diff options
| author | Roger Frank <rfrank@pglaf.org> | 2025-10-14 20:06:57 -0700 |
|---|---|---|
| committer | Roger Frank <rfrank@pglaf.org> | 2025-10-14 20:06:57 -0700 |
| commit | 2d1887c894ba51bb984681bf20ff26bc5b8930d7 (patch) | |
| tree | 61c4bfa41043bf3f274e6e12e5a829fa0de2b1b1 | |
| -rw-r--r-- | .gitattributes | 3 | ||||
| -rw-r--r-- | 36973-8.txt | 11285 | ||||
| -rw-r--r-- | 36973-8.zip | bin | 0 -> 212850 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 36973-h.zip | bin | 0 -> 5573509 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 36973-h/36973-h.htm | 11462 | ||||
| -rw-r--r-- | 36973-h/images/ill_p002b-t.png | bin | 0 -> 50592 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 36973-h/images/ill_p002b.png | bin | 0 -> 370756 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 36973-h/images/ill_p003.png | bin | 0 -> 484 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 36973-h/images/ill_p020a-t.png | bin | 0 -> 52668 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 36973-h/images/ill_p020a.png | bin | 0 -> 366834 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 36973-h/images/ill_p048a-t.png | bin | 0 -> 51030 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 36973-h/images/ill_p048a.png | bin | 0 -> 418499 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 36973-h/images/ill_p072a-t.png | bin | 0 -> 46231 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 36973-h/images/ill_p072a.png | bin | 0 -> 341574 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 36973-h/images/ill_p088b-t.png | bin | 0 -> 53141 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 36973-h/images/ill_p088b.png | bin | 0 -> 424047 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 36973-h/images/ill_p104b-t.png | bin | 0 -> 53203 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 36973-h/images/ill_p104b.png | bin | 0 -> 383975 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 36973-h/images/ill_p128a-t.png | bin | 0 -> 52849 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 36973-h/images/ill_p128a.png | bin | 0 -> 395684 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 36973-h/images/ill_p144b-t.png | bin | 0 -> 45587 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 36973-h/images/ill_p144b.png | bin | 0 -> 328360 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 36973-h/images/ill_p184b-t.png | bin | 0 -> 57426 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 36973-h/images/ill_p184b.png | bin | 0 -> 425059 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 36973-h/images/ill_p192b-t.png | bin | 0 -> 58703 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 36973-h/images/ill_p192b.png | bin | 0 -> 434272 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 36973-h/images/ill_p200b-t.png | bin | 0 -> 55409 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 36973-h/images/ill_p200b.png | bin | 0 -> 463130 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 36973-h/images/ill_p216a-t.png | bin | 0 -> 46368 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 36973-h/images/ill_p216a.png | bin | 0 -> 367924 bytes | |||
| -rw-r--r-- | LICENSE.txt | 11 | ||||
| -rw-r--r-- | README.md | 2 |
32 files changed, 22763 insertions, 0 deletions
diff --git a/.gitattributes b/.gitattributes new file mode 100644 index 0000000..6833f05 --- /dev/null +++ b/.gitattributes @@ -0,0 +1,3 @@ +* text=auto +*.txt text +*.md text diff --git a/36973-8.txt b/36973-8.txt new file mode 100644 index 0000000..d34142b --- /dev/null +++ b/36973-8.txt @@ -0,0 +1,11285 @@ +The Project Gutenberg EBook of Avontuurlijke reizen door alle werelddeelen, by +Johan Hendrik van Balen + +This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with +almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or +re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included +with this eBook or online at www.gutenberg.org + + +Title: Avontuurlijke reizen door alle werelddeelen + Onder de Mooren + +Author: Johan Hendrik van Balen + +Illustrator: Charles Rochussen + +Release Date: August 4, 2011 [EBook #36973] + +Language: Dutch + +Character set encoding: ISO-8859-1 + +*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK AVONTUURLIJKE REIZEN DOOR *** + + + + +Produced by The Online Distributed Proofreading Team at +https://www.pgdp.net + + + + + + +----------------------------------------------------------------+ + | | + | OPMERKINGEN VAN DE BEWERKER: | + | | + | De tekst in dit bestand wordt weergegeven in de originele, | + | verouderde spelling. Er is geen poging gedaan de tekst te | + | moderniseren. | + | | + | Bladzijde-nummering is verwijderd. Afgebroken woorden aan het | + | einde van de regel zijn stilzwijgend hersteld. Voetnoten zijn | + | verplaatst naar het eind van de alinea met de verwijzing. | + | | + | Overduidelijke druk- en spelfouten in het origineel zijn | + | gecorrigeerd. Variaties in spelling en hoofdlettergebruik zijn | + | behouden: met/zonder afbreekstreepjes, gouverneur/Gouverneur, | + | kaïd/Kaïd, khalif/Khalif, sultan/Sultan. | + | | + | In het origineel cursieve tekst is weergegeven als _cursief_. | + | Uitgespatieerde tekst is weergegeven als ~uitgespatieerd~. | + | | + | Aan het eind van dit e-boek volgt een overzicht van de | + | aangebrachte correcties. | + | | + | De illustraties zijn beschikbaar bij de html-versie van dit | + | e-boek op https://www.gutenberg.org | + | | + +----------------------------------------------------------------+ + + + + +ONDER DE MOOREN. + +[Illustratie: Toen Dries plotseling over de verschansing sprong. + Bladz. 7.] + + + + + AVONTUURLIJKE REIZEN + + DOOR + + ALLE WERELDDEELEN. + + + DOOR + + J. HENDRIK VAN BALEN. + + + Met 12 Platen van Ch. Rochussen. + + + [Decoratieve illustratie] + + Arnhem. Gebr. E. & M. COHEN. Nijmegen. + + + + +I. + +EEN MAN OVER BOORD. + + +Het stoomschip, dat geregeld dienst doet tusschen Gibraltar en Tanger, +trof op zijn overtocht naar laatstgenoemde plaats, den 1n Mei 187*, +uitmuntend schoon weer. De zee was kalm en effen als een spiegel, +de wind gunstig,--kortom de korte reis was bijzonder aangenaam en +voorspoedig. + +Zoo smal echter de Straat van Gibraltar is, zoo wijd is in ander opzicht +de klove, die de beide werelddeelen Europa en Afrika van elkaar scheidt. +Hier te Gibraltar, aan de uiterste punt van Spanje's zuidkust, draagt +alles nog het kenmerk der beschaving; doch binnen een paar uren stoomens +bevindt men zich op den noordelijksten uithoek van Afrika's kust, in +de Marokkaansche stad Tanger, in het hart van het barbarisme. Grooter +tegenstelling is niet denkbaar. Van het strand te Tanger kan men +Gibraltar zien; die twee werelddeelen, welke als het ware bestemd +schijnen te zijn om elkaar de broederhand te reiken, zijn nochtans +zoozeer van elkaar verwijderd gebleven, dat nog ten huidigen dage in +Marokko geen zweem van beschaving, geen sprankje van verdraagzaamheid +jegens Christenen, te vinden is. + +De voorspoedige reis en het schoone weder hadden onmiskenbaar een +gunstigen invloed op de passagiers uitgeoefend. Allen bevonden zich op +het dek der stoomboot, de meesten in druk gesprek, enkelen turend naar +Europa's of Afrika's kusten. Allengs echter verdween Gibraltars trotsche +rots en kwam Afrika's kust helderder te voorschijn. + +Twee jonge mannen, die zich in hun geheele voorkomen terstond deden +kennen als ware zonen van het noorden en die met hunne blonde haren en +blanke gelaatskleur in 't oogvallend afstaken bij de overige passagiers, +meest van zuidelijker afkomst, stonden achteloos tegen de verschansing +geleund en keken naar de opdagende kust, waar alles zich hoe langer hoe +duidelijker vertoonde. + +Beiden waren, naar het scheen, van denzelfden leeftijd en verschilden +ook in kleeding weinig van elkander. Toch kon men den een wel aanzien, +dat hij van een hooger stand was dan de ander. Hij had eene slanke +gestalte en was eer schraal dan gezet te noemen; hij droeg een kort +afgesneden maar vollen bruinen baard en knevel en had een open, manlijk +gelaat. De schrandere blauwe oogen zagen van onder zijne wenkbrauwen +onderzoekend om zich heen; overigens droeg zijn gelaat den stempel van +vastberadenheid en wilskracht. + +Zijn metgezel, ongeveer een hoofd kleiner dan hij, zag er forsch uit. +Zonder gezet te zijn was hij niet half zoo mager als zijn makker. +De breede schouders, de korte nek en de gespierde armen deden groote +lichaamskracht vermoeden. Hij was zeer blond van haar en baard, welken +laatste hij droeg à la Napoléon. In tegenstelling met zijn metgezel zag +hij er niet zoo kalm en bedaard uit, en zulks deed zich ook vermoeden +uit zijne driftige gebaren bij het gesprek. In zijn toon van spreken +tegen den rijzigen jonkman was eene beleefde vrijmoedigheid op te +merken, hoewel er duidelijk uit bleek, dat hij de mindere in +maatschappelijke positie was. + +--Zoo is dit dan Afrika, wat we hier voor ons zien! vroeg hij; en is dit +nu het Moorenland, luitenant? + +--Ja, Dries! dat is Marokko, antwoordde de ander; bevalt het je, dat we +eindelijk aan het doel onzer reis zijn? + +--Zeker! gaf Dries ten antwoord. Zie, luitenant, ik vond het wel +aangenaam dat reizen door België, Frankrijk en Spanje, maar men vindt +daar overal toch nog iets, dat ons niet zoo geheel vreemd is. Men is +daar nog altijd in de beschaafde wereld en, om u de waarheid te zeggen, +watertand ik naar de onbeschaafde landstreken die we hier voor ons +hebben. + +De andere glimlachte.--Gij hebt gelijk, Dries! zeide hij. Ook ik verlang +er naar dit geheimzinnige en barbaarsche werelddeel te betreden. Zooals +ik gelezen heb, moet de tegenstelling te groot zijn, om die niet +verbazend te vinden--en dat bij zoo korten afstand! + +--Ja, wel verbazend, mompelde Dries. Maar zie eens, luitenant; wat zijn +die witte dingen daar voor ons uit; men zou zeggen dat het huizen zijn. + +--Dat zijn het ook, het zijn de huizen van Tanger. De Moorsche woningen +zijn allen blinkend wit en vierkant van vorm. + +--Komaan, zei Dries, dat lijkt mij! Het ziet er daar helder uit, en +als alles zoo proper is, zal het mij genoegen doen; want de Spaansche +onzindelijkheid ligt mij nog versch in het geheugen. Wat een vuile +rommel in die straten, in die logementen; en dan die slaapplaatsen en +bedden, brr! ik gril er van als ik er om denk, wat tal van slapelooze +nachten wij, in onze reisdekens gewikkeld, op den vloer liggende hebben +doorgebracht. + +--Verblijd je maar niet met een doode musch, antwoordde de ander. Ik +geloof, dat het in Marokko niet veel beter zal zijn dan in Spanje. +Een van beide; de Spanjaarden hebben dat gebrek aan zindelijkheid +overgenomen van de Mooren, of deze laatsten van de Spanjaarden. + +--Maar wat duivel! die huizen hebben geen ramen of vensters, riep Dries +eensklaps uit. + +--Dat is ook zoo, antwoordde de luitenant. De Moorsche huizen hebben +geen vensters aan de buitenzijde. Slechts eene kleine lage deur is al +wat men er aan ziet. + +--Een fraaie bouwstijl, zeide Dries, het gelijken wel reusachtige +blokken krijt. Ha, daar komen de Mooren al aan! Kijk, luitenant, daar op +het strand, een geheele bende; bà, wat leelijke kerels! + +Inderdaad verscheen op het strand een troep havelooze kerels, die half +naakt waren. Daar waren donker bruine Arabieren met zwarte baarden, +taankleurige Mooren, en negers in de verschillende tinten van bruin tot +gitzwart. De geheele troep stond op het strand de aankomst der boot af +te wachten om als gids of pakkendrager een kleinigheid te verdienen. + +Juist wilde Dries weder eenige opmerkingen maken, toen opeens een +angstkreet weerklonk gevolgd door een plomp in het water, en eensklaps +klonk uit wel twintig kelen tegelijk de kreet van: »een man over boord!" + +Onze beide jongelui sprongen verschrikt op en keken naar den kant waar +alle passagiers over de verschansing naar het watervlak staarden, en +daar, reeds een heel eind achter de boot, zag men een man met de golven +worstelen. Van alle kanten klonken verschillende kreten om hulp; reeds +was de boot te water gelaten en wierpen eenige matrozen zich er in, toen +Dries haastig jas en hoed op den grond smijtend zich door de verschrikte +menigte op het dek, met zijne krachtige armen ruim baan maakte en over +de verschansing sprong. + +Zijn metgezel, die eveneens eene beweging had gemaakt om te hulp te +snellen, bleef thans staan en sloeg met de meeste kalmte den zwemmer +gade, die met fiksche slagen de golven kliefde. + +Intusschen was de drenkeling, een kapitein van het Fransche leger in +Algiers, door de vaart die de boot had, ofschoon men dadelijk stopte, +een heel eind achtergeraakt. Blijkbaar was hij geen geoefend zwemmer, +zoodat hij groote moeite had zich boven water te houden. Toen de +passagiers en de bemanning der boot van den schrik waren bekomen, +klonken verschillende aanmoedigende kreten den onverschrokken zwemmer +na. Deze weerde zich dapper en deed vermoeden, dat hij heden niet zijne +eerste proeve in de zwemkunst toonde. Regelmatig zwom hij voort zonder +noodelooze overspanning en vorderde zoo snel, dat hij reeds na weinige +minuten den Franschman was genaderd. + +Een daverend gejuich weerklonk van de boot, en de bemanning der sloep +repte zich om spoedig den drenkeling en zijn redder te bereiken, die +binnen weinige oogenblikken behouden werden aan boord gebracht. + +Redder en geredde werden bij hunne komst aan boord om het zeerst met +gelukwenschingen overladen, en terwijl de laatste zich naar beneden +spoedde om droge kleederen aan te trekken, liep Dries naar den +luitenant, zich lachende aan de vele handdrukken en loftuitingen der +omstanders onttrekkende. + +--Goed zoo, Dries! zeide de luitenant, hem de hand drukkend, goed +gedaan! + +--Och, antwoordde Dries, 't had niet veel te beteekenen; met een kalme +zee heeft zoo'n karweitje niet veel te beduiden. En bovendien, ik zag +dat u van plan was om in zee te springen en zoolang ik er nog ben, +behoeft u geen nat pak te halen. + +--Ge zijt een rare snaak, antwoordde de luitenant, maar ga je nu +verkleeden; want straks moeten wij van boord en ge zoudt niet met een +nat pak aan wal kunnen gaan. + +Juist toen Dries weder op het dek verscheen, kwam ook de Franschman +weer te voorschijn. Hij trad snel naar zijn redder toe en overlaadde +dien nogmaals met een stroom van dankbetuigingen, die door onzen held +met eene afwijzende beweging glimlachend werden beantwoord. Beiden +traden nu op den luitenant toe die hun halverwege tegemoet kwam, en na +de gebruikelijke voorstelling was ons drietal weldra in druk gesprek +gewikkeld. + +--Gij gaat naar Marokko? vroeg de Franschman. + +--Ja, mijnheer, antwoordde de luitenant. Ik voldoe daarmee aan een lang +gekoesterd verlangen. Dat land te zien was steeds een mijner vurigste +wenschen en thans ben ik, dank zij de erfenis mij door mijne tante +nagelaten, in staat aan dat verlangen te voldoen. + +--Hebt gij reeds een bepaald doel voor uwe reis vastgesteld? vroeg de +kapitein. + +--Ja, dat heb ik zeker, antwoordde de luitenant. Ik hoop, zoo er maar +eenige mogelijkheid toe bestaat, Fez te bezoeken. + +--Fez, riep de Franschman uit met de hoogste verbazing. Wilt gij Fez +bezoeken? Maar, mijnheer, weet gij wat Fez, wat die hoofdstad van +Marokko is? Welnu, ik zal het u zeggen: Fez is de stad der +verschrikking! + +--Komaan, zeide de luitenant dat zal wel erg overdreven zijn. + +--Overdreven, hernam de Franschman. Ik zie wel, mijnheer! dat gij +Marokko noch Fez kent. Een officier van ons Regiment is er geweest, en +ofschoon de dappere kerel er heelhuids van is teruggekeerd, was hij toch +op weg om krankzinnig te worden. De verhalen, die hij ons deed van Fez, +deden ons denken aan Dahome[1]. Alles is daar even afschuwelijk. Geloof +mij, het is een onmogelijk plan! + +[1] Het rijk Dahome, aan de Slavenkust (West-Afrika), ligt aan de Golf + van Benin. Het is bekend wegens de barbaarsche menschenoffers en + door zijn leger van vrouwelijke soldaten (Amazonen). + +--Ba! antwoordde de luitenant, alles is mogelijk. Met een flink paard +onder zich, eene goede buks in de hand en goeden moed komt men ver. + +--Maar ik zeg u, dat uw plan onmogelijk is te volbrengen, hernam de +Franschman. En hoe zoudt gij die reis willen doen en wat is wel uw doel? +Ik kan toch niet gelooven, dat louter nieuwsgierigheid uw drijfveer zou +zijn. + +--Op uw eerste vraag kan ik antwoorden, dat wij met behulp van een +goeden gids en een paar kameelen met de drijvers den tocht hopen te +ondernemen. + +--Wat! riep de Franschman uit, gij meent met uw beiden naar Fez te +kunnen reizen? + +--Welja, waarom niet? vroeg de luitenant. + +--Waarom niet? zeide de Franschman, omdat de afstand tusschen Tanger +en Fez zoo groot is, dat gij, met den meesten spoed reizende en +zonder buitengewone bezwaren op den weg te ontmoeten, dien niet binnen +minder dan een maand kunt afleggen. Op dien weg bedreigen u bij elken +voetstap gevaren in den vorm van roofzieke en moordlustige Arabieren +en waanzinnige heiligen. Bovendien loopt dien weg door het land der +Beni-Hassen, dat wil zeggen door het land van het bloeddorstigste en +roofgierigste gespuis van geheel Afrika, ware duivels, die niemand door +hun land laten trekken. + +--Welnu, zeide de luitenant, de wenkbrauwen een weinig fronsende, ik heb +mij voorgenomen naar Fez te gaan en hoop dat ondanks al uwe bezwaren te +doen. Marokko te bezoeken en Fez niet te zien, zou hetzelfde zijn als +naar Frankrijk te gaan zonder Parijs te bezoeken. Neen, dat gaat niet +aan. Wat zeg jij er van, Dries? + +--Wel, luitenant! antwoordde Dries, ik vind, dat wij het maar moesten +wagen; die niets waagt, wint niets. Waar u heen wil ga ik mee, dit is +zoo klaar als dat twee maal twee vier is. En bovendien, al heeten die +kerels Beni-Hassen, ze kunnen toch geen twee flinke Hollandsche borsten +als wij zijn zoo maar voetstoots van kant maken, zou ik zeggen. + +--Gij ziet, zeide de luitenant, dat mijn brave metgezel het volkomen met +mij eens is. Laten wij er dus niet meer over spreken, ik wil Fez zien en +hoop door dat reisje veel kennis op te doen van land en volk, van het +klimaat en de natuurvoortbrengselen van Marokko, dat is mijn doel, en +hiermede is uwe tweede vraag beantwoord. Ik ben een groot minnaar van de +wetenschap en hoop mijne kennis op die manier eens flink te verrijken. + +--O! sprak de Franschman met geestdrift, gij beoefent de wetenschap; +ook ik heb die lief. Gedurende een zesjarig verblijf in Algiers was ik +in de gelegenheid voornamelijk de Arabische bevolking te bestudeeren, +en ik verzeker u, dat het een interessant volkje is, schoon men, als men +dieper tracht door te dringen in hun karakter en zeden, veel opmerkt, +dat hemelsbreed verschilt met hetgeen zoovele schrijvers omtrent hen +hebben medegedeeld. + +--Maar ik dwaal af van hetgeen ik u wilde verhalen. Ik heb mij hierheen +begeven ten einde meer eenheid en volledigheid te brengen in de +verzameling penneschetsen, die ik zoo langzamerhand omtrent dit +merkwaardige volk heb bijeengebracht. + +--En nu, waarde heer, zoo besloot hij, het is voor mij een groot geluk, +een waar genoegen, met u en uw metgezel, mijn redder, te hebben kennis +gemaakt, en ik hoop dat gij aan uw stout reisplan niet al te spoedig +uitvoering zult geven, daar ik dan nog eenigen tijd uw aangenaam +gezelschap zal kunnen genieten. Gij ziet, waarde heeren! er is ook hier +alweer eigenbelang in het spel. Intusschen daar wij zijn aangekomen en +ik geloof dat ge even verlangend zult zijn om voet aan wal te zetten +als ik, zullen we dienen afscheid te nemen. Wanneer ik u echter, +in afwachting van de gelegenheid om mijne schuld aan u af te doen, +eenigszins aan mij mocht verplichten door u tot gids te strekken om een +goed onderkomen te Tanger te vinden, zal ik mij zeer gelukkig achten. +Ik ben reeds eenmaal hier geweest en bijgevolg geen vreemdeling meer in +Tanger. + +Volgaarne werd dit aanbod aangenomen, en nadat de kapitein aan zijn +Arabischen bediende had last gegeven zorg te dragen voor zijne bagage +en die der Hollanders, wenkte hij den roeier van een der schuitjes, die +thans in menigte het schip omringden, en ons drietal stapte weldra aan +land. + +Men volgde eene Moorsche straat, niet breeder dan een paar meter; links +en rechts waren hooge vuil-witte muren zonder een enkel venster. Op +sommige plaatsen waren die straten, of liever steegjes, overdekt. Overal +waren de straten even nauw, vuil-wit en somber; het was een ware doolhof +van gangen en stegen, somwijlen afgebroken door eene poort in Moorschen +stijl gebouwd. + +Onze reizigers keken verwonderd rond, en die eerste indruk was verre van +aangenaam. De straten waren vuil; overal lagen doode honden of katten, +slechts hier en daar kwam men eenige menschen tegen, die er even vuil +en somber uitzagen als hunne omgeving. Zij droegen allen een lang wit +gewaad; een groote witte kap bedekte het hoofd en liet niets zichtbaar +dan het bruine gelaat met de sombere uitdrukking. Eene enkele maal +flikkerde onder den kap een paar vurige oogen onzen reizigers tegen, +maar de meesten deden alsof zij de vreemdelingen niet opmerkten. Statig +en stil bewogen die menschen zich voort, of zaten ineengehurkt hier en +daar tegen de witte muren aangedrukt. + +Dries was de eerste, die aan zijne verwondering lucht gaf. + +--Is dat Tanger, is dat eene stad, zijn dat Arabieren, riep hij uit. +Mijn God! luitenant, ik geloof dat we in eene monnikenstad zijn verzeild +geraakt. Die huizen zijn kloosters, en die menschen gelijken allen op +monniken. Hè, wat een akelige kerels! Ze zien er net uit alsof zij naar +eene begrafenis moeten. Men wordt hier huiverig. + +--Ja waarlijk, antwoordde de luitenant, 't is hier akelig somber. De +eerste indruk van Tanger op mij is niet aangenaam. + +--O, zeide de Franschman, daaraan wordt men weldra gewoon. De Arabieren +zijn niet levendig van aard. Die verschillende personen gaan allen +daarheen alsof zij bevreesd zijn gerucht te maken. Geen mensch ziet ons, +en toch zijn we vreemdelingen en nog wel Christenen. Verplaats u eens in +gedachte in eene stad van de beschaafde landen; daar zou men dadelijk +van alle kanten worden aangegaapt, nageloopen en uitgelachen, als +kleeding en voorkomen zoozeer verschilden met die der bewoners. Maar +schoon zij hier niets laten blijken, moet ge daarom niet denken dat ze +ons niet zien! Neen, als hunne oogen dolken waren, zouden we reeds lang +zijn gedood. En geloof vrij, dat elke Arabier, dien wij tegenkomen, in +stilte de hartelijkste verwenschingen tegen ons uitbraakt. + +Op dit oogenblik ging hen eene vrouw voorbij. Zij was gesluierd, maar +aan haar vluggen tred kon men gemakkelijk zien dat zij nog jong was, +misschien ook wel schoon. Toen zij voorbijging, knikte Dries haar +lachend toe. Zij trok den sluier zoo mogelijk nog dichter om haar gelaat +en mompelde eenige woorden, terwijl zij toornig de vuist tegen ons +drietal schudde. + +--Wat zegt zij? vroeg de luitenant aan den kapitein. + +--O! antwoordde deze, zij roept u het welkom in Tanger toe, dat is hier +zoo het gebruik. + +--Eene mooie verwelkoming, die met eene vuistbedreiging vergezeld gaat, +riep Dries uit. + +Beide mannen lachten. + +--Welnu, wilt ge dan weten wat zij zegt? hernam de kapitein. »Vervloekte +Christenen, onheil over u!" + +Onze beide reizigers begonnen hartelijk te lachen. + +--Komaan, zei Dries, dat is kort maar krachtig, en naar ik vertrouw ook +hartelijk gemeend. + +--Mijneheeren! wij zijn waar wij wezen moeten, zeide de Franschman +thans. Ziehier uw logement. Volg mij maar, ik zal u introduceeren. + +En onze vrienden verdwenen in het lage gebouw. + + + + +II. + +LUITENANT FRANK EN ZIJN OPPASSER. + + +Voor ik verder ga met mijn verhaal, dien ik mijne lezers wel eerst een +weinig op de hoogte te stellen van de hoofdpersonen, die wij in het +vorige hoofdstuk ten tooneele hebben zien verschijnen. + +Frank de Leeuw, de tweede zoon uit het huisgezin van eene met vele +kinderen gezegende Rotterdamsche familie, had reeds vroeg de wijde +wereld in moeten gaan, ten einde zich een fatsoenlijke positie in de +maatschappij te verwerven, die vader niet bij machte was hem te geven, +zooals hij gaarne had gewild. _Kampen_ was, als bij zoovele fatsoenlijke +maar niet met ruime middelen gezegende familiën, naar 's vaders oordeel +de beste plaats voor Frank, om zonder veel kosten een flink burger te +worden. Onze held vertrok dus naar het Instructie-bataljon. Begrijpende +dat hij vooruit _moest_, werkte Frank, hoewel zijn vak hem alles behalve +naar den zin was, met vlijt en volharding, en door zijne wilskracht +maakte hij zoo snelle vorderingen, dat hij reeds op drieëntwintigjarigen +leeftijd, na ongeveer zes jaren te hebben gediend, tot tweeden luitenant +werd bevorderd en Kampen verliet. Twee jaren daarna was hij reeds eerste +luitenant bij het Regiment Grenadiers en Jagers, te 's Gravenhage in +garnizoen. + +Maar, zooals het gewoonlijk gaat met hen, die geen werkkring naar hun +zin hebben, zoo ging het ook met Frank. Hij dweepte in het geheel niet +met het militaire leven en was daarentegen een hartstochtelijk minnaar +van wetenschappelijk onderzoek. Zijne voorliefde voor de kennis van +vreemde landen en volken, alsmede van de natuurlijke historie, was +het die hem steeds bezig hield op zijn kamer, terwijl zijne kameraden +hun tijd zoek maakten in het koffiehuis of dergelijke plaatsen. Op de +kaarten volgde hij trouw den weg der koene reizigers en benijdde hun +vaak het genot hun leven aan de wetenschap te kunnen wijden en door +eigen oogen te aanschouwen wat hij slechts uit de boeken kon vernemen. +Hij kon zelfs den zeeman, die onbezorgd overal heengaat, zijne vrijheid +misgunnen, hoewel diens leven waarlijk niet benijdenswaardig is, en +menigmalen kwam de wensch in hem op verweg heen te trekken naar die +weinig beschaafde volken, die toch nog zoo vaak van zich doen spreken, +al is het dan ook door hunne barbaarschheid. + +Onverwacht zag Frank zich tot zijne onuitsprekelijke blijdschap in +staat gesteld aan zijn zoolang gekoesterden wensch te voldoen. Eene +rijke tante, wier oogappel de jonge officier altijd was geweest, +overleed plotseling en maakte haar neef tot eenig erfgenaam van haar +niet onbelangrijk vermogen. Toen was het besluit van onzen luitenant ook +dadelijk genomen. Hij vroeg en verkreeg, hoewel men ongaarne den flinken +officier zijn korps zag verlaten, zijn eervol ontslag. Gedachtig aan de +moeite, die zijne ouders hadden om in een fatsoenlijken stand te kunnen +leven, ondanks hun onvermoeide inspanning, verzekerde hij zijnen vader +een vast jaarlijksch inkomen uit de helft van zijne renten, daar hij aan +het overige bij zijne eenvoudige levenswijs genoeg had, en besloot naar +Marokko te gaan, een land, dat in vroeger eeuwen wegens de beschaving +zijner bewoners zoo hoog stond aangeschreven en thans zoo diep vervallen +is van zijne vroegere grootheid. + +Toen Frank's oppasser vernam, dat zijn heer op zijn verzoek ontslag uit +den dienst had bekomen, zette hij een verwonderd gezicht, en zijne +verbazing nam nog toe, toen deze hem zijn voornemen mededeelde om +Marokko te bezoeken. + +Het eerste woord dat hij, na van zijn verbazing bekomen te zijn, sprak, +was het op spijtigen toon geuite: »Wel verduiveld!" + +--Waarom zegt ge dat? vroeg Frank. + +--Wanneer denkt u te vertrekken, luitenant? + +--Wanneer? gaf deze ten antwoord; laat eens zien, we hebben nu 20 +Januari, wel, ik denk ongeveer in het laatst van Februari of het begin +van Maart. Maar waarom vraagt ge dit, Dries? + +Nog antwoordde Dries niet. + +--Kunt ge niet eerst over een jaar vertrekken, luitenant? vroeg hij +eindelijk. + +--Maar nog eens, Dries, met welk doel doet ge mij toch al die vragen? + +--Waarom, luitenant, wel omdat ik ongeveer over een jaar mijn paspoort +krijg. + +--Nu, wat zou dat dan? vroeg Frank. + +--Dat zou zooveel, luitenant, dat ik dan met u kon meegaan, antwoordde +Dries. + +Frank was aangenaam verrast. + +--Meent ge dat waarlijk, Dries? vroeg hij. Zoudt ge waarlijk met mij +meewillen? + +--Natuurlijk, antwoordde Dries; wat ik zeg meen ik altijd, luitenant! + +--Maar weet je wel, hernam Frank, dat zoo'n reis niet zonder gevaar is. +Het is geen reisje door ons land of naar Parijs. Weet je wel, dat men +kans heeft er niet heelhuids af te komen, ja er het leven bij in te +schieten. + +--Ba! antwoordde Dries; men kan overal sterven. Wat dat betreft, +luitenant, maak u over mij niet ongerust. Juist daarom zou ik met u mee +willen. Ge zoudt dan ten minste niet alleen zijn onder dat gespuis, en +twee kunnen en weten altijd meer dan één. 't Is maar dat jaar, ziet u, +dat jaar dat ik nog dienen moet. + +En de brave borst krabde zich in verlegenheid het hoofd. + +--Welnu! zeide Frank opeens, als je mee wilt, neem ik het volgaarne aan. +Bekommer je niet over dat jaar, ik zal een plaatsvervanger voor je +stellen. + +Dries sprong wel drie voet hoog en wierp van louter pret zijne +politiemuts tegen het plafond. Hij schudde de hem toegestoken hand en +werd vuurrood van vreugde. + +Men stond den luitenant bereidwillig zijn verzoek toe, en op denzelfden +dag dat hij zijn eervol ontslag kreeg, ontving ook Dries zijn paspoort. + +Als er iets was, dat luitenant Frank genoegen had kunnen doen, dan +was het die toewijding. Dries toch was geen gewoon oppasser. Hij was +voor Frank geen vreemde. Hun vriendschap dagteekende reeds van hunne +kindsheid. Dries was de eenige zoon van behoeftige ouders; zijn vader en +moeder hadden steeds een kommervol lot gehad en de moeder van Dries was +de min geweest van Frank; want toen dokter de Leeuw's echtgenoote te +zwak bleek om haar geliefd kind te kunnen zoogen, had de dokter spoedig +omgezien naar eene gezonde min en die gevonden in de moeder van Dries, +die hij juist eenige weken te voren onder zijne patiënten had gekregen. +Van zijne kindsheid af had Frank zich aan zijne min als aan eene tweede +moeder gehecht; de knapen waren te zamen opgegroeid en hadden eene +hartelijke vriendschap voor elkaar opgevat. + +Toen Frank luitenant werd in de Hofstad, was Dries als milicien bij het +Regiment ingedeeld, en reeds den tweeden dag na zijne indiensttreding +zocht hij zijn vroegeren speelmakker op, verkreeg, bij het naar huis +gaan van de miliciens der vorige lichting, de plaats van oppasser bij +Frank, en liet zich spoedig daarna als vrijwilliger bij het leger +aannemen. + +Ofschoon in maatschappelijke positie verre van elkaar verwijderd, bleef +de vriendschap van de beide jonge mannen even hartelijk en begrepen ze +te goed hunne verhouding tegenover elkaar om daar niet naar te handelen. +Hoewel dus voor iederen oningewijde hun ongedwongen omgang verborgen +bleef, behandelde Frank zijnen speelmakker bijna als zijns gelijke en +vormde van hem een voor zijn stand flink ontwikkeld persoon. Zijne +vreugde over het besluit van Dries laat zich dus gemakkelijk verklaren. +Een vriend vol toewijding als deze, een makker als Dries, was niet te +verwerpen bij een verblijf in een onbeschaafd land, waar ieder, die den +naam van Christen draagt, als een indringer en vijand wordt beschouwd. + +Zooals Frank had gezegd, vertrok men op een der laatste dagen van de +maand Februari 187*, den weg nemende over België, Frankrijk en Spanje, +naar Gibraltar, de grijze vesting, de rots-sterkte der Engelschen, die +de sleutel tot de Middellandsche Zee is, alwaar men den 24en April +aankwam. + +Op die korte reis, vol afwisselingen, had Frank het gezelschap van +zijn bediende en vriend recht leeren waardeeren. Steeds het eerst aan +het werk en het laatst ter ruste, was zijn geheel streven om zijnen +luitenant, dien hij nog steeds ouder gewoonte zoo bleef noemen, voor +elke onaangenaamheid te bewaren en hem zoo min mogelijk tot last te +zijn, iets wat de brave borst zich menigmaal verbeeldde. Zijne zorg +strekte zich zelfs zoover uit, dat meermalen gedurende de reis door +Spanje, als men in de eene of andere verdachte streek moest overnachten +in bouwvallige smerige herbergen, Frank, als hij des nachts toevallig +ontwaakte, zijn getrouwen Dries, met zijn matras, in plaats van op zijne +legerstede, voor de deur van het vertrek vond liggen, met revolver +en sabel naast zich. Want Dries stelde in de Spanjaarden geheel geen +vertrouwen. Met elken postiljon en elken herbergier, die niet beleefd +genoeg was, had hij twist en gaf steeds als zijne meening te kennen, dat +in Spanje geen enkel fatsoenlijk, eerlijk gezicht te vinden was, maar +enkel galgentronies te zien waren. + +Na een verblijf van eene week te Gibraltar verliet men dat uiterste punt +van Europa, om binnen eenige uren den voet op Afrika's bodem te zetten. + + + + +III. + +TANGER, DE MOORSCHE STAD.--DE ZEGEN VAN DEN HEILIGE. + + +Het was nog vroeg op den dag (den eersten dag na hunne aankomst), dat +kapitein Daumas onze vrienden kwam uitnoodigen Tanger te gaan bezien. +Dit aanbod werd met vreugde aangenomen en ons drietal doorkruiste weldra +de tallooze straten, die een waar doolhof vormen en waarin het, zonder +den kapitein, onzen vrienden onmogelijk zou geweest zijn den weg te +vinden. + +De stad zag er heden bij eene vroolijken zonneschijn niet zoo somber +uit als gisteren, doch met dat al was het er nog doodsch genoeg om het +groote verschil op te merken, dat er tusschen Europeesche en Moorsche +steden bestaat. Na tal van smalle smerige straten te zijn doorgegaan, +hier links-, daar rechtsom slaande, nu een eind bijna in volslagen +duisternis door een overdekte straat gaande, dan weder in het volle +licht, dat verblindend weerkaatste op de witte muren, kwam men eindelijk +op een plein. + +Hier was meer leven en beweging dan ergens elders. Het was een +rechthoekig pleintje, omgeven van talrijke kleine winkels, tusschen +welke hier en daar eenige grootere gebouwen, die zich te midden daarvan +als paleizen vertoonden. Het waren de gebouwen van de vertegenwoordigers +der verschillende vreemde naties. De kleine Moorsche bazaars leverden +vooral een vreemd gezicht op. Verbeeld u een soort van alkoof, waarvan +de ingang verminderd is tot eene kleine opening, als 't ware een venster +zonder ruiten; daarbinnen zit de koopman, meestal een Moor met langen +baard. Vóór, achter en terzijde van hem bevinden zich zijne koopwaren +opgestapeld of op rekken geplaatst. Doodstil, onbeweeglijk zittende, +brengt hij zijn dag door, onophoudelijk een soort van rozenkrans +tusschen de vingers latende doorglijden en gebeden prevelende. Hier en +daar stond een kooper met de armen op het muurkozijn geleund, en het +hoofd door de opening gestoken. + +Wat de bevolking betreft, zag men hier allerlei natiën bijeen. Hier +den Europeaan in zijne sombere kleeding, daar den Jood of Moor, +prachtig uitgedost in veelkleurige kleeding; Arabische sjouwerlieden en +bedelaars, negers en mulatten; den Koerier van den Sultan en den Beduïn +met zijn kameel, kortom, het was hier meer dan der moeite waard eens +rond te zien. Om de fontein, die aan de eene zijde van dit plein stond, +was het onophoudelijk een dringen, stooten en vloeken van allerlei +waterdragers, die met lederen zakken en kruiken zich hier van water +kwamen voorzien. Op een ander gedeelte van het plein zat een tiental +gesluierde vrouwen, die brood verkochten. + +--Welnu! zeide kapitein Daumas, wat zegt ge van Tanger? + +--Ik moet bekennen, zeide de luitenant, dat alles mij ten hoogste +verbaast. + +--Nietwaar, hernam de kapitein, dat wist ik wel. Ja, 't is eene vreemde +omgeving en eene zonderlinge bevolking. En welk eene schilderachtige +afwisseling in alles. Vergelijk onze steden daarbij, en ge zult zien +wat zij er bij verliezen. Ziet bijvoorbeeld daar die Arabieren. Ziet ge +ooit zulke figuren in ons beschaafd Europa? Ik wil niet eens spreken +van de schilderachtige en toch eenvoudige kleederdracht! Die lange, +witte mantels, hoe verschillend die ook omgehangen mogen worden, open +of gesloten, los of vastgesnoerd, altijd hangen zij in even pittoreske +plooien neder. De over het hoofd getrokken kap doet u raden naar den +leeftijd; want denk niet dat ge het uit de gelaatstrekken kunt opmaken; +ge zoudt u deerlijk vergissen. Uit de witte kap komt niets anders te +voorschijn dan het stroeve hout- of bronskleurig gelaat met de vlammende +oogen. En het lange gewaad laat niets zien dan de bloote voeten en +handen. Maar beschouw die houding, hoe fier, hoe vol majesteit en hoe +ongedwongen. De voetstap is vast en veerkrachtig, maar niet dansend. +Kortom, de geheele houding teekent den vrijen mensch, vrij naar de +natuur en naar de wet. + +--Ja, ge hebt gelijk, antwoordde de luitenant, nooit zag ik iets dat +hiermede te vergelijken is. + +--Hoe verschillend, vervolgde de kapitein, is nu de Arabier van de +Moor. Zie daar ginds de groep van Mooren, rijke leegloopers, die daar +een praatje met elkaar houden. Welk een pracht spreidt dat volk ten +toon. Zie dien grooten mousselinen tulband; dien kaftan, kersen- of +rozenkleurig, lang, tot bijna op de voeten hangend en bovenal dien kaïk, +die lange strook van witte zijde met doorschijnende strepen, die, rondom +den tulband geslingerd, los en zwierig in talrijke kronkelingen langs +den rug tot de voeten daalt. Welk eene oogverblindende pracht bij dit +volk. En ook onder hen ziet men van die flinke schoone gestalten. Zie +bijvoorbeeld dien jongen Moor daar, die hierheen komt. Wat rijzige +gevulde fraaie vorm, welke prachtige oogen! Hij zou opgang maken onder +de schoone vrouwen van Parijs. + +--Inderdaad, zei de luitenant, 't is een knappe jongen, en als de +vrouwen ook zoo zijn, zou men waarlijk in verzoeking komen er hier een +te zoeken. + +--O! wat dat betreft, zeide de kapitein, wees gerust; vrouwen zult ge +niet met ontbloot aangezicht zien, of het moesten Jodinnen zijn. + +--Maar zijn zij inderdaad zoo gestreng om ons niet een blik op haar +schoon gelaat te gunnen? vroeg de luitenant. + +--O! waarde vriend, zeide de kapitein, eer zoudt ge een muzelman kunnen +bewegen u in zijne moskee te laten binnentreden, dan eene Arabische of +Moorsche schoone ook maar een tipje van haar sluier op te lichten. Maar +ziedaar, gij zult het zien, daar komt eene schoone, let goed op wat zij +doen zal. + +Werkelijk kwam onze vrienden eene oude Moorsche vrouw te gemoet, die +gebogen en strompelend voortsukkelde. Op het oogenblik dat zij het +gezelschap voorbij moest, trok zij den sluier, die haar gelaat tot aan +de oogen bedekte, omhoog, zoodat nu haar geheele gelaat bedekt was, en +zich met het aangezicht bovendien naar den muur wendende maakte zij een +gebaar vol minachting. + +Dries begon hartelijk te lachen.--Wees gerust, oudje, zeide hij, ik zal +u mijn hart niet schenken, noch door u mijn hoofd op hol laten brengen. +Ik kan best begrijpen waarom zij zich zoo sluiert en zich van ons +afwendt, zij is bevreesd dat wij hare heerlijke tronie zullen zien. Wel, +wel! wat een inbeelding voor zoo'n oude heks. + +De beide officieren lachten hartelijk en men vervolgde de wandeling +weder. + +Men was thans genaderd tot aan het einde van het plein, dat door eene +straat van het strand af recht doorsneden wordt. In die straat vertoonde +zich mede veel volk. Een troep van vijf mannen, groote gespierde kerels +in donkere kapmantels gehuld, kwam juist de straat uit en ging het +plein op. Luitenant Frank, die hen het eerste opmerkte, bleef staan om +hen na te zien. De donkere mantel was versierd met zijden kwasten van +verschillende kleur. Naast den bloedrooden tulband stak de loop van een +zeer lang geweer boven den schouder uit. Enkele hadden op het donkere +gelaat gele figuren getatoueerd. Fluisterend met elkaar sprekend gingen +zij op tamelijken afstand ons gezelschap voorbij; doch niet zonder een +stouten, uittartenden blik, die van gloeienden haat getuigde, op hen +geworpen te hebben. + +--Ba! wat gemeene gezichten, zeide Dries, echte galgentronies! + +--'t Is goed dat zij u niet kunnen verstaan, zeide de kapitein; zij +zouden er geen bezwaar in zien u hier op klaarlichten dag een kogel door +het hoofd te jagen. + +--Wat! riep Dries; zouden ze dat durven en zou dat ongestraft kunnen +gebeuren? + +--Zeker, antwoordde de kapitein. Luister, vriend! als ge deze knapen +ooit mocht ontmoeten, waar of hoe ook, ga dan voor hen uit den weg, want +ik verzeker u, ze zouden u met het grootste genoegen naar de andere +wereld zenden als ge hen slechts leelijk aankeek, want die kerels zijn +de Piraten van het Rif, de bloeddorstigste zeeroovers, de grootste de +gemeenste bandieten, die de bergen langs de kust bewonen. Zij zijn voor +niets en voor niemand bevreesd; met de overheid lachen zij; de soldaten +van den Sultan en de oorlogschepen der Europeanen bespotten zij van uit +hunne bergen. Elk schip, dat daar strandt, is reddeloos verloren. De +lading wordt buitgemaakt; de equipage gedood. Ziedaar de oorzaak, dat +men van vele op deze kust vergane schepen nooit iets verneemt. Hun +eenige wet is hun geweer, en hij die in hunne woonplaatsen den voet +zet zonder de bescherming van een invloedrijken heilige of Sheik, is +verloren. Men spreekt hier over de streek waar zij wonen, als over een +verschrikkelijk, ontoegankelijk, geheimzinnig land. + +--En dat volk, die roovers loopen hier vrij rond; zij durven zich hier +op den dag vertoonen, riep de luitenant. + +De kapitein haalde de schouders op.--Wat wilt ge, antwoordde hij. Wie +zal hen iets doen. Zie ze gaan, loerend rondblikkend; bij het minste wat +hun verdacht voorkwam, zouden zij met het geweer in de hand spreken. +Neen, men vreest dit canaille te veel om hen te bemoeilijken; volk en +overheid vreezen hen en heulen met hen.--Maar kom, laten we zien, wat de +oorzaak is van dien volksoploop daar; er schijnt iets bijzonders te zien +te zijn. En zijne vrienden medetroonende, begaf de kapitein zich haastig +naar de straat waar een groote hoop volk zich had verzameld en waar men +allerlei afschuwelijke kreten hoorde. + +--Ha, dat dacht ik wel! riep de kapitein uit, toen men de groep was +genaderd; 't is een heilige, die zijne kunsten vertoont. Ziet, hebt ge +ooit iets walgelijkers gezien dan dezen heilige? + +En zeker was het een afschuwelijk schouwspel. In het midden van dien +volkshoop stonden twee menschen, als men hun dien naam mag geven. +De een, een man op jaren, was mager. Zijn taankleurig gelaat met de +ingevallen wangen deed den scherpen, puntigen, krommen neus meer +vooruitsteken; de diep in de kassen gezonken oogen straalden van een +woest vuur. Hij hield in de rechterhand een smerigen stok met een +even vuilen witten lap er aan. De ander, wel twee hoofden kleiner dan +zijn makker, die eene verbazende lengte had, was opgeblazen dik. Zijn +geheele gelaat was met eene lijkkleur overdekt, als van iemand die eene +vreeslijke ziekte heeft. De groote oogen rolden woest door het hoofd +en lieten tusschenbeide alleen het wit zien. Hij danste met allerlei +verdraaiingen van het bovenlijf op eene eentonige wijs. Hoe langer hoe +walgelijker werden de bewegingen van dien kerel; de oogen puilden weldra +uit hunne kassen en het lichaam schudde en schokte van stuipachtige +trekkingen. Zijn metgezel met de vlag hield, stampende met den stok +en zich met de andere hand op de borst slaande, de maat met het +afschuwelijke gezang, dat uit een dof gedreun bestond, afgewisseld door +helsche geluiden en zuchten en met jammerlijke kreten, als van iemand +die in den vreeslijksten angst verkeert. Twee even afzichtelijke kerels, +de een met eene fluit, de ander met een oude trom, begeleidden dit +concert, dat in waarheid eene vertooning uit de andere wereld scheen. + +En om die groep verdrongen zich de sjouwerlieden, de straatslijpers en +ander gespuis, zich een weg banend met stompen en trappen, om het vuile +witte doek of de smerige handen dier heiligen te kussen. Eenigen stopten +hun wat geld in de handen. Als bewijs van zijne bijzondere tevredenheid +over de ontvangen gift, gaf de reus een paar zijner aanbidders een +gevoeligen nekslag met de beenige harde vuist, en spuwde een ander, +wiens gift grooter was dan van een der overigen, in het gelaat. De aldus +begunstigden liepen haastig heen, juichend over de onderscheiding hun +van den heiligen man te beurt gevallen. De twee kerels met de fluit en +de trom gingen nu huis aan huis, onder hunne aanhoudende helsche muziek, +de giften inzamelen, en daar de troep verder ging om elders zijne +vertooningen voort te zetten, liepen onze vrienden ook door. + +[Illustratie: En zeker was het een afschuwelijk schouwspel. Bladz. 20.] + +--Mijn God! zeide de luitenant, wat afschuwelijke kerels, ba, wat +ellendelingen; ik ben zoo vol walging van die schavuiten, dat ik, als ik +er nog langer naar gezien had, onpasselijk zou zijn geworden. Neen, +kapitein, na dit staaltje van Marokkaansche heiligheid houd ik het nog +liever met uwe onheilige zeeschuimers van daar straks, hoe vreeslijk +terugstootend en gemeen die er ook uitzien; het past ten minste bij hun +afschuwelijk handwerk. Een roover heeft zelden een gunstig gelaat. Maar +deze kerels, ba, ik walg van hen. + +--Ja, 't is gespuis, antwoordde de kapitein, en bovendien is dit volk +gevaarlijk. De heiligen van Marokko toch, zijn allen krankzinnig of +houden zich zoo. Dit is een onmisbaar vereischte om het beroep uit te +oefenen. En om hunne heiligheid is hun alles geoorloofd. Ik herinner +me een geval, dat met onze consul, den heer Sourdeau, is gebeurd. +Deze kreeg op zekeren dag van zoo'n heilige een duchtigen slag met +een knuppel in den nek. Doch thans, dank zij de bemoeiingen der +verschillende consuls, zijn de heiligen jegens de vreemdelingen wat +gedweeër geworden. + +--Ik zou al die heiligen maar in een gekkenhuis opsluiten, zeide Dries, +dan konden zij zich vermaken door elkander nekslagen toe te brengen en +op elkaar te spuwen. + +De kapitein lachte.--Ongelukkig denken de Marokkanen er anders over, +zeide hij; doch laten wij voortgaan naar de wandelplaats. + +--De wandelplaats? vroeg de luitenant, heeft Tanger eene wandelplaats? + +--Wel zeker, zeide de kapitein, en daar wij aan het einde der straat +zijn, kan ik ze u laten zien. Ziedaar die geheele strook, het strand, +van hier tot aan kaap Malabar, dit is de wandelplaats van Tanger. Tegen +den avond vindt ge hier al de bewoners van Tanger bijeen. De Europeanen +met familie en bedienden, de reizigers die Tanger bezoeken, de +verschillende consuls, Mooren, Arabieren, heiligen, soldaten, enz. + +--En nu, zeide de kapitein, wanneer gij lust hebt de wandeling nog +verder uit te strekken, zullen we de marktplaats gaan bezoeken. + +--Gaarne, antwoordde de luitenant. + +Men ging de straat weder in, den vorigen weg terug en door een paar +Moorsche poorten gegaan zijnde, bevond men zich opeens buiten de stad. + +Op het oogenblik, dat men dicht bij de marktplaats, Soc-di-Barra +genaamd, genaderd was, kwam ons gezelschap een troep gillende en +huilende straatjongens en leegloopers tegen. Die troep begaf zich naar +de stad. Toen de bende straatjongens voorbij was, ontwaarde men in het +midden van den volkshoop een neger en een mulat, beiden op ezels gezeten +en omringd door een troep Arabieren, met stokken gewapend. Het waren +soldaten, die buiten de stad een paar dieven hadden gevangen. Zij hadden +te zamen op de markt eene geit gestolen en er zich een heel eind mede +uit de voeten gemaakt, toen de diefstal werd ontdekt en de twee +ongelukkigen werden ingehaald. De arme drommels waren voor het grootste +gedeelte naakt en hunne aangezichten waren vertrokken van angst; het +zweet en het stof maakten hunne huidkleur grauw. De soldaten hieven +tusschenbeide de stokken op en striemden de naakte ruggen dier twee +ongelukkigen, dat het afgrijslijk was om te zien. Het bloed liep hun +langs de donkere huid en bij elken slag weerklonk een koor van gegil en +gebrul uit de bende volks. + +--Afgrijslijk, afschuwelijk, riep de luitenant uit, en dat volk vindt +daar vermaak in? + +--O, 't is slechts een voorproefje van hunne straf, zeide de kapitein; +zij hebben gestolen. Men gaat hun de hand afhakken. + +--Wat, riep de luitenant, de hand afhakken voor een diefstal van zoo +weinig beteekenis? + +--Ja, antwoordde de kapitein, op die wijze straft men hier te lande. +Alle kleine misdrijven straft men met eene barbaarsche wreedheid. Let +eens op hoeveel gij er zult ontmoeten in dit land, die aan één of de +beide oogen blind zijn. En dit is niet de blindheid, zooals wij ze +kennen, maar eene blindheid veroorzaakt door het uitsteken der oogen. O! +ik verzeker u, 't is afschuwelijk, wanneer ge daarvan praten wilt, die +donkere, fiere, dikwijls eerwaardige gezichten met ledige oogholten. Het +is een aanblik, die zeer doet. + +De luitenant en Dries rilden. + +Men was intusschen de marktplaats Soc-di-Barra genaderd. Het was een +uitgestrekt terrein op de glooiing van een heuvel, rijzend en dalend, +hier een eind vlak, daar vol putten. Halverwegen de helling werd men +vier witte muren gewaar. Het was het graf van een heilige. Hoogerop lag +het kerkhof. Aan den voet op het vlakke gedeelte zat een troep Arabische +vrouwen, allerhande groenten en fruit te koop hebbende, die vóór haar +lagen tentoongesteld. Het terrein rondom het graf van den heilige was +ingenomen door een troep kameelen en kameeldrijvers, die onder de +schaduw der enkele vijgen- of aloëboomen, die hier en daar verspreid +stonden, rustig lagen of neergehurkt zaten te droomen. Het liep reeds +tegen den avond. De hemel, rood van de ondergaande zon, kleurde alles +in gouden gloed. Die rosse stralen verlichtten de tenten der Arabieren +op het hooge gedeelte der helling, verlichtten de Arabieren, die, in +hunne witte mantels gehuld, onbeweeglijk als beelden op het kerkhof +stonden, en gaven aan het geheel zoo'n echt Oosterschen glans, zoo'n +schilderachtig effect, dat onze vrienden opgetogen van bewondering +bleven staan. Bovendien heerschte hier niet die vervelende drukte van +onze marktplaatsen. Stilte en rust lagen over alles uitgespreid; 't was +alsof men eene schoone schilderij voor zich zag. + +De kapitein was de eerste, die de stilte afbrak. + +--Komaan, vrienden! zeide hij; laten we hier niet blijven staan, er valt +voor ons nog veel te zien; voorwaarts, opdat de nacht ons niet +overvalle. + +--'t Is ook zoo schoon, sprak luitenant Frank, kijk, kapitein! dit +tafereel verzoent mij weder met al het onaangename, dat ik vandaag heb +gezien. + +--Ik geloof het gaarne, antwoordde de kapitein, gij zegt dat zeer +terecht. Enkele schoone verheven tafereelen binden den reiziger aan +de overigens onbeschaafde landen. En 't is goed, dat alles bij zijne +schaduw- ook zijne lichtzijde heeft, anders zou er thans, voorwaar! niet +zooveel bekendheid bestaan omtrent vreemde landen, volken en toestanden. +Maar komaan! laten we eens zien wat daar voorvalt. + +Dit zeggende, begaf de kapitein zich naar eene plek, waar een troep +volks rondom een ouden Arabier geschaard stond. Hij vertelde. Het was +een knappe kerel, met donkere gelaatskleur, heldere fonkelende oogen +en langen grijzen baard. Hij had een wit kleed aan, om het hoofd +saamgebonden met een kemelsharen koord. Twee muzikanten begeleidden +hem, op eene zachte klagende manier, met eene fluit en eene trom. Hij +begon, zooals altijd, met een gebed, en daarna volgde het verhaal. Zijne +heldere stem, gepaard aan eene langzame, duidelijke voordracht, deed hem +op verren afstand verstaan. Zijne bewegingen waren vol vuur en leven, +en gaven zoo duidelijk de verschillende voorvallen weer, dat onze +Hollanders, hoewel de taal niet verstaande, nochtans gevoelden en +begrepen wat hij sprak. + +--Hij verhaalt van een krijgstocht, zeide de kapitein, let op hoe +duidelijk hij alles voordraagt. Zie, hoe hij den uittocht ten strijde +weergeeft met het gejubel van de stamgenooten, die den strijders geluk +toewenschen op hun tocht. Hoor, hoe hij den marsch teekent, hoe hij +verhaalt, waarmede de krijgers zich op den marsch bezighielden met +fantasia of lab-el-barode, dat verrukkelijke spel, dat elke beweging +van den strijd vertoont. Zie, alles geeft hij even duidelijk, even +bewonderenswaardig weer: het stil naderen om den vijand te overvallen, +het beraadslagen hoe den aanval te doen, het geweldige van den +onverhoedschen aanval, het verschrikkelijke van het gevecht, de +wanhopige woede van den vijand, die zijne bezittingen en zijn leven ten +duurste verdedigt, de overwinning, het verbranden van het vijandelijke +dorp, en eindelijk den triumftocht naar huis, waar men met gejuich wordt +ingehaald. Hoor, hoe zijne laatste woorden wegsterven in de onstuimige +bijvalsbetuigingen van het publiek. + +--Ja, dat is onnavolgbaar, dat is verrukkelijk schoon, riep de luitenant +uit. + +Intusschen was de kring van toehoorders uiteengegaan en onze luitenant +bood den verhaler een geldstuk aan, dat de Arabier met trotsche +waardigheid aannam. + +Na eenige oogenblikken rondgekeken te hebben, nam ons gezelschap den +terugtocht naar de stad aan. In een der poorten, die men doorging stond +een heilige tegen den muur geleund om giften in te zamelen. Het was een +stevige kerel met een allergemeenst uitzicht. Met de oogen strak in de +lucht starend, scheen het alsof hij niets zag van hetgeen er nevens hem +omging. Slechts nu en dan, als iemand hem met eerbied naderde, stak hij +met een onverschillig gebaar de hand uit en nam de gift aan die men hem +gaf. Toen onze vrienden onder de poort waren gekomen, sloeg de heilige +de oogen op hen en zag hen onbeschaamd aan. De luitenant, dit voor het +zwijgende verzoek om een aalmoes aanziende, nam, aan eene opwelling van +edelmoedigheid gehoor gevende, een handvol floe's, een koperen munt ter +waarde van nog geen halven cent, en wierp ze den man in de hand. Dries +den kerel, wiens aanhoudend onbeschaamd aangapen hem vertoornde, +willende dwingen voor zich te zien, beantwoordde dat met eene even +minachtenden uitdagenden blik, toen de heilige op eens een stap +voorwaarts deed en Dries in het gelaat spoog. + +Dat was te veel voor Dries. Als een woedend dier sprong hij op den +heilige toe, en hem met de linkerhand bij de keel grijpend, gaf hij hem +met de andere een vuistslag tusschen de oogen, die hem zeer alledaags +tegen den muur deed tuimelen. Doch bijna nog voor hij gevallen was, +sprong de schurk op en zijn knuppel opheffend, was hij gereed Dries een +wel gemikten slag toe te brengen, toen deze, den slag ziende aankomen, +snel bukte, den kerel bij de beenen greep en hem met een hevigen smak op +den grond wierp. In een oogwenk had hij hem nu zijnen knuppel afgenomen +en bleef in afwachting of de heilige soms een tweeden aanval zou wagen. + +Verbaasd en verschrikt tevens waren de kapitein en de luitenant getuigen +geweest van dit tooneel. Het had zich zoo snel toegedragen, dat het +gebeurd was eer men nog goed de toedracht der zaak wist. + +--Zie zoo, zeide Dries, die fielt zal vooreerst genoeg hebben van een +fatsoenlijk mensch in het aangezicht te spuwen. Zoo'n schobbejak! Kijk +luitenant, mijne handen jeuken om hem de hersens in te slaan. + +De kapitein en de luitenant hadden al hunne overredingskracht noodig om +Dries tegen te houden, en deze was zelf zoo wijs den kerel den rug toe +te draaien en mede te gaan. + +Maar toen men wilde voortgaan, verhief zich een dreigend gemompel uit +den volkshoop, die intusschen de poort had gevuld, en in een oogenblik +waren onze vrienden omsingeld door een troep havelooze vagebonden, die +de vuisten balden en woedende blikken op hen wierpen. + +--Parbleu! mompelde de kapitein, dat ziet er gek uit; op mijn woord dat +canaille is tot alles in staat. Wij hebben hunnen heilige geslagen en +dat volk is duivels verzot op die gewaande gekken. + +--Welnu, zeide de luitenant, wij moeten er toch door. + +--Dat spreekt vanzelf, zei Dries; komaan, ik heb heel veel lust dat +canaille eens door elkaar te slaan. + +De kapitein maakte eene beweging om voort te gaan, doch niemand +verroerde zich. In dien levenden muur was geen doorgang te vinden. + +--Uit den weg, riep de kapitein, uit den weg, schurken! doch het hielp +niets. + +--Ha! riep op eens de luitenant, Goddank we zijn gewapend, ik was het +haast vergeten. Neem aan, kapitein, spoedig neem aan! En hij duwde hem +eene geladen zesloopsrevolver in de hand, waarvan hij er twee bij zich +had. + +Toen spanden onze twee vrienden den haan en, de revolvers opheffende, +richtten zij dien op den troep, terwijl Dries, zijne knots opheffend, +een stap voorwaarts deed. + +--Terug, donderde de kapitein, terug! schooiers, of bij Allah ik zal je +doodschieten als honden. + +Op het gezicht van die kleine maar vreeslijke wapens begonnen de +Marokkaansche straatslijpers bevreesd te worden, en daar de kleine troep +steeds nader schreed, deinsden de voorsten terug. Doch de achtersten uit +den hoop, de voorste rijen als een schild voor zich hebbend, drongen op. + +Toen, bevreesd van de been te geraken, legden de luitenant en de +kapitein aan en gaven vuur. Dit deed uitwerking; een kerel werd in den +schouder getroffen, en een ander een stuk van het oor afgeschoten. Nu +werden ook de achtersten door vrees bevangen en de troep begon te +wijken. + +Dit ziende en woedend over de ondergane beleediging en het oponthoud, +sprong Dries naar voren en met beide handen zijnen knuppel zwaaiend, +liet hij dien zoo gevoelig op de hoofden en schouders der Muzelmannen +neerkomen, dat de aftocht in eene razende vlucht overging, terwijl Dries +maar aanhoudend als een bezetene rondsprong en er op in sloeg. + +Ondanks het gevaarlijke van hunnen toestand ter nauwernood verdwenen +was, konden de luitenant en de kapitein zich niet houden van het lachen +en proestten zij het uit, zich echter haastende den al te ijverigen +vervolger in te halen en met zich mede te nemen. + +Men was nu spoedig in het logement aangeland, waar men nog bijna den +geheelen avond den vroolijken aanstekelijken lach van den Franschman +hoorde weerklinken, die zich telkens dien overgang van het gevaarlijke +tot het bespottelijke voor den geest riep en eindigde met te +zeggen:--Parbleu! beste vriend, wij hebben ten minste ons eerste +avontuur gehad. Maar weet ge wel, Dries, dat die Marokkanen u een +grooten dwaas vonden om zoo den zegen van den heilige te versmaden? + + + + +IV. + +DE NIEUWE REISGENOOT.--SELAM, DE GIDS. + + +Na een verblijf van drie weken te Tanger, en die stad bezocht en +bezien te hebben tot in de afgelegenste wijken, na van verschillende +interessante voorvallen getuigen te zijn geweest, na eindelijk eene +inleidende studie tot de kennis van het land en de bewoners gemaakt te +hebben, begon luitenant Frank er zeer naar te verlangen de reis naar Fez +te beginnen, en ook Dries, die met Tanger geenszins ingenomen was en wel +het minst met hare heiligen, had reeds herhaaldelijk zijn verlangen te +kennen gegeven, die duivelsche stad te verlaten en wat meer van Marokko +te zien dan nauwe smerige straten, witte muren en krankzinnige heiligen. + +Het was des avonds op de kamer van Frank, toen ons drietal gezellig bij +elkaar zittende onder het rooken van eene sigaar en het genot van een +glaasje vurigen Spaanschen wijn, dat de luitenant zijn stellig voornemen +om over eenige dagen den tocht naar Fez aan te nemen, aan den kapitein +mededeelde en hem verzocht zijne hulp te verleenen in het zoeken van +flinke kameeldrijvers en een gids, op wien men kon vertrouwen. + +--Gij weet, zeide de kapitein, dat gij steeds over mij kunt beschikken +en ik u niet zou laten vertrekken zonder verzekerd te zijn, dat gij een +gids en kameeldrijvers hadt, op welk gij volkomen kunt vertrouwen, want +ik weet hoe gevaarlijk uw tocht is. Het is dus tevergeefs geweest, dat +ik u gesmeekt heb af te zien van die gevaarvolle reis, die men slechts +als door een wonder kan volbrengen? + +--Mijn besluit is onherroepelijk genomen, zeide de luitenant. Spreken +wij daarover dus liever niet meer; het zou toch tot niets leiden. + +--Welnu, zeide de kapitein, daar gij het verlangt, zwijg ik er verder +over, en wij zullen ons dus bepalen tot het maken van toebereidselen +voor onze reis. + +--Onze reis, sprak de luitenant vragend, onze reis? + +--Wel ja, parbleu! wat wilt ge dat ik anders zeg, riep de kapitein uit, +onze reis, natuurlijk! Of dacht ge dat ik u alleen zou laten gaan, +alleen naar Fez; gij, hier met alles geheel onbekend. Gij hebt een +fraaien dunk van mij. Neen, wat men ook zeggen moge, nooit zal men +zeggen, dat kapitein Daumas zijne vrienden in den steek heeft gelaten, +en dat nog wel vrienden, aan welke hij het leven verschuldigd is. Wel +mijne vrienden! weet ge wel, dat ik alleen mede zou gaan om in de +gelegenheid te zijn mijne schuld aan u af te doen. + +--Maar, kapitein! riep de luitenant uit, dat gaat niet. Gij kunt niet +met ons medegaan! + +--Neen, zeide Dries, de luitenant heeft gelijk, omdat wij nu eenmaal +hebben besloten onze huid te wagen op eene reis naar Fez, is dat nog +geene reden voor u om hetzelfde te doen. + +--Komaan, zei de kapitein, het wordt hoe langer hoe mooier. Ik val in +zee, ik, die niet goed genoeg kan zwemmen om mijzelven te redden. +Iemand, die mij in het geheel niet kent, die niet weet wie ik ben, stort +zich onversaagd in zee en hij redt mijn leven. Mijn redder en zijn +vriend, die hetzelfde voor mij zou hebben gedaan, als het noodig ware +geweest, gaan op reis.... tot zoover gaat alles goed; doch nu komt het +fraaie van de zaak. Op die reis namelijk, waar het kogels en sabelhouwen +zal regenen, wil men mij beletten mee te gaan, terwijl ik mogelijk eene +uitmuntende gelegenheid zal vinden om mijne schuld af te doen. Neen, ik +zeg op mijne beurt: dat gaat niet aan! + +--Ba! zeide Dries, 't is wat, om even in zee te springen en een nat pak +te halen om iemand een handje te helpen. + +--Dries heeft gelijk, sprak nu de luitenant, hetgeen hij voor u deed, +zouden wij voor elken in levensgevaar verkeerenden persoon hebben +gedaan, en wij kennen u reeds genoeg om hetzelfde van u te verwachten. +Het is daarom overbodig u noodeloos aan gevaar bloot te stellen. +Bovendien zijn wij beiden ongehuwd, sneuvelen wij op onzen tocht, +niemand zal aan ons veel verliezen, terwijl gij daarentegen kinderen +hebt. + +--Luistert, vrienden! hernam de kapitein, ik zeg u eens voor al, dat ik +mede ga, daarvan zal niets mij afbrengen, bespaart dus uwe pogingen; +evenmin als ik zal trachten u van uw voornemen af te brengen, evenmin +verwacht ik dat van u, wat mij betreft, en daarmede basta! De zaak is +dus beklonken; hier hebt gij mijne hand, vrienden! beschouwt mij van nu +af als een wapenbroeder, als een boezemvriend! + +En door de opgewonden, doch beslissende taal van den kapitein getroffen +en overtuigd van het vruchtelooze van verdere pogingen, drukten de +luitenant en Dries krachtig de hun toegestoken hand. + +Toen vulde de kapitein de glazen, en het zijne opnemende zeide hij:--Ik +drink op onze vriendschap in de eerste plaats, en op het goed gelukken +onzer gewaagde onderneming in de tweede. En pardieu! ik drink ook op de +avonturen, die wij zullen hebben, want daaraan zal het ons niet +ontbreken. + +Met geestdrift werd de toost beantwoord door den luitenant en Dries, die +werkelijk zeer verheugd waren over het besluit van den kapitein. + +--Nu dit alzoo besloten is, zullen wij een oogenblikje praten over de +toebereidselen voor de reis, sprak de luitenant. + +--Juist, zeide de kapitein, zich achterover op de rustbank werpende en +met welbehagen zijne sigaar rookend, laten wij eens rustig de zaak +bespreken. + +--Ten eerste, begon de kapitein, is 't een vereischte dat we een gids +hebben, die de drie zeldzame eigenschappen in zich vereenigt van eerlijk +en trouw te zijn en goed met den weg bekend; kortom een man van +ervaring, aan wien wij ons leven veilig kunnen toevertrouwen. + +--Ja, viel de luitenant hem in de rede, maar waar dien te vinden? + +--Ik erken de moeilijkheid, vervolgde de kapitein, om een persoon te +vinden zooals wij dien wenschen, en toch vermeen ik daarin spoedig te +zullen slagen, zoo hij niet reeds is gevonden. + +--Hoe! riep de luitenant, gij zoudt reeds zoo'n gids kennen? + +--Misschien, sprak de kapitein lachend, doch laten we de huid niet +verkoopen vóór de beer geschoten is. De zaak is deze: Ik heb een +bediende, die mij zeer trouw is. Mohammed, zoo heet hij, is een +jonge Moor, dien ik uit de diepste armoede heb opgebeurd, zoodat hij +thans een bekwaam, aan mij verknocht bediende is. Gedachtig aan zijne +vroegere ellendige levenswijze, betoont hij mij steeds de oprechtste +toegenegenheid. Ik geloof dat de kerel zich voor mij in stukken zou +laten houwen. Toen ik uw stellig besluit vernam, was dadelijk mijn plan +gevormd om mee te gaan, en ik heb Mohammed toen eens gevraagd, of hij +ons ook een goeden gids kon bezorgen. Zich herinnerende dat een vriend +zijner kindsheid thans te Tanger moet wonen, is Mohammed er dadelijk op +uitgegaan om dien te zoeken en ziehier met welk bericht hij terugkwam. + +--Selam, de vriend van Mohammed, was werkelijk door hem uitgevorscht. +Na de blijdschap van het wederzien had Mohammed zijnen vriend gevraagd, +wat hij voor den kost deed. Selam nu zag er vermagerd en behoeftig uit, +wat Mohammed dadelijk opmerkte. In 't kort verhaalde Selam nu, hoe hij +eene goede betrekking had gehad als geleider van de karavanen tusschen +Tanger en Fez. Maar eenige maanden geleden was hij doodziek van Fez +teruggekeerd en eerst kort geleden hersteld. In afwachting van weer +zijne vroegere betrekking te aanvaarden, verdiende hij een handvol +floe's daags met het dragen van pakken, het verrichten van boodschappen +enz. Toen Mohammed hem verhaalde, dat wij naar Fez wilden gaan en een +gids behoefden, viel de arme duivel bijna voor Mohammed op de knieën, +hem bezwerende toch zijn best te doen, dat wij hem in dienst zouden +nemen. Mohammed zegt voor hem in te staan als voor zichzelf, ik geloof +dus dat wij niet beter kunnen doen, dan dezen Selam bij ons te laten +komen. + +Dit onverwachte geluk kon niet anders dan toejuiching vinden bij den +luitenant, en hij drong er op aan dat Mohammed zijn vriend terstond zou +gaan halen. + +Zoo gezegd, zoo gedaan! Na verloop van een kwartier verscheen Selam. +'t Was een fraaie jongeling, mager maar gespierd, vlug en sterk. Zijne +sprekende oogen keken vriendelijk, trouwhartig en eerbiedig op ons +drietal, van wien hij zijn geluk verwachtte. Hij sprak en gesticuleerde +vol leven en met groote drift, waardoor zelfs de minst gewichtige zaak, +door hem besproken, iets scheen te zijn waarvan leven en dood afhangen. + +De kapitein vroeg hem naar den weg, dien hij zou aanraden te volgen. +Selam begon haastig te spreken. De weg langs Had-el-Garbia, en Tleta +de Reissana over Alkazar-el-Kibir enz.,--en Selam somde eene menigte +dier namen op, door het land der Beni-Hassen over Zeguta en Tagat--was +die, welken men gewoonlijk nam en dien Selam op zijn duimpje kende. +Hij achtte dezen weg de beste te zijn. Wel lag daar het land der +Beni-Hassen, hetgeen hem eenige zorg baarde, maar hij hoopte dat een +kleine karavaan, met omzichtigheid reizende, de aandacht dier roovers +zou ontgaan; en was dat niet het geval, dan vertrouwde hij, dat men +het niet zou durven wagen een karavaan, waarbij zich een kapitein van +het Fransche leger bevond, lastig te vallen. Daarom ried Selam aan de +uniform op reis te dragen, dat zou, waar men kwam, ontzag inboezemen en +dan, meende hij, zou het wel gaan. Ook ried hij luitenant Frank aan, +zich in uniform te steken of die ten minste, zoo hij de voorkeur gaf +aan eene gemakkelijkere kleeding, op reis mede te nemen om zich bij +voorkomende gelegenheden daarin te vertoonen. + +Na eene korte beraadslaging werd er besloten Selam aan te nemen; diens +gunstig voorkomen en vooral zijne bekendheid met Mohammed waren van +grooten invloed op het besluit onzer vrienden. + +Toen de kapitein aan Selam dit besluit mededeelde, kwamen den braven +jongen de vreugdetranen in de oogen:--Allah zal u zegenen, heer! zeide +hij, gij redt mij en mijne vrouw van diepe ellende. En de opgewonden +jongeling zwoer met een plechtigen eed hen trouw te zullen dienen. + +Aan Selam werd nu de zorg opgedragen om twee kameelen met drijvers te +huren, alsmede een paar muilezels. Van nu af in dienst gesteld, ontving +Selam een geschenk in geld, om zich gereed te maken voor de reis en +om zijn gezin gedurende zijne afwezigheid van het noodige te kunnen +voorzien. Ook moest hij zich voortaan elken dag in het logement bij +Mohammed aanmelden, om te vernemen of men zijne diensten ook noodig had +en rapport te brengen van den stand der toebereidselen. Eindelijk ging +de verheugde Selam heen en verliet met zijn boezemvriend Mohammed het +hotel om in zijne woning feest te vieren over het onverwachte geluk. + +Ons drietal, tevreden over de zoo spoedige en gelukkige beslissing van +een der voornaamste punten van hun programma, beschouwde dit als een +gunstig voorteeken, en met onderling goedvinden werd de afreis tegen den +20sten Mei vastgesteld. + +--Dus zullen wij over zes dagen vertrekken? zeide de kapitein, toen +Selam en Mohammed hen hadden verlaten. + +--Ja, zeide de luitenant verheugd, eindelijk zullen we dan dien veel +besproken tocht ondernemen. + +--Ik zal voorloopig eens uitzien naar een vriend, die ons een paar goede +paarden bezorgt, zeide de kapitein, en ga mij voorzien van een +zakboekje, om een klein journaal aan te leggen. + +--En ik, zeide de luitenant, ga mijn schetsboek opzoeken en mij voorzien +van het noodige om insecten en kruipende dieren te kunnen bewaren. + +--Zoo, zeide de kapitein, gij teekent, gij zijt dus ook artiste? + +--O neen! antwoordde Frank, zoo ver heb ik het nooit kunnen brengen; +maar ik houd er van om wat ik schoon vind uit te teekenen, al is het dan +ook vrij gebrekkig. Die schetsen zijn voor mij evenzoovele herinneringen +aan de plaatsen, waar ik ben geweest. Reeds heb ik dat in mijn geliefd +vaderland gedaan. Des winters bij den haard in het gezellig vertrekje in +den Haag genoot ik, wanneer ik mijn schetsboek doorbladerde, nogmaals en +wie weet voor de hoeveelste maal, hetzelfde genoegen, dat ik gesmaakt +had bij het aanschouwen dier schoone plekjes in de schilderachtige +omgeving mijner woonplaats. + +--Ja, dat kan ik begrijpen, zeide de Franschman. Ook mij is het wèl, +wanneer ik het een of ander tafereel uit mijn vaderland zie, dat ik ken, +dat ik heb aanschouwd. + +--Daar iedereen wat gaat verrichten, zal ik ook wel wat dienen te doen, +zeide Dries. Ik ga dus onze wapens eens onderhanden nemen, luitenant! +want, als ik mijnen ooren goed den kost heb gegeven, geloof ik, dat wij +ze noodig zullen hebben. Ik zal ze dan ook eens terdege nazien, want, +gij kunt het gelooven of niet, maar mijn huid is mij nog tamelijk veel +waard. + +--Goed zoo! zeide de kapitein. Ja, ik zal Mohammed ook gelasten onze +wapens in orde te brengen. Gij kondt wel eens gelijk hebben, Dries! ik +geloof ook niet, dat wij overal even gerust en veilig zullen slapen als +hier. Maar morgen zullen wij verder beraadslagen, want ge zult zien, dat +gij het in de laatste dagen druk zult hebben; het voornaamste komt ons +gewoonlijk het laatst in de gedachte. En nu, rust wel waarde luitenant! +en droom niet te veel, over de Beni-Hassen en Fez. En na hen de hand te +hebben gedrukt, verwijderde zich de kapitein lachend. + + + + +V. + +NAAR FEZ.--DE KAPITEIN VERHAALT ZIJNE GESCHIEDENIS. + + +Wat al drukte gaven die zes dagen vóór de afreis aan onze reizigers. +Ieder had het even volhandig. De kapitein haalde bij zijne hem bekende +landgenooten te Tanger de huizen bijna 't onderste boven om naar +boeken te zoeken; hij snuffelde in alle hoeken en doorbladerde alle +tijdschriften om te zien, of er niet het een en ander in stond, dat hem +van dienst kon zijn. Overal won hij berichten in, belegerde het huis van +den Franschen consul om zijne verslagen en rapporten te mogen inzien, +praatte met alle Mooren, liep honderden malen op één dag het logement in +en uit, en sloot zich uren lang op in zijne kamer om het een of ander +boek vliegend door te lezen of in zijn journaal bladen vol +aanteekeningen te schrijven. + +Niet minder druk had Dries het. Hij onderwierp alle wapens aan een +streng onderzoek, beproefde nu eene revolver dan weder een geweer +of hield in zijne eenzaamheid een spiegelgevecht, bulderde tegen +denkbeeldige Arabische roovers en scherpte de sabels. Zijne tafel lag +den geheelen dag vol met allerlei fragmenten van uit elkaar genomen +wapens, schroefjes, oliefleschjes, lappen enz. De Moorsche bedienden, +die zijne kamer in orde brachten, keek hij met wantrouwende oogen aan, +als zij de tafel naderden en bedreigde hun met de zwaarste straffen, als +zij er aan durfden te komen. + +Geheel verschillend van hen, hield de luitenant zich op zijne gewone +bedaarde manier bezig; hij maakte zijn teekengereedschap in orde, deed +zijne verschillende soorten van insectenspelden in doosjes en bracht +de doozen in orde om de diertjes er in vast te steken, pakte eenige +sterke flesschen met spiritus, om het kruipend gedierte in te bewaren, +voorzichtig in; kortom, hij hield zich bezig met de toebereidselen voor +zijne liefhebberijen en had bij dat alles nog tijd genoeg over voor +herhaalde beraadslagingen met Mohammed en Selam over de maatregelen voor +de reis. + +Ook deze twee zaten evenmin stil. Zij toch, beter bekend met hetgeen +er noodig zou zijn, moesten zorgen voor goede lastdieren, drijvers, de +noodige mondbehoeften en alle verdere kleine, maar voor Europeanen +onontbeerlijke zaken. + +Eindelijk was dan de dag van het vertrek aangebroken en verliet de +kleine, maar vroolijke stoet Tanger door de poort van den Soc-di-Barra, +begeleid door eene bende nieuwsgierige straatjongens, die rondom den +stoet heendraafden, dan voor, dan achter, allerlei kreten uitstootend, +en een troep nieuwsgierige leegloopers waarvan Tanger in ruime mate is +voorzien. + +De optocht werd geopend door twee kameelen met hunne drijvers, beladen +met alles wat voor de reis noodig was; daarachter volgden Selam en +Mohammed op een paar fraaie sterke muilezels, terwijl onze drie vrienden +den trein sloten, gezeten op die kleine Marokkaansche paardjes, die er +zoo onooglijk uitzien, maar zoo uitmuntend zijn voor de diensten, die +van hen worden gevorderd. De heldere levendige oogen en de wijd geopende +neusgaten geven hun een fraaien kop, en de nauw merkbare kromming der +scheenbeenderen is oorzaak van die bijzondere elasticiteit, die hunne +bewegingen kenmerkt. Wat de reizigers zelven betrof, aller gelaat drukte +tevredenheid, zoo niet vreugde uit. De twee kameeldrijvers naast hunne +kameelen loopende, zongen die eentonige wijs, die hun allen eigen is en +waardoor hunne dieren zoo uitmuntend in een gelijkmatigen stap blijven. +Selam op zijn witten muilezel schertste vroolijk met Mohammed en op +beider aangezicht lag een glans van vergenoegen. Onze drie vrienden +eindelijk gaven zich met alle vreugde over aan dat bekoorlijke +geheimzinnige, eigen aan een tocht door een nagenoeg onbekend land; zij +praatten druk en lachten overluid over het vreemde, dat men zou zien, +over de genoegens der reis en bovenal over de aanstaande avonturen. + +Selam, die aan de drijvers van te voren den weg, dien men moest gaan, +had aangegeven, kon gerust op zijne plaats blijven, doch hij liet +evenwel telkens zijne oogen over alles gaan. + +Het was laat op den middag, nadat de grootste hitte voorbij was, toen +men zich op weg had begeven. Het eerste gedeelte der landstreek was +weinig belangwekkend; het pad liep over een heuvelachtig terrein, overal +begroeid en bezaaid met dwergachtige en doornachtige heesters en +steenblokken. Hier en daar was een kleine heuvel met een groepje palmen +of een enkele aloë bezet. Nu en dan ontmoette men een paar Arabieren of +Mooren en een weinig verder een troepje kameelen, die naar Tanger +gingen. Allen riepen het reisgezelschap den gewonen groet toe: »Vrede +zij op uwen weg!" + +Zoo ging men voort. De zon begon onder te gaan en hulde alles in +goudgloed. Eene doodsche stilte lag over alles uitgespreid, die door +niets werd verstoord dan door het geschreeuw van den eenen of anderen +vogel, uit zijne schuilplaats opgejaagd, of door een nachtroofvogel, +die krijschend rondvloog. De nacht viel snel en eer men er op bedacht +was, was het bijna volkomen duister. Selam liet halt houden op de +helling van een lagen heuvel. De kameelen knielden neer, en geholpen +door Selam en Mohammed hadden de drijvers spoedig de twee tenten, die +men medevoerde, opgeslagen. + +Het was een schoone nacht. De hemel prijkte met eene verblindende +sterrenpracht. De warmte van den dag had plaats gemaakt voor eene +aangename koelte. Het voorhang der tent was open, waardoor men het van +sterren schitterende firmament bespeurde. De kameelen lagen te slapen +en de paarden en ezels, op eene rij geschaard, stonden te droomen of te +dommelen of lagen rustig neer. In de kleine tent lagen de drijvers te +slapen en vóór de tent zaten Selam en Mohammed, de twee vrienden hunner +kindsheid, zoolang van elkaar gescheiden en daarom nu zooveel te meer +verheugd onverwacht weder vereenigd te zijn, in een druk gesprek, dat +slechts werd afgebroken als Selam nu en dan oprees, om het kleine kamp +rond te loopen of een wakend oog op de last- en rijdieren te houden. +Bekend met den diefachtigen aard der Arabieren, vertrouwde Selam slechts +zichzelf. + +Het was toen, dat de kapitein zijne reeds lang gegeven belofte nakwam, +om aan zijne vrienden zijn wisselvalligen levensloop te verhalen. De +nacht was zoo heerlijk, dat geen van drieën lust had zich in de armen +van Morpheus te werpen, en met het open voorhang der tent, waardoor de +frissche lucht vrij binnenstroomde, onder het genot van eene fijne +sigaar en een glas Spaanschen wijn ving de kapitein aldus aan: + +--Wanneer gij denkt, mijne vrienden, het verhaal te zullen hooren van +een schitterenden levensloop, van een leven doorgebracht in al de +vermaken en genietingen van de wereldstad, Parijs, dan vergist gij u, +want wat ik u zal verhalen, zijn niets anders dan de lotgevallen van een +armen drommel, dan de lotgevallen van een straatjongen, die kapitein +werd van de Spahi's. + +--Gij verwondert er u over, dat ik zeg een straatjongen te zijn geweest, +helaas! 't is zoo en niet anders. Ik herinner mij, dat mijne ouders zeer +arme, eenvoudige burgerlieden waren. Mijnen vader kan ik mij niet anders +voorstellen dan zooals ik hem steeds heb gezien, den geheelen dag door +aan den arbeid. Over dag en des avonds zag ik hem steeds bij het licht +der lamp over zijn werk gebogen, schrijvende als of zijn leven er van +afhing. En dit was werkelijk de bittere waarheid. Als mijn vader niet +dag aan dag van vóór zonsopgang tot laat in den nacht werkte, hadden +we geen brood. Even druk was mijne moeder altijd bezig met naai- of +borduurwerk. Ik kan mij haar nog zóó goed voor den geest brengen alsof +ze vóór mij stond. Aan dien kommervollen tijd kwam een einde, maar +helaas! een treurig einde. Mijne moeder werd ziek en stierf, wijl het +haar, ondanks hard werken, aan het noodige ontbrak, en mijn goede vader, +die dien harden slag niet kon dragen, stierf twee maanden na haar. +Nog te jong om de ramp te beseffen die mij had getroffen, gold mijne +droefheid minder den dood mijner ouders, dan de verlatenheid en den +honger, die zich deden gevoelen. Na den dood mijns vaders kwam eene oude +tante over. Deze zorgde voor de begrafenis, betaalde met de opbrengst +van het weinige huisraad, de kleine schulden, en nam mij met zich mede. + +--Van dien tijd af is mijne herinnering het levendigst. Deze tante, eene +zuster mijns vaders, was eene streng godsdienstige oude vrijster. Zoo +ik driemaal daags eten kreeg (wat niet altijd zeker was), kreeg ik wel +tienmaal daags slaag, en ik moest den tijd dooden met bijbellezen. Bij +het minste dat ik deed, kreeg ik een vloed van scheldwoorden naar het +hoofd, vermengd met smalende uitdrukkingen over mijne ouders; want, +zooals ik later vernam, mijn vader was zeer tegen den zin zijner familie +met mijne moeder, die een arm maar braaf meisje was, gehuwd. Dit had +zijne geheele verbanning uit de familie ten gevolge gehad, en die +familie belasterde hem bovendien overal zoozeer, dat hij moeite had werk +te vinden. Ik was een kleine en zeer tengere knaap voor mijne jaren, +doch tamelijk driftig van aard. De herhaalde scheldwoorden, die mij +golden, brachten mij tot woede, en de smalende uitdrukkingen over mijne +gestorven ouders verbitterden mij zoo hevig, dat ik besloot weg te +loopen en mij over deze mishandelingen te wreken. + +--Eerst rees de gedachte bij mij op om het huis in brand te steken; doch +bedenkende, dat ik daardoor gevaar liep, niet alleen mijne tante te +treffen, iets waarover ik mij weinig bekreunde, maar ook de dienstboden +en de naburige huizen gevaar liepen, verzon ik iets anders. De tijd van +mijn wraak was bepaald op een Zondag. Ik had nog maar drie dagen voor +mij, want het was Woensdag avond, toen ik mijn besluit had genomen. + +--Zondags ging mijne tante na den middag altijd naar eene godsdienstige +bijeenkomst, die tot laat in den avond duurde. De oude meid en de +knecht, man en vrouw, gingen dan met haar mede en zoo ik goed had +opgepast, genoot ik insgelijks dat voorrecht. Ik zorgde er echter voor +des Zaterdags eenig kattekwaad te doen, waarvoor ik werd gestraft met +het schrijven van eenige kapittels uit den bijbel en het van buiten +leeren van een psalm. + +--De Zondag kwam en mijne tante vertrok met hare dienstboden, mij alleen +achterlatende. Zoodra ik verzekerd was dat zij weg waren, spoedde ik mij +naar den zolder. Ik zocht en vond de lijn, die voor het drogen van den +wasch diende, en maakte deze vast aan de groote kram, die in het kozijn +van het zoldervenster zat. Ik had mij slechts een voet of tien te laten +afzakken om mij op den muur, die ons huis omgaf, te bevinden, en welke +muur aan den zijkant van het huis niet verder dan op een meter afstand +langs het huis liep. Mijn aftocht aldus verzekerd hebbende, begon ik +mijne wraak ten uitvoer te leggen. + +--Ik had nu en dan een weinig klei heimelijk in huis gebracht; ik had +die voor mijn plan noodig en dus weggestopt in een hoek van den zolder. +Thans was al die klei een groote hoop geworden. Ik ging nu naar beneden +en sloot alle deuren die toegang tot het huis verleenden, en stopte de +openingen onder de deuren en ter zijde goed dicht met klei. De luiken +van den kelder sloot ik eveneens. Toen wierp ik al het beddegoed, alles +wat breekbaar en niet breekbaar was, kortom, al wat ik maar kon vinden +op den grond, en begaf mij naar boven. Boven was de keuken en in die +keuken bevond zich de groote kraan der waterleiding, die de gansche stad +van water voorzag. + +--Na al mijne voorzorgen te hebben genomen en toen ik klaar was om +weg te gaan, was het reeds schemeravond. Toen zette ik de kraan der +waterleiding open na vooraf de opening van het steenen bekken, dat zich +er onder bevond, dicht gestopt en alle binnendeuren opengezet te hebben, +die de verschillende kamers met elkaar verbonden, en ik zette mij op +mijn gemak neder op de treden der zoldertrap. + +--Het water overstelpte weldra het bekken, vloeide er overheen, stroomde +over den vloer der keuken, drong in de drie kamers der bovenverdieping +en vond toen een uitweg langs de trap. Ik was opgetogen van eene +boosaardige vreugde. Welhaast zag ik, mij naar den rand der trap +begevende, dat het water in het benedenhuis wel bijna een voet hoog +stond, en het steeg altijd door. De stoelen geraakten van hunne plaats +en dreven rond. Het eene meubelstuk na het andere, opgetild en +omgestooten door de kracht van het nederstroomende en stijgende water, +plonste in het nat. Matjes, stoven, bankjes, doozen, kortom alles dreef +rond. En intusschen steeg het water aanhoudend en was ik zoo verdiept in +het gelukken van mijn wraakzuchtig plan, dat ik aan geen heengaan +dacht. Maar eindelijk daaraan herinnerd door de heerschende duisternis, +begreep ik dat het daartoe tijd werd, wilde ik niet overvallen worden. +Ik klom naar den zolder en liet mij uit het venster zakken, kwam +gelukkig op den muur en bereikte vandaar met een stouten sprong +ongedeerd den grond. + +Dries zat te grinneken van de pret, die hem deze grap gaf. + +--Toen, zoo vervolgde de kapitein, bevreesd achtervolgd te zullen +worden, liep ik wat ik loopen kon recht voor mij uit. Waar liep ik heen? +Ik wist het niet. Ik liep maar door of de duivel mij op de hielen zat, +aan niets anders denkend dan uit de voeten te komen. Dien nacht kwam er +geen slaap in mijne oogen. Ik liep en liep, totdat ik aan een groot +bosch kwam. + +--Het was winter en de sneeuw lag hoog. Dit vermoeide mij zeer in het +gaan, doch ondanks dat alles liep ik voort, maar thans niet meer zoo +gejaagd als in het begin. De morgen brak aan en met den morgen voelde ik +den prikkel des hongers. Den vorigen dag, vervuld met mijne wraak, had +ik bijna niets gegeten en verzuimd een stuk brood of iets anders mede te +nemen. Ook had ik geen cent op zak. Wat moest ik beginnen? Hoe aan brood +te komen? Eindelijk zag ik in de verte de eerste huizen eener stad. Het +was eene der voorsteden van Parijs. Het bosch, bijna ten einde zijnde, +ontmoette ik een man, die, eenigszins beschonken, mij te gemoet kwam. +Ziende, dat hij tamelijk goed gekleed was, liep ik op hem aan en vroeg +met een smeekend gelaat om brood. + +»Een aalmoes," zeide de kerel, mij lachend aanziende. + +»Ja mijnheer, ik heb honger," zeide ik. + +»Wel, wat rare snaak," riep de kerel uit, »hij heeft honger; kom hier, +kleine aap!" + +--Ondanks deze weinig streelende benaming, trad ik nader. Hij stak de +hand in zijn zak, doch op het oogenblik dat ik dacht iets te krijgen, +gaf de kerel mij een slag in het gelaat. Van woede buiten mijzelf, +viel ik op den kerel aan, die mij, zwakken knaap, met één slag van +zijn gespierden arm gemakkelijk kon vermorzelen, en terwijl hij mij +verachtelijk aanzag en nogmaals een slag toediende, greep ik zijn arm en +beet er in. + +»Kijk, wat leelijk beest," riep de kerel mij aangrijpend. »Wat een moed +voor zoo'n kleinen aap!" En toen ik niet anders dacht, dan een duchtig +pak slaag te zullen ontvangen, zeide de kerel, op eens van toon +veranderende: »Kijk, je bevalt me. Komaan, ga mee, ik zal je te eten +geven en je kan bij mij blijven." + +--Geheel verwonderd keek ik hem aan. + +»Ja," zeide hij, »vind je dat niet goed? Kijk, ik heb bij mijn werk +een jongen noodig, doch niet iedereen bevalt mij. Jij bent nu juist de +rechte; klein, vlug en moedig, dat zijn drie vereischten, die ik juist +zoek. Maar komaan," vervolgde hij, »daar ik nog altijd onbeweeglijk +bleef staan, praten we niet langer, maar gaan wij op weg." + +--Hij nam mij bij de hand en geheel werktuigelijk liet ik mij gewillig +medevoeren. Voor mij bestond er op dat oogenblik slechts één wensch: +mijn honger te mogen stillen; hoe ik dien kon bevredigen, was mij om +het even, als ik slechts te eten kreeg. + +--Wat wilt ge, zeide de kapitein, als het ware zichzelf in de reden +vallende, honger is een scherp zwaard! + +--Wij gingen door eene aantal straten en stegen, allen even morsig, +totdat we in eene smalle, smerige, slecht verlichte straat aankwamen. +Hier hield de kerel stil en opende met den sleutel de deur van een +zeer smal, maar tamelijk hoog huis. Naar het mij voorkwam, was het +onbewoond, en dit was ook werkelijk zoo, in zooverre, dat mijn nieuwe +meester de eenige bewoner was. Het was, zooals ik zeide, een hoog huis; +beneden waren twee vertrekken en een soort van keukentje; op de eerste +verdieping waren twee kamers en op de tweede vier kleine slaapkamertjes +of kabinetjes; daar boven bevond zich de zolder. Waarom mijn leidsman +het geheele huis alleen bewoonde, kon ik toen niet begrijpen; want +behalve beneden, was nergens eenig huisraad te zien. En wat er nog was, +was van het gemeenste. + +--Te huis gekomen, zette mijn nieuwe beschermer mij brood, kaas en wijn +voor, waarvan ik ondanks het vreemde mijner omgeving met graagte at. +Daarna ging mijn meester tegen den avond de deur uit; wanneer hij weerom +was gekomen wist ik niet, daar ik weldra in een diepen slaap verzonk, +waaruit ik niet ontwaakte dan den volgenden middag. Mijn meester was te +huis. Hij sprak weinig tegen mij, en na een paar dagen zoo doorgebracht +te hebben, nam hij mij op een avond met zich mede. Waarheen? Dat zou ik +spoedig tot mijn schrik gewaar worden. + +--Wij gingen eene menigte straten door tot wij in eene afgelegene, zeer +stille straat kwamen. Het was een donkere, koude nacht. Sneeuw, hagel +en regen, voortgejaagd door een scherpen noordenwind, deden mij bijna +geheel verkleumen. Op eens gebood mijn meester mij te wachten en +tegelijk duwde hij mij in de schaduw van een vooruitspringenden muur, +terwijl hij de straat verder in liep. + +--Na eenige oogenblikken keerde hij weder. + +»Alles is in orde," zeide hij. »Komaan, aan het werk!" en hij liep naar +een raam toe, dat in het steegje uitkwam, na mij bevolen te hebben aan +het begin van het steegje op den grond te gaan zitten in de schaduw van +den muur en hem te waarschuwen, zoodra ik eenig gerucht vernam of iemand +zag aankomen. + +--Toen begreep ik op eens wie mijn meester was; een gemeene dief, +misschien wel een moordenaar. Een oogenblik dacht ik er aan op den loop +te gaan, doch alsof de kerel mijne gedachten ried, zeide hij: »Ga daar +stil zitten en doe wat ik je zeg; zoo niet, bij God! ik zal je aan +riemen snijden, reken daar op!" + +--Wat kon ik doen? Ik was niet verder dan een twintig pas van hem af. +Bij de minste beweging, die ik maakte, zou hij zich op mij werpen en mij +verworgen. Ik begreep dit, toen hij mij in de oogen zag. Toen nam ik +snel mijn besluit, namelijk den huichelaar te spelen, te houden of ik +smaak had in zijn afschuwelijk handwerk en hem zoodoende te blinddoeken +tot de gelegenheid zich opdeed om weg te komen. + +--In minder tijd dan ik zeggen kan, had hij een ruit uitgesneden, stak +den arm door de gemaakte opening en opende de blinden. + +»Is er niets?" riep hij met gedempte stem. + +»Niets," antwoordde ik. + +»Kom dan hier," riep hij weder. + +--Ik begaf mij sidderend en al mijn moed bijeenrapend naar den +ellendeling. + +»Kom," zeide hij, »gij moet hier door. Dit raam komt uit in de +vestibule; wanneer ge daar zijt, doet ge, voorzichtig langs den muur +loopend, een pas of vijf dan zijt ge hier,"--en hij wees mij op den +hoek van het huis, dat den hoek vormde van de straat en het steegje. +»Dan doet ge nog een paar pas rechts en zijt ge aan de deur, die ge +moet openen. Er zijn twee knippen op, de eene van onder, de andere in +het midden. Als de sleutel niet op het sloot steekt, moet ge langs den +muur tasten in den hoek of hij daar ook hangt. Bovendien zal er nog +een ketting op de deur zijn, die ge er ook af moet doen. Kunt ge geen +sleutel vinden, dan zal ik hem toch wel openen, doch pas op geen leven +te maken, het zou je het leven kunnen kosten; poog ook niet in het huis +te ontvluchten. Ik zal je in het oog houden; bij de minste beweging om +mij te verraden, verbrijzel ik het raam en zal je de hersens ingeslagen +en mijzelven uit de voeten gemaakt hebben vóór iemand van de bewoners +nog bij je is.--Denk er aan." + +--Hij duwde mij door de opening. Verlamd van schrik kon ik eerst bijna +geen stap doen, doch zijne ruwe stem deed mij voortschrijden. Ik liep +volgens zijne aanwijzing langs den muur, vond de deur en ontsloot die. +Voor hij binnenkwam, sloot hij eerst de blinden van het raam, en de deur +zachtjes dicht doende beval hij mij hem te wachten. Hij verdween in het +huis. Ik hoorde geen ander gerucht dan het behoedzaam openen en sluiten +van deuren. Alles ging even stil in zijn werk. Na verloop van eenige +minuten kwam hij terug een klein pakje in een zakdoek geknoopt bij zich +hebbende. Even stil als wij er in gekomen waren, verlieten wij het huis +en ik haalde eerst gerust adem toen wij eenige straten verder waren. + +--Te huis gekomen, gelastte hij mij naar bed te gaan. Ik deed zulks, +doch kon niet slapen en besloot mij te houden alsof ik sliep, ten einde +hem te bespieden. Denkende dat ik sliep, begon hij, met een vergenoegden +glimlach op zijn gemeen gelaat, zijn zakdoek te ontknoopen, waaruit +hij eerst eene leederen portefeuille haalde. Hij deed ze open; zij +bevatte eene menigte banknoten. De bandiet kon nauwelijks een kreet +van blijdschap onderdrukken. Voor het overige waren het blinkende +geldstukken, waarmede de zakdoek was gevuld, benevens eenige kostbare +damesversierselen. Toen hij alles goed had bekeken, ging hij naar een +hoek van de kamer waar een hoekkast stond, welke hij verschoof. Alleen +een kerel zoo sterk als hij, was daartoe in staat. De kast omdraaiende +met den rug naar het licht, drukte hij op een pennetje en een gedeelte +van het achterschot sloeg als een klep naar buiten naar beneden om, en +deed mij zien dat de kast een dubbel achterschot had. Hierin verdwenen +de portefeuille en de versierselen. Het geld stak hij bij zich, waarna +hij de kast weder op hare plaats zette. Een oogenblik daarna had hij het +licht uitgedaan en zich in bed geworpen, waar ik hem weldra luide hoorde +snorken. + +--Duizenden gedachten vlogen mij door het hoofd, zonder dat ik tot een +bepaald plan kon komen. Ik sliep zeer onrustig, had allerlei benauwde +droomen en wist maar niet hoe ik weg zou komen. + +--Intusschen begon mijn meester mij meer en meer te vertrouwen. Hij nam +mij meermalen mede om te wandelen of Parijs te bezien, en zoo kwam ik +ten laatste ook in die vuile afschuwelijke krotten van herbergen, die +bezocht worden door het slechtste gespuis van Parijs. Het was daar dat +ik hoorde, wie mijn meester was, namelijk een der grootste, vermetelste, +maar ook der gemeenste schurken van Parijs; men noemde hem »l'hyène", +welken naam hij te danken had aan zijn woesten aard. + +--Zoo gingen dagen, weken en maanden om op dezelfde manier, en +gedurende al dien tijd had ik geen gelegenheid gevonden om te +ontsnappen. Op een avond, nog verschrikkelijker dan die mij inwijdde +in mijn afschuwelijk bedrijf, gingen wij weder op eene onderneming uit. +Hetzelfde had plaats als ik reeds beschreven heb. Mijn meester drong +met mij door in het huis, waar hij, zooals hij zeide, een goeden slag +hoopte te slaan, en had spoedig den buidel binnen. Even stil maakte hij +zich gereed te vertrekken, toen hij onverwachts over iets struikelde. +Ik stond beneden in de kamer bij het raam, waardoor wij binnen waren +gekomen, hetwelk l'hyène weder had gesloten, toen ik den slag van zijn +val hoorde. Dadelijk daarop hoorde ik eene stem roepen: »Wie daar?" Eene +worsteling volgde, die slechts kort duurde, en binnen weinige minuten +kwam de bandiet aanloopen. Zijn gelaat was bleek, en haastig verborg +hij een dolkmes. Snel de deur openende vloog hij er uit, en ik volgde +hem doodelijk verschrikt. Op straat pakte hij mij bij den arm en stapte +haastig maar omzichtig voort. Evenals de vorige maal gelastte hij mij te +gaan slapen en na de vruchten zijner diefstal geborgen te hebben, wierp +hij zich gekleed te bed. Doch hij, evenmin als ik, sliep dien nacht. + +--Toen de dag aanbrak en wij hadden ontbeten, keek hij mij onderzoekend +aan. Ik beantwoordde zijn blik kalm en vast. Door mijn voortdurend +huichelen had ik hem volkomen om den tuin geleid. Hij vertrouwde mij +geheel, zooals ge zult zien. + +»Pierre," zeide hij fluisterend, »je hebt zeker begrepen wat er van +nacht is gebeurd, niet waar?" + +»Volkomen, meester!" antwoordde ik, mij geweld aandoende een +lichtzinnigen toon aan te nemen. »Ge hebt er een zijn paspoort gegeven, +papa, niet waar?" + +»Ja," zeide hij zacht, mij strak aanziende, »de oude werd wakker en ik +kon niet anders, vervloekt!" + +»Komaan, papa, wordt nu niet flauwhartig," zeide ik, pogende te +glimlachen, »'t is de eerste niet, wel? Drink liever eens; dat spoelt de +zorg weg!" + +»Hoe weet jij dat?" vroeg hij woest. + +»Hoe ik dat weet, nu, die vind ik fraai, alsof papa l'hyène niet genoeg +bekend is bij de vrienden in de sociëteit." + +»'t Is waar," zeide hij, »'t is niet de eerste; maar, enfin, het doet er +niet toe, wat maakt het uit één meer of minder,"--en hij dronk den eenen +beker wijn na den andere. + +»Goed," zeide ik, »zoo mag ik u zien, papa! geen weekheid asjeblieft." + +--Na eenige oogenblikken zwijgens vervolgde hij: »Weet je wat je moest +doen, Pierre?" + +»Zeker, als ge het mij zult gezegd hebben," antwoordde ik. + +»Welnu, hier hebt ge een cadeautje,"--en hij wierp mij een paar +goudstukken toe. »Ga de straat op, bezoek het een of ander koffiehuis en +hoor eens rond wat er van is uitgelekt... begrepen?" + +»Goed," zei ik, »maar drink toch, papa! of zijt ge afschaffer geworden?" + +»Neen, voor den duivel, dat nooit!" antwoordde hij--en hij dronk; »doch +wees voorzichtig, begrijpt ge?" + +»Wees gerust," antwoordde ik, en ik vertrok. + +--Alvorens de deur uit te gaan zag ik echter, dat hij reeds tamelijk de +hoogte had. + +--Nu of nooit! dacht ik, toen ik op straat was, en ik begaf mij naar +een koffiehuis. Na een glas wijn besteld te hebben, luisterde ik, een +dagblad in de hand nemende, naar de verschillende gesprekken die er +gevoerd werden. Het duurde niet lang of er kwamen eenige bezoekers +binnen. + +»Dag papa Picard!" zei de een tegen den hotelhouder, »hebt ge het nieuws +al gehoord?" + +»Het nieuws?" vroeg de kastelein, »welk nieuws, mijne heeren?" + +»Welnu, komaan, Parijs is er vol van." + +»Ik weet nog niets," antwoordde de kastelein, »wat is er dan gebeurd?" + +»Een moord," zeide een der heeren. + +»Een moord!" riep de kastelein verbaasd. + +»Ja, een moord in de Rue de l'enfer. Een braaf oud geneesheer Dr. +Hachette is het slachtoffer. Hij is vermoord, na alvorens bestolen te +zijn." + +»Mijn God, mijn God! hoe afschuwelijk!" riep de kastelein; »die brave +doctor Hachette. En heeft men den moordenaar?" + +»Wel ja, die blijft er bij wachten!" zeide een der heeren lachend. + +»Een man die zooveel goed deed," mompelde de herbergier. »'t Is +afschuwelijk!" + +--Ik wist genoeg. Het koffiehuis verlatende liep ik regelrecht naar de +politiewacht en verzocht den commissaris te spreken. Men liet mij langer +dan vijf minuten wachten. Ik werd ongeduldig. »Zeg," zeide ik tot een +der wachthebbende agenten, »dat de zaak waarvoor ik gekomen ben spoed +vereischt, en ik niet langer _kan_ wachten." Een oogenblik daarna werd +ik binnengeroepen. De commissaris, een man met een streng maar +rechtschapen gelaat, ontving mij barsch. + +»Gij schijnt haast te hebben, mijn vriend," zeide hij norsch, »kondt ge +niet wachten?" + +»Onmogelijk, mijnheer!" antwoordde ik. + +»Laat hooren, wat is het? Zeker de eene of andere vechtpartij of een +verloren beurs." + +»Mijnheer," zeide ik, »ik kom u spreken over den moord in de Rue de +l'enfer." + +--De commissaris sprong op van zijn stoel. + +»Wat zegt ge," riep hij, »gij zoudt mij daaromtrent eenige inlichtingen +kunnen geven?" + +»Alle inlichtingen, die ge wilt hebben," antwoordde ik. + +--Hij keek mij verbaasd aan. + +»Kortom, mijnheer," zeide ik, »ik kom u den naam van den moordenaar +opgeven." + +»Wat," riep hij uit, meer en meer verbaasd, »en die naam?" + +»Is die van l'hyène," zeide ik. + +»Ha," riep de commissaris, »is het die ellendeling? Wacht vriend, we +hebben nog eene oude rekening te vereffenen, maar die vereffening zal +verschrikkelijk zijn." + +»Maar hoe weet ge dat?" vroeg hij, »wie verzekert mij, dat gij de +waarheid spreekt?" + +»Ikzelf," zeide ik, »want ik was bij den moord tegenwoordig." + +»Gij," riep hij uit, »ge zijt dan medeplichtig, daar ge hem niet +verhinderd hebt." + +»Ja, ik was gedwongen medeplichtige, want ik kon den moord niet +verhinderen." + +»Maar hoe heeft zich dat dan toegedragen?" + +»Mijnheer," zeide ik, »zoudt gij niet, alvorens ik u dat mededeel, den +moordenaar laten gevangen nemen, want mijn verhaal zal lang zijn." + +»Ge hebt gelijk," antwoordde hij, »waar kan men l'hyène vinden?" + +--Ik noemde de straat en het nommer, en zeide: »Ik zou u aanraden een +rijtuig te nemen, want de bandiet zal dronken zijn; ik heb hem van den +koppigsten wijn gegeven, die er was." + +»Goed," zeide de commissaris, en hij gaf zijne bevelen. »Binnen een +kwartier is hij geknipt," zeide hij, weder binnen komende en zich +vergenoegd de handen wrijvende. »Welaan, mijn jonge vriend, verhaal als +ge zoo goed wilt zijn." + +--Toen verhaalde ik hem hoe ik bij l'hyène was gekomen, mijne +vergeefsche pogingen om te ontvluchten en eindelijk het voorgevallene +van den afgeloopen nacht. De commissaris geloofde mij volkomen en +beloofde voor mij te zullen doen wat hij kon. Voorloopig wees hij mij +een kamertje aan in het gebouw der wacht, waar ik kon verblijven. + +--Terwijl wij nog aan het praten waren, kwamen de agenten aan met +l'hyène. De moordenaar was zoo dronken, dat hij niet wist wat er met hem +gebeurde. Men had de deur opengeslagen en hem smoordronken op den vloer +gevonden; zijne arrestatie leverde dus geene moeilijkheden op. Na het +huis te hebben laten bezetten, begaf ik mij met den commissaris er heen. +Men haalde de kast weg en opende die op mijne aanwijzing; er kwam voor +eene enorme waarde uit aan bank- en ander geldswaardig papier, aan goud- +en zilvergeld en aan kostbaarheden. Langer dan tien jaren had l'hyène +zijn vuig handwerk met ongehoord succes gedreven, en de voorwerpen, die +hier voor den dag kwamen, waren die, welke de politie sinds jaren had +gezocht. + +--Gedurende zijn proces, als ik mijne verklaring moest afleggen, scheen +het of l'hyène zich op mij wilde werpen om mij te dooden. Doch het waren +juist deze aanvallen van woede, die zijne schuld bewezen. Ten laatste +bekende de schurk dan ook met eene onbeschofte koelbloedigheid en op +uittartenden toon. Zijne veroordeeling volgde nu spoedig; de ellendeling +ging voor levenslang naar de galeien. + +Hier hield de kapitein een oogenblik op. + +--Verduiveld, waarde kapitein! zeide de luitenant, gij hebt geen +pleizierige jeugd gehad. Welk een verschrikkelijk leven met zoo'n +ellendeling, en wat moet gij een moed en tegenwoordigheid van geest +gehad hebben, om dien ellendigen bandiet zoo te blinddoeken. + +--Nu ja, zeide de kapitein, het spreekwoord zegt: de gelegenheid +maakt den dief, maar de gelegenheid maakt ook den held. Men moet in +zoodanige omstandigheden hebben verkeerd om te begrijpen, welk eene +tegenwoordigheid van geest, welk eene geslepenheid en moed bij u door +het gevaar ontwikkeld worden.--Maar laat ik voortgaan met mijn verhaal. + +--Om mij, zooals de commissaris had beloofd, eene betrekking of +ten minste iets te bezorgen, waarvan ik kon leven, was lang geene +gemakkelijke zaak, om de eenvoudige reden dat ik niets kende. Er was +geen handwerk, geen ambacht waarvan ik iets verstond, en zoo kwam het +dat de goede man zich tevergeefs moeite gaf mij iets te bezorgen, +waarvoor ik te gebruiken was. + +--Omstreeks dien tijd kwam een groot paardenspel Parijs bezoeken. Mijn +beschermer, die met den directeur van dien circus natuurlijk veel te +maken had, zeide op zekeren dag tot mij: »Wel, jonge vriend! zoudt ge +ook genegen zijn om stalknecht te worden?" + +»Wel waarom niet," zeide ik. + +»Ja, ziet ge," zeide de commissaris, »daar gij van fatsoenlijke familie +zijt, dacht ik dat zulk werk u zou tegenstaan." + +»Wel komaan," antwoordde ik, »werken is geen schande, zelfs het minst +geachte niet; 't is maar de vraag, of ik tot dat werk in staat ben." + +»O, wat dat betreft," zeide de commissaris, »wees daarover gerust. Het +leert spoedig aan en bovendien heeft men aan mij verplichting, en zal +men om mijnentwil geduld met u gebruiken." + +»Goed," zei ik, »ik dank u bij voorbaat, maar waar zal ik worden +geplaatst?" + +»In den circus," antwoordde de commissaris. + +»Komaan," riep ik verheugd uit, »dat zal wel gaan!" + +»Eén ding moet ik u nog zeggen," zei mijn beschermer; »de menschen in +uwe nieuwe omgeving zijn ruwe lieden, maar geen schurken, en met uwe +beginselen zult ge ook daar een eerlijke jongen blijven; daarvan ben ik +overtuigd." + +--En ziedaar mij weldra als stalknecht in den circus Remenz. Ik was +toen zestien jaar en, hoewel veel grooter geworden, had ik mijne +slankheid behouden. Op zekeren dag viel het oog van den directeur +op mij, en na een kort gesprek werd ik van stalknecht bevorderd tot +adspirant-kunstrijder. Elken dag les ontvangende, en dit gevoegd bij +mijne natuurlijke vlugheid en gewilligheid, werd ik spoedig bekwaam +genoeg om eene plaats te verwerven als kunstrijder in den circus. Ik +kon thans fatsoenlijk maar schamel leven, toen er op zekeren dag iets +gebeurde, dat voor goed eene wijziging in mijn levensloop bracht. + +--Het was op een Zondag, dat ik vóór onze tent op en neer loopende in +gesprek met een mijner kunstbroeders een open rijtuig bespeurde met twee +fraaie paarden bespannen, dat hollende de straat afkwam. Het volk vloog +overal uit den weg, de koetsier schreeuwde luide en de twee dames, die +in het rijtuig zaten, hielden zich angstig vast. Zonder mij lang te +bedenken was ik in een paar sprongen naast het hollend gespan, greep de +teugels en slingerde mij op de paarden, die ik weldra tot staan kreeg. +Voor mij als kunstrijder beteekende dat geheele geval niets, doch dit +nam niet weg, dat iedereen mij toejuichte. Hartelijk bedankt door de +dames, verwijderde ik mij. Des anderen daags 's morgens kwam een heer, +in de uniform van kolonel bij de cavalerie, mij zijn dank betuigen voor +de redding zijner vrouw en dochter. Verlangend iets voor mij te doen, +sloeg hij mij voor in dienst te treden bij zijn korps, mij plechtig +belovende alles voor mij te doen om mij den rang van officier te doen +verkrijgen. Reeds lang was ik het wisselvallige en onaangename van het +zwervende leven van kunstrijder moede, en het kostte mij niet veel +moeite het vaarwel te zeggen. Ik nam het aanbod van den kolonel aan +en trad in den krijgsdienst. Mijne geoefendheid in het rijden deed +mij spoedig bevorderen tot instructeur om de recruten het rijden te +leeren en paarden af te richten. Intusschen hield de kolonel woord en +verschafte mij de gelegenheid tot studeeren, waardoor ik, dank zij zijne +bescherming, binnen acht jaren luitenant was. + +--Nu had ik eene fatsoenlijke positie in de wereld verworven. Gehoor +gevende aan de verhalen, die onder mijne wapenmakkers gedaan werden +van het avontuurlijke leven in Algerië, verkreeg ik na een paar jaren +eene overplaatsing derwaarts, waar ik na eenige met succes bekroonde +ontmoetingen met de Arabieren en Kabylen tot mijn tegenwoordigen rang +werd bevorderd. Ik huwde met de dochter van een mijner chefs, die mij +echter, helaas! te spoedig ontviel na mij twee kinderen te hebben +geschonken. + +--Ziedaar, zoo eindigde de kapitein, het verslag van mijn kort doch veel +bewogen leven. + +Het was intusschen laat geworden. De hemel was nog altijd even schoon en +beloofde een mooien dag. Selam was een paar uren gaan slapen en Mohammed +had zijne plaats ingenomen. In het kleine kamp heerschte de grootste +rust, en onze vrienden legden zich mede ter ruste om den volgenden dag +reeds vroeg op weg te gaan. + + + + +VI. + +DE MONSTERPAD EN DE WITTE EZEL VAN SELAM. + + +De opkomende zon kleurde nauwelijks den hemel met roode tinten, of +er begon leven te komen in het kleine kamp. Selam, de onvermoeide, +die slechts een paar uren geslapen en daarna de plaats van Mohammed +ingenomen had, was reeds druk in de weer. Hij wekte Mohammed en de +drijvers en riep hun op tot het gebed. Men spreidde den kapmantel op den +grond uit, knielde daarop met het aangezicht naar het Oosten gekeerd, +en vervolgens een handvol aarde nemende wreven zij daarmede hunne armen +en beenen, het hoofd en de voeten alsof zij zich waschten; daarna +maakten zij onder het mompelen van gebeden allerhande bewegingen, bogen +nu het gelaat in het gras, lagen op de knieën, sprongen dan weder op of +hieven de handen biddend omhoog. Het was het eerste gebed van de vijf, +die de Mahomedaan verplicht is elken dag te doen. Op een wenk van Selam +stond men weder op en ging aan het werk; terwijl de drijvers ijverig +bezig waren de bagage op de kameelen te laden, maakte Selam met zijn +vriend Mohammed het ontbijt gereed, ondertusschen een oog houdend over +het opladen der kameelen. + +Luitenant Frank, altijd met de zon uit de veeren, had nauwelijks +de drukte van het ontwaken bespeurd, of hij stond op en wekte zijne +vrienden. IJlings maakte men zich gereed om weder op marsch te gaan, +en na te hebben ontbeten zette de kleine stoet zich weder in beweging. +Ditmaal reed Selam met Mohammed vooraan, daarop volgden de kameelen en +onze drie vrienden maakten de achterhoede uit. + +De dag was schoon. De zon nog niet zoo brandend als op den dag, +stelde hen in staat goed door te marcheeren. De weg liep door een zeer +afwisselend terrein. Welig groen, doorvlochten met prachtige bloemen, +zag het oog allerwegen; ook uitgestrekte bebouwde velden met rogge en +gierst bezet. Hier een heuvel, bedekt met een kleed van frisch groen +en met fraaie boomheesters, dáár een dal met kreupelhout begroeid, +waarboven overal vijgeboomen, aloë's en palmen uitstaken, hier eene +wijd uitgestrekte groene vlakte, daar ginds voor hen uit eene lange rij +blauwe bergen. Doch nergens ontwaarde men een levend wezen. Zoo reed men +voort, pratend en lachend. Een zacht frisch koeltje deed eene aangename +uitwerking en verfrischte allen. + +Met het klimmen van de zon begonnen hare stralen ook meer te branden. +Het was omstreeks tien uur in den morgen en reeds was de hitte +ondraaglijk. Een eind voor den troep uit bespeurde men een lagen berg. +Hij bestond uit een steenachtigen grond met bosch en liep zeer steil +op. De luitenant en de kapitein reden er heen op de ezels van Selam en +Mohammed, wijl hij niet zeer geschikt was te paard bestegen te worden. +Niet zonder moeite kwam men op den top aan, vanwaar men een prachtig +uitzicht had over de omliggende landstreek en den Atlantischen Oceaan, +die zich heel in de verte als een blauw vlak uitstrekte. Mohammed, die +hen te voet was gevolgd, wees hun eenige zeilen, die hij met zijne +scherpe oogen op dien verren afstand bespeurde. Inderdaad onderscheidde +men een paar schepen met volle zeilen. Het geleken op dien afstand een +paar watervogels, die, met de witte vlerken uitgespreid, zachtjes over +het water zweefden om hun buit te bespieden. Omlaag zag men den troep +reeds een heel eind vooruit, en men haastte zich den berg af te gaan, +wat niet zonder gevaar geschiedde. De luitenant had nog een paar +prachtige kevers gevonden, zeer zeldzame exemplaren, en Mohammed had +onder het afstijgen een hagedis betrapt, die zeer klein was maar +schitterde met allerlei kleuren. + +Toen men weder bij het gezelschap was, zeide Selam: + +--Dat is de Roode Berg; wij hebben reeds een goeden marsch gemaakt en +als mijnheer het vergunt om ginds in de schaduw dier boomen een paar +uurtjes te rusten om ons wat te verfrisschen, dan kunnen wij vóór den +nacht nog Had-el-Garbia bereiken, dat aan gindsche zijde dier bergketen +ligt. + +De luitenant en de kapitein keurden het goed, en na verloop van een uur +zat men te rusten onder het dichte lommer van eene fraaie boomgroep. De +hitte was dan ook onuitstaanbaar. De luitenant haalde zijn schetsboek +voor den dag en maakte zijne eerste schets van een Arabisch landschap, +terwijl Dries zich behaaglijk in het zachte groen uitstrekte en de +kapitein eenige aanteekeningen in zijn dagboek opschreef. Wat de +drijvers Mohammed en Selam betreft, deze gaven zich met innig welbehagen +over aan dien trek naar rust, die den Arabieren en Mooren eigen is. + +Na eene verkwikkende rust ging men weder op weg. De hitte was nu ten +minste draaglijk. De landstreek was afwisselend, maar eenzaam. Geen +enkel persoon ontmoette men, en men bereikte tegen den nacht eene plek +waar het kamp werd opgeslagen. Een weinig links af bevond zich +Had-el-Garbia. + +[Illustratie: Eindelijk deed het dier een paar sprongen, welke het aan + de voeten van den kapitein brachten. Bladz. 50.] + +Na de afmattende hitte van den dag gevoelde iedereen lust om te rusten, +en toen de tenten opgeslagen waren en de beesten op een paar meters +afstand vóór de tenten op eene rij waren vastgemaakt, begaf elkeen +zich ter ruste. In de kleine tent was behalve Selam, die de wacht +hield, weldra ieder in een diepen slaap. Niet alzoo in de groote tent. +Nauwelijks had men zich nedergelegd, of een zwerm insecten rukte +van alle kanten aan. Vliegend, kruipend, loopend kwam dat heir van +ongedierte onze vrienden plagen. Dries was zoo afgemat, dat hij ondanks +de insecten weldra sliep als een os. De luitenant verdroeg alles met +kalmte, bleef rustig liggen en knipte slechts nu en dan het een of ander +dier, dat hem te veel hinderde, met den vinger weg. Tegen de muskieten +had hij zich gewapend met eene sigaar, aanhoudend dikke rookwolken +uitblazend, zoodat hij weldra geheel in den dikken blauwen welriekenden +rook van zijne manilla gehuld was. Doch kapitein Daumas had het 't ergst +van allen te verantwoorden. Nauwelijks neergevlijd sprong hij op, eene +verwensching uitstootende, liep met zijn zakdoek te wuiven, en sloeg en +trapte naar alle kanten, zonder de zoozeer gewenschte rust te kunnen +vinden. + +--Doe als ik, vriend! zeide de luitenant, die geheel onzichtbaar was. + +--Parbleu! riep de kapitein toornig uit, dat kan ik niet, dat duivelsche +goed bijt en steekt me om er razend van te worden. Voorwaar, men moet +een liefhebber van insecten zijn zooals gij, om te kunnen slapen met dat +vieze goed bij en rondom u. + +De luitenant lachte. + +--Sacrebleu! riep de kapitein uit, ik ga naar buiten. En hij liep +wanhopig de tent uit. + +Daarbuiten zat Selam voor zijne tent. De kapitein naderde hem stil en +legde de hand op zijnen schouder. De Moor gaf geen teeken van schrik, +maar draaide bedaard het hoofd om. + +--Ga slapen, mijn jongen! zeide de kapitein, ten minste als ge kunt. +Ik kan 't niet en zal dus blijven waken. Zoodra ik lust heb om te gaan +slapen, zal ik Mohammed wekken. + +De Moor weifelde. + +--Vergeef mij, heer! zeide hij, maar er wonen hier dichtbij Arabieren; +ze zouden wel eens kunnen pogen te stelen. Als u het mij wilt vergunnen, +blijf ik liever op. + +--Wees gerust, Selam! antwoordde de kapitein, ik ben vertrouwd met dat +volkje. Ik heb lang genoeg oorlog met hen gevoerd om hunne streken te +kennen. Gij kunt mij uwe taak gerust toevertrouwen. + +De Moor boog het hoofd; hij was voldaan, en ijlings in de tent gaande, +sliep de brave jongen spoedig. + +De kapitein zette zich weder in de schaduw van de tent, waarin Selam was +verdwenen. Met den rug naar de tent gekeerd, kon hij in den helderen +nacht den omtrek en de lastdieren zonder moeite gadeslaan. Nadat de +kapitein eenigen tijd had rondgezien om zijne oogen aan het duister te +gewennen, vermaakte hij zich met op den grond naar de insecten te turen, +die zich door hun geluid of lichtgevend vermogen deden bespeuren. Een +voorwerp ter grootte van eene groote rat bewoog zich naar hem toe. Nu en +dan zat het stil en dan sprong het weder eensklaps op, om naar het een +of ander vliegend insect te happen. De kapitein martelde zijne hersens +te vergeefs af, welk dier dat toch wel kon zijn; maar hoe hij ook +nadacht, hij kon maar niet begrijpen wat het was. Het liep niet zooals +een zoogdier, maar het sprong met korte tusschenpoozen en bewoog zich +log voort. Twee oogen glinsterden als kleine vuurbollen. De kapitein +begreep, dat hij door zich te bewegen het dier zou verjagen, en zijne +nieuwsgierigheid was te zeer gaande gemaakt om niet te willen weten, +welk dier hij voor had. Eindelijk deed het dier een paar snelle +sprongen, welk het tot aan de voeten van den kapitein brachten. Nu of +nooit, dacht hij, en snel den arm uitstrekkend greep hij het bij een +poot vast. + +--Te duivel, mompelde hij, wat is dat koud! + +Hij liep er snel de tent mede in, ontstak een licht en liet opeens vol +afschuw het dier vallen. Het was eene reusachtige pad. Maar even snel +bedacht de kapitein zich en greep haar weder vóór zij den tijd had gehad +zich weg te maken. + +Het dier bood eene mengeling van schoons en terugstootends aan. De huid +zat vol groote en kleine wratten, die het dier er afzichtelijk deden +uitzien. Het pronkte met allerlei kleuren en de vurige roode oogen +schitterden als waren zij van goud. + +--Ha, ha, vriendin pad! zeide de kapitein, dat is eene vondst, die wat +waard is; daar zal ik den luitenant morgen eens mede verrassen. En hij +bond haar een koordje om een der pooten en zette haar op den grond. + +De pad, na een paar malen te vergeefs gepoogd te hebben weg te springen, +bleef stil zitten en keek den kapitein met hare groote gouden oogen aan. + +--Je ziet er nog al verstandig uit, hoor! zei de kapitein lachend; ik +geloof, dat ik je wel zou kunnen africhten als een hondje! en hij begaf +zich weer naar buiten. + +Het weer begon eenigermate te veranderen. De sterren verdwenen van +lieverlede en er kwam een natte koele nevel opzetten. De kapitein ging +de tent in, stak eene pijp op, sloeg zijn mantel om en ging weder +zitten. Hij had reeds langer dan twee uren de wacht gehouden en +was huiverig geworden door de kille atmosfeer; hij besloot ten laatste +Mohammed te wekken en te gaan slapen. Doch juist toen hij wilde +opstaan, vernam hij een licht gedruisch. Kapitein Daumas luisterde, +doch vernam niets meer. »Het zal het een of ander dier zijn geweest, +dat jacht maakt op insecten", mompelde hij, en hij wilde opstaan, +toen hij op eens den witten ezel van Selam, die aan het eind der +lijn stond, den kop zag omwenden als trok iets buitengewoons zijne +opmerkzaamheid.--»Verduiveld", zeide de kapitein, »zou er iets aan +de hand zijn? Laten wij op onze hoede zijn." + +Nauwelijks had hij dit gezegd, of een vreemd geluid trof zijn oor. +Het was alsof men iets met een bot mes wilde doorsnijden, wat niet +gelukte. De kapitein dook omlaag en strekte zich plat op den grond uit. +Hoe weinig het ook was, toch had de kapitein een zacht geritsel gemaakt +en oogenblikkelijk hield het geluid op. Doch een paar minuten daarna, +toen de kapitein reeds meende dat hij zich had bedrogen, hoorde hij het +opnieuw, doch slechts een oogenblik, toen was het doodstil. + +--Mordieu! mompelde de kapitein; wat gaat hier om, de duivel hale me als +ik het weet. + +Hoewel hij nu, daar hij niets meer hoorde, een weinig gerustgesteld +was en dacht dat zijne verbeelding hem een poets had gespeeld, bleef de +kapitein niettemin het oog houden op den witten ezel van Selam, die door +zijne kleur, ondanks de duisternis en den nevel, goed zichtbaar was. +Opeens keek de kapitein scherp uit en bleef eenige oogenblikken liggen +turen, alsof hij de duisternis doorboren wilde. + +--Sacre! mompelde hij zacht, als ik het niet beter wist, zou ik zeggen +dat de witte een eind verder stond dan daareven. En dat kan toch niet, +want het touw, waarmede hij aan de lijn gebonden is, is toch niet langer +dan een paar voet. Of zou de nevel mij misleiden. Ja, dat zal het zijn, +zeide de kapitein, de nevel wordt hoe langer zoo dikker en onttrekt de +voorwerpen aan mijn oog. Maar mordieu! zeide hij opeens verbaasd, toen +hij toevallig het hoofd rechts wendde, het eerste paard is weg. Sacré +Dieu! zou de nevel ook daarvan de oorzaak zijn? + +En met één sprong was hij aan het andere einde der lijn. + +Het eerste paard, dat van den kapitein, was verdwenen; het doorgesneden +touw hing aan de lijn.--Ha, ha! mompelde de kapitein, was het dàt wat ik +hoorde. Wacht, schavuiten! dat zal ik je betaald zetten. Hij liep naar +het andere einde der lijn; ook de witte ezel was verdwenen. + +--Komaan, zeide de kapitein, knap gedaan! en voorzichtig liep hij naar +de tent en greep Selam bij den schouder. De brave gids, die om zoo te +zeggen met open oogen sliep, was in een oogwenk overeind.--Ik kom, zeide +hij, denkende dat de kapitein hem wenkte om de wacht te betrekken. + +--Spoedig, spoedig! zeide de kapitein, men heeft mijn paard en je witten +ezel gestolen; voort! anders pakken wij de schavuiten niet! en met +groote sprongen snelde hij de hoogte af waarop men gelegerd was, op den +voet gevolgd door Selam. + +De kapitein rende voort. Met de vlugheid van een gems sprong hij over +steenen en struiken, dook onder overhangende boomtakken door en wrong +zich door het dichte groen, dat hem overal den weg versperde. + +--Vooruit, Selam, vooruit jongen! riep de kapitein zacht tot den gids, +die eensklaps bleef staan. + +--Halt! riep deze even zacht, luister, hier zijn de schelmen, hier links +af, kapitein! + +De kapitein bleef eene seconde staan. Aan den linkerkant liep een smal +voetpad. Daar hoorde men eene toornige stem op onderdrukten toon +allerlei Arabische vervloekingen uiten, vergezeld van het toebrengen van +slagen. + +--'t Is de witte, zei Selam zacht, het beest heeft zeker bemerkt, dat +hij in vreemde handen is, of hij heeft een aanval van koppigheid. + +De kapitein dook in elkaar en kroop als eene slang over het hobbelige +pad, gevolgd door Selam. Nog eenige oogenblikken en men was er. Dáár +stond de witte ezel van Selam, en schopte en sloeg om zich heen zonder +voort te willen. De Arabier vloekte. Een weinig verder stond een tweede, +met het paard bij den teugel vastgegrepen, woedend over de vertraging, +die den zoo slim uitgevoerden diefstal geheel kon doen mislukken. + +--Blijf hier, fluisterde de kapitein aan Selam's oor; ik zal maken bij +den voorsten schurk te komen; zoodra gij mijne stem hoort, valt gij +dezen aan. Hij kroop rechtsaf in de schaduw van het lage houtgewas +voort. Een paar takken kraakten door zijne bewegingen, maar, dank zij +het leven dat de ezel maakte, hoorden de dieven het niet. + +Opeens sprong den kapitein op, en den kerel die zijn paard aan den +toom hield in den nek grijpend, donderde hij hem toe:--Halt, ellendige +roover! Op hetzelfde oogenblik sprong ook Selam als een tijger op zijne +tegenpartij en wierp den man op den grond. Selam had spoedig zijnen +vijand onder de knie en hield hem in bedwang met het breede mes, dat hij +boven het hoofd van den dief liet flikkeren, doch de kapitein, hoewel +ongewapend, had toch niet geaarzeld den dief aan te vatten. Hij had dus +alleen zijnen krachtigen arm tot wapen en eene hevige worsteling volgde. +Selam, voor hem bevreesd, poogde hem het mes toe te reiken. Van dit +oogenblik trok de dief partij en trachtte zich los te maken van zijnen +bespringer. Doch snel greep Selam den roover bij het hoofd en het een +weinig opheffend, smakte hij het op den rotsigen grond, zoodat de kerel +bewusteloos bleef liggen. Toen sprong hij op en snelde den kapitein te +hulp. + +Het was tijd ook, want diens tegenpartij had zich van het mes, dat +op den grond was gevallen, meestergemaakt en bedreigde daarmede den +kapitein. Selam, het gevaar ziende, waarin deze verkeerde, brak +bliksemsnel een tak af en gaf den roover een geduchten slag op den +schedel. De dief liet het hoofd vallen, breidde de armen uit en het mes +ontviel aan zijne hand. + +Nu stond de kapitein op en Selam de hand drukkend, zeide hij met bewogen +stem:--Ge zijt een brave knaap, Selam! het was tijd, dat ge mij te hulp +kwaamt. + +Intusschen deed Selam een koord van zijn middel, bond den bedwelmden +roover stevig vast en wierp hem over het paard. Toen hij echter een paar +stappen terugging naar den anderen dief, was deze verdwenen. + +--Bij Allah! zeide Selam, ik had hem toch vrij onzacht tegen de steenen +gesmakt. + +--Parbleu! voegde de kapitein er lachend bij, ik geloof u wel; ik hoorde +den smak daar ginds. Als het een fatsoenlijk Christen was geweest, +zouden hem de hersens uit den kop zijn gepuild, maar die vervloekte +Arabieren hebben schedels van ijzer. + +--Hij heeft wijs gedaan met zich uit de voeten te maken, zei Selam. Hij +heeft er een duchtig pak slaag mede uitgewonnen. Maar het spijt mij, dat +hij ontkomen is. + +--Laat den schurk loopen, zei de kapitein; ik geloof, dat hij er wel +genoeg van zal hebben om vooreerst weer uit stelen te gaan. + +Binnen weinige oogenblikken had men het kamp bereikt en de dieren weder +vastgebonden, en daar de nevel hoe langer hoe dikker werd, legde Selam +een flink vuur aan, welks schijnsel de geheele plek verlichtte. + +--Ik zeide het u wel, zei Selam, toen men bij het vuur zat; die +schavuiten zijn uitgeleerd in het stelen. Door op den buik tusschen de +dieren te kruipen konden zij de touwen doorsnijden, en hebben zij de +slaperige beesten met kleine rukken zoo ver naar zich toe getrokken, +tot zij buiten het gezicht waren. Ze hebben er terecht dezen nacht voor +uitgekozen, want de nevel maakt het moeilijk op eenigen afstand de +voorwerpen te onderscheiden. + +--De witte ezel heeft hun eene leelijke poets gespeeld, zei de +kapitein. Zonder zijne koppige bui zouden de roovers reeds een goed +eind zijn vooruitgekomen, en wij hadden de beesten misschien niet meer +teruggezien.--Maar komaan, ik ga slapen, zei de kapitein; roep Mohammed, +opdat hij met u wake, zij zullen heden nacht niet meer komen. Laat den +dief gebonden liggen, zoodat gij het oog op hem kunt houden. Bij de +minste poging van hem om weg te komen, schiet ge hem door den kop; +wanneer ge iets bemerkt, dat u onraad doet vermoeden, wek ons dan! + +De kapitein trad de tent binnen en sloot ze goed dicht. De groote pad +zat nog altijd vast en was bezig de insecten op te happen, die door de +tent liepen en vlogen.--Ha, ha, zeide de kapitein, gij komt van pas! Hij +bevestigde nog een langer touw aan het korte koord, zoodat de pad door +de geheele tent kon rondspringen; toen legde hij zich ook neder en sliep +weldra rustig in. + +Intusschen had Selam, ingevolge den raad van den kapitein, Mohammed +gewekt, en beide vrienden zaten nu rookende lustig te praten over het +avontuur van zooeven. + +Een paar meter van hen af lag de Arabier nog steeds onbeweeglijk en +de twee Mooren, bekend met de taaiheid van die lieden, lieten hem stil +liggen. Echter kon men, nauwkeurig toeziende, het lichaam van den kerel +nu en dan flauw zien bewegen. + +--Wil ik u eens wat zeggen, zei Selam opeens fluisterend tegen Mohammed, +na eenige oogenblikken scherp naar den gevangene te hebben gekeken, ik +wed, dat de kerel op het oogenblik evenmin flauw ligt als wij, maar dat +de fielt bezig is zijne banden door te knagen. Zie zijn lichaam gedurig +ineenkrimpen, en zijn aangezicht is bijna geheel verborgen. O! de +Arabier heeft tanden als eene rat! + +--Inderdaad, antwoordde Mohammed, ik geloof dat ge gelijk hebt, wat +moeten we doen? + +--Stil, zei Selam, beweeg u niet; ziehier! en hij toonde hem de revolver +van den kapitein, dien deze uit voorzorg aan Selam had gegeven. + +Schijnbaar onverschillig met elkaar sprekende, hielden de beide Mooren +den gevangene evenwel gestadig in het oog. Deze bewoog zich vrij sterk +en men hoorde hem diep en zwaar adem halen. Plotseling sprong hij op; de +banden, waarmede zijne handen waren gebonden, vielen op den grond, en +onder het uitstorten van een vloed van scheldwoorden stoof de dief met +groote sprongen de hoogte af. + +Maar even snel knalde een schot; de kerel stiet een kreet van woede uit, +doch liep voort en was in een paar sprongen in het struikgewas +verdwenen. + +--Laat hem loopen! zeide Selam tot Mohammed, die zich in het hout wilde +begeven. Hij heeft eene goede les ontvangen; de kogel trof hem in het +been. Het is zóó misschien beter, dan dat we hem met stokslagen hadden +gestraft. Dat gespuis zou ons misschien zijn gevolgd om wraak te nemen +over het pak slaag, dat zij van ons ontvingen, wat zij om een kogel niet +zullen doen. + + + + +VII. + +ALKAZAR-EL-KIBIR. + + +Het schot van Selam en het daarop gevolgde rumoer had intusschen +iedereen wakker doen worden. Doch spoedig gerustgesteld door de +eenparige verklaring van Selam en Mohammed, besloot men, daar het reeds +dag begon te worden, het kamp maar op te breken. + +Men vertrok onder druk gepraat en allerlei grappen over de avonturen van +den afgeloopen nacht. De monsterpad was door den luitenant in eene doos +geplaatst, met eene goede portie insecten bij zich tot voedsel, en bij +de bagage geborgen. De nevel, die bijna den geheelen nacht over het land +had gehangen, was nog niet opgetrokken en deed onze reeds aan de warmte +gewende reizigers van koude klappertanden. Meer dan drie uren reed men +in de mantels gehuld voort, en de luidruchtige vroolijkheid, die anders +bij de karavaan heerschte, was verdwenen. De koude en vochtige lucht +deed iedereen onaangenaam aan. Selam was de eenige, die nu en dan een +woord sprak, als hij zijnen viervoetigen vriend op den hals klopte en +streelde en hem prees over zijn goeden smaak om niets gemeen te willen +hebben met gemeene dieven. + +Zoo ging men voort. Het terrein leverde gelukkig niet veel moeilijkheden +op, want de nevel zou hen anders menige poets hebben gespeeld. Het was +een zacht golvend terrein, overal doorsneden met paden, die zich als een +reusachtig netwerk door elkaar slingerden. Op den middag trok men een +bergpas door tusschen een paar heuvelrijen, doch men had geen enkele +ontmoeting. De nevel veroorloofde ook niet om zich heen te zien. Men +maakte dien dag een langen tocht, en sloeg tegen den avond het kamp op +aan de oevers van de Mkhacem. + +De koude en de weinige last, dien men daardoor van insecten had, deden +ons gezelschap besluiten dien nacht eens goed uit te slapen, daar men +den volgenden dag misschien weder de vroegere afmattende hitte zou +hebben en dezelfde vreeslijke plaag van de insecten. Een uur nadat het +kamp was opgeslagen, lag dan ook alles in diepe rust. Slechts Selam, de +jeugdige, altijd onvermoeide Moor, zat bij het groote vuur, dat hij had +aangelegd, diep in zijnen kapmantel gehuld, de sabel naast en zijn lang +geweer achter zich, voor de tent met de grootste kalmte zijne pijp te +rooken. + +De nacht beloofde voor den volgenden dag beter weer. Er kwam een zachte +wind op, die den nevel vaneen scheurde en voor zich uitjoeg en den +helderen sterrenhemel zichtbaar liet worden. Selam stond verheugd over +deze verandering op, liet het vuur uitgaan en begaf zich insgelijks ter +ruste na Mohammed te hebben gewekt. + +De morgen was schoon, en de dag beloofde warm te zullen zijn. De +kapitein was een der eersten, die ontwaakt waren. Hij wierp zijne buks +over den schouder en drong het lage hout in om eenige patrijzen of ander +wild te schieten. Na verloop van een uur keerde hij terug. De jacht +was gunstig geweest, want de kapitein bracht een half dozijn schoone +patrijzen mede, welke hij aan Mohammed gaf om voor het ontbijt klaar te +maken. + +Intusschen was het gezelschap van lieverlede ontwaakt, doch tegen zijne +gewoonte maakte Selam geene toebereidselen om op weg te gaan. Hij was +met Mohammed op zijn gemak bezig het ontbijt in gereedheid te brengen, +en het scheen dat hij niet genegen was veel haast te maken. + +Verwonderd vroeg de luitenant naar de oorzaak dezer handelwijze. + +--Heer! zeide Selam, ik heb niet laten opladen, omdat u toch zeker +Alkazar wel wil bezoeken. + +--Alkazar! riep de luitenant verrukt uit, Alkazar-el-Kibir bezoeken, dat +geloof ik, Selam! Maar dat is, dunkt mij, eene reden te meer om spoedig +te vertrekken. + +--Heer! zeide Selam, het ligt slechts een paar uren rijdens van hier, +en daarom dacht ik, dat wij dezen morgen eens op ons gemak zouden +ontbijten; wij zijn dan nog vóór de grootste hitte in Alkazar, en kunnen +het tegen den namiddag verlaten om aan gene zijde der stad den nacht +door te brengen. + +--Nu, daar heb ik niets tegen, zeide de luitenant. Maar wat zegt gij er +van, kapitein? + +--O! riep deze opgewonden uit, Selam, Selam, je bent goud waard! +Verbeeld je wat een ramp, als we Alkazar-el-Kibir waren voorbijgegaan. +O, dat is een uitmuntend denkbeeld. Ziet, we zullen eerst smullen; een +ontbijt met patrijzen, dat is eene weelde, welke wij ons niet elken dag +kunnen veroorlooven. Daarna, na ons te hebben opgepoetst, gaan wij +Alkazar bezoeken. O, Selam! gij onbetaalbare gids, ik zou u kunnen +omhelzen van vreugde! + +Het ontbijt werd op den grond gezeten in het frissche groen gebruikt en +onderwijl ontwikkelde zich een druk gesprek over Alkazar. + +--Maar, riep de kapitein op eens uit, welke stroom is dat, Selam, die +hier aan onze voeten stroomt? + +--Het is de rivier de Mkhacem, heer! antwoordde Selam. + +--De Mkhacem, riep de kapitein uit, de Mkhacem, dat is een nevenstroom +van den Koes of Loekos, den Lixos der Ouden, evenals de Oearroer. O! +nu herinner ik het mij. En zich tot zijne vrienden wendende, ging de +kapitein met groote levendigheid voort: + +--Wij zijn op gewijden grond, vrienden! gewijd door het bloed van +duizenden en duizenden dapperen, gewijd door de grootsche daden hier +verricht. Luistert, indien gij het niet reeds weet. Ongeveer drie +honderd jaar geleden had hier de vreeslijke slag van Alkazar plaats, die +Mulei Molok, Sultan van Marokko, leverde aan den Koning van Portugal. De +volkomen overwinning, die de vereenigde Mooren, Arabieren, Berbers en +Turken op de Christenen behaalden, deed al wat Mahomedaan was juichen. +Het was op den vierden Augustus dat deze slag plaats had. Over dezen +stroom lag toen de brug, over welke de weg naar Alkazar liep. Ziet, +zeide de kapitein, dat moet daar geweest zijn; men kan nog duidelijk +in de palen, die men daar aan weerszijden van den oever bemerkt, de +overblijfselen van die brug bespeuren. Mulei Molok, van Alkazar komende, +had zich daar bij de brug gelegerd; de koning van Portugal, van Arzilla +komende, aan deze zijde. Hier in de vlakte langs de oevers van dezen +stroom werd die bloedige slag gestreden. Mulei Molok, de dappere sultan, +de bekwame veldheer, greep het, uit allerlei nationaliteiten bestaand +leger der Christenen aan en versloeg het totaal. Duizenden lijken van +de bloem van den Portugeeschen en Spaanschen adel, van hovelingen en +priesters, van Spaansche soldaten en krijgslieden van Willem van Oranje, +van Italiaansche, Fransche, Duitsche en andere gelukzoekers, van +avonturiers uit alle oorden van Europa, die allen de vanen volgden +van den dapperen doch ongelukkigen jeugdigen Sebastiaan, bedekten deze +velden. Hier vertrad het paard van den Moor de rampzaligen, de kromsabel +hieuw hen zonder genade neer en de stroom voerde de lijken mede van hen, +die zich uit wanhoop in den vloed hadden geworpen. + +--Een kreet van schrik weerklonk door het beschaafd Europa, en een +juichtoon steeg op van uit de belijders van Mahomed. Hier stierf +koning Sebastiaan, getroffen door een geweerschot en twee sabelhouwen. +Ginds blies de dappere Mulei Molok den laatsten adem uit, gezeten in +zijn draagstoel en omringd door zijne officieren. Zoo woedde deze +verschrikkelijke slachting, zoo vonden hier de hoofden der legerscharen +hun einde, zoo ook vond de aanstoker en bewerker van dien oorlog, +Mohammed de Zwarte, den dood in den stroom en zes duizend lijken van +Christenen bleven op het slagveld. + +De luitenant en Dries hadden met aandacht zitten luisteren naar den +kapitein, die onder het verhalen hoe langer hoe meer in vuur was +geraakt. + +--Ik wist er van, zeide de luitenant, ofschoon mij niet al de +bizonderheden, die gij ons verhaald hebt, bekend waren; ja, het moet +eene vreeslijke slachting zijn geweest. + +--Wat Alkazar betreft, vervolgde de kapitein, daarvan kan ik u ook nog +wel iets mededeelen. Alkazar-el-Kibir, dat zooveel als het groote paleis +beteekent, is volgens de overlevering gesticht in de 12e eeuw door den +Kalif Aboe-Yoessoef-Yakoeb-el-Mansoer, den overwinnaar van Alexos, waar +hij Alphonsus IX van Castilië versloeg. De legende verhaalt, dat deze +Kalif op zekeren dag, op de jacht zijnde, verdwaalde. Een arme visscher +bracht den hem onbekenden vorst in zijne hut, nam hem gastvrij op en +hielp hem op den rechten weg. Uit dankbaarheid liet de kalif zich op +dezelfde plek een kasteel bouwen benevens eenige woningen. Dit was de +oorsprong der stad, die langzamerhand zich daar uitbreidde tot eene +bloeiende stad. + +Het gesprek, eenmaal op eene zoo onderhoudende manier aan den gang +zijnde, duurde lang en was hoofdzakelijk gewijd aan bizonderheden +omtrent den slag van het thans vervallen Alkazar en over hetgeen men +daar hoopte te zien. + +Maar Selam, om alles denkende en niet geneigd noodeloos in eene +afmattende hitte te reizen, kwam het gesprek afbreken met de tijding, +dat het tijd was om op te breken. + +Alles was gereed. Men had slechts op te stijgen en voorwaarts te gaan. +Reeds te voren had Selam de drijvers uitgezonden om eene doorwaadbare +plaats in den stroom te zoeken. Men daalde af, doorwaadde den Mkhacem en +na deze rivier trok men den Oearroer over. Men was toen in de vlakte op +den weg naar Alkazar, dat men binnen een paar uren kon bereiken. + +Het was elf uur, toen men Alkazar naderde, want men had langzaam +gereden, en de oude muren der stad, welke met kanteelen prijkten, +ontwaarde men voor zich uit. Torens, minarets en palmboomen staken +overal omhoog en de geheele stad was omringd door tuinen, wier groen +en bloemen, met de groepen hooge palmen er tusschen, het geheel een +verrukkelijk schoon aanzien gaven. + +Eene enkele maal kwam men een Arabier tegen, die, den gewonen groet +wisselende, het gezelschap, voor zoover zijne onverschilligheid het +veroorloofde, verwonderd nazag. Op korten afstand, hield men halt, sloeg +het kamp op, liet de zorg daarvoor over aan de twee kameeldrijvers, en +onze drie vrienden met Selam en Mohammed begaven zich, voor alle +voorzorg goed gewapend op weg naar de stad. + +Zóó als men de stad door eene der poorten binnenreed, trof van uit de +hoogte een koor van eigenaardige klepperende geluiden de ooren van +onze vrienden. Het geheele gezelschap keek verwonderd op, en zie daar +stond en zweefde een geheele troep ooievaars, die de reizigers luid +toeklepperden, als waren zij verwonderd oude bekenden hier aan te +treffen. + +--Wat duivel, zei Dries, daar heb je waarlijk vader Langbeen ook. Kijk, +kijk! dat is de eerste bekende, dien ik tot nu toe heb ontmoet, en die +welkomstgroet voorspelt ons geluk. + +Het op een afstand zoo schoon en liefelijk uitziend stadje viel onzen +vrienden echter zeer tegen. Was het in de straten van Tanger reeds niet +bij uitstek rein, hier was dit nog minder het geval. Een directeur der +openbare reiniging zou er Herculeswerk hebben gevonden. De straten... +neen, dat waren het eigenlijk niet, dien naam kon men onmogelijk geven +aan die hobbelige paden vol kuilen, vol plassen van stinkend vocht, +bezaaid met groote keien, krengen van honden en katten, ja zelfs van +ezels; mesthoopen overal, ja, de geheele stad geleek op één grooten +mesthoop. De kleine, smerige huizen waren veel leelijker dan die te +Tanger, vol scheuren en door vieze donkere gangen van elkaar gescheiden. + +Door dien Augius-stal trok men voort, vol walging van zooveel +morsigheid. Hier en daar liepen de vrouwen, wier kostuum er even +vuil uitzag als zijzelf, bij hunne komst haastig naar binnen, naakte +bevreesde kinderen medesleurende. Ginds zat een troep vrouwen op den +grond gehurkt. Zij waren half naakt en oud; oud, zooals zij dat in +Marokko zijn, dat wil zeggen, afzichtelijk, terugstootend, walgelijk van +leelijkheid en onreinheid. Het waren broodverkoopsters, die hare waar op +korven voor zich hadden liggen. + +--Smakelijk eten, mompelde Dries. Ba! het hart draait me om in het +lijf, als ik ze aanzie! + +In elken hoek, dien men zag, lag of stond een Arabier, tegen den muur +geleund alsof hij er aan vastgeplakt zat, half verscholen zoodat men hem +bijna niet bemerkte, of rustig op den vuilen grond liggend als op eene +canapé. Dáár weder zag men niets anders dan den uitgespreiden mantel en +was het onmogelijk te begrijpen, dat daaronder een mensch lag; ginds +stond er weder een in de eene of andere nis onbeweeglijk als een beeld, +terwijl slechts de vonkelende oogen hem verrieden. + +Zoo was men reeds een heel eind door de stad gegaan. De vrouwen en +kinderen, aanvankelijk voor de vreemdelingen vluchtend, begonnen zich +van lieverlede meer te vertoonen. De straatjongens werden brutaler en +kwamen dichterbij. Het nieuwtje hunner komst, dat zich zeker snel door +de stad had verbreid, deed hoe langer hoe meer volk bij elkaar stroomen. +Selam, die de voorhoede uitmaakte, was tusschenbeide genoodzaakt zijn +stok te zwaaien om ruim baan te maken, en Mohammed, die den trein sloot +en dat volkje niet al te best vertrouwde, keerde zich nu en dan op zijn +ezel om en trok een leelijk gezicht of strekte de hand uit naar de bende +jongens, die dan op eens verschrikt uiteenstoven en over elkaar heen +buitelden. + +Die geheele menigte vóór en achter volgde zwijgend. Geen kreet, geen +lach, geen woord werd gehoord. En intusschen groeide de hoop telkens +aan, en drong zich hoe langer hoe meer te zamen. + +Op een hoek van eene straat stond een groep mannen in donkere kleeding +met een blauwen doek om het hoofd als hoofddeksel en met donkeren zwaren +baard. + +--Het zijn de Joden, zei Selam op eene vraag van den luitenant. Zij +wonen in de Mellah of Jodenbuurt, welke naam »vervloekten grond" +beteekent. Toen men voorbij hen kwam, groetten zij beleefd, iets wat +onze vrienden verwonderd deed opzien. Men was het groeten reeds lang +ontwend. Een eind verder kwam men op een klein plein, waarop eene +menigte dier smalle straatjes uitliepen en waar ook eenige kleine +winkels waren, allen gelijk aan die te Tanger, doch veel kleiner en +viezer. + +Het pleintje verlatend, wendde de luitenant zich tot Selam met bevel +de stad te verlaten. Het werd ons gezelschap te benauwd in deze +kwalijkriekende stad te midden van eene zwijgende bevolking. Selam sloeg +dus de eerste de beste, eenigszins wijde straat in om met spoed naar +buiten te komen. Dáár in die straat kwam een heilige aan. Het voorhoofd +van den kapitein, die hem het eerst gewaar werd, betrok, maar hij zeide +niets; alleen greep hij onwillekeurig naar zijne sabel en pistolen. + +De kerel bleef staan, toen de stoet naderde. Hij keek het gezelschap +op eene minachtende onbeschaamde manier aan, en lachte hen honend +in hun gezicht uit. Dit werkte aanstekelijk op de volksmenigte. Een +kleine jongen, die zich wat dichter bij hen waagde en wien de kapitein +een geldstuk toewierp, werd door eene woedende vrouw vastgegrepen +en voortgesleurd onder het uitroepen van verwenschingen tegen de +Christenen. Een gemeene kerel, die vooraan liep, wendde zich om en +riep iets tot de overigen, terwijl hij op het gezelschap wees. + +--Zoo, zeide de kapitein, men begint ons te verwenschen. Komaan, straks +gaan we tot slaan over. Vrienden, houdt uwe wapens klaar! + +--Allah verdelge u, vervloekte Christenen! riep op eens een jongen. + +--Ja, Allah verdelge u! klonk een koor van stemmen. + +--Wat doen die honden van Christenen hier! riep een ander. + +--Zij komen ons bespieden! riep een tweede. + +--Die vijanden van den Profeet! schreeuwde een derde met de vuist +dreigend. + +--Zij komen om ons land te veroveren, klonk het weder. + +--Wij met ons vijven? spotte de kapitein. + +--Laat ze komen, riep een ander; we zullen ze weten te onthalen. + +--Ja! schreeuwde op eens de heilige; Allah zal ons over hen doen +zegevieren; hij zal onze mannen den moed van den leeuw en onze vrouwen +de vlugheid der hinde verleenen. Mahomed zal ons eene groote victorie +over hen geven; wij zullen ze dooden en niet één zal ontkomen naar zijn +vervloekt land. + +--Allah, Allah! Mahomed, Mahomed! schreeuwde het opgewonden volk; geen +zal er ontkomen! En opgehitst door den heilige drong de tierende troep +op het reisgezelschap aan. + +De luitenant en de kapitein trokken hunne sabels. Selam deelde +stokslagen uit, maar hij kreeg vloeken en slagen weerom. Opeens regende +het steenen. + +--Vooruit, riep de kapitein, vooruit, er op in! Slaat dood dat kanalje! +en hij spoorde zijn paard aan en reed op den troep voor zich in, gevolgd +door den luitenant, met het plat van de sabel slagen uitdeelend. + +Dries, die den heilige in het oog had gehouden, reed op hem aan. + +--Ha, vriend heilige! riep hij; wij hebben nog eene oude rekening te +vereffenen; de heiligen van Marokko schijnen nog niet mak genoeg te +zijn. + +De kerel sprong vooruit en greep het paard van Dries bij den teugel. + +--Los! riep Dries, laat los, schurk! + +Maar de heilige het volk aanhitsend, liet niet los. + +--Daar dan, zeide Dries, pak aan schoft! en de buks bij den tromp +nemend, gaf hij hem een slag, die hem als een zak deed ineenzijgen. + +Toen zijn paard wendend reed hij op den troep in, en de buks als eene +knots zwaaiend, deelde hij links en rechts kolfslagen uit. Opeens bukte +een kerel zich om onder het paard van Dries door te kruipen, +waarschijnlijk om het in den buik te steken. + +Maar Dries had aanstonds zijne bedoeling geraden en zich over zijn paard +buigend, greep hij den schavuit in den nek, hield hem met zijn ijzeren +vuist vast, sleepte hem zoo een eind mede en liet hem toen plotseling +los. De kerel bleef voor dood liggen. + +De volkshoop achter onze vrienden was door den aanval van Dries en +Mohammed, die met zijn dikken taaien doornstok menigen kop tot bloedens +geslagen had, aan het wijken gebracht, het had zijn heilige in den steek +gelaten en was verdwenen in de talrijke smalle straatjes, waar Dries +noch Mohammed het geraden oordeelde hen te vervolgen. Ook de luitenant +met den kapitein en Selam hadden er dapper op ingeslagen, maar door de +achtersten opgedrongen en aangehitst konden de voorsten bijna niet +terugtrekken en daar men reeds dicht bij eene der poorten was, wilde +men niet weder terugkeeren om een anderen weg te zoeken. + +De kapitein en de luitenant besloten dus ditmaal er eerst op in te +schieten en zich daarna met de sabel een doortocht te banen. + +--Wanneer zij de schoten boven hunne hoofden hooren knallen en het +scherp der sabel in den nek voelen, zullen zij wel ruimte maken, zeide +de luitenant. + +Maar opeens deden zich achter den volkshoop aan het einde der straat +woeste vervloekingen hooren. Selam hief zich op in de beugels om te zien +wat dat beduidde, want hier en daar begon het volk verschrikt om te +zien, een aanhoudend gemompel doorliep den troep en enkelen zag men de +verschillende straten insnellen. + +--Ha! riep Selam, men komt ons te hulp, zie daar ginds, het zijn +soldaten, die zich een doortocht banen; de Gouverneur der stad rijdt aan +het hoofd. + +--Goddank! riep de kapitein, we zullen dan nog heelhuids uit dit +vervloekte nest komen. + +Het was inderdaad zooals Selam had gezegd. Links en rechts slagen +uitdeelend naderde eene afdeeling krijgsvolk met stevige knuppels +gewapend. De menigte was spoedig verdwenen en aan het hoofd der soldaten +reed de Gouverneur der stad. 