summaryrefslogtreecommitdiff
diff options
context:
space:
mode:
-rw-r--r--.gitattributes3
-rw-r--r--33720-8.txt6612
-rw-r--r--33720-8.zipbin0 -> 119104 bytes
-rw-r--r--33720-h.zipbin0 -> 2780956 bytes
-rw-r--r--33720-h/33720-h.htm7028
-rw-r--r--33720-h/images/cover.jpgbin0 -> 332102 bytes
-rw-r--r--33720-h/images/coverth.jpgbin0 -> 23314 bytes
-rw-r--r--33720-h/images/ill_ad04.pngbin0 -> 37977 bytes
-rw-r--r--33720-h/images/ill_ad04th.pngbin0 -> 11314 bytes
-rw-r--r--33720-h/images/ill_ad09.pngbin0 -> 47544 bytes
-rw-r--r--33720-h/images/ill_ad09th.pngbin0 -> 14858 bytes
-rw-r--r--33720-h/images/ill_ad10.pngbin0 -> 70997 bytes
-rw-r--r--33720-h/images/ill_ad10th.pngbin0 -> 21822 bytes
-rw-r--r--33720-h/images/ill_ad12.pngbin0 -> 50576 bytes
-rw-r--r--33720-h/images/ill_ad12th.pngbin0 -> 15488 bytes
-rw-r--r--33720-h/images/ill_ch.pngbin0 -> 18888 bytes
-rw-r--r--33720-h/images/ill_frontisp.jpgbin0 -> 203271 bytes
-rw-r--r--33720-h/images/ill_frontispth.jpgbin0 -> 13661 bytes
-rw-r--r--33720-h/images/ill_p007.pngbin0 -> 29135 bytes
-rw-r--r--33720-h/images/ill_p007th.pngbin0 -> 9023 bytes
-rw-r--r--33720-h/images/ill_p038a.jpgbin0 -> 214993 bytes
-rw-r--r--33720-h/images/ill_p038ath.jpgbin0 -> 19284 bytes
-rw-r--r--33720-h/images/ill_p050.pngbin0 -> 36799 bytes
-rw-r--r--33720-h/images/ill_p050th.pngbin0 -> 11648 bytes
-rw-r--r--33720-h/images/ill_p068.pngbin0 -> 71902 bytes
-rw-r--r--33720-h/images/ill_p068th.pngbin0 -> 22447 bytes
-rw-r--r--33720-h/images/ill_p075.pngbin0 -> 54106 bytes
-rw-r--r--33720-h/images/ill_p075th.pngbin0 -> 15166 bytes
-rw-r--r--33720-h/images/ill_p093.pngbin0 -> 123592 bytes
-rw-r--r--33720-h/images/ill_p093th.pngbin0 -> 14238 bytes
-rw-r--r--33720-h/images/ill_p103.pngbin0 -> 62867 bytes
-rw-r--r--33720-h/images/ill_p103th.pngbin0 -> 18649 bytes
-rw-r--r--33720-h/images/ill_p131.pngbin0 -> 34292 bytes
-rw-r--r--33720-h/images/ill_p131th.pngbin0 -> 11165 bytes
-rw-r--r--33720-h/images/ill_p152.pngbin0 -> 39511 bytes
-rw-r--r--33720-h/images/ill_p152th.pngbin0 -> 12031 bytes
-rw-r--r--33720-h/images/ill_p160a.jpgbin0 -> 272353 bytes
-rw-r--r--33720-h/images/ill_p160ath.jpgbin0 -> 17246 bytes
-rw-r--r--33720-h/images/ill_p161.pngbin0 -> 100651 bytes
-rw-r--r--33720-h/images/ill_p161th.pngbin0 -> 27863 bytes
-rw-r--r--33720-h/images/ill_p176.pngbin0 -> 192795 bytes
-rw-r--r--33720-h/images/ill_p176th.pngbin0 -> 21398 bytes
-rw-r--r--33720-h/images/ill_p212.pngbin0 -> 34641 bytes
-rw-r--r--33720-h/images/ill_p212th.pngbin0 -> 11264 bytes
-rw-r--r--33720-h/images/ill_p222a.jpgbin0 -> 227985 bytes
-rw-r--r--33720-h/images/ill_p222ath.jpgbin0 -> 18936 bytes
-rw-r--r--33720-h/images/ill_tp.pngbin0 -> 8341 bytes
-rw-r--r--33720-h/images/spine.jpgbin0 -> 48471 bytes
-rw-r--r--33720-h/images/spineth.jpgbin0 -> 4135 bytes
-rw-r--r--LICENSE.txt11
-rw-r--r--README.md2
51 files changed, 13656 insertions, 0 deletions
diff --git a/.gitattributes b/.gitattributes
new file mode 100644
index 0000000..6833f05
--- /dev/null
+++ b/.gitattributes
@@ -0,0 +1,3 @@
+* text=auto
+*.txt text
+*.md text
diff --git a/33720-8.txt b/33720-8.txt
new file mode 100644
index 0000000..24466fb
--- /dev/null
+++ b/33720-8.txt
@@ -0,0 +1,6612 @@
+Project Gutenberg's De Kennemer Vrijbuiter, by Cornelis Johannes Kieviet
+
+This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
+almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
+re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
+with this eBook or online at www.gutenberg.org
+
+
+Title: De Kennemer Vrijbuiter
+
+Author: Cornelis Johannes Kieviet
+
+Illustrator: Johan Coenraad Braakensiek
+
+Release Date: September 13, 2010 [EBook #33720]
+
+Language: Dutch
+
+Character set encoding: ISO-8859-1
+
+*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK DE KENNEMER VRIJBUITER ***
+
+
+
+
+Produced by Branko Collin and the Online Distributed
+Proofreading Team at https://www.pgdp.net for Project
+Gutenberg.
+
+
+
+
+
+ +----------------------------------------------------------------+
+ | |
+ | OPMERKINGEN VAN DE BEWERKER: |
+ | |
+ | De tekst in dit bestand wordt weergegeven in de originele, |
+ | verouderde spelling. Er is geen poging gedaan de tekst te |
+ | moderniseren. |
+ | |
+ | Bladzijde-nummering is verwijderd. Afgebroken woorden aan het |
+ | einde van de regel zijn stilzwijgend hersteld. |
+ | |
+ | Overduidelijke druk- en spelfouten in het origineel zijn |
+ | gecorrigeerd. Variaties in spelling zijn behouden. |
+ | |
+ | De in het origineel als cursieve tekst is weergegeven als |
+ | _cursief_. Vette tekst is weergegeven als ~vet~; |
+ | onderstreepte tekst als =onderstreept=. |
+ | |
+ | In dit boek worden lage en hoge aanhalingstekens gebruikt. |
+ | De dubbele aanhalingstekens zijn in dit e-boek aangegeven als |
+ | »aanhalingstekens". |
+ | |
+ | Aan het eind van het boek volgt een overzicht van de |
+ | aangebrachte correcties. |
+ | |
+ | De illustraties zijn beschikbaar bij o.a. de html-versie van |
+ | dit e-boek op https://www.gutenberg.org/ |
+ | |
+ +----------------------------------------------------------------+
+
+
+ DE KENNEMER VRIJBUITER.
+
+
+ Boek- en Kunstdrukkerij--S. W. MELCHIOR Amersfoort.
+
+
+ [Illustratie]
+
+
+ Kieviet's Geïll. Historische Bibliotheek.
+
+
+
+
+ De Kennemer Vrijbuiter
+
+ DOOR
+
+ C. JOH. KIEVIET.
+
+
+ TWEEDE DRUK.
+
+ Met illustratiën van JOH. BRAAKENSIEK.
+
+ [Decoratieve illustratie]
+
+ AMERSFOORT
+ VALKHOFF & Co.
+
+
+
+
+_Voor het tweede deel der serie Historische Jongensboeken, welke van
+mijne hand het licht zal zien, heb ik tot stof gekozen enkele episoden
+uit het leven der Kennemer Vrijbuiters, wier heldendaden wel waard zijn
+onder de aandacht der jongere lezers gebracht te worden. Hun moed en
+vaderlandsliefde behoeft in geen enkel opzicht onder te doen voor die
+van mannen als Tromp, De Ruyter en zoovele anderen, wier namen bij elken
+Nederlandschen jongen terecht bekend zijn. De lauwerkrans, waarmede het
+hoofd dezer mannen door den Geschiedschrijver getooid is, zou niet een
+te grootsche hulde zijn voor de eenvoudige lieden, wier namen in dit
+boek voorkomen. Onder de moeilijkste omstandigheden hebben zij den
+strijd tegen den overmachtigen vijand aangedurfd en zoo den grond helpen
+leggen voor Neêrlands onafhankelijkheid._
+
+_Hunne daden, in dit boek beschreven, zijn der Historie getrouw
+weergegeven, al mag ik niet beweren, dat de chronologische volgorde
+geheel juist is. Als bronnen zijn door mij geraadpleegd, behalve de
+gewone geschiedboeken:_
+
+ H. SOETEBOOM. _Oud-Heeden van Zaanland, enz., IIe deel._
+ W. J. HOFDIJK. _Kroniek der Kennemer Vrijbuiters._
+ C. EKAMA. _Beleg en verdediging van Haarlem._
+ A. BEELOO. _Noord-Holland en de Noord-Hollanders._
+
+_En voor de lezers, die altoos zoo graag willen weten, wat in een
+historisch verhaal wèl en wat niet gebeurd is, voeg ik er nog bij, dat
+Wybe Sjoerds werkelijk gehandeld heeft, zooals in dit boek beschreven
+is, en dat de inval der Spanjaarden daarvan het gevolg was. Bossu heeft
+een groot deel zijner troepen aan den Zuiddijk laten ontschepen, en
+plunderende zijn zij naar Saardam getrokken, waarbij de bewoners òf
+vermoord werden, òf hun heil moesten zoeken in de vlucht. Brand en
+roof kenmerkten dien tocht. Ook het plunderen van een 130-tal huizen
+aan de de Westzijde en het verbranden daarvan, benevens de strooptocht
+naar Westzaan, zijn geheel historisch. De genoemde Vrijbuiters hebben
+werkelijk geleefd en hunne daden zijn naar waarheid beschreven.
+Hetzelfde mag ik beweren van den tocht van 't Hoen naar den Heer
+De Liques, den edelen Spanjaard, die later op zoo ridderlijke wijze
+zijn eerewoord tegenover den eenvoudigen Vrijbuiter inloste. Het
+deed mij genoegen, waar ik gedwongen was zoowel van Hollanders als van
+Spanjaarden, veel ruwheid en wreedheid te moeten beschrijven, ook eene
+plaats te mogen geven aan de schoone daad van dien Spanjaard. En met
+blijdschap kon ik haar zelfs eene eereplaats geven._
+
+ _C. JOH. KIEVIET._
+
+
+
+
+[Decoratieve illustratie]
+
+HOOFDSTUK I.
+
+De boerenhoeve aan den Zuiddijk en hare bewoners.
+
+
+Meer dan drie honderd jaar geleden, wij schreven Juli van het jaar 1572,
+verhief de eenvoudige boerenhoeve van Floris Geurtsz. haar nok boven
+den dijk, die Waterland tegen de dikwijls woeste golven van het Y
+beschermde, ongeveer ter plaatse, waar de Zaan zich in het Y ontlastte.
+
+'t Was een veel bewogen tijd. De vrije Hollanders hadden, het vermoorden
+der Hervormden moede, het gehate Spaansche juk afgeschud, Alva zijn
+tienden penning geweigerd, en in verscheidene steden de vlag met het
+roode kruis neergehaald om het geliefde rood, wit en blauw er voor in
+de plaats te hijschen. Den Briel was door de Watergeuzen ingenomen,
+
+ »Op den eersten April
+ Verloor Alva zijn Bril!"
+
+en reeds den zesden April volgde Vlissingen, half Mei Vere, 21 Mei
+Enkhuizen, daarna Medemblik, Hoorn, Edam, Purmerend, Monnikendam,
+Alkmaar, en den 3en Juli ook Haarlem. Alleen Amsterdam hield de zijde
+van den koning, en bleef voor de afgevallen Noord-Hollanders een hoogst
+gevaarlijke plaats. Immers, hoe gemakkelijk konden de Spaansche troepen
+die stad als uitgangspunt nemen voor hunne tochten, zoowel naar het
+noorden als naar het zuiden. En hoe moeilijk moest het den eenvoudigen
+Waterlandschen boeren vallen, zich tegen den machtigen vijand staande
+te houden. Holland lag geheel voor den Spanjaard open. Wel was op bevel
+van den gouverneur Jonkheer Diederik Sonoy hier en daar eene schans
+opgeworpen, wel lag in Zaandam Hopman Wybe Sjoerds, om zijn Friesche
+afkomst bijgenaamd Frieseman, met een vendel krijgsknechten, maar dat
+was voor het bedreigde Waterland slechts eene geringe bescherming, en
+eene onaangename bovendien, want de bandelooze bewakers maakten het
+den inwoners geducht lastig en eischten veel meer van hen, dan zij met
+den besten wil van de wereld geven konden. Die woeste krijgsknechten,
+aan geen tucht gewoon, stoorden er zich al bijster weinig aan, of zij
+met vrienden of vijanden te doen hadden, en hielden met de grootste
+willekeur in de Noord-Hollandsche steden en dorpen huis. Zij eischten,
+desnoods met geweld, een leventje, of zij Zijne Hoogheid de Prins in
+eigen persoon waren, en maakten zich aan de grofste knevelarij schuldig.
+Zij waren dan ook zeer gevreesd en gehaat, en slechts de overweging, dat
+men van twee kwaden het minst erge moest kiezen, was de oorzaak, dat zij
+geduld werden. 't Waren ruwe mannen, die niets liever deden dan vechten
+en op den huisman teren, en in boosheid slechts overtroffen werden door
+de wreede Spanjaarden, die onder bevel van don Frederik de Toledo hun
+krijgstocht gingen ondernemen, om de afgevallen steden weder tot
+gehoorzaamheid te dwingen.
+
+Boer Floris, wiens hoeve men het eerst voorbijkwam, als men met een
+vaartuig het Y overstak en de Zaan invoer, behoorde tot de Hervormden.
+Reeds zijn Vader had in het geheim den nieuwen godsdienst omhelsd en er
+zijne kinderen in onderwezen. O, hoe heugde het Floris nog, hoe elken
+avond de bijbel uit zijn donkeren schuilhoek te voorschijn werd gehaald,
+en zijn Vader, na deuren en ramen gesloten en gegrendeld te hebben, met
+plechtige stem uit het gewijde boek de schoone hoofdstukken voorlas aan
+de huisgenooten. Hoe bestierven hem soms de woorden op de verbleekende
+lippen, wanneer onverwachts in de duisternis van den avond op de deur
+werd geklopt. Dan staarden Vader, Moeder, Floris en zijn eenige broeder
+Jan elkander ontzet aan en hadden gedurende enkele seconden zelfs geen
+besef, om het verboden boek in zijne schuilplaats terug te brengen.
+Slechts een herhaald kloppen kon hen tot bezinning brengen. IJlings werd
+dan de bijbel verborgen, en daarna begaf Vader zich langzaam naar de
+deur, om niet zonder vrees te vragen, wie zich daarbuiten bevond.
+
+En voor die vrees bestond waarlijk wel goede grond, want sedert
+vele jaren waren de galgen voor de ketters opgericht en hadden de
+brandstapels gerookt, tot groote ergernis van de Hervormden niet
+alleen, maar ook van vele Roomschen, die zich niet konden begrijpen, dat
+dergelijke moorden konden strekken tot verhooging der glorie Gods. De
+volgende namen der slachtoffers uit Waterland zijn voor het nageslacht
+bewaard gebleven: Dirk Pietersz. Krood, Pieter Trijntjes, Klaas Rodes,
+Pieter Klaas Jansen, Jacob en Seli, zijne huisvrouw, alle ingezetenen
+van Wormer; Jan Echtwerker, Klaas Melisz, Aacht Melisz en Willem haar
+man, Hein Walicksz, Trijn Amkes, Cornelis Luitsz, Klaas Dirksz en Klaas
+Klaasz, allen uit Krommeniedijk; Jonker Dirk Gerritsz Van den Busch,
+Pieter Koster van Zaandam en vele anderen. Zij allen werden gehangen,
+geworgd, verdronken of verbrand. Ja, zelfs werden meermalen ketters
+levend begraven. En ondanks al dat moorden was het aantal Hervormden
+grooter geworden. Met samengeperste lippen, trillende neusvleugels en
+gebalde vuisten had men de arme slachtoffers, dikwijls lofliederen
+zingende, een prooi zien worden der verterende vlammen. En het bloed
+der martelaren was het zaad geworden der kerk. Thans was een groot deel
+van Noord-Nederland van Spanje afgevallen, en durfde Floris Geurtsz op
+klaarlichten dag den bijbel op de tafel leggen en uit dat boek voorlezen
+aan zijne vrouw Fijtje, en aan Anna en Marten, zijn beide kinderen.
+Zijne ouders waren reeds lang geleden gestorven, en ook zijn broer Jan
+was hem door den dood ontvallen. Hij had de hoeve geërfd, die zijne
+ouders hadden bewoond en waarin hij geboren was, en voorspoedige jaren
+waren zijn deel geweest, totdat de booze dagen kwamen, waarin alle
+welvaart uit Holland verdwenen was. Waar destijds tromgeroffel de
+komst van krijgsknechten aankondigde, hetzij van vrienden, hetzij van
+vijanden, daar vlood alle welvaart heen, want zoowel de een als de ander
+maakte zich aan knevelarij schuldig en zoog den landman »tot op het
+been" uit.
+
+'t Was ongeveer twee uur in den middag, en boer Floris had met de zijnen
+het middagmaal gebruikt, bestaande uit eenvoudigen melkkost en eene
+snede ham. Hij en zijne vrouw waren tegenover elkander aan de tafel
+gezeten, terwijl Anna naast hare moeder, en Marten naast zijn vader had
+plaatsgenomen.
+
+Allen luisteren met aandacht naar den vader, die een hoofdstuk uit den
+bijbel voorleest. Ernstig en zwaar klinkt zijne stem bij het verhaal van
+de verdrukkingen, die de Joden moesten verduren in Egypteland, en de
+oogen van de huisgenooten zijn geen oogenblik van hem afgewend, terwijl
+hij leest.
+
+Het is duidelijk: de ernst der tijden heeft reeds zijn stempel gedrukt
+op de jeugdige gelaatstrekken van de zestienjarige Anna, zoowel als
+van den vijftienjarigen Marten, die met onverdeelde belangstelling het
+verhaal volgen. En ongetwijfeld denken zij aan de booze tijden, die
+ook zij thans beleven, en gansch Nederland, nu het zich kromt onder het
+ijzeren juk van Alva, den gestrengen landvoogd, die geen genade kent,
+waar het geldt de afvallige kinderen wederom terug te brengen tot de
+Roomsche kerk, of hen uit te roeien;--den man, die gansch Nederland des
+doods schuldig acht, omdat een troep onverlaten de kerken heeft bestormd
+en de beelden daarin vernield. Niemand is volgens hem onschuldig, want
+die aan den beeldenstorm niet heeft deelgenomen, heeft hem althans niet
+belet, wat in zijn oog even erg is.
+
+Floris Geurtsz heeft zijn kapittel uitgelezen en het boek langzaam
+dichtgeslagen. Daarna reikt hij het over aan Marten, die het verbergt
+op dezelfde plaats, waar het reeds zoovele jaren onopgemerkt heeft
+gelegen. Wel is op dit oogenblik die groote voorzichtigheid overbodig,
+maar men weet nooit, wat er gebeuren kan. Amsterdam ligt dichtbij en
+is nog Spaanschgezind. De graaf van Bossu, die als Stadhouder voor Alva
+het bewind voert, evenals Diederik Sonoy dat doet in naam van den Prins
+van Oranje, heeft daar nog vasten voet en bespiedt met vorschend oog de
+Zaanstreek, gereed om bij de eerste gunstige gelegenheid het hart van
+Noord-Holland te bespringen en te veroveren. De Waterlanders meenen
+echter gerust te kunnen zijn, want Hopman Wybe Sjoerds houdt met zijn
+vendel krijgsknechten Saardam bezet, en dagelijks begeeft hij zich
+voorbij de hoeve van Floris, om den Waterlandschen dijk in oogenschouw
+te nemen en te zien, of op het IJ alles rustig is en van Amsterdam uit
+geen gevaar dreigt. Ook eenige minuten geleden hebben de bewoners van de
+hoeve hem op den dijk zien voorbijloopen, vergezeld van zijn vaandrig
+Joachim.
+
+»Laten wij danken," zegt de vader.
+
+Allen vouwen de handen en sluiten de oogen, en de vader spreekt overluid
+een dankgebed uit, dat ernstig en plechtig door de kamer weerklinkt.
+
+Nog was het gebed niet geëindigd, toen iemand voor het raam verscheen en
+nieuwsgierige blikken naar binnen wierp. 't Was een jongen van een jaar
+of zestien, de zoon van eene buurvrouw, eene weduwe, wier kleine hoeve
+gelegen was naast die van Floris Geurtsz. De knaap kwam hier wel meer
+aan huis, maar men was op zijne bezoeken niet bijzonder gesteld. De
+reden daarvan was niet, dat hij en zijne huisgenooten tot de ijverige
+aanhangers der Roomsche kerk behoorden, want zoo werden er in Waterland
+nog zeer vele gevonden, die daarom toch door de geuzen in het geheel
+niet werden gewantrouwd. Maar de familie Bleeker genoot in het geheel
+geen vertrouwen, omdat men hen hield voor verraders, die in geheime
+verstandhouding stonden met den Spaanschen landvoogd te Amsterdam, en
+niet schroomden hem alles aan te brengen, wat er in de Zaanstreek en
+in Waterland zoo al voorviel. De blik van dezen jongen had dan ook iets
+loerends, terwijl hij zijne oogen snel door het vertrek liet rondwaren,
+en hij had in de trekken van zijn gelaat iets ongunstigs, dat afkeer
+inboezemde.
+
+»Daar staat Piet Bleeker voor het raam te gluipen," sprak Anna met
+onverholen afkeer, toen de vader zijn gebed geëindigd had. »Bah, ik kan
+dien loervink niet uitstaan. Ik geloof, dat hij een echte Spek is, die
+alles wat hier gebeurt, naar Amsterdam overbrieft."
+
+»Hij is gisterenavond nog laat met zijn bootje naar Amsterdam gevaren,"
+zei Marten. »Hij zei, dat hij wat ging visschen, maar toen ik hem
+nakeek, zag ik duidelijk, dat hij koers zette naar Amsterdam. Ik
+vertrouw hem voor geen duit.--Wel Jan, wat is er?"
+
+Deze laatste woorden golden den buurknaap, die nog altoos voor het raam
+stond.
+
+»O, eene kleinigheid maar," was het antwoord. »Ik kom even waarschuwen,
+dat een schaap op zijn rug in een greppel ligt. Als het beest niet
+geholpen wordt, zal het gauw dood zijn."
+
+»Dank je wel voor de waarschuwing, Jan," zei de boer. »Waar ligt het?"
+
+»Op het voorstuk, dicht bij het hek," was het antwoord. En met een
+lichten groet verliet de knaap het erf.
+
+»Jelui hebt alweer voorbarig geoordeeld en daardoor een onrechtvaardig
+vonnis geveld, kinderen," sprak de moeder. »Je maakt hem voor niets meer
+of minder uit dan voor een Spek, die met de vijanden heult, en dat nog
+wel, terwijl hij ons een grooten dienst bewijst en ons komt waarschuwen,
+dat er een schaap in onmacht ligt. Dit is niet volgens de Schrift,
+kinderen."
+
+Deze woorden klonken als een ernstige vermaning, maar op de gezichten
+van Anna en Marten stond duidelijk te lezen, dat zij het met hunne
+moeder in deze niet eens waren. Ook de vader deelde hun gevoelen. Hij
+sprak:
+
+»Bestraf de kinderen niet, Moeder. Wij beleven ernstige tijden en kunnen
+niet te voorzichtig zijn. Wees getrouw en vertrouw niemand, dat is
+eene spreuk, die wij geen oogenblik mogen vergeten. Ook ik vertrouw de
+Bleekers niet, zoomin de weduwe als haar twee zoons. Altoos loopen ze op
+plaatsen, waar zij geen boodschap hebben, 't liefst op de erven en om de
+huizen van de buren. Zij zijn met alle nieuwtjes 't eerst op de hoogte
+en kijken meer naar hetgeen bij anderen gebeurt, dan bij henzelven.
+'t Ware beter, dat zij wat meer op hun eigene zaken letten, want de
+boerderij ziet er zoo verwaarloosd uit, dat het God geklaagd is.--Toe
+Marten, help het schaap even uit den nood, dan zullen wij het hooi, dat
+te velde ligt, opschudden. Misschien kunnen we het dan nog voor den
+avond op roken zetten."
+
+»En jij, Anna, help mij de tafel afnemen en de vaten wasschen," sprak de
+moeder.
+
+Vlug begaf Marten zich naar buiten, maar in minder dan geen tijd was hij
+alweer terug.
+
+»Ziet U nu wel, Moeder, dat ik gelijk had? Hij moest het beest bijna
+passeeren, om ons te komen waarschuwen, want het lag vlak bij het hek,
+naast het erf. 't Was veel gemakkelijker voor hem geweest, om het dier
+even op te tillen, dan hierheen te loopen, en stellig had hem dat minder
+tijd gekost. 't Was er hem alleen om te doen, om de loervink te spelen,
+en anders niet. 't Is een verrader,--een Spek!"
+
+»Laat je maar zoo weinig mogelijk met hem in, Marten," zei de boer.
+»Kom, wij moeten naar het land. De zon schijnt prachtig, en als het zoo
+doorgaat, krijgen wij dit jaar best hooi, waar de koeien van den winter
+in zullen smullen."
+
+Moeder Fijtje zuchtte, en zei:
+
+»Spreek maar niet zoo ver vooruit, man. Wie kan zeggen, wat de toekomst
+ons brengen zal? De Spaansche soldaten liggen op korten afstand en
+kunnen ons elk oogenblik overvallen. En wat zal er dan van ons worden?"
+
+»God zal ons helpen, Moeder," zei Floris ernstig, met een blik op de
+drie vuurroeren, die aan den wand hingen. »Zij zullen u en onze kinderen
+geen leed doen dan over mijn lijk."
+
+Boer Floris sprak deze woorden met gefronste wenkbrauwen en diepe
+rimpels in het voorhoofd.
+
+»En als zij komen, zullen ze ook met mij rekening hebben te houden,
+Moeder," riep Marten met geestdrift uit. »Zij moeten het eens wagen, U
+of Anna aan te grijpen,--ha, ik jaag ze een kogel door de ribben, of
+steek ze mijn verrejager door het hart. Ze zouden het een tweeden keer
+wel laten!"
+
+»Jij bent nog maar een kind, Marten..."
+
+»Een kind?" riep Marten uit. »Maar dan toch een kind, dat zelden mis
+schiet en voor geen Spanjaard bang is. Ik ben al vijftien jaar, Moeder,
+en mijne kogels zouden evenzeer doodelijk treffen als die van Vader.
+Laat ze het eens wagen, U overlast aan te doen, ik zou ze!"
+
+Anna was uit het achterhuis binnengekomen en had het gesprek met
+fonkelende oogen aangehoord.
+
+»Ha," zei ze, »hoe jammer, dat ik een meisje ben. Maar wee den soldaat,
+die het waagt, mij te bedreigen..."
+
+»Kind, kind, je weet niet, wat je zegt!" sprak de moeder droevig en met
+een diepen zucht, terwijl ze hare dochter met liefdevollen blik aankeek.
+»De wreedheid der Spanjaarden kent geen grenzen, en de oorlog is vol
+verschrikkingen. Laten wij hopen en bidden, dat God ons beschermen moge,
+want ons lot is in Zijne handen."
+
+»Amen!" sprak Floris Geurtsz. »Kom Marten, we moeten onzen tijd niet
+verpraten. 't Is hoog noodig, om het hooi te schudden, willen we het
+vandaag nog droog krijgen."
+
+Vader en zoon verlieten het huis, en ook Anna volgde hen, om zich naar
+den walkant te begeven, waar zij iets te verrichten had.
+
+'t Erf was niet bijzonder groot, en bestond uit een breed rijpad, met
+eene strook grasveld er naast. Daarachter lag een mesthoop, die na
+het binnenhalen van het hooi over het land moest worden geslecht. Wel
+een twintig kippen liepen op het erf rond, zoekende naar wormpjes en
+insecten, en een paar mooie hanen, de lievelingen van Anna, kwamen
+haastig naar haar toeloopen, in de hoop, dat zij een overschotje van
+het middagmaal zouden krijgen. Tegen een schuurtje, achter op het erf,
+dat gebruikt werd als bergplaats voor landbouwgereedschappen, was een
+hondenhok geplaatst, waar Kees, de groote hofhond, aan een ketting lag.
+'t Was een vriendelijke hond voor de huisgenooten, maar vreemdelingen
+konden hem niet vertrouwen, want hij beet ze zonder genade met zijn
+groote tanden in de beenen, dat het bloed te voorschijn kwam. Daarom
+mocht hij niet losloopen en moest altijd aan den ketting liggen.
+
+Nu hij zijn baas op het erf zag verschijnen, en Marten, van wien hij
+bijzonder veel hield, sprong hij uit zijn hok te voorschijn en liet
+een luid vreugdegebas hooren. De hond kon geweldig blaffen, waardoor
+hij de schrik was van iedereen, die eene boodschap op het erf had te
+verrichten. Niemand zou het wagen de huisdeur te naderen, zonder eerst
+een blik op het hok geworpen te hebben, om te zien, of Kees wel sekuur
+aan den ketting lag.
+
+»Dag Kees!" riep Marten hem toe, en hij boog zich voorover en klapte
+in de handen. Kees sprong kwispelstaartend en blaffend heen en weer, en
+wenschte niets liever, dan dat Marten bij hem zou komen, om hem over den
+kop te streelen en op den rug te kloppen, of wat hij het heerlijkst vond
+van alles, dat Marten hem los zou maken en zeggen:
+
+»Ga je meê met den baas, Kees?"
+
+Dan was hij dol van blijdschap en rende met woeste sprongen over het
+erf rond, zoodat de kippen ijlings wegvlogen en de twee prachtige hanen
+op de droogstokken een veilige schuilplaats zochten.
+
+Anna keek glimlachend de beide hanen aan, die haar vlak voor de voeten
+liepen, alsof zij haar vragen wilden om een lekker hapje. En ook de
+kippen kwamen kakelend naderbij en stonden haar met gerekte halzen aan
+te kijken.
+
+»O ja, wacht maar even, ik zou je haast vergeten," zei ze vriendelijk,
+en vlug stapte ze naar binnen, om het overschot van het middagmaal te
+halen. Weldra kwam zij terug en verdeelde de lekkernij onder de dieren.
+
+Vader en zoon bleven er een oogenblik naar kijken, en spoedden zich toen
+naar het land, waar het geurige hooi door de warme zonnestralen
+gekoesterd werd.
+
+
+
+
+[Decoratieve illustratie]
+
+HOOFDSTUK II.
+
+Ongewenscht bezoek, en hoe Kees daar een einde aan maakte.
+
+
+Nog hadden zij het hek niet bereikt, toen dit geopend werd en twee
+mannen het erf betraden. 't Waren krijgslieden, en Floris en Marten
+herkenden in hen terstond Hopman Wybe Sjoerds en zijn vaandrig Joachim,
+die hun dagelijkschen tocht naar den Waterlandschen dijk hadden gedaan
+en het IJ hadden verkend.
+
+»Goeden dag, huisman," klonk hun groet, terwijl zij naderbij traden.
+»Dag jongen."
+
+'t Waren stoere krijgslieden, die onder de Watergeuzen met moed
+hadden medegestreden en zelfs een werkzaam aandeel hadden gehad in de
+verovering van Den Briel. Hunne gelaatstrekken waren ruw en woest, hun
+vel was verbrand door de zonnestralen, en hunne houding getuigde van
+onverschilligheid en zelfs van brutaliteit. Zij hadden een vuurroer
+over den schouder, een koppel pistolen in den gordel en een zwaard
+aan de linkerzijde. Niet zonder bewondering staarde Marten de stoere
+krijgslieden aan, want zijn liefste wensch was, ook eenmaal de wapens te
+hanteeren in den dienst van den Prins van Oranje, en hem te helpen de
+gehate Spanjaarden tot den laatsten man toe uit het land te verjagen.
+Maar Floris Geurtsz deelde die bewondering van zijn zoon niet. Hij kende
+de bandeloosheid der Watergeuzen te goed, om niet te vreezen, dat dit
+bezoek hem niet veel vreugde brengen zou, ook al waren zij door Diederik
+van Sonoy aangewezen, om de landzaten tegen de Spanjaarden te
+beschermen.
+
+»Goeden dag, huisman,--dag jongen!" klonk hun groet. En kortaf was het
+antwoord:
+
+»Goeden dag, heeren. Wat voert u hierheen?"
+
+»De dorst, vrind, anders niet dan de dorst," was het antwoord van Hopman
+Wybe Sjoerds. »Wij hebben eene lange wandeling achter den rug, en de zon
+brandt ons zoo fel op de huid, dat wij graag even rusten willen en je
+bier eens proeven."
+
+»Een kan bier is U van harte gegund, heeren," was het antwoord. »Komt
+binnen--ik zal u voorgaan."
+
+Dit laatste was echter niet meer noodig, want de Hopman liep zonder
+complimenten naar de deur, wierp die open en trad, door zijn vaandrig
+gevolgd, de woonkamer binnen, waar Fijtje bezig was, den vloer aan te
+vegen. Zij keek niet weinig verwonderd op bij dit onverwachte bezoek, en
+haastte zich van den vloer op te staan en stoffer en blik in een hoekje
+te bergen.
+
+»Goeden dag, Moeder!" zeiden de vreemdelingen. »Heb je lekker zwaar bier
+in huis? Haal dat dan te voorschijn en schenk in,--maar wat vlug, want
+de tong kleeft ons aan het gehemelte en mijn keel is zoo droog als het
+stof op den dijk."
+
+De mannen namen ongenoodigd plaats, Wybe Sjoerds op den stoel voor het
+raam, waar Floris Geurtsz altoos zat, en Joachim op dien van Fijtje.
+Boer Floris hoorde de vrijpostige woorden van de krijgslieden met
+gefronst voorhoofd aan, en hun onbescheiden gedrag was hem een doorn in
+het oog. Hij had Anna een wenk gegeven, de mannen zooveel mogelijk uit
+de voeten te blijven, want hij wilde haar niet met de ruwe krijgslieden
+in aanraking brengen. En zoo spoedig mogelijk was hij hen naar binnen
+gevolgd, om een oogje in het zeil te houden en zijne vrouw voor hunne
+ruwe bejegeningen te vrijwaren. Marten ging met hem mede, want als kind
+van zijn tijd lustte hij ook wel een beker lekker bier, en bovendien
+wilde hij graag luisteren naar de verhalen der beide krijgers, die reeds
+zooveel ondervinding hadden opgedaan. Vader en zoon plaatsten zich dus
+aan het benedeneinde der tafel, en weldra verscheen de vrouw met eenige
+kannen schuimend bier, die zij den dorstigen aanbood. Floris nam zijne
+kan op, hield haar in de hoogte en sprak:
+
+»Goed heil, Heeren!"
+
+Daarop zette hij de kan aan de lippen en dronk haar half ledig, een
+voorbeeld, dat door Marten met gretigheid gevolgd werd.
+
+»Heil!" was het antwoord.
+
+De krijgers hieven hun kan op en begroeven hunne behaarde lippen in het
+schuim. Daarna dronken zij de kan tot den bodem toe ledig, smakten met
+de lippen, grepen ongevraagd elk eene nieuwe kan, en lieten den inhoud
+in hunne maag verdwijnen.
+
+»Dat doet goed!" zei Joachim, zijne kan met een zwaren slag op de tafel
+neerploffende, zoodat het Marten verwonderde, dat zij niet in scherven
+uit elkander viel. »Lekker bier, dat zeg ik!"
+
+»Maar te licht, 't lijkt wel regenwater!" viel Hopman Wybe in. »Kom
+huisman, je hebt wel wat beters, zou ik meenen. Laat ons eens wat
+zwaarder bier proeven, dat je naar het hoofd stijgt. Van dit gewone
+soortje kan ik wel een vat leegdrinken, en dan voel ik nog niet eens,
+dat ik wat gebruikt heb."
+
+»Ik heb geen zwaarder bier, Hopman," was het antwoord van Floris
+Geurtsz. »Wij hebben U het beste voorgezet, dat wij hebben. Zal de Vrouw
+de bekers nog eens voor de heeren vullen?"
+
+»Maar met beter bier, voor den duivel!" riep de Hopman uit. »Je bent ons
+wel wat dankbaarheid verschuldigd voor onze trouwe bewaking tegen de
+Spanjaarden, en wij laten ons niet met slootwater afschepen. Hallo,--een
+betere soort,--of bewaar je die soms voor je vrienden in Amsterdam?"
+
+De woorden van den Hopman waren voor Floris Geurtsz diep beleedigend,
+want zij bevatten eene zijdelingsche beschuldiging, dat hij, Floris
+Geurtsz, met den vijand heulde en hem van levensmiddelen voorzag.
+
+Hij antwoordde dan ook kortaf:
+
+»Wanneer de vrienden in Amsterdam niets anders krijgen, dan wat hun door
+mijne hand gewordt, zullen zij spoedig van honger en dorst omkomen. Ik
+heul niet met den vijand, dat durf ik goddank openlijk verklaren!"
+
+»Kom, kom, man, geen praatjes, maar een beter soortje bier, asjeblieft!"
+lachte de Hopman hoonend. »Je staat met een zwarte kool geteekend,
+vriendje, en het is ons bekend, dat menigmaal 's avonds je roeiboot het
+IJ doorklieft, om naar Amsterdam te gaan. Wat heb je daar te doen? Als
+je er geen bier heenbrengt, zal het waarschijnlijk boter of kaas zijn,
+wat nog erger is.--Nu, wat heb je hierop te zeggen? Je ziet en hoort,
+dat wij goed ingelicht zijn."
+
+Boer Floris werd bleek van verontwaardiging en drift. Hij sprong van
+zijn stoel op, en riep den Hopman toe:
+
+»Gij liegt, Hopman,--mijne roeiboot komt nooit in Amsterdam, evenmin als
+ik of een van mijne huisgenooten. Wij hebben geen kennissen in die stad
+en drijven er ook geen handel. En allerminst heulen wij met den vijand,
+dien wij hoe eer hoe liever het land uit wenschen. Weg met de Spanjolen
+en leve de Prins van Oranje! Ziet U, dat roep ik uit van ganscher harte,
+want weet het, Hopman, dat ik reeds van mijne prilste jeugd af ben
+opgevoed in de nieuwe leer en dat ik die met hart en ziel aanhang..."
+
+»Volkomen waar! Wij heulen niet met de Spanjolen!" viel Marten zijn
+vader bij. De knaap zag even bleek als de vader, en zijne stem beefde
+van verontwaardiging bij de ongegronde beschuldiging van den Hopman.
+
+»Jongen, houd jij je snater!" beet deze hem nijdig toe. Hij schoof
+Marten de bekers van zichzelven en van den vaandrig toe, en zei op
+gebiedenden toon:
+
+»Daar, ga die vullen bij je moeder, maar met wat beter bier, versta je!"
+
+»Dat hebben wij niet. Vader spreekt de waarheid," antwoordde Marten,
+zonder eene hand naar de bekers uit te steken. Een hevige toorn had zich
+van den knaap meester gemaakt, en zijn blik dwaalde vliegensvlug naar
+de vuurroeren, die aan den wand hingen.
+
+Maar de Hopman sloeg woedend met zijne vuist op de tafel, zoodat de
+bekers er van rinkelden, en herhaalde:
+
+»Ga naar je moeder, en laat ze vullen met het beste, wat je in huis
+hebt. En doe het spoedig, als je niet wilt, dat ik je met mijn rapier
+tusschen de ribben kittel."
+
+»Ga Marten, en vul de kannen," gebood zijn vader.
+
+»Zooals de oude zingt, zoo piept het jong!" grinnikte de vaandrig zijn
+Hopman toe. »Wij weten, wat wij weten, en dat is van dezen huisman niet
+veel goeds."
+
+»Uwe spionnen moesten hun werk beter verrichten," antwoordde Floris
+Geurtsz. »Ik ontken niet, dat van hier menigmaal eene roeiboot naar
+Amsterdam oversteekt, en ik vrees, dat de roeier niet veel goeds in zijn
+schild voert, maar God is mijn getuige, dat het niet mijne roeiboot is,
+en dat zij niet bestuurd wordt door mij of door mijn zoon."
+
+»Praatjes om ons om den tuin te leiden, man!" viel de Hopman in. »Maar
+weet, dat een stuk touw niet duur is en eene galg spoedig opgericht. Met
+verraders maken wij geen complimenten en voor hen bestaat geen pardon.
+Ha,--daar komt de jongen. Wel, wat breng je mede?"
+
+»Het beste, wat wij hebben, Hopman, volgens uw bevel," zei Marten,
+terwijl hij de kannen op de tafel plaatste.
+
+»Maar dat is hetzelfde bier!" riep de Hopman uit.
+
+»Wij hebben geen ander, zooals ik reeds zeide," sprak de vader. »En
+bovendien, 't is goed bier en volstrekt niet zoo licht, als u belieft te
+zeggen."
+
+De krijgslieden deden er het zwijgen toe. Blijkbaar sprak de huisman
+de waarheid, en wat hunne beschuldiging betrof, als zou Geurtsz met den
+vijand heulen, zij wisten wel, dat daarvan geen woord waar was, en dat
+er in het geheel geen grond voor bestond. 't Was echter de gewone manier
+der krijgslieden uit die dagen, om de ingezetenen op wier kosten zij
+leefden, door dergelijke beschuldigingen angst aan te jagen en hun geld
+af te persen.
+
+»Waar niet is, verliest de keizer zijn recht," zei de Hopman met de
+lippen smakkende en zich het schuim van den knevel vegende. »Welaan
+huisman, ga zitten en laten wij praten. Ik wil de verzekering van je
+onschuld op je woord aannemen, maar moet vier blanke guldens van u als
+onderpand hebben voor je trouw. Blijkt het later, dat voor ons vermoeden
+geen grond bestaat, dan kun je die van ons terugkrijgen. Maar--wee u,
+zoo je liegt, want voor verraders hebben wij maar één straf, en dat is
+de galg!"
+
+Een sombere wolk overtoog bij deze woorden het gelaat van den huisman.
+Het werd hem thans zoo klaar als de dag, dat het de krijgers te doen
+was om hem zijn zuurverdiend geld af te persen. En welke middelen zij
+daartoe bezigden, was hun blijkbaar volkomen onverschillig. Hoe hij
+peinsde, hij zag geen middel, om aan deze knevelarij te ontkomen. Toch
+besloot hij, den Hopman maar niet zoo dadelijk zijn zin te geven, want
+vier gulden was in die dagen een groote som, daar zij wel het vijfde
+gedeelte van de waarde eener koe vertegenwoordigden. Hij veinsde daarom
+te gelooven, dat de eisch van den Hopman slechts als scherts bedoeld
+was, en hernam lachend zijne plaats aan de tafel. De krijgslieden deden
+zich intusschen te goed aan het waarlijk niet lichte bier, en schoven de
+ledige drinkkannen aan Marten toe, die ze dadelijk ging vullen.
+
+»Je maakt maar een grapje, niet waar, Hopman?" zei Floris Geurtsz
+lachend. »Mijn woord is onderpand genoeg, want nog nooit heeft iemand
+Floris Geurtsz op woordbreuk kunnen betrappen."
+
+En zijn kan opheffende, liet hij er op volgen:
+
+»Uw welzijn, Heeren, en den dood aan de Spekken."
+
+»Kinderpraat, man, om ons om den tuin te leiden!" viel de Hopman uit.
+»Vier blanke guldens betaal je zonder mankeeren, of we zullen zoo vrij
+zijn je mede te nemen naar Saardam, om je vandaar op te zenden naar
+Heer Diederik van Sonoy. Die zal dan wel een vonnis over je vellen, en
+ik vrees, dat het ver van malsch zal zijn."
+
+Boer Floris begreep thans duidelijk, dat hij door deze beschuldiging,
+zij mocht dan totaal valsch zijn en geheel uit de lucht gegrepen, in
+groote moeilijkheden kon geraken, en dat in elk geval eene langdurige
+gevangenschap en veel ellende er het gevolg van zouden zijn. Maar vier
+blanke guldens was een te groote som, om zich die maar zonder
+tegenspraak te laten afpersen.
+
+»De Heer van Sonoy is een te verstandig man, om zich op zoo'n domme
+wijze de vrienden van den Prins tot vijanden te maken. Vraag gansch
+Saardam door, aan wien ge ook wilt, en u zult eenstemmig hooren
+verklaren, dat de Spanjaarden geen vuriger vijand hebben dan mij. Ik
+laat me niet goedsmoeds mijn zuur verdiend geld afpersen. Maar wat praat
+ik; U gelieft immers slechts te schertsen;--komt heeren, een nieuwe
+kan. Marten, vul de ledige nogmaals. De heeren zullen thans wel gemerkt
+hebben, dat het bier zwaar genoeg is, om er een vroolijk hart van te
+krijgen."
+
+»En eene hongerige maag, Hopman," viel Joachim in, die enkele
+oogenblikken uit het raam had gekeken en daar de twee groote hanen had
+opgemerkt, die er met statigen tred in het kleine grasveldje liepen.
+»Wat dunkt u, zou een gebraden haantje niet smaken? Daar loopen er een
+paar, die mij het water langs de tanden doen vloeien."
+
+Dat waren woorden naar des Hopmans hart. Hij zette zijne kan met zooveel
+kracht op de tafel neer, dat het bier in het rond spatte en riep uit:
+
+»Byloo, dat is eene schoone gedachte, mijn vriend, schooner, dan ik in
+langen tijd van je gehoord heb. Komaan, huisman, als je dan zoozeer de
+vriend zijt van den Prins, die je schijnen wilt, draai dan die dieren
+den nek om, laat dien jongen daar de veeren er afplukken en de beesten
+schoonmaken, en zeg aan moeder de vrouw, dat ze ze zoo lekker braadt,
+of ze voor den Prins in eigen persoon bestemd waren. Je bier is zoowaar
+beter dan ik dacht, en doet mij de maag jeuken naar een hartige beet."
+
+»Den nek omdraaien!" riep Joachim, de vaandrig uit, terwijl hij opstond
+en zijn vuurroer greep, dat hij tegen zijn stoel had geplaatst. »Niet
+noodig, Hopman, ik zal ze een kogel door den kop jagen, zoo netjes, of
+het Spanjaarden waren. Wacht maar een oogenblik, en je zult het mooiste
+schot zien, dat ooit door een watergeus losgebrand is."
+
+Lachende begaf hij zich naar de deur.
+
+Maar plotseling stoof Marten op. De knaap was zijne verontwaardiging
+over zooveel onbeschoftheid niet langer meester, en hij gaf den vaandrig
+met zijn vuist een stomp tegen de maag, die hem deed snakken naar zijn
+adem. En nauwelijks was deze daad geschied, of Marten ijlde naar den
+wand, greep een der vuurroeren, dat hij aan zijn vader gaf, en wapende
+zichzelven met een tweede. Dat alles was zoo snel gebeurd, dat de Hopman
+nog niet eens goed begreep, wat er eigenlijk aan de hand was, en met
+open mond naar de handelingen van den knaap zat te kijken, terwijl de
+vaandrig in de grootste benauwdheid heen en weer liep, zonder zijn adem
+terug te kunnen krijgen. Ook boer Floris was ten hoogste verbaasd
+over het gedrag van zijn zoon, en hij vreesde, dat een en ander de
+onaangenaamste gevolgen na zich zou sleepen. Vrij besluiteloos stond
+hij met het vuurroer in de handen, en staarde nieuwsgierig de twee
+krijgslieden aan, zichzelven afvragende, wat er nu wel gebeuren zou.
+
+»Voor den duivel, die satansche jongen!" bulderde de Hopman, van zijn
+stoel opspringend en zijn rapier uit de scheede trekkende. »Handelt men
+hier zoo met een Hopman van den Prins en diens vaandrig? Hallo, Joachim,
+hoe is het? Laat je je door een kwâjongen afranselen, dat je de tong uit
+den mond hangt? Rijg hem aan je zwaard, dat het hem door de ribben
+heenglijdt!"
+
+Maar Joachim had nog altoos geen adem genoeg, om heldenstukken te kunnen
+verrichten, en Floris Geurtsz meende van het oogenblik gebruik te moeten
+maken om de zaak te sussen.
+
+Hij zette zijn roer in een hoek van de kamer neder, en gebood Marten
+het zijne wederom aan den wand op te hangen.
+
+»Je handelt dwaas en onverantwoordelijk tegenover goede vrienden,
+Marten," zei hij op quasi gestrengen toon. »Ga heen en verlaat dit
+vertrek, voordat er grooter dwaasheden gebeuren."
+
+Marten gehoorzaamde schoorvoetend en onwillig. Hij kon zich de houding
+van zijn vader niet verklaren, die toch anders geen man was om met zich
+te laten sollen. En het was hoog tijd, dat hij de kamer verliet, want
+Joachim was nu weer op adem gekomen, en keek alles behalve vriendelijk.
+
+»Ga zitten, Heer Vaandrig," zei Floris Geurtsz dringend, »en vergeef het
+den knaap om de wille van zijne jonkheid. Hij is nog niet wijzer en het
+zou voor u een geringe eer zijn hem te straffen, zooals hij verdient.
+Weet, dat de hanen, waarvan u spreekt, hem na aan het hart liggen, want
+hij heeft ze zelf opgefokt. Ga zitten, en drink uwe kan nog eens leeg."
+
+»Maar eerst het beloofde mooie schot, Joachim!" riep de Hopman uit met
+een vuistslag op de tafel. 't Was duidelijk, dat het bier zijne
+uitwerking begon te doen.
+
+»Laat mij maar begaan!" pochte Joachim, die opnieuw zijn vuurroer
+greep en zich naar buiten begaf. Marten stond diep verontwaardigd
+achter op het erf voor het schuurtje, naast het hondenhok. Kees sprong
+kwispelstaartend en blaffend tegen hem op. Marten klopte hem op den rug
+en zeide:
+
+»Die stomp zal hem heugen, Kees! Hij kwam net op zijne maag terecht,
+zoodat de kaerel stond te gieren naar zijn adem. Ik zal hem wel leeren,
+om onze hanen dood te schieten en op te eten, den lomperd. Ha, kijk,
+daar komt hij toch waarlijk naar buiten, met zijn roer in de handen. Zou
+hij toch werkelijk de onbeschaamdheid hebben, om zijn plan ten uitvoer
+te brengen? Maar dat is meer dan schandelijk!"
+
+Inderdaad verscheen de vaandrig op dit oogenblik buiten de deur, en
+nauwelijks kreeg hij Marten in het oog, of hij stak hem de gebalde vuist
+toe, en riep:
+
+»Wacht maar, mannetje,--die hanen gaan er toch aan, of je hoog of laag
+springt. En jij zult ze netjes voor ons plukken en schoonmaken, en bij
+het eten mag je komen toezien, hoe ze ons smaken!"
+
+Hij liep naar de voorzijde van het huis, waar de hanen nog parmantig
+rondstapten, en zag, hoe de Hopman lachende voor het raam stond te
+wachten op de dingen, die komen zouden, met de half-volle kan in de
+hand.
+
+Joachim stak de lont aan, richtte zijn vuurroer, bracht de lont bij het
+kruit en pang! klonk het met donderend geweld. Maar of het door het bier
+kwam, dat hij gebruikt had, of door den stomp, dien Marten hem op zijne
+maag had gegeven, weet ik niet, maar zeker is het, dat het schot miste
+en de hanen en kippen onder een luid gekakel uit elkander stoven en
+ijlings een goed heenkomen zochten.
+
+»Ha-ha-ha!" lachte de Hopman voor het raam. »Wat prachtig schot,
+Joachim! Dat heb je zeker op de Spanjolen geleerd."
+
+»Dat verwenschte bier ook!" mompelde Joachim beschaamd, omdat hij na
+zijn pochen zulk een treurig figuur als schutter maakte. »Mijn hoofd
+lijkt wel een molentje, en alles draait me voor de oogen."
+
+Hij gaf zijn edel pogen echter niet op, maar laadde zijn geweer opnieuw
+en liep den hoek van het huis om, teneinde te zien, waar de dieren
+gebleven waren. Spoedig had hij hen ontdekt; zij liepen bij den
+mesthoop, niet ver van de plaats, waar Marten nog altoos bij het
+hondenhok stond. Marten lachte er smakelijk om, dat de vaandrig zoo'n
+bespottelijk figuur maakte, en Kees baste zoo geweldig met zijn zware
+stem, en hij keek den krijger met zijne fonkelende oogen zoo nijdig aan,
+dat deze besloot, zich niet al te dicht in de nabijheid van dat dier te
+wagen.
+
+Opnieuw legde hij aan, en met een hevigen knal brandde het schot los.
+Thans trof hij beter. Een van de hanen deed nog een paar onwillekeurige
+sprongen en viel toen dood neer. Maar op hetzelfde oogenblik vloog de
+deur open en ijlde Anna naar buiten. Tranen van spijt en woede vloeiden
+haar uit de oogen.
+
+»Ha,--wat eene schandelijke daad voor een vaandrig in dienst van
+den Prins!" riep zij den soldaat toe, die zich haastte zijn vuurroer
+opnieuw te laden. »Lafaard! Schaam je je niet? Is dat doen met eere,
+om weerlooze dieren te dooden? Ben je misschien te laf, om het tegen
+de Spanjolen op te nemen, en toon je je heldenmoed op deze wijze?"
+
+Ongetwijfeld zou zij in haar toorn den vaandrig nog veel meer
+beleedigingen hebben toegevoegd, indien niet de Hopman naar buiten
+gewaggeld ware, gevolgd door haar vader. Deze laatste gebood haar met
+een gebiedenden wenk, zich te verwijderen. Hij wilde haar niet in de
+nabijheid van de half beschonken krijgslieden laten. Schreiende trok zij
+zich in het achterhuis terug.
+
+Een oogenblik later klonk een tweede schot--maar weer was het mis, en
+nogmaals bracht de haan zich in veiligheid.
+
+»Ha-ha-ha, wat een geweldig schutter!" lachte de Hopman, die zijn roer
+in de hand hield en den haan achtervolgde. »Joachim,--ik dacht, dat je
+hand vaster was."
+
+»'t Komt door dat verwenschte bier!" mompelde Joachim. »Maar een is er
+toch al om koud!"
+
+»Pang!" klonk het, ditmaal uit het roer van den Hopman, en waarlijk, het
+dier was doodelijk getroffen, hoe beneveld de oogen van den schutter
+ook waren.
+
+»Zóó moet je schieten, brave jongen,--zóó moet je schieten, Joachim!"
+pochte Wybe Sjoerds op dronkemansmanier. »Al had ik een heel vat
+leeggedronken, ik raak toch nog zoowel een haan als een Spanjaard! Kom
+Joachim, laten we nog een beker drinken in afwachting van den maaltijd,
+die ons straks zal worden opgedischt."
+
+»Ik kom!" was het antwoord van Joachim, die intusschen de beide dieren
+bij elkander zocht. Maar nauwelijks waren Floris Geurtsz en de Hopman
+weer in huis verdwenen, of Marten, wiens woede geen grenzen kende,
+maakte schielijk Kees los van den ketting, en fluisterde hem toe:
+
+»Sa-sa-Kees, pak ze!"
+
+Dat liet Kees zich geen tweemaal zeggen. De vreemdeling was hem al lang
+een doorn in het oog geweest en hij wenschte niets liever, dan hem eens
+bij de beenen te pakken. Nauwelijks voelde hij zich dan ook van den
+ketting bevrijd, of onder een oorverdoovend geblaf vloog hij op den
+vaandrig toe, die nu juist de twee hanen bij de pooten in de hand hield,
+en beet hem zonder mededoogen zoo venijnig in zijn rechterbeen, dat de
+soldaat het uitschreeuwde van pijn.
+
+»Au, au, smerige hond, laat los, au, au!" kermde hij, van angst en pijn
+in het rond springende, maar Kees gaf er niets om en hield hem stevig
+bij zijn dijbeen vast. En toen hij eindelijk door de woeste sprongen
+van den vaandrig gedwongen was hem los te laten, hield hij een groote
+lap van diens broek in den bek. De vaandrig zette het op een loopen, in
+de hoop, de deur der hoeve te kunnen bereiken, voordat de hond hem ten
+tweeden male aangreep, natuurlijk zonder de hanen, want die had hij bij
+den aanval van den hond al dadelijk op den grond laten vallen. Maar dat
+mislukte hem. Kees liep vlugger dan hij, en beet hem met een geweldigen
+hap nu in zijn linkerbeen, zoodat ook daar de broek vaneengereten werd
+en het bloed uit des vaandrigs been te voorschijn kwam. Marten, die zich
+in allerijl achter eenig boerengereedschap verscholen had, zag het met
+het grootste genoegen aan, en hij had niet den minsten lust, Kees tot de
+orde te roepen.
+
+»Au, au, vervloekte hond,--au, au!" schreeuwde de vaandrig, die alle
+moeite deed, om de deur te bereiken.
+
+Op dit geschreeuw kwam weer de Hopman naar buiten, teneinde te zien,
+wat er aan de hand was. Ook boer Floris verscheen op het erf, maar
+nauwelijks zag hij, hoe Kees bezig was den vaandrig de kleeren van het
+lijf en de stukken uit de beenen te rukken, of hij trok zich schielijk
+in de hoeve terug, niet twijfelende, of met de hulp van dezen bondgenoot
+zou hij spoedig van de ongewenschte en brutale gasten verlost zijn.
+
+[Illustratie]
+
+»Help, Hopman, help!--Au--au,--die rakkerd! Au, sla hem dood, Hopman!"
+
+»Ik--ik zal hem een kogel door den kop jagen," riep de Hopman, die vrij
+angstig naar den grooten, nijdigen hond keek en allerminst lust had, met
+diens tanden kennis te maken.
+
+»Au,--au, neen, niet schieten!--Au--o, o, als je misschiet, krijg ik
+misschien den kogel, die..."
+
+Verder kwam de vaandrig niet, want juist op dit oogenblik gelukte het
+hem zijn been vrij te krijgen, en ijlings koos hij het hazenpad. Nu
+had hij de deur bereikt,--maar zijn pogingen om haar los te krijgen,
+mislukten. De boer had er den grendel voor geschoven en stond nu door
+het raam te kijken, naar hetgeen op het erf voorviel. Vele pogingen om
+binnen te komen deed de vaandrig trouwens niet, want de hond zat hem
+alweer op de hielen, wat er niet beter op werd, toen van achter het
+schuurtje werd geroepen:
+
+»Sa-sa-Kees, pak ze!--Toe maar Kees, pak ze!"
+
+Dat bevel wilde Kees met alle genoegen uitvoeren, maar hij scheen te
+meenen, dat de vaandrig voorloopig genoeg genoten had, en viel nu op den
+Hopman aan, die tevergeefs trachtte hem met de kolf van zijn vuurroer op
+den kop te slaan.
+
+De vaandrig staakte zijne pogingen om de deur open te maken, en
+vluchtte zoo snel zijne voeten hem dragen konden het erf af en den dijk
+op, in de richting van Saardam. En Kees vloog brutaalweg den Hopman naar
+de keel, zoodat deze moord en brand schreeuwde. Hij greep Kees met zijn
+vrije hand aan, wierp hem van zich af, en volgde in stormpas zijn
+vaandrig, die al op grooten afstand op den dijk voortholde.
+
+Kees rende den Hopman na en beet hem gevoelig eerst in de eene en daarna
+in de andere kuit, maar toen de Hopman eenmaal het hek uitgejaagd was,
+meende hij zijn plicht te hebben volbracht. Kwispelstaartend keerde hij
+naar Marten terug, die schaterend van lachen uit zijn schuilhoek te
+voorschijn kwam en den hond goedkeurend over den kop streelde.
+
+»Goed zoo, brave Kees! Goed zoo, hondje! Je hebt je voortreffelijk
+gehouden, hoor, en als wij de hanen morgen bij het middagmaal krijgen,
+zal ik voor jou een lekker stuk bewaren. Ik gun het jou liever dan die
+twee struikroovers!"
+
+
+
+
+[Decoratieve illustratie]
+
+HOOFDSTUK III.
+
+Wybe Sjoerds verveelt zich, en Marten krijgt een uitnoodiging.
+
+
+Marten haastte zich de twee hanen op te zoeken, die Joachim bij den
+eersten aanval van den hond reeds op den grond had laten vallen, en hij
+bekeek ze met een meewarigen blik, want hij had veel van deze dieren
+gehouden. Maar toch verheugde hij er zich in, dat de dappere Hopman en
+diens brave vaandrig er zich niet aan zouden vergasten.
+
+Weldra kwamen ook zijne ouders en Anna naar buiten, die met niet weinig
+pret den geduchten aanval van Kees hadden aanschouwd en tot hunne groote
+blijdschap de twee krijgslieden op de vlucht hadden zien slaan.
+
+»Was dat geen grappig gezicht?" riep Marten hun toe, terwijl hij opnieuw
+in den lach schoot. »Ha-ha, ik wist me bijna geen raad van het lachen,
+toen die vaandrig zulke malle sprongen maakte, terwijl Kees hem aan
+zijne broek hing en er de stukken uitscheurde."
+
+»En wat schreeuwde hij leelijk," zei Anna, die lachen moest door hare
+tranen heen, want het deed haar veel verdriet, dat de twee mooie hanen
+gedood waren. Zij streelde hen over de fraaie veeren. De dieren waren
+nog warm.
+
+»Arme beesten," zei ze zacht.
+
+»Zeg dat wel, Anna," zei Marten, »maar verheug er je in, dat die twee
+roovers er althans niet aan zullen smullen. Ha, wat had die brave Kees
+ze geducht te pakken!"
+
+»Had jij den hond losgelaten?" vroeg zijn vader, die zich de handen
+wreef van genoegen over den goeden afloop van het minder aangename
+avontuur.
+
+»Losgelaten niet alleen, maar opgehitst ook," lachte Marten. »Hij vloog
+er op aan als een dolle, en ik dacht, dat hij van plan was den heelen
+vaandrig aan stukken te scheuren. 't Was een prachtig gezicht! En _wij_
+hebben de hanen nog, dat is het grappigste van alles."
+
+»Ja, en mijn vier blanke guldens daarbij, jongen. Die schavuiten
+beschuldigden mij van met den vijand te heulen, en dreigden mij naar den
+gouverneur Sonoy op te zullen zenden, als ik hun geen vier guldens gaf
+als onderpand voor mijne trouw. Een mooie eisch, voorwaar!"
+
+»Maar man, wat heb je aan een groot gevaar bloot gestaan," sprak vrouw
+Fijtje. »Ik had me geen raad geweten, als ze die bedreiging hadden
+uitgevoerd. Gode zij dank, dat zij in hun opzet verhinderd zijn door
+Kees. Hij krijgt een lekkere kluif van me, als blijk van mijne groote
+dankbaarheid."
+
+»Hé ja, moeder, dat moet u doen," riep Anna uit. »Kom hier, Kees, laat
+ik je eens streelen!"
+
+Marten keek zijn vader een oogenblik peinzend aan. Eindelijk sprak hij
+verheugd:
+
+»O, nu vat ik het! Dus dáárom was u zoo toegevend voor die twee
+schurken. Ik kon me al niet begrijpen, hoe u er toe komen kon, om hun
+zoo in alles hun zin te geven en al de onbeschoftheden te verdragen, die
+zij ons geliefden aan te doen. Dat is anders uw aard niet."
+
+»Ja, m'n jongen, ik zat in een moeilijk geval, en geloofde niet beter te
+kunnen doen dan te huilen met de wolven, waarmede ik in het bosch was.
+Ik had natuurlijk veel liever, dat zij deze twee hanen opaten, dan dat
+ze met mijn vier guldens naar huis gingen, of dat zij mij in staat van
+beschuldiging stelden en naar Jonkheer Sonoy opzonden. Er behoeft
+tegenwoordig niet veel te gebeuren om aan de galg te komen. Eene
+beschuldiging van Hopman Wybe Sjoerds weegt zwaar, want hij staat om
+zijne dapperheid hoog bij den gouverneur aangeschreven."
+
+»Maar voor onzen Kees ging hij toch op de vlucht!" lachte Marten. En
+hij keek den hond, die kwispelstaartend om den groep heen liep, met
+welgevallen aan. Want hij hield veel van zijn hond.
+
+»Wij zullen hem voortaan maar los laten loopen, Vader. Dan zijn we voor
+bezoeken van zulke fraaie gasten gevrijwaard. Zij mochten anders eens
+komen, als u of ik niet thuis waren, en dan waren zij tot alles in
+staat!"
+
+»Ik vrees, dat we nu toch nog genoeg van hen te lijden zullen hebben,"
+sprak vrouw Fijtje met een zucht. »Zij zullen de ondergane bejegening
+niet gemakkelijk vergeten en ze ons nog minder vergeven. Morgen of
+overmorgen zullen we de onverlaten wel opnieuw zien verschijnen, en mijn
+hart beeft bij de gedachte, wat er dan al niet gebeuren kan."
+
+»Ja Moeder," sprak boer Floris, »wij beleven bange tijden en hebben
+bijna, zooals ons thans al weer gebleken is, evenveel te lijden van onze
+vrienden als van onze vijanden. Maar komaan, geen zorgen vóór den tijd.
+Anna, neem jij de hanen mede naar binnen, dan kan Marten ze vanavond
+schoonmaken. Nu ze eenmaal toch dood zijn, zullen ze ons morgen een
+heerlijk middagmaal verschaffen. En Moeder, kop jij de boter nog? Morgen
+moet Marten ze wegbrengen naar Jan Gerritsz, in de Westzijde. Hij heeft
+me gevraagd, of ik ze voor hem bewaren wilde, en hem tevens een zestig
+eieren kon bezorgen."
+
+»Moet Marten morgen dus naar Saardam?" vroeg Moeder Fijtje angstig.
+»En als dan de Hopman hem ziet,--of de vaandrig? Marten kan niet in de
+Westzijde komen, zonder den Dam te passeeren,--en daar móéten zij hem
+haast wel opmerken..."
+
+»O Moeder, laat dat maar aan mij over," viel Marten lachend in. »Ik weet
+wel een middel om de Westzijde te bereiken zonder den Dam te passeeren,
+en bovendien kan ik Kees meenemen. Als Wybe Sjoerds of zijn fraaie
+vaandrig dien zien, zullen ze mij wel met rust laten. Kom Vader, willen
+wij nu het hooi gaan opschudden? 't Wordt meer dan tijd."
+
+»Wij zullen dubbel hard werken, om de geleden schade in te halen,
+jongen," antwoordde de vader.
+
+Beiden begaven zich naar het land, gevolgd door Kees, die als loon voor
+den bewezen dienst voor dezen keer mede mocht. Gewoonlijk was het land
+echter verboden terrein voor hem, want hij zat de schapen wel eens
+achterna en joeg ze dan in de sloot. Maar op het hooiland kon hij niet
+veel kwaad uithalen, omdat daar geen vee liep.
+
+Eenige oogenblikken later waren vader en zoon ijverig aan den arbeid.
+Het laatste hooi lag te velde, en zij hoopten het nog voor den avond aan
+roken te zetten. Dan kon het den volgenden morgen binnengehaald worden,
+waarmede niet langer dan een halve dag gemoeid zou zijn. Daarmede was de
+hooioogst voor dit jaar afgeloopen. 't Hooi zag er prachtig uit en was
+al bijna geheel droog. 't Was den geheelen dag dan ook heerlijk weer
+geweest, en de zon had fel geschenen. Eer deze nog geheel ondergegaan
+was, stond het reeds op groote hoopen, zoodat den volgenden morgen de
+laatste voeren konden worden geborgen.
+
+Welvoldaan en tevreden keerden Floris en Marten 's avonds huiswaarts.
+Zij hadden hard gewerkt om klaar te komen, maar zij waren sterk en
+konden wel tegen wat zwaren arbeid.
+
+Zoodra zij thuis gekomen waren, begaf Marten zich naar het achterhuis,
+om de hanen schoon te maken, wat hem vlug afging, want Marten was een
+handige jongen, die niet van talmen hield en de dingen altoos flink
+aanpakte. Daarna ging hij het hek sluiten, wat zij in dien bangen tijd
+voor eene vaste gewoonte hadden. Als altoos 's nachts bleef Kees vrij op
+het erf rondloopen, en een betere bewaker zou moeilijk te vinden geweest
+zijn. Wee dengene, die het wagen durfde het erf te betreden. Kees was in
+staat hem te verscheuren.
+
+Toen allen binnen waren, sloot de vader de deuren en schoof er de
+grendels voor. Daarna deed hij zorgvuldig de ronde, om te zien, of alles
+goed afgesloten was.
+
+Moeder Fijtje maakte het avondmaal gereed, en toen dat genuttigd was,
+stonden Anna en Marten op, om zich naar bed te begeven. Maar de vader
+weerhield hen, en zeide:
+
+»Blijft nog even, kinderen; ik heb jelui nog wat te zeggen."
+
+Anna en Marten keken hem niet zonder eenige verwondering aan, en waren
+nieuwsgierig wat dit zijn zou.
+
+De vader stond op en ontsloot eene kast. Hij haalde daaruit een kistje
+te voorschijn, dat hij op de tafel plaatste en opende. 't Bleek een
+groot aantal zilveren geldstukken te bevatten, die Marten den uitroep
+uitlokten:
+
+»Zoo, zoo, Vader, dat ziet er goed uit! Mij dunkt, er zitten daar meer
+guldens in, dan duiten in mijne schatkist."
+
+»En in de mijne daarbij!" lachte Anna.
+
+Maar de vader lachte niet. Integendeel, zijn gelaat stond hoogst
+ernstig, toen hij de beide jongelieden aanzag.
+
+»Luistert!" zei hij. »Wij beleven een tijd van beroerten, die maakt,
+dat wij heden niet weten, of morgen niet reeds de vijand onze woning
+binnenvalt en alles rooft en plundert, wat hij krijgen kan. Wij hebben
+een gedeelte van het geld, dat je hier voor je ziet, geërfd van onze
+ouders, en het overige verdiend en overgespaard. Ik acht het in de kast,
+waarin wij het jaren lang bewaard hebben, niet veilig meer, en ben met
+Moeder afgesproken, het te verbergen op eene plaats, waar een ander het
+niet gemakkelijk vinden zal. Maar wij willen u van die schuilplaats
+niet onkundig laten, omdat wij weten, dat we je volkomen vertrouwen
+kunnen en dat ons geheim bij jelui veilig is. 't Kan goed zijn, dat de
+bergplaats je bekend is, want in deze tijden is alles mogelijk. Ik heb
+gisterenavond, toen je reeds naar bed gegaan waart en in diepe rust
+laagt, eene geschikte plaats bedacht. Zie maar eens hier."
+
+Boer Floris stond op en begaf zich naar den haard, die van steenen
+opgetrokken was. Hij veegde de asch weg, zoodat de vloer bloot kwam, en
+haalde de steenen, die den bodem vormden, een voor een weg. Daaronder
+bleek een ijzeren plaat te liggen. Met inspanning van al zijne krachten
+schoof hij deze op zijde, en nu werd eene opening zichtbaar, die wel
+tien zulke kistjes kon bevatten.
+
+»Ziehier," sprak de vader, »deze plaats bedoel ik. Geef dat geldkistje
+eens hier, Marten.--Mooi zoo. Kijk, ik plaats het op den bodem van het
+gat, en stapel deze losse steenen er rondom en bovenop. Dat kistje bevat
+vierduizend gulden, kinderen, en vertegenwoordigt dus een groot bedrag,
+dat ik ongaarne in de handen der vijanden zou zien. Nu leg ik de ijzeren
+plaat er over en daarop de steenen van den haard. Wanneer nu morgen het
+vuur wordt aangelegd, vult de asch al spoedig de voegen, zoodat niemand
+op de gedachte zal komen, dat hier geld verborgen ligt."
+
+»Dat is mooi bedacht, Vader," zei Marten. »Ik noem hen knap, die het
+geld hier vinden."
+
+»Laten wij hopen, dat God deze woning bescherme, zoodat niemand er naar
+kome zoeken," sprak de vader.
+
+»Amen," zei de moeder ernstig. »En nu, kinderen, welterusten."
+
+»Welterusten," zeiden Anna en Marten. En weldra lag het gezin in een
+diepe rust, welke dien nacht door niemand gestoord werd. Sloop er
+wellicht een of andere landlooper om de hoeve rond met minder goede
+voornemens, Kees hield trouw de wacht, en als zijn bassen over het erf
+weerklonk, waagde niemand het naderbij te komen.
+
+En 's morgens waren allen reeds vroeg in de weer, om den dagelijkschen
+arbeid te hervatten. Toen in de hoeve van de weduwe Bleeker iedereen nog
+in een diepen slaap gedompeld lag, waren zij reeds ijverig aan het werk.
+
+Het eerst werden de koeien gemolken en de melk in strem gezet. Daarna
+werd het ontbijt gebruikt, en nauwelijks was dat genuttigd, of het paard
+werd voor den hooiwagen gespannen, en vader en zoon reden naar het veld,
+om het laatste hooi binnen te halen. 't Was alweer een mooie dag, en de
+zon scheen zoo heerlijk op de weiden en tuinen, de bloemen prijkten in
+zoo heerlijke kleuren en de vogels kwinkeleerden zoo lustig en vredig op
+de daken der huizen en de takken der boomen, dat men moeite had om te
+gelooven, dat het land geheel in beroering was en de menschen elkander
+van den morgen tot den avond vervolgden en vermoordden.
+
+[Illustratie]
+
+Tegen 12 uur werd het laatste voer het erf opgereden, en korten
+tijd later behoorde deze hooioogst weer tot het verleden. Marten was
+daardoor, en ook door het vooruitzicht van de gebraden haantjes, die nu
+weldra op de tafel zouden prijken, in de vroolijkste stemming geraakt,
+en hij zong, terwijl hij het paard uitspande en het naar het land
+bracht, een geuzenliedje, dat toen algemeen gezongen werd. Lustig klonk
+het:
+
+ Slaet opten trommele, van dirredomdeyne,
+ Slaet opten trommele, van dirredomdoes,
+ Slaet opten trommele, van dirredomdeyne,
+ Vive le Geus! is nu de loes!
+
+ De Spaensche Inquisiti, voor God maliti,
+ De Spaensche Inquisiti, als Draecx bloet fel,
+ De Spaensche Inquisiti gevoelt puniti,
+ De Spaensche Inquisiti ontvalt haer spel.
+
+ Vive le Geus! wilt Christelijk leven,
+ Vive le Geus! hout fraeyen moet:
+ Vive le Geus! God hoedt u voor sneven,
+ Vive le Geus! edel Christen bloet!
+
+»Ha-sa, dat is een lustig liedeken, Marten!" klonk het hem toe, terwijl
+hij van het land terugkeerde. En opziende ontdekte hij zijn buurjongen
+Piet Bleeker, die op den dijk stond met de handen in de zakken.
+
+»Die is ook liever lui dan moê," mompelde Marten zacht voor zich heen.
+En luider sprak hij, niet zonder fijne spotternij, want hij wist wel,
+dat de familie Bleeker ijverig Spaanschgezind was en den Prins van
+Oranje en diens strijden voor de vrijheid diep verfoeide:
+
+»Ja, niet waar? Waarom zing je niet mee, Piet? Of ben je misschien bang,
+dat de Spaansche ooren zoo scherp zijn, dat zij te Amsterdam kunnen
+verstaan, wat hier gezongen wordt?"
+
+»Die is mooi, hoor!" zei Piet met een smadelijk lachje. »Wat kunnen mij
+die Spanjolen schelen? Ik heb er immers niets mede te maken? Voor mijn
+part waren ze hier nooit gekomen, alhoewel ik zeggen moet, dat de Geuzen
+ook zoo vriendelijk niet zijn. Ik gun hun bezoek ook liever aan de
+buren, dan het zelf te ontvangen. De hulp van Kees was gisteren zeker
+lang niet onwelkom, hè?"
+
+»Ha zoo, heb je dat ook al gezien, Piet? Maar wat praat ik; jelui ziet
+immers alles? Wil ik je eens een goeden raad geven?"
+
+»Wanneer je dat doen wilt,--met alle genoegen," zei Piet. »Een goede
+raad is immers altijd geld waard?"
+
+»Nu,--neem dan dienst bij de soldaten. Een goede spion kan daar altoos
+werk genoeg vinden en eene flinke belooning bovendien. Je bent er,
+geloof ik, beter voor geschikt dan voor het boerenwerk.--Dag Piet!"
+
+Marten was onder het praten de hoeve genaderd en trad deze binnen, waar
+de reuk van de gebraden hanen hem reeds dadelijk in den neus drong.
+
+»Hè,--lekker!" mompelde hij, den geur opsnuivende. »Toch prettig, dat
+die twee sinjeurs er zoo lekker nuchter van blijven!"
+
+De boutjes lieten zich uitstekend smaken, en onder het middagmaal werd
+nog eens smakelijk gelachen om het malle figuur, dat de twee dappere
+krijgslieden gemaakt hadden. Moeder Fijtje alleen lachte niet van
+ganscher harte mede, want zij vreesde, dat de beleedigde mannen niet
+zouden nalaten zich te wreken. En voor die vrees bestond veel grond,
+want de watergeuzen waren er de mannen niet naar, om een geleden hoon
+ongewroken te laten. En dubbel beangst gevoelde zij zich, nu Marten
+straks naar Saardam moest, om boter en eieren naar Jan Gerritsz te
+brengen. 't Was haar op het gelaat te lezen, dat zij zich niet op haar
+gemak gevoelde, en meermalen zuchtte zij onwillekeurig bij de gedachte
+aan de gevaren, die haar eenigen zoon bedreigden.
+
+»Moeder is nog niet op haar gemak," zei Marten lachend.
+
+»Och kind, spot niet met mijn angst, want daar bestaat waarlijk wel
+reden voor," zei ze. »Als je nu vanmiddag maar niet naar Jan Gerritsz
+moest,--maar de tocht daarheen maakt me bekommerd."
+
+»Wees gerust, moeder," zei Marten. »Ik zal zoo voorzichtig mogelijk zijn
+en den Dam vermijden. Ik weet zeker, dat de Hopman en zijn vaandrig daar
+hun intrek hebben genomen. En bovendien, zij zullen mij wel ongemoeid
+laten gaan, ook al werd ik opgemerkt. Denkt u dan niet, dat zij zich
+over het geval schamen? Zij zullen het wel aan niemand vertellen, want
+dan worden zij nog uitgelachen op den koop toe. En wat zouden zij mij
+doen? Mij opzenden naar Jonkheer van Sonoy, den gouverneur? Dan kwam
+hun eigen wangedrag aan het licht. Of mij gevangen houden? Daarvoor
+hebben zij geen reden. Neen, Moeder, u kan gerust zijn."
+
+»'t Is te hopen, Marten. Als Vader nu nog meê ging..."
