eind mede
+uit de voeten gemaakt, toen de diefstal werd ontdekt en de twee
+ongelukkigen werden ingehaald. De arme drommels waren voor het grootste
+gedeelte naakt en hunne aangezichten waren vertrokken van angst; het
+zweet en het stof maakten hunne huidkleur grauw. De soldaten hieven
+tusschenbeide de stokken op en striemden de naakte ruggen dier twee
+ongelukkigen, dat het afgrijslijk was om te zien. Het bloed liep hun
+langs de donkere huid en bij elken slag weerklonk een koor van gegil en
+gebrul uit de bende volks.
+
+--Afgrijslijk, afschuwelijk, riep de luitenant uit, en dat volk vindt
+daar vermaak in?
+
+--O, 't is slechts een voorproefje van hunne straf, zeide de kapitein;
+zij hebben gestolen. Men gaat hun de hand afhakken.
+
+--Wat, riep de luitenant, de hand afhakken voor een diefstal van zoo
+weinig beteekenis?
+
+--Ja, antwoordde de kapitein, op die wijze straft men hier te lande.
+Alle kleine misdrijven straft men met eene barbaarsche wreedheid. Let
+eens op hoeveel gij er zult ontmoeten in dit land, die aan één of de
+beide oogen blind zijn. En dit is niet de blindheid, zooals wij ze
+kennen, maar eene blindheid veroorzaakt door het uitsteken der oogen. O!
+ik verzeker u, 't is afschuwelijk, wanneer ge daarvan praten wilt, die
+donkere, fiere, dikwijls eerwaardige gezichten met ledige oogholten. Het
+is een aanblik, die zeer doet.
+
+De luitenant en Dries rilden.
+
+Men was intusschen de marktplaats Soc-di-Barra genaderd. Het was een
+uitgestrekt terrein op de glooiing van een heuvel, rijzend en dalend,
+hier een eind vlak, daar vol putten. Halverwegen de helling werd men
+vier witte muren gewaar. Het was het graf van een heilige. Hoogerop lag
+het kerkhof. Aan den voet op het vlakke gedeelte zat een troep Arabische
+vrouwen, allerhande groenten en fruit te koop hebbende, die vóór haar
+lagen tentoongesteld. Het terrein rondom het graf van den heilige was
+ingenomen door een troep kameelen en kameeldrijvers, die onder de
+schaduw der enkele vijgen- of aloëboomen, die hier en daar verspreid
+stonden, rustig lagen of neergehurkt zaten te droomen. Het liep reeds
+tegen den avond. De hemel, rood van de ondergaande zon, kleurde alles
+in gouden gloed. Die rosse stralen verlichtten de tenten der Arabieren
+op het hooge gedeelte der helling, verlichtten de Arabieren, die, in
+hunne witte mantels gehuld, onbeweeglijk als beelden op het kerkhof
+stonden, en gaven aan het geheel zoo'n echt Oosterschen glans, zoo'n
+schilderachtig effect, dat onze vrienden opgetogen van bewondering
+bleven staan. Bovendien heerschte hier niet die vervelende drukte van
+onze marktplaatsen. Stilte en rust lagen over alles uitgespreid; 't was
+alsof men eene schoone schilderij voor zich zag.
+
+De kapitein was de eerste, die de stilte afbrak.
+
+--Komaan, vrienden! zeide hij; laten we hier niet blijven staan, er valt
+voor ons nog veel te zien; voorwaarts, opdat de nacht ons niet
+overvalle.
+
+--'t Is ook zoo schoon, sprak luitenant Frank, kijk, kapitein! dit
+tafereel verzoent mij weder met al het onaangename, dat ik vandaag heb
+gezien.
+
+--Ik geloof het gaarne, antwoordde de kapitein, gij zegt dat zeer
+terecht. Enkele schoone verheven tafereelen binden den reiziger aan
+de overigens onbeschaafde landen. En 't is goed, dat alles bij zijne
+schaduw- ook zijne lichtzijde heeft, anders zou er thans, voorwaar! niet
+zooveel bekendheid bestaan omtrent vreemde landen, volken en toestanden.
+Maar komaan! laten we eens zien wat daar voorvalt.
+
+Dit zeggende, begaf de kapitein zich naar eene plek, waar een troep
+volks rondom een ouden Arabier geschaard stond. Hij vertelde. Het was
+een knappe kerel, met donkere gelaatskleur, heldere fonkelende oogen
+en langen grijzen baard. Hij had een wit kleed aan, om het hoofd
+saamgebonden met een kemelsharen koord. Twee muzikanten begeleidden
+hem, op eene zachte klagende manier, met eene fluit en eene trom. Hij
+begon, zooals altijd, met een gebed, en daarna volgde het verhaal. Zijne
+heldere stem, gepaard aan eene langzame, duidelijke voordracht, deed hem
+op verren afstand verstaan. Zijne bewegingen waren vol vuur en leven,
+en gaven zoo duidelijk de verschillende voorvallen weer, dat onze
+Hollanders, hoewel de taal niet verstaande, nochtans gevoelden en
+begrepen wat hij sprak.
+
+--Hij verhaalt van een krijgstocht, zeide de kapitein, let op hoe
+duidelijk hij alles voordraagt. Zie, hoe hij den uittocht ten strijde
+weergeeft met het gejubel van de stamgenooten, die den strijders geluk
+toewenschen op hun tocht. Hoor, hoe hij den marsch teekent, hoe hij
+verhaalt, waarmede de krijgers zich op den marsch bezighielden met
+fantasia of lab-el-barode, dat verrukkelijke spel, dat elke beweging
+van den strijd vertoont. Zie, alles geeft hij even duidelijk, even
+bewonderenswaardig weer: het stil naderen om den vijand te overvallen,
+het beraadslagen hoe den aanval te doen, het geweldige van den
+onverhoedschen aanval, het verschrikkelijke van het gevecht, de
+wanhopige woede van den vijand, die zijne bezittingen en zijn leven ten
+duurste verdedigt, de overwinning, het verbranden van het vijandelijke
+dorp, en eindelijk den triumftocht naar huis, waar men met gejuich wordt
+ingehaald. Hoor, hoe zijne laatste woorden wegsterven in de onstuimige
+bijvalsbetuigingen van het publiek.
+
+--Ja, dat is onnavolgbaar, dat is verrukkelijk schoon, riep de luitenant
+uit.
+
+Intusschen was de kring van toehoorders uiteengegaan en onze luitenant
+bood den verhaler een geldstuk aan, dat de Arabier met trotsche
+waardigheid aannam.
+
+Na eenige oogenblikken rondgekeken te hebben, nam ons gezelschap den
+terugtocht naar de stad aan. In een der poorten, die men doorging stond
+een heilige tegen den muur geleund om giften in te zamelen. Het was een
+stevige kerel met een allergemeenst uitzicht. Met de oogen strak in de
+lucht starend, scheen het alsof hij niets zag van hetgeen er nevens hem
+omging. Slechts nu en dan, als iemand hem met eerbied naderde, stak hij
+met een onverschillig gebaar de hand uit en nam de gift aan die men hem
+gaf. Toen onze vrienden onder de poort waren gekomen, sloeg de heilige
+de oogen op hen en zag hen onbeschaamd aan. De luitenant, dit voor het
+zwijgende verzoek om een aalmoes aanziende, nam, aan eene opwelling van
+edelmoedigheid gehoor gevende, een handvol floe's, een koperen munt ter
+waarde van nog geen halven cent, en wierp ze den man in de hand. Dries
+den kerel, wiens aanhoudend onbeschaamd aangapen hem vertoornde,
+willende dwingen voor zich te zien, beantwoordde dat met eene even
+minachtenden uitdagenden blik, toen de heilige op eens een stap
+voorwaarts deed en Dries in het gelaat spoog.
+
+Dat was te veel voor Dries. Als een woedend dier sprong hij op den
+heilige toe, en hem met de linkerhand bij de keel grijpend, gaf hij hem
+met de andere een vuistslag tusschen de oogen, die hem zeer alledaags
+tegen den muur deed tuimelen. Doch bijna nog voor hij gevallen was,
+sprong de schurk op en zijn knuppel opheffend, was hij gereed Dries een
+wel gemikten slag toe te brengen, toen deze, den slag ziende aankomen,
+snel bukte, den kerel bij de beenen greep en hem met een hevigen smak op
+den grond wierp. In een oogwenk had hij hem nu zijnen knuppel afgenomen
+en bleef in afwachting of de heilige soms een tweeden aanval zou wagen.
+
+Verbaasd en verschrikt tevens waren de kapitein en de luitenant getuigen
+geweest van dit tooneel. Het had zich zoo snel toegedragen, dat het
+gebeurd was eer men nog goed de toedracht der zaak wist.
+
+--Zie zoo, zeide Dries, die fielt zal vooreerst genoeg hebben van een
+fatsoenlijk mensch in het aangezicht te spuwen. Zoo'n schobbejak! Kijk
+luitenant, mijne handen jeuken om hem de hersens in te slaan.
+
+De kapitein en de luitenant hadden al hunne overredingskracht noodig om
+Dries tegen te houden, en deze was zelf zoo wijs den kerel den rug toe
+te draaien en mede te gaan.
+
+Maar toen men wilde voortgaan, verhief zich een dreigend gemompel uit
+den volkshoop, die intusschen de poort had gevuld, en in een oogenblik
+waren onze vrienden omsingeld door een troep havelooze vagebonden, die
+de vuisten balden en woedende blikken op hen wierpen.
+
+--Parbleu! mompelde de kapitein, dat ziet er gek uit; op mijn woord dat
+canaille is tot alles in staat. Wij hebben hunnen heilige geslagen en
+dat volk is duivels verzot op die gewaande gekken.
+
+--Welnu, zeide de luitenant, wij moeten er toch door.
+
+--Dat spreekt vanzelf, zei Dries; komaan, ik heb heel veel lust dat
+canaille eens door elkaar te slaan.
+
+De kapitein maakte eene beweging om voort te gaan, doch niemand
+verroerde zich. In dien levenden muur was geen doorgang te vinden.
+
+--Uit den weg, riep de kapitein, uit den weg, schurken! doch het hielp
+niets.
+
+--Ha! riep op eens de luitenant, Goddank we zijn gewapend, ik was het
+haast vergeten. Neem aan, kapitein, spoedig neem aan! En hij duwde hem
+eene geladen zesloopsrevolver in de hand, waarvan hij er twee bij zich
+had.
+
+Toen spanden onze twee vrienden den haan en, de revolvers opheffende,
+richtten zij dien op den troep, terwijl Dries, zijne knots opheffend,
+een stap voorwaarts deed.
+
+--Terug, donderde de kapitein, terug! schooiers, of bij Allah ik zal je
+doodschieten als honden.
+
+Op het gezicht van die kleine maar vreeslijke wapens begonnen de
+Marokkaansche straatslijpers bevreesd te worden, en daar de kleine troep
+steeds nader schreed, deinsden de voorsten terug. Doch de achtersten uit
+den hoop, de voorste rijen als een schild voor zich hebbend, drongen op.
+
+Toen, bevreesd van de been te geraken, legden de luitenant en de
+kapitein aan en gaven vuur. Dit deed uitwerking; een kerel werd in den
+schouder getroffen, en een ander een stuk van het oor afgeschoten. Nu
+werden ook de achtersten door vrees bevangen en de troep begon te
+wijken.
+
+Dit ziende en woedend over de ondergane beleediging en het oponthoud,
+sprong Dries naar voren en met beide handen zijnen knuppel zwaaiend,
+liet hij dien zoo gevoelig op de hoofden en schouders der Muzelmannen
+neerkomen, dat de aftocht in eene razende vlucht overging, terwijl Dries
+maar aanhoudend als een bezetene rondsprong en er op in sloeg.
+
+Ondanks het gevaarlijke van hunnen toestand ter nauwernood verdwenen
+was, konden de luitenant en de kapitein zich niet houden van het lachen
+en proestten zij het uit, zich echter haastende den al te ijverigen
+vervolger in te halen en met zich mede te nemen.
+
+Men was nu spoedig in het logement aangeland, waar men nog bijna den
+geheelen avond den vroolijken aanstekelijken lach van den Franschman
+hoorde weerklinken, die zich telkens dien overgang van het gevaarlijke
+tot het bespottelijke voor den geest riep en eindigde met te
+zeggen:--Parbleu! beste vriend, wij hebben ten minste ons eerste
+avontuur gehad. Maar weet ge wel, Dries, dat die Marokkanen u een
+grooten dwaas vonden om zoo den zegen van den heilige te versmaden?
+
+
+
+
+IV.
+
+DE NIEUWE REISGENOOT.--SELAM, DE GIDS.
+
+
+Na een verblijf van drie weken te Tanger, en die stad bezocht en
+bezien te hebben tot in de afgelegenste wijken, na van verschillende
+interessante voorvallen getuigen te zijn geweest, na eindelijk eene
+inleidende studie tot de kennis van het land en de bewoners gemaakt te
+hebben, begon luitenant Frank er zeer naar te verlangen de reis naar Fez
+te beginnen, en ook Dries, die met Tanger geenszins ingenomen was en wel
+het minst met hare heiligen, had reeds herhaaldelijk zijn verlangen te
+kennen gegeven, die duivelsche stad te verlaten en wat meer van Marokko
+te zien dan nauwe smerige straten, witte muren en krankzinnige heiligen.
+
+Het was des avonds op de kamer van Frank, toen ons drietal gezellig bij
+elkaar zittende onder het rooken van eene sigaar en het genot van een
+glaasje vurigen Spaanschen wijn, dat de luitenant zijn stellig voornemen
+om over eenige dagen den tocht naar Fez aan te nemen, aan den kapitein
+mededeelde en hem verzocht zijne hulp te verleenen in het zoeken van
+flinke kameeldrijvers en een gids, op wien men kon vertrouwen.
+
+--Gij weet, zeide de kapitein, dat gij steeds over mij kunt beschikken
+en ik u niet zou laten vertrekken zonder verzekerd te zijn, dat gij een
+gids en kameeldrijvers hadt, op welk gij volkomen kunt vertrouwen, want
+ik weet hoe gevaarlijk uw tocht is. Het is dus tevergeefs geweest, dat
+ik u gesmeekt heb af te zien van die gevaarvolle reis, die men slechts
+als door een wonder kan volbrengen?
+
+--Mijn besluit is onherroepelijk genomen, zeide de luitenant. Spreken
+wij daarover dus liever niet meer; het zou toch tot niets leiden.
+
+--Welnu, zeide de kapitein, daar gij het verlangt, zwijg ik er verder
+over, en wij zullen ons dus bepalen tot het maken van toebereidselen
+voor onze reis.
+
+--Onze reis, sprak de luitenant vragend, onze reis?
+
+--Wel ja, parbleu! wat wilt ge dat ik anders zeg, riep de kapitein uit,
+onze reis, natuurlijk! Of dacht ge dat ik u alleen zou laten gaan,
+alleen naar Fez; gij, hier met alles geheel onbekend. Gij hebt een
+fraaien dunk van mij. Neen, wat men ook zeggen moge, nooit zal men
+zeggen, dat kapitein Daumas zijne vrienden in den steek heeft gelaten,
+en dat nog wel vrienden, aan welke hij het leven verschuldigd is. Wel
+mijne vrienden! weet ge wel, dat ik alleen mede zou gaan om in de
+gelegenheid te zijn mijne schuld aan u af te doen.
+
+--Maar, kapitein! riep de luitenant uit, dat gaat niet. Gij kunt niet
+met ons medegaan!
+
+--Neen, zeide Dries, de luitenant heeft gelijk, omdat wij nu eenmaal
+hebben besloten onze huid te wagen op eene reis naar Fez, is dat nog
+geene reden voor u om hetzelfde te doen.
+
+--Komaan, zei de kapitein, het wordt hoe langer hoe mooier. Ik val in
+zee, ik, die niet goed genoeg kan zwemmen om mijzelven te redden.
+Iemand, die mij in het geheel niet kent, die niet weet wie ik ben, stort
+zich onversaagd in zee en hij redt mijn leven. Mijn redder en zijn
+vriend, die hetzelfde voor mij zou hebben gedaan, als het noodig ware
+geweest, gaan op reis.... tot zoover gaat alles goed; doch nu komt het
+fraaie van de zaak. Op die reis namelijk, waar het kogels en sabelhouwen
+zal regenen, wil men mij beletten mee te gaan, terwijl ik mogelijk eene
+uitmuntende gelegenheid zal vinden om mijne schuld af te doen. Neen, ik
+zeg op mijne beurt: dat gaat niet aan!
+
+--Ba! zeide Dries, 't is wat, om even in zee te springen en een nat pak
+te halen om iemand een handje te helpen.
+
+--Dries heeft gelijk, sprak nu de luitenant, hetgeen hij voor u deed,
+zouden wij voor elken in levensgevaar verkeerenden persoon hebben
+gedaan, en wij kennen u reeds genoeg om hetzelfde van u te verwachten.
+Het is daarom overbodig u noodeloos aan gevaar bloot te stellen.
+Bovendien zijn wij beiden ongehuwd, sneuvelen wij op onzen tocht,
+niemand zal aan ons veel verliezen, terwijl gij daarentegen kinderen
+hebt.
+
+--Luistert, vrienden! hernam de kapitein, ik zeg u eens voor al, dat ik
+mede ga, daarvan zal niets mij afbrengen, bespaart dus uwe pogingen;
+evenmin als ik zal trachten u van uw voornemen af te brengen, evenmin
+verwacht ik dat van u, wat mij betreft, en daarmede basta! De zaak is
+dus beklonken; hier hebt gij mijne hand, vrienden! beschouwt mij van nu
+af als een wapenbroeder, als een boezemvriend!
+
+En door de opgewonden, doch beslissende taal van den kapitein getroffen
+en overtuigd van het vruchtelooze van verdere pogingen, drukten de
+luitenant en Dries krachtig de hun toegestoken hand.
+
+Toen vulde de kapitein de glazen, en het zijne opnemende zeide hij:--Ik
+drink op onze vriendschap in de eerste plaats, en op het goed gelukken
+onzer gewaagde onderneming in de tweede. En pardieu! ik drink ook op de
+avonturen, die wij zullen hebben, want daaraan zal het ons niet
+ontbreken.
+
+Met geestdrift werd de toost beantwoord door den luitenant en Dries, die
+werkelijk zeer verheugd waren over het besluit van den kapitein.
+
+--Nu dit alzoo besloten is, zullen wij een oogenblikje praten over de
+toebereidselen voor de reis, sprak de luitenant.
+
+--Juist, zeide de kapitein, zich achterover op de rustbank werpende en
+met welbehagen zijne sigaar rookend, laten wij eens rustig de zaak
+bespreken.
+
+--Ten eerste, begon de kapitein, is 't een vereischte dat we een gids
+hebben, die de drie zeldzame eigenschappen in zich vereenigt van eerlijk
+en trouw te zijn en goed met den weg bekend; kortom een man van
+ervaring, aan wien wij ons leven veilig kunnen toevertrouwen.
+
+--Ja, viel de luitenant hem in de rede, maar waar dien te vinden?
+
+--Ik erken de moeilijkheid, vervolgde de kapitein, om een persoon te
+vinden zooals wij dien wenschen, en toch vermeen ik daarin spoedig te
+zullen slagen, zoo hij niet reeds is gevonden.
+
+--Hoe! riep de luitenant, gij zoudt reeds zoo'n gids kennen?
+
+--Misschien, sprak de kapitein lachend, doch laten we de huid niet
+verkoopen vóór de beer geschoten is. De zaak is deze: Ik heb een
+bediende, die mij zeer trouw is. Mohammed, zoo heet hij, is een
+jonge Moor, dien ik uit de diepste armoede heb opgebeurd, zoodat hij
+thans een bekwaam, aan mij verknocht bediende is. Gedachtig aan zijne
+vroegere ellendige levenswijze, betoont hij mij steeds de oprechtste
+toegenegenheid. Ik geloof dat de kerel zich voor mij in stukken zou
+laten houwen. Toen ik uw stellig besluit vernam, was dadelijk mijn plan
+gevormd om mee te gaan, en ik heb Mohammed toen eens gevraagd, of hij
+ons ook een goeden gids kon bezorgen. Zich herinnerende dat een vriend
+zijner kindsheid thans te Tanger moet wonen, is Mohammed er dadelijk op
+uitgegaan om dien te zoeken en ziehier met welk bericht hij terugkwam.
+
+--Selam, de vriend van Mohammed, was werkelijk door hem uitgevorscht.
+Na de blijdschap van het wederzien had Mohammed zijnen vriend gevraagd,
+wat hij voor den kost deed. Selam nu zag er vermagerd en behoeftig uit,
+wat Mohammed dadelijk opmerkte. In 't kort verhaalde Selam nu, hoe hij
+eene goede betrekking had gehad als geleider van de karavanen tusschen
+Tanger en Fez. Maar eenige maanden geleden was hij doodziek van Fez
+teruggekeerd en eerst kort geleden hersteld. In afwachting van weer
+zijne vroegere betrekking te aanvaarden, verdiende hij een handvol
+floe's daags met het dragen van pakken, het verrichten van boodschappen
+enz. Toen Mohammed hem verhaalde, dat wij naar Fez wilden gaan en een
+gids behoefden, viel de arme duivel bijna voor Mohammed op de knieën,
+hem bezwerende toch zijn best te doen, dat wij hem in dienst zouden
+nemen. Mohammed zegt voor hem in te staan als voor zichzelf, ik geloof
+dus dat wij niet beter kunnen doen, dan dezen Selam bij ons te laten
+komen.
+
+Dit onverwachte geluk kon niet anders dan toejuiching vinden bij den
+luitenant, en hij drong er op aan dat Mohammed zijn vriend terstond zou
+gaan halen.
+
+Zoo gezegd, zoo gedaan! Na verloop van een kwartier verscheen Selam.
+'t Was een fraaie jongeling, mager maar gespierd, vlug en sterk. Zijne
+sprekende oogen keken vriendelijk, trouwhartig en eerbiedig op ons
+drietal, van wien hij zijn geluk verwachtte. Hij sprak en gesticuleerde
+vol leven en met groote drift, waardoor zelfs de minst gewichtige zaak,
+door hem besproken, iets scheen te zijn waarvan leven en dood afhangen.
+
+De kapitein vroeg hem naar den weg, dien hij zou aanraden te volgen.
+Selam begon haastig te spreken. De weg langs Had-el-Garbia, en Tleta
+de Reissana over Alkazar-el-Kibir enz.,--en Selam somde eene menigte
+dier namen op, door het land der Beni-Hassen over Zeguta en Tagat--was
+die, welken men gewoonlijk nam en dien Selam op zijn duimpje kende.
+Hij achtte dezen weg de beste te zijn. Wel lag daar het land der
+Beni-Hassen, hetgeen hem eenige zorg baarde, maar hij hoopte dat een
+kleine karavaan, met omzichtigheid reizende, de aandacht dier roovers
+zou ontgaan; en was dat niet het geval, dan vertrouwde hij, dat men
+het niet zou durven wagen een karavaan, waarbij zich een kapitein van
+het Fransche leger bevond, lastig te vallen. Daarom ried Selam aan de
+uniform op reis te dragen, dat zou, waar men kwam, ontzag inboezemen en
+dan, meende hij, zou het wel gaan. Ook ried hij luitenant Frank aan,
+zich in uniform te steken of die ten minste, zoo hij de voorkeur gaf
+aan eene gemakkelijkere kleeding, op reis mede te nemen om zich bij
+voorkomende gelegenheden daarin te vertoonen.
+
+Na eene korte beraadslaging werd er besloten Selam aan te nemen; diens
+gunstig voorkomen en vooral zijne bekendheid met Mohammed waren van
+grooten invloed op het besluit onzer vrienden.
+
+Toen de kapitein aan Selam dit besluit mededeelde, kwamen den braven
+jongen de vreugdetranen in de oogen:--Allah zal u zegenen, heer! zeide
+hij, gij redt mij en mijne vrouw van diepe ellende. En de opgewonden
+jongeling zwoer met een plechtigen eed hen trouw te zullen dienen.
+
+Aan Selam werd nu de zorg opgedragen om twee kameelen met drijvers te
+huren, alsmede een paar muilezels. Van nu af in dienst gesteld, ontving
+Selam een geschenk in geld, om zich gereed te maken voor de reis en
+om zijn gezin gedurende zijne afwezigheid van het noodige te kunnen
+voorzien. Ook moest hij zich voortaan elken dag in het logement bij
+Mohammed aanmelden, om te vernemen of men zijne diensten ook noodig had
+en rapport te brengen van den stand der toebereidselen. Eindelijk ging
+de verheugde Selam heen en verliet met zijn boezemvriend Mohammed het
+hotel om in zijne woning feest te vieren over het onverwachte geluk.
+
+Ons drietal, tevreden over de zoo spoedige en gelukkige beslissing van
+een der voornaamste punten van hun programma, beschouwde dit als een
+gunstig voorteeken, en met onderling goedvinden werd de afreis tegen den
+20sten Mei vastgesteld.
+
+--Dus zullen wij over zes dagen vertrekken? zeide de kapitein, toen
+Selam en Mohammed hen hadden verlaten.
+
+--Ja, zeide de luitenant verheugd, eindelijk zullen we dan dien veel
+besproken tocht ondernemen.
+
+--Ik zal voorloopig eens uitzien naar een vriend, die ons een paar goede
+paarden bezorgt, zeide de kapitein, en ga mij voorzien van een
+zakboekje, om een klein journaal aan te leggen.
+
+--En ik, zeide de luitenant, ga mijn schetsboek opzoeken en mij voorzien
+van het noodige om insecten en kruipende dieren te kunnen bewaren.
+
+--Zoo, zeide de kapitein, gij teekent, gij zijt dus ook artiste?
+
+--O neen! antwoordde Frank, zoo ver heb ik het nooit kunnen brengen;
+maar ik houd er van om wat ik schoon vind uit te teekenen, al is het dan
+ook vrij gebrekkig. Die schetsen zijn voor mij evenzoovele herinneringen
+aan de plaatsen, waar ik ben geweest. Reeds heb ik dat in mijn geliefd
+vaderland gedaan. Des winters bij den haard in het gezellig vertrekje in
+den Haag genoot ik, wanneer ik mijn schetsboek doorbladerde, nogmaals en
+wie weet voor de hoeveelste maal, hetzelfde genoegen, dat ik gesmaakt
+had bij het aanschouwen dier schoone plekjes in de schilderachtige
+omgeving mijner woonplaats.
+
+--Ja, dat kan ik begrijpen, zeide de Franschman. Ook mij is het wèl,
+wanneer ik het een of ander tafereel uit mijn vaderland zie, dat ik ken,
+dat ik heb aanschouwd.
+
+--Daar iedereen wat gaat verrichten, zal ik ook wel wat dienen te doen,
+zeide Dries. Ik ga dus onze wapens eens onderhanden nemen, luitenant!
+want, als ik mijnen ooren goed den kost heb gegeven, geloof ik, dat wij
+ze noodig zullen hebben. Ik zal ze dan ook eens terdege nazien, want,
+gij kunt het gelooven of niet, maar mijn huid is mij nog tamelijk veel
+waard.
+
+--Goed zoo! zeide de kapitein. Ja, ik zal Mohammed ook gelasten onze
+wapens in orde te brengen. Gij kondt wel eens gelijk hebben, Dries! ik
+geloof ook niet, dat wij overal even gerust en veilig zullen slapen als
+hier. Maar morgen zullen wij verder beraadslagen, want ge zult zien, dat
+gij het in de laatste dagen druk zult hebben; het voornaamste komt ons
+gewoonlijk het laatst in de gedachte. En nu, rust wel waarde luitenant!
+en droom niet te veel, over de Beni-Hassen en Fez. En na hen de hand te
+hebben gedrukt, verwijderde zich de kapitein lachend.
+
+
+
+
+V.
+
+NAAR FEZ.--DE KAPITEIN VERHAALT ZIJNE GESCHIEDENIS.
+
+
+Wat al drukte gaven die zes dagen vóór de afreis aan onze reizigers.
+Ieder had het even volhandig. De kapitein haalde bij zijne hem bekende
+landgenooten te Tanger de huizen bijna 't onderste boven om naar
+boeken te zoeken; hij snuffelde in alle hoeken en doorbladerde alle
+tijdschriften om te zien, of er niet het een en ander in stond, dat hem
+van dienst kon zijn. Overal won hij berichten in, belegerde het huis van
+den Franschen consul om zijne verslagen en rapporten te mogen inzien,
+praatte met alle Mooren, liep honderden malen op één dag het logement in
+en uit, en sloot zich uren lang op in zijne kamer om het een of ander
+boek vliegend door te lezen of in zijn journaal bladen vol
+aanteekeningen te schrijven.
+
+Niet minder druk had Dries het. Hij onderwierp alle wapens aan een
+streng onderzoek, beproefde nu eene revolver dan weder een geweer
+of hield in zijne eenzaamheid een spiegelgevecht, bulderde tegen
+denkbeeldige Arabische roovers en scherpte de sabels. Zijne tafel lag
+den geheelen dag vol met allerlei fragmenten van uit elkaar genomen
+wapens, schroefjes, oliefleschjes, lappen enz. De Moorsche bedienden,
+die zijne kamer in orde brachten, keek hij met wantrouwende oogen aan,
+als zij de tafel naderden en bedreigde hun met de zwaarste straffen, als
+zij er aan durfden te komen.
+
+Geheel verschillend van hen, hield de luitenant zich op zijne gewone
+bedaarde manier bezig; hij maakte zijn teekengereedschap in orde, deed
+zijne verschillende soorten van insectenspelden in doosjes en bracht
+de doozen in orde om de diertjes er in vast te steken, pakte eenige
+sterke flesschen met spiritus, om het kruipend gedierte in te bewaren,
+voorzichtig in; kortom, hij hield zich bezig met de toebereidselen voor
+zijne liefhebberijen en had bij dat alles nog tijd genoeg over voor
+herhaalde beraadslagingen met Mohammed en Selam over de maatregelen voor
+de reis.
+
+Ook deze twee zaten evenmin stil. Zij toch, beter bekend met hetgeen
+er noodig zou zijn, moesten zorgen voor goede lastdieren, drijvers, de
+noodige mondbehoeften en alle verdere kleine, maar voor Europeanen
+onontbeerlijke zaken.
+
+Eindelijk was dan de dag van het vertrek aangebroken en verliet de
+kleine, maar vroolijke stoet Tanger door de poort van den Soc-di-Barra,
+begeleid door eene bende nieuwsgierige straatjongens, die rondom den
+stoet heendraafden, dan voor, dan achter, allerlei kreten uitstootend,
+en een troep nieuwsgierige leegloopers waarvan Tanger in ruime mate is
+voorzien.
+
+De optocht werd geopend door twee kameelen met hunne drijvers, beladen
+met alles wat voor de reis noodig was; daarachter volgden Selam en
+Mohammed op een paar fraaie sterke muilezels, terwijl onze drie vrienden
+den trein sloten, gezeten op die kleine Marokkaansche paardjes, die er
+zoo onooglijk uitzien, maar zoo uitmuntend zijn voor de diensten, die
+van hen worden gevorderd. De heldere levendige oogen en de wijd geopende
+neusgaten geven hun een fraaien kop, en de nauw merkbare kromming der
+scheenbeenderen is oorzaak van die bijzondere elasticiteit, die hunne
+bewegingen kenmerkt. Wat de reizigers zelven betrof, aller gelaat drukte
+tevredenheid, zoo niet vreugde uit. De twee kameeldrijvers naast hunne
+kameelen loopende, zongen die eentonige wijs, die hun allen eigen is en
+waardoor hunne dieren zoo uitmuntend in een gelijkmatigen stap blijven.
+Selam op zijn witten muilezel schertste vroolijk met Mohammed en op
+beider aangezicht lag een glans van vergenoegen. Onze drie vrienden
+eindelijk gaven zich met alle vreugde over aan dat bekoorlijke
+geheimzinnige, eigen aan een tocht door een nagenoeg onbekend land; zij
+praatten druk en lachten overluid over het vreemde, dat men zou zien,
+over de genoegens der reis en bovenal over de aanstaande avonturen.
+
+Selam, die aan de drijvers van te voren den weg, dien men moest gaan,
+had aangegeven, kon gerust op zijne plaats blijven, doch hij liet
+evenwel telkens zijne oogen over alles gaan.
+
+Het was laat op den middag, nadat de grootste hitte voorbij was, toen
+men zich op weg had begeven. Het eerste gedeelte der landstreek was
+weinig belangwekkend; het pad liep over een heuvelachtig terrein, overal
+begroeid en bezaaid met dwergachtige en doornachtige heesters en
+steenblokken. Hier en daar was een kleine heuvel met een groepje palmen
+of een enkele aloë bezet. Nu en dan ontmoette men een paar Arabieren of
+Mooren en een weinig verder een troepje kameelen, die naar Tanger
+gingen. Allen riepen het reisgezelschap den gewonen groet toe: »Vrede
+zij op uwen weg!"
+
+Zoo ging men voort. De zon begon onder te gaan en hulde alles in
+goudgloed. Eene doodsche stilte lag over alles uitgespreid, die door
+niets werd verstoord dan door het geschreeuw van den eenen of anderen
+vogel, uit zijne schuilplaats opgejaagd, of door een nachtroofvogel,
+die krijschend rondvloog. De nacht viel snel en eer men er op bedacht
+was, was het bijna volkomen duister. Selam liet halt houden op de
+helling van een lagen heuvel. De kameelen knielden neer, en geholpen
+door Selam en Mohammed hadden de drijvers spoedig de twee tenten, die
+men medevoerde, opgeslagen.
+
+Het was een schoone nacht. De hemel prijkte met eene verblindende
+sterrenpracht. De warmte van den dag had plaats gemaakt voor eene
+aangename koelte. Het voorhang der tent was open, waardoor men het van
+sterren schitterende firmament bespeurde. De kameelen lagen te slapen
+en de paarden en ezels, op eene rij geschaard, stonden te droomen of te
+dommelen of lagen rustig neer. In de kleine tent lagen de drijvers te
+slapen en vóór de tent zaten Selam en Mohammed, de twee vrienden hunner
+kindsheid, zoolang van elkaar gescheiden en daarom nu zooveel te meer
+verheugd onverwacht weder vereenigd te zijn, in een druk gesprek, dat
+slechts werd afgebroken als Selam nu en dan oprees, om het kleine kamp
+rond te loopen of een wakend oog op de last- en rijdieren te houden.
+Bekend met den diefachtigen aard der Arabieren, vertrouwde Selam slechts
+zichzelf.
+
+Het was toen, dat de kapitein zijne reeds lang gegeven belofte nakwam,
+om aan zijne vrienden zijn wisselvalligen levensloop te verhalen. De
+nacht was zoo heerlijk, dat geen van drieën lust had zich in de armen
+van Morpheus te werpen, en met het open voorhang der tent, waardoor de
+frissche lucht vrij binnenstroomde, onder het genot van eene fijne
+sigaar en een glas Spaanschen wijn ving de kapitein aldus aan:
+
+--Wanneer gij denkt, mijne vrienden, het verhaal te zullen hooren van
+een schitterenden levensloop, van een leven doorgebracht in al de
+vermaken en genietingen van de wereldstad, Parijs, dan vergist gij u,
+want wat ik u zal verhalen, zijn niets anders dan de lotgevallen van een
+armen drommel, dan de lotgevallen van een straatjongen, die kapitein
+werd van de Spahi's.
+
+--Gij verwondert er u over, dat ik zeg een straatjongen te zijn geweest,
+helaas! 't is zoo en niet anders. Ik herinner mij, dat mijne ouders zeer
+arme, eenvoudige burgerlieden waren. Mijnen vader kan ik mij niet anders
+voorstellen dan zooals ik hem steeds heb gezien, den geheelen dag door
+aan den arbeid. Over dag en des avonds zag ik hem steeds bij het licht
+der lamp over zijn werk gebogen, schrijvende als of zijn leven er van
+afhing. En dit was werkelijk de bittere waarheid. Als mijn vader niet
+dag aan dag van vóór zonsopgang tot laat in den nacht werkte, hadden
+we geen brood. Even druk was mijne moeder altijd bezig met naai- of
+borduurwerk. Ik kan mij haar nog zóó goed voor den geest brengen alsof
+ze vóór mij stond. Aan dien kommervollen tijd kwam een einde, maar
+helaas! een treurig einde. Mijne moeder werd ziek en stierf, wijl het
+haar, ondanks hard werken, aan het noodige ontbrak, en mijn goede vader,
+die dien harden slag niet kon dragen, stierf twee maanden na haar.
+Nog te jong om de ramp te beseffen die mij had getroffen, gold mijne
+droefheid minder den dood mijner ouders, dan de verlatenheid en den
+honger, die zich deden gevoelen. Na den dood mijns vaders kwam eene oude
+tante over. Deze zorgde voor de begrafenis, betaalde met de opbrengst
+van het weinige huisraad, de kleine schulden, en nam mij met zich mede.
+
+--Van dien tijd af is mijne herinnering het levendigst. Deze tante, eene
+zuster mijns vaders, was eene streng godsdienstige oude vrijster. Zoo
+ik driemaal daags eten kreeg (wat niet altijd zeker was), kreeg ik wel
+tienmaal daags slaag, en ik moest den tijd dooden met bijbellezen. Bij
+het minste dat ik deed, kreeg ik een vloed van scheldwoorden naar het
+hoofd, vermengd met smalende uitdrukkingen over mijne ouders; want,
+zooals ik later vernam, mijn vader was zeer tegen den zin zijner familie
+met mijne moeder, die een arm maar braaf meisje was, gehuwd. Dit had
+zijne geheele verbanning uit de familie ten gevolge gehad, en die
+familie belasterde hem bovendien overal zoozeer, dat hij moeite had werk
+te vinden. Ik was een kleine en zeer tengere knaap voor mijne jaren,
+doch tamelijk driftig van aard. De herhaalde scheldwoorden, die mij
+golden, brachten mij tot woede, en de smalende uitdrukkingen over mijne
+gestorven ouders verbitterden mij zoo hevig, dat ik besloot weg te
+loopen en mij over deze mishandelingen te wreken.
+
+--Eerst rees de gedachte bij mij op om het huis in brand te steken; doch
+bedenkende, dat ik daardoor gevaar liep, niet alleen mijne tante te
+treffen, iets waarover ik mij weinig bekreunde, maar ook de dienstboden
+en de naburige huizen gevaar liepen, verzon ik iets anders. De tijd van
+mijn wraak was bepaald op een Zondag. Ik had nog maar drie dagen voor
+mij, want het was Woensdag avond, toen ik mijn besluit had genomen.
+
+--Zondags ging mijne tante na den middag altijd naar eene godsdienstige
+bijeenkomst, die tot laat in den avond duurde. De oude meid en de
+knecht, man en vrouw, gingen dan met haar mede en zoo ik goed had
+opgepast, genoot ik insgelijks dat voorrecht. Ik zorgde er echter voor
+des Zaterdags eenig kattekwaad te doen, waarvoor ik werd gestraft met
+het schrijven van eenige kapittels uit den bijbel en het van buiten
+leeren van een psalm.
+
+--De Zondag kwam en mijne tante vertrok met hare dienstboden, mij alleen
+achterlatende. Zoodra ik verzekerd was dat zij weg waren, spoedde ik mij
+naar den zolder. Ik zocht en vond de lijn, die voor het drogen van den
+wasch diende, en maakte deze vast aan de groote kram, die in het kozijn
+van het zoldervenster zat. Ik had mij slechts een voet of tien te laten
+afzakken om mij op den muur, die ons huis omgaf, te bevinden, en welke
+muur aan den zijkant van het huis niet verder dan op een meter afstand
+langs het huis liep. Mijn aftocht aldus verzekerd hebbende, begon ik
+mijne wraak ten uitvoer te leggen.
+
+--Ik had nu en dan een weinig klei heimelijk in huis gebracht; ik had
+die voor mijn plan noodig en dus weggestopt in een hoek van den zolder.
+Thans was al die klei een groote hoop geworden. Ik ging nu naar beneden
+en sloot alle deuren die toegang tot het huis verleenden, en stopte de
+openingen onder de deuren en ter zijde goed dicht met klei. De luiken
+van den kelder sloot ik eveneens. Toen wierp ik al het beddegoed, alles
+wat breekbaar en niet breekbaar was, kortom, al wat ik maar kon vinden
+op den grond, en begaf mij naar boven. Boven was de keuken en in die
+keuken bevond zich de groote kraan der waterleiding, die de gansche stad
+van water voorzag.
+
+--Na al mijne voorzorgen te hebben genomen en toen ik klaar was om
+weg te gaan, was het reeds schemeravond. Toen zette ik de kraan der
+waterleiding open na vooraf de opening van het steenen bekken, dat zich
+er onder bevond, dicht gestopt en alle binnendeuren opengezet te hebben,
+die de verschillende kamers met elkaar verbonden, en ik zette mij op
+mijn gemak neder op de treden der zoldertrap.
+
+--Het water overstelpte weldra het bekken, vloeide er overheen, stroomde
+over den vloer der keuken, drong in de drie kamers der bovenverdieping
+en vond toen een uitweg langs de trap. Ik was opgetogen van eene
+boosaardige vreugde. Welhaast zag ik, mij naar den rand der trap
+begevende, dat het water in het benedenhuis wel bijna een voet hoog
+stond, en het steeg altijd door. De stoelen geraakten van hunne plaats
+en dreven rond. Het eene meubelstuk na het andere, opgetild en
+omgestooten door de kracht van het nederstroomende en stijgende water,
+plonste in het nat. Matjes, stoven, bankjes, doozen, kortom alles dreef
+rond. En intusschen steeg het water aanhoudend en was ik zoo verdiept in
+het gelukken van mijn wraakzuchtig plan, dat ik aan geen heengaan
+dacht. Maar eindelijk daaraan herinnerd door de heerschende duisternis,
+begreep ik dat het daartoe tijd werd, wilde ik niet overvallen worden.
+Ik klom naar den zolder en liet mij uit het venster zakken, kwam
+gelukkig op den muur en bereikte vandaar met een stouten sprong
+ongedeerd den grond.
+
+Dries zat te grinneken van de pret, die hem deze grap gaf.
+
+--Toen, zoo vervolgde de kapitein, bevreesd achtervolgd te zullen
+worden, liep ik wat ik loopen kon recht voor mij uit. Waar liep ik heen?
+Ik wist het niet. Ik liep maar door of de duivel mij op de hielen zat,
+aan niets anders denkend dan uit de voeten te komen. Dien nacht kwam er
+geen slaap in mijne oogen. Ik liep en liep, totdat ik aan een groot
+bosch kwam.
+
+--Het was winter en de sneeuw lag hoog. Dit vermoeide mij zeer in het
+gaan, doch ondanks dat alles liep ik voort, maar thans niet meer zoo
+gejaagd als in het begin. De morgen brak aan en met den morgen voelde ik
+den prikkel des hongers. Den vorigen dag, vervuld met mijne wraak, had
+ik bijna niets gegeten en verzuimd een stuk brood of iets anders mede te
+nemen. Ook had ik geen cent op zak. Wat moest ik beginnen? Hoe aan brood
+te komen? Eindelijk zag ik in de verte de eerste huizen eener stad. Het
+was eene der voorsteden van Parijs. Het bosch, bijna ten einde zijnde,
+ontmoette ik een man, die, eenigszins beschonken, mij te gemoet kwam.
+Ziende, dat hij tamelijk goed gekleed was, liep ik op hem aan en vroeg
+met een smeekend gelaat om brood.
+
+»Een aalmoes," zeide de kerel, mij lachend aanziende.
+
+»Ja mijnheer, ik heb honger," zeide ik.
+
+»Wel, wat rare snaak," riep de kerel uit, »hij heeft honger; kom hier,
+kleine aap!"
+
+--Ondanks deze weinig streelende benaming, trad ik nader. Hij stak de
+hand in zijn zak, doch op het oogenblik dat ik dacht iets te krijgen,
+gaf de kerel mij een slag in het gelaat. Van woede buiten mijzelf,
+viel ik op den kerel aan, die mij, zwakken knaap, met één slag van
+zijn gespierden arm gemakkelijk kon vermorzelen, en terwijl hij mij
+verachtelijk aanzag en nogmaals een slag toediende, greep ik zijn arm en
+beet er in.
+
+»Kijk, wat leelijk beest," riep de kerel mij aangrijpend. »Wat een moed
+voor zoo'n kleinen aap!" En toen ik niet anders dacht, dan een duchtig
+pak slaag te zullen ontvangen, zeide de kerel, op eens van toon
+veranderende: »Kijk, je bevalt me. Komaan, ga mee, ik zal je te eten
+geven en je kan bij mij blijven."
+
+--Geheel verwonderd keek ik hem aan.
+
+»Ja," zeide hij, »vind je dat niet goed? Kijk, ik heb bij mijn werk
+een jongen noodig, doch niet iedereen bevalt mij. Jij bent nu juist de
+rechte; klein, vlug en moedig, dat zijn drie vereischten, die ik juist
+zoek. Maar komaan," vervolgde hij, »daar ik nog altijd onbeweeglijk
+bleef staan, praten we niet langer, maar gaan wij op weg."
+
+--Hij nam mij bij de hand en geheel werktuigelijk liet ik mij gewillig
+medevoeren. Voor mij bestond er op dat oogenblik slechts één wensch:
+mijn honger te mogen stillen; hoe ik dien kon bevredigen, was mij om
+het even, als ik slechts te eten kreeg.
+
+--Wat wilt ge, zeide de kapitein, als het ware zichzelf in de reden
+vallende, honger is een scherp zwaard!
+
+--Wij gingen door eene aantal straten en stegen, allen even morsig,
+totdat we in eene smalle, smerige, slecht verlichte straat aankwamen.
+Hier hield de kerel stil en opende met den sleutel de deur van een
+zeer smal, maar tamelijk hoog huis. Naar het mij voorkwam, was het
+onbewoond, en dit was ook werkelijk zoo, in zooverre, dat mijn nieuwe
+meester de eenige bewoner was. Het was, zooals ik zeide, een hoog huis;
+beneden waren twee vertrekken en een soort van keukentje; op de eerste
+verdieping waren twee kamers en op de tweede vier kleine slaapkamertjes
+of kabinetjes; daar boven bevond zich de zolder. Waarom mijn leidsman
+het geheele huis alleen bewoonde, kon ik toen niet begrijpen; want
+behalve beneden, was nergens eenig huisraad te zien. En wat er nog was,
+was van het gemeenste.
+
+--Te huis gekomen, zette mijn nieuwe beschermer mij brood, kaas en wijn
+voor, waarvan ik ondanks het vreemde mijner omgeving met graagte at.
+Daarna ging mijn meester tegen den avond de deur uit; wanneer hij weerom
+was gekomen wist ik niet, daar ik weldra in een diepen slaap verzonk,
+waaruit ik niet ontwaakte dan den volgenden middag. Mijn meester was te
+huis. Hij sprak weinig tegen mij, en na een paar dagen zoo doorgebracht
+te hebben, nam hij mij op een avond met zich mede. Waarheen? Dat zou ik
+spoedig tot mijn schrik gewaar worden.
+
+--Wij gingen eene menigte straten door tot wij in eene afgelegene, zeer
+stille straat kwamen. Het was een donkere, koude nacht. Sneeuw, hagel
+en regen, voortgejaagd door een scherpen noordenwind, deden mij bijna
+geheel verkleumen. Op eens gebood mijn meester mij te wachten en
+tegelijk duwde hij mij in de schaduw van een vooruitspringenden muur,
+terwijl hij de straat verder in liep.
+
+--Na eenige oogenblikken keerde hij weder.
+
+»Alles is in orde," zeide hij. »Komaan, aan het werk!" en hij liep naar
+een raam toe, dat in het steegje uitkwam, na mij bevolen te hebben aan
+het begin van het steegje op den grond te gaan zitten in de schaduw van
+den muur en hem te waarschuwen, zoodra ik eenig gerucht vernam of iemand
+zag aankomen.
+
+--Toen begreep ik op eens wie mijn meester was; een gemeene dief,
+misschien wel een moordenaar. Een oogenblik dacht ik er aan op den loop
+te gaan, doch alsof de kerel mijne gedachten ried, zeide hij: »Ga daar
+stil zitten en doe wat ik je zeg; zoo niet, bij God! ik zal je aan
+riemen snijden, reken daar op!"
+
+--Wat kon ik doen? Ik was niet verder dan een twintig pas van hem af.
+Bij de minste beweging, die ik maakte, zou hij zich op mij werpen en mij
+verworgen. Ik begreep dit, toen hij mij in de oogen zag. Toen nam ik
+snel mijn besluit, namelijk den huichelaar te spelen, te houden of ik
+smaak had in zijn afschuwelijk handwerk en hem zoodoende te blinddoeken
+tot de gelegenheid zich opdeed om weg te komen.
+
+--In minder tijd dan ik zeggen kan, had hij een ruit uitgesneden, stak
+den arm door de gemaakte opening en opende de blinden.
+
+»Is er niets?" riep hij met gedempte stem.
+
+»Niets," antwoordde ik.
+
+»Kom dan hier," riep hij weder.
+
+--Ik begaf mij sidderend en al mijn moed bijeenrapend naar den
+ellendeling.
+
+»Kom," zeide hij, »gij moet hier door. Dit raam komt uit in de
+vestibule; wanneer ge daar zijt, doet ge, voorzichtig langs den muur
+loopend, een pas of vijf dan zijt ge hier,"--en hij wees mij op den
+hoek van het huis, dat den hoek vormde van de straat en het steegje.
+»Dan doet ge nog een paar pas rechts en zijt ge aan de deur, die ge
+moet openen. Er zijn twee knippen op, de eene van onder, de andere in
+het midden. Als de sleutel niet op het sloot steekt, moet ge langs den
+muur tasten in den hoek of hij daar ook hangt. Bovendien zal er nog
+een ketting op de deur zijn, die ge er ook af moet doen. Kunt ge geen
+sleutel vinden, dan zal ik hem toch wel openen, doch pas op geen leven
+te maken, het zou je het leven kunnen kosten; poog ook niet in het huis
+te ontvluchten. Ik zal je in het oog houden; bij de minste beweging om
+mij te verraden, verbrijzel ik het raam en zal je de hersens ingeslagen
+en mijzelven uit de voeten gemaakt hebben vóór iemand van de bewoners
+nog bij je is.--Denk er aan."
+
+--Hij duwde mij door de opening. Verlamd van schrik kon ik eerst bijna
+geen stap doen, doch zijne ruwe stem deed mij voortschrijden. Ik liep
+volgens zijne aanwijzing langs den muur, vond de deur en ontsloot die.
+Voor hij binnenkwam, sloot hij eerst de blinden van het raam, en de deur
+zachtjes dicht doende beval hij mij hem te wachten. Hij verdween in het
+huis. Ik hoorde geen ander gerucht dan het behoedzaam openen en sluiten
+van deuren. Alles ging even stil in zijn werk. Na verloop van eenige
+minuten kwam hij terug een klein pakje in een zakdoek geknoopt bij zich
+hebbende. Even stil als wij er in gekomen waren, verlieten wij het huis
+en ik haalde eerst gerust adem toen wij eenige straten verder waren.
+
+--Te huis gekomen, gelastte hij mij naar bed te gaan. Ik deed zulks,
+doch kon niet slapen en besloot mij te houden alsof ik sliep, ten einde
+hem te bespieden. Denkende dat ik sliep, begon hij, met een vergenoegden
+glimlach op zijn gemeen gelaat, zijn zakdoek te ontknoopen, waaruit
+hij eerst eene leederen portefeuille haalde. Hij deed ze open; zij
+bevatte eene menigte banknoten. De bandiet kon nauwelijks een kreet
+van blijdschap onderdrukken. Voor het overige waren het blinkende
+geldstukken, waarmede de zakdoek was gevuld, benevens eenige kostbare
+damesversierselen. Toen hij alles goed had bekeken, ging hij naar een
+hoek van de kamer waar een hoekkast stond, welke hij verschoof. Alleen
+een kerel zoo sterk als hij, was daartoe in staat. De kast omdraaiende
+met den rug naar het licht, drukte hij op een pennetje en een gedeelte
+van het achterschot sloeg als een klep naar buiten naar beneden om, en
+deed mij zien dat de kast een dubbel achterschot had. Hierin verdwenen
+de portefeuille en de versierselen. Het geld stak hij bij zich, waarna
+hij de kast weder op hare plaats zette. Een oogenblik daarna had hij het
+licht uitgedaan en zich in bed geworpen, waar ik hem weldra luide hoorde
+snorken.
+
+--Duizenden gedachten vlogen mij door het hoofd, zonder dat ik tot een
+bepaald plan kon komen. Ik sliep zeer onrustig, had allerlei benauwde
+droomen en wist maar niet hoe ik weg zou komen.
+
+--Intusschen begon mijn meester mij meer en meer te vertrouwen. Hij nam
+mij meermalen mede om te wandelen of Parijs te bezien, en zoo kwam ik
+ten laatste ook in die vuile afschuwelijke krotten van herbergen, die
+bezocht worden door het slechtste gespuis van Parijs. Het was daar dat
+ik hoorde, wie mijn meester was, namelijk een der grootste, vermetelste,
+maar ook der gemeenste schurken van Parijs; men noemde hem »l'hyène",
+welken naam hij te danken had aan zijn woesten aard.
+
+--Zoo gingen dagen, weken en maanden om op dezelfde manier, en
+gedurende al dien tijd had ik geen gelegenheid gevonden om te
+ontsnappen. Op een avond, nog verschrikkelijker dan die mij inwijdde
+in mijn afschuwelijk bedrijf, gingen wij weder op eene onderneming uit.
+Hetzelfde had plaats als ik reeds beschreven heb. Mijn meester drong
+met mij door in het huis, waar hij, zooals hij zeide, een goeden slag
+hoopte te slaan, en had spoedig den buidel binnen. Even stil maakte hij
+zich gereed te vertrekken, toen hij onverwachts over iets struikelde.
+Ik stond beneden in de kamer bij het raam, waardoor wij binnen waren
+gekomen, hetwelk l'hyène weder had gesloten, toen ik den slag van zijn
+val hoorde. Dadelijk daarop hoorde ik eene stem roepen: »Wie daar?" Eene
+worsteling volgde, die slechts kort duurde, en binnen weinige minuten
+kwam de bandiet aanloopen. Zijn gelaat was bleek, en haastig verborg
+hij een dolkmes. Snel de deur openende vloog hij er uit, en ik volgde
+hem doodelijk verschrikt. Op straat pakte hij mij bij den arm en stapte
+haastig maar omzichtig voort. Evenals de vorige maal gelastte hij mij te
+gaan slapen en na de vruchten zijner diefstal geborgen te hebben, wierp
+hij zich gekleed te bed. Doch hij, evenmin als ik, sliep dien nacht.
+
+--Toen de dag aanbrak en wij hadden ontbeten, keek hij mij onderzoekend
+aan. Ik beantwoordde zijn blik kalm en vast. Door mijn voortdurend
+huichelen had ik hem volkomen om den tuin geleid. Hij vertrouwde mij
+geheel, zooals ge zult zien.
+
+»Pierre," zeide hij fluisterend, »je hebt zeker begrepen wat er van
+nacht is gebeurd, niet waar?"
+
+»Volkomen, meester!" antwoordde ik, mij geweld aandoende een
+lichtzinnigen toon aan te nemen. »Ge hebt er een zijn paspoort gegeven,
+papa, niet waar?"
+
+»Ja," zeide hij zacht, mij strak aanziende, »de oude werd wakker en ik
+kon niet anders, vervloekt!"
+
+»Komaan, papa, wordt nu niet flauwhartig," zeide ik, pogende te
+glimlachen, »'t is de eerste niet, wel? Drink liever eens; dat spoelt de
+zorg weg!"
+
+»Hoe weet jij dat?" vroeg hij woest.
+
+»Hoe ik dat weet, nu, die vind ik fraai, alsof papa l'hyène niet genoeg
+bekend is bij de vrienden in de sociëteit."
+
+»'t Is waar," zeide hij, »'t is niet de eerste; maar, enfin, het doet er
+niet toe, wat maakt het uit één meer of minder,"--en hij dronk den eenen
+beker wijn na den andere.
+
+»Goed," zeide ik, »zoo mag ik u zien, papa! geen weekheid asjeblieft."
+
+--Na eenige oogenblikken zwijgens vervolgde hij: »Weet je wat je moest
+doen, Pierre?"
+
+»Zeker, als ge het mij zult gezegd hebben," antwoordde ik.
+
+»Welnu, hier hebt ge een cadeautje,"--en hij wierp mij een paar
+goudstukken toe. »Ga de straat op, bezoek het een of ander koffiehuis en
+hoor eens rond wat er van is uitgelekt... begrepen?"
+
+»Goed," zei ik, »maar drink toch, papa! of zijt ge afschaffer geworden?"
+
+»Neen, voor den duivel, dat nooit!" antwoordde hij--en hij dronk; »doch
+wees voorzichtig, begrijpt ge?"
+
+»Wees gerust," antwoordde ik, en ik vertrok.
+
+--Alvorens de deur uit te gaan zag ik echter, dat hij reeds tamelijk de
+hoogte had.
+
+--Nu of nooit! dacht ik, toen ik op straat was, en ik begaf mij naar
+een koffiehuis. Na een glas wijn besteld te hebben, luisterde ik, een
+dagblad in de hand nemende, naar de verschillende gesprekken die er
+gevoerd werden. Het duurde niet lang of er kwamen eenige bezoekers
+binnen.
+
+»Dag papa Picard!" zei de een tegen den hotelhouder, »hebt ge het nieuws
+al gehoord?"
+
+»Het nieuws?" vroeg de kastelein, »welk nieuws, mijne heeren?"
+
+»Welnu, komaan, Parijs is er vol van."
+
+»Ik weet nog niets," antwoordde de kastelein, »wat is er dan gebeurd?"
+
+»Een moord," zeide een der heeren.
+
+»Een moord!" riep de kastelein verbaasd.
+
+»Ja, een moord in de Rue de l'enfer. Een braaf oud geneesheer Dr.
+Hachette is het slachtoffer. Hij is vermoord, na alvorens bestolen te
+zijn."
+
+»Mijn God, mijn God! hoe afschuwelijk!" riep de kastelein; »die brave
+doctor Hachette. En heeft men den moordenaar?"
+
+»Wel ja, die blijft er bij wachten!" zeide een der heeren lachend.
+
+»Een man die zooveel goed deed," mompelde de herbergier. »'t Is
+afschuwelijk!"
+
+--Ik wist genoeg. Het koffiehuis verlatende liep ik regelrecht naar de
+politiewacht en verzocht den commissaris te spreken. Men liet mij langer
+dan vijf minuten wachten. Ik werd ongeduldig. »Zeg," zeide ik tot een
+der wachthebbende agenten, »dat de zaak waarvoor ik gekomen ben spoed
+vereischt, en ik niet langer _kan_ wachten." Een oogenblik daarna werd
+ik binnengeroepen. De commissaris, een man met een streng maar
+rechtschapen gelaat, ontving mij barsch.
+
+»Gij schijnt haast te hebben, mijn vriend," zeide hij norsch, »kondt ge
+niet wachten?"
+
+»Onmogelijk, mijnheer!" antwoordde ik.
+
+»Laat hooren, wat is het? Zeker de eene of andere vechtpartij of een
+verloren beurs."
+
+»Mijnheer," zeide ik, »ik kom u spreken over den moord in de Rue de
+l'enfer."
+
+--De commissaris sprong op van zijn stoel.
+
+»Wat zegt ge," riep hij, »gij zoudt mij daaromtrent eenige inlichtingen
+kunnen geven?"
+
+»Alle inlichtingen, die ge wilt hebben," antwoordde ik.
+
+--Hij keek mij verbaasd aan.
+
+»Kortom, mijnheer," zeide ik, »ik kom u den naam van den moordenaar
+opgeven."
+
+»Wat," riep hij uit, meer en meer verbaasd, »en die naam?"
+
+»Is die van l'hyène," zeide ik.
+
+»Ha," riep de commissaris, »is het die ellendeling? Wacht vriend, we
+hebben nog eene oude rekening te vereffenen, maar die vereffening zal
+verschrikkelijk zijn."
+
+»Maar hoe weet ge dat?" vroeg hij, »wie verzekert mij, dat gij de
+waarheid spreekt?"
+
+»Ikzelf," zeide ik, »want ik was bij den moord tegenwoordig."
+
+»Gij," riep hij uit, »ge zijt dan medeplichtig, daar ge hem niet
+verhinderd hebt."
+
+»Ja, ik was gedwongen medeplichtige, want ik kon den moord niet
+verhinderen."
+
+»Maar hoe heeft zich dat dan toegedragen?"
+
+»Mijnheer," zeide ik, »zoudt gij niet, alvorens ik u dat mededeel, den
+moordenaar laten gevangen nemen, want mijn verhaal zal lang zijn."
+
+»Ge hebt gelijk," antwoordde hij, »waar kan men l'hyène vinden?"
+
+--Ik noemde de straat en het nommer, en zeide: »Ik zou u aanraden een
+rijtuig te nemen, want de bandiet zal dronken zijn; ik heb hem van den
+koppigsten wijn gegeven, die er was."
+
+»Goed," zeide de commissaris, en hij gaf zijne bevelen. »Binnen een
+kwartier is hij geknipt," zeide hij, weder binnen komende en zich
+vergenoegd de handen wrijvende. »Welaan, mijn jonge vriend, verhaal als
+ge zoo goed wilt zijn."
+
+--Toen verhaalde ik hem hoe ik bij l'hyène was gekomen, mijne
+vergeefsche pogingen om te ontvluchten en eindelijk het voorgevallene
+van den afgeloopen nacht. De commissaris geloofde mij volkomen en
+beloofde voor mij te zullen doen wat hij kon. Voorloopig wees hij mij
+een kamertje aan in het gebouw der wacht, waar ik kon verblijven.
+
+--Terwijl wij nog aan het praten waren, kwamen de agenten aan met
+l'hyène. De moordenaar was zoo dronken, dat hij niet wist wat er met hem
+gebeurde. Men had de deur opengeslagen en hem smoordronken op den vloer
+gevonden; zijne arrestatie leverde dus geene moeilijkheden op. Na het
+huis te hebben laten bezetten, begaf ik mij met den commissaris er heen.
+Men haalde de kast weg en opende die op mijne aanwijzing; er kwam voor
+eene enorme waarde uit aan bank- en ander geldswaardig papier, aan goud-
+en zilvergeld en aan kostbaarheden. Langer dan tien jaren had l'hyène
+zijn vuig handwerk met ongehoord succes gedreven, en de voorwerpen, die
+hier voor den dag kwamen, waren die, welke de politie sinds jaren had
+gezocht.
+
+--Gedurende zijn proces, als ik mijne verklaring moest afleggen, scheen
+het of l'hyène zich op mij wilde werpen om mij te dooden. Doch het waren
+juist deze aanvallen van woede, die zijne schuld bewezen. Ten laatste
+bekende de schurk dan ook met eene onbeschofte koelbloedigheid en op
+uittartenden toon. Zijne veroordeeling volgde nu spoedig; de ellendeling
+ging voor levenslang naar de galeien.
+
+Hier hield de kapitein een oogenblik op.
+
+--Verduiveld, waarde kapitein! zeide de luitenant, gij hebt geen
+pleizierige jeugd gehad. Welk een verschrikkelijk leven met zoo'n
+ellendeling, en wat moet gij een moed en tegenwoordigheid van geest
+gehad hebben, om dien ellendigen bandiet zoo te blinddoeken.
+
+--Nu ja, zeide de kapitein, het spreekwoord zegt: de gelegenheid
+maakt den dief, maar de gelegenheid maakt ook den held. Men moet in
+zoodanige omstandigheden hebben verkeerd om te begrijpen, welk eene
+tegenwoordigheid van geest, welk eene geslepenheid en moed bij u door
+het gevaar ontwikkeld worden.--Maar laat ik voortgaan met mijn verhaal.
+
+--Om mij, zooals de commissaris had beloofd, eene betrekking of
+ten minste iets te bezorgen, waarvan ik kon leven, was lang geene
+gemakkelijke zaak, om de eenvoudige reden dat ik niets kende. Er was
+geen handwerk, geen ambacht waarvan ik iets verstond, en zoo kwam het
+dat de goede man zich tevergeefs moeite gaf mij iets te bezorgen,
+waarvoor ik te gebruiken was.
+
+--Omstreeks dien tijd kwam een groot paardenspel Parijs bezoeken. Mijn
+beschermer, die met den directeur van dien circus natuurlijk veel te
+maken had, zeide op zekeren dag tot mij: »Wel, jonge vriend! zoudt ge
+ook genegen zijn om stalknecht te worden?"
+
+»Wel waarom niet," zeide ik.
+
+»Ja, ziet ge," zeide de commissaris, »daar gij van fatsoenlijke familie
+zijt, dacht ik dat zulk werk u zou tegenstaan."
+
+»Wel komaan," antwoordde ik, »werken is geen schande, zelfs het minst
+geachte niet; 't is maar de vraag, of ik tot dat werk in staat ben."
+
+»O, wat dat betreft," zeide de commissaris, »wees daarover gerust. Het
+leert spoedig aan en bovendien heeft men aan mij verplichting, en zal
+men om mijnentwil geduld met u gebruiken."
+
+»Goed," zei ik, »ik dank u bij voorbaat, maar waar zal ik worden
+geplaatst?"
+
+»In den circus," antwoordde de commissaris.
+
+»Komaan," riep ik verheugd uit, »dat zal wel gaan!"
+
+»Eén ding moet ik u nog zeggen," zei mijn beschermer; »de menschen in
+uwe nieuwe omgeving zijn ruwe lieden, maar geen schurken, en met uwe
+beginselen zult ge ook daar een eerlijke jongen blijven; daarvan ben ik
+overtuigd."
+
+--En ziedaar mij weldra als stalknecht in den circus Remenz. Ik was
+toen zestien jaar en, hoewel veel grooter geworden, had ik mijne
+slankheid behouden. Op zekeren dag viel het oog van den directeur
+op mij, en na een kort gesprek werd ik van stalknecht bevorderd tot
+adspirant-kunstrijder. Elken dag les ontvangende, en dit gevoegd bij
+mijne natuurlijke vlugheid en gewilligheid, werd ik spoedig bekwaam
+genoeg om eene plaats te verwerven als kunstrijder in den circus. Ik
+kon thans fatsoenlijk maar schamel leven, toen er op zekeren dag iets
+gebeurde, dat voor goed eene wijziging in mijn levensloop bracht.
+
+--Het was op een Zondag, dat ik vóór onze tent op en neer loopende in
+gesprek met een mijner kunstbroeders een open rijtuig bespeurde met twee
+fraaie paarden bespannen, dat hollende de straat afkwam. Het volk vloog
+overal uit den weg, de koetsier schreeuwde luide en de twee dames, die
+in het rijtuig zaten, hielden zich angstig vast. Zonder mij lang te
+bedenken was ik in een paar sprongen naast het hollend gespan, greep de
+teugels en slingerde mij op de paarden, die ik weldra tot staan kreeg.
+Voor mij als kunstrijder beteekende dat geheele geval niets, doch dit
+nam niet weg, dat iedereen mij toejuichte. Hartelijk bedankt door de
+dames, verwijderde ik mij. Des anderen daags 's morgens kwam een heer,
+in de uniform van kolonel bij de cavalerie, mij zijn dank betuigen voor
+de redding zijner vrouw en dochter. Verlangend iets voor mij te doen,
+sloeg hij mij voor in dienst te treden bij zijn korps, mij plechtig
+belovende alles voor mij te doen om mij den rang van officier te doen
+verkrijgen. Reeds lang was ik het wisselvallige en onaangename van het
+zwervende leven van kunstrijder moede, en het kostte mij niet veel
+moeite het vaarwel te zeggen. Ik nam het aanbod van den kolonel aan
+en trad in den krijgsdienst. Mijne geoefendheid in het rijden deed
+mij spoedig bevorderen tot instructeur om de recruten het rijden te
+leeren en paarden af te richten. Intusschen hield de kolonel woord en
+verschafte mij de gelegenheid tot studeeren, waardoor ik, dank zij zijne
+bescherming, binnen acht jaren luitenant was.
+
+--Nu had ik eene fatsoenlijke positie in de wereld verworven. Gehoor
+gevende aan de verhalen, die onder mijne wapenmakkers gedaan werden
+van het avontuurlijke leven in Algerië, verkreeg ik na een paar jaren
+eene overplaatsing derwaarts, waar ik na eenige met succes bekroonde
+ontmoetingen met de Arabieren en Kabylen tot mijn tegenwoordigen rang
+werd bevorderd. Ik huwde met de dochter van een mijner chefs, die mij
+echter, helaas! te spoedig ontviel na mij twee kinderen te hebben
+geschonken.
+
+--Ziedaar, zoo eindigde de kapitein, het verslag van mijn kort doch veel
+bewogen leven.
+
+Het was intusschen laat geworden. De hemel was nog altijd even schoon en
+beloofde een mooien dag. Selam was een paar uren gaan slapen en Mohammed
+had zijne plaats ingenomen. In het kleine kamp heerschte de grootste
+rust, en onze vrienden legden zich mede ter ruste om den volgenden dag
+reeds vroeg op weg te gaan.
+
+
+
+
+VI.
+
+DE MONSTERPAD EN DE WITTE EZEL VAN SELAM.
+
+
+De opkomende zon kleurde nauwelijks den hemel met roode tinten, of
+er begon leven te komen in het kleine kamp. Selam, de onvermoeide,
+die slechts een paar uren geslapen en daarna de plaats van Mohammed
+ingenomen had, was reeds druk in de weer. Hij wekte Mohammed en de
+drijvers en riep hun op tot het gebed. Men spreidde den kapmantel op den
+grond uit, knielde daarop met het aangezicht naar het Oosten gekeerd,
+en vervolgens een handvol aarde nemende wreven zij daarmede hunne armen
+en beenen, het hoofd en de voeten alsof zij zich waschten; daarna
+maakten zij onder het mompelen van gebeden allerhande bewegingen, bogen
+nu het gelaat in het gras, lagen op de knieën, sprongen dan weder op of
+hieven de handen biddend omhoog. Het was het eerste gebed van de vijf,
+die de Mahomedaan verplicht is elken dag te doen. Op een wenk van Selam
+stond men weder op en ging aan het werk; terwijl de drijvers ijverig
+bezig waren de bagage op de kameelen te laden, maakte Selam met zijn
+vriend Mohammed het ontbijt gereed, ondertusschen een oog houdend over
+het opladen der kameelen.
+
+Luitenant Frank, altijd met de zon uit de veeren, had nauwelijks
+de drukte van het ontwaken bespeurd, of hij stond op en wekte zijne
+vrienden. IJlings maakte men zich gereed om weder op marsch te gaan,
+en na te hebben ontbeten zette de kleine stoet zich weder in beweging.
+Ditmaal reed Selam met Mohammed vooraan, daarop volgden de kameelen en
+onze drie vrienden maakten de achterhoede uit.
+
+De dag was schoon. De zon nog niet zoo brandend als op den dag,
+stelde hen in staat goed door te marcheeren. De weg liep door een zeer
+afwisselend terrein. Welig groen, doorvlochten met prachtige bloemen,
+zag het oog allerwegen; ook uitgestrekte bebouwde velden met rogge en
+gierst bezet. Hier een heuvel, bedekt met een kleed van frisch groen
+en met fraaie boomheesters, dáár een dal met kreupelhout begroeid,
+waarboven overal vijgeboomen, aloë's en palmen uitstaken, hier eene
+wijd uitgestrekte groene vlakte, daar ginds voor hen uit eene lange rij
+blauwe bergen. Doch nergens ontwaarde men een levend wezen. Zoo reed men
+voort, pratend en lachend. Een zacht frisch koeltje deed eene aangename
+uitwerking en verfrischte allen.
+
+Met het klimmen van de zon begonnen hare stralen ook meer te branden.
+Het was omstreeks tien uur in den morgen en reeds was de hitte
+ondraaglijk. Een eind voor den troep uit bespeurde men een lagen berg.
+Hij bestond uit een steenachtigen grond met bosch en liep zeer steil
+op. De luitenant en de kapitein reden er heen op de ezels van Selam en
+Mohammed, wijl hij niet zeer geschikt was te paard bestegen te worden.
+Niet zonder moeite kwam men op den top aan, vanwaar men een prachtig
+uitzicht had over de omliggende landstreek en den Atlantischen Oceaan,
+die zich heel in de verte als een blauw vlak uitstrekte. Mohammed, die
+hen te voet was gevolgd, wees hun eenige zeilen, die hij met zijne
+scherpe oogen op dien verren afstand bespeurde. Inderdaad onderscheidde
+men een paar schepen met volle zeilen. Het geleken op dien afstand een
+paar watervogels, die, met de witte vlerken uitgespreid, zachtjes over
+het water zweefden om hun buit te bespieden. Omlaag zag men den troep
+reeds een heel eind vooruit, en men haastte zich den berg af te gaan,
+wat niet zonder gevaar geschiedde. De luitenant had nog een paar
+prachtige kevers gevonden, zeer zeldzame exemplaren, en Mohammed had
+onder het afstijgen een hagedis betrapt, die zeer klein was maar
+schitterde met allerlei kleuren.
+
+Toen men weder bij het gezelschap was, zeide Selam:
+
+--Dat is de Roode Berg; wij hebben reeds een goeden marsch gemaakt en
+als mijnheer het vergunt om ginds in de schaduw dier boomen een paar
+uurtjes te rusten om ons wat te verfrisschen, dan kunnen wij vóór den
+nacht nog Had-el-Garbia bereiken, dat aan gindsche zijde dier bergketen
+ligt.
+
+De luitenant en de kapitein keurden het goed, en na verloop van een uur
+zat men te rusten onder het dichte lommer van eene fraaie boomgroep. De
+hitte was dan ook onuitstaanbaar. De luitenant haalde zijn schetsboek
+voor den dag en maakte zijne eerste schets van een Arabisch landschap,
+terwijl Dries zich behaaglijk in het zachte groen uitstrekte en de
+kapitein eenige aanteekeningen in zijn dagboek opschreef. Wat de
+drijvers Mohammed en Selam betreft, deze gaven zich met innig welbehagen
+over aan dien trek naar rust, die den Arabieren en Mooren eigen is.
+
+Na eene verkwikkende rust ging men weder op weg. De hitte was nu ten
+minste draaglijk. De landstreek was afwisselend, maar eenzaam. Geen
+enkel persoon ontmoette men, en men bereikte tegen den nacht eene plek
+waar het kamp werd opgeslagen. Een weinig links af bevond zich
+Had-el-Garbia.
+
+[Illustratie: Eindelijk deed het dier een paar sprongen, welke het aan
+ de voeten van den kapitein brachten. Bladz. 50.]
+
+Na de afmattende hitte van den dag gevoelde iedereen lust om te rusten,
+en toen de tenten opgeslagen waren en de beesten op een paar meters
+afstand vóór de tenten op eene rij waren vastgemaakt, begaf elkeen
+zich ter ruste. In de kleine tent was behalve Selam, die de wacht
+hield, weldra ieder in een diepen slaap. Niet alzoo in de groote tent.
+Nauwelijks had men zich nedergelegd, of een zwerm insecten rukte
+van alle kanten aan. Vliegend, kruipend, loopend kwam dat heir van
+ongedierte onze vrienden plagen. Dries was zoo afgemat, dat hij ondanks
+de insecten weldra sliep als een os. De luitenant verdroeg alles met
+kalmte, bleef rustig liggen en knipte slechts nu en dan het een of ander
+dier, dat hem te veel hinderde, met den vinger weg. Tegen de muskieten
+had hij zich gewapend met eene sigaar, aanhoudend dikke rookwolken
+uitblazend, zoodat hij weldra geheel in den dikken blauwen welriekenden
+rook van zijne manilla gehuld was. Doch kapitein Daumas had het 't ergst
+van allen te verantwoorden. Nauwelijks neergevlijd sprong hij op, eene
+verwensching uitstootende, liep met zijn zakdoek te wuiven, en sloeg en
+trapte naar alle kanten, zonder de zoozeer gewenschte rust te kunnen
+vinden.
+
+--Doe als ik, vriend! zeide de luitenant, die geheel onzichtbaar was.
+
+--Parbleu! riep de kapitein toornig uit, dat kan ik niet, dat duivelsche
+goed bijt en steekt me om er razend van te worden. Voorwaar, men moet
+een liefhebber van insecten zijn zooals gij, om te kunnen slapen met dat
+vieze goed bij en rondom u.
+
+De luitenant lachte.
+
+--Sacrebleu! riep de kapitein uit, ik ga naar buiten. En hij liep
+wanhopig de tent uit.
+
+Daarbuiten zat Selam voor zijne tent. De kapitein naderde hem stil en
+legde de hand op zijnen schouder. De Moor gaf geen teeken van schrik,
+maar draaide bedaard het hoofd om.
+
+--Ga slapen, mijn jongen! zeide de kapitein, ten minste als ge kunt.
+Ik kan 't niet en zal dus blijven waken. Zoodra ik lust heb om te gaan
+slapen, zal ik Mohammed wekken.
+
+De Moor weifelde.
+
+--Vergeef mij, heer! zeide hij, maar er wonen hier dichtbij Arabieren;
+ze zouden wel eens kunnen pogen te stelen. Als u het mij wilt vergunnen,
+blijf ik liever op.
+
+--Wees gerust, Selam! antwoordde de kapitein, ik ben vertrouwd met dat
+volkje. Ik heb lang genoeg oorlog met hen gevoerd om hunne streken te
+kennen. Gij kunt mij uwe taak gerust toevertrouwen.
+
+De Moor boog het hoofd; hij was voldaan, en ijlings in de tent gaande,
+sliep de brave jongen spoedig.
+
+De kapitein zette zich weder in de schaduw van de tent, waarin Selam was
+verdwenen. Met den rug naar de tent gekeerd, kon hij in den helderen
+nacht den omtrek en de lastdieren zonder moeite gadeslaan. Nadat de
+kapitein eenigen tijd had rondgezien om zijne oogen aan het duister te
+gewennen, vermaakte hij zich met op den grond naar de insecten te turen,
+die zich door hun geluid of lichtgevend vermogen deden bespeuren. Een
+voorwerp ter grootte van eene groote rat bewoog zich naar hem toe. Nu en
+dan zat het stil en dan sprong het weder eensklaps op, om naar het een
+of ander vliegend insect te happen. De kapitein martelde zijne hersens
+te vergeefs af, welk dier dat toch wel kon zijn; maar hoe hij ook
+nadacht, hij kon maar niet begrijpen wat het was. Het liep niet zooals
+een zoogdier, maar het sprong met korte tusschenpoozen en bewoog zich
+log voort. Twee oogen glinsterden als kleine vuurbollen. De kapitein
+begreep, dat hij door zich te bewegen het dier zou verjagen, en zijne
+nieuwsgierigheid was te zeer gaande gemaakt om niet te willen weten,
+welk dier hij voor had. Eindelijk deed het dier een paar snelle
+sprongen, welk het tot aan de voeten van den kapitein brachten. Nu of
+nooit, dacht hij, en snel den arm uitstrekkend greep hij het bij een
+poot vast.
+
+--Te duivel, mompelde hij, wat is dat koud!
+
+Hij liep er snel de tent mede in, ontstak een licht en liet opeens vol
+afschuw het dier vallen. Het was eene reusachtige pad. Maar even snel
+bedacht de kapitein zich en greep haar weder vóór zij den tijd had gehad
+zich weg te maken.
+
+Het dier bood eene mengeling van schoons en terugstootends aan. De huid
+zat vol groote en kleine wratten, die het dier er afzichtelijk deden
+uitzien. Het pronkte met allerlei kleuren en de vurige roode oogen
+schitterden als waren zij van goud.
+
+--Ha, ha, vriendin pad! zeide de kapitein, dat is eene vondst, die wat
+waard is; daar zal ik den luitenant morgen eens mede verrassen. En hij
+bond haar een koordje om een der pooten en zette haar op den grond.
+
+De pad, na een paar malen te vergeefs gepoogd te hebben weg te springen,
+bleef stil zitten en keek den kapitein met hare groote gouden oogen aan.
+
+--Je ziet er nog al verstandig uit, hoor! zei de kapitein lachend; ik
+geloof, dat ik je wel zou kunnen africhten als een hondje! en hij begaf
+zich weer naar buiten.
+
+Het weer begon eenigermate te veranderen. De sterren verdwenen van
+lieverlede en er kwam een natte koele nevel opzetten. De kapitein ging
+de tent in, stak eene pijp op, sloeg zijn mantel om en ging weder
+zitten. Hij had reeds langer dan twee uren de wacht gehouden en
+was huiverig geworden door de kille atmosfeer; hij besloot ten laatste
+Mohammed te wekken en te gaan slapen. Doch juist toen hij wilde
+opstaan, vernam hij een licht gedruisch. Kapitein Daumas luisterde,
+doch vernam niets meer. »Het zal het een of ander dier zijn geweest,
+dat jacht maakt op insecten", mompelde hij, en hij wilde opstaan,
+toen hij op eens den witten ezel van Selam, die aan het eind der
+lijn stond, den kop zag omwenden als trok iets buitengewoons zijne
+opmerkzaamheid.--»Verduiveld", zeide de kapitein, »zou er iets aan
+de hand zijn? Laten wij op onze hoede zijn."
+
+Nauwelijks had hij dit gezegd, of een vreemd geluid trof zijn oor.
+Het was alsof men iets met een bot mes wilde doorsnijden, wat niet
+gelukte. De kapitein dook omlaag en strekte zich plat op den grond uit.
+Hoe weinig het ook was, toch had de kapitein een zacht geritsel gemaakt
+en oogenblikkelijk hield het geluid op. Doch een paar minuten daarna,
+toen de kapitein reeds meende dat hij zich had bedrogen, hoorde hij het
+opnieuw, doch slechts een oogenblik, toen was het doodstil.
+
+--Mordieu! mompelde de kapitein; wat gaat hier om, de duivel hale me als
+ik het weet.
+
+Hoewel hij nu, daar hij niets meer hoorde, een weinig gerustgesteld
+was en dacht dat zijne verbeelding hem een poets had gespeeld, bleef de
+kapitein niettemin het oog houden op den witten ezel van Selam, die door
+zijne kleur, ondanks de duisternis en den nevel, goed zichtbaar was.
+Opeens keek de kapitein scherp uit en bleef eenige oogenblikken liggen
+turen, alsof hij de duisternis doorboren wilde.
+
+--Sacre! mompelde hij zacht, als ik het niet beter wist, zou ik zeggen
+dat de witte een eind verder stond dan daareven. En dat kan toch niet,
+want het touw, waarmede hij aan de lijn gebonden is, is toch niet langer
+dan een paar voet. Of zou de nevel mij misleiden. Ja, dat zal het zijn,
+zeide de kapitein, de nevel wordt hoe langer zoo dikker en onttrekt de
+voorwerpen aan mijn oog. Maar mordieu! zeide hij opeens verbaasd, toen
+hij toevallig het hoofd rechts wendde, het eerste paard is weg. Sacré
+Dieu! zou de nevel ook daarvan de oorzaak zijn?
+
+En met één sprong was hij aan het andere einde der lijn.
+
+Het eerste paard, dat van den kapitein, was verdwenen; het doorgesneden
+touw hing aan de lijn.--Ha, ha! mompelde de kapitein, was het dàt wat ik
+hoorde. Wacht, schavuiten! dat zal ik je betaald zetten. Hij liep naar
+het andere einde der lijn; ook de witte ezel was verdwenen.
+
+--Komaan, zeide de kapitein, knap gedaan! en voorzichtig liep hij naar
+de tent en greep Selam bij den schouder. De brave gids, die om zoo te
+zeggen met open oogen sliep, was in een oogwenk overeind.--Ik kom, zeide
+hij, denkende dat de kapitein hem wenkte om de wacht te betrekken.
+
+--Spoedig, spoedig! zeide de kapitein, men heeft mijn paard en je witten
+ezel gestolen; voort! anders pakken wij de schavuiten niet! en met
+groote sprongen snelde hij de hoogte af waarop men gelegerd was, op den
+voet gevolgd door Selam.
+
+De kapitein rende voort. Met de vlugheid van een gems sprong hij over
+steenen en struiken, dook onder overhangende boomtakken door en wrong
+zich door het dichte groen, dat hem overal den weg versperde.
+
+--Vooruit, Selam, vooruit jongen! riep de kapitein zacht tot den gids,
+die eensklaps bleef staan.
+
+--Halt! riep deze even zacht, luister, hier zijn de schelmen, hier links
+af, kapitein!
+
+De kapitein bleef eene seconde staan. Aan den linkerkant liep een smal
+voetpad. Daar hoorde men eene toornige stem op onderdrukten toon
+allerlei Arabische vervloekingen uiten, vergezeld van het toebrengen van
+slagen.
+
+--'t Is de witte, zei Selam zacht, het beest heeft zeker bemerkt, dat
+hij in vreemde handen is, of hij heeft een aanval van koppigheid.
+
+De kapitein dook in elkaar en kroop als eene slang over het hobbelige
+pad, gevolgd door Selam. Nog eenige oogenblikken en men was er. Dáár
+stond de witte ezel van Selam, en schopte en sloeg om zich heen zonder
+voort te willen. De Arabier vloekte. Een weinig verder stond een tweede,
+met het paard bij den teugel vastgegrepen, woedend over de vertraging,
+die den zoo slim uitgevoerden diefstal geheel kon doen mislukken.
+
+--Blijf hier, fluisterde de kapitein aan Selam's oor; ik zal maken bij
+den voorsten schurk te komen; zoodra gij mijne stem hoort, valt gij
+dezen aan. Hij kroop rechtsaf in de schaduw van het lage houtgewas
+voort. Een paar takken kraakten door zijne bewegingen, maar, dank zij
+het leven dat de ezel maakte, hoorden de dieven het niet.
+
+Opeens sprong den kapitein op, en den kerel die zijn paard aan den
+toom hield in den nek grijpend, donderde hij hem toe:--Halt, ellendige
+roover! Op hetzelfde oogenblik sprong ook Selam als een tijger op zijne
+tegenpartij en wierp den man op den grond. Selam had spoedig zijnen
+vijand onder de knie en hield hem in bedwang met het breede mes, dat hij
+boven het hoofd van den dief liet flikkeren, doch de kapitein, hoewel
+ongewapend, had toch niet geaarzeld den dief aan te vatten. Hij had dus
+alleen zijnen krachtigen arm tot wapen en eene hevige worsteling volgde.
+Selam, voor hem bevreesd, poogde hem het mes toe te reiken. Van dit
+oogenblik trok de dief partij en trachtte zich los te maken van zijnen
+bespringer. Doch snel greep Selam den roover bij het hoofd en het een
+weinig opheffend, smakte hij het op den rotsigen grond, zoodat de kerel
+bewusteloos bleef liggen. Toen sprong hij op en snelde den kapitein te
+hulp.
+
+Het was tijd ook, want diens tegenpartij had zich van het mes, dat
+op den grond was gevallen, meestergemaakt en bedreigde daarmede den
+kapitein. Selam, het gevaar ziende, waarin deze verkeerde, brak
+bliksemsnel een tak af en gaf den roover een geduchten slag op den
+schedel. De dief liet het hoofd vallen, breidde de armen uit en het mes
+ontviel aan zijne hand.
+
+Nu stond de kapitein op en Selam de hand drukkend, zeide hij met bewogen
+stem:--Ge zijt een brave knaap, Selam! het was tijd, dat ge mij te hulp
+kwaamt.
+
+Intusschen deed Selam een koord van zijn middel, bond den bedwelmden
+roover stevig vast en wierp hem over het paard. Toen hij echter een paar
+stappen terugging naar den anderen dief, was deze verdwenen.
+
+--Bij Allah! zeide Selam, ik had hem toch vrij onzacht tegen de steenen
+gesmakt.
+
+--Parbleu! voegde de kapitein er lachend bij, ik geloof u wel; ik hoorde
+den smak daar ginds. Als het een fatsoenlijk Christen was geweest,
+zouden hem de hersens uit den kop zijn gepuild, maar die vervloekte
+Arabieren hebben schedels van ijzer.
+
+--Hij heeft wijs gedaan met zich uit de voeten te maken, zei Selam. Hij
+heeft er een duchtig pak slaag mede uitgewonnen. Maar het spijt mij, dat
+hij ontkomen is.
+
+--Laat den schurk loopen, zei de kapitein; ik geloof, dat hij er wel
+genoeg van zal hebben om vooreerst weer uit stelen te gaan.
+
+Binnen weinige oogenblikken had men het kamp bereikt en de dieren weder
+vastgebonden, en daar de nevel hoe langer hoe dikker werd, legde Selam
+een flink vuur aan, welks schijnsel de geheele plek verlichtte.
+
+--Ik zeide het u wel, zei Selam, toen men bij het vuur zat; die
+schavuiten zijn uitgeleerd in het stelen. Door op den buik tusschen de
+dieren te kruipen konden zij de touwen doorsnijden, en hebben zij de
+slaperige beesten met kleine rukken zoo ver naar zich toe getrokken,
+tot zij buiten het gezicht waren. Ze hebben er terecht dezen nacht voor
+uitgekozen, want de nevel maakt het moeilijk op eenigen afstand de
+voorwerpen te onderscheiden.
+
+--De witte ezel heeft hun eene leelijke poets gespeeld, zei de
+kapitein. Zonder zijne koppige bui zouden de roovers reeds een goed
+eind zijn vooruitgekomen, en wij hadden de beesten misschien niet meer
+teruggezien.--Maar komaan, ik ga slapen, zei de kapitein; roep Mohammed,
+opdat hij met u wake, zij zullen heden nacht niet meer komen. Laat den
+dief gebonden liggen, zoodat gij het oog op hem kunt houden. Bij de
+minste poging van hem om weg te komen, schiet ge hem door den kop;
+wanneer ge iets bemerkt, dat u onraad doet vermoeden, wek ons dan!
+
+De kapitein trad de tent binnen en sloot ze goed dicht. De groote pad
+zat nog altijd vast en was bezig de insecten op te happen, die door de
+tent liepen en vlogen.--Ha, ha, zeide de kapitein, gij komt van pas! Hij
+bevestigde nog een langer touw aan het korte koord, zoodat de pad door
+de geheele tent kon rondspringen; toen legde hij zich ook neder en sliep
+weldra rustig in.
+
+Intusschen had Selam, ingevolge den raad van den kapitein, Mohammed
+gewekt, en beide vrienden zaten nu rookende lustig te praten over het
+avontuur van zooeven.
+
+Een paar meter van hen af lag de Arabier nog steeds onbeweeglijk en
+de twee Mooren, bekend met de taaiheid van die lieden, lieten hem stil
+liggen. Echter kon men, nauwkeurig toeziende, het lichaam van den kerel
+nu en dan flauw zien bewegen.
+
+--Wil ik u eens wat zeggen, zei Selam opeens fluisterend tegen Mohammed,
+na eenige oogenblikken scherp naar den gevangene te hebben gekeken, ik
+wed, dat de kerel op het oogenblik evenmin flauw ligt als wij, maar dat
+de fielt bezig is zijne banden door te knagen. Zie zijn lichaam gedurig
+ineenkrimpen, en zijn aangezicht is bijna geheel verborgen. O! de
+Arabier heeft tanden als eene rat!
+
+--Inderdaad, antwoordde Mohammed, ik geloof dat ge gelijk hebt, wat
+moeten we doen?
+
+--Stil, zei Selam, beweeg u niet; ziehier! en hij toonde hem de revolver
+van den kapitein, dien deze uit voorzorg aan Selam had gegeven.
+
+Schijnbaar onverschillig met elkaar sprekende, hielden de beide Mooren
+den gevangene evenwel gestadig in het oog. Deze bewoog zich vrij sterk
+en men hoorde hem diep en zwaar adem halen. Plotseling sprong hij op; de
+banden, waarmede zijne handen waren gebonden, vielen op den grond, en
+onder het uitstorten van een vloed van scheldwoorden stoof de dief met
+groote sprongen de hoogte af.
+
+Maar even snel knalde een schot; de kerel stiet een kreet van woede uit,
+doch liep voort en was in een paar sprongen in het struikgewas
+verdwenen.
+
+--Laat hem loopen! zeide Selam tot Mohammed, die zich in het hout wilde
+begeven. Hij heeft eene goede les ontvangen; de kogel trof hem in het
+been. Het is zóó misschien beter, dan dat we hem met stokslagen hadden
+gestraft. Dat gespuis zou ons misschien zijn gevolgd om wraak te nemen
+over het pak slaag, dat zij van ons ontvingen, wat zij om een kogel niet
+zullen doen.
+
+
+
+
+VII.
+
+ALKAZAR-EL-KIBIR.
+
+
+Het schot van Selam en het daarop gevolgde rumoer had intusschen
+iedereen wakker doen worden. Doch spoedig gerustgesteld door de
+eenparige verklaring van Selam en Mohammed, besloot men, daar het reeds
+dag begon te worden, het kamp maar op te breken.
+
+Men vertrok onder druk gepraat en allerlei grappen over de avonturen van
+den afgeloopen nacht. De monsterpad was door den luitenant in eene doos
+geplaatst, met eene goede portie insecten bij zich tot voedsel, en bij
+de bagage geborgen. De nevel, die bijna den geheelen nacht over het land
+had gehangen, was nog niet opgetrokken en deed onze reeds aan de warmte
+gewende reizigers van koude klappertanden. Meer dan drie uren reed men
+in de mantels gehuld voort, en de luidruchtige vroolijkheid, die anders
+bij de karavaan heerschte, was verdwenen. De koude en vochtige lucht
+deed iedereen onaangenaam aan. Selam was de eenige, die nu en dan een
+woord sprak, als hij zijnen viervoetigen vriend op den hals klopte en
+streelde en hem prees over zijn goeden smaak om niets gemeen te willen
+hebben met gemeene dieven.
+
+Zoo ging men voort. Het terrein leverde gelukkig niet veel moeilijkheden
+op, want de nevel zou hen anders menige poets hebben gespeeld. Het was
+een zacht golvend terrein, overal doorsneden met paden, die zich als een
+reusachtig netwerk door elkaar slingerden. Op den middag trok men een
+bergpas door tusschen een paar heuvelrijen, doch men had geen enkele
+ontmoeting. De nevel veroorloofde ook niet om zich heen te zien. Men
+maakte dien dag een langen tocht, en sloeg tegen den avond het kamp op
+aan de oevers van de Mkhacem.
+
+De koude en de weinige last, dien men daardoor van insecten had, deden
+ons gezelschap besluiten dien nacht eens goed uit te slapen, daar men
+den volgenden dag misschien weder de vroegere afmattende hitte zou
+hebben en dezelfde vreeslijke plaag van de insecten. Een uur nadat het
+kamp was opgeslagen, lag dan ook alles in diepe rust. Slechts Selam, de
+jeugdige, altijd onvermoeide Moor, zat bij het groote vuur, dat hij had
+aangelegd, diep in zijnen kapmantel gehuld, de sabel naast en zijn lang
+geweer achter zich, voor de tent met de grootste kalmte zijne pijp te
+rooken.
+
+De nacht beloofde voor den volgenden dag beter weer. Er kwam een zachte
+wind op, die den nevel vaneen scheurde en voor zich uitjoeg en den
+helderen sterrenhemel zichtbaar liet worden. Selam stond verheugd over
+deze verandering op, liet het vuur uitgaan en begaf zich insgelijks ter
+ruste na Mohammed te hebben gewekt.
+
+De morgen was schoon, en de dag beloofde warm te zullen zijn. De
+kapitein was een der eersten, die ontwaakt waren. Hij wierp zijne buks
+over den schouder en drong het lage hout in om eenige patrijzen of ander
+wild te schieten. Na verloop van een uur keerde hij terug. De jacht
+was gunstig geweest, want de kapitein bracht een half dozijn schoone
+patrijzen mede, welke hij aan Mohammed gaf om voor het ontbijt klaar te
+maken.
+
+Intusschen was het gezelschap van lieverlede ontwaakt, doch tegen zijne
+gewoonte maakte Selam geene toebereidselen om op weg te gaan. Hij was
+met Mohammed op zijn gemak bezig het ontbijt in gereedheid te brengen,
+en het scheen dat hij niet genegen was veel haast te maken.
+
+Verwonderd vroeg de luitenant naar de oorzaak dezer handelwijze.
+
+--Heer! zeide Selam, ik heb niet laten opladen, omdat u toch zeker
+Alkazar wel wil bezoeken.
+
+--Alkazar! riep de luitenant verrukt uit, Alkazar-el-Kibir bezoeken, dat
+geloof ik, Selam! Maar dat is, dunkt mij, eene reden te meer om spoedig
+te vertrekken.
+
+--Heer! zeide Selam, het ligt slechts een paar uren rijdens van hier,
+en daarom dacht ik, dat wij dezen morgen eens op ons gemak zouden
+ontbijten; wij zijn dan nog vóór de grootste hitte in Alkazar, en kunnen
+het tegen den namiddag verlaten om aan gene zijde der stad den nacht
+door te brengen.
+
+--Nu, daar heb ik niets tegen, zeide de luitenant. Maar wat zegt gij er
+van, kapitein?
+
+--O! riep deze opgewonden uit, Selam, Selam, je bent goud waard!
+Verbeeld je wat een ramp, als we Alkazar-el-Kibir waren voorbijgegaan.
+O, dat is een uitmuntend denkbeeld. Ziet, we zullen eerst smullen; een
+ontbijt met patrijzen, dat is eene weelde, welke wij ons niet elken dag
+kunnen veroorlooven. Daarna, na ons te hebben opgepoetst, gaan wij
+Alkazar bezoeken. O, Selam! gij onbetaalbare gids, ik zou u kunnen
+omhelzen van vreugde!
+
+Het ontbijt werd op den grond gezeten in het frissche groen gebruikt en
+onderwijl ontwikkelde zich een druk gesprek over Alkazar.
+
+--Maar, riep de kapitein op eens uit, welke stroom is dat, Selam, die
+hier aan onze voeten stroomt?
+
+--Het is de rivier de Mkhacem, heer! antwoordde Selam.
+
+--De Mkhacem, riep de kapitein uit, de Mkhacem, dat is een nevenstroom
+van den Koes of Loekos, den Lixos der Ouden, evenals de Oearroer. O!
+nu herinner ik het mij. En zich tot zijne vrienden wendende, ging de
+kapitein met groote levendigheid voort:
+
+--Wij zijn op gewijden grond, vrienden! gewijd door het bloed van
+duizenden en duizenden dapperen, gewijd door de grootsche daden hier
+verricht. Luistert, indien gij het niet reeds weet. Ongeveer drie
+honderd jaar geleden had hier de vreeslijke slag van Alkazar plaats, die
+Mulei Molok, Sultan van Marokko, leverde aan den Koning van Portugal. De
+volkomen overwinning, die de vereenigde Mooren, Arabieren, Berbers en
+Turken op de Christenen behaalden, deed al wat Mahomedaan was juichen.
+Het was op den vierden Augustus dat deze slag plaats had. Over dezen
+stroom lag toen de brug, over welke de weg naar Alkazar liep. Ziet,
+zeide de kapitein, dat moet daar geweest zijn; men kan nog duidelijk
+in de palen, die men daar aan weerszijden van den oever bemerkt, de
+overblijfselen van die brug bespeuren. Mulei Molok, van Alkazar komende,
+had zich daar bij de brug gelegerd; de koning van Portugal, van Arzilla
+komende, aan deze zijde. Hier in de vlakte langs de oevers van dezen
+stroom werd die bloedige slag gestreden. Mulei Molok, de dappere sultan,
+de bekwame veldheer, greep het, uit allerlei nationaliteiten bestaand
+leger der Christenen aan en versloeg het totaal. Duizenden lijken van
+de bloem van den Portugeeschen en Spaanschen adel, van hovelingen en
+priesters, van Spaansche soldaten en krijgslieden van Willem van Oranje,
+van Italiaansche, Fransche, Duitsche en andere gelukzoekers, van
+avonturiers uit alle oorden van Europa, die allen de vanen volgden
+van den dapperen doch ongelukkigen jeugdigen Sebastiaan, bedekten deze
+velden. Hier vertrad het paard van den Moor de rampzaligen, de kromsabel
+hieuw hen zonder genade neer en de stroom voerde de lijken mede van hen,
+die zich uit wanhoop in den vloed hadden geworpen.
+
+--Een kreet van schrik weerklonk door het beschaafd Europa, en een
+juichtoon steeg op van uit de belijders van Mahomed. Hier stierf
+koning Sebastiaan, getroffen door een geweerschot en twee sabelhouwen.
+Ginds blies de dappere Mulei Molok den laatsten adem uit, gezeten in
+zijn draagstoel en omringd door zijne officieren. Zoo woedde deze
+verschrikkelijke slachting, zoo vonden hier de hoofden der legerscharen
+hun einde, zoo ook vond de aanstoker en bewerker van dien oorlog,
+Mohammed de Zwarte, den dood in den stroom en zes duizend lijken van
+Christenen bleven op het slagveld.
+
+De luitenant en Dries hadden met aandacht zitten luisteren naar den
+kapitein, die onder het verhalen hoe langer hoe meer in vuur was
+geraakt.
+
+--Ik wist er van, zeide de luitenant, ofschoon mij niet al de
+bizonderheden, die gij ons verhaald hebt, bekend waren; ja, het moet
+eene vreeslijke slachting zijn geweest.
+
+--Wat Alkazar betreft, vervolgde de kapitein, daarvan kan ik u ook nog
+wel iets mededeelen. Alkazar-el-Kibir, dat zooveel als het groote paleis
+beteekent, is volgens de overlevering gesticht in de 12e eeuw door den
+Kalif Aboe-Yoessoef-Yakoeb-el-Mansoer, den overwinnaar van Alexos, waar
+hij Alphonsus IX van Castilië versloeg. De legende verhaalt, dat deze
+Kalif op zekeren dag, op de jacht zijnde, verdwaalde. Een arme visscher
+bracht den hem onbekenden vorst in zijne hut, nam hem gastvrij op en
+hielp hem op den rechten weg. Uit dankbaarheid liet de kalif zich op
+dezelfde plek een kasteel bouwen benevens eenige woningen. Dit was de
+oorsprong der stad, die langzamerhand zich daar uitbreidde tot eene
+bloeiende stad.
+
+Het gesprek, eenmaal op eene zoo onderhoudende manier aan den gang
+zijnde, duurde lang en was hoofdzakelijk gewijd aan bizonderheden
+omtrent den slag van het thans vervallen Alkazar en over hetgeen men
+daar hoopte te zien.
+
+Maar Selam, om alles denkende en niet geneigd noodeloos in eene
+afmattende hitte te reizen, kwam het gesprek afbreken met de tijding,
+dat het tijd was om op te breken.
+
+Alles was gereed. Men had slechts op te stijgen en voorwaarts te gaan.
+Reeds te voren had Selam de drijvers uitgezonden om eene doorwaadbare
+plaats in den stroom te zoeken. Men daalde af, doorwaadde den Mkhacem en
+na deze rivier trok men den Oearroer over. Men was toen in de vlakte op
+den weg naar Alkazar, dat men binnen een paar uren kon bereiken.
+
+Het was elf uur, toen men Alkazar naderde, want men had langzaam
+gereden, en de oude muren der stad, welke met kanteelen prijkten,
+ontwaarde men voor zich uit. Torens, minarets en palmboomen staken
+overal omhoog en de geheele stad was omringd door tuinen, wier groen
+en bloemen, met de groepen hooge palmen er tusschen, het geheel een
+verrukkelijk schoon aanzien gaven.
+
+Eene enkele maal kwam men een Arabier tegen, die, den gewonen groet
+wisselende, het gezelschap, voor zoover zijne onverschilligheid het
+veroorloofde, verwonderd nazag. Op korten afstand, hield men halt, sloeg
+het kamp op, liet de zorg daarvoor over aan de twee kameeldrijvers, en
+onze drie vrienden met Selam en Mohammed begaven zich, voor alle
+voorzorg goed gewapend op weg naar de stad.
+
+Zóó als men de stad door eene der poorten binnenreed, trof van uit de
+hoogte een koor van eigenaardige klepperende geluiden de ooren van
+onze vrienden. Het geheele gezelschap keek verwonderd op, en zie daar
+stond en zweefde een geheele troep ooievaars, die de reizigers luid
+toeklepperden, als waren zij verwonderd oude bekenden hier aan te
+treffen.
+
+--Wat duivel, zei Dries, daar heb je waarlijk vader Langbeen ook. Kijk,
+kijk! dat is de eerste bekende, dien ik tot nu toe heb ontmoet, en die
+welkomstgroet voorspelt ons geluk.
+
+Het op een afstand zoo schoon en liefelijk uitziend stadje viel onzen
+vrienden echter zeer tegen. Was het in de straten van Tanger reeds niet
+bij uitstek rein, hier was dit nog minder het geval. Een directeur der
+openbare reiniging zou er Herculeswerk hebben gevonden. De straten...
+neen, dat waren het eigenlijk niet, dien naam kon men onmogelijk geven
+aan die hobbelige paden vol kuilen, vol plassen van stinkend vocht,
+bezaaid met groote keien, krengen van honden en katten, ja zelfs van
+ezels; mesthoopen overal, ja, de geheele stad geleek op één grooten
+mesthoop. De kleine, smerige huizen waren veel leelijker dan die te
+Tanger, vol scheuren en door vieze donkere gangen van elkaar gescheiden.
+
+Door dien Augius-stal trok men voort, vol walging van zooveel
+morsigheid. Hier en daar liepen de vrouwen, wier kostuum er even
+vuil uitzag als zijzelf, bij hunne komst haastig naar binnen, naakte
+bevreesde kinderen medesleurende. Ginds zat een troep vrouwen op den
+grond gehurkt. Zij waren half naakt en oud; oud, zooals zij dat in
+Marokko zijn, dat wil zeggen, afzichtelijk, terugstootend, walgelijk van
+leelijkheid en onreinheid. Het waren broodverkoopsters, die hare waar op
+korven voor zich hadden liggen.
+
+--Smakelijk eten, mompelde Dries. Ba! het hart draait me om in het
+lijf, als ik ze aanzie!
+
+In elken hoek, dien men zag, lag of stond een Arabier, tegen den muur
+geleund alsof hij er aan vastgeplakt zat, half verscholen zoodat men hem
+bijna niet bemerkte, of rustig op den vuilen grond liggend als op eene
+canapé. Dáár weder zag men niets anders dan den uitgespreiden mantel en
+was het onmogelijk te begrijpen, dat daaronder een mensch lag; ginds
+stond er weder een in de eene of andere nis onbeweeglijk als een beeld,
+terwijl slechts de vonkelende oogen hem verrieden.
+
+Zoo was men reeds een heel eind door de stad gegaan. De vrouwen en
+kinderen, aanvankelijk voor de vreemdelingen vluchtend, begonnen zich
+van lieverlede meer te vertoonen. De straatjongens werden brutaler en
+kwamen dichterbij. Het nieuwtje hunner komst, dat zich zeker snel door
+de stad had verbreid, deed hoe langer hoe meer volk bij elkaar stroomen.
+Selam, die de voorhoede uitmaakte, was tusschenbeide genoodzaakt zijn
+stok te zwaaien om ruim baan te maken, en Mohammed, die den trein sloot
+en dat volkje niet al te best vertrouwde, keerde zich nu en dan op zijn
+ezel om en trok een leelijk gezicht of strekte de hand uit naar de bende
+jongens, die dan op eens verschrikt uiteenstoven en over elkaar heen
+buitelden.
+
+Die geheele menigte vóór en achter volgde zwijgend. Geen kreet, geen
+lach, geen woord werd gehoord. En intusschen groeide de hoop telkens
+aan, en drong zich hoe langer hoe meer te zamen.
+
+Op een hoek van eene straat stond een groep mannen in donkere kleeding
+met een blauwen doek om het hoofd als hoofddeksel en met donkeren zwaren
+baard.
+
+--Het zijn de Joden, zei Selam op eene vraag van den luitenant. Zij
+wonen in de Mellah of Jodenbuurt, welke naam »vervloekten grond"
+beteekent. Toen men voorbij hen kwam, groetten zij beleefd, iets wat
+onze vrienden verwonderd deed opzien. Men was het groeten reeds lang
+ontwend. Een eind verder kwam men op een klein plein, waarop eene
+menigte dier smalle straatjes uitliepen en waar ook eenige kleine
+winkels waren, allen gelijk aan die te Tanger, doch veel kleiner en
+viezer.
+
+Het pleintje verlatend, wendde de luitenant zich tot Selam met bevel
+de stad te verlaten. Het werd ons gezelschap te benauwd in deze
+kwalijkriekende stad te midden van eene zwijgende bevolking. Selam sloeg
+dus de eerste de beste, eenigszins wijde straat in om met spoed naar
+buiten te komen. Dáár in die straat kwam een heilige aan. Het voorhoofd
+van den kapitein, die hem het eerst gewaar werd, betrok, maar hij zeide
+niets; alleen greep hij onwillekeurig naar zijne sabel en pistolen.
+
+De kerel bleef staan, toen de stoet naderde. Hij keek het gezelschap
+op eene minachtende onbeschaamde manier aan, en lachte hen honend
+in hun gezicht uit. Dit werkte aanstekelijk op de volksmenigte. Een
+kleine jongen, die zich wat dichter bij hen waagde en wien de kapitein
+een geldstuk toewierp, werd door eene woedende vrouw vastgegrepen
+en voortgesleurd onder het uitroepen van verwenschingen tegen de
+Christenen. Een gemeene kerel, die vooraan liep, wendde zich om en
+riep iets tot de overigen, terwijl hij op het gezelschap wees.
+
+--Zoo, zeide de kapitein, men begint ons te verwenschen. Komaan, straks
+gaan we tot slaan over. Vrienden, houdt uwe wapens klaar!
+
+--Allah verdelge u, vervloekte Christenen! riep op eens een jongen.
+
+--Ja, Allah verdelge u! klonk een koor van stemmen.
+
+--Wat doen die honden van Christenen hier! riep een ander.
+
+--Zij komen ons bespieden! riep een tweede.
+
+--Die vijanden van den Profeet! schreeuwde een derde met de vuist
+dreigend.
+
+--Zij komen om ons land te veroveren, klonk het weder.
+
+--Wij met ons vijven? spotte de kapitein.
+
+--Laat ze komen, riep een ander; we zullen ze weten te onthalen.
+
+--Ja! schreeuwde op eens de heilige; Allah zal ons over hen doen
+zegevieren; hij zal onze mannen den moed van den leeuw en onze vrouwen
+de vlugheid der hinde verleenen. Mahomed zal ons eene groote victorie
+over hen geven; wij zullen ze dooden en niet één zal ontkomen naar zijn
+vervloekt land.
+
+--Allah, Allah! Mahomed, Mahomed! schreeuwde het opgewonden volk; geen
+zal er ontkomen! En opgehitst door den heilige drong de tierende troep
+op het reisgezelschap aan.
+
+De luitenant en de kapitein trokken hunne sabels. Selam deelde
+stokslagen uit, maar hij kreeg vloeken en slagen weerom. Opeens regende
+het steenen.
+
+--Vooruit, riep de kapitein, vooruit, er op in! Slaat dood dat kanalje!
+en hij spoorde zijn paard aan en reed op den troep voor zich in, gevolgd
+door den luitenant, met het plat van de sabel slagen uitdeelend.
+
+Dries, die den heilige in het oog had gehouden, reed op hem aan.
+
+--Ha, vriend heilige! riep hij; wij hebben nog eene oude rekening te
+vereffenen; de heiligen van Marokko schijnen nog niet mak genoeg te
+zijn.
+
+De kerel sprong vooruit en greep het paard van Dries bij den teugel.
+
+--Los! riep Dries, laat los, schurk!
+
+Maar de heilige het volk aanhitsend, liet niet los.
+
+--Daar dan, zeide Dries, pak aan schoft! en de buks bij den tromp
+nemend, gaf hij hem een slag, die hem als een zak deed ineenzijgen.
+
+Toen zijn paard wendend reed hij op den troep in, en de buks als eene
+knots zwaaiend, deelde hij links en rechts kolfslagen uit. Opeens bukte
+een kerel zich om onder het paard van Dries door te kruipen,
+waarschijnlijk om het in den buik te steken.
+
+Maar Dries had aanstonds zijne bedoeling geraden en zich over zijn paard
+buigend, greep hij den schavuit in den nek, hield hem met zijn ijzeren
+vuist vast, sleepte hem zoo een eind mede en liet hem toen plotseling
+los. De kerel bleef voor dood liggen.
+
+De volkshoop achter onze vrienden was door den aanval van Dries en
+Mohammed, die met zijn dikken taaien doornstok menigen kop tot bloedens
+geslagen had, aan het wijken gebracht, het had zijn heilige in den steek
+gelaten en was verdwenen in de talrijke smalle straatjes, waar Dries
+noch Mohammed het geraden oordeelde hen te vervolgen. Ook de luitenant
+met den kapitein en Selam hadden er dapper op ingeslagen, maar door de
+achtersten opgedrongen en aangehitst konden de voorsten bijna niet
+terugtrekken en daar men reeds dicht bij eene der poorten was, wilde
+men niet weder terugkeeren om een anderen weg te zoeken.
+
+De kapitein en de luitenant besloten dus ditmaal er eerst op in te
+schieten en zich daarna met de sabel een doortocht te banen.
+
+--Wanneer zij de schoten boven hunne hoofden hooren knallen en het
+scherp der sabel in den nek voelen, zullen zij wel ruimte maken, zeide
+de luitenant.
+
+Maar opeens deden zich achter den volkshoop aan het einde der straat
+woeste vervloekingen hooren. Selam hief zich op in de beugels om te zien
+wat dat beduidde, want hier en daar begon het volk verschrikt om te
+zien, een aanhoudend gemompel doorliep den troep en enkelen zag men de
+verschillende straten insnellen.
+
+--Ha! riep Selam, men komt ons te hulp, zie daar ginds, het zijn
+soldaten, die zich een doortocht banen; de Gouverneur der stad rijdt aan
+het hoofd.
+
+--Goddank! riep de kapitein, we zullen dan nog heelhuids uit dit
+vervloekte nest komen.
+
+Het was inderdaad zooals Selam had gezegd. Links en rechts slagen
+uitdeelend naderde eene afdeeling krijgsvolk met stevige knuppels
+gewapend. De menigte was spoedig verdwenen en aan het hoofd der soldaten
+reed de Gouverneur der stad. 't Was een Moor van omstreeks vijftig
+jaren, met schoone trekken, zeer lichte bijna blanke gelaatskleur en
+langen witten baard, wat hem een zeer eerwaardig voorkomen gaf. Hij
+wendde zich beleefd groetend tot de twee officieren en betuigde hun zijn
+leedwezen over het gebeurde. Een soldaat, die van verre het tumult had
+gezien, had hem de tijding gebracht, waarop hij zich had gehaast onzen
+reizigers te hulp te komen.
+
+Begeleid door den Gouverneur was men weldra buiten de stad en onze
+kapitein deed hem, op verzoek van den luitenant, het voorstel
+om een bezoek aan het kleine kamp te brengen. Doch de Gouverneur
+verontschuldigde zich en een escorte medegevend om hen tot aan de
+legerplaats te begeleiden, nam hij afscheid van onze vrienden na hen
+nogmaals te hebben verzocht het onaangename geval toch vooral niet euvel
+te duiden.
+
+--En dat noemt men het groote paleis, sprak de kapitein toen men buiten
+de plaats was gekomen. Ba! Tanger is er waarachtig een lusthof bij.
+
+--Gij ziet, zeide de luitenant, 't is het oude deuntje van eene
+vervallen grootheid. Die stad, vroeger zóó bevolkt, zóó bloeiend, is
+niets meer dan eene schaduw van wat zij eenmaal was.
+
+--Ja, 't is waar, zeide de kapitein. Hebt ge dat gebouw opgemerkt? Ziet,
+en hij wendde zich om, ge kunt het hier nog zien, die talrijke bogen en
+koepeldaken, weet ge wat het is! Selam heeft het mij straks gezegd; het
+is een der vroegere zooeïa, een dier voor allerlei doeleinden ingerichte
+gebouwen, die men in onze taal geen naam weet te geven, en waarin men
+scholen, een bibliotheek, het hospitaal voor de armen, de herberg voor
+reizigers, de moskee en de grafkapel bijeen vond.
+
+--Hoe ongelukkig, zeide de luitenant, dat dit volk zoo diep is gezonken.
+Zijne vroegere grootheid en macht, die eens de wereld verbaasd deden
+staan, zijn te niet, en in plaats van handel en verkeer aan te moedigen
+blijft men overal even afkeerig tegenover vreemden, overal even vijandig
+tegen de beschaving.
+
+--Ja, hernam de kapitein, dit is nu de tweede maal dat ons iets
+dergelijks overkomt, en beide keeren in plaatsen, die nog het meest
+met de Christenen in aanraking komen; wat zal het dan wel niet te Fez
+zijn, het hart der onbeschaafdheid en den zetel van het fanatisme.
+
+--Enfin! zei Dries, we hebben ze weder eene duchtige les gegeven, en het
+doet me genoegen, dat ik dien gluiperigen heilige eens onder handen heb
+gehad; het zat mij nog in den kop van Tanger. En wat Fez betreft, o! we
+hebben ons beste kruit nog niet verschoten, kapitein! Het beste voor het
+laatst.
+
+Daar men nu bij de tenten was aangekomen, zond men het escorte, na de
+mannen met eenig geld te hebben begiftigd, onder dankbetuiging aan den
+Gouverneur terug.
+
+De drijvers met Selam en Mohammed begonnen het middagmaal gereed
+te maken, daar men eerst den volgenden dag zou vertrekken, en de
+luitenant maakte inmiddels van den top eens heuvels eene schets van
+Alkazar-el-Kibir, dat op een afstand zoo'n schoon gezicht opleverde.
+
+De grootste hitte van den dag was voorbij. Men had gedineerd en maakte
+het zich zoo gemakkelijk mogelijk, terwijl men een levendig gesprek
+voerde over de gebeurtenissen van dien dag.
+
+Opeens rees Selam, die voor alles oogen had en alles het eerst ontdekte,
+op en keek met de hand boven de oogen uit naar den kant van welken men
+was gekomen.
+
+Dáár, nog op grooten afstand van de legerplaats, zag men een ruiter, die
+in driftigen galop naderde, niet in de richting der stad, maar recht op
+de legerplaats aan. Het scheen dat zijn paard met moeite voort kon, en
+echter hield hij niet op het aan te sporen. Hij naderde snel.
+
+
+
+
+VIII.
+
+DE ONTMOETING.
+
+
+De ruiter naderde snel. Allen waren opgestaan om te zien, welke persoon
+daar recht op hen aankwam; allen trachtten den ruiter te herkennen en
+schatten den afstand, die hem nog van hen scheidde, en volgden met
+groote spanning zijn dollen rit.
+
+Intusschen kwam hij al nader en nader, zijn paard aanhoudend
+aansporend. Toen kon men zien, dat het een Arabier was. De witte
+kapmantel fladderde achter hem aan, de lange buks lag dwars voor hem
+over den zadel; aan zijne zijde kletterde de Turksche sabel. Zijn paard,
+een prachtig koolzwart dier, was met schuim overdekt; de geheele breede
+borst was met vlokken trillend schuim bespat en de wijd opgesperde
+neusgaten trilden verschrikkelijk. Onophoudelijk zette de Arabier zijn
+ros aan. De naakte bruine beenen bewogen zich telkens om het edele dier
+de scherpe punt van de schoenen der stijgbeugels te doen gevoelen, die
+de Arabieren als sporen gebruiken. De fraaie zwarte huidkleur was met
+bloed besmet.
+
+Opeens, op ongeveer honderd pas van de legerplaats verwijderd, bleef
+het dier trillend staan. De ruiter was met één sprong van zijn paard,
+en nauwelijks had hij den grond bereikt, of het paard, begon over alle
+leden hevig te beven en stortte neer.
+
+Toen trad de Arabier, zijn geweer op den rug werpend, met een
+vredelievend gebaar nader, en de handen over de borst kruisend, boog hij
+onder het uitspreken van den gebruikelijken groet: »Vrede zij op uw
+weg!"
+
+Onze kapitein, meer gewoon met Arabieren om te gaan, beantwoordde den
+groet en noodigde hem uit plaats te nemen. Het was een jong man van
+ongemeene schoonheid. Zijne bruine gelaatstrekken, de zwarte knevel en
+baard, en de stoute oogen gaven hem een belangwekkend voorkomen. Zijn
+gelaat teekende moed en vastberadenheid; om den mond speelde een stroeve
+trotsche trek.
+
+Hij zette zich op den grond neder, nam met de grootste beleefdheid de
+sigaar aan, die de kapitein hem aanbood, en zeide, nadat hij eenige
+oogenblikken met welbehagen den geurigen rook had opgesnoven, in
+tamelijk goed Fransch:--Ik kom van Tanger en moet nog verder gaan. Ik
+dacht op mijn paard te kunnen vertrouwen, maar ik zie, dat ik te veel
+van zijne krachten heb gevergd. Zoudt ge mij niet een uwer paarden ter
+leen willen afstaan? Het leven van honderden brave, dappere menschen
+hangt er van af, dat ik mijne reis kan vervolgen.
+
+De kapitein en de luitenant, ja zelfs het geheele gezelschap stond een
+oogenblik sprakeloos van verbazing, ten eerste over de beschaafde
+manieren van den Arabier en zijne bekendheid met de Fransche taal,
+alsook over het vreemde verzoek.
+
+De kapitein was de eerste, die het stilzwijgen verbrak:
+
+--Hoewel u niet kennende, zeide hij, zouden wij u gaarne helpen, maar
+gij vraagt het onmogelijke, mijn vriend! Wij hebben slechts drie paarden
+en twee muilezels; dat is juist genoeg voor ons gebruik. Gij begrijpt
+dus, dat we onze eigen paarden niet kunnen afstaan aan den eersten den
+beste, die er om vraagt. We zouden zoo doende zelf verplicht zijn te
+voet te reizen.
+
+--Ik doe een bijna onmogelijk verzoek, zeide de Arabier kalm, dat is
+waar; doch als ge wist, wat er van het voortzetten van mijn rit afhangt,
+dan geloof ik, dat gij het niet zoudt weigeren.
+
+--Ik herhaal, zeide de kapitein op overredenden toon, dat gij het
+onmogelijke vraagt. Wij moeten morgen weder voort, en gij begrijpt, dat
+wij dus geen enkel onzer paarden kunnen afstaan.
+
+--Goed, zeide de Arabier, gij moet morgen bij het krieken van den dag
+weder voort, geef mij een uwer paarden, vóór zonsopgang zal een versch
+paard voor u gereedstaan.
+
+De kapitein haalde ongeloovig en ongeduldig de schouders op.
+
+--Gij gelooft mij niet, zeide de Arabier. O, ik dacht bij Christenen
+meer hulp te vinden! Ik bid u, geef mij een paard. Waartoe zou ik het
+ook verzwijgen, vervolgde hij als tot zichzelven sprekende. Bij Allah,
+den eenigen God! help mij; ik word vervolgd. Ge ziet het, mijn prachtig
+paard is dood; het kan mij niet verder brengen. Ik heb twee uren op
+mijne vervolgers voor.
+
+--Gij wordt vervolgd, zeide de luitenant; misschien hebt ge eene misdaad
+gepleegd en komt gij onze hulp inroepen om aan den arm der wet te
+ontkomen?
+
+--Eene misdaad? zeide de Arabier verwonderd en tevens beleedigd; neen,
+nimmer heeft mijne hand zulk eene laagheid bedreven. Wraakzucht van
+een bloedvijand is het, die mij vervolgt. Doch waartoe langer met u
+onderhandeld, wat misschien tot niets leidt. Maar luistert, ik stel
+vertrouwen in u; gij zijt Christenen en bovendien, zeide hij, terwijl
+een flauwen glimlach om zijn mond speelde, ik waag er niets bij. Ik zal
+u alles verhalen, doch beloof mij, dat gij mij geduldig zult aanhooren
+en daarna, als gij mij zult gehoord hebben, te zullen handelen naar de
+ingeving van uw hart zooals uwe edelmoedigheid u dat voorschrijft. Ik
+heb twee uren vóór op mijne vervolgers. Dat is tijd genoeg om u mijn
+verhaal te doen en mij daarna aan mijne vervolgers te onttrekken.
+
+En de Arabier begon, alsof hij niets te duchten had, met de grootste
+kalmte zijn verhaal.
+
+--Ik had de betrekking van koerier van den Sultan tusschen Tanger en
+Fez, en was gelukkig tot vóór korten tijd. Toen gebeurde het, dat mijn
+hart werd getroffen door Rahmana, de dochter van mijns vaders vriend.
+Rahmana was schoon, schoon als de houri's uit het Paradijs. Zij bezat
+den slanken vorm der gazelle, de vlugheid van het paard en den moed van
+den leeuw. Rahmana beminde mij en ik haar; onze genegenheid dagteekende
+reeds van onze kindsheid. Bij al mijn werken, bij mijn hard lot was
+zij het eenige, dat mij kracht gaf tot het volbrengen van mijn plicht,
+Rahmana, naar wier bezit ik haakte, gelijk een goed Mahomedaan naar het
+Paradijs. De tijd door haar vader voor ons huwelijk bepaald naderde
+snel, en welhaast zou ik mijne bruid als echtgenoote naar mijne woning
+voeren.
+
+--Toentertijd woonde te Tanger een rijke Moor, Sid-Moessa genaamd. Hij
+was een rijke wellusteling, die zijn harem opvulde met alle schoone
+meisjes die hij maar kon machtig worden. De vader van Rahmana, die van
+Sid-Moessa afhankelijk was, had dikwijls gesproken over de schoonheid
+zijner dochter, en dit was door het een of ander toeval aan Sid-Moessa
+ter oore gekomen. Op zekeren dag liet hij Rahmana's vader bij zich
+ontbieden, en zeide hem dat hij zijne dochter van hem wenschte te
+koopen. Rahmana's vader ontstelde en deelde Sid-Moessa mede, dat
+zijne dochter met mij verloofd was en spoedig hoopte te trouwen. Maar
+Sid-Moessa wilde van niets weten en Rahmana werd door haar flauwhartigen
+vader naar Sid-Moessa gevoerd. Zij wierp zich voor de voeten van
+Sid-Moessa neder en bad en smeekte hem haar te laten gaan; ook haar
+vader paarde zijne bede aan de hare, doch niets mocht baten. Rahmana
+werd in de vertrekken van den schurk gevoerd, en haar vader ontving voor
+zijn tegenstreven een zoo geducht pak stokslagen, dat hij, na acht dagen
+ziek te zijn geweest, aan de gevolgen bezweek.
+
+--Het was tijdens de laatste oogenblikken van Rahmana's vader, dat ik
+terugkeerde van mijne reis naar Fez en het huis van mijne aanstaande
+betrad. Helaas! wat hoorde ik daar. Toen ik alles had vernomen, zwoer ik
+een duren eed, dat Rahmana de mijne zou worden en ik haar vader, haar en
+mijzelven vreeslijk zou wreken. Ik begroef mijn ouden vriend en begon
+daarna met de uitvoering mijner wraakneming.
+
+--Mijn vroeger beroep vaarwel zeggend, nam ik mijn geweer en sabel mede
+en vertrok uit Tanger, zonder aan iemand iets te zeggen. Ik ging naar de
+bergen en voegde mij bij eene rooverbende, die voor niets terugdeinsde,
+doch er bestond onder hen weinig of geen tucht. Ik deed hun den voorslag
+het huis van Sid-Moessa te plunderen en beloofde tot gids te zullen
+strekken. Mijn voorslag, hoe stout ook, werd door deze lieden met
+gejuich begroet en op een der eerstvolgende nachten brachten wij het
+plan ten uitvoer. Met de geheele bende, wel vijftig man sterk, drong ik
+des nachts in de stad en in het huis van Sid-Moessa. Dit werd geheel
+uitgeplunderd en uit den harem namen mijne woeste metgezellen de vrouwen
+mede, die hun bekoorden. Ikzelf ontvoerde dien nacht mijne Rahmana. Dit
+was het begin mijner wraak.
+
+--Deze welgeslaagde expeditie had mij in de schatting mijner makkers
+zóózeer doen rijzen, dat ik door hen tot hun hoofdman werd verkozen.
+Van nu af aan bracht ik orde en tucht onder mijn volk, en verbood ten
+strengste het noodelooze moorden. Onze aanvallen waren voornamelijk
+gemunt op die lieden, die hunnen rijkdom en macht op allerhande wijze
+misbruikten. Weldra was dan ook mijn naam, die overal vrees en ontzag
+inboezemde, de schrik van geheel Marokko geworden. Het slagen van onze
+ondernemingen en de juiste aanwijzingen was men aan mij verplicht.
+Vermomd in alle gedaanten was ik overal tegenwoordig, drong overal in en
+kwam alles te weten.
+
+--Zoo was ik, de arme koerier, opeens de alom gevreesde rooverhoofdman
+geworden, voor wien elke rijke ellendeling beefde. Sid-Moessa, die in
+den nacht, dat wij zijn huis plunderden, tot zijn geluk was ontvlucht,
+had ik sinds dien tijd te vergeefs getracht in handen te krijgen;
+telkens ontsnapte hij mij.
+
+--Het is nu ongeveer twee jaren geleden, dat wij op zekeren dag
+plotseling in onze schuilplaats in het gebergte werden overvallen. Een
+van onze bende had zich door het goud van Sid-Moessa laten verleiden en
+onze verblijfplaats verraden. De ellendeling kwam met eene afdeeling
+soldaten en den Kaïd om ons te overrompelen, en hij had zijne voorzorgen
+goed genomen. Midden in onze ontspanningen werden wij op eens door een
+salvo van vijftig geweerschoten begroet, die men op ons loste uit het
+bosch, dat onze uitspanningsplaats omringde, en dat men in alle stilte
+had omsingeld nà de nachtposten gedood te hebben. Ik bleef ongedeerd,
+maar ik zag mijne geliefde Rahmana vallen, door een kogel in het hoofd
+getroffen. Met de snelheid van den bliksem tilde ik haar op, sprong in
+den zadel, brak door de soldaten heen en bereikte onder een kogelregen
+eene andere schuilplaats in het gebergte. Ik dacht, dat mijne geliefde
+slechts gewond zou zijn, doch zij was dood.
+
+De Arabier zeide dit laatste op doffen toon, als ware hem de keel
+toegeknepen, en zijn lichaam schokte en trilde zenuwachtig bij de
+herinnering aan zijn leed. Doch niemand viel hem in de rede; men was te
+veel verbaasd over het verhaal van dezen zonderlingen man om er den loop
+van te storen.
+
+--Allah wilde niet, dat ik gelukkig zou zijn, vervolgde hij; het zij
+zoo, maar toen ik haar die ik zóó lief had, om wien ik een roover was
+geworden, ontzield in mijne armen klemde, toen mijne wanhopige kreten
+wegstierven in de eenzaamheid en ik te vergeefs beproefde haar in het
+leven terug te roepen, toen besloot ik maatregelen te nemen om mijn
+vijand te treffen en zwoer ik, dat mijne wraak verschrikkelijk zou zijn.
+
+--In sombere gemoedsstemming, met de dolzinnigste gedachten in het
+hoofd, vertrok ik tot het ergste besloten. Ik sloeg den weg in naar het
+tooneel van den strijd en reed voort zonder eenige voorzorg te nemen. Ik
+zocht mijn vijand op, en ik mocht hem vinden.
+
+--Met mijne sabel in de vuist gekneld, reed ik voort. Mijn getrouw ros
+vloog als de wind over rotsige paden, over rotskloven en rotsblokken,
+doch zonder ergens voor te vreezen zette ik mijn tocht voort. De nacht
+begon te vallen, toen ik een eind voor mij uit de soldaten bemerkte, die
+ons hadden overvallen. De hoefslag van mijn paard had hun op hun hoede
+doen zijn en toen ik verscheen, weergalmde dadelijk de kreet: »Grijpt
+hem! grijpt hem!" Ik zocht mijn aartsvijand. Hij was daar, de lafaard,
+verscholen achter de soldaten. Ik gaf mijn edel ros de sporen en mijne
+sabel boven het hoofd zwaaiend, deed ik mijn paard een sprong nemen als
+een panter en stortte mij midden tusschen de soldaten. Links en rechts,
+voor en achter daalde en verhief zich bliksemsnel mijne sabel en
+met elken slag wondde of doodde ik een mijner vijanden. Ik was als
+krankzinnig en ontwikkelde de kracht van een waanzinnige. Men wilde op
+mij vuren, doch Sid-Moessa riep: »Niet vuren! men moet den hond levend
+vangen!" Eindelijk brak mijn zwaard; ik had een dozijn soldaten gedood
+of zwaar gewond. De overblijvenden wierpen zich op mij als aangehitste
+honden op het wild en daar ik ontwapend was, gelukte het hun mij,
+ondanks mijn tegenstand, van het paard te sleuren en zich van mij
+meester te maken. Men bond mij met koorden, zóó vast, dat zij in mijn
+vleesch drongen en mijne huid openscheurden. Zoo werd ik overgelaten aan
+de macht van mijn vijand.
+
+--Ik begreep, dat ik het ergste had te duchten, en bereidde mij er op
+voor. Met een verachtelijk stilzwijgen beantwoordde ik den lafaard zijne
+gemeene, lage scheldwoorden en uittartingen. De ellendeling sloeg en
+spuwde mij in het aangezicht, en liet mij daarna onder groot gejuich der
+soldaten, onder welke hij zijn geld mildelijk uitstrooide, de tanden uit
+den mond slaan.
+
+--De ellendeling! riepen de kapitein en de luitenant als uit één mond.
+
+--Dat was het begin zijner wraak, vervolgde de Arabier. Nadat men
+hierover genoeg pret had gehad, liet hij mij de teenen van den
+linkervoet afsnijden. Zie slechts, zeide hij, en hij toonde hun den
+misvormden van teenen beroofden voet en den tandeloozen mond.
+
+--God, God hoe is het mogelijk! riep de luitenant. O! had ik dien
+ellendeling hier.
+
+--De nacht maakte een einde aan de marteling, vervolgde de Arabier.
+Mijne koelbloedigheid en vasten wil, die mij hadden weerhouden een kreet
+te uiten gedurende de pijniging, hadden mijn vijand slechts te meer
+verbitterd en hem doen besluiten den volgenden dag de marteling voort te
+zetten, alvorens mij het leven te benemen.
+
+--Maar Allah had het anders besloten. Van mijne bende waren er eenigen
+gevangengenomen en een tiental gedood, doch de rest van den troep had
+zich door eene snelle vlucht, en gebruikmakende van hunne bekendheid met
+alle holen en paden, weten te redden.
+
+--Het was een heldere nacht. De sterren schitterden aan den hemel, en
+ik lag gebonden op den rug in eene tent, bloedende aan mijne wonden en
+gemarteld door de vreeslijkste pijnen. Opeens hoorde ik het hinniken
+van mijn ros. Dat verwonderde mij, want ik dacht dat mijn paard dood
+was. In het volgende oogenblik echter hoorde ik een paar doffe slagen
+en dadelijk daarop werd het voorhang der tent opgeheven en trad mijn
+onder-hoofdman binnen. In een oogwenk had hij de koorden, waarmede ik
+gebonden was, doorgesneden en mij eene sabel in de vuist gedrukt.
+
+»Volg mij, hoofdman!" zeide hij, »gij zijt gered. Wij hebben de posten
+overrompeld en neergestooten; zij zijn gestorven zonder een kik te
+geven. Ook de andere gevangenen zijn vrij. Alle buitenposten der
+legerplaats zijn gedood, en de overigen liggen gerust te slapen; zij
+zijn in onze macht; zoo gij het wilt, zullen wij ze allen dooden."
+
+»Volg mij," zeide ik, »laat den kaïd en de soldaten het leven, maar volg
+mij naar Sid-Moessa."
+
+--Wij drongen in zijne tent door. Daar lag mijn doodvijand gerust te
+slapen. Ik bukte mij en mijn mond aan zijn oor brengend donderde ik hem
+te gemoet: »Wees gegroet, Sid-Moessa! Hier ben ik!"
+
+--De ellendeling sprong verschrikt op, en wilde om hulp roepen, doch op
+hetzelfde oogenblik zette ik hem de punt mijner sabel op de keel. »Blijf
+rustig liggen, o Sid-Moessa," zeide ik, »zoo ge u beweegt, dood ik u."
+
+»O! dood mij niet," riep de ellendeling, »genade in den naam van
+Allah!"
+
+»Genade!" vroeg ik en mijn lichaam trilde van woede. »Genade! Hebt gij
+genade betoond, toen ge Rahmana liet dooden en toen ge haar vader liet
+doodgeeselen?"
+
+»Genade," smeekte de lafaard nogmaals, »genade! Ik zal u al mijn goud
+geven en mijne schoonste vrouw, maar spaar mijn leven."
+
+»Zwijg!" brulde ik woedend, »of bij Allah en den grooten Profeet ik
+dood u, ellendeling die gij zijt! Luister, o Sid-Moessa! Gij hebt mij
+gehoond, beleedigd. Gij hebt mij in het gezicht geslagen en gespuwd. Gij
+hebt mij de tanden laten uitbreken en de teenen laten afsnijden. De wet
+van den Profeet zegt: oog om oog, tand om tand."
+
+--Ik wenkte mijnen makker, die bij den ingang der tent dit tooneel stond
+aan te zien. »Zet hem de punt van eene sabel op de borst, en als hij een
+woord of kreet uit, stoot dan toe."
+
+--En terwijl hij de punt der sabel op de ontbloote borst van mijne
+vijand zette, zeide ik:
+
+»Oog om oog, tand om tand, Sid-Moessa! Gij hebt mij met de linkerhand in
+het aangezicht geslagen en van den linkervoet de teenen afgesneden, ik
+neem uwe linkerhand geheel." En met een enkele slag van mijn zwaard
+scheidde ik de hand van den arm.
+
+--De ellendeling kermde en kreunde in stilte en wrong zich op zijne
+legerstede, doch het koude lemmer op zijn borst voelend, dorst hij geen
+kreet te uiten.
+
+»Gij hebt mij de tanden uitgebroken en mij in het aangezicht gewond,"
+vervolgde ik. »Ik zal het u insgelijks doen." En ik sneed hem neus en
+ooren af.
+
+»Wees gegroet, Sid-Moessa!" zeide ik tegen den kreunenden lafaard,
+»wacht op mij tot ik om uw leven kom." En wij verlieten de tent.
+
+--Daar buiten stond mijn ros, ik besteeg het en voort gingen wij als de
+wind.
+
+--Sedert dien tijd heb ik Sid-Moessa onophoudelijk met mijne wraak
+vervolgd. Hij is rijk en drijft grooten handel. Elke karavaan, die hij
+afzond, viel mij in handen. Ik nam zijne kameelen en goederen, schonk
+den drijvers het leven en de vrijheid en verdeelde zijne rijkdommen
+onder de behoeftigen in den omtrek. Thans heb ik hem zoover gebracht,
+dat hij van een rijk een bijna arm man is geworden, en weldra zal de
+tijd komen, dat ik zijn hoofd ga halen.
+
+--Het laatste wat hij bezat te gelde makend, heeft Sid-Moessa thans voor
+dat geld van den Kaïd een troep soldaten gekregen. Het lange
+vruchtelooze vervolgen moede, dat hij telkens met eenige manschappen
+ondernam, heeft hij besloten mij ginds in de bergen op te sporen.
+Hiervan kreeg ik eerst heden morgen vroeg de tijding, tegelijk met het
+bericht dat hij reeds op weg was gegaan. Daar er mij alles aan gelegen
+is vóór Sid-Moessa bij mijn volk aan te komen, dat hij anders wellicht
+overrompelen zou, ging ik dadelijk op weg, vertrouwende op de snelheid
+van mijn paard. Op den namiddag bereikte ik een nauwen bergpas, die mij
+wel bekend was. Mijn weg voerde daardoor. Doch toen ik de engte uitkwam,
+stuitte ik opeens op den troep van Sid-Moessa. Er schoot mij geen andere
+weg over; terug kon ik niet; ik _moest_ naar mijn volk. Ik trok mijn
+zwaard, en wierp mij op de soldaten, sabelde neer wat mij wilde
+tegenhouden, en slaagde er na een korten tegenstand in mij door hen
+heen te slaan. Ik snelde voort, maar hoorde achter mij de stem van
+Sid-Moessa, die zijne soldaten tot de vervolging aanspoorde, hun alles
+belovende zoo zij mij gevangennamen, hetzij levend of dood. Ik behoefde
+mijn paard niet aan te sporen, het edele dier liep als een razende.
+Mijne vervolgers gaven het op, de een na den ander; eindelijk floten mij
+een paar kogels om de ooren. Het was de afscheidsgroet van den laatsten
+vervolger, die de onmogelijkheid om mij levend gevangen nemen inzag, en
+mij nu toch gaarne dood zou hebben overgeleverd.
+
+--Ik hield een oogenblik mijn paard in, wendde mij om, legde op hem aan
+en doodde zijn paard. Nu kon ik onbezorgd mijn rit voortzetten, doch
+helaas! mijn arm paard kon niet verder; het overige weet gij.
+
+--Thans kent gij mij, aldus besloot de Arabier zijn verhaal, beschouwt
+gij mij als een misdadiger? Vertrouwt gij mij? Wilt gij mij helpen?
+
+--Ja, zeide de luitenant hem de hand reikend, ik wil u helpen; neen, ik
+zie in u geen misdadiger. Ik zie in uwe daden slechts de door uwe wetten
+en zeden gerechtvaardigde wraak op den laaghartigen vijand.
+
+Ook de kapitein reikte hem de hand.--Vergeef mij, zeide hij, dat ik u
+een oogenblik heb willen wantrouwen. Schoon ik weet, dat het niet edel
+is wraak te nemen, geloof ik toch, dat ik in uwe plaats eveneens zou
+gehandeld hebben.
+
+--Draal nu niet langer, zeide de luitenant; reeds zijn meer dan
+anderhalf uur verstreken en uw vijand nadert. Daar, neem mijn paard, en
+verwijder u zoo spoedig gij kunt.
+
+[Illustratie: Ik wendde mij om, legde op hem aan en doodde zijn paard.
+ Bladz. 72.]
+
+De Arabier betuigde zijnen dank op bewogen toon. Hij trad naar het
+paard en bekeek het met het oog van een kenner.
+
+--Die zal mij wel brengen waar ik moet zijn, zeide hij. Hier dicht bij
+heb ik vrienden, ik zal u vóór zonsopgang een paard zenden; vertrouw
+daarop!
+
+Hij liep naar zijn paard, dat daar voor dood neder lag, en deed het den
+zadel en het tuig af om het mede te nemen. Doch opeens bewoog zich het
+schijnbaar doode dier. De Arabier sprong op van verbazing, en knielde
+bij zijn trouw ros neer. Hij klopte het op den nek, streek het over den
+kop en het paard, hoe langer hoe meer uit zijne verdooving ontwakende,
+hief den kop op en stond na eenige oogenblikken op, waggelend en
+sidderend aan al zijn leden.
+
+--Geloofd zij de Profeet, riep de Arabier verheugd, het dier leeft!
+
+--Maar vertrek dan toch, riep de luitenant, vertrek of het is te laat.
+
+--Te laat, bij Allah, neen! dat niet, riep de Arabier, en hij sprong te
+paard. Ik heb niet meer noodig u een paard te zenden, zeide hij, zich
+goed in den zadel zettend. Geef mijn paard een goed leger en goed
+voeder, en morgen ochtend is het weder volkomen gezond en in staat u te
+dragen. Neem het van mij in gebruik, ik zal het van u opeischen in ruil
+voor het uwe.
+
+--Goed, zeide de luitenant, maar vertrek. Zie, 't is reeds bijna
+volkomen nacht. Spoed u heen, eer het te laat is.
+
+--Waarheen gaat ge? vroeg de Arabier.
+
+--Naar Fez, antwoordde de luitenant.
+
+--Naar Fez? zeide de Arabier verwonderd, goed, ik zal u binnen zeer
+korten tijd weerzien. Vaarwel! Allah behoede u op uw weg.
+
+--Halt! riep de luitenant opeens, toen de Arabier op het punt was zijn
+paard te doen voortgaan. Hoe is uw naam?
+
+--Mijn naam? zeide de Arabier zich voorover buigend. Ik heet
+Sid-Abd-Allah, men noemt mij _de geweldige_. En den teugel vierend,
+vertrok hij in galop.
+
+
+
+
+IX.
+
+DOOR INSECTEN OVERROMPELD.--DE TARANTULA.
+
+
+Toen de Arabier te paard springend zijn naam noemde, maakte Selam een
+zoo hevig gebaar van ontzetting, dat het door allen werd opgemerkt. Doch
+hij was niet de eenige, die verschrikte; ook de drijvers, die op een
+kleinen afstand gezeten het verhaal hadden aangehoord, verbleekten en
+ontstelden.
+
+--Gij ontstelt, Selam, mijn dappere, zeide de kapitein. Kent gij
+Sid-Abd-Allah?
+
+--Ja heer, zeide Selam, wie zou dien naam zonder ontroering kunnen
+aanhooren. Hij doet iedereen ontstellen van Tanger tot Fez; door geheel
+Marokko wordt hij slechts fluisterend en met vreeze en dankbaarheid
+genoemd.
+
+--Is die man dan zoo verschrikkelijk? vroeg de luitenant.
+
+--Ja heer, antwoordde Selam, verschrikkelijk voor hen, die niet
+rechtvaardig handelen. Hij treedt overal op als een van Allah gezonden
+wreker. Is er een Sheik, een Kaïd, ja zelfs een Pacha, die zijne
+onderdanen uitzuigt en mishandelt, kortom, die niet is wat hij behoort
+te zijn, dan is hij zeker den een of anderen dag een bezoek van
+Sid-Abd-Allah te ontvangen. Menigeen heeft zijne tirannie met den dood
+of met verlies van have en goed betaald. En voor de armen is hij als een
+afgezant van Allah, als een goede geest. Waar gebrek, waar ellende
+heerscht, verschijnt hij en doet wel in den naam van Allah en den
+grooten Profeet. Wat hij den rijken dwingeland afneemt, het met bloed
+bevlekte geld, geeft hij den armen. Door de rijken, door de ellendige,
+wreede, machtige overheden van dit land wordt hij gehaat maar tevens
+gevreesd, door de armen wordt hij geëerd en gevreesd, zooals men Allah
+en den Profeet vreest.
+
+--Kent ge ook dien Sid-Moessa? vroeg de luitenant.
+
+--Sid-Moessa, heer! antwoordde Selam, is de booze geest van Tanger.
+Allah had hem met rijkdommen begunstigd, en de ellendige hond gaf den
+bedelaar, die voor zijn huis lag te jammeren van honger en ellende,
+eten, dat hij met opzet met zand liet bestrooien.
+
+--He! wat een fielt, zei Dries met een niet te beschrijven verachtend
+gebaar.
+
+--Hij kocht de schoonste jonge meisjes der armen met zijn geld, en liet
+hem, die zich bij hem om hulp aanmeldde of zich kwam beklagen over de
+eene of andere onrechtvaardige daad zijner lieden, met stokslagen
+wegjagen. De Kaïd, die met hem heult, is even slecht als hij en staat
+geheel onder den invloed van Sid-Moessa door het geld, dat hij hem
+verschuldigd is.
+
+De nacht viel snel en een blik naar den horizont werpend, zag men »den
+geweldige", die zich met groote snelheid voorwaarts spoedde,
+langzamerhand uit het gezicht verdwijnen.
+
+Selam zorgde voor het paard van Sid-Abd-Allah en bewonderde de
+schoonheid van het dier, maar daar men den anderen morgen vroeg wilde
+vertrekken, begaf men zich spoedig ter ruste.
+
+Vóór de luitenant de tent binnentrad, naderde Selam hem en zeide:--Heer!
+gij hebt wel gedaan Sid-Abd-Allah een dienst te bewijzen. Hij zal
+voortaan een vriend zijn en zijne vriendschap is voor ons veel waard.
+
+--Des te beter, zeide de luitenant, des te beter. Ik hoop maar, dat hij
+niet te lang gedraald heeft om te ontkomen.
+
+--O heer! wees gerust, zeide Selam. Hij zal zijnen vervolgers wel
+ontkomen. Eer de nacht half verstreken is, zal hij aan Karia-el-Abbassi
+zijn, waar hij een versch paard zal nemen en zoo verder. Bovendien, zei
+Selam met de meeste overtuiging, Allah beschermt hem.
+
+De luitenant en de kapitein begaven zich in de tent, en terwijl Mohammed
+bleef waken, legde Selam zich insgelijks neder om de eerste uren van den
+nacht te rusten, waarna hij de wacht betrok tot den morgen.
+
+Het was nog vóór het krieken van den dag. Selam zat stil bij de tenten
+en liet zijnen blik over de uitgestrekte vlakte weiden en over het
+zilveren vlak van de rivier de Koes, die zich hier tusschen het terrein
+slingerde als eene zilveren streep, hier verborgen door een heuvel of
+bosch, daar weder te voorschijn tredend.
+
+Opeens verscheen bij een heuvel aan eene kromming van den weg een
+ruiter, die een los paard bij den teugel leidde. Hij naderde in
+vliegenden galop, hield op eenigen afstand van de legerplaats stil en
+naderde Selam na de paarden aan een struik te hebben vastgebonden.
+
+Selam verroerde zich niet.
+
+De ruiter trad nader; het was een neger. Hij bleef eerbiedig staan, met
+het hoofd voorovergebogen.
+
+--Vrede zij met u! zeide hij.
+
+--Allah behoede u! antwoordde Selam, en gaf hem tevens een wenk om zich
+neer te zetten.
+
+--Vanwaar komt ge? vroeg Selam.
+
+--Van Karia-el-Abbassi, antwoordde de neger. Sid-Abd-Allah laat de
+Christen-krijgslieden groeten.
+
+--Hebt gij het paard medegebracht? vroeg Selam.
+
+De neger knikte, en opstaande liep hij naar de paarden en maakte dat van
+den luitenant los en bond het vast bij de andere paarden.
+
+--Het is niet erg vermoeid, zeide de neger weder gaande zitten.
+Sid-Abd-Allah heeft het slechts tot Karia-el-Abbassi bereden en het goed
+laten voeren. Na een paar uren rust zal het even frisch zijn, alsof het
+den geheelen nacht had gerust. Sid-Abd-Allah heeft mij gelast u dit te
+zeggen.
+
+--Het is wèl! zeide Selam, heeft de Sheik u niets anders gelast?
+
+--Ja, antwoordde de neger. Sid-Abd-Allah zeide: Zeg aan de Christenen,
+dat Sheik Sid-Abd-Allah nooit een bewezen dienst vergeet.
+
+Selam knikte goedkeurend.--Ga, mijn broeder! zeide hij, het is wèl.
+Selam zal uwe woorden getrouw overbrengen, wees daar gerust op.
+
+--Vrede zij op uwen weg! zeide de neger, en te paard springend reed hij
+weg in zoo snellen galop, dat hij in een oogenblik uit het gezicht was,
+het paard van zijnen meester medevoerend, aan hetwelk geen vermoeienis
+was te bespeuren.
+
+Toen de neger was vertrokken, rees Selam op en begaf zich naar het paard
+van den luitenant. Er was geen spoor aan het dier te zien van den
+verbazenden rit, dien het had afgelegd in zoo korten tijd.
+
+--Ik wist het wel, mompelde Selam, het paard streelend. De geweldige
+wordt niet te vergeefs beschermd door den Profeet. Zijn paard was bijna
+dood en zie het herleeft opeens, en dit is even frisch alsof het in eene
+vette weide had geloopen in plaats van een rit te hebben gedaan naar
+Karia-el-Abbassi en terug. Allah heeft het dier zeker een toovermiddel
+gegeven. Men zegt, dat hij zijn paarden met wijn wascht en met vleesch
+voedt.
+
+Een uur na zonsopgang was de karavaan, na de rivier de Koes te hebben
+doorwaad, weder op den weg. De luitenant en de kapitein waren in druk
+gesprek over het avontuur van den vorigen avond, en evenals Selam
+verwonderden beiden zich over de flinke houding van Frank's paard,
+waaraan geene gevolgen van uitgestane vermoeienis te bemerken waren.
+
+--Die opmerking van Selam, zeide de luitenant, dat volgens geruchte onze
+roover-Sheik zijne paarden laat voeden met vleesch en wasschen met wijn,
+herinnert mij aan een verhaal dat ik eens, ik weet niet meer waar, heb
+gelezen van een beruchten Engelschen struikroover, een soort van Rinaldo
+Rinaldini. Die avonturier werd door de politie vervolgd en had zijne
+ontsnapping alleen aan de vlugheid van zijn paard, dat van Arabisch
+bloed was, te danken. Toen hij zijne vervolgers een tamelijk eind
+vooruit was, gaf hij het een kwartiertje rust in eene herberg op zijnen
+weg. Het dier kon dan ook bijna niet meer staan van vermoeidheid. De
+roover liet zich een emmer wijn geven en een enormen rauwen biefstuk.
+In den emmer met wijn plaatste hij om beurt de pooten van zijn paard,
+ze zorgvuldig met den wijn wasschende. Den biefstuk lag hij tusschen
+de tanden van het paard, dat het stuk vleesch smakelijk uitzoog zonder
+het evenwel op te eten. Terwijl hij daarmede nog bezig was, kwamen de
+politieagenten aan om den vluchteling te vatten. Maar de roover sprong
+te paard en verdween snel, want het paard was door dat wijnbad en het
+buitengewone maal zóó versterkt, dat het nog uren ver den rit volhield
+en over schuttingen en muren heen sprong alsof het eerst pas op weg was
+gegaan.
+
+--'t Is zonderling, zeide de kapitein, ik heb ook meer van die
+vertelseltjes gehoord, maar er nooit het ware van vernomen.
+
+Men reed thans voort over eene uitgestrekte golvende vlakte, dicht
+begroeid met laag struikgewas en bezaaid met bloemen van allerlei
+kleuren.
+
+Opeens zag men een man naderen. Het was een Arabier. Hij zag er armoedig
+uit, had een dikken knoestigen stok in de hand en om den hals hing een
+lederen zak aan een riem.
+
+--Het is een koerier van den Sultan, zeide Selam, die naar Tanger gaat.
+In den leeren zak heeft hij de brieven van den Sultan en zijne ministers
+en van particuliere personen.
+
+De koerier bleef, ons gezelschap genaderd zijnde, verwonderd doch
+eerbiedig staan. Hunne betrekking, die hen overal heen voert, doet hen
+veel in aanraking komen met Europeanen. Vandaar, waarom deze lieden meer
+met deze laatsten bekend zijn en zich ook verstandiger gedragen dan het
+meerendeel hunner fanatieke domme landslieden. Hij vroeg, of men ook
+brieven naar Tanger had mede te geven? De luitenant en de kapitein gaven
+den armen drommel eenig geld, waarmede hij zeer verheugd was, en na het
+gebruikelijke: »God behoede u op uwen weg!" ging hij verder.
+
+--Het is een ellendig leven, zei Selam. Zij leggen den weg van Fez naar
+Tanger af in vier dagen. Deze loopt door eenzame woeste streken, door
+bosschen en dorre vlakten, over rotsige onbegaanbare paden, waar alleen
+zoo'n koerier kan voorkomen; zij moeten stroomen overzwemmen en hebben
+met den verstikkenden woestijnwind te kampen. En dan komt daar de
+weersgesteldheid nog bij, in den zomer brandend heet, in den winter
+aanhoudende gure winden en slagregens. Zij loopen dag en nacht, en
+slapen slechts een paar uren per dag. Om bijtijds te ontwaken binden zij
+zich een koord aan den voet, dat zij aan het eene eind in brand steken.
+Het touw heeft een paar uur noodig om af te branden, zoodra nu het vuur
+den voet raakt, wordt de koerier daardoor wakker. Een stuk brood en een
+paar vijgen is zijn eenigst voedsel op een ganschen dag en het loon, dat
+zij voor al die inspanning en vermoeienissen ontvangen, is zeer karig.
+Zij loopen gewoonlijk in een draf, en als zij te Tanger of te Fez
+aankomen, gaan zij kort daarna weder terug.
+
+--Een mooi baantje, zei Dries, dat van brievenbesteller in Marokko. Ik
+moet het bepaald zien te worden!
+
+--Goed, zei de kapitein, ik beloof je mijne voorspraak bij den Sultan.
+
+--Hartelijk dank, kapitein! antwoordde Dries. Maar doe het niet al te
+haastig en vooral als gij het eenmaal voor mij verkregen hebt, verras er
+mij dan niet plotseling mede, maar zeg het mij zoo omzichtig mogelijk.
+Ik mocht van vreugde eens een ongeluk krijgen.
+
+Tegen den avond sloeg men, afgemat van de hitte, het kamp op aan den
+voet van den heuvel.
+
+--Weet gij wel, kapitein, zeide de luitenant, wat ik geloof?
+
+--Als gij het mij zult gezegd hebben, zeker wel! antwoordde de kapitein
+droogjes.
+
+--Ik geloof, dat we heden nacht niet veel zullen slapen, zeide de
+luitenant.
+
+--En dat waarom niet? vroeg de kapitein verwonderd.
+
+--Omdat ik, antwoordde de luitenant, de geheele vlakte, die wij zijn
+doorgetrokken, tot hiertoe heb zien leven van de insecten. Elke grashalm
+bewoog, de struiken zaten vol, de lucht is er vol van, de steenen waren
+er mede overdekt en het zand kan men niet zien door de menigte.
+
+--Eene mooie tijding, voorwaar! zeide de kapitein. Welnu, ik bezweer u,
+dat ik zal slapen ondanks dat tuig.
+
+--Zweer niet, waarde kapitein, zeide de luitenant lachend. Ge zoudt in
+het geval kunnen komen, dat ge uwen eed niet kondt houden.
+
+Men bleef nog lang genieten van den heerlijken nacht, om zich eindelijk
+ter ruste te begeven. De kapitein onderwierp eerst de tent aan een
+streng onderzoek, doodde onmeedoogend wat hij vond en legde zich toen
+neder. Ook de luitenant en Dries hadden zich te slapen gelegd.
+
+De luitenant lag nauwelijks rustig te bed, of de aanvallers begonnen
+zich reeds te vertoonen; maar Frank lag overal heen te kijken en sloeg
+ze met een stokje weg, waar zij zich in zijne nabijheid vertoonden. De
+kapitein, die zich goed wilde houden, bewoog zich onrustig, en nu en dan
+hoorde men een onderdrukten vloek.
+
+Opeens sprong de kapitein op.--Neen, riep hij, dat is niet uit te
+houden! Ik geloof waarachtig, dat ze mijn veldbed willen wegslepen.
+
+De luitenant lachte.--Wel, wat heb ik u gezegd? zeide hij.
+
+--Vervloekt, riep de kapitein weder, ik voel ze tegen mijne beenen
+opkruipen. Ik hoor ze om mij heen snorren en gonzen. Wacht kanalje! ik
+zal je wel helpen, en hij ontstak eene kaars.
+
+Ook Dries was nu van zijn veldbed gesprongen en zelfs de luitenant kon
+het ondanks zijne kalmte niet langer uithouden.
+
+Toen er licht was ontstoken, begon men het terrein te verkennen. En
+het resultaat was alles behalve geruststellend. Het vermoeden van den
+luitenant had zich maar al te zeer bewaarheid; overal wemelde het van
+insecten; alles leefde als 't ware. De grond scheen zich te bewegen; de
+wanden der tent waren in voortdurende golving. De diertjes klommen op
+langs de wanden naar den top en lieten zich daar gekomen naar beneden
+vallen. De veldbedden en de kleedingstukken waren er dan ook geheel mede
+overdekt.
+
+De slachting begon. Selam, die het gerucht hoorde, kwam te hulp; men
+ging aan het doodslaan, aan het verbranden, aan het verjagen, doch het
+hielp niets. In korten tijd was de grond bedekt met dooden, maar er
+kwamen steeds levenden voor in de plaats. Het was onbegrijpelijk, waar
+dat gedierte vandaan kwam; zooveel kon men er niet dooden, dat zij er
+zichtbaar door verminderden.
+
+En intusschen was de luitenant als een ijverig insectenkundige bezig de
+buitengewone exemplaren in verzekerde bewaring te nemen, zonder zich
+overigens veel met de slachting te bemoeien.
+
+--Ha! riep hij uit, dezen neem ik; daar hebben we _cicindela campestris_
+of den veld-zandkever, den tijger onder de insecten.
+
+--En hier hebt ge een reusachtigen duizendpoot, riep de kapitein!
+Parbleu, wat leelijk beest! En hij vertoonde een duizendpoot van een
+decimeter lang en bijna zoo dik als een pink, die zich woedend
+kronkelde.
+
+--Mooi! zei de luitenant verheugd, geef hier!
+
+--Ziedaar weder een andere, riep de kapitein hem toe; het beest heeft
+moeite om zijn dikken buik te dragen.
+
+--Geen wonder, zeide Dries, de stumpert heeft de waterzucht, zie slechts
+hoe zijn buik opgezwollen is. 'k Dacht tot heden, dat alleen de menschen
+met die kwaal bevoorrecht waren.
+
+--'t Is _meloe majalis_, riep de luitenant; dat zijn met de _cicindela
+campestris_ twee insecten, die wij ook bij ons in Holland hebben.
+
+--Verduiveld, zeide de kapitein, gij doet sterk in Latijn, maar ik maak
+aanspraak op eene verklaring van die namen, heer luitenant!
+
+--Met genoegen, antwoordde deze.
+
+--Wil mijnheer nog gediend zijn van monsterhagedissen, reusachtige
+sprinkhanen, kolossale krekels of iets dergelijks, riep Dries. Ik heb
+hier zoowat van alles. Kan ik u soms dienen met wantsen? Ik heb hier een
+partijtje zeer mooie groene, zoo groot als een tien-stuiverstuk, of
+houdt u meer van spinnen? Die heb ik in alle grootten en kleuren.
+
+--Hier hebt ge weer zoo'n dikbuik, luitenant! riep de kapitein, wilt ge
+er nog meer?
+
+--Welke hebt ge, vroeg de luitenant, die niet goed had geluisterd.
+
+--Welke? wel drommels _dikbuikius waterzuchta_, antwoordde de kapitein,
+ge ziet, dat ik ook Latijn ken.
+
+--Nog rupsen, luitenant? vroeg Dries een handvol vertoonende, er zijn
+kale en ook die zoo dik met haar zijn bezet, dat een paruikenmaker er
+jaloersch op zou worden.
+
+--Belieft mijnheer nog gedrochten of monsters? spotte de kapitein, ik
+zie er eenigen van afschuwelijke gedaanten rondkruipen!
+
+--Maar het helpt niet, riep de kapitein wanhopend; zie, de grond is
+bezaaid met koppen, vleugels, klauwen en wat al meer, en dat tuig blijft
+maar vermeerderen. Ik geloof waarachtig, dat zij onzen ondergang hebben
+gezworen. Ho, ho, vriend! een beetje minder onbeleefd, hoor! parbleu! ge
+vliegt me bijna een oog uit, en hij sloeg een grooten kever tegen den
+grond.
+
+--Hoor eens, kapitein! zeide Dries. Men kan zien, dat dit gespuis
+Marokkaansche insecten zijn.
+
+--En waaraan kunt ge dat zien? laat eens hooren.
+
+--Wel, dat tuig is even fanatiek en even fel op de Christenen gebeten
+als de bewoners van dit land.
+
+--Juist! riep de kapitein, ik vat het; de zaak is zoo klaar als de dag,
+zij vallen ons aan en zijn belust op ons bloed, wijl zij Mahomedaansch
+zijn.
+
+--Maar wacht, riep de kapitein opeens, parbleu! dat ik daaraan niet eer
+heb gedacht.
+
+--Waaraan? vroeg Dries.
+
+--Wel aan buskruit, antwoordde de kapitein, en hij begon buskruit op den
+grond te strooien.
+
+Plotseling, terwijl de kapitein hiermede bezig was, slaakte Selam,
+ondanks zijn weinigen afschuw van dat heir van insecten, een
+onderdrukten gil en snelde de tent uit.
+
+--Wat scheelt hem? vroeg Dries.
+
+--Ik geloof, dat hij den duivel heeft gezien, zeide de kapitein. Komaan,
+laten we het kruit aansteken; ik wensch een einde te maken met dit
+gespuis, want ik wil slapen.
+
+Een oogenblik daarna trad Selam weder binnen. Hij had een paar lange
+scherpe doornen in de hand. Een oogenblik zag hij behoedzaam rond in een
+hoek der tent, toen bukte hij zich en vertoonde aan den verbaasden
+luitenant eene tarantula, die aan een doorn zat gestoken.
+
+Het is onmogelijk de uitdrukking van angstigen schrik en ontzetting te
+beschrijven, die Selams gelaat teekende, toen hij de spin, zoolang zijn
+arm was van zich afhoudende, den luitenant aanbood.
+
+--Drommels! riep deze verheugd uit, eene tarantula! Bravo, Selam, dat is
+de beste vangst van den avond.
+
+De kapitein en Dries kwamen nu ook nader om een kijkje te nemen van dat
+gevreesde dier, en men beschouwde de tarantula aandachtig. Het was eene
+spin van ongeveer 40 millimeter lengte, roodbruin van kleur. Op den rug
+had zij eenige dwarsstrepen van eene zwarte kleur met roodachtig witte
+randen of zoomen. Op den buik had zij eene zwarte overlangsche streep.
+Het zwarte borststuk prijkte met roodachtige lichte vlekken.
+
+De luitenant raakte het dier met den vinger aan, doch Selam trok snel
+zijne hand weg.
+
+--O, raak haar niet aan, raak haar niet aan! Zij zou u bijten, zeide hij
+ernstig, en dien zij bijt, o, dien moge Allah bijstaan. Hij wordt
+razend, lacht, weent en jammert of zingt en stelt zich aan als een kind.
+Anderen krijgen slaap of een onweerstaanbaren lust om te dansen, ja, men
+wordt er krankzinnig door.
+
+--Dwaasheid, zei de luitenant, zie ik raak haar aan. Selam sidderde.
+
+--En om u te bewijzen, dat haar beet niet die uitwerking heeft, ga ik
+mij door haar laten bijten.
+
+--O, heer, riep Selam op de knieën vallend, doe het niet!
+
+Het was te laat. De tarantula, door den luitenant geplaagd en bovendien
+reeds woedend door de pijn, die de doorn haar veroorzaakte, beet in den
+vinger.
+
+Selam stiet een angstkreet uit, sloeg de handen voor het gelaat en als
+door ontzetting aangegrepen, vloog hij de tent uit onder het mompelen
+van: »Allah behoede u!"