't Was een Moor van omstreeks vijftig +jaren, met schoone trekken, zeer lichte bijna blanke gelaatskleur en +langen witten baard, wat hem een zeer eerwaardig voorkomen gaf. Hij +wendde zich beleefd groetend tot de twee officieren en betuigde hun zijn +leedwezen over het gebeurde. Een soldaat, die van verre het tumult had +gezien, had hem de tijding gebracht, waarop hij zich had gehaast onzen +reizigers te hulp te komen. + +Begeleid door den Gouverneur was men weldra buiten de stad en onze +kapitein deed hem, op verzoek van den luitenant, het voorstel +om een bezoek aan het kleine kamp te brengen. Doch de Gouverneur +verontschuldigde zich en een escorte medegevend om hen tot aan de +legerplaats te begeleiden, nam hij afscheid van onze vrienden na hen +nogmaals te hebben verzocht het onaangename geval toch vooral niet euvel +te duiden. + +--En dat noemt men het groote paleis, sprak de kapitein toen men buiten +de plaats was gekomen. Ba! Tanger is er waarachtig een lusthof bij. + +--Gij ziet, zeide de luitenant, 't is het oude deuntje van eene +vervallen grootheid. Die stad, vroeger zóó bevolkt, zóó bloeiend, is +niets meer dan eene schaduw van wat zij eenmaal was. + +--Ja, 't is waar, zeide de kapitein. Hebt ge dat gebouw opgemerkt? Ziet, +en hij wendde zich om, ge kunt het hier nog zien, die talrijke bogen en +koepeldaken, weet ge wat het is! Selam heeft het mij straks gezegd; het +is een der vroegere zooeïa, een dier voor allerlei doeleinden ingerichte +gebouwen, die men in onze taal geen naam weet te geven, en waarin men +scholen, een bibliotheek, het hospitaal voor de armen, de herberg voor +reizigers, de moskee en de grafkapel bijeen vond. + +--Hoe ongelukkig, zeide de luitenant, dat dit volk zoo diep is gezonken. +Zijne vroegere grootheid en macht, die eens de wereld verbaasd deden +staan, zijn te niet, en in plaats van handel en verkeer aan te moedigen +blijft men overal even afkeerig tegenover vreemden, overal even vijandig +tegen de beschaving. + +--Ja, hernam de kapitein, dit is nu de tweede maal dat ons iets +dergelijks overkomt, en beide keeren in plaatsen, die nog het meest +met de Christenen in aanraking komen; wat zal het dan wel niet te Fez +zijn, het hart der onbeschaafdheid en den zetel van het fanatisme. + +--Enfin! zei Dries, we hebben ze weder eene duchtige les gegeven, en het +doet me genoegen, dat ik dien gluiperigen heilige eens onder handen heb +gehad; het zat mij nog in den kop van Tanger. En wat Fez betreft, o! we +hebben ons beste kruit nog niet verschoten, kapitein! Het beste voor het +laatst. + +Daar men nu bij de tenten was aangekomen, zond men het escorte, na de +mannen met eenig geld te hebben begiftigd, onder dankbetuiging aan den +Gouverneur terug. + +De drijvers met Selam en Mohammed begonnen het middagmaal gereed +te maken, daar men eerst den volgenden dag zou vertrekken, en de +luitenant maakte inmiddels van den top eens heuvels eene schets van +Alkazar-el-Kibir, dat op een afstand zoo'n schoon gezicht opleverde. + +De grootste hitte van den dag was voorbij. Men had gedineerd en maakte +het zich zoo gemakkelijk mogelijk, terwijl men een levendig gesprek +voerde over de gebeurtenissen van dien dag. + +Opeens rees Selam, die voor alles oogen had en alles het eerst ontdekte, +op en keek met de hand boven de oogen uit naar den kant van welken men +was gekomen. + +Dáár, nog op grooten afstand van de legerplaats, zag men een ruiter, die +in driftigen galop naderde, niet in de richting der stad, maar recht op +de legerplaats aan. Het scheen dat zijn paard met moeite voort kon, en +echter hield hij niet op het aan te sporen. Hij naderde snel. + + + + +VIII. + +DE ONTMOETING. + + +De ruiter naderde snel. Allen waren opgestaan om te zien, welke persoon +daar recht op hen aankwam; allen trachtten den ruiter te herkennen en +schatten den afstand, die hem nog van hen scheidde, en volgden met +groote spanning zijn dollen rit. + +Intusschen kwam hij al nader en nader, zijn paard aanhoudend +aansporend. Toen kon men zien, dat het een Arabier was. De witte +kapmantel fladderde achter hem aan, de lange buks lag dwars voor hem +over den zadel; aan zijne zijde kletterde de Turksche sabel. Zijn paard, +een prachtig koolzwart dier, was met schuim overdekt; de geheele breede +borst was met vlokken trillend schuim bespat en de wijd opgesperde +neusgaten trilden verschrikkelijk. Onophoudelijk zette de Arabier zijn +ros aan. De naakte bruine beenen bewogen zich telkens om het edele dier +de scherpe punt van de schoenen der stijgbeugels te doen gevoelen, die +de Arabieren als sporen gebruiken. De fraaie zwarte huidkleur was met +bloed besmet. + +Opeens, op ongeveer honderd pas van de legerplaats verwijderd, bleef +het dier trillend staan. De ruiter was met één sprong van zijn paard, +en nauwelijks had hij den grond bereikt, of het paard, begon over alle +leden hevig te beven en stortte neer. + +Toen trad de Arabier, zijn geweer op den rug werpend, met een +vredelievend gebaar nader, en de handen over de borst kruisend, boog hij +onder het uitspreken van den gebruikelijken groet: »Vrede zij op uw +weg!" + +Onze kapitein, meer gewoon met Arabieren om te gaan, beantwoordde den +groet en noodigde hem uit plaats te nemen. Het was een jong man van +ongemeene schoonheid. Zijne bruine gelaatstrekken, de zwarte knevel en +baard, en de stoute oogen gaven hem een belangwekkend voorkomen. Zijn +gelaat teekende moed en vastberadenheid; om den mond speelde een stroeve +trotsche trek. + +Hij zette zich op den grond neder, nam met de grootste beleefdheid de +sigaar aan, die de kapitein hem aanbood, en zeide, nadat hij eenige +oogenblikken met welbehagen den geurigen rook had opgesnoven, in +tamelijk goed Fransch:--Ik kom van Tanger en moet nog verder gaan. Ik +dacht op mijn paard te kunnen vertrouwen, maar ik zie, dat ik te veel +van zijne krachten heb gevergd. Zoudt ge mij niet een uwer paarden ter +leen willen afstaan? Het leven van honderden brave, dappere menschen +hangt er van af, dat ik mijne reis kan vervolgen. + +De kapitein en de luitenant, ja zelfs het geheele gezelschap stond een +oogenblik sprakeloos van verbazing, ten eerste over de beschaafde +manieren van den Arabier en zijne bekendheid met de Fransche taal, +alsook over het vreemde verzoek. + +De kapitein was de eerste, die het stilzwijgen verbrak: + +--Hoewel u niet kennende, zeide hij, zouden wij u gaarne helpen, maar +gij vraagt het onmogelijke, mijn vriend! Wij hebben slechts drie paarden +en twee muilezels; dat is juist genoeg voor ons gebruik. Gij begrijpt +dus, dat we onze eigen paarden niet kunnen afstaan aan den eersten den +beste, die er om vraagt. We zouden zoo doende zelf verplicht zijn te +voet te reizen. + +--Ik doe een bijna onmogelijk verzoek, zeide de Arabier kalm, dat is +waar; doch als ge wist, wat er van het voortzetten van mijn rit afhangt, +dan geloof ik, dat gij het niet zoudt weigeren. + +--Ik herhaal, zeide de kapitein op overredenden toon, dat gij het +onmogelijke vraagt. Wij moeten morgen weder voort, en gij begrijpt, dat +wij dus geen enkel onzer paarden kunnen afstaan. + +--Goed, zeide de Arabier, gij moet morgen bij het krieken van den dag +weder voort, geef mij een uwer paarden, vóór zonsopgang zal een versch +paard voor u gereedstaan. + +De kapitein haalde ongeloovig en ongeduldig de schouders op. + +--Gij gelooft mij niet, zeide de Arabier. O, ik dacht bij Christenen +meer hulp te vinden! Ik bid u, geef mij een paard. Waartoe zou ik het +ook verzwijgen, vervolgde hij als tot zichzelven sprekende. Bij Allah, +den eenigen God! help mij; ik word vervolgd. Ge ziet het, mijn prachtig +paard is dood; het kan mij niet verder brengen. Ik heb twee uren op +mijne vervolgers voor. + +--Gij wordt vervolgd, zeide de luitenant; misschien hebt ge eene misdaad +gepleegd en komt gij onze hulp inroepen om aan den arm der wet te +ontkomen? + +--Eene misdaad? zeide de Arabier verwonderd en tevens beleedigd; neen, +nimmer heeft mijne hand zulk eene laagheid bedreven. Wraakzucht van +een bloedvijand is het, die mij vervolgt. Doch waartoe langer met u +onderhandeld, wat misschien tot niets leidt. Maar luistert, ik stel +vertrouwen in u; gij zijt Christenen en bovendien, zeide hij, terwijl +een flauwen glimlach om zijn mond speelde, ik waag er niets bij. Ik zal +u alles verhalen, doch beloof mij, dat gij mij geduldig zult aanhooren +en daarna, als gij mij zult gehoord hebben, te zullen handelen naar de +ingeving van uw hart zooals uwe edelmoedigheid u dat voorschrijft. Ik +heb twee uren vóór op mijne vervolgers. Dat is tijd genoeg om u mijn +verhaal te doen en mij daarna aan mijne vervolgers te onttrekken. + +En de Arabier begon, alsof hij niets te duchten had, met de grootste +kalmte zijn verhaal. + +--Ik had de betrekking van koerier van den Sultan tusschen Tanger en +Fez, en was gelukkig tot vóór korten tijd. Toen gebeurde het, dat mijn +hart werd getroffen door Rahmana, de dochter van mijns vaders vriend. +Rahmana was schoon, schoon als de houri's uit het Paradijs. Zij bezat +den slanken vorm der gazelle, de vlugheid van het paard en den moed van +den leeuw. Rahmana beminde mij en ik haar; onze genegenheid dagteekende +reeds van onze kindsheid. Bij al mijn werken, bij mijn hard lot was +zij het eenige, dat mij kracht gaf tot het volbrengen van mijn plicht, +Rahmana, naar wier bezit ik haakte, gelijk een goed Mahomedaan naar het +Paradijs. De tijd door haar vader voor ons huwelijk bepaald naderde +snel, en welhaast zou ik mijne bruid als echtgenoote naar mijne woning +voeren. + +--Toentertijd woonde te Tanger een rijke Moor, Sid-Moessa genaamd. Hij +was een rijke wellusteling, die zijn harem opvulde met alle schoone +meisjes die hij maar kon machtig worden. De vader van Rahmana, die van +Sid-Moessa afhankelijk was, had dikwijls gesproken over de schoonheid +zijner dochter, en dit was door het een of ander toeval aan Sid-Moessa +ter oore gekomen. Op zekeren dag liet hij Rahmana's vader bij zich +ontbieden, en zeide hem dat hij zijne dochter van hem wenschte te +koopen. Rahmana's vader ontstelde en deelde Sid-Moessa mede, dat +zijne dochter met mij verloofd was en spoedig hoopte te trouwen. Maar +Sid-Moessa wilde van niets weten en Rahmana werd door haar flauwhartigen +vader naar Sid-Moessa gevoerd. Zij wierp zich voor de voeten van +Sid-Moessa neder en bad en smeekte hem haar te laten gaan; ook haar +vader paarde zijne bede aan de hare, doch niets mocht baten. Rahmana +werd in de vertrekken van den schurk gevoerd, en haar vader ontving voor +zijn tegenstreven een zoo geducht pak stokslagen, dat hij, na acht dagen +ziek te zijn geweest, aan de gevolgen bezweek. + +--Het was tijdens de laatste oogenblikken van Rahmana's vader, dat ik +terugkeerde van mijne reis naar Fez en het huis van mijne aanstaande +betrad. Helaas! wat hoorde ik daar. Toen ik alles had vernomen, zwoer ik +een duren eed, dat Rahmana de mijne zou worden en ik haar vader, haar en +mijzelven vreeslijk zou wreken. Ik begroef mijn ouden vriend en begon +daarna met de uitvoering mijner wraakneming. + +--Mijn vroeger beroep vaarwel zeggend, nam ik mijn geweer en sabel mede +en vertrok uit Tanger, zonder aan iemand iets te zeggen. Ik ging naar de +bergen en voegde mij bij eene rooverbende, die voor niets terugdeinsde, +doch er bestond onder hen weinig of geen tucht. Ik deed hun den voorslag +het huis van Sid-Moessa te plunderen en beloofde tot gids te zullen +strekken. Mijn voorslag, hoe stout ook, werd door deze lieden met +gejuich begroet en op een der eerstvolgende nachten brachten wij het +plan ten uitvoer. Met de geheele bende, wel vijftig man sterk, drong ik +des nachts in de stad en in het huis van Sid-Moessa. Dit werd geheel +uitgeplunderd en uit den harem namen mijne woeste metgezellen de vrouwen +mede, die hun bekoorden. Ikzelf ontvoerde dien nacht mijne Rahmana. Dit +was het begin mijner wraak. + +--Deze welgeslaagde expeditie had mij in de schatting mijner makkers +zóózeer doen rijzen, dat ik door hen tot hun hoofdman werd verkozen. +Van nu af aan bracht ik orde en tucht onder mijn volk, en verbood ten +strengste het noodelooze moorden. Onze aanvallen waren voornamelijk +gemunt op die lieden, die hunnen rijkdom en macht op allerhande wijze +misbruikten. Weldra was dan ook mijn naam, die overal vrees en ontzag +inboezemde, de schrik van geheel Marokko geworden. Het slagen van onze +ondernemingen en de juiste aanwijzingen was men aan mij verplicht. +Vermomd in alle gedaanten was ik overal tegenwoordig, drong overal in en +kwam alles te weten. + +--Zoo was ik, de arme koerier, opeens de alom gevreesde rooverhoofdman +geworden, voor wien elke rijke ellendeling beefde. Sid-Moessa, die in +den nacht, dat wij zijn huis plunderden, tot zijn geluk was ontvlucht, +had ik sinds dien tijd te vergeefs getracht in handen te krijgen; +telkens ontsnapte hij mij. + +--Het is nu ongeveer twee jaren geleden, dat wij op zekeren dag +plotseling in onze schuilplaats in het gebergte werden overvallen. Een +van onze bende had zich door het goud van Sid-Moessa laten verleiden en +onze verblijfplaats verraden. De ellendeling kwam met eene afdeeling +soldaten en den Kaïd om ons te overrompelen, en hij had zijne voorzorgen +goed genomen. Midden in onze ontspanningen werden wij op eens door een +salvo van vijftig geweerschoten begroet, die men op ons loste uit het +bosch, dat onze uitspanningsplaats omringde, en dat men in alle stilte +had omsingeld nà de nachtposten gedood te hebben. Ik bleef ongedeerd, +maar ik zag mijne geliefde Rahmana vallen, door een kogel in het hoofd +getroffen. Met de snelheid van den bliksem tilde ik haar op, sprong in +den zadel, brak door de soldaten heen en bereikte onder een kogelregen +eene andere schuilplaats in het gebergte. Ik dacht, dat mijne geliefde +slechts gewond zou zijn, doch zij was dood. + +De Arabier zeide dit laatste op doffen toon, als ware hem de keel +toegeknepen, en zijn lichaam schokte en trilde zenuwachtig bij de +herinnering aan zijn leed. Doch niemand viel hem in de rede; men was te +veel verbaasd over het verhaal van dezen zonderlingen man om er den loop +van te storen. + +--Allah wilde niet, dat ik gelukkig zou zijn, vervolgde hij; het zij +zoo, maar toen ik haar die ik zóó lief had, om wien ik een roover was +geworden, ontzield in mijne armen klemde, toen mijne wanhopige kreten +wegstierven in de eenzaamheid en ik te vergeefs beproefde haar in het +leven terug te roepen, toen besloot ik maatregelen te nemen om mijn +vijand te treffen en zwoer ik, dat mijne wraak verschrikkelijk zou zijn. + +--In sombere gemoedsstemming, met de dolzinnigste gedachten in het +hoofd, vertrok ik tot het ergste besloten. Ik sloeg den weg in naar het +tooneel van den strijd en reed voort zonder eenige voorzorg te nemen. Ik +zocht mijn vijand op, en ik mocht hem vinden. + +--Met mijne sabel in de vuist gekneld, reed ik voort. Mijn getrouw ros +vloog als de wind over rotsige paden, over rotskloven en rotsblokken, +doch zonder ergens voor te vreezen zette ik mijn tocht voort. De nacht +begon te vallen, toen ik een eind voor mij uit de soldaten bemerkte, die +ons hadden overvallen. De hoefslag van mijn paard had hun op hun hoede +doen zijn en toen ik verscheen, weergalmde dadelijk de kreet: »Grijpt +hem! grijpt hem!" Ik zocht mijn aartsvijand. Hij was daar, de lafaard, +verscholen achter de soldaten. Ik gaf mijn edel ros de sporen en mijne +sabel boven het hoofd zwaaiend, deed ik mijn paard een sprong nemen als +een panter en stortte mij midden tusschen de soldaten. Links en rechts, +voor en achter daalde en verhief zich bliksemsnel mijne sabel en +met elken slag wondde of doodde ik een mijner vijanden. Ik was als +krankzinnig en ontwikkelde de kracht van een waanzinnige. Men wilde op +mij vuren, doch Sid-Moessa riep: »Niet vuren! men moet den hond levend +vangen!" Eindelijk brak mijn zwaard; ik had een dozijn soldaten gedood +of zwaar gewond. De overblijvenden wierpen zich op mij als aangehitste +honden op het wild en daar ik ontwapend was, gelukte het hun mij, +ondanks mijn tegenstand, van het paard te sleuren en zich van mij +meester te maken. Men bond mij met koorden, zóó vast, dat zij in mijn +vleesch drongen en mijne huid openscheurden. Zoo werd ik overgelaten aan +de macht van mijn vijand. + +--Ik begreep, dat ik het ergste had te duchten, en bereidde mij er op +voor. Met een verachtelijk stilzwijgen beantwoordde ik den lafaard zijne +gemeene, lage scheldwoorden en uittartingen. De ellendeling sloeg en +spuwde mij in het aangezicht, en liet mij daarna onder groot gejuich der +soldaten, onder welke hij zijn geld mildelijk uitstrooide, de tanden uit +den mond slaan. + +--De ellendeling! riepen de kapitein en de luitenant als uit één mond. + +--Dat was het begin zijner wraak, vervolgde de Arabier. Nadat men +hierover genoeg pret had gehad, liet hij mij de teenen van den +linkervoet afsnijden. Zie slechts, zeide hij, en hij toonde hun den +misvormden van teenen beroofden voet en den tandeloozen mond. + +--God, God hoe is het mogelijk! riep de luitenant. O! had ik dien +ellendeling hier. + +--De nacht maakte een einde aan de marteling, vervolgde de Arabier. +Mijne koelbloedigheid en vasten wil, die mij hadden weerhouden een kreet +te uiten gedurende de pijniging, hadden mijn vijand slechts te meer +verbitterd en hem doen besluiten den volgenden dag de marteling voort te +zetten, alvorens mij het leven te benemen. + +--Maar Allah had het anders besloten. Van mijne bende waren er eenigen +gevangengenomen en een tiental gedood, doch de rest van den troep had +zich door eene snelle vlucht, en gebruikmakende van hunne bekendheid met +alle holen en paden, weten te redden. + +--Het was een heldere nacht. De sterren schitterden aan den hemel, en +ik lag gebonden op den rug in eene tent, bloedende aan mijne wonden en +gemarteld door de vreeslijkste pijnen. Opeens hoorde ik het hinniken +van mijn ros. Dat verwonderde mij, want ik dacht dat mijn paard dood +was. In het volgende oogenblik echter hoorde ik een paar doffe slagen +en dadelijk daarop werd het voorhang der tent opgeheven en trad mijn +onder-hoofdman binnen. In een oogwenk had hij de koorden, waarmede ik +gebonden was, doorgesneden en mij eene sabel in de vuist gedrukt. + +»Volg mij, hoofdman!" zeide hij, »gij zijt gered. Wij hebben de posten +overrompeld en neergestooten; zij zijn gestorven zonder een kik te +geven. Ook de andere gevangenen zijn vrij. Alle buitenposten der +legerplaats zijn gedood, en de overigen liggen gerust te slapen; zij +zijn in onze macht; zoo gij het wilt, zullen wij ze allen dooden." + +»Volg mij," zeide ik, »laat den kaïd en de soldaten het leven, maar volg +mij naar Sid-Moessa." + +--Wij drongen in zijne tent door. Daar lag mijn doodvijand gerust te +slapen. Ik bukte mij en mijn mond aan zijn oor brengend donderde ik hem +te gemoet: »Wees gegroet, Sid-Moessa! Hier ben ik!" + +--De ellendeling sprong verschrikt op, en wilde om hulp roepen, doch op +hetzelfde oogenblik zette ik hem de punt mijner sabel op de keel. »Blijf +rustig liggen, o Sid-Moessa," zeide ik, »zoo ge u beweegt, dood ik u." + +»O! dood mij niet," riep de ellendeling, »genade in den naam van +Allah!" + +»Genade!" vroeg ik en mijn lichaam trilde van woede. »Genade! Hebt gij +genade betoond, toen ge Rahmana liet dooden en toen ge haar vader liet +doodgeeselen?" + +»Genade," smeekte de lafaard nogmaals, »genade! Ik zal u al mijn goud +geven en mijne schoonste vrouw, maar spaar mijn leven." + +»Zwijg!" brulde ik woedend, »of bij Allah en den grooten Profeet ik +dood u, ellendeling die gij zijt! Luister, o Sid-Moessa! Gij hebt mij +gehoond, beleedigd. Gij hebt mij in het gezicht geslagen en gespuwd. Gij +hebt mij de tanden laten uitbreken en de teenen laten afsnijden. De wet +van den Profeet zegt: oog om oog, tand om tand." + +--Ik wenkte mijnen makker, die bij den ingang der tent dit tooneel stond +aan te zien. »Zet hem de punt van eene sabel op de borst, en als hij een +woord of kreet uit, stoot dan toe." + +--En terwijl hij de punt der sabel op de ontbloote borst van mijne +vijand zette, zeide ik: + +»Oog om oog, tand om tand, Sid-Moessa! Gij hebt mij met de linkerhand in +het aangezicht geslagen en van den linkervoet de teenen afgesneden, ik +neem uwe linkerhand geheel." En met een enkele slag van mijn zwaard +scheidde ik de hand van den arm. + +--De ellendeling kermde en kreunde in stilte en wrong zich op zijne +legerstede, doch het koude lemmer op zijn borst voelend, dorst hij geen +kreet te uiten. + +»Gij hebt mij de tanden uitgebroken en mij in het aangezicht gewond," +vervolgde ik. »Ik zal het u insgelijks doen." En ik sneed hem neus en +ooren af. + +»Wees gegroet, Sid-Moessa!" zeide ik tegen den kreunenden lafaard, +»wacht op mij tot ik om uw leven kom." En wij verlieten de tent. + +--Daar buiten stond mijn ros, ik besteeg het en voort gingen wij als de +wind. + +--Sedert dien tijd heb ik Sid-Moessa onophoudelijk met mijne wraak +vervolgd. Hij is rijk en drijft grooten handel. Elke karavaan, die hij +afzond, viel mij in handen. Ik nam zijne kameelen en goederen, schonk +den drijvers het leven en de vrijheid en verdeelde zijne rijkdommen +onder de behoeftigen in den omtrek. Thans heb ik hem zoover gebracht, +dat hij van een rijk een bijna arm man is geworden, en weldra zal de +tijd komen, dat ik zijn hoofd ga halen. + +--Het laatste wat hij bezat te gelde makend, heeft Sid-Moessa thans voor +dat geld van den Kaïd een troep soldaten gekregen. Het lange +vruchtelooze vervolgen moede, dat hij telkens met eenige manschappen +ondernam, heeft hij besloten mij ginds in de bergen op te sporen. +Hiervan kreeg ik eerst heden morgen vroeg de tijding, tegelijk met het +bericht dat hij reeds op weg was gegaan. Daar er mij alles aan gelegen +is vóór Sid-Moessa bij mijn volk aan te komen, dat hij anders wellicht +overrompelen zou, ging ik dadelijk op weg, vertrouwende op de snelheid +van mijn paard. Op den namiddag bereikte ik een nauwen bergpas, die mij +wel bekend was. Mijn weg voerde daardoor. Doch toen ik de engte uitkwam, +stuitte ik opeens op den troep van Sid-Moessa. Er schoot mij geen andere +weg over; terug kon ik niet; ik _moest_ naar mijn volk. Ik trok mijn +zwaard, en wierp mij op de soldaten, sabelde neer wat mij wilde +tegenhouden, en slaagde er na een korten tegenstand in mij door hen +heen te slaan. Ik snelde voort, maar hoorde achter mij de stem van +Sid-Moessa, die zijne soldaten tot de vervolging aanspoorde, hun alles +belovende zoo zij mij gevangennamen, hetzij levend of dood. Ik behoefde +mijn paard niet aan te sporen, het edele dier liep als een razende. +Mijne vervolgers gaven het op, de een na den ander; eindelijk floten mij +een paar kogels om de ooren. Het was de afscheidsgroet van den laatsten +vervolger, die de onmogelijkheid om mij levend gevangen nemen inzag, en +mij nu toch gaarne dood zou hebben overgeleverd. + +--Ik hield een oogenblik mijn paard in, wendde mij om, legde op hem aan +en doodde zijn paard. Nu kon ik onbezorgd mijn rit voortzetten, doch +helaas! mijn arm paard kon niet verder; het overige weet gij. + +--Thans kent gij mij, aldus besloot de Arabier zijn verhaal, beschouwt +gij mij als een misdadiger? Vertrouwt gij mij? Wilt gij mij helpen? + +--Ja, zeide de luitenant hem de hand reikend, ik wil u helpen; neen, ik +zie in u geen misdadiger. Ik zie in uwe daden slechts de door uwe wetten +en zeden gerechtvaardigde wraak op den laaghartigen vijand. + +Ook de kapitein reikte hem de hand.--Vergeef mij, zeide hij, dat ik u +een oogenblik heb willen wantrouwen. Schoon ik weet, dat het niet edel +is wraak te nemen, geloof ik toch, dat ik in uwe plaats eveneens zou +gehandeld hebben. + +--Draal nu niet langer, zeide de luitenant; reeds zijn meer dan +anderhalf uur verstreken en uw vijand nadert. Daar, neem mijn paard, en +verwijder u zoo spoedig gij kunt. + +[Illustratie: Ik wendde mij om, legde op hem aan en doodde zijn paard. + Bladz. 72.] + +De Arabier betuigde zijnen dank op bewogen toon. Hij trad naar het +paard en bekeek het met het oog van een kenner. + +--Die zal mij wel brengen waar ik moet zijn, zeide hij. Hier dicht bij +heb ik vrienden, ik zal u vóór zonsopgang een paard zenden; vertrouw +daarop! + +Hij liep naar zijn paard, dat daar voor dood neder lag, en deed het den +zadel en het tuig af om het mede te nemen. Doch opeens bewoog zich het +schijnbaar doode dier. De Arabier sprong op van verbazing, en knielde +bij zijn trouw ros neer. Hij klopte het op den nek, streek het over den +kop en het paard, hoe langer hoe meer uit zijne verdooving ontwakende, +hief den kop op en stond na eenige oogenblikken op, waggelend en +sidderend aan al zijn leden. + +--Geloofd zij de Profeet, riep de Arabier verheugd, het dier leeft! + +--Maar vertrek dan toch, riep de luitenant, vertrek of het is te laat. + +--Te laat, bij Allah, neen! dat niet, riep de Arabier, en hij sprong te +paard. Ik heb niet meer noodig u een paard te zenden, zeide hij, zich +goed in den zadel zettend. Geef mijn paard een goed leger en goed +voeder, en morgen ochtend is het weder volkomen gezond en in staat u te +dragen. Neem het van mij in gebruik, ik zal het van u opeischen in ruil +voor het uwe. + +--Goed, zeide de luitenant, maar vertrek. Zie, 't is reeds bijna +volkomen nacht. Spoed u heen, eer het te laat is. + +--Waarheen gaat ge? vroeg de Arabier. + +--Naar Fez, antwoordde de luitenant. + +--Naar Fez? zeide de Arabier verwonderd, goed, ik zal u binnen zeer +korten tijd weerzien. Vaarwel! Allah behoede u op uw weg. + +--Halt! riep de luitenant opeens, toen de Arabier op het punt was zijn +paard te doen voortgaan. Hoe is uw naam? + +--Mijn naam? zeide de Arabier zich voorover buigend. Ik heet +Sid-Abd-Allah, men noemt mij _de geweldige_. En den teugel vierend, +vertrok hij in galop. + + + + +IX. + +DOOR INSECTEN OVERROMPELD.--DE TARANTULA. + + +Toen de Arabier te paard springend zijn naam noemde, maakte Selam een +zoo hevig gebaar van ontzetting, dat het door allen werd opgemerkt. Doch +hij was niet de eenige, die verschrikte; ook de drijvers, die op een +kleinen afstand gezeten het verhaal hadden aangehoord, verbleekten en +ontstelden. + +--Gij ontstelt, Selam, mijn dappere, zeide de kapitein. Kent gij +Sid-Abd-Allah? + +--Ja heer, zeide Selam, wie zou dien naam zonder ontroering kunnen +aanhooren. Hij doet iedereen ontstellen van Tanger tot Fez; door geheel +Marokko wordt hij slechts fluisterend en met vreeze en dankbaarheid +genoemd. + +--Is die man dan zoo verschrikkelijk? vroeg de luitenant. + +--Ja heer, antwoordde Selam, verschrikkelijk voor hen, die niet +rechtvaardig handelen. Hij treedt overal op als een van Allah gezonden +wreker. Is er een Sheik, een Kaïd, ja zelfs een Pacha, die zijne +onderdanen uitzuigt en mishandelt, kortom, die niet is wat hij behoort +te zijn, dan is hij zeker den een of anderen dag een bezoek van +Sid-Abd-Allah te ontvangen. Menigeen heeft zijne tirannie met den dood +of met verlies van have en goed betaald. En voor de armen is hij als een +afgezant van Allah, als een goede geest. Waar gebrek, waar ellende +heerscht, verschijnt hij en doet wel in den naam van Allah en den +grooten Profeet. Wat hij den rijken dwingeland afneemt, het met bloed +bevlekte geld, geeft hij den armen. Door de rijken, door de ellendige, +wreede, machtige overheden van dit land wordt hij gehaat maar tevens +gevreesd, door de armen wordt hij geëerd en gevreesd, zooals men Allah +en den Profeet vreest. + +--Kent ge ook dien Sid-Moessa? vroeg de luitenant. + +--Sid-Moessa, heer! antwoordde Selam, is de booze geest van Tanger. +Allah had hem met rijkdommen begunstigd, en de ellendige hond gaf den +bedelaar, die voor zijn huis lag te jammeren van honger en ellende, +eten, dat hij met opzet met zand liet bestrooien. + +--He! wat een fielt, zei Dries met een niet te beschrijven verachtend +gebaar. + +--Hij kocht de schoonste jonge meisjes der armen met zijn geld, en liet +hem, die zich bij hem om hulp aanmeldde of zich kwam beklagen over de +eene of andere onrechtvaardige daad zijner lieden, met stokslagen +wegjagen. De Kaïd, die met hem heult, is even slecht als hij en staat +geheel onder den invloed van Sid-Moessa door het geld, dat hij hem +verschuldigd is. + +De nacht viel snel en een blik naar den horizont werpend, zag men »den +geweldige", die zich met groote snelheid voorwaarts spoedde, +langzamerhand uit het gezicht verdwijnen. + +Selam zorgde voor het paard van Sid-Abd-Allah en bewonderde de +schoonheid van het dier, maar daar men den anderen morgen vroeg wilde +vertrekken, begaf men zich spoedig ter ruste. + +Vóór de luitenant de tent binnentrad, naderde Selam hem en zeide:--Heer! +gij hebt wel gedaan Sid-Abd-Allah een dienst te bewijzen. Hij zal +voortaan een vriend zijn en zijne vriendschap is voor ons veel waard. + +--Des te beter, zeide de luitenant, des te beter. Ik hoop maar, dat hij +niet te lang gedraald heeft om te ontkomen. + +--O heer! wees gerust, zeide Selam. Hij zal zijnen vervolgers wel +ontkomen. Eer de nacht half verstreken is, zal hij aan Karia-el-Abbassi +zijn, waar hij een versch paard zal nemen en zoo verder. Bovendien, zei +Selam met de meeste overtuiging, Allah beschermt hem. + +De luitenant en de kapitein begaven zich in de tent, en terwijl Mohammed +bleef waken, legde Selam zich insgelijks neder om de eerste uren van den +nacht te rusten, waarna hij de wacht betrok tot den morgen. + +Het was nog vóór het krieken van den dag. Selam zat stil bij de tenten +en liet zijnen blik over de uitgestrekte vlakte weiden en over het +zilveren vlak van de rivier de Koes, die zich hier tusschen het terrein +slingerde als eene zilveren streep, hier verborgen door een heuvel of +bosch, daar weder te voorschijn tredend. + +Opeens verscheen bij een heuvel aan eene kromming van den weg een +ruiter, die een los paard bij den teugel leidde. Hij naderde in +vliegenden galop, hield op eenigen afstand van de legerplaats stil en +naderde Selam na de paarden aan een struik te hebben vastgebonden. + +Selam verroerde zich niet. + +De ruiter trad nader; het was een neger. Hij bleef eerbiedig staan, met +het hoofd voorovergebogen. + +--Vrede zij met u! zeide hij. + +--Allah behoede u! antwoordde Selam, en gaf hem tevens een wenk om zich +neer te zetten. + +--Vanwaar komt ge? vroeg Selam. + +--Van Karia-el-Abbassi, antwoordde de neger. Sid-Abd-Allah laat de +Christen-krijgslieden groeten. + +--Hebt gij het paard medegebracht? vroeg Selam. + +De neger knikte, en opstaande liep hij naar de paarden en maakte dat van +den luitenant los en bond het vast bij de andere paarden. + +--Het is niet erg vermoeid, zeide de neger weder gaande zitten. +Sid-Abd-Allah heeft het slechts tot Karia-el-Abbassi bereden en het goed +laten voeren. Na een paar uren rust zal het even frisch zijn, alsof het +den geheelen nacht had gerust. Sid-Abd-Allah heeft mij gelast u dit te +zeggen. + +--Het is wèl! zeide Selam, heeft de Sheik u niets anders gelast? + +--Ja, antwoordde de neger. Sid-Abd-Allah zeide: Zeg aan de Christenen, +dat Sheik Sid-Abd-Allah nooit een bewezen dienst vergeet. + +Selam knikte goedkeurend.--Ga, mijn broeder! zeide hij, het is wèl. +Selam zal uwe woorden getrouw overbrengen, wees daar gerust op. + +--Vrede zij op uwen weg! zeide de neger, en te paard springend reed hij +weg in zoo snellen galop, dat hij in een oogenblik uit het gezicht was, +het paard van zijnen meester medevoerend, aan hetwelk geen vermoeienis +was te bespeuren. + +Toen de neger was vertrokken, rees Selam op en begaf zich naar het paard +van den luitenant. Er was geen spoor aan het dier te zien van den +verbazenden rit, dien het had afgelegd in zoo korten tijd. + +--Ik wist het wel, mompelde Selam, het paard streelend. De geweldige +wordt niet te vergeefs beschermd door den Profeet. Zijn paard was bijna +dood en zie het herleeft opeens, en dit is even frisch alsof het in eene +vette weide had geloopen in plaats van een rit te hebben gedaan naar +Karia-el-Abbassi en terug. Allah heeft het dier zeker een toovermiddel +gegeven. Men zegt, dat hij zijn paarden met wijn wascht en met vleesch +voedt. + +Een uur na zonsopgang was de karavaan, na de rivier de Koes te hebben +doorwaad, weder op den weg. De luitenant en de kapitein waren in druk +gesprek over het avontuur van den vorigen avond, en evenals Selam +verwonderden beiden zich over de flinke houding van Frank's paard, +waaraan geene gevolgen van uitgestane vermoeienis te bemerken waren. + +--Die opmerking van Selam, zeide de luitenant, dat volgens geruchte onze +roover-Sheik zijne paarden laat voeden met vleesch en wasschen met wijn, +herinnert mij aan een verhaal dat ik eens, ik weet niet meer waar, heb +gelezen van een beruchten Engelschen struikroover, een soort van Rinaldo +Rinaldini. Die avonturier werd door de politie vervolgd en had zijne +ontsnapping alleen aan de vlugheid van zijn paard, dat van Arabisch +bloed was, te danken. Toen hij zijne vervolgers een tamelijk eind +vooruit was, gaf hij het een kwartiertje rust in eene herberg op zijnen +weg. Het dier kon dan ook bijna niet meer staan van vermoeidheid. De +roover liet zich een emmer wijn geven en een enormen rauwen biefstuk. +In den emmer met wijn plaatste hij om beurt de pooten van zijn paard, +ze zorgvuldig met den wijn wasschende. Den biefstuk lag hij tusschen +de tanden van het paard, dat het stuk vleesch smakelijk uitzoog zonder +het evenwel op te eten. Terwijl hij daarmede nog bezig was, kwamen de +politieagenten aan om den vluchteling te vatten. Maar de roover sprong +te paard en verdween snel, want het paard was door dat wijnbad en het +buitengewone maal zóó versterkt, dat het nog uren ver den rit volhield +en over schuttingen en muren heen sprong alsof het eerst pas op weg was +gegaan. + +--'t Is zonderling, zeide de kapitein, ik heb ook meer van die +vertelseltjes gehoord, maar er nooit het ware van vernomen. + +Men reed thans voort over eene uitgestrekte golvende vlakte, dicht +begroeid met laag struikgewas en bezaaid met bloemen van allerlei +kleuren. + +Opeens zag men een man naderen. Het was een Arabier. Hij zag er armoedig +uit, had een dikken knoestigen stok in de hand en om den hals hing een +lederen zak aan een riem. + +--Het is een koerier van den Sultan, zeide Selam, die naar Tanger gaat. +In den leeren zak heeft hij de brieven van den Sultan en zijne ministers +en van particuliere personen. + +De koerier bleef, ons gezelschap genaderd zijnde, verwonderd doch +eerbiedig staan. Hunne betrekking, die hen overal heen voert, doet hen +veel in aanraking komen met Europeanen. Vandaar, waarom deze lieden meer +met deze laatsten bekend zijn en zich ook verstandiger gedragen dan het +meerendeel hunner fanatieke domme landslieden. Hij vroeg, of men ook +brieven naar Tanger had mede te geven? De luitenant en de kapitein gaven +den armen drommel eenig geld, waarmede hij zeer verheugd was, en na het +gebruikelijke: »God behoede u op uwen weg!" ging hij verder. + +--Het is een ellendig leven, zei Selam. Zij leggen den weg van Fez naar +Tanger af in vier dagen. Deze loopt door eenzame woeste streken, door +bosschen en dorre vlakten, over rotsige onbegaanbare paden, waar alleen +zoo'n koerier kan voorkomen; zij moeten stroomen overzwemmen en hebben +met den verstikkenden woestijnwind te kampen. En dan komt daar de +weersgesteldheid nog bij, in den zomer brandend heet, in den winter +aanhoudende gure winden en slagregens. Zij loopen dag en nacht, en +slapen slechts een paar uren per dag. Om bijtijds te ontwaken binden zij +zich een koord aan den voet, dat zij aan het eene eind in brand steken. +Het touw heeft een paar uur noodig om af te branden, zoodra nu het vuur +den voet raakt, wordt de koerier daardoor wakker. Een stuk brood en een +paar vijgen is zijn eenigst voedsel op een ganschen dag en het loon, dat +zij voor al die inspanning en vermoeienissen ontvangen, is zeer karig. +Zij loopen gewoonlijk in een draf, en als zij te Tanger of te Fez +aankomen, gaan zij kort daarna weder terug. + +--Een mooi baantje, zei Dries, dat van brievenbesteller in Marokko. Ik +moet het bepaald zien te worden! + +--Goed, zei de kapitein, ik beloof je mijne voorspraak bij den Sultan. + +--Hartelijk dank, kapitein! antwoordde Dries. Maar doe het niet al te +haastig en vooral als gij het eenmaal voor mij verkregen hebt, verras er +mij dan niet plotseling mede, maar zeg het mij zoo omzichtig mogelijk. +Ik mocht van vreugde eens een ongeluk krijgen. + +Tegen den avond sloeg men, afgemat van de hitte, het kamp op aan den +voet van den heuvel. + +--Weet gij wel, kapitein, zeide de luitenant, wat ik geloof? + +--Als gij het mij zult gezegd hebben, zeker wel! antwoordde de kapitein +droogjes. + +--Ik geloof, dat we heden nacht niet veel zullen slapen, zeide de +luitenant. + +--En dat waarom niet? vroeg de kapitein verwonderd. + +--Omdat ik, antwoordde de luitenant, de geheele vlakte, die wij zijn +doorgetrokken, tot hiertoe heb zien leven van de insecten. Elke grashalm +bewoog, de struiken zaten vol, de lucht is er vol van, de steenen waren +er mede overdekt en het zand kan men niet zien door de menigte. + +--Eene mooie tijding, voorwaar! zeide de kapitein. Welnu, ik bezweer u, +dat ik zal slapen ondanks dat tuig. + +--Zweer niet, waarde kapitein, zeide de luitenant lachend. Ge zoudt in +het geval kunnen komen, dat ge uwen eed niet kondt houden. + +Men bleef nog lang genieten van den heerlijken nacht, om zich eindelijk +ter ruste te begeven. De kapitein onderwierp eerst de tent aan een +streng onderzoek, doodde onmeedoogend wat hij vond en legde zich toen +neder. Ook de luitenant en Dries hadden zich te slapen gelegd. + +De luitenant lag nauwelijks rustig te bed, of de aanvallers begonnen +zich reeds te vertoonen; maar Frank lag overal heen te kijken en sloeg +ze met een stokje weg, waar zij zich in zijne nabijheid vertoonden. De +kapitein, die zich goed wilde houden, bewoog zich onrustig, en nu en dan +hoorde men een onderdrukten vloek. + +Opeens sprong de kapitein op.--Neen, riep hij, dat is niet uit te +houden! Ik geloof waarachtig, dat ze mijn veldbed willen wegslepen. + +De luitenant lachte.--Wel, wat heb ik u gezegd? zeide hij. + +--Vervloekt, riep de kapitein weder, ik voel ze tegen mijne beenen +opkruipen. Ik hoor ze om mij heen snorren en gonzen. Wacht kanalje! ik +zal je wel helpen, en hij ontstak eene kaars. + +Ook Dries was nu van zijn veldbed gesprongen en zelfs de luitenant kon +het ondanks zijne kalmte niet langer uithouden. + +Toen er licht was ontstoken, begon men het terrein te verkennen. En +het resultaat was alles behalve geruststellend. Het vermoeden van den +luitenant had zich maar al te zeer bewaarheid; overal wemelde het van +insecten; alles leefde als 't ware. De grond scheen zich te bewegen; de +wanden der tent waren in voortdurende golving. De diertjes klommen op +langs de wanden naar den top en lieten zich daar gekomen naar beneden +vallen. De veldbedden en de kleedingstukken waren er dan ook geheel mede +overdekt. + +De slachting begon. Selam, die het gerucht hoorde, kwam te hulp; men +ging aan het doodslaan, aan het verbranden, aan het verjagen, doch het +hielp niets. In korten tijd was de grond bedekt met dooden, maar er +kwamen steeds levenden voor in de plaats. Het was onbegrijpelijk, waar +dat gedierte vandaan kwam; zooveel kon men er niet dooden, dat zij er +zichtbaar door verminderden. + +En intusschen was de luitenant als een ijverig insectenkundige bezig de +buitengewone exemplaren in verzekerde bewaring te nemen, zonder zich +overigens veel met de slachting te bemoeien. + +--Ha! riep hij uit, dezen neem ik; daar hebben we _cicindela campestris_ +of den veld-zandkever, den tijger onder de insecten. + +--En hier hebt ge een reusachtigen duizendpoot, riep de kapitein! +Parbleu, wat leelijk beest! En hij vertoonde een duizendpoot van een +decimeter lang en bijna zoo dik als een pink, die zich woedend +kronkelde. + +--Mooi! zei de luitenant verheugd, geef hier! + +--Ziedaar weder een andere, riep de kapitein hem toe; het beest heeft +moeite om zijn dikken buik te dragen. + +--Geen wonder, zeide Dries, de stumpert heeft de waterzucht, zie slechts +hoe zijn buik opgezwollen is. 'k Dacht tot heden, dat alleen de menschen +met die kwaal bevoorrecht waren. + +--'t Is _meloe majalis_, riep de luitenant; dat zijn met de _cicindela +campestris_ twee insecten, die wij ook bij ons in Holland hebben. + +--Verduiveld, zeide de kapitein, gij doet sterk in Latijn, maar ik maak +aanspraak op eene verklaring van die namen, heer luitenant! + +--Met genoegen, antwoordde deze. + +--Wil mijnheer nog gediend zijn van monsterhagedissen, reusachtige +sprinkhanen, kolossale krekels of iets dergelijks, riep Dries. Ik heb +hier zoowat van alles. Kan ik u soms dienen met wantsen? Ik heb hier een +partijtje zeer mooie groene, zoo groot als een tien-stuiverstuk, of +houdt u meer van spinnen? Die heb ik in alle grootten en kleuren. + +--Hier hebt ge weer zoo'n dikbuik, luitenant! riep de kapitein, wilt ge +er nog meer? + +--Welke hebt ge, vroeg de luitenant, die niet goed had geluisterd. + +--Welke? wel drommels _dikbuikius waterzuchta_, antwoordde de kapitein, +ge ziet, dat ik ook Latijn ken. + +--Nog rupsen, luitenant? vroeg Dries een handvol vertoonende, er zijn +kale en ook die zoo dik met haar zijn bezet, dat een paruikenmaker er +jaloersch op zou worden. + +--Belieft mijnheer nog gedrochten of monsters? spotte de kapitein, ik +zie er eenigen van afschuwelijke gedaanten rondkruipen! + +--Maar het helpt niet, riep de kapitein wanhopend; zie, de grond is +bezaaid met koppen, vleugels, klauwen en wat al meer, en dat tuig blijft +maar vermeerderen. Ik geloof waarachtig, dat zij onzen ondergang hebben +gezworen. Ho, ho, vriend! een beetje minder onbeleefd, hoor! parbleu! ge +vliegt me bijna een oog uit, en hij sloeg een grooten kever tegen den +grond. + +--Hoor eens, kapitein! zeide Dries. Men kan zien, dat dit gespuis +Marokkaansche insecten zijn. + +--En waaraan kunt ge dat zien? laat eens hooren. + +--Wel, dat tuig is even fanatiek en even fel op de Christenen gebeten +als de bewoners van dit land. + +--Juist! riep de kapitein, ik vat het; de zaak is zoo klaar als de dag, +zij vallen ons aan en zijn belust op ons bloed, wijl zij Mahomedaansch +zijn. + +--Maar wacht, riep de kapitein opeens, parbleu! dat ik daaraan niet eer +heb gedacht. + +--Waaraan? vroeg Dries. + +--Wel aan buskruit, antwoordde de kapitein, en hij begon buskruit op den +grond te strooien. + +Plotseling, terwijl de kapitein hiermede bezig was, slaakte Selam, +ondanks zijn weinigen afschuw van dat heir van insecten, een +onderdrukten gil en snelde de tent uit. + +--Wat scheelt hem? vroeg Dries. + +--Ik geloof, dat hij den duivel heeft gezien, zeide de kapitein. Komaan, +laten we het kruit aansteken; ik wensch een einde te maken met dit +gespuis, want ik wil slapen. + +Een oogenblik daarna trad Selam weder binnen. Hij had een paar lange +scherpe doornen in de hand. Een oogenblik zag hij behoedzaam rond in een +hoek der tent, toen bukte hij zich en vertoonde aan den verbaasden +luitenant eene tarantula, die aan een doorn zat gestoken. + +Het is onmogelijk de uitdrukking van angstigen schrik en ontzetting te +beschrijven, die Selams gelaat teekende, toen hij de spin, zoolang zijn +arm was van zich afhoudende, den luitenant aanbood. + +--Drommels! riep deze verheugd uit, eene tarantula! Bravo, Selam, dat is +de beste vangst van den avond. + +De kapitein en Dries kwamen nu ook nader om een kijkje te nemen van dat +gevreesde dier, en men beschouwde de tarantula aandachtig. Het was eene +spin van ongeveer 40 millimeter lengte, roodbruin van kleur. Op den rug +had zij eenige dwarsstrepen van eene zwarte kleur met roodachtig witte +randen of zoomen. Op den buik had zij eene zwarte overlangsche streep. +Het zwarte borststuk prijkte met roodachtige lichte vlekken. + +De luitenant raakte het dier met den vinger aan, doch Selam trok snel +zijne hand weg. + +--O, raak haar niet aan, raak haar niet aan! Zij zou u bijten, zeide hij +ernstig, en dien zij bijt, o, dien moge Allah bijstaan. Hij wordt +razend, lacht, weent en jammert of zingt en stelt zich aan als een kind. +Anderen krijgen slaap of een onweerstaanbaren lust om te dansen, ja, men +wordt er krankzinnig door. + +--Dwaasheid, zei de luitenant, zie ik raak haar aan. Selam sidderde. + +--En om u te bewijzen, dat haar beet niet die uitwerking heeft, ga ik +mij door haar laten bijten. + +--O, heer, riep Selam op de knieën vallend, doe het niet! + +Het was te laat. De tarantula, door den luitenant geplaagd en bovendien +reeds woedend door de pijn, die de doorn haar veroorzaakte, beet in den +vinger. + +Selam stiet een angstkreet uit, sloeg de handen voor het gelaat en als +door ontzetting aangegrepen, vloog hij de tent uit onder het mompelen +van: »Allah behoede u!" + +Die hartstochtelijke ontboezeming van vrees greep nu echter ook den +kapitein en Dries aan en beiden vroegen den luitenant, of hij wel zeker +was van zijne zaak. + +--Zeker! antwoordde deze, anders zou ik zoo iets niet doen. Het is een +overal verbreid oud bijgeloof, dat aan den beet van de tarantula zulke +vreeslijke gevolgen toeschrijft. Maar laten wij zien te bed te komen, ik +zal u dan nog het een en ander verhalen als het u niet verveelt. + +--Aangenomen, riep de kapitein, komaan, Dries! aan het werk, opdat wij +kunnen slapen. + +Nog altijd krioelde het van insecten. Van alle kanten kwamen zij +aanzetten in geregelde troepen. Hier was het eene bende krekels, die +geregeld voortmarcheerden, daar spinnen, rupsen, kortom van alles, en +tot overmaat van smart kwam er eindelijk eene lange kolonne van mieren +opzetten, waarvan het eind niet te zien was. + +--Welja, kom vrij binnen, zeide de kapitein, hoe meer hoe liever; hoe +meer zielen, hoe meer vreugd; 't is schooner de overwinning te behalen +over millioenen dan over duizenden. Komaan, Dries, maken wij een begin, +vuur! + +Nauwelijks had hij dit gezegd, of Dries stak een hoopje kruit aan. Een +vuurstraal schoot, sissend als eene slang, over den grond recht op den +hoofdtroep van de aanrukkende mierenkolonne aan. Dat gaf eene groote +verwarring; de voorsten werden gedood of gekwetst; de daarop volgenden +wilden terugtrekken, doch werden daarin belemmerd door den ontzettenden +sleep, dien zij achter zich hadden. Door de overmacht gedwongen, drongen +zij weder voorwaarts. + +Maar intusschen had de kapitein eene nieuwe slang van kruit gevormd, en +voor de tweede maal werden de mieren door het vuur overvallen. Ditmaal +greep er eene ontzettende wanorde in de gelederen plaats, en de voorste +troep zocht links en rechts een goed heenkomen. De volgende achtten het +nu ook geraden terug te trekken, en zoo sloeg het mierenleger in +volslagen wanorde op de vlucht. + +Naar alle zijden strooide men nu buskruit en stak het aan. Het gevolg +bleef niet uit. Tegen dezen vijand waren zelfs de hardnekkigste, +stoutste insecten niet bestand; zij vluchtten naar alle kanten de tent +uit, en weldra was men van deze plaag bevrijd, doch de tent was geheel +met kruitdamp gevuld. + +--Zie zoo, zei de kapitein, de slag is gewonnen. Zij zullen ons nu voor +van nacht wel met vrede laten. Laten we nu nog eens dapper rooken om nog +de enkele gevleugelde achterblijvers te verjagen, en we kunnen ons +gereed maken om eens heerlijk te slapen. Kruitdamp en tabaksrook! dat +is ten minste uit te houden voor een soldaat. Het behoort tot het +beroep. Maar dat kanalje! zie ik ben bont en blauw gebeten en gestoken, +en dat zal mij nog wel een poosje wakker houden. Komaan, luitenant, gij +zijt ons opheldering schuldig over de tarantula en die andere plagen van +Marokko; begin zoo gij wilt. Als mijne sigaar op is, ga ik slapen. + +Men legde zich neder en de luitenant gaf zijn verhaal ten beste. + +--De tarantula, zoo begon hij, heeft haren naam, die Italiaansch is, +geërfd van eene vergiftige spin, die veel voorkwam in den omtrek van +Tarente of Tarento zooals de Italianen zeggen. Men noemde deze spin, +naar de plaats waar zij voorkwam, tarentula. De beet dier spin had, naar +men beweerde, noodlottige gevolgen. Zoo is met eene kleine wijziging in +de letter de naam tarantula ontstaan. + +--Dat is duidelijk, merkte de kapitein op. + +--De tarantula, vervolgde de luitenant, leeft bij voorkeur op zandige +plaatsen. Zij graaft op zonnige onbebouwde hellingen een gat in den +grond. De opening van dat hol, dat licht zou kunnen instorten, versterkt +zij door een rand van droge planten, welke zij aaneenspint. Van binnen +bepleistert zij haar hol met eene stof, die door de hitte der zon zoo +hard als steen wordt. Door den rand en doordat het eind van het hol +opwaarts loopt, is hare woning beveiligd voor het indringen van vocht of +voorwerpen, die er in konden vallen. + +--Een slim dier, zei de kapitein. + +--Ja, vervolgde de luitenant, dat zijn trouwens alle spinnen. De +tarantula schijnt des daags te slapen; men ziet haar dan ten minste +zelden. Maar zoodra de zon onder is, komt zij te voorschijn en gaat aan +den ingang van haar hol op de loer liggen en als de nacht eenmaal is +gevallen, verlaat zij het hol om in den omtrek rond te zwerven, loerend +op buit. Heeft zij het eene of andere insect bemachtigd, dan sleept zij +het in haar hol en verslindt het daar op haar gemak, terwijl zij de +onverteerbare deelen weder naar buiten werpt. Deze liggen dan ook +dikwijls opeen gehoopt rondom den ingang. + +--Het is dus een roofdier? vroeg de kapitein. + +--Dat zijn alle spinnen, antwoordde de luitenant; zij leven van kleine +insecten, uitgezonderd de reusachtige vogelspin van Zuid-Amerika, die +kleine vogels en andere dieren aanvalt en verslindt of uitzuigt. + +--Parbleu! zeide de kapitein, die moet dan nog al wat mans zijn. + +--Ja, zij is met uitgestrekte pooten zoo groot als eene hand, antwoordde +de luitenant. + +--Ba! zeide de kapitein, ik ril als ik er aan denk. + +--Maar ik dwaal van de tarantula af. Enkel in den zomer leeft de +tarantula, als ik mij zoo mag uitdrukken, want van October tot in de +lente verkeert zij in een staat van verdooving of winterslaap. Zij stopt +de opening van haar hol dicht met een bal, dien zij op dezelfde manier +maakt, als den rand rondom den ingang. Wanneer men haar gedurende dien +tijd opgraaft, is zij slaperig; loopt waggelend alsof zij dronken is, +weet niet wat zij doet, en men heeft haar dan in het minste niet te +vreezen. Er is geen geval bekend, dat zij gedurende dien toestand bijt. + +--Aan het uiteinde van het achterlijf draagt de tarantula een witten zak +zoo groot als een hazelnoot. Dat is de eierzak. In de maanden September +en Augustus komen de jongen uit den zak te voorschijn. Zij zijn +gewoonlijk 600 à 700 in getal. + +--Wat blief, riep de kapitein, 600 à 700 jongen? Ik geloof dat ge ons +fopt, luitenant! + +--Neen, zei deze, het is volkomen waar. Deze jongen komen uit den zak, +klimmen op den rug der moeder en loopen daarop rond, totdat zij groot +geworden zich overal heen verspreiden om een zelfstandig leven te +beginnen. + +--'t Moet een fraai gezicht zijn, zeide de kapitein, eene moeder +wandelende met 6 à 700 kindertjes op haar rug. Zoo'n tarantula-moeder +heeft een enormen rug, luitenant. + +Dries lachte, dat hij schaterde. + +--En om nu op de gevreesde gevolgen van haar beet te komen, zoo ik het u +heden niet reeds heb bewezen, kan daartoe het volgende dienen. Sinds de +vroegste tijden is dat geloof aan de noodlottige gevolgen van den beet +der tarantula overal verspreid en duurt voort tot in onze eeuw. Men +noemt als die gevolgen: aanhoudend zingen of lachen, weenen en jammeren, +het lijden aan slaapzucht of slapeloosheid; bij anderen braking, eene +razende begeerte om te dansen, uitwasemen, last van huiveringen en +hartkloppingen; weder anderen kunnen sommige kleuren niet verdragen enz. +Om den gebetene te genezen, speelde men hem twee melodieën voor. De +patiënt begint, door de muziek opgewekt, te dansen alsof zijn leven er +van afhangt. Hij raakt bezweet en vermoeid, en valt ten laatste uitgeput +neder. Hij wordt nu te bed gebracht en men laat hem slapen. Als hij +ontwaakt, is hij beter, doch weet niet wat er met hem is voorgevallen. +Bij dat alles verhaalde men nog meer dwaasheden, o. a. dat de kwaal na +zeker tijdsverloop terugkeerde, dat zij 20, 30 of soms wel meer jaren +duurde, dat de beet van de eene tarantula erger gevolgen had dan die van +de andere, en dat deze in de hondsdagen het gevaarlijkste was, maar +daarentegen onschadelijk, als men het dier naar Rome of noordelijker +streken overbracht. + +--Doch het onderzoek van verstandige lieden deed weldra zien, hoe weinig +er van dat alles waar was. Von Borsch, een Poolsch edelman, wist door +een geschenk een Napolitaan over te halen zich in zijne tegenwoordigheid +door eene tarantula in den vinger te laten bijten. De man deed het en +had er geen ander letsel van dan eene ontsteking in de hand; de vingers +zwollen op en hij had een hevigen jeuk in de gewonde deelen, doch zij +waren spoedig genezen. Twee andere natuuronderzoekers, Léon Dufour en +Joseph Erker, namen proeven door zichzelven te laten bijten en bewezen +hiermede genoegzaam het overdrevene van dat sprookje. + +--Ge ziet al weder, merkte de kapitein op, dat de leugen gemakkelijker +door de wereld komt dan de waarheid. Voor het overige dank ik u wel voor +uwe mededeeling, doch we zijn nog niet aan het einde. Ge hebt ons daar +straks gesproken van een insect, dat gij den tijger onder de insecten +noemdet. Komaan, mijn waarde, biecht op! + +--O, gij bedoelt de _cicindela campestris_ of veld-zandkever, dien als +smaragdgroen glinsterenden kever met fraaie roode stippen versierd welke +in de zon schitteren als vuur. Ja, dit is een merkwaardig insect. Ik +noemde het den tijger onder de insecten om zijne wreedheid. Hij is een +zeer roofzuchtig dier tegen hetwelk geen enkel insect bestand is. Hij +snort overal rond, valt alles aan, en moordt met wellust. En zijne +larve[2] (rups) is even merkwaardig als hij. Deze heeft eene zeer +vreemde gedaante, een platten kop en rugschild. Zij is even als de kever +zeer vraatzuchtig, doch oefent de jacht op eene andere manier uit. In +den zandigen bodem waarin zij leeft, graaft zij een verticalen gang, ter +dikte ongeveer van een potlood. Die gang is 6 tot 18 duim lang. Het +uitgegraven zand brengt zij met den platten kop en het rugschild naar +boven. Is deze gang klaar, dan gaat zij er in zitten en verbergt er zich +in. Alleen de platte kop komt gelijk met de opening van den gang en +sluit dien als een deksel, en daar zij dezelfde kleur als het zand van +den bodem heeft, is zij niet gemakkelijk te onderscheiden. Zoo blijft +zij stil zitten, wacht op eenig insect en zoodra zij iets voelt op den +kop, trekt zij zich plotseling terug. Het insect aldus den bodem onder +zich voelende verdwijnen, stort in den kuil, waar het door de larve +gegrepen, uitgezogen en geheel fijn gekauwd wordt. Het overblijvende +draagt zij op den kop naar boven en werpt het buiten haar hol. + +[2] De kevers zijn evenals de vlinders aan gedaanteverwisseling + onderworpen. + +--Dat is dus een levende val en de kop is het valluik, zeide de +kapitein. + +--Juist, antwoordde de luitenant. In dat hol verpopt de larve ook; zij +spint te dien einde de opening eenvoudig toe. De pop is te herkennen aan +12 uitsteeksels, die op doorntjes gelijken. Uit dezen pop komt onze +kever te voorschijn. Ziedaar! ik hoop, dat uwe nieuwsgierigheid nu +voldaan zal zijn, want ik heb slaap. + +--Laat zien, zei de kapitein, er moet bepaald nog wat komen, want mijne +sigaar is nog niet uitgerookt. + +--Dat is zoo, zeide Dries, waar blijft de dikbuik, luitenant? + +--De dikbuik? zeide deze vragend. + +--Wel ja, de waterzuchtige, zeide Dries. + +--_Dikbuikius waterzuchta_, voegde de kapitein er tot opheldering bij. + +--O, riep de luitenant, ge bedoelt _meloe majalis_. Dat is eene soort +van Spaansche vlieg. + +--Wat blief, zeide de kapitein vragend, een soort van Spaansche vlieg en +het is een kever? + +--Zeker, zeide de luitenant, de zoogenaamde Spaansche vlieg is ook een +kevertje en allerminst eene vlieg. Hij behoort tot de blaartrekkende +kevers, en de Spaansche vlieg, die wij in onze apotheken koopen, is +een van die soort. Die gij mij heden hebt bezorgd, is zeer mooi. De +metaalgroene en zwarte kleur steekt fraai af bij de purpere randen van +het borststuk. Op de bovenzijde van ieder gedeelte van het achterlijf +heeft zij eene koperkleurige glanzende vlek. De buik is lichtgroen en de +voorzoom van elke geleding is koperrood. Een fraai insect, dat we ook in +Holland aantreffen. + +--Dat insect legt een grooten klomp oranjekleurige eieren, uit welke +kleine witte larven komen, die op planten kruipen, en zich in eene bloem +verbergen. Hier wacht zij tot eene bij de bloem bezoekt, dan hecht zich +het kleine wormpje aan de bij en wordt door deze medegevoerd naar het +nest. Zoodra de bij nu haar ei legt, laat de larve zich daarop neer +en eet het op. Daarna vervelt zij en wordt eene larve zonder pooten, +gebruikt als voedsel de honig uit de cel, verandert nog een paar malen +van huid en gedaante tot zij eindelijk overgaat in een pop en daaruit +als volkomen insect de wereld intreedt. + +--Verduiveld, luitenant! zeide de kapitein, gij hebt ons zooveel +verhaald, dat mij belang inboezemt, dat ik geloof zin in de +insectenkunde te krijgen, en tot dank beloof ik u, dat als we eenmaal +thuis teruggekeerd zullen zijn, en ik dus weder te Algiers ben, ik u +eene prachtige verzameling insecten zal zenden. + +--Dat neem ik aan, zeide de luitenant, maar als gij de beesten levend +zendt, vergeet dan niet ze voedsel te geven. De reis is lang. + +--En nu, rust wel, zeide Frank, en hij strekte zich behagelijk uit, om +het overige gedeelte van den nacht eens rustig te slapen, welk goed +voorbeeld ook door den kapitein en Dries werd gevolgd. + + + + +X. + +DE STERREN EN HET ZANDMANNETJE. + + +Men herinnert zich, dat kapitein Daumas bij zijne kennismaking met zijne +reisgenooten, pogende hen van de voorgenomen reis naar Fez te doen +afzien, o.a. ook had gezegd: »Uw weg loopt bovendien door het land +der Beni-Hassen, dat wil zeggen door het land van het bloeddorstigste +roovers- en moordenaarsgespuis van geheel Marokko, ware duivels, die +niemand door hun land laten trekken." + +En thans den tweeden dag na het hiervoren verhaalde, in den middag, +overschreed men de grenzen van dat beruchte land der Beni-Hassen. Geen +wonder dan ook, dat men alle maatregelen van voorzorg nam. Men had de +wapens nagezien en ze in orde bevonden. Men had in de laatste dagen +met voordacht korte marschen gemaakt om de lastdieren niet te veel te +vermoeien, want het kon gebeuren, dat men vroeg of laat hunne kracht en +vlugheid op eene zware proef zou moeten stellen. De liefhebberijen van +den luitenant en den kapitein bleven rusten tot men dit beruchte land +zou doorgetrokken zijn en Selam verdubbelde zijne waakzaamheid. + +Na tot aan den avond met de grootste behoedzaamheid te zijn +voortgetrokken, sloeg men de tenten op den top van een heuvel op, te +midden eener groote opene vlakte. Slecht enkele alleen staande boomen +vertoonden zich hier en daar. Nauwelijks zat men rustig bij elkaar te +praten, of eensklaps verschenen twee Arabieren in het kamp. Vanwaar +zij gekomen waren, wist niemand; men had hen niet van te voren bemerkt. +Mogelijk was dit gekomen door de drukte bij de aankomst. De kerels, die +een hoogst ongunstig voorkomen hadden, boden kippen en eieren, welke +laatste zij in groote ronde, van stroo gevlochten doozen hadden, te koop +aan. Met graagte werd het aanbod aangenomen en de Arabieren vertrokken +na ruim betaald te zijn. + +--Vanwaar kwamen die schavuiten? zei Selam; ik vertrouw ze niet. Waren +wij dit vervloekte land maar doorgetrokken. Hij oogde de kerels +wantrouwend na en zag ze achter een kleinen heuvel verdwijnen. + +--'t Is zoo als 't is, prevelde hij, maar ik zal op mijne hoede zijn. + +'t Was nacht. Alles lag in diepe rust verzonken. Zooals gewoonlijk +stonden de last- en rijdieren in een halven cirkel vóór de tenten. De +hemel prijkte met schitterende sterrenpracht en de diepe stilte van den +nacht lag over alles uitgespreid. Slechts nu en dan werd die stilte +verbroken door den schrillen kreet van een dier, dat door een ander +werd opgejaagd, of door den gesmoorden doodskreet van een vogel, die +door eene slang of een roofvogel werd verworgd. Ginder glinsterden de +lichtende insecten in het duister, als wilden zij wedijveren met de +sterren. Hier hoorde men een eigenaardig knetterend geluid van den +krekel. Kortom, de nacht was heerlijk. + +Dat vond Selam ook, die rustig vóór de groote tent zat. Hij keek naar de +lichtende sterren en naar het donkere landschap, dat zich om den heuvel +heen uitstrekte. Hij luisterde naar elk gerucht. Naast hem lag de sabel, +dwars over zijne knieën het lange geweer. + +Zoo zat Selam tot één uur na middernacht, en stond toen op om Mohammed +te wekken. Maar Mohammed sliep dien nacht vast, zóó vast dat hij de +hand niet voelde, die hem aanraakte om hem te wekken. Selam glimlachte +en beschouwde den slaper eenige oogenblikken. Hij, de vriend zijner +kindsheid, had hem uit den nood, misschien wel van den dood gered. Hij +had niet alleen hém gered, maar ook zijne lieve jonge vrouw. En om +harentwege vooral was Selam verheugd over de wending, die zijn lot had +genomen. Hij twijfelde niet, of de luitenant en de kapitein zouden +hem, wanneer men gelukkig te Tanger terugkeerde, aanbevelen aan de +consulaten, en Selam was overtuigd zijnen plicht tot nu toe gedaan te +hebben en dien in het vervolg te zullen doen; geen twijfel dus, of hij +zou voorgoed uit den nood zijn. Aanbevolen aan de consuls zou men hem +voortaan als bode, gids of koerier tusschen Tanger en Fez gebruiken. En +dat alles had hij aan zijnen vriend Mohammed te danken. Selam voelde +zijne dankbaarheid opnieuw en sterker dan ooit in zich opkomen. Hij +poogde niet meer den man, aan wien hij zooveel verschuldigd was, te +wekken.--Slaap, zeide hij, slaap zacht en droom van het paradijs, Selam +zal waken! en hij verliet met onhoorbare schreden de tent. + +[Illustratie: En Selam strekte de armen uit. Bladz. 91.] + +En Selam zette zich neder om te waken. Helaas! de goede jongen had +te veel van zijne krachten gevergd. De stilte, de rust, die rondom +heerschte, gevoegd bij de warmte, maakte hem slaperig. Zijn hoofd werd +zwaar, nog keek hij goed rond, maar allengs overmeesterde hem de slaap, +zijne oogleden vielen toe, en hij had de kracht niet meer ze te openen. + +Selam sliep gerust en droomde. Hij zat alleen, heel alleen op den heuvel +en keek op naar de sterren. Daar zag hij opeens een dier sterren zich +bewegen, voortgaan en naar beneden komen. De ster daalde en daalde en +kwam recht op hem aan. Selam staarde met ontzetting op het glansrijke +lichaam, dat hem hoe langer hoe dichter naderde. Hij vouwde de handen +over de borst en wachtte kalm af wat er zou geschieden. En de ster +naderde steeds. Maar zie, hoe meer zij nabij kwam, hoe meer zij +veranderde. 't Was geen ster meer! 't Werd een meisje, eene vrouw!--O, +hoe schoon, zei Selam, 't is een der onsterfelijken uit het paradijs, en +hij zag vol bewondering op naar de schoone maagd, die hem naderde en hem +verblindde door haren glans. Maar zie, wat is dat? Eene andere ster, en +weder eene, en immer meer begonnen zich los te maken van het firmament; +zij veranderden allen zachtjes aan en naderden den slapenden, droomenden +gids. Selam was verblind en zijne lippen openden zich slechts om te +stamelen: »Allah is groot!" + +Toen naderde hem de maagdenrei met de eerste aan het hoofd en bleef voor +hem staan, neen zweven was het, zoo zacht raakten zij de aarde aan met +den voet. + +--Wees gegroet, o Selam! sprak de voorste, de houris van den Profeet +groeten u. + +--Allah is groot! zeide Selam, en de houris van Mahomed, den eenigen en +grootsten Profeet van God, zijn schoon als de sterren. + +--Waarom verwaardigen zij zich af te dalen tot Selam, den armen +nederigen dienstknecht? vroeg hij. + +--De dochteren der sterren komen tot Selam om over hem te waken. Selam +is een goed dienaar van den Profeet; de Profeet zendt zijne houris tot +hem om hem te beloonen. + +Selam glimlachte en wierp vlammende blikken op de schoone, die aldus +sprak. + +--Kom tot ons en geniet de rust van den nacht! hernam zij. + +--Selam kan niet rusten. Hij heeft zijnen plicht te vervullen, hij moet +waken, antwoordde Selam. + +--Zal Selam waken, als de Profeet zijne houris zendt om hem den slaap +te geven in hunne armen? vroeg de schoone. + +Selam trilde en wierp verliefde blikken op de houris. + +--Kom mede, vervolgde zij, kom met ons; wij vieren feest in de zalen van +het groote paleis en gij zult de koning van het feest zijn! + +Selam sloeg de oogen neer om de vreugde en het verlangen te verbergen, +die uit zijne blikken spraken. + +Opeens echter, nu zijn blik op den grond viel, zag hij het zand bewegen; +het golfde als werd het door den wind bewogen, en plotseling werd hij +omringd door een paar dozijn kleine mannetjes, die uit het zand te +voorschijn gekomen waren en er geheel uitzagen, alsof zij gevormd waren +uit dat bruinachtig gele zand, op den langen zwarten baard na, die hen +tot het midden van het lichaam reikte. + +Selam keek onthutst rond, en waarlijk hij was van alle kanten door die +kereltjes omringd. Zij waren gekleed in de Moorsche kleederdracht, alles +van dezelfde zandkleur uitgenomen den witten tulband. + +--Selam, sprak de aanvoerder op indrukwekkenden ernstigen toon. Selam! +ik kom u redden. Luister niet naar deze luchtgeesten, welke voorgeven +uitverkorenen uit het paradijs van Mahomed te zijn; zij komen om u te +verstrikken. Slaap niet! + +Maar de houris lonkten Selam toe, en deze gaf het zandmannetje een +onbeschoft antwoord. + +--Wie is het, die u geroepen heeft om mijn raadsman te zijn, antwoordde +Selam. Ben ik niet een getrouw Muzelman, een goed dienaar van den +Profeet. Ha, ha! ik begrijp het, gij zijt jaloersch, wijl de schoone +maagden mij de voorkeur geven. + +--Selam, zeide het zandmannetje, wat zal er van uwen meester worden +als gij gaat slapen in de armen dier afgezanten van den booze, van +die vermomde trawanten van den boozen geest? Wat zal er van het kamp +terechtkomen, wie zal waken voor de rust en tegen diefstal en misschien +moord? + +Selam aarzelde. + +Maar weder strekten de houris hare armen uit en zeiden:--Kom tot ons, +wij bieden u de genoegens van het paradijs aan. Kom rust bij ons, slaap +in onze armen! Wij zullen uw schoon hoofd op onzen boezem doen rusten en +uwe oogen kussen tot zij dichtvallen! + +--Wie zal waken, vroeg Selam, wie zal waken? + +--Wij, riepen de schoonen, als uit één mond. + +Nog aarzelde Selam, maar het scheen, dat de booze geesten de overwinning +zouden behalen. + +--Hoor, zeide het zandmannetje, luister! Hoort gij niet den +schuifelenden tred van den roover, die om de legerplaats sluipt om de +paarden te stelen. Ongelukkige, gij gaat uwen meester overleveren! + +--Ik hoor niets dan het gesnor der insecten, zeide Selam. + +--Kom, wat toeft gij nog! riep de aanvoerster der maagden, wij zullen +waken! en zij naderde Selam. + +En Selam strekte de armen uit, de schoone omstrengelde hem en voerde hem +weg. En het zandmannetje boog treurig het hoofd, en riep op somberen +toon uit: Allah behoede hem! weder een brave verleid! Komt gezellen, +onze taak is afgedaan! en opeens waren zij verdwenen. + +En Selam sliep en droomde voort. En hij hoorde den sluipenden tred +van den roover niet, die om de legerplaats sloop; hij zag den naakten +Arabier niet, die, als eene slang over den grond kruipend, zich zachtjes +en behoedzaam voortbewoog. + +Op den dag hadden de kerels, toen zij in het kamp waren gekomen om +kippen en eieren te koop aan te bieden, de legerplaats opgenomen en +thans waren zij daar, tuk op roof. + +De een sloop rond om te waken voor eene onverhoedsche overrompeling, +de ander kroop nader. Hij was bijna geheel naakt en had om het hoofd, +bij wijze van tulband, een grof koord gewonden. Niet wetende dat Selam +sliep, ging hij uiterst voorzichtig te werk. Om een paar honderd pas +vooruit te komen was de kerel een vol uur bezig geweest. Voet voor voet +kwam hij nader, kroop tusschen de paarden en sneed snel doch voorzichtig +met het mes, dat hij tusschen de tanden had vastgehouden, het koord door +van een der kameelen. Na dit verricht te hebben, wond hij, met de oogen +steeds op den slapenden Selam gevestigd, het koord van zijn hoofd af +en bond het aan den eenen voorpoot van den kameel. Thans kroop hij +voorzichtig achteruit, zoo lang het koord was. Een zachte ruk aan het +touw deed den kameel gehoorzamen aan die stille aanmaning om een stap +achteruit te doen. Een tweede ruk volgde en de half slapende kameel +deed weder een pas; zoo ging de dief voort, heel bedaard alle gerucht +vermijdende. Eindelijk had hij den kameel zoover buiten het kamp dat +hij veilig was, toen zat hij in een wip op den rug van den kameel en +wenkte zijn makker tot zich. Deze steeg bij hem op en nu ging het eerst +behoedzaam en zachtjes aan, doch zoodra men op tamelijken afstand van de +legerplaats gekomen was in snellen draf voort naar het veilige dorp. + +En nog steeds sliep Selam en droomde. Hij lag, in de armen der schoone +houris weggevoerd, op een zacht welriekend leger en strekte met +welbehagen zijne leden uit op de zachte rustplaats. Doch de rust was +hem niet genoeg; hij verlangde meer. Maar zie, die daar even nog zoo +verleidelijke wezens, welke hem tot zich riepen met allerlei beloften, +lachten hem in het gezicht uit en noemden hem een armen dwaas die de +sterren tot zich riep, en door een tooverslag waren de maagden met de +met sterren gekroonde hoofden en de lange witte kleederen verdwenen en +veranderd in sterren, die hare oude plaats weder hadden ingenomen, en +Selam zat op den heuvel in plaats van in een welriekend bed te liggen en +keek op naar het firmament. + +Daar stond op eens weder het zandmannetje voor hem. + +--Selam! riep hij met eene verschrikkelijke stem, Selam, gij ontrouwe +knecht! Zie, wat ge hebt gedaan. Gij hebt mijn raad versmaad, en zie, +terwijl gij sliept in de armen dier verleidelijke schoonen, kwam de +dief, de roover, die om uw kamp sloop, en hij stal een uwer kameelen. + +--O, jammerde Selam, wee mij. Allah sta mij bij! Wat moet ik doen? Help +mij, goede geest, redt mij! + +--Hadt gij mijnen raad opgevolgd, het zou niet geschied zijn, zeide het +zandmannetje streng. Maar om uwe jeugd en omdat ge tot nu toe braaf +geleefd hebt en een goed geloovige zijt, wil ik u het middel aan de hand +doen om u te helpen. + +--O, heb dank! Ik zal Allah voor u bidden, zeide Selam met vuur. + +--De roover, zeide het zandmannetje, vermetel geworden door het gelukken +van den diefstal, zal morgen terug komen om weder te stelen. Leg u in +een hinderlaag en zie u er uit te redden. Gij moet de zaak zelve alleen +doen als straf voor uw plichtverzuim. + +Toen hij dit had gezegd, was het mannetje verdwenen en Selam ontwaakte. +Hij wreef zich de oogen en riep opeens met schrik:--Ik heb geslapen! en +hij sprong op als door eene veer bewogen. + +--Ja, ik heb geslapen, ongelukkige die ik ben, vervolgde hij, en +gedroomd ook. Maar, Allah zij geloofd! het was slechts een droom. + +Na dit te hebben gezegd trad hij nochtans, door vrees gedreven, naar de +standplaats der dieren toe. Als door den bliksem getroffen bleef hij +evenwel staan. Een der kameelen was verdwenen, het doorgesneden koord +gaf hem, helaas! maar al te goed te kennen wat er was gebeurd. + +Toen rende Selam de handen voor het gelaat geslagen den heuvel af. Hij +stortte neder; met het hoofd op den scherpen kant van een steen vallende +bleef hij bewusteloos liggen, terwijl het bloed uit eene wond aan het +hoofd vloeide. + +Zoo vond hem Mohammed, die, toen hij wakker geworden de tent uittrad om +Selam af te lossen en hem niet op zijn post zag, den heuvel afliep om +hem te zoeken. + +De wond was diep, schoon, gelukkig voor den armen jongen, niet +gevaarlijk. Men wies deze, welke vol stof en steengruis zat, en nadat +men wat rum in Selam's mond had gegoten, kwam hij weder bij en verhaalde +naar waarheid, wat er met hem was gebeurd. + +De zaak was nu eenmaal geschied en er was niets aan te doen. Wel diende +de luitenant hem eene strenge vermaning toe, doch hij kende Selam te +goed, dan dat hij niet zou weten hoe het geheel buiten zijne schuld was +geschied, terwijl hij uitgeput van vermoeienis in slaap was gevallen. +Men schikte alles zoo goed en zoo kwaad mogelijk, laadde de goederen, +die de gestolen kameel had gedragen, gedeeltelijk op den andere en +gedeeltelijk op de twee ezels, en zoo trok men verder door in het land +der Beni-Hassen, onder eene verschroeiende hitte en in den aanvang alles +behalve aangenaam gestemd door het slechte begin bij den intocht in de +beruchte landstreek. + +Maar het onpleizierigst van allen was Selam de dappere Moor gestemd. +Hij was het meest vertoornd op zichzelven en verweet zich telkens, +dat hij een kind was, dat niet wakker kon blijven op zijn post. En dan +dacht hij aan zijn droom en aan de sterren, die tot hem waren gekomen om +zijne zinnen te begoochelen. Maar ook het zandmannetje en zijne makkers +herinnerde hij zich. Ja, die had het goed met mij voor; dat was de goede +geest, die houris waren booze machten. En het zandmannetje zeide mij, +dat de roover zou terugkeeren, zeide Selam in zichzelven. Ha, was dat +waar? Bij Allah en den Profeet! hij zou het weten, de hond, dat hij met +Selam den gids had te doen gehad. Zou hij wederkeeren, de roover? Neen, +'t is al te zot om dat te denken; de lafaard, die in de duisternis komt +om te stelen, zal den moed niet hebben de legerplaats andermaal te +naderen. + +Zoo reed Selam in diepe gedachten verzonken door, slechts nu en dan een +blik slaande op den weg, dien men volgde. + +Op eens gierde eene windvlaag over de vlakte heen en joeg onzen +reizigers het zand in de oogen. + +Selam veegde zich de oogen uit, en toen hij opkeek, zie wat was dat? +Ja waarlijk, daar zat hij op den kop van Selam's witten ezel, tusschen +diens lange ooren. Het was het zandmannetje. Het zat daar zoo deftig, +zoo rustig als in een leuningstoel. Zijne kleine naakte voeten rustten +op de manen van den ezel als op een zacht kleedje. Het mannetje zat in +voorovergebogen houding en keek Selam vertrouwelijk aan. Maar alleen +Selam zag hem, de anderen zagen niets, noch hoorden de stem van het +kleine persoontje, dat zoo zacht klonk als het geritsel der bladeren. + +--En waarom zou de dief niet komen? vroeg hij. + +--Omdat hij bevreesd zal zijn gesnapt te worden, fluisterde Selam, nadat +hij van zijne verbazing was bekomen. + +--De Arabier is niet bevreesd, zei het zandmannetje, hij zal komen. Zie +hij volgt u reeds, maar van verre! + +--'t Is waar, zeide Selam, we zijn onder de Beni-Hassen. Goed, laat hij +komen, dat is het juist wat ik verlang. Ik zal hem ontvangen! + +--Goed, zeide het zandmannetje. Ik heb u gewaarschuwd, dat hij zal +komen; de rest laat ik aan u over. Wees op uwe hoede en Allah bescherme +en helpe u! + +--He, zei Selam, dat zand waait me telkens in de oogen, en hij wreef ze +met de hand. Toen hij weder opkeek, was het mannetje verdwenen. + +--Ha, zei Selam, ik begrijp het; het zand heeft hem tot mij gebracht en +hem weder weggevoerd, en hij verviel weder in gepeins. + +Van lieverlede was, ondanks de brandende zon, de vroolijkheid bij het +gezelschap weergekeerd en het vroolijke lachen, dat nu en dan weerklonk, +bewees, dat de kapitein noch Dries hun vroolijkheid hadden verloren al +reisde men, om zoo te zeggen, met den vinger aan den trekker van het +geweer of de hand aan de greep van de sabel. + +De weg liep door uitgestrekte bebouwde velden; gerst, gierst en +dergelijke graansoorten waren de hoofdzaak. Dan weder hield het bebouwde +land op, en trok men door velden, rijk bedekt met bloemen en wilde +planten, de eene nog vreemder of schooner dan de andere. Hier en daar +zag men tusschen het koren den nok van een hut; ook ontmoette men enkele +malen een paar Arabieren met kameelen. De hitte was ondraaglijk; de zon +brandde als vuur; de dieren stapten met moeite hijgend voort en ook de +reizigers gevoelden het drukkende daarvan maar al te zeer. De harde +grond, door de warmte hier en daar vol scheuren en barsten, wemelde van +allerlei dieren. Kleine slangen en schorpioenen waren in ontelbare +menigte aanwezig en niet minder de hagedissen en mieren. + +Eindelijk verklaarde de kapitein, dat het hem onmogelijk was verder +voort te gaan, en op algemeen verlangen besloot men den marsch te +staken. In een oogwenk werden de tenten opgeslagen, en iedereen vlijde +zich in de schaduw neder. De beesten kluisterde men de voorpooten, opdat +zij niet te ver zouden afdwalen en liet hen weiden. + +Selam echter, nog onder den indruk van zijne vrees, ging niet de tent +binnen, maar beklom een heuveltje, op welks top een groepje hooge +struiken stond, en strekte zich daar in het lommer uit. Van dit punt kon +hij den geheelen omtrek overzien. De insecten snorden om hem heen, de +hagedissen slopen snel tusschen het groen door, maar anders was er geen +leven te bespeuren. Daar vóór hem graasden de beesten rustig. + +Eensklaps hief Selam het hoofd een weinig op, schoof de struiken +voorzichtig van elkaar en tuurde scherp uit. Daar vóór hem aan den voet +van gindschen heuvel zag hij plotseling twee gedaanten bewegen. Wat +is dat? waarom sluipen die twee voetje voor voetje nader, van elke +bedekking, van elken struik of boom, van elken steen of elke hoogte +gebruik makende om zich te verbergen? Selam trilde van vreugde. Het +zandmannetje had hem gezegd, dat de dieven het spoor van de karavaan +volgden, en het scherpe oog van den gids herkende hen reeds op dien +afstand. + +--Goed overlegd, mompelde Selam. Bij den baard van den Profeet, ik zie +dat ik met Beni-Hassen te doen heb. Maar wacht, vrienden, Selam waakt! + +Thans bleef een der beide roovers achter, terwijl de andere zijn weg +vervolgde. Selam hield hem goed in het oog, maar hield te gelijker +tijd een wakend oog op de grazende beesten. Het zwarte paard van den +luitenant, dat het verst van de legerplaats graasde, scheen de aandacht +van den dief te trekken, althans, hoewel uiterst behoedzaam, veranderde +hij van richting en sloop recht op het paard aan. Het was dezelfde +Arabier, die dien morgen in het kamp was gekomen. Hij was op den smallen +gordel na geheel naakt en zijne bruine huid glom van de zeep, waarmede +hij zich had ingewreven, opdat men bij een aanval geen vat op hem zou +hebben. + +--Goed, zeide Selam weder, nu ken ik uw plan, hond! en hij liet +zich eensklaps van den heuvel rollen, sloop onder bedekking van het +struikgewas voort en bereikte zoo eene kleine holte dicht bij het paard +van den luitenant, dat gretig graasde en door de gekluisterde pooten +slechts zeer langzaam vooruit kon. In die holte dook Selam weg als eene +slang; hij trok een hoop takken over zich heen, en was nu zoo goed +verborgen, dat het zelfs voor een Arabier, aan zulke hinderlagen gewend, +onmogelijk was hem te bemerken. + +Onbeweeglijk tuurde Selam naar het paard. Het graasde, en naderde hoe +langer hoe dichter de schuilplaats. Opeens zag Selam den dief door het +groen sluipen, de planten bewogen zich in lichte golving, dat was al, +maar het was genoeg om den roover aan Selam te verraden. Hij hield den +adem in en wachtte. + +Onrustig hief het paard thans telkens den kop op en keek rond als +bemerkte het, dat het niet pluis rondom hem was. Plotseling zag Selam +een arm door het groen te voorschijn komen, daarop een hoofd en de +listige oogen van den Arabier keken behoedzaam rond. Hij was vlak bij +het paard. Opeens strekte de kerel de hand uit, hieuw met één slag van +zijn groot mes het koord, dat de voorpooten gekoppeld hield, door, sloeg +bliksemsnel zijne lange gespierde armen om den hals van het verschrikte +paard en slingerde zich op zijnen rug. + +Maar even snel sprong de woedende Selam uit zijne hinderlaag op, en +was met een sprong als van een panter op den rug van het paard achter +den roover, sloot zijne armen om den hals en terwijl deze het paard +voortjoeg sloten de gespierde handen van Selam als een nijptang om den +hals van den dief. De Arabier poogde zijn aanvaller te vatten, doch +diens ijzeren greep verstikte hem. Hij waggelde en beiden vielen van het +paard. Op den grond werd de worsteling voortgezet en gedurende eenige +minuten hoorde men niets anders dan het heesch gebrul der strijders. +Eindelijk was het den dief gelukt zijn mes te grijpen en poogde hij er +Selam mede te treffen. Doch deze was geen te verachten vijand en, ziende +dat het om het leven ging, verdubbelde hij zijne pogingen. Zijn greep +belette den roover adem te halen, het mes ontviel aan zijne krachtelooze +hand en geworgd door zijn vijand liet hij het hoofd zakken, de hand, die +Selam's pols krampachtig omkneld hield, liet los en achterover stortende +blies de roover den laatsten adem uit. + +Toen sprong Selam op en zag met medelijden neer op zijn verslagen +vijand. Nu de kerel dood was, deed het den braven borst leed, dat de +afloop zoo verschrikkelijk was. Had de roover geen tegenstand geboden +of niet gepoogd Selam met zijn mes te treffen, dan had Selam zeker niet +gedaan wat hij nu, gedwongen zijn eigen leven te verdedigen, had +verricht. + +Het rumoer door de worsteling teweeggebracht, had allen doen uitloopen. +Niet weinig verwonderd was men dan ook over hetgeen er had plaats gehad. + +--'t Is nu eenmaal niet anders, zeide de kapitein; de schurk heeft zijn +verdiende loon gekregen. Jammer, dat wij ook den andere niet hebben. We +mogen hedennacht wel op onze hoede zijn. + +--Wat zullen we met het lijk uitvoeren? vroeg de luitenant. + +--Niets, antwoordde de kapitein, niets dan het laten liggen. We gaan +morgen in de vroegte weder op reis en zoodra we onze hielen hebben +gelicht, zullen zijne makkers het wel komen halen om te begraven. Zijn +deelgenoot in 't stelen zal wel begrepen hebben, wat er gaande is en de +plaat hebben gepoetst. + +--Zie daar, riep Selam, bij Allah! daar gaat de schurk te paard, zoo, ik +wist niet dat ge een paard in den omtrek hadt. + +Werkelijk reed de Arabier in galop weg. Het lang uitblijven van +zijnen makker had hem ongerust gemaakt, daarop had hij het paard zien +rondloopen en de daarop gevolgde opschudding in het kamp had hem het +overige doen raden. Hij had het dus voorzichtig geoordeeld zich te +verwijderen, wel begrijpende, dat zijn kameraad in handen der Christenen +was gevallen. Met lossen teugel reed hij heen en was weldra uit het +gezicht verdwenen. + +Ondanks de vrees voor een nachtelijken aanval of overrompeling ging +de nacht rustig voorbij en des anderen daags vertrok men reeds vóór +zonsopgang, ten einde een flinken marsch te maken en zoo spoedig +mogelijk uit dit beruchte land te komen. + + + + +XI. + +DE BENI-HASSEN. + + +Snel maar behoedzaam trok de kleine troep voort door het land der +Beni-Hassen. Op aller gelaat waren min of meer teekenen van de +ongerustheid te bespeuren, die zich van den een meer, van den ander +minder had meester gemaakt. Selam vooral, op wien als gids een groot +deel der verantwoordelijkheid rustte, was stil en had op alles het oog. +Hij koos de eenzaamste, moeilijkste wegen, want, hoe vreemd het ook moge +schijnen, dit gedeelte van Marokko is waarlijk bevolkt, in zooverre men +het bevolkt kan noemen. Overal bemerkte men, tusschen met gerst of tarwe +beplante akkers of op uitgestrekte met witte venkel en bloemen begroeide +velden, de toppen der donker gekleurde tenten, welke meestal door een +klein groepje boomen werden overschaduwd. Zulke alleen staande hutten of +groepjes waren het echter niet alleen, men stootte zelfs hier en daar op +volkomen duars (dorpen) en Selam haastte zich bij zoodanige ontdekking, +zich steeds zoo spoedig mogelijk van die gevaarlijke plaatsen te +verwijderen. + +--Als we goed voortmaken, kunnen wij overnachten bij den Koebah van +Sidi-Hassem, zeide Selam, daar zijn wij veilig. + +--We zullen voorttrekken, antwoordde de luitenant, ondanks de hitte, +ondanks alles. + +En men reed even snel voort, hoe drukkend de hitte ook was. + +--Ik ben zoo nat, zeide Dries, of ik zoo even uit het water ware +gekomen. + +--En ik, zeide de kapitein, ik neem een bad te paard. + +Opeens hoorde men eenig gerucht aan den rechterkant der karavaan en een +Arabier te paard, eensklaps van achter een hoog korenveld komende, reed +spoorslag onzen troep voorbij. + +Selam hield de teugels in en keek den kerel na. Hij trok de wenkbrauwen +te zamen en de vuist ballende, mompelde hij eene vervloeking. + +--Wat is het? vroeg de luitenant. + +--Allah sluite mij buiten het Paradijs, antwoordde Selam, als die fielt +de honden niet wakker gaat maken. Zie, de schoft heeft zijn lang geweer +in de hand en voert er allerlei bewegingen mede uit, alsof hij reeds aan +den slag is. + +--In dat geval dienen wij onze wapens klaar te houden, zeide de kapitein +zich tot den luitenant wendende. + +--Maar welke reden hebt gij voor uwe onderstelling? vroeg de luitenant. + +--Zie, heer! zeide Selam. De Arabier rijdt gewapend heen, waartoe zou +hij gewapend uit den duar snellen in zoo vliegende vaart, als het niet +was om zijne kameraden te verwittigen van onze nadering. En eenmaal +genoegzaam in getal zijnde, wat zal hun beletten ons aan te vallen. +Geloof mij, bij Allah! laten we ons voorbereiden op een aanval. + +Als om Selam's woorden te bevestigen, verschenen opeens weder twee +ruiters. Zij waren eveneens gewapend en wierpen woedende blikken op het +gezelschap. + +--Allah geve ons eene schoone zegepraal over u, honden! schreeuwde de +eene, in vliegende vaart voorbijrijdende. + +--O! wij zullen u braden, vervloekte Christenen! donderde de tweede hem +toe. + +--Ik heb grooten lust om hun eene blauwe boon in de maag te geven tot +een aandenken, zeide de kapitein. + +--Wacht maar, heer! zeide Selam, gij kunt uwe kogels straks beter +gebruiken. + +Zoo snel als de roovers waren verschenen, zoo snel waren zij ook +verdwenen; men zag niet vanwaar zij kwamen of waar zij bleven. + +Intusschen werd de toestand onzer vrienden van oogenblik tot oogenblik +bedenkelijker. Er viel niet meer aan te twijfelen, of men zou binnen een +betrekkelijk kort tijdsverloop worden aangevallen, en er bleef niets +anders over dan zoo spoedig mogelijk eene plaats op te zoeken, waar men +zich eenigermate kon verschansen om met goed gevolg het hoofd te bieden +aan een aanval. Ongelukkigerwijze kon men echter, hoe men ook uitkeek, +niets geschikts bemerken. Het terrein was golvend, heuvelachtig, waar +graanvelden en bloemrijke weiden zich afwisselden. De horizont werd +begrensd door eene lange rij bergen van aschgrauwe kleur, daar was het +eind van den gevaarlijken tocht, dáár was de grens van het land der +Beni-Hassen. Kon men het punt slechts bereiken, waar de Koebah's van +Sidi-Ghedar en Sidi-Hassem waren. Maar dat was onmogelijk, de afstand +was te groot en de tijd drong. + +Men hield halt op een der steilste heuvelen, waar een kleine groep +boomen stond. De kameel liet men knielen en bond hem vast, opdat hij +niet zou kunnen opstaan. Ook de paarden en ezels werden stevig bevestigd +tusschen het weinige groen, dat de heuveltop bevatte. + +--Ziezoo, zeide de luitenant, nu zullen we zien wat men wil. Hier zijn +wij, zoo goed en zoo kwaad als het kan, uitmuntend gelegerd, en als wij +met de noodige voorzichtigheid bedaard te werk gaan, zal het geen +enkelen Arabier gelukken den heuvel te bestijgen. + +De roovers lieten niet lang op zich wachten. Eene nauw zichtbare +stofwolk aan den horizont verkondigde hun komst. + +--Ha! zeide de kapitein, daar komen de schelmen! Vooruit, jongens, ieder +op zijn post en vooral goed gemikt en bedaard vuren! + +De luitenant had de beide kameeldrijvers met geweren gewapend, daar zij +er dringend om hadden verzocht onder verzekering, dat zij er goed mede +konden omgaan, en over twee geweren meer te kunnen beschikken was eene +niet te verwerpen zaak. Onze zeven personen hadden zich nu zoodanig +nedergelegd, dat zij de kruin van den heuvel geheel innamen en naar alle +richtingen den vijand het hoofd konden bieden. Iedereen had zich zoo +veel mogelijk bedekt opgesteld, de een achter een boomstam, de ander had +zich eene oneffenheid van den bodem ten nutte gemaakt. Alleen Dries en +Selam lagen tamelijk blootgesteld aan de vijandelijke kogels. + +Dries blikte om zich heen en zag op de helling eenige steenen liggen en +deelde zijne ontdekking aan Selam mede. + +--Bij Mahomed! zei deze, dat is wat waard. Kom, ga mede! en hij sprong +snel als een gems naar beneden en gooide Dries steen voor steen toe, die +ze weder op den heuveltop wierp. + +De kapitein, die hunne bedoeling begreep, sprong nu ook toe en wierp van +deze steenen spoedig eene, een paar voet hooge borstwering op. De +oneffen steenen sloten juist daardoor vast in elkaar en vormden eene +beschutting, waartegen menige kogel kon afstuiten. + +Intusschen tuurde de luitenant door zijn veldkijker naar den vijand, die +in dollen galop naderde en spoedig met het bloote oog goed te +onderscheiden was. + +--Duivels, riep de kapitein, dat is een aardig troepje. Er zijn er +minstens een vijftig. + +--Zevenmaal zeven is negen-en-veertig, zeide de luitenant bedaard. Als +we er ieder zeven neerleggen zijn we klaar. + +--Dat is waar, merkte Dries laconiek op. Ba! maar zeven, ik neem er tien +voor mijne rekening, als ze maar onder schot blijven. + +--Parbleu, lachte de kapitein, gij zijt spoedig klaar met uwe +overwinning! + +--Och ja, spotte Dries, 't is zoo goed als gedaan, het paard is op een +oor na gevild. + +--Pas op! riep de luitenant, zij beginnen! + +Werkelijk was de bende, die uit vijftig à zestig kerels bestond, bijna +tot op een geweerschot genaderd en hield een oogenblik halt. Daarop +verdeelden zij zich en omsingelden den heuvel in een grooten kring. Het +was een bonte hoop van allerlei leeftijd. Jongelingen met lange zwarte +in den wind fladderende haren, grijsaards met prachtigen sneeuwwitten +baard en mannen in de kracht van hun leven. De meesten hadden de borst, +de armen en de beenen naakt en sommigen waren schrikbarend mager. Hunne +kleeding zag er even armzalig uit als het tuig hunner paarden, dat bij +de meesten slechts uit touw bestond. Enkelen hadden, in plaats van den +tulband, roode lappen om het hoofd gewonden, en hunne bewapening was +eene mengeling van alles. Wat hunne gelaatstrekken betrof, het waren +allen echte galgentronies, waarop de misdaad haar stempel had gedrukt. + +Opeens kwam er beweging in den levenden ring, die den heuvel omgaf. +Onder het uitstooten van een helsch geschreeuw en gebrul, vermengd met +de afschuwelijkste verwenschingen en vervloekingen en onder het +aanheffen van de zonderlingste aanvalskreten, stoof de troep vooruit +zonder orde of regelmaat, de geweren boven het hoofd zwaaiend. + +--Aan! commandeerde de luitenant. + +Nog een oogenblik van spanning en--Vuur! klonk het even bedaard. + +Tegelijk met hun salvo donderden de schoten der aanvallers wild dooreen. +Eene dikke kruitwolk omgaf eenige oogenblikken den heuvel; takken en +bladeren vlogen in het rond, en toen men naar de uitwerking van het +salvo keek, lagen vijf der roovers uitgestrekt op den grond, terwijl een +zesde zich met moeite in den zadel hield, en de paarden der gevallenen +met de teruggaloppeerende aanvallers meeliepen. + +--Goed zoo! riep de luitenant, knap gedaan. Nog een paar malen zoo en +zij zullen genoeg hebben. + +Naar de gewoonte der Arabieren, waren zij met lossen teugel genaderd, +hadden hunne geweren afgeschoten op de belegerden en waren daarna even +snel omgekeerd tot buiten het bereik der schoten, waar zij halt hielden +om zich voor een tweeden aanval voor te bereiden. + +Van ons zevental had niemand eenig letsel bekomen. + +Blijkbaar was die hartelijke ontvangst den roovers niet meegevallen, +want men bemerkte eenige aarzeling en een druk gesprek, eer men tot den +tweeden aanval overging. Doch hun groot aantal deed hen niet vreezen +voor eene nederlaag en dadelijk herhaalden zij den aanval. + +Ditmaal naderden zij dichter en schenen bedaarder te mikken; althans een +der kameeldrijvers werd in den arm getroffen en een paar kogels raakten +de steenen barricade, waarachter Dries en Selam verscholen lagen. De +stukken steen vlogen in het rond en wondden Dries in het gelaat. + +--Schoelje! riep deze, woedend opspringende, dat zal ik je betaald +zetten, en snel een patroon in den loop leggende hief hij zich geheel +op, legde aan en vuurde op de wegtrekkende ruiters, en de halfnaakte, +gespierde Arabier, die op Dries had gevuurd, viel getroffen uit den +zadel. + +--Dat zijn er weder vier, riep de luitenant, met de vorige zes maakt dat +tien, die buiten gevecht zijn gesteld. Opgepast, jongens! + +Deze waarschuwing was niet overbodig, want de Beni-Hassen kwamen weder +plotseling met lossen teugel en aangelegde geweren aanrennen. Het zand +vloog in dikke wolken op en de geweren knalden nu bijna te gelijker +tijd. + +Maar ook de belegerden waren op hunne hoede, en de goed gemikte kogels +troffen thans, nu de woedende Arabieren zich nog dichter dan de vorige +maal waagden, allen hun doel. Enkele vijanden vielen uit den zadel, en +andere konden er slechts met moeite in blijven zitten en alleen door de +hulp hunner makkers waren zij in staat voort te komen. + +Een luid hoera ging onder de belegerden op over den gelukkigen uitslag +van dit salvo, doch opeens werd hunne vreugde aanmerkelijk getemperd +door een noodlottig toeval. + +De kameel namelijk had al aanhoudend allerlei pogingen aangewend om +zich los te rukken, toen een paar kogels van de Arabieren hem hierin +te hulp kwamen en de riemen, waarmede hij aan den boom bevestigd was, +stukschoten. Het dier sprong nu opeens op, rukte zich los, sloeg als een +bezetene rond en rende den heuvel af. + +De luitenant en de kapitein stieten een kreet van woede uit, want dit +dier droeg het voornaamste gedeelte der bagage. En hunne woede werd nog +slechts vermeerderd, daar de Arabieren, opmerkzaam geworden op hetgeen +er gaande was, een tiental van hen afzonden om den kameel te +bemachtigen. + +Doch eer iemand er nog op bedacht was, sprong Dries op, snelde den +heuvel af en den kameel achterna. + +Nauwelijks zagen de luitenant en de kapitein wat Dries ging wagen, of +beiden laadden hunne geweren en legden zich neder om hem tegen de +aanrukkende Arabieren te beschermen. + +In korten tijd had de waaghals, als een pijl uit den boog den +heuvel afvliegend nog vóór de Arabieren tot op een honderd pas waren +genaderd, den kameel bereikt en spande nu al zijne krachten in om het +tegenstrevende dier mede te krijgen. Doch al zijne pogingen baatten niet +veel, en de Arabieren waren reeds bij hem eer hij kon voortkomen. + +Intusschen, hoe groot het gevaar was, dacht de wakkere knaap er niet +aan, den kameel prijs te geven. Met een paar hevige rukken dwong hij het +dier te knielen en het den riem om de pooten slingerende, bond hij het +zoo vast, dat het voor het dier onmogelijk was op te staan, zoodat het +nu brullend en spartelend op den grond lag. + +De twee voorsten der aanvallers, nu dicht genaderd en overmoedig +geworden door de zekerheid van hun vijand en den kameel te bemachtigen, +repten zich wat zij konden, toen de welgerichte schoten van den +luitenant en den kapitein een einde aan hun rit en tevens aan hun leven +maakten en hen van het paard deed storten. + +De overigen op hunne oude geweren rekenende en niet bekend met de snelle +lading der achterlaadgeweren, meenden nu gerust te kunnen voortdringen; +doch voor de tweede maal knalden de uitstekende geweren der beide +officieren, waardoor eene schromelijke verwarring in den kleinen troep +werd gebracht. Weder vielen er twee en de overigen namen reeds den +terugtocht aan, toen drie hunner, woedend over den hardnekkigen +tegenstand, met een paar sprongen hunne makkers achter zich lieten en op +Dries aanvielen. + +Deze wachtte hen met de sabel in de vuist af, besloten zijn leven zoo +duur mogelijk te verkoopen. + +Maar de roovers hadden ditmaal buiten den waard gerekend, of liever +buiten de beide officieren; want na een enkel woord met elkaar te hebben +gewisseld, stortte de kapitein met de sabel en de revolver in de hand +den heuvel af Dries te hulp, terwijl de luitenant met het geladen +geweer in de hand rustig bleef staan wachten op het oogenblik, dat hij, +zonder gevaar van Dries te treffen, een der drie vijanden zou kunnen +neerschieten, terwijl hij tevens een wakend oog hield op het overige +gedeelte der bende. + +Hoe snel de kapitein zich intusschen voortspoedde, toch had Dries het +spoedig te kwaad met zijne drie aanvallers, die als dollen om hem heen +sprongen en sabelhouwen uitdeelden, welke het den dapperen jongen alle +moeite kostte af te weren. Een houw over het hoofd deed hem het bloed +over het gelaat stroomen en met een vervaarlijken sprong wierp Dries +zich op den man, die hem dezen houw toediende, greep hem bij de keel en +sleurde hem van het paard, juist toen de kapitein hem een donderend +»houd moed!" toeriep. + +De twee andere roovers, nu een nieuwen vijand in het strijdperk ziende +treden, wendden zich tegelijk tot dezen; doch vóór zij den tijd hadden +hem op het lijf te vallen, schoot de verwoede kapitein alle schoten van +zijne revolver achtereenvolgens op hen af. + +Dat deed eene vreeslijke uitwerking. Een zijner twee aanvallers stortte +met zijn paard neer, beiden waren door de kogels doorboord. + +De tweede viel den kapitein nu met de sabel aan, zich als een behendig +schermer steeds door vlugge sprongen aan de linkerzijde van den ruiter +houdende, waardoor hij veilig bleef voor diens verwoede sabelhouwen. + +Dries had het harder te verantwoorden. Worstelend met zijnen vijand, +voelde de dappere jongen weldra zijne krachten door het bloedverlies +uit zijne wond afnemen, en het was te vergeefs dat hij zich inspande om +zijnen vijand omvat te houden. Met eene hevige krachtsontwikkeling wist +deze den rechterarm vrij te krijgen en zijn ponjaard te grijpen. + +Het zou met Dries gedaan zijn, want met eene vreeslijke vervloeking op +de lippen, hief de Arabier zijnen arm op om hem den doodelijken stoot +toe te brengen, en zijn gemeen gelaat straalde van helsche vreugde over +de hulpeloosheid van den Christen, dien hij ging dooden. + +Maar daar knalde een schot van den heuvel en een kogel verbrijzelde de +opgeheven vuist, die het moordtuig omkneld hield--en Dries was gered! + +Thans wierp Dries met een laatsten wanhopigen ruk zijne tegenpartij van +zich, en vóór deze den tijd had zich op te heffen om zijnen vijand met +de linkerhand den ponjaard naar het hoofd te slingeren, was de kapitein, +die zijn tweeden vijand had verslagen, toegeschoten, en sloeg hij den +kerel met één sabelslag neer. + +Het was de altijd waakzame luitenant geweest, die met de grootste +koelbloedigheid zijn schot had bespaard, tot hij eene goede gelegenheid +vond, om Dries van een wissen dood te redden. + +Thans rende hij met Selam en Mohammed als een stormwind den heuvel af +en, na Dries te hebben doen opnemen, ging het met vlugge schreden den +heuvel op, terwijl hij en de kapitein met het geweer in de hand den +aftocht tegen den aanrukkenden vijand verdedigden en den kameel +medevoerden. + +Ziende dat zij te laat kwamen om den dood van hunne makkers te wreken, +wendden de roovers den teugel en reden spoorslags terug om buiten het +bereik der kogels te komen. + +--Ziezoo! zeide de luitenant, nadat men weder in veiligheid was, ik +geloof, dat de schurken vooreerst hun bekomst hebben. Als ik mij niet +vergis, zijn er thans minstens vier-en-twintig buiten gevecht gesteld, +dat is ongeveer de helft. + +--Bij God! zeide de kapitein, ik geloof dat zij een weinig eerbied voor +de vereenigde Nederlandsche en Fransche wapens beginnen te krijgen. + +--Onze schuld is vereffend, kapitein! zeide Dries. Als gij mij niet te +hulp waart gekomen, was het met mij gedaan geweest, en ook u, luitenant, +ben ik dankbaar; aan u beiden ben ik het leven verschuldigd! + +--Ba! zeide de kapitein, ik heb slechts de helft afbetaald. Er blijft +nog een gedeelte over, mijn vriend! + +--Nu, ge hadt het benauwd genoeg, zeide de luitenant; mijn kogel kwam +juist van pas. + +--Een meesterlijk schot! zeide de kapitein. Ik geloof, dat de schoelje +zijn arm niet meer zal opheffen voor het bedrijven van eene misdaad. + +--Maar kijk eens, de ellendeling leeft nog! riep de luitenant. Ziet, en +hij wees naar den kerel, die zich bewoog. + +[Illustratie: Deze wachtte hen met de sabel in de vuist af. Bladz. 103.] + +Nog éénmaal richtte de roover zich op, en het gelaat naar het Oosten +wendend, riep hij met zwakke stem:--God is groot en Mahomed is zijn +profeet! Vloek over u, honden van Christenen; God verdelge u! + +Meer kon hij niet uitbrengen. Eene hevige stuiptrekking overviel hem, en +het hoofd buigend stortte hij voorover op den grond en gaf den geest. + +Dit voorval maakte voor een oogenblik een pijnlijken indruk op het +geheele gezelschap. Het ontzettende van het tooneel deed hen rillen, en +allen keken somber voor zich zonder een woord te spreken, totdat eene +beweging onder de rooverbende hunne opmerkzaamheid gaande maakte. + +De bijna tot op de helft verminderde troep maakte hoegenaamd geene +aanstalten om den aanval te herhalen, maar scheen raad te houden. Het +duurde een geruimen tijd, eer men een besluit had genomen. Toen zag +men een troep van tien ruiters zich afzonderen, de losse paarden der +gevallenen bij elkaar koppelen en na de gewonden daarop gelegd te +hebben, vertrok een escorte van acht man met hen, terwijl twee ruiters +zich in vliegende vaart elk naar een verschillenden kant spoedden. Het +overige gedeelte van den troep bleef op de plaats. + +De belegerden keken elkaar vragend aan; doch de kapitein loste spoedig +het raadsel op. + +--Ha, ha! riep deze, ik begrijp de schurken; na hunne gewonden +weggezonden te hebben, zenden zij die twee ruiters uit om versterking. + +--Wat te doen? vroeg de luitenant besluiteloos. + +--Luister, zeide de kapitein, ik stel voor te vertrekken. + +--Vertrekken? vroeg de luitenant verwonderd, vóór wij een paar honderd +pas zijn voortgegaan, hebben wij de geheele bende op het lijf en wij +worden neergesabeld als honden. + +--Integendeel, antwoordde de kapitein. Geloof mij, ik ken dat volkje. +Thans zijn er nog slechts een paar dozijn over. Die kunnen wij ons +gemakkelijk van het lijf houden, want de kerels hebben ontzag gekregen +voor onze voortreffelijke geweren. Wachten wij echter tot zij +versterking hebben ontvangen, dan zullen zij ons met eene verpletterende +meerderheid op het lijf vallen, en hoe goed wij ons ook verdedigen, +wij zullen het onderspit moeten delven. Maken wij dus gebruik van de +gelegenheid en laat ons spoedig voortmaken; misschien bereiken wij +gindsche bergen nog vóór hunne versterking is aangekomen en eenmaal +dáár, zullen we wel zien van hen ontslagen te worden. + +--Gij hebt gelijk, riep de luitenant. Vooruit, aan het werk! En in +minder tijd dan men het kan vertellen, was een ieder klaar, en begon de +kleine stoet den heuvel af te dalen. + +--Ga gij met Dries en Selam in de voorhoede, zeide de kapitein tegen +Frank. Ik zal met Mohammed de achterhoede uitmaken. Wij laten de buksen +maar goed spreken; elken schelm, die onder ons bereik komt, schieten we +zonder mededoogen neer. + +Met de wapens in de hand trok men af. Doch nauwelijks zagen de +Beni-Hassen hen de vlakte betreden, of zij wierpen zich te paard en +hadden in een oogwenk den troep omsingeld in een wijden kring, echter +zorgende buiten het bereik der kogels te blijven. + +Met den kameel in het midden, de geweren in de hand, gereed om te vuren, +trok men langzaam voort. En rondom dien kleinen maar dapperen troep +sprongen en draafden de Beni-Hassen als duivels, allerlei vervloekingen +uitstootende. Nu en dan waagden een paar zich dichter bij. In vliegenden +galop aanrennende, wendden zij op een zekeren afstand eensklaps den +teugel en schoten onder het terugtrekken hun lang roer op hen af. + +--Ba! wat schreeuwers, zeide Dries, die naast den bedaarden luitenant +reed. Kon ik ze maar eens even onder schot krijgen. + +--Ja, daar passen zij wel op, zeide de luitenant. Zie, dien kerel dáár +met dien rooden doek om den kop, deze is al een van de brutaalsten. +Wacht, daar komt hij weder. Ik wil toch eens probeeren, hoever mijn +geweer wel draagt. + +Tot op meer dan duizend pas genaderd, hield de kerel stand, schoot zijn +geweer af, wierp het daarna in de hoogte, ving het onder het vallen op +en reed terug. Doch dadelijk daarop naderde hij weder en nu gelijken +tred houdend met de karavaan, wierp hij onder een vliegenden galop +aanhoudend zijn geweer in de hoogte en ving het op. Eindelijk deed hij, +hetzij bij ongeluk of opzettelijk een misgreep en het geweer viel in het +zand. In zijne vaart stoof hij het voorbij, doch bliksemsnel wendend +reed hij terug en in vollen ren boog hij zich aan de rechterzijde over, +zijne lange magere beenen om zijn paard geklemd houdende, en greep het +geweer van den grond, een toer, die de knapste kunstrijder hem misschien +niet zou nadoen. Toen, zijn geweer zwaaiend, naderde hij nog dichter +onder het uitschreeuwen van een stroom van scheldwoorden, uittartingen +en bedreigingen. + +--Komaan, snoever, houd den mond! riep de luitenant, en hij zette zijn +geweer tegen den schouder. + +Nauwelijks bemerkte de roover die beweging, of hij trok snel terug. + +Doch te gelijkertijd trok de luitenant af, en met den knal stortten +ruiter en paard neder. + +--Jongens, riep Dries, dat noem ik een schot, op meer dan duizend pas! +Maar zie, de kerel schijnt ongedeerd; slechts zijn paard is getroffen. + +Werkelijk had de ruiter, wiens paard doodelijk getroffen was, zich onder +het dier uitgewerkt en zette hij het op een loopen naar zijne makkers. +Maar eer hij een honderd pas ver was gegaan, trof hem een kogel van +Selam, die hem op zijn lastdier was achternagesneld. + +--'t Is jammer van den vent, zeide Dries, toen hij hem zag vallen. + +--'t Is alweer een vijand minder, zeide de luitenant bedaard. + +Een algemeene aanval van de roovers volgde op den dood van den waaghals. +Een regen van kogels vloog over en door den kleinen troep, doch ook zij +waren op hunne hoede geweest en een paar kerels, die zich wankelend in +den zadel hielden, leverden het bewijs, dat de kogels weder nieuwe +slachtoffers hadden gevonden. + +Van alle kanten omringd en onder hetzelfde spel van galoppeeren en +vuren, zette men den weg voort en reeds vorderde men goed, toen opeens +eene stofwolk achter hen de aankomst der versterking aankondigde. +Eensklaps zag men uit die stofwolk de paarden en ruiters te voorschijn +komen, allen om het snelst rijdend. In weinige oogenblikken waren zij +tot zeer dichtbij genaderd, en na zich met de vorigen te hebben +vereenigd, vloog de troep als eene bende losgelaten duivels op de kleine +karavaan aan. + +Vast aaneengesloten wachtte deze hen af. Men begreep, dat niets dan een +wonder hen zou kunnen redden en men was besloten liever te sterven dan +zich over te geven. + +Het tumult, dat nu volgde, was ontzettend en ging alle beschrijving +te boven. Na eenige malen de geweren te hebben afgevuurd werd men +handgemeen, en gedurende eenige oogenblikken zag men slechts eene +ontzettende stofwolk, waartusschen men hier en daar een paard of een +ruiter zag uitkomen en hoorde men niets anders dan het gekletter +der sabels, het knallen der revolvers en de aanmoedigingskreten en +verwenschingen van beide partijen. Hier renden paarden zonder ruiters +rond, dáár vluchtte de losgeraakte beladen kameel. Het was een +opeengepakte hoop, waarvan de handvol dapperen het centrum uitmaakte. +Elke slag van hen trof zijn doel, en hoe snel de roovers ook opdrongen +en hoe onstuimig hun aanval ook was, het had hun nog niet mogen gelukken +hen te dooden of gevangen te nemen. Als een muur stonden zij daar +onwrikbaar, geen voet breed wijkende tot eindelijk een der ruiters, zijn +paard tot een hevigen sprong dringende, eene bres maakte in het kleine +carré en zij daardoor van elkaar werden gedrongen. + +De kapitein en Dries vochten als een paar razenden, nu dezen dan +dien aanvaller het hoofd biedend. De luitenant had zijne gewone +koelbloedigheid behouden, lette op alles, en schermde even bedaard +met elke tegenpartij die zich op zijn weg plaatste, alsof hij op eene +schermpartij was. Selam en Mohammed, als een paar echte zonen van het +land, vochten met al de woede en doodsverachting van den Mahomedaan, en +het duurde dan ook niet lang of onze Mohammed was geheel buiten gevecht +gesteld, terwijl Selam, aan den arm gewond, zich nog slechts met moeite +verdedigde. Wat de kameeldrijvers betreft, door het verschrikte dier +medegesleept, had de eene ongelukkig den dood gevonden onder de hoeven +der paarden, terwijl de andere gevangen was genomen tegelijk met zijn +lastdier. + +Ongelukkig brak, door een hevigen kolfslag, de sabel van den luitenant +juist op een zeer gevaarlijk oogenblik. Hij gaf echter daarom den strijd +niet op, maar het paard van zijne tegenpartij bij den teugel grijpend, +stak hij het zijn ponjaard in de borst. Het dier steigerde en zou zijnen +bereider in zijn val hebben medegesleept, zoo deze niet snel op den +grond was gesprongen. Op hetzelfde oogenblik steigerde ook het paard van +den luitenant en wierp dezen van zich af. + +Als een leeuw stortte de Arabier zich nu op zijnen vijand, en beiden +hielden elkaar omstrengeld, worstelende wie de bovenhand zou krijgen. + +De luitenant was een gespierd man en zijne buitengewone bedaardheid +gaf hem een groot overwicht over zijnen vijand. Reeds spoedig zag deze +dan ook, dat hij met geen te minachten partij worstelde; eene handige +beweging van den luitenant deed den kerel het evenwicht verliezen, +waardoor hij zoodanig met het hoofd op den rotsigen bodem terechtkwam, +dat hij voor dood bleef liggen. Doch op hetzelfde oogenblik voelde de +luitenant de koude tromp van een pistool in den nek. Eene bliksemsnelle +beweging deed het schot missen en te gelijk stortte de Arabier, die dat +schot had gelost, door een sabelhouw van den kapitein getroffen met +gespleten schedel in zijn bloed badend neder. + +Doch hoe fel de tegenstand ook was, het einde was gemakkelijk te +raden en het was nog slechts eene kwestie van eenige oogenblikken. De +zekerheid hier den dood te zullen vinden, deed echter onze vrienden het +onmogelijke tot stand brengen. + +Doch eensklaps, op hetzelfde oogenblik, dat de Beni-Hassen de handvol +dappere tegenstanders dreigden te verpletteren, klonk eene donderende +stem den strijdenden tegen en een ruiter in rijke Arabische kleeding, +de Turksche kromsabel in de vuist, stortte zich in hun midden hun een +krachtig: »Houdt op!" toeroepende. + +De ruiter, die zoo juist van pas kwam om onze dapperen te redden, was +Sid-Abd-Allah, de geweldige. + + + + +XII. + +SID-ABD-ALLAH, DE GEWELDIGE. + + +Op de verschijning van Sid-Abd-Allah staakten de Beni-Hassen eensklaps +het gevecht en een gemompel van verwondering doorliep den roovertroep. + +Die verwondering nam echter nog meer toe, toen de Arabier op onze +vrienden toerijdende, hen met de grootste hartelijkheid de hand schudde +en hen met beleefdheden overlaadde. + +--Allah is groot! zeide de Arabier, hun de hand drukkende; hij heeft +mij u ter hulpe gezonden, u, aan wie ik een schuld van dankbaarheid heb +af te doen. Vreest niets meer, gij zijt gered! En zich tot de roovers +wendende, fronste hij de wenkbrauwen, en na hen eenige oogenblikken +toornig te hebben aangezien, zeide hij: + +--Een ieder begeve zich ten spoedigste naar den duar waar hij woont, en +daar gij mijne vrienden hebt aangevallen, zult gij zorgen hun morgen bij +het opgaan der zon den monah aan te bieden als een zoenoffer voor uwe +schuld. Gaat! + +En die woeste roovertroep, de Beni-Hassen, die daar verlegen als +schooljongens hadden gestaan onder den vreeslijken blik van +Sid-Abd-Allah, vierden de teugels en verdwenen in eene wolk van stof, +snel als de wind, verheugd er zoo goed af te komen. + +--Na al hetgeen er is voorgevallen, zeide Sid-Abd-Allah, zult ge er +zeker niet tegen hebben mij de eer aan te doen om voor hedennacht uwen +intrek in mijne tent te nemen, ten einde u te herstellen van de +doorgestane vermoeienissen en om uwe ontredderde bagage na te zien. + +Het behoeft niet gezegd te worden, dat dit aanbod gretig werd +aangenomen. Het was toch onmogelijk, zooals de zaken thans stonden, te +vertrekken. De tweede kameel was door de Beni-Hassen weggevoerd; Selam, +Mohammed en Dries hadden min of meer ernstige wonden bekomen, en een der +drijvers was vertrapt in de verwarring van den aanval. De luitenant had +eene onbeduidende wond aan het voorhoofd, maar die hem echter hinderde. +Om van den schrik te bekomen en de orde te herstellen was derhalve de +aanbieding van Sid-Abd-Allah niet te verwerpen, en onder een levendig +gesprek begaf men zich op weg naar den duar van Sid-Abd-Allah. + +De richting naar de bergen inslaande, was men zeer spoedig in een zeer +langen nauwen bergpas gekomen. De rotsen verhieven zich ter weerszijden +als muren steil in de hoogte. Hier en daar stond eene kleine groep +struiken of een eenzame boom. Aan den ingang van den pas zat een Arabier +op een der hoogste rotspunten. In zijn donkerbruinen mantel gehuld, was +hij nauwelijks van de rotsen te onderscheiden. Zijn lang geweer lag hem +dwars over de knieën. Het was een schildwacht van Sid-Abd-Allah, die +den toegang naar de woonplaats zijns meesters bewaakte, want deze nauwe +bergpas, waar nauwelijks een paar ruiters naast elkaar konden gaan, was +een der toegangen tot de woonplaats van den Arabier. Aan het eind van +dezen weg kwam men eensklaps op eene kleine vlakte. Slechts één tent +stond daar in het midden onder eene groep vijgeboomen en een vijftal +Arabieren lag in de schaduw uitgestrekt, terwijl aan het eind van den +bergpas, eveneens op de rotsen, een tweede schildwacht was geplaatst. + +De kleine vlakte, omgeven door hooge bergen, was met welig groene weiden +bedekt, waarin een twintigtal fraaie Arabische paarden liep, die rustig +graasden naast eene kudde schapen. + +Zoodra men deze vlakte betrad, sprongen de wachthebbende Arabieren +eensklaps op, doch Sid-Abd-Allah wenkte hen met de hand toe, dat zij +rustig konden blijven liggen. Echter bleven zij in eene eerbiedige +houding staan tot de kleine troep was voorbijgetrokken, en men kon op +die stoute gebruinde tronies, door menig litteeken geteekend, de groote +verbazing lezen, die zich van hen had meestergemaakt door hun opperhoofd +in dusdanig gezelschap te zien. + +--Dit is een mijner voorposten, zeide Sid-Abd-Allah. Het is onmogelijk +mijne woonplaats te naderen zonder te worden gezien. + +--Ik moet u mijn compliment maken over uwe maatregelen, zeide de +kapitein; inderdaad als de andere toegangen tot uwe woonplaats aan deze +gelijk zijn, is uwe vesting bijna onneembaar. + +Sid-Abd-Allah glimlachte.--Ja, zeide hij, ik ben wel gedwongen voor +mijne veiligheid te zorgen; deed ik dat niet, dan zou mijn hoofd reeds +sinds lang op de poorten van Fez te pronk staan. + +Na de vlakte dwars overgegaan te zijn besteeg men een zijpad, hetwelk +zoo smal was, dat men moest afstijgen en de paarden bij den teugel +medevoeren. Voorgegaan door Sid-Abd-Allah en zijn neger, kwam men in een +korten tijd op eene groote uitgestrekte vlakte, waar zich aan de blikken +van onze verbaasde reizigers een groot aantal bewoonde hutten vertoonde. +Het waren de duars van Sid-Abd-Allah. + +Op ettelijke plaatsen dier vlakte verhieven zich de verschillende duars. +Er waren er tien. Elke duar bestond uit een vijftien- of twintigtal +tenten op twee rijen geplaatst. De evenwijdige ruimte daartusschen +vormde een achthoekig pleintje, dat aan beide einden open was. De tenten +geleken allen op elkaar en waren zeer eenvoudig saamgesteld. Twee palen +en twee dikke rieten stokken verbonden met een dwarshout vormden zoo de +nok, waarover een groot donker gekleurd zeil van schapen- en kemelshaar, +of uit de vezels van den dwergpalm vervaardigd, was geworpen, dat boven +den grond een weinig was opgehaald om vrijen doorgang aan de lucht te +verschaffen. Rondom elke tent was bovendien eene lage schutting van riet +en droge takken. Des winters laat men het zeil tot op den grond neder, +en bevestigt het met touwen aan in den grond gestoken pinnen. Hoe licht +en weinig soliede deze tenten nu ook mogen schijnen, zijn zij toch +werkelijk uitmuntende woonplaatsen, die des zomers koel en frisch en +in den regentijd droog zijn. De meeste tenten der verschillende duars +hadden eene lengte van 8 à 10 meter en eene hoogte van 2 à 2½ meter. In +het midden van den middelsten duar verhief zich eene veel grootere. Het +was de tent van Sid-Abd-Allah, waarheen men zich begaf. + +Eene vroolijke drukte heerschte er in deze Arabische duars. Groote +troepen half- en geheel naakte kinderen speelden overal. Hier en daar +zaten de vrouwen aan den ingang, weefden roode stoffen of draaiden touw +uit vezels van den dwergpalm. Anderen waren bezig met het malen van +graan. Op een paar plaatsen was een groepje nieuwsgierigen vereenigd +rondom een ouden Arabier, die op zijne levendige manier aan het verhalen +was. Natuurlijk hielden allen dadelijk bij het verschijnen van het +gezelschap op met hunne bezigheden en verdrongen zich rondom de +gasten. Doch een donkere blik van den gastheer was voldoende om de +nieuwsgierigen op een behoorlijken afstand en rustig te houden. + +Eindelijk was men onder dak. De tent was bij uitstek fraai. Een wand +van biezen verdeelde haar in twee gelijke deelen. In de eene afdeeling +sliep de Sheik en zijne vrouw, in de andere de kinderen. De vloer was +belegd met van wilgetakken gevlochten matten. Het overige huisraad +bestond uit een paar groote kisten van bont beschilderd en bewerkt +hout, waarin de kleederen werden geborgen, een ovalen spiegel, een +weefgetouw van denzelfden vorm als in den tijd van Abraham, een badstoel +in den vorm van een rieten drievoet, waarover een kaïk als kleed was +gehangen en waaronder de Arabische vrouwen de dagelijksche, door +Mohammed voorgeschrevene wasschingen verrichtten, voorts een paar rood +koperen kandelaars, een klein getal steenen schotels en pannen, eenige +geitevellen en een paar zadels en tuigen. En ten slotte eene soort van +wapentropee, bestaande uit twee geweren, twee Turksche kromsabels en een +paar ponjaarden. Dit wapentuig was alles even rijk versierd en blijkbaar +moest het meer als sieraad dienen dan tot gebruik, daar de wapenen, die +de Sheik bij zich droeg, van veel eenvoudiger maaksel waren. + +Een prachtig tapijt op den grond latende uitspreiden, noodigde +Sid-Abd-Allah zijne gasten uit daarop plaats te nemen. En weldra zat men +aan een echt oosterschen maaltijd. In eene kom werd heerlijke versche +melk aangeboden, voorts boter, eieren en een uitmuntend gebak, een +soort van taart, van honig, eieren, boter, suiker en meel gemaakt, welk +gerecht bij de Arabieren zeer beroemd is. Het zonderlinge bijgeloof der +Arabieren zegt, dat zoo een man in de kamer komt, terwijl de vrouw bezig +is deze taart te bereiden, de taart mislukt. In dat geval eet men ze +niet, ook al smaakt zij evengoed, want men vreest dat eenig ongeval +daaruit zal voortkomen. + +Na afloop van dit souper werden de pijpen gebracht, doch de luitenant +bood sigaren aan en de gastheer ruilde gaarne de pijp voor eene fijne +sigaar. Al rookende en pratende ontspon zich langzamerhand een vroolijk +ongedwongen gesprek, zeer natuurlijk kwam ook ter sprake de dienst, die +den luitenant zijnen gastheer had bewezen, en zoo kwam deze er vanzelf +toe den afloop van dat avontuur te verhalen. + +--Het is vier à vijf dagen geleden sinds ik door u werd geholpen, aldus +begon de gastheer. Dank zij uwe hulp, kwam ik nog juist bijtijds om +mijne woonplaats, mijne bezittingen en mijn volk te redden, want mijn +vijand zat mij na op de hielen. + +--In den nacht, volgende op dien waarin ik, hoewel slechts voor eenige +oogenblikken, uw gast was, werden wij aangevallen. Sid-Moessa verscheen +met den kaïd en zijne soldaten, waarbij hij een grooten troep huurlingen +had gevoegd, het uitvaagsel van Tanger, die hij met het vooruitzicht op +een grooten buit had weten over te halen om met hem mede te gaan. Vóór +ik nog mijne tent had bereikt, was mijn plan gemaakt, en toen ik was +aangekomen, had ik spoedig alles in gereedheid. Een vijftigtal goed +gewapende mannen lagen in hinderlaag aan den ingang van een bergpas, +gelijk aan dien welken wij heden zijn doorgegaan en eene dubbel zoo +sterke macht was op de hooge rotsen aan beide zijden van den pas +gelegerd. + +--Het was een door de maan verlichte nacht; nu en dan echter drongen +zich donkere wolken voor haar en onderschepten haar licht. Met groot +misbaar naderde de bende en opende een oorverdoovend geweervuur op de +rotsen, waartegen de kogels plat neervielen. Met een honderdtal +strijders begaf ik mij in de vlakte en de strijd begon. + +--Zooals altijd hield Sid-Moessa, de lafaard, zich achteraf. +Onophoudelijk echter hoorde ik zijne stem, die zijn volk aanvuurde om +mij vooral levend te vatten. Intusschen trokken wij al vechtende terug, +totdat we in den bergpas kwamen. Sid-Moessa geloofde reeds getriumfeerd +te hebben, en zijn victoriegeroep werkte aanstekelijk op zijne bende, +die met woeste vaart den pas instoof, ons achterna. Dit was juist, wat +ik verlangde. Ik trok terug al verder en verder. + +--Opeens, juist toen ik er over nadacht halt te houden, bemerkte ik +eenige weifeling onder onze vijanden. Niet zoodra zag ik dit of, +bevreesd dat zij zouden ontsnappen, gaf ik het afgesproken sein. + +--Toen greep er eene verschrikkelijke gebeurtenis plaats in dezen +nauwen pas. Want eensklaps donderde een salvo van tweehonderd vijftig à +driehonderd schoten op de bende los. Eene onbeschrijflijke verwarring +was hiervan het gevolg en nooit zal ik het tooneel vergeten, dat ik toen +aanschouwde. + +--De eerste beweging der bende was terug te trekken, doch zoodra zij +tot op eenige honderden passen den ingang waren genaderd, werden zij +door een salvo van de vijftig daar geposteerde schutters begroet. Een +woedend gehuil was daarop het antwoord. Toen poogden zij voorwaarts +te gaan, doch daar stond ik met mijne honderd manschappen, en een nog +moorddadiger geweervuur ontving hen. Nu poogden zij de steile rotsen +te beklimmen, maar helaas! bij het licht der maan, dat nu en dan dit +tooneel bestraalde, zagen zij de rotsen met mijne krijgers bedekt, die +eveneens hunne kogels in den opeengedrongen hoop zonden, waar elk schot +zijn man trof. + +--Toen begon men te schelden en te tieren en den aanvoerder te +vervloeken. Men drong op naar Sid-Moessa om hem te dooden. Inzonderheid +was het gespuis van Tanger, dat eene gemakkelijk te verwerven buit had +gemeend te vinden, razend van woede. + +--Ik dorstte naar het nemen van wraak; doch Allah nam die taak op zich. +Sid-Moessa, bevreesd voor de woede van zijne huurlingen, wist, na een +paar sabelhouwen te hebben ontvangen, door eene kracht en volharding, +die alleen de wanhoop hem schonk, de steile rotsen te beklimmen en +naar boven te komen. Mijne krijgers lieten hem begaan, zeker als zij +waren hem in handen te zullen krijgen. Als een gejaagd dier liep hij +bovengekomen voort, en nauwelijks waren eenige oogenblikken verloopen of +een boven alles uitklinkende kreet trof onze ooren, die zelfs voor een +oogenblik het gevecht deed staken, zoo hevig was de uitwerking op ons +allen. 't Was Sid-Moessa, die dien kreet had geuit. In zijn angst was +hij blindelings voortgeloopen en na een paar honderd passen te zijn +voortgehold, was hij van de hemelhooge rotsen gestort. Wij vonden hem +des anderen daags liggen met verpletterden schedel en badende in zijn +bloed. Aldus was het uiteinde van Sid-Moessa; van zijne bende ontkwam er +geen enkele. + +--Vreeslijk! zeide de kapitein. + +--Ja, antwoordde de gastheer, maar kon ik anders? Het lot mij door +Allah opgelegd, moet ik dragen, maar geloof mij mijne vrienden, het valt +mij somtijds zwaar. + +--Zie, vervolgde hij, hoe mijn leven is. Door de wreedheid van dien +Sid-Moessa, dien Allah den dood eens honds heeft gegeven, ben ik een +roover geworden. Toen, overal vervolgd, woonde ik in de spelonken en de +holen der bergen; van de eene plaats verjaagd naar de andere had ik +nooit rust. Dat doet het hart verharden. Een onverwacht voorval kwam mij +toen te hulp. + +--De bewoners der omliggende provinciën, en met name de Beni-Hassen, +hadden in den laatsten tijd aan allerlei afpersingen bloot gestaan. 't +Is de gewoonte, dat de sheik, die het hoofd van een duar is, en door de +bewoners der duars zelven wordt gekozen, aan den gouverneur, die over +de provincie is gesteld, jaarlijks in geld en producten een tiende van +den geheelen oogst opbrengt, gemiddeld een halven gulden per stuk vee +en vijftig gulden voor een stuk land, dat met twee ossen kan worden +beploegd. Maar bovendien is men verplicht bij de voornaamste feesten, +den Sultan een geschenk te geven, dat ongeveer twee en een halven gulden +per tent bedraagt. Zoo dikwijls als er eene afdeeling soldaten, een +pacha, een gezant of de Sultan door het land trekt, moeten de bewoners +van elke plaats, die men voorbijtrekt, hunne geschenken aanbieden, +bestaande in geld of levensmiddelen, juist zooals de gouverneur het +verkiest.--Over het algemeen zijn de gouverneurs gewetenlooze schurken, +wien het om niets anders te doen is dan spoedig rijk te worden. Ieder +die geld bezit, staat bloot aan de ongehoordste afpersingen, die +openlijk, zonder de moeite te nemen er een reden voor te zoeken, worden +bedreven. Geld te bezitten, eenig vermogen te hebben, staat gelijk met +een misdadiger te zijn. Men wordt op de onbeschaamdste manier vervolgd, +totdat men geen penning meer bezit. Vandaar dat ge overal zooveel +armoede aantreft. Wie geld heeft, stopt het in den grond en houdt zich +doodarm. Sterft er iemand, die eenig vermogen nalaat, dan koopen de +bloedverwanten de roofzucht van den gouverneur der provincie af, door +een deel der nalatenschap als geschenk aan te bieden. Alles wordt met en +door geschenken verkregen. Die recht vraagt, moet eerst den rechter met +geschenken bewegen om recht te spreken. Die gestraft moet worden, de +roover, de dief, de moordenaar, koopt door geschenken aan de overheden +zijne vrijheid; hij eindelijk, die het ongeluk heeft geld te bezitten, +koopt het rooven daarvan, en de straffen waaraan hij blootgesteld is, af +door geschenken te geven zoolang hij geld heeft. + +--Zoo is de toestand hier overal, en daardoor had men de bewoners der +omliggende gewesten zoodanig afgeperst en tot woede gebracht, dat zij +eindelijk weigerden den Sultan eenige schatting te betalen. Zij drongen +door tot het huis van den gouverneur, sabelden alles neder wat er was, +doodden hem met vrouw en kinderen, en staken zijn huis in brand. Daarna +staken zij de vaan des opstands op en trokken de bergen in. + +--Zoo stonden de zaken, toen men mij het bevel over de opstandelingen +kwam aanbieden. De gelegenheid nam ik gretig aan, niet uit eerzucht, +maar om misschien den een of anderen dag eene gelegenheid te hebben, mij +op goede voorwaarden aan de regeering te onderwerpen en als hoofd van +mijne duars erkend te worden, en zoodoende niet langer het leven van een +roover te leiden. + +--Intusschen nam de opstand eene grootere uitbreiding aan dan ik wel +had gedacht, en spoedig vernamen wij, dat de soldaten van den Sultan in +aantocht waren. Toen nam ik een kloek besluit, en allen die onder mijne +vaan waren gekomen vereenigende, liet ik hen met al wat zij bezaten +opbreken, en vestigde mij hier. Het leger van den Sultan liet niet +lang op zich wachten. Het verscheen reeds kort daarna en begon zijne +heldendaden met het neersabelen van de vreedzame landbewoners, die +geen deel hadden aan den opstand; zij verwoestten de landerijen en +verbrandden de duars, kortom hielden huis als duivels. + +--Het getal vluchtelingen, dat hierheen stroomde, nam dagelijks toe; de +een had een broeder te wreken, de ander eene vrouw, een vader, een kind. +Doch daardoor geraakte de vijand ook met onze woonplaats bekend. Na lang +genoeg geroofd, gemoord en gebrand te hebben, rukte het leger tegen ons +op. De vijand legerde zich op eene vlakte hier in de nabijheid, en +overmoedig als hij was, werden er niet eens schildwachten uitgezet, maar +men vierde vroolijk feest met wat men had gestolen. Den kleinen troep +opstandelingen minachtend, sliep het geheele leger rustig in, alsof er +geen vijand nabij was. Om kort te gaan, wij overvielen hen dien nacht en +sloegen hen totaal. Van het leger van den Sultan bereikte slechts een +klein getal Fez, om de tijding der nederlaag over te brengen. + +--Een paar maanden gingen voorbij, zonder dat ik iets vernam. Wel kwam +ons nu en dan het gerucht ter ooren, dat er troepen tegen ons zouden +worden afgezonden, maar mijn naam, die eene zekere vermaardheid had +verkregen, en voornamelijk de sterke positie die we hier hebben +ingenomen, was oorzaak dat men niet veel haast maakte, wel begrijpende, +dat men misschien duizenden zou verknoeien zonder ons nog tot +onderwerping te brengen. + +--Intusschen begrepen wij dat de toestand zoo niet kon blijven, en +op algemeen verlangen van mijn volk heb ik een paar uit hun midden +met een rijk geschenk in geld als afgezanten naar Fez gezonden, onze +onderwerping aanbiedende en belovende de gewone jaarlijksche schatting +zonder meer weder geregeld te zullen uitbetalen onder voorwaarde, dat +ik, door allen als Sheik van deze duars gekozen, als zoodanig door den +Sultan zou erkend worden en dat wij onze vrije woonplaats hier zouden +mogen behouden. + +--En zoudt ge denken, dat de Sultan dit zal doen? vroeg Frank. + +--Zeker! zeide de Sheik op verwonderden toon. Ik kan wel zien, dat gij +niet bekend zijt met onze toestanden, anders zoudt ge weten dat meer dan +één gouverneur, pacha of ander hooggeplaatst persoon op deze wijze tot +zijne waardigheid is opgeklommen. + +--Een wonderlijk land, zeide de luitenant. + +--Ja, zeide de kapitein, ik vind het waarachtig eene aardige manier om +eene betrekking te krijgen. + +Nadat het gesprek nog een geruimen tijd had geduurd, besloot men +eindelijk zich ter ruste te begeven, te meer daar inmiddels op +Sid-Abd-Allah's last de kameelen waren opgespoord en teruggebracht. In +de eene helft der tent werden nu de veldbedden opgeslagen en ons drietal +begaf zich ter ruste, slechts door een dunnen wand van de slaapplaats +des gastheers en diens gezin gescheiden. + +Na een verkwikkelijken slaap, zooals men sinds het vertrek van Tanger +nog niet had genoten, stond men met het krieken van den dag op. In de +duars heerschte reeds de grootste bedrijvigheid en toen onze vrienden +naar buiten kwamen, werden zij reeds dadelijk verrast door een groot +aantal mannen, die beladen met allerlei geschenken vóór de tent op eene +rij zaten neergehurkt. Het waren dezelfde roovers van gisteren, die de +door den Sheik bevolen schatting kwamen brengen, de _monnah_, zooals de +Arabieren het noemen. + +Zoodra zij de tent uitkwamen, stonden de kerels op, en onder het gewone: +»Vrede zij met u!" werden de verschillende geschenken aangeboden. Er was +onder meer een halfdozijn schapen, eenige manden met eieren, minstens +een paar dozijn kippen, voorts kommen met melk, brood, boter, suiker, +enz. Toen alles door Selam en Mohammed in ontvangst was genomen en een +der Arabieren een paar woorden had gesproken, gaf de Sheik hun een wenk +en de mannen keerden terug vanwaar zij waren gekomen. + +In allerijl werden nu de toebereidselen voor het vertrek gemaakt. Selam +had met zijne gewone voortvarendheid reeds de kameelen beladen, en zoo +goed mogelijk hersteld wat niet in orde was. Dank zij Sid-Abd-Allah's +invloed was er niets gestolen, en nadat de luitenant een ander paard had +gekregen in ruil voor het zijne, dat aan een der pooten was gewond, was +alles weder in behoorlijke orde. + +Het was een buitengewoon schoone morgen, toen men in de +tegenovergestelde richting van die, waarin men bij Sid-Abd-Allah was +gekomen, vertrok. Het was een even goed te verdedigen toegang als de +beide anderen en eveneens bewaakt door eene wacht van Arabieren. +Sid-Abd-Allah met een vijftigtal ruiters deed ons gezelschap een +eindweegs uitgeleide en nam, na hun een geleide van tien man te hebben +meegegeven, na een hartelijk afscheid den terugtocht aan. + +--Zullen we elkaar ooit weerzien? zeide de luitenant vragend. + +--Wie weet, zeide Sid-Abd-Allah. Gij gaat naar Fez. Misschien kom ik er +ook wel. + +--Goed, zeide de luitenant, in dat geval zien we elkaar weder; een +zonderling voorgevoel zegt mij, dat we elkaar zullen weerzien. + +--Maar, zeide de Sheik op het punt van te vertrekken, waar zult ge uw +verblijf te Fez houden? + +--Waarschijnlijk niet binnen, maar eerder buiten de stad, gaf de +kapitein ten antwoord. Het zal voor ons te Fez niet veilig zijn. + +--Gij hebt gelijk, antwoordde de Sheik. Maar in geval ge een vertrouwd +persoon of veilig verblijf noodig hebt, begeeft u dan tot Aroesi, een +koopman in dadels. Gij kunt hem in zijnen bazaar vinden. Uw gids zal hem +evengoed kennen als elke inwoner van Fez. Hij is een der mijnen. Gij +kunt hem in alle opzichten vertrouwen; zeg hem slechts mijn bijnaam als +herkenningsteeken.--En na een laatsten hartelijken handdruk en een even +hartelijk: »God behoede u op uw weg!" reed de Sheik met zijn gevolg +spoorslags heen. + +Thans begeleid door een escorte van tien man vervolgde men de reis, en +dezelfde mannen, die gisteren als ware duivels met de wapens in de hand +vóór onze reizigers stonden, beijverden zich nu om het zeerst hun van +dienst te zijn. + +Na het land der Beni-Hassen te hebben verlaten, trok men door dat van +Sidi-Hassem, de eerste en eenige streek, die er volkrijk en welvarend +uitzag, en waar ook de bewoners een beter voorkomen hadden dan ergens +elders. Het was een soort van militaire kolonie, bestaande uit talrijke +soldaten-familiën, die het leven van landbouwer leiden. Iedere jongen +wordt soldaat en ontvangt reeds op zeer jeugdigen leeftijd, nog vóór hij +in staat is de wapenen te hanteeren, soldij. Bovendien hebben zij het +voorrecht, dat zij vrijdom van belasting hebben en dat hunne goederen, +zoolang er een manlijke nakomeling bestaat, het eigendom van hun +geslacht blijven. Voor al die voordeelen zijn zij verplicht, zoodra de +Sultan hen voor den dienst oproept, de wapenen op te nemen en te gaan +oorlogvoeren, waarheen hij ze zendt. + +Den volgenden dag bereikte men Zeguta, eene zeer schoone plaats. Reeds +lang vóór men aan deze plaats was gekomen, was de landstreek waardoor +men trok bij uitstek fraai. Het was eene aaneenschakeling van prachtige +valleien, met tarwe- en roggevelden en frissche groene weiden, aloë's, +vijgeboomen, wilde olijfboomen, dwergeiken, rozen, myrthen en allerlei +andere boomen en heesters; doch het vreemdste van alles was, dat men +nergens eene bewoonde plek of tent aantrof. Het scheen een groote, +fraaie, uitgestorven lusthof te zijn. + +Maar schooner dan dat alles was de aanblik op Zeguta. Daar lag eene +schoone vallei als eene reusachtige schelp, met vakken van allerlei +kleur gevuld. Het waren de verschillende akkers, die naar het gewas, +dat zij bevatten, verschillende kleuren vertoonden, en daarachter op de +helling van den berg een gedeelte, dat er als een amphitheater uitzag. +De helling was afgebrokkeld en vertoonde ongeveer eene groote half +cirkelvormige trap. En dat alles werd gestoffeerd door verschillende +schilderachtige groepen van menschen en dieren. Hier tenten, dáár eene +kudde kameelen, ginder weder een koebah, troepen grazend of rustend vee +en onbeweeglijke vrouwen- en mannenfiguren. Dit alles vormde een zoo +schilderachtig geheel, dat men, hoewel het nog vroeg op den dag was, +besloot hier het overige van dezen en den ganschen volgenden dag te +vertoeven; want de luitenant kon de verzoeking niet weerstaan van dit +fraaie landschap eene teekening te maken en op de verschillende vreemde +gewassen, boomen en struiken jacht te maken naar insecten. Een rijke +oogst van deze laatsten en eene fraaie teekening, benevens het vele +schoone en vreemde dat men zag, deed onze vrienden dan ook geen leed +gevoelen over het korte oponthoud, en slechts met weerzin scheidde men +van deze plaats. + +Hoe dichter men Fez naderde, hoe levendiger en bevolkter de landstreek +werd. Duars, koebah's en tenten wisselden af met vruchtboomen, groepen +palmen, enz. Tegen den avond trok men door een nauwen kronkelenden +bergpas met hooge, steile rotswanden; dezen doorgegaan zijnde, was men +aan de oevers van de Miches, eene der bijrivieren van de Seboe, waarna +men kampeerde op een uitgestrekt heuvelachtig terrein, allerwegen bedekt +met schoone graanvelden en vele duars. Deze vlakte, door de rivieren de +Blauwe Bron en den Paarlstroom bespoeld, is eene der rijkste en +vruchtbaarste streken van gansch Marokko. + +De zon was nog nauwelijks aan den hemel of de kleine karavaan was reeds +op weg gegaan. Iedereen verkeerde in eene opgewekte koortsachtige +stemming, want dien dag zou men Fez bereiken. En waarlijk, na een +tijdlang door eene vlakte, gelijk aan de vorige, te zijn getrokken, na +heuvelen op en af te zijn gegaan, kwam men ten laatste op een smallen +door hooge bergwanden begrensden weg, die alle uitzicht benam. En +nauwelijks was men aan het eind, of Selam hield plotseling zijnen ezel +in en met de hand recht voor zich uit naar de duistere omtrekken van +eene stad wijzend, riep hij met eene heldere stem:--Ziedaar Fez, de +heilige stad! + +Allen hielden stil en gedurende eenige oogenblikken kon men een speld +hooren vallen. Sprakeloos van verwondering en vreugde staarde het kleine +gezelschap naar dat bosch van torens, minarets en palmen, naar die +geheimzinnige stad, door de eene heilig, door de andere verschrikkelijk +genoemd. Alleen de kapitein verbrak de stilte.--O Fez! mompelde hij, o +geheimzinnige stad! wat zult ge voor ons zijn, de heilige of de +verschrikkelijke? + + + + +XIII. + +FEZ, DE STAD DER VERSCHRIKKING. + + +Eindelijk was dan het doel der reis bereikt, en de vele hinderpalen op +hunnen weg hadden slechts gediend om hen des te meer naar het doel te +doen verlangen. Dáár voor hen, op slechts een paar uur afstands lag Fez, +de geheimzinnige stad, door zoo weinigen bezocht en dientengevolge zoo +weinig bekend. Het was dus geen wonder, dat een gevoel van huivering +zich onwillekeurig van ons gezelschap meestermaakte, en men elkaar +eenige oogenblikken aanzag als om te zien, of zich datzelfde gevoel van +onverklaarbaren angst van ieder had meestergemaakt. + +Doch de luitenant en de kapitein waren er de mannen niet naar, om een +eenmaal opgevat plan uithoofde van nog onbekende gevaren op te geven. +Eenmaal vóór de poorten van Fez, zou het dwaasheid zijn geweest zich +uit vrees voor hetgeen kon gebeuren terug te trekken, en hoe weinig +aangenaam die snel voorbij gaande gewaarwording ook was, dacht toch +niemand eraan van terugkeeren te spreken. + +Besloten zich niet terstond naar de stad te begeven, maar eerst eens +te overleggen hoe te handelen, gaf de luitenant last het kamp op te +slaan aan den oever der rivier den Paarlstroom. Daarna bedankte hij +het escorte van Sid-Abd-Allah voor hun geleide, schonk iederen ruiter +een paar geldstukken, waarmede zij zeer tevreden waren, en de woeste +Beni-Hassen vertrokken volgens gewoonte met lossen teugel in eene wolk +van stof. + +In korten tijd waren de tenten opgeslagen, de kameelen ontpakt en vleide +ieder zich op de gemakkelijkste manier neder. De paarden, ezels en +kameelen graasden met graagte rond, en de kapitein, de luitenant en +Dries zaten weldra onder het genot van een kopje geurige koffie en eene +dito sigaar het gewichtige punt van het bezoek aan Fez te bespreken. + +De eerste vraag, die werd opgeworpen, was natuurlijk, hoe men er zou +komen. Trok men er eenvoudig heen in de Europeesche kleeding, waarin +men tot nu toe had gereisd, dan was het tien tegen een dat men niet eens +de stad zou binnenkomen. Tanger en Alkazar hadden hun reeds het gevaar +doen zien, dat de Christen loopt in de steden van Marokko. En die beide +steden werden nog het meest door Europeanen bezocht, en hare bewoners +kwamen het meest van alle stedelingen met de Christenen in aanraking. +Wat zou het dan niet te Fez, de barbaarsche hoofdstad, het middelpunt +der barbaarschheid zijn. Wat men ervan had gehoord, was van dien aard, +dat men er bijna zeker van kon zijn door het fanatieke volk vermoord +te zullen worden vóór men goed de stad was binnengekomen, en als men +daarvan nog niet overtuigd was, zou Selam hen er van overtuigen, wiens +raad er over werd gevraagd. + +--Waar denkt gij aan, Heer! in die kleeding Fez binnen te gaan? Gij +zoudt in stukken gescheurd zijn vóór gij iets hadt gezien van Fez, en +uwe hoofden zou men boven de poorten plaatsen. Allah behoede u voor dat +plan! Gij moogt Allah niet verzoeken. + +--Welnu, zei de kapitein, is de zaak zoo, dan zullen wij den Arabischen +kapmantel over onze uniform aantrekken en onze wapens er onder +verbergen. Met den kap over het hoofd getrokken zullen we met onze door +de zon verbrande aangezichten er uitzien als Arabieren. + +Maar de luitenant schudde het hoofd.--Hebt ge er de proef al eens van +genomen? vroeg hij glimlachend. Zie, even belachelijk als een neger er +uitziet met een zwarten rok en cilinderhoed, even belachelijk zouden +wij er uitzien in het Arabisch gewaad. Het Arabische kleed moet men, +om zoo te zeggen, van jongs af dragen om het goed te doen. De domste +Arabier zou onder den kapmantel dadelijk den Christen herkennen. Die +schilderachtige ongedwongen manier om een eenvoudigen mantel te dragen +is voor ons niet mogelijk. + +--Wat dan gedaan? vroeg de kapitein. + +--Wat zoudt ge denken van de Moorsche kleeding? Mij dunkt, dat zou beter +gaan. Onze lichte huidkleur kan ons voor Mooren doen doorgaan. Ge weet, +er zijn er onder, die bijna zoo blank zijn als een Europeaan, en de +groote tulband bedekt het grootste gedeelte van het hoofd. + +--Verduiveld! riep de kapitein opspringend, ge hebt gelijk, mijn vriend; +daaraan had ik nog niet gedacht. + +En Selam knikte tevreden, ten bewijze dat hij het raadsel goed vond +opgelost. + +--Maar hoe er aan te komen? vroeg de luitenant. + +--O! zeide Selam, ik ken Fez van het begin tot het einde, en een paar +Moorsche kostumes zijn gemakkelijk te verkrijgen. + +--Dat geloof ik wel, zeide de luitenant; maar wie zegt u, dat de een of +ander geen argwaan tegen u zal opvatten en u misschien zal volgen om te +zien waar gij heengaat. Stel dat zoo iets plaats had, dan zouden al onze +plannen in duigen vallen, want als de eene of andere fanatieke Arabier +wist, dat hier een gezelschap Christenen kampeerde, die vermomd de stad +bezoeken, ware dit reeds genoeg om ons al het gepeupel van Fez op den +hals te halen. + +Selam zweeg. + +--Maar wij moeten die kleederen toch hebben, riep de kapitein, hoe +zullen wij ze anders krijgen? + +--Ja, hoe? vroeg Dries. + +De luitenant dacht eenigen oogenblikken na. + +Opeens glimlachte hij.--Te duivel, riep hij, dat ik daaraan niet eerder +heb gedacht. Ik heb het gevonden! + +--Laat hooren? zei de kapitein. + +--Aroesi is onze man. + +--Aroesi? vroeg de kapitein, die zich dien naam niet meer herinnerde. + +--Aroesi? vroeg Selam verwonderd; de koopman in dadels? + +--Ja, Aroesi, zeide de luitenant, de man ons door onzen vriend +Sid-Abd-Allah aanbevolen voor het geval, dat wij een vertrouwd persoon +mochten noodig hebben. + +--O, parbleu! riep de kapitein. Ik herinner het mij; ja, die kan ons +helpen! + +--Gij kent dien Aroesi dus, Selam? vroeg Frank. + +--Wie zou dien niet kennen? antwoordde Selam; Aroesi, de koopman in +dadels, de tolk van alle vreemdelingen, de wijste en godsdienstigste +onder de kooplieden van Fez, de dapperste van alle Mooren en, naar men +zegt, ook de rijkste. + +--Ge noemt daar nog al iets op, zeide de kapitein; het schijnt dat we +met een gewichtig persoon te doen zullen hebben--Sid-Abd-Allah heeft +goede vrienden. + +--Welnu, Selam! luister, zeide de luitenant; daar ge dien Aroesi kent, +ga tot hem, neem dit horloge mede, want de bewoners van Marokko schijnen +zeer op geschenken gesteld; bied hem dit uit mijnen naam aan, zeg dat +vrienden van »den geweldige" zijne diensten noodig hebben en geleid hem +tot ons. + +--Zal hij dan komen? vroeg Selam. + +--Welzeker! zeide de luitenant. Hij zal u begrijpen. + +Selam boog, en na zijnen vriend Mohammed de zorg voor het kamp te hebben +opgedragen, besteeg hij zijn getrouwen witten muilezel en vertrok +vroolijk en welgemoed in flinken draf in de richting van Fez. + +Na verloop van een paar uren zag men Selam in galop aankomen, gevolgd +door een Moor met zijnen bediende. Beiden waren op schoone muilezels +gezeten, terwijl de bediende een derden ezel aan den toom medevoerde, +welke met een paar manden was beladen. + +Toen men het kamp was genaderd, steeg de Moor af en naderde eerbiedig +buigende het gezelschap zonder echter dien slaafschen eerbied ten toon +te spreiden, welke aan vele Mooren eigen is. + +Hadden onze vrienden gedacht in Aroesi een gewoon koopman aan te +treffen, zoo zagen zij zich daarin deerlijk bedrogen. Aroesi was een +der schoonste Mooren, die men tot nu toe had ontmoet. + +Zijne hooge welgevormde gestalte, gevoegd bij zijn open gelaat, +verrieden een flink man. De kleur van zijne huid deed in blankheid +niet onder voor die der Europeanen. Zijne kleine bruine oogen blikten +vrij en onbevreesd rond. Hij droeg een langen kastanjebruinen baard. +De kleine blanke handen waren zoo fraai, dat menige vrouw hem die zou +benijd hebben. Het eenvoudige gewaad, dat hij droeg, was smaakvol en +rijk versierd. + +De luitenant en de kapitein waren even verwonderd bij den aanblik van +dezen man. Zijn kloek en edel voorkomen trof hen zoozeer, dat beiden +onwillekeurig opstonden en buigende hem de hand drukten. + +Na hem te hebben verhaald, hoe zij bekenden, ja vrienden van den +geweldige waren geworden, en na diens aanbeveling om Aroesi op te zoeken +te hebben medegedeeld, deed de luitenant hem hun plan kennen om in +Moorsche kleeding Fez te bezoeken. + +--Uw plan is het eenige uitvoerbare, zeide Aroesi. Ik zal u morgen vóór +zonsopgang drie stel kleederen zenden en zelve medekomen om u een weinig +behulpzaam te zijn in het vermommen. Daarna zal ik u vergezellen op uwen +tocht. Gij zult doorgaan voor kooplieden uit Tanger. In mijn gezelschap +zal niemand u voor Christenen aanzien. Mogt ge soms genegen zijn een +paar dagen uw intrek bij mij te nemen, dan staat mijn huis voor u open, +zoolang gij te Fez zult vertoeven. + +Na voor dit heusche aanbod, zoowel door den kapitein als door den +luitenant, hartelijk te zijn dank gezegd, stond Aroesi op om weder +te vertrekken. Inmiddels had zijn bediende de medegebrachte manden +en doozen uitgepakt, welke gevuld waren met allerlei vruchten, boter, +eieren, hoenders enz., hetwelk Aroesi aanbood, en hoe de luitenant zich +ook mocht verzetten tegen het aannemen van dit geschenk zonder eenige +vergoeding, wilde Aroesi daarvan volstrekt niets weten, en was hij +slechts na veel praten te bewegen om zijne bedienden een klein geschenk +in geld te doen aannemen. + +--De vrienden van Sid-Abd-Allah, die God bescherme, zeide de Moor, zijn +mijne broeders en hebben aanspraak op al wat ik bezit. Vaartwel! zoo +Allah het wil, keer ik morgen terug. + +--Maar, zeide de luitenant weifelend, is uw bediende een vertrouwd +persoon. Denk er aan, hij kent ons en zou ons kunnen verraden. + +De Moor glimlachte.--Wees gerust, zeide hij. Indien ik hem niet kon +vertrouwen, zou ik hem ook niet hebben meegebracht. De goede jongen is +van kindsbeen af reeds bij mij en zou zich eer in stukken laten hakken +dan iets van de zaken zijns meesters te verraden. Vaartwel, vrienden, +God behoede u! + +En op zijnen ezel springend vertrok de Moor, gevolgd door zijne +bedienden. + + * * * * * + +Des anderen daags 's morgens omstreeks acht uur, volgde een kleine troep +ruiters den kronkelenden weg, die naar Fez voert. Het was een troepje +Mooren in de kleurige fraaie kleeding, die hen kenmerkt. Van de drie +voorste ruiters herkennen wij in den middelste Aroesi, de twee anderen, +die wij niet zouden herkennen als wij het niet wisten, zijn de luitenant +en de kapitein. De Moorsche kleeding en het scheermes hadden hen +zoodanig geholpen in hunne vermomming, dat zij zich gerust binnen Fez +konden wagen, want er moest waarlijk wel een wonder gebeuren, om hunne +vermomming te doen ontdekken. Evenwel, zooals de kapitein had gezegd, +zijn wonderen mogelijk. + +Achter dit drietal volgde Dries, eveneens vermomd; hij kon zichzelf +niet genoeg bewonderen in zijne tegenwoordige kleeding, die hij vrij +wat fraaier vond dan zijne vroegere, en hij wenschte niets anders dan +zich zoo eens te kunnen vertoonen in de straten van den Haag. Selam en +Mohammed reden naast hem. De zorg voor het kamp was aan den bediende van +Aroesi en de twee kameeldrijvers opgedragen. + +Het gesprek was in vollen gang en liep natuurlijk over niets anders +dan Fez. Terwijl Aroesi op eene onderhoudende manier met den luitenant +en den kapitein over Fez sprak, deed Selam dat op de gewone opgewonden +toon van een Moor van Tanger of Marokko, voor wien de heilige stad +is wat Parijs is voor den Franschman. Door zijne vroegere betrekking +als geleider van karavanen kende hij Fez, en vergastte hij Dries en +Mohammed op de beschrijving van de wonderen der stad, van den Sultan, +het leger enz. De kronkelingen van den weg deden ons gezelschap telkens +de muren en tinnen der stad zien, waarboven de torens, minarets en +palmen uitkwamen, en telkens werd dat gezicht ook weder aan hun oog +onttrokken. Arabieren te paard, gesluierde vrouwen op kameelen of ezels +door bedienden gevolgd, landlieden op ezels en voetgangers ontmoette men +elk oogenblik. Eindelijk hield de herhaalde kromming van den weg op; men +zag de stad recht voor zich en reed op eene fraaie met tinnen bekroonde +poort toe. + +Opeens stiet de kapitein een kreet van schrik uit en hield onwillekeurig +zijn paard in. + +--Wat is er? vroeg de luitenant verwonderd. + +Maar de kapitein antwoordde slechts door de hand uit te strekken naar de +poort, en stond als verlamd van schrik met wijd opengespalkte oogen te +kijken. + +De luitenant hief het hoofd op en kon, ofschoon op iets akeligs +voorbereid, nauwelijks een kreet van afschuw weerhouden. + +Daarboven aan de poort, die men binnenreed, bungelden een tiental +menschenhoofden aan de haren opgehangen. De meesten waren uitgedroogd, +maar een paar schenen nog versch te zijn. Onder elk hoofd zag men een +lange loodrechte donkere streep; het was van het afgedropen bloed. Er +waren hoofden van grijsaards, van mannen met zwarte baarden en zelfs van +jonge baardelooze knapen. + +--Er is oproer, zeide Aroesi, in eene der provinciën, en het grootste +gedeelte van het leger is er heen om den opstand te onderdrukken. Deze +koppen zijn van opstandelingen afkomstig. + +--Duivels! zeide Dries, ik vind dat ze hier eene eigenaardige en +ongemeene manier hebben om de poorten te versieren; maar met dat al +staat het leelijk. + +Men ging verder, en de poort doorgegaan zijnde reed men een korten tijd +nog tusschen hemelhooge, naakte, witte muren evenals in Tanger; geen +venster, geene opening dan hier en daar een schietgat of lage deur. Alle +straten waren nauw, donker en morsig, hier overdekt, zoodat men niet kon +zien, daar open. Hier was de grond rijzend, daar ginds weder dalend. +Bovendien zag er alles even bouwvallig uit. De muren werden overal +geschoord. Sommige waren van boven tot onder gescheurd. Van anderen was +reeds een gedeelte ingestort, en werd de weg door het puin versperd. + +Een enkele maal slechts drong eenig geluid vanachter die muren tot het +oor door. Eindelijk echter werden de straten minder nauw, en ontmoette +men meer menschen. Hier en daar ontwaarde men ook overblijfselen, die +fraaie proeven van den schoonen Moorschen bouwstijl opleverden. Het +waren sierlijke bogen of poorten met allerlei grillige arabesken +versierd. Links en rechts van de straat bevonden zich de bazaars; het +waren, evenals te Tanger, nissen in den muur, waar de koopman stil zijn +rozenkrans zat te bidden. Dáár was ook de bazaar van Aroesi, waarin zich +nu zijn bediende bevond. + +Opeens zag men bij het omslaan van een hoek, dat de nauwe straat aan het +einde werd afgesloten door een huilenden, joelenden volkshoop. + +Onwillekeurig hield het gezelschap halt; de luitenant en de kapitein +grepen naar hunne pistolen. + +De troep naderde op een draf schreeuwend en tierend, en onze vrienden +hielden zich derhalve zoo dicht mogelijk tegen den muur om niet +medegesleurd te worden. + +Het voorwerp, dat de oorzaak van dien oploop was, deed onze vrienden +verbleeken, want, nadat een hoop kleine halfnaakte jongens was +voorbijgegaan, bemerkte men eensklaps te midden van het volk een paar +soldaten, die een haveloozen, bijna naakten kerel van een woest uitzicht +op een ezel tusschen zich in hadden. Die misdadiger, of wat hij was, +leverde een erbarmelijk en afschuwelijk schouwspel op. De beide handen +toch waren afgekapt en de stompen bloedden verschrikkelijk. + +--Een dief, zeide Aroesi koel; men gaat hem de armen in kokende teer +doopen om het bloed te stelpen. + +--Zou de kerel daar nog van opkomen? vroeg de luitenant. + +--Misschien, antwoordde Aroesi even koel. Als Allah het wil; zoo niet, +dan sterft hij. + +--Intusschen begrijp ik niet, zeide de kapitein, waarom hem de beide +handen zijn afgehakt. Te Tanger heb ik de toepassing dezer straf +meermalen gezien, maar nooit dat de beide handen werden afgekapt. + +--'t Is misschien een groot misdadiger, zeide Aroesi, maar wij kunnen +er naar vragen. En hij wenkte een Moorschen knaap, die den troep op een +afstand volgde, en vroeg hem naar de reden dezer ongewone strafoefening. + +--'t Is een gemeene dief, heer! zeide de knaap, men heeft lang moeten +zoeken om hem te pakken. Eerst hadden de soldaten een onschuldige gevat +en de kaïd liet hem de hand afhakken. Heden is echter de ware schuldige +gepakt en de kaïd was zoo vertoornd op den dief, omdat hij een +onschuldige had doen straffen, dat hij om het weder goed te maken den +dief nu de beide handen heeft laten afkappen. + +Aroesi deelde hen het gesprek mede; de luitenant en de kapitein keken +elkaar hoofdschuddend aan. + +--Verduiveld! zeide Dries; er is op de rechtvaardigheid van dezen kaïd +niets af te dingen; alleen zou ik hem raden in het vervolg niet zoo +haastig te zijn. De onschuldige en de schuldige zouden er bij gewonnen +hebben. + +Toen de bende was voorbijgetrokken, ging men verder, doch nauwelijks +was men een tiental passen voortgegaan of een gespierde, magere, bijna +geheel naakte heilige trad hun in den weg, en hoe onaangenaam onze +Christenvrienden het ook vonden, kon men thans in de hoedanigheid van +Mahomedaan niet anders doen dan zich de vrijpostigheid van dien kerel +getroosten. + +Schoon de heilige zich voordeed als een krankzinnige, kon men bij +opmerkzame beschouwing wel zien, dat het slechts comediespel was. Hij +had een sluw voorkomen en sloeg aanhoudend met gluipende blikken onze +vrienden gade. + +Aroesi liet eenig geld in de vuile hand vallen, en ook de luitenant en +de kapitein haastten zich dat voorbeeld te volgen. + +--Allah zij met u! zeide de kerel lachend, en ging ter zijde zonder +nochtans den blik van onze vrienden af te houden. Daarbij speelde een +zonderlinge glimlach om zijnen grooten mond en knikte hij aanhoudend +zachtjes met het hoofd, alsof hij de oplossing van iets dat hij zocht, +had gevonden. + +Doch behalve Selam en Dries sloeg geen van allen acht op den smerigen +vent. + +Vooral Selam was het, die den kerel onderzoekend opnam, en op het +oogenblik, dat hij hem eenige floe's in de geopende hand wierp, +ontroerde hij. + +Dries had die ontroering opgemerkt en vroeg Selam naar de oorzaak +daarvan. + +--'t Is niets, zeide Selam, 't was mijne verbeelding, die mij misleidde. +Herinnert ge u nog die twee kerels, die in ons kamp kwamen in het land +der Beni-Hassen, welke een onzer kameelen stalen en daarna poogden het +paard van den luitenant te stelen. + +--Ja zeker! zeide Dries, dien gij nog zoo onzacht hebt omhelsd. + +--Juist, zeide Selam. Dan weet ge ook, dat zijn makker ontkwam door zich +te paard te werpen. + +--Ja, antwoordde Dries, maar wat heeft dat alles nu met dien heilige te +maken? + +--Wel, zeide Selam, toen ik dien heilige aandachtig beschouwde, meende +ik in hem dien dief te herkennen. + +--Wat! riep Dries, dien hond? + +--Ja, zeide Selam, en ik meende zelfs, dat de kerel ons op eene vreemde +manier aankeek en spottend lachte. + +--Maar deze kerel is een krankzinnige heilige, merkte Dries op. + +Selam schudde het hoofd.