+
+»Dan was het veel erger," viel Anna in. »Vader is een man, en door eene
+valsche beschuldiging konden zij hem licht in groote moeilijkheden
+brengen."
+
+»Volkomen waar," sprak de vader. »'t Is beter, dat Marten alleen gaat.
+Ik geloof ook, dat zij hem wel ongemoeid zullen laten, zelfs al zien zij
+hem."
+
+»Toch wou ik, dat die tocht al achter den rug was," hernam de moeder.
+
+Toen het middagmaal afgeloopen was, bracht Marten den botertijns in het
+roeibootje, alsmede de mand met eieren, haalde de riemen uit de schuur,
+en riep luchtig:
+
+»Nu, ik ga. Goeden dag, tot straks.--Dag Moeder, wees maar niet bezorgd.
+Ik ga met het schuitje en heb dus met den Dam niets te maken. Over
+enkele uren ben ik weer terug."
+
+De moeder keek hem zuchtend na.
+
+Op het erf gekomen, keek Marten zoekend rond, en riep met luide stem:
+
+»Kom Kees, ga je meê met den baas?"
+
+Maar Kees gaf geen teeken van leven, geheel tegen zijne gewoonte in.
+
+»Wel,--wat is dat? Waar zou Kees zitten? Hij komt nooit van het erf af,
+en laat zich evenmin ooit tweemaal roepen.--Kom Kees, waar ben je?--Ga
+je meê met den baas?"
+
+Een kort gebrom was het antwoord. 't Kwam uit het hondenhok, en Marten
+begaf er zich heen.
+
+Ha, thans was het raadsel spoedig opgelost. Kees deed zich te goed aan
+de beenderen van de twee hanen, die Anna hem gebracht had. Hij lag er
+bij op den grond, en Marten hoorde, hoe hij de beentjes tusschen zijne
+sterke kaken verbrijzelde.
+
+»Smaakt het lekker, Kees?" vroeg Marten lachend.
+
+Kees kwispelde met den staart, maar bleef doorkluiven.
+
+»Kom Kees,--ga je meê met den baas?"
+
+Kees hief een oogenblik den kop op, en zijn staart kwam opnieuw in
+beweging. Blijkbaar had hij grooten lust om de uitnoodiging aan te
+nemen, maar de beentjes vond hij toch ook erg verleidelijk.
+
+Marten maakte een kort einde aan de besluiteloosheid van Kees. Hij
+raapte de beentjes vlug bij elkander, wat Kees met een boos gebrom
+beantwoordde, en zeide:
+
+»Kom Kees, ga je meê? Je kunt het eene doen, zonder dat je het andere
+behoeft na te laten."
+
+Nu begreep Kees de bedoeling volkomen, en onder vroolijke sprongen
+volgde hij zijn jongen meester. Deze wierp de beentjes op den bodem van
+het vaartuigje, waar Kees zijn maal kon vervolgen, en stak van wal.
+Weldra kliefde het bootje de golfjes van de Zaan.
+
+Marten roeide graag, en sterk als hij was, schoot hij flink op. Langs
+den dijk stonden in dien tijd slechts weinig woningen; hier en daar
+verhief zich de nok van eene enkele boerenhoeve boven den Zuiddijk.
+Voetgangers zag hij in het geheel niet. Maar naarmate hij het dorp
+Saardam naderde, werd het ook drukker op de oevers aan weerskanten, en
+waren de dijken meer bebouwd. De huizen stonden dichter bij elkander, en
+hij hoorde de bedrijvigheid van de menschen, die daar aan den arbeid
+waren.
+
+Nog voor Saardam bereikt was, was Kees met zijn middagmaal geheel gereed
+gekomen. De kleine beentjes had hij tusschen zijn sterke kaken stuk
+gebeten en ze daarna als een fijne lekkernij verorberd. En de grootere
+waren zoo zorgvuldig afgekloven, dat zelfs het kleinste vezeltje er niet
+meer op gevonden kon worden.
+
+Op enkele minuten afstands van den Dam lag eene scheepstimmerwerf,
+waarvan Marten den eigenaar kende. Hij was gewoon, als hij met zijn boot
+te Saardam kwam, daar aan te leggen, wat hem gaarne toegestaan werd. Hij
+roeide ook nu daarheen, legde zijn schuit vast, en stapte aan den oever.
+Den botertijns zette hij zich op het hoofd, want zoo droeg hij hem
+altoos, hing de mand met eieren aan zijn arm, en begaf zich op weg.
+
+Kees sprong hem vroolijk achterna. Het scheiden van zijne afgekloven
+beentjes had hem nog wel eenigen strijd gekost, maar hij scheen er toch
+van overtuigd te zijn, dat er eigenlijk niets meer aanzat. Hij volgde
+Marten dan ook met groote blijmoedigheid en bleef hem dicht op de
+hielen.
+
+Marten had weldra den Hoogendijk afgeloopen en was de plaats genaderd,
+waar de Dam de Oost- met de Westzijde verbindt. Maar daar werd de
+doortocht hem bemoeilijkt door een grooten oploop van menschen, en hij
+zag, hoe een aantal krijgslieden in volle wapenrusting gereed stond om
+uit te rukken.
+
+Verbaasd vroeg hij aan een van de omstanders, wat er aan de hand was, en
+niet weinig verwonderd was hij te vernemen:
+
+»De geuzen gaan ons verlaten, goddank. Hopman Wybe Sjoerds schijnt het
+hier te vervelend te vinden, omdat er niets te vechten valt, en is van
+plan naar Alkmaar te gaan. Nu, de kaerels krijgen van mij het heilige
+kruis na, want 't is een ruw volkje, dat weinig verschil maakt tusschen
+het mijn en het dijn."
+
+»Gaan zij naar Alkmaar?" vroeg Marten in de grootste verbazing. »En
+heeft Heer Diederik van Sonoy daartoe bevel gegeven?"
+
+»Wel neen, jongen," zei een ander. »Wybe Sjoerds handelt geheel op
+eigen verantwoording, en ik zeg, dat het eene schande is,--eene schande!
+Amsterdam ligt in de onmiddellijke nabijheid, en de Spanjolen zullen
+gauw genoeg ingelicht worden, dat Saardam geheel van troepen ontbloot
+is. Help maar eens kijken, of binnen drie dagen de Spekken hier niet
+heer en meester zijn, en dan komen wij van den regen in den drop. 't Is
+eene schande--dat zeg ik, en Wybe Sjoerds is waard, dat hij opgehangen
+wordt aan de eerste galg de beste!"
+
+»Of je van de kat gebeten wordt, of van den kater, dat komt op hetzelfde
+neêr," hernam de eerste spreker. »De Geuzen zijn ook zulke aangename
+gasten niet, en zij zuigen den huisman uit tot op het gebeente. Laat de
+Spanjolen vrij komen, als ze willen, mij is het om het even!"
+
+»Jij praat als een Spek," beet de eerste hem toe. Maar de ander viel hem
+dadelijk in de rede door te zeggen:
+
+»Een Spek?--Een verrader--ik? God beware me, ik ben met hart en ziel
+voor den Prins, maar de euveldaden van de Geuzen ben ik hartelijk moede.
+Zij handelen met den huisman, of zij zich in een overwonnen land
+bevinden, in plaats van bij vrienden."
+
+»Dan praat je als een kip zonder kop," zei de eerste weer. »'t Is waar,
+de Geuzen gaan niet bepaald zachtzinnig met ons om, en ik wil hunne
+daden geenszins vergoêlijken, maar hen te vergelijken en in één adem te
+noemen met de Spanjolen,--dat is gekkepraat in één woord."
+
+Op dit oogenblik baande een kloek krijgsman zich een weg door de menigte
+en liep langs de gelederen der Geuzen. Marten herkende in hem den Hopman
+Wybe Sjoerds, en zag, dat deze zich aan het hoofd van het vendel
+plaatste. Zijn vaandrig stond naast hem met ontplooid vaandel. De
+trommen werden geroerd, bevelen klonken, en de troep zette zich in
+beweging, met zeer gemengde gevoelens nagestaard door de menigte, die
+op den Dam en in den omtrek daarvan was samengestroomd. Velen schudden
+bezorgd het hoofd en gaven luide hun misnoegen te kennen over het
+lichtzinnig gedrag van den Hopman, die een zoo belangrijk punt als
+Saardam geheel eigenmachtig verliet, alleen omdat hij en zijne soldaten
+het daar vervelend vonden, en het volkomen weerloos overliet aan de
+vijanden, die niet zouden nalaten deze plaats spoedig te bezetten. En
+waren de Watergeuzen lastig, veeleischend en brooddronken,--de wreedheid
+der vijanden was spreekwoordelijk geworden. Geen wonder, dat vele
+Saardammers de toekomst donker inzagen.
+
+Onder de toeschouwers merkte Marten ook Pieter en Aelbert Bleeker op, de
+zonen der weduwe, die naast hem woonde. En hij vreesde mèt den huisman,
+dat de verlaten en hulpelooze toestand van Saardam, al was het maar
+door hunne tusschenkomst alleen, spoedig in Amsterdam bekend zou wezen.
+En daar lag de vijand op den uitkijk!
+
+Hij vervolgde zijn weg en had met zijn hond spoedig de woning van Jan
+Gerritsz bereikt. Deze was een reeder, wiens schepen sedert vele jaren
+alle zeeën der aarde hadden bezocht, maar die door den oorlog groote
+schade geleden had en zijne vaartuigen van de hand had gedaan,
+voorzoover zij hem niet door den vijand waren ontroofd. Hij was echter
+nog wel een rijk man te noemen en een van de invloedrijkste ingezetenen
+der plaats.
+
+Marten bracht zijne waren in de keuken en wachtte op het geld, dat hem
+hier altoos contant betaald werd. De heer Jan Gerritsz kwam het hem zelf
+brengen. 't Was een man van ongeveer vijftigjarigen leeftijd, met een
+prettig, levenslustig uiterlijk.
+
+»Dag Marten,--hier heb je het geld. Is de hooibouw al afgeloopen?"
+
+»We hebben het laatste voer van morgen om half twaalf binnengehaald,
+Heer," was het antwoord.
+
+»Mooi, dat hoor ik met genoegen, want ik wou morgen graag een dagje uit
+vogelvangen op Ruichoort, evenals verleden jaar, en zou je weer heel
+graag tot hulp en gezelschap medenemen. Wat dunkt je, zouden de
+werkzaamheden toelaten, dat je een dag vrijaf krijgt?"
+
+»O ja, wat de werkzaamheden betreft, zou ik wel kunnen..." sprak Marten
+peinzend, hoewel zijne oogen een wijle geflikkerd hadden van genoegen,
+toen hij de uitnoodiging vernam. Hij herinnerde zich nog als den dag
+van gisteren, hoe hij het vorige jaar ook met Heer Jan Gerritsz uit
+vogelvangen was geweest op Ruichoort, en hoeveel genoegen hij toen had
+gehad.
+
+»Welnu, wat schort er aan?" vroeg de reeder lachend. »Je staat daar net
+te kijken, of je je laatste oortje versnoept hebt. Heb je misschien geen
+lust in de jachtpartij?"
+
+»Geen lust?--Dat zou ik meenen...!" riep Marten uit.
+
+»Of wil vader het je misschien niet toestaan?"
+
+»Ook wel," hernam Marten. »Maar ziet u, zooeven zag ik Hopman Wybe
+Sjoerds met zijn vendel Saardam verlaten, zoodat wij elk oogenblik een
+inval van de Spanjaarden te wachten hebben. En nu vrees ik, dat
+Vader..."
+
+»Kom, wat een dwaasheid!" viel Jan Gerritsz in. »Hopman Wybe Sjoerds is
+naar Alkmaar vertrokken zonder daartoe bevel te hebben ontvangen, en je
+zult eens zien, hoe gauw hij weer hier terug is. Denk je, dat hij voor
+zijn pleizier aan de galg wil komen? Ze zullen het hem in Alkmaar wel
+duidelijk maken, dat het zijn plicht is, hier te blijven. Ik heb het hem
+zelf ook gezegd, maar hij wilde naar mij niet luisteren. Hij moet het
+zelf weten, maar jij behoeft je daarom niet te bekommeren. Ik wed, dat
+hij vandaag nog terugkeert; Heer Diederik van Sonoy laat waarlijk niet
+met zich spotten."
+
+»Zou u dat heusch denken?" vroeg Marten.
+
+»Ongetwijfeld,--komt hij van avond niet terug, dan stellig morgenochtend
+wel. Ik maak mij daar geen oogenblik ongerust over. Dus dat blijft
+afgesproken? Morgen om een uur of tien kom ik bij je. We kunnen jouw
+boot wel gebruiken, niet waar?"
+
+»O ja, met alle genoegen. Voor de boerderij hebben we haar morgen niet
+noodig. En zal ik voor aas zorgen?"
+
+»Uitstekend. Tot morgen dan!"
+
+Vergezeld van zijn trouwen hond nam Marten de terugreis aan, die hij
+zonder ongelukken of bijzondere avonturen volbracht, en een paar uur
+later betrad hij de ouderlijke woning. Hij vertelde dadelijk, wat er in
+Saardam was gebeurd, en zijne moeder slaakte een zucht van verlichting
+toen zij vernam, dat de ruwe Geuzen waren vertrokken, en zij dus van
+hunne wraak niets meer te vreezen hadden.
+
+Maar Floris Geurtsz schudde bedenkelijk het hoofd, en zeide: »Mij kan
+het niet bijzonder verheugen, want ik vrees van deze onverantwoordelijke
+daad de ergste gevolgen, althans wanneer zij niet spoedig terugkeeren.
+Hoe haalt de man het zich in het hoofd? Laten we hopen, dat Jan Gerritsz
+gelijk heeft, en dat het vendel te Alkmaar niet toegelaten wordt."
+
+»Zou ik dus morgen thuis blijven, Vader?" vroeg Marten, wien het speet,
+dat het aangename uitstapje hem ontgaan zou.
+
+»Och, mij dunkt, dat is niet noodig. We kunnen morgen zien, hoe de zaken
+staan en daarvan ons besluit afhankelijk maken. Als alles rustig blijft,
+zou ik niet weten, waarom je niet gaan zoudt.--"
+
+Toen de avond gevallen was en de bewoners der hoeve zich ter ruste
+hadden begeven, stak voor de woning van de weduwe Bleeker eene kleine
+roeiboot van wal, waarin twee personen gezeten waren. Snel, maar zonder
+meer gedruisch te veroorzaken dan beslist noodig was, voer het de Zaan
+af en stak het IJ dwars over in de richting van Amsterdam. De twee
+roeiers waren Pieter en Aelbert Bleeker, die zich, beschermd door
+de duisternis, naar den vijand spoedden, om hun te berichten, dat
+Saardam thans geheel van troepen ontbloot en dus eene gemakkelijke
+prooi geworden was. Met het verradersloon in den zak keerden zij na
+middernacht terug. Hunne riemen gleden bijna onhoorbaar door het water,
+en schuw keken zij om zich heen, of zij ook gevaar liepen ontdekt te
+worden. Zij wisten te goed, welk een vreeselijk lot hun dan te wachten
+stond.
+
+Dien nacht heerschte vreugde bij de aanvoerders van de Spanjaarden.
+Bossu bevond zich in eigen persoon te Amsterdam, en het bezit van
+Saardam scheen hem zoo belangrijk toe, dat hij dadelijk besloten was,
+zich onverwijld van die plaats meester te maken. Hij liet ten spoedigste
+alles voor den aanval in gereedheid brengen. Hij wist wel, dat als hij
+eenmaal Saardam in zijn bezit had, ook gansch Waterland voor hem bloot
+lag.
+
+
+
+
+[Decoratieve illustratie]
+
+HOOFDSTUK IV.
+
+Een schoone dag, die een droevig einde had.
+
+
+Den anderen morgen al vroeg stonden velen, niet zonder angst, zoowel op
+den Zuiddijk als in Saardam, op den uitkijk. Zij vreesden, dat de vijand
+reeds op de komst zou zijn.--Doch alles bleef rustig op het IJ.
+
+Hopman Wybe was echter niet teruggekeerd. »Hij was," zegt Hofdijk in
+zijne beschrijving van den Kennemer Vrijbuiter, »een uitmuntende
+Watergeus gebleken, maar den eersten krijgsmansplicht--gehoorzaamheid,
+was hij vreemd gebleven, en het eerste vereischte van een goed
+aanvoerder--zich onvoorwaardelijk te doen gehoorzamen, had hij zich niet
+eigen weten te maken. Zijn volk--even lafhartig als ongeregeld mag het
+wel geweest zijn--betoonde zeer weinig lust om op den duur een post te
+betrekken, zoo gevaarlijk als die te Zaandam was; den Hopman zelf, aan
+een gedurig afwisselend leven gewoon, mag dit ook wel te eentonig zijn
+geweest. Zoo duurde het dan ook niet veel dagen, of men zag hem met zijn
+vendel voor de poort van Alkmaar, waar de Goeverneur, de wakkere Willem
+Mostaert, hem den intocht weigerde en, meêwustig van den gegeven last,
+hem op nieuw gebood om naar Zaandam terug te keeren. Nauwelijks werd
+dit door de soldaten vernomen, of zij weken grootendeels van hem af,
+en vonden daarin steun bij den Vaandrig, die zich bij hen voegde.
+Wybe zelf was zwak en weerbarstig, beiden genoeg, om daarin met de
+weerspannelingen eenstemmig te zijn: de stad omtrekkende koos hij zich
+een eigen weg, en wendde het met de hem bijgebleven manschappen dwars
+door West-Friesland heen naar Medemblik, van meening zijnde om over te
+schepen naar Friesland. Te Medemblik wachtte hem geen beter onthaal.
+De Vlaamsche Overste Cabeliau, daar over kasteel en stad gebiedende,
+en 's Princen en des volks zake met een warm harte toegedaan, verzette
+zich te recht tegen eene handelwijze, die ten allen tijde bij eerlijke
+krijgslieden den naam van insubordinatie gedragen heeft, en deed hem
+aantasten door den Provoost-geweldiger Joachim Nieuwveen. Aldus in
+de engte gebracht, koos Hopman Wybe eieren voor zijn geld, zooals
+de Noord-Hollandsche boeren zeggen, en beloofde de op hem rustende
+verplichting na te komen. Cabeliau was eerlijk man en geloofde derhalve
+aan de eerlijkheid van anderen; hij liet Wybe trekken.
+
+»Maar de koppige Fries, in plaats van zich naar de zoo noodig te
+bezetten plaats te begeven, en zijn weg alzoo zuidwaarts te nemen, trok
+aanstonds westwaarts langs de boorden der Zuiderzee; en toen hij des
+anderen daags tusschen Lambertschaag en Aertswoude gekomen was, met
+de zijnen nog vijf- of zes-en-veertig man sterk, preste hij een paar
+vaartuigen »met ondank der lieden" en scheepte zich naar Friesland in.
+Die inscheping geschiedde evenwel niet zóó spoedig, of Cabeliau werd
+er van onderricht, en deze verontwaardigde Overste bracht terstond een
+zestigtal arkebuziers in vier vaartuigen te water, die snel genoeg uit
+de haven van Medemblik stevenden om den weerspanneling te achterhalen,
+en wakker genoeg bleken om hem meester te worden en gevankelijk binnen
+te brengen. Cabeliau, thans niet verder eigenmachtig willende handelen,
+boodschapte Sonoy wat er geschied was, en vroeg hem een
+voorschrift.
+
+»Sonoy--het blijkt uit al zijn daden,--was soldaat in 't hart, en kon
+een dergelijk vergrijp tegen de toch al ergerlijk verslapte krijgstucht
+niet door de vingers zien. Hij mocht het ook niet; wanneer de
+landzaat-zelf zich dergelijke afwijkingen veroorloofde, waar was dan de
+grens der gehoorzaamheid, die de als helper aangeworven vreemdeling
+zich stellen zou?
+
+[Illustratie]
+
+»»Hangen!" luidde het harde vonnis van den Gouverneur--en het werd
+ten uitvoer gebracht. Op het middaguur van den twaalfden July 1572 zette
+Hopman Wybe Sjoerds den voet op de sport des ladders, die ongelukkig
+genoeg zijn anders gansch niet roemlooze loopbaan besluiten zou.
+Weinige oogenblikken later was hij een lijk, evenals zijn vaandrig, die
+naast hem gehangen werd."
+
+In Saardam keken velen dus vruchteloos naar zijn terugkomst uit; zij
+zouden hem daar nimmer meer zien. En uren lang tuurde men in de richting
+van het Zuiden, naar Amsterdam, of wellicht de vijand in aantocht was.
+
+Maar toen de morgen verstreek, zonder dat er eenig onraad van dien kant
+dreigde, werd men langzamerhand rustiger, en keerden de Saardammers naar
+hun arbeid terug.
+
+Ook Heer Jan Gerritsz had zich vergewist, of er eenig gevaar te duchten
+was. Hij hield zich echter vast overtuigd, dat Wybe Sjoerds in den
+loop van den morgen wel terugkeeren zou, en maakte zich volstrekt niet
+ongerust. Om half tien nam hij vluchtig afscheid van zijn huisgenooten,
+die hij op luchtigen toon geruststelde, en liep den Zuiddijk af, om
+zich naar de hoeve van Floris Geurtsz te begeven. Ook daar had men zich
+meermalen overtuigd, of alles op het IJ rustig bleef, en toen dat het
+geval bleek te zijn, was men tot de gevolgtrekking gekomen, dat de
+Spanjaarden geen plan hadden om Saardam te bezetten. Want dat zij het
+vertrek van Wybe Sjoerds reeds zouden weten, betwijfelden zij geenszins.
+Er waren altoos wel verraders, die voor grof geld hun vaderland aan den
+vijand prijs wilden geven.
+
+»Goeden morgen! Goeden morgen!" klonk Heer Jan Gerritsz groet, zoodra
+hij de hoeve bereikt had.
+
+»Goeden morgen, Heer," was het antwoord. »Nog nieuws te Saardam? Is Wybe
+Sjoerds al teruggekeerd?"
+
+»Neen, nog niet, maar hij zal wel spoedig komen. Heer Sonoy zal hem wel
+de keus gegeven hebben tusschen Saardam en de galg, en dan zal Hopman
+Wybe wel niet lang over een besluit nadenken. Ik ben er dan ook volkomen
+gerust op, dat hij in den loop van den morgen wel zal aankomen, als hij
+er niet reeds is, en ga zonder zorg naar Ruichoort."
+
+»Op het IJ is althans geen bijzondere drukte op te merken," zei boer
+Florisz. »Wij hebben het den ganschen morgen zorgvuldig in het oog
+gehouden, maar niets verdachts gezien. Ik begin ook te gelooven, dat de
+Spanjaarden ons met rust zullen laten."
+
+»Och, wel ja!" sprak Heer Jan. »Zeg Marten, ben je gereed om meê te
+gaan? En heb je tuig en aas in orde?"
+
+»Alles ligt reeds in de schuit gereed."
+
+»Voortreffelijk! Laten we dan gaan."
+
+Marten groette zijne huisgenooten, die hem tot op den dijk vergezelden
+om van de afvaart getuige te zijn. Heer Jan nam op het achterbankje
+plaats, om te sturen, en Marten greep de riemen. Zij staken van wal.
+
+»Goede reis en een prettigen dag!" werd hun nageroepen, en Anna zeide
+lachend:
+
+»Hè, wat een heerlijk tochtje. Ik zou ook wel meewillen."
+
+»Van mij krijg je verlof!" riep Marten. »Stap maar in."
+
+»Maar van mij niet!" sprak moeder Fijtje. »Meisjes hooren thuis en aan
+het werk! Wij zullen wijzer wezen."
+
+De hoeve van boer Florisz lag achter den Zuiddijk, in de onmiddellijke
+nabijheid van het IJ. Dit was dus spoedig bereikt, en de roeiers zagen
+de twee eilandjes De Waardt en den Horn vlak voor zich. Deze waren,
+hoewel zij door een breede strook riet omgeven waren en menigen inham
+vertoonden, waarin vele watervogels nestelden, evenwel niet het doel van
+de reis. Ruichoort, waarheen de steven werd gewend, lag westelijker,
+niet ver van Sparendam, dus aan den Zuidkant van het Houtrak. Zij wisten
+nog zeer goed van het vorige jaar, hoeveel waterwild daar gevonden werd.
+'t Was dicht met kreupelhout begroeid, en met zijne ruige rietboorden en
+gorzen, zijne inhammen en schorren aan den buitenkant, en zijne poelen,
+kreeken en geulen van binnen, voor vele gevederde waterbewoners een
+welkom oord.
+
+»Mij dunkt, het was niet kwaad, als wij eenige kannen biers medenamen,"
+zei Jan Gerritsz. »Voor de noodige stukken zul je zeker wel gezorgd
+hebben?"
+
+»Voor een goeden voorraad brood met ham heeft Moeder gezorgd," zei
+Marten lachend. »'t Zou trouwens wel het laatste zijn, wat ik vergat,
+want mijn eetlust laat niets te wenschen over. Maar aan bier heb ik niet
+gedacht."
+
+»Gelukkig dan, dat ik er aan denk. Ik zal wat noordelijker houden,
+Marten. Dan gaan we in de herberg van Jan Slob aan den Westzaner
+Overtoom inslag doen. Hij heeft lekker bier, dat weet ik bij
+ondervinding, en 't houdt ons niet lang op. 't Is veel te warm vandaag,
+om af en toe geen goeden dronk te lusten."
+
+Zoo gezegd, zoo gedaan. Marten roeide met krachtige slagen door en Heer
+Jan hield den noordkant van het breede water, zoodat zij spoedig aan
+den overtoom aankwamen. Daar was eene herberg gelegen, die in eigendom
+toebehoorde aan Jan Slob, een man, bij de Geuzen welbekend om zijn
+hevigen haat tegen al wat Spaansch of Spaanschgezind was. Hij had het
+bootje reeds in de verte zien naderen en wachtte het aan den dijk op.
+
+»Goeden morgen!" klonk zijn groet, toen het aan den kleinen steiger
+aanlegde en de roeiers er uitstapten. »Ha, dat is goed volk: Heer Jan
+Gerritsz en Marten Florisz. Wees me van harte welkom!"
+
+Hij ging zijn gasten voor naar de gelagkamer, een klein, laag vertrek,
+met een paar houten tafeltjes en eenige zeer eenvoudige stoelen. En
+nauwelijks waren zij binnen getreden, of hij vroeg reeds naar het
+laatste nieuws uit Saardam.
+
+»'t Is een leelijk geval!" riep hij uit. »En van Wybe eene
+onverantwoordelijke daad. Geloof me, als die Spaansche schelmen het in
+den neus krijgen, dat Saardam door de Geuzen verlaten is, zullen zij er
+geen gras over laten groeien en er spoedig bezit van nemen. Help maar
+eens kijken!"
+
+»Gekheid. Wybe zal wel terugkomen," zei Heer Jan. »Maar laten wij onzen
+tijd niet verpraten, want wij gaan op de vogelvangst, op Ruichoort, en
+komen wat van je lekker bier halen. Wil je eenige kannen in de schuit
+brengen?"
+
+»Met alle pleizier," was het antwoord.
+
+»En ons eerst ieder een kan inschenken?"
+
+»Asjeblieft!"
+
+Terwijl Marten en Heer Jan van het lekkere bier genoten, want bier was
+in die dagen een volksdrank, die in geen enkel huis ontbrak, voldeed
+Jan Slob aan den hem opgedragen last, en na enkele minuten kon de reis
+worden voortgezet. De koers was nu naar het Zuid-westen, en na een half
+uurtje varens hadden zij Ruichoort bereikt.
+
+»Laten wij het eiland omvaren tot aan den achterkant," zei Heer Jan.
+»Aan deze zijde gaan nog al eens vaartuigen voorbij, waardoor de vogels
+worden opgejaagd. Ik geloof stellig, dat wij ginds eene betere vangst
+zullen hebben."
+
+Deze raad werd opgevolgd, en toen men een diepen inham bereikt had, werd
+de schuit daar ingeroeid.
+
+»Niet te dicht aan den kant, Marten," zei Heer Jan. »Ha, wat is het hier
+een uitstekend geschikt plekje. Hoor je ze al snateren, Marten?"
+
+»Of ik!" riep Marten met gedempte stem, om de vogels niet te verjagen,
+want het was een schuw volkje, dat bij het minste gerucht de vleugels
+repte en een goed heenkomen zocht. Ook nu hield het gesnater al spoedig
+op.
+
+»Ik zal tusschen het riet roeien. Kijk, dáár kan de boot mooi liggen, en
+we zijn er zoo goed als onzichtbaar."
+
+Toen de gewenschte plaats bereikt was, werd het schuitje vastgelegd,
+en Marten haalde van onder het voorbankje een paar lange lijnen te
+voorschijn, en een bakje met kleine vischjes, die hij 's morgens met een
+schepnet had gevangen. Heer Jan en hij namen elk een van de lijnen, en
+bonden aan het uiteinde een vischje, dat wel dood, maar toch nog versch
+genoeg was, om voor de watervogels een lekker hapje te zijn. De vischjes
+werden daarna te water geworpen, waar zij bleven drijven.
+
+Een zacht windje rimpelde de oppervlakte van het water tot kleine
+golfjes, die de beide vischjes als spelend met zich medesleepten. Soms
+voerden zij een strijd met het kroos, dat de diertjes niet los scheen te
+willen laten, maar de golfjes gaven het niet op en bleven telkens
+overwinnaar.
+
+De twee jagers zaten onbewegelijk in het schuitje, Heer Jan op het
+achterbankje, Marten aan den steven, en hielden de langzaam wegdrijvende
+vischjes nauwlettend in het oog. En tegelijkertijd bespiedden zij de
+oppervlakte van het water, of zij vogels ontdekten, die wellicht voor de
+verleiding bezwijken mochten.
+
+[Illustratie]
+
+Bij hunne komst was echter het toen aanwezige waterwild schichtig
+opgevlogen en weggevlucht, en de jagers begrepen, dat zij geduld moesten
+oefenen, wilden zij niet platzak huiswaarts keeren.
+
+Soms hoorden zij tot hunne blijdschap eenige wilde eenden door de lucht
+vliegen, en dan trachtten zij ze in het gezicht te krijgen, hopende dat
+zij in hunne nabijheid mochten neervallen.
+
+Er verstreek echter wel een half uur, eer zij een enkelen vogel zagen
+naderen, en Heer Jan begon den moed reeds te verliezen.
+
+»Zouden we geen ander plaatsje opzoeken?" fluisterde hij Marten toe. »Ik
+zie hier meerkoet noch eendvogel, en het wachten begint mij duchtig te
+vervelen."
+
+»Ik zou het niet doen, Heer," sprak Marten zacht. »Wij hebben de vogels
+hier verjaagd door onze komst, en moeten niet te haastig zijn. Op een
+andere plaats hebben wij het eerste half uur ook geen kans."
+
+»Dat is waar."
+
+Doodstil bleven zij zitten. De vischjes waren nu al tot op een vrij
+grooten afstand weggedreven, en Marten haalde de lijn zoo zacht mogelijk
+wat in. Opeens echter hield hij daarmede op.
+
+»St,--een woerd!" fluisterde hij bijna onhoorbaar, en onbeweeglijk bleef
+hij zitten. »Ginds, bij het elzenboschje."
+
+»Ja,--'k zie hem," was het antwoord.
+
+De woerd zwom langzaam heen en weder. Telkens stak hij den kop onder
+water en wipte zich dan voorover, zoodat zijn staart loodrecht omhoog
+wees.
+
+»'t Is een dikkerd," fluisterde Heer Jan. »Zijn wijfje zal ook wel niet
+ver uit de buurt zijn."
+
+De jagers verkeerden niet weinig in spanning, en hoopten, dat de
+vogel de doode vischjes in het oog zou krijgen. En toen de woerd zich
+inderdaad in de richting van het drijvend aas voortbewoog, onbewust van
+den list, die hem gespannen was, zaten zij met gerekten hals te kijken
+naar elk zijner bewegingen.
+
+»Hij komt naderbij!" fluisterde Heer Jan, die moeilijk zwijgen kon.
+»Kijk, daar zie ik de eend ook!--Mooi zoo!"
+
+»Laten wij nu doodstil wezen en ons niet bewegen," fluisterde Marten,
+die bang was, dat de vogels hen zouden opmerken en wegvliegen.
+
+»De eend nadert mijn vischje," sprak Heer Jan weer. »Hij is er vlak
+bij."
+
+»Stil toch," zei Marten. »Aanstonds merken zij ons op."
+
+Dat deed het eendenpaar echter niet. Langzaam en steeds naar voedsel
+zoekende, naderden zij het aas, dat door de golfjes heen en weder werd
+gestuwd.
+
+»De woerd is bij jouw vischje!" verbrak Heer Jan opeens de
+stilte.--»Ha--nu ziet hij het, .... kijk, hij pakt het beet--ja,
+slik maar, 't smaakt lekker!"
+
+»Wees toch stil, Heer Jan!" waarschuwde Marten, die geheel voorover
+gebogen de lijn vasthield en naar den woerd tuurde.
+
+»Ze hooren ons toch niet!" fluisterde Heer Jan weer. »Wacht, daar komt
+de eend ook naderbij.--De woerd heeft het aas ingeslikt, Marten,--wacht
+nog even, dan snap ik misschien de eend ook..."
+
+Maar 't was te laat. De woerd, die inderdaad het vischje had opgeslokt,
+bemerkte onraad, want de lijn hinderde hem geducht. Hij probeerde dat
+lastige ding te verwijderen en voelde toen plotseling, dat hij in zijne
+bewegingen belemmerd werd. Hij trok en rukte, om zich te bevrijden, maar
+dat gelukte hem niet. Daarna dook hij onder water, maar toen ook dat
+niet hielp, repte hij de vleugels, en vloog over de oppervlakte van
+het water heen en weêr, wat een geweldig leven veroorzaakte, want de
+vleugels klepten telkens in het water, zoodat het hoog opspatte. Dat
+werkte aanstekelijk op de eend, die het voorbeeld van haar gemaal volgde
+en ook rondfladderde.
+
+»Haal hem in, Marten! De eend ziet er nu toch niets van!" riep Heer
+Jan, die opgetogen was over de gelukkige vangst. Marten haalde de lijn
+schielijk in, tot groote verbazing van den woerd, die niet begreep,
+wat er aan de hand was en zich geweldig verzette. Hij naderde snel het
+schuitje, waar Marten hem greep. Op het volgende oogenblik lag hij met
+omgedraaiden nek op den bodem. De eend fladderde nog altoos wild in het
+rond, in de meening, dat ook de woerd een vroolijk spel speelde. Maar
+eindelijk kwam zij tot bedaren, en toen zij den woerd nergens meer zag,
+zwom zij heen en weer, om hem te zoeken. Zoo ontdekte zij het vischje
+aan de lijn van Heer Jan, en dit zag er voor haar zoo verleidelijk uit,
+dat zij het in den snavel nam en, hoewel met eenige moeite, doorslikte.
+Dit geschiedde natuurlijk tot groote pret van Heer Jan Gerritsz, die de
+lijn nu inpalmde en de eend het droevig lot liet deelen van den woerd.
+
+»Wat een paar mooie vogels, Marten," zei Heer Jan, die met welbehagen de
+beide eenden bij de pooten pakte, om te voelen, hoe zwaar zij waren.
+»Kijk eens,--zoo vet als modder!"
+
+»Ja,--'t zijn twee beste," beaamde Marten, die zijne lijn weer voor een
+nieuwen liefhebber in gereedheid bracht. De reeder volgde dat voorbeeld,
+en spoedig dreven weer twee vischjes langzaam van het schuitje af.
+
+De jagers bleven voortdurend in spanning, want langzamerhand kwamen
+er heel wat watervogels in den omtrek rondzwemmen. Mosbruine en
+blauwzwarte aalschelvers joegen er met schuwe onrust naar hun aas,
+wit gebleste meerkoeten lieten zich nu hier, dan daar zien, zwart
+gekuifde zanddrijvers hieven hunne fiere halzen omhoog, om den omtrek
+te verkennen, en koppels eenden staken de koppen in de diepte, om naar
+hunne prooi te zoeken. Blijkbaar was het schuitje op eene bijzonder
+gelukkige plaats vastgelegd.
+
+En de jagers kregen een zoo ruimen oogst, dat hij hunne stoutste
+verwachtingen overtrof. Zij vingen zooveel vogels van diverse pluimage,
+dat zij hunne buren ook wel een heerlijk middagmaal konden bezorgen en
+dan nog meer dan genoeg overhielden voor zichzelven. Zij hadden het zóó
+druk met hunne jacht, dat het middaguur al lang vervlogen was, eer zij
+er aan dachten, dat Moeder Fijtje voor boterhammen, of zooals zij toen
+zeiden, »stukken" met ham had gezorgd. Eindelijk werden hunne magen
+echter oproerig, en Marten herinnerde Heer Jan aan den inhoud van het
+kastje, dat onder het voorbankje getimmerd was.
+
+»Zoo, krijg je honger?" was het antwoord. »Nu ik ook terdege. Laten wij
+het aas eenigen tijd binnenhalen, en zien, wat je moeder voor ons heeft
+klaargemaakt. En een frissche dronk zal ook smaken. Wat hebben we eene
+gelukkige vangst,--'t gaat voortreffelijk!"
+
+De lijnen werden ingehaald en de stukken met ham uit hun schuilhoek te
+voorschijn gebracht. Deze zagen er lekker uit en lieten zich heerlijk
+smaken.
+
+Heer Jan schonk elk eene kan bier in, en 't bleek hun, dat Jan Slob zijn
+roem niet voor niets droeg, en hem ten volle waardig was.
+
+Door de beweging, die de jagers gemaakt hadden, was het wild verschrikt
+opgevlogen en weggevlucht, natuurlijk onder een oorverdoovend gesnater.
+Marten keek ze teleurgesteld na, maar Heer Jan zei:
+
+»Laat ze maar gaan, Marten. Zij zullen straks wel terugkomen. Na onze
+voorspoedige vangst kunnen wij wel weer een half uurtje geduld oefenen,
+zou ik meenen. Ik geloof, dat wij nu al meer hebben dan verleden jaar
+van den geheelen dag."
+
+»'k Geloof het ook," zei Marten met een vollen mond, want hij had honger
+voor twee en liet het eene stuk na het andere in zijne maag verdwijnen.
+
+»Je gezondheid schijnt weinig te wenschen over te laten," lachte Heer
+Jan, die met verbazing aanzag, hoe Marten schranste.
+
+»Dat gaat wel," lachte Marten. »Ik voel me vrij wel!"
+
+Zoodra het maal afgeloopen was, werd de jacht voortgezet. De vischjes
+werden te water geworpen, en de jagers hielden zich opnieuw doodstil.
+
+Zoo ging de middag genoeglijk voorbij. De oogst was buitengewoon
+voorspoedig, en Heer Jan fluisterde Marten toe, dat hij ook eenige
+vogels aan Hopman Wybe Sjoerds zou zenden, om die bij zijn middagmaal te
+gebruiken.
+
+»Van mij kan hij de afgekloven beentjes krijgen," mompelde Marten. »'t
+Is een brutale kaerel, die geen vetten eendebout verdient."
+
+Eindelijk lag de bodem van het vaartuigje geheel met doode vogels
+bedekt, en Heer Jan meende, dat het nu tijd werd, om naar huis terug te
+keeren. Ook Marten had zijne bekomst van de jacht, en het zitten begon
+hem te vervelen. De lijnen werden dus ingehaald en opgeborgen, en
+Marten greep de riemen. De terugtocht werd aanvaard, en het deed den
+krachtigen Marten goed, weer eens een flinke lichaamsbeweging te kunnen
+nemen. Hij boog zich bij het roeien krachtig voor- en achterover, zoodat
+het bootje snel het water doorkliefde.
+
+»Moeten wij niet eerst naar Jan Slob aan den Westzaner Overtoom, om de
+ledige kannen terug te brengen?" vroeg hij onder het roeien door.
+
+»Ja,--dat is waar ook. Ik zou er waarlijk niet aan gedacht hebben.
+Zeker, we moeten..."
+
+Maar plotseling bleef hij in zijne woorden steken, en Marten zag hem met
+wijd opengesperde oogen staren in de richting van Saardam, tot hij
+plotseling van zijn zitplaats opsprong, en uitriep:
+
+»Mijn God! Marten,--kijk eens,--daar is brand ginds, wel op twee,--drie
+plaatsen tegelijk..."
+
+Met uitgestrekten arm wees hij naar Saardam.
+
+Ontsteld liet Marten de riemen rusten, en vlug stond ook hij op, om te
+kijken. Inderdaad,--groote rookwolken stegen omhoog op verscheidene
+plaatsen tegelijk. Hij werd doodsbleek, en toen hij een oogenblik naar
+het gelaat van Jan Gerritsz keek, zag hij, dat ook deze geen kleur meer
+op zijn wangen had.
+
+»Dat is onheil!" mompelde Marten zacht. »De Spanjaarden zijn gekomen..."
+
+»Ja,--dat is onheil," prevelde ook Heer Jan. »'t Moeten de Spanjaarden
+zijn!--Dan is--dan moet Wybe Sjoerds niet teruggekeerd zijn."
+
+Marten zocht met zijn oogen de plaats, waar de hoeve zijner ouders
+gelegen was. Genadige hemel! Ook daar stegen zware rookkolommen omhoog.
+
+De arme jongen begon te beven over al zijne leden.
+
+»Onze hoeve staat in brand!" stamelde hij verschrikt, terwijl tranen hem
+in de oogen sprongen. »O, Heer Jan, wat zou er gebeurd zijn? Zie, ginds
+komen mannen en vrouwen aansnellen langs den dijk... O God, hoe
+vreeselijk!"
+
+Hij bleef nog een oogenblik staan. Toen nam hij opeens plaats op de
+roeibank en greep de riemen. Met groote, krachtige slagen roeide hij
+naar huis. Aan de ledige kannen en den eigenaar daarvan dacht hij niet
+meer. Pijlsnel schoot de boot door het water. Telkens keek hij achterom
+naar de opstijgende rookwolken, en hoe meer hij naderde, des te sterker
+werd de zekerheid, dat de hoeve door de vlammen werd verteerd. En
+telkens krachtiger nog werden zijne riemslagen, tot zij de naderende
+mannen, vrouwen en kinderen hadden bereikt, die zich, velen schreiende,
+voortspoedden in de richting van de herberg aan den Overtoom.
+
+Marten liet de riemen hangen en sprong op. Ha, die menschen kende hij;
+'t waren immers boeren en arbeiders met hunne gezinnen, die, evenals
+hij, aan den Zuiddijk woonden. Zie, schrik en ontsteltenis stonden hun
+op het gelaat te lezen, en de kinderen lieten hun luid jammergeschrei
+hooren, terwijl de vrouwen snikten. De mannen liepen voort met gebalde
+vuisten; hunne gelaatstrekken teekenden woede en wraaklust.
+
+»Wat is er gebeurd?" riep hij de menschen toe.
+
+»Ja, wat is er gebeurd?" riep Heer Jan Gerritsz, die eveneens opgestaan
+was.
+
+»O, ben jij het, Marten?" riep een van de mannen terug. »Vreeselijk!
+De Spekken zijn gekomen, met schepen, en zijn aan den Zuiddijk geland,
+vanwaar zij roovende en brandende zijn voortgetrokken naar Saardam. O,
+ga daar niet heen, Marten, maar vlucht, zoo snel je kunt. Ginds wacht je
+de dood,--vlucht zoo schielijk mogelijk!"
+
+Marten kromp van schrik en ontsteltenis ineen en bedekte gedurende een
+kort oogenblik zijn gelaat met de handen. Maar toen vermande de knaap
+zich. Hij bedwong zijn snikken en vroeg, maar zijne stem klonk heesch:
+
+»En mijne ouders, Willem, mijn vader en mijne moeder?--En Anna?"
+
+In ademlooze spanning wachtte hij het antwoord af. Zijn schrik werd nog
+grooter, toen de man blijkbaar met zijn antwoord weifelde.
+
+»Maar spreek dan toch, Willem Pietersz, spreek dan toch," riep hij uit,
+stampvoetend van ongeduld en spanning.
+
+»Jullie hoeve was de eerste, die in brand gestoken is, Marten," klonk
+het zacht terug. »Ik vrees, dat een groote ramp je getroffen heeft. Ga
+niet naar huis, maar vlucht zoo snel je kunt. De vervloekte Spanjolen
+ontzien niets en hebben als bare duivels huisgehouden..."
+
+»Maar mijne ouders, Willem, zeg me dan toch, waar zij zich bevinden..."
+
+»Arme jongen!" klonk het terug. »Ze zijn vermoord..."
+
+Een akelige gil klonk over het water, en in vertwijfeling wrong de knaap
+de handen. Maar weer bedwong hij zich, en riep uit met een stem, door
+snikken afgebroken:
+
+»En Anna, is ook zij--vermoord?"
+
+»Ik heb Anna zien vluchten, het land in, in de richting van Oostzaan, en
+twee van die duivels achtervolgden haar. Wat er van haar geworden is,
+weet ik niet... Ook mijne hoeve is in vlammen opgegaan, en slechts door
+eene haastige vlucht hebben wij ons leven kunnen redden.--Wij bezitten
+niets meer, niets..."
+
+En dreigend de vuisten opheffende naar Saardam, waar de gevloekte
+Spanjaarden thans den vergaarden buit verdobbelden en verbrasten, riep
+hij uit:
+
+»Maar wreken zal ik mij op dat gespuis, dat mij tot den bedelstaf heeft
+gebracht. Ja, bloedig zal ik mij wreken!"
+
+En de andere mannen balden evenzoo de vuisten, en starende op de
+vlammen en rookwolken in de verte, mompelden zij met op elkander
+geklemde kaken: »Wraak! Wraak!"
+
+»Heeft men ook de Saardamsche woningen geplunderd?" vroeg Heer Jan,
+terwijl hij de riemen greep, want hij zag wel, dat Marten te zeer
+ontsteld en geschokt was, om iets te doen.
+
+»Ik weet het niet, Heer," was het antwoord. »'t Schijnt mij toe, dat de
+plundering zich tot den Zuiddijk heeft bepaald, althans verderop bespeur
+ik nergens brand."
+
+»Ik ook niet, Gode zij dank!" mompelde Heer Jan.
+
+De vluchtelingen vervolgden hun tocht. Zij waren thans bedelaars
+geworden, die zelfs geen dak meer hadden, waaronder zij rusten konden.
+Zij trokken verder, zonder te weten waarheen.
+
+Heer Jan wendde den steven naar de Zaan. Hij wilde zelf hoe eerder, hoe
+liever thuis zijn, om zoo mogelijk over de zijnen te kunnen waken, en
+hij verweet zich de lichtzinnigheid, waarmede hij zijn pleiziertochtje
+van Ruichoort had ondernomen. Met diepe deernis staarde hij zijn
+reisgezel aan, die thans op het achterbankje gezeten was, met de
+ellebogen op de knieën en het gelaat in de handen. Hij zag, hoe dikke
+tranen hem door de vingers rolden.
+
+»Marten," zei hij zacht, en hij deed zijn best om iets te bedenken, dat
+hem troosten kon.
+
+»Marten!" herhaalde hij.--»Marten!"
+
+En even later liet hij er op volgen:
+
+»Misschien heeft Willem Pietersz het mis gehad. In zijne verbijstering
+kan hij zich gemakkelijk vergist hebben..."
+
+Maar Marten schudde ontkennend het hoofd, en Heer Jan Gerritsz sprak
+niet verder. Hij vreesde zelf, dat hij den ongelukkigen knaap met eene
+ijdele hoop vleide.
+
+De boot voer snel voort en had weldra de Zaan en even later de hoeve
+bereikt. Beiden stapten aan land. De vlammen stegen nog uit den puinhoop
+op en kleine rookkolommen waren nog zichtbaar. Marten betrad het erf.
+Geen levend wezen was daar te zien. Zelfs het vee uit het land was
+weggevoerd.
+
+Hij ging verder, terwijl zijne oogen rusteloos ronddwaalden. Opeens
+slaakte hij een luiden kreet. Dicht bij de schuur, die door de vlammen
+was gespaard, lagen de lichamen van zijne ouders op den grond. Naast
+zijn vader lag diens vuurroer,--afgeschoten. En met zijn arm hield hij
+nog het lijk van Moeder Fijtje omkneld. Blijkbaar was hij gedood in den
+strijd om haar tegen de onverlaten te beschermen...
+
+Marten knielde bij hen neder, en schreide jammerlijk, en ook Jan
+Gerritsz was bij dit vreeselijk schouwspel zijne tranen niet meester.
+Hij legde Marten de hand zacht op het hoofd, en zeide:
+
+»Arme,--arme jongen."
+
+
+
+
+[Decoratieve illustratie]
+
+HOOFDSTUK V.
+
+De jonge zwerver.
+
+
+Langen tijd zat Marten als vernietigd bij de lijken van zijne ouders,
+van wie hij zoo innig veel gehouden had. Ach, dat hij hen nu zóó moest
+wedervinden! Dat hij nu nooit meer hunne vriendelijke stem hooren, nooit
+meer hun liefdevol oog zien zou. Thans waren zij hem ontnomen voor
+altoos door de wreede Spanjaarden, die hen goedsmoeds en zonder de
+minste noodzakelijkheid hadden vermoord.
+
+Heer Jan Gerritsz kon het niet van zich verkrijgen den armen knaap
+alleen te laten, hoewel hij als op heete kolen stond, want hij brandde
+van verlangen om thuis te komen en te zien, hoe de zijnen het maakten.
+Hoe vreesde hij, dat de vijanden ook te Saardam op barbaarsche wijze
+hadden huisgehouden, en wellicht waren ook zijn vrouw en kinderen door
+hunne handen om het leven gebracht. Eindelijk, toen Marten maar steeds
+roerloos op dezelfde plek bleef zitten, kon hij het niet langer
+uithouden, en zeide:
+
+»Marten, ik móét vertrekken, hoe graag ik ook bij je zou willen blijven.
+Bedenk, dat mijne vrouw en kinderen thans ook aan de grootste gevaren
+zijn blootgesteld en behoefte hebben aan mannelijke hulp,--als zij nog
+leven.--Ga met mij mede, Marten; hier kun je toch niet langer blijven.
+Je huis is verbrand en je ouders zijn er niet meer. Kom meê, arme
+jongen. Mijn huis zal jouw huis zijn..."
+
+Marten liet hem niet uitspreken. Hij stond op, droogde zich de tranen
+van het gelaat, en zeide met heesche stem:
+
+»U màg niet langer blijven, Heer Jan. Vergeef mij, dat ik daar niet
+eerder aan gedacht heb. Uw plicht roept u naar uw huis en naar de uwen.
+Maar ik ga niet mede. Ik moet mijne ouders begraven en mijn zuster
+zoeken. Vergeet niet, dat zij thans niemand op de wereld meer heeft dan
+mij. Wij behooren voortaan bij elkander..."
+
+»Maar de avond valt, Marten, en het wordt reeds duister. Ga met mij mede
+tot morgen..."
+
+»Neen, Heer, voortaan ben ik een zwerver op Gods aardbodem, en het maakt
+al weinig verschil, of dat heden begint of morgen. Ga gerust heen, Heer
+Jan, en bekommer u niet over mij. Ik moet mijne zuster zoeken. Zij heeft
+mijne hulp noodig."
+
+Hij stak Heer Jan de hand toe, en deze nam haar aan, blijkbaar nog
+weifelend of hij heen mocht gaan. Maar toch voelde hij, dat hij langer
+niet mocht blijven.
+
+»God bescherme u, Marten!" sprak hij ernstig. »En zoo de omstandigheden
+je te machtig worden,--kom dan tot mij; ik zal toonen je vriend te
+zijn."
+
+»Dank u," zei Marten ontroerd.
+
+Heer Jan vertrok. Eerst keek hij nog telkens om naar den verlaten knaap,
+maar de angst over het lot der zijnen deed hem al spoedig zijne schreden
+verhaasten.
+
+Toen Marten alleen was, ging hij over tot eene droevige daad. Achter de
+hoeve lag een bloementuin, waarin een paar mooie, groote struikrozen
+bloeiden. Die rozen waren de lievelingsbloemen zijner moeder geweest.
+Onder die struiken dolf hij een graf.
+
+Toen het gereed was, wachtte hij, totdat iemand de nu nog eenzamer
+geworden plaats voorbijging. 't Was een Saardammer, die zich in het dorp
+niet meer veilig achtte en een goed heenkomen zocht.
+
+Marten riep zijne hulp in bij de droeve daad, die hij nog moest
+verrichten, en hoe gejaagd de man ook was, de smeekbede van den
+verweesden knaap durfde hij niet weigeren. Samen droegen zij de dooden
+in de groeve. Daarna was Marten weer alleen. 't Was nu reeds geheel
+avond geworden, maar heldere sterren flonkerden aan het firmament, en de
+maan goot haar bleek schijnsel over de aarde. Nog rookte de puinhoop.
+
+Met een droevigen zucht begaf Marten zich op het land, waarop
+Anna gevlucht was, toen zij door de Spanjaarden achtervolgd werd.
+Hij wanhoopte echter, eenig spoor van haar te zullen vinden. De
+verschillende landstrooken waren door vele slooten gescheiden. Zou
+Anna zich daardoor hebben laten weerhouden? Hij dacht van niet, want de
+angst, om in de handen der vijanden te vallen, zou er haar wel doorheen
+gejaagd hebben. Bovendien was zij vlug en dapper, dat wist hij.
+
+Hij vond dan ook nergens iets, dat hem eene aanwijzing kon geven,
+waarheen zij gevlucht was. En voor een nauwkeurig onderzoek was het te
+donker.
+
+Opeens bedacht hij, dat zij wellicht eene schuilplaats gevonden kon
+hebben bij Kees Aartsz, een arbeider, wiens eenvoudig huisje aan den
+Waterlandschen dijk gelegen was. Want in die richting moest zij gevlucht
+zijn, als zij haar toevlucht op de landerijen had gezocht. Hij besloot
+zich onmiddellijk daarheen te begeven, en koos daartoe den kortsten weg,
+dwars door het land, zonder zich door slooten te laten weerhouden.
+Marten kon goed springen, en dat kwam hem nu te pas. In betrekkelijk
+korten tijd kwam hij bij Kees Aartsz aan.
+
+De bewoners waren nog op, maar de deur was zorgvuldig gesloten.
+
+Op zijn roepen klonk eene stem van binnen:
+
+»Wie is daar?"
+
+»Goed volk, Kees,--ik ben Marten Florisz. Doe even open."
+
+Dat geschiedde, en de man, die in de deuropening verscheen, zeide: »Kom
+binnen, Marten."
+
+»Neen, ik kom niet binnen. Alleen wil ik graag weten, of u mijn zuster
+misschien gezien heeft. Zij is het land opgevlucht voor de
+Spanjaarden,--en ik weet niet, waarheen zij gegaan is."
+
+De man keek hem met innig leedwezen aan, en de vrouw, die evenzoo aan de
+deur verschenen was, kreeg de tranen in de oogen, toen zij den armen
+jongen zag. De menschen wisten wel, wat er op de hoeve gebeurd was.
+
+»Wij hebben Anna gezien, Marten," sprak de man. »En zij is Godlof den
+Spanjaarden ontkomen. Door de breedste slooten vloog zij heen, en dat
+was haar geluk, want de soldaten met hunne stalen wapenrustingen durfden
+zich in de modderige slooten niet wagen. Zij kwam hier in de grootste
+ontsteltenis aan, want zij had alles gezien, wat er bij jelui gebeurd
+was.--Och, zij was zoo bedroefd..."
+
+»Geen wonder, het arme meisje," zei de vrouw schreiënd.
+
+»Wij boden haar aan hier te blijven, maar dat durfde ze niet. Zij was
+zoo angstig en gejaagd, dat zij bijna niet wist, wat zij deed, en zij
+vreesde, dat de soldaten over den dijk zouden komen, om haar te
+halen..."
+
+[Illustratie]
+
+»Maar waar is zij nu?" vroeg Marten ongeduldig.
+
+»Er kwamen enkele bootjes met vluchtende Saardammers hier langs,
+die door de Gouw wisten te ontkomen. Met een van die booten is zij
+medegegaan,--maar waarheen, dat weet ik niet. De menschen wisten zelf
+niet, waarheen het lot hen voeren zou. Vermoedelijk bevindt zij zich
+hier of daar te Westzaan of te Assendelft, of Beverwijk,--wie zal 't
+zeggen?"
+
+»Dan weet ik nu genoeg," sprak Marten. »Heb dank voor de hulp, die u
+beiden aan haar verleend hebt. Goeden nacht."
+
+De man kon den knaap zoo echter niet laten vertrekken. Hij wist immers,
+dat deze geen dak meer had, om onder te rusten. Daarom zei hij:
+
+»Blijf vannacht hier, Marten. De nieuwe dag geeft nieuwen raad, maar
+vergt ook weer nieuwe kracht."
+
+»Dank voor uw vriendelijk aanbod, buurman," zei Marten. »Ik kan het
+echter niet aannemen, want ik zal rust noch duur hebben, voor ik mijn
+zuster wedergevonden heb. Nog één vraag: weet u ook, waar onze hond
+gebleven is? Ik heb hem nergens gezien, dood of levend."
+
+»Hij was bij Anna, en 't is voor een groot deel aan hem te danken, dat
+zij ontsnapt is, want hij vloog telkens op de kerels aan. En dan hadden
+zij 't kwaad te verantwoorden. Maar een van de soldaten heeft hem
+eindelijk met de kolf van zijn vuurroer een zoo hevigen slag op den kop
+gegeven, dat hij bijna niet meer loopen kon. Toch volgde hij Anna nog,
+zoo goed en zoo kwaad, als het ging. Hij kroop bijna over den grond,
+toen hij hier aankwam."
+
+»Arme Kees!" mompelde Marten.
+
+»Maar hij kwam langzamerhand weer op zijn verhaal," viel de vrouw in.
+»Hij was half verdoofd geweest van den slag. Anna heeft hem medegenomen
+in de schuit."
+
+»Aan wie behoorde die?" vroeg Marten.
+
+»'k Weet het niet, want ik ken weinig Saardammers, omdat ik hier nog
+maar zoo korten tijd woon.--Blijf hier van nacht, Marten. Je kunt haar
+nu toch niet zoeken. 't Wordt nacht."
+
+Maar Marten schudde ontkennend het hoofd, en na een korten groet keerde
+hij over den dijk terug naar de plaats, waar eenmaal de hoeve zijner
+ouders had gestaan.
+
+Bij het heldere maanlicht zag hij, hoe de Spanjaarden de naaste woning,
+die van de familie Bleeker, hadden gespaard.
+
+»Het verradersloon," mompelde Marten bitter.
+
+Blijkbaar had hij onder het loopen zijn plan gevormd, want zonder zich
+een oogenblik te bedenken stapte hij in zijn boot, maakte het touw los,
+greep de riemen, en roeide het IJ op, in de richting van den Westzaner
+Overtoom.
+
+De doode vogels lagen nog op den bodem van het vaartuigje. Hij koos
+zijne richting naar het Westen, en hield de Noordzijde van het water.
+Zoodra hij de herberg van Jan Slob genaderd was, bond hij de boot vast,
+en trad de herberg binnen, die nog niet gesloten was. Er bevond zich
+geen enkele gast in de gelagkamer, en de kastelein maakte zich blijkbaar
+gereed, om naar bed te gaan. Hij had zijne blauwe slaapmuts ten minste
+al op, en was reeds half ontkleed.
+
+»Zoo laat in den avond nog volk?" vroeg hij niet zonder eenige
+verbazing, terwijl hij een brandende kaars omhoog hield, ten einde
+te kunnen zien, wie er binnengekomen was. »Hé, dat is Marten Florisz
+zoowaar nog. Wel, ik dacht dat je de kannen geheel vergeten waart, en...
+Maar jongen, wat zie je er uit? Je bent zoo bleek als een lijk, en je
+handen beven. Ha, die vervloekte Spekken hebben zeker..."
+
+»Zij hebben mijne ouders vermoord, mijne zuster op de vlucht gejaagd, en
+onze hoeve verbrand!" sprak Marten kortaf, en opnieuw barstte hij in
+tranen uit.
+
+»Dat gespuis! Dat addergebroedsel!" riep Jan Slob uit, terwijl hij bij
+Marten kwam staan, die op een stoel neergevallen was en zijne tranen
+den vrijen loop liet. Slob legde hem de hand op het hoofd. Woorden van
+troost kon hij niet vinden, en daarom deed hij niet anders dan schelden
+op de bedrijvers van zooveel wreedheid. En ruw als hij was, vloeiden
+hem de vreeselijkste scheldwoorden over de lippen. Wel honderdmaal
+herhaalde hij: »Aan de galg moesten zij hangen,--aan de galg moesten zij
+hangen, de bloedhonden!"
+
+Marten maakte eindelijk aan zijn woordenvloed een einde door hem te
+vragen, of hij ook iets van zijne zuster had gemerkt, en misschien ook
+wist, waarheen zij zich begeven had.
+
+»Niets van gezien, Marten,--heelemaal niets. Alleen weet ik, dat er nog
+verscheidene vluchtelingen hier gepasseerd zijn, die zich misschien naar
+Beverwijk of Alkmaar begeven hebben. En velen heb ik ook naar Westzaan
+zien vluchten, misschien omdat zij daar familie hadden. Wie weet, is
+Anna daar ook niet bij geweest. Het is ook mogelijk, dat zij den wijk
+naar Haarlem heeft genomen. Ik moet ronduit zeggen, dat ik er niets van
+weet. Maar wèl weet ik, dat de eerste Spanjaard, die in mijne handen
+valt, er vreeselijk voor boeten zal. »Oog om oog en tand om tand," zoo
+zal het voortaan wezen."
+
+»Ja," zei Marten somber en binnensmonds, »oog om oog en tand om tand.
+Mijn arm zal voortaan gewijd zijn aan den Prins."
+
+»Flink zoo, mijn jongen! Je bent sterk genoeg, om mede te strijden voor
+de vrijheid van het vaderland. Weg met de Spanjolen! Wij moeten niet
+rusten, voordat de laatste Spek over de grenzen is gejaagd. Wij hebben
+nù gezien, wat wij van hen te wachten hebben. O, ik vreesde het al,
+zoodra ik hunne schepen het IJ zag oversteken. Naar ik gehoord heb, is
+Admiraal Bossu zelf aan boord geweest en was het op zijn bevel, dat
+zijne krijgslieden aan den Zuiddijk werden ontscheept. Plunderende zijn
+zij tot den Dam toe verder getrokken, en dat zij onbarmhartig hebben
+huisgehouden ... maar daarover behoef ik tegen jou niet te spreken. Die
+beulen! Aan de galg moeten zij, tot den laatsten man toe! Maar zeg mij
+nu, Marten, wat is je plan? Waarheen denk je je te begeven?"
+
+»Ik weet het niet, Jan Slob, ik weet het niet. Natuurlijk ga ik mijne
+zuster zoeken, want zij heeft nu niets meer op de wereld, dan mij. Wist
+ik maar, waarheen zij zich gewend heeft..."
+
+»Daar kun-je morgen over nadenken, mijn jongen," hernam de waard goedig.
+»Je brengt den nacht hier door, dat spreekt van zelf, en morgen zullen
+wij verder zien..."
+
+»Maar ik moet Anna zoeken," sprak Marten, die van droefheid en
+vermoeienis bijna te uitgeput was om te denken.
+
+»Natuurlijk," zei Slob, die wel opmerkte, hoe afgetobd de knaap zich
+gevoelde. »Morgen ga je zoeken, overal in den omtrek,--maar nu blijf
+je hier; kom mede, op den zolder heb ik een lekkere slaapplaats gereed,
+waarvan al menigeen gebruik heeft gemaakt, die voor de Spekken vluchten
+moest. Ik laat je thans niet verder trekken, Marten, al zou ik je met
+geweld hier moeten houden."
+
+Dat was trouwens niet noodig, want Marten gevoelde zeer goed, dat hij
+behoefte had aan rust, en verzette zich niet tegen het gulle aanbod van
+den waard. Zwijgend volgde hij hem eene trap op naar boven. Daar was een
+bedstede getimmerd, waarop een zacht bed gereed lag.
+
+»Wil je eerst niet wat eten?" vroeg Slob plotseling. »Domoor, die ik
+ben, om daar niet eerder aan te denken. 't Is zeker al lang geleden, dat
+je wat gebruikt hebt."
+
+Marten bedankte echter; hij had in 't geheel geen eetlust.
+
+Gelukkig viel hij spoedig in slaap, tot groote blijdschap van Jan Slob,
+die beneden nog een half uurtje gewacht had, om nog eens naar hem te
+kunnen zien, voor ook hij zich ter ruste begaf.
+
+Wel werd Martens slaap dikwijls verontrust door benauwde droomen,
+vooral in den voornacht, maar later werd hij rustiger en kalmer. Zijne
+ademhaling werd minder gejaagd, en hij sprak niet meer in zijn slaap.
+
+Hij werd den volgenden morgen zelfs veel later wakker dan gewoonlijk,
+en Jan Slob liet hem rustig liggen. 't Was al bijna acht uur, eer hij
+ontwaakte, maar toen voelde hij zich ook verkwikt en versterkt. Hij
+stond op en begaf zich naar beneden. Slob en zijne vrouw bevonden zich
+in de gelagkamer, en zij reikten Marten hartelijk de hand. Toen hij zich
+frisch gewasschen en daarna verder gekleed had, nam hij plaats aan de
+eenvoudige ontbijttafel, waar een flinke boterham met kaas voor hem
+gereed stond.
+
+»Komaan, voorgezet is voorgediend, moet je maar denken," sprak vrouw
+Marye, »en 't is je van harte gegund."
+
+»Wat is nu je plan, Marten? Heb je al nagedacht over hetgeen je te doen
+staat?" vroeg de waard. En hij liet er hartelijk op volgen: »Je moet me
+goed begrijpen, Marten; ik bedoel met deze vraag volstrekt niet, dat je
+ons hier te veel bent, en dat we je hoe eerder hoe liever weg willen
+sturen. Volstrekt niet, hoor. Al wou je hier je anker voor goed
+neerleggen, wij zouden er niets tegen hebben en het zelfs wel aangenaam
+vinden, want wij kunnen een jongen met een paar stevige armen aan het
+lijf best gebruiken. Maar wij begrijpen zelf zeer goed, dat je hier rust
+noch duur zoudt hebben, voor je Anna wedergevonden hebt..."
+
+»Dat is ook zoo, al ben ik u uiterst dankbaar voor uw vriendelijk
+aanbod," viel Marten in. »Mijn plan is, eerst naar Westzaan te gaan. 't
+Zou best mogelijk kunnen zijn, dat Anna daar eene toevlucht heeft
+gezocht. Wij hebben er nog een neef wonen, weet u..."
+
+»Een neef op Westzaan? Wie is dat dan?"
+
+»Govert 't Hoen,--u kent hem ongetwijfeld wel."
+
+»Govert 't Hoen,--of 't Oude Hoen, zooals hij gewoonlijk genoemd wordt.
+Zou ik dien niet kennen?" lachte de waard met een knipoogje. »Wel
+jongen, 't is een van mijne beste vrienden, en een dappere kaerel
+bovendien. Als er één is, die een hekel heeft aan de Spekken, dan is hij
+het! Welzoo, is 't Oude Hoen een neef van je?"
+
+»Een verre neef eigenlijk, Slob, maar hij kwam nog wel eens bij ons op
+de hoeve..."
+
+»Nu, dan heb je groot gelijk, je 't allereerst naar hem te begeven. 't
+Is een verstandig man,--een man, voor wien ik het meeste respect heb,
+en 't zou inderdaad niet onmogelijk wezen, dat Anna naar hem gevlucht
+was.--Zeker, best mogelijk, en al is dat niet het geval, dan zal hij
+je toch ten beste raden. Ik geloof, dat het een heel wijs besluit van
+je is, en ik mag er je niet van terughouden.--Ik heb gezien, dat je
+schuitje bij mij aan den steiger ligt. Ik zal met je meêgaan tot aan den
+Overtoom, om het over den dijk te brengen."
+
+Marten stond op en nam afscheid van zijne gastvrouw, wie hij zijn
+hartelijken dank betuigde. Maar daar wilde zij niet van hooren en zij
+deed hem tot aan de deur uitgeleide. Slob en hij brachten het schuitje
+naar den Overtoom en wonden het met vereende kracht over den dijk in de
+Westzaner Gouw. En weldra was Marten weer alleen.
+
+Hij roeide met krachtige slagen voort, want de ongerustheid over het
+lot van Anna dreef hem tot spoed. Zij waren hun geheele leven niet
+alleen broer en zuster geweest, maar ook trouwe vrienden, die innig veel
+van elkander hielden. En nooit had hij dit sterker gevoeld dan thans, nu
+zij hunne ouders verloren hadden en niets ter wereld meer bezaten dan
+elkander. Zij verschilden maar een goed jaar in leeftijd en waren samen
+opgegroeid. Samen hadden zij gespeeld, samen schoolgegaan, samen lief
+en leed gedeeld. Eerst was Anna in zijn oog altijd de groote zuster
+geweest, omdat zij de oudere was, maar dat verschil was allengs
+weggevallen en eindelijk was hij de grootere en sterkere geworden,
+die zijne zuster soms beschermen moest tegen baldadigheden van andere
+jongens, als zij haar plagen wilden. Zoo waren langzamerhand de rollen
+omgekeerd en was hij het geweest, bij wien zij hulp en steun zocht. O,
+hij voelde het: daaraan had zij thans dubbel behoefte. Als eene arme
+wees zwierf zij nu in den vreemde rond en zag ongetwijfeld reikhalzend
+uit naar haar broeder, den eenigen, dien zij op de wereld bezat.
+
+Deze en dergelijke gedachten gingen hem door het hoofd, terwijl hij met
+regelmatigen slag doorroeide naar Westzaan. Af en toe keek hij even om
+naar den toren van de kerk, om te zien hoe groot de afstand was, die hem
+nog van het dorp scheidde. Eindelijk had hij het doel van zijn tocht
+bereikt en was hij de hoeve van zijn neef Govert 't Hoen genaderd.
+Hij legde het bootje vast en stapte aan wal. Weldra trad hij de woning
+binnen, die hem welbekend was, want hij was er meermalen geweest, soms
+wel in gezelschap van zijne ouders en van Anna. Bij de gedachte daaraan
+ontsnapte hem een diepe zucht. Helaas, die gelukkige dagen zouden nooit
+terugkomen....
+
+[Illustratie]
+
+Hij opende de kamerdeur en trad binnen.
+
+
+
+
+[Decoratieve illustratie]
+
+HOOFDSTUK VI.
+
+Onder de Vrijbuiters.
+
+
+Er zaten eenige mannen om de tafel geschaard. 't Waren allen boeren
+uit den omtrek, aanhangers van den Hervormden godsdienst, en trouwe
+volgelingen van den Prins van Oranje. De meesten ervan kende hij wel,
+want hij had ze meermalen in de hoeve zijner ouders ontmoet, en hij
+begreep dadelijk, dat zij hier bij elkander gekomen waren om te
+overleggen, wat hun na den inval van de Spanjaarden in Saardam te doen
+stond. 't Waren mannen in boersche kleeding, maar hunne gelaatstrekken
+teekenden zoowel vastberadenheid als moed, schranderheid als list.
+
+Bij de binnenkomst van Marten keken zij verwonderd op, en 't Oude Hoen,
+die tegenover Geerte, zijne vrouw, voor het raam aan de tafel zat, riep
+uit:
+
+»Wel,--wie komt daar binnenstappen? Dat is zoowaar Marten Florisz! Kom
+nader, neef. Je brengt zeker slechte tijding, niet waar?"
+
+»'t Kon niet slechter, neef," was het antwoord van Marten, terwijl hij
+'t Oude Hoen eene hand gaf. Deze was een klein manneke, maar hij had
+breede schouders en gespierde armen, en zijn gelaat teekende zooveel
+verstand, oprechtheid en zielenadel, dat het onwillekeurig vertrouwen
+inboezemde. Hij schudde Martens hand recht hartelijk, en viel hem in de
+rede met te zeggen:
+
+»Wij weten er alles van, mijn jongen,--en Geerte-nicht en ik hebben je
+komst verwacht. Maar zeg me--waar is Anna? Of hebben die verwenschte
+Spekken ook haar...?"
+
+»Zij is gevlucht, neef, maar ik weet niet waarheen, en zoek haar overal.
+Ik had zoo gehoopt, dat zij haar weg naar hier zou genomen hebben..."
+
+»Wij hebben haar niet gezien," viel Geerte in. »Maar ga zitten, Marten,
+en vertel ons nader, wat er gebeurd is."
+
+Marten voldeed aan dezen wensch, en 't spreekt vanzelf, dat hem bij dat
+droevig verhaal de tranen telkens in de oogen opwelden.
+
+De mannen hoorden hem sprakeloos aan, maar bij het verhaal van de
+gepleegde wreedheden nepen zij woedend de vuisten samen, en hunne lippen
+prevelden woorden van wraak. Zij hadden zeer met den ongelukkigen knaap
+te doen, en hunne verontwaardiging kende bijna geen grenzen.
+
+Nauwelijks was hij dan ook uitgesproken, of een van hen, Goesinnen
+genaamd, sloeg woedend met zijn vuist op tafel, en riep uit:
+
+»Is het plegen van eene dergelijke schanddaad niet Gode geklaagd? En
+eischt het geen wraak? Neen mannen, 't is zooals 't Oude Hoen zegt: wij
+moeten ons zooveel mogelijk vereenigen en den vijand bestoken, waar wij
+maar kunnen. Wel is Saardam bezet, maar nog is Kennemerland en Waterland
+in handen van den Prins. Als wij willen, kunnen wij den Spanjaard nog
+ontzaglijk veel afbreuk doen. Heer Diederik van Sonoy zal spoedig genoeg
+krijgslieden zenden, om de bedreigde plaatsen te bezetten. Ik stel voor,
+dat wij 't Oude Hoen tot onzen aanvoerder benoemen en onder zijne
+leiding tochten te water ondernemen, om den vijand te bestoken!"
+
+»Goed gesproken," viel Jan Walichs in. »'t Oude Hoen zal ons aanvoeren
+en onze leidsman zijn. Een beteren konden wij niet wenschen."
+
+»Volkomen waar," beaamde Jan Dieuwers. »Maar wat kunnen wij eigenlijk
+doen, dat zou ik wel willen vragen. Wat kan een handvol boeren beginnen
+tegen de machtige vijandige vendels? Wij zijn immers een tegen vijftig?"
+
+'t Oude Hoen stond op.
+
+»Mannen," sprak hij ernstig, »'t Oude Hoen wil je aanvoerder zijn, en
+met Gods hulp zullen wij trachten onze vrouwen en kinderen, onze have
+en ons goed te beschermen tegen de vijanden. Wàt wij doen kunnen, zal de
+tijd ons leeren. Wij moeten in elk geval doen, wat onze hand vindt om te
+doen. Wij mogen niet versagen, want moed verloren is àl verloren, zegt
+het spreekwoord. En als het waar is, dat wij tegen de Spanjolen zijn als
+een tegen vijftig, welnu, dan moeten wij list stellen tegen overmacht.
+Alle wateren hier in den omtrek zijn ons bekend, en tusschen het riet en
+de schooren weten wij plaatsen genoeg te vinden, die ons aan het oog van
+den vijand onttrekken. Begeven de vendels zich hier of daar heen, uit
+onze schuilhoeken vellen wij hen man voor man neder, zonder dat zij ons
+bereiken kunnen of ons zelfs maar zien. Neen, wij mogen niet moedeloos
+bij de pakken gaan neerzitten, maar moeten strijden voor huis en haard,
+voor godsdienst en vaderland! Wie zichzelven helpt, dien helpt God!"
+
+Deze woorden van 't Oude Hoen maakten diepen indruk op de aanwezigen, en
+meer dan een herhaalde de woorden: »Wie zichzelven helpt, dien helpt
+God."
+
+Het gezelschap werd allengs grooter, want telkens ging de deur open en
+traden mannen binnen, die zich, nu de nood aan den man kwam, als bij
+afspraak naar de woning gespoed hadden van 't Oude Hoen, dien zij allen
+stilzwijgend als hun hoofd en leidsman beschouwden. Zoo verschenen daar
+nog Joachim Cleynsorg, die door Diederik van Sonoy belast was met het
+bevel over een vendel krijgslieden, Engel Lastpenning van Krommenie,
+Claes Kees Symensen, Pieter Claessen Yperen van Oostzaan, en nog
+verscheidene anderen. Man voor man waren zij bereid voor de zaak
+der vrijheid te sterven. Ook de zoon van 't Oude Hoen was onder
+de aanwezigen. Hij heette Aelbert, maar werd gewoonlijk 't Jonge
+Hoen genoemd. Hij stond bekend als een verstandig jongeling, die
+bedachtzaamheid aan moed paarde. Zoodra Marten binnen gekomen was, had
+hij zich bij hem gevoegd, en hij fluisterde met hem over Anna, over wier
+lot Marten zoo bezorgd was.
+
+»Je blijft bij ons, Marten," sprak hij hartelijk, »en samen zullen wij
+haar zoeken. O, ik twijfel niet, of we zullen haar wel opsporen. Nu
+zij den vijanden ontkomen is, is dat slechts eene kwestie van tijd en
+van geduld. Zij zal zich thans wel hier of daar in eene veilige haven
+bevinden. Wie zou zoo wreed kunnen zijn, aan een ouderloos meisje een
+onderdak te weigeren, wanneer de vijanden haar van alles beroofd hebben,
+wat zij op de wereld bezat? Neen, Marten, maak je over haar lot niet al
+te bezorgd."
+
+»Dat is ook mijne meening, Neef!" viel 't Oude Hoen in, die het gesprek
+stilzwijgend had aangehoord. »We mogen gerust aannemen, dat zij zich
+hier of daar in veiligheid bevindt. De menschen, met wie zij gevlucht
+is, zullen haar wel niet aan haar lot hebben overgelaten. Ook mijn raad
+is, geduld te oefenen. Waar zou je haar ook moeten zoeken? In Alkmaar?
+In Haarlem? Of op een van de omliggende dorpen? 't Is een zoeken in het
+honderd, met weinig kans van slagen.--Ik geloof, dat je het beste doet,
+door hier te blijven, en ons te helpen in den strijd, die ons wacht. Je
+hebt een paar sterke armen aan het lijf, en kunt met een verrejager even
+goed treffen als een onzer. Een vuurroer kun je van mij wel krijgen en
+een verrejager daarbij. Sluit je bij ons aan, Marten, en wordt een
+Vrijbuiter als wij, in dienst van den Prins. Wij strijden voor een
+eerlijke zaak, en God zal ons de overwinning geven."
+
+Marten had wel ooren naar dien raad, en hij moest toegeven, dat hij
+niet verstandiger handelen kon. Op goed geluk af een zwerftocht te
+ondernemen, om Anna op te sporen, had bij nader inzien weinig kans van
+slagen, en 't vermoeden lag voor de hand, dat zij zich wel hier of daar
+in veiligheid zou bevinden. Bovendien lachte het vrije leven van den
+Vrijbuiter hem wel aan met al zijn gevaren en afwisseling, en in den
+grond van zijn hart deed hij niets liever, dan den gegeven raad volgen.