+
+Die hartstochtelijke ontboezeming van vrees greep nu echter ook den
+kapitein en Dries aan en beiden vroegen den luitenant, of hij wel zeker
+was van zijne zaak.
+
+--Zeker! antwoordde deze, anders zou ik zoo iets niet doen. Het is een
+overal verbreid oud bijgeloof, dat aan den beet van de tarantula zulke
+vreeslijke gevolgen toeschrijft. Maar laten wij zien te bed te komen, ik
+zal u dan nog het een en ander verhalen als het u niet verveelt.
+
+--Aangenomen, riep de kapitein, komaan, Dries! aan het werk, opdat wij
+kunnen slapen.
+
+Nog altijd krioelde het van insecten. Van alle kanten kwamen zij
+aanzetten in geregelde troepen. Hier was het eene bende krekels, die
+geregeld voortmarcheerden, daar spinnen, rupsen, kortom van alles, en
+tot overmaat van smart kwam er eindelijk eene lange kolonne van mieren
+opzetten, waarvan het eind niet te zien was.
+
+--Welja, kom vrij binnen, zeide de kapitein, hoe meer hoe liever; hoe
+meer zielen, hoe meer vreugd; 't is schooner de overwinning te behalen
+over millioenen dan over duizenden. Komaan, Dries, maken wij een begin,
+vuur!
+
+Nauwelijks had hij dit gezegd, of Dries stak een hoopje kruit aan. Een
+vuurstraal schoot, sissend als eene slang, over den grond recht op den
+hoofdtroep van de aanrukkende mierenkolonne aan. Dat gaf eene groote
+verwarring; de voorsten werden gedood of gekwetst; de daarop volgenden
+wilden terugtrekken, doch werden daarin belemmerd door den ontzettenden
+sleep, dien zij achter zich hadden. Door de overmacht gedwongen, drongen
+zij weder voorwaarts.
+
+Maar intusschen had de kapitein eene nieuwe slang van kruit gevormd, en
+voor de tweede maal werden de mieren door het vuur overvallen. Ditmaal
+greep er eene ontzettende wanorde in de gelederen plaats, en de voorste
+troep zocht links en rechts een goed heenkomen. De volgende achtten het
+nu ook geraden terug te trekken, en zoo sloeg het mierenleger in
+volslagen wanorde op de vlucht.
+
+Naar alle zijden strooide men nu buskruit en stak het aan. Het gevolg
+bleef niet uit. Tegen dezen vijand waren zelfs de hardnekkigste,
+stoutste insecten niet bestand; zij vluchtten naar alle kanten de tent
+uit, en weldra was men van deze plaag bevrijd, doch de tent was geheel
+met kruitdamp gevuld.
+
+--Zie zoo, zei de kapitein, de slag is gewonnen. Zij zullen ons nu voor
+van nacht wel met vrede laten. Laten we nu nog eens dapper rooken om nog
+de enkele gevleugelde achterblijvers te verjagen, en we kunnen ons
+gereed maken om eens heerlijk te slapen. Kruitdamp en tabaksrook! dat
+is ten minste uit te houden voor een soldaat. Het behoort tot het
+beroep. Maar dat kanalje! zie ik ben bont en blauw gebeten en gestoken,
+en dat zal mij nog wel een poosje wakker houden. Komaan, luitenant, gij
+zijt ons opheldering schuldig over de tarantula en die andere plagen van
+Marokko; begin zoo gij wilt. Als mijne sigaar op is, ga ik slapen.
+
+Men legde zich neder en de luitenant gaf zijn verhaal ten beste.
+
+--De tarantula, zoo begon hij, heeft haren naam, die Italiaansch is,
+geërfd van eene vergiftige spin, die veel voorkwam in den omtrek van
+Tarente of Tarento zooals de Italianen zeggen. Men noemde deze spin,
+naar de plaats waar zij voorkwam, tarentula. De beet dier spin had, naar
+men beweerde, noodlottige gevolgen. Zoo is met eene kleine wijziging in
+de letter de naam tarantula ontstaan.
+
+--Dat is duidelijk, merkte de kapitein op.
+
+--De tarantula, vervolgde de luitenant, leeft bij voorkeur op zandige
+plaatsen. Zij graaft op zonnige onbebouwde hellingen een gat in den
+grond. De opening van dat hol, dat licht zou kunnen instorten, versterkt
+zij door een rand van droge planten, welke zij aaneenspint. Van binnen
+bepleistert zij haar hol met eene stof, die door de hitte der zon zoo
+hard als steen wordt. Door den rand en doordat het eind van het hol
+opwaarts loopt, is hare woning beveiligd voor het indringen van vocht of
+voorwerpen, die er in konden vallen.
+
+--Een slim dier, zei de kapitein.
+
+--Ja, vervolgde de luitenant, dat zijn trouwens alle spinnen. De
+tarantula schijnt des daags te slapen; men ziet haar dan ten minste
+zelden. Maar zoodra de zon onder is, komt zij te voorschijn en gaat aan
+den ingang van haar hol op de loer liggen en als de nacht eenmaal is
+gevallen, verlaat zij het hol om in den omtrek rond te zwerven, loerend
+op buit. Heeft zij het eene of andere insect bemachtigd, dan sleept zij
+het in haar hol en verslindt het daar op haar gemak, terwijl zij de
+onverteerbare deelen weder naar buiten werpt. Deze liggen dan ook
+dikwijls opeen gehoopt rondom den ingang.
+
+--Het is dus een roofdier? vroeg de kapitein.
+
+--Dat zijn alle spinnen, antwoordde de luitenant; zij leven van kleine
+insecten, uitgezonderd de reusachtige vogelspin van Zuid-Amerika, die
+kleine vogels en andere dieren aanvalt en verslindt of uitzuigt.
+
+--Parbleu! zeide de kapitein, die moet dan nog al wat mans zijn.
+
+--Ja, zij is met uitgestrekte pooten zoo groot als eene hand, antwoordde
+de luitenant.
+
+--Ba! zeide de kapitein, ik ril als ik er aan denk.
+
+--Maar ik dwaal van de tarantula af. Enkel in den zomer leeft de
+tarantula, als ik mij zoo mag uitdrukken, want van October tot in de
+lente verkeert zij in een staat van verdooving of winterslaap. Zij stopt
+de opening van haar hol dicht met een bal, dien zij op dezelfde manier
+maakt, als den rand rondom den ingang. Wanneer men haar gedurende dien
+tijd opgraaft, is zij slaperig; loopt waggelend alsof zij dronken is,
+weet niet wat zij doet, en men heeft haar dan in het minste niet te
+vreezen. Er is geen geval bekend, dat zij gedurende dien toestand bijt.
+
+--Aan het uiteinde van het achterlijf draagt de tarantula een witten zak
+zoo groot als een hazelnoot. Dat is de eierzak. In de maanden September
+en Augustus komen de jongen uit den zak te voorschijn. Zij zijn
+gewoonlijk 600 à 700 in getal.
+
+--Wat blief, riep de kapitein, 600 à 700 jongen? Ik geloof dat ge ons
+fopt, luitenant!
+
+--Neen, zei deze, het is volkomen waar. Deze jongen komen uit den zak,
+klimmen op den rug der moeder en loopen daarop rond, totdat zij groot
+geworden zich overal heen verspreiden om een zelfstandig leven te
+beginnen.
+
+--'t Moet een fraai gezicht zijn, zeide de kapitein, eene moeder
+wandelende met 6 à 700 kindertjes op haar rug. Zoo'n tarantula-moeder
+heeft een enormen rug, luitenant.
+
+Dries lachte, dat hij schaterde.
+
+--En om nu op de gevreesde gevolgen van haar beet te komen, zoo ik het u
+heden niet reeds heb bewezen, kan daartoe het volgende dienen. Sinds de
+vroegste tijden is dat geloof aan de noodlottige gevolgen van den beet
+der tarantula overal verspreid en duurt voort tot in onze eeuw. Men
+noemt als die gevolgen: aanhoudend zingen of lachen, weenen en jammeren,
+het lijden aan slaapzucht of slapeloosheid; bij anderen braking, eene
+razende begeerte om te dansen, uitwasemen, last van huiveringen en
+hartkloppingen; weder anderen kunnen sommige kleuren niet verdragen enz.
+Om den gebetene te genezen, speelde men hem twee melodieën voor. De
+patiënt begint, door de muziek opgewekt, te dansen alsof zijn leven er
+van afhangt. Hij raakt bezweet en vermoeid, en valt ten laatste uitgeput
+neder. Hij wordt nu te bed gebracht en men laat hem slapen. Als hij
+ontwaakt, is hij beter, doch weet niet wat er met hem is voorgevallen.
+Bij dat alles verhaalde men nog meer dwaasheden, o. a. dat de kwaal na
+zeker tijdsverloop terugkeerde, dat zij 20, 30 of soms wel meer jaren
+duurde, dat de beet van de eene tarantula erger gevolgen had dan die van
+de andere, en dat deze in de hondsdagen het gevaarlijkste was, maar
+daarentegen onschadelijk, als men het dier naar Rome of noordelijker
+streken overbracht.
+
+--Doch het onderzoek van verstandige lieden deed weldra zien, hoe weinig
+er van dat alles waar was. Von Borsch, een Poolsch edelman, wist door
+een geschenk een Napolitaan over te halen zich in zijne tegenwoordigheid
+door eene tarantula in den vinger te laten bijten. De man deed het en
+had er geen ander letsel van dan eene ontsteking in de hand; de vingers
+zwollen op en hij had een hevigen jeuk in de gewonde deelen, doch zij
+waren spoedig genezen. Twee andere natuuronderzoekers, Léon Dufour en
+Joseph Erker, namen proeven door zichzelven te laten bijten en bewezen
+hiermede genoegzaam het overdrevene van dat sprookje.
+
+--Ge ziet al weder, merkte de kapitein op, dat de leugen gemakkelijker
+door de wereld komt dan de waarheid. Voor het overige dank ik u wel voor
+uwe mededeeling, doch we zijn nog niet aan het einde. Ge hebt ons daar
+straks gesproken van een insect, dat gij den tijger onder de insecten
+noemdet. Komaan, mijn waarde, biecht op!
+
+--O, gij bedoelt de _cicindela campestris_ of veld-zandkever, dien als
+smaragdgroen glinsterenden kever met fraaie roode stippen versierd welke
+in de zon schitteren als vuur. Ja, dit is een merkwaardig insect. Ik
+noemde het den tijger onder de insecten om zijne wreedheid. Hij is een
+zeer roofzuchtig dier tegen hetwelk geen enkel insect bestand is. Hij
+snort overal rond, valt alles aan, en moordt met wellust. En zijne
+larve[2] (rups) is even merkwaardig als hij. Deze heeft eene zeer
+vreemde gedaante, een platten kop en rugschild. Zij is even als de kever
+zeer vraatzuchtig, doch oefent de jacht op eene andere manier uit. In
+den zandigen bodem waarin zij leeft, graaft zij een verticalen gang, ter
+dikte ongeveer van een potlood. Die gang is 6 tot 18 duim lang. Het
+uitgegraven zand brengt zij met den platten kop en het rugschild naar
+boven. Is deze gang klaar, dan gaat zij er in zitten en verbergt er zich
+in. Alleen de platte kop komt gelijk met de opening van den gang en
+sluit dien als een deksel, en daar zij dezelfde kleur als het zand van
+den bodem heeft, is zij niet gemakkelijk te onderscheiden. Zoo blijft
+zij stil zitten, wacht op eenig insect en zoodra zij iets voelt op den
+kop, trekt zij zich plotseling terug. Het insect aldus den bodem onder
+zich voelende verdwijnen, stort in den kuil, waar het door de larve
+gegrepen, uitgezogen en geheel fijn gekauwd wordt. Het overblijvende
+draagt zij op den kop naar boven en werpt het buiten haar hol.
+
+[2] De kevers zijn evenals de vlinders aan gedaanteverwisseling
+ onderworpen.
+
+--Dat is dus een levende val en de kop is het valluik, zeide de
+kapitein.
+
+--Juist, antwoordde de luitenant. In dat hol verpopt de larve ook; zij
+spint te dien einde de opening eenvoudig toe. De pop is te herkennen aan
+12 uitsteeksels, die op doorntjes gelijken. Uit dezen pop komt onze
+kever te voorschijn. Ziedaar! ik hoop, dat uwe nieuwsgierigheid nu
+voldaan zal zijn, want ik heb slaap.
+
+--Laat zien, zei de kapitein, er moet bepaald nog wat komen, want mijne
+sigaar is nog niet uitgerookt.
+
+--Dat is zoo, zeide Dries, waar blijft de dikbuik, luitenant?
+
+--De dikbuik? zeide deze vragend.
+
+--Wel ja, de waterzuchtige, zeide Dries.
+
+--_Dikbuikius waterzuchta_, voegde de kapitein er tot opheldering bij.
+
+--O, riep de luitenant, ge bedoelt _meloe majalis_. Dat is eene soort
+van Spaansche vlieg.
+
+--Wat blief, zeide de kapitein vragend, een soort van Spaansche vlieg en
+het is een kever?
+
+--Zeker, zeide de luitenant, de zoogenaamde Spaansche vlieg is ook een
+kevertje en allerminst eene vlieg. Hij behoort tot de blaartrekkende
+kevers, en de Spaansche vlieg, die wij in onze apotheken koopen, is
+een van die soort. Die gij mij heden hebt bezorgd, is zeer mooi. De
+metaalgroene en zwarte kleur steekt fraai af bij de purpere randen van
+het borststuk. Op de bovenzijde van ieder gedeelte van het achterlijf
+heeft zij eene koperkleurige glanzende vlek. De buik is lichtgroen en de
+voorzoom van elke geleding is koperrood. Een fraai insect, dat we ook in
+Holland aantreffen.
+
+--Dat insect legt een grooten klomp oranjekleurige eieren, uit welke
+kleine witte larven komen, die op planten kruipen, en zich in eene bloem
+verbergen. Hier wacht zij tot eene bij de bloem bezoekt, dan hecht zich
+het kleine wormpje aan de bij en wordt door deze medegevoerd naar het
+nest. Zoodra de bij nu haar ei legt, laat de larve zich daarop neer
+en eet het op. Daarna vervelt zij en wordt eene larve zonder pooten,
+gebruikt als voedsel de honig uit de cel, verandert nog een paar malen
+van huid en gedaante tot zij eindelijk overgaat in een pop en daaruit
+als volkomen insect de wereld intreedt.
+
+--Verduiveld, luitenant! zeide de kapitein, gij hebt ons zooveel
+verhaald, dat mij belang inboezemt, dat ik geloof zin in de
+insectenkunde te krijgen, en tot dank beloof ik u, dat als we eenmaal
+thuis teruggekeerd zullen zijn, en ik dus weder te Algiers ben, ik u
+eene prachtige verzameling insecten zal zenden.
+
+--Dat neem ik aan, zeide de luitenant, maar als gij de beesten levend
+zendt, vergeet dan niet ze voedsel te geven. De reis is lang.
+
+--En nu, rust wel, zeide Frank, en hij strekte zich behagelijk uit, om
+het overige gedeelte van den nacht eens rustig te slapen, welk goed
+voorbeeld ook door den kapitein en Dries werd gevolgd.
+
+
+
+
+X.
+
+DE STERREN EN HET ZANDMANNETJE.
+
+
+Men herinnert zich, dat kapitein Daumas bij zijne kennismaking met zijne
+reisgenooten, pogende hen van de voorgenomen reis naar Fez te doen
+afzien, o.a. ook had gezegd: »Uw weg loopt bovendien door het land
+der Beni-Hassen, dat wil zeggen door het land van het bloeddorstigste
+roovers- en moordenaarsgespuis van geheel Marokko, ware duivels, die
+niemand door hun land laten trekken."
+
+En thans den tweeden dag na het hiervoren verhaalde, in den middag,
+overschreed men de grenzen van dat beruchte land der Beni-Hassen. Geen
+wonder dan ook, dat men alle maatregelen van voorzorg nam. Men had de
+wapens nagezien en ze in orde bevonden. Men had in de laatste dagen
+met voordacht korte marschen gemaakt om de lastdieren niet te veel te
+vermoeien, want het kon gebeuren, dat men vroeg of laat hunne kracht en
+vlugheid op eene zware proef zou moeten stellen. De liefhebberijen van
+den luitenant en den kapitein bleven rusten tot men dit beruchte land
+zou doorgetrokken zijn en Selam verdubbelde zijne waakzaamheid.
+
+Na tot aan den avond met de grootste behoedzaamheid te zijn
+voortgetrokken, sloeg men de tenten op den top van een heuvel op, te
+midden eener groote opene vlakte. Slecht enkele alleen staande boomen
+vertoonden zich hier en daar. Nauwelijks zat men rustig bij elkaar te
+praten, of eensklaps verschenen twee Arabieren in het kamp. Vanwaar
+zij gekomen waren, wist niemand; men had hen niet van te voren bemerkt.
+Mogelijk was dit gekomen door de drukte bij de aankomst. De kerels, die
+een hoogst ongunstig voorkomen hadden, boden kippen en eieren, welke
+laatste zij in groote ronde, van stroo gevlochten doozen hadden, te koop
+aan. Met graagte werd het aanbod aangenomen en de Arabieren vertrokken
+na ruim betaald te zijn.
+
+--Vanwaar kwamen die schavuiten? zei Selam; ik vertrouw ze niet. Waren
+wij dit vervloekte land maar doorgetrokken. Hij oogde de kerels
+wantrouwend na en zag ze achter een kleinen heuvel verdwijnen.
+
+--'t Is zoo als 't is, prevelde hij, maar ik zal op mijne hoede zijn.
+
+'t Was nacht. Alles lag in diepe rust verzonken. Zooals gewoonlijk
+stonden de last- en rijdieren in een halven cirkel vóór de tenten. De
+hemel prijkte met schitterende sterrenpracht en de diepe stilte van den
+nacht lag over alles uitgespreid. Slechts nu en dan werd die stilte
+verbroken door den schrillen kreet van een dier, dat door een ander
+werd opgejaagd, of door den gesmoorden doodskreet van een vogel, die
+door eene slang of een roofvogel werd verworgd. Ginder glinsterden de
+lichtende insecten in het duister, als wilden zij wedijveren met de
+sterren. Hier hoorde men een eigenaardig knetterend geluid van den
+krekel. Kortom, de nacht was heerlijk.
+
+Dat vond Selam ook, die rustig vóór de groote tent zat. Hij keek naar de
+lichtende sterren en naar het donkere landschap, dat zich om den heuvel
+heen uitstrekte. Hij luisterde naar elk gerucht. Naast hem lag de sabel,
+dwars over zijne knieën het lange geweer.
+
+Zoo zat Selam tot één uur na middernacht, en stond toen op om Mohammed
+te wekken. Maar Mohammed sliep dien nacht vast, zóó vast dat hij de
+hand niet voelde, die hem aanraakte om hem te wekken. Selam glimlachte
+en beschouwde den slaper eenige oogenblikken. Hij, de vriend zijner
+kindsheid, had hem uit den nood, misschien wel van den dood gered. Hij
+had niet alleen hém gered, maar ook zijne lieve jonge vrouw. En om
+harentwege vooral was Selam verheugd over de wending, die zijn lot had
+genomen. Hij twijfelde niet, of de luitenant en de kapitein zouden
+hem, wanneer men gelukkig te Tanger terugkeerde, aanbevelen aan de
+consulaten, en Selam was overtuigd zijnen plicht tot nu toe gedaan te
+hebben en dien in het vervolg te zullen doen; geen twijfel dus, of hij
+zou voorgoed uit den nood zijn. Aanbevolen aan de consuls zou men hem
+voortaan als bode, gids of koerier tusschen Tanger en Fez gebruiken. En
+dat alles had hij aan zijnen vriend Mohammed te danken. Selam voelde
+zijne dankbaarheid opnieuw en sterker dan ooit in zich opkomen. Hij
+poogde niet meer den man, aan wien hij zooveel verschuldigd was, te
+wekken.--Slaap, zeide hij, slaap zacht en droom van het paradijs, Selam
+zal waken! en hij verliet met onhoorbare schreden de tent.
+
+[Illustratie: En Selam strekte de armen uit. Bladz. 91.]
+
+En Selam zette zich neder om te waken. Helaas! de goede jongen had
+te veel van zijne krachten gevergd. De stilte, de rust, die rondom
+heerschte, gevoegd bij de warmte, maakte hem slaperig. Zijn hoofd werd
+zwaar, nog keek hij goed rond, maar allengs overmeesterde hem de slaap,
+zijne oogleden vielen toe, en hij had de kracht niet meer ze te openen.
+
+Selam sliep gerust en droomde. Hij zat alleen, heel alleen op den heuvel
+en keek op naar de sterren. Daar zag hij opeens een dier sterren zich
+bewegen, voortgaan en naar beneden komen. De ster daalde en daalde en
+kwam recht op hem aan. Selam staarde met ontzetting op het glansrijke
+lichaam, dat hem hoe langer hoe dichter naderde. Hij vouwde de handen
+over de borst en wachtte kalm af wat er zou geschieden. En de ster
+naderde steeds. Maar zie, hoe meer zij nabij kwam, hoe meer zij
+veranderde. 't Was geen ster meer! 't Werd een meisje, eene vrouw!--O,
+hoe schoon, zei Selam, 't is een der onsterfelijken uit het paradijs, en
+hij zag vol bewondering op naar de schoone maagd, die hem naderde en hem
+verblindde door haren glans. Maar zie, wat is dat? Eene andere ster, en
+weder eene, en immer meer begonnen zich los te maken van het firmament;
+zij veranderden allen zachtjes aan en naderden den slapenden, droomenden
+gids. Selam was verblind en zijne lippen openden zich slechts om te
+stamelen: »Allah is groot!"
+
+Toen naderde hem de maagdenrei met de eerste aan het hoofd en bleef voor
+hem staan, neen zweven was het, zoo zacht raakten zij de aarde aan met
+den voet.
+
+--Wees gegroet, o Selam! sprak de voorste, de houris van den Profeet
+groeten u.
+
+--Allah is groot! zeide Selam, en de houris van Mahomed, den eenigen en
+grootsten Profeet van God, zijn schoon als de sterren.
+
+--Waarom verwaardigen zij zich af te dalen tot Selam, den armen
+nederigen dienstknecht? vroeg hij.
+
+--De dochteren der sterren komen tot Selam om over hem te waken. Selam
+is een goed dienaar van den Profeet; de Profeet zendt zijne houris tot
+hem om hem te beloonen.
+
+Selam glimlachte en wierp vlammende blikken op de schoone, die aldus
+sprak.
+
+--Kom tot ons en geniet de rust van den nacht! hernam zij.
+
+--Selam kan niet rusten. Hij heeft zijnen plicht te vervullen, hij moet
+waken, antwoordde Selam.
+
+--Zal Selam waken, als de Profeet zijne houris zendt om hem den slaap
+te geven in hunne armen? vroeg de schoone.
+
+Selam trilde en wierp verliefde blikken op de houris.
+
+--Kom mede, vervolgde zij, kom met ons; wij vieren feest in de zalen van
+het groote paleis en gij zult de koning van het feest zijn!
+
+Selam sloeg de oogen neer om de vreugde en het verlangen te verbergen,
+die uit zijne blikken spraken.
+
+Opeens echter, nu zijn blik op den grond viel, zag hij het zand bewegen;
+het golfde als werd het door den wind bewogen, en plotseling werd hij
+omringd door een paar dozijn kleine mannetjes, die uit het zand te
+voorschijn gekomen waren en er geheel uitzagen, alsof zij gevormd waren
+uit dat bruinachtig gele zand, op den langen zwarten baard na, die hen
+tot het midden van het lichaam reikte.
+
+Selam keek onthutst rond, en waarlijk hij was van alle kanten door die
+kereltjes omringd. Zij waren gekleed in de Moorsche kleederdracht, alles
+van dezelfde zandkleur uitgenomen den witten tulband.
+
+--Selam, sprak de aanvoerder op indrukwekkenden ernstigen toon. Selam!
+ik kom u redden. Luister niet naar deze luchtgeesten, welke voorgeven
+uitverkorenen uit het paradijs van Mahomed te zijn; zij komen om u te
+verstrikken. Slaap niet!
+
+Maar de houris lonkten Selam toe, en deze gaf het zandmannetje een
+onbeschoft antwoord.
+
+--Wie is het, die u geroepen heeft om mijn raadsman te zijn, antwoordde
+Selam. Ben ik niet een getrouw Muzelman, een goed dienaar van den
+Profeet. Ha, ha! ik begrijp het, gij zijt jaloersch, wijl de schoone
+maagden mij de voorkeur geven.
+
+--Selam, zeide het zandmannetje, wat zal er van uwen meester worden
+als gij gaat slapen in de armen dier afgezanten van den booze, van
+die vermomde trawanten van den boozen geest? Wat zal er van het kamp
+terechtkomen, wie zal waken voor de rust en tegen diefstal en misschien
+moord?
+
+Selam aarzelde.
+
+Maar weder strekten de houris hare armen uit en zeiden:--Kom tot ons,
+wij bieden u de genoegens van het paradijs aan. Kom rust bij ons, slaap
+in onze armen! Wij zullen uw schoon hoofd op onzen boezem doen rusten en
+uwe oogen kussen tot zij dichtvallen!
+
+--Wie zal waken, vroeg Selam, wie zal waken?
+
+--Wij, riepen de schoonen, als uit één mond.
+
+Nog aarzelde Selam, maar het scheen, dat de booze geesten de overwinning
+zouden behalen.
+
+--Hoor, zeide het zandmannetje, luister! Hoort gij niet den
+schuifelenden tred van den roover, die om de legerplaats sluipt om de
+paarden te stelen. Ongelukkige, gij gaat uwen meester overleveren!
+
+--Ik hoor niets dan het gesnor der insecten, zeide Selam.
+
+--Kom, wat toeft gij nog! riep de aanvoerster der maagden, wij zullen
+waken! en zij naderde Selam.
+
+En Selam strekte de armen uit, de schoone omstrengelde hem en voerde hem
+weg. En het zandmannetje boog treurig het hoofd, en riep op somberen
+toon uit: Allah behoede hem! weder een brave verleid! Komt gezellen,
+onze taak is afgedaan! en opeens waren zij verdwenen.
+
+En Selam sliep en droomde voort. En hij hoorde den sluipenden tred
+van den roover niet, die om de legerplaats sloop; hij zag den naakten
+Arabier niet, die, als eene slang over den grond kruipend, zich zachtjes
+en behoedzaam voortbewoog.
+
+Op den dag hadden de kerels, toen zij in het kamp waren gekomen om
+kippen en eieren te koop aan te bieden, de legerplaats opgenomen en
+thans waren zij daar, tuk op roof.
+
+De een sloop rond om te waken voor eene onverhoedsche overrompeling,
+de ander kroop nader. Hij was bijna geheel naakt en had om het hoofd,
+bij wijze van tulband, een grof koord gewonden. Niet wetende dat Selam
+sliep, ging hij uiterst voorzichtig te werk. Om een paar honderd pas
+vooruit te komen was de kerel een vol uur bezig geweest. Voet voor voet
+kwam hij nader, kroop tusschen de paarden en sneed snel doch voorzichtig
+met het mes, dat hij tusschen de tanden had vastgehouden, het koord door
+van een der kameelen. Na dit verricht te hebben, wond hij, met de oogen
+steeds op den slapenden Selam gevestigd, het koord van zijn hoofd af
+en bond het aan den eenen voorpoot van den kameel. Thans kroop hij
+voorzichtig achteruit, zoo lang het koord was. Een zachte ruk aan het
+touw deed den kameel gehoorzamen aan die stille aanmaning om een stap
+achteruit te doen. Een tweede ruk volgde en de half slapende kameel
+deed weder een pas; zoo ging de dief voort, heel bedaard alle gerucht
+vermijdende. Eindelijk had hij den kameel zoover buiten het kamp dat
+hij veilig was, toen zat hij in een wip op den rug van den kameel en
+wenkte zijn makker tot zich. Deze steeg bij hem op en nu ging het eerst
+behoedzaam en zachtjes aan, doch zoodra men op tamelijken afstand van de
+legerplaats gekomen was in snellen draf voort naar het veilige dorp.
+
+En nog steeds sliep Selam en droomde. Hij lag, in de armen der schoone
+houris weggevoerd, op een zacht welriekend leger en strekte met
+welbehagen zijne leden uit op de zachte rustplaats. Doch de rust was
+hem niet genoeg; hij verlangde meer. Maar zie, die daar even nog zoo
+verleidelijke wezens, welke hem tot zich riepen met allerlei beloften,
+lachten hem in het gezicht uit en noemden hem een armen dwaas die de
+sterren tot zich riep, en door een tooverslag waren de maagden met de
+met sterren gekroonde hoofden en de lange witte kleederen verdwenen en
+veranderd in sterren, die hare oude plaats weder hadden ingenomen, en
+Selam zat op den heuvel in plaats van in een welriekend bed te liggen en
+keek op naar het firmament.
+
+Daar stond op eens weder het zandmannetje voor hem.
+
+--Selam! riep hij met eene verschrikkelijke stem, Selam, gij ontrouwe
+knecht! Zie, wat ge hebt gedaan. Gij hebt mijn raad versmaad, en zie,
+terwijl gij sliept in de armen dier verleidelijke schoonen, kwam de
+dief, de roover, die om uw kamp sloop, en hij stal een uwer kameelen.
+
+--O, jammerde Selam, wee mij. Allah sta mij bij! Wat moet ik doen? Help
+mij, goede geest, redt mij!
+
+--Hadt gij mijnen raad opgevolgd, het zou niet geschied zijn, zeide het
+zandmannetje streng. Maar om uwe jeugd en omdat ge tot nu toe braaf
+geleefd hebt en een goed geloovige zijt, wil ik u het middel aan de hand
+doen om u te helpen.
+
+--O, heb dank! Ik zal Allah voor u bidden, zeide Selam met vuur.
+
+--De roover, zeide het zandmannetje, vermetel geworden door het gelukken
+van den diefstal, zal morgen terug komen om weder te stelen. Leg u in
+een hinderlaag en zie u er uit te redden. Gij moet de zaak zelve alleen
+doen als straf voor uw plichtverzuim.
+
+Toen hij dit had gezegd, was het mannetje verdwenen en Selam ontwaakte.
+Hij wreef zich de oogen en riep opeens met schrik:--Ik heb geslapen! en
+hij sprong op als door eene veer bewogen.
+
+--Ja, ik heb geslapen, ongelukkige die ik ben, vervolgde hij, en
+gedroomd ook. Maar, Allah zij geloofd! het was slechts een droom.
+
+Na dit te hebben gezegd trad hij nochtans, door vrees gedreven, naar de
+standplaats der dieren toe. Als door den bliksem getroffen bleef hij
+evenwel staan. Een der kameelen was verdwenen, het doorgesneden koord
+gaf hem, helaas! maar al te goed te kennen wat er was gebeurd.
+
+Toen rende Selam de handen voor het gelaat geslagen den heuvel af. Hij
+stortte neder; met het hoofd op den scherpen kant van een steen vallende
+bleef hij bewusteloos liggen, terwijl het bloed uit eene wond aan het
+hoofd vloeide.
+
+Zoo vond hem Mohammed, die, toen hij wakker geworden de tent uittrad om
+Selam af te lossen en hem niet op zijn post zag, den heuvel afliep om
+hem te zoeken.
+
+De wond was diep, schoon, gelukkig voor den armen jongen, niet
+gevaarlijk. Men wies deze, welke vol stof en steengruis zat, en nadat
+men wat rum in Selam's mond had gegoten, kwam hij weder bij en verhaalde
+naar waarheid, wat er met hem was gebeurd.
+
+De zaak was nu eenmaal geschied en er was niets aan te doen. Wel diende
+de luitenant hem eene strenge vermaning toe, doch hij kende Selam te
+goed, dan dat hij niet zou weten hoe het geheel buiten zijne schuld was
+geschied, terwijl hij uitgeput van vermoeienis in slaap was gevallen.
+Men schikte alles zoo goed en zoo kwaad mogelijk, laadde de goederen,
+die de gestolen kameel had gedragen, gedeeltelijk op den andere en
+gedeeltelijk op de twee ezels, en zoo trok men verder door in het land
+der Beni-Hassen, onder eene verschroeiende hitte en in den aanvang alles
+behalve aangenaam gestemd door het slechte begin bij den intocht in de
+beruchte landstreek.
+
+Maar het onpleizierigst van allen was Selam de dappere Moor gestemd.
+Hij was het meest vertoornd op zichzelven en verweet zich telkens,
+dat hij een kind was, dat niet wakker kon blijven op zijn post. En dan
+dacht hij aan zijn droom en aan de sterren, die tot hem waren gekomen om
+zijne zinnen te begoochelen. Maar ook het zandmannetje en zijne makkers
+herinnerde hij zich. Ja, die had het goed met mij voor; dat was de goede
+geest, die houris waren booze machten. En het zandmannetje zeide mij,
+dat de roover zou terugkeeren, zeide Selam in zichzelven. Ha, was dat
+waar? Bij Allah en den Profeet! hij zou het weten, de hond, dat hij met
+Selam den gids had te doen gehad. Zou hij wederkeeren, de roover? Neen,
+'t is al te zot om dat te denken; de lafaard, die in de duisternis komt
+om te stelen, zal den moed niet hebben de legerplaats andermaal te
+naderen.
+
+Zoo reed Selam in diepe gedachten verzonken door, slechts nu en dan een
+blik slaande op den weg, dien men volgde.
+
+Op eens gierde eene windvlaag over de vlakte heen en joeg onzen
+reizigers het zand in de oogen.
+
+Selam veegde zich de oogen uit, en toen hij opkeek, zie wat was dat?
+Ja waarlijk, daar zat hij op den kop van Selam's witten ezel, tusschen
+diens lange ooren. Het was het zandmannetje. Het zat daar zoo deftig,
+zoo rustig als in een leuningstoel. Zijne kleine naakte voeten rustten
+op de manen van den ezel als op een zacht kleedje. Het mannetje zat in
+voorovergebogen houding en keek Selam vertrouwelijk aan. Maar alleen
+Selam zag hem, de anderen zagen niets, noch hoorden de stem van het
+kleine persoontje, dat zoo zacht klonk als het geritsel der bladeren.
+
+--En waarom zou de dief niet komen? vroeg hij.
+
+--Omdat hij bevreesd zal zijn gesnapt te worden, fluisterde Selam, nadat
+hij van zijne verbazing was bekomen.
+
+--De Arabier is niet bevreesd, zei het zandmannetje, hij zal komen. Zie
+hij volgt u reeds, maar van verre!
+
+--'t Is waar, zeide Selam, we zijn onder de Beni-Hassen. Goed, laat hij
+komen, dat is het juist wat ik verlang. Ik zal hem ontvangen!
+
+--Goed, zeide het zandmannetje. Ik heb u gewaarschuwd, dat hij zal
+komen; de rest laat ik aan u over. Wees op uwe hoede en Allah bescherme
+en helpe u!
+
+--He, zei Selam, dat zand waait me telkens in de oogen, en hij wreef ze
+met de hand. Toen hij weder opkeek, was het mannetje verdwenen.
+
+--Ha, zei Selam, ik begrijp het; het zand heeft hem tot mij gebracht en
+hem weder weggevoerd, en hij verviel weder in gepeins.
+
+Van lieverlede was, ondanks de brandende zon, de vroolijkheid bij het
+gezelschap weergekeerd en het vroolijke lachen, dat nu en dan weerklonk,
+bewees, dat de kapitein noch Dries hun vroolijkheid hadden verloren al
+reisde men, om zoo te zeggen, met den vinger aan den trekker van het
+geweer of de hand aan de greep van de sabel.
+
+De weg liep door uitgestrekte bebouwde velden; gerst, gierst en
+dergelijke graansoorten waren de hoofdzaak. Dan weder hield het bebouwde
+land op, en trok men door velden, rijk bedekt met bloemen en wilde
+planten, de eene nog vreemder of schooner dan de andere. Hier en daar
+zag men tusschen het koren den nok van een hut; ook ontmoette men enkele
+malen een paar Arabieren met kameelen. De hitte was ondraaglijk; de zon
+brandde als vuur; de dieren stapten met moeite hijgend voort en ook de
+reizigers gevoelden het drukkende daarvan maar al te zeer. De harde
+grond, door de warmte hier en daar vol scheuren en barsten, wemelde van
+allerlei dieren. Kleine slangen en schorpioenen waren in ontelbare
+menigte aanwezig en niet minder de hagedissen en mieren.
+
+Eindelijk verklaarde de kapitein, dat het hem onmogelijk was verder
+voort te gaan, en op algemeen verlangen besloot men den marsch te
+staken. In een oogwenk werden de tenten opgeslagen, en iedereen vlijde
+zich in de schaduw neder. De beesten kluisterde men de voorpooten, opdat
+zij niet te ver zouden afdwalen en liet hen weiden.
+
+Selam echter, nog onder den indruk van zijne vrees, ging niet de tent
+binnen, maar beklom een heuveltje, op welks top een groepje hooge
+struiken stond, en strekte zich daar in het lommer uit. Van dit punt kon
+hij den geheelen omtrek overzien. De insecten snorden om hem heen, de
+hagedissen slopen snel tusschen het groen door, maar anders was er geen
+leven te bespeuren. Daar vóór hem graasden de beesten rustig.
+
+Eensklaps hief Selam het hoofd een weinig op, schoof de struiken
+voorzichtig van elkaar en tuurde scherp uit. Daar vóór hem aan den voet
+van gindschen heuvel zag hij plotseling twee gedaanten bewegen. Wat
+is dat? waarom sluipen die twee voetje voor voetje nader, van elke
+bedekking, van elken struik of boom, van elken steen of elke hoogte
+gebruik makende om zich te verbergen? Selam trilde van vreugde. Het
+zandmannetje had hem gezegd, dat de dieven het spoor van de karavaan
+volgden, en het scherpe oog van den gids herkende hen reeds op dien
+afstand.
+
+--Goed overlegd, mompelde Selam. Bij den baard van den Profeet, ik zie
+dat ik met Beni-Hassen te doen heb. Maar wacht, vrienden, Selam waakt!
+
+Thans bleef een der beide roovers achter, terwijl de andere zijn weg
+vervolgde. Selam hield hem goed in het oog, maar hield te gelijker
+tijd een wakend oog op de grazende beesten. Het zwarte paard van den
+luitenant, dat het verst van de legerplaats graasde, scheen de aandacht
+van den dief te trekken, althans, hoewel uiterst behoedzaam, veranderde
+hij van richting en sloop recht op het paard aan. Het was dezelfde
+Arabier, die dien morgen in het kamp was gekomen. Hij was op den smallen
+gordel na geheel naakt en zijne bruine huid glom van de zeep, waarmede
+hij zich had ingewreven, opdat men bij een aanval geen vat op hem zou
+hebben.
+
+--Goed, zeide Selam weder, nu ken ik uw plan, hond! en hij liet
+zich eensklaps van den heuvel rollen, sloop onder bedekking van het
+struikgewas voort en bereikte zoo eene kleine holte dicht bij het paard
+van den luitenant, dat gretig graasde en door de gekluisterde pooten
+slechts zeer langzaam vooruit kon. In die holte dook Selam weg als eene
+slang; hij trok een hoop takken over zich heen, en was nu zoo goed
+verborgen, dat het zelfs voor een Arabier, aan zulke hinderlagen gewend,
+onmogelijk was hem te bemerken.
+
+Onbeweeglijk tuurde Selam naar het paard. Het graasde, en naderde hoe
+langer hoe dichter de schuilplaats. Opeens zag Selam den dief door het
+groen sluipen, de planten bewogen zich in lichte golving, dat was al,
+maar het was genoeg om den roover aan Selam te verraden. Hij hield den
+adem in en wachtte.
+
+Onrustig hief het paard thans telkens den kop op en keek rond als
+bemerkte het, dat het niet pluis rondom hem was. Plotseling zag Selam
+een arm door het groen te voorschijn komen, daarop een hoofd en de
+listige oogen van den Arabier keken behoedzaam rond. Hij was vlak bij
+het paard. Opeens strekte de kerel de hand uit, hieuw met één slag van
+zijn groot mes het koord, dat de voorpooten gekoppeld hield, door, sloeg
+bliksemsnel zijne lange gespierde armen om den hals van het verschrikte
+paard en slingerde zich op zijnen rug.
+
+Maar even snel sprong de woedende Selam uit zijne hinderlaag op, en
+was met een sprong als van een panter op den rug van het paard achter
+den roover, sloot zijne armen om den hals en terwijl deze het paard
+voortjoeg sloten de gespierde handen van Selam als een nijptang om den
+hals van den dief. De Arabier poogde zijn aanvaller te vatten, doch
+diens ijzeren greep verstikte hem. Hij waggelde en beiden vielen van het
+paard. Op den grond werd de worsteling voortgezet en gedurende eenige
+minuten hoorde men niets anders dan het heesch gebrul der strijders.
+Eindelijk was het den dief gelukt zijn mes te grijpen en poogde hij er
+Selam mede te treffen. Doch deze was geen te verachten vijand en, ziende
+dat het om het leven ging, verdubbelde hij zijne pogingen. Zijn greep
+belette den roover adem te halen, het mes ontviel aan zijne krachtelooze
+hand en geworgd door zijn vijand liet hij het hoofd zakken, de hand, die
+Selam's pols krampachtig omkneld hield, liet los en achterover stortende
+blies de roover den laatsten adem uit.
+
+Toen sprong Selam op en zag met medelijden neer op zijn verslagen
+vijand. Nu de kerel dood was, deed het den braven borst leed, dat de
+afloop zoo verschrikkelijk was. Had de roover geen tegenstand geboden
+of niet gepoogd Selam met zijn mes te treffen, dan had Selam zeker niet
+gedaan wat hij nu, gedwongen zijn eigen leven te verdedigen, had
+verricht.
+
+Het rumoer door de worsteling teweeggebracht, had allen doen uitloopen.
+Niet weinig verwonderd was men dan ook over hetgeen er had plaats gehad.
+
+--'t Is nu eenmaal niet anders, zeide de kapitein; de schurk heeft zijn
+verdiende loon gekregen. Jammer, dat wij ook den andere niet hebben. We
+mogen hedennacht wel op onze hoede zijn.
+
+--Wat zullen we met het lijk uitvoeren? vroeg de luitenant.
+
+--Niets, antwoordde de kapitein, niets dan het laten liggen. We gaan
+morgen in de vroegte weder op reis en zoodra we onze hielen hebben
+gelicht, zullen zijne makkers het wel komen halen om te begraven. Zijn
+deelgenoot in 't stelen zal wel begrepen hebben, wat er gaande is en de
+plaat hebben gepoetst.
+
+--Zie daar, riep Selam, bij Allah! daar gaat de schurk te paard, zoo, ik
+wist niet dat ge een paard in den omtrek hadt.
+
+Werkelijk reed de Arabier in galop weg. Het lang uitblijven van
+zijnen makker had hem ongerust gemaakt, daarop had hij het paard zien
+rondloopen en de daarop gevolgde opschudding in het kamp had hem het
+overige doen raden. Hij had het dus voorzichtig geoordeeld zich te
+verwijderen, wel begrijpende, dat zijn kameraad in handen der Christenen
+was gevallen. Met lossen teugel reed hij heen en was weldra uit het
+gezicht verdwenen.
+
+Ondanks de vrees voor een nachtelijken aanval of overrompeling ging
+de nacht rustig voorbij en des anderen daags vertrok men reeds vóór
+zonsopgang, ten einde een flinken marsch te maken en zoo spoedig
+mogelijk uit dit beruchte land te komen.
+
+
+
+
+XI.
+
+DE BENI-HASSEN.
+
+
+Snel maar behoedzaam trok de kleine troep voort door het land der
+Beni-Hassen. Op aller gelaat waren min of meer teekenen van de
+ongerustheid te bespeuren, die zich van den een meer, van den ander
+minder had meester gemaakt. Selam vooral, op wien als gids een groot
+deel der verantwoordelijkheid rustte, was stil en had op alles het oog.
+Hij koos de eenzaamste, moeilijkste wegen, want, hoe vreemd het ook moge
+schijnen, dit gedeelte van Marokko is waarlijk bevolkt, in zooverre men
+het bevolkt kan noemen. Overal bemerkte men, tusschen met gerst of tarwe
+beplante akkers of op uitgestrekte met witte venkel en bloemen begroeide
+velden, de toppen der donker gekleurde tenten, welke meestal door een
+klein groepje boomen werden overschaduwd. Zulke alleen staande hutten of
+groepjes waren het echter niet alleen, men stootte zelfs hier en daar op
+volkomen duars (dorpen) en Selam haastte zich bij zoodanige ontdekking,
+zich steeds zoo spoedig mogelijk van die gevaarlijke plaatsen te
+verwijderen.
+
+--Als we goed voortmaken, kunnen wij overnachten bij den Koebah van
+Sidi-Hassem, zeide Selam, daar zijn wij veilig.
+
+--We zullen voorttrekken, antwoordde de luitenant, ondanks de hitte,
+ondanks alles.
+
+En men reed even snel voort, hoe drukkend de hitte ook was.
+
+--Ik ben zoo nat, zeide Dries, of ik zoo even uit het water ware
+gekomen.
+
+--En ik, zeide de kapitein, ik neem een bad te paard.
+
+Opeens hoorde men eenig gerucht aan den rechterkant der karavaan en een
+Arabier te paard, eensklaps van achter een hoog korenveld komende, reed
+spoorslag onzen troep voorbij.
+
+Selam hield de teugels in en keek den kerel na. Hij trok de wenkbrauwen
+te zamen en de vuist ballende, mompelde hij eene vervloeking.
+
+--Wat is het? vroeg de luitenant.
+
+--Allah sluite mij buiten het Paradijs, antwoordde Selam, als die fielt
+de honden niet wakker gaat maken. Zie, de schoft heeft zijn lang geweer
+in de hand en voert er allerlei bewegingen mede uit, alsof hij reeds aan
+den slag is.
+
+--In dat geval dienen wij onze wapens klaar te houden, zeide de kapitein
+zich tot den luitenant wendende.
+
+--Maar welke reden hebt gij voor uwe onderstelling? vroeg de luitenant.
+
+--Zie, heer! zeide Selam. De Arabier rijdt gewapend heen, waartoe zou
+hij gewapend uit den duar snellen in zoo vliegende vaart, als het niet
+was om zijne kameraden te verwittigen van onze nadering. En eenmaal
+genoegzaam in getal zijnde, wat zal hun beletten ons aan te vallen.
+Geloof mij, bij Allah! laten we ons voorbereiden op een aanval.
+
+Als om Selam's woorden te bevestigen, verschenen opeens weder twee
+ruiters. Zij waren eveneens gewapend en wierpen woedende blikken op het
+gezelschap.
+
+--Allah geve ons eene schoone zegepraal over u, honden! schreeuwde de
+eene, in vliegende vaart voorbijrijdende.
+
+--O! wij zullen u braden, vervloekte Christenen! donderde de tweede hem
+toe.
+
+--Ik heb grooten lust om hun eene blauwe boon in de maag te geven tot
+een aandenken, zeide de kapitein.
+
+--Wacht maar, heer! zeide Selam, gij kunt uwe kogels straks beter
+gebruiken.
+
+Zoo snel als de roovers waren verschenen, zoo snel waren zij ook
+verdwenen; men zag niet vanwaar zij kwamen of waar zij bleven.
+
+Intusschen werd de toestand onzer vrienden van oogenblik tot oogenblik
+bedenkelijker. Er viel niet meer aan te twijfelen, of men zou binnen een
+betrekkelijk kort tijdsverloop worden aangevallen, en er bleef niets
+anders over dan zoo spoedig mogelijk eene plaats op te zoeken, waar men
+zich eenigermate kon verschansen om met goed gevolg het hoofd te bieden
+aan een aanval. Ongelukkigerwijze kon men echter, hoe men ook uitkeek,
+niets geschikts bemerken. Het terrein was golvend, heuvelachtig, waar
+graanvelden en bloemrijke weiden zich afwisselden. De horizont werd
+begrensd door eene lange rij bergen van aschgrauwe kleur, daar was het
+eind van den gevaarlijken tocht, dáár was de grens van het land der
+Beni-Hassen. Kon men het punt slechts bereiken, waar de Koebah's van
+Sidi-Ghedar en Sidi-Hassem waren. Maar dat was onmogelijk, de afstand
+was te groot en de tijd drong.
+
+Men hield halt op een der steilste heuvelen, waar een kleine groep
+boomen stond. De kameel liet men knielen en bond hem vast, opdat hij
+niet zou kunnen opstaan. Ook de paarden en ezels werden stevig bevestigd
+tusschen het weinige groen, dat de heuveltop bevatte.
+
+--Ziezoo, zeide de luitenant, nu zullen we zien wat men wil. Hier zijn
+wij, zoo goed en zoo kwaad als het kan, uitmuntend gelegerd, en als wij
+met de noodige voorzichtigheid bedaard te werk gaan, zal het geen
+enkelen Arabier gelukken den heuvel te bestijgen.
+
+De roovers lieten niet lang op zich wachten. Eene nauw zichtbare
+stofwolk aan den horizont verkondigde hun komst.
+
+--Ha! zeide de kapitein, daar komen de schelmen! Vooruit, jongens, ieder
+op zijn post en vooral goed gemikt en bedaard vuren!
+
+De luitenant had de beide kameeldrijvers met geweren gewapend, daar zij
+er dringend om hadden verzocht onder verzekering, dat zij er goed mede
+konden omgaan, en over twee geweren meer te kunnen beschikken was eene
+niet te verwerpen zaak. Onze zeven personen hadden zich nu zoodanig
+nedergelegd, dat zij de kruin van den heuvel geheel innamen en naar alle
+richtingen den vijand het hoofd konden bieden. Iedereen had zich zoo
+veel mogelijk bedekt opgesteld, de een achter een boomstam, de ander had
+zich eene oneffenheid van den bodem ten nutte gemaakt. Alleen Dries en
+Selam lagen tamelijk blootgesteld aan de vijandelijke kogels.
+
+Dries blikte om zich heen en zag op de helling eenige steenen liggen en
+deelde zijne ontdekking aan Selam mede.
+
+--Bij Mahomed! zei deze, dat is wat waard. Kom, ga mede! en hij sprong
+snel als een gems naar beneden en gooide Dries steen voor steen toe, die
+ze weder op den heuveltop wierp.
+
+De kapitein, die hunne bedoeling begreep, sprong nu ook toe en wierp van
+deze steenen spoedig eene, een paar voet hooge borstwering op. De
+oneffen steenen sloten juist daardoor vast in elkaar en vormden eene
+beschutting, waartegen menige kogel kon afstuiten.
+
+Intusschen tuurde de luitenant door zijn veldkijker naar den vijand, die
+in dollen galop naderde en spoedig met het bloote oog goed te
+onderscheiden was.
+
+--Duivels, riep de kapitein, dat is een aardig troepje. Er zijn er
+minstens een vijftig.
+
+--Zevenmaal zeven is negen-en-veertig, zeide de luitenant bedaard. Als
+we er ieder zeven neerleggen zijn we klaar.
+
+--Dat is waar, merkte Dries laconiek op. Ba! maar zeven, ik neem er tien
+voor mijne rekening, als ze maar onder schot blijven.
+
+--Parbleu, lachte de kapitein, gij zijt spoedig klaar met uwe
+overwinning!
+
+--Och ja, spotte Dries, 't is zoo goed als gedaan, het paard is op een
+oor na gevild.
+
+--Pas op! riep de luitenant, zij beginnen!
+
+Werkelijk was de bende, die uit vijftig à zestig kerels bestond, bijna
+tot op een geweerschot genaderd en hield een oogenblik halt. Daarop
+verdeelden zij zich en omsingelden den heuvel in een grooten kring. Het
+was een bonte hoop van allerlei leeftijd. Jongelingen met lange zwarte
+in den wind fladderende haren, grijsaards met prachtigen sneeuwwitten
+baard en mannen in de kracht van hun leven. De meesten hadden de borst,
+de armen en de beenen naakt en sommigen waren schrikbarend mager. Hunne
+kleeding zag er even armzalig uit als het tuig hunner paarden, dat bij
+de meesten slechts uit touw bestond. Enkelen hadden, in plaats van den
+tulband, roode lappen om het hoofd gewonden, en hunne bewapening was
+eene mengeling van alles. Wat hunne gelaatstrekken betrof, het waren
+allen echte galgentronies, waarop de misdaad haar stempel had gedrukt.
+
+Opeens kwam er beweging in den levenden ring, die den heuvel omgaf.
+Onder het uitstooten van een helsch geschreeuw en gebrul, vermengd met
+de afschuwelijkste verwenschingen en vervloekingen en onder het
+aanheffen van de zonderlingste aanvalskreten, stoof de troep vooruit
+zonder orde of regelmaat, de geweren boven het hoofd zwaaiend.
+
+--Aan! commandeerde de luitenant.
+
+Nog een oogenblik van spanning en--Vuur! klonk het even bedaard.
+
+Tegelijk met hun salvo donderden de schoten der aanvallers wild dooreen.
+Eene dikke kruitwolk omgaf eenige oogenblikken den heuvel; takken en
+bladeren vlogen in het rond, en toen men naar de uitwerking van het
+salvo keek, lagen vijf der roovers uitgestrekt op den grond, terwijl een
+zesde zich met moeite in den zadel hield, en de paarden der gevallenen
+met de teruggaloppeerende aanvallers meeliepen.
+
+--Goed zoo! riep de luitenant, knap gedaan. Nog een paar malen zoo en
+zij zullen genoeg hebben.
+
+Naar de gewoonte der Arabieren, waren zij met lossen teugel genaderd,
+hadden hunne geweren afgeschoten op de belegerden en waren daarna even
+snel omgekeerd tot buiten het bereik der schoten, waar zij halt hielden
+om zich voor een tweeden aanval voor te bereiden.
+
+Van ons zevental had niemand eenig letsel bekomen.
+
+Blijkbaar was die hartelijke ontvangst den roovers niet meegevallen,
+want men bemerkte eenige aarzeling en een druk gesprek, eer men tot den
+tweeden aanval overging. Doch hun groot aantal deed hen niet vreezen
+voor eene nederlaag en dadelijk herhaalden zij den aanval.
+
+Ditmaal naderden zij dichter en schenen bedaarder te mikken; althans een
+der kameeldrijvers werd in den arm getroffen en een paar kogels raakten
+de steenen barricade, waarachter Dries en Selam verscholen lagen. De
+stukken steen vlogen in het rond en wondden Dries in het gelaat.
+
+--Schoelje! riep deze, woedend opspringende, dat zal ik je betaald
+zetten, en snel een patroon in den loop leggende hief hij zich geheel
+op, legde aan en vuurde op de wegtrekkende ruiters, en de halfnaakte,
+gespierde Arabier, die op Dries had gevuurd, viel getroffen uit den
+zadel.
+
+--Dat zijn er weder vier, riep de luitenant, met de vorige zes maakt dat
+tien, die buiten gevecht zijn gesteld. Opgepast, jongens!
+
+Deze waarschuwing was niet overbodig, want de Beni-Hassen kwamen weder
+plotseling met lossen teugel en aangelegde geweren aanrennen. Het zand
+vloog in dikke wolken op en de geweren knalden nu bijna te gelijker
+tijd.
+
+Maar ook de belegerden waren op hunne hoede, en de goed gemikte kogels
+troffen thans, nu de woedende Arabieren zich nog dichter dan de vorige
+maal waagden, allen hun doel. Enkele vijanden vielen uit den zadel, en
+andere konden er slechts met moeite in blijven zitten en alleen door de
+hulp hunner makkers waren zij in staat voort te komen.
+
+Een luid hoera ging onder de belegerden op over den gelukkigen uitslag
+van dit salvo, doch opeens werd hunne vreugde aanmerkelijk getemperd
+door een noodlottig toeval.
+
+De kameel namelijk had al aanhoudend allerlei pogingen aangewend om
+zich los te rukken, toen een paar kogels van de Arabieren hem hierin
+te hulp kwamen en de riemen, waarmede hij aan den boom bevestigd was,
+stukschoten. Het dier sprong nu opeens op, rukte zich los, sloeg als een
+bezetene rond en rende den heuvel af.
+
+De luitenant en de kapitein stieten een kreet van woede uit, want dit
+dier droeg het voornaamste gedeelte der bagage. En hunne woede werd nog
+slechts vermeerderd, daar de Arabieren, opmerkzaam geworden op hetgeen
+er gaande was, een tiental van hen afzonden om den kameel te
+bemachtigen.
+
+Doch eer iemand er nog op bedacht was, sprong Dries op, snelde den
+heuvel af en den kameel achterna.
+
+Nauwelijks zagen de luitenant en de kapitein wat Dries ging wagen, of
+beiden laadden hunne geweren en legden zich neder om hem tegen de
+aanrukkende Arabieren te beschermen.
+
+In korten tijd had de waaghals, als een pijl uit den boog den
+heuvel afvliegend nog vóór de Arabieren tot op een honderd pas waren
+genaderd, den kameel bereikt en spande nu al zijne krachten in om het
+tegenstrevende dier mede te krijgen. Doch al zijne pogingen baatten niet
+veel, en de Arabieren waren reeds bij hem eer hij kon voortkomen.
+
+Intusschen, hoe groot het gevaar was, dacht de wakkere knaap er niet
+aan, den kameel prijs te geven. Met een paar hevige rukken dwong hij het
+dier te knielen en het den riem om de pooten slingerende, bond hij het
+zoo vast, dat het voor het dier onmogelijk was op te staan, zoodat het
+nu brullend en spartelend op den grond lag.
+
+De twee voorsten der aanvallers, nu dicht genaderd en overmoedig
+geworden door de zekerheid van hun vijand en den kameel te bemachtigen,
+repten zich wat zij konden, toen de welgerichte schoten van den
+luitenant en den kapitein een einde aan hun rit en tevens aan hun leven
+maakten en hen van het paard deed storten.
+
+De overigen op hunne oude geweren rekenende en niet bekend met de snelle
+lading der achterlaadgeweren, meenden nu gerust te kunnen voortdringen;
+doch voor de tweede maal knalden de uitstekende geweren der beide
+officieren, waardoor eene schromelijke verwarring in den kleinen troep
+werd gebracht. Weder vielen er twee en de overigen namen reeds den
+terugtocht aan, toen drie hunner, woedend over den hardnekkigen
+tegenstand, met een paar sprongen hunne makkers achter zich lieten en op
+Dries aanvielen.
+
+Deze wachtte hen met de sabel in de vuist af, besloten zijn leven zoo
+duur mogelijk te verkoopen.
+
+Maar de roovers hadden ditmaal buiten den waard gerekend, of liever
+buiten de beide officieren; want na een enkel woord met elkaar te hebben
+gewisseld, stortte de kapitein met de sabel en de revolver in de hand
+den heuvel af Dries te hulp, terwijl de luitenant met het geladen
+geweer in de hand rustig bleef staan wachten op het oogenblik, dat hij,
+zonder gevaar van Dries te treffen, een der drie vijanden zou kunnen
+neerschieten, terwijl hij tevens een wakend oog hield op het overige
+gedeelte der bende.
+
+Hoe snel de kapitein zich intusschen voortspoedde, toch had Dries het
+spoedig te kwaad met zijne drie aanvallers, die als dollen om hem heen
+sprongen en sabelhouwen uitdeelden, welke het den dapperen jongen alle
+moeite kostte af te weren. Een houw over het hoofd deed hem het bloed
+over het gelaat stroomen en met een vervaarlijken sprong wierp Dries
+zich op den man, die hem dezen houw toediende, greep hem bij de keel en
+sleurde hem van het paard, juist toen de kapitein hem een donderend
+»houd moed!" toeriep.
+
+De twee andere roovers, nu een nieuwen vijand in het strijdperk ziende
+treden, wendden zich tegelijk tot dezen; doch vóór zij den tijd hadden
+hem op het lijf te vallen, schoot de verwoede kapitein alle schoten van
+zijne revolver achtereenvolgens op hen af.
+
+Dat deed eene vreeslijke uitwerking. Een zijner twee aanvallers stortte
+met zijn paard neer, beiden waren door de kogels doorboord.
+
+De tweede viel den kapitein nu met de sabel aan, zich als een behendig
+schermer steeds door vlugge sprongen aan de linkerzijde van den ruiter
+houdende, waardoor hij veilig bleef voor diens verwoede sabelhouwen.
+
+Dries had het harder te verantwoorden. Worstelend met zijnen vijand,
+voelde de dappere jongen weldra zijne krachten door het bloedverlies
+uit zijne wond afnemen, en het was te vergeefs dat hij zich inspande om
+zijnen vijand omvat te houden. Met eene hevige krachtsontwikkeling wist
+deze den rechterarm vrij te krijgen en zijn ponjaard te grijpen.
+
+Het zou met Dries gedaan zijn, want met eene vreeslijke vervloeking op
+de lippen, hief de Arabier zijnen arm op om hem den doodelijken stoot
+toe te brengen, en zijn gemeen gelaat straalde van helsche vreugde over
+de hulpeloosheid van den Christen, dien hij ging dooden.
+
+Maar daar knalde een schot van den heuvel en een kogel verbrijzelde de
+opgeheven vuist, die het moordtuig omkneld hield--en Dries was gered!
+
+Thans wierp Dries met een laatsten wanhopigen ruk zijne tegenpartij van
+zich, en vóór deze den tijd had zich op te heffen om zijnen vijand met
+de linkerhand den ponjaard naar het hoofd te slingeren, was de kapitein,
+die zijn tweeden vijand had verslagen, toegeschoten, en sloeg hij den
+kerel met één sabelslag neer.
+
+Het was de altijd waakzame luitenant geweest, die met de grootste
+koelbloedigheid zijn schot had bespaard, tot hij eene goede gelegenheid
+vond, om Dries van een wissen dood te redden.
+
+Thans rende hij met Selam en Mohammed als een stormwind den heuvel af
+en, na Dries te hebben doen opnemen, ging het met vlugge schreden den
+heuvel op, terwijl hij en de kapitein met het geweer in de hand den
+aftocht tegen den aanrukkenden vijand verdedigden en den kameel
+medevoerden.
+
+Ziende dat zij te laat kwamen om den dood van hunne makkers te wreken,
+wendden de roovers den teugel en reden spoorslags terug om buiten het
+bereik der kogels te komen.
+
+--Ziezoo! zeide de luitenant, nadat men weder in veiligheid was, ik
+geloof, dat de schurken vooreerst hun bekomst hebben. Als ik mij niet
+vergis, zijn er thans minstens vier-en-twintig buiten gevecht gesteld,
+dat is ongeveer de helft.
+
+--Bij God! zeide de kapitein, ik geloof dat zij een weinig eerbied voor
+de vereenigde Nederlandsche en Fransche wapens beginnen te krijgen.
+
+--Onze schuld is vereffend, kapitein! zeide Dries. Als gij mij niet te
+hulp waart gekomen, was het met mij gedaan geweest, en ook u, luitenant,
+ben ik dankbaar; aan u beiden ben ik het leven verschuldigd!
+
+--Ba! zeide de kapitein, ik heb slechts de helft afbetaald. Er blijft
+nog een gedeelte over, mijn vriend!
+
+--Nu, ge hadt het benauwd genoeg, zeide de luitenant; mijn kogel kwam
+juist van pas.
+
+--Een meesterlijk schot! zeide de kapitein. Ik geloof, dat de schoelje
+zijn arm niet meer zal opheffen voor het bedrijven van eene misdaad.
+
+--Maar kijk eens, de ellendeling leeft nog! riep de luitenant. Ziet, en
+hij wees naar den kerel, die zich bewoog.
+
+[Illustratie: Deze wachtte hen met de sabel in de vuist af. Bladz. 103.]
+
+Nog éénmaal richtte de roover zich op, en het gelaat naar het Oosten
+wendend, riep hij met zwakke stem:--God is groot en Mahomed is zijn
+profeet! Vloek over u, honden van Christenen; God verdelge u!
+
+Meer kon hij niet uitbrengen. Eene hevige stuiptrekking overviel hem, en
+het hoofd buigend stortte hij voorover op den grond en gaf den geest.
+
+Dit voorval maakte voor een oogenblik een pijnlijken indruk op het
+geheele gezelschap. Het ontzettende van het tooneel deed hen rillen, en
+allen keken somber voor zich zonder een woord te spreken, totdat eene
+beweging onder de rooverbende hunne opmerkzaamheid gaande maakte.
+
+De bijna tot op de helft verminderde troep maakte hoegenaamd geene
+aanstalten om den aanval te herhalen, maar scheen raad te houden. Het
+duurde een geruimen tijd, eer men een besluit had genomen. Toen zag
+men een troep van tien ruiters zich afzonderen, de losse paarden der
+gevallenen bij elkaar koppelen en na de gewonden daarop gelegd te
+hebben, vertrok een escorte van acht man met hen, terwijl twee ruiters
+zich in vliegende vaart elk naar een verschillenden kant spoedden. Het
+overige gedeelte van den troep bleef op de plaats.
+
+De belegerden keken elkaar vragend aan; doch de kapitein loste spoedig
+het raadsel op.
+
+--Ha, ha! riep deze, ik begrijp de schurken; na hunne gewonden
+weggezonden te hebben, zenden zij die twee ruiters uit om versterking.
+
+--Wat te doen? vroeg de luitenant besluiteloos.
+
+--Luister, zeide de kapitein, ik stel voor te vertrekken.
+
+--Vertrekken? vroeg de luitenant verwonderd, vóór wij een paar honderd
+pas zijn voortgegaan, hebben wij de geheele bende op het lijf en wij
+worden neergesabeld als honden.
+
+--Integendeel, antwoordde de kapitein. Geloof mij, ik ken dat volkje.
+Thans zijn er nog slechts een paar dozijn over. Die kunnen wij ons
+gemakkelijk van het lijf houden, want de kerels hebben ontzag gekregen
+voor onze voortreffelijke geweren. Wachten wij echter tot zij
+versterking hebben ontvangen, dan zullen zij ons met eene verpletterende
+meerderheid op het lijf vallen, en hoe goed wij ons ook verdedigen,
+wij zullen het onderspit moeten delven. Maken wij dus gebruik van de
+gelegenheid en laat ons spoedig voortmaken; misschien bereiken wij
+gindsche bergen nog vóór hunne versterking is aangekomen en eenmaal
+dáár, zullen we wel zien van hen ontslagen te worden.
+
+--Gij hebt gelijk, riep de luitenant. Vooruit, aan het werk! En in
+minder tijd dan men het kan vertellen, was een ieder klaar, en begon de
+kleine stoet den heuvel af te dalen.
+
+--Ga gij met Dries en Selam in de voorhoede, zeide de kapitein tegen
+Frank. Ik zal met Mohammed de achterhoede uitmaken. Wij laten de buksen
+maar goed spreken; elken schelm, die onder ons bereik komt, schieten we
+zonder mededoogen neer.
+
+Met de wapens in de hand trok men af. Doch nauwelijks zagen de
+Beni-Hassen hen de vlakte betreden, of zij wierpen zich te paard en
+hadden in een oogwenk den troep omsingeld in een wijden kring, echter
+zorgende buiten het bereik der kogels te blijven.
+
+Met den kameel in het midden, de geweren in de hand, gereed om te vuren,
+trok men langzaam voort. En rondom dien kleinen maar dapperen troep
+sprongen en draafden de Beni-Hassen als duivels, allerlei vervloekingen
+uitstootende. Nu en dan waagden een paar zich dichter bij. In vliegenden
+galop aanrennende, wendden zij op een zekeren afstand eensklaps den
+teugel en schoten onder het terugtrekken hun lang roer op hen af.
+
+--Ba! wat schreeuwers, zeide Dries, die naast den bedaarden luitenant
+reed. Kon ik ze maar eens even onder schot krijgen.
+
+--Ja, daar passen zij wel op, zeide de luitenant. Zie, dien kerel dáár
+met dien rooden doek om den kop, deze is al een van de brutaalsten.
+Wacht, daar komt hij weder. Ik wil toch eens probeeren, hoever mijn
+geweer wel draagt.
+
+Tot op meer dan duizend pas genaderd, hield de kerel stand, schoot zijn
+geweer af, wierp het daarna in de hoogte, ving het onder het vallen op
+en reed terug. Doch dadelijk daarop naderde hij weder en nu gelijken
+tred houdend met de karavaan, wierp hij onder een vliegenden galop
+aanhoudend zijn geweer in de hoogte en ving het op. Eindelijk deed hij,
+hetzij bij ongeluk of opzettelijk een misgreep en het geweer viel in het
+zand. In zijne vaart stoof hij het voorbij, doch bliksemsnel wendend
+reed hij terug en in vollen ren boog hij zich aan de rechterzijde over,
+zijne lange magere beenen om zijn paard geklemd houdende, en greep het
+geweer van den grond, een toer, die de knapste kunstrijder hem misschien
+niet zou nadoen. Toen, zijn geweer zwaaiend, naderde hij nog dichter
+onder het uitschreeuwen van een stroom van scheldwoorden, uittartingen
+en bedreigingen.
+
+--Komaan, snoever, houd den mond! riep de luitenant, en hij zette zijn
+geweer tegen den schouder.
+
+Nauwelijks bemerkte de roover die beweging, of hij trok snel terug.
+
+Doch te gelijkertijd trok de luitenant af, en met den knal stortten
+ruiter en paard neder.
+
+--Jongens, riep Dries, dat noem ik een schot, op meer dan duizend pas!
+Maar zie, de kerel schijnt ongedeerd; slechts zijn paard is getroffen.
+
+Werkelijk had de ruiter, wiens paard doodelijk getroffen was, zich onder
+het dier uitgewerkt en zette hij het op een loopen naar zijne makkers.
+Maar eer hij een honderd pas ver was gegaan, trof hem een kogel van
+Selam, die hem op zijn lastdier was achternagesneld.
+
+--'t Is jammer van den vent, zeide Dries, toen hij hem zag vallen.
+
+--'t Is alweer een vijand minder, zeide de luitenant bedaard.
+
+Een algemeene aanval van de roovers volgde op den dood van den waaghals.
+Een regen van kogels vloog over en door den kleinen troep, doch ook zij
+waren op hunne hoede geweest en een paar kerels, die zich wankelend in
+den zadel hielden, leverden het bewijs, dat de kogels weder nieuwe
+slachtoffers hadden gevonden.
+
+Van alle kanten omringd en onder hetzelfde spel van galoppeeren en
+vuren, zette men den weg voort en reeds vorderde men goed, toen opeens
+eene stofwolk achter hen de aankomst der versterking aankondigde.
+Eensklaps zag men uit die stofwolk de paarden en ruiters te voorschijn
+komen, allen om het snelst rijdend. In weinige oogenblikken waren zij
+tot zeer dichtbij genaderd, en na zich met de vorigen te hebben
+vereenigd, vloog de troep als eene bende losgelaten duivels op de kleine
+karavaan aan.
+
+Vast aaneengesloten wachtte deze hen af. Men begreep, dat niets dan een
+wonder hen zou kunnen redden en men was besloten liever te sterven dan
+zich over te geven.
+
+Het tumult, dat nu volgde, was ontzettend en ging alle beschrijving
+te boven. Na eenige malen de geweren te hebben afgevuurd werd men
+handgemeen, en gedurende eenige oogenblikken zag men slechts eene
+ontzettende stofwolk, waartusschen men hier en daar een paard of een
+ruiter zag uitkomen en hoorde men niets anders dan het gekletter
+der sabels, het knallen der revolvers en de aanmoedigingskreten en
+verwenschingen van beide partijen. Hier renden paarden zonder ruiters
+rond, dáár vluchtte de losgeraakte beladen kameel. Het was een
+opeengepakte hoop, waarvan de handvol dapperen het centrum uitmaakte.
+Elke slag van hen trof zijn doel, en hoe snel de roovers ook opdrongen
+en hoe onstuimig hun aanval ook was, het had hun nog niet mogen gelukken
+hen te dooden of gevangen te nemen. Als een muur stonden zij daar
+onwrikbaar, geen voet breed wijkende tot eindelijk een der ruiters, zijn
+paard tot een hevigen sprong dringende, eene bres maakte in het kleine
+carré en zij daardoor van elkaar werden gedrongen.
+
+De kapitein en Dries vochten als een paar razenden, nu dezen dan
+dien aanvaller het hoofd biedend. De luitenant had zijne gewone
+koelbloedigheid behouden, lette op alles, en schermde even bedaard
+met elke tegenpartij die zich op zijn weg plaatste, alsof hij op eene
+schermpartij was. Selam en Mohammed, als een paar echte zonen van het
+land, vochten met al de woede en doodsverachting van den Mahomedaan, en
+het duurde dan ook niet lang of onze Mohammed was geheel buiten gevecht
+gesteld, terwijl Selam, aan den arm gewond, zich nog slechts met moeite
+verdedigde. Wat de kameeldrijvers betreft, door het verschrikte dier
+medegesleept, had de eene ongelukkig den dood gevonden onder de hoeven
+der paarden, terwijl de andere gevangen was genomen tegelijk met zijn
+lastdier.
+
+Ongelukkig brak, door een hevigen kolfslag, de sabel van den luitenant
+juist op een zeer gevaarlijk oogenblik. Hij gaf echter daarom den strijd
+niet op, maar het paard van zijne tegenpartij bij den teugel grijpend,
+stak hij het zijn ponjaard in de borst. Het dier steigerde en zou zijnen
+bereider in zijn val hebben medegesleept, zoo deze niet snel op den
+grond was gesprongen. Op hetzelfde oogenblik steigerde ook het paard van
+den luitenant en wierp dezen van zich af.
+
+Als een leeuw stortte de Arabier zich nu op zijnen vijand, en beiden
+hielden elkaar omstrengeld, worstelende wie de bovenhand zou krijgen.
+
+De luitenant was een gespierd man en zijne buitengewone bedaardheid
+gaf hem een groot overwicht over zijnen vijand. Reeds spoedig zag deze
+dan ook, dat hij met geen te minachten partij worstelde; eene handige
+beweging van den luitenant deed den kerel het evenwicht verliezen,
+waardoor hij zoodanig met het hoofd op den rotsigen bodem terechtkwam,
+dat hij voor dood bleef liggen. Doch op hetzelfde oogenblik voelde de
+luitenant de koude tromp van een pistool in den nek. Eene bliksemsnelle
+beweging deed het schot missen en te gelijk stortte de Arabier, die dat
+schot had gelost, door een sabelhouw van den kapitein getroffen met
+gespleten schedel in zijn bloed badend neder.
+
+Doch hoe fel de tegenstand ook was, het einde was gemakkelijk te
+raden en het was nog slechts eene kwestie van eenige oogenblikken. De
+zekerheid hier den dood te zullen vinden, deed echter onze vrienden het
+onmogelijke tot stand brengen.
+
+Doch eensklaps, op hetzelfde oogenblik, dat de Beni-Hassen de handvol
+dappere tegenstanders dreigden te verpletteren, klonk eene donderende
+stem den strijdenden tegen en een ruiter in rijke Arabische kleeding,
+de Turksche kromsabel in de vuist, stortte zich in hun midden hun een
+krachtig: »Houdt op!" toeroepende.
+
+De ruiter, die zoo juist van pas kwam om onze dapperen te redden, was
+Sid-Abd-Allah, de geweldige.
+
+
+
+
+XII.
+
+SID-ABD-ALLAH, DE GEWELDIGE.
+
+
+Op de verschijning van Sid-Abd-Allah staakten de Beni-Hassen eensklaps
+het gevecht en een gemompel van verwondering doorliep den roovertroep.
+
+Die verwondering nam echter nog meer toe, toen de Arabier op onze
+vrienden toerijdende, hen met de grootste hartelijkheid de hand schudde
+en hen met beleefdheden overlaadde.
+
+--Allah is groot! zeide de Arabier, hun de hand drukkende; hij heeft
+mij u ter hulpe gezonden, u, aan wie ik een schuld van dankbaarheid heb
+af te doen. Vreest niets meer, gij zijt gered! En zich tot de roovers
+wendende, fronste hij de wenkbrauwen, en na hen eenige oogenblikken
+toornig te hebben aangezien, zeide hij:
+
+--Een ieder begeve zich ten spoedigste naar den duar waar hij woont, en
+daar gij mijne vrienden hebt aangevallen, zult gij zorgen hun morgen bij
+het opgaan der zon den monah aan te bieden als een zoenoffer voor uwe
+schuld. Gaat!
+
+En die woeste roovertroep, de Beni-Hassen, die daar verlegen als
+schooljongens hadden gestaan onder den vreeslijken blik van
+Sid-Abd-Allah, vierden de teugels en verdwenen in eene wolk van stof,
+snel als de wind, verheugd er zoo goed af te komen.
+
+--Na al hetgeen er is voorgevallen, zeide Sid-Abd-Allah, zult ge er
+zeker niet tegen hebben mij de eer aan te doen om voor hedennacht uwen
+intrek in mijne tent te nemen, ten einde u te herstellen van de
+doorgestane vermoeienissen en om uwe ontredderde bagage na te zien.
+
+Het behoeft niet gezegd te worden, dat dit aanbod gretig werd
+aangenomen. Het was toch onmogelijk, zooals de zaken thans stonden, te
+vertrekken. De tweede kameel was door de Beni-Hassen weggevoerd; Selam,
+Mohammed en Dries hadden min of meer ernstige wonden bekomen, en een der
+drijvers was vertrapt in de verwarring van den aanval. De luitenant had
+eene onbeduidende wond aan het voorhoofd, maar die hem echter hinderde.
+Om van den schrik te bekomen en de orde te herstellen was derhalve de
+aanbieding van Sid-Abd-Allah niet te verwerpen, en onder een levendig
+gesprek begaf men zich op weg naar den duar van Sid-Abd-Allah.
+
+De richting naar de bergen inslaande, was men zeer spoedig in een zeer
+langen nauwen bergpas gekomen. De rotsen verhieven zich ter weerszijden
+als muren steil in de hoogte. Hier en daar stond eene kleine groep
+struiken of een eenzame boom. Aan den ingang van den pas zat een Arabier
+op een der hoogste rotspunten. In zijn donkerbruinen mantel gehuld, was
+hij nauwelijks van de rotsen te onderscheiden. Zijn lang geweer lag hem
+dwars over de knieën. Het was een schildwacht van Sid-Abd-Allah, die
+den toegang naar de woonplaats zijns meesters bewaakte, want deze nauwe
+bergpas, waar nauwelijks een paar ruiters naast elkaar konden gaan, was
+een der toegangen tot de woonplaats van den Arabier. Aan het eind van
+dezen weg kwam men eensklaps op eene kleine vlakte. Slechts één tent
+stond daar in het midden onder eene groep vijgeboomen en een vijftal
+Arabieren lag in de schaduw uitgestrekt, terwijl aan het eind van den
+bergpas, eveneens op de rotsen, een tweede schildwacht was geplaatst.
+
+De kleine vlakte, omgeven door hooge bergen, was met welig groene weiden
+bedekt, waarin een twintigtal fraaie Arabische paarden liep, die rustig
+graasden naast eene kudde schapen.
+
+Zoodra men deze vlakte betrad, sprongen de wachthebbende Arabieren
+eensklaps op, doch Sid-Abd-Allah wenkte hen met de hand toe, dat zij
+rustig konden blijven liggen. Echter bleven zij in eene eerbiedige
+houding staan tot de kleine troep was voorbijgetrokken, en men kon op
+die stoute gebruinde tronies, door menig litteeken geteekend, de groote
+verbazing lezen, die zich van hen had meestergemaakt door hun opperhoofd
+in dusdanig gezelschap te zien.
+
+--Dit is een mijner voorposten, zeide Sid-Abd-Allah. Het is onmogelijk
+mijne woonplaats te naderen zonder te worden gezien.
+
+--Ik moet u mijn compliment maken over uwe maatregelen, zeide de
+kapitein; inderdaad als de andere toegangen tot uwe woonplaats aan deze
+gelijk zijn, is uwe vesting bijna onneembaar.
+
+Sid-Abd-Allah glimlachte.--Ja, zeide hij, ik ben wel gedwongen voor
+mijne veiligheid te zorgen; deed ik dat niet, dan zou mijn hoofd reeds
+sinds lang op de poorten van Fez te pronk staan.
+
+Na de vlakte dwars overgegaan te zijn besteeg men een zijpad, hetwelk
+zoo smal was, dat men moest afstijgen en de paarden bij den teugel
+medevoeren. Voorgegaan door Sid-Abd-Allah en zijn neger, kwam men in een
+korten tijd op eene groote uitgestrekte vlakte, waar zich aan de blikken
+van onze verbaasde reizigers een groot aantal bewoonde hutten vertoonde.
+Het waren de duars van Sid-Abd-Allah.
+
+Op ettelijke plaatsen dier vlakte verhieven zich de verschillende duars.
+Er waren er tien. Elke duar bestond uit een vijftien- of twintigtal
+tenten op twee rijen geplaatst. De evenwijdige ruimte daartusschen
+vormde een achthoekig pleintje, dat aan beide einden open was. De tenten
+geleken allen op elkaar en waren zeer eenvoudig saamgesteld. Twee palen
+en twee dikke rieten stokken verbonden met een dwarshout vormden zoo de
+nok, waarover een groot donker gekleurd zeil van schapen- en kemelshaar,
+of uit de vezels van den dwergpalm vervaardigd, was geworpen, dat boven
+den grond een weinig was opgehaald om vrijen doorgang aan de lucht te
+verschaffen. Rondom elke tent was bovendien eene lage schutting van riet
+en droge takken. Des winters laat men het zeil tot op den grond neder,
+en bevestigt het met touwen aan in den grond gestoken pinnen. Hoe licht
+en weinig soliede deze tenten nu ook mogen schijnen, zijn zij toch
+werkelijk uitmuntende woonplaatsen, die des zomers koel en frisch en
+in den regentijd droog zijn. De meeste tenten der verschillende duars
+hadden eene lengte van 8 à 10 meter en eene hoogte van 2 à 2½ meter. In
+het midden van den middelsten duar verhief zich eene veel grootere. Het
+was de tent van Sid-Abd-Allah, waarheen men zich begaf.
+
+Eene vroolijke drukte heerschte er in deze Arabische duars. Groote
+troepen half- en geheel naakte kinderen speelden overal. Hier en daar
+zaten de vrouwen aan den ingang, weefden roode stoffen of draaiden touw
+uit vezels van den dwergpalm. Anderen waren bezig met het malen van
+graan. Op een paar plaatsen was een groepje nieuwsgierigen vereenigd
+rondom een ouden Arabier, die op zijne levendige manier aan het verhalen
+was. Natuurlijk hielden allen dadelijk bij het verschijnen van het
+gezelschap op met hunne bezigheden en verdrongen zich rondom de
+gasten. Doch een donkere blik van den gastheer was voldoende om de
+nieuwsgierigen op een behoorlijken afstand en rustig te houden.
+
+Eindelijk was men onder dak. De tent was bij uitstek fraai. Een wand
+van biezen verdeelde haar in twee gelijke deelen. In de eene afdeeling
+sliep de Sheik en zijne vrouw, in de andere de kinderen. De vloer was
+belegd met van wilgetakken gevlochten matten. Het overige huisraad
+bestond uit een paar groote kisten van bont beschilderd en bewerkt
+hout, waarin de kleederen werden geborgen, een ovalen spiegel, een
+weefgetouw van denzelfden vorm als in den tijd van Abraham, een badstoel
+in den vorm van een rieten drievoet, waarover een kaïk als kleed was
+gehangen en waaronder de Arabische vrouwen de dagelijksche, door
+Mohammed voorgeschrevene wasschingen verrichtten, voorts een paar rood
+koperen kandelaars, een klein getal steenen schotels en pannen, eenige
+geitevellen en een paar zadels en tuigen. En ten slotte eene soort van
+wapentropee, bestaande uit twee geweren, twee Turksche kromsabels en een
+paar ponjaarden. Dit wapentuig was alles even rijk versierd en blijkbaar
+moest het meer als sieraad dienen dan tot gebruik, daar de wapenen, die
+de Sheik bij zich droeg, van veel eenvoudiger maaksel waren.
+
+Een prachtig tapijt op den grond latende uitspreiden, noodigde
+Sid-Abd-Allah zijne gasten uit daarop plaats te nemen. En weldra zat men
+aan een echt oosterschen maaltijd. In eene kom werd heerlijke versche
+melk aangeboden, voorts boter, eieren en een uitmuntend gebak, een
+soort van taart, van honig, eieren, boter, suiker en meel gemaakt, welk
+gerecht bij de Arabieren zeer beroemd is. Het zonderlinge bijgeloof der
+Arabieren zegt, dat zoo een man in de kamer komt, terwijl de vrouw bezig
+is deze taart te bereiden, de taart mislukt. In dat geval eet men ze
+niet, ook al smaakt zij evengoed, want men vreest dat eenig ongeval
+daaruit zal voortkomen.
+
+Na afloop van dit souper werden de pijpen gebracht, doch de luitenant
+bood sigaren aan en de gastheer ruilde gaarne de pijp voor eene fijne
+sigaar. Al rookende en pratende ontspon zich langzamerhand een vroolijk
+ongedwongen gesprek, zeer natuurlijk kwam ook ter sprake de dienst, die
+den luitenant zijnen gastheer had bewezen, en zoo kwam deze er vanzelf
+toe den afloop van dat avontuur te verhalen.
+
+--Het is vier à vijf dagen geleden sinds ik door u werd geholpen, aldus
+begon de gastheer. Dank zij uwe hulp, kwam ik nog juist bijtijds om
+mijne woonplaats, mijne bezittingen en mijn volk te redden, want mijn
+vijand zat mij na op de hielen.
+
+--In den nacht, volgende op dien waarin ik, hoewel slechts voor eenige
+oogenblikken, uw gast was, werden wij aangevallen. Sid-Moessa verscheen
+met den kaïd en zijne soldaten, waarbij hij een grooten troep huurlingen
+had gevoegd, het uitvaagsel van Tanger, die hij met het vooruitzicht op
+een grooten buit had weten over te halen om met hem mede te gaan. Vóór
+ik nog mijne tent had bereikt, was mijn plan gemaakt, en toen ik was
+aangekomen, had ik spoedig alles in gereedheid. Een vijftigtal goed
+gewapende mannen lagen in hinderlaag aan den ingang van een bergpas,
+gelijk aan dien welken wij heden zijn doorgegaan en eene dubbel zoo
+sterke macht was op de hooge rotsen aan beide zijden van den pas
+gelegerd.
+
+--Het was een door de maan verlichte nacht; nu en dan echter drongen
+zich donkere wolken voor haar en onderschepten haar licht. Met groot
+misbaar naderde de bende en opende een oorverdoovend geweervuur op de
+rotsen, waartegen de kogels plat neervielen. Met een honderdtal
+strijders begaf ik mij in de vlakte en de strijd begon.
+
+--Zooals altijd hield Sid-Moessa, de lafaard, zich achteraf.
+Onophoudelijk echter hoorde ik zijne stem, die zijn volk aanvuurde om
+mij vooral levend te vatten. Intusschen trokken wij al vechtende terug,
+totdat we in den bergpas kwamen. Sid-Moessa geloofde reeds getriumfeerd
+te hebben, en zijn victoriegeroep werkte aanstekelijk op zijne bende,
+die met woeste vaart den pas instoof, ons achterna. Dit was juist, wat
+ik verlangde. Ik trok terug al verder en verder.
+
+--Opeens, juist toen ik er over nadacht halt te houden, bemerkte ik
+eenige weifeling onder onze vijanden. Niet zoodra zag ik dit of,
+bevreesd dat zij zouden ontsnappen, gaf ik het afgesproken sein.
+
+--Toen greep er eene verschrikkelijke gebeurtenis plaats in dezen
+nauwen pas. Want eensklaps donderde een salvo van tweehonderd vijftig à
+driehonderd schoten op de bende los. Eene onbeschrijflijke verwarring
+was hiervan het gevolg en nooit zal ik het tooneel vergeten, dat ik toen
+aanschouwde.
+
+--De eerste beweging der bende was terug te trekken, doch zoodra zij
+tot op eenige honderden passen den ingang waren genaderd, werden zij
+door een salvo van de vijftig daar geposteerde schutters begroet. Een
+woedend gehuil was daarop het antwoord. Toen poogden zij voorwaarts
+te gaan, doch daar stond ik met mijne honderd manschappen, en een nog
+moorddadiger geweervuur ontving hen. Nu poogden zij de steile rotsen
+te beklimmen, maar helaas! bij het licht der maan, dat nu en dan dit
+tooneel bestraalde, zagen zij de rotsen met mijne krijgers bedekt, die
+eveneens hunne kogels in den opeengedrongen hoop zonden, waar elk schot
+zijn man trof.
+
+--Toen begon men te schelden en te tieren en den aanvoerder te
+vervloeken. Men drong op naar Sid-Moessa om hem te dooden. Inzonderheid
+was het gespuis van Tanger, dat eene gemakkelijk te verwerven buit had
+gemeend te vinden, razend van woede.
+
+--Ik dorstte naar het nemen van wraak; doch Allah nam die taak op zich.
+Sid-Moessa, bevreesd voor de woede van zijne huurlingen, wist, na een
+paar sabelhouwen te hebben ontvangen, door eene kracht en volharding,
+die alleen de wanhoop hem schonk, de steile rotsen te beklimmen en
+naar boven te komen. Mijne krijgers lieten hem begaan, zeker als zij
+waren hem in handen te zullen krijgen. Als een gejaagd dier liep hij
+bovengekomen voort, en nauwelijks waren eenige oogenblikken verloopen of
+een boven alles uitklinkende kreet trof onze ooren, die zelfs voor een
+oogenblik het gevecht deed staken, zoo hevig was de uitwerking op ons
+allen. 't Was Sid-Moessa, die dien kreet had geuit. In zijn angst was
+hij blindelings voortgeloopen en na een paar honderd passen te zijn
+voortgehold, was hij van de hemelhooge rotsen gestort. Wij vonden hem
+des anderen daags liggen met verpletterden schedel en badende in zijn
+bloed. Aldus was het uiteinde van Sid-Moessa; van zijne bende ontkwam er
+geen enkele.
+
+--Vreeslijk! zeide de kapitein.
+
+--Ja, antwoordde de gastheer, maar kon ik anders? Het lot mij door
+Allah opgelegd, moet ik dragen, maar geloof mij mijne vrienden, het valt
+mij somtijds zwaar.
+
+--Zie, vervolgde hij, hoe mijn leven is. Door de wreedheid van dien
+Sid-Moessa, dien Allah den dood eens honds heeft gegeven, ben ik een
+roover geworden. Toen, overal vervolgd, woonde ik in de spelonken en de
+holen der bergen; van de eene plaats verjaagd naar de andere had ik
+nooit rust. Dat doet het hart verharden. Een onverwacht voorval kwam mij
+toen te hulp.
+
+--De bewoners der omliggende provinciën, en met name de Beni-Hassen,
+hadden in den laatsten tijd aan allerlei afpersingen bloot gestaan. 't
+Is de gewoonte, dat de sheik, die het hoofd van een duar is, en door de
+bewoners der duars zelven wordt gekozen, aan den gouverneur, die over
+de provincie is gesteld, jaarlijks in geld en producten een tiende van
+den geheelen oogst opbrengt, gemiddeld een halven gulden per stuk vee
+en vijftig gulden voor een stuk land, dat met twee ossen kan worden
+beploegd. Maar bovendien is men verplicht bij de voornaamste feesten,
+den Sultan een geschenk te geven, dat ongeveer twee en een halven gulden
+per tent bedraagt. Zoo dikwijls als er eene afdeeling soldaten, een
+pacha, een gezant of de Sultan door het land trekt, moeten de bewoners
+van elke plaats, die men voorbijtrekt, hunne geschenken aanbieden,
+bestaande in geld of levensmiddelen, juist zooals de gouverneur het
+verkiest.--Over het algemeen zijn de gouverneurs gewetenlooze schurken,
+wien het om niets anders te doen is dan spoedig rijk te worden. Ieder
+die geld bezit, staat bloot aan de ongehoordste afpersingen, die
+openlijk, zonder de moeite te nemen er een reden voor te zoeken, worden
+bedreven. Geld te bezitten, eenig vermogen te hebben, staat gelijk met
+een misdadiger te zijn. Men wordt op de onbeschaamdste manier vervolgd,
+totdat men geen penning meer bezit. Vandaar dat ge overal zooveel
+armoede aantreft. Wie geld heeft, stopt het in den grond en houdt zich
+doodarm. Sterft er iemand, die eenig vermogen nalaat, dan koopen de
+bloedverwanten de roofzucht van den gouverneur der provincie af, door
+een deel der nalatenschap als geschenk aan te bieden. Alles wordt met en
+door geschenken verkregen. Die recht vraagt, moet eerst den rechter met
+geschenken bewegen om recht te spreken. Die gestraft moet worden, de
+roover, de dief, de moordenaar, koopt door geschenken aan de overheden
+zijne vrijheid; hij eindelijk, die het ongeluk heeft geld te bezitten,
+koopt het rooven daarvan, en de straffen waaraan hij blootgesteld is, af
+door geschenken te geven zoolang hij geld heeft.
+
+--Zoo is de toestand hier overal, en daardoor had men de bewoners der
+omliggende gewesten zoodanig afgeperst en tot woede gebracht, dat zij
+eindelijk weigerden den Sultan eenige schatting te betalen. Zij drongen
+door tot het huis van den gouverneur, sabelden alles neder wat er was,
+doodden hem met vrouw en kinderen, en staken zijn huis in brand. Daarna
+staken zij de vaan des opstands op en trokken de bergen in.
+
+--Zoo stonden de zaken, toen men mij het bevel over de opstandelingen
+kwam aanbieden. De gelegenheid nam ik gretig aan, niet uit eerzucht,
+maar om misschien den een of anderen dag eene gelegenheid te hebben, mij
+op goede voorwaarden aan de regeering te onderwerpen en als hoofd van
+mijne duars erkend te worden, en zoodoende niet langer het leven van een
+roover te leiden.
+
+--Intusschen nam de opstand eene grootere uitbreiding aan dan ik wel
+had gedacht, en spoedig vernamen wij, dat de soldaten van den Sultan in
+aantocht waren. Toen nam ik een kloek besluit, en allen die onder mijne
+vaan waren gekomen vereenigende, liet ik hen met al wat zij bezaten
+opbreken, en vestigde mij hier. Het leger van den Sultan liet niet
+lang op zich wachten. Het verscheen reeds kort daarna en begon zijne
+heldendaden met het neersabelen van de vreedzame landbewoners, die
+geen deel hadden aan den opstand; zij verwoestten de landerijen en
+verbrandden de duars, kortom hielden huis als duivels.
+
+--Het getal vluchtelingen, dat hierheen stroomde, nam dagelijks toe; de
+een had een broeder te wreken, de ander eene vrouw, een vader, een kind.
+Doch daardoor geraakte de vijand ook met onze woonplaats bekend. Na lang
+genoeg geroofd, gemoord en gebrand te hebben, rukte het leger tegen ons
+op. De vijand legerde zich op eene vlakte hier in de nabijheid, en
+overmoedig als hij was, werden er niet eens schildwachten uitgezet, maar
+men vierde vroolijk feest met wat men had gestolen. Den kleinen troep
+opstandelingen minachtend, sliep het geheele leger rustig in, alsof er
+geen vijand nabij was. Om kort te gaan, wij overvielen hen dien nacht en
+sloegen hen totaal. Van het leger van den Sultan bereikte slechts een
+klein getal Fez, om de tijding der nederlaag over te brengen.
+
+--Een paar maanden gingen voorbij, zonder dat ik iets vernam. Wel kwam
+ons nu en dan het gerucht ter ooren, dat er troepen tegen ons zouden
+worden afgezonden, maar mijn naam, die eene zekere vermaardheid had
+verkregen, en voornamelijk de sterke positie die we hier hebben
+ingenomen, was oorzaak dat men niet veel haast maakte, wel begrijpende,
+dat men misschien duizenden zou verknoeien zonder ons nog tot
+onderwerping te brengen.
+
+--Intusschen begrepen wij dat de toestand zoo niet kon blijven, en
+op algemeen verlangen van mijn volk heb ik een paar uit hun midden
+met een rijk geschenk in geld als afgezanten naar Fez gezonden, onze
+onderwerping aanbiedende en belovende de gewone jaarlijksche schatting
+zonder meer weder geregeld te zullen uitbetalen onder voorwaarde, dat
+ik, door allen als Sheik van deze duars gekozen, als zoodanig door den
+Sultan zou erkend worden en dat wij onze vrije woonplaats hier zouden
+mogen behouden.
+
+--En zoudt ge denken, dat de Sultan dit zal doen? vroeg Frank.
+
+--Zeker! zeide de Sheik op verwonderden toon. Ik kan wel zien, dat gij
+niet bekend zijt met onze toestanden, anders zoudt ge weten dat meer dan
+één gouverneur, pacha of ander hooggeplaatst persoon op deze wijze tot
+zijne waardigheid is opgeklommen.
+
+--Een wonderlijk land, zeide de luitenant.
+
+--Ja, zeide de kapitein, ik vind het waarachtig eene aardige manier om
+eene betrekking te krijgen.
+
+Nadat het gesprek nog een geruimen tijd had geduurd, besloot men
+eindelijk zich ter ruste te begeven, te meer daar inmiddels op
+Sid-Abd-Allah's last de kameelen waren opgespoord en teruggebracht. In
+de eene helft der tent werden nu de veldbedden opgeslagen en ons drietal
+begaf zich ter ruste, slechts door een dunnen wand van de slaapplaats
+des gastheers en diens gezin gescheiden.
+
+Na een verkwikkelijken slaap, zooals men sinds het vertrek van Tanger
+nog niet had genoten, stond men met het krieken van den dag op. In de
+duars heerschte reeds de grootste bedrijvigheid en toen onze vrienden
+naar buiten kwamen, werden zij reeds dadelijk verrast door een groot
+aantal mannen, die beladen met allerlei geschenken vóór de tent op eene
+rij zaten neergehurkt. Het waren dezelfde roovers van gisteren, die de
+door den Sheik bevolen schatting kwamen brengen, de _monnah_, zooals de
+Arabieren het noemen.
+
+Zoodra zij de tent uitkwamen, stonden de kerels op, en onder het gewone:
+»Vrede zij met u!" werden de verschillende geschenken aangeboden. Er was
+onder meer een halfdozijn schapen, eenige manden met eieren, minstens
+een paar dozijn kippen, voorts kommen met melk, brood, boter, suiker,
+enz. Toen alles door Selam en Mohammed in ontvangst was genomen en een
+der Arabieren een paar woorden had gesproken, gaf de Sheik hun een wenk
+en de mannen keerden terug vanwaar zij waren gekomen.
+
+In allerijl werden nu de toebereidselen voor het vertrek gemaakt. Selam
+had met zijne gewone voortvarendheid reeds de kameelen beladen, en zoo
+goed mogelijk hersteld wat niet in orde was. Dank zij Sid-Abd-Allah's
+invloed was er niets gestolen, en nadat de luitenant een ander paard had
+gekregen in ruil voor het zijne, dat aan een der pooten was gewond, was
+alles weder in behoorlijke orde.
+
+Het was een buitengewoon schoone morgen, toen men in de
+tegenovergestelde richting van die, waarin men bij Sid-Abd-Allah was
+gekomen, vertrok. Het was een even goed te verdedigen toegang als de
+beide anderen en eveneens bewaakt door eene wacht van Arabieren.
+Sid-Abd-Allah met een vijftigtal ruiters deed ons gezelschap een
+eindweegs uitgeleide en nam, na hun een geleide van tien man te hebben
+meegegeven, na een hartelijk afscheid den terugtocht aan.
+
+--Zullen we elkaar ooit weerzien? zeide de luitenant vragend.
+
+--Wie weet, zeide Sid-Abd-Allah. Gij gaat naar Fez. Misschien kom ik er
+ook wel.
+
+--Goed, zeide de luitenant, in dat geval zien we elkaar weder; een
+zonderling voorgevoel zegt mij, dat we elkaar zullen weerzien.
+
+--Maar, zeide de Sheik op het punt van te vertrekken, waar zult ge uw
+verblijf te Fez houden?
+
+--Waarschijnlijk niet binnen, maar eerder buiten de stad, gaf de
+kapitein ten antwoord. Het zal voor ons te Fez niet veilig zijn.
+
+--Gij hebt gelijk, antwoordde de Sheik. Maar in geval ge een vertrouwd
+persoon of veilig verblijf noodig hebt, begeeft u dan tot Aroesi, een
+koopman in dadels. Gij kunt hem in zijnen bazaar vinden. Uw gids zal hem
+evengoed kennen als elke inwoner van Fez. Hij is een der mijnen. Gij
+kunt hem in alle opzichten vertrouwen; zeg hem slechts mijn bijnaam als
+herkenningsteeken.--En na een laatsten hartelijken handdruk en een even
+hartelijk: »God behoede u op uw weg!" reed de Sheik met zijn gevolg
+spoorslags heen.
+
+Thans begeleid door een escorte van tien man vervolgde men de reis, en
+dezelfde mannen, die gisteren als ware duivels met de wapens in de hand
+vóór onze reizigers stonden, beijverden zich nu om het zeerst hun van
+dienst te zijn.
+
+Na het land der Beni-Hassen te hebben verlaten, trok men door dat van
+Sidi-Hassem, de eerste en eenige streek, die er volkrijk en welvarend
+uitzag, en waar ook de bewoners een beter voorkomen hadden dan ergens
+elders. Het was een soort van militaire kolonie, bestaande uit talrijke
+soldaten-familiën, die het leven van landbouwer leiden. Iedere jongen
+wordt soldaat en ontvangt reeds op zeer jeugdigen leeftijd, nog vóór hij
+in staat is de wapenen te hanteeren, soldij. Bovendien hebben zij het
+voorrecht, dat zij vrijdom van belasting hebben en dat hunne goederen,
+zoolang er een manlijke nakomeling bestaat, het eigendom van hun
+geslacht blijven. Voor al die voordeelen zijn zij verplicht, zoodra de
+Sultan hen voor den dienst oproept, de wapenen op te nemen en te gaan
+oorlogvoeren, waarheen hij ze zendt.
+
+Den volgenden dag bereikte men Zeguta, eene zeer schoone plaats. Reeds
+lang vóór men aan deze plaats was gekomen, was de landstreek waardoor
+men trok bij uitstek fraai. Het was eene aaneenschakeling van prachtige
+valleien, met tarwe- en roggevelden en frissche groene weiden, aloë's,
+vijgeboomen, wilde olijfboomen, dwergeiken, rozen, myrthen en allerlei
+andere boomen en heesters; doch het vreemdste van alles was, dat men
+nergens eene bewoonde plek of tent aantrof. Het scheen een groote,
+fraaie, uitgestorven lusthof te zijn.
+
+Maar schooner dan dat alles was de aanblik op Zeguta. Daar lag eene
+schoone vallei als eene reusachtige schelp, met vakken van allerlei
+kleur gevuld. Het waren de verschillende akkers, die naar het gewas,
+dat zij bevatten, verschillende kleuren vertoonden, en daarachter op de
+helling van den berg een gedeelte, dat er als een amphitheater uitzag.
+De helling was afgebrokkeld en vertoonde ongeveer eene groote half
+cirkelvormige trap. En dat alles werd gestoffeerd door verschillende
+schilderachtige groepen van menschen en dieren. Hier tenten, dáár eene
+kudde kameelen, ginder weder een koebah, troepen grazend of rustend vee
+en onbeweeglijke vrouwen- en mannenfiguren. Dit alles vormde een zoo
+schilderachtig geheel, dat men, hoewel het nog vroeg op den dag was,
+besloot hier het overige van dezen en den ganschen volgenden dag te
+vertoeven; want de luitenant kon de verzoeking niet weerstaan van dit
+fraaie landschap eene teekening te maken en op de verschillende vreemde
+gewassen, boomen en struiken jacht te maken naar insecten. Een rijke
+oogst van deze laatsten en eene fraaie teekening, benevens het vele
+schoone en vreemde dat men zag, deed onze vrienden dan ook geen leed
+gevoelen over het korte oponthoud, en slechts met weerzin scheidde men
+van deze plaats.
+
+Hoe dichter men Fez naderde, hoe levendiger en bevolkter de landstreek
+werd. Duars, koebah's en tenten wisselden af met vruchtboomen, groepen
+palmen, enz. Tegen den avond trok men door een nauwen kronkelenden
+bergpas met hooge, steile rotswanden; dezen doorgegaan zijnde, was men
+aan de oevers van de Miches, eene der bijrivieren van de Seboe, waarna
+men kampeerde op een uitgestrekt heuvelachtig terrein, allerwegen bedekt
+met schoone graanvelden en vele duars. Deze vlakte, door de rivieren de
+Blauwe Bron en den Paarlstroom bespoeld, is eene der rijkste en
+vruchtbaarste streken van gansch Marokko.
+
+De zon was nog nauwelijks aan den hemel of de kleine karavaan was reeds
+op weg gegaan. Iedereen verkeerde in eene opgewekte koortsachtige
+stemming, want dien dag zou men Fez bereiken. En waarlijk, na een
+tijdlang door eene vlakte, gelijk aan de vorige, te zijn getrokken, na
+heuvelen op en af te zijn gegaan, kwam men ten laatste op een smallen
+door hooge bergwanden begrensden weg, die alle uitzicht benam. En
+nauwelijks was men aan het eind, of Selam hield plotseling zijnen ezel
+in en met de hand recht voor zich uit naar de duistere omtrekken van
+eene stad wijzend, riep hij met eene heldere stem:--Ziedaar Fez, de
+heilige stad!
+
+Allen hielden stil en gedurende eenige oogenblikken kon men een speld
+hooren vallen. Sprakeloos van verwondering en vreugde staarde het kleine
+gezelschap naar dat bosch van torens, minarets en palmen, naar die
+geheimzinnige stad, door de eene heilig, door de andere verschrikkelijk
+genoemd. Alleen de kapitein verbrak de stilte.--O Fez! mompelde hij, o
+geheimzinnige stad! wat zult ge voor ons zijn, de heilige of de
+verschrikkelijke?
+
+
+
+
+XIII.
+
+FEZ, DE STAD DER VERSCHRIKKING.
+
+
+Eindelijk was dan het doel der reis bereikt, en de vele hinderpalen op
+hunnen weg hadden slechts gediend om hen des te meer naar het doel te
+doen verlangen. Dáár voor hen, op slechts een paar uur afstands lag Fez,
+de geheimzinnige stad, door zoo weinigen bezocht en dientengevolge zoo
+weinig bekend. Het was dus geen wonder, dat een gevoel van huivering
+zich onwillekeurig van ons gezelschap meestermaakte, en men elkaar
+eenige oogenblikken aanzag als om te zien, of zich datzelfde gevoel van
+onverklaarbaren angst van ieder had meestergemaakt.
+
+Doch de luitenant en de kapitein waren er de mannen niet naar, om een
+eenmaal opgevat plan uithoofde van nog onbekende gevaren op te geven.
+Eenmaal vóór de poorten van Fez, zou het dwaasheid zijn geweest zich
+uit vrees voor hetgeen kon gebeuren terug te trekken, en hoe weinig
+aangenaam die snel voorbij gaande gewaarwording ook was, dacht toch
+niemand eraan van terugkeeren te spreken.
+
+Besloten zich niet terstond naar de stad te begeven, maar eerst eens
+te overleggen hoe te handelen, gaf de luitenant last het kamp op te
+slaan aan den oever der rivier den Paarlstroom. Daarna bedankte hij
+het escorte van Sid-Abd-Allah voor hun geleide, schonk iederen ruiter
+een paar geldstukken, waarmede zij zeer tevreden waren, en de woeste
+Beni-Hassen vertrokken volgens gewoonte met lossen teugel in eene wolk
+van stof.
+
+In korten tijd waren de tenten opgeslagen, de kameelen ontpakt en vleide
+ieder zich op de gemakkelijkste manier neder. De paarden, ezels en
+kameelen graasden met graagte rond, en de kapitein, de luitenant en
+Dries zaten weldra onder het genot van een kopje geurige koffie en eene
+dito sigaar het gewichtige punt van het bezoek aan Fez te bespreken.
+
+De eerste vraag, die werd opgeworpen, was natuurlijk, hoe men er zou
+komen. Trok men er eenvoudig heen in de Europeesche kleeding, waarin
+men tot nu toe had gereisd, dan was het tien tegen een dat men niet eens
+de stad zou binnenkomen. Tanger en Alkazar hadden hun reeds het gevaar
+doen zien, dat de Christen loopt in de steden van Marokko. En die beide
+steden werden nog het meest door Europeanen bezocht, en hare bewoners
+kwamen het meest van alle stedelingen met de Christenen in aanraking.
+Wat zou het dan niet te Fez, de barbaarsche hoofdstad, het middelpunt
+der barbaarschheid zijn. Wat men ervan had gehoord, was van dien aard,
+dat men er bijna zeker van kon zijn door het fanatieke volk vermoord
+te zullen worden vóór men goed de stad was binnengekomen, en als men
+daarvan nog niet overtuigd was, zou Selam hen er van overtuigen, wiens
+raad er over werd gevraagd.
+
+--Waar denkt gij aan, Heer! in die kleeding Fez binnen te gaan? Gij
+zoudt in stukken gescheurd zijn vóór gij iets hadt gezien van Fez, en
+uwe hoofden zou men boven de poorten plaatsen. Allah behoede u voor dat
+plan! Gij moogt Allah niet verzoeken.
+
+--Welnu, zei de kapitein, is de zaak zoo, dan zullen wij den Arabischen
+kapmantel over onze uniform aantrekken en onze wapens er onder
+verbergen. Met den kap over het hoofd getrokken zullen we met onze door
+de zon verbrande aangezichten er uitzien als Arabieren.
+
+Maar de luitenant schudde het hoofd.--Hebt ge er de proef al eens van
+genomen? vroeg hij glimlachend. Zie, even belachelijk als een neger er
+uitziet met een zwarten rok en cilinderhoed, even belachelijk zouden
+wij er uitzien in het Arabisch gewaad. Het Arabische kleed moet men,
+om zoo te zeggen, van jongs af dragen om het goed te doen. De domste
+Arabier zou onder den kapmantel dadelijk den Christen herkennen. Die
+schilderachtige ongedwongen manier om een eenvoudigen mantel te dragen
+is voor ons niet mogelijk.
+
+--Wat dan gedaan? vroeg de kapitein.
+
+--Wat zoudt ge denken van de Moorsche kleeding? Mij dunkt, dat zou beter
+gaan. Onze lichte huidkleur kan ons voor Mooren doen doorgaan. Ge weet,
+er zijn er onder, die bijna zoo blank zijn als een Europeaan, en de
+groote tulband bedekt het grootste gedeelte van het hoofd.
+
+--Verduiveld! riep de kapitein opspringend, ge hebt gelijk, mijn vriend;
+daaraan had ik nog niet gedacht.
+
+En Selam knikte tevreden, ten bewijze dat hij het raadsel goed vond
+opgelost.
+
+--Maar hoe er aan te komen? vroeg de luitenant.
+
+--O! zeide Selam, ik ken Fez van het begin tot het einde, en een paar
+Moorsche kostumes zijn gemakkelijk te verkrijgen.
+
+--Dat geloof ik wel, zeide de luitenant; maar wie zegt u, dat de een of
+ander geen argwaan tegen u zal opvatten en u misschien zal volgen om te
+zien waar gij heengaat. Stel dat zoo iets plaats had, dan zouden al onze
+plannen in duigen vallen, want als de eene of andere fanatieke Arabier
+wist, dat hier een gezelschap Christenen kampeerde, die vermomd de stad
+bezoeken, ware dit reeds genoeg om ons al het gepeupel van Fez op den
+hals te halen.
+
+Selam zweeg.
+
+--Maar wij moeten die kleederen toch hebben, riep de kapitein, hoe
+zullen wij ze anders krijgen?
+
+--Ja, hoe? vroeg Dries.
+
+De luitenant dacht eenigen oogenblikken na.
+
+Opeens glimlachte hij.--Te duivel, riep hij, dat ik daaraan niet eerder
+heb gedacht. Ik heb het gevonden!
+
+--Laat hooren? zei de kapitein.
+
+--Aroesi is onze man.
+
+--Aroesi? vroeg de kapitein, die zich dien naam niet meer herinnerde.
+
+--Aroesi? vroeg Selam verwonderd; de koopman in dadels?
+
+--Ja, Aroesi, zeide de luitenant, de man ons door onzen vriend
+Sid-Abd-Allah aanbevolen voor het geval, dat wij een vertrouwd persoon
+mochten noodig hebben.
+
+--O, parbleu! riep de kapitein. Ik herinner het mij; ja, die kan ons
+helpen!
+
+--Gij kent dien Aroesi dus, Selam? vroeg Frank.
+
+--Wie zou dien niet kennen? antwoordde Selam; Aroesi, de koopman in
+dadels, de tolk van alle vreemdelingen, de wijste en godsdienstigste
+onder de kooplieden van Fez, de dapperste van alle Mooren en, naar men
+zegt, ook de rijkste.
+
+--Ge noemt daar nog al iets op, zeide de kapitein; het schijnt dat we
+met een gewichtig persoon te doen zullen hebben--Sid-Abd-Allah heeft
+goede vrienden.
+
+--Welnu, Selam! luister, zeide de luitenant; daar ge dien Aroesi kent,
+ga tot hem, neem dit horloge mede, want de bewoners van Marokko schijnen
+zeer op geschenken gesteld; bied hem dit uit mijnen naam aan, zeg dat
+vrienden van »den geweldige" zijne diensten noodig hebben en geleid hem
+tot ons.
+
+--Zal hij dan komen? vroeg Selam.
+
+--Welzeker! zeide de luitenant. Hij zal u begrijpen.
+
+Selam boog, en na zijnen vriend Mohammed de zorg voor het kamp te hebben
+opgedragen, besteeg hij zijn getrouwen witten muilezel en vertrok
+vroolijk en welgemoed in flinken draf in de richting van Fez.
+
+Na verloop van een paar uren zag men Selam in galop aankomen, gevolgd
+door een Moor met zijnen bediende. Beiden waren op schoone muilezels
+gezeten, terwijl de bediende een derden ezel aan den toom medevoerde,
+welke met een paar manden was beladen.
+
+Toen men het kamp was genaderd, steeg de Moor af en naderde eerbiedig
+buigende het gezelschap zonder echter dien slaafschen eerbied ten toon
+te spreiden, welke aan vele Mooren eigen is.
+
+Hadden onze vrienden gedacht in Aroesi een gewoon koopman aan te
+treffen, zoo zagen zij zich daarin deerlijk bedrogen. Aroesi was een
+der schoonste Mooren, die men tot nu toe had ontmoet.
+
+Zijne hooge welgevormde gestalte, gevoegd bij zijn open gelaat,
+verrieden een flink man. De kleur van zijne huid deed in blankheid
+niet onder voor die der Europeanen. Zijne kleine bruine oogen blikten
+vrij en onbevreesd rond. Hij droeg een langen kastanjebruinen baard.
+De kleine blanke handen waren zoo fraai, dat menige vrouw hem die zou
+benijd hebben. Het eenvoudige gewaad, dat hij droeg, was smaakvol en
+rijk versierd.
+
+De luitenant en de kapitein waren even verwonderd bij den aanblik van
+dezen man. Zijn kloek en edel voorkomen trof hen zoozeer, dat beiden
+onwillekeurig opstonden en buigende hem de hand drukten.
+
+Na hem te hebben verhaald, hoe zij bekenden, ja vrienden van den
+geweldige waren geworden, en na diens aanbeveling om Aroesi op te zoeken
+te hebben medegedeeld, deed de luitenant hem hun plan kennen om in
+Moorsche kleeding Fez te bezoeken.
+
+--Uw plan is het eenige uitvoerbare, zeide Aroesi. Ik zal u morgen vóór
+zonsopgang drie stel kleederen zenden en zelve medekomen om u een weinig
+behulpzaam te zijn in het vermommen. Daarna zal ik u vergezellen op uwen
+tocht. Gij zult doorgaan voor kooplieden uit Tanger. In mijn gezelschap
+zal niemand u voor Christenen aanzien. Mogt ge soms genegen zijn een
+paar dagen uw intrek bij mij te nemen, dan staat mijn huis voor u open,
+zoolang gij te Fez zult vertoeven.
+
+Na voor dit heusche aanbod, zoowel door den kapitein als door den
+luitenant, hartelijk te zijn dank gezegd, stond Aroesi op om weder
+te vertrekken. Inmiddels had zijn bediende de medegebrachte manden
+en doozen uitgepakt, welke gevuld waren met allerlei vruchten, boter,
+eieren, hoenders enz., hetwelk Aroesi aanbood, en hoe de luitenant zich
+ook mocht verzetten tegen het aannemen van dit geschenk zonder eenige
+vergoeding, wilde Aroesi daarvan volstrekt niets weten, en was hij
+slechts na veel praten te bewegen om zijne bedienden een klein geschenk
+in geld te doen aannemen.
+
+--De vrienden van Sid-Abd-Allah, die God bescherme, zeide de Moor, zijn
+mijne broeders en hebben aanspraak op al wat ik bezit. Vaartwel! zoo
+Allah het wil, keer ik morgen terug.
+
+--Maar, zeide de luitenant weifelend, is uw bediende een vertrouwd
+persoon. Denk er aan, hij kent ons en zou ons kunnen verraden.
+
+De Moor glimlachte.--Wees gerust, zeide hij. Indien ik hem niet kon
+vertrouwen, zou ik hem ook niet hebben meegebracht. De goede jongen is
+van kindsbeen af reeds bij mij en zou zich eer in stukken laten hakken
+dan iets van de zaken zijns meesters te verraden. Vaartwel, vrienden,
+God behoede u!
+
+En op zijnen ezel springend vertrok de Moor, gevolgd door zijne
+bedienden.
+
+ * * * * *
+
+Des anderen daags 's morgens omstreeks acht uur, volgde een kleine troep
+ruiters den kronkelenden weg, die naar Fez voert. Het was een troepje
+Mooren in de kleurige fraaie kleeding, die hen kenmerkt. Van de drie
+voorste ruiters herkennen wij in den middelste Aroesi, de twee anderen,
+die wij niet zouden herkennen als wij het niet wisten, zijn de luitenant
+en de kapitein. De Moorsche kleeding en het scheermes hadden hen
+zoodanig geholpen in hunne vermomming, dat zij zich gerust binnen Fez
+konden wagen, want er moest waarlijk wel een wonder gebeuren, om hunne
+vermomming te doen ontdekken. Evenwel, zooals de kapitein had gezegd,
+zijn wonderen mogelijk.
+
+Achter dit drietal volgde Dries, eveneens vermomd; hij kon zichzelf
+niet genoeg bewonderen in zijne tegenwoordige kleeding, die hij vrij
+wat fraaier vond dan zijne vroegere, en hij wenschte niets anders dan
+zich zoo eens te kunnen vertoonen in de straten van den Haag. Selam en
+Mohammed reden naast hem. De zorg voor het kamp was aan den bediende van
+Aroesi en de twee kameeldrijvers opgedragen.
+
+Het gesprek was in vollen gang en liep natuurlijk over niets anders
+dan Fez. Terwijl Aroesi op eene onderhoudende manier met den luitenant
+en den kapitein over Fez sprak, deed Selam dat op de gewone opgewonden
+toon van een Moor van Tanger of Marokko, voor wien de heilige stad
+is wat Parijs is voor den Franschman. Door zijne vroegere betrekking
+als geleider van karavanen kende hij Fez, en vergastte hij Dries en
+Mohammed op de beschrijving van de wonderen der stad, van den Sultan,
+het leger enz. De kronkelingen van den weg deden ons gezelschap telkens
+de muren en tinnen der stad zien, waarboven de torens, minarets en
+palmen uitkwamen, en telkens werd dat gezicht ook weder aan hun oog
+onttrokken. Arabieren te paard, gesluierde vrouwen op kameelen of ezels
+door bedienden gevolgd, landlieden op ezels en voetgangers ontmoette men
+elk oogenblik. Eindelijk hield de herhaalde kromming van den weg op; men
+zag de stad recht voor zich en reed op eene fraaie met tinnen bekroonde
+poort toe.
+
+Opeens stiet de kapitein een kreet van schrik uit en hield onwillekeurig
+zijn paard in.
+
+--Wat is er? vroeg de luitenant verwonderd.
+
+Maar de kapitein antwoordde slechts door de hand uit te strekken naar de
+poort, en stond als verlamd van schrik met wijd opengespalkte oogen te
+kijken.
+
+De luitenant hief het hoofd op en kon, ofschoon op iets akeligs
+voorbereid, nauwelijks een kreet van afschuw weerhouden.
+
+Daarboven aan de poort, die men binnenreed, bungelden een tiental
+menschenhoofden aan de haren opgehangen. De meesten waren uitgedroogd,
+maar een paar schenen nog versch te zijn. Onder elk hoofd zag men een
+lange loodrechte donkere streep; het was van het afgedropen bloed. Er
+waren hoofden van grijsaards, van mannen met zwarte baarden en zelfs van
+jonge baardelooze knapen.
+
+--Er is oproer, zeide Aroesi, in eene der provinciën, en het grootste
+gedeelte van het leger is er heen om den opstand te onderdrukken. Deze
+koppen zijn van opstandelingen afkomstig.
+
+--Duivels! zeide Dries, ik vind dat ze hier eene eigenaardige en
+ongemeene manier hebben om de poorten te versieren; maar met dat al
+staat het leelijk.
+
+Men ging verder, en de poort doorgegaan zijnde reed men een korten tijd
+nog tusschen hemelhooge, naakte, witte muren evenals in Tanger; geen
+venster, geene opening dan hier en daar een schietgat of lage deur. Alle
+straten waren nauw, donker en morsig, hier overdekt, zoodat men niet kon
+zien, daar open. Hier was de grond rijzend, daar ginds weder dalend.
+Bovendien zag er alles even bouwvallig uit. De muren werden overal
+geschoord. Sommige waren van boven tot onder gescheurd. Van anderen was
+reeds een gedeelte ingestort, en werd de weg door het puin versperd.
+
+Een enkele maal slechts drong eenig geluid vanachter die muren tot het
+oor door. Eindelijk echter werden de straten minder nauw, en ontmoette
+men meer menschen. Hier en daar ontwaarde men ook overblijfselen, die
+fraaie proeven van den schoonen Moorschen bouwstijl opleverden. Het
+waren sierlijke bogen of poorten met allerlei grillige arabesken
+versierd. Links en rechts van de straat bevonden zich de bazaars; het
+waren, evenals te Tanger, nissen in den muur, waar de koopman stil zijn
+rozenkrans zat te bidden. Dáár was ook de bazaar van Aroesi, waarin zich
+nu zijn bediende bevond.
+
+Opeens zag men bij het omslaan van een hoek, dat de nauwe straat aan het
+einde werd afgesloten door een huilenden, joelenden volkshoop.
+
+Onwillekeurig hield het gezelschap halt; de luitenant en de kapitein
+grepen naar hunne pistolen.
+
+De troep naderde op een draf schreeuwend en tierend, en onze vrienden
+hielden zich derhalve zoo dicht mogelijk tegen den muur om niet
+medegesleurd te worden.
+
+Het voorwerp, dat de oorzaak van dien oploop was, deed onze vrienden
+verbleeken, want, nadat een hoop kleine halfnaakte jongens was
+voorbijgegaan, bemerkte men eensklaps te midden van het volk een paar
+soldaten, die een haveloozen, bijna naakten kerel van een woest uitzicht
+op een ezel tusschen zich in hadden. Die misdadiger, of wat hij was,
+leverde een erbarmelijk en afschuwelijk schouwspel op. De beide handen
+toch waren afgekapt en de stompen bloedden verschrikkelijk.
+
+--Een dief, zeide Aroesi koel; men gaat hem de armen in kokende teer
+doopen om het bloed te stelpen.
+
+--Zou de kerel daar nog van opkomen? vroeg de luitenant.
+
+--Misschien, antwoordde Aroesi even koel. Als Allah het wil; zoo niet,
+dan sterft hij.
+
+--Intusschen begrijp ik niet, zeide de kapitein, waarom hem de beide
+handen zijn afgehakt. Te Tanger heb ik de toepassing dezer straf
+meermalen gezien, maar nooit dat de beide handen werden afgekapt.
+
+--'t Is misschien een groot misdadiger, zeide Aroesi, maar wij kunnen
+er naar vragen. En hij wenkte een Moorschen knaap, die den troep op een
+afstand volgde, en vroeg hem naar de reden dezer ongewone strafoefening.
+
+--'t Is een gemeene dief, heer! zeide de knaap, men heeft lang moeten
+zoeken om hem te pakken. Eerst hadden de soldaten een onschuldige gevat
+en de kaïd liet hem de hand afhakken. Heden is echter de ware schuldige
+gepakt en de kaïd was zoo vertoornd op den dief, omdat hij een
+onschuldige had doen straffen, dat hij om het weder goed te maken den
+dief nu de beide handen heeft laten afkappen.
+
+Aroesi deelde hen het gesprek mede; de luitenant en de kapitein keken
+elkaar hoofdschuddend aan.
+
+--Verduiveld! zeide Dries; er is op de rechtvaardigheid van dezen kaïd
+niets af te dingen; alleen zou ik hem raden in het vervolg niet zoo
+haastig te zijn. De onschuldige en de schuldige zouden er bij gewonnen
+hebben.
+
+Toen de bende was voorbijgetrokken, ging men verder, doch nauwelijks
+was men een tiental passen voortgegaan of een gespierde, magere, bijna
+geheel naakte heilige trad hun in den weg, en hoe onaangenaam onze
+Christenvrienden het ook vonden, kon men thans in de hoedanigheid van
+Mahomedaan niet anders doen dan zich de vrijpostigheid van dien kerel
+getroosten.
+
+Schoon de heilige zich voordeed als een krankzinnige, kon men bij
+opmerkzame beschouwing wel zien, dat het slechts comediespel was. Hij
+had een sluw voorkomen en sloeg aanhoudend met gluipende blikken onze
+vrienden gade.
+
+Aroesi liet eenig geld in de vuile hand vallen, en ook de luitenant en
+de kapitein haastten zich dat voorbeeld te volgen.
+
+--Allah zij met u! zeide de kerel lachend, en ging ter zijde zonder
+nochtans den blik van onze vrienden af te houden. Daarbij speelde een
+zonderlinge glimlach om zijnen grooten mond en knikte hij aanhoudend
+zachtjes met het hoofd, alsof hij de oplossing van iets dat hij zocht,
+had gevonden.
+
+Doch behalve Selam en Dries sloeg geen van allen acht op den smerigen
+vent.
+
+Vooral Selam was het, die den kerel onderzoekend opnam, en op het
+oogenblik, dat hij hem eenige floe's in de geopende hand wierp,
+ontroerde hij.
+
+Dries had die ontroering opgemerkt en vroeg Selam naar de oorzaak
+daarvan.
+
+--'t Is niets, zeide Selam, 't was mijne verbeelding, die mij misleidde.
+Herinnert ge u nog die twee kerels, die in ons kamp kwamen in het land
+der Beni-Hassen, welke een onzer kameelen stalen en daarna poogden het
+paard van den luitenant te stelen.
+
+--Ja zeker! zeide Dries, dien gij nog zoo onzacht hebt omhelsd.
+
+--Juist, zeide Selam. Dan weet ge ook, dat zijn makker ontkwam door zich
+te paard te werpen.
+
+--Ja, antwoordde Dries, maar wat heeft dat alles nu met dien heilige te
+maken?
+
+--Wel, zeide Selam, toen ik dien heilige aandachtig beschouwde, meende
+ik in hem dien dief te herkennen.
+
+--Wat! riep Dries, dien hond?
+
+--Ja, zeide Selam, en ik meende zelfs, dat de kerel ons op eene vreemde
+manier aankeek en spottend lachte.
+
+--Maar deze kerel is een krankzinnige heilige, merkte Dries op.
+
+Selam schudde het hoofd.--Deze heilige is niet krankzinnig. Hij is
+evenmin een krankzinnige als een heilige; geloof mij, hoe meer ik er
+over nadenk, hoe meer ik in mijn vermoeden wordt versterkt.
+
+--Maar als dat zoo is, en de kerel heeft ons herkend, zeide Dries dan
+zijn we verloren!
+
+--Als Allah het wil, zeide Selam bedaard.
+
+Opeens wendde Selam zich plotseling om en keek de straat langs.
+
+In het midden der straat, dáár waar men zoo straks den heilige had
+ontmoet, stond deze onbeweeglijk in voorovergebogen houding met de hand
+boven de oogen onze vrienden na te kijken.
+
+Selam ontroerde, en deelde zijne ontdekking aan Dries mede.
+
+--Goed, zeide deze, zie niet meer om, de schoft zou argwaan krijgen.
+We zullen hem in het oog houden, en ik zal er straks den luitenant over
+spreken. God beware hem er echter voor zich op mijn weg te plaatsen, ik
+zou hem een kogel door de hersenen jagen. Maar wij mogen des nachts wel
+goed waken, Selam!
+
+--Laat dat maar aan mij over, zeide deze; ik heb met den schelm nog een
+oude rekening te vereffenen.
+
+Gedurende dit gesprek was men bij een der poorten gekomen, welke den
+zonderlingen naam droeg van »de Poort die zich opent." Juist toen men
+die voorbijging, kwam er uit eene naburige straat een Arabier op een
+ezel, welke met een zonderlingen last was beladen. Het waren eene
+menigte schapenkoppen, waarvan het bloed afdroop, en die tegen elkaar
+schommelden en bungelden bij elken tred van den vuilwitten ezel. De
+lange naakte beenen van den Arabier, die bijna den grond bereikten,
+waren, evenals de huid van zijnen viervoet, overal bespat en bevlekt
+met het bloed. Maar nog akeliger was het gezicht van den last, dien
+twee Arabieren torschten, met welke de Arabier op den ezel in druk en
+vroolijk gesprek was. Op eene ruwe berrie droegen zij een lijk naar de
+laatste rustplaats. De berrie was onbedekt en het lijk in een soort van
+grof doek gewikkeld. Het kleed liet de gedaante van den doode geheel
+uitkomen, daar het strak om het lijf getrokken en om de knieën, om
+het middel en om den hals met een touw saamgebonden was. Het kleed of de
+zak scheen te kort te zijn om er den doode geheel in te stoppen, zoodat
+het hoofd er buiten kwam en het afzichtelijk verwrongen gelaat deed
+zien, waarvan de groote oogen wijd open stonden.
+
+[Illustratie: Maar nog akeliger was het gezicht van den last dien twee
+ Arabieren torschten. Bladz. 128.]
+
+Eene rilling doorliep het geheele gezelschap, en men haastte zich voort
+te komen. Een weinig verder kwam men langs de twee kolossale moskeeën,
+die van El-Karoeïn en Moelei Edris. Ongelukkig kon men van deze twee
+beroemde kerken niets zien dan de met fraaie Moorsche bogen prijkende
+voorhoven, eene menigte pilaren en fraaie met mozaïek versierde deuren,
+daar het den Christenen verboden is de moskeeën te betreden, en Aroesi
+was ondanks zijne vriendschap voor de Christenen en zijne meerdere
+beschaving toch een te goed Muzelman om een Christen in de moskee te
+brengen.
+
+Wederom kwam men in drukke straten, waar aan beide zijden bazaars waren
+van allerlei zaken. De straten waren vol volk; Arabieren in hunne lange,
+witte kapmantels, die onhoorbaar voortgingen als waren zij geesten,
+kolossale negers, Mooren in schilderachtige kostuums, Joden die schuw
+voortsluipend zich snel voortspoedden, geldwisselaars, die op den grond
+zaten met groote hoopen van dat zware zwarte geld, dat zóó weinig waarde
+heeft, dat men om een paar gulden te wisselen een kruier zou noodig
+hebben om het te dragen, en oude Arabische vrouwen met ontbloote borst,
+doch zorgvuldig gesluierd.
+
+En na de drukke straten geraakte men weder in de doode, stille, tusschen
+hooge muren ingesloten achterstraten, waar de paarden bijna uitgleden
+over den kleverigen grond of struikelden over doode honden of katten,
+waar een ondragelijke stank heerschte en men bestormd werd door dikke
+wolken van vliegen.
+
+Midden in die straat kwam men weder een heilige tegen, die spiernaakt
+was en op eene wandelende ton geleek. De walgelijke kerel had het hoofd
+getooid met bloemen en vederen, alsof hij ter feest moest gaan. Een
+knuppel, dien hij nauwelijks kon torschen, droeg hij over den schouder.
+Hij liep waggelend als een beschonkene, en hield tusschenbeide stil om
+zijnen zegen uit te spreken tegen de naakte muren of, voor zoover zijne
+walgelijke dikte het hem toeliet, een paar bokkensprongen te maken. En
+onder alles door liet de kerel aanhoudend een eentonig gezang hooren.
+Hij ging ons gezelschap voorbij zonder er eens acht op te slaan,
+voortwaggelend en zingende. Een paar honderd passen verder vlijde de
+heilige man zich in den modder neder om een middagdutje te doen, vlak
+naast een half vergaan paard, aan welks stinkend lijk zich een troep
+ratten en kraaien vergastte.
+
+--Nu, zeide Dries tegen Selam, die met hem den kerel had nagekeken, deze
+is wel degelijk gek, hoor!
+
+--Ja, zeide Selam, Allah heeft hem het verstand benomen ten teeken
+zijner liefde. Nu is hij heilig.
+
+--Een rare Allah, mompelde Dries. Ik kan niet zeggen, dat ik erg gesteld
+zou zijn op eene dergelijke voorkeur.
+
+Eindelijk zag men eene poort voor zich en die doorgegaan zijnde, kwam
+men buiten de stad.
+
+Hier eerst ademde men weder vrij. Want de tooneelen, van welke men
+getuige was geweest, hadden een diepen indruk op het gezelschap gemaakt.
+Als men daarbij nog de vrees voegt van herkend te worden door eenig niet
+te voorzien toeval, dan begrijpt men wat de kapitein zeide, toen men
+buiten de stad was gekomen:--'t Is alsof mij een mes van de keel wordt
+genomen, waarvan ik sedert eenige uren de punt heb gevoeld!
+
+Na nog een eind weegs te zijn medegegaan, nam Aroesi afscheid, echter
+niet zonder beloofd te hebben hen den volgenden dag vroegtijdig te
+zullen komen afhalen om de wapenschouwing te zien, die de Sultan drie
+malen in de week over de troepen houdt, na wier afloop Aroesi hen
+uitnoodigde zijne woning te bezoeken en daar het middagmaal te
+gebruiken.
+
+Het spreekt vanzelf, dat men dit aanbod van den gullen, beminlijken
+gastheer met graagte aannam, en nadat men hem hartelijk had dankgezegd,
+reed Aroesi heen en sloegen onze vrienden den weg naar het kamp in.
+
+Zooals sedert vele dagen, was Fez ook thans het onderwerp van het
+gesprek tusschen den luitenant en den kapitein, toen men des avonds
+onder een schoonen sterrenhemel, onder het gemurmel van den Paarlstroom
+vóór de geopende tent zat te praten, en Dries was de aandachtige
+toehoorder.
+
+--Fez, zeide de kapitein op eene aanmerking van den luitenant, is
+evenals Tanger een uitgestorven vervallen stad. Wanneer wij hare
+geschiedenis nagaan, bemerken we dat duidelijk. Hare stichting
+dagteekent reeds van het einde der achtste eeuw. Omstreeks dien
+tijd ontstond er, waardoor weet ik niet, eene scheuring tusschen de
+Abbassiden, die zich in twee partijen verdeelden en elkaar bevochten.
+
+--Tot de partij, die het onderspit delfde, behoorde een zekere vorst,
+Edris-ebn-Abd-Allah, die, om zijn leven te redden, vluchtte naar Magreb,
+hier in den omtrek. Deze Edris begon nu een kluizenaarsleven te leiden,
+en werd buitengewoon vroom. De roep van zijne vroomheid bewoog de
+bewoners dezer streek, de Berbers, hem tot opperhoofd te kiezen. Thans
+vatte Edris ondanks zijne vroomheid de wapenen op, en begon hij zijn
+gezag overal te vestigen. Maar zijne vroomheid ging hand aan hand met
+zijne krijgstochten en al wat hij onderwierp, Joden, Christenen of
+Heidenen, werd gedwongen den Mahomedaanschen godsdienst aan te nemen.
+De fortuin begunstigde hem en zijne macht steeg met elken dag.
+
+--Dit beviel echter den Oosterschen Kalif Haroen-al-Reschid in het
+geheel niet, en om een einde aan de macht van Edris en tevens aan zijn
+leven te maken, zond hij een persoon af, die zich onder de vermomming
+van geneesheer toegang tot Edris wist te verschaffen en hem vergiftigde.
+
+--Doch Haroen-al-Reschid had er niet veel bij gewonnen. De Berbers toch
+hadden hun vorst te hoog vereerd om hem te vergeten. Zij bezorgden hem
+eene schitterende begrafenis en riepen zijn zoon Edris-ebn-Edris als
+Kalif uit en deze, even dapper en ondernemend als zijn vader, breidde de
+macht van zijn vader nog meer uit en werd de stichter van het Rijk van
+Marokko.
+
+--Het was deze Edris, die den 3den Februari 808 den grondslag der stad
+Fez legde.
+
+--Omtrent den oorsprong van den naam bestaan verschillende
+overleveringen. Zoo verhaalt men, dat zij dien naam heeft ontvangen
+naar eene kolossale bijl (eene bijl heet in het Arabisch fez) van
+zestig ponden zwaar, die men daar bij het graven vond. Eene andere
+overlevering verhaalt, dat de Kalif als een gewoon werkman medewerkte
+aan de stichting der stad en dat zijn volk hem uit dankbaarheid eene
+bijl ten geschenke aanbood, van goud en zilver vervaardigd, naar welke
+Edris uit dankbaarheid de nieuwe stad noemde.
+
+--Weder anderen verhalen, dat er in zeer oude tijden op die plaats eene
+groote stad lag, die Zef heette, en dat Edris de stad den omgekeerden
+naam gaf. Ten slotte zegt eene vierde overlevering, dat de secretaris
+van den Kalif, zijnen vorst gevraagd hebbende, hoe de nieuwe stad zou
+heeten, ten antwoord kreeg, dat zij zou genoemd worden naar den eersten
+man, die men zou ontmoeten. De eerste persoon, dien men op straat
+ontmoette, werd naar zijn naam gevraagd. Deze man heette Ferez, doch
+daar hij hakkelde, kon hij zijn naam niet goed uitspreken en men
+verstond, dat hij Fez heette. Men doopte dus de stad Fez. De nieuwe
+stad breidde zich intusschen snel uit, zoodat zij reeds in de dertiende
+eeuw met de beroemde groote stad Bagdad gelijkstond.
+
+--Dat is wel eene snelle ontwikkeling, merkte de luitenant op.
+
+--Ja, zeide de kapitein, en om u een staaltje te geven van hare grootte
+en macht, zal ik aanvoeren, dat zij naar het verhaal vijf honderdduizend
+inwoners had, bestaande uit Mooren, Arabieren, Berbers, Joden, Negers,
+Turken en Christenen. Zij had dertig voorsteden en achthonderd moskeeën,
+waaronder zich de twee beroemde moskeeën bevonden, die wij heden hebben
+gezien. El-Karoeïn was en is nog de grootste moskee van Afrika. De
+fondamenten dezer moskee werden gelegd in het jaar 859 na Christus'
+geboorte op den eersten sabbath van Ramadan. De eerste kosten werden
+gedragen door eene vrome vrouw. Het was toen slechts eene kleine moskee,
+die echter later hoe langer hoe meer verfraaid en uitgebreid werd. Elke
+volgende Emir, Gouverneur of Sultan bracht iets bij tot hare vergrooting
+en verfraaiing.
+
+--Men verhaalt betreffende haar rijkdom, dat op den spits van de minaret
+een gouden bal stond, versierd met paarlen en edelgesteenten, en in dien
+kostbaren bal stak het zwaard van den stichter van Fez, Edris-ebn-Edris.
+Binnen in de kerk hingen allerlei talismans tegen schorpioenen, ratten
+en slangen. Een spreekgestoelte was met ebbenhout ingelegd en versierd
+met ivoor en edelgesteenten. De talrijke bogen werden geschraagd door
+270 kolommen; zij vormden zestien schepen, elk van een en twintig bogen.
+Er waren zeventien deuren, vijftien groote voor de mannen en twee kleine
+voor de vrouwen, en er waren zeventienhonderd lampen, die alleen in den
+nacht van den 27en Ramadan 3½ centenaars olie verbrandden. Kortom, de
+pracht van deze moskee was zoo oogverblindend, dat zij den geloovige
+te veel afleiding gaf. Vooral was dit het geval met een zekere nis, die
+naar Mekka gekeerd is. De Iman liet daarom deze nis witten. Deze moskee
+moet de ontzaggeljke hoeveelheid van 22700 personen hebben kunnen
+bevatten.
+
+--Hoe jammer, zeide de luitenant, dat we er niet in kunnen komen.
+
+--Pardieu! 't is een vervelend volk, die Mooren en Arabieren, zeide de
+kapitein. Wat hindert het hun, of wij hunne kerken bezoeken.
+
+--Welnu, laten wij er ingaan, zeide Dries, elkeen zal ons voor echte
+geloovigen aanzien in onze Moorsche kleeding.
+
+--Ik zou het niet gaarne wagen, zeide de kapitein, want wij zouden ons
+zelven verraden door onze handelingen. Niemand weet hoe een Mahomedaan
+zich gedraagt in zijne moskee; neen, mijn vriend de waaghals! dat is
+eene onmogelijkheid.
+
+--De andere moskee, vervolgde de kapitein, de moskee van Edris, is de
+meest geëerde van geheel Afrika. De pelgrimstochten naar deze moskee
+waren voorheen even talrijk als die naar Mekka. Voorts had de stad Fez
+90.000 huizen, 10.000 winkels en 86 poorten. Zij bezat groote en goed
+ingerichte hospitalen, prachtige baden, eene kostbare bibliotheek en
+scholen voor alle vakken van wetenschap, waar geleerden uit alle landen
+van Europa en uit het Oosten kwamen studeeren. Toen heerschte in de stad
+meer beschaving dan thans. Door hare handel en hare markten, waar de
+producten van drie werelddeelen, Europa, Azië en Afrika samenstroomden,
+kwam het in aanraking met geheel Europa. En wat is Fez thans. Eene
+vervallen, barbaarsche stad, die geen schaduw meer van hare vroegere
+grootheid heeft behouden.
+
+--'t Is het lot van velen, zeide de luitenant. Groote en machtige steden
+en rijken verdwijnen, en onbekende worden daarentegen groot en machtig.
+
+--Laat ik u ten slotte nog eenige staaltjes mededeelen van de familie
+van den regeerenden sultan, zeide de kapitein, want deze stamt niet
+van Edris af, en ik ben zeker, dat, wanneer gij hem morgen bij de
+wapenschouwing zult zien, zijn persoon er in uw oog te aantrekkelijker
+door zal worden, wanneer gij weet van welke familie hij afstamt.
+
+--Laat hooren! zeide de luitenant.
+
+--In het kort laten zich de grootste verdiensten van zijne voorgangers
+samenvatten in de woorden: dweepzucht en wreedheid, en de daaruit
+voortkomende wandaden.
+
+--Verduiveld! zei Dries, eene leelijke beschuldiging, die ik niet gaarne
+van mijn vader of grootvader zou hooren.
+
+--De familie of het geslacht van Fileli stamt af uit de provincie
+Tafilet aan de woestijn. Voor jaar en dag gingen eenige bewoners van
+Tafilet naar Mekka, en kwamen terug met een zekeren sherif Ali, een
+afstammeling van Mahomed. Korten tijd nadat deze Ali in Tafilet was
+aangekomen, werd het land zeer vruchtbaar en het klimaat gunstiger,
+zoodat onder anderen de dadels in buitengewone grootte en getal werden
+geoogst. Men schreef dezen zegen aan Ali toe en uit dankbaarheid koos
+men hem tot koning, onder den naam van Moelei Sherif. Zijne opvolgers
+wisten hun gebied hoe langer hoe meer uit te breiden en namen onder
+anderen ook Fez in. Zij verjoegen de regeerende dynastie, en sinds dien
+tijd hebben hunne nakomelingen over Marokko geregeerd.
+
+--Luister nu, vervolgde de kapitein, welke beminnelijke vorsten zooal
+over Marokko hebben geregeerd.
+
+--Moelei Sherif en zijn zoon regeerden beiden met wijsheid, doch daarna
+kwam eene reeks van vorsten, de een al wreeder dan de ander. Daar hebben
+wij in de eerste plaats de opvolger van Moelei Sherifs zoon, El-Reschid,
+een eerste moordenaar, die zelf het werk van den beul verrichtte en de
+vrouwen onder de afschuwlijkste mishandelingen dwong om de schatten
+hunner mannen aan te wijzen. Vervolgens Moelei-Ismaël, een even groot
+ellendeling als wellusteling, die gedurende zijne regeering tien duizend
+hoofden liet afslaan; die vader was van twaalfhonderd zonen, en, niet
+tevreden met zijne acht duizend vrouwen, aan Lodewijk XIV de dochter van
+de Hertogin de la Valière tot vrouw liet vragen.
+
+--Verduiveld, zeide de luitenant, het zijn prachtexemplaren, uwe
+Sultans.
+
+--Vind ge? vroeg de kapitein. Welnu, heb nog een oogenblik geduld, ik
+heb er nog meer en nog ergere.
+
+--Sakkerloot! zeide Dries, ik dacht, dat het zoo al wèl was.
+
+--Moelei-Achmed-el-Dehebi, vervolgde de kapitein, was even gierig als
+wreed en dronk zooveel wijn, dat hij bijna gelijk stond met een dier.
+Hij stal de juweelen van zijns vaders vrouwen, vermaakte zich door zijne
+eigene bijzitten de tanden te laten uittrekken, en liet een slaaf, die
+het ongeluk had zijne pijp te stijf te stoppen, het hoofd afslaan. Nog
+grooter fielt, en misschien de ergste van allen, was Moelei-Abd-Allah,
+die uit woede dat zijn leger door de Berbers verslagen was, de
+overgebleven officieren liet onthoofden en zelf medehielp, en de
+inwoners van Mechinez liet worgen. Daarmede nog niet tevreden, liet hij
+de menschen in een opengesneden stier naaien en zoo sterven.
+
+--Ba, wat een schoft! riep Dries uit.
+
+--Na zooveel ellende, vervolgde de kapitein, kwam er een zonnestraal
+over het land door de regeering van Sidi-Mohammed, die zich beijverde
+de Christenen in Marokko te doen komen en zijn volk vrede en beschaving
+te geven. Jammer genoeg was dit van korten duur, want op hem volgde
+Moelei-Yezid, die, om zijne soldaten te betalen, hen de jodenbuurten in
+geheel Marokko liet plunderen. Moelei-Soliman veinsde vriendschap jegens
+het Christendom, maar dwong alle Joden om Mahomedaan te worden, en
+liet hen, zoo hun slechts een woord van berouw ontviel, onthoofden.
+Abd-er-Rhaman, die door onzen dapperen maarschalk Bugeaud bij Isly
+overwonnen werd, liet een troep samenzweerders levend verbranden. En ten
+slotte hebben wij Sidi-Mohammed, bij Tetuan eveneens overwonnen, die
+door alle steden de hoofden zijner overwonnen vijanden op de geweren
+zijner soldaten liet ronddragen. Ziedaar, dus eindigde de kapitein,
+eenige bizonderheden uit de geschiedenis van dat verschrikkelijke land.
+
+--Eene aaneenschakeling van bloed en moord, zeide de luitenant. Maar gij
+hebt gelijk, ik ben nu nieuwsgieriger dan ooit om den Sultan te zien,
+die zulke vrome en beminlijke voorvaderen heeft gehad.
+
+--Het zal wel eene rechte galgentronie zijn, zei Dries.
+
+--Wie weet, zeide de kapitein, we zullen zien!
+
+
+
+
+XIV.
+
+DE WAPENSCHOUWING.
+
+
+Ondanks de vrees van Selam en Dries ging de nacht zonder stoornis
+voorbij, en eerst toen de opkomende zon den horizont met een vurigen
+rooden gloed bedekte, legde de trouwe Selam zich te ruste.
+
+Selam's vrees was intusschen maar al te gegrond; de scherpzinnige Moor
+had goed gezien, want de gewaande heilige van Fez was niemand anders
+dan de bedoelde roover, die uit wraak over den dood van zijnen broeder
+de karavaan was gevolgd. Hij was het geweest, die de Beni-Hassen tot
+den aanval op de karavaan had aangezet en hij had zich ook onder de
+aanvallers bevonden. Daar echter de onverwachte hulp van Sid-Abd-Allah
+zijn wel beraamd plan in duigen had doen vallen, had hij hen weder
+gevolgd en zich, ten einde door hen niet herkend te worden, voorgedaan
+als een der waanzinnige heiligen, waarvan Marokko wemelt. Volkomen
+bekend met hunne legerplaats had hij hen op behoorlijken afstand
+gadegeslagen van het oogenblik, dat zij het kamp aan de oevers van den
+Paarlstroom hadden opgericht. Begrijpende, dat zijne vijanden het hun
+toegedachte lot bij een aanval in de vlakte, hetzij des daags of des
+nachts, door hunne dapperheid licht konden ontgaan, had hij besloten hen
+op eene meer zekere manier te treffen, en wij zullen zien dat zijne
+plannen goed waren genomen.
+
+Nog vóór dat Aroesi onze vrienden kwam afhalen om naar de wapenschouwing
+te gaan, had Dries aan den luitenant en den kapitein den argwaan van
+Selam jegens den vermeenden heilige medegedeeld.
+
+Ongelukkig echter twijfelden de luitenant en de kapitein zeer aan de
+juistheid van Selam's vermoedens en geloofden zij, dat hij door eene
+toevallige gelijkenis was bedrogen.
+
+--In ieder geval, zeide de luitenant, zullen we ons heden geducht
+wapenen, en mocht gij den kerel wederzien, tracht dan ons er ongemerkt
+kennis van te geven. Vinden wij reden om aan uwen argwaan geloof te
+slaan, dan zullen wij spoedig genoeg maatregelen kunnen nemen om den
+kerel onschadelijk te maken. In het ergste geval jaag ik hem bij de
+minste beweging, die ik merk dat de kerel maakt om ons incognito te
+verraden, een kogel door den kop. Voor het overige moeten wij vertrouwen
+op ons goed gesternte en onze wapenen. Voorloopig moeten wij het voor
+Aroesi maar verzwijgen, het is niet noodig hem zonder bepaalde reden te
+verontrusten.
+
+Hiermede was de zaak voorloopig afgedaan en een paar uren daarna was ons
+gezelschap weder op weg naar Fez.
+
+Het terrein, waar de wapenschouwing plaats had, was een groot
+rechthoekig plein buiten eene poort, die den zonderlingen naam van de
+»Poort van de boternis" draagt, aan den oever van den Paarlstroom. Drie
+zijden van dat plein werden begrensd door hooge witte muren met torens
+en tinnen, terwijl de vierde zijde begrensd werd door den Paarlstroom.
+Achter die muren bevonden zich de tuinen van den Sultan.
+
+Op den anderen oever van den Paarlstroom kon men dat plein geheel
+overzien. Eene menigte toeschouwers was daar verzameld; Mooren en
+Arabieren, Negers uit het hart van Afrika, brons- en chocoladekleurigen
+en geheel zwarten. Tusschen die bonte menigte namen onze vrienden
+plaats, en gezeten op hunne paarden en ezels, konden zij gemakkelijk
+over de dichte rijen toeschouwers heenzien.
+
+Had men zich eenige voorstelling van eene wapenschouwing gemaakt gelijk
+die in Europa, dan had men zich deerlijk bedrogen. Het tooneel toch, dat
+zich aan de oogen onzer vrienden voordeed, was zoo geheel verschillend
+van wat men had verwacht, dat de luitenant en den kapitein onwillekeurig
+uitriepen:--Is dat eene wapenschouwing, is dat eene legerafdeeling?
+
+Op het plein bevond zich eene menigte soldaten, die groepsgewijs waren
+verspreid. Die soldaten, bestaande uit jongens, volwassen mannen en
+grijsaards, waren allen in het rood gekleed, afgedragen uniformrokken
+der Engelsche soldaten, die te Gibraltar worden opgekocht. Voeg daarbij
+naakte beenen in gele pantoffels gestoken en een tulband op het hoofd
+geplaatst, en ge kunt u eenig begrip maken van hun bespottelijk
+voorkomen. Zij waren gewapend met de bekende lange geweren, die er allen
+even roestig en onbruikbaar uitzagen en waarop zij bajonetten droegen
+van alle mogelijke modellen. Bovendien waren vele van die bajonetten
+krom of verbogen. Aan de zijde van het plein vanwaar de Sultan moest
+komen, stond eene lange rij soldaten op tamelijken afstand van elkaar,
+allen in de positie die hun het best voorkwam. Er was volstrekt geen
+orde of regelmaat. De een stond met het geweer in den arm, een ander had
+de handen over de tromp saamgevouwen en liet de kin op de handen rusten,
+een derde, met de beenen wijd uit elkaar gezet, teekende met de bajonet
+lijnen in het zand. Velen hadden de slip van hunne openhangende jas over
+het hoofd geslagen om zich tegen de brandende zon te beschermen.
+
+Op de lengte der militairen was evenmin gelet als op den afstand, zoodat
+reusachtige kerels naast kleine jongens stonden, die nauwelijks in
+staat waren het geweer te dragen. Kortom, het was een troep, die elken
+officier tot wanhoop zou hebben gebracht, en nadat onze vrienden van
+hunne bevreemding bekomen waren, begonnen zij eens hartelijk te lachen.
+
+In de schaduw bij een der muren bevonden zich eenige tamboers en
+trompetters en een vijftal vaandeldragers, die roode, gele, witte,
+groene en oranjekleurige vaandels droegen.
+
+In het midden van het plein was de artillerie opgesteld, die uit vier
+kanonnen bestond, elk omgeven door een troep soldaten. Men was aan het
+schijfschieten. De artillerie scheen echter niet voltallig te zijn,
+want op een afstand was een troep soldaten bezig met een stuk geschut,
+waarvoor twee muilezels waren gespannen, naar het plein te rijden.
+
+Dit ging echter niet gemakkelijk. De muildieren, onder veel geschreeuw
+voortgedreven, bleven niet altijd in die verlangde richting en dan was
+het een schreeuwen en ranselen, dat er hooren en zien van verging. De
+arme dieren waren mager als geraamten, en de bebloede ruggestrengen
+toonden de hoeveelheid slagen aan waarop zij werden onthaald. Langer dan
+een halfuur duurde het eer de afstand, een paar honderd pas slechts, was
+afgelegd en het stuk bij de anderen stond.
+
+Behalve de soldaten, die op eene rij geschaard stonden, hield het
+overige van het leger zich bezig met wat ieder wilde. De meeste
+volwassen soldaten lagen op den grond met een slip der jas over het
+hoofd voor de felle zon. Anderen oefenden zich in het schermen, waarbij
+zij allerlei schrik inboezemende of belachelijke houdingen aannamen en
+de zotste sprongen deden. De geheele schermpartij deed denken aan eene
+kermisvertooning. Nog anderen ontspanden zich met dansen. Een kring
+van toeschouwers leverde telkens een paar nieuwe dansers. Het was een
+soort van dans als de negers uitvoeren onder het trekken van allerlei
+gezichten en het aannemen van allerlei onmogelijke houdingen, vergezeld
+van luidruchtige grappen, die door de omstanders met luid gelach werden
+begroet. De jonge soldaten deden hun jongensaard uitkomen door het
+spelen van krijgertje, verstoppertje of haasje-over, of zij vertoonden
+in kleine groepjes het uitvoeren van vonnissen, zooals het afhakken van
+handen en hoofden.
+
+Aan den oever van den stroom lag een troep kerels, in de gewone witte
+kapmantels gehuld, onbeweeglijk bij elkaar.
+
+--Wat is dat voor een troepje? vroeg de luitenant aan Aroesi.
+
+--Het zijn veroordeelde misdadigers, antwoordde deze; zie slechts goed
+toe, en ge zult ontwaren, dat hun de armen en beenen met ketenen aan
+elkaar zijn geklonken.
+
+'t Was inderdaad zoo, want toen men hen met behulp van den kijker opnam,
+bleek het waar te zijn.
+
+--Het leger voert steeds eenige veroordeelden mede, zeide Aroesi, om hen
+te pronk te stellen als een voorbeeld ten afschrik voor anderen.
+
+--En die troep menschen van allerlei rang en landaard, vroeg de
+kapitein, die daar dicht bij elkaar staan bij die rij soldaten?
+
+--Dat zijn zij, die een verzoek aan den Sultan te doen hebben,
+antwoordde Aroesi. De Sultan verleent bij elke wapenschouwing, dus
+driemalen 's weeks, audientie aan ieder zonder onderscheid van natie,
+rang, ouderdom of kunne.
+
+--Een navolgenswaardig voorbeeld voor de gekroonde hoofden in Europa,
+merkte de luitenant aan. Heerschte dat gebruik ook bij ons, menigeen zou
+dan gehoor vinden op somtijds zeer rechtmatige verzoeken of klachten,
+die nu in den doofpot worden gestopt door de individu's, waarmede onze
+vorsten meestal zijn omringd.
+
+--Onder die menschen, zeide Aroesi, zijn er somtijds die van het andere
+einde van Marokko komen om hier bij den Sultan recht te zoeken. En zij
+kunnen verzekerd zijn gehoord te zullen worden, dat verzeker ik u!
+
+Op dit oogenblik begonnen op eens de trommen te roffelen en de
+trompetten te schallen. Eene plotselinge beweging beroerde het leger,
+een ieder vloog overeind, vatte de wapenen op en zette zich ergens
+neder. Eene rilling liep door de menigte, en terwijl de soldaten
+het geweer presenteerden, trilde over den stroom en het plein een
+langgerekte oorverdoovende kreet van: »Allah bescherme onzen Heer!" en
+te midden van dat tumult reed de Sultan met zijn gevolg het plein op.
+
+De Sultan, dien men zich door de geschiedkundige herinneringen, welke de
+kapitein had verhaald, voorstelde als een woeste Arabier, was een rijzig
+jongman, schoon als een romanheld. Zijne lichtbruine gelaatskleur,
+gevoegd bij den fraaien arendsneus, de fonkelende groote oogen en den
+korten zwarten baard, toonde een aangenaam gelaat, dat bij het hagelwit
+van zijnen kapmantel, waarvan de kap over het hoofd was getrokken,
+scherp afstak. Zijne naakte voeten waren in fraaie geellederen
+pantoffels gestoken, zooals door de Arabieren algemeen worden gedragen.
+Hij bereed een prachtigen sneeuwwitten Arabischen hengst, welks tuig
+eene heldere hemelsblauwe kleur had, overal met goud afgezet. De voeten
+staken in gouden stijgbeugels, uit welk metaal ook het gebit was
+vervaardigd. Naast hen stond de parasoldrager, een forsche neger, die
+den Sultan voor de zon beschermde met een parasol van drie meter hoog,
+van fraaie zijde met figuren in gouddraad gestikt en een grooten gouden
+appel boven op den stok.
+
+Het overige gevolg van den Sultan, dat bij plechtige gelegenheden zeer
+talrijk en schitterend is, bestond nu slechts uit enkele personen,
+meest Moren. Op aller gelaat was een diepe eerbied, eene grenzenloozen
+toewijding te lezen. Zij stonden daar als steenen beelden, als vreesden
+zij door de minste beweging tekort te zullen doen aan den eerbied.
+Geen van hen had de oogen op iets anders gericht dan op den Sultan.
+Het is onmogelijk meer eerbied te betoonen jegens eene godheid.
+De parasoldrager hield de oogen bescheiden neergeslagen, slechts
+tusschenbeide opziende of hij de parasol goed hield. Aan weerszijden van
+het paard stonden twee Mooren, welke bezig waren de vliegen te verjagen,
+die zich op de naakte beenen van den Sultan wilden neerzetten; terwijl
+een andere van tijd tot tijd met een onmogelijk te beschrijven eerbied
+langs den langen witten kapmantel van den Sultan streek om het stof en
+de verontreiniging der lucht af te wisschen.
+
+De Sultan wendde zijn paard thans naar den troep smeekelingen en de
+audientie begon.
+
+Eene hooge edele gestalte, een Arabier, met witten kapmantel trad
+vooruit. Met over de borst gekruiste armen boog hij voor den Sultan,
+bracht een knie op den grond en weder opstaande kuste hij eerbiedig den
+zoom van zijn kleed. Daarna bleef hij staan en zijne fiere trotsche
+gestalte, die niet onderdeed voor die des Sultans, trok dadelijk ieders
+aandacht.
+
+--He, zeide de luitenant, 't is of ik die gestalte ken.
+
+--O! riep Aroesi naar den Arabier turende, eensklaps op een toon van
+schrik, terwijl hij verbleekte.
+
+--Wat is het? vroeg de luitenant verwonderd.
+
+--Allah bescherme den vermetele. Zie, herkent ge hem niet? riep Aroesi
+zacht uit.
+
+--Wie? vroeg de luitenant ongeduldig, wie dan?
+
+--Sid-Abd-Allah, de geweldige, zei Aroesi op een doffen toon.
+
+--Bij God, gij hebt gelijk, riep de kapitein, zie slechts, en hij
+overhandigde den luitenant den kijker.
+
+--Mijn hemel! wat vermetel man is dat, zeide de luitenant.
+
+--De ongelukkige! voegde de kapitein er bij. Men zal hem gevangennemen
+en het hoofd afslaan.
+
+--God moge hem helpen! zeide Aroesi. Ik begrijp de zaak; daar de
+onderhandelingen niet vorderden, gelijk ik vernomen heb, is de dappere
+zelve gekomen.
+
+--Ja, zeide de kapitein, hij heeft gezegd ons wellicht te Fez te zullen
+wederzien.
+
+--Stil, zeide de luitenant, zie de Sultan praat met hem. Misschien is
+het juist deze vermetelheid, die hem zal redden. Een zoo ridderlijk
+vorst als deze, moet den moed hoogachten, zelfs in zijnen vijand.
+
+Werkelijk onderhield de Sultan zich met Sid-Abd-Allah, en na eenige
+oogenblikken, die onzen ongeduldigen vrienden buitengewoon lang vielen,
+zag men hoe Sid-Abd-Allah, na nogmaals het kleed van den Sultan te
+hebben gekust, ter aarde boog en tusschen de andere verzoekers verdween.
+
+Het geheele gezelschap haalde ruimer adem en keek elkaar verbaasd aan
+over zooveel stoutheid, die blijkbaar eene goede uitwerking had gehad.
+Doch dadelijk vestigde men de oogen weer op het plein.
+
+Na Sid-Abd-Allah kregen alle anderen eene beurt, totdat ten laatste
+allen zich hadden verwijderd.
+
+Zoodra de Sultan op het plein was gekomen, waren alle soldaten, nadat de
+begroeting was afgeloopen, weder aan hunne vroegere bezigheden gegaan.
+De Sultan reed van de eene groep soldaten naar de andere, keek naar
+hunne werkzaamheden, maakte enkele aanmerkingen en eindelijk begonnen de
+troepen te defileeren.
+
+Aan den voet van een der torens was een soort van troonhemel, met een
+scherm overdekt, geplaatst. Hier nam de Sultan plaats en het defileeren
+begon, hetwelk daarin bestond, dat alle soldaten ongewapend achter
+elkaar met eene tusschenruimte van ongeveer twintig pas voorbij den
+troon trokken, evenals de ganzen in de gerst, zou Fritz Reuter zeggen.
+
+De luitenant, de kapitein en Dries konden zich dan ook niet bedwingen om
+te lachen over deze zonderlinge manier van defileeren.
+
+Hiermede was de wapenschouwing afgeloopen. Bij het geroffel der trommen
+en het geschetter der trompetten vertrok de Sultan onder den donderenden
+kreet van: »Allah bescherme onzen Heer!" uit duizenden monden geuit; een
+kreet, die weerklonk van den eenen oever van den Paarlstroom tot den
+anderen en weerkaatst werd tusschen de muren van het plein.
+
+Toen de volksmassa zich verdeelde, wendden ook onze vrienden den teugel,
+om zich, ingevolge Aroesi's uitnoodiging, naar diens woning te begeven.
+
+Nauwelijks echter had Selam mede zijn ezel gewend, of hij verschrikte
+zoo merkbaar, dat Dries naar de oorzaak omzag.
+
+En ook hij verschrikte, want daar vlak voor zijn paard stond weder
+dezelfde heilige, de roover uit het land der Beni-Hassen.
+
+Onwillekeurig greep hij naar zijne revolver, doch trok zijne hand weder
+terug toen hij zag, dat de kerel zich waggelende en zingende
+verwijderde.
+
+Onmerkbaar wist hij naast den luitenant te komen en hem zijne ontdekking
+mede te deelen. Zich houdende alsof hij iets aan den stijgbeugel
+verschikte, boog de luitenant het lichaam voorover en keek omzichtig
+achter zich om. Zijne oogen zochten den heilige, dien hij weldra
+bemerkte tusschen de groepen pratende Mooren en Arabieren. Een oogenblik
+zag hij het gelaat van den kerel, maar dat was ook genoeg om hem te
+herkennen. Hij liep pratende en zegenende van de eene groep naar de
+andere, en toen de luitenant weder doorreed, kwam het hem voor of
+iedereen naar hen keek, of honderden oogen onderzoekend op hen rustten.
+Zijne groote tegenwoordigheid van geest deed hem echter bedaard blijven,
+en hij reed tusschen de verschillende groepen door om zich bij zijne
+vrienden te voegen, alsof hij niets bemerkte. Toch was hij bijna
+overtuigd reeds verraden te zijn, en een oogenblik kwam de lust bij hem
+op, om den heilige een kogel door de hersenen te jagen, doch hij bedacht
+zich, dat in dit geval eene overijlde handeling hem en zijne vrienden
+aan het grootste gevaar zou blootstellen.
+
+Eenmaal uit de volksmassa zijnde, reed men in flinken draf door en had
+weldra de woning van Aroesi bereikt. Hier zond de luitenant Mohammed met
+de rijdieren naar het kamp, daar men den terugtocht te voet zou doen.
+Selam en Dries bleven bij hen.