--Deze heilige is niet krankzinnig. Hij is +evenmin een krankzinnige als een heilige; geloof mij, hoe meer ik er +over nadenk, hoe meer ik in mijn vermoeden wordt versterkt. + +--Maar als dat zoo is, en de kerel heeft ons herkend, zeide Dries dan +zijn we verloren! + +--Als Allah het wil, zeide Selam bedaard. + +Opeens wendde Selam zich plotseling om en keek de straat langs. + +In het midden der straat, dáár waar men zoo straks den heilige had +ontmoet, stond deze onbeweeglijk in voorovergebogen houding met de hand +boven de oogen onze vrienden na te kijken. + +Selam ontroerde, en deelde zijne ontdekking aan Dries mede. + +--Goed, zeide deze, zie niet meer om, de schoft zou argwaan krijgen. +We zullen hem in het oog houden, en ik zal er straks den luitenant over +spreken. God beware hem er echter voor zich op mijn weg te plaatsen, ik +zou hem een kogel door de hersenen jagen. Maar wij mogen des nachts wel +goed waken, Selam! + +--Laat dat maar aan mij over, zeide deze; ik heb met den schelm nog een +oude rekening te vereffenen. + +Gedurende dit gesprek was men bij een der poorten gekomen, welke den +zonderlingen naam droeg van »de Poort die zich opent." Juist toen men +die voorbijging, kwam er uit eene naburige straat een Arabier op een +ezel, welke met een zonderlingen last was beladen. Het waren eene +menigte schapenkoppen, waarvan het bloed afdroop, en die tegen elkaar +schommelden en bungelden bij elken tred van den vuilwitten ezel. De +lange naakte beenen van den Arabier, die bijna den grond bereikten, +waren, evenals de huid van zijnen viervoet, overal bespat en bevlekt +met het bloed. Maar nog akeliger was het gezicht van den last, dien +twee Arabieren torschten, met welke de Arabier op den ezel in druk en +vroolijk gesprek was. Op eene ruwe berrie droegen zij een lijk naar de +laatste rustplaats. De berrie was onbedekt en het lijk in een soort van +grof doek gewikkeld. Het kleed liet de gedaante van den doode geheel +uitkomen, daar het strak om het lijf getrokken en om de knieën, om +het middel en om den hals met een touw saamgebonden was. Het kleed of de +zak scheen te kort te zijn om er den doode geheel in te stoppen, zoodat +het hoofd er buiten kwam en het afzichtelijk verwrongen gelaat deed +zien, waarvan de groote oogen wijd open stonden. + +[Illustratie: Maar nog akeliger was het gezicht van den last dien twee + Arabieren torschten. Bladz. 128.] + +Eene rilling doorliep het geheele gezelschap, en men haastte zich voort +te komen. Een weinig verder kwam men langs de twee kolossale moskeeën, +die van El-Karoeïn en Moelei Edris. Ongelukkig kon men van deze twee +beroemde kerken niets zien dan de met fraaie Moorsche bogen prijkende +voorhoven, eene menigte pilaren en fraaie met mozaïek versierde deuren, +daar het den Christenen verboden is de moskeeën te betreden, en Aroesi +was ondanks zijne vriendschap voor de Christenen en zijne meerdere +beschaving toch een te goed Muzelman om een Christen in de moskee te +brengen. + +Wederom kwam men in drukke straten, waar aan beide zijden bazaars waren +van allerlei zaken. De straten waren vol volk; Arabieren in hunne lange, +witte kapmantels, die onhoorbaar voortgingen als waren zij geesten, +kolossale negers, Mooren in schilderachtige kostuums, Joden die schuw +voortsluipend zich snel voortspoedden, geldwisselaars, die op den grond +zaten met groote hoopen van dat zware zwarte geld, dat zóó weinig waarde +heeft, dat men om een paar gulden te wisselen een kruier zou noodig +hebben om het te dragen, en oude Arabische vrouwen met ontbloote borst, +doch zorgvuldig gesluierd. + +En na de drukke straten geraakte men weder in de doode, stille, tusschen +hooge muren ingesloten achterstraten, waar de paarden bijna uitgleden +over den kleverigen grond of struikelden over doode honden of katten, +waar een ondragelijke stank heerschte en men bestormd werd door dikke +wolken van vliegen. + +Midden in die straat kwam men weder een heilige tegen, die spiernaakt +was en op eene wandelende ton geleek. De walgelijke kerel had het hoofd +getooid met bloemen en vederen, alsof hij ter feest moest gaan. Een +knuppel, dien hij nauwelijks kon torschen, droeg hij over den schouder. +Hij liep waggelend als een beschonkene, en hield tusschenbeide stil om +zijnen zegen uit te spreken tegen de naakte muren of, voor zoover zijne +walgelijke dikte het hem toeliet, een paar bokkensprongen te maken. En +onder alles door liet de kerel aanhoudend een eentonig gezang hooren. +Hij ging ons gezelschap voorbij zonder er eens acht op te slaan, +voortwaggelend en zingende. Een paar honderd passen verder vlijde de +heilige man zich in den modder neder om een middagdutje te doen, vlak +naast een half vergaan paard, aan welks stinkend lijk zich een troep +ratten en kraaien vergastte. + +--Nu, zeide Dries tegen Selam, die met hem den kerel had nagekeken, deze +is wel degelijk gek, hoor! + +--Ja, zeide Selam, Allah heeft hem het verstand benomen ten teeken +zijner liefde. Nu is hij heilig. + +--Een rare Allah, mompelde Dries. Ik kan niet zeggen, dat ik erg gesteld +zou zijn op eene dergelijke voorkeur. + +Eindelijk zag men eene poort voor zich en die doorgegaan zijnde, kwam +men buiten de stad. + +Hier eerst ademde men weder vrij. Want de tooneelen, van welke men +getuige was geweest, hadden een diepen indruk op het gezelschap gemaakt. +Als men daarbij nog de vrees voegt van herkend te worden door eenig niet +te voorzien toeval, dan begrijpt men wat de kapitein zeide, toen men +buiten de stad was gekomen:--'t Is alsof mij een mes van de keel wordt +genomen, waarvan ik sedert eenige uren de punt heb gevoeld! + +Na nog een eind weegs te zijn medegegaan, nam Aroesi afscheid, echter +niet zonder beloofd te hebben hen den volgenden dag vroegtijdig te +zullen komen afhalen om de wapenschouwing te zien, die de Sultan drie +malen in de week over de troepen houdt, na wier afloop Aroesi hen +uitnoodigde zijne woning te bezoeken en daar het middagmaal te +gebruiken. + +Het spreekt vanzelf, dat men dit aanbod van den gullen, beminlijken +gastheer met graagte aannam, en nadat men hem hartelijk had dankgezegd, +reed Aroesi heen en sloegen onze vrienden den weg naar het kamp in. + +Zooals sedert vele dagen, was Fez ook thans het onderwerp van het +gesprek tusschen den luitenant en den kapitein, toen men des avonds +onder een schoonen sterrenhemel, onder het gemurmel van den Paarlstroom +vóór de geopende tent zat te praten, en Dries was de aandachtige +toehoorder. + +--Fez, zeide de kapitein op eene aanmerking van den luitenant, is +evenals Tanger een uitgestorven vervallen stad. Wanneer wij hare +geschiedenis nagaan, bemerken we dat duidelijk. Hare stichting +dagteekent reeds van het einde der achtste eeuw. Omstreeks dien +tijd ontstond er, waardoor weet ik niet, eene scheuring tusschen de +Abbassiden, die zich in twee partijen verdeelden en elkaar bevochten. + +--Tot de partij, die het onderspit delfde, behoorde een zekere vorst, +Edris-ebn-Abd-Allah, die, om zijn leven te redden, vluchtte naar Magreb, +hier in den omtrek. Deze Edris begon nu een kluizenaarsleven te leiden, +en werd buitengewoon vroom. De roep van zijne vroomheid bewoog de +bewoners dezer streek, de Berbers, hem tot opperhoofd te kiezen. Thans +vatte Edris ondanks zijne vroomheid de wapenen op, en begon hij zijn +gezag overal te vestigen. Maar zijne vroomheid ging hand aan hand met +zijne krijgstochten en al wat hij onderwierp, Joden, Christenen of +Heidenen, werd gedwongen den Mahomedaanschen godsdienst aan te nemen. +De fortuin begunstigde hem en zijne macht steeg met elken dag. + +--Dit beviel echter den Oosterschen Kalif Haroen-al-Reschid in het +geheel niet, en om een einde aan de macht van Edris en tevens aan zijn +leven te maken, zond hij een persoon af, die zich onder de vermomming +van geneesheer toegang tot Edris wist te verschaffen en hem vergiftigde. + +--Doch Haroen-al-Reschid had er niet veel bij gewonnen. De Berbers toch +hadden hun vorst te hoog vereerd om hem te vergeten. Zij bezorgden hem +eene schitterende begrafenis en riepen zijn zoon Edris-ebn-Edris als +Kalif uit en deze, even dapper en ondernemend als zijn vader, breidde de +macht van zijn vader nog meer uit en werd de stichter van het Rijk van +Marokko. + +--Het was deze Edris, die den 3den Februari 808 den grondslag der stad +Fez legde. + +--Omtrent den oorsprong van den naam bestaan verschillende +overleveringen. Zoo verhaalt men, dat zij dien naam heeft ontvangen +naar eene kolossale bijl (eene bijl heet in het Arabisch fez) van +zestig ponden zwaar, die men daar bij het graven vond. Eene andere +overlevering verhaalt, dat de Kalif als een gewoon werkman medewerkte +aan de stichting der stad en dat zijn volk hem uit dankbaarheid eene +bijl ten geschenke aanbood, van goud en zilver vervaardigd, naar welke +Edris uit dankbaarheid de nieuwe stad noemde. + +--Weder anderen verhalen, dat er in zeer oude tijden op die plaats eene +groote stad lag, die Zef heette, en dat Edris de stad den omgekeerden +naam gaf. Ten slotte zegt eene vierde overlevering, dat de secretaris +van den Kalif, zijnen vorst gevraagd hebbende, hoe de nieuwe stad zou +heeten, ten antwoord kreeg, dat zij zou genoemd worden naar den eersten +man, die men zou ontmoeten. De eerste persoon, dien men op straat +ontmoette, werd naar zijn naam gevraagd. Deze man heette Ferez, doch +daar hij hakkelde, kon hij zijn naam niet goed uitspreken en men +verstond, dat hij Fez heette. Men doopte dus de stad Fez. De nieuwe +stad breidde zich intusschen snel uit, zoodat zij reeds in de dertiende +eeuw met de beroemde groote stad Bagdad gelijkstond. + +--Dat is wel eene snelle ontwikkeling, merkte de luitenant op. + +--Ja, zeide de kapitein, en om u een staaltje te geven van hare grootte +en macht, zal ik aanvoeren, dat zij naar het verhaal vijf honderdduizend +inwoners had, bestaande uit Mooren, Arabieren, Berbers, Joden, Negers, +Turken en Christenen. Zij had dertig voorsteden en achthonderd moskeeën, +waaronder zich de twee beroemde moskeeën bevonden, die wij heden hebben +gezien. El-Karoeïn was en is nog de grootste moskee van Afrika. De +fondamenten dezer moskee werden gelegd in het jaar 859 na Christus' +geboorte op den eersten sabbath van Ramadan. De eerste kosten werden +gedragen door eene vrome vrouw. Het was toen slechts eene kleine moskee, +die echter later hoe langer hoe meer verfraaid en uitgebreid werd. Elke +volgende Emir, Gouverneur of Sultan bracht iets bij tot hare vergrooting +en verfraaiing. + +--Men verhaalt betreffende haar rijkdom, dat op den spits van de minaret +een gouden bal stond, versierd met paarlen en edelgesteenten, en in dien +kostbaren bal stak het zwaard van den stichter van Fez, Edris-ebn-Edris. +Binnen in de kerk hingen allerlei talismans tegen schorpioenen, ratten +en slangen. Een spreekgestoelte was met ebbenhout ingelegd en versierd +met ivoor en edelgesteenten. De talrijke bogen werden geschraagd door +270 kolommen; zij vormden zestien schepen, elk van een en twintig bogen. +Er waren zeventien deuren, vijftien groote voor de mannen en twee kleine +voor de vrouwen, en er waren zeventienhonderd lampen, die alleen in den +nacht van den 27en Ramadan 3½ centenaars olie verbrandden. Kortom, de +pracht van deze moskee was zoo oogverblindend, dat zij den geloovige +te veel afleiding gaf. Vooral was dit het geval met een zekere nis, die +naar Mekka gekeerd is. De Iman liet daarom deze nis witten. Deze moskee +moet de ontzaggeljke hoeveelheid van 22700 personen hebben kunnen +bevatten. + +--Hoe jammer, zeide de luitenant, dat we er niet in kunnen komen. + +--Pardieu! 't is een vervelend volk, die Mooren en Arabieren, zeide de +kapitein. Wat hindert het hun, of wij hunne kerken bezoeken. + +--Welnu, laten wij er ingaan, zeide Dries, elkeen zal ons voor echte +geloovigen aanzien in onze Moorsche kleeding. + +--Ik zou het niet gaarne wagen, zeide de kapitein, want wij zouden ons +zelven verraden door onze handelingen. Niemand weet hoe een Mahomedaan +zich gedraagt in zijne moskee; neen, mijn vriend de waaghals! dat is +eene onmogelijkheid. + +--De andere moskee, vervolgde de kapitein, de moskee van Edris, is de +meest geëerde van geheel Afrika. De pelgrimstochten naar deze moskee +waren voorheen even talrijk als die naar Mekka. Voorts had de stad Fez +90.000 huizen, 10.000 winkels en 86 poorten. Zij bezat groote en goed +ingerichte hospitalen, prachtige baden, eene kostbare bibliotheek en +scholen voor alle vakken van wetenschap, waar geleerden uit alle landen +van Europa en uit het Oosten kwamen studeeren. Toen heerschte in de stad +meer beschaving dan thans. Door hare handel en hare markten, waar de +producten van drie werelddeelen, Europa, Azië en Afrika samenstroomden, +kwam het in aanraking met geheel Europa. En wat is Fez thans. Eene +vervallen, barbaarsche stad, die geen schaduw meer van hare vroegere +grootheid heeft behouden. + +--'t Is het lot van velen, zeide de luitenant. Groote en machtige steden +en rijken verdwijnen, en onbekende worden daarentegen groot en machtig. + +--Laat ik u ten slotte nog eenige staaltjes mededeelen van de familie +van den regeerenden sultan, zeide de kapitein, want deze stamt niet +van Edris af, en ik ben zeker, dat, wanneer gij hem morgen bij de +wapenschouwing zult zien, zijn persoon er in uw oog te aantrekkelijker +door zal worden, wanneer gij weet van welke familie hij afstamt. + +--Laat hooren! zeide de luitenant. + +--In het kort laten zich de grootste verdiensten van zijne voorgangers +samenvatten in de woorden: dweepzucht en wreedheid, en de daaruit +voortkomende wandaden. + +--Verduiveld! zei Dries, eene leelijke beschuldiging, die ik niet gaarne +van mijn vader of grootvader zou hooren. + +--De familie of het geslacht van Fileli stamt af uit de provincie +Tafilet aan de woestijn. Voor jaar en dag gingen eenige bewoners van +Tafilet naar Mekka, en kwamen terug met een zekeren sherif Ali, een +afstammeling van Mahomed. Korten tijd nadat deze Ali in Tafilet was +aangekomen, werd het land zeer vruchtbaar en het klimaat gunstiger, +zoodat onder anderen de dadels in buitengewone grootte en getal werden +geoogst. Men schreef dezen zegen aan Ali toe en uit dankbaarheid koos +men hem tot koning, onder den naam van Moelei Sherif. Zijne opvolgers +wisten hun gebied hoe langer hoe meer uit te breiden en namen onder +anderen ook Fez in. Zij verjoegen de regeerende dynastie, en sinds dien +tijd hebben hunne nakomelingen over Marokko geregeerd. + +--Luister nu, vervolgde de kapitein, welke beminnelijke vorsten zooal +over Marokko hebben geregeerd. + +--Moelei Sherif en zijn zoon regeerden beiden met wijsheid, doch daarna +kwam eene reeks van vorsten, de een al wreeder dan de ander. Daar hebben +wij in de eerste plaats de opvolger van Moelei Sherifs zoon, El-Reschid, +een eerste moordenaar, die zelf het werk van den beul verrichtte en de +vrouwen onder de afschuwlijkste mishandelingen dwong om de schatten +hunner mannen aan te wijzen. Vervolgens Moelei-Ismaël, een even groot +ellendeling als wellusteling, die gedurende zijne regeering tien duizend +hoofden liet afslaan; die vader was van twaalfhonderd zonen, en, niet +tevreden met zijne acht duizend vrouwen, aan Lodewijk XIV de dochter van +de Hertogin de la Valière tot vrouw liet vragen. + +--Verduiveld, zeide de luitenant, het zijn prachtexemplaren, uwe +Sultans. + +--Vind ge? vroeg de kapitein. Welnu, heb nog een oogenblik geduld, ik +heb er nog meer en nog ergere. + +--Sakkerloot! zeide Dries, ik dacht, dat het zoo al wèl was. + +--Moelei-Achmed-el-Dehebi, vervolgde de kapitein, was even gierig als +wreed en dronk zooveel wijn, dat hij bijna gelijk stond met een dier. +Hij stal de juweelen van zijns vaders vrouwen, vermaakte zich door zijne +eigene bijzitten de tanden te laten uittrekken, en liet een slaaf, die +het ongeluk had zijne pijp te stijf te stoppen, het hoofd afslaan. Nog +grooter fielt, en misschien de ergste van allen, was Moelei-Abd-Allah, +die uit woede dat zijn leger door de Berbers verslagen was, de +overgebleven officieren liet onthoofden en zelf medehielp, en de +inwoners van Mechinez liet worgen. Daarmede nog niet tevreden, liet hij +de menschen in een opengesneden stier naaien en zoo sterven. + +--Ba, wat een schoft! riep Dries uit. + +--Na zooveel ellende, vervolgde de kapitein, kwam er een zonnestraal +over het land door de regeering van Sidi-Mohammed, die zich beijverde +de Christenen in Marokko te doen komen en zijn volk vrede en beschaving +te geven. Jammer genoeg was dit van korten duur, want op hem volgde +Moelei-Yezid, die, om zijne soldaten te betalen, hen de jodenbuurten in +geheel Marokko liet plunderen. Moelei-Soliman veinsde vriendschap jegens +het Christendom, maar dwong alle Joden om Mahomedaan te worden, en +liet hen, zoo hun slechts een woord van berouw ontviel, onthoofden. +Abd-er-Rhaman, die door onzen dapperen maarschalk Bugeaud bij Isly +overwonnen werd, liet een troep samenzweerders levend verbranden. En ten +slotte hebben wij Sidi-Mohammed, bij Tetuan eveneens overwonnen, die +door alle steden de hoofden zijner overwonnen vijanden op de geweren +zijner soldaten liet ronddragen. Ziedaar, dus eindigde de kapitein, +eenige bizonderheden uit de geschiedenis van dat verschrikkelijke land. + +--Eene aaneenschakeling van bloed en moord, zeide de luitenant. Maar gij +hebt gelijk, ik ben nu nieuwsgieriger dan ooit om den Sultan te zien, +die zulke vrome en beminlijke voorvaderen heeft gehad. + +--Het zal wel eene rechte galgentronie zijn, zei Dries. + +--Wie weet, zeide de kapitein, we zullen zien! + + + + +XIV. + +DE WAPENSCHOUWING. + + +Ondanks de vrees van Selam en Dries ging de nacht zonder stoornis +voorbij, en eerst toen de opkomende zon den horizont met een vurigen +rooden gloed bedekte, legde de trouwe Selam zich te ruste. + +Selam's vrees was intusschen maar al te gegrond; de scherpzinnige Moor +had goed gezien, want de gewaande heilige van Fez was niemand anders +dan de bedoelde roover, die uit wraak over den dood van zijnen broeder +de karavaan was gevolgd. Hij was het geweest, die de Beni-Hassen tot +den aanval op de karavaan had aangezet en hij had zich ook onder de +aanvallers bevonden. Daar echter de onverwachte hulp van Sid-Abd-Allah +zijn wel beraamd plan in duigen had doen vallen, had hij hen weder +gevolgd en zich, ten einde door hen niet herkend te worden, voorgedaan +als een der waanzinnige heiligen, waarvan Marokko wemelt. Volkomen +bekend met hunne legerplaats had hij hen op behoorlijken afstand +gadegeslagen van het oogenblik, dat zij het kamp aan de oevers van den +Paarlstroom hadden opgericht. Begrijpende, dat zijne vijanden het hun +toegedachte lot bij een aanval in de vlakte, hetzij des daags of des +nachts, door hunne dapperheid licht konden ontgaan, had hij besloten hen +op eene meer zekere manier te treffen, en wij zullen zien dat zijne +plannen goed waren genomen. + +Nog vóór dat Aroesi onze vrienden kwam afhalen om naar de wapenschouwing +te gaan, had Dries aan den luitenant en den kapitein den argwaan van +Selam jegens den vermeenden heilige medegedeeld. + +Ongelukkig echter twijfelden de luitenant en de kapitein zeer aan de +juistheid van Selam's vermoedens en geloofden zij, dat hij door eene +toevallige gelijkenis was bedrogen. + +--In ieder geval, zeide de luitenant, zullen we ons heden geducht +wapenen, en mocht gij den kerel wederzien, tracht dan ons er ongemerkt +kennis van te geven. Vinden wij reden om aan uwen argwaan geloof te +slaan, dan zullen wij spoedig genoeg maatregelen kunnen nemen om den +kerel onschadelijk te maken. In het ergste geval jaag ik hem bij de +minste beweging, die ik merk dat de kerel maakt om ons incognito te +verraden, een kogel door den kop. Voor het overige moeten wij vertrouwen +op ons goed gesternte en onze wapenen. Voorloopig moeten wij het voor +Aroesi maar verzwijgen, het is niet noodig hem zonder bepaalde reden te +verontrusten. + +Hiermede was de zaak voorloopig afgedaan en een paar uren daarna was ons +gezelschap weder op weg naar Fez. + +Het terrein, waar de wapenschouwing plaats had, was een groot +rechthoekig plein buiten eene poort, die den zonderlingen naam van de +»Poort van de boternis" draagt, aan den oever van den Paarlstroom. Drie +zijden van dat plein werden begrensd door hooge witte muren met torens +en tinnen, terwijl de vierde zijde begrensd werd door den Paarlstroom. +Achter die muren bevonden zich de tuinen van den Sultan. + +Op den anderen oever van den Paarlstroom kon men dat plein geheel +overzien. Eene menigte toeschouwers was daar verzameld; Mooren en +Arabieren, Negers uit het hart van Afrika, brons- en chocoladekleurigen +en geheel zwarten. Tusschen die bonte menigte namen onze vrienden +plaats, en gezeten op hunne paarden en ezels, konden zij gemakkelijk +over de dichte rijen toeschouwers heenzien. + +Had men zich eenige voorstelling van eene wapenschouwing gemaakt gelijk +die in Europa, dan had men zich deerlijk bedrogen. Het tooneel toch, dat +zich aan de oogen onzer vrienden voordeed, was zoo geheel verschillend +van wat men had verwacht, dat de luitenant en den kapitein onwillekeurig +uitriepen:--Is dat eene wapenschouwing, is dat eene legerafdeeling? + +Op het plein bevond zich eene menigte soldaten, die groepsgewijs waren +verspreid. Die soldaten, bestaande uit jongens, volwassen mannen en +grijsaards, waren allen in het rood gekleed, afgedragen uniformrokken +der Engelsche soldaten, die te Gibraltar worden opgekocht. Voeg daarbij +naakte beenen in gele pantoffels gestoken en een tulband op het hoofd +geplaatst, en ge kunt u eenig begrip maken van hun bespottelijk +voorkomen. Zij waren gewapend met de bekende lange geweren, die er allen +even roestig en onbruikbaar uitzagen en waarop zij bajonetten droegen +van alle mogelijke modellen. Bovendien waren vele van die bajonetten +krom of verbogen. Aan de zijde van het plein vanwaar de Sultan moest +komen, stond eene lange rij soldaten op tamelijken afstand van elkaar, +allen in de positie die hun het best voorkwam. Er was volstrekt geen +orde of regelmaat. De een stond met het geweer in den arm, een ander had +de handen over de tromp saamgevouwen en liet de kin op de handen rusten, +een derde, met de beenen wijd uit elkaar gezet, teekende met de bajonet +lijnen in het zand. Velen hadden de slip van hunne openhangende jas over +het hoofd geslagen om zich tegen de brandende zon te beschermen. + +Op de lengte der militairen was evenmin gelet als op den afstand, zoodat +reusachtige kerels naast kleine jongens stonden, die nauwelijks in +staat waren het geweer te dragen. Kortom, het was een troep, die elken +officier tot wanhoop zou hebben gebracht, en nadat onze vrienden van +hunne bevreemding bekomen waren, begonnen zij eens hartelijk te lachen. + +In de schaduw bij een der muren bevonden zich eenige tamboers en +trompetters en een vijftal vaandeldragers, die roode, gele, witte, +groene en oranjekleurige vaandels droegen. + +In het midden van het plein was de artillerie opgesteld, die uit vier +kanonnen bestond, elk omgeven door een troep soldaten. Men was aan het +schijfschieten. De artillerie scheen echter niet voltallig te zijn, +want op een afstand was een troep soldaten bezig met een stuk geschut, +waarvoor twee muilezels waren gespannen, naar het plein te rijden. + +Dit ging echter niet gemakkelijk. De muildieren, onder veel geschreeuw +voortgedreven, bleven niet altijd in die verlangde richting en dan was +het een schreeuwen en ranselen, dat er hooren en zien van verging. De +arme dieren waren mager als geraamten, en de bebloede ruggestrengen +toonden de hoeveelheid slagen aan waarop zij werden onthaald. Langer dan +een halfuur duurde het eer de afstand, een paar honderd pas slechts, was +afgelegd en het stuk bij de anderen stond. + +Behalve de soldaten, die op eene rij geschaard stonden, hield het +overige van het leger zich bezig met wat ieder wilde. De meeste +volwassen soldaten lagen op den grond met een slip der jas over het +hoofd voor de felle zon. Anderen oefenden zich in het schermen, waarbij +zij allerlei schrik inboezemende of belachelijke houdingen aannamen en +de zotste sprongen deden. De geheele schermpartij deed denken aan eene +kermisvertooning. Nog anderen ontspanden zich met dansen. Een kring +van toeschouwers leverde telkens een paar nieuwe dansers. Het was een +soort van dans als de negers uitvoeren onder het trekken van allerlei +gezichten en het aannemen van allerlei onmogelijke houdingen, vergezeld +van luidruchtige grappen, die door de omstanders met luid gelach werden +begroet. De jonge soldaten deden hun jongensaard uitkomen door het +spelen van krijgertje, verstoppertje of haasje-over, of zij vertoonden +in kleine groepjes het uitvoeren van vonnissen, zooals het afhakken van +handen en hoofden. + +Aan den oever van den stroom lag een troep kerels, in de gewone witte +kapmantels gehuld, onbeweeglijk bij elkaar. + +--Wat is dat voor een troepje? vroeg de luitenant aan Aroesi. + +--Het zijn veroordeelde misdadigers, antwoordde deze; zie slechts goed +toe, en ge zult ontwaren, dat hun de armen en beenen met ketenen aan +elkaar zijn geklonken. + +'t Was inderdaad zoo, want toen men hen met behulp van den kijker opnam, +bleek het waar te zijn. + +--Het leger voert steeds eenige veroordeelden mede, zeide Aroesi, om hen +te pronk te stellen als een voorbeeld ten afschrik voor anderen. + +--En die troep menschen van allerlei rang en landaard, vroeg de +kapitein, die daar dicht bij elkaar staan bij die rij soldaten? + +--Dat zijn zij, die een verzoek aan den Sultan te doen hebben, +antwoordde Aroesi. De Sultan verleent bij elke wapenschouwing, dus +driemalen 's weeks, audientie aan ieder zonder onderscheid van natie, +rang, ouderdom of kunne. + +--Een navolgenswaardig voorbeeld voor de gekroonde hoofden in Europa, +merkte de luitenant aan. Heerschte dat gebruik ook bij ons, menigeen zou +dan gehoor vinden op somtijds zeer rechtmatige verzoeken of klachten, +die nu in den doofpot worden gestopt door de individu's, waarmede onze +vorsten meestal zijn omringd. + +--Onder die menschen, zeide Aroesi, zijn er somtijds die van het andere +einde van Marokko komen om hier bij den Sultan recht te zoeken. En zij +kunnen verzekerd zijn gehoord te zullen worden, dat verzeker ik u! + +Op dit oogenblik begonnen op eens de trommen te roffelen en de +trompetten te schallen. Eene plotselinge beweging beroerde het leger, +een ieder vloog overeind, vatte de wapenen op en zette zich ergens +neder. Eene rilling liep door de menigte, en terwijl de soldaten +het geweer presenteerden, trilde over den stroom en het plein een +langgerekte oorverdoovende kreet van: »Allah bescherme onzen Heer!" en +te midden van dat tumult reed de Sultan met zijn gevolg het plein op. + +De Sultan, dien men zich door de geschiedkundige herinneringen, welke de +kapitein had verhaald, voorstelde als een woeste Arabier, was een rijzig +jongman, schoon als een romanheld. Zijne lichtbruine gelaatskleur, +gevoegd bij den fraaien arendsneus, de fonkelende groote oogen en den +korten zwarten baard, toonde een aangenaam gelaat, dat bij het hagelwit +van zijnen kapmantel, waarvan de kap over het hoofd was getrokken, +scherp afstak. Zijne naakte voeten waren in fraaie geellederen +pantoffels gestoken, zooals door de Arabieren algemeen worden gedragen. +Hij bereed een prachtigen sneeuwwitten Arabischen hengst, welks tuig +eene heldere hemelsblauwe kleur had, overal met goud afgezet. De voeten +staken in gouden stijgbeugels, uit welk metaal ook het gebit was +vervaardigd. Naast hen stond de parasoldrager, een forsche neger, die +den Sultan voor de zon beschermde met een parasol van drie meter hoog, +van fraaie zijde met figuren in gouddraad gestikt en een grooten gouden +appel boven op den stok. + +Het overige gevolg van den Sultan, dat bij plechtige gelegenheden zeer +talrijk en schitterend is, bestond nu slechts uit enkele personen, +meest Moren. Op aller gelaat was een diepe eerbied, eene grenzenloozen +toewijding te lezen. Zij stonden daar als steenen beelden, als vreesden +zij door de minste beweging tekort te zullen doen aan den eerbied. +Geen van hen had de oogen op iets anders gericht dan op den Sultan. +Het is onmogelijk meer eerbied te betoonen jegens eene godheid. +De parasoldrager hield de oogen bescheiden neergeslagen, slechts +tusschenbeide opziende of hij de parasol goed hield. Aan weerszijden van +het paard stonden twee Mooren, welke bezig waren de vliegen te verjagen, +die zich op de naakte beenen van den Sultan wilden neerzetten; terwijl +een andere van tijd tot tijd met een onmogelijk te beschrijven eerbied +langs den langen witten kapmantel van den Sultan streek om het stof en +de verontreiniging der lucht af te wisschen. + +De Sultan wendde zijn paard thans naar den troep smeekelingen en de +audientie begon. + +Eene hooge edele gestalte, een Arabier, met witten kapmantel trad +vooruit. Met over de borst gekruiste armen boog hij voor den Sultan, +bracht een knie op den grond en weder opstaande kuste hij eerbiedig den +zoom van zijn kleed. Daarna bleef hij staan en zijne fiere trotsche +gestalte, die niet onderdeed voor die des Sultans, trok dadelijk ieders +aandacht. + +--He, zeide de luitenant, 't is of ik die gestalte ken. + +--O! riep Aroesi naar den Arabier turende, eensklaps op een toon van +schrik, terwijl hij verbleekte. + +--Wat is het? vroeg de luitenant verwonderd. + +--Allah bescherme den vermetele. Zie, herkent ge hem niet? riep Aroesi +zacht uit. + +--Wie? vroeg de luitenant ongeduldig, wie dan? + +--Sid-Abd-Allah, de geweldige, zei Aroesi op een doffen toon. + +--Bij God, gij hebt gelijk, riep de kapitein, zie slechts, en hij +overhandigde den luitenant den kijker. + +--Mijn hemel! wat vermetel man is dat, zeide de luitenant. + +--De ongelukkige! voegde de kapitein er bij. Men zal hem gevangennemen +en het hoofd afslaan. + +--God moge hem helpen! zeide Aroesi. Ik begrijp de zaak; daar de +onderhandelingen niet vorderden, gelijk ik vernomen heb, is de dappere +zelve gekomen. + +--Ja, zeide de kapitein, hij heeft gezegd ons wellicht te Fez te zullen +wederzien. + +--Stil, zeide de luitenant, zie de Sultan praat met hem. Misschien is +het juist deze vermetelheid, die hem zal redden. Een zoo ridderlijk +vorst als deze, moet den moed hoogachten, zelfs in zijnen vijand. + +Werkelijk onderhield de Sultan zich met Sid-Abd-Allah, en na eenige +oogenblikken, die onzen ongeduldigen vrienden buitengewoon lang vielen, +zag men hoe Sid-Abd-Allah, na nogmaals het kleed van den Sultan te +hebben gekust, ter aarde boog en tusschen de andere verzoekers verdween. + +Het geheele gezelschap haalde ruimer adem en keek elkaar verbaasd aan +over zooveel stoutheid, die blijkbaar eene goede uitwerking had gehad. +Doch dadelijk vestigde men de oogen weer op het plein. + +Na Sid-Abd-Allah kregen alle anderen eene beurt, totdat ten laatste +allen zich hadden verwijderd. + +Zoodra de Sultan op het plein was gekomen, waren alle soldaten, nadat de +begroeting was afgeloopen, weder aan hunne vroegere bezigheden gegaan. +De Sultan reed van de eene groep soldaten naar de andere, keek naar +hunne werkzaamheden, maakte enkele aanmerkingen en eindelijk begonnen de +troepen te defileeren. + +Aan den voet van een der torens was een soort van troonhemel, met een +scherm overdekt, geplaatst. Hier nam de Sultan plaats en het defileeren +begon, hetwelk daarin bestond, dat alle soldaten ongewapend achter +elkaar met eene tusschenruimte van ongeveer twintig pas voorbij den +troon trokken, evenals de ganzen in de gerst, zou Fritz Reuter zeggen. + +De luitenant, de kapitein en Dries konden zich dan ook niet bedwingen om +te lachen over deze zonderlinge manier van defileeren. + +Hiermede was de wapenschouwing afgeloopen. Bij het geroffel der trommen +en het geschetter der trompetten vertrok de Sultan onder den donderenden +kreet van: »Allah bescherme onzen Heer!" uit duizenden monden geuit; een +kreet, die weerklonk van den eenen oever van den Paarlstroom tot den +anderen en weerkaatst werd tusschen de muren van het plein. + +Toen de volksmassa zich verdeelde, wendden ook onze vrienden den teugel, +om zich, ingevolge Aroesi's uitnoodiging, naar diens woning te begeven. + +Nauwelijks echter had Selam mede zijn ezel gewend, of hij verschrikte +zoo merkbaar, dat Dries naar de oorzaak omzag. + +En ook hij verschrikte, want daar vlak voor zijn paard stond weder +dezelfde heilige, de roover uit het land der Beni-Hassen. + +Onwillekeurig greep hij naar zijne revolver, doch trok zijne hand weder +terug toen hij zag, dat de kerel zich waggelende en zingende +verwijderde. + +Onmerkbaar wist hij naast den luitenant te komen en hem zijne ontdekking +mede te deelen. Zich houdende alsof hij iets aan den stijgbeugel +verschikte, boog de luitenant het lichaam voorover en keek omzichtig +achter zich om. Zijne oogen zochten den heilige, dien hij weldra +bemerkte tusschen de groepen pratende Mooren en Arabieren. Een oogenblik +zag hij het gelaat van den kerel, maar dat was ook genoeg om hem te +herkennen. Hij liep pratende en zegenende van de eene groep naar de +andere, en toen de luitenant weder doorreed, kwam het hem voor of +iedereen naar hen keek, of honderden oogen onderzoekend op hen rustten. +Zijne groote tegenwoordigheid van geest deed hem echter bedaard blijven, +en hij reed tusschen de verschillende groepen door om zich bij zijne +vrienden te voegen, alsof hij niets bemerkte. Toch was hij bijna +overtuigd reeds verraden te zijn, en een oogenblik kwam de lust bij hem +op, om den heilige een kogel door de hersenen te jagen, doch hij bedacht +zich, dat in dit geval eene overijlde handeling hem en zijne vrienden +aan het grootste gevaar zou blootstellen. + +Eenmaal uit de volksmassa zijnde, reed men in flinken draf door en had +weldra de woning van Aroesi bereikt. Hier zond de luitenant Mohammed met +de rijdieren naar het kamp, daar men den terugtocht te voet zou doen. +Selam en Dries bleven bij hen. + +Even als alle Moorsche huizen was dat van Aroesi een tamelijk groot +vierkant gebouw met eene opene binnenplaats. Rondom die binnenplaats +liep een soort van gaanderij door kolommen geschraagd, welke hoogte +reikte tot de eerste verdieping. De vloer van het binnenhof was ingelegd +met een fraai mozaïek van steentjes van allerlei kleur. De bogen +tusschen de pilaren waren eveneens versierd met mozaïek en schilderwerk, +waarbij de helderwitte pilaren fraai afstaken. In het midden der +binnenplaats bevond zich een vijver met fontein, die eene aangename +frischheid veroorzaakte. In het midden van elken boog hing eene fraai +bewerkte lantaarn van verguld koper met allerlei kleuren. Van het +binnenhof kwam men door eene kleine lage poort en een even lagen smallen +gang in een tuin met prachtige lanen van citroen- en oranjeboomen, waar +de geuren van rozen den bezoeker te gemoet kwamen, een waren lusthof. +De gangen naar de verschillende afdeelingen van het huis bevonden zich +allen op de binnenplaats, zoo ook enkele vensters waardoor de kamers +haar licht ontvingen. De verschillende kamers waren allen aan elkaar +gelijk. Fraaie vloeren van mozaïek, de wanden behangen met geborduurde +tapijten; voorts bestond het ameublement slechts uit helderwitte +matrassen en eene enkele sofa. Op die matrassen lagen stapels kussens, +allen even fraai, en bij de deuren stonden kandelaars van wel een meter +hoog met kaarsen er op geplaatst. + +Men nam plaats op de matrassen, schikte op de wijze der Mooren de +kussens achter zich, en de gastheer liet de thee brengen. Zij werd voor +de oogen der gasten gezet en in kleine kopjes van zeer fijn porselein +met goud versierd aangeboden. + +Na de thee werd een recht vorstelijk maal opgedragen. Op een prachtig +tapijt, dat bij de matrassen werd uitgespreid, werden de verschillende +schotels geplaatst, en nadat Aroesi in een hoek bij een der vensters +zijn gebed had gedaan, noodigde hij onze vrienden uit toe te tasten. + +Er behoorde echter niet weinig moed toe om aan die uitnoodiging gevolg +te geven, want aan alle spijzen was een zoo bijzondere geur of smaak, +dat hij, die er niet aan gewoon is, er van walgde. Bovendien waren +sommige gerechten zóó sterk gekruid, dat men eene ware vuurproef moest +doorstaan. De gerechten waren talrijk en goed genoeg, want er was bij +voorbeeld schapenvleesch, gevogelte, wild, visch, allerlei taarten, +boter, room, eieren, enz. Het meeste was echter voor den smaak van een +Europeaan bedorven door de sauzen, in welke alles als het ware dreef, en +die een reuk hadden als van alle parfumerieën ter wereld en zoo sterk +gekruid waren, dat de mond als het ware in vuur stond. + +De kapitein was het vooral, die op de pijnbank zat. De wetten der +gastvrijheid eischten, dat hij alles lekker vond, en de arme kapitein +zat allerlei gezichten te trekken. Het scheen, alsof hij bij het +doorslikken van elken beet door hevige krampen werd overvallen, of dat +hij het er op gezet scheen te hebben alle denkbare leelijke gezichten te +trekken. En daarbij kwam nog, dat Aroesi telkens zijne gasten aankeek om +te vragen, of de gerechten naar hun smaak waren. + +--Heerlijk, zeide de kapitein dan, met een gezicht alsof hij een +zenuwtoeval kreeg, delicieus, mijn vriend! en hij sloeg snel een glas +wijn naar binnen om het vuur te blusschen, dat hem in de keel brandde; +want schoon de Mahomedaan geen wijn mag drinken, had Aroesi dien zijne +gasten aangeboden, zonder er echter zelf gebruik van te maken. + +De luitenant alleen doorstond de proef met waren heldenmoed. Hij at, +alsof hij al zijn leven een Moorschen kok in dienst had gehad, en de +kapitein zat hem vol bewondering aan te staren. + +Aroesi bood den kapitein voor de tweede maal een schotel aan, dien hij +voor eene bijzondere lekkernij scheen te houden. Het was wildbraad in +eene afschuwelijke dikke saus. De kapitein bedankte; hij had er reeds +van geproefd. Het geleek eene sterk riekende zalf of cosmetiek met +vitriool klaargemaakt. + +Niet zoo de luitenant; deze nam de spijze voor de tweede maal van zijn +vriendelijken gastheer aan, die opgetogen was over hem. + +--Mijn God, mijn God! mompelde de kapitein, dat noem ik moed. Ik geloof, +dat hij in staat zou zijn menschenvleesch lekker te vinden als het +noodig was. + +--Wel, vroeg de vriendelijke gastheer, wat zegt gij van den Sultan en +van het Marokkaansche leger? + +--Daarop zal ik u spoedig antwoorden, zeide de luitenant. Wat uw Sultan +betreft, ik zou mij een vorst wenschen als Moelei-el-Hassen. Hij schijnt +mij een man te zijn, die alle goede hoedanigheden in zich vereenigt. +Ik bewonder hem en ik had met die menigte kunnen mederoepen: »Allah +bescherme onzen Heer!" Maar wat uw leger aangaat, zie, hoe hoog ik +het schat. Geef mij mijn Regiment Grenadiers, een paar batterijen +Veld-artillerie en een Regiment Cavalerie, en ik zal uw geheel leger +slaan. + +Aroesi glimlachte.--Ja, zeide hij, ik weet wel dat ons leger slecht +gewapend, slecht geoefend en nog slechter gedisciplineerd is, en dat het +tegen over eene Europeesche strijdmacht niets beteekent. + +--Ach ja, zeide de kapitein, ge hebt gelijk, en ik zou hetzelfde durven +ondernemen met mijne dappere Algerijnsche troepen. + +Eensklaps werd echter het gesprek afgebroken door een aanhoudend dof +geluid, dat van de straat scheen te komen, en terwijl allen luisterden +naar het vreemde, aanhoudend sterker wordende rumoer, stoof opeens de +bediende van Aroesi de kamer binnen met een bleek verwilderd gelaat, +onder den kreet van: »Vlucht, vlucht! Allah bescherme ons!" + +--Wat! riep Aroesi opspringend. + +--Het gepeupel komt het huis bestormen, zeide de knaap. Zij eischen de +uitlevering der Christenen. + + + + +XV. + +VERRADEN.--REDDE ZICH WIE KAN! + + +»Het gepeupel komt het huis bestormen," had Aroesi's bediende gezegd. +»Zij eischen de uitlevering der Christenen!" + +Op deze woorden waren de kapitein en de luitenant, als door een +electrischen schok bewogen, opgesprongen. + +Achter Aroesi's bediende vertoonde zich in de opening der deur het +bleeke gelaat van Selam en het door toorn hoogrood gekleurde gelaat van +Dries. + +--Spreek! zeide de luitenant tegen den knaap, wat is er aan de hand? + +--Een groote hoop volks schoolt bijeen, zeide de knaap. Er is een +heilige onder hen, die hen ophitst. Hij zegt, dat gij zijn broeder hebt +gedood en eene menigte mannen van de Beni-Hassen, en dat ge spionnen +zijt, die het land komen bespieden om het te veroveren en alle +Mahomedanen te dooden. + +--O, ik heb het wel gedacht, zeide Dries; 't is die fielt van een +heilige, die het volk opruit; had ik hem vanmorgen maar een kogel door +den kop gejaagd! + +[Illustratie: Hij greep zijn verslagen vijand bij de beenen. + Bladz. 147.] + +--'t Is duidelijk, zeide de luitenant. 't Is die paardendief, die zich +voor heilige heeft uitgegeven. De schoft heeft ons herkend en hitst het +volk tegen ons op. Er is niet veel noodig om de Mahomedanen tegen de +Christenen aan te voeren. Wat nu te doen? + +--Parbleu! riep de kapitein, laten wij een uitval doen. Met ons vieren +slaan we er ons gemaklijk door. Ik kan beschikken over twaalf schoten en +mijn ponjaard, en gij eveneens. + +--Verduiveld, zeide Dries, dat lijkt mij. Ik heb, wel is waar, slechts +zes schoten en mijn mes, maar ik geloof dat het voldoende zal zijn om +ten minste dien fielt van een heilige neer te leggen. + +--Onmogelijk, zeide de luitenant, wij kunnen niet door die massa volks +komen in die nauwe straten. Bovendien zijn wij hier niet genoeg bekend +om den kortsten weg naar buiten te vinden. + +--Neen, zeide Aroesi, dat plan is onuitvoerbaar; de luitenant heeft +gelijk. Bovendien zal binnen een kwartier half Fez op de been zijn. +Luistert slechts! + +Een vreeslijk rumoer drong tot onze vrienden door, waaronder men de +kreten kon onderscheiden van: »Dood aan de Nazareners!"--»Levert ze uit, +die vervloekte spionnen!" En een donderend gebons op de kleine deur was +een bewijs, dat het ernst was. + +--Volgt mij, zeide Aroesi. We zullen door den tuin ontvluchten; slechts +eenige straten scheiden mijn tuin van den Paarlstroom, die de stad +doorsnijdt, zooals ge weet. Eenmaal daar zijnde, zal het u met eenige +voorzichtigheid wel gelukken uwe legerplaats te bereiken. + +--Vooruit dan! zeide de luitenant; maar luistert even. Voor het geval +wij van elkaar mochten geraken, wat zeer wel mogelijk en misschien +veiliger is, komen wij bij elkaar in den omtrek van onze legerplaats +aan den oever van den Paarlstroom. Die er het eerst aankomt, brengt +de dieren en de bagage in veiligheid, en wacht in de eene of andere +schuilplaats daar in den omtrek de overigen af. Want misschien is deze +gewaande heilige ook bekend met onze legerplaats, en in dat geval zal +hij niet nalaten, als hij de vogels hier gevlogen vindt, met zijne bende +daarheen te gaan. Voor het overige..... + +De woorden van den luitenant werden eensklaps onhoorbaar. Een geweldig +rumoer deed zich hooren; het scheen, dat men poogde de deur met +bijlslagen te verbrijzelen. + +--Haast u, riep Aroesi, de deur is wel sterk, maar tegen bijlslagen niet +bestand. + +Juist hoorde men, als om Aroesi's woorden te bevestigen, een geweldigen +slag, en een woest triumfgeschrei deed hooren, dat het doel bereikt en +de deur bezweken was. + +--Voort! riep de luitenant, een ieder zorge voor zich en God voor allen! + +In een oogenblik was men het huis uit en de binnenplaats op. Aroesi +ontsloot snel de poort en men was in den tuin. + +De luitenant was de laatste en juist wilde hij de poort ingaan en deze +achter zich sluiten, toen de woeste troep, in huis doorgedrongen en +hoorende waarheen men vluchtte, hen achtervolgde. + +Het was te laat voor Frank om door den tuin te ontsnappen, dat begreep +hij dadelijk, en terwijl de vluchtelingen hem nog achter zich waanden, +wierp hij met een krachtigen ruk de poort in het slot, waardoor de bende +reeds dacht in den tuin te komen. + +Met de revolver in de hand wierp hij zich te midden van het gepeupel, +dat grootendeels met dolken gewapend was, om het huis weder te bereiken +en zich ergens in eene der kamers te barricadeeren, en wist werkelijk +zijn doel te bereiken, nadat hij er een had neergeschoten. + +In de eerste kamer, waar hij binnentrad, wierp hij de sofa in den +doorgang; en zoo vervolgens door een reeks van kamers snellende en +overal hinderpalen in den weg werpende, gelukte het hem den troep een +eind vooruit te komen en van dat oogenblik maakte hij gebruik om zich +bliksemsnel van zijne Moorsche kleeding te ontdoen, die hem thans als +vermomming niet meer dienstig was en hem slechts in zijne bewegingen +belemmerde. Daaronder droeg bij het klein tenue van officier. + +Nauwlijks was hij daarmede klaar, of hij hoorde zijne vervolgers +naderen. Hij zag een gang en aan het einde daarvan eene trap. Ha, riep +Frank, die voert zeker naar het dakterras! en snel vloog hij de trappen +op. + +Deze trap bracht hem inderdaad op het dakterras, dat alle Moorsche +huizen bezitten. Het was een groot plat, omgeven met een muur van ruim +een meter hoog, waarin overal vensters of schietgaten waren aangebracht. + +De luitenant keek voorzichtig over de borstwering en vergat een +oogenblik bijna, dat hij vervolgd werd, om te genieten van het +verrassende gezicht, dat deze massa daken hem opleverden, die hij overal +rondom zich zag. Het eene laag, het andere hoog, kleinen en grooten, en +allen bevolkt met vrouwen, want de dakterrassen zijn het eigendom van +den harem, waar de vrouwen der Mooren en Arabieren zich amuseeren. +Overal was leven en beweging, vrouwen van allerlei ouderdom en kleur +vermaakten zich als kinderen met hare dartele spelen. De meesten droegen +een lang afhangend kleed, een soort van kaftan van allerlei kleuren en +een gekleurden zijden doek om het hoofd gebonden, waaronder bij de +meesten een paar buitengewoon lange haarvlechten te voorschijn kwamen. +De kaftan was om het midden gesloten door eene hemelsblauwe of vuurroode +ceintuur. Bovendien droegen zij nog een vest of jakje zonder mouwen, dat +openhing. Uit de wijde mouwen van den kaftan staken de fraai gevormde +armen en handen met de door middel van hennep gekleurde nagels. Onder +het korte gewaad kwam de wijde broek uit; de naakte voeten, met kostbare +ringen om de enkels, waren in gele pantoffels gestoken. + +Dit alles zag de luitenant, en het was waarlijk geen wonder, dat hij den +toestand, waarin hij was, geheel vergat. Doch hij werd al spoedig door +een groot geraas op de trap uit zijne beschouwingen gewekt. Snel wendde +hij zich om, juist nog bijtijds om den dolksteek van den Arabier te +ontgaan, die stil achter hem geslopen was. Het was de gewaande heilige. + +--Ha, ellendige sluipmoordenaar! riep de luitenant uit, op hem +toespringende; ditmaal zult ge mij niet ontgaan! en terwijl zijne +linkerhand den kerel de keel dichtkneep, zocht hij met de rechter zijn +ponjaard. + +--Sterf, vervloekte Christen! Wraak voor mijn broeder! gilde de kerel en +deed een stoot naar den luitenant. + +Doch op hetzelfde oogenblik dat zijn dolk den luitenant de wang +schramde, stiet deze den heilige den dolk in de borst. + +De kerel stortte brullende achterover, terwijl hem het bloed uit de wond +vloeide. + +Dit alles was sneller geschied dan het kan beschreven worden, en de +luitenant had nauwlijks zijnen vijand nedergestooten, of hij hoorde de +overigen van den troep naderen. + +Toen kreeg Frank op eens een goeden inval. Hij greep zijn verslagen +vijand bij de beenen, en hem tot aan de opening voortslepende, wierp hij +hem met inspanning van alle krachten naar beneden op de opklimmende +aanvallers. + +Een onbeschrijflijk rumoer volgde, want het zware lichaam op den voorste +neerkomende, deed dezen naar beneden tuimelen en op den volgende vallen. +En de geheele troep gespuis, dat zich op de trap verdrong om naar boven +te komen, stortte onder een stroom van verwenschingen en vervloekingen +naar beneden. + +Het gedruisch van het gevecht had intusschen de bewoners der naburige +terrassen opmerkzaam gemaakt op hetgeen er gebeurde, en toen de +luitenant over den muur keek om te zien hoe hij het best kon wegkomen, +ontmoette zijn blik honderden schoone oogen, die op hem waren gericht. + +De uitwerking zijner verschijning deed hem, ondanks het benarde van +zijnen toestand, in lachen uitbarsten, want de talrijke dames, na hem +eenige oogenblikken verbaasd te hebben aangestaard, vlogen eensklaps +hals over kop weg en verdwenen van de terrassen. + +Intusschen begreep de luitenant dat hij moest zien weg te komen, want +zijne vijanden, voor eenige oogenblikken opgehouden, zouden spoedig het +lijk hebben weggeruimd om verwoeder dan ooit op hem aan te vallen. + +Na eenige oogenblikken te hebben rondgezien, was zijn besluit weldra +genomen, en vlug sprong hij op den muur die het terras omgaf, vanwaar +hij met een goed berekenden sprong het naastgelegen terras bereikte. +Zoo, van het eene terras op het andere springend, zette hij zijne vlucht +over de daken voort, toen hij tot zijne groote teleurstelling voor eene +breede straat kwam, welker overzijde hij onmogelijk kon bereiken. Hij +blikte rond en wist niet wat te beginnen--de sprong was te groot. +Vooruit kon hij dus niet, teruggaan en eene andere gelegenheid opzoeken, +was evenmin mogelijk, daar zijne vervolgers boven waren gekomen en +besloten schenen hem te vervolgen. + +In dezen nood bemerkte de luitenant een verbazend hoogen palmboom, die, +op ruim een meter afstand verwijderd van de plaats waar hij stond, zich +met den top een aanmerklijk eind boven het terras verhief en in den +grooten tuin stond van het huis op welks dak hij zich bevond. + +--Ha, riep hij verheugd, 't is mijn goed gesternte dat mij dezen weg +heeft uitgevoerd, en met een flinken sprong bereikte hij den boom en +klom snel naar beneden. + +Hij bevond zich in een grooten tuin. Aan weerszijden liep een lange laan +van oranje- en citroenboomen. Een van deze lanen liep hij in, zorgende +de richting te volgen waarin Aroesi had gezegd, dat de Paarlstroom liep. + +Ongemerkt snelde hij voort en stuitte aan het einde der laan op een +hoogen muur. Hij heesch zich daartegen op aan de takken der boomen en +keek over den muur. Een andere tuin liep dwars achter dezen. Hij liet +zich behoedzaam afzakken, liep dezen tuin weder door en na vervolgens +zijne vlucht op die manier te hebben voortgezet, bevond hij zich +plotseling aan het eind van een uitgestrekten tuin, waar hij dacht een +muur te vinden aan den oever van den Paarlstroom. + +De vermoeide luitenant verborg zich hier in een dicht boschje om een +weinig uit te rusten en te overleggen, hoe hij verder zou handelen. + +Aan de overzijde van den stroom lag het nieuwe Fez. Er waren slechts +twee middelen om zijne vlucht voort te zetten, namelijk den stroom over +te zwemmen en zich daar een weg naar eene der poorten te zoeken, of het +bijna onmogelijke en veel gevaarlijker plan om ongemerkt het huis door +te komen, wat hem den overtocht over de rivier zou besparen. Voor beide +wegen echter had hij de duisternis noodig, daar het onmogelijk was zich +in zijne kleeding van Christen in Fez te vertoonen. Wijslijk besloot hij +dus den avond af te wachten, en intusschen te overleggen welke uitweg +hem het best toescheen. Hij zette zich in het dichtst van het boschje +neder, en daar er geen teeken van leven in den tuin te bespeuren was, +stak hij eene sigaar aan en bleef wachten. + +Hoe was het intusschen met de overigen van het gezelschap gegaan? + +Toen men in den tuin was gekomen, snelde een ieder naar een punt van den +muur om er over te klimmen. Selam en Dries waren er in een oogenblik +over. De kapitein, die aan een anderen hoek over den muur was geklommen, +kwam daardoor in een anderen tuin terecht dan die, waar Dries en Selam +waren. Wat Aroesi betreft, zich plotseling alleen ziende, begreep hij, +dat het 't best was voor zichzelf te zorgen, en door zijne bekendheid +met de naburige gebouwen was hij binnen korten tijd, na een paar muren +te zijn overgeklommen, in eene naburige straat. Hij begreep echter zeer +juist, dat naar huis te gaan gelijkstond met den dood te gemoet te +snellen, en daar hij tevens inzag dat de stad Fez voortaan geen veilige +woonplaats meer voor hem was, besloot hij zich naar het kamp bij zijne +vrienden aan den oever van den Paarlstroom te begeven. Onopgemerkt wist +hij de stad te verlaten en volgde toen behoedzaam den oever. + +Dries en Selam, die in elkanders gezelschap bleven, wisten, dank +zij Selams bekendheid met Fez, na gedurende een half uur over muren +geklommen en door tuinen gedwaald te hebben, den oever van den +Paarlstroom te bereiken. Toevallig waren zij een groot eind van den +rechten weg afgedwaald, en kwamen zij dicht bij de wallen der stad uit. +Die buitenwijk was als uitgestorven; geen levende ziel zag men in de +straten en deze omstandigheid redde hen. Zonder aarzelen wierpen zij +zich in den stroom en zonder gedruisch voortzwemmende, waren zij na +een minuut of tien zwemmens buiten de stad. Toen snelden zij, zonder +opgemerkt te zijn zoo spoedig hunne vermoeide ledematen het toelieten +naar de legerplaats, in de hoop tijdig genoeg aan te komen om de rij- +en lastdieren en de bagage te redden. + +Was het hun betreklijk gemaklijk gevallen om te ontsnappen, niet alzoo +den kapitein. Nadat deze toch in den tuin was doorgedrongen en een paar +muren overgeklommen, zag hij zich opeens, na een zeer hoogen muur met +behulp van de daarbij staande boomen te zijn overgekomen, te midden van +een gezelschap vrouwen, die, evenals de luitenant zulks op de daken had +gezien, zich in dien tuin vermaakten met allerlei vroolijke spelen. De +plotselinge verschijning van een man in den tuin van de harem deed onder +de dames een grooten angst ontstaan en gillende vloden zij naar huis. + +Eer de kapitein van zijne verbazing was bekomen, trad er van achter een +boschje citroenboomen een Moor te voorschijn, die met den dolk in de +hand op hem toesnelde. Aanstonds haalde de kapitein zijne revolver voor +den dag, maar de woedende Moor deed een schel gefluit hooren, in een +oogwenk verschenen drie bedienden, eveneens met dolken gewapend. + +--Ha, ha! zeide de kapitein, het begint meenens te worden. Komaan +schurken, uit den weg! en hij snelde naar den muur. + +Doch de Mooren sprongen hem snel achterna en de kapitein had nog slechts +den tijd om zich om te wenden, en zich met den rug tegen den muur +plaatsende, maakte hij zich gereed tot verdediging. + +De drie bedienden schenen er echter niet veel zin in te hebben om een +kogel in den kop te ontvangen, althans zij bleven op een eerbiedigen +afstand; maar de Moor, die klaarblijklijk de huisheer was, drong verwoed +op den kapitein in. + +--Het schijnt, dat gij met alle geweld een kogel wilt hebben, zeide de +kapitein. Welnu, ziedaar! en hij schoot twee zijner loopen af. + +De Moor liet den dolk vallen en stortte voorover. + +Toen stoven de verschrikte bedienden gillend en schreeuwend uiteen, en +de kapitein maakte van deze gelegenheid gebruik om snel over den muur te +klimmen. + +Maar het alarm achter hem bracht ook de naburige huizen in beweging, en +weldra zag men overal hoofden verschijnen, die naar de oorzaak van al +dat leven uitkeken. + +--Mordieu! zeide de kapitein, ik geloof dat ik in een waar wespennest +zit. Hoe er uit te komen? En hij klauterde weder over een tuinmuur. + +Hij was er echter spoediger uit dan hij had gedacht, want nauwlijks had +hij zich laten afglijden, of hij zag dat hij zich in eene straat bevond. + +--Oef! zeide hij, ik ben ten minste uit die vervloekte tuinen. Zien we +nu goedschiks naar eene der poorten te komen. + +Maar terwijl hij zich gereedmaakte om de straat in te gaan, sprongen +twee Mooren over den muur en schoten op hem toe. Men kon zien, dat zij +zich in allerijl hadden gewapend, want de een was met het lange geweer, +dat alle Arabieren en Mooren dragen, de andere met eene turksche +kromsabel gewapend. + +De kapitein weinig lust gevoelende om zich nog langer op te houden, +en bovendien bevreesd om zich nog meer volk op den hals te halen door +het rumoer van een gevecht, vloog de straat in. Door zijne vijanden +achtervolgd, liep hij snel voort en was hun weldra een heel eind voor. +Hij liep eene smalle straat rechts in, toen nog een links en weder +links, ten einde zijne vervolgers op een dwaalspoor te brengen. Toen hij +omkeek, zag hij ze niet meer. + +Hij was thans in een overdekt gedeelte van eene straat gekomen en bleef +een oogenblik staan. + +--Zie, zeide hij, 't is hier zoo donker als de nacht en ondanks dat +alles zouden mijne vijanden mij van verre zien door dat vervloekte +lichtgekleurde kostuum. Kon ik er mij maar van ontdoen! + +Zoo sprekende trad hij in eene nis in den muur en ontdeed zich snel van +zijne kleeding, onder welke hij evenals de luitenant zijne eenvoudige +uniform droeg. + +--Ziezoo, dat lucht! zeide hij, en hij wilde weder uit de nis treden, +toen hij naderende stemmen vernam; hij trok zich snel terug en hield den +adem in. + +Een oogenblik daarna gingen de twee Mooren hem strijkelings voorbij. + +--Komaan, zeide de kapitein, mijn gelukzon is nog niet ondergegaan. Had +ik dat vervloekte kostuum nog aangehad, dan hadden zij me stellig +gezien. + +Behoedzaam keek hij rond en luisterde. Niets deed zich hooren; +gerustgesteld kwam hij te voorschijn en ging de straat in die hij was +afgekomen. + +Op goed geluk liep hij voort, een aantal straatjes door, toen hij +eindelijk niet verder kon; de straat liep dood en hij was genoodzaakt +weder terug te gaan. + +--Wat vervloekte stad is dit, bromde de kapitein; 't is eene +aaneenschakeling van doolhoven. Men wordt er gek van. Hoe kom ik er +ooit uit. En hij sloeg, wederom op goed geluk, een dier straatjes in. + +Toen hij aan het eind kwam, hoorde hij stemmen en voor hij den tijd had +zich te verbergen, kwamen twee mannen den hoek om. + +De kapitein en die twee mannen bleven als versteend staan, zich aldus op +eens weder tegenover elkaar ziende. Het waren de twee Mooren van daar +straks, die hem ondanks zijne Europeesche kleeding herkenden. Het waren +twee bloedverwanten van den Moor, dien hij had neergeschoten en den +kapitein dadelijk waren achterna gesneld. + +Van het oogenblik van verbazing maakte de kapitein gebruik om snel zijne +revolver op hen aan te leggen. + +De Franschman was woedend aldus door die kerels vervolgd te worden. + +--Uit den weg, honden! schreeuwde hij, zoo ge niet wilt dat ik u dood! + +In antwoord daarop spande de eene Moor den haan van zijn geweer en hief +het op, doch vóór hij tijd had om te schieten lag hij, door de volle +lading van des kapiteins revolver doodelijk getroffen, op den grond +badende in zijn bloed. + +Toen greep de kapitein zijne tweede revolver om ook den ander neer te +schieten; doch deze, dien de schrik om het hart was geslagen, koos +ijlings de vlucht, de straat door zijn geschreeuw in opschudding +brengende. + +Zonder zich een oogenblik te bedenken zette de kapitein het op een +loopen en liep voort als een waanzinnige, zonder ergens op te letten. +Daar hij zijn Moorsch hoofddeksel had weggeworpen, was hij blootshoofds. +Bovendien was door het klimmen zijne uniform op verscheidene plaatsen +gescheurd; kortom, niemand zou in dien haveloozen, met bloed en stof +bedekten man een kapitein van het Fransche leger hebben herkend. + +Maar na een grooten afstand aldus te hebben afgelegd, bleef de kapitein +eensklaps als van den donder getroffen staan op het hooren van eene +lieflijke stem, die in de Fransche taal eene bekende opera-aria zong. + +Die stem kwam vanuit een kleinen tuin, aan den voet van welks muren de +kapitein zich bevond. + +--Sacré Dieu! riep de kapitein riep uit, eene Fransche, eene landgenoote +in Fez en hij bleef eenige oogenblikken staan luisteren. + +Zijn besluit was snel genomen. In een oogwenk was hij boven op den muur +en sprong in den tuin neer. Maar de muur was hooger aan de tuin dan aan +de straatzijde, dat wil zeggen, de bodem van den tuin lag lager dan de +straat. In zijn doodsangst was de kapitein op den muur gekomen zonder +dat hij zelf wist hoe, en zonder de hoogte te meten sprong hij driftig +naar beneden en sloeg met het hoofd tegen een boomstam aan, zóó hevig, +dat hij bewegingloos bleef liggen, terwijl het bloed hem uit eene wond +aan het hoofd vloeide. + + + + +XVI. + +EEN GEVAARLIJK OOGENBLIK.--DE SCHOONE JODIN. + + +Wij hebben den luitenant verlaten op het oogenblik, dat hij zich bedaard +uitstrekte in het citroenboschje en eene sigaar ontstak om den tijd te +dooden. + +Nadat hij eenige oogenblikken zwijgende en rookende had doorgebracht, +begon hij rond te zien en zich te vermaken met eenige roode mieren gade +te slaan, die met groote bedrijvigheid aan het werk waren. In dien +tusschentijd werd het avond en de duisternis breidde zich zoo snel +uit over het aardrijk, dat de luitenant er bijna door verrast werd. + +--Komaan, zeide hij, aan het werk, het wordt tijd. En hij had een +besluit genomen. + +Stoutweg begaf hij zich naar den muur, die den tuin van de binnenplaats +afscheidde. Hij voelde naar de deur; zij was niet gesloten, evenmin de +volgende, die op de binnenplaats uitkwam. De luitenant opende deze +behoedzaam en betrad de plaats. Op de inrichting van Aroesi's huis +afgaande, moest daar recht tegenover eene deur naar het voorportaal +zijn. Die deur was er ook en de luitenant was nu in den langen gang, +die om de geheele binnenplaats liep. + +Een sterke geur van specerijen kwam hem te gemoet en de tonen van eene +vroolijke luidruchtige muziek deden zich opeens hooren. Eene lantaarn +wierp een flauw licht in den gang, en bij dat licht zag hij eene deur +vanwaar de tonen der muziek kwamen. Naast die deur bevond zich een +nisje, waarin eenige paren pantoffels stonden. + +--Ha, ha! zeide de luitenant, men viert feest. Dat komt mij juist +gelegen. Hoe meer rumoer hoe liever, des te minder zal men mij hooren. + +Hij ging verder en trad op de deur toe, die naar buiten leidde. + +Het was hier tamelijk duister, maar ondanks die duisternis zag hij in +den hoek bij de deur eene donkere gestalte neergehurkt. + +--Misschien slaapt hij, dacht de luitenant, maar in elk geval moet ik +oppassen. En hij nam zijn ponjaard in de hand. + +Het was een gevaarlijk oogenblik. De luitenant trad nader, de gedaante +bewoog zich niet; nog een stap en hij was bij de deur. De wachter sliep. +De luitenant strekte de hand uit om de deur open te doen, altijd met de +oogen op den wachter gericht. Nog één seconde en hij was gered. + +Maar opeens bewoog de kerel zich en zich bliksemsnel oprichtende, stond +hij voor den luitenant. De wachter keek dezen met de grootste ontzetting +aan en deed verbaasd eene beweging om achteruit te gaan. Die aarzeling +was hem noodlottig, want op hetzelfde oogenblik voelde hij zich de keel +dichtknijpen door den ijzeren greep van den luitenant, en de punt van +den ponjaard flikkerde hem voor de oogen. + +De arme kerel was halfdood van schrik; hij begon over al zijne leden te +beven en zoo de sterke arm van den luitenant hem niet had opgehouden, +zou hij gevallen zijn! + +De luitenant liet hem los, maar hield den dolk dreigend opgeheven. Hij +legde den vinger op de lippen, ten teeken van zwijgen en wees hem op de +deur. + +De Arabier opende de deur. + +De luitenant vatte hem bij den pols en trok hem met zich voort de straat +op, en de Arabier, in bedwang gehouden door den ponjaard, volgde zonder +tegenstribbelen. + +Nauwelijks was men buiten, of de luitenant stootte met den voet ergens +tegen. Terstond bukte hij en tastte met de hand rond. Het was een ezel, +dien hij in zijn slaap stoorde. Aan een ring in den muur was hij +vastgemaakt. Waarschijnlijk was het een ezel van een der gasten, die in +huis feestvierden. + +--Drommels, zeide de luitenant, het kon niet beter. Komaan, grauwtje, +sta op! En hij trok den onwilligen muilezel op. + +Toen beduidde hij den Arabier op te stijgen en deze voldeed snel +daaraan. Tegelijk sprong de luitenant achter hem en dreef den ezel door +een prik met zijn dolk voort. + +Na eenige oogenblikken te zijn voortgegaan, deed hij den ezel ophouden +en noemde den Arabier den naam der poort, die hij uit wilde gaan. +Blijkbaar had de kerel hem begrepen, want hij knikte. De luitenant +haalde een handvol geldstukken uit den zak en liet die den kerel zien. +Wederom knikte deze. Ten slotte haalde de luitenant zijne revolver te +voorschijn en duwde hem die onder den neus. De arme kerel begon weder te +beven en maakte eene heftige afwijzende beweging. + +--Goed! zeide de luitenant, de schurk begrijpt mij. Vooruit dan! en hij +zette den ezel weder aan. + +De Arabier was gansch niet op zijn gemak. Hij was geheel in de macht van +den Christen, wiens dolk hij aanhoudend voelde, want de luitenant, den +Arabier met de eene hand om het middel houdende, liet hem gestadig de +punt van den ponjaard tusschen de schouders voelen. + +Zoo reed men een kwartier lang door, welk tijdsverloop den luitenant +eene eeuwigheid toescheen. Na tal van straatjes te zijn doorgegaan, kwam +men eindelijk aan de poort. Niemand bevond zich daar dan een paar +slaperige wachten, die geen de minste aandacht schonken aan den ezel, +die door de poort stapte. + +Toen de luitenant buiten de poort was, blikte hij rond.--Goddank! zeide +hij verheugd, daar is de Paarlstroom! en hij beduidde den Arabier den +ezel in draf te zetten. + +Daar had grauwtje echter weinig zin in, en de dolk van den luitenant +moest hem aansporen tot gehoorzaamheid. + +Na een half uur in flinken draf te hebben gereden, hield de luitenant +stil en steeg af. + +--Ziezoo, mijn vriend! gij wordt bedankt, zeide hij tegen den Arabier; +ziedaar uw loon, en hij gaf hem een handvol geldstukken. + +De verwonderde Arabier was opgetogen en zijne oogen schitterden van +blijdschap. + +--Ga heen! zeide de luitenant, gij althans zult mij niet verraden, +daarvoor houdt ge te veel van het lieve geld. Ge zoudt vreezen, dat men +het u afnam, indien ge verhaaldet, hoe gij er aan gekomen zijt. En hij +gaf den kerel een wenk om te vertrekken. + +Deze liet zich die vergunning geen tweemaal zeggen en verdween snel in +de richting der stad. + +--Gered, zeide de luitenant, gered! Zullen de anderen dat ook kunnen +zeggen? Zullen zij het allen ontkomen zijn? Wij zullen zien, doch ik +vrees er voor. En na den stroom genaderd te zijn ging hij langs den +oever voort in de richting van het kamp. + +Wij zullen hem, nu wij weten dat hij gered is, zijn weg laten vervolgen, +om te gaan zien wat er met den kapitein was voorgevallen. + +Na den val, door den sprong omlaag veroorzaakt, was de kapitein +bewusteloos blijven liggen. Die verdooving duurde echter niet lang, +want na verloop van een minuut of tien opende hij weder de oogen en +staarde tot zijne verbazing in een paar fraaie donkere kijkers, die +vol bezorgdheid op hem gevestigd waren en aan een schoon meisje +toebehoorden, dat over hem gebogen was. + +Toen herinnerde de kapitein zich de stem, die hij had hooren zingen, en +hij begreep, dat hij de zangeres voor zich zag. + +Hij lag met het hoofd in haren schoot, en de natte doek, dien zij in de +fraai gevormde hand hield, bewees dat zij gepoogd had hem tot bewustzijn +te brengen. + +De kapitein richtte zich halverwegen op en poogde op te staan, doch +het gelukte hem niet. Alles begon hem voor de oogen te draaien, eene +doodelijke bleekheid overtoog zijn gelaat en hij zette zich snel neder. + +Zoodra bemerkte het meisje niet wat er plaats had, of zij sloeg +onbeschroomd haar arm om zijn schouder en ondersteunde hem om hem voor +vallen te behoeden. + +--Het was slechts eene voorbijgaande duizeling, zeide de kapitein. Ik +gevoel mij weder beter. De angst, de uitputting, de tooneelen der +laatste uren schijnen mijne kracht zeer te hebben aangetast. Maar zeg +mij eens, mijn lieve schoone, waar ben ik? + +--Wees gerust, zeide het meisje, gij zijt bij vrienden. + +--Maar hoe komen hier Christenen te wonen? vroeg de kapitein. Ik wist +niet, dat die te Fez waren. + +Het meisje glimlachte.--Gij zijt ook niet bij Christenen, zeide zij, ten +minste niet als gij het woord naar de letter opvat. + +--Hoe? zeide de kapitein, verklaar mij dat raadsel, bid ik u! + +--'t Is al heel eenvoudig, dat raadsel, zeide de kleine lachend; gij +zijt in den Mellah, dat is in de Jodenwijk van Fez. + +--Dus ben ik bij Israëlieten, zeide de kapitein, en heb mijne redding te +danken aan eene schoone Esther. + +--Ik heet geen Esther, zeide de Jodin; mijn naam is Rebecca en wat uwe +redding betreft, begrijp ik u niet goed, maar zoo die bestaat, dan hebt +gij uzelf gered. + +Dit zeggende was zij opgestaan en hielp den kapitein op de been. + +--Ziezoo, zeide deze, 't is weer voorbij. Ik moet eene rare buiteling +hebben gemaakt. + +--Ja, gij kwaamt met uw hoofd tegen dezen boomstam terecht, en hebt u +duchtig gewond, zeide zij, op de wond aan zijn voorhoofd wijzende. + +--'t Heeft niet veel te beteekenen, zeide de kapitein; het had erger +kunnen zijn. 't Is een wonder, dat ik nog leef! + +Het Jodinnetje verbleekte.--Wat dreef u aan tot dien gewaagden sprong? +vroeg zij. + +--Parbleu! de vrees voor mijn leven. + +--Werd ge dan vervolgd? + +--Sinds eenige uren werd ik gejaagd als een wild dier. Ik geloof, dat +geheel Fez in oproer is. Zie slechts mijne kleeding en mijn aangezicht. + +--Kom, zeide de kleine, in dat geval zijn we hier niet veilig. Men zou u +mogelijk gevolgd zijn en ons hier kunnen hooren. Ga mede, en zij liep +voor den kapitein uit op het huis toe, dat zich aan het einde van den +tuin bevond. + +Terwijl de kapitein zijne schoone geleidster volgde, bewonderde hij hare +schoone figuur. Het was eene dier fraaie slanke gestalten, niet te groot +en niet te klein. Zij scheen ongeveer achttien à twintig jaar oud te +zijn. Haar lang hoofdhaar, zwart als de vederen van den raaf, hing in +twee lange dikke vlechten achter op den rug en reikte tot aan haar dun +middel. Zij droeg de kleurige kleedij, die aan de Joden in het Oosten +eigen is, en had aan de voetjes, die onder den rok uitkwamen, rood +marokijnen muiltjes. + +Terwijl de kapitein dit opmerkte, was men het huis genaderd, en verzocht +zij hem een oogenblik plaats te nemen in het priëel, dat zich daar in +den hoek van den tuin bevond, en verdween in het huis om hare +huisgenooten het onverwachte nieuws mede te deelen. + +Eenige oogenblikken daarna verscheen de schoone Rebecca weder aan den +ingang en over haren schouder keek het gelaat van een oud man. Hij +schoof het meisje zonder complimenten op zijde, en trad onder het maken +van een aantal buigingen glimlachend nader. + +--Wees welkom, Christen! in het huis van den ouden Isaäc. God zegene +u voor de eer mij aangedaan. 't Is al vijf jaren geleden, dat ik een +fatsoenlijk Christengelaat heb aanschouwd en mijn hart is verheugd, nu +ik weder eens met een beschaafd man kan spreken. Maar kom in huis, bid +ik u, reeds te lang hebt ge buiten verwijld. Gij zult wel vermoeid zijn +en er behoefte aan hebben om u te verfrisschen en met een goed maal te +versterken! + +Dit zeggende stapte de Israëliet met een minzaam gebaar het huis binnen, +en de kapitein volgde hem na een blik op Rebecca te hebben geworpen. + +Deze was, na door den ouden man zoo ruw op zijde te zijn geschoven, +blijven staan, doch eene snelle samentrekking der wenkbrauwen deed +bemerken, dat zij boos was. Eene zonderlinge uitdrukking van haar gelaat +toen zij den man nakeek, wekte bij den kapitein het vermoeden, dat zij +hem niet erg genegen was. + +Toen de kapitein de deur intrad, ontmoetten hare oogen de zijnen en de +toornige uitdrukking maakte plaats voor een donkerrooden blos die zich +over haar gelaat verspreidde. Zij sloeg de oogen verlegen neder voor den +vrijmoedigen blik van den Franschman. + +Het huis, of liever de kamer, waarin de kapitein werd geleid, was +tamelijk groot maar zag er armoedig uit. Het meubilair was een +rommelzoo, waarvan geen twee dingen bij elkaar pasten en alles er even +gebrekkig uitzag. + +Nadat de kapitein daar eenige oogenblikken had vertoefd, bracht de Jood +hem naar eene kleine benauwde kamer of hokje, dat door een getralied +raampje op den tuin uitzag en eene slaapkamer scheen te zijn, althans te +oordeelen naar de meubelen en de verschillende kleedingstukken, die op +eene rij tegen den wand hingen. Hier verfrischte de kapitein zich door +een bad, en na zich eens flink gewasschen en zijne kleeding van stof +gezuiverd en wat in orde gebracht te hebben, trad hij de kamer weder +binnen. + +Een sober avondmaal stond daar voor hen gereed, doch de kapitein had +honger, en hij deed zich recht te goed aan het onooglijke zwartachtige +brood met eieren en koffie. + +Toen hij gereed was, schoof hij zijn stoel een weinig dichter naar de +praatzieken grijsaard, die reeds al dien tijd had zitten babbelen, en +begon zijn wedervaren van dien dag te verhalen. + +De Jood sloeg de handen in elkaar, toen hij in korte trekken de +avonturen van den kapitein vernam, en kromp ineen van vrees, als gold +hem de vervolging, toen de kapitein verhaalde, hoe dikwijls hij in +gevaar was geweest. + +Geheel anders was het met Rebecca. Met de handen achter zich stond zij, +recht over den kapitein tegen den muur geleund, achter den Jood. Als de +kapitein sprak van het gevaar, waarin hij telkens had verkeerd om in +handen der dweepzieke Mooren en Arabieren te vallen, opende zij wijd +hare fraaie oogen, terwijl zij met ingehouden adem luisterde en de +handen op de borst drukte, als om het hevige jagen van haar boezem te +beletten. Bij de schildering zijner worstelingen, waarin hij overwinnaar +bleef, werd het zwakke meisje als het ware meegesleept door de vurige +krachtige taal van den Franschman en kleurde een donkere gloed hare +wangen. + +Nu en dan wierp de kapitein een snellen blik op die schoone gestalte, +en kon niet nalaten met bewondering te zien op die lieve bloem, +prijkende in zoo'n doodsche, akelige omgeving. + +Het gesprek kwam ten laatste ook op de Joden en hunne levenswijze te +Fez. + +--Wij wonen allen bij elkaar, zeide de Jood. We hebben onze eigene wijk, +den Mellah. Wij mogen den God onzer vaderen dienen en hebben slechts +eene matige belasting op te brengen. 't Is waar, wij zijn niet altijd +even veilig, de Mooren zijn dweepziek; doch wij maken hier goede zaken +en dat is de hoofdzaak. Het grootste gedeelte van den handel is in onze +handen en het is voornamelijk de geldhandel, die ons voordeel oplevert. +Met dat al moeten we jaren en jaren zwoegen en werken, eer wij een +duitje bij elkaar hebben. + +Terwijl hij zoo sprak, teekende zich op Rebecca's gelaat eene groote +minachting, en eene ongeduldige beweging verried den kapitein haar +drift. Echter sprak zij geen woord. + +--Gevoelt ge nooit lust om naar het beschaafd Europa weer te keeren? +vroeg de kapitein. + +--Ach! zeide de Jood klagend, hoe zou ik het kunnen? Wat ik heb +bijeenvergaard is nog ternauwernood voldoende voor mijne schrale +levenswijze. Ik ben oud en kan weinig meer uitvoeren. Dikwijls denk ik +aan het schoone Spanje, waar ik mijne jeugd heb doorgebracht. Ik gevoel +lust er weder te keeren om den korten tijd, die mij op aarde overblijft, +daar in rust te slijten, maar dat gaat niet. Mijn geld zit in +verschillende zaken mijner geloofsgenooten; zoo ik vertrok, ware het +verloren en zonder dat zou ik niet kunnen leven. + +Eene plotselinge ongeduldige beweging van Rebecca trok de aandacht van +den kapitein. Haar gelaat was rood van toorn en zij schudde het hoofd op +heftige wijze als om te kennen te geven, dat de Jood onwaarheid sprak. + +Het werd intusschen donker in de kamer. + +--Rebecca! zeide de Jood, steek licht aan. + +Het meisje trad naar het midden der kamer, waar eene oude roestige +lichtkroon hing en ontstak een paar kaarsen. De Jood volgde scherp +toeziende al hare bewegingen. + +--Maar meisje, wat doet ge nu? riep hij plotseling; twee kaarsen te +ontsteken, waartoe dient toch die verkwisting? Is één niet reeds genoeg? + +Zij trok toornig de wenkbrauwen samen, toen zij zich omwendde en den +Jood in het gelaat zag. + +--Ik dacht oom, dat gij van avond ter eere van uwen gast wel een kaars +meer durfdet branden, zeide zij scherp. + +--In Godsnaam dan, zeide de Jood met eene diepe zucht en hij wierp zich +achterover in zijn stoel, als iemand die in iets verschriklijks moet +berusten. + +Intusschen had de kapitein aan zijne vrienden gedacht en begon zich nu +ook de vraag te doen, hoe hij uit Fez zou komen. Hij was voorloopig +veilig, maar kon hier toch onmogelijk blijven. Wie weet wat er +voorgevallen was en hoe zijne vrienden hem konden noodig hebben. Hij +pijnigde zich tevergeefs af door allerlei plannen te maken en besloot +ten slotte den Jood te raadplegen. + +--Ja, zeide deze, dat is geen gemaklijk te beantwoorden vraag. Het beste +zou zijn, dat gij van de duisternis partij trokt om nog heden de stad te +verlaten. + +--Maar oom! viel Rebecca hem in de reden, hoe kunt ge zoo iets zeggen? +Gij weet hoe onveilig het zelfs voor ons in den avond is, zoodat wij ons +bijna niet op straat durven vertoonen. + +--God zegene me! zeide de Jood, daar bemoeit ge u weer met zaken, +waarvan gij geen verstand hebt. Hij kan toch op klaarlichten dag mijn +huis niet verlaten. De Mooren zouden mij spietsen of ophangen. Gij denkt +niet eens om onze veiligheid! + +--Ik wil in geenen deele uwe veiligheid in gevaar brengen, zeide de +kapitein. Bezorg mij slechts een Moorsch kostuum om mij te vermommen, en +ik vertrek oogenbliklijk. Hier hebt gij geld! en hij haalde eenige +goudstukken uit den zak. + +De oogen van den Jood fonkelden; met eene haastige beweging greep hij de +geldstukken van de tafel en bekeek ze onderzoekend. + +Rebecca wierp een smeekenden blik op den kapitein.--Oom! zeide zij met +aandrang, als mijnheer zich moet vermommen, kan hij ook evengoed op den +dag vertrekken. + +--Hm, zoo, ja! zeide de Jood, door het gezicht van het geld verteederd; +misschien was dat beter. + +--Waarom zou ik nu maar niet vertrekken? zeide de kapitein. + +--Omdat gij groot gevaar zoudt loopen het leven te verliezen, zeide +Rebecca snel. De poorten zijn nu reeds gesloten en de wachten zullen u +niet doorlaten. Eene poging om uit de stad te komen zou den argwaan +slechts opwekken, terwijl morgen op den dag niemand op u zal letten. + +Zij sprak zoo overredend en op zoo angstigen toon, dat de kapitein +overtuigd werd. Bovendien hadden hare schoone oogen hem geheel +betooverd. + +De Jood had op het geheele gesprek geen acht geslagen. Met de wellust +des gierigaards liet hij de goudstukken door de handen glijden. + +--Goed goud! mompelde hij bijna onhoorbaar op vergenoegden toon, +deugdelijk geld, daar zijn zaken mede te doen. + +De kapitein wekte hem uit zijne overpeinzing.--Nu, zeide hij, hoe denkt +mijn gastheer er over? Wilt gij mij toestaan hedennacht bij u te +verblijven, dan wil ik u gaarne voor de moeite, die ik u veroorzaak, +schadeloos stellen. + +--Ik geloof dat Rebecca gelijkheeft, zeide de Jood. Het is beter dat ge +blijft, en zich tot het meisje wendende zeide hij: Zorg er voor de +blauwe kamer voor mijnheer gereed te maken. + +--Nu dat afgesproken is, vervolgde hij, zich tot den kapitein wendend, +zal ik voor een kostuum gaan zorgen en moet dus eenige oogenblikken uw +aangenaam gezelschap verlaten. Zaken gaan voor, mijn waarde heer! + +De kapitein knikte en de Jood, na een lang donkergekleurd kleed, een +soort van kabaai, te hebben omgeslagen en een rooden zijden doek om het +hoofd te hebben geknoopt, vertrok. Even nog stak hij het hoofd binnen om +zijne nicht toe te roepen, dat zij het mijnheer toch vooral aan niets +zou laten ontbreken. + +De kapitein was thans alleen met zijne schoone redster. + +--Ge hebt u boosgemaakt? zeide de kapitein vragend. + +--Wie zou zich niet boos maken op den ellendigen geldwolf en leugenaar? +zeide Rebecca. Zie, toen hij u daarstraks al die leugens op de mouw +speldde, kookte mijn bloed. + +--Sprak hij inderdaad onwaarheid? vroeg de kapitein. + +--Of hij onwaarheid sprak? zeide Rebecca opgewonden. Leugens sprak hij, +toen hij zich arm hield; hij, de millionair! Leugens, toen hij van zaken +sprak, hij, de woekeraar, die niet alleen zichzelf het noodige onthoudt, +maar zijnen broeder in het geloof, die bij hem komt om geld, uitzuigt +erger dan de kaïd of de gouverneur; leugens, toen hij sprak over de +verhouding tusschen de Joden en Muzelmannen, en van jaren zwoegens om +iets te verdienen, en van de verdraagzaamheid der Mooren. Ziet ze na, +zooals zij daar gaan door de straten van Fez, mijne geloofsgenooten. Op +de bloote voeten moeten zij loopen, zoodra zij buiten hunne wijk komen. +Geen versiersel durven zij te vertoonen. Tegen den Mahomedaan, die u een +slag in het gezicht geeft, moogt ge de hand niet opheffen, niet eens u +verdedigen als ge wordt aangevallen; slechts in uwe woning moogt ge +tegenweer bieden. + +De kapitein keek bewonderend naar haar op, en zij was schoon in haar +toorn, zooals zij daar stond met fonkelende oogen, een hoogrood over het +gelaat verspreid en de handen op de borst gedrukt. + +--En dat is nog niet alles, vervolgde zij. Voor de rechtbank mag een +Israëliet niet getuigen en slechts met het hoofd ter aarde gebogen +antwoorden. Zij mogen niet te paard rijden en geene bezittingen buiten +hunne wijk hebben. Slechts eene donkere kleeding is hun geoorloofd +te dragen. Belastingen worden naar willekeur geheven. Vóórdat de zon +is ondergegaan, moeten zij in de Jodenbuurt zijn en mogen die vóór +zonsopgang niet verlaten. Aan den Sultan moeten zij vergunning vragen +om te huwen en dergelijke zaken meer. En alsof die onderdrukking, die +uiting van fanatieken haat tegen de levenden niet genoeg is, strekt +deze zich ook nog tot de dooden uit, want in plaats dat wij onze dooden +eene passende begrafenis mogen geven, moeten deze op een draf naar het +kerkhof gedragen en snel onder de aarde gestopt worden, uit vrees voor +ontreiniging. Is het nu niet aanloklijk om hier te blijven? + +Zij stond daar vóór den kapitein, de fiere gestalte met bliksemende +oogen, wier gelaat van verontwaardiging gloeide, en de kapitein, +betooverd door haar hartstochtlijke taal, gloeide evenals zij van +verontwaardiging. + +--En duldt uw volk dat? vroeg hij. + +--Ja, helaas! dat duldt mijn volk. O, 't is niet meer het Israëlitische +volk van vroeger. Zij laten zich trappen, mishandelen en dooden, en +hebben slechts luide weeklachten daar tegenover te stellen. Zie, wanneer +ik een man was, zou ik zoo iets niet dulden. Ik zou mijn volk willen +opwekken. Ik zou hun willen toeroepen: Schudt af dat juk van slaafsche +vernedering! Stoot neer dien Moor, die u een slag in het aangezicht +geeft. Staat op, grijpt de wapenen op tegen uwe onderdrukkers; en +vertrekt uit dit barbaarsche land, zooals gij weleer uit Egypteland +zijt getrokken, toen Farao u liet versmachten in harde dienstbaarheid! +Zie, dat alles zou ik willen doen, maar ik zal het niet. De bevreesde +kinderen Israëls zouden mij uitlachen en bespotten. Zij blijven liever +hier en verdragen alles, wanneer zij maar kunnen schacheren en woekeren. +Voor elke beleediging hun aangedaan, nemen zij revanche door eenige +percenten meer te nemen. Ziedaar hunne ellendige wraak! eindigde zij, +schamper lachende. + +--Mijn God, zeide de kapitein, hoe is het mogelijk, wat ellend... +vergeef mij, ik wilde zeggen, wat deemoedig volk. + +--O, zeg het maar, hernam zij bitter, voleindig maar; mij zult ge er +niet mede kwetsen! Ja, 't is een ellendig volk; dit openbaart zich 't +meest in de verachtelijke rol, die zij bij alle gelegenheden, ieder +op zijne beurt, spelen. Wanneer de soldaten van den Sultan van hunne +moordtochten terugkomen, beladen met de afgehouwen hoofden hunner +vijanden, worden deze aan de poorten der verschillende steden +tentoongesteld. Welnu, zoodra zoo'n bezending koppen aankomt, wordt de +een of andere Jood geprest die koppen de hersenpan te verbrijzelen, er +de hersenen uit te nemen en de holte op te vullen met werk en zout. Ik +geloof niet, dat er ooit een den moed heeft zich tegen zoo'n handelwijze +te verzetten. Men prest hen tot de afschuwlijkste dingen. Onder de +regeering van Sultan Soliman werd den Israëlieten vergund op straat +pantoffels te dragen. De Mooren, woedend over dit besluit, vermoordden +op klaarlichten dag alle Joden, die zich op straat vertoonden. En wat +deden zij? Toen was de maat dan toch overvol, toen scheen het dan toch, +dat de tijd was gekomen om op te staan tegen de gehate dwingelanden. +Niets van dat alles! Zij haastten zich om naar den Sultan te gaan en van +dezen in het stof kruipend de intrekking van het besluit te verzoeken. + +--En ondanks dat alles blijven zij hier? zeide de kapitein. Een dwaas, +die zich hun lot aantrekt. Een volk, dat zich laat trappen, zal nooit de +kracht terugkrijgen om zich op te heffen. + +--Ja, zeide Rebecca, gij hebt gelijk. Geld verzamelen is hun eenig doel, +en waarom? Om het ten laatste weg te bergen of in den grond te begraven +ten einde den argwaan en de hebzucht der Mooren niet op te wekken. +O, ik haat Fez, die gevloekte stad, dat hart van het barbarisme en de +onverdraagzaamheid, en ik heb een afkeer van mijn zoo diep gezonken +volk! + +De kapitein verzonk in diep nadenken; sedert eenige oogenblikken was bij +hem eene gedachte opgekomen, die hem geheel bezighield. + +Opeens hief hij het hoofd op en greep de hand van het meisje, dat voor +hem stond. Zij liet hem die en staarde hem verwonderd aan, maar bij die +aanraking verbleekte zij. + +--Gij haat Fez en hebt een afkeer van uw volk, zeide de kapitein, hare +eigene woorden gebruikende, en zeker is er niemand van wien ge houdt of +aan wien eenige band u bindt? + +--Niemand! zeide zij met doffe stem en op bitteren toon. Ik ben minder +dan eene dienstmaagd bij mijnen oom, van wien ik, voor het werk dat ik +verricht, nog niet eens het noodige voedsel en de noodige kleeding +ontvang en eene harde behandeling op den koop toe. + +--Welnu, zeide de kapitein, wilt ge Fez, wilt ge uw oom verlaten, wilt +ge met mij medegaan naar het beschaafd Europa, naar Frankrijk? + +Zij staarde den kapitein als ontzet aan en een onuitspreeklijk blijde +toon lag in hare stem, toen zij zeide: + +--Ik zou Fez verlaten, met u medegaan, onder beschaafde menschen +verkeeren? + +--Ja, zeide de kapitein, waarom niet? + +--Neen, antwoordde zij, 't was eene illusie van mij; ik dacht er niet +aan, dat ik gebonden ben door de wet. En haar schoon gelaat werd wit als +marmer. + +--Hoe, vroeg de kapitein, wat belet u mijn voorstel aan te nemen? + +--De wet van den Sultan, zeide zij, die eene Joodsche vrouw verbiedt Fez +of Marokko te verlaten. + +--Wat! riep de kapitein toornig, houdt men zoo de Joden te Fez? Maar dat +is schandelijk! + +--Niet waar? zeide Rebecca, en een tranenvloed ontsprong aan hare oogen. + +Dat was meer dan de kapitein kon verdragen.--Welnu! zeide hij, wanneer +ik u wil medenemen, zou ik den man wel eens willen zien, die zich +daartegen zou verzetten. Bovendien kunt gij u kleeden als de Moorsche +vrouwen, en onder den sluier zal men geene Jodin zoeken. Voor het +overige, ik heb een sterken arm en mijne dappere Hollanders zullen mij +terzijdestaan. + +Rebecca sprong op van vreugde, en eer de kapitein het verhoeden kon, +viel zij op de knieën. + +--O, heb dank! riep zij uit; ja, neem mij mede, ik wil uwe dienstmaagd, +uwe slavin zijn, maar red mij uit dit land. + +--Neen, zeide de kapitein, niet mijne dienstmaagd en niet mijne slavin, +maar mijne vrouw zult ge zijn als ge wilt, en hij hief haar op van den +grond. + +--Wat, riep zij, uwe vrouw, ik de vrouw van een kapitein van het +Fransche leger! Ik, de arme verachte Jodin? en zij deed een stap +achteruit, den kapitein aanziende of hij ook met haar spotte. + +--Nu, waarom? zeide de kapitein haar hand vattend. Waarom zoudt ge dat +niet kunnen worden als ik het wil, tenzij gij uwe liefde niet aan mij +zoudt kunnen schenken? + +--Stil, riep zij snel, stil, spreek zoo niet. Neen, ik dacht dat gij met +mij spottet. Ik kon mij zoo'n groot geluk niet voorstellen. + +De kapitein trok haar glimlachend tot zich en sloeg zijne armen om haar +heen. En toen hij hare schoone armen om zijnen hals voelde, toen hij +staarde in die schoone oogen, half gevuld met tranen van geluk en +vreugde, toen hij haar warmen adem over zijn gelaat voelde strijken en +dien vollen boezem tegen zich aangedrukt voelde zwoegen en zwellen van +het nameloos geluk, dat hij in hare oogen las, toen boog zij het hoofd +en drukte een langen, innigen kus op die bevende, brandende lippen en +staarde haar lang aan vóór hij haar losliet. + +Een geschuifel in den gang stoorde het minnend paar in hun zoet geluk. +Het was de oude Isaäc, die terugkwam, beladen met verschillende Moorsche +kostuums. + +In het kort verhaalde nu de kapitein, toen Rebecca zich op een wenk van +hem had verwijderd, wat er in zijne afwezigheid had plaats gehad. En +schoon de Jood zeer verwonderd was, gleed eene duidelijke uitdrukking +van vreugde over zijn gelaat. Hij beschouwde het als een groot geluk +aldus van een meisje af te komen, dat hem zoo verschriklijk veel kostte +in dezen duren tijd. Hare diensten rekende hij voor niets. Haar zoo +gemaklijk kwijt te raken, voor wie de tijd van in dit land te huwen +reeds lang voorbij was, rekende hij als een buitenkansje. Want de +Jodinnetjes in Fez huwen reeds op haar tiende en twaalfde jaar. Het is +eene zeldzaamheid, dat een ouder meisje huwt; voor Rebecca, die reeds +ruim zestien jaar oud was, was dus alle kans verkeken. Trouwens, zij +had ze steeds versmaad, die woekerende, schacherende jongelieden, wier +geheele ziel reeds was ingenomen door hetgeen zij zoo hevig verachtte en +haatte. + +Met behulp van Rebecca zocht de kapitein nu een passend kostuum uit. +In plaats van het schitterende gewaad van den rijken Moor nam hij +het eenvoudige kleed van den bediende, en verzocht Isaäc nu ook een +vrouwenkostuum te willen medebrengen, dat geschikt was voor eene +Moorsche vrouw uit den bemiddelden stand. Isaäc voldeed volgaarne aan +dien wensch, want hij maakte dien avond dubbel goede zaken. + +De vlucht werd bepaald op den anderen morgen vroeg, en nu alles geregeld +was, begaf de kapitein zich ter ruste om Rebecca niet te hinderen in +hetgeen zij nog had te verrichten. + +Wat ging zij blijmoedig aan den arbeid, wat schitterden die oogen van +genot, wat klonk die stem vol en helder door het huis, waarin zoo langen +tijd geen vroolijk lied was gehoord. Het was haar te moede als ging zij +morgen naar een feest, in plaats van eene wisselvallige gevaarlijke reis +te ondernemen. De koortsachtige gejaagdheid verdreef den slaap van hare +oogen, en nooit werd door iemand de aanbrekende dag met zooveel vreugde +begroet als door Rebecca den dag van haar bevrijding, den dag van haar +geluk! + + + + +XVII. + +AAN DEN OEVER VAN DEN PAARLSTROOM. + + +Het wordt tijd dat wij terugkeeren tot de overige personen van ons +verhaal, die wij onwillekeurig uit het oog hebben verloren. + +Nadat Selam en Dries zich zwemmende hadden gered, stapten zij langs den +oever van den Paarlstroom met haastigen tred voort om het kamp bijtijds +te bereiken. Zij waren de eersten van de vijf personen, die het +vereenigingspunt, het kamp, bereikten. + +Mohammed liep onrustig heen en weer, bezorgd als hij was over het lang +uitblijven van het gezelschap, en toen hij onze vrienden nat en beslijkt +zag aankomen, begreep hij dadelijk dat er iets voorgevallen was. De arme +jongen was ontroostbaar over het lot van den kapitein. + +In allerijl begon men nu de bagage in te pakken om ze op de kameelen +te laden, ten einde zoo noodig spoedig een goed heenkomen te zoeken. +Ongelukkig waren de kameelen een groot eind al grazende afgedwaald en +kostte het veel moeite eer men de onwillige dieren, die niet gaarne de +weide verlieten, in het kamp had teruggedreven. + +Terwijl men hiermede bezig was, kwam Aroesi aan en weldra was, dank zij +diens voortvarende hulp, een der kameelen beladen met de voornaamste +voorwerpen, waaronder zich alles bevond wat men op de reis had +opgezameld. + +Aroesi had intusschen Selam uitgezet als wacht om een wakend oog +over de streek te laten gaan, en deze voorzorg bleek gansch niet +overbodig. Nauwlijks toch had Selam eenige oogenblikken op den heuveltop +doorgebracht, of zijn scherpen blik bemerkte eene buitengewone drukte +langs den oever en weldra kwam hij tot de zekerheid, dat de groote bende +volks, die steeds den stroom volgde, geen goede bedoelingen had. + +Hij stormde den heuvel af en deelde mede wat hij had gezien. Men was nog +in het geheel niet klaar met inpakken. De twee tenten stonden daar nog, +benevens de veldbedden en eenige andere dingen. Met vereende krachten +wist men de groote tent op een der kameelen te laden, maar toen was het +ook tijd om op te breken, want de troep naderde snel. Selam en Mohammed +bestegen hunne ezels, de kameeldrijvers namen hunne dieren bij den toom +en Aroesi en Dries bestegen de paarden, terwijl Dries het derde paard +medevoerde. Met een enkelen oogopslag overzag Aroesi den kleinen stoet, +plaatste zich aan het hoofd, en liet toen het voorwaarts hooren. + +--Waar heen? vroeg Dries. + +--Volgt mij slechts, zeide Aroesi, ik zal u in veiligheid brengen. + +--Goed, zeide Dries, wij volgen. + +Na een eind onder bedekking van een heuvel te zijn voortgegaan, daalde +Aroesi af in den stroom. Het was eene ondiepe plaats en de dieren gingen +slechts tot den buik in het water. Meer moeite veroorzaakte de oneffen +bodem, doch na korten tijd was men aan de overzijde, waar men langs een +dicht hoog kreupelhout voortmarcheerde. Eenige oogenblikken later sloeg +Aroesi links af naar een smallen bergweg. Deze was niet meer dan een +kwartier gaans lang en toen kwam men aan eene open vlakte met een bont +bloemtapijt getooid. Deze vlakte stak men dwars over en achter het +dichte groen zag men plotseling uitgestrekte korenvelden voor zich, +tusschen welke men de donkere toppen van een paar tenten zag uitsteken. + +--Hier zijn we veilig, zeide Aroesi. Deze velden behooren mij en hier +kunnen wij ons verborgen houden tot we allen vereenigd zijn, wat God +geve! + +Door het dichte koren gaande, hetwelk zoo hoog was, dat men niets +bemerkte van den ruiter die er doorheen reed, was men weldra bij de +tenten. Deze waren verlaten. Men ontlaadde de kameelen en liet de last- +en rijdieren zich te goed doen aan het malsche gras, dat op de kleine +vlakte rondom de hutten groeide. Toen, daar men hier voorloopig voor +niets had te vreezen, begaven Aroesi en Dries zich naar den stroom om te +zien wat er voorviel. + +Nauwlijks waren onze beide vrienden den stroom doorgegaan, of zij bleven +opeens als op commando staan en zagen verwonderd voor zich uit, daar +zich boven de heuvels plotseling een roode gloed afteekende tegen het +azuur der lucht. + +--Ha, zeide Aroesi, de schurken hebben de tent in brand gestoken; kom +mee, laten we zien wat er voorvalt! en zij ijlden zoo snel als zij +konden naar de heuvels, waar zij zich nederlegden om onder bedekking van +eenige struiken te kunnen zien, zonder gezien te worden. + +'t Was zooals Aroesi had gezegd. De bende straatgemeen, hunne +slachtoffers uit Fez gevlogen ziende, was, onder aanvoering van den +heilige, naar het kamp gekomen, doch ook daar niemand vindende, koelden +zij hunne wraak met het verbranden van de tent en wat zij er nog van de +bagage vonden. + +--Haal je hart maar op, zei Dries, 't beteekent niets; het beste is +toch in veiligheid. + +--'t Was tijd dat we ons wegmaakten, zeide Aroesi. Ge ziet, de schurken +waren ons dicht op de hielen. + +--He! zeide Dries, de handen jeuken mij om dien schoft van een heilige +neer te leggen; ik zou hem van hier zoo mooi kunnen neerschieten. + +--Pas op, zei Aroesi, we zouden den geheelen troep op het lijf krijgen. + +--Jammer genoeg, antwoordde Dries, 't is hard zoo'n mooie gelegenheid +ongebruikt voorbij te laten gaan. + +Intusschen was het gepeupel bezig een paar kleine kisten open te slaan. +Een was gevuld met allerlei levensbehoeften, en het was grappig de +verwondering en de grimassen dezer lieden te zien bij het openen van de +verschillende bussen en doozen, daar zij niet wisten wat dat alles was. +In de tweede kist waren eenige flesschen wijn, rum en spiritus. Zij +bekeken de flesschen aan alle zijden, ontkurkten ze en lieten een weinig +van het vocht op de hand loopen. Zij begrepen echter spoedig wat het +was, en schoon zij als goede Mahomedanen geen wijn mochten gebruiken, +konden zij toch niet nalaten van het begeerde vocht te drinken, doch het +bepaalde zich nog slechts tot proeven. + +--Ziet zulk kanalje, zeide Dries, dat vergast zich aan onzen wijn en +rum, en wij zullen op de geheele terugreis ons slokje moeten missen. + +Terwijl dit gebeurde, begon het duister te worden. De hemel tooide zich +met millioenen flonkerende sterren, en na eenigen tijd kwam de maan in +al haar luister op en hulde het geheele landschap in eene zee van licht. +Het dunne doek der tent was spoedig verbrand, maar hetgeen nog van de +bagage in de tent stond, onder anderen twee veldbedden, begonnen nu +door te branden en de hooge vlam en de dikke rook gaven thans een veel +verschriklijker aanzien aan den brand dan hij werkelijk was. + +Op eens hief de heilige, die zich eveneens hard te goed deed aan het +geestrijke vocht, het hoofd op en luisterde; daarop wendde hij snel het +hoofd naar den stroom en keek scherp uit. + +--Wat duivel ziet die schurk? zeide Dries. + +--Ik zie slechts eene beweegbare schaduw, zeide Aroesi, daar ginds bij +den stroom. + +Maar het scheen dat de heilige meer bespeurde, want na snel eenige +onverstaanbare woorden tegen zijne metgezellen te hebben gezegd wees +hij naar de bedoelde plek, sprong eensklaps op en snelde in die richting +voort, gevolgd door den huilenden, halfdronken troep. + +--God in den hemel! riep Dries, wat gaan zij nu weer uitvoeren, en hij +sprong onwillekeurig op en snelde ze na. + +Ook Aroesi begreep, dat er iets aan de hand was en snelde eveneens +voort. + +Plotseling klonk in de duisternis eene donderende stem, die in de +Arabische taal de bende halt toeriep, en op hetzelfde oogenblik knalde +een schot. + +--'t Is de luitenant, riep Dries. Voorwaarts, te hulp! sla dood dat +gebroed! + +Werkelijk was het de luitenant, die, zooals we gezien hebben, na gered +te zijn zich langs den stroom had voortgespoed. + +Halverwegen was hem bij eene kromming van den stroom de brand in het oog +gevallen, en een vreeslijk vermoeden had zich van hem meestergemaakt. +Hij twijfelde geen oogenblik of het kamp stond in brand, en hoe was het +met zijne vrienden? Doch hij dacht niet lang na, maar snelde als een +pijl uit den boog voort om zoo mogelijk te redden wat nog te redden was +of eene vreeslijke wraak te nemen. + +Het geoefend oor van den paardendief had echter het geluid van die +haastig naderende voetstappen vernomen, en hij begreep dadelijk dat het +een zijner vijanden zou zijn, die uit de stad ontsnapt was. + +Toen het schot van den luitenant viel, bleef de dronken troep een +oogenblik weifelend staan. Doch de wraakzuchtige heilige vloog zonder op +de kogels te letten op zijn vijand toe. + +De luitenant liet hem bedaard naderen, en eerst toen hij dicht bij hem +was, bemerkte hij, dat hij zijn dood gewaanden vijand weder voor zich +had. + +--Ha, ha! riep de luitenant, leeft ge nog schelm? Voorwaar, gij hebt +eene harde hersenpan, maar ik beloof u, ik zal er een gat in boren, +waaraan gij genoeg hebt. + +Opgewonden door den drank en zijne wraakzucht wierp de heilige zich als +een razende op den vijand, doch op hetzelfde oogenblik kreeg hij een +kogel in den kop, die hem achterover deed tuimelen. + +--Ziezoo, zeide de luitenant, zich tot de andere aanvallers wendende, +wie heeft nog lust? + +Een lange halfnaakte Arabier, een reus, sprong op dit oogenblik als +een tijger op den luitenant toe en greep bliksemsnel de hand, die de +revolver hield. Het schot ging af, doch zonder den kerel te raken, die +een ponjaard ophief om zijn vijand te doorsteken. + +Gelukkig voor Frank had Dries het gevaar, waarin deze verkeerde, +gezien. Snel sprong hij toe en zijne buks als eene knots gebruikend, +gaf hij den reus een zoo vreeslijken slag op den schedel, dat bij als +een blok neerviel. + +Ook Aroesi was in het gevecht gewikkeld, en zijne Turksche kromsabel +flikkerde en schitterde, en deelde houw op houw uit. Maar de schelmen, +opgewonden door het weinige geestrijke vocht, waaraan zij niet gewoon +waren, betoonden eenige dapperheid, zoodat zij niet als naar gewoonte +weken. + +De toestand werd bedenklijk en het was onmogelijk deze bende lang het +hoofd te bieden. Aroesi begreep dit terecht en sloeg voor te retireeren +naar de plaats waar men door de rivier kon waden. + +Zoo gezegd, zoo gedaan en men begon al vechtende te retireeren. + +Doch eensklaps zag de luitenant zich den weg versperd door den heilige, +die, op handen en voeten voortkruipende, zich op zijnen vijand wilde +storten. + +--O, zeide de luitenant, woedend aldus in zijnen voortgang te worden +belemmerd. Gij hebt dus nog niet genoeg. Het schijnt, dat men met u moet +handelen als met een adder, die men doodtrapt waar men ze aantreft. +Sterf dan ellendeling, ditmaal zal ik u terdege dooden! En hij schoot +zijne revolver af. + +Er waren nog drie schoten, die den schurk allen in de borst troffen, en +reutelend zonk hij neder met het met bloed overstroomde gelaat in het +gras, dat rood geverfd werd door die aanraking. + +In een paar sprongen was de luitenant weder bij zijne vrienden, en met +haastige schreden vervolgde men den aftocht naar de doorwaadbare plaats. +Dáár verschenen aan de overzijde tusschen het hout Selam en Mohammed, +met de buks in de hand. In een oogwenk begrepen zij wat er aan de hand +was, en openden een geregeld snelvuur op de bende, waardoor ons drietal +gelegenheid vond behouden over te komen. + +Thans was men veilig. De aanvallers, bevreesd voor het vuur, dat nu +door allen op hen gericht werd, trokken vloekend en tierend terug +naar de plaats waar het kamp was geweest en waar nu nog slechts een +kleine, smeulende en rookende zwarte plek de plaats aanduidde waar de +tent had gestaan. Nog meer opgewonden dan daar straks begonnen zij de +geestrijke dranken, die zij eerst met kleine teugen hadden gedronken, +te verzwelgen, en het woeste getier van den dronken troep klonk over de +rivier als een concert van duivelen. + +Als voorzorgsmaatregel bleven Selam en Mohammed patrouilleeren op +den oever om een wakend oog over hen te houden, terwijl de afgematte +luitenant zich met Aroesi en Dries naar de schuilplaats in het korenveld +begaf. + +Terwijl de luitenant, Dries en Aroesi elkaar hunne avonturen verhaalden, +begon de lucht, die daar straks nog zoo schoon en schitterend was, te +betrekken. Donkere wolken pakten zich samen en de sterren verdwenen. De +maan werd aanhoudend verduisterd en weldra begonnen dikke regendroppelen +te vallen. Aroesi trad naar buiten, en na de lucht te hebben bekeken +zond hij een der kameeldrijvers uit om Selam en Mohammed te roepen. + +--'t Zal verschriklijk weer worden, zeide hij bij het binnenkomen; +'t schijnt dat we een dier onweders zullen krijgen, die hier zoozeer +gevreesd worden, en die zooveel verwoesting aanrichten, daar zij de +rivieren buiten hare oevers doen treden. + +En zoo was het werkelijk. Nauwlijks waren Selam en Mohammed in de tent +terug, of de storm brak in al zijne hevigheid los. De regen viel in +stroomen neer, en had spoedig de lage gedeelten van de vlakte in groote +plassen herschapen. Van de hellingen stroomde het water aan alle kanten +als zoovele beekjes af, en sleepte de losgeraakte aarde en steenen mede. +De hevige orkaan deed de struiken ontwortelen en voerde ze mede de +lucht in, als waren het stroohalmen. De hier en daar verspreid staande +boomen werden gebroken als riet, en daar tusschen door donderde het met +ontzettende slagen en werd de landstreek nu en dan opeens in blauwen +lichtgloed gezet door den bliksem, die onophoudelijk het luchtruim +doorkliefde. + +In al dat weer moest men naar buiten om de dieren te binden. Men kon +zich bijna niet staande houden; en toen men hen eindelijk de pooten had +gekluisterd, hen goed vastgezet, en men met veel moeite in de tent was +gekomen, was iedereen druipnat. + +Het weer nam hoe langer hoe meer in hevigheid toe. De ratelende +donderslagen volgden elkaar gedurig sneller op, en de bliksem was bijna +niet meer van de lucht. Dat flikkeren van het blauwe licht deed vooral +de beken, poelen en stroomen zien, door den geweldigen regen gevormd. +Slechts enkele struiken en boomen weerden zich nog tegen den orkaan, +en werden gezweept als ware de wind woedend over dien tegenstand. De +regen, in beken van de omringde heuvelen stroomende, viel klaterend +in den Paarlstroom, die kokend en bruisend daar henen snelde als eene +reusachtige slang, die, van hare kluisters ontslagen, schrik verspreidde +over het land. Gevoed door zoovele bronnen zwol hij, daar straks nog +doorwaadbaar, tot een wilden woesten stroom, die ten laatste zijn water +over den omtrek uitstortte. + +En de Paarlstroom zwol en zwol, en buiten zijne oevers tredend +overstroomde hij al het laaggelegen land. Hij baande zich een weg +naar de verwoeste legerplaats, waar die woeste barbarenhorde, arme +slachtoffers van fanatieke dweepzucht, tuk op roof en moord, in +walgelijken dronkenschap lag te ronken. Zij hoorden het ruischen en +brullen van het water niet, noch zagen het bliksemvuur van den hemel. En +intusschen naderde de onverbiddelijke stroom en overstelpte hen den een +na den ander, en toen hij ze verstikt had in zijn drabbig schuimend +water, hief hij de lijken van Moor en Arabier, van neger en kleurling +op, om ze onder woest gebruis weder neer te slingeren, en vervolgde +zijnen loop om elders nog meer schrik en verderf te verspreiden. + +Toen het weder na eenige uren had uitgewoed, ging Aroesi met Selam +naar buiten om eens rond te zien. Dank zij den afstand, die hen van +den stroom scheidde, en voornamelijk de ligging van het grasveld op +de helling van een berg, was men voor verdrinken bewaard gebleven. + +--Die arme dwazen daar ginds aan de overzijde, zeide Aroesi in de +tent terugkeerende, zullen vreeslijke oogenblikken hebben beleefd. De +Paarlstroom is buiten zijne oevers getreden en heeft een groot gedeelte +van het omliggende land overstroomd. Zoo zij niet afgetrokken zijn of op +de heuvelen gevlucht waren, zijn zij verdronken. Misschien worstelen zij +thans met den dood in de golven van den Paarlstroom. + +Nadat de storm bedaard was, werd het weder weer even schoon als het +eerst was geweest. Duizenden gissingen werden gemaakt over het lot van +kapitein Daumas, en weinig vermoedde de luitenant dat, terwijl zij daar +buiten in vreeslijk gevaar waren door het woeden der elementen, de +kapitein een der schoonste oogenblikken had beleefd, die een mensch in +het leven zijn gegeven. + +--Enfin! zeide de luitenant, als de kapitein morgen mocht terugkomen, +zullen wij oogenbliklijk vertrekken. De nabijheid van Fez kon ons +noodlottig worden, en bovendien houdt niets ons langer hier terug. Keert +hij echter, hetgeen God verhoede, niet terug, dan, ja bij God, dan +zullen we hem zoeken, des noods in Fez, al stond geheel Fez tegen ons +op, want zonder mijn vriend, levend of dood terug te zien, vertrek ik +niet. + +Des anderen daags stond men zoo laat op als nog nimmer gedurende de reis +was gebeurd. De vermoeienissen van den vorigen dag en het bewustzijn +volkomen veilig te zijn, deed ieder de zoo hoog noodige rust volop +genieten. + +Wat zag er die landstreek uit, toen men eens ging rondzien, wat +verschriklijke verwoestingen hadden de orkaan en het water aangericht. + +Onwillekeurig begaf men zich naar den Paarlstroom, tegenover de plaats +waar het kamp had gestaan. Er was geen spoor meer van te vinden; de +plaats was zelfs niet meer te herkennen. Maar hier en daar lagen de +offers verspreid, die het water had geëischt. Daar lagen de verminkte, +misvormde lijken van de vijanden. En daar bij die kleine groep struiken, +die de storm had gespaard, lag het duchtig toegetakelde lijk van den +valschen heilige met van woede verwrongen trekken, den ponjaard in de +verstijfde vuist geklemd. + +--Nu is hij wel degelijk dood, de ellendeling! zeide de luitenant, zich +met walging afwendend. + +--Ja, zeide Dries, en 't is een leelijke doode ook, die heilige! + +--Hij heeft zijn loon ontvangen naar gerechtigheid, zeide Aroesi +plechtig; Allah is rechtvaardig! De dweeper zal het zwaar te +verantwoorden hebben als hij geoordeeld wordt. Hij heeft den dood van al +die anderen op zijn geweten. Geen eerlijke begrafenis zal hem ten deel +vallen. Ginds komen de gieren reeds. Zoo straft God de ondeugd. God is +groot! Er is maar één God en Mahomed is zijn profeet! + +--Amen! zei Selam. + + + + +XVIII. + +OP DEN TERUGTOCHT.--MECHINEZ.--DE KIF. + + +'t Was reeds een paar uren nà zonsopgang en nog kwam de kapitein niet +opdagen. + +De luitenant werd onrustig en wandelde, vergezeld van Dries, langs den +stroom in de richting der stad. + +De morgen was heerlijk. Het sinds eenige dagen zoo droge, schrale groen +was door den overvloed van water meer dan verkwikt, en zag er zoo frisch +uit, dat men zich wel had willen uitstrekken op het mollige frissche +tapijt. Tallooze soorten van insecten vlogen rond, kropen tegen de +stengels en bladeren der planten en boomen op, of bewogen zich snel +tusschen het gras. + +De luitenant vond eene goede gelegenheid om zijnen voorraad aan te +vullen en verdreef zoo den tijd, die hem, wachtende op zijn vriend, +bizonder lang viel. Dries, die zijne buks had medegenomen, schoot op de +wilde duiven en reigers, die hier in menigte waren te vinden. + +Juist schoot hij onder eene vlucht duiven. Een paar daarvan vielen op +den grond, toen opeens een roofvogel bliksemsnel toeschoot, een der +geschoten duiven aangreep en er even snel mede wegvloog. + +--Drommels, zei Dries, dat is knap gedaan en je mag je buit behouden; ik +zal niet op je schieten. + +--'t Is een havik, zeide de luitenant; dat goed is erg brutaal, maar zoo +heb ik het nog nooit gezien. + +--Kijk, zei Dries eensklaps, daar komt eene Moorsche dame aan op een +ezel, met een bediende bij zich. Maar zie eens, luitenant, wat wil die +kerel? Men zou haast zeggen, dat hij ons wenkt. + +De luitenant hield de hand boven de oogen en keek in de aangeduide +richting. + +--Dat begrijp ik niet, zeide hij. Wat die Moorsche dame of die kerel +toch van ons willen? + +--Wie weet, zei Dries, misschien is het wel een bode, door den kapitein +afgezonden. + +--In elk geval, zeide de luitenant, zullen wij hun te gemoet gaan; +bevreesd behoeven wij niet te zijn. Kom, Dries! + +Men liep snel voort in de richting der vreemdelingen en verdiepte zich +in allerlei gissingen, wie of wat het kon zijn. + +De vreemdeling maakte ook spoed. De bediende hield den ezel bij den +teugel en spoorde hem met woorden en stokslagen aan harder te loopen. + +Toen bleef Dries stokstijf staan. + +--Nu, vroeg de luitenant, wat is er? + +--Bij mijne ziel, zeide Dries, als ik het niet beter wist, zou ik +zeggen, dat ik dien Moor meer heb gezien. De kerel heeft zoo'n bekende +houding en gang, waar duivel kan ik hem gezien hebben? + +--Ja, mij komt hij ook bekend voor, antwoordde de luitenant, en toch +weet ik hem mij niet te herinneren. + +Een honderd pas verder bleef Dries weder staan en greep den arm van den +luitenant. + +--God in den hemel, luitenant! ziet ge niet wie het is? riep hij uit. 't +Is de kapitein, en zijn geweer wegwerpend, snelde hij den naderenden te +gemoet. + +De kapitein had zijn ezel losgelaten en was, toen Dries op hem +toesnelde, een eind vooruitgeloopen. + +--Parbleu, mijn brave vriend, leef je ook nog! zeide de kapitein, nadat +de eerste verbazing voorbij was. + +Thans was ook de luitenant genaderd, en de vreugde van het wederzien was +zoo hartelijk als alleen onder vrienden, die veel gevaar met elkaar +gedeeld hebben, zulks kan zijn. + +--Maar wat weerga, kapitein, zei de luitenant, wat in 's hemels naam +hebt gij nu toch weer voor een dollen streek uitgevoerd. Hebt ge eene +Moorsche schoone geschaakt? + +De kapitein begon hartelijk te lachen. + +--Geschaakt heb ik haar niet, zeide hij. Zij is mij uit vrije beweging +gevolgd. Maar dit zal ik u later verhalen; volg mij en ik zal u aan haar +voorstellen. + +De kapitein deed, zooals hij had gezegd en toen Rebecca haren langen +sluier opsloeg, zagen de luitenant en Dries, in plaats van eene +Moorsche, het schoone gelaat der Jodin, die verlegen hoewel glimlachend +onze vrienden aankeek. + +De luitenant maakte eene beleefde buiging en drukte haar hartelijk de +hand, terwijl Dries er zich met eene linksche buiging en een militair +saluut afmaakte. + +--Hoe het zij, zeide Frank tot den kapitein, 't is hier de tijd noch de +plaats voor verdere ophelderingen, doch wie gij medebrengt, die is van +harte welkom. Laten wij ons nu naar onze schuilplaats spoeden, dáár +kunnen wij praten! En men begaf zich terstond op weg. + +--Duivels, mompelde Dries, nu en dan een blik op Rebecca slaande, men +kan niet zeggen, dat de kapitein een slechten smaak heeft. + +--Moeten we nog niet haast den stroom over? vroeg de kapitein, naar het +kamp rondziende. + +--Wel neen! zeide de luitenant. O, 't is waar, gij weet het nog niet, +ons kamp bestaat niet meer. + +--Wat! riep de kapitein, bestaat het niet meer? + +--Volg ons maar, hernam de luitenant, en ge zult zien, dat wij geen +slechten ruil hebben gedaan. + +--En hoe is het met mijn getrouwen Mohammed en Selam en onzen vriend +Aroesi? + +--Allen nog springlevend, zeide Dries. + +--Goddank, zeide de kapitein, dat is mij een steen van 't +hart.--Drommels! ge moogt zeggen wat ge wilt, maar ik vind, dat wij +buitengewoon gelukkig overal doorheen rollen. + +--Tot heden ja, antwoordde de luitenant, maar wij zijn nog niet terug; +wie weet wat er nog kan gebeuren! + +--Ba! zeide de kapitein, op zijne gewone luchtige manier, ik gevoel mij +tweemaal zoo sterk als anders. Al kwam de duivel, ik zou hem weerstaan. + +--Zie, zeide de luitenant, dat komt er van als men verliefd is en eene +schoone vrouw medevoert. + +Men was intusschen de plaats genaderd, waar de uitgestrekte graanvelden +begonnen, en wilde juist het koornveld betreden, toen allen opeens +schrikten van eene gestalte, die zich bliksemsnel voor het verbaasde +gezelschap vertoonde, alsof zij uit den grond verrees. + +De schrik duurde echter slechts kort; 't was niemand anders dan +Mohammed, die uit een soort van greppel opstond, waarin hij had gelegen. + +Niet zoodra zag hij den kapitein onder het gezelschap, of hij sprong +als een wilde op hem toe, greep zijne handen en bedekte die met kussen, +terwijl de tranen hem uit de oogen sprongen. Toen rees hij overeind en +vloog als een pijl uit den boog door het korenveld, om Selam en Aroesi +de blijde tijding te brengen. + +Selam vermaakte zich met op de vogels te schieten, die hij uit het koren +opjoeg, en had reeds een paar dozijn duiven naast zich liggen, toen hij +den snellen loop van Mohammed vernam en deze hem in het volgend +oogenblik om den hals vloog. + +--Mohammed mijn vriend! zeide Selam, die het onder die omhelzing te +benauwd kreeg, bij Allah, je worgt me; wat is er aan de hand? + +--De kapitein! was al wat de verheugde Mohammed kon uitbrengen. + +--De kapitein? riep Selam. Maar laat me dan toch los, ik stik half. + +Met moeite onttrok hij zich aan de al te onstuimige omhelzing en volgde +Mohammed. + +Na de begroeting zat men eindelijk in de tenten. 't Was daar echter +spoedig benauwd, en weldra zat men buiten rondom een paar heldere op den +grond uitgespreide kleeden, waarop Selam en Mohammed binnen korten tijd +een keurig diner opdischten, verrijkt met een paar dozijn vette heerlijk +gebraden duiven. + +Toen men met smaak had gedineerd, kwamen de geurige koffie en de sigaren +voor den dag. Onderwijl werd het gesprek levendig, en de één voor, de +andere nà, verhaalde nu aan den kapitein zijn wedervaren op dien dag, en +natuurlijk biechtte ook de kapitein zijne avonturen op, hoewel hij veel +van hetgeen Rebecca betrof, en wat hij niet voor ieders ooren geschikt +achtte, voor zich hield om het den luitenant later mee te deelen. + +--En waart gij niet bevreesd herkend te worden? vroeg de luitenant. + +--Ja, daar was ik nu en dan wel eens bevreesd voor als de Arabieren of +Mooren mij zoo onderzoekend aankeken. Maar, Goddank! dat duurde slechts +een half uur. Toen waren wij buiten de stad. Maar die hevige regen van +gisteren avond noodzaakte ons een grooten omweg te maken, anders waren +wij reeds eer hier geweest. + +Intusschen had de luitenant last gegeven de goederen op de beesten te +laden en alles klaar te maken voor de afreis. Dit spoedige vertrek +geschiedde op raad van Aroesi, die bevreesd was, dat de fanatieke +bevolking van Fez het wel eens in het hoofd kon krijgen, om de +Christenen op te sporen en te vervolgen. En daar men licht kon weten +vanwaar ons gezelschap gekomen was, werd er besloten om, ten einde alle +mogelijke vervolging te vermijden, een anderen weg voor de terugreis te +kiezen. + +Een paar uren later trok de kleine karavaan, thans met twee personen +vermeerderd, behoedzaam en zich zooveel mogelijk verborgen houdend, +voort op den weg, die van Fez naar Mechinez loopt, welke stad, de parel +van Marokko genoemd, op vijftig kilometer afstand van Fez ligt. + +Dat was eene hitte op dien dag! En het was nogal nà den middag, dat wil +zeggen na de grootste hitte. Het was dan ook bijna onmogelijk voort +te trekken. Daarbij kwam de eentonige landstreek, die niets anders +opleverde dan wat men op de heenreis dagen lang had gezien: bebouwde +velden met graan, gierst enz. Het eenige verschil bestond op sommige +plaatsen daarin, dat men aan het maaien was. Hier en daar stonden een +paar mastboomen of dwergpalmen. Men passeerde kleine uitgedroogde +riviertjes en alles zag er dor en droog uit. Eindelijk dwong eene hitte +van 42 graden Celsius (107° Fahrenheit) ons gezelschap de eenige +overgeblevene tent op te slaan. Selam, Mohammed en de drijvers, die +hunne tent zeer misten, hadden echter spoedig een paar lange takken +afgesneden, en na die op een paar meter van elkaar in den grond te +hebben gestoken, zoodat zij een vierkant vormden, boog men de topeinden +naar elkaar toe, bond die te samen en wierp er alle kapmantels over, die +men kon missen. Zoo was men ten minste eenigermate tegen de brandende +hitte beveiligd. + +--Wat een hitte! zuchtte de luitenant. + +--O, zeide de kapitein, wees maar stil; we hebben nog maar tweehonderd +mijlen vóór ons. + +--En de zekerheid van elken dag zoo'n hitte te hebben, zeide de +luitenant. + +--Een prettig vooruitzicht! merkte Dries aan. + +Men beproefde te slapen, doch daar was geen denken aan. Men bleef stil +liggen totdat de insecten zich begonnen te vertoonen, en deze droegen er +niet weinig toe bij om onze vrienden wanhopend te doen worden. Toen het +al te erg werd, bestrooide men den grond weder met kruit, en dat hielp. +Eindelijk, na langen tijd rusteloos te hebben liggen wenden en keeren, +gelukte het hun laat in den nacht in slaap te komen. + +Den tweeden en derden dag was het eveneens heet. De hitte verminderde +niet, ja vermeerderde eer. Voor het overige bracht het tamelijk drukke +verkeer op den weg tusschen Fez en Mechinez een weinig afwisseling in +den marsch. Men ontmoette troepen Arabieren met hunne zeissen, die +uit maaien gingen, groote karavanen van beladen kameelen, paarden, vee +enz.; dat alles ging naar de markt. Daardoor ook werd men gewaar dat men +Mechinez naderde, en den derden dag van de terugreis zag men tegen den +avond opeens op een heuvelrug de stad vóór zich, omgeven van muren +waarboven witte minarets en palmen uitstaken. + +Daar Selam en ook Aroesi van meening waren, dat men zonder groot gevaar +de stad zou kunnen bezichtigen, en zij bovendien zoozeer hare schoonheid +roemden, besloot men in de nabijheid te overnachten en Mechinez den +anderen dag te bezoeken. + +Zoo was men dan, o wonder! eindelijk in eene Marokkaansche stad +aangeland, waar men zonder levensgevaar kon rondwandelen. Nog grooter +wonder was de aangename verrassing van breede straten aan te treffen; +geen steegjes, zooals bijna overal, geen hemelhooge muren, die het +daglicht uitsloten; neen, hier waren breede straten, lage huizen en lage +tuinmuren, waarboven het frissche groen kwam uitkijken. + +Door eene der poorten, waarachter eene tweede poort, kwam men in de +stad, welke door drie muren met tinnen gekroond omgeven was. Wel waren +de straten niet recht maar vreeslijk kronkelend, doch dat zag men gaarne +over het hoofd om het vele schoone, dat men aantrof. De indruk was +zoozeer verschillend van wat men in de andere steden had gezien, dat +onze vrienden geen woorden konden vinden om hun gevoelen lucht te geven. +Niet alleen de breede straten en het frissche groen, maar nog veel meer +schoons was het, dat hun aangenaam aandeed. Men vond er ruime pleinen, +waar prachtige eike- en vijgeboomen prijkten, frissche klaterende +fonteinen en telkens werd het oog bekoord door prachtige proeven van +Moorschen bouwtrant. + +Bovendien was de frissche landelijke lucht bezwangerd met allerlei +bloemengeuren en heerschte overal eene rust, die onbeschrijflijk +aangenaam was. + +Een der fraaiste bouwwerken was ongetwijfeld het paleis van den +gouverneur, dat op een plein stond, en waarvan de gevel uit een +heerlijk mozaïek bestond. Die kleuren, door het vroolijke zonlicht +beschenen, deden denken, dat de gevel van dat paleis was ingelegd met +edelgesteenten. Het fonkelde en schitterde in alle schakeeringen; +kortom, het was een tooverpaleis uit de »Duizend en één nacht." Niet +minder trok de fraai bewerkte boog van eene oude poort hunne aandacht. + +Het was geen wonder, dat het onzen vrienden moeite kostte deze schoone +plaats te verlaten. Doch de tijd was beperkt en Aroesi, zoowel als +Selam, drong er op aan spoed te maken. Echter was de luitenant niet te +bewegen heen te gaan vóór hij met vlugge trekken een paar schetsen van +den gevel van des gouverneurs paleis en van de schoone poort had +gemaakt. + +Het was zeer vroeg in den morgen, dat men dit uitstapje had gemaakt. +De drijvers waren intusschen met de kameelen vooruitgegaan en ons +gezelschap reed zoo snel als de hitte het slechts veroorloofde, ten +einde hen zoo spoedig mogelijk in te halen. Hier werd de landstreek, +als om het eentonige van de vorige dagen te vergoeden, weder bij uitstek +schoon en lieflijk; heuvels, die bijna geheel bedekt waren met de +fraaiste rozenstruiken en dicht geboomte, afgewisseld door alleenstaande +palmen of aloë's en de lucht bezwangerd met de aangenaamste geuren. Dien +avond kampeerde men onder beschutting van een laag bosch op eene vlakte, +die geheel met bloemen was overdekt. + +Het was op dezen avond, dat in het gesprek, hetwelk voornamelijk over de +schoone stad Mechinez liep, ook de beruchte kif ter sprake kwam, en de +luitenant, die Aroesi verdacht van kif bij zich te hebben, den wensch +uitte om eens eene proef daarmede te nemen. Na eenig tegenstribbelen gaf +Aroesi nog half onwillig toe, daar Frank hem verzekerde, dat het alleen +was om bij ondervinding te kunnen spreken van de zoozeer geroemde +gewaarwording, die men daarvan moet ondervinden. + +De kif, door geheel het Oosten om hare bedwelmende kracht beroemd, is +het blad van den haschisch, een soort van hennep. Men gebruikt het op +tweeërlei manier, namelijk men rookt het met tabak vermengd, of eet +het gemengd in een zoet, uit boter, honig, kruidnagelen en muskaatnoot +bestaand deeg, hetwelk men madjaen noemt. Vooral in Marokko wordt het +veel gebruikt. + +Het gezelschap zat in de tent bijeen, toen Aroesi aan Frank de kif +toediende. Het was een klein stukje, dat hij uit een gouden doosje nam. +Het zag er week, deegachtig uit en was violet van kleur. + +Op het gelaat van Dries en den kapitein was eene uitdrukking van angst +te bespeuren, toen de luitenant het stukje in den mond stak. + +--Dat is een rare smaak, zeide de luitenant, echt oostersch, 't smaakt +als gesuikerde pomade. + +--Smakelijk eten! zeide de kapitein. + +Een half of drie kwart uur verliepen zonder dat zich eenig verschijnsel +openbaarde, en reeds dacht men dat de dosis te klein was geweest, doch +opeens begon de luitenant op opgewekten toon druk mede te praten. + +Aroesi gaf den kapitein en Rebecca een wenk, en Dries hield, met eene +angstige uitdrukking op het gelaat, de oogen op zijnen heer gevestigd. + +Al drukker en drukker begon de luitenant te praten, en zijne +vroolijkheid steeg zonder eenige reden ten top. + +--Het begint al te werken, zeide Aroesi lachend tot den luitenant. + +Deze lachte hartelijk. + +--Hoe gevoelt gij u? vroeg de kapitein. + +--Opperbest! antwoordde de luitenant, en hij begon schaterend te lachen. + +Eene uitbundige uitbarsting van vreugde volgde hierop. De luitenant keek +vroolijk rond, lachte om al wat er werd gezegd, om de blikken die men op +hem wierp, om de voorwerpen die hij ontwaarde, kortom alles wekte zijn +lachlust op. + +Dries zette een boos gezicht. + +Opeens sprong de luitenant op en zijn glas opheffend, riep hij met eene +van aandoening trillende stem:--Vrienden! ik ben gelukkig, en ik zou +u allen ook gaarne gelukkig willen zien. Aroesi, mijn wakkere trouwe +vriend! gij gaat met mij mede naar Holland. Ik ben millionair en zal u +rijk maken. + +--Parbleu! zeide de kapitein, dan ga ik ook mede. + +--En Selam, aldus ging de luitenant voort, Selam dien dapperen knaap, +hem zal ik laten opvoeden, zooals het betaamt. Na een kundig man te +zijn geworden, zal hij naar zijn land terugkeeren en Minister, misschien +wel Sultan worden, en zijn land beschaven. Dries, Mohammed, Selam waar +zijt gij, mijne dapperen? gij, die elk oogenblik bereid zijt uw leven +voor ons te geven, om u voor ons op te offeren. Komt allen hier. Ik ben +gelukkig! Komt, laat ik u omhelzen. + +Hij ging weder zitten, en Dries stond op en ging de tent uit. + +--Het wordt mij hier te benauwd, mompelde hij. Waarvoor, bij alle +duivels, heeft hij ook dat goed te eten, 't is vergift! + +Eenige oogenblikken bleef Frank stil zitten. Telkens hief hij het hoofd +op, en keek het gezelschap aan, als wilde hij iets zeggen. + +--'t Was op den 19en Februari van het jaar 1865, begon hij. Ik moest +naar.... wat drommel! waarheen moest ik ook. O ja, ge weet wel, +kapitein, dat we te Tanger die kloppartij hebben gehad? + +--Ja, zeide de kapitein. + +Maar Frank antwoordde niet. Hij keek stil voor zich, als had hij geen +woord gesproken. + +De kapitein keek Aroesi aan. Deze glimlachte, en de kapitein werd weder +gerust. + +--Jongen, Dries! begon de luitenant opeens weder op droefgeestigen toon. +Weet ge wel, dat we die reis naar Marokko nooit hadden moeten doen. +Denk eens hoeveel onschuldige menschen wij hebben gedood, en als we te +huis waren gebleven, was dat alles niet gebeurd. Weet ge nog wel dien +Heilige? Ik hoop dat hij mij zal hebben vergeven, dat ik hem naar de +andere wereld heb gezonden. + +En de luitenant smolt weg in tranen. Na nog eenige malen tevergeefs te +hebben beproefd iets te vertellen, legde hij het hoofd op de armen en +ging liggen slapen; twee of drie malen lichtte hij plotseling het hoofd +weder op en glimlachte. Toen bleef hij voortslapen. + +Aroesi gaf nu den kapitein een wenk; men nam den luitenant op en legde +hem op zijn bed neder, waar hij binnen eenige oogenblikken in een +onrustigen slaap verzonken lag. + +Een paar uren daarna opende hij de oogen en rees overeind. + +--Drommels, zeide hij, heb ik geslapen? + +--Mooi zoo! zeide de kapitein, die doet een dut van een paar uren, en +vraagt dan nog, of bij ook geslapen heeft! + +--O duivels, zeide de luitenant, nu herinner ik het mij... de kif! + +--Ja, de kif! zeide de kapitein, en ge hebt u aardig aangesteld, dat +moet ik zeggen. + +--Hoezoo? vroeg Frank. + +Men verhaalde hem wat hij had gedaan en gezegd, en hij lachte er +hartelijk om. + +--Ik wil het best gelooven, zeide hij. Ik denk, dat ge ook wel zoudt +gelachen hebben. In het begin was het mij, of al wat ge zeidet eene +geestigheid was. Alles kwam mij even belachlijk voor. Gij zaagt er +in mijn oog allen even bespotlijk uit. Terwijl de een opeens een dik +opgeblazen hoofd had, had de andere een lang smal gezicht, of vertrokken +of mismaakte gelaatstrekken. Vervolgens kreeg ik allerlei verwarde +gedachten, die bliksemsnel oprezen, om nog sneller te verdwijnen. Het +kwam mij voor dat ik een knap wijsgeer was, doch mijne wijze ideeën niet +kon vasthouden. Daarna kreeg ik een gevoel van nameloos geluk. Ik wist +niet wat mijn geluk eigenlijk uitmaakte, maar ik was zóó gelukkig, +dat ik de geheele wereld wel zou kunnen omhelzen, tot zelfs de oude +schoonen, die ons met gebalde vuisten hebben verwelkomd. Na het gevoel +van geluk maakte zich dat van droefheid van mij meester. Ik vond, dat +ik niet leefde als een mensch. Ik wilde pogen zooveel mogelijk mensch +te zijn. Talrijke tooneelen, zoowel uit mijn vroeger leven als uit den +laatsten tijd, kwamen mij in de gedachte, en ik verweet mijzelf menige +slechte daad te hebben verricht. En het slot van alles was, dat ik +gestorven was en mij in eene geheel andere wereld meende te vinden. + +--Nu, zeide Aroesi, het is nu geschied. Maar het is voor de eerste en +ook voor de laatste maal! + +--Natuurlijk, antwoordde Frank, 't was mij ook maar om een proef te +doen. + +--En ik, zeide Dries, ik ben blijde dat het voorbij is. Ik werd er +akelig van, toen ik u zoo zag, en ik liep naar buiten, omdat het mij +hier te benauwd werd. Zie, 't was mij net alsof gij krankzinnig waart en +daarom was ik zoo beangst. + +--Ik wist niet, dat ik er je zoo ongerust mede had gemaakt, antwoordde +de luitenant; vergeef het mij dus. + + + + +XIX. + +DE WILDE ZWIJNEN EN DE LUIPAARD. + + +Het was op den vijfden dag ná het verlaten van Fez, dat ons gezelschap +reeds vóór zonsopgang op marsch was gegaan, om vóór dat de grootste +hitte begon, een flinken afstand te kunnen afleggen. + +Na de druk begane wegen tusschen Fez en Mechinez, trok men nu weder door +eene eenzame landstreek, doch de landschappen, die zich in de schoonste +afwisseling aan het oog vertoonden, deden de eenzaamheid vergeten en +vervroolijkten allen. Overal lagen dicht begroeide dalen, waar men onder +de schaduw van het lage hout voorttrok. Moest men al eens nu en dan eene +zonnige, onbeschutte streek door, dan was het vooruitzicht straks weder +in de schaduw te zullen zijn voldoende om hun de hitte minder te doen +gevoelen. + +Het was tegen den middag, dat men een met dicht hout begroeid dal +naderde, en de luitenant besloot daar te rusten tot tegen den avond, +toen Selam het gezelschap op de sporen van een troep zwijnen opmerkzaam +maakte. + +--Parbleu! zeide de kapitein, dat kan te pas komen. Als die knapen zich +niet te ver van dezen omtrek ophouden, zullen we eens zien, waarde +luitenant, of we heden avond niet een paar karbonaden bij ons souper +kunnen krijgen. + +--Dat zou eene aangename afwisseling zijn, zeide de luitenant. + +--Nu als ze er zijn, zeide Dries, dan zullen wij ze wel opsporen +kapitein, niet waar? + +--Luistert! riep Selam op eens, en hij hield zijnen ezel in. + +Het geheele gezelschap hield stil, en nu hoorde men uit het dichte +kreupelbosch opeens een vervaarlijk geknor en gegil, dat hoe langer hoe +duidelijker werd. De takken kraakten, de struiken schudden en sidderden, +en eenige oogenblikken daarna brak een troep van een twintig zwijnen +door het hout en stak dwars den weg over. + +De kapitein en Dries spoorden hunne paarden aan en vlogen op den troep +in. + +Toen eerst bemerkte de zwijnen het jachtgezelschap; en na eenige +seconden verbaasd rondgekeken te hebben, stortte de aanvoerder zich in +het dal, gevolgd door den luid gillenden en knorrenden troep. + +--Gaat je gang maar! riep de luitenant. We zullen alvast hier ons bivak +opslaan; maar denk er aan, dat ik op de karbonades reken, hoor! + +Mohammed snelde zijnen heer na, die, gevolgd door Dries, den troep +achterna zette. + +Als een wervelwind vloog de troep zwijnen door het dal, hier door een +boschje brekend, dáár zich van een heuvel afstortend, en het was bijna +onmogelijk ze in het oog te houden. + +--Verduiveld, wat loopt dat goed hard! zei de kapitein tegen Dries. +Zie, daar gaan ze waarachtig te water. En hij wees naar eene beek, die +eene bloemrijke vlakte doorsneed, waar de geheele troep op het voorbeeld +van den aanvoerder zich in stortte. + +--Als we dien aanvoerder eens konden neerschieten, zeide Dries, alvorens +den overtocht te probeeren. Wat dunkt u, kapitein? + +--Dat was zoo kwaad niet, zeide deze. Welnu, laten we gelijktijdig op +den schobbejak aanleggen op het oogenblik, dat hij den oever bereikt. +Zie, zij zijn er bijna! + +Beiden stegen af en legden aan. De twee schoten klonken bijna te +gelijker tijd en de aanvoerder stortte met een woesten gil neder. + +--Hoera! riep de kapitein, nu er op af! en hij dreef zijn paard te +water, gevolgd door Dries en ook door Mohammed, die juist aankwam. + +De beek was, hoewel helder en snelvlietend, niet diep, zoodat op de +diepste plaats het water slechts tot aan de borst der paarden kwam. + +Aan de overzijde hadden de zwijnen zich luid knorrend rondom hun +gevallen aanvoerder verzameld en besnuffelden hem aan alle kanten. Dat +duurde echter slechts kort, want opeens stoof de troep naar alle kanten +uit elkaar, en op hetzelfde oogenblik rees de doodgewaande aanvoerder +weder op, en vloog als een pijl uit den boog voort, heuvel op en af. + +Ons drietal bleef verbaasd een oogenblik staan, maar daarop barstte men +onwillekeurig in een schaterlach uit. + +--Adieu, karbonades! riep de kapitein op koddig bedroefden toon. + +--Nu, die heeft ons mooi bij het lijf, zei Dries. Maar wacht even, +vriend! ontkomen zal je toch niet, en hij gaf zijn paard de sporen en +snelde het gewonde zwijn na. + +De kapitein reed de andere zijde op waar hij een paar zwijnen zag +voortrennen, en na Mohammed gelast te hebben, om te pogen hen tot +staan te krijgen, reed hij ze achterna, terwijl Mohammed de beek weder +overtrok, om die een eind verder weder over te steken, want de zwijnen +trokken in een grooten halven cirkel weder op de beek aan. + +Terwijl de kapitein ze nu opdreef, was Mohammed weder den stroom +overgetrokken, en had zich dwars in hun weg gesteld, ten einde ze te +beletten te water te gaan. + +Het was een troepje van vijf zwijnen, voor het meerendeel nog jongen. +Toen zij dicht genoeg genaderd waren, gaf Mohammed een luiden schreeuw. +Verwonderd hielden de zwijnen stand en bleven besluiteloos staan. + +Dat oogenblik van aarzeling maakte de kapitein zich ten nutte, en +Mohammed een wenk gevend, vuurden beiden op de dieren nog vóór zij van +hunne verwarring bekomen waren. + +[Illustratie: en onder een donderend gebrul wierp zich een groote + luipaard op hem. Bladz. 187.] + +Met een luiden gil vlogen zij uit elkaar en terwijl er een terugkeerde, +stortten de overigen zich vooruit om de beek over te steken. + +Niet zoodra had de kapitein bemerkt, dat een van den troep op hem +aankwam, of hij stelde zich op zijn weg. Knorrend stoof het dier hem +voorbij, en terwijl de kapitein zich ter zijde bukte, loste hij den +geheelen inhoud van zijne revolver op hem. Nog een twintig pas liep het +waggelend voort; toen stortte het neder. + +Met een vreugdekreet sprong de kapitein van het paard en maakte het +stervende dier met zijn jachtmes af. + +Maar plotseling sprong bij verschrikt overeind op het hooren van een +ontzettenden gil. Hij wendde het hoofd om, en daar zag hij aan het einde +van den hollen weg, waar Mohammed was achtergebleven, hoe de muilezel, +door de zwijnen, die zich links en rechts langs hem heen in den stroom +wierpen, verschrikt, steigerde en zijnen berijder in den stroom werpend +in volle vaart voortholde. + +Te paard te springen, het dier de sporen in de zij te drukken en het in +den stroom te drijven, was voor den kapitein het werk van een oogenblik. +De arme Mohammed, die niet kon zwemmen, had het kwaad genoeg, want de +arme jongen poogde tevergeefs vasten voet te krijgen. De snelheid van +den stroom sleurde hem een heel eind mede, en eerst na eenige vreeslijk +angstige oogenblikken, na eenige honderden passen te zijn voortgesleept, +mocht het hem gelukken een in het water hangenden boomtak te grijpen en +zich daaraan vast te klemmen, totdat de kapitein hem was genaderd en hem +op het paard trok. + +Mohammed was door de worsteling met het water te afgemat om te kunnen +staan. De kapitein zette hem met den rug tegen een boom en snelde toen +den muilezel na. Nauwlijks was hij aan het eind van den weg gekomen of +daar stond de muilezel bedaard te grazen, terwijl de teugel in de +struiken was blijven zitten. + +Toen, na Mohammed in den zadel geholpen en de beste stukken van het +zwijn afgesneden te hebben met de handigheid van een jager, dacht de +kapitein opeens om Dries. + +Maar hoe hij ook uitkeek, deze was nergens te zien en de kapitein +troostte zich met de gedachte: hij zal reeds in het kamp terug zijn! Hij +nam dus den terugtocht aan, toen hij in het kamp aangekomen tot zijn +schrik vernam, dat men Dries niet had gezien. + +--Nog niet weerom? zeide de kapitein, waar duivel kan hij dan zitten? En +hij verhaalde, hoe Dries het aangeschoten zwijn was nagesneld. Welnu, +zeide hij, Dries zal zich door zijn jachtlust hebben laten meeslepen en +een weinig afgedwaald zijn. Ziedaar alles! + +--Neen, antwoordde de luitenant, hij zal den weg naar het kamp niet +kunnen vinden en mogelijk verdwaald zijn; wij moeten hem zoeken. + +--Dat is mijn idee ook, zeide de kapitein, gaan wij in de richting die +ik hem heb zien inslaan, dan kan Selam met de drijvers de legerplaats in +groote kringen omtrekken; zoodoende zullen wij hem wel vinden. + +Zoo gezegd zoo gedaan, en terwijl Aroesi met Rebecca en Mohammed +achterbleven, gingen de luitenant en de kapitein op weg, en Selam met de +drijvers trok om de legerplaats in altijd grooter kringen om den +verlorene op te sporen. + +Wat was er intusschen van Dries geworden? We zullen het zien. + +Het zwijn, dat Dries nasnelde, hoewel door twee kogels getroffen, was +evenwel nog vlug ter been, zoodat het hem weldra een heel eind vooruit +was. Heuvel op en heuvel af ging de jacht; vervolgde en vervolger waren +even onvermoeid. Nu en dan snelde het zwijn door een boschje, dat Dries +dan genoodzaakt was om te trekken. Zoo had hij reeds meer dan een half +uur in galop of draf doorgereden zonder nog iets op het zwijn te hebben +gewonnen. Hij spoorde zijn paard gedurig aan en eindelijk bemerkte hij +tot zijne voldoening, dat de loop van het zwijn minder snel werd. Op den +top van een heuvel gekomen, zag hij het dier met onzekeren loop de +helling afdraven. + +--Ha, ha! riep hij, ge houdt het niet lang meer uit, oude jongen! Wacht +maar, ik zal je spoedig den genadeslag geven! en hij snelde de helling +af. + +Opeens bleef het zwijn, toen het den heuvel afgehold en in een lagen +weg, met kreupelhout begrensd, was aangekomen, stilstaan en terwijl het +den snuit in de hoogte stak, snoof het onderzoekend de lucht op en +trilde over alle leden. + +--Wat duivel scheelt hem nu! riep Dries, die dat van verre aanzag. Maar +op hetzelfde oogenblik bleef zijn paard insgelijks als aan den grond +genageld staan. + +--Kom, zeide Dries, kom, oude jongen, vooruit! en hij spoorde het aan. + +Het paard verhief zich op de achterpooten, draaide in een halven cirkel +rond en bleef toen staan, sidderende en snuivende. + +--Wat donder scheelt je! riep Dries kwaad uit, wil je voortgaan of niet? + +Weder steigerde het paard op zijne aansporing, toen deed het opeens een +vreeslijken sprong en Dries, daar niet op voorbereid, stortte op den +grond. Krampachtig hield hij den teugel vast. Het paard snoof en blies +en deed voor den op den grond liggenden ruiter een sprong achteruit, de +teugel brak af en in wilden galop vloog het den heuvel op, dien het was +afgekomen. + +De vrij onzachte val op den rotsigen grond deed hem een oogenblik als +verdoofd liggen, doch bemerkende dat er niets aan hem gewond of gebroken +was, wilde hij opstaan, toen hij bemerkte, dat hem zulks onmogelijk was. +Het linkerbeen deed hem zoo zeer, dat hij een schreeuw gaf van pijn. + +--Dat is een mooie zaak, zei Dries, daar leg ik nu zonder op te kunnen +staan en zonder paard. Had ik dat nog, dan kon ik mij misschien met wat +moeite in den zadel hijschen, maar nu is 't een drommels leelijke +positie waarin ik door dat leelijke zwijn ben gebracht. + +Toen hij naar het zwijn omkeek, zag hij, dat het neergevallen was en lag +te hijgen, en ondanks zijne benarde positie kwam de jachtlust weder bij +hem boven. + +--Jou zal ik ten minste je paspoort geven! mompelde Dries, en op handen +en voeten naar het zwijn kruipende, stiet hij het zijn ponjaard in den +hals. + +Plotseling hoorde Dries in het langs den weg staande hout een gekraak +van takken en bladeren, alsof iemand behoedzaam naderde. Hij kroop zoo +snel hij kon terug naar de plaats waar hij zijne buks had laten liggen, +en laadde die snel. Toen, zich met den rug tegen een paar rotsblokken +plaatsende, wachtte hij af wat er zou gebeuren. + +Een minuut of tien verliep in de grootste stilte; alleen verhief zich +eene groote vlucht duiven en andere vogels onder groot gekrijsch en +getjilp boven het hout. + +--'t Is toch niet pluis, mompelde Dries, anders zouden die vogels niet +zoo schreeuwend opvliegen. Zeker de een of andere schooier van een +Arabier, die mij hier verraderlijk wil neerschieten. + +Nauwlijks had hij dit gezegd of het kraken begon opnieuw, en thans +dichter bij, en toen hij scherp uitkeek zag hij iets bewegen. + +--Dacht ik 't niet, riep Dries, dat 't zoo'n schoeltje was; ik zie zijne +bruine huid. Wacht vriend, ik zal je vóór zijn, en hij bracht de buks +aan den schouder. + +Toen, tegelijk met den knal van het schot, klonk een vreeslijke kreet, +een schor gebrul uit het hout, dat hem de haren te berge deed rijzen, en +hem onwillekeurig naar zijn ponjaard deed grijpen. Een verschriklijk +gekraak volgde daarop en eer Dries wist wat er aan de hand was, werd het +hout ter zijde gedrongen en onder een donderend gebrul wierp zich een +groote luipaard op hem. + +De worsteling, die nu volgde, was ontzettend. Dries op de knieën +liggend met den rug tegen het rotsblok geleund, had gelukkig zijne +tegenwoordigheid van geest behouden, maar toen hij het woedende monster +op zich zag toespringen, achtte hij zich verloren. Eene grenzenlooze +wanhoop maakte zich van hem meester, en juist dit was het wat hem de +kracht gaf het dier te weerstaan. Als men den dood voor oogen ziet, +vertiendubbelen de krachten. Dries, reeds verdrietig over den +ongelukkigen afloop van zijne jacht, werd woedend. De luipaard sloeg +zijne scherpe klauwen in zijne schouders, en blikte hem eene seconde +lang met oogen als vuurballen aan. De wijdgeopende muil liet de +vreeslijke kegelvormige puntige tanden en de roode tong, die hem +uit zijn bek hing, zien. Dries voelde den heeten stinkenden adem van +het ondier in zijn aangezicht, en uit afschuw bracht bij het hoofd +achterover, toen de luipaard hem in het gelaat poogde te bijten. Met +eene snelle beweging bukte hij zich tusschen de voorpooten van het dier, +en toen het monster zijne scherpe tanden in zijn hals sloeg, stak Dries +hem den langen ponjaard in de zijde. + +De luipaard deed een ontzettenden sprong en stoof een paar passen +achteruit. Ook Dries sprong op om zijn heil in de vlucht te zoeken. De +doodsangst deed hem bijna geen pijn meer voelen, en hinkende was hij +reeds een heel eind voortgesneld, toen het dier in een paar sprongen +weder bij hem was. Dries liet zich weder op de knieën vallen en klemde +den ponjaard in de hand, dat het bloed er voor stond. Een slag in het +gelaat met den scherpen klauw deed hem omvertuimelen, en in het volgende +oogenblik stortte de luipaard zich op hem. + +Langer dan tien minuten rolden beiden over den grond. Dries steken +toebrengend waar hij zijn vijand maar kon raken. De luipaard, die hem +op den rug zat, had wederom de klauwen in de reeds gewonde schouders +geslagen en beet hem in hoofd en hals. Dries voelde hoe de scherpe +tanden over zijn schedel gleden en krasten. Bossen haar werden hem +uitgetrokken en de arme jongen brulde even hard van pijn en woede als de +luipaard. + +Maar opeens zag Dries, dat zij al worstelende genaderd waren aan den +rand van een steilen rotswand. Daar beneden, wel honderd voet diep, +strekte zich een ravijn uit. Hij zag hoe zij onvermijdelijk daarin +moesten storten, en in zijne wanhoop kreeg hij met eene snelle beweging +de hand weder vrij en dreef het monster den ponjaard in den strot. Toen +waren zijne krachten uitgeput, beiden rolden in snelle vaart naar +beneden langs eene steile glooiing en het scheen dat de dood over +beiden de hand had uitgestrekt, want zij bleven onbeweeglijk liggen op +een paar passen van elkaar. + +Ongeveer een half uur was er verloopen, toen Dries weder bijkwam. +Zijne flauwte was hoofdzaaklijk veroorzaakt door de geweldige +krachtsinspanning, en hoewel hij vrij belangrijke wonden had ontvangen, +wist hij zich dadelijk te herinneren wat er was gebeurd, en was na +eenige oogenblikken in staat zich op te richten. Maar o wee! wat een +pijn; alle leden deden hem zeer. Het was alsof hij overal gekneusd, +alsof hij geradbraakt was. Daar bij hem lag zijn vijand bloedend uit +verscheidene wonden. Hij was dood, daar was niet aan te twijfelen, de +bek was wijd geopend en de tong hing er uit, terwijl eene groote +bloedplas zich rondom den kop uitstrekte. + +Het was een fraai dier. Op de bleekroodgele huid vertoonde zich +donkerbruine vlekken door ringen omgeven. Vooral op de bovendeelen was +de geelroode kleur bizonder schoon. De zeer lange staart was donkerbruin +geringd en de onderdeelen van het dier waren vuilwit van kleur. + +Zwijgend beschouwde Dries eenige oogenblikken zijnen vijand, toen werd +zijne aandacht getrokken door een rauw gekrijsch en opziende, zag hij +een wolk van raven, kraaien en eene kleine giersoort, die boven de kloof +dwarrelden, elkaar als het ware toeroepende, dat hun daar beneden een +goede maaltijd wachtte. Onwillekeurig rilde de brave jongen op de +gedachte, dat, zoo hij gestorven ware, die vogels wellicht zich aan zijn +lijk zouden vergast hebben. + +--Dat gaat je neus voorbij! zeide hij flauw glimlachende. Maar ik moet +zien hieruit te komen. Als men mij zoekt, waaraan ik niet twijfel, dan +zou men mij voorbijloopen zonder mij te zien. Ik moet er dus uit, dat +is zeker. Komaan, laten we beginnen. En de dappere knaap begon tegen de +glooiing op te kruipen. + +Was dat al een lastig en uitermate vermoeiend werk voor iemand die +gezond en krachtig is, hoe veel te erger moest het dan niet zijn voor +den armen Dries, gewond als hij was en aan alle leden gekneusd door den +val. Bovendien brandde de zon met alle kracht in de kloof. + +Niettegenstaande dit alles begon Dries zich naar boven te werken zich +aan planten en struiken ophijschende, en nu en dan eens rustende. Na +verloop van een kwartier was hij nog niet verder dan een vierde gedeelte +van zijn weg gevorderd. Het angstzweet brak hem uit, en hij beefde over +alle leden. Een onuitstaanbare dorst kwelde hem bovendien, maar hoe aan +water te komen? Twee malen poogde hij verder te komen, doch het ging +niet. Daar boven hem was een spleet. Na veel moeite gelukte het hem +de hand er in te krijgen en weder was hij een eindje hooger, toen +hij opeens voelde dat zijne hand vochtig was. Met de uiterste +krachtsinspanning heesch hij zich zoover op, dat hij met het hoofd op +gelijke hoogte van de spleet was. Hij vond een steunpunt voor zijne +voeten en o vreugde! toen hij in de spleet keek, zag hij water. + +Een kreet van vreugde ontsnapte hem. De spleet was ongeveer een meter +lang en een voet diep. De regen had deze gevuld, en daar er een weinig +hooger een paar struiken groeiden, had de zon het weinige water nog niet +kunnen verdampen. Met de hand het water scheppend leschte Dries zijn +brandenden dorst en verkoelde er zijn vreeslijk gewonde hoofd en hals +mede. Hij voelde het bloed langs zijn nek vloeien, en toen hij naar +de oorzaak zocht, bemerkte hij tot zijnen schrik, dat zijn oor was +afgescheurd. Het koele water frischte hem terdege op, en na zijn zakdoek +goed nat gemaakt te hebben, bond hij zich dien om het hoofd en begon nu +weder omhoog te klimmen. Toen ging het aanmerklijk beter en na eene +moeilijke klimpartij gedurende bijna een kwartier, was hij boven. + +Daar bleef hij eerst een poosje rusten. Het zwaarste werk was achter den +rug en hij twijfelde er geen oogenblik aan, dat men hem zou opsporen. + +Opeens hoorde hij een schot vallen. + +--Ha! zeide Dries, men zoekt mij. + +Toen herinnerde hij zich zijn geweer, en hij sleepte zich voort naar de +plaats waar de luipaard hem had aangevallen. Toen hij geschoten had, +klonk dadelijk een schot tot antwoord en snel schoot hij weder zijne +buks af. Op hoe langer hoe korter afstand werden de schoten gehoord, +en daar aan het eind van den hollen weg, zag hij op den heuveltop den +luitenant en den kapitein verschijnen, die zijn paard medevoerden. + +Toen de luitenant en de kapitein hem gewaar werden, spoorden zij hunne +paarden aan en waren in een oogenblik bij hem. + +--Mijn God! riep de luitenant, wat is er gebeurd? + +--O, zeide Dries, niets dan een klein vechtpartijtje met een tijger. + +--God in den hemel, mijn arme vriend, wat ziet ge er uit! riep de +kapitein verschrikt. + +--Dus ge hebt met een tijger gevochten? vroegen beiden. + +--Zie maar, zeide Dries, ginder in die kloof. + +--Een luipaard! riep de kapitein verbaasd. En geen kleintje ook. Hebt ge +met dat monster gevochten? Parbleu, ge zijt dapper! + +--Als men den dood voor oogen ziet, is men altijd dapper, zeide Dries. +Maar het is hem leelijk opgebroken, dien sinjeur. Hij heeft zijn bekomst +gekregen. + +--Kom, zeide de luitenant, laten we voortmaken. Zoudt ge te paard kunnen +zitten, arme jongen? + +--Als ge mij goed in den zadel zet, zal het nog wel gaan, antwoordde +Dries. + +Met vereende krachten tilde men hem in den zadel, en hem tusschen zich +nemende sloeg men stapvoets den weg naar de legerplaats in. + +Daar verwekte de aankomst van Dries geen geringe ontsteltenis en niet +minder verbaasd was men, toen deze zijn avontuur verhaalde; en toen +Selam en Mohammed des avonds den dooden luipaard waren gaan halen, en +men het groote, prachtige dier daar uitgestrekt zag liggen, begreep men +eerst recht, welk een zwaren kamp de arme jongen moest hebben gestreden. + +--Gij hebt hem terdege geraakt ook, zeide de luitenant, toen men het +fraaie vel had afgestroopt; zie eens de huid is vol gaten. + +--Met dat al hebt ge eene schoone tropee veroverd, zeide de kapitein +lachend, dat is een buitenkansje waarop wij geen van allen kunnen +roemen. + +--'t Zal eene herinnering zijn aan mijne reis door Marokko, die mij het +langst zal heugen, zeide Dries. + + + + +XX. + +HET SPRINKHANENLEGER. + + +Onder zeer treurige omstandigheden trok men den volgenden dag verder. In +den afgeloopen nacht namelijk had Dries eene hevige wondkoorts gekregen. +Men had zijne wonden onderzocht, en hoewel niet gevaarlijk, waren zij +talrijk, en hij had veel bloed verloren. Het ergste was zijn hoofd. +Behalve dat de luipaard hem een oor had afgescheurd, waren op den +schedel en in den nek allerwege de sporen van de tanden te vinden; en +door een paar beten in het gelaat had Dries een stuk of vijf tanden +verloren. Daarbij waren zijne schouders geheel ontvleescht. Het een kwam +bij het ander. Eerst de val van zijn paard, dat de luipaard had geroken +en daarom geweigerd had voort te gaan, daarna de worsteling, de val in +de kloof, de afmatting van den zwaren arbeid om in den brandende zon +zich naar boven te werken; dat alles had den wakkeren knaap zeer +aangegrepen. + +'t Was gedurende de ziekte van Dries, dat men eerst recht verheugd was +eene vrouw bij het gezelschap te hebben. Rebecca toch, de schoone Jodin, +was het, die hem onverpoosd oppaste, zijne wonden telkens wiesch en +verbond, hem allerlei versterkende middelen klaar maakte, kortom, die +hem verzorgde, zooals alleen eene vrouw dat kan. + +Zoo goed en zoo kwaad als het ging, had men een rustbed vervaardigd, +dat tusschen de twee muilezels van Selam en Mohammed was opgehangen, +waardoor de patiënt een gemaklijk leger had en niet blootgesteld was aan +schokken. Scheen de zon te fel, dan spreidde men op een paar voet boven +hem een stuk doek uit, en zoo lag Dries zoo goed het maar kon. + +Met dat al was het treurig, zoo bijna aan het einde der reis, na tal +van avonturen en na den dood meer dan eenmaal onder de oogen te hebben +gezien, nog in zoo'n verschriklijken toestand te komen. De anders zoo +vroolijke knaap lag nu stil daar neder, en 't was net of met hem ook al +de vroolijkheid was geweken. Wel poogde de kapitein hem nu en dan door +een of anderen geestigen zet wat op te beuren; doch wanneer dit al +geschiedde, was het toch slechts voor weinige oogenblikken. + +Zoo reed men treurig voort, zoolang de hitte en de toestand van den +zieke het gedoogden, en tegen den middag hielt men halt in eene met +welig groen bedekte vallei, waar men tot aan den avond zou blijven, want +Selam had het gezelschap aangekondigd, dat men binnen een paar uren aan +de groote kale vlakte van den Seboe, in het land der Beni-Hassen, zou +zijn, en het was wel zaak eerst door eenige uren rust, en een flink +diner zich wat te verfrisschen. + +Men sloeg de tenten op, en na het maal gebruikt te hebben, gaf men zich +in de schaduw van het geboomte aan een zalig nietsdoen over. + +Doch die rust zou niet lang duren, want Selam, die reeds eenigen tijd +met een onrustbarend gezicht naar den horizont had gekeken, kwam toen +hard aanloopen onder het geroep van: »de sprinkhanen! de sprinkhanen!" + +Iedereen sprong bij het vernemen van deze Jobstijding op. + +--Waar ziet ge ze? vroeg de luitenant. + +--Daar bij den ingang van den bergpas van Beb-el-Tinea, zeide Selam, +ziet ge die wolk die zich hierheen beweegt? Dat zijn ze. + +[Illustratie: Met eene ontzettende snelheid daalde de wolk en viel als + een levende hagel neer. Bladz. 