+
+Maar nog weifelde hij. Mocht hij den voorslag wel aannemen? Was het niet
+zijn plicht zoolang te zoeken, tot hij haar gevonden had? Wanneer zijn
+ouders nog spreken konden, zouden zij dàt dan niet in de eerste plaats
+van hem vergen?
+
+Opeens stond een van de mannen op en wees naar buiten.
+
+»Brand!" riep hij uit. »Brand te Saardam!"
+
+Allen stonden op om uit te zien, en begaven zich naar buiten, waar zij
+een beter uitzicht hadden.
+
+»Zou er nog niet genoeg gebrand en geroofd zijn?" vroeg een hunner,
+terwijl zijne oogen van verontwaardiging fonkelden.
+
+»Kijk, dáár stijgen ook rookwolken op, iets noordelijker," sprak een
+tweede, terwijl hij de plaats aanwees, waar weldra een roode gloed
+zichtbaar werd. En zacht voegde hij erbij: »Arme Saardammers!"
+
+»De brand wordt heviger en woedt op vele plaatsen tegelijk," zei een
+ander. Zwijgend staarden de mannen naar de bedreigde plaats.
+
+'t Was dan ook een vreeselijk schouwspel, dat zich aan hun oog
+vertoonde. Blijkbaar grepen de vlammen snel om zich heen, want de
+vuurgloed werd bij de minuut grooter en woedde over eene groote
+oppervlakte. Dichte rookwolken maakten het uitspansel donker, en de
+roode vlammen verlichtten het met een fantastischen gloed.
+
+»Die onmenschen!" mompelde een der toeschouwers.
+
+»Beulen zijn het, onmenschelijke beulen!" knarsetandde een ander,
+terwijl hij het schouwspel met een van woede verbleekt gelaat aanzag.
+»Hoe zij daar weer huishouden! Mannen, vrouwen en kinderen worden
+vermoord en uitgeschud. O, maar het schreit ten hemel!"
+
+De oogen der mannen gloeiden van haat, en zij zwoeren elkander niet te
+zullen rusten, eer de laatste vijand uit deze landpalen verdreven was.
+
+Ook Marten verkeerde diep onder den indruk van het ontzettende
+schouwspel, en het kostte hem weinig moeite om zich voor te stellen al
+den jammer, al de ellende, die op dit oogenblik te Saardam geleden werd.
+Hoe hadden immers de ellendelingen gehandeld op de hoeve zijner ouders!
+Zijn hart beefde van ontsteltenis, en tranen vulden zijn oogen. Een
+ontzettende haat tegen alles wat Spanjaard was, maakte zich van hem
+meester, en hij haakte er naar, den strijd tegen die roovers en
+moordenaars aan te binden.
+
+»Neef!" riep hij uit, en zijn stem trilde van edele
+verontwaardiging,--»Neef, mijn besluit is genomen; ik blijf hier, om met
+u te strijden tegen die monsters, die zich niet ontzien, om zulke daden
+te doen. Ook ik schaar mij onder de Vrijbuiters!"
+
+»Goed gesproken, Marten," zei 't Oude Hoen, terwijl hij hem de hand
+drukte. En 't Jonge Hoen voegde zich bij hem en sprak:
+
+»Wij strijden voortaan samen, Marten, en al zijn we jong, de Prins van
+Oranje zal geen trouwer aanhangers hebben dan ons! Leve de Prins!"
+
+»Leve de Prins van Oranje!" klonk het dof uit vele monden, want men was
+te diep ontsteld door den vreeselijken brand, dien zij op betrekkelijk
+korten afstand zagen woeden, om luidruchtig te zijn.
+
+De vlammen hadden zich nu over eene groote breedte verspreid, en namen
+nog steeds in hevigheid toe.
+
+»Gansch Saardam wordt geplunderd en platgebrand," sprak een der mannen
+weer. »'t Is hemeltergend."
+
+»Ja, 't is afschuwelijk!" beaamden anderen. »Er blijft, naar ik vrees,
+geen huis gespaard. 't Is een schrikkelijk schouwspel."
+
+»Dat ons leeren kan, wat wij van de Spanjaarden te wachten hebben,
+mannen!" viel 't Oude Hoen in. »Ons rest niets, dan met de wapenen in de
+hand te strijden voor het leven der onzen, en gelooft me, dat het gevaar
+naakt. Spoedig genoeg, wellicht dezen dag nog, zullen wij de beulen hier
+zien. Westzaan is rijk en belooft een goeden buit. Een ieder zij op zijn
+hoede! Bergt al uw geld en kostbaarheden op eene veilige plaats, opdat
+het hun niet in handen valle..."
+
+»Of wij dat al niet gedaan hebben!" lachte Goesinnen. »Zij zullen bij
+mij lang moeten zoeken, eer zij het vinden."
+
+Bij deze woorden dacht Marten opeens aan het geld, dat zijn vader 's
+avonds vóór den moord onder den haard verborgen had. In al zijn ellende
+had hij daar nog niet aan gedacht, maar nu nam hij zich voor, er zoo
+spoedig mogelijk met zijn neef over te spreken.
+
+Intusschen nam de brand te Saardam nog steeds in hevigheid toe, en
+niemand van de toeschouwers twijfelde meer, of het gansche dorp werd met
+den grond gelijk gemaakt.
+
+»Ik zie mannen naderen, dwars door het land," riep 't Jonge Hoen
+plotseling uit. »Zij hebben polsstokken bij zich, en springen over de
+slooten. Weldra zullen wij dus weten, wat er ginds gebeurt."
+
+»Ja, ik zie ze ook!" zei Cleynsorg. »'t Moeten vluchtelingen zijn!"
+
+Met spanning werd de nadering dier mannen tegemoet gezien. 't Jonge Hoen
+stapte in de boot, en riep Marten toe:
+
+»Ga je meê? Straks komen zij voor breede waters, waar hunne verrejagers
+hun van geen dienst kunnen zijn. Laten wij ze met de schuit helpen."
+
+Marten was dadelijk bereid, en 't Oude Hoen zeide:
+
+»Ja, laten wij allen in de booten gaan en Saardam zoo dicht mogelijk
+naderen. Wie weet, hoevele menschen wij van een anders wissen dood
+kunnen redden."
+
+»Ja, in de booten! In de booten!" riep men van alle kanten. En weldra
+staken de mannen van wal, maar--met het vuurroer over den schouder, en
+de verrejagers aan boord. Verrejagers waren polsstokken met een lange,
+stalen punt aan het benedeneinde, waardoor zij dubbele diensten konden
+bewijzen. Met de stokken sprongen de vrijbuiters over de breedste
+slooten, terwijl de stalen punten een vreeselijk wapen waren in de
+handen der verbitterde Hollanders. Eer de vijand dicht genoeg genaderd
+was, om met lans of zwaard te kunnen treffen, was de verrejager hem
+reeds in het lichaam gedrongen.
+
+Zij hadden nog geen kwartier geroeid, toen zij een breed water genaderd
+waren, dat de vluchtelingen niet anders dan zwemmende konden oversteken,
+en ongetwijfeld zouden zij dat hebben gedaan, indien zij de nadering der
+Vrijbuiters niet hadden opgemerkt.
+
+»Wat gebeurt er te Saardam?" was de eerste vraag, die tot hen werd
+gericht. »Wordt de plaats geplunderd?"
+
+»'t Is afschuwelijk, mannen!" was het antwoord. »Admiraal Bossu is naar
+Amsterdam teruggekeerd, en heeft Hopman Van der Linden in zijn plaats
+gezonden, om in vereeniging met Hopman Quickel, die gisteren den
+Zuiddijk plunderde, de plaats te bezetten. En omdat Hopman Van der
+Linden nu meent, dat hij een vrij uitzicht op den omtrek moet hebben,
+laat hij een groot gedeelte van de Westzijde platbranden. Wel een
+honderddertigtal huizen is in brand gestoken..."
+
+»Honderddertig huizen!" mompelden de mannen in de grootste
+verontwaardiging. »En plunderen zij die eerst?"
+
+»Op de vreeselijkste wijze!" was het antwoord. »Als wilde dieren dringen
+zij de huizen binnen en rooven alles, wat zij grijpen en vangen kunnen.
+Zij nemen mannen, vrouwen en kinderen de kleederen van het lijf, het
+geld uit de laden, het brood uit de kasten,--niets, niets hebben zij den
+armen schepsels gelaten. En wie zich verzet tegen deze euveldaad wordt
+mishandeld of gedood. O God, o God, het schreit ten hemel en roept om
+wraak! 't Is hartverscheurend om de ellende aan te zien, en droevig, om
+het gejammer van vrouwen en kinderen te hooren. De arme beroofden, wien
+niets, zelfs geen kruimel brood gelaten is, vluchten naar alle
+kanten..."
+
+»Wij zullen u over het water brengen, opdat gij uw tocht kunt vervolgen,
+en roeien daarna verder naar Saardam. Onze hulp is daar noodig, mannen!"
+sprak 't Oude Hoen somber. En dreigend liet hij er op volgen: »Wee den
+Spanjaard, die in onze handen valt!"
+
+Aldus geschiedde, en met krachtige slagen roeide men voort in de
+richting van Saardam. Vele vluchtelingen, waaronder ook vrouwen en
+kinderen, zag men in de verte naderen, en men hoorde hun jammergeschrei.
+
+'t Jonge Hoen stond op, om beter en verder te kunnen zien. Plotseling
+riep hij uit:
+
+»Zij worden achtervolgd door de Spekken! Roeien, mannen, zoo snel je
+kunt, opdat wij niet te laat komen! Zeker denken die roovers, dat de
+menschen nog geld of kostbaarheden met zich medevoeren..."
+
+De Vrijbuiters spanden al hunne krachten in, en de booten vlogen
+pijlsnel door het water. De gesloten lippen, de vonkelende oogen gaven
+duidelijk genoeg te kennen, dat het elken Spanjaard, die in hunne handen
+mocht vallen, kwalijk zou vergaan.
+
+»De vijanden naderen snel! Zij hebben de vluchtelingen bijna bereikt!"
+riep Aelbert uit, terwijl hij zich het vuurroer van den schouder nam en
+gereed stond om aan te leggen. Zijn lont brandde reeds.
+
+»Help! Om Godswil, help!" klonk het hun toe, en het gejammer der
+kinderen maakte hun het bloed aan 't koken.
+
+»Legt aan wal!" beval 't Oude Hoen, en op 't volgende oogenblik
+schuurden de booten tegen den oever. Zij hadden de vluchtelingen thans
+bereikt, en nauwelijks waren de Vrijbuiters, met het vuurroer in de eene
+en de brandende lont in de andere hand aan wal gestapt, of de vluchtende
+vrouwen en kinderen bestormden in hun doodelijken angst voor de
+naderende vijanden de booten.
+
+Marten en Aelbert wierpen de verrejagers op het land, opdat hunne
+vrienden zich daarmede zouden kunnen wapenen, als de vuurroeren
+afgeschoten waren. Tijd om ze opnieuw te laden zou hun wel ontbreken.
+
+Onder een luid geschreeuw naderden de Spanjaarden, wier woede geen
+grenzen kende, nu een rijke buit hun dreigde te ontgaan. Met getrokken
+zwaard stormden zij op de Vrijbuiters los, niet twijfelende, of deze
+kaasboeren, zooals zij ze noemden, zouden spoedig genoeg op de vlucht
+slaan. Marten zag, dat onder de vluchtenden zich ook Heer Jan Gerritsz
+bevond, met zijne vrouw en kinderen. De laatsten waren reeds in de
+booten gesneld, maar Heer Jan greep een verrejager en keerde zich tegen
+de Spanjaarden.
+
+»Vuur!" gebood 't Oude Hoen kort en krachtig.
+
+Verscheidene schoten knalden, en dat de boeren geleerd hadden niet te
+schieten zonder eerst goed te hebben aangelegd, werd duidelijk bewezen,
+want verscheidene Spanjaarden stortten gewond of gedood ter aarde. Toen
+wierpen de Vrijbuiters de vuurroeren over de schouders en grepen met een
+vlugge beweging de verrejagers of trokken het rapier, zoo zij er een
+droegen.
+
+'t Werd een geweldige strijd. De Vrijbuiters, uiterst verbitterd over
+het rooven en plunderen der Spanjaarden, wisten van geen genade, zelfs
+niet voor de gewonden, en hun aanval was onweerstaanbaar, want zij
+voelden, dat zij streden voor vrouw en kind, voor huis en hof. Maar ook
+de Spanjaarden gaven geen kamp. Moesten zij wijken voor een troepje
+boeren, wier hoofdwapen bestond uit een polsstok, waarmede zij gewoon
+waren over de slooten te springen, die hunne landerijen van elkander
+scheidden? Dat nooit! Met getrokken zwaard vielen zij op hunne
+tegenstanders aan,--doch 't was hun onmogelijk, de mannen te naderen. De
+lange stokken met de gevaarlijke punten hielden hen overal tegen, en
+menigeen stortte doodelijk gewond ter aarde. 't Bleek hun al spoedig,
+dat de vijand hun te machtig was; de eenvoudige boeren waren leeuwen
+geworden, en nadat menige Spanjaard gesneuveld was, kozen de anderen het
+hazenpad en keerden zoo snel mogelijk naar Saardam terug.
+
+»Leve 't Oude Hoen en zijn vrijbuiters!" klonk het hun in triomf
+achterna. »Leve 't Oude Hoen en zijne Vrijbuiters!"
+
+De gevallen Spanjaarden werden zonder mededoogen van hunne kleederen en
+wapens beroofd, en hunne zakken, die gevuld waren met den te Saardam
+geroofden buit, werden geledigd. Toen liet men hen liggen als een prooi
+voor de roofvogels.
+
+»Oog om oog, tand om tand!" was de leuze dier tijden. De buit werd
+onder de Vrijbuiters verdeeld, maar menigeen stond zijn deel af aan de
+vluchtelingen, die van alles beroofd waren en niet wisten, waar een dak
+te vinden om onder te slapen.
+
+Verheugd over de behaalde overwinning keerde men naar Westzaan terug.
+
+
+
+
+[Decoratieve illustratie]
+
+HOOFDSTUK VII.
+
+De Spanjaarden te Westzaan. Een bezoek aan de ruïne der verbrande hoeve.
+
+
+[A]»Hopman Van der Linden verzuimde niets, om Saardam tot een
+duchtig versterkt punt te maken, en aan alle zijden van goede
+gemeenschapsmiddelen te voorzien. Behalve de schansen, die hij liet
+aanleggen op den Dam, werden ook nog op vier andere plaatsen gronden
+uitgemeten en afgepaald, en aan de Voor- en Achterzaan nieuwe schansen
+opgeworpen. Op den mond der Braak, bij het gat van de sluis, die aan de
+Oostzijde in den dijk lag, bezuiden den Dam, werd eene groote schans
+gelegd, en op een werf daartegenover, aan de Westzijde der rivier, in
+'t begin van den Horn, een tweede, dwars door den stroom aan elkander
+verbonden met een of twee rijen palen, die door twee Saardammers,
+Jacob Teeuwissen en Barend Smit, goed van ijzerwerk was voorzien. Een
+wachthuisje werd daarbij getimmerd, om den boom nauwlettend te kunnen
+bewaken.
+
+[A] W. J. Hofdijk, Kronijk der Kennemer Vrijbuiters.
+
+»In de Achterzaan werd eene schans opgehaald ter plaatse, waar thans
+de kerk van Zaandams Westzijde ligt; ongeveer daar tegenover aan de
+Oostzijde, op den Schinkeldijk een tweede, van kleineren omvang, en
+eenige schreden verder nog een derde, »op eenige rietbordjes" aangelegd.
+Deze alle drie werden over den stroom met elkander vereenigd door
+paalwerk en twee boomen, waarbij twee vaartuigen met gewapenden steeds
+ter beveiliging en dekking op de Zaan de wacht hielden.
+
+»Eenige huizen op den Dam waren opzettelijk voor het vuur gespaard
+gebleven, om te dienen tot berging van krijgs- en mondvoorraad, dat
+steeds in niet geringe hoeveelheid aanwezig diende te zijn, want de
+schansen, die allen van hier uit moesten worden voorzien, waren sterk
+bezet."
+
+Voor dien arbeid werden Saardamsche burgers geprest, die zonder loon
+en tegen wil en dank daartoe door den Hopman werden aangewezen. Wee den
+onvoorzichtige, die hierover eenig blijk van ongenoegen durfde geven, of
+zich onwillig betoonde. Hij werd zonder vorm van proces opgehangen.
+
+Diederik van Sonoy had echter evenmin stil gezeten. Tot zijne groote
+teleurstelling ontving hij het bericht van het bezetten van den Dam
+door de Spanjaarden, en bij alle narichten, die hij daaromtrent inwon,
+kwam hij tot de overtuiging, dat hij er op dit oogenblik niet met goed
+gevolg tegen handelen kon. Hij stelde zich echter ten plicht, het verder
+doordringen van den vijand te beletten, en zond met dat doel eenige
+vendels onder bevel van Nicolaas Ruychaver, Jacob Cristal en Lazarus
+Muller uit, om den Waterlandschen dijk te bezetten van de Oostzijde van
+Saardam af tot Nieuwendam toe. En toen de vijandelijke vendels zoo dicht
+in elkanders nabijheid gelegen waren, spreekt het van zelf, dat het al
+spoedig tusschen hen tot eene botsing kwam. De Hollanders waagden een
+moedigen aanval op de verschansing aan den Schinkeldijk, en streden
+daarbij zoo geducht, dat de schans weldra in hunne handen zou gevallen
+zijn, indien het geknal der musketten niet tot de mannen op den Dam ware
+doorgedrongen. Dezen werden daardoor op het dreigende gevaar opmerkzaam
+gemaakt en snelden ter hulp. Toen werd het een bloedig gevecht. De
+Hollanders werden tot wijken gedwongen en moesten de koeien op het
+land zelfs tot borstwering gebruiken, zoo dicht vielen de kogels. Met
+medeneming van hunne gewonden en dooden trokken zij terug. De vijand was
+meester van het terrein gebleven, en de Hollandsche vendels moesten er
+zich toe bepalen, behalve den Waterlandschen dijk ook de plaatsen Jisp,
+Wormer en Knollendam te bezetten, waarmede zij het Noorderkwartier tegen
+mogelijke invallen van de Spanjaarden beveiligden.
+
+De Westzaners waren tot dusverre ongemoeid gebleven, en zij hoopten, dat
+de Spanjaarden zich met de bezetting van Saardam tevreden zouden
+stellen.
+
+Marten hielp zijn vriend Aelbert elken dag bij den arbeid op het veld.
+'s Morgens al vroeg werden de koeien gemolken en de kaas of boter
+gemaakt, en daarna werd de mest over het land geslecht, of hielden zij
+zich bezig met het scheren der schapen. 't Spreekt van zelf, dat Marten
+niet ophield nasporingen te doen naar het verblijf van zijne zuster
+Anna, aan wie hij dacht van den morgen tot den avond. O, hoe vurig
+verlangde hij er naar, haar te zien en te spreken, en haar in zijne
+nabijheid te hebben, om als dat noodig mocht zijn, haar helper en
+beschermer te kunnen wezen. Aelbert stond hem in zijne pogingen getrouw
+ter zijde. Soms gingen zij in den namiddag samen naar eene naburige
+plaats, om een onderzoek in te stellen, maar telkens keerden zij
+onverrichter zake terug. Anna was spoorloos verdwenen, en niemand had
+iets omtrent haar gehoord of gezien. 't Maakte Marten dikwijls moedeloos
+en verdrietig, maar dan sprak Aelbert hem nieuwen moed in en wist hem
+gewoonlijk weer op te monteren.
+
+»Kom Marten, niet zuchten!" zei hij dan op luchtigen toon. »Zoo heel
+ver weg zal ze niet zijn, en 't zou me niets verwonderen, als we haar
+vandaag of morgen onverwachts tegenkwamen.--Zeg Marten, wat zou je dan
+vreemd opkijken!"
+
+De dagen verliepen echter,--maar Anna liet zich niet zien, en Marten
+werd er stil en somber van.
+
+Soms dacht hij erover, naar Alkmaar te gaan, om daar zijne nasporingen
+voort te zetten. Hij kon dan Heer Jan Gerritsz opzoeken, die daar na den
+grooten brand te Saardam met zijn gezin een toevlucht had gezocht, en
+wien hij gesmeekt had hem onverwijld bericht te zenden, indien hij Anna
+misschien vinden mocht. En Heer Jan had hem dat op handslag beloofd.
+
+»Je kunt op me rekenen, Marten," had hij bij zijn vertrek gezegd. »Ik
+zal je geen bode zenden, maar zelf komen, dat beloof ik je. Ik meen dat
+aan de nagedachtenis van je ouders verplicht te zijn. Zoowel jij als
+Anna kunt ten allen tijde over mij en mijn huis beschikken. Ik ben, Gode
+zij dank, nog altoos een vermogend man, want de Spanjaarden hebben bij
+mij achter het net gevischt. Ik was hun te vlug af en had nauwelijks de
+eerste rookwolk opgemerkt, of mijn besluit was genomen. Met vrouw en
+kinderen stapte ik in een schuit en roeide zoover mogelijk landwaarts
+in, tot wij te voet verder moesten trekken. Het overige weet je, want
+zonder de hulp van de dappere Vrijbuiters waren wij den Spekken toch nog
+in handen gevallen.--Daarom,--wanneer je ooit in nood verkeert, wend je
+dan tot mij. En mocht ik Anna hier of daar ontmoeten, dan zal ze in mij
+een vriend vinden, die haar als eene dochter behandelen zal."
+
+Zoo had Heer Jan gesproken,--en nu was hij al sedert eenige dagen
+vertrokken, maar nog altoos was er van hem geen tijding gekomen.
+Zeker had hij omtrent Anna nog niets vernomen, en Marten voelde een
+onbedwingbaren lust, om zelf naar Alkmaar te gaan. 't Oude Hoen en Nicht
+Geerte raadden hem dat echter af, want zij hielden veel van Marten en
+achtten hem nog te jong, en den toestand van het land te onveilig, om
+hem als een zwerveling weg te laten trekken.
+
+'t Zou intusschen te Westzaan niet zoo rustig blijven, als het daar tot
+dusver geweest was. Hopman Van der Linden wist wel, dat een rijke buit
+hem daar wachtte, maar hij wilde eerst de schansen te Saardam in
+gereedheid brengen, voor hij de omliggende dorpen ging bespringen.
+
+Elken morgen besteeg 't Oude Hoen alleen, of in gezelschap van een of
+meer zijner vrienden, den hoogen kerktoren, om den omtrek te verkennen.
+Hij had daar eene uitstekende gelegenheid om ver rondom zich te zien, en
+was daardoor in staat, een naderend gevaar spoedig op te merken. En 't
+meest tuurde hij in de richting van Saardam, waar de vijand zich
+genesteld had.
+
+Eens op een morgen stond hij daar weer, toen zijne aandacht getrokken
+werd door eene menigte mannen, die in de verte naderden. Hij zag scherp
+toe, en merkte al spoedig op, dat het een vendel krijgsknechten was.
+Neen, daarin kon hij zich onmogelijk bedriegen, want hij zag, hoe de
+stalen lansen flikkerden in de zonnestralen. Ongetwijfeld waren het
+vijanden, die op weg waren, om Westzaan te bespringen en te plunderen.
+Het gevaar naakte dus. Hij klom van den trans naar beneden en greep het
+klokketouw. Met zwaren galm verkondigde het brommen van de kerkklok de
+komst van den vijand. In allerijl verliet hij het kerkgebouw, om zich
+naar zijn hoeve te begeven en daar de noodige maatregelen te nemen.
+Overal snelden de bewoners de huizen uit, angstig en verschrikt, en niet
+wetende, wat te beginnen. De vrouwen en kinderen jammerden. De mannen
+grepen naar de wapens.
+
+»Wat is er?--Wat is er?" werd er angstig gevraagd, en 't Oude Hoen
+antwoordde, zonder zich echter ook maar een oogenblik op te houden:
+
+»Bergt je, menschen, de vijand komt!"
+
+En nu klonk het van mond tot mond:
+
+»De Spanjaarden komen! De Spanjaarden komen!"
+
+In een oogenblik tijds heerschte in het anders zoo vreedzaam Westzaan
+eene onbeschrijflijke verwarring. Vele mannen droegen alles van waarde
+naar buiten, en zochten met vrouw en kinderen hun heil in eene
+overhaaste vlucht. Anderen deden de grendels op de deuren en wapenden
+zich met vuurroeren en verrejagers, om den vijand eene ver van
+vriendelijke ontvangst te bereiden. Weer anderen laadden hun voornaamste
+huisraad in schuiten, en brachten het met hunne vrouwen en kinderen naar
+eene naburige plaats, terwijl zij zelven zich in vaartuigen vereenigden,
+om zich tusschen de rietlanden in den omtrek te verbergen en den vijand
+zooveel mogelijk afbreuk te doen.
+
+Tot deze laatsten behoorde ook 't Oude Hoen.
+
+Toen zijn huisraad in eene schuit geladen was, deed hij ook zijn vrouw
+daarin plaatsnemen, en beval Marten en Aelbert haar naar Knollendam te
+brengen. Daar woonde hare zuster, bij wie zij voorloopig wel veilig zou
+zijn, omdat te Knollendam een vendel Hollanders lag. De Spanjaarden
+zouden hun strooptocht wel niet tot die plaats uitstrekken, en mochten
+zij dat doen, daar wel geen gunstig onthaal vinden.
+
+Vrouw Geerte schreide, toen zij afscheid van haar man nam, doch deze
+troostte haar.
+
+»'t Is maar eene scheiding voor korten tijd, beste Geerte," sprak hij.
+»Zoodra het huis weer veilig is, betrekken wij onze woning weder.
+Vaarwel, God bescherme u!"
+
+Aelbert en Marten staken van wal. Tijd tot talmen hadden zij niet, want
+de vijand naderde snel.
+
+De mannen, die besloten hadden voortaan het leven van den vrijbuiter
+te leiden, vereenigden zich in pramen of roeijachten, die zij ijlings
+van proviand en wapens hadden voorzien, en verdwenen achter de hooge
+rietpluimen, die hun aan het oog der vijanden onttrokken. En zij waren
+er het best aan toe, want de boeren, die in hun hoeven gebleven waren,
+kregen het spoedig kwaad te verantwoorden. Zoodra de Spanjaarden
+Westzaan hadden bereikt, nestelden zij zich in de huizen en maakten zich
+aan de grootste knevelarij schuldig. Hun aantal was te groot, dan dat de
+ongelukkige dorpelingen het konden wagen zich te verzetten, en wie dat
+nog poogde, moest het bitter bezuren. Want doodslag en brand kenmerkten
+elk bezoek van de Spanjaarden. Hunne hoeven werden eenvoudig gemaakt
+tot eene prooi der vlammen. Alles wat eenige waarde had, persten zij de
+bewoners af, en als zij dachten, dat deze of gene zijn geld of sieraden
+ergens op eene geheime plaats verborgen had, wisten zij wel middelen, om
+ze te voorschijn te roepen.
+
+»Als men een boer pijnigt, zweet hij goud," was de leuze der vijanden,
+en zij brachten haar zonder medelijden in toepassing.
+
+De ongelukkige Westzaners waren diep te beklagen, en zij, die tot nog
+toe gemeend hadden, dat de vrees voor de Spanjaarden overdreven en niet
+gegrond was, hadden thans eene goede gelegenheid om van de dwalingen
+huns weegs bekeerd te worden. Menigeen dan ook, die tot nog toe in
+het geheim Spaanschgezind was geweest, veranderde nu in een ijverig
+aanhanger van den Prins van Oranje, en hunkerde naar den aftocht
+van de wreede soldaten. Indien zij echter gemeend hadden, dat hunne
+tegenwoordigheid slechts van korten duur zou zijn, hadden zij zich
+deerlijk bedrogen, want de Spanjaarden namen ongevraagd bezit van hunne
+woningen, en lieten zich goed bedienen. Blijkbaar waren zij niet van
+plan, spoedig naar Saardam terug te keeren. Dat lag ook in het geheel
+niet in de bedoeling van den Hopman, want daar zijne krijgslieden
+in langen tijd hunne soldij niet hadden ontvangen, meende hij hen
+schadeloos te moeten stellen, door hen de ongelukkige Westzaners
+zooveel mogelijk hun geld en goed te laten afpersen, welke middelen
+zij daartoe ook wilden gebruiken. Zij handelden dan ook geheel met hen
+naar welgevallen, beschouwden zich volkomen als heer en meester over
+de in beslag genomen hoeven, namen de beste plaatsjes voor zich, kozen
+de zachtste bedden uit, eischten eene goede tafel en lekker bier, en
+plaagden en kwelden de eigenaars, zelfs de vrouwen en kinderen, op de
+ergerlijkste wijze. Zij hielden woeste drinkgelagen en verdobbelden
+onder elkander het geld, dat zij den boeren afgeperst hadden. Zoodra
+alles verloren was, namen zij tot nieuwe wreedheden hun toevlucht, om
+met het aldus verkregen geld of goed opnieuw te kunnen dobbelen.
+
+'s Avonds trokken zij van de eene hoeve naar de andere, zingende en
+tierende, en niet weinig onder den invloed van het genuttigde bier.
+Al hunne daden getuigden van de grootste tuchteloosheid.
+
+Soms knalden dan opeens schoten uit het riet, aan weerszijden van den
+landweg, gevolgd door de kreten van de getroffenen, die wankelend nog
+een paar schreden aflegden en daarna nederstortten. Een groote schrik
+maakte zich dan van de Spanjaarden meester. Snel trokken zij hun rapier,
+maar--waar was de vijand? Van welke plaats waren deze doodelijke schoten
+gelost?
+
+'t Waren de Vrijbuiters, die met de grootste omzichtigheid waren
+genaderd, en op deze wijze wraak namen over de wandaden van den vijand.
+Hoe deze ook rondkeek in de duisternis,--zij ontdekten niemand.
+
+»Vuur!" klonk het na eenige oogenblikken met gedempte stem, en opnieuw
+knalden de musketschoten, die maar al te goed troffen. In groote
+verwarring vluchtten de Spanjaarden ijlings heen, om op eene andere
+plaats opnieuw te ervaren, dat de Hollandsche boeren zich maar niet
+lijdelijk lieten mishandelen en uitplunderen. 't Duurde maar kort, of
+de Spekken durfden zich niet meer in de duisternis buiten de hoeven te
+bewegen, want indien zij dat waagden, konden zij er verzekerd van zijn,
+dat een of meer hunner het met het leven zouden moeten bekoopen.
+
+Wel werd in den vroegen morgen van den volgenden dag een
+verkenningstocht gemaakt door het geheele dorp, hetwelk zich over eene
+groote lengte uitstrekte, maar deze bleef zonder gevolg. Geen Vrijbuiter
+kregen zij te zien. Wel werden op verschillende plaatsen van tusschen de
+rietlanden musketschoten op hen gelost, die hen tot de uiterste
+behoedzaamheid maanden.
+
+De groep Vrijbuiters werd bij het uur grooter, want ieder, die kans zag
+Westzaan te ontkomen, voegde zich bij hen, uiterst verbitterd over de
+ondervonden geweldenarijen. Ook Marten en Aelbert waren van hun tocht
+naar Knollendam behouden teruggekeerd, en hadden zich bij hunne vrienden
+aangesloten. De beide jongelieden haakten naar den strijd en zouden
+niets liever gewenscht hebben, dan aan wal te stappen en een openlijken
+strijd aan te binden. Maar de ouderen waren wel wijzer. Zij wisten wel,
+dat zij daarmede hun ondergang tegemoet zouden gaan. En 't Oude Hoen,
+wiens naam reeds gevreesd begon te worden bij de Spanjaarden, verbood
+het ten stelligste.
+
+»Dapperheid is goed en prijzenswaardig, jongens," sprak hij, »maar dit
+zou roekeloosheid wezen, die ik niet mag toestaan. Wij doen thans den
+vijand al meer afbreuk, dan hem lief is, en daarmede moeten wij
+tevreden zijn."
+
+De Vrijbuiters gingen onvermoeid voort met het bestoken van de vijanden,
+en dezen ontdekten al spoedig, dat zij, zoodra zij een voet buiten de
+deur zetten, hun leven niet meer zeker waren. Onverwachts knalden van
+uit verborgen schuilhoeken de doodelijke schoten, die al menigen
+Spanjaard in het gras hadden doen bijten.
+
+[Illustratie]
+
+»'t Oude Hoen!" mompelden zij dan verschrikt, en ijlings brachten zij
+zich binnenshuis in veiligheid.
+
+Eindelijk, nadat zij langen tijd op den huisman hadden geteerd en de
+overtuiging hadden opgedaan, dat van de Westzaners thans niets meer
+te halen viel, klonk het bevel, naar Saardam terug te keeren, wat
+geschiedde met slaande trom en vliegende vaandels. Maar bij zijn vertrek
+bracht Hopman Van der Linden aan de welvaart van Westzaan den genadeslag
+toe. Hij beval namelijk, al het vee uit de landen te drijven en het naar
+Saardam te voeren. Wie beschrijft de woede, den haat, die den armen
+boeren bezielde, toen zij zich hun kostelijk vee zagen ontrooven! Hoe
+moesten zij thans aan boter, melk en kaas komen, van welke producten zij
+immers moesten leven! Wel vierhonderd en tien koeien werden hun op dien
+noodlottigen dag ontstolen, die een waarde vertegenwoordigden van ruim
+acht duizend gulden, want een koe kostte in dien tijd ongeveer twintig
+gulden. Met tranen van spijt moesten zij het toezien, hoe de vijanden
+met hunne woede spotten.
+
+Thans hadden zij alle middelen van bestaan verloren, en schoot hun niet
+anders over dan te leven van den buit, dien zij met de wapenen in de
+hand op den vijand moesten veroveren. Ja,--voortaan zou het ook bij hen
+zijn »oog om oog en tand om tand!" De ijzeren noodzakelijkheid dwong hun
+er toe.
+
+Nauwelijks was de woeste bende vertrokken, of 't Oude Hoen en de andere
+Vrijbuiters keerden op hunne hoeven terug, die duidelijk de kenmerken
+droegen, dat zij door ruwe gasten bewoond waren geweest. De geleden
+schade werd zooveel mogelijk hersteld, de vrouwen en kinderen kwamen
+van lieverlede terug, ook Vrouw Geerte, en voorloopig keerde in Westzaan
+de oude rust weder. Maar de ongelukkige bewoners waren thans voor het
+meerendeel in armoede gedompeld, en wie zijn geld op eene geheime plaats
+had weten te verstoppen, zoodat het aan het scherpziend oog van den
+vijand was ontsnapt, waagde het niet, ander vee aan te schaffen. Wie
+toch gaf hun de zekerheid, dat de Spanjaarden niet morgen of overmorgen
+een nieuwen inval zouden doen?
+
+'t Was al laat in den avond van een der volgende dagen, toen drie
+personen de hoeve van 't Oude Hoen verlieten. De vuurroeren hingen hun
+over den schouder, maar in plaats van den verrejager droegen zij thans
+elk eene spade. In de drie personen herkennen wij 't Oude Hoen, Aelbert
+en Marten. Zij liepen den weg dwars over en stapten in het schuitje van
+Marten, waarin de riemen reeds gereed lagen, evenals de verrejagers, die
+de Vrijbuiters niet gaarne misten.
+
+Zij staken van wal, 't Oude Hoen gezeten op het roerbankje, de beide
+knapen aan de riemen, en weldra plasten deze in het water. Met krachtige
+slagen roeiden zij in de richting van den Overtoom. Daar aangekomen
+brachten zij de boot over den dijk het IJ in, roeiden Oostwaarts en
+bereikten den mond der Zaan en daarmede de plaats, waar eenmaal de
+hoeve van Martens ouders had gestaan. 't Stemde den knaap droevig, dien
+hem welbekenden grond opnieuw te betreden, en hij dacht aan de gelukkige
+jaren, die hij daar in den schoot zijner familie had doorgebracht.
+
+De boot was vastgelegd, en met de spaden in de hand betraden zij het
+erf. Daar lag de ruïne van de voormalige hoeve vóór hen, en Marten zag
+met een enkelen oogopslag, dat zij reeds veel kleiner geworden was.
+Blijkbaar waren er reeds kapers op de kust geweest, die alles, wat nog
+eenigszins bruikbaar was, hadden medegenomen.
+
+»Wij zijn de eersten niet, die hier komen," sprak hij. »Er is hier
+geducht gestolen. Al het goede hout is weggehaald...."
+
+»Als zij het voornaamste maar lieten liggen, Marten," sprak 't Oude
+Hoen. »Op welke plaats ongeveer moeten wij het zoeken?"
+
+Marten keek nauwlettend rond, mat met zijne oogen de verschillende
+afstanden, betrad de ruïne, en zei eindelijk:
+
+»Hier moeten wij zijn, denk ik. Wij dienen eerst de half verbrande
+balken weg te ruimen, en de neergevallen steenen. Maar veel tijd zal dat
+niet kosten."
+
+Men sloeg de hand aan 't werk, want 't Oude Hoen hield niet van talmen,
+en de twee jongens evenmin. Zonder meer leven te maken dan noodzakelijk
+was, werd het puin opgeruimd en de vloer blootgelegd. Marten had goed
+geraden, want het bleek hun, dat zij precies waren, waar zij wezen
+wilden. Zij hadden de plaats schoongemaakt, waar eenmaal de schouw was
+geweest. Marten bukte zich voorover, ruimde de steenen een voor een weg,
+verwijderde met behulp der beide anderen de ijzeren plaat, en tilde
+daarna het kistje omhoog, dat door de plunderende soldaten niet in zijn
+schuilhoek was ontdekt. Ook hadden de vlammen van het brandende gebouw
+het niet gedeerd.
+
+Zij brachten het schielijk over naar de boot, waar het een plaatsje
+kreeg onder de achterste bank; de riemen werden opnieuw gegrepen en de
+terugtocht aanvaard. Zonder eenigen tegenspoed kwamen zij te Westzaan
+terug, waar het geld geborgen werd naast dat van 't Oude Hoen, die het
+zijne begraven had midden in zijn land, waar geen Spanjaard het zoeken
+zou.
+
+Marten was recht verheugd, want wanneer het hem nu gelukken mocht Anna
+weder te vinden, was hij in staat, haar voor broodsgebrek te behoeden en
+voor haar te zorgen. Ach, hoe verlangde hij naar haar!
+
+
+
+
+[Decoratieve illustratie]
+
+HOOFDSTUK VIII.
+
+Aelbert en Marten vangen een vink met gouden veêren.
+
+
+Dagen en weken gingen voorbij, maar nog altoos had Marten niets van
+zijne zuster gehoord. En de kansen daarop zouden nog veel minder worden,
+want het land in de omgeving van Amsterdam was met vijanden overstroomd.
+
+Alva, verbitterd over den afval van de vele steden, die na de
+inneming van den Briel de zijde van den Prins hadden gekozen, was vast
+besloten niet te rusten, voor hij ze alle wederom tot gehoorzaamheid
+gedwongen had. En eene vreeselijke straf zou hun deel zijn, als een
+afschrikwekkend voorbeeld voor de steden, die nog mochten willen
+volgen. Hij stelde zijn zoon Don Frederik de Toledo aan het hoofd van
+een machtig leger en beval hem, de afgevallen steden te heroveren.
+Mechelen was eene van de eerste steden, die het zouden ondervinden, wat
+het zeggen wilde door den Spanjaard getuchtigd te worden. Den tweeden
+October van het jaar 1572 was het gedwongen de poorten voor den vijand
+te openen, en stond toen gedurende een drietal dagen aan de plundering
+der soldaten bloot. Het vreeselijk lot der ongelukkige stedelingen
+verwekte een storm van verontwaardiging door het gansche land, en in
+plaats van tot verdeemoediging wekte het het hevigste verzet op.
+
+Na Mechelen kwam de beurt aan Zutfen, en reeds den 16en November was
+deze stad gedwongen zich over te geven. Ook hier hadden de gruwelijkste
+tooneelen plaats, die in zooverre doel bereikten, dat Naarden, welke
+stad thans stond belegerd te worden, den moed verloor en afgezanten
+uitzond, den vijand tegemoet, om eerbiedig de sleutels der stad aan te
+bieden en genade af te smeeken.
+
+Ook dit mocht echter niet baten. In het gemoed van Don Frederik de
+Toledo, noch in dat van Alva, zijn vader, was plaats voor medelijden, en
+op zijn bevel werd Naarden bijna geheel uitgemoord. Driehonderd menschen
+werden, ongewapend als zij waren, in de kerk als weerlooze beesten
+geslacht, en het gelukte slechts aan enkele burgers aan het algemeene
+bloedbad te ontkomen. En dat alles geschiedde nog wel ondanks de
+herhaalde belofte, dat Naarden niet geplunderd zou worden.
+
+Thans wisten de Hollanders volkomen, wat zij van de genade der
+Spanjaarden te hopen hadden. De veroverde steden zeiden het hun genoeg,
+en zij waren vast besloten, den strijd vol te houden tot het uiterste.
+
+Op den zesden December reed een stoet aanzienlijke Edelen Amsterdam aan
+den Zuidkant binnen, en Don Frederik, Alva's gevreesde zoon, bevond zich
+als de eerste in hun midden. En zij werden gevolgd door vendel op vendel
+krijgslieden, die zich buiten de wallen neersloegen. Niemand behoefde te
+twijfelen, wat dit te beteekenen had, en het gerucht ging al spoedig van
+mond tot mond: »Thans is het om Haarlem te doen."
+
+Hopman Maerten Pruys, die met zijne vendels gelegen was in de Schans
+te Sparendam, zag zich in den vroegen morgen van den elfden December
+plotseling door een overmachtig heir van Spanjaarden overvallen, en al
+verdedigde hij zich met de grootste dapperheid, waarbij hij het grof
+geschut duchtig liet donderen, het mocht hem niet gelukken de Schans
+te behouden. Hijzelf sneuvelde met den degen in de hand, en zijne
+krijgslieden moesten, onder bevel van de Hoplieden Michiel en Gerrit van
+der Laen, de vlucht nemen. Toen twee vendels uit Haarlem, die op het
+geschutgedaver te hulp waren gezonden, de Schans naderden, vonden zij
+deze reeds bezet, en moesten zij onverrichterzake terug trekken.
+
+In Saardam evenwel was er heel wat veranderd. De dappere en onvermoeide
+Overste Lazarus Muller had zich aan den Waterlandschen dijk vaste
+stellingen weten te verschaffen. Daarna besloot hij een aanval te doen
+op de schansen te Saardam, en aan zijne onstuimige dapperheid was het
+te danken, dat de Spanjaarden het onderspit moesten delven en een goed
+heenkomen zochten naar Amsterdam. De vlaggen met het kruis werden van de
+stengen nedergehaald, en de Oranjevlag er voor in top geheschen. Dat gaf
+een weldadige verademing voor de arme Saardammers, die geducht onder de
+knevelarijen van de Spanjaarden hadden geleden.
+
+Bossu, die thans aan de overzijde van het IJ de Geuzenvlag zag wapperen,
+en de Hollanders bezig zag geduchte versterkingen op te werpen aan den
+Waterlandschen dijk, besloot het verzet der Hollandsche boeren voor goed
+te fnuiken. Hij rustte eene vloot uit, die bestemd was om de schepen
+der Geuzen, die op het IJ lagen en trotsch den Oranjewimpel van stengen
+en masten lieten wapperen, te vernietigen. Aan den uitslag daarvan
+twijfelde hij geen oogenblik; de kleine vaartuigen der Geuzen zouden òf
+spoedig in den grond worden geboord, òf een gemakkelijke buit voor zijne
+lieden worden.
+
+Het kwam echter heel anders uit, dan hij gedacht had. De Hollanders
+hadden hunne kanonnen op den dijk geplaatst, en begroetten de Spaansche
+schepen met een waren kogelregen, waardoor deze gedwongen werden te
+wijken, nog wel met een groot verlies van volk.
+
+Den volgenden morgen voer de Spaansche vloot opnieuw uit, en zond
+branders op de schepen der Geuzen af. Maar de matrozen zagen het
+dreigende gevaar, grepen haastig de riemen en brachten hunne schepen
+in veiligheid op eene plaats, waar zij door de kanonnen op den dijk
+beschermd werden. De matrozen zelf verlieten de schepen en klommen tegen
+den dijk op, waarachter zij zich verscholen.
+
+Nauwelijks hadden de Spanjaarden dat opgemerkt, of zij meenden, dat de
+Hollanders op de vlucht geslagen waren, en onder luid gejuich stapten
+ook zij aan wal, om hen te achtervolgen. Maar pas kwamen hunne hoofden
+boven de dijk uit, of de schoten knalden, en menige Spanjaard viel
+doodelijk getroffen neder. Salvo op salvo daverde, zoodat de schrik
+den Spanjaarden om het hart sloeg en zij ijlings naar hunne schepen
+terugkeerden. De vervolgers waren nu vervolgden geworden: de rollen
+waren omgekeerd. Aan den voet van den dijk werd een moorddadig gevecht
+geleverd, en de schepen werden door het vuur van de kanonnen op den dijk
+deerlijk geteisterd. Sommige geraakten aan den grond, zoodat de krijgers
+kanonnen en ankers over boord moesten werpen om weer vlot te komen.
+Berooid, gehavend en vernederd keerden de Spanjaarden in Amsterdam
+terug.
+
+Den 11en December trokken, zooals wij zeiden, de Spanjaarden op, om
+Haarlem te gaan belegeren. De Hoplieden Steenbach, Vader, Wittenberg
+en Pruys kregen onmiddellijk bevel om op te breken en naar Haarlem te
+trekken, ten einde de burgerij bij de verdediging ter zijde te staan, en
+nauwelijks kwam dit Bossu ter oore, of hij zond Hopman Van der Linden
+opnieuw uit, om de Zaanstreek te bezetten.
+
+De Noord-Hollandsche Vrijbuiters hadden hun tijd niet in ledigheid
+doorgebracht. Overal zwierven zij op de wateren rond, en zij waagden
+zich zelfs op het IJ, tot in de nabijheid van Amsterdam. Zij leefden
+thans van den behaalden buit, want door het wegrooven hunner koeien
+waren zij zonder middel van bestaan. Dikwijls bestegen zij den hoogen
+Westzaner toren om den omtrek te verkennen, en wee dan de kleine
+afdeelingen Spaansche soldaten, die hier of daar langs den landweg
+trokken, uitgaande op roof. Schielijk stapten de Vrijbuiters in hunne
+vaartuigen, en verscholen achter groote rietvelden kozen zij den
+kortsten weg, om de vijanden onverwachts te bespringen. 't Oude Hoen en
+zijne Vrijbuiters waren de schrik der Spanjaarden geworden, en de naam
+van den aanvoerder alleen was soms reeds in staat, hen op de vlucht te
+doen slaan.
+
+Marten en Aelbert ondernamen dikwijls de stoutste stukjes, ja, waagden
+zich zelfs in Amsterdam, om daar den stand van zaken op te nemen. Zij
+hadden eene flinke visschersboot, waarmede zij in den nacht het IJ
+opvoeren om de netten uit te werpen. Was het geluk hun dienstig, zoodat
+zij een flinken voorraad visch vingen, dan voeren zij brutaalweg naar
+Amsterdam, om den visch daar aan den man te brengen, maar stapten dan
+ook meermalen aan wal, om rond te spieden, de vijanden uit te hooren en
+met het gehoorde hun voordeel te doen.
+
+Zoo maakten zij ook kennis met een voornaam Overste, die een groot
+liefhebber van visch was en 's morgens vroeg al op den uitkijk stond om
+te zien, of de beide jongelieden haast kwamen. Zoodra hij ze ontdekte,
+stapte hij in een bootje, om de eerste keuze te hebben, want hij wist
+het bij ondervinding: Amsterdam telde meer vischliefhebbers dan hem
+alleen. En al menigmaal was hem een heerlijk middagmaal voor den neus
+weggekocht.
+
+Toen Marten en Aelbert weer eens een dergelijken tocht hadden gemaakt en
+huiswaarts voeren, zei Marten: »Mij dunkt, Aelbert, dat het zoo moeilijk
+niet zou zijn, dien Overste eens eene poets te spelen, die hem
+levenslang heugen zou."
+
+»Hoe bedoel je dat?"
+
+»Wel, als wij willen, kunnen wij hem gemakkelijk genoeg gevangen
+nemen..."
+
+Aelbert schoot in een lach.
+
+»Ben je dwaas, Marten?" riep hij uit. »Zou je dien overste, die bepaald
+een hoogen rang in het leger bekleedt en een adellijk personage is, uit
+Amsterdam durven weghalen, terwijl zijn vrienden hem omringen? Dat is àl
+te dwaas!"
+
+»Ja, ik geloof toch wel, dat ik het zou durven, en dat het wel slagen
+kon ook," hield Marten vol. »Hoe dikwijls stapt hij niet bij ons aan
+boord, om zelf de visch uit te zoeken? Wij hebben dan eenvoudig de
+riemen te grijpen en hard weg te roeien...."
+
+»En dan neemt hij intusschen zijn rapier en steekt ons op zijn gemak
+allebei dood, heel eenvoudig," lachte Aelbert. »'t Is gemakkelijk
+genoeg, dat geef ik toe, maar ik bedank voor de eer."
+
+»'k Geloof toch, dat het wel kan," hield Marten vol. »Wij zouden
+natuurlijk met de grootste voorzichtigheid te werk moeten gaan en niet
+handelen, zonder zeker van onze zaak te zijn. Ik moet er toch nog eens
+over denken, want hij is bepaald een rijk heer, die een goed losgeld kan
+betalen. En dat konden wij tegenwoordig best gebruiken. Die Spekken
+hebben ons totaal broodeloos gemaakt."
+
+»Dat is waar, en ik geef toe, dat het een stout stukje zou zijn, wat me
+wel lijken zou,--maar 't is te gevaarlijk en heeft weinig kans van
+slagen."
+
+Marten gaf zijn plan echter niet op, en toen de Vrijbuiters eens bij
+Jan Slob aan den Westzaner Overtoom bijeengekomen waren, om plannen te
+beramen en een glas van diens lekker bier te drinken, kwam hij met zijn
+voorstel voor den dag, hetwelk met de noodige belangstelling werd
+aangehoord.
+
+Jan Slob vooral had er schik in, en hij riep uit:
+
+»Bijloo, mannen, dat noem ik een mooi zaakje. Als het gelukt, geef ik
+een vaatje van mijn fijnste bier present. Wat zou het heerschap vroolijk
+kijken, als jelui hem hier brachten en wij de kan op Zijn-Edeles
+gezondheid ledigden."
+
+Deze voorstelling van den vroolijken waard had een algemeen gelach
+tengevolge, en maakte de tongen los. De Vrijbuiters hadden wel lust in
+de zaak. Het avontuurlijke trok hen aan. Maar Aelbert gaf zich niet zoo
+dadelijk gewonnen.
+
+»'t Is een onmogelijkheid," riep hij uit. »'t Is altoos druk aan den
+IJkant, en de Overste is meestal in gezelschap van eenige krijgslieden,
+die maar niet goedschiks zullen toelaten, dat wij hun hoofdman tegen wil
+en dank meenemen. Bovendien is hij nooit ongewapend, zoodat het een
+hoogst gevaarlijke onderneming zou zijn."
+
+»Gevaarlijk!--Gevaarlijk!" mompelde 't Oude Hoen, die zijn zoon niet
+zonder eenig misnoegen aanzag. »Al onze ondernemingen zijn gevaarlijk,
+en wij, Vrijbuiters, mogen dat woord niet kennen. De vraag is alleen:
+Is de zaak uitvoerbaar. Zoo ja, dan wagen wij de kans, zoo niet, dan
+stellen wij ons haar uit het hoofd. En ik geloof, dat zij wel slagen
+kan."
+
+'t Was Aelbert niet ontgaan, dat zijn vader hem van lafheid scheen te
+verdenken, en dat kon hij niet verdragen. Daarom zei hij:
+
+»U moet niet denken, dat de vrees mij zoo doet spreken, Vader. Ik ben
+niet bang en geloof, dat al meermalen getoond te hebben..."
+
+»Dat heb je!" werd hij van verschillende kanten in de rede gevallen. En
+Symensen, een van de voornaamste Vrijbuiters, sprak luide, terwijl hij
+hem op den schouder klopte:
+
+»'t Jonge Hoen bang? Wij denken er niet aan, jongen. Je bent wat
+dapperheid betreft de waardige zoon van je vader, en die gelooft het
+zelf ook niet."
+
+»Mijn meening is alleen, dat de onderneming schipbreuk moet lijden,"
+hernam Aelbert, die zich gestreeld voelde door de goede meening, die de
+Vrijbuiters omtrent hem koesterden. »Amsterdam is de stad der
+Spekken..."
+
+»Ja, ja, dat is waar," viel Symensen in, »maar 't zaakje lijkt me toch
+te mooi toe, om er niet eens over te praten."
+
+»Och, wàt praten!" riep Jan Slob uit. »Praten helpt niets, zeg ik
+altoos, maar dòèn, dàt is je ware."
+
+»En goed overleg is het halve werk, Jan," zei 't Oude Hoen ernstig. »Ik
+geloof, dat ik wel een plan weet."
+
+De oogen der Vrijbuiters tintelden van genoegen bij deze woorden. Zij
+namen hunne bierkannen in de hand en schoven wat naderbij. Als 't Oude
+Hoen zeide, dat hij een plannetje had, was het gewoonlijk wat goeds, dat
+wisten zij bij ondervinding.
+
+»Laat hooren," klonk het nieuwsgierig. En 't Oude Hoen hernam:
+
+»Als gewoonlijk gaan Aelbert en Marten uit visschen, en als zij een
+goede vangst gehad hebben, roeien zij niet in de eerste plaats naar
+Amsterdam, maar komen hier in deze herberg, om ons daarvan mededeeling
+te doen."
+
+»Mooi zoo," zei Jan Slob, zich de handen wrijvende van genoegen, »dan
+zoek ik er eerst de lekkerste paling uit, want daar zijn mijn vrouw en
+ik groote liefhebbers van.--Dat is goed bedacht, 't Hoen!"
+
+»Jij blijft er nuchter van!" zei Symensen lachende.
+
+»En verder?"
+
+»Wij brengen dan eenige groote tobben aan boord, en in elke tobbe neemt
+een Vrijbuiter plaats...."
+
+»O jé, wat dikke palingen!" lachte Jan Slob. »Veel te dik, zelfs voor de
+maag van een Spek."
+
+Een daverend gelach weerklonk door de herberg, en Jan Slob kon men er
+gemakkelijk bovenuit hooren. Hij had zelf kolossaal veel pret over zijne
+grap.
+
+»Zou je dan denken, 't Hoen, dat die Spanjaard geen verschil kan zien
+tusschen een Vrijbuiter en een paling?" vroeg een ander.
+
+»Elke tobbe wordt toegedekt met een andere tobbe, die wij er omgekeerd
+bovenop plaatsen. Dan roeien de jongens naar Amsterdam en zien den
+Spanjaard aan boord te lokken en aan de praat te houden, terwijl zij de
+boot langzaam laten afdrijven. Zijn ze ver genoeg van den walkant, dan
+springen de Vrijbuiters voor den dag, rekenen den Spek in...."
+
+»En brengen hem hier!" vulde Jan Slob aan. »Een vat van het fijnste bier
+zal den goeden uitslag loonen."
+
+»Top! Aangenomen!" klonk het vroolijk. »Zoo kan de zaak best
+gelukken...."
+
+»Maar als zij nu niet eens gelukt?" vroeg Symensen. »Als die Overste nu
+eens te vroeg ontdekt, welke dikke palingen in die tobben zitten,--wat
+dan? Dan zijn onze twee dappere jongens onherroepelijk verloren en kost
+het hun het leven."
+
+»Daarom moeten wij zorgen dicht genoeg bij de hand te zijn, om ter hulp
+te kunnen komen, als dat noodig mocht blijken," zei 't Oude Hoen. »Er
+zijn rietzudden in overvloed in den omtrek daar, en als wij het wat slim
+aanleggen, kan er menige boot van de Vrijbuiters tersluiks heenroeien en
+den loop van zaken afzien."
+
+»Juist,--dat kan," sprak Engel Lastpenning. »Bovendien is het niet waar,
+dat de twee jongens onherroepelijk verloren zijn, als de list ontdekt
+wordt. Zij moeten natuurlijk de meest snelvarende boot hebben, en de
+mannen, die zich in de tobben verbergen, moeten flinke roeiers zijn.
+Ziet nu die Hoofdman, dat er verraad in het spel is, welnu, dan
+springen de mannen direct te voorschijn, nemen hem zijn rapier af en
+grijpen de riemen, om zoo gauw mogelijk weg te komen. De vijanden hebben
+maar niet dadelijk eene boot bij de hand, om hen te kunnen
+vervolgen...."
+
+»Dat is waar,--maar zij hebben musketten en kunnen dus schieten," viel
+Aelbert in. »Doch dat doet er niet toe. Ik krijg zin in het zaakje en
+waag het er op.--En jij, Marten?"
+
+»Dat behoef je niet te vragen!" riep deze uit. »'t Is mijn eigen plan,
+dus 't spreekt van zelf, dat ik meêdoe. Wanneer zal het gebeuren?"
+
+»Hoe lang is het geleden, dat de Overste 't laatst visch van jelui gehad
+heeft?" was de wedervraag van 't Oude Hoen.
+
+»O, wel al eene week," was het antwoord. »Hij heeft bepaald wel weer
+trek in een lekker zoodje...."
+
+»Dikke paling," vulde Jan Slob lachend aan. »De brave man zal ditmaal
+over de dikte geen klagen hebben."
+
+»Ik wil wel voor paling spelen," zei Claes Kees Symensen. »En ik beloof
+den Overste, dat ik moeilijk te verteren zal zijn. Kom, Jan Slob, geef
+mij nog een kan bier."
+
+»En mij ook!" riep Jan Walichs uit. »Ik houd je gezelschap, Claes!"
+
+»Ook in een tobbe? Uitstekend."
+
+»Twee is genoeg, vrienden," zei 't Oude Hoen. »Meer dan twee zou direct
+de aandacht trekken. Wij moeten de zaak dus morgen wagen. Als Aelbert
+en Marten dezen nacht een goede vangst hebben, zou ik niet weten, waarop
+wij wachten moesten."
+
+»Bravo, dus morgen kost het mij een vat bier, als het goed afloopt," zei
+Jan Slob. »Ik heb het er graag voor over."
+
+»Wij moesten maar dadelijk de netten gaan uitwerpen," stelde Aelbert
+voor. »Dezen keer hebben we een extra goeden voorraad noodig, zoodat de
+Overste niet dadelijk zijne keus bepaald heeft."
+
+Marten vond het goed, en nadat de Vrijbuiters afgesproken hadden, den
+volgenden morgen tijdig bij Jan Slob in de herberg te zullen zijn,
+gingen zij uiteen.
+
+De twee knapen stapten in de boot en roeiden het IJ op, koers zettende
+naar Ruichoort. Zij wisten, dat de visch zich gaarne in de omgeving van
+dat eiland ophield. Marten was er in den laatsten tijd meermalen
+geweest, en altoos bracht het hem den vreeselijken dag in herinnering,
+die hem van zijne ouders beroofd en van zijne zuster gescheiden had. En
+terwijl hij de netten uitzette of inhaalde, waren zijne gedachten bezig
+met de vraag, waar Anna toch kon gebleven zijn, van wie hij in al dien
+tijd taal noch teeken ontvangen had. O, hij begreep zeer goed, dat de
+toestand in Kennemer- en Waterland veel te gevaarlijk was voor een
+meisje, om er te kunnen reizen, en hij duidde het haar in het geheel
+niet ten kwade, dat zij niet gekomen was, om hem te zoeken. Hij wist
+wel, dat dit eene onmogelijkheid was, maar toch,--dat zij hem nooit
+eenig bericht gezonden had omtrent de plaats van haar verblijf, dat kon
+hij zich niet begrijpen en stemde hem verdrietig. Zij wist toch, hoeveel
+hij van haar hield, hoe lief hij haar had. O, hij verlangde
+onuitsprekelijk naar haar....
+
+»Waar denk je zoo ernstig over, Marten?" riep zijn vriend hem toe, die
+zag, hoe hij de armen slap liet hangen en peinzend op het water staarde.
+»Speelt zuster Anna je weer door het hoofd?"
+
+»Ja," zei Marten zacht. »Ik kan het niet helpen, Aelbert. Altoos als ik
+hier bij Ruichoort kom, nemen mijne gedachten denzelfden loop, en 't is
+nu al zooveel weken geleden, dat zij is weggegaan."
+
+»Moed houden, Marten! We hebben alles gedaan, wat we konden, om haar te
+zoeken, en we zullen haar eenmaal vinden ook, daar twijfel ik niet
+aan..."
+
+»Ja, maar dat zij nooit eenig bericht heeft gezonden, maakt me toch wel
+bezorgd en angstig," viel Marten in. »Ik vrees, dat haar een ongeluk
+overkomen is, of dat zij wellicht in de handen der vijanden viel. O, dat
+zou verschrikkelijk wezen."
+
+»Hoe had ze je bericht kunnen zenden?" vroeg Aelbert schouderophalend.
+»In de eerste plaats weet ze niet, waar je bent, en is het dus
+onmogelijk om met den een of ander bericht meê te geven, en dan nog
+wemelt het hier van vijanden, die.... Och kom, wees toch wijzer! Je weet
+zelf wel, dat je het onmogelijke van haar vergt.--Willen we de netten
+nu weer inhalen? De visch heeft tijd genoeg gehad, om er in te zwemmen."
+
+Zoo werd gedaan, en de vangst was niet onvoordeelig. Enkele karpers, een
+paar palingen en wat witvisch werden opgehaald en in de kaar gedaan.
+Daarna werden de netten weer uitgezet, en roeiden de jongens naar een
+andere plaats, om ook daar den oogst binnen te halen. Zoo bleven zij den
+geheelen nacht bezig, met het gevolg, dat zij vroeg in den morgen naar
+de herberg van Jan Slob konden terugkeeren in het bezit van eene ruime
+vangst, die menigen lekkerbek kon doen watertanden.
+
+De Vrijbuiters waren daar reeds bijeengekomen, in afwachting van de
+tijding, die de knapen zouden brengen. En toen zij vernamen, dat de
+vangst voorspoedig was geweest, meesmuilden zij in hun ruwen baard en
+wreven zich de handen van genoegen bij de gedachte aan de poets, die zij
+den Overste gingen spelen. En Jan Slob lachte luidkeels en trommelde
+genoeglijk met zijne vingers op zijn dikken buik. Hij had schik in de
+zaak.
+
+»Kijkt eens hier, wat prachtige tobben!" riep hij uit. »Daar kan Claes
+Kees Symensen zoo gemakkelijk in liggen, of hij in Abrahams schoot lag.
+Deze tweede is wat kleiner, en zal wel geschikt zijn voor Jan Walichs.
+Nu,--wat zeg je er van? Heb ik niet goed gezorgd?"
+
+»Opperbest," zei 't Oude Hoen. »Laten wij de tobben aan boord brengen.
+De schuit van Marten loopt zoo licht, als ik er geen tweede ken, en is
+dus uitstekend voor ons geschikt."
+
+[Illustratie]
+
+Jan Slob droeg met een anderen vrijbuiter de tobben naar het schuitje,
+en zei lachend:
+
+»Zie zoo, de paling kan er in. Als de Overste zijn tanden maar niet stuk
+bijt op de graten. Komaan, Claes, rol je op!"
+
+Claes keek eerst de pistolen, die hem in den gordel hingen, nog eens
+goed na, voelde naar den dolk, dien hij in zijn wambuis verborgen had,
+en stapte in de tobbe. Hij werd zorgvuldig met eene tweede toegedekt.
+Toen kroop Jan Walichs in de andere, de twee jongens grepen de riemen,
+en de tocht nam een aanvang.
+
+De overige Vrijbuiters verdeelden zich twee aan twee in andere
+schuitjes, en roeiden hen snel vooruit, om zich in de onmiddellijke
+nabijheid van Amsterdam tusschen de rietzudden te verbergen, ten einde,
+als dat noodig mocht blijken, dadelijk te hulp te kunnen snellen.
+Marten en Aelbert haastten zich daarom niet. De anderen moesten
+gelegenheid hebben, om hen een goed eind vooruit te komen. Stil en onder
+den indruk van het stoute waagstuk, dat zij thans gingen ondernemen,
+roeiden zij bedaard verder. Jan Slob stond nog op den dijk, om hen na te
+kijken, en hij wuifde hun telkens toe met de hand, of zwaaide met zijne
+muts.
+
+De jongens waren met pistolen en dolken gewapend, maar deze waren
+zorgvuldig onder hun wambuis verborgen. De Overste moest natuurlijk in
+hen slechts een paar jonge visschers zien, die in Amsterdam kwamen,
+enkel om wat te verdienen.
+
+Soms keken zij even achterom, teneinde te zien, hoever de anderen hen
+reeds voor waren.
+
+»Zijn we er haast?" werd er uit de tobbe geroepen. »Ik kan niet zeggen,
+dat het me hier erg bevalt."
+
+»Wij beginnen pas," zei Aelbert lachend. »Maar u moet niet praten, Claes
+Symensen, want de kleinste onvoorzichtigheid kan ons noodlottig worden."
+
+»Je hebt gelijk. Ik zal zoo stom wezen, als een--paling," was het
+antwoord.
+
+»Zeg je wat?" riep Jan Walichs uit de andere tobbe.
+
+»Houd je stil, er zijn Spanjaarden dicht in de nabijheid," antwoordde
+Marten gekscherend, maar Jan Walichs schrok er toch zoo erg van, dat
+hij verder op de geheele reis geen geluid meer durfde geven.
+
+Amsterdam kwam meer en meer in het gezicht, en hoe dichter het gevaar
+naderde, hoe stiller de twee jongelieden werden. Dat was ook waarlijk
+geen wonder, want hunne onderneming was een brutaal stuk, dat groote
+gevaren opleverde. Eindelijk konden zij de menschen aan den IJkant reeds
+duidelijk onderscheiden, en het rumoer van het stadsgewoel drong tot
+hen door. Hier en daar zagen zij tusschen de rietschooten eene enkele
+visschersboot, waarvan de bemanning ijverig in de weer scheen te zijn,
+zonder echter een enkel net uit te werpen. De knapen herkenden hen zeer
+duidelijk, en Marten sprak:
+
+»Nu dubbel voorzichtig, mannen! Wij naderen de stad."
+
+Een enkel woord uit de tobben gaf te kennen, dat de waarschuwing gehoord
+was en opgevolgd zou worden.
+
+'t Was een vrij vermoeiende roeitocht geweest, want de wind blies sterk
+uit het Oosten, wat zij bij de uitvoering van hun plan in hun voordeel
+hadden. Langzaam roeiden zij naar den walkant, en omziende ontdekten zij
+den Overste, die hunne nadering reeds had opgemerkt. Hij was een echte
+smulpaap, bijzonder op visch verlekkerd. Toen de jongens even omkeken,
+riep hij hun uit de verte toe:
+
+»Goede vangst gehad?"
+
+»Die is Goddank wèl, al kon het beter," schreeuwde Aelbert terug. De
+aankomst van de jongelieden was door meer Amsterdammers opgemerkt, wat
+bleek uit de vraag:
+
+»Hei daar, visschers, legt hieraan, als je wilt. Heb je wat goeds in de
+kaar?"
+
+»Wij komen!" was het antwoord, »en je zult eens zien, wat een prachtige
+waar wij hebben."
+
+Ze meenden er echter niets van, want aanleggen lag ditmaal heelemaal
+niet in hunne bedoeling. Zij hoopten natuurlijk, dat de rijke Overste de
+eerste keuze zou willen hebben en met een bootje bij hen komen. En dat
+gelukte. De lekkerbek maakte zich inderdaad bevreesd, dat de andere
+kooplustigen hem vóór zouden wezen en hem de lekkerste visch voor den
+neus zouden wegkapen. Daarom riep hij hun toe:
+
+»Wacht nog even. Ik kom bij je."
+
+»Goed zoo, Heer," mompelde Marten zacht voor zich heen. En Aelbert
+antwoordde:
+
+»Als u dan maar wat spoed wil maken, Heer, want wij zien daar heel wat
+koopers..."
+
+De Overste stapte in een bootje, greep de riemen, en roeide naar de
+visschersboot, tot groote verontwaardiging van de andere kooplustigen,
+die aan den wal moesten blijven staan.
+
+»Hij zal de beste visch wel eerst uitzoeken," mopperde er een. »Die
+groote Heeren hebben altoos een schreefje voor."
+
+Nauwelijks had de Overste de groote tobben opgemerkt, of hij zeide,
+terwijl hij zijn schuitje met een touw aan het roeibankje van de andere
+schuit vastbond:
+
+»Zoo, zoo, je schijnt een heelen voorraad te hebben. Zijn die groote
+tobben dáár vol visch?"
+
+»Allemaal witvischjes, Overste, voor den minderen man," antwoordde
+Aelbert. »De lekkerste visch hebben wij hier in de kaar, paling, om van
+te watertanden."
+
+Hij deed het deksel van de kaar, greep een schepnet, en wilde de
+palingen opscheppen, maar met voordacht deed hij dat zoo onhandig, dat
+de dikste beesten hem telkens ontsnapten. De overste bleef in zijn eigen
+schuitje, wat natuurlijk niet in de bedoeling der jonge Vrijbuiters lag.
+Zoodra de twee booten aan elkander vastgelegd waren, hadden zij de
+riemen ingehaald, zoodat de vaartuigjes thans langzaam door wind en
+stroom werden medegevoerd en van de stad afdreven.
+
+»Ha, dat ik dien dikkerd, daar in dien hoek, maar niet krijgen kan!" zei
+Aelbert, telkens vergeefsche pogingen doende, om hem in zijn net te
+krijgen.
+
+»Je weet wel, Marten, dien dikkerd, dien wij al dadelijk voor den Heer
+Overste bestemd hadden. O, als U hem ziet, weet ik zeker, dat U hem
+hebben moet."
+
+De Overste rekte den hals, om in de kaar te kijken, maar dat ging niet
+gemakkelijk. En toen het Aelbert maar in het geheel niet wilde gelukken,
+den heerlijken paling gevangen te nemen, kon hij zijn nieuwsgierigheid
+niet langer bedwingen. Met een vlugge beweging stapte hij in de andere
+boot over.
+
+De mannen in de tobben grepen onder hun wambuis en haalden hunne
+pistolen te voorschijn.
+
+De Overste bukte zich voorover, om in de kaar te kijken,--en had er geen
+erg in, dat de booten langzamerhand van de stad afdreven. Maar Aelbert
+en Marten zagen het wel, en ook, dat andere visschersbootjes langzaam
+van tusschen de rietschooten te voorschijn kwamen en ongemerkt naderden.
+
+»Daar is hij weer!" riep de Overste uit. »Schep hem nu op!"
+
+Aelbert deed het, maar zoo onhandig, dat de dikke paling weer ontsnapte.
+
+»Daar gaat hij weer!" zei Aelbert boos. »Dat ding is zóó vlug..."
+
+»Laat mij het probeeren," riep de Overste hem toe. »'t Is een prachtige
+paling, dat heb ik wel al gezien."
+
+Hij nam het net van Aelbert over en dompelde het in de kaar. Maar nu zag
+hij zooveel heerlijke visch, dat hij bijna niet wist, welke het eerst
+te scheppen. Hij smakte met zijne tong tegen zijn verhemelte bij het
+vooruitzicht van het lekkere middagmaal, dat hem wachtte. En hij zag in
+het geheel niet, dat de boot thans reeds op een betrekkelijk flinken
+afstand van den walkant dreef. Evenmin merkte hij op, dat Marten het
+touw, waarmede de twee schuitjes aan elkander verbonden waren,
+losmaakte.
+
+»Ha!" riep de krijgsman op verheugden toon uit, »daar heb ik den
+dikkerd! Een prachtstuk van een paling, dat moet ik..."
+
+Opeens echter bemerkte hij, dat zijn boot geheel onbeheerd op eenigen
+afstand langzaam wegdreef, en tegelijkertijd trok het zijn aandacht,
+dat verscheidene visschersbooten, die hij straks niet had gezien, thans
+dicht in de nabijheid gekomen waren. En de bemanning daarvan boezemde
+hem in het geheel geen vertrouwen in. Snel wierp hij een blik op de
+beide jonge visschers, en de uitdrukking van hun gelaat zeide hem
+genoeg, dat hij in een valstrik gelokt was. Hij richtte zich op en trok
+met een snelle beweging zijn rapier.
+
+»Wat heeft dat te beduiden,--schelmen, rakkers! Denk je soms, dat ik mij
+zoo gemakkelijk laat overrompelen!"
+
+De overste was een moedig krijgsman, die zich nog in het geheel niet
+als een verloren man beschouwde. De vijand bestond immers slechts uit
+twee jongelingen, nauwelijks den kinderschoenen ontwassen! Hij zou ze
+spoedig genoeg onschadelijk gemaakt hebben, en dan naar Amsterdam kunnen
+terugkeeren. Maar Aelbert en Marten hadden met een snelle beweging hunne
+pistolen te voorschijn gehaald en de lonten aangestoken. Dat alles ging
+vliegensvlug in zijn werk. De Overste hief zijn rapier omhoog, om Marten
+een geduchten slag toe te brengen, toen plotseling eene tobbe hem zoo
+onzacht tegen de beenen terecht kwam, dat hij wankelde en bijna over
+boord viel.
+
+»Hier heb je een paling, zooals je er nog nooit een gegeten hebt," riep
+Claes Symensen spottend uit, terwijl hij uit de tobbe wipte en den
+Overste van achteren aangreep. Aelbert en Marten hadden hem reeds het
+rapier ontwrongen, wat hun betrekkelijk gemakkelijk viel, omdat de
+Overste bijna overboord gevallen was en zich aan het boord moest
+vastgrijpen.
+
+Nu sprong ook Jan Walichs uit zijn tobbe te voorschijn, tot groote
+verbazing van den Overste, die door hunne onverwachte verschijning zoo
+verrast was, dat hij bijna geen besef had, om zich te verdedigen.
+
+En nu roeiden ook de andere Vrijbuiters met groote snelheid nader,
+lachende om het welslagen van hun list. Evenwel, er moest nog met
+grooten spoed gehandeld worden, want Amsterdam was nog dichtbij, en men
+had daar met niet weinig verbazing de overrompeling van den Overste
+aangezien. De soldaten legden hunne musketten aan en vuurden op de
+Vrijbuiters; maar de kogels sisten rondom de schuitjes in het water.
+
+De Overste was spoedig ontwapend, en hij zag zeer goed in, dat verder
+verzet hier nutteloos was. Symensen en Walichs hadden hem tusschen zich
+in genomen en bewaakten hem, zooals zij lachend opmerkten, »met de
+grootste liefde." Maar de Overste hoopte vurig, dat het zijne vrienden
+en soldaten aan den walkant mocht gelukken, hem te verlossen. Hij zag
+hen naar de booten ijlen en daarin plaatsnemen.
+
+De Vrijbuiters waren het visschersbootje nu genaderd, en hadden de
+grootste pret.
+
+»Die vogel is geknipt!" riep er een. »'t Is een echte goudvink, wiens
+veêren waarde hebben."
+
+»Jongens, hijsch het zeil,--spoedig!" beval 't Oude Hoen, die wel
+begreep, dat er nog groot gevaar dreigde, want de soldaten roeiden snel
+herwaarts.
+
+Marten en Aelbert zetten den mast omhoog, sloegen het zeil aan, dat
+dadelijk door den wind gebold werd, en grepen bovendien nog naar de
+riemen, om den behaalden buit in veiligheid te brengen. 't Oude Hoen
+gunde zich nog den tijd om het schuitje van den Overste op sleeptouw te
+nemen, en zette daarna ook koers naar de herberg van Jan Slob, die al
+geruimen tijd op den dijk op den uitkijk stond.
+
+[Illustratie]
+
+De soldaten achtervolgden hen snel, en hielden niet op hunne musketten
+op de Vrijbuiters af te vuren. Gelukkig werd niemand van hen getroffen,
+en de afstand tusschen vervolgden en vervolgers werd gaandeweg grooter.
+De Vrijbuiters zagen dat tot hunne vreugde, de Overste en zijne soldaten
+tot hun leedwezen. Eindelijk gaven de laatsten hunne vervolging op en
+keerden naar Amsterdam terug.
+
+[Illustratie]
+
+Wat had Jan Slob een pret, toen hij zag, dat de list gelukt was. Hij nam
+zijne muts voor den Overste af, en zei buigend:
+
+»Kom binnen, Edele Heer! U is van harte welkom, en 't zal mij een groote
+eer zijn, u een kan van mijn beste bier aan te bieden.--Gegroet,
+vrienden, het vat staat reeds te wachten, en de kannen zijn in een
+oogenblik gevuld. Kom binnen!"
+
+Die uitnoodiging werd met gejuich aangenomen, en de Overste was de
+eenige van het gansche gezelschap, die niet vroolijk keek. Hij vroeg
+zichzelven niet zonder zorg af, wat deze ruwe mannen wel met hem
+voorhadden, en 't scheen hem nog een vraag toe, of hij wel ooit weer in
+Amsterdam zou terugkeeren. De Vrijbuiters waren niet gewoon, met de
+vijanden vele complimenten te maken. Dat hadden zij van de Spanjaarden
+geleerd.
+
+Weldra zaten allen in de kleine gelagkamer om de tafels geschaard, waar
+de bierkannen lustig geheven en snel geledigd werden. Ook de Overste
+kreeg zijn deel van het vocht, en Jan Slob bediende hem met de grootste
+deftigheid, maar hij kon niet laten spottend te glimlachen tegen de
+mannen, die in de nabijheid zaten.
+
+De Overste bleef niet lang in onzekerheid over de plannen van de
+Vrijbuiters, want 't Oude Hoen zeide hem zonder omwegen, dat hem de
+keus werd gelaten tusschen een groot losgeld of den dood. En hij zag
+duidelijk, dat er met deze mannen niet te spotten viel. Hij had al lang
+begrepen, dat hij in de handen gevallen was van 't Oude Hoen, wiens naam
+bij de vijanden zoo gevreesd was. De keuze was dus niet moeilijk voor
+hem en spoedig gedaan. Hij stemde er in toe het gevraagde losgeld te
+betalen, indien iemand maar zoo goed wilde zijn, als bode een brief voor
+hem naar Amsterdam over te brengen.
+
+»Naar Moorddam?" vroeg Claes Symensen lachend, want zoo werd toen
+Amsterdam gewoonlijk door de Geuzen genoemd. »Ik bedank er feestelijk
+voor. 't Mocht mij den kop eens kosten."
+
+»En ik evenzoo!" riep Jan Walichs uit. »Vriendelijk dank!"
+
+Geen der Vrijbuiters bleek lust te hebben, den gevaarlijken tocht
+te ondernemen, en zij wisten ook geen raad, om met de vijanden in
+onderhandeling te treden. Gelukkig voer op dit oogenblik een jongeling
+in een bootje voorbij de herberg, in wien Marten dadelijk zijn
+voormaligen buurjongen, Aelbert Bleeker herkende, wien hij er altoos van
+verdacht hield, met de vijanden in geheime gemeenschap te staan.