+
+Even als alle Moorsche huizen was dat van Aroesi een tamelijk groot
+vierkant gebouw met eene opene binnenplaats. Rondom die binnenplaats
+liep een soort van gaanderij door kolommen geschraagd, welke hoogte
+reikte tot de eerste verdieping. De vloer van het binnenhof was ingelegd
+met een fraai mozaïek van steentjes van allerlei kleur. De bogen
+tusschen de pilaren waren eveneens versierd met mozaïek en schilderwerk,
+waarbij de helderwitte pilaren fraai afstaken. In het midden der
+binnenplaats bevond zich een vijver met fontein, die eene aangename
+frischheid veroorzaakte. In het midden van elken boog hing eene fraai
+bewerkte lantaarn van verguld koper met allerlei kleuren. Van het
+binnenhof kwam men door eene kleine lage poort en een even lagen smallen
+gang in een tuin met prachtige lanen van citroen- en oranjeboomen, waar
+de geuren van rozen den bezoeker te gemoet kwamen, een waren lusthof.
+De gangen naar de verschillende afdeelingen van het huis bevonden zich
+allen op de binnenplaats, zoo ook enkele vensters waardoor de kamers
+haar licht ontvingen. De verschillende kamers waren allen aan elkaar
+gelijk. Fraaie vloeren van mozaïek, de wanden behangen met geborduurde
+tapijten; voorts bestond het ameublement slechts uit helderwitte
+matrassen en eene enkele sofa. Op die matrassen lagen stapels kussens,
+allen even fraai, en bij de deuren stonden kandelaars van wel een meter
+hoog met kaarsen er op geplaatst.
+
+Men nam plaats op de matrassen, schikte op de wijze der Mooren de
+kussens achter zich, en de gastheer liet de thee brengen. Zij werd voor
+de oogen der gasten gezet en in kleine kopjes van zeer fijn porselein
+met goud versierd aangeboden.
+
+Na de thee werd een recht vorstelijk maal opgedragen. Op een prachtig
+tapijt, dat bij de matrassen werd uitgespreid, werden de verschillende
+schotels geplaatst, en nadat Aroesi in een hoek bij een der vensters
+zijn gebed had gedaan, noodigde hij onze vrienden uit toe te tasten.
+
+Er behoorde echter niet weinig moed toe om aan die uitnoodiging gevolg
+te geven, want aan alle spijzen was een zoo bijzondere geur of smaak,
+dat hij, die er niet aan gewoon is, er van walgde. Bovendien waren
+sommige gerechten zóó sterk gekruid, dat men eene ware vuurproef moest
+doorstaan. De gerechten waren talrijk en goed genoeg, want er was bij
+voorbeeld schapenvleesch, gevogelte, wild, visch, allerlei taarten,
+boter, room, eieren, enz. Het meeste was echter voor den smaak van een
+Europeaan bedorven door de sauzen, in welke alles als het ware dreef, en
+die een reuk hadden als van alle parfumerieën ter wereld en zoo sterk
+gekruid waren, dat de mond als het ware in vuur stond.
+
+De kapitein was het vooral, die op de pijnbank zat. De wetten der
+gastvrijheid eischten, dat hij alles lekker vond, en de arme kapitein
+zat allerlei gezichten te trekken. Het scheen, alsof hij bij het
+doorslikken van elken beet door hevige krampen werd overvallen, of dat
+hij het er op gezet scheen te hebben alle denkbare leelijke gezichten te
+trekken. En daarbij kwam nog, dat Aroesi telkens zijne gasten aankeek om
+te vragen, of de gerechten naar hun smaak waren.
+
+--Heerlijk, zeide de kapitein dan, met een gezicht alsof hij een
+zenuwtoeval kreeg, delicieus, mijn vriend! en hij sloeg snel een glas
+wijn naar binnen om het vuur te blusschen, dat hem in de keel brandde;
+want schoon de Mahomedaan geen wijn mag drinken, had Aroesi dien zijne
+gasten aangeboden, zonder er echter zelf gebruik van te maken.
+
+De luitenant alleen doorstond de proef met waren heldenmoed. Hij at,
+alsof hij al zijn leven een Moorschen kok in dienst had gehad, en de
+kapitein zat hem vol bewondering aan te staren.
+
+Aroesi bood den kapitein voor de tweede maal een schotel aan, dien hij
+voor eene bijzondere lekkernij scheen te houden. Het was wildbraad in
+eene afschuwelijke dikke saus. De kapitein bedankte; hij had er reeds
+van geproefd. Het geleek eene sterk riekende zalf of cosmetiek met
+vitriool klaargemaakt.
+
+Niet zoo de luitenant; deze nam de spijze voor de tweede maal van zijn
+vriendelijken gastheer aan, die opgetogen was over hem.
+
+--Mijn God, mijn God! mompelde de kapitein, dat noem ik moed. Ik geloof,
+dat hij in staat zou zijn menschenvleesch lekker te vinden als het
+noodig was.
+
+--Wel, vroeg de vriendelijke gastheer, wat zegt gij van den Sultan en
+van het Marokkaansche leger?
+
+--Daarop zal ik u spoedig antwoorden, zeide de luitenant. Wat uw Sultan
+betreft, ik zou mij een vorst wenschen als Moelei-el-Hassen. Hij schijnt
+mij een man te zijn, die alle goede hoedanigheden in zich vereenigt.
+Ik bewonder hem en ik had met die menigte kunnen mederoepen: »Allah
+bescherme onzen Heer!" Maar wat uw leger aangaat, zie, hoe hoog ik
+het schat. Geef mij mijn Regiment Grenadiers, een paar batterijen
+Veld-artillerie en een Regiment Cavalerie, en ik zal uw geheel leger
+slaan.
+
+Aroesi glimlachte.--Ja, zeide hij, ik weet wel dat ons leger slecht
+gewapend, slecht geoefend en nog slechter gedisciplineerd is, en dat het
+tegen over eene Europeesche strijdmacht niets beteekent.
+
+--Ach ja, zeide de kapitein, ge hebt gelijk, en ik zou hetzelfde durven
+ondernemen met mijne dappere Algerijnsche troepen.
+
+Eensklaps werd echter het gesprek afgebroken door een aanhoudend dof
+geluid, dat van de straat scheen te komen, en terwijl allen luisterden
+naar het vreemde, aanhoudend sterker wordende rumoer, stoof opeens de
+bediende van Aroesi de kamer binnen met een bleek verwilderd gelaat,
+onder den kreet van: »Vlucht, vlucht! Allah bescherme ons!"
+
+--Wat! riep Aroesi opspringend.
+
+--Het gepeupel komt het huis bestormen, zeide de knaap. Zij eischen de
+uitlevering der Christenen.
+
+
+
+
+XV.
+
+VERRADEN.--REDDE ZICH WIE KAN!
+
+
+»Het gepeupel komt het huis bestormen," had Aroesi's bediende gezegd.
+»Zij eischen de uitlevering der Christenen!"
+
+Op deze woorden waren de kapitein en de luitenant, als door een
+electrischen schok bewogen, opgesprongen.
+
+Achter Aroesi's bediende vertoonde zich in de opening der deur het
+bleeke gelaat van Selam en het door toorn hoogrood gekleurde gelaat van
+Dries.
+
+--Spreek! zeide de luitenant tegen den knaap, wat is er aan de hand?
+
+--Een groote hoop volks schoolt bijeen, zeide de knaap. Er is een
+heilige onder hen, die hen ophitst. Hij zegt, dat gij zijn broeder hebt
+gedood en eene menigte mannen van de Beni-Hassen, en dat ge spionnen
+zijt, die het land komen bespieden om het te veroveren en alle
+Mahomedanen te dooden.
+
+--O, ik heb het wel gedacht, zeide Dries; 't is die fielt van een
+heilige, die het volk opruit; had ik hem vanmorgen maar een kogel door
+den kop gejaagd!
+
+[Illustratie: Hij greep zijn verslagen vijand bij de beenen.
+ Bladz. 147.]
+
+--'t Is duidelijk, zeide de luitenant. 't Is die paardendief, die zich
+voor heilige heeft uitgegeven. De schoft heeft ons herkend en hitst het
+volk tegen ons op. Er is niet veel noodig om de Mahomedanen tegen de
+Christenen aan te voeren. Wat nu te doen?
+
+--Parbleu! riep de kapitein, laten wij een uitval doen. Met ons vieren
+slaan we er ons gemaklijk door. Ik kan beschikken over twaalf schoten en
+mijn ponjaard, en gij eveneens.
+
+--Verduiveld, zeide Dries, dat lijkt mij. Ik heb, wel is waar, slechts
+zes schoten en mijn mes, maar ik geloof dat het voldoende zal zijn om
+ten minste dien fielt van een heilige neer te leggen.
+
+--Onmogelijk, zeide de luitenant, wij kunnen niet door die massa volks
+komen in die nauwe straten. Bovendien zijn wij hier niet genoeg bekend
+om den kortsten weg naar buiten te vinden.
+
+--Neen, zeide Aroesi, dat plan is onuitvoerbaar; de luitenant heeft
+gelijk. Bovendien zal binnen een kwartier half Fez op de been zijn.
+Luistert slechts!
+
+Een vreeslijk rumoer drong tot onze vrienden door, waaronder men de
+kreten kon onderscheiden van: »Dood aan de Nazareners!"--»Levert ze uit,
+die vervloekte spionnen!" En een donderend gebons op de kleine deur was
+een bewijs, dat het ernst was.
+
+--Volgt mij, zeide Aroesi. We zullen door den tuin ontvluchten; slechts
+eenige straten scheiden mijn tuin van den Paarlstroom, die de stad
+doorsnijdt, zooals ge weet. Eenmaal daar zijnde, zal het u met eenige
+voorzichtigheid wel gelukken uwe legerplaats te bereiken.
+
+--Vooruit dan! zeide de luitenant; maar luistert even. Voor het geval
+wij van elkaar mochten geraken, wat zeer wel mogelijk en misschien
+veiliger is, komen wij bij elkaar in den omtrek van onze legerplaats
+aan den oever van den Paarlstroom. Die er het eerst aankomt, brengt
+de dieren en de bagage in veiligheid, en wacht in de eene of andere
+schuilplaats daar in den omtrek de overigen af. Want misschien is deze
+gewaande heilige ook bekend met onze legerplaats, en in dat geval zal
+hij niet nalaten, als hij de vogels hier gevlogen vindt, met zijne bende
+daarheen te gaan. Voor het overige.....
+
+De woorden van den luitenant werden eensklaps onhoorbaar. Een geweldig
+rumoer deed zich hooren; het scheen, dat men poogde de deur met
+bijlslagen te verbrijzelen.
+
+--Haast u, riep Aroesi, de deur is wel sterk, maar tegen bijlslagen niet
+bestand.
+
+Juist hoorde men, als om Aroesi's woorden te bevestigen, een geweldigen
+slag, en een woest triumfgeschrei deed hooren, dat het doel bereikt en
+de deur bezweken was.
+
+--Voort! riep de luitenant, een ieder zorge voor zich en God voor allen!
+
+In een oogenblik was men het huis uit en de binnenplaats op. Aroesi
+ontsloot snel de poort en men was in den tuin.
+
+De luitenant was de laatste en juist wilde hij de poort ingaan en deze
+achter zich sluiten, toen de woeste troep, in huis doorgedrongen en
+hoorende waarheen men vluchtte, hen achtervolgde.
+
+Het was te laat voor Frank om door den tuin te ontsnappen, dat begreep
+hij dadelijk, en terwijl de vluchtelingen hem nog achter zich waanden,
+wierp hij met een krachtigen ruk de poort in het slot, waardoor de bende
+reeds dacht in den tuin te komen.
+
+Met de revolver in de hand wierp hij zich te midden van het gepeupel,
+dat grootendeels met dolken gewapend was, om het huis weder te bereiken
+en zich ergens in eene der kamers te barricadeeren, en wist werkelijk
+zijn doel te bereiken, nadat hij er een had neergeschoten.
+
+In de eerste kamer, waar hij binnentrad, wierp hij de sofa in den
+doorgang; en zoo vervolgens door een reeks van kamers snellende en
+overal hinderpalen in den weg werpende, gelukte het hem den troep een
+eind vooruit te komen en van dat oogenblik maakte hij gebruik om zich
+bliksemsnel van zijne Moorsche kleeding te ontdoen, die hem thans als
+vermomming niet meer dienstig was en hem slechts in zijne bewegingen
+belemmerde. Daaronder droeg bij het klein tenue van officier.
+
+Nauwlijks was hij daarmede klaar, of hij hoorde zijne vervolgers
+naderen. Hij zag een gang en aan het einde daarvan eene trap. Ha, riep
+Frank, die voert zeker naar het dakterras! en snel vloog hij de trappen
+op.
+
+Deze trap bracht hem inderdaad op het dakterras, dat alle Moorsche
+huizen bezitten. Het was een groot plat, omgeven met een muur van ruim
+een meter hoog, waarin overal vensters of schietgaten waren aangebracht.
+
+De luitenant keek voorzichtig over de borstwering en vergat een
+oogenblik bijna, dat hij vervolgd werd, om te genieten van het
+verrassende gezicht, dat deze massa daken hem opleverden, die hij overal
+rondom zich zag. Het eene laag, het andere hoog, kleinen en grooten, en
+allen bevolkt met vrouwen, want de dakterrassen zijn het eigendom van
+den harem, waar de vrouwen der Mooren en Arabieren zich amuseeren.
+Overal was leven en beweging, vrouwen van allerlei ouderdom en kleur
+vermaakten zich als kinderen met hare dartele spelen. De meesten droegen
+een lang afhangend kleed, een soort van kaftan van allerlei kleuren en
+een gekleurden zijden doek om het hoofd gebonden, waaronder bij de
+meesten een paar buitengewoon lange haarvlechten te voorschijn kwamen.
+De kaftan was om het midden gesloten door eene hemelsblauwe of vuurroode
+ceintuur. Bovendien droegen zij nog een vest of jakje zonder mouwen, dat
+openhing. Uit de wijde mouwen van den kaftan staken de fraai gevormde
+armen en handen met de door middel van hennep gekleurde nagels. Onder
+het korte gewaad kwam de wijde broek uit; de naakte voeten, met kostbare
+ringen om de enkels, waren in gele pantoffels gestoken.
+
+Dit alles zag de luitenant, en het was waarlijk geen wonder, dat hij den
+toestand, waarin hij was, geheel vergat. Doch hij werd al spoedig door
+een groot geraas op de trap uit zijne beschouwingen gewekt. Snel wendde
+hij zich om, juist nog bijtijds om den dolksteek van den Arabier te
+ontgaan, die stil achter hem geslopen was. Het was de gewaande heilige.
+
+--Ha, ellendige sluipmoordenaar! riep de luitenant uit, op hem
+toespringende; ditmaal zult ge mij niet ontgaan! en terwijl zijne
+linkerhand den kerel de keel dichtkneep, zocht hij met de rechter zijn
+ponjaard.
+
+--Sterf, vervloekte Christen! Wraak voor mijn broeder! gilde de kerel en
+deed een stoot naar den luitenant.
+
+Doch op hetzelfde oogenblik dat zijn dolk den luitenant de wang
+schramde, stiet deze den heilige den dolk in de borst.
+
+De kerel stortte brullende achterover, terwijl hem het bloed uit de wond
+vloeide.
+
+Dit alles was sneller geschied dan het kan beschreven worden, en de
+luitenant had nauwlijks zijnen vijand nedergestooten, of hij hoorde de
+overigen van den troep naderen.
+
+Toen kreeg Frank op eens een goeden inval. Hij greep zijn verslagen
+vijand bij de beenen, en hem tot aan de opening voortslepende, wierp hij
+hem met inspanning van alle krachten naar beneden op de opklimmende
+aanvallers.
+
+Een onbeschrijflijk rumoer volgde, want het zware lichaam op den voorste
+neerkomende, deed dezen naar beneden tuimelen en op den volgende vallen.
+En de geheele troep gespuis, dat zich op de trap verdrong om naar boven
+te komen, stortte onder een stroom van verwenschingen en vervloekingen
+naar beneden.
+
+Het gedruisch van het gevecht had intusschen de bewoners der naburige
+terrassen opmerkzaam gemaakt op hetgeen er gebeurde, en toen de
+luitenant over den muur keek om te zien hoe hij het best kon wegkomen,
+ontmoette zijn blik honderden schoone oogen, die op hem waren gericht.
+
+De uitwerking zijner verschijning deed hem, ondanks het benarde van
+zijnen toestand, in lachen uitbarsten, want de talrijke dames, na hem
+eenige oogenblikken verbaasd te hebben aangestaard, vlogen eensklaps
+hals over kop weg en verdwenen van de terrassen.
+
+Intusschen begreep de luitenant dat hij moest zien weg te komen, want
+zijne vijanden, voor eenige oogenblikken opgehouden, zouden spoedig het
+lijk hebben weggeruimd om verwoeder dan ooit op hem aan te vallen.
+
+Na eenige oogenblikken te hebben rondgezien, was zijn besluit weldra
+genomen, en vlug sprong hij op den muur die het terras omgaf, vanwaar
+hij met een goed berekenden sprong het naastgelegen terras bereikte.
+Zoo, van het eene terras op het andere springend, zette hij zijne vlucht
+over de daken voort, toen hij tot zijne groote teleurstelling voor eene
+breede straat kwam, welker overzijde hij onmogelijk kon bereiken. Hij
+blikte rond en wist niet wat te beginnen--de sprong was te groot.
+Vooruit kon hij dus niet, teruggaan en eene andere gelegenheid opzoeken,
+was evenmin mogelijk, daar zijne vervolgers boven waren gekomen en
+besloten schenen hem te vervolgen.
+
+In dezen nood bemerkte de luitenant een verbazend hoogen palmboom, die,
+op ruim een meter afstand verwijderd van de plaats waar hij stond, zich
+met den top een aanmerklijk eind boven het terras verhief en in den
+grooten tuin stond van het huis op welks dak hij zich bevond.
+
+--Ha, riep hij verheugd, 't is mijn goed gesternte dat mij dezen weg
+heeft uitgevoerd, en met een flinken sprong bereikte hij den boom en
+klom snel naar beneden.
+
+Hij bevond zich in een grooten tuin. Aan weerszijden liep een lange laan
+van oranje- en citroenboomen. Een van deze lanen liep hij in, zorgende
+de richting te volgen waarin Aroesi had gezegd, dat de Paarlstroom liep.
+
+Ongemerkt snelde hij voort en stuitte aan het einde der laan op een
+hoogen muur. Hij heesch zich daartegen op aan de takken der boomen en
+keek over den muur. Een andere tuin liep dwars achter dezen. Hij liet
+zich behoedzaam afzakken, liep dezen tuin weder door en na vervolgens
+zijne vlucht op die manier te hebben voortgezet, bevond hij zich
+plotseling aan het eind van een uitgestrekten tuin, waar hij dacht een
+muur te vinden aan den oever van den Paarlstroom.
+
+De vermoeide luitenant verborg zich hier in een dicht boschje om een
+weinig uit te rusten en te overleggen, hoe hij verder zou handelen.
+
+Aan de overzijde van den stroom lag het nieuwe Fez. Er waren slechts
+twee middelen om zijne vlucht voort te zetten, namelijk den stroom over
+te zwemmen en zich daar een weg naar eene der poorten te zoeken, of het
+bijna onmogelijke en veel gevaarlijker plan om ongemerkt het huis door
+te komen, wat hem den overtocht over de rivier zou besparen. Voor beide
+wegen echter had hij de duisternis noodig, daar het onmogelijk was zich
+in zijne kleeding van Christen in Fez te vertoonen. Wijslijk besloot hij
+dus den avond af te wachten, en intusschen te overleggen welke uitweg
+hem het best toescheen. Hij zette zich in het dichtst van het boschje
+neder, en daar er geen teeken van leven in den tuin te bespeuren was,
+stak hij eene sigaar aan en bleef wachten.
+
+Hoe was het intusschen met de overigen van het gezelschap gegaan?
+
+Toen men in den tuin was gekomen, snelde een ieder naar een punt van den
+muur om er over te klimmen. Selam en Dries waren er in een oogenblik
+over. De kapitein, die aan een anderen hoek over den muur was geklommen,
+kwam daardoor in een anderen tuin terecht dan die, waar Dries en Selam
+waren. Wat Aroesi betreft, zich plotseling alleen ziende, begreep hij,
+dat het 't best was voor zichzelf te zorgen, en door zijne bekendheid
+met de naburige gebouwen was hij binnen korten tijd, na een paar muren
+te zijn overgeklommen, in eene naburige straat. Hij begreep echter zeer
+juist, dat naar huis te gaan gelijkstond met den dood te gemoet te
+snellen, en daar hij tevens inzag dat de stad Fez voortaan geen veilige
+woonplaats meer voor hem was, besloot hij zich naar het kamp bij zijne
+vrienden aan den oever van den Paarlstroom te begeven. Onopgemerkt wist
+hij de stad te verlaten en volgde toen behoedzaam den oever.
+
+Dries en Selam, die in elkanders gezelschap bleven, wisten, dank
+zij Selams bekendheid met Fez, na gedurende een half uur over muren
+geklommen en door tuinen gedwaald te hebben, den oever van den
+Paarlstroom te bereiken. Toevallig waren zij een groot eind van den
+rechten weg afgedwaald, en kwamen zij dicht bij de wallen der stad uit.
+Die buitenwijk was als uitgestorven; geen levende ziel zag men in de
+straten en deze omstandigheid redde hen. Zonder aarzelen wierpen zij
+zich in den stroom en zonder gedruisch voortzwemmende, waren zij na
+een minuut of tien zwemmens buiten de stad. Toen snelden zij, zonder
+opgemerkt te zijn zoo spoedig hunne vermoeide ledematen het toelieten
+naar de legerplaats, in de hoop tijdig genoeg aan te komen om de rij-
+en lastdieren en de bagage te redden.
+
+Was het hun betreklijk gemaklijk gevallen om te ontsnappen, niet alzoo
+den kapitein. Nadat deze toch in den tuin was doorgedrongen en een paar
+muren overgeklommen, zag hij zich opeens, na een zeer hoogen muur met
+behulp van de daarbij staande boomen te zijn overgekomen, te midden van
+een gezelschap vrouwen, die, evenals de luitenant zulks op de daken had
+gezien, zich in dien tuin vermaakten met allerlei vroolijke spelen. De
+plotselinge verschijning van een man in den tuin van de harem deed onder
+de dames een grooten angst ontstaan en gillende vloden zij naar huis.
+
+Eer de kapitein van zijne verbazing was bekomen, trad er van achter een
+boschje citroenboomen een Moor te voorschijn, die met den dolk in de
+hand op hem toesnelde. Aanstonds haalde de kapitein zijne revolver voor
+den dag, maar de woedende Moor deed een schel gefluit hooren, in een
+oogwenk verschenen drie bedienden, eveneens met dolken gewapend.
+
+--Ha, ha! zeide de kapitein, het begint meenens te worden. Komaan
+schurken, uit den weg! en hij snelde naar den muur.
+
+Doch de Mooren sprongen hem snel achterna en de kapitein had nog slechts
+den tijd om zich om te wenden, en zich met den rug tegen den muur
+plaatsende, maakte hij zich gereed tot verdediging.
+
+De drie bedienden schenen er echter niet veel zin in te hebben om een
+kogel in den kop te ontvangen, althans zij bleven op een eerbiedigen
+afstand; maar de Moor, die klaarblijklijk de huisheer was, drong verwoed
+op den kapitein in.
+
+--Het schijnt, dat gij met alle geweld een kogel wilt hebben, zeide de
+kapitein. Welnu, ziedaar! en hij schoot twee zijner loopen af.
+
+De Moor liet den dolk vallen en stortte voorover.
+
+Toen stoven de verschrikte bedienden gillend en schreeuwend uiteen, en
+de kapitein maakte van deze gelegenheid gebruik om snel over den muur te
+klimmen.
+
+Maar het alarm achter hem bracht ook de naburige huizen in beweging, en
+weldra zag men overal hoofden verschijnen, die naar de oorzaak van al
+dat leven uitkeken.
+
+--Mordieu! zeide de kapitein, ik geloof dat ik in een waar wespennest
+zit. Hoe er uit te komen? En hij klauterde weder over een tuinmuur.
+
+Hij was er echter spoediger uit dan hij had gedacht, want nauwlijks had
+hij zich laten afglijden, of hij zag dat hij zich in eene straat bevond.
+
+--Oef! zeide hij, ik ben ten minste uit die vervloekte tuinen. Zien we
+nu goedschiks naar eene der poorten te komen.
+
+Maar terwijl hij zich gereedmaakte om de straat in te gaan, sprongen
+twee Mooren over den muur en schoten op hem toe. Men kon zien, dat zij
+zich in allerijl hadden gewapend, want de een was met het lange geweer,
+dat alle Arabieren en Mooren dragen, de andere met eene turksche
+kromsabel gewapend.
+
+De kapitein weinig lust gevoelende om zich nog langer op te houden,
+en bovendien bevreesd om zich nog meer volk op den hals te halen door
+het rumoer van een gevecht, vloog de straat in. Door zijne vijanden
+achtervolgd, liep hij snel voort en was hun weldra een heel eind voor.
+Hij liep eene smalle straat rechts in, toen nog een links en weder
+links, ten einde zijne vervolgers op een dwaalspoor te brengen. Toen hij
+omkeek, zag hij ze niet meer.
+
+Hij was thans in een overdekt gedeelte van eene straat gekomen en bleef
+een oogenblik staan.
+
+--Zie, zeide hij, 't is hier zoo donker als de nacht en ondanks dat
+alles zouden mijne vijanden mij van verre zien door dat vervloekte
+lichtgekleurde kostuum. Kon ik er mij maar van ontdoen!
+
+Zoo sprekende trad hij in eene nis in den muur en ontdeed zich snel van
+zijne kleeding, onder welke hij evenals de luitenant zijne eenvoudige
+uniform droeg.
+
+--Ziezoo, dat lucht! zeide hij, en hij wilde weder uit de nis treden,
+toen hij naderende stemmen vernam; hij trok zich snel terug en hield den
+adem in.
+
+Een oogenblik daarna gingen de twee Mooren hem strijkelings voorbij.
+
+--Komaan, zeide de kapitein, mijn gelukzon is nog niet ondergegaan. Had
+ik dat vervloekte kostuum nog aangehad, dan hadden zij me stellig
+gezien.
+
+Behoedzaam keek hij rond en luisterde. Niets deed zich hooren;
+gerustgesteld kwam hij te voorschijn en ging de straat in die hij was
+afgekomen.
+
+Op goed geluk liep hij voort, een aantal straatjes door, toen hij
+eindelijk niet verder kon; de straat liep dood en hij was genoodzaakt
+weder terug te gaan.
+
+--Wat vervloekte stad is dit, bromde de kapitein; 't is eene
+aaneenschakeling van doolhoven. Men wordt er gek van. Hoe kom ik er
+ooit uit. En hij sloeg, wederom op goed geluk, een dier straatjes in.
+
+Toen hij aan het eind kwam, hoorde hij stemmen en voor hij den tijd had
+zich te verbergen, kwamen twee mannen den hoek om.
+
+De kapitein en die twee mannen bleven als versteend staan, zich aldus op
+eens weder tegenover elkaar ziende. Het waren de twee Mooren van daar
+straks, die hem ondanks zijne Europeesche kleeding herkenden. Het waren
+twee bloedverwanten van den Moor, dien hij had neergeschoten en den
+kapitein dadelijk waren achterna gesneld.
+
+Van het oogenblik van verbazing maakte de kapitein gebruik om snel zijne
+revolver op hen aan te leggen.
+
+De Franschman was woedend aldus door die kerels vervolgd te worden.
+
+--Uit den weg, honden! schreeuwde hij, zoo ge niet wilt dat ik u dood!
+
+In antwoord daarop spande de eene Moor den haan van zijn geweer en hief
+het op, doch vóór hij tijd had om te schieten lag hij, door de volle
+lading van des kapiteins revolver doodelijk getroffen, op den grond
+badende in zijn bloed.
+
+Toen greep de kapitein zijne tweede revolver om ook den ander neer te
+schieten; doch deze, dien de schrik om het hart was geslagen, koos
+ijlings de vlucht, de straat door zijn geschreeuw in opschudding
+brengende.
+
+Zonder zich een oogenblik te bedenken zette de kapitein het op een
+loopen en liep voort als een waanzinnige, zonder ergens op te letten.
+Daar hij zijn Moorsch hoofddeksel had weggeworpen, was hij blootshoofds.
+Bovendien was door het klimmen zijne uniform op verscheidene plaatsen
+gescheurd; kortom, niemand zou in dien haveloozen, met bloed en stof
+bedekten man een kapitein van het Fransche leger hebben herkend.
+
+Maar na een grooten afstand aldus te hebben afgelegd, bleef de kapitein
+eensklaps als van den donder getroffen staan op het hooren van eene
+lieflijke stem, die in de Fransche taal eene bekende opera-aria zong.
+
+Die stem kwam vanuit een kleinen tuin, aan den voet van welks muren de
+kapitein zich bevond.
+
+--Sacré Dieu! riep de kapitein riep uit, eene Fransche, eene landgenoote
+in Fez en hij bleef eenige oogenblikken staan luisteren.
+
+Zijn besluit was snel genomen. In een oogwenk was hij boven op den muur
+en sprong in den tuin neer. Maar de muur was hooger aan de tuin dan aan
+de straatzijde, dat wil zeggen, de bodem van den tuin lag lager dan de
+straat. In zijn doodsangst was de kapitein op den muur gekomen zonder
+dat hij zelf wist hoe, en zonder de hoogte te meten sprong hij driftig
+naar beneden en sloeg met het hoofd tegen een boomstam aan, zóó hevig,
+dat hij bewegingloos bleef liggen, terwijl het bloed hem uit eene wond
+aan het hoofd vloeide.
+
+
+
+
+XVI.
+
+EEN GEVAARLIJK OOGENBLIK.--DE SCHOONE JODIN.
+
+
+Wij hebben den luitenant verlaten op het oogenblik, dat hij zich bedaard
+uitstrekte in het citroenboschje en eene sigaar ontstak om den tijd te
+dooden.
+
+Nadat hij eenige oogenblikken zwijgende en rookende had doorgebracht,
+begon hij rond te zien en zich te vermaken met eenige roode mieren gade
+te slaan, die met groote bedrijvigheid aan het werk waren. In dien
+tusschentijd werd het avond en de duisternis breidde zich zoo snel
+uit over het aardrijk, dat de luitenant er bijna door verrast werd.
+
+--Komaan, zeide hij, aan het werk, het wordt tijd. En hij had een
+besluit genomen.
+
+Stoutweg begaf hij zich naar den muur, die den tuin van de binnenplaats
+afscheidde. Hij voelde naar de deur; zij was niet gesloten, evenmin de
+volgende, die op de binnenplaats uitkwam. De luitenant opende deze
+behoedzaam en betrad de plaats. Op de inrichting van Aroesi's huis
+afgaande, moest daar recht tegenover eene deur naar het voorportaal
+zijn. Die deur was er ook en de luitenant was nu in den langen gang,
+die om de geheele binnenplaats liep.
+
+Een sterke geur van specerijen kwam hem te gemoet en de tonen van eene
+vroolijke luidruchtige muziek deden zich opeens hooren. Eene lantaarn
+wierp een flauw licht in den gang, en bij dat licht zag hij eene deur
+vanwaar de tonen der muziek kwamen. Naast die deur bevond zich een
+nisje, waarin eenige paren pantoffels stonden.
+
+--Ha, ha! zeide de luitenant, men viert feest. Dat komt mij juist
+gelegen. Hoe meer rumoer hoe liever, des te minder zal men mij hooren.
+
+Hij ging verder en trad op de deur toe, die naar buiten leidde.
+
+Het was hier tamelijk duister, maar ondanks die duisternis zag hij in
+den hoek bij de deur eene donkere gestalte neergehurkt.
+
+--Misschien slaapt hij, dacht de luitenant, maar in elk geval moet ik
+oppassen. En hij nam zijn ponjaard in de hand.
+
+Het was een gevaarlijk oogenblik. De luitenant trad nader, de gedaante
+bewoog zich niet; nog een stap en hij was bij de deur. De wachter sliep.
+De luitenant strekte de hand uit om de deur open te doen, altijd met de
+oogen op den wachter gericht. Nog één seconde en hij was gered.
+
+Maar opeens bewoog de kerel zich en zich bliksemsnel oprichtende, stond
+hij voor den luitenant. De wachter keek dezen met de grootste ontzetting
+aan en deed verbaasd eene beweging om achteruit te gaan. Die aarzeling
+was hem noodlottig, want op hetzelfde oogenblik voelde hij zich de keel
+dichtknijpen door den ijzeren greep van den luitenant, en de punt van
+den ponjaard flikkerde hem voor de oogen.
+
+De arme kerel was halfdood van schrik; hij begon over al zijne leden te
+beven en zoo de sterke arm van den luitenant hem niet had opgehouden,
+zou hij gevallen zijn!
+
+De luitenant liet hem los, maar hield den dolk dreigend opgeheven. Hij
+legde den vinger op de lippen, ten teeken van zwijgen en wees hem op de
+deur.
+
+De Arabier opende de deur.
+
+De luitenant vatte hem bij den pols en trok hem met zich voort de straat
+op, en de Arabier, in bedwang gehouden door den ponjaard, volgde zonder
+tegenstribbelen.
+
+Nauwelijks was men buiten, of de luitenant stootte met den voet ergens
+tegen. Terstond bukte hij en tastte met de hand rond. Het was een ezel,
+dien hij in zijn slaap stoorde. Aan een ring in den muur was hij
+vastgemaakt. Waarschijnlijk was het een ezel van een der gasten, die in
+huis feestvierden.
+
+--Drommels, zeide de luitenant, het kon niet beter. Komaan, grauwtje,
+sta op! En hij trok den onwilligen muilezel op.
+
+Toen beduidde hij den Arabier op te stijgen en deze voldeed snel
+daaraan. Tegelijk sprong de luitenant achter hem en dreef den ezel door
+een prik met zijn dolk voort.
+
+Na eenige oogenblikken te zijn voortgegaan, deed hij den ezel ophouden
+en noemde den Arabier den naam der poort, die hij uit wilde gaan.
+Blijkbaar had de kerel hem begrepen, want hij knikte. De luitenant
+haalde een handvol geldstukken uit den zak en liet die den kerel zien.
+Wederom knikte deze. Ten slotte haalde de luitenant zijne revolver te
+voorschijn en duwde hem die onder den neus. De arme kerel begon weder te
+beven en maakte eene heftige afwijzende beweging.
+
+--Goed! zeide de luitenant, de schurk begrijpt mij. Vooruit dan! en hij
+zette den ezel weder aan.
+
+De Arabier was gansch niet op zijn gemak. Hij was geheel in de macht van
+den Christen, wiens dolk hij aanhoudend voelde, want de luitenant, den
+Arabier met de eene hand om het middel houdende, liet hem gestadig de
+punt van den ponjaard tusschen de schouders voelen.
+
+Zoo reed men een kwartier lang door, welk tijdsverloop den luitenant
+eene eeuwigheid toescheen. Na tal van straatjes te zijn doorgegaan, kwam
+men eindelijk aan de poort. Niemand bevond zich daar dan een paar
+slaperige wachten, die geen de minste aandacht schonken aan den ezel,
+die door de poort stapte.
+
+Toen de luitenant buiten de poort was, blikte hij rond.--Goddank! zeide
+hij verheugd, daar is de Paarlstroom! en hij beduidde den Arabier den
+ezel in draf te zetten.
+
+Daar had grauwtje echter weinig zin in, en de dolk van den luitenant
+moest hem aansporen tot gehoorzaamheid.
+
+Na een half uur in flinken draf te hebben gereden, hield de luitenant
+stil en steeg af.
+
+--Ziezoo, mijn vriend! gij wordt bedankt, zeide hij tegen den Arabier;
+ziedaar uw loon, en hij gaf hem een handvol geldstukken.
+
+De verwonderde Arabier was opgetogen en zijne oogen schitterden van
+blijdschap.
+
+--Ga heen! zeide de luitenant, gij althans zult mij niet verraden,
+daarvoor houdt ge te veel van het lieve geld. Ge zoudt vreezen, dat men
+het u afnam, indien ge verhaaldet, hoe gij er aan gekomen zijt. En hij
+gaf den kerel een wenk om te vertrekken.
+
+Deze liet zich die vergunning geen tweemaal zeggen en verdween snel in
+de richting der stad.
+
+--Gered, zeide de luitenant, gered! Zullen de anderen dat ook kunnen
+zeggen? Zullen zij het allen ontkomen zijn? Wij zullen zien, doch ik
+vrees er voor. En na den stroom genaderd te zijn ging hij langs den
+oever voort in de richting van het kamp.
+
+Wij zullen hem, nu wij weten dat hij gered is, zijn weg laten vervolgen,
+om te gaan zien wat er met den kapitein was voorgevallen.
+
+Na den val, door den sprong omlaag veroorzaakt, was de kapitein
+bewusteloos blijven liggen. Die verdooving duurde echter niet lang,
+want na verloop van een minuut of tien opende hij weder de oogen en
+staarde tot zijne verbazing in een paar fraaie donkere kijkers, die
+vol bezorgdheid op hem gevestigd waren en aan een schoon meisje
+toebehoorden, dat over hem gebogen was.
+
+Toen herinnerde de kapitein zich de stem, die hij had hooren zingen, en
+hij begreep, dat hij de zangeres voor zich zag.
+
+Hij lag met het hoofd in haren schoot, en de natte doek, dien zij in de
+fraai gevormde hand hield, bewees dat zij gepoogd had hem tot bewustzijn
+te brengen.
+
+De kapitein richtte zich halverwegen op en poogde op te staan, doch
+het gelukte hem niet. Alles begon hem voor de oogen te draaien, eene
+doodelijke bleekheid overtoog zijn gelaat en hij zette zich snel neder.
+
+Zoodra bemerkte het meisje niet wat er plaats had, of zij sloeg
+onbeschroomd haar arm om zijn schouder en ondersteunde hem om hem voor
+vallen te behoeden.
+
+--Het was slechts eene voorbijgaande duizeling, zeide de kapitein. Ik
+gevoel mij weder beter. De angst, de uitputting, de tooneelen der
+laatste uren schijnen mijne kracht zeer te hebben aangetast. Maar zeg
+mij eens, mijn lieve schoone, waar ben ik?
+
+--Wees gerust, zeide het meisje, gij zijt bij vrienden.
+
+--Maar hoe komen hier Christenen te wonen? vroeg de kapitein. Ik wist
+niet, dat die te Fez waren.
+
+Het meisje glimlachte.--Gij zijt ook niet bij Christenen, zeide zij, ten
+minste niet als gij het woord naar de letter opvat.
+
+--Hoe? zeide de kapitein, verklaar mij dat raadsel, bid ik u!
+
+--'t Is al heel eenvoudig, dat raadsel, zeide de kleine lachend; gij
+zijt in den Mellah, dat is in de Jodenwijk van Fez.
+
+--Dus ben ik bij Israëlieten, zeide de kapitein, en heb mijne redding te
+danken aan eene schoone Esther.
+
+--Ik heet geen Esther, zeide de Jodin; mijn naam is Rebecca en wat uwe
+redding betreft, begrijp ik u niet goed, maar zoo die bestaat, dan hebt
+gij uzelf gered.
+
+Dit zeggende was zij opgestaan en hielp den kapitein op de been.
+
+--Ziezoo, zeide deze, 't is weer voorbij. Ik moet eene rare buiteling
+hebben gemaakt.
+
+--Ja, gij kwaamt met uw hoofd tegen dezen boomstam terecht, en hebt u
+duchtig gewond, zeide zij, op de wond aan zijn voorhoofd wijzende.
+
+--'t Heeft niet veel te beteekenen, zeide de kapitein; het had erger
+kunnen zijn. 't Is een wonder, dat ik nog leef!
+
+Het Jodinnetje verbleekte.--Wat dreef u aan tot dien gewaagden sprong?
+vroeg zij.
+
+--Parbleu! de vrees voor mijn leven.
+
+--Werd ge dan vervolgd?
+
+--Sinds eenige uren werd ik gejaagd als een wild dier. Ik geloof, dat
+geheel Fez in oproer is. Zie slechts mijne kleeding en mijn aangezicht.
+
+--Kom, zeide de kleine, in dat geval zijn we hier niet veilig. Men zou u
+mogelijk gevolgd zijn en ons hier kunnen hooren. Ga mede, en zij liep
+voor den kapitein uit op het huis toe, dat zich aan het einde van den
+tuin bevond.
+
+Terwijl de kapitein zijne schoone geleidster volgde, bewonderde hij hare
+schoone figuur. Het was eene dier fraaie slanke gestalten, niet te groot
+en niet te klein. Zij scheen ongeveer achttien à twintig jaar oud te
+zijn. Haar lang hoofdhaar, zwart als de vederen van den raaf, hing in
+twee lange dikke vlechten achter op den rug en reikte tot aan haar dun
+middel. Zij droeg de kleurige kleedij, die aan de Joden in het Oosten
+eigen is, en had aan de voetjes, die onder den rok uitkwamen, rood
+marokijnen muiltjes.
+
+Terwijl de kapitein dit opmerkte, was men het huis genaderd, en verzocht
+zij hem een oogenblik plaats te nemen in het priëel, dat zich daar in
+den hoek van den tuin bevond, en verdween in het huis om hare
+huisgenooten het onverwachte nieuws mede te deelen.
+
+Eenige oogenblikken daarna verscheen de schoone Rebecca weder aan den
+ingang en over haren schouder keek het gelaat van een oud man. Hij
+schoof het meisje zonder complimenten op zijde, en trad onder het maken
+van een aantal buigingen glimlachend nader.
+
+--Wees welkom, Christen! in het huis van den ouden Isaäc. God zegene
+u voor de eer mij aangedaan. 't Is al vijf jaren geleden, dat ik een
+fatsoenlijk Christengelaat heb aanschouwd en mijn hart is verheugd, nu
+ik weder eens met een beschaafd man kan spreken. Maar kom in huis, bid
+ik u, reeds te lang hebt ge buiten verwijld. Gij zult wel vermoeid zijn
+en er behoefte aan hebben om u te verfrisschen en met een goed maal te
+versterken!
+
+Dit zeggende stapte de Israëliet met een minzaam gebaar het huis binnen,
+en de kapitein volgde hem na een blik op Rebecca te hebben geworpen.
+
+Deze was, na door den ouden man zoo ruw op zijde te zijn geschoven,
+blijven staan, doch eene snelle samentrekking der wenkbrauwen deed
+bemerken, dat zij boos was. Eene zonderlinge uitdrukking van haar gelaat
+toen zij den man nakeek, wekte bij den kapitein het vermoeden, dat zij
+hem niet erg genegen was.
+
+Toen de kapitein de deur intrad, ontmoetten hare oogen de zijnen en de
+toornige uitdrukking maakte plaats voor een donkerrooden blos die zich
+over haar gelaat verspreidde. Zij sloeg de oogen verlegen neder voor den
+vrijmoedigen blik van den Franschman.
+
+Het huis, of liever de kamer, waarin de kapitein werd geleid, was
+tamelijk groot maar zag er armoedig uit. Het meubilair was een
+rommelzoo, waarvan geen twee dingen bij elkaar pasten en alles er even
+gebrekkig uitzag.
+
+Nadat de kapitein daar eenige oogenblikken had vertoefd, bracht de Jood
+hem naar eene kleine benauwde kamer of hokje, dat door een getralied
+raampje op den tuin uitzag en eene slaapkamer scheen te zijn, althans te
+oordeelen naar de meubelen en de verschillende kleedingstukken, die op
+eene rij tegen den wand hingen. Hier verfrischte de kapitein zich door
+een bad, en na zich eens flink gewasschen en zijne kleeding van stof
+gezuiverd en wat in orde gebracht te hebben, trad hij de kamer weder
+binnen.
+
+Een sober avondmaal stond daar voor hen gereed, doch de kapitein had
+honger, en hij deed zich recht te goed aan het onooglijke zwartachtige
+brood met eieren en koffie.
+
+Toen hij gereed was, schoof hij zijn stoel een weinig dichter naar de
+praatzieken grijsaard, die reeds al dien tijd had zitten babbelen, en
+begon zijn wedervaren van dien dag te verhalen.
+
+De Jood sloeg de handen in elkaar, toen hij in korte trekken de
+avonturen van den kapitein vernam, en kromp ineen van vrees, als gold
+hem de vervolging, toen de kapitein verhaalde, hoe dikwijls hij in
+gevaar was geweest.
+
+Geheel anders was het met Rebecca. Met de handen achter zich stond zij,
+recht over den kapitein tegen den muur geleund, achter den Jood. Als de
+kapitein sprak van het gevaar, waarin hij telkens had verkeerd om in
+handen der dweepzieke Mooren en Arabieren te vallen, opende zij wijd
+hare fraaie oogen, terwijl zij met ingehouden adem luisterde en de
+handen op de borst drukte, als om het hevige jagen van haar boezem te
+beletten. Bij de schildering zijner worstelingen, waarin hij overwinnaar
+bleef, werd het zwakke meisje als het ware meegesleept door de vurige
+krachtige taal van den Franschman en kleurde een donkere gloed hare
+wangen.
+
+Nu en dan wierp de kapitein een snellen blik op die schoone gestalte,
+en kon niet nalaten met bewondering te zien op die lieve bloem,
+prijkende in zoo'n doodsche, akelige omgeving.
+
+Het gesprek kwam ten laatste ook op de Joden en hunne levenswijze te
+Fez.
+
+--Wij wonen allen bij elkaar, zeide de Jood. We hebben onze eigene wijk,
+den Mellah. Wij mogen den God onzer vaderen dienen en hebben slechts
+eene matige belasting op te brengen. 't Is waar, wij zijn niet altijd
+even veilig, de Mooren zijn dweepziek; doch wij maken hier goede zaken
+en dat is de hoofdzaak. Het grootste gedeelte van den handel is in onze
+handen en het is voornamelijk de geldhandel, die ons voordeel oplevert.
+Met dat al moeten we jaren en jaren zwoegen en werken, eer wij een
+duitje bij elkaar hebben.
+
+Terwijl hij zoo sprak, teekende zich op Rebecca's gelaat eene groote
+minachting, en eene ongeduldige beweging verried den kapitein haar
+drift. Echter sprak zij geen woord.
+
+--Gevoelt ge nooit lust om naar het beschaafd Europa weer te keeren?
+vroeg de kapitein.
+
+--Ach! zeide de Jood klagend, hoe zou ik het kunnen? Wat ik heb
+bijeenvergaard is nog ternauwernood voldoende voor mijne schrale
+levenswijze. Ik ben oud en kan weinig meer uitvoeren. Dikwijls denk ik
+aan het schoone Spanje, waar ik mijne jeugd heb doorgebracht. Ik gevoel
+lust er weder te keeren om den korten tijd, die mij op aarde overblijft,
+daar in rust te slijten, maar dat gaat niet. Mijn geld zit in
+verschillende zaken mijner geloofsgenooten; zoo ik vertrok, ware het
+verloren en zonder dat zou ik niet kunnen leven.
+
+Eene plotselinge ongeduldige beweging van Rebecca trok de aandacht van
+den kapitein. Haar gelaat was rood van toorn en zij schudde het hoofd op
+heftige wijze als om te kennen te geven, dat de Jood onwaarheid sprak.
+
+Het werd intusschen donker in de kamer.
+
+--Rebecca! zeide de Jood, steek licht aan.
+
+Het meisje trad naar het midden der kamer, waar eene oude roestige
+lichtkroon hing en ontstak een paar kaarsen. De Jood volgde scherp
+toeziende al hare bewegingen.
+
+--Maar meisje, wat doet ge nu? riep hij plotseling; twee kaarsen te
+ontsteken, waartoe dient toch die verkwisting? Is één niet reeds genoeg?
+
+Zij trok toornig de wenkbrauwen samen, toen zij zich omwendde en den
+Jood in het gelaat zag.
+
+--Ik dacht oom, dat gij van avond ter eere van uwen gast wel een kaars
+meer durfdet branden, zeide zij scherp.
+
+--In Godsnaam dan, zeide de Jood met eene diepe zucht en hij wierp zich
+achterover in zijn stoel, als iemand die in iets verschriklijks moet
+berusten.
+
+Intusschen had de kapitein aan zijne vrienden gedacht en begon zich nu
+ook de vraag te doen, hoe hij uit Fez zou komen. Hij was voorloopig
+veilig, maar kon hier toch onmogelijk blijven. Wie weet wat er
+voorgevallen was en hoe zijne vrienden hem konden noodig hebben. Hij
+pijnigde zich tevergeefs af door allerlei plannen te maken en besloot
+ten slotte den Jood te raadplegen.
+
+--Ja, zeide deze, dat is geen gemaklijk te beantwoorden vraag. Het beste
+zou zijn, dat gij van de duisternis partij trokt om nog heden de stad te
+verlaten.
+
+--Maar oom! viel Rebecca hem in de reden, hoe kunt ge zoo iets zeggen?
+Gij weet hoe onveilig het zelfs voor ons in den avond is, zoodat wij ons
+bijna niet op straat durven vertoonen.
+
+--God zegene me! zeide de Jood, daar bemoeit ge u weer met zaken,
+waarvan gij geen verstand hebt. Hij kan toch op klaarlichten dag mijn
+huis niet verlaten. De Mooren zouden mij spietsen of ophangen. Gij denkt
+niet eens om onze veiligheid!
+
+--Ik wil in geenen deele uwe veiligheid in gevaar brengen, zeide de
+kapitein. Bezorg mij slechts een Moorsch kostuum om mij te vermommen, en
+ik vertrek oogenbliklijk. Hier hebt gij geld! en hij haalde eenige
+goudstukken uit den zak.
+
+De oogen van den Jood fonkelden; met eene haastige beweging greep hij de
+geldstukken van de tafel en bekeek ze onderzoekend.
+
+Rebecca wierp een smeekenden blik op den kapitein.--Oom! zeide zij met
+aandrang, als mijnheer zich moet vermommen, kan hij ook evengoed op den
+dag vertrekken.
+
+--Hm, zoo, ja! zeide de Jood, door het gezicht van het geld verteederd;
+misschien was dat beter.
+
+--Waarom zou ik nu maar niet vertrekken? zeide de kapitein.
+
+--Omdat gij groot gevaar zoudt loopen het leven te verliezen, zeide
+Rebecca snel. De poorten zijn nu reeds gesloten en de wachten zullen u
+niet doorlaten. Eene poging om uit de stad te komen zou den argwaan
+slechts opwekken, terwijl morgen op den dag niemand op u zal letten.
+
+Zij sprak zoo overredend en op zoo angstigen toon, dat de kapitein
+overtuigd werd. Bovendien hadden hare schoone oogen hem geheel
+betooverd.
+
+De Jood had op het geheele gesprek geen acht geslagen. Met de wellust
+des gierigaards liet hij de goudstukken door de handen glijden.
+
+--Goed goud! mompelde hij bijna onhoorbaar op vergenoegden toon,
+deugdelijk geld, daar zijn zaken mede te doen.
+
+De kapitein wekte hem uit zijne overpeinzing.--Nu, zeide hij, hoe denkt
+mijn gastheer er over? Wilt gij mij toestaan hedennacht bij u te
+verblijven, dan wil ik u gaarne voor de moeite, die ik u veroorzaak,
+schadeloos stellen.
+
+--Ik geloof dat Rebecca gelijkheeft, zeide de Jood. Het is beter dat ge
+blijft, en zich tot het meisje wendende zeide hij: Zorg er voor de
+blauwe kamer voor mijnheer gereed te maken.
+
+--Nu dat afgesproken is, vervolgde hij, zich tot den kapitein wendend,
+zal ik voor een kostuum gaan zorgen en moet dus eenige oogenblikken uw
+aangenaam gezelschap verlaten. Zaken gaan voor, mijn waarde heer!
+
+De kapitein knikte en de Jood, na een lang donkergekleurd kleed, een
+soort van kabaai, te hebben omgeslagen en een rooden zijden doek om het
+hoofd te hebben geknoopt, vertrok. Even nog stak hij het hoofd binnen om
+zijne nicht toe te roepen, dat zij het mijnheer toch vooral aan niets
+zou laten ontbreken.
+
+De kapitein was thans alleen met zijne schoone redster.
+
+--Ge hebt u boosgemaakt? zeide de kapitein vragend.
+
+--Wie zou zich niet boos maken op den ellendigen geldwolf en leugenaar?
+zeide Rebecca. Zie, toen hij u daarstraks al die leugens op de mouw
+speldde, kookte mijn bloed.
+
+--Sprak hij inderdaad onwaarheid? vroeg de kapitein.
+
+--Of hij onwaarheid sprak? zeide Rebecca opgewonden. Leugens sprak hij,
+toen hij zich arm hield; hij, de millionair! Leugens, toen hij van zaken
+sprak, hij, de woekeraar, die niet alleen zichzelf het noodige onthoudt,
+maar zijnen broeder in het geloof, die bij hem komt om geld, uitzuigt
+erger dan de kaïd of de gouverneur; leugens, toen hij sprak over de
+verhouding tusschen de Joden en Muzelmannen, en van jaren zwoegens om
+iets te verdienen, en van de verdraagzaamheid der Mooren. Ziet ze na,
+zooals zij daar gaan door de straten van Fez, mijne geloofsgenooten. Op
+de bloote voeten moeten zij loopen, zoodra zij buiten hunne wijk komen.
+Geen versiersel durven zij te vertoonen. Tegen den Mahomedaan, die u een
+slag in het gezicht geeft, moogt ge de hand niet opheffen, niet eens u
+verdedigen als ge wordt aangevallen; slechts in uwe woning moogt ge
+tegenweer bieden.
+
+De kapitein keek bewonderend naar haar op, en zij was schoon in haar
+toorn, zooals zij daar stond met fonkelende oogen, een hoogrood over het
+gelaat verspreid en de handen op de borst gedrukt.
+
+--En dat is nog niet alles, vervolgde zij. Voor de rechtbank mag een
+Israëliet niet getuigen en slechts met het hoofd ter aarde gebogen
+antwoorden. Zij mogen niet te paard rijden en geene bezittingen buiten
+hunne wijk hebben. Slechts eene donkere kleeding is hun geoorloofd
+te dragen. Belastingen worden naar willekeur geheven. Vóórdat de zon
+is ondergegaan, moeten zij in de Jodenbuurt zijn en mogen die vóór
+zonsopgang niet verlaten. Aan den Sultan moeten zij vergunning vragen
+om te huwen en dergelijke zaken meer. En alsof die onderdrukking, die
+uiting van fanatieken haat tegen de levenden niet genoeg is, strekt
+deze zich ook nog tot de dooden uit, want in plaats dat wij onze dooden
+eene passende begrafenis mogen geven, moeten deze op een draf naar het
+kerkhof gedragen en snel onder de aarde gestopt worden, uit vrees voor
+ontreiniging. Is het nu niet aanloklijk om hier te blijven?
+
+Zij stond daar vóór den kapitein, de fiere gestalte met bliksemende
+oogen, wier gelaat van verontwaardiging gloeide, en de kapitein,
+betooverd door haar hartstochtlijke taal, gloeide evenals zij van
+verontwaardiging.
+
+--En duldt uw volk dat? vroeg hij.
+
+--Ja, helaas! dat duldt mijn volk. O, 't is niet meer het Israëlitische
+volk van vroeger. Zij laten zich trappen, mishandelen en dooden, en
+hebben slechts luide weeklachten daar tegenover te stellen. Zie, wanneer
+ik een man was, zou ik zoo iets niet dulden. Ik zou mijn volk willen
+opwekken. Ik zou hun willen toeroepen: Schudt af dat juk van slaafsche
+vernedering! Stoot neer dien Moor, die u een slag in het aangezicht
+geeft. Staat op, grijpt de wapenen op tegen uwe onderdrukkers; en
+vertrekt uit dit barbaarsche land, zooals gij weleer uit Egypteland
+zijt getrokken, toen Farao u liet versmachten in harde dienstbaarheid!
+Zie, dat alles zou ik willen doen, maar ik zal het niet. De bevreesde
+kinderen Israëls zouden mij uitlachen en bespotten. Zij blijven liever
+hier en verdragen alles, wanneer zij maar kunnen schacheren en woekeren.
+Voor elke beleediging hun aangedaan, nemen zij revanche door eenige
+percenten meer te nemen. Ziedaar hunne ellendige wraak! eindigde zij,
+schamper lachende.
+
+--Mijn God, zeide de kapitein, hoe is het mogelijk, wat ellend...
+vergeef mij, ik wilde zeggen, wat deemoedig volk.
+
+--O, zeg het maar, hernam zij bitter, voleindig maar; mij zult ge er
+niet mede kwetsen! Ja, 't is een ellendig volk; dit openbaart zich 't
+meest in de verachtelijke rol, die zij bij alle gelegenheden, ieder
+op zijne beurt, spelen. Wanneer de soldaten van den Sultan van hunne
+moordtochten terugkomen, beladen met de afgehouwen hoofden hunner
+vijanden, worden deze aan de poorten der verschillende steden
+tentoongesteld. Welnu, zoodra zoo'n bezending koppen aankomt, wordt de
+een of andere Jood geprest die koppen de hersenpan te verbrijzelen, er
+de hersenen uit te nemen en de holte op te vullen met werk en zout. Ik
+geloof niet, dat er ooit een den moed heeft zich tegen zoo'n handelwijze
+te verzetten. Men prest hen tot de afschuwlijkste dingen. Onder de
+regeering van Sultan Soliman werd den Israëlieten vergund op straat
+pantoffels te dragen. De Mooren, woedend over dit besluit, vermoordden
+op klaarlichten dag alle Joden, die zich op straat vertoonden. En wat
+deden zij? Toen was de maat dan toch overvol, toen scheen het dan toch,
+dat de tijd was gekomen om op te staan tegen de gehate dwingelanden.
+Niets van dat alles! Zij haastten zich om naar den Sultan te gaan en van
+dezen in het stof kruipend de intrekking van het besluit te verzoeken.
+
+--En ondanks dat alles blijven zij hier? zeide de kapitein. Een dwaas,
+die zich hun lot aantrekt. Een volk, dat zich laat trappen, zal nooit de
+kracht terugkrijgen om zich op te heffen.
+
+--Ja, zeide Rebecca, gij hebt gelijk. Geld verzamelen is hun eenig doel,
+en waarom? Om het ten laatste weg te bergen of in den grond te begraven
+ten einde den argwaan en de hebzucht der Mooren niet op te wekken.
+O, ik haat Fez, die gevloekte stad, dat hart van het barbarisme en de
+onverdraagzaamheid, en ik heb een afkeer van mijn zoo diep gezonken
+volk!
+
+De kapitein verzonk in diep nadenken; sedert eenige oogenblikken was bij
+hem eene gedachte opgekomen, die hem geheel bezighield.
+
+Opeens hief hij het hoofd op en greep de hand van het meisje, dat voor
+hem stond. Zij liet hem die en staarde hem verwonderd aan, maar bij die
+aanraking verbleekte zij.
+
+--Gij haat Fez en hebt een afkeer van uw volk, zeide de kapitein, hare
+eigene woorden gebruikende, en zeker is er niemand van wien ge houdt of
+aan wien eenige band u bindt?
+
+--Niemand! zeide zij met doffe stem en op bitteren toon. Ik ben minder
+dan eene dienstmaagd bij mijnen oom, van wien ik, voor het werk dat ik
+verricht, nog niet eens het noodige voedsel en de noodige kleeding
+ontvang en eene harde behandeling op den koop toe.
+
+--Welnu, zeide de kapitein, wilt ge Fez, wilt ge uw oom verlaten, wilt
+ge met mij medegaan naar het beschaafd Europa, naar Frankrijk?
+
+Zij staarde den kapitein als ontzet aan en een onuitspreeklijk blijde
+toon lag in hare stem, toen zij zeide:
+
+--Ik zou Fez verlaten, met u medegaan, onder beschaafde menschen
+verkeeren?
+
+--Ja, zeide de kapitein, waarom niet?
+
+--Neen, antwoordde zij, 't was eene illusie van mij; ik dacht er niet
+aan, dat ik gebonden ben door de wet. En haar schoon gelaat werd wit als
+marmer.
+
+--Hoe, vroeg de kapitein, wat belet u mijn voorstel aan te nemen?
+
+--De wet van den Sultan, zeide zij, die eene Joodsche vrouw verbiedt Fez
+of Marokko te verlaten.
+
+--Wat! riep de kapitein toornig, houdt men zoo de Joden te Fez? Maar dat
+is schandelijk!
+
+--Niet waar? zeide Rebecca, en een tranenvloed ontsprong aan hare oogen.
+
+Dat was meer dan de kapitein kon verdragen.--Welnu! zeide hij, wanneer
+ik u wil medenemen, zou ik den man wel eens willen zien, die zich
+daartegen zou verzetten. Bovendien kunt gij u kleeden als de Moorsche
+vrouwen, en onder den sluier zal men geene Jodin zoeken. Voor het
+overige, ik heb een sterken arm en mijne dappere Hollanders zullen mij
+terzijdestaan.
+
+Rebecca sprong op van vreugde, en eer de kapitein het verhoeden kon,
+viel zij op de knieën.
+
+--O, heb dank! riep zij uit; ja, neem mij mede, ik wil uwe dienstmaagd,
+uwe slavin zijn, maar red mij uit dit land.
+
+--Neen, zeide de kapitein, niet mijne dienstmaagd en niet mijne slavin,
+maar mijne vrouw zult ge zijn als ge wilt, en hij hief haar op van den
+grond.
+
+--Wat, riep zij, uwe vrouw, ik de vrouw van een kapitein van het
+Fransche leger! Ik, de arme verachte Jodin? en zij deed een stap
+achteruit, den kapitein aanziende of hij ook met haar spotte.
+
+--Nu, waarom? zeide de kapitein haar hand vattend. Waarom zoudt ge dat
+niet kunnen worden als ik het wil, tenzij gij uwe liefde niet aan mij
+zoudt kunnen schenken?
+
+--Stil, riep zij snel, stil, spreek zoo niet. Neen, ik dacht dat gij met
+mij spottet. Ik kon mij zoo'n groot geluk niet voorstellen.
+
+De kapitein trok haar glimlachend tot zich en sloeg zijne armen om haar
+heen. En toen hij hare schoone armen om zijnen hals voelde, toen hij
+staarde in die schoone oogen, half gevuld met tranen van geluk en
+vreugde, toen hij haar warmen adem over zijn gelaat voelde strijken en
+dien vollen boezem tegen zich aangedrukt voelde zwoegen en zwellen van
+het nameloos geluk, dat hij in hare oogen las, toen boog zij het hoofd
+en drukte een langen, innigen kus op die bevende, brandende lippen en
+staarde haar lang aan vóór hij haar losliet.
+
+Een geschuifel in den gang stoorde het minnend paar in hun zoet geluk.
+Het was de oude Isaäc, die terugkwam, beladen met verschillende Moorsche
+kostuums.
+
+In het kort verhaalde nu de kapitein, toen Rebecca zich op een wenk van
+hem had verwijderd, wat er in zijne afwezigheid had plaats gehad. En
+schoon de Jood zeer verwonderd was, gleed eene duidelijke uitdrukking
+van vreugde over zijn gelaat. Hij beschouwde het als een groot geluk
+aldus van een meisje af te komen, dat hem zoo verschriklijk veel kostte
+in dezen duren tijd. Hare diensten rekende hij voor niets. Haar zoo
+gemaklijk kwijt te raken, voor wie de tijd van in dit land te huwen
+reeds lang voorbij was, rekende hij als een buitenkansje. Want de
+Jodinnetjes in Fez huwen reeds op haar tiende en twaalfde jaar. Het is
+eene zeldzaamheid, dat een ouder meisje huwt; voor Rebecca, die reeds
+ruim zestien jaar oud was, was dus alle kans verkeken. Trouwens, zij
+had ze steeds versmaad, die woekerende, schacherende jongelieden, wier
+geheele ziel reeds was ingenomen door hetgeen zij zoo hevig verachtte en
+haatte.
+
+Met behulp van Rebecca zocht de kapitein nu een passend kostuum uit.
+In plaats van het schitterende gewaad van den rijken Moor nam hij
+het eenvoudige kleed van den bediende, en verzocht Isaäc nu ook een
+vrouwenkostuum te willen medebrengen, dat geschikt was voor eene
+Moorsche vrouw uit den bemiddelden stand. Isaäc voldeed volgaarne aan
+dien wensch, want hij maakte dien avond dubbel goede zaken.
+
+De vlucht werd bepaald op den anderen morgen vroeg, en nu alles geregeld
+was, begaf de kapitein zich ter ruste om Rebecca niet te hinderen in
+hetgeen zij nog had te verrichten.
+
+Wat ging zij blijmoedig aan den arbeid, wat schitterden die oogen van
+genot, wat klonk die stem vol en helder door het huis, waarin zoo langen
+tijd geen vroolijk lied was gehoord. Het was haar te moede als ging zij
+morgen naar een feest, in plaats van eene wisselvallige gevaarlijke reis
+te ondernemen. De koortsachtige gejaagdheid verdreef den slaap van hare
+oogen, en nooit werd door iemand de aanbrekende dag met zooveel vreugde
+begroet als door Rebecca den dag van haar bevrijding, den dag van haar
+geluk!
+
+
+
+
+XVII.
+
+AAN DEN OEVER VAN DEN PAARLSTROOM.
+
+
+Het wordt tijd dat wij terugkeeren tot de overige personen van ons
+verhaal, die wij onwillekeurig uit het oog hebben verloren.
+
+Nadat Selam en Dries zich zwemmende hadden gered, stapten zij langs den
+oever van den Paarlstroom met haastigen tred voort om het kamp bijtijds
+te bereiken. Zij waren de eersten van de vijf personen, die het
+vereenigingspunt, het kamp, bereikten.
+
+Mohammed liep onrustig heen en weer, bezorgd als hij was over het lang
+uitblijven van het gezelschap, en toen hij onze vrienden nat en beslijkt
+zag aankomen, begreep hij dadelijk dat er iets voorgevallen was. De arme
+jongen was ontroostbaar over het lot van den kapitein.
+
+In allerijl begon men nu de bagage in te pakken om ze op de kameelen
+te laden, ten einde zoo noodig spoedig een goed heenkomen te zoeken.
+Ongelukkig waren de kameelen een groot eind al grazende afgedwaald en
+kostte het veel moeite eer men de onwillige dieren, die niet gaarne de
+weide verlieten, in het kamp had teruggedreven.
+
+Terwijl men hiermede bezig was, kwam Aroesi aan en weldra was, dank zij
+diens voortvarende hulp, een der kameelen beladen met de voornaamste
+voorwerpen, waaronder zich alles bevond wat men op de reis had
+opgezameld.
+
+Aroesi had intusschen Selam uitgezet als wacht om een wakend oog
+over de streek te laten gaan, en deze voorzorg bleek gansch niet
+overbodig. Nauwlijks toch had Selam eenige oogenblikken op den heuveltop
+doorgebracht, of zijn scherpen blik bemerkte eene buitengewone drukte
+langs den oever en weldra kwam hij tot de zekerheid, dat de groote bende
+volks, die steeds den stroom volgde, geen goede bedoelingen had.
+
+Hij stormde den heuvel af en deelde mede wat hij had gezien. Men was nog
+in het geheel niet klaar met inpakken. De twee tenten stonden daar nog,
+benevens de veldbedden en eenige andere dingen. Met vereende krachten
+wist men de groote tent op een der kameelen te laden, maar toen was het
+ook tijd om op te breken, want de troep naderde snel. Selam en Mohammed
+bestegen hunne ezels, de kameeldrijvers namen hunne dieren bij den toom
+en Aroesi en Dries bestegen de paarden, terwijl Dries het derde paard
+medevoerde. Met een enkelen oogopslag overzag Aroesi den kleinen stoet,
+plaatste zich aan het hoofd, en liet toen het voorwaarts hooren.
+
+--Waar heen? vroeg Dries.
+
+--Volgt mij slechts, zeide Aroesi, ik zal u in veiligheid brengen.
+
+--Goed, zeide Dries, wij volgen.
+
+Na een eind onder bedekking van een heuvel te zijn voortgegaan, daalde
+Aroesi af in den stroom. Het was eene ondiepe plaats en de dieren gingen
+slechts tot den buik in het water. Meer moeite veroorzaakte de oneffen
+bodem, doch na korten tijd was men aan de overzijde, waar men langs een
+dicht hoog kreupelhout voortmarcheerde. Eenige oogenblikken later sloeg
+Aroesi links af naar een smallen bergweg. Deze was niet meer dan een
+kwartier gaans lang en toen kwam men aan eene open vlakte met een bont
+bloemtapijt getooid. Deze vlakte stak men dwars over en achter het
+dichte groen zag men plotseling uitgestrekte korenvelden voor zich,
+tusschen welke men de donkere toppen van een paar tenten zag uitsteken.
+
+--Hier zijn we veilig, zeide Aroesi. Deze velden behooren mij en hier
+kunnen wij ons verborgen houden tot we allen vereenigd zijn, wat God
+geve!
+
+Door het dichte koren gaande, hetwelk zoo hoog was, dat men niets
+bemerkte van den ruiter die er doorheen reed, was men weldra bij de
+tenten. Deze waren verlaten. Men ontlaadde de kameelen en liet de last-
+en rijdieren zich te goed doen aan het malsche gras, dat op de kleine
+vlakte rondom de hutten groeide. Toen, daar men hier voorloopig voor
+niets had te vreezen, begaven Aroesi en Dries zich naar den stroom om te
+zien wat er voorviel.
+
+Nauwlijks waren onze beide vrienden den stroom doorgegaan, of zij bleven
+opeens als op commando staan en zagen verwonderd voor zich uit, daar
+zich boven de heuvels plotseling een roode gloed afteekende tegen het
+azuur der lucht.
+
+--Ha, zeide Aroesi, de schurken hebben de tent in brand gestoken; kom
+mee, laten we zien wat er voorvalt! en zij ijlden zoo snel als zij
+konden naar de heuvels, waar zij zich nederlegden om onder bedekking van
+eenige struiken te kunnen zien, zonder gezien te worden.
+
+'t Was zooals Aroesi had gezegd. De bende straatgemeen, hunne
+slachtoffers uit Fez gevlogen ziende, was, onder aanvoering van den
+heilige, naar het kamp gekomen, doch ook daar niemand vindende, koelden
+zij hunne wraak met het verbranden van de tent en wat zij er nog van de
+bagage vonden.
+
+--Haal je hart maar op, zei Dries, 't beteekent niets; het beste is
+toch in veiligheid.
+
+--'t Was tijd dat we ons wegmaakten, zeide Aroesi. Ge ziet, de schurken
+waren ons dicht op de hielen.
+
+--He! zeide Dries, de handen jeuken mij om dien schoft van een heilige
+neer te leggen; ik zou hem van hier zoo mooi kunnen neerschieten.
+
+--Pas op, zei Aroesi, we zouden den geheelen troep op het lijf krijgen.
+
+--Jammer genoeg, antwoordde Dries, 't is hard zoo'n mooie gelegenheid
+ongebruikt voorbij te laten gaan.
+
+Intusschen was het gepeupel bezig een paar kleine kisten open te slaan.
+Een was gevuld met allerlei levensbehoeften, en het was grappig de
+verwondering en de grimassen dezer lieden te zien bij het openen van de
+verschillende bussen en doozen, daar zij niet wisten wat dat alles was.
+In de tweede kist waren eenige flesschen wijn, rum en spiritus. Zij
+bekeken de flesschen aan alle zijden, ontkurkten ze en lieten een weinig
+van het vocht op de hand loopen. Zij begrepen echter spoedig wat het
+was, en schoon zij als goede Mahomedanen geen wijn mochten gebruiken,
+konden zij toch niet nalaten van het begeerde vocht te drinken, doch het
+bepaalde zich nog slechts tot proeven.
+
+--Ziet zulk kanalje, zeide Dries, dat vergast zich aan onzen wijn en
+rum, en wij zullen op de geheele terugreis ons slokje moeten missen.
+
+Terwijl dit gebeurde, begon het duister te worden. De hemel tooide zich
+met millioenen flonkerende sterren, en na eenigen tijd kwam de maan in
+al haar luister op en hulde het geheele landschap in eene zee van licht.
+Het dunne doek der tent was spoedig verbrand, maar hetgeen nog van de
+bagage in de tent stond, onder anderen twee veldbedden, begonnen nu
+door te branden en de hooge vlam en de dikke rook gaven thans een veel
+verschriklijker aanzien aan den brand dan hij werkelijk was.
+
+Op eens hief de heilige, die zich eveneens hard te goed deed aan het
+geestrijke vocht, het hoofd op en luisterde; daarop wendde hij snel het
+hoofd naar den stroom en keek scherp uit.
+
+--Wat duivel ziet die schurk? zeide Dries.
+
+--Ik zie slechts eene beweegbare schaduw, zeide Aroesi, daar ginds bij
+den stroom.
+
+Maar het scheen dat de heilige meer bespeurde, want na snel eenige
+onverstaanbare woorden tegen zijne metgezellen te hebben gezegd wees
+hij naar de bedoelde plek, sprong eensklaps op en snelde in die richting
+voort, gevolgd door den huilenden, halfdronken troep.
+
+--God in den hemel! riep Dries, wat gaan zij nu weer uitvoeren, en hij
+sprong onwillekeurig op en snelde ze na.
+
+Ook Aroesi begreep, dat er iets aan de hand was en snelde eveneens
+voort.
+
+Plotseling klonk in de duisternis eene donderende stem, die in de
+Arabische taal de bende halt toeriep, en op hetzelfde oogenblik knalde
+een schot.
+
+--'t Is de luitenant, riep Dries. Voorwaarts, te hulp! sla dood dat
+gebroed!
+
+Werkelijk was het de luitenant, die, zooals we gezien hebben, na gered
+te zijn zich langs den stroom had voortgespoed.
+
+Halverwegen was hem bij eene kromming van den stroom de brand in het oog
+gevallen, en een vreeslijk vermoeden had zich van hem meestergemaakt.
+Hij twijfelde geen oogenblik of het kamp stond in brand, en hoe was het
+met zijne vrienden? Doch hij dacht niet lang na, maar snelde als een
+pijl uit den boog voort om zoo mogelijk te redden wat nog te redden was
+of eene vreeslijke wraak te nemen.
+
+Het geoefend oor van den paardendief had echter het geluid van die
+haastig naderende voetstappen vernomen, en hij begreep dadelijk dat het
+een zijner vijanden zou zijn, die uit de stad ontsnapt was.
+
+Toen het schot van den luitenant viel, bleef de dronken troep een
+oogenblik weifelend staan. Doch de wraakzuchtige heilige vloog zonder op
+de kogels te letten op zijn vijand toe.
+
+De luitenant liet hem bedaard naderen, en eerst toen hij dicht bij hem
+was, bemerkte hij, dat hij zijn dood gewaanden vijand weder voor zich
+had.
+
+--Ha, ha! riep de luitenant, leeft ge nog schelm? Voorwaar, gij hebt
+eene harde hersenpan, maar ik beloof u, ik zal er een gat in boren,
+waaraan gij genoeg hebt.
+
+Opgewonden door den drank en zijne wraakzucht wierp de heilige zich als
+een razende op den vijand, doch op hetzelfde oogenblik kreeg hij een
+kogel in den kop, die hem achterover deed tuimelen.
+
+--Ziezoo, zeide de luitenant, zich tot de andere aanvallers wendende,
+wie heeft nog lust?
+
+Een lange halfnaakte Arabier, een reus, sprong op dit oogenblik als
+een tijger op den luitenant toe en greep bliksemsnel de hand, die de
+revolver hield. Het schot ging af, doch zonder den kerel te raken, die
+een ponjaard ophief om zijn vijand te doorsteken.
+
+Gelukkig voor Frank had Dries het gevaar, waarin deze verkeerde,
+gezien. Snel sprong hij toe en zijne buks als eene knots gebruikend,
+gaf hij den reus een zoo vreeslijken slag op den schedel, dat bij als
+een blok neerviel.
+
+Ook Aroesi was in het gevecht gewikkeld, en zijne Turksche kromsabel
+flikkerde en schitterde, en deelde houw op houw uit. Maar de schelmen,
+opgewonden door het weinige geestrijke vocht, waaraan zij niet gewoon
+waren, betoonden eenige dapperheid, zoodat zij niet als naar gewoonte
+weken.
+
+De toestand werd bedenklijk en het was onmogelijk deze bende lang het
+hoofd te bieden. Aroesi begreep dit terecht en sloeg voor te retireeren
+naar de plaats waar men door de rivier kon waden.
+
+Zoo gezegd, zoo gedaan en men begon al vechtende te retireeren.
+
+Doch eensklaps zag de luitenant zich den weg versperd door den heilige,
+die, op handen en voeten voortkruipende, zich op zijnen vijand wilde
+storten.
+
+--O, zeide de luitenant, woedend aldus in zijnen voortgang te worden
+belemmerd. Gij hebt dus nog niet genoeg. Het schijnt, dat men met u moet
+handelen als met een adder, die men doodtrapt waar men ze aantreft.
+Sterf dan ellendeling, ditmaal zal ik u terdege dooden! En hij schoot
+zijne revolver af.
+
+Er waren nog drie schoten, die den schurk allen in de borst troffen, en
+reutelend zonk hij neder met het met bloed overstroomde gelaat in het
+gras, dat rood geverfd werd door die aanraking.
+
+In een paar sprongen was de luitenant weder bij zijne vrienden, en met
+haastige schreden vervolgde men den aftocht naar de doorwaadbare plaats.
+Dáár verschenen aan de overzijde tusschen het hout Selam en Mohammed,
+met de buks in de hand. In een oogwenk begrepen zij wat er aan de hand
+was, en openden een geregeld snelvuur op de bende, waardoor ons drietal
+gelegenheid vond behouden over te komen.
+
+Thans was men veilig. De aanvallers, bevreesd voor het vuur, dat nu
+door allen op hen gericht werd, trokken vloekend en tierend terug
+naar de plaats waar het kamp was geweest en waar nu nog slechts een
+kleine, smeulende en rookende zwarte plek de plaats aanduidde waar de
+tent had gestaan. Nog meer opgewonden dan daar straks begonnen zij de
+geestrijke dranken, die zij eerst met kleine teugen hadden gedronken,
+te verzwelgen, en het woeste getier van den dronken troep klonk over de
+rivier als een concert van duivelen.
+
+Als voorzorgsmaatregel bleven Selam en Mohammed patrouilleeren op
+den oever om een wakend oog over hen te houden, terwijl de afgematte
+luitenant zich met Aroesi en Dries naar de schuilplaats in het korenveld
+begaf.
+
+Terwijl de luitenant, Dries en Aroesi elkaar hunne avonturen verhaalden,
+begon de lucht, die daar straks nog zoo schoon en schitterend was, te
+betrekken. Donkere wolken pakten zich samen en de sterren verdwenen. De
+maan werd aanhoudend verduisterd en weldra begonnen dikke regendroppelen
+te vallen. Aroesi trad naar buiten, en na de lucht te hebben bekeken
+zond hij een der kameeldrijvers uit om Selam en Mohammed te roepen.
+
+--'t Zal verschriklijk weer worden, zeide hij bij het binnenkomen;
+'t schijnt dat we een dier onweders zullen krijgen, die hier zoozeer
+gevreesd worden, en die zooveel verwoesting aanrichten, daar zij de
+rivieren buiten hare oevers doen treden.
+
+En zoo was het werkelijk. Nauwlijks waren Selam en Mohammed in de tent
+terug, of de storm brak in al zijne hevigheid los. De regen viel in
+stroomen neer, en had spoedig de lage gedeelten van de vlakte in groote
+plassen herschapen. Van de hellingen stroomde het water aan alle kanten
+als zoovele beekjes af, en sleepte de losgeraakte aarde en steenen mede.
+De hevige orkaan deed de struiken ontwortelen en voerde ze mede de
+lucht in, als waren het stroohalmen. De hier en daar verspreid staande
+boomen werden gebroken als riet, en daar tusschen door donderde het met
+ontzettende slagen en werd de landstreek nu en dan opeens in blauwen
+lichtgloed gezet door den bliksem, die onophoudelijk het luchtruim
+doorkliefde.
+
+In al dat weer moest men naar buiten om de dieren te binden. Men kon
+zich bijna niet staande houden; en toen men hen eindelijk de pooten had
+gekluisterd, hen goed vastgezet, en men met veel moeite in de tent was
+gekomen, was iedereen druipnat.
+
+Het weer nam hoe langer hoe meer in hevigheid toe. De ratelende
+donderslagen volgden elkaar gedurig sneller op, en de bliksem was bijna
+niet meer van de lucht. Dat flikkeren van het blauwe licht deed vooral
+de beken, poelen en stroomen zien, door den geweldigen regen gevormd.
+Slechts enkele struiken en boomen weerden zich nog tegen den orkaan,
+en werden gezweept als ware de wind woedend over dien tegenstand. De
+regen, in beken van de omringde heuvelen stroomende, viel klaterend
+in den Paarlstroom, die kokend en bruisend daar henen snelde als eene
+reusachtige slang, die, van hare kluisters ontslagen, schrik verspreidde
+over het land. Gevoed door zoovele bronnen zwol hij, daar straks nog
+doorwaadbaar, tot een wilden woesten stroom, die ten laatste zijn water
+over den omtrek uitstortte.
+
+En de Paarlstroom zwol en zwol, en buiten zijne oevers tredend
+overstroomde hij al het laaggelegen land. Hij baande zich een weg
+naar de verwoeste legerplaats, waar die woeste barbarenhorde, arme
+slachtoffers van fanatieke dweepzucht, tuk op roof en moord, in
+walgelijken dronkenschap lag te ronken. Zij hoorden het ruischen en
+brullen van het water niet, noch zagen het bliksemvuur van den hemel. En
+intusschen naderde de onverbiddelijke stroom en overstelpte hen den een
+na den ander, en toen hij ze verstikt had in zijn drabbig schuimend
+water, hief hij de lijken van Moor en Arabier, van neger en kleurling
+op, om ze onder woest gebruis weder neer te slingeren, en vervolgde
+zijnen loop om elders nog meer schrik en verderf te verspreiden.
+
+Toen het weder na eenige uren had uitgewoed, ging Aroesi met Selam
+naar buiten om eens rond te zien. Dank zij den afstand, die hen van
+den stroom scheidde, en voornamelijk de ligging van het grasveld op
+de helling van een berg, was men voor verdrinken bewaard gebleven.
+
+--Die arme dwazen daar ginds aan de overzijde, zeide Aroesi in de
+tent terugkeerende, zullen vreeslijke oogenblikken hebben beleefd. De
+Paarlstroom is buiten zijne oevers getreden en heeft een groot gedeelte
+van het omliggende land overstroomd. Zoo zij niet afgetrokken zijn of op
+de heuvelen gevlucht waren, zijn zij verdronken. Misschien worstelen zij
+thans met den dood in de golven van den Paarlstroom.
+
+Nadat de storm bedaard was, werd het weder weer even schoon als het
+eerst was geweest. Duizenden gissingen werden gemaakt over het lot van
+kapitein Daumas, en weinig vermoedde de luitenant dat, terwijl zij daar
+buiten in vreeslijk gevaar waren door het woeden der elementen, de
+kapitein een der schoonste oogenblikken had beleefd, die een mensch in
+het leven zijn gegeven.
+
+--Enfin! zeide de luitenant, als de kapitein morgen mocht terugkomen,
+zullen wij oogenbliklijk vertrekken. De nabijheid van Fez kon ons
+noodlottig worden, en bovendien houdt niets ons langer hier terug. Keert
+hij echter, hetgeen God verhoede, niet terug, dan, ja bij God, dan
+zullen we hem zoeken, des noods in Fez, al stond geheel Fez tegen ons
+op, want zonder mijn vriend, levend of dood terug te zien, vertrek ik
+niet.
+
+Des anderen daags stond men zoo laat op als nog nimmer gedurende de reis
+was gebeurd. De vermoeienissen van den vorigen dag en het bewustzijn
+volkomen veilig te zijn, deed ieder de zoo hoog noodige rust volop
+genieten.
+
+Wat zag er die landstreek uit, toen men eens ging rondzien, wat
+verschriklijke verwoestingen hadden de orkaan en het water aangericht.
+
+Onwillekeurig begaf men zich naar den Paarlstroom, tegenover de plaats
+waar het kamp had gestaan. Er was geen spoor meer van te vinden; de
+plaats was zelfs niet meer te herkennen. Maar hier en daar lagen de
+offers verspreid, die het water had geëischt. Daar lagen de verminkte,
+misvormde lijken van de vijanden. En daar bij die kleine groep struiken,
+die de storm had gespaard, lag het duchtig toegetakelde lijk van den
+valschen heilige met van woede verwrongen trekken, den ponjaard in de
+verstijfde vuist geklemd.
+
+--Nu is hij wel degelijk dood, de ellendeling! zeide de luitenant, zich
+met walging afwendend.
+
+--Ja, zeide Dries, en 't is een leelijke doode ook, die heilige!
+
+--Hij heeft zijn loon ontvangen naar gerechtigheid, zeide Aroesi
+plechtig; Allah is rechtvaardig! De dweeper zal het zwaar te
+verantwoorden hebben als hij geoordeeld wordt. Hij heeft den dood van al
+die anderen op zijn geweten. Geen eerlijke begrafenis zal hem ten deel
+vallen. Ginds komen de gieren reeds. Zoo straft God de ondeugd. God is
+groot! Er is maar één God en Mahomed is zijn profeet!
+
+--Amen! zei Selam.
+
+
+
+
+XVIII.
+
+OP DEN TERUGTOCHT.--MECHINEZ.--DE KIF.
+
+
+'t Was reeds een paar uren nà zonsopgang en nog kwam de kapitein niet
+opdagen.
+
+De luitenant werd onrustig en wandelde, vergezeld van Dries, langs den
+stroom in de richting der stad.
+
+De morgen was heerlijk. Het sinds eenige dagen zoo droge, schrale groen
+was door den overvloed van water meer dan verkwikt, en zag er zoo frisch
+uit, dat men zich wel had willen uitstrekken op het mollige frissche
+tapijt. Tallooze soorten van insecten vlogen rond, kropen tegen de
+stengels en bladeren der planten en boomen op, of bewogen zich snel
+tusschen het gras.
+
+De luitenant vond eene goede gelegenheid om zijnen voorraad aan te
+vullen en verdreef zoo den tijd, die hem, wachtende op zijn vriend,
+bizonder lang viel. Dries, die zijne buks had medegenomen, schoot op de
+wilde duiven en reigers, die hier in menigte waren te vinden.
+
+Juist schoot hij onder eene vlucht duiven. Een paar daarvan vielen op
+den grond, toen opeens een roofvogel bliksemsnel toeschoot, een der
+geschoten duiven aangreep en er even snel mede wegvloog.
+
+--Drommels, zei Dries, dat is knap gedaan en je mag je buit behouden; ik
+zal niet op je schieten.
+
+--'t Is een havik, zeide de luitenant; dat goed is erg brutaal, maar zoo
+heb ik het nog nooit gezien.
+
+--Kijk, zei Dries eensklaps, daar komt eene Moorsche dame aan op een
+ezel, met een bediende bij zich. Maar zie eens, luitenant, wat wil die
+kerel? Men zou haast zeggen, dat hij ons wenkt.
+
+De luitenant hield de hand boven de oogen en keek in de aangeduide
+richting.
+
+--Dat begrijp ik niet, zeide hij. Wat die Moorsche dame of die kerel
+toch van ons willen?
+
+--Wie weet, zei Dries, misschien is het wel een bode, door den kapitein
+afgezonden.
+
+--In elk geval, zeide de luitenant, zullen wij hun te gemoet gaan;
+bevreesd behoeven wij niet te zijn. Kom, Dries!
+
+Men liep snel voort in de richting der vreemdelingen en verdiepte zich
+in allerlei gissingen, wie of wat het kon zijn.
+
+De vreemdeling maakte ook spoed. De bediende hield den ezel bij den
+teugel en spoorde hem met woorden en stokslagen aan harder te loopen.
+
+Toen bleef Dries stokstijf staan.
+
+--Nu, vroeg de luitenant, wat is er?
+
+--Bij mijne ziel, zeide Dries, als ik het niet beter wist, zou ik
+zeggen, dat ik dien Moor meer heb gezien. De kerel heeft zoo'n bekende
+houding en gang, waar duivel kan ik hem gezien hebben?
+
+--Ja, mij komt hij ook bekend voor, antwoordde de luitenant, en toch
+weet ik hem mij niet te herinneren.
+
+Een honderd pas verder bleef Dries weder staan en greep den arm van den
+luitenant.
+
+--God in den hemel, luitenant! ziet ge niet wie het is? riep hij uit. 't
+Is de kapitein, en zijn geweer wegwerpend, snelde hij den naderenden te
+gemoet.
+
+De kapitein had zijn ezel losgelaten en was, toen Dries op hem
+toesnelde, een eind vooruitgeloopen.
+
+--Parbleu, mijn brave vriend, leef je ook nog! zeide de kapitein, nadat
+de eerste verbazing voorbij was.
+
+Thans was ook de luitenant genaderd, en de vreugde van het wederzien was
+zoo hartelijk als alleen onder vrienden, die veel gevaar met elkaar
+gedeeld hebben, zulks kan zijn.
+
+--Maar wat weerga, kapitein, zei de luitenant, wat in 's hemels naam
+hebt gij nu toch weer voor een dollen streek uitgevoerd. Hebt ge eene
+Moorsche schoone geschaakt?
+
+De kapitein begon hartelijk te lachen.
+
+--Geschaakt heb ik haar niet, zeide hij. Zij is mij uit vrije beweging
+gevolgd. Maar dit zal ik u later verhalen; volg mij en ik zal u aan haar
+voorstellen.
+
+De kapitein deed, zooals hij had gezegd en toen Rebecca haren langen
+sluier opsloeg, zagen de luitenant en Dries, in plaats van eene
+Moorsche, het schoone gelaat der Jodin, die verlegen hoewel glimlachend
+onze vrienden aankeek.
+
+De luitenant maakte eene beleefde buiging en drukte haar hartelijk de
+hand, terwijl Dries er zich met eene linksche buiging en een militair
+saluut afmaakte.
+
+--Hoe het zij, zeide Frank tot den kapitein, 't is hier de tijd noch de
+plaats voor verdere ophelderingen, doch wie gij medebrengt, die is van
+harte welkom. Laten wij ons nu naar onze schuilplaats spoeden, dáár
+kunnen wij praten! En men begaf zich terstond op weg.
+
+--Duivels, mompelde Dries, nu en dan een blik op Rebecca slaande, men
+kan niet zeggen, dat de kapitein een slechten smaak heeft.
+
+--Moeten we nog niet haast den stroom over? vroeg de kapitein, naar het
+kamp rondziende.
+
+--Wel neen! zeide de luitenant. O, 't is waar, gij weet het nog niet,
+ons kamp bestaat niet meer.
+
+--Wat! riep de kapitein, bestaat het niet meer?
+
+--Volg ons maar, hernam de luitenant, en ge zult zien, dat wij geen
+slechten ruil hebben gedaan.
+
+--En hoe is het met mijn getrouwen Mohammed en Selam en onzen vriend
+Aroesi?
+
+--Allen nog springlevend, zeide Dries.
+
+--Goddank, zeide de kapitein, dat is mij een steen van 't
+hart.--Drommels! ge moogt zeggen wat ge wilt, maar ik vind, dat wij
+buitengewoon gelukkig overal doorheen rollen.
+
+--Tot heden ja, antwoordde de luitenant, maar wij zijn nog niet terug;
+wie weet wat er nog kan gebeuren!
+
+--Ba! zeide de kapitein, op zijne gewone luchtige manier, ik gevoel mij
+tweemaal zoo sterk als anders. Al kwam de duivel, ik zou hem weerstaan.
+
+--Zie, zeide de luitenant, dat komt er van als men verliefd is en eene
+schoone vrouw medevoert.
+
+Men was intusschen de plaats genaderd, waar de uitgestrekte graanvelden
+begonnen, en wilde juist het koornveld betreden, toen allen opeens
+schrikten van eene gestalte, die zich bliksemsnel voor het verbaasde
+gezelschap vertoonde, alsof zij uit den grond verrees.
+
+De schrik duurde echter slechts kort; 't was niemand anders dan
+Mohammed, die uit een soort van greppel opstond, waarin hij had gelegen.
+
+Niet zoodra zag hij den kapitein onder het gezelschap, of hij sprong
+als een wilde op hem toe, greep zijne handen en bedekte die met kussen,
+terwijl de tranen hem uit de oogen sprongen. Toen rees hij overeind en
+vloog als een pijl uit den boog door het korenveld, om Selam en Aroesi
+de blijde tijding te brengen.
+
+Selam vermaakte zich met op de vogels te schieten, die hij uit het koren
+opjoeg, en had reeds een paar dozijn duiven naast zich liggen, toen hij
+den snellen loop van Mohammed vernam en deze hem in het volgend
+oogenblik om den hals vloog.
+
+--Mohammed mijn vriend! zeide Selam, die het onder die omhelzing te
+benauwd kreeg, bij Allah, je worgt me; wat is er aan de hand?
+
+--De kapitein! was al wat de verheugde Mohammed kon uitbrengen.
+
+--De kapitein? riep Selam. Maar laat me dan toch los, ik stik half.
+
+Met moeite onttrok hij zich aan de al te onstuimige omhelzing en volgde
+Mohammed.
+
+Na de begroeting zat men eindelijk in de tenten. 't Was daar echter
+spoedig benauwd, en weldra zat men buiten rondom een paar heldere op den
+grond uitgespreide kleeden, waarop Selam en Mohammed binnen korten tijd
+een keurig diner opdischten, verrijkt met een paar dozijn vette heerlijk
+gebraden duiven.
+
+Toen men met smaak had gedineerd, kwamen de geurige koffie en de sigaren
+voor den dag. Onderwijl werd het gesprek levendig, en de één voor, de
+andere nà, verhaalde nu aan den kapitein zijn wedervaren op dien dag, en
+natuurlijk biechtte ook de kapitein zijne avonturen op, hoewel hij veel
+van hetgeen Rebecca betrof, en wat hij niet voor ieders ooren geschikt
+achtte, voor zich hield om het den luitenant later mee te deelen.
+
+--En waart gij niet bevreesd herkend te worden? vroeg de luitenant.
+
+--Ja, daar was ik nu en dan wel eens bevreesd voor als de Arabieren of
+Mooren mij zoo onderzoekend aankeken. Maar, Goddank! dat duurde slechts
+een half uur. Toen waren wij buiten de stad. Maar die hevige regen van
+gisteren avond noodzaakte ons een grooten omweg te maken, anders waren
+wij reeds eer hier geweest.
+
+Intusschen had de luitenant last gegeven de goederen op de beesten te
+laden en alles klaar te maken voor de afreis. Dit spoedige vertrek
+geschiedde op raad van Aroesi, die bevreesd was, dat de fanatieke
+bevolking van Fez het wel eens in het hoofd kon krijgen, om de
+Christenen op te sporen en te vervolgen. En daar men licht kon weten
+vanwaar ons gezelschap gekomen was, werd er besloten om, ten einde alle
+mogelijke vervolging te vermijden, een anderen weg voor de terugreis te
+kiezen.
+
+Een paar uren later trok de kleine karavaan, thans met twee personen
+vermeerderd, behoedzaam en zich zooveel mogelijk verborgen houdend,
+voort op den weg, die van Fez naar Mechinez loopt, welke stad, de parel
+van Marokko genoemd, op vijftig kilometer afstand van Fez ligt.
+
+Dat was eene hitte op dien dag! En het was nogal nà den middag, dat wil
+zeggen na de grootste hitte. Het was dan ook bijna onmogelijk voort
+te trekken. Daarbij kwam de eentonige landstreek, die niets anders
+opleverde dan wat men op de heenreis dagen lang had gezien: bebouwde
+velden met graan, gierst enz. Het eenige verschil bestond op sommige
+plaatsen daarin, dat men aan het maaien was. Hier en daar stonden een
+paar mastboomen of dwergpalmen. Men passeerde kleine uitgedroogde
+riviertjes en alles zag er dor en droog uit. Eindelijk dwong eene hitte
+van 42 graden Celsius (107° Fahrenheit) ons gezelschap de eenige
+overgeblevene tent op te slaan. Selam, Mohammed en de drijvers, die
+hunne tent zeer misten, hadden echter spoedig een paar lange takken
+afgesneden, en na die op een paar meter van elkaar in den grond te
+hebben gestoken, zoodat zij een vierkant vormden, boog men de topeinden
+naar elkaar toe, bond die te samen en wierp er alle kapmantels over, die
+men kon missen. Zoo was men ten minste eenigermate tegen de brandende
+hitte beveiligd.
+
+--Wat een hitte! zuchtte de luitenant.
+
+--O, zeide de kapitein, wees maar stil; we hebben nog maar tweehonderd
+mijlen vóór ons.
+
+--En de zekerheid van elken dag zoo'n hitte te hebben, zeide de
+luitenant.
+
+--Een prettig vooruitzicht! merkte Dries aan.
+
+Men beproefde te slapen, doch daar was geen denken aan. Men bleef stil
+liggen totdat de insecten zich begonnen te vertoonen, en deze droegen er
+niet weinig toe bij om onze vrienden wanhopend te doen worden. Toen het
+al te erg werd, bestrooide men den grond weder met kruit, en dat hielp.
+Eindelijk, na langen tijd rusteloos te hebben liggen wenden en keeren,
+gelukte het hun laat in den nacht in slaap te komen.
+
+Den tweeden en derden dag was het eveneens heet. De hitte verminderde
+niet, ja vermeerderde eer. Voor het overige bracht het tamelijk drukke
+verkeer op den weg tusschen Fez en Mechinez een weinig afwisseling in
+den marsch. Men ontmoette troepen Arabieren met hunne zeissen, die
+uit maaien gingen, groote karavanen van beladen kameelen, paarden, vee
+enz.; dat alles ging naar de markt. Daardoor ook werd men gewaar dat men
+Mechinez naderde, en den derden dag van de terugreis zag men tegen den
+avond opeens op een heuvelrug de stad vóór zich, omgeven van muren
+waarboven witte minarets en palmen uitstaken.
+
+Daar Selam en ook Aroesi van meening waren, dat men zonder groot gevaar
+de stad zou kunnen bezichtigen, en zij bovendien zoozeer hare schoonheid
+roemden, besloot men in de nabijheid te overnachten en Mechinez den
+anderen dag te bezoeken.
+
+Zoo was men dan, o wonder! eindelijk in eene Marokkaansche stad
+aangeland, waar men zonder levensgevaar kon rondwandelen. Nog grooter
+wonder was de aangename verrassing van breede straten aan te treffen;
+geen steegjes, zooals bijna overal, geen hemelhooge muren, die het
+daglicht uitsloten; neen, hier waren breede straten, lage huizen en lage
+tuinmuren, waarboven het frissche groen kwam uitkijken.
+
+Door eene der poorten, waarachter eene tweede poort, kwam men in de
+stad, welke door drie muren met tinnen gekroond omgeven was. Wel waren
+de straten niet recht maar vreeslijk kronkelend, doch dat zag men gaarne
+over het hoofd om het vele schoone, dat men aantrof. De indruk was
+zoozeer verschillend van wat men in de andere steden had gezien, dat
+onze vrienden geen woorden konden vinden om hun gevoelen lucht te geven.
+Niet alleen de breede straten en het frissche groen, maar nog veel meer
+schoons was het, dat hun aangenaam aandeed. Men vond er ruime pleinen,
+waar prachtige eike- en vijgeboomen prijkten, frissche klaterende
+fonteinen en telkens werd het oog bekoord door prachtige proeven van
+Moorschen bouwtrant.
+
+Bovendien was de frissche landelijke lucht bezwangerd met allerlei
+bloemengeuren en heerschte overal eene rust, die onbeschrijflijk
+aangenaam was.
+
+Een der fraaiste bouwwerken was ongetwijfeld het paleis van den
+gouverneur, dat op een plein stond, en waarvan de gevel uit een
+heerlijk mozaïek bestond. Die kleuren, door het vroolijke zonlicht
+beschenen, deden denken, dat de gevel van dat paleis was ingelegd met
+edelgesteenten. Het fonkelde en schitterde in alle schakeeringen;
+kortom, het was een tooverpaleis uit de »Duizend en één nacht." Niet
+minder trok de fraai bewerkte boog van eene oude poort hunne aandacht.
+
+Het was geen wonder, dat het onzen vrienden moeite kostte deze schoone
+plaats te verlaten. Doch de tijd was beperkt en Aroesi, zoowel als
+Selam, drong er op aan spoed te maken. Echter was de luitenant niet te
+bewegen heen te gaan vóór hij met vlugge trekken een paar schetsen van
+den gevel van des gouverneurs paleis en van de schoone poort had
+gemaakt.
+
+Het was zeer vroeg in den morgen, dat men dit uitstapje had gemaakt.
+De drijvers waren intusschen met de kameelen vooruitgegaan en ons
+gezelschap reed zoo snel als de hitte het slechts veroorloofde, ten
+einde hen zoo spoedig mogelijk in te halen. Hier werd de landstreek,
+als om het eentonige van de vorige dagen te vergoeden, weder bij uitstek
+schoon en lieflijk; heuvels, die bijna geheel bedekt waren met de
+fraaiste rozenstruiken en dicht geboomte, afgewisseld door alleenstaande
+palmen of aloë's en de lucht bezwangerd met de aangenaamste geuren. Dien
+avond kampeerde men onder beschutting van een laag bosch op eene vlakte,
+die geheel met bloemen was overdekt.
+
+Het was op dezen avond, dat in het gesprek, hetwelk voornamelijk over de
+schoone stad Mechinez liep, ook de beruchte kif ter sprake kwam, en de
+luitenant, die Aroesi verdacht van kif bij zich te hebben, den wensch
+uitte om eens eene proef daarmede te nemen. Na eenig tegenstribbelen gaf
+Aroesi nog half onwillig toe, daar Frank hem verzekerde, dat het alleen
+was om bij ondervinding te kunnen spreken van de zoozeer geroemde
+gewaarwording, die men daarvan moet ondervinden.
+
+De kif, door geheel het Oosten om hare bedwelmende kracht beroemd, is
+het blad van den haschisch, een soort van hennep. Men gebruikt het op
+tweeërlei manier, namelijk men rookt het met tabak vermengd, of eet
+het gemengd in een zoet, uit boter, honig, kruidnagelen en muskaatnoot
+bestaand deeg, hetwelk men madjaen noemt. Vooral in Marokko wordt het
+veel gebruikt.
+
+Het gezelschap zat in de tent bijeen, toen Aroesi aan Frank de kif
+toediende. Het was een klein stukje, dat hij uit een gouden doosje nam.
+Het zag er week, deegachtig uit en was violet van kleur.
+
+Op het gelaat van Dries en den kapitein was eene uitdrukking van angst
+te bespeuren, toen de luitenant het stukje in den mond stak.
+
+--Dat is een rare smaak, zeide de luitenant, echt oostersch, 't smaakt
+als gesuikerde pomade.
+
+--Smakelijk eten! zeide de kapitein.
+
+Een half of drie kwart uur verliepen zonder dat zich eenig verschijnsel
+openbaarde, en reeds dacht men dat de dosis te klein was geweest, doch
+opeens begon de luitenant op opgewekten toon druk mede te praten.
+
+Aroesi gaf den kapitein en Rebecca een wenk, en Dries hield, met eene
+angstige uitdrukking op het gelaat, de oogen op zijnen heer gevestigd.
+
+Al drukker en drukker begon de luitenant te praten, en zijne
+vroolijkheid steeg zonder eenige reden ten top.
+
+--Het begint al te werken, zeide Aroesi lachend tot den luitenant.
+
+Deze lachte hartelijk.
+
+--Hoe gevoelt gij u? vroeg de kapitein.
+
+--Opperbest! antwoordde de luitenant, en hij begon schaterend te lachen.
+
+Eene uitbundige uitbarsting van vreugde volgde hierop. De luitenant keek
+vroolijk rond, lachte om al wat er werd gezegd, om de blikken die men op
+hem wierp, om de voorwerpen die hij ontwaarde, kortom alles wekte zijn
+lachlust op.
+
+Dries zette een boos gezicht.
+
+Opeens sprong de luitenant op en zijn glas opheffend, riep hij met eene
+van aandoening trillende stem:--Vrienden! ik ben gelukkig, en ik zou
+u allen ook gaarne gelukkig willen zien. Aroesi, mijn wakkere trouwe
+vriend! gij gaat met mij mede naar Holland. Ik ben millionair en zal u
+rijk maken.
+
+--Parbleu! zeide de kapitein, dan ga ik ook mede.
+
+--En Selam, aldus ging de luitenant voort, Selam dien dapperen knaap,
+hem zal ik laten opvoeden, zooals het betaamt. Na een kundig man te
+zijn geworden, zal hij naar zijn land terugkeeren en Minister, misschien
+wel Sultan worden, en zijn land beschaven. Dries, Mohammed, Selam waar
+zijt gij, mijne dapperen? gij, die elk oogenblik bereid zijt uw leven
+voor ons te geven, om u voor ons op te offeren. Komt allen hier. Ik ben
+gelukkig! Komt, laat ik u omhelzen.
+
+Hij ging weder zitten, en Dries stond op en ging de tent uit.
+
+--Het wordt mij hier te benauwd, mompelde hij. Waarvoor, bij alle
+duivels, heeft hij ook dat goed te eten, 't is vergift!
+
+Eenige oogenblikken bleef Frank stil zitten. Telkens hief hij het hoofd
+op, en keek het gezelschap aan, als wilde hij iets zeggen.
+
+--'t Was op den 19en Februari van het jaar 1865, begon hij. Ik moest
+naar.... wat drommel! waarheen moest ik ook. O ja, ge weet wel,
+kapitein, dat we te Tanger die kloppartij hebben gehad?
+
+--Ja, zeide de kapitein.
+
+Maar Frank antwoordde niet. Hij keek stil voor zich, als had hij geen
+woord gesproken.
+
+De kapitein keek Aroesi aan. Deze glimlachte, en de kapitein werd weder
+gerust.
+
+--Jongen, Dries! begon de luitenant opeens weder op droefgeestigen toon.
+Weet ge wel, dat we die reis naar Marokko nooit hadden moeten doen.
+Denk eens hoeveel onschuldige menschen wij hebben gedood, en als we te
+huis waren gebleven, was dat alles niet gebeurd. Weet ge nog wel dien
+Heilige? Ik hoop dat hij mij zal hebben vergeven, dat ik hem naar de
+andere wereld heb gezonden.
+
+En de luitenant smolt weg in tranen. Na nog eenige malen tevergeefs te
+hebben beproefd iets te vertellen, legde hij het hoofd op de armen en
+ging liggen slapen; twee of drie malen lichtte hij plotseling het hoofd
+weder op en glimlachte. Toen bleef hij voortslapen.
+
+Aroesi gaf nu den kapitein een wenk; men nam den luitenant op en legde
+hem op zijn bed neder, waar hij binnen eenige oogenblikken in een
+onrustigen slaap verzonken lag.
+
+Een paar uren daarna opende hij de oogen en rees overeind.
+
+--Drommels, zeide hij, heb ik geslapen?
+
+--Mooi zoo! zeide de kapitein, die doet een dut van een paar uren, en
+vraagt dan nog, of bij ook geslapen heeft!
+
+--O duivels, zeide de luitenant, nu herinner ik het mij... de kif!
+
+--Ja, de kif! zeide de kapitein, en ge hebt u aardig aangesteld, dat
+moet ik zeggen.
+
+--Hoezoo? vroeg Frank.
+
+Men verhaalde hem wat hij had gedaan en gezegd, en hij lachte er
+hartelijk om.
+
+--Ik wil het best gelooven, zeide hij. Ik denk, dat ge ook wel zoudt
+gelachen hebben. In het begin was het mij, of al wat ge zeidet eene
+geestigheid was. Alles kwam mij even belachlijk voor. Gij zaagt er
+in mijn oog allen even bespotlijk uit. Terwijl de een opeens een dik
+opgeblazen hoofd had, had de andere een lang smal gezicht, of vertrokken
+of mismaakte gelaatstrekken. Vervolgens kreeg ik allerlei verwarde
+gedachten, die bliksemsnel oprezen, om nog sneller te verdwijnen. Het
+kwam mij voor dat ik een knap wijsgeer was, doch mijne wijze ideeën niet
+kon vasthouden. Daarna kreeg ik een gevoel van nameloos geluk. Ik wist
+niet wat mijn geluk eigenlijk uitmaakte, maar ik was zóó gelukkig,
+dat ik de geheele wereld wel zou kunnen omhelzen, tot zelfs de oude
+schoonen, die ons met gebalde vuisten hebben verwelkomd. Na het gevoel
+van geluk maakte zich dat van droefheid van mij meester. Ik vond, dat
+ik niet leefde als een mensch. Ik wilde pogen zooveel mogelijk mensch
+te zijn. Talrijke tooneelen, zoowel uit mijn vroeger leven als uit den
+laatsten tijd, kwamen mij in de gedachte, en ik verweet mijzelf menige
+slechte daad te hebben verricht. En het slot van alles was, dat ik
+gestorven was en mij in eene geheel andere wereld meende te vinden.
+
+--Nu, zeide Aroesi, het is nu geschied. Maar het is voor de eerste en
+ook voor de laatste maal!
+
+--Natuurlijk, antwoordde Frank, 't was mij ook maar om een proef te
+doen.
+
+--En ik, zeide Dries, ik ben blijde dat het voorbij is. Ik werd er
+akelig van, toen ik u zoo zag, en ik liep naar buiten, omdat het mij
+hier te benauwd werd. Zie, 't was mij net alsof gij krankzinnig waart en
+daarom was ik zoo beangst.
+
+--Ik wist niet, dat ik er je zoo ongerust mede had gemaakt, antwoordde
+de luitenant; vergeef het mij dus.
+
+
+
+
+XIX.
+
+DE WILDE ZWIJNEN EN DE LUIPAARD.
+
+
+Het was op den vijfden dag ná het verlaten van Fez, dat ons gezelschap
+reeds vóór zonsopgang op marsch was gegaan, om vóór dat de grootste
+hitte begon, een flinken afstand te kunnen afleggen.
+
+Na de druk begane wegen tusschen Fez en Mechinez, trok men nu weder door
+eene eenzame landstreek, doch de landschappen, die zich in de schoonste
+afwisseling aan het oog vertoonden, deden de eenzaamheid vergeten en
+vervroolijkten allen. Overal lagen dicht begroeide dalen, waar men onder
+de schaduw van het lage hout voorttrok. Moest men al eens nu en dan eene
+zonnige, onbeschutte streek door, dan was het vooruitzicht straks weder
+in de schaduw te zullen zijn voldoende om hun de hitte minder te doen
+gevoelen.
+
+Het was tegen den middag, dat men een met dicht hout begroeid dal
+naderde, en de luitenant besloot daar te rusten tot tegen den avond,
+toen Selam het gezelschap op de sporen van een troep zwijnen opmerkzaam
+maakte.
+
+--Parbleu! zeide de kapitein, dat kan te pas komen. Als die knapen zich
+niet te ver van dezen omtrek ophouden, zullen we eens zien, waarde
+luitenant, of we heden avond niet een paar karbonaden bij ons souper
+kunnen krijgen.
+
+--Dat zou eene aangename afwisseling zijn, zeide de luitenant.
+
+--Nu als ze er zijn, zeide Dries, dan zullen wij ze wel opsporen
+kapitein, niet waar?
+
+--Luistert! riep Selam op eens, en hij hield zijnen ezel in.
+
+Het geheele gezelschap hield stil, en nu hoorde men uit het dichte
+kreupelbosch opeens een vervaarlijk geknor en gegil, dat hoe langer hoe
+duidelijker werd. De takken kraakten, de struiken schudden en sidderden,
+en eenige oogenblikken daarna brak een troep van een twintig zwijnen
+door het hout en stak dwars den weg over.
+
+De kapitein en Dries spoorden hunne paarden aan en vlogen op den troep
+in.
+
+Toen eerst bemerkte de zwijnen het jachtgezelschap; en na eenige
+seconden verbaasd rondgekeken te hebben, stortte de aanvoerder zich in
+het dal, gevolgd door den luid gillenden en knorrenden troep.
+
+--Gaat je gang maar! riep de luitenant. We zullen alvast hier ons bivak
+opslaan; maar denk er aan, dat ik op de karbonades reken, hoor!
+
+Mohammed snelde zijnen heer na, die, gevolgd door Dries, den troep
+achterna zette.
+
+Als een wervelwind vloog de troep zwijnen door het dal, hier door een
+boschje brekend, dáár zich van een heuvel afstortend, en het was bijna
+onmogelijk ze in het oog te houden.
+
+--Verduiveld, wat loopt dat goed hard! zei de kapitein tegen Dries.
+Zie, daar gaan ze waarachtig te water. En hij wees naar eene beek, die
+eene bloemrijke vlakte doorsneed, waar de geheele troep op het voorbeeld
+van den aanvoerder zich in stortte.
+
+--Als we dien aanvoerder eens konden neerschieten, zeide Dries, alvorens
+den overtocht te probeeren. Wat dunkt u, kapitein?
+
+--Dat was zoo kwaad niet, zeide deze. Welnu, laten we gelijktijdig op
+den schobbejak aanleggen op het oogenblik, dat hij den oever bereikt.
+Zie, zij zijn er bijna!
+
+Beiden stegen af en legden aan. De twee schoten klonken bijna te
+gelijker tijd en de aanvoerder stortte met een woesten gil neder.
+
+--Hoera! riep de kapitein, nu er op af! en hij dreef zijn paard te
+water, gevolgd door Dries en ook door Mohammed, die juist aankwam.
+
+De beek was, hoewel helder en snelvlietend, niet diep, zoodat op de
+diepste plaats het water slechts tot aan de borst der paarden kwam.
+
+Aan de overzijde hadden de zwijnen zich luid knorrend rondom hun
+gevallen aanvoerder verzameld en besnuffelden hem aan alle kanten. Dat
+duurde echter slechts kort, want opeens stoof de troep naar alle kanten
+uit elkaar, en op hetzelfde oogenblik rees de doodgewaande aanvoerder
+weder op, en vloog als een pijl uit den boog voort, heuvel op en af.
+
+Ons drietal bleef verbaasd een oogenblik staan, maar daarop barstte men
+onwillekeurig in een schaterlach uit.
+
+--Adieu, karbonades! riep de kapitein op koddig bedroefden toon.
+
+--Nu, die heeft ons mooi bij het lijf, zei Dries. Maar wacht even,
+vriend! ontkomen zal je toch niet, en hij gaf zijn paard de sporen en
+snelde het gewonde zwijn na.
+
+De kapitein reed de andere zijde op waar hij een paar zwijnen zag
+voortrennen, en na Mohammed gelast te hebben, om te pogen hen tot
+staan te krijgen, reed hij ze achterna, terwijl Mohammed de beek weder
+overtrok, om die een eind verder weder over te steken, want de zwijnen
+trokken in een grooten halven cirkel weder op de beek aan.
+
+Terwijl de kapitein ze nu opdreef, was Mohammed weder den stroom
+overgetrokken, en had zich dwars in hun weg gesteld, ten einde ze te
+beletten te water te gaan.
+
+Het was een troepje van vijf zwijnen, voor het meerendeel nog jongen.
+Toen zij dicht genoeg genaderd waren, gaf Mohammed een luiden schreeuw.
+Verwonderd hielden de zwijnen stand en bleven besluiteloos staan.
+
+Dat oogenblik van aarzeling maakte de kapitein zich ten nutte, en
+Mohammed een wenk gevend, vuurden beiden op de dieren nog vóór zij van
+hunne verwarring bekomen waren.
+
+[Illustratie: en onder een donderend gebrul wierp zich een groote
+ luipaard op hem. Bladz. 187.]
+
+Met een luiden gil vlogen zij uit elkaar en terwijl er een terugkeerde,
+stortten de overigen zich vooruit om de beek over te steken.
+
+Niet zoodra had de kapitein bemerkt, dat een van den troep op hem
+aankwam, of hij stelde zich op zijn weg. Knorrend stoof het dier hem
+voorbij, en terwijl de kapitein zich ter zijde bukte, loste hij den
+geheelen inhoud van zijne revolver op hem. Nog een twintig pas liep het
+waggelend voort; toen stortte het neder.
+
+Met een vreugdekreet sprong de kapitein van het paard en maakte het
+stervende dier met zijn jachtmes af.
+
+Maar plotseling sprong bij verschrikt overeind op het hooren van een
+ontzettenden gil. Hij wendde het hoofd om, en daar zag hij aan het einde
+van den hollen weg, waar Mohammed was achtergebleven, hoe de muilezel,
+door de zwijnen, die zich links en rechts langs hem heen in den stroom
+wierpen, verschrikt, steigerde en zijnen berijder in den stroom werpend
+in volle vaart voortholde.
+
+Te paard te springen, het dier de sporen in de zij te drukken en het in
+den stroom te drijven, was voor den kapitein het werk van een oogenblik.
+De arme Mohammed, die niet kon zwemmen, had het kwaad genoeg, want de
+arme jongen poogde tevergeefs vasten voet te krijgen. De snelheid van
+den stroom sleurde hem een heel eind mede, en eerst na eenige vreeslijk
+angstige oogenblikken, na eenige honderden passen te zijn voortgesleept,
+mocht het hem gelukken een in het water hangenden boomtak te grijpen en
+zich daaraan vast te klemmen, totdat de kapitein hem was genaderd en hem
+op het paard trok.
+
+Mohammed was door de worsteling met het water te afgemat om te kunnen
+staan. De kapitein zette hem met den rug tegen een boom en snelde toen
+den muilezel na. Nauwlijks was hij aan het eind van den weg gekomen of
+daar stond de muilezel bedaard te grazen, terwijl de teugel in de
+struiken was blijven zitten.
+
+Toen, na Mohammed in den zadel geholpen en de beste stukken van het
+zwijn afgesneden te hebben met de handigheid van een jager, dacht de
+kapitein opeens om Dries.
+
+Maar hoe hij ook uitkeek, deze was nergens te zien en de kapitein
+troostte zich met de gedachte: hij zal reeds in het kamp terug zijn! Hij
+nam dus den terugtocht aan, toen hij in het kamp aangekomen tot zijn
+schrik vernam, dat men Dries niet had gezien.
+
+--Nog niet weerom? zeide de kapitein, waar duivel kan hij dan zitten? En
+hij verhaalde, hoe Dries het aangeschoten zwijn was nagesneld. Welnu,
+zeide hij, Dries zal zich door zijn jachtlust hebben laten meeslepen en
+een weinig afgedwaald zijn. Ziedaar alles!
+
+--Neen, antwoordde de luitenant, hij zal den weg naar het kamp niet
+kunnen vinden en mogelijk verdwaald zijn; wij moeten hem zoeken.
+
+--Dat is mijn idee ook, zeide de kapitein, gaan wij in de richting die
+ik hem heb zien inslaan, dan kan Selam met de drijvers de legerplaats in
+groote kringen omtrekken; zoodoende zullen wij hem wel vinden.
+
+Zoo gezegd zoo gedaan, en terwijl Aroesi met Rebecca en Mohammed
+achterbleven, gingen de luitenant en de kapitein op weg, en Selam met de
+drijvers trok om de legerplaats in altijd grooter kringen om den
+verlorene op te sporen.
+
+Wat was er intusschen van Dries geworden? We zullen het zien.
+
+Het zwijn, dat Dries nasnelde, hoewel door twee kogels getroffen, was
+evenwel nog vlug ter been, zoodat het hem weldra een heel eind vooruit
+was. Heuvel op en heuvel af ging de jacht; vervolgde en vervolger waren
+even onvermoeid. Nu en dan snelde het zwijn door een boschje, dat Dries
+dan genoodzaakt was om te trekken. Zoo had hij reeds meer dan een half
+uur in galop of draf doorgereden zonder nog iets op het zwijn te hebben
+gewonnen. Hij spoorde zijn paard gedurig aan en eindelijk bemerkte hij
+tot zijne voldoening, dat de loop van het zwijn minder snel werd. Op den
+top van een heuvel gekomen, zag hij het dier met onzekeren loop de
+helling afdraven.
+
+--Ha, ha! riep hij, ge houdt het niet lang meer uit, oude jongen! Wacht
+maar, ik zal je spoedig den genadeslag geven! en hij snelde de helling
+af.
+
+Opeens bleef het zwijn, toen het den heuvel afgehold en in een lagen
+weg, met kreupelhout begrensd, was aangekomen, stilstaan en terwijl het
+den snuit in de hoogte stak, snoof het onderzoekend de lucht op en
+trilde over alle leden.
+
+--Wat duivel scheelt hem nu! riep Dries, die dat van verre aanzag. Maar
+op hetzelfde oogenblik bleef zijn paard insgelijks als aan den grond
+genageld staan.
+
+--Kom, zeide Dries, kom, oude jongen, vooruit! en hij spoorde het aan.
+
+Het paard verhief zich op de achterpooten, draaide in een halven cirkel
+rond en bleef toen staan, sidderende en snuivende.
+
+--Wat donder scheelt je! riep Dries kwaad uit, wil je voortgaan of niet?
+
+Weder steigerde het paard op zijne aansporing, toen deed het opeens een
+vreeslijken sprong en Dries, daar niet op voorbereid, stortte op den
+grond. Krampachtig hield hij den teugel vast. Het paard snoof en blies
+en deed voor den op den grond liggenden ruiter een sprong achteruit, de
+teugel brak af en in wilden galop vloog het den heuvel op, dien het was
+afgekomen.
+
+De vrij onzachte val op den rotsigen grond deed hem een oogenblik als
+verdoofd liggen, doch bemerkende dat er niets aan hem gewond of gebroken
+was, wilde hij opstaan, toen hij bemerkte, dat hem zulks onmogelijk was.
+Het linkerbeen deed hem zoo zeer, dat hij een schreeuw gaf van pijn.
+
+--Dat is een mooie zaak, zei Dries, daar leg ik nu zonder op te kunnen
+staan en zonder paard. Had ik dat nog, dan kon ik mij misschien met wat
+moeite in den zadel hijschen, maar nu is 't een drommels leelijke
+positie waarin ik door dat leelijke zwijn ben gebracht.
+
+Toen hij naar het zwijn omkeek, zag hij, dat het neergevallen was en lag
+te hijgen, en ondanks zijne benarde positie kwam de jachtlust weder bij
+hem boven.
+
+--Jou zal ik ten minste je paspoort geven! mompelde Dries, en op handen
+en voeten naar het zwijn kruipende, stiet hij het zijn ponjaard in den
+hals.
+
+Plotseling hoorde Dries in het langs den weg staande hout een gekraak
+van takken en bladeren, alsof iemand behoedzaam naderde. Hij kroop zoo
+snel hij kon terug naar de plaats waar hij zijne buks had laten liggen,
+en laadde die snel. Toen, zich met den rug tegen een paar rotsblokken
+plaatsende, wachtte hij af wat er zou gebeuren.
+
+Een minuut of tien verliep in de grootste stilte; alleen verhief zich
+eene groote vlucht duiven en andere vogels onder groot gekrijsch en
+getjilp boven het hout.
+
+--'t Is toch niet pluis, mompelde Dries, anders zouden die vogels niet
+zoo schreeuwend opvliegen. Zeker de een of andere schooier van een
+Arabier, die mij hier verraderlijk wil neerschieten.
+
+Nauwlijks had hij dit gezegd of het kraken begon opnieuw, en thans
+dichter bij, en toen hij scherp uitkeek zag hij iets bewegen.
+
+--Dacht ik 't niet, riep Dries, dat 't zoo'n schoeltje was; ik zie zijne
+bruine huid. Wacht vriend, ik zal je vóór zijn, en hij bracht de buks
+aan den schouder.
+
+Toen, tegelijk met den knal van het schot, klonk een vreeslijke kreet,
+een schor gebrul uit het hout, dat hem de haren te berge deed rijzen, en
+hem onwillekeurig naar zijn ponjaard deed grijpen. Een verschriklijk
+gekraak volgde daarop en eer Dries wist wat er aan de hand was, werd het
+hout ter zijde gedrongen en onder een donderend gebrul wierp zich een
+groote luipaard op hem.
+
+De worsteling, die nu volgde, was ontzettend. Dries op de knieën
+liggend met den rug tegen het rotsblok geleund, had gelukkig zijne
+tegenwoordigheid van geest behouden, maar toen hij het woedende monster
+op zich zag toespringen, achtte hij zich verloren. Eene grenzenlooze
+wanhoop maakte zich van hem meester, en juist dit was het wat hem de
+kracht gaf het dier te weerstaan. Als men den dood voor oogen ziet,
+vertiendubbelen de krachten. Dries, reeds verdrietig over den
+ongelukkigen afloop van zijne jacht, werd woedend. De luipaard sloeg
+zijne scherpe klauwen in zijne schouders, en blikte hem eene seconde
+lang met oogen als vuurballen aan. De wijdgeopende muil liet de
+vreeslijke kegelvormige puntige tanden en de roode tong, die hem
+uit zijn bek hing, zien. Dries voelde den heeten stinkenden adem van
+het ondier in zijn aangezicht, en uit afschuw bracht bij het hoofd
+achterover, toen de luipaard hem in het gelaat poogde te bijten. Met
+eene snelle beweging bukte hij zich tusschen de voorpooten van het dier,
+en toen het monster zijne scherpe tanden in zijn hals sloeg, stak Dries
+hem den langen ponjaard in de zijde.
+
+De luipaard deed een ontzettenden sprong en stoof een paar passen
+achteruit. Ook Dries sprong op om zijn heil in de vlucht te zoeken. De
+doodsangst deed hem bijna geen pijn meer voelen, en hinkende was hij
+reeds een heel eind voortgesneld, toen het dier in een paar sprongen
+weder bij hem was. Dries liet zich weder op de knieën vallen en klemde
+den ponjaard in de hand, dat het bloed er voor stond. Een slag in het
+gelaat met den scherpen klauw deed hem omvertuimelen, en in het volgende
+oogenblik stortte de luipaard zich op hem.
+
+Langer dan tien minuten rolden beiden over den grond. Dries steken
+toebrengend waar hij zijn vijand maar kon raken. De luipaard, die hem
+op den rug zat, had wederom de klauwen in de reeds gewonde schouders
+geslagen en beet hem in hoofd en hals. Dries voelde hoe de scherpe
+tanden over zijn schedel gleden en krasten. Bossen haar werden hem
+uitgetrokken en de arme jongen brulde even hard van pijn en woede als de
+luipaard.
+
+Maar opeens zag Dries, dat zij al worstelende genaderd waren aan den
+rand van een steilen rotswand. Daar beneden, wel honderd voet diep,
+strekte zich een ravijn uit. Hij zag hoe zij onvermijdelijk daarin
+moesten storten, en in zijne wanhoop kreeg hij met eene snelle beweging
+de hand weder vrij en dreef het monster den ponjaard in den strot. Toen
+waren zijne krachten uitgeput, beiden rolden in snelle vaart naar
+beneden langs eene steile glooiing en het scheen dat de dood over
+beiden de hand had uitgestrekt, want zij bleven onbeweeglijk liggen op
+een paar passen van elkaar.
+
+Ongeveer een half uur was er verloopen, toen Dries weder bijkwam.
+Zijne flauwte was hoofdzaaklijk veroorzaakt door de geweldige
+krachtsinspanning, en hoewel hij vrij belangrijke wonden had ontvangen,
+wist hij zich dadelijk te herinneren wat er was gebeurd, en was na
+eenige oogenblikken in staat zich op te richten. Maar o wee! wat een
+pijn; alle leden deden hem zeer. Het was alsof hij overal gekneusd,
+alsof hij geradbraakt was. Daar bij hem lag zijn vijand bloedend uit
+verscheidene wonden. Hij was dood, daar was niet aan te twijfelen, de
+bek was wijd geopend en de tong hing er uit, terwijl eene groote
+bloedplas zich rondom den kop uitstrekte.
+
+Het was een fraai dier. Op de bleekroodgele huid vertoonde zich
+donkerbruine vlekken door ringen omgeven. Vooral op de bovendeelen was
+de geelroode kleur bizonder schoon. De zeer lange staart was donkerbruin
+geringd en de onderdeelen van het dier waren vuilwit van kleur.
+
+Zwijgend beschouwde Dries eenige oogenblikken zijnen vijand, toen werd
+zijne aandacht getrokken door een rauw gekrijsch en opziende, zag hij
+een wolk van raven, kraaien en eene kleine giersoort, die boven de kloof
+dwarrelden, elkaar als het ware toeroepende, dat hun daar beneden een
+goede maaltijd wachtte. Onwillekeurig rilde de brave jongen op de
+gedachte, dat, zoo hij gestorven ware, die vogels wellicht zich aan zijn
+lijk zouden vergast hebben.
+
+--Dat gaat je neus voorbij! zeide hij flauw glimlachende. Maar ik moet
+zien hieruit te komen. Als men mij zoekt, waaraan ik niet twijfel, dan
+zou men mij voorbijloopen zonder mij te zien. Ik moet er dus uit, dat
+is zeker. Komaan, laten we beginnen. En de dappere knaap begon tegen de
+glooiing op te kruipen.
+
+Was dat al een lastig en uitermate vermoeiend werk voor iemand die
+gezond en krachtig is, hoe veel te erger moest het dan niet zijn voor
+den armen Dries, gewond als hij was en aan alle leden gekneusd door den
+val. Bovendien brandde de zon met alle kracht in de kloof.
+
+Niettegenstaande dit alles begon Dries zich naar boven te werken zich
+aan planten en struiken ophijschende, en nu en dan eens rustende. Na
+verloop van een kwartier was hij nog niet verder dan een vierde gedeelte
+van zijn weg gevorderd. Het angstzweet brak hem uit, en hij beefde over
+alle leden. Een onuitstaanbare dorst kwelde hem bovendien, maar hoe aan
+water te komen? Twee malen poogde hij verder te komen, doch het ging
+niet. Daar boven hem was een spleet. Na veel moeite gelukte het hem
+de hand er in te krijgen en weder was hij een eindje hooger, toen
+hij opeens voelde dat zijne hand vochtig was. Met de uiterste
+krachtsinspanning heesch hij zich zoover op, dat hij met het hoofd op
+gelijke hoogte van de spleet was. Hij vond een steunpunt voor zijne
+voeten en o vreugde! toen hij in de spleet keek, zag hij water.
+
+Een kreet van vreugde ontsnapte hem. De spleet was ongeveer een meter
+lang en een voet diep. De regen had deze gevuld, en daar er een weinig
+hooger een paar struiken groeiden, had de zon het weinige water nog niet
+kunnen verdampen. Met de hand het water scheppend leschte Dries zijn
+brandenden dorst en verkoelde er zijn vreeslijk gewonde hoofd en hals
+mede. Hij voelde het bloed langs zijn nek vloeien, en toen hij naar
+de oorzaak zocht, bemerkte hij tot zijnen schrik, dat zijn oor was
+afgescheurd. Het koele water frischte hem terdege op, en na zijn zakdoek
+goed nat gemaakt te hebben, bond hij zich dien om het hoofd en begon nu
+weder omhoog te klimmen. Toen ging het aanmerklijk beter en na eene
+moeilijke klimpartij gedurende bijna een kwartier, was hij boven.
+
+Daar bleef hij eerst een poosje rusten. Het zwaarste werk was achter den
+rug en hij twijfelde er geen oogenblik aan, dat men hem zou opsporen.
+
+Opeens hoorde hij een schot vallen.
+
+--Ha! zeide Dries, men zoekt mij.
+
+Toen herinnerde hij zich zijn geweer, en hij sleepte zich voort naar de
+plaats waar de luipaard hem had aangevallen. Toen hij geschoten had,
+klonk dadelijk een schot tot antwoord en snel schoot hij weder zijne
+buks af. Op hoe langer hoe korter afstand werden de schoten gehoord,
+en daar aan het eind van den hollen weg, zag hij op den heuveltop den
+luitenant en den kapitein verschijnen, die zijn paard medevoerden.
+
+Toen de luitenant en de kapitein hem gewaar werden, spoorden zij hunne
+paarden aan en waren in een oogenblik bij hem.
+
+--Mijn God! riep de luitenant, wat is er gebeurd?
+
+--O, zeide Dries, niets dan een klein vechtpartijtje met een tijger.
+
+--God in den hemel, mijn arme vriend, wat ziet ge er uit! riep de
+kapitein verschrikt.
+
+--Dus ge hebt met een tijger gevochten? vroegen beiden.
+
+--Zie maar, zeide Dries, ginder in die kloof.
+
+--Een luipaard! riep de kapitein verbaasd. En geen kleintje ook. Hebt ge
+met dat monster gevochten? Parbleu, ge zijt dapper!
+
+--Als men den dood voor oogen ziet, is men altijd dapper, zeide Dries.
+Maar het is hem leelijk opgebroken, dien sinjeur. Hij heeft zijn bekomst
+gekregen.
+
+--Kom, zeide de luitenant, laten we voortmaken. Zoudt ge te paard kunnen
+zitten, arme jongen?
+
+--Als ge mij goed in den zadel zet, zal het nog wel gaan, antwoordde
+Dries.
+
+Met vereende krachten tilde men hem in den zadel, en hem tusschen zich
+nemende sloeg men stapvoets den weg naar de legerplaats in.
+
+Daar verwekte de aankomst van Dries geen geringe ontsteltenis en niet
+minder verbaasd was men, toen deze zijn avontuur verhaalde; en toen
+Selam en Mohammed des avonds den dooden luipaard waren gaan halen, en
+men het groote, prachtige dier daar uitgestrekt zag liggen, begreep men
+eerst recht, welk een zwaren kamp de arme jongen moest hebben gestreden.
+
+--Gij hebt hem terdege geraakt ook, zeide de luitenant, toen men het
+fraaie vel had afgestroopt; zie eens de huid is vol gaten.
+
+--Met dat al hebt ge eene schoone tropee veroverd, zeide de kapitein
+lachend, dat is een buitenkansje waarop wij geen van allen kunnen
+roemen.
+
+--'t Zal eene herinnering zijn aan mijne reis door Marokko, die mij het
+langst zal heugen, zeide Dries.
+
+
+
+
+XX.
+
+HET SPRINKHANENLEGER.
+
+
+Onder zeer treurige omstandigheden trok men den volgenden dag verder. In
+den afgeloopen nacht namelijk had Dries eene hevige wondkoorts gekregen.
+Men had zijne wonden onderzocht, en hoewel niet gevaarlijk, waren zij
+talrijk, en hij had veel bloed verloren. Het ergste was zijn hoofd.
+Behalve dat de luipaard hem een oor had afgescheurd, waren op den
+schedel en in den nek allerwege de sporen van de tanden te vinden; en
+door een paar beten in het gelaat had Dries een stuk of vijf tanden
+verloren. Daarbij waren zijne schouders geheel ontvleescht. Het een kwam
+bij het ander. Eerst de val van zijn paard, dat de luipaard had geroken
+en daarom geweigerd had voort te gaan, daarna de worsteling, de val in
+de kloof, de afmatting van den zwaren arbeid om in den brandende zon
+zich naar boven te werken; dat alles had den wakkeren knaap zeer
+aangegrepen.
+
+'t Was gedurende de ziekte van Dries, dat men eerst recht verheugd was
+eene vrouw bij het gezelschap te hebben. Rebecca toch, de schoone Jodin,
+was het, die hem onverpoosd oppaste, zijne wonden telkens wiesch en
+verbond, hem allerlei versterkende middelen klaar maakte, kortom, die
+hem verzorgde, zooals alleen eene vrouw dat kan.
+
+Zoo goed en zoo kwaad als het ging, had men een rustbed vervaardigd,
+dat tusschen de twee muilezels van Selam en Mohammed was opgehangen,
+waardoor de patiënt een gemaklijk leger had en niet blootgesteld was aan
+schokken. Scheen de zon te fel, dan spreidde men op een paar voet boven
+hem een stuk doek uit, en zoo lag Dries zoo goed het maar kon.
+
+Met dat al was het treurig, zoo bijna aan het einde der reis, na tal
+van avonturen en na den dood meer dan eenmaal onder de oogen te hebben
+gezien, nog in zoo'n verschriklijken toestand te komen. De anders zoo
+vroolijke knaap lag nu stil daar neder, en 't was net of met hem ook al
+de vroolijkheid was geweken. Wel poogde de kapitein hem nu en dan door
+een of anderen geestigen zet wat op te beuren; doch wanneer dit al
+geschiedde, was het toch slechts voor weinige oogenblikken.
+
+Zoo reed men treurig voort, zoolang de hitte en de toestand van den
+zieke het gedoogden, en tegen den middag hielt men halt in eene met
+welig groen bedekte vallei, waar men tot aan den avond zou blijven, want
+Selam had het gezelschap aangekondigd, dat men binnen een paar uren aan
+de groote kale vlakte van den Seboe, in het land der Beni-Hassen, zou
+zijn, en het was wel zaak eerst door eenige uren rust, en een flink
+diner zich wat te verfrisschen.
+
+Men sloeg de tenten op, en na het maal gebruikt te hebben, gaf men zich
+in de schaduw van het geboomte aan een zalig nietsdoen over.
+
+Doch die rust zou niet lang duren, want Selam, die reeds eenigen tijd
+met een onrustbarend gezicht naar den horizont had gekeken, kwam toen
+hard aanloopen onder het geroep van: »de sprinkhanen! de sprinkhanen!"
+
+Iedereen sprong bij het vernemen van deze Jobstijding op.
+
+--Waar ziet ge ze? vroeg de luitenant.
+
+--Daar bij den ingang van den bergpas van Beb-el-Tinea, zeide Selam,
+ziet ge die wolk die zich hierheen beweegt? Dat zijn ze.
+
+[Illustratie: Met eene ontzettende snelheid daalde de wolk en viel als
+ een levende hagel neer. Bladz. 193.]
+
+Het geheele gezelschap tuurde uit naar de aanwijzing van Selam.
+
+Inderdaad zag men heel in de verte eene ontzaglijke donkere wolk, die
+uit het zuiden van de vlakte van den Seboe kwam opdagen.
+
+--Zij komen recht op ons aan, want de oostenwind drijft ze hierheen,
+zeide Selam op angstigen toon.
+
+--Welnu, zeide de kapitein, vertrekken we. Het wordt tijd. Ik ken dat
+goedje.
+
+--Vertrekken, vroeg Dries, die in de schaduw lag uitgestrekt,
+vertrekken, en waarom dan?
+
+--Waarom, antwoordde de kapitein, omdat straks over een uur, een half,
+een kwartier misschien reeds, die wolk zal neerdalen in deze met welig
+groen bedekte vallei en alles zal bedekken, het gras, de planten, de
+boomen, kortom alles, en, nadat het al wat maar plant is, zal hebben
+opgegeten, ons zal overstelpen.
+
+--Ja, zeide de luitenant, komaan Selam, maak voort.
+
+Dat behoefde voor Selam niet herhaald te worden. In een oogenblik was
+alles gereed, en eer een kwartier was verloopen, reed men voort naar den
+bergpas van Beb-el-Tinea.
+
+Maar het sprinkhanenleger was sneller in zijne bewegingen dan men had
+gedacht, en reeds zag men ze met schrik naderen. 't Was eene wolk van
+ontzettenden omvang. Zij kwam al nader en nader. Op eens hoorde men een
+gefluit als dat hetwelk een storm voorafgaat, vermengd met een geloei en
+gedruisch als van een woedenden orkaan. Op hetzelfde oogenblik werd het
+duister, alsof de nacht inviel. De levende wolk bevond zich voor de zon
+en onderschepte haar licht. Menschen en dieren werden door ontzetting
+aangegrepen. De kameelen begonnen te brullen, de paarden brieschten van
+vrees, en steigerden en sloegen woedend om zich heen. Gelukkig waren de
+twee muilezels, tusschen welke Dries op zijn rustbed lag, te stevig aan
+elkaar gekoppeld om zich los te rukken, maar de beesten stonden nu op de
+vóór- dan op de achterpooten, en Dries kon zich niet anders dan door
+zich stevig vast te klampen, voor vallen behoeden. Om de verwarring te
+vermeerderen begon de levende wolk te dalen.
+
+Selam stiet een angstkreet uit, en zijnen ezel aansporend schreeuwde
+hij:--Vooruit, vooruit, naar den pas!
+
+Iedereen poogde hem te volgen en spoorde zijn viervoeter aan, maar het
+was reeds te laat. Met eene ontzettende snelheid daalde de wolk en viel
+als een levende hagel neer. Boom en plant, mensch en dier waren in een
+oogwenk door dat heir van ongedierte overdekt en het was onmogelijk
+verder te komen. Toen werden de dieren opeens als door eene verlammende
+vrees overvallen en bleven staan. Geen sporen, geen zweepslagen, niets
+hielp. En dat wriemelende ongedierte overdekte alles, kroop in de mouwen
+en plooien der kleederen, in de ooren der paarden, in den loop der
+buksen zoodat men geen handen genoeg had om zich dat tuig van het lijf
+te houden.
+
+Binnen weinig tijds was de geheele omtrek kaal gegeten. Daar vóór hen
+uit kwam het leger, steeds opmarcheerende, recht op hen aan. Het was
+een groen veld, dat zich voortbewoog. Met eene wanhopige poging gelukte
+het eindelijk de dieren voort te krijgen, en men galoppeerde over dien
+beweegbaren bodem. Het kraakte en piepte onder de hoeven der paarden,
+en telkens gleden zij uit zoodat zij bijna vielen. Dan bleven de dieren
+weer een oogenblik als versuft staan, maar de sporen en stokslagen
+dreven hen verder.
+
+Eindelijk, na een half uur in woedenden galop te zijn voortgegaan, was
+men ter linkerzijde buiten den grooten hoop gekomen. Hier waren nog
+slechts enkele afgedwaalden. Toen hield ons gezelschap halt, schudde en
+sloeg de dieren van zich af, en bleef een oogenblik uitblazen om den
+voortgang van dat verwoestende heir gade te slaan.
+
+En het was waarlijk een merkwaardig schouwspel, dat vernielende leger
+te aanschouwen. Allengs trok de massa zich samen en vormde eene kolonne,
+wier lengte niet juist te bepalen was en ter breedte van 10 à 20 voeten.
+In geregelde orde marcheerde deze kolonne voort door de vallei, hier
+zich verspreidend, daar, waar den bodem zandig of steenachtig was, zich
+samentrekkend, en toen men den bergpas van Beb-el-Tinea bereikt had, na
+een rit van drie uren, zag men eerst de achterhoede van dat geduchte
+leger.
+
+Een treurigen en ontzettenden aanblik leverde de streek op. Het was
+alsof men opeens in den winter was verplaatst. Geen boom, waaraan nog
+een blad of twijg te vinden was. Zij stonden daar als dood, hunne naakte
+takken ten hemel heffend, als smeekten zij om wraak over die plotselinge
+vernietiging; van velen was zelfs de schors afgevreten. Evenzoo het lage
+hout en de struiken; die bosschages, daar straks zoo dicht, zoo groen,
+men kon er thans doorheen zien. De planten, het gras, met één woord,
+alle wasdom, alle plantengroei was in eenige uren verdwenen.
+
+Het was alsof men door eene doode landstreek trok, alsof men zich in
+eene woestijn bevond. Er was geen plant of grashalm van een vinger
+lang te vinden. Daarentegen was de aarde als overstroomd van allerlei
+kleine zoogdieren, kruipende dieren en insecten, die naar alle kanten
+een goed heenkomen zochten, opgejaagd uit hunne schuil- of woonplaatsen,
+en voor die allen schoot voor het meerendeel niets anders over dan
+de hongerdood. De eenigen, die feesthielden, waren de roof- en
+insecten-etende vogels, welke in groote zwermen van heinde en ver
+aanrukten om de achterhoede en de flanken van het sprinkhanenleger te
+bestoken.
+
+--Daar gaan zij, de verwoesters tegen wie niets bestand is, zeide de
+luitenant; eerst de verwoesting, en daarna de hongersnood en de pest.
+
+--Allah behoede ons land, zeide Selam! 't is een vloek des hemels, 't is
+eene tuchtroede die over het land komt!
+
+--Ja, zeide de kapitein, ik heb ze meer gezien, die verwoesters, dien
+schrik van den landbouw. In 1845 kwam die geesel over Algiers. Daarna
+hoorde men er in langen tijd niets van, maar in 1866 veroorzaakten zij
+eene vreeslijke ramp. De sprinkhanen kwamen uit de Sahara. In de maand
+April begon de inval van dat ongedierte. Komende uit de bergengten en
+valleien van het zuiden, stortten zij zich neer in de Mitidja en den
+Sahel van Algiers. Zij waren in zoo'n ontzettend getal aanwezig, dat
+hunne wolken de zon verduisterden. Zij verslonden het koolzaad, de
+haver, het graan, de gerst, de groenten, kortom al wat plant was en
+drongen zelfs in de huizen door. De Arabieren beletten door het branden
+van groote vuren, die een dikken rook van zich gaven, en door een
+geweldig leven de sprinkhanen neder te dalen.
+
+--Maar nog erger werd het op het einde van Juni, toen de dieren waren
+uitgekomen en de daardoor vermeerderde sprinkhanen zich in grooten
+getale overalheen verspreidden. De kanalen en zelfs de stroomen werden
+letterlijk door hen gedempt. De grond was er zoo mee bedekt als bij
+menschengeheugenis het geval niet was geweest Om de lijken der doode
+dieren te verwijderen, vereenigden verscheidene duizenden soldaten zich
+met de kolonisten en de inlanders, doch hunne pogingen stuitten af op
+het onnoemelijk aantal.
+
+--Omstreeks denzelfden tijd werden de provinciën Oran en Constantine
+door hen bezocht. Hier vernielden zij te Sidi-Bel-Abbès, te Sidi-Brahim
+en te Mostaganem de tabak, den wijnstok, de vijgen en zelfs de olijven,
+ondanks hun bitter gebladerte. Te Pelizane en te Habra vernielden zij
+de katoen. De weg van Mascara tot Mostaganen was er over zijne volle
+lengte van 80 kilometers mede overdekt. In de provinciën Constantine
+overweldigden zij het land van den Sahara tot aan de zee en van Bougie
+tot aan Galle, verwoestende de omstreken van Batna, Setif, Constantine,
+Guelma, Bona en Philippeville. Deze vreeslijke plaag veroorzaakte over
+dit geheele gedeelte van Barbarije een grooten hongersnood.
+
+--Drommels, zeide Dries, ik wist niet, dat dat kleine groene beest zoo'n
+verschriklijke vijand is.
+
+--Ba, zeide de kapitein, 't is een walgelijk, schandelijk ontuig, en ik
+weet waarachtig niet waarvoor dat goed op de wereld is.
+
+--O, zeide de luitenant, zij zijn bekend sedert de vroegste tijden,
+ja, men kan zich geen nog zóó lang verleden denken, of men vindt de
+verwoestingen, door deze dieren aangericht, en den daarop gevolgden
+hongersnood en pest opgeteekend.
+
+--Pest, zeide Dries vragend, ook dat nog? Duivels! hongersnood kan ik
+mij begrijpen, wijl zij alles verslinden, wat voor den mensch bestemd
+is, maar waardoor komt de pest, luitenant?
+
+--'t Is heel natuurlijk, antwoordde Frank. Van die millioenen en
+millioenen sprinkhanen worden er ook millioenen gedood. Zij verdrinken
+in de stroomen en kanalen, bronnen, enz., worden vertreden en door
+rook verstikt. Deze doode insecten, blootgesteld aan eene brandende
+Afrikaansche zon, gaan spoedig tot ontbinding, tot rotting over.
+Een paar dezer dieren, ja een honderdtal zou nauwlijks genoeg stank
+verwekken om opgemerkt te worden, maar die soms meer dan een palm dikke
+laag rottende diertjes verontreinigt door den afschuwelijken stank de
+lucht en het water en veroorzaakt daardoor de pest.
+
+--Dank u, zeide Dries, nu is het mij duidelijk.
+
+--Deze vernielende sprinkhaan, aldus vervolgde de luitenant, komt
+gewoonlijk uit de woestijnen van Arabië en Tartarije in Azië opzetten.
+De oostenwinden voeren die ontzaglijke wolken hierheen. Het is gebeurd,
+dat schepen op 60 à 80 mijlen van de kust er mede overdekt werden.
+Niet alleen Afrika, maar ook Europa is meermalen door hen geteisterd.
+Bizonder was dit het geval in 1747, 1748 en 1749. In 1748 kwam een dier
+sprinkhanen-wolken tot in Engeland. Gij hebt straks gezien, hoe zij
+onzen marsch vertraagden; welnu, ik zal u een nog erger staaltje noemen
+van hetgeen zij vermogen. Toen Karel XII, de dappere, avontuurlijke,
+maar ongelukkige Zweedsche Vorst, nog slechts 27 jaar oud, na de Denen,
+de Russen en de Polen overwonnen te hebben, opnieuw den oorlog met
+de Russen begon om de Ukraine te veroveren, werd hij voor 't eerst
+overwonnen door de Russen onder Czaar Peter I, die door de ondervonden
+nederlagen het oorlog voeren beter had geleerd. Dat was op den 2den Juli
+1709 en de nederlaag van Pultawa, waar de Zweden door de overmacht der
+Russen werden verpletterd, was oorzaak, dat Karel op Turksch grondgebied
+de wijk moest nemen. Het was toen, op dezen terugtocht in Bessarabië,
+dat het leger, zich in een bergpas bevindende, werd overvallen door de
+sprinkhanen, die met een geweld als van een orkaan kwamen aanzetten, de
+zon verduisterden en een geluid maakten als het geloei van de verbolgen
+zee. Het geheele leger werd een tijdlang hierdoor opgehouden.
+
+--Parbleu! zeide de kapitein, men moet respect voor dat ongedierte
+hebben.
+
+--Zoo kreeg elk land, elk werelddeel zijne beurt, vervolgde de
+luitenant. In Indië, in de landen van de Mahratten, zegt men eene
+kolonne gezien te hebben van 80 mijlen lang en verscheidene voeten
+breed, die vast aaneengesloten, alles verwoestende, voortrokken.
+In 1835 werd China door deze plaag bezocht. Zon en maan werden door
+hunne wolken verduisterd. Het geheele plantenrijk niet alleen, maar
+zelfs de oogst in de voorraadschuren en de kleederen in de woningen
+werden verslonden. Den inwoners sloeg de schrik om het hart, en men
+vluchtte naar het gebergte. Barrow en Levaillant verhalen, dat hunne
+verwoestingen in Zuid-Afrika ontzettend zijn en alle beschrijving te
+boven gaan. De rivieren en stroomen vonden zij er als het ware door
+gedempt, en het land was niet alleen kaal maar zag er uit, als ware
+het geëgd. Hier in Marokko veroorzaakten zij in 1780 een vreeslijken
+hongersnood.
+
+--Ja, zeide Aroesi, 't is waar. Allah heeft ons arm land toen zwaar
+bezocht. Er heerschte zoo'n nood, dat men van de opgegraven wortelen
+leefde. De armen zochten de graankorrels uit den drek der kameelen,
+om zich er mede te voeden.
+
+--Vreeslijk, zeide de kapitein, verschriklijk!
+
+--Ja, wel verschriklijk, antwoordde de luitenant. In Senegal werd op
+het einde van 1864 de geheele aanplant der koffie door hen verwoest, en
+men nam waar, dat hunne voorhoede eene wolk vormde van vijftien mijlen
+lengte. En generaal Levaillant heeft te Philippeville eene wolk gezien,
+die 3 à 4 myriameter lang was, en toen deze nederstreek, vormde zij eene
+laag van 3 palm dikte.
+
+--'t Is waarlijk niet te verwonderen, zeide Dries, dat er de pest door
+ontstaat.
+
+--De eenige voldoening, die men er nog van heeft, zeide de kapitein, is,
+dat men wraak op hen kan nemen door ze te eten.
+
+--Eet men dat tuig? vroeg Dries. Nu spot ge zeker, kapitein!
+
+--Neen, waarlijk ik spot in het geheel niet, antwoordde de kapitein. De
+Bedouïnen,[3] de Kabylen,[4] de Mooren en de negers eten ze. De gewone
+soort van sprinkhaan, door de inlanders djerab-el-arbi genaamd, wordt
+veel door hen gegeten. Zij snijden den kop af onder het prevelen van
+Bism-Allah (in den naam van God). Daarna rukken zij ze de vlerken en de
+lange pooten uit en eten het lichaam met een weinig zout.
+
+[3] Bedouïnen of zwervende Arabieren zijn de bewoners der vlakten, die
+ een nomadenleven leiden.
+
+[4] Kabylen zijn de bergbewoners in Algerië.
+
+--Een lekker kostje, zeide Dries. Ba! als ik er om denk, word ik
+misselijk. Hoe is het mogelijk zulk walgelijk ongedierte te eten.
+
+--Nu, onaangenaam smaken ze niet, antwoordde de kapitein. Ik heb ze
+geproefd; zij smaken eenigszins als kreeften.
+
+--Wel moge 't u bekomen! zei Dries, maar ik dank er voor.
+
+--Ja, zeide de luitenant, ik bewonder uw moed, maar hoe hartstochtelijk
+minnaar van insecten ik ben, geloof ik toch niet, dat ik den moed zou
+hebben ze te eten. Overigens zijn het niet alleen de Arabieren en
+Mooren, die ze als voedsel gebruiken; in alle Oostersche landen is dat
+gebruiklijk. Men kookt en braadt ze, en discht ze zelfs in de
+koffiehuizen op als dessert en lekkernij.
+
+--De Arabische vrouwen en kinderen rijgen ze aan een draad even als een
+rozenkrans, en brengen ze na ze gedroogd te hebben in den handel. Ook in
+Zuid-Afrika worden zij door de inwoners niet versmaad; de Hottentotten
+houden er veel van, en als het land, zooals nu hier het geval is, door
+sprinkhanen-zwermen wordt overstroomd, verzamelen zij ze en zouten ze in
+aarden potten in, om ze te kunnen bewaren.
+
+--Maar is er geen middel op, om dat gevaarlijk insect te verdelgen?
+vroeg Rebecca.
+
+--Wat zal ik u daarop antwoorden, zeide de luitenant, men heeft nu en
+dan maatregelen daartoe genomen. Reeds bij de oude Grieken bestond eene
+wet, die in zoodanig geval elken burger verplichtte een zeker getal
+maten sprinkhanen te leveren. Somtijds heeft men er premiën uitgeloofd
+voor het opzoeken der eieren. Zoo gaf men in 1613 in Provence voor een
+kilogram eieren ongeveer 25 cents en voor een gelijk gewicht sprinkhanen
+de helft. Marseille gaf toen aan premiën 20.000 francs en Arles 25.000
+francs uit, en nog kort geleden betaalde men in dezelfde streken aan
+premiën in verschillende jaren van 2200 tot 6200 francs per jaar.
+
+--Dat heeft men in onze kolonie (Algerië) ook gedaan, zeide de
+kapitein. In 1850 betaalde het gouvernement voor een zak sprinkhanen
+ongeveer 12 cents en er werden zoovele zakken aangebracht, dat men
+telkens eene partij van 30 à 40 kameelenvrachten naar Medeah bracht.
+
+--Maar, dat moeten millioenen en millioenen geweest zijn, zeide Dries.
+
+--Ja, zeide de kapitein, men kan van hen met recht zeggen: zij zijn
+ontelbaar als de zandkorrels in de woestijn en als de sterren aan den
+hemel.
+
+--Neem nu eens in aanmerking, zeide de luitenant, dat de sprinkhanen
+ongeveer 40 eieren leggen. Men kan dan een weinig begrijpen, vanwaar die
+ontelbare massa dieren komt.
+
+--Behalve het zoeken naar eieren, om die te verbranden, is er al heel
+weinig tegen hen te doen. Het eenige, dat met succes gedaan wordt, is,
+ze met groote goed rookende vuren te beletten om neder te dalen. De
+negers in Midden-Afrika beproeven dit ook door een oorverscheurend
+concert van helsch gekrijsch aan te heffen. Hierdoor doet men echter
+natuurlijk niets anders dan de ramp verplaatsen; ge jaagt ze daardoor
+van uw land naar dat van uwen buurman en hierdoor ontstaan meermalen
+bloedige oorlogen. In Hongarije moet men eens beproefd hebben ze te
+verjagen door middel van kanonschoten, en het moet geholpen hebben ook.
+
+--'t Is een vloek! mompelde Aroesi.
+
+--Ja, zei Selam, een vloek, verwoesting, ellende, hongersnood, dood en
+pest. Toorn van den Profeet. Allah behoede ons arm land!
+
+Intusschen had men het sprinkhanen-leger uit het gezicht verloren en
+trok men den bergpas in. De geheele weg, dien men langs kwam, was dor en
+als uitgestorven; geen plant, geen grasje bespeurde men. Gelukkig dat
+men voeder voor de beesten had, anders zou men gevaar hebben geloopen,
+dat ze van honger waren omgekomen. Den bergpas uitkomende, zag men
+opeens weder de uitgestrekte vlakte van den Seboe voor zich, en men
+sloeg daar het kamp op, om den anderen morgen vroeg de vlakte te
+betreden onder eene hitte van 45 graden Celsius. Na een rit van vier
+uren werd het kamp aan den oever van den Seboe opgeslagen, want het was
+onmogelijk onder de hitte, die toen reeds tot 47° was gestegen, voort te
+gaan. Ook hier vond men de sporen van den doortocht der sprinkhanen, en
+de oppervlakte van den Seboe was zoodanig overdekt met de drijvende
+lijken, dat het water er groen van zag als ware het een groen veld.
+
+
+
+
+XXI.
+
+ARABISCHE VERTELLINGEN.
+
+
+Het was geen uitlokkend terrein, waar men dien middag kampeerde. De kale
+bodem was vol scheuren en gaten, waar de hagedissen in de zon lagen te
+blakeren om de kleine vliegende insecten te snappen, en verschillende
+kleine slangen nu en dan uit de scheuren kwamen kijken. Na eenige uren
+in eene onbeschrijflijke hitte te hebben doorgebracht, trok men tegen
+den avond evenals op de heenreis op eene oude schuit den Seboe over;
+daar het een zeer lichte avond was, besloot men door te marcheeren om
+den anderen dag te kunnen rusten en de hitte des daags te ontgaan, en na
+een aangenamen rit kwam men tegen den morgenstond, na Karia-el-Abbassi
+gepasseerd te zijn, op een paar uren afstand van Larasch aan, waar het
+kamp werd geplaatst en allen weldra in diepe rust waren verzonken.
+
+Dien dag bleef men daar halt houden en het was tegen den avond, dat
+Selam het gezelschap amuseerde met een paar verhalen, die ik hier laat
+volgen.
+
+
+DE TWEE BROEDERS.
+
+Eens, reeds eeuwen geleden, woonden er te Larasch twee broeders. Zij
+waren arm en hadden geen ouders. De jongste Hamet, was een stille goede
+knaap; de oudste Saladin, een driftige, wreede en boosaardige jongen.
+Beiden waren visschers en brachten het grootste gedeelte van hun tijd
+door op de Bahr-el-Dholma[5] (de zee der duisternis), waarbij echter
+Hamet steeds het meeste werk deed en Saladin zich vergenoegde met lui
+in de boot te liggen, zijne armoede, die hem tot gemeenen handenarbeid
+dwong, verwenschende. Als dat gebeurde, zag Hamet zijnen broeder
+bestraffend en bedroefd aan, herinnerde hem aan hunnen gestorven vader,
+die zijn geheele leven visscher en evenwel een gelukkig man was geweest,
+die door geheel Larasch als een braaf, werkzaam en rechtvaardig man
+bekend stond. Maar dat werkte op Saladin zoo goed als niets uit, en
+met het grootste leedwezen zag Hamet, hoe die afkeer van werken hoe
+langer hoe meer bij Saladin toenam en al zijne vermaningen en zijn goed
+voorbeeld vruchteloos bleven.
+
+[5] De Oceaan.
+
+[Illustratie: en van zijne vederen straalde een schitterend licht.
+ Bladz. 201.]
+
+Wanneer de broeders hun dagwerk volbracht en hunne visschen verkocht
+hadden, nam Saladin het grootste gedeelte van het geld en gaf zich aan
+allerlei luidruchtige ongebonden vermaken en uitspattingen over, terwijl
+Hamet, wiens grootste vermaak in leeren bestond, zich naar een heiligen
+man begaf, die op een uur afstands van Larasch in de bergen der kust
+woonde, en ontving van dezen, tegen eene kleine vergoeding in eetwaren,
+onderricht in het lezen en schrijven. De heilige kluizenaar verklaarde
+hem de wonderen der natuur en wekte in het gemoed van Hamet een
+onleschbaren dorst naar kennis op.
+
+Zoo was het leven der broeders, toen opeens een wonder eene groote
+verandering daarin bracht.
+
+Op zekeren dag waren zij weder te zamen uitgegaan om te visschen, en
+nadat zij een voldoenden voorraad hadden gevangen, lagen zij met de boot
+stil op het watervlak een weinig uit te rusten. Hamet over den rand der
+boot gebogen, zocht de geheimenissen der zee te doorgronden en verdiepte
+zich in gedachten, terwijl Saladin lusteloos achterover liggend naar den
+blauwen hemel keek en ouder gewoonte zijne armoede verwenschte.
+
+Opeens zag men aan den horizont eene nauw merkbare stip verschijnen,
+die nader komende een groote zeearend bleek te zijn, welke zich met
+snelle vleugelslagen dicht over den waterspiegel in hunne richting
+voortspoedde. Maar hoe ontstelden de twee broeders, toen zij zagen dat
+de vederen van den vogel geheel van goud waren. Het zonlicht gleed
+fonkelend over de gouden pluimage en deed den vogel op een wezen van
+glansende stralen gelijken.
+
+Verwonderd en bevreesd tevens waren de twee broeders opgesprongen, en
+staarden zij met blikken, waaruit ontzetting sprak, op deze wonderbare
+verschijning.
+
+Saladin was de eerste, die het zwijgen verbrak.
+
+--Hamet, zeide hij, Hamet mijn broeder, als we dien vogel konden
+bemachtigen, waren wij rijk. Wij bezaten dan gouds genoeg om ons er een
+paleis van te bouwen en ons in weelde te baden.
+
+--Hoe, zoudt ge dien vogel willen vangen? zeide Hamet; 't is geen dier
+van deze aarde, 't is een afgezant van den Profeet, een dienaar uit
+het Paradijs. Bezondig u niet tegen den grooten Profeet door zulke
+gedachten, strek de hand niet uit naar iets wat heilig is; Allah zou u
+straffen!
+
+--Gij zeurt, zeide Saladin wrevelig, zie, had ik mijn goed geweer hier,
+ik schoot hem neer zoo waar als ik hoop in het Paradijs te komen.
+
+Hamet antwoordde niet, maar keek naar den vogel, die steeds naderde en
+zich ten laatste op de punt der boot nederzette.
+
+Hamet kruiste de armen over de borst, viel op de knieën en boog het
+hoofd voor de als diamanten schitterende oogen van den adelaar.
+
+En Saladin, door vrees aangegrepen, viel insgelijks neder.
+
+Toen zeide de vogel:--Vreest niet, o Hamet! ik ben afgezonden door den
+Profeet om u gelukkig te maken.
+
+Hamet en Saladin hieven verheugd het hoofd op.
+
+--Allah is groot en Mahomed is zijn Profeet, zeide Hamet. Ik weet niet
+welk geluk voor mij is weggelegd, maar ongelukkig ben ik niet.
+
+--Wat praat ge toch voor zotteklap! zeide Saladin. Noemt ge onze armoede
+dan geen ongeluk? Zie, wij werken in het zweet onzes aanschijns en we
+verdienen nog ternauwernood genoeg om het leven te behouden.
+
+--Laat uw mond geen leugentaal spreken, zeide de vogel. De Profeet heeft
+u beiden gadegeslagen. Hij heeft gezien, hoe gij u tijd doorbracht met
+luieren en twisten, terwijl uw broeder werkte en kennis vergaarde; hoe
+gij het geld, door uw broeder in harden arbeid verdiend, met kwistige
+hand doorbracht in losbandige vermaken, die den braven Muzelman niet
+passen.
+
+--Reken het hem niet te zwaar toe, o gezant van den profeet, zeide Hamet
+biddend, hij wist niet wat hij deed.
+
+--Welnu, zeide de vogel, ik zal ook u helpen ter wille van uw broeder.
+Denk er aan, dat welk geluk u beschoren zal zijn, gij het aan hem te
+danken hebt.
+
+--Wat moeten wij doen? vroeg Saladin begeerig.
+
+--Volgt mij slechts, zeide de vogel, en ik zal u naar eene plaats
+voeren, waar gij de keuze van uwe toekomst zelven kunt doen.
+
+En als door eene onzichtbare macht voortbewogen, gleed de boot over de
+golven, en daarboven voor de boot uit zweefde de gouden adelaar en wierp
+eene ontzaglijke schaduw over de beide broeders, die van de felle hitte
+niets te lijden hadden.
+
+Na een half uur in de grootste spanning te hebben doorgebracht, kwam men
+aan den ingang van eene grot, die men binnenvoer.
+
+Het was eene lange, breede en hooge grot, van binnen boogvormig gewelfd.
+Er heerschte eene diepe duisternis, maar de vogel bleef steeds boven de
+boot op korten afstand voortzweven en van zijne vederen straalde een
+schitterend licht, dat op de boot afdaalde en de rotswanden verlichtte,
+die uit een ruwe zwarte marmersoort met roode aderen bestonden. Aan het
+einde der grot stuitte men op een hoogen rotsmuur, die de grot scheen af
+te sluiten. De twee broeders keken elkaar verwonderd aan.
+
+--Dit is de eenige hinderpaal, dien gij op dezen weg hebt te overwinnen,
+zeide de vogel. Onder dezen muur moet gij doorduiken om verder te kunnen
+gaan. Hebt ge er den moed toe, zoo ga!
+
+En de vogel, opstijgend tot bijna aan het gewelf der grot verdween door
+eene opening boven in den muur.
+
+Als visschers waren Saladin en Hamet ook uitstekende duikers, en om
+onder dezen muur door te duiken was voor hen geen zware taak. Beiden,
+aangevuurd door hunne nieuwsgierigheid om te weten wat er aan de andere
+zijde van den muur zou zijn, wierpen zich na eenige oogenblikken
+aarzelens in den stroom. Op eene manslengte diep vonden zij eene groote
+opening, en toen zij na eenige seconden aan de andere zijde van den
+rotsmuur boven water kwamen en zich het vocht uit de oogen wreven,
+zweefde daar weder de adelaar om hun den weg te wijzen. Tot hunne
+verbazing zagen Hamet en Saladin, dat zij dicht bij het strand waren. De
+plaats waar zij waren opgedoken met een paar fiksche slagen verlatende,
+voelde zij weldra den zandigen bodem onder hunne voeten en betraden na
+eenige oogenblikken het strand.