193.] + +Het geheele gezelschap tuurde uit naar de aanwijzing van Selam. + +Inderdaad zag men heel in de verte eene ontzaglijke donkere wolk, die +uit het zuiden van de vlakte van den Seboe kwam opdagen. + +--Zij komen recht op ons aan, want de oostenwind drijft ze hierheen, +zeide Selam op angstigen toon. + +--Welnu, zeide de kapitein, vertrekken we. Het wordt tijd. Ik ken dat +goedje. + +--Vertrekken, vroeg Dries, die in de schaduw lag uitgestrekt, +vertrekken, en waarom dan? + +--Waarom, antwoordde de kapitein, omdat straks over een uur, een half, +een kwartier misschien reeds, die wolk zal neerdalen in deze met welig +groen bedekte vallei en alles zal bedekken, het gras, de planten, de +boomen, kortom alles, en, nadat het al wat maar plant is, zal hebben +opgegeten, ons zal overstelpen. + +--Ja, zeide de luitenant, komaan Selam, maak voort. + +Dat behoefde voor Selam niet herhaald te worden. In een oogenblik was +alles gereed, en eer een kwartier was verloopen, reed men voort naar den +bergpas van Beb-el-Tinea. + +Maar het sprinkhanenleger was sneller in zijne bewegingen dan men had +gedacht, en reeds zag men ze met schrik naderen. 't Was eene wolk van +ontzettenden omvang. Zij kwam al nader en nader. Op eens hoorde men een +gefluit als dat hetwelk een storm voorafgaat, vermengd met een geloei en +gedruisch als van een woedenden orkaan. Op hetzelfde oogenblik werd het +duister, alsof de nacht inviel. De levende wolk bevond zich voor de zon +en onderschepte haar licht. Menschen en dieren werden door ontzetting +aangegrepen. De kameelen begonnen te brullen, de paarden brieschten van +vrees, en steigerden en sloegen woedend om zich heen. Gelukkig waren de +twee muilezels, tusschen welke Dries op zijn rustbed lag, te stevig aan +elkaar gekoppeld om zich los te rukken, maar de beesten stonden nu op de +vóór- dan op de achterpooten, en Dries kon zich niet anders dan door +zich stevig vast te klampen, voor vallen behoeden. Om de verwarring te +vermeerderen begon de levende wolk te dalen. + +Selam stiet een angstkreet uit, en zijnen ezel aansporend schreeuwde +hij:--Vooruit, vooruit, naar den pas! + +Iedereen poogde hem te volgen en spoorde zijn viervoeter aan, maar het +was reeds te laat. Met eene ontzettende snelheid daalde de wolk en viel +als een levende hagel neer. Boom en plant, mensch en dier waren in een +oogwenk door dat heir van ongedierte overdekt en het was onmogelijk +verder te komen. Toen werden de dieren opeens als door eene verlammende +vrees overvallen en bleven staan. Geen sporen, geen zweepslagen, niets +hielp. En dat wriemelende ongedierte overdekte alles, kroop in de mouwen +en plooien der kleederen, in de ooren der paarden, in den loop der +buksen zoodat men geen handen genoeg had om zich dat tuig van het lijf +te houden. + +Binnen weinig tijds was de geheele omtrek kaal gegeten. Daar vóór hen +uit kwam het leger, steeds opmarcheerende, recht op hen aan. Het was +een groen veld, dat zich voortbewoog. Met eene wanhopige poging gelukte +het eindelijk de dieren voort te krijgen, en men galoppeerde over dien +beweegbaren bodem. Het kraakte en piepte onder de hoeven der paarden, +en telkens gleden zij uit zoodat zij bijna vielen. Dan bleven de dieren +weer een oogenblik als versuft staan, maar de sporen en stokslagen +dreven hen verder. + +Eindelijk, na een half uur in woedenden galop te zijn voortgegaan, was +men ter linkerzijde buiten den grooten hoop gekomen. Hier waren nog +slechts enkele afgedwaalden. Toen hield ons gezelschap halt, schudde en +sloeg de dieren van zich af, en bleef een oogenblik uitblazen om den +voortgang van dat verwoestende heir gade te slaan. + +En het was waarlijk een merkwaardig schouwspel, dat vernielende leger +te aanschouwen. Allengs trok de massa zich samen en vormde eene kolonne, +wier lengte niet juist te bepalen was en ter breedte van 10 à 20 voeten. +In geregelde orde marcheerde deze kolonne voort door de vallei, hier +zich verspreidend, daar, waar den bodem zandig of steenachtig was, zich +samentrekkend, en toen men den bergpas van Beb-el-Tinea bereikt had, na +een rit van drie uren, zag men eerst de achterhoede van dat geduchte +leger. + +Een treurigen en ontzettenden aanblik leverde de streek op. Het was +alsof men opeens in den winter was verplaatst. Geen boom, waaraan nog +een blad of twijg te vinden was. Zij stonden daar als dood, hunne naakte +takken ten hemel heffend, als smeekten zij om wraak over die plotselinge +vernietiging; van velen was zelfs de schors afgevreten. Evenzoo het lage +hout en de struiken; die bosschages, daar straks zoo dicht, zoo groen, +men kon er thans doorheen zien. De planten, het gras, met één woord, +alle wasdom, alle plantengroei was in eenige uren verdwenen. + +Het was alsof men door eene doode landstreek trok, alsof men zich in +eene woestijn bevond. Er was geen plant of grashalm van een vinger +lang te vinden. Daarentegen was de aarde als overstroomd van allerlei +kleine zoogdieren, kruipende dieren en insecten, die naar alle kanten +een goed heenkomen zochten, opgejaagd uit hunne schuil- of woonplaatsen, +en voor die allen schoot voor het meerendeel niets anders over dan +de hongerdood. De eenigen, die feesthielden, waren de roof- en +insecten-etende vogels, welke in groote zwermen van heinde en ver +aanrukten om de achterhoede en de flanken van het sprinkhanenleger te +bestoken. + +--Daar gaan zij, de verwoesters tegen wie niets bestand is, zeide de +luitenant; eerst de verwoesting, en daarna de hongersnood en de pest. + +--Allah behoede ons land, zeide Selam! 't is een vloek des hemels, 't is +eene tuchtroede die over het land komt! + +--Ja, zeide de kapitein, ik heb ze meer gezien, die verwoesters, dien +schrik van den landbouw. In 1845 kwam die geesel over Algiers. Daarna +hoorde men er in langen tijd niets van, maar in 1866 veroorzaakten zij +eene vreeslijke ramp. De sprinkhanen kwamen uit de Sahara. In de maand +April begon de inval van dat ongedierte. Komende uit de bergengten en +valleien van het zuiden, stortten zij zich neer in de Mitidja en den +Sahel van Algiers. Zij waren in zoo'n ontzettend getal aanwezig, dat +hunne wolken de zon verduisterden. Zij verslonden het koolzaad, de +haver, het graan, de gerst, de groenten, kortom al wat plant was en +drongen zelfs in de huizen door. De Arabieren beletten door het branden +van groote vuren, die een dikken rook van zich gaven, en door een +geweldig leven de sprinkhanen neder te dalen. + +--Maar nog erger werd het op het einde van Juni, toen de dieren waren +uitgekomen en de daardoor vermeerderde sprinkhanen zich in grooten +getale overalheen verspreidden. De kanalen en zelfs de stroomen werden +letterlijk door hen gedempt. De grond was er zoo mee bedekt als bij +menschengeheugenis het geval niet was geweest Om de lijken der doode +dieren te verwijderen, vereenigden verscheidene duizenden soldaten zich +met de kolonisten en de inlanders, doch hunne pogingen stuitten af op +het onnoemelijk aantal. + +--Omstreeks denzelfden tijd werden de provinciën Oran en Constantine +door hen bezocht. Hier vernielden zij te Sidi-Bel-Abbès, te Sidi-Brahim +en te Mostaganem de tabak, den wijnstok, de vijgen en zelfs de olijven, +ondanks hun bitter gebladerte. Te Pelizane en te Habra vernielden zij +de katoen. De weg van Mascara tot Mostaganen was er over zijne volle +lengte van 80 kilometers mede overdekt. In de provinciën Constantine +overweldigden zij het land van den Sahara tot aan de zee en van Bougie +tot aan Galle, verwoestende de omstreken van Batna, Setif, Constantine, +Guelma, Bona en Philippeville. Deze vreeslijke plaag veroorzaakte over +dit geheele gedeelte van Barbarije een grooten hongersnood. + +--Drommels, zeide Dries, ik wist niet, dat dat kleine groene beest zoo'n +verschriklijke vijand is. + +--Ba, zeide de kapitein, 't is een walgelijk, schandelijk ontuig, en ik +weet waarachtig niet waarvoor dat goed op de wereld is. + +--O, zeide de luitenant, zij zijn bekend sedert de vroegste tijden, +ja, men kan zich geen nog zóó lang verleden denken, of men vindt de +verwoestingen, door deze dieren aangericht, en den daarop gevolgden +hongersnood en pest opgeteekend. + +--Pest, zeide Dries vragend, ook dat nog? Duivels! hongersnood kan ik +mij begrijpen, wijl zij alles verslinden, wat voor den mensch bestemd +is, maar waardoor komt de pest, luitenant? + +--'t Is heel natuurlijk, antwoordde Frank. Van die millioenen en +millioenen sprinkhanen worden er ook millioenen gedood. Zij verdrinken +in de stroomen en kanalen, bronnen, enz., worden vertreden en door +rook verstikt. Deze doode insecten, blootgesteld aan eene brandende +Afrikaansche zon, gaan spoedig tot ontbinding, tot rotting over. +Een paar dezer dieren, ja een honderdtal zou nauwlijks genoeg stank +verwekken om opgemerkt te worden, maar die soms meer dan een palm dikke +laag rottende diertjes verontreinigt door den afschuwelijken stank de +lucht en het water en veroorzaakt daardoor de pest. + +--Dank u, zeide Dries, nu is het mij duidelijk. + +--Deze vernielende sprinkhaan, aldus vervolgde de luitenant, komt +gewoonlijk uit de woestijnen van Arabië en Tartarije in Azië opzetten. +De oostenwinden voeren die ontzaglijke wolken hierheen. Het is gebeurd, +dat schepen op 60 à 80 mijlen van de kust er mede overdekt werden. +Niet alleen Afrika, maar ook Europa is meermalen door hen geteisterd. +Bizonder was dit het geval in 1747, 1748 en 1749. In 1748 kwam een dier +sprinkhanen-wolken tot in Engeland. Gij hebt straks gezien, hoe zij +onzen marsch vertraagden; welnu, ik zal u een nog erger staaltje noemen +van hetgeen zij vermogen. Toen Karel XII, de dappere, avontuurlijke, +maar ongelukkige Zweedsche Vorst, nog slechts 27 jaar oud, na de Denen, +de Russen en de Polen overwonnen te hebben, opnieuw den oorlog met +de Russen begon om de Ukraine te veroveren, werd hij voor 't eerst +overwonnen door de Russen onder Czaar Peter I, die door de ondervonden +nederlagen het oorlog voeren beter had geleerd. Dat was op den 2den Juli +1709 en de nederlaag van Pultawa, waar de Zweden door de overmacht der +Russen werden verpletterd, was oorzaak, dat Karel op Turksch grondgebied +de wijk moest nemen. Het was toen, op dezen terugtocht in Bessarabië, +dat het leger, zich in een bergpas bevindende, werd overvallen door de +sprinkhanen, die met een geweld als van een orkaan kwamen aanzetten, de +zon verduisterden en een geluid maakten als het geloei van de verbolgen +zee. Het geheele leger werd een tijdlang hierdoor opgehouden. + +--Parbleu! zeide de kapitein, men moet respect voor dat ongedierte +hebben. + +--Zoo kreeg elk land, elk werelddeel zijne beurt, vervolgde de +luitenant. In Indië, in de landen van de Mahratten, zegt men eene +kolonne gezien te hebben van 80 mijlen lang en verscheidene voeten +breed, die vast aaneengesloten, alles verwoestende, voortrokken. +In 1835 werd China door deze plaag bezocht. Zon en maan werden door +hunne wolken verduisterd. Het geheele plantenrijk niet alleen, maar +zelfs de oogst in de voorraadschuren en de kleederen in de woningen +werden verslonden. Den inwoners sloeg de schrik om het hart, en men +vluchtte naar het gebergte. Barrow en Levaillant verhalen, dat hunne +verwoestingen in Zuid-Afrika ontzettend zijn en alle beschrijving te +boven gaan. De rivieren en stroomen vonden zij er als het ware door +gedempt, en het land was niet alleen kaal maar zag er uit, als ware +het geëgd. Hier in Marokko veroorzaakten zij in 1780 een vreeslijken +hongersnood. + +--Ja, zeide Aroesi, 't is waar. Allah heeft ons arm land toen zwaar +bezocht. Er heerschte zoo'n nood, dat men van de opgegraven wortelen +leefde. De armen zochten de graankorrels uit den drek der kameelen, +om zich er mede te voeden. + +--Vreeslijk, zeide de kapitein, verschriklijk! + +--Ja, wel verschriklijk, antwoordde de luitenant. In Senegal werd op +het einde van 1864 de geheele aanplant der koffie door hen verwoest, en +men nam waar, dat hunne voorhoede eene wolk vormde van vijftien mijlen +lengte. En generaal Levaillant heeft te Philippeville eene wolk gezien, +die 3 à 4 myriameter lang was, en toen deze nederstreek, vormde zij eene +laag van 3 palm dikte. + +--'t Is waarlijk niet te verwonderen, zeide Dries, dat er de pest door +ontstaat. + +--De eenige voldoening, die men er nog van heeft, zeide de kapitein, is, +dat men wraak op hen kan nemen door ze te eten. + +--Eet men dat tuig? vroeg Dries. Nu spot ge zeker, kapitein! + +--Neen, waarlijk ik spot in het geheel niet, antwoordde de kapitein. De +Bedouïnen,[3] de Kabylen,[4] de Mooren en de negers eten ze. De gewone +soort van sprinkhaan, door de inlanders djerab-el-arbi genaamd, wordt +veel door hen gegeten. Zij snijden den kop af onder het prevelen van +Bism-Allah (in den naam van God). Daarna rukken zij ze de vlerken en de +lange pooten uit en eten het lichaam met een weinig zout. + +[3] Bedouïnen of zwervende Arabieren zijn de bewoners der vlakten, die + een nomadenleven leiden. + +[4] Kabylen zijn de bergbewoners in Algerië. + +--Een lekker kostje, zeide Dries. Ba! als ik er om denk, word ik +misselijk. Hoe is het mogelijk zulk walgelijk ongedierte te eten. + +--Nu, onaangenaam smaken ze niet, antwoordde de kapitein. Ik heb ze +geproefd; zij smaken eenigszins als kreeften. + +--Wel moge 't u bekomen! zei Dries, maar ik dank er voor. + +--Ja, zeide de luitenant, ik bewonder uw moed, maar hoe hartstochtelijk +minnaar van insecten ik ben, geloof ik toch niet, dat ik den moed zou +hebben ze te eten. Overigens zijn het niet alleen de Arabieren en +Mooren, die ze als voedsel gebruiken; in alle Oostersche landen is dat +gebruiklijk. Men kookt en braadt ze, en discht ze zelfs in de +koffiehuizen op als dessert en lekkernij. + +--De Arabische vrouwen en kinderen rijgen ze aan een draad even als een +rozenkrans, en brengen ze na ze gedroogd te hebben in den handel. Ook in +Zuid-Afrika worden zij door de inwoners niet versmaad; de Hottentotten +houden er veel van, en als het land, zooals nu hier het geval is, door +sprinkhanen-zwermen wordt overstroomd, verzamelen zij ze en zouten ze in +aarden potten in, om ze te kunnen bewaren. + +--Maar is er geen middel op, om dat gevaarlijk insect te verdelgen? +vroeg Rebecca. + +--Wat zal ik u daarop antwoorden, zeide de luitenant, men heeft nu en +dan maatregelen daartoe genomen. Reeds bij de oude Grieken bestond eene +wet, die in zoodanig geval elken burger verplichtte een zeker getal +maten sprinkhanen te leveren. Somtijds heeft men er premiën uitgeloofd +voor het opzoeken der eieren. Zoo gaf men in 1613 in Provence voor een +kilogram eieren ongeveer 25 cents en voor een gelijk gewicht sprinkhanen +de helft. Marseille gaf toen aan premiën 20.000 francs en Arles 25.000 +francs uit, en nog kort geleden betaalde men in dezelfde streken aan +premiën in verschillende jaren van 2200 tot 6200 francs per jaar. + +--Dat heeft men in onze kolonie (Algerië) ook gedaan, zeide de +kapitein. In 1850 betaalde het gouvernement voor een zak sprinkhanen +ongeveer 12 cents en er werden zoovele zakken aangebracht, dat men +telkens eene partij van 30 à 40 kameelenvrachten naar Medeah bracht. + +--Maar, dat moeten millioenen en millioenen geweest zijn, zeide Dries. + +--Ja, zeide de kapitein, men kan van hen met recht zeggen: zij zijn +ontelbaar als de zandkorrels in de woestijn en als de sterren aan den +hemel. + +--Neem nu eens in aanmerking, zeide de luitenant, dat de sprinkhanen +ongeveer 40 eieren leggen. Men kan dan een weinig begrijpen, vanwaar die +ontelbare massa dieren komt. + +--Behalve het zoeken naar eieren, om die te verbranden, is er al heel +weinig tegen hen te doen. Het eenige, dat met succes gedaan wordt, is, +ze met groote goed rookende vuren te beletten om neder te dalen. De +negers in Midden-Afrika beproeven dit ook door een oorverscheurend +concert van helsch gekrijsch aan te heffen. Hierdoor doet men echter +natuurlijk niets anders dan de ramp verplaatsen; ge jaagt ze daardoor +van uw land naar dat van uwen buurman en hierdoor ontstaan meermalen +bloedige oorlogen. In Hongarije moet men eens beproefd hebben ze te +verjagen door middel van kanonschoten, en het moet geholpen hebben ook. + +--'t Is een vloek! mompelde Aroesi. + +--Ja, zei Selam, een vloek, verwoesting, ellende, hongersnood, dood en +pest. Toorn van den Profeet. Allah behoede ons arm land! + +Intusschen had men het sprinkhanen-leger uit het gezicht verloren en +trok men den bergpas in. De geheele weg, dien men langs kwam, was dor en +als uitgestorven; geen plant, geen grasje bespeurde men. Gelukkig dat +men voeder voor de beesten had, anders zou men gevaar hebben geloopen, +dat ze van honger waren omgekomen. Den bergpas uitkomende, zag men +opeens weder de uitgestrekte vlakte van den Seboe voor zich, en men +sloeg daar het kamp op, om den anderen morgen vroeg de vlakte te +betreden onder eene hitte van 45 graden Celsius. Na een rit van vier +uren werd het kamp aan den oever van den Seboe opgeslagen, want het was +onmogelijk onder de hitte, die toen reeds tot 47° was gestegen, voort te +gaan. Ook hier vond men de sporen van den doortocht der sprinkhanen, en +de oppervlakte van den Seboe was zoodanig overdekt met de drijvende +lijken, dat het water er groen van zag als ware het een groen veld. + + + + +XXI. + +ARABISCHE VERTELLINGEN. + + +Het was geen uitlokkend terrein, waar men dien middag kampeerde. De kale +bodem was vol scheuren en gaten, waar de hagedissen in de zon lagen te +blakeren om de kleine vliegende insecten te snappen, en verschillende +kleine slangen nu en dan uit de scheuren kwamen kijken. Na eenige uren +in eene onbeschrijflijke hitte te hebben doorgebracht, trok men tegen +den avond evenals op de heenreis op eene oude schuit den Seboe over; +daar het een zeer lichte avond was, besloot men door te marcheeren om +den anderen dag te kunnen rusten en de hitte des daags te ontgaan, en na +een aangenamen rit kwam men tegen den morgenstond, na Karia-el-Abbassi +gepasseerd te zijn, op een paar uren afstand van Larasch aan, waar het +kamp werd geplaatst en allen weldra in diepe rust waren verzonken. + +Dien dag bleef men daar halt houden en het was tegen den avond, dat +Selam het gezelschap amuseerde met een paar verhalen, die ik hier laat +volgen. + + +DE TWEE BROEDERS. + +Eens, reeds eeuwen geleden, woonden er te Larasch twee broeders. Zij +waren arm en hadden geen ouders. De jongste Hamet, was een stille goede +knaap; de oudste Saladin, een driftige, wreede en boosaardige jongen. +Beiden waren visschers en brachten het grootste gedeelte van hun tijd +door op de Bahr-el-Dholma[5] (de zee der duisternis), waarbij echter +Hamet steeds het meeste werk deed en Saladin zich vergenoegde met lui +in de boot te liggen, zijne armoede, die hem tot gemeenen handenarbeid +dwong, verwenschende. Als dat gebeurde, zag Hamet zijnen broeder +bestraffend en bedroefd aan, herinnerde hem aan hunnen gestorven vader, +die zijn geheele leven visscher en evenwel een gelukkig man was geweest, +die door geheel Larasch als een braaf, werkzaam en rechtvaardig man +bekend stond. Maar dat werkte op Saladin zoo goed als niets uit, en +met het grootste leedwezen zag Hamet, hoe die afkeer van werken hoe +langer hoe meer bij Saladin toenam en al zijne vermaningen en zijn goed +voorbeeld vruchteloos bleven. + +[5] De Oceaan. + +[Illustratie: en van zijne vederen straalde een schitterend licht. + Bladz. 201.] + +Wanneer de broeders hun dagwerk volbracht en hunne visschen verkocht +hadden, nam Saladin het grootste gedeelte van het geld en gaf zich aan +allerlei luidruchtige ongebonden vermaken en uitspattingen over, terwijl +Hamet, wiens grootste vermaak in leeren bestond, zich naar een heiligen +man begaf, die op een uur afstands van Larasch in de bergen der kust +woonde, en ontving van dezen, tegen eene kleine vergoeding in eetwaren, +onderricht in het lezen en schrijven. De heilige kluizenaar verklaarde +hem de wonderen der natuur en wekte in het gemoed van Hamet een +onleschbaren dorst naar kennis op. + +Zoo was het leven der broeders, toen opeens een wonder eene groote +verandering daarin bracht. + +Op zekeren dag waren zij weder te zamen uitgegaan om te visschen, en +nadat zij een voldoenden voorraad hadden gevangen, lagen zij met de boot +stil op het watervlak een weinig uit te rusten. Hamet over den rand der +boot gebogen, zocht de geheimenissen der zee te doorgronden en verdiepte +zich in gedachten, terwijl Saladin lusteloos achterover liggend naar den +blauwen hemel keek en ouder gewoonte zijne armoede verwenschte. + +Opeens zag men aan den horizont eene nauw merkbare stip verschijnen, +die nader komende een groote zeearend bleek te zijn, welke zich met +snelle vleugelslagen dicht over den waterspiegel in hunne richting +voortspoedde. Maar hoe ontstelden de twee broeders, toen zij zagen dat +de vederen van den vogel geheel van goud waren. Het zonlicht gleed +fonkelend over de gouden pluimage en deed den vogel op een wezen van +glansende stralen gelijken. + +Verwonderd en bevreesd tevens waren de twee broeders opgesprongen, en +staarden zij met blikken, waaruit ontzetting sprak, op deze wonderbare +verschijning. + +Saladin was de eerste, die het zwijgen verbrak. + +--Hamet, zeide hij, Hamet mijn broeder, als we dien vogel konden +bemachtigen, waren wij rijk. Wij bezaten dan gouds genoeg om ons er een +paleis van te bouwen en ons in weelde te baden. + +--Hoe, zoudt ge dien vogel willen vangen? zeide Hamet; 't is geen dier +van deze aarde, 't is een afgezant van den Profeet, een dienaar uit +het Paradijs. Bezondig u niet tegen den grooten Profeet door zulke +gedachten, strek de hand niet uit naar iets wat heilig is; Allah zou u +straffen! + +--Gij zeurt, zeide Saladin wrevelig, zie, had ik mijn goed geweer hier, +ik schoot hem neer zoo waar als ik hoop in het Paradijs te komen. + +Hamet antwoordde niet, maar keek naar den vogel, die steeds naderde en +zich ten laatste op de punt der boot nederzette. + +Hamet kruiste de armen over de borst, viel op de knieën en boog het +hoofd voor de als diamanten schitterende oogen van den adelaar. + +En Saladin, door vrees aangegrepen, viel insgelijks neder. + +Toen zeide de vogel:--Vreest niet, o Hamet! ik ben afgezonden door den +Profeet om u gelukkig te maken. + +Hamet en Saladin hieven verheugd het hoofd op. + +--Allah is groot en Mahomed is zijn Profeet, zeide Hamet. Ik weet niet +welk geluk voor mij is weggelegd, maar ongelukkig ben ik niet. + +--Wat praat ge toch voor zotteklap! zeide Saladin. Noemt ge onze armoede +dan geen ongeluk? Zie, wij werken in het zweet onzes aanschijns en we +verdienen nog ternauwernood genoeg om het leven te behouden. + +--Laat uw mond geen leugentaal spreken, zeide de vogel. De Profeet heeft +u beiden gadegeslagen. Hij heeft gezien, hoe gij u tijd doorbracht met +luieren en twisten, terwijl uw broeder werkte en kennis vergaarde; hoe +gij het geld, door uw broeder in harden arbeid verdiend, met kwistige +hand doorbracht in losbandige vermaken, die den braven Muzelman niet +passen. + +--Reken het hem niet te zwaar toe, o gezant van den profeet, zeide Hamet +biddend, hij wist niet wat hij deed. + +--Welnu, zeide de vogel, ik zal ook u helpen ter wille van uw broeder. +Denk er aan, dat welk geluk u beschoren zal zijn, gij het aan hem te +danken hebt. + +--Wat moeten wij doen? vroeg Saladin begeerig. + +--Volgt mij slechts, zeide de vogel, en ik zal u naar eene plaats +voeren, waar gij de keuze van uwe toekomst zelven kunt doen. + +En als door eene onzichtbare macht voortbewogen, gleed de boot over de +golven, en daarboven voor de boot uit zweefde de gouden adelaar en wierp +eene ontzaglijke schaduw over de beide broeders, die van de felle hitte +niets te lijden hadden. + +Na een half uur in de grootste spanning te hebben doorgebracht, kwam men +aan den ingang van eene grot, die men binnenvoer. + +Het was eene lange, breede en hooge grot, van binnen boogvormig gewelfd. +Er heerschte eene diepe duisternis, maar de vogel bleef steeds boven de +boot op korten afstand voortzweven en van zijne vederen straalde een +schitterend licht, dat op de boot afdaalde en de rotswanden verlichtte, +die uit een ruwe zwarte marmersoort met roode aderen bestonden. Aan het +einde der grot stuitte men op een hoogen rotsmuur, die de grot scheen af +te sluiten. De twee broeders keken elkaar verwonderd aan. + +--Dit is de eenige hinderpaal, dien gij op dezen weg hebt te overwinnen, +zeide de vogel. Onder dezen muur moet gij doorduiken om verder te kunnen +gaan. Hebt ge er den moed toe, zoo ga! + +En de vogel, opstijgend tot bijna aan het gewelf der grot verdween door +eene opening boven in den muur. + +Als visschers waren Saladin en Hamet ook uitstekende duikers, en om +onder dezen muur door te duiken was voor hen geen zware taak. Beiden, +aangevuurd door hunne nieuwsgierigheid om te weten wat er aan de andere +zijde van den muur zou zijn, wierpen zich na eenige oogenblikken +aarzelens in den stroom. Op eene manslengte diep vonden zij eene groote +opening, en toen zij na eenige seconden aan de andere zijde van den +rotsmuur boven water kwamen en zich het vocht uit de oogen wreven, +zweefde daar weder de adelaar om hun den weg te wijzen. Tot hunne +verbazing zagen Hamet en Saladin, dat zij dicht bij het strand waren. De +plaats waar zij waren opgedoken met een paar fiksche slagen verlatende, +voelde zij weldra den zandigen bodem onder hunne voeten en betraden na +eenige oogenblikken het strand. + +Toen daalde de adelaar neder en op hetzelfde oogenblik, dat hij het +zand aanraakte, veranderde hij als door een tooverslag van gedaante en +voor de twee verbaasde en verschrikte broeders, stond een wijze, een +Derwisch, in een lang kerskleurig gewaad, en met langen golvenden baard +en haren. + +Toen deze zag hoe de broeders ontzet bleven stilstaan, zeide hij: + +--Wat vreest gij? Slechts de boozen hebben te vreezen. Volgt mij, u zal +geen leed geschieden. + +Gerustgesteld door deze woorden traden Hamet en Saladin voort en volgden +den Derwisch over de smalle strook van het strand, dat met allerlei +prachtige horens en schelpen was bezaaid. Zij hadden dit strand nooit +gezien, hoe menigvuldige tochten zij ook langs de kusten hadden gedaan. + +Na een paar honderd pas landwaarts in te zijn gegaan, zag men twee +kleine heuvelen, welke verbonden waren door een muur, waarin zich eene +ontzettend groote en zware poort bevond. + +De Derwisch strekte met een gebiedend gebaar de hand uit naar deze +poort, en door eene onzichtbare macht geopend, draaide zij onhoorbaar op +hare scharnieren en de broeders gingen door de poort. + +De plaats, die men binnentrad, was eene groote kamer in de rotsen +uitgehouwen, hetgeen men gemakkelijk aan de wanden en het gewelf kon +zien. De vloer bestond uit wit marmer met hemelsblauwe aderen. In het +midden was eene fontein, die een dikken waterstraal omhoogspoot, welke +klaterend in het bekken neerviel, zoodat het water over den rand +stroomde in een bekken op den grond. Deze fontein en de bekkens waren +van zilver en maakten met de blauwwitte en donkere kleur der rotswanden +eene verbazend schoone uitwerking. In het midden hing aan kettingen van +zilver een diamanten bol van ontzettenden omvang, die de geheele kamer +met zijn glans verlichtte. Ter linker- en ter rechterzijde bevond zich +in de wanden der kamers eene deur; die ter rechterzijde was wit als +sneeuw, die ter linkerzijde zwart als ebbenhout. + +Sprakeloos van verwondering blikten de beide broeders eene wijle rond en +sloegen toen het oog op den Derwisch. + +--Knielt neder! zeide deze op een ernstigen indrukwekkenden toon. Knielt +neder, ontdoet u van uwe kleederen en wascht en reinigt u van het stof +der aarde, van de besmetting der wereld, want de grond, dien gij gaat +betreden, is heilige grond. + +Hamet en Saladin traden naar de fontein, ontdeden zich van hunne +kleederen en dompelden zich in het welriekende frissche water. + +--En zegt mij thans, zeide de Derwisch, wat gij begeert. Wat wenscht gij +op aarde te zijn? Maar bedenkt u goed! + +--Ik wensch roem en eer, rijkdom en macht! zeide Saladin stout. + +De Derwisch zag hem droevig aan.--Weder een eerzuchtige, zeide hij, +weder een die rijkdom en macht verlangt. Er zijn vele wegen, die u +hierheen voeren; welken weg kiest gij? + +--Dien van den krijgsman, antwoordde Saladin zonder aarzelen. Geef mij +een paard, dat onvermoeid, onbevreesd en onkwetsbaar is, een zwaard, dat +altijd scherp blijft en steeds treft, en maak mijzelf onkwetsbaar. + +--Dwaas, die gij zijt! zeide de Derwisch; gij verlangt uw eigen +ondergang, want wie bloed vergiet, diens bloed zal vergoten worden. Maar +het zij zoo, gij zult hebben wat gij verlangt! + +--En gij, vroeg de Derwisch, zich tot Hamet wendende, wat wenscht gij, +wilt gij deelen in den wensch uws broeders? + +--Neen, zeide Hamet. Ik ben geen man des gewelds en des doods, en hij +blikte somber in het vroolijke gelaat van zijn broeder. Wat ik wensch, +dat is verstand en kennis. + +--Ha! riep de Derwisch verheugd uit, er is toch eindelijk een verstandig +mensch gevonden. Kom, volg mij, en hij trad op de deur toe, die zich ter +rechterzijde bevond en welke op een wenk van hem openging. + +Toen trad men binnen eene ruime grot, waar alles, de wanden, het +verwulf, de vloer wit waren als sneeuw. In het midden dezer schitterend +witte zaal stond op een zilveren voet een kristallen koffer en op den +achtergrond der grot bestond de wand uit één grooten spiegel. + +De Derwisch trad op dezen spiegel toe en zich tot de broeders wendende +zeide hij:--Ziet! + +Toen strekte hij de hand gebiedend uit naar den kolossalen spiegel, en +terstond zag men daar wolken en damp te voorschijn komen; het was als +een chaos. + +--Dit is de wording der wereld, zeide de Derwisch. + +Opeens veranderde het tooneel, en men zag de aarde woest en ledig, +maar allengs begon er beweging in het tafereel te komen. Men zag den +sterrenhemel; bergen verrezen, valleien zonken neder, zeeën, stroomen, +meren, planten en boomen kwamen te voorschijn. + +Toen verschenen er ook levende wezens; eerst kleine nauwlijks zichtbare +dieren, deze verdwenen allengs en zoo zag men trapsgewijze insecten, +vogels, zoogdieren en eindelijk den mensch verrijzen. Alles werd +duidelijker. Men zag geheele landstreken. Hier vertoonden zich +berglanden met rookende vulkanen, daar woestenijen, gindsch welige +landauwen, bosschen en zoo voorts. + +--O, hoe schoon! riep Hamet uit, op de knieën vallende, geef mij kennis, +schenk mij wetenschap. + +--Gij hebt gekozen, zeide de Derwisch, wees een wijze, mijn zoon! En de +hand uitstrekkende hief hij Hamet op, en tegelijk verdween alles en zag +men niets meer, uitgenomen den spiegel. + +Een wenk van den Derwisch riep Hamet naar den kristallen koffer, en deze +openende haalde hij er een boek uit. + +Het was geheel wit en op den rug stond in zilveren letters te lezen: +»_In mij is de wetenschap, de waarheid, de wijsheid. Wie mij bezit zal +gelukkig zijn tot het einde zijner dagen_." + +Met bevende handen vatte Hamet het boek aan en deed het open. Maar +teleurgesteld keek hij den Derwisch aan, toen hij slechts witte +perkamenten bladen zag. + +De Derwisch glimlachte.--Wees gerust, mijn zoon! zeide hij; wanneer gij +uw boek wenscht te gebruiken, hebt gij slechts te zeggen: »_In den naam +van de waarheid, de wetenschap en het verstand,_ _onderricht mij!_" en +het zal zich openen, uwe gedachte van wat gij weten wilt radende, en op +deze witte bladen zult gij lezen wat gij verlangt. + +En Hamet, opgetogen van vreugde, viel neder voor den Derwisch en kuste +den zoom van zijn kleed. + +--Sta op, zeide de Derwisch, en volgt mij beiden. + +Men ging weder terug, de witte deur opende zich, en men bevond zich +andermaal in den voorhof. + +De Derwisch, gevolgd door de gebroeders, liep op de zwarte deur toe, en +toen deze zich opende, bevond men zich in eene grot gelijk aan de +vorige, doch hier was alles zwart als ware het met rouwfloers behangen. +Aan het einde bevond zich eveneens een kolossale spiegel, en aan +weerszijden waren de wanden der grot behangen met allerlei prachtige +fonkelende wapens. + +Evenals in de witte zaal trad de Derwisch op den spiegel toe en Saladin +wenkende, zeide hij:--Zie! + +Toen zag men in den spiegel opeens het tooneel van een hevigen strijd. +Er werd een groote slag geleverd. De gewonden lagen bij duizenden op het +slagveld, paarden zonder ruiters galoppeerden wild dooreen, en ruiters +en voetknechten streden met de grootste verbittering. Het veld was +doorweekt van bloed, en de gewonden staken de bloedige stompen der +afgeschoten ledematen omhoog als om wraak van den hemel af te smeeken. + +Hamet rilde, maar Saladin stond daar met fonkelende oogen, het tafereel +als het ware verslindend. + +--Zie wat het geweld is! zeide de Derwisch. + +Opeens veranderde het tooneel. Men zag eene belegerde en uitgehongerde +stad; de bewoners vielen als wolven op het rottend aas aan, en sloegen +elkaar dood om de stukken en brokken. Zelfs de lijken der verslagenen +werden opgegeten. De vrouwen hieven hunne uitgeteerde kinderen ten +hemel, en doodden ze om ze niet in handen van den woesten vijand te +laten vallen, kortom, het was een verschriklijk beeld van jammer en +ellende. + +Wederom veranderde de verschijning nu om een beeltenis te geven van +een door den oorlog verwoest land, waar de pest de overgeblevenen, die +het zwaard had gespaard, ten grave sleepte. Overal heerschte jammer +en ellende; ingevallen huizen, verwoeste ontvolkte steden, een +uitgemergelde landstreek! + +Hamet, door ontzetting buiten zichzelf, wierp zich op de knieën om +zijnen broeder te smeeken van zijnen wensch af te zien. Deze stond daar +met bliksemende oogen, trillende neusgaten en zwoegende borst, als een +paard, dat den kruitdamp opsnuift en het krijgsrumoer aanhoort. Met eene +woeste beweging duwde hij Hamet opzijde, en zich tot den Derwisch +wendende, zeide hij: + +--Zoo zal ik niet doen. Mijne macht zal ik niet anders aanwenden dan +om den boozen te straffen. Ik zal niet anders dan rechtvaardig zijn en +wensch slechts het hoofd van een machtig volk te worden, dan zal ik +tevreden en gelukkig zijn. Geef, wat gij mij beloofd hebt! + +Medelijdend staarde de heilige hem aan en hoofdschuddend deed hij de +verschijning verdwijnen, terwijl hij zeide: + +--Gij zult hebben, wat gij begeert. Gij verkiest de verwoesting, het +verderf en den dood boven rustig geluk. Uw wil zal geschieden; maar, +wee u! zoo gij een onrechtvaardig gebruik mocht maken van de uw gegeven +macht: »_Hij, die u dit door mijne hand laat geven, zal u ook weten te +treffen, zoo ge een geesel voor u volk mocht worden en uwe hartstochten +niet weet te bedwingen._" En naar den wand gaande, nam hij er een zwaard +af, dat hij Saladin overreikte. + +Dat zwaard zag er vreemd uit. De greep was zwart als ebbenhout. De kling +was zoodanig overdekt met zwarte figuren en letterteekens, dat het +geheel zwart scheen en de punt was rood als ware deze in bloed gedoopt. + +Daarna nam de heilige een fleschje met een zwart vocht, dat hij Saladin +over het hoofd uitgoot. Het vreemdste hiervan was, dat Saladin geen +vochtigheid voelde en het zwarte vocht geenerlei spoor achterliet op de +plaatsen waar het viel. + +--Thans zijt ge onkwetsbaar, zeide de Derwisch. Nu nog uw paard, en +terwijl hij de hand uitstrekte naar het einde der grot, verdween opeens +de spiegel, en uit de opening, daardoor veroorzaakt, kwam een koolzwart +ros aansnellen. + +De oogen schoten vuur en de hoeven kletterden op den grond als waren zij +van staal. Uit zijne wijd geopende neusgaten blies hij met kracht den +adem bij wolken uit, die er door de roode kleur der neusgaten als vurige +rookwolken uitzagen. + +Het fiere ros bleef plotseling voor Saladin staan en legde den kop +vertrouwelijk op zijnen schouder. + +Een zegevierende glimlach en eene uitdrukking van onbeschrijflijken +trots vlogen over Saladin's gelaat, terwijl hij den arm om den slanken +hals van zijn ros sloeg en het liefkoosde. + +--Volgt mij, zeide de Derwisch, en door de twee gelukkige broeders +gevolgd verliet hij deze groote gewelven. Hij bracht hen aan den ingang +van een diepen bergweg, die door hemelhooge rotswanden was begrensd. +Dáár bleef hij staan. + +--Luistert, zeide hij, zich tot de broeders wendende: U is gegeven, wat +gij wenschtet; handelt naar de grootheid der u bewezen gunst. Gij, Hamet +de wijze, ga heen, onderwijs uwe medemenschen van wat ras of geloof zij +ook mogen zijn. Onderricht hen, scherp hun verstand, geef hun kennis, +deel hun mede van uwe wetenschap. Doe dat in den naam van de kracht, die +uit stof alles formeerde. Doe het in den naam van Allah! + +--En gij Saladin, onkwetsbare, onverwinlijke krijger! ga gij tot hen, +die onderdrukt worden door gewetenlooze tirannen, ga naar de wouden +en de bergen, waar de bewoners door monsterachtige dieren gedood +en verslonden worden. Ga daar henen en verschijn als een bevrijder +der bedrukten. Uwe roeping is schoon, doch laat uw hoogmoed u niet +verblinden; ga, en dat de goede geesten u begeleiden en bevrijd houden +van de inblazingen van den booze. Op hetzelfde oogenblik kromp de hooge +gestalte ineen, en terwijl de mensch verdween, verhief zich de gouden +adelaar met forsche vleugelslagen in de lucht en was binnen weinige +oogenblikken verdwenen. + +Roerloos van verbazing stonden de beide broeders nog eene wijle, en +oogden den wegsnellenden adelaar na. + +--Kom, broeder! zeide Saladin ongeduldig, laten wij gaan, en hij sprong +op zijn ros. + +En Hamet streek zich met de hand over het gelaat, als om zich te +bezinnen waar hij was; en zich omwendende, drukte hij het kostbare boek +vaster tegen zich aan. + +En naast hem reed Saladin op zijn vurig ros, dat sprong en trappelde, +zoodat de sterke hand van Saladin moeite had het in toom te houden. + +Eindelijk betrad men, uit den bergpas gekomen, eene heuvelachtige +streek. De broeders zagen rond. + +--Hé, zeide Saladin, zijn dat niet de heuvelen van Larasch? Zie, dat is +vreemd, we hebben aan de zeezijde de stad verlaten en komen er aan de +landzijde weder in. + +--Inderdaad, antwoordde Hamet, het is Larasch, dat daar gindsch ligt. De +betoovering is van ons geweken, broeder! + +Tegelijkertijd keken zij, door dezelfde gedachte bezield, om naar den +bergweg waarlangs zij gekomen waren, want geen van beiden kende dien +weg. Maar wie beschrijft hunne verbazing, toen zij niets meer van dien +weg gewaar werden en achter zich niets dan hooge heuvelen zagen. + +--Waar gaat gij heen, broeder? zeide Saladin. + +--Naar Larasch, antwoordde Hamet, en gij? + +--Ik, antwoordde Saladin, ik ga naar de bergen van de kust, waar zich +de roovers ophouden. Ik ga ze verdelgen om het land van die plaag te +bevrijden. + +--Goed, zeide Hamet, ga, ge zult er een goed werk mede verrichten. Maar +mijn broeder, zult gij denken om de woorden van den heilige, en bovenal +wordt niet hoogmoedig; stel u met uw deel tevreden en begeer niet de +geheele wereld. + +--Wees gerust, antwoordde Saladin, ik zal niet hoogmoedig worden; +vaarwel Hamet, mijn broeder! spoedig zie ik u weder. Gij hebt een +schraal deel gekozen. Ik zal u schatten komen brengen! + +--Ik begeer ze niet, zeide Hamet, anders had ik ze genomen. Vaarwel +broeder, wanneer gij gelukkig zijt, zal ik het dubbel zijn! En hij +omarmde Saladin, die daarop te paard springend zich snel verwijderde. +En Hamet, die hem naoogde, zag hoe hij voortsnelde op zijn zwart ros, +als waren ruiter en paard één. De vonken sprongen uit de rotsen waar de +hoeven van Saladin's paard die aanraakten, en zijn berijder, het kromme +zwaard in de hand, snelde voort als een booze geest. + +--Hij zal niet hoogmoedig, niet trotsch worden, mompelde Hamet, treurig +het hoofd schuddend; hij heeft gelijk, want hij is het reeds! En hij +verwijderde zich in de richting der stad. + +Spoedig daarna weerklonken door gansch Barbarije van Marokko tot +Tripoli, ja zelfs tot aan gene zijde der Sahara twee namen, die het volk +niet zonder bewondering uitsprak. Het waren de namen der twee broeders. + +Saladin de Zwarte, de onverwinlijke, de onkwetsbare, na de geheele +kuststreek van roovers gezuiverd te hebben, trok op tegen den +toenmaligen Sultan van Fez, een vreeslijk tiran. En of deze al leger +op leger tegen hem afzond, het baatte niet. De uitgezogen bevolking +ontving den bevrijder met open armen of sloot zich allerwegen bij hem +aan. Binnen eenige weken was de legermacht van den Sultan verslagen +of overgeloopen en hijzelf had zich uit wanhoop het leven benomen. +De overige Sultans der Barbarijsche staten bevreesd dat hun hetzelfde +lot zou ten deel vallen, verbonden zich daarop om Saladin ten onder +te brengen. Doch waar de nieuwe Sultan eenmaal een slag won, wilden +de soldaten niet meer tegen hem strijden, daar zij van zijne +onverwinlijkheid en onkwetsbaarheid ten volle overtuigd waren. Spoedig +dan ook was Saladin niet alleen Sultan van gansch Marokko, maar allengs +breidde hij zijne veroveringen uit over geheel Barbarije, zoodat hij +ten laatste Sultan van geheel Noord-Afrika was en de grenzen van zijn +land bepaald werden door den Oceaan ten westen, ten noorden door de +Middellandsche Zee, ten oosten door Egypte en ten zuiden door de +woestijn de Sahara. + +Maar noemde men den naam van den grooten Sultan niet zonder vreeze, niet +minder geëerd en beroemd was de naam van Hamet. De roep van zijne nooit +gekende wijsheid drong in het geheele land door. In eene schoone vallei +bij Mechinez woonde deze in eene eenvoudige tent, het volk leerende en +onderwijzende. Van heinde en verre kwam men hem raadplegen, en Hamet +sloeg slechts zijn boek open, dat, telkens als hij het noodig had, zich +vanzelf opende en op de witte bladen verschenen letterteekens, welke +Hamet kon lezen. De bevolking in den omtrek beijverde zich om den +heiligen man van het noodige te voorzien en meer wenschte Hamet niet. +Hij was tevreden en gelukkig door de vereering, die men hem toedroeg. +Geen dag ging voorbij dat de vallei, waar hij woonde, niet overvol was +met kameelen, paarden en ezels van de karavanen, die van oost en west, +van zuid en noord kwamen om bij Hamet den heilige raad en hulp te +zoeken. Men kon zeggen, dat er twee Sultans waren van Noord-Afrika, de +eene gevreesd en ontzien, de andere geacht en geëerd, bijna aangebeden. + +Toen Sultan Saladin zag hoe groot zijn aanzien was, begon hij zijne +macht te misbruiken. Als er iemand was, die hem durfde weerstreven, liet +hij hem geeselen of dooden. Was er iets dat hij begeerde en men wilde +het niet afstaan, dan werd men eenvoudig opgelicht en geworgd, en de +eigendommen vervielen aan den Sultan. Zijn harem bevatte de mooiste +meisjes van gansch Barbarije, want geen vader dorst zich tegen de +wenschen van den Sultan te verzetten. Als Saladin hem liet weten, dat +hij op een bepaalden tijd zijne dochter in zijn harem begeerde te +hebben, voldeed men er bereidwillig aan. + +Nu gebeurde het dat Hamet, de heilige, die een jong en schoon man was, +tot zichzelven zeide: Zie, ik ben gelukkig, maar ik ben alleen. En wat +anders zou mijn geluk kunnen volmaken als eene vrouw en kinderen? Het +is niet goed, dat de mensch alleen blijve. Hij heeft evengoed zijnen +plicht, zijne bestemming te vervullen als al wat door eeuwige kracht +is voortgebracht. Hij mag zich niet aan de natuurlijke eischen der +maatschappij onttrekken. En Hamet nam eene der schoone en deugdzame +vrouwen van Mechinez tot echtgenoote. + +De geheele bevolking verheugde zich over dat besluit van Hamet, en van +alle oorden waren de nieuwsgierigen saamgestroomd om getuigen van dit +feest te zijn en vreugde te bedrijven. + +Doch zie, op den dag dat Hamets huwelijk voltrokken was en hij zijne +vrouw met zich voerde naar zijne tent, gebeurde er een verschrikkelijk +ongeluk; want toen Hamet op weg was naar zijn verblijf, ontmoette hij de +soldaten van den Sultan, die zijne vrouw kwamen opeischen en haar, +ondanks het tegenstreven van Hamet, medevoerden. + +Toen nam Hamet een paard en vertrok naar Fez naar zijnen broeder, om +zijne vrouw van hem te eischen, want de arme Hamet dacht niet anders, of +zijn broeder had zijne vrouw laten weghalen, zonder te weten wie haar +echtgenoot was. + +Hamet had nooit gezegd, dat Saladin zijn broeder was; en Saladin, te +trotsch geworden om zijne geringe afkomst te willen weten, had er +evenmin van gerept. Toen Hamet nu te Fez aankwam en niet werd toegelaten +tot den Sultan, zeide hij, dat hij Hamet de broeder van den Sultan was. +Eenige oogenblikken daarna werd hij voor den Sultan gevoerd. + +Dáár op de binnenplaats, omringd door een schitterenden stoet van +krijgslieden en hovelingen, zat Saladin te paard, terwijl een twaalftal +soldaten een troonhemel boven hem omhooghielden, ten einde hem voor de +zon te beschermen. Het was wel dezelfde Saladin, die eenmaal een arme +visschersknaap was geweest. Hij zag er even fier uit als vroeger; zijn +paard was hetzelfde zwarte ros en aan zijne zijde bengelde het +vreeslijke kromme zwarte zwaard met de roode punt. + +Hamet wilde zijnen broeder te gemoet snellen, maar de koele ontvangst, +die hem te beurt viel, hield hem daarvan terug. Eene wijle stond hij als +verlamd, als vernietigd naar zijnen broeder te kijken, toen verdween de +verwondering allengs van zijn gelaat en op bitteren toon mompelde hij: + +--'t Is mijn broeder niet meer! + +--Wie is het, klonk op eens de stem van den Sultan, die zich den broeder +van den Sultan durft noemen? + +--'t Is Hamet van Mechinez, die vroeger visscher was te Larasch. +Herinnert Saladin zich zijnen broeder niet meer, met wien hij dag aan +dag ging visschen, toen wij te Larasch woonden? + +Een onderdrukt gemompel van verwondering doorliep den hofstoet. + +Saladin haalde de schouders op. + +--De man is krankzinnig, zeide hij, zich tot zijne volgelingen wendende. +Maar wat wilt gij? vroeg hij, zich tot Hamet wendende. + +--Ik verlang de vrouw terug, die de soldaten mij hebben ontnomen, en +waarmede ik juist was gehuwd. Zie, zeide Hamet, ik ben een man des +vredes. Ik onderwijs het volk in de vallei van Mechinez; nooit heb +ik nog eene onrechtvaardige daad begaan, noch de hand tegen iemand +opgeheven. Geef mij het geluk terug, dat mij werd ontnomen. Wilt gij +uwen broeder niet erkennen, o Saladin, 't zij zoo; het is er mij niet +om te doen in den glans van uwe macht te verkeeren, maar geef mij ten +minste mijne vrouw weder. Maar Saladin fronste de wenkbrauwen. + +--Men brenge den onbeschaamde weg, die zich eerst voor mijnen broeder +uitgeeft, en het daarna durft wagen de handelingen van den Sultan te +beoordeelen. Men verwijdere hem en zoo hij zich weder vertoont, zal men +hem het hoofd vóór de voeten leggen. + +Bleek als een doode stond Hamet op en een vernietigenden blik op den +Sultan werpende, zeide hij op indrukwekkenden toon: Luister, o Sultan, +Saladin de groote! _Hij, die u groot heeft gemaakt, zal u ook weten te +treffen nu ge een geesel voor uw volk zijt geworden en uwe hartstochten +niet weet te bedwingen!_ + +Ontzet over die taal en bevreesd voor straf grepen de wachten Hamet aan +en voerden hem weg. + +Treurig en in diepe overpeinzingen verzonken, ging Hamet de stad uit. +Hoe zou hij nu zijne geliefde, zijn geluk weerom krijgen? Met geweld +viel tegen Saladin, den onkwetsbare, niets uit te richten. Met list +zijne vrouw te bevrijden ging evenmin, want hoe zou het hem mogelijk +zijn haar uit het sterke, door een drom van krijgers omringde en +bewaakte paleis te voeren. En Hamet, de wijze, wist geen raad; hij was +diep ongelukkig. + +Maar opeens, toen hij buiten de stad tusschen de heuvelen was gekomen, +trof een vreemd klapwiekend geluid zijne ooren en opziende, zag Hamet +den gouden adelaar boven zijn hoofd zweven. + +--Wees gegroet, o Hamet! gij gezegende onder uw volk. Wat is het, dat uw +gelaat de uitdrukking van treurigheid heeft gegeven? zeide de vogel. + +Hamet, op de knieën vallende voor zijnen weldoener, verhaalde wat er was +gebeurd. + +--Wees gerust, Hamet, vrees niet! Uwe vrouw is de uwe, zij zal tot u +komen. Luister! + +En nederdalende, veranderde de vogel in den Derwisch en zeide toen: + +--De maat is vol! Uw broeder Saladin heeft geen goed gebruik gemaakt van +de macht, die hem gegeven werd. Zijn rijk is uit. Hij heeft zich geneigd +tot de inblazingen van den booze, die hem met eene onbegrensde eerzucht +heeft vervuld. Hij heeft veroverd, verwoest en gemoord uit lust, zonder +noodzaak. Reeds zou hij gevallen zijn, zoo ik niet gewacht had of hij +zich nog wilde beteren. Maar helaas! hij is verstokt, en denkt dat zijne +onkwetsbaarheid en onverwinlijkheid hem niet meer kunnen ontnomen +worden. Thans, nu hij zelfs zijnen broeder heeft verloochend, gehoond en +beroofd van zijn geluk, thans is de maat zijner euveldaden vol. Hij zal +sterven. + +--O neen! riep Hamet, laat hem leven om zich te beteren! + +--Hij zal zich niet beteren, zeide de Derwisch. Gij weet dat ik in zijn +hart kan zien. Nooit zal hij zich verbeteren. Maar om uwentwille, om den +wille van uw schoon leven, dat gij zoo nuttig besteedt, om het goede dat +gij gedaan hebt, wil ik u nog één gunst toestaan. Hij zal leven als hij +zich betert, maar zoo hij nog eenmaal de hand tegen u, zijnen broeder, +opheft, zal ik hem verdelgen van de aarde. Wacht hier eene wijle. + +En na weder in een adelaar veranderd te zijn, vloog hij weg in de +richting der stad. + +Nauwlijks had Hamet in angst en vreeze eene poos daar vertoefd, of zie, +daar zag hij den adelaar wederkeeren, maar niet alleen, want met zich +voerde hij eene witte duif. + +Verbaasd wachtte Hamet. De vogels kwamen al nader en nader, en streken +neer bij Hamet. En op hetzelfde oogenblik, dat zij den grond raakten en +de adelaar in een Derwisch veranderde, onderging ook de duif eene +gedaanteverwisseling en voor den verheugden Hamet stond zijne vrouw. + +Met een vreugdekreet snelden de twee geliefden elkaar in de armen. + +Toen zeide de Derwisch: Ga heen, neem uwe vrouw op uw paard en verwijder +u, want uw broeder komt om u te zoeken. Ik hoor reeds den hoefslag van +zijn paard, doch vrees niet, ik zal over u waken. + +En Hamet tilde zijnen geliefden last op het paard, sprong in den zadel +en reed weg onder de zegeningen van den Derwisch. + +Daar klonk opeens de kletterende hoefslag van Saladin's ros en met eene +snelheid aan den bliksem gelijk kwam de woedende Sultan aanrennen, zijn +verderf aanbrengend zwaard in de vuist geklemd. + +--Geef over die vrouw, o Hamet! donderde hij reeds van verre den +vluchtende toe, en met een paar ontzettende sprongen was hij voor hem en +sneed Hamet den weg af. + +--Broeder! smeekte Hamet, in den naam onzer ouders, in den naam van +Allah, in den naam van hem, die u groot heeft gemaakt, laat mij door. +Hef uwe hand niet tegen mij op, want het zal uw verderf zijn. Gij, die +zooveel bezit, laat mij dit weinige! + +--Geef over die vrouw, zeg ik u! brulde Saladin. Gij kent mijne macht, +die onwederstaanbaar is; noodzaak mij niet u te dooden! + +--Laat af, broeder! bad Hamet; laat af, het verderf nadert u! Laat af in +den naam van haar, wier borst ons beiden heeft gezoogd. + +--'t Is lang genoeg gefemeld, brulde Saladin, en zijn zwaard zwaaiend +wilde hij zich op zijnen broeder werpen. + +Daar klonk op eens de verschrikkelijke stem van den Derwisch: Sta +Saladin! ellendige slaaf uwer hartstochten! Tiran van uw volk, die u met +de booze geesten hebt verbonden. _Ik, die u groot heeft gemaakt, die u +de macht heeft gegeven, ontneem u die, nu ge een geesel voor uw volk +zijt geworden en uwe hartstochten niet weet te bedwingen._ Verga! + +En op hetzelfde oogenblik opende zich de grond voor zijne voeten, en +onder het slaken van een vreeslijken kreet verdwenen ros en ruiter in +den afgrond. + +Toen vloog Hamet, door ontzetting aangegrepen, als een pijl uit den boog +voort, onder het slaken van jammerkreten over het noodlottige en +verschrikkelijke einde van zijnen broeder. + +Hamet kreeg na verloop van tijd de rust en den vrede weer, die hij door +zijns broeders dood had verloren, daar hij dwaaslijk zichzelf als de +oorzaak daarvan beschouwde. Na eenigen tijd riep het volk hem tot Sultan +uit. De vrede en het geluk keerden weder in Barbarije. Hij herstelde +enkele onttroonde vorsten in hunne waardigheid en regeerde nog vele +jaren tot heil van zijn volk, dat hem als den grootsten heilige na den +Profeet vereerde. + +Aldus besloot Selam zijn eerste verhaal. + + + + +XXII. + +ARABISCHE VERTELLINGEN. + +_[Vervolg.]_ + + +Na den volgenden dag Larasch zonder eenige noemenswaardige voorvallen te +hebben bezichtigd, ging men weder op weg. + +Larasch is eene van de voornaamste havensteden van Marokko. Zij heeft +ongeveer 4000 inwoners, meerendeels Mooren en Joden. Zij is gebouwd op +de helling van een heuvel aan den linkeroever van de uitmonding der +rivier de Koes. Die uitmonding vormt eene ruime haven, die wel veilig +is, doch ongenaakbaar voor groote schepen, daar er eene groote zandplaat +vóór ligt. De witte stad op het donkergroen van den heuvel maakt eene +sierlijke, lieflijke vertooning op deze dorre eenzame kust. Echter is +ook deze stad zeer vervallen van hetgeen zij eenmaal is geweest, want, +zooals de kapitein verhaalde, werd zij in de 15e eeuw door de Berbers +gesticht en in het laatst dierzelfde eeuw door Moelei-ben-Nassar +aanmerkelijk versterkt en verfraaid. In 1610 in het bezit der +Spanjaarden gekomen, werd zij door Moelei-Ismaël in 1689 weder +veroverd, en nog in het begin van deze eeuw was Larasch eene bloeiende +handelsplaats. + +Met den Oceaan in het gezicht trok men over de heuvelen voort. Alles +was hier woest en eenzaam, geen levend wezen, geen blijk van bewoonde +of bebouwde plaatsen trof men aan, en het eenige geluid, behalve de +branding die daar beneden op het strand hare golven brak, was het +eentonig ruischen der zee. Na een rit van vier uren bereikte men +Arzilla, de oude stad, door de Carthagers Zilia en door de Romeinen +Julia Traducta genoemd. Na de Romeinen kregen de Gothen haar in bezit +en in de helft der 10e eeuw werd zij door de Engelschen vernield. +Toen, na dertig jaren als een groote puinhoop te hebben gelegen, liet +Abd-er-Rhamen-ben-Ali, Kalif van Cordova de stad weder opbouwen. Doch +ook toen bleef zij niet in het bezit der Mooren. Eerst kwam Arzilla +weder in de macht der Portugeezen, die de laatste vreemde bezitters +waren, en later in het bezit van Marokko. Arzilla is een klein, rustig +stadje met een deels Moorsche, deels Joodsche bevolking van slechts 1000 +zielen. Hooge met kanteelen gekroonde muren omringen de plaats aan de +zee- en de landzijde. + +Toen men daar des avonds de tenten had nedergeslagen, vervolgde Selam op +algemeen verzoek zijne Arabische vertellingen met het volgende verhaal: + + +DE HERDER EN DE KREEFT. + +Civo was een arme herdersknaap. Van zijne jeugd af, dat wil zeggen van +zijn tiende jaar af, had hij de schapen van zijnen oom gehoed. Zijn +dagelijksch werk was des morgens zijne hut in het gebergte te verlaten +en den daarnaast staanden stal te openen. Vervolgens dreef hij de +schapen de bergen in en met een langen stok in de hand liep hij er +achter, het oog op de kudde gevestigd houdende en zorgende, dat er geen +afdwaalde. Tegen den avond keerde hij weder, dreef de schapen in den +stal en begaf zich in zijne hut. Werd er een schaap ziek of kreeg er een +een ongeluk, dan maakte Civo het af en bracht het naar zijnen oom. Een +weinig brood en een schotel koeskoessoe, op de zondagen met een stukje +schapenvleesch er bij, was alles wat Civo tot loon ontving. + +Men kan licht nagaan, dat de arme Civo zich bij deze bezigheid +verveelde. Geheele dagen lag hij te turen over de randen der afgronden +of keek over de zee der duisternis (den Oceaan), die zich langs de +bergen uitstrekte, en als een goed Mahomedaan vervloekte hij de schepen +der Nazareners (Christenen), die hij in de verte zag voorbijvaren. +Andere dagen lag hij in het groen en keek naar de werkzaamheid der +insecten, haalde de eieren uit de vogelnesten, en zocht de jonge hazen +op om eens een lekker maal te hebben. Ook ving hij nu en dan wel eens +een paar visschen in de beken in het gebergte, en zoo had hij ten +laatste geheel geleerd zich in zijne sobere eenzame levenswijze te +behelpen, en als men eens vergat zijn schotel koeskoessoe te brengen, +leed hij daarom nog geen honger, maar had altijd het een of ander in +voorraad. + +Eens op een dag, dat Civo bezig was aan den oever van eene beek zijne +vischlijnen op te halen, werd hij een kreeft gewaar, die met moeite +voortsukkelde om het water te bereiken en telkens opzijde viel. + +Civo was een goede knaap. Het lijden van een ander schepsel deed hem +leed al was dat schepsel ook maar een dier, en nooit zou hij dus een +dier hebben kwaad gedaan. Dat hij er nu en dan eentje nam om op te +peuzelen was eene andere zaak; Civo moest leven en kreeg niet altijd +genoegzaam eten van zijn meester. + +Civo dan liep naar den kreeft, nam hem voorzichtig op en bekeek hem. Het +dier was zwaar verwond, twee van zijne pooten hingen er om zoo te zeggen +bij, en de anderen waren ook beschadigd. + +Na hem voorzichtig in het groen te hebben gelegd, liep Civo naar de +beek, schepte zijne waterkruik vol en vulde zoo een klein natuurlijk +bekken in den rotsigen oever waar hij den kreeft in plaatste. Daarna gaf +hij hem wat waterdieren en zich bij het bekken nedervlijende, sloeg hij +hem gade. + +[Illustratie: en als een goed Mahomedaan vervloekte hij de schepen der + Nazareners. Bladz. 216.] + +Verheugd plaste de kreeft zooveel zijne gewonde pooten het toelieten +in het heldere water rond, en met vreugde zag Civo zijnen kleinen +beschermeling opknappen. Toen hij des avonds met de kudde naar zijne +hut terugkeerde, overdekte hij het bekken met groene takken, opdat de +kreeft niet door roofdieren zou worden opgemerkt en verslonden. + +Zoo gingen dagen en weken om en onder de trouwe verzorging van Civo werd +de kreeft hoe langer hoe beter, en met vreugde sloeg hij het wederkeeren +zijner krachten gade. Dit kleine wezen had aan hem het leven te danken +en dat deed hem goed. + +Eindelijk, na een verblijf van eene maand in het bekken, was de kreeft +weder zóó kloek geworden, dat Civo besloot hem in de beek te brengen. +Hij nam dus den kreeft op en bracht hem te water. + +Maar nauwlijks had deze zijn element bereikt, of hij kroop tegen oever +den op, en tot vóór de voeten van zijn redder en weldoener komende, +zeide de kreeft: + +--Civo, ge hebt een goed hart, ge zijt een goed mensch. + +Want 't was toen nog in den tijd, dat de beesten spreken konden, zeide +Selam met den grootsten ernst tegen zijne toehoorders. + +Civo lachte goedig. + +--Ja, vervolgde de kreeft, gij zijt een goede knaap, want in plaats van +mij te dooden en op te eten, toen ge mij gewond vond liggen, hebt ge mij +voorzichtig opgenomen en in het bekken geplaatst. Gij hebt mij voorzien +van voedsel en mijne schuilplaats in uwe afwezigheid bedekt, opdat ik +niet wederom zou gewond of gedood worden door de groote vogels, waarvan +een mij had gewond, en die vooral op ons loeren. Gij hebt mij verzorgd +als ware ik uw kind geweest en hebt mij het leven weergegeven. + +Toen Civo den kreeft zoo ernstig hoorde praten, lachte hij niet meer, +maar luisterde met genoegen naar hem. + +--Daarvoor, Civo! ben ik u dank verschuldigd, vervolgde de kreeft, en +vroeg of laat zal ik het u vergelden. + +--'t Is niet noodig, zeide Civo, ik deed het enkel om den tijd te +dooden. + +--Maar, hernam de kreeft, 't is niet hetzelfde hoe men den tijd doodt. +Verveling leidt dikwijls tot ondeugd, en daarom zijt gij nog meer te +prijzen. Ik zeg u, o Civo! ik zal u weldra mijnen dank betuigen en hoop +u gelukkig te maken. Wacht mij! + +De kreeft kroop in de beek en Civo ging zijne kudde verzamelen en naar +den stal drijven. + +Dagen, weken en maanden gingen voorbij, en reeds dacht Civo volstrekt +niet meer aan den kreeft, toen hij op een morgen uit zijne hut komende +den kreeft er voor zag zitten. + +Verwonderd en verheugd keek Civo hem aan. + +--Ik kom de belofte vervullen, zeide de kreeft, die ik u gedaan heb. +Begeef u heden avond tegen zonsondergang naar de bergen aan de zee, waar +gij zoo dikwijls hebt liggen turen op de vooruitstekende rotspunt en ge +zult daar door mij uw geluk deelachtig worden. + +Tegelijk dook hij in de beek, die ook langs Civo's hut vloeide, en was +verdwenen eer Civo er op bedacht was. + +Brandende van nieuwsgierigheid, begaf Civo zich met zijne kudde naar de +bergen en tegen den avond zorgde hij op de bedoelde rotspunt aanwezig te +zijn, waar hij zich behaaglijk neervlijde in afwachting van de dingen +die komen zouden, want Civo twijfelde geen oogenblik aan de woorden van +den kreeft. + +Zoo lag hij ongeveer een uur in de zon te blakeren, doch Civo was een +te gehard bergbewoner om zich voor de zon te verschuilen. Hij keek naar +het strand, dat bezaaid was met tallooze schelpdieren en andere vreemde +voorwerpen. Hij luisterde naar het geraas der branding, die op de +klippen brak, en naar het zachte schuren van de aanrollende golvenrijen +over het strand. Hij keek naar de watervogels, die over de golven +scheerden, nu onderdompelend in het schuimende nat om den een of +anderen waterbewoner aan zijn element te ontrukken, dan weder hoog +opwaartsstrevende om met den buit naar de bergen te vliegen, waar de +hongerige jongen in het nest op voedsel wachtten. Hij zag de witte +zeilen der aan den horizont voorbijsnellende schepen, en de wolken, die +door de ondergaande zon met gouden randen werden omgezoomd. Doch buiten +dit alles zag of bemerkte hij niets. Echter werd Civo niet ongeduldig, +hij wachtte. + +Opeens werd Civo's rusteloos rondturend oog geboeid door eene zwarte +stip, die dicht bij hem, bijna op de plaats waar de golven op het strand +rolden, uit de zee opdook. Die stip werd allengs grooter. Zij werd +een driehoekig plat vlak en rees en werd grooter en grooter, en na +verloop van eenige oogenblikken zag Civo een plat vierkant voorwerp van +ontzettende afmeting uit de zee oprijzen. Het scheen of het op de golven +dreef, en toch was dit zoo niet, want plotseling zag Civo, hoe het vlak +de zee verlatend op het strand kwam en daar voortging naar de heuvelen, +recht op de plaats aan waar hij lag. + +Toen kon Civo, die als door verlamming getroffen daar onbeweeglijk lag, +met oogen die uit hunne kassen puilden, de verschijning beter opnemen. +Het was een vierkant voorwerp van minstens vier menschenlengten lang en +half zoo breed, terwijl de dikte van dat reusachtig vlak niet meer dan +de lengte van twee menschenvoeten bedroeg. Het geheel zag er dof en +zwart uit. + +Was Civo reeds ontzet over dat vreemde voorwerp, nog meer was hij dit +over het voortbewegen, want het was zoo laag boven den grond, dat men +zou zeggen dat het er bijna op lag. + +Civo was dapper en een goed Muzelman. Toen hij het gevaarte op zich +zag aankomen, riep hij den bijstand van Allah en den Profeet in, trok +zijn stilet en bleef wachten wat er zou gebeuren. En toen het vreemde +voorwerp hem dichter was genaderd, bukte Civo onwillekeurig om er onder +te zien en met een kreet van blijdschap en verwondering sprong hij +overeind. Het raadsel der voortbeweging had zich opgelost. + +Want dat groote vlakke voorwerp werd voorbewogen door honderden +kreeften, die het op hunne ruggen getorscht droegen. In geregelde orde +waren zij er onder geplaatst en liepen vast aangesloten voort, terwijl +Civo's beschermeling er voor liep om hun den weg te wijzen. + +Voor Civo gekomen, bleef de stoet plotseling staan en de kreeft +vooruittredende, zeide: + +--Wees gegroet, o Civo! wij verheugen ons dat gij gekomen zijt en naar +mijne woorden hebt gehoord. Tot dank voor uwe vroeger aan mij betoonde +hulp zal ik u rijk maken, luister slechts naar mij. Ik zal u verhalen +wat er gebeurd is, doch vooraf zullen wij uwen schat in veiligheid +brengen; de last is zwaar, kom mede om ons te helpen. + +Weinige passen verder gegaan zijnde, trok de stoet eene ruime grot +binnen. Toen schoven de achterste kreeften een weinig naar voren, +waardoor het vlak met dien kant op den grond zakte, maar vooraan was +het nog altijd opgeheven. + +--Steek nu uwe handen hieronder, zeide de kreeft, en til het op om het +tegen den wand te plaatsen. + +Snel voldeed Civo aan dat verzoek; zijne handen onder het vlak +brengende, tilde hij het op, en met inspanning van alle krachten gelukte +het hem het voorwerp rechtop tegen den rotswand der grot te plaatsen. + +--Luister nu, zeide de kreeft tot Civo, en ik zal u verhalen wat er is +voorgevallen. + +Civo zette zich neder en de kreeft, aan het hoofd van zijne geheele +bende voor hem staande, begon aldus: + +--De sultan van Fez heeft een groot paleis laten bouwen, dat in +fraaiheid van versiering uitsteekt boven al wat er van dien aard in het +land bestaat. Onder alle zalen is er echter eene, die het schoonst moest +zijn, wijl de Sultan daar zijne gelukkigste oogenblikken wil slijten in +het bijzijn zijner geliefdste vrouwen. De vier wanden der zaal moesten +volgens zijne begeerte geheel bestaan uit spiegels van zeldzame +schoonheid, in gouden lijsten gevat welke met allerlei kostbare +gesteenten waren bewerkt. + +--Deze spiegels moesten door de Nazareners worden vervaardigd en +hierheen gevoerd. Dit geschiedde ook, maar op de reis herwaarts leed het +schip der ongeloovigen schipbreuk en verdween met al wat er op was in de +zee der duisternissen. + +--Toen de Sultan dit hoorde, was hij zeer bedroefd, en hij loofde groote +prijzen uit aan dengeen, die hem zijne spiegels terug gaf. Vele duikers +beproefden het, doch tevergeefs. Toen dacht ik aan u, mijn weldoener; ik +verhaalde mijnen broeders de edele daad, die gij aan mij hebt verricht, +en deelde hun mijn plan mede. + +--Zonder bedenken stelden allen zich ter mijner beschikking, daar zij +meenden, dat gij verdiendet beloond te worden. + +--Mijne broeders nu zijn talrijk als het zand en de schelpen. Wij +bewonen de zee en de zoete wateren, en duizenden trokken met mij mede +naar het gezonken schip. Wij vonden, door de goede geesten geleid, de +kist waarin de spiegels waren geborgen, en van deze alwetende geesten +vernamen wij ook, dat de spiegels wegens de zorgvuldige inpakking niet +waren beschadigd. + +--De kist nu lag op den zandigen bodem der zee. Op verschillende punten +begonnen wij nu ons er onder te werken en plaatsten op die ondergraven +punten platte steenen, die niet wegzakten en beletten zoo de kist verder +in het zand te zakken. Zoodoende kwamen wij er weldra in genoegzamen +getale onder, om ons met onzen last in beweging te stellen en dien tot u +te brengen. Begeef u nu morgen met het aanbreken van den dag op weg naar +Fez en verhaal den Sultan, dat gij zijne spiegels hebt, en dat hij zijne +lieden kan zenden om ze te halen. Hij zal u rijkelijk beloonen, en gij +zult geld genoeg bezitten om er een huis van te bouwen en zelve kudden +schapen te hebben. + +Nauwlijks had de kreeft uitgesproken, of hij en zijn geheel +kreeftenleger riepen als in koor:--Wij groeten u, o Civo! wees +gelukkig!--En eer Civo van zijne verbazing was bekomen, was de geheele +bende in de zee verdwenen. + +Nog vóór het licht werd in het Oosten, was Civo den anderen morgen reeds +aan het werk om den ingang der grot dicht te maken. Na eerst eene laag +groote rotssteenen vóór de opening te hebben gerold, overdekte hij die +met aarde; daarna nam hij eenige handen zaad van onkruid dat zeer snel +opwies en strooide het in de aarde. Toen ging hij gerust heen, overtuigd +dat binnen eenige dagen het onkruid opgewassen zou zijn tot boven aan +de opening en deze alzoo voor de oogen van hem, die toevallig hierheen +mocht langs dwalen, verborgen zou zijn. + +Na zijn vader verteld te hebben, dat hij eene reis moest doen naar Fez +om hen allen gelukkig te maken, droeg hij dezen de zorg voor de kudden +zijns oom op en vertrok. + +Daar aangekomen, begaf hij zich terstond naar het paleis van den Sultan +en verhaalde, dat hij de spiegels in zijn bezit had. Niet zoodra hoorden +de bedienden dat, of zij brachten Civo vóór den Sultan, die hem met vele +vreugdeblijken ontving. En Civo, de eenvoudige, rondborstige knaap, +verhaalde den Sultan eerlijk ten aanhoore van het geheele hof, hoe de +kreeften de kostbare spiegels uit de zee hadden opgehaald. + +Natuurlijk waren de Sultan en het geheele hof zeer verwonderd over +Civo's verhaal. De Sultan zeide: + +--Hoor Civo, uw verhaal heeft ons zeer verwonderd, want wat gij vertelt, +is nog nooit gehoord. Nu zou ik wel gaarne de spiegels laten halen, maar +ik ben zoo nieuwsgierig naar uwe kreeften, dat ik wel eene geheele stad +uit mijn keizerrijk zou willen geven om te zien wat gij gezien hebt. +Hoor dus, wat ik van u verlang. Gij gaat weer naar uwe woonplaats terug +en verzoekt den kreeften mij hunne vondst zelven te willen brengen, en +voegt er bij dat, ingeval zij aan mijnen wensch willen voldoen, ik u +het dubbele, ja het driedubbele van de uitgeloofde belooning zal geven. +Bovendien zullen de kreeften tot dank eene gunst van mij mogen vragen. + +Civo boog en door de bedienden weggeleid, werd hij met een schitterend +nieuw kleed begiftigd. Daarna zette men hem de keurigste spijzen voor, +en na eenige uren te hebben geslapen, ontving hij een sterk paard en +eene beurs met geld om zich op den weg overvloedig van verkwikkend +voedsel te voorzien en vertrok naar huis. + +Hoewel Civo nu geen oogenblik twijfelde aan de macht der kreeften om het +begeerde te kunnen doen, twijfelde hij evenwel zeer aan hunnen wil, want +die reis was geene kleinigheid. Doch de wenschen van den Sultan kon hij +niet weerstreven en er zat dus niets anders op dan het te beproeven. + +Des avonds in zijne hut aangekomen, begaf Civo zich den anderen morgen +naar de grot om te zien of zijn schat er nog was. Tot zijne groote +geruststelling was alles nog onaangeroerd en het hoog opgeschoten +onkruid verborg de opening geheel. Na eenigen tijd gewacht te hebben, +kwam zijn vriend, de kreeft, hem opzoeken om den uitslag van zijne +zending te vernemen. Aarzelend deed Civo verslag van zijn wedervaren, +doch wie beschrijft zijne verwondering, toen hij aan het einde zijner +rede gekomen den kreeft op verheugden toon hoorde uitroepen:--O, wees +gerust, Civo! gij brenger van zoo gezegend nieuws. Zie, wat gij dacht +dat mij zou bedroeven, verheugt mij; wij zullen de spiegels naar +Fez brengen en als gunst van den Sultan verzoeken, dat ons geslacht +voortaan in vrede zal kunnen leven, zonder door de visschers gevangen +en opgegeten te worden. Geloof mij, geene opoffering zal ons te zwaar, +geene moeite ons te veel zijn om de gunst te verwerven van onbevreesd +te kunnen leven. Wacht slechts een oogenblik en gij zult zien, dat ik +de waarheid spreek. + +Snel begaf zich de kreeft naar het strand en begon met zijne groote, +sterke scharen op een grooten kinkhoorn, die daar lag, te slaan en +bracht daardoor een luid klinkend geluid voort. Dadelijk kwamen de +kreeften van alle kanten te voorschijn, uit de zee, uit de beken en de +bergen en uit de stroomen, en na verloop van niet langer dan een half +uur waren de hellingen der kustbergen en het geheele strand daar ter +plaatse zwart van de kreeften. + +Toen verhaalde de kreeft aan de toegevloeide scharen, waarom hij hen had +opgeroepen en nadat hij in vurige taal het vorstlijke van de gunst had +geschetst, die niet alleen hun, maar hun geheel volgend geslacht ten +goede zou komen, toen ging er uit die geheele schare éen enkele kreet +op, en daverend klonk het over het strand, rolde over de zee, +weerkaatste tegen de rotsen en vloeide samen met het gedonder der +branding:--Wij willen, wij willen! + +En reeds des anderen daags begon de wondervolle reis en de Marokkaansche +bevolking werd op het nooit geziene tooneel vergast van eene door +duizenden kreeften gedragen reusachtige kist van buitengewonen vorm. En +boven op het vlak der kist zaten rustig rondziende in geregelde rijen +even zoovele kreeften als het gevaarte droegen, want begrijpende, dat +men vele malen genoodzaakt zou zijn te rusten, had de kreeft deze +voorzorg genomen. Zoodra nu de dragers vermoeid werden, losten de +anderen ze af, en als de versche troepen hunne plaats hadden ingenomen, +verwijderden de anderen zich van onder het gevaarte en begaven zich er +boven op om uit te rusten tot den volgenden tocht. En bij dien vreemden +optocht reed Civo op zijn paard als gids en leidsman vooraan. + +Toen werden de wegen, waar men langs trok, overstroomd van volk; de +stedeling verliet zijne bezigheid, de landman huis en hof, de maaiers +legde de zeissen bij het koren en de houthakker de bijl bij den boom. +Iedereen kwam er naar zien; geen oud wijf, geen kind bleef te huis. +Zelfs de schriftgeleerden, de heiligen, de krijgers, ministers, pacha's, +kortom, al wat gaan kon liep uit en allen verwonderden zich over deze +verschijning. De wijzen en geleerden stonden verbaasd en vroegen +zich af, of zij waakten of droomden, en de bijgeloovigen riepen met +ontzetting uit, dat de laatste dag gekomen was en dat de wereld zou +vergaan. En overal bracht men het noodige bijeen om de vreemde gasten +te spijzen. De meeste nieuwsgierigen dachten niet om heengaan; het +was alsof men door eene onweerstaanbare aantrekkingskracht werd +medegesleurd. Men vergat huis en hof en bezigheden, vrienden en +bloedverwanten, om slechts mede te gaan. Zoo trok men voort en de +ontzettende sleep groeide en groeide steeds aan. En toen men na dagen +lang te zijn voortgetrokken de stad Fez naderde, scheen het alsof men +gansch Marokko achter zich medevoerde. Velen, die nooit Fez hadden +gezien, die niet eens wisten waar het lag, kwamen nu naar deze stad. + +De mare van deze algemeene beweging was hen reeds vooruitgegaan, en toen +de Sultan het vernam, trok hij uit met zijn geheelen hofstoet, zijn +ganschen sleep van hovelingen en krijgers, van wijzen en dwazen, van +vrouwen en bedienden. En toen hij daar dien wonderlijken optocht zag +aankomen, bleef hij staan om dien goed te kunnen zien, en daar het volk +steeds opdrong als eene ondoordringbare massa, liet hij een gedeelte van +zijn leger een cordon vormen om den stoet, waardoor het volk op een +behoorlijken afstand werd gehouden. Zoo deed Civo met zijn kreeftenleger +zijnen intocht binnen Fez. + +Daar gekomen, wachtte de Sultan hen op eene groote vlakte aan den oever +van den Paarlstroom op, en toen de kreeften tot vóór zijnen troon waren +genaderd, liet de Sultan hen door eene menigte bedienden van den last +bevrijden en in bijzijn van de toegevloeide menigte de kist openen. +Toen zag men vier buitengewoon fraaie spiegels te voorschijn komen, +fonkelnieuw alsof zij zooeven de werkplaats van den Nazerener hadden +verlaten. Er was geen spoor van beschadiging door zeewater of door de +schipbreuk te bespeuren, en de Sultan werd vervuld van vreugde over dit +geluk. + +Nu kwam de beurt aan Civo, en nadat de Sultan hem zijne eigene kleederen +had laten aantrekken en had laten omhangen met de kostbaarste +versierselen, liet hij hem plaats nemen aan zijne rechterhand onder den +stoet van hovelingen. + +Voor den voet van zijnen troon was het kreeftenleger in +bewonderenswaardige orde opgesteld; de lievelingskreeft van Civo kwam +nu vooruit, en terwijl hij zijne groote scharen ter aarde boog sloeg +hij er mede tegen den grond, en terstond herhaalde de geheele drom +dit, hetwelk klonk als het wapengekletter en het dreunen van een +aankomend leger. En in de stilte, die daarop ontstond, hoorde men den +kreeft zeggen:--Allah bescherme u, o groote Sultan! Weldoener van uw +volk. Zijt gij tevreden over de geringe bewoners der wateren, die uw +rijk bespoelen en doorstroomen? + +--Ja, zeide de Sultan, spreek, ik heb u eene gunst toegestaan, zeg wat +ge wilt, en als het niet boven mijne macht gaat, zal het u worden +toegestaan! + +--Allah bescherme u, o groote Sultan! In naam van al mijne broeders, die +hier voor uwen troon staan, vraag ik om voortaan rustig te kunnen leven, +ongemoeid door de listen en lagen der menschen. + +Toen zeide de sultan op plechtigen toon:--Uw wensch is toegestaan. Hoor, +mijn volk! wat ik u beveel. Van stonden aan zal het een iegelijk op +doodstraf verboden zijn een kreeft te vangen, te wonden of te dooden, of +op eenige andere wijze te hinderen. + +Dit bevel zal zich uitstrekken over gansch Marokko en over al de landen, +die ik onder mijnen scepter heb. Die hun weldoet, zal een goed werk +doen. En het zal geboekt worden in de geschriften, opdat onze nazaten er +zich aan zullen houden en weten, welk wonder dit besluit heeft +veroorzaakt. + +En al de kreeften bogen zich ter aarde en onder het slaan hunner scharen +riepen zij als uit één mond:--Allah bescherme onzen Heer, den grooten +Sultan! + +Een daverend vreugdegeroep van het volk beantwoordde dit en iedereen +schreeuwde opgewonden:--Allah bescherme onzen Heer, den grooten Sultan, +den rechtvaardige! + +Op hetzelfde oogenblik keerde het kreeftenleger zich om en wierp zich in +den Paarlstroom. En den anderen dag reed Civo met geschenken overladen +naar zijne woonplaats; hij kocht zich een huis, hield groote kudden en +bezat weldra uitgestrekte velden. En vóór zijn huis prijkte, in marmer +uitgehouwen, een reusachtige kreeft ter herinnering aan zijn geluk. + +--Ziedaar, aldus eindigde Selam, waarom nog zeer langen tijd daarna de +kreeften door het volk werden beschermd. Doch thans is dit anders. Alles +is veranderd; zelfs spreken de beesten niet meer. + + + + +BESLUIT. + + +Na Arizila verlaten te hebben, bereikte ons gezelschap den volgenden +dag Ain-Daliah (de wijnbron), dezelfde plaats waar men op de heenreis +had gekampeerd, en twee dagen later reed men omstuwd door eene groote +menigte, door de poort van den Sóc-di-Barra, Tanger binnen. + + * * * * * + +Het was duidelijk op de gelaatstrekken der toegestroomde menigte te +zien, dat zij er geen oogenblik aan getwijfeld had of ons gezelschap, +dat zij hadden zien vertrekken en welks doel men kende, zou Tanger nooit +hebben weergezien, en veler gelaatstrekken drukten spijt en toorn uit +over hunne behouden zegenvierende terugkomst. Eén ding was echter zeker, +dat zij nu vrij wat meer eerbied en ontzag schenen te hebben voor dien +kleinen troep Nazareners, die dat stoute waagstuk zoo glorierijk had +volbracht. + +Sinds men Larasch had verlaten, was de toestand van Dries aanmerkelijk +beter geworden, en het rustige leven te Tanger bracht hem weer binnen +enkele dagen geheel op de been. Vóór men vertrok, hadden de kapitein en +de luitenant, aan den vurigen wensch van Selam gevolg gevende, hem, dank +zij den invloed van den kapitein, eene vaste betrekking bezorgd als +koerier aan het Fransche Consulaat, zoodat de wakkere knaap niet meer +bevreesd behoefde te zijn voor zijne toekomst en thans eene zeer goede +positie onder zijne landslieden bekleedde. Ook vernam men hier nog door +een bode, die een brief bracht van Sid-Abd-Allah, dat deze, dank zij +zijne stoutheid van zelf den Sultan te gaan spreken, de verlangde +aanstelling had verkregen en thans in vrede heerschte als landvoogd over +zijn volk, zich bezig houdende met handel en nijverheid onder hen te +bevorderen. Hij zond zijne beste groeten aan zijne vrienden en bad Allah +voor hunne behouden tehuiskomst. + +En veertien dagen na de terugkomst in Tanger vertrokken luitenant Frank +met Dries, de kapitein met zijne aanstaande vrouw en Mohammed met het +stoomschip naar Marseille, tot aan het strand uitgeleid door den trouwen +Selam en door Aroesi, en zoolang men elkaar nog kon onderscheiden zag +men de twee brave, dappere en trouwe Mooren op Afrika's strand staan, de +boot naoogende, die hunne vrienden wegvoerde naar het beschaafd Europa, +de vrienden met wie zij lief en leed, vreugde en gevaar hadden gedeeld +in het waarlijk barbaarsche Barbarije. + +Te Marseille scheidden ook de kapitein en de luitenant van elkaar, daar +de eerste van daar zou vertrekken naar Algiers en de laatste weder met +Dries naar Nederland zou terugkeeren. + +Voor het laatst voeren wij den lezer nog even bij onze vrienden binnen. +'t Is een koude winterdag, dat we de woning van Frank te 's-Gravenhage +binnentreden, en het gesprek afluisteren, dat tusschen Frank en Dries +wordt gevoerd. Het onderwerp daarvan was voorzeker gewichtig, namelijk +een brief van kapitein Daumas uit Algiers. De luitenant las aan Dries er +het volgende uit voor: + + * * * * * + +Sedert eene maand ben ik gehuwd en geniet al de zaligheden van het +huwelijk. Na Rebecca een jaar ongeveer te Marseille te hebben gelaten om +haar opvoeding te voltooien, zijn wij thans gehuwd en elken dag zegen +ik u, die de oorzaak is van mijne reis naar Fez en dus de eigenlijke +aanleiding, dat ik Rebecca heb ontmoet. Maar niet alleen ik, ook mijn +lief vrouwtje verzoekt mij u te doen weten, dat zij u dankt eenmaal het +idee te hebben gehad, om de barbaarsche hoofdstad van Marokko, de stad +der verschrikking, te bezoeken. Als ik mij die reis voor den geest haal, +dan kan ik nu nog niet begrijpen, hoe wij het er heelhuids hebben +afgebracht, want hoe luchtig wij er somtijds over dachten, zaten we toch +somwijlen verduiveld in den brand en meer dan eens heb ik tot mijzelven +gezegd: George, George, hier kom je niet levend van daan! + +Maar enfin, 't is voorbij met al zijn leed, en bij nader inzien hebben +wij toch nog al pret gehad ook. Weet ge nog, amice! hoe wij ons als +schooljongens vermaakten met die insecten, die ons formeel aanvielen, en +de _heiligen_, denkt Dries er nog wel eens aan? En dan onze romantische +ontmoeting met den roover, onzen stouten vriend Sid-Abd-Allah en nog +zooveel meer, dat mij tebinnenschiet als ik rustig in mijne studeerkamer +zit en mijne aanteekeningen doorblader. + +Maar wacht eens even, ik zeide daar, rustig te zitten; helaas! mijn +vriend, dat was een leugen! Want nauwlijks zit ik eenige oogenblikken +stil, of die twee kleine guiten van mij sluipen onhoorbaar binnen, +totdat ik op eens hunne tegenwoordigheid gewaar word door een verwoed +gevecht onder mijne schrijftafel. En als ik dan driftig opspring om de +kleine rustverstoorders een tik om de ooren te geven en de kamer uit +te jagen, dan voel ik opeens een paar armen om mijn hals en staat dat +kleine barbaarsche Marokkaansche vrouwtje achter mij en houdt mij +waarachtig tegen. + +Parbleu! noemt ge dat niet erg, eene maand getrouwd en reeds geen baas +meer te zijn in mijn eigen huis? Zoo spant me dat vrouwtje samen met +de kleine bengels, en dan blijven ze in de kamer; zij zet zich bij mij +neder en van dat oogenblik af aan hoor ik geen kik meer. Nu, wat moet je +doen om rustig te kunnen werken. + +Bij al mijn geluk heb ik echter nog slechts één wensch, namelijk deze, +dat ge ook eens mocht overkomen om Algiers te zien. Ik hoop, dat +ge daartoe spoedig lust zult gevoelen; het zou een mijner grootste +genoegens uitmaken u en onzen vriend Dries nog eens bij ons te zien. + +Niet alleen van mijne kleine barbaarsche, maar zelfs van mijne beide +jongens moet ik u groeten, en ge zult wel zoo goed willen zijn mijn +vriend Dries voor Rebecca en mij de hand te drukken. Ik zeg niet +vaarwel, maar tot weerziens, want ik reken er vast op, dat ge te eeniger +tijd bij ons komt. + + Uw toegenegen + ~GEORGE DAUMAS.~ + +Toen de luitenant dit had voorgelezen, keek hij Dries aan. + +--Wel, zeide hij, wat zegt ge er van? + +--Wel, antwoordde Dries, ik ben zoo verheugd over het geluk van den +kapitein, dat ik het niet weet uit te drukken. + +--Ik ook, zeide Frank, maar wat zegt ge van zijne uitnoodiging om naar +Algiers te komen? + +--O, wat dat betreft, antwoordde Dries, zou ik, als u lust had er heen +te gaan, geen enkele reden weten om het niet te doen. Duivels, we zijn +wel in de beruchtste gewesten van Marokko geweest, en hebben Fez +bezocht, wat niet iedereen kan zeggen, die Marokko heeft bereisd. + +--Dat is zoo, antwoordde de luitenant, en nu wij eenmaal met reizen zijn +begonnen, is de lust in mij opgewekt, het niet bij die eene reis te +laten; als een begin was deze tamelijk gevaarlijk en vrij ongemakkelijk. + +--Ja, zeide Dries, ik geloof, dat Algiers niet half zooveel bezwaren zal +op leveren als Marokko. + +--Neen, dat zeker niet, antwoordde Frank. En ik zeg nog niet «neen» op +het verzoek van den kapitein. Wie weet, wat we den volgenden zomer +zullen doen. Maar als we naar Algiers gaan, Dries! reken er op, dat we +dan ook de woestijn zullen bezoeken. + + EINDE. + + + + +INHOUD. + + + Bladz. + + I. Een man over boord 5 + + II. Luitenant Frank en zijn oppasser 12 + + III. Tanger, de Moorsche stad.--De zegen van den Heilige 16 + + IV. De nieuwe reisgenoot.--Selam, de gids 26 + + V. Naar Fez.--De kapitein verhaalt zijne geschiedenis 32 + + VI. De monsterpad en de witte ezel van Selam 46 + + VII. Alkazer-el Kibir 55 + + VIII. De ontmoeting 64 + + IX. Door insecten overrompeld.--De tarantula 74 + + X. De sterren en het zandmannetje 87 + + XI. De Beni-Hassen 97 + + XII. Sid-Abd-Allah, de geweldige 109 + + XIII. Fez de stad der verschrikking 120 + + XIV. De wapenschouwing 135 + + XV. Verraden.--Redde zich wie kan 144 + + XVI. Een gevaarlijk oogenblik.--De schoone Jodin 153 + + XVII. Aan den oever van den Paarlstroom 166 + + XVIII. Op den terugtocht--Mechinez.--De kif 173 + + XIX. De wilde zwijnen en de luipaard 182 + + XX. Het sprinkhanenleger 191 + + XXI. Arabische vertellingen. _De twee broeders_ 200 + + XXII. Arabische vertellingen (vervolg) _De herder en de kreeft_ 214 + + Besluit 225 + + + + + +--------------------------------------------------+ + | | + | OPMERKINGEN VAN DE BEWERKER: | + | | + | De volgende correcties zijn in de tekst | + | aangebracht: | + | | + | Bron (B:) -- Correctie (C:) | + | | + | B: nagelaten, instaat aan dat verlangen | + | C: nagelaten, in staat aan dat verlangen | + | B: En nu, waarde heer, zoo | + | C: --En nu, waarde heer, zoo | + | B: was gesluierd. maar | + | C: was gesluierd, maar | + | B: naar het Inctructie-bataljon. Begrijpende | + | C: naar het Instructie-bataljon. Begrijpende | + | B: te beurt vallen. De twee | + | C: te beurt gevallen. De twee | + | B: heiligen van Marrokko toch, zijn | + | C: heiligen van Marokko toch, zijn | + | B: van een krijgstocbt, zeide de | + | C: van een krijgstocht, zeide de | + | B: wegsterven in de omstuimige | + | C: wegsterven in de onstuimige | + | B: reis, sprak de luitenant | + | C: reis, sprak de luitenant. | + | B: voor Mohammed op de knieën. | + | C: voor Mohammed op de knieën, | + | B: de Franschman, Ook mij is | + | C: de Franschman. Ook mij is | + | B: ze dan ook eens terdeeg nazien, want, | + | C: ze dan ook eens terdege nazien, want, | + | B: ouders verbitterde mij zoo | + | C: ouders verbitterden mij zoo | + | B: Maar komaan, vervolgde hij, daar | + | C: Maar komaan," vervolgde hij, »daar | + | B: eene van onder de andere in | + | C: eene van onder, de andere in | + | B: Voor hij binnenkwam sloot, hij eerst | + | C: Voor hij binnenkwam, sloot hij eerst | + | B: »Onmogelijk, mijnheer! antwoordde | + | C: »Onmogelijk, mijnheer!" antwoordde | + | B: antwoordde ik »werken is geen | + | C: antwoordde ik, »werken is geen | + | B: --Nn had ik eene fatsoenlijke | + | C: --Nu had ik eene fatsoenlijke | + | B: het kleine kamp, Selam, de | + | C: het kleine kamp. Selam, de | + | B: Nauwelijks neergevleid sprong hij | + | C: Nauwelijks neergevlijd sprong hij | + | B: Een kreet van schrik weerklonk | + | C: --Een kreet van schrik weerklonk | + | B: ze weten te onthalen? | + | C: ze weten te onthalen. | + | B: den zetel van het fantisme. | + | C: den zetel van het fanatisme. | + | B: Opeens hoordde ik het hinniken | + | C: Opeens hoorde ik het hinniken | + | B: mijner sabel op de keel, »Blijf | + | C: mijner sabel op de keel. »Blijf | + | B: u niets anders gelast. | + | C: u niets anders gelast? | + | B: gegeven Men zegt, dat | + | C: gegeven. Men zegt, dat | + | B: voet van den keuvel. | + | C: voet van den heuvel. | + | B: bijna een oog uit. en hij sloeg | + | C: bijna een oog uit, en hij sloeg | + | B: wien hij zooveel verschuldig was, | + | C: wien hij zooveel verschuldigd was, | + | B: zonden behalen. | + | C: zouden behalen. | + | B: Ik zal Allach voor u | + | C: Ik zal Allah voor u | + | B: hij zich. Ja. die had het goed | + | C: hij zich. Ja, die had het goed | + | B: wel komen halen. om te begraven. | + | C: wel komen halen om te begraven. | + | B: --Zie daar riep Selam, | + | C: --Zie daar, riep Selam, | + | B: dit gedeelte van Marrokko is waarlijk | + | C: dit gedeelte van Marokko is waarlijk | + | B: teruggalopeerende aanvallers meeliepen. | + | C: teruggaloppeerende aanvallers meeliepen. | + | B: Het dier stijgerde en zou | + | C: Het dier steigerde en zou | + | B: hetzelfde oogenblik stijgerde ook het | + | C: hetzelfde oogenblik steigerde ook het | + | B: de zaken thans stonden. te | + | C: de zaken thans stonden, te | + | B: een der hoogste rotspuntten. In zijn | + | C: een der hoogste rotspunten. In zijn | + | B: van den dwergpalm vervaardigt, was | + | C: van den dwergpalm vervaardigd, was | + | B: den middelsten daar verhief zich | + | C: den middelsten duar verhief zich | + | B: voorgeschrevene waschingen verrichtten, | + | C: voorgeschrevene wasschingen verrichtten, | + | B: eene gemakkelijk te verwerveu buit | + | C: eene gemakkelijk te verwerven buit | + | B: kon ik anders. Het lot | + | C: kon ik anders? Het lot | + | B: op zich wachten: Het verscheen reeds | + | C: op zich wachten. Het verscheen reeds | + | B: kudde kameelen, ginde weder een | + | C: kudde kameelen, ginder weder een | + | B: dacht eenigen oogenbliken na. | + | C: dacht eenigen oogenblikken na. | + | B: Gij kent dien Aroesi, dus Selam? | + | C: --Gij kent dien Aroesi dus, Selam? | + | B: --Wie zou dien kennen? | + | C: --Wie zou dien niet kennen? | + | B: men het kanp was genaderd, | + | C: men het kamp was genaderd, | + | B: een fllink man. De kleur | + | C: een flink man. De kleur | + | B: Kalif Haroen-al-Reschid, in het | + | C: Kalif Haroen-al-Reschid in het | + | B: jaar 859 na Christus | + | C: jaar 859 na Christus' | + | B: vele van die bajonnetten | + | C: vele van die bajonetten | + | B: lengte der militaren was evenmin | + | C: lengte der militairen was evenmin | + | B: staan bij die rij soldaten. | + | C: staan bij die rij soldaten? | + | B: die des Sultans trok dadelijk | + | C: die des Sultans, trok dadelijk | + | B: turende, eenklaps op een toon | + | C: turende, eensklaps op een toon | + | B: de geweldigde, zei Aroesi | + | C: de geweldige, zei Aroesi | + | B: een zoo bijzondere geur af smaak, | + | C: een zoo bijzondere geur of smaak, | + | B: en een Regement Cavalerie, en ik | + | C: en een Regiment Cavalerie, en ik | + | B: staan. | + | C: slaan. | + | B: en keek elkaar ver-verbaasd aan | + | C: en keek elkaar verbaasd aan | + | B: De schof heeft ons herkend en hist | + | C: De schoft heeft ons herkend en hitst | + | B: mijn ponjard, en gij eveneens. | + | C: mijn ponjaard, en gij eveneens. | + | B: om den korsten weg naar buiten | + | C: om den kortsten weg naar buiten | + | B: er het eerst aaakomt, brengt de | + | C: er het eerst aankomt, brengt de | + | B: naburige straat, Hij begreep echter | + | C: naburige straat. Hij begreep echter | + | B: In zijn doodangst was de kapitein | + | C: In zijn doodsangst was de kapitein | + | B: zien en zicht te vermaken met eenige | + | C: zien en zich te vermaken met eenige | + | B: recht tegenover enee deur naar | + | C: recht tegenover eene deur naar | + | B: die naar buiten leidde, | + | C: die naar buiten leidde. | + | B: zich bliksemsnel oprichtende' stond | + | C: zich bliksemsnel oprichtende, stond | + | B: en noemden den Arabier den naam | + | C: en noemde den Arabier den naam | + | B: toebehoorde, dat over hem | + | C: toebehoorden, dat over hem | + | B: hartstochtlijke taal gloeide evenals | + | C: hartstochtlijke taal, gloeide evenals | + | B: --En dult uw volk | + | C: --En duldt uw volk | + | B: hem geheel bezighield, | + | C: hem geheel bezighield. | + | B: hij het, hoofd op en greep | + | C: hij het hoofd op en greep | + | B: Sultan, zeide zei, die eene | + | C: Sultan, zeide zij, die eene | + | B: gromd. | + | C: grond. | + | B: kotuums. | + | C: kostuums. | + | B: avond dubbel goede zaken, | + | C: avond dubbel goede zaken. | + | B: jonge was ontroostbaar over | + | C: jongen was ontroostbaar over | + | B: Aroesi had intusschen | + | C: Aroesi had intusschen | + | B: drie schoten op die den schurk | + | C: drie schoten, die den schurk | + | B: De aanvallers bevreesd voor het | + | C: De aanvallers, bevreesd voor het | + | B: opgdagen. | + | C: opdagen. | + | B: schrikte van eene gestalte, | + | C: schrikten van eene gestalte, | + | B: gezelcchap vertoonde, alsof zij | + | C: gezelschap vertoonde, alsof zij | + | B: sprongen. Toen rees hij overeind | + | C: sprongen. Toen rees hij overeind en | + | B: het eveneens. De hitte verminderde | + | C: het eveneens heet. De hitte verminderde | + | B: Arabieren met hunne zeisens, die | + | C: Arabieren met hunne zeissen, die | + | B: lachtlust op. | + | C: lachlust op. | + | B: mompelde hij, Waarvoor, bij | + | C: mompelde hij. Waarvoor, bij | + | B: begon de luitemant opeens weder op | + | C: begon de luitenant opeens weder op | + | B: Dries. Maar wach even, | + | C: Dries. Maar wacht even, | + | B: --Wat donder, scheelt je! riep | + | C: --Wat donder scheelt je! riep | + | B: Hij voeld het bloed langs zijn | + | C: Hij voelde het bloed langs zijn | + | B: aan, want de oostewind drijft ze | + | C: aan, want de oostenwind drijft ze | + | B: plant of glashalm van een vinger | + | C: plant of grashalm van een vinger | + | B: gerst, de groenen, kortom al wat | + | C: gerst, de groenten, kortom al wat | + | B: alles verwoestende, voortrokken, | + | C: alles verwoestende, voortrokken. | + | B: --Ja, zeide Broesi, 't is | + | C: --Ja, zeide Aroesi, 't is | + | B: zochten de graankorels uit den drek | + | C: zochten de graankorrels uit den drek | + | B: als ik er om denk, wordt ik | + | C: als ik er om denk, word ik | + | B: van 30 à 40 kameelenvrach naar Medeah | + | C: van 30 à 40 kameelenvrachten naar Medeah | + | B: moeten milioenen en millioenen | + | C: moeten millioenen en millioenen | + | B: morgenstond, na Karia-el-Abassi | + | C: morgenstond, na Karia-el-Abbassi | + | B: eeuwen geleden, woonde er te Larasch | + | C: eeuwen geleden, woonden er te Larasch | + | B: opening, en toen zij een groote opening, en | + | C: opening, en | + | B: draaide zij onhoordaar op | + | C: draaide zij onhoorbaar op | + | B: ter rechterzijde bevondt zich | + | C: ter rechterzijde bevond zich | + | B: en eer, erijkdom en | + | C: en eer, rijkdom en | + | B: hem droovig aan.--Weder | + | C: hem droevig aan.--Weder | + | B: een die rijkdm en macht | + | C: een die rijkdom en macht | + | B: belegerde en uitgehonderde | + | C: belegerde en uitgehongerde | + | B: staan en lag den kop | + | C: staan en legde den kop | + | B: zich in de richting der stad | + | C: zich in de richting der stad. | + | B: in eene eervoudige tent, het volk | + | C: in eene eenvoudige tent, het volk | + | B: Nazareners. Bladz. 216 | + | C: Nazareners. Bladz. 216. | + | B: --Civo ge hebt een goed hart, | + | C: --Civo, ge hebt een goed hart, | + | B: zee verlatend op het het strand kwam | + | C: zee verlatend op het strand kwam | + | B: het er bijna op lag, | + | C: het er bijna op lag. | + | B: vooorwerp hem dichter was | + | C: voorwerp hem dichter was | + | B: land bestaat, Onder alle zalen | + | C: land bestaat. Onder alle zalen | + | B: De meeste niewsgierigen dachten niet om | + | C: De meeste nieuwsgierigen dachten niet om | + | B: zooeven de werplaats van den Nazerener | + | C: zooeven de werkplaats van den Nazerener | + | B: terstond herhaalde de gegeheele drom | + | C: terstond herhaalde de geheele drom | + | B: tegenwoordigheid gewaar wordt door een | + | C: tegenwoordigheid gewaar word door een | + | B: wilde zwijnenen en de luipaard | + | C: wilde zwijnen en de luipaard | + | | + +--------------------------------------------------+ + + + + + +End of the Project Gutenberg EBook of Avontuurlijke reizen door alle +werelddeelen, by Johan Hendrik van Balen + +*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK AVONTUURLIJKE REIZEN DOOR *** + +***** This file should be named 36973-8.txt or 36973-8.zip ***** +This and all associated files of various formats will be found in: + https://www.gutenberg.org/3/6/9/7/36973/ + +Produced by The Online Distributed Proofreading Team at +https://www.pgdp.net + + +Updated editions will replace the previous one--the old editions +will be renamed. + +Creating the works from public domain print editions means that no +one owns a United States copyright in these works, so the Foundation +(and you!) can copy and distribute it in the United States without +permission and without paying copyright royalties. Special rules, +set forth in the General Terms of Use part of this license, apply to +copying and distributing Project Gutenberg-tm electronic works to +protect the PROJECT GUTENBERG-tm concept and trademark. Project +Gutenberg is a registered trademark, and may not be used if you +charge for the eBooks, unless you receive specific permission. If you +do not charge anything for copies of this eBook, complying with the +rules is very easy. You may use this eBook for nearly any purpose +such as creation of derivative works, reports, performances and +research. They may be modified and printed and given away--you may do +practically ANYTHING with public domain eBooks. Redistribution is +subject to the trademark license, especially commercial +redistribution. + + + +*** START: FULL LICENSE *** + +THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE +PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK + +To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free +distribution of electronic works, by using or distributing this work +(or any other work associated in any way with the phrase "Project +Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full Project +Gutenberg-tm License (available with this file or online at +https://gutenberg.org/license). + + +Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg-tm +electronic works + +1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm +electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to +and accept all the terms of this license and intellectual property +(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all +the terms of this agreement, you must cease using and return or destroy +all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your possession. +If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a Project +Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound by the +terms of this agreement, you may obtain a refund from the person or +entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8. + +1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be +used on or associated in any way with an electronic work by people who +agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few +things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works +even without complying with the full terms of this agreement. See +paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project +Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this agreement +and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm electronic +works. See paragraph 1.E below. + +1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the Foundation" +or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection of Project +Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual works in the +collection are in the public domain in the United States. If an +individual work is in the public domain in the United States and you are +located in the United States, we do not claim a right to prevent you from +copying, distributing, performing, displaying or creating derivative +works based on the work as long as all references to Project Gutenberg +are removed. Of course, we hope that you will support the Project +Gutenberg-tm mission of promoting free access to electronic works by +freely sharing Project Gutenberg-tm works in compliance with the terms of +this agreement for keeping the Project Gutenberg-tm name associated with +the work. You can easily comply with the terms of this agreement by +keeping this work in the same format with its attached full Project +Gutenberg-tm License when you share it without charge with others. + +1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern +what you can do with this work. Copyright laws in most countries are in +a constant state of change. If you are outside the United States, check +the laws of your country in addition to the terms of this agreement +before downloading, copying, displaying, performing, distributing or +creating derivative works based on this work or any other Project +Gutenberg-tm work. The Foundation makes no representations concerning +the copyright status of any work in any country outside the United +States. + +1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg: + +1.E.1. The following sentence, with active links to, or other immediate +access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear prominently +whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work on which the +phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the phrase "Project +Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, performed, viewed, +copied or distributed: + +This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with +almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or +re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included +with this eBook or online at www.gutenberg.org + +1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is derived +from the public domain (does not contain a notice indicating that it is +posted with permission of the copyright holder), the work can be copied +and distributed to anyone in the United States without paying any fees +or charges. If you are redistributing or providing access to a work +with the phrase "Project Gutenberg" associated with or appearing on the +work, you must comply either with the requirements of paragraphs 1.E.1 +through 1.E.7 or obtain permission for the use of the work and the +Project Gutenberg-tm trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or +1.E.9. + +1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted +with the permission of the copyright holder, your use and distribution +must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any additional +terms imposed by the copyright holder. Additional terms will be linked +to the Project Gutenberg-tm License for all works posted with the +permission of the copyright holder found at the beginning of this work. + +1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm +License terms from this work, or any files containing a part of this +work or any other work associated with Project Gutenberg-tm. + +1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this +electronic work, or any part of this electronic work, without +prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with +active links or immediate access to the full terms of the Project +Gutenberg-tm License. + +1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary, +compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including any +word processing or hypertext form. However, if you provide access to or +distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format other than +"Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official version +posted on the official Project Gutenberg-tm web site (www.gutenberg.org), +you must, at no additional cost, fee or expense to the user, provide a +copy, a means of exporting a copy, or a means of obtaining a copy upon +request, of the work in its original "Plain Vanilla ASCII" or other +form. Any alternate format must include the full Project Gutenberg-tm +License as specified in paragraph 1.E.1. + +1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying, +performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works +unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9. + +1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing +access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works provided +that + +- You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from + the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method + you already use to calculate your applicable taxes. The fee is + owed to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he + has agreed to donate royalties under this paragraph to the + Project Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments + must be paid within 60 days following each date on which you + prepare (or are legally required to prepare) your periodic tax + returns. Royalty payments should be clearly marked as such and + sent to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation at the + address specified in Section 4, "Information about donations to + the Project Gutenberg Literary Archive Foundation." + +- You provide a full refund of any money paid by a user who notifies + you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he + does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm + License. You must require such a user to return or + destroy all copies of the works possessed in a physical medium + and discontinue all use of and all access to other copies of + Project Gutenberg-tm works. + +- You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of any + money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the + electronic work is discovered and reported to you within 90 days + of receipt of the work. + +- You comply with all other terms of this agreement for free + distribution of Project Gutenberg-tm works. + +1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project Gutenberg-tm +electronic work or group of works on different terms than are set +forth in this agreement, you must obtain permission in writing from +both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and Michael +Hart, the owner of the Project Gutenberg-tm trademark. Contact the +Foundation as set forth in Section 3 below. + +1.F. + +1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable +effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread +public domain works in creating the Project Gutenberg-tm +collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm electronic +works, and the medium on which they may be stored, may contain +"Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate or +corrupt data, transcription errors, a copyright or other intellectual +property infringement, a defective or damaged disk or other medium, a +computer virus, or computer codes that damage or cannot be read by +your equipment. + +1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right +of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project +Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project +Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project +Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all +liability to you for damages, costs and expenses, including legal +fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT +LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE +PROVIDED IN PARAGRAPH 1.F.3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE +TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE +LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR +INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH +DAMAGE. + +1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a +defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can +receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a +written explanation to the person you received the work from. If you +received the work on a physical medium, you must return the medium with +your written explanation. The person or entity that provided you with +the defective work may elect to provide a replacement copy in lieu of a +refund. If you received the work electronically, the person or entity +providing it to you may choose to give you a second opportunity to +receive the work electronically in lieu of a refund. If the second copy +is also defective, you may demand a refund in writing without further +opportunities to fix the problem. + +1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth +in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS' WITH NO OTHER +WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO +WARRANTIES OF MERCHANTIBILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE. + +1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied +warranties or the exclusion or limitation of certain types of damages. +If any disclaimer or limitation set forth in this agreement violates the +law of the state applicable to this agreement, the agreement shall be +interpreted to make the maximum disclaimer or limitation permitted by +the applicable state law. The invalidity or unenforceability of any +provision of this agreement shall not void the remaining provisions. + +1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the +trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone +providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in accordance +with this agreement, and any volunteers associated with the production, +promotion and distribution of Project Gutenberg-tm electronic works, +harmless from all liability, costs and expenses, including legal fees, +that arise directly or indirectly from any of the following which you do +or cause to occur: (a) distribution of this or any Project Gutenberg-tm +work, (b) alteration, modification, or additions or deletions to any +Project Gutenberg-tm work, and (c) any Defect you cause. + + +Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm + +Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of +electronic works in formats readable by the widest variety of computers +including obsolete, old, middle-aged and new computers. It exists +because of the efforts of hundreds of volunteers and donations from +people in all walks of life. + +Volunteers and financial support to provide volunteers with the +assistance they need are critical to reaching Project Gutenberg-tm's +goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will +remain freely available for generations to come. In 2001, the Project +Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure +and permanent future for Project Gutenberg-tm and future generations. +To learn more about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation +and how your efforts and donations can help, see Sections 3 and 4 +and the Foundation web page at https://www.pglaf.org. + + +Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive +Foundation + +The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit +501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the +state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal +Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification +number is 64-6221541. Its 501(c)(3) letter is posted at +https://pglaf.org/fundraising. Contributions to the Project Gutenberg +Literary Archive Foundation are tax deductible to the full extent +permitted by U.S. federal laws and your state's laws. + +The Foundation's principal office is located at 4557 Melan Dr. S. +Fairbanks, AK, 99712., but its volunteers and employees are scattered +throughout numerous locations. Its business office is located at +809 North 1500 West, Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887, email +business@pglaf.org. Email contact links and up to date contact +information can be found at the Foundation's web site and official +page at https://pglaf.org + +For additional contact information: + Dr. Gregory B. Newby + Chief Executive and Director + gbnewby@pglaf.org + + +Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg +Literary Archive Foundation + +Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide +spread public support and donations to carry out its mission of +increasing the number of public domain and licensed works that can be +freely distributed in machine readable form accessible by the widest +array of equipment including outdated equipment. Many small donations +($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt +status with the IRS. + +The Foundation is committed to complying with the laws regulating +charities and charitable donations in all 50 states of the United +States. Compliance requirements are not uniform and it takes a +considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up +with these requirements. We do not solicit donations in locations +where we have not received written confirmation of compliance. To +SEND DONATIONS or determine the status of compliance for any +particular state visit https://pglaf.org + +While we cannot and do not solicit contributions from states where we +have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition +against accepting unsolicited donations from donors in such states who +approach us with offers to donate. + +International donations are gratefully accepted, but we cannot make +any statements concerning tax treatment of donations received from +outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff. + +Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation +methods and addresses. Donations are accepted in a number of other +ways including including checks, online payments and credit card +donations. To donate, please visit: https://pglaf.org/donate + + +Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic +works. + +Professor Michael S. Hart was the originator of the Project Gutenberg-tm +concept of a library of electronic works that could be freely shared +with anyone. For thirty years, he produced and distributed Project +Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of volunteer support. + + +Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed +editions, all of which are confirmed as Public Domain in the U.S. +unless a copyright notice is included. Thus, we do not necessarily +keep eBooks in compliance with any particular paper edition. + + +Most people start at our Web site which has the main PG search facility: + + https://www.gutenberg.org + +This Web site includes information about Project Gutenberg-tm, +including how to make donations to the Project Gutenberg Literary +Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to +subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks. diff --git a/36973-8.zip b/36973-8.zip Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..f825e92 --- /dev/null +++ b/36973-8.zip diff --git a/36973-h.zip b/36973-h.zip Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..7b04261 --- /dev/null +++ b/36973-h.zip diff --git a/36973-h/36973-h.htm b/36973-h/36973-h.htm new file mode 100644 index 0000000..c4b58f9 --- /dev/null +++ b/36973-h/36973-h.htm @@ -0,0 +1,11462 @@ +<!DOCTYPE html PUBLIC "-//W3C//DTD XHTML 1.1//EN" + "http://www.w3.org/TR/xhtml11/DTD/xhtml11.dtd"> + +<html xmlns="http://www.w3.org/1999/xhtml" xml:lang="nl"> + +<head> + <meta http-equiv="Content-Type" content="text/html;charset=iso-8859-1" /> + <meta http-equiv="Content-Style-Type" content="text/css" /> + + <title> + The Project Gutenberg eBook of Avontuurlijke reizen door alle wereldeelen: Onder de Mooren, by Johan Hendrik van Balen. + </title> + <style type="text/css"> + +body {margin-left: 8%; margin-right: 8%;} + +h1 {margin-top: 3em; margin-bottom: 0.5em; text-align: center; font-weight: normal; font-size: 200%;} +.h1tp {text-align: center; clear: both; margin-top: 2em; margin-bottom: 2em; + font-weight: normal; font-size: 200%;} +h2 {text-align: center; clear: both; margin-top: 4em; font-size: 100%;} +h2.h2inh {letter-spacing: 0.2em; margin-right: -0.2em; font-size: 130%;} +big {font-size: 200%;} +small {font-size: 50%;} + +p {margin-top: .4em; margin-bottom: .4em; text-align: justify; text-indent: 1em;} +p.tp {margin-top: 3em; margin-bottom: 3em; text-align: center; text-indent: 0em;} +p.subh2 {margin-top: 1em; margin-bottom: 1em; text-align: center; text-indent: 0em; + font-weight: normal; font-size: 75%;} +p.subh2a {margin-top: 1em; margin-bottom: 1em; text-align: center; text-indent: 0em; + font-weight: normal; font-style: italic; font-size: 100%;} +p.noi {text-indent: 0em;} + +div.title {margin-top: 3em; margin-bottom: 3em; text-align: center;} +div.voorblad {margin-top: 3em; margin-bottom: 3em;} +div.inhoud {margin-top: 3em; margin-bottom: 3em;} +.einde {margin-top: 3em; margin-bottom: 3em; text-align: center; font-size: 75%;} +div.fnsep {width: 10%; border: 1px solid black; text-align: left; + margin-top: 0.5em; margin-bottom: 0.5em; margin-left: 0; margin-right: 0;} +div.chend {width: 15%; border: 1px solid black; + margin-top: 1em; margin-bottom: 1em; margin-left: auto; margin-right: auto;} + +/* TB */ +hr {width: 33%; clear: both; border: 1px solid black; + margin-top: 1em; margin-bottom: 2em; margin-left: auto; margin-right: auto;} +hr.tb {border-style: none;} + +.pagenum {/* uncomment the next line for invisible page numbers */ + /* visibility: hidden; */ + position: absolute; left: 93%; text-indent: 0em; text-align: right; + font-size: small; font-weight: normal; font-variant: normal; font-style: normal; + letter-spacing: normal; color: #888888;} +span[title].pagenum:after {content: "[" attr(title) "] ";} + +/* TABLES */ +table {margin-left: auto; margin-right: auto; + padding: 0; border: 0; border-collapse: collapse;} +td.tdl {text-align: left; padding-left: 0.5em; padding-right: 0.5em; font-size: 85%;} +td.tdr {text-align: right; padding-left: 0.5em; padding-right: 0.5em; font-size: 85%;} + +/* ALIGN */ +.clear {clear: both;} +.center {text-align: center;} +.floatright {text-align: left; text-indent: 0em; float: right; width: auto;} +sup {vertical-align: 0.3em; font-size: 75%;} +.ls1 {letter-spacing: 0.1em; margin-right: -0.1em;} +.ls2 {letter-spacing: 0.2em; margin-right: -0.2em;} +.smalled {letter-spacing: -0.1em;} +ins.corr {border-bottom: 1px dotted red; text-decoration: none;} +ins.info {border-bottom: 1px dotted green; text-decoration: none;} + +/* IMAGES */ +img {border: 0;} +.figcenter {margin-left: auto; margin-bottom: 1em; margin-top: 1em; margin-right: auto; text-align: center;} +.caption {text-align: center; font-size: 85%;} + +/* FOOTNOTES */ +.footnote {margin-left: 5%; margin-right: 5%; font-size: 90%; text-align: justify; } +.footnote .label {position: absolute; right: 89%; text-align: right; text-decoration: none;} +.fnanchor {text-decoration: none; margin-left: 0.05em;} + +.mono {font-family: monospace;} +.size75 {font-size: 75%;} +.size150 {font-size: 150%;} +.size200 {font-size: 200%;} + +/* Transcriber Note */ +.TNbox {margin: 10% 10% 5% 10%; border: 1px solid; padding: 1em; + background-color: #dddddd; font-family: sans-serif; font-size: 90%;} +.TNbox h2 {font-variant: small-caps; font-size: 130%; letter-spacing: 0; + margin-top: 1em; margin-bottom: 1em; line-height: 2em;} +.TNbox p {text-indent: 0em; margin-top: 0.7em; margin-bottom: 0.7em;} +.TNbox table {width: 100%; font-size: 90%;} +.TNbox th {text-align: left;} +.TNbox td {text-align: left; vertical-align: top;} +td.td2 {width: 20%;} +td.td4 {width: 40%;} + + </style> +</head> + +<body> + + +<pre> + +The Project Gutenberg EBook of Avontuurlijke reizen door alle werelddeelen, by +Johan Hendrik van Balen + +This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with +almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or +re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included +with this eBook or online at www.gutenberg.org + + +Title: Avontuurlijke reizen door alle werelddeelen + Onder de Mooren + +Author: Johan Hendrik van Balen + +Illustrator: Charles Rochussen + +Release Date: August 4, 2011 [EBook #36973] + +Language: Dutch + +Character set encoding: ISO-8859-1 + +*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK AVONTUURLIJKE REIZEN DOOR *** + + + + +Produced by The Online Distributed Proofreading Team at +https://www.pgdp.net + + + + + + +</pre> + + +<div class="TNbox"> + + <h2>Opmerkingen van de bewerker</h2> + + <p>De tekst in dit bestand wordt weergegeven in de originele, verouderde spelling. + Er is geen poging gedaan de tekst te moderniseren.</p> + + <p>Afgebroken woorden aan het einde van de regel zijn stilzwijgend hersteld.</p> + + <p>Voetnoten zijn hernummerd en verplaatst naar het eind van het hoofdstuk.</p> + + <p>Overduidelijke druk- en spelfouten in het origineel zijn gecorrigeerd; deze zijn voorzien van een + <ins class="corr" title="Bron: dnnne roed stipppellijn">dunne rode stippellijn</ins>, + waarbij de Brontekst via een zwevende pop-up beschikbaar is.<br /> + Variaties in spelling en hoofdlettergebruik zijn behouden: met/zonder afbreekstreepjes, + gouverneur/Gouverneur, kaïd/Kaïd, khalif/Khalif, sultan/Sultan.</p> + + <p>Een extra verduidelijking is beschikbaar bij woorden die voorzien zijn van een + <ins class="info" title="Verduidelijking.">dunne groene stippellijn</ins>.</p> + + <p>Van elke plaat is een vergroting beschikbaar door op de betreffende + illustratie te klikken.</p> + + <p>Een overzicht van de aangebrachte correcties is te vinden aan + <a href="#correctie">het eind van dit bestand</a>.</p> + +</div> + +<div class="voorblad"> +<p><span class="pagenum" title="1"> </span><a id="p_1"></a></p> + +<h1>ONDER DE MOOREN.</h1> + +<p><span class="pagenum" title="2"> </span><a id="p_2"></a></p> +</div> + +<p><span class="pagenum" title="-"> </span><a id="p_2a"></a> +<span class="pagenum" title="-"><br /> </span><a id="p_2b"></a></p> + +<div class="figcenter" style="width: 349px;"> +<a href="images/ill_p002b.png"><img src="images/ill_p002b-t.png" width="349" height="505" alt="Toen Dries plotseling over de verschansing sprong. Bladz. 7." title="Klik voor vergroting (1047×1514px, 363kb)" /></a> +<div class="caption">Toen Dries plotseling over de verschansing sprong. <a href="#p_7">Bladz. 7</a>.</div> +</div> + +<p><span class="pagenum" title="3"> </span><a id="p_3"></a></p> + +<div class="title"> + +<p class="h1tp"><big class="ls1 mono">AVONTUURLIJKE REIZEN</big><br /> +<small>DOOR</small><br /> +<b>ALLE WERELDDEELEN.</b></p> + +<p class="tp size75">DOOR</p> + +<p class="tp size200 smalled"><b>J. HENDRIK VAN BALEN.</b></p> + +<p class="tp size150">Met 12 Platen van Ch. <span class="ls2">Rochussen</span>.</p> + +<div class="figcenter" style="width: 271px;"> +<img src="images/ill_p003.png" width="271" height="13" alt="Decoratieve illustratie" title="" /> +</div> + +<p class="tp"><b>Arnhem. <span style="padding-left: 3em; padding-right: 3em;">Gebr. E. & M. COHEN.</span> Nijmegen.</b></p> + +</div> + +<p><span class="pagenum" title="4"> </span><a id="p_4"></a> + +<span class="pagenum" title="5"><br /> </span><a id="p_5"></a></p> + +<h2><a id="I"></a>I.</h2> + +<p class="subh2">EEN MAN OVER BOORD.</p> + +<p>Het stoomschip, dat geregeld dienst doet tusschen Gibraltar en Tanger, +trof op zijn overtocht naar laatstgenoemde plaats, den 1n Mei 187*, +uitmuntend schoon weer. De zee was kalm en effen als een spiegel, +de wind gunstig,—kortom de korte reis was bijzonder aangenaam en +voorspoedig.</p> + +<p>Zoo smal echter de Straat van Gibraltar is, zoo wijd is in ander opzicht +de klove, die de beide werelddeelen Europa en Afrika van elkaar scheidt. +Hier te Gibraltar, aan de uiterste punt van Spanje's zuidkust, draagt +alles nog het kenmerk der beschaving; doch binnen een paar uren stoomens +bevindt men zich op den noordelijksten uithoek van Afrika's kust, in +de Marokkaansche stad Tanger, in het hart van het barbarisme. Grooter +tegenstelling is niet denkbaar. Van het strand te Tanger kan men +Gibraltar zien; die twee werelddeelen, welke als het ware bestemd +schijnen te zijn om elkaar de broederhand te reiken, zijn nochtans +zoozeer van elkaar verwijderd gebleven, dat nog ten huidigen dage in +Marokko geen zweem van beschaving, geen sprankje van verdraagzaamheid +jegens Christenen, te vinden is.</p> + +<p>De voorspoedige reis en het schoone weder hadden onmiskenbaar een +gunstigen invloed op de passagiers uitgeoefend. Allen bevonden zich op +het dek der stoomboot, de meesten in druk gesprek, enkelen turend naar +Europa's of Afrika's kusten. Allengs echter verdween Gibraltars trotsche +rots en kwam Afrika's kust helderder te voorschijn.</p> + +<p>Twee jonge mannen, die zich in hun geheele voorkomen terstond deden +kennen als ware zonen van het noorden en die met hunne blonde haren en +blanke gelaatskleur in 't oogvallend afstaken bij de overige passagiers, +meest van zuidelijker afkomst, stonden achteloos tegen de verschansing +geleund en keken naar de opdagende kust, waar alles zich hoe langer hoe +duidelijker vertoonde.</p> + +<p>Beiden waren, naar het scheen, van denzelfden leeftijd en verschilden +ook in kleeding weinig van elkander. Toch kon men den een wel aanzien, +dat hij van een hooger stand was dan de ander. Hij had eene slanke +gestalte en was eer schraal dan gezet te noemen; hij droeg een kort +<span class="pagenum" title="6"> </span><a id="p_6"></a>afgesneden maar vollen bruinen baard en knevel en had een open, manlijk +gelaat. De schrandere blauwe oogen zagen van onder zijne wenkbrauwen +onderzoekend om zich heen; overigens droeg zijn gelaat den stempel van +vastberadenheid en wilskracht.</p> + +<p>Zijn metgezel, ongeveer een hoofd kleiner dan hij, zag er forsch uit. +Zonder gezet te zijn was hij niet half zoo mager als zijn makker. +De breede schouders, de korte nek en de gespierde armen deden groote +lichaamskracht vermoeden. Hij was zeer blond van haar en baard, welken +laatste hij droeg <span xml:lang="fr">à la Napoléon</span>. In tegenstelling met zijn metgezel zag +hij er niet zoo kalm en bedaard uit, en zulks deed zich ook vermoeden +uit zijne driftige gebaren bij het gesprek. In zijn toon van spreken +tegen den rijzigen jonkman was eene beleefde vrijmoedigheid op te +merken, hoewel er duidelijk uit bleek, dat hij de mindere in +maatschappelijke positie was.</p> + +<p>—Zoo is dit dan Afrika, wat we hier voor ons zien! vroeg hij; en is dit +nu het Moorenland, luitenant?</p> + +<p>—Ja, Dries! dat is Marokko, antwoordde de ander; bevalt het je, dat we +eindelijk aan het doel onzer reis zijn?</p> + +<p>—Zeker! gaf Dries ten antwoord. Zie, luitenant, ik vond het wel +aangenaam dat reizen door België, Frankrijk en Spanje, maar men vindt +daar overal toch nog iets, dat ons niet zoo geheel vreemd is. Men is +daar nog altijd in de beschaafde wereld en, om u de waarheid te zeggen, +watertand ik naar de onbeschaafde landstreken die we hier voor ons +hebben.</p> + +<p>De andere glimlachte.—Gij hebt gelijk, Dries! zeide hij. Ook ik verlang +er naar dit geheimzinnige en barbaarsche werelddeel te betreden. Zooals +ik gelezen heb, moet de tegenstelling te groot zijn, om die niet +verbazend te vinden—en dat bij zoo korten afstand!</p> + +<p>—Ja, wel verbazend, mompelde Dries. Maar zie eens, luitenant; wat zijn +die witte dingen daar voor ons uit; men zou zeggen dat het huizen zijn.</p> + +<p>—Dat zijn het ook, het zijn de huizen van Tanger. De Moorsche woningen +zijn allen blinkend wit en vierkant van vorm.</p> + +<p>—Komaan, zei Dries, dat lijkt mij! Het ziet er daar helder uit, en +als alles zoo proper is, zal het mij genoegen doen; want de Spaansche +onzindelijkheid ligt mij nog versch in het geheugen. Wat een vuile +rommel in die straten, in die logementen; en dan die slaapplaatsen en +bedden, brr! ik gril er van als ik er om denk, wat tal van slapelooze +nachten wij, in onze reisdekens gewikkeld, op den vloer liggende hebben +doorgebracht.</p> + +<p>—Verblijd je maar niet met een doode musch, antwoordde de ander. Ik +geloof, dat het in Marokko niet veel beter zal zijn dan <span class="pagenum" title="7"> </span><a id="p_7"></a>in Spanje. +Een van beide; de Spanjaarden hebben dat gebrek aan zindelijkheid +overgenomen van de Mooren, of deze laatsten van de Spanjaarden.</p> + +<p>—Maar wat duivel! die huizen hebben geen ramen of vensters, riep Dries +eensklaps uit.</p> + +<p>—Dat is ook zoo, antwoordde de luitenant. De Moorsche huizen hebben +geen vensters aan de buitenzijde. Slechts eene kleine lage deur is al +wat men er aan ziet.</p> + +<p>—Een fraaie bouwstijl, zeide Dries, het gelijken wel reusachtige +blokken krijt. Ha, daar komen de Mooren al aan! Kijk, luitenant, daar op +het strand, een geheele bende; bà, wat leelijke kerels!</p> + +<p>Inderdaad verscheen op het strand een troep havelooze kerels, die half +naakt waren. Daar waren donker bruine Arabieren met zwarte baarden, +taankleurige Mooren, en negers in de verschillende tinten van bruin tot +gitzwart. De geheele troep stond op het strand de aankomst der boot af +te wachten om als gids of pakkendrager een kleinigheid te verdienen.</p> + +<p>Juist wilde Dries weder eenige opmerkingen maken, toen opeens een +angstkreet weerklonk gevolgd door een plomp in het water, en eensklaps +klonk uit wel twintig kelen tegelijk de kreet van: »een man over boord!”</p> + +<p>Onze beide jongelui sprongen verschrikt op en keken naar den kant waar +alle passagiers over de verschansing naar het watervlak staarden, en +daar, reeds een heel eind achter de boot, zag men een man met de golven +worstelen. Van alle kanten klonken verschillende kreten om hulp; reeds +was de boot te water gelaten en wierpen eenige matrozen zich er in, toen +Dries haastig jas en hoed op den grond smijtend zich door de verschrikte +menigte op het dek, met zijne krachtige armen ruim baan maakte en over +de verschansing sprong.</p> + +<p>Zijn metgezel, die eveneens eene beweging had gemaakt om te hulp te +snellen, bleef thans staan en sloeg met de meeste kalmte den zwemmer +gade, die met fiksche slagen de golven kliefde.</p> + +<p>Intusschen was de drenkeling, een kapitein van het Fransche leger in +Algiers, door de vaart die de boot had, ofschoon men dadelijk stopte, +een heel eind achtergeraakt. Blijkbaar was hij geen geoefend zwemmer, +zoodat hij groote moeite had zich boven water te houden. Toen de +passagiers en de bemanning der boot van den schrik waren bekomen, +klonken verschillende aanmoedigende kreten den onverschrokken zwemmer +na. Deze weerde zich dapper en deed vermoeden, dat hij heden niet zijne +eerste proeve in de zwemkunst <span class="pagenum" title="8"> </span><a id="p_8"></a>toonde. Regelmatig zwom hij voort zonder +noodelooze overspanning en vorderde zoo snel, dat hij reeds na weinige +minuten den Franschman was genaderd.</p> + +<p>Een daverend gejuich weerklonk van de boot, en de bemanning der sloep +repte zich om spoedig den drenkeling en zijn redder te bereiken, die +binnen weinige oogenblikken behouden werden aan boord gebracht.</p> + +<p>Redder en geredde werden bij hunne komst aan boord om het zeerst met +gelukwenschingen overladen, en terwijl de laatste zich naar beneden +spoedde om droge kleederen aan te trekken, liep Dries naar den +luitenant, zich lachende aan de vele handdrukken en loftuitingen der +omstanders onttrekkende.</p> + +<p>—Goed zoo, Dries! zeide de luitenant, hem de hand drukkend, goed +gedaan!</p> + +<p>—Och, antwoordde Dries, 't had niet veel te beteekenen; met een kalme +zee heeft zoo'n karweitje niet veel te beduiden. En bovendien, ik zag +dat u van plan was om in zee te springen en zoolang ik er nog ben, +behoeft u geen nat pak te halen.</p> + +<p>—Ge zijt een rare snaak, antwoordde de luitenant, maar ga je nu +verkleeden; want straks moeten wij van boord en ge zoudt niet met een +nat pak aan wal kunnen gaan.</p> + +<p>Juist toen Dries weder op het dek verscheen, kwam ook de Franschman weer +te voorschijn. Hij trad snel naar zijn redder toe en overlaadde dien +nogmaals met een stroom van dankbetuigingen, die door onzen held met +eene afwijzende beweging glimlachend werden beantwoord. Beiden traden +nu op den luitenant toe die hun halverwege tegemoet kwam, en na de +gebruikelijke voorstelling was ons drietal weldra in druk gesprek +gewikkeld.</p> + +<p>—Gij gaat naar Marokko? vroeg de Franschman.</p> + +<p>—Ja, mijnheer, antwoordde de luitenant. Ik voldoe daarmee aan een lang +gekoesterd verlangen. Dat land te zien was steeds een mijner vurigste +wenschen en thans ben ik, dank zij de erfenis mij door mijne tante +nagelaten, <ins class="corr" id="corr1" title="Bron: instaat">in staat</ins> aan dat verlangen te voldoen.</p> + +<p>—Hebt gij reeds een bepaald doel voor uwe reis vastgesteld? vroeg de +kapitein.</p> + +<p>—Ja, dat heb ik zeker, antwoordde de luitenant. Ik hoop, zoo er maar +eenige mogelijkheid toe bestaat, Fez te bezoeken.</p> + +<p>—Fez, riep de Franschman uit met de hoogste verbazing. Wilt gij Fez +bezoeken? Maar, mijnheer, weet gij wat Fez, wat die hoofdstad van +Marokko is? Welnu, ik zal het u zeggen: Fez is de stad der +verschrikking!</p> + +<p><span class="pagenum" title="9"> </span><a id="p_9"></a></p> + +<p>—Komaan, zeide de luitenant dat zal wel erg overdreven zijn.</p> + +<p>—Overdreven, hernam de Franschman. Ik zie wel, mijnheer! dat gij +Marokko noch Fez kent. Een officier van ons Regiment is er geweest, en +ofschoon de dappere kerel er heelhuids van is teruggekeerd, was hij toch +op weg om krankzinnig te worden. De verhalen, die hij ons deed van Fez, +deden ons denken aan Dahome<a id="FNa_1" href="#FN_1" class="fnanchor"><sup>1</sup>)</a>. Alles is daar even afschuwelijk. Geloof +mij, het is een onmogelijk plan!</p> + +<p>—Ba! antwoordde de luitenant, alles is mogelijk. Met een flink paard +onder zich, eene goede buks in de hand en goeden moed komt men ver.</p> + +<p>—Maar ik zeg u, dat uw plan onmogelijk is te volbrengen, hernam de +Franschman. En hoe zoudt gij die reis willen doen en wat is wel uw doel? +Ik kan toch niet gelooven, dat louter nieuwsgierigheid uw drijfveer zou +zijn.</p> + +<p>—Op uw eerste vraag kan ik antwoorden, dat wij met behulp van een +goeden gids en een paar kameelen met de drijvers den tocht hopen te +ondernemen.</p> + +<p>—Wat! riep de Franschman uit, gij meent met uw beiden naar Fez te +kunnen reizen?</p> + +<p>—Welja, waarom niet? vroeg de luitenant.</p> + +<p>—Waarom niet? zeide de Franschman, omdat de afstand tusschen Tanger +en Fez zoo groot is, dat gij, met den meesten spoed reizende en +zonder buitengewone bezwaren op den weg te ontmoeten, dien niet binnen +minder dan een maand kunt afleggen. Op dien weg bedreigen u bij elken +voetstap gevaren in den vorm van roofzieke en moordlustige Arabieren +en waanzinnige heiligen. Bovendien loopt dien weg door het land der +Beni-Hassen, dat wil zeggen door het land van het bloeddorstigste en +roofgierigste gespuis van geheel Afrika, ware duivels, die niemand door +hun land laten trekken.</p> + +<p>—Welnu, zeide de luitenant, de wenkbrauwen een weinig fronsende, ik heb +mij voorgenomen naar Fez te gaan en hoop dat ondanks al uwe bezwaren te +doen. Marokko te bezoeken en Fez niet te zien, zou hetzelfde zijn als +naar Frankrijk te gaan zonder Parijs te bezoeken. Neen, dat gaat niet +aan. Wat zeg jij er van, Dries?</p> + +<p>—Wel, luitenant! antwoordde Dries, ik vind, dat wij het maar moesten +wagen; die niets waagt, wint niets. Waar u heen wil ga <span class="pagenum" title="10"> </span><a id="p_10"></a>ik mee, dit is +zoo klaar als dat twee maal twee vier is. En bovendien, al heeten die +kerels Beni-Hassen, ze kunnen toch geen twee flinke Hollandsche borsten +als wij zijn zoo maar voetstoots van kant maken, zou ik zeggen.</p> + +<p>—Gij ziet, zeide de luitenant, dat mijn brave metgezel het volkomen met +mij eens is. Laten wij er dus niet meer over spreken, ik wil Fez zien en +hoop door dat reisje veel kennis op te doen van land en volk, van het +klimaat en de natuurvoortbrengselen van Marokko, dat is mijn doel, en +hiermede is uwe tweede vraag beantwoord. Ik ben een groot minnaar van de +wetenschap en hoop mijne kennis op die manier eens flink te verrijken.</p> + +<p>—O! sprak de Franschman met geestdrift, gij beoefent de wetenschap; +ook ik heb die lief. Gedurende een zesjarig verblijf in Algiers was ik +in de gelegenheid voornamelijk de Arabische bevolking te bestudeeren, +en ik verzeker u, dat het een interessant volkje is, schoon men, als men +dieper tracht door te dringen in hun karakter en zeden, veel opmerkt, +dat hemelsbreed verschilt met hetgeen zoovele schrijvers omtrent hen +hebben medegedeeld.</p> + +<p>—Maar ik dwaal af van hetgeen ik u wilde verhalen. Ik heb mij hierheen +begeven ten einde meer eenheid en volledigheid te brengen in de +verzameling penneschetsen, die ik zoo langzamerhand omtrent dit +merkwaardige volk heb bijeengebracht.</p> + +<p><ins class="corr" id="corr2" title="Niet in Bron.">—</ins>En nu, waarde heer, zoo besloot hij, het is voor mij een groot geluk, +een waar genoegen, met u en uw metgezel, mijn redder, te hebben kennis +gemaakt, en ik hoop dat gij aan uw stout reisplan niet al te spoedig +uitvoering zult geven, daar ik dan nog eenigen tijd uw aangenaam +gezelschap zal kunnen genieten. Gij ziet, waarde heeren! er is ook hier +alweer eigenbelang in het spel. Intusschen daar wij zijn aangekomen en +ik geloof dat ge even verlangend zult zijn om voet aan wal te zetten +als ik, zullen we dienen afscheid te nemen. Wanneer ik u echter, +in afwachting van de gelegenheid om mijne schuld aan u af te doen, +eenigszins aan mij mocht verplichten door u tot gids te strekken om een +goed onderkomen te Tanger te vinden, zal ik mij zeer gelukkig achten. +Ik ben reeds eenmaal hier geweest en bijgevolg geen vreemdeling meer in +Tanger.</p> + +<p>Volgaarne werd dit aanbod aangenomen, en nadat de kapitein aan zijn +Arabischen bediende had last gegeven zorg te dragen voor zijne bagage +en die der Hollanders, wenkte hij den roeier van een der schuitjes, die +thans in menigte het schip omringden, en ons drietal stapte weldra aan +land.</p> + +<p><span class="pagenum" title="11"> </span><a id="p_11"></a></p> + +<p>Men volgde eene Moorsche straat, niet breeder dan een paar meter; links +en rechts waren hooge vuil-witte muren zonder een enkel venster. Op +sommige plaatsen waren die straten, of liever steegjes, overdekt. Overal +waren de straten even nauw, vuil-wit en somber; het was een ware doolhof +van gangen en stegen, somwijlen afgebroken door eene poort in Moorschen +stijl gebouwd.</p> + +<p>Onze reizigers keken verwonderd rond, en die eerste indruk was verre van +aangenaam. De straten waren vuil; overal lagen doode honden of katten, +slechts hier en daar kwam men eenige menschen tegen, die er even vuil +en somber uitzagen als hunne omgeving. Zij droegen allen een lang wit +gewaad; een groote witte kap bedekte het hoofd en liet niets zichtbaar +dan het bruine gelaat met de sombere uitdrukking. Eene enkele maal +flikkerde onder den kap een paar vurige oogen onzen reizigers tegen, +maar de meesten deden alsof zij de vreemdelingen niet opmerkten. Statig +en stil bewogen die menschen zich voort, of zaten ineengehurkt hier en +daar tegen de witte muren aangedrukt.</p> + +<p>Dries was de eerste, die aan zijne verwondering lucht gaf.</p> + +<p>—Is dat Tanger, is dat eene stad, zijn dat Arabieren, riep hij uit. +Mijn God! luitenant, ik geloof dat we in eene monnikenstad zijn verzeild +geraakt. Die huizen zijn kloosters, en die menschen gelijken allen op +monniken. Hè, wat een akelige kerels! Ze zien er net uit alsof zij naar +eene begrafenis moeten. Men wordt hier huiverig.</p> + +<p>—Ja waarlijk, antwoordde de luitenant, 't is hier akelig somber. De +eerste indruk van Tanger op mij is niet aangenaam.</p> + +<p>—O, zeide de Franschman, daaraan wordt men weldra gewoon. De Arabieren +zijn niet levendig van aard. Die verschillende personen gaan allen +daarheen alsof zij bevreesd zijn gerucht te maken. Geen mensch ziet ons, +en toch zijn we vreemdelingen en nog wel Christenen. Verplaats u eens in +gedachte in eene stad van de beschaafde landen; daar zou men dadelijk +van alle kanten worden aangegaapt, nageloopen en uitgelachen, als +kleeding en voorkomen zoozeer verschilden met die der bewoners. Maar +schoon zij hier niets laten blijken, moet ge daarom niet denken dat ze +ons niet zien! Neen, als hunne oogen dolken waren, zouden we reeds lang +zijn gedood. En geloof vrij, dat elke Arabier, dien wij tegenkomen, in +stilte de hartelijkste verwenschingen tegen ons uitbraakt.</p> + +<p>Op dit oogenblik ging hen eene vrouw voorbij. Zij was gesluierd<ins class="corr" id="corr3" title="Bron: .">,</ins> maar +aan haar vluggen tred kon men gemakkelijk zien dat zij nog jong was, +misschien ook wel schoon. Toen zij voorbijging, knikte Dries haar +lachend toe. Zij trok den sluier zoo mogelijk nog dichter <span class="pagenum" title="12"> </span><a id="p_12"></a>om haar gelaat +en mompelde eenige woorden, terwijl zij toornig de vuist tegen ons +drietal schudde.</p> + +<p>—Wat zegt zij? vroeg de luitenant aan den kapitein.</p> + +<p>—O! antwoordde deze, zij roept u het welkom in Tanger toe, dat is hier +zoo het gebruik.</p> + +<p>—Eene mooie verwelkoming, die met eene vuistbedreiging vergezeld gaat, +riep Dries uit.</p> + +<p>Beide mannen lachten.</p> + +<p>—Welnu, wilt ge dan weten wat zij zegt? hernam de kapitein. »Vervloekte +Christenen, onheil over u!”</p> + +<p>Onze beide reizigers begonnen hartelijk te lachen.</p> + +<p>—Komaan, zei Dries, dat is kort maar krachtig, en naar ik vertrouw ook +hartelijk gemeend.</p> + +<p>—Mijneheeren! wij zijn waar wij wezen moeten, zeide de Franschman +thans. Ziehier uw logement. Volg mij maar, ik zal u introduceeren.</p> + +<p>En onze vrienden verdwenen in het lage gebouw.</p> + +<div class="fnsep"></div> + +<div class="footnote"><a id="FN_1" href="#FNa_1" class="label"><sup>1</sup>)</a> Het rijk Dahome, aan de Slavenkust (West-Afrika), ligt aan +de Golf van Benin. Het is bekend wegens de barbaarsche menschenoffers en +door zijn leger van vrouwelijke soldaten (Amazonen).</div> + +<div class="chend"></div> + +<h2><a id="II"></a>II.</h2> + +<p class="subh2">LUITENANT FRANK EN ZIJN OPPASSER.</p> + +<p>Voor ik verder ga met mijn verhaal, dien ik mijne lezers wel eerst een +weinig op de hoogte te stellen van de hoofdpersonen, die wij in het +vorige hoofdstuk ten tooneele hebben zien verschijnen.</p> + +<p>Frank de Leeuw, de tweede zoon uit het huisgezin van eene met vele +kinderen gezegende Rotterdamsche familie, had reeds vroeg de wijde +wereld in moeten gaan, ten einde zich een fatsoenlijke positie in de +maatschappij te verwerven, die vader niet bij machte was hem te geven, +zooals hij gaarne had gewild. <i>Kampen</i> was, als bij zoovele fatsoenlijke +maar niet met ruime middelen gezegende familiën, naar 's vaders oordeel +de beste plaats voor Frank, om zonder veel kosten een flink burger te +worden. Onze held vertrok dus naar het <ins class="corr" id="corr4" title="Bron: Inctructie-bataljon">Instructie-bataljon</ins>. Begrijpende +dat hij vooruit <i>moest</i>, werkte Frank, hoewel zijn vak hem alles behalve +naar den zin was, met vlijt en volharding, en door zijne wilskracht +maakte hij zoo snelle vorderingen, dat hij reeds op drieëntwintigjarigen +leeftijd, na ongeveer zes jaren te hebben gediend, tot tweeden luitenant +werd bevorderd en Kampen verliet. Twee jaren daarna was hij reeds eerste +luitenant <span class="pagenum" title="13"> </span><a id="p_13"></a>bij het Regiment Grenadiers en Jagers, te 's Gravenhage in +garnizoen.</p> + +<p>Maar, zooals het gewoonlijk gaat met hen, die geen werkkring naar hun +zin hebben, zoo ging het ook met Frank. Hij dweepte in het geheel niet +met het militaire leven en was daarentegen een hartstochtelijk minnaar +van wetenschappelijk onderzoek. Zijne voorliefde voor de kennis van +vreemde landen en volken, alsmede van de natuurlijke historie, was het +die hem steeds bezig hield op zijn kamer, terwijl zijne kameraden hun +tijd zoek maakten in het koffiehuis of dergelijke plaatsen. Op de +kaarten volgde hij trouw den weg der koene reizigers en benijdde hun +vaak het genot hun leven aan de wetenschap te kunnen wijden en door +eigen oogen te aanschouwen wat hij slechts uit de boeken kon vernemen. +Hij kon zelfs den zeeman, die onbezorgd overal heengaat, zijne vrijheid +misgunnen, hoewel diens leven waarlijk niet benijdenswaardig is, en +menigmalen kwam de wensch in hem op verweg heen te trekken naar die +weinig beschaafde volken, die toch nog zoo vaak van zich doen spreken, +al is het dan ook door hunne barbaarschheid.</p> + +<p>Onverwacht zag Frank zich tot zijne onuitsprekelijke blijdschap in staat +gesteld aan zijn zoolang gekoesterden wensch te voldoen. Eene rijke +tante, wier oogappel de jonge officier altijd was geweest, overleed +plotseling en maakte haar neef tot eenig erfgenaam van haar niet +onbelangrijk vermogen. Toen was het besluit van onzen luitenant ook +dadelijk genomen. Hij vroeg en verkreeg, hoewel men ongaarne den flinken +officier zijn korps zag verlaten, zijn eervol ontslag. Gedachtig aan de +moeite, die zijne ouders hadden om in een fatsoenlijken stand te kunnen +leven, ondanks hun onvermoeide inspanning, verzekerde hij zijnen vader +een vast jaarlijksch inkomen uit de helft van zijne renten, daar hij aan +het overige bij zijne eenvoudige levenswijs genoeg had, en besloot naar +Marokko te gaan, een land, dat in vroeger eeuwen wegens de beschaving +zijner bewoners zoo hoog stond aangeschreven en thans zoo diep vervallen +is van zijne vroegere grootheid.</p> + +<p>Toen Frank's oppasser vernam, dat zijn heer op zijn verzoek ontslag uit +den dienst had bekomen, zette hij een verwonderd gezicht, en zijne +verbazing nam nog toe, toen deze hem zijn voornemen mededeelde om +Marokko te bezoeken.