+
+»Daar vaart iemand, die ons helpen kan. Aelbert Bleeker van den
+Zuiddijk. Hij zal voor geld en goede woorden den brief wel naar Moorddam
+willen brengen, en dan betwijfel ik zeer, of het zijn eerste reis
+daarheen wel zal zijn."
+
+Men bedacht zich niet lang. Aelbert Bleeker werd bevolen aan te leggen,
+en de Overste, die hem scheen te kennen, droeg hem op naar Amsterdam te
+gaan, en het losgeld te halen. Den brief gaf hij hem mede.
+
+Nog vóór den avond keerde hij terug, en bleek, tot groote vreugde van
+de Vrijbuiters, het geëischte geld bij zich te hebben. Ook de Overste
+zag dat tot zijn genoegen. Jan Slob vulde de kannen opnieuw, want de
+Vrijbuiters waren aan een woest leven gewoon en lustten graag bier,
+en toen werd de buit gelijk onder de deelnemers verdeeld. De Overste
+herkreeg zijn vrijheid, waarvan hij gebruik maakte door zoo spoedig
+mogelijk in de boot van Aelbert Bleeker naar Amsterdam terug te keeren,
+en de Vrijbuiters namen van Jan Slob afscheid en zochten hunne woningen
+op.
+
+Maar de naam van 't Oude Hoen werd door dit geval bij de Spanjaarden nog
+meer gevreesd.
+
+
+
+
+[Decoratieve illustratie]
+
+HOOFDSTUK IX.
+
+Op den Sparendammer dijk.
+
+
+De winter was voorbijgegaan, en 't was Maart geworden. 't Had maanden
+aaneen gevroren, en de Spanjaarden, die nog altoos Haarlem belegerden,
+hadden ontzaglijk van de koude geleden. En niet alleen van de koude,
+maar ook de dappere Haarlemmers hadden er het hunne toe bijgedragen, om
+het den vijanden kwaad te maken. Don Frederik, die zijn intrek genomen
+had in het Huis Ter Kleef, bij Haarlem, had meermalen beproefd, de stad
+door storm te nemen. Bij duizenden waren zijne krijgers op de muren
+toegesneld, hadden de ladders geplaatst, en met woest geweld getracht,
+de Haarlemmers van de muren te verjagen. Maar dapper hadden dezen stand
+gehouden. Hunne zwaarden hadden de vijanden, die het eerst boven de
+muren verschenen, de schedels verpletterd, zoodat zij nederstortende
+hunne vrienden in den val meesleepten,--zij hadden hen met kogels
+begroet, met kokende olie begoten en hun brandende pekkransen om hoofd
+of hals geworpen. Zelfs vrouwen stonden dapper op de muren en streden
+mede. Wie heeft niet van de beroemde Kenau Simons Hasselaar gehoord, tot
+op dezen dag de roem der Haarlemmers? En wie kent niet haar neef, den
+vaandrig Pieter Dirkz Hasselaar, wiens prinsenvlag overal wapperde, waar
+het gevaar het grootst, het gevecht het hevigst was?
+
+En telkens weer hadden de Spanjaarden moeten terugtrekken en waren de
+Haarlemmers overwinnaar gebleven. De stad kon het lang volhouden, want
+de Spanjaarden waren niet bij machte te beletten, dat de Haarlemmers
+voortdurend toevoer kregen van levensmiddelen, kruit en lood, die hun
+in sleden over de bevroren wateren werden aangebracht. Zelfs nieuwe
+vendels krijgslieden konden binnen de muren komen, natuurlijk tot groote
+ergernis van Don Frederik, die het met leede oogen moest aanzien, hoe
+Haarlem het graf der Spanjaarden dreigde te worden. Hij beproefde wel
+den toevoer van levensmiddelen en ammunitie af te snijden, en liet zelfs
+eenige duizenden schaatsen komen, waarop zijne soldaten zich oefenen
+konden, maar dit bereikte geen doel. Het bleek hun onmogelijk de kunst
+in zoo korten tijd machtig te worden, en de vlugge Haarlemmers waren hun
+op de gladde ijzers de baas.
+
+Eindelijk, den 5en Februari 1573, was de dooi ingevallen en het water
+vrij geworden. De vorst had bijna vijf maanden geduurd. En wat de
+Haarlemmers vroeger met sleden deden, geschiedde nu door middel van
+vaartuigen. Er heerschte dan ook volstrekt geen gebrek in Haarlem, en
+het hardnekkig verzet der dappere bezetting stemde Don Frederik tot
+moedeloosheid. Hij verzocht zelfs aan Alva verlof om het beleg op te
+breken. Maar Alva wilde daarvan niets hooren. Hij gaf Don Frederik bevel
+de stad niet te verlaten, voordat hij haar ingenomen had, en indien hij
+mocht sneuvelen of aftrekken, dan zou hij zelf komen of zijne gemalinne,
+de Hertogin van Alva zenden, om het bevel over te nemen.
+
+Dit antwoord krenkte Don Frederik zeer in zijn trots, en hij was thans
+vast besloten, dat Haarlem vallen moest.
+
+Intusschen had hij telkens toevoer van nieuwe manschappen noodig, want
+de Haarlemmers waagden vele uitvallen, die aan de Spanjaarden ontzaglijk
+veel afbreuk deden. Ook werden door den Prins van Oranje en diens
+Stadhouder Sonoy onophoudelijk pogingen aangewend om de stad te
+ontzetten, die niet dan na hevige gevechten werden afgeslagen. Ook deze
+kostten menigen Spanjaard het leven. Amsterdam was voor Don Frederik de
+groote voorraadschuur. Niet alleen dat het hem van wapens, ammunitie en
+levensmiddelen moest voorzien, ook het te kort in manschappen werd van
+daar aangevuld, en menig vendel voetvolk, menige ruiterbende trok langs
+den Sparendammer dijk, om zich bij de belegeraars te voegen.
+
+Zoo ook op een morgen in het begin van Maart 1573. 't Had den geheelen
+nacht geregend, en ook nu nog vermocht de zon niet door het wolkenfloers
+te breken. De dijk was zacht, week en modderig, en eene bende ruiters,
+ongeveer honderd vijf en twintig man sterk, kon zich slechts langzaam
+voortbewegen, want de hoeven der paarden plonsten bij elken stap in den
+kleverigen grond, wat hun het loopen zeer bemoeilijkte. Soms gleden de
+pooten der dieren uit, en dreigde de ruiter van zijn paard te storten,
+zoodat alleen een krachtige ruk aan den teugel zulk een onheil verhoeden
+kon. Hadden de paarden dus een zwaren en vermoeienden rit, de ruiters
+echter trokken zich daar weinig van aan. Zij voelden zich volkomen
+veilig en maakten in het geheel geen haast. Zij boden een vroolijk
+gezicht aan. Voorop reden de trompetters, die af en toe een lustig
+liedje bliezen, waarmede de krijgslieden gaarne instemden. Hunne
+instrumenten waren versierd met roode standaardvaantjes. Achter hen reed
+de Overste met zijn Edelen, allen sierlijk in fluweel, zijde en laken
+gedost, de beenen in hooge, wijde kaplaarzen, het hoofd bedekt met den
+smal geranden fluweelen hoed, en om de schouders den korten Spaanschen
+mantel. Dan kwam de vaandrig met ontplooid vaandel, dat geel en groen
+gestreept was en op de gele baan het roode Andrieskruis vertoonde. En
+daarna volgden de ruiters met de roode, dubbeltongige wimpels aan de
+lansen, in blinkende rustingen, het hoofd met den helm bedekt, en aan
+den arm het glinsterend schild. Voorwaar een schoone stoet, waarop menig
+oog met welgevallen zou hebben gerust, indien niet brooddronkenheid en
+ruwheid het kenmerk dier mannen waren geweest, waardoor zij een voorwerp
+geworden waren van haat en afschuw bij de landzaten. Thans zag men hen
+liever gaan dan komen.
+
+Zij vervolgden langzaam hun tocht, want de paarden hadden moeite, hun
+pooten, die soms tot over de knieën in den modder wegzakten, daaruit op
+te trekken, en meer dan eens moest de berijder van de sporen gebruik
+maken om het dier, dat de moed ontzonk, tot meerdere krachtsinspanning
+aan te manen.
+
+De ruiters zelf waren onbezorgd en vroolijk. Gevaar viel er voor hen,
+naar zij meenden, niet te vreezen, want welke overmoedige zou het durven
+wagen, den strijd aan te binden tegen een goed gewapenden ruiterbende
+van wel honderd vijf en twintig man sterk?
+
+O ja, 't Oude Hoen had menigmaal blijk gegeven, dat hij niet tegen een
+strijd met een overmachtigen vijand opzag, maar toch--tegen een bende
+als deze zou hij het wel laten. Daarvoor waren zijn Vrijbuiters veel te
+klein in aantal. Bovendien,--'t Oude Hoen bevond zich te Westzaan, op
+een flinken afstand dus, en hem behoefden zij niet te vreezen, naar zij
+meenden.
+
+Toch vergisten zij zich deerlijk, de armen, want 't Oude Hoen bevond
+zich met een zeventiental Vrijbuiters aan boord van zijn roeijacht op
+het IJ, waar zij reeds den geheelen morgen hadden rondgezwalkt in de
+hoop, hier of daar den vijand te kunnen verschalken. Zij hadden het
+musket over den schouder, sommigen zelfs twee, en een verrejager naast
+zich. Ook Marten en Aelbert bevonden zich aan boord, en al waren zij de
+jongsten, zij hadden al menigmaal blijken gegeven, dat hun moed niet
+voor dien der ouderen behoefde onder te doen.
+
+»De Heer van Sonoy heeft gebrek aan paarden," zei 't Oude Hoen 's
+morgens, toen zij aan boord stapten. »De Spanjaarden, die Haarlem
+belegeren, hebben zooals je weet, een inval in Kennemerland gedaan, waar
+'t al heel Spaansch is toegegaan met moorden, rooven en branden. Als
+Sonoy flinke paarden tot zijn beschikking had gehad, zou het nooit zoo
+ver gekomen zijn. Dan waren ze wel weer naar hunne tenten teruggejaagd.
+Maar nu kwamen zijne vendels te laat en was het kwaad al geleden. Wij
+moeten hem paarden zien te bezorgen, vrienden."
+
+»Alles goed en wel, als we maar wisten, waar we ze halen konden," zei
+een Vrijbuiter schertsend. »Hier in het IJ zijn ze niet te vangen..."
+
+»Daar vangen we alleen Amsterdamsche Oversten," lachte Claes Symensen,
+met een knipoogje tegen Marten.
+
+»Zonder hengel of snoer!" zei Jan Walichs. »Ik zou wel willen, dat we
+nog zoo'n goudvink konden snappen."
+
+»Dat zal waar wezen!" lachten de anderen.
+
+»Waar zullen we heengaan, mannen?" vroeg 't Oude Hoen.
+
+»Naar Sparendam," stelde Jan Dieuwers voor. »Dáár hebben we ten minste
+kans om Spekken te ontmoeten. Hier is niets voor ons te beginnen."
+
+»Mij goed!" zei 't Hoen. »Naar Sparendam dus."
+
+Hij wendde het roer, en stond van zijn bankje op, om den omtrek te
+verkennen. Weldra bleef zijn blik op eenzelfde punt gevestigd, en hij
+hield de handen boven de oogen, om beter te kunnen zien. Eindelijk sprak
+hij:
+
+»Ginds komt voor elk wat wils. Vijanden, paarden en zeker ook wel
+goudvinken. 't Is eene ruiterbende, mannen, die zich in deze richting
+beweegt."
+
+Verscheidenen stonden op, om uit te zien.
+
+»Ze zijn te talrijk," sprak er een. »Volgens mijne meening zijn er wel
+een honderd ruiters..."
+
+»Als het niet meer is," viel een tweede in. »Ze gaan zeker naar
+Haarlem..."
+
+»Paarden genoeg!" riep een derde. »Het ergste is maar, dat op elk paard
+een ruiter zit."
+
+»De Haarlemmers hebben het zeker nog niet kwaad genoeg te
+verantwoorden," sprak Claes Kees Symensen. »Ik wou, dat ik een middel
+wist, om ze allemaal over de kling te jagen."
+
+»We konden het in allen gevalle beproeven," stelde 't Oude Hoen voor. En
+nauwelijks hadden de Vrijbuiters dezen voorslag gehoord, of zij gingen
+weer op hunne banken zitten en keken hun aanvoerder vragend en
+verwonderd aan.
+
+»Wij?" vroeg er een. »Hoeveel koppen tellen we?"
+
+»Achttien in het geheel," zei 't Oude Hoen. »Veel te weinig dus, en we
+hebben kans, dat we het er geen van allen levend afbrengen. Maar wat het
+zwaarst is, moet het zwaarst wegen. De Haarlemmers hebben te strijden
+tegen eene ontzaglijke overmacht, en het is onze plicht, hen waar wij
+kunnen, te helpen. Ik stel voor, dat wij den strijd wagen."
+
+»Maar de overmacht!" hield een der Vrijbuiters vol. »Wij hebben immers
+niet de minste kans van slagen!"
+
+»Wie niet waagt, die niet wint!" sprak 't Hoen. »Ik bedoel ook niet,
+dat wij met hen een openlijken strijd beginnen, want dan moeten wij
+het natuurlijk verliezen. Maar als deze bende zich op weg bevindt naar
+Haarlem, moeten zij langs het Huis Ter Hart trekken. Daar is de dijk
+smal, en thans na den regen, natuurlijk modderig en uiterst moeilijk
+begaanbaar. Ik wed, dat de paarden er haast niet kunnen loopen. Zoo
+ergens, dan hebben we daar eene goede gelegenheid, om een aanval te
+wagen. Wat dunkt U, zullen we het doen?"
+
+»Waarom niet?" vroeg Joachim Cleynsorg. »Als we zien, dat we klop
+krijgen, springen we aan boord en maken, dat we weg komen."
+
+»'t Is gevaarlijk, vrienden!" waarschuwde Pieter Claessen Yperen.
+»Misschien zijn we wel één tegen tien..."
+
+»Des te meer eer, als we winnen!" riep Aelbert uit.
+
+»Juist,--dat zeg ik ook!" zei Marten. »De Spanjaarden moeten in elk
+geval niet kunnen denken, dat wij bang zijn."
+
+»Dan met krachtige slagen voortgeroeid, mannen!" sprak 't Oude Hoen.
+»Wij moeten de ruiters vóór zijn en een geschikt terrein uitzoeken, want
+een goed overleg is het halve werk."
+
+Het jacht schoot thans snel door het water, en de Vrijbuiters, die niet
+aan de riemen zaten, benutten hun tijd, om de musketten na te zien en
+alles zooveel mogelijk voor den aanval in gereedheid te brengen.
+
+De ruiters reden inmiddels stapvoets verder en hadden eindelijk na
+veel tobben met de telkens uitglijdende paarden de helft van den weg
+afgelegd. Zij naderden de plaats, waar noordwaarts het IJ tegen het
+paalwerk klotste, dat daar den dijk versterkte, die aan de andere zijde
+onmiddellijk afglooide in de wateren van het Spieringmeer. De weg was
+daar zooals 't Oude Hoen verwacht had, zeer slecht en voor de dieren zoo
+goed als onbegaanbaar, zoodat de ruiters al hunne aandacht en rijkunst
+noodig hadden, om niet in den modder te blijven steken. Daardoor kwam
+het misschien wel, dat zij niet hadden opgemerkt, hoe het roeijacht op
+den dijk aanhield, waar negen mannen, met verrejagers gewapend, aan land
+sprongen, en dat jacht daarna snel tusschen de rietschooten verdween.
+
+De stoutmoedige Vrijbuiters, klein in getal, maar met een
+onvergelijkelijken moed, schaarden zich midden op den dijk, gereed om
+den strijd tegen den overmachtigen vijand te beginnen.
+
+Thans moesten de ruiters hen wel zien, maar hunne verschijning boezemde
+hun allerminst vrees in. Zij vonden het eenvoudig belachelijk, dat een
+zoo nietig troepje boeren den strijd zou wagen tegen niet minder dan
+honderd vijf en twintig goed gewapende ruiters, wier borst was gedekt
+door een kuras en wier hand gewapend was met een scherpe lans...
+
+»Kijkt die kikkers daar!" spotte een uit den hoop.
+
+»We zullen ze weer in het water jagen, dat is hun element!" lachte een
+tweede. »Hallo paard,--vooruit!--Die ellendige modder,--de beesten
+kunnen er de pooten haast niet uit optrekken.--Toe, allons,--vooruit!"
+
+De sporen drongen het dier diep in de zijden...
+
+»Die kaerels daar schijnen werkelijk te willen vechten!" zei de Overste.
+»Zijn ze gek geworden? Ze zien er uit, of het hun waarlijk ernst is."
+
+Dat was het den Vrijbuiters inderdaad, zooals spoedig bleek. Want negen
+schoten knalden over den eenzamen dijkweg, en verscheidene ruiters
+stortten van hunne steigerende paarden. Dat gaf eene onbeschrijfelijke
+verwarring, en de welaangelegde schoten veroorzaakten eene groote woede
+onder de ruiters, die thans plotseling begrepen, dat hun toestand
+gevaarlijker was, dan zij eerst wel hadden vermoed. Ha, hoe verwenschten
+zij thans den modderigen weg, waar de paarden haast aan vastkleefden,
+en die hun ten eenenmale belette, met gevelde lans op de vijanden los
+te rennen en hen als met een tooverslag uit elkander te werpen. Die
+kleverige kleiweg hield de rossen als het ware bij de pooten vast en
+doemde de ruiters tot machteloosheid.
+
+Snel hebben de Vrijbuiters hunne vuurroeren geladen, en opnieuw vallen
+negen schoten. Het aantal dooden wordt verdubbeld, en de verwarring
+bereikt haar toppunt. Woede en angst gloeit den ruiters uit de oogen.
+
+[Illustratie]
+
+»Voorwaarts! Voorwaarts!" klinkt het bevel van den Overste. De sporen
+worden de vermoeide paarden in de zijden geduwd en met gevelde lans
+dringt de bende vooruit. Maar de achtersten kunnen niets uitrichten. De
+dijk is te smal, om een breede linie te kunnen vormen, zoodat alleen de
+voorsten strijden kunnen.
+
+Daar knallen opeens nogmaals negen schoten, thans achter de ruiterbende,
+die nu van twee kanten tegelijk wordt bedreigd. Het roeijacht is
+teruggevaren en heeft de andere helft van de bemanning achter de kolonne
+aan wal gezet.
+
+De achterste ruiters wenden den teugel, en willen het kleine troepje
+boeren aanvallen. Maar de lansen zijn korter dan de verrejagers der
+Vrijbuiters, in wier handen het zulke vreeselijke wapens waren.
+Doodelijk getroffen storten de ruiters van de paarden, die onder luid
+gehinnik her en der vluchten en de verwarring nog vergrooten.
+
+Het werd thans een vreeselijk gevecht. De ruiterbende werd van
+twee kanten besprongen en de scherpe lansen aan het ondereinde der
+verrejagers bewezen verschrikkelijke diensten. Hier en daar en ginds en
+overal stortten de ruiters ontzield ter aarde, en onder de levenden
+ontstond zoo'n schrik, dat zij geheel hunne bezinning verloren en bijna
+aan geen verdediging meer dachten.
+
+Eindelijk waren de achttien Vrijbuiters elkander genaderd,--en geen
+enkele Spanjaard was in het leven gebleven.
+
+De Vrijbuiters, verhit door den bloedigen strijd, heffen een woesten
+juichkreet aan. Zij zijn overwinnaars gebleven. Achttien eenvoudige
+boeren hebben honderd vijf en twintig goed gewapende ruiters verslagen.
+
+Thans vallen zij op hunne prooi aan. De lijken worden van alles beroofd,
+wat waarde heeft, waarlijk eene afschuwelijke bezigheid! Maar zij kennen
+geen medelijden. Hadden de Spanjaarden ook hen niet beroofd van alles
+wat hun lief was, hadden zij niet hunne ouders gedood, hunne hoeven
+verbrand of geplunderd, hun vee geroofd? Oog om oog, tand om tand, dat
+was helaas de leus van den oorlog. De berooide en uitgeschudde mannen
+kennen geen medelijden en hunne harten zijn verhard.
+
+Naakt uitgeschud bleven de ongelukkige slachtoffers op het slagveld,
+en de Vrijbuiters haastten zich de verschrikte paarden, die overal
+rondliepen, op te vangen. Zij koppelden ze aan elkaar, en een gedeelte
+der mannen voerden ze langs den weg, tot zij de plaats bereikt hadden,
+waar het water het smalst was. Ook het jacht was daarheen geroeid. De
+Vrijbuiters bonden de dieren daaraan vast, dreven hen in het water en
+roeiden naar den overkant. De paarden waren dus wel gedwongen om den
+tocht zwemmende mede te maken, en als er waren, die den overkant niet
+konden bereiken, werd eenvoudig de halster losgesneden en vonden de
+dieren den dood in de golven.
+
+De dikke Jan Slob was niet weinig verbaasd, toen hij de Vrijbuiters met
+hun kostbaren buit aan wal zag stappen, en groot was zijne vreugde,
+toen hij vernam, welk eene schitterende overwinning zij hadden behaald.
+Spoedig werden de kannen gevuld met schuimend bier, hetwelk de mannen
+zich lekker lieten smaken, maar zij gunden zich geen tijd, om lang in de
+herberg te vertoeven. Het roeijacht werd op eene veilige plaats geborgen
+en daarna zette men den tocht voort naar Purmerend, waar Heer Diederik
+van Sonoy vertoefde, die opgetogen was over de behaalde overwinning en
+de paarden gaarne voor een goeden prijs overnam.
+
+De mare van deze overwinning bracht den naam van 't Oude Hoen op aller
+lippen, zoowel van vriend als van vijand, en zijn roem werd allerwege
+verkondigd, zoo zelfs, dat de Spaansche bevelhebbers, die om Haarlem
+gelegerd waren, hun verlangen om hem te zien niet konden bedwingen, en
+besloten, hem tot een bezoek aan het vijandelijke kamp uit te noodigen.
+
+
+
+
+[Decoratieve illustratie]
+
+HOOFDSTUK X.
+
+Hoe de jonge Vrijbuiters in het vijandelijk kamp kwamen, en hoe zij het
+verlieten.
+
+
+Het was enkele dagen na het gevecht op den Sparendammerdijk. 't Oude
+Hoen, Aelbert en Marten keerden op de hoeve terug van hun dagelijkschen
+tocht naar den toren van de Westzanerkerk, van welks trans zij gewoon
+waren de gangen der vijanden te bespieden,--maar dezen keer hadden zij
+niets bijzonders opgemerkt. In den omtrek heerschte rust, en die het
+niet beter wist zou gedacht hebben, dat het vrede was.
+
+Zij waren echter nog maar kort in de hoeve teruggekeerd, of er kwam
+bezoek. Een vreemdeling trad binnen, in wien zij onmiddellijk een
+krijgsman herkenden, ook al scheen hij ongewapend.
+
+»Goeden morgen, huisman!" klonk zijn groet, en aan zijn tongval was
+duidelijk te merken, dat hij een Vlaming was. Zijn gelaatsuitdrukking
+had iets gebiedends, iets, dat den man van geboorte verried. 't Oude
+Hoen twijfelde dan ook geen oogenblik, of hij had een man van aanzien
+voor zich, misschien wel een Spaansch officier. Deze groette ook de
+vrouw des huizes en de beide jongelieden, nam plaats op den hem
+toegeschoven zetel, en vervolgde:
+
+»Ben ik hier terecht bij Govert 't Hoen, bijgenaamd 't Oude Hoen?"
+
+»Die man ben ik," was het antwoord, en men kon duidelijk zien, dat de
+vreemdeling er door verrast was. Hij keek 't Hoen met groote, vragende
+oogen aan, en scheen zelfs wel eenigszins aan de waarheid van 't Hoens
+woorden te twijfelen.
+
+»Hoe?" riep hij na eene korte weifeling uit. »Zou U het Oude Hoen wezen,
+de man, die met een klein troepje Vrijbuiters eene zoo roemrijke
+overwinning heeft behaald op eene talrijke ruiterbende?"
+
+En hij mat met zijne oogen de gestalte van den kleinen boer voor hem,
+wiens uiterlijk volstrekt geen aanleiding gaf, om in hem den beroemden
+Vrijbuiter te zien, wiens naam alleen reeds geschikt was, om wel een
+dozijn Spanjaarden op de vlucht te jagen.
+
+'t Hoen lachte even, en ook Aelbert en Marten konden een glimlachje niet
+bedwingen bij het zien van de verbazing van den vreemdeling. En 't Hoen
+sprak:
+
+»Toch is het zoo, Heer, ik ben 't Oude Hoen en niemand anders. Wat
+wenscht U van me?"
+
+De vreemdeling haalde een brief te voorschijn en overhandigde dien met
+de woorden:
+
+»Uw roem is tot het leger om Haarlem doorgedrongen en heeft bij
+verscheidene Oversten en Hoplieden het verlangen gewekt u te zien en
+kennis met u te maken. De Heer Van Licques, die in het bosch het bevel
+voert over de Walen, noodigt u in dezen brief uit hem een bezoek in zijn
+kamp te willen brengen. Hij waarborgt u, als eerlijk krijgsman, dat u
+zelfs geen haar op uw hoofd zal worden gekrenkt en biedt u vrijgeleide
+aan. Hij heeft mij gelast er bij u op aan te dringen, dat u deze
+uitnoodiging aanneme."
+
+Er heerschte, nadat de vreemdeling deze woorden had gezegd, eenigen tijd
+stilte in het vertrek. 't Oude Hoen fronste de wenkbrauwen en verzonk in
+diep gepeins. Vrouw Geerte keek haar man met angstige oogen aan, als om
+hem te smeeken, de uitnoodiging af te wijzen, en ook de beide knapen
+hielden hun blik op hem gericht, alsof zij hem het antwoord van de
+lippen wilden lezen.
+
+Eindelijk sprak Vrouw Geerte met een zucht:
+
+»Maar Govert, je denkt er toch niet over, de uitnoodiging aan te nemen?
+Je zult je toch niet wagen in het hol van den leeuw? Wie weet, welk lot
+je daar te wachten staat! Ga toch niet, wat ik je bidden mag."
+
+Een fijn lachje krulde de lippen van den vreemdeling.
+
+»Vrees niet, vrouw," sprak hij, zonder zich beleedigd te toonen, »ook
+een Spanjaard kan een man van eer zijn, trouw aan zijn gegeven woord..."
+
+»Dat hebben wij aan Zutfen gezien, en aan Naarden..." viel vrouw Geerte
+scherp in. »Ik vertrouw dat fluiten van den vogelaar niet."
+
+De vreemdeling haalde licht de schouders op, en hernam: »Ook ik ben
+Hopman in Spaanschen dienst, vrouw, en ik verpand u mijn eer, dat
+hier geen verraad in het spel is. De groote, stoutmoedige daden van
+uw man hebben mij en mijn vrienden doen wenschen, hem te zien en te
+spreken,--ziedaar alles. Ik herhaal, dat wij hem vrijgeleide aanbieden,
+en dat zelfs het geringste gevaar hem niet bedreigt."
+
+»Als vader gaat, zou ik wel meêwillen," viel Aelbert in.
+
+»En ik ook!" riep Marten uit. »Ik zou graag het vijandelijke kamp willen
+zien, en de verwoesting van de muren."
+
+»Ik heb in het geheel geen bezwaar ook u beiden onder het vrijgeleide
+te begrijpen," sprak de Hopman. »'t Zal wellicht voor 't Hoen ook
+aangenamer zijn den tocht in uw gezelschap te ondernemen. Ik herhaal met
+nadruk en onder verpanding van mijne krijgsmanseer, dat u geen leed zal
+geschieden. Integendeel, men zal uw bezoek op hoogen prijs stellen en u
+met eere ontvangen.--Welnu, wat is uw antwoord?"
+
+'t Hoen bedacht zich nog een oogenblik, en zei toen bedaard en
+eenvoudig:
+
+»Ik neem de uitnoodiging van den Heer Van Licques aan, en zal in
+gezelschap van deze jongelieden een bezoek in zijn kamp brengen. Ik
+vertrouw, dat uwe woorden waarachtig zijn en neem uw vrijgeleide aan.
+Wanneer wenscht u, dat ik komen zal?"
+
+»Uw antwoord doet mij genoegen," sprak de Officier, »en ik stel u voor,
+nog heden de reis met mij te ondernemen. Mijne tegenwoordigheid zal u
+over alle moeielijkheden heenbrengen, en persoonlijk zal ik u weer naar
+uwe vrienden terugvoeren."
+
+»Aangenomen," sprak 't Hoen opstaande. »Wij zijn gereed, en keeren nog
+voor de avond gevallen is, hier terug.--Wees niet bezorgd, vrouw, en
+droog uwe tranen, want waarlijk, ik zou mij al zeer moeten bedriegen,
+indien hier verraad in het spel was en ons eenig gevaar dreigde."
+
+Aelbert en Marten wierpen zich, evenals 't Hoen, een musket over den
+schouder en gespten zich een rapier aan de heup, namen afscheid van
+Moeder Geerte, die hen met een hart vol angst zag vertrekken, en
+verlieten met den vreemdeling de hoeve.
+
+Zij roeiden naar den Westzaner Overtoom en vertelden aan den verbaasden
+en ontstelden Jan Slob, dat zij op weg waren naar het Spaansche
+legerkamp, waarvan de officieren 't Oude Hoen wenschten te zien.
+
+De dikke waard kon zijne ooren nauwelijks gelooven en keek zijn drie
+vrienden hoofdschuddend aan. 't Was duidelijk, dat hij de zaak
+allerminst vertrouwde en dat hij haar eenvoudig beschouwde als een
+middel van den Spanjaard, om zich op eene gemakkelijke, zij het dan ook
+verraderlijke wijze, van een gevreesden tegenstander te ontdoen.
+
+Toen dan ook de Hopman zich een oogenblik verwijderde, zei hij op
+gedempten toon, maar met grooten nadruk:
+
+»Ben je nu van 't verstand beroofd, 't Hoen? Hoe is het mogelijk, dat
+je je zóó laat bedriegen door die Spaansche bloedhonden! Hebben zij dan
+ooit hun woord gehouden? Begrijp je dan niet, dat het er hun om te doen
+is, je in hunne macht te krijgen en je op te hangen?--Keer terug, wat ik
+je bidden mag,--keer terug! 't Is een list, een valstrik, een..."
+
+Op dit oogenblik kwam de Hopman weder binnen, en zag Jan Slob zich dus
+genoodzaakt zijne verdere waarschuwingen te staken.
+
+Maar 't Hoen liet zich niet raden.
+
+»Ik heb vertrouwen in het mij aangeboden vrijgeleide," antwoordde hij
+kalm aan het oor van Jan Slob. »En wie weet, waar mijn bezoek misschien
+goed voor is. De toekomst is duister te lezen."
+
+De reis werd vervolgd. Het viertal roeide het IJ over, langs het
+eilandje Ruichoort, en legde aan de overzijde het schuitje op eene
+veilige plaats vast. Te voet gingen zij verder tot zij het Spaarne
+bereikten, waar een jacht gereed lag, bemand met Spaansche krijgers, die
+thans echter als roeiers dienst moesten doen.
+
+»Ziedaar het vaartuig, dat ons naar het kamp zal brengen," sprak de
+Hopman, terwijl hij aan boord stapte. Met een hoffelijk gebaar wees
+hij 't Oude Hoen een plaats aan naast zich op de bank, en de beide
+jongelieden op een andere. Daarna gebood hij de krijgsknechten van wal
+te steken, en voegde hun toe:
+
+»Mannen, ziehier drie dappere Vrijbuiters, die zich op verlangen van Uw
+Overste naar ons kamp begeven. Vergeet niet, dat Uw leven borg is voor
+het hunne."
+
+Onder den tocht voerde de Hopman een druk gesprek met 't Hoen, en Marten
+zei zacht tot zijn vriend:
+
+»Geloof jij, dat er verraad in het spel is?"
+
+»Neen,--geen oogenblik!" was het antwoord. »En ik vind het wat aardig,
+dat ik nu eens op mijn gemak een kijkje kan nemen in het kamp der
+Spanjaarden. Ik heb daar al lang naar verlangd."
+
+»Ja," zei Marten droevig, »maar nog meer wensch ik in de belegerde stad
+te komen..."
+
+»Waarom?" vroeg Aelbert met eenige verwondering. »Heb je dan lust, daar
+vandaag of morgen den plunderenden vijand in handen te vallen? Want het
+staat bij mij vast, dat Haarlem verloren is. Alle pogingen, die de Prins
+tot ontzet heeft aangewend, zijn tot nog toe mislukt."
+
+»Och ja, dat alles weet ik wel," zei Marten. »Maar de gedachte wil mij
+maar niet uit het hoofd, dat mijn zuster Anna zich in die stad bevindt,
+en ik zou het vreeselijk vinden, als zij bij de overgave, die ook
+volgens mijne meening volgen móet, den vijand in handen viel."
+
+»Hoe kom je toch op de gedachte, dat Anna juist dáár zou wezen?"
+
+»Omdat ik stellig al bericht van haar had gehad, als zij ergens anders
+was. Neen Aelbert, ik geloof vast en zeker, dat zij zich in Haarlem
+ophoudt, en ik maak mij daarover bekommerd en angstig. Zeg,--zou er geen
+middel voor mij zijn, om in de stad te komen? O, ik verlang zoo
+vurig..."
+
+»Om er in te komen misschien wel, maar om haar te verlaten, zeker
+niet..."
+
+»Dat is ook niet noodig!" viel Marten in. »Als ik er maar eerst in was,
+dan kon ik zoeken en zoeken, totdat ik haar gevonden had, en wie weet,
+of ik dan ook geen middel zou vinden, om met haar te vluchten. Maar dáár
+mag zij niet blijven."
+
+»Wij zullen er met Vader over spreken en diens raad vragen," zei
+Aelbert peinzend. En zijn vriend de hand drukkende vervolgde hij met
+ernst:
+
+»Vergeet nooit, dat waar jij ook heengaat, ik je vergezellen zal. Ik heb
+je beloofd, dat ik je zou helpen zoeken, en ik zal mijn woord houden,
+zelfs al moesten wij haar terughalen uit het paleis van Alva zelf!"
+
+Deze hartelijke woorden deden Marten goed, en hij bleef gedurende den
+verderen tocht steeds peinzen op een middel om in de bedreigde stad te
+komen. Doch hoe hij zich ook pijnigde met het ontwerpen van allerlei
+plannen, hij zag geen kans zijn doel te bereiken.
+
+Zonder eenigen tegenspoed bereikten zij het kamp om Haarlem. De Hopman
+geleidde hen naar den Hout, waar de veldheer de Licques met zijne Walen
+gelegerd was.
+
+Den veldheer zelf troffen zij echter niet in zijn tent aan, daar hij
+bij Don Frederik ontboden was, om diens bevelen te vernemen. De Hopman
+noodigde hen uit plaats te nemen en een oogenblik te wachten. Hij zou
+dadelijk van de aankomst der Vrijbuiters kennis gaan geven aan de
+verschillende Oversten, die het verlangen hadden te kennen gegeven hen
+te zien, en spoedig terugkeeren.
+
+Zoo bleven zij dus met hun drieën alleen, en had Marten een goede
+gelegenheid, om 't Oude Hoen zijn wensch kenbaar te maken en diens raad
+te vragen.
+
+'t Oude Hoen keek hem ernstig aan, maar gaf geen antwoord.
+
+»Schijnt mijn verlangen u eene dwaasheid toe, Neef?" vroeg Marten.
+
+»Neen,--ook ik houd het voor mogelijk, dat Anna naar Haarlem is
+gevlucht," was het antwoord. »Ik zou er ook niets op tegen hebben, dat
+je eene poging..."
+
+»Maar als Marten gaat, houd ik hem gezelschap, met uw goedvinden," viel
+Aelbert in.
+
+Zijn vader glimlachte even, en zeide:
+
+»Welnu, ik heb niets tegen je plan, en Aelbert mag mijnentwege
+meêgaan,--doch met den besten wil ter wereld zou ik geen middel weten te
+bedenken, om binnen gindsche muren te komen. Ik acht dat bepaald eene
+onmogelijkheid."
+
+Er werd nog geruimen tijd over het plan gesproken, maar van welken kant
+zij de zaak ook bekeken, zij stuitten telkens op onoverkomelijke
+moeielijkheden.
+
+Het duurde niet heel lang, of de Hopman keerde terug, thans in
+gezelschap van een groot aantal voorname Veldoversten, die allen
+nieuwsgierig waren naar den gevreesden Vrijbuiter, dien zij zich
+voorstelden als een voornaam Hollander, met een groote, indrukwekkende
+gestalte en buitengewone spierkracht.
+
+Wie schetst echter hunne verbazing, toen zij daar een eenvoudig boertje
+voor zich zagen, klein van gestalte en zonder eenig aanzien. Want de
+kleeding der drie Vrijbuiters bestond slechts uit eene wijde broek,
+een eng, maar geschoot wambuis en een breedgeranden hoed. Was deze
+eenvoudige man 't gevreesde Hoen? En behoorden die twee knapen tot de
+zoo beroemde Vrijbuiters? Zij konden hunne oogen nauwelijks gelooven, en
+keken elkander vragend aan.
+
+Het drietal was bij de nadering der deftige Heeren opgestaan en had het
+hoofd ontbloot.
+
+»Zijt gij het Oude Hoen?" riep de Heer Van Licques uit, terwijl hij het
+boertje van het hoofd tot de voeten opnam.
+
+'t Hoen glimlachte fijntjes, en sprak:
+
+»Om U te dienen, Edele Heer, ik ben Govert 't Hoen. Op Uw verzoek ben ik
+hier gekomen, vertrouwende op Uw woord als krijgsman..."
+
+»En daar hebt ge wèl aan gedaan!" riep de Heer Van Licques hem toe. »Gij
+hebt niets te vreezen, en ik dank U zeer voor uwe komst. Uwe dapperheid,
+pas nog zoo klaar gebleken bij het gevecht op den Sparendammerdijk,
+heeft onze bewondering opgewekt, en wij allen wenschten U te zien. Gaat
+zitten, Heeren!"
+
+De aanzienlijke krijgsoversten namen plaats, en de Heer de Licques
+haalde een paar kostbare steenen te voorschijn, die hij 't Hoen als een
+aandenken aanbood. Maar 't Hoen weigerde met groote beslistheid.
+
+»Hartelijk dank, Heer, voor uwe vriendelijke bedoeling, maar ik mag van
+den vijand geen geschenken aannemen."
+
+De Heeren keken den eenvoudigen, waardigen man met bewondering aan, en
+de Heer de Licques bleef er op aandringen, dat hij het geschenk zou
+aannemen.
+
+»Zeer zeker niet, Heer,"--sprak 't Hoen, en glimlachend liet hij er op
+volgen: »Maar mocht het lot willen, dat ik ooit als krijgsgevangene
+tegenover u kom te staan, wil dan mijner gedachtig wezen."
+
+»Daarop geef ik U mijn woord!" zei de Licques met een krachtigen
+handslag.
+
+Er volgde nu een levendig gesprek, waaraan allen deelnamen, en de drie
+Vrijbuiters gevoelden zich volkomen op hun gemak. Zij waren er thans ten
+volle van overtuigd, dat hier geen verraad in 't spel was.
+
+Zoo ging er een uurtje voorbij, toen plotseling de stemmen verstomden en
+alle aanwezigen opschrikten door een hevig musketvuur en het gedruisch
+van wapenen.
+
+Vlug sprongen de aanwezigen van hunne zetels op, en onder den uitroep:
+
+»De Haarlemmers doen een uitval! Te wapen! Te wapen!" snelden zij de
+tent uit. In minder dan geen tijd was ons drietal alleen, en ook zij
+begaven zich naar buiten, om te zien, wat er aan de hand was.
+
+Er heerschte in het Spaansche kamp een groote levendigheid. Van alle
+kanten zag men krijgslieden naar de bedreigde plaats snellen, vanwaar
+zich een verward gedruisch van menschelijke stemmen, musketschoten en
+wapengekletter deed hooren. In de verte zagen zij den strijd...
+
+Ha, de oogen der Vrijbuiters tintelden met een heeten gloed, en zij
+sloegen onwillekeurig de handen aan het rapier.
+
+»Vader!" riep Aelbert met geestdrift uit, »Vader, laten wij toch hier
+niet als lafhartigen blijven staan, terwijl ginds onze broeders hun
+leven wagen..."
+
+En hij trok zijn rapier half uit de scheede met bevende handen. Maar 't
+Oude Hoen zei kalm en bedaard:
+
+»Dat kan en mag niet, jongen. Ik ben onder vrijgeleide hier gekomen, en
+daardoor tegen wil en dank verplicht hier te blijven.--Maar je wilt
+immers binnen gindsche muren komen?"
+
+»Ja,--ja!" riep Marten heftig uit. »Dat wil ik!"
+
+»Ga dan, mijn jongen," klonk het ernstig. »Ginds doen de Haarlemmers een
+uitval, zooals zij er reeds zoovele deden. Ga, en sluit u bij hen aan.
+Ook nu zal wel het einde wezen, dat zij teruggedreven worden. Voeg U bij
+hen, en de poorten zullen u, als voor hen, geopend worden. Ga, zeg ik,
+en God bescherme u!"
+
+»Ja, ik ga!" riep Marten vurig uit. »Eene betere gelegenheid krijg ik
+nooit!"
+
+»En ik ga met je!" sprak Aelbert.
+
+Haastig drukten de jongelieden 't Oude Hoen de hand, en snel
+verwijderden zij zich in de richting van de plaats, waar de strijd
+gevoerd werd. 't Oude Hoen zag hen na zoo lang hij kon, en het was den
+dapperen Vrijbuiter aan te zien, dat hij ontroerd was...
+
+Enkele uren later keerde hij naar zijne hoeve terug, geheel alleen. De
+Heer de Licques had eerlijk zijn woord gehouden en hem door eenige
+krijgsknechten, onder bevel van denzelfden Hopman, naar 't IJ terug
+laten brengen. Toen hij van 't Hoen vernomen had, dat de beide
+jongelieden hun strijdlust niet hadden kunnen bedwingen en zich bij de
+Haarlemmers hadden aangesloten, had hij even geglimlacht en gezegd:
+
+»Dat is niet volgens de afspraak, doch ik zal maar denken: »'t Muist,
+wat van de katten komt." Jammer, dat zulke rappe gasten de zaak der
+oproerlingen dienen."
+
+
+
+
+[Decoratieve illustratie]
+
+HOOFDSTUK XI.
+
+In de bedreigde veste.
+
+
+In stormpas waren de twee jonge Vrijbuiters naar de plaats des gevechts
+geijld, de oogen glinsterende van strijdlust, en met het wapen in de
+vuist.
+
+'t Was waar, wat zij gedacht hadden. De Haarlemmers deden dien middag
+een geduchten aanval op het zoogenaamde Voorhout. Des middags waren een
+twee- of driehonderd Engelsche, Waalsche en Schotsche haakschutters
+de Zijlpoort uitgetrokken, en hadden de vijandelijke regimenten naar
+die plaats gelokt, waardoor verscheidene kampen geheel van krijgers
+waren ontbloot. Toen deze list zoo goed gelukt was, trokken zes- à
+zevenhonderd vendels soldeniers en schutters de Leidsche Waterpoort en
+de Kleine Houtpoort uit, zoodat de Waalsche en Duitsche vendels, die
+in den Hout gelegerd waren, van verschillende kanten tegelijk werden
+aangevallen. De Walen stonden onder bevel van De Licques, de Duitschers
+onder Fronberg en Ebersteyn. Deze vendels kregen het ontzaglijk kwaad te
+verantwoorden, en de Haarlemmers vochten met onstuimigen moed.
+
+»Weg met de Spanjaarden! Leve de Prins van Oranje," was de strijdleus,
+waarmede zij zich op de overmachtige vijandelijke vendels stortten.
+
+»Weg met de Spanjaarden, leve de Prins van Oranje!" was ook de
+kreet, waarmede Aelbert en Marten zich onbevreesd te midden van het
+krijgsgewoel wierpen. 't Werd een vreeselijke strijd. Overal hoorde men
+het rinkelen der zwaarden op de kurassen en helmen, de woeste kreten der
+strijdenden, het gereutel der stervenden en gewonden. En in het leger
+der Spaanschen ontstond eene groote verwarring. Zij waren tegen dezen
+verwoeden aanval niet bestand.
+
+»Vlucht! Vlucht!" werd er geroepen. En niet minder dan 14 vendels
+Duitsche voetknechten en 12 Waalsche zochten een goed heenkomen in
+het achterste gedeelte van het Bosch, waar zij zich opnieuw trachtten
+te vereenigen om den aanval te weerstaan. Maar zij konden het niet
+volhouden tegen het geweldige schieten, slaan en steken, en moesten
+opnieuw hun heil zoeken in de vlucht, achtervolgd door de Haarlemmers,
+die hen voortdreven tot zelfs over de Noordwijkervaart en de daarachter
+gelegen duinen.[1] De Spaanschen verloren niet minder dan 600 man,
+waaronder hoplieden, luitenants, vaandrigs, wachtmeesters, »groote
+monsieurs," »groote cadetten" en »groote hanssen."
+
+[1] Zie over dezen uitval C. Ekama, Beleg en Verdediging van Haarlem,
+bladz. 151 enz.]
+
+De Haarlemmers staken een aantal huizen, hutten en tenten in den brand,
+waarin de vijanden gehuisvest waren, en werden daarbij onverwachts
+aangevallen door Spaansche ruiters en haakschutters, die van Heemstede
+en andere plaatsen kwamen opdagen, en hen dwongen tot den aftocht. Met
+verlies van niet meer dan tien of twaalf man werden zij genoodzaakt af
+te trekken en zich binnen Haarlems muren in veiligheid te stellen. Maar
+groot was de buit, dien de krijgers met zich medevoerden, bestaande
+uit harnassen, spietsen, stormhoeden, rapieren, hellebaarden, kostbare
+kleederen van hoplieden, vaandrigs en oversten, juweelen en goud, zelfs
+schotels en gouden ringen, trommels, ketels en nog vele andere dingen.
+
+Aelbert en Marten hadden zich in den strijd geducht geweerd, zoodat zij
+zelfs de opmerkzaamheid trokken van den vaandrig Pieter Dirksz
+Hasselaar, die den uitval had medegemaakt.
+
+»Leven de Vrijbuiters van 't Oude Hoen!" riepen zij meermalen in de
+hitte van den strijd, en die kreet had de aandacht van den vaandrig
+gaande gemaakt, terwijl hij met bewondering had gezien, hoe dapper de
+beide jongelieden zich in het gevecht gedroegen. Toen hij zich gedurende
+eene korte poos dicht in hunne nabijheid bevond, hief hij zijn vaandel
+omhoog, en riep hun toe:
+
+»Leven de Vrijbuiters van 't Oude Hoen! Goed zoo, dappere jongens, goed
+zoo! Weg met de Spanjolen en leve de Prins!"
+
+Later had hij hen meermalen in het gevecht opgemerkt, en telkens weer
+had het hem goed gedaan te zien, met welk eene dapperheid zij streden.
+
+Eindelijk was de terugtocht begonnen. Aelbert en Marten hadden zich bij
+elkander aangesloten, en Marten had gezegd:
+
+»Nu zullen wij dan toch ons doel bereiken. Thans gaan wij naar Haarlem!"
+
+En meegesleurd door den stroom der strijdende krijgslieden waren zij de
+muren der bedreigde veste al vechtende genaderd, en deze eindelijk door
+de geopende poort binnengetrokken. Groote vreugde heerschte onder de
+stedelingen over de behaalde overwinning en over den rijken buit, die
+binnen gebracht werd. Overal zag men mannen en vrouwen, die de
+terugkeerende krijgers toejuichten....
+
+Maar langzamerhand werd het stiller in de straten, want de uitgeputte
+mannen zochten hunne kwartieren op, om uit te rusten van de vermoeienis.
+
+En doelloos dwaalden Marten en Aelbert door Haarlems straten. Zij
+kenden daar niemand, en niemand kende hen. Overal keken zij rond, of
+soms iets hun op het spoor zou kunnen brengen van de verloren zuster,
+maar tevergeefs. Zij dwaalden de stad door van het eene einde tot het
+andere, en overal zagen zij de sporen van den geduchten strijd, die nu
+reeds vier maanden had geduurd, en de verbrokkelde en vergruisde muren
+en de gehavende poorten, waarin de bressen met aarde, puin, meubelen, en
+zelfs met de beelden uit de kerken waren dichtgestopt.
+
+Op hun tocht door de stad ontmoetten zij den bevelhebber der vesting,
+Wybot Ripperda, den dapperen krijgsman, die door zijn moed en krachtig
+beleid reeds zooveel had bijgedragen tot het behoud der stad. En zij
+zagen ook Kenau Simons Hasselaar, de dappere vrouw, wier moed reeds
+tot ver buiten de muren bekend was. Met bewondering aanschouwden zij
+de kloeke weduwe, die zich zoozeer beijverd had bij het herstellen
+van muren en poorten, en die zich zelfs niet had ontzien de mannen ter
+hulp te snellen op de wallen, als de Spanjaarden de stad bestormden en
+mannenkrachten te kort schoten, om hen te wederstaan. Dan snelde zij met
+het zwaard in de hand ter hulp, en verscheidene vrouwen en meisjes,
+aangevuurd door haar moed, volgden haar in den strijd.
+
+De beide jongelingen bleven staan om haar goed te kunnen zien, en zij
+deden dit met een blik vol bewondering. Hoe kloek en sterk was die
+gestalte, hoe vurig tintelde dat oog!
+
+Toen Kenau bij het voorbijloopen hunne bewonderende blikken opmerkte,
+knikte zij hen vriendelijk toe. Ook ontmoetten zij den dapperen vaandrig
+weder, dien zij in den strijd hadden gezien, en van de voorbijgangers
+vernamen zij, dat het Pieter Dirkz. Hasselaar was, de neef van de
+beroemde Kenau.
+
+Maar,--van Anna ontdekten zij geen spoor, en de avond begon reeds
+te vallen. Gelukkig dat ook zij een gedeelte van den buit hadden
+bemachtigd, en dus niet met ledige handen behoefden te komen, als zij
+hier of daar om een nachtverblijf verzochten. Toen het reeds geheel
+donker was geworden, traden zij een eenvoudige taveerne binnen, en het
+gelukte hun, daar voorloopig een onderkomen te vinden. De waard was een
+oud man, die niet moede werd hun te vertellen over alles, wat de stad
+reeds had moeten verduren. Hij sprak over de geduchte bestormingen,
+die de Spanjaarden hadden beproefd, en over de verschrikkelijke
+bombardementen, die hadden plaats gehad en waarbij al meer dan zeven
+duizend bommen in de stad waren geworpen.
+
+Den volgenden morgen al vroeg zetten de beide jongelieden hun onderzoek
+voort. Overal informeerden zij, of hier of daar ook menschen woonden,
+die vóór het beleg uit Saardam waren gevlucht,--maar even dikwijls
+werden zij teleurgesteld. En toen het middag geworden was en zij nog
+geen stap nader tot hun doel gekomen waren, zei Aelbert:
+
+»'t Is moeielijk zoeken in een vreemde stad, waar wij niemand kennen en
+zelfs den weg niet weten. Ik geloof, dat wij beter gedaan hadden door in
+Westzaan te blijven. En hoe moeten wij de stad weer verlaten? Ik weet er
+geen middel op."
+
+Marten antwoordde niet, maar ook hij voelde zich teleurgesteld. Zoo
+stellig had hij verwacht, Anna hier te zullen vinden. 't Was zijn
+laatste hoop geweest, en thans begon hij steeds meer te vreezen,
+dat zij in de handen der Spanjaarden zou gevallen zijn, wat wel het
+schrikkelijkste lot was, dat haar treffen kon. Verdrietig dwaalde hij de
+stad door, van de eene straat in de andere, en ook de tweede dag was nu
+bijna verstreken. Hij sprak weinig of niets, en op de vragen van Aelbert
+antwoordde hij slechts met een enkel woord. Toen de schemering inviel,
+zei Aelbert:
+
+»Willen wij ons nachtkwartier maar weer opzoeken, Marten; de avond
+valt..."
+
+Opeens greep Marten hem bij den schouder, en riep uit:
+
+»Kijk dáár eens, Aelbert,--dáár...!"
+
+Aelbert stond stil en keek in de aangewezen richting, maar hij zag niets
+dan enkele krijgslieden, die in druk gesprek op eenigen afstand liepen.
+En zijn vriend aanziende, bemerkte hij, dat deze doodsbleek zag en zijn
+fonkelende oogen steeds op dezelfde plaats gevestigd hield.
+
+»Dáár,--dáár,--zeg, is dat Kees niet, onze hond?--O, 't móét hem
+zijn,--'t kan niet anders!--Maar, groote God,--dan kan ook Anna niet ver
+weg zijn!"
+
+Aelbert zag nu ook een grooten, zwarten hond, die eenige huizen voor hen
+uit op de straat liep, snuffelende aan de stoepen en steenen palen, die
+hij passeerde.
+
+Marten klapte in de handen, en riep op gejaagden toon:
+
+»Kees! Kees! Waar ben je dan?--Hallo Kees!--Kees! kom hier! kom bij den
+baas!"
+
+De hond stond stil en keek om. Maar hij bewoog zich niet.
+
+»Kom Kees!--kom Kees!--Kees--Kees--Kees!" hield Marten vol, en hij
+klapte met beide handen op zijne knieën, om den hond tot zich te lokken.
+
+Het beest stond nog eenige oogenblikken onbeweeglijk,--toen kwam zijn
+staart langzaam in beweging, wat weldra in een levendig kwispelen
+overging,--en »woef, woef!" blafte hij, zoodat de zware stem van den
+hond door de geheele straat weerklonk. Op hetzelfde oogenblik rende Kees
+op zijn jongen meester toe, dien hij herkend had. Met groote sprongen
+kwam hij nader en hij vloog woest tegen Marten op, blaffende van
+blijdschap. Hij deed dat met zoo'n geduchte vaart, dat Marten bijna
+omver viel.
+
+Wat was Kees blij! Als dol rende hij nu eens om Marten heen, blaffende
+en jankende, en dan weer vloog hij plotseling op hem toe, en legde hem
+de dikke pooten op de schouders.
+
+»Kees!--Goede Kees!" zei Marten, den hond streelende en liefkoozende. De
+goede jongen had tranen van blijdschap in de oogen.
+
+»O Aelbert,--nu kan Anna niet ver weg zijn," stamelde hij door zijne
+tranen heen.
+
+Ook Aelbert was ontroerd. Hij verheugde zich er in, dat Marten zijn hond
+teruggekregen had, en hij hoopte voor zijn vriend, dat nu ook Anna zou
+gevonden worden. Maar dit was toch immers nog niet zeker? Al was Kees
+gevonden, daarom kon toch Anna wel een ongeluk getroffen hebben?
+
+Hij zei daarvan echter geen woord, want hij wilde de vreugde van zijn
+vriend niet vergallen.
+
+Kees kwam langzamerhand tot kalmte. Hij stond thans stil bij Marten en
+liet zich diens liefkoozingen gaarne welgevallen. De lange, roode tong
+hing hem uit den bek, wat een gevolg was van zijn geducht rennen en
+springen, en hij keek met zijn trouwe oogen zijn jongen meester aan,
+alsof hij hem vragen wilde, of hij hem nu voortaan niet meer verlaten
+zou. En Marten kon niet nalaten, hem de armen om den ruigen nek te
+slaan en hem tegen zich aan te drukken.
+
+»Hoe nu verder, Marten?" vroeg Aelbert. »Wij hebben Kees nu wel, maar
+Anna nog niet. En Kees kan, wat jammer genoeg is, niet praten."
+
+»O, wij zullen haar wel vinden!" riep Marten uit. »Laten wij langzaam
+oploopen. Misschien wijst Kees ons dan den weg wel."
+
+»'t Is te probeeren," zei Aelbert. En langzaam wandelden de jongens
+verder. Kees liep vroolijk om hen heen, doch hij bleef voor geen enkel
+huis stilstaan, zoodat de jongens niet wijzer werden. Toen zij aan het
+einde der straat gekomen waren, stelde Marten voor:
+
+»Wij moesten de straat een poosje op en neer loopen. Ik geloof vast, dat
+Kees hier thuis hoort. Misschien zoekt hij eindelijk zijne woning zelf
+weer op, dan kunnen wij hem volgen."
+
+»Goed!" zei Aelbert. »Misschien heb je gelijk."
+
+De jongelieden wandelden langzaam in de straat heen en weer, en hielden
+den hond nauwlettend in het oog. En toen Kees over de eerste vreugde van
+het wederzien heen was, en niet meer zoo zorgvuldig in de onmiddellijke
+nabijheid van Marten bleef, werd hunne spanning op het grootst. Want
+Kees begon blijken te geven, dat het wandelen hem ging vervelen en dat
+hij naar huis verlangde. Blijkbaar werd hij onrustig, en was hij niet
+gewoon, als het donker werd buiten te zijn.
+
+'t Werd stiller in de straat; de menschen trokken zich in de huizen
+terug, voorzoover zij de wacht niet moesten houden op de muren.
+
+Opeens klonk een heldere stem op eenigen afstand achter hen, terwijl een
+handgeklap zich deed hooren. Kees spitste de ooren.
+
+»Kees!--Kees!--Waar zit je, Kees?--Kees!"
+
+Een luid blaffen was het antwoord van den hond.
+
+Marten bleef ontroerd stilstaan.
+
+»Dat is Anna!--Dat is haar stem!" mompelde hij zacht. Kees keek Marten
+aan, alsof hij hem wilde vragen, met hem mede te gaan. En de heldere
+stem achter hem herhaalde: »Kees!--kom, Kees!"
+
+Met groote sprongen ijlde Kees weg, en de jongens liepen even hard met
+hem mede. Ha, ginds zagen zij in de geopende deur de gestalte van een
+meisje.
+
+»Brave hond!" zeide ze vriendelijk, toen Kees tegen haar opsprong, en
+zij wilde hem streelen, maar toen zij de beide knapen op zich zag
+afkomen, maakte zij eene beweging van schrik en wilde snel de deur
+sluiten.
+
+»Anna!--Anna!" riep Marten haar toe, en zijne stem bleek tooverkracht te
+bezitten. Zij herkende dadelijk de stem van haar broeder.
+
+Schreiende van geluk en aandoening vielen zij elkander in de armen en
+zij konden geen woord uiten van ontroering. Hoe hadden zij beiden naar
+dit oogenblik van wederzien verlangd!
+
+De tegenwoordigheid van Aelbert waren zij gedurende enkele oogenblikken
+geheel vergeten, zoodat deze eindelijk zeide:
+
+»En wanneer kom ik nu aan de beurt, Anna? Of ken je mij niet meer?--Wat
+ben jij groot geworden!"
+
+Anna maakte zich uit de omarming los, en keek hem aan. En nog met tranen
+in de oogen zei ze:
+
+»Neef Aelbert 't Hoen! Of ik je ken!" En zij drukte hem hartelijk de
+hand.
+
+»Maar komt beiden binnen," vervolgde zij. »O, ik heb zooveel aan je te
+vragen!"
+
+»En ik niet minder," zei Marten, wiens oogen tintelden van vreugde, nu
+hij zijn lang gezochte zuster gezond en ongedeerd terug had mogen
+vinden.
+
+Anna snelde hen vooruit naar de woonkamer, en kondigde de komst der
+beide jongelieden aan. Een man en een vrouw heetten hen hartelijk
+welkom, en Marten herkende in hen direct een echtpaar, dat hij te
+Saardam meermalen had gezien. 't Waren Willem Hooft en zijn vrouw, die,
+dadelijk na den inval der Spanjaarden in Saardam, met hun geld en
+kostbaarheden de vlucht hadden genomen naar Haarlem, waar zij veilig
+meenden te zijn. Zij noodigden de beide jongelieden vriendelijk uit, bij
+hen hun intrek te nemen, wat natuurlijk gaarne aangenomen werd. En het
+vijftal bracht den avond druk pratende door. Marten vernam van Anna, hoe
+zij bij den vreeselijken dood van hare ouders tegenwoordig was geweest,
+en dat de Spanjaarden getracht hadden haar gevangen te nemen, maar
+dat dit door den trouwen Kees belet was. Verder, hoe zij naar het
+arbeidershuisje aan den Waterlandschen dijk gevlucht en door Willem
+Hooft in diens schuitje opgenomen en naar Haarlem gevaren was, waar
+zij sedert haar verblijf had gehouden. En nu bleek het Marten ook,
+hoe zij op middelen had gepeinsd, om hem bericht te zenden van hare
+tegenwoordige verblijfplaats, maar daar zij niet wist, waar hij zich
+bevond, was haar dit onmogelijk geweest. Meermalen had zij zelfs het
+plan opgevat, om de stad te verlaten, en hem op te sporen. Maar waarheen
+moest zij zich wenden? En hoe had een jong meisje zonder geleide in
+dezen boozen tijd een dergelijken tocht kunnen ondernemen? Willem Hooft
+en Maartje, zijne vrouw, hadden het haar ten stelligste ontraden.
+Eindelijk was het ook zelfs eene onmogelijkheid geworden door het beleg.
+
+»Zoo zie je, Marten,--we zijn van den regen in den drop gekomen,"
+zei Hooft met een diepen zucht. »Te Saardam zijn wij de honderden
+Spanjaarden ontloopen, om hier door duizenden te worden ingesloten. God
+weet, wat nog het einde zal zijn. Ik vrees, dat Haarlem bezwijken zal,
+en wat dan?"
+
+»Ja, wat dan?" vroeg Marten. »Ik weet het niet, maar Anna moet in ieder
+geval het einde niet afwachten. Wij moeten Haarlem zien te ontkomen..."
+
+»O, als dat eens kon!" riep Anna uit. »Ik ken de Spanjaarden genoeg om
+te weten, wat wij van hen te duchten hebben."
+
+»Wacht maar en heb geduld, Zusje," zei Marten vroolijk. »Twee
+Vrijbuiters van 't Hoen zijn gekomen om je te redden, en zij zullen het
+wel klaarspelen. Heb maar geduld, tot er een geschikt oogenblik gekomen
+is."
+
+Anna antwoordde niet, maar richtte peinzend haar blik op de beide
+menschen, die haar zoo liefderijk in hun huis hadden opgenomen. Vrouw
+Maartje schudde zacht het hoofd en sprak, hare bedoeling radende:
+
+»Neen Anna,--wij kunnen u niet vergezellen, hoe gaarne wij deze stad ook
+zouden ontvluchten. Ik ben oud en grijs, en niet meer in staat, een
+dergelijken gevaarvollen tocht te ondernemen. Wij moeten hier blijven
+en geduldig afwachten, welk lot de Hemelsche Vader over ons beschoren
+heeft. Ons leven is in Zijne hand. Maar jij moet vluchten, als de
+gelegenheid daartoe openkomt. Jij bent jong en sterk, en hebt nog een
+lang leven vóór je."
+
+Zoo werd er nog langen tijd gesproken.
+
+Soms werd het gesprek gestoord door het doffe geluid van kanonschoten,
+en hield men den adem in om te wachten, of wellicht een bom op het huis
+zou nederstorten. Want voortdurend bevond men zich in gevaar. Ook hoorde
+men af en toe den regelmatigen tred van krijgslieden, die de wachten op
+de muren gingen aflossen.--
+
+Voordat zij zich te bed begaven, richtten ook de twee jonge Vrijbuiters
+hunne schreden naar de wallen, om het vijandelijk kamp bij nacht te
+zien. En zij ontwaarden rondom de stad brandende wachtvuren, en zagen in
+de verte krijgslieden als zwarte schimmen langzaam heen en weder loopen.
+Ook dáár werd goede wacht gehouden.
+
+
+
+
+[Decoratieve illustratie]
+
+HOOFDSTUK XII.
+
+In de nachtelijke duisternis, en hoe een Spanjaard zijn woord van eer
+inloste.
+
+
+Uit de handelingen van Marten en Aelbert bleek het de volgende dagen
+al spoedig, dat zij over een middel ter ontvluchting hadden nagedacht
+en bezig waren, de voorbereidende maatregelen te treffen. Van het
+buitgemaakte geld hadden zij zich een snelvarend schuitje aangeschaft,
+met riemen, mast en roer, en meermalen waagden zij er zich mede buiten
+de poort, en voeren tot dicht bij het vijandelijk kamp. Dergelijke
+tochten deden zij gewoonlijk als de zon ondergegaan was, en soms kwamen
+zij pas na middernacht terug. Hun doel was alleen het terrein te
+verkennen en er goed den weg te leeren. Zoo duurde het niet lang, of
+elke rietschoot was hun bekend, elke inham hadden zij bezocht. Ja,
+zij hadden zelfs buiten de Schalkwijkerpoort de Fuikvaart, waarlangs
+heel dikwijls levensmiddelen en ammunitie werden aangevoerd, geheel
+afgevaren, en waren de vijandelijke Rustenburgerschans bij de Kwakelbrug
+meermalen gepasseerd. En overdag waren zij ijverig in de weer, om het
+bootje nog meer snelheid te bezorgen door het aanbrengen van een fok
+en een topzeil, terwijl zij tevens de twee roeispanen met vier
+vermeerderden, zoodat drie personen tegelijk aan de riemen konden
+zitten.
+
+Eindelijk waren zij met hunne toebereidselen gereed, en wachtten zij nog
+alleen op een geschikt oogenblik.
+
+Intusschen zaten zij niet stil, maar hielpen de bezetting ijverig bij
+de verdediging van de bedreigde wallen en poorten, zoodat zij al spoedig
+goede bekenden van de krijgslieden waren geworden, die hen graag mochten
+lijden en hen nooit anders noemden dan de twee Vrijbuiters. En vooral
+boden zij dikwijls de behulpzame hand bij de Schalkwijker poort, welke
+zij voor hunne vlucht noodig hadden. Zij konden bij de wachten doen, wat
+zij wilden, en genoten een onbeperkte vrijheid van beweging. Trouwens,
+de Fuikvaart, die in het Haarlemmermeer uitliep, was nog in handen van
+den Prins, die den uitgang beschermde en zoo het vrije verkeer met
+Haarlem zooveel mogelijk openhield. Wel had Don Frederik de straks
+genoemde Rustenburgerschans in zijn macht, en zocht hij de vaart door
+de Fuik te beletten, maar dat gelukte hem slechts ten deele.
+
+Telkens waren er weer stoutmoedigen, die den gevaarlijken tocht durfden
+ondernemen, ook al waren de vele lijken van hunne voorgangers, die aan
+de galgen hingen in het vijandelijk kamp, even zoovele afschrikwekkende
+voorbeelden.
+
+Ook Marten en Aelbert waren besloten, den gewaagden tocht te ondernemen.
+Zij wilden echter zooveel mogelijk de kansen in hun voordeel hebben, en
+wachtten geduldig op een gunstige gelegenheid.
+
+Eindelijk, op een donkeren avond, werd het waagstuk ondernomen. Zwarte
+wolken dreven langs het zwerk, en er blies een sterke wind uit het
+Zuid-Oosten. 't Was donkere maan, en geen sterretje liet zich zien.
+
+'s Avonds om ongeveer elf uur stapten drie jeugdige Vrijbuiters aan
+boord van het kleine vaartuig. Het vuurroer hing hun over den schouder,
+het rapier aan de heup, en de pistolen staken in den gordel. Kees sprong
+als vierde reiziger mede aan boord.
+
+Anna had haar lange vlechten afgeknipt, zich in het gewaad van een
+Vrijbuiter gestoken, en het hoofd bedekt met een breedgeranden hoed. Met
+moeite had zij afscheid genomen van de brave menschen, bij wie zij zoo
+lang een vriendelijk tehuis had gevonden, en met tranen in de oogen had
+zij hunne gastvrije woning verlaten. Zij wist, dat de beste wenschen van
+Hooft en diens vrouw haar volgden.
+
+De boot stak van wal, en zonder een enkel woord te spreken roeide
+Marten naar de Schalkwijkerpoort, waar de wacht hen aanriep.
+
+»Wie daar,--en waarheen?" was de vraag.
+
+[Illustratie]
+
+»Goed volk," riep Marten. »De Kennemer Vrijbuiters."
+
+»Goede reis!" sprak de wachter, en weldra hadden zij de stad verlaten.
+'t Was zoo donker, dat het den jongen reizigers moeite kostte, iets te
+onderscheiden. Maar zij hadden de reis niet voor niets reeds dikwijls
+gemaakt, en wisten den weg.
+
+»Zeilen hijschen?" vroeg Aelbert zacht.
+
+»Goed," sprak Marten, die op het voorbankje gezeten, half over de plecht
+hing met het vuurroer in de hand en de brandende lont naast zich. Scherp
+tuurde hij voor zich uit, of er ook onraad dreigde.
+
+Anna hield intusschen het roer. Zij had vroeger dikwijls gevaren en kon
+roeien en sturen als de beste. Vlug zette Aelbert den mast omhoog en
+heesch het groote zeil en het topzeil, terwijl Marten met een snelle
+beweging de fok aansloeg.
+
+'t Woei hard, en de boot kreeg onmiddellijk een snellen gang. Anna
+verliet het achterbankje en gaf het roer over aan Aelbert. Zij ging op
+eene andere bank zitten, met Kees aan hare voeten.
+
+»Anna," sprak Aelbert, »als er een hevige windvlaag komt, laat dan het
+groote zeil wat vieren, want je begrijpt wel, dat we veel te veel zeil
+voeren, en kans loopen om te slaan. Houd het touw vast met één slag om
+den knop, zoodat je het gemakkelijk kunt laten schieten."
+
+Anna was vlug van bevatting en begreep hem volkomen. Bepaald vrees
+voelde zij niet, hoewel zij ten volle overtuigd was, dat deze tocht met
+groote gevaren gepaard ging. Als zij ontdekt werden door den vijand, die
+in een nacht als dezen ongetwijfeld dubbel waakzaam zou zijn, waren zij
+onherroepelijk verloren.
+
+De wind gierde door de zeilen en langs den mast, en de boot schoot
+pijlsnel door het water. De drie vluchtelingen hoorden het water tegen
+de boot klotsen, en soms helde het vaartuigje zoo dreigend overzij, dat
+het maar weinig scheelde, of het sloeg om. Ook dat was een gevaar, dat
+hun boven het hoofd hing. Maar de jonge Vrijbuiters kenden geen vrees;
+daarvoor hadden zij reeds te dikwijls allerlei gevaren onder de oogen
+gezien en overwonnen. Bovendien wisten zij, dat juist van de snelheid
+van hun vaartuigje alles kon afhangen. Zij moesten sneller kunnen
+zeilen, dan de vijand roeien, als dat noodig was. En als de wind zoo
+fel bleef razen, was dat ongetwijfeld het geval.
+
+Anna vertrouwde zich geheel aan hare beide geleiders toe. Zij wist, hoe
+moedig zij waren, en dat zij beiden waakten voor haar leven en hare
+vrijheid. En mocht soms de boot dreigen om te slaan, zoodat zij een
+gilletje van schrik bijna niet bedwingen kon, toch beheerschte zij zich
+en liet geen angst blijken.
+
+»Ginds nadert iets!" waarschuwde Marten zacht, terwijl hij zich nog meer
+inspande, om iets in de duisternis te onderscheiden.
+
+Op 't zelfde oogenblik grepen zoowel Anna als Aelbert naar het vuurroer,
+en Anna drukte het in voorovergebogen houding tegen den schouder.
+Zwijgend vroegen zij zich af:
+
+»Wat zal het zijn: vriend of vijand?"
+
+En doodstil wachtten zij af, wat er komen zou. Zij hoorden het geluid
+van gedempte mannenstemmen, afkomstig van een naderend vaartuig. En een
+oogenblik later zagen zij een kleinen vonk, ongetwijfeld van een lont.
+Zeker hadden de mannen ook het naderen van een vaartuig opgemerkt en
+stonden zij gereed, om zich zoo noodig te verdedigen.
+
+»Wie daar?" werd er geroepen.
+
+Maar ons drietal gaf geen antwoord. Alleen Kees liet een dof gegrom
+hooren. Zij vernamen het geklots van riemen, en nogmaals klonk de vraag:
+
+»Wie daar?"
+
+Thans was Marten gerustgesteld. 't Waren vrienden, die zich,
+ongetwijfeld met kruit en levensmiddelen, op weg bevonden naar Haarlem.
+
+»Leve de Prins van Oranje!" riep hij hun zacht toe, en onmiddellijk
+verdween op dit tooverwoord de brandende lont.
+
+»Leve de Prins van Oranje!" was het antwoord, en op 't volgende
+oogenblik voer de boot vlak langs hen heen. Zij bevatte verscheidene
+roeiers, die zwaar werk hadden tegen den wind in.
+
+»Dreigt er gevaar?" vroeg Marten snel.
+
+»De bezetting houdt goede wacht!" was het antwoord. »Maar 't is Goddank
+erg donker. Goede reis!"
+
+»Goede reis," zeiden de Vrijbuiters, maar tegelijkertijd kwam aan de
+reis bijna een ongewenscht einde, want een hevige rukwind deed de boot
+zoodanig overhellen, dat het water over het boord stroomde.
+
+»Laat vieren 't zeil!" riep Aelbert Anna toe, en deze bracht het bevel
+met groote handigheid ten uitvoer. Dat was hun geluk. Anna hoosde het
+water uit de boot, tot groot genoegen van Kees, die bijna geheel
+ondergedompeld geweest was. Hij schudde zich brommend het water uit de
+haren en legde zich weer op den bodem neder. Maar hij voelde zich daar
+toch niet zoo rustig meer als eerst, vooral niet, als de boot weer sterk
+overhelde. Dan stond hij soms al uit eigen beweging op.
+
+Na eenigen tijd klonk opnieuw de waarschuwende stem van Marten.
+
+»Thans dubbel voorzichtig," sprak hij zacht. »Wij naderen de
+Rustenburgerschans."
+
+De drie jonge vluchtelingen hadden werkelijk nu het gevaarlijkste punt
+van de reis bereikt, en verkeerden dientengevolge in groote spanning.
+Anna voelde, dat haar hart onstuimig klopte in haar borst, en dat hare
+handen beefden. Maar zij verloor hare tegenwoordigheid van geest niet,
+en was vast besloten, zich te verdedigen tot het uiterste. Liever vond
+zij den dood in de golven, dan in de handen der Spanjaarden te vallen.
+
+Marten kon op een korten afstand de schans zien, die zich als eene nog
+donkerder massa in de duisternis afteekende. Gelukkig bleef de wind even
+sterk en behield de boot haar ongewoon snelle vaart.
+
+Plotseling werd het den jongelieden duidelijk, dat zij opgemerkt waren,
+want er ontstond gerucht aan den oever in hunne nabijheid.
+
+»Hallo! Wie daar?" werd er met forsche stem geroepen.
+
+Maar er kwam geen antwoord. Alleen hief Kees den kop op en liet een
+nijdig gebrom hooren.
+
+»Aanleggen, of ik geef vuur!" werd er thans geboden, en Anna zag het
+flikkeren van de lont.
+
+Tegelijkertijd hoorde zij zeer duidelijk, dat eenige mannen in eene boot
+stapten en van wal staken. Het geklots van de riemen was duidelijk boven
+'t razen van den wind en het bruisen van de golven te onderscheiden.
+
+Aan den oever klonk een musketschot, dat weldra gevolgd werd door enkele
+andere. Maar de kogels misten hun doel.
+
+Aelbert hield het roer met vaste hand, en de boot sneed door het water.
+Een hevige rukwind kwam de vluchtelingen helpen, die de naderende boot
+nu gepasseerd waren en dus een kleinen voorsprong hadden.
+
+Marten stond overeind aan de plecht, met het musket tegen den schouder
+en de lont in de hand.
+
+Hij brandde los op goed geluk af, zijn roer gericht houdende op de
+naderende boot, die hij wel hooren, maar niet zien kon. En hij had goed
+getroffen, want een akelige kreet drong tot hen door.
+
+Nogmaals klonken schoten van den wal, die blijkbaar ook op goed geluk af
+werden losgebrand, want geen enkele kogel trof de boot of een van de
+vluchtelingen.
+
+Dezen merkten echter duidelijk, dat zij met kracht werden achtervolgd.
+Zij hoorden de gelijkmatige riemslagen der vijanden.
+
+Marten had zijn roer weer geladen, en wachtte een gunstig oogenblik af
+om opnieuw te vuren.
+
+De wind gierde door het want, en soms schepte de boot water, maar dat
+verwekte thans geen vrees meer, integendeel blijdschap, want het scheen
+hun onmogelijk toe, dat de vijanden zóó snel konden roeien.
+
+Ook de vijanden begonnen dat te begrijpen, en ziende, dat de prooi hun
+dreigde te ontsnappen, schoten zij hunne musketten af. Aelbert hoorde,
+dat een der kogels door het zeil vloog, en riep Anna toe:
+
+»Buk, Anna, zoo diep als je kunt!"
+
+Anna deed het, en hij zelf maakte zich ook zoo klein mogelijk.
+
+»We vliegen door het water!" riep hij de anderen toe.
+
+»Ja, Goddank!" zei Marten, die nog altoos het geladen musket gereed
+hield om te vuren. »Ik verneem geen riemslagen meer, en geloof, dat wij
+winnen."
+
+Kees stond overeind in de boot en liet een nijdig geblaf hooren.
+Gelukkig voor de Spanjaarden, dat hij hen niet bereiken kon, want anders
+zou hij hen even feestelijk getrakteerd hebben als indertijd Hopman Wybe
+Sjoerds en diens Vaandrig.
+
+Nogmaals knalden de schoten, en Anna hoorde een kogel rakelings langs
+haar hoofd fluiten.
+
+»Marten, buk toch!" riep zij verschrikt haar broeder toe. »Breng je niet
+onnoodig in gevaar!"
+
+Na enkele minuten gaven echter de Spanjaarden de vervolging op, tot
+groote vreugde van de vluchtelingen, die nu overtuigd waren, dat het
+grootste gevaar geweken was.
+
+Weldra hadden zij den uitgang van de Fuikvaart bereikt en voeren het
+Haarlemmermeer op. En enkele uren later kwamen zij behouden aan den
+IJoever aan, waar zij zich geheel veilig voelden. Hunne harten klopten
+onstuimig van vreugde. Het waagstuk was gelukt en Anna bevond zich in
+veiligheid. Zij brachten het bootje over den Westzaner Overtoom, zonder
+Jan Slob te wekken, die in diepe rust lag, en bereikten in den vroegen
+morgen de hoeve van 't Oude Hoen.
+
+Met een gelukkigen glimlach op het gelaat stapten zij aan wal en traden
+de hoeve binnen, waar Geerte, Aelberts moeder, hen met een kreet van
+vreugde ontving.
+
+O, hoe was zij bezorgd geweest over het lot van de beide dappere
+jongelingen, die zich zoo stoutmoedig binnen de benarde stad hadden
+gewaagd, om Anna te zoeken en zoo mogelijk te redden. En Anna drukte
+zij schreiende van vreugde aan haar hart. Maar daarna werd haar gelaat
+overtogen door een uitdrukking van onuitsprekelijke droefheid, en zij
+trok Aelbert tegen zich aan en riep zacht uit, terwijl uit haar toon
+jammer en droefheid klonk:
+
+»Ach Aelbert, dat je Vader deze vreugde nu niet zien mag. Hoe zou hij
+zich verheugd hebben...."