+
+Toen daalde de adelaar neder en op hetzelfde oogenblik, dat hij het
+zand aanraakte, veranderde hij als door een tooverslag van gedaante en
+voor de twee verbaasde en verschrikte broeders, stond een wijze, een
+Derwisch, in een lang kerskleurig gewaad, en met langen golvenden baard
+en haren.
+
+Toen deze zag hoe de broeders ontzet bleven stilstaan, zeide hij:
+
+--Wat vreest gij? Slechts de boozen hebben te vreezen. Volgt mij, u zal
+geen leed geschieden.
+
+Gerustgesteld door deze woorden traden Hamet en Saladin voort en volgden
+den Derwisch over de smalle strook van het strand, dat met allerlei
+prachtige horens en schelpen was bezaaid. Zij hadden dit strand nooit
+gezien, hoe menigvuldige tochten zij ook langs de kusten hadden gedaan.
+
+Na een paar honderd pas landwaarts in te zijn gegaan, zag men twee
+kleine heuvelen, welke verbonden waren door een muur, waarin zich eene
+ontzettend groote en zware poort bevond.
+
+De Derwisch strekte met een gebiedend gebaar de hand uit naar deze
+poort, en door eene onzichtbare macht geopend, draaide zij onhoorbaar op
+hare scharnieren en de broeders gingen door de poort.
+
+De plaats, die men binnentrad, was eene groote kamer in de rotsen
+uitgehouwen, hetgeen men gemakkelijk aan de wanden en het gewelf kon
+zien. De vloer bestond uit wit marmer met hemelsblauwe aderen. In het
+midden was eene fontein, die een dikken waterstraal omhoogspoot, welke
+klaterend in het bekken neerviel, zoodat het water over den rand
+stroomde in een bekken op den grond. Deze fontein en de bekkens waren
+van zilver en maakten met de blauwwitte en donkere kleur der rotswanden
+eene verbazend schoone uitwerking. In het midden hing aan kettingen van
+zilver een diamanten bol van ontzettenden omvang, die de geheele kamer
+met zijn glans verlichtte. Ter linker- en ter rechterzijde bevond zich
+in de wanden der kamers eene deur; die ter rechterzijde was wit als
+sneeuw, die ter linkerzijde zwart als ebbenhout.
+
+Sprakeloos van verwondering blikten de beide broeders eene wijle rond en
+sloegen toen het oog op den Derwisch.
+
+--Knielt neder! zeide deze op een ernstigen indrukwekkenden toon. Knielt
+neder, ontdoet u van uwe kleederen en wascht en reinigt u van het stof
+der aarde, van de besmetting der wereld, want de grond, dien gij gaat
+betreden, is heilige grond.
+
+Hamet en Saladin traden naar de fontein, ontdeden zich van hunne
+kleederen en dompelden zich in het welriekende frissche water.
+
+--En zegt mij thans, zeide de Derwisch, wat gij begeert. Wat wenscht gij
+op aarde te zijn? Maar bedenkt u goed!
+
+--Ik wensch roem en eer, rijkdom en macht! zeide Saladin stout.
+
+De Derwisch zag hem droevig aan.--Weder een eerzuchtige, zeide hij,
+weder een die rijkdom en macht verlangt. Er zijn vele wegen, die u
+hierheen voeren; welken weg kiest gij?
+
+--Dien van den krijgsman, antwoordde Saladin zonder aarzelen. Geef mij
+een paard, dat onvermoeid, onbevreesd en onkwetsbaar is, een zwaard, dat
+altijd scherp blijft en steeds treft, en maak mijzelf onkwetsbaar.
+
+--Dwaas, die gij zijt! zeide de Derwisch; gij verlangt uw eigen
+ondergang, want wie bloed vergiet, diens bloed zal vergoten worden. Maar
+het zij zoo, gij zult hebben wat gij verlangt!
+
+--En gij, vroeg de Derwisch, zich tot Hamet wendende, wat wenscht gij,
+wilt gij deelen in den wensch uws broeders?
+
+--Neen, zeide Hamet. Ik ben geen man des gewelds en des doods, en hij
+blikte somber in het vroolijke gelaat van zijn broeder. Wat ik wensch,
+dat is verstand en kennis.
+
+--Ha! riep de Derwisch verheugd uit, er is toch eindelijk een verstandig
+mensch gevonden. Kom, volg mij, en hij trad op de deur toe, die zich ter
+rechterzijde bevond en welke op een wenk van hem openging.
+
+Toen trad men binnen eene ruime grot, waar alles, de wanden, het
+verwulf, de vloer wit waren als sneeuw. In het midden dezer schitterend
+witte zaal stond op een zilveren voet een kristallen koffer en op den
+achtergrond der grot bestond de wand uit één grooten spiegel.
+
+De Derwisch trad op dezen spiegel toe en zich tot de broeders wendende
+zeide hij:--Ziet!
+
+Toen strekte hij de hand gebiedend uit naar den kolossalen spiegel, en
+terstond zag men daar wolken en damp te voorschijn komen; het was als
+een chaos.
+
+--Dit is de wording der wereld, zeide de Derwisch.
+
+Opeens veranderde het tooneel, en men zag de aarde woest en ledig,
+maar allengs begon er beweging in het tafereel te komen. Men zag den
+sterrenhemel; bergen verrezen, valleien zonken neder, zeeën, stroomen,
+meren, planten en boomen kwamen te voorschijn.
+
+Toen verschenen er ook levende wezens; eerst kleine nauwlijks zichtbare
+dieren, deze verdwenen allengs en zoo zag men trapsgewijze insecten,
+vogels, zoogdieren en eindelijk den mensch verrijzen. Alles werd
+duidelijker. Men zag geheele landstreken. Hier vertoonden zich
+berglanden met rookende vulkanen, daar woestenijen, gindsch welige
+landauwen, bosschen en zoo voorts.
+
+--O, hoe schoon! riep Hamet uit, op de knieën vallende, geef mij kennis,
+schenk mij wetenschap.
+
+--Gij hebt gekozen, zeide de Derwisch, wees een wijze, mijn zoon! En de
+hand uitstrekkende hief hij Hamet op, en tegelijk verdween alles en zag
+men niets meer, uitgenomen den spiegel.
+
+Een wenk van den Derwisch riep Hamet naar den kristallen koffer, en deze
+openende haalde hij er een boek uit.
+
+Het was geheel wit en op den rug stond in zilveren letters te lezen:
+»_In mij is de wetenschap, de waarheid, de wijsheid. Wie mij bezit zal
+gelukkig zijn tot het einde zijner dagen_."
+
+Met bevende handen vatte Hamet het boek aan en deed het open. Maar
+teleurgesteld keek hij den Derwisch aan, toen hij slechts witte
+perkamenten bladen zag.
+
+De Derwisch glimlachte.--Wees gerust, mijn zoon! zeide hij; wanneer gij
+uw boek wenscht te gebruiken, hebt gij slechts te zeggen: »_In den naam
+van de waarheid, de wetenschap en het verstand,_ _onderricht mij!_" en
+het zal zich openen, uwe gedachte van wat gij weten wilt radende, en op
+deze witte bladen zult gij lezen wat gij verlangt.
+
+En Hamet, opgetogen van vreugde, viel neder voor den Derwisch en kuste
+den zoom van zijn kleed.
+
+--Sta op, zeide de Derwisch, en volgt mij beiden.
+
+Men ging weder terug, de witte deur opende zich, en men bevond zich
+andermaal in den voorhof.
+
+De Derwisch, gevolgd door de gebroeders, liep op de zwarte deur toe, en
+toen deze zich opende, bevond men zich in eene grot gelijk aan de
+vorige, doch hier was alles zwart als ware het met rouwfloers behangen.
+Aan het einde bevond zich eveneens een kolossale spiegel, en aan
+weerszijden waren de wanden der grot behangen met allerlei prachtige
+fonkelende wapens.
+
+Evenals in de witte zaal trad de Derwisch op den spiegel toe en Saladin
+wenkende, zeide hij:--Zie!
+
+Toen zag men in den spiegel opeens het tooneel van een hevigen strijd.
+Er werd een groote slag geleverd. De gewonden lagen bij duizenden op het
+slagveld, paarden zonder ruiters galoppeerden wild dooreen, en ruiters
+en voetknechten streden met de grootste verbittering. Het veld was
+doorweekt van bloed, en de gewonden staken de bloedige stompen der
+afgeschoten ledematen omhoog als om wraak van den hemel af te smeeken.
+
+Hamet rilde, maar Saladin stond daar met fonkelende oogen, het tafereel
+als het ware verslindend.
+
+--Zie wat het geweld is! zeide de Derwisch.
+
+Opeens veranderde het tooneel. Men zag eene belegerde en uitgehongerde
+stad; de bewoners vielen als wolven op het rottend aas aan, en sloegen
+elkaar dood om de stukken en brokken. Zelfs de lijken der verslagenen
+werden opgegeten. De vrouwen hieven hunne uitgeteerde kinderen ten
+hemel, en doodden ze om ze niet in handen van den woesten vijand te
+laten vallen, kortom, het was een verschriklijk beeld van jammer en
+ellende.
+
+Wederom veranderde de verschijning nu om een beeltenis te geven van
+een door den oorlog verwoest land, waar de pest de overgeblevenen, die
+het zwaard had gespaard, ten grave sleepte. Overal heerschte jammer
+en ellende; ingevallen huizen, verwoeste ontvolkte steden, een
+uitgemergelde landstreek!
+
+Hamet, door ontzetting buiten zichzelf, wierp zich op de knieën om
+zijnen broeder te smeeken van zijnen wensch af te zien. Deze stond daar
+met bliksemende oogen, trillende neusgaten en zwoegende borst, als een
+paard, dat den kruitdamp opsnuift en het krijgsrumoer aanhoort. Met eene
+woeste beweging duwde hij Hamet opzijde, en zich tot den Derwisch
+wendende, zeide hij:
+
+--Zoo zal ik niet doen. Mijne macht zal ik niet anders aanwenden dan
+om den boozen te straffen. Ik zal niet anders dan rechtvaardig zijn en
+wensch slechts het hoofd van een machtig volk te worden, dan zal ik
+tevreden en gelukkig zijn. Geef, wat gij mij beloofd hebt!
+
+Medelijdend staarde de heilige hem aan en hoofdschuddend deed hij de
+verschijning verdwijnen, terwijl hij zeide:
+
+--Gij zult hebben, wat gij begeert. Gij verkiest de verwoesting, het
+verderf en den dood boven rustig geluk. Uw wil zal geschieden; maar,
+wee u! zoo gij een onrechtvaardig gebruik mocht maken van de uw gegeven
+macht: »_Hij, die u dit door mijne hand laat geven, zal u ook weten te
+treffen, zoo ge een geesel voor u volk mocht worden en uwe hartstochten
+niet weet te bedwingen._" En naar den wand gaande, nam hij er een zwaard
+af, dat hij Saladin overreikte.
+
+Dat zwaard zag er vreemd uit. De greep was zwart als ebbenhout. De kling
+was zoodanig overdekt met zwarte figuren en letterteekens, dat het
+geheel zwart scheen en de punt was rood als ware deze in bloed gedoopt.
+
+Daarna nam de heilige een fleschje met een zwart vocht, dat hij Saladin
+over het hoofd uitgoot. Het vreemdste hiervan was, dat Saladin geen
+vochtigheid voelde en het zwarte vocht geenerlei spoor achterliet op de
+plaatsen waar het viel.
+
+--Thans zijt ge onkwetsbaar, zeide de Derwisch. Nu nog uw paard, en
+terwijl hij de hand uitstrekte naar het einde der grot, verdween opeens
+de spiegel, en uit de opening, daardoor veroorzaakt, kwam een koolzwart
+ros aansnellen.
+
+De oogen schoten vuur en de hoeven kletterden op den grond als waren zij
+van staal. Uit zijne wijd geopende neusgaten blies hij met kracht den
+adem bij wolken uit, die er door de roode kleur der neusgaten als vurige
+rookwolken uitzagen.
+
+Het fiere ros bleef plotseling voor Saladin staan en legde den kop
+vertrouwelijk op zijnen schouder.
+
+Een zegevierende glimlach en eene uitdrukking van onbeschrijflijken
+trots vlogen over Saladin's gelaat, terwijl hij den arm om den slanken
+hals van zijn ros sloeg en het liefkoosde.
+
+--Volgt mij, zeide de Derwisch, en door de twee gelukkige broeders
+gevolgd verliet hij deze groote gewelven. Hij bracht hen aan den ingang
+van een diepen bergweg, die door hemelhooge rotswanden was begrensd.
+Dáár bleef hij staan.
+
+--Luistert, zeide hij, zich tot de broeders wendende: U is gegeven, wat
+gij wenschtet; handelt naar de grootheid der u bewezen gunst. Gij, Hamet
+de wijze, ga heen, onderwijs uwe medemenschen van wat ras of geloof zij
+ook mogen zijn. Onderricht hen, scherp hun verstand, geef hun kennis,
+deel hun mede van uwe wetenschap. Doe dat in den naam van de kracht, die
+uit stof alles formeerde. Doe het in den naam van Allah!
+
+--En gij Saladin, onkwetsbare, onverwinlijke krijger! ga gij tot hen,
+die onderdrukt worden door gewetenlooze tirannen, ga naar de wouden
+en de bergen, waar de bewoners door monsterachtige dieren gedood
+en verslonden worden. Ga daar henen en verschijn als een bevrijder
+der bedrukten. Uwe roeping is schoon, doch laat uw hoogmoed u niet
+verblinden; ga, en dat de goede geesten u begeleiden en bevrijd houden
+van de inblazingen van den booze. Op hetzelfde oogenblik kromp de hooge
+gestalte ineen, en terwijl de mensch verdween, verhief zich de gouden
+adelaar met forsche vleugelslagen in de lucht en was binnen weinige
+oogenblikken verdwenen.
+
+Roerloos van verbazing stonden de beide broeders nog eene wijle, en
+oogden den wegsnellenden adelaar na.
+
+--Kom, broeder! zeide Saladin ongeduldig, laten wij gaan, en hij sprong
+op zijn ros.
+
+En Hamet streek zich met de hand over het gelaat, als om zich te
+bezinnen waar hij was; en zich omwendende, drukte hij het kostbare boek
+vaster tegen zich aan.
+
+En naast hem reed Saladin op zijn vurig ros, dat sprong en trappelde,
+zoodat de sterke hand van Saladin moeite had het in toom te houden.
+
+Eindelijk betrad men, uit den bergpas gekomen, eene heuvelachtige
+streek. De broeders zagen rond.
+
+--Hé, zeide Saladin, zijn dat niet de heuvelen van Larasch? Zie, dat is
+vreemd, we hebben aan de zeezijde de stad verlaten en komen er aan de
+landzijde weder in.
+
+--Inderdaad, antwoordde Hamet, het is Larasch, dat daar gindsch ligt. De
+betoovering is van ons geweken, broeder!
+
+Tegelijkertijd keken zij, door dezelfde gedachte bezield, om naar den
+bergweg waarlangs zij gekomen waren, want geen van beiden kende dien
+weg. Maar wie beschrijft hunne verbazing, toen zij niets meer van dien
+weg gewaar werden en achter zich niets dan hooge heuvelen zagen.
+
+--Waar gaat gij heen, broeder? zeide Saladin.
+
+--Naar Larasch, antwoordde Hamet, en gij?
+
+--Ik, antwoordde Saladin, ik ga naar de bergen van de kust, waar zich
+de roovers ophouden. Ik ga ze verdelgen om het land van die plaag te
+bevrijden.
+
+--Goed, zeide Hamet, ga, ge zult er een goed werk mede verrichten. Maar
+mijn broeder, zult gij denken om de woorden van den heilige, en bovenal
+wordt niet hoogmoedig; stel u met uw deel tevreden en begeer niet de
+geheele wereld.
+
+--Wees gerust, antwoordde Saladin, ik zal niet hoogmoedig worden;
+vaarwel Hamet, mijn broeder! spoedig zie ik u weder. Gij hebt een
+schraal deel gekozen. Ik zal u schatten komen brengen!
+
+--Ik begeer ze niet, zeide Hamet, anders had ik ze genomen. Vaarwel
+broeder, wanneer gij gelukkig zijt, zal ik het dubbel zijn! En hij
+omarmde Saladin, die daarop te paard springend zich snel verwijderde.
+En Hamet, die hem naoogde, zag hoe hij voortsnelde op zijn zwart ros,
+als waren ruiter en paard één. De vonken sprongen uit de rotsen waar de
+hoeven van Saladin's paard die aanraakten, en zijn berijder, het kromme
+zwaard in de hand, snelde voort als een booze geest.
+
+--Hij zal niet hoogmoedig, niet trotsch worden, mompelde Hamet, treurig
+het hoofd schuddend; hij heeft gelijk, want hij is het reeds! En hij
+verwijderde zich in de richting der stad.
+
+Spoedig daarna weerklonken door gansch Barbarije van Marokko tot
+Tripoli, ja zelfs tot aan gene zijde der Sahara twee namen, die het volk
+niet zonder bewondering uitsprak. Het waren de namen der twee broeders.
+
+Saladin de Zwarte, de onverwinlijke, de onkwetsbare, na de geheele
+kuststreek van roovers gezuiverd te hebben, trok op tegen den
+toenmaligen Sultan van Fez, een vreeslijk tiran. En of deze al leger
+op leger tegen hem afzond, het baatte niet. De uitgezogen bevolking
+ontving den bevrijder met open armen of sloot zich allerwegen bij hem
+aan. Binnen eenige weken was de legermacht van den Sultan verslagen
+of overgeloopen en hijzelf had zich uit wanhoop het leven benomen.
+De overige Sultans der Barbarijsche staten bevreesd dat hun hetzelfde
+lot zou ten deel vallen, verbonden zich daarop om Saladin ten onder
+te brengen. Doch waar de nieuwe Sultan eenmaal een slag won, wilden
+de soldaten niet meer tegen hem strijden, daar zij van zijne
+onverwinlijkheid en onkwetsbaarheid ten volle overtuigd waren. Spoedig
+dan ook was Saladin niet alleen Sultan van gansch Marokko, maar allengs
+breidde hij zijne veroveringen uit over geheel Barbarije, zoodat hij
+ten laatste Sultan van geheel Noord-Afrika was en de grenzen van zijn
+land bepaald werden door den Oceaan ten westen, ten noorden door de
+Middellandsche Zee, ten oosten door Egypte en ten zuiden door de
+woestijn de Sahara.
+
+Maar noemde men den naam van den grooten Sultan niet zonder vreeze, niet
+minder geëerd en beroemd was de naam van Hamet. De roep van zijne nooit
+gekende wijsheid drong in het geheele land door. In eene schoone vallei
+bij Mechinez woonde deze in eene eenvoudige tent, het volk leerende en
+onderwijzende. Van heinde en verre kwam men hem raadplegen, en Hamet
+sloeg slechts zijn boek open, dat, telkens als hij het noodig had, zich
+vanzelf opende en op de witte bladen verschenen letterteekens, welke
+Hamet kon lezen. De bevolking in den omtrek beijverde zich om den
+heiligen man van het noodige te voorzien en meer wenschte Hamet niet.
+Hij was tevreden en gelukkig door de vereering, die men hem toedroeg.
+Geen dag ging voorbij dat de vallei, waar hij woonde, niet overvol was
+met kameelen, paarden en ezels van de karavanen, die van oost en west,
+van zuid en noord kwamen om bij Hamet den heilige raad en hulp te
+zoeken. Men kon zeggen, dat er twee Sultans waren van Noord-Afrika, de
+eene gevreesd en ontzien, de andere geacht en geëerd, bijna aangebeden.
+
+Toen Sultan Saladin zag hoe groot zijn aanzien was, begon hij zijne
+macht te misbruiken. Als er iemand was, die hem durfde weerstreven, liet
+hij hem geeselen of dooden. Was er iets dat hij begeerde en men wilde
+het niet afstaan, dan werd men eenvoudig opgelicht en geworgd, en de
+eigendommen vervielen aan den Sultan. Zijn harem bevatte de mooiste
+meisjes van gansch Barbarije, want geen vader dorst zich tegen de
+wenschen van den Sultan te verzetten. Als Saladin hem liet weten, dat
+hij op een bepaalden tijd zijne dochter in zijn harem begeerde te
+hebben, voldeed men er bereidwillig aan.
+
+Nu gebeurde het dat Hamet, de heilige, die een jong en schoon man was,
+tot zichzelven zeide: Zie, ik ben gelukkig, maar ik ben alleen. En wat
+anders zou mijn geluk kunnen volmaken als eene vrouw en kinderen? Het
+is niet goed, dat de mensch alleen blijve. Hij heeft evengoed zijnen
+plicht, zijne bestemming te vervullen als al wat door eeuwige kracht
+is voortgebracht. Hij mag zich niet aan de natuurlijke eischen der
+maatschappij onttrekken. En Hamet nam eene der schoone en deugdzame
+vrouwen van Mechinez tot echtgenoote.
+
+De geheele bevolking verheugde zich over dat besluit van Hamet, en van
+alle oorden waren de nieuwsgierigen saamgestroomd om getuigen van dit
+feest te zijn en vreugde te bedrijven.
+
+Doch zie, op den dag dat Hamets huwelijk voltrokken was en hij zijne
+vrouw met zich voerde naar zijne tent, gebeurde er een verschrikkelijk
+ongeluk; want toen Hamet op weg was naar zijn verblijf, ontmoette hij de
+soldaten van den Sultan, die zijne vrouw kwamen opeischen en haar,
+ondanks het tegenstreven van Hamet, medevoerden.
+
+Toen nam Hamet een paard en vertrok naar Fez naar zijnen broeder, om
+zijne vrouw van hem te eischen, want de arme Hamet dacht niet anders, of
+zijn broeder had zijne vrouw laten weghalen, zonder te weten wie haar
+echtgenoot was.
+
+Hamet had nooit gezegd, dat Saladin zijn broeder was; en Saladin, te
+trotsch geworden om zijne geringe afkomst te willen weten, had er
+evenmin van gerept. Toen Hamet nu te Fez aankwam en niet werd toegelaten
+tot den Sultan, zeide hij, dat hij Hamet de broeder van den Sultan was.
+Eenige oogenblikken daarna werd hij voor den Sultan gevoerd.
+
+Dáár op de binnenplaats, omringd door een schitterenden stoet van
+krijgslieden en hovelingen, zat Saladin te paard, terwijl een twaalftal
+soldaten een troonhemel boven hem omhooghielden, ten einde hem voor de
+zon te beschermen. Het was wel dezelfde Saladin, die eenmaal een arme
+visschersknaap was geweest. Hij zag er even fier uit als vroeger; zijn
+paard was hetzelfde zwarte ros en aan zijne zijde bengelde het
+vreeslijke kromme zwarte zwaard met de roode punt.
+
+Hamet wilde zijnen broeder te gemoet snellen, maar de koele ontvangst,
+die hem te beurt viel, hield hem daarvan terug. Eene wijle stond hij als
+verlamd, als vernietigd naar zijnen broeder te kijken, toen verdween de
+verwondering allengs van zijn gelaat en op bitteren toon mompelde hij:
+
+--'t Is mijn broeder niet meer!
+
+--Wie is het, klonk op eens de stem van den Sultan, die zich den broeder
+van den Sultan durft noemen?
+
+--'t Is Hamet van Mechinez, die vroeger visscher was te Larasch.
+Herinnert Saladin zich zijnen broeder niet meer, met wien hij dag aan
+dag ging visschen, toen wij te Larasch woonden?
+
+Een onderdrukt gemompel van verwondering doorliep den hofstoet.
+
+Saladin haalde de schouders op.
+
+--De man is krankzinnig, zeide hij, zich tot zijne volgelingen wendende.
+Maar wat wilt gij? vroeg hij, zich tot Hamet wendende.
+
+--Ik verlang de vrouw terug, die de soldaten mij hebben ontnomen, en
+waarmede ik juist was gehuwd. Zie, zeide Hamet, ik ben een man des
+vredes. Ik onderwijs het volk in de vallei van Mechinez; nooit heb
+ik nog eene onrechtvaardige daad begaan, noch de hand tegen iemand
+opgeheven. Geef mij het geluk terug, dat mij werd ontnomen. Wilt gij
+uwen broeder niet erkennen, o Saladin, 't zij zoo; het is er mij niet
+om te doen in den glans van uwe macht te verkeeren, maar geef mij ten
+minste mijne vrouw weder. Maar Saladin fronste de wenkbrauwen.
+
+--Men brenge den onbeschaamde weg, die zich eerst voor mijnen broeder
+uitgeeft, en het daarna durft wagen de handelingen van den Sultan te
+beoordeelen. Men verwijdere hem en zoo hij zich weder vertoont, zal men
+hem het hoofd vóór de voeten leggen.
+
+Bleek als een doode stond Hamet op en een vernietigenden blik op den
+Sultan werpende, zeide hij op indrukwekkenden toon: Luister, o Sultan,
+Saladin de groote! _Hij, die u groot heeft gemaakt, zal u ook weten te
+treffen nu ge een geesel voor uw volk zijt geworden en uwe hartstochten
+niet weet te bedwingen!_
+
+Ontzet over die taal en bevreesd voor straf grepen de wachten Hamet aan
+en voerden hem weg.
+
+Treurig en in diepe overpeinzingen verzonken, ging Hamet de stad uit.
+Hoe zou hij nu zijne geliefde, zijn geluk weerom krijgen? Met geweld
+viel tegen Saladin, den onkwetsbare, niets uit te richten. Met list
+zijne vrouw te bevrijden ging evenmin, want hoe zou het hem mogelijk
+zijn haar uit het sterke, door een drom van krijgers omringde en
+bewaakte paleis te voeren. En Hamet, de wijze, wist geen raad; hij was
+diep ongelukkig.
+
+Maar opeens, toen hij buiten de stad tusschen de heuvelen was gekomen,
+trof een vreemd klapwiekend geluid zijne ooren en opziende, zag Hamet
+den gouden adelaar boven zijn hoofd zweven.
+
+--Wees gegroet, o Hamet! gij gezegende onder uw volk. Wat is het, dat uw
+gelaat de uitdrukking van treurigheid heeft gegeven? zeide de vogel.
+
+Hamet, op de knieën vallende voor zijnen weldoener, verhaalde wat er was
+gebeurd.
+
+--Wees gerust, Hamet, vrees niet! Uwe vrouw is de uwe, zij zal tot u
+komen. Luister!
+
+En nederdalende, veranderde de vogel in den Derwisch en zeide toen:
+
+--De maat is vol! Uw broeder Saladin heeft geen goed gebruik gemaakt van
+de macht, die hem gegeven werd. Zijn rijk is uit. Hij heeft zich geneigd
+tot de inblazingen van den booze, die hem met eene onbegrensde eerzucht
+heeft vervuld. Hij heeft veroverd, verwoest en gemoord uit lust, zonder
+noodzaak. Reeds zou hij gevallen zijn, zoo ik niet gewacht had of hij
+zich nog wilde beteren. Maar helaas! hij is verstokt, en denkt dat zijne
+onkwetsbaarheid en onverwinlijkheid hem niet meer kunnen ontnomen
+worden. Thans, nu hij zelfs zijnen broeder heeft verloochend, gehoond en
+beroofd van zijn geluk, thans is de maat zijner euveldaden vol. Hij zal
+sterven.
+
+--O neen! riep Hamet, laat hem leven om zich te beteren!
+
+--Hij zal zich niet beteren, zeide de Derwisch. Gij weet dat ik in zijn
+hart kan zien. Nooit zal hij zich verbeteren. Maar om uwentwille, om den
+wille van uw schoon leven, dat gij zoo nuttig besteedt, om het goede dat
+gij gedaan hebt, wil ik u nog één gunst toestaan. Hij zal leven als hij
+zich betert, maar zoo hij nog eenmaal de hand tegen u, zijnen broeder,
+opheft, zal ik hem verdelgen van de aarde. Wacht hier eene wijle.
+
+En na weder in een adelaar veranderd te zijn, vloog hij weg in de
+richting der stad.
+
+Nauwlijks had Hamet in angst en vreeze eene poos daar vertoefd, of zie,
+daar zag hij den adelaar wederkeeren, maar niet alleen, want met zich
+voerde hij eene witte duif.
+
+Verbaasd wachtte Hamet. De vogels kwamen al nader en nader, en streken
+neer bij Hamet. En op hetzelfde oogenblik, dat zij den grond raakten en
+de adelaar in een Derwisch veranderde, onderging ook de duif eene
+gedaanteverwisseling en voor den verheugden Hamet stond zijne vrouw.
+
+Met een vreugdekreet snelden de twee geliefden elkaar in de armen.
+
+Toen zeide de Derwisch: Ga heen, neem uwe vrouw op uw paard en verwijder
+u, want uw broeder komt om u te zoeken. Ik hoor reeds den hoefslag van
+zijn paard, doch vrees niet, ik zal over u waken.
+
+En Hamet tilde zijnen geliefden last op het paard, sprong in den zadel
+en reed weg onder de zegeningen van den Derwisch.
+
+Daar klonk opeens de kletterende hoefslag van Saladin's ros en met eene
+snelheid aan den bliksem gelijk kwam de woedende Sultan aanrennen, zijn
+verderf aanbrengend zwaard in de vuist geklemd.
+
+--Geef over die vrouw, o Hamet! donderde hij reeds van verre den
+vluchtende toe, en met een paar ontzettende sprongen was hij voor hem en
+sneed Hamet den weg af.
+
+--Broeder! smeekte Hamet, in den naam onzer ouders, in den naam van
+Allah, in den naam van hem, die u groot heeft gemaakt, laat mij door.
+Hef uwe hand niet tegen mij op, want het zal uw verderf zijn. Gij, die
+zooveel bezit, laat mij dit weinige!
+
+--Geef over die vrouw, zeg ik u! brulde Saladin. Gij kent mijne macht,
+die onwederstaanbaar is; noodzaak mij niet u te dooden!
+
+--Laat af, broeder! bad Hamet; laat af, het verderf nadert u! Laat af in
+den naam van haar, wier borst ons beiden heeft gezoogd.
+
+--'t Is lang genoeg gefemeld, brulde Saladin, en zijn zwaard zwaaiend
+wilde hij zich op zijnen broeder werpen.
+
+Daar klonk op eens de verschrikkelijke stem van den Derwisch: Sta
+Saladin! ellendige slaaf uwer hartstochten! Tiran van uw volk, die u met
+de booze geesten hebt verbonden. _Ik, die u groot heeft gemaakt, die u
+de macht heeft gegeven, ontneem u die, nu ge een geesel voor uw volk
+zijt geworden en uwe hartstochten niet weet te bedwingen._ Verga!
+
+En op hetzelfde oogenblik opende zich de grond voor zijne voeten, en
+onder het slaken van een vreeslijken kreet verdwenen ros en ruiter in
+den afgrond.
+
+Toen vloog Hamet, door ontzetting aangegrepen, als een pijl uit den boog
+voort, onder het slaken van jammerkreten over het noodlottige en
+verschrikkelijke einde van zijnen broeder.
+
+Hamet kreeg na verloop van tijd de rust en den vrede weer, die hij door
+zijns broeders dood had verloren, daar hij dwaaslijk zichzelf als de
+oorzaak daarvan beschouwde. Na eenigen tijd riep het volk hem tot Sultan
+uit. De vrede en het geluk keerden weder in Barbarije. Hij herstelde
+enkele onttroonde vorsten in hunne waardigheid en regeerde nog vele
+jaren tot heil van zijn volk, dat hem als den grootsten heilige na den
+Profeet vereerde.
+
+Aldus besloot Selam zijn eerste verhaal.
+
+
+
+
+XXII.
+
+ARABISCHE VERTELLINGEN.
+
+_[Vervolg.]_
+
+
+Na den volgenden dag Larasch zonder eenige noemenswaardige voorvallen te
+hebben bezichtigd, ging men weder op weg.
+
+Larasch is eene van de voornaamste havensteden van Marokko. Zij heeft
+ongeveer 4000 inwoners, meerendeels Mooren en Joden. Zij is gebouwd op
+de helling van een heuvel aan den linkeroever van de uitmonding der
+rivier de Koes. Die uitmonding vormt eene ruime haven, die wel veilig
+is, doch ongenaakbaar voor groote schepen, daar er eene groote zandplaat
+vóór ligt. De witte stad op het donkergroen van den heuvel maakt eene
+sierlijke, lieflijke vertooning op deze dorre eenzame kust. Echter is
+ook deze stad zeer vervallen van hetgeen zij eenmaal is geweest, want,
+zooals de kapitein verhaalde, werd zij in de 15e eeuw door de Berbers
+gesticht en in het laatst dierzelfde eeuw door Moelei-ben-Nassar
+aanmerkelijk versterkt en verfraaid. In 1610 in het bezit der
+Spanjaarden gekomen, werd zij door Moelei-Ismaël in 1689 weder
+veroverd, en nog in het begin van deze eeuw was Larasch eene bloeiende
+handelsplaats.
+
+Met den Oceaan in het gezicht trok men over de heuvelen voort. Alles
+was hier woest en eenzaam, geen levend wezen, geen blijk van bewoonde
+of bebouwde plaatsen trof men aan, en het eenige geluid, behalve de
+branding die daar beneden op het strand hare golven brak, was het
+eentonig ruischen der zee. Na een rit van vier uren bereikte men
+Arzilla, de oude stad, door de Carthagers Zilia en door de Romeinen
+Julia Traducta genoemd. Na de Romeinen kregen de Gothen haar in bezit
+en in de helft der 10e eeuw werd zij door de Engelschen vernield.
+Toen, na dertig jaren als een groote puinhoop te hebben gelegen, liet
+Abd-er-Rhamen-ben-Ali, Kalif van Cordova de stad weder opbouwen. Doch
+ook toen bleef zij niet in het bezit der Mooren. Eerst kwam Arzilla
+weder in de macht der Portugeezen, die de laatste vreemde bezitters
+waren, en later in het bezit van Marokko. Arzilla is een klein, rustig
+stadje met een deels Moorsche, deels Joodsche bevolking van slechts 1000
+zielen. Hooge met kanteelen gekroonde muren omringen de plaats aan de
+zee- en de landzijde.
+
+Toen men daar des avonds de tenten had nedergeslagen, vervolgde Selam op
+algemeen verzoek zijne Arabische vertellingen met het volgende verhaal:
+
+
+DE HERDER EN DE KREEFT.
+
+Civo was een arme herdersknaap. Van zijne jeugd af, dat wil zeggen van
+zijn tiende jaar af, had hij de schapen van zijnen oom gehoed. Zijn
+dagelijksch werk was des morgens zijne hut in het gebergte te verlaten
+en den daarnaast staanden stal te openen. Vervolgens dreef hij de
+schapen de bergen in en met een langen stok in de hand liep hij er
+achter, het oog op de kudde gevestigd houdende en zorgende, dat er geen
+afdwaalde. Tegen den avond keerde hij weder, dreef de schapen in den
+stal en begaf zich in zijne hut. Werd er een schaap ziek of kreeg er een
+een ongeluk, dan maakte Civo het af en bracht het naar zijnen oom. Een
+weinig brood en een schotel koeskoessoe, op de zondagen met een stukje
+schapenvleesch er bij, was alles wat Civo tot loon ontving.
+
+Men kan licht nagaan, dat de arme Civo zich bij deze bezigheid
+verveelde. Geheele dagen lag hij te turen over de randen der afgronden
+of keek over de zee der duisternis (den Oceaan), die zich langs de
+bergen uitstrekte, en als een goed Mahomedaan vervloekte hij de schepen
+der Nazareners (Christenen), die hij in de verte zag voorbijvaren.
+Andere dagen lag hij in het groen en keek naar de werkzaamheid der
+insecten, haalde de eieren uit de vogelnesten, en zocht de jonge hazen
+op om eens een lekker maal te hebben. Ook ving hij nu en dan wel eens
+een paar visschen in de beken in het gebergte, en zoo had hij ten
+laatste geheel geleerd zich in zijne sobere eenzame levenswijze te
+behelpen, en als men eens vergat zijn schotel koeskoessoe te brengen,
+leed hij daarom nog geen honger, maar had altijd het een of ander in
+voorraad.
+
+Eens op een dag, dat Civo bezig was aan den oever van eene beek zijne
+vischlijnen op te halen, werd hij een kreeft gewaar, die met moeite
+voortsukkelde om het water te bereiken en telkens opzijde viel.
+
+Civo was een goede knaap. Het lijden van een ander schepsel deed hem
+leed al was dat schepsel ook maar een dier, en nooit zou hij dus een
+dier hebben kwaad gedaan. Dat hij er nu en dan eentje nam om op te
+peuzelen was eene andere zaak; Civo moest leven en kreeg niet altijd
+genoegzaam eten van zijn meester.
+
+Civo dan liep naar den kreeft, nam hem voorzichtig op en bekeek hem. Het
+dier was zwaar verwond, twee van zijne pooten hingen er om zoo te zeggen
+bij, en de anderen waren ook beschadigd.
+
+Na hem voorzichtig in het groen te hebben gelegd, liep Civo naar de
+beek, schepte zijne waterkruik vol en vulde zoo een klein natuurlijk
+bekken in den rotsigen oever waar hij den kreeft in plaatste. Daarna gaf
+hij hem wat waterdieren en zich bij het bekken nedervlijende, sloeg hij
+hem gade.
+
+[Illustratie: en als een goed Mahomedaan vervloekte hij de schepen der
+ Nazareners. Bladz. 216.]
+
+Verheugd plaste de kreeft zooveel zijne gewonde pooten het toelieten
+in het heldere water rond, en met vreugde zag Civo zijnen kleinen
+beschermeling opknappen. Toen hij des avonds met de kudde naar zijne
+hut terugkeerde, overdekte hij het bekken met groene takken, opdat de
+kreeft niet door roofdieren zou worden opgemerkt en verslonden.
+
+Zoo gingen dagen en weken om en onder de trouwe verzorging van Civo werd
+de kreeft hoe langer hoe beter, en met vreugde sloeg hij het wederkeeren
+zijner krachten gade. Dit kleine wezen had aan hem het leven te danken
+en dat deed hem goed.
+
+Eindelijk, na een verblijf van eene maand in het bekken, was de kreeft
+weder zóó kloek geworden, dat Civo besloot hem in de beek te brengen.
+Hij nam dus den kreeft op en bracht hem te water.
+
+Maar nauwlijks had deze zijn element bereikt, of hij kroop tegen oever
+den op, en tot vóór de voeten van zijn redder en weldoener komende,
+zeide de kreeft:
+
+--Civo, ge hebt een goed hart, ge zijt een goed mensch.
+
+Want 't was toen nog in den tijd, dat de beesten spreken konden, zeide
+Selam met den grootsten ernst tegen zijne toehoorders.
+
+Civo lachte goedig.
+
+--Ja, vervolgde de kreeft, gij zijt een goede knaap, want in plaats van
+mij te dooden en op te eten, toen ge mij gewond vond liggen, hebt ge mij
+voorzichtig opgenomen en in het bekken geplaatst. Gij hebt mij voorzien
+van voedsel en mijne schuilplaats in uwe afwezigheid bedekt, opdat ik
+niet wederom zou gewond of gedood worden door de groote vogels, waarvan
+een mij had gewond, en die vooral op ons loeren. Gij hebt mij verzorgd
+als ware ik uw kind geweest en hebt mij het leven weergegeven.
+
+Toen Civo den kreeft zoo ernstig hoorde praten, lachte hij niet meer,
+maar luisterde met genoegen naar hem.
+
+--Daarvoor, Civo! ben ik u dank verschuldigd, vervolgde de kreeft, en
+vroeg of laat zal ik het u vergelden.
+
+--'t Is niet noodig, zeide Civo, ik deed het enkel om den tijd te
+dooden.
+
+--Maar, hernam de kreeft, 't is niet hetzelfde hoe men den tijd doodt.
+Verveling leidt dikwijls tot ondeugd, en daarom zijt gij nog meer te
+prijzen. Ik zeg u, o Civo! ik zal u weldra mijnen dank betuigen en hoop
+u gelukkig te maken. Wacht mij!
+
+De kreeft kroop in de beek en Civo ging zijne kudde verzamelen en naar
+den stal drijven.
+
+Dagen, weken en maanden gingen voorbij, en reeds dacht Civo volstrekt
+niet meer aan den kreeft, toen hij op een morgen uit zijne hut komende
+den kreeft er voor zag zitten.
+
+Verwonderd en verheugd keek Civo hem aan.
+
+--Ik kom de belofte vervullen, zeide de kreeft, die ik u gedaan heb.
+Begeef u heden avond tegen zonsondergang naar de bergen aan de zee, waar
+gij zoo dikwijls hebt liggen turen op de vooruitstekende rotspunt en ge
+zult daar door mij uw geluk deelachtig worden.
+
+Tegelijk dook hij in de beek, die ook langs Civo's hut vloeide, en was
+verdwenen eer Civo er op bedacht was.
+
+Brandende van nieuwsgierigheid, begaf Civo zich met zijne kudde naar de
+bergen en tegen den avond zorgde hij op de bedoelde rotspunt aanwezig te
+zijn, waar hij zich behaaglijk neervlijde in afwachting van de dingen
+die komen zouden, want Civo twijfelde geen oogenblik aan de woorden van
+den kreeft.
+
+Zoo lag hij ongeveer een uur in de zon te blakeren, doch Civo was een
+te gehard bergbewoner om zich voor de zon te verschuilen. Hij keek naar
+het strand, dat bezaaid was met tallooze schelpdieren en andere vreemde
+voorwerpen. Hij luisterde naar het geraas der branding, die op de
+klippen brak, en naar het zachte schuren van de aanrollende golvenrijen
+over het strand. Hij keek naar de watervogels, die over de golven
+scheerden, nu onderdompelend in het schuimende nat om den een of
+anderen waterbewoner aan zijn element te ontrukken, dan weder hoog
+opwaartsstrevende om met den buit naar de bergen te vliegen, waar de
+hongerige jongen in het nest op voedsel wachtten. Hij zag de witte
+zeilen der aan den horizont voorbijsnellende schepen, en de wolken, die
+door de ondergaande zon met gouden randen werden omgezoomd. Doch buiten
+dit alles zag of bemerkte hij niets. Echter werd Civo niet ongeduldig,
+hij wachtte.
+
+Opeens werd Civo's rusteloos rondturend oog geboeid door eene zwarte
+stip, die dicht bij hem, bijna op de plaats waar de golven op het strand
+rolden, uit de zee opdook. Die stip werd allengs grooter. Zij werd
+een driehoekig plat vlak en rees en werd grooter en grooter, en na
+verloop van eenige oogenblikken zag Civo een plat vierkant voorwerp van
+ontzettende afmeting uit de zee oprijzen. Het scheen of het op de golven
+dreef, en toch was dit zoo niet, want plotseling zag Civo, hoe het vlak
+de zee verlatend op het strand kwam en daar voortging naar de heuvelen,
+recht op de plaats aan waar hij lag.
+
+Toen kon Civo, die als door verlamming getroffen daar onbeweeglijk lag,
+met oogen die uit hunne kassen puilden, de verschijning beter opnemen.
+Het was een vierkant voorwerp van minstens vier menschenlengten lang en
+half zoo breed, terwijl de dikte van dat reusachtig vlak niet meer dan
+de lengte van twee menschenvoeten bedroeg. Het geheel zag er dof en
+zwart uit.
+
+Was Civo reeds ontzet over dat vreemde voorwerp, nog meer was hij dit
+over het voortbewegen, want het was zoo laag boven den grond, dat men
+zou zeggen dat het er bijna op lag.
+
+Civo was dapper en een goed Muzelman. Toen hij het gevaarte op zich
+zag aankomen, riep hij den bijstand van Allah en den Profeet in, trok
+zijn stilet en bleef wachten wat er zou gebeuren. En toen het vreemde
+voorwerp hem dichter was genaderd, bukte Civo onwillekeurig om er onder
+te zien en met een kreet van blijdschap en verwondering sprong hij
+overeind. Het raadsel der voortbeweging had zich opgelost.
+
+Want dat groote vlakke voorwerp werd voorbewogen door honderden
+kreeften, die het op hunne ruggen getorscht droegen. In geregelde orde
+waren zij er onder geplaatst en liepen vast aangesloten voort, terwijl
+Civo's beschermeling er voor liep om hun den weg te wijzen.
+
+Voor Civo gekomen, bleef de stoet plotseling staan en de kreeft
+vooruittredende, zeide:
+
+--Wees gegroet, o Civo! wij verheugen ons dat gij gekomen zijt en naar
+mijne woorden hebt gehoord. Tot dank voor uwe vroeger aan mij betoonde
+hulp zal ik u rijk maken, luister slechts naar mij. Ik zal u verhalen
+wat er gebeurd is, doch vooraf zullen wij uwen schat in veiligheid
+brengen; de last is zwaar, kom mede om ons te helpen.
+
+Weinige passen verder gegaan zijnde, trok de stoet eene ruime grot
+binnen. Toen schoven de achterste kreeften een weinig naar voren,
+waardoor het vlak met dien kant op den grond zakte, maar vooraan was
+het nog altijd opgeheven.
+
+--Steek nu uwe handen hieronder, zeide de kreeft, en til het op om het
+tegen den wand te plaatsen.
+
+Snel voldeed Civo aan dat verzoek; zijne handen onder het vlak
+brengende, tilde hij het op, en met inspanning van alle krachten gelukte
+het hem het voorwerp rechtop tegen den rotswand der grot te plaatsen.
+
+--Luister nu, zeide de kreeft tot Civo, en ik zal u verhalen wat er is
+voorgevallen.
+
+Civo zette zich neder en de kreeft, aan het hoofd van zijne geheele
+bende voor hem staande, begon aldus:
+
+--De sultan van Fez heeft een groot paleis laten bouwen, dat in
+fraaiheid van versiering uitsteekt boven al wat er van dien aard in het
+land bestaat. Onder alle zalen is er echter eene, die het schoonst moest
+zijn, wijl de Sultan daar zijne gelukkigste oogenblikken wil slijten in
+het bijzijn zijner geliefdste vrouwen. De vier wanden der zaal moesten
+volgens zijne begeerte geheel bestaan uit spiegels van zeldzame
+schoonheid, in gouden lijsten gevat welke met allerlei kostbare
+gesteenten waren bewerkt.
+
+--Deze spiegels moesten door de Nazareners worden vervaardigd en
+hierheen gevoerd. Dit geschiedde ook, maar op de reis herwaarts leed het
+schip der ongeloovigen schipbreuk en verdween met al wat er op was in de
+zee der duisternissen.
+
+--Toen de Sultan dit hoorde, was hij zeer bedroefd, en hij loofde groote
+prijzen uit aan dengeen, die hem zijne spiegels terug gaf. Vele duikers
+beproefden het, doch tevergeefs. Toen dacht ik aan u, mijn weldoener; ik
+verhaalde mijnen broeders de edele daad, die gij aan mij hebt verricht,
+en deelde hun mijn plan mede.
+
+--Zonder bedenken stelden allen zich ter mijner beschikking, daar zij
+meenden, dat gij verdiendet beloond te worden.
+
+--Mijne broeders nu zijn talrijk als het zand en de schelpen. Wij
+bewonen de zee en de zoete wateren, en duizenden trokken met mij mede
+naar het gezonken schip. Wij vonden, door de goede geesten geleid, de
+kist waarin de spiegels waren geborgen, en van deze alwetende geesten
+vernamen wij ook, dat de spiegels wegens de zorgvuldige inpakking niet
+waren beschadigd.
+
+--De kist nu lag op den zandigen bodem der zee. Op verschillende punten
+begonnen wij nu ons er onder te werken en plaatsten op die ondergraven
+punten platte steenen, die niet wegzakten en beletten zoo de kist verder
+in het zand te zakken. Zoodoende kwamen wij er weldra in genoegzamen
+getale onder, om ons met onzen last in beweging te stellen en dien tot u
+te brengen. Begeef u nu morgen met het aanbreken van den dag op weg naar
+Fez en verhaal den Sultan, dat gij zijne spiegels hebt, en dat hij zijne
+lieden kan zenden om ze te halen. Hij zal u rijkelijk beloonen, en gij
+zult geld genoeg bezitten om er een huis van te bouwen en zelve kudden
+schapen te hebben.
+
+Nauwlijks had de kreeft uitgesproken, of hij en zijn geheel
+kreeftenleger riepen als in koor:--Wij groeten u, o Civo! wees
+gelukkig!--En eer Civo van zijne verbazing was bekomen, was de geheele
+bende in de zee verdwenen.
+
+Nog vóór het licht werd in het Oosten, was Civo den anderen morgen reeds
+aan het werk om den ingang der grot dicht te maken. Na eerst eene laag
+groote rotssteenen vóór de opening te hebben gerold, overdekte hij die
+met aarde; daarna nam hij eenige handen zaad van onkruid dat zeer snel
+opwies en strooide het in de aarde. Toen ging hij gerust heen, overtuigd
+dat binnen eenige dagen het onkruid opgewassen zou zijn tot boven aan
+de opening en deze alzoo voor de oogen van hem, die toevallig hierheen
+mocht langs dwalen, verborgen zou zijn.
+
+Na zijn vader verteld te hebben, dat hij eene reis moest doen naar Fez
+om hen allen gelukkig te maken, droeg hij dezen de zorg voor de kudden
+zijns oom op en vertrok.
+
+Daar aangekomen, begaf hij zich terstond naar het paleis van den Sultan
+en verhaalde, dat hij de spiegels in zijn bezit had. Niet zoodra hoorden
+de bedienden dat, of zij brachten Civo vóór den Sultan, die hem met vele
+vreugdeblijken ontving. En Civo, de eenvoudige, rondborstige knaap,
+verhaalde den Sultan eerlijk ten aanhoore van het geheele hof, hoe de
+kreeften de kostbare spiegels uit de zee hadden opgehaald.
+
+Natuurlijk waren de Sultan en het geheele hof zeer verwonderd over
+Civo's verhaal. De Sultan zeide:
+
+--Hoor Civo, uw verhaal heeft ons zeer verwonderd, want wat gij vertelt,
+is nog nooit gehoord. Nu zou ik wel gaarne de spiegels laten halen, maar
+ik ben zoo nieuwsgierig naar uwe kreeften, dat ik wel eene geheele stad
+uit mijn keizerrijk zou willen geven om te zien wat gij gezien hebt.
+Hoor dus, wat ik van u verlang. Gij gaat weer naar uwe woonplaats terug
+en verzoekt den kreeften mij hunne vondst zelven te willen brengen, en
+voegt er bij dat, ingeval zij aan mijnen wensch willen voldoen, ik u
+het dubbele, ja het driedubbele van de uitgeloofde belooning zal geven.
+Bovendien zullen de kreeften tot dank eene gunst van mij mogen vragen.
+
+Civo boog en door de bedienden weggeleid, werd hij met een schitterend
+nieuw kleed begiftigd. Daarna zette men hem de keurigste spijzen voor,
+en na eenige uren te hebben geslapen, ontving hij een sterk paard en
+eene beurs met geld om zich op den weg overvloedig van verkwikkend
+voedsel te voorzien en vertrok naar huis.
+
+Hoewel Civo nu geen oogenblik twijfelde aan de macht der kreeften om het
+begeerde te kunnen doen, twijfelde hij evenwel zeer aan hunnen wil, want
+die reis was geene kleinigheid. Doch de wenschen van den Sultan kon hij
+niet weerstreven en er zat dus niets anders op dan het te beproeven.
+
+Des avonds in zijne hut aangekomen, begaf Civo zich den anderen morgen
+naar de grot om te zien of zijn schat er nog was. Tot zijne groote
+geruststelling was alles nog onaangeroerd en het hoog opgeschoten
+onkruid verborg de opening geheel. Na eenigen tijd gewacht te hebben,
+kwam zijn vriend, de kreeft, hem opzoeken om den uitslag van zijne
+zending te vernemen. Aarzelend deed Civo verslag van zijn wedervaren,
+doch wie beschrijft zijne verwondering, toen hij aan het einde zijner
+rede gekomen den kreeft op verheugden toon hoorde uitroepen:--O, wees
+gerust, Civo! gij brenger van zoo gezegend nieuws. Zie, wat gij dacht
+dat mij zou bedroeven, verheugt mij; wij zullen de spiegels naar
+Fez brengen en als gunst van den Sultan verzoeken, dat ons geslacht
+voortaan in vrede zal kunnen leven, zonder door de visschers gevangen
+en opgegeten te worden. Geloof mij, geene opoffering zal ons te zwaar,
+geene moeite ons te veel zijn om de gunst te verwerven van onbevreesd
+te kunnen leven. Wacht slechts een oogenblik en gij zult zien, dat ik
+de waarheid spreek.
+
+Snel begaf zich de kreeft naar het strand en begon met zijne groote,
+sterke scharen op een grooten kinkhoorn, die daar lag, te slaan en
+bracht daardoor een luid klinkend geluid voort. Dadelijk kwamen de
+kreeften van alle kanten te voorschijn, uit de zee, uit de beken en de
+bergen en uit de stroomen, en na verloop van niet langer dan een half
+uur waren de hellingen der kustbergen en het geheele strand daar ter
+plaatse zwart van de kreeften.
+
+Toen verhaalde de kreeft aan de toegevloeide scharen, waarom hij hen had
+opgeroepen en nadat hij in vurige taal het vorstlijke van de gunst had
+geschetst, die niet alleen hun, maar hun geheel volgend geslacht ten
+goede zou komen, toen ging er uit die geheele schare éen enkele kreet
+op, en daverend klonk het over het strand, rolde over de zee,
+weerkaatste tegen de rotsen en vloeide samen met het gedonder der
+branding:--Wij willen, wij willen!
+
+En reeds des anderen daags begon de wondervolle reis en de Marokkaansche
+bevolking werd op het nooit geziene tooneel vergast van eene door
+duizenden kreeften gedragen reusachtige kist van buitengewonen vorm. En
+boven op het vlak der kist zaten rustig rondziende in geregelde rijen
+even zoovele kreeften als het gevaarte droegen, want begrijpende, dat
+men vele malen genoodzaakt zou zijn te rusten, had de kreeft deze
+voorzorg genomen. Zoodra nu de dragers vermoeid werden, losten de
+anderen ze af, en als de versche troepen hunne plaats hadden ingenomen,
+verwijderden de anderen zich van onder het gevaarte en begaven zich er
+boven op om uit te rusten tot den volgenden tocht. En bij dien vreemden
+optocht reed Civo op zijn paard als gids en leidsman vooraan.
+
+Toen werden de wegen, waar men langs trok, overstroomd van volk; de
+stedeling verliet zijne bezigheid, de landman huis en hof, de maaiers
+legde de zeissen bij het koren en de houthakker de bijl bij den boom.
+Iedereen kwam er naar zien; geen oud wijf, geen kind bleef te huis.
+Zelfs de schriftgeleerden, de heiligen, de krijgers, ministers, pacha's,
+kortom, al wat gaan kon liep uit en allen verwonderden zich over deze
+verschijning. De wijzen en geleerden stonden verbaasd en vroegen
+zich af, of zij waakten of droomden, en de bijgeloovigen riepen met
+ontzetting uit, dat de laatste dag gekomen was en dat de wereld zou
+vergaan. En overal bracht men het noodige bijeen om de vreemde gasten
+te spijzen. De meeste nieuwsgierigen dachten niet om heengaan; het
+was alsof men door eene onweerstaanbare aantrekkingskracht werd
+medegesleurd. Men vergat huis en hof en bezigheden, vrienden en
+bloedverwanten, om slechts mede te gaan. Zoo trok men voort en de
+ontzettende sleep groeide en groeide steeds aan. En toen men na dagen
+lang te zijn voortgetrokken de stad Fez naderde, scheen het alsof men
+gansch Marokko achter zich medevoerde. Velen, die nooit Fez hadden
+gezien, die niet eens wisten waar het lag, kwamen nu naar deze stad.
+
+De mare van deze algemeene beweging was hen reeds vooruitgegaan, en toen
+de Sultan het vernam, trok hij uit met zijn geheelen hofstoet, zijn
+ganschen sleep van hovelingen en krijgers, van wijzen en dwazen, van
+vrouwen en bedienden. En toen hij daar dien wonderlijken optocht zag
+aankomen, bleef hij staan om dien goed te kunnen zien, en daar het volk
+steeds opdrong als eene ondoordringbare massa, liet hij een gedeelte van
+zijn leger een cordon vormen om den stoet, waardoor het volk op een
+behoorlijken afstand werd gehouden. Zoo deed Civo met zijn kreeftenleger
+zijnen intocht binnen Fez.
+
+Daar gekomen, wachtte de Sultan hen op eene groote vlakte aan den oever
+van den Paarlstroom op, en toen de kreeften tot vóór zijnen troon waren
+genaderd, liet de Sultan hen door eene menigte bedienden van den last
+bevrijden en in bijzijn van de toegevloeide menigte de kist openen.
+Toen zag men vier buitengewoon fraaie spiegels te voorschijn komen,
+fonkelnieuw alsof zij zooeven de werkplaats van den Nazerener hadden
+verlaten. Er was geen spoor van beschadiging door zeewater of door de
+schipbreuk te bespeuren, en de Sultan werd vervuld van vreugde over dit
+geluk.
+
+Nu kwam de beurt aan Civo, en nadat de Sultan hem zijne eigene kleederen
+had laten aantrekken en had laten omhangen met de kostbaarste
+versierselen, liet hij hem plaats nemen aan zijne rechterhand onder den
+stoet van hovelingen.
+
+Voor den voet van zijnen troon was het kreeftenleger in
+bewonderenswaardige orde opgesteld; de lievelingskreeft van Civo kwam
+nu vooruit, en terwijl hij zijne groote scharen ter aarde boog sloeg
+hij er mede tegen den grond, en terstond herhaalde de geheele drom
+dit, hetwelk klonk als het wapengekletter en het dreunen van een
+aankomend leger. En in de stilte, die daarop ontstond, hoorde men den
+kreeft zeggen:--Allah bescherme u, o groote Sultan! Weldoener van uw
+volk. Zijt gij tevreden over de geringe bewoners der wateren, die uw
+rijk bespoelen en doorstroomen?
+
+--Ja, zeide de Sultan, spreek, ik heb u eene gunst toegestaan, zeg wat
+ge wilt, en als het niet boven mijne macht gaat, zal het u worden
+toegestaan!
+
+--Allah bescherme u, o groote Sultan! In naam van al mijne broeders, die
+hier voor uwen troon staan, vraag ik om voortaan rustig te kunnen leven,
+ongemoeid door de listen en lagen der menschen.
+
+Toen zeide de sultan op plechtigen toon:--Uw wensch is toegestaan. Hoor,
+mijn volk! wat ik u beveel. Van stonden aan zal het een iegelijk op
+doodstraf verboden zijn een kreeft te vangen, te wonden of te dooden, of
+op eenige andere wijze te hinderen.
+
+Dit bevel zal zich uitstrekken over gansch Marokko en over al de landen,
+die ik onder mijnen scepter heb. Die hun weldoet, zal een goed werk
+doen. En het zal geboekt worden in de geschriften, opdat onze nazaten er
+zich aan zullen houden en weten, welk wonder dit besluit heeft
+veroorzaakt.
+
+En al de kreeften bogen zich ter aarde en onder het slaan hunner scharen
+riepen zij als uit één mond:--Allah bescherme onzen Heer, den grooten
+Sultan!
+
+Een daverend vreugdegeroep van het volk beantwoordde dit en iedereen
+schreeuwde opgewonden:--Allah bescherme onzen Heer, den grooten Sultan,
+den rechtvaardige!
+
+Op hetzelfde oogenblik keerde het kreeftenleger zich om en wierp zich in
+den Paarlstroom. En den anderen dag reed Civo met geschenken overladen
+naar zijne woonplaats; hij kocht zich een huis, hield groote kudden en
+bezat weldra uitgestrekte velden. En vóór zijn huis prijkte, in marmer
+uitgehouwen, een reusachtige kreeft ter herinnering aan zijn geluk.
+
+--Ziedaar, aldus eindigde Selam, waarom nog zeer langen tijd daarna de
+kreeften door het volk werden beschermd. Doch thans is dit anders. Alles
+is veranderd; zelfs spreken de beesten niet meer.
+
+
+
+
+BESLUIT.
+
+
+Na Arizila verlaten te hebben, bereikte ons gezelschap den volgenden
+dag Ain-Daliah (de wijnbron), dezelfde plaats waar men op de heenreis
+had gekampeerd, en twee dagen later reed men omstuwd door eene groote
+menigte, door de poort van den Sóc-di-Barra, Tanger binnen.
+
+ * * * * *
+
+Het was duidelijk op de gelaatstrekken der toegestroomde menigte te
+zien, dat zij er geen oogenblik aan getwijfeld had of ons gezelschap,
+dat zij hadden zien vertrekken en welks doel men kende, zou Tanger nooit
+hebben weergezien, en veler gelaatstrekken drukten spijt en toorn uit
+over hunne behouden zegenvierende terugkomst. Eén ding was echter zeker,
+dat zij nu vrij wat meer eerbied en ontzag schenen te hebben voor dien
+kleinen troep Nazareners, die dat stoute waagstuk zoo glorierijk had
+volbracht.
+
+Sinds men Larasch had verlaten, was de toestand van Dries aanmerkelijk
+beter geworden, en het rustige leven te Tanger bracht hem weer binnen
+enkele dagen geheel op de been. Vóór men vertrok, hadden de kapitein en
+de luitenant, aan den vurigen wensch van Selam gevolg gevende, hem, dank
+zij den invloed van den kapitein, eene vaste betrekking bezorgd als
+koerier aan het Fransche Consulaat, zoodat de wakkere knaap niet meer
+bevreesd behoefde te zijn voor zijne toekomst en thans eene zeer goede
+positie onder zijne landslieden bekleedde. Ook vernam men hier nog door
+een bode, die een brief bracht van Sid-Abd-Allah, dat deze, dank zij
+zijne stoutheid van zelf den Sultan te gaan spreken, de verlangde
+aanstelling had verkregen en thans in vrede heerschte als landvoogd over
+zijn volk, zich bezig houdende met handel en nijverheid onder hen te
+bevorderen. Hij zond zijne beste groeten aan zijne vrienden en bad Allah
+voor hunne behouden tehuiskomst.
+
+En veertien dagen na de terugkomst in Tanger vertrokken luitenant Frank
+met Dries, de kapitein met zijne aanstaande vrouw en Mohammed met het
+stoomschip naar Marseille, tot aan het strand uitgeleid door den trouwen
+Selam en door Aroesi, en zoolang men elkaar nog kon onderscheiden zag
+men de twee brave, dappere en trouwe Mooren op Afrika's strand staan, de
+boot naoogende, die hunne vrienden wegvoerde naar het beschaafd Europa,
+de vrienden met wie zij lief en leed, vreugde en gevaar hadden gedeeld
+in het waarlijk barbaarsche Barbarije.
+
+Te Marseille scheidden ook de kapitein en de luitenant van elkaar, daar
+de eerste van daar zou vertrekken naar Algiers en de laatste weder met
+Dries naar Nederland zou terugkeeren.
+
+Voor het laatst voeren wij den lezer nog even bij onze vrienden binnen.
+'t Is een koude winterdag, dat we de woning van Frank te 's-Gravenhage
+binnentreden, en het gesprek afluisteren, dat tusschen Frank en Dries
+wordt gevoerd. Het onderwerp daarvan was voorzeker gewichtig, namelijk
+een brief van kapitein Daumas uit Algiers. De luitenant las aan Dries er
+het volgende uit voor:
+
+ * * * * *
+
+Sedert eene maand ben ik gehuwd en geniet al de zaligheden van het
+huwelijk. Na Rebecca een jaar ongeveer te Marseille te hebben gelaten om
+haar opvoeding te voltooien, zijn wij thans gehuwd en elken dag zegen
+ik u, die de oorzaak is van mijne reis naar Fez en dus de eigenlijke
+aanleiding, dat ik Rebecca heb ontmoet. Maar niet alleen ik, ook mijn
+lief vrouwtje verzoekt mij u te doen weten, dat zij u dankt eenmaal het
+idee te hebben gehad, om de barbaarsche hoofdstad van Marokko, de stad
+der verschrikking, te bezoeken. Als ik mij die reis voor den geest haal,
+dan kan ik nu nog niet begrijpen, hoe wij het er heelhuids hebben
+afgebracht, want hoe luchtig wij er somtijds over dachten, zaten we toch
+somwijlen verduiveld in den brand en meer dan eens heb ik tot mijzelven
+gezegd: George, George, hier kom je niet levend van daan!
+
+Maar enfin, 't is voorbij met al zijn leed, en bij nader inzien hebben
+wij toch nog al pret gehad ook. Weet ge nog, amice! hoe wij ons als
+schooljongens vermaakten met die insecten, die ons formeel aanvielen, en
+de _heiligen_, denkt Dries er nog wel eens aan? En dan onze romantische
+ontmoeting met den roover, onzen stouten vriend Sid-Abd-Allah en nog
+zooveel meer, dat mij tebinnenschiet als ik rustig in mijne studeerkamer
+zit en mijne aanteekeningen doorblader.
+
+Maar wacht eens even, ik zeide daar, rustig te zitten; helaas! mijn
+vriend, dat was een leugen! Want nauwlijks zit ik eenige oogenblikken
+stil, of die twee kleine guiten van mij sluipen onhoorbaar binnen,
+totdat ik op eens hunne tegenwoordigheid gewaar word door een verwoed
+gevecht onder mijne schrijftafel. En als ik dan driftig opspring om de
+kleine rustverstoorders een tik om de ooren te geven en de kamer uit
+te jagen, dan voel ik opeens een paar armen om mijn hals en staat dat
+kleine barbaarsche Marokkaansche vrouwtje achter mij en houdt mij
+waarachtig tegen.
+
+Parbleu! noemt ge dat niet erg, eene maand getrouwd en reeds geen baas
+meer te zijn in mijn eigen huis? Zoo spant me dat vrouwtje samen met
+de kleine bengels, en dan blijven ze in de kamer; zij zet zich bij mij
+neder en van dat oogenblik af aan hoor ik geen kik meer. Nu, wat moet je
+doen om rustig te kunnen werken.
+
+Bij al mijn geluk heb ik echter nog slechts één wensch, namelijk deze,
+dat ge ook eens mocht overkomen om Algiers te zien. Ik hoop, dat
+ge daartoe spoedig lust zult gevoelen; het zou een mijner grootste
+genoegens uitmaken u en onzen vriend Dries nog eens bij ons te zien.
+
+Niet alleen van mijne kleine barbaarsche, maar zelfs van mijne beide
+jongens moet ik u groeten, en ge zult wel zoo goed willen zijn mijn
+vriend Dries voor Rebecca en mij de hand te drukken. Ik zeg niet
+vaarwel, maar tot weerziens, want ik reken er vast op, dat ge te eeniger
+tijd bij ons komt.
+
+ Uw toegenegen
+ ~GEORGE DAUMAS.~
+
+Toen de luitenant dit had voorgelezen, keek hij Dries aan.
+
+--Wel, zeide hij, wat zegt ge er van?
+
+--Wel, antwoordde Dries, ik ben zoo verheugd over het geluk van den
+kapitein, dat ik het niet weet uit te drukken.
+
+--Ik ook, zeide Frank, maar wat zegt ge van zijne uitnoodiging om naar
+Algiers te komen?
+
+--O, wat dat betreft, antwoordde Dries, zou ik, als u lust had er heen
+te gaan, geen enkele reden weten om het niet te doen. Duivels, we zijn
+wel in de beruchtste gewesten van Marokko geweest, en hebben Fez
+bezocht, wat niet iedereen kan zeggen, die Marokko heeft bereisd.
+
+--Dat is zoo, antwoordde de luitenant, en nu wij eenmaal met reizen zijn
+begonnen, is de lust in mij opgewekt, het niet bij die eene reis te
+laten; als een begin was deze tamelijk gevaarlijk en vrij ongemakkelijk.
+
+--Ja, zeide Dries, ik geloof, dat Algiers niet half zooveel bezwaren zal
+op leveren als Marokko.
+
+--Neen, dat zeker niet, antwoordde Frank. En ik zeg nog niet «neen» op
+het verzoek van den kapitein. Wie weet, wat we den volgenden zomer
+zullen doen. Maar als we naar Algiers gaan, Dries! reken er op, dat we
+dan ook de woestijn zullen bezoeken.
+
+ EINDE.
+
+
+
+
+INHOUD.
+
+
+ Bladz.
+
+ I. Een man over boord 5
+
+ II. Luitenant Frank en zijn oppasser 12
+
+ III. Tanger, de Moorsche stad.--De zegen van den Heilige 16
+
+ IV. De nieuwe reisgenoot.--Selam, de gids 26
+
+ V. Naar Fez.--De kapitein verhaalt zijne geschiedenis 32
+
+ VI. De monsterpad en de witte ezel van Selam 46
+
+ VII. Alkazer-el Kibir 55
+
+ VIII. De ontmoeting 64
+
+ IX. Door insecten overrompeld.--De tarantula 74
+
+ X. De sterren en het zandmannetje 87
+
+ XI. De Beni-Hassen 97
+
+ XII. Sid-Abd-Allah, de geweldige 109
+
+ XIII. Fez de stad der verschrikking 120
+
+ XIV. De wapenschouwing 135
+
+ XV. Verraden.--Redde zich wie kan 144
+
+ XVI. Een gevaarlijk oogenblik.--De schoone Jodin 153
+
+ XVII. Aan den oever van den Paarlstroom 166
+
+ XVIII. Op den terugtocht--Mechinez.--De kif 173
+
+ XIX. De wilde zwijnen en de luipaard 182
+
+ XX. Het sprinkhanenleger 191
+
+ XXI. Arabische vertellingen. _De twee broeders_ 200
+
+ XXII. Arabische vertellingen (vervolg) _De herder en de kreeft_ 214
+
+ Besluit 225
+
+
+
+
+ +--------------------------------------------------+
+ | |
+ | OPMERKINGEN VAN DE BEWERKER: |
+ | |
+ | De volgende correcties zijn in de tekst |
+ | aangebracht: |
+ | |
+ | Bron (B:) -- Correctie (C:) |
+ | |
+ | B: nagelaten, instaat aan dat verlangen |
+ | C: nagelaten, in staat aan dat verlangen |
+ | B: En nu, waarde heer, zoo |
+ | C: --En nu, waarde heer, zoo |
+ | B: was gesluierd. maar |
+ | C: was gesluierd, maar |
+ | B: naar het Inctructie-bataljon. Begrijpende |
+ | C: naar het Instructie-bataljon. Begrijpende |
+ | B: te beurt vallen. De twee |
+ | C: te beurt gevallen. De twee |
+ | B: heiligen van Marrokko toch, zijn |
+ | C: heiligen van Marokko toch, zijn |
+ | B: van een krijgstocbt, zeide de |
+ | C: van een krijgstocht, zeide de |
+ | B: wegsterven in de omstuimige |
+ | C: wegsterven in de onstuimige |
+ | B: reis, sprak de luitenant |
+ | C: reis, sprak de luitenant. |
+ | B: voor Mohammed op de knieën. |
+ | C: voor Mohammed op de knieën, |
+ | B: de Franschman, Ook mij is |
+ | C: de Franschman. Ook mij is |
+ | B: ze dan ook eens terdeeg nazien, want, |
+ | C: ze dan ook eens terdege nazien, want, |
+ | B: ouders verbitterde mij zoo |
+ | C: ouders verbitterden mij zoo |
+ | B: Maar komaan, vervolgde hij, daar |
+ | C: Maar komaan," vervolgde hij, »daar |
+ | B: eene van onder de andere in |
+ | C: eene van onder, de andere in |
+ | B: Voor hij binnenkwam sloot, hij eerst |
+ | C: Voor hij binnenkwam, sloot hij eerst |
+ | B: »Onmogelijk, mijnheer! antwoordde |
+ | C: »Onmogelijk, mijnheer!" antwoordde |
+ | B: antwoordde ik »werken is geen |
+ | C: antwoordde ik, »werken is geen |
+ | B: --Nn had ik eene fatsoenlijke |
+ | C: --Nu had ik eene fatsoenlijke |
+ | B: het kleine kamp, Selam, de |
+ | C: het kleine kamp. Selam, de |
+ | B: Nauwelijks neergevleid sprong hij |
+ | C: Nauwelijks neergevlijd sprong hij |
+ | B: Een kreet van schrik weerklonk |
+ | C: --Een kreet van schrik weerklonk |
+ | B: ze weten te onthalen? |
+ | C: ze weten te onthalen. |
+ | B: den zetel van het fantisme. |
+ | C: den zetel van het fanatisme. |
+ | B: Opeens hoordde ik het hinniken |
+ | C: Opeens hoorde ik het hinniken |
+ | B: mijner sabel op de keel, »Blijf |
+ | C: mijner sabel op de keel. »Blijf |
+ | B: u niets anders gelast. |
+ | C: u niets anders gelast? |
+ | B: gegeven Men zegt, dat |
+ | C: gegeven. Men zegt, dat |
+ | B: voet van den keuvel. |
+ | C: voet van den heuvel. |
+ | B: bijna een oog uit. en hij sloeg |
+ | C: bijna een oog uit, en hij sloeg |
+ | B: wien hij zooveel verschuldig was, |
+ | C: wien hij zooveel verschuldigd was, |
+ | B: zonden behalen. |
+ | C: zouden behalen. |
+ | B: Ik zal Allach voor u |
+ | C: Ik zal Allah voor u |
+ | B: hij zich. Ja. die had het goed |
+ | C: hij zich. Ja, die had het goed |
+ | B: wel komen halen. om te begraven. |
+ | C: wel komen halen om te begraven. |
+ | B: --Zie daar riep Selam, |
+ | C: --Zie daar, riep Selam, |
+ | B: dit gedeelte van Marrokko is waarlijk |
+ | C: dit gedeelte van Marokko is waarlijk |
+ | B: teruggalopeerende aanvallers meeliepen. |
+ | C: teruggaloppeerende aanvallers meeliepen. |
+ | B: Het dier stijgerde en zou |
+ | C: Het dier steigerde en zou |
+ | B: hetzelfde oogenblik stijgerde ook het |
+ | C: hetzelfde oogenblik steigerde ook het |
+ | B: de zaken thans stonden. te |
+ | C: de zaken thans stonden, te |
+ | B: een der hoogste rotspuntten. In zijn |
+ | C: een der hoogste rotspunten. In zijn |
+ | B: van den dwergpalm vervaardigt, was |
+ | C: van den dwergpalm vervaardigd, was |
+ | B: den middelsten daar verhief zich |
+ | C: den middelsten duar verhief zich |
+ | B: voorgeschrevene waschingen verrichtten, |
+ | C: voorgeschrevene wasschingen verrichtten, |
+ | B: eene gemakkelijk te verwerveu buit |
+ | C: eene gemakkelijk te verwerven buit |
+ | B: kon ik anders. Het lot |
+ | C: kon ik anders? Het lot |
+ | B: op zich wachten: Het verscheen reeds |
+ | C: op zich wachten. Het verscheen reeds |
+ | B: kudde kameelen, ginde weder een |
+ | C: kudde kameelen, ginder weder een |
+ | B: dacht eenigen oogenbliken na. |
+ | C: dacht eenigen oogenblikken na. |
+ | B: Gij kent dien Aroesi, dus Selam? |
+ | C: --Gij kent dien Aroesi dus, Selam? |
+ | B: --Wie zou dien kennen? |
+ | C: --Wie zou dien niet kennen? |
+ | B: men het kanp was genaderd, |
+ | C: men het kamp was genaderd, |
+ | B: een fllink man. De kleur |
+ | C: een flink man. De kleur |
+ | B: Kalif Haroen-al-Reschid, in het |
+ | C: Kalif Haroen-al-Reschid in het |
+ | B: jaar 859 na Christus |
+ | C: jaar 859 na Christus' |
+ | B: vele van die bajonnetten |
+ | C: vele van die bajonetten |
+ | B: lengte der militaren was evenmin |
+ | C: lengte der militairen was evenmin |
+ | B: staan bij die rij soldaten. |
+ | C: staan bij die rij soldaten? |
+ | B: die des Sultans trok dadelijk |
+ | C: die des Sultans, trok dadelijk |
+ | B: turende, eenklaps op een toon |
+ | C: turende, eensklaps op een toon |
+ | B: de geweldigde, zei Aroesi |
+ | C: de geweldige, zei Aroesi |
+ | B: een zoo bijzondere geur af smaak, |
+ | C: een zoo bijzondere geur of smaak, |
+ | B: en een Regement Cavalerie, en ik |
+ | C: en een Regiment Cavalerie, en ik |
+ | B: staan. |
+ | C: slaan. |
+ | B: en keek elkaar ver-verbaasd aan |
+ | C: en keek elkaar verbaasd aan |
+ | B: De schof heeft ons herkend en hist |
+ | C: De schoft heeft ons herkend en hitst |
+ | B: mijn ponjard, en gij eveneens. |
+ | C: mijn ponjaard, en gij eveneens. |
+ | B: om den korsten weg naar buiten |
+ | C: om den kortsten weg naar buiten |
+ | B: er het eerst aaakomt, brengt de |
+ | C: er het eerst aankomt, brengt de |
+ | B: naburige straat, Hij begreep echter |
+ | C: naburige straat. Hij begreep echter |
+ | B: In zijn doodangst was de kapitein |
+ | C: In zijn doodsangst was de kapitein |
+ | B: zien en zicht te vermaken met eenige |
+ | C: zien en zich te vermaken met eenige |
+ | B: recht tegenover enee deur naar |
+ | C: recht tegenover eene deur naar |
+ | B: die naar buiten leidde, |
+ | C: die naar buiten leidde. |
+ | B: zich bliksemsnel oprichtende' stond |
+ | C: zich bliksemsnel oprichtende, stond |
+ | B: en noemden den Arabier den naam |
+ | C: en noemde den Arabier den naam |
+ | B: toebehoorde, dat over hem |
+ | C: toebehoorden, dat over hem |
+ | B: hartstochtlijke taal gloeide evenals |
+ | C: hartstochtlijke taal, gloeide evenals |
+ | B: --En dult uw volk |
+ | C: --En duldt uw volk |
+ | B: hem geheel bezighield, |
+ | C: hem geheel bezighield. |
+ | B: hij het, hoofd op en greep |
+ | C: hij het hoofd op en greep |
+ | B: Sultan, zeide zei, die eene |
+ | C: Sultan, zeide zij, die eene |
+ | B: gromd. |
+ | C: grond. |
+ | B: kotuums. |
+ | C: kostuums. |
+ | B: avond dubbel goede zaken, |
+ | C: avond dubbel goede zaken. |
+ | B: jonge was ontroostbaar over |
+ | C: jongen was ontroostbaar over |
+ | B: Aroesi had intusschen |
+ | C: Aroesi had intusschen |
+ | B: drie schoten op die den schurk |
+ | C: drie schoten, die den schurk |
+ | B: De aanvallers bevreesd voor het |
+ | C: De aanvallers, bevreesd voor het |
+ | B: opgdagen. |
+ | C: opdagen. |
+ | B: schrikte van eene gestalte, |
+ | C: schrikten van eene gestalte, |
+ | B: gezelcchap vertoonde, alsof zij |
+ | C: gezelschap vertoonde, alsof zij |
+ | B: sprongen. Toen rees hij overeind |
+ | C: sprongen. Toen rees hij overeind en |
+ | B: het eveneens. De hitte verminderde |
+ | C: het eveneens heet. De hitte verminderde |
+ | B: Arabieren met hunne zeisens, die |
+ | C: Arabieren met hunne zeissen, die |
+ | B: lachtlust op. |
+ | C: lachlust op. |
+ | B: mompelde hij, Waarvoor, bij |
+ | C: mompelde hij. Waarvoor, bij |
+ | B: begon de luitemant opeens weder op |
+ | C: begon de luitenant opeens weder op |
+ | B: Dries. Maar wach even, |
+ | C: Dries. Maar wacht even, |
+ | B: --Wat donder, scheelt je! riep |
+ | C: --Wat donder scheelt je! riep |
+ | B: Hij voeld het bloed langs zijn |
+ | C: Hij voelde het bloed langs zijn |
+ | B: aan, want de oostewind drijft ze |
+ | C: aan, want de oostenwind drijft ze |
+ | B: plant of glashalm van een vinger |
+ | C: plant of grashalm van een vinger |
+ | B: gerst, de groenen, kortom al wat |
+ | C: gerst, de groenten, kortom al wat |
+ | B: alles verwoestende, voortrokken, |
+ | C: alles verwoestende, voortrokken. |
+ | B: --Ja, zeide Broesi, 't is |
+ | C: --Ja, zeide Aroesi, 't is |
+ | B: zochten de graankorels uit den drek |
+ | C: zochten de graankorrels uit den drek |
+ | B: als ik er om denk, wordt ik |
+ | C: als ik er om denk, word ik |
+ | B: van 30 à 40 kameelenvrach naar Medeah |
+ | C: van 30 à 40 kameelenvrachten naar Medeah |
+ | B: moeten milioenen en millioenen |
+ | C: moeten millioenen en millioenen |
+ | B: morgenstond, na Karia-el-Abassi |
+ | C: morgenstond, na Karia-el-Abbassi |
+ | B: eeuwen geleden, woonde er te Larasch |
+ | C: eeuwen geleden, woonden er te Larasch |
+ | B: opening, en toen zij een groote opening, en |
+ | C: opening, en |
+ | B: draaide zij onhoordaar op |
+ | C: draaide zij onhoorbaar op |
+ | B: ter rechterzijde bevondt zich |
+ | C: ter rechterzijde bevond zich |
+ | B: en eer, erijkdom en |
+ | C: en eer, rijkdom en |
+ | B: hem droovig aan.--Weder |
+ | C: hem droevig aan.--Weder |
+ | B: een die rijkdm en macht |
+ | C: een die rijkdom en macht |
+ | B: belegerde en uitgehonderde |
+ | C: belegerde en uitgehongerde |
+ | B: staan en lag den kop |
+ | C: staan en legde den kop |
+ | B: zich in de richting der stad |
+ | C: zich in de richting der stad. |
+ | B: in eene eervoudige tent, het volk |
+ | C: in eene eenvoudige tent, het volk |
+ | B: Nazareners. Bladz. 216 |
+ | C: Nazareners. Bladz. 216. |
+ | B: --Civo ge hebt een goed hart, |
+ | C: --Civo, ge hebt een goed hart, |
+ | B: zee verlatend op het het strand kwam |
+ | C: zee verlatend op het strand kwam |
+ | B: het er bijna op lag, |
+ | C: het er bijna op lag. |
+ | B: vooorwerp hem dichter was |
+ | C: voorwerp hem dichter was |
+ | B: land bestaat, Onder alle zalen |
+ | C: land bestaat. Onder alle zalen |
+ | B: De meeste niewsgierigen dachten niet om |
+ | C: De meeste nieuwsgierigen dachten niet om |
+ | B: zooeven de werplaats van den Nazerener |
+ | C: zooeven de werkplaats van den Nazerener |
+ | B: terstond herhaalde de gegeheele drom |
+ | C: terstond herhaalde de geheele drom |
+ | B: tegenwoordigheid gewaar wordt door een |
+ | C: tegenwoordigheid gewaar word door een |
+ | B: wilde zwijnenen en de luipaard |
+ | C: wilde zwijnen en de luipaard |
+ | |
+ +--------------------------------------------------+
+
+
+
+
+
+End of the Project Gutenberg EBook of Avontuurlijke reizen door alle
+werelddeelen, by Johan Hendrik van Balen
+
+*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK AVONTUURLIJKE REIZEN DOOR ***
+
+***** This file should be named 36973-8.txt or 36973-8.zip *****
+This and all associated files of various formats will be found in:
+ https://www.gutenberg.org/3/6/9/7/36973/
+
+Produced by The Online Distributed Proofreading Team at
+https://www.pgdp.net
+
+
+Updated editions will replace the previous one--the old editions
+will be renamed.
+
+Creating the works from public domain print editions means that no
+one owns a United States copyright in these works, so the Foundation
+(and you!) can copy and distribute it in the United States without
+permission and without paying copyright royalties. Special rules,
+set forth in the General Terms of Use part of this license, apply to
+copying and distributing Project Gutenberg-tm electronic works to
+protect the PROJECT GUTENBERG-tm concept and trademark. Project
+Gutenberg is a registered trademark, and may not be used if you
+charge for the eBooks, unless you receive specific permission. If you
+do not charge anything for copies of this eBook, complying with the
+rules is very easy. You may use this eBook for nearly any purpose
+such as creation of derivative works, reports, performances and
+research. They may be modified and printed and given away--you may do
+practically ANYTHING with public domain eBooks. Redistribution is
+subject to the trademark license, especially commercial
+redistribution.
+
+
+
+*** START: FULL LICENSE ***
+
+THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE
+PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK
+
+To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free
+distribution of electronic works, by using or distributing this work
+(or any other work associated in any way with the phrase "Project
+Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full Project
+Gutenberg-tm License (available with this file or online at
+https://gutenberg.org/license).
+
+
+Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg-tm
+electronic works
+
+1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm
+electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to
+and accept all the terms of this license and intellectual property
+(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all
+the terms of this agreement, you must cease using and return or destroy
+all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your possession.
+If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a Project
+Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound by the
+terms of this agreement, you may obtain a refund from the person or
+entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8.
+
+1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be
+used on or associated in any way with an electronic work by people who
+agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few
+things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works
+even without complying with the full terms of this agreement. See
+paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project
+Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this agreement
+and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm electronic
+works. See paragraph 1.E below.
+
+1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the Foundation"
+or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection of Project
+Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual works in the
+collection are in the public domain in the United States. If an
+individual work is in the public domain in the United States and you are
+located in the United States, we do not claim a right to prevent you from
+copying, distributing, performing, displaying or creating derivative
+works based on the work as long as all references to Project Gutenberg
+are removed. Of course, we hope that you will support the Project
+Gutenberg-tm mission of promoting free access to electronic works by
+freely sharing Project Gutenberg-tm works in compliance with the terms of
+this agreement for keeping the Project Gutenberg-tm name associated with
+the work. You can easily comply with the terms of this agreement by
+keeping this work in the same format with its attached full Project
+Gutenberg-tm License when you share it without charge with others.
+
+1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern
+what you can do with this work. Copyright laws in most countries are in
+a constant state of change. If you are outside the United States, check
+the laws of your country in addition to the terms of this agreement
+before downloading, copying, displaying, performing, distributing or
+creating derivative works based on this work or any other Project
+Gutenberg-tm work. The Foundation makes no representations concerning
+the copyright status of any work in any country outside the United
+States.
+
+1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg:
+
+1.E.1. The following sentence, with active links to, or other immediate
+access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear prominently
+whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work on which the
+phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the phrase "Project
+Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, performed, viewed,
+copied or distributed:
+
+This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
+almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
+re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
+with this eBook or online at www.gutenberg.org
+
+1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is derived
+from the public domain (does not contain a notice indicating that it is
+posted with permission of the copyright holder), the work can be copied
+and distributed to anyone in the United States without paying any fees
+or charges. If you are redistributing or providing access to a work
+with the phrase "Project Gutenberg" associated with or appearing on the
+work, you must comply either with the requirements of paragraphs 1.E.1
+through 1.E.7 or obtain permission for the use of the work and the
+Project Gutenberg-tm trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or
+1.E.9.
+
+1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted
+with the permission of the copyright holder, your use and distribution
+must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any additional
+terms imposed by the copyright holder. Additional terms will be linked
+to the Project Gutenberg-tm License for all works posted with the
+permission of the copyright holder found at the beginning of this work.
+
+1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm
+License terms from this work, or any files containing a part of this
+work or any other work associated with Project Gutenberg-tm.
+
+1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this
+electronic work, or any part of this electronic work, without
+prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with
+active links or immediate access to the full terms of the Project
+Gutenberg-tm License.
+
+1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary,
+compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including any
+word processing or hypertext form. However, if you provide access to or
+distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format other than
+"Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official version
+posted on the official Project Gutenberg-tm web site (www.gutenberg.org),
+you must, at no additional cost, fee or expense to the user, provide a
+copy, a means of exporting a copy, or a means of obtaining a copy upon
+request, of the work in its original "Plain Vanilla ASCII" or other
+form. Any alternate format must include the full Project Gutenberg-tm
+License as specified in paragraph 1.E.1.
+
+1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying,
+performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works
+unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9.
+
+1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing
+access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works provided
+that
+
+- You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from
+ the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method
+ you already use to calculate your applicable taxes. The fee is
+ owed to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he
+ has agreed to donate royalties under this paragraph to the
+ Project Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments
+ must be paid within 60 days following each date on which you
+ prepare (or are legally required to prepare) your periodic tax
+ returns. Royalty payments should be clearly marked as such and
+ sent to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation at the
+ address specified in Section 4, "Information about donations to
+ the Project Gutenberg Literary Archive Foundation."
+
+- You provide a full refund of any money paid by a user who notifies
+ you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he
+ does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm
+ License. You must require such a user to return or
+ destroy all copies of the works possessed in a physical medium
+ and discontinue all use of and all access to other copies of
+ Project Gutenberg-tm works.
+
+- You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of any
+ money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the
+ electronic work is discovered and reported to you within 90 days
+ of receipt of the work.
+
+- You comply with all other terms of this agreement for free
+ distribution of Project Gutenberg-tm works.
+
+1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project Gutenberg-tm
+electronic work or group of works on different terms than are set
+forth in this agreement, you must obtain permission in writing from
+both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and Michael
+Hart, the owner of the Project Gutenberg-tm trademark. Contact the
+Foundation as set forth in Section 3 below.
+
+1.F.
+
+1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable
+effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread
+public domain works in creating the Project Gutenberg-tm
+collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm electronic
+works, and the medium on which they may be stored, may contain
+"Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate or
+corrupt data, transcription errors, a copyright or other intellectual
+property infringement, a defective or damaged disk or other medium, a
+computer virus, or computer codes that damage or cannot be read by
+your equipment.
+
+1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right
+of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project
+Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project
+Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project
+Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all
+liability to you for damages, costs and expenses, including legal
+fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT
+LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE
+PROVIDED IN PARAGRAPH 1.F.3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE
+TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE
+LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR
+INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH
+DAMAGE.
+
+1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a
+defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can
+receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a
+written explanation to the person you received the work from. If you
+received the work on a physical medium, you must return the medium with
+your written explanation. The person or entity that provided you with
+the defective work may elect to provide a replacement copy in lieu of a
+refund. If you received the work electronically, the person or entity
+providing it to you may choose to give you a second opportunity to
+receive the work electronically in lieu of a refund. If the second copy
+is also defective, you may demand a refund in writing without further
+opportunities to fix the problem.
+
+1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth
+in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS' WITH NO OTHER
+WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO
+WARRANTIES OF MERCHANTIBILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE.
+
+1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied
+warranties or the exclusion or limitation of certain types of damages.
+If any disclaimer or limitation set forth in this agreement violates the
+law of the state applicable to this agreement, the agreement shall be
+interpreted to make the maximum disclaimer or limitation permitted by
+the applicable state law. The invalidity or unenforceability of any
+provision of this agreement shall not void the remaining provisions.
+
+1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the
+trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone
+providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in accordance
+with this agreement, and any volunteers associated with the production,
+promotion and distribution of Project Gutenberg-tm electronic works,
+harmless from all liability, costs and expenses, including legal fees,
+that arise directly or indirectly from any of the following which you do
+or cause to occur: (a) distribution of this or any Project Gutenberg-tm
+work, (b) alteration, modification, or additions or deletions to any
+Project Gutenberg-tm work, and (c) any Defect you cause.
+
+
+Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm
+
+Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of
+electronic works in formats readable by the widest variety of computers
+including obsolete, old, middle-aged and new computers. It exists
+because of the efforts of hundreds of volunteers and donations from
+people in all walks of life.
+
+Volunteers and financial support to provide volunteers with the
+assistance they need are critical to reaching Project Gutenberg-tm's
+goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will
+remain freely available for generations to come. In 2001, the Project
+Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure
+and permanent future for Project Gutenberg-tm and future generations.
+To learn more about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation
+and how your efforts and donations can help, see Sections 3 and 4
+and the Foundation web page at https://www.pglaf.org.
+
+
+Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive
+Foundation
+
+The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit
+501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the
+state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal
+Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification
+number is 64-6221541. Its 501(c)(3) letter is posted at
+https://pglaf.org/fundraising. Contributions to the Project Gutenberg
+Literary Archive Foundation are tax deductible to the full extent
+permitted by U.S. federal laws and your state's laws.
+
+The Foundation's principal office is located at 4557 Melan Dr. S.
+Fairbanks, AK, 99712., but its volunteers and employees are scattered
+throughout numerous locations. Its business office is located at
+809 North 1500 West, Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887, email
+business@pglaf.org. Email contact links and up to date contact
+information can be found at the Foundation's web site and official
+page at https://pglaf.org
+
+For additional contact information:
+ Dr. Gregory B. Newby
+ Chief Executive and Director
+ gbnewby@pglaf.org
+
+
+Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg
+Literary Archive Foundation
+
+Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide
+spread public support and donations to carry out its mission of
+increasing the number of public domain and licensed works that can be
+freely distributed in machine readable form accessible by the widest
+array of equipment including outdated equipment. Many small donations
+($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt
+status with the IRS.
+
+The Foundation is committed to complying with the laws regulating
+charities and charitable donations in all 50 states of the United
+States. Compliance requirements are not uniform and it takes a
+considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up
+with these requirements. We do not solicit donations in locations
+where we have not received written confirmation of compliance. To
+SEND DONATIONS or determine the status of compliance for any
+particular state visit https://pglaf.org
+
+While we cannot and do not solicit contributions from states where we
+have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition
+against accepting unsolicited donations from donors in such states who
+approach us with offers to donate.
+
+International donations are gratefully accepted, but we cannot make
+any statements concerning tax treatment of donations received from
+outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff.
+
+Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation
+methods and addresses. Donations are accepted in a number of other
+ways including including checks, online payments and credit card
+donations. To donate, please visit: https://pglaf.org/donate
+
+
+Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic
+works.
+
+Professor Michael S. Hart was the originator of the Project Gutenberg-tm
+concept of a library of electronic works that could be freely shared
+with anyone. For thirty years, he produced and distributed Project
+Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of volunteer support.
+
+
+Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed
+editions, all of which are confirmed as Public Domain in the U.S.
+unless a copyright notice is included. Thus, we do not necessarily
+keep eBooks in compliance with any particular paper edition.
+
+
+Most people start at our Web site which has the main PG search facility:
+
+ https://www.gutenberg.org
+
+This Web site includes information about Project Gutenberg-tm,
+including how to make donations to the Project Gutenberg Literary
+Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to
+subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks.
diff --git a/36973-8.zip b/36973-8.zip
new file mode 100644
index 0000000..f825e92
--- /dev/null
+++ b/36973-8.zip
Binary files differ
diff --git a/36973-h.zip b/36973-h.zip
new file mode 100644
index 0000000..7b04261
--- /dev/null
+++ b/36973-h.zip
Binary files differ
diff --git a/36973-h/36973-h.htm b/36973-h/36973-h.htm
new file mode 100644
index 0000000..c4b58f9
--- /dev/null
+++ b/36973-h/36973-h.htm
@@ -0,0 +1,11462 @@
+<!DOCTYPE html PUBLIC "-//W3C//DTD XHTML 1.1//EN"
+ "http://www.w3.org/TR/xhtml11/DTD/xhtml11.dtd">
+
+<html xmlns="http://www.w3.org/1999/xhtml" xml:lang="nl">
+
+<head>
+ <meta http-equiv="Content-Type" content="text/html;charset=iso-8859-1" />
+ <meta http-equiv="Content-Style-Type" content="text/css" />
+
+ <title>
+ The Project Gutenberg eBook of Avontuurlijke reizen door alle wereldeelen: Onder de Mooren, by Johan Hendrik van Balen.
+ </title>
+ <style type="text/css">
+
+body {margin-left: 8%; margin-right: 8%;}
+
+h1 {margin-top: 3em; margin-bottom: 0.5em; text-align: center; font-weight: normal; font-size: 200%;}
+.h1tp {text-align: center; clear: both; margin-top: 2em; margin-bottom: 2em;
+ font-weight: normal; font-size: 200%;}
+h2 {text-align: center; clear: both; margin-top: 4em; font-size: 100%;}
+h2.h2inh {letter-spacing: 0.2em; margin-right: -0.2em; font-size: 130%;}
+big {font-size: 200%;}
+small {font-size: 50%;}
+
+p {margin-top: .4em; margin-bottom: .4em; text-align: justify; text-indent: 1em;}
+p.tp {margin-top: 3em; margin-bottom: 3em; text-align: center; text-indent: 0em;}
+p.subh2 {margin-top: 1em; margin-bottom: 1em; text-align: center; text-indent: 0em;
+ font-weight: normal; font-size: 75%;}
+p.subh2a {margin-top: 1em; margin-bottom: 1em; text-align: center; text-indent: 0em;
+ font-weight: normal; font-style: italic; font-size: 100%;}
+p.noi {text-indent: 0em;}
+
+div.title {margin-top: 3em; margin-bottom: 3em; text-align: center;}
+div.voorblad {margin-top: 3em; margin-bottom: 3em;}
+div.inhoud {margin-top: 3em; margin-bottom: 3em;}
+.einde {margin-top: 3em; margin-bottom: 3em; text-align: center; font-size: 75%;}
+div.fnsep {width: 10%; border: 1px solid black; text-align: left;
+ margin-top: 0.5em; margin-bottom: 0.5em; margin-left: 0; margin-right: 0;}
+div.chend {width: 15%; border: 1px solid black;
+ margin-top: 1em; margin-bottom: 1em; margin-left: auto; margin-right: auto;}
+
+/* TB */
+hr {width: 33%; clear: both; border: 1px solid black;
+ margin-top: 1em; margin-bottom: 2em; margin-left: auto; margin-right: auto;}
+hr.tb {border-style: none;}
+
+.pagenum {/* uncomment the next line for invisible page numbers */
+ /* visibility: hidden; */
+ position: absolute; left: 93%; text-indent: 0em; text-align: right;
+ font-size: small; font-weight: normal; font-variant: normal; font-style: normal;
+ letter-spacing: normal; color: #888888;}
+span[title].pagenum:after {content: "[" attr(title) "] ";}
+
+/* TABLES */
+table {margin-left: auto; margin-right: auto;
+ padding: 0; border: 0; border-collapse: collapse;}
+td.tdl {text-align: left; padding-left: 0.5em; padding-right: 0.5em; font-size: 85%;}
+td.tdr {text-align: right; padding-left: 0.5em; padding-right: 0.5em; font-size: 85%;}
+
+/* ALIGN */
+.clear {clear: both;}
+.center {text-align: center;}
+.floatright {text-align: left; text-indent: 0em; float: right; width: auto;}
+sup {vertical-align: 0.3em; font-size: 75%;}
+.ls1 {letter-spacing: 0.1em; margin-right: -0.1em;}
+.ls2 {letter-spacing: 0.2em; margin-right: -0.2em;}
+.smalled {letter-spacing: -0.1em;}
+ins.corr {border-bottom: 1px dotted red; text-decoration: none;}
+ins.info {border-bottom: 1px dotted green; text-decoration: none;}
+
+/* IMAGES */
+img {border: 0;}
+.figcenter {margin-left: auto; margin-bottom: 1em; margin-top: 1em; margin-right: auto; text-align: center;}
+.caption {text-align: center; font-size: 85%;}
+
+/* FOOTNOTES */
+.footnote {margin-left: 5%; margin-right: 5%; font-size: 90%; text-align: justify; }
+.footnote .label {position: absolute; right: 89%; text-align: right; text-decoration: none;}
+.fnanchor {text-decoration: none; margin-left: 0.05em;}
+
+.mono {font-family: monospace;}
+.size75 {font-size: 75%;}
+.size150 {font-size: 150%;}
+.size200 {font-size: 200%;}
+
+/* Transcriber Note */
+.TNbox {margin: 10% 10% 5% 10%; border: 1px solid; padding: 1em;
+ background-color: #dddddd; font-family: sans-serif; font-size: 90%;}
+.TNbox h2 {font-variant: small-caps; font-size: 130%; letter-spacing: 0;
+ margin-top: 1em; margin-bottom: 1em; line-height: 2em;}
+.TNbox p {text-indent: 0em; margin-top: 0.7em; margin-bottom: 0.7em;}
+.TNbox table {width: 100%; font-size: 90%;}
+.TNbox th {text-align: left;}
+.TNbox td {text-align: left; vertical-align: top;}
+td.td2 {width: 20%;}
+td.td4 {width: 40%;}
+
+ </style>
+</head>
+
+<body>
+
+
+<pre>
+
+The Project Gutenberg EBook of Avontuurlijke reizen door alle werelddeelen, by
+Johan Hendrik van Balen
+
+This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
+almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
+re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
+with this eBook or online at www.gutenberg.org
+
+
+Title: Avontuurlijke reizen door alle werelddeelen
+ Onder de Mooren
+
+Author: Johan Hendrik van Balen
+
+Illustrator: Charles Rochussen
+
+Release Date: August 4, 2011 [EBook #36973]
+
+Language: Dutch
+
+Character set encoding: ISO-8859-1
+
+*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK AVONTUURLIJKE REIZEN DOOR ***
+
+
+
+
+Produced by The Online Distributed Proofreading Team at
+https://www.pgdp.net
+
+
+
+
+
+
+</pre>
+
+
+<div class="TNbox">
+
+ <h2>Opmerkingen van de bewerker</h2>
+
+ <p>De tekst in dit bestand wordt weergegeven in de originele, verouderde spelling.
+ Er is geen poging gedaan de tekst te moderniseren.</p>
+
+ <p>Afgebroken woorden aan het einde van de regel zijn stilzwijgend hersteld.</p>
+
+ <p>Voetnoten zijn hernummerd en verplaatst naar het eind van het hoofdstuk.</p>
+
+ <p>Overduidelijke druk- en spelfouten in het origineel zijn gecorrigeerd; deze zijn voorzien van een
+ <ins class="corr" title="Bron: dnnne roed stipppellijn">dunne rode stippellijn</ins>,
+ waarbij de Brontekst via een zwevende pop-up beschikbaar is.<br />
+ Variaties in spelling en hoofdlettergebruik zijn behouden: met/zonder afbreekstreepjes,
+ gouverneur/Gouverneur, kaïd/Kaïd, khalif/Khalif, sultan/Sultan.</p>
+
+ <p>Een extra verduidelijking is beschikbaar bij woorden die voorzien zijn van een
+ <ins class="info" title="Verduidelijking.">dunne groene stippellijn</ins>.</p>
+
+ <p>Van elke plaat is een vergroting beschikbaar door op de betreffende
+ illustratie te klikken.</p>
+
+ <p>Een overzicht van de aangebrachte correcties is te vinden aan
+ <a href="#correctie">het eind van dit bestand</a>.</p>
+
+</div>
+
+<div class="voorblad">
+<p><span class="pagenum" title="1">&nbsp;</span><a id="p_1"></a></p>
+
+<h1>ONDER DE MOOREN.</h1>
+
+<p><span class="pagenum" title="2">&nbsp;</span><a id="p_2"></a></p>
+</div>
+
+<p><span class="pagenum" title="-">&nbsp;</span><a id="p_2a"></a>
+<span class="pagenum" title="-"><br />&nbsp;</span><a id="p_2b"></a></p>
+
+<div class="figcenter" style="width: 349px;">
+<a href="images/ill_p002b.png"><img src="images/ill_p002b-t.png" width="349" height="505" alt="Toen Dries plotseling over de verschansing sprong. Bladz. 7." title="Klik voor vergroting (1047×1514px, 363kb)" /></a>
+<div class="caption">Toen Dries plotseling over de verschansing sprong. <a href="#p_7">Bladz. 7</a>.</div>
+</div>
+
+<p><span class="pagenum" title="3">&nbsp;</span><a id="p_3"></a></p>
+
+<div class="title">
+
+<p class="h1tp"><big class="ls1 mono">AVONTUURLIJKE REIZEN</big><br />
+<small>DOOR</small><br />
+<b>ALLE WERELDDEELEN.</b></p>
+
+<p class="tp size75">DOOR</p>
+
+<p class="tp size200 smalled"><b>J. HENDRIK VAN BALEN.</b></p>
+
+<p class="tp size150">Met 12 Platen van Ch. <span class="ls2">Rochussen</span>.</p>
+
+<div class="figcenter" style="width: 271px;">
+<img src="images/ill_p003.png" width="271" height="13" alt="Decoratieve illustratie" title="" />
+</div>
+
+<p class="tp"><b>Arnhem. <span style="padding-left: 3em; padding-right: 3em;">Gebr. E. &amp; M. COHEN.</span> Nijmegen.</b></p>
+
+</div>
+
+<p><span class="pagenum" title="4">&nbsp;</span><a id="p_4"></a>
+
+<span class="pagenum" title="5"><br />&nbsp;</span><a id="p_5"></a></p>
+
+<h2><a id="I"></a>I.</h2>
+
+<p class="subh2">EEN MAN OVER BOORD.</p>
+
+<p>Het stoomschip, dat geregeld dienst doet tusschen Gibraltar en Tanger,
+trof op zijn overtocht naar laatstgenoemde plaats, den 1n Mei 187*,
+uitmuntend schoon weer. De zee was kalm en effen als een spiegel,
+de wind gunstig,&mdash;kortom de korte reis was bijzonder aangenaam en
+voorspoedig.</p>
+
+<p>Zoo smal echter de Straat van Gibraltar is, zoo wijd is in ander opzicht
+de klove, die de beide werelddeelen Europa en Afrika van elkaar scheidt.
+Hier te Gibraltar, aan de uiterste punt van Spanje's zuidkust, draagt
+alles nog het kenmerk der beschaving; doch binnen een paar uren stoomens
+bevindt men zich op den noordelijksten uithoek van Afrika's kust, in
+de Marokkaansche stad Tanger, in het hart van het barbarisme. Grooter
+tegenstelling is niet denkbaar. Van het strand te Tanger kan men
+Gibraltar zien; die twee werelddeelen, welke als het ware bestemd
+schijnen te zijn om elkaar de broederhand te reiken, zijn nochtans
+zoozeer van elkaar verwijderd gebleven, dat nog ten huidigen dage in
+Marokko geen zweem van beschaving, geen sprankje van verdraagzaamheid
+jegens Christenen, te vinden is.</p>
+
+<p>De voorspoedige reis en het schoone weder hadden onmiskenbaar een
+gunstigen invloed op de passagiers uitgeoefend. Allen bevonden zich op
+het dek der stoomboot, de meesten in druk gesprek, enkelen turend naar
+Europa's of Afrika's kusten. Allengs echter verdween Gibraltars trotsche
+rots en kwam Afrika's kust helderder te voorschijn.</p>
+
+<p>Twee jonge mannen, die zich in hun geheele voorkomen terstond deden
+kennen als ware zonen van het noorden en die met hunne blonde haren en
+blanke gelaatskleur in 't oogvallend afstaken bij de overige passagiers,
+meest van zuidelijker afkomst, stonden achteloos tegen de verschansing
+geleund en keken naar de opdagende kust, waar alles zich hoe langer hoe
+duidelijker vertoonde.</p>
+
+<p>Beiden waren, naar het scheen, van denzelfden leeftijd en verschilden
+ook in kleeding weinig van elkander. Toch kon men den een wel aanzien,
+dat hij van een hooger stand was dan de ander. Hij had eene slanke
+gestalte en was eer schraal dan gezet te noemen; hij droeg een kort
+<span class="pagenum" title="6">&nbsp;</span><a id="p_6"></a>afgesneden maar vollen bruinen baard en knevel en had een open, manlijk
+gelaat. De schrandere blauwe oogen zagen van onder zijne wenkbrauwen
+onderzoekend om zich heen; overigens droeg zijn gelaat den stempel van
+vastberadenheid en wilskracht.</p>
+
+<p>Zijn metgezel, ongeveer een hoofd kleiner dan hij, zag er forsch uit.
+Zonder gezet te zijn was hij niet half zoo mager als zijn makker.
+De breede schouders, de korte nek en de gespierde armen deden groote
+lichaamskracht vermoeden. Hij was zeer blond van haar en baard, welken
+laatste hij droeg <span xml:lang="fr">à la Napoléon</span>. In tegenstelling met zijn metgezel zag
+hij er niet zoo kalm en bedaard uit, en zulks deed zich ook vermoeden
+uit zijne driftige gebaren bij het gesprek. In zijn toon van spreken
+tegen den rijzigen jonkman was eene beleefde vrijmoedigheid op te
+merken, hoewel er duidelijk uit bleek, dat hij de mindere in
+maatschappelijke positie was.</p>
+
+<p>&mdash;Zoo is dit dan Afrika, wat we hier voor ons zien! vroeg hij; en is dit
+nu het Moorenland, luitenant?</p>
+
+<p>&mdash;Ja, Dries! dat is Marokko, antwoordde de ander; bevalt het je, dat we
+eindelijk aan het doel onzer reis zijn?</p>
+
+<p>&mdash;Zeker! gaf Dries ten antwoord. Zie, luitenant, ik vond het wel
+aangenaam dat reizen door België, Frankrijk en Spanje, maar men vindt
+daar overal toch nog iets, dat ons niet zoo geheel vreemd is. Men is
+daar nog altijd in de beschaafde wereld en, om u de waarheid te zeggen,
+watertand ik naar de onbeschaafde landstreken die we hier voor ons
+hebben.</p>
+
+<p>De andere glimlachte.&mdash;Gij hebt gelijk, Dries! zeide hij. Ook ik verlang
+er naar dit geheimzinnige en barbaarsche werelddeel te betreden. Zooals
+ik gelezen heb, moet de tegenstelling te groot zijn, om die niet
+verbazend te vinden&mdash;en dat bij zoo korten afstand!</p>
+
+<p>&mdash;Ja, wel verbazend, mompelde Dries. Maar zie eens, luitenant; wat zijn
+die witte dingen daar voor ons uit; men zou zeggen dat het huizen zijn.</p>
+
+<p>&mdash;Dat zijn het ook, het zijn de huizen van Tanger. De Moorsche woningen
+zijn allen blinkend wit en vierkant van vorm.</p>
+
+<p>&mdash;Komaan, zei Dries, dat lijkt mij! Het ziet er daar helder uit, en
+als alles zoo proper is, zal het mij genoegen doen; want de Spaansche
+onzindelijkheid ligt mij nog versch in het geheugen. Wat een vuile
+rommel in die straten, in die logementen; en dan die slaapplaatsen en
+bedden, brr! ik gril er van als ik er om denk, wat tal van slapelooze
+nachten wij, in onze reisdekens gewikkeld, op den vloer liggende hebben
+doorgebracht.</p>
+
+<p>&mdash;Verblijd je maar niet met een doode musch, antwoordde de ander. Ik
+geloof, dat het in Marokko niet veel beter zal zijn dan <span class="pagenum" title="7">&nbsp;</span><a id="p_7"></a>in Spanje.
+Een van beide; de Spanjaarden hebben dat gebrek aan zindelijkheid
+overgenomen van de Mooren, of deze laatsten van de Spanjaarden.</p>
+
+<p>&mdash;Maar wat duivel! die huizen hebben geen ramen of vensters, riep Dries
+eensklaps uit.</p>
+
+<p>&mdash;Dat is ook zoo, antwoordde de luitenant. De Moorsche huizen hebben
+geen vensters aan de buitenzijde. Slechts eene kleine lage deur is al
+wat men er aan ziet.</p>
+
+<p>&mdash;Een fraaie bouwstijl, zeide Dries, het gelijken wel reusachtige
+blokken krijt. Ha, daar komen de Mooren al aan! Kijk, luitenant, daar op
+het strand, een geheele bende; bà, wat leelijke kerels!</p>
+
+<p>Inderdaad verscheen op het strand een troep havelooze kerels, die half
+naakt waren. Daar waren donker bruine Arabieren met zwarte baarden,
+taankleurige Mooren, en negers in de verschillende tinten van bruin tot
+gitzwart. De geheele troep stond op het strand de aankomst der boot af
+te wachten om als gids of pakkendrager een kleinigheid te verdienen.</p>
+
+<p>Juist wilde Dries weder eenige opmerkingen maken, toen opeens een
+angstkreet weerklonk gevolgd door een plomp in het water, en eensklaps
+klonk uit wel twintig kelen tegelijk de kreet van: »een man over boord!&rdquo;</p>
+
+<p>Onze beide jongelui sprongen verschrikt op en keken naar den kant waar
+alle passagiers over de verschansing naar het watervlak staarden, en
+daar, reeds een heel eind achter de boot, zag men een man met de golven
+worstelen. Van alle kanten klonken verschillende kreten om hulp; reeds
+was de boot te water gelaten en wierpen eenige matrozen zich er in, toen
+Dries haastig jas en hoed op den grond smijtend zich door de verschrikte
+menigte op het dek, met zijne krachtige armen ruim baan maakte en over
+de verschansing sprong.</p>
+
+<p>Zijn metgezel, die eveneens eene beweging had gemaakt om te hulp te
+snellen, bleef thans staan en sloeg met de meeste kalmte den zwemmer
+gade, die met fiksche slagen de golven kliefde.</p>
+
+<p>Intusschen was de drenkeling, een kapitein van het Fransche leger in
+Algiers, door de vaart die de boot had, ofschoon men dadelijk stopte,
+een heel eind achtergeraakt. Blijkbaar was hij geen geoefend zwemmer,
+zoodat hij groote moeite had zich boven water te houden. Toen de
+passagiers en de bemanning der boot van den schrik waren bekomen,
+klonken verschillende aanmoedigende kreten den onverschrokken zwemmer
+na. Deze weerde zich dapper en deed vermoeden, dat hij heden niet zijne
+eerste proeve in de zwemkunst <span class="pagenum" title="8">&nbsp;</span><a id="p_8"></a>toonde. Regelmatig zwom hij voort zonder
+noodelooze overspanning en vorderde zoo snel, dat hij reeds na weinige
+minuten den Franschman was genaderd.</p>
+
+<p>Een daverend gejuich weerklonk van de boot, en de bemanning der sloep
+repte zich om spoedig den drenkeling en zijn redder te bereiken, die
+binnen weinige oogenblikken behouden werden aan boord gebracht.</p>
+
+<p>Redder en geredde werden bij hunne komst aan boord om het zeerst met
+gelukwenschingen overladen, en terwijl de laatste zich naar beneden
+spoedde om droge kleederen aan te trekken, liep Dries naar den
+luitenant, zich lachende aan de vele handdrukken en loftuitingen der
+omstanders onttrekkende.</p>
+
+<p>&mdash;Goed zoo, Dries! zeide de luitenant, hem de hand drukkend, goed
+gedaan!</p>
+
+<p>&mdash;Och, antwoordde Dries, 't had niet veel te beteekenen; met een kalme
+zee heeft zoo'n karweitje niet veel te beduiden. En bovendien, ik zag
+dat u van plan was om in zee te springen en zoolang ik er nog ben,
+behoeft u geen nat pak te halen.</p>
+
+<p>&mdash;Ge zijt een rare snaak, antwoordde de luitenant, maar ga je nu
+verkleeden; want straks moeten wij van boord en ge zoudt niet met een
+nat pak aan wal kunnen gaan.</p>
+
+<p>Juist toen Dries weder op het dek verscheen, kwam ook de Franschman weer
+te voorschijn. Hij trad snel naar zijn redder toe en overlaadde dien
+nogmaals met een stroom van dankbetuigingen, die door onzen held met
+eene afwijzende beweging glimlachend werden beantwoord. Beiden traden
+nu op den luitenant toe die hun halverwege tegemoet kwam, en na de
+gebruikelijke voorstelling was ons drietal weldra in druk gesprek
+gewikkeld.</p>
+
+<p>&mdash;Gij gaat naar Marokko? vroeg de Franschman.</p>
+
+<p>&mdash;Ja, mijnheer, antwoordde de luitenant. Ik voldoe daarmee aan een lang
+gekoesterd verlangen. Dat land te zien was steeds een mijner vurigste
+wenschen en thans ben ik, dank zij de erfenis mij door mijne tante
+nagelaten, <ins class="corr" id="corr1" title="Bron: instaat">in staat</ins> aan dat verlangen te voldoen.</p>
+
+<p>&mdash;Hebt gij reeds een bepaald doel voor uwe reis vastgesteld? vroeg de
+kapitein.</p>
+
+<p>&mdash;Ja, dat heb ik zeker, antwoordde de luitenant. Ik hoop, zoo er maar
+eenige mogelijkheid toe bestaat, Fez te bezoeken.</p>
+
+<p>&mdash;Fez, riep de Franschman uit met de hoogste verbazing. Wilt gij Fez
+bezoeken? Maar, mijnheer, weet gij wat Fez, wat die hoofdstad van
+Marokko is? Welnu, ik zal het u zeggen: Fez is de stad der
+verschrikking!</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="9">&nbsp;</span><a id="p_9"></a></p>
+
+<p>&mdash;Komaan, zeide de luitenant dat zal wel erg overdreven zijn.</p>
+
+<p>&mdash;Overdreven, hernam de Franschman. Ik zie wel, mijnheer! dat gij
+Marokko noch Fez kent. Een officier van ons Regiment is er geweest, en
+ofschoon de dappere kerel er heelhuids van is teruggekeerd, was hij toch
+op weg om krankzinnig te worden. De verhalen, die hij ons deed van Fez,
+deden ons denken aan Dahome<a id="FNa_1" href="#FN_1" class="fnanchor"><sup>1</sup>)</a>. Alles is daar even afschuwelijk. Geloof
+mij, het is een onmogelijk plan!</p>
+
+<p>&mdash;Ba! antwoordde de luitenant, alles is mogelijk. Met een flink paard
+onder zich, eene goede buks in de hand en goeden moed komt men ver.</p>
+
+<p>&mdash;Maar ik zeg u, dat uw plan onmogelijk is te volbrengen, hernam de
+Franschman. En hoe zoudt gij die reis willen doen en wat is wel uw doel?
+Ik kan toch niet gelooven, dat louter nieuwsgierigheid uw drijfveer zou
+zijn.</p>
+
+<p>&mdash;Op uw eerste vraag kan ik antwoorden, dat wij met behulp van een
+goeden gids en een paar kameelen met de drijvers den tocht hopen te
+ondernemen.</p>
+
+<p>&mdash;Wat! riep de Franschman uit, gij meent met uw beiden naar Fez te
+kunnen reizen?</p>
+
+<p>&mdash;Welja, waarom niet? vroeg de luitenant.</p>
+
+<p>&mdash;Waarom niet? zeide de Franschman, omdat de afstand tusschen Tanger
+en Fez zoo groot is, dat gij, met den meesten spoed reizende en
+zonder buitengewone bezwaren op den weg te ontmoeten, dien niet binnen
+minder dan een maand kunt afleggen. Op dien weg bedreigen u bij elken
+voetstap gevaren in den vorm van roofzieke en moordlustige Arabieren
+en waanzinnige heiligen. Bovendien loopt dien weg door het land der
+Beni-Hassen, dat wil zeggen door het land van het bloeddorstigste en
+roofgierigste gespuis van geheel Afrika, ware duivels, die niemand door
+hun land laten trekken.</p>
+
+<p>&mdash;Welnu, zeide de luitenant, de wenkbrauwen een weinig fronsende, ik heb
+mij voorgenomen naar Fez te gaan en hoop dat ondanks al uwe bezwaren te
+doen. Marokko te bezoeken en Fez niet te zien, zou hetzelfde zijn als
+naar Frankrijk te gaan zonder Parijs te bezoeken. Neen, dat gaat niet
+aan. Wat zeg jij er van, Dries?</p>
+
+<p>&mdash;Wel, luitenant! antwoordde Dries, ik vind, dat wij het maar moesten
+wagen; die niets waagt, wint niets. Waar u heen wil ga <span class="pagenum" title="10">&nbsp;</span><a id="p_10"></a>ik mee, dit is
+zoo klaar als dat twee maal twee vier is. En bovendien, al heeten die
+kerels Beni-Hassen, ze kunnen toch geen twee flinke Hollandsche borsten
+als wij zijn zoo maar voetstoots van kant maken, zou ik zeggen.</p>
+
+<p>&mdash;Gij ziet, zeide de luitenant, dat mijn brave metgezel het volkomen met
+mij eens is. Laten wij er dus niet meer over spreken, ik wil Fez zien en
+hoop door dat reisje veel kennis op te doen van land en volk, van het
+klimaat en de natuurvoortbrengselen van Marokko, dat is mijn doel, en
+hiermede is uwe tweede vraag beantwoord. Ik ben een groot minnaar van de
+wetenschap en hoop mijne kennis op die manier eens flink te verrijken.</p>
+
+<p>&mdash;O! sprak de Franschman met geestdrift, gij beoefent de wetenschap;
+ook ik heb die lief. Gedurende een zesjarig verblijf in Algiers was ik
+in de gelegenheid voornamelijk de Arabische bevolking te bestudeeren,
+en ik verzeker u, dat het een interessant volkje is, schoon men, als men
+dieper tracht door te dringen in hun karakter en zeden, veel opmerkt,
+dat hemelsbreed verschilt met hetgeen zoovele schrijvers omtrent hen
+hebben medegedeeld.</p>
+
+<p>&mdash;Maar ik dwaal af van hetgeen ik u wilde verhalen. Ik heb mij hierheen
+begeven ten einde meer eenheid en volledigheid te brengen in de
+verzameling penneschetsen, die ik zoo langzamerhand omtrent dit
+merkwaardige volk heb bijeengebracht.</p>
+
+<p><ins class="corr" id="corr2" title="Niet in Bron.">&mdash;</ins>En nu, waarde heer, zoo besloot hij, het is voor mij een groot geluk,
+een waar genoegen, met u en uw metgezel, mijn redder, te hebben kennis
+gemaakt, en ik hoop dat gij aan uw stout reisplan niet al te spoedig
+uitvoering zult geven, daar ik dan nog eenigen tijd uw aangenaam
+gezelschap zal kunnen genieten. Gij ziet, waarde heeren! er is ook hier
+alweer eigenbelang in het spel. Intusschen daar wij zijn aangekomen en
+ik geloof dat ge even verlangend zult zijn om voet aan wal te zetten
+als ik, zullen we dienen afscheid te nemen. Wanneer ik u echter,
+in afwachting van de gelegenheid om mijne schuld aan u af te doen,
+eenigszins aan mij mocht verplichten door u tot gids te strekken om een
+goed onderkomen te Tanger te vinden, zal ik mij zeer gelukkig achten.
+Ik ben reeds eenmaal hier geweest en bijgevolg geen vreemdeling meer in
+Tanger.</p>
+
+<p>Volgaarne werd dit aanbod aangenomen, en nadat de kapitein aan zijn
+Arabischen bediende had last gegeven zorg te dragen voor zijne bagage
+en die der Hollanders, wenkte hij den roeier van een der schuitjes, die
+thans in menigte het schip omringden, en ons drietal stapte weldra aan
+land.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="11">&nbsp;</span><a id="p_11"></a></p>
+
+<p>Men volgde eene Moorsche straat, niet breeder dan een paar meter; links
+en rechts waren hooge vuil-witte muren zonder een enkel venster. Op
+sommige plaatsen waren die straten, of liever steegjes, overdekt. Overal
+waren de straten even nauw, vuil-wit en somber; het was een ware doolhof
+van gangen en stegen, somwijlen afgebroken door eene poort in Moorschen
+stijl gebouwd.</p>
+
+<p>Onze reizigers keken verwonderd rond, en die eerste indruk was verre van
+aangenaam. De straten waren vuil; overal lagen doode honden of katten,
+slechts hier en daar kwam men eenige menschen tegen, die er even vuil
+en somber uitzagen als hunne omgeving. Zij droegen allen een lang wit
+gewaad; een groote witte kap bedekte het hoofd en liet niets zichtbaar
+dan het bruine gelaat met de sombere uitdrukking. Eene enkele maal
+flikkerde onder den kap een paar vurige oogen onzen reizigers tegen,
+maar de meesten deden alsof zij de vreemdelingen niet opmerkten. Statig
+en stil bewogen die menschen zich voort, of zaten ineengehurkt hier en
+daar tegen de witte muren aangedrukt.</p>
+
+<p>Dries was de eerste, die aan zijne verwondering lucht gaf.</p>
+
+<p>&mdash;Is dat Tanger, is dat eene stad, zijn dat Arabieren, riep hij uit.
+Mijn God! luitenant, ik geloof dat we in eene monnikenstad zijn verzeild
+geraakt. Die huizen zijn kloosters, en die menschen gelijken allen op
+monniken. Hè, wat een akelige kerels! Ze zien er net uit alsof zij naar
+eene begrafenis moeten. Men wordt hier huiverig.</p>
+
+<p>&mdash;Ja waarlijk, antwoordde de luitenant, 't is hier akelig somber. De
+eerste indruk van Tanger op mij is niet aangenaam.</p>
+
+<p>&mdash;O, zeide de Franschman, daaraan wordt men weldra gewoon. De Arabieren
+zijn niet levendig van aard. Die verschillende personen gaan allen
+daarheen alsof zij bevreesd zijn gerucht te maken. Geen mensch ziet ons,
+en toch zijn we vreemdelingen en nog wel Christenen. Verplaats u eens in
+gedachte in eene stad van de beschaafde landen; daar zou men dadelijk
+van alle kanten worden aangegaapt, nageloopen en uitgelachen, als
+kleeding en voorkomen zoozeer verschilden met die der bewoners. Maar
+schoon zij hier niets laten blijken, moet ge daarom niet denken dat ze
+ons niet zien! Neen, als hunne oogen dolken waren, zouden we reeds lang
+zijn gedood. En geloof vrij, dat elke Arabier, dien wij tegenkomen, in
+stilte de hartelijkste verwenschingen tegen ons uitbraakt.</p>
+
+<p>Op dit oogenblik ging hen eene vrouw voorbij. Zij was gesluierd<ins class="corr" id="corr3" title="Bron: .">,</ins> maar
+aan haar vluggen tred kon men gemakkelijk zien dat zij nog jong was,
+misschien ook wel schoon. Toen zij voorbijging, knikte Dries haar
+lachend toe. Zij trok den sluier zoo mogelijk nog dichter <span class="pagenum" title="12">&nbsp;</span><a id="p_12"></a>om haar gelaat
+en mompelde eenige woorden, terwijl zij toornig de vuist tegen ons
+drietal schudde.</p>
+
+<p>&mdash;Wat zegt zij? vroeg de luitenant aan den kapitein.</p>
+
+<p>&mdash;O! antwoordde deze, zij roept u het welkom in Tanger toe, dat is hier
+zoo het gebruik.</p>
+
+<p>&mdash;Eene mooie verwelkoming, die met eene vuistbedreiging vergezeld gaat,
+riep Dries uit.</p>
+
+<p>Beide mannen lachten.</p>
+
+<p>&mdash;Welnu, wilt ge dan weten wat zij zegt? hernam de kapitein. »Vervloekte
+Christenen, onheil over u!&rdquo;</p>
+
+<p>Onze beide reizigers begonnen hartelijk te lachen.</p>
+
+<p>&mdash;Komaan, zei Dries, dat is kort maar krachtig, en naar ik vertrouw ook
+hartelijk gemeend.</p>
+
+<p>&mdash;Mijneheeren! wij zijn waar wij wezen moeten, zeide de Franschman
+thans. Ziehier uw logement. Volg mij maar, ik zal u introduceeren.</p>
+
+<p>En onze vrienden verdwenen in het lage gebouw.</p>
+
+<div class="fnsep"></div>
+
+<div class="footnote"><a id="FN_1" href="#FNa_1" class="label"><sup>1</sup>)</a> Het rijk Dahome, aan de Slavenkust (West-Afrika), ligt aan
+de Golf van Benin. Het is bekend wegens de barbaarsche menschenoffers en
+door zijn leger van vrouwelijke soldaten (Amazonen).</div>
+
+<div class="chend"></div>
+
+<h2><a id="II"></a>II.</h2>
+
+<p class="subh2">LUITENANT FRANK EN ZIJN OPPASSER.</p>
+
+<p>Voor ik verder ga met mijn verhaal, dien ik mijne lezers wel eerst een
+weinig op de hoogte te stellen van de hoofdpersonen, die wij in het
+vorige hoofdstuk ten tooneele hebben zien verschijnen.</p>
+
+<p>Frank de Leeuw, de tweede zoon uit het huisgezin van eene met vele
+kinderen gezegende Rotterdamsche familie, had reeds vroeg de wijde
+wereld in moeten gaan, ten einde zich een fatsoenlijke positie in de
+maatschappij te verwerven, die vader niet bij machte was hem te geven,
+zooals hij gaarne had gewild. <i>Kampen</i> was, als bij zoovele fatsoenlijke
+maar niet met ruime middelen gezegende familiën, naar 's vaders oordeel
+de beste plaats voor Frank, om zonder veel kosten een flink burger te
+worden. Onze held vertrok dus naar het <ins class="corr" id="corr4" title="Bron: Inctructie-bataljon">Instructie-bataljon</ins>. Begrijpende
+dat hij vooruit <i>moest</i>, werkte Frank, hoewel zijn vak hem alles behalve
+naar den zin was, met vlijt en volharding, en door zijne wilskracht
+maakte hij zoo snelle vorderingen, dat hij reeds op drieëntwintigjarigen
+leeftijd, na ongeveer zes jaren te hebben gediend, tot tweeden luitenant
+werd bevorderd en Kampen verliet. Twee jaren daarna was hij reeds eerste
+luitenant <span class="pagenum" title="13">&nbsp;</span><a id="p_13"></a>bij het Regiment Grenadiers en Jagers, te 's Gravenhage in
+garnizoen.</p>
+
+<p>Maar, zooals het gewoonlijk gaat met hen, die geen werkkring naar hun
+zin hebben, zoo ging het ook met Frank. Hij dweepte in het geheel niet
+met het militaire leven en was daarentegen een hartstochtelijk minnaar
+van wetenschappelijk onderzoek. Zijne voorliefde voor de kennis van
+vreemde landen en volken, alsmede van de natuurlijke historie, was het
+die hem steeds bezig hield op zijn kamer, terwijl zijne kameraden hun
+tijd zoek maakten in het koffiehuis of dergelijke plaatsen. Op de
+kaarten volgde hij trouw den weg der koene reizigers en benijdde hun
+vaak het genot hun leven aan de wetenschap te kunnen wijden en door
+eigen oogen te aanschouwen wat hij slechts uit de boeken kon vernemen.
+Hij kon zelfs den zeeman, die onbezorgd overal heengaat, zijne vrijheid
+misgunnen, hoewel diens leven waarlijk niet benijdenswaardig is, en
+menigmalen kwam de wensch in hem op verweg heen te trekken naar die
+weinig beschaafde volken, die toch nog zoo vaak van zich doen spreken,
+al is het dan ook door hunne barbaarschheid.</p>
+
+<p>Onverwacht zag Frank zich tot zijne onuitsprekelijke blijdschap in staat
+gesteld aan zijn zoolang gekoesterden wensch te voldoen. Eene rijke
+tante, wier oogappel de jonge officier altijd was geweest, overleed
+plotseling en maakte haar neef tot eenig erfgenaam van haar niet
+onbelangrijk vermogen. Toen was het besluit van onzen luitenant ook
+dadelijk genomen. Hij vroeg en verkreeg, hoewel men ongaarne den flinken
+officier zijn korps zag verlaten, zijn eervol ontslag. Gedachtig aan de
+moeite, die zijne ouders hadden om in een fatsoenlijken stand te kunnen
+leven, ondanks hun onvermoeide inspanning, verzekerde hij zijnen vader
+een vast jaarlijksch inkomen uit de helft van zijne renten, daar hij aan
+het overige bij zijne eenvoudige levenswijs genoeg had, en besloot naar
+Marokko te gaan, een land, dat in vroeger eeuwen wegens de beschaving
+zijner bewoners zoo hoog stond aangeschreven en thans zoo diep vervallen
+is van zijne vroegere grootheid.</p>
+
+<p>Toen Frank's oppasser vernam, dat zijn heer op zijn verzoek ontslag uit
+den dienst had bekomen, zette hij een verwonderd gezicht, en zijne
+verbazing nam nog toe, toen deze hem zijn voornemen mededeelde om
+Marokko te bezoeken.</p>
+
+<p>Het eerste woord dat hij, na van zijn verbazing bekomen te zijn, sprak,
+was het op spijtigen toon geuite: »Wel verduiveld!&rdquo;</p>
+
+<p>&mdash;Waarom zegt ge dat? vroeg Frank.</p>
+
+<p>&mdash;Wanneer denkt u te vertrekken, luitenant?</p>
+
+<p>&mdash;Wanneer? gaf deze ten antwoord; laat eens zien, we hebben <span class="pagenum" title="14">&nbsp;</span><a id="p_14"></a>nu 20
+Januari, wel, ik denk ongeveer in het laatst van Februari of het begin
+van Maart. Maar waarom vraagt ge dit, Dries?</p>
+
+<p>Nog antwoordde Dries niet.</p>
+
+<p>&mdash;Kunt ge niet eerst over een jaar vertrekken, luitenant? vroeg hij
+eindelijk.</p>
+
+<p>&mdash;Maar nog eens, Dries, met welk doel doet ge mij toch al die vragen?</p>
+
+<p>&mdash;Waarom, luitenant, wel omdat ik ongeveer over een jaar mijn paspoort
+krijg.</p>
+
+<p>&mdash;Nu, wat zou dat dan? vroeg Frank.</p>
+
+<p>&mdash;Dat zou zooveel, luitenant, dat ik dan met u kon meegaan, antwoordde
+Dries.</p>
+
+<p>Frank was aangenaam verrast.</p>
+
+<p>&mdash;Meent ge dat waarlijk, Dries? vroeg hij. Zoudt ge waarlijk met mij
+meewillen?</p>
+
+<p>&mdash;Natuurlijk, antwoordde Dries; wat ik zeg meen ik altijd, luitenant!</p>
+
+<p>&mdash;Maar weet je wel, hernam Frank, dat zoo'n reis niet zonder gevaar is.
+Het is geen reisje door ons land of naar Parijs. Weet je wel, dat men
+kans heeft er niet heelhuids af te komen, ja er het leven bij in te
+schieten.</p>
+
+<p>&mdash;Ba! antwoordde Dries; men kan overal sterven. Wat dat betreft,
+luitenant, maak u over mij niet ongerust. Juist daarom zou ik met u mee
+willen. Ge zoudt dan ten minste niet alleen zijn onder dat gespuis, en
+twee kunnen en weten altijd meer dan één. 't Is maar dat jaar, ziet u,
+dat jaar dat ik nog dienen moet.</p>
+
+<p>En de brave borst krabde zich in verlegenheid het hoofd.</p>
+
+<p>&mdash;Welnu! zeide Frank opeens, als je mee wilt, neem ik het volgaarne aan.
+Bekommer je niet over dat jaar, ik zal een plaatsvervanger voor je
+stellen.</p>
+
+<p>Dries sprong wel drie voet hoog en wierp van louter pret zijne
+politiemuts tegen het plafond. Hij schudde de hem toegestoken hand en
+werd vuurrood van vreugde.</p>
+
+<p>Men stond den luitenant bereidwillig zijn verzoek toe, en op denzelfden
+dag dat hij zijn eervol ontslag kreeg, ontving ook Dries zijn paspoort.</p>
+
+<p>Als er iets was, dat luitenant Frank genoegen had kunnen doen, dan
+was het die toewijding. Dries toch was geen gewoon oppasser. Hij was
+voor Frank geen vreemde. Hun vriendschap dagteekende reeds van hunne
+kindsheid. Dries was de eenige zoon van behoeftige ouders; zijn vader en
+moeder hadden steeds een kommervol lot gehad en <span class="pagenum" title="15">&nbsp;</span><a id="p_15"></a>de moeder van Dries was
+de min geweest van Frank; want toen dokter de Leeuw's echtgenoote te
+zwak bleek om haar geliefd kind te kunnen zoogen, had de dokter spoedig
+omgezien naar eene gezonde min en die gevonden in de moeder van Dries,
+die hij juist eenige weken te voren onder zijne patiënten had gekregen.
+Van zijne kindsheid af had Frank zich aan zijne min als aan eene tweede
+moeder gehecht; de knapen waren te zamen opgegroeid en hadden eene
+hartelijke vriendschap voor elkaar opgevat.</p>
+
+<p>Toen Frank luitenant werd in de Hofstad, was Dries als milicien bij het
+Regiment ingedeeld, en reeds den tweeden dag na zijne indiensttreding
+zocht hij zijn vroegeren speelmakker op, verkreeg, bij het naar huis
+gaan van de miliciens der vorige lichting, de plaats van oppasser bij
+Frank, en liet zich spoedig daarna als vrijwilliger bij het leger
+aannemen.</p>
+
+<p>Ofschoon in maatschappelijke positie verre van elkaar verwijderd, bleef
+de vriendschap van de beide jonge mannen even hartelijk en begrepen ze
+te goed hunne verhouding tegenover elkaar om daar niet naar te handelen.
+Hoewel dus voor iederen oningewijde hun ongedwongen omgang verborgen
+bleef, behandelde Frank zijnen speelmakker bijna als zijns gelijke en
+vormde van hem een voor zijn stand flink ontwikkeld persoon. Zijne
+vreugde over het besluit van Dries laat zich dus gemakkelijk verklaren.
+Een vriend vol toewijding als deze, een makker als Dries, was niet te
+verwerpen bij een verblijf in een onbeschaafd land, waar ieder, die den
+naam van Christen draagt, als een indringer en vijand wordt beschouwd.</p>
+
+<p>Zooals Frank had gezegd, vertrok men op een der laatste dagen van de
+maand Februari 187*, den weg nemende over België, Frankrijk en Spanje,
+naar Gibraltar, de grijze vesting, de rots-sterkte der Engelschen, die
+de sleutel tot de Middellandsche Zee is, alwaar men den 24<sup>en</sup> April
+aankwam.</p>
+
+<p>Op die korte reis, vol afwisselingen, had Frank het gezelschap van
+zijn bediende en vriend recht leeren waardeeren. Steeds het eerst aan
+het werk en het laatst ter ruste, was zijn geheel streven om zijnen
+luitenant, dien hij nog steeds ouder gewoonte zoo bleef noemen, voor
+elke onaangenaamheid te bewaren en hem zoo min mogelijk tot last te
+zijn, iets wat de brave borst zich menigmaal verbeeldde. Zijne zorg
+strekte zich zelfs zoover uit, dat meermalen gedurende de reis door
+Spanje, als men in de eene of andere verdachte streek moest overnachten
+in bouwvallige smerige herbergen, Frank, als hij des nachts toevallig
+ontwaakte, zijn getrouwen Dries, met zijn matras, in plaats van op zijne
+legerstede, voor de deur <span class="pagenum" title="16">&nbsp;</span><a id="p_16"></a>van het vertrek vond liggen, met revolver en
+sabel naast zich. Want Dries stelde in de Spanjaarden geheel geen
+vertrouwen. Met elken postiljon en elken herbergier, die niet beleefd
+genoeg was, had hij twist en gaf steeds als zijne meening te kennen, dat
+in Spanje geen enkel fatsoenlijk, eerlijk gezicht te vinden was, maar
+enkel galgentronies te zien waren.</p>
+
+<p>Na een verblijf van eene week te Gibraltar verliet men dat uiterste punt
+van Europa, om binnen eenige uren den voet op Afrika's bodem te zetten.</p>
+
+<div class="chend"></div>
+
+<h2><a id="III"></a>III.</h2>
+
+<p class="subh2">TANGER, DE MOORSCHE STAD.&mdash;DE ZEGEN VAN DEN HEILIGE.</p>
+
+<p>Het was nog vroeg op den dag (den eersten dag na hunne aankomst), dat
+kapitein <span xml:lang="fr">Daumas</span> onze vrienden kwam uitnoodigen Tanger te gaan bezien.
+Dit aanbod werd met vreugde aangenomen en ons drietal doorkruiste weldra
+de tallooze straten, die een waar doolhof vormen en waarin het, zonder
+den kapitein, onzen vrienden onmogelijk zou geweest zijn den weg te
+vinden.</p>
+
+<p>De stad zag er heden bij eene vroolijken zonneschijn niet zoo somber
+uit als gisteren, doch met dat al was het er nog doodsch genoeg om het
+groote verschil op te merken, dat er tusschen Europeesche en Moorsche
+steden bestaat. Na tal van smalle smerige straten te zijn doorgegaan,
+hier links-, daar rechtsom slaande, nu een eind bijna in volslagen
+duisternis door een overdekte straat gaande, dan weder in het volle
+licht, dat verblindend weerkaatste op de witte muren, kwam men eindelijk
+op een plein.</p>
+
+<p>Hier was meer leven en beweging dan ergens elders. Het was een
+rechthoekig pleintje, omgeven van talrijke kleine winkels, tusschen
+welke hier en daar eenige grootere gebouwen, die zich te midden daarvan
+als paleizen vertoonden. Het waren de gebouwen van de vertegenwoordigers
+der verschillende vreemde naties. De kleine Moorsche bazaars leverden
+vooral een vreemd gezicht op. Verbeeld u een soort van alkoof, waarvan
+de ingang verminderd is tot eene kleine opening, als 't ware een venster
+zonder ruiten; daarbinnen zit de koopman, meestal een Moor met langen
+baard. <span class="pagenum" title="17">&nbsp;</span><a id="p_17"></a>Vóór, achter en terzijde van hem bevinden zich zijne koopwaren
+opgestapeld of op rekken geplaatst. Doodstil, onbeweeglijk zittende,
+brengt hij zijn dag door, onophoudelijk een soort van rozenkrans
+tusschen de vingers latende doorglijden en gebeden prevelende. Hier en
+daar stond een kooper met de armen op het muurkozijn geleund, en het
+hoofd door de opening gestoken.</p>
+
+<p>Wat de bevolking betreft, zag men hier allerlei natiën bijeen. Hier
+den Europeaan in zijne sombere kleeding, daar den Jood of Moor,
+prachtig uitgedost in veelkleurige kleeding; Arabische sjouwerlieden en
+bedelaars, negers en mulatten; den Koerier van den Sultan en den Beduïn
+met zijn kameel, kortom, het was hier meer dan der moeite waard eens
+rond te zien. Om de fontein, die aan de eene zijde van dit plein stond,
+was het onophoudelijk een dringen, stooten en vloeken van allerlei
+waterdragers, die met lederen zakken en kruiken zich hier van water
+kwamen voorzien. Op een ander gedeelte van het plein zat een tiental
+gesluierde vrouwen, die brood verkochten.</p>
+
+<p>&mdash;Welnu! zeide kapitein <span xml:lang="fr">Daumas</span>, wat zegt ge van Tanger?</p>
+
+<p>&mdash;Ik moet bekennen, zeide de luitenant, dat alles mij ten hoogste
+verbaast.</p>
+
+<p>&mdash;Nietwaar, hernam de kapitein, dat wist ik wel. Ja, 't is eene vreemde
+omgeving en eene zonderlinge bevolking. En welk eene schilderachtige
+afwisseling in alles. Vergelijk onze steden daarbij, en ge zult zien
+wat zij er bij verliezen. Ziet bijvoorbeeld daar die Arabieren. Ziet ge
+ooit zulke figuren in ons beschaafd Europa? Ik wil niet eens spreken
+van de schilderachtige en toch eenvoudige kleederdracht! Die lange,
+witte mantels, hoe verschillend die ook omgehangen mogen worden, open
+of gesloten, los of vastgesnoerd, altijd hangen zij in even pittoreske
+plooien neder. De over het hoofd getrokken kap doet u raden naar den
+leeftijd; want denk niet dat ge het uit de gelaatstrekken kunt opmaken;
+ge zoudt u deerlijk vergissen. Uit de witte kap komt niets anders te
+voorschijn dan het stroeve hout- of bronskleurig gelaat met de vlammende
+oogen. En het lange gewaad laat niets zien dan de bloote voeten en
+handen. Maar beschouw die houding, hoe fier, hoe vol majesteit en hoe
+ongedwongen. De voetstap is vast en veerkrachtig, maar niet dansend.
+Kortom, de geheele houding teekent den vrijen mensch, vrij naar de
+natuur en naar de wet.</p>
+
+<p>&mdash;Ja, ge hebt gelijk, antwoordde de luitenant, nooit zag ik iets dat
+hiermede te vergelijken is.</p>
+
+<p>&mdash;Hoe verschillend, vervolgde de kapitein, is nu de Arabier <span class="pagenum" title="18">&nbsp;</span><a id="p_18"></a>van de
+Moor. Zie daar ginds de groep van Mooren, rijke leegloopers, die daar
+een praatje met elkaar houden. Welk een pracht spreidt dat volk ten
+toon. Zie dien grooten mousselinen tulband; dien kaftan, kersen- of
+rozenkleurig, lang, tot bijna op de voeten hangend en bovenal dien kaïk,
+die lange strook van witte zijde met doorschijnende strepen, die, rondom
+den tulband geslingerd, los en zwierig in talrijke kronkelingen langs
+den rug tot de voeten daalt. Welk eene oogverblindende pracht bij dit
+volk. En ook onder hen ziet men van die flinke schoone gestalten. Zie
+bijvoorbeeld dien jongen Moor daar, die hierheen komt. Wat rijzige
+gevulde fraaie vorm, welke prachtige oogen! Hij zou opgang maken onder
+de schoone vrouwen van Parijs.</p>
+
+<p>&mdash;Inderdaad, zei de luitenant, 't is een knappe jongen, en als de
+vrouwen ook zoo zijn, zou men waarlijk in verzoeking komen er hier een
+te zoeken.</p>
+
+<p>&mdash;O! wat dat betreft, zeide de kapitein, wees gerust; vrouwen zult ge
+niet met ontbloot aangezicht zien, of het moesten Jodinnen zijn.</p>
+
+<p>&mdash;Maar zijn zij inderdaad zoo gestreng om ons niet een blik op haar
+schoon gelaat te gunnen? vroeg de luitenant.</p>
+
+<p>&mdash;O! waarde vriend, zeide de kapitein, eer zoudt ge een muzelman kunnen
+bewegen u in zijne moskee te laten binnentreden, dan eene Arabische of
+Moorsche schoone ook maar een tipje van haar sluier op te lichten. Maar
+ziedaar, gij zult het zien, daar komt eene schoone, let goed op wat zij
+doen zal.</p>
+
+<p>Werkelijk kwam onze vrienden eene oude Moorsche vrouw te gemoet, die
+gebogen en strompelend voortsukkelde. Op het oogenblik dat zij het
+gezelschap voorbij moest, trok zij den sluier, die haar gelaat tot aan
+de oogen bedekte, omhoog, zoodat nu haar geheele gelaat bedekt was, en
+zich met het aangezicht bovendien naar den muur wendende maakte zij een
+gebaar vol minachting.</p>
+
+<p>Dries begon hartelijk te lachen.&mdash;Wees gerust, oudje, zeide hij, ik zal
+u mijn hart niet schenken, noch door u mijn hoofd op hol laten brengen.
+Ik kan best begrijpen waarom zij zich zoo sluiert en zich van ons
+afwendt, zij is bevreesd dat wij hare heerlijke tronie zullen zien. Wel,
+wel! wat een inbeelding voor zoo'n oude heks.</p>
+
+<p>De beide officieren lachten hartelijk en men vervolgde de wandeling
+weder.</p>
+
+<p>Men was thans genaderd tot aan het einde van het plein, dat door eene
+straat van het strand af recht doorsneden wordt. In die straat vertoonde
+zich mede veel volk. Een troep van vijf mannen, groote gespierde kerels
+in donkere kapmantels gehuld, kwam juist <span class="pagenum" title="19">&nbsp;</span><a id="p_19"></a>de straat uit en ging het
+plein op. Luitenant Frank, die hen het eerste opmerkte, bleef staan om
+hen na te zien. De donkere mantel was versierd met zijden kwasten van
+verschillende kleur. Naast den bloedrooden tulband stak de loop van een
+zeer lang geweer boven den schouder uit. Enkele hadden op het donkere
+gelaat gele figuren getatoueerd. Fluisterend met elkaar sprekend gingen
+zij op tamelijken afstand ons gezelschap voorbij; doch niet zonder een
+stouten, uittartenden blik, die van gloeienden haat getuigde, op hen
+geworpen te hebben.</p>
+
+<p>&mdash;Ba! wat gemeene gezichten, zeide Dries, echte galgentronies!</p>
+
+<p>&mdash;'t Is goed dat zij u niet kunnen verstaan, zeide de kapitein; zij
+zouden er geen bezwaar in zien u hier op klaarlichten dag een kogel door
+het hoofd te jagen.</p>
+
+<p>&mdash;Wat! riep Dries; zouden ze dat durven en zou dat ongestraft kunnen
+gebeuren?</p>
+
+<p>&mdash;Zeker, antwoordde de kapitein. Luister, vriend! als ge deze knapen
+ooit mocht ontmoeten, waar of hoe ook, ga dan voor hen uit den weg, want
+ik verzeker u, ze zouden u met het grootste genoegen naar de andere
+wereld zenden als ge hen slechts leelijk aankeek, want die kerels zijn
+de Piraten van het Rif, de bloeddorstigste zeeroovers, de grootste de
+gemeenste bandieten, die de bergen langs de kust bewonen. Zij zijn voor
+niets en voor niemand bevreesd; met de overheid lachen zij; de soldaten
+van den Sultan en de oorlogschepen der Europeanen bespotten zij van uit
+hunne bergen. Elk schip, dat daar strandt, is reddeloos verloren. De
+lading wordt buitgemaakt; de equipage gedood. Ziedaar de oorzaak, dat
+men van vele op deze kust vergane schepen nooit iets verneemt. Hun
+eenige wet is hun geweer, en hij die in hunne woonplaatsen den voet
+zet zonder de bescherming van een invloedrijken heilige of Sheik, is
+verloren. Men spreekt hier over de streek waar zij wonen, als over een
+verschrikkelijk, ontoegankelijk, geheimzinnig land.</p>
+
+<p>&mdash;En dat volk, die roovers loopen hier vrij rond; zij durven zich hier
+op den dag vertoonen, riep de luitenant.</p>
+
+<p>De kapitein haalde de schouders op.&mdash;Wat wilt ge, antwoordde hij. Wie
+zal hen iets doen. Zie ze gaan, loerend rondblikkend; bij het minste wat
+hun verdacht voorkwam, zouden zij met het geweer in de hand spreken.
+Neen, men vreest dit canaille te veel om hen te bemoeilijken; volk en
+overheid vreezen hen en heulen met hen.&mdash;Maar kom, laten we zien, wat de
+oorzaak is van dien volksoploop daar; er schijnt iets bijzonders te zien
+te zijn. En zijne vrienden medetroonende, begaf de kapitein zich haastig
+naar de <span class="pagenum" title="20">&nbsp;</span><a id="p_20"></a>straat waar een groote hoop volk zich had verzameld en waar men
+allerlei afschuwelijke kreten hoorde.</p>
+
+<p>&mdash;Ha, dat dacht ik wel! riep de kapitein uit, toen men de groep was
+genaderd; 't is een heilige, die zijne kunsten vertoont. Ziet, hebt ge
+ooit iets walgelijkers gezien dan dezen heilige?</p>
+
+<p>En zeker was het een afschuwelijk schouwspel. In het midden van dien
+volkshoop stonden twee menschen, als men hun dien naam mag geven.
+De een, een man op jaren, was mager. Zijn taankleurig gelaat met de
+ingevallen wangen deed den scherpen, puntigen, krommen neus meer
+vooruitsteken; de diep in de kassen gezonken oogen straalden van een
+woest vuur. Hij hield in de rechterhand een smerigen stok met een
+even vuilen witten lap er aan. De ander, wel twee hoofden kleiner dan
+zijn makker, die eene verbazende lengte had, was opgeblazen dik. Zijn
+geheele gelaat was met eene lijkkleur overdekt, als van iemand die eene
+vreeslijke ziekte heeft. De groote oogen rolden woest door het hoofd
+en lieten tusschenbeide alleen het wit zien. Hij danste met allerlei
+verdraaiingen van het bovenlijf op eene eentonige wijs. Hoe langer hoe
+walgelijker werden de bewegingen van dien kerel; de oogen puilden weldra
+uit hunne kassen en het lichaam schudde en schokte van stuipachtige
+trekkingen. Zijn metgezel met de vlag hield, stampende met den stok
+en zich met de andere hand op de borst slaande, de maat met het
+afschuwelijke gezang, dat uit een dof gedreun bestond, afgewisseld door
+helsche geluiden en zuchten en met jammerlijke kreten, als van iemand
+die in den vreeslijksten angst verkeert. Twee even afzichtelijke kerels,
+de een met eene fluit, de ander met een oude trom, begeleidden dit
+concert, dat in waarheid eene vertooning uit de andere wereld scheen.</p>
+
+<p>En om die groep verdrongen zich de sjouwerlieden, de straatslijpers en
+ander gespuis, zich een weg banend met stompen en trappen, om het vuile
+witte doek of de smerige handen dier heiligen te kussen. Eenigen stopten
+hun wat geld in de handen. Als bewijs van zijne bijzondere tevredenheid
+over de ontvangen gift, gaf de reus een paar zijner aanbidders een
+gevoeligen nekslag met de beenige harde vuist, en spuwde een ander,
+wiens gift grooter was dan van een der overigen, in het gelaat. De aldus
+begunstigden liepen haastig heen, juichend over de onderscheiding hun
+van den heiligen man te beurt <ins class="corr" id="corr5" title="Bron: vallen">gevallen</ins>. De twee kerels met de
+fluit en de trom gingen nu huis aan huis, onder hunne aanhoudende
+helsche muziek, de giften inzamelen, en daar de troep verder ging om
+elders zijne vertooningen voort te zetten, liepen onze vrienden ook
+door.</p>
+
+<div class="figcenter" style="width: 346px;">
+<span class="pagenum" title="-">&nbsp;</span><a id="p_20a"></a>
+
+<a href="images/ill_p020a.png"><img src="images/ill_p020a-t.png" width="346" height="506" alt="En zeker was het een afschuwelijk schouwspel. Bladz. 20." title="Klik voor vergroting (1038×1517px, 359kb)" /></a>
+<div class="caption">En zeker was het een afschuwelijk schouwspel. <a href="#p_20">Bladz. 20</a>.</div>
+
+<span class="pagenum" title="-">&nbsp;</span><a id="p_20b"></a>
+</div>
+
+<p><span class="pagenum" title="21">&nbsp;</span><a id="p_21"></a></p>
+
+<p>&mdash;Mijn God! zeide de luitenant, wat afschuwelijke kerels, ba, wat
+ellendelingen; ik ben zoo vol walging van die schavuiten, dat ik, als ik
+er nog langer naar gezien had, onpasselijk zou zijn geworden. Neen,
+kapitein, na dit staaltje van Marokkaansche heiligheid houd ik het nog
+liever met uwe onheilige zeeschuimers van daar straks, hoe vreeslijk
+terugstootend en gemeen die er ook uitzien; het past ten minste bij hun
+afschuwelijk handwerk. Een roover heeft zelden een gunstig gelaat. Maar
+deze kerels, ba, ik walg van hen.</p>
+
+<p>&mdash;Ja, 't is gespuis, antwoordde de kapitein, en bovendien is dit volk
+gevaarlijk. De heiligen van <ins class="corr" id="corr6" title="Bron: Marrokko">Marokko</ins> toch, zijn allen krankzinnig of
+houden zich zoo. Dit is een onmisbaar vereischte om het beroep uit te
+oefenen. En om hunne heiligheid is hun alles geoorloofd. Ik herinner
+me een geval, dat met onze consul, den heer Sourdeau, is gebeurd.
+Deze kreeg op zekeren dag van zoo'n heilige een duchtigen slag met
+een knuppel in den nek. Doch thans, dank zij de bemoeiingen der
+verschillende consuls, zijn de heiligen jegens de vreemdelingen wat
+gedweeër geworden.</p>
+
+<p>&mdash;Ik zou al die heiligen maar in een gekkenhuis opsluiten, zeide Dries,
+dan konden zij zich vermaken door elkander nekslagen toe te brengen en
+op elkaar te spuwen.</p>
+
+<p>De kapitein lachte.&mdash;Ongelukkig denken de Marokkanen er anders over,
+zeide hij; doch laten wij voortgaan naar de wandelplaats.</p>
+
+<p>&mdash;De wandelplaats? vroeg de luitenant, heeft Tanger eene wandelplaats?</p>
+
+<p>&mdash;Wel zeker, zeide de kapitein, en daar wij aan het einde der straat
+zijn, kan ik ze u laten zien. Ziedaar die geheele strook, het strand,
+van hier tot aan kaap Malabar, dit is de wandelplaats van Tanger. Tegen
+den avond vindt ge hier al de bewoners van Tanger bijeen. De Europeanen
+met familie en bedienden, de reizigers die Tanger bezoeken, de
+verschillende consuls, Mooren, Arabieren, heiligen, soldaten, enz.</p>
+
+<p>&mdash;En nu, zeide de kapitein, wanneer gij lust hebt de wandeling nog
+verder uit te strekken, zullen we de marktplaats gaan bezoeken.</p>
+
+<p>&mdash;Gaarne, antwoordde de luitenant.</p>
+
+<p>Men ging de straat weder in, den vorigen weg terug en door een paar
+Moorsche poorten gegaan zijnde, bevond men zich opeens buiten de stad.</p>
+
+<p>Op het oogenblik, dat men dicht bij de marktplaats, Soc-di-Barra
+genaamd, genaderd was, kwam ons gezelschap een troep <span class="pagenum" title="22">&nbsp;</span><a id="p_22"></a>gillende en
+huilende straatjongens en leegloopers tegen. Die troep begaf zich naar
+de stad. Toen de bende straatjongens voorbij was, ontwaarde men in het
+midden van den volkshoop een neger en een mulat, beiden op ezels gezeten
+en omringd door een troep Arabieren, met stokken gewapend. Het waren
+soldaten, die buiten de stad een paar dieven hadden gevangen. Zij hadden
+te zamen op de markt eene geit gestolen en er zich een heel eind mede
+uit de voeten gemaakt, toen de diefstal werd ontdekt en de twee
+ongelukkigen werden ingehaald. De arme drommels waren voor het grootste
+gedeelte naakt en hunne aangezichten waren vertrokken van angst; het
+zweet en het stof maakten hunne huidkleur grauw. De soldaten hieven
+tusschenbeide de stokken op en striemden de naakte ruggen dier twee
+ongelukkigen, dat het afgrijslijk was om te zien. Het bloed liep hun
+langs de donkere huid en bij elken slag weerklonk een koor van gegil en
+gebrul uit de bende volks.</p>
+
+<p>&mdash;Afgrijslijk, afschuwelijk, riep de luitenant uit, en dat volk vindt
+daar vermaak in?</p>
+
+<p>&mdash;O, 't is slechts een voorproefje van hunne straf, zeide de kapitein;
+zij hebben gestolen. Men gaat hun de hand afhakken.</p>
+
+<p>&mdash;Wat, riep de luitenant, de hand afhakken voor een diefstal van zoo
+weinig beteekenis?</p>
+
+<p>&mdash;Ja, antwoordde de kapitein, op die wijze straft men hier te lande.
+Alle kleine misdrijven straft men met eene barbaarsche wreedheid. Let
+eens op hoeveel gij er zult ontmoeten in dit land, die aan één of de
+beide oogen blind zijn. En dit is niet de blindheid, zooals wij ze
+kennen, maar eene blindheid veroorzaakt door het uitsteken der oogen. O!
+ik verzeker u, 't is afschuwelijk, wanneer ge daarvan praten wilt, die
+donkere, fiere, dikwijls eerwaardige gezichten met ledige oogholten. Het
+is een aanblik, die zeer doet.</p>
+
+<p>De luitenant en Dries rilden.</p>
+
+<p>Men was intusschen de marktplaats Soc-di-Barra genaderd. Het was een
+uitgestrekt terrein op de glooiing van een heuvel, rijzend en dalend,
+hier een eind vlak, daar vol putten. Halverwegen de helling werd men
+vier witte muren gewaar. Het was het graf van een heilige. Hoogerop lag
+het kerkhof. Aan den voet op het vlakke gedeelte zat een troep Arabische
+vrouwen, allerhande groenten en fruit te koop hebbende, die vóór haar
+lagen tentoongesteld. Het terrein rondom het graf van den heilige was
+ingenomen door een troep kameelen en kameeldrijvers, die onder de
+schaduw der enkele vijgen- of aloëboomen, die hier en daar verspreid
+stonden, rustig lagen of neergehurkt zaten te droomen. Het liep reeds
+tegen den <span class="pagenum" title="23">&nbsp;</span><a id="p_23"></a>avond. De hemel, rood van de ondergaande zon, kleurde alles
+in gouden gloed. Die rosse stralen verlichtten de tenten der Arabieren
+op het hooge gedeelte der helling, verlichtten de Arabieren, die, in
+hunne witte mantels gehuld, onbeweeglijk als beelden op het kerkhof
+stonden, en gaven aan het geheel zoo'n echt Oosterschen glans, zoo'n
+schilderachtig effect, dat onze vrienden opgetogen van bewondering
+bleven staan. Bovendien heerschte hier niet die vervelende drukte van
+onze marktplaatsen. Stilte en rust lagen over alles uitgespreid; 't was
+alsof men eene schoone schilderij voor zich zag.</p>
+
+<p>De kapitein was de eerste, die de stilte afbrak.</p>
+
+<p>&mdash;Komaan, vrienden! zeide hij; laten we hier niet blijven staan, er valt
+voor ons nog veel te zien; voorwaarts, opdat de nacht ons niet
+overvalle.</p>
+
+<p>&mdash;'t Is ook zoo schoon, sprak luitenant Frank, kijk, kapitein! dit
+tafereel verzoent mij weder met al het onaangename, dat ik vandaag heb
+gezien.</p>
+
+<p>&mdash;Ik geloof het gaarne, antwoordde de kapitein, gij zegt dat zeer
+terecht. Enkele schoone verheven tafereelen binden den reiziger aan
+de overigens onbeschaafde landen. En 't is goed, dat alles bij zijne
+schaduw- ook zijne lichtzijde heeft, anders zou er thans, voorwaar! niet
+zooveel bekendheid bestaan omtrent vreemde landen, volken en toestanden.