</p> + +<p>Het eerste woord dat hij, na van zijn verbazing bekomen te zijn, sprak, +was het op spijtigen toon geuite: »Wel verduiveld!”</p> + +<p>—Waarom zegt ge dat? vroeg Frank.</p> + +<p>—Wanneer denkt u te vertrekken, luitenant?</p> + +<p>—Wanneer? gaf deze ten antwoord; laat eens zien, we hebben <span class="pagenum" title="14"> </span><a id="p_14"></a>nu 20 +Januari, wel, ik denk ongeveer in het laatst van Februari of het begin +van Maart. Maar waarom vraagt ge dit, Dries?</p> + +<p>Nog antwoordde Dries niet.</p> + +<p>—Kunt ge niet eerst over een jaar vertrekken, luitenant? vroeg hij +eindelijk.</p> + +<p>—Maar nog eens, Dries, met welk doel doet ge mij toch al die vragen?</p> + +<p>—Waarom, luitenant, wel omdat ik ongeveer over een jaar mijn paspoort +krijg.</p> + +<p>—Nu, wat zou dat dan? vroeg Frank.</p> + +<p>—Dat zou zooveel, luitenant, dat ik dan met u kon meegaan, antwoordde +Dries.</p> + +<p>Frank was aangenaam verrast.</p> + +<p>—Meent ge dat waarlijk, Dries? vroeg hij. Zoudt ge waarlijk met mij +meewillen?</p> + +<p>—Natuurlijk, antwoordde Dries; wat ik zeg meen ik altijd, luitenant!</p> + +<p>—Maar weet je wel, hernam Frank, dat zoo'n reis niet zonder gevaar is. +Het is geen reisje door ons land of naar Parijs. Weet je wel, dat men +kans heeft er niet heelhuids af te komen, ja er het leven bij in te +schieten.</p> + +<p>—Ba! antwoordde Dries; men kan overal sterven. Wat dat betreft, +luitenant, maak u over mij niet ongerust. Juist daarom zou ik met u mee +willen. Ge zoudt dan ten minste niet alleen zijn onder dat gespuis, en +twee kunnen en weten altijd meer dan één. 't Is maar dat jaar, ziet u, +dat jaar dat ik nog dienen moet.</p> + +<p>En de brave borst krabde zich in verlegenheid het hoofd.</p> + +<p>—Welnu! zeide Frank opeens, als je mee wilt, neem ik het volgaarne aan. +Bekommer je niet over dat jaar, ik zal een plaatsvervanger voor je +stellen.</p> + +<p>Dries sprong wel drie voet hoog en wierp van louter pret zijne +politiemuts tegen het plafond. Hij schudde de hem toegestoken hand en +werd vuurrood van vreugde.</p> + +<p>Men stond den luitenant bereidwillig zijn verzoek toe, en op denzelfden +dag dat hij zijn eervol ontslag kreeg, ontving ook Dries zijn paspoort.</p> + +<p>Als er iets was, dat luitenant Frank genoegen had kunnen doen, dan +was het die toewijding. Dries toch was geen gewoon oppasser. Hij was +voor Frank geen vreemde. Hun vriendschap dagteekende reeds van hunne +kindsheid. Dries was de eenige zoon van behoeftige ouders; zijn vader en +moeder hadden steeds een kommervol lot gehad en <span class="pagenum" title="15"> </span><a id="p_15"></a>de moeder van Dries was +de min geweest van Frank; want toen dokter de Leeuw's echtgenoote te +zwak bleek om haar geliefd kind te kunnen zoogen, had de dokter spoedig +omgezien naar eene gezonde min en die gevonden in de moeder van Dries, +die hij juist eenige weken te voren onder zijne patiënten had gekregen. +Van zijne kindsheid af had Frank zich aan zijne min als aan eene tweede +moeder gehecht; de knapen waren te zamen opgegroeid en hadden eene +hartelijke vriendschap voor elkaar opgevat.</p> + +<p>Toen Frank luitenant werd in de Hofstad, was Dries als milicien bij het +Regiment ingedeeld, en reeds den tweeden dag na zijne indiensttreding +zocht hij zijn vroegeren speelmakker op, verkreeg, bij het naar huis +gaan van de miliciens der vorige lichting, de plaats van oppasser bij +Frank, en liet zich spoedig daarna als vrijwilliger bij het leger +aannemen.</p> + +<p>Ofschoon in maatschappelijke positie verre van elkaar verwijderd, bleef +de vriendschap van de beide jonge mannen even hartelijk en begrepen ze +te goed hunne verhouding tegenover elkaar om daar niet naar te handelen. +Hoewel dus voor iederen oningewijde hun ongedwongen omgang verborgen +bleef, behandelde Frank zijnen speelmakker bijna als zijns gelijke en +vormde van hem een voor zijn stand flink ontwikkeld persoon. Zijne +vreugde over het besluit van Dries laat zich dus gemakkelijk verklaren. +Een vriend vol toewijding als deze, een makker als Dries, was niet te +verwerpen bij een verblijf in een onbeschaafd land, waar ieder, die den +naam van Christen draagt, als een indringer en vijand wordt beschouwd.</p> + +<p>Zooals Frank had gezegd, vertrok men op een der laatste dagen van de +maand Februari 187*, den weg nemende over België, Frankrijk en Spanje, +naar Gibraltar, de grijze vesting, de rots-sterkte der Engelschen, die +de sleutel tot de Middellandsche Zee is, alwaar men den 24<sup>en</sup> April +aankwam.</p> + +<p>Op die korte reis, vol afwisselingen, had Frank het gezelschap van +zijn bediende en vriend recht leeren waardeeren. Steeds het eerst aan +het werk en het laatst ter ruste, was zijn geheel streven om zijnen +luitenant, dien hij nog steeds ouder gewoonte zoo bleef noemen, voor +elke onaangenaamheid te bewaren en hem zoo min mogelijk tot last te +zijn, iets wat de brave borst zich menigmaal verbeeldde. Zijne zorg +strekte zich zelfs zoover uit, dat meermalen gedurende de reis door +Spanje, als men in de eene of andere verdachte streek moest overnachten +in bouwvallige smerige herbergen, Frank, als hij des nachts toevallig +ontwaakte, zijn getrouwen Dries, met zijn matras, in plaats van op zijne +legerstede, voor de deur <span class="pagenum" title="16"> </span><a id="p_16"></a>van het vertrek vond liggen, met revolver en +sabel naast zich. Want Dries stelde in de Spanjaarden geheel geen +vertrouwen. Met elken postiljon en elken herbergier, die niet beleefd +genoeg was, had hij twist en gaf steeds als zijne meening te kennen, dat +in Spanje geen enkel fatsoenlijk, eerlijk gezicht te vinden was, maar +enkel galgentronies te zien waren.</p> + +<p>Na een verblijf van eene week te Gibraltar verliet men dat uiterste punt +van Europa, om binnen eenige uren den voet op Afrika's bodem te zetten.</p> + +<div class="chend"></div> + +<h2><a id="III"></a>III.</h2> + +<p class="subh2">TANGER, DE MOORSCHE STAD.—DE ZEGEN VAN DEN HEILIGE.</p> + +<p>Het was nog vroeg op den dag (den eersten dag na hunne aankomst), dat +kapitein <span xml:lang="fr">Daumas</span> onze vrienden kwam uitnoodigen Tanger te gaan bezien. +Dit aanbod werd met vreugde aangenomen en ons drietal doorkruiste weldra +de tallooze straten, die een waar doolhof vormen en waarin het, zonder +den kapitein, onzen vrienden onmogelijk zou geweest zijn den weg te +vinden.</p> + +<p>De stad zag er heden bij eene vroolijken zonneschijn niet zoo somber +uit als gisteren, doch met dat al was het er nog doodsch genoeg om het +groote verschil op te merken, dat er tusschen Europeesche en Moorsche +steden bestaat. Na tal van smalle smerige straten te zijn doorgegaan, +hier links-, daar rechtsom slaande, nu een eind bijna in volslagen +duisternis door een overdekte straat gaande, dan weder in het volle +licht, dat verblindend weerkaatste op de witte muren, kwam men eindelijk +op een plein.</p> + +<p>Hier was meer leven en beweging dan ergens elders. Het was een +rechthoekig pleintje, omgeven van talrijke kleine winkels, tusschen +welke hier en daar eenige grootere gebouwen, die zich te midden daarvan +als paleizen vertoonden. Het waren de gebouwen van de vertegenwoordigers +der verschillende vreemde naties. De kleine Moorsche bazaars leverden +vooral een vreemd gezicht op. Verbeeld u een soort van alkoof, waarvan +de ingang verminderd is tot eene kleine opening, als 't ware een venster +zonder ruiten; daarbinnen zit de koopman, meestal een Moor met langen +baard. <span class="pagenum" title="17"> </span><a id="p_17"></a>Vóór, achter en terzijde van hem bevinden zich zijne koopwaren +opgestapeld of op rekken geplaatst. Doodstil, onbeweeglijk zittende, +brengt hij zijn dag door, onophoudelijk een soort van rozenkrans +tusschen de vingers latende doorglijden en gebeden prevelende. Hier en +daar stond een kooper met de armen op het muurkozijn geleund, en het +hoofd door de opening gestoken.</p> + +<p>Wat de bevolking betreft, zag men hier allerlei natiën bijeen. Hier +den Europeaan in zijne sombere kleeding, daar den Jood of Moor, +prachtig uitgedost in veelkleurige kleeding; Arabische sjouwerlieden en +bedelaars, negers en mulatten; den Koerier van den Sultan en den Beduïn +met zijn kameel, kortom, het was hier meer dan der moeite waard eens +rond te zien. Om de fontein, die aan de eene zijde van dit plein stond, +was het onophoudelijk een dringen, stooten en vloeken van allerlei +waterdragers, die met lederen zakken en kruiken zich hier van water +kwamen voorzien. Op een ander gedeelte van het plein zat een tiental +gesluierde vrouwen, die brood verkochten.</p> + +<p>—Welnu! zeide kapitein <span xml:lang="fr">Daumas</span>, wat zegt ge van Tanger?</p> + +<p>—Ik moet bekennen, zeide de luitenant, dat alles mij ten hoogste +verbaast.</p> + +<p>—Nietwaar, hernam de kapitein, dat wist ik wel. Ja, 't is eene vreemde +omgeving en eene zonderlinge bevolking. En welk eene schilderachtige +afwisseling in alles. Vergelijk onze steden daarbij, en ge zult zien +wat zij er bij verliezen. Ziet bijvoorbeeld daar die Arabieren. Ziet ge +ooit zulke figuren in ons beschaafd Europa? Ik wil niet eens spreken +van de schilderachtige en toch eenvoudige kleederdracht! Die lange, +witte mantels, hoe verschillend die ook omgehangen mogen worden, open +of gesloten, los of vastgesnoerd, altijd hangen zij in even pittoreske +plooien neder. De over het hoofd getrokken kap doet u raden naar den +leeftijd; want denk niet dat ge het uit de gelaatstrekken kunt opmaken; +ge zoudt u deerlijk vergissen. Uit de witte kap komt niets anders te +voorschijn dan het stroeve hout- of bronskleurig gelaat met de vlammende +oogen. En het lange gewaad laat niets zien dan de bloote voeten en +handen. Maar beschouw die houding, hoe fier, hoe vol majesteit en hoe +ongedwongen. De voetstap is vast en veerkrachtig, maar niet dansend. +Kortom, de geheele houding teekent den vrijen mensch, vrij naar de +natuur en naar de wet.</p> + +<p>—Ja, ge hebt gelijk, antwoordde de luitenant, nooit zag ik iets dat +hiermede te vergelijken is.</p> + +<p>—Hoe verschillend, vervolgde de kapitein, is nu de Arabier <span class="pagenum" title="18"> </span><a id="p_18"></a>van de +Moor. Zie daar ginds de groep van Mooren, rijke leegloopers, die daar +een praatje met elkaar houden. Welk een pracht spreidt dat volk ten +toon. Zie dien grooten mousselinen tulband; dien kaftan, kersen- of +rozenkleurig, lang, tot bijna op de voeten hangend en bovenal dien kaïk, +die lange strook van witte zijde met doorschijnende strepen, die, rondom +den tulband geslingerd, los en zwierig in talrijke kronkelingen langs +den rug tot de voeten daalt. Welk eene oogverblindende pracht bij dit +volk. En ook onder hen ziet men van die flinke schoone gestalten. Zie +bijvoorbeeld dien jongen Moor daar, die hierheen komt. Wat rijzige +gevulde fraaie vorm, welke prachtige oogen! Hij zou opgang maken onder +de schoone vrouwen van Parijs.</p> + +<p>—Inderdaad, zei de luitenant, 't is een knappe jongen, en als de +vrouwen ook zoo zijn, zou men waarlijk in verzoeking komen er hier een +te zoeken.</p> + +<p>—O! wat dat betreft, zeide de kapitein, wees gerust; vrouwen zult ge +niet met ontbloot aangezicht zien, of het moesten Jodinnen zijn.</p> + +<p>—Maar zijn zij inderdaad zoo gestreng om ons niet een blik op haar +schoon gelaat te gunnen? vroeg de luitenant.</p> + +<p>—O! waarde vriend, zeide de kapitein, eer zoudt ge een muzelman kunnen +bewegen u in zijne moskee te laten binnentreden, dan eene Arabische of +Moorsche schoone ook maar een tipje van haar sluier op te lichten. Maar +ziedaar, gij zult het zien, daar komt eene schoone, let goed op wat zij +doen zal.</p> + +<p>Werkelijk kwam onze vrienden eene oude Moorsche vrouw te gemoet, die +gebogen en strompelend voortsukkelde. Op het oogenblik dat zij het +gezelschap voorbij moest, trok zij den sluier, die haar gelaat tot aan +de oogen bedekte, omhoog, zoodat nu haar geheele gelaat bedekt was, en +zich met het aangezicht bovendien naar den muur wendende maakte zij een +gebaar vol minachting.</p> + +<p>Dries begon hartelijk te lachen.—Wees gerust, oudje, zeide hij, ik zal +u mijn hart niet schenken, noch door u mijn hoofd op hol laten brengen. +Ik kan best begrijpen waarom zij zich zoo sluiert en zich van ons +afwendt, zij is bevreesd dat wij hare heerlijke tronie zullen zien. Wel, +wel! wat een inbeelding voor zoo'n oude heks.</p> + +<p>De beide officieren lachten hartelijk en men vervolgde de wandeling +weder.</p> + +<p>Men was thans genaderd tot aan het einde van het plein, dat door eene +straat van het strand af recht doorsneden wordt. In die straat vertoonde +zich mede veel volk. Een troep van vijf mannen, groote gespierde kerels +in donkere kapmantels gehuld, kwam juist <span class="pagenum" title="19"> </span><a id="p_19"></a>de straat uit en ging het +plein op. Luitenant Frank, die hen het eerste opmerkte, bleef staan om +hen na te zien. De donkere mantel was versierd met zijden kwasten van +verschillende kleur. Naast den bloedrooden tulband stak de loop van een +zeer lang geweer boven den schouder uit. Enkele hadden op het donkere +gelaat gele figuren getatoueerd. Fluisterend met elkaar sprekend gingen +zij op tamelijken afstand ons gezelschap voorbij; doch niet zonder een +stouten, uittartenden blik, die van gloeienden haat getuigde, op hen +geworpen te hebben.</p> + +<p>—Ba! wat gemeene gezichten, zeide Dries, echte galgentronies!</p> + +<p>—'t Is goed dat zij u niet kunnen verstaan, zeide de kapitein; zij +zouden er geen bezwaar in zien u hier op klaarlichten dag een kogel door +het hoofd te jagen.</p> + +<p>—Wat! riep Dries; zouden ze dat durven en zou dat ongestraft kunnen +gebeuren?</p> + +<p>—Zeker, antwoordde de kapitein. Luister, vriend! als ge deze knapen +ooit mocht ontmoeten, waar of hoe ook, ga dan voor hen uit den weg, want +ik verzeker u, ze zouden u met het grootste genoegen naar de andere +wereld zenden als ge hen slechts leelijk aankeek, want die kerels zijn +de Piraten van het Rif, de bloeddorstigste zeeroovers, de grootste de +gemeenste bandieten, die de bergen langs de kust bewonen. Zij zijn voor +niets en voor niemand bevreesd; met de overheid lachen zij; de soldaten +van den Sultan en de oorlogschepen der Europeanen bespotten zij van uit +hunne bergen. Elk schip, dat daar strandt, is reddeloos verloren. De +lading wordt buitgemaakt; de equipage gedood. Ziedaar de oorzaak, dat +men van vele op deze kust vergane schepen nooit iets verneemt. Hun +eenige wet is hun geweer, en hij die in hunne woonplaatsen den voet +zet zonder de bescherming van een invloedrijken heilige of Sheik, is +verloren. Men spreekt hier over de streek waar zij wonen, als over een +verschrikkelijk, ontoegankelijk, geheimzinnig land.</p> + +<p>—En dat volk, die roovers loopen hier vrij rond; zij durven zich hier +op den dag vertoonen, riep de luitenant.</p> + +<p>De kapitein haalde de schouders op.—Wat wilt ge, antwoordde hij. Wie +zal hen iets doen. Zie ze gaan, loerend rondblikkend; bij het minste wat +hun verdacht voorkwam, zouden zij met het geweer in de hand spreken. +Neen, men vreest dit canaille te veel om hen te bemoeilijken; volk en +overheid vreezen hen en heulen met hen.—Maar kom, laten we zien, wat de +oorzaak is van dien volksoploop daar; er schijnt iets bijzonders te zien +te zijn. En zijne vrienden medetroonende, begaf de kapitein zich haastig +naar de <span class="pagenum" title="20"> </span><a id="p_20"></a>straat waar een groote hoop volk zich had verzameld en waar men +allerlei afschuwelijke kreten hoorde.</p> + +<p>—Ha, dat dacht ik wel! riep de kapitein uit, toen men de groep was +genaderd; 't is een heilige, die zijne kunsten vertoont. Ziet, hebt ge +ooit iets walgelijkers gezien dan dezen heilige?</p> + +<p>En zeker was het een afschuwelijk schouwspel. In het midden van dien +volkshoop stonden twee menschen, als men hun dien naam mag geven. +De een, een man op jaren, was mager. Zijn taankleurig gelaat met de +ingevallen wangen deed den scherpen, puntigen, krommen neus meer +vooruitsteken; de diep in de kassen gezonken oogen straalden van een +woest vuur. Hij hield in de rechterhand een smerigen stok met een +even vuilen witten lap er aan. De ander, wel twee hoofden kleiner dan +zijn makker, die eene verbazende lengte had, was opgeblazen dik. Zijn +geheele gelaat was met eene lijkkleur overdekt, als van iemand die eene +vreeslijke ziekte heeft. De groote oogen rolden woest door het hoofd +en lieten tusschenbeide alleen het wit zien. Hij danste met allerlei +verdraaiingen van het bovenlijf op eene eentonige wijs. Hoe langer hoe +walgelijker werden de bewegingen van dien kerel; de oogen puilden weldra +uit hunne kassen en het lichaam schudde en schokte van stuipachtige +trekkingen. Zijn metgezel met de vlag hield, stampende met den stok +en zich met de andere hand op de borst slaande, de maat met het +afschuwelijke gezang, dat uit een dof gedreun bestond, afgewisseld door +helsche geluiden en zuchten en met jammerlijke kreten, als van iemand +die in den vreeslijksten angst verkeert. Twee even afzichtelijke kerels, +de een met eene fluit, de ander met een oude trom, begeleidden dit +concert, dat in waarheid eene vertooning uit de andere wereld scheen.</p> + +<p>En om die groep verdrongen zich de sjouwerlieden, de straatslijpers en +ander gespuis, zich een weg banend met stompen en trappen, om het vuile +witte doek of de smerige handen dier heiligen te kussen. Eenigen stopten +hun wat geld in de handen. Als bewijs van zijne bijzondere tevredenheid +over de ontvangen gift, gaf de reus een paar zijner aanbidders een +gevoeligen nekslag met de beenige harde vuist, en spuwde een ander, +wiens gift grooter was dan van een der overigen, in het gelaat. De aldus +begunstigden liepen haastig heen, juichend over de onderscheiding hun +van den heiligen man te beurt <ins class="corr" id="corr5" title="Bron: vallen">gevallen</ins>. De twee kerels met de +fluit en de trom gingen nu huis aan huis, onder hunne aanhoudende +helsche muziek, de giften inzamelen, en daar de troep verder ging om +elders zijne vertooningen voort te zetten, liepen onze vrienden ook +door.</p> + +<div class="figcenter" style="width: 346px;"> +<span class="pagenum" title="-"> </span><a id="p_20a"></a> + +<a href="images/ill_p020a.png"><img src="images/ill_p020a-t.png" width="346" height="506" alt="En zeker was het een afschuwelijk schouwspel. Bladz. 20." title="Klik voor vergroting (1038×1517px, 359kb)" /></a> +<div class="caption">En zeker was het een afschuwelijk schouwspel. <a href="#p_20">Bladz. 20</a>.</div> + +<span class="pagenum" title="-"> </span><a id="p_20b"></a> +</div> + +<p><span class="pagenum" title="21"> </span><a id="p_21"></a></p> + +<p>—Mijn God! zeide de luitenant, wat afschuwelijke kerels, ba, wat +ellendelingen; ik ben zoo vol walging van die schavuiten, dat ik, als ik +er nog langer naar gezien had, onpasselijk zou zijn geworden. Neen, +kapitein, na dit staaltje van Marokkaansche heiligheid houd ik het nog +liever met uwe onheilige zeeschuimers van daar straks, hoe vreeslijk +terugstootend en gemeen die er ook uitzien; het past ten minste bij hun +afschuwelijk handwerk. Een roover heeft zelden een gunstig gelaat. Maar +deze kerels, ba, ik walg van hen.</p> + +<p>—Ja, 't is gespuis, antwoordde de kapitein, en bovendien is dit volk +gevaarlijk. De heiligen van <ins class="corr" id="corr6" title="Bron: Marrokko">Marokko</ins> toch, zijn allen krankzinnig of +houden zich zoo. Dit is een onmisbaar vereischte om het beroep uit te +oefenen. En om hunne heiligheid is hun alles geoorloofd. Ik herinner +me een geval, dat met onze consul, den heer Sourdeau, is gebeurd. +Deze kreeg op zekeren dag van zoo'n heilige een duchtigen slag met +een knuppel in den nek. Doch thans, dank zij de bemoeiingen der +verschillende consuls, zijn de heiligen jegens de vreemdelingen wat +gedweeër geworden.</p> + +<p>—Ik zou al die heiligen maar in een gekkenhuis opsluiten, zeide Dries, +dan konden zij zich vermaken door elkander nekslagen toe te brengen en +op elkaar te spuwen.</p> + +<p>De kapitein lachte.—Ongelukkig denken de Marokkanen er anders over, +zeide hij; doch laten wij voortgaan naar de wandelplaats.</p> + +<p>—De wandelplaats? vroeg de luitenant, heeft Tanger eene wandelplaats?</p> + +<p>—Wel zeker, zeide de kapitein, en daar wij aan het einde der straat +zijn, kan ik ze u laten zien. Ziedaar die geheele strook, het strand, +van hier tot aan kaap Malabar, dit is de wandelplaats van Tanger. Tegen +den avond vindt ge hier al de bewoners van Tanger bijeen. De Europeanen +met familie en bedienden, de reizigers die Tanger bezoeken, de +verschillende consuls, Mooren, Arabieren, heiligen, soldaten, enz.</p> + +<p>—En nu, zeide de kapitein, wanneer gij lust hebt de wandeling nog +verder uit te strekken, zullen we de marktplaats gaan bezoeken.</p> + +<p>—Gaarne, antwoordde de luitenant.</p> + +<p>Men ging de straat weder in, den vorigen weg terug en door een paar +Moorsche poorten gegaan zijnde, bevond men zich opeens buiten de stad.</p> + +<p>Op het oogenblik, dat men dicht bij de marktplaats, Soc-di-Barra +genaamd, genaderd was, kwam ons gezelschap een troep <span class="pagenum" title="22"> </span><a id="p_22"></a>gillende en +huilende straatjongens en leegloopers tegen. Die troep begaf zich naar +de stad. Toen de bende straatjongens voorbij was, ontwaarde men in het +midden van den volkshoop een neger en een mulat, beiden op ezels gezeten +en omringd door een troep Arabieren, met stokken gewapend. Het waren +soldaten, die buiten de stad een paar dieven hadden gevangen. Zij hadden +te zamen op de markt eene geit gestolen en er zich een heel eind mede +uit de voeten gemaakt, toen de diefstal werd ontdekt en de twee +ongelukkigen werden ingehaald. De arme drommels waren voor het grootste +gedeelte naakt en hunne aangezichten waren vertrokken van angst; het +zweet en het stof maakten hunne huidkleur grauw. De soldaten hieven +tusschenbeide de stokken op en striemden de naakte ruggen dier twee +ongelukkigen, dat het afgrijslijk was om te zien. Het bloed liep hun +langs de donkere huid en bij elken slag weerklonk een koor van gegil en +gebrul uit de bende volks.</p> + +<p>—Afgrijslijk, afschuwelijk, riep de luitenant uit, en dat volk vindt +daar vermaak in?</p> + +<p>—O, 't is slechts een voorproefje van hunne straf, zeide de kapitein; +zij hebben gestolen. Men gaat hun de hand afhakken.</p> + +<p>—Wat, riep de luitenant, de hand afhakken voor een diefstal van zoo +weinig beteekenis?</p> + +<p>—Ja, antwoordde de kapitein, op die wijze straft men hier te lande. +Alle kleine misdrijven straft men met eene barbaarsche wreedheid. Let +eens op hoeveel gij er zult ontmoeten in dit land, die aan één of de +beide oogen blind zijn. En dit is niet de blindheid, zooals wij ze +kennen, maar eene blindheid veroorzaakt door het uitsteken der oogen. O! +ik verzeker u, 't is afschuwelijk, wanneer ge daarvan praten wilt, die +donkere, fiere, dikwijls eerwaardige gezichten met ledige oogholten. Het +is een aanblik, die zeer doet.</p> + +<p>De luitenant en Dries rilden.</p> + +<p>Men was intusschen de marktplaats Soc-di-Barra genaderd. Het was een +uitgestrekt terrein op de glooiing van een heuvel, rijzend en dalend, +hier een eind vlak, daar vol putten. Halverwegen de helling werd men +vier witte muren gewaar. Het was het graf van een heilige. Hoogerop lag +het kerkhof. Aan den voet op het vlakke gedeelte zat een troep Arabische +vrouwen, allerhande groenten en fruit te koop hebbende, die vóór haar +lagen tentoongesteld. Het terrein rondom het graf van den heilige was +ingenomen door een troep kameelen en kameeldrijvers, die onder de +schaduw der enkele vijgen- of aloëboomen, die hier en daar verspreid +stonden, rustig lagen of neergehurkt zaten te droomen. Het liep reeds +tegen den <span class="pagenum" title="23"> </span><a id="p_23"></a>avond. De hemel, rood van de ondergaande zon, kleurde alles +in gouden gloed. Die rosse stralen verlichtten de tenten der Arabieren +op het hooge gedeelte der helling, verlichtten de Arabieren, die, in +hunne witte mantels gehuld, onbeweeglijk als beelden op het kerkhof +stonden, en gaven aan het geheel zoo'n echt Oosterschen glans, zoo'n +schilderachtig effect, dat onze vrienden opgetogen van bewondering +bleven staan. Bovendien heerschte hier niet die vervelende drukte van +onze marktplaatsen. Stilte en rust lagen over alles uitgespreid; 't was +alsof men eene schoone schilderij voor zich zag.</p> + +<p>De kapitein was de eerste, die de stilte afbrak.</p> + +<p>—Komaan, vrienden! zeide hij; laten we hier niet blijven staan, er valt +voor ons nog veel te zien; voorwaarts, opdat de nacht ons niet +overvalle.</p> + +<p>—'t Is ook zoo schoon, sprak luitenant Frank, kijk, kapitein! dit +tafereel verzoent mij weder met al het onaangename, dat ik vandaag heb +gezien.</p> + +<p>—Ik geloof het gaarne, antwoordde de kapitein, gij zegt dat zeer +terecht. Enkele schoone verheven tafereelen binden den reiziger aan +de overigens onbeschaafde landen. En 't is goed, dat alles bij zijne +schaduw- ook zijne lichtzijde heeft, anders zou er thans, voorwaar! niet +zooveel bekendheid bestaan omtrent vreemde landen, volken en toestanden. +Maar komaan! laten we eens zien wat daar voorvalt.</p> + +<p>Dit zeggende, begaf de kapitein zich naar eene plek, waar een troep +volks rondom een ouden Arabier geschaard stond. Hij vertelde. Het was +een knappe kerel, met donkere gelaatskleur, heldere fonkelende oogen +en langen grijzen baard. Hij had een wit kleed aan, om het hoofd +saamgebonden met een kemelsharen koord. Twee muzikanten begeleidden +hem, op eene zachte klagende manier, met eene fluit en eene trom. Hij +begon, zooals altijd, met een gebed, en daarna volgde het verhaal. Zijne +heldere stem, gepaard aan eene langzame, duidelijke voordracht, deed hem +op verren afstand verstaan. Zijne bewegingen waren vol vuur en leven, +en gaven zoo duidelijk de verschillende voorvallen weer, dat onze +Hollanders, hoewel de taal niet verstaande, nochtans gevoelden en +begrepen wat hij sprak.</p> + +<p>—Hij verhaalt van een <ins class="corr" id="corr7" title="Bron: krijgstocbt">krijgstocht</ins>, zeide de kapitein, let op hoe +duidelijk hij alles voordraagt. Zie, hoe hij den uittocht ten strijde +weergeeft met het gejubel van de stamgenooten, die den strijders geluk +toewenschen op hun tocht. Hoor, hoe hij den marsch teekent, hoe hij +verhaalt, waarmede de krijgers zich op den marsch bezighielden met +fantasia of lab-el-barode, dat verrukkelijke spel, <span class="pagenum" title="24"> </span><a id="p_24"></a>dat elke beweging +van den strijd vertoont. Zie, alles geeft hij even duidelijk, even +bewonderenswaardig weer: het stil naderen om den vijand te overvallen, +het beraadslagen hoe den aanval te doen, het geweldige van den +onverhoedschen aanval, het verschrikkelijke van het gevecht, de +wanhopige woede van den vijand, die zijne bezittingen en zijn leven ten +duurste verdedigt, de overwinning, het verbranden van het vijandelijke +dorp, en eindelijk den triumftocht naar huis, waar men met gejuich wordt +ingehaald. Hoor, hoe zijne laatste woorden wegsterven in de <ins class="corr" id="corr8" title="Bron: omstuimige">onstuimige</ins> +bijvalsbetuigingen van het publiek.</p> + +<p>—Ja, dat is onnavolgbaar, dat is verrukkelijk schoon, riep de luitenant +uit.</p> + +<p>Intusschen was de kring van toehoorders uiteengegaan en onze luitenant +bood den verhaler een geldstuk aan, dat de Arabier met trotsche +waardigheid aannam.</p> + +<p>Na eenige oogenblikken rondgekeken te hebben, nam ons gezelschap den +terugtocht naar de stad aan. In een der poorten, die men doorging stond +een heilige tegen den muur geleund om giften in te zamelen. Het was een +stevige kerel met een allergemeenst uitzicht. Met de oogen strak in de +lucht starend, scheen het alsof hij niets zag van hetgeen er nevens hem +omging. Slechts nu en dan, als iemand hem met eerbied naderde, stak hij +met een onverschillig gebaar de hand uit en nam de gift aan die men hem +gaf. Toen onze vrienden onder de poort waren gekomen, sloeg de heilige +de oogen op hen en zag hen onbeschaamd aan. De luitenant, dit voor het +zwijgende verzoek om een aalmoes aanziende, nam, aan eene opwelling van +edelmoedigheid gehoor gevende, een handvol floe's, een koperen munt ter +waarde van nog geen halven cent, en wierp ze den man in de hand. Dries +den kerel, wiens aanhoudend onbeschaamd aangapen hem vertoornde, +willende dwingen voor zich te zien, beantwoordde dat met eene even +minachtenden uitdagenden blik, toen de heilige op eens een stap +voorwaarts deed en Dries in het gelaat spoog.</p> + +<p>Dat was te veel voor Dries. Als een woedend dier sprong hij op den +heilige toe, en hem met de linkerhand bij de keel grijpend, gaf hij hem +met de andere een vuistslag tusschen de oogen, die hem zeer alledaags +tegen den muur deed tuimelen. Doch bijna nog voor hij gevallen was, +sprong de schurk op en zijn knuppel opheffend, was hij gereed Dries een +wel gemikten slag toe te brengen, toen deze, den slag ziende aankomen, +snel bukte, den kerel bij de beenen greep en hem met een hevigen smak op +den grond wierp. In een oogwenk had hij hem nu zijnen knuppel afgenomen +en <span class="pagenum" title="25"> </span><a id="p_25"></a>bleef in afwachting of de heilige soms een tweeden aanval zou wagen.</p> + +<p>Verbaasd en verschrikt tevens waren de kapitein en de luitenant getuigen +geweest van dit tooneel. Het had zich zoo snel toegedragen, dat het +gebeurd was eer men nog goed de toedracht der zaak wist.</p> + +<p>—Zie zoo, zeide Dries, die fielt zal vooreerst genoeg hebben van een +fatsoenlijk mensch in het aangezicht te spuwen. Zoo'n schobbejak! Kijk +luitenant, mijne handen jeuken om hem de hersens in te slaan.</p> + +<p>De kapitein en de luitenant hadden al hunne overredingskracht noodig om +Dries tegen te houden, en deze was zelf zoo wijs den kerel den rug toe +te draaien en mede te gaan.</p> + +<p>Maar toen men wilde voortgaan, verhief zich een dreigend gemompel uit +den volkshoop, die intusschen de poort had gevuld, en in een oogenblik +waren onze vrienden omsingeld door een troep havelooze vagebonden, die +de vuisten balden en woedende blikken op hen wierpen.</p> + +<p>—<span xml:lang="fr">Parbleu!</span> mompelde de kapitein, dat ziet er gek uit; op mijn woord dat +canaille is tot alles in staat. Wij hebben hunnen heilige geslagen en +dat volk is duivels verzot op die gewaande gekken.</p> + +<p>—Welnu, zeide de luitenant, wij moeten er toch door.</p> + +<p>—Dat spreekt vanzelf, zei Dries; komaan, ik heb heel veel lust dat +canaille eens door elkaar te slaan.</p> + +<p>De kapitein maakte eene beweging om voort te gaan, doch niemand +verroerde zich. In dien levenden muur was geen doorgang te vinden.</p> + +<p>—Uit den weg, riep de kapitein, uit den weg, schurken! doch het hielp +niets.</p> + +<p>—Ha! riep op eens de luitenant, Goddank we zijn gewapend, ik was het +haast vergeten. Neem aan, kapitein, spoedig neem aan! En hij duwde hem +eene geladen zesloopsrevolver in de hand, waarvan hij er twee bij zich +had.</p> + +<p>Toen spanden onze twee vrienden den haan en, de revolvers opheffende, +richtten zij dien op den troep, terwijl Dries, zijne knots opheffend, +een stap voorwaarts deed.</p> + +<p>—Terug, donderde de kapitein, terug! schooiers, of bij Allah ik zal je +doodschieten als honden.</p> + +<p>Op het gezicht van die kleine maar vreeslijke wapens begonnen de +Marokkaansche straatslijpers bevreesd te worden, en daar de kleine troep +steeds nader schreed, deinsden de voorsten terug. Doch de achtersten uit +den hoop, de voorste rijen als een schild voor zich hebbend, drongen op.</p> + +<p><span class="pagenum" title="26"> </span><a id="p_26"></a></p> + +<p>Toen, bevreesd van de been te geraken, legden de luitenant en de +kapitein aan en gaven vuur. Dit deed uitwerking; een kerel werd in den +schouder getroffen, en een ander een stuk van het oor afgeschoten. Nu +werden ook de achtersten door vrees bevangen en de troep begon te +wijken.</p> + +<p>Dit ziende en woedend over de ondergane beleediging en het oponthoud, +sprong Dries naar voren en met beide handen zijnen knuppel zwaaiend, +liet hij dien zoo gevoelig op de hoofden en schouders der Muzelmannen +neerkomen, dat de aftocht in eene razende vlucht overging, terwijl Dries +maar aanhoudend als een bezetene rondsprong en er op in sloeg.</p> + +<p>Ondanks het gevaarlijke van hunnen toestand ter nauwernood verdwenen +was, konden de luitenant en de kapitein zich niet houden van het lachen +en proestten zij het uit, zich echter haastende den al te ijverigen +vervolger in te halen en met zich mede te nemen.</p> + +<p>Men was nu spoedig in het logement aangeland, waar men nog bijna den +geheelen avond den vroolijken aanstekelijken lach van den Franschman +hoorde weerklinken, die zich telkens dien overgang van het gevaarlijke +tot het bespottelijke voor den geest riep en eindigde met te +zeggen:—<span xml:lang="fr">Parbleu!</span> beste vriend, wij hebben ten minste ons eerste +avontuur gehad. Maar weet ge wel, Dries, dat die Marokkanen u een +grooten dwaas vonden om zoo den zegen van den heilige te versmaden?</p> + +<div class="chend"></div> + +<h2><a id="IV"></a>IV.</h2> + +<p class="subh2">DE NIEUWE REISGENOOT.—SELAM, DE GIDS.</p> + +<p>Na een verblijf van drie weken te Tanger, en die stad bezocht en +bezien te hebben tot in de afgelegenste wijken, na van verschillende +interessante voorvallen getuigen te zijn geweest, na eindelijk eene +inleidende studie tot de kennis van het land en de bewoners gemaakt te +hebben, begon luitenant Frank er zeer naar te verlangen de reis naar Fez +te beginnen, en ook Dries, die met Tanger geenszins ingenomen was en wel +het minst met hare heiligen, had reeds herhaaldelijk zijn verlangen te +kennen gegeven, die duivelsche stad <span class="pagenum" title="27"> </span><a id="p_27"></a>te verlaten en wat meer van Marokko +te zien dan nauwe smerige straten, witte muren en krankzinnige heiligen.</p> + +<p>Het was des avonds op de kamer van Frank, toen ons drietal gezellig bij +elkaar zittende onder het rooken van eene sigaar en het genot van een +glaasje vurigen Spaanschen wijn, dat de luitenant zijn stellig voornemen +om over eenige dagen den tocht naar Fez aan te nemen, aan den kapitein +mededeelde en hem verzocht zijne hulp te verleenen in het zoeken van +flinke kameeldrijvers en een gids, op wien men kon vertrouwen.</p> + +<p>—Gij weet, zeide de kapitein, dat gij steeds over mij kunt beschikken +en ik u niet zou laten vertrekken zonder verzekerd te zijn, dat gij een +gids en kameeldrijvers hadt, op welk gij volkomen kunt vertrouwen, want +ik weet hoe gevaarlijk uw tocht is. Het is dus tevergeefs geweest, dat +ik u gesmeekt heb af te zien van die gevaarvolle reis, die men slechts +als door een wonder kan volbrengen?</p> + +<p>—Mijn besluit is onherroepelijk genomen, zeide de luitenant. Spreken +wij daarover dus liever niet meer; het zou toch tot niets leiden.</p> + +<p>—Welnu, zeide de kapitein, daar gij het verlangt, zwijg ik er verder +over, en wij zullen ons dus bepalen tot het maken van toebereidselen +voor onze reis.</p> + +<p>—Onze reis, sprak de luitenant vragend, onze reis?</p> + +<p>—Wel ja, <span xml:lang="fr">parbleu!</span> wat wilt ge dat ik anders zeg, riep de kapitein uit, +onze reis, natuurlijk! Of dacht ge dat ik u alleen zou laten gaan, +alleen naar Fez; gij, hier met alles geheel onbekend. Gij hebt een +fraaien dunk van mij. Neen, wat men ook zeggen moge, nooit zal men +zeggen, dat kapitein <span xml:lang="fr">Daumas</span> zijne vrienden in den steek heeft gelaten, +en dat nog wel vrienden, aan welke hij het leven verschuldigd is. Wel +mijne vrienden! weet ge wel, dat ik alleen mede zou gaan om in de +gelegenheid te zijn mijne schuld aan u af te doen.</p> + +<p>—Maar, kapitein! riep de luitenant uit, dat gaat niet. Gij kunt niet +met ons medegaan!</p> + +<p>—Neen, zeide Dries, de luitenant heeft gelijk, omdat wij nu eenmaal +hebben besloten onze huid te wagen op eene reis naar Fez, is dat nog +geene reden voor u om hetzelfde te doen.</p> + +<p>—Komaan, zei de kapitein, het wordt hoe langer hoe mooier. Ik val in +zee, ik, die niet goed genoeg kan zwemmen om mijzelven te redden. +Iemand, die mij in het geheel niet kent, die niet weet wie ik ben, stort +zich onversaagd in zee en hij redt mijn leven. Mijn redder en zijn +vriend, die hetzelfde voor mij zou hebben gedaan, als het noodig ware +geweest, gaan op reis.... tot zoover <span class="pagenum" title="28"> </span><a id="p_28"></a>gaat alles goed; doch nu komt het +fraaie van de zaak. Op die reis namelijk, waar het kogels en sabelhouwen +zal regenen, wil men mij beletten mee te gaan, terwijl ik mogelijk eene +uitmuntende gelegenheid zal vinden om mijne schuld af te doen. Neen, ik +zeg op mijne beurt: dat gaat niet aan!</p> + +<p>—Ba! zeide Dries, 't is wat, om even in zee te springen en een nat pak +te halen om iemand een handje te helpen.</p> + +<p>—Dries heeft gelijk, sprak nu de luitenant, hetgeen hij voor u deed, +zouden wij voor elken in levensgevaar verkeerenden persoon hebben +gedaan, en wij kennen u reeds genoeg om hetzelfde van u te verwachten. +Het is daarom overbodig u noodeloos aan gevaar bloot te stellen. +Bovendien zijn wij beiden ongehuwd, sneuvelen wij op onzen tocht, +niemand zal aan ons veel verliezen, terwijl gij daarentegen kinderen +hebt.</p> + +<p>—Luistert, vrienden! hernam de kapitein, ik zeg u eens voor al, dat ik +mede ga, daarvan zal niets mij afbrengen, bespaart dus uwe pogingen; +evenmin als ik zal trachten u van uw voornemen af te brengen, evenmin +verwacht ik dat van u, wat mij betreft, en daarmede basta! De zaak is +dus beklonken; hier hebt gij mijne hand, vrienden! beschouwt mij van nu +af als een wapenbroeder, als een boezemvriend!</p> + +<p>En door de opgewonden, doch beslissende taal van den kapitein getroffen +en overtuigd van het vruchtelooze van verdere pogingen, drukten de +luitenant en Dries krachtig de hun toegestoken hand.</p> + +<p>Toen vulde de kapitein de glazen, en het zijne opnemende zeide hij:—Ik +drink op onze vriendschap in de eerste plaats, en op het goed gelukken +onzer gewaagde onderneming in de tweede. En <span xml:lang="fr">pardieu!</span> ik drink ook op de +avonturen, die wij zullen hebben, want daaraan zal het ons niet +ontbreken.</p> + +<p>Met geestdrift werd de toost beantwoord door den luitenant en Dries, die +werkelijk zeer verheugd waren over het besluit van den kapitein.</p> + +<p>—Nu dit alzoo besloten is, zullen wij een oogenblikje praten over de +toebereidselen voor de reis, sprak de luitenant<ins class="corr" id="corr9" title="Niet in Bron.">.</ins></p> + +<p>—Juist, zeide de kapitein, zich achterover op de rustbank werpende en +met welbehagen zijne sigaar rookend, laten wij eens rustig de zaak +bespreken.</p> + +<p>—Ten eerste, begon de kapitein, is 't een vereischte dat we een gids +hebben, die de drie zeldzame eigenschappen in zich vereenigt van eerlijk +en trouw te zijn en goed met den weg bekend; kortom een man van +ervaring, aan wien wij ons leven veilig kunnen toevertrouwen.</p> + +<p><span class="pagenum" title="29"> </span><a id="p_29"></a></p> + +<p>—Ja, viel de luitenant hem in de rede, maar waar dien te vinden?</p> + +<p>—Ik erken de moeilijkheid, vervolgde de kapitein, om een persoon te +vinden zooals wij dien wenschen, en toch vermeen ik daarin spoedig te +zullen slagen, zoo hij niet reeds is gevonden.</p> + +<p>—Hoe! riep de luitenant, gij zoudt reeds zoo'n gids kennen?</p> + +<p>—Misschien, sprak de kapitein lachend, doch laten we de huid niet +verkoopen vóór de beer geschoten is. De zaak is deze: Ik heb een +bediende, die mij zeer trouw is. Mohammed, zoo heet hij, is een +jonge Moor, dien ik uit de diepste armoede heb opgebeurd, zoodat hij +thans een bekwaam, aan mij verknocht bediende is. Gedachtig aan zijne +vroegere ellendige levenswijze, betoont hij mij steeds de oprechtste +toegenegenheid. Ik geloof dat de kerel zich voor mij in stukken zou +laten houwen. Toen ik uw stellig besluit vernam, was dadelijk mijn plan +gevormd om mee te gaan, en ik heb Mohammed toen eens gevraagd, of hij +ons ook een goeden gids kon bezorgen. Zich herinnerende dat een vriend +zijner kindsheid thans te Tanger moet wonen, is Mohammed er dadelijk op +uitgegaan om dien te zoeken en ziehier met welk bericht hij terugkwam.</p> + +<p>—Selam, de vriend van Mohammed, was werkelijk door hem uitgevorscht. +Na de blijdschap van het wederzien had Mohammed zijnen vriend gevraagd, +wat hij voor den kost deed. Selam nu zag er vermagerd en behoeftig uit, +wat Mohammed dadelijk opmerkte. In 't kort verhaalde Selam nu, hoe hij +eene goede betrekking had gehad als geleider van de karavanen tusschen +Tanger en Fez. Maar eenige maanden geleden was hij doodziek van Fez +teruggekeerd en eerst kort geleden hersteld. In afwachting van weer +zijne vroegere betrekking te aanvaarden, verdiende hij een handvol +floe's daags met het dragen van pakken, het verrichten van boodschappen +enz. Toen Mohammed hem verhaalde, dat wij naar Fez wilden gaan en een +gids behoefden, viel de arme duivel bijna voor Mohammed op de knieën<ins class="corr" id="corr10" title="Bron: .">,</ins> +hem bezwerende toch zijn best te doen, dat wij hem in dienst zouden +nemen. Mohammed zegt voor hem in te staan als voor zichzelf, ik geloof +dus dat wij niet beter kunnen doen, dan dezen Selam bij ons te laten +komen.</p> + +<p>Dit onverwachte geluk kon niet anders dan toejuiching vinden bij den +luitenant, en hij drong er op aan dat Mohammed zijn vriend terstond zou +gaan halen.</p> + +<p>Zoo gezegd, zoo gedaan! Na verloop van een kwartier verscheen Selam. +'t Was een fraaie jongeling, mager maar gespierd, vlug en sterk. Zijne +sprekende oogen keken vriendelijk, trouwhartig en eerbiedig op ons +drietal, van wien hij zijn geluk verwachtte. Hij <span class="pagenum" title="30"> </span><a id="p_30"></a>sprak en gesticuleerde +vol leven en met groote drift, waardoor zelfs de minst gewichtige zaak, +door hem besproken, iets scheen te zijn waarvan leven en dood afhangen.</p> + +<p>De kapitein vroeg hem naar den weg, dien hij zou aanraden te volgen. +Selam begon haastig te spreken. De weg langs Had-el-Garbia, en Tleta +de Reissana over Alkazar-el-Kibir enz.,—en Selam somde eene menigte +dier namen op, door het land der Beni-Hassen over Zeguta en Tagat—was +die, welken men gewoonlijk nam en dien Selam op zijn duimpje kende. +Hij achtte dezen weg de beste te zijn. Wel lag daar het land der +Beni-Hassen, hetgeen hem eenige zorg baarde, maar hij hoopte dat een +kleine karavaan, met omzichtigheid reizende, de aandacht dier roovers +zou ontgaan; en was dat niet het geval, dan vertrouwde hij, dat men +het niet zou durven wagen een karavaan, waarbij zich een kapitein van +het Fransche leger bevond, lastig te vallen. Daarom ried Selam aan de +uniform op reis te dragen, dat zou, waar men kwam, ontzag inboezemen en +dan, meende hij, zou het wel gaan. Ook ried hij luitenant Frank aan, +zich in uniform te steken of die ten minste, zoo hij de voorkeur gaf +aan eene gemakkelijkere kleeding, op reis mede te nemen om zich bij +voorkomende gelegenheden daarin te vertoonen.</p> + +<p>Na eene korte beraadslaging werd er besloten Selam aan te nemen; diens +gunstig voorkomen en vooral zijne bekendheid met Mohammed waren van +grooten invloed op het besluit onzer vrienden.</p> + +<p>Toen de kapitein aan Selam dit besluit mededeelde, kwamen den braven +jongen de vreugdetranen in de oogen:—Allah zal u zegenen, heer! zeide +hij, gij redt mij en mijne vrouw van diepe ellende. En de opgewonden +jongeling zwoer met een plechtigen eed hen trouw te zullen dienen.</p> + +<p>Aan Selam werd nu de zorg opgedragen om twee kameelen met drijvers te +huren, alsmede een paar muilezels. Van nu af in dienst gesteld, ontving +Selam een geschenk in geld, om zich gereed te maken voor de reis en +om zijn gezin gedurende zijne afwezigheid van het noodige te kunnen +voorzien. Ook moest hij zich voortaan elken dag in het logement bij +Mohammed aanmelden, om te vernemen of men zijne diensten ook noodig had +en rapport te brengen van den stand der toebereidselen. Eindelijk ging +de verheugde Selam heen en verliet met zijn boezemvriend Mohammed het +hotel om in zijne woning feest te vieren over het onverwachte geluk.</p> + +<p>Ons drietal, tevreden over de zoo spoedige en gelukkige beslissing van +een der voornaamste punten van hun programma, beschouwde dit als een +gunstig voorteeken, en met onderling goedvinden werd de afreis tegen den +20<sup>sten</sup> Mei vastgesteld.</p> + +<p><span class="pagenum" title="31"> </span><a id="p_31"></a></p> + +<p>—Dus zullen wij over zes dagen vertrekken? zeide de kapitein, toen +Selam en Mohammed hen hadden verlaten.</p> + +<p>—Ja, zeide de luitenant verheugd, eindelijk zullen we dan dien veel +besproken tocht ondernemen.</p> + +<p>—Ik zal voorloopig eens uitzien naar een vriend, die ons een paar goede +paarden bezorgt, zeide de kapitein, en ga mij voorzien van een +zakboekje, om een klein journaal aan te leggen.</p> + +<p>—En ik, zeide de luitenant, ga mijn schetsboek opzoeken en mij voorzien +van het noodige om insecten en kruipende dieren te kunnen bewaren.</p> + +<p>—Zoo, zeide de kapitein, gij teekent, gij zijt dus ook <span xml:lang="fr">artiste</span>?</p> + +<p>—O neen! antwoordde Frank, zoo ver heb ik het nooit kunnen brengen; +maar ik houd er van om wat ik schoon vind uit te teekenen, al is het dan +ook vrij gebrekkig. Die schetsen zijn voor mij evenzoovele herinneringen +aan de plaatsen, waar ik ben geweest. Reeds heb ik dat in mijn geliefd +vaderland gedaan. Des winters bij den haard in het gezellig vertrekje in +den Haag genoot ik, wanneer ik mijn schetsboek doorbladerde, nogmaals en +wie weet voor de hoeveelste maal, hetzelfde genoegen, dat ik gesmaakt +had bij het aanschouwen dier schoone plekjes in de schilderachtige +omgeving mijner woonplaats.</p> + +<p>—Ja, dat kan ik begrijpen, zeide de Franschman<ins class="corr" id="corr11" title="Bron: ,">.</ins> Ook mij is het wèl, +wanneer ik het een of ander tafereel uit mijn vaderland zie, dat ik ken, +dat ik heb aanschouwd.</p> + +<p>—Daar iedereen wat gaat verrichten, zal ik ook wel wat dienen te doen, +zeide Dries. Ik ga dus onze wapens eens onderhanden nemen, luitenant! +want, als ik mijnen ooren goed den kost heb gegeven, geloof ik, dat wij +ze noodig zullen hebben. Ik zal ze dan ook eens <ins class="corr" id="corr12" title="Bron: terdeeg">terdege</ins> nazien, want, +gij kunt het gelooven of niet, maar mijn huid is mij nog tamelijk veel +waard.</p> + +<p>—Goed zoo! zeide de kapitein. Ja, ik zal Mohammed ook gelasten onze +wapens in orde te brengen. Gij kondt wel eens gelijk hebben, Dries! ik +geloof ook niet, dat wij overal even gerust en veilig zullen slapen als +hier. Maar morgen zullen wij verder beraadslagen, want ge zult zien, dat +gij het in de laatste dagen druk zult hebben; het voornaamste komt ons +gewoonlijk het laatst in de gedachte. En nu, rust wel waarde luitenant! +en droom niet te veel, over de Beni-Hassen en Fez. En na hen de hand te +hebben gedrukt, verwijderde zich de kapitein lachend.</p> + +<div class="chend"></div> + +<p><span class="pagenum" title="32"> </span><a id="p_32"></a></p> + +<h2><a id="V"></a>V.</h2> + +<p class="subh2">NAAR FEZ.—DE KAPITEIN VERHAALT ZIJNE GESCHIEDENIS.</p> + +<p>Wat al drukte gaven die zes dagen vóór de afreis aan onze reizigers. +Ieder had het even volhandig. De kapitein haalde bij zijne hem bekende +landgenooten te Tanger de huizen bijna 't onderste boven om naar +boeken te zoeken; hij snuffelde in alle hoeken en doorbladerde alle +tijdschriften om te zien, of er niet het een en ander in stond, dat hem +van dienst kon zijn. Overal won hij berichten in, belegerde het huis van +den Franschen consul om zijne verslagen en rapporten te mogen inzien, +praatte met alle Mooren, liep honderden malen op één dag het logement in +en uit, en sloot zich uren lang op in zijne kamer om het een of ander +boek vliegend door te lezen of in zijn journaal bladen vol +aanteekeningen te schrijven.</p> + +<p>Niet minder druk had Dries het. Hij onderwierp alle wapens aan een +streng onderzoek, beproefde nu eene revolver dan weder een geweer +of hield in zijne eenzaamheid een spiegelgevecht, bulderde tegen +denkbeeldige Arabische roovers en scherpte de sabels. Zijne tafel lag +den geheelen dag vol met allerlei fragmenten van uit elkaar genomen +wapens, schroefjes, oliefleschjes, lappen enz. De Moorsche bedienden, +die zijne kamer in orde brachten, keek hij met wantrouwende oogen aan, +als zij de tafel naderden en bedreigde hun met de zwaarste straffen, als +zij er aan durfden te komen.</p> + +<p>Geheel verschillend van hen, hield de luitenant zich op zijne gewone +bedaarde manier bezig; hij maakte zijn teekengereedschap in orde, deed +zijne verschillende soorten van insectenspelden in doosjes en bracht +de doozen in orde om de diertjes er in vast te steken, pakte eenige +sterke flesschen met spiritus, om het kruipend gedierte in te bewaren, +voorzichtig in; kortom, hij hield zich bezig met de toebereidselen voor +zijne liefhebberijen en had bij dat alles nog tijd genoeg over voor +herhaalde beraadslagingen met Mohammed en Selam over de maatregelen voor +de reis.</p> + +<p>Ook deze twee zaten evenmin stil. Zij toch, beter bekend met hetgeen +er noodig zou zijn, moesten zorgen voor goede lastdieren, drijvers, de +noodige mondbehoeften en alle verdere kleine, maar voor Europeanen +onontbeerlijke zaken.</p> + +<p>Eindelijk was dan de dag van het vertrek aangebroken en verliet <span class="pagenum" title="33"> </span><a id="p_33"></a>de +kleine, maar vroolijke stoet Tanger door de poort van den Soc-di-Barra, +begeleid door eene bende nieuwsgierige straatjongens, die rondom den +stoet heendraafden, dan voor, dan achter, allerlei kreten uitstootend, +en een troep nieuwsgierige leegloopers waarvan Tanger in ruime mate is +voorzien.</p> + +<p>De optocht werd geopend door twee kameelen met hunne drijvers, beladen +met alles wat voor de reis noodig was; daarachter volgden Selam en +Mohammed op een paar fraaie sterke muilezels, terwijl onze drie vrienden +den trein sloten, gezeten op die kleine Marokkaansche paardjes, die er +zoo onooglijk uitzien, maar zoo uitmuntend zijn voor de diensten, die +van hen worden gevorderd. De heldere levendige oogen en de wijd geopende +neusgaten geven hun een fraaien kop, en de nauw merkbare kromming der +scheenbeenderen is oorzaak van die bijzondere elasticiteit, die hunne +bewegingen kenmerkt. Wat de reizigers zelven betrof, aller gelaat drukte +tevredenheid, zoo niet vreugde uit. De twee kameeldrijvers naast hunne +kameelen loopende, zongen die eentonige wijs, die hun allen eigen is en +waardoor hunne dieren zoo uitmuntend in een gelijkmatigen stap blijven. +Selam op zijn witten muilezel schertste vroolijk met Mohammed en op +beider aangezicht lag een glans van vergenoegen. Onze drie vrienden +eindelijk gaven zich met alle vreugde over aan dat bekoorlijke +geheimzinnige, eigen aan een tocht door een nagenoeg onbekend land; zij +praatten druk en lachten overluid over het vreemde, dat men zou zien, +over de genoegens der reis en bovenal over de aanstaande avonturen.</p> + +<p>Selam, die aan de drijvers van te voren den weg, dien men moest gaan, +had aangegeven, kon gerust op zijne plaats blijven, doch hij liet +evenwel telkens zijne oogen over alles gaan.</p> + +<p>Het was laat op den middag, nadat de grootste hitte voorbij was, toen +men zich op weg had begeven. Het eerste gedeelte der landstreek was +weinig belangwekkend; het pad liep over een heuvelachtig terrein, overal +begroeid en bezaaid met dwergachtige en doornachtige heesters en +steenblokken. Hier en daar was een kleine heuvel met een groepje palmen +of een enkele aloë bezet. Nu en dan ontmoette men een paar Arabieren of +Mooren en een weinig verder een troepje kameelen, die naar Tanger +gingen. Allen riepen het reisgezelschap den gewonen groet toe: »Vrede +zij op uwen weg!”</p> + +<p>Zoo ging men voort. De zon begon onder te gaan en hulde alles in +goudgloed. Eene doodsche stilte lag over alles uitgespreid, die door +niets werd verstoord dan door het geschreeuw van den eenen of anderen +vogel, uit zijne schuilplaats opgejaagd, of door een nachtroofvogel, +<span class="pagenum" title="34"> </span><a id="p_34"></a>die krijschend rondvloog. De nacht viel snel en eer men er op bedacht +was, was het bijna volkomen duister. Selam liet halt houden op de +helling van een lagen heuvel. De kameelen knielden neer, en geholpen +door Selam en Mohammed hadden de drijvers spoedig de twee tenten, die +men medevoerde, opgeslagen.</p> + +<p>Het was een schoone nacht. De hemel prijkte met eene verblindende +sterrenpracht. De warmte van den dag had plaats gemaakt voor eene +aangename koelte. Het voorhang der tent was open, waardoor men het van +sterren schitterende firmament bespeurde. De kameelen lagen te slapen +en de paarden en ezels, op eene rij geschaard, stonden te droomen of te +dommelen of lagen rustig neer. In de kleine tent lagen de drijvers te +slapen en vóór de tent zaten Selam en Mohammed, de twee vrienden hunner +kindsheid, zoolang van elkaar gescheiden en daarom nu zooveel te meer +verheugd onverwacht weder vereenigd te zijn, in een druk gesprek, dat +slechts werd afgebroken als Selam nu en dan oprees, om het kleine kamp +rond te loopen of een wakend oog op de last- en rijdieren te houden. +Bekend met den diefachtigen aard der Arabieren, vertrouwde Selam slechts +zichzelf.</p> + +<p>Het was toen, dat de kapitein zijne reeds lang gegeven belofte nakwam, +om aan zijne vrienden zijn wisselvalligen levensloop te verhalen. De +nacht was zoo heerlijk, dat geen van drieën lust had zich in de armen +van Morpheus te werpen, en met het open voorhang der tent, waardoor de +frissche lucht vrij binnenstroomde, onder het genot van eene fijne +sigaar en een glas Spaanschen wijn ving de kapitein aldus aan:</p> + +<p>—Wanneer gij denkt, mijne vrienden, het verhaal te zullen hooren van +een schitterenden levensloop, van een leven doorgebracht in al de +vermaken en genietingen van de wereldstad, Parijs, dan vergist gij u, +want wat ik u zal verhalen, zijn niets anders dan de lotgevallen van een +armen drommel, dan de lotgevallen van een straatjongen, die kapitein +werd van de Spahi's.</p> + +<p>—Gij verwondert er u over, dat ik zeg een straatjongen te zijn geweest, +helaas! 't is zoo en niet anders. Ik herinner mij, dat mijne ouders zeer +arme, eenvoudige burgerlieden waren. Mijnen vader kan ik mij niet anders +voorstellen dan zooals ik hem steeds heb gezien, den geheelen dag door +aan den arbeid. Over dag en des avonds zag ik hem steeds bij het licht +der lamp over zijn werk gebogen, schrijvende als of zijn leven er van +afhing. En dit was werkelijk de bittere waarheid. Als mijn vader niet +dag aan dag van vóór zonsopgang tot laat in den nacht werkte, hadden +we geen <span class="pagenum" title="35"> </span><a id="p_35"></a>brood. Even druk was mijne moeder altijd bezig met naai- of +borduurwerk. Ik kan mij haar nog zóó goed voor den geest brengen alsof +ze vóór mij stond. Aan dien kommervollen tijd kwam een einde, maar +helaas! een treurig einde. Mijne moeder werd ziek en stierf, wijl het +haar, ondanks hard werken, aan het noodige ontbrak, en mijn goede vader, +die dien harden slag niet kon dragen, stierf twee maanden na haar. +Nog te jong om de ramp te beseffen die mij had getroffen, gold mijne +droefheid minder den dood mijner ouders, dan de verlatenheid en den +honger, die zich deden gevoelen. Na den dood mijns vaders kwam eene oude +tante over. Deze zorgde voor de begrafenis, betaalde met de opbrengst +van het weinige huisraad, de kleine schulden, en nam mij met zich mede.</p> + +<p>—Van dien tijd af is mijne herinnering het levendigst. Deze tante, eene +zuster mijns vaders, was eene streng godsdienstige oude vrijster. Zoo +ik driemaal daags eten kreeg (wat niet altijd zeker was), kreeg ik wel +tienmaal daags slaag, en ik moest den tijd dooden met bijbellezen. Bij +het minste dat ik deed, kreeg ik een vloed van scheldwoorden naar het +hoofd, vermengd met smalende uitdrukkingen over mijne ouders; want, +zooals ik later vernam, mijn vader was zeer tegen den zin zijner familie +met mijne moeder, die een arm maar braaf meisje was, gehuwd. Dit had +zijne geheele verbanning uit de familie ten gevolge gehad, en die +familie belasterde hem bovendien overal zoozeer, dat hij moeite had werk +te vinden. Ik was een kleine en zeer tengere knaap voor mijne jaren, +doch tamelijk driftig van aard. De herhaalde scheldwoorden, die mij +golden, brachten mij tot woede, en de smalende uitdrukkingen over mijne +gestorven ouders <ins class="corr" id="corr13" title="Bron: verbitterde">verbitterden</ins> mij zoo hevig, dat ik +besloot weg te loopen en mij over deze mishandelingen te wreken.</p> + +<p>—Eerst rees de gedachte bij mij op om het huis in brand te steken; doch +bedenkende, dat ik daardoor gevaar liep, niet alleen mijne tante te +treffen, iets waarover ik mij weinig bekreunde, maar ook de dienstboden +en de naburige huizen gevaar liepen, verzon ik iets anders. De tijd van +mijn wraak was bepaald op een Zondag. Ik had nog maar drie dagen voor +mij, want het was Woensdag avond, toen ik mijn besluit had genomen.</p> + +<p>—Zondags ging mijne tante na den middag altijd naar eene godsdienstige +bijeenkomst, die tot laat in den avond duurde. De oude meid en de +knecht, man en vrouw, gingen dan met haar mede en zoo ik goed had +opgepast, genoot ik insgelijks dat voorrecht. Ik zorgde er echter voor +des Zaterdags eenig kattekwaad te doen, <span class="pagenum" title="36"> </span><a id="p_36"></a>waarvoor ik werd gestraft met +het schrijven van eenige kapittels uit den bijbel en het van buiten +leeren van een psalm.</p> + +<p>—De Zondag kwam en mijne tante vertrok met hare dienstboden, mij alleen +achterlatende. Zoodra ik verzekerd was dat zij weg waren, spoedde ik mij +naar den zolder. Ik zocht en vond de lijn, die voor het drogen van den +wasch diende, en maakte deze vast aan de groote kram, die in het kozijn +van het zoldervenster zat. Ik had mij slechts een voet of tien te laten +afzakken om mij op den muur, die ons huis omgaf, te bevinden, en welke +muur aan den zijkant van het huis niet verder dan op een meter afstand +langs het huis liep. Mijn aftocht aldus verzekerd hebbende, begon ik +mijne wraak ten uitvoer te leggen.</p> + +<p>—Ik had nu en dan een weinig klei heimelijk in huis gebracht; ik had +die voor mijn plan noodig en dus weggestopt in een hoek van den zolder. +Thans was al die klei een groote hoop geworden. Ik ging nu naar beneden +en sloot alle deuren die toegang tot het huis verleenden, en stopte de +openingen onder de deuren en ter zijde goed dicht met klei. De luiken +van den kelder sloot ik eveneens. Toen wierp ik al het beddegoed, alles +wat breekbaar en niet breekbaar was, kortom, al wat ik maar kon vinden +op den grond, en begaf mij naar boven. Boven was de keuken en in die +keuken bevond zich de groote kraan der waterleiding, die de gansche stad +van water voorzag.</p> + +<p>—Na al mijne voorzorgen te hebben genomen en toen ik klaar was om +weg te gaan, was het reeds schemeravond. Toen zette ik de kraan der +waterleiding open na vooraf de opening van het steenen bekken, dat zich +er onder bevond, dicht gestopt en alle binnendeuren opengezet te hebben, +die de verschillende kamers met elkaar verbonden, en ik zette mij op +mijn gemak neder op de treden der zoldertrap.</p> + +<p>—Het water overstelpte weldra het bekken, vloeide er overheen, stroomde +over den vloer der keuken, drong in de drie kamers der bovenverdieping +en vond toen een uitweg langs de trap. Ik was opgetogen van eene +boosaardige vreugde. Welhaast zag ik, mij naar den rand der trap +begevende, dat het water in het benedenhuis wel bijna een voet hoog +stond, en het steeg altijd door. De stoelen geraakten van hunne plaats +en dreven rond. Het eene meubelstuk na het andere, opgetild en +omgestooten door de kracht van het nederstroomende en stijgende water, +plonste in het nat. Matjes, stoven, bankjes, doozen, kortom alles dreef +rond. En intusschen steeg het water aanhoudend en was ik zoo verdiept in +<span class="pagenum" title="37"> </span><a id="p_37"></a>het gelukken van mijn wraakzuchtig plan, dat ik aan geen heengaan +dacht. Maar eindelijk daaraan herinnerd door de heerschende duisternis, +begreep ik dat het daartoe tijd werd, wilde ik niet overvallen worden. +Ik klom naar den zolder en liet mij uit het venster zakken, kwam +gelukkig op den muur en bereikte vandaar met een stouten sprong +ongedeerd den grond.</p> + +<p>Dries zat te grinneken van de pret, die hem deze grap gaf.</p> + +<p>—Toen, zoo vervolgde de kapitein, bevreesd achtervolgd te zullen +worden, liep ik wat ik loopen kon recht voor mij uit. Waar liep ik heen? +Ik wist het niet. Ik liep maar door of de duivel mij op de hielen zat, +aan niets anders denkend dan uit de voeten te komen. Dien nacht kwam er +geen slaap in mijne oogen. Ik liep en liep, totdat ik aan een groot +bosch kwam.</p> + +<p>—Het was winter en de sneeuw lag hoog. Dit vermoeide mij zeer in het +gaan, doch ondanks dat alles liep ik voort, maar thans niet meer zoo +gejaagd als in het begin. De morgen brak aan en met den morgen voelde ik +den prikkel des hongers. Den vorigen dag, vervuld met mijne wraak, had +ik bijna niets gegeten en verzuimd een stuk brood of iets anders mede te +nemen. Ook had ik geen cent op zak. Wat moest ik beginnen? Hoe aan brood +te komen? Eindelijk zag ik in de verte de eerste huizen eener stad. Het +was eene der voorsteden van Parijs. Het bosch, bijna ten einde zijnde, +ontmoette ik een man, die, eenigszins beschonken, mij te gemoet kwam. +Ziende, dat hij tamelijk goed gekleed was, liep ik op hem aan en vroeg +met een smeekend gelaat om brood.</p> + +<p>»Een aalmoes,” zeide de kerel, mij lachend aanziende.</p> + +<p>»Ja mijnheer, ik heb honger,” zeide ik.</p> + +<p>»Wel, wat rare snaak,” riep de kerel uit, »hij heeft honger; kom hier, +kleine aap!”</p> + +<p>—Ondanks deze weinig streelende benaming, trad ik nader. Hij stak de +hand in zijn zak, doch op het oogenblik dat ik dacht iets te krijgen, +gaf de kerel mij een slag in het gelaat. Van woede buiten mijzelf, +viel ik op den kerel aan, die mij, zwakken knaap, met één slag van +zijn gespierden arm gemakkelijk kon vermorzelen, en terwijl hij mij +verachtelijk aanzag en nogmaals een slag toediende, greep ik zijn arm en +beet er in.</p> + +<p>»Kijk, wat leelijk beest,” riep de kerel mij aangrijpend. »Wat een moed +voor zoo'n kleinen aap!” En toen ik niet anders dacht, dan een duchtig +pak slaag te zullen ontvangen, zeide de kerel, op eens van toon +veranderende: »Kijk, je bevalt me. Komaan, ga mee, ik zal je te eten +geven en je kan bij mij blijven.”</p> + +<p><span class="pagenum" title="38"> </span><a id="p_38"></a></p> + +<p>—Geheel verwonderd keek ik hem aan.</p> + +<p>»Ja,” zeide hij, »vind je dat niet goed? Kijk, ik heb bij mijn werk een +jongen noodig, doch niet iedereen bevalt mij. Jij bent nu juist de +rechte; klein, vlug en moedig, dat zijn drie vereischten, die ik juist +zoek. Maar komaan,<ins class="corr" id="corr14" title="Niet in Bron.">”</ins> vervolgde hij, <ins class="corr" id="corr15" title="Niet in Bron.">»</ins>daar ik nog altijd onbeweeglijk +bleef staan, praten we niet langer, maar gaan wij op weg.”</p> + +<p>—Hij nam mij bij de hand en geheel werktuigelijk liet ik mij gewillig +medevoeren. Voor mij bestond er op dat oogenblik slechts één wensch: +mijn honger te mogen stillen; hoe ik dien kon bevredigen, was mij om het +even, als ik slechts te eten kreeg.</p> + +<p>—Wat wilt ge, zeide de kapitein, als het ware zichzelf in de reden +vallende, honger is een scherp zwaard!</p> + +<p>—Wij gingen door eene aantal straten en stegen, allen even morsig, +totdat we in eene smalle, smerige, slecht verlichte straat aankwamen. +Hier hield de kerel stil en opende met den sleutel de deur van een zeer +smal, maar tamelijk hoog huis. Naar het mij voorkwam, was het onbewoond, +en dit was ook werkelijk zoo, in zooverre, dat mijn nieuwe meester de +eenige bewoner was. Het was, zooals ik zeide, een hoog huis; beneden +waren twee vertrekken en een soort van keukentje; op de eerste +verdieping waren twee kamers en op de tweede vier kleine slaapkamertjes +of kabinetjes; daar boven bevond zich de zolder. Waarom mijn leidsman +het geheele huis alleen bewoonde, kon ik toen niet begrijpen; want +behalve beneden, was nergens eenig huisraad te zien. En wat er nog was, +was van het gemeenste.</p> + +<p>—Te huis gekomen, zette mijn nieuwe beschermer mij brood, kaas en wijn +voor, waarvan ik ondanks het vreemde mijner omgeving met graagte at. +Daarna ging mijn meester tegen den avond de deur uit; wanneer hij weerom +was gekomen wist ik niet, daar ik weldra in een diepen slaap verzonk, +waaruit ik niet ontwaakte dan den volgenden middag. Mijn meester was te +huis. Hij sprak weinig tegen mij, en na een paar dagen zoo doorgebracht +te hebben, nam hij mij op een avond met zich mede. Waarheen? Dat zou ik +spoedig tot mijn schrik gewaar worden.</p> + +<p>—Wij gingen eene menigte straten door tot wij in eene afgelegene, zeer +stille straat kwamen. Het was een donkere, koude nacht. Sneeuw, hagel +en regen, voortgejaagd door een scherpen noordenwind, deden mij bijna +geheel verkleumen. Op eens gebood mijn meester mij te wachten en +tegelijk duwde hij mij in de schaduw van een vooruitspringenden muur, +terwijl hij de straat verder in liep.</p> + +<p><span class="pagenum" title="39"> </span><a id="p_39"></a></p> + +<p>—Na eenige oogenblikken keerde hij weder.</p> + +<p>»Alles is in orde,” zeide hij. »Komaan, aan het werk!” en hij liep naar +een raam toe, dat in het steegje uitkwam, na mij bevolen te hebben aan +het begin van het steegje op den grond te gaan zitten in de schaduw van +den muur en hem te waarschuwen, zoodra ik eenig gerucht vernam of iemand +zag aankomen.</p> + +<p>—Toen begreep ik op eens wie mijn meester was; een gemeene dief, +misschien wel een moordenaar. Een oogenblik dacht ik er aan op den loop +te gaan, doch alsof de kerel mijne gedachten ried, zeide hij: »Ga daar +stil zitten en doe wat ik je zeg; zoo niet, bij God! ik zal je aan +riemen snijden, reken daar op!”</p> + +<p>—Wat kon ik doen? Ik was niet verder dan een twintig pas van hem af. +Bij de minste beweging, die ik maakte, zou hij zich op mij werpen en mij +verworgen. Ik begreep dit, toen hij mij in de oogen zag. Toen nam ik +snel mijn besluit, namelijk den huichelaar te spelen, te houden of ik +smaak had in zijn afschuwelijk handwerk en hem zoodoende te blinddoeken +tot de gelegenheid zich opdeed om weg te komen.</p> + +<p>—In minder tijd dan ik zeggen kan, had hij een ruit uitgesneden, stak +den arm door de gemaakte opening en opende de blinden.</p> + +<p>»Is er niets?” riep hij met gedempte stem.</p> + +<p>»Niets,” antwoordde ik.</p> + +<p>»Kom dan hier,” riep hij weder.</p> + +<p>—Ik begaf mij sidderend en al mijn moed bijeenrapend naar den +ellendeling.</p> + +<p>»Kom,” zeide hij, »gij moet hier door. Dit raam komt uit in de +vestibule; wanneer ge daar zijt, doet ge, voorzichtig langs den muur +loopend, een pas of vijf dan zijt ge hier,”—en hij wees mij op den hoek +van het huis, dat den hoek vormde van de straat en het steegje. »Dan +doet ge nog een paar pas rechts en zijt ge aan de deur, die ge moet +openen. Er zijn twee knippen op, de eene van onder<ins class="corr" id="corr16" title="Niet in Bron.">,</ins> de andere in +het midden. Als de sleutel niet op het sloot steekt, moet ge langs den +muur tasten in den hoek of hij daar ook hangt. Bovendien zal er nog een +ketting op de deur zijn, die ge er ook af moet doen. Kunt ge geen +sleutel vinden, dan zal ik hem toch wel openen, doch pas op geen leven +te maken, het zou je het leven kunnen kosten; poog ook niet in het huis +te ontvluchten. Ik zal je in het oog houden; bij de minste beweging om +mij te verraden, verbrijzel ik het raam en zal je de hersens ingeslagen +en mijzelven uit de voeten gemaakt hebben vóór iemand van de bewoners +nog bij je is.—Denk er aan.”</p> + +<p><span class="pagenum" title="40"> </span><a id="p_40"></a></p> + +<p>—Hij duwde mij door de opening. Verlamd van schrik kon ik eerst bijna +geen stap doen, doch zijne ruwe stem deed mij voortschrijden. Ik liep +volgens zijne aanwijzing langs den muur, vond de deur en ontsloot die. +Voor hij binnenkwam<ins class="corr" id="corr17" title=" sloot,">, sloot</ins> hij eerst de blinden +van het raam, en de deur zachtjes dicht doende beval hij mij hem te +wachten. Hij verdween in het huis. Ik hoorde geen ander gerucht dan het +behoedzaam openen en sluiten van deuren. Alles ging even stil in zijn +werk. Na verloop van eenige minuten kwam hij terug een klein pakje in +een zakdoek geknoopt bij zich hebbende. Even stil als wij er in gekomen +waren, verlieten wij het huis en ik haalde eerst gerust adem toen wij +eenige straten verder waren.</p> + +<p>—Te huis gekomen, gelastte hij mij naar bed te gaan. Ik deed zulks, +doch kon niet slapen en besloot mij te houden alsof ik sliep, ten einde +hem te bespieden. Denkende dat ik sliep, begon hij, met een vergenoegden +glimlach op zijn gemeen gelaat, zijn zakdoek te ontknoopen, waaruit +hij eerst eene leederen portefeuille haalde. Hij deed ze open; zij +bevatte eene menigte banknoten. De bandiet kon nauwelijks een kreet +van blijdschap onderdrukken. Voor het overige waren het blinkende +geldstukken, waarmede de zakdoek was gevuld, benevens eenige kostbare +damesversierselen. Toen hij alles goed had bekeken, ging hij naar een +hoek van de kamer waar een hoekkast stond, welke hij verschoof. Alleen +een kerel zoo sterk als hij, was daartoe in staat. De kast omdraaiende +met den rug naar het licht, drukte hij op een pennetje en een gedeelte +van het achterschot sloeg als een klep naar buiten naar beneden om, en +deed mij zien dat de kast een dubbel achterschot had. Hierin verdwenen +de portefeuille en de versierselen. Het geld stak hij bij zich, waarna +hij de kast weder op hare plaats zette. Een oogenblik daarna had hij het +licht uitgedaan en zich in bed geworpen, waar ik hem weldra luide hoorde +snorken.</p> + +<p>—Duizenden gedachten vlogen mij door het hoofd, zonder dat ik tot een +bepaald plan kon komen. Ik sliep zeer onrustig, had allerlei benauwde +droomen en wist maar niet hoe ik weg zou komen.</p> + +<p>—Intusschen begon mijn meester mij meer en meer te vertrouwen. Hij nam +mij meermalen mede om te wandelen of Parijs te bezien, en zoo kwam ik +ten laatste ook in die vuile afschuwelijke krotten van herbergen, die +bezocht worden door het slechtste gespuis van Parijs. Het was daar dat +ik hoorde, wie mijn meester was, namelijk een der grootste, vermetelste, +maar ook der gemeenste schurken van Parijs; men noemde hem »<span xml:lang="fr">l'hyène</span>”, +welken naam hij te danken had aan zijn woesten aard.</p> + +<p><span class="pagenum" title="41"> </span><a id="p_41"></a></p> + +<p>—Zoo gingen dagen, weken en maanden om op dezelfde manier, en +gedurende al dien tijd had ik geen gelegenheid gevonden om te +ontsnappen. Op een avond, nog verschrikkelijker dan die mij inwijdde in +mijn afschuwelijk bedrijf, gingen wij weder op eene onderneming uit. +Hetzelfde had plaats als ik reeds beschreven heb. Mijn meester drong met +mij door in het huis, waar hij, zooals hij zeide, een goeden slag hoopte +te slaan, en had spoedig den buidel binnen. Even stil maakte hij zich +gereed te vertrekken, toen hij onverwachts over iets struikelde. Ik +stond beneden in de kamer bij het raam, waardoor wij binnen waren +gekomen, hetwelk <span xml:lang="fr">l'hyène</span> weder had gesloten, toen ik den slag van zijn +val hoorde. Dadelijk daarop hoorde ik eene stem roepen: »Wie daar?” Eene +worsteling volgde, die slechts kort duurde, en binnen weinige minuten +kwam de bandiet aanloopen. Zijn gelaat was bleek, en haastig verborg hij +een dolkmes. Snel de deur openende vloog hij er uit, en ik volgde hem +doodelijk verschrikt. Op straat pakte hij mij bij den arm en stapte +haastig maar omzichtig voort. Evenals de vorige maal gelastte hij mij te +gaan slapen en na de vruchten zijner diefstal geborgen te hebben, wierp +hij zich gekleed te bed. Doch hij, evenmin als ik, sliep dien nacht.</p> + +<p>—Toen de dag aanbrak en wij hadden ontbeten, keek hij mij onderzoekend +aan. Ik beantwoordde zijn blik kalm en vast. Door mijn voortdurend +huichelen had ik hem volkomen om den tuin geleid. Hij vertrouwde mij +geheel, zooals ge zult zien.</p> + +<p>»<span xml:lang="fr">Pierre</span>,” zeide hij fluisterend, »je hebt zeker begrepen wat er van +nacht is gebeurd, niet waar?”</p> + +<p>»Volkomen, meester!” antwoordde ik, mij geweld aandoende een +lichtzinnigen toon aan te nemen. »Ge hebt er een zijn paspoort gegeven, +papa, niet waar?”</p> + +<p>»Ja,” zeide hij zacht, mij strak aanziende, »de oude werd wakker en ik +kon niet anders, vervloekt!”</p> + +<p>»Komaan, papa, wordt nu niet flauwhartig,” zeide ik, pogende te +glimlachen, »'t is de eerste niet, wel? Drink liever eens; dat spoelt de +zorg weg!”</p> + +<p>»Hoe weet jij dat?” vroeg hij woest.</p> + +<p>»Hoe ik dat weet, nu, die vind ik fraai, alsof papa <span xml:lang="fr">l'hyène</span> niet genoeg +bekend is bij de vrienden in de sociëteit.”</p> + +<p>»'t Is waar,” zeide hij, »'t is niet de eerste; maar, enfin, het doet er +niet toe, wat maakt het uit één meer of minder,”—en hij dronk den eenen +beker wijn na den andere.</p> + +<p>»Goed,” zeide ik, »zoo mag ik u zien, papa! geen weekheid asjeblieft.”</p> + +<p><span class="pagenum" title="42"> </span><a id="p_42"></a></p> + +<p>—Na eenige oogenblikken zwijgens vervolgde hij: »Weet je wat je moest +doen, <span xml:lang="fr">Pierre</span>?”</p> + +<p>»Zeker, als ge het mij zult gezegd hebben,” antwoordde ik.</p> + +<p>»Welnu, hier hebt ge een cadeautje,”—en hij wierp mij een paar +goudstukken toe. »Ga de straat op, bezoek het een of ander koffiehuis en +hoor eens rond wat er van is uitgelekt... begrepen?”</p> + +<p>»Goed,” zei ik, »maar drink toch, papa! of zijt ge afschaffer geworden?”</p> + +<p>»Neen, voor den duivel, dat nooit!” antwoordde hij—en hij dronk; »doch +wees voorzichtig, begrijpt ge?”</p> + +<p>»Wees gerust,” antwoordde ik, en ik vertrok.</p> + +<p>—Alvorens de deur uit te gaan zag ik echter, dat hij reeds tamelijk de +hoogte had.</p> + +<p>—Nu of nooit! dacht ik, toen ik op straat was, en ik begaf mij naar +een koffiehuis. Na een glas wijn besteld te hebben, luisterde ik, een +dagblad in de hand nemende, naar de verschillende gesprekken die er +gevoerd werden. Het duurde niet lang of er kwamen eenige bezoekers +binnen.</p> + +<p>»Dag papa <span xml:lang="fr">Picard</span>!” zei de een tegen den hotelhouder, »hebt ge het nieuws +al gehoord?”</p> + +<p>»Het nieuws?” vroeg de kastelein, »welk nieuws, mijne heeren?”</p> + +<p>»Welnu, komaan, Parijs is er vol van.”</p> + +<p>»Ik weet nog niets,” antwoordde de kastelein, »wat is er dan gebeurd?”</p> + +<p>»Een moord,” zeide een der heeren.</p> + +<p>»Een moord!” riep de kastelein verbaasd.</p> + +<p>»Ja, een moord in de <span xml:lang="fr">Rue de l'enfer</span>. Een braaf oud geneesheer Dr. +<span xml:lang="fr">Hachette</span> is het slachtoffer. Hij is vermoord, na alvorens bestolen te +zijn.”</p> + +<p>»Mijn God, mijn God! hoe afschuwelijk!” riep de kastelein; »die brave +doctor <span xml:lang="fr">Hachette</span>. En heeft men den moordenaar?”</p> + +<p>»Wel ja, die blijft er bij wachten!” zeide een der heeren lachend.</p> + +<p>»Een man die zooveel goed deed,” mompelde de herbergier. »'t Is +afschuwelijk!”</p> + +<p>—Ik wist genoeg. Het koffiehuis verlatende liep ik regelrecht naar de +politiewacht en verzocht den commissaris te spreken. Men liet mij langer +dan vijf minuten wachten. Ik werd ongeduldig. »Zeg,” zeide ik tot een +der wachthebbende agenten, »dat de zaak waarvoor ik gekomen ben spoed +vereischt, en ik niet langer <i>kan</i> wachten.” Een oogenblik daarna werd +ik binnengeroepen. De commissaris, een man met een streng maar +rechtschapen gelaat, ontving mij barsch.</p> + +<p><span class="pagenum" title="43"> </span><a id="p_43"></a></p> + +<p>»Gij schijnt haast te hebben, mijn vriend,” zeide hij norsch, »kondt ge +niet wachten?”</p> + +<p>»Onmogelijk, mijnheer!<ins class="corr" id="corr18" title="Niet in Bron.">”</ins> antwoordde ik.</p> + +<p>»Laat hooren, wat is het? Zeker de eene of andere vechtpartij of een +verloren beurs.”</p> + +<p>»Mijnheer,” zeide ik, »ik kom u spreken over den moord in de <span xml:lang="fr">Rue de +l'enfer</span>.”</p> + +<p>—De commissaris sprong op van zijn stoel.</p> + +<p>»Wat zegt ge,” riep hij, »gij zoudt mij daaromtrent eenige inlichtingen +kunnen geven?”</p> + +<p>»Alle inlichtingen, die ge wilt hebben,” antwoordde ik.</p> + +<p>—Hij keek mij verbaasd aan.</p> + +<p>»Kortom, mijnheer,” zeide ik, »ik kom u den naam van den moordenaar +opgeven.”</p> + +<p>»Wat,” riep hij uit, meer en meer verbaasd, »en die naam?”</p> + +<p>»Is die van <span xml:lang="fr">l'hyène</span>,” zeide ik.</p> + +<p>»Ha,” riep de commissaris, »is het die ellendeling? Wacht vriend, we +hebben nog eene oude rekening te vereffenen, maar die vereffening zal +verschrikkelijk zijn.”</p> + +<p>»Maar hoe weet ge dat?” vroeg hij, »wie verzekert mij, dat gij de +waarheid spreekt?”</p> + +<p>»Ikzelf,” zeide ik, »want ik was bij den moord tegenwoordig.”</p> + +<p>»Gij,” riep hij uit, »ge zijt dan medeplichtig, daar ge hem niet +verhinderd hebt.”</p> + +<p>»Ja, ik was gedwongen medeplichtige, want ik kon den moord niet +verhinderen.”</p> + +<p>»Maar hoe heeft zich dat dan toegedragen?”</p> + +<p>»Mijnheer,” zeide ik, »zoudt gij niet, alvorens ik u dat mededeel, den +moordenaar laten gevangen nemen, want mijn verhaal zal lang zijn.”</p> + +<p>»Ge hebt gelijk,” antwoordde hij, »waar kan men <span xml:lang="fr">l'hyène</span> vinden?”</p> + +<p>—Ik noemde de straat en het nommer, en zeide: »Ik zou u aanraden een +rijtuig te nemen, want de bandiet zal dronken zijn; ik heb hem van den +koppigsten wijn gegeven, die er was.”</p> + +<p>»Goed,” zeide de commissaris, en hij gaf zijne bevelen. »Binnen een +kwartier is hij geknipt,” zeide hij, weder binnen komende en zich +vergenoegd de handen wrijvende. »Welaan, mijn jonge vriend, verhaal als +ge zoo goed wilt zijn.”</p> + +<p>—Toen verhaalde ik hem hoe ik bij <span xml:lang="fr">l'hyène</span> was gekomen, mijne +vergeefsche pogingen om te ontvluchten en eindelijk het voorgevallene +van den afgeloopen nacht. De commissaris geloofde mij volkomen <span class="pagenum" title="44"> </span><a id="p_44"></a>en +beloofde voor mij te zullen doen wat hij kon. Voorloopig wees hij mij +een kamertje aan in het gebouw der wacht, waar ik kon verblijven.</p> + +<p>—Terwijl wij nog aan het praten waren, kwamen de agenten aan met +<span xml:lang="fr">l'hyène</span>. De moordenaar was zoo dronken, dat hij niet wist wat er met hem +gebeurde. Men had de deur opengeslagen en hem smoordronken op den vloer +gevonden; zijne arrestatie leverde dus geene moeilijkheden op. Na het +huis te hebben laten bezetten, begaf ik mij met den commissaris er heen. +Men haalde de kast weg en opende die op mijne aanwijzing; er kwam voor +eene enorme waarde uit aan bank- en ander geldswaardig papier, aan goud- +en zilvergeld en aan kostbaarheden. Langer dan tien jaren had <span xml:lang="fr">l'hyène</span> +zijn vuig handwerk met ongehoord succes gedreven, en de voorwerpen, die +hier voor den dag kwamen, waren die, welke de politie sinds jaren had +gezocht.</p> + +<p>—Gedurende zijn proces, als ik mijne verklaring moest afleggen, scheen +het of <span xml:lang="fr">l'hyène</span> zich op mij wilde werpen om mij te dooden. Doch het waren +juist deze aanvallen van woede, die zijne schuld bewezen. Ten laatste +bekende de schurk dan ook met eene onbeschofte koelbloedigheid en op +uittartenden toon. Zijne veroordeeling volgde nu spoedig; de ellendeling +ging voor levenslang naar de galeien.</p> + +<p>Hier hield de kapitein een oogenblik op.</p> + +<p>—Verduiveld, waarde kapitein! zeide de luitenant, gij hebt geen +pleizierige jeugd gehad. Welk een verschrikkelijk leven met zoo'n +ellendeling, en wat moet gij een moed en tegenwoordigheid van geest +gehad hebben, om dien ellendigen bandiet zoo te blinddoeken.</p> + +<p>—Nu ja, zeide de kapitein, het spreekwoord zegt: de gelegenheid +maakt den dief, maar de gelegenheid maakt ook den held. Men moet in +zoodanige omstandigheden hebben verkeerd om te begrijpen, welk eene +tegenwoordigheid van geest, welk eene geslepenheid en moed bij u door +het gevaar ontwikkeld worden.—Maar laat ik voortgaan met mijn verhaal.</p> + +<p>—Om mij, zooals de commissaris had beloofd, eene betrekking of +ten minste iets te bezorgen, waarvan ik kon leven, was lang geene +gemakkelijke zaak, om de eenvoudige reden dat ik niets kende. Er was +geen handwerk, geen ambacht waarvan ik iets verstond, en zoo kwam het +dat de goede man zich tevergeefs moeite gaf mij iets te bezorgen, +waarvoor ik te gebruiken was.</p> + +<p>—Omstreeks dien tijd kwam een groot paardenspel Parijs bezoeken. Mijn +beschermer, die met den directeur van dien circus <span class="pagenum" title="45"> </span><a id="p_45"></a>natuurlijk veel te +maken had, zeide op zekeren dag tot mij: »Wel, jonge vriend! zoudt ge +ook genegen zijn om stalknecht te worden?”</p> + +<p>»Wel waarom niet,” zeide ik.</p> + +<p>»Ja, ziet ge,” zeide de commissaris, »daar gij van fatsoenlijke familie +zijt, dacht ik dat zulk werk u zou tegenstaan.”</p> + +<p>»Wel komaan,” antwoordde ik<ins class="corr" id="corr19" title="Niet in Bron.">,</ins> »werken is geen schande, zelfs het minst +geachte niet; 't is maar de vraag, of ik tot dat werk in staat ben.”</p> + +<p>»O, wat dat betreft,” zeide de commissaris, »wees daarover gerust. Het +leert spoedig aan en bovendien heeft men aan mij verplichting, en zal +men om mijnentwil geduld met u gebruiken.”</p> + +<p>»Goed,” zei ik, »ik dank u bij voorbaat, maar waar zal ik worden +geplaatst?”</p> + +<p>»In den circus,” antwoordde de commissaris.</p> + +<p>»Komaan,” riep ik verheugd uit, »dat zal wel gaan!”</p> + +<p>»Eén ding moet ik u nog zeggen,” zei mijn beschermer; »de menschen in +uwe nieuwe omgeving zijn ruwe lieden, maar geen schurken, en met uwe +beginselen zult ge ook daar een eerlijke jongen blijven; daarvan ben ik +overtuigd.”</p> + +<p>—En ziedaar mij weldra als stalknecht in den circus Remenz. Ik was +toen zestien jaar en, hoewel veel grooter geworden, had ik mijne +slankheid behouden. Op zekeren dag viel het oog van den directeur +op mij, en na een kort gesprek werd ik van stalknecht bevorderd tot +adspirant-kunstrijder. Elken dag les ontvangende, en dit gevoegd bij +mijne natuurlijke vlugheid en gewilligheid, werd ik spoedig bekwaam +genoeg om eene plaats te verwerven als kunstrijder in den circus. Ik +kon thans fatsoenlijk maar schamel leven, toen er op zekeren dag iets +gebeurde, dat voor goed eene wijziging in mijn levensloop bracht.</p> + +<p>—Het was op een Zondag, dat ik vóór onze tent op en neer loopende in +gesprek met een mijner kunstbroeders een open rijtuig bespeurde met twee +fraaie paarden bespannen, dat hollende de straat afkwam. Het volk vloog +overal uit den weg, de koetsier schreeuwde luide en de twee dames, die +in het rijtuig zaten, hielden zich angstig vast. Zonder mij lang te +bedenken was ik in een paar sprongen naast het hollend gespan, greep de +teugels en slingerde mij op de paarden, die ik weldra tot staan kreeg. +Voor mij als kunstrijder beteekende dat geheele geval niets, doch dit +nam niet weg, dat iedereen mij toejuichte. Hartelijk bedankt door de +dames, verwijderde ik mij. Des anderen daags 's morgens kwam een heer, +in de uniform van kolonel bij de cavalerie, mij zijn dank betuigen <span class="pagenum" title="46"> </span><a id="p_46"></a>voor +de redding zijner vrouw en dochter. Verlangend iets voor mij te doen, +sloeg hij mij voor in dienst te treden bij zijn korps, mij plechtig +belovende alles voor mij te doen om mij den rang van officier te doen +verkrijgen. Reeds lang was ik het wisselvallige en onaangename van het +zwervende leven van kunstrijder moede, en het kostte mij niet veel +moeite het vaarwel te zeggen. Ik nam het aanbod van den kolonel aan +en trad in den krijgsdienst. Mijne geoefendheid in het rijden deed +mij spoedig bevorderen tot instructeur om de recruten het rijden te +leeren en paarden af te richten. Intusschen hield de kolonel woord en +verschafte mij de gelegenheid tot studeeren, waardoor ik, dank zij zijne +bescherming, binnen acht jaren luitenant was.</p> + +<p>—<ins class="corr" id="corr20" title="Bron: Nn">Nu</ins> had ik eene fatsoenlijke positie in de wereld verworven. Gehoor +gevende aan de verhalen, die onder mijne wapenmakkers gedaan werden +van het avontuurlijke leven in Algerië, verkreeg ik na een paar jaren +eene overplaatsing derwaarts, waar ik na eenige met succes bekroonde +ontmoetingen met de Arabieren en Kabylen tot mijn tegenwoordigen rang +werd bevorderd. Ik huwde met de dochter van een mijner chefs, die mij +echter, helaas! te spoedig ontviel na mij twee kinderen te hebben +geschonken.</p> + +<p>—Ziedaar, zoo eindigde de kapitein, het verslag van mijn kort doch veel +bewogen leven.</p> + +<p>Het was intusschen laat geworden. De hemel was nog altijd even schoon en +beloofde een mooien dag. Selam was een paar uren gaan slapen en Mohammed +had zijne plaats ingenomen. In het kleine kamp heerschte de grootste +rust, en onze vrienden legden zich mede ter ruste om den volgenden dag +reeds vroeg op weg te gaan.</p> + +<div class="chend"></div> + +<h2><a id="VI"></a>VI.</h2> + +<p class="subh2">DE MONSTERPAD EN DE WITTE EZEL VAN SELAM.</p> + +<p>De opkomende zon kleurde nauwelijks den hemel met roode tinten, of er +begon leven te komen in het kleine kamp<ins class="corr" id="corr21" title="Bron: ,">.</ins> Selam, de onvermoeide, die +slechts een paar uren geslapen en daarna de plaats van Mohammed +ingenomen had, was reeds druk in de weer. Hij wekte Mohammed en de +drijvers en riep hun op tot het gebed. Men spreidde den kapmantel op den +grond uit, knielde daarop met <span class="pagenum" title="47"> </span><a id="p_47"></a>het aangezicht naar het Oosten gekeerd, +en vervolgens een handvol aarde nemende wreven zij daarmede hunne armen +en beenen, het hoofd en de voeten alsof zij zich waschten; daarna +maakten zij onder het mompelen van gebeden allerhande bewegingen, bogen +nu het gelaat in het gras, lagen op de knieën, sprongen dan weder op of +hieven de handen biddend omhoog. Het was het eerste gebed van de vijf, +die de Mahomedaan verplicht is elken dag te doen. Op een wenk van Selam +stond men weder op en ging aan het werk; terwijl de drijvers ijverig +bezig waren de bagage op de kameelen te laden, maakte Selam met zijn +vriend Mohammed het ontbijt gereed, ondertusschen een oog houdend over +het opladen der kameelen.</p> + +<p>Luitenant Frank, altijd met de zon uit de veeren, had nauwelijks de +drukte van het ontwaken bespeurd, of hij stond op en wekte zijne +vrienden. IJlings maakte men zich gereed om weder op marsch te gaan, en +na te hebben ontbeten zette de kleine stoet zich weder in beweging. +Ditmaal reed Selam met Mohammed vooraan, daarop volgden de kameelen en +onze drie vrienden maakten de achterhoede uit.</p> + +<p>De dag was schoon. De zon nog niet zoo brandend als op den dag, stelde +hen in staat goed door te marcheeren. De weg liep door een zeer +afwisselend terrein. Welig groen, doorvlochten met prachtige bloemen, +zag het oog allerwegen; ook uitgestrekte bebouwde velden met rogge en +gierst bezet. Hier een heuvel, bedekt met een kleed van frisch groen +en met fraaie boomheesters, dáár een dal met kreupelhout begroeid, +waarboven overal vijgeboomen, aloë's en palmen uitstaken, hier eene wijd +uitgestrekte groene vlakte, daar ginds voor hen uit eene lange rij +blauwe bergen. Doch nergens ontwaarde men een levend wezen. Zoo reed men +voort, pratend en lachend. Een zacht frisch koeltje deed eene aangename +uitwerking en verfrischte allen.</p> + +<p>Met het klimmen van de zon begonnen hare stralen ook meer te branden. +Het was omstreeks tien uur in den morgen en reeds was de hitte +ondraaglijk. Een eind voor den troep uit bespeurde men een lagen berg. +Hij bestond uit een steenachtigen grond met bosch en liep zeer steil op. +De luitenant en de kapitein reden er heen op de ezels van Selam en +Mohammed, wijl hij niet zeer geschikt was te paard bestegen te worden. +Niet zonder moeite kwam men op den top aan, vanwaar men een prachtig +uitzicht had over de omliggende landstreek en den Atlantischen Oceaan, +die zich heel in de verte als een blauw vlak uitstrekte. Mohammed, die +hen te voet was <span class="pagenum" title="48"> </span><a id="p_48"></a>gevolgd, wees hun eenige zeilen, die hij met zijne +scherpe oogen op dien verren afstand bespeurde. Inderdaad onderscheidde +men een paar schepen met volle zeilen. Het geleken op dien afstand een +paar watervogels, die, met de witte vlerken uitgespreid, zachtjes over +het water zweefden om hun buit te bespieden. Omlaag zag men den troep +reeds een heel eind vooruit, en men haastte zich den berg af te gaan, +wat niet zonder gevaar geschiedde. De luitenant had nog een paar +prachtige kevers gevonden, zeer zeldzame exemplaren, en Mohammed had +onder het afstijgen een hagedis betrapt, die zeer klein was maar +schitterde met allerlei kleuren.</p> + +<p>Toen men weder bij het gezelschap was, zeide Selam:</p> + +<p>—Dat is de Roode Berg; wij hebben reeds een goeden marsch gemaakt en +als mijnheer het vergunt om ginds in de schaduw dier boomen een paar +uurtjes te rusten om ons wat te verfrisschen, dan kunnen wij vóór den +nacht nog Had-el-Garbia bereiken, dat aan gindsche zijde dier bergketen +ligt.</p> + +<p>De luitenant en de kapitein keurden het goed, en na verloop van een uur +zat men te rusten onder het dichte lommer van eene fraaie boomgroep. De +hitte was dan ook onuitstaanbaar. De luitenant haalde zijn schetsboek +voor den dag en maakte zijne eerste schets van een Arabisch landschap, +terwijl Dries zich behaaglijk in het zachte groen uitstrekte en de +kapitein eenige aanteekeningen in zijn dagboek opschreef. Wat de +drijvers Mohammed en Selam betreft, deze gaven zich met innig welbehagen +over aan dien trek naar rust, die den Arabieren en Mooren eigen is.</p> + +<p>Na eene verkwikkende rust ging men weder op weg. De hitte was nu ten +minste draaglijk. De landstreek was afwisselend, maar eenzaam. Geen +enkel persoon ontmoette men, en men bereikte tegen den nacht eene plek +waar het kamp werd opgeslagen. Een weinig links af bevond zich +Had-el-Garbia.</p> + +<div class="figcenter" style="width: 345px;"> +<span class="pagenum" title="-"> </span><a id="p_48a"></a> + +<a href="images/ill_p048a.png"><img src="images/ill_p048a-t.png" width="345" height="504" alt="Eindelijk deed het dier een paar sprongen, welke het aan de voeten van den kapitein brachten. Bladz. 50." title="Klik voor vergroting (1036×1511px, 409kb)" /></a> +<div class="caption">Eindelijk deed het dier een paar sprongen, welke het aan de voeten van den kapitein brachten. <a href="#p_50">Bladz. 50</a>.</div> + +<span class="pagenum" title="-"> </span><a id="p_48b"></a> +</div> + +<p>Na de afmattende hitte van den dag gevoelde iedereen lust om te rusten, +en toen de tenten opgeslagen waren en de beesten op een paar meters +afstand vóór de tenten op eene rij waren vastgemaakt, begaf elkeen zich +ter ruste. In de kleine tent was behalve Selam, die de wacht hield, +weldra ieder in een diepen slaap. Niet alzoo in de groote tent. +Nauwelijks had men zich nedergelegd, of een zwerm insecten rukte +van alle kanten aan. Vliegend, kruipend, loopend kwam dat heir van +ongedierte onze vrienden plagen. Dries was zoo afgemat, dat hij ondanks +de insecten weldra sliep als een os. De luitenant verdroeg alles met +kalmte, bleef rustig liggen en knipte slechts nu en dan het een of ander +dier, dat hem te veel hinderde, <span class="pagenum" title="49"> </span><a id="p_49"></a>met den vinger weg. Tegen de muskieten +had hij zich gewapend met eene sigaar, aanhoudend dikke rookwolken +uitblazend, zoodat hij weldra geheel in den dikken blauwen welriekenden +rook van zijne manilla gehuld was. Doch kapitein <span xml:lang="fr">Daumas</span> had het 't ergst +van allen te verantwoorden. Nauwelijks <ins class="corr" id="corr22" title="Bron: neergevleid">neergevlijd</ins> sprong hij op, +eene verwensching uitstootende, liep met zijn zakdoek te wuiven, en +sloeg en trapte naar alle kanten, zonder de zoozeer gewenschte rust te +kunnen vinden.</p> + +<p>—Doe als ik, vriend! zeide de luitenant, die geheel onzichtbaar was.</p> + +<p>—<span xml:lang="fr">Parbleu!</span> riep de kapitein toornig uit, dat kan ik niet, dat duivelsche +goed bijt en steekt me om er razend van te worden. Voorwaar, men moet +een liefhebber van insecten zijn zooals gij, om te kunnen slapen met dat +vieze goed bij en rondom u.</p> + +<p>De luitenant lachte.</p> + +<p>—<span xml:lang="fr">Sacrebleu!</span> riep de kapitein uit, ik ga naar buiten. En hij liep +wanhopig de tent uit.</p> + +<p>Daarbuiten zat Selam voor zijne tent. De kapitein naderde hem stil en +legde de hand op zijnen schouder. De Moor gaf geen teeken van schrik, +maar draaide bedaard het hoofd om.</p> + +<p>—Ga slapen, mijn jongen! zeide de kapitein, ten minste als ge kunt. Ik +kan 't niet en zal dus blijven waken. Zoodra ik lust heb om te gaan +slapen, zal ik Mohammed wekken.</p> + +<p>De Moor weifelde.</p> + +<p>—Vergeef mij, heer! zeide hij, maar er wonen hier dichtbij Arabieren; +ze zouden wel eens kunnen pogen te stelen. Als u het mij wilt vergunnen, +blijf ik liever op.</p> + +<p>—Wees gerust, Selam! antwoordde de kapitein, ik ben vertrouwd met dat +volkje. Ik heb lang genoeg oorlog met hen gevoerd om hunne streken te +kennen. Gij kunt mij uwe taak gerust toevertrouwen.</p> + +<p>De Moor boog het hoofd; hij was voldaan, en ijlings in de tent gaande, +sliep de brave jongen spoedig.</p> + +<p>De kapitein zette zich weder in de schaduw van de tent, waarin Selam was +verdwenen. Met den rug naar de tent gekeerd, kon hij in den helderen +nacht den omtrek en de lastdieren zonder moeite gadeslaan. Nadat de +kapitein eenigen tijd had rondgezien om zijne oogen aan het duister te +gewennen, vermaakte hij zich met op den grond naar de insecten te turen, +die zich door hun geluid of lichtgevend vermogen deden bespeuren. Een +voorwerp ter grootte van eene groote rat bewoog zich naar hem toe. Nu en +dan zat het stil en dan sprong het weder eensklaps op, om naar het een +of ander <span class="pagenum" title="50"> </span><a id="p_50"></a>vliegend insect te happen. De kapitein martelde zijne hersens +te vergeefs af, welk dier dat toch wel kon zijn; maar hoe hij ook +nadacht, hij kon maar niet begrijpen wat het was. Het liep niet zooals +een zoogdier, maar het sprong met korte tusschenpoozen en bewoog zich +log voort. Twee oogen glinsterden als kleine vuurbollen. De kapitein +begreep, dat hij door zich te bewegen het dier zou verjagen, en zijne +nieuwsgierigheid was te zeer gaande gemaakt om niet te willen weten, +welk dier hij voor had. Eindelijk deed het dier een paar snelle +sprongen, welk het tot aan de voeten van den kapitein brachten. Nu of +nooit, dacht hij, en snel den arm uitstrekkend greep hij het bij een +poot vast.</p> + +<p>—Te duivel, mompelde hij, wat is dat koud!</p> + +<p>Hij liep er snel de tent mede in, ontstak een licht en liet opeens vol +afschuw het dier vallen. Het was eene reusachtige pad. Maar even snel +bedacht de kapitein zich en greep haar weder vóór zij den tijd had gehad +zich weg te maken.</p> + +<p>Het dier bood eene mengeling van schoons en terugstootends aan. De huid +zat vol groote en kleine wratten, die het dier er afzichtelijk deden +uitzien. Het pronkte met allerlei kleuren en de vurige roode oogen +schitterden als waren zij van goud.</p> + +<p>—Ha, ha, vriendin pad! zeide de kapitein, dat is eene vondst, die wat +waard is; daar zal ik den luitenant morgen eens mede verrassen. En hij +bond haar een koordje om een der pooten en zette haar op den grond.</p> + +<p>De pad, na een paar malen te vergeefs gepoogd te hebben weg te springen, +bleef stil zitten en keek den kapitein met hare groote gouden oogen aan.</p> + +<p>—Je ziet er nog al verstandig uit, hoor! zei de kapitein lachend; ik +geloof, dat ik je wel zou kunnen africhten als een hondje! en hij begaf +zich weer naar buiten.</p> + +<p>Het weer begon eenigermate te veranderen. De sterren verdwenen van +lieverlede en er kwam een natte koele nevel opzetten. De kapitein ging +de tent in, stak eene pijp op, sloeg zijn mantel om en ging weder +zitten. Hij had reeds langer dan twee uren de wacht gehouden en was +huiverig geworden door de kille atmosfeer; hij besloot ten laatste +Mohammed te wekken en te gaan slapen. Doch juist toen hij wilde opstaan, +vernam hij een licht gedruisch. Kapitein <span xml:lang="fr">Daumas</span> luisterde, doch vernam +niets meer. »Het zal het een of ander dier zijn geweest, dat jacht maakt +op insecten”, mompelde hij, en hij wilde opstaan, toen hij op eens den +witten ezel van Selam, die aan het eind der lijn stond, den kop zag +omwenden als trok <span class="pagenum" title="51"> </span><a id="p_51"></a>iets buitengewoons zijne opmerkzaamheid.—»Verduiveld”, +zeide de kapitein, »zou er iets aan de hand zijn? Laten wij op onze +hoede zijn.”</p> + +<p>Nauwelijks had hij dit gezegd, of een vreemd geluid trof zijn oor. Het +was alsof men iets met een bot mes wilde doorsnijden, wat niet gelukte. +De kapitein dook omlaag en strekte zich plat op den grond uit. Hoe +weinig het ook was, toch had de kapitein een zacht geritsel gemaakt en +oogenblikkelijk hield het geluid op. Doch een paar minuten daarna, toen +de kapitein reeds meende dat hij zich had bedrogen, hoorde hij het +opnieuw, doch slechts een oogenblik, toen was het doodstil.</p> + +<p>—<span xml:lang="fr">Mordieu!</span> mompelde de kapitein; wat gaat hier om, de duivel hale me als +ik het weet.</p> + +<p>Hoewel hij nu, daar hij niets meer hoorde, een weinig gerustgesteld was +en dacht dat zijne verbeelding hem een poets had gespeeld, bleef de +kapitein niettemin het oog houden op den witten ezel van Selam, die door +zijne kleur, ondanks de duisternis en den nevel, goed zichtbaar was. +Opeens keek de kapitein scherp uit en bleef eenige oogenblikken liggen +turen, alsof hij de duisternis doorboren wilde.</p> + +<p>—<span xml:lang="fr">Sacre!</span> mompelde hij zacht, als ik het niet beter wist, zou ik zeggen +dat de witte een eind verder stond dan daareven. En dat kan toch niet, +want het touw, waarmede hij aan de lijn gebonden is, is toch niet langer +dan een paar voet. Of zou de nevel mij misleiden. Ja, dat zal het zijn, +zeide de kapitein, de nevel wordt hoe langer zoo dikker en onttrekt de +voorwerpen aan mijn oog. Maar <span xml:lang="fr">mordieu!</span> zeide hij opeens verbaasd, toen +hij toevallig het hoofd rechts wendde, het eerste paard is weg. <span xml:lang="fr">Sacré +Dieu!</span> zou de nevel ook daarvan de oorzaak zijn?</p> + +<p>En met één sprong was hij aan het andere einde der lijn.</p> + +<p>Het eerste paard, dat van den kapitein, was verdwenen; het doorgesneden +touw hing aan de lijn.—Ha, ha! mompelde de kapitein, was het dàt wat ik +hoorde. Wacht, schavuiten! dat zal ik je betaald zetten. Hij liep naar +het andere einde der lijn; ook de witte ezel was verdwenen.</p> + +<p>—Komaan, zeide de kapitein, knap gedaan! en voorzichtig liep hij naar +de tent en greep Selam bij den schouder. De brave gids, die om zoo te +zeggen met open oogen sliep, was in een oogwenk overeind.—Ik kom, zeide +hij, denkende dat de kapitein hem wenkte om de wacht te betrekken.</p> + +<p>—Spoedig, spoedig! zeide de kapitein, men heeft mijn paard en je witten +ezel gestolen; voort! anders pakken wij de schavuiten niet! <span class="pagenum" title="52"> </span><a id="p_52"></a>en met +groote sprongen snelde hij de hoogte af waarop men gelegerd was, op den +voet gevolgd door Selam.</p> + +<p>De kapitein rende voort. Met de vlugheid van een gems sprong hij over +steenen en struiken, dook onder overhangende boomtakken door en wrong +zich door het dichte groen, dat hem overal den weg versperde.</p> + +<p>—Vooruit, Selam, vooruit jongen! riep de kapitein zacht tot den gids, +die eensklaps bleef staan.</p> + +<p>—Halt! riep deze even zacht, luister, hier zijn de schelmen, hier links +af, kapitein!</p> + +<p>De kapitein bleef eene seconde staan. Aan den linkerkant liep een smal +voetpad. Daar hoorde men eene toornige stem op onderdrukten toon +allerlei Arabische vervloekingen uiten, vergezeld van het toebrengen van +slagen.</p> + +<p>—'t Is de witte, zei Selam zacht, het beest heeft zeker bemerkt, dat +hij in vreemde handen is, of hij heeft een aanval van koppigheid.</p> + +<p>De kapitein dook in elkaar en kroop als eene slang over het hobbelige +pad, gevolgd door Selam. Nog eenige oogenblikken en men was er. Dáár +stond de witte ezel van Selam, en schopte en sloeg om zich heen zonder +voort te willen. De Arabier vloekte. Een weinig verder stond een tweede, +met het paard bij den teugel vastgegrepen, woedend over de vertraging, +die den zoo slim uitgevoerden diefstal geheel kon doen mislukken.</p> + +<p>—Blijf hier, fluisterde de kapitein aan Selam's oor; ik zal maken bij +den voorsten schurk te komen; zoodra gij mijne stem hoort, valt gij +dezen aan. Hij kroop rechtsaf in de schaduw van het lage houtgewas +voort. Een paar takken kraakten door zijne bewegingen, maar, dank zij +het leven dat de ezel maakte, hoorden de dieven het niet.</p> + +<p>Opeens sprong den kapitein op, en den kerel die zijn paard aan den +toom hield in den nek grijpend, donderde hij hem toe:—Halt, ellendige +roover! Op hetzelfde oogenblik sprong ook Selam als een tijger op zijne +tegenpartij en wierp den man op den grond. Selam had spoedig zijnen +vijand onder de knie en hield hem in bedwang met het breede mes, dat hij +boven het hoofd van den dief liet flikkeren, doch de kapitein, hoewel +ongewapend, had toch niet geaarzeld den dief aan te vatten. Hij had dus +alleen zijnen krachtigen arm tot wapen en eene hevige worsteling volgde. +Selam, voor hem bevreesd, poogde hem het mes toe te reiken. Van dit +oogenblik trok de dief partij en trachtte zich los te maken van zijnen +bespringer. Doch snel greep Selam den roover bij het hoofd <span class="pagenum" title="53"> </span><a id="p_53"></a>en het een +weinig opheffend, smakte hij het op den rotsigen grond, zoodat de kerel +bewusteloos bleef liggen. Toen sprong hij op en snelde den kapitein te +hulp.</p> + +<p>Het was tijd ook, want diens tegenpartij had zich van het mes, dat +op den grond was gevallen, meestergemaakt en bedreigde daarmede den +kapitein. Selam, het gevaar ziende, waarin deze verkeerde, brak +bliksemsnel een tak af en gaf den roover een geduchten slag op den +schedel. De dief liet het hoofd vallen, breidde de armen uit en het mes +ontviel aan zijne hand.</p> + +<p>Nu stond de kapitein op en Selam de hand drukkend, zeide hij met bewogen +stem:—Ge zijt een brave knaap, Selam! het was tijd, dat ge mij te hulp +kwaamt.</p> + +<p>Intusschen deed Selam een koord van zijn middel, bond den bedwelmden +roover stevig vast en wierp hem over het paard. Toen hij echter een paar +stappen terugging naar den anderen dief, was deze verdwenen.</p> + +<p>—Bij Allah! zeide Selam, ik had hem toch vrij onzacht tegen de steenen +gesmakt.</p> + +<p>—<span xml:lang="fr">Parbleu!</span> voegde de kapitein er lachend bij, ik geloof u wel; ik hoorde +den smak daar ginds. Als het een fatsoenlijk Christen was geweest, +zouden hem de hersens uit den kop zijn gepuild, maar die vervloekte +Arabieren hebben schedels van ijzer.</p> + +<p>—Hij heeft wijs gedaan met zich uit de voeten te maken, zei Selam. Hij +heeft er een duchtig pak slaag mede uitgewonnen. Maar het spijt mij, dat +hij ontkomen is.</p> + +<p>—Laat den schurk loopen, zei de kapitein; ik geloof, dat hij er wel +genoeg van zal hebben om vooreerst weer uit stelen te gaan.</p> + +<p>Binnen weinige oogenblikken had men het kamp bereikt en de dieren weder +vastgebonden, en daar de nevel hoe langer hoe dikker werd, legde Selam +een flink vuur aan, welks schijnsel de geheele plek verlichtte.</p> + +<p>—Ik zeide het u wel, zei Selam, toen men bij het vuur zat; die +schavuiten zijn uitgeleerd in het stelen. Door op den buik tusschen de +dieren te kruipen konden zij de touwen doorsnijden, en hebben zij de +slaperige beesten met kleine rukken zoo ver naar zich toe getrokken, +tot zij buiten het gezicht waren. Ze hebben er terecht dezen nacht voor +uitgekozen, want de nevel maakt het moeilijk op eenigen afstand de +voorwerpen te onderscheiden.</p> + +<p>—De witte ezel heeft hun eene leelijke poets gespeeld, zei de kapitein. +Zonder zijne koppige bui zouden de roovers reeds een goed eind +zijn vooruitgekomen, en wij hadden de beesten misschien <span class="pagenum" title="54"> </span><a id="p_54"></a>niet meer +teruggezien.—Maar komaan, ik ga slapen, zei de kapitein; roep Mohammed, +opdat hij met u wake, zij zullen heden nacht niet meer komen. Laat den +dief gebonden liggen, zoodat gij het oog op hem kunt houden. Bij de +minste poging van hem om weg te komen, schiet ge hem door den kop; +wanneer ge iets bemerkt, dat u onraad doet vermoeden, wek ons dan!</p> + +<p>De kapitein trad de tent binnen en sloot ze goed dicht. De groote pad +zat nog altijd vast en was bezig de insecten op te happen, die door de +tent liepen en vlogen.—Ha, ha, zeide de kapitein, gij komt van pas! Hij +bevestigde nog een langer touw aan het korte koord, zoodat de pad door +de geheele tent kon rondspringen; toen legde hij zich ook neder en sliep +weldra rustig in.</p> + +<p>Intusschen had Selam, ingevolge den raad van den kapitein, Mohammed +gewekt, en beide vrienden zaten nu rookende lustig te praten over het +avontuur van zooeven.</p> + +<p>Een paar meter van hen af lag de Arabier nog steeds onbeweeglijk en de +twee Mooren, bekend met de taaiheid van die lieden, lieten hem stil +liggen. Echter kon men, nauwkeurig toeziende, het lichaam van den kerel +nu en dan flauw zien bewegen.</p> + +<p>—Wil ik u eens wat zeggen, zei Selam opeens fluisterend tegen Mohammed, +na eenige oogenblikken scherp naar den gevangene te hebben gekeken, ik +wed, dat de kerel op het oogenblik evenmin flauw ligt als wij, maar dat +de fielt bezig is zijne banden door te knagen. Zie zijn lichaam gedurig +ineenkrimpen, en zijn aangezicht is bijna geheel verborgen. O! de +Arabier heeft tanden als eene rat!</p> + +<p>—Inderdaad, antwoordde Mohammed, ik geloof dat ge gelijk hebt, wat +moeten we doen?</p> + +<p>—Stil, zei Selam, beweeg u niet; ziehier! en hij toonde hem de revolver +van den kapitein, dien deze uit voorzorg aan Selam had gegeven.</p> + +<p>Schijnbaar onverschillig met elkaar sprekende, hielden de beide Mooren +den gevangene evenwel gestadig in het oog. Deze bewoog zich vrij sterk +en men hoorde hem diep en zwaar adem halen. Plotseling sprong hij op; de +banden, waarmede zijne handen waren gebonden, vielen op den grond, en +onder het uitstorten van een vloed van scheldwoorden stoof de dief met +groote sprongen de hoogte af.</p> + +<p>Maar even snel knalde een schot; de kerel stiet een kreet van woede uit, +doch liep voort en was in een paar sprongen in het struikgewas +verdwenen.</p> + +<p>—Laat hem loopen! zeide Selam tot Mohammed, die zich in <span class="pagenum" title="55"> </span><a id="p_55"></a>het hout wilde +begeven. Hij heeft eene goede les ontvangen; de kogel trof hem in het +been. Het is zóó misschien beter, dan dat we hem met stokslagen hadden +gestraft. Dat gespuis zou ons misschien zijn gevolgd om wraak te nemen +over het pak slaag, dat zij van ons ontvingen, wat zij om een kogel niet +zullen doen.</p> + +<div class="chend"></div> + +<h2><a id="VII"></a>VII.</h2> + +<p class="subh2">ALKAZAR-EL-KIBIR.</p> + +<p>Het schot van Selam en het daarop gevolgde rumoer had intusschen +iedereen wakker doen worden. Doch spoedig gerustgesteld door de +eenparige verklaring van Selam en Mohammed, besloot men, daar het reeds +dag begon te worden, het kamp maar op te breken.</p> + +<p>Men vertrok onder druk gepraat en allerlei grappen over de avonturen van +den afgeloopen nacht. De monsterpad was door den luitenant in eene doos +geplaatst, met eene goede portie insecten bij zich tot voedsel, en bij +de bagage geborgen. De nevel, die bijna den geheelen nacht over het land +had gehangen, was nog niet opgetrokken en deed onze reeds aan de warmte +gewende reizigers van koude klappertanden. Meer dan drie uren reed men +in de mantels gehuld voort, en de luidruchtige vroolijkheid, die anders +bij de karavaan heerschte, was verdwenen. De koude en vochtige lucht +deed iedereen onaangenaam aan. Selam was de eenige, die nu en dan een +woord sprak, als hij zijnen viervoetigen vriend op den hals klopte en +streelde en hem prees over zijn goeden smaak om niets gemeen te willen +hebben met gemeene dieven.</p> + +<p>Zoo ging men voort. Het terrein leverde gelukkig niet veel moeilijkheden +op, want de nevel zou hen anders menige poets hebben gespeeld. Het was +een zacht golvend terrein, overal doorsneden met paden, die zich als een +reusachtig netwerk door elkaar slingerden. Op den middag trok men een +bergpas door tusschen een paar heuvelrijen, doch men had geen enkele +ontmoeting. De nevel veroorloofde ook niet om zich heen te zien. Men +maakte dien dag een langen tocht, en sloeg tegen den avond het kamp op +aan de oevers van de Mkhacem.</p> + +<p><span class="pagenum" title="56"> </span><a id="p_56"></a></p> + +<p>De koude en de weinige last, dien men daardoor van insecten had, deden +ons gezelschap besluiten dien nacht eens goed uit te slapen, daar men +den volgenden dag misschien weder de vroegere afmattende hitte zou +hebben en dezelfde vreeslijke plaag van de insecten. Een uur nadat het +kamp was opgeslagen, lag dan ook alles in diepe rust. Slechts Selam, de +jeugdige, altijd onvermoeide Moor, zat bij het groote vuur, dat hij had +aangelegd, diep in zijnen kapmantel gehuld, de sabel naast en zijn lang +geweer achter zich, voor de tent met de grootste kalmte zijne pijp te +rooken.</p> + +<p>De nacht beloofde voor den volgenden dag beter weer. Er kwam een zachte +wind op, die den nevel vaneen scheurde en voor zich uitjoeg en den +helderen sterrenhemel zichtbaar liet worden. Selam stond verheugd over +deze verandering op, liet het vuur uitgaan en begaf zich insgelijks ter +ruste na Mohammed te hebben gewekt.</p> + +<p>De morgen was schoon, en de dag beloofde warm te zullen zijn. De +kapitein was een der eersten, die ontwaakt waren. Hij wierp zijne buks +over den schouder en drong het lage hout in om eenige patrijzen of ander +wild te schieten. Na verloop van een uur keerde hij terug. De jacht +was gunstig geweest, want de kapitein bracht een half dozijn schoone +patrijzen mede, welke hij aan Mohammed gaf om voor het ontbijt klaar te +maken.</p> + +<p>Intusschen was het gezelschap van lieverlede ontwaakt, doch tegen zijne +gewoonte maakte Selam geene toebereidselen om op weg te gaan. Hij was +met Mohammed op zijn gemak bezig het ontbijt in gereedheid te brengen, +en het scheen dat hij niet genegen was veel haast te maken.</p> + +<p>Verwonderd vroeg de luitenant naar de oorzaak dezer handelwijze.</p> + +<p>—Heer! zeide Selam, ik heb niet laten opladen, omdat u toch zeker +Alkazar wel wil bezoeken.</p> + +<p>—Alkazar! riep de luitenant verrukt uit, Alkazar-el-Kibir bezoeken, dat +geloof ik, Selam! Maar dat is, dunkt mij, eene reden te meer om spoedig +te vertrekken.</p> + +<p>—Heer! zeide Selam, het ligt slechts een paar uren rijdens van hier, +en daarom dacht ik, dat wij dezen morgen eens op ons gemak zouden +ontbijten; wij zijn dan nog vóór de grootste hitte in Alkazar, en kunnen +het tegen den namiddag verlaten om aan gene zijde der stad den nacht +door te brengen.</p> + +<p>—Nu, daar heb ik niets tegen, zeide de luitenant. Maar wat zegt gij er +van, kapitein?</p> + +<p>—O! riep deze opgewonden uit, Selam, Selam, je bent goud waard! +Verbeeld je wat een ramp, als we Alkazar-el-Kibir waren <span class="pagenum" title="57"> </span><a id="p_57"></a>voorbijgegaan. +O, dat is een uitmuntend denkbeeld. Ziet, we zullen eerst smullen; een +ontbijt met patrijzen, dat is eene weelde, welke wij ons niet elken dag +kunnen veroorlooven. Daarna, na ons te hebben opgepoetst, gaan wij +Alkazar bezoeken. O, Selam! gij onbetaalbare gids, ik zou u kunnen +omhelzen van vreugde!</p> + +<p>Het ontbijt werd op den grond gezeten in het frissche groen gebruikt en +onderwijl ontwikkelde zich een druk gesprek over Alkazar.</p> + +<p>—Maar, riep de kapitein op eens uit, welke stroom is dat, Selam, die +hier aan onze voeten stroomt?</p> + +<p>—Het is de rivier de Mkhacem, heer! antwoordde Selam.</p> + +<p>—De Mkhacem, riep de kapitein uit, de Mkhacem, dat is een nevenstroom +van den Koes of Loekos, den Lixos der Ouden, evenals de Oearroer. O! nu +herinner ik het mij. En zich tot zijne vrienden wendende, ging de +kapitein met groote levendigheid voort:</p> + +<p>—Wij zijn op gewijden grond, vrienden! gewijd door het bloed van +duizenden en duizenden dapperen, gewijd door de grootsche daden hier +verricht. Luistert, indien gij het niet reeds weet. Ongeveer drie +honderd jaar geleden had hier de vreeslijke slag van Alkazar plaats, die +Mulei Molok, Sultan van Marokko, leverde aan den Koning van Portugal. De +volkomen overwinning, die de vereenigde Mooren, Arabieren, Berbers en +Turken op de Christenen behaalden, deed al wat Mahomedaan was juichen. +Het was op den vierden Augustus dat deze slag plaats had. Over dezen +stroom lag toen de brug, over welke de weg naar Alkazar liep. Ziet, +zeide de kapitein, dat moet daar geweest zijn; men kan nog duidelijk +in de palen, die men daar aan weerszijden van den oever bemerkt, de +overblijfselen van die brug bespeuren. Mulei Molok, van Alkazar komende, +had zich daar bij de brug gelegerd; de koning van Portugal, van Arzilla +komende, aan deze zijde. Hier in de vlakte langs de oevers van dezen +stroom werd die bloedige slag gestreden. Mulei Molok, de dappere sultan, +de bekwame veldheer, greep het, uit allerlei nationaliteiten bestaand +leger der Christenen aan en versloeg het totaal. Duizenden lijken van +de bloem van den Portugeeschen en Spaanschen adel, van hovelingen en +priesters, van Spaansche soldaten en krijgslieden van Willem van Oranje, +van Italiaansche, Fransche, Duitsche en andere gelukzoekers, van +avonturiers uit alle oorden van Europa, die allen de vanen volgden van +den dapperen doch ongelukkigen jeugdigen Sebastiaan, bedekten deze +velden. Hier vertrad het paard van den Moor de rampzaligen, de kromsabel +hieuw hen zonder genade neer en de stroom voerde de lijken mede van hen, +die zich uit wanhoop in den vloed hadden geworpen.</p> + +<p><span class="pagenum" title="58"> </span><a id="p_58"></a></p> + +<p><ins class="corr" id="corr23" title="Niet in Bron.">—</ins>Een kreet van schrik weerklonk door het beschaafd Europa, en een +juichtoon steeg op van uit de belijders van Mahomed. Hier stierf koning +Sebastiaan, getroffen door een geweerschot en twee sabelhouwen. +Ginds blies de dappere Mulei Molok den laatsten adem uit, gezeten in +zijn draagstoel en omringd door zijne officieren. Zoo woedde deze +verschrikkelijke slachting, zoo vonden hier de hoofden der legerscharen +hun einde, zoo ook vond de aanstoker en bewerker van dien oorlog, +Mohammed de Zwarte, den dood in den stroom en zes duizend lijken van +Christenen bleven op het slagveld.</p> + +<p>De luitenant en Dries hadden met aandacht zitten luisteren naar den +kapitein, die onder het verhalen hoe langer hoe meer in vuur was +geraakt.</p> + +<p>—Ik wist er van, zeide de luitenant, ofschoon mij niet al de +bizonderheden, die gij ons verhaald hebt, bekend waren; ja, het moet +eene vreeslijke slachting zijn geweest.</p> + +<p>—Wat Alkazar betreft, vervolgde de kapitein, daarvan kan ik u ook nog +wel iets mededeelen. Alkazar-el-Kibir, dat zooveel als het groote paleis +beteekent, is volgens de overlevering gesticht in de 12e eeuw door den +Kalif Aboe-Yoessoef-Yakoeb-el-Mansoer, den overwinnaar van Alexos, waar +hij Alphonsus IX van Castilië versloeg. De legende verhaalt, dat deze +Kalif op zekeren dag, op de jacht zijnde, verdwaalde. Een arme visscher +bracht den hem onbekenden vorst in zijne hut, nam hem gastvrij op en +hielp hem op den rechten weg. Uit dankbaarheid liet de kalif zich op +dezelfde plek een kasteel bouwen benevens eenige woningen. Dit was de +oorsprong der stad, die langzamerhand zich daar uitbreidde tot eene +bloeiende stad.</p> + +<p>Het gesprek, eenmaal op eene zoo onderhoudende manier aan den gang +zijnde, duurde lang en was hoofdzakelijk gewijd aan bizonderheden +omtrent den slag van het thans vervallen Alkazar en over hetgeen men +daar hoopte te zien.</p> + +<p>Maar Selam, om alles denkende en niet geneigd noodeloos in eene +afmattende hitte te reizen, kwam het gesprek afbreken met de tijding, +dat het tijd was om op te breken.</p> + +<p>Alles was gereed. Men had slechts op te stijgen en voorwaarts te gaan. +Reeds te voren had Selam de drijvers uitgezonden om eene doorwaadbare +plaats in den stroom te zoeken. Men daalde af, doorwaadde den Mkhacem en +na deze rivier trok men den Oearroer over. Men was toen in de vlakte op +den weg naar Alkazar, dat men binnen een paar uren kon bereiken.</p> + +<p>Het was elf uur, toen men Alkazar naderde, want men had <span class="pagenum" title="59"> </span><a id="p_59"></a>langzaam +gereden, en de oude muren der stad, welke met kanteelen prijkten, +ontwaarde men voor zich uit. Torens, minarets en palmboomen staken +overal omhoog en de geheele stad was omringd door tuinen, wier groen +en bloemen, met de groepen hooge palmen er tusschen, het geheel een +verrukkelijk schoon aanzien gaven.</p> + +<p>Eene enkele maal kwam men een Arabier tegen, die, den gewonen groet +wisselende, het gezelschap, voor zoover zijne onverschilligheid het +veroorloofde, verwonderd nazag. Op korten afstand, hield men halt, sloeg +het kamp op, liet de zorg daarvoor over aan de twee kameeldrijvers, en +onze drie vrienden met Selam en Mohammed begaven zich, voor alle +voorzorg goed gewapend op weg naar de stad.</p> + +<p>Zóó als men de stad door eene der poorten binnenreed, trof van uit de +hoogte een koor van eigenaardige klepperende geluiden de ooren van +onze vrienden. Het geheele gezelschap keek verwonderd op, en zie daar +stond en zweefde een geheele troep ooievaars, die de reizigers luid +toeklepperden, als waren zij verwonderd oude bekenden hier aan te +treffen.</p> + +<p>—Wat duivel, zei Dries, daar heb je waarlijk vader Langbeen ook. Kijk, +kijk! dat is de eerste bekende, dien ik tot nu toe heb ontmoet, en die +welkomstgroet voorspelt ons geluk.</p> + +<p>Het op een afstand zoo schoon en liefelijk uitziend stadje viel onzen +vrienden echter zeer tegen. Was het in de straten van Tanger reeds niet +bij uitstek rein, hier was dit nog minder het geval. Een directeur der +openbare reiniging zou er Herculeswerk hebben gevonden. De straten... +neen, dat waren het eigenlijk niet, dien naam kon men onmogelijk geven +aan die hobbelige paden vol kuilen, vol plassen van stinkend vocht, +bezaaid met groote keien, krengen van honden en katten, ja zelfs van +ezels; mesthoopen overal, ja, de geheele stad geleek op één grooten +mesthoop. De kleine, smerige huizen waren veel leelijker dan die te +Tanger, vol scheuren en door vieze donkere gangen van elkaar gescheiden.</p> + +<p>Door dien Augius-stal trok men voort, vol walging van zooveel +morsigheid. Hier en daar liepen de vrouwen, wier kostuum er even vuil +uitzag als zijzelf, bij hunne komst haastig naar binnen, naakte +bevreesde kinderen medesleurende. Ginds zat een troep vrouwen op den +grond gehurkt. Zij waren half naakt en oud; oud, zooals zij dat in +Marokko zijn, dat wil zeggen, afzichtelijk, terugstootend, walgelijk van +leelijkheid en onreinheid. Het waren broodverkoopsters, die hare waar op +korven voor zich hadden liggen.</p> + +<p><span class="pagenum" title="60"> </span><a id="p_60"></a></p> + +<p>—Smakelijk eten, mompelde Dries. Ba! het hart draait me om in het +lijf, als ik ze aanzie!</p> + +<p>In elken hoek, dien men zag, lag of stond een Arabier, tegen den muur +geleund alsof hij er aan vastgeplakt zat, half verscholen zoodat men hem +bijna niet bemerkte, of rustig op den vuilen grond liggend als op eene +canapé. Dáár weder zag men niets anders dan den uitgespreiden mantel en +was het onmogelijk te begrijpen, dat daaronder een mensch lag; ginds +stond er weder een in de eene of andere nis onbeweeglijk als een beeld, +terwijl slechts de vonkelende oogen hem verrieden.</p> + +<p>Zoo was men reeds een heel eind door de stad gegaan. De vrouwen en +kinderen, aanvankelijk voor de vreemdelingen vluchtend, begonnen zich +van lieverlede meer te vertoonen. De straatjongens werden brutaler en +kwamen dichterbij. Het nieuwtje hunner komst, dat zich zeker snel door +de stad had verbreid, deed hoe langer hoe meer volk bij elkaar stroomen. +Selam, die de voorhoede uitmaakte, was tusschenbeide genoodzaakt zijn +stok te zwaaien om ruim baan te maken, en Mohammed, die den trein sloot +en dat volkje niet al te best vertrouwde, keerde zich nu en dan op zijn +ezel om en trok een leelijk gezicht of strekte de hand uit naar de bende +jongens, die dan op eens verschrikt uiteenstoven en over elkaar heen +buitelden.</p> + +<p>Die geheele menigte vóór en achter volgde zwijgend. Geen kreet, geen +lach, geen woord werd gehoord. En intusschen groeide de hoop telkens +aan, en drong zich hoe langer hoe meer te zamen.</p> + +<p>Op een hoek van eene straat stond een groep mannen in donkere kleeding +met een blauwen doek om het hoofd als hoofddeksel en met donkeren zwaren +baard.</p> + +<p>—Het zijn de Joden, zei Selam op eene vraag van den luitenant. Zij +wonen in de Mellah of Jodenbuurt, welke naam »vervloekten grond” +beteekent. Toen men voorbij hen kwam, groetten zij beleefd, iets wat +onze vrienden verwonderd deed opzien. Men was het groeten reeds lang +ontwend. Een eind verder kwam men op een klein plein, waarop eene +menigte dier smalle straatjes uitliepen en waar ook eenige kleine +winkels waren, allen gelijk aan die te Tanger, doch veel kleiner en +viezer.</p> + +<p>Het pleintje verlatend, wendde de luitenant zich tot Selam met bevel +de stad te verlaten. Het werd ons gezelschap te benauwd in deze +kwalijkriekende stad te midden van eene zwijgende bevolking. Selam sloeg +dus de eerste de beste, eenigszins wijde straat in om met spoed naar +buiten te komen. Dáár in die straat kwam <span class="pagenum" title="61"> </span><a id="p_61"></a>een heilige aan. Het voorhoofd +van den kapitein, die hem het eerst gewaar werd, betrok, maar hij zeide +niets; alleen greep hij onwillekeurig naar zijne sabel en pistolen.</p> + +<p>De kerel bleef staan, toen de stoet naderde. Hij keek het gezelschap +op eene minachtende onbeschaamde manier aan, en lachte hen honend in +hun gezicht uit. Dit werkte aanstekelijk op de volksmenigte. Een kleine +jongen, die zich wat dichter bij hen waagde en wien de kapitein een +geldstuk toewierp, werd door eene woedende vrouw vastgegrepen en +voortgesleurd onder het uitroepen van verwenschingen tegen de +Christenen. Een gemeene kerel, die vooraan liep, wendde zich om en +riep iets tot de overigen, terwijl hij op het gezelschap wees.</p> + +<p>—Zoo, zeide de kapitein, men begint ons te verwenschen. Komaan, straks +gaan we tot slaan over. Vrienden, houdt uwe wapens klaar!</p> + +<p>—Allah verdelge u, vervloekte Christenen! riep op eens een jongen.</p> + +<p>—Ja, Allah verdelge u! klonk een koor van stemmen.</p> + +<p>—Wat doen die honden van Christenen hier! riep een ander.</p> + +<p>—Zij komen ons bespieden! riep een tweede.</p> + +<p>—Die vijanden van den Profeet! schreeuwde een derde met de vuist +dreigend.</p> + +<p>—Zij komen om ons land te veroveren, klonk het weder.</p> + +<p>—Wij met ons vijven? spotte de kapitein.</p> + +<p>—Laat ze komen, riep een ander; we zullen ze weten te onthalen<ins class="corr" id="corr24" title="Bron: ?">.</ins></p> + +<p>—Ja! schreeuwde op eens de heilige; Allah zal ons over hen doen +zegevieren; hij zal onze mannen den moed van den leeuw en onze vrouwen +de vlugheid der hinde verleenen. Mahomed zal ons eene groote victorie +over hen geven; wij zullen ze dooden en niet één zal ontkomen naar zijn +vervloekt land.</p> + +<p>—Allah, Allah! Mahomed, Mahomed! schreeuwde het opgewonden volk; geen +zal er ontkomen! En opgehitst door den heilige drong de tierende troep +op het reisgezelschap aan.</p> + +<p>De luitenant en de kapitein trokken hunne sabels. Selam deelde +stokslagen uit, maar hij kreeg vloeken en slagen weerom. Opeens regende +het steenen.</p> + +<p>—Vooruit, riep de kapitein, vooruit, er op in! Slaat dood dat kanalje! +en hij spoorde zijn paard aan en reed op den troep voor zich in, gevolgd +door den luitenant, met het plat van de sabel slagen uitdeelend.</p> + +<p><span class="pagenum" title="62"> </span><a id="p_62"></a></p> + +<p>Dries, die den heilige in het oog had gehouden, reed op hem aan.</p> + +<p>—Ha, vriend heilige! riep hij; wij hebben nog eene oude rekening te +vereffenen; de heiligen van Marokko schijnen nog niet mak genoeg te +zijn.</p> + +<p>De kerel sprong vooruit en greep het paard van Dries bij den teugel.</p> + +<p>—Los! riep Dries, laat los, schurk!</p> + +<p>Maar de heilige het volk aanhitsend, liet niet los.</p> + +<p>—Daar dan, zeide Dries, pak aan schoft! en de buks bij den tromp +nemend, gaf hij hem een slag, die hem als een zak deed ineenzijgen.</p> + +<p>Toen zijn paard wendend reed hij op den troep in, en de buks als eene +knots zwaaiend, deelde hij links en rechts kolfslagen uit. Opeens bukte +een kerel zich om onder het paard van Dries door te kruipen, +waarschijnlijk om het in den buik te steken.</p> + +<p>Maar Dries had aanstonds zijne bedoeling geraden en zich over zijn paard +buigend, greep hij den schavuit in den nek, hield hem met zijn ijzeren +vuist vast, sleepte hem zoo een eind mede en liet hem toen plotseling +los. De kerel bleef voor dood liggen.</p> + +<p>De volkshoop achter onze vrienden was door den aanval van Dries en +Mohammed, die met zijn dikken taaien doornstok menigen kop tot bloedens +geslagen had, aan het wijken gebracht, het had zijn heilige in den steek +gelaten en was verdwenen in de talrijke smalle straatjes, waar Dries +noch Mohammed het geraden oordeelde hen te vervolgen. Ook de luitenant +met den kapitein en Selam hadden er dapper op ingeslagen, maar door de +achtersten opgedrongen en aangehitst konden de voorsten bijna niet +terugtrekken en daar men reeds dicht bij eene der poorten was, wilde +men niet weder terugkeeren om een anderen weg te zoeken.</p> + +<p>De kapitein en de luitenant besloten dus ditmaal er eerst op in te +schieten en zich daarna met de sabel een doortocht te banen.</p> + +<p>—Wanneer zij de schoten boven hunne hoofden hooren knallen en het +scherp der sabel in den nek voelen, zullen zij wel ruimte maken, zeide +de luitenant.</p> + +<p>Maar opeens deden zich achter den volkshoop aan het einde der straat +woeste vervloekingen hooren. Selam hief zich op in de beugels om te zien +wat dat beduidde, want hier en daar begon het volk verschrikt om te +zien, een aanhoudend gemompel doorliep den troep en enkelen zag men de +verschillende straten insnellen.</p> + +<p>—Ha! riep Selam, men komt ons te hulp, zie daar ginds, het zijn +soldaten, die zich een doortocht banen; de Gouverneur der stad rijdt aan +het hoofd.</p> + +<p><span class="pagenum" title="63"> </span><a id="p_63"></a></p> + +<p>—Goddank! riep de kapitein, we zullen dan nog heelhuids uit dit +vervloekte nest komen.</p> + +<p>Het was inderdaad zooals Selam had gezegd. Links en rechts slagen +uitdeelend naderde eene afdeeling krijgsvolk met stevige knuppels +gewapend. De menigte was spoedig verdwenen en aan het hoofd der soldaten +reed de Gouverneur der stad. 't Was een Moor van omstreeks vijftig +jaren, met schoone trekken, zeer lichte bijna blanke gelaatskleur en +langen witten baard, wat hem een zeer eerwaardig voorkomen gaf. Hij +wendde zich beleefd groetend tot de twee officieren en betuigde hun zijn +leedwezen over het gebeurde. Een soldaat, die van verre het tumult had +gezien, had hem de tijding gebracht, waarop hij zich had gehaast onzen +reizigers te hulp te komen.</p> + +<p>Begeleid door den Gouverneur was men weldra buiten de stad en onze +kapitein deed hem, op verzoek van den luitenant, het voorstel +om een bezoek aan het kleine kamp te brengen. Doch de Gouverneur +verontschuldigde zich en een escorte medegevend om hen tot aan de +legerplaats te begeleiden, nam hij afscheid van onze vrienden na hen +nogmaals te hebben verzocht het onaangename geval toch vooral niet euvel +te duiden.</p> + +<p>—En dat noemt men het groote paleis, sprak de kapitein toen men buiten +de plaats was gekomen. Ba! Tanger is er waarachtig een lusthof bij.</p> + +<p>—Gij ziet, zeide de luitenant, 't is het oude deuntje van eene +vervallen grootheid. Die stad, vroeger zóó bevolkt, zóó bloeiend, is +niets meer dan eene schaduw van wat zij eenmaal was.</p> + +<p>—Ja, 't is waar, zeide de kapitein. Hebt ge dat gebouw opgemerkt? Ziet, +en hij wendde zich om, ge kunt het hier nog zien, die talrijke bogen en +koepeldaken, weet ge wat het is! Selam heeft het mij straks gezegd; het +is een der vroegere zooeïa, een dier voor allerlei doeleinden ingerichte +gebouwen, die men in onze taal geen naam weet te geven, en waarin men +scholen, een bibliotheek, het hospitaal voor de armen, de herberg voor +reizigers, de moskee en de grafkapel bijeen vond.</p> + +<p>—Hoe ongelukkig, zeide de luitenant, dat dit volk zoo diep is gezonken. +Zijne vroegere grootheid en macht, die eens de wereld verbaasd deden +staan, zijn te niet, en in plaats van handel en verkeer aan te moedigen +blijft men overal even afkeerig tegenover vreemden, overal even vijandig +tegen de beschaving.</p> + +<p>—Ja, hernam de kapitein, dit is nu de tweede maal dat ons iets +dergelijks overkomt, en beide keeren in plaatsen, die nog het meest met +de Christenen in aanraking komen; wat zal het dan wel niet <span class="pagenum" title="64"> </span><a id="p_64"></a>te Fez zijn, +het hart der onbeschaafdheid en den zetel van het <ins class="corr" id="corr25" title="Bron: fantisme">fanatisme</ins>.</p> + +<p>—Enfin! zei Dries, we hebben ze weder eene duchtige les gegeven, en het +doet me genoegen, dat ik dien gluiperigen heilige eens onder handen heb +gehad; het zat mij nog in den kop van Tanger. En wat Fez betreft, o! we +hebben ons beste kruit nog niet verschoten, kapitein! Het beste voor het +laatst.</p> + +<p>Daar men nu bij de tenten was aangekomen, zond men het escorte, na de +mannen met eenig geld te hebben begiftigd, onder dankbetuiging aan den +Gouverneur terug.</p> + +<p>De drijvers met Selam en Mohammed begonnen het middagmaal gereed +te maken, daar men eerst den volgenden dag zou vertrekken, en de +luitenant maakte inmiddels van den top eens heuvels eene schets van +Alkazar-el-Kibir, dat op een afstand zoo'n schoon gezicht opleverde.</p> + +<p>De grootste hitte van den dag was voorbij. Men had gedineerd en maakte +het zich zoo gemakkelijk mogelijk, terwijl men een levendig gesprek +voerde over de gebeurtenissen van dien dag.</p> + +<p>Opeens rees Selam, die voor alles oogen had en alles het eerst ontdekte, +op en keek met de hand boven de oogen uit naar den kant van welken men +was gekomen.</p> + +<p>Dáár, nog op grooten afstand van de legerplaats, zag men een ruiter, die +in driftigen galop naderde, niet in de richting der stad, maar recht op +de legerplaats aan. Het scheen dat zijn paard met moeite voort kon, en +echter hield hij niet op het aan te sporen. Hij naderde snel.</p> + +<div class="chend"></div> + +<h2><a id="VIII"></a>VIII.</h2> + +<p class="subh2">DE ONTMOETING.</p> + +<p>De ruiter naderde snel. Allen waren opgestaan om te zien, welke persoon +daar recht op hen aankwam; allen trachtten den ruiter te herkennen en +schatten den afstand, die hem nog van hen scheidde, en volgden met +groote spanning zijn dollen rit.</p> + +<p>Intusschen kwam hij al nader en nader, zijn paard aanhoudend +<span class="pagenum" title="65"> </span><a id="p_65"></a>aansporend. Toen kon men zien, dat het een Arabier was. De witte +kapmantel fladderde achter hem aan, de lange buks lag dwars voor hem +over den zadel; aan zijne zijde kletterde de Turksche sabel. Zijn paard, +een prachtig koolzwart dier, was met schuim overdekt; de geheele breede +borst was met vlokken trillend schuim bespat en de wijd opgesperde +neusgaten trilden verschrikkelijk. Onophoudelijk zette de Arabier zijn +ros aan. De naakte bruine beenen bewogen zich telkens om het edele dier +de scherpe punt van de schoenen der stijgbeugels te doen gevoelen, die +de Arabieren als sporen gebruiken. De fraaie zwarte huidkleur was met +bloed besmet.</p> + +<p>Opeens, op ongeveer honderd pas van de legerplaats verwijderd, bleef +het dier trillend staan. De ruiter was met één sprong van zijn paard, +en nauwelijks had hij den grond bereikt, of het paard, begon over alle +leden hevig te beven en stortte neer.</p> + +<p>Toen trad de Arabier, zijn geweer op den rug werpend, met een +vredelievend gebaar nader, en de handen over de borst kruisend, boog hij +onder het uitspreken van den gebruikelijken groet: »Vrede zij op uw +weg!”</p> + +<p>Onze kapitein, meer gewoon met Arabieren om te gaan, beantwoordde den +groet en noodigde hem uit plaats te nemen. Het was een jong man van +ongemeene schoonheid. Zijne bruine gelaatstrekken, de zwarte knevel en +baard, en de stoute oogen gaven hem een belangwekkend voorkomen. Zijn +gelaat teekende moed en vastberadenheid; om den mond speelde een stroeve +trotsche trek.</p> + +<p>Hij zette zich op den grond neder, nam met de grootste beleefdheid de +sigaar aan, die de kapitein hem aanbood, en zeide, nadat hij eenige +oogenblikken met welbehagen den geurigen rook had opgesnoven, in +tamelijk goed Fransch:—Ik kom van Tanger en moet nog verder gaan. Ik +dacht op mijn paard te kunnen vertrouwen, maar ik zie, dat ik te veel +van zijne krachten heb gevergd. Zoudt ge mij niet een uwer paarden ter +leen willen afstaan? Het leven van honderden brave, dappere menschen +hangt er van af, dat ik mijne reis kan vervolgen.</p> + +<p>De kapitein en de luitenant, ja zelfs het geheele gezelschap stond een +oogenblik sprakeloos van verbazing, ten eerste over de beschaafde +manieren van den Arabier en zijne bekendheid met de Fransche taal, +alsook over het vreemde verzoek.</p> + +<p>De kapitein was de eerste, die het stilzwijgen verbrak:</p> + +<p>—Hoewel u niet kennende, zeide hij, zouden wij u gaarne helpen, maar +gij vraagt het onmogelijke, mijn vriend! Wij hebben slechts drie paarden +en twee muilezels; dat is juist genoeg voor <span class="pagenum" title="66"> </span><a id="p_66"></a>ons gebruik. Gij begrijpt +dus, dat we onze eigen paarden niet kunnen afstaan aan den eersten den +beste, die er om vraagt. We zouden zoo doende zelf verplicht zijn te +voet te reizen.</p> + +<p>—Ik doe een bijna onmogelijk verzoek, zeide de Arabier kalm, dat is +waar; doch als ge wist, wat er van het voortzetten van mijn rit afhangt, +dan geloof ik, dat gij het niet zoudt weigeren.</p> + +<p>—Ik herhaal, zeide de kapitein op overredenden toon, dat gij het +onmogelijke vraagt. Wij moeten morgen weder voort, en gij begrijpt, dat +wij dus geen enkel onzer paarden kunnen afstaan.</p> + +<p>—Goed, zeide de Arabier, gij moet morgen bij het krieken van den dag +weder voort, geef mij een uwer paarden, vóór zonsopgang zal een versch +paard voor u gereedstaan.</p> + +<p>De kapitein haalde ongeloovig en ongeduldig de schouders op.</p> + +<p>—Gij gelooft mij niet, zeide de Arabier. O, ik dacht bij Christenen +meer hulp te vinden! Ik bid u, geef mij een paard. Waartoe zou ik het +ook verzwijgen, vervolgde hij als tot zichzelven sprekende. Bij Allah, +den eenigen God! help mij; ik word vervolgd. Ge ziet het, mijn prachtig +paard is dood; het kan mij niet verder brengen. Ik heb twee uren op +mijne vervolgers voor.</p> + +<p>—Gij wordt vervolgd, zeide de luitenant; misschien hebt ge eene misdaad +gepleegd en komt gij onze hulp inroepen om aan den arm der wet te +ontkomen?</p> + +<p>—Eene misdaad? zeide de Arabier verwonderd en tevens beleedigd; neen, +nimmer heeft mijne hand zulk eene laagheid bedreven. Wraakzucht van +een bloedvijand is het, die mij vervolgt. Doch waartoe langer met u +onderhandeld, wat misschien tot niets leidt. Maar luistert, ik stel +vertrouwen in u; gij zijt Christenen en bovendien, zeide hij, terwijl +een flauwen glimlach om zijn mond speelde, ik waag er niets bij. Ik zal +u alles verhalen, doch beloof mij, dat gij mij geduldig zult aanhooren +en daarna, als gij mij zult gehoord hebben, te zullen handelen naar de +ingeving van uw hart zooals uwe edelmoedigheid u dat voorschrijft. Ik +heb twee uren vóór op mijne vervolgers. Dat is tijd genoeg om u mijn +verhaal te doen en mij daarna aan mijne vervolgers te onttrekken.</p> + +<p>En de Arabier begon, alsof hij niets te duchten had, met de grootste +kalmte zijn verhaal.</p> + +<p>—Ik had de betrekking van koerier van den Sultan tusschen Tanger en +Fez, en was gelukkig tot vóór korten tijd. Toen gebeurde het, dat mijn +hart werd getroffen door Rahmana, de dochter van mijns vaders vriend. +Rahmana was schoon, schoon als de houri's uit het Paradijs. Zij bezat +den slanken vorm der gazelle, de vlugheid <span class="pagenum" title="67"> </span><a id="p_67"></a>van het paard en den moed van +den leeuw. Rahmana beminde mij en ik haar; onze genegenheid dagteekende +reeds van onze kindsheid. Bij al mijn werken, bij mijn hard lot was zij +het eenige, dat mij kracht gaf tot het volbrengen van mijn plicht, +Rahmana, naar wier bezit ik haakte, gelijk een goed Mahomedaan naar het +Paradijs. De tijd door haar vader voor ons huwelijk bepaald naderde +snel, en welhaast zou ik mijne bruid als echtgenoote naar mijne woning +voeren.</p> + +<p>—Toentertijd woonde te Tanger een rijke Moor, Sid-Moessa genaamd. Hij +was een rijke wellusteling, die zijn harem opvulde met alle schoone +meisjes die hij maar kon machtig worden. De vader van Rahmana, die van +Sid-Moessa afhankelijk was, had dikwijls gesproken over de schoonheid +zijner dochter, en dit was door het een of ander toeval aan Sid-Moessa +ter oore gekomen. Op zekeren dag liet hij Rahmana's vader bij zich +ontbieden, en zeide hem dat hij zijne dochter van hem wenschte te +koopen. Rahmana's vader ontstelde en deelde Sid-Moessa mede, dat zijne +dochter met mij verloofd was en spoedig hoopte te trouwen. Maar +Sid-Moessa wilde van niets weten en Rahmana werd door haar flauwhartigen +vader naar Sid-Moessa gevoerd. Zij wierp zich voor de voeten van +Sid-Moessa neder en bad en smeekte hem haar te laten gaan; ook haar +vader paarde zijne bede aan de hare, doch niets mocht baten. Rahmana +werd in de vertrekken van den schurk gevoerd, en haar vader ontving voor +zijn tegenstreven een zoo geducht pak stokslagen, dat hij, na acht dagen +ziek te zijn geweest, aan de gevolgen bezweek.</p> + +<p>—Het was tijdens de laatste oogenblikken van Rahmana's vader, dat ik +terugkeerde van mijne reis naar Fez en het huis van mijne aanstaande +betrad. Helaas! wat hoorde ik daar. Toen ik alles had vernomen, zwoer ik +een duren eed, dat Rahmana de mijne zou worden en ik haar vader, haar en +mijzelven vreeslijk zou wreken. Ik begroef mijn ouden vriend en begon +daarna met de uitvoering mijner wraakneming.</p> + +<p>—Mijn vroeger beroep vaarwel zeggend, nam ik mijn geweer en sabel mede +en vertrok uit Tanger, zonder aan iemand iets te zeggen. Ik ging naar de +bergen en voegde mij bij eene rooverbende, die voor niets terugdeinsde, +doch er bestond onder hen weinig of geen tucht. Ik deed hun den voorslag +het huis van Sid-Moessa te plunderen en beloofde tot gids te zullen +strekken. Mijn voorslag, hoe stout ook, werd door deze lieden met +gejuich begroet en op een der eerstvolgende nachten brachten wij het +plan ten uitvoer. Met de geheele bende, wel vijftig man sterk, drong ik +des nachts <span class="pagenum" title="68"> </span><a id="p_68"></a>in de stad en in het huis van Sid-Moessa. Dit werd geheel +uitgeplunderd en uit den harem namen mijne woeste metgezellen de vrouwen +mede, die hun bekoorden. Ikzelf ontvoerde dien nacht mijne Rahmana. Dit +was het begin mijner wraak.</p> + +<p>—Deze welgeslaagde expeditie had mij in de schatting mijner makkers +zóózeer doen rijzen, dat ik door hen tot hun hoofdman werd verkozen. Van +nu af aan bracht ik orde en tucht onder mijn volk, en verbood ten +strengste het noodelooze moorden. Onze aanvallen waren voornamelijk +gemunt op die lieden, die hunnen rijkdom en macht op allerhande wijze +misbruikten. Weldra was dan ook mijn naam, die overal vrees en ontzag +inboezemde, de schrik van geheel Marokko geworden. Het slagen van onze +ondernemingen en de juiste aanwijzingen was men aan mij verplicht. +Vermomd in alle gedaanten was ik overal tegenwoordig, drong overal in en +kwam alles te weten.</p> + +<p>—Zoo was ik, de arme koerier, opeens de alom gevreesde rooverhoofdman +geworden, voor wien elke rijke ellendeling beefde. Sid-Moessa, die in +den nacht, dat wij zijn huis plunderden, tot zijn geluk was ontvlucht, +had ik sinds dien tijd te vergeefs getracht in handen te krijgen; +telkens ontsnapte hij mij.</p> + +<p>—Het is nu ongeveer twee jaren geleden, dat wij op zekeren dag +plotseling in onze schuilplaats in het gebergte werden overvallen. Een +van onze bende had zich door het goud van Sid-Moessa laten verleiden en +onze verblijfplaats verraden. De ellendeling kwam met eene afdeeling +soldaten en den Kaïd om ons te overrompelen, en hij had zijne voorzorgen +goed genomen. Midden in onze ontspanningen werden wij op eens door een +salvo van vijftig geweerschoten begroet, die men op ons loste uit het +bosch, dat onze uitspanningsplaats omringde, en dat men in alle stilte +had omsingeld nà de nachtposten gedood te hebben. Ik bleef ongedeerd, +maar ik zag mijne geliefde Rahmana vallen, door een kogel in het hoofd +getroffen. Met de snelheid van den bliksem tilde ik haar op, sprong in +den zadel, brak door de soldaten heen en bereikte onder een kogelregen +eene andere schuilplaats in het gebergte. Ik dacht, dat mijne geliefde +slechts gewond zou zijn, doch zij was dood.</p> + +<p>De Arabier zeide dit laatste op doffen toon, als ware hem de keel +toegeknepen, en zijn lichaam schokte en trilde zenuwachtig bij de +herinnering aan zijn leed. Doch niemand viel hem in de rede; men was te +veel verbaasd over het verhaal van dezen zonderlingen man om er den loop +van te storen.</p> + +<p>—Allah wilde niet, dat ik gelukkig zou zijn, vervolgde hij; <span class="pagenum" title="69"> </span><a id="p_69"></a>het zij +zoo, maar toen ik haar die ik zóó lief had, om wien ik een roover was +geworden, ontzield in mijne armen klemde, toen mijne wanhopige kreten +wegstierven in de eenzaamheid en ik te vergeefs beproefde haar in het +leven terug te roepen, toen besloot ik maatregelen te nemen om mijn +vijand te treffen en zwoer ik, dat mijne wraak verschrikkelijk zou zijn.</p> + +<p>—In sombere gemoedsstemming, met de dolzinnigste gedachten in het +hoofd, vertrok ik tot het ergste besloten. Ik sloeg den weg in naar het +tooneel van den strijd en reed voort zonder eenige voorzorg te nemen. Ik +zocht mijn vijand op, en ik mocht hem vinden.</p> + +<p>—Met mijne sabel in de vuist gekneld, reed ik voort. Mijn getrouw ros +vloog als de wind over rotsige paden, over rotskloven en rotsblokken, +doch zonder ergens voor te vreezen zette ik mijn tocht voort. De nacht +begon te vallen, toen ik een eind voor mij uit de soldaten bemerkte, die +ons hadden overvallen. De hoefslag van mijn paard had hun op hun hoede +doen zijn en toen ik verscheen, weergalmde dadelijk de kreet: »Grijpt +hem! grijpt hem!” Ik zocht mijn aartsvijand. Hij was daar, de lafaard, +verscholen achter de soldaten. Ik gaf mijn edel ros de sporen en mijne +sabel boven het hoofd zwaaiend, deed ik mijn paard een sprong nemen als +een panter en stortte mij midden tusschen de soldaten. Links en rechts, +voor en achter daalde en verhief zich bliksemsnel mijne sabel en met +elken slag wondde of doodde ik een mijner vijanden. Ik was als +krankzinnig en ontwikkelde de kracht van een waanzinnige. Men wilde op +mij vuren, doch Sid-Moessa riep: »Niet vuren! men moet den hond levend +vangen!” Eindelijk brak mijn zwaard; ik had een dozijn soldaten gedood +of zwaar gewond. De overblijvenden wierpen zich op mij als aangehitste +honden op het wild en daar ik ontwapend was, gelukte het hun mij, +ondanks mijn tegenstand, van het paard te sleuren en zich van mij +meester te maken. Men bond mij met koorden, zóó vast, dat zij in mijn +vleesch drongen en mijne huid openscheurden. Zoo werd ik overgelaten aan +de macht van mijn vijand.</p> + +<p>—Ik begreep, dat ik het ergste had te duchten, en bereidde mij er op +voor. Met een verachtelijk stilzwijgen beantwoordde ik den lafaard zijne +gemeene, lage scheldwoorden en uittartingen. De ellendeling sloeg en +spuwde mij in het aangezicht, en liet mij daarna onder groot gejuich der +soldaten, onder welke hij zijn geld mildelijk uitstrooide, de tanden uit +den mond slaan.</p> + +<p>—De ellendeling! riepen de kapitein en de luitenant als uit één mond.</p> + +<p><span class="pagenum" title="70"> </span><a id="p_70"></a></p> + +<p>—Dat was het begin zijner wraak, vervolgde de Arabier. Nadat men +hierover genoeg pret had gehad, liet hij mij de teenen van den +linkervoet afsnijden. Zie slechts, zeide hij, en hij toonde hun den +misvormden van teenen beroofden voet en den tandeloozen mond.</p> + +<p>—God, God hoe is het mogelijk! riep de luitenant. O! had ik dien +ellendeling hier.</p> + +<p>—De nacht maakte een einde aan de marteling, vervolgde de Arabier. +Mijne koelbloedigheid en vasten wil, die mij hadden weerhouden een kreet +te uiten gedurende de pijniging, hadden mijn vijand slechts te meer +verbitterd en hem doen besluiten den volgenden dag de marteling voort te +zetten, alvorens mij het leven te benemen.</p> + +<p>—Maar Allah had het anders besloten. Van mijne bende waren er eenigen +gevangengenomen en een tiental gedood, doch de rest van den troep had +zich door eene snelle vlucht, en gebruikmakende van hunne bekendheid met +alle holen en paden, weten te redden.</p> + +<p>—Het was een heldere nacht. De sterren schitterden aan den hemel, en ik +lag gebonden op den rug in eene tent, bloedende aan mijne wonden en +gemarteld door de vreeslijkste pijnen. Opeens <ins class="corr" id="corr26" title="Bron: hoordde">hoorde</ins> ik het hinniken +van mijn ros. Dat verwonderde mij, want ik dacht dat mijn paard dood +was. In het volgende oogenblik echter hoorde ik een paar doffe slagen +en dadelijk daarop werd het voorhang der tent opgeheven en trad mijn +onder-hoofdman binnen. In een oogwenk had hij de koorden, waarmede ik +gebonden was, doorgesneden en mij eene sabel in de vuist gedrukt.</p> + +<p>»Volg mij, hoofdman!” zeide hij, »gij zijt gered. Wij hebben de posten +overrompeld en neergestooten; zij zijn gestorven zonder een kik te +geven. Ook de andere gevangenen zijn vrij. Alle buitenposten der +legerplaats zijn gedood, en de overigen liggen gerust te slapen; zij +zijn in onze macht; zoo gij het wilt, zullen wij ze allen dooden.”</p> + +<p>»Volg mij,” zeide ik, »laat den kaïd en de soldaten het leven, maar volg +mij naar Sid-Moessa.”</p> + +<p>—Wij drongen in zijne tent door. Daar lag mijn doodvijand gerust te +slapen. Ik bukte mij en mijn mond aan zijn oor brengend donderde ik hem +te gemoet: »Wees gegroet, Sid-Moessa! Hier ben ik!”</p> + +<p>—De ellendeling sprong verschrikt op, en wilde om hulp roepen, doch op +hetzelfde oogenblik zette ik hem de punt mijner sabel op de keel<ins class="corr" id="corr27" title="Bron: ,">.</ins> +»Blijf rustig liggen, o Sid-Moessa,” zeide ik, »zoo ge u beweegt, dood +ik u.”</p> + +<p><span class="pagenum" title="71"> </span><a id="p_71"></a></p> + +<p>»O! dood mij niet,” riep de ellendeling, »genade in den naam van +Allah!”</p> + +<p>»Genade!” vroeg ik en mijn lichaam trilde van woede. »Genade! Hebt gij +genade betoond, toen ge Rahmana liet dooden en toen ge haar vader liet +doodgeeselen?”</p> + +<p>»Genade,” smeekte de lafaard nogmaals, »genade! Ik zal u al mijn goud +geven en mijne schoonste vrouw, maar spaar mijn leven.”</p> + +<p>»Zwijg!” brulde ik woedend, »of bij Allah en den grooten Profeet ik +dood u, ellendeling die gij zijt! Luister, o Sid-Moessa! Gij hebt mij +gehoond, beleedigd. Gij hebt mij in het gezicht geslagen en gespuwd. Gij +hebt mij de tanden laten uitbreken en de teenen laten afsnijden. De wet +van den Profeet zegt: oog om oog, tand om tand.”</p> + +<p>—Ik wenkte mijnen makker, die bij den ingang der tent dit tooneel stond +aan te zien. »Zet hem de punt van eene sabel op de borst, en als hij een +woord of kreet uit, stoot dan toe.”</p> + +<p>—En terwijl hij de punt der sabel op de ontbloote borst van mijne +vijand zette, zeide ik:</p> + +<p>»Oog om oog, tand om tand, Sid-Moessa! Gij hebt mij met de linkerhand in +het aangezicht geslagen en van den linkervoet de teenen afgesneden, ik +neem uwe linkerhand geheel.” En met een enkele slag van mijn zwaard +scheidde ik de hand van den arm.</p> + +<p>—De ellendeling kermde en kreunde in stilte en wrong zich op zijne +legerstede, doch het koude lemmer op zijn borst voelend, dorst hij geen +kreet te uiten.</p> + +<p>»Gij hebt mij de tanden uitgebroken en mij in het aangezicht gewond,” +vervolgde ik. »Ik zal het u insgelijks doen.” En ik sneed hem neus en +ooren af.</p> + +<p>»Wees gegroet, Sid-Moessa!” zeide ik tegen den kreunenden lafaard, +»wacht op mij tot ik om uw leven kom.” En wij verlieten de tent.</p> + +<p>—Daar buiten stond mijn ros, ik besteeg het en voort gingen wij als de +wind.</p> + +<p>—Sedert dien tijd heb ik Sid-Moessa onophoudelijk met mijne wraak +vervolgd. Hij is rijk en drijft grooten handel. Elke karavaan, die hij +afzond, viel mij in handen. Ik nam zijne kameelen en goederen, schonk +den drijvers het leven en de vrijheid en verdeelde zijne rijkdommen +onder de behoeftigen in den omtrek. Thans heb ik hem zoover gebracht, +dat hij van een rijk een bijna arm man is geworden, en weldra zal de +tijd komen, dat ik zijn hoofd ga halen.