+
+Verschrikt en ontsteld maakte Aelbert zich uit de armen zijner moeder
+los, en vroeg:
+
+»Moeder,--wat zegt u daar?--Vader is toch niet--"
+
+Vrouw Geerte barstte in hevige snikken uit, en zacht antwoordde ze:
+
+»God weet het, kind, of hij nog leeft. Hij is in de handen der
+Spanjaarden gevallen, en ik ducht, dat zij met den gevreesden 't Hoen
+weinig medelijden zullen hebben. O,--gisteren is hij bij de Diemerschans
+door de Spanjaarden gevangen genomen,--en wreedaardig als zij zijn,
+zullen zij hem wel gedood hebben..."
+
+Doodsbleek hoorden Aelbert en Marten deze vreeselijke tijding aan, en
+Aelbert drongen de tranen in de oogen.
+
+»Arme,--arme vader," mompelde hij zacht, en in zijne verbeelding zag
+hij reeds, hoe de vijanden den ongelukkige hadden doodgemarteld...
+
+Zij begaven zich naar de woonkamer, waar enkele Vrijbuiters om de
+tafel zaten. Zij hadden den noodlottigen strijd aan de Diemerschans
+medegemaakt, waar Oranje een laatste poging had gedaan om Haarlem te
+ontzetten, maar waar zijn leger totaal verslagen en zijne vloot op de
+vlucht gejaagd was. De Kennemer Vrijbuiters hadden na een dapper gevecht
+een goed heenkomen moeten zoeken, en 't Oude Hoen was daarbij door de
+vijanden gevangen genomen en in triomf medegevoerd.
+
+Zwijgend en somber zaten de Vrijbuiters, die zoo pas waren aangekomen en
+de vreeselijke tijding hadden medegedeeld, om de tafel, en met weemoed
+dachten zij aan het vreeselijke lot, dat hun dapperen aanvoerder
+getroffen had. O, zij twijfelden er niet aan, of de Spanjaarden zouden
+hem een ontzettenden marteldood laten sterven.
+
+De komst der jongelieden bracht eenige levendigheid onder deze stoere
+mannen en verschafte hun vreugde, want de jonge Vrijbuiters stonden bij
+hen in hoog aanzien. Zij verheugden zich in hunne terugkomst en waren
+blijde, dat Anna de belegerde stad ontkomen was. Maar spoedig werd het
+weer stil in de kamer, en hoorde men bijna niets anders dan het zuchten
+van vrouw Geerte, die hare droefheid en tranen niet bedwingen kon en
+hevig snikte. En zij zagen met deernis het bleeke gelaat van Aelbert,
+die door de vreeselijke tijding diep geschokt was.
+
+Opeens verbrak Marten de stilte door te vragen:
+
+»Vrienden, zouden wij geen poging kunnen doen om hem te redden? Wie
+weet, waarheen hij gevoerd is?"
+
+»Hem redden?" vroeg Claes Kees Symensen, »hoe zouden wij dat moeten
+doen, Marten? Wij weten niet eens, waar hij zich bevindt..."
+
+»En zou hij nog wel in leven zijn? Ik betwijfel het," sprak Jan Dieuwers
+zacht. »Voor een Vrijbuiter heeft de Spanjaard geen genade, en stellig
+niet voor 't Oude Hoen!"
+
+»Maar we konden het toch beproeven," hield Marten vol. »Als een van ons
+een dergelijk lot getroffen had, weet ik zeker, dat hij rust noch duur
+zou gehad hebben..."
+
+»Maak je geen illusies, Marten," viel Symensen in. »Hadt jij, evenals
+wij, de vreugdekreten der vijanden gehoord, toen 't gevreesde Hoen hun
+in handen viel, dan zou je geen oogenblik twijfelen aan zijn lot. Ik ben
+er van overtuigd, dat hij niet meer leeft..."
+
+»O, als zij hem maar niet gemarteld hebben," snikte Aelbert, terwijl hij
+zijne moeder de armen om den hals sloeg en zijn hoofd tegen haar
+schouder vlijde.
+
+[Illustratie]
+
+Anna stond met tranen in de oogen naast de bedroefde vrouw. Zij sprak
+niet, want woorden van troost wist zij niet, maar zij had de hand der
+arme vrouw in de hare genomen, en drukte die met innig medelijden.
+
+Weer ontstond een diepe stilte in het vertrek.
+
+Tot plotseling de deur geopend werd, en--'t Oude Hoen in levenden lijve
+aan den ingang verscheen.
+
+Geerte slaakte een kreet van vreugde en wierp zich schreiende in zijne
+armen. Ook Aelbert en Marten sprongen op en ijlden naar hem toe, en de
+Vrijbuiters stonden in de grootste verbazing hem aan te staren. Maar
+vreugde tintelde in hun oog, en een blijde glimlach plooide hunne
+lippen.
+
+»'t Oude Hoen!" riep Claes Kees Symensen verheugd uit. »God lof! Hij is
+het gevaar ontkomen!"
+
+En van alle kanten klonk het: »Godlof! Godlof! Hij leeft, en is het
+gevaar ontkomen!"
+
+'t Oude Hoen sloeg zijn eenen arm om zijne vrouw en zijn anderen om
+Aelbert, die beiden niet spreken konden van vreugde, en zeide met
+krachtige stem:
+
+»Ja, mijne vrienden, ik ben het gevaar ontkomen, maar niet door
+eigen kracht. Thans weet ik, dat ook in het hart van een Spanjaard
+edelmoedigheid kan wonen. Vrijwillig en zonder losgeld heeft mijn vijand
+mij de vrijheid hergeven..."
+
+De grootste verbazing stond op aller gelaat te lezen, en menigeen
+mompelde: »De vrijheid hergeven, zonder losprijs? Hoe is dat mogelijk?"
+
+»Ik was gevangen genomen door de Walen, die mij voor hun veldheer
+brachten, en verwachtte niets anders dan den dood, en wel den
+smartelijksten, dien men mij zou kunnen aandoen. Maar de Overste zei met
+vriendelijke stem:
+
+»»'t Hoen, dit is de tweede maal, dat ik u ontmoet. Den eersten keer
+bood ik u als gedachtenis een geschenk aan, dat door u geweigerd werd.
+Thans schenk ik u niet alleen het leven, maar ook de vrijheid. Ga heen,
+en onthoud, dat ook een Spanjaard edelmoedig kan zijn.""
+
+»Zijn naam?" riep de voortvarende Symensen uit. »Hoe is de naam van dien
+edelen Spanjaard?"
+
+En kalm was het antwoord:
+
+»De Heer Van Licques!"
+
+ * * * * *
+
+Hiermede is mijn verhaal ten einde. Anna bleef in de Hoeve van 't Oude
+Hoen, waar Vrouw Geerte haar weldra lief kreeg als eene dochter.
+
+De Kennemer Vrijbuiters zetten nog langen tijd den strijd tegen de
+Spanjaarden voort, en bedreven nog menige roemrijke daad, zooals men die
+in elke uitgebreide beschrijving van onze Vaderlandsche Historie vinden
+kan. En zij rustten niet, voordat Holland voor goed van de Spanjaarden
+was gezuiverd. In het volgende jaar begon van Alkmaar de Victorie, die
+in 1648 met een eervollen vrede en eene algeheele vrijheid werd
+bekroond.
+
+ EINDE.
+
+
+
+
+INHOUD.
+
+
+ Blz.
+
+ I. De boerenhoeve aan den Zuiddijk en hare bewoners 7
+
+ II. Ongewenscht bezoek, en hoe Kees daar een einde aan
+ maakte 21
+
+ III. Wybe Sjoerds verveelt zich, en Marten krijgt eene
+ uitnoodiging 41
+
+ IV. Een schoone dag, die een droevig einde had 65
+
+ V. De jonge zwerver 88
+
+ VI. Onder de Vrijbuiters 134
+
+ VII. De Spanjaarden te Westzaan. Een bezoek aan de ruïne
+ der verbrande hoeve 119
+
+ VIII. Aelbert en Marten vangen een vink met gouden veêren 136
+
+ IX. Op den Sparendammer dijk 165
+
+ X. Hoe de jonge Vrijbuiters in het vijandelijk kamp
+ kwamen, en hoe zij het verlieten 180
+
+ XI. In de bedreigde veste 194
+
+ XII. In de nachtelijke duisternis, en hoe een Spanjaard
+ zijn woord van eer inloste 209
+
+
+
+
+=DE PERS OVER:=
+
+ De Kennemer Vrijbuiter
+
+ DOOR
+
+ C. JOH. KIEVIET.
+
+ Rijk geïllustreerd door JOHAN BRAAKENSIEK.
+
+ Prijs in geïll. omslag ~f1.50~, in prachtband ~f1.90~.
+
+Met veel genoegen hebben wij dit boek van den bekenden kinderschrijver
+gelezen. Het voert den lezer terug naar de tijden van het beleg van
+Haarlem en Alkmaar. De levendige beschrijving van de vele avontuurlijke
+lotgevallen der handelende personen zal door meisjes zoowel als door
+jongens met graagte genoten worden, terwijl ook hun geschiedenis er door
+wordt uitgelegd en bevestigd.
+ _Het Nieuwe Schoolblad._
+
+ * * * * *
+
+Een solied geschiedenis-verhaal uit den tijd van 't Hoen, belangwekkend
+gemaakt door de beschrijving van de lotgevallen eener familie, die te
+lijden heeft.
+
+Kinderen, die van Vaderl. historie houden, zullen het boek met veel
+genoegen lezen.
+ _Rapport der Commissie voor Kinderlectuur in »Het Schoolblad"._
+
+ * * * * *
+
+Het verhaal is buitengewoon boeiend. Naar waarheid heeft de schrijver
+de Spanjaarden en de Geuzen geteekend in hun ruwheid, maar ook in hun
+onversaagdheid; het zijn spannende avonturen, waarvan hij vertelt.
+ _Algemeen Handelsblad._
+
+ * * * * *
+
+Een interessant jongensboek, dat onze jeugd met graagte zal lezen; dat
+haar een helderen kijk geeft op den toestand der Zaansche dorpen in den
+Spaanschen tijd.
+ _De Zaanstreek._
+
+ * * * * *
+
+De jongens vinden van hun gading in »De Kennemer Vrijbuiter". De
+illustraties zijn van BRAAKENSIEK, dus goed. Een keurig en levendig doek
+gespannen over 't geraamte hunner schoolkennis.
+ _De Kerkelijke Courant._
+
+ * * * * *
+
+Ook dit historisch verhaal is weer onderhoudend en prettig geschreven.
+Het tooneel der handeling is in hoofdzaak de Zaanstreek, in welker
+historie de schrijver blijkens zijn vroegere werken zoo geheel thuis
+is. Dat de in dit verhaal genoemde vrijbuiters werkelijk hebben
+geleefd en dat hunne daden hier naar waarheid zijn beschreven, zal de
+belangstelling ongetwijfeld nog verhoogen voor dit werk, dat door JOH.
+BRAAKENSIEK met aardige illustraties is verrijkt.
+ _De Tijdspiegel._
+
+ * * * * *
+
+Dit is een zeer degelijk-geschiedkundig verhaal, waarin de jongens
+kennis maken met den Kennemer vrijbuiter »'t Oude Hoen". Het is mooi
+geïllustreerd door JOHAN BRAAKENSIEK.
+
+Het boek ziet er heel prettig en aantrekkelijk uit. Het is weer in den
+gewonen prettigen trant geschreven.
+ _Het Kind._
+
+ * * * * *
+
+Dit is een boek van veel en nauwgezette studie, dat voor onze kinderen
+de geschiedenis der Kennemer Vrijbuiters wil doen leven. Dit boek is een
+aanwinst voor onze kinderlitteratuur.
+ IDA H. in _de Vrouw_.
+
+ * * * * *
+
+We wenschen het werk in de handen van zeer veel jeugdige landgenooten.
+ _De Telegraaf._
+
+ * * * * *
+
+De heer KIEVIET beschrijft in zijn Kennemer Vrijbuiter eenige episoden
+uit het leven der Zaanlandsche boeren van die dagen. Hij laat ons eerst
+kennis maken met de Watergeuzen, onder wie zelfs een Sonoy slechts met
+moeite de tucht kon handhaven. Daarna verhaalt hij van een plunder- en
+moordtocht der Spanjaarden van Amsterdam (»Moorddam") naar de Zaanstreek
+en verplaatst den lezer ten slotte te midden der Kennemer vrijbuiters,
+van wie 't Hoen het middelpunt is.
+
+Zoo bevat het boek eene reeks van spannende gebeurtenissen en
+avontuurlijke daden, die in hoofdzaak historisch getrouw zijn
+medegedeeld en door het bijwerk van den schrijver zijn samengeregen tot
+een leerrijk en onderhoudend geheel.
+
+Onze jongens zullen met klimmende belangstelling de lotgevallen van
+den eenvoudigen, maar fermen, vijftienjarigen boerenknaap volgen,
+wiens ouders door de Spanjaarden worden vermoord, die zich daarop
+bij de Kennemer vrijbuiters aansluit, niet de minst stoute onder
+de onversaagden blijkt te zijn en wien het ten slotte gelukt zijne
+spoorloos verdwenen zuster bij zijne pleegouders terug te brengen.
+
+Het bevat teekeningen van BRAAKENSIEK.
+ K. WESTERLING in
+ _de Amsterdammer, Weekbl. voor Nederland_.
+
+ * * * * *
+
+De jeugdige lezers zullen door dit boek eenige voorstelling krijgen van
+het volksleven in die dagen, hoe de Spanjaarden konden huishouden, hoe
+de Vrijbuiters vochten, en met belangstelling zullen zij de avonturen
+van Marten Floriszoon volgen, die, nadat zijne ouders door de
+Spanjaarden vermoord waren, zich bij de vrijbuiters aansloot.
+ _Bredasche Courant._
+
+ * * * * *
+
+Het boek ziet er smakelijk uit.
+ _Het Vaderland._
+
+ * * * * *
+
+In dit boek boeit hij zijne jonge lezers door van de Kennemer
+Vrijbuiters te vertellen.
+ _N. Rotterd. Courant._
+
+
+
+
+ IN DEN OTTER
+
+ DOOR
+
+ C. JOH. KIEVIET.
+
+ Rijk geïllustreerd door JOHAN BRAAKENSIEK.
+
+ PRIJS IN GEÏLL. OMSLAG f~1.50~. IN PRACHTBAND f~1.90~.
+
+Een historisch verhaal uit den tijd der Fransche overheersching. Ook
+de heer KIEVIET kent de jeugd en haar toon. Hij heeft minder een eigen
+manier, dan de zoo beslist oorspronkelijke heer Been. KIEVIET's manier
+is meer een herleving van die van Louwerse, Goeverneur, Andriessen. Maar
+die toch op hun allerbest. En hij wordt nog steeds beter, onbevangener,
+amusanter.
+
+Wij vinden »_In den Otter_" van zijn tot nu verschenen boeken het beste.
+JOH. BRAAKENSIEK illustreerde het.
+ _Rotterd. Nieuwsblad._
+
+ * * * * *
+
+»_In den Otter_" door C. JOH. KIEVIET, geïllustreerd door JOH.
+BRAAKENSIEK, Amersfoort Valkhoff & Co., prijs f1.50 en f1.90, is een
+historisch verhaal, blijkbaar, al staat het nergens aangegeven, bestemd
+voor jongelieden van af 10 tot 14 jaar. Het behandelt een episode uit
+den laatsten tijd der Fransche overheersching, een volksbeweging in
+de geheele Zaanstreek tegen een nieuwe lichting voor de Nationale
+Garde, door Napoleon uitgeschreven. Het gezin in »den Otter" ook
+al uiteengerukt, doordat de oudste zoon den noodlottigen Russischen
+veldtocht moet meemaken, vormt het middelpunt van de gebeurtenissen,
+die met groote levendigheid en blijkbaar na degelijk historische studie
+beschreven worden. Het verzet wordt met geweld onderdrukt, en eenige
+huisvaders die de beweging, waarbij geen bloed gevloeid had, leidden,
+gefusilleerd.
+
+Frisch en aangrijpend heeft de schrijver het verloop dezer droevige zaak
+beschreven, daarbij voor afwisseling zorgende door de rol, die de kleine
+Jan uit »den Otter" vervult als redder van een paar der leiders en
+als aanvoerder van zijn kameraadjes, die--onderdrukking en Fransche
+overheersching ten spijt--toch als echte Zaansche jongens ravotten en
+spelen, alleen wel eens wat heel wijs redeneeren.
+
+De Fransche douaniers en gendarmen hebben 't natuurlijk in dezen tijd
+hard te verantwoorden, soms schijnt het ons wel toe dat van een der
+laatsten, den spionneerenden en drinkenden Narot, te veel een caricatuur
+gemaakt is.
+
+We zijn met »In den Otter" een goed historisch verhaal rijker geworden,
+waaruit oudere kinderen meer geschiedenis kunnen leeren dan uit veel
+droge handboeken. Het afschuwelijke doodvonnis over zes menschen, wier
+eenige misdaad bestond in het leiden eener beweging tegen schandelijk
+machtsmisbruik, heel de ellende, beschreven in de brieven van den
+broeder, die den Russischen veldtocht meemaakt, ze zijn een zoo ernstig
+pleidooi tegen oorlog en machtsmisbruik, dat we niet behoeven te vreezen
+de kinderen hier in aanraking te brengen met treurige werkelijkheden,
+wijl de voorstelling vrij blijft van alle opsiering en chauvinisme.
+Wij aarzelen dan ook niet »In den Otter" in de bibliotheek van den
+Nederlandschen Kinderbond op te nemen en ter lezing aan te bevelen voor
+goed ontwikkelde jongens en meisjes.
+ _Correspondentieblad v/d. Nederl. Kinderbond._
+
+ * * * * *
+
+[Illustratie]
+
+Was het ons een aangename taak voor enkele jaren in dit blad het boek
+»Jongens van Oudt-Hollandt" door C. JOH. KIEVIET aan te kondigen, met
+meer animo nog zetten we ons om het nieuwste werk van dezen talentvollen
+auteur met een enkel woord bij onze lezers in te leiden.
+
+_In den Otter_, een verhaal uit den Franschen tijd, speelt van het begin
+tot het einde te Zaandam; het terrein der feiten is zelfs beperkt tot
+den Dam en zijne omgeving.
+
+Wij hebben van dit kinderboek--al zijn we reeds geruimen tijd van de
+jongensjaren verwijderd helaas--met groot genoegen kennis genomen. Het
+verhaal, ofschoon eenvoudig en onopgesmukt, heeft ons dermate geboeid,
+dat we het in één stuk door hebben uitgelezen. Dit is te danken
+allereerst aan den spannenden verhaaltrant--het geheim van dezen
+schrijver voor de jeugd--aan de oordeelkundige keuze van historische
+feiten uit dit fel bewogen tijdperk voor den opzet, en zeker ook voor
+een deel aan de bekendheid met personen en toestanden. Veel, wat nog
+is, doet denken aan wat toen bestond, en het heeft ook een eigenaardige
+bekoring overal in het verhaal namen te ontmoeten van familiën, wier
+nazaten nog onder ons leven. Het gaat natuurlijk niet aan in een
+bestek, als ons in dit blad kan worden toegestaan, alles te noemen,
+wat bijzondere attractie heeft voor ons en vooral voor onze jeugdige
+stadgenooten. Maar bij eenig overdenken komen ons voor den geest: de
+aangrijpende beschrijving van het vertrek der conscrits; de sobere
+en toch meesterlijke schets van het lijden en de ellende, die onze
+jongelingen in Rusland hadden te doorstaan; de vermakelijke wijze,
+waarop een paar flinke Hollandsche jongens den gehaten gendarme te
+pakken nemen; maar ook de nobele wijze, waarop dezelfde jongens alles
+wagen om anderen te helpen tegen de vervolging der Franschen.
+
+In overeenstemming met de historie is het oproer met zijn droeve
+gevolgen geschetst; dit gedeelte is zeer treffend weergegeven.
+
+De heer KIEVIET zou zijn reputatie als kinderschrijver ontrouw geworden
+zijn, als hij niet een paar komische voorvallen en guitige personen in
+zijn verhaal had gebracht. Ze ontbreken dan ook niet. Hendrik Marinus,
+knecht van Molaan uit »de Zon", treedt hier en daar op met zijn grappige
+uitvallen, en de beide knapen, die een hoofdrol in de geschiedenis
+vervullen, Jan Lobherr uit den Otter en Meijndert Molaan, zijn een paar
+jongens om aan je hart te drukken.
+
+De heer BRAAKENSIEK heeft voor de illustratie gezorgd; deze mededeeling
+is voldoende om onze lezers te overtuigen, dat ze prachtig is.
+
+Geen twijfel, of dit boek zal door onze jongens en meisjes worden
+verslonden. We kennen niet de grootte der oplage, maar het wil ons toch
+voorkomen, dat zij òf geheel, òf voor een zeer groot deel wel plaats
+zal vinden in onze omgeving, want voor de bewoners der Zaanstreek heeft
+het boek al een bijzondere aantrekkelijkheid. Van harte wenschen we den
+schrijver geluk met dezen wèlgeslaagden arbeid: hij heeft zich daarmee
+opnieuw verdienstelijk gemaakt tegenover de opvoeding onzer kinderen,
+want goede frissche lectuur werkt daaraan krachtig mede ten goede.
+ _Zaanlandsche Courant._
+
+ * * * * *
+
+»_In den Otter_" is een goed geschreven verhaal uit de tijd der Franse
+overheersing. De schrijver geeft een kijkje in het leven der Zaanlandse
+bevolking uit die tijd, en getrouw aan z'n gewoonte om kinderen in z'n
+kinderverhalen tot de helden der histories te maken, groepeert hij om
+de jongens die hij op laat treden de verschillende gebeurtenissen,
+welke die tijd zo spannend en vreselik maken. De ouders van z'n jongens
+nemen deel aan opstanden, worden deswege vervolgd, vluchten of worden
+gefusileerd, zien geliefde kinderen naar de oorlog vertrekken en leven
+in gestadige angst voor de dingen die komen kunnen, en de kinderen leven
+op hun manier alles mee. Al de smaad, en het verterend verdriet, de
+wanhoop en de haat van de ongelukkige mensen, die zuchten onder de
+ijzeren scepter van de franse tiran, worden weerspiegeld in het gemoed
+der jongens, en al de ergernis en het zelfverwijt van de ouderen, die
+met weerzin moeten terugdenken aan die rampzalige roes, waarin ze de
+overweldigers zelf hadden ingehaald, uit zich bij hun kinderen in menig
+ondeugende streek, die zij zich tegenover de vertegenwoordigers van 't
+onwettige gezag veroorloven.
+
+De jolige jongens verliezen echter ondanks de treurigheid, die ze van
+alle kanten omringt, toch hun ware aard niet, al schijnt dit gevaar
+in de aanvang van het verhaal te dreigen, waar de twaalfjarige Jan en
+zijn dito vriend Meijndert al een heel onkinderlike taal spreken. Neen,
+het blijven gelukkig vroolike snaken, en hoewel sommige hunner, als
+het noodig is, blijk geven van onversaagde heldenmoed, toch blijft de
+onbezorgde geest, die kinderen ondanks alles zoo eigen is, de boventoon
+houden, waardoor dit ernstige boek toch een echt kinderboek blijft.
+
+Niet het minst ook door de goede afloop van de gehele geschiedenis. Want
+is het boek een verhaal van leed en strijd, het is er tevens een van
+geluk en overwinning. Beginnende juist als de druk van de tirannie zich
+het zwaarst gevoelen doet, eindigt het met de zegepraal der vrijheid.
+En die zegepraal gaat gepaard met blijde tonelen van het weerzien van
+geliefde betrekkingen, zoodat bij velen de vreugde over de herwonnen
+volksvrijheid verhoogd wordt door herboren familiegeluk.
+
+Allerlei aardige, voor kinderen belangwekkende gebeurlikheden zijn door
+het verhaal heen gevlochten, en tot slot laat de schrijver een heerlijk
+troepje kozakken optreden tot vermaak van de Zaanlandse jongens en zeker
+ook wel van de lezers van z'n boek, kozakken, gezegend met al de weinige
+deugden en vele eigenaardigheden van dat bekende volkje, waardoor de
+vrolikheid het laatste woord krijgt. Onze jongens zullen het boek zeker
+met groot genoegen lezen, en het zij hun van harte gegund, want het is
+een goed boek en ze kunnen er nog wel iets uit leeren.
+ _School en Leven._
+
+
+ Jongens van Oudt-Holland
+
+ DOOR
+
+ C. JOH. KIEVIET.
+
+ Rijk geïllustreerd door JOHAN BRAAKENSIEK.
+
+ Prijs in geïll. omslag ~f1.50~. In prachtband ~f1.90~.
+
+ 2e DRUK.
+
+~De Pers over dit boek:~
+
+Een flink aardig boek voor jongens en meisjes, ook geschikt voor een
+Volksbibliotheek. Het geeft een levendige voorstelling van het doen en
+laten onzer voorouders in den tijd van Czaar Peter, die hier het
+scheepstimmeren kwam leeren.
+
+Het is een aardig leerzaam verhaal, boeiend voor kinderen, onderhoudend
+voor ouderen, en het karakter van den Czaar is zoo frisch geschetst;
+'t geheel is als bijzonder gelukkig geslaagd te noemen. BRAAKENSIEK
+verhoogde de aantrekkelijkheid door goede teekeningen.
+ _Belang en Recht._
+
+ * * * * *
+
+De schrijver van zooveel flinke, aantrekkelijke jongensboeken verplaatst
+ons hier in het eind der 17e eeuw, en geeft door zijn levendigen,
+aanschouwelijken schrijftrant een duidelijk beeld van een dier
+belangrijkste tijdperken uit de Zaanstreek. Zooals de schrijver zelve
+zegt, heeft hij werkelijk historische personen ten tooneele gevoerd,
+en hun lotgevallen naar waarheid vermeld. Zelfs de jongens, die in
+het verhaal voorkomen, hebben voor het meerendeel geleefd, doch hun
+lotgevallen berusten gedeeltelijk op fantasie. De vele historische
+aanteekeningen over den tijd, waarin Czaar Peter als Pieterbaas te
+Zaandam werkte, en betreffende den bloei van die streek, stelden hem in
+staat uit de rijke stof zooveel te putten, dat er een boeiend verhaal
+kon ontstaan, dat den lezer heel dien tijd doet meeleven. Zulke boeken
+behooren èn om den inhoud èn om den vorm tot de juweeltjes van een goede
+bibliotheek. Voor leerlingen eener hoogste klasse, 12-14 jaar en ouder,
+is dit je lectuur.
+
+De illustraties zijn keurig; dit waarborgt trouwens de naam BRAAKENSIEK.
+ _'t Onderwijs._
+
+ * * * * *
+
+Als eerste deel van »Kieviet's Historische Bibliotheek" verscheen bij
+VALKHOFF & CO. te Amersfoort »Jongens van Oudt-Holland", door C. JOH.
+KIEVIET, met aardige illustraties van JOH. BRAAKENSIEK. De schrijver
+vertelt hier van het leven te Zaandam in den tijd, dat Czaar Peter daar
+woonde. Hij heeft zich daarbij zooveel mogelijk aan de historie gehouden
+en toch een aardig, opgewekt jongensboek geschreven.
+ _Algem. Handelsblad._
+
+ * * * * *
+
+In Kieviet's Geïllustreerde Historische Bibliotheek, uitgave VALKHOFF &
+CO. te Amersfoort, is pas verschenen in een sprekenden prachtband
+»Jongens van Oudt-Holland", door C. JOH. KIEVIET, waarvoor JOH.
+BRAAKENSIEK de aanlokkende illustratiën leverde.
+
+Boeken als »Jongens van Oudt-Holland" werken er toe mede, bij de jeugd
+energie en zelfvertrouwen op te wekken. Ook de kleine naties kunnen
+groote mannen voortbrengen, dat leert onze geschiedenis op tal van
+bladzijden; maar 't is goed, dat deze lectuur ook uitspanningslectuur
+bezielt.
+ _Arnh. Courant._
+
+ * * * * *
+
+Van C. JOH. KIEVIET. Deze naam is immers voldoende om iederen jongen van
+Holland naar het boek te doen grijpen.
+
+De schrijver handhaaft door dit verhaal zijn naam. Meer hebben we niet
+noodig ervan te zeggen. Ook hieruit leeren we de kinderen zonder dat ze
+er bij denken. En het is zoo opwekkend, een stuk geschiedenis te lezen
+uit den bloeitijd van Holland. Het zal er wel ingaan, dit boek.
+ _De Telegraaf._
+
+ * * * * *
+
+Een aardig jongensboek »Jongens van Oudt-Holland", door C. JOH. KIEVIET,
+met illustraties van JOH. BRAAKENSIEK. Amersfoort VALKHOFF & CO.
+
+De goede jongensboekenschrijver C. JOH. KIEVIET heeft in dit, zijn
+nieuwste werk, het verblijf van Czaar Peter den Grooten te Zaandam
+behandeld.
+
+Nog steeds, zegt de heer HONIG, is het voor het nageslacht welgevallig
+met de gedachten zich in het gouden tijdperk onzer historie te
+verplaatsen en het kan niet anders of bij de jongelieden wordt dan de
+lust opgewekt tot navolging van de daden der voorvaderen. Boeken als
+»Jongens van Oudt Holland" van den heer KIEVIET werken daartoe zeker
+mede!
+
+De heer KIEVIET heeft zijn onderwerp zoo prettig, zoo interessant en zoo
+leesbaar behandeld, dat er alle reden is dit boek alweer voor zijn doel
+voortreffelijk geslaagd te noemen. De figuur van den grooten Czaar in
+zijn eenvoud en zijn humor staat in 't verhaal wel zoo aantrekkelijk
+mogelijk. En BRAAKENSIEK heeft 't in den stijl geïllustreerd.
+ _Rott. Nieuwsblad._
+
+ * * * * *
+
+In dit vrij boeiende verhaal wordt het een en ander verteld uit het
+leven aan den Zaankant ten tijde van Czaar Peter. Het berust deels op
+historie, deels op phantasie, die evenwel geen vreemde sprongen maakt.
+Het is mooi uitgegeven, en we kunnen het aanbevelen voor 12-jarigen.
+ _Rapport van de Commissie ter beoordeeling van Kinderlectuur._
+
+ * * * * *
+
+Als schrijver van jongensboeken legt de bekende C. JOH. KIEVIET een
+werkelijk verbazende werkzaamheid aan den dag. Met ingenomenheid maken
+we ten eerste melding van een fraai uitgegeven boek, getiteld »Jongens
+van Oudt-Holland", verschenen (bij VALKHOFF & CO., Amersfoort) als
+eerste deel van »Kieviet's Historische Bibliotheek". Dit boek is
+versierd met platen van JOHAN BRAAKENSIEK, die zoo bij uitstek het
+Oudt-Hollandsche karakter weergeeft. Het behandelt de geschiedenis van
+Czaar Peter en speelt in hoofdzaak te Zaandam. Voorts merkwaardigheden
+over de eenmaal bloeiende Groenlandsche vaart. Ook een berucht
+Zaankanter, Claes Compaen, die »alderfameuste zeeroover", zooals de oude
+journalen hem noemen, komt hierin voor.
+
+[Illustratie]
+
+Een bekend Zaansch historicus, de heer G. J. HONIG, heeft in een
+voorrede het een en ander opgemerkt over de hier behandelde stof.
+Werkelijk een zeer aantrekkelijk boek.
+ _N. v. d. Dag._
+
+ * * * * *
+
+De ijverige schrijver voor de jeugd, C. JOH. KIEVIET, begint een nieuwe
+serie: »Geïllustreerde Historische Bibliotheek" welke zal bestaan uit
+zes deelen, uitgegeven bij VALKHOFF & CO., te Amersfoort. Het eerste
+deel: »Jongens van Oudt Holland", bevat de geschiedenis van Czaar Peter
+te Zaandam. Het dankbare onderwerp is op levendige onderhoudende
+wijze behandeld, en werkelijk goede, geestige illustraties van JOH.
+BRAAKENSIEK verhoogen de waarde van het boek, dat zeker veel aftrek
+zal vinden.
+ _De Avondpost._
+
+ * * * * *
+
+Dit boek heb ik met bizonder veel pleizier gelezen. Ik vind het een
+aardig, prettig geschreven boek.
+ _Jeugd._
+
+
+ AB EN Z'N VRIENDEN
+
+ DOOR C. JOH. KIEVIET.
+
+ Rijk geïllustreerd door JAN SLUYTERS.
+
+ ~4e DRUK.~ Prijs in geïll. omslag ~f1.50~. In prachtband ~f1.90~.
+
+[Illustratie]
+
+~Oordeel van de Pers:~
+
+Een echt frisch avontuurlijk jongensboek. Het is een verhaal van flinke
+jongens en van jongens die liegen, maar later inzien hoe leelijk dit is:
+een verhaal met een strekking, maar ook een amusant boek.
+ _Alg. Handelsblad._
+
+ * * * * *
+
+Een prettig boek voor jongens--en waarschijnlijk voor meisjes ook, want
+ook die lezen graag van C. JOH. KIEVIET.
+ _N. Rotterd. Courant._
+
+ * * * * *
+
+Dit boek behelst een zeer goed beschreven recht boeiend en tegelijk
+leerrijk verhaal van de lotgevallen en ontmoetingen van een aantal
+jongens.
+
+Geen twijfel is er, of de jongens zullen dit echte jongensboek met het
+grootste genoegen lezen. Als boekgeschenk zal het hun zeker welkom zijn.
+ _Christelijk Schoolblad._
+
+ * * * * *
+
+Dit boek wordt warm aanbevolen.
+ _Het Schoolblad._
+
+Het is de dikwijls vermakelijke geschiedenis van een paar tweelingen,
+die zooals de »Schoolmeester" zei: »frappant op elkaar geleken!" Maar in
+dien toon van vroolijkheid mengt zich ook een gepaste ernst.
+ _Nieuws v. d. Dag._
+
+ * * * * *
+
+Een mooi gedrukt en werkelijk ook aardig geschreven jongensboek. Een
+heel relaas van jongensavonturen. Aan 't slot komt de jongen tot
+indenken en wordt een braaf mensch.
+ _De Standaard._
+
+
+
+
+=ZOOEVEN VERSCHENEN:=
+
+ Pension »Zonneduin"
+
+ DOOR
+
+ C. JOH. KIEVIET.
+
+ Rijk geïllustreerd door JOH. BRAAKENSIEK.
+
+ PRIJS IN GEÏLL. OMSLAG ~f2.40~.--IN PRACHTBAND ~f2.90~.
+
+ Uitgevers VALKHOFF & CO.--Amersfoort.
+
+
+
+
+ Vroolijke Vertellingen
+
+ DOOR
+
+ C. JOH. KIEVIET.
+
+ Rijk geïllustreerd door W. K. DE BRUIN e.a.
+
+ Prijs in Geïllustreerd Omslag ~f1.50~. In Prachtband ~f1.90~.
+
+~De Pers over dit boek:~
+
+De vertellingen lijken ons heel geschikte lectuur voor jongens boven de
+twaalf jaar, die zullen er zich zeker kostelijk mee vermaken. We noemen
+als bijzonder geslaagd »De Witte Poedel," »Een Zaansche Luilak" (bedoeld
+is de Zaterdag voor Pinkster, die, zooals men weet, speciaal aan de Zaan
+nog in eere is en met vroeg opstaan en herriemaken door alle Zaansche
+jongens wordt gevierd) en »Wonderlijke gedaanteverwisseling", met de
+allerkoddigste teekeningetjes. Een boek dat aanbevolen mag worden!
+ _Algem. Handelsblad._
+
+[Illustratie]
+
+ * * * * *
+
+Bij VALKHOFF & CO., te Amersfoort, heeft de bekende schrijver C. JOH.
+KIEVIET een boek met »Vroolijke Vertellingen" in het licht gegeven. Dat
+zullen de jongens zeker heel aardig vinden. Het negental verhalen van
+vroolijke en ondeugende jongens, vol avonturen en kattekwaad, is in een
+prettigen toon geschreven, zonder overdrijving, maar heel echt. W. K.
+DE BRUIN en VAN GELDORP hebben het aantrekkelijke boek van groote en
+kleine platen voorzien.
+ _Nieuws v. d. Dag._
+
+ * * * * *
+
+'t Is een bundel van negen verhalen, die den geest van den bekenden
+kinderschrijver ademen, d. w. z. zoo echt in den toon zijn, zoo
+rechtstreeks tot het gemoed spreken, als ze een ernstigen ondergrond
+hebben, en den schaterlach weten te pakken, als ze grappig zijn. De taal
+is eenvoudig los, in den spreektrant.
+ _Arnh. Courant._
+
+ * * * * *
+
+Een negental aardige vertellingen, waarvan vijf uitstekend. Veel
+vroolijkheid, maar de ernst ontbreekt evenmin. De Commissie beveelt ze
+warm aan voor 10-12 jarigen.
+ _Commissie ter beoordeeling van Kinderlectuur._
+
+
+
+
+ »De Zoon van Dik Trom"
+
+ DOOR
+
+ C. JOH. KIEVIET.
+
+ Vierde Druk.
+
+ Geïllustreerd door JAN SLUYTERS.
+
+ BANDTEEKENING VAN LOUIS RAEMAEKERS.
+
+ PRIJS INGENAAID ~f1.50~.--IN PRACHTBAND ~f1.90~.
+
+~Oordeel van de Pers:~
+
+C. JOH. KIEVIET heeft hoopen kinderen plezier gedaan door Dik Trom nog
+eens ten tooneele te voeren. Want _De Zoon van Dik Trom_ is zoowat Dik
+zelf, verjongd, en het hindert heelemaal niet, integendeel, dat Dik
+vader geworden, nog even jong en jolig is, als toen hij jong was en als
+nu Jan Trom is: het boek is er nog wel zoo vermakelijk door. Want Jan
+Trom, die als alle Trommen het hart op de rechte plaats heeft, doet even
+dwaze dingen als zijn vader en KIEVIET vertelt die weer even aardig.
+ _Algemeen Handelsblad._
+
+ * * * * *
+
+We vestigen de aandacht op het allerjongste nieuws betreffende den in
+alle kinderkamers veelvermaarden en veelgeliefden Dik Trom. Dik is
+getrouwd met Anneke; zij drijven nu den winkel, Dik's ouders zijn de
+naaste buren, en er is een zoon, die Jan heet. Welke guitenstreken _De
+Zoon van Dik Trom_ uithaalt, zeer ten genoegen van zijn onvergetelijken
+vader, verhaalt C. JOH. KIEVIET, ongetwijfeld evenzeer tot vreugde
+zijner jonge vrienden.
+ _Nieuwe Rotterdamsche Courant._
+
+ * * * * *
+
+Een der vruchtbaarste, meest bekende schrijvers van oorspronkelijke
+jongensboeken is ongetwijfeld de heer C. JOH. KIEVIET. Zijn werken
+vormen in weinige jaren reeds een geheele reeks; maar onder al die
+boeken is er wel geen, die zoo heeft gepakt en onder de jongens
+werkelijk opgang heeft gemaakt als Dik Trom.
+
+Het bewijs van dit succes is nu weer geleverd, want bij de verschijning
+van het nieuwste boek onder den veelbelovenden titel: _De Zoon van Dik
+Trom_, was de eerste oplaag onmiddellijk bij aanbieding uitverkocht.
+Hier is naar waarheid een zoon die naai zijn vader aardt en het is
+wel zeker, dat de jonge lezers evenveel pleizier zullen hebben in
+den kleinen Jan als vroeger in zijn gelukkigen vader, dien aardigen
+»gezelligen" Dik Trom.
+
+Het aantrekkelijke boek bevat platen van JAN SLUYTERS.
+ _Nieuws van den Dag._
+
+ * * * * *
+
+De firma VALKHOFF & CO. te Amersfoort heeft succes met haar jongensboek
+»_De Zoon van Dik Trom_" door C. JOH. KIEVIET.
+
+De eerste oplaag van dit lijvige boekdeel was direct uitverkocht. Dit
+feit spreekt genoeg voor het werk; een aanprijzende recensie kan
+overbodig geacht worden.
+
+De illustratiën van JAN SLUYTERS zijn goed typeerend. Er zit leven en
+beweging in, zooals in het verhaal zelf. De mooie, sprekende band doet
+het zijne, om het boek tot een begeerd geschenk te maken.
+ _Arnhemsche Courant._
+
+ * * * * *
+
+Een nieuwe KIEVIET ... en dan ... een vervolg op Dik Trom.
+
+Menig jongenshart trilt van verlangen als hij deze nieuwe uitgave voor
+de ramen ziet staan. En terecht, KIEVIET weet voor jongens te schrijven.
+Hij blijft aardig en behoudt zijn onuitputtelijken humor. De zoon van
+Dik Trom is »'n aartje naar 't vaartje", al is Trom Jr. dan ook als
+zuigeling 'n huilebalk en als kind 'n magere sprinkhaan. In dit boek
+schuilt als moraal ('n verdienstelijk iets in boeken voor jongens)
+»waarheid en eerlijkheid bovenal!"
+ _De Boekengids._
+
+
+
+
+ +-------------------------------------------+
+ | |
+ | OPMERKINGEN VAN DE BEWERKER: |
+ | |
+ | De volgende correcties zijn in de tekst |
+ | aangebracht: |
+ | |
+ | Bron (B:) -- Correctie (C:) |
+ | |
+ | B: tuin te leiden, man!' viel |
+ | C: tuin te leiden, man!" viel |
+ | B: diens tanden kennnis te maken |
+ | C: diens tanden kennis te maken |
+ | B: bij je. We kunnen jou |
+ | C: bij je. We kunnen jouw |
+ | B: »Hangen!" luidde het harde |
+ | C: »»Hangen!" luidde het harde |
+ | B: ben je gereed om mêe te |
+ | C: ben je gereed om meê te |
+ | B: aan Job Slob, een man, |
+ | C: aan Jan Slob, een man, |
+ | B: dat de vogeIs hen zouden |
+ | C: dat de vogels hen zouden |
+ | B: woerd is bij jou vischje!" |
+ | C: woerd is bij jouw vischje!" |
+ | B: Heer Jan"! waarschuwde Marten, |
+ | C: Heer Jan!" waarschuwde Marten, |
+ | B: Mijn huis zal jou huis zijn..." |
+ | C: Mijn huis zal jouw huis zijn..." |
+ | B: loop liet. Slop legde hem |
+ | C: loop liet. Slob legde hem |
+ | B: zei Slop, die wel opmerkte, |
+ | C: zei Slob, die wel opmerkte, |
+ | B: viel Jan Walichs is. |
+ | C: viel Jan Walichs in. |
+ | B: Kees Sijmensen, Pieter Claessen |
+ | C: Kees Symensen, Pieter Claessen |
+ | B: Een ieder zij zijn |
+ | C: Een ieder zij op zijn |
+ | B: ook wilde gebruiken. |
+ | C: ook wilden gebruiken. |
+ | B: pIaagden en kwelden |
+ | C: plaagden en kwelden |
+ | B: wekte het op het hevigste verzet. |
+ | C: wekte het het hevigste verzet op. |
+ | B: u, dat ik komen zal." |
+ | C: u, dat ik komen zal?" |
+ | B: »Ja,--ja! riep Marten |
+ | C: »Ja,--ja!" riep Marten |
+ | B: zoo liefderijk in haar huis |
+ | C: zoo liefderijk in hun huis |
+ | B: »Hem redden?" vroeg Cleas Kees |
+ | C: »Hem redden?" vroeg Claes Kees |
+ | B: het," sprak Jan Diewens |
+ | C: het," sprak Jan Dieuwers |
+ | B: »'t Hoen, dit is de |
+ | C: »»'t Hoen, dit is de |
+ | B: edelmoedig kan zijn." |
+ | C: edelmoedig kan zijn."" |
+ | B: XI. Op den Sparendammer |
+ | C: IX. Op den Sparendammer |
+ | B: 299 |
+ | C: 209 |
+ | B: van Amsterdam (Moorddam") naar |
+ | C: van Amsterdam (»Moorddam") naar |
+ | B: te doorstaan: de vermakelijke |
+ | C: te doorstaan; de vermakelijke |
+ | B: heldenmoed, toch b!ijft de |
+ | C: heldenmoed, toch blijft de |
+ | B: _Het Schoolblad_ |
+ | C: _Het Schoolblad._ |
+ | B: overbodig geacht worden, |
+ | C: overbodig geacht worden. |
+ | B: waarheid en eerlijkheid |
+ | C: »waarheid en eerlijkheid |
+ | |
+ +-------------------------------------------+
+
+
+
+
+
+End of the Project Gutenberg EBook of De Kennemer Vrijbuiter, by
+Cornelis Johannes Kieviet
+
+*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK DE KENNEMER VRIJBUITER ***
+
+***** This file should be named 33720-8.txt or 33720-8.zip *****
+This and all associated files of various formats will be found in:
+ https://www.gutenberg.org/3/3/7/2/33720/
+
+Produced by Branko Collin and the Online Distributed
+Proofreading Team at https://www.pgdp.net for Project
+Gutenberg.
+
+
+Updated editions will replace the previous one--the old editions
+will be renamed.
+
+Creating the works from public domain print editions means that no
+one owns a United States copyright in these works, so the Foundation
+(and you!) can copy and distribute it in the United States without
+permission and without paying copyright royalties. Special rules,
+set forth in the General Terms of Use part of this license, apply to
+copying and distributing Project Gutenberg-tm electronic works to
+protect the PROJECT GUTENBERG-tm concept and trademark. Project
+Gutenberg is a registered trademark, and may not be used if you
+charge for the eBooks, unless you receive specific permission. If you
+do not charge anything for copies of this eBook, complying with the
+rules is very easy. You may use this eBook for nearly any purpose
+such as creation of derivative works, reports, performances and
+research. They may be modified and printed and given away--you may do
+practically ANYTHING with public domain eBooks. Redistribution is
+subject to the trademark license, especially commercial
+redistribution.
+
+
+
+*** START: FULL LICENSE ***
+
+THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE
+PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK
+
+To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free
+distribution of electronic works, by using or distributing this work
+(or any other work associated in any way with the phrase "Project
+Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full Project
+Gutenberg-tm License (available with this file or online at
+https://gutenberg.org/license).
+
+
+Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg-tm
+electronic works
+
+1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm
+electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to
+and accept all the terms of this license and intellectual property
+(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all
+the terms of this agreement, you must cease using and return or destroy
+all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your possession.
+If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a Project
+Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound by the
+terms of this agreement, you may obtain a refund from the person or
+entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8.
+
+1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be
+used on or associated in any way with an electronic work by people who
+agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few
+things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works
+even without complying with the full terms of this agreement. See
+paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project
+Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this agreement
+and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm electronic
+works. See paragraph 1.E below.
+
+1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the Foundation"
+or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection of Project
+Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual works in the
+collection are in the public domain in the United States. If an
+individual work is in the public domain in the United States and you are
+located in the United States, we do not claim a right to prevent you from
+copying, distributing, performing, displaying or creating derivative
+works based on the work as long as all references to Project Gutenberg
+are removed. Of course, we hope that you will support the Project
+Gutenberg-tm mission of promoting free access to electronic works by
+freely sharing Project Gutenberg-tm works in compliance with the terms of
+this agreement for keeping the Project Gutenberg-tm name associated with
+the work. You can easily comply with the terms of this agreement by
+keeping this work in the same format with its attached full Project
+Gutenberg-tm License when you share it without charge with others.
+
+1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern
+what you can do with this work. Copyright laws in most countries are in
+a constant state of change. If you are outside the United States, check
+the laws of your country in addition to the terms of this agreement
+before downloading, copying, displaying, performing, distributing or
+creating derivative works based on this work or any other Project
+Gutenberg-tm work. The Foundation makes no representations concerning
+the copyright status of any work in any country outside the United
+States.
+
+1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg:
+
+1.E.1. The following sentence, with active links to, or other immediate
+access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear prominently
+whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work on which the
+phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the phrase "Project
+Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, performed, viewed,
+copied or distributed:
+
+This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
+almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
+re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
+with this eBook or online at www.gutenberg.org
+
+1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is derived
+from the public domain (does not contain a notice indicating that it is
+posted with permission of the copyright holder), the work can be copied
+and distributed to anyone in the United States without paying any fees
+or charges. If you are redistributing or providing access to a work
+with the phrase "Project Gutenberg" associated with or appearing on the
+work, you must comply either with the requirements of paragraphs 1.E.1
+through 1.E.7 or obtain permission for the use of the work and the
+Project Gutenberg-tm trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or
+1.E.9.
+
+1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted
+with the permission of the copyright holder, your use and distribution
+must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any additional
+terms imposed by the copyright holder. Additional terms will be linked
+to the Project Gutenberg-tm License for all works posted with the
+permission of the copyright holder found at the beginning of this work.
+
+1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm
+License terms from this work, or any files containing a part of this
+work or any other work associated with Project Gutenberg-tm.
+
+1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this
+electronic work, or any part of this electronic work, without
+prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with
+active links or immediate access to the full terms of the Project
+Gutenberg-tm License.
+
+1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary,
+compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including any
+word processing or hypertext form. However, if you provide access to or
+distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format other than
+"Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official version
+posted on the official Project Gutenberg-tm web site (www.gutenberg.org),
+you must, at no additional cost, fee or expense to the user, provide a
+copy, a means of exporting a copy, or a means of obtaining a copy upon
+request, of the work in its original "Plain Vanilla ASCII" or other
+form. Any alternate format must include the full Project Gutenberg-tm
+License as specified in paragraph 1.E.1.
+
+1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying,
+performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works
+unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9.
+
+1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing
+access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works provided
+that
+
+- You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from
+ the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method
+ you already use to calculate your applicable taxes. The fee is
+ owed to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he
+ has agreed to donate royalties under this paragraph to the
+ Project Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments
+ must be paid within 60 days following each date on which you
+ prepare (or are legally required to prepare) your periodic tax
+ returns. Royalty payments should be clearly marked as such and
+ sent to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation at the
+ address specified in Section 4, "Information about donations to
+ the Project Gutenberg Literary Archive Foundation."
+
+- You provide a full refund of any money paid by a user who notifies
+ you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he
+ does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm
+ License. You must require such a user to return or
+ destroy all copies of the works possessed in a physical medium
+ and discontinue all use of and all access to other copies of
+ Project Gutenberg-tm works.
+
+- You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of any
+ money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the
+ electronic work is discovered and reported to you within 90 days
+ of receipt of the work.
+
+- You comply with all other terms of this agreement for free
+ distribution of Project Gutenberg-tm works.
+
+1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project Gutenberg-tm
+electronic work or group of works on different terms than are set
+forth in this agreement, you must obtain permission in writing from
+both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and Michael
+Hart, the owner of the Project Gutenberg-tm trademark. Contact the
+Foundation as set forth in Section 3 below.
+
+1.F.
+
+1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable
+effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread
+public domain works in creating the Project Gutenberg-tm
+collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm electronic
+works, and the medium on which they may be stored, may contain
+"Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate or
+corrupt data, transcription errors, a copyright or other intellectual
+property infringement, a defective or damaged disk or other medium, a
+computer virus, or computer codes that damage or cannot be read by
+your equipment.
+
+1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right
+of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project
+Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project
+Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project
+Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all
+liability to you for damages, costs and expenses, including legal
+fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT
+LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE
+PROVIDED IN PARAGRAPH 1.F.3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE
+TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE
+LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR
+INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH
+DAMAGE.
+
+1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a
+defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can
+receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a
+written explanation to the person you received the work from. If you
+received the work on a physical medium, you must return the medium with
+your written explanation. The person or entity that provided you with
+the defective work may elect to provide a replacement copy in lieu of a
+refund. If you received the work electronically, the person or entity
+providing it to you may choose to give you a second opportunity to
+receive the work electronically in lieu of a refund. If the second copy
+is also defective, you may demand a refund in writing without further
+opportunities to fix the problem.
+
+1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth
+in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS' WITH NO OTHER
+WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO
+WARRANTIES OF MERCHANTIBILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE.
+
+1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied
+warranties or the exclusion or limitation of certain types of damages.
+If any disclaimer or limitation set forth in this agreement violates the
+law of the state applicable to this agreement, the agreement shall be
+interpreted to make the maximum disclaimer or limitation permitted by
+the applicable state law. The invalidity or unenforceability of any
+provision of this agreement shall not void the remaining provisions.
+
+1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the
+trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone
+providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in accordance
+with this agreement, and any volunteers associated with the production,
+promotion and distribution of Project Gutenberg-tm electronic works,
+harmless from all liability, costs and expenses, including legal fees,
+that arise directly or indirectly from any of the following which you do
+or cause to occur: (a) distribution of this or any Project Gutenberg-tm
+work, (b) alteration, modification, or additions or deletions to any
+Project Gutenberg-tm work, and (c) any Defect you cause.
+
+
+Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm
+
+Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of
+electronic works in formats readable by the widest variety of computers
+including obsolete, old, middle-aged and new computers. It exists
+because of the efforts of hundreds of volunteers and donations from
+people in all walks of life.
+
+Volunteers and financial support to provide volunteers with the
+assistance they need are critical to reaching Project Gutenberg-tm's
+goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will
+remain freely available for generations to come. In 2001, the Project
+Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure
+and permanent future for Project Gutenberg-tm and future generations.
+To learn more about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation
+and how your efforts and donations can help, see Sections 3 and 4
+and the Foundation web page at https://www.pglaf.org.
+
+
+Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive
+Foundation
+
+The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit
+501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the
+state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal
+Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification
+number is 64-6221541. Its 501(c)(3) letter is posted at
+https://pglaf.org/fundraising. Contributions to the Project Gutenberg
+Literary Archive Foundation are tax deductible to the full extent
+permitted by U.S. federal laws and your state's laws.
+
+The Foundation's principal office is located at 4557 Melan Dr. S.
+Fairbanks, AK, 99712., but its volunteers and employees are scattered
+throughout numerous locations. Its business office is located at
+809 North 1500 West, Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887, email
+business@pglaf.org. Email contact links and up to date contact
+information can be found at the Foundation's web site and official
+page at https://pglaf.org
+
+For additional contact information:
+ Dr. Gregory B. Newby
+ Chief Executive and Director
+ gbnewby@pglaf.org
+
+
+Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg
+Literary Archive Foundation
+
+Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide
+spread public support and donations to carry out its mission of
+increasing the number of public domain and licensed works that can be
+freely distributed in machine readable form accessible by the widest
+array of equipment including outdated equipment. Many small donations
+($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt
+status with the IRS.
+
+The Foundation is committed to complying with the laws regulating
+charities and charitable donations in all 50 states of the United
+States. Compliance requirements are not uniform and it takes a
+considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up
+with these requirements. We do not solicit donations in locations
+where we have not received written confirmation of compliance. To
+SEND DONATIONS or determine the status of compliance for any
+particular state visit https://pglaf.org
+
+While we cannot and do not solicit contributions from states where we
+have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition
+against accepting unsolicited donations from donors in such states who
+approach us with offers to donate.
+
+International donations are gratefully accepted, but we cannot make
+any statements concerning tax treatment of donations received from
+outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff.
+
+Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation
+methods and addresses. Donations are accepted in a number of other
+ways including including checks, online payments and credit card
+donations. To donate, please visit: https://pglaf.org/donate
+
+
+Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic
+works.
+
+Professor Michael S. Hart was the originator of the Project Gutenberg-tm
+concept of a library of electronic works that could be freely shared
+with anyone. For thirty years, he produced and distributed Project
+Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of volunteer support.
+
+
+Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed
+editions, all of which are confirmed as Public Domain in the U.S.
+unless a copyright notice is included. Thus, we do not necessarily
+keep eBooks in compliance with any particular paper edition.
+
+
+Most people start at our Web site which has the main PG search facility:
+
+ https://www.gutenberg.org
+
+This Web site includes information about Project Gutenberg-tm,
+including how to make donations to the Project Gutenberg Literary
+Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to
+subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks.
diff --git a/33720-8.zip b/33720-8.zip
new file mode 100644
index 0000000..da7fb98
--- /dev/null
+++ b/33720-8.zip
Binary files differ
diff --git a/33720-h.zip b/33720-h.zip
new file mode 100644
index 0000000..9d0903a
--- /dev/null
+++ b/33720-h.zip
Binary files differ
diff --git a/33720-h/33720-h.htm b/33720-h/33720-h.htm
new file mode 100644
index 0000000..758c375
--- /dev/null
+++ b/33720-h/33720-h.htm
@@ -0,0 +1,7028 @@
+<!DOCTYPE html PUBLIC "-//W3C//DTD XHTML 1.1//EN"
+ "http://www.w3.org/TR/xhtml11/DTD/xhtml11.dtd">
+
+<html xmlns="http://www.w3.org/1999/xhtml" xml:lang="nl">
+
+<head>
+ <meta http-equiv="Content-Type" content="text/html;charset=iso-8859-1" />
+ <meta http-equiv="Content-Style-Type" content="text/css" />
+ <title>
+ The Project Gutenberg eBook of De Kennemer Vrijbuiter, by Cornelis Johannes Kieviet.
+ </title>
+ <style type="text/css">
+
+body {margin-left: 8%; margin-right: 8%;}
+
+h1 {text-align: center; clear: both; margin-top: 2em; font-size: 250%;}
+h2 {text-align: center; clear: both; margin-top: 4em; font-size: 100%; font-weight: normal;}
+h2.h2inh {font-size: 130%; letter-spacing: 0.2em; margin-right: -0.2em;}
+
+p {margin-top: .4em; margin-bottom: .4em; text-align: justify; text-indent: 1em;}
+p.tp {margin-top: 2em; margin-bottom: 2em; text-align: center; text-indent: 0em;}
+p.subh2 {margin-top: 1em; margin-bottom: 1em; text-align: center; text-indent: 0em;
+ font-weight: bold; font-size: 115%;}
+p.noi {text-indent: 0em;}
+p.adhead {margin-top: 1.5em; margin-bottom: 1em; text-align: center; text-indent: 0em;}
+p.adtxt {font-size: 80%;}
+p.pers {margin-top: 1em; margin-bottom: 1em; text-indent: 0em; font-weight: bold; font-size: 100%;}
+
+div.title {margin-top: 3em; margin-bottom: 3em; text-align: center;}
+div.voorblad {margin-top: 3em; margin-bottom: 1em; text-align: center; font-size: 150%;}
+div.verso {margin-top: 7em; margin-bottom: 4em; margin-left: auto; margin-right: auto;
+ width: 35em; font-size: 85%; text-align: center; border-top: 1px solid black;}
+div.du {margin-left: auto; margin-right: auto; width: 22em; text-align: center; border-bottom: 3px double black;}
+div.intro {margin-top: 5em; margin-bottom: 3em; font-style: italic; font-size: 75%;}
+div.inhoud {margin-top: 3em; margin-bottom: 3em;}
+div.adv {margin-top: 4em; margin-bottom: 4em;}
+div.valkhof {margin-top: 4em; margin-bottom: 2em; margin-left: auto; margin-right: auto;
+ width: 23em; text-align: center; border-top: 5px double black;}
+.recensent {float: right; padding-right: 1em; margin-bottom: 0.4em; white-space: nowrap;}
+
+/* TB */
+hr {width: 18%; clear: both;
+ margin-top: 1em; margin-bottom: 1em; margin-left: auto; margin-right: auto;}
+hr.tb {border-style: none;}
+hr.fnsep {text-align: left; margin-top: 0.5em; margin-left: 0; margin-right: 0;}
+hr.chend {margin-top: 1em; margin-bottom: 1em;}
+hr.chbegin {margin-top: 1em; margin-bottom: 1em;}
+hr.hr18 {margin-top: 0.5em; margin-bottom: 0.5em;}
+hr.hrad {width: 100%; border-style: none; margin-top: 1em; margin-bottom: 1em;}
+hr.double {width: 100%; height: 8px; border-left-style: none; border-right-style: none;
+ border-top: 2px solid black; border-bottom: 2px solid black;}
+
+.pagenum {/* uncomment the next line for invisible page numbers */
+ /* visibility: hidden; */
+ position: absolute; left: 93%; text-indent: 0em; text-align: right;
+ font-size: small; font-weight: normal; font-variant: normal; font-style: normal;
+ letter-spacing: normal; color: #888888;}
+span[title].pagenum:after {content: "[" attr(title) "] ";}
+
+/* TABLES */
+table {margin-left: auto; margin-right: auto;
+ padding: 0; border: 0; border-collapse: collapse;}
+.toc {margin-top: 3em; margin-bottom: 1em; font-size: 90%;}
+td.tdl {text-align: left; text-indent: -1em; padding-left: 1.5em; padding-right: 0.5em;}
+td.tdr {text-align: right; padding-left: 0.5em; padding-right: 0.5em;}
+
+/* BORDERS */
+.bb {border-bottom: 2px solid black;}
+
+/* ALIGN */
+.center {text-align: center;}
+.right {text-align: right;}
+.recensfloat {float: right; margin-right: 1em; text-align: center; font-size: 80%;}
+.margin2 {margin-top: 2em; margin-bottom: 2em;}
+.ri1 {padding-right: 1em;}
+
+sup {vertical-align: 0.3em; font-size: 75%;}
+.mixcap {font-variant: small-caps;}
+.u {text-decoration: underline;}
+.g2 {letter-spacing: 0.2em; margin-right: -0.2em;}
+.smalled {letter-spacing: -0.1em;}
+.word2 {word-spacing: 0.2em;}
+ins.corr {border-bottom: 1px dotted red; text-decoration: none;}
+ins.info {border-bottom: 1px dotted green; text-decoration: none;}
+
+/* LISTS */
+ul {list-style: none; margin-top: 0.4em; margin-bottom: 0.4em;
+ margin-left: 0em; padding-left: 1em; text-indent: -1em;}
+
+/* IMAGES */
+.figcenter {margin: auto; text-align: center;}
+.figleft {float: left; clear: left; padding: 0; text-align: center; width: 100%;
+ margin-left: 0; margin-bottom: 1em; margin-top: 1em; margin-right: 1em;}
+.figright {float: right; clear: right; padding: 0; text-align: center; width: 100%;
+ margin-left: 1em; margin-bottom: 1em; margin-top: 1em; margin-right: 0;}
+img {border: none;}
+
+/* FOOTNOTES */
+.footnote {margin-left: 5%; margin-right: 5%; font-size: 90%; text-align: justify; }
+.footnote .label {position: absolute; right: 89%; text-align: right; text-decoration: none;}
+.fnanchor {vertical-align: super; font-size: 80%; text-decoration: none;}
+
+/* POETRY */
+.poem {margin-left: 10%; margin-right: 10%; text-align: left; font-size: 90%;}
+.poem br {display: none;}
+.poem .stanza {margin: 1em 0em 1em 0em;}
+.poem span.i0 {display: block; margin-left: 0em; padding-left: 3em; text-indent: -3em;}
+
+.size70 {font-size: 70%;}
+.size75 {font-size: 75%;}
+.size80 {font-size: 80%;}
+.size90 {font-size: 90%;}
+.size115 {font-size: 115%;}
+.size130 {font-size: 130%;}
+.size150 {font-size: 150%;}
+.size160 {font-size: 160%;}
+.size180 {font-size: 180%;}
+.size250 {font-size: 250%;}
+.size300 {font-size: 300%;}
+.size350 {font-size: 350%;}
+
+/* Transcriber Note */
+.TNbox {margin: 10% 10% 5% 10%; border: 1px solid; padding: 1em;
+ background-color: #dddddd; font-family: sans-serif; font-size: 90%;}
+.TNbox h2 {font-variant: small-caps; font-size: 130%; letter-spacing: 0;
+ margin-top: 1em; margin-bottom: 1em; line-height: 2em;}
+.TNbox p {text-indent: 0em; margin-top: 0.7em; margin-bottom: 0.7em;}
+.TNbox table {width: 100%; font-size: 90%;}
+.TNbox th {text-align: left;}
+.TNbox td {text-align: left; vertical-align: top;}
+td.td2 {width: 20%;}
+td.td4 {width: 40%;}
+
+ </style>
+</head>
+
+<body>
+
+
+<pre>
+
+Project Gutenberg's De Kennemer Vrijbuiter, by Cornelis Johannes Kieviet
+
+This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
+almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
+re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
+with this eBook or online at www.gutenberg.org
+
+
+Title: De Kennemer Vrijbuiter
+
+Author: Cornelis Johannes Kieviet
+
+Illustrator: Johan Coenraad Braakensiek
+
+Release Date: September 13, 2010 [EBook #33720]
+
+Language: Dutch
+
+Character set encoding: ISO-8859-1
+
+*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK DE KENNEMER VRIJBUITER ***
+
+
+
+
+Produced by Branko Collin and the Online Distributed
+Proofreading Team at https://www.pgdp.net for Project
+Gutenberg.
+
+
+
+
+
+
+</pre>
+
+
+<div class="TNbox">
+
+ <h2>Opmerkingen van de bewerker</h2>
+
+ <p>De tekst in dit bestand wordt weergegeven in de originele, verouderde spelling.
+ Er is geen poging gedaan de tekst te moderniseren.</p>
+
+ <p>Afgebroken woorden aan het einde van de regel zijn stilzwijgend hersteld;
+ de voetnoten zijn naar het eind van het hoofdstuk verplaatst.</p>
+
+ <p>Uitgezonderd de decoratieven zijn van de weergegeven illustraties vergrotingen beschikbaar
+ door op de illustraties te klikken.</p>
+
+ <p>Overduidelijke druk- en spelfouten in het origineel zijn gecorrigeerd; deze zijn voorzien van een
+ <ins class="corr" title="Bron: dnnne roed stipppellijn">dunne rode stippellijn</ins>,
+ waarbij de Brontekst via een zwevende pop-up beschikbaar is.
+ Variaties in spelling zijn behouden.</p>
+
+ <p>Een overzicht van de aangebrachte correcties is te vinden aan
+ <a href="#correctie">het eind van dit bestand</a>.</p>
+
+ <p>Dit Project Gutenberg e-boek bevat externe referenties. Het kan zijn
+ dat deze links voor u niet werken.</p>
+
+</div>
+
+<div class="figcenter" style="width: 444px;">
+<a href="images/spine.jpg"><img src="images/spineth.jpg" width="74" height="540" alt="" title="Rug boek; klik voor vergroting (250×1833px, 47kb)" /></a><a href="images/cover.jpg"><img
+src="images/coverth.jpg" width="370" height="540" alt="" title="Voorkant boek; klik voor vergroting (1256×1833px, 324kb)" /></a>
+</div>
+
+<p><span class="pagenum" title="i"></span><a id="p_i"></a></p>
+
+<div class="voorblad">DE KENNEMER VRIJBUITER.</div>
+
+<p><span class="pagenum" title="ii"></span><a id="p_ii"></a></p>
+
+<div class="verso">Boek- en Kunstdrukkerij&mdash;S. W. MELCHIOR Amersfoort.</div>
+
+<p><span class="pagenum" title="-"></span><br />
+<span class="pagenum" title="-"></span></p>
+
+<div class="figcenter" style="width: 264px;">
+<a href="images/ill_frontisp.jpg"><img src="images/ill_frontispth.jpg" width="264" height="398" alt="" title="Klik voor vergroting (881×1327px, 198kb)" /></a>
+</div>
+
+<p><span class="pagenum" title="iii"></span><a id="p_iii"></a></p>
+
+<div class="title">
+
+ <div class="du size150">Kieviet's Geïll. Historische Bibliotheek.</div>
+
+ <h1>De Kennemer Vrijbuiter</h1>
+
+ <p class="tp size75">DOOR</p>
+
+ <p class="tp size150">C. JOH. KIEVIET.</p>
+
+ <p class="tp size75"><b>TWEEDE DRUK.</b></p>
+
+ <p class="tp"><b>Met illustratiën van JOH. BRAAKENSIEK.</b></p>
+
+ <div class="figcenter" style="width: 118px;">
+ <img src="images/ill_tp.png" width="118" height="125" alt="" title="" />
+ </div>
+
+ <p class="tp"><span class="size70">AMERSFOORT</span><br />
+ VALKHOFF &amp; <span class="mixcap">Co.</span></p>
+
+</div>
+
+<p><span class="pagenum" title="iv"></span><a id="p_iv"></a><br />
+<span class="pagenum" title="v"></span><a id="p_v"></a></p>
+
+<div class="intro">
+
+<p><i>Voor het tweede deel der serie Historische Jongensboeken, welke van
+mijne hand het licht zal zien, heb ik tot stof gekozen enkele episoden
+uit het leven der Kennemer Vrijbuiters, wier heldendaden wel waard zijn
+onder de aandacht der jongere lezers gebracht te worden. Hun moed en
+vaderlandsliefde behoeft in geen enkel opzicht onder te doen voor die
+van mannen als Tromp, De Ruyter en zoovele anderen, wier namen bij elken
+Nederlandschen jongen terecht bekend zijn. De lauwerkrans, waarmede het
+hoofd dezer mannen door den Geschiedschrijver getooid is, zou niet een
+te grootsche hulde zijn voor de eenvoudige lieden, wier namen in dit
+boek voorkomen. Onder de moeilijkste omstandigheden hebben zij den
+strijd tegen den overmachtigen vijand aangedurfd en zoo den grond helpen
+leggen voor Neêrlands onafhankelijkheid.</i></p>
+
+<p><i>Hunne daden, in dit boek beschreven, zijn der Historie getrouw
+weergegeven, al mag ik niet beweren, dat de chronologische volgorde
+geheel juist is. Als bronnen zijn door mij geraadpleegd, behalve de
+gewone geschiedboeken:</i></p>
+
+<ul>
+ <li><span class="mixcap">H. Soeteboom.</span> <i>Oud-Heeden van Zaanland, enz., IIe deel.</i></li>
+ <li><span class="mixcap">W. J. Hofdijk.</span> <i>Kroniek der Kennemer Vrijbuiters.</i></li>
+ <li><span class="mixcap">C. Ekama.</span> <i>Beleg en verdediging van Haarlem.</i></li>
+ <li><span class="mixcap">A. Beeloo.</span> <i>Noord-Holland en de Noord-Hollanders.</i></li>
+</ul>
+
+<p><i>En voor de lezers, die altoos zoo graag willen weten, wat in een
+historisch verhaal wèl en wat niet gebeurd is, voeg ik er nog bij, dat
+Wybe Sjoerds werkelijk gehandeld heeft, zooals in dit boek beschreven
+is, en dat de inval der Spanjaarden daarvan het gevolg was. Bossu heeft
+een groot deel zijner troepen aan den Zuiddijk laten ontschepen, en
+plunderende zijn zij naar Saardam getrokken, waarbij de bewoners òf
+vermoord werden, òf hun heil moesten zoeken in de vlucht. Brand en
+roof kenmerkten dien tocht. Ook het plunderen van een 130-tal huizen
+aan de de Westzijde en het verbranden daarvan, benevens de strooptocht
+<span class="pagenum" title="vi"></span><a id="p_vi"></a>naar Westzaan, zijn geheel historisch. De genoemde Vrijbuiters hebben
+werkelijk geleefd en hunne daden zijn naar waarheid beschreven.
+Hetzelfde mag ik beweren van den tocht van 't Hoen naar den Heer
+De Liques, den edelen Spanjaard, die later op zoo ridderlijke wijze
+zijn eerewoord tegenover den eenvoudigen Vrijbuiter inloste. Het
+deed mij genoegen, waar ik gedwongen was zoowel van Hollanders als van
+Spanjaarden, veel ruwheid en wreedheid te moeten beschrijven, ook eene
+plaats te mogen geven aan de schoone daad van dien Spanjaard. En met
+blijdschap kon ik haar zelfs eene eereplaats geven.</i></p>
+
+<p class="right ri1"><i>C. JOH. KIEVIET.</i></p>
+
+</div>
+
+<p><span class="pagenum" title="7"></span><a id="p_7"></a></p>
+
+<div class="figcenter" style="width: 395px;">
+<a href="images/ill_p007.png"><img src="images/ill_p007th.png" width="395" height="164" alt="" title="Klik voor vergroting (799×331px, 28kb)" /></a>
+</div>
+
+<h2 id="hoofdstuk_I">HOOFDSTUK I.</h2>
+
+<hr class="chbegin" />
+
+<p class="subh2">De boerenhoeve aan den Zuiddijk en hare bewoners.</p>
+
+<p>Meer dan drie honderd jaar geleden, wij schreven Juli van het jaar 1572,
+verhief de eenvoudige boerenhoeve van Floris Geurtsz. haar nok boven
+den dijk, die Waterland tegen de dikwijls woeste golven van het Y
+beschermde, ongeveer ter plaatse, waar de Zaan zich in het Y ontlastte.</p>
+
+<p>'t Was een veel bewogen tijd. De vrije Hollanders hadden, het vermoorden
+der Hervormden moede, het gehate Spaansche juk afgeschud, Alva zijn
+tienden penning geweigerd, en in verscheidene steden de vlag met het
+roode kruis neergehaald om het geliefde rood, wit en blauw er voor in
+de plaats te hijschen. Den Briel was door de Watergeuzen ingenomen,</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="8"></span><a id="p_8"></a></p>
+
+<div class="poem">
+<div class="stanza">
+ <span class="i0">&bdquo;Op den eersten April<br /></span>
+ <span class="i0">Verloor Alva zijn Bril!&rdquo;<br /></span>
+</div>
+</div>
+
+<p class="noi">en reeds den zesden April volgde Vlissingen, half Mei Vere, 21
+Mei Enkhuizen, daarna Medemblik, Hoorn, Edam, Purmerend, Monnikendam,
+Alkmaar, en den 3<sup>en</sup> Juli ook Haarlem. Alleen Amsterdam hield de zijde
+van den koning, en bleef voor de afgevallen Noord-Hollanders een hoogst
+gevaarlijke plaats. Immers, hoe gemakkelijk konden de Spaansche troepen
+die stad als uitgangspunt nemen voor hunne tochten, zoowel naar het
+noorden als naar het zuiden. En hoe moeilijk moest het den eenvoudigen
+Waterlandschen boeren vallen, zich tegen den machtigen vijand staande
+te houden. Holland lag geheel voor den Spanjaard open. Wel was op bevel
+van den gouverneur Jonkheer Diederik Sonoy hier en daar eene schans
+opgeworpen, wel lag in Zaandam Hopman Wybe Sjoerds, om zijn Friesche
+afkomst bijgenaamd Frieseman, met een vendel krijgsknechten, maar dat
+was voor het bedreigde Waterland slechts eene geringe bescherming, en
+eene onaangename bovendien, want de bandelooze bewakers maakten het den
+inwoners geducht lastig en eischten veel meer van hen, dan zij met den
+besten wil van de wereld geven konden. Die woeste krijgsknechten, aan
+geen tucht gewoon, stoorden er zich al bijster weinig aan, of zij met
+vrienden of vijanden te doen <span class="pagenum" title="9"></span><a id="p_9"></a>hadden, en hielden met de grootste
+willekeur in de Noord-Hollandsche steden en dorpen huis. Zij eischten,
+desnoods met geweld, een leventje, of zij Zijne Hoogheid de Prins in
+eigen persoon waren, en maakten zich aan de grofste knevelarij schuldig.
+Zij waren dan ook zeer gevreesd en gehaat, en slechts de overweging, dat
+men van twee kwaden het minst erge moest kiezen, was de oorzaak, dat zij
+geduld werden. 't Waren ruwe mannen, die niets liever deden dan vechten
+en op den huisman teren, en in boosheid slechts overtroffen werden door
+de wreede Spanjaarden, die onder bevel van don Frederik de Toledo hun
+krijgstocht gingen ondernemen, om de afgevallen steden weder tot
+gehoorzaamheid te dwingen.</p>
+
+<p>Boer Floris, wiens hoeve men het eerst voorbijkwam, als men met een
+vaartuig het Y overstak en de Zaan invoer, behoorde tot de Hervormden.
+Reeds zijn Vader had in het geheim den nieuwen godsdienst omhelsd en er
+zijne kinderen in onderwezen. O, hoe heugde het Floris nog, hoe elken
+avond de bijbel uit zijn donkeren schuilhoek te voorschijn werd gehaald,
+en zijn Vader, na deuren en ramen gesloten en gegrendeld te hebben, met
+plechtige stem uit het gewijde boek de schoone hoofdstukken voorlas aan
+de huisgenooten. Hoe bestierven hem soms de woorden op de verbleekende
+lippen, wanneer onverwachts in de duisternis van <span class="pagenum" title="10"></span><a id="p_10"></a>den avond op de deur
+werd geklopt. Dan staarden Vader, Moeder, Floris en zijn eenige broeder
+Jan elkander ontzet aan en hadden gedurende enkele seconden zelfs geen
+besef, om het verboden boek in zijne schuilplaats terug te brengen.
+Slechts een herhaald kloppen kon hen tot bezinning brengen. IJlings werd
+dan de bijbel verborgen, en daarna begaf Vader zich langzaam naar de
+deur, om niet zonder vrees te vragen, wie zich daarbuiten bevond.</p>
+
+<p>En voor die vrees bestond waarlijk wel goede grond, want sedert
+vele jaren waren de galgen voor de ketters opgericht en hadden de
+brandstapels gerookt, tot groote ergernis van de Hervormden niet alleen,
+maar ook van vele Roomschen, die zich niet konden begrijpen, dat
+dergelijke moorden konden strekken tot verhooging der glorie Gods. De
+volgende namen der slachtoffers uit Waterland zijn voor het nageslacht
+bewaard gebleven: Dirk Pietersz. Krood, Pieter Trijntjes, Klaas Rodes,
+Pieter Klaas Jansen, Jacob en Seli, zijne huisvrouw, alle ingezetenen
+van Wormer; Jan Echtwerker, Klaas Melisz, Aacht Melisz en Willem haar
+man, Hein Walicksz, Trijn Amkes, Cornelis Luitsz, Klaas Dirksz en Klaas
+Klaasz, allen uit Krommeniedijk; Jonker Dirk Gerritsz Van den Busch,
+Pieter Koster van Zaandam en vele anderen. Zij allen werden gehangen,
+geworgd, verdronken of verbrand. Ja, zelfs werden meermalen ketters
+levend begraven. En ondanks al dat moorden <span class="pagenum" title="11"></span><a id="p_11"></a>was het aantal Hervormden
+grooter geworden. Met samengeperste lippen, trillende neusvleugels en
+gebalde vuisten had men de arme slachtoffers, dikwijls lofliederen
+zingende, een prooi zien worden der verterende vlammen. En het bloed der
+martelaren was het zaad geworden der kerk. Thans was een groot deel van
+Noord-Nederland van Spanje afgevallen, en durfde Floris Geurtsz op
+klaarlichten dag den bijbel op de tafel leggen en uit dat boek voorlezen
+aan zijne vrouw Fijtje, en aan Anna en Marten, zijn beide kinderen.