+Maar komaan! laten we eens zien wat daar voorvalt.</p>
+
+<p>Dit zeggende, begaf de kapitein zich naar eene plek, waar een troep
+volks rondom een ouden Arabier geschaard stond. Hij vertelde. Het was
+een knappe kerel, met donkere gelaatskleur, heldere fonkelende oogen
+en langen grijzen baard. Hij had een wit kleed aan, om het hoofd
+saamgebonden met een kemelsharen koord. Twee muzikanten begeleidden
+hem, op eene zachte klagende manier, met eene fluit en eene trom. Hij
+begon, zooals altijd, met een gebed, en daarna volgde het verhaal. Zijne
+heldere stem, gepaard aan eene langzame, duidelijke voordracht, deed hem
+op verren afstand verstaan. Zijne bewegingen waren vol vuur en leven,
+en gaven zoo duidelijk de verschillende voorvallen weer, dat onze
+Hollanders, hoewel de taal niet verstaande, nochtans gevoelden en
+begrepen wat hij sprak.</p>
+
+<p>&mdash;Hij verhaalt van een <ins class="corr" id="corr7" title="Bron: krijgstocbt">krijgstocht</ins>, zeide de kapitein, let op hoe
+duidelijk hij alles voordraagt. Zie, hoe hij den uittocht ten strijde
+weergeeft met het gejubel van de stamgenooten, die den strijders geluk
+toewenschen op hun tocht. Hoor, hoe hij den marsch teekent, hoe hij
+verhaalt, waarmede de krijgers zich op den marsch bezighielden met
+fantasia of lab-el-barode, dat verrukkelijke spel, <span class="pagenum" title="24">&nbsp;</span><a id="p_24"></a>dat elke beweging
+van den strijd vertoont. Zie, alles geeft hij even duidelijk, even
+bewonderenswaardig weer: het stil naderen om den vijand te overvallen,
+het beraadslagen hoe den aanval te doen, het geweldige van den
+onverhoedschen aanval, het verschrikkelijke van het gevecht, de
+wanhopige woede van den vijand, die zijne bezittingen en zijn leven ten
+duurste verdedigt, de overwinning, het verbranden van het vijandelijke
+dorp, en eindelijk den triumftocht naar huis, waar men met gejuich wordt
+ingehaald. Hoor, hoe zijne laatste woorden wegsterven in de <ins class="corr" id="corr8" title="Bron: omstuimige">onstuimige</ins>
+bijvalsbetuigingen van het publiek.</p>
+
+<p>&mdash;Ja, dat is onnavolgbaar, dat is verrukkelijk schoon, riep de luitenant
+uit.</p>
+
+<p>Intusschen was de kring van toehoorders uiteengegaan en onze luitenant
+bood den verhaler een geldstuk aan, dat de Arabier met trotsche
+waardigheid aannam.</p>
+
+<p>Na eenige oogenblikken rondgekeken te hebben, nam ons gezelschap den
+terugtocht naar de stad aan. In een der poorten, die men doorging stond
+een heilige tegen den muur geleund om giften in te zamelen. Het was een
+stevige kerel met een allergemeenst uitzicht. Met de oogen strak in de
+lucht starend, scheen het alsof hij niets zag van hetgeen er nevens hem
+omging. Slechts nu en dan, als iemand hem met eerbied naderde, stak hij
+met een onverschillig gebaar de hand uit en nam de gift aan die men hem
+gaf. Toen onze vrienden onder de poort waren gekomen, sloeg de heilige
+de oogen op hen en zag hen onbeschaamd aan. De luitenant, dit voor het
+zwijgende verzoek om een aalmoes aanziende, nam, aan eene opwelling van
+edelmoedigheid gehoor gevende, een handvol floe's, een koperen munt ter
+waarde van nog geen halven cent, en wierp ze den man in de hand. Dries
+den kerel, wiens aanhoudend onbeschaamd aangapen hem vertoornde,
+willende dwingen voor zich te zien, beantwoordde dat met eene even
+minachtenden uitdagenden blik, toen de heilige op eens een stap
+voorwaarts deed en Dries in het gelaat spoog.</p>
+
+<p>Dat was te veel voor Dries. Als een woedend dier sprong hij op den
+heilige toe, en hem met de linkerhand bij de keel grijpend, gaf hij hem
+met de andere een vuistslag tusschen de oogen, die hem zeer alledaags
+tegen den muur deed tuimelen. Doch bijna nog voor hij gevallen was,
+sprong de schurk op en zijn knuppel opheffend, was hij gereed Dries een
+wel gemikten slag toe te brengen, toen deze, den slag ziende aankomen,
+snel bukte, den kerel bij de beenen greep en hem met een hevigen smak op
+den grond wierp. In een oogwenk had hij hem nu zijnen knuppel afgenomen
+en <span class="pagenum" title="25">&nbsp;</span><a id="p_25"></a>bleef in afwachting of de heilige soms een tweeden aanval zou wagen.</p>
+
+<p>Verbaasd en verschrikt tevens waren de kapitein en de luitenant getuigen
+geweest van dit tooneel. Het had zich zoo snel toegedragen, dat het
+gebeurd was eer men nog goed de toedracht der zaak wist.</p>
+
+<p>&mdash;Zie zoo, zeide Dries, die fielt zal vooreerst genoeg hebben van een
+fatsoenlijk mensch in het aangezicht te spuwen. Zoo'n schobbejak! Kijk
+luitenant, mijne handen jeuken om hem de hersens in te slaan.</p>
+
+<p>De kapitein en de luitenant hadden al hunne overredingskracht noodig om
+Dries tegen te houden, en deze was zelf zoo wijs den kerel den rug toe
+te draaien en mede te gaan.</p>
+
+<p>Maar toen men wilde voortgaan, verhief zich een dreigend gemompel uit
+den volkshoop, die intusschen de poort had gevuld, en in een oogenblik
+waren onze vrienden omsingeld door een troep havelooze vagebonden, die
+de vuisten balden en woedende blikken op hen wierpen.</p>
+
+<p>&mdash;<span xml:lang="fr">Parbleu!</span> mompelde de kapitein, dat ziet er gek uit; op mijn woord dat
+canaille is tot alles in staat. Wij hebben hunnen heilige geslagen en
+dat volk is duivels verzot op die gewaande gekken.</p>
+
+<p>&mdash;Welnu, zeide de luitenant, wij moeten er toch door.</p>
+
+<p>&mdash;Dat spreekt vanzelf, zei Dries; komaan, ik heb heel veel lust dat
+canaille eens door elkaar te slaan.</p>
+
+<p>De kapitein maakte eene beweging om voort te gaan, doch niemand
+verroerde zich. In dien levenden muur was geen doorgang te vinden.</p>
+
+<p>&mdash;Uit den weg, riep de kapitein, uit den weg, schurken! doch het hielp
+niets.</p>
+
+<p>&mdash;Ha! riep op eens de luitenant, Goddank we zijn gewapend, ik was het
+haast vergeten. Neem aan, kapitein, spoedig neem aan! En hij duwde hem
+eene geladen zesloopsrevolver in de hand, waarvan hij er twee bij zich
+had.</p>
+
+<p>Toen spanden onze twee vrienden den haan en, de revolvers opheffende,
+richtten zij dien op den troep, terwijl Dries, zijne knots opheffend,
+een stap voorwaarts deed.</p>
+
+<p>&mdash;Terug, donderde de kapitein, terug! schooiers, of bij Allah ik zal je
+doodschieten als honden.</p>
+
+<p>Op het gezicht van die kleine maar vreeslijke wapens begonnen de
+Marokkaansche straatslijpers bevreesd te worden, en daar de kleine troep
+steeds nader schreed, deinsden de voorsten terug. Doch de achtersten uit
+den hoop, de voorste rijen als een schild voor zich hebbend, drongen op.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="26">&nbsp;</span><a id="p_26"></a></p>
+
+<p>Toen, bevreesd van de been te geraken, legden de luitenant en de
+kapitein aan en gaven vuur. Dit deed uitwerking; een kerel werd in den
+schouder getroffen, en een ander een stuk van het oor afgeschoten. Nu
+werden ook de achtersten door vrees bevangen en de troep begon te
+wijken.</p>
+
+<p>Dit ziende en woedend over de ondergane beleediging en het oponthoud,
+sprong Dries naar voren en met beide handen zijnen knuppel zwaaiend,
+liet hij dien zoo gevoelig op de hoofden en schouders der Muzelmannen
+neerkomen, dat de aftocht in eene razende vlucht overging, terwijl Dries
+maar aanhoudend als een bezetene rondsprong en er op in sloeg.</p>
+
+<p>Ondanks het gevaarlijke van hunnen toestand ter nauwernood verdwenen
+was, konden de luitenant en de kapitein zich niet houden van het lachen
+en proestten zij het uit, zich echter haastende den al te ijverigen
+vervolger in te halen en met zich mede te nemen.</p>
+
+<p>Men was nu spoedig in het logement aangeland, waar men nog bijna den
+geheelen avond den vroolijken aanstekelijken lach van den Franschman
+hoorde weerklinken, die zich telkens dien overgang van het gevaarlijke
+tot het bespottelijke voor den geest riep en eindigde met te
+zeggen:&mdash;<span xml:lang="fr">Parbleu!</span> beste vriend, wij hebben ten minste ons eerste
+avontuur gehad. Maar weet ge wel, Dries, dat die Marokkanen u een
+grooten dwaas vonden om zoo den zegen van den heilige te versmaden?</p>
+
+<div class="chend"></div>
+
+<h2><a id="IV"></a>IV.</h2>
+
+<p class="subh2">DE NIEUWE REISGENOOT.&mdash;SELAM, DE GIDS.</p>
+
+<p>Na een verblijf van drie weken te Tanger, en die stad bezocht en
+bezien te hebben tot in de afgelegenste wijken, na van verschillende
+interessante voorvallen getuigen te zijn geweest, na eindelijk eene
+inleidende studie tot de kennis van het land en de bewoners gemaakt te
+hebben, begon luitenant Frank er zeer naar te verlangen de reis naar Fez
+te beginnen, en ook Dries, die met Tanger geenszins ingenomen was en wel
+het minst met hare heiligen, had reeds herhaaldelijk zijn verlangen te
+kennen gegeven, die duivelsche stad <span class="pagenum" title="27">&nbsp;</span><a id="p_27"></a>te verlaten en wat meer van Marokko
+te zien dan nauwe smerige straten, witte muren en krankzinnige heiligen.</p>
+
+<p>Het was des avonds op de kamer van Frank, toen ons drietal gezellig bij
+elkaar zittende onder het rooken van eene sigaar en het genot van een
+glaasje vurigen Spaanschen wijn, dat de luitenant zijn stellig voornemen
+om over eenige dagen den tocht naar Fez aan te nemen, aan den kapitein
+mededeelde en hem verzocht zijne hulp te verleenen in het zoeken van
+flinke kameeldrijvers en een gids, op wien men kon vertrouwen.</p>
+
+<p>&mdash;Gij weet, zeide de kapitein, dat gij steeds over mij kunt beschikken
+en ik u niet zou laten vertrekken zonder verzekerd te zijn, dat gij een
+gids en kameeldrijvers hadt, op welk gij volkomen kunt vertrouwen, want
+ik weet hoe gevaarlijk uw tocht is. Het is dus tevergeefs geweest, dat
+ik u gesmeekt heb af te zien van die gevaarvolle reis, die men slechts
+als door een wonder kan volbrengen?</p>
+
+<p>&mdash;Mijn besluit is onherroepelijk genomen, zeide de luitenant. Spreken
+wij daarover dus liever niet meer; het zou toch tot niets leiden.</p>
+
+<p>&mdash;Welnu, zeide de kapitein, daar gij het verlangt, zwijg ik er verder
+over, en wij zullen ons dus bepalen tot het maken van toebereidselen
+voor onze reis.</p>
+
+<p>&mdash;Onze reis, sprak de luitenant vragend, onze reis?</p>
+
+<p>&mdash;Wel ja, <span xml:lang="fr">parbleu!</span> wat wilt ge dat ik anders zeg, riep de kapitein uit,
+onze reis, natuurlijk! Of dacht ge dat ik u alleen zou laten gaan,
+alleen naar Fez; gij, hier met alles geheel onbekend. Gij hebt een
+fraaien dunk van mij. Neen, wat men ook zeggen moge, nooit zal men
+zeggen, dat kapitein <span xml:lang="fr">Daumas</span> zijne vrienden in den steek heeft gelaten,
+en dat nog wel vrienden, aan welke hij het leven verschuldigd is. Wel
+mijne vrienden! weet ge wel, dat ik alleen mede zou gaan om in de
+gelegenheid te zijn mijne schuld aan u af te doen.</p>
+
+<p>&mdash;Maar, kapitein! riep de luitenant uit, dat gaat niet. Gij kunt niet
+met ons medegaan!</p>
+
+<p>&mdash;Neen, zeide Dries, de luitenant heeft gelijk, omdat wij nu eenmaal
+hebben besloten onze huid te wagen op eene reis naar Fez, is dat nog
+geene reden voor u om hetzelfde te doen.</p>
+
+<p>&mdash;Komaan, zei de kapitein, het wordt hoe langer hoe mooier. Ik val in
+zee, ik, die niet goed genoeg kan zwemmen om mijzelven te redden.
+Iemand, die mij in het geheel niet kent, die niet weet wie ik ben, stort
+zich onversaagd in zee en hij redt mijn leven. Mijn redder en zijn
+vriend, die hetzelfde voor mij zou hebben gedaan, als het noodig ware
+geweest, gaan op reis.... tot zoover <span class="pagenum" title="28">&nbsp;</span><a id="p_28"></a>gaat alles goed; doch nu komt het
+fraaie van de zaak. Op die reis namelijk, waar het kogels en sabelhouwen
+zal regenen, wil men mij beletten mee te gaan, terwijl ik mogelijk eene
+uitmuntende gelegenheid zal vinden om mijne schuld af te doen. Neen, ik
+zeg op mijne beurt: dat gaat niet aan!</p>
+
+<p>&mdash;Ba! zeide Dries, 't is wat, om even in zee te springen en een nat pak
+te halen om iemand een handje te helpen.</p>
+
+<p>&mdash;Dries heeft gelijk, sprak nu de luitenant, hetgeen hij voor u deed,
+zouden wij voor elken in levensgevaar verkeerenden persoon hebben
+gedaan, en wij kennen u reeds genoeg om hetzelfde van u te verwachten.
+Het is daarom overbodig u noodeloos aan gevaar bloot te stellen.
+Bovendien zijn wij beiden ongehuwd, sneuvelen wij op onzen tocht,
+niemand zal aan ons veel verliezen, terwijl gij daarentegen kinderen
+hebt.</p>
+
+<p>&mdash;Luistert, vrienden! hernam de kapitein, ik zeg u eens voor al, dat ik
+mede ga, daarvan zal niets mij afbrengen, bespaart dus uwe pogingen;
+evenmin als ik zal trachten u van uw voornemen af te brengen, evenmin
+verwacht ik dat van u, wat mij betreft, en daarmede basta! De zaak is
+dus beklonken; hier hebt gij mijne hand, vrienden! beschouwt mij van nu
+af als een wapenbroeder, als een boezemvriend!</p>
+
+<p>En door de opgewonden, doch beslissende taal van den kapitein getroffen
+en overtuigd van het vruchtelooze van verdere pogingen, drukten de
+luitenant en Dries krachtig de hun toegestoken hand.</p>
+
+<p>Toen vulde de kapitein de glazen, en het zijne opnemende zeide hij:&mdash;Ik
+drink op onze vriendschap in de eerste plaats, en op het goed gelukken
+onzer gewaagde onderneming in de tweede. En <span xml:lang="fr">pardieu!</span> ik drink ook op de
+avonturen, die wij zullen hebben, want daaraan zal het ons niet
+ontbreken.</p>
+
+<p>Met geestdrift werd de toost beantwoord door den luitenant en Dries, die
+werkelijk zeer verheugd waren over het besluit van den kapitein.</p>
+
+<p>&mdash;Nu dit alzoo besloten is, zullen wij een oogenblikje praten over de
+toebereidselen voor de reis, sprak de luitenant<ins class="corr" id="corr9" title="Niet in Bron.">.</ins></p>
+
+<p>&mdash;Juist, zeide de kapitein, zich achterover op de rustbank werpende en
+met welbehagen zijne sigaar rookend, laten wij eens rustig de zaak
+bespreken.</p>
+
+<p>&mdash;Ten eerste, begon de kapitein, is 't een vereischte dat we een gids
+hebben, die de drie zeldzame eigenschappen in zich vereenigt van eerlijk
+en trouw te zijn en goed met den weg bekend; kortom een man van
+ervaring, aan wien wij ons leven veilig kunnen toevertrouwen.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="29">&nbsp;</span><a id="p_29"></a></p>
+
+<p>&mdash;Ja, viel de luitenant hem in de rede, maar waar dien te vinden?</p>
+
+<p>&mdash;Ik erken de moeilijkheid, vervolgde de kapitein, om een persoon te
+vinden zooals wij dien wenschen, en toch vermeen ik daarin spoedig te
+zullen slagen, zoo hij niet reeds is gevonden.</p>
+
+<p>&mdash;Hoe! riep de luitenant, gij zoudt reeds zoo'n gids kennen?</p>
+
+<p>&mdash;Misschien, sprak de kapitein lachend, doch laten we de huid niet
+verkoopen vóór de beer geschoten is. De zaak is deze: Ik heb een
+bediende, die mij zeer trouw is. Mohammed, zoo heet hij, is een
+jonge Moor, dien ik uit de diepste armoede heb opgebeurd, zoodat hij
+thans een bekwaam, aan mij verknocht bediende is. Gedachtig aan zijne
+vroegere ellendige levenswijze, betoont hij mij steeds de oprechtste
+toegenegenheid. Ik geloof dat de kerel zich voor mij in stukken zou
+laten houwen. Toen ik uw stellig besluit vernam, was dadelijk mijn plan
+gevormd om mee te gaan, en ik heb Mohammed toen eens gevraagd, of hij
+ons ook een goeden gids kon bezorgen. Zich herinnerende dat een vriend
+zijner kindsheid thans te Tanger moet wonen, is Mohammed er dadelijk op
+uitgegaan om dien te zoeken en ziehier met welk bericht hij terugkwam.</p>
+
+<p>&mdash;Selam, de vriend van Mohammed, was werkelijk door hem uitgevorscht.
+Na de blijdschap van het wederzien had Mohammed zijnen vriend gevraagd,
+wat hij voor den kost deed. Selam nu zag er vermagerd en behoeftig uit,
+wat Mohammed dadelijk opmerkte. In 't kort verhaalde Selam nu, hoe hij
+eene goede betrekking had gehad als geleider van de karavanen tusschen
+Tanger en Fez. Maar eenige maanden geleden was hij doodziek van Fez
+teruggekeerd en eerst kort geleden hersteld. In afwachting van weer
+zijne vroegere betrekking te aanvaarden, verdiende hij een handvol
+floe's daags met het dragen van pakken, het verrichten van boodschappen
+enz. Toen Mohammed hem verhaalde, dat wij naar Fez wilden gaan en een
+gids behoefden, viel de arme duivel bijna voor Mohammed op de knieën<ins class="corr" id="corr10" title="Bron: .">,</ins>
+hem bezwerende toch zijn best te doen, dat wij hem in dienst zouden
+nemen. Mohammed zegt voor hem in te staan als voor zichzelf, ik geloof
+dus dat wij niet beter kunnen doen, dan dezen Selam bij ons te laten
+komen.</p>
+
+<p>Dit onverwachte geluk kon niet anders dan toejuiching vinden bij den
+luitenant, en hij drong er op aan dat Mohammed zijn vriend terstond zou
+gaan halen.</p>
+
+<p>Zoo gezegd, zoo gedaan! Na verloop van een kwartier verscheen Selam.
+'t Was een fraaie jongeling, mager maar gespierd, vlug en sterk. Zijne
+sprekende oogen keken vriendelijk, trouwhartig en eerbiedig op ons
+drietal, van wien hij zijn geluk verwachtte. Hij <span class="pagenum" title="30">&nbsp;</span><a id="p_30"></a>sprak en gesticuleerde
+vol leven en met groote drift, waardoor zelfs de minst gewichtige zaak,
+door hem besproken, iets scheen te zijn waarvan leven en dood afhangen.</p>
+
+<p>De kapitein vroeg hem naar den weg, dien hij zou aanraden te volgen.
+Selam begon haastig te spreken. De weg langs Had-el-Garbia, en Tleta
+de Reissana over Alkazar-el-Kibir enz.,&mdash;en Selam somde eene menigte
+dier namen op, door het land der Beni-Hassen over Zeguta en Tagat&mdash;was
+die, welken men gewoonlijk nam en dien Selam op zijn duimpje kende.
+Hij achtte dezen weg de beste te zijn. Wel lag daar het land der
+Beni-Hassen, hetgeen hem eenige zorg baarde, maar hij hoopte dat een
+kleine karavaan, met omzichtigheid reizende, de aandacht dier roovers
+zou ontgaan; en was dat niet het geval, dan vertrouwde hij, dat men
+het niet zou durven wagen een karavaan, waarbij zich een kapitein van
+het Fransche leger bevond, lastig te vallen. Daarom ried Selam aan de
+uniform op reis te dragen, dat zou, waar men kwam, ontzag inboezemen en
+dan, meende hij, zou het wel gaan. Ook ried hij luitenant Frank aan,
+zich in uniform te steken of die ten minste, zoo hij de voorkeur gaf
+aan eene gemakkelijkere kleeding, op reis mede te nemen om zich bij
+voorkomende gelegenheden daarin te vertoonen.</p>
+
+<p>Na eene korte beraadslaging werd er besloten Selam aan te nemen; diens
+gunstig voorkomen en vooral zijne bekendheid met Mohammed waren van
+grooten invloed op het besluit onzer vrienden.</p>
+
+<p>Toen de kapitein aan Selam dit besluit mededeelde, kwamen den braven
+jongen de vreugdetranen in de oogen:&mdash;Allah zal u zegenen, heer! zeide
+hij, gij redt mij en mijne vrouw van diepe ellende. En de opgewonden
+jongeling zwoer met een plechtigen eed hen trouw te zullen dienen.</p>
+
+<p>Aan Selam werd nu de zorg opgedragen om twee kameelen met drijvers te
+huren, alsmede een paar muilezels. Van nu af in dienst gesteld, ontving
+Selam een geschenk in geld, om zich gereed te maken voor de reis en
+om zijn gezin gedurende zijne afwezigheid van het noodige te kunnen
+voorzien. Ook moest hij zich voortaan elken dag in het logement bij
+Mohammed aanmelden, om te vernemen of men zijne diensten ook noodig had
+en rapport te brengen van den stand der toebereidselen. Eindelijk ging
+de verheugde Selam heen en verliet met zijn boezemvriend Mohammed het
+hotel om in zijne woning feest te vieren over het onverwachte geluk.</p>
+
+<p>Ons drietal, tevreden over de zoo spoedige en gelukkige beslissing van
+een der voornaamste punten van hun programma, beschouwde dit als een
+gunstig voorteeken, en met onderling goedvinden werd de afreis tegen den
+20<sup>sten</sup> Mei vastgesteld.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="31">&nbsp;</span><a id="p_31"></a></p>
+
+<p>&mdash;Dus zullen wij over zes dagen vertrekken? zeide de kapitein, toen
+Selam en Mohammed hen hadden verlaten.</p>
+
+<p>&mdash;Ja, zeide de luitenant verheugd, eindelijk zullen we dan dien veel
+besproken tocht ondernemen.</p>
+
+<p>&mdash;Ik zal voorloopig eens uitzien naar een vriend, die ons een paar goede
+paarden bezorgt, zeide de kapitein, en ga mij voorzien van een
+zakboekje, om een klein journaal aan te leggen.</p>
+
+<p>&mdash;En ik, zeide de luitenant, ga mijn schetsboek opzoeken en mij voorzien
+van het noodige om insecten en kruipende dieren te kunnen bewaren.</p>
+
+<p>&mdash;Zoo, zeide de kapitein, gij teekent, gij zijt dus ook <span xml:lang="fr">artiste</span>?</p>
+
+<p>&mdash;O neen! antwoordde Frank, zoo ver heb ik het nooit kunnen brengen;
+maar ik houd er van om wat ik schoon vind uit te teekenen, al is het dan
+ook vrij gebrekkig. Die schetsen zijn voor mij evenzoovele herinneringen
+aan de plaatsen, waar ik ben geweest. Reeds heb ik dat in mijn geliefd
+vaderland gedaan. Des winters bij den haard in het gezellig vertrekje in
+den Haag genoot ik, wanneer ik mijn schetsboek doorbladerde, nogmaals en
+wie weet voor de hoeveelste maal, hetzelfde genoegen, dat ik gesmaakt
+had bij het aanschouwen dier schoone plekjes in de schilderachtige
+omgeving mijner woonplaats.</p>
+
+<p>&mdash;Ja, dat kan ik begrijpen, zeide de Franschman<ins class="corr" id="corr11" title="Bron: ,">.</ins> Ook mij is het wèl,
+wanneer ik het een of ander tafereel uit mijn vaderland zie, dat ik ken,
+dat ik heb aanschouwd.</p>
+
+<p>&mdash;Daar iedereen wat gaat verrichten, zal ik ook wel wat dienen te doen,
+zeide Dries. Ik ga dus onze wapens eens onderhanden nemen, luitenant!
+want, als ik mijnen ooren goed den kost heb gegeven, geloof ik, dat wij
+ze noodig zullen hebben. Ik zal ze dan ook eens <ins class="corr" id="corr12" title="Bron: terdeeg">terdege</ins> nazien, want,
+gij kunt het gelooven of niet, maar mijn huid is mij nog tamelijk veel
+waard.</p>
+
+<p>&mdash;Goed zoo! zeide de kapitein. Ja, ik zal Mohammed ook gelasten onze
+wapens in orde te brengen. Gij kondt wel eens gelijk hebben, Dries! ik
+geloof ook niet, dat wij overal even gerust en veilig zullen slapen als
+hier. Maar morgen zullen wij verder beraadslagen, want ge zult zien, dat
+gij het in de laatste dagen druk zult hebben; het voornaamste komt ons
+gewoonlijk het laatst in de gedachte. En nu, rust wel waarde luitenant!
+en droom niet te veel, over de Beni-Hassen en Fez. En na hen de hand te
+hebben gedrukt, verwijderde zich de kapitein lachend.</p>
+
+<div class="chend"></div>
+
+<p><span class="pagenum" title="32">&nbsp;</span><a id="p_32"></a></p>
+
+<h2><a id="V"></a>V.</h2>
+
+<p class="subh2">NAAR FEZ.&mdash;DE KAPITEIN VERHAALT ZIJNE GESCHIEDENIS.</p>
+
+<p>Wat al drukte gaven die zes dagen vóór de afreis aan onze reizigers.
+Ieder had het even volhandig. De kapitein haalde bij zijne hem bekende
+landgenooten te Tanger de huizen bijna 't onderste boven om naar
+boeken te zoeken; hij snuffelde in alle hoeken en doorbladerde alle
+tijdschriften om te zien, of er niet het een en ander in stond, dat hem
+van dienst kon zijn. Overal won hij berichten in, belegerde het huis van
+den Franschen consul om zijne verslagen en rapporten te mogen inzien,
+praatte met alle Mooren, liep honderden malen op één dag het logement in
+en uit, en sloot zich uren lang op in zijne kamer om het een of ander
+boek vliegend door te lezen of in zijn journaal bladen vol
+aanteekeningen te schrijven.</p>
+
+<p>Niet minder druk had Dries het. Hij onderwierp alle wapens aan een
+streng onderzoek, beproefde nu eene revolver dan weder een geweer
+of hield in zijne eenzaamheid een spiegelgevecht, bulderde tegen
+denkbeeldige Arabische roovers en scherpte de sabels. Zijne tafel lag
+den geheelen dag vol met allerlei fragmenten van uit elkaar genomen
+wapens, schroefjes, oliefleschjes, lappen enz. De Moorsche bedienden,
+die zijne kamer in orde brachten, keek hij met wantrouwende oogen aan,
+als zij de tafel naderden en bedreigde hun met de zwaarste straffen, als
+zij er aan durfden te komen.</p>
+
+<p>Geheel verschillend van hen, hield de luitenant zich op zijne gewone
+bedaarde manier bezig; hij maakte zijn teekengereedschap in orde, deed
+zijne verschillende soorten van insectenspelden in doosjes en bracht
+de doozen in orde om de diertjes er in vast te steken, pakte eenige
+sterke flesschen met spiritus, om het kruipend gedierte in te bewaren,
+voorzichtig in; kortom, hij hield zich bezig met de toebereidselen voor
+zijne liefhebberijen en had bij dat alles nog tijd genoeg over voor
+herhaalde beraadslagingen met Mohammed en Selam over de maatregelen voor
+de reis.</p>
+
+<p>Ook deze twee zaten evenmin stil. Zij toch, beter bekend met hetgeen
+er noodig zou zijn, moesten zorgen voor goede lastdieren, drijvers, de
+noodige mondbehoeften en alle verdere kleine, maar voor Europeanen
+onontbeerlijke zaken.</p>
+
+<p>Eindelijk was dan de dag van het vertrek aangebroken en verliet <span class="pagenum" title="33">&nbsp;</span><a id="p_33"></a>de
+kleine, maar vroolijke stoet Tanger door de poort van den Soc-di-Barra,
+begeleid door eene bende nieuwsgierige straatjongens, die rondom den
+stoet heendraafden, dan voor, dan achter, allerlei kreten uitstootend,
+en een troep nieuwsgierige leegloopers waarvan Tanger in ruime mate is
+voorzien.</p>
+
+<p>De optocht werd geopend door twee kameelen met hunne drijvers, beladen
+met alles wat voor de reis noodig was; daarachter volgden Selam en
+Mohammed op een paar fraaie sterke muilezels, terwijl onze drie vrienden
+den trein sloten, gezeten op die kleine Marokkaansche paardjes, die er
+zoo onooglijk uitzien, maar zoo uitmuntend zijn voor de diensten, die
+van hen worden gevorderd. De heldere levendige oogen en de wijd geopende
+neusgaten geven hun een fraaien kop, en de nauw merkbare kromming der
+scheenbeenderen is oorzaak van die bijzondere elasticiteit, die hunne
+bewegingen kenmerkt. Wat de reizigers zelven betrof, aller gelaat drukte
+tevredenheid, zoo niet vreugde uit. De twee kameeldrijvers naast hunne
+kameelen loopende, zongen die eentonige wijs, die hun allen eigen is en
+waardoor hunne dieren zoo uitmuntend in een gelijkmatigen stap blijven.
+Selam op zijn witten muilezel schertste vroolijk met Mohammed en op
+beider aangezicht lag een glans van vergenoegen. Onze drie vrienden
+eindelijk gaven zich met alle vreugde over aan dat bekoorlijke
+geheimzinnige, eigen aan een tocht door een nagenoeg onbekend land; zij
+praatten druk en lachten overluid over het vreemde, dat men zou zien,
+over de genoegens der reis en bovenal over de aanstaande avonturen.</p>
+
+<p>Selam, die aan de drijvers van te voren den weg, dien men moest gaan,
+had aangegeven, kon gerust op zijne plaats blijven, doch hij liet
+evenwel telkens zijne oogen over alles gaan.</p>
+
+<p>Het was laat op den middag, nadat de grootste hitte voorbij was, toen
+men zich op weg had begeven. Het eerste gedeelte der landstreek was
+weinig belangwekkend; het pad liep over een heuvelachtig terrein, overal
+begroeid en bezaaid met dwergachtige en doornachtige heesters en
+steenblokken. Hier en daar was een kleine heuvel met een groepje palmen
+of een enkele aloë bezet. Nu en dan ontmoette men een paar Arabieren of
+Mooren en een weinig verder een troepje kameelen, die naar Tanger
+gingen. Allen riepen het reisgezelschap den gewonen groet toe: »Vrede
+zij op uwen weg!&rdquo;</p>
+
+<p>Zoo ging men voort. De zon begon onder te gaan en hulde alles in
+goudgloed. Eene doodsche stilte lag over alles uitgespreid, die door
+niets werd verstoord dan door het geschreeuw van den eenen of anderen
+vogel, uit zijne schuilplaats opgejaagd, of door een nachtroofvogel,
+<span class="pagenum" title="34">&nbsp;</span><a id="p_34"></a>die krijschend rondvloog. De nacht viel snel en eer men er op bedacht
+was, was het bijna volkomen duister. Selam liet halt houden op de
+helling van een lagen heuvel. De kameelen knielden neer, en geholpen
+door Selam en Mohammed hadden de drijvers spoedig de twee tenten, die
+men medevoerde, opgeslagen.</p>
+
+<p>Het was een schoone nacht. De hemel prijkte met eene verblindende
+sterrenpracht. De warmte van den dag had plaats gemaakt voor eene
+aangename koelte. Het voorhang der tent was open, waardoor men het van
+sterren schitterende firmament bespeurde. De kameelen lagen te slapen
+en de paarden en ezels, op eene rij geschaard, stonden te droomen of te
+dommelen of lagen rustig neer. In de kleine tent lagen de drijvers te
+slapen en vóór de tent zaten Selam en Mohammed, de twee vrienden hunner
+kindsheid, zoolang van elkaar gescheiden en daarom nu zooveel te meer
+verheugd onverwacht weder vereenigd te zijn, in een druk gesprek, dat
+slechts werd afgebroken als Selam nu en dan oprees, om het kleine kamp
+rond te loopen of een wakend oog op de last- en rijdieren te houden.
+Bekend met den diefachtigen aard der Arabieren, vertrouwde Selam slechts
+zichzelf.</p>
+
+<p>Het was toen, dat de kapitein zijne reeds lang gegeven belofte nakwam,
+om aan zijne vrienden zijn wisselvalligen levensloop te verhalen. De
+nacht was zoo heerlijk, dat geen van drieën lust had zich in de armen
+van Morpheus te werpen, en met het open voorhang der tent, waardoor de
+frissche lucht vrij binnenstroomde, onder het genot van eene fijne
+sigaar en een glas Spaanschen wijn ving de kapitein aldus aan:</p>
+
+<p>&mdash;Wanneer gij denkt, mijne vrienden, het verhaal te zullen hooren van
+een schitterenden levensloop, van een leven doorgebracht in al de
+vermaken en genietingen van de wereldstad, Parijs, dan vergist gij u,
+want wat ik u zal verhalen, zijn niets anders dan de lotgevallen van een
+armen drommel, dan de lotgevallen van een straatjongen, die kapitein
+werd van de Spahi's.</p>
+
+<p>&mdash;Gij verwondert er u over, dat ik zeg een straatjongen te zijn geweest,
+helaas! 't is zoo en niet anders. Ik herinner mij, dat mijne ouders zeer
+arme, eenvoudige burgerlieden waren. Mijnen vader kan ik mij niet anders
+voorstellen dan zooals ik hem steeds heb gezien, den geheelen dag door
+aan den arbeid. Over dag en des avonds zag ik hem steeds bij het licht
+der lamp over zijn werk gebogen, schrijvende als of zijn leven er van
+afhing. En dit was werkelijk de bittere waarheid. Als mijn vader niet
+dag aan dag van vóór zonsopgang tot laat in den nacht werkte, hadden
+we geen <span class="pagenum" title="35">&nbsp;</span><a id="p_35"></a>brood. Even druk was mijne moeder altijd bezig met naai- of
+borduurwerk. Ik kan mij haar nog zóó goed voor den geest brengen alsof
+ze vóór mij stond. Aan dien kommervollen tijd kwam een einde, maar
+helaas! een treurig einde. Mijne moeder werd ziek en stierf, wijl het
+haar, ondanks hard werken, aan het noodige ontbrak, en mijn goede vader,
+die dien harden slag niet kon dragen, stierf twee maanden na haar.
+Nog te jong om de ramp te beseffen die mij had getroffen, gold mijne
+droefheid minder den dood mijner ouders, dan de verlatenheid en den
+honger, die zich deden gevoelen. Na den dood mijns vaders kwam eene oude
+tante over. Deze zorgde voor de begrafenis, betaalde met de opbrengst
+van het weinige huisraad, de kleine schulden, en nam mij met zich mede.</p>
+
+<p>&mdash;Van dien tijd af is mijne herinnering het levendigst. Deze tante, eene
+zuster mijns vaders, was eene streng godsdienstige oude vrijster. Zoo
+ik driemaal daags eten kreeg (wat niet altijd zeker was), kreeg ik wel
+tienmaal daags slaag, en ik moest den tijd dooden met bijbellezen. Bij
+het minste dat ik deed, kreeg ik een vloed van scheldwoorden naar het
+hoofd, vermengd met smalende uitdrukkingen over mijne ouders; want,
+zooals ik later vernam, mijn vader was zeer tegen den zin zijner familie
+met mijne moeder, die een arm maar braaf meisje was, gehuwd. Dit had
+zijne geheele verbanning uit de familie ten gevolge gehad, en die
+familie belasterde hem bovendien overal zoozeer, dat hij moeite had werk
+te vinden. Ik was een kleine en zeer tengere knaap voor mijne jaren,
+doch tamelijk driftig van aard. De herhaalde scheldwoorden, die mij
+golden, brachten mij tot woede, en de smalende uitdrukkingen over mijne
+gestorven ouders <ins class="corr" id="corr13" title="Bron: verbitterde">verbitterden</ins> mij zoo hevig, dat ik
+besloot weg te loopen en mij over deze mishandelingen te wreken.</p>
+
+<p>&mdash;Eerst rees de gedachte bij mij op om het huis in brand te steken; doch
+bedenkende, dat ik daardoor gevaar liep, niet alleen mijne tante te
+treffen, iets waarover ik mij weinig bekreunde, maar ook de dienstboden
+en de naburige huizen gevaar liepen, verzon ik iets anders. De tijd van
+mijn wraak was bepaald op een Zondag. Ik had nog maar drie dagen voor
+mij, want het was Woensdag avond, toen ik mijn besluit had genomen.</p>
+
+<p>&mdash;Zondags ging mijne tante na den middag altijd naar eene godsdienstige
+bijeenkomst, die tot laat in den avond duurde. De oude meid en de
+knecht, man en vrouw, gingen dan met haar mede en zoo ik goed had
+opgepast, genoot ik insgelijks dat voorrecht. Ik zorgde er echter voor
+des Zaterdags eenig kattekwaad te doen, <span class="pagenum" title="36">&nbsp;</span><a id="p_36"></a>waarvoor ik werd gestraft met
+het schrijven van eenige kapittels uit den bijbel en het van buiten
+leeren van een psalm.</p>
+
+<p>&mdash;De Zondag kwam en mijne tante vertrok met hare dienstboden, mij alleen
+achterlatende. Zoodra ik verzekerd was dat zij weg waren, spoedde ik mij
+naar den zolder. Ik zocht en vond de lijn, die voor het drogen van den
+wasch diende, en maakte deze vast aan de groote kram, die in het kozijn
+van het zoldervenster zat. Ik had mij slechts een voet of tien te laten
+afzakken om mij op den muur, die ons huis omgaf, te bevinden, en welke
+muur aan den zijkant van het huis niet verder dan op een meter afstand
+langs het huis liep. Mijn aftocht aldus verzekerd hebbende, begon ik
+mijne wraak ten uitvoer te leggen.</p>
+
+<p>&mdash;Ik had nu en dan een weinig klei heimelijk in huis gebracht; ik had
+die voor mijn plan noodig en dus weggestopt in een hoek van den zolder.
+Thans was al die klei een groote hoop geworden. Ik ging nu naar beneden
+en sloot alle deuren die toegang tot het huis verleenden, en stopte de
+openingen onder de deuren en ter zijde goed dicht met klei. De luiken
+van den kelder sloot ik eveneens. Toen wierp ik al het beddegoed, alles
+wat breekbaar en niet breekbaar was, kortom, al wat ik maar kon vinden
+op den grond, en begaf mij naar boven. Boven was de keuken en in die
+keuken bevond zich de groote kraan der waterleiding, die de gansche stad
+van water voorzag.</p>
+
+<p>&mdash;Na al mijne voorzorgen te hebben genomen en toen ik klaar was om
+weg te gaan, was het reeds schemeravond. Toen zette ik de kraan der
+waterleiding open na vooraf de opening van het steenen bekken, dat zich
+er onder bevond, dicht gestopt en alle binnendeuren opengezet te hebben,
+die de verschillende kamers met elkaar verbonden, en ik zette mij op
+mijn gemak neder op de treden der zoldertrap.</p>
+
+<p>&mdash;Het water overstelpte weldra het bekken, vloeide er overheen, stroomde
+over den vloer der keuken, drong in de drie kamers der bovenverdieping
+en vond toen een uitweg langs de trap. Ik was opgetogen van eene
+boosaardige vreugde. Welhaast zag ik, mij naar den rand der trap
+begevende, dat het water in het benedenhuis wel bijna een voet hoog
+stond, en het steeg altijd door. De stoelen geraakten van hunne plaats
+en dreven rond. Het eene meubelstuk na het andere, opgetild en
+omgestooten door de kracht van het nederstroomende en stijgende water,
+plonste in het nat. Matjes, stoven, bankjes, doozen, kortom alles dreef
+rond. En intusschen steeg het water aanhoudend en was ik zoo verdiept in
+<span class="pagenum" title="37">&nbsp;</span><a id="p_37"></a>het gelukken van mijn wraakzuchtig plan, dat ik aan geen heengaan
+dacht. Maar eindelijk daaraan herinnerd door de heerschende duisternis,
+begreep ik dat het daartoe tijd werd, wilde ik niet overvallen worden.
+Ik klom naar den zolder en liet mij uit het venster zakken, kwam
+gelukkig op den muur en bereikte vandaar met een stouten sprong
+ongedeerd den grond.</p>
+
+<p>Dries zat te grinneken van de pret, die hem deze grap gaf.</p>
+
+<p>&mdash;Toen, zoo vervolgde de kapitein, bevreesd achtervolgd te zullen
+worden, liep ik wat ik loopen kon recht voor mij uit. Waar liep ik heen?
+Ik wist het niet. Ik liep maar door of de duivel mij op de hielen zat,
+aan niets anders denkend dan uit de voeten te komen. Dien nacht kwam er
+geen slaap in mijne oogen. Ik liep en liep, totdat ik aan een groot
+bosch kwam.</p>
+
+<p>&mdash;Het was winter en de sneeuw lag hoog. Dit vermoeide mij zeer in het
+gaan, doch ondanks dat alles liep ik voort, maar thans niet meer zoo
+gejaagd als in het begin. De morgen brak aan en met den morgen voelde ik
+den prikkel des hongers. Den vorigen dag, vervuld met mijne wraak, had
+ik bijna niets gegeten en verzuimd een stuk brood of iets anders mede te
+nemen. Ook had ik geen cent op zak. Wat moest ik beginnen? Hoe aan brood
+te komen? Eindelijk zag ik in de verte de eerste huizen eener stad. Het
+was eene der voorsteden van Parijs. Het bosch, bijna ten einde zijnde,
+ontmoette ik een man, die, eenigszins beschonken, mij te gemoet kwam.
+Ziende, dat hij tamelijk goed gekleed was, liep ik op hem aan en vroeg
+met een smeekend gelaat om brood.</p>
+
+<p>»Een aalmoes,&rdquo; zeide de kerel, mij lachend aanziende.</p>
+
+<p>»Ja mijnheer, ik heb honger,&rdquo; zeide ik.</p>
+
+<p>»Wel, wat rare snaak,&rdquo; riep de kerel uit, »hij heeft honger; kom hier,
+kleine aap!&rdquo;</p>
+
+<p>&mdash;Ondanks deze weinig streelende benaming, trad ik nader. Hij stak de
+hand in zijn zak, doch op het oogenblik dat ik dacht iets te krijgen,
+gaf de kerel mij een slag in het gelaat. Van woede buiten mijzelf,
+viel ik op den kerel aan, die mij, zwakken knaap, met één slag van
+zijn gespierden arm gemakkelijk kon vermorzelen, en terwijl hij mij
+verachtelijk aanzag en nogmaals een slag toediende, greep ik zijn arm en
+beet er in.</p>
+
+<p>»Kijk, wat leelijk beest,&rdquo; riep de kerel mij aangrijpend. »Wat een moed
+voor zoo'n kleinen aap!&rdquo; En toen ik niet anders dacht, dan een duchtig
+pak slaag te zullen ontvangen, zeide de kerel, op eens van toon
+veranderende: »Kijk, je bevalt me. Komaan, ga mee, ik zal je te eten
+geven en je kan bij mij blijven.&rdquo;</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="38">&nbsp;</span><a id="p_38"></a></p>
+
+<p>&mdash;Geheel verwonderd keek ik hem aan.</p>
+
+<p>»Ja,&rdquo; zeide hij, »vind je dat niet goed? Kijk, ik heb bij mijn werk een
+jongen noodig, doch niet iedereen bevalt mij. Jij bent nu juist de
+rechte; klein, vlug en moedig, dat zijn drie vereischten, die ik juist
+zoek. Maar komaan,<ins class="corr" id="corr14" title="Niet in Bron.">&rdquo;</ins> vervolgde hij, <ins class="corr" id="corr15" title="Niet in Bron.">»</ins>daar ik nog altijd onbeweeglijk
+bleef staan, praten we niet langer, maar gaan wij op weg.&rdquo;</p>
+
+<p>&mdash;Hij nam mij bij de hand en geheel werktuigelijk liet ik mij gewillig
+medevoeren. Voor mij bestond er op dat oogenblik slechts één wensch:
+mijn honger te mogen stillen; hoe ik dien kon bevredigen, was mij om het
+even, als ik slechts te eten kreeg.</p>
+
+<p>&mdash;Wat wilt ge, zeide de kapitein, als het ware zichzelf in de reden
+vallende, honger is een scherp zwaard!</p>
+
+<p>&mdash;Wij gingen door eene aantal straten en stegen, allen even morsig,
+totdat we in eene smalle, smerige, slecht verlichte straat aankwamen.
+Hier hield de kerel stil en opende met den sleutel de deur van een zeer
+smal, maar tamelijk hoog huis. Naar het mij voorkwam, was het onbewoond,
+en dit was ook werkelijk zoo, in zooverre, dat mijn nieuwe meester de
+eenige bewoner was. Het was, zooals ik zeide, een hoog huis; beneden
+waren twee vertrekken en een soort van keukentje; op de eerste
+verdieping waren twee kamers en op de tweede vier kleine slaapkamertjes
+of kabinetjes; daar boven bevond zich de zolder. Waarom mijn leidsman
+het geheele huis alleen bewoonde, kon ik toen niet begrijpen; want
+behalve beneden, was nergens eenig huisraad te zien. En wat er nog was,
+was van het gemeenste.</p>
+
+<p>&mdash;Te huis gekomen, zette mijn nieuwe beschermer mij brood, kaas en wijn
+voor, waarvan ik ondanks het vreemde mijner omgeving met graagte at.
+Daarna ging mijn meester tegen den avond de deur uit; wanneer hij weerom
+was gekomen wist ik niet, daar ik weldra in een diepen slaap verzonk,
+waaruit ik niet ontwaakte dan den volgenden middag. Mijn meester was te
+huis. Hij sprak weinig tegen mij, en na een paar dagen zoo doorgebracht
+te hebben, nam hij mij op een avond met zich mede. Waarheen? Dat zou ik
+spoedig tot mijn schrik gewaar worden.</p>
+
+<p>&mdash;Wij gingen eene menigte straten door tot wij in eene afgelegene, zeer
+stille straat kwamen. Het was een donkere, koude nacht. Sneeuw, hagel
+en regen, voortgejaagd door een scherpen noordenwind, deden mij bijna
+geheel verkleumen. Op eens gebood mijn meester mij te wachten en
+tegelijk duwde hij mij in de schaduw van een vooruitspringenden muur,
+terwijl hij de straat verder in liep.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="39">&nbsp;</span><a id="p_39"></a></p>
+
+<p>&mdash;Na eenige oogenblikken keerde hij weder.</p>
+
+<p>»Alles is in orde,&rdquo; zeide hij. »Komaan, aan het werk!&rdquo; en hij liep naar
+een raam toe, dat in het steegje uitkwam, na mij bevolen te hebben aan
+het begin van het steegje op den grond te gaan zitten in de schaduw van
+den muur en hem te waarschuwen, zoodra ik eenig gerucht vernam of iemand
+zag aankomen.</p>
+
+<p>&mdash;Toen begreep ik op eens wie mijn meester was; een gemeene dief,
+misschien wel een moordenaar. Een oogenblik dacht ik er aan op den loop
+te gaan, doch alsof de kerel mijne gedachten ried, zeide hij: »Ga daar
+stil zitten en doe wat ik je zeg; zoo niet, bij God! ik zal je aan
+riemen snijden, reken daar op!&rdquo;</p>
+
+<p>&mdash;Wat kon ik doen? Ik was niet verder dan een twintig pas van hem af.
+Bij de minste beweging, die ik maakte, zou hij zich op mij werpen en mij
+verworgen. Ik begreep dit, toen hij mij in de oogen zag. Toen nam ik
+snel mijn besluit, namelijk den huichelaar te spelen, te houden of ik
+smaak had in zijn afschuwelijk handwerk en hem zoodoende te blinddoeken
+tot de gelegenheid zich opdeed om weg te komen.</p>
+
+<p>&mdash;In minder tijd dan ik zeggen kan, had hij een ruit uitgesneden, stak
+den arm door de gemaakte opening en opende de blinden.</p>
+
+<p>»Is er niets?&rdquo; riep hij met gedempte stem.</p>
+
+<p>»Niets,&rdquo; antwoordde ik.</p>
+
+<p>»Kom dan hier,&rdquo; riep hij weder.</p>
+
+<p>&mdash;Ik begaf mij sidderend en al mijn moed bijeenrapend naar den
+ellendeling.</p>
+
+<p>»Kom,&rdquo; zeide hij, »gij moet hier door. Dit raam komt uit in de
+vestibule; wanneer ge daar zijt, doet ge, voorzichtig langs den muur
+loopend, een pas of vijf dan zijt ge hier,&rdquo;&mdash;en hij wees mij op den hoek
+van het huis, dat den hoek vormde van de straat en het steegje. »Dan
+doet ge nog een paar pas rechts en zijt ge aan de deur, die ge moet
+openen. Er zijn twee knippen op, de eene van onder<ins class="corr" id="corr16" title="Niet in Bron.">,</ins> de andere in
+het midden. Als de sleutel niet op het sloot steekt, moet ge langs den
+muur tasten in den hoek of hij daar ook hangt. Bovendien zal er nog een
+ketting op de deur zijn, die ge er ook af moet doen. Kunt ge geen
+sleutel vinden, dan zal ik hem toch wel openen, doch pas op geen leven
+te maken, het zou je het leven kunnen kosten; poog ook niet in het huis
+te ontvluchten. Ik zal je in het oog houden; bij de minste beweging om
+mij te verraden, verbrijzel ik het raam en zal je de hersens ingeslagen
+en mijzelven uit de voeten gemaakt hebben vóór iemand van de bewoners
+nog bij je is.&mdash;Denk er aan.&rdquo;</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="40">&nbsp;</span><a id="p_40"></a></p>
+
+<p>&mdash;Hij duwde mij door de opening. Verlamd van schrik kon ik eerst bijna
+geen stap doen, doch zijne ruwe stem deed mij voortschrijden. Ik liep
+volgens zijne aanwijzing langs den muur, vond de deur en ontsloot die.
+Voor hij binnenkwam<ins class="corr" id="corr17" title="&nbsp;sloot,">,&nbsp;sloot</ins> hij eerst de blinden
+van het raam, en de deur zachtjes dicht doende beval hij mij hem te
+wachten. Hij verdween in het huis. Ik hoorde geen ander gerucht dan het
+behoedzaam openen en sluiten van deuren. Alles ging even stil in zijn
+werk. Na verloop van eenige minuten kwam hij terug een klein pakje in
+een zakdoek geknoopt bij zich hebbende. Even stil als wij er in gekomen
+waren, verlieten wij het huis en ik haalde eerst gerust adem toen wij
+eenige straten verder waren.</p>
+
+<p>&mdash;Te huis gekomen, gelastte hij mij naar bed te gaan. Ik deed zulks,
+doch kon niet slapen en besloot mij te houden alsof ik sliep, ten einde
+hem te bespieden. Denkende dat ik sliep, begon hij, met een vergenoegden
+glimlach op zijn gemeen gelaat, zijn zakdoek te ontknoopen, waaruit
+hij eerst eene leederen portefeuille haalde. Hij deed ze open; zij
+bevatte eene menigte banknoten. De bandiet kon nauwelijks een kreet
+van blijdschap onderdrukken. Voor het overige waren het blinkende
+geldstukken, waarmede de zakdoek was gevuld, benevens eenige kostbare
+damesversierselen. Toen hij alles goed had bekeken, ging hij naar een
+hoek van de kamer waar een hoekkast stond, welke hij verschoof. Alleen
+een kerel zoo sterk als hij, was daartoe in staat. De kast omdraaiende
+met den rug naar het licht, drukte hij op een pennetje en een gedeelte
+van het achterschot sloeg als een klep naar buiten naar beneden om, en
+deed mij zien dat de kast een dubbel achterschot had. Hierin verdwenen
+de portefeuille en de versierselen. Het geld stak hij bij zich, waarna
+hij de kast weder op hare plaats zette. Een oogenblik daarna had hij het
+licht uitgedaan en zich in bed geworpen, waar ik hem weldra luide hoorde
+snorken.</p>
+
+<p>&mdash;Duizenden gedachten vlogen mij door het hoofd, zonder dat ik tot een
+bepaald plan kon komen. Ik sliep zeer onrustig, had allerlei benauwde
+droomen en wist maar niet hoe ik weg zou komen.</p>
+
+<p>&mdash;Intusschen begon mijn meester mij meer en meer te vertrouwen. Hij nam
+mij meermalen mede om te wandelen of Parijs te bezien, en zoo kwam ik
+ten laatste ook in die vuile afschuwelijke krotten van herbergen, die
+bezocht worden door het slechtste gespuis van Parijs. Het was daar dat
+ik hoorde, wie mijn meester was, namelijk een der grootste, vermetelste,
+maar ook der gemeenste schurken van Parijs; men noemde hem »<span xml:lang="fr">l'hyène</span>&rdquo;,
+welken naam hij te danken had aan zijn woesten aard.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="41">&nbsp;</span><a id="p_41"></a></p>
+
+<p>&mdash;Zoo gingen dagen, weken en maanden om op dezelfde manier, en
+gedurende al dien tijd had ik geen gelegenheid gevonden om te
+ontsnappen. Op een avond, nog verschrikkelijker dan die mij inwijdde in
+mijn afschuwelijk bedrijf, gingen wij weder op eene onderneming uit.
+Hetzelfde had plaats als ik reeds beschreven heb. Mijn meester drong met
+mij door in het huis, waar hij, zooals hij zeide, een goeden slag hoopte
+te slaan, en had spoedig den buidel binnen. Even stil maakte hij zich
+gereed te vertrekken, toen hij onverwachts over iets struikelde. Ik
+stond beneden in de kamer bij het raam, waardoor wij binnen waren
+gekomen, hetwelk <span xml:lang="fr">l'hyène</span> weder had gesloten, toen ik den slag van zijn
+val hoorde. Dadelijk daarop hoorde ik eene stem roepen: »Wie daar?&rdquo; Eene
+worsteling volgde, die slechts kort duurde, en binnen weinige minuten
+kwam de bandiet aanloopen. Zijn gelaat was bleek, en haastig verborg hij
+een dolkmes. Snel de deur openende vloog hij er uit, en ik volgde hem
+doodelijk verschrikt. Op straat pakte hij mij bij den arm en stapte
+haastig maar omzichtig voort. Evenals de vorige maal gelastte hij mij te
+gaan slapen en na de vruchten zijner diefstal geborgen te hebben, wierp
+hij zich gekleed te bed. Doch hij, evenmin als ik, sliep dien nacht.</p>
+
+<p>&mdash;Toen de dag aanbrak en wij hadden ontbeten, keek hij mij onderzoekend
+aan. Ik beantwoordde zijn blik kalm en vast. Door mijn voortdurend
+huichelen had ik hem volkomen om den tuin geleid. Hij vertrouwde mij
+geheel, zooals ge zult zien.</p>
+
+<p>»<span xml:lang="fr">Pierre</span>,&rdquo; zeide hij fluisterend, »je hebt zeker begrepen wat er van
+nacht is gebeurd, niet waar?&rdquo;</p>
+
+<p>»Volkomen, meester!&rdquo; antwoordde ik, mij geweld aandoende een
+lichtzinnigen toon aan te nemen. »Ge hebt er een zijn paspoort gegeven,
+papa, niet waar?&rdquo;</p>
+
+<p>»Ja,&rdquo; zeide hij zacht, mij strak aanziende, »de oude werd wakker en ik
+kon niet anders, vervloekt!&rdquo;</p>
+
+<p>»Komaan, papa, wordt nu niet flauwhartig,&rdquo; zeide ik, pogende te
+glimlachen, »'t is de eerste niet, wel? Drink liever eens; dat spoelt de
+zorg weg!&rdquo;</p>
+
+<p>»Hoe weet jij dat?&rdquo; vroeg hij woest.</p>
+
+<p>»Hoe ik dat weet, nu, die vind ik fraai, alsof papa <span xml:lang="fr">l'hyène</span> niet genoeg
+bekend is bij de vrienden in de sociëteit.&rdquo;</p>
+
+<p>»'t Is waar,&rdquo; zeide hij, »'t is niet de eerste; maar, enfin, het doet er
+niet toe, wat maakt het uit één meer of minder,&rdquo;&mdash;en hij dronk den eenen
+beker wijn na den andere.</p>
+
+<p>»Goed,&rdquo; zeide ik, »zoo mag ik u zien, papa! geen weekheid asjeblieft.&rdquo;</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="42">&nbsp;</span><a id="p_42"></a></p>
+
+<p>&mdash;Na eenige oogenblikken zwijgens vervolgde hij: »Weet je wat je moest
+doen, <span xml:lang="fr">Pierre</span>?&rdquo;</p>
+
+<p>»Zeker, als ge het mij zult gezegd hebben,&rdquo; antwoordde ik.</p>
+
+<p>»Welnu, hier hebt ge een cadeautje,&rdquo;&mdash;en hij wierp mij een paar
+goudstukken toe. »Ga de straat op, bezoek het een of ander koffiehuis en
+hoor eens rond wat er van is uitgelekt... begrepen?&rdquo;</p>
+
+<p>»Goed,&rdquo; zei ik, »maar drink toch, papa! of zijt ge afschaffer geworden?&rdquo;</p>
+
+<p>»Neen, voor den duivel, dat nooit!&rdquo; antwoordde hij&mdash;en hij dronk; »doch
+wees voorzichtig, begrijpt ge?&rdquo;</p>
+
+<p>»Wees gerust,&rdquo; antwoordde ik, en ik vertrok.</p>
+
+<p>&mdash;Alvorens de deur uit te gaan zag ik echter, dat hij reeds tamelijk de
+hoogte had.</p>
+
+<p>&mdash;Nu of nooit! dacht ik, toen ik op straat was, en ik begaf mij naar
+een koffiehuis. Na een glas wijn besteld te hebben, luisterde ik, een
+dagblad in de hand nemende, naar de verschillende gesprekken die er
+gevoerd werden. Het duurde niet lang of er kwamen eenige bezoekers
+binnen.</p>
+
+<p>»Dag papa <span xml:lang="fr">Picard</span>!&rdquo; zei de een tegen den hotelhouder, »hebt ge het nieuws
+al gehoord?&rdquo;</p>
+
+<p>»Het nieuws?&rdquo; vroeg de kastelein, »welk nieuws, mijne heeren?&rdquo;</p>
+
+<p>»Welnu, komaan, Parijs is er vol van.&rdquo;</p>
+
+<p>»Ik weet nog niets,&rdquo; antwoordde de kastelein, »wat is er dan gebeurd?&rdquo;</p>
+
+<p>»Een moord,&rdquo; zeide een der heeren.</p>
+
+<p>»Een moord!&rdquo; riep de kastelein verbaasd.</p>
+
+<p>»Ja, een moord in de <span xml:lang="fr">Rue de l'enfer</span>. Een braaf oud geneesheer Dr.
+<span xml:lang="fr">Hachette</span> is het slachtoffer. Hij is vermoord, na alvorens bestolen te
+zijn.&rdquo;</p>
+
+<p>»Mijn God, mijn God! hoe afschuwelijk!&rdquo; riep de kastelein; »die brave
+doctor <span xml:lang="fr">Hachette</span>. En heeft men den moordenaar?&rdquo;</p>
+
+<p>»Wel ja, die blijft er bij wachten!&rdquo; zeide een der heeren lachend.</p>
+
+<p>»Een man die zooveel goed deed,&rdquo; mompelde de herbergier. »'t Is
+afschuwelijk!&rdquo;</p>
+
+<p>&mdash;Ik wist genoeg. Het koffiehuis verlatende liep ik regelrecht naar de
+politiewacht en verzocht den commissaris te spreken. Men liet mij langer
+dan vijf minuten wachten. Ik werd ongeduldig. »Zeg,&rdquo; zeide ik tot een
+der wachthebbende agenten, »dat de zaak waarvoor ik gekomen ben spoed
+vereischt, en ik niet langer <i>kan</i> wachten.&rdquo; Een oogenblik daarna werd
+ik binnengeroepen. De commissaris, een man met een streng maar
+rechtschapen gelaat, ontving mij barsch.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="43">&nbsp;</span><a id="p_43"></a></p>
+
+<p>»Gij schijnt haast te hebben, mijn vriend,&rdquo; zeide hij norsch, »kondt ge
+niet wachten?&rdquo;</p>
+
+<p>»Onmogelijk, mijnheer!<ins class="corr" id="corr18" title="Niet in Bron.">&rdquo;</ins> antwoordde ik.</p>
+
+<p>»Laat hooren, wat is het? Zeker de eene of andere vechtpartij of een
+verloren beurs.&rdquo;</p>
+
+<p>»Mijnheer,&rdquo; zeide ik, »ik kom u spreken over den moord in de <span xml:lang="fr">Rue de
+l'enfer</span>.&rdquo;</p>
+
+<p>&mdash;De commissaris sprong op van zijn stoel.</p>
+
+<p>»Wat zegt ge,&rdquo; riep hij, »gij zoudt mij daaromtrent eenige inlichtingen
+kunnen geven?&rdquo;</p>
+
+<p>»Alle inlichtingen, die ge wilt hebben,&rdquo; antwoordde ik.</p>
+
+<p>&mdash;Hij keek mij verbaasd aan.</p>
+
+<p>»Kortom, mijnheer,&rdquo; zeide ik, »ik kom u den naam van den moordenaar
+opgeven.&rdquo;</p>
+
+<p>»Wat,&rdquo; riep hij uit, meer en meer verbaasd, »en die naam?&rdquo;</p>
+
+<p>»Is die van <span xml:lang="fr">l'hyène</span>,&rdquo; zeide ik.</p>
+
+<p>»Ha,&rdquo; riep de commissaris, »is het die ellendeling? Wacht vriend, we
+hebben nog eene oude rekening te vereffenen, maar die vereffening zal
+verschrikkelijk zijn.&rdquo;</p>
+
+<p>»Maar hoe weet ge dat?&rdquo; vroeg hij, »wie verzekert mij, dat gij de
+waarheid spreekt?&rdquo;</p>
+
+<p>»Ikzelf,&rdquo; zeide ik, »want ik was bij den moord tegenwoordig.&rdquo;</p>
+
+<p>»Gij,&rdquo; riep hij uit, »ge zijt dan medeplichtig, daar ge hem niet
+verhinderd hebt.&rdquo;</p>
+
+<p>»Ja, ik was gedwongen medeplichtige, want ik kon den moord niet
+verhinderen.&rdquo;</p>
+
+<p>»Maar hoe heeft zich dat dan toegedragen?&rdquo;</p>
+
+<p>»Mijnheer,&rdquo; zeide ik, »zoudt gij niet, alvorens ik u dat mededeel, den
+moordenaar laten gevangen nemen, want mijn verhaal zal lang zijn.&rdquo;</p>
+
+<p>»Ge hebt gelijk,&rdquo; antwoordde hij, »waar kan men <span xml:lang="fr">l'hyène</span> vinden?&rdquo;</p>
+
+<p>&mdash;Ik noemde de straat en het nommer, en zeide: »Ik zou u aanraden een
+rijtuig te nemen, want de bandiet zal dronken zijn; ik heb hem van den
+koppigsten wijn gegeven, die er was.&rdquo;</p>
+
+<p>»Goed,&rdquo; zeide de commissaris, en hij gaf zijne bevelen. »Binnen een
+kwartier is hij geknipt,&rdquo; zeide hij, weder binnen komende en zich
+vergenoegd de handen wrijvende. »Welaan, mijn jonge vriend, verhaal als
+ge zoo goed wilt zijn.&rdquo;</p>
+
+<p>&mdash;Toen verhaalde ik hem hoe ik bij <span xml:lang="fr">l'hyène</span> was gekomen, mijne
+vergeefsche pogingen om te ontvluchten en eindelijk het voorgevallene
+van den afgeloopen nacht. De commissaris geloofde mij volkomen <span class="pagenum" title="44">&nbsp;</span><a id="p_44"></a>en
+beloofde voor mij te zullen doen wat hij kon. Voorloopig wees hij mij
+een kamertje aan in het gebouw der wacht, waar ik kon verblijven.</p>
+
+<p>&mdash;Terwijl wij nog aan het praten waren, kwamen de agenten aan met
+<span xml:lang="fr">l'hyène</span>. De moordenaar was zoo dronken, dat hij niet wist wat er met hem
+gebeurde. Men had de deur opengeslagen en hem smoordronken op den vloer
+gevonden; zijne arrestatie leverde dus geene moeilijkheden op. Na het
+huis te hebben laten bezetten, begaf ik mij met den commissaris er heen.
+Men haalde de kast weg en opende die op mijne aanwijzing; er kwam voor
+eene enorme waarde uit aan bank- en ander geldswaardig papier, aan goud-
+en zilvergeld en aan kostbaarheden. Langer dan tien jaren had <span xml:lang="fr">l'hyène</span>
+zijn vuig handwerk met ongehoord succes gedreven, en de voorwerpen, die
+hier voor den dag kwamen, waren die, welke de politie sinds jaren had
+gezocht.</p>
+
+<p>&mdash;Gedurende zijn proces, als ik mijne verklaring moest afleggen, scheen
+het of <span xml:lang="fr">l'hyène</span> zich op mij wilde werpen om mij te dooden. Doch het waren
+juist deze aanvallen van woede, die zijne schuld bewezen. Ten laatste
+bekende de schurk dan ook met eene onbeschofte koelbloedigheid en op
+uittartenden toon. Zijne veroordeeling volgde nu spoedig; de ellendeling
+ging voor levenslang naar de galeien.</p>
+
+<p>Hier hield de kapitein een oogenblik op.</p>
+
+<p>&mdash;Verduiveld, waarde kapitein! zeide de luitenant, gij hebt geen
+pleizierige jeugd gehad. Welk een verschrikkelijk leven met zoo'n
+ellendeling, en wat moet gij een moed en tegenwoordigheid van geest
+gehad hebben, om dien ellendigen bandiet zoo te blinddoeken.</p>
+
+<p>&mdash;Nu ja, zeide de kapitein, het spreekwoord zegt: de gelegenheid
+maakt den dief, maar de gelegenheid maakt ook den held. Men moet in
+zoodanige omstandigheden hebben verkeerd om te begrijpen, welk eene
+tegenwoordigheid van geest, welk eene geslepenheid en moed bij u door
+het gevaar ontwikkeld worden.&mdash;Maar laat ik voortgaan met mijn verhaal.</p>
+
+<p>&mdash;Om mij, zooals de commissaris had beloofd, eene betrekking of
+ten minste iets te bezorgen, waarvan ik kon leven, was lang geene
+gemakkelijke zaak, om de eenvoudige reden dat ik niets kende. Er was
+geen handwerk, geen ambacht waarvan ik iets verstond, en zoo kwam het
+dat de goede man zich tevergeefs moeite gaf mij iets te bezorgen,
+waarvoor ik te gebruiken was.</p>
+
+<p>&mdash;Omstreeks dien tijd kwam een groot paardenspel Parijs bezoeken. Mijn
+beschermer, die met den directeur van dien circus <span class="pagenum" title="45">&nbsp;</span><a id="p_45"></a>natuurlijk veel te
+maken had, zeide op zekeren dag tot mij: »Wel, jonge vriend! zoudt ge
+ook genegen zijn om stalknecht te worden?&rdquo;</p>
+
+<p>»Wel waarom niet,&rdquo; zeide ik.</p>
+
+<p>»Ja, ziet ge,&rdquo; zeide de commissaris, »daar gij van fatsoenlijke familie
+zijt, dacht ik dat zulk werk u zou tegenstaan.&rdquo;</p>
+
+<p>»Wel komaan,&rdquo; antwoordde ik<ins class="corr" id="corr19" title="Niet in Bron.">,</ins> »werken is geen schande, zelfs het minst
+geachte niet; 't is maar de vraag, of ik tot dat werk in staat ben.&rdquo;</p>
+
+<p>»O, wat dat betreft,&rdquo; zeide de commissaris, »wees daarover gerust. Het
+leert spoedig aan en bovendien heeft men aan mij verplichting, en zal
+men om mijnentwil geduld met u gebruiken.&rdquo;</p>
+
+<p>»Goed,&rdquo; zei ik, »ik dank u bij voorbaat, maar waar zal ik worden
+geplaatst?&rdquo;</p>
+
+<p>»In den circus,&rdquo; antwoordde de commissaris.</p>
+
+<p>»Komaan,&rdquo; riep ik verheugd uit, »dat zal wel gaan!&rdquo;</p>
+
+<p>»Eén ding moet ik u nog zeggen,&rdquo; zei mijn beschermer; »de menschen in
+uwe nieuwe omgeving zijn ruwe lieden, maar geen schurken, en met uwe
+beginselen zult ge ook daar een eerlijke jongen blijven; daarvan ben ik
+overtuigd.&rdquo;</p>
+
+<p>&mdash;En ziedaar mij weldra als stalknecht in den circus Remenz. Ik was
+toen zestien jaar en, hoewel veel grooter geworden, had ik mijne
+slankheid behouden. Op zekeren dag viel het oog van den directeur
+op mij, en na een kort gesprek werd ik van stalknecht bevorderd tot
+adspirant-kunstrijder. Elken dag les ontvangende, en dit gevoegd bij
+mijne natuurlijke vlugheid en gewilligheid, werd ik spoedig bekwaam
+genoeg om eene plaats te verwerven als kunstrijder in den circus. Ik
+kon thans fatsoenlijk maar schamel leven, toen er op zekeren dag iets
+gebeurde, dat voor goed eene wijziging in mijn levensloop bracht.</p>
+
+<p>&mdash;Het was op een Zondag, dat ik vóór onze tent op en neer loopende in
+gesprek met een mijner kunstbroeders een open rijtuig bespeurde met twee
+fraaie paarden bespannen, dat hollende de straat afkwam. Het volk vloog
+overal uit den weg, de koetsier schreeuwde luide en de twee dames, die
+in het rijtuig zaten, hielden zich angstig vast. Zonder mij lang te
+bedenken was ik in een paar sprongen naast het hollend gespan, greep de
+teugels en slingerde mij op de paarden, die ik weldra tot staan kreeg.
+Voor mij als kunstrijder beteekende dat geheele geval niets, doch dit
+nam niet weg, dat iedereen mij toejuichte. Hartelijk bedankt door de
+dames, verwijderde ik mij. Des anderen daags 's morgens kwam een heer,
+in de uniform van kolonel bij de cavalerie, mij zijn dank betuigen <span class="pagenum" title="46">&nbsp;</span><a id="p_46"></a>voor
+de redding zijner vrouw en dochter. Verlangend iets voor mij te doen,
+sloeg hij mij voor in dienst te treden bij zijn korps, mij plechtig
+belovende alles voor mij te doen om mij den rang van officier te doen
+verkrijgen. Reeds lang was ik het wisselvallige en onaangename van het
+zwervende leven van kunstrijder moede, en het kostte mij niet veel
+moeite het vaarwel te zeggen. Ik nam het aanbod van den kolonel aan
+en trad in den krijgsdienst. Mijne geoefendheid in het rijden deed
+mij spoedig bevorderen tot instructeur om de recruten het rijden te
+leeren en paarden af te richten. Intusschen hield de kolonel woord en
+verschafte mij de gelegenheid tot studeeren, waardoor ik, dank zij zijne
+bescherming, binnen acht jaren luitenant was.</p>
+
+<p>&mdash;<ins class="corr" id="corr20" title="Bron: Nn">Nu</ins> had ik eene fatsoenlijke positie in de wereld verworven. Gehoor
+gevende aan de verhalen, die onder mijne wapenmakkers gedaan werden
+van het avontuurlijke leven in Algerië, verkreeg ik na een paar jaren
+eene overplaatsing derwaarts, waar ik na eenige met succes bekroonde
+ontmoetingen met de Arabieren en Kabylen tot mijn tegenwoordigen rang
+werd bevorderd. Ik huwde met de dochter van een mijner chefs, die mij
+echter, helaas! te spoedig ontviel na mij twee kinderen te hebben
+geschonken.</p>
+
+<p>&mdash;Ziedaar, zoo eindigde de kapitein, het verslag van mijn kort doch veel
+bewogen leven.</p>
+
+<p>Het was intusschen laat geworden. De hemel was nog altijd even schoon en
+beloofde een mooien dag. Selam was een paar uren gaan slapen en Mohammed
+had zijne plaats ingenomen. In het kleine kamp heerschte de grootste
+rust, en onze vrienden legden zich mede ter ruste om den volgenden dag
+reeds vroeg op weg te gaan.</p>
+
+<div class="chend"></div>
+
+<h2><a id="VI"></a>VI.</h2>
+
+<p class="subh2">DE MONSTERPAD EN DE WITTE EZEL VAN SELAM.</p>
+
+<p>De opkomende zon kleurde nauwelijks den hemel met roode tinten, of er
+begon leven te komen in het kleine kamp<ins class="corr" id="corr21" title="Bron: ,">.</ins> Selam, de onvermoeide, die
+slechts een paar uren geslapen en daarna de plaats van Mohammed
+ingenomen had, was reeds druk in de weer. Hij wekte Mohammed en de
+drijvers en riep hun op tot het gebed. Men spreidde den kapmantel op den
+grond uit, knielde daarop met <span class="pagenum" title="47">&nbsp;</span><a id="p_47"></a>het aangezicht naar het Oosten gekeerd,
+en vervolgens een handvol aarde nemende wreven zij daarmede hunne armen
+en beenen, het hoofd en de voeten alsof zij zich waschten; daarna
+maakten zij onder het mompelen van gebeden allerhande bewegingen, bogen
+nu het gelaat in het gras, lagen op de knieën, sprongen dan weder op of
+hieven de handen biddend omhoog. Het was het eerste gebed van de vijf,
+die de Mahomedaan verplicht is elken dag te doen. Op een wenk van Selam
+stond men weder op en ging aan het werk; terwijl de drijvers ijverig
+bezig waren de bagage op de kameelen te laden, maakte Selam met zijn
+vriend Mohammed het ontbijt gereed, ondertusschen een oog houdend over
+het opladen der kameelen.</p>
+
+<p>Luitenant Frank, altijd met de zon uit de veeren, had nauwelijks de
+drukte van het ontwaken bespeurd, of hij stond op en wekte zijne
+vrienden. IJlings maakte men zich gereed om weder op marsch te gaan, en
+na te hebben ontbeten zette de kleine stoet zich weder in beweging.
+Ditmaal reed Selam met Mohammed vooraan, daarop volgden de kameelen en
+onze drie vrienden maakten de achterhoede uit.</p>
+
+<p>De dag was schoon. De zon nog niet zoo brandend als op den dag, stelde
+hen in staat goed door te marcheeren. De weg liep door een zeer
+afwisselend terrein. Welig groen, doorvlochten met prachtige bloemen,
+zag het oog allerwegen; ook uitgestrekte bebouwde velden met rogge en
+gierst bezet. Hier een heuvel, bedekt met een kleed van frisch groen
+en met fraaie boomheesters, dáár een dal met kreupelhout begroeid,
+waarboven overal vijgeboomen, aloë's en palmen uitstaken, hier eene wijd
+uitgestrekte groene vlakte, daar ginds voor hen uit eene lange rij
+blauwe bergen. Doch nergens ontwaarde men een levend wezen. Zoo reed men
+voort, pratend en lachend. Een zacht frisch koeltje deed eene aangename
+uitwerking en verfrischte allen.</p>
+
+<p>Met het klimmen van de zon begonnen hare stralen ook meer te branden.
+Het was omstreeks tien uur in den morgen en reeds was de hitte
+ondraaglijk. Een eind voor den troep uit bespeurde men een lagen berg.
+Hij bestond uit een steenachtigen grond met bosch en liep zeer steil op.
+De luitenant en de kapitein reden er heen op de ezels van Selam en
+Mohammed, wijl hij niet zeer geschikt was te paard bestegen te worden.
+Niet zonder moeite kwam men op den top aan, vanwaar men een prachtig
+uitzicht had over de omliggende landstreek en den Atlantischen Oceaan,
+die zich heel in de verte als een blauw vlak uitstrekte. Mohammed, die
+hen te voet was <span class="pagenum" title="48">&nbsp;</span><a id="p_48"></a>gevolgd, wees hun eenige zeilen, die hij met zijne
+scherpe oogen op dien verren afstand bespeurde. Inderdaad onderscheidde
+men een paar schepen met volle zeilen. Het geleken op dien afstand een
+paar watervogels, die, met de witte vlerken uitgespreid, zachtjes over
+het water zweefden om hun buit te bespieden. Omlaag zag men den troep
+reeds een heel eind vooruit, en men haastte zich den berg af te gaan,
+wat niet zonder gevaar geschiedde. De luitenant had nog een paar
+prachtige kevers gevonden, zeer zeldzame exemplaren, en Mohammed had
+onder het afstijgen een hagedis betrapt, die zeer klein was maar
+schitterde met allerlei kleuren.</p>
+
+<p>Toen men weder bij het gezelschap was, zeide Selam:</p>
+
+<p>&mdash;Dat is de Roode Berg; wij hebben reeds een goeden marsch gemaakt en
+als mijnheer het vergunt om ginds in de schaduw dier boomen een paar
+uurtjes te rusten om ons wat te verfrisschen, dan kunnen wij vóór den
+nacht nog Had-el-Garbia bereiken, dat aan gindsche zijde dier bergketen
+ligt.</p>
+
+<p>De luitenant en de kapitein keurden het goed, en na verloop van een uur
+zat men te rusten onder het dichte lommer van eene fraaie boomgroep. De
+hitte was dan ook onuitstaanbaar. De luitenant haalde zijn schetsboek
+voor den dag en maakte zijne eerste schets van een Arabisch landschap,
+terwijl Dries zich behaaglijk in het zachte groen uitstrekte en de
+kapitein eenige aanteekeningen in zijn dagboek opschreef. Wat de
+drijvers Mohammed en Selam betreft, deze gaven zich met innig welbehagen
+over aan dien trek naar rust, die den Arabieren en Mooren eigen is.</p>
+
+<p>Na eene verkwikkende rust ging men weder op weg. De hitte was nu ten
+minste draaglijk. De landstreek was afwisselend, maar eenzaam. Geen
+enkel persoon ontmoette men, en men bereikte tegen den nacht eene plek
+waar het kamp werd opgeslagen. Een weinig links af bevond zich
+Had-el-Garbia.</p>
+
+<div class="figcenter" style="width: 345px;">
+<span class="pagenum" title="-">&nbsp;</span><a id="p_48a"></a>
+
+<a href="images/ill_p048a.png"><img src="images/ill_p048a-t.png" width="345" height="504" alt="Eindelijk deed het dier een paar sprongen, welke het aan de voeten van den kapitein brachten. Bladz. 50." title="Klik voor vergroting (1036×1511px, 409kb)" /></a>
+<div class="caption">Eindelijk deed het dier een paar sprongen, welke het aan de voeten van den kapitein brachten. <a href="#p_50">Bladz. 50</a>.</div>
+
+<span class="pagenum" title="-">&nbsp;</span><a id="p_48b"></a>
+</div>
+
+<p>Na de afmattende hitte van den dag gevoelde iedereen lust om te rusten,
+en toen de tenten opgeslagen waren en de beesten op een paar meters
+afstand vóór de tenten op eene rij waren vastgemaakt, begaf elkeen zich
+ter ruste. In de kleine tent was behalve Selam, die de wacht hield,
+weldra ieder in een diepen slaap. Niet alzoo in de groote tent.
+Nauwelijks had men zich nedergelegd, of een zwerm insecten rukte
+van alle kanten aan. Vliegend, kruipend, loopend kwam dat heir van
+ongedierte onze vrienden plagen. Dries was zoo afgemat, dat hij ondanks
+de insecten weldra sliep als een os. De luitenant verdroeg alles met
+kalmte, bleef rustig liggen en knipte slechts nu en dan het een of ander
+dier, dat hem te veel hinderde, <span class="pagenum" title="49">&nbsp;</span><a id="p_49"></a>met den vinger weg. Tegen de muskieten
+had hij zich gewapend met eene sigaar, aanhoudend dikke rookwolken
+uitblazend, zoodat hij weldra geheel in den dikken blauwen welriekenden
+rook van zijne manilla gehuld was. Doch kapitein <span xml:lang="fr">Daumas</span> had het 't ergst
+van allen te verantwoorden. Nauwelijks <ins class="corr" id="corr22" title="Bron: neergevleid">neergevlijd</ins> sprong hij op,
+eene verwensching uitstootende, liep met zijn zakdoek te wuiven, en
+sloeg en trapte naar alle kanten, zonder de zoozeer gewenschte rust te
+kunnen vinden.</p>
+
+<p>&mdash;Doe als ik, vriend! zeide de luitenant, die geheel onzichtbaar was.</p>
+
+<p>&mdash;<span xml:lang="fr">Parbleu!</span> riep de kapitein toornig uit, dat kan ik niet, dat duivelsche
+goed bijt en steekt me om er razend van te worden. Voorwaar, men moet
+een liefhebber van insecten zijn zooals gij, om te kunnen slapen met dat
+vieze goed bij en rondom u.</p>
+
+<p>De luitenant lachte.</p>
+
+<p>&mdash;<span xml:lang="fr">Sacrebleu!</span> riep de kapitein uit, ik ga naar buiten. En hij liep
+wanhopig de tent uit.</p>
+
+<p>Daarbuiten zat Selam voor zijne tent. De kapitein naderde hem stil en
+legde de hand op zijnen schouder. De Moor gaf geen teeken van schrik,
+maar draaide bedaard het hoofd om.</p>
+
+<p>&mdash;Ga slapen, mijn jongen! zeide de kapitein, ten minste als ge kunt. Ik
+kan 't niet en zal dus blijven waken. Zoodra ik lust heb om te gaan
+slapen, zal ik Mohammed wekken.</p>
+
+<p>De Moor weifelde.</p>
+
+<p>&mdash;Vergeef mij, heer! zeide hij, maar er wonen hier dichtbij Arabieren;
+ze zouden wel eens kunnen pogen te stelen. Als u het mij wilt vergunnen,
+blijf ik liever op.</p>
+
+<p>&mdash;Wees gerust, Selam! antwoordde de kapitein, ik ben vertrouwd met dat
+volkje. Ik heb lang genoeg oorlog met hen gevoerd om hunne streken te
+kennen. Gij kunt mij uwe taak gerust toevertrouwen.</p>
+
+<p>De Moor boog het hoofd; hij was voldaan, en ijlings in de tent gaande,
+sliep de brave jongen spoedig.</p>
+
+<p>De kapitein zette zich weder in de schaduw van de tent, waarin Selam was
+verdwenen. Met den rug naar de tent gekeerd, kon hij in den helderen
+nacht den omtrek en de lastdieren zonder moeite gadeslaan. Nadat de
+kapitein eenigen tijd had rondgezien om zijne oogen aan het duister te
+gewennen, vermaakte hij zich met op den grond naar de insecten te turen,
+die zich door hun geluid of lichtgevend vermogen deden bespeuren. Een
+voorwerp ter grootte van eene groote rat bewoog zich naar hem toe. Nu en
+dan zat het stil en dan sprong het weder eensklaps op, om naar het een
+of ander <span class="pagenum" title="50">&nbsp;</span><a id="p_50"></a>vliegend insect te happen. De kapitein martelde zijne hersens
+te vergeefs af, welk dier dat toch wel kon zijn; maar hoe hij ook
+nadacht, hij kon maar niet begrijpen wat het was. Het liep niet zooals
+een zoogdier, maar het sprong met korte tusschenpoozen en bewoog zich
+log voort. Twee oogen glinsterden als kleine vuurbollen. De kapitein
+begreep, dat hij door zich te bewegen het dier zou verjagen, en zijne
+nieuwsgierigheid was te zeer gaande gemaakt om niet te willen weten,
+welk dier hij voor had. Eindelijk deed het dier een paar snelle
+sprongen, welk het tot aan de voeten van den kapitein brachten. Nu of
+nooit, dacht hij, en snel den arm uitstrekkend greep hij het bij een
+poot vast.</p>
+
+<p>&mdash;Te duivel, mompelde hij, wat is dat koud!</p>
+
+<p>Hij liep er snel de tent mede in, ontstak een licht en liet opeens vol
+afschuw het dier vallen. Het was eene reusachtige pad. Maar even snel
+bedacht de kapitein zich en greep haar weder vóór zij den tijd had gehad
+zich weg te maken.</p>
+
+<p>Het dier bood eene mengeling van schoons en terugstootends aan. De huid
+zat vol groote en kleine wratten, die het dier er afzichtelijk deden
+uitzien. Het pronkte met allerlei kleuren en de vurige roode oogen
+schitterden als waren zij van goud.</p>
+
+<p>&mdash;Ha, ha, vriendin pad! zeide de kapitein, dat is eene vondst, die wat
+waard is; daar zal ik den luitenant morgen eens mede verrassen. En hij
+bond haar een koordje om een der pooten en zette haar op den grond.</p>
+
+<p>De pad, na een paar malen te vergeefs gepoogd te hebben weg te springen,
+bleef stil zitten en keek den kapitein met hare groote gouden oogen aan.</p>
+
+<p>&mdash;Je ziet er nog al verstandig uit, hoor! zei de kapitein lachend; ik
+geloof, dat ik je wel zou kunnen africhten als een hondje! en hij begaf
+zich weer naar buiten.</p>
+
+<p>Het weer begon eenigermate te veranderen. De sterren verdwenen van
+lieverlede en er kwam een natte koele nevel opzetten. De kapitein ging
+de tent in, stak eene pijp op, sloeg zijn mantel om en ging weder
+zitten. Hij had reeds langer dan twee uren de wacht gehouden en was
+huiverig geworden door de kille atmosfeer; hij besloot ten laatste
+Mohammed te wekken en te gaan slapen. Doch juist toen hij wilde opstaan,
+vernam hij een licht gedruisch. Kapitein <span xml:lang="fr">Daumas</span> luisterde, doch vernam
+niets meer. »Het zal het een of ander dier zijn geweest, dat jacht maakt
+op insecten&rdquo;, mompelde hij, en hij wilde opstaan, toen hij op eens den
+witten ezel van Selam, die aan het eind der lijn stond, den kop zag
+omwenden als trok <span class="pagenum" title="51">&nbsp;</span><a id="p_51"></a>iets buitengewoons zijne opmerkzaamheid.&mdash;»Verduiveld&rdquo;,
+zeide de kapitein, »zou er iets aan de hand zijn? Laten wij op onze
+hoede zijn.&rdquo;</p>
+
+<p>Nauwelijks had hij dit gezegd, of een vreemd geluid trof zijn oor. Het
+was alsof men iets met een bot mes wilde doorsnijden, wat niet gelukte.
+De kapitein dook omlaag en strekte zich plat op den grond uit. Hoe
+weinig het ook was, toch had de kapitein een zacht geritsel gemaakt en
+oogenblikkelijk hield het geluid op. Doch een paar minuten daarna, toen
+de kapitein reeds meende dat hij zich had bedrogen, hoorde hij het
+opnieuw, doch slechts een oogenblik, toen was het doodstil.</p>
+
+<p>&mdash;<span xml:lang="fr">Mordieu!</span> mompelde de kapitein; wat gaat hier om, de duivel hale me als
+ik het weet.</p>
+
+<p>Hoewel hij nu, daar hij niets meer hoorde, een weinig gerustgesteld was
+en dacht dat zijne verbeelding hem een poets had gespeeld, bleef de
+kapitein niettemin het oog houden op den witten ezel van Selam, die door
+zijne kleur, ondanks de duisternis en den nevel, goed zichtbaar was.
+Opeens keek de kapitein scherp uit en bleef eenige oogenblikken liggen
+turen, alsof hij de duisternis doorboren wilde.</p>
+
+<p>&mdash;<span xml:lang="fr">Sacre!</span> mompelde hij zacht, als ik het niet beter wist, zou ik zeggen
+dat de witte een eind verder stond dan daareven. En dat kan toch niet,
+want het touw, waarmede hij aan de lijn gebonden is, is toch niet langer
+dan een paar voet. Of zou de nevel mij misleiden. Ja, dat zal het zijn,
+zeide de kapitein, de nevel wordt hoe langer zoo dikker en onttrekt de
+voorwerpen aan mijn oog. Maar <span xml:lang="fr">mordieu!</span> zeide hij opeens verbaasd, toen
+hij toevallig het hoofd rechts wendde, het eerste paard is weg. <span xml:lang="fr">Sacré
+Dieu!</span> zou de nevel ook daarvan de oorzaak zijn?</p>
+
+<p>En met één sprong was hij aan het andere einde der lijn.</p>
+
+<p>Het eerste paard, dat van den kapitein, was verdwenen; het doorgesneden
+touw hing aan de lijn.&mdash;Ha, ha! mompelde de kapitein, was het dàt wat ik
+hoorde. Wacht, schavuiten! dat zal ik je betaald zetten. Hij liep naar
+het andere einde der lijn; ook de witte ezel was verdwenen.</p>
+
+<p>&mdash;Komaan, zeide de kapitein, knap gedaan! en voorzichtig liep hij naar
+de tent en greep Selam bij den schouder. De brave gids, die om zoo te
+zeggen met open oogen sliep, was in een oogwenk overeind.&mdash;Ik kom, zeide
+hij, denkende dat de kapitein hem wenkte om de wacht te betrekken.</p>
+
+<p>&mdash;Spoedig, spoedig! zeide de kapitein, men heeft mijn paard en je witten
+ezel gestolen; voort! anders pakken wij de schavuiten niet! <span class="pagenum" title="52">&nbsp;</span><a id="p_52"></a>en met
+groote sprongen snelde hij de hoogte af waarop men gelegerd was, op den
+voet gevolgd door Selam.</p>
+
+<p>De kapitein rende voort. Met de vlugheid van een gems sprong hij over
+steenen en struiken, dook onder overhangende boomtakken door en wrong
+zich door het dichte groen, dat hem overal den weg versperde.</p>
+
+<p>&mdash;Vooruit, Selam, vooruit jongen! riep de kapitein zacht tot den gids,
+die eensklaps bleef staan.</p>
+
+<p>&mdash;Halt! riep deze even zacht, luister, hier zijn de schelmen, hier links
+af, kapitein!</p>
+
+<p>De kapitein bleef eene seconde staan. Aan den linkerkant liep een smal
+voetpad. Daar hoorde men eene toornige stem op onderdrukten toon
+allerlei Arabische vervloekingen uiten, vergezeld van het toebrengen van
+slagen.</p>
+
+<p>&mdash;'t Is de witte, zei Selam zacht, het beest heeft zeker bemerkt, dat
+hij in vreemde handen is, of hij heeft een aanval van koppigheid.</p>
+
+<p>De kapitein dook in elkaar en kroop als eene slang over het hobbelige
+pad, gevolgd door Selam. Nog eenige oogenblikken en men was er. Dáár
+stond de witte ezel van Selam, en schopte en sloeg om zich heen zonder
+voort te willen. De Arabier vloekte. Een weinig verder stond een tweede,
+met het paard bij den teugel vastgegrepen, woedend over de vertraging,
+die den zoo slim uitgevoerden diefstal geheel kon doen mislukken.</p>
+
+<p>&mdash;Blijf hier, fluisterde de kapitein aan Selam's oor; ik zal maken bij
+den voorsten schurk te komen; zoodra gij mijne stem hoort, valt gij
+dezen aan. Hij kroop rechtsaf in de schaduw van het lage houtgewas
+voort. Een paar takken kraakten door zijne bewegingen, maar, dank zij
+het leven dat de ezel maakte, hoorden de dieven het niet.</p>
+
+<p>Opeens sprong den kapitein op, en den kerel die zijn paard aan den
+toom hield in den nek grijpend, donderde hij hem toe:&mdash;Halt, ellendige
+roover! Op hetzelfde oogenblik sprong ook Selam als een tijger op zijne
+tegenpartij en wierp den man op den grond. Selam had spoedig zijnen
+vijand onder de knie en hield hem in bedwang met het breede mes, dat hij
+boven het hoofd van den dief liet flikkeren, doch de kapitein, hoewel
+ongewapend, had toch niet geaarzeld den dief aan te vatten. Hij had dus
+alleen zijnen krachtigen arm tot wapen en eene hevige worsteling volgde.
+Selam, voor hem bevreesd, poogde hem het mes toe te reiken. Van dit
+oogenblik trok de dief partij en trachtte zich los te maken van zijnen
+bespringer. Doch snel greep Selam den roover bij het hoofd <span class="pagenum" title="53">&nbsp;</span><a id="p_53"></a>en het een
+weinig opheffend, smakte hij het op den rotsigen grond, zoodat de kerel
+bewusteloos bleef liggen. Toen sprong hij op en snelde den kapitein te
+hulp.</p>
+
+<p>Het was tijd ook, want diens tegenpartij had zich van het mes, dat
+op den grond was gevallen, meestergemaakt en bedreigde daarmede den
+kapitein. Selam, het gevaar ziende, waarin deze verkeerde, brak
+bliksemsnel een tak af en gaf den roover een geduchten slag op den
+schedel. De dief liet het hoofd vallen, breidde de armen uit en het mes
+ontviel aan zijne hand.</p>
+
+<p>Nu stond de kapitein op en Selam de hand drukkend, zeide hij met bewogen
+stem:&mdash;Ge zijt een brave knaap, Selam! het was tijd, dat ge mij te hulp
+kwaamt.</p>
+
+<p>Intusschen deed Selam een koord van zijn middel, bond den bedwelmden
+roover stevig vast en wierp hem over het paard. Toen hij echter een paar
+stappen terugging naar den anderen dief, was deze verdwenen.</p>
+
+<p>&mdash;Bij Allah! zeide Selam, ik had hem toch vrij onzacht tegen de steenen
+gesmakt.</p>
+
+<p>&mdash;<span xml:lang="fr">Parbleu!</span> voegde de kapitein er lachend bij, ik geloof u wel; ik hoorde
+den smak daar ginds. Als het een fatsoenlijk Christen was geweest,
+zouden hem de hersens uit den kop zijn gepuild, maar die vervloekte
+Arabieren hebben schedels van ijzer.</p>
+
+<p>&mdash;Hij heeft wijs gedaan met zich uit de voeten te maken, zei Selam. Hij
+heeft er een duchtig pak slaag mede uitgewonnen. Maar het spijt mij, dat
+hij ontkomen is.</p>
+
+<p>&mdash;Laat den schurk loopen, zei de kapitein; ik geloof, dat hij er wel
+genoeg van zal hebben om vooreerst weer uit stelen te gaan.</p>
+
+<p>Binnen weinige oogenblikken had men het kamp bereikt en de dieren weder
+vastgebonden, en daar de nevel hoe langer hoe dikker werd, legde Selam
+een flink vuur aan, welks schijnsel de geheele plek verlichtte.</p>
+
+<p>&mdash;Ik zeide het u wel, zei Selam, toen men bij het vuur zat; die
+schavuiten zijn uitgeleerd in het stelen. Door op den buik tusschen de
+dieren te kruipen konden zij de touwen doorsnijden, en hebben zij de
+slaperige beesten met kleine rukken zoo ver naar zich toe getrokken,
+tot zij buiten het gezicht waren. Ze hebben er terecht dezen nacht voor
+uitgekozen, want de nevel maakt het moeilijk op eenigen afstand de
+voorwerpen te onderscheiden.</p>
+
+<p>&mdash;De witte ezel heeft hun eene leelijke poets gespeeld, zei de kapitein.
+Zonder zijne koppige bui zouden de roovers reeds een goed eind
+zijn vooruitgekomen, en wij hadden de beesten misschien <span class="pagenum" title="54">&nbsp;</span><a id="p_54"></a>niet meer
+teruggezien.&mdash;Maar komaan, ik ga slapen, zei de kapitein; roep Mohammed,
+opdat hij met u wake, zij zullen heden nacht niet meer komen. Laat den
+dief gebonden liggen, zoodat gij het oog op hem kunt houden. Bij de
+minste poging van hem om weg te komen, schiet ge hem door den kop;
+wanneer ge iets bemerkt, dat u onraad doet vermoeden, wek ons dan!</p>
+
+<p>De kapitein trad de tent binnen en sloot ze goed dicht. De groote pad
+zat nog altijd vast en was bezig de insecten op te happen, die door de
+tent liepen en vlogen.&mdash;Ha, ha, zeide de kapitein, gij komt van pas! Hij
+bevestigde nog een langer touw aan het korte koord, zoodat de pad door
+de geheele tent kon rondspringen; toen legde hij zich ook neder en sliep
+weldra rustig in.</p>
+
+<p>Intusschen had Selam, ingevolge den raad van den kapitein, Mohammed
+gewekt, en beide vrienden zaten nu rookende lustig te praten over het
+avontuur van zooeven.</p>
+
+<p>Een paar meter van hen af lag de Arabier nog steeds onbeweeglijk en de
+twee Mooren, bekend met de taaiheid van die lieden, lieten hem stil
+liggen. Echter kon men, nauwkeurig toeziende, het lichaam van den kerel
+nu en dan flauw zien bewegen.</p>
+
+<p>&mdash;Wil ik u eens wat zeggen, zei Selam opeens fluisterend tegen Mohammed,
+na eenige oogenblikken scherp naar den gevangene te hebben gekeken, ik
+wed, dat de kerel op het oogenblik evenmin flauw ligt als wij, maar dat
+de fielt bezig is zijne banden door te knagen. Zie zijn lichaam gedurig
+ineenkrimpen, en zijn aangezicht is bijna geheel verborgen. O! de
+Arabier heeft tanden als eene rat!</p>
+
+<p>&mdash;Inderdaad, antwoordde Mohammed, ik geloof dat ge gelijk hebt, wat
+moeten we doen?</p>
+
+<p>&mdash;Stil, zei Selam, beweeg u niet; ziehier! en hij toonde hem de revolver
+van den kapitein, dien deze uit voorzorg aan Selam had gegeven.</p>
+
+<p>Schijnbaar onverschillig met elkaar sprekende, hielden de beide Mooren
+den gevangene evenwel gestadig in het oog. Deze bewoog zich vrij sterk
+en men hoorde hem diep en zwaar adem halen. Plotseling sprong hij op; de
+banden, waarmede zijne handen waren gebonden, vielen op den grond, en
+onder het uitstorten van een vloed van scheldwoorden stoof de dief met
+groote sprongen de hoogte af.</p>
+
+<p>Maar even snel knalde een schot; de kerel stiet een kreet van woede uit,
+doch liep voort en was in een paar sprongen in het struikgewas
+verdwenen.</p>
+
+<p>&mdash;Laat hem loopen! zeide Selam tot Mohammed, die zich in <span class="pagenum" title="55">&nbsp;</span><a id="p_55"></a>het hout wilde
+begeven. Hij heeft eene goede les ontvangen; de kogel trof hem in het
+been. Het is zóó misschien beter, dan dat we hem met stokslagen hadden
+gestraft. Dat gespuis zou ons misschien zijn gevolgd om wraak te nemen
+over het pak slaag, dat zij van ons ontvingen, wat zij om een kogel niet
+zullen doen.</p>
+
+<div class="chend"></div>
+
+<h2><a id="VII"></a>VII.</h2>
+
+<p class="subh2">ALKAZAR-EL-KIBIR.</p>
+
+<p>Het schot van Selam en het daarop gevolgde rumoer had intusschen
+iedereen wakker doen worden. Doch spoedig gerustgesteld door de
+eenparige verklaring van Selam en Mohammed, besloot men, daar het reeds
+dag begon te worden, het kamp maar op te breken.</p>
+
+<p>Men vertrok onder druk gepraat en allerlei grappen over de avonturen van
+den afgeloopen nacht. De monsterpad was door den luitenant in eene doos
+geplaatst, met eene goede portie insecten bij zich tot voedsel, en bij
+de bagage geborgen. De nevel, die bijna den geheelen nacht over het land
+had gehangen, was nog niet opgetrokken en deed onze reeds aan de warmte
+gewende reizigers van koude klappertanden. Meer dan drie uren reed men
+in de mantels gehuld voort, en de luidruchtige vroolijkheid, die anders
+bij de karavaan heerschte, was verdwenen. De koude en vochtige lucht
+deed iedereen onaangenaam aan. Selam was de eenige, die nu en dan een
+woord sprak, als hij zijnen viervoetigen vriend op den hals klopte en
+streelde en hem prees over zijn goeden smaak om niets gemeen te willen
+hebben met gemeene dieven.</p>
+
+<p>Zoo ging men voort. Het terrein leverde gelukkig niet veel moeilijkheden
+op, want de nevel zou hen anders menige poets hebben gespeeld. Het was
+een zacht golvend terrein, overal doorsneden met paden, die zich als een
+reusachtig netwerk door elkaar slingerden. Op den middag trok men een
+bergpas door tusschen een paar heuvelrijen, doch men had geen enkele
+ontmoeting. De nevel veroorloofde ook niet om zich heen te zien. Men
+maakte dien dag een langen tocht, en sloeg tegen den avond het kamp op
+aan de oevers van de Mkhacem.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="56">&nbsp;</span><a id="p_56"></a></p>
+
+<p>De koude en de weinige last, dien men daardoor van insecten had, deden
+ons gezelschap besluiten dien nacht eens goed uit te slapen, daar men
+den volgenden dag misschien weder de vroegere afmattende hitte zou
+hebben en dezelfde vreeslijke plaag van de insecten. Een uur nadat het
+kamp was opgeslagen, lag dan ook alles in diepe rust. Slechts Selam, de
+jeugdige, altijd onvermoeide Moor, zat bij het groote vuur, dat hij had
+aangelegd, diep in zijnen kapmantel gehuld, de sabel naast en zijn lang
+geweer achter zich, voor de tent met de grootste kalmte zijne pijp te
+rooken.</p>
+
+<p>De nacht beloofde voor den volgenden dag beter weer. Er kwam een zachte
+wind op, die den nevel vaneen scheurde en voor zich uitjoeg en den
+helderen sterrenhemel zichtbaar liet worden. Selam stond verheugd over
+deze verandering op, liet het vuur uitgaan en begaf zich insgelijks ter
+ruste na Mohammed te hebben gewekt.</p>
+
+<p>De morgen was schoon, en de dag beloofde warm te zullen zijn. De
+kapitein was een der eersten, die ontwaakt waren. Hij wierp zijne buks
+over den schouder en drong het lage hout in om eenige patrijzen of ander
+wild te schieten. Na verloop van een uur keerde hij terug. De jacht
+was gunstig geweest, want de kapitein bracht een half dozijn schoone
+patrijzen mede, welke hij aan Mohammed gaf om voor het ontbijt klaar te
+maken.</p>
+
+<p>Intusschen was het gezelschap van lieverlede ontwaakt, doch tegen zijne
+gewoonte maakte Selam geene toebereidselen om op weg te gaan. Hij was
+met Mohammed op zijn gemak bezig het ontbijt in gereedheid te brengen,
+en het scheen dat hij niet genegen was veel haast te maken.</p>
+
+<p>Verwonderd vroeg de luitenant naar de oorzaak dezer handelwijze.</p>
+
+<p>&mdash;Heer! zeide Selam, ik heb niet laten opladen, omdat u toch zeker
+Alkazar wel wil bezoeken.</p>
+
+<p>&mdash;Alkazar! riep de luitenant verrukt uit, Alkazar-el-Kibir bezoeken, dat
+geloof ik, Selam! Maar dat is, dunkt mij, eene reden te meer om spoedig
+te vertrekken.</p>
+
+<p>&mdash;Heer! zeide Selam, het ligt slechts een paar uren rijdens van hier,
+en daarom dacht ik, dat wij dezen morgen eens op ons gemak zouden
+ontbijten; wij zijn dan nog vóór de grootste hitte in Alkazar, en kunnen
+het tegen den namiddag verlaten om aan gene zijde der stad den nacht
+door te brengen.</p>
+
+<p>&mdash;Nu, daar heb ik niets tegen, zeide de luitenant. Maar wat zegt gij er
+van, kapitein?</p>
+
+<p>&mdash;O! riep deze opgewonden uit, Selam, Selam, je bent goud waard!
+Verbeeld je wat een ramp, als we Alkazar-el-Kibir waren <span class="pagenum" title="57">&nbsp;</span><a id="p_57"></a>voorbijgegaan.
+O, dat is een uitmuntend denkbeeld. Ziet, we zullen eerst smullen; een
+ontbijt met patrijzen, dat is eene weelde, welke wij ons niet elken dag
+kunnen veroorlooven. Daarna, na ons te hebben opgepoetst, gaan wij
+Alkazar bezoeken. O, Selam! gij onbetaalbare gids, ik zou u kunnen
+omhelzen van vreugde!</p>
+
+<p>Het ontbijt werd op den grond gezeten in het frissche groen gebruikt en
+onderwijl ontwikkelde zich een druk gesprek over Alkazar.</p>
+
+<p>&mdash;Maar, riep de kapitein op eens uit, welke stroom is dat, Selam, die
+hier aan onze voeten stroomt?</p>
+
+<p>&mdash;Het is de rivier de Mkhacem, heer! antwoordde Selam.</p>
+
+<p>&mdash;De Mkhacem, riep de kapitein uit, de Mkhacem, dat is een nevenstroom
+van den Koes of Loekos, den Lixos der Ouden, evenals de Oearroer. O! nu
+herinner ik het mij. En zich tot zijne vrienden wendende, ging de
+kapitein met groote levendigheid voort:</p>
+
+<p>&mdash;Wij zijn op gewijden grond, vrienden! gewijd door het bloed van
+duizenden en duizenden dapperen, gewijd door de grootsche daden hier
+verricht. Luistert, indien gij het niet reeds weet. Ongeveer drie
+honderd jaar geleden had hier de vreeslijke slag van Alkazar plaats, die
+Mulei Molok, Sultan van Marokko, leverde aan den Koning van Portugal. De
+volkomen overwinning, die de vereenigde Mooren, Arabieren, Berbers en
+Turken op de Christenen behaalden, deed al wat Mahomedaan was juichen.
+Het was op den vierden Augustus dat deze slag plaats had. Over dezen
+stroom lag toen de brug, over welke de weg naar Alkazar liep. Ziet,
+zeide de kapitein, dat moet daar geweest zijn; men kan nog duidelijk
+in de palen, die men daar aan weerszijden van den oever bemerkt, de
+overblijfselen van die brug bespeuren. Mulei Molok, van Alkazar komende,
+had zich daar bij de brug gelegerd; de koning van Portugal, van Arzilla
+komende, aan deze zijde. Hier in de vlakte langs de oevers van dezen
+stroom werd die bloedige slag gestreden. Mulei Molok, de dappere sultan,
+de bekwame veldheer, greep het, uit allerlei nationaliteiten bestaand
+leger der Christenen aan en versloeg het totaal. Duizenden lijken van
+de bloem van den Portugeeschen en Spaanschen adel, van hovelingen en
+priesters, van Spaansche soldaten en krijgslieden van Willem van Oranje,
+van Italiaansche, Fransche, Duitsche en andere gelukzoekers, van
+avonturiers uit alle oorden van Europa, die allen de vanen volgden van
+den dapperen doch ongelukkigen jeugdigen Sebastiaan, bedekten deze
+velden. Hier vertrad het paard van den Moor de rampzaligen, de kromsabel
+hieuw hen zonder genade neer en de stroom voerde de lijken mede van hen,
+die zich uit wanhoop in den vloed hadden geworpen.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="58">&nbsp;</span><a id="p_58"></a></p>
+
+<p><ins class="corr" id="corr23" title="Niet in Bron.">&mdash;</ins>Een kreet van schrik weerklonk door het beschaafd Europa, en een
+juichtoon steeg op van uit de belijders van Mahomed. Hier stierf koning
+Sebastiaan, getroffen door een geweerschot en twee sabelhouwen.
+Ginds blies de dappere Mulei Molok den laatsten adem uit, gezeten in
+zijn draagstoel en omringd door zijne officieren. Zoo woedde deze
+verschrikkelijke slachting, zoo vonden hier de hoofden der legerscharen
+hun einde, zoo ook vond de aanstoker en bewerker van dien oorlog,
+Mohammed de Zwarte, den dood in den stroom en zes duizend lijken van
+Christenen bleven op het slagveld.</p>
+
+<p>De luitenant en Dries hadden met aandacht zitten luisteren naar den
+kapitein, die onder het verhalen hoe langer hoe meer in vuur was
+geraakt.</p>
+
+<p>&mdash;Ik wist er van, zeide de luitenant, ofschoon mij niet al de
+bizonderheden, die gij ons verhaald hebt, bekend waren; ja, het moet
+eene vreeslijke slachting zijn geweest.</p>
+
+<p>&mdash;Wat Alkazar betreft, vervolgde de kapitein, daarvan kan ik u ook nog
+wel iets mededeelen. Alkazar-el-Kibir, dat zooveel als het groote paleis
+beteekent, is volgens de overlevering gesticht in de 12e eeuw door den
+Kalif Aboe-Yoessoef-Yakoeb-el-Mansoer, den overwinnaar van Alexos, waar
+hij Alphonsus IX van Castilië versloeg. De legende verhaalt, dat deze
+Kalif op zekeren dag, op de jacht zijnde, verdwaalde. Een arme visscher
+bracht den hem onbekenden vorst in zijne hut, nam hem gastvrij op en
+hielp hem op den rechten weg. Uit dankbaarheid liet de kalif zich op
+dezelfde plek een kasteel bouwen benevens eenige woningen. Dit was de
+oorsprong der stad, die langzamerhand zich daar uitbreidde tot eene
+bloeiende stad.</p>
+
+<p>Het gesprek, eenmaal op eene zoo onderhoudende manier aan den gang
+zijnde, duurde lang en was hoofdzakelijk gewijd aan bizonderheden
+omtrent den slag van het thans vervallen Alkazar en over hetgeen men
+daar hoopte te zien.</p>
+
+<p>Maar Selam, om alles denkende en niet geneigd noodeloos in eene
+afmattende hitte te reizen, kwam het gesprek afbreken met de tijding,
+dat het tijd was om op te breken.</p>
+
+<p>Alles was gereed. Men had slechts op te stijgen en voorwaarts te gaan.
+Reeds te voren had Selam de drijvers uitgezonden om eene doorwaadbare
+plaats in den stroom te zoeken. Men daalde af, doorwaadde den Mkhacem en
+na deze rivier trok men den Oearroer over. Men was toen in de vlakte op
+den weg naar Alkazar, dat men binnen een paar uren kon bereiken.</p>
+
+<p>Het was elf uur, toen men Alkazar naderde, want men had <span class="pagenum" title="59">&nbsp;</span><a id="p_59"></a>langzaam
+gereden, en de oude muren der stad, welke met kanteelen prijkten,
+ontwaarde men voor zich uit. Torens, minarets en palmboomen staken
+overal omhoog en de geheele stad was omringd door tuinen, wier groen
+en bloemen, met de groepen hooge palmen er tusschen, het geheel een
+verrukkelijk schoon aanzien gaven.</p>
+
+<p>Eene enkele maal kwam men een Arabier tegen, die, den gewonen groet
+wisselende, het gezelschap, voor zoover zijne onverschilligheid het
+veroorloofde, verwonderd nazag. Op korten afstand, hield men halt, sloeg
+het kamp op, liet de zorg daarvoor over aan de twee kameeldrijvers, en
+onze drie vrienden met Selam en Mohammed begaven zich, voor alle
+voorzorg goed gewapend op weg naar de stad.</p>
+
+<p>Zóó als men de stad door eene der poorten binnenreed, trof van uit de
+hoogte een koor van eigenaardige klepperende geluiden de ooren van
+onze vrienden. Het geheele gezelschap keek verwonderd op, en zie daar
+stond en zweefde een geheele troep ooievaars, die de reizigers luid
+toeklepperden, als waren zij verwonderd oude bekenden hier aan te
+treffen.</p>
+
+<p>&mdash;Wat duivel, zei Dries, daar heb je waarlijk vader Langbeen ook. Kijk,
+kijk! dat is de eerste bekende, dien ik tot nu toe heb ontmoet, en die
+welkomstgroet voorspelt ons geluk.</p>
+
+<p>Het op een afstand zoo schoon en liefelijk uitziend stadje viel onzen
+vrienden echter zeer tegen. Was het in de straten van Tanger reeds niet
+bij uitstek rein, hier was dit nog minder het geval. Een directeur der
+openbare reiniging zou er Herculeswerk hebben gevonden. De straten...
+neen, dat waren het eigenlijk niet, dien naam kon men onmogelijk geven
+aan die hobbelige paden vol kuilen, vol plassen van stinkend vocht,
+bezaaid met groote keien, krengen van honden en katten, ja zelfs van
+ezels; mesthoopen overal, ja, de geheele stad geleek op één grooten
+mesthoop. De kleine, smerige huizen waren veel leelijker dan die te
+Tanger, vol scheuren en door vieze donkere gangen van elkaar gescheiden.</p>
+
+<p>Door dien Augius-stal trok men voort, vol walging van zooveel
+morsigheid. Hier en daar liepen de vrouwen, wier kostuum er even vuil
+uitzag als zijzelf, bij hunne komst haastig naar binnen, naakte
+bevreesde kinderen medesleurende. Ginds zat een troep vrouwen op den
+grond gehurkt. Zij waren half naakt en oud; oud, zooals zij dat in
+Marokko zijn, dat wil zeggen, afzichtelijk, terugstootend, walgelijk van
+leelijkheid en onreinheid. Het waren broodverkoopsters, die hare waar op
+korven voor zich hadden liggen.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="60">&nbsp;</span><a id="p_60"></a></p>
+
+<p>&mdash;Smakelijk eten, mompelde Dries. Ba! het hart draait me om in het
+lijf, als ik ze aanzie!</p>
+
+<p>In elken hoek, dien men zag, lag of stond een Arabier, tegen den muur
+geleund alsof hij er aan vastgeplakt zat, half verscholen zoodat men hem
+bijna niet bemerkte, of rustig op den vuilen grond liggend als op eene
+canapé. Dáár weder zag men niets anders dan den uitgespreiden mantel en
+was het onmogelijk te begrijpen, dat daaronder een mensch lag; ginds
+stond er weder een in de eene of andere nis onbeweeglijk als een beeld,
+terwijl slechts de vonkelende oogen hem verrieden.</p>
+
+<p>Zoo was men reeds een heel eind door de stad gegaan. De vrouwen en
+kinderen, aanvankelijk voor de vreemdelingen vluchtend, begonnen zich
+van lieverlede meer te vertoonen. De straatjongens werden brutaler en
+kwamen dichterbij. Het nieuwtje hunner komst, dat zich zeker snel door
+de stad had verbreid, deed hoe langer hoe meer volk bij elkaar stroomen.
+Selam, die de voorhoede uitmaakte, was tusschenbeide genoodzaakt zijn
+stok te zwaaien om ruim baan te maken, en Mohammed, die den trein sloot
+en dat volkje niet al te best vertrouwde, keerde zich nu en dan op zijn
+ezel om en trok een leelijk gezicht of strekte de hand uit naar de bende
+jongens, die dan op eens verschrikt uiteenstoven en over elkaar heen
+buitelden.</p>
+
+<p>Die geheele menigte vóór en achter volgde zwijgend. Geen kreet, geen
+lach, geen woord werd gehoord. En intusschen groeide de hoop telkens
+aan, en drong zich hoe langer hoe meer te zamen.</p>
+
+<p>Op een hoek van eene straat stond een groep mannen in donkere kleeding
+met een blauwen doek om het hoofd als hoofddeksel en met donkeren zwaren
+baard.</p>
+
+<p>&mdash;Het zijn de Joden, zei Selam op eene vraag van den luitenant. Zij
+wonen in de Mellah of Jodenbuurt, welke naam »vervloekten grond&rdquo;
+beteekent. Toen men voorbij hen kwam, groetten zij beleefd, iets wat
+onze vrienden verwonderd deed opzien. Men was het groeten reeds lang
+ontwend. Een eind verder kwam men op een klein plein, waarop eene
+menigte dier smalle straatjes uitliepen en waar ook eenige kleine
+winkels waren, allen gelijk aan die te Tanger, doch veel kleiner en
+viezer.</p>
+
+<p>Het pleintje verlatend, wendde de luitenant zich tot Selam met bevel
+de stad te verlaten. Het werd ons gezelschap te benauwd in deze
+kwalijkriekende stad te midden van eene zwijgende bevolking. Selam sloeg
+dus de eerste de beste, eenigszins wijde straat in om met spoed naar
+buiten te komen. Dáár in die straat kwam <span class="pagenum" title="61">&nbsp;</span><a id="p_61"></a>een heilige aan. Het voorhoofd
+van den kapitein, die hem het eerst gewaar werd, betrok, maar hij zeide
+niets; alleen greep hij onwillekeurig naar zijne sabel en pistolen.</p>
+
+<p>De kerel bleef staan, toen de stoet naderde. Hij keek het gezelschap
+op eene minachtende onbeschaamde manier aan, en lachte hen honend in
+hun gezicht uit. Dit werkte aanstekelijk op de volksmenigte. Een kleine
+jongen, die zich wat dichter bij hen waagde en wien de kapitein een
+geldstuk toewierp, werd door eene woedende vrouw vastgegrepen en
+voortgesleurd onder het uitroepen van verwenschingen tegen de
+Christenen. Een gemeene kerel, die vooraan liep, wendde zich om en
+riep iets tot de overigen, terwijl hij op het gezelschap wees.</p>
+
+<p>&mdash;Zoo, zeide de kapitein, men begint ons te verwenschen. Komaan, straks
+gaan we tot slaan over. Vrienden, houdt uwe wapens klaar!</p>
+
+<p>&mdash;Allah verdelge u, vervloekte Christenen! riep op eens een jongen.</p>
+
+<p>&mdash;Ja, Allah verdelge u! klonk een koor van stemmen.</p>
+
+<p>&mdash;Wat doen die honden van Christenen hier! riep een ander.</p>
+
+<p>&mdash;Zij komen ons bespieden! riep een tweede.</p>
+
+<p>&mdash;Die vijanden van den Profeet! schreeuwde een derde met de vuist
+dreigend.</p>
+
+<p>&mdash;Zij komen om ons land te veroveren, klonk het weder.</p>
+
+<p>&mdash;Wij met ons vijven? spotte de kapitein.</p>
+
+<p>&mdash;Laat ze komen, riep een ander; we zullen ze weten te onthalen<ins class="corr" id="corr24" title="Bron: ?">.</ins></p>
+
+<p>&mdash;Ja! schreeuwde op eens de heilige; Allah zal ons over hen doen
+zegevieren; hij zal onze mannen den moed van den leeuw en onze vrouwen
+de vlugheid der hinde verleenen. Mahomed zal ons eene groote victorie
+over hen geven; wij zullen ze dooden en niet één zal ontkomen naar zijn
+vervloekt land.</p>
+
+<p>&mdash;Allah, Allah! Mahomed, Mahomed! schreeuwde het opgewonden volk; geen
+zal er ontkomen! En opgehitst door den heilige drong de tierende troep
+op het reisgezelschap aan.</p>
+
+<p>De luitenant en de kapitein trokken hunne sabels. Selam deelde
+stokslagen uit, maar hij kreeg vloeken en slagen weerom. Opeens regende
+het steenen.</p>
+
+<p>&mdash;Vooruit, riep de kapitein, vooruit, er op in! Slaat dood dat kanalje!
+en hij spoorde zijn paard aan en reed op den troep voor zich in, gevolgd
+door den luitenant, met het plat van de sabel slagen uitdeelend.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="62">&nbsp;</span><a id="p_62"></a></p>
+
+<p>Dries, die den heilige in het oog had gehouden, reed op hem aan.</p>
+
+<p>&mdash;Ha, vriend heilige! riep hij; wij hebben nog eene oude rekening te
+vereffenen; de heiligen van Marokko schijnen nog niet mak genoeg te
+zijn.</p>
+
+<p>De kerel sprong vooruit en greep het paard van Dries bij den teugel.</p>
+
+<p>&mdash;Los! riep Dries, laat los, schurk!</p>
+
+<p>Maar de heilige het volk aanhitsend, liet niet los.</p>
+
+<p>&mdash;Daar dan, zeide Dries, pak aan schoft! en de buks bij den tromp
+nemend, gaf hij hem een slag, die hem als een zak deed ineenzijgen.</p>
+
+<p>Toen zijn paard wendend reed hij op den troep in, en de buks als eene
+knots zwaaiend, deelde hij links en rechts kolfslagen uit. Opeens bukte
+een kerel zich om onder het paard van Dries door te kruipen,
+waarschijnlijk om het in den buik te steken.</p>
+
+<p>Maar Dries had aanstonds zijne bedoeling geraden en zich over zijn paard
+buigend, greep hij den schavuit in den nek, hield hem met zijn ijzeren
+vuist vast, sleepte hem zoo een eind mede en liet hem toen plotseling
+los. De kerel bleef voor dood liggen.</p>
+
+<p>De volkshoop achter onze vrienden was door den aanval van Dries en
+Mohammed, die met zijn dikken taaien doornstok menigen kop tot bloedens
+geslagen had, aan het wijken gebracht, het had zijn heilige in den steek
+gelaten en was verdwenen in de talrijke smalle straatjes, waar Dries
+noch Mohammed het geraden oordeelde hen te vervolgen. Ook de luitenant
+met den kapitein en Selam hadden er dapper op ingeslagen, maar door de
+achtersten opgedrongen en aangehitst konden de voorsten bijna niet
+terugtrekken en daar men reeds dicht bij eene der poorten was, wilde
+men niet weder terugkeeren om een anderen weg te zoeken.</p>
+
+<p>De kapitein en de luitenant besloten dus ditmaal er eerst op in te
+schieten en zich daarna met de sabel een doortocht te banen.</p>
+
+<p>&mdash;Wanneer zij de schoten boven hunne hoofden hooren knallen en het
+scherp der sabel in den nek voelen, zullen zij wel ruimte maken, zeide
+de luitenant.</p>
+
+<p>Maar opeens deden zich achter den volkshoop aan het einde der straat
+woeste vervloekingen hooren. Selam hief zich op in de beugels om te zien
+wat dat beduidde, want hier en daar begon het volk verschrikt om te
+zien, een aanhoudend gemompel doorliep den troep en enkelen zag men de
+verschillende straten insnellen.</p>
+
+<p>&mdash;Ha! riep Selam, men komt ons te hulp, zie daar ginds, het zijn
+soldaten, die zich een doortocht banen; de Gouverneur der stad rijdt aan
+het hoofd.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="63">&nbsp;</span><a id="p_63"></a></p>
+
+<p>&mdash;Goddank! riep de kapitein, we zullen dan nog heelhuids uit dit
+vervloekte nest komen.</p>
+
+<p>Het was inderdaad zooals Selam had gezegd. Links en rechts slagen
+uitdeelend naderde eene afdeeling krijgsvolk met stevige knuppels
+gewapend. De menigte was spoedig verdwenen en aan het hoofd der soldaten
+reed de Gouverneur der stad. 't Was een Moor van omstreeks vijftig
+jaren, met schoone trekken, zeer lichte bijna blanke gelaatskleur en
+langen witten baard, wat hem een zeer eerwaardig voorkomen gaf. Hij
+wendde zich beleefd groetend tot de twee officieren en betuigde hun zijn
+leedwezen over het gebeurde. Een soldaat, die van verre het tumult had
+gezien, had hem de tijding gebracht, waarop hij zich had gehaast onzen
+reizigers te hulp te komen.</p>
+
+<p>Begeleid door den Gouverneur was men weldra buiten de stad en onze
+kapitein deed hem, op verzoek van den luitenant, het voorstel
+om een bezoek aan het kleine kamp te brengen. Doch de Gouverneur
+verontschuldigde zich en een escorte medegevend om hen tot aan de
+legerplaats te begeleiden, nam hij afscheid van onze vrienden na hen
+nogmaals te hebben verzocht het onaangename geval toch vooral niet euvel
+te duiden.</p>
+
+<p>&mdash;En dat noemt men het groote paleis, sprak de kapitein toen men buiten
+de plaats was gekomen. Ba! Tanger is er waarachtig een lusthof bij.</p>
+
+<p>&mdash;Gij ziet, zeide de luitenant, 't is het oude deuntje van eene
+vervallen grootheid. Die stad, vroeger zóó bevolkt, zóó bloeiend, is
+niets meer dan eene schaduw van wat zij eenmaal was.</p>
+
+<p>&mdash;Ja, 't is waar, zeide de kapitein. Hebt ge dat gebouw opgemerkt? Ziet,
+en hij wendde zich om, ge kunt het hier nog zien, die talrijke bogen en
+koepeldaken, weet ge wat het is! Selam heeft het mij straks gezegd; het
+is een der vroegere zooeïa, een dier voor allerlei doeleinden ingerichte
+gebouwen, die men in onze taal geen naam weet te geven, en waarin men
+scholen, een bibliotheek, het hospitaal voor de armen, de herberg voor
+reizigers, de moskee en de grafkapel bijeen vond.</p>
+
+<p>&mdash;Hoe ongelukkig, zeide de luitenant, dat dit volk zoo diep is gezonken.
+Zijne vroegere grootheid en macht, die eens de wereld verbaasd deden
+staan, zijn te niet, en in plaats van handel en verkeer aan te moedigen
+blijft men overal even afkeerig tegenover vreemden, overal even vijandig
+tegen de beschaving.</p>
+
+<p>&mdash;Ja, hernam de kapitein, dit is nu de tweede maal dat ons iets
+dergelijks overkomt, en beide keeren in plaatsen, die nog het meest met
+de Christenen in aanraking komen; wat zal het dan wel niet <span class="pagenum" title="64">&nbsp;</span><a id="p_64"></a>te Fez zijn,
+het hart der onbeschaafdheid en den zetel van het <ins class="corr" id="corr25" title="Bron: fantisme">fanatisme</ins>.</p>
+
+<p>&mdash;Enfin! zei Dries, we hebben ze weder eene duchtige les gegeven, en het
+doet me genoegen, dat ik dien gluiperigen heilige eens onder handen heb
+gehad; het zat mij nog in den kop van Tanger. En wat Fez betreft, o! we
+hebben ons beste kruit nog niet verschoten, kapitein! Het beste voor het
+laatst.</p>
+
+<p>Daar men nu bij de tenten was aangekomen, zond men het escorte, na de
+mannen met eenig geld te hebben begiftigd, onder dankbetuiging aan den
+Gouverneur terug.</p>
+
+<p>De drijvers met Selam en Mohammed begonnen het middagmaal gereed
+te maken, daar men eerst den volgenden dag zou vertrekken, en de
+luitenant maakte inmiddels van den top eens heuvels eene schets van
+Alkazar-el-Kibir, dat op een afstand zoo'n schoon gezicht opleverde.</p>
+
+<p>De grootste hitte van den dag was voorbij. Men had gedineerd en maakte
+het zich zoo gemakkelijk mogelijk, terwijl men een levendig gesprek
+voerde over de gebeurtenissen van dien dag.</p>
+
+<p>Opeens rees Selam, die voor alles oogen had en alles het eerst ontdekte,
+op en keek met de hand boven de oogen uit naar den kant van welken men
+was gekomen.</p>
+
+<p>Dáár, nog op grooten afstand van de legerplaats, zag men een ruiter, die
+in driftigen galop naderde, niet in de richting der stad, maar recht op
+de legerplaats aan. Het scheen dat zijn paard met moeite voort kon, en
+echter hield hij niet op het aan te sporen. Hij naderde snel.</p>
+
+<div class="chend"></div>
+
+<h2><a id="VIII"></a>VIII.</h2>
+
+<p class="subh2">DE ONTMOETING.</p>
+
+<p>De ruiter naderde snel. Allen waren opgestaan om te zien, welke persoon
+daar recht op hen aankwam; allen trachtten den ruiter te herkennen en
+schatten den afstand, die hem nog van hen scheidde, en volgden met
+groote spanning zijn dollen rit.</p>
+
+<p>Intusschen kwam hij al nader en nader, zijn paard aanhoudend
+<span class="pagenum" title="65">&nbsp;</span><a id="p_65"></a>aansporend. Toen kon men zien, dat het een Arabier was. De witte
+kapmantel fladderde achter hem aan, de lange buks lag dwars voor hem
+over den zadel; aan zijne zijde kletterde de Turksche sabel. Zijn paard,
+een prachtig koolzwart dier, was met schuim overdekt; de geheele breede
+borst was met vlokken trillend schuim bespat en de wijd opgesperde
+neusgaten trilden verschrikkelijk. Onophoudelijk zette de Arabier zijn
+ros aan. De naakte bruine beenen bewogen zich telkens om het edele dier
+de scherpe punt van de schoenen der stijgbeugels te doen gevoelen, die
+de Arabieren als sporen gebruiken. De fraaie zwarte huidkleur was met
+bloed besmet.</p>
+
+<p>Opeens, op ongeveer honderd pas van de legerplaats verwijderd, bleef
+het dier trillend staan. De ruiter was met één sprong van zijn paard,
+en nauwelijks had hij den grond bereikt, of het paard, begon over alle
+leden hevig te beven en stortte neer.</p>
+
+<p>Toen trad de Arabier, zijn geweer op den rug werpend, met een
+vredelievend gebaar nader, en de handen over de borst kruisend, boog hij
+onder het uitspreken van den gebruikelijken groet: »Vrede zij op uw
+weg!&rdquo;</p>
+
+<p>Onze kapitein, meer gewoon met Arabieren om te gaan, beantwoordde den
+groet en noodigde hem uit plaats te nemen. Het was een jong man van
+ongemeene schoonheid. Zijne bruine gelaatstrekken, de zwarte knevel en
+baard, en de stoute oogen gaven hem een belangwekkend voorkomen. Zijn
+gelaat teekende moed en vastberadenheid; om den mond speelde een stroeve
+trotsche trek.</p>
+
+<p>Hij zette zich op den grond neder, nam met de grootste beleefdheid de
+sigaar aan, die de kapitein hem aanbood, en zeide, nadat hij eenige
+oogenblikken met welbehagen den geurigen rook had opgesnoven, in
+tamelijk goed Fransch:&mdash;Ik kom van Tanger en moet nog verder gaan. Ik
+dacht op mijn paard te kunnen vertrouwen, maar ik zie, dat ik te veel
+van zijne krachten heb gevergd. Zoudt ge mij niet een uwer paarden ter
+leen willen afstaan? Het leven van honderden brave, dappere menschen
+hangt er van af, dat ik mijne reis kan vervolgen.</p>
+
+<p>De kapitein en de luitenant, ja zelfs het geheele gezelschap stond een
+oogenblik sprakeloos van verbazing, ten eerste over de beschaafde
+manieren van den Arabier en zijne bekendheid met de Fransche taal,
+alsook over het vreemde verzoek.</p>
+
+<p>De kapitein was de eerste, die het stilzwijgen verbrak:</p>
+
+<p>&mdash;Hoewel u niet kennende, zeide hij, zouden wij u gaarne helpen, maar
+gij vraagt het onmogelijke, mijn vriend! Wij hebben slechts drie paarden
+en twee muilezels; dat is juist genoeg voor <span class="pagenum" title="66">&nbsp;</span><a id="p_66"></a>ons gebruik. Gij begrijpt
+dus, dat we onze eigen paarden niet kunnen afstaan aan den eersten den
+beste, die er om vraagt. We zouden zoo doende zelf verplicht zijn te
+voet te reizen.</p>
+
+<p>&mdash;Ik doe een bijna onmogelijk verzoek, zeide de Arabier kalm, dat is
+waar; doch als ge wist, wat er van het voortzetten van mijn rit afhangt,
+dan geloof ik, dat gij het niet zoudt weigeren.</p>
+
+<p>&mdash;Ik herhaal, zeide de kapitein op overredenden toon, dat gij het
+onmogelijke vraagt. Wij moeten morgen weder voort, en gij begrijpt, dat
+wij dus geen enkel onzer paarden kunnen afstaan.</p>
+
+<p>&mdash;Goed, zeide de Arabier, gij moet morgen bij het krieken van den dag
+weder voort, geef mij een uwer paarden, vóór zonsopgang zal een versch
+paard voor u gereedstaan.</p>
+
+<p>De kapitein haalde ongeloovig en ongeduldig de schouders op.</p>
+
+<p>&mdash;Gij gelooft mij niet, zeide de Arabier. O, ik dacht bij Christenen
+meer hulp te vinden! Ik bid u, geef mij een paard. Waartoe zou ik het
+ook verzwijgen, vervolgde hij als tot zichzelven sprekende. Bij Allah,
+den eenigen God! help mij; ik word vervolgd. Ge ziet het, mijn prachtig
+paard is dood; het kan mij niet verder brengen. Ik heb twee uren op
+mijne vervolgers voor.</p>
+
+<p>&mdash;Gij wordt vervolgd, zeide de luitenant; misschien hebt ge eene misdaad
+gepleegd en komt gij onze hulp inroepen om aan den arm der wet te
+ontkomen?</p>
+
+<p>&mdash;Eene misdaad? zeide de Arabier verwonderd en tevens beleedigd; neen,
+nimmer heeft mijne hand zulk eene laagheid bedreven. Wraakzucht van
+een bloedvijand is het, die mij vervolgt. Doch waartoe langer met u
+onderhandeld, wat misschien tot niets leidt. Maar luistert, ik stel
+vertrouwen in u; gij zijt Christenen en bovendien, zeide hij, terwijl
+een flauwen glimlach om zijn mond speelde, ik waag er niets bij. Ik zal
+u alles verhalen, doch beloof mij, dat gij mij geduldig zult aanhooren
+en daarna, als gij mij zult gehoord hebben, te zullen handelen naar de
+ingeving van uw hart zooals uwe edelmoedigheid u dat voorschrijft. Ik
+heb twee uren vóór op mijne vervolgers. Dat is tijd genoeg om u mijn
+verhaal te doen en mij daarna aan mijne vervolgers te onttrekken.</p>
+
+<p>En de Arabier begon, alsof hij niets te duchten had, met de grootste
+kalmte zijn verhaal.</p>
+
+<p>&mdash;Ik had de betrekking van koerier van den Sultan tusschen Tanger en
+Fez, en was gelukkig tot vóór korten tijd. Toen gebeurde het, dat mijn
+hart werd getroffen door Rahmana, de dochter van mijns vaders vriend.
+Rahmana was schoon, schoon als de houri's uit het Paradijs. Zij bezat
+den slanken vorm der gazelle, de vlugheid <span class="pagenum" title="67">&nbsp;</span><a id="p_67"></a>van het paard en den moed van
+den leeuw. Rahmana beminde mij en ik haar; onze genegenheid dagteekende
+reeds van onze kindsheid. Bij al mijn werken, bij mijn hard lot was zij
+het eenige, dat mij kracht gaf tot het volbrengen van mijn plicht,
+Rahmana, naar wier bezit ik haakte, gelijk een goed Mahomedaan naar het
+Paradijs. De tijd door haar vader voor ons huwelijk bepaald naderde
+snel, en welhaast zou ik mijne bruid als echtgenoote naar mijne woning
+voeren.</p>
+
+<p>&mdash;Toentertijd woonde te Tanger een rijke Moor, Sid-Moessa genaamd. Hij
+was een rijke wellusteling, die zijn harem opvulde met alle schoone
+meisjes die hij maar kon machtig worden. De vader van Rahmana, die van
+Sid-Moessa afhankelijk was, had dikwijls gesproken over de schoonheid
+zijner dochter, en dit was door het een of ander toeval aan Sid-Moessa
+ter oore gekomen. Op zekeren dag liet hij Rahmana's vader bij zich
+ontbieden, en zeide hem dat hij zijne dochter van hem wenschte te
+koopen. Rahmana's vader ontstelde en deelde Sid-Moessa mede, dat zijne
+dochter met mij verloofd was en spoedig hoopte te trouwen. Maar
+Sid-Moessa wilde van niets weten en Rahmana werd door haar flauwhartigen
+vader naar Sid-Moessa gevoerd. Zij wierp zich voor de voeten van
+Sid-Moessa neder en bad en smeekte hem haar te laten gaan; ook haar
+vader paarde zijne bede aan de hare, doch niets mocht baten. Rahmana
+werd in de vertrekken van den schurk gevoerd, en haar vader ontving voor
+zijn tegenstreven een zoo geducht pak stokslagen, dat hij, na acht dagen
+ziek te zijn geweest, aan de gevolgen bezweek.</p>
+
+<p>&mdash;Het was tijdens de laatste oogenblikken van Rahmana's vader, dat ik
+terugkeerde van mijne reis naar Fez en het huis van mijne aanstaande
+betrad. Helaas! wat hoorde ik daar. Toen ik alles had vernomen, zwoer ik
+een duren eed, dat Rahmana de mijne zou worden en ik haar vader, haar en
+mijzelven vreeslijk zou wreken. Ik begroef mijn ouden vriend en begon
+daarna met de uitvoering mijner wraakneming.</p>
+
+<p>&mdash;Mijn vroeger beroep vaarwel zeggend, nam ik mijn geweer en sabel mede
+en vertrok uit Tanger, zonder aan iemand iets te zeggen. Ik ging naar de
+bergen en voegde mij bij eene rooverbende, die voor niets terugdeinsde,
+doch er bestond onder hen weinig of geen tucht. Ik deed hun den voorslag
+het huis van Sid-Moessa te plunderen en beloofde tot gids te zullen
+strekken. Mijn voorslag, hoe stout ook, werd door deze lieden met
+gejuich begroet en op een der eerstvolgende nachten brachten wij het
+plan ten uitvoer. Met de geheele bende, wel vijftig man sterk, drong ik
+des nachts <span class="pagenum" title="68">&nbsp;</span><a id="p_68"></a>in de stad en in het huis van Sid-Moessa. Dit werd geheel
+uitgeplunderd en uit den harem namen mijne woeste metgezellen de vrouwen
+mede, die hun bekoorden. Ikzelf ontvoerde dien nacht mijne Rahmana. Dit
+was het begin mijner wraak.</p>
+
+<p>&mdash;Deze welgeslaagde expeditie had mij in de schatting mijner makkers
+zóózeer doen rijzen, dat ik door hen tot hun hoofdman werd verkozen. Van
+nu af aan bracht ik orde en tucht onder mijn volk, en verbood ten
+strengste het noodelooze moorden. Onze aanvallen waren voornamelijk
+gemunt op die lieden, die hunnen rijkdom en macht op allerhande wijze
+misbruikten. Weldra was dan ook mijn naam, die overal vrees en ontzag
+inboezemde, de schrik van geheel Marokko geworden. Het slagen van onze
+ondernemingen en de juiste aanwijzingen was men aan mij verplicht.
+Vermomd in alle gedaanten was ik overal tegenwoordig, drong overal in en
+kwam alles te weten.</p>
+
+<p>&mdash;Zoo was ik, de arme koerier, opeens de alom gevreesde rooverhoofdman
+geworden, voor wien elke rijke ellendeling beefde. Sid-Moessa, die in
+den nacht, dat wij zijn huis plunderden, tot zijn geluk was ontvlucht,
+had ik sinds dien tijd te vergeefs getracht in handen te krijgen;
+telkens ontsnapte hij mij.</p>
+
+<p>&mdash;Het is nu ongeveer twee jaren geleden, dat wij op zekeren dag
+plotseling in onze schuilplaats in het gebergte werden overvallen. Een
+van onze bende had zich door het goud van Sid-Moessa laten verleiden en
+onze verblijfplaats verraden. De ellendeling kwam met eene afdeeling
+soldaten en den Kaïd om ons te overrompelen, en hij had zijne voorzorgen
+goed genomen. Midden in onze ontspanningen werden wij op eens door een
+salvo van vijftig geweerschoten begroet, die men op ons loste uit het
+bosch, dat onze uitspanningsplaats omringde, en dat men in alle stilte
+had omsingeld nà de nachtposten gedood te hebben. Ik bleef ongedeerd,
+maar ik zag mijne geliefde Rahmana vallen, door een kogel in het hoofd
+getroffen. Met de snelheid van den bliksem tilde ik haar op, sprong in
+den zadel, brak door de soldaten heen en bereikte onder een kogelregen
+eene andere schuilplaats in het gebergte. Ik dacht, dat mijne geliefde
+slechts gewond zou zijn, doch zij was dood.</p>
+
+<p>De Arabier zeide dit laatste op doffen toon, als ware hem de keel
+toegeknepen, en zijn lichaam schokte en trilde zenuwachtig bij de
+herinnering aan zijn leed. Doch niemand viel hem in de rede; men was te
+veel verbaasd over het verhaal van dezen zonderlingen man om er den loop
+van te storen.</p>
+
+<p>&mdash;Allah wilde niet, dat ik gelukkig zou zijn, vervolgde hij; <span class="pagenum" title="69">&nbsp;</span><a id="p_69"></a>het zij
+zoo, maar toen ik haar die ik zóó lief had, om wien ik een roover was
+geworden, ontzield in mijne armen klemde, toen mijne wanhopige kreten
+wegstierven in de eenzaamheid en ik te vergeefs beproefde haar in het
+leven terug te roepen, toen besloot ik maatregelen te nemen om mijn
+vijand te treffen en zwoer ik, dat mijne wraak verschrikkelijk zou zijn.</p>
+
+<p>&mdash;In sombere gemoedsstemming, met de dolzinnigste gedachten in het
+hoofd, vertrok ik tot het ergste besloten. Ik sloeg den weg in naar het
+tooneel van den strijd en reed voort zonder eenige voorzorg te nemen. Ik
+zocht mijn vijand op, en ik mocht hem vinden.</p>
+
+<p>&mdash;Met mijne sabel in de vuist gekneld, reed ik voort. Mijn getrouw ros
+vloog als de wind over rotsige paden, over rotskloven en rotsblokken,
+doch zonder ergens voor te vreezen zette ik mijn tocht voort. De nacht
+begon te vallen, toen ik een eind voor mij uit de soldaten bemerkte, die
+ons hadden overvallen. De hoefslag van mijn paard had hun op hun hoede
+doen zijn en toen ik verscheen, weergalmde dadelijk de kreet: »Grijpt
+hem! grijpt hem!&rdquo; Ik zocht mijn aartsvijand. Hij was daar, de lafaard,
+verscholen achter de soldaten. Ik gaf mijn edel ros de sporen en mijne
+sabel boven het hoofd zwaaiend, deed ik mijn paard een sprong nemen als
+een panter en stortte mij midden tusschen de soldaten. Links en rechts,
+voor en achter daalde en verhief zich bliksemsnel mijne sabel en met
+elken slag wondde of doodde ik een mijner vijanden. Ik was als
+krankzinnig en ontwikkelde de kracht van een waanzinnige. Men wilde op
+mij vuren, doch Sid-Moessa riep: »Niet vuren! men moet den hond levend
+vangen!&rdquo; Eindelijk brak mijn zwaard; ik had een dozijn soldaten gedood
+of zwaar gewond. De overblijvenden wierpen zich op mij als aangehitste
+honden op het wild en daar ik ontwapend was, gelukte het hun mij,
+ondanks mijn tegenstand, van het paard te sleuren en zich van mij
+meester te maken. Men bond mij met koorden, zóó vast, dat zij in mijn
+vleesch drongen en mijne huid openscheurden. Zoo werd ik overgelaten aan
+de macht van mijn vijand.</p>
+
+<p>&mdash;Ik begreep, dat ik het ergste had te duchten, en bereidde mij er op
+voor. Met een verachtelijk stilzwijgen beantwoordde ik den lafaard zijne
+gemeene, lage scheldwoorden en uittartingen. De ellendeling sloeg en
+spuwde mij in het aangezicht, en liet mij daarna onder groot gejuich der
+soldaten, onder welke hij zijn geld mildelijk uitstrooide, de tanden uit
+den mond slaan.</p>
+
+<p>&mdash;De ellendeling! riepen de kapitein en de luitenant als uit één mond.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="70">&nbsp;</span><a id="p_70"></a></p>
+
+<p>&mdash;Dat was het begin zijner wraak, vervolgde de Arabier. Nadat men
+hierover genoeg pret had gehad, liet hij mij de teenen van den
+linkervoet afsnijden. Zie slechts, zeide hij, en hij toonde hun den
+misvormden van teenen beroofden voet en den tandeloozen mond.</p>
+
+<p>&mdash;God, God hoe is het mogelijk! riep de luitenant. O! had ik dien
+ellendeling hier.</p>
+
+<p>&mdash;De nacht maakte een einde aan de marteling, vervolgde de Arabier.
+Mijne koelbloedigheid en vasten wil, die mij hadden weerhouden een kreet
+te uiten gedurende de pijniging, hadden mijn vijand slechts te meer
+verbitterd en hem doen besluiten den volgenden dag de marteling voort te
+zetten, alvorens mij het leven te benemen.</p>
+
+<p>&mdash;Maar Allah had het anders besloten. Van mijne bende waren er eenigen
+gevangengenomen en een tiental gedood, doch de rest van den troep had
+zich door eene snelle vlucht, en gebruikmakende van hunne bekendheid met
+alle holen en paden, weten te redden.</p>
+
+<p>&mdash;Het was een heldere nacht. De sterren schitterden aan den hemel, en ik
+lag gebonden op den rug in eene tent, bloedende aan mijne wonden en
+gemarteld door de vreeslijkste pijnen. Opeens <ins class="corr" id="corr26" title="Bron: hoordde">hoorde</ins> ik het hinniken
+van mijn ros. Dat verwonderde mij, want ik dacht dat mijn paard dood
+was. In het volgende oogenblik echter hoorde ik een paar doffe slagen
+en dadelijk daarop werd het voorhang der tent opgeheven en trad mijn
+onder-hoofdman binnen. In een oogwenk had hij de koorden, waarmede ik
+gebonden was, doorgesneden en mij eene sabel in de vuist gedrukt.</p>
+
+<p>»Volg mij, hoofdman!&rdquo; zeide hij, »gij zijt gered. Wij hebben de posten
+overrompeld en neergestooten; zij zijn gestorven zonder een kik te
+geven. Ook de andere gevangenen zijn vrij. Alle buitenposten der
+legerplaats zijn gedood, en de overigen liggen gerust te slapen; zij
+zijn in onze macht; zoo gij het wilt, zullen wij ze allen dooden.&rdquo;</p>
+
+<p>»Volg mij,&rdquo; zeide ik, »laat den kaïd en de soldaten het leven, maar volg
+mij naar Sid-Moessa.&rdquo;</p>
+
+<p>&mdash;Wij drongen in zijne tent door. Daar lag mijn doodvijand gerust te
+slapen. Ik bukte mij en mijn mond aan zijn oor brengend donderde ik hem
+te gemoet: »Wees gegroet, Sid-Moessa! Hier ben ik!&rdquo;</p>
+
+<p>&mdash;De ellendeling sprong verschrikt op, en wilde om hulp roepen, doch op
+hetzelfde oogenblik zette ik hem de punt mijner sabel op de keel<ins class="corr" id="corr27" title="Bron: ,">.</ins>
+»Blijf rustig liggen, o Sid-Moessa,&rdquo; zeide ik, »zoo ge u beweegt, dood
+ik u.&rdquo;</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="71">&nbsp;</span><a id="p_71"></a></p>
+
+<p>»O! dood mij niet,&rdquo; riep de ellendeling, »genade in den naam van
+Allah!&rdquo;</p>
+
+<p>»Genade!&rdquo; vroeg ik en mijn lichaam trilde van woede. »Genade! Hebt gij
+genade betoond, toen ge Rahmana liet dooden en toen ge haar vader liet
+doodgeeselen?&rdquo;</p>
+
+<p>»Genade,&rdquo; smeekte de lafaard nogmaals, »genade! Ik zal u al mijn goud
+geven en mijne schoonste vrouw, maar spaar mijn leven.&rdquo;</p>
+
+<p>»Zwijg!&rdquo; brulde ik woedend, »of bij Allah en den grooten Profeet ik
+dood u, ellendeling die gij zijt! Luister, o Sid-Moessa! Gij hebt mij
+gehoond, beleedigd. Gij hebt mij in het gezicht geslagen en gespuwd. Gij
+hebt mij de tanden laten uitbreken en de teenen laten afsnijden. De wet
+van den Profeet zegt: oog om oog, tand om tand.&rdquo;</p>
+
+<p>&mdash;Ik wenkte mijnen makker, die bij den ingang der tent dit tooneel stond
+aan te zien. »Zet hem de punt van eene sabel op de borst, en als hij een
+woord of kreet uit, stoot dan toe.&rdquo;</p>
+
+<p>&mdash;En terwijl hij de punt der sabel op de ontbloote borst van mijne
+vijand zette, zeide ik:</p>
+
+<p>»Oog om oog, tand om tand, Sid-Moessa! Gij hebt mij met de linkerhand in
+het aangezicht geslagen en van den linkervoet de teenen afgesneden, ik
+neem uwe linkerhand geheel.&rdquo; En met een enkele slag van mijn zwaard
+scheidde ik de hand van den arm.</p>
+
+<p>&mdash;De ellendeling kermde en kreunde in stilte en wrong zich op zijne
+legerstede, doch het koude lemmer op zijn borst voelend, dorst hij geen
+kreet te uiten.</p>
+
+<p>»Gij hebt mij de tanden uitgebroken en mij in het aangezicht gewond,&rdquo;
+vervolgde ik. »Ik zal het u insgelijks doen.&rdquo; En ik sneed hem neus en
+ooren af.</p>
+
+<p>»Wees gegroet, Sid-Moessa!&rdquo; zeide ik tegen den kreunenden lafaard,
+»wacht op mij tot ik om uw leven kom.&rdquo; En wij verlieten de tent.</p>
+
+<p>&mdash;Daar buiten stond mijn ros, ik besteeg het en voort gingen wij als de
+wind.</p>
+
+<p>&mdash;Sedert dien tijd heb ik Sid-Moessa onophoudelijk met mijne wraak
+vervolgd. Hij is rijk en drijft grooten handel. Elke karavaan, die hij
+afzond, viel mij in handen. Ik nam zijne kameelen en goederen, schonk
+den drijvers het leven en de vrijheid en verdeelde zijne rijkdommen
+onder de behoeftigen in den omtrek. Thans heb ik hem zoover gebracht,
+dat hij van een rijk een bijna arm man is geworden, en weldra zal de
+tijd komen, dat ik zijn hoofd ga halen.</p>
+
+<p>&mdash;Het laatste wat hij bezat te gelde makend, heeft Sid-Moessa <span class="pagenum" title="72">&nbsp;</span><a id="p_72"></a>thans voor
+dat geld van den Kaïd een troep soldaten gekregen. Het lange
+vruchtelooze vervolgen moede, dat hij telkens met eenige manschappen
+ondernam, heeft hij besloten mij ginds in de bergen op te sporen.
+Hiervan kreeg ik eerst heden morgen vroeg de tijding, tegelijk met het
+bericht dat hij reeds op weg was gegaan. Daar er mij alles aan gelegen
+is vóór Sid-Moessa bij mijn volk aan te komen, dat hij anders wellicht
+overrompelen zou, ging ik dadelijk op weg, vertrouwende op de snelheid
+van mijn paard. Op den namiddag bereikte ik een nauwen bergpas, die mij
+wel bekend was. Mijn weg voerde daardoor. Doch toen ik de engte uitkwam,
+stuitte ik opeens op den troep van Sid-Moessa. Er schoot mij geen andere
+weg over; terug kon ik niet; ik <i>moest</i> naar mijn volk. Ik trok mijn
+zwaard, en wierp mij op de soldaten, sabelde neer wat mij wilde
+tegenhouden, en slaagde er na een korten tegenstand in mij door hen
+heen te slaan. Ik snelde voort, maar hoorde achter mij de stem van
+Sid-Moessa, die zijne soldaten tot de vervolging aanspoorde, hun alles
+belovende zoo zij mij gevangennamen, hetzij levend of dood. Ik behoefde
+mijn paard niet aan te sporen, het edele dier liep als een razende.
+Mijne vervolgers gaven het op, de een na den ander; eindelijk floten mij
+een paar kogels om de ooren. Het was de afscheidsgroet van den laatsten
+vervolger, die de onmogelijkheid om mij levend gevangen nemen inzag, en
+mij nu toch gaarne dood zou hebben overgeleverd.</p>
+
+<p>&mdash;Ik hield een oogenblik mijn paard in, wendde mij om, legde op hem aan
+en doodde zijn paard. Nu kon ik onbezorgd mijn rit voortzetten, doch
+helaas! mijn arm paard kon niet verder; het overige weet gij.</p>
+
+<p>&mdash;Thans kent gij mij, aldus besloot de Arabier zijn verhaal, beschouwt
+gij mij als een misdadiger? Vertrouwt gij mij? Wilt gij mij helpen?</p>
+
+<p>&mdash;Ja, zeide de luitenant hem de hand reikend, ik wil u helpen; neen, ik
+zie in u geen misdadiger. Ik zie in uwe daden slechts de door uwe wetten
+en zeden gerechtvaardigde wraak op den laaghartigen vijand.</p>
+
+<p>Ook de kapitein reikte hem de hand.&mdash;Vergeef mij, zeide hij, dat ik u
+een oogenblik heb willen wantrouwen. Schoon ik weet, dat het niet edel
+is wraak te nemen, geloof ik toch, dat ik in uwe plaats eveneens zou
+gehandeld hebben.</p>
+
+<p>&mdash;Draal nu niet langer, zeide de luitenant; reeds zijn meer dan
+anderhalf uur verstreken en uw vijand nadert. Daar, neem mijn paard, en
+verwijder u zoo spoedig gij kunt.</p>
+
+<div class="figcenter" style="width: 344px;">
+<span class="pagenum" title="-">&nbsp;</span><a id="p_72a"></a>
+
+<a href="images/ill_p072a.png"><img src="images/ill_p072a-t.png" width="344" height="497" alt="Ik wendde mij om, legde op hem aan en doodde zijn paard. Bladz. 72." title="Klik voor vergroting (1031×1492px, 334kb)" /></a>
+<div class="caption">Ik wendde mij om, legde op hem aan en doodde zijn paard. <a href="#p_72">Bladz. 72</a>.</div>
+
+<span class="pagenum" title="-">&nbsp;</span><a id="p_72b"></a>
+</div>
+
+<p><span class="pagenum" title="73">&nbsp;</span><a id="p_73"></a></p>
+
+<p>De Arabier betuigde zijnen dank op bewogen toon. Hij trad naar het
+paard en bekeek het met het oog van een kenner.</p>
+
+<p>&mdash;Die zal mij wel brengen waar ik moet zijn, zeide hij. Hier dicht bij
+heb ik vrienden, ik zal u vóór zonsopgang een paard zenden; vertrouw
+daarop!</p>
+
+<p>Hij liep naar zijn paard, dat daar voor dood neder lag, en deed het den
+zadel en het tuig af om het mede te nemen. Doch opeens bewoog zich het
+schijnbaar doode dier. De Arabier sprong op van verbazing, en knielde
+bij zijn trouw ros neer. Hij klopte het op den nek, streek het over den
+kop en het paard, hoe langer hoe meer uit zijne verdooving ontwakende,
+hief den kop op en stond na eenige oogenblikken op, waggelend en
+sidderend aan al zijn leden.</p>
+
+<p>&mdash;Geloofd zij de Profeet, riep de Arabier verheugd, het dier leeft!</p>
+
+<p>&mdash;Maar vertrek dan toch, riep de luitenant, vertrek of het is te laat.</p>
+
+<p>&mdash;Te laat, bij Allah, neen! dat niet, riep de Arabier, en hij sprong te
+paard. Ik heb niet meer noodig u een paard te zenden, zeide hij, zich
+goed in den zadel zettend. Geef mijn paard een goed leger en goed
+voeder, en morgen ochtend is het weder volkomen gezond en in staat u te
+dragen. Neem het van mij in gebruik, ik zal het van u opeischen in ruil
+voor het uwe.</p>
+
+<p>&mdash;Goed, zeide de luitenant, maar vertrek. Zie, 't is reeds bijna
+volkomen nacht. Spoed u heen, eer het te laat is.</p>
+
+<p>&mdash;Waarheen gaat ge? vroeg de Arabier.</p>
+
+<p>&mdash;Naar Fez, antwoordde de luitenant.</p>
+
+<p>&mdash;Naar Fez? zeide de Arabier verwonderd, goed, ik zal u binnen zeer
+korten tijd weerzien. Vaarwel! Allah behoede u op uw weg.</p>
+
+<p>&mdash;Halt! riep de luitenant opeens, toen de Arabier op het punt was zijn
+paard te doen voortgaan. Hoe is uw naam?</p>
+
+<p>&mdash;Mijn naam? zeide de Arabier zich voorover buigend. Ik heet
+Sid-Abd-Allah, men noemt mij <i>de geweldige</i>. En den teugel vierend,
+vertrok hij in galop.</p>
+
+<div class="chend"></div>
+
+<p><span class="pagenum" title="74">&nbsp;</span><a id="p_74"></a></p>
+
+<h2><a id="IX"></a>IX.</h2>
+
+<p class="subh2">DOOR INSECTEN OVERROMPELD.&mdash;DE TARANTULA.</p>
+
+<p>Toen de Arabier te paard springend zijn naam noemde, maakte Selam een
+zoo hevig gebaar van ontzetting, dat het door allen werd opgemerkt. Doch
+hij was niet de eenige, die verschrikte; ook de drijvers, die op een
+kleinen afstand gezeten het verhaal hadden aangehoord, verbleekten en
+ontstelden.</p>
+
+<p>&mdash;Gij ontstelt, Selam, mijn dappere, zeide de kapitein. Kent gij
+Sid-Abd-Allah?</p>
+
+<p>&mdash;Ja heer, zeide Selam, wie zou dien naam zonder ontroering kunnen
+aanhooren. Hij doet iedereen ontstellen van Tanger tot Fez; door geheel
+Marokko wordt hij slechts fluisterend en met vreeze en dankbaarheid
+genoemd.</p>
+
+<p>&mdash;Is die man dan zoo verschrikkelijk? vroeg de luitenant.</p>
+
+<p>&mdash;Ja heer, antwoordde Selam, verschrikkelijk voor hen, die niet
+rechtvaardig handelen. Hij treedt overal op als een van Allah gezonden
+wreker. Is er een Sheik, een Kaïd, ja zelfs een Pacha, die zijne
+onderdanen uitzuigt en mishandelt, kortom, die niet is wat hij behoort
+te zijn, dan is hij zeker den een of anderen dag een bezoek van
+Sid-Abd-Allah te ontvangen. Menigeen heeft zijne tirannie met den dood
+of met verlies van have en goed betaald. En voor de armen is hij als een
+afgezant van Allah, als een goede geest. Waar gebrek, waar ellende
+heerscht, verschijnt hij en doet wel in den naam van Allah en den
+grooten Profeet. Wat hij den rijken dwingeland afneemt, het met bloed
+bevlekte geld, geeft hij den armen. Door de rijken, door de ellendige,
+wreede, machtige overheden van dit land wordt hij gehaat maar tevens
+gevreesd, door de armen wordt hij geëerd en gevreesd, zooals men Allah
+en den Profeet vreest.</p>
+
+<p>&mdash;Kent ge ook dien Sid-Moessa? vroeg de luitenant.</p>
+
+<p>&mdash;Sid-Moessa, heer! antwoordde Selam, is de booze geest van Tanger.
+Allah had hem met rijkdommen begunstigd, en de ellendige hond gaf den
+bedelaar, die voor zijn huis lag te jammeren van honger en ellende,
+eten, dat hij met opzet met zand liet bestrooien.</p>
+
+<p>&mdash;He! wat een fielt, zei Dries met een niet te beschrijven verachtend
+gebaar.</p>
+
+<p>&mdash;Hij kocht de schoonste jonge meisjes der armen met zijn <span class="pagenum" title="75">&nbsp;</span><a id="p_75"></a>geld, en liet
+hem, die zich bij hem om hulp aanmeldde of zich kwam beklagen over de
+eene of andere onrechtvaardige daad zijner lieden, met stokslagen
+wegjagen. De Kaïd, die met hem heult, is even slecht als hij en staat
+geheel onder den invloed van Sid-Moessa door het geld, dat hij hem
+verschuldigd is.</p>
+
+<p>De nacht viel snel en een blik naar den horizont werpend, zag men »den
+geweldige&rdquo;, die zich met groote snelheid voorwaarts spoedde,
+langzamerhand uit het gezicht verdwijnen.</p>
+
+<p>Selam zorgde voor het paard van Sid-Abd-Allah en bewonderde de
+schoonheid van het dier, maar daar men den anderen morgen vroeg wilde
+vertrekken, begaf men zich spoedig ter ruste.</p>
+
+<p>Vóór de luitenant de tent binnentrad, naderde Selam hem en zeide:&mdash;Heer!
+gij hebt wel gedaan Sid-Abd-Allah een dienst te bewijzen. Hij zal
+voortaan een vriend zijn en zijne vriendschap is voor ons veel waard.</p>
+
+<p>&mdash;Des te beter, zeide de luitenant, des te beter. Ik hoop maar, dat hij
+niet te lang gedraald heeft om te ontkomen.</p>
+
+<p>&mdash;O heer! wees gerust, zeide Selam. Hij zal zijnen vervolgers wel
+ontkomen. Eer de nacht half verstreken is, zal hij aan Karia-el-Abbassi
+zijn, waar hij een versch paard zal nemen en zoo verder. Bovendien, zei
+Selam met de meeste overtuiging, Allah beschermt hem.</p>
+
+<p>De luitenant en de kapitein begaven zich in de tent, en terwijl Mohammed
+bleef waken, legde Selam zich insgelijks neder om de eerste uren van den
+nacht te rusten, waarna hij de wacht betrok tot den morgen.</p>
+
+<p>Het was nog vóór het krieken van den dag. Selam zat stil bij de tenten
+en liet zijnen blik over de uitgestrekte vlakte weiden en over het
+zilveren vlak van de rivier de Koes, die zich hier tusschen het terrein
+slingerde als eene zilveren streep, hier verborgen door een heuvel of
+bosch, daar weder te voorschijn tredend.</p>
+
+<p>Opeens verscheen bij een heuvel aan eene kromming van den weg een
+ruiter, die een los paard bij den teugel leidde. Hij naderde in
+vliegenden galop, hield op eenigen afstand van de legerplaats stil en
+naderde Selam na de paarden aan een struik te hebben vastgebonden.</p>
+
+<p>Selam verroerde zich niet.</p>
+
+<p>De ruiter trad nader; het was een neger. Hij bleef eerbiedig staan, met
+het hoofd voorovergebogen.</p>
+
+<p>&mdash;Vrede zij met u! zeide hij.</p>
+
+<p>&mdash;Allah behoede u! antwoordde Selam, en gaf hem tevens een wenk om zich
+neer te zetten.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="76">&nbsp;</span><a id="p_76"></a></p>
+
+<p>&mdash;Vanwaar komt ge? vroeg Selam.</p>
+
+<p>&mdash;Van Karia-el-Abbassi, antwoordde de neger. Sid-Abd-Allah laat de
+Christen-krijgslieden groeten.</p>
+
+<p>&mdash;Hebt gij het paard medegebracht? vroeg Selam.</p>
+
+<p>De neger knikte, en opstaande liep hij naar de paarden en maakte dat van
+den luitenant los en bond het vast bij de andere paarden.</p>
+
+<p>&mdash;Het is niet erg vermoeid, zeide de neger weder gaande zitten.
+Sid-Abd-Allah heeft het slechts tot Karia-el-Abbassi bereden en het goed
+laten voeren. Na een paar uren rust zal het even frisch zijn, alsof het
+den geheelen nacht had gerust. Sid-Abd-Allah heeft mij gelast u dit te
+zeggen.</p>
+
+<p>&mdash;Het is wèl! zeide Selam, heeft de Sheik u niets anders gelast<ins class="corr" id="corr28" title="Bron: .">?</ins></p>
+
+<p>&mdash;Ja, antwoordde de neger. Sid-Abd-Allah zeide: Zeg aan de Christenen,
+dat Sheik Sid-Abd-Allah nooit een bewezen dienst vergeet.</p>
+
+<p>Selam knikte goedkeurend.&mdash;Ga, mijn broeder! zeide hij, het is wèl.
+Selam zal uwe woorden getrouw overbrengen, wees daar gerust op.</p>
+
+<p>&mdash;Vrede zij op uwen weg! zeide de neger, en te paard springend reed hij
+weg in zoo snellen galop, dat hij in een oogenblik uit het gezicht was,
+het paard van zijnen meester medevoerend, aan hetwelk geen vermoeienis
+was te bespeuren.</p>
+
+<p>Toen de neger was vertrokken, rees Selam op en begaf zich naar het paard
+van den luitenant. Er was geen spoor aan het dier te zien van den
+verbazenden rit, dien het had afgelegd in zoo korten tijd.</p>
+
+<p>&mdash;Ik wist het wel, mompelde Selam, het paard streelend. De geweldige
+wordt niet te vergeefs beschermd door den Profeet. Zijn paard was bijna
+dood en zie het herleeft opeens, en dit is even frisch alsof het in eene
+vette weide had geloopen in plaats van een rit te hebben gedaan naar
+Karia-el-Abbassi en terug. Allah heeft het dier zeker een toovermiddel
+gegeven<ins class="corr" id="corr29" title="Niet in Bron.">.</ins> Men zegt, dat hij zijn paarden met wijn wascht en met
+vleesch voedt.</p>
+
+<p>Een uur na zonsopgang was de karavaan, na de rivier de Koes te hebben
+doorwaad, weder op den weg. De luitenant en de kapitein waren in druk
+gesprek over het avontuur van den vorigen avond, en evenals Selam
+verwonderden beiden zich over de flinke houding van Frank's paard,
+waaraan geene gevolgen van uitgestane vermoeienis te bemerken waren.</p>
+
+<p>&mdash;Die opmerking van Selam, zeide de luitenant, dat volgens geruchte onze
+roover-Sheik zijne paarden laat voeden met vleesch en wasschen met wijn,
+herinnert mij aan een verhaal dat ik eens, ik weet niet meer waar, heb
+gelezen van een beruchten Engelschen <span class="pagenum" title="77">&nbsp;</span><a id="p_77"></a>struikroover, een soort van Rinaldo
+Rinaldini. Die avonturier werd door de politie vervolgd en had zijne
+ontsnapping alleen aan de vlugheid van zijn paard, dat van Arabisch
+bloed was, te danken. Toen hij zijne vervolgers een tamelijk eind
+vooruit was, gaf hij het een kwartiertje rust in eene herberg op zijnen
+weg. Het dier kon dan ook bijna niet meer staan van vermoeidheid. De
+roover liet zich een emmer wijn geven en een enormen rauwen biefstuk. In
+den emmer met wijn plaatste hij om beurt de pooten van zijn paard, ze
+zorgvuldig met den wijn wasschende. Den biefstuk lag hij tusschen de
+tanden van het paard, dat het stuk vleesch smakelijk uitzoog zonder
+het evenwel op te eten. Terwijl hij daarmede nog bezig was, kwamen de
+politieagenten aan om den vluchteling te vatten. Maar de roover sprong
+te paard en verdween snel, want het paard was door dat wijnbad en het
+buitengewone maal zóó versterkt, dat het nog uren ver den rit volhield
+en over schuttingen en muren heen sprong alsof het eerst pas op weg was
+gegaan.</p>
+
+<p>&mdash;'t Is zonderling, zeide de kapitein, ik heb ook meer van die
+vertelseltjes gehoord, maar er nooit het ware van vernomen.</p>
+
+<p>Men reed thans voort over eene uitgestrekte golvende vlakte, dicht
+begroeid met laag struikgewas en bezaaid met bloemen van allerlei
+kleuren.</p>
+
+<p>Opeens zag men een man naderen. Het was een Arabier. Hij zag er armoedig
+uit, had een dikken knoestigen stok in de hand en om den hals hing een
+lederen zak aan een riem.</p>
+
+<p>&mdash;Het is een koerier van den Sultan, zeide Selam, die naar Tanger gaat.
+In den leeren zak heeft hij de brieven van den Sultan en zijne ministers
+en van particuliere personen.</p>
+
+<p>De koerier bleef, ons gezelschap genaderd zijnde, verwonderd doch
+eerbiedig staan. Hunne betrekking, die hen overal heen voert, doet hen
+veel in aanraking komen met Europeanen. Vandaar, waarom deze lieden meer
+met deze laatsten bekend zijn en zich ook verstandiger gedragen dan het
+meerendeel hunner fanatieke domme landslieden. Hij vroeg, of men ook
+brieven naar Tanger had mede te geven? De luitenant en de kapitein gaven
+den armen drommel eenig geld, waarmede hij zeer verheugd was, en na het
+gebruikelijke: »God behoede u op uwen weg!&rdquo; ging hij verder.</p>
+
+<p>&mdash;Het is een ellendig leven, zei Selam. Zij leggen den weg van Fez naar
+Tanger af in vier dagen. Deze loopt door eenzame woeste streken, door
+bosschen en dorre vlakten, over rotsige onbegaanbare paden, waar alleen
+zoo'n koerier kan voorkomen; zij moeten stroomen overzwemmen en hebben
+met den verstikkenden woestijnwind <span class="pagenum" title="78">&nbsp;</span><a id="p_78"></a>te kampen. En dan komt daar de
+weersgesteldheid nog bij, in den zomer brandend heet, in den winter
+aanhoudende gure winden en slagregens. Zij loopen dag en nacht, en
+slapen slechts een paar uren per dag. Om bijtijds te ontwaken binden zij
+zich een koord aan den voet, dat zij aan het eene eind in brand steken.
+Het touw heeft een paar uur noodig om af te branden, zoodra nu het vuur
+den voet raakt, wordt de koerier daardoor wakker. Een stuk brood en een
+paar vijgen is zijn eenigst voedsel op een ganschen dag en het loon, dat
+zij voor al die inspanning en vermoeienissen ontvangen, is zeer karig.