</p> + +<p>—Het laatste wat hij bezat te gelde makend, heeft Sid-Moessa <span class="pagenum" title="72"> </span><a id="p_72"></a>thans voor +dat geld van den Kaïd een troep soldaten gekregen. Het lange +vruchtelooze vervolgen moede, dat hij telkens met eenige manschappen +ondernam, heeft hij besloten mij ginds in de bergen op te sporen. +Hiervan kreeg ik eerst heden morgen vroeg de tijding, tegelijk met het +bericht dat hij reeds op weg was gegaan. Daar er mij alles aan gelegen +is vóór Sid-Moessa bij mijn volk aan te komen, dat hij anders wellicht +overrompelen zou, ging ik dadelijk op weg, vertrouwende op de snelheid +van mijn paard. Op den namiddag bereikte ik een nauwen bergpas, die mij +wel bekend was. Mijn weg voerde daardoor. Doch toen ik de engte uitkwam, +stuitte ik opeens op den troep van Sid-Moessa. Er schoot mij geen andere +weg over; terug kon ik niet; ik <i>moest</i> naar mijn volk. Ik trok mijn +zwaard, en wierp mij op de soldaten, sabelde neer wat mij wilde +tegenhouden, en slaagde er na een korten tegenstand in mij door hen +heen te slaan. Ik snelde voort, maar hoorde achter mij de stem van +Sid-Moessa, die zijne soldaten tot de vervolging aanspoorde, hun alles +belovende zoo zij mij gevangennamen, hetzij levend of dood. Ik behoefde +mijn paard niet aan te sporen, het edele dier liep als een razende. +Mijne vervolgers gaven het op, de een na den ander; eindelijk floten mij +een paar kogels om de ooren. Het was de afscheidsgroet van den laatsten +vervolger, die de onmogelijkheid om mij levend gevangen nemen inzag, en +mij nu toch gaarne dood zou hebben overgeleverd.</p> + +<p>—Ik hield een oogenblik mijn paard in, wendde mij om, legde op hem aan +en doodde zijn paard. Nu kon ik onbezorgd mijn rit voortzetten, doch +helaas! mijn arm paard kon niet verder; het overige weet gij.</p> + +<p>—Thans kent gij mij, aldus besloot de Arabier zijn verhaal, beschouwt +gij mij als een misdadiger? Vertrouwt gij mij? Wilt gij mij helpen?</p> + +<p>—Ja, zeide de luitenant hem de hand reikend, ik wil u helpen; neen, ik +zie in u geen misdadiger. Ik zie in uwe daden slechts de door uwe wetten +en zeden gerechtvaardigde wraak op den laaghartigen vijand.</p> + +<p>Ook de kapitein reikte hem de hand.—Vergeef mij, zeide hij, dat ik u +een oogenblik heb willen wantrouwen. Schoon ik weet, dat het niet edel +is wraak te nemen, geloof ik toch, dat ik in uwe plaats eveneens zou +gehandeld hebben.</p> + +<p>—Draal nu niet langer, zeide de luitenant; reeds zijn meer dan +anderhalf uur verstreken en uw vijand nadert. Daar, neem mijn paard, en +verwijder u zoo spoedig gij kunt.</p> + +<div class="figcenter" style="width: 344px;"> +<span class="pagenum" title="-"> </span><a id="p_72a"></a> + +<a href="images/ill_p072a.png"><img src="images/ill_p072a-t.png" width="344" height="497" alt="Ik wendde mij om, legde op hem aan en doodde zijn paard. Bladz. 72." title="Klik voor vergroting (1031×1492px, 334kb)" /></a> +<div class="caption">Ik wendde mij om, legde op hem aan en doodde zijn paard. <a href="#p_72">Bladz. 72</a>.</div> + +<span class="pagenum" title="-"> </span><a id="p_72b"></a> +</div> + +<p><span class="pagenum" title="73"> </span><a id="p_73"></a></p> + +<p>De Arabier betuigde zijnen dank op bewogen toon. Hij trad naar het +paard en bekeek het met het oog van een kenner.</p> + +<p>—Die zal mij wel brengen waar ik moet zijn, zeide hij. Hier dicht bij +heb ik vrienden, ik zal u vóór zonsopgang een paard zenden; vertrouw +daarop!</p> + +<p>Hij liep naar zijn paard, dat daar voor dood neder lag, en deed het den +zadel en het tuig af om het mede te nemen. Doch opeens bewoog zich het +schijnbaar doode dier. De Arabier sprong op van verbazing, en knielde +bij zijn trouw ros neer. Hij klopte het op den nek, streek het over den +kop en het paard, hoe langer hoe meer uit zijne verdooving ontwakende, +hief den kop op en stond na eenige oogenblikken op, waggelend en +sidderend aan al zijn leden.</p> + +<p>—Geloofd zij de Profeet, riep de Arabier verheugd, het dier leeft!</p> + +<p>—Maar vertrek dan toch, riep de luitenant, vertrek of het is te laat.</p> + +<p>—Te laat, bij Allah, neen! dat niet, riep de Arabier, en hij sprong te +paard. Ik heb niet meer noodig u een paard te zenden, zeide hij, zich +goed in den zadel zettend. Geef mijn paard een goed leger en goed +voeder, en morgen ochtend is het weder volkomen gezond en in staat u te +dragen. Neem het van mij in gebruik, ik zal het van u opeischen in ruil +voor het uwe.</p> + +<p>—Goed, zeide de luitenant, maar vertrek. Zie, 't is reeds bijna +volkomen nacht. Spoed u heen, eer het te laat is.</p> + +<p>—Waarheen gaat ge? vroeg de Arabier.</p> + +<p>—Naar Fez, antwoordde de luitenant.</p> + +<p>—Naar Fez? zeide de Arabier verwonderd, goed, ik zal u binnen zeer +korten tijd weerzien. Vaarwel! Allah behoede u op uw weg.</p> + +<p>—Halt! riep de luitenant opeens, toen de Arabier op het punt was zijn +paard te doen voortgaan. Hoe is uw naam?</p> + +<p>—Mijn naam? zeide de Arabier zich voorover buigend. Ik heet +Sid-Abd-Allah, men noemt mij <i>de geweldige</i>. En den teugel vierend, +vertrok hij in galop.</p> + +<div class="chend"></div> + +<p><span class="pagenum" title="74"> </span><a id="p_74"></a></p> + +<h2><a id="IX"></a>IX.</h2> + +<p class="subh2">DOOR INSECTEN OVERROMPELD.—DE TARANTULA.</p> + +<p>Toen de Arabier te paard springend zijn naam noemde, maakte Selam een +zoo hevig gebaar van ontzetting, dat het door allen werd opgemerkt. Doch +hij was niet de eenige, die verschrikte; ook de drijvers, die op een +kleinen afstand gezeten het verhaal hadden aangehoord, verbleekten en +ontstelden.</p> + +<p>—Gij ontstelt, Selam, mijn dappere, zeide de kapitein. Kent gij +Sid-Abd-Allah?</p> + +<p>—Ja heer, zeide Selam, wie zou dien naam zonder ontroering kunnen +aanhooren. Hij doet iedereen ontstellen van Tanger tot Fez; door geheel +Marokko wordt hij slechts fluisterend en met vreeze en dankbaarheid +genoemd.</p> + +<p>—Is die man dan zoo verschrikkelijk? vroeg de luitenant.</p> + +<p>—Ja heer, antwoordde Selam, verschrikkelijk voor hen, die niet +rechtvaardig handelen. Hij treedt overal op als een van Allah gezonden +wreker. Is er een Sheik, een Kaïd, ja zelfs een Pacha, die zijne +onderdanen uitzuigt en mishandelt, kortom, die niet is wat hij behoort +te zijn, dan is hij zeker den een of anderen dag een bezoek van +Sid-Abd-Allah te ontvangen. Menigeen heeft zijne tirannie met den dood +of met verlies van have en goed betaald. En voor de armen is hij als een +afgezant van Allah, als een goede geest. Waar gebrek, waar ellende +heerscht, verschijnt hij en doet wel in den naam van Allah en den +grooten Profeet. Wat hij den rijken dwingeland afneemt, het met bloed +bevlekte geld, geeft hij den armen. Door de rijken, door de ellendige, +wreede, machtige overheden van dit land wordt hij gehaat maar tevens +gevreesd, door de armen wordt hij geëerd en gevreesd, zooals men Allah +en den Profeet vreest.</p> + +<p>—Kent ge ook dien Sid-Moessa? vroeg de luitenant.</p> + +<p>—Sid-Moessa, heer! antwoordde Selam, is de booze geest van Tanger. +Allah had hem met rijkdommen begunstigd, en de ellendige hond gaf den +bedelaar, die voor zijn huis lag te jammeren van honger en ellende, +eten, dat hij met opzet met zand liet bestrooien.</p> + +<p>—He! wat een fielt, zei Dries met een niet te beschrijven verachtend +gebaar.</p> + +<p>—Hij kocht de schoonste jonge meisjes der armen met zijn <span class="pagenum" title="75"> </span><a id="p_75"></a>geld, en liet +hem, die zich bij hem om hulp aanmeldde of zich kwam beklagen over de +eene of andere onrechtvaardige daad zijner lieden, met stokslagen +wegjagen. De Kaïd, die met hem heult, is even slecht als hij en staat +geheel onder den invloed van Sid-Moessa door het geld, dat hij hem +verschuldigd is.</p> + +<p>De nacht viel snel en een blik naar den horizont werpend, zag men »den +geweldige”, die zich met groote snelheid voorwaarts spoedde, +langzamerhand uit het gezicht verdwijnen.</p> + +<p>Selam zorgde voor het paard van Sid-Abd-Allah en bewonderde de +schoonheid van het dier, maar daar men den anderen morgen vroeg wilde +vertrekken, begaf men zich spoedig ter ruste.</p> + +<p>Vóór de luitenant de tent binnentrad, naderde Selam hem en zeide:—Heer! +gij hebt wel gedaan Sid-Abd-Allah een dienst te bewijzen. Hij zal +voortaan een vriend zijn en zijne vriendschap is voor ons veel waard.</p> + +<p>—Des te beter, zeide de luitenant, des te beter. Ik hoop maar, dat hij +niet te lang gedraald heeft om te ontkomen.</p> + +<p>—O heer! wees gerust, zeide Selam. Hij zal zijnen vervolgers wel +ontkomen. Eer de nacht half verstreken is, zal hij aan Karia-el-Abbassi +zijn, waar hij een versch paard zal nemen en zoo verder. Bovendien, zei +Selam met de meeste overtuiging, Allah beschermt hem.</p> + +<p>De luitenant en de kapitein begaven zich in de tent, en terwijl Mohammed +bleef waken, legde Selam zich insgelijks neder om de eerste uren van den +nacht te rusten, waarna hij de wacht betrok tot den morgen.</p> + +<p>Het was nog vóór het krieken van den dag. Selam zat stil bij de tenten +en liet zijnen blik over de uitgestrekte vlakte weiden en over het +zilveren vlak van de rivier de Koes, die zich hier tusschen het terrein +slingerde als eene zilveren streep, hier verborgen door een heuvel of +bosch, daar weder te voorschijn tredend.</p> + +<p>Opeens verscheen bij een heuvel aan eene kromming van den weg een +ruiter, die een los paard bij den teugel leidde. Hij naderde in +vliegenden galop, hield op eenigen afstand van de legerplaats stil en +naderde Selam na de paarden aan een struik te hebben vastgebonden.</p> + +<p>Selam verroerde zich niet.</p> + +<p>De ruiter trad nader; het was een neger. Hij bleef eerbiedig staan, met +het hoofd voorovergebogen.</p> + +<p>—Vrede zij met u! zeide hij.</p> + +<p>—Allah behoede u! antwoordde Selam, en gaf hem tevens een wenk om zich +neer te zetten.</p> + +<p><span class="pagenum" title="76"> </span><a id="p_76"></a></p> + +<p>—Vanwaar komt ge? vroeg Selam.</p> + +<p>—Van Karia-el-Abbassi, antwoordde de neger. Sid-Abd-Allah laat de +Christen-krijgslieden groeten.</p> + +<p>—Hebt gij het paard medegebracht? vroeg Selam.</p> + +<p>De neger knikte, en opstaande liep hij naar de paarden en maakte dat van +den luitenant los en bond het vast bij de andere paarden.</p> + +<p>—Het is niet erg vermoeid, zeide de neger weder gaande zitten. +Sid-Abd-Allah heeft het slechts tot Karia-el-Abbassi bereden en het goed +laten voeren. Na een paar uren rust zal het even frisch zijn, alsof het +den geheelen nacht had gerust. Sid-Abd-Allah heeft mij gelast u dit te +zeggen.</p> + +<p>—Het is wèl! zeide Selam, heeft de Sheik u niets anders gelast<ins class="corr" id="corr28" title="Bron: .">?</ins></p> + +<p>—Ja, antwoordde de neger. Sid-Abd-Allah zeide: Zeg aan de Christenen, +dat Sheik Sid-Abd-Allah nooit een bewezen dienst vergeet.</p> + +<p>Selam knikte goedkeurend.—Ga, mijn broeder! zeide hij, het is wèl. +Selam zal uwe woorden getrouw overbrengen, wees daar gerust op.</p> + +<p>—Vrede zij op uwen weg! zeide de neger, en te paard springend reed hij +weg in zoo snellen galop, dat hij in een oogenblik uit het gezicht was, +het paard van zijnen meester medevoerend, aan hetwelk geen vermoeienis +was te bespeuren.</p> + +<p>Toen de neger was vertrokken, rees Selam op en begaf zich naar het paard +van den luitenant. Er was geen spoor aan het dier te zien van den +verbazenden rit, dien het had afgelegd in zoo korten tijd.</p> + +<p>—Ik wist het wel, mompelde Selam, het paard streelend. De geweldige +wordt niet te vergeefs beschermd door den Profeet. Zijn paard was bijna +dood en zie het herleeft opeens, en dit is even frisch alsof het in eene +vette weide had geloopen in plaats van een rit te hebben gedaan naar +Karia-el-Abbassi en terug. Allah heeft het dier zeker een toovermiddel +gegeven<ins class="corr" id="corr29" title="Niet in Bron.">.</ins> Men zegt, dat hij zijn paarden met wijn wascht en met +vleesch voedt.</p> + +<p>Een uur na zonsopgang was de karavaan, na de rivier de Koes te hebben +doorwaad, weder op den weg. De luitenant en de kapitein waren in druk +gesprek over het avontuur van den vorigen avond, en evenals Selam +verwonderden beiden zich over de flinke houding van Frank's paard, +waaraan geene gevolgen van uitgestane vermoeienis te bemerken waren.</p> + +<p>—Die opmerking van Selam, zeide de luitenant, dat volgens geruchte onze +roover-Sheik zijne paarden laat voeden met vleesch en wasschen met wijn, +herinnert mij aan een verhaal dat ik eens, ik weet niet meer waar, heb +gelezen van een beruchten Engelschen <span class="pagenum" title="77"> </span><a id="p_77"></a>struikroover, een soort van Rinaldo +Rinaldini. Die avonturier werd door de politie vervolgd en had zijne +ontsnapping alleen aan de vlugheid van zijn paard, dat van Arabisch +bloed was, te danken. Toen hij zijne vervolgers een tamelijk eind +vooruit was, gaf hij het een kwartiertje rust in eene herberg op zijnen +weg. Het dier kon dan ook bijna niet meer staan van vermoeidheid. De +roover liet zich een emmer wijn geven en een enormen rauwen biefstuk. In +den emmer met wijn plaatste hij om beurt de pooten van zijn paard, ze +zorgvuldig met den wijn wasschende. Den biefstuk lag hij tusschen de +tanden van het paard, dat het stuk vleesch smakelijk uitzoog zonder +het evenwel op te eten. Terwijl hij daarmede nog bezig was, kwamen de +politieagenten aan om den vluchteling te vatten. Maar de roover sprong +te paard en verdween snel, want het paard was door dat wijnbad en het +buitengewone maal zóó versterkt, dat het nog uren ver den rit volhield +en over schuttingen en muren heen sprong alsof het eerst pas op weg was +gegaan.</p> + +<p>—'t Is zonderling, zeide de kapitein, ik heb ook meer van die +vertelseltjes gehoord, maar er nooit het ware van vernomen.</p> + +<p>Men reed thans voort over eene uitgestrekte golvende vlakte, dicht +begroeid met laag struikgewas en bezaaid met bloemen van allerlei +kleuren.</p> + +<p>Opeens zag men een man naderen. Het was een Arabier. Hij zag er armoedig +uit, had een dikken knoestigen stok in de hand en om den hals hing een +lederen zak aan een riem.</p> + +<p>—Het is een koerier van den Sultan, zeide Selam, die naar Tanger gaat. +In den leeren zak heeft hij de brieven van den Sultan en zijne ministers +en van particuliere personen.</p> + +<p>De koerier bleef, ons gezelschap genaderd zijnde, verwonderd doch +eerbiedig staan. Hunne betrekking, die hen overal heen voert, doet hen +veel in aanraking komen met Europeanen. Vandaar, waarom deze lieden meer +met deze laatsten bekend zijn en zich ook verstandiger gedragen dan het +meerendeel hunner fanatieke domme landslieden. Hij vroeg, of men ook +brieven naar Tanger had mede te geven? De luitenant en de kapitein gaven +den armen drommel eenig geld, waarmede hij zeer verheugd was, en na het +gebruikelijke: »God behoede u op uwen weg!” ging hij verder.</p> + +<p>—Het is een ellendig leven, zei Selam. Zij leggen den weg van Fez naar +Tanger af in vier dagen. Deze loopt door eenzame woeste streken, door +bosschen en dorre vlakten, over rotsige onbegaanbare paden, waar alleen +zoo'n koerier kan voorkomen; zij moeten stroomen overzwemmen en hebben +met den verstikkenden woestijnwind <span class="pagenum" title="78"> </span><a id="p_78"></a>te kampen. En dan komt daar de +weersgesteldheid nog bij, in den zomer brandend heet, in den winter +aanhoudende gure winden en slagregens. Zij loopen dag en nacht, en +slapen slechts een paar uren per dag. Om bijtijds te ontwaken binden zij +zich een koord aan den voet, dat zij aan het eene eind in brand steken. +Het touw heeft een paar uur noodig om af te branden, zoodra nu het vuur +den voet raakt, wordt de koerier daardoor wakker. Een stuk brood en een +paar vijgen is zijn eenigst voedsel op een ganschen dag en het loon, dat +zij voor al die inspanning en vermoeienissen ontvangen, is zeer karig. +Zij loopen gewoonlijk in een draf, en als zij te Tanger of te Fez +aankomen, gaan zij kort daarna weder terug.</p> + +<p>—Een mooi baantje, zei Dries, dat van brievenbesteller in Marokko. Ik +moet het bepaald zien te worden!</p> + +<p>—Goed, zei de kapitein, ik beloof je mijne voorspraak bij den Sultan.</p> + +<p>—Hartelijk dank, kapitein! antwoordde Dries. Maar doe het niet al te +haastig en vooral als gij het eenmaal voor mij verkregen hebt, verras er +mij dan niet plotseling mede, maar zeg het mij zoo omzichtig mogelijk. +Ik mocht van vreugde eens een ongeluk krijgen.</p> + +<p>Tegen den avond sloeg men, afgemat van de hitte, het kamp op aan den +voet van den <ins class="corr" id="corr30" title="Bron: keuvel">heuvel</ins>.</p> + +<p>—Weet gij wel, kapitein, zeide de luitenant, wat ik geloof?</p> + +<p>—Als gij het mij zult gezegd hebben, zeker wel! antwoordde de kapitein +droogjes.</p> + +<p>—Ik geloof, dat we heden nacht niet veel zullen slapen, zeide de +luitenant.</p> + +<p>—En dat waarom niet? vroeg de kapitein verwonderd.</p> + +<p>—Omdat ik, antwoordde de luitenant, de geheele vlakte, die wij zijn +doorgetrokken, tot hiertoe heb zien leven van de insecten. Elke grashalm +bewoog, de struiken zaten vol, de lucht is er vol van, de steenen waren +er mede overdekt en het zand kan men niet zien door de menigte.</p> + +<p>—Eene mooie tijding, voorwaar! zeide de kapitein. Welnu, ik bezweer u, +dat ik zal slapen ondanks dat tuig.</p> + +<p>—Zweer niet, waarde kapitein, zeide de luitenant lachend. Ge zoudt in +het geval kunnen komen, dat ge uwen eed niet kondt houden.</p> + +<p>Men bleef nog lang genieten van den heerlijken nacht, om zich eindelijk +ter ruste te begeven. De kapitein onderwierp eerst de tent aan een +streng onderzoek, doodde onmeedoogend wat hij vond en legde zich toen +neder. Ook de luitenant en Dries hadden zich te slapen gelegd.</p> + +<p><span class="pagenum" title="79"> </span><a id="p_79"></a></p> + +<p>De luitenant lag nauwelijks rustig te bed, of de aanvallers begonnen +zich reeds te vertoonen; maar Frank lag overal heen te kijken en sloeg +ze met een stokje weg, waar zij zich in zijne nabijheid vertoonden. De +kapitein, die zich goed wilde houden, bewoog zich onrustig, en nu en dan +hoorde men een onderdrukten vloek.</p> + +<p>Opeens sprong de kapitein op.—Neen, riep hij, dat is niet uit te +houden! Ik geloof waarachtig, dat ze mijn veldbed willen wegslepen.</p> + +<p>De luitenant lachte.—Wel, wat heb ik u gezegd? zeide hij.</p> + +<p>—Vervloekt, riep de kapitein weder, ik voel ze tegen mijne beenen +opkruipen. Ik hoor ze om mij heen snorren en gonzen. Wacht kanalje! ik +zal je wel helpen, en hij ontstak eene kaars.</p> + +<p>Ook Dries was nu van zijn veldbed gesprongen en zelfs de luitenant kon +het ondanks zijne kalmte niet langer uithouden.</p> + +<p>Toen er licht was ontstoken, begon men het terrein te verkennen. En +het resultaat was alles behalve geruststellend. Het vermoeden van den +luitenant had zich maar al te zeer bewaarheid; overal wemelde het van +insecten; alles leefde als 't ware. De grond scheen zich te bewegen; de +wanden der tent waren in voortdurende golving. De diertjes klommen op +langs de wanden naar den top en lieten zich daar gekomen naar beneden +vallen. De veldbedden en de kleedingstukken waren er dan ook geheel mede +overdekt.</p> + +<p>De slachting begon. Selam, die het gerucht hoorde, kwam te hulp; men +ging aan het doodslaan, aan het verbranden, aan het verjagen, doch het +hielp niets. In korten tijd was de grond bedekt met dooden, maar er +kwamen steeds levenden voor in de plaats. Het was onbegrijpelijk, waar +dat gedierte vandaan kwam; zooveel kon men er niet dooden, dat zij er +zichtbaar door verminderden.</p> + +<p>En intusschen was de luitenant als een ijverig insectenkundige bezig de +buitengewone exemplaren in verzekerde bewaring te nemen, zonder zich +overigens veel met de slachting te bemoeien.</p> + +<p>—Ha! riep hij uit, dezen neem ik; daar hebben we <i xml:lang="la">cicindela campestris</i> +of den veld-zandkever, den tijger onder de insecten.</p> + +<p>—En hier hebt ge een reusachtigen duizendpoot, riep de kapitein! +<span xml:lang="fr">Parbleu</span>, wat leelijk beest! En hij vertoonde een duizendpoot van een +decimeter lang en bijna zoo dik als een pink, die zich woedend +kronkelde.</p> + +<p>—Mooi! zei de luitenant verheugd, geef hier!</p> + +<p>—Ziedaar weder een andere, riep de kapitein hem toe; het beest heeft +moeite om zijn dikken buik te dragen.</p> + +<p>—Geen wonder, zeide Dries, de stumpert heeft de waterzucht, zie slechts +hoe zijn buik opgezwollen is. 'k Dacht tot heden, dat alleen de menschen +met die kwaal bevoorrecht waren.</p> + +<p><span class="pagenum" title="80"> </span><a id="p_80"></a></p> + +<p>—'t Is <i xml:lang="la">meloe majalis</i>, riep de luitenant; dat zijn met de <i xml:lang="la">cicindela +campestris</i> twee insecten, die wij ook bij ons in Holland hebben.</p> + +<p>—Verduiveld, zeide de kapitein, gij doet sterk in Latijn, maar ik maak +aanspraak op eene verklaring van die namen, heer luitenant!</p> + +<p>—Met genoegen, antwoordde deze.</p> + +<p>—Wil mijnheer nog gediend zijn van monsterhagedissen, reusachtige +sprinkhanen, kolossale krekels of iets dergelijks, riep Dries. Ik heb +hier zoowat van alles. Kan ik u soms dienen met wantsen? Ik heb hier een +partijtje zeer mooie groene, zoo groot als een tien-stuiverstuk, of +houdt u meer van spinnen? Die heb ik in alle grootten en kleuren.</p> + +<p>—Hier hebt ge weer zoo'n dikbuik, luitenant! riep de kapitein, wilt ge +er nog meer?</p> + +<p>—Welke hebt ge, vroeg de luitenant, die niet goed had geluisterd.</p> + +<p>—Welke? wel drommels <i>dikbuikius waterzuchta</i>, antwoordde de kapitein, +ge ziet, dat ik ook Latijn ken.</p> + +<p>—Nog rupsen, luitenant? vroeg Dries een handvol vertoonende, er zijn +kale en ook die zoo dik met haar zijn bezet, dat een paruikenmaker er +jaloersch op zou worden.</p> + +<p>—Belieft mijnheer nog gedrochten of monsters? spotte de kapitein, ik +zie er eenigen van afschuwelijke gedaanten rondkruipen!</p> + +<p>—Maar het helpt niet, riep de kapitein wanhopend; zie, de grond is +bezaaid met koppen, vleugels, klauwen en wat al meer, en dat tuig blijft +maar vermeerderen. Ik geloof waarachtig, dat zij onzen ondergang hebben +gezworen. Ho, ho, vriend! een beetje minder onbeleefd, hoor! <span xml:lang="fr">parbleu!</span> ge +vliegt me bijna een oog uit<ins class="corr" id="corr31" title="Bron: .">,</ins> en hij sloeg een grooten kever tegen +den grond.</p> + +<p>—Hoor eens, kapitein! zeide Dries. Men kan zien, dat dit gespuis +Marokkaansche insecten zijn.</p> + +<p>—En waaraan kunt ge dat zien? laat eens hooren.</p> + +<p>—Wel, dat tuig is even fanatiek en even fel op de Christenen gebeten +als de bewoners van dit land.</p> + +<p>—Juist! riep de kapitein, ik vat het; de zaak is zoo klaar als de dag, +zij vallen ons aan en zijn belust op ons bloed, wijl zij Mahomedaansch +zijn.</p> + +<p>—Maar wacht, riep de kapitein opeens, <span xml:lang="fr">parbleu!</span> dat ik daaraan niet eer +heb gedacht.</p> + +<p>—Waaraan? vroeg Dries.</p> + +<p>—Wel aan buskruit, antwoordde de kapitein, en hij begon buskruit op den +grond te strooien.</p> + +<p>Plotseling, terwijl de kapitein hiermede bezig was, slaakte Selam, +<span class="pagenum" title="81"> </span><a id="p_81"></a>ondanks zijn weinigen afschuw van dat heir van insecten, een +onderdrukten gil en snelde de tent uit.</p> + +<p>—Wat scheelt hem? vroeg Dries.</p> + +<p>—Ik geloof, dat hij den duivel heeft gezien, zeide de kapitein. Komaan, +laten we het kruit aansteken; ik wensch een einde te maken met dit +gespuis, want ik wil slapen.</p> + +<p>Een oogenblik daarna trad Selam weder binnen. Hij had een paar lange +scherpe doornen in de hand. Een oogenblik zag hij behoedzaam rond in een +hoek der tent, toen bukte hij zich en vertoonde aan den verbaasden +luitenant eene tarantula, die aan een doorn zat gestoken.</p> + +<p>Het is onmogelijk de uitdrukking van angstigen schrik en ontzetting te +beschrijven, die Selams gelaat teekende, toen hij de spin, zoolang zijn +arm was van zich afhoudende, den luitenant aanbood.</p> + +<p>—Drommels! riep deze verheugd uit, eene tarantula! Bravo, Selam, dat is +de beste vangst van den avond.</p> + +<p>De kapitein en Dries kwamen nu ook nader om een kijkje te nemen van dat +gevreesde dier, en men beschouwde de tarantula aandachtig. Het was eene +spin van ongeveer 40 millimeter lengte, roodbruin van kleur. Op den rug +had zij eenige dwarsstrepen van eene zwarte kleur met roodachtig witte +randen of zoomen. Op den buik had zij eene zwarte overlangsche streep. +Het zwarte borststuk prijkte met roodachtige lichte vlekken.</p> + +<p>De luitenant raakte het dier met den vinger aan, doch Selam trok snel +zijne hand weg.</p> + +<p>—O, raak haar niet aan, raak haar niet aan! Zij zou u bijten, zeide hij +ernstig, en dien zij bijt, o, dien moge Allah bijstaan. Hij wordt +razend, lacht, weent en jammert of zingt en stelt zich aan als een kind. +Anderen krijgen slaap of een onweerstaanbaren lust om te dansen, ja, men +wordt er krankzinnig door.</p> + +<p>—Dwaasheid, zei de luitenant, zie ik raak haar aan. Selam sidderde.</p> + +<p>—En om u te bewijzen, dat haar beet niet die uitwerking heeft, ga ik +mij door haar laten bijten.</p> + +<p>—O, heer, riep Selam op de knieën vallend, doe het niet!</p> + +<p>Het was te laat. De tarantula, door den luitenant geplaagd en bovendien +reeds woedend door de pijn, die de doorn haar veroorzaakte, beet in den +vinger.</p> + +<p>Selam stiet een angstkreet uit, sloeg de handen voor het gelaat en als +door ontzetting aangegrepen, vloog hij de tent uit onder het mompelen +van: »Allah behoede u!”</p> + +<p><span class="pagenum" title="82"> </span><a id="p_82"></a></p> + +<p>Die hartstochtelijke ontboezeming van vrees greep nu echter ook den +kapitein en Dries aan en beiden vroegen den luitenant, of hij wel zeker +was van zijne zaak.</p> + +<p>—Zeker! antwoordde deze, anders zou ik zoo iets niet doen. Het is een +overal verbreid oud bijgeloof, dat aan den beet van de tarantula zulke +vreeslijke gevolgen toeschrijft. Maar laten wij zien te bed te komen, ik +zal u dan nog het een en ander verhalen als het u niet verveelt.</p> + +<p>—Aangenomen, riep de kapitein, komaan, Dries! aan het werk, opdat wij +kunnen slapen.</p> + +<p>Nog altijd krioelde het van insecten. Van alle kanten kwamen zij +aanzetten in geregelde troepen. Hier was het eene bende krekels, die +geregeld voortmarcheerden, daar spinnen, rupsen, kortom van alles, en +tot overmaat van smart kwam er eindelijk eene lange kolonne van mieren +opzetten, waarvan het eind niet te zien was.</p> + +<p>—Welja, kom vrij binnen, zeide de kapitein, hoe meer hoe liever; hoe +meer zielen, hoe meer vreugd; 't is schooner de overwinning te behalen +over millioenen dan over duizenden. Komaan, Dries, maken wij een begin, +vuur!</p> + +<p>Nauwelijks had hij dit gezegd, of Dries stak een hoopje kruit aan. Een +vuurstraal schoot, sissend als eene slang, over den grond recht op den +hoofdtroep van de aanrukkende mierenkolonne aan. Dat gaf eene groote +verwarring; de voorsten werden gedood of gekwetst; de daarop volgenden +wilden terugtrekken, doch werden daarin belemmerd door den ontzettenden +sleep, dien zij achter zich hadden. Door de overmacht gedwongen, drongen +zij weder voorwaarts.</p> + +<p>Maar intusschen had de kapitein eene nieuwe slang van kruit gevormd, en +voor de tweede maal werden de mieren door het vuur overvallen. Ditmaal +greep er eene ontzettende wanorde in de gelederen plaats, en de voorste +troep zocht links en rechts een goed heenkomen. De volgende achtten het +nu ook geraden terug te trekken, en zoo sloeg het mierenleger in +volslagen wanorde op de vlucht.</p> + +<p>Naar alle zijden strooide men nu buskruit en stak het aan. Het gevolg +bleef niet uit. Tegen dezen vijand waren zelfs de hardnekkigste, +stoutste insecten niet bestand; zij vluchtten naar alle kanten de tent +uit, en weldra was men van deze plaag bevrijd, doch de tent was geheel +met kruitdamp gevuld.</p> + +<p>—Zie zoo, zei de kapitein, de slag is gewonnen. Zij zullen ons nu voor +van nacht wel met vrede laten. Laten we nu nog eens dapper rooken om nog +de enkele gevleugelde achterblijvers te verjagen, en we kunnen ons +gereed maken om eens heerlijk te slapen. <span class="pagenum" title="83"> </span><a id="p_83"></a>Kruitdamp en tabaksrook! dat +is ten minste uit te houden voor een soldaat. Het behoort tot het +beroep. Maar dat kanalje! zie ik ben bont en blauw gebeten en gestoken, +en dat zal mij nog wel een poosje wakker houden. Komaan, luitenant, gij +zijt ons opheldering schuldig over de tarantula en die andere plagen van +Marokko; begin zoo gij wilt. Als mijne sigaar op is, ga ik slapen.</p> + +<p>Men legde zich neder en de luitenant gaf zijn verhaal ten beste.</p> + +<p>—De tarantula, zoo begon hij, heeft haren naam, die Italiaansch is, +geërfd van eene vergiftige spin, die veel voorkwam in den omtrek van +Tarente of Tarento zooals de Italianen zeggen. Men noemde deze spin, +naar de plaats waar zij voorkwam, tarentula. De beet dier spin had, naar +men beweerde, noodlottige gevolgen. Zoo is met eene kleine wijziging in +de letter de naam tarantula ontstaan.</p> + +<p>—Dat is duidelijk, merkte de kapitein op.</p> + +<p>—De tarantula, vervolgde de luitenant, leeft bij voorkeur op zandige +plaatsen. Zij graaft op zonnige onbebouwde hellingen een gat in den +grond. De opening van dat hol, dat licht zou kunnen instorten, versterkt +zij door een rand van droge planten, welke zij aaneenspint. Van binnen +bepleistert zij haar hol met eene stof, die door de hitte der zon zoo +hard als steen wordt. Door den rand en doordat het eind van het hol +opwaarts loopt, is hare woning beveiligd voor het indringen van vocht of +voorwerpen, die er in konden vallen.</p> + +<p>—Een slim dier, zei de kapitein.</p> + +<p>—Ja, vervolgde de luitenant, dat zijn trouwens alle spinnen. De +tarantula schijnt des daags te slapen; men ziet haar dan ten minste +zelden. Maar zoodra de zon onder is, komt zij te voorschijn en gaat aan +den ingang van haar hol op de loer liggen en als de nacht eenmaal is +gevallen, verlaat zij het hol om in den omtrek rond te zwerven, loerend +op buit. Heeft zij het eene of andere insect bemachtigd, dan sleept zij +het in haar hol en verslindt het daar op haar gemak, terwijl zij de +onverteerbare deelen weder naar buiten werpt. Deze liggen dan ook +dikwijls opeen gehoopt rondom den ingang.</p> + +<p>—Het is dus een roofdier? vroeg de kapitein.</p> + +<p>—Dat zijn alle spinnen, antwoordde de luitenant; zij leven van kleine +insecten, uitgezonderd de reusachtige vogelspin van Zuid-Amerika, die +kleine vogels en andere dieren aanvalt en verslindt of uitzuigt.</p> + +<p>—<span xml:lang="fr">Parbleu!</span> zeide de kapitein, die moet dan nog al wat mans zijn.</p> + +<p>—Ja, zij is met uitgestrekte pooten zoo groot als eene hand, antwoordde +de luitenant.</p> + +<p>—Ba! zeide de kapitein, ik ril als ik er aan denk.</p> + +<p><span class="pagenum" title="84"> </span><a id="p_84"></a></p> + +<p>—Maar ik dwaal van de tarantula af. Enkel in den zomer leeft de +tarantula, als ik mij zoo mag uitdrukken, want van October tot in de +lente verkeert zij in een staat van verdooving of winterslaap. Zij stopt +de opening van haar hol dicht met een bal, dien zij op dezelfde manier +maakt, als den rand rondom den ingang. Wanneer men haar gedurende dien +tijd opgraaft, is zij slaperig; loopt waggelend alsof zij dronken is, +weet niet wat zij doet, en men heeft haar dan in het minste niet te +vreezen. Er is geen geval bekend, dat zij gedurende dien toestand bijt.</p> + +<p>—Aan het uiteinde van het achterlijf draagt de tarantula een witten zak +zoo groot als een hazelnoot. Dat is de eierzak. In de maanden September +en Augustus komen de jongen uit den zak te voorschijn. Zij zijn +gewoonlijk 600 à 700 in getal.</p> + +<p>—Wat blief, riep de kapitein, 600 à 700 jongen? Ik geloof dat ge ons +fopt, luitenant!</p> + +<p>—Neen, zei deze, het is volkomen waar. Deze jongen komen uit den zak, +klimmen op den rug der moeder en loopen daarop rond, totdat zij groot +geworden zich overal heen verspreiden om een zelfstandig leven te +beginnen.</p> + +<p>—'t Moet een fraai gezicht zijn, zeide de kapitein, eene moeder +wandelende met 6 à 700 kindertjes op haar rug. Zoo'n tarantula-moeder +heeft een enormen rug, luitenant.</p> + +<p>Dries lachte, dat hij schaterde.</p> + +<p>—En om nu op de gevreesde gevolgen van haar beet te komen, zoo ik het u +heden niet reeds heb bewezen, kan daartoe het volgende dienen. Sinds de +vroegste tijden is dat geloof aan de noodlottige gevolgen van den beet +der tarantula overal verspreid en duurt voort tot in onze eeuw. Men +noemt als die gevolgen: aanhoudend zingen of lachen, weenen en jammeren, +het lijden aan slaapzucht of slapeloosheid; bij anderen braking, eene +razende begeerte om te dansen, uitwasemen, last van huiveringen en +hartkloppingen; weder anderen kunnen sommige kleuren niet verdragen enz. +Om den gebetene te genezen, speelde men hem twee melodieën voor. De +patiënt begint, door de muziek opgewekt, te dansen alsof zijn leven er +van afhangt. Hij raakt bezweet en vermoeid, en valt ten laatste uitgeput +neder. Hij wordt nu te bed gebracht en men laat hem slapen. Als hij +ontwaakt, is hij beter, doch weet niet wat er met hem is voorgevallen. +Bij dat alles verhaalde men nog meer dwaasheden, o. a. dat de kwaal na +zeker tijdsverloop terugkeerde, dat zij 20, 30 of soms wel meer jaren +duurde, dat de beet van de eene tarantula erger gevolgen had dan die van +de andere, en <span class="pagenum" title="85"> </span><a id="p_85"></a>dat deze in de hondsdagen het gevaarlijkste was, maar +daarentegen onschadelijk, als men het dier naar Rome of noordelijker +streken overbracht.</p> + +<p>—Doch het onderzoek van verstandige lieden deed weldra zien, hoe weinig +er van dat alles waar was. <span xml:lang="de">Von Borsch</span>, een Poolsch edelman, wist door +een geschenk een Napolitaan over te halen zich in zijne tegenwoordigheid +door eene tarantula in den vinger te laten bijten. De man deed het en +had er geen ander letsel van dan eene ontsteking in de hand; de vingers +zwollen op en hij had een hevigen jeuk in de gewonde deelen, doch zij +waren spoedig genezen. Twee andere natuuronderzoekers, <span xml:lang="fr">Léon Dufour</span> en +<span xml:lang="en">Joseph Erker</span>, namen proeven door zichzelven te laten bijten en bewezen +hiermede genoegzaam het overdrevene van dat sprookje.</p> + +<p>—Ge ziet al weder, merkte de kapitein op, dat de leugen gemakkelijker +door de wereld komt dan de waarheid. Voor het overige dank ik u wel voor +uwe mededeeling, doch we zijn nog niet aan het einde. Ge hebt ons daar +straks gesproken van een insect, dat gij den tijger onder de insecten +noemdet. Komaan, mijn waarde, biecht op!</p> + +<p>—O, gij bedoelt de <i xml:lang="la">cicindela campestris</i> of veld-zandkever, dien als +smaragdgroen glinsterenden kever met fraaie roode stippen versierd welke +in de zon schitteren als vuur. Ja, dit is een merkwaardig insect. Ik +noemde het den tijger onder de insecten om zijne wreedheid. Hij is een +zeer roofzuchtig dier tegen hetwelk geen enkel insect bestand is. Hij +snort overal rond, valt alles aan, en moordt met wellust. En zijne +larve<a id="FNa_2" href="#FN_2" class="fnanchor"><sup>2</sup>)</a> (rups) is even merkwaardig als hij. Deze heeft eene zeer +vreemde gedaante, een platten kop en rugschild. Zij is even als de kever +zeer vraatzuchtig, doch oefent de jacht op eene andere manier uit. In +den zandigen bodem waarin zij leeft, graaft zij een verticalen gang, ter +dikte ongeveer van een potlood. Die gang is 6 tot 18 duim lang. Het +uitgegraven zand brengt zij met den platten kop en het rugschild naar +boven. Is deze gang klaar, dan gaat zij er in zitten en verbergt er zich +in. Alleen de platte kop komt gelijk met de opening van den gang en +sluit dien als een deksel, en daar zij dezelfde kleur als het zand van +den bodem heeft, is zij niet gemakkelijk te onderscheiden. Zoo blijft +zij stil zitten, wacht op eenig insect en zoodra zij iets voelt op den +kop, trekt zij zich plotseling terug. Het insect aldus den bodem onder +zich voelende verdwijnen, stort in den kuil, waar het door de larve +<span class="pagenum" title="86"> </span><a id="p_86"></a>gegrepen, uitgezogen en geheel fijn gekauwd wordt. Het overblijvende +draagt zij op den kop naar boven en werpt het buiten haar hol.</p> + +<p>—Dat is dus een levende val en de kop is het valluik, zeide de +kapitein.</p> + +<p>—Juist, antwoordde de luitenant. In dat hol verpopt de larve ook; zij +spint te dien einde de opening eenvoudig toe. De pop is te herkennen aan +12 uitsteeksels, die op doorntjes gelijken. Uit dezen pop komt onze +kever te voorschijn. Ziedaar! ik hoop, dat uwe nieuwsgierigheid nu +voldaan zal zijn, want ik heb slaap.</p> + +<p>—Laat zien, zei de kapitein, er moet bepaald nog wat komen, want mijne +sigaar is nog niet uitgerookt.</p> + +<p>—Dat is zoo, zeide Dries, waar blijft de dikbuik, luitenant?</p> + +<p>—De dikbuik? zeide deze vragend.</p> + +<p>—Wel ja, de waterzuchtige, zeide Dries.</p> + +<p>—<i>Dikbuikius waterzuchta</i>, voegde de kapitein er tot opheldering bij.</p> + +<p>—O, riep de luitenant, ge bedoelt <i xml:lang="la">meloe majalis</i>. Dat is eene soort +van Spaansche vlieg.</p> + +<p>—Wat blief, zeide de kapitein vragend, een soort van Spaansche vlieg en +het is een kever?</p> + +<p>—Zeker, zeide de luitenant, de zoogenaamde Spaansche vlieg is ook een +kevertje en allerminst eene vlieg. Hij behoort tot de blaartrekkende +kevers, en de Spaansche vlieg, die wij in onze apotheken koopen, is +een van die soort. Die gij mij heden hebt bezorgd, is zeer mooi. De +metaalgroene en zwarte kleur steekt fraai af bij de purpere randen van +het borststuk. Op de bovenzijde van ieder gedeelte van het achterlijf +heeft zij eene koperkleurige glanzende vlek. De buik is lichtgroen en de +voorzoom van elke geleding is koperrood. Een fraai insect, dat we ook in +Holland aantreffen.</p> + +<p>—Dat insect legt een grooten klomp oranjekleurige eieren, uit welke +kleine witte larven komen, die op planten kruipen, en zich in eene bloem +verbergen. Hier wacht zij tot eene bij de bloem bezoekt, dan hecht zich +het kleine wormpje aan de bij en wordt door deze medegevoerd naar het +nest. Zoodra de bij nu haar ei legt, laat de larve zich daarop neer en +eet het op. Daarna vervelt zij en wordt eene larve zonder pooten, +gebruikt als voedsel de honig uit de cel, verandert nog een paar malen +van huid en gedaante tot zij eindelijk overgaat in een pop en daaruit +als volkomen insect de wereld intreedt.</p> + +<p>—Verduiveld, luitenant! zeide de kapitein, gij hebt ons zooveel +verhaald, dat mij belang inboezemt, dat ik geloof zin in de +insectenkunde te krijgen, en tot dank beloof ik u, dat als we eenmaal +<span class="pagenum" title="87"> </span><a id="p_87"></a>thuis teruggekeerd zullen zijn, en ik dus weder te Algiers ben, ik u +eene prachtige verzameling insecten zal zenden.</p> + +<p>—Dat neem ik aan, zeide de luitenant, maar als gij de beesten levend +zendt, vergeet dan niet ze voedsel te geven. De reis is lang.</p> + +<p>—En nu, rust wel, zeide Frank, en hij strekte zich behagelijk uit, om +het overige gedeelte van den nacht eens rustig te slapen, welk goed +voorbeeld ook door den kapitein en Dries werd gevolgd.</p> + +<div class="fnsep"></div> + +<div class="footnote"><a id="FN_2" href="#FNa_2" class="label"><sup>2</sup>)</a> De kevers zijn evenals de vlinders aan gedaanteverwisseling +onderworpen.</div> + +<div class="chend"></div> + +<h2><a id="X"></a>X.</h2> + +<p class="subh2">DE STERREN EN HET ZANDMANNETJE.</p> + +<p>Men herinnert zich, dat kapitein <span xml:lang="fr">Daumas</span> bij zijne kennismaking met zijne +reisgenooten, pogende hen van de voorgenomen reis naar Fez te doen +afzien, o.a. ook had gezegd: »Uw weg loopt bovendien door het land der +Beni-Hassen, dat wil zeggen door het land van het bloeddorstigste +roovers- en moordenaarsgespuis van geheel Marokko, ware duivels, die +niemand door hun land laten trekken.”</p> + +<p>En thans den tweeden dag na het hiervoren verhaalde, in den middag, +overschreed men de grenzen van dat beruchte land der Beni-Hassen. Geen +wonder dan ook, dat men alle maatregelen van voorzorg nam. Men had de +wapens nagezien en ze in orde bevonden. Men had in de laatste dagen +met voordacht korte marschen gemaakt om de lastdieren niet te veel te +vermoeien, want het kon gebeuren, dat men vroeg of laat hunne kracht en +vlugheid op eene zware proef zou moeten stellen. De liefhebberijen van +den luitenant en den kapitein bleven rusten tot men dit beruchte land +zou doorgetrokken zijn en Selam verdubbelde zijne waakzaamheid.</p> + +<p>Na tot aan den avond met de grootste behoedzaamheid te zijn +voortgetrokken, sloeg men de tenten op den top van een heuvel op, te +midden eener groote opene vlakte. Slecht enkele alleen staande boomen +vertoonden zich hier en daar. Nauwelijks zat men rustig bij elkaar te +praten, of eensklaps verschenen twee Arabieren in het kamp. Vanwaar zij +gekomen waren, wist niemand; men had hen niet van te voren bemerkt. +Mogelijk was dit gekomen door de drukte bij de aankomst. De kerels, die +een hoogst ongunstig voorkomen <span class="pagenum" title="88"> </span><a id="p_88"></a>hadden, boden kippen en eieren, welke +laatste zij in groote ronde, van stroo gevlochten doozen hadden, te koop +aan. Met graagte werd het aanbod aangenomen en de Arabieren vertrokken +na ruim betaald te zijn.</p> + +<p>—Vanwaar kwamen die schavuiten? zei Selam; ik vertrouw ze niet. Waren +wij dit vervloekte land maar doorgetrokken. Hij oogde de kerels +wantrouwend na en zag ze achter een kleinen heuvel verdwijnen.</p> + +<p>—'t Is zoo als 't is, prevelde hij, maar ik zal op mijne hoede zijn.</p> + +<p>'t Was nacht. Alles lag in diepe rust verzonken. Zooals gewoonlijk +stonden de last- en rijdieren in een halven cirkel vóór de tenten. De +hemel prijkte met schitterende sterrenpracht en de diepe stilte van den +nacht lag over alles uitgespreid. Slechts nu en dan werd die stilte +verbroken door den schrillen kreet van een dier, dat door een ander werd +opgejaagd, of door den gesmoorden doodskreet van een vogel, die door +eene slang of een roofvogel werd verworgd. Ginder glinsterden de +lichtende insecten in het duister, als wilden zij wedijveren met de +sterren. Hier hoorde men een eigenaardig knetterend geluid van den +krekel. Kortom, de nacht was heerlijk.</p> + +<p>Dat vond Selam ook, die rustig vóór de groote tent zat. Hij keek naar de +lichtende sterren en naar het donkere landschap, dat zich om den heuvel +heen uitstrekte. Hij luisterde naar elk gerucht. Naast hem lag de sabel, +dwars over zijne knieën het lange geweer.</p> + +<p>Zoo zat Selam tot één uur na middernacht, en stond toen op om Mohammed +te wekken. Maar Mohammed sliep dien nacht vast, zóó vast dat hij de +hand niet voelde, die hem aanraakte om hem te wekken. Selam glimlachte +en beschouwde den slaper eenige oogenblikken. Hij, de vriend zijner +kindsheid, had hem uit den nood, misschien wel van den dood gered. Hij +had niet alleen hém gered, maar ook zijne lieve jonge vrouw. En om +harentwege vooral was Selam verheugd over de wending, die zijn lot had +genomen. Hij twijfelde niet, of de luitenant en de kapitein zouden +hem, wanneer men gelukkig te Tanger terugkeerde, aanbevelen aan de +consulaten, en Selam was overtuigd zijnen plicht tot nu toe gedaan te +hebben en dien in het vervolg te zullen doen; geen twijfel dus, of hij +zou voorgoed uit den nood zijn. Aanbevolen aan de consuls zou men hem +voortaan als bode, gids of koerier tusschen Tanger en Fez gebruiken. En +dat alles had hij aan zijnen vriend Mohammed te danken. Selam voelde +zijne dankbaarheid opnieuw en sterker dan ooit in zich opkomen. Hij +poogde niet meer den man, aan wien hij zooveel <ins class="corr" id="corr32" title="Bron: verschuldig">verschuldigd</ins> was, +te wekken.—Slaap, zeide hij, slaap zacht <span class="pagenum" title="89"> </span><a id="p_89"></a>en droom van het paradijs, +Selam zal waken! en hij verliet met onhoorbare schreden de tent.</p> + +<div class="figcenter" style="width: 345px;"> +<span class="pagenum" title="-"> </span><a id="p_88a"></a> +<span class="pagenum" title="-"><br /> </span><a id="p_88b"></a> + +<a href="images/ill_p088b.png"><img src="images/ill_p088b-t.png" width="345" height="502" alt="En Selam strekte de armen uit. Bladz. 91." title="Klik voor vergroting (1034×1505px, 415kb)" /></a> +<div class="caption">En Selam strekte de armen uit. <a href="#p_91">Bladz. 91</a>.</div> +</div> + +<p>En Selam zette zich neder om te waken. Helaas! de goede jongen had te +veel van zijne krachten gevergd. De stilte, de rust, die rondom +heerschte, gevoegd bij de warmte, maakte hem slaperig. Zijn hoofd werd +zwaar, nog keek hij goed rond, maar allengs overmeesterde hem de slaap, +zijne oogleden vielen toe, en hij had de kracht niet meer ze te openen.</p> + +<p>Selam sliep gerust en droomde. Hij zat alleen, heel alleen op den heuvel +en keek op naar de sterren. Daar zag hij opeens een dier sterren zich +bewegen, voortgaan en naar beneden komen. De ster daalde en daalde en +kwam recht op hem aan. Selam staarde met ontzetting op het glansrijke +lichaam, dat hem hoe langer hoe dichter naderde. Hij vouwde de handen +over de borst en wachtte kalm af wat er zou geschieden. En de ster +naderde steeds. Maar zie, hoe meer zij nabij kwam, hoe meer zij +veranderde. 't Was geen ster meer! 't Werd een meisje, eene vrouw!—O, +hoe schoon, zei Selam, 't is een der onsterfelijken uit het paradijs, en +hij zag vol bewondering op naar de schoone maagd, die hem naderde en hem +verblindde door haren glans. Maar zie, wat is dat? Eene andere ster, en +weder eene, en immer meer begonnen zich los te maken van het firmament; +zij veranderden allen zachtjes aan en naderden den slapenden, droomenden +gids. Selam was verblind en zijne lippen openden zich slechts om te +stamelen: »Allah is groot!”</p> + +<p>Toen naderde hem de maagdenrei met de eerste aan het hoofd en bleef voor +hem staan, neen zweven was het, zoo zacht raakten zij de aarde aan met +den voet.</p> + +<p>—Wees gegroet, o Selam! sprak de voorste, de houris van den Profeet +groeten u.</p> + +<p>—Allah is groot! zeide Selam, en de houris van Mahomed, den eenigen en +grootsten Profeet van God, zijn schoon als de sterren.</p> + +<p>—Waarom verwaardigen zij zich af te dalen tot Selam, den armen +nederigen dienstknecht? vroeg hij.</p> + +<p>—De dochteren der sterren komen tot Selam om over hem te waken. Selam +is een goed dienaar van den Profeet; de Profeet zendt zijne houris tot +hem om hem te beloonen.</p> + +<p>Selam glimlachte en wierp vlammende blikken op de schoone, die aldus +sprak.</p> + +<p>—Kom tot ons en geniet de rust van den nacht! hernam zij.</p> + +<p>—Selam kan niet rusten. Hij heeft zijnen plicht te vervullen, hij moet +waken, antwoordde Selam.</p> + +<p><span class="pagenum" title="90"> </span><a id="p_90"></a></p> + +<p>—Zal Selam waken, als de Profeet zijne houris zendt om hem den slaap +te geven in hunne armen? vroeg de schoone.</p> + +<p>Selam trilde en wierp verliefde blikken op de houris.</p> + +<p>—Kom mede, vervolgde zij, kom met ons; wij vieren feest in de zalen van +het groote paleis en gij zult de koning van het feest zijn!</p> + +<p>Selam sloeg de oogen neer om de vreugde en het verlangen te verbergen, +die uit zijne blikken spraken.</p> + +<p>Opeens echter, nu zijn blik op den grond viel, zag hij het zand bewegen; +het golfde als werd het door den wind bewogen, en plotseling werd hij +omringd door een paar dozijn kleine mannetjes, die uit het zand te +voorschijn gekomen waren en er geheel uitzagen, alsof zij gevormd waren +uit dat bruinachtig gele zand, op den langen zwarten baard na, die hen +tot het midden van het lichaam reikte.</p> + +<p>Selam keek onthutst rond, en waarlijk hij was van alle kanten door die +kereltjes omringd. Zij waren gekleed in de Moorsche kleederdracht, alles +van dezelfde zandkleur uitgenomen den witten tulband.</p> + +<p>—Selam, sprak de aanvoerder op indrukwekkenden ernstigen toon. Selam! +ik kom u redden. Luister niet naar deze luchtgeesten, welke voorgeven +uitverkorenen uit het paradijs van Mahomed te zijn; zij komen om u te +verstrikken. Slaap niet!</p> + +<p>Maar de houris lonkten Selam toe, en deze gaf het zandmannetje een +onbeschoft antwoord.</p> + +<p>—Wie is het, die u geroepen heeft om mijn raadsman te zijn, antwoordde +Selam. Ben ik niet een getrouw Muzelman, een goed dienaar van den +Profeet. Ha, ha! ik begrijp het, gij zijt jaloersch, wijl de schoone +maagden mij de voorkeur geven.</p> + +<p>—Selam, zeide het zandmannetje, wat zal er van uwen meester worden +als gij gaat slapen in de armen dier afgezanten van den booze, van +die vermomde trawanten van den boozen geest? Wat zal er van het kamp +terechtkomen, wie zal waken voor de rust en tegen diefstal en misschien +moord?</p> + +<p>Selam aarzelde.</p> + +<p>Maar weder strekten de houris hare armen uit en zeiden:—Kom tot ons, +wij bieden u de genoegens van het paradijs aan. Kom rust bij ons, slaap +in onze armen! Wij zullen uw schoon hoofd op onzen boezem doen rusten en +uwe oogen kussen tot zij dichtvallen!</p> + +<p>—Wie zal waken, vroeg Selam, wie zal waken?</p> + +<p>—Wij, riepen de schoonen, als uit één mond.</p> + +<p>Nog aarzelde Selam, maar het scheen, dat de booze geesten de overwinning +<ins class="corr" id="corr33" title="Bron: zonden">zouden</ins> behalen.</p> + +<p>—Hoor, zeide het zandmannetje, luister! Hoort gij niet den +<span class="pagenum" title="91"> </span><a id="p_91"></a>schuifelenden tred van den roover, die om de legerplaats sluipt om de +paarden te stelen. Ongelukkige, gij gaat uwen meester overleveren!</p> + +<p>—Ik hoor niets dan het gesnor der insecten, zeide Selam.</p> + +<p>—Kom, wat toeft gij nog! riep de aanvoerster der maagden, wij zullen +waken! en zij naderde Selam.</p> + +<p>En Selam strekte de armen uit, de schoone omstrengelde hem en voerde hem +weg. En het zandmannetje boog treurig het hoofd, en riep op somberen +toon uit: Allah behoede hem! weder een brave verleid! Komt gezellen, +onze taak is afgedaan! en opeens waren zij verdwenen.</p> + +<p>En Selam sliep en droomde voort. En hij hoorde den sluipenden tred van +den roover niet, die om de legerplaats sloop; hij zag den naakten +Arabier niet, die, als eene slang over den grond kruipend, zich zachtjes +en behoedzaam voortbewoog.</p> + +<p>Op den dag hadden de kerels, toen zij in het kamp waren gekomen om +kippen en eieren te koop aan te bieden, de legerplaats opgenomen en +thans waren zij daar, tuk op roof.</p> + +<p>De een sloop rond om te waken voor eene onverhoedsche overrompeling, de +ander kroop nader. Hij was bijna geheel naakt en had om het hoofd, bij +wijze van tulband, een grof koord gewonden. Niet wetende dat Selam +sliep, ging hij uiterst voorzichtig te werk. Om een paar honderd pas +vooruit te komen was de kerel een vol uur bezig geweest. Voet voor voet +kwam hij nader, kroop tusschen de paarden en sneed snel doch voorzichtig +met het mes, dat hij tusschen de tanden had vastgehouden, het koord door +van een der kameelen. Na dit verricht te hebben, wond hij, met de oogen +steeds op den slapenden Selam gevestigd, het koord van zijn hoofd af +en bond het aan den eenen voorpoot van den kameel. Thans kroop hij +voorzichtig achteruit, zoo lang het koord was. Een zachte ruk aan het +touw deed den kameel gehoorzamen aan die stille aanmaning om een stap +achteruit te doen. Een tweede ruk volgde en de half slapende kameel +deed weder een pas; zoo ging de dief voort, heel bedaard alle gerucht +vermijdende. Eindelijk had hij den kameel zoover buiten het kamp dat +hij veilig was, toen zat hij in een wip op den rug van den kameel en +wenkte zijn makker tot zich. Deze steeg bij hem op en nu ging het eerst +behoedzaam en zachtjes aan, doch zoodra men op tamelijken afstand van de +legerplaats gekomen was in snellen draf voort naar het veilige dorp.</p> + +<p>En nog steeds sliep Selam en droomde. Hij lag, in de armen der schoone +houris weggevoerd, op een zacht welriekend leger en <span class="pagenum" title="92"> </span><a id="p_92"></a>strekte met +welbehagen zijne leden uit op de zachte rustplaats. Doch de rust was +hem niet genoeg; hij verlangde meer. Maar zie, die daar even nog zoo +verleidelijke wezens, welke hem tot zich riepen met allerlei beloften, +lachten hem in het gezicht uit en noemden hem een armen dwaas die de +sterren tot zich riep, en door een tooverslag waren de maagden met de +met sterren gekroonde hoofden en de lange witte kleederen verdwenen en +veranderd in sterren, die hare oude plaats weder hadden ingenomen, en +Selam zat op den heuvel in plaats van in een welriekend bed te liggen en +keek op naar het firmament.</p> + +<p>Daar stond op eens weder het zandmannetje voor hem.</p> + +<p>—Selam! riep hij met eene verschrikkelijke stem, Selam, gij ontrouwe +knecht! Zie, wat ge hebt gedaan. Gij hebt mijn raad versmaad, en zie, +terwijl gij sliept in de armen dier verleidelijke schoonen, kwam de +dief, de roover, die om uw kamp sloop, en hij stal een uwer kameelen.</p> + +<p>—O, jammerde Selam, wee mij. Allah sta mij bij! Wat moet ik doen? Help +mij, goede geest, redt mij!</p> + +<p>—Hadt gij mijnen raad opgevolgd, het zou niet geschied zijn, zeide het +zandmannetje streng. Maar om uwe jeugd en omdat ge tot nu toe braaf +geleefd hebt en een goed geloovige zijt, wil ik u het middel aan de hand +doen om u te helpen.</p> + +<p>—O, heb dank! Ik zal <ins class="corr" id="corr34" title="Bron: Allach">Allah</ins> voor u bidden, zeide Selam met vuur.</p> + +<p>—De roover, zeide het zandmannetje, vermetel geworden door het gelukken +van den diefstal, zal morgen terug komen om weder te stelen. Leg u in +een hinderlaag en zie u er uit te redden. Gij moet de zaak zelve alleen +doen als straf voor uw plichtverzuim.</p> + +<p>Toen hij dit had gezegd, was het mannetje verdwenen en Selam ontwaakte. +Hij wreef zich de oogen en riep opeens met schrik:—Ik heb geslapen! en +hij sprong op als door eene veer bewogen.</p> + +<p>—Ja, ik heb geslapen, ongelukkige die ik ben, vervolgde hij, en +gedroomd ook. Maar, Allah zij geloofd! het was slechts een droom.</p> + +<p>Na dit te hebben gezegd trad hij nochtans, door vrees gedreven, naar de +standplaats der dieren toe. Als door den bliksem getroffen bleef hij +evenwel staan. Een der kameelen was verdwenen, het doorgesneden koord +gaf hem, helaas! maar al te goed te kennen wat er was gebeurd.</p> + +<p>Toen rende Selam de handen voor het gelaat geslagen den heuvel af. Hij +stortte neder; met het hoofd op den scherpen kant van een steen vallende +bleef hij bewusteloos liggen, terwijl het bloed uit eene wond aan het +hoofd vloeide.</p> + +<p><span class="pagenum" title="93"> </span><a id="p_93"></a></p> + +<p>Zoo vond hem Mohammed, die, toen hij wakker geworden de tent uittrad om +Selam af te lossen en hem niet op zijn post zag, den heuvel afliep om +hem te zoeken.</p> + +<p>De wond was diep, schoon, gelukkig voor den armen jongen, niet +gevaarlijk. Men wies deze, welke vol stof en steengruis zat, en nadat +men wat rum in Selam's mond had gegoten, kwam hij weder bij en verhaalde +naar waarheid, wat er met hem was gebeurd.</p> + +<p>De zaak was nu eenmaal geschied en er was niets aan te doen. Wel diende +de luitenant hem eene strenge vermaning toe, doch hij kende Selam te +goed, dan dat hij niet zou weten hoe het geheel buiten zijne schuld was +geschied, terwijl hij uitgeput van vermoeienis in slaap was gevallen. +Men schikte alles zoo goed en zoo kwaad mogelijk, laadde de goederen, +die de gestolen kameel had gedragen, gedeeltelijk op den andere en +gedeeltelijk op de twee ezels, en zoo trok men verder door in het land +der Beni-Hassen, onder eene verschroeiende hitte en in den aanvang alles +behalve aangenaam gestemd door het slechte begin bij den intocht in de +beruchte landstreek.</p> + +<p>Maar het onpleizierigst van allen was Selam de dappere Moor gestemd. Hij +was het meest vertoornd op zichzelven en verweet zich telkens, dat hij +een kind was, dat niet wakker kon blijven op zijn post. En dan dacht hij +aan zijn droom en aan de sterren, die tot hem waren gekomen om zijne +zinnen te begoochelen. Maar ook het zandmannetje en zijne makkers +herinnerde hij zich. Ja<ins class="corr" id="corr35" title="Bron: .">,</ins> die had het goed met mij voor; dat was de goede +geest, die houris waren booze machten. En het zandmannetje zeide mij, +dat de roover zou terugkeeren, zeide Selam in zichzelven. Ha, was dat +waar? Bij Allah en den Profeet! hij zou het weten, de hond, dat hij met +Selam den gids had te doen gehad. Zou hij wederkeeren, de roover? Neen, +'t is al te zot om dat te denken; de lafaard, die in de duisternis komt +om te stelen, zal den moed niet hebben de legerplaats andermaal te +naderen.</p> + +<p>Zoo reed Selam in diepe gedachten verzonken door, slechts nu en dan een +blik slaande op den weg, dien men volgde.</p> + +<p>Op eens gierde eene windvlaag over de vlakte heen en joeg onzen +reizigers het zand in de oogen.</p> + +<p>Selam veegde zich de oogen uit, en toen hij opkeek, zie wat was dat? +Ja waarlijk, daar zat hij op den kop van Selam's witten ezel, tusschen +diens lange ooren. Het was het zandmannetje. Het zat daar zoo deftig, +zoo rustig als in een leuningstoel. Zijne kleine naakte voeten rustten +op de manen van den ezel als op een zacht <span class="pagenum" title="94"> </span><a id="p_94"></a>kleedje. Het mannetje zat in +voorovergebogen houding en keek Selam vertrouwelijk aan. Maar alleen +Selam zag hem, de anderen zagen niets, noch hoorden de stem van het +kleine persoontje, dat zoo zacht klonk als het geritsel der bladeren.</p> + +<p>—En waarom zou de dief niet komen? vroeg hij.</p> + +<p>—Omdat hij bevreesd zal zijn gesnapt te worden, fluisterde Selam, nadat +hij van zijne verbazing was bekomen.</p> + +<p>—De Arabier is niet bevreesd, zei het zandmannetje, hij zal komen. Zie +hij volgt u reeds, maar van verre!</p> + +<p>—'t Is waar, zeide Selam, we zijn onder de Beni-Hassen. Goed, laat hij +komen, dat is het juist wat ik verlang. Ik zal hem ontvangen!</p> + +<p>—Goed, zeide het zandmannetje. Ik heb u gewaarschuwd, dat hij zal +komen; de rest laat ik aan u over. Wees op uwe hoede en Allah bescherme +en helpe u!</p> + +<p>—He, zei Selam, dat zand waait me telkens in de oogen, en hij wreef ze +met de hand. Toen hij weder opkeek, was het mannetje verdwenen.</p> + +<p>—Ha, zei Selam, ik begrijp het; het zand heeft hem tot mij gebracht en +hem weder weggevoerd, en hij verviel weder in gepeins.</p> + +<p>Van lieverlede was, ondanks de brandende zon, de vroolijkheid bij het +gezelschap weergekeerd en het vroolijke lachen, dat nu en dan weerklonk, +bewees, dat de kapitein noch Dries hun vroolijkheid hadden verloren al +reisde men, om zoo te zeggen, met den vinger aan den trekker van het +geweer of de hand aan de greep van de sabel.</p> + +<p>De weg liep door uitgestrekte bebouwde velden; gerst, gierst en +dergelijke graansoorten waren de hoofdzaak. Dan weder hield het bebouwde +land op, en trok men door velden, rijk bedekt met bloemen en wilde +planten, de eene nog vreemder of schooner dan de andere. Hier en daar +zag men tusschen het koren den nok van een hut; ook ontmoette men enkele +malen een paar Arabieren met kameelen. De hitte was ondraaglijk; de zon +brandde als vuur; de dieren stapten met moeite hijgend voort en ook de +reizigers gevoelden het drukkende daarvan maar al te zeer. De harde +grond, door de warmte hier en daar vol scheuren en barsten, wemelde van +allerlei dieren. Kleine slangen en schorpioenen waren in ontelbare +menigte aanwezig en niet minder de hagedissen en mieren.</p> + +<p>Eindelijk verklaarde de kapitein, dat het hem onmogelijk was verder +voort te gaan, en op algemeen verlangen besloot men den marsch te +staken. In een oogwenk werden de tenten opgeslagen, en iedereen vlijde +zich in de schaduw neder. De beesten kluisterde men de voorpooten, opdat +zij niet te ver zouden afdwalen en liet hen weiden.</p> + +<p><span class="pagenum" title="95"> </span><a id="p_95"></a></p> + +<p>Selam echter, nog onder den indruk van zijne vrees, ging niet de tent +binnen, maar beklom een heuveltje, op welks top een groepje hooge +struiken stond, en strekte zich daar in het lommer uit. Van dit punt kon +hij den geheelen omtrek overzien. De insecten snorden om hem heen, de +hagedissen slopen snel tusschen het groen door, maar anders was er geen +leven te bespeuren. Daar vóór hem graasden de beesten rustig.</p> + +<p>Eensklaps hief Selam het hoofd een weinig op, schoof de struiken +voorzichtig van elkaar en tuurde scherp uit. Daar vóór hem aan den voet +van gindschen heuvel zag hij plotseling twee gedaanten bewegen. Wat +is dat? waarom sluipen die twee voetje voor voetje nader, van elke +bedekking, van elken struik of boom, van elken steen of elke hoogte +gebruik makende om zich te verbergen? Selam trilde van vreugde. Het +zandmannetje had hem gezegd, dat de dieven het spoor van de karavaan +volgden, en het scherpe oog van den gids herkende hen reeds op dien +afstand.</p> + +<p>—Goed overlegd, mompelde Selam. Bij den baard van den Profeet, ik zie +dat ik met Beni-Hassen te doen heb. Maar wacht, vrienden, Selam waakt!</p> + +<p>Thans bleef een der beide roovers achter, terwijl de andere zijn weg +vervolgde. Selam hield hem goed in het oog, maar hield te gelijker +tijd een wakend oog op de grazende beesten. Het zwarte paard van den +luitenant, dat het verst van de legerplaats graasde, scheen de aandacht +van den dief te trekken, althans, hoewel uiterst behoedzaam, veranderde +hij van richting en sloop recht op het paard aan. Het was dezelfde +Arabier, die dien morgen in het kamp was gekomen. Hij was op den smallen +gordel na geheel naakt en zijne bruine huid glom van de zeep, waarmede +hij zich had ingewreven, opdat men bij een aanval geen vat op hem zou +hebben.</p> + +<p>—Goed, zeide Selam weder, nu ken ik uw plan, hond! en hij liet +zich eensklaps van den heuvel rollen, sloop onder bedekking van het +struikgewas voort en bereikte zoo eene kleine holte dicht bij het paard +van den luitenant, dat gretig graasde en door de gekluisterde pooten +slechts zeer langzaam vooruit kon. In die holte dook Selam weg als eene +slang; hij trok een hoop takken over zich heen, en was nu zoo goed +verborgen, dat het zelfs voor een Arabier, aan zulke hinderlagen gewend, +onmogelijk was hem te bemerken.</p> + +<p>Onbeweeglijk tuurde Selam naar het paard. Het graasde, en naderde hoe +langer hoe dichter de schuilplaats. Opeens zag Selam den dief door het +groen sluipen, de planten bewogen zich in lichte golving, dat was al, +maar het was genoeg om den roover aan Selam te verraden. Hij hield den +adem in en wachtte.</p> + +<p><span class="pagenum" title="96"> </span><a id="p_96"></a></p> + +<p>Onrustig hief het paard thans telkens den kop op en keek rond als +bemerkte het, dat het niet pluis rondom hem was. Plotseling zag Selam +een arm door het groen te voorschijn komen, daarop een hoofd en de +listige oogen van den Arabier keken behoedzaam rond. Hij was vlak bij +het paard. Opeens strekte de kerel de hand uit, hieuw met één slag van +zijn groot mes het koord, dat de voorpooten gekoppeld hield, door, sloeg +bliksemsnel zijne lange gespierde armen om den hals van het verschrikte +paard en slingerde zich op zijnen rug.</p> + +<p>Maar even snel sprong de woedende Selam uit zijne hinderlaag op, en +was met een sprong als van een panter op den rug van het paard achter +den roover, sloot zijne armen om den hals en terwijl deze het paard +voortjoeg sloten de gespierde handen van Selam als een nijptang om den +hals van den dief. De Arabier poogde zijn aanvaller te vatten, doch +diens ijzeren greep verstikte hem. Hij waggelde en beiden vielen van het +paard. Op den grond werd de worsteling voortgezet en gedurende eenige +minuten hoorde men niets anders dan het heesch gebrul der strijders. +Eindelijk was het den dief gelukt zijn mes te grijpen en poogde hij er +Selam mede te treffen. Doch deze was geen te verachten vijand en, ziende +dat het om het leven ging, verdubbelde hij zijne pogingen. Zijn greep +belette den roover adem te halen, het mes ontviel aan zijne krachtelooze +hand en geworgd door zijn vijand liet hij het hoofd zakken, de hand, die +Selam's pols krampachtig omkneld hield, liet los en achterover stortende +blies de roover den laatsten adem uit.</p> + +<p>Toen sprong Selam op en zag met medelijden neer op zijn verslagen +vijand. Nu de kerel dood was, deed het den braven borst leed, dat de +afloop zoo verschrikkelijk was. Had de roover geen tegenstand geboden of +niet gepoogd Selam met zijn mes te treffen, dan had Selam zeker niet +gedaan wat hij nu, gedwongen zijn eigen leven te verdedigen, had +verricht.</p> + +<p>Het rumoer door de worsteling teweeggebracht, had allen doen uitloopen. +Niet weinig verwonderd was men dan ook over hetgeen er had plaats gehad.</p> + +<p>—'t Is nu eenmaal niet anders, zeide de kapitein; de schurk heeft zijn +verdiende loon gekregen. Jammer, dat wij ook den andere niet hebben. We +mogen hedennacht wel op onze hoede zijn.</p> + +<p>—Wat zullen we met het lijk uitvoeren? vroeg de luitenant.</p> + +<p>—Niets, antwoordde de kapitein, niets dan het laten liggen. We gaan +morgen in de vroegte weder op reis en zoodra we onze hielen hebben +gelicht, zullen zijne makkers het wel komen halen<ins class="corr" id="corr36" title="Bron: ."></ins> <span class="pagenum" title="97"> </span><a id="p_97"></a>om te begraven. +Zijn deelgenoot in 't stelen zal wel begrepen hebben, wat er gaande is +en de plaat hebben gepoetst.</p> + +<p>—Zie daar<ins class="corr" id="corr37" title="Niet in Bron.">,</ins> riep Selam, bij Allah! daar gaat de schurk te paard, zoo, ik +wist niet dat ge een paard in den omtrek hadt.</p> + +<p>Werkelijk reed de Arabier in galop weg. Het lang uitblijven van zijnen +makker had hem ongerust gemaakt, daarop had hij het paard zien +rondloopen en de daarop gevolgde opschudding in het kamp had hem het +overige doen raden. Hij had het dus voorzichtig geoordeeld zich te +verwijderen, wel begrijpende, dat zijn kameraad in handen der Christenen +was gevallen. Met lossen teugel reed hij heen en was weldra uit het +gezicht verdwenen.</p> + +<p>Ondanks de vrees voor een nachtelijken aanval of overrompeling ging de +nacht rustig voorbij en des anderen daags vertrok men reeds vóór +zonsopgang, ten einde een flinken marsch te maken en zoo spoedig +mogelijk uit dit beruchte land te komen.</p> + +<div class="chend"></div> + +<h2><a id="XI"></a>XI.</h2> + +<p class="subh2">DE BENI-HASSEN.</p> + +<p>Snel maar behoedzaam trok de kleine troep voort door het land der +Beni-Hassen. Op aller gelaat waren min of meer teekenen van de +ongerustheid te bespeuren, die zich van den een meer, van den ander +minder had meester gemaakt. Selam vooral, op wien als gids een groot +deel der verantwoordelijkheid rustte, was stil en had op alles het oog. +Hij koos de eenzaamste, moeilijkste wegen, want, hoe vreemd het ook moge +schijnen, dit gedeelte van <ins class="corr" id="corr38" title="Bron: Marrokko">Marokko</ins> is waarlijk bevolkt, in zooverre +men het bevolkt kan noemen. Overal bemerkte men, tusschen met gerst of +tarwe beplante akkers of op uitgestrekte met witte venkel en bloemen +begroeide velden, de toppen der donker gekleurde tenten, welke meestal +door een klein groepje boomen werden overschaduwd. Zulke alleen staande +hutten of groepjes waren het echter niet alleen, men stootte zelfs hier +en daar op volkomen duars (dorpen) en Selam haastte zich bij zoodanige +ontdekking, zich steeds zoo spoedig mogelijk van die gevaarlijke +plaatsen te verwijderen.</p> + +<p>—Als we goed voortmaken, kunnen wij overnachten bij den Koebah van +Sidi-Hassem, zeide Selam, daar zijn wij veilig.</p> + +<p><span class="pagenum" title="98"> </span><a id="p_98"></a></p> + +<p>—We zullen voorttrekken, antwoordde de luitenant, ondanks de hitte, +ondanks alles.</p> + +<p>En men reed even snel voort, hoe drukkend de hitte ook was.</p> + +<p>—Ik ben zoo nat, zeide Dries, of ik zoo even uit het water ware +gekomen.</p> + +<p>—En ik, zeide de kapitein, ik neem een bad te paard.</p> + +<p>Opeens hoorde men eenig gerucht aan den rechterkant der karavaan en een +Arabier te paard, eensklaps van achter een hoog korenveld komende, reed +spoorslag onzen troep voorbij.</p> + +<p>Selam hield de teugels in en keek den kerel na. Hij trok de wenkbrauwen +te zamen en de vuist ballende, mompelde hij eene vervloeking.</p> + +<p>—Wat is het? vroeg de luitenant.</p> + +<p>—Allah sluite mij buiten het Paradijs, antwoordde Selam, als die fielt +de honden niet wakker gaat maken. Zie, de schoft heeft zijn lang geweer +in de hand en voert er allerlei bewegingen mede uit, alsof hij reeds aan +den slag is.</p> + +<p>—In dat geval dienen wij onze wapens klaar te houden, zeide de kapitein +zich tot den luitenant wendende.</p> + +<p>—Maar welke reden hebt gij voor uwe onderstelling? vroeg de luitenant.</p> + +<p>—Zie, heer! zeide Selam. De Arabier rijdt gewapend heen, waartoe zou +hij gewapend uit den duar snellen in zoo vliegende vaart, als het niet +was om zijne kameraden te verwittigen van onze nadering. En eenmaal +genoegzaam in getal zijnde, wat zal hun beletten ons aan te vallen. +Geloof mij, bij Allah! laten we ons voorbereiden op een aanval.</p> + +<p>Als om Selam's woorden te bevestigen, verschenen opeens weder twee +ruiters. Zij waren eveneens gewapend en wierpen woedende blikken op het +gezelschap.</p> + +<p>—Allah geve ons eene schoone zegepraal over u, honden! schreeuwde de +eene, in vliegende vaart voorbijrijdende.</p> + +<p>—O! wij zullen u braden, vervloekte Christenen! donderde de tweede hem +toe.</p> + +<p>—Ik heb grooten lust om hun eene blauwe boon in de maag te geven tot +een aandenken, zeide de kapitein.</p> + +<p>—Wacht maar, heer! zeide Selam, gij kunt uwe kogels straks beter +gebruiken.</p> + +<p>Zoo snel als de roovers waren verschenen, zoo snel waren zij ook +verdwenen; men zag niet vanwaar zij kwamen of waar zij bleven.</p> + +<p><span class="pagenum" title="99"> </span><a id="p_99"></a></p> + +<p>Intusschen werd de toestand onzer vrienden van oogenblik tot oogenblik +bedenkelijker. Er viel niet meer aan te twijfelen, of men zou binnen een +betrekkelijk kort tijdsverloop worden aangevallen, en er bleef niets +anders over dan zoo spoedig mogelijk eene plaats op te zoeken, waar men +zich eenigermate kon verschansen om met goed gevolg het hoofd te bieden +aan een aanval. Ongelukkigerwijze kon men echter, hoe men ook uitkeek, +niets geschikts bemerken. Het terrein was golvend, heuvelachtig, waar +graanvelden en bloemrijke weiden zich afwisselden. De horizont werd +begrensd door eene lange rij bergen van aschgrauwe kleur, daar was het +eind van den gevaarlijken tocht, dáár was de grens van het land der +Beni-Hassen. Kon men het punt slechts bereiken, waar de Koebah's van +Sidi-Ghedar en Sidi-Hassem waren. Maar dat was onmogelijk, de afstand +was te groot en de tijd drong.</p> + +<p>Men hield halt op een der steilste heuvelen, waar een kleine groep +boomen stond. De kameel liet men knielen en bond hem vast, opdat hij +niet zou kunnen opstaan. Ook de paarden en ezels werden stevig bevestigd +tusschen het weinige groen, dat de heuveltop bevatte.</p> + +<p>—Ziezoo, zeide de luitenant, nu zullen we zien wat men wil. Hier zijn +wij, zoo goed en zoo kwaad als het kan, uitmuntend gelegerd, en als wij +met de noodige voorzichtigheid bedaard te werk gaan, zal het geen +enkelen Arabier gelukken den heuvel te bestijgen.</p> + +<p>De roovers lieten niet lang op zich wachten. Eene nauw zichtbare +stofwolk aan den horizont verkondigde hun komst.</p> + +<p>—Ha! zeide de kapitein, daar komen de schelmen! Vooruit, jongens, ieder +op zijn post en vooral goed gemikt en bedaard vuren!</p> + +<p>De luitenant had de beide kameeldrijvers met geweren gewapend, daar zij +er dringend om hadden verzocht onder verzekering, dat zij er goed mede +konden omgaan, en over twee geweren meer te kunnen beschikken was eene +niet te verwerpen zaak. Onze zeven personen hadden zich nu zoodanig +nedergelegd, dat zij de kruin van den heuvel geheel innamen en naar alle +richtingen den vijand het hoofd konden bieden. Iedereen had zich zoo +veel mogelijk bedekt opgesteld, de een achter een boomstam, de ander had +zich eene oneffenheid van den bodem ten nutte gemaakt. Alleen Dries en +Selam lagen tamelijk blootgesteld aan de vijandelijke kogels.</p> + +<p>Dries blikte om zich heen en zag op de helling eenige steenen liggen en +deelde zijne ontdekking aan Selam mede.</p> + +<p>—Bij Mahomed! zei deze, dat is wat waard. Kom, ga mede! <span class="pagenum" title="100"> </span><a id="p_100"></a>en hij sprong +snel als een gems naar beneden en gooide Dries steen voor steen toe, die +ze weder op den heuveltop wierp.</p> + +<p>De kapitein, die hunne bedoeling begreep, sprong nu ook toe en wierp van +deze steenen spoedig eene, een paar voet hooge borstwering op. De +oneffen steenen sloten juist daardoor vast in elkaar en vormden eene +beschutting, waartegen menige kogel kon afstuiten.</p> + +<p>Intusschen tuurde de luitenant door zijn veldkijker naar den vijand, die +in dollen galop naderde en spoedig met het bloote oog goed te +onderscheiden was.</p> + +<p>—Duivels, riep de kapitein, dat is een aardig troepje. Er zijn er +minstens een vijftig.</p> + +<p>—Zevenmaal zeven is negen-en-veertig, zeide de luitenant bedaard. Als +we er ieder zeven neerleggen zijn we klaar.</p> + +<p>—Dat is waar, merkte Dries laconiek op. Ba! maar zeven, ik neem er tien +voor mijne rekening, als ze maar onder schot blijven.</p> + +<p>—<span xml:lang="fr">Parbleu</span>, lachte de kapitein, gij zijt spoedig klaar met uwe +overwinning!</p> + +<p>—Och ja, spotte Dries, 't is zoo goed als gedaan, het paard is op een +oor na gevild.</p> + +<p>—Pas op! riep de luitenant, zij beginnen!</p> + +<p>Werkelijk was de bende, die uit vijftig à zestig kerels bestond, bijna +tot op een geweerschot genaderd en hield een oogenblik halt. Daarop +verdeelden zij zich en omsingelden den heuvel in een grooten kring. Het +was een bonte hoop van allerlei leeftijd. Jongelingen met lange zwarte +in den wind fladderende haren, grijsaards met prachtigen sneeuwwitten +baard en mannen in de kracht van hun leven. De meesten hadden de borst, +de armen en de beenen naakt en sommigen waren schrikbarend mager. Hunne +kleeding zag er even armzalig uit als het tuig hunner paarden, dat bij +de meesten slechts uit touw bestond. Enkelen hadden, in plaats van den +tulband, roode lappen om het hoofd gewonden, en hunne bewapening was +eene mengeling van alles. Wat hunne gelaatstrekken betrof, het waren +allen echte galgentronies, waarop de misdaad haar stempel had gedrukt.</p> + +<p>Opeens kwam er beweging in den levenden ring, die den heuvel omgaf. +Onder het uitstooten van een helsch geschreeuw en gebrul, vermengd met +de afschuwelijkste verwenschingen en vervloekingen en onder het +aanheffen van de zonderlingste aanvalskreten, stoof de troep vooruit +zonder orde of regelmaat, de geweren boven het hoofd zwaaiend.</p> + +<p>—Aan! commandeerde de luitenant.</p> + +<p><span class="pagenum" title="101"> </span><a id="p_101"></a></p> + +<p>Nog een oogenblik van spanning en—Vuur! klonk het even bedaard.</p> + +<p>Tegelijk met hun salvo donderden de schoten der aanvallers wild dooreen. +Eene dikke kruitwolk omgaf eenige oogenblikken den heuvel; takken en +bladeren vlogen in het rond, en toen men naar de uitwerking van het +salvo keek, lagen vijf der roovers uitgestrekt op den grond, terwijl een +zesde zich met moeite in den zadel hield, en de paarden der gevallenen +met de <ins class="corr" id="corr39" title="Bron: teruggalopeerende">teruggaloppeerende</ins> aanvallers meeliepen.</p> + +<p>—Goed zoo! riep de luitenant, knap gedaan. Nog een paar malen zoo en +zij zullen genoeg hebben.</p> + +<p>Naar de gewoonte der Arabieren, waren zij met lossen teugel genaderd, +hadden hunne geweren afgeschoten op de belegerden en waren daarna even +snel omgekeerd tot buiten het bereik der schoten, waar zij halt hielden +om zich voor een tweeden aanval voor te bereiden.</p> + +<p>Van ons zevental had niemand eenig letsel bekomen.</p> + +<p>Blijkbaar was die hartelijke ontvangst den roovers niet meegevallen, +want men bemerkte eenige aarzeling en een druk gesprek, eer men tot den +tweeden aanval overging. Doch hun groot aantal deed hen niet vreezen +voor eene nederlaag en dadelijk herhaalden zij den aanval.</p> + +<p>Ditmaal naderden zij dichter en schenen bedaarder te mikken; althans een +der kameeldrijvers werd in den arm getroffen en een paar kogels raakten +de steenen barricade, waarachter Dries en Selam verscholen lagen. De +stukken steen vlogen in het rond en wondden Dries in het gelaat.</p> + +<p>—Schoelje! riep deze, woedend opspringende, dat zal ik je betaald +zetten, en snel een patroon in den loop leggende hief hij zich geheel +op, legde aan en vuurde op de wegtrekkende ruiters, en de halfnaakte, +gespierde Arabier, die op Dries had gevuurd, viel getroffen uit den +zadel.</p> + +<p>—Dat zijn er weder vier, riep de luitenant, met de vorige zes maakt dat +tien, die buiten gevecht zijn gesteld. Opgepast, jongens!</p> + +<p>Deze waarschuwing was niet overbodig, want de Beni-Hassen kwamen weder +plotseling met lossen teugel en aangelegde geweren aanrennen. Het zand +vloog in dikke wolken op en de geweren knalden nu bijna te gelijker +tijd.</p> + +<p>Maar ook de belegerden waren op hunne hoede, en de goed gemikte kogels +troffen thans, nu de woedende Arabieren zich nog dichter dan de vorige +maal waagden, allen hun doel. Enkele vijanden vielen uit den zadel, en +andere konden er slechts met moeite in <span class="pagenum" title="102"> </span><a id="p_102"></a>blijven zitten en alleen door de +hulp hunner makkers waren zij in staat voort te komen.</p> + +<p>Een luid hoera ging onder de belegerden op over den gelukkigen uitslag +van dit salvo, doch opeens werd hunne vreugde aanmerkelijk getemperd +door een noodlottig toeval.</p> + +<p>De kameel namelijk had al aanhoudend allerlei pogingen aangewend om +zich los te rukken, toen een paar kogels van de Arabieren hem hierin +te hulp kwamen en de riemen, waarmede hij aan den boom bevestigd was, +stukschoten. Het dier sprong nu opeens op, rukte zich los, sloeg als een +bezetene rond en rende den heuvel af.</p> + +<p>De luitenant en de kapitein stieten een kreet van woede uit, want dit +dier droeg het voornaamste gedeelte der bagage. En hunne woede werd nog +slechts vermeerderd, daar de Arabieren, opmerkzaam geworden op hetgeen +er gaande was, een tiental van hen afzonden om den kameel te +bemachtigen.</p> + +<p>Doch eer iemand er nog op bedacht was, sprong Dries op, snelde den +heuvel af en den kameel achterna.</p> + +<p>Nauwelijks zagen de luitenant en de kapitein wat Dries ging wagen, of +beiden laadden hunne geweren en legden zich neder om hem tegen de +aanrukkende Arabieren te beschermen.</p> + +<p>In korten tijd had de waaghals, als een pijl uit den boog den +heuvel afvliegend nog vóór de Arabieren tot op een honderd pas waren +genaderd, den kameel bereikt en spande nu al zijne krachten in om het +tegenstrevende dier mede te krijgen. Doch al zijne pogingen baatten niet +veel, en de Arabieren waren reeds bij hem eer hij kon voortkomen.</p> + +<p>Intusschen, hoe groot het gevaar was, dacht de wakkere knaap er niet +aan, den kameel prijs te geven. Met een paar hevige rukken dwong hij het +dier te knielen en het den riem om de pooten slingerende, bond hij het +zoo vast, dat het voor het dier onmogelijk was op te staan, zoodat het +nu brullend en spartelend op den grond lag.</p> + +<p>De twee voorsten der aanvallers, nu dicht genaderd en overmoedig +geworden door de zekerheid van hun vijand en den kameel te bemachtigen, +repten zich wat zij konden, toen de welgerichte schoten van den +luitenant en den kapitein een einde aan hun rit en tevens aan hun leven +maakten en hen van het paard deed storten.</p> + +<p>De overigen op hunne oude geweren rekenende en niet bekend met de snelle +lading der achterlaadgeweren, meenden nu gerust te kunnen voortdringen; +doch voor de tweede maal knalden de uitstekende geweren der beide +officieren, waardoor eene schromelijke <span class="pagenum" title="103"> </span><a id="p_103"></a>verwarring in den kleinen troep +werd gebracht. Weder vielen er twee en de overigen namen reeds den +terugtocht aan, toen drie hunner, woedend over den hardnekkigen +tegenstand, met een paar sprongen hunne makkers achter zich lieten en op +Dries aanvielen.</p> + +<p>Deze wachtte hen met de sabel in de vuist af, besloten zijn leven zoo +duur mogelijk te verkoopen.</p> + +<p>Maar de roovers hadden ditmaal buiten den waard gerekend, of liever +buiten de beide officieren; want na een enkel woord met elkaar te hebben +gewisseld, stortte de kapitein met de sabel en de revolver in de hand +den heuvel af Dries te hulp, terwijl de luitenant met het geladen geweer +in de hand rustig bleef staan wachten op het oogenblik, dat hij, zonder +gevaar van Dries te treffen, een der drie vijanden zou kunnen +neerschieten, terwijl hij tevens een wakend oog hield op het overige +gedeelte der bende.</p> + +<p>Hoe snel de kapitein zich intusschen voortspoedde, toch had Dries het +spoedig te kwaad met zijne drie aanvallers, die als dollen om hem heen +sprongen en sabelhouwen uitdeelden, welke het den dapperen jongen alle +moeite kostte af te weren. Een houw over het hoofd deed hem het bloed +over het gelaat stroomen en met een vervaarlijken sprong wierp Dries +zich op den man, die hem dezen houw toediende, greep hem bij de keel en +sleurde hem van het paard, juist toen de kapitein hem een donderend +»houd moed!” toeriep.</p> + +<p>De twee andere roovers, nu een nieuwen vijand in het strijdperk ziende +treden, wendden zich tegelijk tot dezen; doch vóór zij den tijd hadden +hem op het lijf te vallen, schoot de verwoede kapitein alle schoten van +zijne revolver achtereenvolgens op hen af.</p> + +<p>Dat deed eene vreeslijke uitwerking. Een zijner twee aanvallers stortte +met zijn paard neer, beiden waren door de kogels doorboord.</p> + +<p>De tweede viel den kapitein nu met de sabel aan, zich als een behendig +schermer steeds door vlugge sprongen aan de linkerzijde van den ruiter +houdende, waardoor hij veilig bleef voor diens verwoede sabelhouwen.</p> + +<p>Dries had het harder te verantwoorden. Worstelend met zijnen vijand, +voelde de dappere jongen weldra zijne krachten door het bloedverlies uit +zijne wond afnemen, en het was te vergeefs dat hij zich inspande om +zijnen vijand omvat te houden. Met eene hevige krachtsontwikkeling wist +deze den rechterarm vrij te krijgen en zijn ponjaard te grijpen.</p> + +<p>Het zou met Dries gedaan zijn, want met eene vreeslijke vervloeking op +de lippen, hief de Arabier zijnen arm op om hem den doodelijken stoot +toe te brengen, en zijn gemeen gelaat straalde <span class="pagenum" title="104"> </span><a id="p_104"></a>van helsche vreugde over +de hulpeloosheid van den Christen, dien hij ging dooden.</p> + +<p>Maar daar knalde een schot van den heuvel en een kogel verbrijzelde de +opgeheven vuist, die het moordtuig omkneld hield—en Dries was gered!</p> + +<p>Thans wierp Dries met een laatsten wanhopigen ruk zijne tegenpartij van +zich, en vóór deze den tijd had zich op te heffen om zijnen vijand met +de linkerhand den ponjaard naar het hoofd te slingeren, was de kapitein, +die zijn tweeden vijand had verslagen, toegeschoten, en sloeg hij den +kerel met één sabelslag neer.</p> + +<p>Het was de altijd waakzame luitenant geweest, die met de grootste +koelbloedigheid zijn schot had bespaard, tot hij eene goede gelegenheid +vond, om Dries van een wissen dood te redden.</p> + +<p>Thans rende hij met Selam en Mohammed als een stormwind den heuvel af +en, na Dries te hebben doen opnemen, ging het met vlugge schreden den +heuvel op, terwijl hij en de kapitein met het geweer in de hand den +aftocht tegen den aanrukkenden vijand verdedigden en den kameel +medevoerden.</p> + +<p>Ziende dat zij te laat kwamen om den dood van hunne makkers te wreken, +wendden de roovers den teugel en reden spoorslags terug om buiten het +bereik der kogels te komen.</p> + +<p>—Ziezoo! zeide de luitenant, nadat men weder in veiligheid was, ik +geloof, dat de schurken vooreerst hun bekomst hebben. Als ik mij niet +vergis, zijn er thans minstens vier-en-twintig buiten gevecht gesteld, +dat is ongeveer de helft.</p> + +<p>—Bij God! zeide de kapitein, ik geloof dat zij een weinig eerbied voor +de vereenigde Nederlandsche en Fransche wapens beginnen te krijgen.</p> + +<p>—Onze schuld is vereffend, kapitein! zeide Dries. Als gij mij niet te +hulp waart gekomen, was het met mij gedaan geweest, en ook u, luitenant, +ben ik dankbaar; aan u beiden ben ik het leven verschuldigd!</p> + +<p>—Ba! zeide de kapitein, ik heb slechts de helft afbetaald. Er blijft +nog een gedeelte over, mijn vriend!</p> + +<p>—Nu, ge hadt het benauwd genoeg, zeide de luitenant; mijn kogel kwam +juist van pas.</p> + +<p>—Een meesterlijk schot! zeide de kapitein. Ik geloof, dat de schoelje +zijn arm niet meer zal opheffen voor het bedrijven van eene misdaad.</p> + +<p>—Maar kijk eens, de ellendeling leeft nog! riep de luitenant. Ziet, en +hij wees naar den kerel, die zich bewoog.</p> + +<div class="figcenter" style="width: 339px;"> +<span class="pagenum" title="-"> </span><a id="p_104a"></a> +<span class="pagenum" title="-"><br /> </span><a id="p_104b"></a> + +<a href="images/ill_p104b.png"><img src="images/ill_p104b-t.png" width="339" height="494" alt="Deze wachtte hen met de sabel in de vuist af. Bladz. 103." title="Klik voor vergroting (1017×1482px, 375kb)" /></a> +<div class="caption">Deze wachtte hen met de sabel in de vuist af. <a href="#p_103">Bladz. 103</a>.</div> +</div> + +<p><span class="pagenum" title="105"> </span><a id="p_105"></a></p> + +<p>Nog éénmaal richtte de roover zich op, en het gelaat naar het Oosten +wendend, riep hij met zwakke stem:—God is groot en Mahomed is zijn +profeet! Vloek over u, honden van Christenen; God verdelge u!</p> + +<p>Meer kon hij niet uitbrengen. Eene hevige stuiptrekking overviel hem, en +het hoofd buigend stortte hij voorover op den grond en gaf den geest.</p> + +<p>Dit voorval maakte voor een oogenblik een pijnlijken indruk op het +geheele gezelschap. Het ontzettende van het tooneel deed hen rillen, en +allen keken somber voor zich zonder een woord te spreken, totdat eene +beweging onder de rooverbende hunne opmerkzaamheid gaande maakte.</p> + +<p>De bijna tot op de helft verminderde troep maakte hoegenaamd geene +aanstalten om den aanval te herhalen, maar scheen raad te houden. Het +duurde een geruimen tijd, eer men een besluit had genomen. Toen zag +men een troep van tien ruiters zich afzonderen, de losse paarden der +gevallenen bij elkaar koppelen en na de gewonden daarop gelegd te +hebben, vertrok een escorte van acht man met hen, terwijl twee ruiters +zich in vliegende vaart elk naar een verschillenden kant spoedden. Het +overige gedeelte van den troep bleef op de plaats.</p> + +<p>De belegerden keken elkaar vragend aan; doch de kapitein loste spoedig +het raadsel op.</p> + +<p>—Ha, ha! riep deze, ik begrijp de schurken; na hunne gewonden +weggezonden te hebben, zenden zij die twee ruiters uit om versterking.</p> + +<p>—Wat te doen? vroeg de luitenant besluiteloos.</p> + +<p>—Luister, zeide de kapitein, ik stel voor te vertrekken.</p> + +<p>—Vertrekken? vroeg de luitenant verwonderd, vóór wij een paar honderd +pas zijn voortgegaan, hebben wij de geheele bende op het lijf en wij +worden neergesabeld als honden.</p> + +<p>—Integendeel, antwoordde de kapitein. Geloof mij, ik ken dat volkje. +Thans zijn er nog slechts een paar dozijn over. Die kunnen wij ons +gemakkelijk van het lijf houden, want de kerels hebben ontzag gekregen +voor onze voortreffelijke geweren. Wachten wij echter tot zij +versterking hebben ontvangen, dan zullen zij ons met eene verpletterende +meerderheid op het lijf vallen, en hoe goed wij ons ook verdedigen, +wij zullen het onderspit moeten delven. Maken wij dus gebruik van de +gelegenheid en laat ons spoedig voortmaken; misschien bereiken wij +gindsche bergen nog vóór hunne versterking is aangekomen en eenmaal +dáár, zullen we wel zien van hen ontslagen te worden.</p> + +<p><span class="pagenum" title="106"> </span><a id="p_106"></a></p> + +<p>—Gij hebt gelijk, riep de luitenant. Vooruit, aan het werk! En in +minder tijd dan men het kan vertellen, was een ieder klaar, en begon de +kleine stoet den heuvel af te dalen.</p> + +<p>—Ga gij met Dries en Selam in de voorhoede, zeide de kapitein tegen +Frank. Ik zal met Mohammed de achterhoede uitmaken. Wij laten de buksen +maar goed spreken; elken schelm, die onder ons bereik komt, schieten we +zonder mededoogen neer.</p> + +<p>Met de wapens in de hand trok men af. Doch nauwelijks zagen de +Beni-Hassen hen de vlakte betreden, of zij wierpen zich te paard en +hadden in een oogwenk den troep omsingeld in een wijden kring, echter +zorgende buiten het bereik der kogels te blijven.</p> + +<p>Met den kameel in het midden, de geweren in de hand, gereed om te vuren, +trok men langzaam voort. En rondom dien kleinen maar dapperen troep +sprongen en draafden de Beni-Hassen als duivels, allerlei vervloekingen +uitstootende. Nu en dan waagden een paar zich dichter bij. In vliegenden +galop aanrennende, wendden zij op een zekeren afstand eensklaps den +teugel en schoten onder het terugtrekken hun lang roer op hen af.</p> + +<p>—Ba! wat schreeuwers, zeide Dries, die naast den bedaarden luitenant +reed. Kon ik ze maar eens even onder schot krijgen.</p> + +<p>—Ja, daar passen zij wel op, zeide de luitenant. Zie, dien kerel dáár +met dien rooden doek om den kop, deze is al een van de brutaalsten. +Wacht, daar komt hij weder. Ik wil toch eens probeeren, hoever mijn +geweer wel draagt.</p> + +<p>Tot op meer dan duizend pas genaderd, hield de kerel stand, schoot zijn +geweer af, wierp het daarna in de hoogte, ving het onder het vallen op +en reed terug. Doch dadelijk daarop naderde hij weder en nu gelijken +tred houdend met de karavaan, wierp hij onder een vliegenden galop +aanhoudend zijn geweer in de hoogte en ving het op. Eindelijk deed hij, +hetzij bij ongeluk of opzettelijk een misgreep en het geweer viel in het +zand. In zijne vaart stoof hij het voorbij, doch bliksemsnel wendend +reed hij terug en in vollen ren boog hij zich aan de rechterzijde over, +zijne lange magere beenen om zijn paard geklemd houdende, en greep het +geweer van den grond, een toer, die de knapste kunstrijder hem misschien +niet zou nadoen. Toen, zijn geweer zwaaiend, naderde hij nog dichter +onder het uitschreeuwen van een stroom van scheldwoorden, uittartingen +en bedreigingen.</p> + +<p>—Komaan, snoever, houd den mond! riep de luitenant, en hij zette zijn +geweer tegen den schouder.</p> + +<p>Nauwelijks bemerkte de roover die beweging, of hij trok snel terug.</p> + +<p><span class="pagenum" title="107"> </span><a id="p_107"></a></p> + +<p>Doch te gelijkertijd trok de luitenant af, en met den knal stortten +ruiter en paard neder.</p> + +<p>—Jongens, riep Dries, dat noem ik een schot, op meer dan duizend pas! +Maar zie, de kerel schijnt ongedeerd; slechts zijn paard is getroffen.</p> + +<p>Werkelijk had de ruiter, wiens paard doodelijk getroffen was, zich onder +het dier uitgewerkt en zette hij het op een loopen naar zijne makkers. +Maar eer hij een honderd pas ver was gegaan, trof hem een kogel van +Selam, die hem op zijn lastdier was achternagesneld.</p> + +<p>—'t Is jammer van den vent, zeide Dries, toen hij hem zag vallen.</p> + +<p>—'t Is alweer een vijand minder, zeide de luitenant bedaard.</p> + +<p>Een algemeene aanval van de roovers volgde op den dood van den waaghals. +Een regen van kogels vloog over en door den kleinen troep, doch ook zij +waren op hunne hoede geweest en een paar kerels, die zich wankelend in +den zadel hielden, leverden het bewijs, dat de kogels weder nieuwe +slachtoffers hadden gevonden.</p> + +<p>Van alle kanten omringd en onder hetzelfde spel van galoppeeren en +vuren, zette men den weg voort en reeds vorderde men goed, toen opeens +eene stofwolk achter hen de aankomst der versterking aankondigde. +Eensklaps zag men uit die stofwolk de paarden en ruiters te voorschijn +komen, allen om het snelst rijdend. In weinige oogenblikken waren zij +tot zeer dichtbij genaderd, en na zich met de vorigen te hebben +vereenigd, vloog de troep als eene bende losgelaten duivels op de kleine +karavaan aan.</p> + +<p>Vast aaneengesloten wachtte deze hen af. Men begreep, dat niets dan een +wonder hen zou kunnen redden en men was besloten liever te sterven dan +zich over te geven.</p> + +<p>Het tumult, dat nu volgde, was ontzettend en ging alle beschrijving +te boven. Na eenige malen de geweren te hebben afgevuurd werd men +handgemeen, en gedurende eenige oogenblikken zag men slechts eene +ontzettende stofwolk, waartusschen men hier en daar een paard of een +ruiter zag uitkomen en hoorde men niets anders dan het gekletter +der sabels, het knallen der revolvers en de aanmoedigingskreten en +verwenschingen van beide partijen. Hier renden paarden zonder ruiters +rond, dáár vluchtte de losgeraakte beladen kameel. Het was een +opeengepakte hoop, waarvan de handvol dapperen het centrum uitmaakte. +Elke slag van hen trof zijn doel, en hoe snel de roovers ook opdrongen +en hoe onstuimig hun aanval ook was, het had hun nog niet mogen gelukken +hen te dooden of gevangen te nemen. Als een muur stonden zij daar +onwrikbaar, geen voet breed wijkende tot eindelijk een der ruiters, zijn +paard <span class="pagenum" title="108"> </span><a id="p_108"></a>tot een hevigen sprong dringende, eene bres maakte in het kleine +carré en zij daardoor van elkaar werden gedrongen.</p> + +<p>De kapitein en Dries vochten als een paar razenden, nu dezen dan +dien aanvaller het hoofd biedend. De luitenant had zijne gewone +koelbloedigheid behouden, lette op alles, en schermde even bedaard met +elke tegenpartij die zich op zijn weg plaatste, alsof hij op eene +schermpartij was. Selam en Mohammed, als een paar echte zonen van het +land, vochten met al de woede en doodsverachting van den Mahomedaan, en +het duurde dan ook niet lang of onze Mohammed was geheel buiten gevecht +gesteld, terwijl Selam, aan den arm gewond, zich nog slechts met moeite +verdedigde. Wat de kameeldrijvers betreft, door het verschrikte dier +medegesleept, had de eene ongelukkig den dood gevonden onder de hoeven +der paarden, terwijl de andere gevangen was genomen tegelijk met zijn +lastdier.</p> + +<p>Ongelukkig brak, door een hevigen kolfslag, de sabel van den luitenant +juist op een zeer gevaarlijk oogenblik. Hij gaf echter daarom den strijd +niet op, maar het paard van zijne tegenpartij bij den teugel grijpend, +stak hij het zijn ponjaard in de borst. Het dier <ins class="corr" id="corr40" title="Bron: stijgerde">steigerde</ins> en zou +zijnen bereider in zijn val hebben medegesleept, zoo deze niet snel op +den grond was gesprongen. Op hetzelfde oogenblik <ins class="corr" id="corr41" title="Bron: stijgerde">steigerde</ins> ook het +paard van den luitenant en wierp dezen van zich af.</p> + +<p>Als een leeuw stortte de Arabier zich nu op zijnen vijand, en beiden +hielden elkaar omstrengeld, worstelende wie de bovenhand zou krijgen.</p> + +<p>De luitenant was een gespierd man en zijne buitengewone bedaardheid gaf +hem een groot overwicht over zijnen vijand. Reeds spoedig zag deze dan +ook, dat hij met geen te minachten partij worstelde; eene handige +beweging van den luitenant deed den kerel het evenwicht verliezen, +waardoor hij zoodanig met het hoofd op den rotsigen bodem terechtkwam, +dat hij voor dood bleef liggen. Doch op hetzelfde oogenblik voelde de +luitenant de koude tromp van een pistool in den nek. Eene bliksemsnelle +beweging deed het schot missen en te gelijk stortte de Arabier, die dat +schot had gelost, door een sabelhouw van den kapitein getroffen met +gespleten schedel in zijn bloed badend neder.</p> + +<p>Doch hoe fel de tegenstand ook was, het einde was gemakkelijk te +raden en het was nog slechts eene kwestie van eenige oogenblikken. De +zekerheid hier den dood te zullen vinden, deed echter onze vrienden het +onmogelijke tot stand brengen.</p> + +<p>Doch eensklaps, op hetzelfde oogenblik, dat de Beni-Hassen de <span class="pagenum" title="109"> </span><a id="p_109"></a>handvol +dappere tegenstanders dreigden te verpletteren, klonk eene donderende +stem den strijdenden tegen en een ruiter in rijke Arabische kleeding, +de Turksche kromsabel in de vuist, stortte zich in hun midden hun een +krachtig: »Houdt op!” toeroepende.</p> + +<p>De ruiter, die zoo juist van pas kwam om onze dapperen te redden, was +Sid-Abd-Allah, de geweldige.</p> + +<div class="chend"></div> + +<h2><a id="XII"></a>XII.</h2> + +<p class="subh2">SID-ABD-ALLAH, DE GEWELDIGE.</p> + +<p>Op de verschijning van Sid-Abd-Allah staakten de Beni-Hassen eensklaps +het gevecht en een gemompel van verwondering doorliep den roovertroep.</p> + +<p>Die verwondering nam echter nog meer toe, toen de Arabier op onze +vrienden toerijdende, hen met de grootste hartelijkheid de hand schudde +en hen met beleefdheden overlaadde.</p> + +<p>—Allah is groot! zeide de Arabier, hun de hand drukkende; hij heeft mij +u ter hulpe gezonden, u, aan wie ik een schuld van dankbaarheid heb af +te doen. Vreest niets meer, gij zijt gered! En zich tot de roovers +wendende, fronste hij de wenkbrauwen, en na hen eenige oogenblikken +toornig te hebben aangezien, zeide hij:</p> + +<p>—Een ieder begeve zich ten spoedigste naar den duar waar hij woont, en +daar gij mijne vrienden hebt aangevallen, zult gij zorgen hun morgen bij +het opgaan der zon den monah aan te bieden als een zoenoffer voor uwe +schuld. Gaat!</p> + +<p>En die woeste roovertroep, de Beni-Hassen, die daar verlegen als +schooljongens hadden gestaan onder den vreeslijken blik van +Sid-Abd-Allah, vierden de teugels en verdwenen in eene wolk van stof, +snel als de wind, verheugd er zoo goed af te komen.</p> + +<p>—Na al hetgeen er is voorgevallen, zeide Sid-Abd-Allah, zult ge er +zeker niet tegen hebben mij de eer aan te doen om voor hedennacht uwen +intrek in mijne tent te nemen, ten einde u te herstellen van de +doorgestane vermoeienissen en om uwe ontredderde bagage na te zien.</p> + +<p>Het behoeft niet gezegd te worden, dat dit aanbod gretig werd +<span class="pagenum" title="110"> </span><a id="p_110"></a>aangenomen. Het was toch onmogelijk, zooals de zaken thans stonden<ins class="corr" id="corr42" title="Bron: .">,</ins> te +vertrekken. De tweede kameel was door de Beni-Hassen weggevoerd; Selam, +Mohammed en Dries hadden min of meer ernstige wonden bekomen, en een der +drijvers was vertrapt in de verwarring van den aanval. De luitenant had +eene onbeduidende wond aan het voorhoofd, maar die hem echter hinderde. +Om van den schrik te bekomen en de orde te herstellen was derhalve de +aanbieding van Sid-Abd-Allah niet te verwerpen, en onder een levendig +gesprek begaf men zich op weg naar den duar van Sid-Abd-Allah.</p> + +<p>De richting naar de bergen inslaande, was men zeer spoedig in een zeer +langen nauwen bergpas gekomen. De rotsen verhieven zich ter weerszijden +als muren steil in de hoogte. Hier en daar stond eene kleine groep +struiken of een eenzame boom. Aan den ingang van den pas zat een Arabier +op een der hoogste <ins class="corr" id="corr43" title="Bron: rotspuntten">rotspunten</ins>. In zijn donkerbruinen mantel gehuld, +was hij nauwelijks van de rotsen te onderscheiden. Zijn lang geweer lag +hem dwars over de knieën. Het was een schildwacht van Sid-Abd-Allah, die +den toegang naar de woonplaats zijns meesters bewaakte, want deze nauwe +bergpas, waar nauwelijks een paar ruiters naast elkaar konden gaan, was +een der toegangen tot de woonplaats van den Arabier. Aan het eind van +dezen weg kwam men eensklaps op eene kleine vlakte. Slechts één tent +stond daar in het midden onder eene groep vijgeboomen en een vijftal +Arabieren lag in de schaduw uitgestrekt, terwijl aan het eind van den +bergpas, eveneens op de rotsen, een tweede schildwacht was geplaatst.</p> + +<p>De kleine vlakte, omgeven door hooge bergen, was met welig groene weiden +bedekt, waarin een twintigtal fraaie Arabische paarden liep, die rustig +graasden naast eene kudde schapen.</p> + +<p>Zoodra men deze vlakte betrad, sprongen de wachthebbende Arabieren +eensklaps op, doch Sid-Abd-Allah wenkte hen met de hand toe, dat zij +rustig konden blijven liggen. Echter bleven zij in eene eerbiedige +houding staan tot de kleine troep was voorbijgetrokken, en men kon op +die stoute gebruinde tronies, door menig litteeken geteekend, de groote +verbazing lezen, die zich van hen had meestergemaakt door hun opperhoofd +in dusdanig gezelschap te zien.</p> + +<p>—Dit is een mijner voorposten, zeide Sid-Abd-Allah. Het is onmogelijk +mijne woonplaats te naderen zonder te worden gezien.</p> + +<p>—Ik moet u mijn compliment maken over uwe maatregelen, zeide de +kapitein; inderdaad als de andere toegangen tot uwe woonplaats aan deze +gelijk zijn, is uwe vesting bijna onneembaar.</p> + +<p>Sid-Abd-Allah glimlachte.—Ja, zeide hij, ik ben wel gedwongen <span class="pagenum" title="111"> </span><a id="p_111"></a>voor +mijne veiligheid te zorgen; deed ik dat niet, dan zou mijn hoofd reeds +sinds lang op de poorten van Fez te pronk staan.</p> + +<p>Na de vlakte dwars overgegaan te zijn besteeg men een zijpad, hetwelk +zoo smal was, dat men moest afstijgen en de paarden bij den teugel +medevoeren. Voorgegaan door Sid-Abd-Allah en zijn neger, kwam men in een +korten tijd op eene groote uitgestrekte vlakte, waar zich aan de blikken +van onze verbaasde reizigers een groot aantal bewoonde hutten vertoonde. +Het waren de duars van Sid-Abd-Allah.</p> + +<p>Op ettelijke plaatsen dier vlakte verhieven zich de verschillende duars. +Er waren er tien. Elke duar bestond uit een vijftien- of twintigtal +tenten op twee rijen geplaatst. De evenwijdige ruimte daartusschen +vormde een achthoekig pleintje, dat aan beide einden open was. De tenten +geleken allen op elkaar en waren zeer eenvoudig saamgesteld. Twee palen +en twee dikke rieten stokken verbonden met een dwarshout vormden zoo de +nok, waarover een groot donker gekleurd zeil van schapen- en kemelshaar, +of uit de vezels van den dwergpalm <ins class="corr" id="corr44" title="Bron: vervaardigt">vervaardigd</ins>, was geworpen, +dat boven den grond een weinig was opgehaald om vrijen doorgang aan de +lucht te verschaffen. Rondom elke tent was bovendien eene lage schutting +van riet en droge takken. Des winters laat men het zeil tot op den grond +neder, en bevestigt het met touwen aan in den grond gestoken pinnen. Hoe +licht en weinig soliede deze tenten nu ook mogen schijnen, zijn zij toch +werkelijk uitmuntende woonplaatsen, die des zomers koel en frisch en in +den regentijd droog zijn. De meeste tenten der verschillende duars +hadden eene lengte van 8 à 10 meter en eene hoogte van 2 à 2½ meter. In +het midden van den middelsten <ins class="corr" id="corr45" title="Bron: daar">duar</ins> verhief zich eene veel grootere. +Het was de tent van Sid-Abd-Allah, waarheen men zich begaf.</p> + +<p>Eene vroolijke drukte heerschte er in deze Arabische duars. Groote +troepen half- en geheel naakte kinderen speelden overal. Hier en daar +zaten de vrouwen aan den ingang, weefden roode stoffen of draaiden touw +uit vezels van den dwergpalm. Anderen waren bezig met het malen van +graan. Op een paar plaatsen was een groepje nieuwsgierigen vereenigd +rondom een ouden Arabier, die op zijne levendige manier aan het verhalen +was. Natuurlijk hielden allen dadelijk bij het verschijnen van het +gezelschap op met hunne bezigheden en verdrongen zich rondom de gasten. +Doch een donkere blik van den gastheer was voldoende om de +nieuwsgierigen op een behoorlijken afstand en rustig te houden.</p> + +<p>Eindelijk was men onder dak. De tent was bij uitstek fraai. <span class="pagenum" title="112"> </span><a id="p_112"></a>Een wand +van biezen verdeelde haar in twee gelijke deelen. In de eene afdeeling +sliep de Sheik en zijne vrouw, in de andere de kinderen. De vloer was +belegd met van wilgetakken gevlochten matten. Het overige huisraad +bestond uit een paar groote kisten van bont beschilderd en bewerkt hout, +waarin de kleederen werden geborgen, een ovalen spiegel, een weefgetouw +van denzelfden vorm als in den tijd van Abraham, een badstoel in den +vorm van een rieten drievoet, waarover een kaïk als kleed was gehangen +en waaronder de Arabische vrouwen de dagelijksche, door Mohammed +voorgeschrevene <ins class="corr" id="corr46" title="Bron: waschingen">wasschingen</ins> verrichtten, voorts een paar rood koperen +kandelaars, een klein getal steenen schotels en pannen, eenige +geitevellen en een paar zadels en tuigen. En ten slotte eene soort van +wapentropee, bestaande uit twee geweren, twee Turksche kromsabels en een +paar ponjaarden. Dit wapentuig was alles even rijk versierd en blijkbaar +moest het meer als sieraad dienen dan tot gebruik, daar de wapenen, die +de Sheik bij zich droeg, van veel eenvoudiger maaksel waren.</p> + +<p>Een prachtig tapijt op den grond latende uitspreiden, noodigde +Sid-Abd-Allah zijne gasten uit daarop plaats te nemen. En weldra zat men +aan een echt oosterschen maaltijd. In eene kom werd heerlijke versche +melk aangeboden, voorts boter, eieren en een uitmuntend gebak, een soort +van taart, van honig, eieren, boter, suiker en meel gemaakt, welk +gerecht bij de Arabieren zeer beroemd is. Het zonderlinge bijgeloof der +Arabieren zegt, dat zoo een man in de kamer komt, terwijl de vrouw bezig +is deze taart te bereiden, de taart mislukt. In dat geval eet men ze +niet, ook al smaakt zij evengoed, want men vreest dat eenig ongeval +daaruit zal voortkomen.</p> + +<p>Na afloop van dit souper werden de pijpen gebracht, doch de luitenant +bood sigaren aan en de gastheer ruilde gaarne de pijp voor eene fijne +sigaar. Al rookende en pratende ontspon zich langzamerhand een vroolijk +ongedwongen gesprek, zeer natuurlijk kwam ook ter sprake de dienst, die +den luitenant zijnen gastheer had bewezen, en zoo kwam deze er vanzelf +toe den afloop van dat avontuur te verhalen.</p> + +<p>—Het is vier à vijf dagen geleden sinds ik door u werd geholpen, aldus +begon de gastheer. Dank zij uwe hulp, kwam ik nog juist bijtijds om +mijne woonplaats, mijne bezittingen en mijn volk te redden, want mijn +vijand zat mij na op de hielen.</p> + +<p>—In den nacht, volgende op dien waarin ik, hoewel slechts voor eenige +oogenblikken, uw gast was, werden wij aangevallen. Sid-Moessa <span class="pagenum" title="113"> </span><a id="p_113"></a>verscheen +met den kaïd en zijne soldaten, waarbij hij een grooten troep huurlingen +had gevoegd, het uitvaagsel van Tanger, die hij met het vooruitzicht op +een grooten buit had weten over te halen om met hem mede te gaan. Vóór +ik nog mijne tent had bereikt, was mijn plan gemaakt, en toen ik was +aangekomen, had ik spoedig alles in gereedheid. Een vijftigtal goed +gewapende mannen lagen in hinderlaag aan den ingang van een bergpas, +gelijk aan dien welken wij heden zijn doorgegaan en eene dubbel zoo +sterke macht was op de hooge rotsen aan beide zijden van den pas +gelegerd.</p> + +<p>—Het was een door de maan verlichte nacht; nu en dan echter drongen +zich donkere wolken voor haar en onderschepten haar licht. Met groot +misbaar naderde de bende en opende een oorverdoovend geweervuur op de +rotsen, waartegen de kogels plat neervielen. Met een honderdtal +strijders begaf ik mij in de vlakte en de strijd begon.</p> + +<p>—Zooals altijd hield Sid-Moessa, de lafaard, zich achteraf. +Onophoudelijk echter hoorde ik zijne stem, die zijn volk aanvuurde om +mij vooral levend te vatten. Intusschen trokken wij al vechtende terug, +totdat we in den bergpas kwamen. Sid-Moessa geloofde reeds getriumfeerd +te hebben, en zijn victoriegeroep werkte aanstekelijk op zijne bende, +die met woeste vaart den pas instoof, ons achterna. Dit was juist, wat +ik verlangde. Ik trok terug al verder en verder.</p> + +<p>—Opeens, juist toen ik er over nadacht halt te houden, bemerkte ik +eenige weifeling onder onze vijanden. Niet zoodra zag ik dit of, +bevreesd dat zij zouden ontsnappen, gaf ik het afgesproken sein.</p> + +<p>—Toen greep er eene verschrikkelijke gebeurtenis plaats in dezen nauwen +pas. Want eensklaps donderde een salvo van tweehonderd vijftig à +driehonderd schoten op de bende los. Eene onbeschrijflijke verwarring +was hiervan het gevolg en nooit zal ik het tooneel vergeten, dat ik toen +aanschouwde.</p> + +<p>—De eerste beweging der bende was terug te trekken, doch zoodra zij tot +op eenige honderden passen den ingang waren genaderd, werden zij door +een salvo van de vijftig daar geposteerde schutters begroet. Een woedend +gehuil was daarop het antwoord. Toen poogden zij voorwaarts te gaan, +doch daar stond ik met mijne honderd manschappen, en een nog +moorddadiger geweervuur ontving hen. Nu poogden zij de steile rotsen te +beklimmen, maar helaas! bij het licht der maan, dat nu en dan dit +tooneel bestraalde, zagen zij de rotsen met mijne krijgers bedekt, die +eveneens hunne kogels <span class="pagenum" title="114"> </span><a id="p_114"></a>in den opeengedrongen hoop zonden, waar elk schot +zijn man trof.</p> + +<p>—Toen begon men te schelden en te tieren en den aanvoerder te +vervloeken. Men drong op naar Sid-Moessa om hem te dooden. Inzonderheid +was het gespuis van Tanger, dat eene gemakkelijk te <ins class="corr" id="corr47" title="Bron: verwerveu">verwerven</ins> buit +had gemeend te vinden, razend van woede.</p> + +<p>—Ik dorstte naar het nemen van wraak; doch Allah nam die taak op zich. +Sid-Moessa, bevreesd voor de woede van zijne huurlingen, wist, na een +paar sabelhouwen te hebben ontvangen, door eene kracht en volharding, +die alleen de wanhoop hem schonk, de steile rotsen te beklimmen en +naar boven te komen. Mijne krijgers lieten hem begaan, zeker als zij +waren hem in handen te zullen krijgen. Als een gejaagd dier liep hij +bovengekomen voort, en nauwelijks waren eenige oogenblikken verloopen of +een boven alles uitklinkende kreet trof onze ooren, die zelfs voor een +oogenblik het gevecht deed staken, zoo hevig was de uitwerking op ons +allen. 't Was Sid-Moessa, die dien kreet had geuit. In zijn angst was +hij blindelings voortgeloopen en na een paar honderd passen te zijn +voortgehold, was hij van de hemelhooge rotsen gestort. Wij vonden hem +des anderen daags liggen met verpletterden schedel en badende in zijn +bloed. Aldus was het uiteinde van Sid-Moessa; van zijne bende ontkwam er +geen enkele.</p> + +<p>—Vreeslijk! zeide de kapitein.</p> + +<p>—Ja, antwoordde de gastheer, maar kon ik anders<ins class="corr" id="corr48" title="Bron: .">?</ins> Het lot mij door +Allah opgelegd, moet ik dragen, maar geloof mij mijne vrienden, het valt +mij somtijds zwaar.</p> + +<p>—Zie, vervolgde hij, hoe mijn leven is. Door de wreedheid van dien +Sid-Moessa, dien Allah den dood eens honds heeft gegeven, ben ik een +roover geworden. Toen, overal vervolgd, woonde ik in de spelonken en de +holen der bergen; van de eene plaats verjaagd naar de andere had ik +nooit rust. Dat doet het hart verharden. Een onverwacht voorval kwam mij +toen te hulp.</p> + +<p>—De bewoners der omliggende provinciën, en met name de Beni-Hassen, +hadden in den laatsten tijd aan allerlei afpersingen bloot gestaan. 't +Is de gewoonte, dat de sheik, die het hoofd van een duar is, en door de +bewoners der duars zelven wordt gekozen, aan den gouverneur, die over +de provincie is gesteld, jaarlijks in geld en producten een tiende van +den geheelen oogst opbrengt, gemiddeld een halven gulden per stuk vee +en vijftig gulden voor een stuk land, dat met twee ossen kan worden +beploegd. Maar bovendien is men verplicht bij de voornaamste feesten, +den Sultan een geschenk te geven, dat ongeveer twee en een halven gulden +per tent bedraagt. Zoo dikwijls als er eene afdeeling soldaten, een +<span class="pagenum" title="115"> </span><a id="p_115"></a>pacha, een gezant of de Sultan door het land trekt, moeten de bewoners +van elke plaats, die men voorbijtrekt, hunne geschenken aanbieden, +bestaande in geld of levensmiddelen, juist zooals de gouverneur het +verkiest.—Over het algemeen zijn de gouverneurs gewetenlooze schurken, +wien het om niets anders te doen is dan spoedig rijk te worden. Ieder +die geld bezit, staat bloot aan de ongehoordste afpersingen, die +openlijk, zonder de moeite te nemen er een reden voor te zoeken, worden +bedreven. Geld te bezitten, eenig vermogen te hebben, staat gelijk met +een misdadiger te zijn. Men wordt op de onbeschaamdste manier vervolgd, +totdat men geen penning meer bezit. Vandaar dat ge overal zooveel +armoede aantreft. Wie geld heeft, stopt het in den grond en houdt zich +doodarm. Sterft er iemand, die eenig vermogen nalaat, dan koopen de +bloedverwanten de roofzucht van den gouverneur der provincie af, door +een deel der nalatenschap als geschenk aan te bieden. Alles wordt met en +door geschenken verkregen. Die recht vraagt, moet eerst den rechter met +geschenken bewegen om recht te spreken. Die gestraft moet worden, de +roover, de dief, de moordenaar, koopt door geschenken aan de overheden +zijne vrijheid; hij eindelijk, die het ongeluk heeft geld te bezitten, +koopt het rooven daarvan, en de straffen waaraan hij blootgesteld is, af +door geschenken te geven zoolang hij geld heeft.</p> + +<p>—Zoo is de toestand hier overal, en daardoor had men de bewoners der +omliggende gewesten zoodanig afgeperst en tot woede gebracht, dat zij +eindelijk weigerden den Sultan eenige schatting te betalen. Zij drongen +door tot het huis van den gouverneur, sabelden alles neder wat er was, +doodden hem met vrouw en kinderen, en staken zijn huis in brand. Daarna +staken zij de vaan des opstands op en trokken de bergen in.</p> + +<p>—Zoo stonden de zaken, toen men mij het bevel over de opstandelingen +kwam aanbieden. De gelegenheid nam ik gretig aan, niet uit eerzucht, +maar om misschien den een of anderen dag eene gelegenheid te hebben, mij +op goede voorwaarden aan de regeering te onderwerpen en als hoofd van +mijne duars erkend te worden, en zoodoende niet langer het leven van een +roover te leiden.</p> + +<p>—Intusschen nam de opstand eene grootere uitbreiding aan dan ik wel +had gedacht, en spoedig vernamen wij, dat de soldaten van den Sultan in +aantocht waren. Toen nam ik een kloek besluit, en allen die onder mijne +vaan waren gekomen vereenigende, liet ik hen met al wat zij bezaten +opbreken, en vestigde mij hier. Het leger van den Sultan liet niet lang +op zich wachten<ins class="corr" id="corr49" title="Bron: :">.</ins> Het verscheen reeds kort daarna en begon zijne +heldendaden met het neersabelen <span class="pagenum" title="116"> </span><a id="p_116"></a>van de vreedzame landbewoners, die geen +deel hadden aan den opstand; zij verwoestten de landerijen en +verbrandden de duars, kortom hielden huis als duivels.</p> + +<p>—Het getal vluchtelingen, dat hierheen stroomde, nam dagelijks toe; de +een had een broeder te wreken, de ander eene vrouw, een vader, een kind. +Doch daardoor geraakte de vijand ook met onze woonplaats bekend. Na lang +genoeg geroofd, gemoord en gebrand te hebben, rukte het leger tegen ons +op. De vijand legerde zich op eene vlakte hier in de nabijheid, en +overmoedig als hij was, werden er niet eens schildwachten uitgezet, maar +men vierde vroolijk feest met wat men had gestolen. Den kleinen troep +opstandelingen minachtend, sliep het geheele leger rustig in, alsof er +geen vijand nabij was. Om kort te gaan, wij overvielen hen dien nacht en +sloegen hen totaal. Van het leger van den Sultan bereikte slechts een +klein getal Fez, om de tijding der nederlaag over te brengen.</p> + +<p>—Een paar maanden gingen voorbij, zonder dat ik iets vernam. Wel kwam +ons nu en dan het gerucht ter ooren, dat er troepen tegen ons zouden +worden afgezonden, maar mijn naam, die eene zekere vermaardheid had +verkregen, en voornamelijk de sterke positie die we hier hebben +ingenomen, was oorzaak dat men niet veel haast maakte, wel begrijpende, +dat men misschien duizenden zou verknoeien zonder ons nog tot +onderwerping te brengen.</p> + +<p>—Intusschen begrepen wij dat de toestand zoo niet kon blijven, en +op algemeen verlangen van mijn volk heb ik een paar uit hun midden +met een rijk geschenk in geld als afgezanten naar Fez gezonden, onze +onderwerping aanbiedende en belovende de gewone jaarlijksche schatting +zonder meer weder geregeld te zullen uitbetalen onder voorwaarde, dat +ik, door allen als Sheik van deze duars gekozen, als zoodanig door den +Sultan zou erkend worden en dat wij onze vrije woonplaats hier zouden +mogen behouden.</p> + +<p>—En zoudt ge denken, dat de Sultan dit zal doen? vroeg Frank.</p> + +<p>—Zeker! zeide de Sheik op verwonderden toon. Ik kan wel zien, dat gij +niet bekend zijt met onze toestanden, anders zoudt ge weten dat meer dan +één gouverneur, pacha of ander hooggeplaatst persoon op deze wijze tot +zijne waardigheid is opgeklommen.</p> + +<p>—Een wonderlijk land, zeide de luitenant.</p> + +<p>—Ja, zeide de kapitein, ik vind het waarachtig eene aardige manier om +eene betrekking te krijgen.</p> + +<p>Nadat het gesprek nog een geruimen tijd had geduurd, besloot men +eindelijk zich ter ruste te begeven, te meer daar inmiddels op +Sid-Abd-Allah's last de kameelen waren opgespoord en teruggebracht. <span class="pagenum" title="117"> </span><a id="p_117"></a>In +de eene helft der tent werden nu de veldbedden opgeslagen en ons drietal +begaf zich ter ruste, slechts door een dunnen wand van de slaapplaats +des gastheers en diens gezin gescheiden.</p> + +<p>Na een verkwikkelijken slaap, zooals men sinds het vertrek van Tanger +nog niet had genoten, stond men met het krieken van den dag op. In de +duars heerschte reeds de grootste bedrijvigheid en toen onze vrienden +naar buiten kwamen, werden zij reeds dadelijk verrast door een groot +aantal mannen, die beladen met allerlei geschenken vóór de tent op eene +rij zaten neergehurkt. Het waren dezelfde roovers van gisteren, die de +door den Sheik bevolen schatting kwamen brengen, de <i>monnah</i>, zooals de +Arabieren het noemen.</p> + +<p>Zoodra zij de tent uitkwamen, stonden de kerels op, en onder het gewone: +»Vrede zij met u!” werden de verschillende geschenken aangeboden. Er was +onder meer een halfdozijn schapen, eenige manden met eieren, minstens +een paar dozijn kippen, voorts kommen met melk, brood, boter, suiker, +enz. Toen alles door Selam en Mohammed in ontvangst was genomen en een +der Arabieren een paar woorden had gesproken, gaf de Sheik hun een wenk +en de mannen keerden terug vanwaar zij waren gekomen.</p> + +<p>In allerijl werden nu de toebereidselen voor het vertrek gemaakt. Selam +had met zijne gewone voortvarendheid reeds de kameelen beladen, en zoo +goed mogelijk hersteld wat niet in orde was. Dank zij Sid-Abd-Allah's +invloed was er niets gestolen, en nadat de luitenant een ander paard had +gekregen in ruil voor het zijne, dat aan een der pooten was gewond, was +alles weder in behoorlijke orde.</p> + +<p>Het was een buitengewoon schoone morgen, toen men in de +tegenovergestelde richting van die, waarin men bij Sid-Abd-Allah was +gekomen, vertrok. Het was een even goed te verdedigen toegang als de +beide anderen en eveneens bewaakt door eene wacht van Arabieren. +Sid-Abd-Allah met een vijftigtal ruiters deed ons gezelschap een +eindweegs uitgeleide en nam, na hun een geleide van tien man te hebben +meegegeven, na een hartelijk afscheid den terugtocht aan.</p> + +<p>—Zullen we elkaar ooit weerzien? zeide de luitenant vragend.</p> + +<p>—Wie weet, zeide Sid-Abd-Allah. Gij gaat naar Fez. Misschien kom ik er +ook wel.</p> + +<p>—Goed, zeide de luitenant, in dat geval zien we elkaar weder; een +zonderling voorgevoel zegt mij, dat we elkaar zullen weerzien.</p> + +<p>—Maar, zeide de Sheik op het punt van te vertrekken, waar zult ge uw +verblijf te Fez houden?</p> + +<p>—Waarschijnlijk niet binnen, maar eerder buiten de stad, gaf <span class="pagenum" title="118"> </span><a id="p_118"></a>de +kapitein ten antwoord. Het zal voor ons te Fez niet veilig zijn.</p> + +<p>—Gij hebt gelijk, antwoordde de Sheik. Maar in geval ge een vertrouwd +persoon of veilig verblijf noodig hebt, begeeft u dan tot Aroesi, een +koopman in dadels. Gij kunt hem in zijnen bazaar vinden. Uw gids zal hem +evengoed kennen als elke inwoner van Fez. Hij is een der mijnen. Gij +kunt hem in alle opzichten vertrouwen; zeg hem slechts mijn bijnaam als +herkenningsteeken.—En na een laatsten hartelijken handdruk en een even +hartelijk: »God behoede u op uw weg!” reed de Sheik met zijn gevolg +spoorslags heen.</p> + +<p>Thans begeleid door een escorte van tien man vervolgde men de reis, en +dezelfde mannen, die gisteren als ware duivels met de wapens in de hand +vóór onze reizigers stonden, beijverden zich nu om het zeerst hun van +dienst te zijn.</p> + +<p>Na het land der Beni-Hassen te hebben verlaten, trok men door dat van +Sidi-Hassem, de eerste en eenige streek, die er volkrijk en welvarend +uitzag, en waar ook de bewoners een beter voorkomen hadden dan ergens +elders. Het was een soort van militaire kolonie, bestaande uit talrijke +soldaten-familiën, die het leven van landbouwer leiden. Iedere jongen +wordt soldaat en ontvangt reeds op zeer jeugdigen leeftijd, nog vóór hij +in staat is de wapenen te hanteeren, soldij. Bovendien hebben zij het +voorrecht, dat zij vrijdom van belasting hebben en dat hunne goederen, +zoolang er een manlijke nakomeling bestaat, het eigendom van hun +geslacht blijven. Voor al die voordeelen zijn zij verplicht, zoodra de +Sultan hen voor den dienst oproept, de wapenen op te nemen en te gaan +oorlogvoeren, waarheen hij ze zendt.</p> + +<p>Den volgenden dag bereikte men Zeguta, eene zeer schoone plaats. Reeds +lang vóór men aan deze plaats was gekomen, was de landstreek waardoor +men trok bij uitstek fraai. Het was eene aaneenschakeling van prachtige +valleien, met tarwe- en roggevelden en frissche groene weiden, aloë's, +vijgeboomen, wilde olijfboomen, dwergeiken, rozen, myrthen en allerlei +andere boomen en heesters; doch het vreemdste van alles was, dat men +nergens eene bewoonde plek of tent aantrof. Het scheen een groote, +fraaie, uitgestorven lusthof te zijn.</p> + +<p>Maar schooner dan dat alles was de aanblik op Zeguta. Daar lag eene +schoone vallei als eene reusachtige schelp, met vakken van allerlei +kleur gevuld. Het waren de verschillende akkers, die naar het gewas, +dat zij bevatten, verschillende kleuren vertoonden, en daarachter op de +helling van den berg een gedeelte, dat er als een amphitheater uitzag. +De helling was afgebrokkeld en vertoonde <span class="pagenum" title="119"> </span><a id="p_119"></a>ongeveer eene groote half +cirkelvormige trap. En dat alles werd gestoffeerd door verschillende +schilderachtige groepen van menschen en dieren. Hier tenten, dáár eene +kudde kameelen, <ins class="corr" id="corr50" title="Bron: ginde">ginder</ins> weder een koebah, troepen grazend of rustend +vee en onbeweeglijke vrouwen- en mannenfiguren. Dit alles vormde een zoo +schilderachtig geheel, dat men, hoewel het nog vroeg op den dag was, +besloot hier het overige van dezen en den ganschen volgenden dag te +vertoeven; want de luitenant kon de verzoeking niet weerstaan van dit +fraaie landschap eene teekening te maken en op de verschillende vreemde +gewassen, boomen en struiken jacht te maken naar insecten. Een rijke +oogst van deze laatsten en eene fraaie teekening, benevens het vele +schoone en vreemde dat men zag, deed onze vrienden dan ook geen leed +gevoelen over het korte oponthoud, en slechts met weerzin scheidde men +van deze plaats.</p> + +<p>Hoe dichter men Fez naderde, hoe levendiger en bevolkter de landstreek +werd. Duars, koebah's en tenten wisselden af met vruchtboomen, groepen +palmen, enz. Tegen den avond trok men door een nauwen kronkelenden +bergpas met hooge, steile rotswanden; dezen doorgegaan zijnde, was men +aan de oevers van de Miches, eene der bijrivieren van de Seboe, waarna +men kampeerde op een uitgestrekt heuvelachtig terrein, allerwegen bedekt +met schoone graanvelden en vele duars. Deze vlakte, door de rivieren de +Blauwe Bron en den Paarlstroom bespoeld, is eene der rijkste en +vruchtbaarste streken van gansch Marokko.</p> + +<p>De zon was nog nauwelijks aan den hemel of de kleine karavaan was reeds +op weg gegaan. Iedereen verkeerde in eene opgewekte koortsachtige +stemming, want dien dag zou men Fez bereiken. En waarlijk, na een +tijdlang door eene vlakte, gelijk aan de vorige, te zijn getrokken, na +heuvelen op en af te zijn gegaan, kwam men ten laatste op een smallen +door hooge bergwanden begrensden weg, die alle uitzicht benam. En +nauwelijks was men aan het eind, of Selam hield plotseling zijnen ezel +in en met de hand recht voor zich uit naar de duistere omtrekken van +eene stad wijzend, riep hij met eene heldere stem:—Ziedaar Fez, de +heilige stad!</p> + +<p>Allen hielden stil en gedurende eenige oogenblikken kon men een speld +hooren vallen. Sprakeloos van verwondering en vreugde staarde het kleine +gezelschap naar dat bosch van torens, minarets en palmen, naar die +geheimzinnige stad, door de eene heilig, door de andere verschrikkelijk +genoemd. Alleen de kapitein verbrak de stilte.—O Fez! mompelde hij, o +geheimzinnige stad! wat zult ge voor ons zijn, de heilige of de +verschrikkelijke?</p> + +<div class="chend"></div> + +<p><span class="pagenum" title="120"> </span><a id="p_120"></a></p> + +<h2><a id="XIII"></a>XIII.</h2> + +<p class="subh2">FEZ, DE STAD DER VERSCHRIKKING.</p> + +<p>Eindelijk was dan het doel der reis bereikt, en de vele hinderpalen op +hunnen weg hadden slechts gediend om hen des te meer naar het doel te +doen verlangen. Dáár voor hen, op slechts een paar uur afstands lag Fez, +de geheimzinnige stad, door zoo weinigen bezocht en dientengevolge zoo +weinig bekend. Het was dus geen wonder, dat een gevoel van huivering +zich onwillekeurig van ons gezelschap meestermaakte, en men elkaar +eenige oogenblikken aanzag als om te zien, of zich datzelfde gevoel van +onverklaarbaren angst van ieder had meestergemaakt.</p> + +<p>Doch de luitenant en de kapitein waren er de mannen niet naar, om een +eenmaal opgevat plan uithoofde van nog onbekende gevaren op te geven. +Eenmaal vóór de poorten van Fez, zou het dwaasheid zijn geweest zich +uit vrees voor hetgeen kon gebeuren terug te trekken, en hoe weinig +aangenaam die snel voorbij gaande gewaarwording ook was, dacht toch +niemand eraan van terugkeeren te spreken.</p> + +<p>Besloten zich niet terstond naar de stad te begeven, maar eerst eens te +overleggen hoe te handelen, gaf de luitenant last het kamp op te slaan +aan den oever der rivier den Paarlstroom. Daarna bedankte hij het +escorte van Sid-Abd-Allah voor hun geleide, schonk iederen ruiter +een paar geldstukken, waarmede zij zeer tevreden waren, en de woeste +Beni-Hassen vertrokken volgens gewoonte met lossen teugel in eene wolk +van stof.</p> + +<p>In korten tijd waren de tenten opgeslagen, de kameelen ontpakt en vleide +ieder zich op de gemakkelijkste manier neder. De paarden, ezels en +kameelen graasden met graagte rond, en de kapitein, de luitenant en +Dries zaten weldra onder het genot van een kopje geurige koffie en eene +dito sigaar het gewichtige punt van het bezoek aan Fez te bespreken.</p> + +<p>De eerste vraag, die werd opgeworpen, was natuurlijk, hoe men er zou +komen. Trok men er eenvoudig heen in de Europeesche kleeding, waarin men +tot nu toe had gereisd, dan was het tien tegen een dat men niet eens de +stad zou binnenkomen. Tanger en <span class="pagenum" title="121"> </span><a id="p_121"></a>Alkazar hadden hun reeds het gevaar +doen zien, dat de Christen loopt in de steden van Marokko. En die beide +steden werden nog het meest door Europeanen bezocht, en hare bewoners +kwamen het meest van alle stedelingen met de Christenen in aanraking. +Wat zou het dan niet te Fez, de barbaarsche hoofdstad, het middelpunt +der barbaarschheid zijn. Wat men ervan had gehoord, was van dien aard, +dat men er bijna zeker van kon zijn door het fanatieke volk vermoord te +zullen worden vóór men goed de stad was binnengekomen, en als men +daarvan nog niet overtuigd was, zou Selam hen er van overtuigen, wiens +raad er over werd gevraagd.</p> + +<p>—Waar denkt gij aan, Heer! in die kleeding Fez binnen te gaan? Gij +zoudt in stukken gescheurd zijn vóór gij iets hadt gezien van Fez, en +uwe hoofden zou men boven de poorten plaatsen. Allah behoede u voor dat +plan! Gij moogt Allah niet verzoeken.</p> + +<p>—Welnu, zei de kapitein, is de zaak zoo, dan zullen wij den Arabischen +kapmantel over onze uniform aantrekken en onze wapens er onder +verbergen. Met den kap over het hoofd getrokken zullen we met onze door +de zon verbrande aangezichten er uitzien als Arabieren.</p> + +<p>Maar de luitenant schudde het hoofd.—Hebt ge er de proef al eens van +genomen? vroeg hij glimlachend. Zie, even belachelijk als een neger er +uitziet met een zwarten rok en cilinderhoed, even belachelijk zouden +wij er uitzien in het Arabisch gewaad. Het Arabische kleed moet men, +om zoo te zeggen, van jongs af dragen om het goed te doen. De domste +Arabier zou onder den kapmantel dadelijk den Christen herkennen. Die +schilderachtige ongedwongen manier om een eenvoudigen mantel te dragen +is voor ons niet mogelijk.</p> + +<p>—Wat dan gedaan? vroeg de kapitein.</p> + +<p>—Wat zoudt ge denken van de Moorsche kleeding? Mij dunkt, dat zou beter +gaan. Onze lichte huidkleur kan ons voor Mooren doen doorgaan. Ge weet, +er zijn er onder, die bijna zoo blank zijn als een Europeaan, en de +groote tulband bedekt het grootste gedeelte van het hoofd.</p> + +<p>—Verduiveld! riep de kapitein opspringend, ge hebt gelijk, mijn vriend; +daaraan had ik nog niet gedacht.</p> + +<p>En Selam knikte tevreden, ten bewijze dat hij het raadsel goed vond +opgelost.</p> + +<p>—Maar hoe er aan te komen? vroeg de luitenant.</p> + +<p>—O! zeide Selam, ik ken Fez van het begin tot het einde, en een paar +Moorsche kostumes zijn gemakkelijk te verkrijgen.</p> + +<p><span class="pagenum" title="122"> </span><a id="p_122"></a></p> + +<p>—Dat geloof ik wel, zeide de luitenant; maar wie zegt u, dat de een of +ander geen argwaan tegen u zal opvatten en u misschien zal volgen om te +zien waar gij heengaat. Stel dat zoo iets plaats had, dan zouden al onze +plannen in duigen vallen, want als de eene of andere fanatieke Arabier +wist, dat hier een gezelschap Christenen kampeerde, die vermomd de stad +bezoeken, ware dit reeds genoeg om ons al het gepeupel van Fez op den +hals te halen.</p> + +<p>Selam zweeg.</p> + +<p>—Maar wij moeten die kleederen toch hebben, riep de kapitein, hoe +zullen wij ze anders krijgen?</p> + +<p>—Ja, hoe? vroeg Dries.</p> + +<p>De luitenant dacht eenigen <ins class="corr" id="corr51" title="Bron: oogenbliken">oogenblikken</ins> na.</p> + +<p>Opeens glimlachte hij.—Te duivel, riep hij, dat ik daaraan niet eerder +heb gedacht. Ik heb het gevonden!</p> + +<p>—Laat hooren? zei de kapitein.</p> + +<p>—Aroesi is onze man.</p> + +<p>—Aroesi? vroeg de kapitein, die zich dien naam niet meer herinnerde.</p> + +<p>—Aroesi? vroeg Selam verwonderd; de koopman in dadels?</p> + +<p>—Ja, Aroesi, zeide de luitenant, de man ons door onzen vriend +Sid-Abd-Allah aanbevolen voor het geval, dat wij een vertrouwd persoon +mochten noodig hebben.</p> + +<p>—O, <span xml:lang="fr">parbleu!</span> riep de kapitein. Ik herinner het mij; ja, die kan ons +helpen!</p> + +<p><ins class="corr" id="corr52" title="Niet in Bron.">—</ins>Gij kent dien Aroesi<ins class="corr" id="corr53" title="Bron: , dus"> dus,</ins> Selam? vroeg Frank.</p> + +<p>—Wie zou dien<ins class="corr" id="corr54" title="Niet in Bron."> niet</ins> kennen? antwoordde Selam; Aroesi, de koopman +in dadels, de tolk van alle vreemdelingen, de wijste en godsdienstigste +onder de kooplieden van Fez, de dapperste van alle Mooren en, naar men +zegt, ook de rijkste.</p> + +<p>—Ge noemt daar nog al iets op, zeide de kapitein; het schijnt dat we +met een gewichtig persoon te doen zullen hebben—Sid-Abd-Allah heeft +goede vrienden.</p> + +<p>—Welnu, Selam! luister, zeide de luitenant; daar ge dien Aroesi kent, +ga tot hem, neem dit horloge mede, want de bewoners van Marokko schijnen +zeer op geschenken gesteld; bied hem dit uit mijnen naam aan, zeg dat +vrienden van »den geweldige” zijne diensten noodig hebben en geleid hem +tot ons.</p> + +<p>—Zal hij dan komen? vroeg Selam.</p> + +<p>—Welzeker! zeide de luitenant. Hij zal u begrijpen.</p> + +<p>Selam boog, en na zijnen vriend Mohammed de zorg voor het kamp te hebben +opgedragen, besteeg hij zijn getrouwen witten <span class="pagenum" title="123"> </span><a id="p_123"></a>muilezel en vertrok +vroolijk en welgemoed in flinken draf in de richting van Fez.</p> + +<p>Na verloop van een paar uren zag men Selam in galop aankomen, gevolgd +door een Moor met zijnen bediende. Beiden waren op schoone muilezels +gezeten, terwijl de bediende een derden ezel aan den toom medevoerde, +welke met een paar manden was beladen.</p> + +<p>Toen men het <ins class="corr" id="corr55" title="Bron: kanp">kamp</ins> was genaderd, steeg de Moor af en naderde eerbiedig +buigende het gezelschap zonder echter dien slaafschen eerbied ten toon +te spreiden, welke aan vele Mooren eigen is.</p> + +<p>Hadden onze vrienden gedacht in Aroesi een gewoon koopman aan te +treffen, zoo zagen zij zich daarin deerlijk bedrogen. Aroesi was een der +schoonste Mooren, die men tot nu toe had ontmoet.</p> + +<p>Zijne hooge welgevormde gestalte, gevoegd bij zijn open gelaat, +verrieden een <ins class="corr" id="corr56" title="Bron: fllink">flink</ins> man. De kleur van zijne huid deed in blankheid +niet onder voor die der Europeanen. Zijne kleine bruine oogen blikten +vrij en onbevreesd rond. Hij droeg een langen kastanjebruinen baard. +De kleine blanke handen waren zoo fraai, dat menige vrouw hem die zou +benijd hebben. Het eenvoudige gewaad, dat hij droeg, was smaakvol en +rijk versierd.</p> + +<p>De luitenant en de kapitein waren even verwonderd bij den aanblik van +dezen man. Zijn kloek en edel voorkomen trof hen zoozeer, dat beiden +onwillekeurig opstonden en buigende hem de hand drukten.</p> + +<p>Na hem te hebben verhaald, hoe zij bekenden, ja vrienden van den +geweldige waren geworden, en na diens aanbeveling om Aroesi op te zoeken +te hebben medegedeeld, deed de luitenant hem hun plan kennen om in +Moorsche kleeding Fez te bezoeken.</p> + +<p>—Uw plan is het eenige uitvoerbare, zeide Aroesi. Ik zal u morgen vóór +zonsopgang drie stel kleederen zenden en zelve medekomen om u een weinig +behulpzaam te zijn in het vermommen. Daarna zal ik u vergezellen op uwen +tocht. Gij zult doorgaan voor kooplieden uit Tanger. In mijn gezelschap +zal niemand u voor Christenen aanzien. Mogt ge soms genegen zijn een +paar dagen uw intrek bij mij te nemen, dan staat mijn huis voor u open, +zoolang gij te Fez zult vertoeven.</p> + +<p>Na voor dit heusche aanbod, zoowel door den kapitein als door den +luitenant, hartelijk te zijn dank gezegd, stond Aroesi op om weder te +vertrekken. Inmiddels had zijn bediende de medegebrachte manden en +doozen uitgepakt, welke gevuld waren met allerlei vruchten, boter, +eieren, hoenders enz., hetwelk Aroesi aanbood, en <span class="pagenum" title="124"> </span><a id="p_124"></a>hoe de luitenant zich +ook mocht verzetten tegen het aannemen van dit geschenk zonder eenige +vergoeding, wilde Aroesi daarvan volstrekt niets weten, en was hij +slechts na veel praten te bewegen om zijne bedienden een klein geschenk +in geld te doen aannemen.</p> + +<p>—De vrienden van Sid-Abd-Allah, die God bescherme, zeide de Moor, zijn +mijne broeders en hebben aanspraak op al wat ik bezit. Vaartwel! zoo +Allah het wil, keer ik morgen terug.</p> + +<p>—Maar, zeide de luitenant weifelend, is uw bediende een vertrouwd +persoon. Denk er aan, hij kent ons en zou ons kunnen verraden.</p> + +<p>De Moor glimlachte.—Wees gerust, zeide hij. Indien ik hem niet kon +vertrouwen, zou ik hem ook niet hebben meegebracht. De goede jongen is +van kindsbeen af reeds bij mij en zou zich eer in stukken laten hakken +dan iets van de zaken zijns meesters te verraden. Vaartwel, vrienden, +God behoede u!</p> + +<p>En op zijnen ezel springend vertrok de Moor, gevolgd door zijne +bedienden.</p> + +<hr class="tb" /> + +<p>Des anderen daags 's morgens omstreeks acht uur, volgde een kleine troep +ruiters den kronkelenden weg, die naar Fez voert. Het was een troepje +Mooren in de kleurige fraaie kleeding, die hen kenmerkt. Van de drie +voorste ruiters herkennen wij in den middelste Aroesi, de twee anderen, +die wij niet zouden herkennen als wij het niet wisten, zijn de luitenant +en de kapitein. De Moorsche kleeding en het scheermes hadden hen +zoodanig geholpen in hunne vermomming, dat zij zich gerust binnen Fez +konden wagen, want er moest waarlijk wel een wonder gebeuren, om hunne +vermomming te doen ontdekken. Evenwel, zooals de kapitein had gezegd, +zijn wonderen mogelijk.</p> + +<p>Achter dit drietal volgde Dries, eveneens vermomd; hij kon zichzelf niet +genoeg bewonderen in zijne tegenwoordige kleeding, die hij vrij wat +fraaier vond dan zijne vroegere, en hij wenschte niets anders dan zich +zoo eens te kunnen vertoonen in de straten van den Haag. Selam en +Mohammed reden naast hem. De zorg voor het kamp was aan den bediende van +Aroesi en de twee kameeldrijvers opgedragen.</p> + +<p>Het gesprek was in vollen gang en liep natuurlijk over niets anders +dan Fez. Terwijl Aroesi op eene onderhoudende manier met den luitenant +en den kapitein over Fez sprak, deed Selam dat op de gewone opgewonden +toon van een Moor van Tanger of Marokko, voor wien de heilige stad is +wat Parijs is voor den Franschman. <span class="pagenum" title="125"> </span><a id="p_125"></a>Door zijne vroegere betrekking als +geleider van karavanen kende hij Fez, en vergastte hij Dries en Mohammed +op de beschrijving van de wonderen der stad, van den Sultan, het leger +enz. De kronkelingen van den weg deden ons gezelschap telkens de muren +en tinnen der stad zien, waarboven de torens, minarets en palmen +uitkwamen, en telkens werd dat gezicht ook weder aan hun oog onttrokken. +Arabieren te paard, gesluierde vrouwen op kameelen of ezels door +bedienden gevolgd, landlieden op ezels en voetgangers ontmoette men elk +oogenblik. Eindelijk hield de herhaalde kromming van den weg op; men zag +de stad recht voor zich en reed op eene fraaie met tinnen bekroonde +poort toe.</p> + +<p>Opeens stiet de kapitein een kreet van schrik uit en hield onwillekeurig +zijn paard in.</p> + +<p>—Wat is er? vroeg de luitenant verwonderd.</p> + +<p>Maar de kapitein antwoordde slechts door de hand uit te strekken naar de +poort, en stond als verlamd van schrik met wijd opengespalkte oogen te +kijken.</p> + +<p>De luitenant hief het hoofd op en kon, ofschoon op iets akeligs +voorbereid, nauwelijks een kreet van afschuw weerhouden.</p> + +<p>Daarboven aan de poort, die men binnenreed, bungelden een tiental +menschenhoofden aan de haren opgehangen. De meesten waren uitgedroogd, +maar een paar schenen nog versch te zijn. Onder elk hoofd zag men een +lange loodrechte donkere streep; het was van het afgedropen bloed. Er +waren hoofden van grijsaards, van mannen met zwarte baarden en zelfs van +jonge baardelooze knapen.</p> + +<p>—Er is oproer, zeide Aroesi, in eene der provinciën, en het grootste +gedeelte van het leger is er heen om den opstand te onderdrukken. Deze +koppen zijn van opstandelingen afkomstig.</p> + +<p>—Duivels! zeide Dries, ik vind dat ze hier eene eigenaardige en +ongemeene manier hebben om de poorten te versieren; maar met dat al +staat het leelijk.</p> + +<p>Men ging verder, en de poort doorgegaan zijnde reed men een korten tijd +nog tusschen hemelhooge, naakte, witte muren evenals in Tanger; geen +venster, geene opening dan hier en daar een schietgat of lage deur. Alle +straten waren nauw, donker en morsig, hier overdekt, zoodat men niet kon +zien, daar open. Hier was de grond rijzend, daar ginds weder dalend. +Bovendien zag er alles even bouwvallig uit. De muren werden overal +geschoord. Sommige waren van boven tot onder gescheurd. Van anderen was +reeds een gedeelte ingestort, en werd de weg door het puin versperd.</p> + +<p>Een enkele maal slechts drong eenig geluid vanachter die muren <span class="pagenum" title="126"> </span><a id="p_126"></a>tot het +oor door. Eindelijk echter werden de straten minder nauw, en ontmoette +men meer menschen. Hier en daar ontwaarde men ook overblijfselen, die +fraaie proeven van den schoonen Moorschen bouwstijl opleverden. Het +waren sierlijke bogen of poorten met allerlei grillige arabesken +versierd. Links en rechts van de straat bevonden zich de bazaars; het +waren, evenals te Tanger, nissen in den muur, waar de koopman stil zijn +rozenkrans zat te bidden. Dáár was ook de bazaar van Aroesi, waarin zich +nu zijn bediende bevond.</p> + +<p>Opeens zag men bij het omslaan van een hoek, dat de nauwe straat aan het +einde werd afgesloten door een huilenden, joelenden volkshoop.</p> + +<p>Onwillekeurig hield het gezelschap halt; de luitenant en de kapitein +grepen naar hunne pistolen.</p> + +<p>De troep naderde op een draf schreeuwend en tierend, en onze vrienden +hielden zich derhalve zoo dicht mogelijk tegen den muur om niet +medegesleurd te worden.</p> + +<p>Het voorwerp, dat de oorzaak van dien oploop was, deed onze vrienden +verbleeken, want, nadat een hoop kleine halfnaakte jongens was +voorbijgegaan, bemerkte men eensklaps te midden van het volk een paar +soldaten, die een haveloozen, bijna naakten kerel van een woest uitzicht +op een ezel tusschen zich in hadden. Die misdadiger, of wat hij was, +leverde een erbarmelijk en afschuwelijk schouwspel op. De beide handen +toch waren afgekapt en de stompen bloedden verschrikkelijk.</p> + +<p>—Een dief, zeide Aroesi koel; men gaat hem de armen in kokende teer +doopen om het bloed te stelpen.</p> + +<p>—Zou de kerel daar nog van opkomen? vroeg de luitenant.</p> + +<p>—Misschien, antwoordde Aroesi even koel. Als Allah het wil; zoo niet, +dan sterft hij.</p> + +<p>—Intusschen begrijp ik niet, zeide de kapitein, waarom hem de beide +handen zijn afgehakt. Te Tanger heb ik de toepassing dezer straf +meermalen gezien, maar nooit dat de beide handen werden afgekapt.</p> + +<p>—'t Is misschien een groot misdadiger, zeide Aroesi, maar wij kunnen er +naar vragen. En hij wenkte een Moorschen knaap, die den troep op een +afstand volgde, en vroeg hem naar de reden dezer ongewone strafoefening.</p> + +<p>—'t Is een gemeene dief, heer! zeide de knaap, men heeft lang moeten +zoeken om hem te pakken. Eerst hadden de soldaten een onschuldige gevat +en de kaïd liet hem de hand afhakken. Heden <span class="pagenum" title="127"> </span><a id="p_127"></a>is echter de ware schuldige +gepakt en de kaïd was zoo vertoornd op den dief, omdat hij een +onschuldige had doen straffen, dat hij om het weder goed te maken den +dief nu de beide handen heeft laten afkappen.</p> + +<p>Aroesi deelde hen het gesprek mede; de luitenant en de kapitein keken +elkaar hoofdschuddend aan.</p> + +<p>—Verduiveld! zeide Dries; er is op de rechtvaardigheid van dezen kaïd +niets af te dingen; alleen zou ik hem raden in het vervolg niet zoo +haastig te zijn. De onschuldige en de schuldige zouden er bij gewonnen +hebben.</p> + +<p>Toen de bende was voorbijgetrokken, ging men verder, doch nauwelijks was +men een tiental passen voortgegaan of een gespierde, magere, bijna +geheel naakte heilige trad hun in den weg, en hoe onaangenaam onze +Christenvrienden het ook vonden, kon men thans in de hoedanigheid van +Mahomedaan niet anders doen dan zich de vrijpostigheid van dien kerel +getroosten.</p> + +<p>Schoon de heilige zich voordeed als een krankzinnige, kon men bij +opmerkzame beschouwing wel zien, dat het slechts comediespel was. Hij +had een sluw voorkomen en sloeg aanhoudend met gluipende blikken onze +vrienden gade.</p> + +<p>Aroesi liet eenig geld in de vuile hand vallen, en ook de luitenant en +de kapitein haastten zich dat voorbeeld te volgen.</p> + +<p>—Allah zij met u! zeide de kerel lachend, en ging ter zijde zonder +nochtans den blik van onze vrienden af te houden. Daarbij speelde een +zonderlinge glimlach om zijnen grooten mond en knikte hij aanhoudend +zachtjes met het hoofd, alsof hij de oplossing van iets dat hij zocht, +had gevonden.</p> + +<p>Doch behalve Selam en Dries sloeg geen van allen acht op den smerigen +vent.</p> + +<p>Vooral Selam was het, die den kerel onderzoekend opnam, en op het +oogenblik, dat hij hem eenige floe's in de geopende hand wierp, +ontroerde hij.</p> + +<p>Dries had die ontroering opgemerkt en vroeg Selam naar de oorzaak +daarvan.</p> + +<p>—'t Is niets, zeide Selam, 't was mijne verbeelding, die mij misleidde. +Herinnert ge u nog die twee kerels, die in ons kamp kwamen in het land +der Beni-Hassen, welke een onzer kameelen stalen en daarna poogden het +paard van den luitenant te stelen.</p> + +<p>—Ja zeker! zeide Dries, dien gij nog zoo onzacht hebt omhelsd.</p> + +<p>—Juist, zeide Selam. Dan weet ge ook, dat zijn makker ontkwam door zich +te paard te werpen.</p> + +<p><span class="pagenum" title="128"> </span><a id="p_128"></a></p> + +<p>—Ja, antwoordde Dries, maar wat heeft dat alles nu met dien heilige te +maken?</p> + +<p>—Wel, zeide Selam, toen ik dien heilige aandachtig beschouwde, meende +ik in hem dien dief te herkennen.</p> + +<p>—Wat! riep Dries, dien hond?</p> + +<p>—Ja, zeide Selam, en ik meende zelfs, dat de kerel ons op eene vreemde +manier aankeek en spottend lachte.</p> + +<p>—Maar deze kerel is een krankzinnige heilige, merkte Dries op.</p> + +<p>Selam schudde het hoofd.—Deze heilige is niet krankzinnig. Hij is +evenmin een krankzinnige als een heilige; geloof mij, hoe meer ik er +over nadenk, hoe meer ik in mijn vermoeden wordt versterkt.</p> + +<p>—Maar als dat zoo is, en de kerel heeft ons herkend, zeide Dries dan +zijn we verloren!</p> + +<p>—Als Allah het wil, zeide Selam bedaard.</p> + +<p>Opeens wendde Selam zich plotseling om en keek de straat langs.</p> + +<p>In het midden der straat, dáár waar men zoo straks den heilige had +ontmoet, stond deze onbeweeglijk in voorovergebogen houding met de hand +boven de oogen onze vrienden na te kijken.</p> + +<p>Selam ontroerde, en deelde zijne ontdekking aan Dries mede.</p> + +<p>—Goed, zeide deze, zie niet meer om, de schoft zou argwaan krijgen. We +zullen hem in het oog houden, en ik zal er straks den luitenant over +spreken. God beware hem er echter voor zich op mijn weg te plaatsen, ik +zou hem een kogel door de hersenen jagen. Maar wij mogen des nachts wel +goed waken, Selam!</p> + +<p>—Laat dat maar aan mij over, zeide deze; ik heb met den schelm nog een +oude rekening te vereffenen.</p> + +<p>Gedurende dit gesprek was men bij een der poorten gekomen, welke den +zonderlingen naam droeg van »de Poort die zich opent.” Juist toen men +die voorbijging, kwam er uit eene naburige straat een Arabier op een +ezel, welke met een zonderlingen last was beladen. Het waren eene +menigte schapenkoppen, waarvan het bloed afdroop, en die tegen elkaar +schommelden en bungelden bij elken tred van den vuilwitten ezel. De +lange naakte beenen van den Arabier, die bijna den grond bereikten, +waren, evenals de huid van zijnen viervoet, overal bespat en bevlekt +met het bloed. Maar nog akeliger was het gezicht van den last, dien +twee Arabieren torschten, met welke de Arabier op den ezel in druk en +vroolijk gesprek was. Op eene ruwe berrie droegen zij een lijk naar de +laatste rustplaats. De berrie was onbedekt en het lijk in een soort van +grof doek gewikkeld. Het kleed liet de gedaante van den doode geheel +<span class="pagenum" title="129"> </span><a id="p_129"></a>uitkomen, daar het strak om het lijf getrokken en om de knieën, om +het middel en om den hals met een touw saamgebonden was. Het kleed of de +zak scheen te kort te zijn om er den doode geheel in te stoppen, zoodat +het hoofd er buiten kwam en het afzichtelijk verwrongen gelaat deed +zien, waarvan de groote oogen wijd open stonden.</p> + +<div class="figcenter" style="width: 344px;"> +<span class="pagenum" title="-"> </span><a id="p_128a"></a> + +<a href="images/ill_p128a.png"><img src="images/ill_p128a-t.png" width="344" height="499" alt="Maar nog akeliger was het gezicht van den last dien twee +Arabieren torschten. Bladz. 128." title="Klik voor vergroting (1033×1497px, 387kb)" /></a> +<div class="caption">Maar nog akeliger was het gezicht van den last dien twee +Arabieren torschten. <a href="#p_128">Bladz. 128</a>.</div> + +<span class="pagenum" title="-"> </span><a id="p_128b"></a> +</div> + +<p>Eene rilling doorliep het geheele gezelschap, en men haastte zich voort +te komen. Een weinig verder kwam men langs de twee kolossale moskeeën, +die van El-Karoeïn en Moelei Edris. Ongelukkig kon men van deze twee +beroemde kerken niets zien dan de met fraaie Moorsche bogen prijkende +voorhoven, eene menigte pilaren en fraaie met mozaïek versierde deuren, +daar het den Christenen verboden is de moskeeën te betreden, en Aroesi +was ondanks zijne vriendschap voor de Christenen en zijne meerdere +beschaving toch een te goed Muzelman om een Christen in de moskee te +brengen.</p> + +<p>Wederom kwam men in drukke straten, waar aan beide zijden bazaars waren +van allerlei zaken. De straten waren vol volk; Arabieren in hunne lange, +witte kapmantels, die onhoorbaar voortgingen als waren zij geesten, +kolossale negers, Mooren in schilderachtige kostuums, Joden die schuw +voortsluipend zich snel voortspoedden, geldwisselaars, die op den grond +zaten met groote hoopen van dat zware zwarte geld, dat zóó weinig waarde +heeft, dat men om een paar gulden te wisselen een kruier zou noodig +hebben om het te dragen, en oude Arabische vrouwen met ontbloote borst, +doch zorgvuldig gesluierd.</p> + +<p>En na de drukke straten geraakte men weder in de doode, stille, tusschen +hooge muren ingesloten achterstraten, waar de paarden bijna uitgleden +over den kleverigen grond of struikelden over doode honden of katten, +waar een ondragelijke stank heerschte en men bestormd werd door dikke +wolken van vliegen.