+Zijne ouders waren reeds lang geleden gestorven, en ook zijn broer Jan
+was hem door den dood ontvallen. Hij had de hoeve geërfd, die zijne
+ouders hadden bewoond en waarin hij geboren was, en voorspoedige jaren
+waren zijn deel geweest, totdat de booze dagen kwamen, waarin alle
+welvaart uit Holland verdwenen was. Waar destijds tromgeroffel de
+komst van krijgsknechten aankondigde, hetzij van vrienden, hetzij van
+vijanden, daar vlood alle welvaart heen, want zoowel de een als de ander
+maakte zich aan knevelarij schuldig en zoog den landman &bdquo;tot op het
+been&rdquo; uit.</p>
+
+<p>'t Was ongeveer twee uur in den middag, en boer Floris had met de zijnen
+het middagmaal gebruikt, bestaande uit eenvoudigen melkkost en eene
+snede ham. Hij en zijne vrouw waren tegenover elkander aan de tafel
+gezeten, terwijl Anna naast <span class="pagenum" title="12"></span><a id="p_12"></a>hare moeder, en Marten naast zijn vader had
+plaatsgenomen.</p>
+
+<p>Allen luisteren met aandacht naar den vader, die een hoofdstuk uit den
+bijbel voorleest. Ernstig en zwaar klinkt zijne stem bij het verhaal van
+de verdrukkingen, die de Joden moesten verduren in Egypteland, en de
+oogen van de huisgenooten zijn geen oogenblik van hem afgewend, terwijl
+hij leest.</p>
+
+<p>Het is duidelijk: de ernst der tijden heeft reeds zijn stempel gedrukt
+op de jeugdige gelaatstrekken van de zestienjarige Anna, zoowel als van
+den vijftienjarigen Marten, die met onverdeelde belangstelling het
+verhaal volgen. En ongetwijfeld denken zij aan de booze tijden, die ook
+zij thans beleven, en gansch Nederland, nu het zich kromt onder het
+ijzeren juk van Alva, den gestrengen landvoogd, die geen genade kent,
+waar het geldt de afvallige kinderen wederom terug te brengen tot de
+Roomsche kerk, of hen uit te roeien;&mdash;den man, die gansch Nederland des
+doods schuldig acht, omdat een troep onverlaten de kerken heeft bestormd
+en de beelden daarin vernield. Niemand is volgens hem onschuldig, want
+die aan den beeldenstorm niet heeft deelgenomen, heeft hem althans niet
+belet, wat in zijn oog even erg is.</p>
+
+<p>Floris Geurtsz heeft zijn kapittel uitgelezen en het boek langzaam
+dichtgeslagen. Daarna reikt hij het over aan Marten, die het verbergt
+op dezelfde <span class="pagenum" title="13"></span><a id="p_13"></a>plaats, waar het reeds zoovele jaren onopgemerkt heeft
+gelegen. Wel is op dit oogenblik die groote voorzichtigheid overbodig,
+maar men weet nooit, wat er gebeuren kan. Amsterdam ligt dichtbij en is
+nog Spaanschgezind. De graaf van Bossu, die als Stadhouder voor Alva het
+bewind voert, evenals Diederik Sonoy dat doet in naam van den Prins van
+Oranje, heeft daar nog vasten voet en bespiedt met vorschend oog de
+Zaanstreek, gereed om bij de eerste gunstige gelegenheid het hart van
+Noord-Holland te bespringen en te veroveren. De Waterlanders meenen
+echter gerust te kunnen zijn, want Hopman Wybe Sjoerds houdt met zijn
+vendel krijgsknechten Saardam bezet, en dagelijks begeeft hij zich
+voorbij de hoeve van Floris, om den Waterlandschen dijk in oogenschouw
+te nemen en te zien, of op het IJ alles rustig is en van Amsterdam uit
+geen gevaar dreigt. Ook eenige minuten geleden hebben de bewoners van de
+hoeve hem op den dijk zien voorbijloopen, vergezeld van zijn vaandrig
+Joachim.</p>
+
+<p>&bdquo;Laten wij danken,&rdquo; zegt de vader.</p>
+
+<p>Allen vouwen de handen en sluiten de oogen, en de vader spreekt overluid
+een dankgebed uit, dat ernstig en plechtig door de kamer weerklinkt.</p>
+
+<p>Nog was het gebed niet geëindigd, toen iemand voor het raam verscheen en
+nieuwsgierige blikken naar binnen wierp. 't Was een jongen van een jaar
+<span class="pagenum" title="14"></span><a id="p_14"></a>of zestien, de zoon van eene buurvrouw, eene weduwe, wier kleine hoeve
+gelegen was naast die van Floris Geurtsz. De knaap kwam hier wel meer
+aan huis, maar men was op zijne bezoeken niet bijzonder gesteld. De
+reden daarvan was niet, dat hij en zijne huisgenooten tot de ijverige
+aanhangers der Roomsche kerk behoorden, want zoo werden er in Waterland
+nog zeer vele gevonden, die daarom toch door de geuzen in het geheel
+niet werden gewantrouwd. Maar de familie Bleeker genoot in het geheel
+geen vertrouwen, omdat men hen hield voor verraders, die in geheime
+verstandhouding stonden met den Spaanschen landvoogd te Amsterdam, en
+niet schroomden hem alles aan te brengen, wat er in de Zaanstreek en in
+Waterland zoo al voorviel. De blik van dezen jongen had dan ook iets
+loerends, terwijl hij zijne oogen snel door het vertrek liet rondwaren,
+en hij had in de trekken van zijn gelaat iets ongunstigs, dat afkeer
+inboezemde.</p>
+
+<p>&bdquo;Daar staat Piet Bleeker voor het raam te gluipen,&rdquo; sprak Anna met
+onverholen afkeer, toen de vader zijn gebed geëindigd had. &bdquo;Bah, ik kan
+dien loervink niet uitstaan. Ik geloof, dat hij een echte Spek is, die
+alles wat hier gebeurt, naar Amsterdam overbrieft.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Hij is gisterenavond nog laat met zijn bootje naar Amsterdam gevaren,&rdquo;
+zei Marten. &bdquo;Hij zei, dat hij wat ging visschen, maar toen ik hem
+nakeek, zag ik duidelijk, dat hij koers zette naar Amsterdam.
+<span class="pagenum" title="15"></span><a id="p_15"></a>Ik
+vertrouw hem voor geen duit.&mdash;Wel Jan, wat is er?&rdquo;</p>
+
+<p>Deze laatste woorden golden den buurknaap, die nog altoos voor het raam
+stond.</p>
+
+<p>&bdquo;O, eene kleinigheid maar,&rdquo; was het antwoord. &bdquo;Ik kom even waarschuwen,
+dat een schaap op zijn rug in een greppel ligt. Als het beest niet
+geholpen wordt, zal het gauw dood zijn.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Dank je wel voor de waarschuwing, Jan,&rdquo; zei de boer. &bdquo;Waar ligt het?&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Op het voorstuk, dicht bij het hek,&rdquo; was het antwoord. En met een
+lichten groet verliet de knaap het erf.</p>
+
+<p>&bdquo;Jelui hebt alweer voorbarig geoordeeld en daardoor een onrechtvaardig
+vonnis geveld, kinderen,&rdquo; sprak de moeder. &bdquo;Je maakt hem voor niets meer
+of minder uit dan voor een Spek, die met de vijanden heult, en dat nog
+wel, terwijl hij ons een grooten dienst bewijst en ons komt waarschuwen,
+dat er een schaap in onmacht ligt. Dit is niet volgens de Schrift,
+kinderen.&rdquo;</p>
+
+<p>Deze woorden klonken als een ernstige vermaning, maar op de gezichten
+van Anna en Marten stond duidelijk te lezen, dat zij het met hunne
+moeder in deze niet eens waren. Ook de vader deelde hun gevoelen. Hij
+sprak:</p>
+
+<p>&bdquo;Bestraf de kinderen niet, Moeder. Wij beleven ernstige tijden en kunnen
+niet te voorzichtig zijn. <span class="pagenum" title="16"></span><a id="p_16"></a>Wees getrouw en vertrouw niemand, dat is
+eene spreuk, die wij geen oogenblik mogen vergeten. Ook ik vertrouw de
+Bleekers niet, zoomin de weduwe als haar twee zoons. Altoos loopen ze op
+plaatsen, waar zij geen boodschap hebben, 't liefst op de erven en om de
+huizen van de buren. Zij zijn met alle nieuwtjes 't eerst op de hoogte
+en kijken meer naar hetgeen bij anderen gebeurt, dan bij henzelven.
+'t Ware beter, dat zij wat meer op hun eigene zaken letten, want de
+boerderij ziet er zoo verwaarloosd uit, dat het God geklaagd is.&mdash;Toe
+Marten, help het schaap even uit den nood, dan zullen wij het hooi, dat
+te velde ligt, opschudden. Misschien kunnen we het dan nog voor den
+avond op roken zetten.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;En jij, Anna, help mij de tafel afnemen en de vaten wasschen,&rdquo; sprak de
+moeder.</p>
+
+<p>Vlug begaf Marten zich naar buiten, maar in minder dan geen tijd was hij
+alweer terug.</p>
+
+<p>&bdquo;Ziet U nu wel, Moeder, dat ik gelijk had? Hij moest het beest bijna
+passeeren, om ons te komen waarschuwen, want het lag vlak bij het hek,
+naast het erf. 't Was veel gemakkelijker voor hem geweest, om het dier
+even op te tillen, dan hierheen te loopen, en stellig had hem dat minder
+tijd gekost. 't Was er hem alleen om te doen, om de loervink te spelen,
+en anders niet. 't Is een verrader,&mdash;een Spek!&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Laat je maar zoo weinig mogelijk met hem in, <span class="pagenum" title="17"></span><a id="p_17"></a>Marten,&rdquo; zei de boer.
+&bdquo;Kom, wij moeten naar het land. De zon schijnt prachtig, en als het zoo
+doorgaat, krijgen wij dit jaar best hooi, waar de koeien van den winter
+in zullen smullen.&rdquo;</p>
+
+<p>Moeder Fijtje zuchtte, en zei:</p>
+
+<p>&bdquo;Spreek maar niet zoo ver vooruit, man. Wie kan zeggen, wat de toekomst
+ons brengen zal? De Spaansche soldaten liggen op korten afstand en
+kunnen ons elk oogenblik overvallen. En wat zal er dan van ons worden?&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;God zal ons helpen, Moeder,&rdquo; zei Floris ernstig, met een blik op de
+drie vuurroeren, die aan den wand hingen. &bdquo;Zij zullen u en onze kinderen
+geen leed doen dan over mijn lijk.&rdquo;</p>
+
+<p>Boer Floris sprak deze woorden met gefronste wenkbrauwen en diepe
+rimpels in het voorhoofd.</p>
+
+<p>&bdquo;En als zij komen, zullen ze ook met mij rekening hebben te houden,
+Moeder,&rdquo; riep Marten met geestdrift uit. &bdquo;Zij moeten het eens wagen, U
+of Anna aan te grijpen,&mdash;ha, ik jaag ze een kogel door de ribben, of
+steek ze mijn verrejager door het hart. Ze zouden het een tweeden keer
+wel laten!&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Jij bent nog maar een kind, Marten...&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Een kind?&rdquo; riep Marten uit. &bdquo;Maar dan toch een kind, dat zelden mis
+schiet en voor geen Spanjaard bang is. Ik ben al vijftien jaar, Moeder,
+en mijne kogels zouden evenzeer doodelijk treffen als die <span class="pagenum" title="18"></span><a id="p_18"></a>van Vader.
+Laat ze het eens wagen, U overlast aan te doen, ik zou ze!&rdquo;</p>
+
+<p>Anna was uit het achterhuis binnengekomen en had het gesprek met
+fonkelende oogen aangehoord.</p>
+
+<p>&bdquo;Ha,&rdquo; zei ze, &bdquo;hoe jammer, dat ik een meisje ben. Maar wee den soldaat,
+die het waagt, mij te bedreigen...&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Kind, kind, je weet niet, wat je zegt!&rdquo; sprak de moeder droevig en met
+een diepen zucht, terwijl ze hare dochter met liefdevollen blik aankeek.
+&bdquo;De wreedheid der Spanjaarden kent geen grenzen, en de oorlog is vol
+verschrikkingen. Laten wij hopen en bidden, dat God ons beschermen moge,
+want ons lot is in Zijne handen.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Amen!&rdquo; sprak Floris Geurtsz. &bdquo;Kom Marten, we moeten onzen tijd niet
+verpraten. 't Is hoog noodig, om het hooi te schudden, willen we het
+vandaag nog droog krijgen.&rdquo;</p>
+
+<p>Vader en zoon verlieten het huis, en ook Anna volgde hen, om zich naar
+den walkant te begeven, waar zij iets te verrichten had.</p>
+
+<p>'t Erf was niet bijzonder groot, en bestond uit een breed rijpad, met
+eene strook grasveld er naast. Daarachter lag een mesthoop, die na het
+binnenhalen van het hooi over het land moest worden geslecht. Wel een
+twintig kippen liepen op het erf rond, zoekende naar wormpjes en
+insecten, en een paar mooie hanen, de lievelingen van Anna, kwamen
+<span class="pagenum" title="19"></span><a id="p_19"></a>haastig naar haar toeloopen, in de hoop, dat zij een overschotje van
+het middagmaal zouden krijgen. Tegen een schuurtje, achter op het erf,
+dat gebruikt werd als bergplaats voor landbouwgereedschappen, was een
+hondenhok geplaatst, waar Kees, de groote hofhond, aan een ketting lag.
+'t Was een vriendelijke hond voor de huisgenooten, maar vreemdelingen
+konden hem niet vertrouwen, want hij beet ze zonder genade met zijn
+groote tanden in de beenen, dat het bloed te voorschijn kwam. Daarom
+mocht hij niet losloopen en moest altijd aan den ketting liggen.</p>
+
+<p>Nu hij zijn baas op het erf zag verschijnen, en Marten, van wien hij
+bijzonder veel hield, sprong hij uit zijn hok te voorschijn en liet
+een luid vreugdegebas hooren. De hond kon geweldig blaffen, waardoor
+hij de schrik was van iedereen, die eene boodschap op het erf had te
+verrichten. Niemand zou het wagen de huisdeur te naderen, zonder eerst
+een blik op het hok geworpen te hebben, om te zien, of Kees wel sekuur
+aan den ketting lag.</p>
+
+<p>&bdquo;Dag Kees!&rdquo; riep Marten hem toe, en hij boog zich voorover en klapte in
+de handen. Kees sprong kwispelstaartend en blaffend heen en weer, en
+wenschte niets liever, dan dat Marten bij hem zou komen, om hem over den
+kop te streelen en op den rug te kloppen, of wat hij het heerlijkst vond
+van alles, dat Marten hem los zou maken en zeggen:</p>
+
+<p>&bdquo;Ga je meê met den baas, Kees?&rdquo;</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="20"></span><a id="p_20"></a></p>
+
+<p>Dan was hij dol van blijdschap en rende met woeste sprongen over het
+erf rond, zoodat de kippen ijlings wegvlogen en de twee prachtige hanen
+op de droogstokken een veilige schuilplaats zochten.</p>
+
+<p>Anna keek glimlachend de beide hanen aan, die haar vlak voor de voeten
+liepen, alsof zij haar vragen wilden om een lekker hapje. En ook de
+kippen kwamen kakelend naderbij en stonden haar met gerekte halzen aan
+te kijken.</p>
+
+<p>&bdquo;O ja, wacht maar even, ik zou je haast vergeten,&rdquo; zei ze vriendelijk,
+en vlug stapte ze naar binnen, om het overschot van het middagmaal te
+halen. Weldra kwam zij terug en verdeelde de lekkernij onder de dieren.</p>
+
+<p>Vader en zoon bleven er een oogenblik naar kijken, en spoedden zich toen
+naar het land, waar het geurige hooi door de warme zonnestralen
+gekoesterd werd.</p>
+
+<hr class="chend" />
+
+<p><span class="pagenum" title="21"></span><a id="p_21"></a></p>
+
+<div class="figcenter" style="width: 567px;">
+<img src="images/ill_ch.png" width="567" height="67" alt="" title="" />
+</div>
+
+<h2 id="hoofdstuk_II">HOOFDSTUK II.</h2>
+
+<hr class="chbegin" />
+
+<p class="subh2">Ongewenscht bezoek, en hoe Kees daar een einde aan maakte.</p>
+
+<p>Nog hadden zij het hek niet bereikt, toen dit geopend werd en twee
+mannen het erf betraden. 't Waren krijgslieden, en Floris en Marten
+herkenden in hen terstond Hopman Wybe Sjoerds en zijn vaandrig Joachim,
+die hun dagelijkschen tocht naar den Waterlandschen dijk hadden gedaan
+en het IJ hadden verkend.</p>
+
+<p>&bdquo;Goeden dag, huisman,&rdquo; klonk hun groet, terwijl zij naderbij traden.
+&bdquo;Dag jongen.&rdquo;</p>
+
+<p>'t Waren stoere krijgslieden, die onder de Watergeuzen met moed
+hadden medegestreden en zelfs een werkzaam aandeel hadden gehad in de
+verovering van Den Briel. Hunne gelaatstrekken waren ruw en woest, hun
+vel was verbrand door de zonnestralen, en hunne houding getuigde van
+onverschilligheid en zelfs van brutaliteit. Zij hadden een <span class="pagenum" title="22"></span><a id="p_22"></a>vuurroer
+over den schouder, een koppel pistolen in den gordel en een zwaard
+aan de linkerzijde. Niet zonder bewondering staarde Marten de stoere
+krijgslieden aan, want zijn liefste wensch was, ook eenmaal de wapens te
+hanteeren in den dienst van den Prins van Oranje, en hem te helpen de
+gehate Spanjaarden tot den laatsten man toe uit het land te verjagen.
+Maar Floris Geurtsz deelde die bewondering van zijn zoon niet. Hij kende
+de bandeloosheid der Watergeuzen te goed, om niet te vreezen, dat dit
+bezoek hem niet veel vreugde brengen zou, ook al waren zij door Diederik
+van Sonoy aangewezen, om de landzaten tegen de Spanjaarden te
+beschermen.</p>
+
+<p>&bdquo;Goeden dag, huisman,&mdash;dag jongen!&rdquo; klonk hun groet. En kortaf was het
+antwoord:</p>
+
+<p>&bdquo;Goeden dag, heeren. Wat voert u hierheen?&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;De dorst, vrind, anders niet dan de dorst,&rdquo; was het antwoord van Hopman
+Wybe Sjoerds. &bdquo;Wij hebben eene lange wandeling achter den rug, en de zon
+brandt ons zoo fel op de huid, dat wij graag even rusten willen en je
+bier eens proeven.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Een kan bier is U van harte gegund, heeren,&rdquo; was het antwoord. &bdquo;Komt
+binnen&mdash;ik zal u voorgaan.&rdquo;</p>
+
+<p>Dit laatste was echter niet meer noodig, want de Hopman liep zonder
+complimenten naar de deur, wierp die open en trad, door zijn vaandrig
+gevolgd, <span class="pagenum" title="23"></span><a id="p_23"></a>de woonkamer binnen, waar Fijtje bezig was, den vloer aan te
+vegen. Zij keek niet weinig verwonderd op bij dit onverwachte bezoek, en
+haastte zich van den vloer op te staan en stoffer en blik in een hoekje
+te bergen.</p>
+
+<p>&bdquo;Goeden dag, Moeder!&rdquo; zeiden de vreemdelingen. &bdquo;Heb je lekker zwaar bier
+in huis? Haal dat dan te voorschijn en schenk in,&mdash;maar wat vlug, want
+de tong kleeft ons aan het gehemelte en mijn keel is zoo droog als het
+stof op den dijk.&rdquo;</p>
+
+<p>De mannen namen ongenoodigd plaats, Wybe Sjoerds op den stoel voor het
+raam, waar Floris Geurtsz altoos zat, en Joachim op dien van Fijtje.
+Boer Floris hoorde de vrijpostige woorden van de krijgslieden met
+gefronst voorhoofd aan, en hun onbescheiden gedrag was hem een doorn in
+het oog. Hij had Anna een wenk gegeven, de mannen zooveel mogelijk uit
+de voeten te blijven, want hij wilde haar niet met de ruwe krijgslieden
+in aanraking brengen. En zoo spoedig mogelijk was hij hen naar binnen
+gevolgd, om een oogje in het zeil te houden en zijne vrouw voor hunne
+ruwe bejegeningen te vrijwaren. Marten ging met hem mede, want als kind
+van zijn tijd lustte hij ook wel een beker lekker bier, en bovendien
+wilde hij graag luisteren naar de verhalen der beide krijgers, die reeds
+zooveel ondervinding hadden opgedaan. Vader en zoon plaatsten zich dus
+aan het benedeneinde <span class="pagenum" title="24"></span><a id="p_24"></a>der tafel, en weldra verscheen de vrouw met eenige
+kannen schuimend bier, die zij den dorstigen aanbood. Floris nam zijne
+kan op, hield haar in de hoogte en sprak:</p>
+
+<p>&bdquo;Goed heil, Heeren!&rdquo;</p>
+
+<p>Daarop zette hij de kan aan de lippen en dronk haar half ledig, een
+voorbeeld, dat door Marten met gretigheid gevolgd werd.</p>
+
+<p>&bdquo;Heil!&rdquo; was het antwoord.</p>
+
+<p>De krijgers hieven hun kan op en begroeven hunne behaarde lippen in het
+schuim. Daarna dronken zij de kan tot den bodem toe ledig, smakten met
+de lippen, grepen ongevraagd elk eene nieuwe kan, en lieten den inhoud
+in hunne maag verdwijnen.</p>
+
+<p>&bdquo;Dat doet goed!&rdquo; zei Joachim, zijne kan met een zwaren slag op de tafel
+neerploffende, zoodat het Marten verwonderde, dat zij niet in scherven
+uit elkander viel. &bdquo;Lekker bier, dat zeg ik!&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Maar te licht, 't lijkt wel regenwater!&rdquo; viel Hopman Wybe in. &bdquo;Kom
+huisman, je hebt wel wat beters, zou ik meenen. Laat ons eens wat
+zwaarder bier proeven, dat je naar het hoofd stijgt. Van dit gewone
+soortje kan ik wel een vat leegdrinken, en dan voel ik nog niet eens,
+dat ik wat gebruikt heb.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Ik heb geen zwaarder bier, Hopman,&rdquo; was het antwoord van Floris
+Geurtsz. &bdquo;Wij hebben U het beste voorgezet, dat wij hebben. Zal de Vrouw
+<span class="pagenum" title="25"></span><a id="p_25"></a>de bekers nog eens voor de heeren vullen?&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Maar met beter bier, voor den duivel!&rdquo; riep de Hopman uit. &bdquo;Je bent ons
+wel wat dankbaarheid verschuldigd voor onze trouwe bewaking tegen de
+Spanjaarden, en wij laten ons niet met slootwater afschepen. Hallo,&mdash;een
+betere soort,&mdash;of bewaar je die soms voor je vrienden in Amsterdam?&rdquo;</p>
+
+<p>De woorden van den Hopman waren voor Floris Geurtsz diep beleedigend,
+want zij bevatten eene zijdelingsche beschuldiging, dat hij, Floris
+Geurtsz, met den vijand heulde en hem van levensmiddelen voorzag.</p>
+
+<p>Hij antwoordde dan ook kortaf:</p>
+
+<p>&bdquo;Wanneer de vrienden in Amsterdam niets anders krijgen, dan wat hun door
+mijne hand gewordt, zullen zij spoedig van honger en dorst omkomen. Ik
+heul niet met den vijand, dat durf ik goddank openlijk verklaren!&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Kom, kom, man, geen praatjes, maar een beter soortje bier, asjeblieft!&rdquo;
+lachte de Hopman hoonend. &bdquo;Je staat met een zwarte kool geteekend,
+vriendje, en het is ons bekend, dat menigmaal 's avonds je roeiboot het
+IJ doorklieft, om naar Amsterdam te gaan. Wat heb je daar te doen? Als
+je er geen bier heenbrengt, zal het waarschijnlijk boter of kaas zijn,
+wat nog erger is.&mdash;Nu, wat heb je hierop te zeggen? Je ziet en hoort,
+dat wij goed ingelicht zijn.&rdquo;</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="26"></span><a id="p_26"></a></p>
+
+<p>Boer Floris werd bleek van verontwaardiging en drift. Hij sprong van
+zijn stoel op, en riep den Hopman toe:</p>
+
+<p>&bdquo;Gij liegt, Hopman,&mdash;mijne roeiboot komt nooit in Amsterdam, evenmin als
+ik of een van mijne huisgenooten. Wij hebben geen kennissen in die stad
+en drijven er ook geen handel. En allerminst heulen wij met den vijand,
+dien wij hoe eer hoe liever het land uit wenschen. Weg met de Spanjolen
+en leve de Prins van Oranje! Ziet U, dat roep ik uit van ganscher harte,
+want weet het, Hopman, dat ik reeds van mijne prilste jeugd af ben
+opgevoed in de nieuwe leer en dat ik die met hart en ziel aanhang...&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Volkomen waar! Wij heulen niet met de Spanjolen!&rdquo; viel Marten zijn
+vader bij. De knaap zag even bleek als de vader, en zijne stem beefde
+van verontwaardiging bij de ongegronde beschuldiging van den Hopman.</p>
+
+<p>&bdquo;Jongen, houd jij je snater!&rdquo; beet deze hem nijdig toe. Hij schoof
+Marten de bekers van zichzelven en van den vaandrig toe, en zei op
+gebiedenden toon:</p>
+
+<p>&bdquo;Daar, ga die vullen bij je moeder, maar met wat beter bier, versta je!&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Dat hebben wij niet. Vader spreekt de waarheid,&rdquo; antwoordde Marten,
+zonder eene hand naar de bekers uit te steken. Een hevige toorn had zich
+van den knaap meester gemaakt, en zijn blik dwaalde vliegensvlug <span class="pagenum" title="27"></span><a id="p_27"></a>naar
+de vuurroeren, die aan den wand hingen.</p>
+
+<p>Maar de Hopman sloeg woedend met zijne vuist op de tafel, zoodat de
+bekers er van rinkelden, en herhaalde:</p>
+
+<p>&bdquo;Ga naar je moeder, en laat ze vullen met het beste, wat je in huis
+hebt. En doe het spoedig, als je niet wilt, dat ik je met mijn rapier
+tusschen de ribben kittel.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Ga Marten, en vul de kannen,&rdquo; gebood zijn vader.</p>
+
+<p>&bdquo;Zooals de oude zingt, zoo piept het jong!&rdquo; grinnikte de vaandrig zijn
+Hopman toe. &bdquo;Wij weten, wat wij weten, en dat is van dezen huisman niet
+veel goeds.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Uwe spionnen moesten hun werk beter verrichten,&rdquo; antwoordde Floris
+Geurtsz. &bdquo;Ik ontken niet, dat van hier menigmaal eene roeiboot naar
+Amsterdam oversteekt, en ik vrees, dat de roeier niet veel goeds in zijn
+schild voert, maar God is mijn getuige, dat het niet mijne roeiboot is,
+en dat zij niet bestuurd wordt door mij of door mijn zoon.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Praatjes om ons om den tuin te leiden, man!<ins class="corr" id="corr1" title="Bron: &rsquo;">&rdquo;</ins> viel de Hopman in.
+&bdquo;Maar weet, dat een stuk touw niet duur is en eene galg spoedig
+opgericht. Met verraders maken wij geen complimenten en voor hen bestaat
+geen pardon. Ha,&mdash;daar komt de jongen. Wel, wat breng je mede?&rdquo;</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="28"></span><a id="p_28"></a></p>
+
+<p>&bdquo;Het beste, wat wij hebben, Hopman, volgens uw bevel,&rdquo; zei Marten,
+terwijl hij de kannen op de tafel plaatste.</p>
+
+<p>&bdquo;Maar dat is hetzelfde bier!&rdquo; riep de Hopman uit.</p>
+
+<p>&bdquo;Wij hebben geen ander, zooals ik reeds zeide,&rdquo; sprak de vader. &bdquo;En
+bovendien, 't is goed bier en volstrekt niet zoo licht, als u belieft te
+zeggen.&rdquo;</p>
+
+<p>De krijgslieden deden er het zwijgen toe. Blijkbaar sprak de huisman de
+waarheid, en wat hunne beschuldiging betrof, als zou Geurtsz met den
+vijand heulen, zij wisten wel, dat daarvan geen woord waar was, en dat
+er in het geheel geen grond voor bestond. 't Was echter de gewone manier
+der krijgslieden uit die dagen, om de ingezetenen op wier kosten zij
+leefden, door dergelijke beschuldigingen angst aan te jagen en hun geld
+af te persen.</p>
+
+<p>&bdquo;Waar niet is, verliest de keizer zijn recht,&rdquo; zei de Hopman met de
+lippen smakkende en zich het schuim van den knevel vegende. &bdquo;Welaan
+huisman, ga zitten en laten wij praten. Ik wil de verzekering van je
+onschuld op je woord aannemen, maar moet vier blanke guldens van u als
+onderpand hebben voor je trouw. Blijkt het later, dat voor ons vermoeden
+geen grond bestaat, dan kun je die van ons terugkrijgen. Maar&mdash;wee u,
+zoo je liegt, want voor verraders hebben wij maar één straf, en dat is
+de galg!&rdquo;</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="29"></span><a id="p_29"></a></p>
+
+<p>Een sombere wolk overtoog bij deze woorden het gelaat van den huisman.
+Het werd hem thans zoo klaar als de dag, dat het de krijgers te doen
+was om hem zijn zuurverdiend geld af te persen. En welke middelen zij
+daartoe bezigden, was hun blijkbaar volkomen onverschillig. Hoe hij
+peinsde, hij zag geen middel, om aan deze knevelarij te ontkomen. Toch
+besloot hij, den Hopman maar niet zoo dadelijk zijn zin te geven, want
+vier gulden was in die dagen een groote som, daar zij wel het vijfde
+gedeelte van de waarde eener koe vertegenwoordigden. Hij veinsde daarom
+te gelooven, dat de eisch van den Hopman slechts als scherts bedoeld
+was, en hernam lachend zijne plaats aan de tafel. De krijgslieden deden
+zich intusschen te goed aan het waarlijk niet lichte bier, en schoven de
+ledige drinkkannen aan Marten toe, die ze dadelijk ging vullen.</p>
+
+<p>&bdquo;Je maakt maar een grapje, niet waar, Hopman?&rdquo; zei Floris Geurtsz
+lachend. &bdquo;Mijn woord is onderpand genoeg, want nog nooit heeft iemand
+Floris Geurtsz op woordbreuk kunnen betrappen.&rdquo;</p>
+
+<p>En zijn kan opheffende, liet hij er op volgen:</p>
+
+<p>&bdquo;Uw welzijn, Heeren, en den dood aan de Spekken.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Kinderpraat, man, om ons om den tuin te leiden!&rdquo; viel de Hopman uit.
+&bdquo;Vier blanke guldens betaal je zonder mankeeren, of we zullen zoo vrij
+zijn je mede te nemen naar Saardam, om je vandaar op <span class="pagenum" title="30"></span><a id="p_30"></a>te zenden naar
+Heer Diederik van Sonoy. Die zal dan wel een vonnis over je vellen, en
+ik vrees, dat het ver van malsch zal zijn.&rdquo;</p>
+
+<p>Boer Floris begreep thans duidelijk, dat hij door deze beschuldiging,
+zij mocht dan totaal valsch zijn en geheel uit de lucht gegrepen, in
+groote moeilijkheden kon geraken, en dat in elk geval eene langdurige
+gevangenschap en veel ellende er het gevolg van zouden zijn. Maar vier
+blanke guldens was een te groote som, om zich die maar zonder
+tegenspraak te laten afpersen.</p>
+
+<p>&bdquo;De Heer van Sonoy is een te verstandig man, om zich op zoo'n domme
+wijze de vrienden van den Prins tot vijanden te maken. Vraag gansch
+Saardam door, aan wien ge ook wilt, en u zult eenstemmig hooren
+verklaren, dat de Spanjaarden geen vuriger vijand hebben dan mij. Ik
+laat me niet goedsmoeds mijn zuur verdiend geld afpersen. Maar wat praat
+ik; U gelieft immers slechts te schertsen;&mdash;komt heeren, een nieuwe kan.
+Marten, vul de ledige nogmaals. De heeren zullen thans wel gemerkt
+hebben, dat het bier zwaar genoeg is, om er een vroolijk hart van te
+krijgen.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;En eene hongerige maag, Hopman,&rdquo; viel Joachim in, die enkele
+oogenblikken uit het raam had gekeken en daar de twee groote hanen had
+opgemerkt, die er met statigen tred in het kleine grasveldje liepen.
+&bdquo;Wat dunkt u, zou een gebraden haantje <span class="pagenum" title="31"></span><a id="p_31"></a>niet smaken? Daar loopen er een
+paar, die mij het water langs de tanden doen vloeien.&rdquo;</p>
+
+<p>Dat waren woorden naar des Hopmans hart. Hij zette zijne kan met zooveel
+kracht op de tafel neer, dat het bier in het rond spatte en riep uit:</p>
+
+<p>&bdquo;Byloo, dat is eene schoone gedachte, mijn vriend, schooner, dan ik in
+langen tijd van je gehoord heb. Komaan, huisman, als je dan zoozeer de
+vriend zijt van den Prins, die je schijnen wilt, draai dan die dieren
+den nek om, laat dien jongen daar de veeren er afplukken en de beesten
+schoonmaken, en zeg aan moeder de vrouw, dat ze ze zoo lekker braadt, of
+ze voor den Prins in eigen persoon bestemd waren. Je bier is zoowaar
+beter dan ik dacht, en doet mij de maag jeuken naar een hartige beet.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Den nek omdraaien!&rdquo; riep Joachim, de vaandrig uit, terwijl hij opstond
+en zijn vuurroer greep, dat hij tegen zijn stoel had geplaatst. &bdquo;Niet
+noodig, Hopman, ik zal ze een kogel door den kop jagen, zoo netjes, of
+het Spanjaarden waren. Wacht maar een oogenblik, en je zult het mooiste
+schot zien, dat ooit door een watergeus losgebrand is.&rdquo;</p>
+
+<p>Lachende begaf hij zich naar de deur.</p>
+
+<p>Maar plotseling stoof Marten op. De knaap was zijne verontwaardiging
+over zooveel onbeschoftheid niet langer meester, en hij gaf den vaandrig
+met zijn vuist een stomp tegen de maag, die hem deed snakken naar zijn
+adem. En nauwelijks was deze <span class="pagenum" title="32"></span><a id="p_32"></a>daad geschied, of Marten ijlde naar den
+wand, greep een der vuurroeren, dat hij aan zijn vader gaf, en wapende
+zichzelven met een tweede. Dat alles was zoo snel gebeurd, dat de Hopman
+nog niet eens goed begreep, wat er eigenlijk aan de hand was, en met
+open mond naar de handelingen van den knaap zat te kijken, terwijl de
+vaandrig in de grootste benauwdheid heen en weer liep, zonder zijn adem
+terug te kunnen krijgen. Ook boer Floris was ten hoogste verbaasd
+over het gedrag van zijn zoon, en hij vreesde, dat een en ander de
+onaangenaamste gevolgen na zich zou sleepen. Vrij besluiteloos stond
+hij met het vuurroer in de handen, en staarde nieuwsgierig de twee
+krijgslieden aan, zichzelven afvragende, wat er nu wel gebeuren zou.</p>
+
+<p>&bdquo;Voor den duivel, die satansche jongen!&rdquo; bulderde de Hopman, van zijn
+stoel opspringend en zijn rapier uit de scheede trekkende. &bdquo;Handelt men
+hier zoo met een Hopman van den Prins en diens vaandrig? Hallo, Joachim,
+hoe is het? Laat je je door een kwâjongen afranselen, dat je de tong uit
+den mond hangt? Rijg hem aan je zwaard, dat het hem door de ribben
+heenglijdt!&rdquo;</p>
+
+<p>Maar Joachim had nog altoos geen adem genoeg, om heldenstukken te kunnen
+verrichten, en Floris Geurtsz meende van het oogenblik gebruik te moeten
+maken om de zaak te sussen.</p>
+
+<p>Hij zette zijn roer in een hoek van de kamer <span class="pagenum" title="33"></span><a id="p_33"></a>neder, en gebood Marten
+het zijne wederom aan den wand op te hangen.</p>
+
+<p>&bdquo;Je handelt dwaas en onverantwoordelijk tegenover goede vrienden,
+Marten,&rdquo; zei hij op quasi gestrengen toon. &bdquo;Ga heen en verlaat dit
+vertrek, voordat er grooter dwaasheden gebeuren.&rdquo;</p>
+
+<p>Marten gehoorzaamde schoorvoetend en onwillig. Hij kon zich de houding
+van zijn vader niet verklaren, die toch anders geen man was om met zich
+te laten sollen. En het was hoog tijd, dat hij de kamer verliet, want
+Joachim was nu weer op adem gekomen, en keek alles behalve vriendelijk.</p>
+
+<p>&bdquo;Ga zitten, Heer Vaandrig,&rdquo; zei Floris Geurtsz dringend, &bdquo;en vergeef het
+den knaap om de wille van zijne jonkheid. Hij is nog niet wijzer en het
+zou voor u een geringe eer zijn hem te straffen, zooals hij verdient.
+Weet, dat de hanen, waarvan u spreekt, hem na aan het hart liggen, want
+hij heeft ze zelf opgefokt. Ga zitten, en drink uwe kan nog eens leeg.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Maar eerst het beloofde mooie schot, Joachim!&rdquo; riep de Hopman uit met
+een vuistslag op de tafel. 't Was duidelijk, dat het bier zijne
+uitwerking begon te doen.</p>
+
+<p>&bdquo;Laat mij maar begaan!&rdquo; pochte Joachim, die opnieuw zijn vuurroer greep
+en zich naar buiten begaf. Marten stond diep verontwaardigd achter op
+het erf voor het schuurtje, naast het hondenhok. <span class="pagenum" title="34"></span><a id="p_34"></a>Kees sprong
+kwispelstaartend en blaffend tegen hem op. Marten klopte hem op den rug
+en zeide:</p>
+
+<p>&bdquo;Die stomp zal hem heugen, Kees! Hij kwam net op zijne maag terecht,
+zoodat de kaerel stond te gieren naar zijn adem. Ik zal hem wel leeren,
+om onze hanen dood te schieten en op te eten, den lomperd. Ha, kijk,
+daar komt hij toch waarlijk naar buiten, met zijn roer in de handen. Zou
+hij toch werkelijk de onbeschaamdheid hebben, om zijn plan ten uitvoer
+te brengen? Maar dat is meer dan schandelijk!&rdquo;</p>
+
+<p>Inderdaad verscheen de vaandrig op dit oogenblik buiten de deur, en
+nauwelijks kreeg hij Marten in het oog, of hij stak hem de gebalde vuist
+toe, en riep:</p>
+
+<p>&bdquo;Wacht maar, mannetje,&mdash;die hanen gaan er toch aan, of je hoog of laag
+springt. En jij zult ze netjes voor ons plukken en schoonmaken, en bij
+het eten mag je komen toezien, hoe ze ons smaken!&rdquo;</p>
+
+<p>Hij liep naar de voorzijde van het huis, waar de hanen nog parmantig
+rondstapten, en zag, hoe de Hopman lachende voor het raam stond te
+wachten op de dingen, die komen zouden, met de half-volle kan in de
+hand.</p>
+
+<p>Joachim stak de lont aan, richtte zijn vuurroer, bracht de lont bij het
+kruit en pang! klonk het met donderend geweld. Maar of het door het bier
+kwam, dat hij gebruikt had, of door den stomp, <span class="pagenum" title="35"></span><a id="p_35"></a>dien Marten hem op zijne
+maag had gegeven, weet ik niet, maar zeker is het, dat het schot miste
+en de hanen en kippen onder een luid gekakel uit elkander stoven en
+ijlings een goed heenkomen zochten.</p>
+
+<p>&bdquo;Ha-ha-ha!&rdquo; lachte de Hopman voor het raam. &bdquo;Wat prachtig schot,
+Joachim! Dat heb je zeker op de Spanjolen geleerd.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Dat verwenschte bier ook!&rdquo; mompelde Joachim beschaamd, omdat hij na
+zijn pochen zulk een treurig figuur als schutter maakte. &bdquo;Mijn hoofd
+lijkt wel een molentje, en alles draait me voor de oogen.&rdquo;</p>
+
+<p>Hij gaf zijn edel pogen echter niet op, maar laadde zijn geweer opnieuw
+en liep den hoek van het huis om, teneinde te zien, waar de dieren
+gebleven waren. Spoedig had hij hen ontdekt; zij liepen bij den
+mesthoop, niet ver van de plaats, waar Marten nog altoos bij het
+hondenhok stond. Marten lachte er smakelijk om, dat de vaandrig zoo'n
+bespottelijk figuur maakte, en Kees baste zoo geweldig met zijn zware
+stem, en hij keek den krijger met zijne fonkelende oogen zoo nijdig aan,
+dat deze besloot, zich niet al te dicht in de nabijheid van dat dier te
+wagen.</p>
+
+<p>Opnieuw legde hij aan, en met een hevigen knal brandde het schot los.
+Thans trof hij beter. Een van de hanen deed nog een paar onwillekeurige
+sprongen en viel toen dood neer. Maar op hetzelfde oogenblik <span class="pagenum" title="36"></span><a id="p_36"></a>vloog de
+deur open en ijlde Anna naar buiten. Tranen van spijt en woede vloeiden
+haar uit de oogen.</p>
+
+<p>&bdquo;Ha,&mdash;wat eene schandelijke daad voor een vaandrig in dienst van den
+Prins!&rdquo; riep zij den soldaat toe, die zich haastte zijn vuurroer opnieuw
+te laden. &bdquo;Lafaard! Schaam je je niet? Is dat doen met eere, om
+weerlooze dieren te dooden? Ben je misschien te laf, om het tegen de
+Spanjolen op te nemen, en toon je je heldenmoed op deze wijze?&rdquo;</p>
+
+<p>Ongetwijfeld zou zij in haar toorn den vaandrig nog veel meer
+beleedigingen hebben toegevoegd, indien niet de Hopman naar buiten
+gewaggeld ware, gevolgd door haar vader. Deze laatste gebood haar met
+een gebiedenden wenk, zich te verwijderen. Hij wilde haar niet in de
+nabijheid van de half beschonken krijgslieden laten. Schreiende trok zij
+zich in het achterhuis terug.</p>
+
+<p>Een oogenblik later klonk een tweede schot&mdash;maar weer was het mis, en
+nogmaals bracht de haan zich in veiligheid.</p>
+
+<p>&bdquo;Ha-ha-ha, wat een geweldig schutter!&rdquo; lachte de Hopman, die zijn roer
+in de hand hield en den haan achtervolgde. &bdquo;Joachim,&mdash;ik dacht, dat je
+hand vaster was.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;'t Komt door dat verwenschte bier!&rdquo; mompelde Joachim. &bdquo;Maar een is er
+toch al om koud!&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Pang!&rdquo; klonk het, ditmaal uit het roer van den Hopman, en waarlijk, het
+dier was doodelijk getroffen, <span class="pagenum" title="37"></span><a id="p_37"></a>hoe beneveld de oogen van den schutter
+ook waren.</p>
+
+<p>&bdquo;Zóó moet je schieten, brave jongen,&mdash;zóó moet je schieten, Joachim!&rdquo;
+pochte Wybe Sjoerds op dronkemansmanier. &bdquo;Al had ik een heel vat
+leeggedronken, ik raak toch nog zoowel een haan als een Spanjaard! Kom
+Joachim, laten we nog een beker drinken in afwachting van den maaltijd,
+die ons straks zal worden opgedischt.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Ik kom!&rdquo; was het antwoord van Joachim, die intusschen de beide dieren
+bij elkander zocht. Maar nauwelijks waren Floris Geurtsz en de Hopman
+weer in huis verdwenen, of Marten, wiens woede geen grenzen kende,
+maakte schielijk Kees los van den ketting, en fluisterde hem toe:</p>
+
+<p>&bdquo;Sa-sa-Kees, pak ze!&rdquo;</p>
+
+<p>Dat liet Kees zich geen tweemaal zeggen. De vreemdeling was hem al lang
+een doorn in het oog geweest en hij wenschte niets liever, dan hem eens
+bij de beenen te pakken. Nauwelijks voelde hij zich dan ook van den
+ketting bevrijd, of onder een oorverdoovend geblaf vloog hij op den
+vaandrig toe, die nu juist de twee hanen bij de pooten in de hand hield,
+en beet hem zonder mededoogen zoo venijnig in zijn rechterbeen, dat de
+soldaat het uitschreeuwde van pijn.</p>
+
+<div class="figleft" style="width: 263px;">
+<a href="images/ill_p038a.jpg"><img src="images/ill_p038ath.jpg" width="263" height="396" alt="" title="Klik voor vergroting (877×1321px, 209kb)" /></a>
+</div>
+
+<p>&bdquo;Au, au, smerige hond, laat los, au, au!&rdquo; kermde hij, van angst en pijn
+in het rond springende, maar <span class="pagenum" title="38"></span><a id="p_38"></a>Kees gaf er niets om en hield hem stevig
+bij zijn dijbeen vast. En toen hij eindelijk door de woeste sprongen van
+den vaandrig gedwongen was hem los te laten, hield hij een groote lap
+van diens broek in den bek. De vaandrig zette het op een loopen, in de
+hoop, de deur der hoeve te kunnen bereiken, voordat de hond hem ten
+tweeden male aangreep, natuurlijk zonder de hanen, want die had hij bij
+den aanval van den hond al dadelijk op den grond laten vallen. Maar dat
+mislukte hem. Kees liep vlugger dan hij, en beet hem met een geweldigen
+hap nu in zijn linkerbeen, zoodat ook daar de broek vaneengereten werd
+en het bloed uit des vaandrigs been te voorschijn kwam. Marten, die zich
+in allerijl achter eenig boerengereedschap verscholen had, zag het met
+het grootste genoegen aan, en hij had niet den minsten lust, Kees tot de
+orde te roepen.</p>
+
+<p>&bdquo;Au, au, vervloekte hond,&mdash;au, au!&rdquo; schreeuwde de vaandrig, die alle
+moeite deed, om de deur te bereiken.</p>
+
+<p>Op dit geschreeuw kwam weer de Hopman naar buiten, teneinde te zien, wat
+er aan de hand was. Ook boer Floris verscheen op het erf, maar
+nauwelijks zag hij, hoe Kees bezig was den vaandrig de kleeren van het
+lijf en de stukken uit de beenen te rukken, of hij trok zich schielijk
+in de hoeve terug, niet twijfelende, of met de hulp van dezen bondgenoot
+<span class="pagenum" title="39"></span><a id="p_39"></a>zou hij spoedig van de ongewenschte en brutale gasten verlost zijn.</p>
+
+<p>&bdquo;Help, Hopman, help!&mdash;Au&mdash;au,&mdash;die rakkerd! Au, sla hem dood, Hopman!&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Ik&mdash;ik zal hem een kogel door den kop jagen,&rdquo; riep de Hopman, die vrij
+angstig naar den grooten, nijdigen hond keek en allerminst lust had, met
+diens tanden <ins class="corr" id="corr2" title="Bron: kennnis">kennis</ins> te maken.</p>
+
+<p>&bdquo;Au,&mdash;au, neen, niet schieten!&mdash;Au&mdash;o, o, als je misschiet, krijg ik
+misschien den kogel, die...&rdquo;</p>
+
+<p>Verder kwam de vaandrig niet, want juist op dit oogenblik gelukte het
+hem zijn been vrij te krijgen, en ijlings koos hij het hazenpad. Nu
+had hij de deur bereikt,&mdash;maar zijn pogingen om haar los te krijgen,
+mislukten. De boer had er den grendel voor geschoven en stond nu door
+het raam te kijken, naar hetgeen op het erf voorviel. Vele pogingen om
+binnen te komen deed de vaandrig trouwens niet, want de hond zat hem
+alweer op de hielen, wat er niet beter op werd, toen van achter het
+schuurtje werd geroepen:</p>
+
+<p>&bdquo;Sa-sa-Kees, pak ze!&mdash;Toe maar Kees, pak ze!&rdquo;</p>
+
+<p>Dat bevel wilde Kees met alle genoegen uitvoeren, maar hij scheen te
+meenen, dat de vaandrig voorloopig genoeg genoten had, en viel nu op den
+Hopman aan, die tevergeefs trachtte hem met de kolf van zijn vuurroer op
+den kop te slaan.</p>
+
+<p>De vaandrig staakte zijne pogingen om de deur <span class="pagenum" title="40"></span><a id="p_40"></a>open te maken, en
+vluchtte zoo snel zijne voeten hem dragen konden het erf af en den dijk
+op, in de richting van Saardam. En Kees vloog brutaalweg den Hopman naar
+de keel, zoodat deze moord en brand schreeuwde. Hij greep Kees met zijn
+vrije hand aan, wierp hem van zich af, en volgde in stormpas zijn
+vaandrig, die al op grooten afstand op den dijk voortholde.</p>
+
+<p>Kees rende den Hopman na en beet hem gevoelig eerst in de eene en daarna
+in de andere kuit, maar toen de Hopman eenmaal het hek uitgejaagd was,
+meende hij zijn plicht te hebben volbracht. Kwispelstaartend keerde hij
+naar Marten terug, die schaterend van lachen uit zijn schuilhoek te
+voorschijn kwam en den hond goedkeurend over den kop streelde.</p>
+
+<p>&bdquo;Goed zoo, brave Kees! Goed zoo, hondje! Je hebt je voortreffelijk
+gehouden, hoor, en als wij de hanen morgen bij het middagmaal krijgen,
+zal ik voor jou een lekker stuk bewaren. Ik gun het jou liever dan die
+twee struikroovers!&rdquo;</p>
+
+<hr class="chend" />
+
+<p><span class="pagenum" title="41"></span><a id="p_41"></a></p>
+
+<div class="figcenter" style="width: 567px;">
+<img src="images/ill_ch.png" width="567" height="67" alt="" title="" />
+</div>
+
+<h2 id="hoofdstuk_III">HOOFDSTUK III.</h2>
+
+<hr class="chbegin" />
+
+<p class="subh2">Wybe Sjoerds verveelt zich, en Marten krijgt een uitnoodiging.</p>
+
+<p>Marten haastte zich de twee hanen op te zoeken, die Joachim bij den
+eersten aanval van den hond reeds op den grond had laten vallen, en hij
+bekeek ze met een meewarigen blik, want hij had veel van deze dieren
+gehouden. Maar toch verheugde hij er zich in, dat de dappere Hopman en
+diens brave vaandrig er zich niet aan zouden vergasten.</p>
+
+<p>Weldra kwamen ook zijne ouders en Anna naar buiten, die met niet weinig
+pret den geduchten aanval van Kees hadden aanschouwd en tot hunne groote
+blijdschap de twee krijgslieden op de vlucht hadden zien slaan.</p>
+
+<p>&bdquo;Was dat geen grappig gezicht?&rdquo; riep Marten hun toe, terwijl hij opnieuw
+in den lach schoot. &bdquo;Ha-ha, ik wist me bijna geen raad van het lachen,
+toen die vaandrig zulke malle sprongen <span class="pagenum" title="42"></span><a id="p_42"></a>maakte, terwijl Kees hem aan
+zijne broek hing en er de stukken uitscheurde.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;En wat schreeuwde hij leelijk,&rdquo; zei Anna, die lachen moest door hare
+tranen heen, want het deed haar veel verdriet, dat de twee mooie hanen
+gedood waren. Zij streelde hen over de fraaie veeren. De dieren waren
+nog warm.</p>
+
+<p>&bdquo;Arme beesten,&rdquo; zei ze zacht.</p>
+
+<p>&bdquo;Zeg dat wel, Anna,&rdquo; zei Marten, &bdquo;maar verheug er je in, dat die twee
+roovers er althans niet aan zullen smullen. Ha, wat had die brave Kees
+ze geducht te pakken!&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Had jij den hond losgelaten?&rdquo; vroeg zijn vader, die zich de handen
+wreef van genoegen over den goeden afloop van het minder aangename
+avontuur.</p>
+
+<p>&bdquo;Losgelaten niet alleen, maar opgehitst ook,&rdquo; lachte Marten. &bdquo;Hij vloog
+er op aan als een dolle, en ik dacht, dat hij van plan was den heelen
+vaandrig aan stukken te scheuren. 't Was een prachtig gezicht! En <i>wij</i>
+hebben de hanen nog, dat is het grappigste van alles.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Ja, en mijn vier blanke guldens daarbij, jongen. Die schavuiten
+beschuldigden mij van met den vijand te heulen, en dreigden mij naar den
+gouverneur Sonoy op te zullen zenden, als ik hun geen vier guldens gaf
+als onderpand voor mijne trouw. Een mooie eisch, voorwaar!&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Maar man, wat heb je aan een groot gevaar <span class="pagenum" title="43"></span><a id="p_43"></a>bloot gestaan,&rdquo; sprak vrouw
+Fijtje. &bdquo;Ik had me geen raad geweten, als ze die bedreiging hadden
+uitgevoerd. Gode zij dank, dat zij in hun opzet verhinderd zijn door
+Kees. Hij krijgt een lekkere kluif van me, als blijk van mijne groote
+dankbaarheid.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Hé ja, moeder, dat moet u doen,&rdquo; riep Anna uit. &bdquo;Kom hier, Kees, laat
+ik je eens streelen!&rdquo;</p>
+
+<p>Marten keek zijn vader een oogenblik peinzend aan. Eindelijk sprak hij
+verheugd:</p>
+
+<p>&bdquo;O, nu vat ik het! Dus dáárom was u zoo toegevend voor die twee
+schurken. Ik kon me al niet begrijpen, hoe u er toe komen kon, om hun
+zoo in alles hun zin te geven en al de onbeschoftheden te verdragen, die
+zij ons geliefden aan te doen. Dat is anders uw aard niet.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Ja, m'n jongen, ik zat in een moeilijk geval, en geloofde niet beter te
+kunnen doen dan te huilen met de wolven, waarmede ik in het bosch was.
+Ik had natuurlijk veel liever, dat zij deze twee hanen opaten, dan dat
+ze met mijn vier guldens naar huis gingen, of dat zij mij in staat van
+beschuldiging stelden en naar Jonkheer Sonoy opzonden. Er behoeft
+tegenwoordig niet veel te gebeuren om aan de galg te komen. Eene
+beschuldiging van Hopman Wybe Sjoerds weegt zwaar, want hij staat om
+zijne dapperheid hoog bij den gouverneur aangeschreven.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Maar voor onzen Kees ging hij toch op de vlucht!&rdquo; lachte Marten. En
+hij keek den hond, die <span class="pagenum" title="44"></span><a id="p_44"></a>kwispelstaartend om den groep heen liep, met
+welgevallen aan. Want hij hield veel van zijn hond.</p>
+
+<p>&bdquo;Wij zullen hem voortaan maar los laten loopen, Vader. Dan zijn we voor
+bezoeken van zulke fraaie gasten gevrijwaard. Zij mochten anders eens
+komen, als u of ik niet thuis waren, en dan waren zij tot alles in
+staat!&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Ik vrees, dat we nu toch nog genoeg van hen te lijden zullen hebben,&rdquo;
+sprak vrouw Fijtje met een zucht. &bdquo;Zij zullen de ondergane bejegening
+niet gemakkelijk vergeten en ze ons nog minder vergeven. Morgen of
+overmorgen zullen we de onverlaten wel opnieuw zien verschijnen, en mijn
+hart beeft bij de gedachte, wat er dan al niet gebeuren kan.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Ja Moeder,&rdquo; sprak boer Floris, &bdquo;wij beleven bange tijden en hebben
+bijna, zooals ons thans al weer gebleken is, evenveel te lijden van onze
+vrienden als van onze vijanden. Maar komaan, geen zorgen vóór den tijd.
+Anna, neem jij de hanen mede naar binnen, dan kan Marten ze vanavond
+schoonmaken. Nu ze eenmaal toch dood zijn, zullen ze ons morgen een
+heerlijk middagmaal verschaffen. En Moeder, kop jij de boter nog? Morgen
+moet Marten ze wegbrengen naar Jan Gerritsz, in de Westzijde. Hij heeft
+me gevraagd, of ik ze voor hem bewaren wilde, en hem tevens een zestig
+eieren kon bezorgen.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Moet Marten morgen dus naar Saardam?&rdquo; vroeg <span class="pagenum" title="45"></span><a id="p_45"></a>Moeder Fijtje angstig.
+&bdquo;En als dan de Hopman hem ziet,&mdash;of de vaandrig? Marten kan niet in de
+Westzijde komen, zonder den Dam te passeeren,&mdash;en daar móéten zij hem
+haast wel opmerken...&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;O Moeder, laat dat maar aan mij over,&rdquo; viel Marten lachend in. &bdquo;Ik weet
+wel een middel om de Westzijde te bereiken zonder den Dam te passeeren,
+en bovendien kan ik Kees meenemen. Als Wybe Sjoerds of zijn fraaie
+vaandrig dien zien, zullen ze mij wel met rust laten. Kom Vader, willen
+wij nu het hooi gaan opschudden? 't Wordt meer dan tijd.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Wij zullen dubbel hard werken, om de geleden schade in te halen,
+jongen,&rdquo; antwoordde de vader.</p>
+
+<p>Beiden begaven zich naar het land, gevolgd door Kees, die als loon voor
+den bewezen dienst voor dezen keer mede mocht. Gewoonlijk was het land
+echter verboden terrein voor hem, want hij zat de schapen wel eens
+achterna en joeg ze dan in de sloot. Maar op het hooiland kon hij niet
+veel kwaad uithalen, omdat daar geen vee liep.</p>
+
+<p>Eenige oogenblikken later waren vader en zoon ijverig aan den arbeid.
+Het laatste hooi lag te velde, en zij hoopten het nog voor den avond aan
+roken te zetten. Dan kon het den volgenden morgen binnengehaald worden,
+waarmede niet langer dan een halve dag gemoeid zou zijn. Daarmede was de
+<span class="pagenum" title="46"></span><a id="p_46"></a>hooioogst voor dit jaar afgeloopen. 't Hooi zag er prachtig uit en was
+al bijna geheel droog. 't Was den geheelen dag dan ook heerlijk weer
+geweest, en de zon had fel geschenen. Eer deze nog geheel ondergegaan
+was, stond het reeds op groote hoopen, zoodat den volgenden morgen de
+laatste voeren konden worden geborgen.</p>
+
+<p>Welvoldaan en tevreden keerden Floris en Marten 's avonds huiswaarts.
+Zij hadden hard gewerkt om klaar te komen, maar zij waren sterk en
+konden wel tegen wat zwaren arbeid.</p>
+
+<p>Zoodra zij thuis gekomen waren, begaf Marten zich naar het achterhuis,
+om de hanen schoon te maken, wat hem vlug afging, want Marten was een
+handige jongen, die niet van talmen hield en de dingen altoos flink
+aanpakte. Daarna ging hij het hek sluiten, wat zij in dien bangen tijd
+voor eene vaste gewoonte hadden. Als altoos 's nachts bleef Kees vrij op
+het erf rondloopen, en een betere bewaker zou moeilijk te vinden geweest
+zijn. Wee dengene, die het wagen durfde het erf te betreden. Kees was in
+staat hem te verscheuren.</p>
+
+<p>Toen allen binnen waren, sloot de vader de deuren en schoof er de
+grendels voor. Daarna deed hij zorgvuldig de ronde, om te zien, of alles
+goed afgesloten was.</p>
+
+<p>Moeder Fijtje maakte het avondmaal gereed, en toen dat genuttigd was,
+stonden Anna en Marten <span class="pagenum" title="47"></span><a id="p_47"></a>op, om zich naar bed te begeven. Maar de vader
+weerhield hen, en zeide:</p>
+
+<p>&bdquo;Blijft nog even, kinderen; ik heb jelui nog wat te zeggen.&rdquo;</p>
+
+<p>Anna en Marten keken hem niet zonder eenige verwondering aan, en waren
+nieuwsgierig wat dit zijn zou.</p>
+
+<p>De vader stond op en ontsloot eene kast. Hij haalde daaruit een kistje
+te voorschijn, dat hij op de tafel plaatste en opende. 't Bleek een
+groot aantal zilveren geldstukken te bevatten, die Marten den uitroep
+uitlokten:</p>
+
+<p>&bdquo;Zoo, zoo, Vader, dat ziet er goed uit! Mij dunkt, er zitten daar meer
+guldens in, dan duiten in mijne schatkist.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;En in de mijne daarbij!&rdquo; lachte Anna.</p>
+
+<p>Maar de vader lachte niet. Integendeel, zijn gelaat stond hoogst
+ernstig, toen hij de beide jongelieden aanzag.</p>
+
+<p>&bdquo;Luistert!&rdquo; zei hij. &bdquo;Wij beleven een tijd van beroerten, die maakt,
+dat wij heden niet weten, of morgen niet reeds de vijand onze woning
+binnenvalt en alles rooft en plundert, wat hij krijgen kan. Wij hebben
+een gedeelte van het geld, dat je hier voor je ziet, geërfd van onze
+ouders, en het overige verdiend en overgespaard. Ik acht het in de kast,
+waarin wij het jaren lang bewaard hebben, niet veilig meer, en ben met
+Moeder afgesproken, het <span class="pagenum" title="48"></span><a id="p_48"></a>te verbergen op eene plaats, waar een ander het
+niet gemakkelijk vinden zal. Maar wij willen u van die schuilplaats niet
+onkundig laten, omdat wij weten, dat we je volkomen vertrouwen kunnen en
+dat ons geheim bij jelui veilig is. 't Kan goed zijn, dat de bergplaats
+je bekend is, want in deze tijden is alles mogelijk. Ik heb
+gisterenavond, toen je reeds naar bed gegaan waart en in diepe rust
+laagt, eene geschikte plaats bedacht. Zie maar eens hier.&rdquo;</p>
+
+<p>Boer Floris stond op en begaf zich naar den haard, die van steenen
+opgetrokken was. Hij veegde de asch weg, zoodat de vloer bloot kwam, en
+haalde de steenen, die den bodem vormden, een voor een weg. Daaronder
+bleek een ijzeren plaat te liggen. Met inspanning van al zijne krachten
+schoof hij deze op zijde, en nu werd eene opening zichtbaar, die wel
+tien zulke kistjes kon bevatten.</p>
+
+<p>&bdquo;Ziehier,&rdquo; sprak de vader, &bdquo;deze plaats bedoel ik. Geef dat geldkistje
+eens hier, Marten.&mdash;Mooi zoo. Kijk, ik plaats het op den bodem van het
+gat, en stapel deze losse steenen er rondom en bovenop. Dat kistje bevat
+vierduizend gulden, kinderen, en vertegenwoordigt dus een groot bedrag,
+dat ik ongaarne in de handen der vijanden zou zien. Nu leg ik de ijzeren
+plaat er over en daarop de steenen van den haard. Wanneer nu morgen het
+vuur wordt aangelegd, vult de asch al spoedig de voegen, zoodat <span class="pagenum" title="49"></span><a id="p_49"></a>niemand
+op de gedachte zal komen, dat hier geld verborgen ligt.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Dat is mooi bedacht, Vader,&rdquo; zei Marten. &bdquo;Ik noem hen knap, die het
+geld hier vinden.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Laten wij hopen, dat God deze woning bescherme, zoodat niemand er naar
+kome zoeken,&rdquo; sprak de vader.</p>
+
+<p>&bdquo;Amen,&rdquo; zei de moeder ernstig. &bdquo;En nu, kinderen, welterusten.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Welterusten,&rdquo; zeiden Anna en Marten. En weldra lag het gezin in een
+diepe rust, welke dien nacht door niemand gestoord werd. Sloop er
+wellicht een of andere landlooper om de hoeve rond met minder goede
+voornemens, Kees hield trouw de wacht, en als zijn bassen over het erf
+weerklonk, waagde niemand het naderbij te komen.</p>
+
+<div class="figright" style="width: 225px;">
+<a href="images/ill_p050.png"><img src="images/ill_p050th.png" width="225" height="272" alt="" title="Klik voor vergroting (455×549px, 35kb)" /></a>
+</div>
+
+<p>En 's morgens waren allen reeds vroeg in de weer, om den dagelijkschen
+arbeid te hervatten. Toen in de hoeve van de weduwe Bleeker iedereen nog
+in een diepen slaap gedompeld lag, waren zij reeds ijverig aan het werk.</p>
+
+<p>Het eerst werden de koeien gemolken en de melk in strem gezet. Daarna
+werd het ontbijt gebruikt, en nauwelijks was dat genuttigd, of het paard
+werd voor den hooiwagen gespannen, en vader en zoon reden naar het veld,
+om het laatste hooi binnen te halen. 't Was alweer een mooie dag, en de
+zon scheen zoo heerlijk op de weiden en tuinen, <span class="pagenum" title="50"></span><a id="p_50"></a>de bloemen prijkten in
+zoo heerlijke kleuren en de vogels kwinkeleerden zoo lustig en vredig op
+de daken der huizen en de takken der boomen, dat men moeite had om te
+gelooven, dat het land geheel in beroering was en de menschen elkander
+van den morgen tot den avond vervolgden en vermoordden.</p>
+
+<p>Tegen 12 uur werd het laatste voer het erf opgereden, en korten
+tijd later behoorde deze hooioogst weer tot het verleden. Marten was
+daardoor, en ook door het vooruitzicht van de gebraden haantjes, die nu
+weldra op de tafel zouden prijken, in de vroolijkste stemming geraakt,
+en hij zong, terwijl hij het paard uitspande en het naar het land
+bracht, een geuzenliedje, dat toen algemeen gezongen werd. Lustig klonk
+het:</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="51"></span><a id="p_51"></a></p>
+
+<div class="poem">
+ <div class="stanza">
+ <span class="i0">Slaet opten trommele, van dirredomdeyne,<br /></span>
+ <span class="i0">Slaet opten trommele, van dirredomdoes,<br /></span>
+ <span class="i0">Slaet opten trommele, van dirredomdeyne,<br /></span>
+ <span class="i0">Vive le Geus! is nu de loes!<br /></span>
+ </div>
+ <div class="stanza">
+ <span class="i0">De Spaensche Inquisiti, voor God maliti,<br /></span>
+ <span class="i0">De Spaensche Inquisiti, als Draecx bloet fel,<br /></span>
+ <span class="i0">De Spaensche Inquisiti gevoelt puniti,<br /></span>
+ <span class="i0">De Spaensche Inquisiti ontvalt haer spel.<br /></span>
+ </div>
+ <div class="stanza">
+ <span class="i0">Vive le Geus! wilt Christelijk leven,<br /></span>
+ <span class="i0">Vive le Geus! hout fraeyen moet:<br /></span>
+ <span class="i0">Vive le Geus! God hoedt u voor sneven,<br /></span>
+ <span class="i0">Vive le Geus! edel Christen bloet!<br /></span>
+ </div>
+</div>
+
+<p>&bdquo;Ha-sa, dat is een lustig liedeken, Marten!&rdquo; klonk het hem toe, terwijl
+hij van het land terugkeerde. En opziende ontdekte hij zijn buurjongen
+Piet Bleeker, die op den dijk stond met de handen in de zakken.</p>
+
+<p>&bdquo;Die is ook liever lui dan moê,&rdquo; mompelde Marten zacht voor zich heen.
+En luider sprak hij, niet zonder fijne spotternij, want hij wist wel,
+dat de familie Bleeker ijverig Spaanschgezind was en den Prins van
+Oranje en diens strijden voor de vrijheid diep verfoeide:</p>
+
+<p>&bdquo;Ja, niet waar? Waarom zing je niet mee, Piet? Of ben je misschien bang,
+dat de Spaansche ooren zoo scherp zijn, dat zij te Amsterdam kunnen
+verstaan, wat hier gezongen wordt?&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Die is mooi, hoor!&rdquo; zei Piet met een smadelijk <span class="pagenum" title="52"></span><a id="p_52"></a>lachje. &bdquo;Wat kunnen mij
+die Spanjolen schelen? Ik heb er immers niets mede te maken? Voor mijn
+part waren ze hier nooit gekomen, alhoewel ik zeggen moet, dat de Geuzen
+ook zoo vriendelijk niet zijn. Ik gun hun bezoek ook liever aan de
+buren, dan het zelf te ontvangen. De hulp van Kees was gisteren zeker
+lang niet onwelkom, hè?&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Ha zoo, heb je dat ook al gezien, Piet? Maar wat praat ik; jelui ziet
+immers alles? Wil ik je eens een goeden raad geven?&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Wanneer je dat doen wilt,&mdash;met alle genoegen,&rdquo; zei Piet. &bdquo;Een goede
+raad is immers altijd geld waard?&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Nu,&mdash;neem dan dienst bij de soldaten. Een goede spion kan daar altoos
+werk genoeg vinden en eene flinke belooning bovendien. Je bent er,
+geloof ik, beter voor geschikt dan voor het boerenwerk.&mdash;Dag Piet!&rdquo;</p>
+
+<p>Marten was onder het praten de hoeve genaderd en trad deze binnen, waar
+de reuk van de gebraden hanen hem reeds dadelijk in den neus drong.</p>
+
+<p>&bdquo;Hè,&mdash;lekker!&rdquo; mompelde hij, den geur opsnuivende. &bdquo;Toch prettig, dat
+die twee sinjeurs er zoo lekker nuchter van blijven!&rdquo;</p>
+
+<p>De boutjes lieten zich uitstekend smaken, en onder het middagmaal werd
+nog eens smakelijk gelachen om het malle figuur, dat de twee dappere
+krijgslieden <span class="pagenum" title="53"></span><a id="p_53"></a>gemaakt hadden. Moeder Fijtje alleen lachte niet van
+ganscher harte mede, want zij vreesde, dat de beleedigde mannen niet
+zouden nalaten zich te wreken. En voor die vrees bestond veel grond,
+want de watergeuzen waren er de mannen niet naar, om een geleden hoon
+ongewroken te laten. En dubbel beangst gevoelde zij zich, nu Marten
+straks naar Saardam moest, om boter en eieren naar Jan Gerritsz te
+brengen. 't Was haar op het gelaat te lezen, dat zij zich niet op haar
+gemak gevoelde, en meermalen zuchtte zij onwillekeurig bij de gedachte
+aan de gevaren, die haar eenigen zoon bedreigden.</p>
+
+<p>&bdquo;Moeder is nog niet op haar gemak,&rdquo; zei Marten lachend.</p>
+
+<p>&bdquo;Och kind, spot niet met mijn angst, want daar bestaat waarlijk wel
+reden voor,&rdquo; zei ze. &bdquo;Als je nu vanmiddag maar niet naar Jan Gerritsz
+moest,&mdash;maar de tocht daarheen maakt me bekommerd.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Wees gerust, moeder,&rdquo; zei Marten. &bdquo;Ik zal zoo voorzichtig mogelijk zijn
+en den Dam vermijden. Ik weet zeker, dat de Hopman en zijn vaandrig daar
+hun intrek hebben genomen. En bovendien, zij zullen mij wel ongemoeid
+laten gaan, ook al werd ik opgemerkt. Denkt u dan niet, dat zij zich
+over het geval schamen? Zij zullen het wel aan niemand vertellen, want
+dan worden zij nog uitgelachen op den koop toe. En wat zouden zij mij
+doen? Mij opzenden <span class="pagenum" title="54"></span><a id="p_54"></a>naar Jonkheer van Sonoy, den gouverneur? Dan kwam
+hun eigen wangedrag aan het licht. Of mij gevangen houden? Daarvoor
+hebben zij geen reden. Neen, Moeder, u kan gerust zijn.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;'t Is te hopen, Marten. Als Vader nu nog meê ging...&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Dan was het veel erger,&rdquo; viel Anna in. &bdquo;Vader is een man, en door eene
+valsche beschuldiging konden zij hem licht in groote moeilijkheden
+brengen.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Volkomen waar,&rdquo; sprak de vader. &bdquo;'t Is beter, dat Marten alleen gaat.
+Ik geloof ook, dat zij hem wel ongemoeid zullen laten, zelfs al zien zij
+hem.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Toch wou ik, dat die tocht al achter den rug was,&rdquo; hernam de moeder.</p>
+
+<p>Toen het middagmaal afgeloopen was, bracht Marten den botertijns in het
+roeibootje, alsmede de mand met eieren, haalde de riemen uit de schuur,
+en riep luchtig:</p>
+
+<p>&bdquo;Nu, ik ga. Goeden dag, tot straks.&mdash;Dag Moeder, wees maar niet bezorgd.
+Ik ga met het schuitje en heb dus met den Dam niets te maken. Over
+enkele uren ben ik weer terug.&rdquo;</p>
+
+<p>De moeder keek hem zuchtend na.</p>
+
+<p>Op het erf gekomen, keek Marten zoekend rond, en riep met luide stem:</p>
+
+<p>&bdquo;Kom Kees, ga je meê met den baas?&rdquo;</p>
+
+<p>Maar Kees gaf geen teeken van leven, geheel tegen zijne gewoonte in.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="55"></span><a id="p_55"></a></p>
+
+<p>&bdquo;Wel,&mdash;wat is dat? Waar zou Kees zitten? Hij komt nooit van het erf af,
+en laat zich evenmin ooit tweemaal roepen.&mdash;Kom Kees, waar ben je?&mdash;Ga
+je meê met den baas?&rdquo;</p>
+
+<p>Een kort gebrom was het antwoord. 't Kwam uit het hondenhok, en Marten
+begaf er zich heen.</p>
+
+<p>Ha, thans was het raadsel spoedig opgelost. Kees deed zich te goed aan
+de beenderen van de twee hanen, die Anna hem gebracht had. Hij lag er
+bij op den grond, en Marten hoorde, hoe hij de beentjes tusschen zijne
+sterke kaken verbrijzelde.</p>
+
+<p>&bdquo;Smaakt het lekker, Kees?&rdquo; vroeg Marten lachend.</p>
+
+<p>Kees kwispelde met den staart, maar bleef doorkluiven.</p>
+
+<p>&bdquo;Kom Kees,&mdash;ga je meê met den baas?&rdquo;</p>
+
+<p>Kees hief een oogenblik den kop op, en zijn staart kwam opnieuw in
+beweging. Blijkbaar had hij grooten lust om de uitnoodiging aan te
+nemen, maar de beentjes vond hij toch ook erg verleidelijk.</p>
+
+<p>Marten maakte een kort einde aan de besluiteloosheid van Kees. Hij
+raapte de beentjes vlug bij elkander, wat Kees met een boos gebrom
+beantwoordde, en zeide:</p>
+
+<p>&bdquo;Kom Kees, ga je meê? Je kunt het eene doen, zonder dat je het andere
+behoeft na te laten.&rdquo;</p>
+
+<p>Nu begreep Kees de bedoeling volkomen, en onder vroolijke sprongen
+volgde hij zijn jongen meester. Deze wierp de beentjes op den bodem van
+het <span class="pagenum" title="56"></span><a id="p_56"></a>vaartuigje, waar Kees zijn maal kon vervolgen, en stak van wal.
+Weldra kliefde het bootje de golfjes van de Zaan.</p>
+
+<p>Marten roeide graag, en sterk als hij was, schoot hij flink op. Langs
+den dijk stonden in dien tijd slechts weinig woningen; hier en daar
+verhief zich de nok van eene enkele boerenhoeve boven den Zuiddijk.
+Voetgangers zag hij in het geheel niet. Maar naarmate hij het dorp
+Saardam naderde, werd het ook drukker op de oevers aan weerskanten, en
+waren de dijken meer bebouwd. De huizen stonden dichter bij elkander, en
+hij hoorde de bedrijvigheid van de menschen, die daar aan den arbeid
+waren.</p>
+
+<p>Nog voor Saardam bereikt was, was Kees met zijn middagmaal geheel gereed
+gekomen. De kleine beentjes had hij tusschen zijn sterke kaken stuk
+gebeten en ze daarna als een fijne lekkernij verorberd. En de grootere
+waren zoo zorgvuldig afgekloven, dat zelfs het kleinste vezeltje er niet
+meer op gevonden kon worden.</p>
+
+<p>Op enkele minuten afstands van den Dam lag eene scheepstimmerwerf,
+waarvan Marten den eigenaar kende. Hij was gewoon, als hij met zijn boot
+te Saardam kwam, daar aan te leggen, wat hem gaarne toegestaan werd. Hij
+roeide ook nu daarheen, legde zijn schuit vast, en stapte aan den oever.
+Den botertijns zette hij zich op het hoofd, want zoo droeg <span class="pagenum" title="57"></span><a id="p_57"></a>hij hem
+altoos, hing de mand met eieren aan zijn arm, en begaf zich op weg.</p>
+
+<p>Kees sprong hem vroolijk achterna. Het scheiden van zijne afgekloven
+beentjes had hem nog wel eenigen strijd gekost, maar hij scheen er toch
+van overtuigd te zijn, dat er eigenlijk niets meer aanzat. Hij volgde
+Marten dan ook met groote blijmoedigheid en bleef hem dicht op de
+hielen.</p>
+
+<p>Marten had weldra den Hoogendijk afgeloopen en was de plaats genaderd,
+waar de Dam de Oost- met de Westzijde verbindt. Maar daar werd de
+doortocht hem bemoeilijkt door een grooten oploop van menschen, en hij
+zag, hoe een aantal krijgslieden in volle wapenrusting gereed stond om
+uit te rukken.</p>
+
+<p>Verbaasd vroeg hij aan een van de omstanders, wat er aan de hand was, en
+niet weinig verwonderd was hij te vernemen:</p>
+
+<p>&bdquo;De geuzen gaan ons verlaten, goddank. Hopman Wybe Sjoerds schijnt het
+hier te vervelend te vinden, omdat er niets te vechten valt, en is van
+plan naar Alkmaar te gaan. Nu, de kaerels krijgen van mij het heilige
+kruis na, want 't is een ruw volkje, dat weinig verschil maakt tusschen
+het mijn en het dijn.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Gaan zij naar Alkmaar?&rdquo; vroeg Marten in de grootste verbazing. &bdquo;En
+heeft Heer Diederik van Sonoy daartoe bevel gegeven?&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Wel neen, jongen,&rdquo; zei een ander. &bdquo;Wybe Sjoerds <span class="pagenum" title="58"></span><a id="p_58"></a>handelt geheel op
+eigen verantwoording, en ik zeg, dat het eene schande is,&mdash;eene schande!
+Amsterdam ligt in de onmiddellijke nabijheid, en de Spanjolen zullen
+gauw genoeg ingelicht worden, dat Saardam geheel van troepen ontbloot
+is. Help maar eens kijken, of binnen drie dagen de Spekken hier niet
+heer en meester zijn, en dan komen wij van den regen in den drop. 't Is
+eene schande&mdash;dat zeg ik, en Wybe Sjoerds is waard, dat hij opgehangen
+wordt aan de eerste galg de beste!&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Of je van de kat gebeten wordt, of van den kater, dat komt op hetzelfde
+neêr,&rdquo; hernam de eerste spreker. &bdquo;De Geuzen zijn ook zulke aangename
+gasten niet, en zij zuigen den huisman uit tot op het gebeente. Laat de
+Spanjolen vrij komen, als ze willen, mij is het om het even!&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Jij praat als een Spek,&rdquo; beet de eerste hem toe. Maar de ander viel hem
+dadelijk in de rede door te zeggen:</p>
+
+<p>&bdquo;Een Spek?&mdash;Een verrader&mdash;ik? God beware me, ik ben met hart en ziel
+voor den Prins, maar de euveldaden van de Geuzen ben ik hartelijk moede.