+Zij loopen gewoonlijk in een draf, en als zij te Tanger of te Fez
+aankomen, gaan zij kort daarna weder terug.</p>
+
+<p>&mdash;Een mooi baantje, zei Dries, dat van brievenbesteller in Marokko. Ik
+moet het bepaald zien te worden!</p>
+
+<p>&mdash;Goed, zei de kapitein, ik beloof je mijne voorspraak bij den Sultan.</p>
+
+<p>&mdash;Hartelijk dank, kapitein! antwoordde Dries. Maar doe het niet al te
+haastig en vooral als gij het eenmaal voor mij verkregen hebt, verras er
+mij dan niet plotseling mede, maar zeg het mij zoo omzichtig mogelijk.
+Ik mocht van vreugde eens een ongeluk krijgen.</p>
+
+<p>Tegen den avond sloeg men, afgemat van de hitte, het kamp op aan den
+voet van den <ins class="corr" id="corr30" title="Bron: keuvel">heuvel</ins>.</p>
+
+<p>&mdash;Weet gij wel, kapitein, zeide de luitenant, wat ik geloof?</p>
+
+<p>&mdash;Als gij het mij zult gezegd hebben, zeker wel! antwoordde de kapitein
+droogjes.</p>
+
+<p>&mdash;Ik geloof, dat we heden nacht niet veel zullen slapen, zeide de
+luitenant.</p>
+
+<p>&mdash;En dat waarom niet? vroeg de kapitein verwonderd.</p>
+
+<p>&mdash;Omdat ik, antwoordde de luitenant, de geheele vlakte, die wij zijn
+doorgetrokken, tot hiertoe heb zien leven van de insecten. Elke grashalm
+bewoog, de struiken zaten vol, de lucht is er vol van, de steenen waren
+er mede overdekt en het zand kan men niet zien door de menigte.</p>
+
+<p>&mdash;Eene mooie tijding, voorwaar! zeide de kapitein. Welnu, ik bezweer u,
+dat ik zal slapen ondanks dat tuig.</p>
+
+<p>&mdash;Zweer niet, waarde kapitein, zeide de luitenant lachend. Ge zoudt in
+het geval kunnen komen, dat ge uwen eed niet kondt houden.</p>
+
+<p>Men bleef nog lang genieten van den heerlijken nacht, om zich eindelijk
+ter ruste te begeven. De kapitein onderwierp eerst de tent aan een
+streng onderzoek, doodde onmeedoogend wat hij vond en legde zich toen
+neder. Ook de luitenant en Dries hadden zich te slapen gelegd.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="79">&nbsp;</span><a id="p_79"></a></p>
+
+<p>De luitenant lag nauwelijks rustig te bed, of de aanvallers begonnen
+zich reeds te vertoonen; maar Frank lag overal heen te kijken en sloeg
+ze met een stokje weg, waar zij zich in zijne nabijheid vertoonden. De
+kapitein, die zich goed wilde houden, bewoog zich onrustig, en nu en dan
+hoorde men een onderdrukten vloek.</p>
+
+<p>Opeens sprong de kapitein op.&mdash;Neen, riep hij, dat is niet uit te
+houden! Ik geloof waarachtig, dat ze mijn veldbed willen wegslepen.</p>
+
+<p>De luitenant lachte.&mdash;Wel, wat heb ik u gezegd? zeide hij.</p>
+
+<p>&mdash;Vervloekt, riep de kapitein weder, ik voel ze tegen mijne beenen
+opkruipen. Ik hoor ze om mij heen snorren en gonzen. Wacht kanalje! ik
+zal je wel helpen, en hij ontstak eene kaars.</p>
+
+<p>Ook Dries was nu van zijn veldbed gesprongen en zelfs de luitenant kon
+het ondanks zijne kalmte niet langer uithouden.</p>
+
+<p>Toen er licht was ontstoken, begon men het terrein te verkennen. En
+het resultaat was alles behalve geruststellend. Het vermoeden van den
+luitenant had zich maar al te zeer bewaarheid; overal wemelde het van
+insecten; alles leefde als 't ware. De grond scheen zich te bewegen; de
+wanden der tent waren in voortdurende golving. De diertjes klommen op
+langs de wanden naar den top en lieten zich daar gekomen naar beneden
+vallen. De veldbedden en de kleedingstukken waren er dan ook geheel mede
+overdekt.</p>
+
+<p>De slachting begon. Selam, die het gerucht hoorde, kwam te hulp; men
+ging aan het doodslaan, aan het verbranden, aan het verjagen, doch het
+hielp niets. In korten tijd was de grond bedekt met dooden, maar er
+kwamen steeds levenden voor in de plaats. Het was onbegrijpelijk, waar
+dat gedierte vandaan kwam; zooveel kon men er niet dooden, dat zij er
+zichtbaar door verminderden.</p>
+
+<p>En intusschen was de luitenant als een ijverig insectenkundige bezig de
+buitengewone exemplaren in verzekerde bewaring te nemen, zonder zich
+overigens veel met de slachting te bemoeien.</p>
+
+<p>&mdash;Ha! riep hij uit, dezen neem ik; daar hebben we <i xml:lang="la">cicindela campestris</i>
+of den veld-zandkever, den tijger onder de insecten.</p>
+
+<p>&mdash;En hier hebt ge een reusachtigen duizendpoot, riep de kapitein!
+<span xml:lang="fr">Parbleu</span>, wat leelijk beest! En hij vertoonde een duizendpoot van een
+decimeter lang en bijna zoo dik als een pink, die zich woedend
+kronkelde.</p>
+
+<p>&mdash;Mooi! zei de luitenant verheugd, geef hier!</p>
+
+<p>&mdash;Ziedaar weder een andere, riep de kapitein hem toe; het beest heeft
+moeite om zijn dikken buik te dragen.</p>
+
+<p>&mdash;Geen wonder, zeide Dries, de stumpert heeft de waterzucht, zie slechts
+hoe zijn buik opgezwollen is. 'k Dacht tot heden, dat alleen de menschen
+met die kwaal bevoorrecht waren.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="80">&nbsp;</span><a id="p_80"></a></p>
+
+<p>&mdash;'t Is <i xml:lang="la">meloe majalis</i>, riep de luitenant; dat zijn met de <i xml:lang="la">cicindela
+campestris</i> twee insecten, die wij ook bij ons in Holland hebben.</p>
+
+<p>&mdash;Verduiveld, zeide de kapitein, gij doet sterk in Latijn, maar ik maak
+aanspraak op eene verklaring van die namen, heer luitenant!</p>
+
+<p>&mdash;Met genoegen, antwoordde deze.</p>
+
+<p>&mdash;Wil mijnheer nog gediend zijn van monsterhagedissen, reusachtige
+sprinkhanen, kolossale krekels of iets dergelijks, riep Dries. Ik heb
+hier zoowat van alles. Kan ik u soms dienen met wantsen? Ik heb hier een
+partijtje zeer mooie groene, zoo groot als een tien-stuiverstuk, of
+houdt u meer van spinnen? Die heb ik in alle grootten en kleuren.</p>
+
+<p>&mdash;Hier hebt ge weer zoo'n dikbuik, luitenant! riep de kapitein, wilt ge
+er nog meer?</p>
+
+<p>&mdash;Welke hebt ge, vroeg de luitenant, die niet goed had geluisterd.</p>
+
+<p>&mdash;Welke? wel drommels <i>dikbuikius waterzuchta</i>, antwoordde de kapitein,
+ge ziet, dat ik ook Latijn ken.</p>
+
+<p>&mdash;Nog rupsen, luitenant? vroeg Dries een handvol vertoonende, er zijn
+kale en ook die zoo dik met haar zijn bezet, dat een paruikenmaker er
+jaloersch op zou worden.</p>
+
+<p>&mdash;Belieft mijnheer nog gedrochten of monsters? spotte de kapitein, ik
+zie er eenigen van afschuwelijke gedaanten rondkruipen!</p>
+
+<p>&mdash;Maar het helpt niet, riep de kapitein wanhopend; zie, de grond is
+bezaaid met koppen, vleugels, klauwen en wat al meer, en dat tuig blijft
+maar vermeerderen. Ik geloof waarachtig, dat zij onzen ondergang hebben
+gezworen. Ho, ho, vriend! een beetje minder onbeleefd, hoor! <span xml:lang="fr">parbleu!</span> ge
+vliegt me bijna een oog uit<ins class="corr" id="corr31" title="Bron: .">,</ins> en hij sloeg een grooten kever tegen
+den grond.</p>
+
+<p>&mdash;Hoor eens, kapitein! zeide Dries. Men kan zien, dat dit gespuis
+Marokkaansche insecten zijn.</p>
+
+<p>&mdash;En waaraan kunt ge dat zien? laat eens hooren.</p>
+
+<p>&mdash;Wel, dat tuig is even fanatiek en even fel op de Christenen gebeten
+als de bewoners van dit land.</p>
+
+<p>&mdash;Juist! riep de kapitein, ik vat het; de zaak is zoo klaar als de dag,
+zij vallen ons aan en zijn belust op ons bloed, wijl zij Mahomedaansch
+zijn.</p>
+
+<p>&mdash;Maar wacht, riep de kapitein opeens, <span xml:lang="fr">parbleu!</span> dat ik daaraan niet eer
+heb gedacht.</p>
+
+<p>&mdash;Waaraan? vroeg Dries.</p>
+
+<p>&mdash;Wel aan buskruit, antwoordde de kapitein, en hij begon buskruit op den
+grond te strooien.</p>
+
+<p>Plotseling, terwijl de kapitein hiermede bezig was, slaakte Selam,
+<span class="pagenum" title="81">&nbsp;</span><a id="p_81"></a>ondanks zijn weinigen afschuw van dat heir van insecten, een
+onderdrukten gil en snelde de tent uit.</p>
+
+<p>&mdash;Wat scheelt hem? vroeg Dries.</p>
+
+<p>&mdash;Ik geloof, dat hij den duivel heeft gezien, zeide de kapitein. Komaan,
+laten we het kruit aansteken; ik wensch een einde te maken met dit
+gespuis, want ik wil slapen.</p>
+
+<p>Een oogenblik daarna trad Selam weder binnen. Hij had een paar lange
+scherpe doornen in de hand. Een oogenblik zag hij behoedzaam rond in een
+hoek der tent, toen bukte hij zich en vertoonde aan den verbaasden
+luitenant eene tarantula, die aan een doorn zat gestoken.</p>
+
+<p>Het is onmogelijk de uitdrukking van angstigen schrik en ontzetting te
+beschrijven, die Selams gelaat teekende, toen hij de spin, zoolang zijn
+arm was van zich afhoudende, den luitenant aanbood.</p>
+
+<p>&mdash;Drommels! riep deze verheugd uit, eene tarantula! Bravo, Selam, dat is
+de beste vangst van den avond.</p>
+
+<p>De kapitein en Dries kwamen nu ook nader om een kijkje te nemen van dat
+gevreesde dier, en men beschouwde de tarantula aandachtig. Het was eene
+spin van ongeveer 40 millimeter lengte, roodbruin van kleur. Op den rug
+had zij eenige dwarsstrepen van eene zwarte kleur met roodachtig witte
+randen of zoomen. Op den buik had zij eene zwarte overlangsche streep.
+Het zwarte borststuk prijkte met roodachtige lichte vlekken.</p>
+
+<p>De luitenant raakte het dier met den vinger aan, doch Selam trok snel
+zijne hand weg.</p>
+
+<p>&mdash;O, raak haar niet aan, raak haar niet aan! Zij zou u bijten, zeide hij
+ernstig, en dien zij bijt, o, dien moge Allah bijstaan. Hij wordt
+razend, lacht, weent en jammert of zingt en stelt zich aan als een kind.
+Anderen krijgen slaap of een onweerstaanbaren lust om te dansen, ja, men
+wordt er krankzinnig door.</p>
+
+<p>&mdash;Dwaasheid, zei de luitenant, zie ik raak haar aan. Selam sidderde.</p>
+
+<p>&mdash;En om u te bewijzen, dat haar beet niet die uitwerking heeft, ga ik
+mij door haar laten bijten.</p>
+
+<p>&mdash;O, heer, riep Selam op de knieën vallend, doe het niet!</p>
+
+<p>Het was te laat. De tarantula, door den luitenant geplaagd en bovendien
+reeds woedend door de pijn, die de doorn haar veroorzaakte, beet in den
+vinger.</p>
+
+<p>Selam stiet een angstkreet uit, sloeg de handen voor het gelaat en als
+door ontzetting aangegrepen, vloog hij de tent uit onder het mompelen
+van: »Allah behoede u!&rdquo;</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="82">&nbsp;</span><a id="p_82"></a></p>
+
+<p>Die hartstochtelijke ontboezeming van vrees greep nu echter ook den
+kapitein en Dries aan en beiden vroegen den luitenant, of hij wel zeker
+was van zijne zaak.</p>
+
+<p>&mdash;Zeker! antwoordde deze, anders zou ik zoo iets niet doen. Het is een
+overal verbreid oud bijgeloof, dat aan den beet van de tarantula zulke
+vreeslijke gevolgen toeschrijft. Maar laten wij zien te bed te komen, ik
+zal u dan nog het een en ander verhalen als het u niet verveelt.</p>
+
+<p>&mdash;Aangenomen, riep de kapitein, komaan, Dries! aan het werk, opdat wij
+kunnen slapen.</p>
+
+<p>Nog altijd krioelde het van insecten. Van alle kanten kwamen zij
+aanzetten in geregelde troepen. Hier was het eene bende krekels, die
+geregeld voortmarcheerden, daar spinnen, rupsen, kortom van alles, en
+tot overmaat van smart kwam er eindelijk eene lange kolonne van mieren
+opzetten, waarvan het eind niet te zien was.</p>
+
+<p>&mdash;Welja, kom vrij binnen, zeide de kapitein, hoe meer hoe liever; hoe
+meer zielen, hoe meer vreugd; 't is schooner de overwinning te behalen
+over millioenen dan over duizenden. Komaan, Dries, maken wij een begin,
+vuur!</p>
+
+<p>Nauwelijks had hij dit gezegd, of Dries stak een hoopje kruit aan. Een
+vuurstraal schoot, sissend als eene slang, over den grond recht op den
+hoofdtroep van de aanrukkende mierenkolonne aan. Dat gaf eene groote
+verwarring; de voorsten werden gedood of gekwetst; de daarop volgenden
+wilden terugtrekken, doch werden daarin belemmerd door den ontzettenden
+sleep, dien zij achter zich hadden. Door de overmacht gedwongen, drongen
+zij weder voorwaarts.</p>
+
+<p>Maar intusschen had de kapitein eene nieuwe slang van kruit gevormd, en
+voor de tweede maal werden de mieren door het vuur overvallen. Ditmaal
+greep er eene ontzettende wanorde in de gelederen plaats, en de voorste
+troep zocht links en rechts een goed heenkomen. De volgende achtten het
+nu ook geraden terug te trekken, en zoo sloeg het mierenleger in
+volslagen wanorde op de vlucht.</p>
+
+<p>Naar alle zijden strooide men nu buskruit en stak het aan. Het gevolg
+bleef niet uit. Tegen dezen vijand waren zelfs de hardnekkigste,
+stoutste insecten niet bestand; zij vluchtten naar alle kanten de tent
+uit, en weldra was men van deze plaag bevrijd, doch de tent was geheel
+met kruitdamp gevuld.</p>
+
+<p>&mdash;Zie zoo, zei de kapitein, de slag is gewonnen. Zij zullen ons nu voor
+van nacht wel met vrede laten. Laten we nu nog eens dapper rooken om nog
+de enkele gevleugelde achterblijvers te verjagen, en we kunnen ons
+gereed maken om eens heerlijk te slapen. <span class="pagenum" title="83">&nbsp;</span><a id="p_83"></a>Kruitdamp en tabaksrook! dat
+is ten minste uit te houden voor een soldaat. Het behoort tot het
+beroep. Maar dat kanalje! zie ik ben bont en blauw gebeten en gestoken,
+en dat zal mij nog wel een poosje wakker houden. Komaan, luitenant, gij
+zijt ons opheldering schuldig over de tarantula en die andere plagen van
+Marokko; begin zoo gij wilt. Als mijne sigaar op is, ga ik slapen.</p>
+
+<p>Men legde zich neder en de luitenant gaf zijn verhaal ten beste.</p>
+
+<p>&mdash;De tarantula, zoo begon hij, heeft haren naam, die Italiaansch is,
+geërfd van eene vergiftige spin, die veel voorkwam in den omtrek van
+Tarente of Tarento zooals de Italianen zeggen. Men noemde deze spin,
+naar de plaats waar zij voorkwam, tarentula. De beet dier spin had, naar
+men beweerde, noodlottige gevolgen. Zoo is met eene kleine wijziging in
+de letter de naam tarantula ontstaan.</p>
+
+<p>&mdash;Dat is duidelijk, merkte de kapitein op.</p>
+
+<p>&mdash;De tarantula, vervolgde de luitenant, leeft bij voorkeur op zandige
+plaatsen. Zij graaft op zonnige onbebouwde hellingen een gat in den
+grond. De opening van dat hol, dat licht zou kunnen instorten, versterkt
+zij door een rand van droge planten, welke zij aaneenspint. Van binnen
+bepleistert zij haar hol met eene stof, die door de hitte der zon zoo
+hard als steen wordt. Door den rand en doordat het eind van het hol
+opwaarts loopt, is hare woning beveiligd voor het indringen van vocht of
+voorwerpen, die er in konden vallen.</p>
+
+<p>&mdash;Een slim dier, zei de kapitein.</p>
+
+<p>&mdash;Ja, vervolgde de luitenant, dat zijn trouwens alle spinnen. De
+tarantula schijnt des daags te slapen; men ziet haar dan ten minste
+zelden. Maar zoodra de zon onder is, komt zij te voorschijn en gaat aan
+den ingang van haar hol op de loer liggen en als de nacht eenmaal is
+gevallen, verlaat zij het hol om in den omtrek rond te zwerven, loerend
+op buit. Heeft zij het eene of andere insect bemachtigd, dan sleept zij
+het in haar hol en verslindt het daar op haar gemak, terwijl zij de
+onverteerbare deelen weder naar buiten werpt. Deze liggen dan ook
+dikwijls opeen gehoopt rondom den ingang.</p>
+
+<p>&mdash;Het is dus een roofdier? vroeg de kapitein.</p>
+
+<p>&mdash;Dat zijn alle spinnen, antwoordde de luitenant; zij leven van kleine
+insecten, uitgezonderd de reusachtige vogelspin van Zuid-Amerika, die
+kleine vogels en andere dieren aanvalt en verslindt of uitzuigt.</p>
+
+<p>&mdash;<span xml:lang="fr">Parbleu!</span> zeide de kapitein, die moet dan nog al wat mans zijn.</p>
+
+<p>&mdash;Ja, zij is met uitgestrekte pooten zoo groot als eene hand, antwoordde
+de luitenant.</p>
+
+<p>&mdash;Ba! zeide de kapitein, ik ril als ik er aan denk.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="84">&nbsp;</span><a id="p_84"></a></p>
+
+<p>&mdash;Maar ik dwaal van de tarantula af. Enkel in den zomer leeft de
+tarantula, als ik mij zoo mag uitdrukken, want van October tot in de
+lente verkeert zij in een staat van verdooving of winterslaap. Zij stopt
+de opening van haar hol dicht met een bal, dien zij op dezelfde manier
+maakt, als den rand rondom den ingang. Wanneer men haar gedurende dien
+tijd opgraaft, is zij slaperig; loopt waggelend alsof zij dronken is,
+weet niet wat zij doet, en men heeft haar dan in het minste niet te
+vreezen. Er is geen geval bekend, dat zij gedurende dien toestand bijt.</p>
+
+<p>&mdash;Aan het uiteinde van het achterlijf draagt de tarantula een witten zak
+zoo groot als een hazelnoot. Dat is de eierzak. In de maanden September
+en Augustus komen de jongen uit den zak te voorschijn. Zij zijn
+gewoonlijk 600 à 700 in getal.</p>
+
+<p>&mdash;Wat blief, riep de kapitein, 600 à 700 jongen? Ik geloof dat ge ons
+fopt, luitenant!</p>
+
+<p>&mdash;Neen, zei deze, het is volkomen waar. Deze jongen komen uit den zak,
+klimmen op den rug der moeder en loopen daarop rond, totdat zij groot
+geworden zich overal heen verspreiden om een zelfstandig leven te
+beginnen.</p>
+
+<p>&mdash;'t Moet een fraai gezicht zijn, zeide de kapitein, eene moeder
+wandelende met 6 à 700 kindertjes op haar rug. Zoo'n tarantula-moeder
+heeft een enormen rug, luitenant.</p>
+
+<p>Dries lachte, dat hij schaterde.</p>
+
+<p>&mdash;En om nu op de gevreesde gevolgen van haar beet te komen, zoo ik het u
+heden niet reeds heb bewezen, kan daartoe het volgende dienen. Sinds de
+vroegste tijden is dat geloof aan de noodlottige gevolgen van den beet
+der tarantula overal verspreid en duurt voort tot in onze eeuw. Men
+noemt als die gevolgen: aanhoudend zingen of lachen, weenen en jammeren,
+het lijden aan slaapzucht of slapeloosheid; bij anderen braking, eene
+razende begeerte om te dansen, uitwasemen, last van huiveringen en
+hartkloppingen; weder anderen kunnen sommige kleuren niet verdragen enz.
+Om den gebetene te genezen, speelde men hem twee melodieën voor. De
+patiënt begint, door de muziek opgewekt, te dansen alsof zijn leven er
+van afhangt. Hij raakt bezweet en vermoeid, en valt ten laatste uitgeput
+neder. Hij wordt nu te bed gebracht en men laat hem slapen. Als hij
+ontwaakt, is hij beter, doch weet niet wat er met hem is voorgevallen.
+Bij dat alles verhaalde men nog meer dwaasheden, o. a. dat de kwaal na
+zeker tijdsverloop terugkeerde, dat zij 20, 30 of soms wel meer jaren
+duurde, dat de beet van de eene tarantula erger gevolgen had dan die van
+de andere, en <span class="pagenum" title="85">&nbsp;</span><a id="p_85"></a>dat deze in de hondsdagen het gevaarlijkste was, maar
+daarentegen onschadelijk, als men het dier naar Rome of noordelijker
+streken overbracht.</p>
+
+<p>&mdash;Doch het onderzoek van verstandige lieden deed weldra zien, hoe weinig
+er van dat alles waar was. <span xml:lang="de">Von Borsch</span>, een Poolsch edelman, wist door
+een geschenk een Napolitaan over te halen zich in zijne tegenwoordigheid
+door eene tarantula in den vinger te laten bijten. De man deed het en
+had er geen ander letsel van dan eene ontsteking in de hand; de vingers
+zwollen op en hij had een hevigen jeuk in de gewonde deelen, doch zij
+waren spoedig genezen. Twee andere natuuronderzoekers, <span xml:lang="fr">Léon Dufour</span> en
+<span xml:lang="en">Joseph Erker</span>, namen proeven door zichzelven te laten bijten en bewezen
+hiermede genoegzaam het overdrevene van dat sprookje.</p>
+
+<p>&mdash;Ge ziet al weder, merkte de kapitein op, dat de leugen gemakkelijker
+door de wereld komt dan de waarheid. Voor het overige dank ik u wel voor
+uwe mededeeling, doch we zijn nog niet aan het einde. Ge hebt ons daar
+straks gesproken van een insect, dat gij den tijger onder de insecten
+noemdet. Komaan, mijn waarde, biecht op!</p>
+
+<p>&mdash;O, gij bedoelt de <i xml:lang="la">cicindela campestris</i> of veld-zandkever, dien als
+smaragdgroen glinsterenden kever met fraaie roode stippen versierd welke
+in de zon schitteren als vuur. Ja, dit is een merkwaardig insect. Ik
+noemde het den tijger onder de insecten om zijne wreedheid. Hij is een
+zeer roofzuchtig dier tegen hetwelk geen enkel insect bestand is. Hij
+snort overal rond, valt alles aan, en moordt met wellust. En zijne
+larve<a id="FNa_2" href="#FN_2" class="fnanchor"><sup>2</sup>)</a> (rups) is even merkwaardig als hij. Deze heeft eene zeer
+vreemde gedaante, een platten kop en rugschild. Zij is even als de kever
+zeer vraatzuchtig, doch oefent de jacht op eene andere manier uit. In
+den zandigen bodem waarin zij leeft, graaft zij een verticalen gang, ter
+dikte ongeveer van een potlood. Die gang is 6 tot 18 duim lang. Het
+uitgegraven zand brengt zij met den platten kop en het rugschild naar
+boven. Is deze gang klaar, dan gaat zij er in zitten en verbergt er zich
+in. Alleen de platte kop komt gelijk met de opening van den gang en
+sluit dien als een deksel, en daar zij dezelfde kleur als het zand van
+den bodem heeft, is zij niet gemakkelijk te onderscheiden. Zoo blijft
+zij stil zitten, wacht op eenig insect en zoodra zij iets voelt op den
+kop, trekt zij zich plotseling terug. Het insect aldus den bodem onder
+zich voelende verdwijnen, stort in den kuil, waar het door de larve
+<span class="pagenum" title="86">&nbsp;</span><a id="p_86"></a>gegrepen, uitgezogen en geheel fijn gekauwd wordt. Het overblijvende
+draagt zij op den kop naar boven en werpt het buiten haar hol.</p>
+
+<p>&mdash;Dat is dus een levende val en de kop is het valluik, zeide de
+kapitein.</p>
+
+<p>&mdash;Juist, antwoordde de luitenant. In dat hol verpopt de larve ook; zij
+spint te dien einde de opening eenvoudig toe. De pop is te herkennen aan
+12 uitsteeksels, die op doorntjes gelijken. Uit dezen pop komt onze
+kever te voorschijn. Ziedaar! ik hoop, dat uwe nieuwsgierigheid nu
+voldaan zal zijn, want ik heb slaap.</p>
+
+<p>&mdash;Laat zien, zei de kapitein, er moet bepaald nog wat komen, want mijne
+sigaar is nog niet uitgerookt.</p>
+
+<p>&mdash;Dat is zoo, zeide Dries, waar blijft de dikbuik, luitenant?</p>
+
+<p>&mdash;De dikbuik? zeide deze vragend.</p>
+
+<p>&mdash;Wel ja, de waterzuchtige, zeide Dries.</p>
+
+<p>&mdash;<i>Dikbuikius waterzuchta</i>, voegde de kapitein er tot opheldering bij.</p>
+
+<p>&mdash;O, riep de luitenant, ge bedoelt <i xml:lang="la">meloe majalis</i>. Dat is eene soort
+van Spaansche vlieg.</p>
+
+<p>&mdash;Wat blief, zeide de kapitein vragend, een soort van Spaansche vlieg en
+het is een kever?</p>
+
+<p>&mdash;Zeker, zeide de luitenant, de zoogenaamde Spaansche vlieg is ook een
+kevertje en allerminst eene vlieg. Hij behoort tot de blaartrekkende
+kevers, en de Spaansche vlieg, die wij in onze apotheken koopen, is
+een van die soort. Die gij mij heden hebt bezorgd, is zeer mooi. De
+metaalgroene en zwarte kleur steekt fraai af bij de purpere randen van
+het borststuk. Op de bovenzijde van ieder gedeelte van het achterlijf
+heeft zij eene koperkleurige glanzende vlek. De buik is lichtgroen en de
+voorzoom van elke geleding is koperrood. Een fraai insect, dat we ook in
+Holland aantreffen.</p>
+
+<p>&mdash;Dat insect legt een grooten klomp oranjekleurige eieren, uit welke
+kleine witte larven komen, die op planten kruipen, en zich in eene bloem
+verbergen. Hier wacht zij tot eene bij de bloem bezoekt, dan hecht zich
+het kleine wormpje aan de bij en wordt door deze medegevoerd naar het
+nest. Zoodra de bij nu haar ei legt, laat de larve zich daarop neer en
+eet het op. Daarna vervelt zij en wordt eene larve zonder pooten,
+gebruikt als voedsel de honig uit de cel, verandert nog een paar malen
+van huid en gedaante tot zij eindelijk overgaat in een pop en daaruit
+als volkomen insect de wereld intreedt.</p>
+
+<p>&mdash;Verduiveld, luitenant! zeide de kapitein, gij hebt ons zooveel
+verhaald, dat mij belang inboezemt, dat ik geloof zin in de
+insectenkunde te krijgen, en tot dank beloof ik u, dat als we eenmaal
+<span class="pagenum" title="87">&nbsp;</span><a id="p_87"></a>thuis teruggekeerd zullen zijn, en ik dus weder te Algiers ben, ik u
+eene prachtige verzameling insecten zal zenden.</p>
+
+<p>&mdash;Dat neem ik aan, zeide de luitenant, maar als gij de beesten levend
+zendt, vergeet dan niet ze voedsel te geven. De reis is lang.</p>
+
+<p>&mdash;En nu, rust wel, zeide Frank, en hij strekte zich behagelijk uit, om
+het overige gedeelte van den nacht eens rustig te slapen, welk goed
+voorbeeld ook door den kapitein en Dries werd gevolgd.</p>
+
+<div class="fnsep"></div>
+
+<div class="footnote"><a id="FN_2" href="#FNa_2" class="label"><sup>2</sup>)</a> De kevers zijn evenals de vlinders aan gedaanteverwisseling
+onderworpen.</div>
+
+<div class="chend"></div>
+
+<h2><a id="X"></a>X.</h2>
+
+<p class="subh2">DE STERREN EN HET ZANDMANNETJE.</p>
+
+<p>Men herinnert zich, dat kapitein <span xml:lang="fr">Daumas</span> bij zijne kennismaking met zijne
+reisgenooten, pogende hen van de voorgenomen reis naar Fez te doen
+afzien, o.a. ook had gezegd: »Uw weg loopt bovendien door het land der
+Beni-Hassen, dat wil zeggen door het land van het bloeddorstigste
+roovers- en moordenaarsgespuis van geheel Marokko, ware duivels, die
+niemand door hun land laten trekken.&rdquo;</p>
+
+<p>En thans den tweeden dag na het hiervoren verhaalde, in den middag,
+overschreed men de grenzen van dat beruchte land der Beni-Hassen. Geen
+wonder dan ook, dat men alle maatregelen van voorzorg nam. Men had de
+wapens nagezien en ze in orde bevonden. Men had in de laatste dagen
+met voordacht korte marschen gemaakt om de lastdieren niet te veel te
+vermoeien, want het kon gebeuren, dat men vroeg of laat hunne kracht en
+vlugheid op eene zware proef zou moeten stellen. De liefhebberijen van
+den luitenant en den kapitein bleven rusten tot men dit beruchte land
+zou doorgetrokken zijn en Selam verdubbelde zijne waakzaamheid.</p>
+
+<p>Na tot aan den avond met de grootste behoedzaamheid te zijn
+voortgetrokken, sloeg men de tenten op den top van een heuvel op, te
+midden eener groote opene vlakte. Slecht enkele alleen staande boomen
+vertoonden zich hier en daar. Nauwelijks zat men rustig bij elkaar te
+praten, of eensklaps verschenen twee Arabieren in het kamp. Vanwaar zij
+gekomen waren, wist niemand; men had hen niet van te voren bemerkt.
+Mogelijk was dit gekomen door de drukte bij de aankomst. De kerels, die
+een hoogst ongunstig voorkomen <span class="pagenum" title="88">&nbsp;</span><a id="p_88"></a>hadden, boden kippen en eieren, welke
+laatste zij in groote ronde, van stroo gevlochten doozen hadden, te koop
+aan. Met graagte werd het aanbod aangenomen en de Arabieren vertrokken
+na ruim betaald te zijn.</p>
+
+<p>&mdash;Vanwaar kwamen die schavuiten? zei Selam; ik vertrouw ze niet. Waren
+wij dit vervloekte land maar doorgetrokken. Hij oogde de kerels
+wantrouwend na en zag ze achter een kleinen heuvel verdwijnen.</p>
+
+<p>&mdash;'t Is zoo als 't is, prevelde hij, maar ik zal op mijne hoede zijn.</p>
+
+<p>'t Was nacht. Alles lag in diepe rust verzonken. Zooals gewoonlijk
+stonden de last- en rijdieren in een halven cirkel vóór de tenten. De
+hemel prijkte met schitterende sterrenpracht en de diepe stilte van den
+nacht lag over alles uitgespreid. Slechts nu en dan werd die stilte
+verbroken door den schrillen kreet van een dier, dat door een ander werd
+opgejaagd, of door den gesmoorden doodskreet van een vogel, die door
+eene slang of een roofvogel werd verworgd. Ginder glinsterden de
+lichtende insecten in het duister, als wilden zij wedijveren met de
+sterren. Hier hoorde men een eigenaardig knetterend geluid van den
+krekel. Kortom, de nacht was heerlijk.</p>
+
+<p>Dat vond Selam ook, die rustig vóór de groote tent zat. Hij keek naar de
+lichtende sterren en naar het donkere landschap, dat zich om den heuvel
+heen uitstrekte. Hij luisterde naar elk gerucht. Naast hem lag de sabel,
+dwars over zijne knieën het lange geweer.</p>
+
+<p>Zoo zat Selam tot één uur na middernacht, en stond toen op om Mohammed
+te wekken. Maar Mohammed sliep dien nacht vast, zóó vast dat hij de
+hand niet voelde, die hem aanraakte om hem te wekken. Selam glimlachte
+en beschouwde den slaper eenige oogenblikken. Hij, de vriend zijner
+kindsheid, had hem uit den nood, misschien wel van den dood gered. Hij
+had niet alleen hém gered, maar ook zijne lieve jonge vrouw. En om
+harentwege vooral was Selam verheugd over de wending, die zijn lot had
+genomen. Hij twijfelde niet, of de luitenant en de kapitein zouden
+hem, wanneer men gelukkig te Tanger terugkeerde, aanbevelen aan de
+consulaten, en Selam was overtuigd zijnen plicht tot nu toe gedaan te
+hebben en dien in het vervolg te zullen doen; geen twijfel dus, of hij
+zou voorgoed uit den nood zijn. Aanbevolen aan de consuls zou men hem
+voortaan als bode, gids of koerier tusschen Tanger en Fez gebruiken. En
+dat alles had hij aan zijnen vriend Mohammed te danken. Selam voelde
+zijne dankbaarheid opnieuw en sterker dan ooit in zich opkomen. Hij
+poogde niet meer den man, aan wien hij zooveel <ins class="corr" id="corr32" title="Bron: verschuldig">verschuldigd</ins> was,
+te wekken.&mdash;Slaap, zeide hij, slaap zacht <span class="pagenum" title="89">&nbsp;</span><a id="p_89"></a>en droom van het paradijs,
+Selam zal waken! en hij verliet met onhoorbare schreden de tent.</p>
+
+<div class="figcenter" style="width: 345px;">
+<span class="pagenum" title="-">&nbsp;</span><a id="p_88a"></a>
+<span class="pagenum" title="-"><br />&nbsp;</span><a id="p_88b"></a>
+
+<a href="images/ill_p088b.png"><img src="images/ill_p088b-t.png" width="345" height="502" alt="En Selam strekte de armen uit. Bladz. 91." title="Klik voor vergroting (1034×1505px, 415kb)" /></a>
+<div class="caption">En Selam strekte de armen uit. <a href="#p_91">Bladz. 91</a>.</div>
+</div>
+
+<p>En Selam zette zich neder om te waken. Helaas! de goede jongen had te
+veel van zijne krachten gevergd. De stilte, de rust, die rondom
+heerschte, gevoegd bij de warmte, maakte hem slaperig. Zijn hoofd werd
+zwaar, nog keek hij goed rond, maar allengs overmeesterde hem de slaap,
+zijne oogleden vielen toe, en hij had de kracht niet meer ze te openen.</p>
+
+<p>Selam sliep gerust en droomde. Hij zat alleen, heel alleen op den heuvel
+en keek op naar de sterren. Daar zag hij opeens een dier sterren zich
+bewegen, voortgaan en naar beneden komen. De ster daalde en daalde en
+kwam recht op hem aan. Selam staarde met ontzetting op het glansrijke
+lichaam, dat hem hoe langer hoe dichter naderde. Hij vouwde de handen
+over de borst en wachtte kalm af wat er zou geschieden. En de ster
+naderde steeds. Maar zie, hoe meer zij nabij kwam, hoe meer zij
+veranderde. 't Was geen ster meer! 't Werd een meisje, eene vrouw!&mdash;O,
+hoe schoon, zei Selam, 't is een der onsterfelijken uit het paradijs, en
+hij zag vol bewondering op naar de schoone maagd, die hem naderde en hem
+verblindde door haren glans. Maar zie, wat is dat? Eene andere ster, en
+weder eene, en immer meer begonnen zich los te maken van het firmament;
+zij veranderden allen zachtjes aan en naderden den slapenden, droomenden
+gids. Selam was verblind en zijne lippen openden zich slechts om te
+stamelen: »Allah is groot!&rdquo;</p>
+
+<p>Toen naderde hem de maagdenrei met de eerste aan het hoofd en bleef voor
+hem staan, neen zweven was het, zoo zacht raakten zij de aarde aan met
+den voet.</p>
+
+<p>&mdash;Wees gegroet, o Selam! sprak de voorste, de houris van den Profeet
+groeten u.</p>
+
+<p>&mdash;Allah is groot! zeide Selam, en de houris van Mahomed, den eenigen en
+grootsten Profeet van God, zijn schoon als de sterren.</p>
+
+<p>&mdash;Waarom verwaardigen zij zich af te dalen tot Selam, den armen
+nederigen dienstknecht? vroeg hij.</p>
+
+<p>&mdash;De dochteren der sterren komen tot Selam om over hem te waken. Selam
+is een goed dienaar van den Profeet; de Profeet zendt zijne houris tot
+hem om hem te beloonen.</p>
+
+<p>Selam glimlachte en wierp vlammende blikken op de schoone, die aldus
+sprak.</p>
+
+<p>&mdash;Kom tot ons en geniet de rust van den nacht! hernam zij.</p>
+
+<p>&mdash;Selam kan niet rusten. Hij heeft zijnen plicht te vervullen, hij moet
+waken, antwoordde Selam.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="90">&nbsp;</span><a id="p_90"></a></p>
+
+<p>&mdash;Zal Selam waken, als de Profeet zijne houris zendt om hem den slaap
+te geven in hunne armen? vroeg de schoone.</p>
+
+<p>Selam trilde en wierp verliefde blikken op de houris.</p>
+
+<p>&mdash;Kom mede, vervolgde zij, kom met ons; wij vieren feest in de zalen van
+het groote paleis en gij zult de koning van het feest zijn!</p>
+
+<p>Selam sloeg de oogen neer om de vreugde en het verlangen te verbergen,
+die uit zijne blikken spraken.</p>
+
+<p>Opeens echter, nu zijn blik op den grond viel, zag hij het zand bewegen;
+het golfde als werd het door den wind bewogen, en plotseling werd hij
+omringd door een paar dozijn kleine mannetjes, die uit het zand te
+voorschijn gekomen waren en er geheel uitzagen, alsof zij gevormd waren
+uit dat bruinachtig gele zand, op den langen zwarten baard na, die hen
+tot het midden van het lichaam reikte.</p>
+
+<p>Selam keek onthutst rond, en waarlijk hij was van alle kanten door die
+kereltjes omringd. Zij waren gekleed in de Moorsche kleederdracht, alles
+van dezelfde zandkleur uitgenomen den witten tulband.</p>
+
+<p>&mdash;Selam, sprak de aanvoerder op indrukwekkenden ernstigen toon. Selam!
+ik kom u redden. Luister niet naar deze luchtgeesten, welke voorgeven
+uitverkorenen uit het paradijs van Mahomed te zijn; zij komen om u te
+verstrikken. Slaap niet!</p>
+
+<p>Maar de houris lonkten Selam toe, en deze gaf het zandmannetje een
+onbeschoft antwoord.</p>
+
+<p>&mdash;Wie is het, die u geroepen heeft om mijn raadsman te zijn, antwoordde
+Selam. Ben ik niet een getrouw Muzelman, een goed dienaar van den
+Profeet. Ha, ha! ik begrijp het, gij zijt jaloersch, wijl de schoone
+maagden mij de voorkeur geven.</p>
+
+<p>&mdash;Selam, zeide het zandmannetje, wat zal er van uwen meester worden
+als gij gaat slapen in de armen dier afgezanten van den booze, van
+die vermomde trawanten van den boozen geest? Wat zal er van het kamp
+terechtkomen, wie zal waken voor de rust en tegen diefstal en misschien
+moord?</p>
+
+<p>Selam aarzelde.</p>
+
+<p>Maar weder strekten de houris hare armen uit en zeiden:&mdash;Kom tot ons,
+wij bieden u de genoegens van het paradijs aan. Kom rust bij ons, slaap
+in onze armen! Wij zullen uw schoon hoofd op onzen boezem doen rusten en
+uwe oogen kussen tot zij dichtvallen!</p>
+
+<p>&mdash;Wie zal waken, vroeg Selam, wie zal waken?</p>
+
+<p>&mdash;Wij, riepen de schoonen, als uit één mond.</p>
+
+<p>Nog aarzelde Selam, maar het scheen, dat de booze geesten de overwinning
+<ins class="corr" id="corr33" title="Bron: zonden">zouden</ins> behalen.</p>
+
+<p>&mdash;Hoor, zeide het zandmannetje, luister! Hoort gij niet den
+<span class="pagenum" title="91">&nbsp;</span><a id="p_91"></a>schuifelenden tred van den roover, die om de legerplaats sluipt om de
+paarden te stelen. Ongelukkige, gij gaat uwen meester overleveren!</p>
+
+<p>&mdash;Ik hoor niets dan het gesnor der insecten, zeide Selam.</p>
+
+<p>&mdash;Kom, wat toeft gij nog! riep de aanvoerster der maagden, wij zullen
+waken! en zij naderde Selam.</p>
+
+<p>En Selam strekte de armen uit, de schoone omstrengelde hem en voerde hem
+weg. En het zandmannetje boog treurig het hoofd, en riep op somberen
+toon uit: Allah behoede hem! weder een brave verleid! Komt gezellen,
+onze taak is afgedaan! en opeens waren zij verdwenen.</p>
+
+<p>En Selam sliep en droomde voort. En hij hoorde den sluipenden tred van
+den roover niet, die om de legerplaats sloop; hij zag den naakten
+Arabier niet, die, als eene slang over den grond kruipend, zich zachtjes
+en behoedzaam voortbewoog.</p>
+
+<p>Op den dag hadden de kerels, toen zij in het kamp waren gekomen om
+kippen en eieren te koop aan te bieden, de legerplaats opgenomen en
+thans waren zij daar, tuk op roof.</p>
+
+<p>De een sloop rond om te waken voor eene onverhoedsche overrompeling, de
+ander kroop nader. Hij was bijna geheel naakt en had om het hoofd, bij
+wijze van tulband, een grof koord gewonden. Niet wetende dat Selam
+sliep, ging hij uiterst voorzichtig te werk. Om een paar honderd pas
+vooruit te komen was de kerel een vol uur bezig geweest. Voet voor voet
+kwam hij nader, kroop tusschen de paarden en sneed snel doch voorzichtig
+met het mes, dat hij tusschen de tanden had vastgehouden, het koord door
+van een der kameelen. Na dit verricht te hebben, wond hij, met de oogen
+steeds op den slapenden Selam gevestigd, het koord van zijn hoofd af
+en bond het aan den eenen voorpoot van den kameel. Thans kroop hij
+voorzichtig achteruit, zoo lang het koord was. Een zachte ruk aan het
+touw deed den kameel gehoorzamen aan die stille aanmaning om een stap
+achteruit te doen. Een tweede ruk volgde en de half slapende kameel
+deed weder een pas; zoo ging de dief voort, heel bedaard alle gerucht
+vermijdende. Eindelijk had hij den kameel zoover buiten het kamp dat
+hij veilig was, toen zat hij in een wip op den rug van den kameel en
+wenkte zijn makker tot zich. Deze steeg bij hem op en nu ging het eerst
+behoedzaam en zachtjes aan, doch zoodra men op tamelijken afstand van de
+legerplaats gekomen was in snellen draf voort naar het veilige dorp.</p>
+
+<p>En nog steeds sliep Selam en droomde. Hij lag, in de armen der schoone
+houris weggevoerd, op een zacht welriekend leger en <span class="pagenum" title="92">&nbsp;</span><a id="p_92"></a>strekte met
+welbehagen zijne leden uit op de zachte rustplaats. Doch de rust was
+hem niet genoeg; hij verlangde meer. Maar zie, die daar even nog zoo
+verleidelijke wezens, welke hem tot zich riepen met allerlei beloften,
+lachten hem in het gezicht uit en noemden hem een armen dwaas die de
+sterren tot zich riep, en door een tooverslag waren de maagden met de
+met sterren gekroonde hoofden en de lange witte kleederen verdwenen en
+veranderd in sterren, die hare oude plaats weder hadden ingenomen, en
+Selam zat op den heuvel in plaats van in een welriekend bed te liggen en
+keek op naar het firmament.</p>
+
+<p>Daar stond op eens weder het zandmannetje voor hem.</p>
+
+<p>&mdash;Selam! riep hij met eene verschrikkelijke stem, Selam, gij ontrouwe
+knecht! Zie, wat ge hebt gedaan. Gij hebt mijn raad versmaad, en zie,
+terwijl gij sliept in de armen dier verleidelijke schoonen, kwam de
+dief, de roover, die om uw kamp sloop, en hij stal een uwer kameelen.</p>
+
+<p>&mdash;O, jammerde Selam, wee mij. Allah sta mij bij! Wat moet ik doen? Help
+mij, goede geest, redt mij!</p>
+
+<p>&mdash;Hadt gij mijnen raad opgevolgd, het zou niet geschied zijn, zeide het
+zandmannetje streng. Maar om uwe jeugd en omdat ge tot nu toe braaf
+geleefd hebt en een goed geloovige zijt, wil ik u het middel aan de hand
+doen om u te helpen.</p>
+
+<p>&mdash;O, heb dank! Ik zal <ins class="corr" id="corr34" title="Bron: Allach">Allah</ins> voor u bidden, zeide Selam met vuur.</p>
+
+<p>&mdash;De roover, zeide het zandmannetje, vermetel geworden door het gelukken
+van den diefstal, zal morgen terug komen om weder te stelen. Leg u in
+een hinderlaag en zie u er uit te redden. Gij moet de zaak zelve alleen
+doen als straf voor uw plichtverzuim.</p>
+
+<p>Toen hij dit had gezegd, was het mannetje verdwenen en Selam ontwaakte.
+Hij wreef zich de oogen en riep opeens met schrik:&mdash;Ik heb geslapen! en
+hij sprong op als door eene veer bewogen.</p>
+
+<p>&mdash;Ja, ik heb geslapen, ongelukkige die ik ben, vervolgde hij, en
+gedroomd ook. Maar, Allah zij geloofd! het was slechts een droom.</p>
+
+<p>Na dit te hebben gezegd trad hij nochtans, door vrees gedreven, naar de
+standplaats der dieren toe. Als door den bliksem getroffen bleef hij
+evenwel staan. Een der kameelen was verdwenen, het doorgesneden koord
+gaf hem, helaas! maar al te goed te kennen wat er was gebeurd.</p>
+
+<p>Toen rende Selam de handen voor het gelaat geslagen den heuvel af. Hij
+stortte neder; met het hoofd op den scherpen kant van een steen vallende
+bleef hij bewusteloos liggen, terwijl het bloed uit eene wond aan het
+hoofd vloeide.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="93">&nbsp;</span><a id="p_93"></a></p>
+
+<p>Zoo vond hem Mohammed, die, toen hij wakker geworden de tent uittrad om
+Selam af te lossen en hem niet op zijn post zag, den heuvel afliep om
+hem te zoeken.</p>
+
+<p>De wond was diep, schoon, gelukkig voor den armen jongen, niet
+gevaarlijk. Men wies deze, welke vol stof en steengruis zat, en nadat
+men wat rum in Selam's mond had gegoten, kwam hij weder bij en verhaalde
+naar waarheid, wat er met hem was gebeurd.</p>
+
+<p>De zaak was nu eenmaal geschied en er was niets aan te doen. Wel diende
+de luitenant hem eene strenge vermaning toe, doch hij kende Selam te
+goed, dan dat hij niet zou weten hoe het geheel buiten zijne schuld was
+geschied, terwijl hij uitgeput van vermoeienis in slaap was gevallen.
+Men schikte alles zoo goed en zoo kwaad mogelijk, laadde de goederen,
+die de gestolen kameel had gedragen, gedeeltelijk op den andere en
+gedeeltelijk op de twee ezels, en zoo trok men verder door in het land
+der Beni-Hassen, onder eene verschroeiende hitte en in den aanvang alles
+behalve aangenaam gestemd door het slechte begin bij den intocht in de
+beruchte landstreek.</p>
+
+<p>Maar het onpleizierigst van allen was Selam de dappere Moor gestemd. Hij
+was het meest vertoornd op zichzelven en verweet zich telkens, dat hij
+een kind was, dat niet wakker kon blijven op zijn post. En dan dacht hij
+aan zijn droom en aan de sterren, die tot hem waren gekomen om zijne
+zinnen te begoochelen. Maar ook het zandmannetje en zijne makkers
+herinnerde hij zich. Ja<ins class="corr" id="corr35" title="Bron: .">,</ins> die had het goed met mij voor; dat was de goede
+geest, die houris waren booze machten. En het zandmannetje zeide mij,
+dat de roover zou terugkeeren, zeide Selam in zichzelven. Ha, was dat
+waar? Bij Allah en den Profeet! hij zou het weten, de hond, dat hij met
+Selam den gids had te doen gehad. Zou hij wederkeeren, de roover? Neen,
+'t is al te zot om dat te denken; de lafaard, die in de duisternis komt
+om te stelen, zal den moed niet hebben de legerplaats andermaal te
+naderen.</p>
+
+<p>Zoo reed Selam in diepe gedachten verzonken door, slechts nu en dan een
+blik slaande op den weg, dien men volgde.</p>
+
+<p>Op eens gierde eene windvlaag over de vlakte heen en joeg onzen
+reizigers het zand in de oogen.</p>
+
+<p>Selam veegde zich de oogen uit, en toen hij opkeek, zie wat was dat?
+Ja waarlijk, daar zat hij op den kop van Selam's witten ezel, tusschen
+diens lange ooren. Het was het zandmannetje. Het zat daar zoo deftig,
+zoo rustig als in een leuningstoel. Zijne kleine naakte voeten rustten
+op de manen van den ezel als op een zacht <span class="pagenum" title="94">&nbsp;</span><a id="p_94"></a>kleedje. Het mannetje zat in
+voorovergebogen houding en keek Selam vertrouwelijk aan. Maar alleen
+Selam zag hem, de anderen zagen niets, noch hoorden de stem van het
+kleine persoontje, dat zoo zacht klonk als het geritsel der bladeren.</p>
+
+<p>&mdash;En waarom zou de dief niet komen? vroeg hij.</p>
+
+<p>&mdash;Omdat hij bevreesd zal zijn gesnapt te worden, fluisterde Selam, nadat
+hij van zijne verbazing was bekomen.</p>
+
+<p>&mdash;De Arabier is niet bevreesd, zei het zandmannetje, hij zal komen. Zie
+hij volgt u reeds, maar van verre!</p>
+
+<p>&mdash;'t Is waar, zeide Selam, we zijn onder de Beni-Hassen. Goed, laat hij
+komen, dat is het juist wat ik verlang. Ik zal hem ontvangen!</p>
+
+<p>&mdash;Goed, zeide het zandmannetje. Ik heb u gewaarschuwd, dat hij zal
+komen; de rest laat ik aan u over. Wees op uwe hoede en Allah bescherme
+en helpe u!</p>
+
+<p>&mdash;He, zei Selam, dat zand waait me telkens in de oogen, en hij wreef ze
+met de hand. Toen hij weder opkeek, was het mannetje verdwenen.</p>
+
+<p>&mdash;Ha, zei Selam, ik begrijp het; het zand heeft hem tot mij gebracht en
+hem weder weggevoerd, en hij verviel weder in gepeins.</p>
+
+<p>Van lieverlede was, ondanks de brandende zon, de vroolijkheid bij het
+gezelschap weergekeerd en het vroolijke lachen, dat nu en dan weerklonk,
+bewees, dat de kapitein noch Dries hun vroolijkheid hadden verloren al
+reisde men, om zoo te zeggen, met den vinger aan den trekker van het
+geweer of de hand aan de greep van de sabel.</p>
+
+<p>De weg liep door uitgestrekte bebouwde velden; gerst, gierst en
+dergelijke graansoorten waren de hoofdzaak. Dan weder hield het bebouwde
+land op, en trok men door velden, rijk bedekt met bloemen en wilde
+planten, de eene nog vreemder of schooner dan de andere. Hier en daar
+zag men tusschen het koren den nok van een hut; ook ontmoette men enkele
+malen een paar Arabieren met kameelen. De hitte was ondraaglijk; de zon
+brandde als vuur; de dieren stapten met moeite hijgend voort en ook de
+reizigers gevoelden het drukkende daarvan maar al te zeer. De harde
+grond, door de warmte hier en daar vol scheuren en barsten, wemelde van
+allerlei dieren. Kleine slangen en schorpioenen waren in ontelbare
+menigte aanwezig en niet minder de hagedissen en mieren.</p>
+
+<p>Eindelijk verklaarde de kapitein, dat het hem onmogelijk was verder
+voort te gaan, en op algemeen verlangen besloot men den marsch te
+staken. In een oogwenk werden de tenten opgeslagen, en iedereen vlijde
+zich in de schaduw neder. De beesten kluisterde men de voorpooten, opdat
+zij niet te ver zouden afdwalen en liet hen weiden.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="95">&nbsp;</span><a id="p_95"></a></p>
+
+<p>Selam echter, nog onder den indruk van zijne vrees, ging niet de tent
+binnen, maar beklom een heuveltje, op welks top een groepje hooge
+struiken stond, en strekte zich daar in het lommer uit. Van dit punt kon
+hij den geheelen omtrek overzien. De insecten snorden om hem heen, de
+hagedissen slopen snel tusschen het groen door, maar anders was er geen
+leven te bespeuren. Daar vóór hem graasden de beesten rustig.</p>
+
+<p>Eensklaps hief Selam het hoofd een weinig op, schoof de struiken
+voorzichtig van elkaar en tuurde scherp uit. Daar vóór hem aan den voet
+van gindschen heuvel zag hij plotseling twee gedaanten bewegen. Wat
+is dat? waarom sluipen die twee voetje voor voetje nader, van elke
+bedekking, van elken struik of boom, van elken steen of elke hoogte
+gebruik makende om zich te verbergen? Selam trilde van vreugde. Het
+zandmannetje had hem gezegd, dat de dieven het spoor van de karavaan
+volgden, en het scherpe oog van den gids herkende hen reeds op dien
+afstand.</p>
+
+<p>&mdash;Goed overlegd, mompelde Selam. Bij den baard van den Profeet, ik zie
+dat ik met Beni-Hassen te doen heb. Maar wacht, vrienden, Selam waakt!</p>
+
+<p>Thans bleef een der beide roovers achter, terwijl de andere zijn weg
+vervolgde. Selam hield hem goed in het oog, maar hield te gelijker
+tijd een wakend oog op de grazende beesten. Het zwarte paard van den
+luitenant, dat het verst van de legerplaats graasde, scheen de aandacht
+van den dief te trekken, althans, hoewel uiterst behoedzaam, veranderde
+hij van richting en sloop recht op het paard aan. Het was dezelfde
+Arabier, die dien morgen in het kamp was gekomen. Hij was op den smallen
+gordel na geheel naakt en zijne bruine huid glom van de zeep, waarmede
+hij zich had ingewreven, opdat men bij een aanval geen vat op hem zou
+hebben.</p>
+
+<p>&mdash;Goed, zeide Selam weder, nu ken ik uw plan, hond! en hij liet
+zich eensklaps van den heuvel rollen, sloop onder bedekking van het
+struikgewas voort en bereikte zoo eene kleine holte dicht bij het paard
+van den luitenant, dat gretig graasde en door de gekluisterde pooten
+slechts zeer langzaam vooruit kon. In die holte dook Selam weg als eene
+slang; hij trok een hoop takken over zich heen, en was nu zoo goed
+verborgen, dat het zelfs voor een Arabier, aan zulke hinderlagen gewend,
+onmogelijk was hem te bemerken.</p>
+
+<p>Onbeweeglijk tuurde Selam naar het paard. Het graasde, en naderde hoe
+langer hoe dichter de schuilplaats. Opeens zag Selam den dief door het
+groen sluipen, de planten bewogen zich in lichte golving, dat was al,
+maar het was genoeg om den roover aan Selam te verraden. Hij hield den
+adem in en wachtte.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="96">&nbsp;</span><a id="p_96"></a></p>
+
+<p>Onrustig hief het paard thans telkens den kop op en keek rond als
+bemerkte het, dat het niet pluis rondom hem was. Plotseling zag Selam
+een arm door het groen te voorschijn komen, daarop een hoofd en de
+listige oogen van den Arabier keken behoedzaam rond. Hij was vlak bij
+het paard. Opeens strekte de kerel de hand uit, hieuw met één slag van
+zijn groot mes het koord, dat de voorpooten gekoppeld hield, door, sloeg
+bliksemsnel zijne lange gespierde armen om den hals van het verschrikte
+paard en slingerde zich op zijnen rug.</p>
+
+<p>Maar even snel sprong de woedende Selam uit zijne hinderlaag op, en
+was met een sprong als van een panter op den rug van het paard achter
+den roover, sloot zijne armen om den hals en terwijl deze het paard
+voortjoeg sloten de gespierde handen van Selam als een nijptang om den
+hals van den dief. De Arabier poogde zijn aanvaller te vatten, doch
+diens ijzeren greep verstikte hem. Hij waggelde en beiden vielen van het
+paard. Op den grond werd de worsteling voortgezet en gedurende eenige
+minuten hoorde men niets anders dan het heesch gebrul der strijders.
+Eindelijk was het den dief gelukt zijn mes te grijpen en poogde hij er
+Selam mede te treffen. Doch deze was geen te verachten vijand en, ziende
+dat het om het leven ging, verdubbelde hij zijne pogingen. Zijn greep
+belette den roover adem te halen, het mes ontviel aan zijne krachtelooze
+hand en geworgd door zijn vijand liet hij het hoofd zakken, de hand, die
+Selam's pols krampachtig omkneld hield, liet los en achterover stortende
+blies de roover den laatsten adem uit.</p>
+
+<p>Toen sprong Selam op en zag met medelijden neer op zijn verslagen
+vijand. Nu de kerel dood was, deed het den braven borst leed, dat de
+afloop zoo verschrikkelijk was. Had de roover geen tegenstand geboden of
+niet gepoogd Selam met zijn mes te treffen, dan had Selam zeker niet
+gedaan wat hij nu, gedwongen zijn eigen leven te verdedigen, had
+verricht.</p>
+
+<p>Het rumoer door de worsteling teweeggebracht, had allen doen uitloopen.
+Niet weinig verwonderd was men dan ook over hetgeen er had plaats gehad.</p>
+
+<p>&mdash;'t Is nu eenmaal niet anders, zeide de kapitein; de schurk heeft zijn
+verdiende loon gekregen. Jammer, dat wij ook den andere niet hebben. We
+mogen hedennacht wel op onze hoede zijn.</p>
+
+<p>&mdash;Wat zullen we met het lijk uitvoeren? vroeg de luitenant.</p>
+
+<p>&mdash;Niets, antwoordde de kapitein, niets dan het laten liggen. We gaan
+morgen in de vroegte weder op reis en zoodra we onze hielen hebben
+gelicht, zullen zijne makkers het wel komen halen<ins class="corr" id="corr36" title="Bron: ."></ins> <span class="pagenum" title="97">&nbsp;</span><a id="p_97"></a>om te begraven.
+Zijn deelgenoot in 't stelen zal wel begrepen hebben, wat er gaande is
+en de plaat hebben gepoetst.</p>
+
+<p>&mdash;Zie daar<ins class="corr" id="corr37" title="Niet in Bron.">,</ins> riep Selam, bij Allah! daar gaat de schurk te paard, zoo, ik
+wist niet dat ge een paard in den omtrek hadt.</p>
+
+<p>Werkelijk reed de Arabier in galop weg. Het lang uitblijven van zijnen
+makker had hem ongerust gemaakt, daarop had hij het paard zien
+rondloopen en de daarop gevolgde opschudding in het kamp had hem het
+overige doen raden. Hij had het dus voorzichtig geoordeeld zich te
+verwijderen, wel begrijpende, dat zijn kameraad in handen der Christenen
+was gevallen. Met lossen teugel reed hij heen en was weldra uit het
+gezicht verdwenen.</p>
+
+<p>Ondanks de vrees voor een nachtelijken aanval of overrompeling ging de
+nacht rustig voorbij en des anderen daags vertrok men reeds vóór
+zonsopgang, ten einde een flinken marsch te maken en zoo spoedig
+mogelijk uit dit beruchte land te komen.</p>
+
+<div class="chend"></div>
+
+<h2><a id="XI"></a>XI.</h2>
+
+<p class="subh2">DE BENI-HASSEN.</p>
+
+<p>Snel maar behoedzaam trok de kleine troep voort door het land der
+Beni-Hassen. Op aller gelaat waren min of meer teekenen van de
+ongerustheid te bespeuren, die zich van den een meer, van den ander
+minder had meester gemaakt. Selam vooral, op wien als gids een groot
+deel der verantwoordelijkheid rustte, was stil en had op alles het oog.
+Hij koos de eenzaamste, moeilijkste wegen, want, hoe vreemd het ook moge
+schijnen, dit gedeelte van <ins class="corr" id="corr38" title="Bron: Marrokko">Marokko</ins> is waarlijk bevolkt, in zooverre
+men het bevolkt kan noemen. Overal bemerkte men, tusschen met gerst of
+tarwe beplante akkers of op uitgestrekte met witte venkel en bloemen
+begroeide velden, de toppen der donker gekleurde tenten, welke meestal
+door een klein groepje boomen werden overschaduwd. Zulke alleen staande
+hutten of groepjes waren het echter niet alleen, men stootte zelfs hier
+en daar op volkomen duars (dorpen) en Selam haastte zich bij zoodanige
+ontdekking, zich steeds zoo spoedig mogelijk van die gevaarlijke
+plaatsen te verwijderen.</p>
+
+<p>&mdash;Als we goed voortmaken, kunnen wij overnachten bij den Koebah van
+Sidi-Hassem, zeide Selam, daar zijn wij veilig.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="98">&nbsp;</span><a id="p_98"></a></p>
+
+<p>&mdash;We zullen voorttrekken, antwoordde de luitenant, ondanks de hitte,
+ondanks alles.</p>
+
+<p>En men reed even snel voort, hoe drukkend de hitte ook was.</p>
+
+<p>&mdash;Ik ben zoo nat, zeide Dries, of ik zoo even uit het water ware
+gekomen.</p>
+
+<p>&mdash;En ik, zeide de kapitein, ik neem een bad te paard.</p>
+
+<p>Opeens hoorde men eenig gerucht aan den rechterkant der karavaan en een
+Arabier te paard, eensklaps van achter een hoog korenveld komende, reed
+spoorslag onzen troep voorbij.</p>
+
+<p>Selam hield de teugels in en keek den kerel na. Hij trok de wenkbrauwen
+te zamen en de vuist ballende, mompelde hij eene vervloeking.</p>
+
+<p>&mdash;Wat is het? vroeg de luitenant.</p>
+
+<p>&mdash;Allah sluite mij buiten het Paradijs, antwoordde Selam, als die fielt
+de honden niet wakker gaat maken. Zie, de schoft heeft zijn lang geweer
+in de hand en voert er allerlei bewegingen mede uit, alsof hij reeds aan
+den slag is.</p>
+
+<p>&mdash;In dat geval dienen wij onze wapens klaar te houden, zeide de kapitein
+zich tot den luitenant wendende.</p>
+
+<p>&mdash;Maar welke reden hebt gij voor uwe onderstelling? vroeg de luitenant.</p>
+
+<p>&mdash;Zie, heer! zeide Selam. De Arabier rijdt gewapend heen, waartoe zou
+hij gewapend uit den duar snellen in zoo vliegende vaart, als het niet
+was om zijne kameraden te verwittigen van onze nadering. En eenmaal
+genoegzaam in getal zijnde, wat zal hun beletten ons aan te vallen.
+Geloof mij, bij Allah! laten we ons voorbereiden op een aanval.</p>
+
+<p>Als om Selam's woorden te bevestigen, verschenen opeens weder twee
+ruiters. Zij waren eveneens gewapend en wierpen woedende blikken op het
+gezelschap.</p>
+
+<p>&mdash;Allah geve ons eene schoone zegepraal over u, honden! schreeuwde de
+eene, in vliegende vaart voorbijrijdende.</p>
+
+<p>&mdash;O! wij zullen u braden, vervloekte Christenen! donderde de tweede hem
+toe.</p>
+
+<p>&mdash;Ik heb grooten lust om hun eene blauwe boon in de maag te geven tot
+een aandenken, zeide de kapitein.</p>
+
+<p>&mdash;Wacht maar, heer! zeide Selam, gij kunt uwe kogels straks beter
+gebruiken.</p>
+
+<p>Zoo snel als de roovers waren verschenen, zoo snel waren zij ook
+verdwenen; men zag niet vanwaar zij kwamen of waar zij bleven.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="99">&nbsp;</span><a id="p_99"></a></p>
+
+<p>Intusschen werd de toestand onzer vrienden van oogenblik tot oogenblik
+bedenkelijker. Er viel niet meer aan te twijfelen, of men zou binnen een
+betrekkelijk kort tijdsverloop worden aangevallen, en er bleef niets
+anders over dan zoo spoedig mogelijk eene plaats op te zoeken, waar men
+zich eenigermate kon verschansen om met goed gevolg het hoofd te bieden
+aan een aanval. Ongelukkigerwijze kon men echter, hoe men ook uitkeek,
+niets geschikts bemerken. Het terrein was golvend, heuvelachtig, waar
+graanvelden en bloemrijke weiden zich afwisselden. De horizont werd
+begrensd door eene lange rij bergen van aschgrauwe kleur, daar was het
+eind van den gevaarlijken tocht, dáár was de grens van het land der
+Beni-Hassen. Kon men het punt slechts bereiken, waar de Koebah's van
+Sidi-Ghedar en Sidi-Hassem waren. Maar dat was onmogelijk, de afstand
+was te groot en de tijd drong.</p>
+
+<p>Men hield halt op een der steilste heuvelen, waar een kleine groep
+boomen stond. De kameel liet men knielen en bond hem vast, opdat hij
+niet zou kunnen opstaan. Ook de paarden en ezels werden stevig bevestigd
+tusschen het weinige groen, dat de heuveltop bevatte.</p>
+
+<p>&mdash;Ziezoo, zeide de luitenant, nu zullen we zien wat men wil. Hier zijn
+wij, zoo goed en zoo kwaad als het kan, uitmuntend gelegerd, en als wij
+met de noodige voorzichtigheid bedaard te werk gaan, zal het geen
+enkelen Arabier gelukken den heuvel te bestijgen.</p>
+
+<p>De roovers lieten niet lang op zich wachten. Eene nauw zichtbare
+stofwolk aan den horizont verkondigde hun komst.</p>
+
+<p>&mdash;Ha! zeide de kapitein, daar komen de schelmen! Vooruit, jongens, ieder
+op zijn post en vooral goed gemikt en bedaard vuren!</p>
+
+<p>De luitenant had de beide kameeldrijvers met geweren gewapend, daar zij
+er dringend om hadden verzocht onder verzekering, dat zij er goed mede
+konden omgaan, en over twee geweren meer te kunnen beschikken was eene
+niet te verwerpen zaak. Onze zeven personen hadden zich nu zoodanig
+nedergelegd, dat zij de kruin van den heuvel geheel innamen en naar alle
+richtingen den vijand het hoofd konden bieden. Iedereen had zich zoo
+veel mogelijk bedekt opgesteld, de een achter een boomstam, de ander had
+zich eene oneffenheid van den bodem ten nutte gemaakt. Alleen Dries en
+Selam lagen tamelijk blootgesteld aan de vijandelijke kogels.</p>
+
+<p>Dries blikte om zich heen en zag op de helling eenige steenen liggen en
+deelde zijne ontdekking aan Selam mede.</p>
+
+<p>&mdash;Bij Mahomed! zei deze, dat is wat waard. Kom, ga mede! <span class="pagenum" title="100">&nbsp;</span><a id="p_100"></a>en hij sprong
+snel als een gems naar beneden en gooide Dries steen voor steen toe, die
+ze weder op den heuveltop wierp.</p>
+
+<p>De kapitein, die hunne bedoeling begreep, sprong nu ook toe en wierp van
+deze steenen spoedig eene, een paar voet hooge borstwering op. De
+oneffen steenen sloten juist daardoor vast in elkaar en vormden eene
+beschutting, waartegen menige kogel kon afstuiten.</p>
+
+<p>Intusschen tuurde de luitenant door zijn veldkijker naar den vijand, die
+in dollen galop naderde en spoedig met het bloote oog goed te
+onderscheiden was.</p>
+
+<p>&mdash;Duivels, riep de kapitein, dat is een aardig troepje. Er zijn er
+minstens een vijftig.</p>
+
+<p>&mdash;Zevenmaal zeven is negen-en-veertig, zeide de luitenant bedaard. Als
+we er ieder zeven neerleggen zijn we klaar.</p>
+
+<p>&mdash;Dat is waar, merkte Dries laconiek op. Ba! maar zeven, ik neem er tien
+voor mijne rekening, als ze maar onder schot blijven.</p>
+
+<p>&mdash;<span xml:lang="fr">Parbleu</span>, lachte de kapitein, gij zijt spoedig klaar met uwe
+overwinning!</p>
+
+<p>&mdash;Och ja, spotte Dries, 't is zoo goed als gedaan, het paard is op een
+oor na gevild.</p>
+
+<p>&mdash;Pas op! riep de luitenant, zij beginnen!</p>
+
+<p>Werkelijk was de bende, die uit vijftig à zestig kerels bestond, bijna
+tot op een geweerschot genaderd en hield een oogenblik halt. Daarop
+verdeelden zij zich en omsingelden den heuvel in een grooten kring. Het
+was een bonte hoop van allerlei leeftijd. Jongelingen met lange zwarte
+in den wind fladderende haren, grijsaards met prachtigen sneeuwwitten
+baard en mannen in de kracht van hun leven. De meesten hadden de borst,
+de armen en de beenen naakt en sommigen waren schrikbarend mager. Hunne
+kleeding zag er even armzalig uit als het tuig hunner paarden, dat bij
+de meesten slechts uit touw bestond. Enkelen hadden, in plaats van den
+tulband, roode lappen om het hoofd gewonden, en hunne bewapening was
+eene mengeling van alles. Wat hunne gelaatstrekken betrof, het waren
+allen echte galgentronies, waarop de misdaad haar stempel had gedrukt.</p>
+
+<p>Opeens kwam er beweging in den levenden ring, die den heuvel omgaf.
+Onder het uitstooten van een helsch geschreeuw en gebrul, vermengd met
+de afschuwelijkste verwenschingen en vervloekingen en onder het
+aanheffen van de zonderlingste aanvalskreten, stoof de troep vooruit
+zonder orde of regelmaat, de geweren boven het hoofd zwaaiend.</p>
+
+<p>&mdash;Aan! commandeerde de luitenant.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="101">&nbsp;</span><a id="p_101"></a></p>
+
+<p>Nog een oogenblik van spanning en&mdash;Vuur! klonk het even bedaard.</p>
+
+<p>Tegelijk met hun salvo donderden de schoten der aanvallers wild dooreen.
+Eene dikke kruitwolk omgaf eenige oogenblikken den heuvel; takken en
+bladeren vlogen in het rond, en toen men naar de uitwerking van het
+salvo keek, lagen vijf der roovers uitgestrekt op den grond, terwijl een
+zesde zich met moeite in den zadel hield, en de paarden der gevallenen
+met de <ins class="corr" id="corr39" title="Bron: teruggalopeerende">teruggaloppeerende</ins> aanvallers meeliepen.</p>
+
+<p>&mdash;Goed zoo! riep de luitenant, knap gedaan. Nog een paar malen zoo en
+zij zullen genoeg hebben.</p>
+
+<p>Naar de gewoonte der Arabieren, waren zij met lossen teugel genaderd,
+hadden hunne geweren afgeschoten op de belegerden en waren daarna even
+snel omgekeerd tot buiten het bereik der schoten, waar zij halt hielden
+om zich voor een tweeden aanval voor te bereiden.</p>
+
+<p>Van ons zevental had niemand eenig letsel bekomen.</p>
+
+<p>Blijkbaar was die hartelijke ontvangst den roovers niet meegevallen,
+want men bemerkte eenige aarzeling en een druk gesprek, eer men tot den
+tweeden aanval overging. Doch hun groot aantal deed hen niet vreezen
+voor eene nederlaag en dadelijk herhaalden zij den aanval.</p>
+
+<p>Ditmaal naderden zij dichter en schenen bedaarder te mikken; althans een
+der kameeldrijvers werd in den arm getroffen en een paar kogels raakten
+de steenen barricade, waarachter Dries en Selam verscholen lagen. De
+stukken steen vlogen in het rond en wondden Dries in het gelaat.</p>
+
+<p>&mdash;Schoelje! riep deze, woedend opspringende, dat zal ik je betaald
+zetten, en snel een patroon in den loop leggende hief hij zich geheel
+op, legde aan en vuurde op de wegtrekkende ruiters, en de halfnaakte,
+gespierde Arabier, die op Dries had gevuurd, viel getroffen uit den
+zadel.</p>
+
+<p>&mdash;Dat zijn er weder vier, riep de luitenant, met de vorige zes maakt dat
+tien, die buiten gevecht zijn gesteld. Opgepast, jongens!</p>
+
+<p>Deze waarschuwing was niet overbodig, want de Beni-Hassen kwamen weder
+plotseling met lossen teugel en aangelegde geweren aanrennen. Het zand
+vloog in dikke wolken op en de geweren knalden nu bijna te gelijker
+tijd.</p>
+
+<p>Maar ook de belegerden waren op hunne hoede, en de goed gemikte kogels
+troffen thans, nu de woedende Arabieren zich nog dichter dan de vorige
+maal waagden, allen hun doel. Enkele vijanden vielen uit den zadel, en
+andere konden er slechts met moeite in <span class="pagenum" title="102">&nbsp;</span><a id="p_102"></a>blijven zitten en alleen door de
+hulp hunner makkers waren zij in staat voort te komen.</p>
+
+<p>Een luid hoera ging onder de belegerden op over den gelukkigen uitslag
+van dit salvo, doch opeens werd hunne vreugde aanmerkelijk getemperd
+door een noodlottig toeval.</p>
+
+<p>De kameel namelijk had al aanhoudend allerlei pogingen aangewend om
+zich los te rukken, toen een paar kogels van de Arabieren hem hierin
+te hulp kwamen en de riemen, waarmede hij aan den boom bevestigd was,
+stukschoten. Het dier sprong nu opeens op, rukte zich los, sloeg als een
+bezetene rond en rende den heuvel af.</p>
+
+<p>De luitenant en de kapitein stieten een kreet van woede uit, want dit
+dier droeg het voornaamste gedeelte der bagage. En hunne woede werd nog
+slechts vermeerderd, daar de Arabieren, opmerkzaam geworden op hetgeen
+er gaande was, een tiental van hen afzonden om den kameel te
+bemachtigen.</p>
+
+<p>Doch eer iemand er nog op bedacht was, sprong Dries op, snelde den
+heuvel af en den kameel achterna.</p>
+
+<p>Nauwelijks zagen de luitenant en de kapitein wat Dries ging wagen, of
+beiden laadden hunne geweren en legden zich neder om hem tegen de
+aanrukkende Arabieren te beschermen.</p>
+
+<p>In korten tijd had de waaghals, als een pijl uit den boog den
+heuvel afvliegend nog vóór de Arabieren tot op een honderd pas waren
+genaderd, den kameel bereikt en spande nu al zijne krachten in om het
+tegenstrevende dier mede te krijgen. Doch al zijne pogingen baatten niet
+veel, en de Arabieren waren reeds bij hem eer hij kon voortkomen.</p>
+
+<p>Intusschen, hoe groot het gevaar was, dacht de wakkere knaap er niet
+aan, den kameel prijs te geven. Met een paar hevige rukken dwong hij het
+dier te knielen en het den riem om de pooten slingerende, bond hij het
+zoo vast, dat het voor het dier onmogelijk was op te staan, zoodat het
+nu brullend en spartelend op den grond lag.</p>
+
+<p>De twee voorsten der aanvallers, nu dicht genaderd en overmoedig
+geworden door de zekerheid van hun vijand en den kameel te bemachtigen,
+repten zich wat zij konden, toen de welgerichte schoten van den
+luitenant en den kapitein een einde aan hun rit en tevens aan hun leven
+maakten en hen van het paard deed storten.</p>
+
+<p>De overigen op hunne oude geweren rekenende en niet bekend met de snelle
+lading der achterlaadgeweren, meenden nu gerust te kunnen voortdringen;
+doch voor de tweede maal knalden de uitstekende geweren der beide
+officieren, waardoor eene schromelijke <span class="pagenum" title="103">&nbsp;</span><a id="p_103"></a>verwarring in den kleinen troep
+werd gebracht. Weder vielen er twee en de overigen namen reeds den
+terugtocht aan, toen drie hunner, woedend over den hardnekkigen
+tegenstand, met een paar sprongen hunne makkers achter zich lieten en op
+Dries aanvielen.</p>
+
+<p>Deze wachtte hen met de sabel in de vuist af, besloten zijn leven zoo
+duur mogelijk te verkoopen.</p>
+
+<p>Maar de roovers hadden ditmaal buiten den waard gerekend, of liever
+buiten de beide officieren; want na een enkel woord met elkaar te hebben
+gewisseld, stortte de kapitein met de sabel en de revolver in de hand
+den heuvel af Dries te hulp, terwijl de luitenant met het geladen geweer
+in de hand rustig bleef staan wachten op het oogenblik, dat hij, zonder
+gevaar van Dries te treffen, een der drie vijanden zou kunnen
+neerschieten, terwijl hij tevens een wakend oog hield op het overige
+gedeelte der bende.</p>
+
+<p>Hoe snel de kapitein zich intusschen voortspoedde, toch had Dries het
+spoedig te kwaad met zijne drie aanvallers, die als dollen om hem heen
+sprongen en sabelhouwen uitdeelden, welke het den dapperen jongen alle
+moeite kostte af te weren. Een houw over het hoofd deed hem het bloed
+over het gelaat stroomen en met een vervaarlijken sprong wierp Dries
+zich op den man, die hem dezen houw toediende, greep hem bij de keel en
+sleurde hem van het paard, juist toen de kapitein hem een donderend
+»houd moed!&rdquo; toeriep.</p>
+
+<p>De twee andere roovers, nu een nieuwen vijand in het strijdperk ziende
+treden, wendden zich tegelijk tot dezen; doch vóór zij den tijd hadden
+hem op het lijf te vallen, schoot de verwoede kapitein alle schoten van
+zijne revolver achtereenvolgens op hen af.</p>
+
+<p>Dat deed eene vreeslijke uitwerking. Een zijner twee aanvallers stortte
+met zijn paard neer, beiden waren door de kogels doorboord.</p>
+
+<p>De tweede viel den kapitein nu met de sabel aan, zich als een behendig
+schermer steeds door vlugge sprongen aan de linkerzijde van den ruiter
+houdende, waardoor hij veilig bleef voor diens verwoede sabelhouwen.</p>
+
+<p>Dries had het harder te verantwoorden. Worstelend met zijnen vijand,
+voelde de dappere jongen weldra zijne krachten door het bloedverlies uit
+zijne wond afnemen, en het was te vergeefs dat hij zich inspande om
+zijnen vijand omvat te houden. Met eene hevige krachtsontwikkeling wist
+deze den rechterarm vrij te krijgen en zijn ponjaard te grijpen.</p>
+
+<p>Het zou met Dries gedaan zijn, want met eene vreeslijke vervloeking op
+de lippen, hief de Arabier zijnen arm op om hem den doodelijken stoot
+toe te brengen, en zijn gemeen gelaat straalde <span class="pagenum" title="104">&nbsp;</span><a id="p_104"></a>van helsche vreugde over
+de hulpeloosheid van den Christen, dien hij ging dooden.</p>
+
+<p>Maar daar knalde een schot van den heuvel en een kogel verbrijzelde de
+opgeheven vuist, die het moordtuig omkneld hield&mdash;en Dries was gered!</p>
+
+<p>Thans wierp Dries met een laatsten wanhopigen ruk zijne tegenpartij van
+zich, en vóór deze den tijd had zich op te heffen om zijnen vijand met
+de linkerhand den ponjaard naar het hoofd te slingeren, was de kapitein,
+die zijn tweeden vijand had verslagen, toegeschoten, en sloeg hij den
+kerel met één sabelslag neer.</p>
+
+<p>Het was de altijd waakzame luitenant geweest, die met de grootste
+koelbloedigheid zijn schot had bespaard, tot hij eene goede gelegenheid
+vond, om Dries van een wissen dood te redden.</p>
+
+<p>Thans rende hij met Selam en Mohammed als een stormwind den heuvel af
+en, na Dries te hebben doen opnemen, ging het met vlugge schreden den
+heuvel op, terwijl hij en de kapitein met het geweer in de hand den
+aftocht tegen den aanrukkenden vijand verdedigden en den kameel
+medevoerden.</p>
+
+<p>Ziende dat zij te laat kwamen om den dood van hunne makkers te wreken,
+wendden de roovers den teugel en reden spoorslags terug om buiten het
+bereik der kogels te komen.</p>
+
+<p>&mdash;Ziezoo! zeide de luitenant, nadat men weder in veiligheid was, ik
+geloof, dat de schurken vooreerst hun bekomst hebben. Als ik mij niet
+vergis, zijn er thans minstens vier-en-twintig buiten gevecht gesteld,
+dat is ongeveer de helft.</p>
+
+<p>&mdash;Bij God! zeide de kapitein, ik geloof dat zij een weinig eerbied voor
+de vereenigde Nederlandsche en Fransche wapens beginnen te krijgen.</p>
+
+<p>&mdash;Onze schuld is vereffend, kapitein! zeide Dries. Als gij mij niet te
+hulp waart gekomen, was het met mij gedaan geweest, en ook u, luitenant,
+ben ik dankbaar; aan u beiden ben ik het leven verschuldigd!</p>
+
+<p>&mdash;Ba! zeide de kapitein, ik heb slechts de helft afbetaald. Er blijft
+nog een gedeelte over, mijn vriend!</p>
+
+<p>&mdash;Nu, ge hadt het benauwd genoeg, zeide de luitenant; mijn kogel kwam
+juist van pas.</p>
+
+<p>&mdash;Een meesterlijk schot! zeide de kapitein. Ik geloof, dat de schoelje
+zijn arm niet meer zal opheffen voor het bedrijven van eene misdaad.</p>
+
+<p>&mdash;Maar kijk eens, de ellendeling leeft nog! riep de luitenant. Ziet, en
+hij wees naar den kerel, die zich bewoog.</p>
+
+<div class="figcenter" style="width: 339px;">
+<span class="pagenum" title="-">&nbsp;</span><a id="p_104a"></a>
+<span class="pagenum" title="-"><br />&nbsp;</span><a id="p_104b"></a>
+
+<a href="images/ill_p104b.png"><img src="images/ill_p104b-t.png" width="339" height="494" alt="Deze wachtte hen met de sabel in de vuist af. Bladz. 103." title="Klik voor vergroting (1017×1482px, 375kb)" /></a>
+<div class="caption">Deze wachtte hen met de sabel in de vuist af. <a href="#p_103">Bladz. 103</a>.</div>
+</div>
+
+<p><span class="pagenum" title="105">&nbsp;</span><a id="p_105"></a></p>
+
+<p>Nog éénmaal richtte de roover zich op, en het gelaat naar het Oosten
+wendend, riep hij met zwakke stem:&mdash;God is groot en Mahomed is zijn
+profeet! Vloek over u, honden van Christenen; God verdelge u!</p>
+
+<p>Meer kon hij niet uitbrengen. Eene hevige stuiptrekking overviel hem, en
+het hoofd buigend stortte hij voorover op den grond en gaf den geest.</p>
+
+<p>Dit voorval maakte voor een oogenblik een pijnlijken indruk op het
+geheele gezelschap. Het ontzettende van het tooneel deed hen rillen, en
+allen keken somber voor zich zonder een woord te spreken, totdat eene
+beweging onder de rooverbende hunne opmerkzaamheid gaande maakte.</p>
+
+<p>De bijna tot op de helft verminderde troep maakte hoegenaamd geene
+aanstalten om den aanval te herhalen, maar scheen raad te houden. Het
+duurde een geruimen tijd, eer men een besluit had genomen. Toen zag
+men een troep van tien ruiters zich afzonderen, de losse paarden der
+gevallenen bij elkaar koppelen en na de gewonden daarop gelegd te
+hebben, vertrok een escorte van acht man met hen, terwijl twee ruiters
+zich in vliegende vaart elk naar een verschillenden kant spoedden. Het
+overige gedeelte van den troep bleef op de plaats.</p>
+
+<p>De belegerden keken elkaar vragend aan; doch de kapitein loste spoedig
+het raadsel op.</p>
+
+<p>&mdash;Ha, ha! riep deze, ik begrijp de schurken; na hunne gewonden
+weggezonden te hebben, zenden zij die twee ruiters uit om versterking.</p>
+
+<p>&mdash;Wat te doen? vroeg de luitenant besluiteloos.</p>
+
+<p>&mdash;Luister, zeide de kapitein, ik stel voor te vertrekken.</p>
+
+<p>&mdash;Vertrekken? vroeg de luitenant verwonderd, vóór wij een paar honderd
+pas zijn voortgegaan, hebben wij de geheele bende op het lijf en wij
+worden neergesabeld als honden.</p>
+
+<p>&mdash;Integendeel, antwoordde de kapitein. Geloof mij, ik ken dat volkje.
+Thans zijn er nog slechts een paar dozijn over. Die kunnen wij ons
+gemakkelijk van het lijf houden, want de kerels hebben ontzag gekregen
+voor onze voortreffelijke geweren. Wachten wij echter tot zij
+versterking hebben ontvangen, dan zullen zij ons met eene verpletterende
+meerderheid op het lijf vallen, en hoe goed wij ons ook verdedigen,
+wij zullen het onderspit moeten delven. Maken wij dus gebruik van de
+gelegenheid en laat ons spoedig voortmaken; misschien bereiken wij
+gindsche bergen nog vóór hunne versterking is aangekomen en eenmaal
+dáár, zullen we wel zien van hen ontslagen te worden.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="106">&nbsp;</span><a id="p_106"></a></p>
+
+<p>&mdash;Gij hebt gelijk, riep de luitenant. Vooruit, aan het werk! En in
+minder tijd dan men het kan vertellen, was een ieder klaar, en begon de
+kleine stoet den heuvel af te dalen.</p>
+
+<p>&mdash;Ga gij met Dries en Selam in de voorhoede, zeide de kapitein tegen
+Frank. Ik zal met Mohammed de achterhoede uitmaken. Wij laten de buksen
+maar goed spreken; elken schelm, die onder ons bereik komt, schieten we
+zonder mededoogen neer.</p>
+
+<p>Met de wapens in de hand trok men af. Doch nauwelijks zagen de
+Beni-Hassen hen de vlakte betreden, of zij wierpen zich te paard en
+hadden in een oogwenk den troep omsingeld in een wijden kring, echter
+zorgende buiten het bereik der kogels te blijven.</p>
+
+<p>Met den kameel in het midden, de geweren in de hand, gereed om te vuren,
+trok men langzaam voort. En rondom dien kleinen maar dapperen troep
+sprongen en draafden de Beni-Hassen als duivels, allerlei vervloekingen
+uitstootende. Nu en dan waagden een paar zich dichter bij. In vliegenden
+galop aanrennende, wendden zij op een zekeren afstand eensklaps den
+teugel en schoten onder het terugtrekken hun lang roer op hen af.</p>
+
+<p>&mdash;Ba! wat schreeuwers, zeide Dries, die naast den bedaarden luitenant
+reed. Kon ik ze maar eens even onder schot krijgen.</p>
+
+<p>&mdash;Ja, daar passen zij wel op, zeide de luitenant. Zie, dien kerel dáár
+met dien rooden doek om den kop, deze is al een van de brutaalsten.
+Wacht, daar komt hij weder. Ik wil toch eens probeeren, hoever mijn
+geweer wel draagt.</p>
+
+<p>Tot op meer dan duizend pas genaderd, hield de kerel stand, schoot zijn
+geweer af, wierp het daarna in de hoogte, ving het onder het vallen op
+en reed terug. Doch dadelijk daarop naderde hij weder en nu gelijken
+tred houdend met de karavaan, wierp hij onder een vliegenden galop
+aanhoudend zijn geweer in de hoogte en ving het op. Eindelijk deed hij,
+hetzij bij ongeluk of opzettelijk een misgreep en het geweer viel in het
+zand. In zijne vaart stoof hij het voorbij, doch bliksemsnel wendend
+reed hij terug en in vollen ren boog hij zich aan de rechterzijde over,
+zijne lange magere beenen om zijn paard geklemd houdende, en greep het
+geweer van den grond, een toer, die de knapste kunstrijder hem misschien
+niet zou nadoen. Toen, zijn geweer zwaaiend, naderde hij nog dichter
+onder het uitschreeuwen van een stroom van scheldwoorden, uittartingen
+en bedreigingen.</p>
+
+<p>&mdash;Komaan, snoever, houd den mond! riep de luitenant, en hij zette zijn
+geweer tegen den schouder.</p>
+
+<p>Nauwelijks bemerkte de roover die beweging, of hij trok snel terug.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="107">&nbsp;</span><a id="p_107"></a></p>
+
+<p>Doch te gelijkertijd trok de luitenant af, en met den knal stortten
+ruiter en paard neder.</p>
+
+<p>&mdash;Jongens, riep Dries, dat noem ik een schot, op meer dan duizend pas!
+Maar zie, de kerel schijnt ongedeerd; slechts zijn paard is getroffen.</p>
+
+<p>Werkelijk had de ruiter, wiens paard doodelijk getroffen was, zich onder
+het dier uitgewerkt en zette hij het op een loopen naar zijne makkers.
+Maar eer hij een honderd pas ver was gegaan, trof hem een kogel van
+Selam, die hem op zijn lastdier was achternagesneld.</p>
+
+<p>&mdash;'t Is jammer van den vent, zeide Dries, toen hij hem zag vallen.</p>
+
+<p>&mdash;'t Is alweer een vijand minder, zeide de luitenant bedaard.</p>
+
+<p>Een algemeene aanval van de roovers volgde op den dood van den waaghals.
+Een regen van kogels vloog over en door den kleinen troep, doch ook zij
+waren op hunne hoede geweest en een paar kerels, die zich wankelend in
+den zadel hielden, leverden het bewijs, dat de kogels weder nieuwe
+slachtoffers hadden gevonden.</p>
+
+<p>Van alle kanten omringd en onder hetzelfde spel van galoppeeren en
+vuren, zette men den weg voort en reeds vorderde men goed, toen opeens
+eene stofwolk achter hen de aankomst der versterking aankondigde.
+Eensklaps zag men uit die stofwolk de paarden en ruiters te voorschijn
+komen, allen om het snelst rijdend. In weinige oogenblikken waren zij
+tot zeer dichtbij genaderd, en na zich met de vorigen te hebben
+vereenigd, vloog de troep als eene bende losgelaten duivels op de kleine
+karavaan aan.</p>
+
+<p>Vast aaneengesloten wachtte deze hen af. Men begreep, dat niets dan een
+wonder hen zou kunnen redden en men was besloten liever te sterven dan
+zich over te geven.</p>
+
+<p>Het tumult, dat nu volgde, was ontzettend en ging alle beschrijving
+te boven. Na eenige malen de geweren te hebben afgevuurd werd men
+handgemeen, en gedurende eenige oogenblikken zag men slechts eene
+ontzettende stofwolk, waartusschen men hier en daar een paard of een
+ruiter zag uitkomen en hoorde men niets anders dan het gekletter
+der sabels, het knallen der revolvers en de aanmoedigingskreten en
+verwenschingen van beide partijen. Hier renden paarden zonder ruiters
+rond, dáár vluchtte de losgeraakte beladen kameel. Het was een
+opeengepakte hoop, waarvan de handvol dapperen het centrum uitmaakte.
+Elke slag van hen trof zijn doel, en hoe snel de roovers ook opdrongen
+en hoe onstuimig hun aanval ook was, het had hun nog niet mogen gelukken
+hen te dooden of gevangen te nemen. Als een muur stonden zij daar
+onwrikbaar, geen voet breed wijkende tot eindelijk een der ruiters, zijn
+paard <span class="pagenum" title="108">&nbsp;</span><a id="p_108"></a>tot een hevigen sprong dringende, eene bres maakte in het kleine
+carré en zij daardoor van elkaar werden gedrongen.</p>
+
+<p>De kapitein en Dries vochten als een paar razenden, nu dezen dan
+dien aanvaller het hoofd biedend. De luitenant had zijne gewone
+koelbloedigheid behouden, lette op alles, en schermde even bedaard met
+elke tegenpartij die zich op zijn weg plaatste, alsof hij op eene
+schermpartij was. Selam en Mohammed, als een paar echte zonen van het
+land, vochten met al de woede en doodsverachting van den Mahomedaan, en
+het duurde dan ook niet lang of onze Mohammed was geheel buiten gevecht
+gesteld, terwijl Selam, aan den arm gewond, zich nog slechts met moeite
+verdedigde. Wat de kameeldrijvers betreft, door het verschrikte dier
+medegesleept, had de eene ongelukkig den dood gevonden onder de hoeven
+der paarden, terwijl de andere gevangen was genomen tegelijk met zijn
+lastdier.</p>
+
+<p>Ongelukkig brak, door een hevigen kolfslag, de sabel van den luitenant
+juist op een zeer gevaarlijk oogenblik. Hij gaf echter daarom den strijd
+niet op, maar het paard van zijne tegenpartij bij den teugel grijpend,
+stak hij het zijn ponjaard in de borst. Het dier <ins class="corr" id="corr40" title="Bron: stijgerde">steigerde</ins> en zou
+zijnen bereider in zijn val hebben medegesleept, zoo deze niet snel op
+den grond was gesprongen. Op hetzelfde oogenblik <ins class="corr" id="corr41" title="Bron: stijgerde">steigerde</ins> ook het
+paard van den luitenant en wierp dezen van zich af.</p>
+
+<p>Als een leeuw stortte de Arabier zich nu op zijnen vijand, en beiden
+hielden elkaar omstrengeld, worstelende wie de bovenhand zou krijgen.</p>
+
+<p>De luitenant was een gespierd man en zijne buitengewone bedaardheid gaf
+hem een groot overwicht over zijnen vijand. Reeds spoedig zag deze dan
+ook, dat hij met geen te minachten partij worstelde; eene handige
+beweging van den luitenant deed den kerel het evenwicht verliezen,
+waardoor hij zoodanig met het hoofd op den rotsigen bodem terechtkwam,
+dat hij voor dood bleef liggen. Doch op hetzelfde oogenblik voelde de
+luitenant de koude tromp van een pistool in den nek. Eene bliksemsnelle
+beweging deed het schot missen en te gelijk stortte de Arabier, die dat
+schot had gelost, door een sabelhouw van den kapitein getroffen met
+gespleten schedel in zijn bloed badend neder.</p>
+
+<p>Doch hoe fel de tegenstand ook was, het einde was gemakkelijk te
+raden en het was nog slechts eene kwestie van eenige oogenblikken. De
+zekerheid hier den dood te zullen vinden, deed echter onze vrienden het
+onmogelijke tot stand brengen.</p>
+
+<p>Doch eensklaps, op hetzelfde oogenblik, dat de Beni-Hassen de <span class="pagenum" title="109">&nbsp;</span><a id="p_109"></a>handvol
+dappere tegenstanders dreigden te verpletteren, klonk eene donderende
+stem den strijdenden tegen en een ruiter in rijke Arabische kleeding,
+de Turksche kromsabel in de vuist, stortte zich in hun midden hun een
+krachtig: »Houdt op!&rdquo; toeroepende.</p>
+
+<p>De ruiter, die zoo juist van pas kwam om onze dapperen te redden, was
+Sid-Abd-Allah, de geweldige.</p>
+
+<div class="chend"></div>
+
+<h2><a id="XII"></a>XII.</h2>
+
+<p class="subh2">SID-ABD-ALLAH, DE GEWELDIGE.</p>
+
+<p>Op de verschijning van Sid-Abd-Allah staakten de Beni-Hassen eensklaps
+het gevecht en een gemompel van verwondering doorliep den roovertroep.</p>
+
+<p>Die verwondering nam echter nog meer toe, toen de Arabier op onze
+vrienden toerijdende, hen met de grootste hartelijkheid de hand schudde
+en hen met beleefdheden overlaadde.</p>
+
+<p>&mdash;Allah is groot! zeide de Arabier, hun de hand drukkende; hij heeft mij
+u ter hulpe gezonden, u, aan wie ik een schuld van dankbaarheid heb af
+te doen. Vreest niets meer, gij zijt gered! En zich tot de roovers
+wendende, fronste hij de wenkbrauwen, en na hen eenige oogenblikken
+toornig te hebben aangezien, zeide hij:</p>
+
+<p>&mdash;Een ieder begeve zich ten spoedigste naar den duar waar hij woont, en
+daar gij mijne vrienden hebt aangevallen, zult gij zorgen hun morgen bij
+het opgaan der zon den monah aan te bieden als een zoenoffer voor uwe
+schuld. Gaat!</p>
+
+<p>En die woeste roovertroep, de Beni-Hassen, die daar verlegen als
+schooljongens hadden gestaan onder den vreeslijken blik van
+Sid-Abd-Allah, vierden de teugels en verdwenen in eene wolk van stof,
+snel als de wind, verheugd er zoo goed af te komen.</p>
+
+<p>&mdash;Na al hetgeen er is voorgevallen, zeide Sid-Abd-Allah, zult ge er
+zeker niet tegen hebben mij de eer aan te doen om voor hedennacht uwen
+intrek in mijne tent te nemen, ten einde u te herstellen van de
+doorgestane vermoeienissen en om uwe ontredderde bagage na te zien.</p>
+
+<p>Het behoeft niet gezegd te worden, dat dit aanbod gretig werd
+<span class="pagenum" title="110">&nbsp;</span><a id="p_110"></a>aangenomen. Het was toch onmogelijk, zooals de zaken thans stonden<ins class="corr" id="corr42" title="Bron: .">,</ins> te
+vertrekken. De tweede kameel was door de Beni-Hassen weggevoerd; Selam,
+Mohammed en Dries hadden min of meer ernstige wonden bekomen, en een der
+drijvers was vertrapt in de verwarring van den aanval. De luitenant had
+eene onbeduidende wond aan het voorhoofd, maar die hem echter hinderde.
+Om van den schrik te bekomen en de orde te herstellen was derhalve de
+aanbieding van Sid-Abd-Allah niet te verwerpen, en onder een levendig
+gesprek begaf men zich op weg naar den duar van Sid-Abd-Allah.</p>
+
+<p>De richting naar de bergen inslaande, was men zeer spoedig in een zeer
+langen nauwen bergpas gekomen. De rotsen verhieven zich ter weerszijden
+als muren steil in de hoogte. Hier en daar stond eene kleine groep
+struiken of een eenzame boom. Aan den ingang van den pas zat een Arabier
+op een der hoogste <ins class="corr" id="corr43" title="Bron: rotspuntten">rotspunten</ins>. In zijn donkerbruinen mantel gehuld,
+was hij nauwelijks van de rotsen te onderscheiden. Zijn lang geweer lag
+hem dwars over de knieën. Het was een schildwacht van Sid-Abd-Allah, die
+den toegang naar de woonplaats zijns meesters bewaakte, want deze nauwe
+bergpas, waar nauwelijks een paar ruiters naast elkaar konden gaan, was
+een der toegangen tot de woonplaats van den Arabier. Aan het eind van
+dezen weg kwam men eensklaps op eene kleine vlakte. Slechts één tent
+stond daar in het midden onder eene groep vijgeboomen en een vijftal
+Arabieren lag in de schaduw uitgestrekt, terwijl aan het eind van den
+bergpas, eveneens op de rotsen, een tweede schildwacht was geplaatst.</p>
+
+<p>De kleine vlakte, omgeven door hooge bergen, was met welig groene weiden
+bedekt, waarin een twintigtal fraaie Arabische paarden liep, die rustig
+graasden naast eene kudde schapen.</p>
+
+<p>Zoodra men deze vlakte betrad, sprongen de wachthebbende Arabieren
+eensklaps op, doch Sid-Abd-Allah wenkte hen met de hand toe, dat zij
+rustig konden blijven liggen. Echter bleven zij in eene eerbiedige
+houding staan tot de kleine troep was voorbijgetrokken, en men kon op
+die stoute gebruinde tronies, door menig litteeken geteekend, de groote
+verbazing lezen, die zich van hen had meestergemaakt door hun opperhoofd
+in dusdanig gezelschap te zien.</p>
+
+<p>&mdash;Dit is een mijner voorposten, zeide Sid-Abd-Allah. Het is onmogelijk
+mijne woonplaats te naderen zonder te worden gezien.</p>
+
+<p>&mdash;Ik moet u mijn compliment maken over uwe maatregelen, zeide de
+kapitein; inderdaad als de andere toegangen tot uwe woonplaats aan deze
+gelijk zijn, is uwe vesting bijna onneembaar.</p>
+
+<p>Sid-Abd-Allah glimlachte.&mdash;Ja, zeide hij, ik ben wel gedwongen <span class="pagenum" title="111">&nbsp;</span><a id="p_111"></a>voor
+mijne veiligheid te zorgen; deed ik dat niet, dan zou mijn hoofd reeds
+sinds lang op de poorten van Fez te pronk staan.</p>
+
+<p>Na de vlakte dwars overgegaan te zijn besteeg men een zijpad, hetwelk
+zoo smal was, dat men moest afstijgen en de paarden bij den teugel
+medevoeren. Voorgegaan door Sid-Abd-Allah en zijn neger, kwam men in een
+korten tijd op eene groote uitgestrekte vlakte, waar zich aan de blikken
+van onze verbaasde reizigers een groot aantal bewoonde hutten vertoonde.
+Het waren de duars van Sid-Abd-Allah.</p>
+
+<p>Op ettelijke plaatsen dier vlakte verhieven zich de verschillende duars.
+Er waren er tien. Elke duar bestond uit een vijftien- of twintigtal
+tenten op twee rijen geplaatst. De evenwijdige ruimte daartusschen
+vormde een achthoekig pleintje, dat aan beide einden open was. De tenten
+geleken allen op elkaar en waren zeer eenvoudig saamgesteld. Twee palen
+en twee dikke rieten stokken verbonden met een dwarshout vormden zoo de
+nok, waarover een groot donker gekleurd zeil van schapen- en kemelshaar,
+of uit de vezels van den dwergpalm <ins class="corr" id="corr44" title="Bron: vervaardigt">vervaardigd</ins>, was geworpen,
+dat boven den grond een weinig was opgehaald om vrijen doorgang aan de
+lucht te verschaffen. Rondom elke tent was bovendien eene lage schutting
+van riet en droge takken. Des winters laat men het zeil tot op den grond
+neder, en bevestigt het met touwen aan in den grond gestoken pinnen. Hoe
+licht en weinig soliede deze tenten nu ook mogen schijnen, zijn zij toch
+werkelijk uitmuntende woonplaatsen, die des zomers koel en frisch en in
+den regentijd droog zijn. De meeste tenten der verschillende duars
+hadden eene lengte van 8 à 10 meter en eene hoogte van 2 à 2½ meter. In
+het midden van den middelsten <ins class="corr" id="corr45" title="Bron: daar">duar</ins> verhief zich eene veel grootere.
+Het was de tent van Sid-Abd-Allah, waarheen men zich begaf.</p>
+
+<p>Eene vroolijke drukte heerschte er in deze Arabische duars. Groote
+troepen half- en geheel naakte kinderen speelden overal. Hier en daar
+zaten de vrouwen aan den ingang, weefden roode stoffen of draaiden touw
+uit vezels van den dwergpalm. Anderen waren bezig met het malen van
+graan. Op een paar plaatsen was een groepje nieuwsgierigen vereenigd
+rondom een ouden Arabier, die op zijne levendige manier aan het verhalen
+was. Natuurlijk hielden allen dadelijk bij het verschijnen van het
+gezelschap op met hunne bezigheden en verdrongen zich rondom de gasten.
+Doch een donkere blik van den gastheer was voldoende om de
+nieuwsgierigen op een behoorlijken afstand en rustig te houden.</p>
+
+<p>Eindelijk was men onder dak. De tent was bij uitstek fraai. <span class="pagenum" title="112">&nbsp;</span><a id="p_112"></a>Een wand
+van biezen verdeelde haar in twee gelijke deelen. In de eene afdeeling
+sliep de Sheik en zijne vrouw, in de andere de kinderen. De vloer was
+belegd met van wilgetakken gevlochten matten. Het overige huisraad
+bestond uit een paar groote kisten van bont beschilderd en bewerkt hout,
+waarin de kleederen werden geborgen, een ovalen spiegel, een weefgetouw
+van denzelfden vorm als in den tijd van Abraham, een badstoel in den
+vorm van een rieten drievoet, waarover een kaïk als kleed was gehangen
+en waaronder de Arabische vrouwen de dagelijksche, door Mohammed
+voorgeschrevene <ins class="corr" id="corr46" title="Bron: waschingen">wasschingen</ins> verrichtten, voorts een paar rood koperen
+kandelaars, een klein getal steenen schotels en pannen, eenige
+geitevellen en een paar zadels en tuigen. En ten slotte eene soort van
+wapentropee, bestaande uit twee geweren, twee Turksche kromsabels en een
+paar ponjaarden. Dit wapentuig was alles even rijk versierd en blijkbaar
+moest het meer als sieraad dienen dan tot gebruik, daar de wapenen, die
+de Sheik bij zich droeg, van veel eenvoudiger maaksel waren.</p>
+
+<p>Een prachtig tapijt op den grond latende uitspreiden, noodigde
+Sid-Abd-Allah zijne gasten uit daarop plaats te nemen. En weldra zat men
+aan een echt oosterschen maaltijd. In eene kom werd heerlijke versche
+melk aangeboden, voorts boter, eieren en een uitmuntend gebak, een soort
+van taart, van honig, eieren, boter, suiker en meel gemaakt, welk
+gerecht bij de Arabieren zeer beroemd is. Het zonderlinge bijgeloof der
+Arabieren zegt, dat zoo een man in de kamer komt, terwijl de vrouw bezig
+is deze taart te bereiden, de taart mislukt. In dat geval eet men ze
+niet, ook al smaakt zij evengoed, want men vreest dat eenig ongeval
+daaruit zal voortkomen.</p>
+
+<p>Na afloop van dit souper werden de pijpen gebracht, doch de luitenant
+bood sigaren aan en de gastheer ruilde gaarne de pijp voor eene fijne
+sigaar. Al rookende en pratende ontspon zich langzamerhand een vroolijk
+ongedwongen gesprek, zeer natuurlijk kwam ook ter sprake de dienst, die
+den luitenant zijnen gastheer had bewezen, en zoo kwam deze er vanzelf
+toe den afloop van dat avontuur te verhalen.</p>
+
+<p>&mdash;Het is vier à vijf dagen geleden sinds ik door u werd geholpen, aldus
+begon de gastheer. Dank zij uwe hulp, kwam ik nog juist bijtijds om
+mijne woonplaats, mijne bezittingen en mijn volk te redden, want mijn
+vijand zat mij na op de hielen.</p>
+
+<p>&mdash;In den nacht, volgende op dien waarin ik, hoewel slechts voor eenige
+oogenblikken, uw gast was, werden wij aangevallen. Sid-Moessa <span class="pagenum" title="113">&nbsp;</span><a id="p_113"></a>verscheen
+met den kaïd en zijne soldaten, waarbij hij een grooten troep huurlingen
+had gevoegd, het uitvaagsel van Tanger, die hij met het vooruitzicht op
+een grooten buit had weten over te halen om met hem mede te gaan. Vóór
+ik nog mijne tent had bereikt, was mijn plan gemaakt, en toen ik was
+aangekomen, had ik spoedig alles in gereedheid. Een vijftigtal goed
+gewapende mannen lagen in hinderlaag aan den ingang van een bergpas,
+gelijk aan dien welken wij heden zijn doorgegaan en eene dubbel zoo
+sterke macht was op de hooge rotsen aan beide zijden van den pas
+gelegerd.</p>
+
+<p>&mdash;Het was een door de maan verlichte nacht; nu en dan echter drongen
+zich donkere wolken voor haar en onderschepten haar licht. Met groot
+misbaar naderde de bende en opende een oorverdoovend geweervuur op de
+rotsen, waartegen de kogels plat neervielen. Met een honderdtal
+strijders begaf ik mij in de vlakte en de strijd begon.</p>
+
+<p>&mdash;Zooals altijd hield Sid-Moessa, de lafaard, zich achteraf.
+Onophoudelijk echter hoorde ik zijne stem, die zijn volk aanvuurde om
+mij vooral levend te vatten. Intusschen trokken wij al vechtende terug,
+totdat we in den bergpas kwamen. Sid-Moessa geloofde reeds getriumfeerd
+te hebben, en zijn victoriegeroep werkte aanstekelijk op zijne bende,
+die met woeste vaart den pas instoof, ons achterna. Dit was juist, wat
+ik verlangde. Ik trok terug al verder en verder.</p>
+
+<p>&mdash;Opeens, juist toen ik er over nadacht halt te houden, bemerkte ik
+eenige weifeling onder onze vijanden. Niet zoodra zag ik dit of,
+bevreesd dat zij zouden ontsnappen, gaf ik het afgesproken sein.</p>
+
+<p>&mdash;Toen greep er eene verschrikkelijke gebeurtenis plaats in dezen nauwen
+pas. Want eensklaps donderde een salvo van tweehonderd vijftig à
+driehonderd schoten op de bende los. Eene onbeschrijflijke verwarring
+was hiervan het gevolg en nooit zal ik het tooneel vergeten, dat ik toen
+aanschouwde.</p>
+
+<p>&mdash;De eerste beweging der bende was terug te trekken, doch zoodra zij tot
+op eenige honderden passen den ingang waren genaderd, werden zij door
+een salvo van de vijftig daar geposteerde schutters begroet. Een woedend
+gehuil was daarop het antwoord. Toen poogden zij voorwaarts te gaan,
+doch daar stond ik met mijne honderd manschappen, en een nog
+moorddadiger geweervuur ontving hen. Nu poogden zij de steile rotsen te
+beklimmen, maar helaas! bij het licht der maan, dat nu en dan dit
+tooneel bestraalde, zagen zij de rotsen met mijne krijgers bedekt, die
+eveneens hunne kogels <span class="pagenum" title="114">&nbsp;</span><a id="p_114"></a>in den opeengedrongen hoop zonden, waar elk schot
+zijn man trof.</p>
+
+<p>&mdash;Toen begon men te schelden en te tieren en den aanvoerder te
+vervloeken. Men drong op naar Sid-Moessa om hem te dooden. Inzonderheid
+was het gespuis van Tanger, dat eene gemakkelijk te <ins class="corr" id="corr47" title="Bron: verwerveu">verwerven</ins> buit
+had gemeend te vinden, razend van woede.</p>
+
+<p>&mdash;Ik dorstte naar het nemen van wraak; doch Allah nam die taak op zich.
+Sid-Moessa, bevreesd voor de woede van zijne huurlingen, wist, na een
+paar sabelhouwen te hebben ontvangen, door eene kracht en volharding,
+die alleen de wanhoop hem schonk, de steile rotsen te beklimmen en
+naar boven te komen. Mijne krijgers lieten hem begaan, zeker als zij
+waren hem in handen te zullen krijgen. Als een gejaagd dier liep hij
+bovengekomen voort, en nauwelijks waren eenige oogenblikken verloopen of
+een boven alles uitklinkende kreet trof onze ooren, die zelfs voor een
+oogenblik het gevecht deed staken, zoo hevig was de uitwerking op ons
+allen. 't Was Sid-Moessa, die dien kreet had geuit. In zijn angst was
+hij blindelings voortgeloopen en na een paar honderd passen te zijn
+voortgehold, was hij van de hemelhooge rotsen gestort. Wij vonden hem
+des anderen daags liggen met verpletterden schedel en badende in zijn
+bloed. Aldus was het uiteinde van Sid-Moessa; van zijne bende ontkwam er
+geen enkele.</p>
+
+<p>&mdash;Vreeslijk! zeide de kapitein.</p>
+
+<p>&mdash;Ja, antwoordde de gastheer, maar kon ik anders<ins class="corr" id="corr48" title="Bron: .">?</ins> Het lot mij door
+Allah opgelegd, moet ik dragen, maar geloof mij mijne vrienden, het valt
+mij somtijds zwaar.</p>
+
+<p>&mdash;Zie, vervolgde hij, hoe mijn leven is. Door de wreedheid van dien
+Sid-Moessa, dien Allah den dood eens honds heeft gegeven, ben ik een
+roover geworden. Toen, overal vervolgd, woonde ik in de spelonken en de
+holen der bergen; van de eene plaats verjaagd naar de andere had ik
+nooit rust. Dat doet het hart verharden. Een onverwacht voorval kwam mij
+toen te hulp.</p>
+
+<p>&mdash;De bewoners der omliggende provinciën, en met name de Beni-Hassen,
+hadden in den laatsten tijd aan allerlei afpersingen bloot gestaan. 't
+Is de gewoonte, dat de sheik, die het hoofd van een duar is, en door de
+bewoners der duars zelven wordt gekozen, aan den gouverneur, die over
+de provincie is gesteld, jaarlijks in geld en producten een tiende van
+den geheelen oogst opbrengt, gemiddeld een halven gulden per stuk vee
+en vijftig gulden voor een stuk land, dat met twee ossen kan worden
+beploegd. Maar bovendien is men verplicht bij de voornaamste feesten,
+den Sultan een geschenk te geven, dat ongeveer twee en een halven gulden
+per tent bedraagt. Zoo dikwijls als er eene afdeeling soldaten, een
+<span class="pagenum" title="115">&nbsp;</span><a id="p_115"></a>pacha, een gezant of de Sultan door het land trekt, moeten de bewoners
+van elke plaats, die men voorbijtrekt, hunne geschenken aanbieden,
+bestaande in geld of levensmiddelen, juist zooals de gouverneur het
+verkiest.&mdash;Over het algemeen zijn de gouverneurs gewetenlooze schurken,
+wien het om niets anders te doen is dan spoedig rijk te worden. Ieder
+die geld bezit, staat bloot aan de ongehoordste afpersingen, die
+openlijk, zonder de moeite te nemen er een reden voor te zoeken, worden
+bedreven. Geld te bezitten, eenig vermogen te hebben, staat gelijk met
+een misdadiger te zijn. Men wordt op de onbeschaamdste manier vervolgd,
+totdat men geen penning meer bezit. Vandaar dat ge overal zooveel
+armoede aantreft. Wie geld heeft, stopt het in den grond en houdt zich
+doodarm. Sterft er iemand, die eenig vermogen nalaat, dan koopen de
+bloedverwanten de roofzucht van den gouverneur der provincie af, door
+een deel der nalatenschap als geschenk aan te bieden. Alles wordt met en
+door geschenken verkregen. Die recht vraagt, moet eerst den rechter met
+geschenken bewegen om recht te spreken. Die gestraft moet worden, de
+roover, de dief, de moordenaar, koopt door geschenken aan de overheden
+zijne vrijheid; hij eindelijk, die het ongeluk heeft geld te bezitten,
+koopt het rooven daarvan, en de straffen waaraan hij blootgesteld is, af
+door geschenken te geven zoolang hij geld heeft.</p>
+
+<p>&mdash;Zoo is de toestand hier overal, en daardoor had men de bewoners der
+omliggende gewesten zoodanig afgeperst en tot woede gebracht, dat zij
+eindelijk weigerden den Sultan eenige schatting te betalen. Zij drongen
+door tot het huis van den gouverneur, sabelden alles neder wat er was,
+doodden hem met vrouw en kinderen, en staken zijn huis in brand. Daarna
+staken zij de vaan des opstands op en trokken de bergen in.</p>
+
+<p>&mdash;Zoo stonden de zaken, toen men mij het bevel over de opstandelingen
+kwam aanbieden. De gelegenheid nam ik gretig aan, niet uit eerzucht,
+maar om misschien den een of anderen dag eene gelegenheid te hebben, mij
+op goede voorwaarden aan de regeering te onderwerpen en als hoofd van
+mijne duars erkend te worden, en zoodoende niet langer het leven van een
+roover te leiden.</p>
+
+<p>&mdash;Intusschen nam de opstand eene grootere uitbreiding aan dan ik wel
+had gedacht, en spoedig vernamen wij, dat de soldaten van den Sultan in
+aantocht waren. Toen nam ik een kloek besluit, en allen die onder mijne
+vaan waren gekomen vereenigende, liet ik hen met al wat zij bezaten
+opbreken, en vestigde mij hier. Het leger van den Sultan liet niet lang
+op zich wachten<ins class="corr" id="corr49" title="Bron: :">.</ins> Het verscheen reeds kort daarna en begon zijne
+heldendaden met het neersabelen <span class="pagenum" title="116">&nbsp;</span><a id="p_116"></a>van de vreedzame landbewoners, die geen
+deel hadden aan den opstand; zij verwoestten de landerijen en
+verbrandden de duars, kortom hielden huis als duivels.</p>
+
+<p>&mdash;Het getal vluchtelingen, dat hierheen stroomde, nam dagelijks toe; de
+een had een broeder te wreken, de ander eene vrouw, een vader, een kind.
+Doch daardoor geraakte de vijand ook met onze woonplaats bekend. Na lang
+genoeg geroofd, gemoord en gebrand te hebben, rukte het leger tegen ons
+op. De vijand legerde zich op eene vlakte hier in de nabijheid, en
+overmoedig als hij was, werden er niet eens schildwachten uitgezet, maar
+men vierde vroolijk feest met wat men had gestolen. Den kleinen troep
+opstandelingen minachtend, sliep het geheele leger rustig in, alsof er
+geen vijand nabij was. Om kort te gaan, wij overvielen hen dien nacht en
+sloegen hen totaal. Van het leger van den Sultan bereikte slechts een
+klein getal Fez, om de tijding der nederlaag over te brengen.</p>
+
+<p>&mdash;Een paar maanden gingen voorbij, zonder dat ik iets vernam. Wel kwam
+ons nu en dan het gerucht ter ooren, dat er troepen tegen ons zouden
+worden afgezonden, maar mijn naam, die eene zekere vermaardheid had
+verkregen, en voornamelijk de sterke positie die we hier hebben
+ingenomen, was oorzaak dat men niet veel haast maakte, wel begrijpende,
+dat men misschien duizenden zou verknoeien zonder ons nog tot
+onderwerping te brengen.</p>
+
+<p>&mdash;Intusschen begrepen wij dat de toestand zoo niet kon blijven, en
+op algemeen verlangen van mijn volk heb ik een paar uit hun midden
+met een rijk geschenk in geld als afgezanten naar Fez gezonden, onze
+onderwerping aanbiedende en belovende de gewone jaarlijksche schatting
+zonder meer weder geregeld te zullen uitbetalen onder voorwaarde, dat
+ik, door allen als Sheik van deze duars gekozen, als zoodanig door den
+Sultan zou erkend worden en dat wij onze vrije woonplaats hier zouden
+mogen behouden.</p>
+
+<p>&mdash;En zoudt ge denken, dat de Sultan dit zal doen? vroeg Frank.</p>
+
+<p>&mdash;Zeker! zeide de Sheik op verwonderden toon. Ik kan wel zien, dat gij
+niet bekend zijt met onze toestanden, anders zoudt ge weten dat meer dan
+één gouverneur, pacha of ander hooggeplaatst persoon op deze wijze tot
+zijne waardigheid is opgeklommen.</p>
+
+<p>&mdash;Een wonderlijk land, zeide de luitenant.</p>
+
+<p>&mdash;Ja, zeide de kapitein, ik vind het waarachtig eene aardige manier om
+eene betrekking te krijgen.</p>
+
+<p>Nadat het gesprek nog een geruimen tijd had geduurd, besloot men
+eindelijk zich ter ruste te begeven, te meer daar inmiddels op
+Sid-Abd-Allah's last de kameelen waren opgespoord en teruggebracht. <span class="pagenum" title="117">&nbsp;</span><a id="p_117"></a>In
+de eene helft der tent werden nu de veldbedden opgeslagen en ons drietal
+begaf zich ter ruste, slechts door een dunnen wand van de slaapplaats
+des gastheers en diens gezin gescheiden.</p>
+
+<p>Na een verkwikkelijken slaap, zooals men sinds het vertrek van Tanger
+nog niet had genoten, stond men met het krieken van den dag op. In de
+duars heerschte reeds de grootste bedrijvigheid en toen onze vrienden
+naar buiten kwamen, werden zij reeds dadelijk verrast door een groot
+aantal mannen, die beladen met allerlei geschenken vóór de tent op eene
+rij zaten neergehurkt. Het waren dezelfde roovers van gisteren, die de
+door den Sheik bevolen schatting kwamen brengen, de <i>monnah</i>, zooals de
+Arabieren het noemen.</p>
+
+<p>Zoodra zij de tent uitkwamen, stonden de kerels op, en onder het gewone:
+»Vrede zij met u!&rdquo; werden de verschillende geschenken aangeboden. Er was
+onder meer een halfdozijn schapen, eenige manden met eieren, minstens
+een paar dozijn kippen, voorts kommen met melk, brood, boter, suiker,
+enz. Toen alles door Selam en Mohammed in ontvangst was genomen en een
+der Arabieren een paar woorden had gesproken, gaf de Sheik hun een wenk
+en de mannen keerden terug vanwaar zij waren gekomen.</p>
+
+<p>In allerijl werden nu de toebereidselen voor het vertrek gemaakt. Selam
+had met zijne gewone voortvarendheid reeds de kameelen beladen, en zoo
+goed mogelijk hersteld wat niet in orde was. Dank zij Sid-Abd-Allah's
+invloed was er niets gestolen, en nadat de luitenant een ander paard had
+gekregen in ruil voor het zijne, dat aan een der pooten was gewond, was
+alles weder in behoorlijke orde.</p>
+
+<p>Het was een buitengewoon schoone morgen, toen men in de
+tegenovergestelde richting van die, waarin men bij Sid-Abd-Allah was
+gekomen, vertrok. Het was een even goed te verdedigen toegang als de
+beide anderen en eveneens bewaakt door eene wacht van Arabieren.
+Sid-Abd-Allah met een vijftigtal ruiters deed ons gezelschap een
+eindweegs uitgeleide en nam, na hun een geleide van tien man te hebben
+meegegeven, na een hartelijk afscheid den terugtocht aan.</p>
+
+<p>&mdash;Zullen we elkaar ooit weerzien? zeide de luitenant vragend.</p>
+
+<p>&mdash;Wie weet, zeide Sid-Abd-Allah. Gij gaat naar Fez. Misschien kom ik er
+ook wel.</p>
+
+<p>&mdash;Goed, zeide de luitenant, in dat geval zien we elkaar weder; een
+zonderling voorgevoel zegt mij, dat we elkaar zullen weerzien.</p>
+
+<p>&mdash;Maar, zeide de Sheik op het punt van te vertrekken, waar zult ge uw
+verblijf te Fez houden?</p>
+
+<p>&mdash;Waarschijnlijk niet binnen, maar eerder buiten de stad, gaf <span class="pagenum" title="118">&nbsp;</span><a id="p_118"></a>de
+kapitein ten antwoord. Het zal voor ons te Fez niet veilig zijn.</p>
+
+<p>&mdash;Gij hebt gelijk, antwoordde de Sheik. Maar in geval ge een vertrouwd
+persoon of veilig verblijf noodig hebt, begeeft u dan tot Aroesi, een
+koopman in dadels. Gij kunt hem in zijnen bazaar vinden. Uw gids zal hem
+evengoed kennen als elke inwoner van Fez. Hij is een der mijnen. Gij
+kunt hem in alle opzichten vertrouwen; zeg hem slechts mijn bijnaam als
+herkenningsteeken.&mdash;En na een laatsten hartelijken handdruk en een even
+hartelijk: »God behoede u op uw weg!&rdquo; reed de Sheik met zijn gevolg
+spoorslags heen.</p>
+
+<p>Thans begeleid door een escorte van tien man vervolgde men de reis, en
+dezelfde mannen, die gisteren als ware duivels met de wapens in de hand
+vóór onze reizigers stonden, beijverden zich nu om het zeerst hun van
+dienst te zijn.</p>
+
+<p>Na het land der Beni-Hassen te hebben verlaten, trok men door dat van
+Sidi-Hassem, de eerste en eenige streek, die er volkrijk en welvarend
+uitzag, en waar ook de bewoners een beter voorkomen hadden dan ergens
+elders. Het was een soort van militaire kolonie, bestaande uit talrijke
+soldaten-familiën, die het leven van landbouwer leiden. Iedere jongen
+wordt soldaat en ontvangt reeds op zeer jeugdigen leeftijd, nog vóór hij
+in staat is de wapenen te hanteeren, soldij. Bovendien hebben zij het
+voorrecht, dat zij vrijdom van belasting hebben en dat hunne goederen,
+zoolang er een manlijke nakomeling bestaat, het eigendom van hun
+geslacht blijven. Voor al die voordeelen zijn zij verplicht, zoodra de
+Sultan hen voor den dienst oproept, de wapenen op te nemen en te gaan
+oorlogvoeren, waarheen hij ze zendt.</p>
+
+<p>Den volgenden dag bereikte men Zeguta, eene zeer schoone plaats. Reeds
+lang vóór men aan deze plaats was gekomen, was de landstreek waardoor
+men trok bij uitstek fraai. Het was eene aaneenschakeling van prachtige
+valleien, met tarwe- en roggevelden en frissche groene weiden, aloë's,
+vijgeboomen, wilde olijfboomen, dwergeiken, rozen, myrthen en allerlei
+andere boomen en heesters; doch het vreemdste van alles was, dat men
+nergens eene bewoonde plek of tent aantrof. Het scheen een groote,
+fraaie, uitgestorven lusthof te zijn.</p>
+
+<p>Maar schooner dan dat alles was de aanblik op Zeguta. Daar lag eene
+schoone vallei als eene reusachtige schelp, met vakken van allerlei
+kleur gevuld. Het waren de verschillende akkers, die naar het gewas,
+dat zij bevatten, verschillende kleuren vertoonden, en daarachter op de
+helling van den berg een gedeelte, dat er als een amphitheater uitzag.
+De helling was afgebrokkeld en vertoonde <span class="pagenum" title="119">&nbsp;</span><a id="p_119"></a>ongeveer eene groote half
+cirkelvormige trap. En dat alles werd gestoffeerd door verschillende
+schilderachtige groepen van menschen en dieren. Hier tenten, dáár eene
+kudde kameelen, <ins class="corr" id="corr50" title="Bron: ginde">ginder</ins> weder een koebah, troepen grazend of rustend
+vee en onbeweeglijke vrouwen- en mannenfiguren. Dit alles vormde een zoo
+schilderachtig geheel, dat men, hoewel het nog vroeg op den dag was,
+besloot hier het overige van dezen en den ganschen volgenden dag te
+vertoeven; want de luitenant kon de verzoeking niet weerstaan van dit
+fraaie landschap eene teekening te maken en op de verschillende vreemde
+gewassen, boomen en struiken jacht te maken naar insecten. Een rijke
+oogst van deze laatsten en eene fraaie teekening, benevens het vele
+schoone en vreemde dat men zag, deed onze vrienden dan ook geen leed
+gevoelen over het korte oponthoud, en slechts met weerzin scheidde men
+van deze plaats.</p>
+
+<p>Hoe dichter men Fez naderde, hoe levendiger en bevolkter de landstreek
+werd. Duars, koebah's en tenten wisselden af met vruchtboomen, groepen
+palmen, enz. Tegen den avond trok men door een nauwen kronkelenden
+bergpas met hooge, steile rotswanden; dezen doorgegaan zijnde, was men
+aan de oevers van de Miches, eene der bijrivieren van de Seboe, waarna
+men kampeerde op een uitgestrekt heuvelachtig terrein, allerwegen bedekt
+met schoone graanvelden en vele duars. Deze vlakte, door de rivieren de
+Blauwe Bron en den Paarlstroom bespoeld, is eene der rijkste en
+vruchtbaarste streken van gansch Marokko.</p>
+
+<p>De zon was nog nauwelijks aan den hemel of de kleine karavaan was reeds
+op weg gegaan. Iedereen verkeerde in eene opgewekte koortsachtige
+stemming, want dien dag zou men Fez bereiken. En waarlijk, na een
+tijdlang door eene vlakte, gelijk aan de vorige, te zijn getrokken, na
+heuvelen op en af te zijn gegaan, kwam men ten laatste op een smallen
+door hooge bergwanden begrensden weg, die alle uitzicht benam. En
+nauwelijks was men aan het eind, of Selam hield plotseling zijnen ezel
+in en met de hand recht voor zich uit naar de duistere omtrekken van
+eene stad wijzend, riep hij met eene heldere stem:&mdash;Ziedaar Fez, de
+heilige stad!</p>
+
+<p>Allen hielden stil en gedurende eenige oogenblikken kon men een speld
+hooren vallen. Sprakeloos van verwondering en vreugde staarde het kleine
+gezelschap naar dat bosch van torens, minarets en palmen, naar die
+geheimzinnige stad, door de eene heilig, door de andere verschrikkelijk
+genoemd. Alleen de kapitein verbrak de stilte.&mdash;O Fez! mompelde hij, o
+geheimzinnige stad! wat zult ge voor ons zijn, de heilige of de
+verschrikkelijke?</p>
+
+<div class="chend"></div>
+
+<p><span class="pagenum" title="120">&nbsp;</span><a id="p_120"></a></p>
+
+<h2><a id="XIII"></a>XIII.</h2>
+
+<p class="subh2">FEZ, DE STAD DER VERSCHRIKKING.</p>
+
+<p>Eindelijk was dan het doel der reis bereikt, en de vele hinderpalen op
+hunnen weg hadden slechts gediend om hen des te meer naar het doel te
+doen verlangen. Dáár voor hen, op slechts een paar uur afstands lag Fez,
+de geheimzinnige stad, door zoo weinigen bezocht en dientengevolge zoo
+weinig bekend. Het was dus geen wonder, dat een gevoel van huivering
+zich onwillekeurig van ons gezelschap meestermaakte, en men elkaar
+eenige oogenblikken aanzag als om te zien, of zich datzelfde gevoel van
+onverklaarbaren angst van ieder had meestergemaakt.</p>
+
+<p>Doch de luitenant en de kapitein waren er de mannen niet naar, om een
+eenmaal opgevat plan uithoofde van nog onbekende gevaren op te geven.
+Eenmaal vóór de poorten van Fez, zou het dwaasheid zijn geweest zich
+uit vrees voor hetgeen kon gebeuren terug te trekken, en hoe weinig
+aangenaam die snel voorbij gaande gewaarwording ook was, dacht toch
+niemand eraan van terugkeeren te spreken.</p>
+
+<p>Besloten zich niet terstond naar de stad te begeven, maar eerst eens te
+overleggen hoe te handelen, gaf de luitenant last het kamp op te slaan
+aan den oever der rivier den Paarlstroom. Daarna bedankte hij het
+escorte van Sid-Abd-Allah voor hun geleide, schonk iederen ruiter
+een paar geldstukken, waarmede zij zeer tevreden waren, en de woeste
+Beni-Hassen vertrokken volgens gewoonte met lossen teugel in eene wolk
+van stof.</p>
+
+<p>In korten tijd waren de tenten opgeslagen, de kameelen ontpakt en vleide
+ieder zich op de gemakkelijkste manier neder. De paarden, ezels en
+kameelen graasden met graagte rond, en de kapitein, de luitenant en
+Dries zaten weldra onder het genot van een kopje geurige koffie en eene
+dito sigaar het gewichtige punt van het bezoek aan Fez te bespreken.</p>
+
+<p>De eerste vraag, die werd opgeworpen, was natuurlijk, hoe men er zou
+komen. Trok men er eenvoudig heen in de Europeesche kleeding, waarin men
+tot nu toe had gereisd, dan was het tien tegen een dat men niet eens de
+stad zou binnenkomen. Tanger en <span class="pagenum" title="121">&nbsp;</span><a id="p_121"></a>Alkazar hadden hun reeds het gevaar
+doen zien, dat de Christen loopt in de steden van Marokko. En die beide
+steden werden nog het meest door Europeanen bezocht, en hare bewoners
+kwamen het meest van alle stedelingen met de Christenen in aanraking.
+Wat zou het dan niet te Fez, de barbaarsche hoofdstad, het middelpunt
+der barbaarschheid zijn. Wat men ervan had gehoord, was van dien aard,
+dat men er bijna zeker van kon zijn door het fanatieke volk vermoord te
+zullen worden vóór men goed de stad was binnengekomen, en als men
+daarvan nog niet overtuigd was, zou Selam hen er van overtuigen, wiens
+raad er over werd gevraagd.</p>
+
+<p>&mdash;Waar denkt gij aan, Heer! in die kleeding Fez binnen te gaan? Gij
+zoudt in stukken gescheurd zijn vóór gij iets hadt gezien van Fez, en
+uwe hoofden zou men boven de poorten plaatsen. Allah behoede u voor dat
+plan! Gij moogt Allah niet verzoeken.</p>
+
+<p>&mdash;Welnu, zei de kapitein, is de zaak zoo, dan zullen wij den Arabischen
+kapmantel over onze uniform aantrekken en onze wapens er onder
+verbergen. Met den kap over het hoofd getrokken zullen we met onze door
+de zon verbrande aangezichten er uitzien als Arabieren.</p>
+
+<p>Maar de luitenant schudde het hoofd.&mdash;Hebt ge er de proef al eens van
+genomen? vroeg hij glimlachend. Zie, even belachelijk als een neger er
+uitziet met een zwarten rok en cilinderhoed, even belachelijk zouden
+wij er uitzien in het Arabisch gewaad. Het Arabische kleed moet men,
+om zoo te zeggen, van jongs af dragen om het goed te doen. De domste
+Arabier zou onder den kapmantel dadelijk den Christen herkennen. Die
+schilderachtige ongedwongen manier om een eenvoudigen mantel te dragen
+is voor ons niet mogelijk.</p>
+
+<p>&mdash;Wat dan gedaan? vroeg de kapitein.</p>
+
+<p>&mdash;Wat zoudt ge denken van de Moorsche kleeding? Mij dunkt, dat zou beter
+gaan. Onze lichte huidkleur kan ons voor Mooren doen doorgaan. Ge weet,
+er zijn er onder, die bijna zoo blank zijn als een Europeaan, en de
+groote tulband bedekt het grootste gedeelte van het hoofd.</p>
+
+<p>&mdash;Verduiveld! riep de kapitein opspringend, ge hebt gelijk, mijn vriend;
+daaraan had ik nog niet gedacht.</p>
+
+<p>En Selam knikte tevreden, ten bewijze dat hij het raadsel goed vond
+opgelost.</p>
+
+<p>&mdash;Maar hoe er aan te komen? vroeg de luitenant.</p>
+
+<p>&mdash;O! zeide Selam, ik ken Fez van het begin tot het einde, en een paar
+Moorsche kostumes zijn gemakkelijk te verkrijgen.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="122">&nbsp;</span><a id="p_122"></a></p>
+
+<p>&mdash;Dat geloof ik wel, zeide de luitenant; maar wie zegt u, dat de een of
+ander geen argwaan tegen u zal opvatten en u misschien zal volgen om te
+zien waar gij heengaat. Stel dat zoo iets plaats had, dan zouden al onze
+plannen in duigen vallen, want als de eene of andere fanatieke Arabier
+wist, dat hier een gezelschap Christenen kampeerde, die vermomd de stad
+bezoeken, ware dit reeds genoeg om ons al het gepeupel van Fez op den
+hals te halen.</p>
+
+<p>Selam zweeg.</p>
+
+<p>&mdash;Maar wij moeten die kleederen toch hebben, riep de kapitein, hoe
+zullen wij ze anders krijgen?</p>
+
+<p>&mdash;Ja, hoe? vroeg Dries.</p>
+
+<p>De luitenant dacht eenigen <ins class="corr" id="corr51" title="Bron: oogenbliken">oogenblikken</ins> na.</p>
+
+<p>Opeens glimlachte hij.&mdash;Te duivel, riep hij, dat ik daaraan niet eerder
+heb gedacht. Ik heb het gevonden!</p>
+
+<p>&mdash;Laat hooren? zei de kapitein.</p>
+
+<p>&mdash;Aroesi is onze man.</p>
+
+<p>&mdash;Aroesi? vroeg de kapitein, die zich dien naam niet meer herinnerde.</p>
+
+<p>&mdash;Aroesi? vroeg Selam verwonderd; de koopman in dadels?</p>
+
+<p>&mdash;Ja, Aroesi, zeide de luitenant, de man ons door onzen vriend
+Sid-Abd-Allah aanbevolen voor het geval, dat wij een vertrouwd persoon
+mochten noodig hebben.</p>
+
+<p>&mdash;O, <span xml:lang="fr">parbleu!</span> riep de kapitein. Ik herinner het mij; ja, die kan ons
+helpen!</p>
+
+<p><ins class="corr" id="corr52" title="Niet in Bron.">&mdash;</ins>Gij kent dien Aroesi<ins class="corr" id="corr53" title="Bron: ,&nbsp;dus">&nbsp;dus,</ins> Selam? vroeg Frank.</p>
+
+<p>&mdash;Wie zou dien<ins class="corr" id="corr54" title="Niet in Bron.">&nbsp;niet</ins> kennen? antwoordde Selam; Aroesi, de koopman
+in dadels, de tolk van alle vreemdelingen, de wijste en godsdienstigste
+onder de kooplieden van Fez, de dapperste van alle Mooren en, naar men
+zegt, ook de rijkste.</p>
+
+<p>&mdash;Ge noemt daar nog al iets op, zeide de kapitein; het schijnt dat we
+met een gewichtig persoon te doen zullen hebben&mdash;Sid-Abd-Allah heeft
+goede vrienden.</p>
+
+<p>&mdash;Welnu, Selam! luister, zeide de luitenant; daar ge dien Aroesi kent,
+ga tot hem, neem dit horloge mede, want de bewoners van Marokko schijnen
+zeer op geschenken gesteld; bied hem dit uit mijnen naam aan, zeg dat
+vrienden van »den geweldige&rdquo; zijne diensten noodig hebben en geleid hem
+tot ons.</p>
+
+<p>&mdash;Zal hij dan komen? vroeg Selam.</p>
+
+<p>&mdash;Welzeker! zeide de luitenant. Hij zal u begrijpen.</p>
+
+<p>Selam boog, en na zijnen vriend Mohammed de zorg voor het kamp te hebben
+opgedragen, besteeg hij zijn getrouwen witten <span class="pagenum" title="123">&nbsp;</span><a id="p_123"></a>muilezel en vertrok
+vroolijk en welgemoed in flinken draf in de richting van Fez.</p>
+
+<p>Na verloop van een paar uren zag men Selam in galop aankomen, gevolgd
+door een Moor met zijnen bediende. Beiden waren op schoone muilezels
+gezeten, terwijl de bediende een derden ezel aan den toom medevoerde,
+welke met een paar manden was beladen.</p>
+
+<p>Toen men het <ins class="corr" id="corr55" title="Bron: kanp">kamp</ins> was genaderd, steeg de Moor af en naderde eerbiedig
+buigende het gezelschap zonder echter dien slaafschen eerbied ten toon
+te spreiden, welke aan vele Mooren eigen is.</p>
+
+<p>Hadden onze vrienden gedacht in Aroesi een gewoon koopman aan te
+treffen, zoo zagen zij zich daarin deerlijk bedrogen. Aroesi was een der
+schoonste Mooren, die men tot nu toe had ontmoet.</p>
+
+<p>Zijne hooge welgevormde gestalte, gevoegd bij zijn open gelaat,
+verrieden een <ins class="corr" id="corr56" title="Bron: fllink">flink</ins> man. De kleur van zijne huid deed in blankheid
+niet onder voor die der Europeanen. Zijne kleine bruine oogen blikten
+vrij en onbevreesd rond. Hij droeg een langen kastanjebruinen baard.
+De kleine blanke handen waren zoo fraai, dat menige vrouw hem die zou
+benijd hebben. Het eenvoudige gewaad, dat hij droeg, was smaakvol en
+rijk versierd.</p>
+
+<p>De luitenant en de kapitein waren even verwonderd bij den aanblik van
+dezen man. Zijn kloek en edel voorkomen trof hen zoozeer, dat beiden
+onwillekeurig opstonden en buigende hem de hand drukten.</p>
+
+<p>Na hem te hebben verhaald, hoe zij bekenden, ja vrienden van den
+geweldige waren geworden, en na diens aanbeveling om Aroesi op te zoeken
+te hebben medegedeeld, deed de luitenant hem hun plan kennen om in
+Moorsche kleeding Fez te bezoeken.</p>
+
+<p>&mdash;Uw plan is het eenige uitvoerbare, zeide Aroesi. Ik zal u morgen vóór
+zonsopgang drie stel kleederen zenden en zelve medekomen om u een weinig
+behulpzaam te zijn in het vermommen. Daarna zal ik u vergezellen op uwen
+tocht. Gij zult doorgaan voor kooplieden uit Tanger. In mijn gezelschap
+zal niemand u voor Christenen aanzien. Mogt ge soms genegen zijn een
+paar dagen uw intrek bij mij te nemen, dan staat mijn huis voor u open,
+zoolang gij te Fez zult vertoeven.</p>
+
+<p>Na voor dit heusche aanbod, zoowel door den kapitein als door den
+luitenant, hartelijk te zijn dank gezegd, stond Aroesi op om weder te
+vertrekken. Inmiddels had zijn bediende de medegebrachte manden en
+doozen uitgepakt, welke gevuld waren met allerlei vruchten, boter,
+eieren, hoenders enz., hetwelk Aroesi aanbood, en <span class="pagenum" title="124">&nbsp;</span><a id="p_124"></a>hoe de luitenant zich
+ook mocht verzetten tegen het aannemen van dit geschenk zonder eenige
+vergoeding, wilde Aroesi daarvan volstrekt niets weten, en was hij
+slechts na veel praten te bewegen om zijne bedienden een klein geschenk
+in geld te doen aannemen.</p>
+
+<p>&mdash;De vrienden van Sid-Abd-Allah, die God bescherme, zeide de Moor, zijn
+mijne broeders en hebben aanspraak op al wat ik bezit. Vaartwel! zoo
+Allah het wil, keer ik morgen terug.</p>
+
+<p>&mdash;Maar, zeide de luitenant weifelend, is uw bediende een vertrouwd
+persoon. Denk er aan, hij kent ons en zou ons kunnen verraden.</p>
+
+<p>De Moor glimlachte.&mdash;Wees gerust, zeide hij. Indien ik hem niet kon
+vertrouwen, zou ik hem ook niet hebben meegebracht. De goede jongen is
+van kindsbeen af reeds bij mij en zou zich eer in stukken laten hakken
+dan iets van de zaken zijns meesters te verraden. Vaartwel, vrienden,
+God behoede u!</p>
+
+<p>En op zijnen ezel springend vertrok de Moor, gevolgd door zijne
+bedienden.</p>
+
+<hr class="tb" />
+
+<p>Des anderen daags 's morgens omstreeks acht uur, volgde een kleine troep
+ruiters den kronkelenden weg, die naar Fez voert. Het was een troepje
+Mooren in de kleurige fraaie kleeding, die hen kenmerkt. Van de drie
+voorste ruiters herkennen wij in den middelste Aroesi, de twee anderen,
+die wij niet zouden herkennen als wij het niet wisten, zijn de luitenant
+en de kapitein. De Moorsche kleeding en het scheermes hadden hen
+zoodanig geholpen in hunne vermomming, dat zij zich gerust binnen Fez
+konden wagen, want er moest waarlijk wel een wonder gebeuren, om hunne
+vermomming te doen ontdekken. Evenwel, zooals de kapitein had gezegd,
+zijn wonderen mogelijk.</p>
+
+<p>Achter dit drietal volgde Dries, eveneens vermomd; hij kon zichzelf niet
+genoeg bewonderen in zijne tegenwoordige kleeding, die hij vrij wat
+fraaier vond dan zijne vroegere, en hij wenschte niets anders dan zich
+zoo eens te kunnen vertoonen in de straten van den Haag. Selam en
+Mohammed reden naast hem. De zorg voor het kamp was aan den bediende van
+Aroesi en de twee kameeldrijvers opgedragen.</p>
+
+<p>Het gesprek was in vollen gang en liep natuurlijk over niets anders
+dan Fez. Terwijl Aroesi op eene onderhoudende manier met den luitenant
+en den kapitein over Fez sprak, deed Selam dat op de gewone opgewonden
+toon van een Moor van Tanger of Marokko, voor wien de heilige stad is
+wat Parijs is voor den Franschman. <span class="pagenum" title="125">&nbsp;</span><a id="p_125"></a>Door zijne vroegere betrekking als
+geleider van karavanen kende hij Fez, en vergastte hij Dries en Mohammed
+op de beschrijving van de wonderen der stad, van den Sultan, het leger
+enz. De kronkelingen van den weg deden ons gezelschap telkens de muren
+en tinnen der stad zien, waarboven de torens, minarets en palmen
+uitkwamen, en telkens werd dat gezicht ook weder aan hun oog onttrokken.
+Arabieren te paard, gesluierde vrouwen op kameelen of ezels door
+bedienden gevolgd, landlieden op ezels en voetgangers ontmoette men elk
+oogenblik. Eindelijk hield de herhaalde kromming van den weg op; men zag
+de stad recht voor zich en reed op eene fraaie met tinnen bekroonde
+poort toe.</p>
+
+<p>Opeens stiet de kapitein een kreet van schrik uit en hield onwillekeurig
+zijn paard in.</p>
+
+<p>&mdash;Wat is er? vroeg de luitenant verwonderd.</p>
+
+<p>Maar de kapitein antwoordde slechts door de hand uit te strekken naar de
+poort, en stond als verlamd van schrik met wijd opengespalkte oogen te
+kijken.</p>
+
+<p>De luitenant hief het hoofd op en kon, ofschoon op iets akeligs
+voorbereid, nauwelijks een kreet van afschuw weerhouden.</p>
+
+<p>Daarboven aan de poort, die men binnenreed, bungelden een tiental
+menschenhoofden aan de haren opgehangen. De meesten waren uitgedroogd,
+maar een paar schenen nog versch te zijn. Onder elk hoofd zag men een
+lange loodrechte donkere streep; het was van het afgedropen bloed. Er
+waren hoofden van grijsaards, van mannen met zwarte baarden en zelfs van
+jonge baardelooze knapen.</p>
+
+<p>&mdash;Er is oproer, zeide Aroesi, in eene der provinciën, en het grootste
+gedeelte van het leger is er heen om den opstand te onderdrukken. Deze
+koppen zijn van opstandelingen afkomstig.</p>
+
+<p>&mdash;Duivels! zeide Dries, ik vind dat ze hier eene eigenaardige en
+ongemeene manier hebben om de poorten te versieren; maar met dat al
+staat het leelijk.</p>
+
+<p>Men ging verder, en de poort doorgegaan zijnde reed men een korten tijd
+nog tusschen hemelhooge, naakte, witte muren evenals in Tanger; geen
+venster, geene opening dan hier en daar een schietgat of lage deur. Alle
+straten waren nauw, donker en morsig, hier overdekt, zoodat men niet kon
+zien, daar open. Hier was de grond rijzend, daar ginds weder dalend.
+Bovendien zag er alles even bouwvallig uit. De muren werden overal
+geschoord. Sommige waren van boven tot onder gescheurd. Van anderen was
+reeds een gedeelte ingestort, en werd de weg door het puin versperd.</p>
+
+<p>Een enkele maal slechts drong eenig geluid vanachter die muren <span class="pagenum" title="126">&nbsp;</span><a id="p_126"></a>tot het
+oor door. Eindelijk echter werden de straten minder nauw, en ontmoette
+men meer menschen. Hier en daar ontwaarde men ook overblijfselen, die
+fraaie proeven van den schoonen Moorschen bouwstijl opleverden. Het
+waren sierlijke bogen of poorten met allerlei grillige arabesken
+versierd. Links en rechts van de straat bevonden zich de bazaars; het
+waren, evenals te Tanger, nissen in den muur, waar de koopman stil zijn
+rozenkrans zat te bidden. Dáár was ook de bazaar van Aroesi, waarin zich
+nu zijn bediende bevond.</p>
+
+<p>Opeens zag men bij het omslaan van een hoek, dat de nauwe straat aan het
+einde werd afgesloten door een huilenden, joelenden volkshoop.</p>
+
+<p>Onwillekeurig hield het gezelschap halt; de luitenant en de kapitein
+grepen naar hunne pistolen.</p>
+
+<p>De troep naderde op een draf schreeuwend en tierend, en onze vrienden
+hielden zich derhalve zoo dicht mogelijk tegen den muur om niet
+medegesleurd te worden.</p>
+
+<p>Het voorwerp, dat de oorzaak van dien oploop was, deed onze vrienden
+verbleeken, want, nadat een hoop kleine halfnaakte jongens was
+voorbijgegaan, bemerkte men eensklaps te midden van het volk een paar
+soldaten, die een haveloozen, bijna naakten kerel van een woest uitzicht
+op een ezel tusschen zich in hadden. Die misdadiger, of wat hij was,
+leverde een erbarmelijk en afschuwelijk schouwspel op. De beide handen
+toch waren afgekapt en de stompen bloedden verschrikkelijk.</p>
+
+<p>&mdash;Een dief, zeide Aroesi koel; men gaat hem de armen in kokende teer
+doopen om het bloed te stelpen.</p>
+
+<p>&mdash;Zou de kerel daar nog van opkomen? vroeg de luitenant.</p>
+
+<p>&mdash;Misschien, antwoordde Aroesi even koel. Als Allah het wil; zoo niet,
+dan sterft hij.</p>
+
+<p>&mdash;Intusschen begrijp ik niet, zeide de kapitein, waarom hem de beide
+handen zijn afgehakt. Te Tanger heb ik de toepassing dezer straf
+meermalen gezien, maar nooit dat de beide handen werden afgekapt.</p>
+
+<p>&mdash;'t Is misschien een groot misdadiger, zeide Aroesi, maar wij kunnen er
+naar vragen. En hij wenkte een Moorschen knaap, die den troep op een
+afstand volgde, en vroeg hem naar de reden dezer ongewone strafoefening.</p>
+
+<p>&mdash;'t Is een gemeene dief, heer! zeide de knaap, men heeft lang moeten
+zoeken om hem te pakken. Eerst hadden de soldaten een onschuldige gevat
+en de kaïd liet hem de hand afhakken. Heden <span class="pagenum" title="127">&nbsp;</span><a id="p_127"></a>is echter de ware schuldige
+gepakt en de kaïd was zoo vertoornd op den dief, omdat hij een
+onschuldige had doen straffen, dat hij om het weder goed te maken den
+dief nu de beide handen heeft laten afkappen.</p>
+
+<p>Aroesi deelde hen het gesprek mede; de luitenant en de kapitein keken
+elkaar hoofdschuddend aan.</p>
+
+<p>&mdash;Verduiveld! zeide Dries; er is op de rechtvaardigheid van dezen kaïd
+niets af te dingen; alleen zou ik hem raden in het vervolg niet zoo
+haastig te zijn. De onschuldige en de schuldige zouden er bij gewonnen
+hebben.</p>
+
+<p>Toen de bende was voorbijgetrokken, ging men verder, doch nauwelijks was
+men een tiental passen voortgegaan of een gespierde, magere, bijna
+geheel naakte heilige trad hun in den weg, en hoe onaangenaam onze
+Christenvrienden het ook vonden, kon men thans in de hoedanigheid van
+Mahomedaan niet anders doen dan zich de vrijpostigheid van dien kerel
+getroosten.</p>
+
+<p>Schoon de heilige zich voordeed als een krankzinnige, kon men bij
+opmerkzame beschouwing wel zien, dat het slechts comediespel was. Hij
+had een sluw voorkomen en sloeg aanhoudend met gluipende blikken onze
+vrienden gade.</p>
+
+<p>Aroesi liet eenig geld in de vuile hand vallen, en ook de luitenant en
+de kapitein haastten zich dat voorbeeld te volgen.</p>
+
+<p>&mdash;Allah zij met u! zeide de kerel lachend, en ging ter zijde zonder
+nochtans den blik van onze vrienden af te houden. Daarbij speelde een
+zonderlinge glimlach om zijnen grooten mond en knikte hij aanhoudend
+zachtjes met het hoofd, alsof hij de oplossing van iets dat hij zocht,
+had gevonden.</p>
+
+<p>Doch behalve Selam en Dries sloeg geen van allen acht op den smerigen
+vent.</p>
+
+<p>Vooral Selam was het, die den kerel onderzoekend opnam, en op het
+oogenblik, dat hij hem eenige floe's in de geopende hand wierp,
+ontroerde hij.</p>
+
+<p>Dries had die ontroering opgemerkt en vroeg Selam naar de oorzaak
+daarvan.</p>
+
+<p>&mdash;'t Is niets, zeide Selam, 't was mijne verbeelding, die mij misleidde.
+Herinnert ge u nog die twee kerels, die in ons kamp kwamen in het land
+der Beni-Hassen, welke een onzer kameelen stalen en daarna poogden het
+paard van den luitenant te stelen.</p>
+
+<p>&mdash;Ja zeker! zeide Dries, dien gij nog zoo onzacht hebt omhelsd.</p>
+
+<p>&mdash;Juist, zeide Selam. Dan weet ge ook, dat zijn makker ontkwam door zich
+te paard te werpen.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="128">&nbsp;</span><a id="p_128"></a></p>
+
+<p>&mdash;Ja, antwoordde Dries, maar wat heeft dat alles nu met dien heilige te
+maken?</p>
+
+<p>&mdash;Wel, zeide Selam, toen ik dien heilige aandachtig beschouwde, meende
+ik in hem dien dief te herkennen.</p>
+
+<p>&mdash;Wat! riep Dries, dien hond?</p>
+
+<p>&mdash;Ja, zeide Selam, en ik meende zelfs, dat de kerel ons op eene vreemde
+manier aankeek en spottend lachte.</p>
+
+<p>&mdash;Maar deze kerel is een krankzinnige heilige, merkte Dries op.</p>
+
+<p>Selam schudde het hoofd.&mdash;Deze heilige is niet krankzinnig. Hij is
+evenmin een krankzinnige als een heilige; geloof mij, hoe meer ik er
+over nadenk, hoe meer ik in mijn vermoeden wordt versterkt.</p>
+
+<p>&mdash;Maar als dat zoo is, en de kerel heeft ons herkend, zeide Dries dan
+zijn we verloren!</p>
+
+<p>&mdash;Als Allah het wil, zeide Selam bedaard.</p>
+
+<p>Opeens wendde Selam zich plotseling om en keek de straat langs.</p>
+
+<p>In het midden der straat, dáár waar men zoo straks den heilige had
+ontmoet, stond deze onbeweeglijk in voorovergebogen houding met de hand
+boven de oogen onze vrienden na te kijken.</p>
+
+<p>Selam ontroerde, en deelde zijne ontdekking aan Dries mede.</p>
+
+<p>&mdash;Goed, zeide deze, zie niet meer om, de schoft zou argwaan krijgen. We
+zullen hem in het oog houden, en ik zal er straks den luitenant over
+spreken. God beware hem er echter voor zich op mijn weg te plaatsen, ik
+zou hem een kogel door de hersenen jagen. Maar wij mogen des nachts wel
+goed waken, Selam!</p>
+
+<p>&mdash;Laat dat maar aan mij over, zeide deze; ik heb met den schelm nog een
+oude rekening te vereffenen.</p>
+
+<p>Gedurende dit gesprek was men bij een der poorten gekomen, welke den
+zonderlingen naam droeg van »de Poort die zich opent.&rdquo; Juist toen men
+die voorbijging, kwam er uit eene naburige straat een Arabier op een
+ezel, welke met een zonderlingen last was beladen. Het waren eene
+menigte schapenkoppen, waarvan het bloed afdroop, en die tegen elkaar
+schommelden en bungelden bij elken tred van den vuilwitten ezel. De
+lange naakte beenen van den Arabier, die bijna den grond bereikten,
+waren, evenals de huid van zijnen viervoet, overal bespat en bevlekt
+met het bloed. Maar nog akeliger was het gezicht van den last, dien
+twee Arabieren torschten, met welke de Arabier op den ezel in druk en
+vroolijk gesprek was. Op eene ruwe berrie droegen zij een lijk naar de
+laatste rustplaats. De berrie was onbedekt en het lijk in een soort van
+grof doek gewikkeld. Het kleed liet de gedaante van den doode geheel
+<span class="pagenum" title="129">&nbsp;</span><a id="p_129"></a>uitkomen, daar het strak om het lijf getrokken en om de knieën, om
+het middel en om den hals met een touw saamgebonden was. Het kleed of de
+zak scheen te kort te zijn om er den doode geheel in te stoppen, zoodat
+het hoofd er buiten kwam en het afzichtelijk verwrongen gelaat deed
+zien, waarvan de groote oogen wijd open stonden.</p>
+
+<div class="figcenter" style="width: 344px;">
+<span class="pagenum" title="-">&nbsp;</span><a id="p_128a"></a>
+
+<a href="images/ill_p128a.png"><img src="images/ill_p128a-t.png" width="344" height="499" alt="Maar nog akeliger was het gezicht van den last dien twee
+Arabieren torschten. Bladz. 128." title="Klik voor vergroting (1033×1497px, 387kb)" /></a>
+<div class="caption">Maar nog akeliger was het gezicht van den last dien twee
+Arabieren torschten. <a href="#p_128">Bladz. 128</a>.</div>
+
+<span class="pagenum" title="-">&nbsp;</span><a id="p_128b"></a>
+</div>
+
+<p>Eene rilling doorliep het geheele gezelschap, en men haastte zich voort
+te komen. Een weinig verder kwam men langs de twee kolossale moskeeën,
+die van El-Karoeïn en Moelei Edris. Ongelukkig kon men van deze twee
+beroemde kerken niets zien dan de met fraaie Moorsche bogen prijkende
+voorhoven, eene menigte pilaren en fraaie met mozaïek versierde deuren,
+daar het den Christenen verboden is de moskeeën te betreden, en Aroesi
+was ondanks zijne vriendschap voor de Christenen en zijne meerdere
+beschaving toch een te goed Muzelman om een Christen in de moskee te
+brengen.</p>
+
+<p>Wederom kwam men in drukke straten, waar aan beide zijden bazaars waren
+van allerlei zaken. De straten waren vol volk; Arabieren in hunne lange,
+witte kapmantels, die onhoorbaar voortgingen als waren zij geesten,
+kolossale negers, Mooren in schilderachtige kostuums, Joden die schuw
+voortsluipend zich snel voortspoedden, geldwisselaars, die op den grond
+zaten met groote hoopen van dat zware zwarte geld, dat zóó weinig waarde
+heeft, dat men om een paar gulden te wisselen een kruier zou noodig
+hebben om het te dragen, en oude Arabische vrouwen met ontbloote borst,
+doch zorgvuldig gesluierd.</p>
+
+<p>En na de drukke straten geraakte men weder in de doode, stille, tusschen
+hooge muren ingesloten achterstraten, waar de paarden bijna uitgleden
+over den kleverigen grond of struikelden over doode honden of katten,
+waar een ondragelijke stank heerschte en men bestormd werd door dikke
+wolken van vliegen.</p>
+
+<p>Midden in die straat kwam men weder een heilige tegen, die spiernaakt
+was en op eene wandelende ton geleek. De walgelijke kerel had het hoofd
+getooid met bloemen en vederen, alsof hij ter feest moest gaan. Een
+knuppel, dien hij nauwelijks kon torschen, droeg hij over den schouder.
+Hij liep waggelend als een beschonkene, en hield tusschenbeide stil om
+zijnen zegen uit te spreken tegen de naakte muren of, voor zoover zijne
+walgelijke dikte het hem toeliet, een paar bokkensprongen te maken. En
+onder alles door liet de kerel aanhoudend een eentonig gezang hooren.
+Hij ging ons gezelschap voorbij zonder er eens acht op te slaan,
+voortwaggelend en zingende. Een paar honderd passen verder vlijde <span class="pagenum" title="130">&nbsp;</span><a id="p_130"></a>de
+heilige man zich in den modder neder om een middagdutje te doen, vlak
+naast een half vergaan paard, aan welks stinkend lijk zich een troep
+ratten en kraaien vergastte.</p>
+
+<p>&mdash;Nu, zeide Dries tegen Selam, die met hem den kerel had nagekeken, deze
+is wel degelijk gek, hoor!</p>
+
+<p>&mdash;Ja, zeide Selam, Allah heeft hem het verstand benomen ten teeken
+zijner liefde. Nu is hij heilig.</p>
+
+<p>&mdash;Een rare Allah, mompelde Dries. Ik kan niet zeggen, dat ik erg gesteld
+zou zijn op eene dergelijke voorkeur.</p>
+
+<p>Eindelijk zag men eene poort voor zich en die doorgegaan zijnde, kwam
+men buiten de stad.</p>
+
+<p>Hier eerst ademde men weder vrij. Want de tooneelen, van welke men
+getuige was geweest, hadden een diepen indruk op het gezelschap gemaakt.
+Als men daarbij nog de vrees voegt van herkend te worden door eenig niet
+te voorzien toeval, dan begrijpt men wat de kapitein zeide, toen men
+buiten de stad was gekomen:&mdash;'t Is alsof mij een mes van de keel wordt
+genomen, waarvan ik sedert eenige uren de punt heb gevoeld!</p>
+
+<p>Na nog een eind weegs te zijn medegegaan, nam Aroesi afscheid, echter
+niet zonder beloofd te hebben hen den volgenden dag vroegtijdig te
+zullen komen afhalen om de wapenschouwing te zien, die de Sultan drie
+malen in de week over de troepen houdt, na wier afloop Aroesi hen
+uitnoodigde zijne woning te bezoeken en daar het middagmaal te
+gebruiken.</p>
+
+<p>Het spreekt vanzelf, dat men dit aanbod van den gullen, beminlijken
+gastheer met graagte aannam, en nadat men hem hartelijk had dankgezegd,
+reed Aroesi heen en sloegen onze vrienden den weg naar het kamp in.</p>
+
+<p>Zooals sedert vele dagen, was Fez ook thans het onderwerp van het
+gesprek tusschen den luitenant en den kapitein, toen men des avonds
+onder een schoonen sterrenhemel, onder het gemurmel van den Paarlstroom
+vóór de geopende tent zat te praten, en Dries was de aandachtige
+toehoorder.</p>
+
+<p>&mdash;Fez, zeide de kapitein op eene aanmerking van den luitenant, is
+evenals Tanger een uitgestorven vervallen stad. Wanneer wij hare
+geschiedenis nagaan, bemerken we dat duidelijk. Hare stichting
+dagteekent reeds van het einde der achtste eeuw. Omstreeks dien
+tijd ontstond er, waardoor weet ik niet, eene scheuring tusschen de
+Abbassiden, die zich in twee partijen verdeelden en elkaar bevochten.</p>
+
+<p>&mdash;Tot de partij, die het onderspit delfde, behoorde een zekere <span class="pagenum" title="131">&nbsp;</span><a id="p_131"></a>vorst,
+Edris-ebn-Abd-Allah, die, om zijn leven te redden, vluchtte naar Magreb,
+hier in den omtrek. Deze Edris begon nu een kluizenaarsleven te leiden,
+en werd buitengewoon vroom. De roep van zijne vroomheid bewoog de
+bewoners dezer streek, de Berbers, hem tot opperhoofd te kiezen. Thans
+vatte Edris ondanks zijne vroomheid de wapenen op, en begon hij zijn
+gezag overal te vestigen. Maar zijne vroomheid ging hand aan hand met
+zijne krijgstochten en al wat hij onderwierp, Joden, Christenen of
+Heidenen, werd gedwongen den Mahomedaanschen godsdienst aan te nemen. De
+fortuin begunstigde hem en zijne macht steeg met elken dag.</p>
+
+<p>&mdash;Dit beviel echter den Oosterschen Kalif Haroen-al-Reschid<ins class="corr" id="corr57" title="Bron: ,"></ins> in het
+geheel niet, en om een einde aan de macht van Edris en tevens aan zijn
+leven te maken, zond hij een persoon af, die zich onder de vermomming
+van geneesheer toegang tot Edris wist te verschaffen en hem vergiftigde.</p>
+
+<p>&mdash;Doch Haroen-al-Reschid had er niet veel bij gewonnen. De Berbers toch
+hadden hun vorst te hoog vereerd om hem te vergeten. Zij bezorgden hem
+eene schitterende begrafenis en riepen zijn zoon Edris-ebn-Edris als
+Kalif uit en deze, even dapper en ondernemend als zijn vader, breidde de
+macht van zijn vader nog meer uit en werd de stichter van het Rijk van
+Marokko.</p>
+
+<p>&mdash;Het was deze Edris, die den 3<sup>den</sup> Februari 808 den grondslag der
+stad Fez legde.</p>
+
+<p>&mdash;Omtrent den oorsprong van den naam bestaan verschillende
+overleveringen. Zoo verhaalt men, dat zij dien naam heeft ontvangen naar
+eene kolossale bijl (eene bijl heet in het Arabisch fez) van zestig
+ponden zwaar, die men daar bij het graven vond. Eene andere overlevering
+verhaalt, dat de Kalif als een gewoon werkman medewerkte aan de
+stichting der stad en dat zijn volk hem uit dankbaarheid eene bijl ten
+geschenke aanbood, van goud en zilver vervaardigd, naar welke Edris uit
+dankbaarheid de nieuwe stad noemde.</p>
+
+<p>&mdash;Weder anderen verhalen, dat er in zeer oude tijden op die plaats eene
+groote stad lag, die Zef heette, en dat Edris de stad den omgekeerden
+naam gaf. Ten slotte zegt eene vierde overlevering, dat de secretaris
+van den Kalif, zijnen vorst gevraagd hebbende, hoe de nieuwe stad zou
+heeten, ten antwoord kreeg, dat zij zou genoemd worden naar den eersten
+man, die men zou ontmoeten. De eerste persoon, dien men op straat
+ontmoette, werd naar zijn naam gevraagd. Deze man heette Ferez, doch
+daar hij hakkelde, kon hij zijn naam niet goed uitspreken en men
+verstond, dat hij <span class="pagenum" title="132">&nbsp;</span><a id="p_132"></a>Fez heette. Men doopte dus de stad Fez. De nieuwe
+stad breidde zich intusschen snel uit, zoodat zij reeds in de dertiende
+eeuw met de beroemde groote stad Bagdad gelijkstond.</p>
+
+<p>&mdash;Dat is wel eene snelle ontwikkeling, merkte de luitenant op.</p>
+
+<p>&mdash;Ja, zeide de kapitein, en om u een staaltje te geven van hare grootte
+en macht, zal ik aanvoeren, dat zij naar het verhaal vijf honderdduizend
+inwoners had, bestaande uit Mooren, Arabieren, Berbers, Joden, Negers,
+Turken en Christenen. Zij had dertig voorsteden en achthonderd moskeeën,
+waaronder zich de twee beroemde moskeeën bevonden, die wij heden hebben
+gezien. El-Karoeïn was en is nog de grootste moskee van Afrika. De
+fondamenten dezer moskee werden gelegd in het jaar 859 na Christus<ins class="corr" id="corr58" title="Niet in Bron.">'</ins>
+geboorte op den eersten sabbath van Ramadan. De eerste kosten werden
+gedragen door eene vrome vrouw. Het was toen slechts eene kleine moskee,
+die echter later hoe langer hoe meer verfraaid en uitgebreid werd. Elke
+volgende Emir, Gouverneur of Sultan bracht iets bij tot hare vergrooting
+en verfraaiing.</p>
+
+<p>&mdash;Men verhaalt betreffende haar rijkdom, dat op den spits van de minaret
+een gouden bal stond, versierd met paarlen en edelgesteenten, en in dien
+kostbaren bal stak het zwaard van den stichter van Fez, Edris-ebn-Edris.