</p> + +<p>Midden in die straat kwam men weder een heilige tegen, die spiernaakt +was en op eene wandelende ton geleek. De walgelijke kerel had het hoofd +getooid met bloemen en vederen, alsof hij ter feest moest gaan. Een +knuppel, dien hij nauwelijks kon torschen, droeg hij over den schouder. +Hij liep waggelend als een beschonkene, en hield tusschenbeide stil om +zijnen zegen uit te spreken tegen de naakte muren of, voor zoover zijne +walgelijke dikte het hem toeliet, een paar bokkensprongen te maken. En +onder alles door liet de kerel aanhoudend een eentonig gezang hooren. +Hij ging ons gezelschap voorbij zonder er eens acht op te slaan, +voortwaggelend en zingende. Een paar honderd passen verder vlijde <span class="pagenum" title="130"> </span><a id="p_130"></a>de +heilige man zich in den modder neder om een middagdutje te doen, vlak +naast een half vergaan paard, aan welks stinkend lijk zich een troep +ratten en kraaien vergastte.</p> + +<p>—Nu, zeide Dries tegen Selam, die met hem den kerel had nagekeken, deze +is wel degelijk gek, hoor!</p> + +<p>—Ja, zeide Selam, Allah heeft hem het verstand benomen ten teeken +zijner liefde. Nu is hij heilig.</p> + +<p>—Een rare Allah, mompelde Dries. Ik kan niet zeggen, dat ik erg gesteld +zou zijn op eene dergelijke voorkeur.</p> + +<p>Eindelijk zag men eene poort voor zich en die doorgegaan zijnde, kwam +men buiten de stad.</p> + +<p>Hier eerst ademde men weder vrij. Want de tooneelen, van welke men +getuige was geweest, hadden een diepen indruk op het gezelschap gemaakt. +Als men daarbij nog de vrees voegt van herkend te worden door eenig niet +te voorzien toeval, dan begrijpt men wat de kapitein zeide, toen men +buiten de stad was gekomen:—'t Is alsof mij een mes van de keel wordt +genomen, waarvan ik sedert eenige uren de punt heb gevoeld!</p> + +<p>Na nog een eind weegs te zijn medegegaan, nam Aroesi afscheid, echter +niet zonder beloofd te hebben hen den volgenden dag vroegtijdig te +zullen komen afhalen om de wapenschouwing te zien, die de Sultan drie +malen in de week over de troepen houdt, na wier afloop Aroesi hen +uitnoodigde zijne woning te bezoeken en daar het middagmaal te +gebruiken.</p> + +<p>Het spreekt vanzelf, dat men dit aanbod van den gullen, beminlijken +gastheer met graagte aannam, en nadat men hem hartelijk had dankgezegd, +reed Aroesi heen en sloegen onze vrienden den weg naar het kamp in.</p> + +<p>Zooals sedert vele dagen, was Fez ook thans het onderwerp van het +gesprek tusschen den luitenant en den kapitein, toen men des avonds +onder een schoonen sterrenhemel, onder het gemurmel van den Paarlstroom +vóór de geopende tent zat te praten, en Dries was de aandachtige +toehoorder.</p> + +<p>—Fez, zeide de kapitein op eene aanmerking van den luitenant, is +evenals Tanger een uitgestorven vervallen stad. Wanneer wij hare +geschiedenis nagaan, bemerken we dat duidelijk. Hare stichting +dagteekent reeds van het einde der achtste eeuw. Omstreeks dien +tijd ontstond er, waardoor weet ik niet, eene scheuring tusschen de +Abbassiden, die zich in twee partijen verdeelden en elkaar bevochten.</p> + +<p>—Tot de partij, die het onderspit delfde, behoorde een zekere <span class="pagenum" title="131"> </span><a id="p_131"></a>vorst, +Edris-ebn-Abd-Allah, die, om zijn leven te redden, vluchtte naar Magreb, +hier in den omtrek. Deze Edris begon nu een kluizenaarsleven te leiden, +en werd buitengewoon vroom. De roep van zijne vroomheid bewoog de +bewoners dezer streek, de Berbers, hem tot opperhoofd te kiezen. Thans +vatte Edris ondanks zijne vroomheid de wapenen op, en begon hij zijn +gezag overal te vestigen. Maar zijne vroomheid ging hand aan hand met +zijne krijgstochten en al wat hij onderwierp, Joden, Christenen of +Heidenen, werd gedwongen den Mahomedaanschen godsdienst aan te nemen. De +fortuin begunstigde hem en zijne macht steeg met elken dag.</p> + +<p>—Dit beviel echter den Oosterschen Kalif Haroen-al-Reschid<ins class="corr" id="corr57" title="Bron: ,"></ins> in het +geheel niet, en om een einde aan de macht van Edris en tevens aan zijn +leven te maken, zond hij een persoon af, die zich onder de vermomming +van geneesheer toegang tot Edris wist te verschaffen en hem vergiftigde.</p> + +<p>—Doch Haroen-al-Reschid had er niet veel bij gewonnen. De Berbers toch +hadden hun vorst te hoog vereerd om hem te vergeten. Zij bezorgden hem +eene schitterende begrafenis en riepen zijn zoon Edris-ebn-Edris als +Kalif uit en deze, even dapper en ondernemend als zijn vader, breidde de +macht van zijn vader nog meer uit en werd de stichter van het Rijk van +Marokko.</p> + +<p>—Het was deze Edris, die den 3<sup>den</sup> Februari 808 den grondslag der +stad Fez legde.</p> + +<p>—Omtrent den oorsprong van den naam bestaan verschillende +overleveringen. Zoo verhaalt men, dat zij dien naam heeft ontvangen naar +eene kolossale bijl (eene bijl heet in het Arabisch fez) van zestig +ponden zwaar, die men daar bij het graven vond. Eene andere overlevering +verhaalt, dat de Kalif als een gewoon werkman medewerkte aan de +stichting der stad en dat zijn volk hem uit dankbaarheid eene bijl ten +geschenke aanbood, van goud en zilver vervaardigd, naar welke Edris uit +dankbaarheid de nieuwe stad noemde.</p> + +<p>—Weder anderen verhalen, dat er in zeer oude tijden op die plaats eene +groote stad lag, die Zef heette, en dat Edris de stad den omgekeerden +naam gaf. Ten slotte zegt eene vierde overlevering, dat de secretaris +van den Kalif, zijnen vorst gevraagd hebbende, hoe de nieuwe stad zou +heeten, ten antwoord kreeg, dat zij zou genoemd worden naar den eersten +man, die men zou ontmoeten. De eerste persoon, dien men op straat +ontmoette, werd naar zijn naam gevraagd. Deze man heette Ferez, doch +daar hij hakkelde, kon hij zijn naam niet goed uitspreken en men +verstond, dat hij <span class="pagenum" title="132"> </span><a id="p_132"></a>Fez heette. Men doopte dus de stad Fez. De nieuwe +stad breidde zich intusschen snel uit, zoodat zij reeds in de dertiende +eeuw met de beroemde groote stad Bagdad gelijkstond.</p> + +<p>—Dat is wel eene snelle ontwikkeling, merkte de luitenant op.</p> + +<p>—Ja, zeide de kapitein, en om u een staaltje te geven van hare grootte +en macht, zal ik aanvoeren, dat zij naar het verhaal vijf honderdduizend +inwoners had, bestaande uit Mooren, Arabieren, Berbers, Joden, Negers, +Turken en Christenen. Zij had dertig voorsteden en achthonderd moskeeën, +waaronder zich de twee beroemde moskeeën bevonden, die wij heden hebben +gezien. El-Karoeïn was en is nog de grootste moskee van Afrika. De +fondamenten dezer moskee werden gelegd in het jaar 859 na Christus<ins class="corr" id="corr58" title="Niet in Bron.">'</ins> +geboorte op den eersten sabbath van Ramadan. De eerste kosten werden +gedragen door eene vrome vrouw. Het was toen slechts eene kleine moskee, +die echter later hoe langer hoe meer verfraaid en uitgebreid werd. Elke +volgende Emir, Gouverneur of Sultan bracht iets bij tot hare vergrooting +en verfraaiing.</p> + +<p>—Men verhaalt betreffende haar rijkdom, dat op den spits van de minaret +een gouden bal stond, versierd met paarlen en edelgesteenten, en in dien +kostbaren bal stak het zwaard van den stichter van Fez, Edris-ebn-Edris. +Binnen in de kerk hingen allerlei talismans tegen schorpioenen, ratten +en slangen. Een spreekgestoelte was met ebbenhout ingelegd en versierd +met ivoor en edelgesteenten. De talrijke bogen werden geschraagd door +270 kolommen; zij vormden zestien schepen, elk van een en twintig bogen. +Er waren zeventien deuren, vijftien groote voor de mannen en twee kleine +voor de vrouwen, en er waren zeventienhonderd lampen, die alleen in den +nacht van den 27<sup>en</sup> Ramadan 3½ centenaars olie verbrandden. Kortom, de +pracht van deze moskee was zoo oogverblindend, dat zij den geloovige te +veel afleiding gaf. Vooral was dit het geval met een zekere nis, die +naar Mekka gekeerd is. De Iman liet daarom deze nis witten. Deze moskee +moet de ontzaggeljke hoeveelheid van 22700 personen hebben kunnen +bevatten.</p> + +<p>—Hoe jammer, zeide de luitenant, dat we er niet in kunnen komen.</p> + +<p>—<span xml:lang="fr">Pardieu!</span> 't is een vervelend volk, die Mooren en Arabieren, zeide de +kapitein. Wat hindert het hun, of wij hunne kerken bezoeken.</p> + +<p>—Welnu, laten wij er ingaan, zeide Dries, elkeen zal ons voor echte +geloovigen aanzien in onze Moorsche kleeding.</p> + +<p>—Ik zou het niet gaarne wagen, zeide de kapitein, want wij <span class="pagenum" title="133"> </span><a id="p_133"></a>zouden ons +zelven verraden door onze handelingen. Niemand weet hoe een Mahomedaan +zich gedraagt in zijne moskee; neen, mijn vriend de waaghals! dat is +eene onmogelijkheid.</p> + +<p>—De andere moskee, vervolgde de kapitein, de moskee van Edris, is de +meest geëerde van geheel Afrika. De pelgrimstochten naar deze moskee +waren voorheen even talrijk als die naar Mekka. Voorts had de stad Fez +90.000 huizen, 10.000 winkels en 86 poorten. Zij bezat groote en goed +ingerichte hospitalen, prachtige baden, eene kostbare bibliotheek en +scholen voor alle vakken van wetenschap, waar geleerden uit alle landen +van Europa en uit het Oosten kwamen studeeren. Toen heerschte in de stad +meer beschaving dan thans. Door hare handel en hare markten, waar de +producten van drie werelddeelen, Europa, Azië en Afrika samenstroomden, +kwam het in aanraking met geheel Europa. En wat is Fez thans. Eene +vervallen, barbaarsche stad, die geen schaduw meer van hare vroegere +grootheid heeft behouden.</p> + +<p>—'t Is het lot van velen, zeide de luitenant. Groote en machtige steden +en rijken verdwijnen, en onbekende worden daarentegen groot en machtig.</p> + +<p>—Laat ik u ten slotte nog eenige staaltjes mededeelen van de familie +van den regeerenden sultan, zeide de kapitein, want deze stamt niet +van Edris af, en ik ben zeker, dat, wanneer gij hem morgen bij de +wapenschouwing zult zien, zijn persoon er in uw oog te aantrekkelijker +door zal worden, wanneer gij weet van welke familie hij afstamt.</p> + +<p>—Laat hooren! zeide de luitenant.</p> + +<p>—In het kort laten zich de grootste verdiensten van zijne voorgangers +samenvatten in de woorden: dweepzucht en wreedheid, en de daaruit +voortkomende wandaden.</p> + +<p>—Verduiveld! zei Dries, eene leelijke beschuldiging, die ik niet gaarne +van mijn vader of grootvader zou hooren.</p> + +<p>—De familie of het geslacht van Fileli stamt af uit de provincie +Tafilet aan de woestijn. Voor jaar en dag gingen eenige bewoners van +Tafilet naar Mekka, en kwamen terug met een zekeren sherif Ali, een +afstammeling van Mahomed. Korten tijd nadat deze Ali in Tafilet was +aangekomen, werd het land zeer vruchtbaar en het klimaat gunstiger, +zoodat onder anderen de dadels in buitengewone grootte en getal werden +geoogst. Men schreef dezen zegen aan Ali toe en uit dankbaarheid koos +men hem tot koning, onder den naam van Moelei Sherif. Zijne opvolgers +wisten hun gebied hoe langer hoe meer uit te breiden en namen onder +anderen ook Fez in. Zij verjoegen <span class="pagenum" title="134"> </span><a id="p_134"></a>de regeerende dynastie, en sinds dien +tijd hebben hunne nakomelingen over Marokko geregeerd.</p> + +<p>—Luister nu, vervolgde de kapitein, welke beminnelijke vorsten zooal +over Marokko hebben geregeerd.</p> + +<p>—Moelei Sherif en zijn zoon regeerden beiden met wijsheid, doch daarna +kwam eene reeks van vorsten, de een al wreeder dan de ander. Daar hebben +wij in de eerste plaats de opvolger van Moelei Sherifs zoon, El-Reschid, +een eerste moordenaar, die zelf het werk van den beul verrichtte en de +vrouwen onder de afschuwlijkste mishandelingen dwong om de schatten +hunner mannen aan te wijzen. Vervolgens Moelei-Ismaël, een even groot +ellendeling als wellusteling, die gedurende zijne regeering tien duizend +hoofden liet afslaan; die vader was van twaalfhonderd zonen, en, niet +tevreden met zijne acht duizend vrouwen, aan Lodewijk XIV de dochter van +de Hertogin de la Valière tot vrouw liet vragen.</p> + +<p>—Verduiveld, zeide de luitenant, het zijn prachtexemplaren, uwe +Sultans.</p> + +<p>—Vind ge? vroeg de kapitein. Welnu, heb nog een oogenblik geduld, ik +heb er nog meer en nog ergere.</p> + +<p>—Sakkerloot! zeide Dries, ik dacht, dat het zoo al wèl was.</p> + +<p>—Moelei-Achmed-el-Dehebi, vervolgde de kapitein, was even gierig als +wreed en dronk zooveel wijn, dat hij bijna gelijk stond met een dier. +Hij stal de juweelen van zijns vaders vrouwen, vermaakte zich door zijne +eigene bijzitten de tanden te laten uittrekken, en liet een slaaf, die +het ongeluk had zijne pijp te stijf te stoppen, het hoofd afslaan. Nog +grooter fielt, en misschien de ergste van allen, was Moelei-Abd-Allah, +die uit woede dat zijn leger door de Berbers verslagen was, de +overgebleven officieren liet onthoofden en zelf medehielp, en de +inwoners van Mechinez liet worgen. Daarmede nog niet tevreden, liet hij +de menschen in een opengesneden stier naaien en zoo sterven.</p> + +<p>—Ba, wat een schoft! riep Dries uit.</p> + +<p>—Na zooveel ellende, vervolgde de kapitein, kwam er een zonnestraal +over het land door de regeering van Sidi-Mohammed, die zich beijverde +de Christenen in Marokko te doen komen en zijn volk vrede en beschaving +te geven. Jammer genoeg was dit van korten duur, want op hem volgde +Moelei-Yezid, die, om zijne soldaten te betalen, hen de jodenbuurten in +geheel Marokko liet plunderen. Moelei-Soliman veinsde vriendschap jegens +het Christendom, maar dwong alle Joden om Mahomedaan te worden, en +liet hen, zoo hun slechts een woord van berouw ontviel, onthoofden. +Abd-er-Rhaman, <span class="pagenum" title="135"> </span><a id="p_135"></a>die door onzen dapperen maarschalk <span xml:lang="fr">Bugeaud</span> bij <span xml:lang="fr">Isly</span> +overwonnen werd, liet een troep samenzweerders levend verbranden. En ten +slotte hebben wij Sidi-Mohammed, bij Tetuan eveneens overwonnen, die +door alle steden de hoofden zijner overwonnen vijanden op de geweren +zijner soldaten liet ronddragen. Ziedaar, dus eindigde de kapitein, +eenige bizonderheden uit de geschiedenis van dat verschrikkelijke land.</p> + +<p>—Eene aaneenschakeling van bloed en moord, zeide de luitenant. Maar gij +hebt gelijk, ik ben nu nieuwsgieriger dan ooit om den Sultan te zien, +die zulke vrome en beminlijke voorvaderen heeft gehad.</p> + +<p>—Het zal wel eene rechte galgentronie zijn, zei Dries.</p> + +<p>—Wie weet, zeide de kapitein, we zullen zien!</p> + +<div class="chend"></div> + +<h2><a id="XIV"></a>XIV.</h2> + +<p class="subh2">DE WAPENSCHOUWING.</p> + +<p>Ondanks de vrees van Selam en Dries ging de nacht zonder stoornis +voorbij, en eerst toen de opkomende zon den horizont met een vurigen +rooden gloed bedekte, legde de trouwe Selam zich te ruste.</p> + +<p>Selam's vrees was intusschen maar al te gegrond; de scherpzinnige Moor +had goed gezien, want de gewaande heilige van Fez was niemand anders +dan de bedoelde roover, die uit wraak over den dood van zijnen broeder +de karavaan was gevolgd. Hij was het geweest, die de Beni-Hassen tot +den aanval op de karavaan had aangezet en hij had zich ook onder de +aanvallers bevonden. Daar echter de onverwachte hulp van Sid-Abd-Allah +zijn wel beraamd plan in duigen had doen vallen, had hij hen weder +gevolgd en zich, ten einde door hen niet herkend te worden, voorgedaan +als een der waanzinnige heiligen, waarvan Marokko wemelt. Volkomen +bekend met hunne legerplaats had hij hen op behoorlijken afstand +gadegeslagen van het oogenblik, dat zij het kamp aan de oevers van den +Paarlstroom hadden opgericht. Begrijpende, dat zijne vijanden het hun +toegedachte lot bij een aanval in de vlakte, <span class="pagenum" title="136"> </span><a id="p_136"></a>hetzij des daags of des +nachts, door hunne dapperheid licht konden ontgaan, had hij besloten hen +op eene meer zekere manier te treffen, en wij zullen zien dat zijne +plannen goed waren genomen.</p> + +<p>Nog vóór dat Aroesi onze vrienden kwam afhalen om naar de wapenschouwing +te gaan, had Dries aan den luitenant en den kapitein den argwaan van +Selam jegens den vermeenden heilige medegedeeld.</p> + +<p>Ongelukkig echter twijfelden de luitenant en de kapitein zeer aan de +juistheid van Selam's vermoedens en geloofden zij, dat hij door eene +toevallige gelijkenis was bedrogen.</p> + +<p>—In ieder geval, zeide de luitenant, zullen we ons heden geducht +wapenen, en mocht gij den kerel wederzien, tracht dan ons er ongemerkt +kennis van te geven. Vinden wij reden om aan uwen argwaan geloof te +slaan, dan zullen wij spoedig genoeg maatregelen kunnen nemen om den +kerel onschadelijk te maken. In het ergste geval jaag ik hem bij de +minste beweging, die ik merk dat de kerel maakt om ons incognito te +verraden, een kogel door den kop. Voor het overige moeten wij vertrouwen +op ons goed gesternte en onze wapenen. Voorloopig moeten wij het voor +Aroesi maar verzwijgen, het is niet noodig hem zonder bepaalde reden te +verontrusten.</p> + +<p>Hiermede was de zaak voorloopig afgedaan en een paar uren daarna was ons +gezelschap weder op weg naar Fez.</p> + +<p>Het terrein, waar de wapenschouwing plaats had, was een groot +rechthoekig plein buiten eene poort, die den zonderlingen naam van de +»Poort van de boternis” draagt, aan den oever van den Paarlstroom. Drie +zijden van dat plein werden begrensd door hooge witte muren met torens +en tinnen, terwijl de vierde zijde begrensd werd door den Paarlstroom. +Achter die muren bevonden zich de tuinen van den Sultan.</p> + +<p>Op den anderen oever van den Paarlstroom kon men dat plein geheel +overzien. Eene menigte toeschouwers was daar verzameld; Mooren en +Arabieren, Negers uit het hart van Afrika, brons- en chocoladekleurigen +en geheel zwarten. Tusschen die bonte menigte namen onze vrienden +plaats, en gezeten op hunne paarden en ezels, konden zij gemakkelijk +over de dichte rijen toeschouwers heenzien.</p> + +<p>Had men zich eenige voorstelling van eene wapenschouwing gemaakt gelijk +die in Europa, dan had men zich deerlijk bedrogen. Het tooneel toch, dat +zich aan de oogen onzer vrienden voordeed, was zoo geheel verschillend +van wat men had verwacht, dat de luitenant en den kapitein onwillekeurig +uitriepen:—Is dat eene wapenschouwing, is dat eene legerafdeeling?</p> + +<p><span class="pagenum" title="137"> </span><a id="p_137"></a></p> + +<p>Op het plein bevond zich eene menigte soldaten, die groepsgewijs waren +verspreid. Die soldaten, bestaande uit jongens, volwassen mannen en +grijsaards, waren allen in het rood gekleed, afgedragen uniformrokken +der Engelsche soldaten, die te Gibraltar worden opgekocht. Voeg daarbij +naakte beenen in gele pantoffels gestoken en een tulband op het hoofd +geplaatst, en ge kunt u eenig begrip maken van hun bespottelijk +voorkomen. Zij waren gewapend met de bekende lange geweren, die er allen +even roestig en onbruikbaar uitzagen en waarop zij bajonetten droegen +van alle mogelijke modellen. Bovendien waren vele van die <ins class="corr" id="corr59" title="Bron: bajonnetten">bajonetten</ins> +krom of verbogen. Aan de zijde van het plein vanwaar de Sultan moest +komen, stond eene lange rij soldaten op tamelijken afstand van elkaar, +allen in de positie die hun het best voorkwam. Er was volstrekt geen +orde of regelmaat. De een stond met het geweer in den arm, een ander had +de handen over de tromp saamgevouwen en liet de kin op de handen rusten, +een derde, met de beenen wijd uit elkaar gezet, teekende met de bajonet +lijnen in het zand. Velen hadden de slip van hunne openhangende jas over +het hoofd geslagen om zich tegen de brandende zon te beschermen.</p> + +<p>Op de lengte der <ins class="corr" id="corr60" title="Bron: militaren">militairen</ins> was evenmin gelet als op den afstand, zoodat +reusachtige kerels naast kleine jongens stonden, die nauwelijks in staat +waren het geweer te dragen. Kortom, het was een troep, die elken +officier tot wanhoop zou hebben gebracht, en nadat onze vrienden van +hunne bevreemding bekomen waren, begonnen zij eens hartelijk te lachen.</p> + +<p>In de schaduw bij een der muren bevonden zich eenige tamboers en +trompetters en een vijftal vaandeldragers, die roode, gele, witte, +groene en oranjekleurige vaandels droegen.</p> + +<p>In het midden van het plein was de artillerie opgesteld, die uit vier +kanonnen bestond, elk omgeven door een troep soldaten. Men was aan het +schijfschieten. De artillerie scheen echter niet voltallig te zijn, want +op een afstand was een troep soldaten bezig met een stuk geschut, +waarvoor twee muilezels waren gespannen, naar het plein te rijden.</p> + +<p>Dit ging echter niet gemakkelijk. De muildieren, onder veel geschreeuw +voortgedreven, bleven niet altijd in die verlangde richting en dan was +het een schreeuwen en ranselen, dat er hooren en zien van verging. De +arme dieren waren mager als geraamten, en de bebloede ruggestrengen +toonden de hoeveelheid slagen aan waarop zij werden onthaald. Langer dan +een halfuur duurde het eer de afstand, een paar honderd pas slechts, was +afgelegd en het stuk bij de anderen stond.</p> + +<p><span class="pagenum" title="138"> </span><a id="p_138"></a></p> + +<p>Behalve de soldaten, die op eene rij geschaard stonden, hield het +overige van het leger zich bezig met wat ieder wilde. De meeste +volwassen soldaten lagen op den grond met een slip der jas over het +hoofd voor de felle zon. Anderen oefenden zich in het schermen, waarbij +zij allerlei schrik inboezemende of belachelijke houdingen aannamen en +de zotste sprongen deden. De geheele schermpartij deed denken aan eene +kermisvertooning. Nog anderen ontspanden zich met dansen. Een kring +van toeschouwers leverde telkens een paar nieuwe dansers. Het was een +soort van dans als de negers uitvoeren onder het trekken van allerlei +gezichten en het aannemen van allerlei onmogelijke houdingen, vergezeld +van luidruchtige grappen, die door de omstanders met luid gelach werden +begroet. De jonge soldaten deden hun jongensaard uitkomen door het +spelen van krijgertje, verstoppertje of haasje-over, of zij vertoonden +in kleine groepjes het uitvoeren van vonnissen, zooals het afhakken van +handen en hoofden.</p> + +<p>Aan den oever van den stroom lag een troep kerels, in de gewone witte +kapmantels gehuld, onbeweeglijk bij elkaar.</p> + +<p>—Wat is dat voor een troepje? vroeg de luitenant aan Aroesi.</p> + +<p>—Het zijn veroordeelde misdadigers, antwoordde deze; zie slechts goed +toe, en ge zult ontwaren, dat hun de armen en beenen met ketenen aan +elkaar zijn geklonken.</p> + +<p>'t Was inderdaad zoo, want toen men hen met behulp van den kijker opnam, +bleek het waar te zijn.</p> + +<p>—Het leger voert steeds eenige veroordeelden mede, zeide Aroesi, om hen +te pronk te stellen als een voorbeeld ten afschrik voor anderen.</p> + +<p>—En die troep menschen van allerlei rang en landaard, vroeg de +kapitein, die daar dicht bij elkaar staan bij die rij soldaten<ins class="corr" id="corr61" title="Bron: .">?</ins></p> + +<p>—Dat zijn zij, die een verzoek aan den Sultan te doen hebben, +antwoordde Aroesi. De Sultan verleent bij elke wapenschouwing, dus +driemalen 's weeks, audientie aan ieder zonder onderscheid van natie, +rang, ouderdom of kunne.</p> + +<p>—Een navolgenswaardig voorbeeld voor de gekroonde hoofden in Europa, +merkte de luitenant aan. Heerschte dat gebruik ook bij ons, menigeen zou +dan gehoor vinden op somtijds zeer rechtmatige verzoeken of klachten, +die nu in den doofpot worden gestopt door de individu's, waarmede onze +vorsten meestal zijn omringd.</p> + +<p>—Onder die menschen, zeide Aroesi, zijn er somtijds die van het andere +einde van Marokko komen om hier bij den Sultan recht te zoeken. En zij +kunnen verzekerd zijn gehoord te zullen worden, dat verzeker ik u!</p> + +<p><span class="pagenum" title="139"> </span><a id="p_139"></a></p> + +<p>Op dit oogenblik begonnen op eens de trommen te roffelen en de +trompetten te schallen. Eene plotselinge beweging beroerde het leger, +een ieder vloog overeind, vatte de wapenen op en zette zich ergens +neder. Eene rilling liep door de menigte, en terwijl de soldaten +het geweer presenteerden, trilde over den stroom en het plein een +langgerekte oorverdoovende kreet van: »Allah bescherme onzen Heer!” en +te midden van dat tumult reed de Sultan met zijn gevolg het plein op.</p> + +<p>De Sultan, dien men zich door de geschiedkundige herinneringen, welke de +kapitein had verhaald, voorstelde als een woeste Arabier, was een rijzig +jongman, schoon als een romanheld. Zijne lichtbruine gelaatskleur, +gevoegd bij den fraaien arendsneus, de fonkelende groote oogen en den +korten zwarten baard, toonde een aangenaam gelaat, dat bij het hagelwit +van zijnen kapmantel, waarvan de kap over het hoofd was getrokken, +scherp afstak. Zijne naakte voeten waren in fraaie geellederen +pantoffels gestoken, zooals door de Arabieren algemeen worden gedragen. +Hij bereed een prachtigen sneeuwwitten Arabischen hengst, welks tuig +eene heldere hemelsblauwe kleur had, overal met goud afgezet. De voeten +staken in gouden stijgbeugels, uit welk metaal ook het gebit was +vervaardigd. Naast hen stond de parasoldrager, een forsche neger, die +den Sultan voor de zon beschermde met een parasol van drie meter hoog, +van fraaie zijde met figuren in gouddraad gestikt en een grooten gouden +appel boven op den stok.</p> + +<p>Het overige gevolg van den Sultan, dat bij plechtige gelegenheden zeer +talrijk en schitterend is, bestond nu slechts uit enkele personen, +meest Moren. Op aller gelaat was een diepe eerbied, eene grenzenloozen +toewijding te lezen. Zij stonden daar als steenen beelden, als vreesden +zij door de minste beweging tekort te zullen doen aan den eerbied. +Geen van hen had de oogen op iets anders gericht dan op den Sultan. +Het is onmogelijk meer eerbied te betoonen jegens eene godheid. +De parasoldrager hield de oogen bescheiden neergeslagen, slechts +tusschenbeide opziende of hij de parasol goed hield. Aan weerszijden van +het paard stonden twee Mooren, welke bezig waren de vliegen te verjagen, +die zich op de naakte beenen van den Sultan wilden neerzetten; terwijl +een andere van tijd tot tijd met een onmogelijk te beschrijven eerbied +langs den langen witten kapmantel van den Sultan streek om het stof en +de verontreiniging der lucht af te wisschen.</p> + +<p>De Sultan wendde zijn paard thans naar den troep smeekelingen en de +audientie begon.</p> + +<p><span class="pagenum" title="140"> </span><a id="p_140"></a></p> + +<p>Eene hooge edele gestalte, een Arabier, met witten kapmantel trad +vooruit. Met over de borst gekruiste armen boog hij voor den Sultan, +bracht een knie op den grond en weder opstaande kuste hij eerbiedig den +zoom van zijn kleed. Daarna bleef hij staan en zijne fiere trotsche +gestalte, die niet onderdeed voor die des Sultans<ins class="corr" id="corr62" title="Niet in Bron.">,</ins> trok dadelijk +ieders aandacht.</p> + +<p>—He, zeide de luitenant, 't is of ik die gestalte ken.</p> + +<p>—O! riep Aroesi naar den Arabier turende, <ins class="corr" id="corr63" title="Bron: eenklaps">eensklaps</ins> op een toon +van schrik, terwijl hij verbleekte.</p> + +<p>—Wat is het? vroeg de luitenant verwonderd.</p> + +<p>—Allah bescherme den vermetele. Zie, herkent ge hem niet? riep Aroesi +zacht uit.</p> + +<p>—Wie? vroeg de luitenant ongeduldig, wie dan?</p> + +<p>—Sid-Abd-Allah, de <ins class="corr" id="corr64" title="Bron: geweldigde">geweldige</ins>, zei Aroesi op een doffen +toon.</p> + +<p>—Bij God, gij hebt gelijk, riep de kapitein, zie slechts, en hij +overhandigde den luitenant den kijker.</p> + +<p>—Mijn hemel! wat vermetel man is dat, zeide de luitenant.</p> + +<p>—De ongelukkige! voegde de kapitein er bij. Men zal hem gevangennemen +en het hoofd afslaan.</p> + +<p>—God moge hem helpen! zeide Aroesi. Ik begrijp de zaak; daar de +onderhandelingen niet vorderden, gelijk ik vernomen heb, is de dappere +zelve gekomen.</p> + +<p>—Ja, zeide de kapitein, hij heeft gezegd ons wellicht te Fez te zullen +wederzien.</p> + +<p>—Stil, zeide de luitenant, zie de Sultan praat met hem. Misschien is +het juist deze vermetelheid, die hem zal redden. Een zoo ridderlijk +vorst als deze, moet den moed hoogachten, zelfs in zijnen vijand.</p> + +<p>Werkelijk onderhield de Sultan zich met Sid-Abd-Allah, en na eenige +oogenblikken, die onzen ongeduldigen vrienden buitengewoon lang vielen, +zag men hoe Sid-Abd-Allah, na nogmaals het kleed van den Sultan te +hebben gekust, ter aarde boog en tusschen de andere verzoekers verdween.</p> + +<p>Het geheele gezelschap haalde ruimer adem en keek elkaar +<ins class="corr" id="corr65" title="Bron: ver-verbaasd">verbaasd</ins> aan over zooveel stoutheid, die blijkbaar +eene goede uitwerking had gehad. Doch dadelijk vestigde men de oogen +weer op het plein.</p> + +<p>Na Sid-Abd-Allah kregen alle anderen eene beurt, totdat ten laatste +allen zich hadden verwijderd.</p> + +<p>Zoodra de Sultan op het plein was gekomen, waren alle soldaten, nadat de +begroeting was afgeloopen, weder aan hunne vroegere <span class="pagenum" title="141"> </span><a id="p_141"></a>bezigheden gegaan. +De Sultan reed van de eene groep soldaten naar de andere, keek naar +hunne werkzaamheden, maakte enkele aanmerkingen en eindelijk begonnen de +troepen te defileeren.</p> + +<p>Aan den voet van een der torens was een soort van troonhemel, met een +scherm overdekt, geplaatst. Hier nam de Sultan plaats en het defileeren +begon, hetwelk daarin bestond, dat alle soldaten ongewapend achter +elkaar met eene tusschenruimte van ongeveer twintig pas voorbij den +troon trokken, evenals de ganzen in de gerst, zou <span xml:lang="de">Fritz Reuter</span> zeggen.</p> + +<p>De luitenant, de kapitein en Dries konden zich dan ook niet bedwingen om +te lachen over deze zonderlinge manier van defileeren.</p> + +<p>Hiermede was de wapenschouwing afgeloopen. Bij het geroffel der trommen +en het geschetter der trompetten vertrok de Sultan onder den donderenden +kreet van: »Allah bescherme onzen Heer!” uit duizenden monden geuit; een +kreet, die weerklonk van den eenen oever van den Paarlstroom tot den +anderen en weerkaatst werd tusschen de muren van het plein.</p> + +<p>Toen de volksmassa zich verdeelde, wendden ook onze vrienden den teugel, +om zich, ingevolge Aroesi's uitnoodiging, naar diens woning te begeven.</p> + +<p>Nauwelijks echter had Selam mede zijn ezel gewend, of hij verschrikte +zoo merkbaar, dat Dries naar de oorzaak omzag.</p> + +<p>En ook hij verschrikte, want daar vlak voor zijn paard stond weder +dezelfde heilige, de roover uit het land der Beni-Hassen.</p> + +<p>Onwillekeurig greep hij naar zijne revolver, doch trok zijne hand weder +terug toen hij zag, dat de kerel zich waggelende en zingende +verwijderde.</p> + +<p>Onmerkbaar wist hij naast den luitenant te komen en hem zijne ontdekking +mede te deelen. Zich houdende alsof hij iets aan den stijgbeugel +verschikte, boog de luitenant het lichaam voorover en keek omzichtig +achter zich om. Zijne oogen zochten den heilige, dien hij weldra +bemerkte tusschen de groepen pratende Mooren en Arabieren. Een oogenblik +zag hij het gelaat van den kerel, maar dat was ook genoeg om hem te +herkennen. Hij liep pratende en zegenende van de eene groep naar de +andere, en toen de luitenant weder doorreed, kwam het hem voor of +iedereen naar hen keek, of honderden oogen onderzoekend op hen rustten. +Zijne groote tegenwoordigheid van geest deed hem echter bedaard blijven, +en hij reed tusschen de verschillende groepen door om zich bij zijne +vrienden te voegen, alsof hij niets bemerkte. Toch was hij bijna +overtuigd reeds verraden te zijn, en een oogenblik kwam de lust <span class="pagenum" title="142"> </span><a id="p_142"></a>bij hem +op, om den heilige een kogel door de hersenen te jagen, doch hij bedacht +zich, dat in dit geval eene overijlde handeling hem en zijne vrienden +aan het grootste gevaar zou blootstellen.</p> + +<p>Eenmaal uit de volksmassa zijnde, reed men in flinken draf door en had +weldra de woning van Aroesi bereikt. Hier zond de luitenant Mohammed met +de rijdieren naar het kamp, daar men den terugtocht te voet zou doen. +Selam en Dries bleven bij hen.</p> + +<p>Even als alle Moorsche huizen was dat van Aroesi een tamelijk groot +vierkant gebouw met eene opene binnenplaats. Rondom die binnenplaats +liep een soort van gaanderij door kolommen geschraagd, welke hoogte +reikte tot de eerste verdieping. De vloer van het binnenhof was ingelegd +met een fraai mozaïek van steentjes van allerlei kleur. De bogen +tusschen de pilaren waren eveneens versierd met mozaïek en schilderwerk, +waarbij de helderwitte pilaren fraai afstaken. In het midden der +binnenplaats bevond zich een vijver met fontein, die eene aangename +frischheid veroorzaakte. In het midden van elken boog hing eene fraai +bewerkte lantaarn van verguld koper met allerlei kleuren. Van het +binnenhof kwam men door eene kleine lage poort en een even lagen smallen +gang in een tuin met prachtige lanen van citroen- en oranjeboomen, waar +de geuren van rozen den bezoeker te gemoet kwamen, een waren lusthof. De +gangen naar de verschillende afdeelingen van het huis bevonden zich +allen op de binnenplaats, zoo ook enkele vensters waardoor de kamers +haar licht ontvingen. De verschillende kamers waren allen aan elkaar +gelijk. Fraaie vloeren van mozaïek, de wanden behangen met geborduurde +tapijten; voorts bestond het ameublement slechts uit helderwitte +matrassen en eene enkele sofa. Op die matrassen lagen stapels kussens, +allen even fraai, en bij de deuren stonden kandelaars van wel een meter +hoog met kaarsen er op geplaatst.</p> + +<p>Men nam plaats op de matrassen, schikte op de wijze der Mooren de +kussens achter zich, en de gastheer liet de thee brengen. Zij werd voor +de oogen der gasten gezet en in kleine kopjes van zeer fijn porselein +met goud versierd aangeboden.</p> + +<p>Na de thee werd een recht vorstelijk maal opgedragen. Op een prachtig +tapijt, dat bij de matrassen werd uitgespreid, werden de verschillende +schotels geplaatst, en nadat Aroesi in een hoek bij een der vensters +zijn gebed had gedaan, noodigde hij onze vrienden uit toe te tasten.</p> + +<p>Er behoorde echter niet weinig moed toe om aan die uitnoodiging gevolg +te geven, want aan alle spijzen was een zoo bijzondere geur <span class="pagenum" title="143"> </span><a id="p_143"></a><ins class="corr" id="corr66" title="Bron: af">of</ins> +smaak, dat hij, die er niet aan gewoon is, er van walgde. Bovendien +waren sommige gerechten zóó sterk gekruid, dat men eene ware vuurproef +moest doorstaan. De gerechten waren talrijk en goed genoeg, want er was +bij voorbeeld schapenvleesch, gevogelte, wild, visch, allerlei taarten, +boter, room, eieren, enz. Het meeste was echter voor den smaak van een +Europeaan bedorven door de sauzen, in welke alles als het ware dreef, en +die een reuk hadden als van alle parfumerieën ter wereld en zoo sterk +gekruid waren, dat de mond als het ware in vuur stond.</p> + +<p>De kapitein was het vooral, die op de pijnbank zat. De wetten der +gastvrijheid eischten, dat hij alles lekker vond, en de arme kapitein +zat allerlei gezichten te trekken. Het scheen, alsof hij bij het +doorslikken van elken beet door hevige krampen werd overvallen, of dat +hij het er op gezet scheen te hebben alle denkbare leelijke gezichten te +trekken. En daarbij kwam nog, dat Aroesi telkens zijne gasten aankeek om +te vragen, of de gerechten naar hun smaak waren.</p> + +<p>—Heerlijk, zeide de kapitein dan, met een gezicht alsof hij een +zenuwtoeval kreeg, delicieus, mijn vriend! en hij sloeg snel een glas +wijn naar binnen om het vuur te blusschen, dat hem in de keel brandde; +want schoon de Mahomedaan geen wijn mag drinken, had Aroesi dien zijne +gasten aangeboden, zonder er echter zelf gebruik van te maken.</p> + +<p>De luitenant alleen doorstond de proef met waren heldenmoed. Hij at, +alsof hij al zijn leven een Moorschen kok in dienst had gehad, en de +kapitein zat hem vol bewondering aan te staren.</p> + +<p>Aroesi bood den kapitein voor de tweede maal een schotel aan, dien hij +voor eene bijzondere lekkernij scheen te houden. Het was wildbraad in +eene afschuwelijke dikke saus. De kapitein bedankte; hij had er reeds +van geproefd. Het geleek eene sterk riekende zalf of cosmetiek met +vitriool klaargemaakt.</p> + +<p>Niet zoo de luitenant; deze nam de spijze voor de tweede maal van zijn +vriendelijken gastheer aan, die opgetogen was over hem.</p> + +<p>—Mijn God, mijn God! mompelde de kapitein, dat noem ik moed. Ik geloof, +dat hij in staat zou zijn menschenvleesch lekker te vinden als het +noodig was.</p> + +<p>—Wel, vroeg de vriendelijke gastheer, wat zegt gij van den Sultan en +van het Marokkaansche leger?</p> + +<p>—Daarop zal ik u spoedig antwoorden, zeide de luitenant. Wat uw Sultan +betreft, ik zou mij een vorst wenschen als Moelei-el-Hassen. Hij schijnt +mij een man te zijn, die alle goede hoedanigheden in zich vereenigt. +Ik bewonder hem en ik had met die <span class="pagenum" title="144"> </span><a id="p_144"></a>menigte kunnen mederoepen: »Allah +bescherme onzen Heer!” Maar wat uw leger aangaat, zie, hoe hoog ik +het schat. Geef mij mijn Regiment Grenadiers, een paar batterijen +Veld-artillerie en een <ins class="corr" id="corr67" title="Bron: Regement">Regiment</ins> Cavalerie, en ik zal uw geheel +leger <ins class="corr" id="corr68" title="Bron: staan">slaan</ins>.</p> + +<p>Aroesi glimlachte.—Ja, zeide hij, ik weet wel dat ons leger slecht +gewapend, slecht geoefend en nog slechter gedisciplineerd is, en dat het +tegen over eene Europeesche strijdmacht niets beteekent.</p> + +<p>—Ach ja, zeide de kapitein, ge hebt gelijk, en ik zou hetzelfde durven +ondernemen met mijne dappere Algerijnsche troepen.</p> + +<p>Eensklaps werd echter het gesprek afgebroken door een aanhoudend dof +geluid, dat van de straat scheen te komen, en terwijl allen luisterden +naar het vreemde, aanhoudend sterker wordende rumoer, stoof opeens de +bediende van Aroesi de kamer binnen met een bleek verwilderd gelaat, +onder den kreet van: »Vlucht, vlucht! Allah bescherme ons!”</p> + +<p>—Wat! riep Aroesi opspringend.</p> + +<p>—Het gepeupel komt het huis bestormen, zeide de knaap. Zij eischen de +uitlevering der Christenen.</p> + +<div class="chend"></div> + +<h2><a id="XV"></a>XV.</h2> + +<p class="subh2">VERRADEN.—REDDE ZICH WIE KAN!</p> + +<p>»Het gepeupel komt het huis bestormen,” had Aroesi's bediende gezegd. +»Zij eischen de uitlevering der Christenen!”</p> + +<p>Op deze woorden waren de kapitein en de luitenant, als door een +electrischen schok bewogen, opgesprongen.</p> + +<p>Achter Aroesi's bediende vertoonde zich in de opening der deur het +bleeke gelaat van Selam en het door toorn hoogrood gekleurde gelaat van +Dries.</p> + +<p>—Spreek! zeide de luitenant tegen den knaap, wat is er aan de hand?</p> + +<p>—Een groote hoop volks schoolt bijeen, zeide de knaap. Er is een +heilige onder hen, die hen ophitst. Hij zegt, dat gij zijn broeder hebt +gedood en eene menigte mannen van de Beni-Hassen, en dat ge spionnen +zijt, die het land komen bespieden om het te veroveren en alle +Mahomedanen te dooden.</p> + +<p>—O, ik heb het wel gedacht, zeide Dries; 't is die fielt van <span class="pagenum" title="145"> </span><a id="p_145"></a>een +heilige, die het volk opruit; had ik hem vanmorgen maar een kogel door +den kop gejaagd!</p> + +<div class="figcenter" style="width: 346px;"> +<span class="pagenum" title="-"> </span><a id="p_144a"></a> +<span class="pagenum" title="-"><br /> </span><a id="p_144b"></a> + +<a href="images/ill_p144b.png"><img src="images/ill_p144b-t.png" width="346" height="501" alt="Hij greep zijn verslagen vijand bij de beenen. Bladz. 147." title="Klik voor vergroting (1038×1504px, 321kb)" /></a> +<div class="caption">Hij greep zijn verslagen vijand bij de beenen. <a href="#p_147">Bladz. 147</a>.</div> +</div> + +<p>—'t Is duidelijk, zeide de luitenant. 't Is die paardendief, die zich +voor heilige heeft uitgegeven. De <ins class="corr" id="corr69" title="Bron: schof">schoft</ins> heeft ons herkend en +<ins class="corr" id="corr70" title="Bron: hist">hitst</ins> het volk tegen ons op. Er is niet veel noodig om de +Mahomedanen tegen de Christenen aan te voeren. Wat nu te doen?</p> + +<p>—<span xml:lang="fr">Parbleu!</span> riep de kapitein, laten wij een uitval doen. Met ons vieren +slaan we er ons gemaklijk door. Ik kan beschikken over twaalf schoten en +mijn <ins class="corr" id="corr71" title="Bron: ponjard">ponjaard</ins>, en gij eveneens.</p> + +<p>—Verduiveld, zeide Dries, dat lijkt mij. Ik heb, wel is waar, slechts +zes schoten en mijn mes, maar ik geloof dat het voldoende zal zijn om +ten minste dien fielt van een heilige neer te leggen.</p> + +<p>—Onmogelijk, zeide de luitenant, wij kunnen niet door die massa volks +komen in die nauwe straten. Bovendien zijn wij hier niet genoeg bekend +om den <ins class="corr" id="corr72" title="Bron: korsten">kortsten</ins> weg naar buiten te vinden.</p> + +<p>—Neen, zeide Aroesi, dat plan is onuitvoerbaar; de luitenant heeft +gelijk. Bovendien zal binnen een kwartier half Fez op de been zijn. +Luistert slechts!</p> + +<p>Een vreeslijk rumoer drong tot onze vrienden door, waaronder men de +kreten kon onderscheiden van: »Dood aan de Nazareners!”—»Levert ze uit, +die vervloekte spionnen!” En een donderend gebons op de kleine deur was +een bewijs, dat het ernst was.</p> + +<p>—Volgt mij, zeide Aroesi. We zullen door den tuin ontvluchten; slechts +eenige straten scheiden mijn tuin van den Paarlstroom, die de stad +doorsnijdt, zooals ge weet. Eenmaal daar zijnde, zal het u met eenige +voorzichtigheid wel gelukken uwe legerplaats te bereiken.</p> + +<p>—Vooruit dan! zeide de luitenant; maar luistert even. Voor het geval +wij van elkaar mochten geraken, wat zeer wel mogelijk en misschien +veiliger is, komen wij bij elkaar in den omtrek van onze legerplaats aan +den oever van den Paarlstroom. Die er het eerst <ins class="corr" id="corr73" title="Bron: aaakomt">aankomt</ins>, brengt de +dieren en de bagage in veiligheid, en wacht in de eene of andere +schuilplaats daar in den omtrek de overigen af. Want misschien is deze +gewaande heilige ook bekend met onze legerplaats, en in dat geval zal +hij niet nalaten, als hij de vogels hier gevlogen vindt, met zijne bende +daarheen te gaan. Voor het overige.....</p> + +<p>De woorden van den luitenant werden eensklaps onhoorbaar. Een geweldig +rumoer deed zich hooren; het scheen, dat men poogde de deur met +bijlslagen te verbrijzelen.</p> + +<p>—Haast u, riep Aroesi, de deur is wel sterk, maar tegen bijlslagen niet +bestand.</p> + +<p><span class="pagenum" title="146"> </span><a id="p_146"></a></p> + +<p>Juist hoorde men, als om Aroesi's woorden te bevestigen, een geweldigen +slag, en een woest triumfgeschrei deed hooren, dat het doel bereikt en +de deur bezweken was.</p> + +<p>—Voort! riep de luitenant, een ieder zorge voor zich en God voor allen!</p> + +<p>In een oogenblik was men het huis uit en de binnenplaats op. Aroesi +ontsloot snel de poort en men was in den tuin.</p> + +<p>De luitenant was de laatste en juist wilde hij de poort ingaan en deze +achter zich sluiten, toen de woeste troep, in huis doorgedrongen en +hoorende waarheen men vluchtte, hen achtervolgde.</p> + +<p>Het was te laat voor Frank om door den tuin te ontsnappen, dat begreep +hij dadelijk, en terwijl de vluchtelingen hem nog achter zich waanden, +wierp hij met een krachtigen ruk de poort in het slot, waardoor de bende +reeds dacht in den tuin te komen.</p> + +<p>Met de revolver in de hand wierp hij zich te midden van het gepeupel, +dat grootendeels met dolken gewapend was, om het huis weder te bereiken +en zich ergens in eene der kamers te barricadeeren, en wist werkelijk +zijn doel te bereiken, nadat hij er een had neergeschoten.</p> + +<p>In de eerste kamer, waar hij binnentrad, wierp hij de sofa in den +doorgang; en zoo vervolgens door een reeks van kamers snellende en +overal hinderpalen in den weg werpende, gelukte het hem den troep een +eind vooruit te komen en van dat oogenblik maakte hij gebruik om zich +bliksemsnel van zijne Moorsche kleeding te ontdoen, die hem thans als +vermomming niet meer dienstig was en hem slechts in zijne bewegingen +belemmerde. Daaronder droeg bij het klein tenue van officier.</p> + +<p>Nauwlijks was hij daarmede klaar, of hij hoorde zijne vervolgers +naderen. Hij zag een gang en aan het einde daarvan eene trap. Ha, riep +Frank, die voert zeker naar het dakterras! en snel vloog hij de trappen +op.</p> + +<p>Deze trap bracht hem inderdaad op het dakterras, dat alle Moorsche +huizen bezitten. Het was een groot plat, omgeven met een muur van ruim +een meter hoog, waarin overal vensters of schietgaten waren aangebracht.</p> + +<p>De luitenant keek voorzichtig over de borstwering en vergat een +oogenblik bijna, dat hij vervolgd werd, om te genieten van het +verrassende gezicht, dat deze massa daken hem opleverden, die hij overal +rondom zich zag. Het eene laag, het andere hoog, kleinen en grooten, en +allen bevolkt met vrouwen, want de dakterrassen zijn het eigendom van +den harem, waar de vrouwen der Mooren <span class="pagenum" title="147"> </span><a id="p_147"></a>en Arabieren zich amuseeren. +Overal was leven en beweging, vrouwen van allerlei ouderdom en kleur +vermaakten zich als kinderen met hare dartele spelen. De meesten droegen +een lang afhangend kleed, een soort van kaftan van allerlei kleuren en +een gekleurden zijden doek om het hoofd gebonden, waaronder bij de +meesten een paar buitengewoon lange haarvlechten te voorschijn kwamen. +De kaftan was om het midden gesloten door eene hemelsblauwe of vuurroode +ceintuur. Bovendien droegen zij nog een vest of jakje zonder mouwen, dat +openhing. Uit de wijde mouwen van den kaftan staken de fraai gevormde +armen en handen met de door middel van hennep gekleurde nagels. Onder +het korte gewaad kwam de wijde broek uit; de naakte voeten, met kostbare +ringen om de enkels, waren in gele pantoffels gestoken.</p> + +<p>Dit alles zag de luitenant, en het was waarlijk geen wonder, dat hij den +toestand, waarin hij was, geheel vergat. Doch hij werd al spoedig door +een groot geraas op de trap uit zijne beschouwingen gewekt. Snel wendde +hij zich om, juist nog bijtijds om den dolksteek van den Arabier te +ontgaan, die stil achter hem geslopen was. Het was de gewaande heilige.</p> + +<p>—Ha, ellendige sluipmoordenaar! riep de luitenant uit, op hem +toespringende; ditmaal zult ge mij niet ontgaan! en terwijl zijne +linkerhand den kerel de keel dichtkneep, zocht hij met de rechter zijn +ponjaard.</p> + +<p>—Sterf, vervloekte Christen! Wraak voor mijn broeder! gilde de kerel en +deed een stoot naar den luitenant.</p> + +<p>Doch op hetzelfde oogenblik dat zijn dolk den luitenant de wang +schramde, stiet deze den heilige den dolk in de borst.</p> + +<p>De kerel stortte brullende achterover, terwijl hem het bloed uit de wond +vloeide.</p> + +<p>Dit alles was sneller geschied dan het kan beschreven worden, en de +luitenant had nauwlijks zijnen vijand nedergestooten, of hij hoorde de +overigen van den troep naderen.</p> + +<p>Toen kreeg Frank op eens een goeden inval. Hij greep zijn verslagen +vijand bij de beenen, en hem tot aan de opening voortslepende, wierp hij +hem met inspanning van alle krachten naar beneden op de opklimmende +aanvallers.</p> + +<p>Een onbeschrijflijk rumoer volgde, want het zware lichaam op den voorste +neerkomende, deed dezen naar beneden tuimelen en op den volgende vallen. +En de geheele troep gespuis, dat zich op de trap verdrong om naar boven +te komen, stortte onder een stroom van verwenschingen en vervloekingen +naar beneden.</p> + +<p><span class="pagenum" title="148"> </span><a id="p_148"></a></p> + +<p>Het gedruisch van het gevecht had intusschen de bewoners der naburige +terrassen opmerkzaam gemaakt op hetgeen er gebeurde, en toen de +luitenant over den muur keek om te zien hoe hij het best kon wegkomen, +ontmoette zijn blik honderden schoone oogen, die op hem waren gericht.</p> + +<p>De uitwerking zijner verschijning deed hem, ondanks het benarde van +zijnen toestand, in lachen uitbarsten, want de talrijke dames, na hem +eenige oogenblikken verbaasd te hebben aangestaard, vlogen eensklaps +hals over kop weg en verdwenen van de terrassen.</p> + +<p>Intusschen begreep de luitenant dat hij moest zien weg te komen, want +zijne vijanden, voor eenige oogenblikken opgehouden, zouden spoedig het +lijk hebben weggeruimd om verwoeder dan ooit op hem aan te vallen.</p> + +<p>Na eenige oogenblikken te hebben rondgezien, was zijn besluit weldra +genomen, en vlug sprong hij op den muur die het terras omgaf, vanwaar +hij met een goed berekenden sprong het naastgelegen terras bereikte. +Zoo, van het eene terras op het andere springend, zette hij zijne vlucht +over de daken voort, toen hij tot zijne groote teleurstelling voor eene +breede straat kwam, welker overzijde hij onmogelijk kon bereiken. Hij +blikte rond en wist niet wat te beginnen—de sprong was te groot. +Vooruit kon hij dus niet, teruggaan en eene andere gelegenheid opzoeken, +was evenmin mogelijk, daar zijne vervolgers boven waren gekomen en +besloten schenen hem te vervolgen.</p> + +<p>In dezen nood bemerkte de luitenant een verbazend hoogen palmboom, die, +op ruim een meter afstand verwijderd van de plaats waar hij stond, zich +met den top een aanmerklijk eind boven het terras verhief en in den +grooten tuin stond van het huis op welks dak hij zich bevond.</p> + +<p>—Ha, riep hij verheugd, 't is mijn goed gesternte dat mij dezen weg +heeft uitgevoerd, en met een flinken sprong bereikte hij den boom en +klom snel naar beneden.</p> + +<p>Hij bevond zich in een grooten tuin. Aan weerszijden liep een lange laan +van oranje- en citroenboomen. Een van deze lanen liep hij in, zorgende +de richting te volgen waarin Aroesi had gezegd, dat de Paarlstroom liep.</p> + +<p>Ongemerkt snelde hij voort en stuitte aan het einde der laan op een +hoogen muur. Hij heesch zich daartegen op aan de takken der boomen en +keek over den muur. Een andere tuin liep dwars achter dezen. Hij liet +zich behoedzaam afzakken, liep dezen tuin weder door en na vervolgens +zijne vlucht op die manier te hebben <span class="pagenum" title="149"> </span><a id="p_149"></a>voortgezet, bevond hij zich +plotseling aan het eind van een uitgestrekten tuin, waar hij dacht een +muur te vinden aan den oever van den Paarlstroom.</p> + +<p>De vermoeide luitenant verborg zich hier in een dicht boschje om een +weinig uit te rusten en te overleggen, hoe hij verder zou handelen.</p> + +<p>Aan de overzijde van den stroom lag het nieuwe Fez. Er waren slechts +twee middelen om zijne vlucht voort te zetten, namelijk den stroom over +te zwemmen en zich daar een weg naar eene der poorten te zoeken, of het +bijna onmogelijke en veel gevaarlijker plan om ongemerkt het huis door +te komen, wat hem den overtocht over de rivier zou besparen. Voor beide +wegen echter had hij de duisternis noodig, daar het onmogelijk was zich +in zijne kleeding van Christen in Fez te vertoonen. Wijslijk besloot hij +dus den avond af te wachten, en intusschen te overleggen welke uitweg +hem het best toescheen. Hij zette zich in het dichtst van het boschje +neder, en daar er geen teeken van leven in den tuin te bespeuren was, +stak hij eene sigaar aan en bleef wachten.</p> + +<p>Hoe was het intusschen met de overigen van het gezelschap gegaan?</p> + +<p>Toen men in den tuin was gekomen, snelde een ieder naar een punt van den +muur om er over te klimmen. Selam en Dries waren er in een oogenblik +over. De kapitein, die aan een anderen hoek over den muur was geklommen, +kwam daardoor in een anderen tuin terecht dan die, waar Dries en Selam +waren. Wat Aroesi betreft, zich plotseling alleen ziende, begreep hij, +dat het 't best was voor zichzelf te zorgen, en door zijne bekendheid +met de naburige gebouwen was hij binnen korten tijd, na een paar muren +te zijn overgeklommen, in eene naburige straat<ins class="corr" id="corr74" title="Bron: ,">.</ins> Hij begreep echter +zeer juist, dat naar huis te gaan gelijkstond met den dood te gemoet te +snellen, en daar hij tevens inzag dat de stad Fez voortaan geen veilige +woonplaats meer voor hem was, besloot hij zich naar het kamp bij zijne +vrienden aan den oever van den Paarlstroom te begeven. Onopgemerkt wist +hij de stad te verlaten en volgde toen behoedzaam den oever.</p> + +<p>Dries en Selam, die in elkanders gezelschap bleven, wisten, dank zij +Selams bekendheid met Fez, na gedurende een half uur over muren +geklommen en door tuinen gedwaald te hebben, den oever van den +Paarlstroom te bereiken. Toevallig waren zij een groot eind van den +rechten weg afgedwaald, en kwamen zij dicht bij de wallen der stad uit. +Die buitenwijk was als uitgestorven; geen levende ziel zag men in de +straten en deze omstandigheid redde hen. Zonder <span class="pagenum" title="150"> </span><a id="p_150"></a>aarzelen wierpen zij +zich in den stroom en zonder gedruisch voortzwemmende, waren zij na een +minuut of tien zwemmens buiten de stad. Toen snelden zij, zonder +opgemerkt te zijn zoo spoedig hunne vermoeide ledematen het toelieten +naar de legerplaats, in de hoop tijdig genoeg aan te komen om de rij- en +lastdieren en de bagage te redden.</p> + +<p>Was het hun betreklijk gemaklijk gevallen om te ontsnappen, niet alzoo +den kapitein. Nadat deze toch in den tuin was doorgedrongen en een paar +muren overgeklommen, zag hij zich opeens, na een zeer hoogen muur met +behulp van de daarbij staande boomen te zijn overgekomen, te midden van +een gezelschap vrouwen, die, evenals de luitenant zulks op de daken had +gezien, zich in dien tuin vermaakten met allerlei vroolijke spelen. De +plotselinge verschijning van een man in den tuin van de harem deed onder +de dames een grooten angst ontstaan en gillende vloden zij naar huis.</p> + +<p>Eer de kapitein van zijne verbazing was bekomen, trad er van achter een +boschje citroenboomen een Moor te voorschijn, die met den dolk in de +hand op hem toesnelde. Aanstonds haalde de kapitein zijne revolver voor +den dag, maar de woedende Moor deed een schel gefluit hooren, in een +oogwenk verschenen drie bedienden, eveneens met dolken gewapend.</p> + +<p>—Ha, ha! zeide de kapitein, het begint meenens te worden. Komaan +schurken, uit den weg! en hij snelde naar den muur.</p> + +<p>Doch de Mooren sprongen hem snel achterna en de kapitein had nog slechts +den tijd om zich om te wenden, en zich met den rug tegen den muur +plaatsende, maakte hij zich gereed tot verdediging.</p> + +<p>De drie bedienden schenen er echter niet veel zin in te hebben om een +kogel in den kop te ontvangen, althans zij bleven op een eerbiedigen +afstand; maar de Moor, die klaarblijklijk de huisheer was, drong verwoed +op den kapitein in.</p> + +<p>—Het schijnt, dat gij met alle geweld een kogel wilt hebben, zeide de +kapitein. Welnu, ziedaar! en hij schoot twee zijner loopen af.</p> + +<p>De Moor liet den dolk vallen en stortte voorover.</p> + +<p>Toen stoven de verschrikte bedienden gillend en schreeuwend uiteen, en +de kapitein maakte van deze gelegenheid gebruik om snel over den muur te +klimmen.</p> + +<p>Maar het alarm achter hem bracht ook de naburige huizen in beweging, en +weldra zag men overal hoofden verschijnen, die naar de oorzaak van al +dat leven uitkeken.</p> + +<p>—<span xml:lang="fr">Mordieu!</span> zeide de kapitein, ik geloof dat ik in een waar wespennest +zit. Hoe er uit te komen? En hij klauterde weder over een tuinmuur.</p> + +<p><span class="pagenum" title="151"> </span><a id="p_151"></a></p> + +<p>Hij was er echter spoediger uit dan hij had gedacht, want nauwlijks had +hij zich laten afglijden, of hij zag dat hij zich in eene straat bevond.</p> + +<p>—Oef! zeide hij, ik ben ten minste uit die vervloekte tuinen. Zien we +nu goedschiks naar eene der poorten te komen.</p> + +<p>Maar terwijl hij zich gereedmaakte om de straat in te gaan, sprongen +twee Mooren over den muur en schoten op hem toe. Men kon zien, dat zij +zich in allerijl hadden gewapend, want de een was met het lange geweer, +dat alle Arabieren en Mooren dragen, de andere met eene turksche +kromsabel gewapend.</p> + +<p>De kapitein weinig lust gevoelende om zich nog langer op te houden, +en bovendien bevreesd om zich nog meer volk op den hals te halen door +het rumoer van een gevecht, vloog de straat in. Door zijne vijanden +achtervolgd, liep hij snel voort en was hun weldra een heel eind voor. +Hij liep eene smalle straat rechts in, toen nog een links en weder +links, ten einde zijne vervolgers op een dwaalspoor te brengen. Toen hij +omkeek, zag hij ze niet meer.</p> + +<p>Hij was thans in een overdekt gedeelte van eene straat gekomen en bleef +een oogenblik staan.</p> + +<p>—Zie, zeide hij, 't is hier zoo donker als de nacht en ondanks dat +alles zouden mijne vijanden mij van verre zien door dat vervloekte +lichtgekleurde kostuum. Kon ik er mij maar van ontdoen!</p> + +<p>Zoo sprekende trad hij in eene nis in den muur en ontdeed zich snel van +zijne kleeding, onder welke hij evenals de luitenant zijne eenvoudige +uniform droeg.</p> + +<p>—Ziezoo, dat lucht! zeide hij, en hij wilde weder uit de nis treden, +toen hij naderende stemmen vernam; hij trok zich snel terug en hield den +adem in.</p> + +<p>Een oogenblik daarna gingen de twee Mooren hem strijkelings voorbij.</p> + +<p>—Komaan, zeide de kapitein, mijn gelukzon is nog niet ondergegaan. Had +ik dat vervloekte kostuum nog aangehad, dan hadden zij me stellig +gezien.</p> + +<p>Behoedzaam keek hij rond en luisterde. Niets deed zich hooren; +gerustgesteld kwam hij te voorschijn en ging de straat in die hij was +afgekomen.</p> + +<p>Op goed geluk liep hij voort, een aantal straatjes door, toen hij +eindelijk niet verder kon; de straat liep dood en hij was genoodzaakt +weder terug te gaan.</p> + +<p>—Wat vervloekte stad is dit, bromde de kapitein; 't is eene +aaneenschakeling van doolhoven. Men wordt er gek van. Hoe kom <span class="pagenum" title="152"> </span><a id="p_152"></a>ik er +ooit uit. En hij sloeg, wederom op goed geluk, een dier straatjes in.</p> + +<p>Toen hij aan het eind kwam, hoorde hij stemmen en voor hij den tijd had +zich te verbergen, kwamen twee mannen den hoek om.</p> + +<p>De kapitein en die twee mannen bleven als versteend staan, zich aldus op +eens weder tegenover elkaar ziende. Het waren de twee Mooren van daar +straks, die hem ondanks zijne Europeesche kleeding herkenden. Het waren +twee bloedverwanten van den Moor, dien hij had neergeschoten en den +kapitein dadelijk waren achterna gesneld.</p> + +<p>Van het oogenblik van verbazing maakte de kapitein gebruik om snel zijne +revolver op hen aan te leggen.</p> + +<p>De Franschman was woedend aldus door die kerels vervolgd te worden.</p> + +<p>—Uit den weg, honden! schreeuwde hij, zoo ge niet wilt dat ik u dood!</p> + +<p>In antwoord daarop spande de eene Moor den haan van zijn geweer en hief +het op, doch vóór hij tijd had om te schieten lag hij, door de volle +lading van des kapiteins revolver doodelijk getroffen, op den grond +badende in zijn bloed.</p> + +<p>Toen greep de kapitein zijne tweede revolver om ook den ander neer te +schieten; doch deze, dien de schrik om het hart was geslagen, koos +ijlings de vlucht, de straat door zijn geschreeuw in opschudding +brengende.</p> + +<p>Zonder zich een oogenblik te bedenken zette de kapitein het op een +loopen en liep voort als een waanzinnige, zonder ergens op te letten. +Daar hij zijn Moorsch hoofddeksel had weggeworpen, was hij blootshoofds. +Bovendien was door het klimmen zijne uniform op verscheidene plaatsen +gescheurd; kortom, niemand zou in dien haveloozen, met bloed en stof +bedekten man een kapitein van het Fransche leger hebben herkend.</p> + +<p>Maar na een grooten afstand aldus te hebben afgelegd, bleef de kapitein +eensklaps als van den donder getroffen staan op het hooren van eene +lieflijke stem, die in de Fransche taal eene bekende opera-aria zong.</p> + +<p>Die stem kwam vanuit een kleinen tuin, aan den voet van welks muren de +kapitein zich bevond.</p> + +<p>—<span xml:lang="fr">Sacré Dieu!</span> riep de kapitein riep uit, eene Fransche, eene landgenoote +in Fez en hij bleef eenige oogenblikken staan luisteren.</p> + +<p>Zijn besluit was snel genomen. In een oogwenk was hij boven op den muur +en sprong in den tuin neer. Maar de muur was hooger <span class="pagenum" title="153"> </span><a id="p_153"></a>aan de tuin dan aan +de straatzijde, dat wil zeggen, de bodem van den tuin lag lager dan de +straat. In zijn <ins class="corr" id="corr75" title="Bron: doodangst">doodsangst</ins> was de kapitein op den muur +gekomen zonder dat hij zelf wist hoe, en zonder de hoogte te meten +sprong hij driftig naar beneden en sloeg met het hoofd tegen een +boomstam aan, zóó hevig, dat hij bewegingloos bleef liggen, terwijl het +bloed hem uit eene wond aan het hoofd vloeide.</p> + +<div class="chend"></div> + +<h2><a id="XVI"></a>XVI.</h2> + +<p class="subh2">EEN GEVAARLIJK OOGENBLIK.—DE SCHOONE JODIN.</p> + +<p>Wij hebben den luitenant verlaten op het oogenblik, dat hij zich bedaard +uitstrekte in het citroenboschje en eene sigaar ontstak om den tijd te +dooden.</p> + +<p>Nadat hij eenige oogenblikken zwijgende en rookende had doorgebracht, +begon hij rond te zien en <ins class="corr" id="corr76" title="Bron: zicht">zich</ins> te vermaken met eenige roode mieren +gade te slaan, die met groote bedrijvigheid aan het werk waren. In dien +tusschentijd werd het avond en de duisternis breidde zich zoo snel uit +over het aardrijk, dat de luitenant er bijna door verrast werd.</p> + +<p>—Komaan, zeide hij, aan het werk, het wordt tijd. En hij had een +besluit genomen.</p> + +<p>Stoutweg begaf hij zich naar den muur, die den tuin van de binnenplaats +afscheidde. Hij voelde naar de deur; zij was niet gesloten, evenmin de +volgende, die op de binnenplaats uitkwam. De luitenant opende deze +behoedzaam en betrad de plaats. Op de inrichting van Aroesi's huis +afgaande, moest daar recht tegenover <ins class="corr" id="corr77" title="Bron: enee">eene</ins> deur naar het +voorportaal zijn. Die deur was er ook en de luitenant was nu in den +langen gang, die om de geheele binnenplaats liep.</p> + +<p>Een sterke geur van specerijen kwam hem te gemoet en de tonen van eene +vroolijke luidruchtige muziek deden zich opeens hooren. Eene lantaarn +wierp een flauw licht in den gang, en bij dat licht zag hij eene deur +vanwaar de tonen der muziek kwamen. Naast die deur bevond zich een +nisje, waarin eenige paren pantoffels stonden.</p> + +<p>—Ha, ha! zeide de luitenant, men viert feest. Dat komt mij <span class="pagenum" title="154"> </span><a id="p_154"></a>juist +gelegen. Hoe meer rumoer hoe liever, des te minder zal men mij hooren.</p> + +<p>Hij ging verder en trad op de deur toe, die naar buiten leidde<ins class="corr" id="corr78" title="Bron: ,">.</ins></p> + +<p>Het was hier tamelijk duister, maar ondanks die duisternis zag hij in +den hoek bij de deur eene donkere gestalte neergehurkt.</p> + +<p>—Misschien slaapt hij, dacht de luitenant, maar in elk geval moet ik +oppassen. En hij nam zijn ponjaard in de hand.</p> + +<p>Het was een gevaarlijk oogenblik. De luitenant trad nader, de gedaante +bewoog zich niet; nog een stap en hij was bij de deur. De wachter sliep. +De luitenant strekte de hand uit om de deur open te doen, altijd met de +oogen op den wachter gericht. Nog één seconde en hij was gered.</p> + +<p>Maar opeens bewoog de kerel zich en zich bliksemsnel oprichtende<ins class="corr" id="corr79" title="Bron: '">,</ins> stond +hij voor den luitenant. De wachter keek dezen met de grootste ontzetting +aan en deed verbaasd eene beweging om achteruit te gaan. Die aarzeling +was hem noodlottig, want op hetzelfde oogenblik voelde hij zich de keel +dichtknijpen door den ijzeren greep van den luitenant, en de punt van +den ponjaard flikkerde hem voor de oogen.</p> + +<p>De arme kerel was halfdood van schrik; hij begon over al zijne leden te +beven en zoo de sterke arm van den luitenant hem niet had opgehouden, +zou hij gevallen zijn!</p> + +<p>De luitenant liet hem los, maar hield den dolk dreigend opgeheven. Hij +legde den vinger op de lippen, ten teeken van zwijgen en wees hem op de +deur.</p> + +<p>De Arabier opende de deur.</p> + +<p>De luitenant vatte hem bij den pols en trok hem met zich voort de straat +op, en de Arabier, in bedwang gehouden door den ponjaard, volgde zonder +tegenstribbelen.</p> + +<p>Nauwelijks was men buiten, of de luitenant stootte met den voet ergens +tegen. Terstond bukte hij en tastte met de hand rond. Het was een ezel, +dien hij in zijn slaap stoorde. Aan een ring in den muur was hij +vastgemaakt. Waarschijnlijk was het een ezel van een der gasten, die in +huis feestvierden.</p> + +<p>—Drommels, zeide de luitenant, het kon niet beter. Komaan, grauwtje, +sta op! En hij trok den onwilligen muilezel op.</p> + +<p>Toen beduidde hij den Arabier op te stijgen en deze voldeed snel +daaraan. Tegelijk sprong de luitenant achter hem en dreef den ezel door +een prik met zijn dolk voort.</p> + +<p>Na eenige oogenblikken te zijn voortgegaan, deed hij den ezel ophouden +en <ins class="corr" id="corr80" title="Bron: noemden">noemde</ins> den Arabier den naam der poort, die hij uit wilde gaan. +Blijkbaar had de kerel hem begrepen, want hij knikte. De <span class="pagenum" title="155"> </span><a id="p_155"></a>luitenant +haalde een handvol geldstukken uit den zak en liet die den kerel zien. +Wederom knikte deze. Ten slotte haalde de luitenant zijne revolver te +voorschijn en duwde hem die onder den neus. De arme kerel begon weder te +beven en maakte eene heftige afwijzende beweging.</p> + +<p>—Goed! zeide de luitenant, de schurk begrijpt mij. Vooruit dan! en hij +zette den ezel weder aan.</p> + +<p>De Arabier was gansch niet op zijn gemak. Hij was geheel in de macht van +den Christen, wiens dolk hij aanhoudend voelde, want de luitenant, den +Arabier met de eene hand om het middel houdende, liet hem gestadig de +punt van den ponjaard tusschen de schouders voelen.</p> + +<p>Zoo reed men een kwartier lang door, welk tijdsverloop den luitenant +eene eeuwigheid toescheen. Na tal van straatjes te zijn doorgegaan, kwam +men eindelijk aan de poort. Niemand bevond zich daar dan een paar +slaperige wachten, die geen de minste aandacht schonken aan den ezel, +die door de poort stapte.</p> + +<p>Toen de luitenant buiten de poort was, blikte hij rond.—Goddank! zeide +hij verheugd, daar is de Paarlstroom! en hij beduidde den Arabier den +ezel in draf te zetten.</p> + +<p>Daar had grauwtje echter weinig zin in, en de dolk van den luitenant +moest hem aansporen tot gehoorzaamheid.</p> + +<p>Na een half uur in flinken draf te hebben gereden, hield de luitenant +stil en steeg af.</p> + +<p>—Ziezoo, mijn vriend! gij wordt bedankt, zeide hij tegen den Arabier; +ziedaar uw loon, en hij gaf hem een handvol geldstukken.</p> + +<p>De verwonderde Arabier was opgetogen en zijne oogen schitterden van +blijdschap.</p> + +<p>—Ga heen! zeide de luitenant, gij althans zult mij niet verraden, +daarvoor houdt ge te veel van het lieve geld. Ge zoudt vreezen, dat men +het u afnam, indien ge verhaaldet, hoe gij er aan gekomen zijt. En hij +gaf den kerel een wenk om te vertrekken.</p> + +<p>Deze liet zich die vergunning geen tweemaal zeggen en verdween snel in +de richting der stad.</p> + +<p>—Gered, zeide de luitenant, gered! Zullen de anderen dat ook kunnen +zeggen? Zullen zij het allen ontkomen zijn? Wij zullen zien, doch ik +vrees er voor. En na den stroom genaderd te zijn ging hij langs den +oever voort in de richting van het kamp.</p> + +<p>Wij zullen hem, nu wij weten dat hij gered is, zijn weg laten vervolgen, +om te gaan zien wat er met den kapitein was voorgevallen.</p> + +<p><span class="pagenum" title="156"> </span><a id="p_156"></a></p> + +<p>Na den val, door den sprong omlaag veroorzaakt, was de kapitein +bewusteloos blijven liggen. Die verdooving duurde echter niet lang, +want na verloop van een minuut of tien opende hij weder de oogen en +staarde tot zijne verbazing in een paar fraaie donkere kijkers, die +vol bezorgdheid op hem gevestigd waren en aan een schoon meisje +<ins class="corr" id="corr81" title="Bron: toebehoorde">toebehoorden</ins>, dat over hem gebogen was.</p> + +<p>Toen herinnerde de kapitein zich de stem, die hij had hooren zingen, en +hij begreep, dat hij de zangeres voor zich zag.</p> + +<p>Hij lag met het hoofd in haren schoot, en de natte doek, dien zij in de +fraai gevormde hand hield, bewees dat zij gepoogd had hem tot bewustzijn +te brengen.</p> + +<p>De kapitein richtte zich halverwegen op en poogde op te staan, doch het +gelukte hem niet. Alles begon hem voor de oogen te draaien, eene +doodelijke bleekheid overtoog zijn gelaat en hij zette zich snel neder.</p> + +<p>Zoodra bemerkte het meisje niet wat er plaats had, of zij sloeg +onbeschroomd haar arm om zijn schouder en ondersteunde hem om hem voor +vallen te behoeden.</p> + +<p>—Het was slechts eene voorbijgaande duizeling, zeide de kapitein. Ik +gevoel mij weder beter. De angst, de uitputting, de tooneelen der +laatste uren schijnen mijne kracht zeer te hebben aangetast. Maar zeg +mij eens, mijn lieve schoone, waar ben ik?</p> + +<p>—Wees gerust, zeide het meisje, gij zijt bij vrienden.</p> + +<p>—Maar hoe komen hier Christenen te wonen? vroeg de kapitein. Ik wist +niet, dat die te Fez waren.</p> + +<p>Het meisje glimlachte.—Gij zijt ook niet bij Christenen, zeide zij, ten +minste niet als gij het woord naar de letter opvat.</p> + +<p>—Hoe? zeide de kapitein, verklaar mij dat raadsel, bid ik u!</p> + +<p>—'t Is al heel eenvoudig, dat raadsel, zeide de kleine lachend; gij +zijt in den Mellah, dat is in de Jodenwijk van Fez.</p> + +<p>—Dus ben ik bij Israëlieten, zeide de kapitein, en heb mijne redding te +danken aan eene schoone Esther.</p> + +<p>—Ik heet geen Esther, zeide de Jodin; mijn naam is Rebecca en wat uwe +redding betreft, begrijp ik u niet goed, maar zoo die bestaat, dan hebt +gij uzelf gered.</p> + +<p>Dit zeggende was zij opgestaan en hielp den kapitein op de been.</p> + +<p>—Ziezoo, zeide deze, 't is weer voorbij. Ik moet eene rare buiteling +hebben gemaakt.</p> + +<p>—Ja, gij kwaamt met uw hoofd tegen dezen boomstam terecht, en hebt u +duchtig gewond, zeide zij, op de wond aan zijn voorhoofd wijzende.</p> + +<p><span class="pagenum" title="157"> </span><a id="p_157"></a></p> + +<p>—'t Heeft niet veel te beteekenen, zeide de kapitein; het had erger +kunnen zijn. 't Is een wonder, dat ik nog leef!</p> + +<p>Het Jodinnetje verbleekte.—Wat dreef u aan tot dien gewaagden sprong? +vroeg zij.</p> + +<p>—<span xml:lang="fr">Parbleu!</span> de vrees voor mijn leven.</p> + +<p>—Werd ge dan vervolgd?</p> + +<p>—Sinds eenige uren werd ik gejaagd als een wild dier. Ik geloof, dat +geheel Fez in oproer is. Zie slechts mijne kleeding en mijn aangezicht.</p> + +<p>—Kom, zeide de kleine, in dat geval zijn we hier niet veilig. Men zou u +mogelijk gevolgd zijn en ons hier kunnen hooren. Ga mede, en zij liep +voor den kapitein uit op het huis toe, dat zich aan het einde van den +tuin bevond.</p> + +<p>Terwijl de kapitein zijne schoone geleidster volgde, bewonderde hij hare +schoone figuur. Het was eene dier fraaie slanke gestalten, niet te groot +en niet te klein. Zij scheen ongeveer achttien à twintig jaar oud te +zijn. Haar lang hoofdhaar, zwart als de vederen van den raaf, hing in +twee lange dikke vlechten achter op den rug en reikte tot aan haar dun +middel. Zij droeg de kleurige kleedij, die aan de Joden in het Oosten +eigen is, en had aan de voetjes, die onder den rok uitkwamen, rood +marokijnen muiltjes.</p> + +<p>Terwijl de kapitein dit opmerkte, was men het huis genaderd, en verzocht +zij hem een oogenblik plaats te nemen in het priëel, dat zich daar in +den hoek van den tuin bevond, en verdween in het huis om hare +huisgenooten het onverwachte nieuws mede te deelen.</p> + +<p>Eenige oogenblikken daarna verscheen de schoone Rebecca weder aan den +ingang en over haren schouder keek het gelaat van een oud man. Hij +schoof het meisje zonder complimenten op zijde, en trad onder het maken +van een aantal buigingen glimlachend nader.</p> + +<p>—Wees welkom, Christen! in het huis van den ouden Isaäc. God zegene +u voor de eer mij aangedaan. 't Is al vijf jaren geleden, dat ik een +fatsoenlijk Christengelaat heb aanschouwd en mijn hart is verheugd, nu +ik weder eens met een beschaafd man kan spreken. Maar kom in huis, bid +ik u, reeds te lang hebt ge buiten verwijld. Gij zult wel vermoeid zijn +en er behoefte aan hebben om u te verfrisschen en met een goed maal te +versterken!</p> + +<p>Dit zeggende stapte de Israëliet met een minzaam gebaar het huis binnen, +en de kapitein volgde hem na een blik op Rebecca te hebben geworpen.</p> + +<p>Deze was, na door den ouden man zoo ruw op zijde te zijn geschoven, +blijven staan, doch eene snelle samentrekking der wenkbrauwen <span class="pagenum" title="158"> </span><a id="p_158"></a>deed +bemerken, dat zij boos was. Eene zonderlinge uitdrukking van haar gelaat +toen zij den man nakeek, wekte bij den kapitein het vermoeden, dat zij +hem niet erg genegen was.</p> + +<p>Toen de kapitein de deur intrad, ontmoetten hare oogen de zijnen en de +toornige uitdrukking maakte plaats voor een donkerrooden blos die zich +over haar gelaat verspreidde. Zij sloeg de oogen verlegen neder voor den +vrijmoedigen blik van den Franschman.</p> + +<p>Het huis, of liever de kamer, waarin de kapitein werd geleid, was +tamelijk groot maar zag er armoedig uit. Het meubilair was een +rommelzoo, waarvan geen twee dingen bij elkaar pasten en alles er even +gebrekkig uitzag.</p> + +<p>Nadat de kapitein daar eenige oogenblikken had vertoefd, bracht de Jood +hem naar eene kleine benauwde kamer of hokje, dat door een getralied +raampje op den tuin uitzag en eene slaapkamer scheen te zijn, althans te +oordeelen naar de meubelen en de verschillende kleedingstukken, die op +eene rij tegen den wand hingen. Hier verfrischte de kapitein zich door +een bad, en na zich eens flink gewasschen en zijne kleeding van stof +gezuiverd en wat in orde gebracht te hebben, trad hij de kamer weder +binnen.</p> + +<p>Een sober avondmaal stond daar voor hen gereed, doch de kapitein had +honger, en hij deed zich recht te goed aan het onooglijke zwartachtige +brood met eieren en koffie.</p> + +<p>Toen hij gereed was, schoof hij zijn stoel een weinig dichter naar de +praatzieken grijsaard, die reeds al dien tijd had zitten babbelen, en +begon zijn wedervaren van dien dag te verhalen.</p> + +<p>De Jood sloeg de handen in elkaar, toen hij in korte trekken de +avonturen van den kapitein vernam, en kromp ineen van vrees, als gold +hem de vervolging, toen de kapitein verhaalde, hoe dikwijls hij in +gevaar was geweest.</p> + +<p>Geheel anders was het met Rebecca. Met de handen achter zich stond zij, +recht over den kapitein tegen den muur geleund, achter den Jood. Als de +kapitein sprak van het gevaar, waarin hij telkens had verkeerd om in +handen der dweepzieke Mooren en Arabieren te vallen, opende zij wijd +hare fraaie oogen, terwijl zij met ingehouden adem luisterde en de +handen op de borst drukte, als om het hevige jagen van haar boezem te +beletten. Bij de schildering zijner worstelingen, waarin hij overwinnaar +bleef, werd het zwakke meisje als het ware meegesleept door de vurige +krachtige taal van den Franschman en kleurde een donkere gloed hare +wangen.</p> + +<p>Nu en dan wierp de kapitein een snellen blik op die schoone <span class="pagenum" title="159"> </span><a id="p_159"></a>gestalte, +en kon niet nalaten met bewondering te zien op die lieve bloem, +prijkende in zoo'n doodsche, akelige omgeving.</p> + +<p>Het gesprek kwam ten laatste ook op de Joden en hunne levenswijze te +Fez.</p> + +<p>—Wij wonen allen bij elkaar, zeide de Jood. We hebben onze eigene wijk, +den Mellah. Wij mogen den God onzer vaderen dienen en hebben slechts +eene matige belasting op te brengen. 't Is waar, wij zijn niet altijd +even veilig, de Mooren zijn dweepziek; doch wij maken hier goede zaken +en dat is de hoofdzaak. Het grootste gedeelte van den handel is in onze +handen en het is voornamelijk de geldhandel, die ons voordeel oplevert. +Met dat al moeten we jaren en jaren zwoegen en werken, eer wij een +duitje bij elkaar hebben.</p> + +<p>Terwijl hij zoo sprak, teekende zich op Rebecca's gelaat eene groote +minachting, en eene ongeduldige beweging verried den kapitein haar +drift. Echter sprak zij geen woord.</p> + +<p>—Gevoelt ge nooit lust om naar het beschaafd Europa weer te keeren? +vroeg de kapitein.</p> + +<p>—Ach! zeide de Jood klagend, hoe zou ik het kunnen? Wat ik heb +bijeenvergaard is nog ternauwernood voldoende voor mijne schrale +levenswijze. Ik ben oud en kan weinig meer uitvoeren. Dikwijls denk ik +aan het schoone Spanje, waar ik mijne jeugd heb doorgebracht. Ik gevoel +lust er weder te keeren om den korten tijd, die mij op aarde overblijft, +daar in rust te slijten, maar dat gaat niet. Mijn geld zit in +verschillende zaken mijner geloofsgenooten; zoo ik vertrok, ware het +verloren en zonder dat zou ik niet kunnen leven.</p> + +<p>Eene plotselinge ongeduldige beweging van Rebecca trok de aandacht van +den kapitein. Haar gelaat was rood van toorn en zij schudde het hoofd op +heftige wijze als om te kennen te geven, dat de Jood onwaarheid sprak.</p> + +<p>Het werd intusschen donker in de kamer.</p> + +<p>—Rebecca! zeide de Jood, steek licht aan.</p> + +<p>Het meisje trad naar het midden der kamer, waar eene oude roestige +lichtkroon hing en ontstak een paar kaarsen. De Jood volgde scherp +toeziende al hare bewegingen.</p> + +<p>—Maar meisje, wat doet ge nu? riep hij plotseling; twee kaarsen te +ontsteken, waartoe dient toch die verkwisting? Is één niet reeds genoeg?</p> + +<p>Zij trok toornig de wenkbrauwen samen, toen zij zich omwendde en den +Jood in het gelaat zag.</p> + +<p>—Ik dacht oom, dat gij van avond ter eere van uwen gast wel een kaars +meer durfdet branden, zeide zij scherp.</p> + +<p><span class="pagenum" title="160"> </span><a id="p_160"></a></p> + +<p>—In Godsnaam dan, zeide de Jood met eene diepe zucht en hij wierp zich +achterover in zijn stoel, als iemand die in iets verschriklijks moet +berusten.</p> + +<p>Intusschen had de kapitein aan zijne vrienden gedacht en begon zich nu +ook de vraag te doen, hoe hij uit Fez zou komen. Hij was voorloopig +veilig, maar kon hier toch onmogelijk blijven. Wie weet wat er +voorgevallen was en hoe zijne vrienden hem konden noodig hebben. Hij +pijnigde zich tevergeefs af door allerlei plannen te maken en besloot +ten slotte den Jood te raadplegen.</p> + +<p>—Ja, zeide deze, dat is geen gemaklijk te beantwoorden vraag. Het beste +zou zijn, dat gij van de duisternis partij trokt om nog heden de stad te +verlaten.</p> + +<p>—Maar oom! viel Rebecca hem in de reden, hoe kunt ge zoo iets zeggen? +Gij weet hoe onveilig het zelfs voor ons in den avond is, zoodat wij ons +bijna niet op straat durven vertoonen.</p> + +<p>—God zegene me! zeide de Jood, daar bemoeit ge u weer met zaken, +waarvan gij geen verstand hebt. Hij kan toch op klaarlichten dag mijn +huis niet verlaten. De Mooren zouden mij spietsen of ophangen. Gij denkt +niet eens om onze veiligheid!</p> + +<p>—Ik wil in geenen deele uwe veiligheid in gevaar brengen, zeide de +kapitein. Bezorg mij slechts een Moorsch kostuum om mij te vermommen, en +ik vertrek oogenbliklijk. Hier hebt gij geld! en hij haalde eenige +goudstukken uit den zak.</p> + +<p>De oogen van den Jood fonkelden; met eene haastige beweging greep hij de +geldstukken van de tafel en bekeek ze onderzoekend.</p> + +<p>Rebecca wierp een smeekenden blik op den kapitein.—Oom! zeide zij met +aandrang, als mijnheer zich moet vermommen, kan hij ook evengoed op den +dag vertrekken.</p> + +<p>—Hm, zoo, ja! zeide de Jood, door het gezicht van het geld verteederd; +misschien was dat beter.</p> + +<p>—Waarom zou ik nu maar niet vertrekken? zeide de kapitein.</p> + +<p>—Omdat gij groot gevaar zoudt loopen het leven te verliezen, zeide +Rebecca snel. De poorten zijn nu reeds gesloten en de wachten zullen u +niet doorlaten. Eene poging om uit de stad te komen zou den argwaan +slechts opwekken, terwijl morgen op den dag niemand op u zal letten.</p> + +<p>Zij sprak zoo overredend en op zoo angstigen toon, dat de kapitein +overtuigd werd. Bovendien hadden hare schoone oogen hem geheel +betooverd.</p> + +<p>De Jood had op het geheele gesprek geen acht geslagen. Met de wellust +des gierigaards liet hij de goudstukken door de handen glijden.</p> + +<p><span class="pagenum" title="161"> </span><a id="p_161"></a></p> + +<p>—Goed goud! mompelde hij bijna onhoorbaar op vergenoegden toon, +deugdelijk geld, daar zijn zaken mede te doen.</p> + +<p>De kapitein wekte hem uit zijne overpeinzing.—Nu, zeide hij, hoe denkt +mijn gastheer er over? Wilt gij mij toestaan hedennacht bij u te +verblijven, dan wil ik u gaarne voor de moeite, die ik u veroorzaak, +schadeloos stellen.</p> + +<p>—Ik geloof dat Rebecca gelijkheeft, zeide de Jood. Het is beter dat ge +blijft, en zich tot het meisje wendende zeide hij: Zorg er voor de +blauwe kamer voor mijnheer gereed te maken.</p> + +<p>—Nu dat afgesproken is, vervolgde hij, zich tot den kapitein wendend, +zal ik voor een kostuum gaan zorgen en moet dus eenige oogenblikken uw +aangenaam gezelschap verlaten. Zaken gaan voor, mijn waarde heer!</p> + +<p>De kapitein knikte en de Jood, na een lang donkergekleurd kleed, een +soort van kabaai, te hebben omgeslagen en een rooden zijden doek om het +hoofd te hebben geknoopt, vertrok. Even nog stak hij het hoofd binnen om +zijne nicht toe te roepen, dat zij het mijnheer toch vooral aan niets +zou laten ontbreken.</p> + +<p>De kapitein was thans alleen met zijne schoone redster.</p> + +<p>—Ge hebt u boosgemaakt? zeide de kapitein vragend.</p> + +<p>—Wie zou zich niet boos maken op den ellendigen geldwolf en leugenaar? +zeide Rebecca. Zie, toen hij u daarstraks al die leugens op de mouw +speldde, kookte mijn bloed.</p> + +<p>—Sprak hij inderdaad onwaarheid? vroeg de kapitein.</p> + +<p>—Of hij onwaarheid sprak? zeide Rebecca opgewonden. Leugens sprak hij, +toen hij zich arm hield; hij, de millionair! Leugens, toen hij van zaken +sprak, hij, de woekeraar, die niet alleen zichzelf het noodige onthoudt, +maar zijnen broeder in het geloof, die bij hem komt om geld, uitzuigt +erger dan de kaïd of de gouverneur; leugens, toen hij sprak over de +verhouding tusschen de Joden en Muzelmannen, en van jaren zwoegens om +iets te verdienen, en van de verdraagzaamheid der Mooren. Ziet ze na, +zooals zij daar gaan door de straten van Fez, mijne geloofsgenooten. Op +de bloote voeten moeten zij loopen, zoodra zij buiten hunne wijk komen. +Geen versiersel durven zij te vertoonen. Tegen den Mahomedaan, die u een +slag in het gezicht geeft, moogt ge de hand niet opheffen, niet eens u +verdedigen als ge wordt aangevallen; slechts in uwe woning moogt ge +tegenweer bieden.</p> + +<p>De kapitein keek bewonderend naar haar op, en zij was schoon in haar +toorn, zooals zij daar stond met fonkelende oogen, een hoogrood over het +gelaat verspreid en de handen op de borst gedrukt.</p> + +<p><span class="pagenum" title="162"> </span><a id="p_162"></a></p> + +<p>—En dat is nog niet alles, vervolgde zij. Voor de rechtbank mag een +Israëliet niet getuigen en slechts met het hoofd ter aarde gebogen +antwoorden. Zij mogen niet te paard rijden en geene bezittingen buiten +hunne wijk hebben. Slechts eene donkere kleeding is hun geoorloofd te +dragen. Belastingen worden naar willekeur geheven. Vóórdat de zon is +ondergegaan, moeten zij in de Jodenbuurt zijn en mogen die vóór +zonsopgang niet verlaten. Aan den Sultan moeten zij vergunning vragen +om te huwen en dergelijke zaken meer. En alsof die onderdrukking, die +uiting van fanatieken haat tegen de levenden niet genoeg is, strekt +deze zich ook nog tot de dooden uit, want in plaats dat wij onze dooden +eene passende begrafenis mogen geven, moeten deze op een draf naar het +kerkhof gedragen en snel onder de aarde gestopt worden, uit vrees voor +ontreiniging. Is het nu niet aanloklijk om hier te blijven?</p> + +<p>Zij stond daar vóór den kapitein, de fiere gestalte met bliksemende +oogen, wier gelaat van verontwaardiging gloeide, en de kapitein, +betooverd door haar hartstochtlijke taal<ins class="corr" id="corr82" title="Niet in Bron.">,</ins> gloeide evenals zij van +verontwaardiging.</p> + +<p>—En <ins class="corr" id="corr83" title="Bron: dult">duldt</ins> uw volk dat? vroeg hij.</p> + +<p>—Ja, helaas! dat duldt mijn volk. O, 't is niet meer het Israëlitische +volk van vroeger. Zij laten zich trappen, mishandelen en dooden, en +hebben slechts luide weeklachten daar tegenover te stellen. Zie, wanneer +ik een man was, zou ik zoo iets niet dulden. Ik zou mijn volk willen +opwekken. Ik zou hun willen toeroepen: Schudt af dat juk van slaafsche +vernedering! Stoot neer dien Moor, die u een slag in het aangezicht +geeft. Staat op, grijpt de wapenen op tegen uwe onderdrukkers; en +vertrekt uit dit barbaarsche land, zooals gij weleer uit Egypteland zijt +getrokken, toen Farao u liet versmachten in harde dienstbaarheid! Zie, +dat alles zou ik willen doen, maar ik zal het niet. De bevreesde +kinderen Israëls zouden mij uitlachen en bespotten. Zij blijven liever +hier en verdragen alles, wanneer zij maar kunnen schacheren en woekeren. +Voor elke beleediging hun aangedaan, nemen zij revanche door eenige +percenten meer te nemen. Ziedaar hunne ellendige wraak! eindigde zij, +schamper lachende.</p> + +<p>—Mijn God, zeide de kapitein, hoe is het mogelijk, wat ellend... +vergeef mij, ik wilde zeggen, wat deemoedig volk.</p> + +<p>—O, zeg het maar, hernam zij bitter, voleindig maar; mij zult ge er +niet mede kwetsen! Ja, 't is een ellendig volk; dit openbaart zich 't +meest in de verachtelijke rol, die zij bij alle gelegenheden, ieder +op zijne beurt, spelen. Wanneer de soldaten van den Sultan <span class="pagenum" title="163"> </span><a id="p_163"></a>van hunne +moordtochten terugkomen, beladen met de afgehouwen hoofden hunner +vijanden, worden deze aan de poorten der verschillende steden +tentoongesteld. Welnu, zoodra zoo'n bezending koppen aankomt, wordt de +een of andere Jood geprest die koppen de hersenpan te verbrijzelen, er +de hersenen uit te nemen en de holte op te vullen met werk en zout. Ik +geloof niet, dat er ooit een den moed heeft zich tegen zoo'n handelwijze +te verzetten. Men prest hen tot de afschuwlijkste dingen. Onder de +regeering van Sultan Soliman werd den Israëlieten vergund op straat +pantoffels te dragen. De Mooren, woedend over dit besluit, vermoordden +op klaarlichten dag alle Joden, die zich op straat vertoonden. En wat +deden zij? Toen was de maat dan toch overvol, toen scheen het dan toch, +dat de tijd was gekomen om op te staan tegen de gehate dwingelanden. +Niets van dat alles! Zij haastten zich om naar den Sultan te gaan en van +dezen in het stof kruipend de intrekking van het besluit te verzoeken.</p> + +<p>—En ondanks dat alles blijven zij hier? zeide de kapitein. Een dwaas, +die zich hun lot aantrekt. Een volk, dat zich laat trappen, zal nooit de +kracht terugkrijgen om zich op te heffen.</p> + +<p>—Ja, zeide Rebecca, gij hebt gelijk. Geld verzamelen is hun eenig doel, +en waarom? Om het ten laatste weg te bergen of in den grond te begraven +ten einde den argwaan en de hebzucht der Mooren niet op te wekken. +O, ik haat Fez, die gevloekte stad, dat hart van het barbarisme en de +onverdraagzaamheid, en ik heb een afkeer van mijn zoo diep gezonken +volk!</p> + +<p>De kapitein verzonk in diep nadenken; sedert eenige oogenblikken was bij +hem eene gedachte opgekomen, die hem geheel bezighield<ins class="corr" id="corr84" title="Bron: ,">.</ins></p> + +<p>Opeens hief hij het<ins class="corr" id="corr85" title="Bron: ,"></ins> hoofd op en greep de hand van het meisje, dat +voor hem stond. Zij liet hem die en staarde hem verwonderd aan, maar bij +die aanraking verbleekte zij.</p> + +<p>—Gij haat Fez en hebt een afkeer van uw volk, zeide de kapitein, hare +eigene woorden gebruikende, en zeker is er niemand van wien ge houdt of +aan wien eenige band u bindt?</p> + +<p>—Niemand! zeide zij met doffe stem en op bitteren toon. Ik ben minder +dan eene dienstmaagd bij mijnen oom, van wien ik, voor het werk dat ik +verricht, nog niet eens het noodige voedsel en de noodige kleeding +ontvang en eene harde behandeling op den koop toe.</p> + +<p>—Welnu, zeide de kapitein, wilt ge Fez, wilt ge uw oom verlaten, wilt +ge met mij medegaan naar het beschaafd Europa, naar Frankrijk?</p> + +<p><span class="pagenum" title="164"> </span><a id="p_164"></a></p> + +<p>Zij staarde den kapitein als ontzet aan en een onuitspreeklijk blijde +toon lag in hare stem, toen zij zeide:</p> + +<p>—Ik zou Fez verlaten, met u medegaan, onder beschaafde menschen +verkeeren?</p> + +<p>—Ja, zeide de kapitein, waarom niet?</p> + +<p>—Neen, antwoordde zij, 't was eene illusie van mij; ik dacht er niet +aan, dat ik gebonden ben door de wet. En haar schoon gelaat werd wit als +marmer.</p> + +<p>—Hoe, vroeg de kapitein, wat belet u mijn voorstel aan te nemen?</p> + +<p>—De wet van den Sultan, zeide <ins class="corr" id="corr86" title="Bron: zei">zij</ins>, die eene Joodsche vrouw verbiedt +Fez of Marokko te verlaten.</p> + +<p>—Wat! riep de kapitein toornig, houdt men zoo de Joden te Fez? Maar dat +is schandelijk!</p> + +<p>—Niet waar? zeide Rebecca, en een tranenvloed ontsprong aan hare oogen.</p> + +<p>Dat was meer dan de kapitein kon verdragen.—Welnu! zeide hij, wanneer +ik u wil medenemen, zou ik den man wel eens willen zien, die zich +daartegen zou verzetten. Bovendien kunt gij u kleeden als de Moorsche +vrouwen, en onder den sluier zal men geene Jodin zoeken. Voor het +overige, ik heb een sterken arm en mijne dappere Hollanders zullen mij +terzijdestaan.</p> + +<p>Rebecca sprong op van vreugde, en eer de kapitein het verhoeden kon, +viel zij op de knieën.</p> + +<p>—O, heb dank! riep zij uit; ja, neem mij mede, ik wil uwe dienstmaagd, +uwe slavin zijn, maar red mij uit dit land.</p> + +<p>—Neen, zeide de kapitein, niet mijne dienstmaagd en niet mijne slavin, +maar mijne vrouw zult ge zijn als ge wilt, en hij hief haar op van den +<ins class="corr" id="corr87" title="Bron: gromd">grond</ins>.</p> + +<p>—Wat, riep zij, uwe vrouw, ik de vrouw van een kapitein van het +Fransche leger! Ik, de arme verachte Jodin? en zij deed een stap +achteruit, den kapitein aanziende of hij ook met haar spotte.</p> + +<p>—Nu, waarom? zeide de kapitein haar hand vattend. Waarom zoudt ge dat +niet kunnen worden als ik het wil, tenzij gij uwe liefde niet aan mij +zoudt kunnen schenken?</p> + +<p>—Stil, riep zij snel, stil, spreek zoo niet. Neen, ik dacht dat gij met +mij spottet. Ik kon mij zoo'n groot geluk niet voorstellen.</p> + +<p>De kapitein trok haar glimlachend tot zich en sloeg zijne armen om haar +heen. En toen hij hare schoone armen om zijnen hals voelde, toen hij +staarde in die schoone oogen, half gevuld met tranen van geluk en +vreugde, toen hij haar warmen adem over zijn <span class="pagenum" title="165"> </span><a id="p_165"></a>gelaat voelde strijken en +dien vollen boezem tegen zich aangedrukt voelde zwoegen en zwellen van +het nameloos geluk, dat hij in hare oogen las, toen boog zij het hoofd +en drukte een langen, innigen kus op die bevende, brandende lippen en +staarde haar lang aan vóór hij haar losliet.</p> + +<p>Een geschuifel in den gang stoorde het minnend paar in hun zoet geluk. +Het was de oude Isaäc, die terugkwam, beladen met verschillende Moorsche +<ins class="corr" id="corr88" title="Bron: kotuums">kostuums</ins>.</p> + +<p>In het kort verhaalde nu de kapitein, toen Rebecca zich op een wenk van +hem had verwijderd, wat er in zijne afwezigheid had plaats gehad. En +schoon de Jood zeer verwonderd was, gleed eene duidelijke uitdrukking +van vreugde over zijn gelaat. Hij beschouwde het als een groot geluk +aldus van een meisje af te komen, dat hem zoo verschriklijk veel kostte +in dezen duren tijd. Hare diensten rekende hij voor niets. Haar zoo +gemaklijk kwijt te raken, voor wie de tijd van in dit land te huwen +reeds lang voorbij was, rekende hij als een buitenkansje. Want de +Jodinnetjes in Fez huwen reeds op haar tiende en twaalfde jaar. Het is +eene zeldzaamheid, dat een ouder meisje huwt; voor Rebecca, die reeds +ruim zestien jaar oud was, was dus alle kans verkeken. Trouwens, zij +had ze steeds versmaad, die woekerende, schacherende jongelieden, wier +geheele ziel reeds was ingenomen door hetgeen zij zoo hevig verachtte en +haatte.</p> + +<p>Met behulp van Rebecca zocht de kapitein nu een passend kostuum uit. +In plaats van het schitterende gewaad van den rijken Moor nam hij +het eenvoudige kleed van den bediende, en verzocht Isaäc nu ook een +vrouwenkostuum te willen medebrengen, dat geschikt was voor eene +Moorsche vrouw uit den bemiddelden stand. Isaäc voldeed volgaarne aan +dien wensch, want hij maakte dien avond dubbel goede zaken<ins class="corr" id="corr89" title="Bron: ,">.</ins></p> + +<p>De vlucht werd bepaald op den anderen morgen vroeg, en nu alles geregeld +was, begaf de kapitein zich ter ruste om Rebecca niet te hinderen in +hetgeen zij nog had te verrichten.</p> + +<p>Wat ging zij blijmoedig aan den arbeid, wat schitterden die oogen van +genot, wat klonk die stem vol en helder door het huis, waarin zoo langen +tijd geen vroolijk lied was gehoord. Het was haar te moede als ging zij +morgen naar een feest, in plaats van eene wisselvallige gevaarlijke reis +te ondernemen. De koortsachtige gejaagdheid verdreef den slaap van hare +oogen, en nooit werd door iemand de aanbrekende dag met zooveel vreugde +begroet als door Rebecca den dag van haar bevrijding, den dag van haar +geluk!</p> + +<div class="chend"></div> + +<p><span class="pagenum" title="166"> </span><a id="p_166"></a></p> + +<h2><a id="XVII"></a>XVII.</h2> + +<p class="subh2">AAN DEN OEVER VAN DEN PAARLSTROOM.</p> + +<p>Het wordt tijd dat wij terugkeeren tot de overige personen van ons +verhaal, die wij onwillekeurig uit het oog hebben verloren.</p> + +<p>Nadat Selam en Dries zich zwemmende hadden gered, stapten zij langs den +oever van den Paarlstroom met haastigen tred voort om het kamp bijtijds +te bereiken. Zij waren de eersten van de vijf personen, die het +vereenigingspunt, het kamp, bereikten.</p> + +<p>Mohammed liep onrustig heen en weer, bezorgd als hij was over het lang +uitblijven van het gezelschap, en toen hij onze vrienden nat en beslijkt +zag aankomen, begreep hij dadelijk dat er iets voorgevallen was. De arme +<ins class="corr" id="corr90" title="Bron: jonge">jongen</ins> was ontroostbaar over het lot van den kapitein.</p> + +<p>In allerijl begon men nu de bagage in te pakken om ze op de kameelen +te laden, ten einde zoo noodig spoedig een goed heenkomen te zoeken. +Ongelukkig waren de kameelen een groot eind al grazende afgedwaald en +kostte het veel moeite eer men de onwillige dieren, die niet gaarne de +weide verlieten, in het kamp had teruggedreven.</p> + +<p>Terwijl men hiermede bezig was, kwam Aroesi aan en weldra was, dank zij +diens voortvarende hulp, een der kameelen beladen met de voornaamste +voorwerpen, waaronder zich alles bevond wat men op de reis had +opgezameld.</p> + +<p><ins class="corr" id="corr91" title="Bron: Aroesie">Aroesi</ins> had intusschen Selam uitgezet als wacht om een +wakend oog over de streek te laten gaan, en deze voorzorg bleek gansch +niet overbodig. Nauwlijks toch had Selam eenige oogenblikken op den +heuveltop doorgebracht, of zijn scherpen blik bemerkte eene buitengewone +drukte langs den oever en weldra kwam hij tot de zekerheid, dat de +groote bende volks, die steeds den stroom volgde, geen goede bedoelingen +had.</p> + +<p>Hij stormde den heuvel af en deelde mede wat hij had gezien. Men was nog +in het geheel niet klaar met inpakken. De twee tenten stonden daar nog, +benevens de veldbedden en eenige andere dingen. Met vereende krachten +wist men de groote tent op een der kameelen te laden, maar toen was het +ook tijd om op te breken, want de troep naderde snel. Selam en Mohammed +bestegen hunne ezels, de kameeldrijvers namen hunne dieren bij den toom +en Aroesi <span class="pagenum" title="167"> </span><a id="p_167"></a>en Dries bestegen de paarden, terwijl Dries het derde paard +medevoerde. Met een enkelen oogopslag overzag Aroesi den kleinen stoet, +plaatste zich aan het hoofd, en liet toen het voorwaarts hooren.</p> + +<p>—Waar heen? vroeg Dries.</p> + +<p>—Volgt mij slechts, zeide Aroesi, ik zal u in veiligheid brengen.</p> + +<p>—Goed, zeide Dries, wij volgen.</p> + +<p>Na een eind onder bedekking van een heuvel te zijn voortgegaan, daalde +Aroesi af in den stroom. Het was eene ondiepe plaats en de dieren gingen +slechts tot den buik in het water. Meer moeite veroorzaakte de oneffen +bodem, doch na korten tijd was men aan de overzijde, waar men langs een +dicht hoog kreupelhout voortmarcheerde. Eenige oogenblikken later sloeg +Aroesi links af naar een smallen bergweg. Deze was niet meer dan een +kwartier gaans lang en toen kwam men aan eene open vlakte met een bont +bloemtapijt getooid. Deze vlakte stak men dwars over en achter het +dichte groen zag men plotseling uitgestrekte korenvelden voor zich, +tusschen welke men de donkere toppen van een paar tenten zag uitsteken.</p> + +<p>—Hier zijn we veilig, zeide Aroesi. Deze velden behooren mij en hier +kunnen wij ons verborgen houden tot we allen vereenigd zijn, wat God +geve!</p> + +<p>Door het dichte koren gaande, hetwelk zoo hoog was, dat men niets +bemerkte van den ruiter die er doorheen reed, was men weldra bij de +tenten. Deze waren verlaten. Men ontlaadde de kameelen en liet de last- +en rijdieren zich te goed doen aan het malsche gras, dat op de kleine +vlakte rondom de hutten groeide. Toen, daar men hier voorloopig voor +niets had te vreezen, begaven Aroesi en Dries zich naar den stroom om te +zien wat er voorviel.</p> + +<p>Nauwlijks waren onze beide vrienden den stroom doorgegaan, of zij bleven +opeens als op commando staan en zagen verwonderd voor zich uit, daar +zich boven de heuvels plotseling een roode gloed afteekende tegen het +azuur der lucht.</p> + +<p>—Ha, zeide Aroesi, de schurken hebben de tent in brand gestoken; kom +mee, laten we zien wat er voorvalt! en zij ijlden zoo snel als zij +konden naar de heuvels, waar zij zich nederlegden om onder bedekking van +eenige struiken te kunnen zien, zonder gezien te worden.</p> + +<p>'t Was zooals Aroesi had gezegd. De bende straatgemeen, hunne +slachtoffers uit Fez gevlogen ziende, was, onder aanvoering van den +heilige, naar het kamp gekomen, doch ook daar niemand vindende, koelden +zij hunne wraak met het verbranden van de tent en wat zij er nog van de +bagage vonden.</p> + +<p><span class="pagenum" title="168"> </span><a id="p_168"></a></p> + +<p>—Haal je hart maar op, zei Dries, 't beteekent niets; het beste is +toch in veiligheid.</p> + +<p>—'t Was tijd dat we ons wegmaakten, zeide Aroesi. Ge ziet, de schurken +waren ons dicht op de hielen.</p> + +<p>—He! zeide Dries, de handen jeuken mij om dien schoft van een heilige +neer te leggen; ik zou hem van hier zoo mooi kunnen neerschieten.</p> + +<p>—Pas op, zei Aroesi, we zouden den geheelen troep op het lijf krijgen.</p> + +<p>—Jammer genoeg, antwoordde Dries, 't is hard zoo'n mooie gelegenheid +ongebruikt voorbij te laten gaan.</p> + +<p>Intusschen was het gepeupel bezig een paar kleine kisten open te slaan. +Een was gevuld met allerlei levensbehoeften, en het was grappig de +verwondering en de grimassen dezer lieden te zien bij het openen van de +verschillende bussen en doozen, daar zij niet wisten wat dat alles was. +In de tweede kist waren eenige flesschen wijn, rum en spiritus. Zij +bekeken de flesschen aan alle zijden, ontkurkten ze en lieten een weinig +van het vocht op de hand loopen. Zij begrepen echter spoedig wat het +was, en schoon zij als goede Mahomedanen geen wijn mochten gebruiken, +konden zij toch niet nalaten van het begeerde vocht te drinken, doch het +bepaalde zich nog slechts tot proeven.</p> + +<p>—Ziet zulk kanalje, zeide Dries, dat vergast zich aan onzen wijn en +rum, en wij zullen op de geheele terugreis ons slokje moeten missen.</p> + +<p>Terwijl dit gebeurde, begon het duister te worden. De hemel tooide zich +met millioenen flonkerende sterren, en na eenigen tijd kwam de maan in +al haar luister op en hulde het geheele landschap in eene zee van licht. +Het dunne doek der tent was spoedig verbrand, maar hetgeen nog van de +bagage in de tent stond, onder anderen twee veldbedden, begonnen nu door +te branden en de hooge vlam en de dikke rook gaven thans een veel +verschriklijker aanzien aan den brand dan hij werkelijk was.</p> + +<p>Op eens hief de heilige, die zich eveneens hard te goed deed aan het +geestrijke vocht, het hoofd op en luisterde; daarop wendde hij snel het +hoofd naar den stroom en keek scherp uit.</p> + +<p>—Wat duivel ziet die schurk? zeide Dries.</p> + +<p>—Ik zie slechts eene beweegbare schaduw, zeide Aroesi, daar ginds bij +den stroom.</p> + +<p>Maar het scheen dat de heilige meer bespeurde, want na snel eenige +onverstaanbare woorden tegen zijne metgezellen te hebben gezegd <span class="pagenum" title="169"> </span><a id="p_169"></a>wees +hij naar de bedoelde plek, sprong eensklaps op en snelde in die richting +voort, gevolgd door den huilenden, halfdronken troep.</p> + +<p>—God in den hemel! riep Dries, wat gaan zij nu weer uitvoeren, en hij +sprong onwillekeurig op en snelde ze na.</p> + +<p>Ook Aroesi begreep, dat er iets aan de hand was en snelde eveneens +voort.</p> + +<p>Plotseling klonk in de duisternis eene donderende stem, die in de +Arabische taal de bende halt toeriep, en op hetzelfde oogenblik knalde +een schot.</p> + +<p>—'t Is de luitenant, riep Dries. Voorwaarts, te hulp! sla dood dat +gebroed!</p> + +<p>Werkelijk was het de luitenant, die, zooals we gezien hebben, na gered +te zijn zich langs den stroom had voortgespoed.</p> + +<p>Halverwegen was hem bij eene kromming van den stroom de brand in het oog +gevallen, en een vreeslijk vermoeden had zich van hem meestergemaakt. +Hij twijfelde geen oogenblik of het kamp stond in brand, en hoe was het +met zijne vrienden? Doch hij dacht niet lang na, maar snelde als een +pijl uit den boog voort om zoo mogelijk te redden wat nog te redden was +of eene vreeslijke wraak te nemen.</p> + +<p>Het geoefend oor van den paardendief had echter het geluid van die +haastig naderende voetstappen vernomen, en hij begreep dadelijk dat het +een zijner vijanden zou zijn, die uit de stad ontsnapt was.</p> + +<p>Toen het schot van den luitenant viel, bleef de dronken troep een +oogenblik weifelend staan. Doch de wraakzuchtige heilige vloog zonder op +de kogels te letten op zijn vijand toe.</p> + +<p>De luitenant liet hem bedaard naderen, en eerst toen hij dicht bij hem +was, bemerkte hij, dat hij zijn dood gewaanden vijand weder voor zich +had.</p> + +<p>—Ha, ha! riep de luitenant, leeft ge nog schelm? Voorwaar, gij hebt +eene harde hersenpan, maar ik beloof u, ik zal er een gat in boren, +waaraan gij genoeg hebt.</p> + +<p>Opgewonden door den drank en zijne wraakzucht wierp de heilige zich als +een razende op den vijand, doch op hetzelfde oogenblik kreeg hij een +kogel in den kop, die hem achterover deed tuimelen.</p> + +<p>—Ziezoo, zeide de luitenant, zich tot de andere aanvallers wendende, +wie heeft nog lust?</p> + +<p>Een lange halfnaakte Arabier, een reus, sprong op dit oogenblik als +een tijger op den luitenant toe en greep bliksemsnel de hand, die de +revolver hield. Het schot ging af, doch zonder den kerel te raken, die +een ponjaard ophief om zijn vijand te doorsteken.</p> + +<p>Gelukkig voor Frank had Dries het gevaar, waarin deze verkeerde, +<span class="pagenum" title="170"> </span><a id="p_170"></a>gezien. Snel sprong hij toe en zijne buks als eene knots gebruikend, +gaf hij den reus een zoo vreeslijken slag op den schedel, dat bij als +een blok neerviel.</p> + +<p>Ook Aroesi was in het gevecht gewikkeld, en zijne Turksche kromsabel +flikkerde en schitterde, en deelde houw op houw uit. Maar de schelmen, +opgewonden door het weinige geestrijke vocht, waaraan zij niet gewoon +waren, betoonden eenige dapperheid, zoodat zij niet als naar gewoonte +weken.</p> + +<p>De toestand werd bedenklijk en het was onmogelijk deze bende lang het +hoofd te bieden. Aroesi begreep dit terecht en sloeg voor te retireeren +naar de plaats waar men door de rivier kon waden.</p> + +<p>Zoo gezegd, zoo gedaan en men begon al vechtende te retireeren.</p> + +<p>Doch eensklaps zag de luitenant zich den weg versperd door den heilige, +die, op handen en voeten voortkruipende, zich op zijnen vijand wilde +storten.</p> + +<p>—O, zeide de luitenant, woedend aldus in zijnen voortgang te worden +belemmerd. Gij hebt dus nog niet genoeg. Het schijnt, dat men met u moet +handelen als met een adder, die men doodtrapt waar men ze aantreft. +Sterf dan ellendeling, ditmaal zal ik u terdege dooden! En hij schoot +zijne revolver af.</p> + +<p>Er waren nog drie schoten<ins class="corr" id="corr92" title="Bron: op">,</ins> die den schurk allen +in de borst troffen, en reutelend zonk hij neder met het met bloed +overstroomde gelaat in het gras, dat rood geverfd werd door die +aanraking.</p> + +<p>In een paar sprongen was de luitenant weder bij zijne vrienden, en met +haastige schreden vervolgde men den aftocht naar de doorwaadbare plaats. +Dáár verschenen aan de overzijde tusschen het hout Selam en Mohammed, +met de buks in de hand. In een oogwenk begrepen zij wat er aan de hand +was, en openden een geregeld snelvuur op de bende, waardoor ons drietal +gelegenheid vond behouden over te komen.</p> + +<p>Thans was men veilig. De aanvallers<ins class="corr" id="corr93" title="Niet in Bron.">,</ins> bevreesd voor het vuur, dat +nu door allen op hen gericht werd, trokken vloekend en tierend terug +naar de plaats waar het kamp was geweest en waar nu nog slechts een +kleine, smeulende en rookende zwarte plek de plaats aanduidde waar de +tent had gestaan. Nog meer opgewonden dan daar straks begonnen zij de +geestrijke dranken, die zij eerst met kleine teugen hadden gedronken, te +verzwelgen, en het woeste getier van den dronken troep klonk over de +rivier als een concert van duivelen.</p> + +<p>Als voorzorgsmaatregel bleven Selam en Mohammed patrouilleeren op den +oever om een wakend oog over hen te houden, <span class="pagenum" title="171"> </span><a id="p_171"></a>terwijl de afgematte +luitenant zich met Aroesi en Dries naar de schuilplaats in het korenveld +begaf.</p> + +<p>Terwijl de luitenant, Dries en Aroesi elkaar hunne avonturen verhaalden, +begon de lucht, die daar straks nog zoo schoon en schitterend was, te +betrekken. Donkere wolken pakten zich samen en de sterren verdwenen. De +maan werd aanhoudend verduisterd en weldra begonnen dikke regendroppelen +te vallen. Aroesi trad naar buiten, en na de lucht te hebben bekeken +zond hij een der kameeldrijvers uit om Selam en Mohammed te roepen.</p> + +<p>—'t Zal verschriklijk weer worden, zeide hij bij het binnenkomen; 't +schijnt dat we een dier onweders zullen krijgen, die hier zoozeer +gevreesd worden, en die zooveel verwoesting aanrichten, daar zij de +rivieren buiten hare oevers doen treden.</p> + +<p>En zoo was het werkelijk. Nauwlijks waren Selam en Mohammed in de tent +terug, of de storm brak in al zijne hevigheid los. De regen viel in +stroomen neer, en had spoedig de lage gedeelten van de vlakte in groote +plassen herschapen. Van de hellingen stroomde het water aan alle kanten +als zoovele beekjes af, en sleepte de losgeraakte aarde en steenen mede. +De hevige orkaan deed de struiken ontwortelen en voerde ze mede de lucht +in, als waren het stroohalmen. De hier en daar verspreid staande boomen +werden gebroken als riet, en daar tusschen door donderde het met +ontzettende slagen en werd de landstreek nu en dan opeens in blauwen +lichtgloed gezet door den bliksem, die onophoudelijk het luchtruim +doorkliefde.</p> + +<p>In al dat weer moest men naar buiten om de dieren te binden. Men kon +zich bijna niet staande houden; en toen men hen eindelijk de pooten had +gekluisterd, hen goed vastgezet, en men met veel moeite in de tent was +gekomen, was iedereen druipnat.</p> + +<p>Het weer nam hoe langer hoe meer in hevigheid toe. De ratelende +donderslagen volgden elkaar gedurig sneller op, en de bliksem was bijna +niet meer van de lucht. Dat flikkeren van het blauwe licht deed vooral +de beken, poelen en stroomen zien, door den geweldigen regen gevormd. +Slechts enkele struiken en boomen weerden zich nog tegen den orkaan, +en werden gezweept als ware de wind woedend over dien tegenstand. De +regen, in beken van de omringde heuvelen stroomende, viel klaterend +in den Paarlstroom, die kokend en bruisend daar henen snelde als eene +reusachtige slang, die, van hare kluisters ontslagen, schrik verspreidde +over het land. Gevoed door zoovele bronnen zwol hij, daar straks nog +doorwaadbaar, tot een wilden woesten stroom, die ten laatste zijn water +over den omtrek uitstortte.</p> + +<p><span class="pagenum" title="172"> </span><a id="p_172"></a></p> + +<p>En de Paarlstroom zwol en zwol, en buiten zijne oevers tredend +overstroomde hij al het laaggelegen land. Hij baande zich een weg +naar de verwoeste legerplaats, waar die woeste barbarenhorde, arme +slachtoffers van fanatieke dweepzucht, tuk op roof en moord, in +walgelijken dronkenschap lag te ronken. Zij hoorden het ruischen en +brullen van het water niet, noch zagen het bliksemvuur van den hemel. En +intusschen naderde de onverbiddelijke stroom en overstelpte hen den een +na den ander, en toen hij ze verstikt had in zijn drabbig schuimend +water, hief hij de lijken van Moor en Arabier, van neger en kleurling +op, om ze onder woest gebruis weder neer te slingeren, en vervolgde +zijnen loop om elders nog meer schrik en verderf te verspreiden.</p> + +<p>Toen het weder na eenige uren had uitgewoed, ging Aroesi met Selam naar +buiten om eens rond te zien. Dank zij den afstand, die hen van den +stroom scheidde, en voornamelijk de ligging van het grasveld op de +helling van een berg, was men voor verdrinken bewaard gebleven.</p> + +<p>—Die arme dwazen daar ginds aan de overzijde, zeide Aroesi in de tent +terugkeerende, zullen vreeslijke oogenblikken hebben beleefd. De +Paarlstroom is buiten zijne oevers getreden en heeft een groot gedeelte +van het omliggende land overstroomd. Zoo zij niet afgetrokken zijn of op +de heuvelen gevlucht waren, zijn zij verdronken. Misschien worstelen zij +thans met den dood in de golven van den Paarlstroom.</p> + +<p>Nadat de storm bedaard was, werd het weder weer even schoon als het +eerst was geweest. Duizenden gissingen werden gemaakt over het lot van +kapitein <span xml:lang="fr">Daumas</span>, en weinig vermoedde de luitenant dat, terwijl zij daar +buiten in vreeslijk gevaar waren door het woeden der elementen, de +kapitein een der schoonste oogenblikken had beleefd, die een mensch in +het leven zijn gegeven.</p> + +<p>—Enfin! zeide de luitenant, als de kapitein morgen mocht terugkomen, +zullen wij oogenbliklijk vertrekken. De nabijheid van Fez kon ons +noodlottig worden, en bovendien houdt niets ons langer hier terug. Keert +hij echter, hetgeen God verhoede, niet terug, dan, ja bij God, dan +zullen we hem zoeken, des noods in Fez, al stond geheel Fez tegen ons +op, want zonder mijn vriend, levend of dood terug te zien, vertrek ik +niet.</p> + +<p>Des anderen daags stond men zoo laat op als nog nimmer gedurende de reis +was gebeurd. De vermoeienissen van den vorigen dag en het bewustzijn +volkomen veilig te zijn, deed ieder de zoo hoog noodige rust volop +genieten.</p> + +<p><span class="pagenum" title="173"> </span><a id="p_173"></a></p> + +<p>Wat zag er die landstreek uit, toen men eens ging rondzien, wat +verschriklijke verwoestingen hadden de orkaan en het water aangericht.</p> + +<p>Onwillekeurig begaf men zich naar den Paarlstroom, tegenover de plaats +waar het kamp had gestaan. Er was geen spoor meer van te vinden; de +plaats was zelfs niet meer te herkennen. Maar hier en daar lagen de +offers verspreid, die het water had geëischt. Daar lagen de verminkte, +misvormde lijken van de vijanden. En daar bij die kleine groep struiken, +die de storm had gespaard, lag het duchtig toegetakelde lijk van den +valschen heilige met van woede verwrongen trekken, den ponjaard in de +verstijfde vuist geklemd.</p> + +<p>—Nu is hij wel degelijk dood, de ellendeling! zeide de luitenant, zich +met walging afwendend.</p> + +<p>—Ja, zeide Dries, en 't is een leelijke doode ook, die heilige!</p> + +<p>—Hij heeft zijn loon ontvangen naar gerechtigheid, zeide Aroesi +plechtig; Allah is rechtvaardig! De dweeper zal het zwaar te +verantwoorden hebben als hij geoordeeld wordt. Hij heeft den dood van al +die anderen op zijn geweten. Geen eerlijke begrafenis zal hem ten deel +vallen. Ginds komen de gieren reeds. Zoo straft God de ondeugd. God is +groot! Er is maar één God en Mahomed is zijn profeet!</p> + +<p>—Amen! zei Selam.</p> + +<div class="chend"></div> + +<h2><a id="XVIII"></a>XVIII.</h2> + +<p class="subh2">OP DEN TERUGTOCHT.—MECHINEZ.—DE KIF.</p> + +<p>'t Was reeds een paar uren nà zonsopgang en nog kwam de kapitein niet +<ins class="corr" id="corr94" title="Bron: opgdagen">opdagen</ins>.</p> + +<p>De luitenant werd onrustig en wandelde, vergezeld van Dries, langs den +stroom in de richting der stad.</p> + +<p>De morgen was heerlijk. Het sinds eenige dagen zoo droge, schrale groen +was door den overvloed van water meer dan verkwikt, en zag er zoo frisch +uit, dat men zich wel had willen uitstrekken op het mollige frissche +tapijt. Tallooze soorten van insecten vlogen rond, kropen tegen de +stengels en bladeren der planten en boomen op, of bewogen zich snel +tusschen het gras.</p> + +<p><span class="pagenum" title="174"> </span><a id="p_174"></a></p> + +<p>De luitenant vond eene goede gelegenheid om zijnen voorraad aan te +vullen en verdreef zoo den tijd, die hem, wachtende op zijn vriend, +bizonder lang viel. Dries, die zijne buks had medegenomen, schoot op de +wilde duiven en reigers, die hier in menigte waren te vinden.</p> + +<p>Juist schoot hij onder eene vlucht duiven. Een paar daarvan vielen op +den grond, toen opeens een roofvogel bliksemsnel toeschoot, een der +geschoten duiven aangreep en er even snel mede wegvloog.</p> + +<p>—Drommels, zei Dries, dat is knap gedaan en je mag je buit behouden; ik +zal niet op je schieten.</p> + +<p>—'t Is een havik, zeide de luitenant; dat goed is erg brutaal, maar zoo +heb ik het nog nooit gezien.</p> + +<p>—Kijk, zei Dries eensklaps, daar komt eene Moorsche dame aan op een +ezel, met een bediende bij zich. Maar zie eens, luitenant, wat wil die +kerel? Men zou haast zeggen, dat hij ons wenkt.</p> + +<p>De luitenant hield de hand boven de oogen en keek in de aangeduide +richting.</p> + +<p>—Dat begrijp ik niet, zeide hij. Wat die Moorsche dame of die kerel +toch van ons willen?</p> + +<p>—Wie weet, zei Dries, misschien is het wel een bode, door den kapitein +afgezonden.</p> + +<p>—In elk geval, zeide de luitenant, zullen wij hun te gemoet gaan; +bevreesd behoeven wij niet te zijn. Kom, Dries!</p> + +<p>Men liep snel voort in de richting der vreemdelingen en verdiepte zich +in allerlei gissingen, wie of wat het kon zijn.</p> + +<p>De vreemdeling maakte ook spoed. De bediende hield den ezel bij den +teugel en spoorde hem met woorden en stokslagen aan harder te loopen.</p> + +<p>Toen bleef Dries stokstijf staan.</p> + +<p>—Nu, vroeg de luitenant, wat is er?</p> + +<p>—Bij mijne ziel, zeide Dries, als ik het niet beter wist, zou ik +zeggen, dat ik dien Moor meer heb gezien. De kerel heeft zoo'n bekende +houding en gang, waar duivel kan ik hem gezien hebben?</p> + +<p>—Ja, mij komt hij ook bekend voor, antwoordde de luitenant, en toch +weet ik hem mij niet te herinneren.</p> + +<p>Een honderd pas verder bleef Dries weder staan en greep den arm van den +luitenant.</p> + +<p>—God in den hemel, luitenant! ziet ge niet wie het is? riep hij uit. 't +Is de kapitein, en zijn geweer wegwerpend, snelde hij den naderenden te +gemoet.</p> + +<p><span class="pagenum" title="175"> </span><a id="p_175"></a></p> + +<p>De kapitein had zijn ezel losgelaten en was, toen Dries op hem +toesnelde, een eind vooruitgeloopen.</p> + +<p>—<span xml:lang="fr">Parbleu</span>, mijn brave vriend, leef je ook nog! zeide de kapitein, nadat +de eerste verbazing voorbij was.</p> + +<p>Thans was ook de luitenant genaderd, en de vreugde van het wederzien was +zoo hartelijk als alleen onder vrienden, die veel gevaar met elkaar +gedeeld hebben, zulks kan zijn.</p> + +<p>—Maar wat weerga, kapitein, zei de luitenant, wat in 's hemels naam +hebt gij nu toch weer voor een dollen streek uitgevoerd. Hebt ge eene +Moorsche schoone geschaakt?</p> + +<p>De kapitein begon hartelijk te lachen.</p> + +<p>—Geschaakt heb ik haar niet, zeide hij. Zij is mij uit vrije beweging +gevolgd. Maar dit zal ik u later verhalen; volg mij en ik zal u aan haar +voorstellen.</p> + +<p>De kapitein deed, zooals hij had gezegd en toen Rebecca haren langen +sluier opsloeg, zagen de luitenant en Dries, in plaats van eene +Moorsche, het schoone gelaat der Jodin, die verlegen hoewel glimlachend +onze vrienden aankeek.</p> + +<p>De luitenant maakte eene beleefde buiging en drukte haar hartelijk de +hand, terwijl Dries er zich met eene linksche buiging en een militair +saluut afmaakte.</p> + +<p>—Hoe het zij, zeide Frank tot den kapitein, 't is hier de tijd noch de +plaats voor verdere ophelderingen, doch wie gij medebrengt, die is van +harte welkom. Laten wij ons nu naar onze schuilplaats spoeden, dáár +kunnen wij praten! En men begaf zich terstond op weg.</p> + +<p>—Duivels, mompelde Dries, nu en dan een blik op Rebecca slaande, men +kan niet zeggen, dat de kapitein een slechten smaak heeft.</p> + +<p>—Moeten we nog niet haast den stroom over? vroeg de kapitein, naar het +kamp rondziende.</p> + +<p>—Wel neen! zeide de luitenant. O, 't is waar, gij weet het nog niet, +ons kamp bestaat niet meer.</p> + +<p>—Wat! riep de kapitein, bestaat het niet meer?</p> + +<p>—Volg ons maar, hernam de luitenant, en ge zult zien, dat wij geen +slechten ruil hebben gedaan.</p> + +<p>—En hoe is het met mijn getrouwen Mohammed en Selam en onzen vriend +Aroesi?</p> + +<p>—Allen nog springlevend, zeide Dries.</p> + +<p>—Goddank, zeide de kapitein, dat is mij een steen van 't +hart.—Drommels! ge moogt zeggen wat ge wilt, maar ik vind, dat wij +buitengewoon gelukkig overal doorheen rollen.</p> + +<p><span class="pagenum" title="176"> </span><a id="p_176"></a></p> + +<p>—Tot heden ja, antwoordde de luitenant, maar wij zijn nog niet terug; +wie weet wat er nog kan gebeuren!</p> + +<p>—Ba! zeide de kapitein, op zijne gewone luchtige manier, ik gevoel mij +tweemaal zoo sterk als anders. Al kwam de duivel, ik zou hem weerstaan.</p> + +<p>—Zie, zeide de luitenant, dat komt er van als men verliefd is en eene +schoone vrouw medevoert.</p> + +<p>Men was intusschen de plaats genaderd, waar de uitgestrekte graanvelden +begonnen, en wilde juist het koornveld betreden, toen allen opeens +<ins class="corr" id="corr95" title="Bron: schrikte">schrikten</ins> van eene gestalte, die zich bliksemsnel voor het +verbaasde <ins class="corr" id="corr96" title="Bron: gezelcchap">gezelschap</ins> vertoonde, alsof zij uit den grond +verrees.</p> + +<p>De schrik duurde echter slechts kort; 't was niemand anders dan +Mohammed, die uit een soort van greppel opstond, waarin hij had gelegen.</p> + +<p>Niet zoodra zag hij den kapitein onder het gezelschap, of hij sprong als +een wilde op hem toe, greep zijne handen en bedekte die met kussen, +terwijl de tranen hem uit de oogen sprongen. Toen rees hij overeind<ins class="corr" id="corr97" title="Niet in Bron."> en</ins> +vloog als een pijl uit den boog door het korenveld, om Selam en Aroesi +de blijde tijding te brengen.</p> + +<p>Selam vermaakte zich met op de vogels te schieten, die hij uit het koren +opjoeg, en had reeds een paar dozijn duiven naast zich liggen, toen hij +den snellen loop van Mohammed vernam en deze hem in het volgend +oogenblik om den hals vloog.</p> + +<p>—Mohammed mijn vriend! zeide Selam, die het onder die omhelzing te +benauwd kreeg, bij Allah, je worgt me; wat is er aan de hand?</p> + +<p>—De kapitein! was al wat de verheugde Mohammed kon uitbrengen.</p> + +<p>—De kapitein? riep Selam. Maar laat me dan toch los, ik stik half.</p> + +<p>Met moeite onttrok hij zich aan de al te onstuimige omhelzing en volgde +Mohammed.</p> + +<p>Na de begroeting zat men eindelijk in de tenten. 't Was daar echter +spoedig benauwd, en weldra zat men buiten rondom een paar heldere op den +grond uitgespreide kleeden, waarop Selam en Mohammed binnen korten tijd +een keurig diner opdischten, verrijkt met een paar dozijn vette heerlijk +gebraden duiven.</p> + +<p>Toen men met smaak had gedineerd, kwamen de geurige koffie en de sigaren +voor den dag. Onderwijl werd het gesprek levendig, en de één voor, de +andere nà, verhaalde nu aan den kapitein zijn wedervaren op dien dag, en +natuurlijk biechtte ook de kapitein <span class="pagenum" title="177"> </span><a id="p_177"></a>zijne avonturen op, hoewel hij veel +van hetgeen Rebecca betrof, en wat hij niet voor ieders ooren geschikt +achtte, voor zich hield om het den luitenant later mee te deelen.</p> + +<p>—En waart gij niet bevreesd herkend te worden? vroeg de luitenant.</p> + +<p>—Ja, daar was ik nu en dan wel eens bevreesd voor als de Arabieren of +Mooren mij zoo onderzoekend aankeken. Maar, Goddank! dat duurde slechts +een half uur. Toen waren wij buiten de stad. Maar die hevige regen van +gisteren avond noodzaakte ons een grooten omweg te maken, anders waren +wij reeds eer hier geweest.</p> + +<p>Intusschen had de luitenant last gegeven de goederen op de beesten te +laden en alles klaar te maken voor de afreis. Dit spoedige vertrek +geschiedde op raad van Aroesi, die bevreesd was, dat de fanatieke +bevolking van Fez het wel eens in het hoofd kon krijgen, om de +Christenen op te sporen en te vervolgen. En daar men licht kon weten +vanwaar ons gezelschap gekomen was, werd er besloten om, ten einde alle +mogelijke vervolging te vermijden, een anderen weg voor de terugreis te +kiezen.</p> + +<p>Een paar uren later trok de kleine karavaan, thans met twee personen +vermeerderd, behoedzaam en zich zooveel mogelijk verborgen houdend, +voort op den weg, die van Fez naar Mechinez loopt, welke stad, de parel +van Marokko genoemd, op vijftig kilometer afstand van Fez ligt.</p> + +<p>Dat was eene hitte op dien dag! En het was nogal nà den middag, dat wil +zeggen na de grootste hitte. Het was dan ook bijna onmogelijk voort +te trekken. Daarbij kwam de eentonige landstreek, die niets anders +opleverde dan wat men op de heenreis dagen lang had gezien: bebouwde +velden met graan, gierst enz. Het eenige verschil bestond op sommige +plaatsen daarin, dat men aan het maaien was. Hier en daar stonden een +paar mastboomen of dwergpalmen. Men passeerde kleine uitgedroogde +riviertjes en alles zag er dor en droog uit. Eindelijk dwong eene hitte +van 42 graden Celsius (107° Fahrenheit) ons gezelschap de eenige +overgeblevene tent op te slaan. Selam, Mohammed en de drijvers, die +hunne tent zeer misten, hadden echter spoedig een paar lange takken +afgesneden, en na die op een paar meter van elkaar in den grond te +hebben gestoken, zoodat zij een vierkant vormden, boog men de topeinden +naar elkaar toe, bond die te samen en wierp er alle kapmantels over, die +men kon missen. Zoo was men ten minste eenigermate tegen de brandende +hitte beveiligd.</p> + +<p><span class="pagenum" title="178"> </span><a id="p_178"></a></p> + +<p>—Wat een hitte! zuchtte de luitenant.</p> + +<p>—O, zeide de kapitein, wees maar stil; we hebben nog maar tweehonderd +mijlen vóór ons.</p> + +<p>—En de zekerheid van elken dag zoo'n hitte te hebben, zeide de +luitenant.</p> + +<p>—Een prettig vooruitzicht! merkte Dries aan.</p> + +<p>Men beproefde te slapen, doch daar was geen denken aan. Men bleef stil +liggen totdat de insecten zich begonnen te vertoonen, en deze droegen er +niet weinig toe bij om onze vrienden wanhopend te doen worden. Toen het +al te erg werd, bestrooide men den grond weder met kruit, en dat hielp. +Eindelijk, na langen tijd rusteloos te hebben liggen wenden en keeren, +gelukte het hun laat in den nacht in slaap te komen.</p> + +<p>Den tweeden en derden dag was het eveneens<ins class="corr" id="corr98" title="Niet in Bron."> heet</ins>. De hitte verminderde niet, +ja vermeerderde eer. Voor het overige bracht het tamelijk drukke verkeer +op den weg tusschen Fez en Mechinez een weinig afwisseling in den +marsch. Men ontmoette troepen Arabieren met hunne <ins class="corr" id="corr99" title="Bron: zeisens">zeissen</ins>, die uit +maaien gingen, groote karavanen van beladen kameelen, paarden, vee enz.; +dat alles ging naar de markt. Daardoor ook werd men gewaar dat men +Mechinez naderde, en den derden dag van de terugreis zag men tegen den +avond opeens op een heuvelrug de stad vóór zich, omgeven van muren +waarboven witte minarets en palmen uitstaken.</p> + +<p>Daar Selam en ook Aroesi van meening waren, dat men zonder groot gevaar +de stad zou kunnen bezichtigen, en zij bovendien zoozeer hare schoonheid +roemden, besloot men in de nabijheid te overnachten en Mechinez den +anderen dag te bezoeken.</p> + +<p>Zoo was men dan, o wonder! eindelijk in eene Marokkaansche stad +aangeland, waar men zonder levensgevaar kon rondwandelen. Nog grooter +wonder was de aangename verrassing van breede straten aan te treffen; +geen steegjes, zooals bijna overal, geen hemelhooge muren, die het +daglicht uitsloten; neen, hier waren breede straten, lage huizen en lage +tuinmuren, waarboven het frissche groen kwam uitkijken.</p> + +<p>Door eene der poorten, waarachter eene tweede poort, kwam men in de +stad, welke door drie muren met tinnen gekroond omgeven was. Wel waren +de straten niet recht maar vreeslijk kronkelend, doch dat zag men gaarne +over het hoofd om het vele schoone, dat men aantrof. De indruk was +zoozeer verschillend van wat men in de andere steden had gezien, dat +onze vrienden geen woorden konden vinden om hun gevoelen lucht te geven. +<span class="pagenum" title="179"> </span><a id="p_179"></a>Niet alleen de breede straten en het frissche groen, maar nog veel meer +schoons was het, dat hun aangenaam aandeed. Men vond er ruime pleinen, +waar prachtige eike- en vijgeboomen prijkten, frissche klaterende +fonteinen en telkens werd het oog bekoord door prachtige proeven van +Moorschen bouwtrant.</p> + +<p>Bovendien was de frissche landelijke lucht bezwangerd met allerlei +bloemengeuren en heerschte overal eene rust, die onbeschrijflijk +aangenaam was.</p> + +<p>Een der fraaiste bouwwerken was ongetwijfeld het paleis van den +gouverneur, dat op een plein stond, en waarvan de gevel uit een heerlijk +mozaïek bestond. Die kleuren, door het vroolijke zonlicht beschenen, +deden denken, dat de gevel van dat paleis was ingelegd met +edelgesteenten. Het fonkelde en schitterde in alle schakeeringen; +kortom, het was een tooverpaleis uit de »Duizend en één nacht.” Niet +minder trok de fraai bewerkte boog van eene oude poort hunne aandacht.</p> + +<p>Het was geen wonder, dat het onzen vrienden moeite kostte deze schoone +plaats te verlaten. Doch de tijd was beperkt en Aroesi, zoowel als +Selam, drong er op aan spoed te maken. Echter was de luitenant niet te +bewegen heen te gaan vóór hij met vlugge trekken een paar schetsen van +den gevel van des gouverneurs paleis en van de schoone poort had +gemaakt.</p> + +<p>Het was zeer vroeg in den morgen, dat men dit uitstapje had gemaakt. +De drijvers waren intusschen met de kameelen vooruitgegaan en ons +gezelschap reed zoo snel als de hitte het slechts veroorloofde, ten +einde hen zoo spoedig mogelijk in te halen. Hier werd de landstreek, +als om het eentonige van de vorige dagen te vergoeden, weder bij uitstek +schoon en lieflijk; heuvels, die bijna geheel bedekt waren met de +fraaiste rozenstruiken en dicht geboomte, afgewisseld door alleenstaande +palmen of aloë's en de lucht bezwangerd met de aangenaamste geuren. Dien +avond kampeerde men onder beschutting van een laag bosch op eene vlakte, +die geheel met bloemen was overdekt.</p> + +<p>Het was op dezen avond, dat in het gesprek, hetwelk voornamelijk over de +schoone stad Mechinez liep, ook de beruchte kif ter sprake kwam, en de +luitenant, die Aroesi verdacht van kif bij zich te hebben, den wensch +uitte om eens eene proef daarmede te nemen. Na eenig tegenstribbelen gaf +Aroesi nog half onwillig toe, daar Frank hem verzekerde, dat het alleen +was om bij ondervinding te kunnen spreken van de zoozeer geroemde +gewaarwording, die men daarvan moet ondervinden.</p> + +<p><span class="pagenum" title="180"> </span><a id="p_180"></a></p> + +<p>De kif, door geheel het Oosten om hare bedwelmende kracht beroemd, is +het blad van den haschisch, een soort van hennep. Men gebruikt het op +tweeërlei manier, namelijk men rookt het met tabak vermengd, of eet het +gemengd in een zoet, uit boter, honig, kruidnagelen en muskaatnoot +bestaand deeg, hetwelk men madjaen noemt. Vooral in Marokko wordt het +veel gebruikt.</p> + +<p>Het gezelschap zat in de tent bijeen, toen Aroesi aan Frank de kif +toediende. Het was een klein stukje, dat hij uit een gouden doosje nam. +Het zag er week, deegachtig uit en was violet van kleur.</p> + +<p>Op het gelaat van Dries en den kapitein was eene uitdrukking van angst +te bespeuren, toen de luitenant het stukje in den mond stak.</p> + +<p>—Dat is een rare smaak, zeide de luitenant, echt oostersch, 't smaakt +als gesuikerde pomade.</p> + +<p>—Smakelijk eten! zeide de kapitein.</p> + +<p>Een half of drie kwart uur verliepen zonder dat zich eenig verschijnsel +openbaarde, en reeds dacht men dat de dosis te klein was geweest, doch +opeens begon de luitenant op opgewekten toon druk mede te praten.</p> + +<p>Aroesi gaf den kapitein en Rebecca een wenk, en Dries hield, met eene +angstige uitdrukking op het gelaat, de oogen op zijnen heer gevestigd.</p> + +<p>Al drukker en drukker begon de luitenant te praten, en zijne +vroolijkheid steeg zonder eenige reden ten top.</p> + +<p>—Het begint al te werken, zeide Aroesi lachend tot den luitenant.</p> + +<p>Deze lachte hartelijk.</p> + +<p>—Hoe gevoelt gij u? vroeg de kapitein.</p> + +<p>—Opperbest! antwoordde de luitenant, en hij begon schaterend te lachen.</p> + +<p>Eene uitbundige uitbarsting van vreugde volgde hierop. De luitenant keek +vroolijk rond, lachte om al wat er werd gezegd, om de blikken die men op +hem wierp, om de voorwerpen die hij ontwaarde, kortom alles wekte zijn +<ins class="corr" id="corr100" title="Bron: lachtlust">lachlust</ins> op.</p> + +<p>Dries zette een boos gezicht.</p> + +<p>Opeens sprong de luitenant op en zijn glas opheffend, riep hij met eene +van aandoening trillende stem:—Vrienden! ik ben gelukkig, en ik zou u +allen ook gaarne gelukkig willen zien. Aroesi, mijn wakkere trouwe +vriend! gij gaat met mij mede naar Holland. Ik ben millionair en zal u +rijk maken.</p> + +<p>—<span xml:lang="fr">Parbleu!</span> zeide de kapitein, dan ga ik ook mede.</p> + +<p>—En Selam, aldus ging de luitenant voort, Selam dien dapperen knaap, +hem zal ik laten opvoeden, zooals het betaamt. Na een <span class="pagenum" title="181"> </span><a id="p_181"></a>kundig man te +zijn geworden, zal hij naar zijn land terugkeeren en Minister, misschien +wel Sultan worden, en zijn land beschaven. Dries, Mohammed, Selam waar +zijt gij, mijne dapperen? gij, die elk oogenblik bereid zijt uw leven +voor ons te geven, om u voor ons op te offeren. Komt allen hier. Ik ben +gelukkig! Komt, laat ik u omhelzen.</p> + +<p>Hij ging weder zitten, en Dries stond op en ging de tent uit.</p> + +<p>—Het wordt mij hier te benauwd, mompelde hij<ins class="corr" id="corr101" title="Bron: ,">.</ins> Waarvoor, bij alle +duivels, heeft hij ook dat goed te eten, 't is vergift!</p> + +<p>Eenige oogenblikken bleef Frank stil zitten. Telkens hief hij het hoofd +op, en keek het gezelschap aan, als wilde hij iets zeggen.</p> + +<p>—'t Was op den 19<sup>en</sup> Februari van het jaar 1865, begon hij. Ik moest +naar.... wat drommel! waarheen moest ik ook. O ja, ge weet wel, +kapitein, dat we te Tanger die kloppartij hebben gehad?</p> + +<p>—Ja, zeide de kapitein.</p> + +<p>Maar Frank antwoordde niet. Hij keek stil voor zich, als had hij geen +woord gesproken.</p> + +<p>De kapitein keek Aroesi aan. Deze glimlachte, en de kapitein werd weder +gerust.</p> + +<p>—Jongen, Dries! begon de <ins class="corr" id="corr102" title="Bron: luitemant">luitenant</ins> opeens weder op droefgeestigen +toon. Weet ge wel, dat we die reis naar Marokko nooit hadden moeten +doen. Denk eens hoeveel onschuldige menschen wij hebben gedood, en als +we te huis waren gebleven, was dat alles niet gebeurd. Weet ge nog wel +dien Heilige? Ik hoop dat hij mij zal hebben vergeven, dat ik hem naar +de andere wereld heb gezonden.</p> + +<p>En de luitenant smolt weg in tranen. Na nog eenige malen tevergeefs te +hebben beproefd iets te vertellen, legde hij het hoofd op de armen en +ging liggen slapen; twee of drie malen lichtte hij plotseling het hoofd +weder op en glimlachte. Toen bleef hij voortslapen.</p> + +<p>Aroesi gaf nu den kapitein een wenk; men nam den luitenant op en legde +hem op zijn bed neder, waar hij binnen eenige oogenblikken in een +onrustigen slaap verzonken lag.</p> + +<p>Een paar uren daarna opende hij de oogen en rees overeind.</p> + +<p>—Drommels, zeide hij, heb ik geslapen?</p> + +<p>—Mooi zoo! zeide de kapitein, die doet een dut van een paar uren, en +vraagt dan nog, of bij ook geslapen heeft!</p> + +<p>—O duivels, zeide de luitenant, nu herinner ik het mij... de kif!</p> + +<p>—Ja, de kif! zeide de kapitein, en ge hebt u aardig aangesteld, dat +moet ik zeggen.</p> + +<p><span class="pagenum" title="182"> </span><a id="p_182"></a></p> + +<p>—Hoezoo? vroeg Frank.</p> + +<p>Men verhaalde hem wat hij had gedaan en gezegd, en hij lachte er +hartelijk om.</p> + +<p>—Ik wil het best gelooven, zeide hij. Ik denk, dat ge ook wel zoudt +gelachen hebben. In het begin was het mij, of al wat ge zeidet eene +geestigheid was. Alles kwam mij even belachlijk voor. Gij zaagt er in +mijn oog allen even bespotlijk uit. Terwijl de een opeens een dik +opgeblazen hoofd had, had de andere een lang smal gezicht, of vertrokken +of mismaakte gelaatstrekken. Vervolgens kreeg ik allerlei verwarde +gedachten, die bliksemsnel oprezen, om nog sneller te verdwijnen. Het +kwam mij voor dat ik een knap wijsgeer was, doch mijne wijze ideeën niet +kon vasthouden. Daarna kreeg ik een gevoel van nameloos geluk. Ik wist +niet wat mijn geluk eigenlijk uitmaakte, maar ik was zóó gelukkig, +dat ik de geheele wereld wel zou kunnen omhelzen, tot zelfs de oude +schoonen, die ons met gebalde vuisten hebben verwelkomd. Na het gevoel +van geluk maakte zich dat van droefheid van mij meester. Ik vond, dat +ik niet leefde als een mensch. Ik wilde pogen zooveel mogelijk mensch +te zijn. Talrijke tooneelen, zoowel uit mijn vroeger leven als uit den +laatsten tijd, kwamen mij in de gedachte, en ik verweet mijzelf menige +slechte daad te hebben verricht. En het slot van alles was, dat ik +gestorven was en mij in eene geheel andere wereld meende te vinden.</p> + +<p>—Nu, zeide Aroesi, het is nu geschied. Maar het is voor de eerste en +ook voor de laatste maal!</p> + +<p>—Natuurlijk, antwoordde Frank, 't was mij ook maar om een proef te +doen.</p> + +<p>—En ik, zeide Dries, ik ben blijde dat het voorbij is. Ik werd er +akelig van, toen ik u zoo zag, en ik liep naar buiten, omdat het mij +hier te benauwd werd. Zie, 't was mij net alsof gij krankzinnig waart en +daarom was ik zoo beangst.</p> + +<p>—Ik wist niet, dat ik er je zoo ongerust mede had gemaakt, antwoordde +de luitenant; vergeef het mij dus.</p> + +<div class="chend"></div> + +<h2><a id="XIX"></a>XIX.</h2> + +<p class="subh2">DE WILDE ZWIJNEN EN DE LUIPAARD.</p> + +<p>Het was op den vijfden dag ná het verlaten van Fez, dat ons gezelschap +reeds vóór zonsopgang op marsch was gegaan, om vóór <span class="pagenum" title="183"> </span><a id="p_183"></a>dat de grootste +hitte begon, een flinken afstand te kunnen afleggen.</p> + +<p>Na de druk begane wegen tusschen Fez en Mechinez, trok men nu weder door +eene eenzame landstreek, doch de landschappen, die zich in de schoonste +afwisseling aan het oog vertoonden, deden de eenzaamheid vergeten en +vervroolijkten allen. Overal lagen dicht begroeide dalen, waar men onder +de schaduw van het lage hout voorttrok. Moest men al eens nu en dan eene +zonnige, onbeschutte streek door, dan was het vooruitzicht straks weder +in de schaduw te zullen zijn voldoende om hun de hitte minder te doen +gevoelen.</p> + +<p>Het was tegen den middag, dat men een met dicht hout begroeid dal +naderde, en de luitenant besloot daar te rusten tot tegen den avond, +toen Selam het gezelschap op de sporen van een troep zwijnen opmerkzaam +maakte.</p> + +<p>—<span xml:lang="fr">Parbleu!</span> zeide de kapitein, dat kan te pas komen. Als die knapen zich +niet te ver van dezen omtrek ophouden, zullen we eens zien, waarde +luitenant, of we heden avond niet een paar karbonaden bij ons souper +kunnen krijgen.</p> + +<p>—Dat zou eene aangename afwisseling zijn, zeide de luitenant.</p> + +<p>—Nu als ze er zijn, zeide Dries, dan zullen wij ze wel opsporen +kapitein, niet waar?</p> + +<p>—Luistert! riep Selam op eens, en hij hield zijnen ezel in.</p> + +<p>Het geheele gezelschap hield stil, en nu hoorde men uit het dichte +kreupelbosch opeens een vervaarlijk geknor en gegil, dat hoe langer hoe +duidelijker werd. De takken kraakten, de struiken schudden en sidderden, +en eenige oogenblikken daarna brak een troep van een twintig zwijnen +door het hout en stak dwars den weg over.</p> + +<p>De kapitein en Dries spoorden hunne paarden aan en vlogen op den troep +in.</p> + +<p>Toen eerst bemerkte de zwijnen het jachtgezelschap; en na eenige +seconden verbaasd rondgekeken te hebben, stortte de aanvoerder zich in +het dal, gevolgd door den luid gillenden en knorrenden troep.</p> + +<p>—Gaat je gang maar! riep de luitenant. We zullen alvast hier ons bivak +opslaan; maar denk er aan, dat ik op de karbonades reken, hoor!</p> + +<p>Mohammed snelde zijnen heer na, die, gevolgd door Dries, den troep +achterna zette.</p> + +<p>Als een wervelwind vloog de troep zwijnen door het dal, hier door een +boschje brekend, dáár zich van een heuvel afstortend, en het was bijna +onmogelijk ze in het oog te houden.</p> + +<p>—Verduiveld, wat loopt dat goed hard! zei de kapitein tegen <span class="pagenum" title="184"> </span><a id="p_184"></a>Dries. +Zie, daar gaan ze waarachtig te water. En hij wees naar eene beek, die +eene bloemrijke vlakte doorsneed, waar de geheele troep op het voorbeeld +van den aanvoerder zich in stortte.</p> + +<p>—Als we dien aanvoerder eens konden neerschieten, zeide Dries, alvorens +den overtocht te probeeren. Wat dunkt u, kapitein?</p> + +<p>—Dat was zoo kwaad niet, zeide deze. Welnu, laten we gelijktijdig op +den schobbejak aanleggen op het oogenblik, dat hij den oever bereikt. +Zie, zij zijn er bijna!</p> + +<p>Beiden stegen af en legden aan. De twee schoten klonken bijna te +gelijker tijd en de aanvoerder stortte met een woesten gil neder.</p> + +<p>—Hoera! riep de kapitein, nu er op af! en hij dreef zijn paard te +water, gevolgd door Dries en ook door Mohammed, die juist aankwam.</p> + +<p>De beek was, hoewel helder en snelvlietend, niet diep, zoodat op de +diepste plaats het water slechts tot aan de borst der paarden kwam.</p> + +<p>Aan de overzijde hadden de zwijnen zich luid knorrend rondom hun +gevallen aanvoerder verzameld en besnuffelden hem aan alle kanten. Dat +duurde echter slechts kort, want opeens stoof de troep naar alle kanten +uit elkaar, en op hetzelfde oogenblik rees de doodgewaande aanvoerder +weder op, en vloog als een pijl uit den boog voort, heuvel op en af.</p> + +<p>Ons drietal bleef verbaasd een oogenblik staan, maar daarop barstte men +onwillekeurig in een schaterlach uit.</p> + +<p>—Adieu, karbonades! riep de kapitein op koddig bedroefden toon.</p> + +<p>—Nu, die heeft ons mooi bij het lijf, zei Dries. Maar <ins class="corr" id="corr103" title="Bron: wach">wacht</ins> even, +vriend! ontkomen zal je toch niet, en hij gaf zijn paard de sporen en +snelde het gewonde zwijn na.</p> + +<p>De kapitein reed de andere zijde op waar hij een paar zwijnen zag +voortrennen, en na Mohammed gelast te hebben, om te pogen hen tot +staan te krijgen, reed hij ze achterna, terwijl Mohammed de beek weder +overtrok, om die een eind verder weder over te steken, want de zwijnen +trokken in een grooten halven cirkel weder op de beek aan.</p> + +<p>Terwijl de kapitein ze nu opdreef, was Mohammed weder den stroom +overgetrokken, en had zich dwars in hun weg gesteld, ten einde ze te +beletten te water te gaan.</p> + +<p>Het was een troepje van vijf zwijnen, voor het meerendeel nog jongen. +Toen zij dicht genoeg genaderd waren, gaf Mohammed een luiden schreeuw. +Verwonderd hielden de zwijnen stand en bleven besluiteloos staan.</p> + +<p>Dat oogenblik van aarzeling maakte de kapitein zich ten nutte, <span class="pagenum" title="185"> </span><a id="p_185"></a>en +Mohammed een wenk gevend, vuurden beiden op de dieren nog vóór zij van +hunne verwarring bekomen waren.</p> + +<div class="figcenter" style="width: 344px;"> +<span class="pagenum" title="-"> </span><a id="p_184a"></a> +<span class="pagenum" title="-"><br /> </span><a id="p_184b"></a> + +<a href="images/ill_p184b.png"><img src="images/ill_p184b-t.png" width="344" height="501" alt="en onder een donderend gebrul wierp zich een groote luipaard op hem. Bladz. 187." title="Klik voor vergroting (1032×1504px, 416kb)" /></a> +<div class="caption">en onder een donderend gebrul wierp zich een groote luipaard op hem. <a href="#p_187">Bladz. 187</a>.</div> +</div> + +<p>Met een luiden gil vlogen zij uit elkaar en terwijl er een terugkeerde, +stortten de overigen zich vooruit om de beek over te steken.</p> + +<p>Niet zoodra had de kapitein bemerkt, dat een van den troep op hem +aankwam, of hij stelde zich op zijn weg. Knorrend stoof het dier hem +voorbij, en terwijl de kapitein zich ter zijde bukte, loste hij den +geheelen inhoud van zijne revolver op hem. Nog een twintig pas liep het +waggelend voort; toen stortte het neder.</p> + +<p>Met een vreugdekreet sprong de kapitein van het paard en maakte het +stervende dier met zijn jachtmes af.</p> + +<p>Maar plotseling sprong bij verschrikt overeind op het hooren van een +ontzettenden gil. Hij wendde het hoofd om, en daar zag hij aan het einde +van den hollen weg, waar Mohammed was achtergebleven, hoe de muilezel, +door de zwijnen, die zich links en rechts langs hem heen in den stroom +wierpen, verschrikt, steigerde en zijnen berijder in den stroom werpend +in volle vaart voortholde.</p> + +<p>Te paard te springen, het dier de sporen in de zij te drukken en het in +den stroom te drijven, was voor den kapitein het werk van een oogenblik. +De arme Mohammed, die niet kon zwemmen, had het kwaad genoeg, want de +arme jongen poogde tevergeefs vasten voet te krijgen. De snelheid van +den stroom sleurde hem een heel eind mede, en eerst na eenige vreeslijk +angstige oogenblikken, na eenige honderden passen te zijn voortgesleept, +mocht het hem gelukken een in het water hangenden boomtak te grijpen en +zich daaraan vast te klemmen, totdat de kapitein hem was genaderd en hem +op het paard trok.</p> + +<p>Mohammed was door de worsteling met het water te afgemat om te kunnen +staan. De kapitein zette hem met den rug tegen een boom en snelde toen +den muilezel na. Nauwlijks was hij aan het eind van den weg gekomen of +daar stond de muilezel bedaard te grazen, terwijl de teugel in de +struiken was blijven zitten.</p> + +<p>Toen, na Mohammed in den zadel geholpen en de beste stukken van het +zwijn afgesneden te hebben met de handigheid van een jager, dacht de +kapitein opeens om Dries.</p> + +<p>Maar hoe hij ook uitkeek, deze was nergens te zien en de kapitein +troostte zich met de gedachte: hij zal reeds in het kamp terug zijn! Hij +nam dus den terugtocht aan, toen hij in het kamp aangekomen tot zijn +schrik vernam, dat men Dries niet had gezien.</p> + +<p>—Nog niet weerom? zeide de kapitein, waar duivel kan hij dan zitten? En +hij verhaalde, hoe Dries het aangeschoten zwijn was <span class="pagenum" title="186"> </span><a id="p_186"></a>nagesneld. Welnu, +zeide hij, Dries zal zich door zijn jachtlust hebben laten meeslepen en +een weinig afgedwaald zijn. Ziedaar alles!</p> + +<p>—Neen, antwoordde de luitenant, hij zal den weg naar het kamp niet +kunnen vinden en mogelijk verdwaald zijn; wij moeten hem zoeken.</p> + +<p>—Dat is mijn idee ook, zeide de kapitein, gaan wij in de richting die +ik hem heb zien inslaan, dan kan Selam met de drijvers de legerplaats in +groote kringen omtrekken; zoodoende zullen wij hem wel vinden.</p> + +<p>Zoo gezegd zoo gedaan, en terwijl Aroesi met Rebecca en Mohammed +achterbleven, gingen de luitenant en de kapitein op weg, en Selam met de +drijvers trok om de legerplaats in altijd grooter kringen om den +verlorene op te sporen.</p> + +<p>Wat was er intusschen van Dries geworden? We zullen het zien.</p> + +<p>Het zwijn, dat Dries nasnelde, hoewel door twee kogels getroffen, was +evenwel nog vlug ter been, zoodat het hem weldra een heel eind vooruit +was. Heuvel op en heuvel af ging de jacht; vervolgde en vervolger waren +even onvermoeid. Nu en dan snelde het zwijn door een boschje, dat Dries +dan genoodzaakt was om te trekken. Zoo had hij reeds meer dan een half +uur in galop of draf doorgereden zonder nog iets op het zwijn te hebben +gewonnen. Hij spoorde zijn paard gedurig aan en eindelijk bemerkte hij +tot zijne voldoening, dat de loop van het zwijn minder snel werd. Op den +top van een heuvel gekomen, zag hij het dier met onzekeren loop de +helling afdraven.</p> + +<p>—Ha, ha! riep hij, ge houdt het niet lang meer uit, oude jongen! Wacht +maar, ik zal je spoedig den genadeslag geven! en hij snelde de helling +af.</p> + +<p>Opeens bleef het zwijn, toen het den heuvel afgehold en in een lagen +weg, met kreupelhout begrensd, was aangekomen, stilstaan en terwijl het +den snuit in de hoogte stak, snoof het onderzoekend de lucht op en +trilde over alle leden.</p> + +<p>—Wat duivel scheelt hem nu! riep Dries, die dat van verre aanzag. Maar +op hetzelfde oogenblik bleef zijn paard insgelijks als aan den grond +genageld staan.</p> + +<p>—Kom, zeide Dries, kom, oude jongen, vooruit! en hij spoorde het aan.</p> + +<p>Het paard verhief zich op de achterpooten, draaide in een halven cirkel +rond en bleef toen staan, sidderende en snuivende.</p> + +<p>—Wat donder<ins class="corr" id="corr104" title="Bron: ,"></ins> scheelt je! riep Dries kwaad uit, wil je +voortgaan of niet?</p> + +<p>Weder steigerde het paard op zijne aansporing, toen deed het opeens <span class="pagenum" title="187"> </span><a id="p_187"></a>een +vreeslijken sprong en Dries, daar niet op voorbereid, stortte op den +grond. Krampachtig hield hij den teugel vast. Het paard snoof en blies +en deed voor den op den grond liggenden ruiter een sprong achteruit, de +teugel brak af en in wilden galop vloog het den heuvel op, dien het was +afgekomen.</p> + +<p>De vrij onzachte val op den rotsigen grond deed hem een oogenblik als +verdoofd liggen, doch bemerkende dat er niets aan hem gewond of gebroken +was, wilde hij opstaan, toen hij bemerkte, dat hem zulks onmogelijk was. +Het linkerbeen deed hem zoo zeer, dat hij een schreeuw gaf van pijn.</p> + +<p>—Dat is een mooie zaak, zei Dries, daar leg ik nu zonder op te kunnen +staan en zonder paard. Had ik dat nog, dan kon ik mij misschien met wat +moeite in den zadel hijschen, maar nu is 't een drommels leelijke +positie waarin ik door dat leelijke zwijn ben gebracht.</p> + +<p>Toen hij naar het zwijn omkeek, zag hij, dat het neergevallen was en lag +te hijgen, en ondanks zijne benarde positie kwam de jachtlust weder bij +hem boven.</p> + +<p>—Jou zal ik ten minste je paspoort geven! mompelde Dries, en op handen +en voeten naar het zwijn kruipende, stiet hij het zijn ponjaard in den +hals.</p> + +<p>Plotseling hoorde Dries in het langs den weg staande hout een gekraak +van takken en bladeren, alsof iemand behoedzaam naderde. Hij kroop zoo +snel hij kon terug naar de plaats waar hij zijne buks had laten liggen, +en laadde die snel. Toen, zich met den rug tegen een paar rotsblokken +plaatsende, wachtte hij af wat er zou gebeuren.</p> + +<p>Een minuut of tien verliep in de grootste stilte; alleen verhief zich +eene groote vlucht duiven en andere vogels onder groot gekrijsch en +getjilp boven het hout.</p> + +<p>—'t Is toch niet pluis, mompelde Dries, anders zouden die vogels niet +zoo schreeuwend opvliegen. Zeker de een of andere schooier van een +Arabier, die mij hier verraderlijk wil neerschieten.</p> + +<p>Nauwlijks had hij dit gezegd of het kraken begon opnieuw, en thans +dichter bij, en toen hij scherp uitkeek zag hij iets bewegen.</p> + +<p>—Dacht ik 't niet, riep Dries, dat 't zoo'n schoeltje was; ik zie zijne +bruine huid. Wacht vriend, ik zal je vóór zijn, en hij bracht de buks +aan den schouder.</p> + +<p>Toen, tegelijk met den knal van het schot, klonk een vreeslijke kreet, +een schor gebrul uit het hout, dat hem de haren te berge deed rijzen, en +hem onwillekeurig naar zijn ponjaard deed grijpen. Een verschriklijk +gekraak volgde daarop en eer Dries wist wat er aan de hand was, werd het +hout ter zijde gedrongen en onder een donderend gebrul wierp zich een +groote luipaard op hem.</p> + +<p><span class="pagenum" title="188"> </span><a id="p_188"></a></p> + +<p>De worsteling, die nu volgde, was ontzettend. Dries op de knieën +liggend met den rug tegen het rotsblok geleund, had gelukkig zijne +tegenwoordigheid van geest behouden, maar toen hij het woedende monster +op zich zag toespringen, achtte hij zich verloren. Eene grenzenlooze +wanhoop maakte zich van hem meester, en juist dit was het wat hem de +kracht gaf het dier te weerstaan. Als men den dood voor oogen ziet, +vertiendubbelen de krachten. Dries, reeds verdrietig over den +ongelukkigen afloop van zijne jacht, werd woedend. De luipaard sloeg +zijne scherpe klauwen in zijne schouders, en blikte hem eene seconde +lang met oogen als vuurballen aan. De wijdgeopende muil liet de +vreeslijke kegelvormige puntige tanden en de roode tong, die hem +uit zijn bek hing, zien. Dries voelde den heeten stinkenden adem van +het ondier in zijn aangezicht, en uit afschuw bracht bij het hoofd +achterover, toen de luipaard hem in het gelaat poogde te bijten. Met +eene snelle beweging bukte hij zich tusschen de voorpooten van het dier, +en toen het monster zijne scherpe tanden in zijn hals sloeg, stak Dries +hem den langen ponjaard in de zijde.