+Zij handelen met den huisman, of zij zich in een overwonnen land
+bevinden, in plaats van bij vrienden.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Dan praat je als een kip zonder kop,&rdquo; zei de eerste weer. &bdquo;'t Is waar,
+de Geuzen gaan niet bepaald zachtzinnig met ons om, en ik wil hunne
+daden <span class="pagenum" title="59"></span><a id="p_59"></a>geenszins vergoêlijken, maar hen te vergelijken en in één adem te
+noemen met de Spanjolen,&mdash;dat is gekkepraat in één woord.&rdquo;</p>
+
+<p>Op dit oogenblik baande een kloek krijgsman zich een weg door de menigte
+en liep langs de gelederen der Geuzen. Marten herkende in hem den Hopman
+Wybe Sjoerds, en zag, dat deze zich aan het hoofd van het vendel
+plaatste. Zijn vaandrig stond naast hem met ontplooid vaandel. De
+trommen werden geroerd, bevelen klonken, en de troep zette zich in
+beweging, met zeer gemengde gevoelens nagestaard door de menigte, die
+op den Dam en in den omtrek daarvan was samengestroomd. Velen schudden
+bezorgd het hoofd en gaven luide hun misnoegen te kennen over het
+lichtzinnig gedrag van den Hopman, die een zoo belangrijk punt als
+Saardam geheel eigenmachtig verliet, alleen omdat hij en zijne soldaten
+het daar vervelend vonden, en het volkomen weerloos overliet aan de
+vijanden, die niet zouden nalaten deze plaats spoedig te bezetten. En
+waren de Watergeuzen lastig, veeleischend en brooddronken,&mdash;de wreedheid
+der vijanden was spreekwoordelijk geworden. Geen wonder, dat vele
+Saardammers de toekomst donker inzagen.</p>
+
+<p>Onder de toeschouwers merkte Marten ook Pieter en Aelbert Bleeker op, de
+zonen der weduwe, die naast hem woonde. En hij vreesde mèt den huisman,
+<span class="pagenum" title="60"></span><a id="p_60"></a>dat de verlaten en hulpelooze toestand van Saardam, al was het maar
+door hunne tusschenkomst alleen, spoedig in Amsterdam bekend zou wezen.
+En daar lag de vijand op den uitkijk!</p>
+
+<p>Hij vervolgde zijn weg en had met zijn hond spoedig de woning van Jan
+Gerritsz bereikt. Deze was een reeder, wiens schepen sedert vele jaren
+alle zeeën der aarde hadden bezocht, maar die door den oorlog groote
+schade geleden had en zijne vaartuigen van de hand had gedaan,
+voorzoover zij hem niet door den vijand waren ontroofd. Hij was echter
+nog wel een rijk man te noemen en een van de invloedrijkste ingezetenen
+der plaats.</p>
+
+<p>Marten bracht zijne waren in de keuken en wachtte op het geld, dat hem
+hier altoos contant betaald werd. De heer Jan Gerritsz kwam het hem zelf
+brengen. 't Was een man van ongeveer vijftigjarigen leeftijd, met een
+prettig, levenslustig uiterlijk.</p>
+
+<p>&bdquo;Dag Marten,&mdash;hier heb je het geld. Is de hooibouw al afgeloopen?&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;We hebben het laatste voer van morgen om half twaalf binnengehaald,
+Heer,&rdquo; was het antwoord.</p>
+
+<p>&bdquo;Mooi, dat hoor ik met genoegen, want ik wou morgen graag een dagje uit
+vogelvangen op Ruichoort, evenals verleden jaar, en zou je weer heel
+graag tot hulp en gezelschap medenemen. Wat dunkt je, zouden de
+werkzaamheden toelaten, dat je een dag vrijaf krijgt?&rdquo;</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="61"></span><a id="p_61"></a></p>
+
+<p>&bdquo;O ja, wat de werkzaamheden betreft, zou ik wel kunnen...&rdquo; sprak Marten
+peinzend, hoewel zijne oogen een wijle geflikkerd hadden van genoegen,
+toen hij de uitnoodiging vernam. Hij herinnerde zich nog als den dag
+van gisteren, hoe hij het vorige jaar ook met Heer Jan Gerritsz uit
+vogelvangen was geweest op Ruichoort, en hoeveel genoegen hij toen had
+gehad.</p>
+
+<p>&bdquo;Welnu, wat schort er aan?&rdquo; vroeg de reeder lachend. &bdquo;Je staat daar net
+te kijken, of je je laatste oortje versnoept hebt. Heb je misschien geen
+lust in de jachtpartij?&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Geen lust?&mdash;Dat zou ik meenen...!&rdquo; riep Marten uit.</p>
+
+<p>&bdquo;Of wil vader het je misschien niet toestaan?&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Ook wel,&rdquo; hernam Marten. &bdquo;Maar ziet u, zooeven zag ik Hopman Wybe
+Sjoerds met zijn vendel Saardam verlaten, zoodat wij elk oogenblik een
+inval van de Spanjaarden te wachten hebben. En nu vrees ik, dat
+Vader...&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Kom, wat een dwaasheid!&rdquo; viel Jan Gerritsz in. &bdquo;Hopman Wybe Sjoerds is
+naar Alkmaar vertrokken zonder daartoe bevel te hebben ontvangen, en je
+zult eens zien, hoe gauw hij weer hier terug is. Denk je, dat hij voor
+zijn pleizier aan de galg wil komen? Ze zullen het hem in Alkmaar wel
+duidelijk maken, dat het zijn plicht is, hier te blijven. Ik heb het hem
+zelf ook gezegd, maar hij wilde naar mij <span class="pagenum" title="62"></span><a id="p_62"></a>niet luisteren. Hij moet het
+zelf weten, maar jij behoeft je daarom niet te bekommeren. Ik wed, dat
+hij vandaag nog terugkeert; Heer Diederik van Sonoy laat waarlijk niet
+met zich spotten.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Zou u dat heusch denken?&rdquo; vroeg Marten.</p>
+
+<p>&bdquo;Ongetwijfeld,&mdash;komt hij van avond niet terug, dan stellig morgenochtend
+wel. Ik maak mij daar geen oogenblik ongerust over. Dus dat blijft
+afgesproken? Morgen om een uur of tien kom ik bij je. We kunnen
+<ins class="corr" id="corr3" title="Bron: jou">jouw</ins> boot wel gebruiken, niet waar?&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;O ja, met alle genoegen. Voor de boerderij hebben we haar morgen niet
+noodig. En zal ik voor aas zorgen?&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Uitstekend. Tot morgen dan!&rdquo;</p>
+
+<p>Vergezeld van zijn trouwen hond nam Marten de terugreis aan, die hij
+zonder ongelukken of bijzondere avonturen volbracht, en een paar uur
+later betrad hij de ouderlijke woning. Hij vertelde dadelijk, wat er in
+Saardam was gebeurd, en zijne moeder slaakte een zucht van verlichting
+toen zij vernam, dat de ruwe Geuzen waren vertrokken, en zij dus van
+hunne wraak niets meer te vreezen hadden.</p>
+
+<p>Maar Floris Geurtsz schudde bedenkelijk het hoofd, en zeide: &bdquo;Mij kan
+het niet bijzonder verheugen, want ik vrees van deze onverantwoordelijke
+daad de ergste gevolgen, althans wanneer zij niet spoedig terugkeeren.
+Hoe haalt de man het zich in het hoofd? Laten we hopen, dat Jan Gerritsz
+gelijk heeft, en <span class="pagenum" title="63"></span><a id="p_63"></a>dat het vendel te Alkmaar niet toegelaten wordt.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Zou ik dus morgen thuis blijven, Vader?&rdquo; vroeg Marten, wien het speet,
+dat het aangename uitstapje hem ontgaan zou.</p>
+
+<p>&bdquo;Och, mij dunkt, dat is niet noodig. We kunnen morgen zien, hoe de zaken
+staan en daarvan ons besluit afhankelijk maken. Als alles rustig blijft,
+zou ik niet weten, waarom je niet gaan zoudt.&mdash;&rdquo;</p>
+
+<p>Toen de avond gevallen was en de bewoners der hoeve zich ter ruste
+hadden begeven, stak voor de woning van de weduwe Bleeker eene kleine
+roeiboot van wal, waarin twee personen gezeten waren. Snel, maar zonder
+meer gedruisch te veroorzaken dan beslist noodig was, voer het de Zaan
+af en stak het IJ dwars over in de richting van Amsterdam. De twee
+roeiers waren Pieter en Aelbert Bleeker, die zich, beschermd door
+de duisternis, naar den vijand spoedden, om hun te berichten, dat
+Saardam thans geheel van troepen ontbloot en dus eene gemakkelijke
+prooi geworden was. Met het verradersloon in den zak keerden zij na
+middernacht terug. Hunne riemen gleden bijna onhoorbaar door het water,
+en schuw keken zij om zich heen, of zij ook gevaar liepen ontdekt te
+worden. Zij wisten te goed, welk een vreeselijk lot hun dan te wachten
+stond.</p>
+
+<p>Dien nacht heerschte vreugde bij de aanvoerders van de Spanjaarden.
+Bossu bevond zich in eigen <span class="pagenum" title="64"></span><a id="p_64"></a>persoon te Amsterdam, en het bezit van
+Saardam scheen hem zoo belangrijk toe, dat hij dadelijk besloten was,
+zich onverwijld van die plaats meester te maken. Hij liet ten spoedigste
+alles voor den aanval in gereedheid brengen. Hij wist wel, dat als hij
+eenmaal Saardam in zijn bezit had, ook gansch Waterland voor hem bloot
+lag.</p>
+
+<hr class="chend" />
+
+<p><span class="pagenum" title="65"></span><a id="p_65"></a></p>
+
+<div class="figcenter" style="width: 567px;">
+<img src="images/ill_ch.png" width="567" height="67" alt="" title="" />
+</div>
+
+<h2 id="hoofdstuk_IV">HOOFDSTUK IV.</h2>
+
+<hr class="chbegin" />
+
+<p class="subh2">Een schoone dag, die een droevig einde had.</p>
+
+<p>Den anderen morgen al vroeg stonden velen, niet zonder angst, zoowel op
+den Zuiddijk als in Saardam, op den uitkijk. Zij vreesden, dat de vijand
+reeds op de komst zou zijn.&mdash;Doch alles bleef rustig op het IJ.</p>
+
+<p>Hopman Wybe was echter niet teruggekeerd. &bdquo;Hij was,&rdquo; zegt Hofdijk in
+zijne beschrijving van den Kennemer Vrijbuiter, &bdquo;een uitmuntende
+Watergeus gebleken, maar den eersten krijgsmansplicht&mdash;gehoorzaamheid,
+was hij vreemd gebleven, en het eerste vereischte van een goed
+aanvoerder&mdash;zich onvoorwaardelijk te doen gehoorzamen, had hij zich niet
+eigen weten te maken. Zijn volk&mdash;even lafhartig als ongeregeld mag het
+wel geweest zijn&mdash;betoonde zeer weinig lust om op den duur een post te
+betrekken, zoo gevaarlijk als die te Zaandam was; den Hopman zelf, aan
+een gedurig afwisselend <span class="pagenum" title="66"></span><a id="p_66"></a>leven gewoon, mag dit ook wel te eentonig zijn
+geweest. Zoo duurde het dan ook niet veel dagen, of men zag hem met zijn
+vendel voor de poort van Alkmaar, waar de Goeverneur, de wakkere Willem
+Mostaert, hem den intocht weigerde en, meêwustig van den gegeven last,
+hem op nieuw gebood om naar Zaandam terug te keeren. Nauwelijks werd
+dit door de soldaten vernomen, of zij weken grootendeels van hem af,
+en vonden daarin steun bij den Vaandrig, die zich bij hen voegde.
+Wybe zelf was zwak en weerbarstig, beiden genoeg, om daarin met de
+weerspannelingen eenstemmig te zijn: de stad omtrekkende koos hij zich
+een eigen weg, en wendde het met de hem bijgebleven manschappen dwars
+door West-Friesland heen naar Medemblik, van meening zijnde om over te
+schepen naar Friesland. Te Medemblik wachtte hem geen beter onthaal.
+De Vlaamsche Overste Cabeliau, daar over kasteel en stad gebiedende,
+en 's Princen en des volks zake met een warm harte toegedaan, verzette
+zich te recht tegen eene handelwijze, die ten allen tijde bij eerlijke
+krijgslieden den naam van insubordinatie gedragen heeft, en deed hem
+aantasten door den Provoost-geweldiger Joachim Nieuwveen. Aldus in
+de engte gebracht, koos Hopman Wybe eieren voor zijn geld, zooals
+de Noord-Hollandsche boeren zeggen, en beloofde de op hem rustende
+verplichting na te <span class="pagenum" title="67"></span><a id="p_67"></a>komen. Cabeliau was eerlijk man en geloofde derhalve
+aan de eerlijkheid van anderen; hij liet Wybe trekken.</p>
+
+<p>&bdquo;Maar de koppige Fries, in plaats van zich naar de zoo noodig te
+bezetten plaats te begeven, en zijn weg alzoo zuidwaarts te nemen, trok
+aanstonds westwaarts langs de boorden der Zuiderzee; en toen hij des
+anderen daags tusschen Lambertschaag en Aertswoude gekomen was, met
+de zijnen nog vijf- of zes-en-veertig man sterk, preste hij een paar
+vaartuigen &bdquo;met ondank der lieden&rdquo; en scheepte zich naar Friesland in.
+Die inscheping geschiedde evenwel niet zóó spoedig, of Cabeliau werd
+er van onderricht, en deze verontwaardigde Overste bracht terstond een
+zestigtal arkebuziers in vier vaartuigen te water, die snel genoeg uit
+de haven van Medemblik stevenden om den weerspanneling te achterhalen,
+en wakker genoeg bleken om hem meester te worden en gevankelijk binnen
+te brengen. Cabeliau, thans niet verder eigenmachtig willende handelen,
+boodschapte Sonoy wat er geschied was, en vroeg hem een
+voorschrift.</p>
+
+<p>&bdquo;Sonoy&mdash;het blijkt uit al zijn daden,&mdash;was soldaat in 't hart, en kon
+een dergelijk vergrijp tegen de toch al ergerlijk verslapte krijgstucht
+niet door de vingers zien. Hij mocht het ook niet; wanneer de
+landzaat-zelf zich dergelijke afwijkingen veroorloofde, waar was dan de
+grens der gehoorzaamheid, <span class="pagenum" title="68"></span><a id="p_68"></a>die de als helper aangeworven vreemdeling
+zich stellen zou?</p>
+
+<div class="figcenter" style="width: 294px;">
+<a href="images/ill_p068.png"><img src="images/ill_p068th.png" width="294" height="421" alt="" title="Klik voor vergroting (594×851px, 70kb)" /></a>
+</div>
+
+<p>&bdquo;<ins class="corr" id="corr4" title="Niet in Bron.">&bdquo;</ins>Hangen!&rdquo; luidde het harde vonnis van den Gouverneur&mdash;en het werd
+ten uitvoer gebracht. Op het middaguur van den twaalfden July 1572 zette
+Hopman Wybe Sjoerds den voet op de sport des ladders, die ongelukkig
+genoeg zijn anders gansch niet roemlooze loopbaan besluiten zou.
+<span class="pagenum" title="69"></span><a id="p_69"></a>Weinige oogenblikken later was hij een lijk, evenals zijn vaandrig, die
+naast hem gehangen werd.&rdquo;</p>
+
+<p>In Saardam keken velen dus vruchteloos naar zijn terugkomst uit; zij
+zouden hem daar nimmer meer zien. En uren lang tuurde men in de richting
+van het Zuiden, naar Amsterdam, of wellicht de vijand in aantocht was.</p>
+
+<p>Maar toen de morgen verstreek, zonder dat er eenig onraad van dien kant
+dreigde, werd men langzamerhand rustiger, en keerden de Saardammers naar
+hun arbeid terug.</p>
+
+<p>Ook Heer Jan Gerritsz had zich vergewist, of er eenig gevaar te duchten
+was. Hij hield zich echter vast overtuigd, dat Wybe Sjoerds in den loop
+van den morgen wel terugkeeren zou, en maakte zich volstrekt niet
+ongerust. Om half tien nam hij vluchtig afscheid van zijn huisgenooten,
+die hij op luchtigen toon geruststelde, en liep den Zuiddijk af, om zich
+naar de hoeve van Floris Geurtsz te begeven. Ook daar had men zich
+meermalen overtuigd, of alles op het IJ rustig bleef, en toen dat het
+geval bleek te zijn, was men tot de gevolgtrekking gekomen, dat de
+Spanjaarden geen plan hadden om Saardam te bezetten. Want dat zij het
+vertrek van Wybe Sjoerds reeds zouden weten, betwijfelden zij geenszins.
+Er waren altoos wel verraders, die voor grof geld hun vaderland aan den
+vijand prijs wilden geven.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="70"></span><a id="p_70"></a></p>
+
+<p>&bdquo;Goeden morgen! Goeden morgen!&rdquo; klonk Heer Jan Gerritsz groet, zoodra
+hij de hoeve bereikt had.</p>
+
+<p>&bdquo;Goeden morgen, Heer,&rdquo; was het antwoord. &bdquo;Nog nieuws te Saardam? Is Wybe
+Sjoerds al teruggekeerd?&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Neen, nog niet, maar hij zal wel spoedig komen. Heer Sonoy zal hem wel
+de keus gegeven hebben tusschen Saardam en de galg, en dan zal Hopman
+Wybe wel niet lang over een besluit nadenken. Ik ben er dan ook volkomen
+gerust op, dat hij in den loop van den morgen wel zal aankomen, als hij
+er niet reeds is, en ga zonder zorg naar Ruichoort.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Op het IJ is althans geen bijzondere drukte op te merken,&rdquo; zei boer
+Florisz. &bdquo;Wij hebben het den ganschen morgen zorgvuldig in het oog
+gehouden, maar niets verdachts gezien. Ik begin ook te gelooven, dat de
+Spanjaarden ons met rust zullen laten.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Och, wel ja!&rdquo; sprak Heer Jan. &bdquo;Zeg Marten, ben je gereed om
+<ins class="corr" id="corr5" title="Bron: mêe">meê</ins> te gaan? En heb je tuig en aas in orde?&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Alles ligt reeds in de schuit gereed.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Voortreffelijk! Laten we dan gaan.&rdquo;</p>
+
+<p>Marten groette zijne huisgenooten, die hem tot op den dijk vergezelden
+om van de afvaart getuige te zijn. Heer Jan nam op het achterbankje
+plaats, om te sturen, en Marten greep de riemen. Zij staken van wal.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="71"></span><a id="p_71"></a></p>
+
+<p>&bdquo;Goede reis en een prettigen dag!&rdquo; werd hun nageroepen, en Anna zeide
+lachend:</p>
+
+<p>&bdquo;Hè, wat een heerlijk tochtje. Ik zou ook wel meewillen.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Van mij krijg je verlof!&rdquo; riep Marten. &bdquo;Stap maar in.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Maar van mij niet!&rdquo; sprak moeder Fijtje. &bdquo;Meisjes hooren thuis en aan
+het werk! Wij zullen wijzer wezen.&rdquo;</p>
+
+<p>De hoeve van boer Florisz lag achter den Zuiddijk, in de onmiddellijke
+nabijheid van het IJ. Dit was dus spoedig bereikt, en de roeiers zagen
+de twee eilandjes De Waardt en den Horn vlak voor zich. Deze waren,
+hoewel zij door een breede strook riet omgeven waren en menigen inham
+vertoonden, waarin vele watervogels nestelden, evenwel niet het doel van
+de reis. Ruichoort, waarheen de steven werd gewend, lag westelijker,
+niet ver van Sparendam, dus aan den Zuidkant van het Houtrak. Zij wisten
+nog zeer goed van het vorige jaar, hoeveel waterwild daar gevonden werd.
+'t Was dicht met kreupelhout begroeid, en met zijne ruige rietboorden en
+gorzen, zijne inhammen en schorren aan den buitenkant, en zijne poelen,
+kreeken en geulen van binnen, voor vele gevederde waterbewoners een
+welkom oord.</p>
+
+<p>&bdquo;Mij dunkt, het was niet kwaad, als wij eenige kannen biers medenamen,&rdquo;
+zei Jan Gerritsz. &bdquo;Voor <span class="pagenum" title="72"></span><a id="p_72"></a>de noodige stukken zul je zeker wel gezorgd
+hebben?&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Voor een goeden voorraad brood met ham heeft Moeder gezorgd,&rdquo; zei
+Marten lachend. &bdquo;'t Zou trouwens wel het laatste zijn, wat ik vergat,
+want mijn eetlust laat niets te wenschen over. Maar aan bier heb ik niet
+gedacht.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Gelukkig dan, dat ik er aan denk. Ik zal wat noordelijker houden,
+Marten. Dan gaan we in de herberg van Jan Slob aan den Westzaner
+Overtoom inslag doen. Hij heeft lekker bier, dat weet ik bij
+ondervinding, en 't houdt ons niet lang op. 't Is veel te warm vandaag,
+om af en toe geen goeden dronk te lusten.&rdquo;</p>
+
+<p>Zoo gezegd, zoo gedaan. Marten roeide met krachtige slagen door en Heer
+Jan hield den noordkant van het breede water, zoodat zij spoedig aan den
+overtoom aankwamen. Daar was eene herberg gelegen, die in eigendom
+toebehoorde aan <ins class="corr" id="corr6" title="Bron: Job">Jan</ins> Slob, een man, bij de Geuzen welbekend om
+zijn hevigen haat tegen al wat Spaansch of Spaanschgezind was. Hij had
+het bootje reeds in de verte zien naderen en wachtte het aan den dijk
+op.</p>
+
+<p>&bdquo;Goeden morgen!&rdquo; klonk zijn groet, toen het aan den kleinen steiger
+aanlegde en de roeiers er uitstapten. &bdquo;Ha, dat is goed volk: Heer Jan
+Gerritsz en Marten Florisz. Wees me van harte welkom!&rdquo;</p>
+
+<p>Hij ging zijn gasten voor naar de gelagkamer, een klein, laag vertrek,
+met een paar houten tafeltjes <span class="pagenum" title="73"></span><a id="p_73"></a>en eenige zeer eenvoudige stoelen. En
+nauwelijks waren zij binnen getreden, of hij vroeg reeds naar het
+laatste nieuws uit Saardam.</p>
+
+<p>&bdquo;'t Is een leelijk geval!&rdquo; riep hij uit. &bdquo;En van Wybe eene
+onverantwoordelijke daad. Geloof me, als die Spaansche schelmen het in
+den neus krijgen, dat Saardam door de Geuzen verlaten is, zullen zij er
+geen gras over laten groeien en er spoedig bezit van nemen. Help maar
+eens kijken!&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Gekheid. Wybe zal wel terugkomen,&rdquo; zei Heer Jan. &bdquo;Maar laten wij onzen
+tijd niet verpraten, want wij gaan op de vogelvangst, op Ruichoort, en
+komen wat van je lekker bier halen. Wil je eenige kannen in de schuit
+brengen?&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Met alle pleizier,&rdquo; was het antwoord.</p>
+
+<p>&bdquo;En ons eerst ieder een kan inschenken?&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Asjeblieft!&rdquo;</p>
+
+<p>Terwijl Marten en Heer Jan van het lekkere bier genoten, want bier was
+in die dagen een volksdrank, die in geen enkel huis ontbrak, voldeed Jan
+Slob aan den hem opgedragen last, en na enkele minuten kon de reis
+worden voortgezet. De koers was nu naar het Zuid-westen, en na een half
+uurtje varens hadden zij Ruichoort bereikt.</p>
+
+<p>&bdquo;Laten wij het eiland omvaren tot aan den achterkant,&rdquo; zei Heer Jan.
+&bdquo;Aan deze zijde gaan nog al eens vaartuigen voorbij, waardoor de vogels
+worden <span class="pagenum" title="74"></span><a id="p_74"></a>opgejaagd. Ik geloof stellig, dat wij ginds eene betere vangst
+zullen hebben.&rdquo;</p>
+
+<p>Deze raad werd opgevolgd, en toen men een diepen inham bereikt had, werd
+de schuit daar ingeroeid.</p>
+
+<p>&bdquo;Niet te dicht aan den kant, Marten,&rdquo; zei Heer Jan. &bdquo;Ha, wat is het hier
+een uitstekend geschikt plekje. Hoor je ze al snateren, Marten?&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Of ik!&rdquo; riep Marten met gedempte stem, om de vogels niet te verjagen,
+want het was een schuw volkje, dat bij het minste gerucht de vleugels
+repte en een goed heenkomen zocht. Ook nu hield het gesnater al spoedig
+op.</p>
+
+<p>&bdquo;Ik zal tusschen het riet roeien. Kijk, dáár kan de boot mooi liggen, en
+we zijn er zoo goed als onzichtbaar.&rdquo;</p>
+
+<p>Toen de gewenschte plaats bereikt was, werd het schuitje vastgelegd,
+en Marten haalde van onder het voorbankje een paar lange lijnen te
+voorschijn, en een bakje met kleine vischjes, die hij 's morgens met een
+schepnet had gevangen. Heer Jan en hij namen elk een van de lijnen, en
+bonden aan het uiteinde een vischje, dat wel dood, maar toch nog versch
+genoeg was, om voor de watervogels een lekker hapje te zijn. De vischjes
+werden daarna te water geworpen, waar zij bleven drijven.</p>
+
+<p>Een zacht windje rimpelde de oppervlakte van het water tot kleine
+golfjes, die de beide vischjes <span class="pagenum" title="75"></span><a id="p_75"></a>als spelend met zich medesleepten. Soms
+voerden zij een strijd met het kroos, dat de diertjes niet los scheen te
+willen laten, maar de golfjes gaven het niet op en bleven telkens
+overwinnaar.</p>
+
+<p>De twee jagers zaten onbewegelijk in het schuitje, Heer Jan op het
+achterbankje, Marten aan den steven, en hielden de langzaam wegdrijvende
+vischjes nauwlettend in het oog. En tegelijkertijd bespiedden zij de
+oppervlakte van het water, of zij vogels ontdekten, die wellicht voor de
+verleiding bezwijken mochten.</p>
+
+<div class="figcenter" style="width: 386px;">
+<a href="images/ill_p075.png"><img src="images/ill_p075th.png" width="386" height="182" alt="" title="Klik voor vergroting (779×369px, 52kb)" /></a>
+</div>
+
+<p>Bij hunne komst was echter het toen aanwezige waterwild schichtig
+opgevlogen en weggevlucht, en de jagers begrepen, dat zij geduld moesten
+oefenen, wilden zij niet platzak huiswaarts keeren.</p>
+
+<p>Soms hoorden zij tot hunne blijdschap eenige wilde eenden door de lucht
+vliegen, en dan trachtten zij ze in het gezicht te krijgen, hopende dat
+zij in hunne nabijheid mochten neervallen.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="76"></span><a id="p_76"></a></p>
+
+<p>Er verstreek echter wel een half uur, eer zij een enkelen vogel zagen
+naderen, en Heer Jan begon den moed reeds te verliezen.</p>
+
+<p>&bdquo;Zouden we geen ander plaatsje opzoeken?&rdquo; fluisterde hij Marten toe. &bdquo;Ik
+zie hier meerkoet noch eendvogel, en het wachten begint mij duchtig te
+vervelen.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Ik zou het niet doen, Heer,&rdquo; sprak Marten zacht. &bdquo;Wij hebben de vogels
+hier verjaagd door onze komst, en moeten niet te haastig zijn. Op een
+andere plaats hebben wij het eerste half uur ook geen kans.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Dat is waar.&rdquo;</p>
+
+<p>Doodstil bleven zij zitten. De vischjes waren nu al tot op een vrij
+grooten afstand weggedreven, en Marten haalde de lijn zoo zacht mogelijk
+wat in. Opeens echter hield hij daarmede op.</p>
+
+<p>&bdquo;St,&mdash;een woerd!&rdquo; fluisterde hij bijna onhoorbaar, en onbeweeglijk bleef
+hij zitten. &bdquo;Ginds, bij het elzenboschje.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Ja,&mdash;'k zie hem,&rdquo; was het antwoord.</p>
+
+<p>De woerd zwom langzaam heen en weder. Telkens stak hij den kop onder
+water en wipte zich dan voorover, zoodat zijn staart loodrecht omhoog
+wees.</p>
+
+<p>&bdquo;'t Is een dikkerd,&rdquo; fluisterde Heer Jan. &bdquo;Zijn wijfje zal ook wel niet
+ver uit de buurt zijn.&rdquo;</p>
+
+<p>De jagers verkeerden niet weinig in spanning, en hoopten, dat de vogel
+de doode vischjes in het <span class="pagenum" title="77"></span><a id="p_77"></a>oog zou krijgen. En toen de woerd zich
+inderdaad in de richting van het drijvend aas voortbewoog, onbewust van
+den list, die hem gespannen was, zaten zij met gerekten hals te kijken
+naar elk zijner bewegingen.</p>
+
+<p>&bdquo;Hij komt naderbij!&rdquo; fluisterde Heer Jan, die moeilijk zwijgen kon.
+&bdquo;Kijk, daar zie ik de eend ook!&mdash;Mooi zoo!&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Laten wij nu doodstil wezen en ons niet bewegen,&rdquo; fluisterde Marten,
+die bang was, dat de <ins class="corr" id="corr7" title="Bron: vogeIs">vogels</ins> hen zouden opmerken en
+wegvliegen.</p>
+
+<p>&bdquo;De eend nadert mijn vischje,&rdquo; sprak Heer Jan weer. &bdquo;Hij is er vlak
+bij.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Stil toch,&rdquo; zei Marten. &bdquo;Aanstonds merken zij ons op.&rdquo;</p>
+
+<p>Dat deed het eendenpaar echter niet. Langzaam en steeds naar voedsel
+zoekende, naderden zij het aas, dat door de golfjes heen en weder werd
+gestuwd.</p>
+
+<p>&bdquo;De woerd is bij <ins class="corr" id="corr8" title="Bron: jou">jouw</ins> vischje!&rdquo; verbrak Heer Jan opeens de
+stilte.&mdash;&bdquo;Ha&mdash;nu ziet hij het, .... kijk, hij pakt het beet&mdash;ja, slik
+maar, 't smaakt lekker!&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Wees toch stil, Heer Jan<ins class="corr" id="corr9" title="Bron: &rdquo;!">!&rdquo;</ins> waarschuwde Marten,
+die geheel voorover gebogen de lijn vasthield en naar den woerd tuurde.</p>
+
+<p>&bdquo;Ze hooren ons toch niet!&rdquo; fluisterde Heer Jan weer. &bdquo;Wacht, daar komt
+de eend ook naderbij.&mdash;De woerd heeft het aas ingeslikt, Marten,&mdash;wacht
+<span class="pagenum" title="78"></span><a id="p_78"></a>nog even, dan snap ik misschien de eend ook...&rdquo;</p>
+
+<p>Maar 't was te laat. De woerd, die inderdaad het vischje had opgeslokt,
+bemerkte onraad, want de lijn hinderde hem geducht. Hij probeerde dat
+lastige ding te verwijderen en voelde toen plotseling, dat hij in zijne
+bewegingen belemmerd werd. Hij trok en rukte, om zich te bevrijden, maar
+dat gelukte hem niet. Daarna dook hij onder water, maar toen ook dat
+niet hielp, repte hij de vleugels, en vloog over de oppervlakte van
+het water heen en weêr, wat een geweldig leven veroorzaakte, want de
+vleugels klepten telkens in het water, zoodat het hoog opspatte. Dat
+werkte aanstekelijk op de eend, die het voorbeeld van haar gemaal volgde
+en ook rondfladderde.</p>
+
+<p>&bdquo;Haal hem in, Marten! De eend ziet er nu toch niets van!&rdquo; riep Heer
+Jan, die opgetogen was over de gelukkige vangst. Marten haalde de lijn
+schielijk in, tot groote verbazing van den woerd, die niet begreep, wat
+er aan de hand was en zich geweldig verzette. Hij naderde snel het
+schuitje, waar Marten hem greep. Op het volgende oogenblik lag hij met
+omgedraaiden nek op den bodem. De eend fladderde nog altoos wild in het
+rond, in de meening, dat ook de woerd een vroolijk spel speelde. Maar
+eindelijk kwam zij tot bedaren, en toen zij den woerd nergens meer zag,
+zwom zij heen en weer, om hem te zoeken. Zoo ontdekte zij het vischje
+aan de lijn <span class="pagenum" title="79"></span><a id="p_79"></a>van Heer Jan, en dit zag er voor haar zoo verleidelijk uit,
+dat zij het in den snavel nam en, hoewel met eenige moeite, doorslikte.
+Dit geschiedde natuurlijk tot groote pret van Heer Jan Gerritsz, die de
+lijn nu inpalmde en de eend het droevig lot liet deelen van den woerd.</p>
+
+<p>&bdquo;Wat een paar mooie vogels, Marten,&rdquo; zei Heer Jan, die met welbehagen de
+beide eenden bij de pooten pakte, om te voelen, hoe zwaar zij waren.
+&bdquo;Kijk eens,&mdash;zoo vet als modder!&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Ja,&mdash;'t zijn twee beste,&rdquo; beaamde Marten, die zijne lijn weer voor een
+nieuwen liefhebber in gereedheid bracht. De reeder volgde dat voorbeeld,
+en spoedig dreven weer twee vischjes langzaam van het schuitje af.</p>
+
+<p>De jagers bleven voortdurend in spanning, want langzamerhand kwamen
+er heel wat watervogels in den omtrek rondzwemmen. Mosbruine en
+blauwzwarte aalschelvers joegen er met schuwe onrust naar hun aas,
+wit gebleste meerkoeten lieten zich nu hier, dan daar zien, zwart
+gekuifde zanddrijvers hieven hunne fiere halzen omhoog, om den omtrek
+te verkennen, en koppels eenden staken de koppen in de diepte, om naar
+hunne prooi te zoeken. Blijkbaar was het schuitje op eene bijzonder
+gelukkige plaats vastgelegd.</p>
+
+<p>En de jagers kregen een zoo ruimen oogst, dat hij hunne stoutste
+verwachtingen overtrof. Zij vingen <span class="pagenum" title="80"></span><a id="p_80"></a>zooveel vogels van diverse pluimage,
+dat zij hunne buren ook wel een heerlijk middagmaal konden bezorgen en
+dan nog meer dan genoeg overhielden voor zichzelven. Zij hadden het zóó
+druk met hunne jacht, dat het middaguur al lang vervlogen was, eer zij
+er aan dachten, dat Moeder Fijtje voor boterhammen, of zooals zij toen
+zeiden, &bdquo;stukken&rdquo; met ham had gezorgd. Eindelijk werden hunne magen
+echter oproerig, en Marten herinnerde Heer Jan aan den inhoud van het
+kastje, dat onder het voorbankje getimmerd was.</p>
+
+<p>&bdquo;Zoo, krijg je honger?&rdquo; was het antwoord. &bdquo;Nu ik ook terdege. Laten wij
+het aas eenigen tijd binnenhalen, en zien, wat je moeder voor ons heeft
+klaargemaakt. En een frissche dronk zal ook smaken. Wat hebben we eene
+gelukkige vangst,&mdash;'t gaat voortreffelijk!&rdquo;</p>
+
+<p>De lijnen werden ingehaald en de stukken met ham uit hun schuilhoek te
+voorschijn gebracht. Deze zagen er lekker uit en lieten zich heerlijk
+smaken.</p>
+
+<p>Heer Jan schonk elk eene kan bier in, en 't bleek hun, dat Jan Slob zijn
+roem niet voor niets droeg, en hem ten volle waardig was.</p>
+
+<p>Door de beweging, die de jagers gemaakt hadden, was het wild verschrikt
+opgevlogen en weggevlucht, natuurlijk onder een oorverdoovend gesnater.
+Marten keek ze teleurgesteld na, maar Heer Jan zei:</p>
+
+<p>&bdquo;Laat ze maar gaan, Marten. Zij zullen straks wel <span class="pagenum" title="81"></span><a id="p_81"></a>terugkomen. Na onze
+voorspoedige vangst kunnen wij wel weer een half uurtje geduld oefenen,
+zou ik meenen. Ik geloof, dat wij nu al meer hebben dan verleden jaar
+van den geheelen dag.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;'k Geloof het ook,&rdquo; zei Marten met een vollen mond, want hij had honger
+voor twee en liet het eene stuk na het andere in zijne maag verdwijnen.</p>
+
+<p>&bdquo;Je gezondheid schijnt weinig te wenschen over te laten,&rdquo; lachte Heer
+Jan, die met verbazing aanzag, hoe Marten schranste.</p>
+
+<p>&bdquo;Dat gaat wel,&rdquo; lachte Marten. &bdquo;Ik voel me vrij wel!&rdquo;</p>
+
+<p>Zoodra het maal afgeloopen was, werd de jacht voortgezet. De vischjes
+werden te water geworpen, en de jagers hielden zich opnieuw doodstil.</p>
+
+<p>Zoo ging de middag genoeglijk voorbij. De oogst was buitengewoon
+voorspoedig, en Heer Jan fluisterde Marten toe, dat hij ook eenige
+vogels aan Hopman Wybe Sjoerds zou zenden, om die bij zijn middagmaal te
+gebruiken.</p>
+
+<p>&bdquo;Van mij kan hij de afgekloven beentjes krijgen,&rdquo; mompelde Marten. &bdquo;'t
+Is een brutale kaerel, die geen vetten eendebout verdient.&rdquo;</p>
+
+<p>Eindelijk lag de bodem van het vaartuigje geheel met doode vogels
+bedekt, en Heer Jan meende, dat het nu tijd werd, om naar huis terug te
+keeren. Ook Marten had zijne bekomst van de jacht, en het zitten begon
+hem te vervelen. De lijnen werden <span class="pagenum" title="82"></span><a id="p_82"></a>dus ingehaald en opgeborgen, en
+Marten greep de riemen. De terugtocht werd aanvaard, en het deed den
+krachtigen Marten goed, weer eens een flinke lichaamsbeweging te kunnen
+nemen. Hij boog zich bij het roeien krachtig voor- en achterover, zoodat
+het bootje snel het water doorkliefde.</p>
+
+<p>&bdquo;Moeten wij niet eerst naar Jan Slob aan den Westzaner Overtoom, om de
+ledige kannen terug te brengen?&rdquo; vroeg hij onder het roeien door.</p>
+
+<p>&bdquo;Ja,&mdash;dat is waar ook. Ik zou er waarlijk niet aan gedacht hebben.
+Zeker, we moeten...&rdquo;</p>
+
+<p>Maar plotseling bleef hij in zijne woorden steken, en Marten zag hem met
+wijd opengesperde oogen staren in de richting van Saardam, tot hij
+plotseling van zijn zitplaats opsprong, en uitriep:</p>
+
+<p>&bdquo;Mijn God! Marten,&mdash;kijk eens,&mdash;daar is brand ginds, wel op twee,&mdash;drie
+plaatsen tegelijk...&rdquo;</p>
+
+<p>Met uitgestrekten arm wees hij naar Saardam.</p>
+
+<p>Ontsteld liet Marten de riemen rusten, en vlug stond ook hij op, om te
+kijken. Inderdaad,&mdash;groote rookwolken stegen omhoog op verscheidene
+plaatsen tegelijk. Hij werd doodsbleek, en toen hij een oogenblik naar
+het gelaat van Jan Gerritsz keek, zag hij, dat ook deze geen kleur meer
+op zijn wangen had.</p>
+
+<p>&bdquo;Dat is onheil!&rdquo; mompelde Marten zacht. &bdquo;De Spanjaarden zijn gekomen...&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Ja,&mdash;dat is onheil,&rdquo; prevelde ook Heer Jan. &bdquo;'t Moeten de Spanjaarden
+zijn!&mdash;Dan is&mdash;dan <span class="pagenum" title="83"></span><a id="p_83"></a>moet Wybe Sjoerds niet teruggekeerd zijn.&rdquo;</p>
+
+<p>Marten zocht met zijn oogen de plaats, waar de hoeve zijner ouders
+gelegen was. Genadige hemel! Ook daar stegen zware rookkolommen omhoog.</p>
+
+<p>De arme jongen begon te beven over al zijne leden.</p>
+
+<p>&bdquo;Onze hoeve staat in brand!&rdquo; stamelde hij verschrikt, terwijl tranen hem
+in de oogen sprongen. &bdquo;O, Heer Jan, wat zou er gebeurd zijn? Zie, ginds
+komen mannen en vrouwen aansnellen langs den dijk... O God, hoe
+vreeselijk!&rdquo;</p>
+
+<p>Hij bleef nog een oogenblik staan. Toen nam hij opeens plaats op de
+roeibank en greep de riemen. Met groote, krachtige slagen roeide hij
+naar huis. Aan de ledige kannen en den eigenaar daarvan dacht hij niet
+meer. Pijlsnel schoot de boot door het water. Telkens keek hij achterom
+naar de opstijgende rookwolken, en hoe meer hij naderde, des te sterker
+werd de zekerheid, dat de hoeve door de vlammen werd verteerd. En
+telkens krachtiger nog werden zijne riemslagen, tot zij de naderende
+mannen, vrouwen en kinderen hadden bereikt, die zich, velen schreiende,
+voortspoedden in de richting van de herberg aan den Overtoom.</p>
+
+<p>Marten liet de riemen hangen en sprong op. Ha, die menschen kende hij;
+'t waren immers boeren en arbeiders met hunne gezinnen, die, evenals
+hij, aan den Zuiddijk woonden. Zie, schrik en ontsteltenis <span class="pagenum" title="84"></span><a id="p_84"></a>stonden hun
+op het gelaat te lezen, en de kinderen lieten hun luid jammergeschrei
+hooren, terwijl de vrouwen snikten. De mannen liepen voort met gebalde
+vuisten; hunne gelaatstrekken teekenden woede en wraaklust.</p>
+
+<p>&bdquo;Wat is er gebeurd?&rdquo; riep hij de menschen toe.</p>
+
+<p>&bdquo;Ja, wat is er gebeurd?&rdquo; riep Heer Jan Gerritsz, die eveneens opgestaan
+was.</p>
+
+<p>&bdquo;O, ben jij het, Marten?&rdquo; riep een van de mannen terug. &bdquo;Vreeselijk! De
+Spekken zijn gekomen, met schepen, en zijn aan den Zuiddijk geland,
+vanwaar zij roovende en brandende zijn voortgetrokken naar Saardam. O,
+ga daar niet heen, Marten, maar vlucht, zoo snel je kunt. Ginds wacht je
+de dood,&mdash;vlucht zoo schielijk mogelijk!&rdquo;</p>
+
+<p>Marten kromp van schrik en ontsteltenis ineen en bedekte gedurende een
+kort oogenblik zijn gelaat met de handen. Maar toen vermande de knaap
+zich. Hij bedwong zijn snikken en vroeg, maar zijne stem klonk heesch:</p>
+
+<p>&bdquo;En mijne ouders, Willem, mijn vader en mijne moeder?&mdash;En Anna?&rdquo;</p>
+
+<p>In ademlooze spanning wachtte hij het antwoord af. Zijn schrik werd nog
+grooter, toen de man blijkbaar met zijn antwoord weifelde.</p>
+
+<p>&bdquo;Maar spreek dan toch, Willem Pietersz, spreek dan toch,&rdquo; riep hij uit,
+stampvoetend van ongeduld en spanning.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="85"></span><a id="p_85"></a></p>
+
+<p>&bdquo;Jullie hoeve was de eerste, die in brand gestoken is, Marten,&rdquo; klonk
+het zacht terug. &bdquo;Ik vrees, dat een groote ramp je getroffen heeft. Ga
+niet naar huis, maar vlucht zoo snel je kunt. De vervloekte Spanjolen
+ontzien niets en hebben als bare duivels huisgehouden...&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Maar mijne ouders, Willem, zeg me dan toch, waar zij zich bevinden...&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Arme jongen!&rdquo; klonk het terug. &bdquo;Ze zijn vermoord...&rdquo;</p>
+
+<p>Een akelige gil klonk over het water, en in vertwijfeling wrong de knaap
+de handen. Maar weer bedwong hij zich, en riep uit met een stem, door
+snikken afgebroken:</p>
+
+<p>&bdquo;En Anna, is ook zij&mdash;vermoord?&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Ik heb Anna zien vluchten, het land in, in de richting van Oostzaan, en
+twee van die duivels achtervolgden haar. Wat er van haar geworden is,
+weet ik niet... Ook mijne hoeve is in vlammen opgegaan, en slechts door
+eene haastige vlucht hebben wij ons leven kunnen redden.&mdash;Wij bezitten
+niets meer, niets...&rdquo;</p>
+
+<p>En dreigend de vuisten opheffende naar Saardam, waar de gevloekte
+Spanjaarden thans den vergaarden buit verdobbelden en verbrasten, riep
+hij uit:</p>
+
+<p>&bdquo;Maar wreken zal ik mij op dat gespuis, dat mij tot den bedelstaf heeft
+gebracht. Ja, bloedig zal ik mij wreken!&rdquo;</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="86"></span><a id="p_86"></a></p>
+
+<p>En de andere mannen balden evenzoo de vuisten, en starende op de
+vlammen en rookwolken in de verte, mompelden zij met op elkander
+geklemde kaken: &bdquo;Wraak! Wraak!&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Heeft men ook de Saardamsche woningen geplunderd?&rdquo; vroeg Heer Jan,
+terwijl hij de riemen greep, want hij zag wel, dat Marten te zeer
+ontsteld en geschokt was, om iets te doen.</p>
+
+<p>&bdquo;Ik weet het niet, Heer,&rdquo; was het antwoord. &bdquo;'t Schijnt mij toe, dat de
+plundering zich tot den Zuiddijk heeft bepaald, althans verderop bespeur
+ik nergens brand.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Ik ook niet, Gode zij dank!&rdquo; mompelde Heer Jan.</p>
+
+<p>De vluchtelingen vervolgden hun tocht. Zij waren thans bedelaars
+geworden, die zelfs geen dak meer hadden, waaronder zij rusten konden.
+Zij trokken verder, zonder te weten waarheen.</p>
+
+<p>Heer Jan wendde den steven naar de Zaan. Hij wilde zelf hoe eerder, hoe
+liever thuis zijn, om zoo mogelijk over de zijnen te kunnen waken, en
+hij verweet zich de lichtzinnigheid, waarmede hij zijn pleiziertochtje
+van Ruichoort had ondernomen. Met diepe deernis staarde hij zijn
+reisgezel aan, die thans op het achterbankje gezeten was, met de
+ellebogen op de knieën en het gelaat in de handen. Hij zag, hoe dikke
+tranen hem door de vingers rolden.</p>
+
+<p>&bdquo;Marten,&rdquo; zei hij zacht, en hij deed zijn best om iets te bedenken, dat
+hem troosten kon.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="87"></span><a id="p_87"></a></p>
+
+<p>&bdquo;Marten!&rdquo; herhaalde hij.&mdash;&bdquo;Marten!&rdquo;</p>
+
+<p>En even later liet hij er op volgen:</p>
+
+<p>&bdquo;Misschien heeft Willem Pietersz het mis gehad. In zijne verbijstering
+kan hij zich gemakkelijk vergist hebben...&rdquo;</p>
+
+<p>Maar Marten schudde ontkennend het hoofd, en Heer Jan Gerritsz sprak
+niet verder. Hij vreesde zelf, dat hij den ongelukkigen knaap met eene
+ijdele hoop vleide.</p>
+
+<p>De boot voer snel voort en had weldra de Zaan en even later de hoeve
+bereikt. Beiden stapten aan land. De vlammen stegen nog uit den puinhoop
+op en kleine rookkolommen waren nog zichtbaar. Marten betrad het erf.
+Geen levend wezen was daar te zien. Zelfs het vee uit het land was
+weggevoerd.</p>
+
+<p>Hij ging verder, terwijl zijne oogen rusteloos ronddwaalden. Opeens
+slaakte hij een luiden kreet. Dicht bij de schuur, die door de vlammen
+was gespaard, lagen de lichamen van zijne ouders op den grond. Naast
+zijn vader lag diens vuurroer,&mdash;afgeschoten. En met zijn arm hield hij
+nog het lijk van Moeder Fijtje omkneld. Blijkbaar was hij gedood in den
+strijd om haar tegen de onverlaten te beschermen...</p>
+
+<p>Marten knielde bij hen neder, en schreide jammerlijk, en ook Jan
+Gerritsz was bij dit vreeselijk schouwspel zijne tranen niet meester.
+Hij legde Marten de hand zacht op het hoofd, en zeide:</p>
+
+<p>&bdquo;Arme,&mdash;arme jongen.&rdquo;</p>
+
+<hr class="chend" />
+
+<p><span class="pagenum" title="88"></span><a id="p_88"></a></p>
+
+<div class="figcenter" style="width: 567px;">
+<img src="images/ill_ch.png" width="567" height="67" alt="" title="" />
+</div>
+
+<h2 id="hoofdstuk_V">HOOFDSTUK V.</h2>
+
+<hr class="chbegin" />
+
+<p class="subh2">De jonge zwerver.</p>
+
+<p>Langen tijd zat Marten als vernietigd bij de lijken van zijne ouders,
+van wie hij zoo innig veel gehouden had. Ach, dat hij hen nu zóó moest
+wedervinden! Dat hij nu nooit meer hunne vriendelijke stem hooren, nooit
+meer hun liefdevol oog zien zou. Thans waren zij hem ontnomen voor
+altoos door de wreede Spanjaarden, die hen goedsmoeds en zonder de
+minste noodzakelijkheid hadden vermoord.</p>
+
+<p>Heer Jan Gerritsz kon het niet van zich verkrijgen den armen knaap
+alleen te laten, hoewel hij als op heete kolen stond, want hij brandde
+van verlangen om thuis te komen en te zien, hoe de zijnen het maakten.
+Hoe vreesde hij, dat de vijanden ook te Saardam op barbaarsche wijze
+hadden huisgehouden, en wellicht waren ook zijn vrouw en kinderen door
+hunne handen om het leven gebracht. Eindelijk, <span class="pagenum" title="89"></span><a id="p_89"></a>toen Marten maar steeds
+roerloos op dezelfde plek bleef zitten, kon hij het niet langer
+uithouden, en zeide:</p>
+
+<p>&bdquo;Marten, ik móét vertrekken, hoe graag ik ook bij je zou willen blijven.
+Bedenk, dat mijne vrouw en kinderen thans ook aan de grootste gevaren
+zijn blootgesteld en behoefte hebben aan mannelijke hulp,&mdash;als zij nog
+leven.&mdash;Ga met mij mede, Marten; hier kun je toch niet langer blijven.
+Je huis is verbrand en je ouders zijn er niet meer. Kom meê, arme
+jongen. Mijn huis zal <ins class="corr" id="corr10" title="Bron: jou">jouw</ins> huis zijn...&rdquo;</p>
+
+<p>Marten liet hem niet uitspreken. Hij stond op, droogde zich de tranen
+van het gelaat, en zeide met heesche stem:</p>
+
+<p>&bdquo;U màg niet langer blijven, Heer Jan. Vergeef mij, dat ik daar niet
+eerder aan gedacht heb. Uw plicht roept u naar uw huis en naar de uwen.
+Maar ik ga niet mede. Ik moet mijne ouders begraven en mijn zuster
+zoeken. Vergeet niet, dat zij thans niemand op de wereld meer heeft dan
+mij. Wij behooren voortaan bij elkander...&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Maar de avond valt, Marten, en het wordt reeds duister. Ga met mij mede
+tot morgen...&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Neen, Heer, voortaan ben ik een zwerver op Gods aardbodem, en het maakt
+al weinig verschil, of dat heden begint of morgen. Ga gerust heen, Heer
+Jan, en bekommer u niet over mij. Ik moet mijne zuster zoeken. Zij heeft
+mijne hulp noodig.&rdquo;</p>
+
+<p>Hij stak Heer Jan de hand toe, en deze nam haar <span class="pagenum" title="90"></span><a id="p_90"></a>aan, blijkbaar nog
+weifelend of hij heen mocht gaan. Maar toch voelde hij, dat hij langer
+niet mocht blijven.</p>
+
+<p>&bdquo;God bescherme u, Marten!&rdquo; sprak hij ernstig. &bdquo;En zoo de omstandigheden
+je te machtig worden,&mdash;kom dan tot mij; ik zal toonen je vriend te
+zijn.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Dank u,&rdquo; zei Marten ontroerd.</p>
+
+<p>Heer Jan vertrok. Eerst keek hij nog telkens om naar den verlaten knaap,
+maar de angst over het lot der zijnen deed hem al spoedig zijne schreden
+verhaasten.</p>
+
+<p>Toen Marten alleen was, ging hij over tot eene droevige daad. Achter de
+hoeve lag een bloementuin, waarin een paar mooie, groote struikrozen
+bloeiden. Die rozen waren de lievelingsbloemen zijner moeder geweest.
+Onder die struiken dolf hij een graf.</p>
+
+<p>Toen het gereed was, wachtte hij, totdat iemand de nu nog eenzamer
+geworden plaats voorbijging. 't Was een Saardammer, die zich in het dorp
+niet meer veilig achtte en een goed heenkomen zocht.</p>
+
+<p>Marten riep zijne hulp in bij de droeve daad, die hij nog moest
+verrichten, en hoe gejaagd de man ook was, de smeekbede van den
+verweesden knaap durfde hij niet weigeren. Samen droegen zij de dooden
+in de groeve. Daarna was Marten weer alleen. 't Was nu reeds geheel
+avond geworden, maar heldere sterren flonkerden aan het firmament, en de
+maan goot haar bleek schijnsel over de aarde. Nog rookte de puinhoop.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="91"></span><a id="p_91"></a></p>
+
+<p>Met een droevigen zucht begaf Marten zich op het land, waarop Anna
+gevlucht was, toen zij door de Spanjaarden achtervolgd werd. Hij
+wanhoopte echter, eenig spoor van haar te zullen vinden. De
+verschillende landstrooken waren door vele slooten gescheiden. Zou Anna
+zich daardoor hebben laten weerhouden? Hij dacht van niet, want de
+angst, om in de handen der vijanden te vallen, zou er haar wel doorheen
+gejaagd hebben. Bovendien was zij vlug en dapper, dat wist hij.</p>
+
+<p>Hij vond dan ook nergens iets, dat hem eene aanwijzing kon geven,
+waarheen zij gevlucht was. En voor een nauwkeurig onderzoek was het te
+donker.</p>
+
+<p>Opeens bedacht hij, dat zij wellicht eene schuilplaats gevonden kon
+hebben bij Kees Aartsz, een arbeider, wiens eenvoudig huisje aan den
+Waterlandschen dijk gelegen was. Want in die richting moest zij gevlucht
+zijn, als zij haar toevlucht op de landerijen had gezocht. Hij besloot
+zich onmiddellijk daarheen te begeven, en koos daartoe den kortsten weg,
+dwars door het land, zonder zich door slooten te laten weerhouden.
+Marten kon goed springen, en dat kwam hem nu te pas. In betrekkelijk
+korten tijd kwam hij bij Kees Aartsz aan.</p>
+
+<p>De bewoners waren nog op, maar de deur was zorgvuldig gesloten.</p>
+
+<p>Op zijn roepen klonk eene stem van binnen:</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="92"></span><a id="p_92"></a></p>
+
+<p>&bdquo;Wie is daar?&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Goed volk, Kees,&mdash;ik ben Marten Florisz. Doe even open.&rdquo;</p>
+
+<p>Dat geschiedde, en de man, die in de deuropening verscheen, zeide: &bdquo;Kom
+binnen, Marten.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Neen, ik kom niet binnen. Alleen wil ik graag weten, of u mijn zuster
+misschien gezien heeft. Zij is het land opgevlucht voor de
+Spanjaarden,&mdash;en ik weet niet, waarheen zij gegaan is.&rdquo;</p>
+
+<p>De man keek hem met innig leedwezen aan, en de vrouw, die evenzoo aan de
+deur verschenen was, kreeg de tranen in de oogen, toen zij den armen
+jongen zag. De menschen wisten wel, wat er op de hoeve gebeurd was.</p>
+
+<p>&bdquo;Wij hebben Anna gezien, Marten,&rdquo; sprak de man. &bdquo;En zij is Godlof den
+Spanjaarden ontkomen. Door de breedste slooten vloog zij heen, en dat
+was haar geluk, want de soldaten met hunne stalen wapenrustingen durfden
+zich in de modderige slooten niet wagen. Zij kwam hier in de grootste
+ontsteltenis aan, want zij had alles gezien, wat er bij jelui gebeurd
+was.&mdash;Och, zij was zoo bedroefd...&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Geen wonder, het arme meisje,&rdquo; zei de vrouw schreiënd.</p>
+
+<p>&bdquo;Wij boden haar aan hier te blijven, maar dat durfde ze niet. Zij was
+zoo angstig en gejaagd, dat zij bijna niet wist, wat zij deed, en zij
+vreesde, dat de soldaten over den dijk zouden komen, om haar te
+halen...&rdquo;</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="93"></span><a id="p_93"></a></p>
+
+<div class="figright" style="width: 237px;">
+<a href="images/ill_p093.png"><img src="images/ill_p093th.png" width="237" height="374" alt="" title="Klik voor vergroting (789×1245px, 120kb)" /></a>
+</div>
+
+<p><span class="pagenum" title="94"><br /></span><a id="p_94"></a></p>
+
+<p>&bdquo;Maar waar is zij nu?&rdquo; vroeg Marten ongeduldig.</p>
+
+<p>&bdquo;Er kwamen enkele bootjes met vluchtende Saardammers hier langs, die
+door de Gouw wisten te ontkomen. Met een van die booten is zij
+medegegaan,&mdash;maar waarheen, dat weet ik niet. De menschen wisten zelf
+niet, waarheen het lot hen voeren zou. Vermoedelijk bevindt zij zich
+hier of daar te Westzaan of te Assendelft, of Beverwijk,&mdash;wie zal 't
+zeggen?&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Dan weet ik nu genoeg,&rdquo; sprak Marten. &bdquo;Heb dank voor de hulp, die u
+beiden aan haar verleend hebt. Goeden nacht.&rdquo;</p>
+
+<p>De man kon den knaap zoo echter niet laten vertrekken. Hij wist immers,
+dat deze geen dak meer had, om onder te rusten. Daarom zei hij:</p>
+
+<p>&bdquo;Blijf vannacht hier, Marten. De nieuwe dag geeft nieuwen raad, maar
+vergt ook weer nieuwe kracht.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Dank voor uw vriendelijk aanbod, buurman,&rdquo; zei Marten. &bdquo;Ik kan het
+echter niet aannemen, want ik zal rust noch duur hebben, voor ik mijn
+zuster wedergevonden heb. Nog één vraag: weet u ook, waar onze hond
+gebleven is? Ik heb hem nergens gezien, dood of levend.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Hij was bij Anna, en 't is voor een groot deel aan hem te danken, dat
+zij ontsnapt is, want hij vloog telkens op de kerels aan. En dan hadden
+zij 't kwaad te verantwoorden. Maar een van de soldaten heeft hem
+eindelijk met de kolf van zijn vuurroer <span class="pagenum" title="95"></span><a id="p_95"></a>een zoo hevigen slag op den kop
+gegeven, dat hij bijna niet meer loopen kon. Toch volgde hij Anna nog,
+zoo goed en zoo kwaad, als het ging. Hij kroop bijna over den grond,
+toen hij hier aankwam.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Arme Kees!&rdquo; mompelde Marten.</p>
+
+<p>&bdquo;Maar hij kwam langzamerhand weer op zijn verhaal,&rdquo; viel de vrouw in.
+&bdquo;Hij was half verdoofd geweest van den slag. Anna heeft hem medegenomen
+in de schuit.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Aan wie behoorde die?&rdquo; vroeg Marten.</p>
+
+<p>&bdquo;'k Weet het niet, want ik ken weinig Saardammers, omdat ik hier nog
+maar zoo korten tijd woon.&mdash;Blijf hier van nacht, Marten. Je kunt haar
+nu toch niet zoeken. 't Wordt nacht.&rdquo;</p>
+
+<p>Maar Marten schudde ontkennend het hoofd, en na een korten groet keerde
+hij over den dijk terug naar de plaats, waar eenmaal de hoeve zijner
+ouders had gestaan.</p>
+
+<p>Bij het heldere maanlicht zag hij, hoe de Spanjaarden de naaste woning,
+die van de familie Bleeker, hadden gespaard.</p>
+
+<p>&bdquo;Het verradersloon,&rdquo; mompelde Marten bitter.</p>
+
+<p>Blijkbaar had hij onder het loopen zijn plan gevormd, want zonder zich
+een oogenblik te bedenken stapte hij in zijn boot, maakte het touw los,
+greep de riemen, en roeide het IJ op, in de richting van den Westzaner
+Overtoom.</p>
+
+<p>De doode vogels lagen nog op den bodem van <span class="pagenum" title="96"></span><a id="p_96"></a>het vaartuigje. Hij koos
+zijne richting naar het Westen, en hield de Noordzijde van het water.
+Zoodra hij de herberg van Jan Slob genaderd was, bond hij de boot vast,
+en trad de herberg binnen, die nog niet gesloten was. Er bevond zich
+geen enkele gast in de gelagkamer, en de kastelein maakte zich blijkbaar
+gereed, om naar bed te gaan. Hij had zijne blauwe slaapmuts ten minste
+al op, en was reeds half ontkleed.</p>
+
+<p>&bdquo;Zoo laat in den avond nog volk?&rdquo; vroeg hij niet zonder eenige
+verbazing, terwijl hij een brandende kaars omhoog hield, ten einde te
+kunnen zien, wie er binnengekomen was. &bdquo;Hé, dat is Marten Florisz
+zoowaar nog. Wel, ik dacht dat je de kannen geheel vergeten waart, en...
+Maar jongen, wat zie je er uit? Je bent zoo bleek als een lijk, en je
+handen beven. Ha, die vervloekte Spekken hebben zeker...&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Zij hebben mijne ouders vermoord, mijne zuster op de vlucht gejaagd, en
+onze hoeve verbrand!&rdquo; sprak Marten kortaf, en opnieuw barstte hij in
+tranen uit.</p>
+
+<p>&bdquo;Dat gespuis! Dat addergebroedsel!&rdquo; riep Jan Slob uit, terwijl hij bij
+Marten kwam staan, die op een stoel neergevallen was en zijne tranen den
+vrijen loop liet. <ins class="corr" id="corr11" title="Bron: Slop">Slob</ins> legde hem de hand op het hoofd. Woorden
+van troost kon hij niet vinden, en daarom deed hij niet anders dan
+schelden op de bedrijvers van zooveel wreedheid. En ruw als hij was,
+vloeiden <span class="pagenum" title="97"></span><a id="p_97"></a>hem de vreeselijkste scheldwoorden over de lippen. Wel
+honderdmaal herhaalde hij: &bdquo;Aan de galg moesten zij hangen,&mdash;aan de galg
+moesten zij hangen, de bloedhonden!&rdquo;</p>
+
+<p>Marten maakte eindelijk aan zijn woordenvloed een einde door hem te
+vragen, of hij ook iets van zijne zuster had gemerkt, en misschien ook
+wist, waarheen zij zich begeven had.</p>
+
+<p>&bdquo;Niets van gezien, Marten,&mdash;heelemaal niets. Alleen weet ik, dat er nog
+verscheidene vluchtelingen hier gepasseerd zijn, die zich misschien naar
+Beverwijk of Alkmaar begeven hebben. En velen heb ik ook naar Westzaan
+zien vluchten, misschien omdat zij daar familie hadden. Wie weet, is
+Anna daar ook niet bij geweest. Het is ook mogelijk, dat zij den wijk
+naar Haarlem heeft genomen. Ik moet ronduit zeggen, dat ik er niets van
+weet. Maar wèl weet ik, dat de eerste Spanjaard, die in mijne handen
+valt, er vreeselijk voor boeten zal. &bdquo;Oog om oog en tand om tand,&rdquo; zoo
+zal het voortaan wezen.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Ja,&rdquo; zei Marten somber en binnensmonds, &bdquo;oog om oog en tand om tand.
+Mijn arm zal voortaan gewijd zijn aan den Prins.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Flink zoo, mijn jongen! Je bent sterk genoeg, om mede te strijden voor
+de vrijheid van het vaderland. Weg met de Spanjolen! Wij moeten niet
+rusten, voordat de laatste Spek over de grenzen is gejaagd. <span class="pagenum" title="98"></span><a id="p_98"></a>Wij hebben
+nù gezien, wat wij van hen te wachten hebben. O, ik vreesde het al,
+zoodra ik hunne schepen het IJ zag oversteken. Naar ik gehoord heb, is
+Admiraal Bossu zelf aan boord geweest en was het op zijn bevel, dat
+zijne krijgslieden aan den Zuiddijk werden ontscheept. Plunderende zijn
+zij tot den Dam toe verder getrokken, en dat zij onbarmhartig hebben
+huisgehouden ... maar daarover behoef ik tegen jou niet te spreken. Die
+beulen! Aan de galg moeten zij, tot den laatsten man toe! Maar zeg mij
+nu, Marten, wat is je plan? Waarheen denk je je te begeven?&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Ik weet het niet, Jan Slob, ik weet het niet. Natuurlijk ga ik mijne
+zuster zoeken, want zij heeft nu niets meer op de wereld, dan mij. Wist
+ik maar, waarheen zij zich gewend heeft...&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Daar kun-je morgen over nadenken, mijn jongen,&rdquo; hernam de waard goedig.
+&bdquo;Je brengt den nacht hier door, dat spreekt van zelf, en morgen zullen
+wij verder zien...&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Maar ik moet Anna zoeken,&rdquo; sprak Marten, die van droefheid en
+vermoeienis bijna te uitgeput was om te denken.</p>
+
+<p>&bdquo;Natuurlijk,&rdquo; zei <ins class="corr" id="corr12" title="Bron: Slop">Slob</ins>, die wel opmerkte, hoe afgetobd de
+knaap zich gevoelde. &bdquo;Morgen ga je zoeken, overal in den omtrek,&mdash;maar
+nu blijf je hier; kom mede, op den zolder heb ik een lekkere slaapplaats
+gereed, waarvan al menigeen gebruik heeft gemaakt, die voor de Spekken
+vluchten moest. <span class="pagenum" title="99"></span><a id="p_99"></a>Ik laat je thans niet verder trekken, Marten, al zou ik
+je met geweld hier moeten houden.&rdquo;</p>
+
+<p>Dat was trouwens niet noodig, want Marten gevoelde zeer goed, dat hij
+behoefte had aan rust, en verzette zich niet tegen het gulle aanbod van
+den waard. Zwijgend volgde hij hem eene trap op naar boven. Daar was een
+bedstede getimmerd, waarop een zacht bed gereed lag.</p>
+
+<p>&bdquo;Wil je eerst niet wat eten?&rdquo; vroeg Slob plotseling. &bdquo;Domoor, die ik
+ben, om daar niet eerder aan te denken. 't Is zeker al lang geleden, dat
+je wat gebruikt hebt.&rdquo;</p>
+
+<p>Marten bedankte echter; hij had in 't geheel geen eetlust.</p>
+
+<p>Gelukkig viel hij spoedig in slaap, tot groote blijdschap van Jan Slob,
+die beneden nog een half uurtje gewacht had, om nog eens naar hem te
+kunnen zien, voor ook hij zich ter ruste begaf.</p>
+
+<p>Wel werd Martens slaap dikwijls verontrust door benauwde droomen, vooral
+in den voornacht, maar later werd hij rustiger en kalmer. Zijne
+ademhaling werd minder gejaagd, en hij sprak niet meer in zijn slaap.</p>
+
+<p>Hij werd den volgenden morgen zelfs veel later wakker dan gewoonlijk, en
+Jan Slob liet hem rustig liggen. 't Was al bijna acht uur, eer hij
+ontwaakte, maar toen voelde hij zich ook verkwikt en versterkt. Hij
+stond op en begaf zich naar beneden. Slob en <span class="pagenum" title="100"></span><a id="p_100"></a>zijne vrouw bevonden zich
+in de gelagkamer, en zij reikten Marten hartelijk de hand. Toen hij zich
+frisch gewasschen en daarna verder gekleed had, nam hij plaats aan de
+eenvoudige ontbijttafel, waar een flinke boterham met kaas voor hem
+gereed stond.</p>
+
+<p>&bdquo;Komaan, voorgezet is voorgediend, moet je maar denken,&rdquo; sprak vrouw
+Marye, &bdquo;en 't is je van harte gegund.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Wat is nu je plan, Marten? Heb je al nagedacht over hetgeen je te doen
+staat?&rdquo; vroeg de waard. En hij liet er hartelijk op volgen: &bdquo;Je moet me
+goed begrijpen, Marten; ik bedoel met deze vraag volstrekt niet, dat je
+ons hier te veel bent, en dat we je hoe eerder hoe liever weg willen
+sturen. Volstrekt niet, hoor. Al wou je hier je anker voor goed
+neerleggen, wij zouden er niets tegen hebben en het zelfs wel aangenaam
+vinden, want wij kunnen een jongen met een paar stevige armen aan het
+lijf best gebruiken. Maar wij begrijpen zelf zeer goed, dat je hier rust
+noch duur zoudt hebben, voor je Anna wedergevonden hebt...&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Dat is ook zoo, al ben ik u uiterst dankbaar voor uw vriendelijk
+aanbod,&rdquo; viel Marten in. &bdquo;Mijn plan is, eerst naar Westzaan te gaan. 't
+Zou best mogelijk kunnen zijn, dat Anna daar eene toevlucht heeft
+gezocht. Wij hebben er nog een neef wonen, weet u...&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Een neef op Westzaan? Wie is dat dan?&rdquo;</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="101"></span><a id="p_101"></a></p>
+
+<p>&bdquo;Govert 't Hoen,&mdash;u kent hem ongetwijfeld wel.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Govert 't Hoen,&mdash;of 't Oude Hoen, zooals hij gewoonlijk genoemd wordt.
+Zou ik dien niet kennen?&rdquo; lachte de waard met een knipoogje. &bdquo;Wel
+jongen, 't is een van mijne beste vrienden, en een dappere kaerel
+bovendien. Als er één is, die een hekel heeft aan de Spekken, dan is hij
+het! Welzoo, is 't Oude Hoen een neef van je?&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Een verre neef eigenlijk, Slob, maar hij kwam nog wel eens bij ons op
+de hoeve...&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Nu, dan heb je groot gelijk, je 't allereerst naar hem te begeven. 't
+Is een verstandig man,&mdash;een man, voor wien ik het meeste respect heb, en
+'t zou inderdaad niet onmogelijk wezen, dat Anna naar hem gevlucht
+was.&mdash;Zeker, best mogelijk, en al is dat niet het geval, dan zal hij je
+toch ten beste raden. Ik geloof, dat het een heel wijs besluit van je
+is, en ik mag er je niet van terughouden.&mdash;Ik heb gezien, dat je
+schuitje bij mij aan den steiger ligt. Ik zal met je meêgaan tot aan den
+Overtoom, om het over den dijk te brengen.&rdquo;</p>
+
+<p>Marten stond op en nam afscheid van zijne gastvrouw, wie hij zijn
+hartelijken dank betuigde. Maar daar wilde zij niet van hooren en zij
+deed hem tot aan de deur uitgeleide. Slob en hij brachten het schuitje
+naar den Overtoom en wonden het met vereende kracht over den dijk in de
+Westzaner Gouw. En weldra was Marten weer alleen.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="102"></span><a id="p_102"></a></p>
+
+<p>Hij roeide met krachtige slagen voort, want de ongerustheid over het
+lot van Anna dreef hem tot spoed. Zij waren hun geheele leven niet
+alleen broer en zuster geweest, maar ook trouwe vrienden, die innig veel
+van elkander hielden. En nooit had hij dit sterker gevoeld dan thans, nu
+zij hunne ouders verloren hadden en niets ter wereld meer bezaten dan
+elkander. Zij verschilden maar een goed jaar in leeftijd en waren samen
+opgegroeid. Samen hadden zij gespeeld, samen schoolgegaan, samen lief en
+leed gedeeld. Eerst was Anna in zijn oog altijd de groote zuster
+geweest, omdat zij de oudere was, maar dat verschil was allengs
+weggevallen en eindelijk was hij de grootere en sterkere geworden, die
+zijne zuster soms beschermen moest tegen baldadigheden van andere
+jongens, als zij haar plagen wilden. Zoo waren langzamerhand de rollen
+omgekeerd en was hij het geweest, bij wien zij hulp en steun zocht. O,
+hij voelde het: daaraan had zij thans dubbel behoefte. Als eene arme
+wees zwierf zij nu in den vreemde rond en zag ongetwijfeld reikhalzend
+uit naar haar broeder, den eenigen, dien zij op de wereld bezat.</p>
+
+<p>Deze en dergelijke gedachten gingen hem door het hoofd, terwijl hij met
+regelmatigen slag doorroeide naar Westzaan. Af en toe keek hij even om
+naar den toren van de kerk, om te zien hoe groot de afstand was, die hem
+nog van het dorp scheidde. <span class="pagenum" title="103"></span><a id="p_103"></a>Eindelijk had hij het doel van zijn tocht
+bereikt en was hij de hoeve van zijn neef Govert 't Hoen genaderd. Hij
+legde het bootje vast en stapte aan wal. Weldra trad hij de woning
+binnen, die hem welbekend was, want hij was er meermalen geweest, soms
+wel in gezelschap van zijne ouders en van Anna. Bij de gedachte daaraan
+ontsnapte hem een diepe zucht. Helaas, die gelukkige dagen zouden nooit
+terugkomen....</p>
+
+<p>Hij opende de kamerdeur en trad binnen.</p>
+
+<div class="figcenter" style="width: 209px;">
+<a href="images/ill_p103.png"><img src="images/ill_p103th.png" width="209" height="366" alt="" title="Klik voor vergroting (421×739px, 61kb)" /></a>
+<br /></div>
+
+<p><span class="pagenum" title="104"></span><a id="p_104"></a></p>
+
+<div class="figcenter" style="width: 567px;">
+<img src="images/ill_ch.png" width="567" height="67" alt="" title="" />
+</div>
+
+<h2 id="hoofdstuk_VI">HOOFDSTUK VI.</h2>
+
+<hr class="chbegin" />
+
+<p class="subh2">Onder de Vrijbuiters.</p>
+
+<p>Er zaten eenige mannen om de tafel geschaard. 't Waren allen boeren uit
+den omtrek, aanhangers van den Hervormden godsdienst, en trouwe
+volgelingen van den Prins van Oranje. De meesten ervan kende hij wel,
+want hij had ze meermalen in de hoeve zijner ouders ontmoet, en hij
+begreep dadelijk, dat zij hier bij elkander gekomen waren om te
+overleggen, wat hun na den inval van de Spanjaarden in Saardam te doen
+stond. 't Waren mannen in boersche kleeding, maar hunne gelaatstrekken
+teekenden zoowel vastberadenheid als moed, schranderheid als list.</p>
+
+<p>Bij de binnenkomst van Marten keken zij verwonderd op, en 't Oude Hoen,
+die tegenover Geerte, zijne vrouw, voor het raam aan de tafel zat, riep
+uit:</p>
+
+<p>&bdquo;Wel,&mdash;wie komt daar binnenstappen? Dat is <span class="pagenum" title="105"></span><a id="p_105"></a>zoowaar Marten Florisz! Kom
+nader, neef. Je brengt zeker slechte tijding, niet waar?&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;'t Kon niet slechter, neef,&rdquo; was het antwoord van Marten, terwijl hij
+'t Oude Hoen eene hand gaf. Deze was een klein manneke, maar hij had
+breede schouders en gespierde armen, en zijn gelaat teekende zooveel
+verstand, oprechtheid en zielenadel, dat het onwillekeurig vertrouwen
+inboezemde. Hij schudde Martens hand recht hartelijk, en viel hem in de
+rede met te zeggen:</p>
+
+<p>&bdquo;Wij weten er alles van, mijn jongen,&mdash;en Geerte-nicht en ik hebben je
+komst verwacht. Maar zeg me&mdash;waar is Anna? Of hebben die verwenschte
+Spekken ook haar...?&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Zij is gevlucht, neef, maar ik weet niet waarheen, en zoek haar overal.
+Ik had zoo gehoopt, dat zij haar weg naar hier zou genomen hebben...&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Wij hebben haar niet gezien,&rdquo; viel Geerte in. &bdquo;Maar ga zitten, Marten,
+en vertel ons nader, wat er gebeurd is.&rdquo;</p>
+
+<p>Marten voldeed aan dezen wensch, en 't spreekt vanzelf, dat hem bij dat
+droevig verhaal de tranen telkens in de oogen opwelden.</p>
+
+<p>De mannen hoorden hem sprakeloos aan, maar bij het verhaal van de
+gepleegde wreedheden nepen zij woedend de vuisten samen, en hunne lippen
+prevelden woorden van wraak. Zij hadden zeer met den ongelukkigen knaap
+te doen, <span class="pagenum" title="106"></span><a id="p_106"></a>en hunne verontwaardiging kende bijna geen grenzen.</p>
+
+<p>Nauwelijks was hij dan ook uitgesproken, of een van hen, Goesinnen
+genaamd, sloeg woedend met zijn vuist op tafel, en riep uit:</p>
+
+<p>&bdquo;Is het plegen van eene dergelijke schanddaad niet Gode geklaagd? En
+eischt het geen wraak? Neen mannen, 't is zooals 't Oude Hoen zegt: wij
+moeten ons zooveel mogelijk vereenigen en den vijand bestoken, waar wij
+maar kunnen. Wel is Saardam bezet, maar nog is Kennemerland en Waterland
+in handen van den Prins. Als wij willen, kunnen wij den Spanjaard nog
+ontzaglijk veel afbreuk doen. Heer Diederik van Sonoy zal spoedig genoeg
+krijgslieden zenden, om de bedreigde plaatsen te bezetten. Ik stel voor,
+dat wij 't Oude Hoen tot onzen aanvoerder benoemen en onder zijne
+leiding tochten te water ondernemen, om den vijand te bestoken!&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Goed gesproken,&rdquo; viel Jan Walichs <ins class="corr" id="corr13" title="Bron: is">in</ins>. &bdquo;'t Oude Hoen zal ons
+aanvoeren en onze leidsman zijn. Een beteren konden wij niet wenschen.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Volkomen waar,&rdquo; beaamde Jan Dieuwers. &bdquo;Maar wat kunnen wij eigenlijk
+doen, dat zou ik wel willen vragen. Wat kan een handvol boeren beginnen
+tegen de machtige vijandige vendels? Wij zijn immers een tegen vijftig?&rdquo;</p>
+
+<p>'t Oude Hoen stond op.</p>
+
+<p>&bdquo;Mannen,&rdquo; sprak hij ernstig, &bdquo;'t Oude Hoen wil je <span class="pagenum" title="107"></span><a id="p_107"></a>aanvoerder zijn, en
+met Gods hulp zullen wij trachten onze vrouwen en kinderen, onze have en
+ons goed te beschermen tegen de vijanden. Wàt wij doen kunnen, zal de
+tijd ons leeren. Wij moeten in elk geval doen, wat onze hand vindt om te
+doen. Wij mogen niet versagen, want moed verloren is àl verloren, zegt
+het spreekwoord. En als het waar is, dat wij tegen de Spanjolen zijn als
+een tegen vijftig, welnu, dan moeten wij list stellen tegen overmacht.