+Binnen in de kerk hingen allerlei talismans tegen schorpioenen, ratten
+en slangen. Een spreekgestoelte was met ebbenhout ingelegd en versierd
+met ivoor en edelgesteenten. De talrijke bogen werden geschraagd door
+270 kolommen; zij vormden zestien schepen, elk van een en twintig bogen.
+Er waren zeventien deuren, vijftien groote voor de mannen en twee kleine
+voor de vrouwen, en er waren zeventienhonderd lampen, die alleen in den
+nacht van den 27<sup>en</sup> Ramadan 3½ centenaars olie verbrandden. Kortom, de
+pracht van deze moskee was zoo oogverblindend, dat zij den geloovige te
+veel afleiding gaf. Vooral was dit het geval met een zekere nis, die
+naar Mekka gekeerd is. De Iman liet daarom deze nis witten. Deze moskee
+moet de ontzaggeljke hoeveelheid van 22700 personen hebben kunnen
+bevatten.</p>
+
+<p>&mdash;Hoe jammer, zeide de luitenant, dat we er niet in kunnen komen.</p>
+
+<p>&mdash;<span xml:lang="fr">Pardieu!</span> 't is een vervelend volk, die Mooren en Arabieren, zeide de
+kapitein. Wat hindert het hun, of wij hunne kerken bezoeken.</p>
+
+<p>&mdash;Welnu, laten wij er ingaan, zeide Dries, elkeen zal ons voor echte
+geloovigen aanzien in onze Moorsche kleeding.</p>
+
+<p>&mdash;Ik zou het niet gaarne wagen, zeide de kapitein, want wij <span class="pagenum" title="133">&nbsp;</span><a id="p_133"></a>zouden ons
+zelven verraden door onze handelingen. Niemand weet hoe een Mahomedaan
+zich gedraagt in zijne moskee; neen, mijn vriend de waaghals! dat is
+eene onmogelijkheid.</p>
+
+<p>&mdash;De andere moskee, vervolgde de kapitein, de moskee van Edris, is de
+meest geëerde van geheel Afrika. De pelgrimstochten naar deze moskee
+waren voorheen even talrijk als die naar Mekka. Voorts had de stad Fez
+90.000 huizen, 10.000 winkels en 86 poorten. Zij bezat groote en goed
+ingerichte hospitalen, prachtige baden, eene kostbare bibliotheek en
+scholen voor alle vakken van wetenschap, waar geleerden uit alle landen
+van Europa en uit het Oosten kwamen studeeren. Toen heerschte in de stad
+meer beschaving dan thans. Door hare handel en hare markten, waar de
+producten van drie werelddeelen, Europa, Azië en Afrika samenstroomden,
+kwam het in aanraking met geheel Europa. En wat is Fez thans. Eene
+vervallen, barbaarsche stad, die geen schaduw meer van hare vroegere
+grootheid heeft behouden.</p>
+
+<p>&mdash;'t Is het lot van velen, zeide de luitenant. Groote en machtige steden
+en rijken verdwijnen, en onbekende worden daarentegen groot en machtig.</p>
+
+<p>&mdash;Laat ik u ten slotte nog eenige staaltjes mededeelen van de familie
+van den regeerenden sultan, zeide de kapitein, want deze stamt niet
+van Edris af, en ik ben zeker, dat, wanneer gij hem morgen bij de
+wapenschouwing zult zien, zijn persoon er in uw oog te aantrekkelijker
+door zal worden, wanneer gij weet van welke familie hij afstamt.</p>
+
+<p>&mdash;Laat hooren! zeide de luitenant.</p>
+
+<p>&mdash;In het kort laten zich de grootste verdiensten van zijne voorgangers
+samenvatten in de woorden: dweepzucht en wreedheid, en de daaruit
+voortkomende wandaden.</p>
+
+<p>&mdash;Verduiveld! zei Dries, eene leelijke beschuldiging, die ik niet gaarne
+van mijn vader of grootvader zou hooren.</p>
+
+<p>&mdash;De familie of het geslacht van Fileli stamt af uit de provincie
+Tafilet aan de woestijn. Voor jaar en dag gingen eenige bewoners van
+Tafilet naar Mekka, en kwamen terug met een zekeren sherif Ali, een
+afstammeling van Mahomed. Korten tijd nadat deze Ali in Tafilet was
+aangekomen, werd het land zeer vruchtbaar en het klimaat gunstiger,
+zoodat onder anderen de dadels in buitengewone grootte en getal werden
+geoogst. Men schreef dezen zegen aan Ali toe en uit dankbaarheid koos
+men hem tot koning, onder den naam van Moelei Sherif. Zijne opvolgers
+wisten hun gebied hoe langer hoe meer uit te breiden en namen onder
+anderen ook Fez in. Zij verjoegen <span class="pagenum" title="134">&nbsp;</span><a id="p_134"></a>de regeerende dynastie, en sinds dien
+tijd hebben hunne nakomelingen over Marokko geregeerd.</p>
+
+<p>&mdash;Luister nu, vervolgde de kapitein, welke beminnelijke vorsten zooal
+over Marokko hebben geregeerd.</p>
+
+<p>&mdash;Moelei Sherif en zijn zoon regeerden beiden met wijsheid, doch daarna
+kwam eene reeks van vorsten, de een al wreeder dan de ander. Daar hebben
+wij in de eerste plaats de opvolger van Moelei Sherifs zoon, El-Reschid,
+een eerste moordenaar, die zelf het werk van den beul verrichtte en de
+vrouwen onder de afschuwlijkste mishandelingen dwong om de schatten
+hunner mannen aan te wijzen. Vervolgens Moelei-Ismaël, een even groot
+ellendeling als wellusteling, die gedurende zijne regeering tien duizend
+hoofden liet afslaan; die vader was van twaalfhonderd zonen, en, niet
+tevreden met zijne acht duizend vrouwen, aan Lodewijk XIV de dochter van
+de Hertogin de la Valière tot vrouw liet vragen.</p>
+
+<p>&mdash;Verduiveld, zeide de luitenant, het zijn prachtexemplaren, uwe
+Sultans.</p>
+
+<p>&mdash;Vind ge? vroeg de kapitein. Welnu, heb nog een oogenblik geduld, ik
+heb er nog meer en nog ergere.</p>
+
+<p>&mdash;Sakkerloot! zeide Dries, ik dacht, dat het zoo al wèl was.</p>
+
+<p>&mdash;Moelei-Achmed-el-Dehebi, vervolgde de kapitein, was even gierig als
+wreed en dronk zooveel wijn, dat hij bijna gelijk stond met een dier.
+Hij stal de juweelen van zijns vaders vrouwen, vermaakte zich door zijne
+eigene bijzitten de tanden te laten uittrekken, en liet een slaaf, die
+het ongeluk had zijne pijp te stijf te stoppen, het hoofd afslaan. Nog
+grooter fielt, en misschien de ergste van allen, was Moelei-Abd-Allah,
+die uit woede dat zijn leger door de Berbers verslagen was, de
+overgebleven officieren liet onthoofden en zelf medehielp, en de
+inwoners van Mechinez liet worgen. Daarmede nog niet tevreden, liet hij
+de menschen in een opengesneden stier naaien en zoo sterven.</p>
+
+<p>&mdash;Ba, wat een schoft! riep Dries uit.</p>
+
+<p>&mdash;Na zooveel ellende, vervolgde de kapitein, kwam er een zonnestraal
+over het land door de regeering van Sidi-Mohammed, die zich beijverde
+de Christenen in Marokko te doen komen en zijn volk vrede en beschaving
+te geven. Jammer genoeg was dit van korten duur, want op hem volgde
+Moelei-Yezid, die, om zijne soldaten te betalen, hen de jodenbuurten in
+geheel Marokko liet plunderen. Moelei-Soliman veinsde vriendschap jegens
+het Christendom, maar dwong alle Joden om Mahomedaan te worden, en
+liet hen, zoo hun slechts een woord van berouw ontviel, onthoofden.
+Abd-er-Rhaman, <span class="pagenum" title="135">&nbsp;</span><a id="p_135"></a>die door onzen dapperen maarschalk <span xml:lang="fr">Bugeaud</span> bij <span xml:lang="fr">Isly</span>
+overwonnen werd, liet een troep samenzweerders levend verbranden. En ten
+slotte hebben wij Sidi-Mohammed, bij Tetuan eveneens overwonnen, die
+door alle steden de hoofden zijner overwonnen vijanden op de geweren
+zijner soldaten liet ronddragen. Ziedaar, dus eindigde de kapitein,
+eenige bizonderheden uit de geschiedenis van dat verschrikkelijke land.</p>
+
+<p>&mdash;Eene aaneenschakeling van bloed en moord, zeide de luitenant. Maar gij
+hebt gelijk, ik ben nu nieuwsgieriger dan ooit om den Sultan te zien,
+die zulke vrome en beminlijke voorvaderen heeft gehad.</p>
+
+<p>&mdash;Het zal wel eene rechte galgentronie zijn, zei Dries.</p>
+
+<p>&mdash;Wie weet, zeide de kapitein, we zullen zien!</p>
+
+<div class="chend"></div>
+
+<h2><a id="XIV"></a>XIV.</h2>
+
+<p class="subh2">DE WAPENSCHOUWING.</p>
+
+<p>Ondanks de vrees van Selam en Dries ging de nacht zonder stoornis
+voorbij, en eerst toen de opkomende zon den horizont met een vurigen
+rooden gloed bedekte, legde de trouwe Selam zich te ruste.</p>
+
+<p>Selam's vrees was intusschen maar al te gegrond; de scherpzinnige Moor
+had goed gezien, want de gewaande heilige van Fez was niemand anders
+dan de bedoelde roover, die uit wraak over den dood van zijnen broeder
+de karavaan was gevolgd. Hij was het geweest, die de Beni-Hassen tot
+den aanval op de karavaan had aangezet en hij had zich ook onder de
+aanvallers bevonden. Daar echter de onverwachte hulp van Sid-Abd-Allah
+zijn wel beraamd plan in duigen had doen vallen, had hij hen weder
+gevolgd en zich, ten einde door hen niet herkend te worden, voorgedaan
+als een der waanzinnige heiligen, waarvan Marokko wemelt. Volkomen
+bekend met hunne legerplaats had hij hen op behoorlijken afstand
+gadegeslagen van het oogenblik, dat zij het kamp aan de oevers van den
+Paarlstroom hadden opgericht. Begrijpende, dat zijne vijanden het hun
+toegedachte lot bij een aanval in de vlakte, <span class="pagenum" title="136">&nbsp;</span><a id="p_136"></a>hetzij des daags of des
+nachts, door hunne dapperheid licht konden ontgaan, had hij besloten hen
+op eene meer zekere manier te treffen, en wij zullen zien dat zijne
+plannen goed waren genomen.</p>
+
+<p>Nog vóór dat Aroesi onze vrienden kwam afhalen om naar de wapenschouwing
+te gaan, had Dries aan den luitenant en den kapitein den argwaan van
+Selam jegens den vermeenden heilige medegedeeld.</p>
+
+<p>Ongelukkig echter twijfelden de luitenant en de kapitein zeer aan de
+juistheid van Selam's vermoedens en geloofden zij, dat hij door eene
+toevallige gelijkenis was bedrogen.</p>
+
+<p>&mdash;In ieder geval, zeide de luitenant, zullen we ons heden geducht
+wapenen, en mocht gij den kerel wederzien, tracht dan ons er ongemerkt
+kennis van te geven. Vinden wij reden om aan uwen argwaan geloof te
+slaan, dan zullen wij spoedig genoeg maatregelen kunnen nemen om den
+kerel onschadelijk te maken. In het ergste geval jaag ik hem bij de
+minste beweging, die ik merk dat de kerel maakt om ons incognito te
+verraden, een kogel door den kop. Voor het overige moeten wij vertrouwen
+op ons goed gesternte en onze wapenen. Voorloopig moeten wij het voor
+Aroesi maar verzwijgen, het is niet noodig hem zonder bepaalde reden te
+verontrusten.</p>
+
+<p>Hiermede was de zaak voorloopig afgedaan en een paar uren daarna was ons
+gezelschap weder op weg naar Fez.</p>
+
+<p>Het terrein, waar de wapenschouwing plaats had, was een groot
+rechthoekig plein buiten eene poort, die den zonderlingen naam van de
+»Poort van de boternis&rdquo; draagt, aan den oever van den Paarlstroom. Drie
+zijden van dat plein werden begrensd door hooge witte muren met torens
+en tinnen, terwijl de vierde zijde begrensd werd door den Paarlstroom.
+Achter die muren bevonden zich de tuinen van den Sultan.</p>
+
+<p>Op den anderen oever van den Paarlstroom kon men dat plein geheel
+overzien. Eene menigte toeschouwers was daar verzameld; Mooren en
+Arabieren, Negers uit het hart van Afrika, brons- en chocoladekleurigen
+en geheel zwarten. Tusschen die bonte menigte namen onze vrienden
+plaats, en gezeten op hunne paarden en ezels, konden zij gemakkelijk
+over de dichte rijen toeschouwers heenzien.</p>
+
+<p>Had men zich eenige voorstelling van eene wapenschouwing gemaakt gelijk
+die in Europa, dan had men zich deerlijk bedrogen. Het tooneel toch, dat
+zich aan de oogen onzer vrienden voordeed, was zoo geheel verschillend
+van wat men had verwacht, dat de luitenant en den kapitein onwillekeurig
+uitriepen:&mdash;Is dat eene wapenschouwing, is dat eene legerafdeeling?</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="137">&nbsp;</span><a id="p_137"></a></p>
+
+<p>Op het plein bevond zich eene menigte soldaten, die groepsgewijs waren
+verspreid. Die soldaten, bestaande uit jongens, volwassen mannen en
+grijsaards, waren allen in het rood gekleed, afgedragen uniformrokken
+der Engelsche soldaten, die te Gibraltar worden opgekocht. Voeg daarbij
+naakte beenen in gele pantoffels gestoken en een tulband op het hoofd
+geplaatst, en ge kunt u eenig begrip maken van hun bespottelijk
+voorkomen. Zij waren gewapend met de bekende lange geweren, die er allen
+even roestig en onbruikbaar uitzagen en waarop zij bajonetten droegen
+van alle mogelijke modellen. Bovendien waren vele van die <ins class="corr" id="corr59" title="Bron: bajonnetten">bajonetten</ins>
+krom of verbogen. Aan de zijde van het plein vanwaar de Sultan moest
+komen, stond eene lange rij soldaten op tamelijken afstand van elkaar,
+allen in de positie die hun het best voorkwam. Er was volstrekt geen
+orde of regelmaat. De een stond met het geweer in den arm, een ander had
+de handen over de tromp saamgevouwen en liet de kin op de handen rusten,
+een derde, met de beenen wijd uit elkaar gezet, teekende met de bajonet
+lijnen in het zand. Velen hadden de slip van hunne openhangende jas over
+het hoofd geslagen om zich tegen de brandende zon te beschermen.</p>
+
+<p>Op de lengte der <ins class="corr" id="corr60" title="Bron: militaren">militairen</ins> was evenmin gelet als op den afstand, zoodat
+reusachtige kerels naast kleine jongens stonden, die nauwelijks in staat
+waren het geweer te dragen. Kortom, het was een troep, die elken
+officier tot wanhoop zou hebben gebracht, en nadat onze vrienden van
+hunne bevreemding bekomen waren, begonnen zij eens hartelijk te lachen.</p>
+
+<p>In de schaduw bij een der muren bevonden zich eenige tamboers en
+trompetters en een vijftal vaandeldragers, die roode, gele, witte,
+groene en oranjekleurige vaandels droegen.</p>
+
+<p>In het midden van het plein was de artillerie opgesteld, die uit vier
+kanonnen bestond, elk omgeven door een troep soldaten. Men was aan het
+schijfschieten. De artillerie scheen echter niet voltallig te zijn, want
+op een afstand was een troep soldaten bezig met een stuk geschut,
+waarvoor twee muilezels waren gespannen, naar het plein te rijden.</p>
+
+<p>Dit ging echter niet gemakkelijk. De muildieren, onder veel geschreeuw
+voortgedreven, bleven niet altijd in die verlangde richting en dan was
+het een schreeuwen en ranselen, dat er hooren en zien van verging. De
+arme dieren waren mager als geraamten, en de bebloede ruggestrengen
+toonden de hoeveelheid slagen aan waarop zij werden onthaald. Langer dan
+een halfuur duurde het eer de afstand, een paar honderd pas slechts, was
+afgelegd en het stuk bij de anderen stond.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="138">&nbsp;</span><a id="p_138"></a></p>
+
+<p>Behalve de soldaten, die op eene rij geschaard stonden, hield het
+overige van het leger zich bezig met wat ieder wilde. De meeste
+volwassen soldaten lagen op den grond met een slip der jas over het
+hoofd voor de felle zon. Anderen oefenden zich in het schermen, waarbij
+zij allerlei schrik inboezemende of belachelijke houdingen aannamen en
+de zotste sprongen deden. De geheele schermpartij deed denken aan eene
+kermisvertooning. Nog anderen ontspanden zich met dansen. Een kring
+van toeschouwers leverde telkens een paar nieuwe dansers. Het was een
+soort van dans als de negers uitvoeren onder het trekken van allerlei
+gezichten en het aannemen van allerlei onmogelijke houdingen, vergezeld
+van luidruchtige grappen, die door de omstanders met luid gelach werden
+begroet. De jonge soldaten deden hun jongensaard uitkomen door het
+spelen van krijgertje, verstoppertje of haasje-over, of zij vertoonden
+in kleine groepjes het uitvoeren van vonnissen, zooals het afhakken van
+handen en hoofden.</p>
+
+<p>Aan den oever van den stroom lag een troep kerels, in de gewone witte
+kapmantels gehuld, onbeweeglijk bij elkaar.</p>
+
+<p>&mdash;Wat is dat voor een troepje? vroeg de luitenant aan Aroesi.</p>
+
+<p>&mdash;Het zijn veroordeelde misdadigers, antwoordde deze; zie slechts goed
+toe, en ge zult ontwaren, dat hun de armen en beenen met ketenen aan
+elkaar zijn geklonken.</p>
+
+<p>'t Was inderdaad zoo, want toen men hen met behulp van den kijker opnam,
+bleek het waar te zijn.</p>
+
+<p>&mdash;Het leger voert steeds eenige veroordeelden mede, zeide Aroesi, om hen
+te pronk te stellen als een voorbeeld ten afschrik voor anderen.</p>
+
+<p>&mdash;En die troep menschen van allerlei rang en landaard, vroeg de
+kapitein, die daar dicht bij elkaar staan bij die rij soldaten<ins class="corr" id="corr61" title="Bron: .">?</ins></p>
+
+<p>&mdash;Dat zijn zij, die een verzoek aan den Sultan te doen hebben,
+antwoordde Aroesi. De Sultan verleent bij elke wapenschouwing, dus
+driemalen 's weeks, audientie aan ieder zonder onderscheid van natie,
+rang, ouderdom of kunne.</p>
+
+<p>&mdash;Een navolgenswaardig voorbeeld voor de gekroonde hoofden in Europa,
+merkte de luitenant aan. Heerschte dat gebruik ook bij ons, menigeen zou
+dan gehoor vinden op somtijds zeer rechtmatige verzoeken of klachten,
+die nu in den doofpot worden gestopt door de individu's, waarmede onze
+vorsten meestal zijn omringd.</p>
+
+<p>&mdash;Onder die menschen, zeide Aroesi, zijn er somtijds die van het andere
+einde van Marokko komen om hier bij den Sultan recht te zoeken. En zij
+kunnen verzekerd zijn gehoord te zullen worden, dat verzeker ik u!</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="139">&nbsp;</span><a id="p_139"></a></p>
+
+<p>Op dit oogenblik begonnen op eens de trommen te roffelen en de
+trompetten te schallen. Eene plotselinge beweging beroerde het leger,
+een ieder vloog overeind, vatte de wapenen op en zette zich ergens
+neder. Eene rilling liep door de menigte, en terwijl de soldaten
+het geweer presenteerden, trilde over den stroom en het plein een
+langgerekte oorverdoovende kreet van: »Allah bescherme onzen Heer!&rdquo; en
+te midden van dat tumult reed de Sultan met zijn gevolg het plein op.</p>
+
+<p>De Sultan, dien men zich door de geschiedkundige herinneringen, welke de
+kapitein had verhaald, voorstelde als een woeste Arabier, was een rijzig
+jongman, schoon als een romanheld. Zijne lichtbruine gelaatskleur,
+gevoegd bij den fraaien arendsneus, de fonkelende groote oogen en den
+korten zwarten baard, toonde een aangenaam gelaat, dat bij het hagelwit
+van zijnen kapmantel, waarvan de kap over het hoofd was getrokken,
+scherp afstak. Zijne naakte voeten waren in fraaie geellederen
+pantoffels gestoken, zooals door de Arabieren algemeen worden gedragen.
+Hij bereed een prachtigen sneeuwwitten Arabischen hengst, welks tuig
+eene heldere hemelsblauwe kleur had, overal met goud afgezet. De voeten
+staken in gouden stijgbeugels, uit welk metaal ook het gebit was
+vervaardigd. Naast hen stond de parasoldrager, een forsche neger, die
+den Sultan voor de zon beschermde met een parasol van drie meter hoog,
+van fraaie zijde met figuren in gouddraad gestikt en een grooten gouden
+appel boven op den stok.</p>
+
+<p>Het overige gevolg van den Sultan, dat bij plechtige gelegenheden zeer
+talrijk en schitterend is, bestond nu slechts uit enkele personen,
+meest Moren. Op aller gelaat was een diepe eerbied, eene grenzenloozen
+toewijding te lezen. Zij stonden daar als steenen beelden, als vreesden
+zij door de minste beweging tekort te zullen doen aan den eerbied.
+Geen van hen had de oogen op iets anders gericht dan op den Sultan.
+Het is onmogelijk meer eerbied te betoonen jegens eene godheid.
+De parasoldrager hield de oogen bescheiden neergeslagen, slechts
+tusschenbeide opziende of hij de parasol goed hield. Aan weerszijden van
+het paard stonden twee Mooren, welke bezig waren de vliegen te verjagen,
+die zich op de naakte beenen van den Sultan wilden neerzetten; terwijl
+een andere van tijd tot tijd met een onmogelijk te beschrijven eerbied
+langs den langen witten kapmantel van den Sultan streek om het stof en
+de verontreiniging der lucht af te wisschen.</p>
+
+<p>De Sultan wendde zijn paard thans naar den troep smeekelingen en de
+audientie begon.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="140">&nbsp;</span><a id="p_140"></a></p>
+
+<p>Eene hooge edele gestalte, een Arabier, met witten kapmantel trad
+vooruit. Met over de borst gekruiste armen boog hij voor den Sultan,
+bracht een knie op den grond en weder opstaande kuste hij eerbiedig den
+zoom van zijn kleed. Daarna bleef hij staan en zijne fiere trotsche
+gestalte, die niet onderdeed voor die des Sultans<ins class="corr" id="corr62" title="Niet in Bron.">,</ins> trok dadelijk
+ieders aandacht.</p>
+
+<p>&mdash;He, zeide de luitenant, 't is of ik die gestalte ken.</p>
+
+<p>&mdash;O! riep Aroesi naar den Arabier turende, <ins class="corr" id="corr63" title="Bron: eenklaps">eensklaps</ins> op een toon
+van schrik, terwijl hij verbleekte.</p>
+
+<p>&mdash;Wat is het? vroeg de luitenant verwonderd.</p>
+
+<p>&mdash;Allah bescherme den vermetele. Zie, herkent ge hem niet? riep Aroesi
+zacht uit.</p>
+
+<p>&mdash;Wie? vroeg de luitenant ongeduldig, wie dan?</p>
+
+<p>&mdash;Sid-Abd-Allah, de <ins class="corr" id="corr64" title="Bron: geweldigde">geweldige</ins>, zei Aroesi op een doffen
+toon.</p>
+
+<p>&mdash;Bij God, gij hebt gelijk, riep de kapitein, zie slechts, en hij
+overhandigde den luitenant den kijker.</p>
+
+<p>&mdash;Mijn hemel! wat vermetel man is dat, zeide de luitenant.</p>
+
+<p>&mdash;De ongelukkige! voegde de kapitein er bij. Men zal hem gevangennemen
+en het hoofd afslaan.</p>
+
+<p>&mdash;God moge hem helpen! zeide Aroesi. Ik begrijp de zaak; daar de
+onderhandelingen niet vorderden, gelijk ik vernomen heb, is de dappere
+zelve gekomen.</p>
+
+<p>&mdash;Ja, zeide de kapitein, hij heeft gezegd ons wellicht te Fez te zullen
+wederzien.</p>
+
+<p>&mdash;Stil, zeide de luitenant, zie de Sultan praat met hem. Misschien is
+het juist deze vermetelheid, die hem zal redden. Een zoo ridderlijk
+vorst als deze, moet den moed hoogachten, zelfs in zijnen vijand.</p>
+
+<p>Werkelijk onderhield de Sultan zich met Sid-Abd-Allah, en na eenige
+oogenblikken, die onzen ongeduldigen vrienden buitengewoon lang vielen,
+zag men hoe Sid-Abd-Allah, na nogmaals het kleed van den Sultan te
+hebben gekust, ter aarde boog en tusschen de andere verzoekers verdween.</p>
+
+<p>Het geheele gezelschap haalde ruimer adem en keek elkaar
+<ins class="corr" id="corr65" title="Bron: ver-verbaasd">verbaasd</ins> aan over zooveel stoutheid, die blijkbaar
+eene goede uitwerking had gehad. Doch dadelijk vestigde men de oogen
+weer op het plein.</p>
+
+<p>Na Sid-Abd-Allah kregen alle anderen eene beurt, totdat ten laatste
+allen zich hadden verwijderd.</p>
+
+<p>Zoodra de Sultan op het plein was gekomen, waren alle soldaten, nadat de
+begroeting was afgeloopen, weder aan hunne vroegere <span class="pagenum" title="141">&nbsp;</span><a id="p_141"></a>bezigheden gegaan.
+De Sultan reed van de eene groep soldaten naar de andere, keek naar
+hunne werkzaamheden, maakte enkele aanmerkingen en eindelijk begonnen de
+troepen te defileeren.</p>
+
+<p>Aan den voet van een der torens was een soort van troonhemel, met een
+scherm overdekt, geplaatst. Hier nam de Sultan plaats en het defileeren
+begon, hetwelk daarin bestond, dat alle soldaten ongewapend achter
+elkaar met eene tusschenruimte van ongeveer twintig pas voorbij den
+troon trokken, evenals de ganzen in de gerst, zou <span xml:lang="de">Fritz Reuter</span> zeggen.</p>
+
+<p>De luitenant, de kapitein en Dries konden zich dan ook niet bedwingen om
+te lachen over deze zonderlinge manier van defileeren.</p>
+
+<p>Hiermede was de wapenschouwing afgeloopen. Bij het geroffel der trommen
+en het geschetter der trompetten vertrok de Sultan onder den donderenden
+kreet van: »Allah bescherme onzen Heer!&rdquo; uit duizenden monden geuit; een
+kreet, die weerklonk van den eenen oever van den Paarlstroom tot den
+anderen en weerkaatst werd tusschen de muren van het plein.</p>
+
+<p>Toen de volksmassa zich verdeelde, wendden ook onze vrienden den teugel,
+om zich, ingevolge Aroesi's uitnoodiging, naar diens woning te begeven.</p>
+
+<p>Nauwelijks echter had Selam mede zijn ezel gewend, of hij verschrikte
+zoo merkbaar, dat Dries naar de oorzaak omzag.</p>
+
+<p>En ook hij verschrikte, want daar vlak voor zijn paard stond weder
+dezelfde heilige, de roover uit het land der Beni-Hassen.</p>
+
+<p>Onwillekeurig greep hij naar zijne revolver, doch trok zijne hand weder
+terug toen hij zag, dat de kerel zich waggelende en zingende
+verwijderde.</p>
+
+<p>Onmerkbaar wist hij naast den luitenant te komen en hem zijne ontdekking
+mede te deelen. Zich houdende alsof hij iets aan den stijgbeugel
+verschikte, boog de luitenant het lichaam voorover en keek omzichtig
+achter zich om. Zijne oogen zochten den heilige, dien hij weldra
+bemerkte tusschen de groepen pratende Mooren en Arabieren. Een oogenblik
+zag hij het gelaat van den kerel, maar dat was ook genoeg om hem te
+herkennen. Hij liep pratende en zegenende van de eene groep naar de
+andere, en toen de luitenant weder doorreed, kwam het hem voor of
+iedereen naar hen keek, of honderden oogen onderzoekend op hen rustten.
+Zijne groote tegenwoordigheid van geest deed hem echter bedaard blijven,
+en hij reed tusschen de verschillende groepen door om zich bij zijne
+vrienden te voegen, alsof hij niets bemerkte. Toch was hij bijna
+overtuigd reeds verraden te zijn, en een oogenblik kwam de lust <span class="pagenum" title="142">&nbsp;</span><a id="p_142"></a>bij hem
+op, om den heilige een kogel door de hersenen te jagen, doch hij bedacht
+zich, dat in dit geval eene overijlde handeling hem en zijne vrienden
+aan het grootste gevaar zou blootstellen.</p>
+
+<p>Eenmaal uit de volksmassa zijnde, reed men in flinken draf door en had
+weldra de woning van Aroesi bereikt. Hier zond de luitenant Mohammed met
+de rijdieren naar het kamp, daar men den terugtocht te voet zou doen.
+Selam en Dries bleven bij hen.</p>
+
+<p>Even als alle Moorsche huizen was dat van Aroesi een tamelijk groot
+vierkant gebouw met eene opene binnenplaats. Rondom die binnenplaats
+liep een soort van gaanderij door kolommen geschraagd, welke hoogte
+reikte tot de eerste verdieping. De vloer van het binnenhof was ingelegd
+met een fraai mozaïek van steentjes van allerlei kleur. De bogen
+tusschen de pilaren waren eveneens versierd met mozaïek en schilderwerk,
+waarbij de helderwitte pilaren fraai afstaken. In het midden der
+binnenplaats bevond zich een vijver met fontein, die eene aangename
+frischheid veroorzaakte. In het midden van elken boog hing eene fraai
+bewerkte lantaarn van verguld koper met allerlei kleuren. Van het
+binnenhof kwam men door eene kleine lage poort en een even lagen smallen
+gang in een tuin met prachtige lanen van citroen- en oranjeboomen, waar
+de geuren van rozen den bezoeker te gemoet kwamen, een waren lusthof. De
+gangen naar de verschillende afdeelingen van het huis bevonden zich
+allen op de binnenplaats, zoo ook enkele vensters waardoor de kamers
+haar licht ontvingen. De verschillende kamers waren allen aan elkaar
+gelijk. Fraaie vloeren van mozaïek, de wanden behangen met geborduurde
+tapijten; voorts bestond het ameublement slechts uit helderwitte
+matrassen en eene enkele sofa. Op die matrassen lagen stapels kussens,
+allen even fraai, en bij de deuren stonden kandelaars van wel een meter
+hoog met kaarsen er op geplaatst.</p>
+
+<p>Men nam plaats op de matrassen, schikte op de wijze der Mooren de
+kussens achter zich, en de gastheer liet de thee brengen. Zij werd voor
+de oogen der gasten gezet en in kleine kopjes van zeer fijn porselein
+met goud versierd aangeboden.</p>
+
+<p>Na de thee werd een recht vorstelijk maal opgedragen. Op een prachtig
+tapijt, dat bij de matrassen werd uitgespreid, werden de verschillende
+schotels geplaatst, en nadat Aroesi in een hoek bij een der vensters
+zijn gebed had gedaan, noodigde hij onze vrienden uit toe te tasten.</p>
+
+<p>Er behoorde echter niet weinig moed toe om aan die uitnoodiging gevolg
+te geven, want aan alle spijzen was een zoo bijzondere geur <span class="pagenum" title="143">&nbsp;</span><a id="p_143"></a><ins class="corr" id="corr66" title="Bron: af">of</ins>
+smaak, dat hij, die er niet aan gewoon is, er van walgde. Bovendien
+waren sommige gerechten zóó sterk gekruid, dat men eene ware vuurproef
+moest doorstaan. De gerechten waren talrijk en goed genoeg, want er was
+bij voorbeeld schapenvleesch, gevogelte, wild, visch, allerlei taarten,
+boter, room, eieren, enz. Het meeste was echter voor den smaak van een
+Europeaan bedorven door de sauzen, in welke alles als het ware dreef, en
+die een reuk hadden als van alle parfumerieën ter wereld en zoo sterk
+gekruid waren, dat de mond als het ware in vuur stond.</p>
+
+<p>De kapitein was het vooral, die op de pijnbank zat. De wetten der
+gastvrijheid eischten, dat hij alles lekker vond, en de arme kapitein
+zat allerlei gezichten te trekken. Het scheen, alsof hij bij het
+doorslikken van elken beet door hevige krampen werd overvallen, of dat
+hij het er op gezet scheen te hebben alle denkbare leelijke gezichten te
+trekken. En daarbij kwam nog, dat Aroesi telkens zijne gasten aankeek om
+te vragen, of de gerechten naar hun smaak waren.</p>
+
+<p>&mdash;Heerlijk, zeide de kapitein dan, met een gezicht alsof hij een
+zenuwtoeval kreeg, delicieus, mijn vriend! en hij sloeg snel een glas
+wijn naar binnen om het vuur te blusschen, dat hem in de keel brandde;
+want schoon de Mahomedaan geen wijn mag drinken, had Aroesi dien zijne
+gasten aangeboden, zonder er echter zelf gebruik van te maken.</p>
+
+<p>De luitenant alleen doorstond de proef met waren heldenmoed. Hij at,
+alsof hij al zijn leven een Moorschen kok in dienst had gehad, en de
+kapitein zat hem vol bewondering aan te staren.</p>
+
+<p>Aroesi bood den kapitein voor de tweede maal een schotel aan, dien hij
+voor eene bijzondere lekkernij scheen te houden. Het was wildbraad in
+eene afschuwelijke dikke saus. De kapitein bedankte; hij had er reeds
+van geproefd. Het geleek eene sterk riekende zalf of cosmetiek met
+vitriool klaargemaakt.</p>
+
+<p>Niet zoo de luitenant; deze nam de spijze voor de tweede maal van zijn
+vriendelijken gastheer aan, die opgetogen was over hem.</p>
+
+<p>&mdash;Mijn God, mijn God! mompelde de kapitein, dat noem ik moed. Ik geloof,
+dat hij in staat zou zijn menschenvleesch lekker te vinden als het
+noodig was.</p>
+
+<p>&mdash;Wel, vroeg de vriendelijke gastheer, wat zegt gij van den Sultan en
+van het Marokkaansche leger?</p>
+
+<p>&mdash;Daarop zal ik u spoedig antwoorden, zeide de luitenant. Wat uw Sultan
+betreft, ik zou mij een vorst wenschen als Moelei-el-Hassen. Hij schijnt
+mij een man te zijn, die alle goede hoedanigheden in zich vereenigt.
+Ik bewonder hem en ik had met die <span class="pagenum" title="144">&nbsp;</span><a id="p_144"></a>menigte kunnen mederoepen: »Allah
+bescherme onzen Heer!&rdquo; Maar wat uw leger aangaat, zie, hoe hoog ik
+het schat. Geef mij mijn Regiment Grenadiers, een paar batterijen
+Veld-artillerie en een <ins class="corr" id="corr67" title="Bron: Regement">Regiment</ins> Cavalerie, en ik zal uw geheel
+leger <ins class="corr" id="corr68" title="Bron: staan">slaan</ins>.</p>
+
+<p>Aroesi glimlachte.&mdash;Ja, zeide hij, ik weet wel dat ons leger slecht
+gewapend, slecht geoefend en nog slechter gedisciplineerd is, en dat het
+tegen over eene Europeesche strijdmacht niets beteekent.</p>
+
+<p>&mdash;Ach ja, zeide de kapitein, ge hebt gelijk, en ik zou hetzelfde durven
+ondernemen met mijne dappere Algerijnsche troepen.</p>
+
+<p>Eensklaps werd echter het gesprek afgebroken door een aanhoudend dof
+geluid, dat van de straat scheen te komen, en terwijl allen luisterden
+naar het vreemde, aanhoudend sterker wordende rumoer, stoof opeens de
+bediende van Aroesi de kamer binnen met een bleek verwilderd gelaat,
+onder den kreet van: »Vlucht, vlucht! Allah bescherme ons!&rdquo;</p>
+
+<p>&mdash;Wat! riep Aroesi opspringend.</p>
+
+<p>&mdash;Het gepeupel komt het huis bestormen, zeide de knaap. Zij eischen de
+uitlevering der Christenen.</p>
+
+<div class="chend"></div>
+
+<h2><a id="XV"></a>XV.</h2>
+
+<p class="subh2">VERRADEN.&mdash;REDDE ZICH WIE KAN!</p>
+
+<p>»Het gepeupel komt het huis bestormen,&rdquo; had Aroesi's bediende gezegd.
+»Zij eischen de uitlevering der Christenen!&rdquo;</p>
+
+<p>Op deze woorden waren de kapitein en de luitenant, als door een
+electrischen schok bewogen, opgesprongen.</p>
+
+<p>Achter Aroesi's bediende vertoonde zich in de opening der deur het
+bleeke gelaat van Selam en het door toorn hoogrood gekleurde gelaat van
+Dries.</p>
+
+<p>&mdash;Spreek! zeide de luitenant tegen den knaap, wat is er aan de hand?</p>
+
+<p>&mdash;Een groote hoop volks schoolt bijeen, zeide de knaap. Er is een
+heilige onder hen, die hen ophitst. Hij zegt, dat gij zijn broeder hebt
+gedood en eene menigte mannen van de Beni-Hassen, en dat ge spionnen
+zijt, die het land komen bespieden om het te veroveren en alle
+Mahomedanen te dooden.</p>
+
+<p>&mdash;O, ik heb het wel gedacht, zeide Dries; 't is die fielt van <span class="pagenum" title="145">&nbsp;</span><a id="p_145"></a>een
+heilige, die het volk opruit; had ik hem vanmorgen maar een kogel door
+den kop gejaagd!</p>
+
+<div class="figcenter" style="width: 346px;">
+<span class="pagenum" title="-">&nbsp;</span><a id="p_144a"></a>
+<span class="pagenum" title="-"><br />&nbsp;</span><a id="p_144b"></a>
+
+<a href="images/ill_p144b.png"><img src="images/ill_p144b-t.png" width="346" height="501" alt="Hij greep zijn verslagen vijand bij de beenen. Bladz. 147." title="Klik voor vergroting (1038×1504px, 321kb)" /></a>
+<div class="caption">Hij greep zijn verslagen vijand bij de beenen. <a href="#p_147">Bladz. 147</a>.</div>
+</div>
+
+<p>&mdash;'t Is duidelijk, zeide de luitenant. 't Is die paardendief, die zich
+voor heilige heeft uitgegeven. De <ins class="corr" id="corr69" title="Bron: schof">schoft</ins> heeft ons herkend en
+<ins class="corr" id="corr70" title="Bron: hist">hitst</ins> het volk tegen ons op. Er is niet veel noodig om de
+Mahomedanen tegen de Christenen aan te voeren. Wat nu te doen?</p>
+
+<p>&mdash;<span xml:lang="fr">Parbleu!</span> riep de kapitein, laten wij een uitval doen. Met ons vieren
+slaan we er ons gemaklijk door. Ik kan beschikken over twaalf schoten en
+mijn <ins class="corr" id="corr71" title="Bron: ponjard">ponjaard</ins>, en gij eveneens.</p>
+
+<p>&mdash;Verduiveld, zeide Dries, dat lijkt mij. Ik heb, wel is waar, slechts
+zes schoten en mijn mes, maar ik geloof dat het voldoende zal zijn om
+ten minste dien fielt van een heilige neer te leggen.</p>
+
+<p>&mdash;Onmogelijk, zeide de luitenant, wij kunnen niet door die massa volks
+komen in die nauwe straten. Bovendien zijn wij hier niet genoeg bekend
+om den <ins class="corr" id="corr72" title="Bron: korsten">kortsten</ins> weg naar buiten te vinden.</p>
+
+<p>&mdash;Neen, zeide Aroesi, dat plan is onuitvoerbaar; de luitenant heeft
+gelijk. Bovendien zal binnen een kwartier half Fez op de been zijn.
+Luistert slechts!</p>
+
+<p>Een vreeslijk rumoer drong tot onze vrienden door, waaronder men de
+kreten kon onderscheiden van: »Dood aan de Nazareners!&rdquo;&mdash;»Levert ze uit,
+die vervloekte spionnen!&rdquo; En een donderend gebons op de kleine deur was
+een bewijs, dat het ernst was.</p>
+
+<p>&mdash;Volgt mij, zeide Aroesi. We zullen door den tuin ontvluchten; slechts
+eenige straten scheiden mijn tuin van den Paarlstroom, die de stad
+doorsnijdt, zooals ge weet. Eenmaal daar zijnde, zal het u met eenige
+voorzichtigheid wel gelukken uwe legerplaats te bereiken.</p>
+
+<p>&mdash;Vooruit dan! zeide de luitenant; maar luistert even. Voor het geval
+wij van elkaar mochten geraken, wat zeer wel mogelijk en misschien
+veiliger is, komen wij bij elkaar in den omtrek van onze legerplaats aan
+den oever van den Paarlstroom. Die er het eerst <ins class="corr" id="corr73" title="Bron: aaakomt">aankomt</ins>, brengt de
+dieren en de bagage in veiligheid, en wacht in de eene of andere
+schuilplaats daar in den omtrek de overigen af. Want misschien is deze
+gewaande heilige ook bekend met onze legerplaats, en in dat geval zal
+hij niet nalaten, als hij de vogels hier gevlogen vindt, met zijne bende
+daarheen te gaan. Voor het overige.....</p>
+
+<p>De woorden van den luitenant werden eensklaps onhoorbaar. Een geweldig
+rumoer deed zich hooren; het scheen, dat men poogde de deur met
+bijlslagen te verbrijzelen.</p>
+
+<p>&mdash;Haast u, riep Aroesi, de deur is wel sterk, maar tegen bijlslagen niet
+bestand.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="146">&nbsp;</span><a id="p_146"></a></p>
+
+<p>Juist hoorde men, als om Aroesi's woorden te bevestigen, een geweldigen
+slag, en een woest triumfgeschrei deed hooren, dat het doel bereikt en
+de deur bezweken was.</p>
+
+<p>&mdash;Voort! riep de luitenant, een ieder zorge voor zich en God voor allen!</p>
+
+<p>In een oogenblik was men het huis uit en de binnenplaats op. Aroesi
+ontsloot snel de poort en men was in den tuin.</p>
+
+<p>De luitenant was de laatste en juist wilde hij de poort ingaan en deze
+achter zich sluiten, toen de woeste troep, in huis doorgedrongen en
+hoorende waarheen men vluchtte, hen achtervolgde.</p>
+
+<p>Het was te laat voor Frank om door den tuin te ontsnappen, dat begreep
+hij dadelijk, en terwijl de vluchtelingen hem nog achter zich waanden,
+wierp hij met een krachtigen ruk de poort in het slot, waardoor de bende
+reeds dacht in den tuin te komen.</p>
+
+<p>Met de revolver in de hand wierp hij zich te midden van het gepeupel,
+dat grootendeels met dolken gewapend was, om het huis weder te bereiken
+en zich ergens in eene der kamers te barricadeeren, en wist werkelijk
+zijn doel te bereiken, nadat hij er een had neergeschoten.</p>
+
+<p>In de eerste kamer, waar hij binnentrad, wierp hij de sofa in den
+doorgang; en zoo vervolgens door een reeks van kamers snellende en
+overal hinderpalen in den weg werpende, gelukte het hem den troep een
+eind vooruit te komen en van dat oogenblik maakte hij gebruik om zich
+bliksemsnel van zijne Moorsche kleeding te ontdoen, die hem thans als
+vermomming niet meer dienstig was en hem slechts in zijne bewegingen
+belemmerde. Daaronder droeg bij het klein tenue van officier.</p>
+
+<p>Nauwlijks was hij daarmede klaar, of hij hoorde zijne vervolgers
+naderen. Hij zag een gang en aan het einde daarvan eene trap. Ha, riep
+Frank, die voert zeker naar het dakterras! en snel vloog hij de trappen
+op.</p>
+
+<p>Deze trap bracht hem inderdaad op het dakterras, dat alle Moorsche
+huizen bezitten. Het was een groot plat, omgeven met een muur van ruim
+een meter hoog, waarin overal vensters of schietgaten waren aangebracht.</p>
+
+<p>De luitenant keek voorzichtig over de borstwering en vergat een
+oogenblik bijna, dat hij vervolgd werd, om te genieten van het
+verrassende gezicht, dat deze massa daken hem opleverden, die hij overal
+rondom zich zag. Het eene laag, het andere hoog, kleinen en grooten, en
+allen bevolkt met vrouwen, want de dakterrassen zijn het eigendom van
+den harem, waar de vrouwen der Mooren <span class="pagenum" title="147">&nbsp;</span><a id="p_147"></a>en Arabieren zich amuseeren.
+Overal was leven en beweging, vrouwen van allerlei ouderdom en kleur
+vermaakten zich als kinderen met hare dartele spelen. De meesten droegen
+een lang afhangend kleed, een soort van kaftan van allerlei kleuren en
+een gekleurden zijden doek om het hoofd gebonden, waaronder bij de
+meesten een paar buitengewoon lange haarvlechten te voorschijn kwamen.
+De kaftan was om het midden gesloten door eene hemelsblauwe of vuurroode
+ceintuur. Bovendien droegen zij nog een vest of jakje zonder mouwen, dat
+openhing. Uit de wijde mouwen van den kaftan staken de fraai gevormde
+armen en handen met de door middel van hennep gekleurde nagels. Onder
+het korte gewaad kwam de wijde broek uit; de naakte voeten, met kostbare
+ringen om de enkels, waren in gele pantoffels gestoken.</p>
+
+<p>Dit alles zag de luitenant, en het was waarlijk geen wonder, dat hij den
+toestand, waarin hij was, geheel vergat. Doch hij werd al spoedig door
+een groot geraas op de trap uit zijne beschouwingen gewekt. Snel wendde
+hij zich om, juist nog bijtijds om den dolksteek van den Arabier te
+ontgaan, die stil achter hem geslopen was. Het was de gewaande heilige.</p>
+
+<p>&mdash;Ha, ellendige sluipmoordenaar! riep de luitenant uit, op hem
+toespringende; ditmaal zult ge mij niet ontgaan! en terwijl zijne
+linkerhand den kerel de keel dichtkneep, zocht hij met de rechter zijn
+ponjaard.</p>
+
+<p>&mdash;Sterf, vervloekte Christen! Wraak voor mijn broeder! gilde de kerel en
+deed een stoot naar den luitenant.</p>
+
+<p>Doch op hetzelfde oogenblik dat zijn dolk den luitenant de wang
+schramde, stiet deze den heilige den dolk in de borst.</p>
+
+<p>De kerel stortte brullende achterover, terwijl hem het bloed uit de wond
+vloeide.</p>
+
+<p>Dit alles was sneller geschied dan het kan beschreven worden, en de
+luitenant had nauwlijks zijnen vijand nedergestooten, of hij hoorde de
+overigen van den troep naderen.</p>
+
+<p>Toen kreeg Frank op eens een goeden inval. Hij greep zijn verslagen
+vijand bij de beenen, en hem tot aan de opening voortslepende, wierp hij
+hem met inspanning van alle krachten naar beneden op de opklimmende
+aanvallers.</p>
+
+<p>Een onbeschrijflijk rumoer volgde, want het zware lichaam op den voorste
+neerkomende, deed dezen naar beneden tuimelen en op den volgende vallen.
+En de geheele troep gespuis, dat zich op de trap verdrong om naar boven
+te komen, stortte onder een stroom van verwenschingen en vervloekingen
+naar beneden.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="148">&nbsp;</span><a id="p_148"></a></p>
+
+<p>Het gedruisch van het gevecht had intusschen de bewoners der naburige
+terrassen opmerkzaam gemaakt op hetgeen er gebeurde, en toen de
+luitenant over den muur keek om te zien hoe hij het best kon wegkomen,
+ontmoette zijn blik honderden schoone oogen, die op hem waren gericht.</p>
+
+<p>De uitwerking zijner verschijning deed hem, ondanks het benarde van
+zijnen toestand, in lachen uitbarsten, want de talrijke dames, na hem
+eenige oogenblikken verbaasd te hebben aangestaard, vlogen eensklaps
+hals over kop weg en verdwenen van de terrassen.</p>
+
+<p>Intusschen begreep de luitenant dat hij moest zien weg te komen, want
+zijne vijanden, voor eenige oogenblikken opgehouden, zouden spoedig het
+lijk hebben weggeruimd om verwoeder dan ooit op hem aan te vallen.</p>
+
+<p>Na eenige oogenblikken te hebben rondgezien, was zijn besluit weldra
+genomen, en vlug sprong hij op den muur die het terras omgaf, vanwaar
+hij met een goed berekenden sprong het naastgelegen terras bereikte.
+Zoo, van het eene terras op het andere springend, zette hij zijne vlucht
+over de daken voort, toen hij tot zijne groote teleurstelling voor eene
+breede straat kwam, welker overzijde hij onmogelijk kon bereiken. Hij
+blikte rond en wist niet wat te beginnen&mdash;de sprong was te groot.
+Vooruit kon hij dus niet, teruggaan en eene andere gelegenheid opzoeken,
+was evenmin mogelijk, daar zijne vervolgers boven waren gekomen en
+besloten schenen hem te vervolgen.</p>
+
+<p>In dezen nood bemerkte de luitenant een verbazend hoogen palmboom, die,
+op ruim een meter afstand verwijderd van de plaats waar hij stond, zich
+met den top een aanmerklijk eind boven het terras verhief en in den
+grooten tuin stond van het huis op welks dak hij zich bevond.</p>
+
+<p>&mdash;Ha, riep hij verheugd, 't is mijn goed gesternte dat mij dezen weg
+heeft uitgevoerd, en met een flinken sprong bereikte hij den boom en
+klom snel naar beneden.</p>
+
+<p>Hij bevond zich in een grooten tuin. Aan weerszijden liep een lange laan
+van oranje- en citroenboomen. Een van deze lanen liep hij in, zorgende
+de richting te volgen waarin Aroesi had gezegd, dat de Paarlstroom liep.</p>
+
+<p>Ongemerkt snelde hij voort en stuitte aan het einde der laan op een
+hoogen muur. Hij heesch zich daartegen op aan de takken der boomen en
+keek over den muur. Een andere tuin liep dwars achter dezen. Hij liet
+zich behoedzaam afzakken, liep dezen tuin weder door en na vervolgens
+zijne vlucht op die manier te hebben <span class="pagenum" title="149">&nbsp;</span><a id="p_149"></a>voortgezet, bevond hij zich
+plotseling aan het eind van een uitgestrekten tuin, waar hij dacht een
+muur te vinden aan den oever van den Paarlstroom.</p>
+
+<p>De vermoeide luitenant verborg zich hier in een dicht boschje om een
+weinig uit te rusten en te overleggen, hoe hij verder zou handelen.</p>
+
+<p>Aan de overzijde van den stroom lag het nieuwe Fez. Er waren slechts
+twee middelen om zijne vlucht voort te zetten, namelijk den stroom over
+te zwemmen en zich daar een weg naar eene der poorten te zoeken, of het
+bijna onmogelijke en veel gevaarlijker plan om ongemerkt het huis door
+te komen, wat hem den overtocht over de rivier zou besparen. Voor beide
+wegen echter had hij de duisternis noodig, daar het onmogelijk was zich
+in zijne kleeding van Christen in Fez te vertoonen. Wijslijk besloot hij
+dus den avond af te wachten, en intusschen te overleggen welke uitweg
+hem het best toescheen. Hij zette zich in het dichtst van het boschje
+neder, en daar er geen teeken van leven in den tuin te bespeuren was,
+stak hij eene sigaar aan en bleef wachten.</p>
+
+<p>Hoe was het intusschen met de overigen van het gezelschap gegaan?</p>
+
+<p>Toen men in den tuin was gekomen, snelde een ieder naar een punt van den
+muur om er over te klimmen. Selam en Dries waren er in een oogenblik
+over. De kapitein, die aan een anderen hoek over den muur was geklommen,
+kwam daardoor in een anderen tuin terecht dan die, waar Dries en Selam
+waren. Wat Aroesi betreft, zich plotseling alleen ziende, begreep hij,
+dat het 't best was voor zichzelf te zorgen, en door zijne bekendheid
+met de naburige gebouwen was hij binnen korten tijd, na een paar muren
+te zijn overgeklommen, in eene naburige straat<ins class="corr" id="corr74" title="Bron: ,">.</ins> Hij begreep echter
+zeer juist, dat naar huis te gaan gelijkstond met den dood te gemoet te
+snellen, en daar hij tevens inzag dat de stad Fez voortaan geen veilige
+woonplaats meer voor hem was, besloot hij zich naar het kamp bij zijne
+vrienden aan den oever van den Paarlstroom te begeven. Onopgemerkt wist
+hij de stad te verlaten en volgde toen behoedzaam den oever.</p>
+
+<p>Dries en Selam, die in elkanders gezelschap bleven, wisten, dank zij
+Selams bekendheid met Fez, na gedurende een half uur over muren
+geklommen en door tuinen gedwaald te hebben, den oever van den
+Paarlstroom te bereiken. Toevallig waren zij een groot eind van den
+rechten weg afgedwaald, en kwamen zij dicht bij de wallen der stad uit.
+Die buitenwijk was als uitgestorven; geen levende ziel zag men in de
+straten en deze omstandigheid redde hen. Zonder <span class="pagenum" title="150">&nbsp;</span><a id="p_150"></a>aarzelen wierpen zij
+zich in den stroom en zonder gedruisch voortzwemmende, waren zij na een
+minuut of tien zwemmens buiten de stad. Toen snelden zij, zonder
+opgemerkt te zijn zoo spoedig hunne vermoeide ledematen het toelieten
+naar de legerplaats, in de hoop tijdig genoeg aan te komen om de rij- en
+lastdieren en de bagage te redden.</p>
+
+<p>Was het hun betreklijk gemaklijk gevallen om te ontsnappen, niet alzoo
+den kapitein. Nadat deze toch in den tuin was doorgedrongen en een paar
+muren overgeklommen, zag hij zich opeens, na een zeer hoogen muur met
+behulp van de daarbij staande boomen te zijn overgekomen, te midden van
+een gezelschap vrouwen, die, evenals de luitenant zulks op de daken had
+gezien, zich in dien tuin vermaakten met allerlei vroolijke spelen. De
+plotselinge verschijning van een man in den tuin van de harem deed onder
+de dames een grooten angst ontstaan en gillende vloden zij naar huis.</p>
+
+<p>Eer de kapitein van zijne verbazing was bekomen, trad er van achter een
+boschje citroenboomen een Moor te voorschijn, die met den dolk in de
+hand op hem toesnelde. Aanstonds haalde de kapitein zijne revolver voor
+den dag, maar de woedende Moor deed een schel gefluit hooren, in een
+oogwenk verschenen drie bedienden, eveneens met dolken gewapend.</p>
+
+<p>&mdash;Ha, ha! zeide de kapitein, het begint meenens te worden. Komaan
+schurken, uit den weg! en hij snelde naar den muur.</p>
+
+<p>Doch de Mooren sprongen hem snel achterna en de kapitein had nog slechts
+den tijd om zich om te wenden, en zich met den rug tegen den muur
+plaatsende, maakte hij zich gereed tot verdediging.</p>
+
+<p>De drie bedienden schenen er echter niet veel zin in te hebben om een
+kogel in den kop te ontvangen, althans zij bleven op een eerbiedigen
+afstand; maar de Moor, die klaarblijklijk de huisheer was, drong verwoed
+op den kapitein in.</p>
+
+<p>&mdash;Het schijnt, dat gij met alle geweld een kogel wilt hebben, zeide de
+kapitein. Welnu, ziedaar! en hij schoot twee zijner loopen af.</p>
+
+<p>De Moor liet den dolk vallen en stortte voorover.</p>
+
+<p>Toen stoven de verschrikte bedienden gillend en schreeuwend uiteen, en
+de kapitein maakte van deze gelegenheid gebruik om snel over den muur te
+klimmen.</p>
+
+<p>Maar het alarm achter hem bracht ook de naburige huizen in beweging, en
+weldra zag men overal hoofden verschijnen, die naar de oorzaak van al
+dat leven uitkeken.</p>
+
+<p>&mdash;<span xml:lang="fr">Mordieu!</span> zeide de kapitein, ik geloof dat ik in een waar wespennest
+zit. Hoe er uit te komen? En hij klauterde weder over een tuinmuur.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="151">&nbsp;</span><a id="p_151"></a></p>
+
+<p>Hij was er echter spoediger uit dan hij had gedacht, want nauwlijks had
+hij zich laten afglijden, of hij zag dat hij zich in eene straat bevond.</p>
+
+<p>&mdash;Oef! zeide hij, ik ben ten minste uit die vervloekte tuinen. Zien we
+nu goedschiks naar eene der poorten te komen.</p>
+
+<p>Maar terwijl hij zich gereedmaakte om de straat in te gaan, sprongen
+twee Mooren over den muur en schoten op hem toe. Men kon zien, dat zij
+zich in allerijl hadden gewapend, want de een was met het lange geweer,
+dat alle Arabieren en Mooren dragen, de andere met eene turksche
+kromsabel gewapend.</p>
+
+<p>De kapitein weinig lust gevoelende om zich nog langer op te houden,
+en bovendien bevreesd om zich nog meer volk op den hals te halen door
+het rumoer van een gevecht, vloog de straat in. Door zijne vijanden
+achtervolgd, liep hij snel voort en was hun weldra een heel eind voor.
+Hij liep eene smalle straat rechts in, toen nog een links en weder
+links, ten einde zijne vervolgers op een dwaalspoor te brengen. Toen hij
+omkeek, zag hij ze niet meer.</p>
+
+<p>Hij was thans in een overdekt gedeelte van eene straat gekomen en bleef
+een oogenblik staan.</p>
+
+<p>&mdash;Zie, zeide hij, 't is hier zoo donker als de nacht en ondanks dat
+alles zouden mijne vijanden mij van verre zien door dat vervloekte
+lichtgekleurde kostuum. Kon ik er mij maar van ontdoen!</p>
+
+<p>Zoo sprekende trad hij in eene nis in den muur en ontdeed zich snel van
+zijne kleeding, onder welke hij evenals de luitenant zijne eenvoudige
+uniform droeg.</p>
+
+<p>&mdash;Ziezoo, dat lucht! zeide hij, en hij wilde weder uit de nis treden,
+toen hij naderende stemmen vernam; hij trok zich snel terug en hield den
+adem in.</p>
+
+<p>Een oogenblik daarna gingen de twee Mooren hem strijkelings voorbij.</p>
+
+<p>&mdash;Komaan, zeide de kapitein, mijn gelukzon is nog niet ondergegaan. Had
+ik dat vervloekte kostuum nog aangehad, dan hadden zij me stellig
+gezien.</p>
+
+<p>Behoedzaam keek hij rond en luisterde. Niets deed zich hooren;
+gerustgesteld kwam hij te voorschijn en ging de straat in die hij was
+afgekomen.</p>
+
+<p>Op goed geluk liep hij voort, een aantal straatjes door, toen hij
+eindelijk niet verder kon; de straat liep dood en hij was genoodzaakt
+weder terug te gaan.</p>
+
+<p>&mdash;Wat vervloekte stad is dit, bromde de kapitein; 't is eene
+aaneenschakeling van doolhoven. Men wordt er gek van. Hoe kom <span class="pagenum" title="152">&nbsp;</span><a id="p_152"></a>ik er
+ooit uit. En hij sloeg, wederom op goed geluk, een dier straatjes in.</p>
+
+<p>Toen hij aan het eind kwam, hoorde hij stemmen en voor hij den tijd had
+zich te verbergen, kwamen twee mannen den hoek om.</p>
+
+<p>De kapitein en die twee mannen bleven als versteend staan, zich aldus op
+eens weder tegenover elkaar ziende. Het waren de twee Mooren van daar
+straks, die hem ondanks zijne Europeesche kleeding herkenden. Het waren
+twee bloedverwanten van den Moor, dien hij had neergeschoten en den
+kapitein dadelijk waren achterna gesneld.</p>
+
+<p>Van het oogenblik van verbazing maakte de kapitein gebruik om snel zijne
+revolver op hen aan te leggen.</p>
+
+<p>De Franschman was woedend aldus door die kerels vervolgd te worden.</p>
+
+<p>&mdash;Uit den weg, honden! schreeuwde hij, zoo ge niet wilt dat ik u dood!</p>
+
+<p>In antwoord daarop spande de eene Moor den haan van zijn geweer en hief
+het op, doch vóór hij tijd had om te schieten lag hij, door de volle
+lading van des kapiteins revolver doodelijk getroffen, op den grond
+badende in zijn bloed.</p>
+
+<p>Toen greep de kapitein zijne tweede revolver om ook den ander neer te
+schieten; doch deze, dien de schrik om het hart was geslagen, koos
+ijlings de vlucht, de straat door zijn geschreeuw in opschudding
+brengende.</p>
+
+<p>Zonder zich een oogenblik te bedenken zette de kapitein het op een
+loopen en liep voort als een waanzinnige, zonder ergens op te letten.
+Daar hij zijn Moorsch hoofddeksel had weggeworpen, was hij blootshoofds.
+Bovendien was door het klimmen zijne uniform op verscheidene plaatsen
+gescheurd; kortom, niemand zou in dien haveloozen, met bloed en stof
+bedekten man een kapitein van het Fransche leger hebben herkend.</p>
+
+<p>Maar na een grooten afstand aldus te hebben afgelegd, bleef de kapitein
+eensklaps als van den donder getroffen staan op het hooren van eene
+lieflijke stem, die in de Fransche taal eene bekende opera-aria zong.</p>
+
+<p>Die stem kwam vanuit een kleinen tuin, aan den voet van welks muren de
+kapitein zich bevond.</p>
+
+<p>&mdash;<span xml:lang="fr">Sacré Dieu!</span> riep de kapitein riep uit, eene Fransche, eene landgenoote
+in Fez en hij bleef eenige oogenblikken staan luisteren.</p>
+
+<p>Zijn besluit was snel genomen. In een oogwenk was hij boven op den muur
+en sprong in den tuin neer. Maar de muur was hooger <span class="pagenum" title="153">&nbsp;</span><a id="p_153"></a>aan de tuin dan aan
+de straatzijde, dat wil zeggen, de bodem van den tuin lag lager dan de
+straat. In zijn <ins class="corr" id="corr75" title="Bron: doodangst">doodsangst</ins> was de kapitein op den muur
+gekomen zonder dat hij zelf wist hoe, en zonder de hoogte te meten
+sprong hij driftig naar beneden en sloeg met het hoofd tegen een
+boomstam aan, zóó hevig, dat hij bewegingloos bleef liggen, terwijl het
+bloed hem uit eene wond aan het hoofd vloeide.</p>
+
+<div class="chend"></div>
+
+<h2><a id="XVI"></a>XVI.</h2>
+
+<p class="subh2">EEN GEVAARLIJK OOGENBLIK.&mdash;DE SCHOONE JODIN.</p>
+
+<p>Wij hebben den luitenant verlaten op het oogenblik, dat hij zich bedaard
+uitstrekte in het citroenboschje en eene sigaar ontstak om den tijd te
+dooden.</p>
+
+<p>Nadat hij eenige oogenblikken zwijgende en rookende had doorgebracht,
+begon hij rond te zien en <ins class="corr" id="corr76" title="Bron: zicht">zich</ins> te vermaken met eenige roode mieren
+gade te slaan, die met groote bedrijvigheid aan het werk waren. In dien
+tusschentijd werd het avond en de duisternis breidde zich zoo snel uit
+over het aardrijk, dat de luitenant er bijna door verrast werd.</p>
+
+<p>&mdash;Komaan, zeide hij, aan het werk, het wordt tijd. En hij had een
+besluit genomen.</p>
+
+<p>Stoutweg begaf hij zich naar den muur, die den tuin van de binnenplaats
+afscheidde. Hij voelde naar de deur; zij was niet gesloten, evenmin de
+volgende, die op de binnenplaats uitkwam. De luitenant opende deze
+behoedzaam en betrad de plaats. Op de inrichting van Aroesi's huis
+afgaande, moest daar recht tegenover <ins class="corr" id="corr77" title="Bron: enee">eene</ins> deur naar het
+voorportaal zijn. Die deur was er ook en de luitenant was nu in den
+langen gang, die om de geheele binnenplaats liep.</p>
+
+<p>Een sterke geur van specerijen kwam hem te gemoet en de tonen van eene
+vroolijke luidruchtige muziek deden zich opeens hooren. Eene lantaarn
+wierp een flauw licht in den gang, en bij dat licht zag hij eene deur
+vanwaar de tonen der muziek kwamen. Naast die deur bevond zich een
+nisje, waarin eenige paren pantoffels stonden.</p>
+
+<p>&mdash;Ha, ha! zeide de luitenant, men viert feest. Dat komt mij <span class="pagenum" title="154">&nbsp;</span><a id="p_154"></a>juist
+gelegen. Hoe meer rumoer hoe liever, des te minder zal men mij hooren.</p>
+
+<p>Hij ging verder en trad op de deur toe, die naar buiten leidde<ins class="corr" id="corr78" title="Bron: ,">.</ins></p>
+
+<p>Het was hier tamelijk duister, maar ondanks die duisternis zag hij in
+den hoek bij de deur eene donkere gestalte neergehurkt.</p>
+
+<p>&mdash;Misschien slaapt hij, dacht de luitenant, maar in elk geval moet ik
+oppassen. En hij nam zijn ponjaard in de hand.</p>
+
+<p>Het was een gevaarlijk oogenblik. De luitenant trad nader, de gedaante
+bewoog zich niet; nog een stap en hij was bij de deur. De wachter sliep.
+De luitenant strekte de hand uit om de deur open te doen, altijd met de
+oogen op den wachter gericht. Nog één seconde en hij was gered.</p>
+
+<p>Maar opeens bewoog de kerel zich en zich bliksemsnel oprichtende<ins class="corr" id="corr79" title="Bron: '">,</ins> stond
+hij voor den luitenant. De wachter keek dezen met de grootste ontzetting
+aan en deed verbaasd eene beweging om achteruit te gaan. Die aarzeling
+was hem noodlottig, want op hetzelfde oogenblik voelde hij zich de keel
+dichtknijpen door den ijzeren greep van den luitenant, en de punt van
+den ponjaard flikkerde hem voor de oogen.</p>
+
+<p>De arme kerel was halfdood van schrik; hij begon over al zijne leden te
+beven en zoo de sterke arm van den luitenant hem niet had opgehouden,
+zou hij gevallen zijn!</p>
+
+<p>De luitenant liet hem los, maar hield den dolk dreigend opgeheven. Hij
+legde den vinger op de lippen, ten teeken van zwijgen en wees hem op de
+deur.</p>
+
+<p>De Arabier opende de deur.</p>
+
+<p>De luitenant vatte hem bij den pols en trok hem met zich voort de straat
+op, en de Arabier, in bedwang gehouden door den ponjaard, volgde zonder
+tegenstribbelen.</p>
+
+<p>Nauwelijks was men buiten, of de luitenant stootte met den voet ergens
+tegen. Terstond bukte hij en tastte met de hand rond. Het was een ezel,
+dien hij in zijn slaap stoorde. Aan een ring in den muur was hij
+vastgemaakt. Waarschijnlijk was het een ezel van een der gasten, die in
+huis feestvierden.</p>
+
+<p>&mdash;Drommels, zeide de luitenant, het kon niet beter. Komaan, grauwtje,
+sta op! En hij trok den onwilligen muilezel op.</p>
+
+<p>Toen beduidde hij den Arabier op te stijgen en deze voldeed snel
+daaraan. Tegelijk sprong de luitenant achter hem en dreef den ezel door
+een prik met zijn dolk voort.</p>
+
+<p>Na eenige oogenblikken te zijn voortgegaan, deed hij den ezel ophouden
+en <ins class="corr" id="corr80" title="Bron: noemden">noemde</ins> den Arabier den naam der poort, die hij uit wilde gaan.
+Blijkbaar had de kerel hem begrepen, want hij knikte. De <span class="pagenum" title="155">&nbsp;</span><a id="p_155"></a>luitenant
+haalde een handvol geldstukken uit den zak en liet die den kerel zien.
+Wederom knikte deze. Ten slotte haalde de luitenant zijne revolver te
+voorschijn en duwde hem die onder den neus. De arme kerel begon weder te
+beven en maakte eene heftige afwijzende beweging.</p>
+
+<p>&mdash;Goed! zeide de luitenant, de schurk begrijpt mij. Vooruit dan! en hij
+zette den ezel weder aan.</p>
+
+<p>De Arabier was gansch niet op zijn gemak. Hij was geheel in de macht van
+den Christen, wiens dolk hij aanhoudend voelde, want de luitenant, den
+Arabier met de eene hand om het middel houdende, liet hem gestadig de
+punt van den ponjaard tusschen de schouders voelen.</p>
+
+<p>Zoo reed men een kwartier lang door, welk tijdsverloop den luitenant
+eene eeuwigheid toescheen. Na tal van straatjes te zijn doorgegaan, kwam
+men eindelijk aan de poort. Niemand bevond zich daar dan een paar
+slaperige wachten, die geen de minste aandacht schonken aan den ezel,
+die door de poort stapte.</p>
+
+<p>Toen de luitenant buiten de poort was, blikte hij rond.&mdash;Goddank! zeide
+hij verheugd, daar is de Paarlstroom! en hij beduidde den Arabier den
+ezel in draf te zetten.</p>
+
+<p>Daar had grauwtje echter weinig zin in, en de dolk van den luitenant
+moest hem aansporen tot gehoorzaamheid.</p>
+
+<p>Na een half uur in flinken draf te hebben gereden, hield de luitenant
+stil en steeg af.</p>
+
+<p>&mdash;Ziezoo, mijn vriend! gij wordt bedankt, zeide hij tegen den Arabier;
+ziedaar uw loon, en hij gaf hem een handvol geldstukken.</p>
+
+<p>De verwonderde Arabier was opgetogen en zijne oogen schitterden van
+blijdschap.</p>
+
+<p>&mdash;Ga heen! zeide de luitenant, gij althans zult mij niet verraden,
+daarvoor houdt ge te veel van het lieve geld. Ge zoudt vreezen, dat men
+het u afnam, indien ge verhaaldet, hoe gij er aan gekomen zijt. En hij
+gaf den kerel een wenk om te vertrekken.</p>
+
+<p>Deze liet zich die vergunning geen tweemaal zeggen en verdween snel in
+de richting der stad.</p>
+
+<p>&mdash;Gered, zeide de luitenant, gered! Zullen de anderen dat ook kunnen
+zeggen? Zullen zij het allen ontkomen zijn? Wij zullen zien, doch ik
+vrees er voor. En na den stroom genaderd te zijn ging hij langs den
+oever voort in de richting van het kamp.</p>
+
+<p>Wij zullen hem, nu wij weten dat hij gered is, zijn weg laten vervolgen,
+om te gaan zien wat er met den kapitein was voorgevallen.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="156">&nbsp;</span><a id="p_156"></a></p>
+
+<p>Na den val, door den sprong omlaag veroorzaakt, was de kapitein
+bewusteloos blijven liggen. Die verdooving duurde echter niet lang,
+want na verloop van een minuut of tien opende hij weder de oogen en
+staarde tot zijne verbazing in een paar fraaie donkere kijkers, die
+vol bezorgdheid op hem gevestigd waren en aan een schoon meisje
+<ins class="corr" id="corr81" title="Bron: toebehoorde">toebehoorden</ins>, dat over hem gebogen was.</p>
+
+<p>Toen herinnerde de kapitein zich de stem, die hij had hooren zingen, en
+hij begreep, dat hij de zangeres voor zich zag.</p>
+
+<p>Hij lag met het hoofd in haren schoot, en de natte doek, dien zij in de
+fraai gevormde hand hield, bewees dat zij gepoogd had hem tot bewustzijn
+te brengen.</p>
+
+<p>De kapitein richtte zich halverwegen op en poogde op te staan, doch het
+gelukte hem niet. Alles begon hem voor de oogen te draaien, eene
+doodelijke bleekheid overtoog zijn gelaat en hij zette zich snel neder.</p>
+
+<p>Zoodra bemerkte het meisje niet wat er plaats had, of zij sloeg
+onbeschroomd haar arm om zijn schouder en ondersteunde hem om hem voor
+vallen te behoeden.</p>
+
+<p>&mdash;Het was slechts eene voorbijgaande duizeling, zeide de kapitein. Ik
+gevoel mij weder beter. De angst, de uitputting, de tooneelen der
+laatste uren schijnen mijne kracht zeer te hebben aangetast. Maar zeg
+mij eens, mijn lieve schoone, waar ben ik?</p>
+
+<p>&mdash;Wees gerust, zeide het meisje, gij zijt bij vrienden.</p>
+
+<p>&mdash;Maar hoe komen hier Christenen te wonen? vroeg de kapitein. Ik wist
+niet, dat die te Fez waren.</p>
+
+<p>Het meisje glimlachte.&mdash;Gij zijt ook niet bij Christenen, zeide zij, ten
+minste niet als gij het woord naar de letter opvat.</p>
+
+<p>&mdash;Hoe? zeide de kapitein, verklaar mij dat raadsel, bid ik u!</p>
+
+<p>&mdash;'t Is al heel eenvoudig, dat raadsel, zeide de kleine lachend; gij
+zijt in den Mellah, dat is in de Jodenwijk van Fez.</p>
+
+<p>&mdash;Dus ben ik bij Israëlieten, zeide de kapitein, en heb mijne redding te
+danken aan eene schoone Esther.</p>
+
+<p>&mdash;Ik heet geen Esther, zeide de Jodin; mijn naam is Rebecca en wat uwe
+redding betreft, begrijp ik u niet goed, maar zoo die bestaat, dan hebt
+gij uzelf gered.</p>
+
+<p>Dit zeggende was zij opgestaan en hielp den kapitein op de been.</p>
+
+<p>&mdash;Ziezoo, zeide deze, 't is weer voorbij. Ik moet eene rare buiteling
+hebben gemaakt.</p>
+
+<p>&mdash;Ja, gij kwaamt met uw hoofd tegen dezen boomstam terecht, en hebt u
+duchtig gewond, zeide zij, op de wond aan zijn voorhoofd wijzende.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="157">&nbsp;</span><a id="p_157"></a></p>
+
+<p>&mdash;'t Heeft niet veel te beteekenen, zeide de kapitein; het had erger
+kunnen zijn. 't Is een wonder, dat ik nog leef!</p>
+
+<p>Het Jodinnetje verbleekte.&mdash;Wat dreef u aan tot dien gewaagden sprong?
+vroeg zij.</p>
+
+<p>&mdash;<span xml:lang="fr">Parbleu!</span> de vrees voor mijn leven.</p>
+
+<p>&mdash;Werd ge dan vervolgd?</p>
+
+<p>&mdash;Sinds eenige uren werd ik gejaagd als een wild dier. Ik geloof, dat
+geheel Fez in oproer is. Zie slechts mijne kleeding en mijn aangezicht.</p>
+
+<p>&mdash;Kom, zeide de kleine, in dat geval zijn we hier niet veilig. Men zou u
+mogelijk gevolgd zijn en ons hier kunnen hooren. Ga mede, en zij liep
+voor den kapitein uit op het huis toe, dat zich aan het einde van den
+tuin bevond.</p>
+
+<p>Terwijl de kapitein zijne schoone geleidster volgde, bewonderde hij hare
+schoone figuur. Het was eene dier fraaie slanke gestalten, niet te groot
+en niet te klein. Zij scheen ongeveer achttien à twintig jaar oud te
+zijn. Haar lang hoofdhaar, zwart als de vederen van den raaf, hing in
+twee lange dikke vlechten achter op den rug en reikte tot aan haar dun
+middel. Zij droeg de kleurige kleedij, die aan de Joden in het Oosten
+eigen is, en had aan de voetjes, die onder den rok uitkwamen, rood
+marokijnen muiltjes.</p>
+
+<p>Terwijl de kapitein dit opmerkte, was men het huis genaderd, en verzocht
+zij hem een oogenblik plaats te nemen in het priëel, dat zich daar in
+den hoek van den tuin bevond, en verdween in het huis om hare
+huisgenooten het onverwachte nieuws mede te deelen.</p>
+
+<p>Eenige oogenblikken daarna verscheen de schoone Rebecca weder aan den
+ingang en over haren schouder keek het gelaat van een oud man. Hij
+schoof het meisje zonder complimenten op zijde, en trad onder het maken
+van een aantal buigingen glimlachend nader.</p>
+
+<p>&mdash;Wees welkom, Christen! in het huis van den ouden Isaäc. God zegene
+u voor de eer mij aangedaan. 't Is al vijf jaren geleden, dat ik een
+fatsoenlijk Christengelaat heb aanschouwd en mijn hart is verheugd, nu
+ik weder eens met een beschaafd man kan spreken. Maar kom in huis, bid
+ik u, reeds te lang hebt ge buiten verwijld. Gij zult wel vermoeid zijn
+en er behoefte aan hebben om u te verfrisschen en met een goed maal te
+versterken!</p>
+
+<p>Dit zeggende stapte de Israëliet met een minzaam gebaar het huis binnen,
+en de kapitein volgde hem na een blik op Rebecca te hebben geworpen.</p>
+
+<p>Deze was, na door den ouden man zoo ruw op zijde te zijn geschoven,
+blijven staan, doch eene snelle samentrekking der wenkbrauwen <span class="pagenum" title="158">&nbsp;</span><a id="p_158"></a>deed
+bemerken, dat zij boos was. Eene zonderlinge uitdrukking van haar gelaat
+toen zij den man nakeek, wekte bij den kapitein het vermoeden, dat zij
+hem niet erg genegen was.</p>
+
+<p>Toen de kapitein de deur intrad, ontmoetten hare oogen de zijnen en de
+toornige uitdrukking maakte plaats voor een donkerrooden blos die zich
+over haar gelaat verspreidde. Zij sloeg de oogen verlegen neder voor den
+vrijmoedigen blik van den Franschman.</p>
+
+<p>Het huis, of liever de kamer, waarin de kapitein werd geleid, was
+tamelijk groot maar zag er armoedig uit. Het meubilair was een
+rommelzoo, waarvan geen twee dingen bij elkaar pasten en alles er even
+gebrekkig uitzag.</p>
+
+<p>Nadat de kapitein daar eenige oogenblikken had vertoefd, bracht de Jood
+hem naar eene kleine benauwde kamer of hokje, dat door een getralied
+raampje op den tuin uitzag en eene slaapkamer scheen te zijn, althans te
+oordeelen naar de meubelen en de verschillende kleedingstukken, die op
+eene rij tegen den wand hingen. Hier verfrischte de kapitein zich door
+een bad, en na zich eens flink gewasschen en zijne kleeding van stof
+gezuiverd en wat in orde gebracht te hebben, trad hij de kamer weder
+binnen.</p>
+
+<p>Een sober avondmaal stond daar voor hen gereed, doch de kapitein had
+honger, en hij deed zich recht te goed aan het onooglijke zwartachtige
+brood met eieren en koffie.</p>
+
+<p>Toen hij gereed was, schoof hij zijn stoel een weinig dichter naar de
+praatzieken grijsaard, die reeds al dien tijd had zitten babbelen, en
+begon zijn wedervaren van dien dag te verhalen.</p>
+
+<p>De Jood sloeg de handen in elkaar, toen hij in korte trekken de
+avonturen van den kapitein vernam, en kromp ineen van vrees, als gold
+hem de vervolging, toen de kapitein verhaalde, hoe dikwijls hij in
+gevaar was geweest.</p>
+
+<p>Geheel anders was het met Rebecca. Met de handen achter zich stond zij,
+recht over den kapitein tegen den muur geleund, achter den Jood. Als de
+kapitein sprak van het gevaar, waarin hij telkens had verkeerd om in
+handen der dweepzieke Mooren en Arabieren te vallen, opende zij wijd
+hare fraaie oogen, terwijl zij met ingehouden adem luisterde en de
+handen op de borst drukte, als om het hevige jagen van haar boezem te
+beletten. Bij de schildering zijner worstelingen, waarin hij overwinnaar
+bleef, werd het zwakke meisje als het ware meegesleept door de vurige
+krachtige taal van den Franschman en kleurde een donkere gloed hare
+wangen.</p>
+
+<p>Nu en dan wierp de kapitein een snellen blik op die schoone <span class="pagenum" title="159">&nbsp;</span><a id="p_159"></a>gestalte,
+en kon niet nalaten met bewondering te zien op die lieve bloem,
+prijkende in zoo'n doodsche, akelige omgeving.</p>
+
+<p>Het gesprek kwam ten laatste ook op de Joden en hunne levenswijze te
+Fez.</p>
+
+<p>&mdash;Wij wonen allen bij elkaar, zeide de Jood. We hebben onze eigene wijk,
+den Mellah. Wij mogen den God onzer vaderen dienen en hebben slechts
+eene matige belasting op te brengen. 't Is waar, wij zijn niet altijd
+even veilig, de Mooren zijn dweepziek; doch wij maken hier goede zaken
+en dat is de hoofdzaak. Het grootste gedeelte van den handel is in onze
+handen en het is voornamelijk de geldhandel, die ons voordeel oplevert.
+Met dat al moeten we jaren en jaren zwoegen en werken, eer wij een
+duitje bij elkaar hebben.</p>
+
+<p>Terwijl hij zoo sprak, teekende zich op Rebecca's gelaat eene groote
+minachting, en eene ongeduldige beweging verried den kapitein haar
+drift. Echter sprak zij geen woord.</p>
+
+<p>&mdash;Gevoelt ge nooit lust om naar het beschaafd Europa weer te keeren?
+vroeg de kapitein.</p>
+
+<p>&mdash;Ach! zeide de Jood klagend, hoe zou ik het kunnen? Wat ik heb
+bijeenvergaard is nog ternauwernood voldoende voor mijne schrale
+levenswijze. Ik ben oud en kan weinig meer uitvoeren. Dikwijls denk ik
+aan het schoone Spanje, waar ik mijne jeugd heb doorgebracht. Ik gevoel
+lust er weder te keeren om den korten tijd, die mij op aarde overblijft,
+daar in rust te slijten, maar dat gaat niet. Mijn geld zit in
+verschillende zaken mijner geloofsgenooten; zoo ik vertrok, ware het
+verloren en zonder dat zou ik niet kunnen leven.</p>
+
+<p>Eene plotselinge ongeduldige beweging van Rebecca trok de aandacht van
+den kapitein. Haar gelaat was rood van toorn en zij schudde het hoofd op
+heftige wijze als om te kennen te geven, dat de Jood onwaarheid sprak.</p>
+
+<p>Het werd intusschen donker in de kamer.</p>
+
+<p>&mdash;Rebecca! zeide de Jood, steek licht aan.</p>
+
+<p>Het meisje trad naar het midden der kamer, waar eene oude roestige
+lichtkroon hing en ontstak een paar kaarsen. De Jood volgde scherp
+toeziende al hare bewegingen.</p>
+
+<p>&mdash;Maar meisje, wat doet ge nu? riep hij plotseling; twee kaarsen te
+ontsteken, waartoe dient toch die verkwisting? Is één niet reeds genoeg?</p>
+
+<p>Zij trok toornig de wenkbrauwen samen, toen zij zich omwendde en den
+Jood in het gelaat zag.</p>
+
+<p>&mdash;Ik dacht oom, dat gij van avond ter eere van uwen gast wel een kaars
+meer durfdet branden, zeide zij scherp.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="160">&nbsp;</span><a id="p_160"></a></p>
+
+<p>&mdash;In Godsnaam dan, zeide de Jood met eene diepe zucht en hij wierp zich
+achterover in zijn stoel, als iemand die in iets verschriklijks moet
+berusten.</p>
+
+<p>Intusschen had de kapitein aan zijne vrienden gedacht en begon zich nu
+ook de vraag te doen, hoe hij uit Fez zou komen. Hij was voorloopig
+veilig, maar kon hier toch onmogelijk blijven. Wie weet wat er
+voorgevallen was en hoe zijne vrienden hem konden noodig hebben. Hij
+pijnigde zich tevergeefs af door allerlei plannen te maken en besloot
+ten slotte den Jood te raadplegen.</p>
+
+<p>&mdash;Ja, zeide deze, dat is geen gemaklijk te beantwoorden vraag. Het beste
+zou zijn, dat gij van de duisternis partij trokt om nog heden de stad te
+verlaten.</p>
+
+<p>&mdash;Maar oom! viel Rebecca hem in de reden, hoe kunt ge zoo iets zeggen?
+Gij weet hoe onveilig het zelfs voor ons in den avond is, zoodat wij ons
+bijna niet op straat durven vertoonen.</p>
+
+<p>&mdash;God zegene me! zeide de Jood, daar bemoeit ge u weer met zaken,
+waarvan gij geen verstand hebt. Hij kan toch op klaarlichten dag mijn
+huis niet verlaten. De Mooren zouden mij spietsen of ophangen. Gij denkt
+niet eens om onze veiligheid!</p>
+
+<p>&mdash;Ik wil in geenen deele uwe veiligheid in gevaar brengen, zeide de
+kapitein. Bezorg mij slechts een Moorsch kostuum om mij te vermommen, en
+ik vertrek oogenbliklijk. Hier hebt gij geld! en hij haalde eenige
+goudstukken uit den zak.</p>
+
+<p>De oogen van den Jood fonkelden; met eene haastige beweging greep hij de
+geldstukken van de tafel en bekeek ze onderzoekend.</p>
+
+<p>Rebecca wierp een smeekenden blik op den kapitein.&mdash;Oom! zeide zij met
+aandrang, als mijnheer zich moet vermommen, kan hij ook evengoed op den
+dag vertrekken.</p>
+
+<p>&mdash;Hm, zoo, ja! zeide de Jood, door het gezicht van het geld verteederd;
+misschien was dat beter.</p>
+
+<p>&mdash;Waarom zou ik nu maar niet vertrekken? zeide de kapitein.</p>
+
+<p>&mdash;Omdat gij groot gevaar zoudt loopen het leven te verliezen, zeide
+Rebecca snel. De poorten zijn nu reeds gesloten en de wachten zullen u
+niet doorlaten. Eene poging om uit de stad te komen zou den argwaan
+slechts opwekken, terwijl morgen op den dag niemand op u zal letten.</p>
+
+<p>Zij sprak zoo overredend en op zoo angstigen toon, dat de kapitein
+overtuigd werd. Bovendien hadden hare schoone oogen hem geheel
+betooverd.</p>
+
+<p>De Jood had op het geheele gesprek geen acht geslagen. Met de wellust
+des gierigaards liet hij de goudstukken door de handen glijden.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="161">&nbsp;</span><a id="p_161"></a></p>
+
+<p>&mdash;Goed goud! mompelde hij bijna onhoorbaar op vergenoegden toon,
+deugdelijk geld, daar zijn zaken mede te doen.</p>
+
+<p>De kapitein wekte hem uit zijne overpeinzing.&mdash;Nu, zeide hij, hoe denkt
+mijn gastheer er over? Wilt gij mij toestaan hedennacht bij u te
+verblijven, dan wil ik u gaarne voor de moeite, die ik u veroorzaak,
+schadeloos stellen.</p>
+
+<p>&mdash;Ik geloof dat Rebecca gelijkheeft, zeide de Jood. Het is beter dat ge
+blijft, en zich tot het meisje wendende zeide hij: Zorg er voor de
+blauwe kamer voor mijnheer gereed te maken.</p>
+
+<p>&mdash;Nu dat afgesproken is, vervolgde hij, zich tot den kapitein wendend,
+zal ik voor een kostuum gaan zorgen en moet dus eenige oogenblikken uw
+aangenaam gezelschap verlaten. Zaken gaan voor, mijn waarde heer!</p>
+
+<p>De kapitein knikte en de Jood, na een lang donkergekleurd kleed, een
+soort van kabaai, te hebben omgeslagen en een rooden zijden doek om het
+hoofd te hebben geknoopt, vertrok. Even nog stak hij het hoofd binnen om
+zijne nicht toe te roepen, dat zij het mijnheer toch vooral aan niets
+zou laten ontbreken.</p>
+
+<p>De kapitein was thans alleen met zijne schoone redster.</p>
+
+<p>&mdash;Ge hebt u boosgemaakt? zeide de kapitein vragend.</p>
+
+<p>&mdash;Wie zou zich niet boos maken op den ellendigen geldwolf en leugenaar?
+zeide Rebecca. Zie, toen hij u daarstraks al die leugens op de mouw
+speldde, kookte mijn bloed.</p>
+
+<p>&mdash;Sprak hij inderdaad onwaarheid? vroeg de kapitein.</p>
+
+<p>&mdash;Of hij onwaarheid sprak? zeide Rebecca opgewonden. Leugens sprak hij,
+toen hij zich arm hield; hij, de millionair! Leugens, toen hij van zaken
+sprak, hij, de woekeraar, die niet alleen zichzelf het noodige onthoudt,
+maar zijnen broeder in het geloof, die bij hem komt om geld, uitzuigt
+erger dan de kaïd of de gouverneur; leugens, toen hij sprak over de
+verhouding tusschen de Joden en Muzelmannen, en van jaren zwoegens om
+iets te verdienen, en van de verdraagzaamheid der Mooren. Ziet ze na,
+zooals zij daar gaan door de straten van Fez, mijne geloofsgenooten. Op
+de bloote voeten moeten zij loopen, zoodra zij buiten hunne wijk komen.
+Geen versiersel durven zij te vertoonen. Tegen den Mahomedaan, die u een
+slag in het gezicht geeft, moogt ge de hand niet opheffen, niet eens u
+verdedigen als ge wordt aangevallen; slechts in uwe woning moogt ge
+tegenweer bieden.</p>
+
+<p>De kapitein keek bewonderend naar haar op, en zij was schoon in haar
+toorn, zooals zij daar stond met fonkelende oogen, een hoogrood over het
+gelaat verspreid en de handen op de borst gedrukt.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="162">&nbsp;</span><a id="p_162"></a></p>
+
+<p>&mdash;En dat is nog niet alles, vervolgde zij. Voor de rechtbank mag een
+Israëliet niet getuigen en slechts met het hoofd ter aarde gebogen
+antwoorden. Zij mogen niet te paard rijden en geene bezittingen buiten
+hunne wijk hebben. Slechts eene donkere kleeding is hun geoorloofd te
+dragen. Belastingen worden naar willekeur geheven. Vóórdat de zon is
+ondergegaan, moeten zij in de Jodenbuurt zijn en mogen die vóór
+zonsopgang niet verlaten. Aan den Sultan moeten zij vergunning vragen
+om te huwen en dergelijke zaken meer. En alsof die onderdrukking, die
+uiting van fanatieken haat tegen de levenden niet genoeg is, strekt
+deze zich ook nog tot de dooden uit, want in plaats dat wij onze dooden
+eene passende begrafenis mogen geven, moeten deze op een draf naar het
+kerkhof gedragen en snel onder de aarde gestopt worden, uit vrees voor
+ontreiniging. Is het nu niet aanloklijk om hier te blijven?</p>
+
+<p>Zij stond daar vóór den kapitein, de fiere gestalte met bliksemende
+oogen, wier gelaat van verontwaardiging gloeide, en de kapitein,
+betooverd door haar hartstochtlijke taal<ins class="corr" id="corr82" title="Niet in Bron.">,</ins> gloeide evenals zij van
+verontwaardiging.</p>
+
+<p>&mdash;En <ins class="corr" id="corr83" title="Bron: dult">duldt</ins> uw volk dat? vroeg hij.</p>
+
+<p>&mdash;Ja, helaas! dat duldt mijn volk. O, 't is niet meer het Israëlitische
+volk van vroeger. Zij laten zich trappen, mishandelen en dooden, en
+hebben slechts luide weeklachten daar tegenover te stellen. Zie, wanneer
+ik een man was, zou ik zoo iets niet dulden. Ik zou mijn volk willen
+opwekken. Ik zou hun willen toeroepen: Schudt af dat juk van slaafsche
+vernedering! Stoot neer dien Moor, die u een slag in het aangezicht
+geeft. Staat op, grijpt de wapenen op tegen uwe onderdrukkers; en
+vertrekt uit dit barbaarsche land, zooals gij weleer uit Egypteland zijt
+getrokken, toen Farao u liet versmachten in harde dienstbaarheid! Zie,
+dat alles zou ik willen doen, maar ik zal het niet. De bevreesde
+kinderen Israëls zouden mij uitlachen en bespotten. Zij blijven liever
+hier en verdragen alles, wanneer zij maar kunnen schacheren en woekeren.
+Voor elke beleediging hun aangedaan, nemen zij revanche door eenige
+percenten meer te nemen. Ziedaar hunne ellendige wraak! eindigde zij,
+schamper lachende.</p>
+
+<p>&mdash;Mijn God, zeide de kapitein, hoe is het mogelijk, wat ellend...
+vergeef mij, ik wilde zeggen, wat deemoedig volk.</p>
+
+<p>&mdash;O, zeg het maar, hernam zij bitter, voleindig maar; mij zult ge er
+niet mede kwetsen! Ja, 't is een ellendig volk; dit openbaart zich 't
+meest in de verachtelijke rol, die zij bij alle gelegenheden, ieder
+op zijne beurt, spelen. Wanneer de soldaten van den Sultan <span class="pagenum" title="163">&nbsp;</span><a id="p_163"></a>van hunne
+moordtochten terugkomen, beladen met de afgehouwen hoofden hunner
+vijanden, worden deze aan de poorten der verschillende steden
+tentoongesteld. Welnu, zoodra zoo'n bezending koppen aankomt, wordt de
+een of andere Jood geprest die koppen de hersenpan te verbrijzelen, er
+de hersenen uit te nemen en de holte op te vullen met werk en zout. Ik
+geloof niet, dat er ooit een den moed heeft zich tegen zoo'n handelwijze
+te verzetten. Men prest hen tot de afschuwlijkste dingen. Onder de
+regeering van Sultan Soliman werd den Israëlieten vergund op straat
+pantoffels te dragen. De Mooren, woedend over dit besluit, vermoordden
+op klaarlichten dag alle Joden, die zich op straat vertoonden. En wat
+deden zij? Toen was de maat dan toch overvol, toen scheen het dan toch,
+dat de tijd was gekomen om op te staan tegen de gehate dwingelanden.
+Niets van dat alles! Zij haastten zich om naar den Sultan te gaan en van
+dezen in het stof kruipend de intrekking van het besluit te verzoeken.</p>
+
+<p>&mdash;En ondanks dat alles blijven zij hier? zeide de kapitein. Een dwaas,
+die zich hun lot aantrekt. Een volk, dat zich laat trappen, zal nooit de
+kracht terugkrijgen om zich op te heffen.</p>
+
+<p>&mdash;Ja, zeide Rebecca, gij hebt gelijk. Geld verzamelen is hun eenig doel,
+en waarom? Om het ten laatste weg te bergen of in den grond te begraven
+ten einde den argwaan en de hebzucht der Mooren niet op te wekken.
+O, ik haat Fez, die gevloekte stad, dat hart van het barbarisme en de
+onverdraagzaamheid, en ik heb een afkeer van mijn zoo diep gezonken
+volk!</p>
+
+<p>De kapitein verzonk in diep nadenken; sedert eenige oogenblikken was bij
+hem eene gedachte opgekomen, die hem geheel bezighield<ins class="corr" id="corr84" title="Bron: ,">.</ins></p>
+
+<p>Opeens hief hij het<ins class="corr" id="corr85" title="Bron: ,"></ins> hoofd op en greep de hand van het meisje, dat
+voor hem stond. Zij liet hem die en staarde hem verwonderd aan, maar bij
+die aanraking verbleekte zij.</p>
+
+<p>&mdash;Gij haat Fez en hebt een afkeer van uw volk, zeide de kapitein, hare
+eigene woorden gebruikende, en zeker is er niemand van wien ge houdt of
+aan wien eenige band u bindt?</p>
+
+<p>&mdash;Niemand! zeide zij met doffe stem en op bitteren toon. Ik ben minder
+dan eene dienstmaagd bij mijnen oom, van wien ik, voor het werk dat ik
+verricht, nog niet eens het noodige voedsel en de noodige kleeding
+ontvang en eene harde behandeling op den koop toe.</p>
+
+<p>&mdash;Welnu, zeide de kapitein, wilt ge Fez, wilt ge uw oom verlaten, wilt
+ge met mij medegaan naar het beschaafd Europa, naar Frankrijk?</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="164">&nbsp;</span><a id="p_164"></a></p>
+
+<p>Zij staarde den kapitein als ontzet aan en een onuitspreeklijk blijde
+toon lag in hare stem, toen zij zeide:</p>
+
+<p>&mdash;Ik zou Fez verlaten, met u medegaan, onder beschaafde menschen
+verkeeren?</p>
+
+<p>&mdash;Ja, zeide de kapitein, waarom niet?</p>
+
+<p>&mdash;Neen, antwoordde zij, 't was eene illusie van mij; ik dacht er niet
+aan, dat ik gebonden ben door de wet. En haar schoon gelaat werd wit als
+marmer.</p>
+
+<p>&mdash;Hoe, vroeg de kapitein, wat belet u mijn voorstel aan te nemen?</p>
+
+<p>&mdash;De wet van den Sultan, zeide <ins class="corr" id="corr86" title="Bron: zei">zij</ins>, die eene Joodsche vrouw verbiedt
+Fez of Marokko te verlaten.</p>
+
+<p>&mdash;Wat! riep de kapitein toornig, houdt men zoo de Joden te Fez? Maar dat
+is schandelijk!</p>
+
+<p>&mdash;Niet waar? zeide Rebecca, en een tranenvloed ontsprong aan hare oogen.</p>
+
+<p>Dat was meer dan de kapitein kon verdragen.&mdash;Welnu! zeide hij, wanneer
+ik u wil medenemen, zou ik den man wel eens willen zien, die zich
+daartegen zou verzetten. Bovendien kunt gij u kleeden als de Moorsche
+vrouwen, en onder den sluier zal men geene Jodin zoeken. Voor het
+overige, ik heb een sterken arm en mijne dappere Hollanders zullen mij
+terzijdestaan.</p>
+
+<p>Rebecca sprong op van vreugde, en eer de kapitein het verhoeden kon,
+viel zij op de knieën.</p>
+
+<p>&mdash;O, heb dank! riep zij uit; ja, neem mij mede, ik wil uwe dienstmaagd,
+uwe slavin zijn, maar red mij uit dit land.</p>
+
+<p>&mdash;Neen, zeide de kapitein, niet mijne dienstmaagd en niet mijne slavin,
+maar mijne vrouw zult ge zijn als ge wilt, en hij hief haar op van den
+<ins class="corr" id="corr87" title="Bron: gromd">grond</ins>.</p>
+
+<p>&mdash;Wat, riep zij, uwe vrouw, ik de vrouw van een kapitein van het
+Fransche leger! Ik, de arme verachte Jodin? en zij deed een stap
+achteruit, den kapitein aanziende of hij ook met haar spotte.</p>
+
+<p>&mdash;Nu, waarom? zeide de kapitein haar hand vattend. Waarom zoudt ge dat
+niet kunnen worden als ik het wil, tenzij gij uwe liefde niet aan mij
+zoudt kunnen schenken?</p>
+
+<p>&mdash;Stil, riep zij snel, stil, spreek zoo niet. Neen, ik dacht dat gij met
+mij spottet. Ik kon mij zoo'n groot geluk niet voorstellen.</p>
+
+<p>De kapitein trok haar glimlachend tot zich en sloeg zijne armen om haar
+heen. En toen hij hare schoone armen om zijnen hals voelde, toen hij
+staarde in die schoone oogen, half gevuld met tranen van geluk en
+vreugde, toen hij haar warmen adem over zijn <span class="pagenum" title="165">&nbsp;</span><a id="p_165"></a>gelaat voelde strijken en
+dien vollen boezem tegen zich aangedrukt voelde zwoegen en zwellen van
+het nameloos geluk, dat hij in hare oogen las, toen boog zij het hoofd
+en drukte een langen, innigen kus op die bevende, brandende lippen en
+staarde haar lang aan vóór hij haar losliet.</p>
+
+<p>Een geschuifel in den gang stoorde het minnend paar in hun zoet geluk.
+Het was de oude Isaäc, die terugkwam, beladen met verschillende Moorsche
+<ins class="corr" id="corr88" title="Bron: kotuums">kostuums</ins>.</p>
+
+<p>In het kort verhaalde nu de kapitein, toen Rebecca zich op een wenk van
+hem had verwijderd, wat er in zijne afwezigheid had plaats gehad. En
+schoon de Jood zeer verwonderd was, gleed eene duidelijke uitdrukking
+van vreugde over zijn gelaat. Hij beschouwde het als een groot geluk
+aldus van een meisje af te komen, dat hem zoo verschriklijk veel kostte
+in dezen duren tijd. Hare diensten rekende hij voor niets. Haar zoo
+gemaklijk kwijt te raken, voor wie de tijd van in dit land te huwen
+reeds lang voorbij was, rekende hij als een buitenkansje. Want de
+Jodinnetjes in Fez huwen reeds op haar tiende en twaalfde jaar. Het is
+eene zeldzaamheid, dat een ouder meisje huwt; voor Rebecca, die reeds
+ruim zestien jaar oud was, was dus alle kans verkeken. Trouwens, zij
+had ze steeds versmaad, die woekerende, schacherende jongelieden, wier
+geheele ziel reeds was ingenomen door hetgeen zij zoo hevig verachtte en
+haatte.</p>
+
+<p>Met behulp van Rebecca zocht de kapitein nu een passend kostuum uit.
+In plaats van het schitterende gewaad van den rijken Moor nam hij
+het eenvoudige kleed van den bediende, en verzocht Isaäc nu ook een
+vrouwenkostuum te willen medebrengen, dat geschikt was voor eene
+Moorsche vrouw uit den bemiddelden stand. Isaäc voldeed volgaarne aan
+dien wensch, want hij maakte dien avond dubbel goede zaken<ins class="corr" id="corr89" title="Bron: ,">.</ins></p>
+
+<p>De vlucht werd bepaald op den anderen morgen vroeg, en nu alles geregeld
+was, begaf de kapitein zich ter ruste om Rebecca niet te hinderen in
+hetgeen zij nog had te verrichten.</p>
+
+<p>Wat ging zij blijmoedig aan den arbeid, wat schitterden die oogen van
+genot, wat klonk die stem vol en helder door het huis, waarin zoo langen
+tijd geen vroolijk lied was gehoord. Het was haar te moede als ging zij
+morgen naar een feest, in plaats van eene wisselvallige gevaarlijke reis
+te ondernemen. De koortsachtige gejaagdheid verdreef den slaap van hare
+oogen, en nooit werd door iemand de aanbrekende dag met zooveel vreugde
+begroet als door Rebecca den dag van haar bevrijding, den dag van haar
+geluk!</p>
+
+<div class="chend"></div>
+
+<p><span class="pagenum" title="166">&nbsp;</span><a id="p_166"></a></p>
+
+<h2><a id="XVII"></a>XVII.</h2>
+
+<p class="subh2">AAN DEN OEVER VAN DEN PAARLSTROOM.</p>
+
+<p>Het wordt tijd dat wij terugkeeren tot de overige personen van ons
+verhaal, die wij onwillekeurig uit het oog hebben verloren.</p>
+
+<p>Nadat Selam en Dries zich zwemmende hadden gered, stapten zij langs den
+oever van den Paarlstroom met haastigen tred voort om het kamp bijtijds
+te bereiken. Zij waren de eersten van de vijf personen, die het
+vereenigingspunt, het kamp, bereikten.</p>
+
+<p>Mohammed liep onrustig heen en weer, bezorgd als hij was over het lang
+uitblijven van het gezelschap, en toen hij onze vrienden nat en beslijkt
+zag aankomen, begreep hij dadelijk dat er iets voorgevallen was. De arme
+<ins class="corr" id="corr90" title="Bron: jonge">jongen</ins> was ontroostbaar over het lot van den kapitein.</p>
+
+<p>In allerijl begon men nu de bagage in te pakken om ze op de kameelen
+te laden, ten einde zoo noodig spoedig een goed heenkomen te zoeken.
+Ongelukkig waren de kameelen een groot eind al grazende afgedwaald en
+kostte het veel moeite eer men de onwillige dieren, die niet gaarne de
+weide verlieten, in het kamp had teruggedreven.</p>
+
+<p>Terwijl men hiermede bezig was, kwam Aroesi aan en weldra was, dank zij
+diens voortvarende hulp, een der kameelen beladen met de voornaamste
+voorwerpen, waaronder zich alles bevond wat men op de reis had
+opgezameld.</p>
+
+<p><ins class="corr" id="corr91" title="Bron: Aroesie">Aroesi</ins> had intusschen Selam uitgezet als wacht om een
+wakend oog over de streek te laten gaan, en deze voorzorg bleek gansch
+niet overbodig. Nauwlijks toch had Selam eenige oogenblikken op den
+heuveltop doorgebracht, of zijn scherpen blik bemerkte eene buitengewone
+drukte langs den oever en weldra kwam hij tot de zekerheid, dat de
+groote bende volks, die steeds den stroom volgde, geen goede bedoelingen
+had.</p>
+
+<p>Hij stormde den heuvel af en deelde mede wat hij had gezien. Men was nog
+in het geheel niet klaar met inpakken. De twee tenten stonden daar nog,
+benevens de veldbedden en eenige andere dingen. Met vereende krachten
+wist men de groote tent op een der kameelen te laden, maar toen was het
+ook tijd om op te breken, want de troep naderde snel. Selam en Mohammed
+bestegen hunne ezels, de kameeldrijvers namen hunne dieren bij den toom
+en Aroesi <span class="pagenum" title="167">&nbsp;</span><a id="p_167"></a>en Dries bestegen de paarden, terwijl Dries het derde paard
+medevoerde. Met een enkelen oogopslag overzag Aroesi den kleinen stoet,
+plaatste zich aan het hoofd, en liet toen het voorwaarts hooren.</p>
+
+<p>&mdash;Waar heen? vroeg Dries.</p>
+
+<p>&mdash;Volgt mij slechts, zeide Aroesi, ik zal u in veiligheid brengen.</p>
+
+<p>&mdash;Goed, zeide Dries, wij volgen.</p>
+
+<p>Na een eind onder bedekking van een heuvel te zijn voortgegaan, daalde
+Aroesi af in den stroom. Het was eene ondiepe plaats en de dieren gingen
+slechts tot den buik in het water. Meer moeite veroorzaakte de oneffen
+bodem, doch na korten tijd was men aan de overzijde, waar men langs een
+dicht hoog kreupelhout voortmarcheerde. Eenige oogenblikken later sloeg
+Aroesi links af naar een smallen bergweg. Deze was niet meer dan een
+kwartier gaans lang en toen kwam men aan eene open vlakte met een bont
+bloemtapijt getooid. Deze vlakte stak men dwars over en achter het
+dichte groen zag men plotseling uitgestrekte korenvelden voor zich,
+tusschen welke men de donkere toppen van een paar tenten zag uitsteken.</p>
+
+<p>&mdash;Hier zijn we veilig, zeide Aroesi. Deze velden behooren mij en hier
+kunnen wij ons verborgen houden tot we allen vereenigd zijn, wat God
+geve!</p>
+
+<p>Door het dichte koren gaande, hetwelk zoo hoog was, dat men niets
+bemerkte van den ruiter die er doorheen reed, was men weldra bij de
+tenten. Deze waren verlaten. Men ontlaadde de kameelen en liet de last-
+en rijdieren zich te goed doen aan het malsche gras, dat op de kleine
+vlakte rondom de hutten groeide. Toen, daar men hier voorloopig voor
+niets had te vreezen, begaven Aroesi en Dries zich naar den stroom om te
+zien wat er voorviel.</p>
+
+<p>Nauwlijks waren onze beide vrienden den stroom doorgegaan, of zij bleven
+opeens als op commando staan en zagen verwonderd voor zich uit, daar
+zich boven de heuvels plotseling een roode gloed afteekende tegen het
+azuur der lucht.</p>
+
+<p>&mdash;Ha, zeide Aroesi, de schurken hebben de tent in brand gestoken; kom
+mee, laten we zien wat er voorvalt! en zij ijlden zoo snel als zij
+konden naar de heuvels, waar zij zich nederlegden om onder bedekking van
+eenige struiken te kunnen zien, zonder gezien te worden.</p>
+
+<p>'t Was zooals Aroesi had gezegd. De bende straatgemeen, hunne
+slachtoffers uit Fez gevlogen ziende, was, onder aanvoering van den
+heilige, naar het kamp gekomen, doch ook daar niemand vindende, koelden
+zij hunne wraak met het verbranden van de tent en wat zij er nog van de
+bagage vonden.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="168">&nbsp;</span><a id="p_168"></a></p>
+
+<p>&mdash;Haal je hart maar op, zei Dries, 't beteekent niets; het beste is
+toch in veiligheid.</p>
+
+<p>&mdash;'t Was tijd dat we ons wegmaakten, zeide Aroesi. Ge ziet, de schurken
+waren ons dicht op de hielen.</p>
+
+<p>&mdash;He! zeide Dries, de handen jeuken mij om dien schoft van een heilige
+neer te leggen; ik zou hem van hier zoo mooi kunnen neerschieten.</p>
+
+<p>&mdash;Pas op, zei Aroesi, we zouden den geheelen troep op het lijf krijgen.</p>
+
+<p>&mdash;Jammer genoeg, antwoordde Dries, 't is hard zoo'n mooie gelegenheid
+ongebruikt voorbij te laten gaan.</p>
+
+<p>Intusschen was het gepeupel bezig een paar kleine kisten open te slaan.
+Een was gevuld met allerlei levensbehoeften, en het was grappig de
+verwondering en de grimassen dezer lieden te zien bij het openen van de
+verschillende bussen en doozen, daar zij niet wisten wat dat alles was.
+In de tweede kist waren eenige flesschen wijn, rum en spiritus. Zij
+bekeken de flesschen aan alle zijden, ontkurkten ze en lieten een weinig
+van het vocht op de hand loopen. Zij begrepen echter spoedig wat het
+was, en schoon zij als goede Mahomedanen geen wijn mochten gebruiken,
+konden zij toch niet nalaten van het begeerde vocht te drinken, doch het
+bepaalde zich nog slechts tot proeven.</p>
+
+<p>&mdash;Ziet zulk kanalje, zeide Dries, dat vergast zich aan onzen wijn en
+rum, en wij zullen op de geheele terugreis ons slokje moeten missen.</p>
+
+<p>Terwijl dit gebeurde, begon het duister te worden. De hemel tooide zich
+met millioenen flonkerende sterren, en na eenigen tijd kwam de maan in
+al haar luister op en hulde het geheele landschap in eene zee van licht.
+Het dunne doek der tent was spoedig verbrand, maar hetgeen nog van de
+bagage in de tent stond, onder anderen twee veldbedden, begonnen nu door
+te branden en de hooge vlam en de dikke rook gaven thans een veel
+verschriklijker aanzien aan den brand dan hij werkelijk was.</p>
+
+<p>Op eens hief de heilige, die zich eveneens hard te goed deed aan het
+geestrijke vocht, het hoofd op en luisterde; daarop wendde hij snel het
+hoofd naar den stroom en keek scherp uit.</p>
+
+<p>&mdash;Wat duivel ziet die schurk? zeide Dries.</p>
+
+<p>&mdash;Ik zie slechts eene beweegbare schaduw, zeide Aroesi, daar ginds bij
+den stroom.</p>
+
+<p>Maar het scheen dat de heilige meer bespeurde, want na snel eenige
+onverstaanbare woorden tegen zijne metgezellen te hebben gezegd <span class="pagenum" title="169">&nbsp;</span><a id="p_169"></a>wees
+hij naar de bedoelde plek, sprong eensklaps op en snelde in die richting
+voort, gevolgd door den huilenden, halfdronken troep.</p>
+
+<p>&mdash;God in den hemel! riep Dries, wat gaan zij nu weer uitvoeren, en hij
+sprong onwillekeurig op en snelde ze na.</p>
+
+<p>Ook Aroesi begreep, dat er iets aan de hand was en snelde eveneens
+voort.</p>
+
+<p>Plotseling klonk in de duisternis eene donderende stem, die in de
+Arabische taal de bende halt toeriep, en op hetzelfde oogenblik knalde
+een schot.</p>
+
+<p>&mdash;'t Is de luitenant, riep Dries. Voorwaarts, te hulp! sla dood dat
+gebroed!</p>
+
+<p>Werkelijk was het de luitenant, die, zooals we gezien hebben, na gered
+te zijn zich langs den stroom had voortgespoed.</p>
+
+<p>Halverwegen was hem bij eene kromming van den stroom de brand in het oog
+gevallen, en een vreeslijk vermoeden had zich van hem meestergemaakt.
+Hij twijfelde geen oogenblik of het kamp stond in brand, en hoe was het
+met zijne vrienden? Doch hij dacht niet lang na, maar snelde als een
+pijl uit den boog voort om zoo mogelijk te redden wat nog te redden was
+of eene vreeslijke wraak te nemen.</p>
+
+<p>Het geoefend oor van den paardendief had echter het geluid van die
+haastig naderende voetstappen vernomen, en hij begreep dadelijk dat het
+een zijner vijanden zou zijn, die uit de stad ontsnapt was.</p>
+
+<p>Toen het schot van den luitenant viel, bleef de dronken troep een
+oogenblik weifelend staan. Doch de wraakzuchtige heilige vloog zonder op
+de kogels te letten op zijn vijand toe.</p>
+
+<p>De luitenant liet hem bedaard naderen, en eerst toen hij dicht bij hem
+was, bemerkte hij, dat hij zijn dood gewaanden vijand weder voor zich
+had.</p>
+
+<p>&mdash;Ha, ha! riep de luitenant, leeft ge nog schelm? Voorwaar, gij hebt
+eene harde hersenpan, maar ik beloof u, ik zal er een gat in boren,
+waaraan gij genoeg hebt.</p>
+
+<p>Opgewonden door den drank en zijne wraakzucht wierp de heilige zich als
+een razende op den vijand, doch op hetzelfde oogenblik kreeg hij een
+kogel in den kop, die hem achterover deed tuimelen.</p>
+
+<p>&mdash;Ziezoo, zeide de luitenant, zich tot de andere aanvallers wendende,
+wie heeft nog lust?</p>
+
+<p>Een lange halfnaakte Arabier, een reus, sprong op dit oogenblik als
+een tijger op den luitenant toe en greep bliksemsnel de hand, die de
+revolver hield. Het schot ging af, doch zonder den kerel te raken, die
+een ponjaard ophief om zijn vijand te doorsteken.</p>
+
+<p>Gelukkig voor Frank had Dries het gevaar, waarin deze verkeerde,
+<span class="pagenum" title="170">&nbsp;</span><a id="p_170"></a>gezien. Snel sprong hij toe en zijne buks als eene knots gebruikend,
+gaf hij den reus een zoo vreeslijken slag op den schedel, dat bij als
+een blok neerviel.</p>
+
+<p>Ook Aroesi was in het gevecht gewikkeld, en zijne Turksche kromsabel
+flikkerde en schitterde, en deelde houw op houw uit. Maar de schelmen,
+opgewonden door het weinige geestrijke vocht, waaraan zij niet gewoon
+waren, betoonden eenige dapperheid, zoodat zij niet als naar gewoonte
+weken.</p>
+
+<p>De toestand werd bedenklijk en het was onmogelijk deze bende lang het
+hoofd te bieden. Aroesi begreep dit terecht en sloeg voor te retireeren
+naar de plaats waar men door de rivier kon waden.</p>
+
+<p>Zoo gezegd, zoo gedaan en men begon al vechtende te retireeren.</p>
+
+<p>Doch eensklaps zag de luitenant zich den weg versperd door den heilige,
+die, op handen en voeten voortkruipende, zich op zijnen vijand wilde
+storten.</p>
+
+<p>&mdash;O, zeide de luitenant, woedend aldus in zijnen voortgang te worden
+belemmerd. Gij hebt dus nog niet genoeg. Het schijnt, dat men met u moet
+handelen als met een adder, die men doodtrapt waar men ze aantreft.
+Sterf dan ellendeling, ditmaal zal ik u terdege dooden! En hij schoot
+zijne revolver af.</p>
+
+<p>Er waren nog drie schoten<ins class="corr" id="corr92" title="Bron: &nbsp;op">,</ins> die den schurk allen
+in de borst troffen, en reutelend zonk hij neder met het met bloed
+overstroomde gelaat in het gras, dat rood geverfd werd door die
+aanraking.</p>
+
+<p>In een paar sprongen was de luitenant weder bij zijne vrienden, en met
+haastige schreden vervolgde men den aftocht naar de doorwaadbare plaats.
+Dáár verschenen aan de overzijde tusschen het hout Selam en Mohammed,
+met de buks in de hand. In een oogwenk begrepen zij wat er aan de hand
+was, en openden een geregeld snelvuur op de bende, waardoor ons drietal
+gelegenheid vond behouden over te komen.</p>
+
+<p>Thans was men veilig. De aanvallers<ins class="corr" id="corr93" title="Niet in Bron.">,</ins> bevreesd voor het vuur, dat
+nu door allen op hen gericht werd, trokken vloekend en tierend terug
+naar de plaats waar het kamp was geweest en waar nu nog slechts een
+kleine, smeulende en rookende zwarte plek de plaats aanduidde waar de
+tent had gestaan. Nog meer opgewonden dan daar straks begonnen zij de
+geestrijke dranken, die zij eerst met kleine teugen hadden gedronken, te
+verzwelgen, en het woeste getier van den dronken troep klonk over de
+rivier als een concert van duivelen.</p>
+
+<p>Als voorzorgsmaatregel bleven Selam en Mohammed patrouilleeren op den
+oever om een wakend oog over hen te houden, <span class="pagenum" title="171">&nbsp;</span><a id="p_171"></a>terwijl de afgematte
+luitenant zich met Aroesi en Dries naar de schuilplaats in het korenveld
+begaf.</p>
+
+<p>Terwijl de luitenant, Dries en Aroesi elkaar hunne avonturen verhaalden,
+begon de lucht, die daar straks nog zoo schoon en schitterend was, te
+betrekken. Donkere wolken pakten zich samen en de sterren verdwenen. De
+maan werd aanhoudend verduisterd en weldra begonnen dikke regendroppelen
+te vallen. Aroesi trad naar buiten, en na de lucht te hebben bekeken
+zond hij een der kameeldrijvers uit om Selam en Mohammed te roepen.</p>
+
+<p>&mdash;'t Zal verschriklijk weer worden, zeide hij bij het binnenkomen; 't
+schijnt dat we een dier onweders zullen krijgen, die hier zoozeer
+gevreesd worden, en die zooveel verwoesting aanrichten, daar zij de
+rivieren buiten hare oevers doen treden.</p>
+
+<p>En zoo was het werkelijk. Nauwlijks waren Selam en Mohammed in de tent
+terug, of de storm brak in al zijne hevigheid los. De regen viel in
+stroomen neer, en had spoedig de lage gedeelten van de vlakte in groote
+plassen herschapen. Van de hellingen stroomde het water aan alle kanten
+als zoovele beekjes af, en sleepte de losgeraakte aarde en steenen mede.
+De hevige orkaan deed de struiken ontwortelen en voerde ze mede de lucht
+in, als waren het stroohalmen. De hier en daar verspreid staande boomen
+werden gebroken als riet, en daar tusschen door donderde het met
+ontzettende slagen en werd de landstreek nu en dan opeens in blauwen
+lichtgloed gezet door den bliksem, die onophoudelijk het luchtruim
+doorkliefde.</p>
+
+<p>In al dat weer moest men naar buiten om de dieren te binden. Men kon
+zich bijna niet staande houden; en toen men hen eindelijk de pooten had
+gekluisterd, hen goed vastgezet, en men met veel moeite in de tent was
+gekomen, was iedereen druipnat.</p>
+
+<p>Het weer nam hoe langer hoe meer in hevigheid toe. De ratelende
+donderslagen volgden elkaar gedurig sneller op, en de bliksem was bijna
+niet meer van de lucht. Dat flikkeren van het blauwe licht deed vooral
+de beken, poelen en stroomen zien, door den geweldigen regen gevormd.
+Slechts enkele struiken en boomen weerden zich nog tegen den orkaan,
+en werden gezweept als ware de wind woedend over dien tegenstand. De
+regen, in beken van de omringde heuvelen stroomende, viel klaterend
+in den Paarlstroom, die kokend en bruisend daar henen snelde als eene
+reusachtige slang, die, van hare kluisters ontslagen, schrik verspreidde
+over het land. Gevoed door zoovele bronnen zwol hij, daar straks nog
+doorwaadbaar, tot een wilden woesten stroom, die ten laatste zijn water
+over den omtrek uitstortte.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="172">&nbsp;</span><a id="p_172"></a></p>
+
+<p>En de Paarlstroom zwol en zwol, en buiten zijne oevers tredend
+overstroomde hij al het laaggelegen land. Hij baande zich een weg
+naar de verwoeste legerplaats, waar die woeste barbarenhorde, arme
+slachtoffers van fanatieke dweepzucht, tuk op roof en moord, in
+walgelijken dronkenschap lag te ronken. Zij hoorden het ruischen en
+brullen van het water niet, noch zagen het bliksemvuur van den hemel. En
+intusschen naderde de onverbiddelijke stroom en overstelpte hen den een
+na den ander, en toen hij ze verstikt had in zijn drabbig schuimend
+water, hief hij de lijken van Moor en Arabier, van neger en kleurling
+op, om ze onder woest gebruis weder neer te slingeren, en vervolgde
+zijnen loop om elders nog meer schrik en verderf te verspreiden.</p>
+
+<p>Toen het weder na eenige uren had uitgewoed, ging Aroesi met Selam naar
+buiten om eens rond te zien. Dank zij den afstand, die hen van den
+stroom scheidde, en voornamelijk de ligging van het grasveld op de
+helling van een berg, was men voor verdrinken bewaard gebleven.</p>
+
+<p>&mdash;Die arme dwazen daar ginds aan de overzijde, zeide Aroesi in de tent
+terugkeerende, zullen vreeslijke oogenblikken hebben beleefd. De
+Paarlstroom is buiten zijne oevers getreden en heeft een groot gedeelte
+van het omliggende land overstroomd. Zoo zij niet afgetrokken zijn of op
+de heuvelen gevlucht waren, zijn zij verdronken. Misschien worstelen zij
+thans met den dood in de golven van den Paarlstroom.</p>
+
+<p>Nadat de storm bedaard was, werd het weder weer even schoon als het
+eerst was geweest. Duizenden gissingen werden gemaakt over het lot van
+kapitein <span xml:lang="fr">Daumas</span>, en weinig vermoedde de luitenant dat, terwijl zij daar
+buiten in vreeslijk gevaar waren door het woeden der elementen, de
+kapitein een der schoonste oogenblikken had beleefd, die een mensch in
+het leven zijn gegeven.</p>
+
+<p>&mdash;Enfin! zeide de luitenant, als de kapitein morgen mocht terugkomen,
+zullen wij oogenbliklijk vertrekken. De nabijheid van Fez kon ons
+noodlottig worden, en bovendien houdt niets ons langer hier terug. Keert
+hij echter, hetgeen God verhoede, niet terug, dan, ja bij God, dan
+zullen we hem zoeken, des noods in Fez, al stond geheel Fez tegen ons
+op, want zonder mijn vriend, levend of dood terug te zien, vertrek ik
+niet.</p>
+
+<p>Des anderen daags stond men zoo laat op als nog nimmer gedurende de reis
+was gebeurd. De vermoeienissen van den vorigen dag en het bewustzijn
+volkomen veilig te zijn, deed ieder de zoo hoog noodige rust volop
+genieten.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="173">&nbsp;</span><a id="p_173"></a></p>
+
+<p>Wat zag er die landstreek uit, toen men eens ging rondzien, wat
+verschriklijke verwoestingen hadden de orkaan en het water aangericht.</p>
+
+<p>Onwillekeurig begaf men zich naar den Paarlstroom, tegenover de plaats
+waar het kamp had gestaan. Er was geen spoor meer van te vinden; de
+plaats was zelfs niet meer te herkennen. Maar hier en daar lagen de
+offers verspreid, die het water had geëischt. Daar lagen de verminkte,
+misvormde lijken van de vijanden. En daar bij die kleine groep struiken,
+die de storm had gespaard, lag het duchtig toegetakelde lijk van den
+valschen heilige met van woede verwrongen trekken, den ponjaard in de
+verstijfde vuist geklemd.</p>
+
+<p>&mdash;Nu is hij wel degelijk dood, de ellendeling! zeide de luitenant, zich
+met walging afwendend.</p>
+
+<p>&mdash;Ja, zeide Dries, en 't is een leelijke doode ook, die heilige!</p>
+
+<p>&mdash;Hij heeft zijn loon ontvangen naar gerechtigheid, zeide Aroesi
+plechtig; Allah is rechtvaardig! De dweeper zal het zwaar te
+verantwoorden hebben als hij geoordeeld wordt. Hij heeft den dood van al
+die anderen op zijn geweten. Geen eerlijke begrafenis zal hem ten deel
+vallen. Ginds komen de gieren reeds. Zoo straft God de ondeugd. God is
+groot! Er is maar één God en Mahomed is zijn profeet!</p>
+
+<p>&mdash;Amen! zei Selam.</p>
+
+<div class="chend"></div>
+
+<h2><a id="XVIII"></a>XVIII.</h2>
+
+<p class="subh2">OP DEN TERUGTOCHT.&mdash;MECHINEZ.&mdash;DE KIF.</p>
+
+<p>'t Was reeds een paar uren nà zonsopgang en nog kwam de kapitein niet
+<ins class="corr" id="corr94" title="Bron: opgdagen">opdagen</ins>.</p>
+
+<p>De luitenant werd onrustig en wandelde, vergezeld van Dries, langs den
+stroom in de richting der stad.</p>
+
+<p>De morgen was heerlijk. Het sinds eenige dagen zoo droge, schrale groen
+was door den overvloed van water meer dan verkwikt, en zag er zoo frisch
+uit, dat men zich wel had willen uitstrekken op het mollige frissche
+tapijt. Tallooze soorten van insecten vlogen rond, kropen tegen de
+stengels en bladeren der planten en boomen op, of bewogen zich snel
+tusschen het gras.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="174">&nbsp;</span><a id="p_174"></a></p>
+
+<p>De luitenant vond eene goede gelegenheid om zijnen voorraad aan te
+vullen en verdreef zoo den tijd, die hem, wachtende op zijn vriend,
+bizonder lang viel. Dries, die zijne buks had medegenomen, schoot op de
+wilde duiven en reigers, die hier in menigte waren te vinden.</p>
+
+<p>Juist schoot hij onder eene vlucht duiven. Een paar daarvan vielen op
+den grond, toen opeens een roofvogel bliksemsnel toeschoot, een der
+geschoten duiven aangreep en er even snel mede wegvloog.</p>
+
+<p>&mdash;Drommels, zei Dries, dat is knap gedaan en je mag je buit behouden; ik
+zal niet op je schieten.</p>
+
+<p>&mdash;'t Is een havik, zeide de luitenant; dat goed is erg brutaal, maar zoo
+heb ik het nog nooit gezien.</p>
+
+<p>&mdash;Kijk, zei Dries eensklaps, daar komt eene Moorsche dame aan op een
+ezel, met een bediende bij zich. Maar zie eens, luitenant, wat wil die
+kerel? Men zou haast zeggen, dat hij ons wenkt.</p>
+
+<p>De luitenant hield de hand boven de oogen en keek in de aangeduide
+richting.</p>
+
+<p>&mdash;Dat begrijp ik niet, zeide hij. Wat die Moorsche dame of die kerel
+toch van ons willen?</p>
+
+<p>&mdash;Wie weet, zei Dries, misschien is het wel een bode, door den kapitein
+afgezonden.</p>
+
+<p>&mdash;In elk geval, zeide de luitenant, zullen wij hun te gemoet gaan;
+bevreesd behoeven wij niet te zijn. Kom, Dries!</p>
+
+<p>Men liep snel voort in de richting der vreemdelingen en verdiepte zich
+in allerlei gissingen, wie of wat het kon zijn.</p>
+
+<p>De vreemdeling maakte ook spoed. De bediende hield den ezel bij den
+teugel en spoorde hem met woorden en stokslagen aan harder te loopen.</p>
+
+<p>Toen bleef Dries stokstijf staan.</p>
+
+<p>&mdash;Nu, vroeg de luitenant, wat is er?</p>
+
+<p>&mdash;Bij mijne ziel, zeide Dries, als ik het niet beter wist, zou ik
+zeggen, dat ik dien Moor meer heb gezien. De kerel heeft zoo'n bekende
+houding en gang, waar duivel kan ik hem gezien hebben?</p>
+
+<p>&mdash;Ja, mij komt hij ook bekend voor, antwoordde de luitenant, en toch
+weet ik hem mij niet te herinneren.</p>
+
+<p>Een honderd pas verder bleef Dries weder staan en greep den arm van den
+luitenant.</p>
+
+<p>&mdash;God in den hemel, luitenant! ziet ge niet wie het is? riep hij uit. 't
+Is de kapitein, en zijn geweer wegwerpend, snelde hij den naderenden te
+gemoet.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="175">&nbsp;</span><a id="p_175"></a></p>
+
+<p>De kapitein had zijn ezel losgelaten en was, toen Dries op hem
+toesnelde, een eind vooruitgeloopen.</p>
+
+<p>&mdash;<span xml:lang="fr">Parbleu</span>, mijn brave vriend, leef je ook nog! zeide de kapitein, nadat
+de eerste verbazing voorbij was.</p>
+
+<p>Thans was ook de luitenant genaderd, en de vreugde van het wederzien was
+zoo hartelijk als alleen onder vrienden, die veel gevaar met elkaar
+gedeeld hebben, zulks kan zijn.</p>
+
+<p>&mdash;Maar wat weerga, kapitein, zei de luitenant, wat in 's hemels naam
+hebt gij nu toch weer voor een dollen streek uitgevoerd. Hebt ge eene
+Moorsche schoone geschaakt?</p>
+
+<p>De kapitein begon hartelijk te lachen.</p>
+
+<p>&mdash;Geschaakt heb ik haar niet, zeide hij. Zij is mij uit vrije beweging
+gevolgd. Maar dit zal ik u later verhalen; volg mij en ik zal u aan haar
+voorstellen.</p>
+
+<p>De kapitein deed, zooals hij had gezegd en toen Rebecca haren langen
+sluier opsloeg, zagen de luitenant en Dries, in plaats van eene
+Moorsche, het schoone gelaat der Jodin, die verlegen hoewel glimlachend
+onze vrienden aankeek.</p>
+
+<p>De luitenant maakte eene beleefde buiging en drukte haar hartelijk de
+hand, terwijl Dries er zich met eene linksche buiging en een militair
+saluut afmaakte.</p>
+
+<p>&mdash;Hoe het zij, zeide Frank tot den kapitein, 't is hier de tijd noch de
+plaats voor verdere ophelderingen, doch wie gij medebrengt, die is van
+harte welkom. Laten wij ons nu naar onze schuilplaats spoeden, dáár
+kunnen wij praten! En men begaf zich terstond op weg.</p>
+
+<p>&mdash;Duivels, mompelde Dries, nu en dan een blik op Rebecca slaande, men
+kan niet zeggen, dat de kapitein een slechten smaak heeft.</p>
+
+<p>&mdash;Moeten we nog niet haast den stroom over? vroeg de kapitein, naar het
+kamp rondziende.</p>
+
+<p>&mdash;Wel neen! zeide de luitenant. O, 't is waar, gij weet het nog niet,
+ons kamp bestaat niet meer.</p>
+
+<p>&mdash;Wat! riep de kapitein, bestaat het niet meer?</p>
+
+<p>&mdash;Volg ons maar, hernam de luitenant, en ge zult zien, dat wij geen
+slechten ruil hebben gedaan.</p>
+
+<p>&mdash;En hoe is het met mijn getrouwen Mohammed en Selam en onzen vriend
+Aroesi?</p>
+
+<p>&mdash;Allen nog springlevend, zeide Dries.</p>
+
+<p>&mdash;Goddank, zeide de kapitein, dat is mij een steen van 't
+hart.&mdash;Drommels! ge moogt zeggen wat ge wilt, maar ik vind, dat wij
+buitengewoon gelukkig overal doorheen rollen.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="176">&nbsp;</span><a id="p_176"></a></p>
+
+<p>&mdash;Tot heden ja, antwoordde de luitenant, maar wij zijn nog niet terug;
+wie weet wat er nog kan gebeuren!</p>
+
+<p>&mdash;Ba! zeide de kapitein, op zijne gewone luchtige manier, ik gevoel mij
+tweemaal zoo sterk als anders. Al kwam de duivel, ik zou hem weerstaan.</p>
+
+<p>&mdash;Zie, zeide de luitenant, dat komt er van als men verliefd is en eene
+schoone vrouw medevoert.</p>
+
+<p>Men was intusschen de plaats genaderd, waar de uitgestrekte graanvelden
+begonnen, en wilde juist het koornveld betreden, toen allen opeens
+<ins class="corr" id="corr95" title="Bron: schrikte">schrikten</ins> van eene gestalte, die zich bliksemsnel voor het
+verbaasde <ins class="corr" id="corr96" title="Bron: gezelcchap">gezelschap</ins> vertoonde, alsof zij uit den grond
+verrees.</p>
+
+<p>De schrik duurde echter slechts kort; 't was niemand anders dan
+Mohammed, die uit een soort van greppel opstond, waarin hij had gelegen.</p>
+
+<p>Niet zoodra zag hij den kapitein onder het gezelschap, of hij sprong als
+een wilde op hem toe, greep zijne handen en bedekte die met kussen,
+terwijl de tranen hem uit de oogen sprongen. Toen rees hij overeind<ins class="corr" id="corr97" title="Niet in Bron.">&nbsp;en</ins>
+vloog als een pijl uit den boog door het korenveld, om Selam en Aroesi
+de blijde tijding te brengen.</p>
+
+<p>Selam vermaakte zich met op de vogels te schieten, die hij uit het koren
+opjoeg, en had reeds een paar dozijn duiven naast zich liggen, toen hij
+den snellen loop van Mohammed vernam en deze hem in het volgend
+oogenblik om den hals vloog.</p>
+
+<p>&mdash;Mohammed mijn vriend! zeide Selam, die het onder die omhelzing te
+benauwd kreeg, bij Allah, je worgt me; wat is er aan de hand?</p>
+
+<p>&mdash;De kapitein! was al wat de verheugde Mohammed kon uitbrengen.</p>
+
+<p>&mdash;De kapitein? riep Selam. Maar laat me dan toch los, ik stik half.</p>
+
+<p>Met moeite onttrok hij zich aan de al te onstuimige omhelzing en volgde
+Mohammed.</p>
+
+<p>Na de begroeting zat men eindelijk in de tenten. 't Was daar echter
+spoedig benauwd, en weldra zat men buiten rondom een paar heldere op den
+grond uitgespreide kleeden, waarop Selam en Mohammed binnen korten tijd
+een keurig diner opdischten, verrijkt met een paar dozijn vette heerlijk
+gebraden duiven.</p>
+
+<p>Toen men met smaak had gedineerd, kwamen de geurige koffie en de sigaren
+voor den dag. Onderwijl werd het gesprek levendig, en de één voor, de
+andere nà, verhaalde nu aan den kapitein zijn wedervaren op dien dag, en
+natuurlijk biechtte ook de kapitein <span class="pagenum" title="177">&nbsp;</span><a id="p_177"></a>zijne avonturen op, hoewel hij veel
+van hetgeen Rebecca betrof, en wat hij niet voor ieders ooren geschikt
+achtte, voor zich hield om het den luitenant later mee te deelen.</p>
+
+<p>&mdash;En waart gij niet bevreesd herkend te worden? vroeg de luitenant.</p>
+
+<p>&mdash;Ja, daar was ik nu en dan wel eens bevreesd voor als de Arabieren of
+Mooren mij zoo onderzoekend aankeken. Maar, Goddank! dat duurde slechts
+een half uur. Toen waren wij buiten de stad. Maar die hevige regen van
+gisteren avond noodzaakte ons een grooten omweg te maken, anders waren
+wij reeds eer hier geweest.</p>
+
+<p>Intusschen had de luitenant last gegeven de goederen op de beesten te
+laden en alles klaar te maken voor de afreis. Dit spoedige vertrek
+geschiedde op raad van Aroesi, die bevreesd was, dat de fanatieke
+bevolking van Fez het wel eens in het hoofd kon krijgen, om de
+Christenen op te sporen en te vervolgen. En daar men licht kon weten
+vanwaar ons gezelschap gekomen was, werd er besloten om, ten einde alle
+mogelijke vervolging te vermijden, een anderen weg voor de terugreis te
+kiezen.</p>
+
+<p>Een paar uren later trok de kleine karavaan, thans met twee personen
+vermeerderd, behoedzaam en zich zooveel mogelijk verborgen houdend,
+voort op den weg, die van Fez naar Mechinez loopt, welke stad, de parel
+van Marokko genoemd, op vijftig kilometer afstand van Fez ligt.</p>
+
+<p>Dat was eene hitte op dien dag! En het was nogal nà den middag, dat wil
+zeggen na de grootste hitte. Het was dan ook bijna onmogelijk voort
+te trekken. Daarbij kwam de eentonige landstreek, die niets anders
+opleverde dan wat men op de heenreis dagen lang had gezien: bebouwde
+velden met graan, gierst enz. Het eenige verschil bestond op sommige
+plaatsen daarin, dat men aan het maaien was. Hier en daar stonden een
+paar mastboomen of dwergpalmen. Men passeerde kleine uitgedroogde
+riviertjes en alles zag er dor en droog uit. Eindelijk dwong eene hitte
+van 42 graden Celsius (107° Fahrenheit) ons gezelschap de eenige
+overgeblevene tent op te slaan. Selam, Mohammed en de drijvers, die
+hunne tent zeer misten, hadden echter spoedig een paar lange takken
+afgesneden, en na die op een paar meter van elkaar in den grond te
+hebben gestoken, zoodat zij een vierkant vormden, boog men de topeinden
+naar elkaar toe, bond die te samen en wierp er alle kapmantels over, die
+men kon missen. Zoo was men ten minste eenigermate tegen de brandende
+hitte beveiligd.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="178">&nbsp;</span><a id="p_178"></a></p>
+
+<p>&mdash;Wat een hitte! zuchtte de luitenant.</p>
+
+<p>&mdash;O, zeide de kapitein, wees maar stil; we hebben nog maar tweehonderd
+mijlen vóór ons.</p>
+
+<p>&mdash;En de zekerheid van elken dag zoo'n hitte te hebben, zeide de
+luitenant.</p>
+
+<p>&mdash;Een prettig vooruitzicht! merkte Dries aan.</p>
+
+<p>Men beproefde te slapen, doch daar was geen denken aan. Men bleef stil
+liggen totdat de insecten zich begonnen te vertoonen, en deze droegen er
+niet weinig toe bij om onze vrienden wanhopend te doen worden. Toen het
+al te erg werd, bestrooide men den grond weder met kruit, en dat hielp.
+Eindelijk, na langen tijd rusteloos te hebben liggen wenden en keeren,
+gelukte het hun laat in den nacht in slaap te komen.</p>
+
+<p>Den tweeden en derden dag was het eveneens<ins class="corr" id="corr98" title="Niet in Bron.">&nbsp;heet</ins>. De hitte verminderde niet,
+ja vermeerderde eer. Voor het overige bracht het tamelijk drukke verkeer
+op den weg tusschen Fez en Mechinez een weinig afwisseling in den
+marsch. Men ontmoette troepen Arabieren met hunne <ins class="corr" id="corr99" title="Bron: zeisens">zeissen</ins>, die uit
+maaien gingen, groote karavanen van beladen kameelen, paarden, vee enz.;
+dat alles ging naar de markt. Daardoor ook werd men gewaar dat men
+Mechinez naderde, en den derden dag van de terugreis zag men tegen den
+avond opeens op een heuvelrug de stad vóór zich, omgeven van muren
+waarboven witte minarets en palmen uitstaken.</p>
+
+<p>Daar Selam en ook Aroesi van meening waren, dat men zonder groot gevaar
+de stad zou kunnen bezichtigen, en zij bovendien zoozeer hare schoonheid
+roemden, besloot men in de nabijheid te overnachten en Mechinez den
+anderen dag te bezoeken.</p>
+
+<p>Zoo was men dan, o wonder! eindelijk in eene Marokkaansche stad
+aangeland, waar men zonder levensgevaar kon rondwandelen. Nog grooter
+wonder was de aangename verrassing van breede straten aan te treffen;
+geen steegjes, zooals bijna overal, geen hemelhooge muren, die het
+daglicht uitsloten; neen, hier waren breede straten, lage huizen en lage
+tuinmuren, waarboven het frissche groen kwam uitkijken.</p>
+
+<p>Door eene der poorten, waarachter eene tweede poort, kwam men in de
+stad, welke door drie muren met tinnen gekroond omgeven was. Wel waren
+de straten niet recht maar vreeslijk kronkelend, doch dat zag men gaarne
+over het hoofd om het vele schoone, dat men aantrof. De indruk was
+zoozeer verschillend van wat men in de andere steden had gezien, dat
+onze vrienden geen woorden konden vinden om hun gevoelen lucht te geven.
+<span class="pagenum" title="179">&nbsp;</span><a id="p_179"></a>Niet alleen de breede straten en het frissche groen, maar nog veel meer
+schoons was het, dat hun aangenaam aandeed. Men vond er ruime pleinen,
+waar prachtige eike- en vijgeboomen prijkten, frissche klaterende
+fonteinen en telkens werd het oog bekoord door prachtige proeven van
+Moorschen bouwtrant.</p>
+
+<p>Bovendien was de frissche landelijke lucht bezwangerd met allerlei
+bloemengeuren en heerschte overal eene rust, die onbeschrijflijk
+aangenaam was.</p>
+
+<p>Een der fraaiste bouwwerken was ongetwijfeld het paleis van den
+gouverneur, dat op een plein stond, en waarvan de gevel uit een heerlijk
+mozaïek bestond. Die kleuren, door het vroolijke zonlicht beschenen,
+deden denken, dat de gevel van dat paleis was ingelegd met
+edelgesteenten. Het fonkelde en schitterde in alle schakeeringen;
+kortom, het was een tooverpaleis uit de »Duizend en één nacht.&rdquo; Niet
+minder trok de fraai bewerkte boog van eene oude poort hunne aandacht.</p>
+
+<p>Het was geen wonder, dat het onzen vrienden moeite kostte deze schoone
+plaats te verlaten. Doch de tijd was beperkt en Aroesi, zoowel als
+Selam, drong er op aan spoed te maken. Echter was de luitenant niet te
+bewegen heen te gaan vóór hij met vlugge trekken een paar schetsen van
+den gevel van des gouverneurs paleis en van de schoone poort had
+gemaakt.</p>
+
+<p>Het was zeer vroeg in den morgen, dat men dit uitstapje had gemaakt.
+De drijvers waren intusschen met de kameelen vooruitgegaan en ons
+gezelschap reed zoo snel als de hitte het slechts veroorloofde, ten
+einde hen zoo spoedig mogelijk in te halen. Hier werd de landstreek,
+als om het eentonige van de vorige dagen te vergoeden, weder bij uitstek
+schoon en lieflijk; heuvels, die bijna geheel bedekt waren met de
+fraaiste rozenstruiken en dicht geboomte, afgewisseld door alleenstaande
+palmen of aloë's en de lucht bezwangerd met de aangenaamste geuren. Dien
+avond kampeerde men onder beschutting van een laag bosch op eene vlakte,
+die geheel met bloemen was overdekt.</p>
+
+<p>Het was op dezen avond, dat in het gesprek, hetwelk voornamelijk over de
+schoone stad Mechinez liep, ook de beruchte kif ter sprake kwam, en de
+luitenant, die Aroesi verdacht van kif bij zich te hebben, den wensch
+uitte om eens eene proef daarmede te nemen. Na eenig tegenstribbelen gaf
+Aroesi nog half onwillig toe, daar Frank hem verzekerde, dat het alleen
+was om bij ondervinding te kunnen spreken van de zoozeer geroemde
+gewaarwording, die men daarvan moet ondervinden.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="180">&nbsp;</span><a id="p_180"></a></p>
+
+<p>De kif, door geheel het Oosten om hare bedwelmende kracht beroemd, is
+het blad van den haschisch, een soort van hennep. Men gebruikt het op
+tweeërlei manier, namelijk men rookt het met tabak vermengd, of eet het
+gemengd in een zoet, uit boter, honig, kruidnagelen en muskaatnoot
+bestaand deeg, hetwelk men madjaen noemt. Vooral in Marokko wordt het
+veel gebruikt.</p>
+
+<p>Het gezelschap zat in de tent bijeen, toen Aroesi aan Frank de kif
+toediende. Het was een klein stukje, dat hij uit een gouden doosje nam.
+Het zag er week, deegachtig uit en was violet van kleur.</p>
+
+<p>Op het gelaat van Dries en den kapitein was eene uitdrukking van angst
+te bespeuren, toen de luitenant het stukje in den mond stak.</p>
+
+<p>&mdash;Dat is een rare smaak, zeide de luitenant, echt oostersch, 't smaakt
+als gesuikerde pomade.</p>
+
+<p>&mdash;Smakelijk eten! zeide de kapitein.</p>
+
+<p>Een half of drie kwart uur verliepen zonder dat zich eenig verschijnsel
+openbaarde, en reeds dacht men dat de dosis te klein was geweest, doch
+opeens begon de luitenant op opgewekten toon druk mede te praten.</p>
+
+<p>Aroesi gaf den kapitein en Rebecca een wenk, en Dries hield, met eene
+angstige uitdrukking op het gelaat, de oogen op zijnen heer gevestigd.</p>
+
+<p>Al drukker en drukker begon de luitenant te praten, en zijne
+vroolijkheid steeg zonder eenige reden ten top.</p>
+
+<p>&mdash;Het begint al te werken, zeide Aroesi lachend tot den luitenant.</p>
+
+<p>Deze lachte hartelijk.</p>
+
+<p>&mdash;Hoe gevoelt gij u? vroeg de kapitein.</p>
+
+<p>&mdash;Opperbest! antwoordde de luitenant, en hij begon schaterend te lachen.</p>
+
+<p>Eene uitbundige uitbarsting van vreugde volgde hierop. De luitenant keek
+vroolijk rond, lachte om al wat er werd gezegd, om de blikken die men op
+hem wierp, om de voorwerpen die hij ontwaarde, kortom alles wekte zijn
+<ins class="corr" id="corr100" title="Bron: lachtlust">lachlust</ins> op.</p>
+
+<p>Dries zette een boos gezicht.</p>
+
+<p>Opeens sprong de luitenant op en zijn glas opheffend, riep hij met eene
+van aandoening trillende stem:&mdash;Vrienden! ik ben gelukkig, en ik zou u
+allen ook gaarne gelukkig willen zien. Aroesi, mijn wakkere trouwe
+vriend! gij gaat met mij mede naar Holland. Ik ben millionair en zal u
+rijk maken.</p>
+
+<p>&mdash;<span xml:lang="fr">Parbleu!</span> zeide de kapitein, dan ga ik ook mede.</p>
+
+<p>&mdash;En Selam, aldus ging de luitenant voort, Selam dien dapperen knaap,
+hem zal ik laten opvoeden, zooals het betaamt. Na een <span class="pagenum" title="181">&nbsp;</span><a id="p_181"></a>kundig man te
+zijn geworden, zal hij naar zijn land terugkeeren en Minister, misschien
+wel Sultan worden, en zijn land beschaven. Dries, Mohammed, Selam waar
+zijt gij, mijne dapperen? gij, die elk oogenblik bereid zijt uw leven
+voor ons te geven, om u voor ons op te offeren. Komt allen hier. Ik ben
+gelukkig! Komt, laat ik u omhelzen.</p>
+
+<p>Hij ging weder zitten, en Dries stond op en ging de tent uit.</p>
+
+<p>&mdash;Het wordt mij hier te benauwd, mompelde hij<ins class="corr" id="corr101" title="Bron: ,">.</ins> Waarvoor, bij alle
+duivels, heeft hij ook dat goed te eten, 't is vergift!</p>
+
+<p>Eenige oogenblikken bleef Frank stil zitten. Telkens hief hij het hoofd
+op, en keek het gezelschap aan, als wilde hij iets zeggen.</p>
+
+<p>&mdash;'t Was op den 19<sup>en</sup> Februari van het jaar 1865, begon hij. Ik moest
+naar.... wat drommel! waarheen moest ik ook. O ja, ge weet wel,
+kapitein, dat we te Tanger die kloppartij hebben gehad?</p>
+
+<p>&mdash;Ja, zeide de kapitein.</p>
+
+<p>Maar Frank antwoordde niet. Hij keek stil voor zich, als had hij geen
+woord gesproken.</p>
+
+<p>De kapitein keek Aroesi aan. Deze glimlachte, en de kapitein werd weder
+gerust.</p>
+
+<p>&mdash;Jongen, Dries! begon de <ins class="corr" id="corr102" title="Bron: luitemant">luitenant</ins> opeens weder op droefgeestigen
+toon. Weet ge wel, dat we die reis naar Marokko nooit hadden moeten
+doen. Denk eens hoeveel onschuldige menschen wij hebben gedood, en als
+we te huis waren gebleven, was dat alles niet gebeurd. Weet ge nog wel
+dien Heilige? Ik hoop dat hij mij zal hebben vergeven, dat ik hem naar
+de andere wereld heb gezonden.</p>
+
+<p>En de luitenant smolt weg in tranen. Na nog eenige malen tevergeefs te
+hebben beproefd iets te vertellen, legde hij het hoofd op de armen en
+ging liggen slapen; twee of drie malen lichtte hij plotseling het hoofd
+weder op en glimlachte. Toen bleef hij voortslapen.</p>
+
+<p>Aroesi gaf nu den kapitein een wenk; men nam den luitenant op en legde
+hem op zijn bed neder, waar hij binnen eenige oogenblikken in een
+onrustigen slaap verzonken lag.</p>
+
+<p>Een paar uren daarna opende hij de oogen en rees overeind.</p>
+
+<p>&mdash;Drommels, zeide hij, heb ik geslapen?</p>
+
+<p>&mdash;Mooi zoo! zeide de kapitein, die doet een dut van een paar uren, en
+vraagt dan nog, of bij ook geslapen heeft!</p>
+
+<p>&mdash;O duivels, zeide de luitenant, nu herinner ik het mij... de kif!</p>
+
+<p>&mdash;Ja, de kif! zeide de kapitein, en ge hebt u aardig aangesteld, dat
+moet ik zeggen.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="182">&nbsp;</span><a id="p_182"></a></p>
+
+<p>&mdash;Hoezoo? vroeg Frank.</p>
+
+<p>Men verhaalde hem wat hij had gedaan en gezegd, en hij lachte er
+hartelijk om.</p>
+
+<p>&mdash;Ik wil het best gelooven, zeide hij. Ik denk, dat ge ook wel zoudt
+gelachen hebben. In het begin was het mij, of al wat ge zeidet eene
+geestigheid was. Alles kwam mij even belachlijk voor. Gij zaagt er in
+mijn oog allen even bespotlijk uit. Terwijl de een opeens een dik
+opgeblazen hoofd had, had de andere een lang smal gezicht, of vertrokken
+of mismaakte gelaatstrekken. Vervolgens kreeg ik allerlei verwarde
+gedachten, die bliksemsnel oprezen, om nog sneller te verdwijnen. Het
+kwam mij voor dat ik een knap wijsgeer was, doch mijne wijze ideeën niet
+kon vasthouden. Daarna kreeg ik een gevoel van nameloos geluk. Ik wist
+niet wat mijn geluk eigenlijk uitmaakte, maar ik was zóó gelukkig,
+dat ik de geheele wereld wel zou kunnen omhelzen, tot zelfs de oude
+schoonen, die ons met gebalde vuisten hebben verwelkomd. Na het gevoel
+van geluk maakte zich dat van droefheid van mij meester. Ik vond, dat
+ik niet leefde als een mensch. Ik wilde pogen zooveel mogelijk mensch
+te zijn. Talrijke tooneelen, zoowel uit mijn vroeger leven als uit den
+laatsten tijd, kwamen mij in de gedachte, en ik verweet mijzelf menige
+slechte daad te hebben verricht. En het slot van alles was, dat ik
+gestorven was en mij in eene geheel andere wereld meende te vinden.</p>
+
+<p>&mdash;Nu, zeide Aroesi, het is nu geschied. Maar het is voor de eerste en
+ook voor de laatste maal!</p>
+
+<p>&mdash;Natuurlijk, antwoordde Frank, 't was mij ook maar om een proef te
+doen.</p>
+
+<p>&mdash;En ik, zeide Dries, ik ben blijde dat het voorbij is. Ik werd er
+akelig van, toen ik u zoo zag, en ik liep naar buiten, omdat het mij
+hier te benauwd werd. Zie, 't was mij net alsof gij krankzinnig waart en
+daarom was ik zoo beangst.</p>
+
+<p>&mdash;Ik wist niet, dat ik er je zoo ongerust mede had gemaakt, antwoordde
+de luitenant; vergeef het mij dus.</p>
+
+<div class="chend"></div>
+
+<h2><a id="XIX"></a>XIX.</h2>
+
+<p class="subh2">DE WILDE ZWIJNEN EN DE LUIPAARD.</p>
+
+<p>Het was op den vijfden dag ná het verlaten van Fez, dat ons gezelschap
+reeds vóór zonsopgang op marsch was gegaan, om vóór <span class="pagenum" title="183">&nbsp;</span><a id="p_183"></a>dat de grootste
+hitte begon, een flinken afstand te kunnen afleggen.</p>
+
+<p>Na de druk begane wegen tusschen Fez en Mechinez, trok men nu weder door
+eene eenzame landstreek, doch de landschappen, die zich in de schoonste
+afwisseling aan het oog vertoonden, deden de eenzaamheid vergeten en
+vervroolijkten allen. Overal lagen dicht begroeide dalen, waar men onder
+de schaduw van het lage hout voorttrok. Moest men al eens nu en dan eene
+zonnige, onbeschutte streek door, dan was het vooruitzicht straks weder
+in de schaduw te zullen zijn voldoende om hun de hitte minder te doen
+gevoelen.</p>
+
+<p>Het was tegen den middag, dat men een met dicht hout begroeid dal
+naderde, en de luitenant besloot daar te rusten tot tegen den avond,
+toen Selam het gezelschap op de sporen van een troep zwijnen opmerkzaam
+maakte.</p>
+
+<p>&mdash;<span xml:lang="fr">Parbleu!</span> zeide de kapitein, dat kan te pas komen. Als die knapen zich
+niet te ver van dezen omtrek ophouden, zullen we eens zien, waarde
+luitenant, of we heden avond niet een paar karbonaden bij ons souper
+kunnen krijgen.</p>
+
+<p>&mdash;Dat zou eene aangename afwisseling zijn, zeide de luitenant.</p>
+
+<p>&mdash;Nu als ze er zijn, zeide Dries, dan zullen wij ze wel opsporen
+kapitein, niet waar?</p>
+
+<p>&mdash;Luistert! riep Selam op eens, en hij hield zijnen ezel in.</p>
+
+<p>Het geheele gezelschap hield stil, en nu hoorde men uit het dichte
+kreupelbosch opeens een vervaarlijk geknor en gegil, dat hoe langer hoe
+duidelijker werd. De takken kraakten, de struiken schudden en sidderden,
+en eenige oogenblikken daarna brak een troep van een twintig zwijnen
+door het hout en stak dwars den weg over.</p>
+
+<p>De kapitein en Dries spoorden hunne paarden aan en vlogen op den troep
+in.</p>
+
+<p>Toen eerst bemerkte de zwijnen het jachtgezelschap; en na eenige
+seconden verbaasd rondgekeken te hebben, stortte de aanvoerder zich in
+het dal, gevolgd door den luid gillenden en knorrenden troep.</p>
+
+<p>&mdash;Gaat je gang maar! riep de luitenant. We zullen alvast hier ons bivak
+opslaan; maar denk er aan, dat ik op de karbonades reken, hoor!</p>
+
+<p>Mohammed snelde zijnen heer na, die, gevolgd door Dries, den troep
+achterna zette.</p>
+
+<p>Als een wervelwind vloog de troep zwijnen door het dal, hier door een
+boschje brekend, dáár zich van een heuvel afstortend, en het was bijna
+onmogelijk ze in het oog te houden.</p>
+
+<p>&mdash;Verduiveld, wat loopt dat goed hard! zei de kapitein tegen <span class="pagenum" title="184">&nbsp;</span><a id="p_184"></a>Dries.
+Zie, daar gaan ze waarachtig te water. En hij wees naar eene beek, die
+eene bloemrijke vlakte doorsneed, waar de geheele troep op het voorbeeld
+van den aanvoerder zich in stortte.</p>
+
+<p>&mdash;Als we dien aanvoerder eens konden neerschieten, zeide Dries, alvorens
+den overtocht te probeeren. Wat dunkt u, kapitein?</p>
+
+<p>&mdash;Dat was zoo kwaad niet, zeide deze. Welnu, laten we gelijktijdig op
+den schobbejak aanleggen op het oogenblik, dat hij den oever bereikt.
+Zie, zij zijn er bijna!</p>
+
+<p>Beiden stegen af en legden aan. De twee schoten klonken bijna te
+gelijker tijd en de aanvoerder stortte met een woesten gil neder.</p>
+
+<p>&mdash;Hoera! riep de kapitein, nu er op af! en hij dreef zijn paard te
+water, gevolgd door Dries en ook door Mohammed, die juist aankwam.</p>
+
+<p>De beek was, hoewel helder en snelvlietend, niet diep, zoodat op de
+diepste plaats het water slechts tot aan de borst der paarden kwam.</p>
+
+<p>Aan de overzijde hadden de zwijnen zich luid knorrend rondom hun
+gevallen aanvoerder verzameld en besnuffelden hem aan alle kanten. Dat
+duurde echter slechts kort, want opeens stoof de troep naar alle kanten
+uit elkaar, en op hetzelfde oogenblik rees de doodgewaande aanvoerder
+weder op, en vloog als een pijl uit den boog voort, heuvel op en af.</p>
+
+<p>Ons drietal bleef verbaasd een oogenblik staan, maar daarop barstte men
+onwillekeurig in een schaterlach uit.</p>
+
+<p>&mdash;Adieu, karbonades! riep de kapitein op koddig bedroefden toon.</p>
+
+<p>&mdash;Nu, die heeft ons mooi bij het lijf, zei Dries. Maar <ins class="corr" id="corr103" title="Bron: wach">wacht</ins> even,
+vriend! ontkomen zal je toch niet, en hij gaf zijn paard de sporen en
+snelde het gewonde zwijn na.</p>
+
+<p>De kapitein reed de andere zijde op waar hij een paar zwijnen zag
+voortrennen, en na Mohammed gelast te hebben, om te pogen hen tot
+staan te krijgen, reed hij ze achterna, terwijl Mohammed de beek weder
+overtrok, om die een eind verder weder over te steken, want de zwijnen
+trokken in een grooten halven cirkel weder op de beek aan.</p>
+
+<p>Terwijl de kapitein ze nu opdreef, was Mohammed weder den stroom
+overgetrokken, en had zich dwars in hun weg gesteld, ten einde ze te
+beletten te water te gaan.</p>
+
+<p>Het was een troepje van vijf zwijnen, voor het meerendeel nog jongen.
+Toen zij dicht genoeg genaderd waren, gaf Mohammed een luiden schreeuw.
+Verwonderd hielden de zwijnen stand en bleven besluiteloos staan.</p>
+
+<p>Dat oogenblik van aarzeling maakte de kapitein zich ten nutte, <span class="pagenum" title="185">&nbsp;</span><a id="p_185"></a>en
+Mohammed een wenk gevend, vuurden beiden op de dieren nog vóór zij van
+hunne verwarring bekomen waren.</p>
+
+<div class="figcenter" style="width: 344px;">
+<span class="pagenum" title="-">&nbsp;</span><a id="p_184a"></a>
+<span class="pagenum" title="-"><br />&nbsp;</span><a id="p_184b"></a>
+
+<a href="images/ill_p184b.png"><img src="images/ill_p184b-t.png" width="344" height="501" alt="en onder een donderend gebrul wierp zich een groote luipaard op hem. Bladz. 187." title="Klik voor vergroting (1032×1504px, 416kb)" /></a>
+<div class="caption">en onder een donderend gebrul wierp zich een groote luipaard op hem. <a href="#p_187">Bladz. 187</a>.</div>
+</div>
+
+<p>Met een luiden gil vlogen zij uit elkaar en terwijl er een terugkeerde,
+stortten de overigen zich vooruit om de beek over te steken.</p>
+
+<p>Niet zoodra had de kapitein bemerkt, dat een van den troep op hem
+aankwam, of hij stelde zich op zijn weg. Knorrend stoof het dier hem
+voorbij, en terwijl de kapitein zich ter zijde bukte, loste hij den
+geheelen inhoud van zijne revolver op hem. Nog een twintig pas liep het
+waggelend voort; toen stortte het neder.</p>
+
+<p>Met een vreugdekreet sprong de kapitein van het paard en maakte het
+stervende dier met zijn jachtmes af.</p>
+
+<p>Maar plotseling sprong bij verschrikt overeind op het hooren van een
+ontzettenden gil. Hij wendde het hoofd om, en daar zag hij aan het einde
+van den hollen weg, waar Mohammed was achtergebleven, hoe de muilezel,
+door de zwijnen, die zich links en rechts langs hem heen in den stroom
+wierpen, verschrikt, steigerde en zijnen berijder in den stroom werpend
+in volle vaart voortholde.</p>
+
+<p>Te paard te springen, het dier de sporen in de zij te drukken en het in
+den stroom te drijven, was voor den kapitein het werk van een oogenblik.
+De arme Mohammed, die niet kon zwemmen, had het kwaad genoeg, want de
+arme jongen poogde tevergeefs vasten voet te krijgen. De snelheid van
+den stroom sleurde hem een heel eind mede, en eerst na eenige vreeslijk
+angstige oogenblikken, na eenige honderden passen te zijn voortgesleept,
+mocht het hem gelukken een in het water hangenden boomtak te grijpen en
+zich daaraan vast te klemmen, totdat de kapitein hem was genaderd en hem
+op het paard trok.</p>
+
+<p>Mohammed was door de worsteling met het water te afgemat om te kunnen
+staan. De kapitein zette hem met den rug tegen een boom en snelde toen
+den muilezel na. Nauwlijks was hij aan het eind van den weg gekomen of
+daar stond de muilezel bedaard te grazen, terwijl de teugel in de
+struiken was blijven zitten.</p>
+
+<p>Toen, na Mohammed in den zadel geholpen en de beste stukken van het
+zwijn afgesneden te hebben met de handigheid van een jager, dacht de
+kapitein opeens om Dries.</p>
+
+<p>Maar hoe hij ook uitkeek, deze was nergens te zien en de kapitein
+troostte zich met de gedachte: hij zal reeds in het kamp terug zijn! Hij
+nam dus den terugtocht aan, toen hij in het kamp aangekomen tot zijn
+schrik vernam, dat men Dries niet had gezien.</p>
+
+<p>&mdash;Nog niet weerom? zeide de kapitein, waar duivel kan hij dan zitten? En
+hij verhaalde, hoe Dries het aangeschoten zwijn was <span class="pagenum" title="186">&nbsp;</span><a id="p_186"></a>nagesneld. Welnu,
+zeide hij, Dries zal zich door zijn jachtlust hebben laten meeslepen en
+een weinig afgedwaald zijn. Ziedaar alles!</p>
+
+<p>&mdash;Neen, antwoordde de luitenant, hij zal den weg naar het kamp niet
+kunnen vinden en mogelijk verdwaald zijn; wij moeten hem zoeken.</p>
+
+<p>&mdash;Dat is mijn idee ook, zeide de kapitein, gaan wij in de richting die
+ik hem heb zien inslaan, dan kan Selam met de drijvers de legerplaats in
+groote kringen omtrekken; zoodoende zullen wij hem wel vinden.</p>
+
+<p>Zoo gezegd zoo gedaan, en terwijl Aroesi met Rebecca en Mohammed
+achterbleven, gingen de luitenant en de kapitein op weg, en Selam met de
+drijvers trok om de legerplaats in altijd grooter kringen om den
+verlorene op te sporen.</p>
+
+<p>Wat was er intusschen van Dries geworden? We zullen het zien.</p>
+
+<p>Het zwijn, dat Dries nasnelde, hoewel door twee kogels getroffen, was
+evenwel nog vlug ter been, zoodat het hem weldra een heel eind vooruit
+was. Heuvel op en heuvel af ging de jacht; vervolgde en vervolger waren
+even onvermoeid. Nu en dan snelde het zwijn door een boschje, dat Dries
+dan genoodzaakt was om te trekken. Zoo had hij reeds meer dan een half
+uur in galop of draf doorgereden zonder nog iets op het zwijn te hebben
+gewonnen. Hij spoorde zijn paard gedurig aan en eindelijk bemerkte hij
+tot zijne voldoening, dat de loop van het zwijn minder snel werd. Op den
+top van een heuvel gekomen, zag hij het dier met onzekeren loop de
+helling afdraven.</p>
+
+<p>&mdash;Ha, ha! riep hij, ge houdt het niet lang meer uit, oude jongen! Wacht
+maar, ik zal je spoedig den genadeslag geven! en hij snelde de helling
+af.</p>
+
+<p>Opeens bleef het zwijn, toen het den heuvel afgehold en in een lagen
+weg, met kreupelhout begrensd, was aangekomen, stilstaan en terwijl het
+den snuit in de hoogte stak, snoof het onderzoekend de lucht op en
+trilde over alle leden.</p>
+
+<p>&mdash;Wat duivel scheelt hem nu! riep Dries, die dat van verre aanzag. Maar
+op hetzelfde oogenblik bleef zijn paard insgelijks als aan den grond
+genageld staan.</p>
+
+<p>&mdash;Kom, zeide Dries, kom, oude jongen, vooruit! en hij spoorde het aan.</p>
+
+<p>Het paard verhief zich op de achterpooten, draaide in een halven cirkel
+rond en bleef toen staan, sidderende en snuivende.</p>
+
+<p>&mdash;Wat donder<ins class="corr" id="corr104" title="Bron: ,"></ins> scheelt je! riep Dries kwaad uit, wil je
+voortgaan of niet?</p>
+
+<p>Weder steigerde het paard op zijne aansporing, toen deed het opeens <span class="pagenum" title="187">&nbsp;</span><a id="p_187"></a>een
+vreeslijken sprong en Dries, daar niet op voorbereid, stortte op den
+grond. Krampachtig hield hij den teugel vast. Het paard snoof en blies
+en deed voor den op den grond liggenden ruiter een sprong achteruit, de
+teugel brak af en in wilden galop vloog het den heuvel op, dien het was
+afgekomen.</p>
+
+<p>De vrij onzachte val op den rotsigen grond deed hem een oogenblik als
+verdoofd liggen, doch bemerkende dat er niets aan hem gewond of gebroken
+was, wilde hij opstaan, toen hij bemerkte, dat hem zulks onmogelijk was.