</p> + +<p>De luipaard deed een ontzettenden sprong en stoof een paar passen +achteruit. Ook Dries sprong op om zijn heil in de vlucht te zoeken. De +doodsangst deed hem bijna geen pijn meer voelen, en hinkende was hij +reeds een heel eind voortgesneld, toen het dier in een paar sprongen +weder bij hem was. Dries liet zich weder op de knieën vallen en klemde +den ponjaard in de hand, dat het bloed er voor stond. Een slag in het +gelaat met den scherpen klauw deed hem omvertuimelen, en in het volgende +oogenblik stortte de luipaard zich op hem.</p> + +<p>Langer dan tien minuten rolden beiden over den grond. Dries steken +toebrengend waar hij zijn vijand maar kon raken. De luipaard, die hem +op den rug zat, had wederom de klauwen in de reeds gewonde schouders +geslagen en beet hem in hoofd en hals. Dries voelde hoe de scherpe +tanden over zijn schedel gleden en krasten. Bossen haar werden hem +uitgetrokken en de arme jongen brulde even hard van pijn en woede als de +luipaard.</p> + +<p>Maar opeens zag Dries, dat zij al worstelende genaderd waren aan den +rand van een steilen rotswand. Daar beneden, wel honderd voet diep, +strekte zich een ravijn uit. Hij zag hoe zij onvermijdelijk daarin +moesten storten, en in zijne wanhoop kreeg hij met eene snelle beweging +de hand weder vrij en dreef het monster den ponjaard in den strot. Toen +waren zijne krachten uitgeput, beiden rolden in snelle vaart naar +beneden langs eene steile glooiing en het <span class="pagenum" title="189"> </span><a id="p_189"></a>scheen dat de dood over +beiden de hand had uitgestrekt, want zij bleven onbeweeglijk liggen op +een paar passen van elkaar.</p> + +<p>Ongeveer een half uur was er verloopen, toen Dries weder bijkwam. +Zijne flauwte was hoofdzaaklijk veroorzaakt door de geweldige +krachtsinspanning, en hoewel hij vrij belangrijke wonden had ontvangen, +wist hij zich dadelijk te herinneren wat er was gebeurd, en was na +eenige oogenblikken in staat zich op te richten. Maar o wee! wat een +pijn; alle leden deden hem zeer. Het was alsof hij overal gekneusd, +alsof hij geradbraakt was. Daar bij hem lag zijn vijand bloedend uit +verscheidene wonden. Hij was dood, daar was niet aan te twijfelen, de +bek was wijd geopend en de tong hing er uit, terwijl eene groote +bloedplas zich rondom den kop uitstrekte.</p> + +<p>Het was een fraai dier. Op de bleekroodgele huid vertoonde zich +donkerbruine vlekken door ringen omgeven. Vooral op de bovendeelen was +de geelroode kleur bizonder schoon. De zeer lange staart was donkerbruin +geringd en de onderdeelen van het dier waren vuilwit van kleur.</p> + +<p>Zwijgend beschouwde Dries eenige oogenblikken zijnen vijand, toen werd +zijne aandacht getrokken door een rauw gekrijsch en opziende, zag hij +een wolk van raven, kraaien en eene kleine giersoort, die boven de kloof +dwarrelden, elkaar als het ware toeroepende, dat hun daar beneden een +goede maaltijd wachtte. Onwillekeurig rilde de brave jongen op de +gedachte, dat, zoo hij gestorven ware, die vogels wellicht zich aan zijn +lijk zouden vergast hebben.</p> + +<p>—Dat gaat je neus voorbij! zeide hij flauw glimlachende. Maar ik moet +zien hieruit te komen. Als men mij zoekt, waaraan ik niet twijfel, dan +zou men mij voorbijloopen zonder mij te zien. Ik moet er dus uit, dat +is zeker. Komaan, laten we beginnen. En de dappere knaap begon tegen de +glooiing op te kruipen.</p> + +<p>Was dat al een lastig en uitermate vermoeiend werk voor iemand die +gezond en krachtig is, hoe veel te erger moest het dan niet zijn voor +den armen Dries, gewond als hij was en aan alle leden gekneusd door den +val. Bovendien brandde de zon met alle kracht in de kloof.</p> + +<p>Niettegenstaande dit alles begon Dries zich naar boven te werken zich +aan planten en struiken ophijschende, en nu en dan eens rustende. Na +verloop van een kwartier was hij nog niet verder dan een vierde gedeelte +van zijn weg gevorderd. Het angstzweet brak hem uit, en hij beefde over +alle leden. Een onuitstaanbare dorst kwelde hem bovendien, maar hoe aan +water te komen? Twee malen <span class="pagenum" title="190"> </span><a id="p_190"></a>poogde hij verder te komen, doch het ging +niet. Daar boven hem was een spleet. Na veel moeite gelukte het hem +de hand er in te krijgen en weder was hij een eindje hooger, toen +hij opeens voelde dat zijne hand vochtig was. Met de uiterste +krachtsinspanning heesch hij zich zoover op, dat hij met het hoofd op +gelijke hoogte van de spleet was. Hij vond een steunpunt voor zijne +voeten en o vreugde! toen hij in de spleet keek, zag hij water.</p> + +<p>Een kreet van vreugde ontsnapte hem. De spleet was ongeveer een meter +lang en een voet diep. De regen had deze gevuld, en daar er een weinig +hooger een paar struiken groeiden, had de zon het weinige water nog niet +kunnen verdampen. Met de hand het water scheppend leschte Dries zijn +brandenden dorst en verkoelde er zijn vreeslijk gewonde hoofd en hals +mede. Hij <ins class="corr" id="corr105" title="Bron: voeld">voelde</ins> het bloed langs zijn nek vloeien, en toen +hij naar de oorzaak zocht, bemerkte hij tot zijnen schrik, dat zijn oor +was afgescheurd. Het koele water frischte hem terdege op, en na zijn +zakdoek goed nat gemaakt te hebben, bond hij zich dien om het hoofd en +begon nu weder omhoog te klimmen. Toen ging het aanmerklijk beter en na +eene moeilijke klimpartij gedurende bijna een kwartier, was hij boven.</p> + +<p>Daar bleef hij eerst een poosje rusten. Het zwaarste werk was achter den +rug en hij twijfelde er geen oogenblik aan, dat men hem zou opsporen.</p> + +<p>Opeens hoorde hij een schot vallen.</p> + +<p>—Ha! zeide Dries, men zoekt mij.</p> + +<p>Toen herinnerde hij zich zijn geweer, en hij sleepte zich voort naar de +plaats waar de luipaard hem had aangevallen. Toen hij geschoten had, +klonk dadelijk een schot tot antwoord en snel schoot hij weder zijne +buks af. Op hoe langer hoe korter afstand werden de schoten gehoord, +en daar aan het eind van den hollen weg, zag hij op den heuveltop den +luitenant en den kapitein verschijnen, die zijn paard medevoerden.</p> + +<p>Toen de luitenant en de kapitein hem gewaar werden, spoorden zij hunne +paarden aan en waren in een oogenblik bij hem.</p> + +<p>—Mijn God! riep de luitenant, wat is er gebeurd?</p> + +<p>—O, zeide Dries, niets dan een klein vechtpartijtje met een tijger.</p> + +<p>—God in den hemel, mijn arme vriend, wat ziet ge er uit! riep de +kapitein verschrikt.</p> + +<p>—Dus ge hebt met een tijger gevochten? vroegen beiden.</p> + +<p>—Zie maar, zeide Dries, ginder in die kloof.</p> + +<p>—Een luipaard! riep de kapitein verbaasd. En geen kleintje ook. Hebt ge +met dat monster gevochten? <span xml:lang="fr">Parbleu</span>, ge zijt dapper!</p> + +<p><span class="pagenum" title="191"> </span><a id="p_191"></a></p> + +<p>—Als men den dood voor oogen ziet, is men altijd dapper, zeide Dries. +Maar het is hem leelijk opgebroken, dien sinjeur. Hij heeft zijn bekomst +gekregen.</p> + +<p>—Kom, zeide de luitenant, laten we voortmaken. Zoudt ge te paard kunnen +zitten, arme jongen?</p> + +<p>—Als ge mij goed in den zadel zet, zal het nog wel gaan, antwoordde +Dries.</p> + +<p>Met vereende krachten tilde men hem in den zadel, en hem tusschen zich +nemende sloeg men stapvoets den weg naar de legerplaats in.</p> + +<p>Daar verwekte de aankomst van Dries geen geringe ontsteltenis en niet +minder verbaasd was men, toen deze zijn avontuur verhaalde; en toen +Selam en Mohammed des avonds den dooden luipaard waren gaan halen, en +men het groote, prachtige dier daar uitgestrekt zag liggen, begreep men +eerst recht, welk een zwaren kamp de arme jongen moest hebben gestreden.</p> + +<p>—Gij hebt hem terdege geraakt ook, zeide de luitenant, toen men het +fraaie vel had afgestroopt; zie eens de huid is vol gaten.</p> + +<p>—Met dat al hebt ge eene schoone tropee veroverd, zeide de kapitein +lachend, dat is een buitenkansje waarop wij geen van allen kunnen +roemen.</p> + +<p>—'t Zal eene herinnering zijn aan mijne reis door Marokko, die mij het +langst zal heugen, zeide Dries.</p> + +<div class="chend"></div> + +<h2><a id="XX"></a>XX.</h2> + +<p class="subh2">HET SPRINKHANENLEGER.</p> + +<p>Onder zeer treurige omstandigheden trok men den volgenden dag verder. In +den afgeloopen nacht namelijk had Dries eene hevige wondkoorts gekregen. +Men had zijne wonden onderzocht, en hoewel niet gevaarlijk, waren zij +talrijk, en hij had veel bloed verloren. Het ergste was zijn hoofd. +Behalve dat de luipaard hem een oor had afgescheurd, waren op den +schedel en in den nek allerwege de sporen van de tanden te vinden; en +door een paar beten in het gelaat had Dries een stuk of vijf tanden +verloren. Daarbij waren zijne schouders geheel ontvleescht. Het een kwam +bij het ander. Eerst de val van zijn paard, dat de luipaard had geroken +<span class="pagenum" title="192"> </span><a id="p_192"></a>en daarom geweigerd had voort te gaan, daarna de worsteling, de val in +de kloof, de afmatting van den zwaren arbeid om in den brandende zon +zich naar boven te werken; dat alles had den wakkeren knaap zeer +aangegrepen.</p> + +<p>'t Was gedurende de ziekte van Dries, dat men eerst recht verheugd was +eene vrouw bij het gezelschap te hebben. Rebecca toch, de schoone Jodin, +was het, die hem onverpoosd oppaste, zijne wonden telkens wiesch en +verbond, hem allerlei versterkende middelen klaar maakte, kortom, die +hem verzorgde, zooals alleen eene vrouw dat kan.</p> + +<p>Zoo goed en zoo kwaad als het ging, had men een rustbed vervaardigd, +dat tusschen de twee muilezels van Selam en Mohammed was opgehangen, +waardoor de patiënt een gemaklijk leger had en niet blootgesteld was aan +schokken. Scheen de zon te fel, dan spreidde men op een paar voet boven +hem een stuk doek uit, en zoo lag Dries zoo goed het maar kon.</p> + +<p>Met dat al was het treurig, zoo bijna aan het einde der reis, na tal +van avonturen en na den dood meer dan eenmaal onder de oogen te hebben +gezien, nog in zoo'n verschriklijken toestand te komen. De anders zoo +vroolijke knaap lag nu stil daar neder, en 't was net of met hem ook al +de vroolijkheid was geweken. Wel poogde de kapitein hem nu en dan door +een of anderen geestigen zet wat op te beuren; doch wanneer dit al +geschiedde, was het toch slechts voor weinige oogenblikken.</p> + +<p>Zoo reed men treurig voort, zoolang de hitte en de toestand van den +zieke het gedoogden, en tegen den middag hielt men halt in eene met +welig groen bedekte vallei, waar men tot aan den avond zou blijven, want +Selam had het gezelschap aangekondigd, dat men binnen een paar uren aan +de groote kale vlakte van den Seboe, in het land der Beni-Hassen, zou +zijn, en het was wel zaak eerst door eenige uren rust, en een flink +diner zich wat te verfrisschen.</p> + +<p>Men sloeg de tenten op, en na het maal gebruikt te hebben, gaf men zich +in de schaduw van het geboomte aan een zalig nietsdoen over.</p> + +<p>Doch die rust zou niet lang duren, want Selam, die reeds eenigen tijd +met een onrustbarend gezicht naar den horizont had gekeken, kwam toen +hard aanloopen onder het geroep van: »de sprinkhanen! de sprinkhanen!”</p> + +<p>Iedereen sprong bij het vernemen van deze Jobstijding op.</p> + +<p>—Waar ziet ge ze? vroeg de luitenant.</p> + +<p>—Daar bij den ingang van den bergpas van Beb-el-Tinea, zeide <span class="pagenum" title="193"> </span><a id="p_193"></a>Selam, +ziet ge die wolk die zich hierheen beweegt? Dat zijn ze.</p> + +<div class="figcenter" style="width: 345px;"> +<span class="pagenum" title="-"> </span><a id="p_192a"></a> +<span class="pagenum" title="-"><br /> </span><a id="p_192b"></a> + +<a href="images/ill_p192b.png"><img src="images/ill_p192b-t.png" width="345" height="507" alt="Met eene ontzettende snelheid daalde de wolk en viel als +een levende hagel neer. Bladz. 193." title="Klik voor vergroting (1036×1521px, 425kb)" /></a> +<div class="caption">Met eene ontzettende snelheid daalde de wolk en viel als +een levende hagel neer. <a href="#p_193">Bladz. 193</a>.</div> +</div> + +<p>Het geheele gezelschap tuurde uit naar de aanwijzing van Selam.</p> + +<p>Inderdaad zag men heel in de verte eene ontzaglijke donkere wolk, die +uit het zuiden van de vlakte van den Seboe kwam opdagen.</p> + +<p>—Zij komen recht op ons aan, want de <ins class="corr" id="corr106" title="Bron: oostewind">oostenwind</ins> drijft ze hierheen, +zeide Selam op angstigen toon.</p> + +<p>—Welnu, zeide de kapitein, vertrekken we. Het wordt tijd. Ik ken dat +goedje.</p> + +<p>—Vertrekken, vroeg Dries, die in de schaduw lag uitgestrekt, +vertrekken, en waarom dan?</p> + +<p>—Waarom, antwoordde de kapitein, omdat straks over een uur, een half, +een kwartier misschien reeds, die wolk zal neerdalen in deze met welig +groen bedekte vallei en alles zal bedekken, het gras, de planten, de +boomen, kortom alles, en, nadat het al wat maar plant is, zal hebben +opgegeten, ons zal overstelpen.</p> + +<p>—Ja, zeide de luitenant, komaan Selam, maak voort.</p> + +<p>Dat behoefde voor Selam niet herhaald te worden. In een oogenblik was +alles gereed, en eer een kwartier was verloopen, reed men voort naar den +bergpas van Beb-el-Tinea.</p> + +<p>Maar het sprinkhanenleger was sneller in zijne bewegingen dan men had +gedacht, en reeds zag men ze met schrik naderen. 't Was eene wolk van +ontzettenden omvang. Zij kwam al nader en nader. Op eens hoorde men een +gefluit als dat hetwelk een storm voorafgaat, vermengd met een geloei en +gedruisch als van een woedenden orkaan. Op hetzelfde oogenblik werd het +duister, alsof de nacht inviel. De levende wolk bevond zich voor de zon +en onderschepte haar licht. Menschen en dieren werden door ontzetting +aangegrepen. De kameelen begonnen te brullen, de paarden brieschten van +vrees, en steigerden en sloegen woedend om zich heen. Gelukkig waren de +twee muilezels, tusschen welke Dries op zijn rustbed lag, te stevig aan +elkaar gekoppeld om zich los te rukken, maar de beesten stonden nu op de +vóór- dan op de achterpooten, en Dries kon zich niet anders dan door +zich stevig vast te klampen, voor vallen behoeden. Om de verwarring te +vermeerderen begon de levende wolk te dalen.</p> + +<p>Selam stiet een angstkreet uit, en zijnen ezel aansporend schreeuwde +hij:—Vooruit, vooruit, naar den pas!</p> + +<p>Iedereen poogde hem te volgen en spoorde zijn viervoeter aan, maar het +was reeds te laat. Met eene ontzettende snelheid daalde de wolk en viel +als een levende hagel neer. Boom en plant, mensch <span class="pagenum" title="194"> </span><a id="p_194"></a>en dier waren in een +oogwenk door dat heir van ongedierte overdekt en het was onmogelijk +verder te komen. Toen werden de dieren opeens als door eene verlammende +vrees overvallen en bleven staan. Geen sporen, geen zweepslagen, niets +hielp. En dat wriemelende ongedierte overdekte alles, kroop in de mouwen +en plooien der kleederen, in de ooren der paarden, in den loop der +buksen zoodat men geen handen genoeg had om zich dat tuig van het lijf +te houden.</p> + +<p>Binnen weinig tijds was de geheele omtrek kaal gegeten. Daar vóór hen +uit kwam het leger, steeds opmarcheerende, recht op hen aan. Het was +een groen veld, dat zich voortbewoog. Met eene wanhopige poging gelukte +het eindelijk de dieren voort te krijgen, en men galoppeerde over dien +beweegbaren bodem. Het kraakte en piepte onder de hoeven der paarden, +en telkens gleden zij uit zoodat zij bijna vielen. Dan bleven de dieren +weer een oogenblik als versuft staan, maar de sporen en stokslagen +dreven hen verder.</p> + +<p>Eindelijk, na een half uur in woedenden galop te zijn voortgegaan, was +men ter linkerzijde buiten den grooten hoop gekomen. Hier waren nog +slechts enkele afgedwaalden. Toen hield ons gezelschap halt, schudde en +sloeg de dieren van zich af, en bleef een oogenblik uitblazen om den +voortgang van dat verwoestende heir gade te slaan.</p> + +<p>En het was waarlijk een merkwaardig schouwspel, dat vernielende leger te +aanschouwen. Allengs trok de massa zich samen en vormde eene kolonne, +wier lengte niet juist te bepalen was en ter breedte van 10 à 20 voeten. +In geregelde orde marcheerde deze kolonne voort door de vallei, hier +zich verspreidend, daar, waar den bodem zandig of steenachtig was, zich +samentrekkend, en toen men den bergpas van Beb-el-Tinea bereikt had, na +een rit van drie uren, zag men eerst de achterhoede van dat geduchte +leger.</p> + +<p>Een treurigen en ontzettenden aanblik leverde de streek op. Het was +alsof men opeens in den winter was verplaatst. Geen boom, waaraan nog +een blad of twijg te vinden was. Zij stonden daar als dood, hunne naakte +takken ten hemel heffend, als smeekten zij om wraak over die plotselinge +vernietiging; van velen was zelfs de schors afgevreten. Evenzoo het lage +hout en de struiken; die bosschages, daar straks zoo dicht, zoo groen, +men kon er thans doorheen zien. De planten, het gras, met één woord, +alle wasdom, alle plantengroei was in eenige uren verdwenen.</p> + +<p>Het was alsof men door eene doode landstreek trok, alsof men zich in +eene woestijn bevond. Er was geen plant of <ins class="corr" id="corr107" title="Bron: glashalm">grashalm</ins> van <span class="pagenum" title="195"> </span><a id="p_195"></a>een vinger +lang te vinden. Daarentegen was de aarde als overstroomd van allerlei +kleine zoogdieren, kruipende dieren en insecten, die naar alle kanten +een goed heenkomen zochten, opgejaagd uit hunne schuil- of woonplaatsen, +en voor die allen schoot voor het meerendeel niets anders over dan +de hongerdood. De eenigen, die feesthielden, waren de roof- en +insecten-etende vogels, welke in groote zwermen van heinde en ver +aanrukten om de achterhoede en de flanken van het sprinkhanenleger te +bestoken.</p> + +<p>—Daar gaan zij, de verwoesters tegen wie niets bestand is, zeide de +luitenant; eerst de verwoesting, en daarna de hongersnood en de pest.</p> + +<p>—Allah behoede ons land, zeide Selam! 't is een vloek des hemels, 't is +eene tuchtroede die over het land komt!</p> + +<p>—Ja, zeide de kapitein, ik heb ze meer gezien, die verwoesters, dien +schrik van den landbouw. In 1845 kwam die geesel over Algiers. Daarna +hoorde men er in langen tijd niets van, maar in 1866 veroorzaakten zij +eene vreeslijke ramp. De sprinkhanen kwamen uit de Sahara. In de maand +April begon de inval van dat ongedierte. Komende uit de bergengten en +valleien van het zuiden, stortten zij zich neer in de Mitidja en den +Sahel van Algiers. Zij waren in zoo'n ontzettend getal aanwezig, dat +hunne wolken de zon verduisterden. Zij verslonden het koolzaad, de +haver, het graan, de gerst, de <ins class="corr" id="corr108" title="Bron: groenen">groenten</ins>, kortom al wat plant +was en drongen zelfs in de huizen door. De Arabieren beletten door het +branden van groote vuren, die een dikken rook van zich gaven, en door +een geweldig leven de sprinkhanen neder te dalen.</p> + +<p>—Maar nog erger werd het op het einde van Juni, toen de dieren waren +uitgekomen en de daardoor vermeerderde sprinkhanen zich in grooten +getale overalheen verspreidden. De kanalen en zelfs de stroomen werden +letterlijk door hen gedempt. De grond was er zoo mee bedekt als bij +menschengeheugenis het geval niet was geweest Om de lijken der doode +dieren te verwijderen, vereenigden verscheidene duizenden soldaten zich +met de kolonisten en de inlanders, doch hunne pogingen stuitten af op +het onnoemelijk aantal.</p> + +<p>—Omstreeks denzelfden tijd werden de provinciën Oran en Constantine +door hen bezocht. Hier vernielden zij te Sidi-Bel-Abbès, te Sidi-Brahim +en te Mostaganem de tabak, den wijnstok, de vijgen en zelfs de olijven, +ondanks hun bitter gebladerte. Te Pelizane en te Habra vernielden zij +de katoen. De weg van Mascara tot Mostaganen was er over zijne volle +lengte van 80 kilometers mede <span class="pagenum" title="196"> </span><a id="p_196"></a>overdekt. In de provinciën Constantine +overweldigden zij het land van den Sahara tot aan de zee en van Bougie +tot aan Galle, verwoestende de omstreken van Batna, Setif, Constantine, +Guelma, Bona en Philippeville. Deze vreeslijke plaag veroorzaakte over +dit geheele gedeelte van Barbarije een grooten hongersnood.</p> + +<p>—Drommels, zeide Dries, ik wist niet, dat dat kleine groene beest zoo'n +verschriklijke vijand is.</p> + +<p>—Ba, zeide de kapitein, 't is een walgelijk, schandelijk ontuig, en ik +weet waarachtig niet waarvoor dat goed op de wereld is.</p> + +<p>—O, zeide de luitenant, zij zijn bekend sedert de vroegste tijden, ja, +men kan zich geen nog zóó lang verleden denken, of men vindt de +verwoestingen, door deze dieren aangericht, en den daarop gevolgden +hongersnood en pest opgeteekend.</p> + +<p>—Pest, zeide Dries vragend, ook dat nog? Duivels! hongersnood kan ik +mij begrijpen, wijl zij alles verslinden, wat voor den mensch bestemd +is, maar waardoor komt de pest, luitenant?</p> + +<p>—'t Is heel natuurlijk, antwoordde Frank. Van die millioenen en +millioenen sprinkhanen worden er ook millioenen gedood. Zij verdrinken +in de stroomen en kanalen, bronnen, enz., worden vertreden en door +rook verstikt. Deze doode insecten, blootgesteld aan eene brandende +Afrikaansche zon, gaan spoedig tot ontbinding, tot rotting over. +Een paar dezer dieren, ja een honderdtal zou nauwlijks genoeg stank +verwekken om opgemerkt te worden, maar die soms meer dan een <ins class="info" title="1 palm = 10 cm">palm</ins> dikke +laag rottende diertjes verontreinigt door den afschuwelijken stank de +lucht en het water en veroorzaakt daardoor de pest.</p> + +<p>—Dank u, zeide Dries, nu is het mij duidelijk.</p> + +<p>—Deze vernielende sprinkhaan, aldus vervolgde de luitenant, komt +gewoonlijk uit de woestijnen van Arabië en Tartarije in Azië opzetten. +De oostenwinden voeren die ontzaglijke wolken hierheen. Het is gebeurd, +dat schepen op 60 à 80 mijlen van de kust er mede overdekt werden. +Niet alleen Afrika, maar ook Europa is meermalen door hen geteisterd. +Bizonder was dit het geval in 1747, 1748 en 1749. In 1748 kwam een dier +sprinkhanen-wolken tot in Engeland. Gij hebt straks gezien, hoe zij +onzen marsch vertraagden; welnu, ik zal u een nog erger staaltje noemen +van hetgeen zij vermogen. Toen Karel XII, de dappere, avontuurlijke, +maar ongelukkige Zweedsche Vorst, nog slechts 27 jaar oud, na de Denen, +de Russen en de Polen overwonnen te hebben, opnieuw den oorlog met +de Russen begon om de Ukraine te veroveren, werd hij voor 't eerst +overwonnen door de Russen onder Czaar Peter I, die door <span class="pagenum" title="197"> </span><a id="p_197"></a>de ondervonden +nederlagen het oorlog voeren beter had geleerd. Dat was op den 2<sup>den</sup> +Juli 1709 en de nederlaag van Pultawa, waar de Zweden door de overmacht +der Russen werden verpletterd, was oorzaak, dat Karel op Turksch +grondgebied de wijk moest nemen. Het was toen, op dezen terugtocht +in Bessarabië, dat het leger, zich in een bergpas bevindende, werd +overvallen door de sprinkhanen, die met een geweld als van een orkaan +kwamen aanzetten, de zon verduisterden en een geluid maakten als het +geloei van de verbolgen zee. Het geheele leger werd een tijdlang +hierdoor opgehouden.</p> + +<p>—<span xml:lang="fr">Parbleu!</span> zeide de kapitein, men moet respect voor dat ongedierte +hebben.</p> + +<p>—Zoo kreeg elk land, elk werelddeel zijne beurt, vervolgde de +luitenant. In Indië, in de landen van de Mahratten, zegt men eene +kolonne gezien te hebben van 80 mijlen lang en verscheidene voeten +breed, die vast aaneengesloten, alles verwoestende, voortrokken<ins class="corr" id="corr109" title="Bron: ,">.</ins> +In 1835 werd China door deze plaag bezocht. Zon en maan werden door +hunne wolken verduisterd. Het geheele plantenrijk niet alleen, maar +zelfs de oogst in de voorraadschuren en de kleederen in de woningen +werden verslonden. Den inwoners sloeg de schrik om het hart, en men +vluchtte naar het gebergte. <span xml:lang="en">Barrow</span> en <span xml:lang="fr">Levaillant</span> verhalen, dat hunne +verwoestingen in Zuid-Afrika ontzettend zijn en alle beschrijving te +boven gaan. De rivieren en stroomen vonden zij er als het ware door +gedempt, en het land was niet alleen kaal maar zag er uit, als ware het +geëgd. Hier in Marokko veroorzaakten zij in 1780 een vreeslijken +hongersnood.</p> + +<p>—Ja, zeide <ins class="corr" id="corr110" title="Bron: Broesi">Aroesi</ins>, 't is waar. Allah heeft ons arm land toen zwaar +bezocht. Er heerschte zoo'n nood, dat men van de opgegraven wortelen +leefde. De armen zochten de <ins class="corr" id="corr111" title="Bron: graankorels">graankorrels</ins> uit den drek der kameelen, +om zich er mede te voeden.</p> + +<p>—Vreeslijk, zeide de kapitein, verschriklijk!</p> + +<p>—Ja, wel verschriklijk, antwoordde de luitenant. In Senegal werd op het +einde van 1864 de geheele aanplant der koffie door hen verwoest, en men +nam waar, dat hunne voorhoede eene wolk vormde van vijftien mijlen +lengte. En generaal <span xml:lang="fr">Levaillant</span> heeft te <span xml:lang="fr">Philippeville</span> eene wolk gezien, +die 3 à 4 <ins class="info" title="1 myriameter = 10 km">myriameter</ins> lang was, en toen deze nederstreek, vormde zij eene +laag van 3 <ins class="info" title="1 palm = 10 cm">palm</ins> dikte.</p> + +<p>—'t Is waarlijk niet te verwonderen, zeide Dries, dat er de pest door +ontstaat.</p> + +<p>—De eenige voldoening, die men er nog van heeft, zeide de kapitein, is, +dat men wraak op hen kan nemen door ze te eten.</p> + +<p>—Eet men dat tuig? vroeg Dries. Nu spot ge zeker, kapitein!</p> + +<p><span class="pagenum" title="198"> </span><a id="p_198"></a></p> + +<p>—Neen, waarlijk ik spot in het geheel niet, antwoordde de kapitein. De +Bedouïnen,<a id="FNa_3" href="#FN_3" class="fnanchor"><sup>3</sup>)</a> de +Kabylen,<a id="FNa_4" href="#FN_4" class="fnanchor"><sup>4</sup>)</a> de Mooren en de negers eten ze. De gewone +soort van sprinkhaan, door de inlanders djerab-el-arbi genaamd, wordt +veel door hen gegeten. Zij snijden den kop af onder het prevelen van +Bism-Allah (in den naam van God). Daarna rukken zij ze de vlerken en de +lange pooten uit en eten het lichaam met een weinig zout.</p> + +<p>—Een lekker kostje, zeide Dries. Ba! als ik er om denk, <ins class="corr" id="corr112" title="Bron: wordt">word</ins> ik +misselijk. Hoe is het mogelijk zulk walgelijk ongedierte te eten.</p> + +<p>—Nu, onaangenaam smaken ze niet, antwoordde de kapitein. Ik heb ze +geproefd; zij smaken eenigszins als kreeften.</p> + +<p>—Wel moge 't u bekomen! zei Dries, maar ik dank er voor.</p> + +<p>—Ja, zeide de luitenant, ik bewonder uw moed, maar hoe hartstochtelijk +minnaar van insecten ik ben, geloof ik toch niet, dat ik den moed zou +hebben ze te eten. Overigens zijn het niet alleen de Arabieren en +Mooren, die ze als voedsel gebruiken; in alle Oostersche landen is dat +gebruiklijk. Men kookt en braadt ze, en discht ze zelfs in de +koffiehuizen op als dessert en lekkernij.</p> + +<p>—De Arabische vrouwen en kinderen rijgen ze aan een draad even als een +rozenkrans, en brengen ze na ze gedroogd te hebben in den handel. Ook in +Zuid-Afrika worden zij door de inwoners niet versmaad; de Hottentotten +houden er veel van, en als het land, zooals nu hier het geval is, door +sprinkhanen-zwermen wordt overstroomd, verzamelen zij ze en zouten ze in +aarden potten in, om ze te kunnen bewaren.</p> + +<p>—Maar is er geen middel op, om dat gevaarlijk insect te verdelgen? +vroeg Rebecca.</p> + +<p>—Wat zal ik u daarop antwoorden, zeide de luitenant, men heeft nu en +dan maatregelen daartoe genomen. Reeds bij de oude Grieken bestond eene +wet, die in zoodanig geval elken burger verplichtte een zeker getal +maten sprinkhanen te leveren. Somtijds heeft men er premiën uitgeloofd +voor het opzoeken der eieren. Zoo gaf men in 1613 in Provence voor een +kilogram eieren ongeveer 25 cents en voor een gelijk gewicht sprinkhanen +de helft. Marseille gaf toen aan premiën 20.000 francs en Arles 25.000 +francs uit, en nog kort geleden betaalde men in dezelfde streken aan +premiën in verschillende jaren van 2200 tot 6200 francs per jaar.</p> + +<p>—Dat heeft men in onze kolonie (Algerië) ook gedaan, zeide <span class="pagenum" title="199"> </span><a id="p_199"></a>de +kapitein. In 1850 betaalde het gouvernement voor een zak sprinkhanen +ongeveer 12 cents en er werden zoovele zakken aangebracht, dat men +telkens eene partij van 30 à 40 <ins class="corr" id="corr113" title="Bron: kameelenvrach">kameelenvrachten</ins> naar Medeah bracht.</p> + +<p>—Maar, dat moeten <ins class="corr" id="corr114" title="Bron: milioenen">millioenen</ins> en millioenen geweest zijn, zeide Dries.</p> + +<p>—Ja, zeide de kapitein, men kan van hen met recht zeggen: zij zijn +ontelbaar als de zandkorrels in de woestijn en als de sterren aan den +hemel.</p> + +<p>—Neem nu eens in aanmerking, zeide de luitenant, dat de sprinkhanen +ongeveer 40 eieren leggen. Men kan dan een weinig begrijpen, vanwaar die +ontelbare massa dieren komt.</p> + +<p>—Behalve het zoeken naar eieren, om die te verbranden, is er al heel +weinig tegen hen te doen. Het eenige, dat met succes gedaan wordt, is, +ze met groote goed rookende vuren te beletten om neder te dalen. De +negers in Midden-Afrika beproeven dit ook door een oorverscheurend +concert van helsch gekrijsch aan te heffen. Hierdoor doet men echter +natuurlijk niets anders dan de ramp verplaatsen; ge jaagt ze daardoor +van uw land naar dat van uwen buurman en hierdoor ontstaan meermalen +bloedige oorlogen. In Hongarije moet men eens beproefd hebben ze te +verjagen door middel van kanonschoten, en het moet geholpen hebben ook.</p> + +<p>—'t Is een vloek! mompelde Aroesi.</p> + +<p>—Ja, zei Selam, een vloek, verwoesting, ellende, hongersnood, dood en +pest. Toorn van den Profeet. Allah behoede ons arm land!</p> + +<p>Intusschen had men het sprinkhanen-leger uit het gezicht verloren en +trok men den bergpas in. De geheele weg, dien men langs kwam, was dor en +als uitgestorven; geen plant, geen grasje bespeurde men. Gelukkig dat +men voeder voor de beesten had, anders zou men gevaar hebben geloopen, +dat ze van honger waren omgekomen. Den bergpas uitkomende, zag men +opeens weder de uitgestrekte vlakte van den Seboe voor zich, en men +sloeg daar het kamp op, om den anderen morgen vroeg de vlakte te +betreden onder eene hitte van 45 graden Celsius. Na een rit van vier +uren werd het kamp aan den oever van den Seboe opgeslagen, want het was +onmogelijk onder de hitte, die toen reeds tot 47° was gestegen, voort te +gaan. Ook hier vond men de sporen van den doortocht der sprinkhanen, en +de oppervlakte van den Seboe was zoodanig overdekt met de drijvende +lijken, dat het water er groen van zag als ware het een groen veld.</p> + +<div class="fnsep"></div> + +<div class="footnote"><a id="FN_3" href="#FNa_3" class="label"><sup>3</sup>)</a> Bedouïnen of zwervende Arabieren zijn de bewoners der +vlakten, die een nomadenleven leiden.</div> + +<div class="footnote"><a id="FN_4" href="#FNa_4" class="label"><sup>4</sup>)</a> Kabylen zijn de bergbewoners in Algerië.</div> + +<div class="chend"></div> + +<p><span class="pagenum" title="200"> </span><a id="p_200"></a></p> + +<h2><a id="XXI"></a>XXI.</h2> + +<p class="subh2">ARABISCHE VERTELLINGEN.</p> + +<p>Het was geen uitlokkend terrein, waar men dien middag kampeerde. De kale +bodem was vol scheuren en gaten, waar de hagedissen in de zon lagen te +blakeren om de kleine vliegende insecten te snappen, en verschillende +kleine slangen nu en dan uit de scheuren kwamen kijken. Na eenige uren +in eene onbeschrijflijke hitte te hebben doorgebracht, trok men tegen +den avond evenals op de heenreis op eene oude schuit den Seboe over; +daar het een zeer lichte avond was, besloot men door te marcheeren om +den anderen dag te kunnen rusten en de hitte des daags te ontgaan, en na +een aangenamen rit kwam men tegen den morgenstond, na <ins class="corr" id="corr115" title="Bron: Karia-el-Abassi">Karia-el-Abbassi</ins> +gepasseerd te zijn, op een paar uren afstand van Larasch aan, waar het +kamp werd geplaatst en allen weldra in diepe rust waren verzonken.</p> + +<p>Dien dag bleef men daar halt houden en het was tegen den avond, dat +Selam het gezelschap amuseerde met een paar verhalen, die ik hier laat +volgen.</p> + +<p class="subh2">DE TWEE BROEDERS.</p> + +<p>Eens, reeds eeuwen geleden, <ins class="corr" id="corr116" title="Bron: woonde">woonden</ins> er te Larasch twee broeders. +Zij waren arm en hadden geen ouders. De jongste Hamet, was een stille +goede knaap; de oudste Saladin, een driftige, wreede en boosaardige +jongen. Beiden waren visschers en brachten het grootste gedeelte van hun +tijd door op de Bahr-el-Dholma<a id="FNa_5" href="#FN_5" class="fnanchor"><sup>5</sup>)</a> (de zee der duisternis), waarbij +echter Hamet steeds het meeste werk deed en Saladin zich vergenoegde +met lui in de boot te liggen, zijne armoede, die hem tot gemeenen +handenarbeid dwong, verwenschende. Als dat gebeurde, zag Hamet zijnen +broeder bestraffend en bedroefd aan, herinnerde hem aan hunnen gestorven +vader, die zijn geheele leven visscher en evenwel een gelukkig man was +geweest, die door geheel Larasch als een braaf, werkzaam en rechtvaardig +man bekend stond. Maar dat werkte op Saladin zoo goed als niets uit, en +met het grootste leedwezen zag Hamet, hoe die <span class="pagenum" title="201"> </span><a id="p_201"></a>afkeer van werken hoe +langer hoe meer bij Saladin toenam en al zijne vermaningen en zijn goed +voorbeeld vruchteloos bleven.</p> + +<div class="figcenter" style="width: 347px;"> +<span class="pagenum" title="-"> </span><a id="p_200a"></a> +<span class="pagenum" title="-"><br /> </span><a id="p_200b"></a> + +<a href="images/ill_p200b.png"><img src="images/ill_p200b-t.png" width="347" height="503" alt="en van zijne vederen straalde een schitterend licht. Bladz. 201." title="Klik voor vergroting (1040×1510px, 453kb)" /></a> +<div class="caption">en van zijne vederen straalde een schitterend licht. <a href="#p_201">Bladz. 201</a>.</div> +</div> + +<p>Wanneer de broeders hun dagwerk volbracht en hunne visschen verkocht +hadden, nam Saladin het grootste gedeelte van het geld en gaf zich aan +allerlei luidruchtige ongebonden vermaken en uitspattingen over, terwijl +Hamet, wiens grootste vermaak in leeren bestond, zich naar een heiligen +man begaf, die op een uur afstands van Larasch in de bergen der kust +woonde, en ontving van dezen, tegen eene kleine vergoeding in eetwaren, +onderricht in het lezen en schrijven. De heilige kluizenaar verklaarde +hem de wonderen der natuur en wekte in het gemoed van Hamet een +onleschbaren dorst naar kennis op.</p> + +<p>Zoo was het leven der broeders, toen opeens een wonder eene groote +verandering daarin bracht.</p> + +<p>Op zekeren dag waren zij weder te zamen uitgegaan om te visschen, en +nadat zij een voldoenden voorraad hadden gevangen, lagen zij met de boot +stil op het watervlak een weinig uit te rusten. Hamet over den rand der +boot gebogen, zocht de geheimenissen der zee te doorgronden en verdiepte +zich in gedachten, terwijl Saladin lusteloos achterover liggend naar den +blauwen hemel keek en ouder gewoonte zijne armoede verwenschte.</p> + +<p>Opeens zag men aan den horizont eene nauw merkbare stip verschijnen, +die nader komende een groote zeearend bleek te zijn, welke zich met +snelle vleugelslagen dicht over den waterspiegel in hunne richting +voortspoedde. Maar hoe ontstelden de twee broeders, toen zij zagen dat +de vederen van den vogel geheel van goud waren. Het zonlicht gleed +fonkelend over de gouden pluimage en deed den vogel op een wezen van +glansende stralen gelijken.</p> + +<p>Verwonderd en bevreesd tevens waren de twee broeders opgesprongen, en +staarden zij met blikken, waaruit ontzetting sprak, op deze wonderbare +verschijning.</p> + +<p>Saladin was de eerste, die het zwijgen verbrak.</p> + +<p>—Hamet, zeide hij, Hamet mijn broeder, als we dien vogel konden +bemachtigen, waren wij rijk. Wij bezaten dan gouds genoeg om ons er een +paleis van te bouwen en ons in weelde te baden.</p> + +<p>—Hoe, zoudt ge dien vogel willen vangen? zeide Hamet; 't is geen dier +van deze aarde, 't is een afgezant van den Profeet, een dienaar uit +het Paradijs. Bezondig u niet tegen den grooten Profeet door zulke +gedachten, strek de hand niet uit naar iets wat heilig is; Allah zou u +straffen!</p> + +<p>—Gij zeurt, zeide Saladin wrevelig, zie, had ik mijn goed geweer <span class="pagenum" title="202"> </span><a id="p_202"></a>hier, +ik schoot hem neer zoo waar als ik hoop in het Paradijs te komen.</p> + +<p>Hamet antwoordde niet, maar keek naar den vogel, die steeds naderde en +zich ten laatste op de punt der boot nederzette.</p> + +<p>Hamet kruiste de armen over de borst, viel op de knieën en boog het +hoofd voor de als diamanten schitterende oogen van den adelaar.</p> + +<p>En Saladin, door vrees aangegrepen, viel insgelijks neder.</p> + +<p>Toen zeide de vogel:—Vreest niet, o Hamet! ik ben afgezonden door den +Profeet om u gelukkig te maken.</p> + +<p>Hamet en Saladin hieven verheugd het hoofd op.</p> + +<p>—Allah is groot en Mahomed is zijn Profeet, zeide Hamet. Ik weet niet +welk geluk voor mij is weggelegd, maar ongelukkig ben ik niet.</p> + +<p>—Wat praat ge toch voor zotteklap! zeide Saladin. Noemt ge onze armoede +dan geen ongeluk? Zie, wij werken in het zweet onzes aanschijns en we +verdienen nog ternauwernood genoeg om het leven te behouden.</p> + +<p>—Laat uw mond geen leugentaal spreken, zeide de vogel. De Profeet heeft +u beiden gadegeslagen. Hij heeft gezien, hoe gij u tijd doorbracht met +luieren en twisten, terwijl uw broeder werkte en kennis vergaarde; hoe +gij het geld, door uw broeder in harden arbeid verdiend, met kwistige +hand doorbracht in losbandige vermaken, die den braven Muzelman niet +passen.</p> + +<p>—Reken het hem niet te zwaar toe, o gezant van den profeet, zeide Hamet +biddend, hij wist niet wat hij deed.</p> + +<p>—Welnu, zeide de vogel, ik zal ook u helpen ter wille van uw broeder. +Denk er aan, dat welk geluk u beschoren zal zijn, gij het aan hem te +danken hebt.</p> + +<p>—Wat moeten wij doen? vroeg Saladin begeerig.</p> + +<p>—Volgt mij slechts, zeide de vogel, en ik zal u naar eene plaats +voeren, waar gij de keuze van uwe toekomst zelven kunt doen.</p> + +<p>En als door eene onzichtbare macht voortbewogen, gleed de boot over de +golven, en daarboven voor de boot uit zweefde de gouden adelaar en wierp +eene ontzaglijke schaduw over de beide broeders, die van de felle hitte +niets te lijden hadden.</p> + +<p>Na een half uur in de grootste spanning te hebben doorgebracht, kwam men +aan den ingang van eene grot, die men binnenvoer.</p> + +<p>Het was eene lange, breede en hooge grot, van binnen boogvormig gewelfd. +Er heerschte eene diepe duisternis, maar de vogel bleef steeds boven de +boot op korten afstand voortzweven en van <span class="pagenum" title="203"> </span><a id="p_203"></a>zijne vederen straalde een +schitterend licht, dat op de boot afdaalde en de rotswanden verlichtte, +die uit een ruwe zwarte marmersoort met roode aderen bestonden. Aan het +einde der grot stuitte men op een hoogen rotsmuur, die de grot scheen af +te sluiten. De twee broeders keken elkaar verwonderd aan.</p> + +<p>—Dit is de eenige hinderpaal, dien gij op dezen weg hebt te overwinnen, +zeide de vogel. Onder dezen muur moet gij doorduiken om verder te kunnen +gaan. Hebt ge er den moed toe, zoo ga!</p> + +<p>En de vogel, opstijgend tot bijna aan het gewelf der grot verdween door +eene opening boven in den muur.</p> + +<p>Als visschers waren Saladin en Hamet ook uitstekende duikers, en om +onder dezen muur door te duiken was voor hen geen zware taak. Beiden, +aangevuurd door hunne nieuwsgierigheid om te weten wat er aan de andere +zijde van den muur zou zijn, wierpen zich na eenige oogenblikken +aarzelens in den stroom. Op eene manslengte diep vonden zij eene groote +opening,<ins class="corr" id="corr117" title="Bron: en toen zij een groote opening,"></ins> en +toen zij na eenige seconden aan de andere zijde van den rotsmuur boven +water kwamen en zich het vocht uit de oogen wreven, zweefde daar weder +de adelaar om hun den weg te wijzen. Tot hunne verbazing zagen Hamet en +Saladin, dat zij dicht bij het strand waren. De plaats waar zij waren +opgedoken met een paar fiksche slagen verlatende, voelde zij weldra den +zandigen bodem onder hunne voeten en betraden na eenige oogenblikken het +strand.</p> + +<p>Toen daalde de adelaar neder en op hetzelfde oogenblik, dat hij het zand +aanraakte, veranderde hij als door een tooverslag van gedaante en voor +de twee verbaasde en verschrikte broeders, stond een wijze, een +Derwisch, in een lang kerskleurig gewaad, en met langen golvenden baard +en haren.</p> + +<p>Toen deze zag hoe de broeders ontzet bleven stilstaan, zeide hij:</p> + +<p>—Wat vreest gij? Slechts de boozen hebben te vreezen. Volgt mij, u zal +geen leed geschieden.</p> + +<p>Gerustgesteld door deze woorden traden Hamet en Saladin voort en volgden +den Derwisch over de smalle strook van het strand, dat met allerlei +prachtige horens en schelpen was bezaaid. Zij hadden dit strand nooit +gezien, hoe menigvuldige tochten zij ook langs de kusten hadden gedaan.</p> + +<p>Na een paar honderd pas landwaarts in te zijn gegaan, zag men twee +kleine heuvelen, welke verbonden waren door een muur, waarin zich eene +ontzettend groote en zware poort bevond.</p> + +<p>De Derwisch strekte met een gebiedend gebaar de hand uit naar deze +poort, en door eene onzichtbare macht geopend, draaide zij +<span class="pagenum" title="204"> </span><a id="p_204"></a><ins class="corr" id="corr118" title="Bron: onhoordaar">onhoorbaar</ins> op hare scharnieren en de broeders gingen +door de poort.</p> + +<p>De plaats, die men binnentrad, was eene groote kamer in de rotsen +uitgehouwen, hetgeen men gemakkelijk aan de wanden en het gewelf kon +zien. De vloer bestond uit wit marmer met hemelsblauwe aderen. In het +midden was eene fontein, die een dikken waterstraal omhoogspoot, welke +klaterend in het bekken neerviel, zoodat het water over den rand +stroomde in een bekken op den grond. Deze fontein en de bekkens waren +van zilver en maakten met de blauwwitte en donkere kleur der rotswanden +eene verbazend schoone uitwerking. In het midden hing aan kettingen van +zilver een diamanten bol van ontzettenden omvang, die de geheele kamer +met zijn glans verlichtte. Ter linker- en ter rechterzijde <ins class="corr" id="corr119" title="Bron: bevondt">bevond</ins> zich +in de wanden der kamers eene deur; die ter rechterzijde was wit als +sneeuw, die ter linkerzijde zwart als ebbenhout.</p> + +<p>Sprakeloos van verwondering blikten de beide broeders eene wijle rond en +sloegen toen het oog op den Derwisch.</p> + +<p>—Knielt neder! zeide deze op een ernstigen indrukwekkenden toon. Knielt +neder, ontdoet u van uwe kleederen en wascht en reinigt u van het stof +der aarde, van de besmetting der wereld, want de grond, dien gij gaat +betreden, is heilige grond.</p> + +<p>Hamet en Saladin traden naar de fontein, ontdeden zich van hunne +kleederen en dompelden zich in het welriekende frissche water.</p> + +<p>—En zegt mij thans, zeide de Derwisch, wat gij begeert. Wat wenscht gij +op aarde te zijn? Maar bedenkt u goed!</p> + +<p>—Ik wensch roem en eer, <ins class="corr" id="corr120" title="Bron: erijkdom">rijkdom</ins> en macht! zeide Saladin stout.</p> + +<p>De Derwisch zag hem <ins class="corr" id="corr121" title="Bron: droovig">droevig</ins> aan.—Weder een eerzuchtige, zeide hij, +weder een die <ins class="corr" id="corr122" title="Bron: rijkdm">rijkdom</ins> en macht verlangt. Er zijn vele wegen, die u +hierheen voeren; welken weg kiest gij?</p> + +<p>—Dien van den krijgsman, antwoordde Saladin zonder aarzelen. Geef mij +een paard, dat onvermoeid, onbevreesd en onkwetsbaar is, een zwaard, dat +altijd scherp blijft en steeds treft, en maak mijzelf onkwetsbaar.</p> + +<p>—Dwaas, die gij zijt! zeide de Derwisch; gij verlangt uw eigen +ondergang, want wie bloed vergiet, diens bloed zal vergoten worden. Maar +het zij zoo, gij zult hebben wat gij verlangt!</p> + +<p>—En gij, vroeg de Derwisch, zich tot Hamet wendende, wat wenscht gij, +wilt gij deelen in den wensch uws broeders?</p> + +<p>—Neen, zeide Hamet. Ik ben geen man des gewelds en des doods, en hij +blikte somber in het vroolijke gelaat van zijn broeder. Wat ik wensch, +dat is verstand en kennis.</p> + +<p><span class="pagenum" title="205"> </span><a id="p_205"></a></p> + +<p>—Ha! riep de Derwisch verheugd uit, er is toch eindelijk een +verstandig mensch gevonden. Kom, volg mij, en hij trad op de deur toe, +die zich ter rechterzijde bevond en welke op een wenk van hem openging.</p> + +<p>Toen trad men binnen eene ruime grot, waar alles, de wanden, het +verwulf, de vloer wit waren als sneeuw. In het midden dezer schitterend +witte zaal stond op een zilveren voet een kristallen koffer en op den +achtergrond der grot bestond de wand uit één grooten spiegel.</p> + +<p>De Derwisch trad op dezen spiegel toe en zich tot de broeders wendende +zeide hij:—Ziet!</p> + +<p>Toen strekte hij de hand gebiedend uit naar den kolossalen spiegel, en +terstond zag men daar wolken en damp te voorschijn komen; het was als +een chaos.</p> + +<p>—Dit is de wording der wereld, zeide de Derwisch.</p> + +<p>Opeens veranderde het tooneel, en men zag de aarde woest en ledig, maar +allengs begon er beweging in het tafereel te komen. Men zag den +sterrenhemel; bergen verrezen, valleien zonken neder, zeeën, stroomen, +meren, planten en boomen kwamen te voorschijn.</p> + +<p>Toen verschenen er ook levende wezens; eerst kleine nauwlijks zichtbare +dieren, deze verdwenen allengs en zoo zag men trapsgewijze insecten, +vogels, zoogdieren en eindelijk den mensch verrijzen. Alles werd +duidelijker. Men zag geheele landstreken. Hier vertoonden zich +berglanden met rookende vulkanen, daar woestenijen, gindsch welige +landauwen, bosschen en zoo voorts.</p> + +<p>—O, hoe schoon! riep Hamet uit, op de knieën vallende, geef mij kennis, +schenk mij wetenschap.</p> + +<p>—Gij hebt gekozen, zeide de Derwisch, wees een wijze, mijn zoon! En de +hand uitstrekkende hief hij Hamet op, en tegelijk verdween alles en zag +men niets meer, uitgenomen den spiegel.</p> + +<p>Een wenk van den Derwisch riep Hamet naar den kristallen koffer, en deze +openende haalde hij er een boek uit.</p> + +<p>Het was geheel wit en op den rug stond in zilveren letters te lezen: +»<i>In mij is de wetenschap, de waarheid, de wijsheid. Wie mij bezit zal +gelukkig zijn tot het einde zijner dagen</i>.”</p> + +<p>Met bevende handen vatte Hamet het boek aan en deed het open. Maar +teleurgesteld keek hij den Derwisch aan, toen hij slechts witte +perkamenten bladen zag.</p> + +<p>De Derwisch glimlachte.—Wees gerust, mijn zoon! zeide hij; wanneer gij +uw boek wenscht te gebruiken, hebt gij slechts te zeggen: »<i>In den naam +van de waarheid, de wetenschap en het verstand,</i> <span class="pagenum" title="206"> </span><a id="p_206"></a><i>onderricht mij!</i>” en +het zal zich openen, uwe gedachte van wat gij weten wilt radende, en op +deze witte bladen zult gij lezen wat gij verlangt.</p> + +<p>En Hamet, opgetogen van vreugde, viel neder voor den Derwisch en kuste +den zoom van zijn kleed.</p> + +<p>—Sta op, zeide de Derwisch, en volgt mij beiden.</p> + +<p>Men ging weder terug, de witte deur opende zich, en men bevond zich +andermaal in den voorhof.</p> + +<p>De Derwisch, gevolgd door de gebroeders, liep op de zwarte deur toe, en +toen deze zich opende, bevond men zich in eene grot gelijk aan de +vorige, doch hier was alles zwart als ware het met rouwfloers behangen. +Aan het einde bevond zich eveneens een kolossale spiegel, en aan +weerszijden waren de wanden der grot behangen met allerlei prachtige +fonkelende wapens.</p> + +<p>Evenals in de witte zaal trad de Derwisch op den spiegel toe en Saladin +wenkende, zeide hij:—Zie!</p> + +<p>Toen zag men in den spiegel opeens het tooneel van een hevigen strijd. +Er werd een groote slag geleverd. De gewonden lagen bij duizenden op het +slagveld, paarden zonder ruiters galoppeerden wild dooreen, en ruiters +en voetknechten streden met de grootste verbittering. Het veld was +doorweekt van bloed, en de gewonden staken de bloedige stompen der +afgeschoten ledematen omhoog als om wraak van den hemel af te smeeken.</p> + +<p>Hamet rilde, maar Saladin stond daar met fonkelende oogen, het tafereel +als het ware verslindend.</p> + +<p>—Zie wat het geweld is! zeide de Derwisch.</p> + +<p>Opeens veranderde het tooneel. Men zag eene belegerde en +<ins class="corr" id="corr123" title="Bron: uitgehonderde">uitgehongerde</ins> stad; de bewoners vielen als wolven op +het rottend aas aan, en sloegen elkaar dood om de stukken en brokken. +Zelfs de lijken der verslagenen werden opgegeten. De vrouwen hieven +hunne uitgeteerde kinderen ten hemel, en doodden ze om ze niet in handen +van den woesten vijand te laten vallen, kortom, het was een +verschriklijk beeld van jammer en ellende.</p> + +<p>Wederom veranderde de verschijning nu om een beeltenis te geven van een +door den oorlog verwoest land, waar de pest de overgeblevenen, die het +zwaard had gespaard, ten grave sleepte. Overal heerschte jammer en +ellende; ingevallen huizen, verwoeste ontvolkte steden, een +uitgemergelde landstreek!</p> + +<p>Hamet, door ontzetting buiten zichzelf, wierp zich op de knieën om +zijnen broeder te smeeken van zijnen wensch af te zien. Deze stond daar +met bliksemende oogen, trillende neusgaten en zwoegende <span class="pagenum" title="207"> </span><a id="p_207"></a>borst, als een +paard, dat den kruitdamp opsnuift en het krijgsrumoer aanhoort. Met eene +woeste beweging duwde hij Hamet opzijde, en zich tot den Derwisch +wendende, zeide hij:</p> + +<p>—Zoo zal ik niet doen. Mijne macht zal ik niet anders aanwenden dan om +den boozen te straffen. Ik zal niet anders dan rechtvaardig zijn en +wensch slechts het hoofd van een machtig volk te worden, dan zal ik +tevreden en gelukkig zijn. Geef, wat gij mij beloofd hebt!</p> + +<p>Medelijdend staarde de heilige hem aan en hoofdschuddend deed hij de +verschijning verdwijnen, terwijl hij zeide:</p> + +<p>—Gij zult hebben, wat gij begeert. Gij verkiest de verwoesting, het +verderf en den dood boven rustig geluk. Uw wil zal geschieden; maar, wee +u! zoo gij een onrechtvaardig gebruik mocht maken van de uw gegeven +macht: »<i>Hij, die u dit door mijne hand laat geven, zal u ook weten te +treffen, zoo ge een geesel voor u volk mocht worden en uwe hartstochten +niet weet te bedwingen.</i>” En naar den wand gaande, nam hij er een zwaard +af, dat hij Saladin overreikte.</p> + +<p>Dat zwaard zag er vreemd uit. De greep was zwart als ebbenhout. De kling +was zoodanig overdekt met zwarte figuren en letterteekens, dat het +geheel zwart scheen en de punt was rood als ware deze in bloed gedoopt.</p> + +<p>Daarna nam de heilige een fleschje met een zwart vocht, dat hij Saladin +over het hoofd uitgoot. Het vreemdste hiervan was, dat Saladin geen +vochtigheid voelde en het zwarte vocht geenerlei spoor achterliet op de +plaatsen waar het viel.</p> + +<p>—Thans zijt ge onkwetsbaar, zeide de Derwisch. Nu nog uw paard, en +terwijl hij de hand uitstrekte naar het einde der grot, verdween opeens +de spiegel, en uit de opening, daardoor veroorzaakt, kwam een koolzwart +ros aansnellen.</p> + +<p>De oogen schoten vuur en de hoeven kletterden op den grond als waren zij +van staal. Uit zijne wijd geopende neusgaten blies hij met kracht den +adem bij wolken uit, die er door de roode kleur der neusgaten als vurige +rookwolken uitzagen.</p> + +<p>Het fiere ros bleef plotseling voor Saladin staan en <ins class="corr" id="corr124" title="Bron: lag">legde</ins> den kop +vertrouwelijk op zijnen schouder.</p> + +<p>Een zegevierende glimlach en eene uitdrukking van onbeschrijflijken +trots vlogen over Saladin's gelaat, terwijl hij den arm om den slanken +hals van zijn ros sloeg en het liefkoosde.</p> + +<p>—Volgt mij, zeide de Derwisch, en door de twee gelukkige broeders +gevolgd verliet hij deze groote gewelven. Hij bracht hen aan den ingang +van een diepen bergweg, die door hemelhooge rotswanden was begrensd. +Dáár bleef hij staan.</p> + +<p><span class="pagenum" title="208"> </span><a id="p_208"></a></p> + +<p>—Luistert, zeide hij, zich tot de broeders wendende: U is gegeven, wat +gij wenschtet; handelt naar de grootheid der u bewezen gunst. Gij, Hamet +de wijze, ga heen, onderwijs uwe medemenschen van wat ras of geloof zij +ook mogen zijn. Onderricht hen, scherp hun verstand, geef hun kennis, +deel hun mede van uwe wetenschap. Doe dat in den naam van de kracht, die +uit stof alles formeerde. Doe het in den naam van Allah!</p> + +<p>—En gij Saladin, onkwetsbare, onverwinlijke krijger! ga gij tot hen, +die onderdrukt worden door gewetenlooze tirannen, ga naar de wouden +en de bergen, waar de bewoners door monsterachtige dieren gedood en +verslonden worden. Ga daar henen en verschijn als een bevrijder der +bedrukten. Uwe roeping is schoon, doch laat uw hoogmoed u niet +verblinden; ga, en dat de goede geesten u begeleiden en bevrijd houden +van de inblazingen van den booze. Op hetzelfde oogenblik kromp de hooge +gestalte ineen, en terwijl de mensch verdween, verhief zich de gouden +adelaar met forsche vleugelslagen in de lucht en was binnen weinige +oogenblikken verdwenen.</p> + +<p>Roerloos van verbazing stonden de beide broeders nog eene wijle, en +oogden den wegsnellenden adelaar na.</p> + +<p>—Kom, broeder! zeide Saladin ongeduldig, laten wij gaan, en hij sprong +op zijn ros.</p> + +<p>En Hamet streek zich met de hand over het gelaat, als om zich te +bezinnen waar hij was; en zich omwendende, drukte hij het kostbare boek +vaster tegen zich aan.</p> + +<p>En naast hem reed Saladin op zijn vurig ros, dat sprong en trappelde, +zoodat de sterke hand van Saladin moeite had het in toom te houden.</p> + +<p>Eindelijk betrad men, uit den bergpas gekomen, eene heuvelachtige +streek. De broeders zagen rond.</p> + +<p>—Hé, zeide Saladin, zijn dat niet de heuvelen van Larasch? Zie, dat is +vreemd, we hebben aan de zeezijde de stad verlaten en komen er aan de +landzijde weder in.</p> + +<p>—Inderdaad, antwoordde Hamet, het is Larasch, dat daar gindsch ligt. De +betoovering is van ons geweken, broeder!</p> + +<p>Tegelijkertijd keken zij, door dezelfde gedachte bezield, om naar den +bergweg waarlangs zij gekomen waren, want geen van beiden kende dien +weg. Maar wie beschrijft hunne verbazing, toen zij niets meer van dien +weg gewaar werden en achter zich niets dan hooge heuvelen zagen.</p> + +<p>—Waar gaat gij heen, broeder? zeide Saladin.</p> + +<p><span class="pagenum" title="209"> </span><a id="p_209"></a></p> + +<p>—Naar Larasch, antwoordde Hamet, en gij?</p> + +<p>—Ik, antwoordde Saladin, ik ga naar de bergen van de kust, waar zich de +roovers ophouden. Ik ga ze verdelgen om het land van die plaag te +bevrijden.</p> + +<p>—Goed, zeide Hamet, ga, ge zult er een goed werk mede verrichten. Maar +mijn broeder, zult gij denken om de woorden van den heilige, en bovenal +wordt niet hoogmoedig; stel u met uw deel tevreden en begeer niet de +geheele wereld.</p> + +<p>—Wees gerust, antwoordde Saladin, ik zal niet hoogmoedig worden; +vaarwel Hamet, mijn broeder! spoedig zie ik u weder. Gij hebt een +schraal deel gekozen. Ik zal u schatten komen brengen!</p> + +<p>—Ik begeer ze niet, zeide Hamet, anders had ik ze genomen. Vaarwel +broeder, wanneer gij gelukkig zijt, zal ik het dubbel zijn! En hij +omarmde Saladin, die daarop te paard springend zich snel verwijderde. En +Hamet, die hem naoogde, zag hoe hij voortsnelde op zijn zwart ros, als +waren ruiter en paard één. De vonken sprongen uit de rotsen waar de +hoeven van Saladin's paard die aanraakten, en zijn berijder, het kromme +zwaard in de hand, snelde voort als een booze geest.</p> + +<p>—Hij zal niet hoogmoedig, niet trotsch worden, mompelde Hamet, treurig +het hoofd schuddend; hij heeft gelijk, want hij is het reeds! En hij +verwijderde zich in de richting der stad<ins class="corr" id="corr125" title="Niet in Bron.">.</ins></p> + +<p>Spoedig daarna weerklonken door gansch Barbarije van Marokko tot +Tripoli, ja zelfs tot aan gene zijde der Sahara twee namen, die het volk +niet zonder bewondering uitsprak. Het waren de namen der twee broeders.</p> + +<p>Saladin de Zwarte, de onverwinlijke, de onkwetsbare, na de geheele +kuststreek van roovers gezuiverd te hebben, trok op tegen den +toenmaligen Sultan van Fez, een vreeslijk tiran. En of deze al leger op +leger tegen hem afzond, het baatte niet. De uitgezogen bevolking ontving +den bevrijder met open armen of sloot zich allerwegen bij hem aan. +Binnen eenige weken was de legermacht van den Sultan verslagen of +overgeloopen en hijzelf had zich uit wanhoop het leven benomen. De +overige Sultans der Barbarijsche staten bevreesd dat hun hetzelfde +lot zou ten deel vallen, verbonden zich daarop om Saladin ten onder +te brengen. Doch waar de nieuwe Sultan eenmaal een slag won, wilden +de soldaten niet meer tegen hem strijden, daar zij van zijne +onverwinlijkheid en onkwetsbaarheid ten volle overtuigd waren. Spoedig +dan ook was Saladin niet alleen Sultan van gansch Marokko, maar allengs +breidde hij zijne veroveringen uit over geheel Barbarije, zoodat hij ten +laatste <span class="pagenum" title="210"> </span><a id="p_210"></a>Sultan van geheel Noord-Afrika was en de grenzen van zijn land +bepaald werden door den Oceaan ten westen, ten noorden door de +Middellandsche Zee, ten oosten door Egypte en ten zuiden door de +woestijn de Sahara.</p> + +<p>Maar noemde men den naam van den grooten Sultan niet zonder vreeze, niet +minder geëerd en beroemd was de naam van Hamet. De roep van zijne nooit +gekende wijsheid drong in het geheele land door. In eene schoone vallei +bij Mechinez woonde deze in eene <ins class="corr" id="corr126" title="Bron: eervoudige">eenvoudige</ins> tent, het volk leerende +en onderwijzende. Van heinde en verre kwam men hem raadplegen, en Hamet +sloeg slechts zijn boek open, dat, telkens als hij het noodig had, zich +vanzelf opende en op de witte bladen verschenen letterteekens, welke +Hamet kon lezen. De bevolking in den omtrek beijverde zich om den +heiligen man van het noodige te voorzien en meer wenschte Hamet niet. +Hij was tevreden en gelukkig door de vereering, die men hem toedroeg. +Geen dag ging voorbij dat de vallei, waar hij woonde, niet overvol was +met kameelen, paarden en ezels van de karavanen, die van oost en west, +van zuid en noord kwamen om bij Hamet den heilige raad en hulp te +zoeken. Men kon zeggen, dat er twee Sultans waren van Noord-Afrika, de +eene gevreesd en ontzien, de andere geacht en geëerd, bijna aangebeden.</p> + +<p>Toen Sultan Saladin zag hoe groot zijn aanzien was, begon hij zijne +macht te misbruiken. Als er iemand was, die hem durfde weerstreven, liet +hij hem geeselen of dooden. Was er iets dat hij begeerde en men wilde +het niet afstaan, dan werd men eenvoudig opgelicht en geworgd, en de +eigendommen vervielen aan den Sultan. Zijn harem bevatte de mooiste +meisjes van gansch Barbarije, want geen vader dorst zich tegen de +wenschen van den Sultan te verzetten. Als Saladin hem liet weten, dat +hij op een bepaalden tijd zijne dochter in zijn harem begeerde te +hebben, voldeed men er bereidwillig aan.</p> + +<p>Nu gebeurde het dat Hamet, de heilige, die een jong en schoon man was, +tot zichzelven zeide: Zie, ik ben gelukkig, maar ik ben alleen. En wat +anders zou mijn geluk kunnen volmaken als eene vrouw en kinderen? Het +is niet goed, dat de mensch alleen blijve. Hij heeft evengoed zijnen +plicht, zijne bestemming te vervullen als al wat door eeuwige kracht +is voortgebracht. Hij mag zich niet aan de natuurlijke eischen der +maatschappij onttrekken. En Hamet nam eene der schoone en deugdzame +vrouwen van Mechinez tot echtgenoote.</p> + +<p>De geheele bevolking verheugde zich over dat besluit van Hamet, <span class="pagenum" title="211"> </span><a id="p_211"></a>en van +alle oorden waren de nieuwsgierigen saamgestroomd om getuigen van dit +feest te zijn en vreugde te bedrijven.</p> + +<p>Doch zie, op den dag dat Hamets huwelijk voltrokken was en hij zijne +vrouw met zich voerde naar zijne tent, gebeurde er een verschrikkelijk +ongeluk; want toen Hamet op weg was naar zijn verblijf, ontmoette hij de +soldaten van den Sultan, die zijne vrouw kwamen opeischen en haar, +ondanks het tegenstreven van Hamet, medevoerden.</p> + +<p>Toen nam Hamet een paard en vertrok naar Fez naar zijnen broeder, om +zijne vrouw van hem te eischen, want de arme Hamet dacht niet anders, of +zijn broeder had zijne vrouw laten weghalen, zonder te weten wie haar +echtgenoot was.</p> + +<p>Hamet had nooit gezegd, dat Saladin zijn broeder was; en Saladin, te +trotsch geworden om zijne geringe afkomst te willen weten, had er +evenmin van gerept. Toen Hamet nu te Fez aankwam en niet werd toegelaten +tot den Sultan, zeide hij, dat hij Hamet de broeder van den Sultan was. +Eenige oogenblikken daarna werd hij voor den Sultan gevoerd.</p> + +<p>Dáár op de binnenplaats, omringd door een schitterenden stoet van +krijgslieden en hovelingen, zat Saladin te paard, terwijl een twaalftal +soldaten een troonhemel boven hem omhooghielden, ten einde hem voor de +zon te beschermen. Het was wel dezelfde Saladin, die eenmaal een arme +visschersknaap was geweest. Hij zag er even fier uit als vroeger; zijn +paard was hetzelfde zwarte ros en aan zijne zijde bengelde het +vreeslijke kromme zwarte zwaard met de roode punt.</p> + +<p>Hamet wilde zijnen broeder te gemoet snellen, maar de koele ontvangst, +die hem te beurt viel, hield hem daarvan terug. Eene wijle stond hij als +verlamd, als vernietigd naar zijnen broeder te kijken, toen verdween de +verwondering allengs van zijn gelaat en op bitteren toon mompelde hij:</p> + +<p>—'t Is mijn broeder niet meer!</p> + +<p>—Wie is het, klonk op eens de stem van den Sultan, die zich den broeder +van den Sultan durft noemen?</p> + +<p>—'t Is Hamet van Mechinez, die vroeger visscher was te Larasch. +Herinnert Saladin zich zijnen broeder niet meer, met wien hij dag aan +dag ging visschen, toen wij te Larasch woonden?</p> + +<p>Een onderdrukt gemompel van verwondering doorliep den hofstoet.</p> + +<p>Saladin haalde de schouders op.</p> + +<p>—De man is krankzinnig, zeide hij, zich tot zijne volgelingen wendende. +Maar wat wilt gij? vroeg hij, zich tot Hamet wendende.</p> + +<p>—Ik verlang de vrouw terug, die de soldaten mij hebben ontnomen, <span class="pagenum" title="212"> </span><a id="p_212"></a>en +waarmede ik juist was gehuwd. Zie, zeide Hamet, ik ben een man des +vredes. Ik onderwijs het volk in de vallei van Mechinez; nooit heb +ik nog eene onrechtvaardige daad begaan, noch de hand tegen iemand +opgeheven. Geef mij het geluk terug, dat mij werd ontnomen. Wilt gij +uwen broeder niet erkennen, o Saladin, 't zij zoo; het is er mij niet +om te doen in den glans van uwe macht te verkeeren, maar geef mij ten +minste mijne vrouw weder. Maar Saladin fronste de wenkbrauwen.</p> + +<p>—Men brenge den onbeschaamde weg, die zich eerst voor mijnen broeder +uitgeeft, en het daarna durft wagen de handelingen van den Sultan te +beoordeelen. Men verwijdere hem en zoo hij zich weder vertoont, zal men +hem het hoofd vóór de voeten leggen.</p> + +<p>Bleek als een doode stond Hamet op en een vernietigenden blik op den +Sultan werpende, zeide hij op indrukwekkenden toon: Luister, o Sultan, +Saladin de groote! <i>Hij, die u groot heeft gemaakt, zal u ook weten te +treffen nu ge een geesel voor uw volk zijt geworden en uwe hartstochten +niet weet te bedwingen!</i></p> + +<p>Ontzet over die taal en bevreesd voor straf grepen de wachten Hamet aan +en voerden hem weg.</p> + +<p>Treurig en in diepe overpeinzingen verzonken, ging Hamet de stad uit. +Hoe zou hij nu zijne geliefde, zijn geluk weerom krijgen? Met geweld +viel tegen Saladin, den onkwetsbare, niets uit te richten. Met list +zijne vrouw te bevrijden ging evenmin, want hoe zou het hem mogelijk +zijn haar uit het sterke, door een drom van krijgers omringde en +bewaakte paleis te voeren. En Hamet, de wijze, wist geen raad; hij was +diep ongelukkig.</p> + +<p>Maar opeens, toen hij buiten de stad tusschen de heuvelen was gekomen, +trof een vreemd klapwiekend geluid zijne ooren en opziende, zag Hamet +den gouden adelaar boven zijn hoofd zweven.</p> + +<p>—Wees gegroet, o Hamet! gij gezegende onder uw volk. Wat is het, dat uw +gelaat de uitdrukking van treurigheid heeft gegeven? zeide de vogel.</p> + +<p>Hamet, op de knieën vallende voor zijnen weldoener, verhaalde wat er was +gebeurd.</p> + +<p>—Wees gerust, Hamet, vrees niet! Uwe vrouw is de uwe, zij zal tot u +komen. Luister!</p> + +<p>En nederdalende, veranderde de vogel in den Derwisch en zeide toen:</p> + +<p>—De maat is vol! Uw broeder Saladin heeft geen goed gebruik gemaakt van +de macht, die hem gegeven werd. Zijn rijk is uit. Hij heeft zich geneigd +tot de inblazingen van den booze, die hem met eene onbegrensde eerzucht +heeft vervuld. Hij heeft veroverd, <span class="pagenum" title="213"> </span><a id="p_213"></a>verwoest en gemoord uit lust, zonder +noodzaak. Reeds zou hij gevallen zijn, zoo ik niet gewacht had of hij +zich nog wilde beteren. Maar helaas! hij is verstokt, en denkt dat zijne +onkwetsbaarheid en onverwinlijkheid hem niet meer kunnen ontnomen +worden. Thans, nu hij zelfs zijnen broeder heeft verloochend, gehoond en +beroofd van zijn geluk, thans is de maat zijner euveldaden vol. Hij zal +sterven.</p> + +<p>—O neen! riep Hamet, laat hem leven om zich te beteren!</p> + +<p>—Hij zal zich niet beteren, zeide de Derwisch. Gij weet dat ik in zijn +hart kan zien. Nooit zal hij zich verbeteren. Maar om uwentwille, om den +wille van uw schoon leven, dat gij zoo nuttig besteedt, om het goede dat +gij gedaan hebt, wil ik u nog één gunst toestaan. Hij zal leven als hij +zich betert, maar zoo hij nog eenmaal de hand tegen u, zijnen broeder, +opheft, zal ik hem verdelgen van de aarde. Wacht hier eene wijle.</p> + +<p>En na weder in een adelaar veranderd te zijn, vloog hij weg in de +richting der stad.</p> + +<p>Nauwlijks had Hamet in angst en vreeze eene poos daar vertoefd, of zie, +daar zag hij den adelaar wederkeeren, maar niet alleen, want met zich +voerde hij eene witte duif.</p> + +<p>Verbaasd wachtte Hamet. De vogels kwamen al nader en nader, en streken +neer bij Hamet. En op hetzelfde oogenblik, dat zij den grond raakten en +de adelaar in een Derwisch veranderde, onderging ook de duif eene +gedaanteverwisseling en voor den verheugden Hamet stond zijne vrouw.</p> + +<p>Met een vreugdekreet snelden de twee geliefden elkaar in de armen.</p> + +<p>Toen zeide de Derwisch: Ga heen, neem uwe vrouw op uw paard en verwijder +u, want uw broeder komt om u te zoeken. Ik hoor reeds den hoefslag van +zijn paard, doch vrees niet, ik zal over u waken.</p> + +<p>En Hamet tilde zijnen geliefden last op het paard, sprong in den zadel +en reed weg onder de zegeningen van den Derwisch.</p> + +<p>Daar klonk opeens de kletterende hoefslag van Saladin's ros en met eene +snelheid aan den bliksem gelijk kwam de woedende Sultan aanrennen, zijn +verderf aanbrengend zwaard in de vuist geklemd.</p> + +<p>—Geef over die vrouw, o Hamet! donderde hij reeds van verre den +vluchtende toe, en met een paar ontzettende sprongen was hij voor hem en +sneed Hamet den weg af.</p> + +<p>—Broeder! smeekte Hamet, in den naam onzer ouders, in den naam van +Allah, in den naam van hem, die u groot heeft gemaakt, laat mij door. +Hef uwe hand niet tegen mij op, want het zal uw verderf zijn. Gij, die +zooveel bezit, laat mij dit weinige!</p> + +<p><span class="pagenum" title="214"> </span><a id="p_214"></a></p> + +<p>—Geef over die vrouw, zeg ik u! brulde Saladin. Gij kent mijne macht, +die onwederstaanbaar is; noodzaak mij niet u te dooden!</p> + +<p>—Laat af, broeder! bad Hamet; laat af, het verderf nadert u! Laat af in +den naam van haar, wier borst ons beiden heeft gezoogd.</p> + +<p>—'t Is lang genoeg gefemeld, brulde Saladin, en zijn zwaard zwaaiend +wilde hij zich op zijnen broeder werpen.</p> + +<p>Daar klonk op eens de verschrikkelijke stem van den Derwisch: Sta +Saladin! ellendige slaaf uwer hartstochten! Tiran van uw volk, die u met +de booze geesten hebt verbonden. <i>Ik, die u groot heeft gemaakt, die u +de macht heeft gegeven, ontneem u die, nu ge een geesel voor uw volk +zijt geworden en uwe hartstochten niet weet te bedwingen.</i> Verga!</p> + +<p>En op hetzelfde oogenblik opende zich de grond voor zijne voeten, en +onder het slaken van een vreeslijken kreet verdwenen ros en ruiter in +den afgrond.</p> + +<p>Toen vloog Hamet, door ontzetting aangegrepen, als een pijl uit den boog +voort, onder het slaken van jammerkreten over het noodlottige en +verschrikkelijke einde van zijnen broeder.</p> + +<p>Hamet kreeg na verloop van tijd de rust en den vrede weer, die hij door +zijns broeders dood had verloren, daar hij dwaaslijk zichzelf als de +oorzaak daarvan beschouwde. Na eenigen tijd riep het volk hem tot Sultan +uit. De vrede en het geluk keerden weder in Barbarije. Hij herstelde +enkele onttroonde vorsten in hunne waardigheid en regeerde nog vele +jaren tot heil van zijn volk, dat hem als den grootsten heilige na den +Profeet vereerde.</p> + +<p>Aldus besloot Selam zijn eerste verhaal.</p> + +<div class="fnsep"></div> + +<div class="footnote"><a id="FN_5" href="#FNa_5" class="label"><sup>5</sup>)</a> De Oceaan.</div> + +<div class="chend"></div> + +<h2><a id="XXII"></a>XXII.</h2> + +<p class="subh2">ARABISCHE VERTELLINGEN.</p> + +<p class="subh2a"><i>[Vervolg.]</i></p> + +<p>Na den volgenden dag Larasch zonder eenige noemenswaardige voorvallen te +hebben bezichtigd, ging men weder op weg.</p> + +<p>Larasch is eene van de voornaamste havensteden van Marokko. <span class="pagenum" title="215"> </span><a id="p_215"></a>Zij heeft +ongeveer 4000 inwoners, meerendeels Mooren en Joden. Zij is gebouwd op +de helling van een heuvel aan den linkeroever van de uitmonding der +rivier de Koes. Die uitmonding vormt eene ruime haven, die wel veilig +is, doch ongenaakbaar voor groote schepen, daar er eene groote zandplaat +vóór ligt. De witte stad op het donkergroen van den heuvel maakt eene +sierlijke, lieflijke vertooning op deze dorre eenzame kust. Echter is +ook deze stad zeer vervallen van hetgeen zij eenmaal is geweest, want, +zooals de kapitein verhaalde, werd zij in de 15<sup>e</sup> eeuw door de Berbers +gesticht en in het laatst dierzelfde eeuw door Moelei-ben-Nassar +aanmerkelijk versterkt en verfraaid. In 1610 in het bezit der +Spanjaarden gekomen, werd zij door Moelei-Ismaël in 1689 weder veroverd, +en nog in het begin van deze eeuw was Larasch eene bloeiende +handelsplaats.</p> + +<p>Met den Oceaan in het gezicht trok men over de heuvelen voort. Alles was +hier woest en eenzaam, geen levend wezen, geen blijk van bewoonde of +bebouwde plaatsen trof men aan, en het eenige geluid, behalve de +branding die daar beneden op het strand hare golven brak, was het +eentonig ruischen der zee. Na een rit van vier uren bereikte men +Arzilla, de oude stad, door de Carthagers Zilia en door de Romeinen +Julia Traducta genoemd. Na de Romeinen kregen de Gothen haar in bezit +en in de helft der 10<sup>e</sup> eeuw werd zij door de Engelschen vernield. +Toen, na dertig jaren als een groote puinhoop te hebben gelegen, liet +Abd-er-Rhamen-ben-Ali, Kalif van Cordova de stad weder opbouwen. Doch +ook toen bleef zij niet in het bezit der Mooren. Eerst kwam Arzilla +weder in de macht der Portugeezen, die de laatste vreemde bezitters +waren, en later in het bezit van Marokko. Arzilla is een klein, rustig +stadje met een deels Moorsche, deels Joodsche bevolking van slechts 1000 +zielen. Hooge met kanteelen gekroonde muren omringen de plaats aan de +zee- en de landzijde.</p> + +<p>Toen men daar des avonds de tenten had nedergeslagen, vervolgde Selam op +algemeen verzoek zijne Arabische vertellingen met het volgende verhaal:</p> + +<p class="subh2">DE HERDER EN DE KREEFT.</p> + +<p>Civo was een arme herdersknaap. Van zijne jeugd af, dat wil zeggen van +zijn tiende jaar af, had hij de schapen van zijnen oom gehoed. Zijn +dagelijksch werk was des morgens zijne hut in het gebergte te verlaten +en den daarnaast staanden stal te openen. Vervolgens <span class="pagenum" title="216"> </span><a id="p_216"></a>dreef hij de +schapen de bergen in en met een langen stok in de hand liep hij er +achter, het oog op de kudde gevestigd houdende en zorgende, dat er geen +afdwaalde. Tegen den avond keerde hij weder, dreef de schapen in den +stal en begaf zich in zijne hut. Werd er een schaap ziek of kreeg er een +een ongeluk, dan maakte Civo het af en bracht het naar zijnen oom. Een +weinig brood en een schotel koeskoessoe, op de zondagen met een stukje +schapenvleesch er bij, was alles wat Civo tot loon ontving.</p> + +<p>Men kan licht nagaan, dat de arme Civo zich bij deze bezigheid +verveelde. Geheele dagen lag hij te turen over de randen der afgronden +of keek over de zee der duisternis (den Oceaan), die zich langs de +bergen uitstrekte, en als een goed Mahomedaan vervloekte hij de schepen +der Nazareners (Christenen), die hij in de verte zag voorbijvaren. +Andere dagen lag hij in het groen en keek naar de werkzaamheid der +insecten, haalde de eieren uit de vogelnesten, en zocht de jonge hazen +op om eens een lekker maal te hebben. Ook ving hij nu en dan wel eens +een paar visschen in de beken in het gebergte, en zoo had hij ten +laatste geheel geleerd zich in zijne sobere eenzame levenswijze te +behelpen, en als men eens vergat zijn schotel koeskoessoe te brengen, +leed hij daarom nog geen honger, maar had altijd het een of ander in +voorraad.</p> + +<p>Eens op een dag, dat Civo bezig was aan den oever van eene beek zijne +vischlijnen op te halen, werd hij een kreeft gewaar, die met moeite +voortsukkelde om het water te bereiken en telkens opzijde viel.</p> + +<p>Civo was een goede knaap. Het lijden van een ander schepsel deed hem +leed al was dat schepsel ook maar een dier, en nooit zou hij dus een +dier hebben kwaad gedaan. Dat hij er nu en dan eentje nam om op te +peuzelen was eene andere zaak; Civo moest leven en kreeg niet altijd +genoegzaam eten van zijn meester.</p> + +<p>Civo dan liep naar den kreeft, nam hem voorzichtig op en bekeek hem. Het +dier was zwaar verwond, twee van zijne pooten hingen er om zoo te zeggen +bij, en de anderen waren ook beschadigd.</p> + +<p>Na hem voorzichtig in het groen te hebben gelegd, liep Civo naar de +beek, schepte zijne waterkruik vol en vulde zoo een klein natuurlijk +bekken in den rotsigen oever waar hij den kreeft in plaatste. Daarna gaf +hij hem wat waterdieren en zich bij het bekken nedervlijende, sloeg hij +hem gade.</p> + +<div class="figcenter" style="width: 344px;"> +<span class="pagenum" title="-"> </span><a id="p_216a"></a> + +<a href="images/ill_p216a.png"><img src="images/ill_p216a-t.png" width="344" height="501" alt="en als een goed Mahomedaan vervloekte hij de schepen der Nazareners. Bladz. 216." title="Klik voor vergroting (1032×1503px, 360kb)" /></a> +<div class="caption">en als een goed Mahomedaan vervloekte hij de schepen der Nazareners. <a href="#p_216">Bladz. 216</a><ins class="corr" id="corr127" title="Niet in Bron.">.</ins></div> + +<span class="pagenum" title="-"> </span><a id="p_216b"></a> +</div> + +<p>Verheugd plaste de kreeft zooveel zijne gewonde pooten het toelieten +in het heldere water rond, en met vreugde zag Civo zijnen kleinen +<span class="pagenum" title="217"> </span><a id="p_217"></a>beschermeling opknappen. Toen hij des avonds met de kudde naar zijne +hut terugkeerde, overdekte hij het bekken met groene takken, opdat de +kreeft niet door roofdieren zou worden opgemerkt en verslonden.</p> + +<p>Zoo gingen dagen en weken om en onder de trouwe verzorging van Civo werd +de kreeft hoe langer hoe beter, en met vreugde sloeg hij het wederkeeren +zijner krachten gade. Dit kleine wezen had aan hem het leven te danken +en dat deed hem goed.</p> + +<p>Eindelijk, na een verblijf van eene maand in het bekken, was de kreeft +weder zóó kloek geworden, dat Civo besloot hem in de beek te brengen. +Hij nam dus den kreeft op en bracht hem te water.</p> + +<p>Maar nauwlijks had deze zijn element bereikt, of hij kroop tegen oever +den op, en tot vóór de voeten van zijn redder en weldoener komende, +zeide de kreeft:</p> + +<p>—Civo<ins class="corr" id="corr128" title="Niet in Bron.">,</ins> ge hebt een goed hart, ge zijt een goed mensch.</p> + +<p>Want 't was toen nog in den tijd, dat de beesten spreken konden, zeide +Selam met den grootsten ernst tegen zijne toehoorders.</p> + +<p>Civo lachte goedig.</p> + +<p>—Ja, vervolgde de kreeft, gij zijt een goede knaap, want in plaats van +mij te dooden en op te eten, toen ge mij gewond vond liggen, hebt ge mij +voorzichtig opgenomen en in het bekken geplaatst. Gij hebt mij voorzien +van voedsel en mijne schuilplaats in uwe afwezigheid bedekt, opdat ik +niet wederom zou gewond of gedood worden door de groote vogels, waarvan +een mij had gewond, en die vooral op ons loeren. Gij hebt mij verzorgd +als ware ik uw kind geweest en hebt mij het leven weergegeven.</p> + +<p>Toen Civo den kreeft zoo ernstig hoorde praten, lachte hij niet meer, +maar luisterde met genoegen naar hem.</p> + +<p>—Daarvoor, Civo! ben ik u dank verschuldigd, vervolgde de kreeft, en +vroeg of laat zal ik het u vergelden.</p> + +<p>—'t Is niet noodig, zeide Civo, ik deed het enkel om den tijd te +dooden.</p> + +<p>—Maar, hernam de kreeft, 't is niet hetzelfde hoe men den tijd doodt. +Verveling leidt dikwijls tot ondeugd, en daarom zijt gij nog meer te +prijzen. Ik zeg u, o Civo! ik zal u weldra mijnen dank betuigen en hoop +u gelukkig te maken. Wacht mij!</p> + +<p>De kreeft kroop in de beek en Civo ging zijne kudde verzamelen en naar +den stal drijven.</p> + +<p>Dagen, weken en maanden gingen voorbij, en reeds dacht Civo volstrekt +niet meer aan den kreeft, toen hij op een morgen uit zijne hut komende +den kreeft er voor zag zitten.</p> + +<p><span class="pagenum" title="218"> </span><a id="p_218"></a></p> + +<p>Verwonderd en verheugd keek Civo hem aan.</p> + +<p>—Ik kom de belofte vervullen, zeide de kreeft, die ik u gedaan heb. +Begeef u heden avond tegen zonsondergang naar de bergen aan de zee, waar +gij zoo dikwijls hebt liggen turen op de vooruitstekende rotspunt en ge +zult daar door mij uw geluk deelachtig worden.</p> + +<p>Tegelijk dook hij in de beek, die ook langs Civo's hut vloeide, en was +verdwenen eer Civo er op bedacht was.</p> + +<p>Brandende van nieuwsgierigheid, begaf Civo zich met zijne kudde naar de +bergen en tegen den avond zorgde hij op de bedoelde rotspunt aanwezig te +zijn, waar hij zich behaaglijk neervlijde in afwachting van de dingen +die komen zouden, want Civo twijfelde geen oogenblik aan de woorden van +den kreeft.</p> + +<p>Zoo lag hij ongeveer een uur in de zon te blakeren, doch Civo was een +te gehard bergbewoner om zich voor de zon te verschuilen. Hij keek naar +het strand, dat bezaaid was met tallooze schelpdieren en andere vreemde +voorwerpen. Hij luisterde naar het geraas der branding, die op de +klippen brak, en naar het zachte schuren van de aanrollende golvenrijen +over het strand. Hij keek naar de watervogels, die over de golven +scheerden, nu onderdompelend in het schuimende nat om den een of +anderen waterbewoner aan zijn element te ontrukken, dan weder hoog +opwaartsstrevende om met den buit naar de bergen te vliegen, waar de +hongerige jongen in het nest op voedsel wachtten. Hij zag de witte +zeilen der aan den horizont voorbijsnellende schepen, en de wolken, die +door de ondergaande zon met gouden randen werden omgezoomd. Doch buiten +dit alles zag of bemerkte hij niets. Echter werd Civo niet ongeduldig, +hij wachtte.</p> + +<p>Opeens werd Civo's rusteloos rondturend oog geboeid door eene zwarte +stip, die dicht bij hem, bijna op de plaats waar de golven op het strand +rolden, uit de zee opdook. Die stip werd allengs grooter. Zij werd een +driehoekig plat vlak en rees en werd grooter en grooter, en na verloop +van eenige oogenblikken zag Civo een plat vierkant voorwerp van +ontzettende afmeting uit de zee oprijzen. Het scheen of het op de golven +dreef, en toch was dit zoo niet, want plotseling zag Civo, hoe het vlak +de zee verlatend op het<ins class="corr" id="corr129" title="Bron: het"></ins> strand kwam en daar voortging naar de +heuvelen, recht op de plaats aan waar hij lag.</p> + +<p>Toen kon Civo, die als door verlamming getroffen daar onbeweeglijk lag, +met oogen die uit hunne kassen puilden, de verschijning beter opnemen. +Het was een vierkant voorwerp van minstens vier menschenlengten lang en +half zoo breed, terwijl de dikte van dat <span class="pagenum" title="219"> </span><a id="p_219"></a>reusachtig vlak niet meer dan +de lengte van twee menschenvoeten bedroeg. Het geheel zag er dof en +zwart uit.</p> + +<p>Was Civo reeds ontzet over dat vreemde voorwerp, nog meer was hij dit +over het voortbewegen, want het was zoo laag boven den grond, dat men +zou zeggen dat het er bijna op lag<ins class="corr" id="corr130" title="Bron: ,">.</ins></p> + +<p>Civo was dapper en een goed Muzelman. Toen hij het gevaarte op zich +zag aankomen, riep hij den bijstand van Allah en den Profeet in, trok +zijn stilet en bleef wachten wat er zou gebeuren. En toen het vreemde +<ins class="corr" id="corr131" title="Bron: vooorwerp">voorwerp</ins> hem dichter was genaderd, bukte Civo onwillekeurig om er +onder te zien en met een kreet van blijdschap en verwondering sprong hij +overeind. Het raadsel der voortbeweging had zich opgelost.</p> + +<p>Want dat groote vlakke voorwerp werd voorbewogen door honderden +kreeften, die het op hunne ruggen getorscht droegen. In geregelde orde +waren zij er onder geplaatst en liepen vast aangesloten voort, terwijl +Civo's beschermeling er voor liep om hun den weg te wijzen.</p> + +<p>Voor Civo gekomen, bleef de stoet plotseling staan en de kreeft +vooruittredende, zeide:</p> + +<p>—Wees gegroet, o Civo! wij verheugen ons dat gij gekomen zijt en naar +mijne woorden hebt gehoord. Tot dank voor uwe vroeger aan mij betoonde +hulp zal ik u rijk maken, luister slechts naar mij. Ik zal u verhalen +wat er gebeurd is, doch vooraf zullen wij uwen schat in veiligheid +brengen; de last is zwaar, kom mede om ons te helpen.</p> + +<p>Weinige passen verder gegaan zijnde, trok de stoet eene ruime grot +binnen. Toen schoven de achterste kreeften een weinig naar voren, +waardoor het vlak met dien kant op den grond zakte, maar vooraan was het +nog altijd opgeheven.</p> + +<p>—Steek nu uwe handen hieronder, zeide de kreeft, en til het op om het +tegen den wand te plaatsen.</p> + +<p>Snel voldeed Civo aan dat verzoek; zijne handen onder het vlak +brengende, tilde hij het op, en met inspanning van alle krachten gelukte +het hem het voorwerp rechtop tegen den rotswand der grot te plaatsen.</p> + +<p>—Luister nu, zeide de kreeft tot Civo, en ik zal u verhalen wat er is +voorgevallen.</p> + +<p>Civo zette zich neder en de kreeft, aan het hoofd van zijne geheele +bende voor hem staande, begon aldus:</p> + +<p>—De sultan van Fez heeft een groot paleis laten bouwen, dat in +fraaiheid van versiering uitsteekt boven al wat er van dien aard in het +land bestaat<ins class="corr" id="corr132" title="Bron: ,">.</ins> Onder alle zalen is er echter eene, die het <span class="pagenum" title="220"> </span><a id="p_220"></a>schoonst +moest zijn, wijl de Sultan daar zijne gelukkigste oogenblikken wil +slijten in het bijzijn zijner geliefdste vrouwen. De vier wanden der +zaal moesten volgens zijne begeerte geheel bestaan uit spiegels van +zeldzame schoonheid, in gouden lijsten gevat welke met allerlei kostbare +gesteenten waren bewerkt.</p> + +<p>—Deze spiegels moesten door de Nazareners worden vervaardigd en +hierheen gevoerd. Dit geschiedde ook, maar op de reis herwaarts leed het +schip der ongeloovigen schipbreuk en verdween met al wat er op was in de +zee der duisternissen.</p> + +<p>—Toen de Sultan dit hoorde, was hij zeer bedroefd, en hij loofde groote +prijzen uit aan dengeen, die hem zijne spiegels terug gaf. Vele duikers +beproefden het, doch tevergeefs. Toen dacht ik aan u, mijn weldoener; ik +verhaalde mijnen broeders de edele daad, die gij aan mij hebt verricht, +en deelde hun mijn plan mede.</p> + +<p>—Zonder bedenken stelden allen zich ter mijner beschikking, daar zij +meenden, dat gij verdiendet beloond te worden.</p> + +<p>—Mijne broeders nu zijn talrijk als het zand en de schelpen. Wij +bewonen de zee en de zoete wateren, en duizenden trokken met mij mede +naar het gezonken schip. Wij vonden, door de goede geesten geleid, de +kist waarin de spiegels waren geborgen, en van deze alwetende geesten +vernamen wij ook, dat de spiegels wegens de zorgvuldige inpakking niet +waren beschadigd.</p> + +<p>—De kist nu lag op den zandigen bodem der zee. Op verschillende punten +begonnen wij nu ons er onder te werken en plaatsten op die ondergraven +punten platte steenen, die niet wegzakten en beletten zoo de kist verder +in het zand te zakken. Zoodoende kwamen wij er weldra in genoegzamen +getale onder, om ons met onzen last in beweging te stellen en dien tot u +te brengen. Begeef u nu morgen met het aanbreken van den dag op weg naar +Fez en verhaal den Sultan, dat gij zijne spiegels hebt, en dat hij zijne +lieden kan zenden om ze te halen. Hij zal u rijkelijk beloonen, en gij +zult geld genoeg bezitten om er een huis van te bouwen en zelve kudden +schapen te hebben.</p> + +<p>Nauwlijks had de kreeft uitgesproken, of hij en zijn geheel +kreeftenleger riepen als in koor:—Wij groeten u, o Civo! wees +gelukkig!—En eer Civo van zijne verbazing was bekomen, was de geheele +bende in de zee verdwenen.</p> + +<p>Nog vóór het licht werd in het Oosten, was Civo den anderen morgen reeds +aan het werk om den ingang der grot dicht te maken. Na eerst eene laag +groote rotssteenen vóór de opening te hebben gerold, overdekte hij die +met aarde; daarna nam hij eenige handen zaad van onkruid dat zeer snel +opwies en strooide het in de aarde. <span class="pagenum" title="221"> </span><a id="p_221"></a>Toen ging hij gerust heen, +overtuigd dat binnen eenige dagen het onkruid opgewassen zou zijn tot +boven aan de opening en deze alzoo voor de oogen van hem, die toevallig +hierheen mocht langs dwalen, verborgen zou zijn.</p> + +<p>Na zijn vader verteld te hebben, dat hij eene reis moest doen naar Fez +om hen allen gelukkig te maken, droeg hij dezen de zorg voor de kudden +zijns oom op en vertrok.</p> + +<p>Daar aangekomen, begaf hij zich terstond naar het paleis van den Sultan +en verhaalde, dat hij de spiegels in zijn bezit had. Niet zoodra hoorden +de bedienden dat, of zij brachten Civo vóór den Sultan, die hem met vele +vreugdeblijken ontving. En Civo, de eenvoudige, rondborstige knaap, +verhaalde den Sultan eerlijk ten aanhoore van het geheele hof, hoe de +kreeften de kostbare spiegels uit de zee hadden opgehaald.</p> + +<p>Natuurlijk waren de Sultan en het geheele hof zeer verwonderd over +Civo's verhaal. De Sultan zeide:</p> + +<p>—Hoor Civo, uw verhaal heeft ons zeer verwonderd, want wat gij vertelt, +is nog nooit gehoord. Nu zou ik wel gaarne de spiegels laten halen, maar +ik ben zoo nieuwsgierig naar uwe kreeften, dat ik wel eene geheele stad +uit mijn keizerrijk zou willen geven om te zien wat gij gezien hebt. +Hoor dus, wat ik van u verlang. Gij gaat weer naar uwe woonplaats terug +en verzoekt den kreeften mij hunne vondst zelven te willen brengen, en +voegt er bij dat, ingeval zij aan mijnen wensch willen voldoen, ik u het +dubbele, ja het driedubbele van de uitgeloofde belooning zal geven. +Bovendien zullen de kreeften tot dank eene gunst van mij mogen vragen.</p> + +<p>Civo boog en door de bedienden weggeleid, werd hij met een schitterend +nieuw kleed begiftigd. Daarna zette men hem de keurigste spijzen voor, +en na eenige uren te hebben geslapen, ontving hij een sterk paard en +eene beurs met geld om zich op den weg overvloedig van verkwikkend +voedsel te voorzien en vertrok naar huis.</p> + +<p>Hoewel Civo nu geen oogenblik twijfelde aan de macht der kreeften om het +begeerde te kunnen doen, twijfelde hij evenwel zeer aan hunnen wil, want +die reis was geene kleinigheid. Doch de wenschen van den Sultan kon hij +niet weerstreven en er zat dus niets anders op dan het te beproeven.</p> + +<p>Des avonds in zijne hut aangekomen, begaf Civo zich den anderen morgen +naar de grot om te zien of zijn schat er nog was. Tot zijne groote +geruststelling was alles nog onaangeroerd en het hoog opgeschoten +onkruid verborg de opening geheel. Na eenigen tijd gewacht te hebben, +kwam zijn vriend, de kreeft, hem opzoeken <span class="pagenum" title="222"> </span><a id="p_222"></a>om den uitslag van zijne +zending te vernemen. Aarzelend deed Civo verslag van zijn wedervaren, +doch wie beschrijft zijne verwondering, toen hij aan het einde zijner +rede gekomen den kreeft op verheugden toon hoorde uitroepen:—O, wees +gerust, Civo! gij brenger van zoo gezegend nieuws. Zie, wat gij dacht +dat mij zou bedroeven, verheugt mij; wij zullen de spiegels naar Fez +brengen en als gunst van den Sultan verzoeken, dat ons geslacht voortaan +in vrede zal kunnen leven, zonder door de visschers gevangen en +opgegeten te worden. Geloof mij, geene opoffering zal ons te zwaar, +geene moeite ons te veel zijn om de gunst te verwerven van onbevreesd te +kunnen leven. Wacht slechts een oogenblik en gij zult zien, dat ik de +waarheid spreek.</p> + +<p>Snel begaf zich de kreeft naar het strand en begon met zijne groote, +sterke scharen op een grooten kinkhoorn, die daar lag, te slaan en +bracht daardoor een luid klinkend geluid voort. Dadelijk kwamen de +kreeften van alle kanten te voorschijn, uit de zee, uit de beken en de +bergen en uit de stroomen, en na verloop van niet langer dan een half +uur waren de hellingen der kustbergen en het geheele strand daar ter +plaatse zwart van de kreeften.</p> + +<p>Toen verhaalde de kreeft aan de toegevloeide scharen, waarom hij hen had +opgeroepen en nadat hij in vurige taal het vorstlijke van de gunst had +geschetst, die niet alleen hun, maar hun geheel volgend geslacht ten +goede zou komen, toen ging er uit die geheele schare éen enkele kreet +op, en daverend klonk het over het strand, rolde over de zee, +weerkaatste tegen de rotsen en vloeide samen met het gedonder der +branding:—Wij willen, wij willen!</p> + +<p>En reeds des anderen daags begon de wondervolle reis en de Marokkaansche +bevolking werd op het nooit geziene tooneel vergast van eene door +duizenden kreeften gedragen reusachtige kist van buitengewonen vorm. En +boven op het vlak der kist zaten rustig rondziende in geregelde rijen +even zoovele kreeften als het gevaarte droegen, want begrijpende, dat +men vele malen genoodzaakt zou zijn te rusten, had de kreeft deze +voorzorg genomen. Zoodra nu de dragers vermoeid werden, losten de +anderen ze af, en als de versche troepen hunne plaats hadden ingenomen, +verwijderden de anderen zich van onder het gevaarte en begaven zich er +boven op om uit te rusten tot den volgenden tocht. En bij dien vreemden +optocht reed Civo op zijn paard als gids en leidsman vooraan.</p> + +<p>Toen werden de wegen, waar men langs trok, overstroomd van volk; de +stedeling verliet zijne bezigheid, de landman huis en hof, de maaiers +legde de zeissen bij het koren en de houthakker de bijl <span class="pagenum" title="223"> </span><a id="p_223"></a>bij den boom. +Iedereen kwam er naar zien; geen oud wijf, geen kind bleef te huis. +Zelfs de schriftgeleerden, de heiligen, de krijgers, ministers, pacha's, +kortom, al wat gaan kon liep uit en allen verwonderden zich over deze +verschijning. De wijzen en geleerden stonden verbaasd en vroegen zich +af, of zij waakten of droomden, en de bijgeloovigen riepen met +ontzetting uit, dat de laatste dag gekomen was en dat de wereld zou +vergaan. En overal bracht men het noodige bijeen om de vreemde gasten te +spijzen. De meeste <ins class="corr" id="corr133" title="Bron: niewsgierigen">nieuwsgierigen</ins> dachten niet om heengaan; het was +alsof men door eene onweerstaanbare aantrekkingskracht werd +medegesleurd. Men vergat huis en hof en bezigheden, vrienden en +bloedverwanten, om slechts mede te gaan. Zoo trok men voort en de +ontzettende sleep groeide en groeide steeds aan. En toen men na dagen +lang te zijn voortgetrokken de stad Fez naderde, scheen het alsof men +gansch Marokko achter zich medevoerde. Velen, die nooit Fez hadden +gezien, die niet eens wisten waar het lag, kwamen nu naar deze stad.</p> + +<p>De mare van deze algemeene beweging was hen reeds vooruitgegaan, en toen +de Sultan het vernam, trok hij uit met zijn geheelen hofstoet, zijn +ganschen sleep van hovelingen en krijgers, van wijzen en dwazen, van +vrouwen en bedienden. En toen hij daar dien wonderlijken optocht zag +aankomen, bleef hij staan om dien goed te kunnen zien, en daar het volk +steeds opdrong als eene ondoordringbare massa, liet hij een gedeelte van +zijn leger een cordon vormen om den stoet, waardoor het volk op een +behoorlijken afstand werd gehouden. Zoo deed Civo met zijn kreeftenleger +zijnen intocht binnen Fez.</p> + +<p>Daar gekomen, wachtte de Sultan hen op eene groote vlakte aan den oever +van den Paarlstroom op, en toen de kreeften tot vóór zijnen troon waren +genaderd, liet de Sultan hen door eene menigte bedienden van den last +bevrijden en in bijzijn van de toegevloeide menigte de kist openen. Toen +zag men vier buitengewoon fraaie spiegels te voorschijn komen, +fonkelnieuw alsof zij zooeven de <ins class="corr" id="corr134" title="Bron: werplaats">werkplaats</ins> van den Nazerener +hadden verlaten. Er was geen spoor van beschadiging door zeewater of +door de schipbreuk te bespeuren, en de Sultan werd vervuld van vreugde +over dit geluk.</p> + +<p>Nu kwam de beurt aan Civo, en nadat de Sultan hem zijne eigene kleederen +had laten aantrekken en had laten omhangen met de kostbaarste +versierselen, liet hij hem plaats nemen aan zijne rechterhand onder den +stoet van hovelingen.</p> + +<p>Voor den voet van zijnen troon was het kreeftenleger in +bewonderenswaardige orde opgesteld; de lievelingskreeft van Civo kwam +<span class="pagenum" title="224"> </span><a id="p_224"></a>nu vooruit, en terwijl hij zijne groote scharen ter aarde boog sloeg +hij er mede tegen den grond, en terstond herhaalde de <ins class="corr" id="corr135" title="Bron: gegeheele">geheele</ins> drom +dit, hetwelk klonk als het wapengekletter en het dreunen van een +aankomend leger. En in de stilte, die daarop ontstond, hoorde men den +kreeft zeggen:—Allah bescherme u, o groote Sultan! Weldoener van uw +volk. Zijt gij tevreden over de geringe bewoners der wateren, die uw +rijk bespoelen en doorstroomen?</p> + +<p>—Ja, zeide de Sultan, spreek, ik heb u eene gunst toegestaan, zeg wat +ge wilt, en als het niet boven mijne macht gaat, zal het u worden +toegestaan!</p> + +<p>—Allah bescherme u, o groote Sultan! In naam van al mijne broeders, die +hier voor uwen troon staan, vraag ik om voortaan rustig te kunnen leven, +ongemoeid door de listen en lagen der menschen.</p> + +<p>Toen zeide de sultan op plechtigen toon:—Uw wensch is toegestaan. Hoor, +mijn volk! wat ik u beveel. Van stonden aan zal het een iegelijk op +doodstraf verboden zijn een kreeft te vangen, te wonden of te dooden, of +op eenige andere wijze te hinderen.</p> + +<p>Dit bevel zal zich uitstrekken over gansch Marokko en over al de landen, +die ik onder mijnen scepter heb. Die hun weldoet, zal een goed werk +doen. En het zal geboekt worden in de geschriften, opdat onze nazaten er +zich aan zullen houden en weten, welk wonder dit besluit heeft +veroorzaakt.</p> + +<p>En al de kreeften bogen zich ter aarde en onder het slaan hunner scharen +riepen zij als uit één mond:—Allah bescherme onzen Heer, den grooten +Sultan!</p> + +<p>Een daverend vreugdegeroep van het volk beantwoordde dit en iedereen +schreeuwde opgewonden:—Allah bescherme onzen Heer, den grooten Sultan, +den rechtvaardige!</p> + +<p>Op hetzelfde oogenblik keerde het kreeftenleger zich om en wierp zich in +den Paarlstroom. En den anderen dag reed Civo met geschenken overladen +naar zijne woonplaats; hij kocht zich een huis, hield groote kudden en +bezat weldra uitgestrekte velden. En vóór zijn huis prijkte, in marmer +uitgehouwen, een reusachtige kreeft ter herinnering aan zijn geluk.</p> + +<p>—Ziedaar, aldus eindigde Selam, waarom nog zeer langen tijd daarna de +kreeften door het volk werden beschermd. Doch thans is dit anders. Alles +is veranderd; zelfs spreken de beesten niet meer.</p> + +<div class="chend"></div> + +<p><span class="pagenum" title="225"> </span><a id="p_225"></a></p> + +<h2><a id="BESLUIT"></a>BESLUIT.</h2> + +<p>Na Arizila verlaten te hebben, bereikte ons gezelschap den volgenden dag +Ain-Daliah (de wijnbron), dezelfde plaats waar men op de heenreis had +gekampeerd, en twee dagen later reed men omstuwd door eene groote +menigte, door de poort van den Sóc-di-Barra, Tanger binnen.</p> + +<hr class="tb" /> + +<p>Het was duidelijk op de gelaatstrekken der toegestroomde menigte te +zien, dat zij er geen oogenblik aan getwijfeld had of ons gezelschap, +dat zij hadden zien vertrekken en welks doel men kende, zou Tanger nooit +hebben weergezien, en veler gelaatstrekken drukten spijt en toorn uit +over hunne behouden zegenvierende terugkomst. Eén ding was echter zeker, +dat zij nu vrij wat meer eerbied en ontzag schenen te hebben voor dien +kleinen troep Nazareners, die dat stoute waagstuk zoo glorierijk had +volbracht.</p> + +<p>Sinds men Larasch had verlaten, was de toestand van Dries aanmerkelijk +beter geworden, en het rustige leven te Tanger bracht hem weer binnen +enkele dagen geheel op de been. Vóór men vertrok, hadden de kapitein en +de luitenant, aan den vurigen wensch van Selam gevolg gevende, hem, dank +zij den invloed van den kapitein, eene vaste betrekking bezorgd als +koerier aan het Fransche Consulaat, zoodat de wakkere knaap niet meer +bevreesd behoefde te zijn voor zijne toekomst en thans eene zeer goede +positie onder zijne landslieden bekleedde. Ook vernam men hier nog door +een bode, die een brief bracht van Sid-Abd-Allah, dat deze, dank zij +zijne stoutheid van zelf den Sultan te gaan spreken, de verlangde +aanstelling had verkregen en thans in vrede heerschte als landvoogd over +zijn volk, zich bezig houdende met handel en nijverheid onder hen te +bevorderen. Hij zond zijne beste groeten aan zijne vrienden en bad Allah +voor hunne behouden tehuiskomst.</p> + +<p>En veertien dagen na de terugkomst in Tanger vertrokken luitenant Frank +met Dries, de kapitein met zijne aanstaande vrouw en Mohammed met het +stoomschip naar Marseille, tot aan het strand uitgeleid door den trouwen +Selam en door Aroesi, en zoolang men elkaar nog kon onderscheiden zag +men de twee brave, dappere en trouwe Mooren op Afrika's strand staan, de +boot naoogende, die hunne vrienden wegvoerde naar het beschaafd Europa, +de vrienden met wie zij lief en leed, vreugde en gevaar hadden gedeeld +in het waarlijk barbaarsche Barbarije.</p> + +<p>Te Marseille scheidden ook de kapitein en de luitenant van elkaar, <span class="pagenum" title="226"> </span><a id="p_226"></a>daar +de eerste van daar zou vertrekken naar Algiers en de laatste weder met +Dries naar Nederland zou terugkeeren.</p> + +<p>Voor het laatst voeren wij den lezer nog even bij onze vrienden binnen. +'t Is een koude winterdag, dat we de woning van Frank te 's-Gravenhage +binnentreden, en het gesprek afluisteren, dat tusschen Frank en Dries +wordt gevoerd. Het onderwerp daarvan was voorzeker gewichtig, namelijk +een brief van kapitein <span xml:lang="fr">Daumas</span> uit Algiers. De luitenant las aan Dries er +het volgende uit voor:</p> + +<hr class="tb" /> + +<p>Sedert eene maand ben ik gehuwd en geniet al de zaligheden van het +huwelijk. Na Rebecca een jaar ongeveer te Marseille te hebben gelaten om +haar opvoeding te voltooien, zijn wij thans gehuwd en elken dag zegen +ik u, die de oorzaak is van mijne reis naar Fez en dus de eigenlijke +aanleiding, dat ik Rebecca heb ontmoet. Maar niet alleen ik, ook mijn +lief vrouwtje verzoekt mij u te doen weten, dat zij u dankt eenmaal het +idee te hebben gehad, om de barbaarsche hoofdstad van Marokko, de stad +der verschrikking, te bezoeken. Als ik mij die reis voor den geest haal, +dan kan ik nu nog niet begrijpen, hoe wij het er heelhuids hebben +afgebracht, want hoe luchtig wij er somtijds over dachten, zaten we toch +somwijlen verduiveld in den brand en meer dan eens heb ik tot mijzelven +gezegd: George, George, hier kom je niet levend van daan!</p> + +<p>Maar enfin, 't is voorbij met al zijn leed, en bij nader inzien hebben +wij toch nog al pret gehad ook. Weet ge nog, <span xml:lang="la">amice!</span> hoe wij ons als +schooljongens vermaakten met die insecten, die ons formeel aanvielen, en +de <i>heiligen</i>, denkt Dries er nog wel eens aan? En dan onze romantische +ontmoeting met den roover, onzen stouten vriend Sid-Abd-Allah en nog +zooveel meer, dat mij tebinnenschiet als ik rustig in mijne studeerkamer +zit en mijne aanteekeningen doorblader.</p> + +<p>Maar wacht eens even, ik zeide daar, rustig te zitten; helaas! mijn +vriend, dat was een leugen! Want nauwlijks zit ik eenige oogenblikken +stil, of die twee kleine guiten van mij sluipen onhoorbaar binnen, +totdat ik op eens hunne tegenwoordigheid gewaar <ins class="corr" id="corr136" title="Bron: wordt">word</ins> door een verwoed +gevecht onder mijne schrijftafel. En als ik dan driftig opspring om de +kleine rustverstoorders een tik om de ooren te geven en de kamer uit +te jagen, dan voel ik opeens een paar armen om mijn hals en staat dat +kleine barbaarsche Marokkaansche vrouwtje achter mij en houdt mij +waarachtig tegen.</p> + +<p><span xml:lang="fr">Parbleu!</span> noemt ge dat niet erg, eene maand getrouwd en reeds geen baas +meer te zijn in mijn eigen huis? Zoo spant me dat <span class="pagenum" title="227"> </span><a id="p_227"></a>vrouwtje samen met de +kleine bengels, en dan blijven ze in de kamer; zij zet zich bij mij +neder en van dat oogenblik af aan hoor ik geen kik meer. Nu, wat moet je +doen om rustig te kunnen werken.</p> + +<p>Bij al mijn geluk heb ik echter nog slechts één wensch, namelijk deze, +dat ge ook eens mocht overkomen om Algiers te zien. Ik hoop, dat ge +daartoe spoedig lust zult gevoelen; het zou een mijner grootste +genoegens uitmaken u en onzen vriend Dries nog eens bij ons te zien.</p> + +<p>Niet alleen van mijne kleine barbaarsche, maar zelfs van mijne beide +jongens moet ik u groeten, en ge zult wel zoo goed willen zijn mijn +vriend Dries voor Rebecca en mij de hand te drukken. Ik zeg niet +vaarwel, maar tot weerziens, want ik reken er vast op, dat ge te eeniger +tijd bij ons komt.</p> + +<div class="floatright" style="width: 12em;"> +<p class="noi center">Uw toegenegen<br /><br /> +<span class="size75 ls2" xml:lang="fr">GEORGE DAUMAS.</span></p> +</div> + +<p class="clear">Toen de luitenant dit had voorgelezen, keek hij Dries aan.</p> + +<p>—Wel, zeide hij, wat zegt ge er van?</p> + +<p>—Wel, antwoordde Dries, ik ben zoo verheugd over het geluk van den +kapitein, dat ik het niet weet uit te drukken.</p> + +<p>—Ik ook, zeide Frank, maar wat zegt ge van zijne uitnoodiging om naar +Algiers te komen?</p> + +<p>—O, wat dat betreft, antwoordde Dries, zou ik, als u lust had er heen +te gaan, geen enkele reden weten om het niet te doen. Duivels, we zijn +wel in de beruchtste gewesten van Marokko geweest, en hebben Fez +bezocht, wat niet iedereen kan zeggen, die Marokko heeft bereisd.</p> + +<p>—Dat is zoo, antwoordde de luitenant, en nu wij eenmaal met reizen zijn +begonnen, is de lust in mij opgewekt, het niet bij die eene reis te +laten; als een begin was deze tamelijk gevaarlijk en vrij ongemakkelijk.</p> + +<p>—Ja, zeide Dries, ik geloof, dat Algiers niet half zooveel bezwaren zal +op leveren als Marokko.</p> + +<p>—Neen, dat zeker niet, antwoordde Frank. En ik zeg nog niet «neen» op +het verzoek van den kapitein. Wie weet, wat we den volgenden zomer +zullen doen. Maar als we naar Algiers gaan, Dries! reken er op, dat we +dan ook de woestijn zullen bezoeken.</p> + +<p class="einde">EINDE.</p> + +<p><span class="pagenum" title="228"> </span><a id="p_228"></a></p> + +<div class="inhoud"> + + <h2 class="h2inh"><a id="INHOUD"></a>INHOUD.</h2> + + <table summary=""> + <tbody> + <tr><td class="tdr"></td><td class="tdl"></td><td class="tdr">Bladz.</td></tr> + <tr><td class="tdr"><a href="#I">I.</a></td><td class="tdl">Een man over boord</td><td class="tdr"><a href="#p_5">5</a></td></tr> + <tr><td class="tdr"><a href="#II">II.</a></td><td class="tdl">Luitenant Frank en zijn oppasser</td><td class="tdr"><a href="#p_12">12</a></td></tr> + <tr><td class="tdr"><a href="#III">III.</a></td><td class="tdl">Tanger, de Moorsche stad.—De zegen van den Heilige</td><td class="tdr"><a href="#p_16">16</a></td></tr> + <tr><td class="tdr"><a href="#IV">IV.</a></td><td class="tdl">De nieuwe reisgenoot.—Selam, de gids</td><td class="tdr"><a href="#p_26">26</a></td></tr> + <tr><td class="tdr"><a href="#V">V.</a></td><td class="tdl">Naar Fez.—De kapitein verhaalt zijne geschiedenis</td><td class="tdr"><a href="#p_32">32</a></td></tr> + <tr><td class="tdr"><a href="#VI">VI.</a></td><td class="tdl">De monsterpad en de witte ezel van Selam</td><td class="tdr"><a href="#p_46">46</a></td></tr> + <tr><td class="tdr"><a href="#VII">VII.</a></td><td class="tdl">Alkazer-el Kibir</td><td class="tdr"><a href="#p_55">55</a></td></tr> + <tr><td class="tdr"><a href="#VIII">VIII.</a></td><td class="tdl">De ontmoeting</td><td class="tdr"><a href="#p_64">64</a></td></tr> + <tr><td class="tdr"><a href="#IX">IX.</a></td><td class="tdl">Door insecten overrompeld.—De tarantula</td><td class="tdr"><a href="#p_74">74</a></td></tr> + <tr><td class="tdr"><a href="#X">X.</a></td><td class="tdl">De sterren en het zandmannetje</td><td class="tdr"><a href="#p_87">87</a></td></tr> + <tr><td class="tdr"><a href="#XI">XI.</a></td><td class="tdl">De Beni-Hassen</td><td class="tdr"><a href="#p_97">97</a></td></tr> + <tr><td class="tdr"><a href="#XII">XII.</a></td><td class="tdl">Sid-Abd-Allah, de geweldige</td><td class="tdr"><a href="#p_109">109</a></td></tr> + <tr><td class="tdr"><a href="#XIII">XIII.</a></td><td class="tdl">Fez de stad der verschrikking</td><td class="tdr"><a href="#p_120">120</a></td></tr> + <tr><td class="tdr"><a href="#XIV">XIV.</a></td><td class="tdl">De wapenschouwing</td><td class="tdr"><a href="#p_135">135</a></td></tr> + <tr><td class="tdr"><a href="#XV">XV.</a></td><td class="tdl">Verraden.—Redde zich wie kan</td><td class="tdr"><a href="#p_144">144</a></td></tr> + <tr><td class="tdr"><a href="#XVI">XVI.</a></td><td class="tdl">Een gevaarlijk oogenblik.—De schoone Jodin</td><td class="tdr"><a href="#p_153">153</a></td></tr> + <tr><td class="tdr"><a href="#XVII">XVII.</a></td><td class="tdl">Aan den oever van den Paarlstroom</td><td class="tdr"><a href="#p_166">166</a></td></tr> + <tr><td class="tdr"><a href="#XVIII">XVIII.</a></td><td class="tdl">Op den terugtocht—Mechinez.—De kif</td><td class="tdr"><a href="#p_173">173</a></td></tr> + <tr><td class="tdr"><a href="#XIX">XIX.</a></td><td class="tdl">De wilde <ins class="corr" id="corr137" title="Bron: zwijnenen">zwijnen</ins> en de luipaard</td><td class="tdr"><a href="#p_182">182</a></td></tr> + <tr><td class="tdr"><a href="#XX">XX.</a></td><td class="tdl">Het sprinkhanenleger</td><td class="tdr"><a href="#p_191">191</a></td></tr> + <tr><td class="tdr"><a href="#XXI">XXI.</a></td><td class="tdl">Arabische vertellingen. <i>De twee broeders</i></td><td class="tdr"><a href="#p_200">200</a></td></tr> + <tr><td class="tdr"><a href="#XXII">XXII.</a></td><td class="tdl">Arabische vertellingen (vervolg) <i>De herder en de kreeft</i></td><td class="tdr"><a href="#p_214">214</a></td></tr> + <tr><td class="tdr"></td><td class="tdl"><a href="#BESLUIT">Besluit</a></td><td class="tdr"><a href="#p_225">225</a></td></tr> + </tbody> + </table> + + <div class="chend"></div> + +</div> + +<div class="TNbox"> +<a id="correctie"></a> + +<h2>Overzicht aangebrachte correcties</h2> + +<p>De volgende correcties zijn aangebracht in de tekst:</p> + +<table summary="correcties in tekst"> + <thead> + <tr><th>Plaats</th><th>Bron</th><th>Correctie</th></tr> + </thead> + <tbody> + <tr><td class="td2"><a href="#corr1">Blz. 8</a></td><td class="td4">instaat</td><td class="td4">in staat</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr2">Blz. 10</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4">—</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr3">Blz. 11</a></td><td class="td4">.</td><td class="td4">,</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr4">Blz. 12</a></td><td class="td4">Inctructie-bataljon</td><td class="td4">Instructie-bataljon</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr5">Blz. 20</a></td><td class="td4">vallen</td><td class="td4">gevallen</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr6">Blz. 21</a></td><td class="td4">Marrokko</td><td class="td4">Marokko</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr7">Blz. 23</a></td><td class="td4">krijgstocbt</td><td class="td4">krijgstocht</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr8">Blz. 24</a></td><td class="td4">omstuimige</td><td class="td4">onstuimige</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr9">Blz. 28</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4">.</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr10">Blz. 29</a></td><td class="td4">.</td><td class="td4">,</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr11">Blz. 31</a></td><td class="td4">,</td><td class="td4">.</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr12">Blz. 31</a></td><td class="td4">terdeeg</td><td class="td4">terdege</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr13">Blz. 35</a></td><td class="td4">verbitterde</td><td class="td4">verbitterden</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr14">Blz. 38</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4">”</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr15">Blz. 38</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4">»</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr16">Blz. 39</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4">,</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr17">Blz. 40</a></td><td class="td4"> sloot,</td><td class="td4">, sloot</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr18">Blz. 43</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4">”</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr19">Blz. 45</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4">,</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr20">Blz. 46</a></td><td class="td4">Nn</td><td class="td4">Nu</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr21">Blz. 46</a></td><td class="td4">,</td><td class="td4">.</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr22">Blz. 49</a></td><td class="td4">neergevleid</td><td class="td4">neergevlijd</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr23">Blz. 58</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4">—</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr24">Blz. 61</a></td><td class="td4">?</td><td class="td4">.</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr25">Blz. 64</a></td><td class="td4">fantisme</td><td class="td4">fanatisme</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr26">Blz. 70</a></td><td class="td4">hoordde</td><td class="td4">hoorde</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr27">Blz. 70</a></td><td class="td4">,</td><td class="td4">.</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr28">Blz. 76</a></td><td class="td4">.</td><td class="td4">?</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr29">Blz. 76</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4">.</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr30">Blz. 78</a></td><td class="td4">keuvel</td><td class="td4">heuvel</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr31">Blz. 80</a></td><td class="td4">.</td><td class="td4">,</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr32">Blz. 88</a></td><td class="td4">verschuldig</td><td class="td4">verschuldigd</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr33">Blz. 90</a></td><td class="td4">zonden</td><td class="td4">zouden</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr34">Blz. 92</a></td><td class="td4">Allach</td><td class="td4">Allah</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr35">Blz. 93</a></td><td class="td4">.</td><td class="td4">,</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr36">Blz. 97</a></td><td class="td4">.</td><td class="td4">[<i>Verwijderd.</i>]</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr37">Blz. 97</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4">,</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr38">Blz. 97</a></td><td class="td4">Marrokko</td><td class="td4">Marokko</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr39">Blz. 101</a></td><td class="td4">teruggalopeerende</td><td class="td4">teruggaloppeerende</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr40">Blz. 108</a></td><td class="td4">stijgerde</td><td class="td4">steigerde</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr41">Blz. 108</a></td><td class="td4">stijgerde</td><td class="td4">steigerde</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr42">Blz. 110</a></td><td class="td4">.</td><td class="td4">,</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr43">Blz. 110</a></td><td class="td4">rotspuntten</td><td class="td4">rotspunten</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr44">Blz. 111</a></td><td class="td4">vervaardigt</td><td class="td4">vervaardigd</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr45">Blz. 111</a></td><td class="td4">daar</td><td class="td4">duar</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr46">Blz. 112</a></td><td class="td4">waschingen</td><td class="td4">wasschingen</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr47">Blz. 114</a></td><td class="td4">verwerveu</td><td class="td4">verwerven</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr48">Blz. 114</a></td><td class="td4">.</td><td class="td4">?</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr49">Blz. 115</a></td><td class="td4">:</td><td class="td4">.</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr50">Blz. 119</a></td><td class="td4">ginde</td><td class="td4">ginder</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr51">Blz. 122</a></td><td class="td4">oogenbliken</td><td class="td4">oogenblikken</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr52">Blz. 122</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4">—</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr53">Blz. 122</a></td><td class="td4">, dus</td><td class="td4"> dus,</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr54">Blz. 122</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4"> niet</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr55">Blz. 123</a></td><td class="td4">kanp</td><td class="td4">kamp</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr56">Blz. 123</a></td><td class="td4">fllink</td><td class="td4">flink</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr57">Blz. 131</a></td><td class="td4">,</td><td class="td4">[<i>Verwijderd.</i>]</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr58">Blz. 132</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4">'</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr59">Blz. 137</a></td><td class="td4">bajonnetten</td><td class="td4">bajonetten</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr60">Blz. 137</a></td><td class="td4">militaren</td><td class="td4">militairen</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr61">Blz. 138</a></td><td class="td4">.</td><td class="td4">?</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr62">Blz. 140</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4">,</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr63">Blz. 140</a></td><td class="td4">eenklaps</td><td class="td4">eensklaps</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr64">Blz. 140</a></td><td class="td4">geweldigde</td><td class="td4">geweldige</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr65">Blz. 140</a></td><td class="td4">ver-verbaasd</td><td class="td4">verbaasd</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr66">Blz. 143</a></td><td class="td4">af</td><td class="td4">of</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr67">Blz. 144</a></td><td class="td4">Regement</td><td class="td4">Regiment</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr68">Blz. 144</a></td><td class="td4">staan</td><td class="td4">slaan</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr69">Blz. 145</a></td><td class="td4">schof</td><td class="td4">schoft</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr70">Blz. 145</a></td><td class="td4">hist</td><td class="td4">hitst</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr71">Blz. 145</a></td><td class="td4">ponjard</td><td class="td4">ponjaard</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr72">Blz. 145</a></td><td class="td4">korsten</td><td class="td4">kortsten</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr73">Blz. 145</a></td><td class="td4">aaakomt</td><td class="td4">aankomt</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr74">Blz. 149</a></td><td class="td4">,</td><td class="td4">.</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr75">Blz. 153</a></td><td class="td4">doodangst</td><td class="td4">doodsangst</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr76">Blz. 153</a></td><td class="td4">zicht</td><td class="td4">zich</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr77">Blz. 153</a></td><td class="td4">enee</td><td class="td4">eene</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr78">Blz. 154</a></td><td class="td4">,</td><td class="td4">.</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr79">Blz. 154</a></td><td class="td4">'</td><td class="td4">,</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr80">Blz. 154</a></td><td class="td4">noemden</td><td class="td4">noemde</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr81">Blz. 156</a></td><td class="td4">toebehoorde</td><td class="td4">toebehoorden</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr82">Blz. 162</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4">,</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr83">Blz. 162</a></td><td class="td4">dult</td><td class="td4">duldt</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr84">Blz. 163</a></td><td class="td4">,</td><td class="td4">.</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr85">Blz. 163</a></td><td class="td4">,</td><td class="td4">[<i>Verwijderd.</i>]</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr86">Blz. 164</a></td><td class="td4">zei</td><td class="td4">zij</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr87">Blz. 164</a></td><td class="td4">gromd</td><td class="td4">grond</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr88">Blz. 165</a></td><td class="td4">kotuums</td><td class="td4">kostuums</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr89">Blz. 165</a></td><td class="td4">,</td><td class="td4">.</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr90">Blz. 166</a></td><td class="td4">jonge</td><td class="td4">jongen</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr91">Blz. 166</a></td><td class="td4">Aroesie</td><td class="td4">Aroesi</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr92">Blz. 170</a></td><td class="td4"> op</td><td class="td4">,</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr93">Blz. 170</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4">,</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr94">Blz. 173</a></td><td class="td4">opgdagen</td><td class="td4">opdagen</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr95">Blz. 176</a></td><td class="td4">schrikte</td><td class="td4">schrikten</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr96">Blz. 176</a></td><td class="td4">gezelcchap</td><td class="td4">gezelschap</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr97">Blz. 176</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4"> en</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr98">Blz. 178</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4"> heet</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr99">Blz. 178</a></td><td class="td4">zeisens</td><td class="td4">zeissen</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr100">Blz. 180</a></td><td class="td4">lachtlust</td><td class="td4">lachlust</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr101">Blz. 181</a></td><td class="td4">,</td><td class="td4">.</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr102">Blz. 181</a></td><td class="td4">luitemant</td><td class="td4">luitenant</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr103">Blz. 184</a></td><td class="td4">wach</td><td class="td4">wacht</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr104">Blz. 186</a></td><td class="td4">,</td><td class="td4">[<i>Verwijderd</i>]</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr105">Blz. 190</a></td><td class="td4">voeld</td><td class="td4">voelde</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr106">Blz. 193</a></td><td class="td4">oostewind</td><td class="td4">oostenwind</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr107">Blz. 195</a></td><td class="td4">glashalm</td><td class="td4">grashalm</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr108">Blz. 195</a></td><td class="td4">groenen</td><td class="td4">groenten</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr109">Blz. 197</a></td><td class="td4">,</td><td class="td4">.</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr110">Blz. 197</a></td><td class="td4">Broesi</td><td class="td4">Aroesir</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr111">Blz. 197</a></td><td class="td4">graankorels</td><td class="td4">graankorrels</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr112">Blz. 198</a></td><td class="td4">wordt</td><td class="td4">word</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr113">Blz. 199</a></td><td class="td4">kameelenvrach</td><td class="td4">kameelenvrachten</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr114">Blz. 199</a></td><td class="td4">milioenen</td><td class="td4">millioenen</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr115">Blz. 200</a></td><td class="td4">Karia-el-Abassi</td><td class="td4">Karia-el-Abbassi</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr116">Blz. 200</a></td><td class="td4">woonde</td><td class="td4">woonden</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr117">Blz. 203</a></td><td class="td4"> en toen zij een groote opening,</td><td class="td4">[<i>Verwijderd.</i>]</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr118">Blz. 204</a></td><td class="td4">onhoordaar</td><td class="td4">onhoorbaar</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr119">Blz. 204</a></td><td class="td4">bevondt</td><td class="td4">bevond</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr120">Blz. 204</a></td><td class="td4">erijkdom</td><td class="td4">rijkdom</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr121">Blz. 204</a></td><td class="td4">droovig</td><td class="td4">droevig</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr122">Blz. 204</a></td><td class="td4">rijkdm</td><td class="td4">rijkdom</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr123">Blz. 206</a></td><td class="td4">uitgehonderde</td><td class="td4">uitgehongerde</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr124">Blz. 207</a></td><td class="td4">lag</td><td class="td4">legde</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr125">Blz. 209</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4">.</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr126">Blz. 210</a></td><td class="td4">eervoudige</td><td class="td4">eenvoudige</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr127">Blz. t.o. 216</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4">.</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr128">Blz. 217</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4">,</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr129">Blz. 218</a></td><td class="td4"> het</td><td class="td4">[<i>Verwijderd.</i>]</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr130">Blz. 219</a></td><td class="td4">,</td><td class="td4">.</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr131">Blz. 219</a></td><td class="td4">vooorwerp</td><td class="td4">voorwerp</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr132">Blz. 219</a></td><td class="td4">,</td><td class="td4">.</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr133">Blz. 223</a></td><td class="td4">niewsgierigen</td><td class="td4">nieuwsgierigen</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr134">Blz. 224</a></td><td class="td4">werplaats</td><td class="td4">werkplaats</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr135">Blz. 224</a></td><td class="td4">gegeheele</td><td class="td4">geheele</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr136">Blz. 226</a></td><td class="td4">wordt</td><td class="td4">word</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr137">Blz. 228</a></td><td class="td4">zwijnenen</td><td class="td4">zwijnen</td></tr> + </tbody> +</table> +</div> + + + + + + + + +<pre> + + + + + +End of the Project Gutenberg EBook of Avontuurlijke reizen door alle +werelddeelen, by Johan Hendrik van Balen + +*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK AVONTUURLIJKE REIZEN DOOR *** + +***** This file should be named 36973-h.htm or 36973-h.zip ***** +This and all associated files of various formats will be found in: + https://www.gutenberg.org/3/6/9/7/36973/ + +Produced by The Online Distributed Proofreading Team at +https://www.pgdp.net + + +Updated editions will replace the previous one--the old editions +will be renamed. + +Creating the works from public domain print editions means that no +one owns a United States copyright in these works, so the Foundation +(and you!) can copy and distribute it in the United States without +permission and without paying copyright royalties. Special rules, +set forth in the General Terms of Use part of this license, apply to +copying and distributing Project Gutenberg-tm electronic works to +protect the PROJECT GUTENBERG-tm concept and trademark. Project +Gutenberg is a registered trademark, and may not be used if you +charge for the eBooks, unless you receive specific permission. If you +do not charge anything for copies of this eBook, complying with the +rules is very easy. You may use this eBook for nearly any purpose +such as creation of derivative works, reports, performances and +research. They may be modified and printed and given away--you may do +practically ANYTHING with public domain eBooks. Redistribution is +subject to the trademark license, especially commercial +redistribution. + + + +*** START: FULL LICENSE *** + +THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE +PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK + +To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free +distribution of electronic works, by using or distributing this work +(or any other work associated in any way with the phrase "Project +Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full Project +Gutenberg-tm License (available with this file or online at +https://gutenberg.org/license). + + +Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg-tm +electronic works + +1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm +electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to +and accept all the terms of this license and intellectual property +(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all +the terms of this agreement, you must cease using and return or destroy +all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your possession. +If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a Project +Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound by the +terms of this agreement, you may obtain a refund from the person or +entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8. + +1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be +used on or associated in any way with an electronic work by people who +agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few +things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works +even without complying with the full terms of this agreement. See +paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project +Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this agreement +and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm electronic +works. See paragraph 1.E below. + +1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the Foundation" +or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection of Project +Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual works in the +collection are in the public domain in the United States. If an +individual work is in the public domain in the United States and you are +located in the United States, we do not claim a right to prevent you from +copying, distributing, performing, displaying or creating derivative +works based on the work as long as all references to Project Gutenberg +are removed. Of course, we hope that you will support the Project +Gutenberg-tm mission of promoting free access to electronic works by +freely sharing Project Gutenberg-tm works in compliance with the terms of +this agreement for keeping the Project Gutenberg-tm name associated with +the work. You can easily comply with the terms of this agreement by +keeping this work in the same format with its attached full Project +Gutenberg-tm License when you share it without charge with others. + +1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern +what you can do with this work. Copyright laws in most countries are in +a constant state of change. If you are outside the United States, check +the laws of your country in addition to the terms of this agreement +before downloading, copying, displaying, performing, distributing or +creating derivative works based on this work or any other Project +Gutenberg-tm work. The Foundation makes no representations concerning +the copyright status of any work in any country outside the United +States. + +1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg: + +1.E.1. The following sentence, with active links to, or other immediate +access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear prominently +whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work on which the +phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the phrase "Project +Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, performed, viewed, +copied or distributed: + +This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with +almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or +re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included +with this eBook or online at www.gutenberg.org + +1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is derived +from the public domain (does not contain a notice indicating that it is +posted with permission of the copyright holder), the work can be copied +and distributed to anyone in the United States without paying any fees +or charges. If you are redistributing or providing access to a work +with the phrase "Project Gutenberg" associated with or appearing on the +work, you must comply either with the requirements of paragraphs 1.E.1 +through 1.E.7 or obtain permission for the use of the work and the +Project Gutenberg-tm trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or +1.E.9. + +1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted +with the permission of the copyright holder, your use and distribution +must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any additional +terms imposed by the copyright holder. Additional terms will be linked +to the Project Gutenberg-tm License for all works posted with the +permission of the copyright holder found at the beginning of this work. + +1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm +License terms from this work, or any files containing a part of this +work or any other work associated with Project Gutenberg-tm. + +1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this +electronic work, or any part of this electronic work, without +prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with +active links or immediate access to the full terms of the Project +Gutenberg-tm License. + +1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary, +compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including any +word processing or hypertext form. However, if you provide access to or +distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format other than +"Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official version +posted on the official Project Gutenberg-tm web site (www.gutenberg.org), +you must, at no additional cost, fee or expense to the user, provide a +copy, a means of exporting a copy, or a means of obtaining a copy upon +request, of the work in its original "Plain Vanilla ASCII" or other +form. Any alternate format must include the full Project Gutenberg-tm +License as specified in paragraph 1.E.1. + +1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying, +performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works +unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9. + +1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing +access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works provided +that + +- You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from + the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method + you already use to calculate your applicable taxes. The fee is + owed to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he + has agreed to donate royalties under this paragraph to the + Project Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments + must be paid within 60 days following each date on which you + prepare (or are legally required to prepare) your periodic tax + returns. Royalty payments should be clearly marked as such and + sent to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation at the + address specified in Section 4, "Information about donations to + the Project Gutenberg Literary Archive Foundation." + +- You provide a full refund of any money paid by a user who notifies + you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he + does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm + License. You must require such a user to return or + destroy all copies of the works possessed in a physical medium + and discontinue all use of and all access to other copies of + Project Gutenberg-tm works. + +- You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of any + money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the + electronic work is discovered and reported to you within 90 days + of receipt of the work. + +- You comply with all other terms of this agreement for free + distribution of Project Gutenberg-tm works. + +1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project Gutenberg-tm +electronic work or group of works on different terms than are set +forth in this agreement, you must obtain permission in writing from +both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and Michael +Hart, the owner of the Project Gutenberg-tm trademark. Contact the +Foundation as set forth in Section 3 below. + +1.F. + +1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable +effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread +public domain works in creating the Project Gutenberg-tm +collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm electronic +works, and the medium on which they may be stored, may contain +"Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate or +corrupt data, transcription errors, a copyright or other intellectual +property infringement, a defective or damaged disk or other medium, a +computer virus, or computer codes that damage or cannot be read by +your equipment. + +1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right +of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project +Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project +Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project +Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all +liability to you for damages, costs and expenses, including legal +fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT +LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE +PROVIDED IN PARAGRAPH 1.F.3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE +TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE +LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR +INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH +DAMAGE. + +1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a +defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can +receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a +written explanation to the person you received the work from. If you +received the work on a physical medium, you must return the medium with +your written explanation. The person or entity that provided you with +the defective work may elect to provide a replacement copy in lieu of a +refund. If you received the work electronically, the person or entity +providing it to you may choose to give you a second opportunity to +receive the work electronically in lieu of a refund. If the second copy +is also defective, you may demand a refund in writing without further +opportunities to fix the problem. + +1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth +in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS' WITH NO OTHER +WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO +WARRANTIES OF MERCHANTIBILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE. + +1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied +warranties or the exclusion or limitation of certain types of damages. +If any disclaimer or limitation set forth in this agreement violates the +law of the state applicable to this agreement, the agreement shall be +interpreted to make the maximum disclaimer or limitation permitted by +the applicable state law. The invalidity or unenforceability of any +provision of this agreement shall not void the remaining provisions. + +1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the +trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone +providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in accordance +with this agreement, and any volunteers associated with the production, +promotion and distribution of Project Gutenberg-tm electronic works, +harmless from all liability, costs and expenses, including legal fees, +that arise directly or indirectly from any of the following which you do +or cause to occur: (a) distribution of this or any Project Gutenberg-tm +work, (b) alteration, modification, or additions or deletions to any +Project Gutenberg-tm work, and (c) any Defect you cause. + + +Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm + +Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of +electronic works in formats readable by the widest variety of computers +including obsolete, old, middle-aged and new computers. It exists +because of the efforts of hundreds of volunteers and donations from +people in all walks of life. + +Volunteers and financial support to provide volunteers with the +assistance they need are critical to reaching Project Gutenberg-tm's +goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will +remain freely available for generations to come. In 2001, the Project +Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure +and permanent future for Project Gutenberg-tm and future generations. +To learn more about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation +and how your efforts and donations can help, see Sections 3 and 4 +and the Foundation web page at https://www.pglaf.org. + + +Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive +Foundation + +The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit +501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the +state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal +Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification +number is 64-6221541. Its 501(c)(3) letter is posted at +https://pglaf.org/fundraising. Contributions to the Project Gutenberg +Literary Archive Foundation are tax deductible to the full extent +permitted by U.S. federal laws and your state's laws. + +The Foundation's principal office is located at 4557 Melan Dr. S. +Fairbanks, AK, 99712., but its volunteers and employees are scattered +throughout numerous locations. Its business office is located at +809 North 1500 West, Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887, email +business@pglaf.org. Email contact links and up to date contact +information can be found at the Foundation's web site and official +page at https://pglaf.org + +For additional contact information: + Dr. Gregory B. Newby + Chief Executive and Director + gbnewby@pglaf.org + + +Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg +Literary Archive Foundation + +Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide +spread public support and donations to carry out its mission of +increasing the number of public domain and licensed works that can be +freely distributed in machine readable form accessible by the widest +array of equipment including outdated equipment. Many small donations +($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt +status with the IRS. + +The Foundation is committed to complying with the laws regulating +charities and charitable donations in all 50 states of the United +States. Compliance requirements are not uniform and it takes a +considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up +with these requirements. We do not solicit donations in locations +where we have not received written confirmation of compliance. To +SEND DONATIONS or determine the status of compliance for any +particular state visit https://pglaf.org + +While we cannot and do not solicit contributions from states where we +have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition +against accepting unsolicited donations from donors in such states who +approach us with offers to donate. + +International donations are gratefully accepted, but we cannot make +any statements concerning tax treatment of donations received from +outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff. + +Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation +methods and addresses. Donations are accepted in a number of other +ways including including checks, online payments and credit card +donations. To donate, please visit: https://pglaf.org/donate + + +Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic +works. + +Professor Michael S. Hart was the originator of the Project Gutenberg-tm +concept of a library of electronic works that could be freely shared +with anyone. For thirty years, he produced and distributed Project +Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of volunteer support. + + +Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed +editions, all of which are confirmed as Public Domain in the U.S. +unless a copyright notice is included. Thus, we do not necessarily +keep eBooks in compliance with any particular paper edition. + + +Most people start at our Web site which has the main PG search facility: + + https://www.gutenberg.org + +This Web site includes information about Project Gutenberg-tm, +including how to make donations to the Project Gutenberg Literary +Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to +subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks. + + +</pre> + +</body> +</html> diff --git a/36973-h/images/ill_p002b-t.png b/36973-h/images/ill_p002b-t.png Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..a0d67b2 --- /dev/null +++ b/36973-h/images/ill_p002b-t.png diff --git a/36973-h/images/ill_p002b.png b/36973-h/images/ill_p002b.png Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..f6aaf42 --- /dev/null +++ b/36973-h/images/ill_p002b.png diff --git a/36973-h/images/ill_p003.png b/36973-h/images/ill_p003.png Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..6a20141 --- /dev/null +++ b/36973-h/images/ill_p003.png diff --git a/36973-h/images/ill_p020a-t.png b/36973-h/images/ill_p020a-t.png Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..43dc706 --- /dev/null +++ b/36973-h/images/ill_p020a-t.png diff --git a/36973-h/images/ill_p020a.png b/36973-h/images/ill_p020a.png Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..0db68d7 --- /dev/null +++ b/36973-h/images/ill_p020a.png diff --git a/36973-h/images/ill_p048a-t.png b/36973-h/images/ill_p048a-t.png Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..5caf1e7 --- /dev/null +++ b/36973-h/images/ill_p048a-t.png diff --git a/36973-h/images/ill_p048a.png b/36973-h/images/ill_p048a.png Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..b6f6475 --- /dev/null +++ b/36973-h/images/ill_p048a.png diff --git a/36973-h/images/ill_p072a-t.png b/36973-h/images/ill_p072a-t.png Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..fced504 --- /dev/null +++ b/36973-h/images/ill_p072a-t.png diff --git a/36973-h/images/ill_p072a.png b/36973-h/images/ill_p072a.png Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..b5452ca --- /dev/null +++ b/36973-h/images/ill_p072a.png diff --git a/36973-h/images/ill_p088b-t.png b/36973-h/images/ill_p088b-t.png Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..0373529 --- /dev/null +++ b/36973-h/images/ill_p088b-t.png diff --git a/36973-h/images/ill_p088b.png b/36973-h/images/ill_p088b.png Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..633530c --- /dev/null +++ b/36973-h/images/ill_p088b.png diff --git a/36973-h/images/ill_p104b-t.png b/36973-h/images/ill_p104b-t.png Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..cf58873 --- /dev/null +++ b/36973-h/images/ill_p104b-t.png diff --git a/36973-h/images/ill_p104b.png b/36973-h/images/ill_p104b.png Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..37c9db2 --- /dev/null +++ b/36973-h/images/ill_p104b.png diff --git a/36973-h/images/ill_p128a-t.png b/36973-h/images/ill_p128a-t.png Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..93c6052 --- /dev/null +++ b/36973-h/images/ill_p128a-t.png diff --git a/36973-h/images/ill_p128a.png b/36973-h/images/ill_p128a.png Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..699f7d8 --- /dev/null +++ b/36973-h/images/ill_p128a.png diff --git a/36973-h/images/ill_p144b-t.png b/36973-h/images/ill_p144b-t.png Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..03ff971 --- /dev/null +++ b/36973-h/images/ill_p144b-t.png diff --git a/36973-h/images/ill_p144b.png b/36973-h/images/ill_p144b.png Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..b471e80 --- /dev/null +++ b/36973-h/images/ill_p144b.png diff --git a/36973-h/images/ill_p184b-t.png b/36973-h/images/ill_p184b-t.png Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..d94fbd5 --- /dev/null +++ b/36973-h/images/ill_p184b-t.png diff --git a/36973-h/images/ill_p184b.png b/36973-h/images/ill_p184b.png Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..8bb7278 --- /dev/null +++ b/36973-h/images/ill_p184b.png diff --git a/36973-h/images/ill_p192b-t.png b/36973-h/images/ill_p192b-t.png Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..b3fd802 --- /dev/null +++ b/36973-h/images/ill_p192b-t.png diff --git a/36973-h/images/ill_p192b.png b/36973-h/images/ill_p192b.png Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..909f593 --- /dev/null +++ b/36973-h/images/ill_p192b.png diff --git a/36973-h/images/ill_p200b-t.png b/36973-h/images/ill_p200b-t.png Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..0ad3fc0 --- /dev/null +++ b/36973-h/images/ill_p200b-t.png diff --git a/36973-h/images/ill_p200b.png b/36973-h/images/ill_p200b.png Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..fc9ec29 --- /dev/null +++ b/36973-h/images/ill_p200b.png diff --git a/36973-h/images/ill_p216a-t.png b/36973-h/images/ill_p216a-t.png Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..703cbd8 --- /dev/null +++ b/36973-h/images/ill_p216a-t.png diff --git a/36973-h/images/ill_p216a.png b/36973-h/images/ill_p216a.png Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..89d02e3 --- /dev/null +++ b/36973-h/images/ill_p216a.png diff --git a/LICENSE.txt b/LICENSE.txt new file mode 100644 index 0000000..6312041 --- /dev/null +++ b/LICENSE.txt @@ -0,0 +1,11 @@ +This eBook, including all associated images, markup, improvements, +metadata, and any other content or labor, has been confirmed to be +in the PUBLIC DOMAIN IN THE UNITED STATES. + +Procedures for determining public domain status are described in +the "Copyright How-To" at https://www.gutenberg.org. + +No investigation has been made concerning possible copyrights in +jurisdictions other than the United States. Anyone seeking to utilize +this eBook outside of the United States should confirm copyright +status under the laws that apply to them. diff --git a/README.md b/README.md new file mode 100644 index 0000000..7f453fb --- /dev/null +++ b/README.md @@ -0,0 +1,2 @@ +Project Gutenberg (https://www.gutenberg.org) public repository for +eBook #36973 (https://www.gutenberg.org/ebooks/36973) |