+Het linkerbeen deed hem zoo zeer, dat hij een schreeuw gaf van pijn.</p>
+
+<p>&mdash;Dat is een mooie zaak, zei Dries, daar leg ik nu zonder op te kunnen
+staan en zonder paard. Had ik dat nog, dan kon ik mij misschien met wat
+moeite in den zadel hijschen, maar nu is 't een drommels leelijke
+positie waarin ik door dat leelijke zwijn ben gebracht.</p>
+
+<p>Toen hij naar het zwijn omkeek, zag hij, dat het neergevallen was en lag
+te hijgen, en ondanks zijne benarde positie kwam de jachtlust weder bij
+hem boven.</p>
+
+<p>&mdash;Jou zal ik ten minste je paspoort geven! mompelde Dries, en op handen
+en voeten naar het zwijn kruipende, stiet hij het zijn ponjaard in den
+hals.</p>
+
+<p>Plotseling hoorde Dries in het langs den weg staande hout een gekraak
+van takken en bladeren, alsof iemand behoedzaam naderde. Hij kroop zoo
+snel hij kon terug naar de plaats waar hij zijne buks had laten liggen,
+en laadde die snel. Toen, zich met den rug tegen een paar rotsblokken
+plaatsende, wachtte hij af wat er zou gebeuren.</p>
+
+<p>Een minuut of tien verliep in de grootste stilte; alleen verhief zich
+eene groote vlucht duiven en andere vogels onder groot gekrijsch en
+getjilp boven het hout.</p>
+
+<p>&mdash;'t Is toch niet pluis, mompelde Dries, anders zouden die vogels niet
+zoo schreeuwend opvliegen. Zeker de een of andere schooier van een
+Arabier, die mij hier verraderlijk wil neerschieten.</p>
+
+<p>Nauwlijks had hij dit gezegd of het kraken begon opnieuw, en thans
+dichter bij, en toen hij scherp uitkeek zag hij iets bewegen.</p>
+
+<p>&mdash;Dacht ik 't niet, riep Dries, dat 't zoo'n schoeltje was; ik zie zijne
+bruine huid. Wacht vriend, ik zal je vóór zijn, en hij bracht de buks
+aan den schouder.</p>
+
+<p>Toen, tegelijk met den knal van het schot, klonk een vreeslijke kreet,
+een schor gebrul uit het hout, dat hem de haren te berge deed rijzen, en
+hem onwillekeurig naar zijn ponjaard deed grijpen. Een verschriklijk
+gekraak volgde daarop en eer Dries wist wat er aan de hand was, werd het
+hout ter zijde gedrongen en onder een donderend gebrul wierp zich een
+groote luipaard op hem.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="188">&nbsp;</span><a id="p_188"></a></p>
+
+<p>De worsteling, die nu volgde, was ontzettend. Dries op de knieën
+liggend met den rug tegen het rotsblok geleund, had gelukkig zijne
+tegenwoordigheid van geest behouden, maar toen hij het woedende monster
+op zich zag toespringen, achtte hij zich verloren. Eene grenzenlooze
+wanhoop maakte zich van hem meester, en juist dit was het wat hem de
+kracht gaf het dier te weerstaan. Als men den dood voor oogen ziet,
+vertiendubbelen de krachten. Dries, reeds verdrietig over den
+ongelukkigen afloop van zijne jacht, werd woedend. De luipaard sloeg
+zijne scherpe klauwen in zijne schouders, en blikte hem eene seconde
+lang met oogen als vuurballen aan. De wijdgeopende muil liet de
+vreeslijke kegelvormige puntige tanden en de roode tong, die hem
+uit zijn bek hing, zien. Dries voelde den heeten stinkenden adem van
+het ondier in zijn aangezicht, en uit afschuw bracht bij het hoofd
+achterover, toen de luipaard hem in het gelaat poogde te bijten. Met
+eene snelle beweging bukte hij zich tusschen de voorpooten van het dier,
+en toen het monster zijne scherpe tanden in zijn hals sloeg, stak Dries
+hem den langen ponjaard in de zijde.</p>
+
+<p>De luipaard deed een ontzettenden sprong en stoof een paar passen
+achteruit. Ook Dries sprong op om zijn heil in de vlucht te zoeken. De
+doodsangst deed hem bijna geen pijn meer voelen, en hinkende was hij
+reeds een heel eind voortgesneld, toen het dier in een paar sprongen
+weder bij hem was. Dries liet zich weder op de knieën vallen en klemde
+den ponjaard in de hand, dat het bloed er voor stond. Een slag in het
+gelaat met den scherpen klauw deed hem omvertuimelen, en in het volgende
+oogenblik stortte de luipaard zich op hem.</p>
+
+<p>Langer dan tien minuten rolden beiden over den grond. Dries steken
+toebrengend waar hij zijn vijand maar kon raken. De luipaard, die hem
+op den rug zat, had wederom de klauwen in de reeds gewonde schouders
+geslagen en beet hem in hoofd en hals. Dries voelde hoe de scherpe
+tanden over zijn schedel gleden en krasten. Bossen haar werden hem
+uitgetrokken en de arme jongen brulde even hard van pijn en woede als de
+luipaard.</p>
+
+<p>Maar opeens zag Dries, dat zij al worstelende genaderd waren aan den
+rand van een steilen rotswand. Daar beneden, wel honderd voet diep,
+strekte zich een ravijn uit. Hij zag hoe zij onvermijdelijk daarin
+moesten storten, en in zijne wanhoop kreeg hij met eene snelle beweging
+de hand weder vrij en dreef het monster den ponjaard in den strot. Toen
+waren zijne krachten uitgeput, beiden rolden in snelle vaart naar
+beneden langs eene steile glooiing en het <span class="pagenum" title="189">&nbsp;</span><a id="p_189"></a>scheen dat de dood over
+beiden de hand had uitgestrekt, want zij bleven onbeweeglijk liggen op
+een paar passen van elkaar.</p>
+
+<p>Ongeveer een half uur was er verloopen, toen Dries weder bijkwam.
+Zijne flauwte was hoofdzaaklijk veroorzaakt door de geweldige
+krachtsinspanning, en hoewel hij vrij belangrijke wonden had ontvangen,
+wist hij zich dadelijk te herinneren wat er was gebeurd, en was na
+eenige oogenblikken in staat zich op te richten. Maar o wee! wat een
+pijn; alle leden deden hem zeer. Het was alsof hij overal gekneusd,
+alsof hij geradbraakt was. Daar bij hem lag zijn vijand bloedend uit
+verscheidene wonden. Hij was dood, daar was niet aan te twijfelen, de
+bek was wijd geopend en de tong hing er uit, terwijl eene groote
+bloedplas zich rondom den kop uitstrekte.</p>
+
+<p>Het was een fraai dier. Op de bleekroodgele huid vertoonde zich
+donkerbruine vlekken door ringen omgeven. Vooral op de bovendeelen was
+de geelroode kleur bizonder schoon. De zeer lange staart was donkerbruin
+geringd en de onderdeelen van het dier waren vuilwit van kleur.</p>
+
+<p>Zwijgend beschouwde Dries eenige oogenblikken zijnen vijand, toen werd
+zijne aandacht getrokken door een rauw gekrijsch en opziende, zag hij
+een wolk van raven, kraaien en eene kleine giersoort, die boven de kloof
+dwarrelden, elkaar als het ware toeroepende, dat hun daar beneden een
+goede maaltijd wachtte. Onwillekeurig rilde de brave jongen op de
+gedachte, dat, zoo hij gestorven ware, die vogels wellicht zich aan zijn
+lijk zouden vergast hebben.</p>
+
+<p>&mdash;Dat gaat je neus voorbij! zeide hij flauw glimlachende. Maar ik moet
+zien hieruit te komen. Als men mij zoekt, waaraan ik niet twijfel, dan
+zou men mij voorbijloopen zonder mij te zien. Ik moet er dus uit, dat
+is zeker. Komaan, laten we beginnen. En de dappere knaap begon tegen de
+glooiing op te kruipen.</p>
+
+<p>Was dat al een lastig en uitermate vermoeiend werk voor iemand die
+gezond en krachtig is, hoe veel te erger moest het dan niet zijn voor
+den armen Dries, gewond als hij was en aan alle leden gekneusd door den
+val. Bovendien brandde de zon met alle kracht in de kloof.</p>
+
+<p>Niettegenstaande dit alles begon Dries zich naar boven te werken zich
+aan planten en struiken ophijschende, en nu en dan eens rustende. Na
+verloop van een kwartier was hij nog niet verder dan een vierde gedeelte
+van zijn weg gevorderd. Het angstzweet brak hem uit, en hij beefde over
+alle leden. Een onuitstaanbare dorst kwelde hem bovendien, maar hoe aan
+water te komen? Twee malen <span class="pagenum" title="190">&nbsp;</span><a id="p_190"></a>poogde hij verder te komen, doch het ging
+niet. Daar boven hem was een spleet. Na veel moeite gelukte het hem
+de hand er in te krijgen en weder was hij een eindje hooger, toen
+hij opeens voelde dat zijne hand vochtig was. Met de uiterste
+krachtsinspanning heesch hij zich zoover op, dat hij met het hoofd op
+gelijke hoogte van de spleet was. Hij vond een steunpunt voor zijne
+voeten en o vreugde! toen hij in de spleet keek, zag hij water.</p>
+
+<p>Een kreet van vreugde ontsnapte hem. De spleet was ongeveer een meter
+lang en een voet diep. De regen had deze gevuld, en daar er een weinig
+hooger een paar struiken groeiden, had de zon het weinige water nog niet
+kunnen verdampen. Met de hand het water scheppend leschte Dries zijn
+brandenden dorst en verkoelde er zijn vreeslijk gewonde hoofd en hals
+mede. Hij <ins class="corr" id="corr105" title="Bron: voeld">voelde</ins> het bloed langs zijn nek vloeien, en toen
+hij naar de oorzaak zocht, bemerkte hij tot zijnen schrik, dat zijn oor
+was afgescheurd. Het koele water frischte hem terdege op, en na zijn
+zakdoek goed nat gemaakt te hebben, bond hij zich dien om het hoofd en
+begon nu weder omhoog te klimmen. Toen ging het aanmerklijk beter en na
+eene moeilijke klimpartij gedurende bijna een kwartier, was hij boven.</p>
+
+<p>Daar bleef hij eerst een poosje rusten. Het zwaarste werk was achter den
+rug en hij twijfelde er geen oogenblik aan, dat men hem zou opsporen.</p>
+
+<p>Opeens hoorde hij een schot vallen.</p>
+
+<p>&mdash;Ha! zeide Dries, men zoekt mij.</p>
+
+<p>Toen herinnerde hij zich zijn geweer, en hij sleepte zich voort naar de
+plaats waar de luipaard hem had aangevallen. Toen hij geschoten had,
+klonk dadelijk een schot tot antwoord en snel schoot hij weder zijne
+buks af. Op hoe langer hoe korter afstand werden de schoten gehoord,
+en daar aan het eind van den hollen weg, zag hij op den heuveltop den
+luitenant en den kapitein verschijnen, die zijn paard medevoerden.</p>
+
+<p>Toen de luitenant en de kapitein hem gewaar werden, spoorden zij hunne
+paarden aan en waren in een oogenblik bij hem.</p>
+
+<p>&mdash;Mijn God! riep de luitenant, wat is er gebeurd?</p>
+
+<p>&mdash;O, zeide Dries, niets dan een klein vechtpartijtje met een tijger.</p>
+
+<p>&mdash;God in den hemel, mijn arme vriend, wat ziet ge er uit! riep de
+kapitein verschrikt.</p>
+
+<p>&mdash;Dus ge hebt met een tijger gevochten? vroegen beiden.</p>
+
+<p>&mdash;Zie maar, zeide Dries, ginder in die kloof.</p>
+
+<p>&mdash;Een luipaard! riep de kapitein verbaasd. En geen kleintje ook. Hebt ge
+met dat monster gevochten? <span xml:lang="fr">Parbleu</span>, ge zijt dapper!</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="191">&nbsp;</span><a id="p_191"></a></p>
+
+<p>&mdash;Als men den dood voor oogen ziet, is men altijd dapper, zeide Dries.
+Maar het is hem leelijk opgebroken, dien sinjeur. Hij heeft zijn bekomst
+gekregen.</p>
+
+<p>&mdash;Kom, zeide de luitenant, laten we voortmaken. Zoudt ge te paard kunnen
+zitten, arme jongen?</p>
+
+<p>&mdash;Als ge mij goed in den zadel zet, zal het nog wel gaan, antwoordde
+Dries.</p>
+
+<p>Met vereende krachten tilde men hem in den zadel, en hem tusschen zich
+nemende sloeg men stapvoets den weg naar de legerplaats in.</p>
+
+<p>Daar verwekte de aankomst van Dries geen geringe ontsteltenis en niet
+minder verbaasd was men, toen deze zijn avontuur verhaalde; en toen
+Selam en Mohammed des avonds den dooden luipaard waren gaan halen, en
+men het groote, prachtige dier daar uitgestrekt zag liggen, begreep men
+eerst recht, welk een zwaren kamp de arme jongen moest hebben gestreden.</p>
+
+<p>&mdash;Gij hebt hem terdege geraakt ook, zeide de luitenant, toen men het
+fraaie vel had afgestroopt; zie eens de huid is vol gaten.</p>
+
+<p>&mdash;Met dat al hebt ge eene schoone tropee veroverd, zeide de kapitein
+lachend, dat is een buitenkansje waarop wij geen van allen kunnen
+roemen.</p>
+
+<p>&mdash;'t Zal eene herinnering zijn aan mijne reis door Marokko, die mij het
+langst zal heugen, zeide Dries.</p>
+
+<div class="chend"></div>
+
+<h2><a id="XX"></a>XX.</h2>
+
+<p class="subh2">HET SPRINKHANENLEGER.</p>
+
+<p>Onder zeer treurige omstandigheden trok men den volgenden dag verder. In
+den afgeloopen nacht namelijk had Dries eene hevige wondkoorts gekregen.
+Men had zijne wonden onderzocht, en hoewel niet gevaarlijk, waren zij
+talrijk, en hij had veel bloed verloren. Het ergste was zijn hoofd.
+Behalve dat de luipaard hem een oor had afgescheurd, waren op den
+schedel en in den nek allerwege de sporen van de tanden te vinden; en
+door een paar beten in het gelaat had Dries een stuk of vijf tanden
+verloren. Daarbij waren zijne schouders geheel ontvleescht. Het een kwam
+bij het ander. Eerst de val van zijn paard, dat de luipaard had geroken
+<span class="pagenum" title="192">&nbsp;</span><a id="p_192"></a>en daarom geweigerd had voort te gaan, daarna de worsteling, de val in
+de kloof, de afmatting van den zwaren arbeid om in den brandende zon
+zich naar boven te werken; dat alles had den wakkeren knaap zeer
+aangegrepen.</p>
+
+<p>'t Was gedurende de ziekte van Dries, dat men eerst recht verheugd was
+eene vrouw bij het gezelschap te hebben. Rebecca toch, de schoone Jodin,
+was het, die hem onverpoosd oppaste, zijne wonden telkens wiesch en
+verbond, hem allerlei versterkende middelen klaar maakte, kortom, die
+hem verzorgde, zooals alleen eene vrouw dat kan.</p>
+
+<p>Zoo goed en zoo kwaad als het ging, had men een rustbed vervaardigd,
+dat tusschen de twee muilezels van Selam en Mohammed was opgehangen,
+waardoor de patiënt een gemaklijk leger had en niet blootgesteld was aan
+schokken. Scheen de zon te fel, dan spreidde men op een paar voet boven
+hem een stuk doek uit, en zoo lag Dries zoo goed het maar kon.</p>
+
+<p>Met dat al was het treurig, zoo bijna aan het einde der reis, na tal
+van avonturen en na den dood meer dan eenmaal onder de oogen te hebben
+gezien, nog in zoo'n verschriklijken toestand te komen. De anders zoo
+vroolijke knaap lag nu stil daar neder, en 't was net of met hem ook al
+de vroolijkheid was geweken. Wel poogde de kapitein hem nu en dan door
+een of anderen geestigen zet wat op te beuren; doch wanneer dit al
+geschiedde, was het toch slechts voor weinige oogenblikken.</p>
+
+<p>Zoo reed men treurig voort, zoolang de hitte en de toestand van den
+zieke het gedoogden, en tegen den middag hielt men halt in eene met
+welig groen bedekte vallei, waar men tot aan den avond zou blijven, want
+Selam had het gezelschap aangekondigd, dat men binnen een paar uren aan
+de groote kale vlakte van den Seboe, in het land der Beni-Hassen, zou
+zijn, en het was wel zaak eerst door eenige uren rust, en een flink
+diner zich wat te verfrisschen.</p>
+
+<p>Men sloeg de tenten op, en na het maal gebruikt te hebben, gaf men zich
+in de schaduw van het geboomte aan een zalig nietsdoen over.</p>
+
+<p>Doch die rust zou niet lang duren, want Selam, die reeds eenigen tijd
+met een onrustbarend gezicht naar den horizont had gekeken, kwam toen
+hard aanloopen onder het geroep van: »de sprinkhanen! de sprinkhanen!&rdquo;</p>
+
+<p>Iedereen sprong bij het vernemen van deze Jobstijding op.</p>
+
+<p>&mdash;Waar ziet ge ze? vroeg de luitenant.</p>
+
+<p>&mdash;Daar bij den ingang van den bergpas van Beb-el-Tinea, zeide <span class="pagenum" title="193">&nbsp;</span><a id="p_193"></a>Selam,
+ziet ge die wolk die zich hierheen beweegt? Dat zijn ze.</p>
+
+<div class="figcenter" style="width: 345px;">
+<span class="pagenum" title="-">&nbsp;</span><a id="p_192a"></a>
+<span class="pagenum" title="-"><br />&nbsp;</span><a id="p_192b"></a>
+
+<a href="images/ill_p192b.png"><img src="images/ill_p192b-t.png" width="345" height="507" alt="Met eene ontzettende snelheid daalde de wolk en viel als
+een levende hagel neer. Bladz. 193." title="Klik voor vergroting (1036×1521px, 425kb)" /></a>
+<div class="caption">Met eene ontzettende snelheid daalde de wolk en viel als
+een levende hagel neer. <a href="#p_193">Bladz. 193</a>.</div>
+</div>
+
+<p>Het geheele gezelschap tuurde uit naar de aanwijzing van Selam.</p>
+
+<p>Inderdaad zag men heel in de verte eene ontzaglijke donkere wolk, die
+uit het zuiden van de vlakte van den Seboe kwam opdagen.</p>
+
+<p>&mdash;Zij komen recht op ons aan, want de <ins class="corr" id="corr106" title="Bron: oostewind">oostenwind</ins> drijft ze hierheen,
+zeide Selam op angstigen toon.</p>
+
+<p>&mdash;Welnu, zeide de kapitein, vertrekken we. Het wordt tijd. Ik ken dat
+goedje.</p>
+
+<p>&mdash;Vertrekken, vroeg Dries, die in de schaduw lag uitgestrekt,
+vertrekken, en waarom dan?</p>
+
+<p>&mdash;Waarom, antwoordde de kapitein, omdat straks over een uur, een half,
+een kwartier misschien reeds, die wolk zal neerdalen in deze met welig
+groen bedekte vallei en alles zal bedekken, het gras, de planten, de
+boomen, kortom alles, en, nadat het al wat maar plant is, zal hebben
+opgegeten, ons zal overstelpen.</p>
+
+<p>&mdash;Ja, zeide de luitenant, komaan Selam, maak voort.</p>
+
+<p>Dat behoefde voor Selam niet herhaald te worden. In een oogenblik was
+alles gereed, en eer een kwartier was verloopen, reed men voort naar den
+bergpas van Beb-el-Tinea.</p>
+
+<p>Maar het sprinkhanenleger was sneller in zijne bewegingen dan men had
+gedacht, en reeds zag men ze met schrik naderen. 't Was eene wolk van
+ontzettenden omvang. Zij kwam al nader en nader. Op eens hoorde men een
+gefluit als dat hetwelk een storm voorafgaat, vermengd met een geloei en
+gedruisch als van een woedenden orkaan. Op hetzelfde oogenblik werd het
+duister, alsof de nacht inviel. De levende wolk bevond zich voor de zon
+en onderschepte haar licht. Menschen en dieren werden door ontzetting
+aangegrepen. De kameelen begonnen te brullen, de paarden brieschten van
+vrees, en steigerden en sloegen woedend om zich heen. Gelukkig waren de
+twee muilezels, tusschen welke Dries op zijn rustbed lag, te stevig aan
+elkaar gekoppeld om zich los te rukken, maar de beesten stonden nu op de
+vóór- dan op de achterpooten, en Dries kon zich niet anders dan door
+zich stevig vast te klampen, voor vallen behoeden. Om de verwarring te
+vermeerderen begon de levende wolk te dalen.</p>
+
+<p>Selam stiet een angstkreet uit, en zijnen ezel aansporend schreeuwde
+hij:&mdash;Vooruit, vooruit, naar den pas!</p>
+
+<p>Iedereen poogde hem te volgen en spoorde zijn viervoeter aan, maar het
+was reeds te laat. Met eene ontzettende snelheid daalde de wolk en viel
+als een levende hagel neer. Boom en plant, mensch <span class="pagenum" title="194">&nbsp;</span><a id="p_194"></a>en dier waren in een
+oogwenk door dat heir van ongedierte overdekt en het was onmogelijk
+verder te komen. Toen werden de dieren opeens als door eene verlammende
+vrees overvallen en bleven staan. Geen sporen, geen zweepslagen, niets
+hielp. En dat wriemelende ongedierte overdekte alles, kroop in de mouwen
+en plooien der kleederen, in de ooren der paarden, in den loop der
+buksen zoodat men geen handen genoeg had om zich dat tuig van het lijf
+te houden.</p>
+
+<p>Binnen weinig tijds was de geheele omtrek kaal gegeten. Daar vóór hen
+uit kwam het leger, steeds opmarcheerende, recht op hen aan. Het was
+een groen veld, dat zich voortbewoog. Met eene wanhopige poging gelukte
+het eindelijk de dieren voort te krijgen, en men galoppeerde over dien
+beweegbaren bodem. Het kraakte en piepte onder de hoeven der paarden,
+en telkens gleden zij uit zoodat zij bijna vielen. Dan bleven de dieren
+weer een oogenblik als versuft staan, maar de sporen en stokslagen
+dreven hen verder.</p>
+
+<p>Eindelijk, na een half uur in woedenden galop te zijn voortgegaan, was
+men ter linkerzijde buiten den grooten hoop gekomen. Hier waren nog
+slechts enkele afgedwaalden. Toen hield ons gezelschap halt, schudde en
+sloeg de dieren van zich af, en bleef een oogenblik uitblazen om den
+voortgang van dat verwoestende heir gade te slaan.</p>
+
+<p>En het was waarlijk een merkwaardig schouwspel, dat vernielende leger te
+aanschouwen. Allengs trok de massa zich samen en vormde eene kolonne,
+wier lengte niet juist te bepalen was en ter breedte van 10 à 20 voeten.
+In geregelde orde marcheerde deze kolonne voort door de vallei, hier
+zich verspreidend, daar, waar den bodem zandig of steenachtig was, zich
+samentrekkend, en toen men den bergpas van Beb-el-Tinea bereikt had, na
+een rit van drie uren, zag men eerst de achterhoede van dat geduchte
+leger.</p>
+
+<p>Een treurigen en ontzettenden aanblik leverde de streek op. Het was
+alsof men opeens in den winter was verplaatst. Geen boom, waaraan nog
+een blad of twijg te vinden was. Zij stonden daar als dood, hunne naakte
+takken ten hemel heffend, als smeekten zij om wraak over die plotselinge
+vernietiging; van velen was zelfs de schors afgevreten. Evenzoo het lage
+hout en de struiken; die bosschages, daar straks zoo dicht, zoo groen,
+men kon er thans doorheen zien. De planten, het gras, met één woord,
+alle wasdom, alle plantengroei was in eenige uren verdwenen.</p>
+
+<p>Het was alsof men door eene doode landstreek trok, alsof men zich in
+eene woestijn bevond. Er was geen plant of <ins class="corr" id="corr107" title="Bron: glashalm">grashalm</ins> van <span class="pagenum" title="195">&nbsp;</span><a id="p_195"></a>een vinger
+lang te vinden. Daarentegen was de aarde als overstroomd van allerlei
+kleine zoogdieren, kruipende dieren en insecten, die naar alle kanten
+een goed heenkomen zochten, opgejaagd uit hunne schuil- of woonplaatsen,
+en voor die allen schoot voor het meerendeel niets anders over dan
+de hongerdood. De eenigen, die feesthielden, waren de roof- en
+insecten-etende vogels, welke in groote zwermen van heinde en ver
+aanrukten om de achterhoede en de flanken van het sprinkhanenleger te
+bestoken.</p>
+
+<p>&mdash;Daar gaan zij, de verwoesters tegen wie niets bestand is, zeide de
+luitenant; eerst de verwoesting, en daarna de hongersnood en de pest.</p>
+
+<p>&mdash;Allah behoede ons land, zeide Selam! 't is een vloek des hemels, 't is
+eene tuchtroede die over het land komt!</p>
+
+<p>&mdash;Ja, zeide de kapitein, ik heb ze meer gezien, die verwoesters, dien
+schrik van den landbouw. In 1845 kwam die geesel over Algiers. Daarna
+hoorde men er in langen tijd niets van, maar in 1866 veroorzaakten zij
+eene vreeslijke ramp. De sprinkhanen kwamen uit de Sahara. In de maand
+April begon de inval van dat ongedierte. Komende uit de bergengten en
+valleien van het zuiden, stortten zij zich neer in de Mitidja en den
+Sahel van Algiers. Zij waren in zoo'n ontzettend getal aanwezig, dat
+hunne wolken de zon verduisterden. Zij verslonden het koolzaad, de
+haver, het graan, de gerst, de <ins class="corr" id="corr108" title="Bron: groenen">groenten</ins>, kortom al wat plant
+was en drongen zelfs in de huizen door. De Arabieren beletten door het
+branden van groote vuren, die een dikken rook van zich gaven, en door
+een geweldig leven de sprinkhanen neder te dalen.</p>
+
+<p>&mdash;Maar nog erger werd het op het einde van Juni, toen de dieren waren
+uitgekomen en de daardoor vermeerderde sprinkhanen zich in grooten
+getale overalheen verspreidden. De kanalen en zelfs de stroomen werden
+letterlijk door hen gedempt. De grond was er zoo mee bedekt als bij
+menschengeheugenis het geval niet was geweest Om de lijken der doode
+dieren te verwijderen, vereenigden verscheidene duizenden soldaten zich
+met de kolonisten en de inlanders, doch hunne pogingen stuitten af op
+het onnoemelijk aantal.</p>
+
+<p>&mdash;Omstreeks denzelfden tijd werden de provinciën Oran en Constantine
+door hen bezocht. Hier vernielden zij te Sidi-Bel-Abbès, te Sidi-Brahim
+en te Mostaganem de tabak, den wijnstok, de vijgen en zelfs de olijven,
+ondanks hun bitter gebladerte. Te Pelizane en te Habra vernielden zij
+de katoen. De weg van Mascara tot Mostaganen was er over zijne volle
+lengte van 80 kilometers mede <span class="pagenum" title="196">&nbsp;</span><a id="p_196"></a>overdekt. In de provinciën Constantine
+overweldigden zij het land van den Sahara tot aan de zee en van Bougie
+tot aan Galle, verwoestende de omstreken van Batna, Setif, Constantine,
+Guelma, Bona en Philippeville. Deze vreeslijke plaag veroorzaakte over
+dit geheele gedeelte van Barbarije een grooten hongersnood.</p>
+
+<p>&mdash;Drommels, zeide Dries, ik wist niet, dat dat kleine groene beest zoo'n
+verschriklijke vijand is.</p>
+
+<p>&mdash;Ba, zeide de kapitein, 't is een walgelijk, schandelijk ontuig, en ik
+weet waarachtig niet waarvoor dat goed op de wereld is.</p>
+
+<p>&mdash;O, zeide de luitenant, zij zijn bekend sedert de vroegste tijden, ja,
+men kan zich geen nog zóó lang verleden denken, of men vindt de
+verwoestingen, door deze dieren aangericht, en den daarop gevolgden
+hongersnood en pest opgeteekend.</p>
+
+<p>&mdash;Pest, zeide Dries vragend, ook dat nog? Duivels! hongersnood kan ik
+mij begrijpen, wijl zij alles verslinden, wat voor den mensch bestemd
+is, maar waardoor komt de pest, luitenant?</p>
+
+<p>&mdash;'t Is heel natuurlijk, antwoordde Frank. Van die millioenen en
+millioenen sprinkhanen worden er ook millioenen gedood. Zij verdrinken
+in de stroomen en kanalen, bronnen, enz., worden vertreden en door
+rook verstikt. Deze doode insecten, blootgesteld aan eene brandende
+Afrikaansche zon, gaan spoedig tot ontbinding, tot rotting over.
+Een paar dezer dieren, ja een honderdtal zou nauwlijks genoeg stank
+verwekken om opgemerkt te worden, maar die soms meer dan een <ins class="info" title="1 palm = 10 cm">palm</ins> dikke
+laag rottende diertjes verontreinigt door den afschuwelijken stank de
+lucht en het water en veroorzaakt daardoor de pest.</p>
+
+<p>&mdash;Dank u, zeide Dries, nu is het mij duidelijk.</p>
+
+<p>&mdash;Deze vernielende sprinkhaan, aldus vervolgde de luitenant, komt
+gewoonlijk uit de woestijnen van Arabië en Tartarije in Azië opzetten.
+De oostenwinden voeren die ontzaglijke wolken hierheen. Het is gebeurd,
+dat schepen op 60 à 80 mijlen van de kust er mede overdekt werden.
+Niet alleen Afrika, maar ook Europa is meermalen door hen geteisterd.
+Bizonder was dit het geval in 1747, 1748 en 1749. In 1748 kwam een dier
+sprinkhanen-wolken tot in Engeland. Gij hebt straks gezien, hoe zij
+onzen marsch vertraagden; welnu, ik zal u een nog erger staaltje noemen
+van hetgeen zij vermogen. Toen Karel XII, de dappere, avontuurlijke,
+maar ongelukkige Zweedsche Vorst, nog slechts 27 jaar oud, na de Denen,
+de Russen en de Polen overwonnen te hebben, opnieuw den oorlog met
+de Russen begon om de Ukraine te veroveren, werd hij voor 't eerst
+overwonnen door de Russen onder Czaar Peter I, die door <span class="pagenum" title="197">&nbsp;</span><a id="p_197"></a>de ondervonden
+nederlagen het oorlog voeren beter had geleerd. Dat was op den 2<sup>den</sup>
+Juli 1709 en de nederlaag van Pultawa, waar de Zweden door de overmacht
+der Russen werden verpletterd, was oorzaak, dat Karel op Turksch
+grondgebied de wijk moest nemen. Het was toen, op dezen terugtocht
+in Bessarabië, dat het leger, zich in een bergpas bevindende, werd
+overvallen door de sprinkhanen, die met een geweld als van een orkaan
+kwamen aanzetten, de zon verduisterden en een geluid maakten als het
+geloei van de verbolgen zee. Het geheele leger werd een tijdlang
+hierdoor opgehouden.</p>
+
+<p>&mdash;<span xml:lang="fr">Parbleu!</span> zeide de kapitein, men moet respect voor dat ongedierte
+hebben.</p>
+
+<p>&mdash;Zoo kreeg elk land, elk werelddeel zijne beurt, vervolgde de
+luitenant. In Indië, in de landen van de Mahratten, zegt men eene
+kolonne gezien te hebben van 80 mijlen lang en verscheidene voeten
+breed, die vast aaneengesloten, alles verwoestende, voortrokken<ins class="corr" id="corr109" title="Bron: ,">.</ins>
+In 1835 werd China door deze plaag bezocht. Zon en maan werden door
+hunne wolken verduisterd. Het geheele plantenrijk niet alleen, maar
+zelfs de oogst in de voorraadschuren en de kleederen in de woningen
+werden verslonden. Den inwoners sloeg de schrik om het hart, en men
+vluchtte naar het gebergte. <span xml:lang="en">Barrow</span> en <span xml:lang="fr">Levaillant</span> verhalen, dat hunne
+verwoestingen in Zuid-Afrika ontzettend zijn en alle beschrijving te
+boven gaan. De rivieren en stroomen vonden zij er als het ware door
+gedempt, en het land was niet alleen kaal maar zag er uit, als ware het
+geëgd. Hier in Marokko veroorzaakten zij in 1780 een vreeslijken
+hongersnood.</p>
+
+<p>&mdash;Ja, zeide <ins class="corr" id="corr110" title="Bron: Broesi">Aroesi</ins>, 't is waar. Allah heeft ons arm land toen zwaar
+bezocht. Er heerschte zoo'n nood, dat men van de opgegraven wortelen
+leefde. De armen zochten de <ins class="corr" id="corr111" title="Bron: graankorels">graankorrels</ins> uit den drek der kameelen,
+om zich er mede te voeden.</p>
+
+<p>&mdash;Vreeslijk, zeide de kapitein, verschriklijk!</p>
+
+<p>&mdash;Ja, wel verschriklijk, antwoordde de luitenant. In Senegal werd op het
+einde van 1864 de geheele aanplant der koffie door hen verwoest, en men
+nam waar, dat hunne voorhoede eene wolk vormde van vijftien mijlen
+lengte. En generaal <span xml:lang="fr">Levaillant</span> heeft te <span xml:lang="fr">Philippeville</span> eene wolk gezien,
+die 3 à 4 <ins class="info" title="1 myriameter = 10 km">myriameter</ins> lang was, en toen deze nederstreek, vormde zij eene
+laag van 3 <ins class="info" title="1 palm = 10 cm">palm</ins> dikte.</p>
+
+<p>&mdash;'t Is waarlijk niet te verwonderen, zeide Dries, dat er de pest door
+ontstaat.</p>
+
+<p>&mdash;De eenige voldoening, die men er nog van heeft, zeide de kapitein, is,
+dat men wraak op hen kan nemen door ze te eten.</p>
+
+<p>&mdash;Eet men dat tuig? vroeg Dries. Nu spot ge zeker, kapitein!</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="198">&nbsp;</span><a id="p_198"></a></p>
+
+<p>&mdash;Neen, waarlijk ik spot in het geheel niet, antwoordde de kapitein. De
+Bedouïnen,<a id="FNa_3" href="#FN_3" class="fnanchor"><sup>3</sup>)</a> de
+Kabylen,<a id="FNa_4" href="#FN_4" class="fnanchor"><sup>4</sup>)</a> de Mooren en de negers eten ze. De gewone
+soort van sprinkhaan, door de inlanders djerab-el-arbi genaamd, wordt
+veel door hen gegeten. Zij snijden den kop af onder het prevelen van
+Bism-Allah (in den naam van God). Daarna rukken zij ze de vlerken en de
+lange pooten uit en eten het lichaam met een weinig zout.</p>
+
+<p>&mdash;Een lekker kostje, zeide Dries. Ba! als ik er om denk, <ins class="corr" id="corr112" title="Bron: wordt">word</ins> ik
+misselijk. Hoe is het mogelijk zulk walgelijk ongedierte te eten.</p>
+
+<p>&mdash;Nu, onaangenaam smaken ze niet, antwoordde de kapitein. Ik heb ze
+geproefd; zij smaken eenigszins als kreeften.</p>
+
+<p>&mdash;Wel moge 't u bekomen! zei Dries, maar ik dank er voor.</p>
+
+<p>&mdash;Ja, zeide de luitenant, ik bewonder uw moed, maar hoe hartstochtelijk
+minnaar van insecten ik ben, geloof ik toch niet, dat ik den moed zou
+hebben ze te eten. Overigens zijn het niet alleen de Arabieren en
+Mooren, die ze als voedsel gebruiken; in alle Oostersche landen is dat
+gebruiklijk. Men kookt en braadt ze, en discht ze zelfs in de
+koffiehuizen op als dessert en lekkernij.</p>
+
+<p>&mdash;De Arabische vrouwen en kinderen rijgen ze aan een draad even als een
+rozenkrans, en brengen ze na ze gedroogd te hebben in den handel. Ook in
+Zuid-Afrika worden zij door de inwoners niet versmaad; de Hottentotten
+houden er veel van, en als het land, zooals nu hier het geval is, door
+sprinkhanen-zwermen wordt overstroomd, verzamelen zij ze en zouten ze in
+aarden potten in, om ze te kunnen bewaren.</p>
+
+<p>&mdash;Maar is er geen middel op, om dat gevaarlijk insect te verdelgen?
+vroeg Rebecca.</p>
+
+<p>&mdash;Wat zal ik u daarop antwoorden, zeide de luitenant, men heeft nu en
+dan maatregelen daartoe genomen. Reeds bij de oude Grieken bestond eene
+wet, die in zoodanig geval elken burger verplichtte een zeker getal
+maten sprinkhanen te leveren. Somtijds heeft men er premiën uitgeloofd
+voor het opzoeken der eieren. Zoo gaf men in 1613 in Provence voor een
+kilogram eieren ongeveer 25 cents en voor een gelijk gewicht sprinkhanen
+de helft. Marseille gaf toen aan premiën 20.000 francs en Arles 25.000
+francs uit, en nog kort geleden betaalde men in dezelfde streken aan
+premiën in verschillende jaren van 2200 tot 6200 francs per jaar.</p>
+
+<p>&mdash;Dat heeft men in onze kolonie (Algerië) ook gedaan, zeide <span class="pagenum" title="199">&nbsp;</span><a id="p_199"></a>de
+kapitein. In 1850 betaalde het gouvernement voor een zak sprinkhanen
+ongeveer 12 cents en er werden zoovele zakken aangebracht, dat men
+telkens eene partij van 30 à 40 <ins class="corr" id="corr113" title="Bron: kameelenvrach">kameelenvrachten</ins> naar Medeah bracht.</p>
+
+<p>&mdash;Maar, dat moeten <ins class="corr" id="corr114" title="Bron: milioenen">millioenen</ins> en millioenen geweest zijn, zeide Dries.</p>
+
+<p>&mdash;Ja, zeide de kapitein, men kan van hen met recht zeggen: zij zijn
+ontelbaar als de zandkorrels in de woestijn en als de sterren aan den
+hemel.</p>
+
+<p>&mdash;Neem nu eens in aanmerking, zeide de luitenant, dat de sprinkhanen
+ongeveer 40 eieren leggen. Men kan dan een weinig begrijpen, vanwaar die
+ontelbare massa dieren komt.</p>
+
+<p>&mdash;Behalve het zoeken naar eieren, om die te verbranden, is er al heel
+weinig tegen hen te doen. Het eenige, dat met succes gedaan wordt, is,
+ze met groote goed rookende vuren te beletten om neder te dalen. De
+negers in Midden-Afrika beproeven dit ook door een oorverscheurend
+concert van helsch gekrijsch aan te heffen. Hierdoor doet men echter
+natuurlijk niets anders dan de ramp verplaatsen; ge jaagt ze daardoor
+van uw land naar dat van uwen buurman en hierdoor ontstaan meermalen
+bloedige oorlogen. In Hongarije moet men eens beproefd hebben ze te
+verjagen door middel van kanonschoten, en het moet geholpen hebben ook.</p>
+
+<p>&mdash;'t Is een vloek! mompelde Aroesi.</p>
+
+<p>&mdash;Ja, zei Selam, een vloek, verwoesting, ellende, hongersnood, dood en
+pest. Toorn van den Profeet. Allah behoede ons arm land!</p>
+
+<p>Intusschen had men het sprinkhanen-leger uit het gezicht verloren en
+trok men den bergpas in. De geheele weg, dien men langs kwam, was dor en
+als uitgestorven; geen plant, geen grasje bespeurde men. Gelukkig dat
+men voeder voor de beesten had, anders zou men gevaar hebben geloopen,
+dat ze van honger waren omgekomen. Den bergpas uitkomende, zag men
+opeens weder de uitgestrekte vlakte van den Seboe voor zich, en men
+sloeg daar het kamp op, om den anderen morgen vroeg de vlakte te
+betreden onder eene hitte van 45 graden Celsius. Na een rit van vier
+uren werd het kamp aan den oever van den Seboe opgeslagen, want het was
+onmogelijk onder de hitte, die toen reeds tot 47° was gestegen, voort te
+gaan. Ook hier vond men de sporen van den doortocht der sprinkhanen, en
+de oppervlakte van den Seboe was zoodanig overdekt met de drijvende
+lijken, dat het water er groen van zag als ware het een groen veld.</p>
+
+<div class="fnsep"></div>
+
+<div class="footnote"><a id="FN_3" href="#FNa_3" class="label"><sup>3</sup>)</a> Bedouïnen of zwervende Arabieren zijn de bewoners der
+vlakten, die een nomadenleven leiden.</div>
+
+<div class="footnote"><a id="FN_4" href="#FNa_4" class="label"><sup>4</sup>)</a> Kabylen zijn de bergbewoners in Algerië.</div>
+
+<div class="chend"></div>
+
+<p><span class="pagenum" title="200">&nbsp;</span><a id="p_200"></a></p>
+
+<h2><a id="XXI"></a>XXI.</h2>
+
+<p class="subh2">ARABISCHE VERTELLINGEN.</p>
+
+<p>Het was geen uitlokkend terrein, waar men dien middag kampeerde. De kale
+bodem was vol scheuren en gaten, waar de hagedissen in de zon lagen te
+blakeren om de kleine vliegende insecten te snappen, en verschillende
+kleine slangen nu en dan uit de scheuren kwamen kijken. Na eenige uren
+in eene onbeschrijflijke hitte te hebben doorgebracht, trok men tegen
+den avond evenals op de heenreis op eene oude schuit den Seboe over;
+daar het een zeer lichte avond was, besloot men door te marcheeren om
+den anderen dag te kunnen rusten en de hitte des daags te ontgaan, en na
+een aangenamen rit kwam men tegen den morgenstond, na <ins class="corr" id="corr115" title="Bron: Karia-el-Abassi">Karia-el-Abbassi</ins>
+gepasseerd te zijn, op een paar uren afstand van Larasch aan, waar het
+kamp werd geplaatst en allen weldra in diepe rust waren verzonken.</p>
+
+<p>Dien dag bleef men daar halt houden en het was tegen den avond, dat
+Selam het gezelschap amuseerde met een paar verhalen, die ik hier laat
+volgen.</p>
+
+<p class="subh2">DE TWEE BROEDERS.</p>
+
+<p>Eens, reeds eeuwen geleden, <ins class="corr" id="corr116" title="Bron: woonde">woonden</ins> er te Larasch twee broeders.
+Zij waren arm en hadden geen ouders. De jongste Hamet, was een stille
+goede knaap; de oudste Saladin, een driftige, wreede en boosaardige
+jongen. Beiden waren visschers en brachten het grootste gedeelte van hun
+tijd door op de Bahr-el-Dholma<a id="FNa_5" href="#FN_5" class="fnanchor"><sup>5</sup>)</a> (de zee der duisternis), waarbij
+echter Hamet steeds het meeste werk deed en Saladin zich vergenoegde
+met lui in de boot te liggen, zijne armoede, die hem tot gemeenen
+handenarbeid dwong, verwenschende. Als dat gebeurde, zag Hamet zijnen
+broeder bestraffend en bedroefd aan, herinnerde hem aan hunnen gestorven
+vader, die zijn geheele leven visscher en evenwel een gelukkig man was
+geweest, die door geheel Larasch als een braaf, werkzaam en rechtvaardig
+man bekend stond. Maar dat werkte op Saladin zoo goed als niets uit, en
+met het grootste leedwezen zag Hamet, hoe die <span class="pagenum" title="201">&nbsp;</span><a id="p_201"></a>afkeer van werken hoe
+langer hoe meer bij Saladin toenam en al zijne vermaningen en zijn goed
+voorbeeld vruchteloos bleven.</p>
+
+<div class="figcenter" style="width: 347px;">
+<span class="pagenum" title="-">&nbsp;</span><a id="p_200a"></a>
+<span class="pagenum" title="-"><br />&nbsp;</span><a id="p_200b"></a>
+
+<a href="images/ill_p200b.png"><img src="images/ill_p200b-t.png" width="347" height="503" alt="en van zijne vederen straalde een schitterend licht. Bladz. 201." title="Klik voor vergroting (1040×1510px, 453kb)" /></a>
+<div class="caption">en van zijne vederen straalde een schitterend licht. <a href="#p_201">Bladz. 201</a>.</div>
+</div>
+
+<p>Wanneer de broeders hun dagwerk volbracht en hunne visschen verkocht
+hadden, nam Saladin het grootste gedeelte van het geld en gaf zich aan
+allerlei luidruchtige ongebonden vermaken en uitspattingen over, terwijl
+Hamet, wiens grootste vermaak in leeren bestond, zich naar een heiligen
+man begaf, die op een uur afstands van Larasch in de bergen der kust
+woonde, en ontving van dezen, tegen eene kleine vergoeding in eetwaren,
+onderricht in het lezen en schrijven. De heilige kluizenaar verklaarde
+hem de wonderen der natuur en wekte in het gemoed van Hamet een
+onleschbaren dorst naar kennis op.</p>
+
+<p>Zoo was het leven der broeders, toen opeens een wonder eene groote
+verandering daarin bracht.</p>
+
+<p>Op zekeren dag waren zij weder te zamen uitgegaan om te visschen, en
+nadat zij een voldoenden voorraad hadden gevangen, lagen zij met de boot
+stil op het watervlak een weinig uit te rusten. Hamet over den rand der
+boot gebogen, zocht de geheimenissen der zee te doorgronden en verdiepte
+zich in gedachten, terwijl Saladin lusteloos achterover liggend naar den
+blauwen hemel keek en ouder gewoonte zijne armoede verwenschte.</p>
+
+<p>Opeens zag men aan den horizont eene nauw merkbare stip verschijnen,
+die nader komende een groote zeearend bleek te zijn, welke zich met
+snelle vleugelslagen dicht over den waterspiegel in hunne richting
+voortspoedde. Maar hoe ontstelden de twee broeders, toen zij zagen dat
+de vederen van den vogel geheel van goud waren. Het zonlicht gleed
+fonkelend over de gouden pluimage en deed den vogel op een wezen van
+glansende stralen gelijken.</p>
+
+<p>Verwonderd en bevreesd tevens waren de twee broeders opgesprongen, en
+staarden zij met blikken, waaruit ontzetting sprak, op deze wonderbare
+verschijning.</p>
+
+<p>Saladin was de eerste, die het zwijgen verbrak.</p>
+
+<p>&mdash;Hamet, zeide hij, Hamet mijn broeder, als we dien vogel konden
+bemachtigen, waren wij rijk. Wij bezaten dan gouds genoeg om ons er een
+paleis van te bouwen en ons in weelde te baden.</p>
+
+<p>&mdash;Hoe, zoudt ge dien vogel willen vangen? zeide Hamet; 't is geen dier
+van deze aarde, 't is een afgezant van den Profeet, een dienaar uit
+het Paradijs. Bezondig u niet tegen den grooten Profeet door zulke
+gedachten, strek de hand niet uit naar iets wat heilig is; Allah zou u
+straffen!</p>
+
+<p>&mdash;Gij zeurt, zeide Saladin wrevelig, zie, had ik mijn goed geweer <span class="pagenum" title="202">&nbsp;</span><a id="p_202"></a>hier,
+ik schoot hem neer zoo waar als ik hoop in het Paradijs te komen.</p>
+
+<p>Hamet antwoordde niet, maar keek naar den vogel, die steeds naderde en
+zich ten laatste op de punt der boot nederzette.</p>
+
+<p>Hamet kruiste de armen over de borst, viel op de knieën en boog het
+hoofd voor de als diamanten schitterende oogen van den adelaar.</p>
+
+<p>En Saladin, door vrees aangegrepen, viel insgelijks neder.</p>
+
+<p>Toen zeide de vogel:&mdash;Vreest niet, o Hamet! ik ben afgezonden door den
+Profeet om u gelukkig te maken.</p>
+
+<p>Hamet en Saladin hieven verheugd het hoofd op.</p>
+
+<p>&mdash;Allah is groot en Mahomed is zijn Profeet, zeide Hamet. Ik weet niet
+welk geluk voor mij is weggelegd, maar ongelukkig ben ik niet.</p>
+
+<p>&mdash;Wat praat ge toch voor zotteklap! zeide Saladin. Noemt ge onze armoede
+dan geen ongeluk? Zie, wij werken in het zweet onzes aanschijns en we
+verdienen nog ternauwernood genoeg om het leven te behouden.</p>
+
+<p>&mdash;Laat uw mond geen leugentaal spreken, zeide de vogel. De Profeet heeft
+u beiden gadegeslagen. Hij heeft gezien, hoe gij u tijd doorbracht met
+luieren en twisten, terwijl uw broeder werkte en kennis vergaarde; hoe
+gij het geld, door uw broeder in harden arbeid verdiend, met kwistige
+hand doorbracht in losbandige vermaken, die den braven Muzelman niet
+passen.</p>
+
+<p>&mdash;Reken het hem niet te zwaar toe, o gezant van den profeet, zeide Hamet
+biddend, hij wist niet wat hij deed.</p>
+
+<p>&mdash;Welnu, zeide de vogel, ik zal ook u helpen ter wille van uw broeder.
+Denk er aan, dat welk geluk u beschoren zal zijn, gij het aan hem te
+danken hebt.</p>
+
+<p>&mdash;Wat moeten wij doen? vroeg Saladin begeerig.</p>
+
+<p>&mdash;Volgt mij slechts, zeide de vogel, en ik zal u naar eene plaats
+voeren, waar gij de keuze van uwe toekomst zelven kunt doen.</p>
+
+<p>En als door eene onzichtbare macht voortbewogen, gleed de boot over de
+golven, en daarboven voor de boot uit zweefde de gouden adelaar en wierp
+eene ontzaglijke schaduw over de beide broeders, die van de felle hitte
+niets te lijden hadden.</p>
+
+<p>Na een half uur in de grootste spanning te hebben doorgebracht, kwam men
+aan den ingang van eene grot, die men binnenvoer.</p>
+
+<p>Het was eene lange, breede en hooge grot, van binnen boogvormig gewelfd.
+Er heerschte eene diepe duisternis, maar de vogel bleef steeds boven de
+boot op korten afstand voortzweven en van <span class="pagenum" title="203">&nbsp;</span><a id="p_203"></a>zijne vederen straalde een
+schitterend licht, dat op de boot afdaalde en de rotswanden verlichtte,
+die uit een ruwe zwarte marmersoort met roode aderen bestonden. Aan het
+einde der grot stuitte men op een hoogen rotsmuur, die de grot scheen af
+te sluiten. De twee broeders keken elkaar verwonderd aan.</p>
+
+<p>&mdash;Dit is de eenige hinderpaal, dien gij op dezen weg hebt te overwinnen,
+zeide de vogel. Onder dezen muur moet gij doorduiken om verder te kunnen
+gaan. Hebt ge er den moed toe, zoo ga!</p>
+
+<p>En de vogel, opstijgend tot bijna aan het gewelf der grot verdween door
+eene opening boven in den muur.</p>
+
+<p>Als visschers waren Saladin en Hamet ook uitstekende duikers, en om
+onder dezen muur door te duiken was voor hen geen zware taak. Beiden,
+aangevuurd door hunne nieuwsgierigheid om te weten wat er aan de andere
+zijde van den muur zou zijn, wierpen zich na eenige oogenblikken
+aarzelens in den stroom. Op eene manslengte diep vonden zij eene groote
+opening,<ins class="corr" id="corr117" title="Bron: &nbsp;en toen zij een groote opening,"></ins> en
+toen zij na eenige seconden aan de andere zijde van den rotsmuur boven
+water kwamen en zich het vocht uit de oogen wreven, zweefde daar weder
+de adelaar om hun den weg te wijzen. Tot hunne verbazing zagen Hamet en
+Saladin, dat zij dicht bij het strand waren. De plaats waar zij waren
+opgedoken met een paar fiksche slagen verlatende, voelde zij weldra den
+zandigen bodem onder hunne voeten en betraden na eenige oogenblikken het
+strand.</p>
+
+<p>Toen daalde de adelaar neder en op hetzelfde oogenblik, dat hij het zand
+aanraakte, veranderde hij als door een tooverslag van gedaante en voor
+de twee verbaasde en verschrikte broeders, stond een wijze, een
+Derwisch, in een lang kerskleurig gewaad, en met langen golvenden baard
+en haren.</p>
+
+<p>Toen deze zag hoe de broeders ontzet bleven stilstaan, zeide hij:</p>
+
+<p>&mdash;Wat vreest gij? Slechts de boozen hebben te vreezen. Volgt mij, u zal
+geen leed geschieden.</p>
+
+<p>Gerustgesteld door deze woorden traden Hamet en Saladin voort en volgden
+den Derwisch over de smalle strook van het strand, dat met allerlei
+prachtige horens en schelpen was bezaaid. Zij hadden dit strand nooit
+gezien, hoe menigvuldige tochten zij ook langs de kusten hadden gedaan.</p>
+
+<p>Na een paar honderd pas landwaarts in te zijn gegaan, zag men twee
+kleine heuvelen, welke verbonden waren door een muur, waarin zich eene
+ontzettend groote en zware poort bevond.</p>
+
+<p>De Derwisch strekte met een gebiedend gebaar de hand uit naar deze
+poort, en door eene onzichtbare macht geopend, draaide zij
+<span class="pagenum" title="204">&nbsp;</span><a id="p_204"></a><ins class="corr" id="corr118" title="Bron: onhoordaar">onhoorbaar</ins> op hare scharnieren en de broeders gingen
+door de poort.</p>
+
+<p>De plaats, die men binnentrad, was eene groote kamer in de rotsen
+uitgehouwen, hetgeen men gemakkelijk aan de wanden en het gewelf kon
+zien. De vloer bestond uit wit marmer met hemelsblauwe aderen. In het
+midden was eene fontein, die een dikken waterstraal omhoogspoot, welke
+klaterend in het bekken neerviel, zoodat het water over den rand
+stroomde in een bekken op den grond. Deze fontein en de bekkens waren
+van zilver en maakten met de blauwwitte en donkere kleur der rotswanden
+eene verbazend schoone uitwerking. In het midden hing aan kettingen van
+zilver een diamanten bol van ontzettenden omvang, die de geheele kamer
+met zijn glans verlichtte. Ter linker- en ter rechterzijde <ins class="corr" id="corr119" title="Bron: bevondt">bevond</ins> zich
+in de wanden der kamers eene deur; die ter rechterzijde was wit als
+sneeuw, die ter linkerzijde zwart als ebbenhout.</p>
+
+<p>Sprakeloos van verwondering blikten de beide broeders eene wijle rond en
+sloegen toen het oog op den Derwisch.</p>
+
+<p>&mdash;Knielt neder! zeide deze op een ernstigen indrukwekkenden toon. Knielt
+neder, ontdoet u van uwe kleederen en wascht en reinigt u van het stof
+der aarde, van de besmetting der wereld, want de grond, dien gij gaat
+betreden, is heilige grond.</p>
+
+<p>Hamet en Saladin traden naar de fontein, ontdeden zich van hunne
+kleederen en dompelden zich in het welriekende frissche water.</p>
+
+<p>&mdash;En zegt mij thans, zeide de Derwisch, wat gij begeert. Wat wenscht gij
+op aarde te zijn? Maar bedenkt u goed!</p>
+
+<p>&mdash;Ik wensch roem en eer, <ins class="corr" id="corr120" title="Bron: erijkdom">rijkdom</ins> en macht! zeide Saladin stout.</p>
+
+<p>De Derwisch zag hem <ins class="corr" id="corr121" title="Bron: droovig">droevig</ins> aan.&mdash;Weder een eerzuchtige, zeide hij,
+weder een die <ins class="corr" id="corr122" title="Bron: rijkdm">rijkdom</ins> en macht verlangt. Er zijn vele wegen, die u
+hierheen voeren; welken weg kiest gij?</p>
+
+<p>&mdash;Dien van den krijgsman, antwoordde Saladin zonder aarzelen. Geef mij
+een paard, dat onvermoeid, onbevreesd en onkwetsbaar is, een zwaard, dat
+altijd scherp blijft en steeds treft, en maak mijzelf onkwetsbaar.</p>
+
+<p>&mdash;Dwaas, die gij zijt! zeide de Derwisch; gij verlangt uw eigen
+ondergang, want wie bloed vergiet, diens bloed zal vergoten worden. Maar
+het zij zoo, gij zult hebben wat gij verlangt!</p>
+
+<p>&mdash;En gij, vroeg de Derwisch, zich tot Hamet wendende, wat wenscht gij,
+wilt gij deelen in den wensch uws broeders?</p>
+
+<p>&mdash;Neen, zeide Hamet. Ik ben geen man des gewelds en des doods, en hij
+blikte somber in het vroolijke gelaat van zijn broeder. Wat ik wensch,
+dat is verstand en kennis.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="205">&nbsp;</span><a id="p_205"></a></p>
+
+<p>&mdash;Ha! riep de Derwisch verheugd uit, er is toch eindelijk een
+verstandig mensch gevonden. Kom, volg mij, en hij trad op de deur toe,
+die zich ter rechterzijde bevond en welke op een wenk van hem openging.</p>
+
+<p>Toen trad men binnen eene ruime grot, waar alles, de wanden, het
+verwulf, de vloer wit waren als sneeuw. In het midden dezer schitterend
+witte zaal stond op een zilveren voet een kristallen koffer en op den
+achtergrond der grot bestond de wand uit één grooten spiegel.</p>
+
+<p>De Derwisch trad op dezen spiegel toe en zich tot de broeders wendende
+zeide hij:&mdash;Ziet!</p>
+
+<p>Toen strekte hij de hand gebiedend uit naar den kolossalen spiegel, en
+terstond zag men daar wolken en damp te voorschijn komen; het was als
+een chaos.</p>
+
+<p>&mdash;Dit is de wording der wereld, zeide de Derwisch.</p>
+
+<p>Opeens veranderde het tooneel, en men zag de aarde woest en ledig, maar
+allengs begon er beweging in het tafereel te komen. Men zag den
+sterrenhemel; bergen verrezen, valleien zonken neder, zeeën, stroomen,
+meren, planten en boomen kwamen te voorschijn.</p>
+
+<p>Toen verschenen er ook levende wezens; eerst kleine nauwlijks zichtbare
+dieren, deze verdwenen allengs en zoo zag men trapsgewijze insecten,
+vogels, zoogdieren en eindelijk den mensch verrijzen. Alles werd
+duidelijker. Men zag geheele landstreken. Hier vertoonden zich
+berglanden met rookende vulkanen, daar woestenijen, gindsch welige
+landauwen, bosschen en zoo voorts.</p>
+
+<p>&mdash;O, hoe schoon! riep Hamet uit, op de knieën vallende, geef mij kennis,
+schenk mij wetenschap.</p>
+
+<p>&mdash;Gij hebt gekozen, zeide de Derwisch, wees een wijze, mijn zoon! En de
+hand uitstrekkende hief hij Hamet op, en tegelijk verdween alles en zag
+men niets meer, uitgenomen den spiegel.</p>
+
+<p>Een wenk van den Derwisch riep Hamet naar den kristallen koffer, en deze
+openende haalde hij er een boek uit.</p>
+
+<p>Het was geheel wit en op den rug stond in zilveren letters te lezen:
+»<i>In mij is de wetenschap, de waarheid, de wijsheid. Wie mij bezit zal
+gelukkig zijn tot het einde zijner dagen</i>.&rdquo;</p>
+
+<p>Met bevende handen vatte Hamet het boek aan en deed het open. Maar
+teleurgesteld keek hij den Derwisch aan, toen hij slechts witte
+perkamenten bladen zag.</p>
+
+<p>De Derwisch glimlachte.&mdash;Wees gerust, mijn zoon! zeide hij; wanneer gij
+uw boek wenscht te gebruiken, hebt gij slechts te zeggen: »<i>In den naam
+van de waarheid, de wetenschap en het verstand,</i> <span class="pagenum" title="206">&nbsp;</span><a id="p_206"></a><i>onderricht mij!</i>&rdquo; en
+het zal zich openen, uwe gedachte van wat gij weten wilt radende, en op
+deze witte bladen zult gij lezen wat gij verlangt.</p>
+
+<p>En Hamet, opgetogen van vreugde, viel neder voor den Derwisch en kuste
+den zoom van zijn kleed.</p>
+
+<p>&mdash;Sta op, zeide de Derwisch, en volgt mij beiden.</p>
+
+<p>Men ging weder terug, de witte deur opende zich, en men bevond zich
+andermaal in den voorhof.</p>
+
+<p>De Derwisch, gevolgd door de gebroeders, liep op de zwarte deur toe, en
+toen deze zich opende, bevond men zich in eene grot gelijk aan de
+vorige, doch hier was alles zwart als ware het met rouwfloers behangen.
+Aan het einde bevond zich eveneens een kolossale spiegel, en aan
+weerszijden waren de wanden der grot behangen met allerlei prachtige
+fonkelende wapens.</p>
+
+<p>Evenals in de witte zaal trad de Derwisch op den spiegel toe en Saladin
+wenkende, zeide hij:&mdash;Zie!</p>
+
+<p>Toen zag men in den spiegel opeens het tooneel van een hevigen strijd.
+Er werd een groote slag geleverd. De gewonden lagen bij duizenden op het
+slagveld, paarden zonder ruiters galoppeerden wild dooreen, en ruiters
+en voetknechten streden met de grootste verbittering. Het veld was
+doorweekt van bloed, en de gewonden staken de bloedige stompen der
+afgeschoten ledematen omhoog als om wraak van den hemel af te smeeken.</p>
+
+<p>Hamet rilde, maar Saladin stond daar met fonkelende oogen, het tafereel
+als het ware verslindend.</p>
+
+<p>&mdash;Zie wat het geweld is! zeide de Derwisch.</p>
+
+<p>Opeens veranderde het tooneel. Men zag eene belegerde en
+<ins class="corr" id="corr123" title="Bron: uitgehonderde">uitgehongerde</ins> stad; de bewoners vielen als wolven op
+het rottend aas aan, en sloegen elkaar dood om de stukken en brokken.
+Zelfs de lijken der verslagenen werden opgegeten. De vrouwen hieven
+hunne uitgeteerde kinderen ten hemel, en doodden ze om ze niet in handen
+van den woesten vijand te laten vallen, kortom, het was een
+verschriklijk beeld van jammer en ellende.</p>
+
+<p>Wederom veranderde de verschijning nu om een beeltenis te geven van een
+door den oorlog verwoest land, waar de pest de overgeblevenen, die het
+zwaard had gespaard, ten grave sleepte. Overal heerschte jammer en
+ellende; ingevallen huizen, verwoeste ontvolkte steden, een
+uitgemergelde landstreek!</p>
+
+<p>Hamet, door ontzetting buiten zichzelf, wierp zich op de knieën om
+zijnen broeder te smeeken van zijnen wensch af te zien. Deze stond daar
+met bliksemende oogen, trillende neusgaten en zwoegende <span class="pagenum" title="207">&nbsp;</span><a id="p_207"></a>borst, als een
+paard, dat den kruitdamp opsnuift en het krijgsrumoer aanhoort. Met eene
+woeste beweging duwde hij Hamet opzijde, en zich tot den Derwisch
+wendende, zeide hij:</p>
+
+<p>&mdash;Zoo zal ik niet doen. Mijne macht zal ik niet anders aanwenden dan om
+den boozen te straffen. Ik zal niet anders dan rechtvaardig zijn en
+wensch slechts het hoofd van een machtig volk te worden, dan zal ik
+tevreden en gelukkig zijn. Geef, wat gij mij beloofd hebt!</p>
+
+<p>Medelijdend staarde de heilige hem aan en hoofdschuddend deed hij de
+verschijning verdwijnen, terwijl hij zeide:</p>
+
+<p>&mdash;Gij zult hebben, wat gij begeert. Gij verkiest de verwoesting, het
+verderf en den dood boven rustig geluk. Uw wil zal geschieden; maar, wee
+u! zoo gij een onrechtvaardig gebruik mocht maken van de uw gegeven
+macht: »<i>Hij, die u dit door mijne hand laat geven, zal u ook weten te
+treffen, zoo ge een geesel voor u volk mocht worden en uwe hartstochten
+niet weet te bedwingen.</i>&rdquo; En naar den wand gaande, nam hij er een zwaard
+af, dat hij Saladin overreikte.</p>
+
+<p>Dat zwaard zag er vreemd uit. De greep was zwart als ebbenhout. De kling
+was zoodanig overdekt met zwarte figuren en letterteekens, dat het
+geheel zwart scheen en de punt was rood als ware deze in bloed gedoopt.</p>
+
+<p>Daarna nam de heilige een fleschje met een zwart vocht, dat hij Saladin
+over het hoofd uitgoot. Het vreemdste hiervan was, dat Saladin geen
+vochtigheid voelde en het zwarte vocht geenerlei spoor achterliet op de
+plaatsen waar het viel.</p>
+
+<p>&mdash;Thans zijt ge onkwetsbaar, zeide de Derwisch. Nu nog uw paard, en
+terwijl hij de hand uitstrekte naar het einde der grot, verdween opeens
+de spiegel, en uit de opening, daardoor veroorzaakt, kwam een koolzwart
+ros aansnellen.</p>
+
+<p>De oogen schoten vuur en de hoeven kletterden op den grond als waren zij
+van staal. Uit zijne wijd geopende neusgaten blies hij met kracht den
+adem bij wolken uit, die er door de roode kleur der neusgaten als vurige
+rookwolken uitzagen.</p>
+
+<p>Het fiere ros bleef plotseling voor Saladin staan en <ins class="corr" id="corr124" title="Bron: lag">legde</ins> den kop
+vertrouwelijk op zijnen schouder.</p>
+
+<p>Een zegevierende glimlach en eene uitdrukking van onbeschrijflijken
+trots vlogen over Saladin's gelaat, terwijl hij den arm om den slanken
+hals van zijn ros sloeg en het liefkoosde.</p>
+
+<p>&mdash;Volgt mij, zeide de Derwisch, en door de twee gelukkige broeders
+gevolgd verliet hij deze groote gewelven. Hij bracht hen aan den ingang
+van een diepen bergweg, die door hemelhooge rotswanden was begrensd.
+Dáár bleef hij staan.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="208">&nbsp;</span><a id="p_208"></a></p>
+
+<p>&mdash;Luistert, zeide hij, zich tot de broeders wendende: U is gegeven, wat
+gij wenschtet; handelt naar de grootheid der u bewezen gunst. Gij, Hamet
+de wijze, ga heen, onderwijs uwe medemenschen van wat ras of geloof zij
+ook mogen zijn. Onderricht hen, scherp hun verstand, geef hun kennis,
+deel hun mede van uwe wetenschap. Doe dat in den naam van de kracht, die
+uit stof alles formeerde. Doe het in den naam van Allah!</p>
+
+<p>&mdash;En gij Saladin, onkwetsbare, onverwinlijke krijger! ga gij tot hen,
+die onderdrukt worden door gewetenlooze tirannen, ga naar de wouden
+en de bergen, waar de bewoners door monsterachtige dieren gedood en
+verslonden worden. Ga daar henen en verschijn als een bevrijder der
+bedrukten. Uwe roeping is schoon, doch laat uw hoogmoed u niet
+verblinden; ga, en dat de goede geesten u begeleiden en bevrijd houden
+van de inblazingen van den booze. Op hetzelfde oogenblik kromp de hooge
+gestalte ineen, en terwijl de mensch verdween, verhief zich de gouden
+adelaar met forsche vleugelslagen in de lucht en was binnen weinige
+oogenblikken verdwenen.</p>
+
+<p>Roerloos van verbazing stonden de beide broeders nog eene wijle, en
+oogden den wegsnellenden adelaar na.</p>
+
+<p>&mdash;Kom, broeder! zeide Saladin ongeduldig, laten wij gaan, en hij sprong
+op zijn ros.</p>
+
+<p>En Hamet streek zich met de hand over het gelaat, als om zich te
+bezinnen waar hij was; en zich omwendende, drukte hij het kostbare boek
+vaster tegen zich aan.</p>
+
+<p>En naast hem reed Saladin op zijn vurig ros, dat sprong en trappelde,
+zoodat de sterke hand van Saladin moeite had het in toom te houden.</p>
+
+<p>Eindelijk betrad men, uit den bergpas gekomen, eene heuvelachtige
+streek. De broeders zagen rond.</p>
+
+<p>&mdash;Hé, zeide Saladin, zijn dat niet de heuvelen van Larasch? Zie, dat is
+vreemd, we hebben aan de zeezijde de stad verlaten en komen er aan de
+landzijde weder in.</p>
+
+<p>&mdash;Inderdaad, antwoordde Hamet, het is Larasch, dat daar gindsch ligt. De
+betoovering is van ons geweken, broeder!</p>
+
+<p>Tegelijkertijd keken zij, door dezelfde gedachte bezield, om naar den
+bergweg waarlangs zij gekomen waren, want geen van beiden kende dien
+weg. Maar wie beschrijft hunne verbazing, toen zij niets meer van dien
+weg gewaar werden en achter zich niets dan hooge heuvelen zagen.</p>
+
+<p>&mdash;Waar gaat gij heen, broeder? zeide Saladin.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="209">&nbsp;</span><a id="p_209"></a></p>
+
+<p>&mdash;Naar Larasch, antwoordde Hamet, en gij?</p>
+
+<p>&mdash;Ik, antwoordde Saladin, ik ga naar de bergen van de kust, waar zich de
+roovers ophouden. Ik ga ze verdelgen om het land van die plaag te
+bevrijden.</p>
+
+<p>&mdash;Goed, zeide Hamet, ga, ge zult er een goed werk mede verrichten. Maar
+mijn broeder, zult gij denken om de woorden van den heilige, en bovenal
+wordt niet hoogmoedig; stel u met uw deel tevreden en begeer niet de
+geheele wereld.</p>
+
+<p>&mdash;Wees gerust, antwoordde Saladin, ik zal niet hoogmoedig worden;
+vaarwel Hamet, mijn broeder! spoedig zie ik u weder. Gij hebt een
+schraal deel gekozen. Ik zal u schatten komen brengen!</p>
+
+<p>&mdash;Ik begeer ze niet, zeide Hamet, anders had ik ze genomen. Vaarwel
+broeder, wanneer gij gelukkig zijt, zal ik het dubbel zijn! En hij
+omarmde Saladin, die daarop te paard springend zich snel verwijderde. En
+Hamet, die hem naoogde, zag hoe hij voortsnelde op zijn zwart ros, als
+waren ruiter en paard één. De vonken sprongen uit de rotsen waar de
+hoeven van Saladin's paard die aanraakten, en zijn berijder, het kromme
+zwaard in de hand, snelde voort als een booze geest.</p>
+
+<p>&mdash;Hij zal niet hoogmoedig, niet trotsch worden, mompelde Hamet, treurig
+het hoofd schuddend; hij heeft gelijk, want hij is het reeds! En hij
+verwijderde zich in de richting der stad<ins class="corr" id="corr125" title="Niet in Bron.">.</ins></p>
+
+<p>Spoedig daarna weerklonken door gansch Barbarije van Marokko tot
+Tripoli, ja zelfs tot aan gene zijde der Sahara twee namen, die het volk
+niet zonder bewondering uitsprak. Het waren de namen der twee broeders.</p>
+
+<p>Saladin de Zwarte, de onverwinlijke, de onkwetsbare, na de geheele
+kuststreek van roovers gezuiverd te hebben, trok op tegen den
+toenmaligen Sultan van Fez, een vreeslijk tiran. En of deze al leger op
+leger tegen hem afzond, het baatte niet. De uitgezogen bevolking ontving
+den bevrijder met open armen of sloot zich allerwegen bij hem aan.
+Binnen eenige weken was de legermacht van den Sultan verslagen of
+overgeloopen en hijzelf had zich uit wanhoop het leven benomen. De
+overige Sultans der Barbarijsche staten bevreesd dat hun hetzelfde
+lot zou ten deel vallen, verbonden zich daarop om Saladin ten onder
+te brengen. Doch waar de nieuwe Sultan eenmaal een slag won, wilden
+de soldaten niet meer tegen hem strijden, daar zij van zijne
+onverwinlijkheid en onkwetsbaarheid ten volle overtuigd waren. Spoedig
+dan ook was Saladin niet alleen Sultan van gansch Marokko, maar allengs
+breidde hij zijne veroveringen uit over geheel Barbarije, zoodat hij ten
+laatste <span class="pagenum" title="210">&nbsp;</span><a id="p_210"></a>Sultan van geheel Noord-Afrika was en de grenzen van zijn land
+bepaald werden door den Oceaan ten westen, ten noorden door de
+Middellandsche Zee, ten oosten door Egypte en ten zuiden door de
+woestijn de Sahara.</p>
+
+<p>Maar noemde men den naam van den grooten Sultan niet zonder vreeze, niet
+minder geëerd en beroemd was de naam van Hamet. De roep van zijne nooit
+gekende wijsheid drong in het geheele land door. In eene schoone vallei
+bij Mechinez woonde deze in eene <ins class="corr" id="corr126" title="Bron: eervoudige">eenvoudige</ins> tent, het volk leerende
+en onderwijzende. Van heinde en verre kwam men hem raadplegen, en Hamet
+sloeg slechts zijn boek open, dat, telkens als hij het noodig had, zich
+vanzelf opende en op de witte bladen verschenen letterteekens, welke
+Hamet kon lezen. De bevolking in den omtrek beijverde zich om den
+heiligen man van het noodige te voorzien en meer wenschte Hamet niet.
+Hij was tevreden en gelukkig door de vereering, die men hem toedroeg.
+Geen dag ging voorbij dat de vallei, waar hij woonde, niet overvol was
+met kameelen, paarden en ezels van de karavanen, die van oost en west,
+van zuid en noord kwamen om bij Hamet den heilige raad en hulp te
+zoeken. Men kon zeggen, dat er twee Sultans waren van Noord-Afrika, de
+eene gevreesd en ontzien, de andere geacht en geëerd, bijna aangebeden.</p>
+
+<p>Toen Sultan Saladin zag hoe groot zijn aanzien was, begon hij zijne
+macht te misbruiken. Als er iemand was, die hem durfde weerstreven, liet
+hij hem geeselen of dooden. Was er iets dat hij begeerde en men wilde
+het niet afstaan, dan werd men eenvoudig opgelicht en geworgd, en de
+eigendommen vervielen aan den Sultan. Zijn harem bevatte de mooiste
+meisjes van gansch Barbarije, want geen vader dorst zich tegen de
+wenschen van den Sultan te verzetten. Als Saladin hem liet weten, dat
+hij op een bepaalden tijd zijne dochter in zijn harem begeerde te
+hebben, voldeed men er bereidwillig aan.</p>
+
+<p>Nu gebeurde het dat Hamet, de heilige, die een jong en schoon man was,
+tot zichzelven zeide: Zie, ik ben gelukkig, maar ik ben alleen. En wat
+anders zou mijn geluk kunnen volmaken als eene vrouw en kinderen? Het
+is niet goed, dat de mensch alleen blijve. Hij heeft evengoed zijnen
+plicht, zijne bestemming te vervullen als al wat door eeuwige kracht
+is voortgebracht. Hij mag zich niet aan de natuurlijke eischen der
+maatschappij onttrekken. En Hamet nam eene der schoone en deugdzame
+vrouwen van Mechinez tot echtgenoote.</p>
+
+<p>De geheele bevolking verheugde zich over dat besluit van Hamet, <span class="pagenum" title="211">&nbsp;</span><a id="p_211"></a>en van
+alle oorden waren de nieuwsgierigen saamgestroomd om getuigen van dit
+feest te zijn en vreugde te bedrijven.</p>
+
+<p>Doch zie, op den dag dat Hamets huwelijk voltrokken was en hij zijne
+vrouw met zich voerde naar zijne tent, gebeurde er een verschrikkelijk
+ongeluk; want toen Hamet op weg was naar zijn verblijf, ontmoette hij de
+soldaten van den Sultan, die zijne vrouw kwamen opeischen en haar,
+ondanks het tegenstreven van Hamet, medevoerden.</p>
+
+<p>Toen nam Hamet een paard en vertrok naar Fez naar zijnen broeder, om
+zijne vrouw van hem te eischen, want de arme Hamet dacht niet anders, of
+zijn broeder had zijne vrouw laten weghalen, zonder te weten wie haar
+echtgenoot was.</p>
+
+<p>Hamet had nooit gezegd, dat Saladin zijn broeder was; en Saladin, te
+trotsch geworden om zijne geringe afkomst te willen weten, had er
+evenmin van gerept. Toen Hamet nu te Fez aankwam en niet werd toegelaten
+tot den Sultan, zeide hij, dat hij Hamet de broeder van den Sultan was.
+Eenige oogenblikken daarna werd hij voor den Sultan gevoerd.</p>
+
+<p>Dáár op de binnenplaats, omringd door een schitterenden stoet van
+krijgslieden en hovelingen, zat Saladin te paard, terwijl een twaalftal
+soldaten een troonhemel boven hem omhooghielden, ten einde hem voor de
+zon te beschermen. Het was wel dezelfde Saladin, die eenmaal een arme
+visschersknaap was geweest. Hij zag er even fier uit als vroeger; zijn
+paard was hetzelfde zwarte ros en aan zijne zijde bengelde het
+vreeslijke kromme zwarte zwaard met de roode punt.</p>
+
+<p>Hamet wilde zijnen broeder te gemoet snellen, maar de koele ontvangst,
+die hem te beurt viel, hield hem daarvan terug. Eene wijle stond hij als
+verlamd, als vernietigd naar zijnen broeder te kijken, toen verdween de
+verwondering allengs van zijn gelaat en op bitteren toon mompelde hij:</p>
+
+<p>&mdash;'t Is mijn broeder niet meer!</p>
+
+<p>&mdash;Wie is het, klonk op eens de stem van den Sultan, die zich den broeder
+van den Sultan durft noemen?</p>
+
+<p>&mdash;'t Is Hamet van Mechinez, die vroeger visscher was te Larasch.
+Herinnert Saladin zich zijnen broeder niet meer, met wien hij dag aan
+dag ging visschen, toen wij te Larasch woonden?</p>
+
+<p>Een onderdrukt gemompel van verwondering doorliep den hofstoet.</p>
+
+<p>Saladin haalde de schouders op.</p>
+
+<p>&mdash;De man is krankzinnig, zeide hij, zich tot zijne volgelingen wendende.
+Maar wat wilt gij? vroeg hij, zich tot Hamet wendende.</p>
+
+<p>&mdash;Ik verlang de vrouw terug, die de soldaten mij hebben ontnomen, <span class="pagenum" title="212">&nbsp;</span><a id="p_212"></a>en
+waarmede ik juist was gehuwd. Zie, zeide Hamet, ik ben een man des
+vredes. Ik onderwijs het volk in de vallei van Mechinez; nooit heb
+ik nog eene onrechtvaardige daad begaan, noch de hand tegen iemand
+opgeheven. Geef mij het geluk terug, dat mij werd ontnomen. Wilt gij
+uwen broeder niet erkennen, o Saladin, 't zij zoo; het is er mij niet
+om te doen in den glans van uwe macht te verkeeren, maar geef mij ten
+minste mijne vrouw weder. Maar Saladin fronste de wenkbrauwen.</p>
+
+<p>&mdash;Men brenge den onbeschaamde weg, die zich eerst voor mijnen broeder
+uitgeeft, en het daarna durft wagen de handelingen van den Sultan te
+beoordeelen. Men verwijdere hem en zoo hij zich weder vertoont, zal men
+hem het hoofd vóór de voeten leggen.</p>
+
+<p>Bleek als een doode stond Hamet op en een vernietigenden blik op den
+Sultan werpende, zeide hij op indrukwekkenden toon: Luister, o Sultan,
+Saladin de groote! <i>Hij, die u groot heeft gemaakt, zal u ook weten te
+treffen nu ge een geesel voor uw volk zijt geworden en uwe hartstochten
+niet weet te bedwingen!</i></p>
+
+<p>Ontzet over die taal en bevreesd voor straf grepen de wachten Hamet aan
+en voerden hem weg.</p>
+
+<p>Treurig en in diepe overpeinzingen verzonken, ging Hamet de stad uit.
+Hoe zou hij nu zijne geliefde, zijn geluk weerom krijgen? Met geweld
+viel tegen Saladin, den onkwetsbare, niets uit te richten. Met list
+zijne vrouw te bevrijden ging evenmin, want hoe zou het hem mogelijk
+zijn haar uit het sterke, door een drom van krijgers omringde en
+bewaakte paleis te voeren. En Hamet, de wijze, wist geen raad; hij was
+diep ongelukkig.</p>
+
+<p>Maar opeens, toen hij buiten de stad tusschen de heuvelen was gekomen,
+trof een vreemd klapwiekend geluid zijne ooren en opziende, zag Hamet
+den gouden adelaar boven zijn hoofd zweven.</p>
+
+<p>&mdash;Wees gegroet, o Hamet! gij gezegende onder uw volk. Wat is het, dat uw
+gelaat de uitdrukking van treurigheid heeft gegeven? zeide de vogel.</p>
+
+<p>Hamet, op de knieën vallende voor zijnen weldoener, verhaalde wat er was
+gebeurd.</p>
+
+<p>&mdash;Wees gerust, Hamet, vrees niet! Uwe vrouw is de uwe, zij zal tot u
+komen. Luister!</p>
+
+<p>En nederdalende, veranderde de vogel in den Derwisch en zeide toen:</p>
+
+<p>&mdash;De maat is vol! Uw broeder Saladin heeft geen goed gebruik gemaakt van
+de macht, die hem gegeven werd. Zijn rijk is uit. Hij heeft zich geneigd
+tot de inblazingen van den booze, die hem met eene onbegrensde eerzucht
+heeft vervuld. Hij heeft veroverd, <span class="pagenum" title="213">&nbsp;</span><a id="p_213"></a>verwoest en gemoord uit lust, zonder
+noodzaak. Reeds zou hij gevallen zijn, zoo ik niet gewacht had of hij
+zich nog wilde beteren. Maar helaas! hij is verstokt, en denkt dat zijne
+onkwetsbaarheid en onverwinlijkheid hem niet meer kunnen ontnomen
+worden. Thans, nu hij zelfs zijnen broeder heeft verloochend, gehoond en
+beroofd van zijn geluk, thans is de maat zijner euveldaden vol. Hij zal
+sterven.</p>
+
+<p>&mdash;O neen! riep Hamet, laat hem leven om zich te beteren!</p>
+
+<p>&mdash;Hij zal zich niet beteren, zeide de Derwisch. Gij weet dat ik in zijn
+hart kan zien. Nooit zal hij zich verbeteren. Maar om uwentwille, om den
+wille van uw schoon leven, dat gij zoo nuttig besteedt, om het goede dat
+gij gedaan hebt, wil ik u nog één gunst toestaan. Hij zal leven als hij
+zich betert, maar zoo hij nog eenmaal de hand tegen u, zijnen broeder,
+opheft, zal ik hem verdelgen van de aarde. Wacht hier eene wijle.</p>
+
+<p>En na weder in een adelaar veranderd te zijn, vloog hij weg in de
+richting der stad.</p>
+
+<p>Nauwlijks had Hamet in angst en vreeze eene poos daar vertoefd, of zie,
+daar zag hij den adelaar wederkeeren, maar niet alleen, want met zich
+voerde hij eene witte duif.</p>
+
+<p>Verbaasd wachtte Hamet. De vogels kwamen al nader en nader, en streken
+neer bij Hamet. En op hetzelfde oogenblik, dat zij den grond raakten en
+de adelaar in een Derwisch veranderde, onderging ook de duif eene
+gedaanteverwisseling en voor den verheugden Hamet stond zijne vrouw.</p>
+
+<p>Met een vreugdekreet snelden de twee geliefden elkaar in de armen.</p>
+
+<p>Toen zeide de Derwisch: Ga heen, neem uwe vrouw op uw paard en verwijder
+u, want uw broeder komt om u te zoeken. Ik hoor reeds den hoefslag van
+zijn paard, doch vrees niet, ik zal over u waken.</p>
+
+<p>En Hamet tilde zijnen geliefden last op het paard, sprong in den zadel
+en reed weg onder de zegeningen van den Derwisch.</p>
+
+<p>Daar klonk opeens de kletterende hoefslag van Saladin's ros en met eene
+snelheid aan den bliksem gelijk kwam de woedende Sultan aanrennen, zijn
+verderf aanbrengend zwaard in de vuist geklemd.</p>
+
+<p>&mdash;Geef over die vrouw, o Hamet! donderde hij reeds van verre den
+vluchtende toe, en met een paar ontzettende sprongen was hij voor hem en
+sneed Hamet den weg af.</p>
+
+<p>&mdash;Broeder! smeekte Hamet, in den naam onzer ouders, in den naam van
+Allah, in den naam van hem, die u groot heeft gemaakt, laat mij door.
+Hef uwe hand niet tegen mij op, want het zal uw verderf zijn. Gij, die
+zooveel bezit, laat mij dit weinige!</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="214">&nbsp;</span><a id="p_214"></a></p>
+
+<p>&mdash;Geef over die vrouw, zeg ik u! brulde Saladin. Gij kent mijne macht,
+die onwederstaanbaar is; noodzaak mij niet u te dooden!</p>
+
+<p>&mdash;Laat af, broeder! bad Hamet; laat af, het verderf nadert u! Laat af in
+den naam van haar, wier borst ons beiden heeft gezoogd.</p>
+
+<p>&mdash;'t Is lang genoeg gefemeld, brulde Saladin, en zijn zwaard zwaaiend
+wilde hij zich op zijnen broeder werpen.</p>
+
+<p>Daar klonk op eens de verschrikkelijke stem van den Derwisch: Sta
+Saladin! ellendige slaaf uwer hartstochten! Tiran van uw volk, die u met
+de booze geesten hebt verbonden. <i>Ik, die u groot heeft gemaakt, die u
+de macht heeft gegeven, ontneem u die, nu ge een geesel voor uw volk
+zijt geworden en uwe hartstochten niet weet te bedwingen.</i> Verga!</p>
+
+<p>En op hetzelfde oogenblik opende zich de grond voor zijne voeten, en
+onder het slaken van een vreeslijken kreet verdwenen ros en ruiter in
+den afgrond.</p>
+
+<p>Toen vloog Hamet, door ontzetting aangegrepen, als een pijl uit den boog
+voort, onder het slaken van jammerkreten over het noodlottige en
+verschrikkelijke einde van zijnen broeder.</p>
+
+<p>Hamet kreeg na verloop van tijd de rust en den vrede weer, die hij door
+zijns broeders dood had verloren, daar hij dwaaslijk zichzelf als de
+oorzaak daarvan beschouwde. Na eenigen tijd riep het volk hem tot Sultan
+uit. De vrede en het geluk keerden weder in Barbarije. Hij herstelde
+enkele onttroonde vorsten in hunne waardigheid en regeerde nog vele
+jaren tot heil van zijn volk, dat hem als den grootsten heilige na den
+Profeet vereerde.</p>
+
+<p>Aldus besloot Selam zijn eerste verhaal.</p>
+
+<div class="fnsep"></div>
+
+<div class="footnote"><a id="FN_5" href="#FNa_5" class="label"><sup>5</sup>)</a> De Oceaan.</div>
+
+<div class="chend"></div>
+
+<h2><a id="XXII"></a>XXII.</h2>
+
+<p class="subh2">ARABISCHE VERTELLINGEN.</p>
+
+<p class="subh2a"><i>[Vervolg.]</i></p>
+
+<p>Na den volgenden dag Larasch zonder eenige noemenswaardige voorvallen te
+hebben bezichtigd, ging men weder op weg.</p>
+
+<p>Larasch is eene van de voornaamste havensteden van Marokko. <span class="pagenum" title="215">&nbsp;</span><a id="p_215"></a>Zij heeft
+ongeveer 4000 inwoners, meerendeels Mooren en Joden. Zij is gebouwd op
+de helling van een heuvel aan den linkeroever van de uitmonding der
+rivier de Koes. Die uitmonding vormt eene ruime haven, die wel veilig
+is, doch ongenaakbaar voor groote schepen, daar er eene groote zandplaat
+vóór ligt. De witte stad op het donkergroen van den heuvel maakt eene
+sierlijke, lieflijke vertooning op deze dorre eenzame kust. Echter is
+ook deze stad zeer vervallen van hetgeen zij eenmaal is geweest, want,
+zooals de kapitein verhaalde, werd zij in de 15<sup>e</sup> eeuw door de Berbers
+gesticht en in het laatst dierzelfde eeuw door Moelei-ben-Nassar
+aanmerkelijk versterkt en verfraaid. In 1610 in het bezit der
+Spanjaarden gekomen, werd zij door Moelei-Ismaël in 1689 weder veroverd,
+en nog in het begin van deze eeuw was Larasch eene bloeiende
+handelsplaats.</p>
+
+<p>Met den Oceaan in het gezicht trok men over de heuvelen voort. Alles was
+hier woest en eenzaam, geen levend wezen, geen blijk van bewoonde of
+bebouwde plaatsen trof men aan, en het eenige geluid, behalve de
+branding die daar beneden op het strand hare golven brak, was het
+eentonig ruischen der zee. Na een rit van vier uren bereikte men
+Arzilla, de oude stad, door de Carthagers Zilia en door de Romeinen
+Julia Traducta genoemd. Na de Romeinen kregen de Gothen haar in bezit
+en in de helft der 10<sup>e</sup> eeuw werd zij door de Engelschen vernield.
+Toen, na dertig jaren als een groote puinhoop te hebben gelegen, liet
+Abd-er-Rhamen-ben-Ali, Kalif van Cordova de stad weder opbouwen. Doch
+ook toen bleef zij niet in het bezit der Mooren. Eerst kwam Arzilla
+weder in de macht der Portugeezen, die de laatste vreemde bezitters
+waren, en later in het bezit van Marokko. Arzilla is een klein, rustig
+stadje met een deels Moorsche, deels Joodsche bevolking van slechts 1000
+zielen. Hooge met kanteelen gekroonde muren omringen de plaats aan de
+zee- en de landzijde.</p>
+
+<p>Toen men daar des avonds de tenten had nedergeslagen, vervolgde Selam op
+algemeen verzoek zijne Arabische vertellingen met het volgende verhaal:</p>
+
+<p class="subh2">DE HERDER EN DE KREEFT.</p>
+
+<p>Civo was een arme herdersknaap. Van zijne jeugd af, dat wil zeggen van
+zijn tiende jaar af, had hij de schapen van zijnen oom gehoed. Zijn
+dagelijksch werk was des morgens zijne hut in het gebergte te verlaten
+en den daarnaast staanden stal te openen. Vervolgens <span class="pagenum" title="216">&nbsp;</span><a id="p_216"></a>dreef hij de
+schapen de bergen in en met een langen stok in de hand liep hij er
+achter, het oog op de kudde gevestigd houdende en zorgende, dat er geen
+afdwaalde. Tegen den avond keerde hij weder, dreef de schapen in den
+stal en begaf zich in zijne hut. Werd er een schaap ziek of kreeg er een
+een ongeluk, dan maakte Civo het af en bracht het naar zijnen oom. Een
+weinig brood en een schotel koeskoessoe, op de zondagen met een stukje
+schapenvleesch er bij, was alles wat Civo tot loon ontving.</p>
+
+<p>Men kan licht nagaan, dat de arme Civo zich bij deze bezigheid
+verveelde. Geheele dagen lag hij te turen over de randen der afgronden
+of keek over de zee der duisternis (den Oceaan), die zich langs de
+bergen uitstrekte, en als een goed Mahomedaan vervloekte hij de schepen
+der Nazareners (Christenen), die hij in de verte zag voorbijvaren.
+Andere dagen lag hij in het groen en keek naar de werkzaamheid der
+insecten, haalde de eieren uit de vogelnesten, en zocht de jonge hazen
+op om eens een lekker maal te hebben. Ook ving hij nu en dan wel eens
+een paar visschen in de beken in het gebergte, en zoo had hij ten
+laatste geheel geleerd zich in zijne sobere eenzame levenswijze te
+behelpen, en als men eens vergat zijn schotel koeskoessoe te brengen,
+leed hij daarom nog geen honger, maar had altijd het een of ander in
+voorraad.</p>
+
+<p>Eens op een dag, dat Civo bezig was aan den oever van eene beek zijne
+vischlijnen op te halen, werd hij een kreeft gewaar, die met moeite
+voortsukkelde om het water te bereiken en telkens opzijde viel.</p>
+
+<p>Civo was een goede knaap. Het lijden van een ander schepsel deed hem
+leed al was dat schepsel ook maar een dier, en nooit zou hij dus een
+dier hebben kwaad gedaan. Dat hij er nu en dan eentje nam om op te
+peuzelen was eene andere zaak; Civo moest leven en kreeg niet altijd
+genoegzaam eten van zijn meester.</p>
+
+<p>Civo dan liep naar den kreeft, nam hem voorzichtig op en bekeek hem. Het
+dier was zwaar verwond, twee van zijne pooten hingen er om zoo te zeggen
+bij, en de anderen waren ook beschadigd.</p>
+
+<p>Na hem voorzichtig in het groen te hebben gelegd, liep Civo naar de
+beek, schepte zijne waterkruik vol en vulde zoo een klein natuurlijk
+bekken in den rotsigen oever waar hij den kreeft in plaatste. Daarna gaf
+hij hem wat waterdieren en zich bij het bekken nedervlijende, sloeg hij
+hem gade.</p>
+
+<div class="figcenter" style="width: 344px;">
+<span class="pagenum" title="-">&nbsp;</span><a id="p_216a"></a>
+
+<a href="images/ill_p216a.png"><img src="images/ill_p216a-t.png" width="344" height="501" alt="en als een goed Mahomedaan vervloekte hij de schepen der Nazareners. Bladz. 216." title="Klik voor vergroting (1032×1503px, 360kb)" /></a>
+<div class="caption">en als een goed Mahomedaan vervloekte hij de schepen der Nazareners. <a href="#p_216">Bladz. 216</a><ins class="corr" id="corr127" title="Niet in Bron.">.</ins></div>
+
+<span class="pagenum" title="-">&nbsp;</span><a id="p_216b"></a>
+</div>
+
+<p>Verheugd plaste de kreeft zooveel zijne gewonde pooten het toelieten
+in het heldere water rond, en met vreugde zag Civo zijnen kleinen
+<span class="pagenum" title="217">&nbsp;</span><a id="p_217"></a>beschermeling opknappen. Toen hij des avonds met de kudde naar zijne
+hut terugkeerde, overdekte hij het bekken met groene takken, opdat de
+kreeft niet door roofdieren zou worden opgemerkt en verslonden.</p>
+
+<p>Zoo gingen dagen en weken om en onder de trouwe verzorging van Civo werd
+de kreeft hoe langer hoe beter, en met vreugde sloeg hij het wederkeeren
+zijner krachten gade. Dit kleine wezen had aan hem het leven te danken
+en dat deed hem goed.</p>
+
+<p>Eindelijk, na een verblijf van eene maand in het bekken, was de kreeft
+weder zóó kloek geworden, dat Civo besloot hem in de beek te brengen.
+Hij nam dus den kreeft op en bracht hem te water.</p>
+
+<p>Maar nauwlijks had deze zijn element bereikt, of hij kroop tegen oever
+den op, en tot vóór de voeten van zijn redder en weldoener komende,
+zeide de kreeft:</p>
+
+<p>&mdash;Civo<ins class="corr" id="corr128" title="Niet in Bron.">,</ins> ge hebt een goed hart, ge zijt een goed mensch.</p>
+
+<p>Want 't was toen nog in den tijd, dat de beesten spreken konden, zeide
+Selam met den grootsten ernst tegen zijne toehoorders.</p>
+
+<p>Civo lachte goedig.</p>
+
+<p>&mdash;Ja, vervolgde de kreeft, gij zijt een goede knaap, want in plaats van
+mij te dooden en op te eten, toen ge mij gewond vond liggen, hebt ge mij
+voorzichtig opgenomen en in het bekken geplaatst. Gij hebt mij voorzien
+van voedsel en mijne schuilplaats in uwe afwezigheid bedekt, opdat ik
+niet wederom zou gewond of gedood worden door de groote vogels, waarvan
+een mij had gewond, en die vooral op ons loeren. Gij hebt mij verzorgd
+als ware ik uw kind geweest en hebt mij het leven weergegeven.</p>
+
+<p>Toen Civo den kreeft zoo ernstig hoorde praten, lachte hij niet meer,
+maar luisterde met genoegen naar hem.</p>
+
+<p>&mdash;Daarvoor, Civo! ben ik u dank verschuldigd, vervolgde de kreeft, en
+vroeg of laat zal ik het u vergelden.</p>
+
+<p>&mdash;'t Is niet noodig, zeide Civo, ik deed het enkel om den tijd te
+dooden.</p>
+
+<p>&mdash;Maar, hernam de kreeft, 't is niet hetzelfde hoe men den tijd doodt.
+Verveling leidt dikwijls tot ondeugd, en daarom zijt gij nog meer te
+prijzen. Ik zeg u, o Civo! ik zal u weldra mijnen dank betuigen en hoop
+u gelukkig te maken. Wacht mij!</p>
+
+<p>De kreeft kroop in de beek en Civo ging zijne kudde verzamelen en naar
+den stal drijven.</p>
+
+<p>Dagen, weken en maanden gingen voorbij, en reeds dacht Civo volstrekt
+niet meer aan den kreeft, toen hij op een morgen uit zijne hut komende
+den kreeft er voor zag zitten.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="218">&nbsp;</span><a id="p_218"></a></p>
+
+<p>Verwonderd en verheugd keek Civo hem aan.</p>
+
+<p>&mdash;Ik kom de belofte vervullen, zeide de kreeft, die ik u gedaan heb.
+Begeef u heden avond tegen zonsondergang naar de bergen aan de zee, waar
+gij zoo dikwijls hebt liggen turen op de vooruitstekende rotspunt en ge
+zult daar door mij uw geluk deelachtig worden.</p>
+
+<p>Tegelijk dook hij in de beek, die ook langs Civo's hut vloeide, en was
+verdwenen eer Civo er op bedacht was.</p>
+
+<p>Brandende van nieuwsgierigheid, begaf Civo zich met zijne kudde naar de
+bergen en tegen den avond zorgde hij op de bedoelde rotspunt aanwezig te
+zijn, waar hij zich behaaglijk neervlijde in afwachting van de dingen
+die komen zouden, want Civo twijfelde geen oogenblik aan de woorden van
+den kreeft.</p>
+
+<p>Zoo lag hij ongeveer een uur in de zon te blakeren, doch Civo was een
+te gehard bergbewoner om zich voor de zon te verschuilen. Hij keek naar
+het strand, dat bezaaid was met tallooze schelpdieren en andere vreemde
+voorwerpen. Hij luisterde naar het geraas der branding, die op de
+klippen brak, en naar het zachte schuren van de aanrollende golvenrijen
+over het strand. Hij keek naar de watervogels, die over de golven
+scheerden, nu onderdompelend in het schuimende nat om den een of
+anderen waterbewoner aan zijn element te ontrukken, dan weder hoog
+opwaartsstrevende om met den buit naar de bergen te vliegen, waar de
+hongerige jongen in het nest op voedsel wachtten. Hij zag de witte
+zeilen der aan den horizont voorbijsnellende schepen, en de wolken, die
+door de ondergaande zon met gouden randen werden omgezoomd. Doch buiten
+dit alles zag of bemerkte hij niets. Echter werd Civo niet ongeduldig,
+hij wachtte.</p>
+
+<p>Opeens werd Civo's rusteloos rondturend oog geboeid door eene zwarte
+stip, die dicht bij hem, bijna op de plaats waar de golven op het strand
+rolden, uit de zee opdook. Die stip werd allengs grooter. Zij werd een
+driehoekig plat vlak en rees en werd grooter en grooter, en na verloop
+van eenige oogenblikken zag Civo een plat vierkant voorwerp van
+ontzettende afmeting uit de zee oprijzen. Het scheen of het op de golven
+dreef, en toch was dit zoo niet, want plotseling zag Civo, hoe het vlak
+de zee verlatend op het<ins class="corr" id="corr129" title="Bron: &nbsp;het"></ins> strand kwam en daar voortging naar de
+heuvelen, recht op de plaats aan waar hij lag.</p>
+
+<p>Toen kon Civo, die als door verlamming getroffen daar onbeweeglijk lag,
+met oogen die uit hunne kassen puilden, de verschijning beter opnemen.
+Het was een vierkant voorwerp van minstens vier menschenlengten lang en
+half zoo breed, terwijl de dikte van dat <span class="pagenum" title="219">&nbsp;</span><a id="p_219"></a>reusachtig vlak niet meer dan
+de lengte van twee menschenvoeten bedroeg. Het geheel zag er dof en
+zwart uit.</p>
+
+<p>Was Civo reeds ontzet over dat vreemde voorwerp, nog meer was hij dit
+over het voortbewegen, want het was zoo laag boven den grond, dat men
+zou zeggen dat het er bijna op lag<ins class="corr" id="corr130" title="Bron: ,">.</ins></p>
+
+<p>Civo was dapper en een goed Muzelman. Toen hij het gevaarte op zich
+zag aankomen, riep hij den bijstand van Allah en den Profeet in, trok
+zijn stilet en bleef wachten wat er zou gebeuren. En toen het vreemde
+<ins class="corr" id="corr131" title="Bron: vooorwerp">voorwerp</ins> hem dichter was genaderd, bukte Civo onwillekeurig om er
+onder te zien en met een kreet van blijdschap en verwondering sprong hij
+overeind. Het raadsel der voortbeweging had zich opgelost.</p>
+
+<p>Want dat groote vlakke voorwerp werd voorbewogen door honderden
+kreeften, die het op hunne ruggen getorscht droegen. In geregelde orde
+waren zij er onder geplaatst en liepen vast aangesloten voort, terwijl
+Civo's beschermeling er voor liep om hun den weg te wijzen.</p>
+
+<p>Voor Civo gekomen, bleef de stoet plotseling staan en de kreeft
+vooruittredende, zeide:</p>
+
+<p>&mdash;Wees gegroet, o Civo! wij verheugen ons dat gij gekomen zijt en naar
+mijne woorden hebt gehoord. Tot dank voor uwe vroeger aan mij betoonde
+hulp zal ik u rijk maken, luister slechts naar mij. Ik zal u verhalen
+wat er gebeurd is, doch vooraf zullen wij uwen schat in veiligheid
+brengen; de last is zwaar, kom mede om ons te helpen.</p>
+
+<p>Weinige passen verder gegaan zijnde, trok de stoet eene ruime grot
+binnen. Toen schoven de achterste kreeften een weinig naar voren,
+waardoor het vlak met dien kant op den grond zakte, maar vooraan was het
+nog altijd opgeheven.</p>
+
+<p>&mdash;Steek nu uwe handen hieronder, zeide de kreeft, en til het op om het
+tegen den wand te plaatsen.</p>
+
+<p>Snel voldeed Civo aan dat verzoek; zijne handen onder het vlak
+brengende, tilde hij het op, en met inspanning van alle krachten gelukte
+het hem het voorwerp rechtop tegen den rotswand der grot te plaatsen.</p>
+
+<p>&mdash;Luister nu, zeide de kreeft tot Civo, en ik zal u verhalen wat er is
+voorgevallen.</p>
+
+<p>Civo zette zich neder en de kreeft, aan het hoofd van zijne geheele
+bende voor hem staande, begon aldus:</p>
+
+<p>&mdash;De sultan van Fez heeft een groot paleis laten bouwen, dat in
+fraaiheid van versiering uitsteekt boven al wat er van dien aard in het
+land bestaat<ins class="corr" id="corr132" title="Bron: ,">.</ins> Onder alle zalen is er echter eene, die het <span class="pagenum" title="220">&nbsp;</span><a id="p_220"></a>schoonst
+moest zijn, wijl de Sultan daar zijne gelukkigste oogenblikken wil
+slijten in het bijzijn zijner geliefdste vrouwen. De vier wanden der
+zaal moesten volgens zijne begeerte geheel bestaan uit spiegels van
+zeldzame schoonheid, in gouden lijsten gevat welke met allerlei kostbare
+gesteenten waren bewerkt.</p>
+
+<p>&mdash;Deze spiegels moesten door de Nazareners worden vervaardigd en
+hierheen gevoerd. Dit geschiedde ook, maar op de reis herwaarts leed het
+schip der ongeloovigen schipbreuk en verdween met al wat er op was in de
+zee der duisternissen.</p>
+
+<p>&mdash;Toen de Sultan dit hoorde, was hij zeer bedroefd, en hij loofde groote
+prijzen uit aan dengeen, die hem zijne spiegels terug gaf. Vele duikers
+beproefden het, doch tevergeefs. Toen dacht ik aan u, mijn weldoener; ik
+verhaalde mijnen broeders de edele daad, die gij aan mij hebt verricht,
+en deelde hun mijn plan mede.</p>
+
+<p>&mdash;Zonder bedenken stelden allen zich ter mijner beschikking, daar zij
+meenden, dat gij verdiendet beloond te worden.</p>
+
+<p>&mdash;Mijne broeders nu zijn talrijk als het zand en de schelpen. Wij
+bewonen de zee en de zoete wateren, en duizenden trokken met mij mede
+naar het gezonken schip. Wij vonden, door de goede geesten geleid, de
+kist waarin de spiegels waren geborgen, en van deze alwetende geesten
+vernamen wij ook, dat de spiegels wegens de zorgvuldige inpakking niet
+waren beschadigd.</p>
+
+<p>&mdash;De kist nu lag op den zandigen bodem der zee. Op verschillende punten
+begonnen wij nu ons er onder te werken en plaatsten op die ondergraven
+punten platte steenen, die niet wegzakten en beletten zoo de kist verder
+in het zand te zakken. Zoodoende kwamen wij er weldra in genoegzamen
+getale onder, om ons met onzen last in beweging te stellen en dien tot u
+te brengen. Begeef u nu morgen met het aanbreken van den dag op weg naar
+Fez en verhaal den Sultan, dat gij zijne spiegels hebt, en dat hij zijne
+lieden kan zenden om ze te halen. Hij zal u rijkelijk beloonen, en gij
+zult geld genoeg bezitten om er een huis van te bouwen en zelve kudden
+schapen te hebben.</p>
+
+<p>Nauwlijks had de kreeft uitgesproken, of hij en zijn geheel
+kreeftenleger riepen als in koor:&mdash;Wij groeten u, o Civo! wees
+gelukkig!&mdash;En eer Civo van zijne verbazing was bekomen, was de geheele
+bende in de zee verdwenen.</p>
+
+<p>Nog vóór het licht werd in het Oosten, was Civo den anderen morgen reeds
+aan het werk om den ingang der grot dicht te maken. Na eerst eene laag
+groote rotssteenen vóór de opening te hebben gerold, overdekte hij die
+met aarde; daarna nam hij eenige handen zaad van onkruid dat zeer snel
+opwies en strooide het in de aarde. <span class="pagenum" title="221">&nbsp;</span><a id="p_221"></a>Toen ging hij gerust heen,
+overtuigd dat binnen eenige dagen het onkruid opgewassen zou zijn tot
+boven aan de opening en deze alzoo voor de oogen van hem, die toevallig
+hierheen mocht langs dwalen, verborgen zou zijn.</p>
+
+<p>Na zijn vader verteld te hebben, dat hij eene reis moest doen naar Fez
+om hen allen gelukkig te maken, droeg hij dezen de zorg voor de kudden
+zijns oom op en vertrok.</p>
+
+<p>Daar aangekomen, begaf hij zich terstond naar het paleis van den Sultan
+en verhaalde, dat hij de spiegels in zijn bezit had. Niet zoodra hoorden
+de bedienden dat, of zij brachten Civo vóór den Sultan, die hem met vele
+vreugdeblijken ontving. En Civo, de eenvoudige, rondborstige knaap,
+verhaalde den Sultan eerlijk ten aanhoore van het geheele hof, hoe de
+kreeften de kostbare spiegels uit de zee hadden opgehaald.</p>
+
+<p>Natuurlijk waren de Sultan en het geheele hof zeer verwonderd over
+Civo's verhaal. De Sultan zeide:</p>
+
+<p>&mdash;Hoor Civo, uw verhaal heeft ons zeer verwonderd, want wat gij vertelt,
+is nog nooit gehoord. Nu zou ik wel gaarne de spiegels laten halen, maar
+ik ben zoo nieuwsgierig naar uwe kreeften, dat ik wel eene geheele stad
+uit mijn keizerrijk zou willen geven om te zien wat gij gezien hebt.
+Hoor dus, wat ik van u verlang. Gij gaat weer naar uwe woonplaats terug
+en verzoekt den kreeften mij hunne vondst zelven te willen brengen, en
+voegt er bij dat, ingeval zij aan mijnen wensch willen voldoen, ik u het
+dubbele, ja het driedubbele van de uitgeloofde belooning zal geven.
+Bovendien zullen de kreeften tot dank eene gunst van mij mogen vragen.</p>
+
+<p>Civo boog en door de bedienden weggeleid, werd hij met een schitterend
+nieuw kleed begiftigd. Daarna zette men hem de keurigste spijzen voor,
+en na eenige uren te hebben geslapen, ontving hij een sterk paard en
+eene beurs met geld om zich op den weg overvloedig van verkwikkend
+voedsel te voorzien en vertrok naar huis.</p>
+
+<p>Hoewel Civo nu geen oogenblik twijfelde aan de macht der kreeften om het
+begeerde te kunnen doen, twijfelde hij evenwel zeer aan hunnen wil, want
+die reis was geene kleinigheid. Doch de wenschen van den Sultan kon hij
+niet weerstreven en er zat dus niets anders op dan het te beproeven.</p>
+
+<p>Des avonds in zijne hut aangekomen, begaf Civo zich den anderen morgen
+naar de grot om te zien of zijn schat er nog was. Tot zijne groote
+geruststelling was alles nog onaangeroerd en het hoog opgeschoten
+onkruid verborg de opening geheel. Na eenigen tijd gewacht te hebben,
+kwam zijn vriend, de kreeft, hem opzoeken <span class="pagenum" title="222">&nbsp;</span><a id="p_222"></a>om den uitslag van zijne
+zending te vernemen. Aarzelend deed Civo verslag van zijn wedervaren,
+doch wie beschrijft zijne verwondering, toen hij aan het einde zijner
+rede gekomen den kreeft op verheugden toon hoorde uitroepen:&mdash;O, wees
+gerust, Civo! gij brenger van zoo gezegend nieuws. Zie, wat gij dacht
+dat mij zou bedroeven, verheugt mij; wij zullen de spiegels naar Fez
+brengen en als gunst van den Sultan verzoeken, dat ons geslacht voortaan
+in vrede zal kunnen leven, zonder door de visschers gevangen en
+opgegeten te worden. Geloof mij, geene opoffering zal ons te zwaar,
+geene moeite ons te veel zijn om de gunst te verwerven van onbevreesd te
+kunnen leven. Wacht slechts een oogenblik en gij zult zien, dat ik de
+waarheid spreek.</p>
+
+<p>Snel begaf zich de kreeft naar het strand en begon met zijne groote,
+sterke scharen op een grooten kinkhoorn, die daar lag, te slaan en
+bracht daardoor een luid klinkend geluid voort. Dadelijk kwamen de
+kreeften van alle kanten te voorschijn, uit de zee, uit de beken en de
+bergen en uit de stroomen, en na verloop van niet langer dan een half
+uur waren de hellingen der kustbergen en het geheele strand daar ter
+plaatse zwart van de kreeften.</p>
+
+<p>Toen verhaalde de kreeft aan de toegevloeide scharen, waarom hij hen had
+opgeroepen en nadat hij in vurige taal het vorstlijke van de gunst had
+geschetst, die niet alleen hun, maar hun geheel volgend geslacht ten
+goede zou komen, toen ging er uit die geheele schare éen enkele kreet
+op, en daverend klonk het over het strand, rolde over de zee,
+weerkaatste tegen de rotsen en vloeide samen met het gedonder der
+branding:&mdash;Wij willen, wij willen!</p>
+
+<p>En reeds des anderen daags begon de wondervolle reis en de Marokkaansche
+bevolking werd op het nooit geziene tooneel vergast van eene door
+duizenden kreeften gedragen reusachtige kist van buitengewonen vorm. En
+boven op het vlak der kist zaten rustig rondziende in geregelde rijen
+even zoovele kreeften als het gevaarte droegen, want begrijpende, dat
+men vele malen genoodzaakt zou zijn te rusten, had de kreeft deze
+voorzorg genomen. Zoodra nu de dragers vermoeid werden, losten de
+anderen ze af, en als de versche troepen hunne plaats hadden ingenomen,
+verwijderden de anderen zich van onder het gevaarte en begaven zich er
+boven op om uit te rusten tot den volgenden tocht. En bij dien vreemden
+optocht reed Civo op zijn paard als gids en leidsman vooraan.</p>
+
+<p>Toen werden de wegen, waar men langs trok, overstroomd van volk; de
+stedeling verliet zijne bezigheid, de landman huis en hof, de maaiers
+legde de zeissen bij het koren en de houthakker de bijl <span class="pagenum" title="223">&nbsp;</span><a id="p_223"></a>bij den boom.
+Iedereen kwam er naar zien; geen oud wijf, geen kind bleef te huis.
+Zelfs de schriftgeleerden, de heiligen, de krijgers, ministers, pacha's,
+kortom, al wat gaan kon liep uit en allen verwonderden zich over deze
+verschijning. De wijzen en geleerden stonden verbaasd en vroegen zich
+af, of zij waakten of droomden, en de bijgeloovigen riepen met
+ontzetting uit, dat de laatste dag gekomen was en dat de wereld zou
+vergaan. En overal bracht men het noodige bijeen om de vreemde gasten te
+spijzen. De meeste <ins class="corr" id="corr133" title="Bron: niewsgierigen">nieuwsgierigen</ins> dachten niet om heengaan; het was
+alsof men door eene onweerstaanbare aantrekkingskracht werd
+medegesleurd. Men vergat huis en hof en bezigheden, vrienden en
+bloedverwanten, om slechts mede te gaan. Zoo trok men voort en de
+ontzettende sleep groeide en groeide steeds aan. En toen men na dagen
+lang te zijn voortgetrokken de stad Fez naderde, scheen het alsof men
+gansch Marokko achter zich medevoerde. Velen, die nooit Fez hadden
+gezien, die niet eens wisten waar het lag, kwamen nu naar deze stad.</p>
+
+<p>De mare van deze algemeene beweging was hen reeds vooruitgegaan, en toen
+de Sultan het vernam, trok hij uit met zijn geheelen hofstoet, zijn
+ganschen sleep van hovelingen en krijgers, van wijzen en dwazen, van
+vrouwen en bedienden. En toen hij daar dien wonderlijken optocht zag
+aankomen, bleef hij staan om dien goed te kunnen zien, en daar het volk
+steeds opdrong als eene ondoordringbare massa, liet hij een gedeelte van
+zijn leger een cordon vormen om den stoet, waardoor het volk op een
+behoorlijken afstand werd gehouden. Zoo deed Civo met zijn kreeftenleger
+zijnen intocht binnen Fez.</p>
+
+<p>Daar gekomen, wachtte de Sultan hen op eene groote vlakte aan den oever
+van den Paarlstroom op, en toen de kreeften tot vóór zijnen troon waren
+genaderd, liet de Sultan hen door eene menigte bedienden van den last
+bevrijden en in bijzijn van de toegevloeide menigte de kist openen. Toen
+zag men vier buitengewoon fraaie spiegels te voorschijn komen,
+fonkelnieuw alsof zij zooeven de <ins class="corr" id="corr134" title="Bron: werplaats">werkplaats</ins> van den Nazerener
+hadden verlaten. Er was geen spoor van beschadiging door zeewater of
+door de schipbreuk te bespeuren, en de Sultan werd vervuld van vreugde
+over dit geluk.</p>
+
+<p>Nu kwam de beurt aan Civo, en nadat de Sultan hem zijne eigene kleederen
+had laten aantrekken en had laten omhangen met de kostbaarste
+versierselen, liet hij hem plaats nemen aan zijne rechterhand onder den
+stoet van hovelingen.</p>
+
+<p>Voor den voet van zijnen troon was het kreeftenleger in
+bewonderenswaardige orde opgesteld; de lievelingskreeft van Civo kwam
+<span class="pagenum" title="224">&nbsp;</span><a id="p_224"></a>nu vooruit, en terwijl hij zijne groote scharen ter aarde boog sloeg
+hij er mede tegen den grond, en terstond herhaalde de <ins class="corr" id="corr135" title="Bron: gegeheele">geheele</ins> drom
+dit, hetwelk klonk als het wapengekletter en het dreunen van een
+aankomend leger. En in de stilte, die daarop ontstond, hoorde men den
+kreeft zeggen:&mdash;Allah bescherme u, o groote Sultan! Weldoener van uw
+volk. Zijt gij tevreden over de geringe bewoners der wateren, die uw
+rijk bespoelen en doorstroomen?</p>
+
+<p>&mdash;Ja, zeide de Sultan, spreek, ik heb u eene gunst toegestaan, zeg wat
+ge wilt, en als het niet boven mijne macht gaat, zal het u worden
+toegestaan!</p>
+
+<p>&mdash;Allah bescherme u, o groote Sultan! In naam van al mijne broeders, die
+hier voor uwen troon staan, vraag ik om voortaan rustig te kunnen leven,
+ongemoeid door de listen en lagen der menschen.</p>
+
+<p>Toen zeide de sultan op plechtigen toon:&mdash;Uw wensch is toegestaan. Hoor,
+mijn volk! wat ik u beveel. Van stonden aan zal het een iegelijk op
+doodstraf verboden zijn een kreeft te vangen, te wonden of te dooden, of
+op eenige andere wijze te hinderen.</p>
+
+<p>Dit bevel zal zich uitstrekken over gansch Marokko en over al de landen,
+die ik onder mijnen scepter heb. Die hun weldoet, zal een goed werk
+doen. En het zal geboekt worden in de geschriften, opdat onze nazaten er
+zich aan zullen houden en weten, welk wonder dit besluit heeft
+veroorzaakt.</p>
+
+<p>En al de kreeften bogen zich ter aarde en onder het slaan hunner scharen
+riepen zij als uit één mond:&mdash;Allah bescherme onzen Heer, den grooten
+Sultan!</p>
+
+<p>Een daverend vreugdegeroep van het volk beantwoordde dit en iedereen
+schreeuwde opgewonden:&mdash;Allah bescherme onzen Heer, den grooten Sultan,
+den rechtvaardige!</p>
+
+<p>Op hetzelfde oogenblik keerde het kreeftenleger zich om en wierp zich in
+den Paarlstroom. En den anderen dag reed Civo met geschenken overladen
+naar zijne woonplaats; hij kocht zich een huis, hield groote kudden en
+bezat weldra uitgestrekte velden. En vóór zijn huis prijkte, in marmer
+uitgehouwen, een reusachtige kreeft ter herinnering aan zijn geluk.</p>
+
+<p>&mdash;Ziedaar, aldus eindigde Selam, waarom nog zeer langen tijd daarna de
+kreeften door het volk werden beschermd. Doch thans is dit anders. Alles
+is veranderd; zelfs spreken de beesten niet meer.</p>
+
+<div class="chend"></div>
+
+<p><span class="pagenum" title="225">&nbsp;</span><a id="p_225"></a></p>
+
+<h2><a id="BESLUIT"></a>BESLUIT.</h2>
+
+<p>Na Arizila verlaten te hebben, bereikte ons gezelschap den volgenden dag
+Ain-Daliah (de wijnbron), dezelfde plaats waar men op de heenreis had
+gekampeerd, en twee dagen later reed men omstuwd door eene groote
+menigte, door de poort van den Sóc-di-Barra, Tanger binnen.</p>
+
+<hr class="tb" />
+
+<p>Het was duidelijk op de gelaatstrekken der toegestroomde menigte te
+zien, dat zij er geen oogenblik aan getwijfeld had of ons gezelschap,
+dat zij hadden zien vertrekken en welks doel men kende, zou Tanger nooit
+hebben weergezien, en veler gelaatstrekken drukten spijt en toorn uit
+over hunne behouden zegenvierende terugkomst. Eén ding was echter zeker,
+dat zij nu vrij wat meer eerbied en ontzag schenen te hebben voor dien
+kleinen troep Nazareners, die dat stoute waagstuk zoo glorierijk had
+volbracht.</p>
+
+<p>Sinds men Larasch had verlaten, was de toestand van Dries aanmerkelijk
+beter geworden, en het rustige leven te Tanger bracht hem weer binnen
+enkele dagen geheel op de been. Vóór men vertrok, hadden de kapitein en
+de luitenant, aan den vurigen wensch van Selam gevolg gevende, hem, dank
+zij den invloed van den kapitein, eene vaste betrekking bezorgd als
+koerier aan het Fransche Consulaat, zoodat de wakkere knaap niet meer
+bevreesd behoefde te zijn voor zijne toekomst en thans eene zeer goede
+positie onder zijne landslieden bekleedde. Ook vernam men hier nog door
+een bode, die een brief bracht van Sid-Abd-Allah, dat deze, dank zij
+zijne stoutheid van zelf den Sultan te gaan spreken, de verlangde
+aanstelling had verkregen en thans in vrede heerschte als landvoogd over
+zijn volk, zich bezig houdende met handel en nijverheid onder hen te
+bevorderen. Hij zond zijne beste groeten aan zijne vrienden en bad Allah
+voor hunne behouden tehuiskomst.</p>
+
+<p>En veertien dagen na de terugkomst in Tanger vertrokken luitenant Frank
+met Dries, de kapitein met zijne aanstaande vrouw en Mohammed met het
+stoomschip naar Marseille, tot aan het strand uitgeleid door den trouwen
+Selam en door Aroesi, en zoolang men elkaar nog kon onderscheiden zag
+men de twee brave, dappere en trouwe Mooren op Afrika's strand staan, de
+boot naoogende, die hunne vrienden wegvoerde naar het beschaafd Europa,
+de vrienden met wie zij lief en leed, vreugde en gevaar hadden gedeeld
+in het waarlijk barbaarsche Barbarije.</p>
+
+<p>Te Marseille scheidden ook de kapitein en de luitenant van elkaar, <span class="pagenum" title="226">&nbsp;</span><a id="p_226"></a>daar
+de eerste van daar zou vertrekken naar Algiers en de laatste weder met
+Dries naar Nederland zou terugkeeren.</p>
+
+<p>Voor het laatst voeren wij den lezer nog even bij onze vrienden binnen.
+'t Is een koude winterdag, dat we de woning van Frank te 's-Gravenhage
+binnentreden, en het gesprek afluisteren, dat tusschen Frank en Dries
+wordt gevoerd. Het onderwerp daarvan was voorzeker gewichtig, namelijk
+een brief van kapitein <span xml:lang="fr">Daumas</span> uit Algiers. De luitenant las aan Dries er
+het volgende uit voor:</p>
+
+<hr class="tb" />
+
+<p>Sedert eene maand ben ik gehuwd en geniet al de zaligheden van het
+huwelijk. Na Rebecca een jaar ongeveer te Marseille te hebben gelaten om
+haar opvoeding te voltooien, zijn wij thans gehuwd en elken dag zegen
+ik u, die de oorzaak is van mijne reis naar Fez en dus de eigenlijke
+aanleiding, dat ik Rebecca heb ontmoet. Maar niet alleen ik, ook mijn
+lief vrouwtje verzoekt mij u te doen weten, dat zij u dankt eenmaal het
+idee te hebben gehad, om de barbaarsche hoofdstad van Marokko, de stad
+der verschrikking, te bezoeken. Als ik mij die reis voor den geest haal,
+dan kan ik nu nog niet begrijpen, hoe wij het er heelhuids hebben
+afgebracht, want hoe luchtig wij er somtijds over dachten, zaten we toch
+somwijlen verduiveld in den brand en meer dan eens heb ik tot mijzelven
+gezegd: George, George, hier kom je niet levend van daan!</p>
+
+<p>Maar enfin, 't is voorbij met al zijn leed, en bij nader inzien hebben
+wij toch nog al pret gehad ook. Weet ge nog, <span xml:lang="la">amice!</span> hoe wij ons als
+schooljongens vermaakten met die insecten, die ons formeel aanvielen, en
+de <i>heiligen</i>, denkt Dries er nog wel eens aan? En dan onze romantische
+ontmoeting met den roover, onzen stouten vriend Sid-Abd-Allah en nog
+zooveel meer, dat mij tebinnenschiet als ik rustig in mijne studeerkamer
+zit en mijne aanteekeningen doorblader.</p>
+
+<p>Maar wacht eens even, ik zeide daar, rustig te zitten; helaas! mijn
+vriend, dat was een leugen! Want nauwlijks zit ik eenige oogenblikken
+stil, of die twee kleine guiten van mij sluipen onhoorbaar binnen,
+totdat ik op eens hunne tegenwoordigheid gewaar <ins class="corr" id="corr136" title="Bron: wordt">word</ins> door een verwoed
+gevecht onder mijne schrijftafel. En als ik dan driftig opspring om de
+kleine rustverstoorders een tik om de ooren te geven en de kamer uit
+te jagen, dan voel ik opeens een paar armen om mijn hals en staat dat
+kleine barbaarsche Marokkaansche vrouwtje achter mij en houdt mij
+waarachtig tegen.</p>
+
+<p><span xml:lang="fr">Parbleu!</span> noemt ge dat niet erg, eene maand getrouwd en reeds geen baas
+meer te zijn in mijn eigen huis? Zoo spant me dat <span class="pagenum" title="227">&nbsp;</span><a id="p_227"></a>vrouwtje samen met de
+kleine bengels, en dan blijven ze in de kamer; zij zet zich bij mij
+neder en van dat oogenblik af aan hoor ik geen kik meer. Nu, wat moet je
+doen om rustig te kunnen werken.</p>
+
+<p>Bij al mijn geluk heb ik echter nog slechts één wensch, namelijk deze,
+dat ge ook eens mocht overkomen om Algiers te zien. Ik hoop, dat ge
+daartoe spoedig lust zult gevoelen; het zou een mijner grootste
+genoegens uitmaken u en onzen vriend Dries nog eens bij ons te zien.</p>
+
+<p>Niet alleen van mijne kleine barbaarsche, maar zelfs van mijne beide
+jongens moet ik u groeten, en ge zult wel zoo goed willen zijn mijn
+vriend Dries voor Rebecca en mij de hand te drukken. Ik zeg niet
+vaarwel, maar tot weerziens, want ik reken er vast op, dat ge te eeniger
+tijd bij ons komt.</p>
+
+<div class="floatright" style="width: 12em;">
+<p class="noi center">Uw toegenegen<br /><br />
+<span class="size75 ls2" xml:lang="fr">GEORGE DAUMAS.</span></p>
+</div>
+
+<p class="clear">Toen de luitenant dit had voorgelezen, keek hij Dries aan.</p>
+
+<p>&mdash;Wel, zeide hij, wat zegt ge er van?</p>
+
+<p>&mdash;Wel, antwoordde Dries, ik ben zoo verheugd over het geluk van den
+kapitein, dat ik het niet weet uit te drukken.</p>
+
+<p>&mdash;Ik ook, zeide Frank, maar wat zegt ge van zijne uitnoodiging om naar
+Algiers te komen?</p>
+
+<p>&mdash;O, wat dat betreft, antwoordde Dries, zou ik, als u lust had er heen
+te gaan, geen enkele reden weten om het niet te doen. Duivels, we zijn
+wel in de beruchtste gewesten van Marokko geweest, en hebben Fez
+bezocht, wat niet iedereen kan zeggen, die Marokko heeft bereisd.</p>
+
+<p>&mdash;Dat is zoo, antwoordde de luitenant, en nu wij eenmaal met reizen zijn
+begonnen, is de lust in mij opgewekt, het niet bij die eene reis te
+laten; als een begin was deze tamelijk gevaarlijk en vrij ongemakkelijk.</p>
+
+<p>&mdash;Ja, zeide Dries, ik geloof, dat Algiers niet half zooveel bezwaren zal
+op leveren als Marokko.</p>
+
+<p>&mdash;Neen, dat zeker niet, antwoordde Frank. En ik zeg nog niet «neen» op
+het verzoek van den kapitein. Wie weet, wat we den volgenden zomer
+zullen doen. Maar als we naar Algiers gaan, Dries! reken er op, dat we
+dan ook de woestijn zullen bezoeken.</p>
+
+<p class="einde">EINDE.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="228">&nbsp;</span><a id="p_228"></a></p>
+
+<div class="inhoud">
+
+ <h2 class="h2inh"><a id="INHOUD"></a>INHOUD.</h2>
+
+ <table summary="">
+ <tbody>
+ <tr><td class="tdr"></td><td class="tdl"></td><td class="tdr">Bladz.</td></tr>
+ <tr><td class="tdr"><a href="#I">I.</a></td><td class="tdl">Een man over boord</td><td class="tdr"><a href="#p_5">5</a></td></tr>
+ <tr><td class="tdr"><a href="#II">II.</a></td><td class="tdl">Luitenant Frank en zijn oppasser</td><td class="tdr"><a href="#p_12">12</a></td></tr>
+ <tr><td class="tdr"><a href="#III">III.</a></td><td class="tdl">Tanger, de Moorsche stad.&mdash;De zegen van den Heilige</td><td class="tdr"><a href="#p_16">16</a></td></tr>
+ <tr><td class="tdr"><a href="#IV">IV.</a></td><td class="tdl">De nieuwe reisgenoot.&mdash;Selam, de gids</td><td class="tdr"><a href="#p_26">26</a></td></tr>
+ <tr><td class="tdr"><a href="#V">V.</a></td><td class="tdl">Naar Fez.&mdash;De kapitein verhaalt zijne geschiedenis</td><td class="tdr"><a href="#p_32">32</a></td></tr>
+ <tr><td class="tdr"><a href="#VI">VI.</a></td><td class="tdl">De monsterpad en de witte ezel van Selam</td><td class="tdr"><a href="#p_46">46</a></td></tr>
+ <tr><td class="tdr"><a href="#VII">VII.</a></td><td class="tdl">Alkazer-el Kibir</td><td class="tdr"><a href="#p_55">55</a></td></tr>
+ <tr><td class="tdr"><a href="#VIII">VIII.</a></td><td class="tdl">De ontmoeting</td><td class="tdr"><a href="#p_64">64</a></td></tr>
+ <tr><td class="tdr"><a href="#IX">IX.</a></td><td class="tdl">Door insecten overrompeld.&mdash;De tarantula</td><td class="tdr"><a href="#p_74">74</a></td></tr>
+ <tr><td class="tdr"><a href="#X">X.</a></td><td class="tdl">De sterren en het zandmannetje</td><td class="tdr"><a href="#p_87">87</a></td></tr>
+ <tr><td class="tdr"><a href="#XI">XI.</a></td><td class="tdl">De Beni-Hassen</td><td class="tdr"><a href="#p_97">97</a></td></tr>
+ <tr><td class="tdr"><a href="#XII">XII.</a></td><td class="tdl">Sid-Abd-Allah, de geweldige</td><td class="tdr"><a href="#p_109">109</a></td></tr>
+ <tr><td class="tdr"><a href="#XIII">XIII.</a></td><td class="tdl">Fez de stad der verschrikking</td><td class="tdr"><a href="#p_120">120</a></td></tr>
+ <tr><td class="tdr"><a href="#XIV">XIV.</a></td><td class="tdl">De wapenschouwing</td><td class="tdr"><a href="#p_135">135</a></td></tr>
+ <tr><td class="tdr"><a href="#XV">XV.</a></td><td class="tdl">Verraden.&mdash;Redde zich wie kan</td><td class="tdr"><a href="#p_144">144</a></td></tr>
+ <tr><td class="tdr"><a href="#XVI">XVI.</a></td><td class="tdl">Een gevaarlijk oogenblik.&mdash;De schoone Jodin</td><td class="tdr"><a href="#p_153">153</a></td></tr>
+ <tr><td class="tdr"><a href="#XVII">XVII.</a></td><td class="tdl">Aan den oever van den Paarlstroom</td><td class="tdr"><a href="#p_166">166</a></td></tr>
+ <tr><td class="tdr"><a href="#XVIII">XVIII.</a></td><td class="tdl">Op den terugtocht&mdash;Mechinez.&mdash;De kif</td><td class="tdr"><a href="#p_173">173</a></td></tr>
+ <tr><td class="tdr"><a href="#XIX">XIX.</a></td><td class="tdl">De wilde <ins class="corr" id="corr137" title="Bron: zwijnenen">zwijnen</ins> en de luipaard</td><td class="tdr"><a href="#p_182">182</a></td></tr>
+ <tr><td class="tdr"><a href="#XX">XX.</a></td><td class="tdl">Het sprinkhanenleger</td><td class="tdr"><a href="#p_191">191</a></td></tr>
+ <tr><td class="tdr"><a href="#XXI">XXI.</a></td><td class="tdl">Arabische vertellingen. <i>De twee broeders</i></td><td class="tdr"><a href="#p_200">200</a></td></tr>
+ <tr><td class="tdr"><a href="#XXII">XXII.</a></td><td class="tdl">Arabische vertellingen (vervolg) <i>De herder en de kreeft</i></td><td class="tdr"><a href="#p_214">214</a></td></tr>
+ <tr><td class="tdr"></td><td class="tdl"><a href="#BESLUIT">Besluit</a></td><td class="tdr"><a href="#p_225">225</a></td></tr>
+ </tbody>
+ </table>
+
+ <div class="chend"></div>
+
+</div>
+
+<div class="TNbox">
+<a id="correctie"></a>
+
+<h2>Overzicht aangebrachte correcties</h2>
+
+<p>De volgende correcties zijn aangebracht in de tekst:</p>
+
+<table summary="correcties in tekst">
+ <thead>
+ <tr><th>Plaats</th><th>Bron</th><th>Correctie</th></tr>
+ </thead>
+ <tbody>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr1">Blz. 8</a></td><td class="td4">instaat</td><td class="td4">in staat</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr2">Blz. 10</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4">&mdash;</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr3">Blz. 11</a></td><td class="td4">.</td><td class="td4">,</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr4">Blz. 12</a></td><td class="td4">Inctructie-bataljon</td><td class="td4">Instructie-bataljon</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr5">Blz. 20</a></td><td class="td4">vallen</td><td class="td4">gevallen</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr6">Blz. 21</a></td><td class="td4">Marrokko</td><td class="td4">Marokko</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr7">Blz. 23</a></td><td class="td4">krijgstocbt</td><td class="td4">krijgstocht</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr8">Blz. 24</a></td><td class="td4">omstuimige</td><td class="td4">onstuimige</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr9">Blz. 28</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4">.</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr10">Blz. 29</a></td><td class="td4">.</td><td class="td4">,</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr11">Blz. 31</a></td><td class="td4">,</td><td class="td4">.</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr12">Blz. 31</a></td><td class="td4">terdeeg</td><td class="td4">terdege</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr13">Blz. 35</a></td><td class="td4">verbitterde</td><td class="td4">verbitterden</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr14">Blz. 38</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4">&rdquo;</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr15">Blz. 38</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4">»</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr16">Blz. 39</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4">,</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr17">Blz. 40</a></td><td class="td4">&nbsp;sloot,</td><td class="td4">,&nbsp;sloot</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr18">Blz. 43</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4">&rdquo;</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr19">Blz. 45</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4">,</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr20">Blz. 46</a></td><td class="td4">Nn</td><td class="td4">Nu</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr21">Blz. 46</a></td><td class="td4">,</td><td class="td4">.</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr22">Blz. 49</a></td><td class="td4">neergevleid</td><td class="td4">neergevlijd</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr23">Blz. 58</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4">&mdash;</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr24">Blz. 61</a></td><td class="td4">?</td><td class="td4">.</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr25">Blz. 64</a></td><td class="td4">fantisme</td><td class="td4">fanatisme</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr26">Blz. 70</a></td><td class="td4">hoordde</td><td class="td4">hoorde</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr27">Blz. 70</a></td><td class="td4">,</td><td class="td4">.</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr28">Blz. 76</a></td><td class="td4">.</td><td class="td4">?</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr29">Blz. 76</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4">.</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr30">Blz. 78</a></td><td class="td4">keuvel</td><td class="td4">heuvel</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr31">Blz. 80</a></td><td class="td4">.</td><td class="td4">,</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr32">Blz. 88</a></td><td class="td4">verschuldig</td><td class="td4">verschuldigd</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr33">Blz. 90</a></td><td class="td4">zonden</td><td class="td4">zouden</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr34">Blz. 92</a></td><td class="td4">Allach</td><td class="td4">Allah</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr35">Blz. 93</a></td><td class="td4">.</td><td class="td4">,</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr36">Blz. 97</a></td><td class="td4">.</td><td class="td4">[<i>Verwijderd.</i>]</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr37">Blz. 97</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4">,</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr38">Blz. 97</a></td><td class="td4">Marrokko</td><td class="td4">Marokko</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr39">Blz. 101</a></td><td class="td4">teruggalopeerende</td><td class="td4">teruggaloppeerende</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr40">Blz. 108</a></td><td class="td4">stijgerde</td><td class="td4">steigerde</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr41">Blz. 108</a></td><td class="td4">stijgerde</td><td class="td4">steigerde</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr42">Blz. 110</a></td><td class="td4">.</td><td class="td4">,</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr43">Blz. 110</a></td><td class="td4">rotspuntten</td><td class="td4">rotspunten</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr44">Blz. 111</a></td><td class="td4">vervaardigt</td><td class="td4">vervaardigd</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr45">Blz. 111</a></td><td class="td4">daar</td><td class="td4">duar</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr46">Blz. 112</a></td><td class="td4">waschingen</td><td class="td4">wasschingen</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr47">Blz. 114</a></td><td class="td4">verwerveu</td><td class="td4">verwerven</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr48">Blz. 114</a></td><td class="td4">.</td><td class="td4">?</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr49">Blz. 115</a></td><td class="td4">:</td><td class="td4">.</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr50">Blz. 119</a></td><td class="td4">ginde</td><td class="td4">ginder</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr51">Blz. 122</a></td><td class="td4">oogenbliken</td><td class="td4">oogenblikken</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr52">Blz. 122</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4">&mdash;</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr53">Blz. 122</a></td><td class="td4">,&nbsp;dus</td><td class="td4">&nbsp;dus,</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr54">Blz. 122</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4">&nbsp;niet</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr55">Blz. 123</a></td><td class="td4">kanp</td><td class="td4">kamp</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr56">Blz. 123</a></td><td class="td4">fllink</td><td class="td4">flink</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr57">Blz. 131</a></td><td class="td4">,</td><td class="td4">[<i>Verwijderd.</i>]</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr58">Blz. 132</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4">'</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr59">Blz. 137</a></td><td class="td4">bajonnetten</td><td class="td4">bajonetten</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr60">Blz. 137</a></td><td class="td4">militaren</td><td class="td4">militairen</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr61">Blz. 138</a></td><td class="td4">.</td><td class="td4">?</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr62">Blz. 140</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4">,</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr63">Blz. 140</a></td><td class="td4">eenklaps</td><td class="td4">eensklaps</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr64">Blz. 140</a></td><td class="td4">geweldigde</td><td class="td4">geweldige</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr65">Blz. 140</a></td><td class="td4">ver-verbaasd</td><td class="td4">verbaasd</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr66">Blz. 143</a></td><td class="td4">af</td><td class="td4">of</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr67">Blz. 144</a></td><td class="td4">Regement</td><td class="td4">Regiment</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr68">Blz. 144</a></td><td class="td4">staan</td><td class="td4">slaan</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr69">Blz. 145</a></td><td class="td4">schof</td><td class="td4">schoft</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr70">Blz. 145</a></td><td class="td4">hist</td><td class="td4">hitst</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr71">Blz. 145</a></td><td class="td4">ponjard</td><td class="td4">ponjaard</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr72">Blz. 145</a></td><td class="td4">korsten</td><td class="td4">kortsten</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr73">Blz. 145</a></td><td class="td4">aaakomt</td><td class="td4">aankomt</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr74">Blz. 149</a></td><td class="td4">,</td><td class="td4">.</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr75">Blz. 153</a></td><td class="td4">doodangst</td><td class="td4">doodsangst</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr76">Blz. 153</a></td><td class="td4">zicht</td><td class="td4">zich</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr77">Blz. 153</a></td><td class="td4">enee</td><td class="td4">eene</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr78">Blz. 154</a></td><td class="td4">,</td><td class="td4">.</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr79">Blz. 154</a></td><td class="td4">'</td><td class="td4">,</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr80">Blz. 154</a></td><td class="td4">noemden</td><td class="td4">noemde</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr81">Blz. 156</a></td><td class="td4">toebehoorde</td><td class="td4">toebehoorden</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr82">Blz. 162</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4">,</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr83">Blz. 162</a></td><td class="td4">dult</td><td class="td4">duldt</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr84">Blz. 163</a></td><td class="td4">,</td><td class="td4">.</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr85">Blz. 163</a></td><td class="td4">,</td><td class="td4">[<i>Verwijderd.</i>]</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr86">Blz. 164</a></td><td class="td4">zei</td><td class="td4">zij</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr87">Blz. 164</a></td><td class="td4">gromd</td><td class="td4">grond</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr88">Blz. 165</a></td><td class="td4">kotuums</td><td class="td4">kostuums</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr89">Blz. 165</a></td><td class="td4">,</td><td class="td4">.</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr90">Blz. 166</a></td><td class="td4">jonge</td><td class="td4">jongen</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr91">Blz. 166</a></td><td class="td4">Aroesie</td><td class="td4">Aroesi</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr92">Blz. 170</a></td><td class="td4">&nbsp;op</td><td class="td4">,</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr93">Blz. 170</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4">,</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr94">Blz. 173</a></td><td class="td4">opgdagen</td><td class="td4">opdagen</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr95">Blz. 176</a></td><td class="td4">schrikte</td><td class="td4">schrikten</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr96">Blz. 176</a></td><td class="td4">gezelcchap</td><td class="td4">gezelschap</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr97">Blz. 176</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4">&nbsp;en</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr98">Blz. 178</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4">&nbsp;heet</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr99">Blz. 178</a></td><td class="td4">zeisens</td><td class="td4">zeissen</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr100">Blz. 180</a></td><td class="td4">lachtlust</td><td class="td4">lachlust</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr101">Blz. 181</a></td><td class="td4">,</td><td class="td4">.</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr102">Blz. 181</a></td><td class="td4">luitemant</td><td class="td4">luitenant</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr103">Blz. 184</a></td><td class="td4">wach</td><td class="td4">wacht</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr104">Blz. 186</a></td><td class="td4">,</td><td class="td4">[<i>Verwijderd</i>]</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr105">Blz. 190</a></td><td class="td4">voeld</td><td class="td4">voelde</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr106">Blz. 193</a></td><td class="td4">oostewind</td><td class="td4">oostenwind</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr107">Blz. 195</a></td><td class="td4">glashalm</td><td class="td4">grashalm</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr108">Blz. 195</a></td><td class="td4">groenen</td><td class="td4">groenten</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr109">Blz. 197</a></td><td class="td4">,</td><td class="td4">.</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr110">Blz. 197</a></td><td class="td4">Broesi</td><td class="td4">Aroesir</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr111">Blz. 197</a></td><td class="td4">graankorels</td><td class="td4">graankorrels</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr112">Blz. 198</a></td><td class="td4">wordt</td><td class="td4">word</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr113">Blz. 199</a></td><td class="td4">kameelenvrach</td><td class="td4">kameelenvrachten</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr114">Blz. 199</a></td><td class="td4">milioenen</td><td class="td4">millioenen</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr115">Blz. 200</a></td><td class="td4">Karia-el-Abassi</td><td class="td4">Karia-el-Abbassi</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr116">Blz. 200</a></td><td class="td4">woonde</td><td class="td4">woonden</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr117">Blz. 203</a></td><td class="td4">&nbsp;en toen zij een groote opening,</td><td class="td4">[<i>Verwijderd.</i>]</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr118">Blz. 204</a></td><td class="td4">onhoordaar</td><td class="td4">onhoorbaar</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr119">Blz. 204</a></td><td class="td4">bevondt</td><td class="td4">bevond</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr120">Blz. 204</a></td><td class="td4">erijkdom</td><td class="td4">rijkdom</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr121">Blz. 204</a></td><td class="td4">droovig</td><td class="td4">droevig</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr122">Blz. 204</a></td><td class="td4">rijkdm</td><td class="td4">rijkdom</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr123">Blz. 206</a></td><td class="td4">uitgehonderde</td><td class="td4">uitgehongerde</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr124">Blz. 207</a></td><td class="td4">lag</td><td class="td4">legde</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr125">Blz. 209</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4">.</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr126">Blz. 210</a></td><td class="td4">eervoudige</td><td class="td4">eenvoudige</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr127">Blz. t.o. 216</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4">.</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr128">Blz. 217</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4">,</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr129">Blz. 218</a></td><td class="td4">&nbsp;het</td><td class="td4">[<i>Verwijderd.</i>]</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr130">Blz. 219</a></td><td class="td4">,</td><td class="td4">.</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr131">Blz. 219</a></td><td class="td4">vooorwerp</td><td class="td4">voorwerp</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr132">Blz. 219</a></td><td class="td4">,</td><td class="td4">.</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr133">Blz. 223</a></td><td class="td4">niewsgierigen</td><td class="td4">nieuwsgierigen</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr134">Blz. 224</a></td><td class="td4">werplaats</td><td class="td4">werkplaats</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr135">Blz. 224</a></td><td class="td4">gegeheele</td><td class="td4">geheele</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr136">Blz. 226</a></td><td class="td4">wordt</td><td class="td4">word</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr137">Blz. 228</a></td><td class="td4">zwijnenen</td><td class="td4">zwijnen</td></tr>
+ </tbody>
+</table>
+</div>
+
+
+
+
+
+
+
+
+<pre>
+
+
+
+
+
+End of the Project Gutenberg EBook of Avontuurlijke reizen door alle
+werelddeelen, by Johan Hendrik van Balen
+
+*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK AVONTUURLIJKE REIZEN DOOR ***
+
+***** This file should be named 36973-h.htm or 36973-h.zip *****
+This and all associated files of various formats will be found in:
+ https://www.gutenberg.org/3/6/9/7/36973/
+
+Produced by The Online Distributed Proofreading Team at
+https://www.pgdp.net
+
+
+Updated editions will replace the previous one--the old editions
+will be renamed.
+
+Creating the works from public domain print editions means that no
+one owns a United States copyright in these works, so the Foundation
+(and you!) can copy and distribute it in the United States without
+permission and without paying copyright royalties. Special rules,
+set forth in the General Terms of Use part of this license, apply to
+copying and distributing Project Gutenberg-tm electronic works to
+protect the PROJECT GUTENBERG-tm concept and trademark. Project
+Gutenberg is a registered trademark, and may not be used if you
+charge for the eBooks, unless you receive specific permission. If you
+do not charge anything for copies of this eBook, complying with the
+rules is very easy. You may use this eBook for nearly any purpose
+such as creation of derivative works, reports, performances and
+research. They may be modified and printed and given away--you may do
+practically ANYTHING with public domain eBooks. Redistribution is
+subject to the trademark license, especially commercial
+redistribution.
+
+
+
+*** START: FULL LICENSE ***
+
+THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE
+PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK
+
+To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free
+distribution of electronic works, by using or distributing this work
+(or any other work associated in any way with the phrase "Project
+Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full Project
+Gutenberg-tm License (available with this file or online at
+https://gutenberg.org/license).
+
+
+Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg-tm
+electronic works
+
+1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm
+electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to
+and accept all the terms of this license and intellectual property
+(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all
+the terms of this agreement, you must cease using and return or destroy
+all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your possession.
+If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a Project
+Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound by the
+terms of this agreement, you may obtain a refund from the person or
+entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8.
+
+1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be
+used on or associated in any way with an electronic work by people who
+agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few
+things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works
+even without complying with the full terms of this agreement. See
+paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project
+Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this agreement
+and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm electronic
+works. See paragraph 1.E below.
+
+1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the Foundation"
+or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection of Project
+Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual works in the
+collection are in the public domain in the United States. If an
+individual work is in the public domain in the United States and you are
+located in the United States, we do not claim a right to prevent you from
+copying, distributing, performing, displaying or creating derivative
+works based on the work as long as all references to Project Gutenberg
+are removed. Of course, we hope that you will support the Project
+Gutenberg-tm mission of promoting free access to electronic works by
+freely sharing Project Gutenberg-tm works in compliance with the terms of
+this agreement for keeping the Project Gutenberg-tm name associated with
+the work. You can easily comply with the terms of this agreement by
+keeping this work in the same format with its attached full Project
+Gutenberg-tm License when you share it without charge with others.
+
+1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern
+what you can do with this work. Copyright laws in most countries are in
+a constant state of change. If you are outside the United States, check
+the laws of your country in addition to the terms of this agreement
+before downloading, copying, displaying, performing, distributing or
+creating derivative works based on this work or any other Project
+Gutenberg-tm work. The Foundation makes no representations concerning
+the copyright status of any work in any country outside the United
+States.
+
+1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg:
+
+1.E.1. The following sentence, with active links to, or other immediate
+access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear prominently
+whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work on which the
+phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the phrase "Project
+Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, performed, viewed,
+copied or distributed:
+
+This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
+almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
+re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
+with this eBook or online at www.gutenberg.org
+
+1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is derived
+from the public domain (does not contain a notice indicating that it is
+posted with permission of the copyright holder), the work can be copied
+and distributed to anyone in the United States without paying any fees
+or charges. If you are redistributing or providing access to a work
+with the phrase "Project Gutenberg" associated with or appearing on the
+work, you must comply either with the requirements of paragraphs 1.E.1
+through 1.E.7 or obtain permission for the use of the work and the
+Project Gutenberg-tm trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or
+1.E.9.
+
+1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted
+with the permission of the copyright holder, your use and distribution
+must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any additional
+terms imposed by the copyright holder. Additional terms will be linked
+to the Project Gutenberg-tm License for all works posted with the
+permission of the copyright holder found at the beginning of this work.
+
+1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm
+License terms from this work, or any files containing a part of this
+work or any other work associated with Project Gutenberg-tm.
+
+1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this
+electronic work, or any part of this electronic work, without
+prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with
+active links or immediate access to the full terms of the Project
+Gutenberg-tm License.
+
+1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary,
+compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including any
+word processing or hypertext form. However, if you provide access to or
+distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format other than
+"Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official version
+posted on the official Project Gutenberg-tm web site (www.gutenberg.org),
+you must, at no additional cost, fee or expense to the user, provide a
+copy, a means of exporting a copy, or a means of obtaining a copy upon
+request, of the work in its original "Plain Vanilla ASCII" or other
+form. Any alternate format must include the full Project Gutenberg-tm
+License as specified in paragraph 1.E.1.
+
+1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying,
+performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works
+unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9.
+
+1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing
+access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works provided
+that
+
+- You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from
+ the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method
+ you already use to calculate your applicable taxes. The fee is
+ owed to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he
+ has agreed to donate royalties under this paragraph to the
+ Project Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments
+ must be paid within 60 days following each date on which you
+ prepare (or are legally required to prepare) your periodic tax
+ returns. Royalty payments should be clearly marked as such and
+ sent to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation at the
+ address specified in Section 4, "Information about donations to
+ the Project Gutenberg Literary Archive Foundation."
+
+- You provide a full refund of any money paid by a user who notifies
+ you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he
+ does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm
+ License. You must require such a user to return or
+ destroy all copies of the works possessed in a physical medium
+ and discontinue all use of and all access to other copies of
+ Project Gutenberg-tm works.
+
+- You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of any
+ money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the
+ electronic work is discovered and reported to you within 90 days
+ of receipt of the work.
+
+- You comply with all other terms of this agreement for free
+ distribution of Project Gutenberg-tm works.
+
+1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project Gutenberg-tm
+electronic work or group of works on different terms than are set
+forth in this agreement, you must obtain permission in writing from
+both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and Michael
+Hart, the owner of the Project Gutenberg-tm trademark. Contact the
+Foundation as set forth in Section 3 below.
+
+1.F.
+
+1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable
+effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread
+public domain works in creating the Project Gutenberg-tm
+collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm electronic
+works, and the medium on which they may be stored, may contain
+"Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate or
+corrupt data, transcription errors, a copyright or other intellectual
+property infringement, a defective or damaged disk or other medium, a
+computer virus, or computer codes that damage or cannot be read by
+your equipment.
+
+1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right
+of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project
+Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project
+Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project
+Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all
+liability to you for damages, costs and expenses, including legal
+fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT
+LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE
+PROVIDED IN PARAGRAPH 1.F.3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE
+TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE
+LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR
+INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH
+DAMAGE.
+
+1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a
+defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can
+receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a
+written explanation to the person you received the work from. If you
+received the work on a physical medium, you must return the medium with
+your written explanation. The person or entity that provided you with
+the defective work may elect to provide a replacement copy in lieu of a
+refund. If you received the work electronically, the person or entity
+providing it to you may choose to give you a second opportunity to
+receive the work electronically in lieu of a refund. If the second copy
+is also defective, you may demand a refund in writing without further
+opportunities to fix the problem.
+
+1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth
+in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS' WITH NO OTHER
+WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO
+WARRANTIES OF MERCHANTIBILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE.
+
+1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied
+warranties or the exclusion or limitation of certain types of damages.
+If any disclaimer or limitation set forth in this agreement violates the
+law of the state applicable to this agreement, the agreement shall be
+interpreted to make the maximum disclaimer or limitation permitted by
+the applicable state law. The invalidity or unenforceability of any
+provision of this agreement shall not void the remaining provisions.
+
+1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the
+trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone
+providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in accordance
+with this agreement, and any volunteers associated with the production,
+promotion and distribution of Project Gutenberg-tm electronic works,
+harmless from all liability, costs and expenses, including legal fees,
+that arise directly or indirectly from any of the following which you do
+or cause to occur: (a) distribution of this or any Project Gutenberg-tm
+work, (b) alteration, modification, or additions or deletions to any
+Project Gutenberg-tm work, and (c) any Defect you cause.
+
+
+Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm
+
+Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of
+electronic works in formats readable by the widest variety of computers
+including obsolete, old, middle-aged and new computers. It exists
+because of the efforts of hundreds of volunteers and donations from
+people in all walks of life.
+
+Volunteers and financial support to provide volunteers with the
+assistance they need are critical to reaching Project Gutenberg-tm's
+goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will
+remain freely available for generations to come. In 2001, the Project
+Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure
+and permanent future for Project Gutenberg-tm and future generations.
+To learn more about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation
+and how your efforts and donations can help, see Sections 3 and 4
+and the Foundation web page at https://www.pglaf.org.
+
+
+Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive
+Foundation
+
+The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit
+501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the
+state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal
+Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification
+number is 64-6221541. Its 501(c)(3) letter is posted at
+https://pglaf.org/fundraising. Contributions to the Project Gutenberg
+Literary Archive Foundation are tax deductible to the full extent
+permitted by U.S. federal laws and your state's laws.
+
+The Foundation's principal office is located at 4557 Melan Dr. S.
+Fairbanks, AK, 99712., but its volunteers and employees are scattered
+throughout numerous locations. Its business office is located at
+809 North 1500 West, Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887, email
+business@pglaf.org. Email contact links and up to date contact
+information can be found at the Foundation's web site and official
+page at https://pglaf.org
+
+For additional contact information:
+ Dr. Gregory B. Newby
+ Chief Executive and Director
+ gbnewby@pglaf.org
+
+
+Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg
+Literary Archive Foundation
+
+Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide
+spread public support and donations to carry out its mission of
+increasing the number of public domain and licensed works that can be
+freely distributed in machine readable form accessible by the widest
+array of equipment including outdated equipment. Many small donations
+($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt
+status with the IRS.
+
+The Foundation is committed to complying with the laws regulating
+charities and charitable donations in all 50 states of the United
+States. Compliance requirements are not uniform and it takes a
+considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up
+with these requirements. We do not solicit donations in locations
+where we have not received written confirmation of compliance. To
+SEND DONATIONS or determine the status of compliance for any
+particular state visit https://pglaf.org
+
+While we cannot and do not solicit contributions from states where we
+have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition
+against accepting unsolicited donations from donors in such states who
+approach us with offers to donate.
+
+International donations are gratefully accepted, but we cannot make
+any statements concerning tax treatment of donations received from
+outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff.
+
+Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation
+methods and addresses. Donations are accepted in a number of other
+ways including including checks, online payments and credit card
+donations. To donate, please visit: https://pglaf.org/donate
+
+
+Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic
+works.
+
+Professor Michael S. Hart was the originator of the Project Gutenberg-tm
+concept of a library of electronic works that could be freely shared
+with anyone. For thirty years, he produced and distributed Project
+Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of volunteer support.
+
+
+Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed
+editions, all of which are confirmed as Public Domain in the U.S.
+unless a copyright notice is included. Thus, we do not necessarily
+keep eBooks in compliance with any particular paper edition.
+
+
+Most people start at our Web site which has the main PG search facility:
+
+ https://www.gutenberg.org
+
+This Web site includes information about Project Gutenberg-tm,
+including how to make donations to the Project Gutenberg Literary
+Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to
+subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks.
+
+
+</pre>
+
+</body>
+</html>
diff --git a/36973-h/images/ill_p002b-t.png b/36973-h/images/ill_p002b-t.png
new file mode 100644
index 0000000..a0d67b2
--- /dev/null
+++ b/36973-h/images/ill_p002b-t.png
Binary files differ
diff --git a/36973-h/images/ill_p002b.png b/36973-h/images/ill_p002b.png
new file mode 100644
index 0000000..f6aaf42
--- /dev/null
+++ b/36973-h/images/ill_p002b.png
Binary files differ
diff --git a/36973-h/images/ill_p003.png b/36973-h/images/ill_p003.png
new file mode 100644
index 0000000..6a20141
--- /dev/null
+++ b/36973-h/images/ill_p003.png
Binary files differ
diff --git a/36973-h/images/ill_p020a-t.png b/36973-h/images/ill_p020a-t.png
new file mode 100644
index 0000000..43dc706
--- /dev/null
+++ b/36973-h/images/ill_p020a-t.png
Binary files differ
diff --git a/36973-h/images/ill_p020a.png b/36973-h/images/ill_p020a.png
new file mode 100644
index 0000000..0db68d7
--- /dev/null
+++ b/36973-h/images/ill_p020a.png
Binary files differ
diff --git a/36973-h/images/ill_p048a-t.png b/36973-h/images/ill_p048a-t.png
new file mode 100644
index 0000000..5caf1e7
--- /dev/null
+++ b/36973-h/images/ill_p048a-t.png
Binary files differ
diff --git a/36973-h/images/ill_p048a.png b/36973-h/images/ill_p048a.png
new file mode 100644
index 0000000..b6f6475
--- /dev/null
+++ b/36973-h/images/ill_p048a.png
Binary files differ
diff --git a/36973-h/images/ill_p072a-t.png b/36973-h/images/ill_p072a-t.png
new file mode 100644
index 0000000..fced504
--- /dev/null
+++ b/36973-h/images/ill_p072a-t.png
Binary files differ
diff --git a/36973-h/images/ill_p072a.png b/36973-h/images/ill_p072a.png
new file mode 100644
index 0000000..b5452ca
--- /dev/null
+++ b/36973-h/images/ill_p072a.png
Binary files differ
diff --git a/36973-h/images/ill_p088b-t.png b/36973-h/images/ill_p088b-t.png
new file mode 100644
index 0000000..0373529
--- /dev/null
+++ b/36973-h/images/ill_p088b-t.png
Binary files differ
diff --git a/36973-h/images/ill_p088b.png b/36973-h/images/ill_p088b.png
new file mode 100644
index 0000000..633530c
--- /dev/null
+++ b/36973-h/images/ill_p088b.png
Binary files differ
diff --git a/36973-h/images/ill_p104b-t.png b/36973-h/images/ill_p104b-t.png
new file mode 100644
index 0000000..cf58873
--- /dev/null
+++ b/36973-h/images/ill_p104b-t.png
Binary files differ
diff --git a/36973-h/images/ill_p104b.png b/36973-h/images/ill_p104b.png
new file mode 100644
index 0000000..37c9db2
--- /dev/null
+++ b/36973-h/images/ill_p104b.png
Binary files differ
diff --git a/36973-h/images/ill_p128a-t.png b/36973-h/images/ill_p128a-t.png
new file mode 100644
index 0000000..93c6052
--- /dev/null
+++ b/36973-h/images/ill_p128a-t.png
Binary files differ
diff --git a/36973-h/images/ill_p128a.png b/36973-h/images/ill_p128a.png
new file mode 100644
index 0000000..699f7d8
--- /dev/null
+++ b/36973-h/images/ill_p128a.png
Binary files differ
diff --git a/36973-h/images/ill_p144b-t.png b/36973-h/images/ill_p144b-t.png
new file mode 100644
index 0000000..03ff971
--- /dev/null
+++ b/36973-h/images/ill_p144b-t.png
Binary files differ
diff --git a/36973-h/images/ill_p144b.png b/36973-h/images/ill_p144b.png
new file mode 100644
index 0000000..b471e80
--- /dev/null
+++ b/36973-h/images/ill_p144b.png
Binary files differ
diff --git a/36973-h/images/ill_p184b-t.png b/36973-h/images/ill_p184b-t.png
new file mode 100644
index 0000000..d94fbd5
--- /dev/null
+++ b/36973-h/images/ill_p184b-t.png
Binary files differ
diff --git a/36973-h/images/ill_p184b.png b/36973-h/images/ill_p184b.png
new file mode 100644
index 0000000..8bb7278
--- /dev/null
+++ b/36973-h/images/ill_p184b.png
Binary files differ
diff --git a/36973-h/images/ill_p192b-t.png b/36973-h/images/ill_p192b-t.png
new file mode 100644
index 0000000..b3fd802
--- /dev/null
+++ b/36973-h/images/ill_p192b-t.png
Binary files differ
diff --git a/36973-h/images/ill_p192b.png b/36973-h/images/ill_p192b.png
new file mode 100644
index 0000000..909f593
--- /dev/null
+++ b/36973-h/images/ill_p192b.png
Binary files differ
diff --git a/36973-h/images/ill_p200b-t.png b/36973-h/images/ill_p200b-t.png
new file mode 100644
index 0000000..0ad3fc0
--- /dev/null
+++ b/36973-h/images/ill_p200b-t.png
Binary files differ
diff --git a/36973-h/images/ill_p200b.png b/36973-h/images/ill_p200b.png
new file mode 100644
index 0000000..fc9ec29
--- /dev/null
+++ b/36973-h/images/ill_p200b.png
Binary files differ
diff --git a/36973-h/images/ill_p216a-t.png b/36973-h/images/ill_p216a-t.png
new file mode 100644
index 0000000..703cbd8
--- /dev/null
+++ b/36973-h/images/ill_p216a-t.png
Binary files differ
diff --git a/36973-h/images/ill_p216a.png b/36973-h/images/ill_p216a.png
new file mode 100644
index 0000000..89d02e3
--- /dev/null
+++ b/36973-h/images/ill_p216a.png
Binary files differ
diff --git a/LICENSE.txt b/LICENSE.txt
new file mode 100644
index 0000000..6312041
--- /dev/null
+++ b/LICENSE.txt
@@ -0,0 +1,11 @@
+This eBook, including all associated images, markup, improvements,
+metadata, and any other content or labor, has been confirmed to be
+in the PUBLIC DOMAIN IN THE UNITED STATES.
+
+Procedures for determining public domain status are described in
+the "Copyright How-To" at https://www.gutenberg.org.
+
+No investigation has been made concerning possible copyrights in
+jurisdictions other than the United States. Anyone seeking to utilize
+this eBook outside of the United States should confirm copyright
+status under the laws that apply to them.
diff --git a/README.md b/README.md
new file mode 100644
index 0000000..7f453fb
--- /dev/null
+++ b/README.md
@@ -0,0 +1,2 @@
+Project Gutenberg (https://www.gutenberg.org) public repository for
+eBook #36973 (https://www.gutenberg.org/ebooks/36973)