+Alle wateren hier in den omtrek zijn ons bekend, en tusschen het riet en
+de schooren weten wij plaatsen genoeg te vinden, die ons aan het oog van
+den vijand onttrekken. Begeven de vendels zich hier of daar heen, uit
+onze schuilhoeken vellen wij hen man voor man neder, zonder dat zij ons
+bereiken kunnen of ons zelfs maar zien. Neen, wij mogen niet moedeloos
+bij de pakken gaan neerzitten, maar moeten strijden voor huis en haard,
+voor godsdienst en vaderland! Wie zichzelven helpt, dien helpt God!&rdquo;</p>
+
+<p>Deze woorden van 't Oude Hoen maakten diepen indruk op de aanwezigen, en
+meer dan een herhaalde de woorden: &bdquo;Wie zichzelven helpt, dien helpt
+God.&rdquo;</p>
+
+<p>Het gezelschap werd allengs grooter, want telkens ging de deur open en
+traden mannen binnen, die zich, nu de nood aan den man kwam, als bij
+afspraak naar de woning gespoed hadden van 't Oude Hoen, dien zij allen
+stilzwijgend als hun hoofd en <span class="pagenum" title="108"></span><a id="p_108"></a>leidsman beschouwden. Zoo verschenen daar
+nog Joachim Cleynsorg, die door Diederik van Sonoy belast was met het
+bevel over een vendel krijgslieden, Engel Lastpenning van Krommenie,
+Claes Kees <ins class="corr" id="corr14" title="Bron: Sijmensen">Symensen</ins>, Pieter Claessen Yperen van Oostzaan,
+en nog verscheidene anderen. Man voor man waren zij bereid voor de zaak
+der vrijheid te sterven. Ook de zoon van 't Oude Hoen was onder de
+aanwezigen. Hij heette Aelbert, maar werd gewoonlijk 't Jonge Hoen
+genoemd. Hij stond bekend als een verstandig jongeling, die
+bedachtzaamheid aan moed paarde. Zoodra Marten binnen gekomen was, had
+hij zich bij hem gevoegd, en hij fluisterde met hem over Anna, over wier
+lot Marten zoo bezorgd was.</p>
+
+<p>&bdquo;Je blijft bij ons, Marten,&rdquo; sprak hij hartelijk, &bdquo;en samen zullen wij
+haar zoeken. O, ik twijfel niet, of we zullen haar wel opsporen. Nu zij
+den vijanden ontkomen is, is dat slechts eene kwestie van tijd en van
+geduld. Zij zal zich thans wel hier of daar in eene veilige haven
+bevinden. Wie zou zoo wreed kunnen zijn, aan een ouderloos meisje een
+onderdak te weigeren, wanneer de vijanden haar van alles beroofd hebben,
+wat zij op de wereld bezat? Neen, Marten, maak je over haar lot niet al
+te bezorgd.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Dat is ook mijne meening, Neef!&rdquo; viel 't Oude Hoen in, die het gesprek
+stilzwijgend had aangehoord. &bdquo;We mogen gerust aannemen, dat zij zich
+hier of daar in veiligheid bevindt. De menschen, met wie <span class="pagenum" title="109"></span><a id="p_109"></a>zij gevlucht
+is, zullen haar wel niet aan haar lot hebben overgelaten. Ook mijn raad
+is, geduld te oefenen. Waar zou je haar ook moeten zoeken? In Alkmaar?
+In Haarlem? Of op een van de omliggende dorpen? 't Is een zoeken in het
+honderd, met weinig kans van slagen.&mdash;Ik geloof, dat je het beste doet,
+door hier te blijven, en ons te helpen in den strijd, die ons wacht. Je
+hebt een paar sterke armen aan het lijf, en kunt met een verrejager even
+goed treffen als een onzer. Een vuurroer kun je van mij wel krijgen en
+een verrejager daarbij. Sluit je bij ons aan, Marten, en wordt een
+Vrijbuiter als wij, in dienst van den Prins. Wij strijden voor een
+eerlijke zaak, en God zal ons de overwinning geven.&rdquo;</p>
+
+<p>Marten had wel ooren naar dien raad, en hij moest toegeven, dat hij niet
+verstandiger handelen kon. Op goed geluk af een zwerftocht te
+ondernemen, om Anna op te sporen, had bij nader inzien weinig kans van
+slagen, en 't vermoeden lag voor de hand, dat zij zich wel hier of daar
+in veiligheid zou bevinden. Bovendien lachte het vrije leven van den
+Vrijbuiter hem wel aan met al zijn gevaren en afwisseling, en in den
+grond van zijn hart deed hij niets liever, dan den gegeven raad volgen.</p>
+
+<p>Maar nog weifelde hij. Mocht hij den voorslag wel aannemen? Was het niet
+zijn plicht zoolang te zoeken, tot hij haar gevonden had? Wanneer zijn
+ouders nog spreken konden, zouden <span class="pagenum" title="110"></span><a id="p_110"></a>zij dàt dan niet in de eerste plaats
+van hem vergen?</p>
+
+<p>Opeens stond een van de mannen op en wees naar buiten.</p>
+
+<p>&bdquo;Brand!&rdquo; riep hij uit. &bdquo;Brand te Saardam!&rdquo;</p>
+
+<p>Allen stonden op om uit te zien, en begaven zich naar buiten, waar zij
+een beter uitzicht hadden.</p>
+
+<p>&bdquo;Zou er nog niet genoeg gebrand en geroofd zijn?&rdquo; vroeg een hunner,
+terwijl zijne oogen van verontwaardiging fonkelden.</p>
+
+<p>&bdquo;Kijk, dáár stijgen ook rookwolken op, iets noordelijker,&rdquo; sprak een
+tweede, terwijl hij de plaats aanwees, waar weldra een roode gloed
+zichtbaar werd. En zacht voegde hij erbij: &bdquo;Arme Saardammers!&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;De brand wordt heviger en woedt op vele plaatsen tegelijk,&rdquo; zei een
+ander. Zwijgend staarden de mannen naar de bedreigde plaats.</p>
+
+<p>'t Was dan ook een vreeselijk schouwspel, dat zich aan hun oog
+vertoonde. Blijkbaar grepen de vlammen snel om zich heen, want de
+vuurgloed werd bij de minuut grooter en woedde over eene groote
+oppervlakte. Dichte rookwolken maakten het uitspansel donker, en de
+roode vlammen verlichtten het met een fantastischen gloed.</p>
+
+<p>&bdquo;Die onmenschen!&rdquo; mompelde een der toeschouwers.</p>
+
+<p>&bdquo;Beulen zijn het, onmenschelijke beulen!&rdquo; knarsetandde een ander,
+terwijl hij het schouwspel met <span class="pagenum" title="111"></span><a id="p_111"></a>een van woede verbleekt gelaat aanzag.
+&bdquo;Hoe zij daar weer huishouden! Mannen, vrouwen en kinderen worden
+vermoord en uitgeschud. O, maar het schreit ten hemel!&rdquo;</p>
+
+<p>De oogen der mannen gloeiden van haat, en zij zwoeren elkander niet te
+zullen rusten, eer de laatste vijand uit deze landpalen verdreven was.</p>
+
+<p>Ook Marten verkeerde diep onder den indruk van het ontzettende
+schouwspel, en het kostte hem weinig moeite om zich voor te stellen al
+den jammer, al de ellende, die op dit oogenblik te Saardam geleden werd.
+Hoe hadden immers de ellendelingen gehandeld op de hoeve zijner ouders!
+Zijn hart beefde van ontsteltenis, en tranen vulden zijn oogen. Een
+ontzettende haat tegen alles wat Spanjaard was, maakte zich van hem
+meester, en hij haakte er naar, den strijd tegen die roovers en
+moordenaars aan te binden.</p>
+
+<p>&bdquo;Neef!&rdquo; riep hij uit, en zijn stem trilde van edele
+verontwaardiging,&mdash;&bdquo;Neef, mijn besluit is genomen; ik blijf hier, om met
+u te strijden tegen die monsters, die zich niet ontzien, om zulke daden
+te doen. Ook ik schaar mij onder de Vrijbuiters!&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Goed gesproken, Marten,&rdquo; zei 't Oude Hoen, terwijl hij hem de hand
+drukte. En 't Jonge Hoen voegde zich bij hem en sprak:</p>
+
+<p>&bdquo;Wij strijden voortaan samen, Marten, en al zijn we jong, de Prins van
+Oranje zal geen trouwer <span class="pagenum" title="112"></span><a id="p_112"></a>aanhangers hebben dan ons! Leve de Prins!&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Leve de Prins van Oranje!&rdquo; klonk het dof uit vele monden, want men was
+te diep ontsteld door den vreeselijken brand, dien zij op betrekkelijk
+korten afstand zagen woeden, om luidruchtig te zijn.</p>
+
+<p>De vlammen hadden zich nu over eene groote breedte verspreid, en namen
+nog steeds in hevigheid toe.</p>
+
+<p>&bdquo;Gansch Saardam wordt geplunderd en platgebrand,&rdquo; sprak een der mannen
+weer. &bdquo;'t Is hemeltergend.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Ja, 't is afschuwelijk!&rdquo; beaamden anderen. &bdquo;Er blijft, naar ik vrees,
+geen huis gespaard. 't Is een schrikkelijk schouwspel.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Dat ons leeren kan, wat wij van de Spanjaarden te wachten hebben,
+mannen!&rdquo; viel 't Oude Hoen in. &bdquo;Ons rest niets, dan met de wapenen in de
+hand te strijden voor het leven der onzen, en gelooft me, dat het gevaar
+naakt. Spoedig genoeg, wellicht dezen dag nog, zullen wij de beulen hier
+zien. Westzaan is rijk en belooft een goeden buit. Een ieder zij <ins class="corr" id="corr15" title="Niet in Bron.">op</ins>
+zijn hoede! Bergt al uw geld en kostbaarheden op
+eene veilige plaats, opdat het hun niet in handen valle...&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Of wij dat al niet gedaan hebben!&rdquo; lachte Goesinnen. &bdquo;Zij zullen bij
+mij lang moeten zoeken, eer zij het vinden.&rdquo;</p>
+
+<p>Bij deze woorden dacht Marten opeens aan het <span class="pagenum" title="113"></span><a id="p_113"></a>geld, dat zijn vader 's
+avonds vóór den moord onder den haard verborgen had. In al zijn ellende
+had hij daar nog niet aan gedacht, maar nu nam hij zich voor, er zoo
+spoedig mogelijk met zijn neef over te spreken.</p>
+
+<p>Intusschen nam de brand te Saardam nog steeds in hevigheid toe, en
+niemand van de toeschouwers twijfelde meer, of het gansche dorp werd met
+den grond gelijk gemaakt.</p>
+
+<p>&bdquo;Ik zie mannen naderen, dwars door het land,&rdquo; riep 't Jonge Hoen
+plotseling uit. &bdquo;Zij hebben polsstokken bij zich, en springen over de
+slooten. Weldra zullen wij dus weten, wat er ginds gebeurt.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Ja, ik zie ze ook!&rdquo; zei Cleynsorg. &bdquo;'t Moeten vluchtelingen zijn!&rdquo;</p>
+
+<p>Met spanning werd de nadering dier mannen tegemoet gezien. 't Jonge Hoen
+stapte in de boot, en riep Marten toe:</p>
+
+<p>&bdquo;Ga je meê? Straks komen zij voor breede waters, waar hunne verrejagers
+hun van geen dienst kunnen zijn. Laten wij ze met de schuit helpen.&rdquo;</p>
+
+<p>Marten was dadelijk bereid, en 't Oude Hoen zeide:</p>
+
+<p>&bdquo;Ja, laten wij allen in de booten gaan en Saardam zoo dicht mogelijk
+naderen. Wie weet, hoevele menschen wij van een anders wissen dood
+kunnen redden.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Ja, in de booten! In de booten!&rdquo; riep men van alle kanten. En weldra
+staken de mannen van wal, maar&mdash;met het vuurroer over den schouder, en
+<span class="pagenum" title="114"></span><a id="p_114"></a>de verrejagers aan boord. Verrejagers waren polsstokken met een lange,
+stalen punt aan het benedeneinde, waardoor zij dubbele diensten konden
+bewijzen. Met de stokken sprongen de vrijbuiters over de breedste
+slooten, terwijl de stalen punten een vreeselijk wapen waren in de
+handen der verbitterde Hollanders. Eer de vijand dicht genoeg genaderd
+was, om met lans of zwaard te kunnen treffen, was de verrejager hem
+reeds in het lichaam gedrongen.</p>
+
+<p>Zij hadden nog geen kwartier geroeid, toen zij een breed water genaderd
+waren, dat de vluchtelingen niet anders dan zwemmende konden oversteken,
+en ongetwijfeld zouden zij dat hebben gedaan, indien zij de nadering der
+Vrijbuiters niet hadden opgemerkt.</p>
+
+<p>&bdquo;Wat gebeurt er te Saardam?&rdquo; was de eerste vraag, die tot hen werd
+gericht. &bdquo;Wordt de plaats geplunderd?&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;'t Is afschuwelijk, mannen!&rdquo; was het antwoord. &bdquo;Admiraal Bossu is naar
+Amsterdam teruggekeerd, en heeft Hopman Van der Linden in zijn plaats
+gezonden, om in vereeniging met Hopman Quickel, die gisteren den
+Zuiddijk plunderde, de plaats te bezetten. En omdat Hopman Van der
+Linden nu meent, dat hij een vrij uitzicht op den omtrek moet hebben,
+laat hij een groot gedeelte van de Westzijde platbranden. Wel een
+honderddertigtal huizen is in brand gestoken...&rdquo;</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="115"></span><a id="p_115"></a></p>
+
+<p>&bdquo;Honderddertig huizen!&rdquo; mompelden de mannen in de grootste
+verontwaardiging. &bdquo;En plunderen zij die eerst?&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Op de vreeselijkste wijze!&rdquo; was het antwoord. &bdquo;Als wilde dieren dringen
+zij de huizen binnen en rooven alles, wat zij grijpen en vangen kunnen.
+Zij nemen mannen, vrouwen en kinderen de kleederen van het lijf, het
+geld uit de laden, het brood uit de kasten,&mdash;niets, niets hebben zij den
+armen schepsels gelaten. En wie zich verzet tegen deze euveldaad wordt
+mishandeld of gedood. O God, o God, het schreit ten hemel en roept om
+wraak! 't Is hartverscheurend om de ellende aan te zien, en droevig, om
+het gejammer van vrouwen en kinderen te hooren. De arme beroofden, wien
+niets, zelfs geen kruimel brood gelaten is, vluchten naar alle
+kanten...&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Wij zullen u over het water brengen, opdat gij uw tocht kunt vervolgen,
+en roeien daarna verder naar Saardam. Onze hulp is daar noodig, mannen!&rdquo;
+sprak 't Oude Hoen somber. En dreigend liet hij er op volgen: &bdquo;Wee den
+Spanjaard, die in onze handen valt!&rdquo;</p>
+
+<p>Aldus geschiedde, en met krachtige slagen roeide men voort in de
+richting van Saardam. Vele vluchtelingen, waaronder ook vrouwen en
+kinderen, zag men in de verte naderen, en men hoorde hun jammergeschrei.</p>
+
+<p>'t Jonge Hoen stond op, om beter en verder te kunnen zien. Plotseling
+riep hij uit:</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="116"></span><a id="p_116"></a></p>
+
+<p>&bdquo;Zij worden achtervolgd door de Spekken! Roeien, mannen, zoo snel je
+kunt, opdat wij niet te laat komen! Zeker denken die roovers, dat de
+menschen nog geld of kostbaarheden met zich medevoeren...&rdquo;</p>
+
+<p>De Vrijbuiters spanden al hunne krachten in, en de booten vlogen
+pijlsnel door het water. De gesloten lippen, de vonkelende oogen gaven
+duidelijk genoeg te kennen, dat het elken Spanjaard, die in hunne handen
+mocht vallen, kwalijk zou vergaan.</p>
+
+<p>&bdquo;De vijanden naderen snel! Zij hebben de vluchtelingen bijna bereikt!&rdquo;
+riep Aelbert uit, terwijl hij zich het vuurroer van den schouder nam en
+gereed stond om aan te leggen. Zijn lont brandde reeds.</p>
+
+<p>&bdquo;Help! Om Godswil, help!&rdquo; klonk het hun toe, en het gejammer der
+kinderen maakte hun het bloed aan 't koken.</p>
+
+<p>&bdquo;Legt aan wal!&rdquo; beval 't Oude Hoen, en op 't volgende oogenblik
+schuurden de booten tegen den oever. Zij hadden de vluchtelingen thans
+bereikt, en nauwelijks waren de Vrijbuiters, met het vuurroer in de eene
+en de brandende lont in de andere hand aan wal gestapt, of de vluchtende
+vrouwen en kinderen bestormden in hun doodelijken angst voor de
+naderende vijanden de booten.</p>
+
+<p>Marten en Aelbert wierpen de verrejagers op het land, opdat hunne
+vrienden zich daarmede zouden kunnen wapenen, als de vuurroeren
+afgeschoten waren. Tijd om ze opnieuw te laden zou hun wel ontbreken.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="117"></span><a id="p_117"></a></p>
+
+<p>Onder een luid geschreeuw naderden de Spanjaarden, wier woede geen
+grenzen kende, nu een rijke buit hun dreigde te ontgaan. Met getrokken
+zwaard stormden zij op de Vrijbuiters los, niet twijfelende, of deze
+kaasboeren, zooals zij ze noemden, zouden spoedig genoeg op de vlucht
+slaan. Marten zag, dat onder de vluchtenden zich ook Heer Jan Gerritsz
+bevond, met zijne vrouw en kinderen. De laatsten waren reeds in de
+booten gesneld, maar Heer Jan greep een verrejager en keerde zich tegen
+de Spanjaarden.</p>
+
+<p>&bdquo;Vuur!&rdquo; gebood 't Oude Hoen kort en krachtig.</p>
+
+<p>Verscheidene schoten knalden, en dat de boeren geleerd hadden niet te
+schieten zonder eerst goed te hebben aangelegd, werd duidelijk bewezen,
+want verscheidene Spanjaarden stortten gewond of gedood ter aarde. Toen
+wierpen de Vrijbuiters de vuurroeren over de schouders en grepen met een
+vlugge beweging de verrejagers of trokken het rapier, zoo zij er een
+droegen.</p>
+
+<p>'t Werd een geweldige strijd. De Vrijbuiters, uiterst verbitterd over
+het rooven en plunderen der Spanjaarden, wisten van geen genade, zelfs
+niet voor de gewonden, en hun aanval was onweerstaanbaar, want zij
+voelden, dat zij streden voor vrouw en kind, voor huis en hof. Maar ook
+de Spanjaarden gaven geen kamp. Moesten zij wijken voor een troepje
+boeren, wier hoofdwapen bestond uit een polsstok, <span class="pagenum" title="118"></span><a id="p_118"></a>waarmede zij gewoon
+waren over de slooten te springen, die hunne landerijen van elkander
+scheidden? Dat nooit! Met getrokken zwaard vielen zij op hunne
+tegenstanders aan,&mdash;doch 't was hun onmogelijk, de mannen te naderen. De
+lange stokken met de gevaarlijke punten hielden hen overal tegen, en
+menigeen stortte doodelijk gewond ter aarde. 't Bleek hun al spoedig,
+dat de vijand hun te machtig was; de eenvoudige boeren waren leeuwen
+geworden, en nadat menige Spanjaard gesneuveld was, kozen de anderen het
+hazenpad en keerden zoo snel mogelijk naar Saardam terug.</p>
+
+<p>&bdquo;Leve 't Oude Hoen en zijn vrijbuiters!&rdquo; klonk het hun in triomf
+achterna. &bdquo;Leve 't Oude Hoen en zijne Vrijbuiters!&rdquo;</p>
+
+<p>De gevallen Spanjaarden werden zonder mededoogen van hunne kleederen en
+wapens beroofd, en hunne zakken, die gevuld waren met den te Saardam
+geroofden buit, werden geledigd. Toen liet men hen liggen als een prooi
+voor de roofvogels.</p>
+
+<p>&bdquo;Oog om oog, tand om tand!&rdquo; was de leuze dier tijden. De buit werd onder
+de Vrijbuiters verdeeld, maar menigeen stond zijn deel af aan de
+vluchtelingen, die van alles beroofd waren en niet wisten, waar een dak
+te vinden om onder te slapen.</p>
+
+<p>Verheugd over de behaalde overwinning keerde men naar Westzaan terug.</p>
+
+<hr class="chend" />
+
+<p><span class="pagenum" title="119"></span><a id="p_119"></a></p>
+
+<div class="figcenter" style="width: 567px;">
+<img src="images/ill_ch.png" width="567" height="67" alt="" title="" />
+</div>
+
+<h2 id="hoofdstuk_VII">HOOFDSTUK VII.</h2>
+
+<hr class="chbegin" />
+
+<p class="subh2">De Spanjaarden te Westzaan. Een bezoek aan de ruïne der verbrande hoeve.</p>
+
+<p><a id="FNa_A_1" href="#FN_A_1" class="fnanchor">[A]</a>&bdquo;Hopman Van der Linden verzuimde niets, om Saardam tot een
+duchtig versterkt punt te maken, en aan alle zijden van goede
+gemeenschapsmiddelen te voorzien. Behalve de schansen, die hij liet
+aanleggen op den Dam, werden ook nog op vier andere plaatsen gronden
+uitgemeten en afgepaald, en aan de Voor- en Achterzaan nieuwe schansen
+opgeworpen. Op den mond der Braak, bij het gat van de sluis, die aan de
+Oostzijde in den dijk lag, bezuiden den Dam, werd eene groote schans
+gelegd, en op een werf daartegenover, aan de Westzijde der rivier, in
+'t begin van den Horn, een tweede, dwars door den stroom aan elkander
+verbonden met een of twee rijen palen, die door twee <span class="pagenum" title="120"></span><a id="p_120"></a>Saardammers,
+Jacob Teeuwissen en Barend Smit, goed van ijzerwerk was voorzien. Een
+wachthuisje werd daarbij getimmerd, om den boom nauwlettend te kunnen
+bewaken.</p>
+
+<p>&bdquo;In de Achterzaan werd eene schans opgehaald ter plaatse, waar thans
+de kerk van Zaandams Westzijde ligt; ongeveer daar tegenover aan de
+Oostzijde, op den Schinkeldijk een tweede, van kleineren omvang, en
+eenige schreden verder nog een derde, &bdquo;op eenige rietbordjes&rdquo; aangelegd.
+Deze alle drie werden over den stroom met elkander vereenigd door
+paalwerk en twee boomen, waarbij twee vaartuigen met gewapenden steeds
+ter beveiliging en dekking op de Zaan de wacht hielden.</p>
+
+<p>&bdquo;Eenige huizen op den Dam waren opzettelijk voor het vuur gespaard
+gebleven, om te dienen tot berging van krijgs- en mondvoorraad, dat
+steeds in niet geringe hoeveelheid aanwezig diende te zijn, want de
+schansen, die allen van hier uit moesten worden voorzien, waren sterk
+bezet.&rdquo;</p>
+
+<p>Voor dien arbeid werden Saardamsche burgers geprest, die zonder loon
+en tegen wil en dank daartoe door den Hopman werden aangewezen. Wee den
+onvoorzichtige, die hierover eenig blijk van ongenoegen durfde geven, of
+zich onwillig betoonde. Hij werd zonder vorm van proces opgehangen.</p>
+
+<p>Diederik van Sonoy had echter evenmin stil gezeten. Tot zijne groote
+teleurstelling ontving hij het <span class="pagenum" title="121"></span><a id="p_121"></a>bericht van het bezetten van den Dam
+door de Spanjaarden, en bij alle narichten, die hij daaromtrent inwon,
+kwam hij tot de overtuiging, dat hij er op dit oogenblik niet met goed
+gevolg tegen handelen kon. Hij stelde zich echter ten plicht, het verder
+doordringen van den vijand te beletten, en zond met dat doel eenige
+vendels onder bevel van Nicolaas Ruychaver, Jacob Cristal en Lazarus
+Muller uit, om den Waterlandschen dijk te bezetten van de Oostzijde van
+Saardam af tot Nieuwendam toe. En toen de vijandelijke vendels zoo dicht
+in elkanders nabijheid gelegen waren, spreekt het van zelf, dat het al
+spoedig tusschen hen tot eene botsing kwam. De Hollanders waagden een
+moedigen aanval op de verschansing aan den Schinkeldijk, en streden
+daarbij zoo geducht, dat de schans weldra in hunne handen zou gevallen
+zijn, indien het geknal der musketten niet tot de mannen op den Dam ware
+doorgedrongen. Dezen werden daardoor op het dreigende gevaar opmerkzaam
+gemaakt en snelden ter hulp. Toen werd het een bloedig gevecht. De
+Hollanders werden tot wijken gedwongen en moesten de koeien op het
+land zelfs tot borstwering gebruiken, zoo dicht vielen de kogels. Met
+medeneming van hunne gewonden en dooden trokken zij terug. De vijand was
+meester van het terrein gebleven, en de Hollandsche vendels moesten er
+zich toe bepalen, behalve den Waterlandschen dijk ook de plaatsen Jisp,
+Wormer en <span class="pagenum" title="122"></span><a id="p_122"></a>Knollendam te bezetten, waarmede zij het Noorderkwartier tegen
+mogelijke invallen van de Spanjaarden beveiligden.</p>
+
+<p>De Westzaners waren tot dusverre ongemoeid gebleven, en zij hoopten, dat
+de Spanjaarden zich met de bezetting van Saardam tevreden zouden
+stellen.</p>
+
+<p>Marten hielp zijn vriend Aelbert elken dag bij den arbeid op het veld.
+'s Morgens al vroeg werden de koeien gemolken en de kaas of boter
+gemaakt, en daarna werd de mest over het land geslecht, of hielden zij
+zich bezig met het scheren der schapen. 't Spreekt van zelf, dat Marten
+niet ophield nasporingen te doen naar het verblijf van zijne zuster
+Anna, aan wie hij dacht van den morgen tot den avond. O, hoe vurig
+verlangde hij er naar, haar te zien en te spreken, en haar in zijne
+nabijheid te hebben, om als dat noodig mocht zijn, haar helper en
+beschermer te kunnen wezen. Aelbert stond hem in zijne pogingen getrouw
+ter zijde. Soms gingen zij in den namiddag samen naar eene naburige
+plaats, om een onderzoek in te stellen, maar telkens keerden zij
+onverrichter zake terug. Anna was spoorloos verdwenen, en niemand had
+iets omtrent haar gehoord of gezien. 't Maakte Marten dikwijls moedeloos
+en verdrietig, maar dan sprak Aelbert hem nieuwen moed in en wist hem
+gewoonlijk weer op te monteren.</p>
+
+<p>&bdquo;Kom Marten, niet zuchten!&rdquo; zei hij dan op <span class="pagenum" title="123"></span><a id="p_123"></a>luchtigen toon. &bdquo;Zoo heel
+ver weg zal ze niet zijn, en 't zou me niets verwonderen, als we haar
+vandaag of morgen onverwachts tegenkwamen.&mdash;Zeg Marten, wat zou je dan
+vreemd opkijken!&rdquo;</p>
+
+<p>De dagen verliepen echter,&mdash;maar Anna liet zich niet zien, en Marten
+werd er stil en somber van.</p>
+
+<p>Soms dacht hij erover, naar Alkmaar te gaan, om daar zijne nasporingen
+voort te zetten. Hij kon dan Heer Jan Gerritsz opzoeken, die daar na den
+grooten brand te Saardam met zijn gezin een toevlucht had gezocht, en
+wien hij gesmeekt had hem onverwijld bericht te zenden, indien hij Anna
+misschien vinden mocht. En Heer Jan had hem dat op handslag beloofd.</p>
+
+<p>&bdquo;Je kunt op me rekenen, Marten,&rdquo; had hij bij zijn vertrek gezegd. &bdquo;Ik
+zal je geen bode zenden, maar zelf komen, dat beloof ik je. Ik meen dat
+aan de nagedachtenis van je ouders verplicht te zijn. Zoowel jij als
+Anna kunt ten allen tijde over mij en mijn huis beschikken. Ik ben, Gode
+zij dank, nog altoos een vermogend man, want de Spanjaarden hebben bij
+mij achter het net gevischt. Ik was hun te vlug af en had nauwelijks de
+eerste rookwolk opgemerkt, of mijn besluit was genomen. Met vrouw en
+kinderen stapte ik in een schuit en roeide zoover mogelijk landwaarts
+in, tot wij te voet verder moesten trekken. Het overige weet je, want
+zonder de hulp van de dappere Vrijbuiters waren wij den Spekken toch nog
+<span class="pagenum" title="124"></span><a id="p_124"></a>in handen gevallen.&mdash;Daarom,&mdash;wanneer je ooit in nood verkeert, wend je
+dan tot mij. En mocht ik Anna hier of daar ontmoeten, dan zal ze in mij
+een vriend vinden, die haar als eene dochter behandelen zal.&rdquo;</p>
+
+<p>Zoo had Heer Jan gesproken,&mdash;en nu was hij al sedert eenige dagen
+vertrokken, maar nog altoos was er van hem geen tijding gekomen.
+Zeker had hij omtrent Anna nog niets vernomen, en Marten voelde een
+onbedwingbaren lust, om zelf naar Alkmaar te gaan. 't Oude Hoen en Nicht
+Geerte raadden hem dat echter af, want zij hielden veel van Marten en
+achtten hem nog te jong, en den toestand van het land te onveilig, om
+hem als een zwerveling weg te laten trekken.</p>
+
+<p>'t Zou intusschen te Westzaan niet zoo rustig blijven, als het daar tot
+dusver geweest was. Hopman Van der Linden wist wel, dat een rijke buit
+hem daar wachtte, maar hij wilde eerst de schansen te Saardam in
+gereedheid brengen, voor hij de omliggende dorpen ging bespringen.</p>
+
+<p>Elken morgen besteeg 't Oude Hoen alleen, of in gezelschap van een of
+meer zijner vrienden, den hoogen kerktoren, om den omtrek te verkennen.
+Hij had daar eene uitstekende gelegenheid om ver rondom zich te zien, en
+was daardoor in staat, een naderend gevaar spoedig op te merken. En 't
+meest tuurde hij in de richting van Saardam, waar de vijand zich
+genesteld had.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="125"></span><a id="p_125"></a></p>
+
+<p>Eens op een morgen stond hij daar weer, toen zijne aandacht getrokken
+werd door eene menigte mannen, die in de verte naderden. Hij zag scherp
+toe, en merkte al spoedig op, dat het een vendel krijgsknechten was.
+Neen, daarin kon hij zich onmogelijk bedriegen, want hij zag, hoe de
+stalen lansen flikkerden in de zonnestralen. Ongetwijfeld waren het
+vijanden, die op weg waren, om Westzaan te bespringen en te plunderen.
+Het gevaar naakte dus. Hij klom van den trans naar beneden en greep het
+klokketouw. Met zwaren galm verkondigde het brommen van de kerkklok de
+komst van den vijand. In allerijl verliet hij het kerkgebouw, om zich
+naar zijn hoeve te begeven en daar de noodige maatregelen te nemen.
+Overal snelden de bewoners de huizen uit, angstig en verschrikt, en niet
+wetende, wat te beginnen. De vrouwen en kinderen jammerden. De mannen
+grepen naar de wapens.</p>
+
+<p>&bdquo;Wat is er?&mdash;Wat is er?&rdquo; werd er angstig gevraagd, en 't Oude Hoen
+antwoordde, zonder zich echter ook maar een oogenblik op te houden:</p>
+
+<p>&bdquo;Bergt je, menschen, de vijand komt!&rdquo;</p>
+
+<p>En nu klonk het van mond tot mond:</p>
+
+<p>&bdquo;De Spanjaarden komen! De Spanjaarden komen!&rdquo;</p>
+
+<p>In een oogenblik tijds heerschte in het anders zoo vreedzaam Westzaan
+eene onbeschrijflijke verwarring. Vele mannen droegen alles van waarde
+naar buiten, en zochten met vrouw en kinderen <span class="pagenum" title="126"></span><a id="p_126"></a>hun heil in eene
+overhaaste vlucht. Anderen deden de grendels op de deuren en wapenden
+zich met vuurroeren en verrejagers, om den vijand eene ver van
+vriendelijke ontvangst te bereiden. Weer anderen laadden hun voornaamste
+huisraad in schuiten, en brachten het met hunne vrouwen en kinderen naar
+eene naburige plaats, terwijl zij zelven zich in vaartuigen vereenigden,
+om zich tusschen de rietlanden in den omtrek te verbergen en den vijand
+zooveel mogelijk afbreuk te doen.</p>
+
+<p>Tot deze laatsten behoorde ook 't Oude Hoen.</p>
+
+<p>Toen zijn huisraad in eene schuit geladen was, deed hij ook zijn vrouw
+daarin plaatsnemen, en beval Marten en Aelbert haar naar Knollendam te
+brengen. Daar woonde hare zuster, bij wie zij voorloopig wel veilig zou
+zijn, omdat te Knollendam een vendel Hollanders lag. De Spanjaarden
+zouden hun strooptocht wel niet tot die plaats uitstrekken, en mochten
+zij dat doen, daar wel geen gunstig onthaal vinden.</p>
+
+<p>Vrouw Geerte schreide, toen zij afscheid van haar man nam, doch deze
+troostte haar.</p>
+
+<p>&bdquo;'t Is maar eene scheiding voor korten tijd, beste Geerte,&rdquo; sprak hij.
+&bdquo;Zoodra het huis weer veilig is, betrekken wij onze woning weder.
+Vaarwel, God bescherme u!&rdquo;</p>
+
+<p>Aelbert en Marten staken van wal. Tijd tot talmen hadden zij niet, want
+de vijand naderde snel.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="127"></span><a id="p_127"></a></p>
+
+<p>De mannen, die besloten hadden voortaan het leven van den vrijbuiter
+te leiden, vereenigden zich in pramen of roeijachten, die zij ijlings
+van proviand en wapens hadden voorzien, en verdwenen achter de hooge
+rietpluimen, die hun aan het oog der vijanden onttrokken. En zij waren
+er het best aan toe, want de boeren, die in hun hoeven gebleven waren,
+kregen het spoedig kwaad te verantwoorden. Zoodra de Spanjaarden
+Westzaan hadden bereikt, nestelden zij zich in de huizen en maakten zich
+aan de grootste knevelarij schuldig. Hun aantal was te groot, dan dat de
+ongelukkige dorpelingen het konden wagen zich te verzetten, en wie dat
+nog poogde, moest het bitter bezuren. Want doodslag en brand kenmerkten
+elk bezoek van de Spanjaarden. Hunne hoeven werden eenvoudig gemaakt tot
+eene prooi der vlammen. Alles wat eenige waarde had, persten zij de
+bewoners af, en als zij dachten, dat deze of gene zijn geld of sieraden
+ergens op eene geheime plaats verborgen had, wisten zij wel middelen, om
+ze te voorschijn te roepen.</p>
+
+<p>&bdquo;Als men een boer pijnigt, zweet hij goud,&rdquo; was de leuze der vijanden,
+en zij brachten haar zonder medelijden in toepassing.</p>
+
+<p>De ongelukkige Westzaners waren diep te beklagen, en zij, die tot nog
+toe gemeend hadden, dat de vrees voor de Spanjaarden overdreven en niet
+gegrond was, hadden thans eene goede gelegenheid <span class="pagenum" title="128"></span><a id="p_128"></a>om van de dwalingen
+huns weegs bekeerd te worden. Menigeen dan ook, die tot nog toe in
+het geheim Spaanschgezind was geweest, veranderde nu in een ijverig
+aanhanger van den Prins van Oranje, en hunkerde naar den aftocht
+van de wreede soldaten. Indien zij echter gemeend hadden, dat hunne
+tegenwoordigheid slechts van korten duur zou zijn, hadden zij zich
+deerlijk bedrogen, want de Spanjaarden namen ongevraagd bezit van hunne
+woningen, en lieten zich goed bedienen. Blijkbaar waren zij niet van
+plan, spoedig naar Saardam terug te keeren. Dat lag ook in het geheel
+niet in de bedoeling van den Hopman, want daar zijne krijgslieden in
+langen tijd hunne soldij niet hadden ontvangen, meende hij hen
+schadeloos te moeten stellen, door hen de ongelukkige Westzaners zooveel
+mogelijk hun geld en goed te laten afpersen, welke middelen zij daartoe
+ook <ins class="corr" id="corr16" title="Bron: wilde">wilden</ins> gebruiken. Zij handelden dan ook geheel met hen
+naar welgevallen, beschouwden zich volkomen als heer en meester over de
+in beslag genomen hoeven, namen de beste plaatsjes voor zich, kozen de
+zachtste bedden uit, eischten eene goede tafel en lekker bier, en
+<ins class="corr" id="corr17" title="Bron: pIaagden">plaagden</ins> en kwelden de eigenaars, zelfs de vrouwen en
+kinderen, op de ergerlijkste wijze. Zij hielden woeste drinkgelagen
+en verdobbelden onder elkander het geld, dat zij den boeren afgeperst
+hadden. Zoodra alles verloren was, namen zij tot nieuwe wreedheden hun
+toevlucht, <span class="pagenum" title="129"></span><a id="p_129"></a>om met het aldus verkregen geld of goed opnieuw te kunnen
+dobbelen.</p>
+
+<p>'s Avonds trokken zij van de eene hoeve naar de andere, zingende en
+tierende, en niet weinig onder den invloed van het genuttigde bier.
+Al hunne daden getuigden van de grootste tuchteloosheid.</p>
+
+<p>Soms knalden dan opeens schoten uit het riet, aan weerszijden van den
+landweg, gevolgd door de kreten van de getroffenen, die wankelend nog
+een paar schreden aflegden en daarna nederstortten. Een groote schrik
+maakte zich dan van de Spanjaarden meester. Snel trokken zij hun rapier,
+maar&mdash;waar was de vijand? Van welke plaats waren deze doodelijke schoten
+gelost?</p>
+
+<p>'t Waren de Vrijbuiters, die met de grootste omzichtigheid waren
+genaderd, en op deze wijze wraak namen over de wandaden van den vijand.
+Hoe deze ook rondkeek in de duisternis,&mdash;zij ontdekten niemand.</p>
+
+<p>&bdquo;Vuur!&rdquo; klonk het na eenige oogenblikken met gedempte stem, en opnieuw
+knalden de musketschoten, die maar al te goed troffen. In groote
+verwarring vluchtten de Spanjaarden ijlings heen, om op eene andere
+plaats opnieuw te ervaren, dat de Hollandsche boeren zich maar niet
+lijdelijk lieten mishandelen en uitplunderen. 't Duurde maar kort, of
+de Spekken durfden zich niet meer in de duisternis buiten de hoeven te
+bewegen, want indien zij dat <span class="pagenum" title="130"></span><a id="p_130"></a>waagden, konden zij er verzekerd van zijn,
+dat een of meer hunner het met het leven zouden moeten bekoopen.</p>
+
+<p>Wel werd in den vroegen morgen van den volgenden dag een
+verkenningstocht gemaakt door het geheele dorp, hetwelk zich over eene
+groote lengte uitstrekte, maar deze bleef zonder gevolg. Geen Vrijbuiter
+kregen zij te zien. Wel werden op verschillende plaatsen van tusschen de
+rietlanden musketschoten op hen gelost, die hen tot de uiterste
+behoedzaamheid maanden.</p>
+
+<p>De groep Vrijbuiters werd bij het uur grooter, want ieder, die kans zag
+Westzaan te ontkomen, voegde zich bij hen, uiterst verbitterd over de
+ondervonden geweldenarijen. Ook Marten en Aelbert waren van hun tocht
+naar Knollendam behouden teruggekeerd, en hadden zich bij hunne vrienden
+aangesloten. De beide jongelieden haakten naar den strijd en zouden
+niets liever gewenscht hebben, dan aan wal te stappen en een openlijken
+strijd aan te binden. Maar de ouderen waren wel wijzer. Zij wisten wel,
+dat zij daarmede hun ondergang tegemoet zouden gaan. En 't Oude Hoen,
+wiens naam reeds gevreesd begon te worden bij de Spanjaarden, verbood
+het ten stelligste.</p>
+
+<p>&bdquo;Dapperheid is goed en prijzenswaardig, jongens,&rdquo; sprak hij, &bdquo;maar dit
+zou roekeloosheid wezen, die ik niet mag toestaan. Wij doen thans den
+vijand al <span class="pagenum" title="131"></span><a id="p_131"></a>meer afbreuk, dan hem lief is, en daarmede moeten wij
+tevreden zijn.&rdquo;</p>
+
+<div class="figleft" style="width: 286px;">
+<a href="images/ill_p131.png"><img src="images/ill_p131th.png" width="286" height="292" alt="" title="Klik voor vergroting (578×589px, 33kb)" /></a>
+</div>
+
+<p>De Vrijbuiters gingen onvermoeid voort met het bestoken van de vijanden,
+en dezen ontdekten al spoedig, dat zij, zoodra zij een voet buiten de
+deur zetten, hun leven niet meer zeker waren. Onverwachts knalden van
+uit verborgen schuilhoeken de doodelijke schoten, die al menigen
+Spanjaard in het gras hadden doen bijten.</p>
+
+<p>&bdquo;'t Oude Hoen!&rdquo; mompelden zij dan verschrikt, en ijlings brachten zij
+zich binnenshuis in veiligheid.</p>
+
+<p>Eindelijk, nadat zij langen tijd op den huisman hadden geteerd en de
+overtuiging hadden opgedaan, dat van de Westzaners thans niets meer
+te halen <span class="pagenum" title="132"></span><a id="p_132"></a>viel, klonk het bevel, naar Saardam terug te keeren, wat
+geschiedde met slaande trom en vliegende vaandels. Maar bij zijn vertrek
+bracht Hopman Van der Linden aan de welvaart van Westzaan den genadeslag
+toe. Hij beval namelijk, al het vee uit de landen te drijven en het naar
+Saardam te voeren. Wie beschrijft de woede, den haat, die den armen
+boeren bezielde, toen zij zich hun kostelijk vee zagen ontrooven! Hoe
+moesten zij thans aan boter, melk en kaas komen, van welke producten zij
+immers moesten leven! Wel vierhonderd en tien koeien werden hun op dien
+noodlottigen dag ontstolen, die een waarde vertegenwoordigden van ruim
+acht duizend gulden, want een koe kostte in dien tijd ongeveer twintig
+gulden. Met tranen van spijt moesten zij het toezien, hoe de vijanden
+met hunne woede spotten.</p>
+
+<p>Thans hadden zij alle middelen van bestaan verloren, en schoot hun niet
+anders over dan te leven van den buit, dien zij met de wapenen in de
+hand op den vijand moesten veroveren. Ja,&mdash;voortaan zou het ook bij hen
+zijn &bdquo;oog om oog en tand om tand!&rdquo; De ijzeren noodzakelijkheid dwong hun
+er toe.</p>
+
+<p>Nauwelijks was de woeste bende vertrokken, of 't Oude Hoen en de andere
+Vrijbuiters keerden op hunne hoeven terug, die duidelijk de kenmerken
+droegen, dat zij door ruwe gasten bewoond waren geweest. De geleden
+schade werd zooveel mogelijk <span class="pagenum" title="133"></span><a id="p_133"></a>hersteld, de vrouwen en kinderen kwamen
+van lieverlede terug, ook Vrouw Geerte, en voorloopig keerde in Westzaan
+de oude rust weder. Maar de ongelukkige bewoners waren thans voor het
+meerendeel in armoede gedompeld, en wie zijn geld op eene geheime plaats
+had weten te verstoppen, zoodat het aan het scherpziend oog van den
+vijand was ontsnapt, waagde het niet, ander vee aan te schaffen. Wie
+toch gaf hun de zekerheid, dat de Spanjaarden niet morgen of overmorgen
+een nieuwen inval zouden doen?</p>
+
+<p>'t Was al laat in den avond van een der volgende dagen, toen drie
+personen de hoeve van 't Oude Hoen verlieten. De vuurroeren hingen hun
+over den schouder, maar in plaats van den verrejager droegen zij thans
+elk eene spade. In de drie personen herkennen wij 't Oude Hoen, Aelbert
+en Marten. Zij liepen den weg dwars over en stapten in het schuitje van
+Marten, waarin de riemen reeds gereed lagen, evenals de verrejagers, die
+de Vrijbuiters niet gaarne misten.</p>
+
+<p>Zij staken van wal, 't Oude Hoen gezeten op het roerbankje, de beide
+knapen aan de riemen, en weldra plasten deze in het water. Met krachtige
+slagen roeiden zij in de richting van den Overtoom. Daar aangekomen
+brachten zij de boot over den dijk het IJ in, roeiden Oostwaarts en
+bereikten den mond der Zaan en daarmede de plaats, waar eenmaal <span class="pagenum" title="134"></span><a id="p_134"></a>de
+hoeve van Martens ouders had gestaan. 't Stemde den knaap droevig, dien
+hem welbekenden grond opnieuw te betreden, en hij dacht aan de gelukkige
+jaren, die hij daar in den schoot zijner familie had doorgebracht.</p>
+
+<p>De boot was vastgelegd, en met de spaden in de hand betraden zij het
+erf. Daar lag de ruïne van de voormalige hoeve vóór hen, en Marten zag
+met een enkelen oogopslag, dat zij reeds veel kleiner geworden was.
+Blijkbaar waren er reeds kapers op de kust geweest, die alles, wat nog
+eenigszins bruikbaar was, hadden medegenomen.</p>
+
+<p>&bdquo;Wij zijn de eersten niet, die hier komen,&rdquo; sprak hij. &bdquo;Er is hier
+geducht gestolen. Al het goede hout is weggehaald....&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Als zij het voornaamste maar lieten liggen, Marten,&rdquo; sprak 't Oude
+Hoen. &bdquo;Op welke plaats ongeveer moeten wij het zoeken?&rdquo;</p>
+
+<p>Marten keek nauwlettend rond, mat met zijne oogen de verschillende
+afstanden, betrad de ruïne, en zei eindelijk:</p>
+
+<p>&bdquo;Hier moeten wij zijn, denk ik. Wij dienen eerst de half verbrande
+balken weg te ruimen, en de neergevallen steenen. Maar veel tijd zal dat
+niet kosten.&rdquo;</p>
+
+<p>Men sloeg de hand aan 't werk, want 't Oude Hoen hield niet van talmen,
+en de twee jongens evenmin. Zonder meer leven te maken dan noodzakelijk
+<span class="pagenum" title="135"></span><a id="p_135"></a>was, werd het puin opgeruimd en de vloer blootgelegd. Marten had goed
+geraden, want het bleek hun, dat zij precies waren, waar zij wezen
+wilden. Zij hadden de plaats schoongemaakt, waar eenmaal de schouw was
+geweest. Marten bukte zich voorover, ruimde de steenen een voor een weg,
+verwijderde met behulp der beide anderen de ijzeren plaat, en tilde
+daarna het kistje omhoog, dat door de plunderende soldaten niet in zijn
+schuilhoek was ontdekt. Ook hadden de vlammen van het brandende gebouw
+het niet gedeerd.</p>
+
+<p>Zij brachten het schielijk over naar de boot, waar het een plaatsje
+kreeg onder de achterste bank; de riemen werden opnieuw gegrepen en de
+terugtocht aanvaard. Zonder eenigen tegenspoed kwamen zij te Westzaan
+terug, waar het geld geborgen werd naast dat van 't Oude Hoen, die het
+zijne begraven had midden in zijn land, waar geen Spanjaard het zoeken
+zou.</p>
+
+<p>Marten was recht verheugd, want wanneer het hem nu gelukken mocht Anna
+weder te vinden, was hij in staat, haar voor broodsgebrek te behoeden en
+voor haar te zorgen. Ach, hoe verlangde hij naar haar!</p>
+
+<hr class="fnsep" />
+
+<div class="footnote"><a id="FN_A_1" href="#FNa_A_1" class="label">[A]</a> W. J. Hofdijk, Kronijk der Kennemer Vrijbuiters.</div>
+
+<hr class="chend" />
+
+<p><span class="pagenum" title="136"></span><a id="p_136"></a></p>
+
+<div class="figcenter" style="width: 567px;">
+<img src="images/ill_ch.png" width="567" height="67" alt="" title="" />
+</div>
+
+<h2 id="hoofdstuk_VIII">HOOFDSTUK VIII.</h2>
+
+<hr class="chbegin" />
+
+<p class="subh2">Aelbert en Marten vangen een vink met gouden veêren.</p>
+
+<p>Dagen en weken gingen voorbij, maar nog altoos had Marten niets van
+zijne zuster gehoord. En de kansen daarop zouden nog veel minder worden,
+want het land in de omgeving van Amsterdam was met vijanden overstroomd.</p>
+
+<p>Alva, verbitterd over den afval van de vele steden, die na de inneming
+van den Briel de zijde van den Prins hadden gekozen, was vast besloten
+niet te rusten, voor hij ze alle wederom tot gehoorzaamheid gedwongen
+had. En eene vreeselijke straf zou hun deel zijn, als een
+afschrikwekkend voorbeeld voor de steden, die nog mochten willen volgen.
+Hij stelde zijn zoon Don Frederik de Toledo aan het hoofd van een
+machtig leger en beval hem, de afgevallen steden te heroveren. Mechelen
+was eene van de eerste steden, die het zouden ondervinden, wat het
+<span class="pagenum" title="137"></span><a id="p_137"></a>zeggen wilde door den Spanjaard getuchtigd te worden. Den tweeden
+October van het jaar 1572 was het gedwongen de poorten voor den vijand
+te openen, en stond toen gedurende een drietal dagen aan de plundering
+der soldaten bloot. Het vreeselijk lot der ongelukkige stedelingen
+verwekte een storm van verontwaardiging door het gansche land, en in
+plaats van tot verdeemoediging wekte het <ins class="corr" id="corr18" title="Bron: op het hevigste verzet">het
+hevigste verzet op</ins>.</p>
+
+<p>Na Mechelen kwam de beurt aan Zutfen, en reeds den 16<sup>en</sup> November was
+deze stad gedwongen zich over te geven. Ook hier hadden de gruwelijkste
+tooneelen plaats, die in zooverre doel bereikten, dat Naarden, welke
+stad thans stond belegerd te worden, den moed verloor en afgezanten
+uitzond, den vijand tegemoet, om eerbiedig de sleutels der stad aan te
+bieden en genade af te smeeken.</p>
+
+<p>Ook dit mocht echter niet baten. In het gemoed van Don Frederik de
+Toledo, noch in dat van Alva, zijn vader, was plaats voor medelijden, en
+op zijn bevel werd Naarden bijna geheel uitgemoord. Driehonderd menschen
+werden, ongewapend als zij waren, in de kerk als weerlooze beesten
+geslacht, en het gelukte slechts aan enkele burgers aan het algemeene
+bloedbad te ontkomen. En dat alles geschiedde nog wel ondanks de
+herhaalde belofte, dat Naarden niet geplunderd zou worden.</p>
+
+<p>Thans wisten de Hollanders volkomen, wat zij <span class="pagenum" title="138"></span><a id="p_138"></a>van de genade der
+Spanjaarden te hopen hadden. De veroverde steden zeiden het hun genoeg,
+en zij waren vast besloten, den strijd vol te houden tot het uiterste.</p>
+
+<p>Op den zesden December reed een stoet aanzienlijke Edelen Amsterdam aan
+den Zuidkant binnen, en Don Frederik, Alva's gevreesde zoon, bevond zich
+als de eerste in hun midden. En zij werden gevolgd door vendel op vendel
+krijgslieden, die zich buiten de wallen neersloegen. Niemand behoefde te
+twijfelen, wat dit te beteekenen had, en het gerucht ging al spoedig van
+mond tot mond: &bdquo;Thans is het om Haarlem te doen.&rdquo;</p>
+
+<p>Hopman Maerten Pruys, die met zijne vendels gelegen was in de Schans
+te Sparendam, zag zich in den vroegen morgen van den elfden December
+plotseling door een overmachtig heir van Spanjaarden overvallen, en al
+verdedigde hij zich met de grootste dapperheid, waarbij hij het grof
+geschut duchtig liet donderen, het mocht hem niet gelukken de Schans
+te behouden. Hijzelf sneuvelde met den degen in de hand, en zijne
+krijgslieden moesten, onder bevel van de Hoplieden Michiel en Gerrit van
+der Laen, de vlucht nemen. Toen twee vendels uit Haarlem, die op het
+geschutgedaver te hulp waren gezonden, de Schans naderden, vonden zij
+deze reeds bezet, en moesten zij onverrichterzake terug trekken.</p>
+
+<p>In Saardam evenwel was er heel wat veranderd. <span class="pagenum" title="139"></span><a id="p_139"></a>De dappere en onvermoeide
+Overste Lazarus Muller had zich aan den Waterlandschen dijk vaste
+stellingen weten te verschaffen. Daarna besloot hij een aanval te doen
+op de schansen te Saardam, en aan zijne onstuimige dapperheid was het
+te danken, dat de Spanjaarden het onderspit moesten delven en een goed
+heenkomen zochten naar Amsterdam. De vlaggen met het kruis werden van de
+stengen nedergehaald, en de Oranjevlag er voor in top geheschen. Dat gaf
+een weldadige verademing voor de arme Saardammers, die geducht onder de
+knevelarijen van de Spanjaarden hadden geleden.</p>
+
+<p>Bossu, die thans aan de overzijde van het IJ de Geuzenvlag zag wapperen,
+en de Hollanders bezig zag geduchte versterkingen op te werpen aan den
+Waterlandschen dijk, besloot het verzet der Hollandsche boeren voor goed
+te fnuiken. Hij rustte eene vloot uit, die bestemd was om de schepen
+der Geuzen, die op het IJ lagen en trotsch den Oranjewimpel van stengen
+en masten lieten wapperen, te vernietigen. Aan den uitslag daarvan
+twijfelde hij geen oogenblik; de kleine vaartuigen der Geuzen zouden òf
+spoedig in den grond worden geboord, òf een gemakkelijke buit voor zijne
+lieden worden.</p>
+
+<p>Het kwam echter heel anders uit, dan hij gedacht had. De Hollanders
+hadden hunne kanonnen op den dijk geplaatst, en begroetten de Spaansche
+schepen met een waren kogelregen, waardoor deze gedwongen <span class="pagenum" title="140"></span><a id="p_140"></a>werden te
+wijken, nog wel met een groot verlies van volk.</p>
+
+<p>Den volgenden morgen voer de Spaansche vloot opnieuw uit, en zond
+branders op de schepen der Geuzen af. Maar de matrozen zagen het
+dreigende gevaar, grepen haastig de riemen en brachten hunne schepen
+in veiligheid op eene plaats, waar zij door de kanonnen op den dijk
+beschermd werden. De matrozen zelf verlieten de schepen en klommen tegen
+den dijk op, waarachter zij zich verscholen.</p>
+
+<p>Nauwelijks hadden de Spanjaarden dat opgemerkt, of zij meenden, dat de
+Hollanders op de vlucht geslagen waren, en onder luid gejuich stapten
+ook zij aan wal, om hen te achtervolgen. Maar pas kwamen hunne hoofden
+boven de dijk uit, of de schoten knalden, en menige Spanjaard viel
+doodelijk getroffen neder. Salvo op salvo daverde, zoodat de schrik
+den Spanjaarden om het hart sloeg en zij ijlings naar hunne schepen
+terugkeerden. De vervolgers waren nu vervolgden geworden: de rollen
+waren omgekeerd. Aan den voet van den dijk werd een moorddadig gevecht
+geleverd, en de schepen werden door het vuur van de kanonnen op den dijk
+deerlijk geteisterd. Sommige geraakten aan den grond, zoodat de krijgers
+kanonnen en ankers over boord moesten werpen om weer vlot te komen.
+Berooid, gehavend en vernederd keerden de Spanjaarden in Amsterdam
+terug.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="141"></span><a id="p_141"></a></p>
+
+<p>Den 11<sup>en</sup> December trokken, zooals wij zeiden, de Spanjaarden op, om
+Haarlem te gaan belegeren. De Hoplieden Steenbach, Vader, Wittenberg
+en Pruys kregen onmiddellijk bevel om op te breken en naar Haarlem te
+trekken, ten einde de burgerij bij de verdediging ter zijde te staan, en
+nauwelijks kwam dit Bossu ter oore, of hij zond Hopman Van der Linden
+opnieuw uit, om de Zaanstreek te bezetten.</p>
+
+<p>De Noord-Hollandsche Vrijbuiters hadden hun tijd niet in ledigheid
+doorgebracht. Overal zwierven zij op de wateren rond, en zij waagden
+zich zelfs op het IJ, tot in de nabijheid van Amsterdam. Zij leefden
+thans van den behaalden buit, want door het wegrooven hunner koeien
+waren zij zonder middel van bestaan. Dikwijls bestegen zij den hoogen
+Westzaner toren om den omtrek te verkennen, en wee dan de kleine
+afdeelingen Spaansche soldaten, die hier of daar langs den landweg
+trokken, uitgaande op roof. Schielijk stapten de Vrijbuiters in hunne
+vaartuigen, en verscholen achter groote rietvelden kozen zij den
+kortsten weg, om de vijanden onverwachts te bespringen. 't Oude Hoen en
+zijne Vrijbuiters waren de schrik der Spanjaarden geworden, en de naam
+van den aanvoerder alleen was soms reeds in staat, hen op de vlucht te
+doen slaan.</p>
+
+<p>Marten en Aelbert ondernamen dikwijls de stoutste stukjes, ja, waagden
+zich zelfs in Amsterdam, om <span class="pagenum" title="142"></span><a id="p_142"></a>daar den stand van zaken op te nemen. Zij
+hadden eene flinke visschersboot, waarmede zij in den nacht het IJ
+opvoeren om de netten uit te werpen. Was het geluk hun dienstig, zoodat
+zij een flinken voorraad visch vingen, dan voeren zij brutaalweg naar
+Amsterdam, om den visch daar aan den man te brengen, maar stapten dan
+ook meermalen aan wal, om rond te spieden, de vijanden uit te hooren en
+met het gehoorde hun voordeel te doen.</p>
+
+<p>Zoo maakten zij ook kennis met een voornaam Overste, die een groot
+liefhebber van visch was en 's morgens vroeg al op den uitkijk stond om
+te zien, of de beide jongelieden haast kwamen. Zoodra hij ze ontdekte,
+stapte hij in een bootje, om de eerste keuze te hebben, want hij wist
+het bij ondervinding: Amsterdam telde meer vischliefhebbers dan hem
+alleen. En al menigmaal was hem een heerlijk middagmaal voor den neus
+weggekocht.</p>
+
+<p>Toen Marten en Aelbert weer eens een dergelijken tocht hadden gemaakt en
+huiswaarts voeren, zei Marten: &bdquo;Mij dunkt, Aelbert, dat het zoo moeilijk
+niet zou zijn, dien Overste eens eene poets te spelen, die hem
+levenslang heugen zou.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Hoe bedoel je dat?&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Wel, als wij willen, kunnen wij hem gemakkelijk genoeg gevangen
+nemen...&rdquo;</p>
+
+<p>Aelbert schoot in een lach.</p>
+
+<p>&bdquo;Ben je dwaas, Marten?&rdquo; riep hij uit. &bdquo;Zou je <span class="pagenum" title="143"></span><a id="p_143"></a>dien overste, die bepaald
+een hoogen rang in het leger bekleedt en een adellijk personage is, uit
+Amsterdam durven weghalen, terwijl zijn vrienden hem omringen? Dat is àl
+te dwaas!&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Ja, ik geloof toch wel, dat ik het zou durven, en dat het wel slagen
+kon ook,&rdquo; hield Marten vol. &bdquo;Hoe dikwijls stapt hij niet bij ons aan
+boord, om zelf de visch uit te zoeken? Wij hebben dan eenvoudig de
+riemen te grijpen en hard weg te roeien....&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;En dan neemt hij intusschen zijn rapier en steekt ons op zijn gemak
+allebei dood, heel eenvoudig,&rdquo; lachte Aelbert. &bdquo;'t Is gemakkelijk
+genoeg, dat geef ik toe, maar ik bedank voor de eer.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;'k Geloof toch, dat het wel kan,&rdquo; hield Marten vol. &bdquo;Wij zouden
+natuurlijk met de grootste voorzichtigheid te werk moeten gaan en niet
+handelen, zonder zeker van onze zaak te zijn. Ik moet er toch nog eens
+over denken, want hij is bepaald een rijk heer, die een goed losgeld kan
+betalen. En dat konden wij tegenwoordig best gebruiken. Die Spekken
+hebben ons totaal broodeloos gemaakt.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Dat is waar, en ik geef toe, dat het een stout stukje zou zijn, wat me
+wel lijken zou,&mdash;maar 't is te gevaarlijk en heeft weinig kans van
+slagen.&rdquo;</p>
+
+<p>Marten gaf zijn plan echter niet op, en toen de Vrijbuiters eens bij
+Jan Slob aan den Westzaner Overtoom bijeengekomen waren, om plannen te
+beramen en een glas van diens lekker bier te <span class="pagenum" title="144"></span><a id="p_144"></a>drinken, kwam hij met zijn
+voorstel voor den dag, hetwelk met de noodige belangstelling werd
+aangehoord.</p>
+
+<p>Jan Slob vooral had er schik in, en hij riep uit:</p>
+
+<p>&bdquo;Bijloo, mannen, dat noem ik een mooi zaakje. Als het gelukt, geef ik
+een vaatje van mijn fijnste bier present. Wat zou het heerschap vroolijk
+kijken, als jelui hem hier brachten en wij de kan op Zijn-Edeles
+gezondheid ledigden.&rdquo;</p>
+
+<p>Deze voorstelling van den vroolijken waard had een algemeen gelach
+tengevolge, en maakte de tongen los. De Vrijbuiters hadden wel lust in
+de zaak. Het avontuurlijke trok hen aan. Maar Aelbert gaf zich niet zoo
+dadelijk gewonnen.</p>
+
+<p>&bdquo;'t Is een onmogelijkheid,&rdquo; riep hij uit. &bdquo;'t Is altoos druk aan den
+IJkant, en de Overste is meestal in gezelschap van eenige krijgslieden,
+die maar niet goedschiks zullen toelaten, dat wij hun hoofdman tegen wil
+en dank meenemen. Bovendien is hij nooit ongewapend, zoodat het een
+hoogst gevaarlijke onderneming zou zijn.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Gevaarlijk!&mdash;Gevaarlijk!&rdquo; mompelde 't Oude Hoen, die zijn zoon niet
+zonder eenig misnoegen aanzag. &bdquo;Al onze ondernemingen zijn gevaarlijk,
+en wij, Vrijbuiters, mogen dat woord niet kennen. De vraag is alleen:
+Is de zaak uitvoerbaar. Zoo ja, dan wagen wij de kans, zoo niet, dan
+stellen wij ons haar uit het hoofd. En ik geloof, dat zij wel slagen
+kan.&rdquo;</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="145"></span><a id="p_145"></a></p>
+
+<p>'t Was Aelbert niet ontgaan, dat zijn vader hem van lafheid scheen te
+verdenken, en dat kon hij niet verdragen. Daarom zei hij:</p>
+
+<p>&bdquo;U moet niet denken, dat de vrees mij zoo doet spreken, Vader. Ik ben
+niet bang en geloof, dat al meermalen getoond te hebben...&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Dat heb je!&rdquo; werd hij van verschillende kanten in de rede gevallen. En
+Symensen, een van de voornaamste Vrijbuiters, sprak luide, terwijl hij
+hem op den schouder klopte:</p>
+
+<p>&bdquo;'t Jonge Hoen bang? Wij denken er niet aan, jongen. Je bent wat
+dapperheid betreft de waardige zoon van je vader, en die gelooft het
+zelf ook niet.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Mijn meening is alleen, dat de onderneming schipbreuk moet lijden,&rdquo;
+hernam Aelbert, die zich gestreeld voelde door de goede meening, die de
+Vrijbuiters omtrent hem koesterden. &bdquo;Amsterdam is de stad der
+Spekken...&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Ja, ja, dat is waar,&rdquo; viel Symensen in, &bdquo;maar 't zaakje lijkt me toch
+te mooi toe, om er niet eens over te praten.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Och, wàt praten!&rdquo; riep Jan Slob uit. &bdquo;Praten helpt niets, zeg ik
+altoos, maar dòèn, dàt is je ware.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;En goed overleg is het halve werk, Jan,&rdquo; zei 't Oude Hoen ernstig. &bdquo;Ik
+geloof, dat ik wel een plan weet.&rdquo;</p>
+
+<p>De oogen der Vrijbuiters tintelden van genoegen bij deze woorden. Zij
+namen hunne bierkannen in <span class="pagenum" title="146"></span><a id="p_146"></a>de hand en schoven wat naderbij. Als 't Oude
+Hoen zeide, dat hij een plannetje had, was het gewoonlijk wat goeds, dat
+wisten zij bij ondervinding.</p>
+
+<p>&bdquo;Laat hooren,&rdquo; klonk het nieuwsgierig. En 't Oude Hoen hernam:</p>
+
+<p>&bdquo;Als gewoonlijk gaan Aelbert en Marten uit visschen, en als zij een
+goede vangst gehad hebben, roeien zij niet in de eerste plaats naar
+Amsterdam, maar komen hier in deze herberg, om ons daarvan mededeeling
+te doen.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Mooi zoo,&rdquo; zei Jan Slob, zich de handen wrijvende van genoegen, &bdquo;dan
+zoek ik er eerst de lekkerste paling uit, want daar zijn mijn vrouw en
+ik groote liefhebbers van.&mdash;Dat is goed bedacht, 't Hoen!&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Jij blijft er nuchter van!&rdquo; zei Symensen lachende.</p>
+
+<p>&bdquo;En verder?&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Wij brengen dan eenige groote tobben aan boord, en in elke tobbe neemt
+een Vrijbuiter plaats....&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;O jé, wat dikke palingen!&rdquo; lachte Jan Slob. &bdquo;Veel te dik, zelfs voor de
+maag van een Spek.&rdquo;</p>
+
+<p>Een daverend gelach weerklonk door de herberg, en Jan Slob kon men er
+gemakkelijk bovenuit hooren. Hij had zelf kolossaal veel pret over zijne
+grap.</p>
+
+<p>&bdquo;Zou je dan denken, 't Hoen, dat die Spanjaard geen verschil kan zien
+tusschen een Vrijbuiter en een paling?&rdquo; vroeg een ander.</p>
+
+<p>&bdquo;Elke tobbe wordt toegedekt met een andere tobbe, <span class="pagenum" title="147"></span><a id="p_147"></a>die wij er omgekeerd
+bovenop plaatsen. Dan roeien de jongens naar Amsterdam en zien den
+Spanjaard aan boord te lokken en aan de praat te houden, terwijl zij de
+boot langzaam laten afdrijven. Zijn ze ver genoeg van den walkant, dan
+springen de Vrijbuiters voor den dag, rekenen den Spek in....&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;En brengen hem hier!&rdquo; vulde Jan Slob aan. &bdquo;Een vat van het fijnste bier
+zal den goeden uitslag loonen.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Top! Aangenomen!&rdquo; klonk het vroolijk. &bdquo;Zoo kan de zaak best
+gelukken....&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Maar als zij nu niet eens gelukt?&rdquo; vroeg Symensen. &bdquo;Als die Overste nu
+eens te vroeg ontdekt, welke dikke palingen in die tobben zitten,&mdash;wat
+dan? Dan zijn onze twee dappere jongens onherroepelijk verloren en kost
+het hun het leven.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Daarom moeten wij zorgen dicht genoeg bij de hand te zijn, om ter hulp
+te kunnen komen, als dat noodig mocht blijken,&rdquo; zei 't Oude Hoen. &bdquo;Er
+zijn rietzudden in overvloed in den omtrek daar, en als wij het wat slim
+aanleggen, kan er menige boot van de Vrijbuiters tersluiks heenroeien en
+den loop van zaken afzien.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Juist,&mdash;dat kan,&rdquo; sprak Engel Lastpenning. &bdquo;Bovendien is het niet waar,
+dat de twee jongens onherroepelijk verloren zijn, als de list ontdekt
+wordt. Zij moeten natuurlijk de meest snelvarende boot hebben, en de
+mannen, die zich in de tobben verbergen, moeten flinke roeiers zijn.
+Ziet nu die Hoofdman, <span class="pagenum" title="148"></span><a id="p_148"></a>dat er verraad in het spel is, welnu, dan
+springen de mannen direct te voorschijn, nemen hem zijn rapier af en
+grijpen de riemen, om zoo gauw mogelijk weg te komen. De vijanden hebben
+maar niet dadelijk eene boot bij de hand, om hen te kunnen
+vervolgen....&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Dat is waar,&mdash;maar zij hebben musketten en kunnen dus schieten,&rdquo; viel
+Aelbert in. &bdquo;Doch dat doet er niet toe. Ik krijg zin in het zaakje en
+waag het er op.&mdash;En jij, Marten?&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Dat behoef je niet te vragen!&rdquo; riep deze uit. &bdquo;'t Is mijn eigen plan,
+dus 't spreekt van zelf, dat ik meêdoe. Wanneer zal het gebeuren?&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Hoe lang is het geleden, dat de Overste 't laatst visch van jelui gehad
+heeft?&rdquo; was de wedervraag van 't Oude Hoen.</p>
+
+<p>&bdquo;O, wel al eene week,&rdquo; was het antwoord. &bdquo;Hij heeft bepaald wel weer
+trek in een lekker zoodje....&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Dikke paling,&rdquo; vulde Jan Slob lachend aan. &bdquo;De brave man zal ditmaal
+over de dikte geen klagen hebben.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Ik wil wel voor paling spelen,&rdquo; zei Claes Kees Symensen. &bdquo;En ik beloof
+den Overste, dat ik moeilijk te verteren zal zijn. Kom, Jan Slob, geef
+mij nog een kan bier.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;En mij ook!&rdquo; riep Jan Walichs uit. &bdquo;Ik houd je gezelschap, Claes!&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Ook in een tobbe? Uitstekend.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Twee is genoeg, vrienden,&rdquo; zei 't Oude Hoen. &bdquo;Meer dan twee zou direct
+de aandacht trekken. <span class="pagenum" title="149"></span><a id="p_149"></a>Wij moeten de zaak dus morgen wagen. Als Aelbert
+en Marten dezen nacht een goede vangst hebben, zou ik niet weten, waarop
+wij wachten moesten.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Bravo, dus morgen kost het mij een vat bier, als het goed afloopt,&rdquo; zei
+Jan Slob. &bdquo;Ik heb het er graag voor over.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Wij moesten maar dadelijk de netten gaan uitwerpen,&rdquo; stelde Aelbert
+voor. &bdquo;Dezen keer hebben we een extra goeden voorraad noodig, zoodat de
+Overste niet dadelijk zijne keus bepaald heeft.&rdquo;</p>
+
+<p>Marten vond het goed, en nadat de Vrijbuiters afgesproken hadden, den
+volgenden morgen tijdig bij Jan Slob in de herberg te zullen zijn,
+gingen zij uiteen.</p>
+
+<p>De twee knapen stapten in de boot en roeiden het IJ op, koers zettende
+naar Ruichoort. Zij wisten, dat de visch zich gaarne in de omgeving van
+dat eiland ophield. Marten was er in den laatsten tijd meermalen
+geweest, en altoos bracht het hem den vreeselijken dag in herinnering,
+die hem van zijne ouders beroofd en van zijne zuster gescheiden had. En
+terwijl hij de netten uitzette of inhaalde, waren zijne gedachten bezig
+met de vraag, waar Anna toch kon gebleven zijn, van wie hij in al dien
+tijd taal noch teeken ontvangen had. O, hij begreep zeer goed, dat de
+toestand in Kennemer- en Waterland veel te gevaarlijk was voor een
+meisje, om er te kunnen reizen, en hij duidde het haar in het geheel
+niet ten kwade, dat zij niet gekomen was, om hem te zoeken. <span class="pagenum" title="150"></span><a id="p_150"></a>Hij wist
+wel, dat dit eene onmogelijkheid was, maar toch,&mdash;dat zij hem nooit
+eenig bericht gezonden had omtrent de plaats van haar verblijf, dat kon
+hij zich niet begrijpen en stemde hem verdrietig. Zij wist toch, hoeveel
+hij van haar hield, hoe lief hij haar had. O, hij verlangde
+onuitsprekelijk naar haar....</p>
+
+<p>&bdquo;Waar denk je zoo ernstig over, Marten?&rdquo; riep zijn vriend hem toe, die
+zag, hoe hij de armen slap liet hangen en peinzend op het water staarde.
+&bdquo;Speelt zuster Anna je weer door het hoofd?&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Ja,&rdquo; zei Marten zacht. &bdquo;Ik kan het niet helpen, Aelbert. Altoos als ik
+hier bij Ruichoort kom, nemen mijne gedachten denzelfden loop, en 't is
+nu al zooveel weken geleden, dat zij is weggegaan.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Moed houden, Marten! We hebben alles gedaan, wat we konden, om haar te
+zoeken, en we zullen haar eenmaal vinden ook, daar twijfel ik niet
+aan...&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Ja, maar dat zij nooit eenig bericht heeft gezonden, maakt me toch wel
+bezorgd en angstig,&rdquo; viel Marten in. &bdquo;Ik vrees, dat haar een ongeluk
+overkomen is, of dat zij wellicht in de handen der vijanden viel. O, dat
+zou verschrikkelijk wezen.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Hoe had ze je bericht kunnen zenden?&rdquo; vroeg Aelbert schouderophalend.
+&bdquo;In de eerste plaats weet ze niet, waar je bent, en is het dus
+onmogelijk om met den een of ander bericht meê te geven, en dan nog
+wemelt het hier van vijanden, die.... Och kom, wees toch wijzer! Je weet
+zelf wel, dat <span class="pagenum" title="151"></span><a id="p_151"></a>je het onmogelijke van haar vergt.&mdash;Willen we de netten
+nu weer inhalen? De visch heeft tijd genoeg gehad, om er in te zwemmen.&rdquo;</p>
+
+<p>Zoo werd gedaan, en de vangst was niet onvoordeelig. Enkele karpers, een
+paar palingen en wat witvisch werden opgehaald en in de kaar gedaan.
+Daarna werden de netten weer uitgezet, en roeiden de jongens naar een
+andere plaats, om ook daar den oogst binnen te halen. Zoo bleven zij den
+geheelen nacht bezig, met het gevolg, dat zij vroeg in den morgen naar
+de herberg van Jan Slob konden terugkeeren in het bezit van eene ruime
+vangst, die menigen lekkerbek kon doen watertanden.</p>
+
+<p>De Vrijbuiters waren daar reeds bijeengekomen, in afwachting van de
+tijding, die de knapen zouden brengen. En toen zij vernamen, dat de
+vangst voorspoedig was geweest, meesmuilden zij in hun ruwen baard en
+wreven zich de handen van genoegen bij de gedachte aan de poets, die zij
+den Overste gingen spelen. En Jan Slob lachte luidkeels en trommelde
+genoeglijk met zijne vingers op zijn dikken buik. Hij had schik in de
+zaak.</p>
+
+<p>&bdquo;Kijkt eens hier, wat prachtige tobben!&rdquo; riep hij uit. &bdquo;Daar kan Claes
+Kees Symensen zoo gemakkelijk in liggen, of hij in Abrahams schoot lag.
+Deze tweede is wat kleiner, en zal wel geschikt zijn voor Jan Walichs.
+Nu,&mdash;wat zeg je er van? Heb ik niet goed gezorgd?&rdquo;</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="152"></span><a id="p_152"></a></p>
+
+<div class="figleft" style="width: 183px;">
+<a href="images/ill_p152.png"><img src="images/ill_p152th.png" width="183" height="393" alt="" title="Klik voor vergroting (369×795px, 38kb)" /></a>
+</div>
+
+<p>&bdquo;Opperbest,&rdquo; zei 't Oude Hoen. &bdquo;Laten wij de tobben aan boord brengen.
+De schuit van Marten loopt zoo licht, als ik er geen tweede ken, en is
+dus uitstekend voor ons geschikt.&rdquo;</p>
+
+<p>Jan Slob droeg met een anderen vrijbuiter de tobben naar het schuitje,
+en zei lachend:</p>
+
+<p>&bdquo;Zie zoo, de paling kan er in. Als de Overste zijn tanden maar niet stuk
+bijt op de graten. Komaan, Claes, rol je op!&rdquo;</p>
+
+<p>Claes keek eerst de pistolen, die hem in den gordel hingen, nog eens
+goed na, voelde naar den dolk, dien hij in zijn wambuis verborgen had,
+en stapte in de tobbe. Hij werd zorgvuldig met eene tweede toegedekt.
+Toen kroop Jan Walichs in de andere, de twee jongens grepen de riemen,
+en de tocht nam een aanvang.</p>
+
+<p>De overige Vrijbuiters verdeelden zich twee aan twee in andere
+schuitjes, en roeiden hen snel vooruit, om zich in de onmiddellijke
+nabijheid van Amsterdam tusschen de rietzudden te verbergen, ten einde,
+als <span class="pagenum" title="153"></span><a id="p_153"></a>dat noodig mocht blijken, dadelijk te hulp te kunnen snellen.
+Marten en Aelbert haastten zich daarom niet. De anderen moesten
+gelegenheid hebben, om hen een goed eind vooruit te komen. Stil en onder
+den indruk van het stoute waagstuk, dat zij thans gingen ondernemen,
+roeiden zij bedaard verder. Jan Slob stond nog op den dijk, om hen na te
+kijken, en hij wuifde hun telkens toe met de hand, of zwaaide met zijne
+muts.</p>
+
+<p>De jongens waren met pistolen en dolken gewapend, maar deze waren
+zorgvuldig onder hun wambuis verborgen. De Overste moest natuurlijk in
+hen slechts een paar jonge visschers zien, die in Amsterdam kwamen,
+enkel om wat te verdienen.</p>
+
+<p>Soms keken zij even achterom, teneinde te zien, hoever de anderen hen
+reeds voor waren.</p>
+
+<p>&bdquo;Zijn we er haast?&rdquo; werd er uit de tobbe geroepen. &bdquo;Ik kan niet zeggen,
+dat het me hier erg bevalt.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Wij beginnen pas,&rdquo; zei Aelbert lachend. &bdquo;Maar u moet niet praten, Claes
+Symensen, want de kleinste onvoorzichtigheid kan ons noodlottig worden.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Je hebt gelijk. Ik zal zoo stom wezen, als een&mdash;paling,&rdquo; was het
+antwoord.</p>
+
+<p>&bdquo;Zeg je wat?&rdquo; riep Jan Walichs uit de andere tobbe.</p>
+
+<p>&bdquo;Houd je stil, er zijn Spanjaarden dicht in de nabijheid,&rdquo; antwoordde
+Marten gekscherend, maar <span class="pagenum" title="154"></span><a id="p_154"></a>Jan Walichs schrok er toch zoo erg van, dat
+hij verder op de geheele reis geen geluid meer durfde geven.</p>
+
+<p>Amsterdam kwam meer en meer in het gezicht, en hoe dichter het gevaar
+naderde, hoe stiller de twee jongelieden werden. Dat was ook waarlijk
+geen wonder, want hunne onderneming was een brutaal stuk, dat groote
+gevaren opleverde. Eindelijk konden zij de menschen aan den IJkant reeds
+duidelijk onderscheiden, en het rumoer van het stadsgewoel drong tot
+hen door. Hier en daar zagen zij tusschen de rietschooten eene enkele
+visschersboot, waarvan de bemanning ijverig in de weer scheen te zijn,
+zonder echter een enkel net uit te werpen. De knapen herkenden hen zeer
+duidelijk, en Marten sprak:</p>
+
+<p>&bdquo;Nu dubbel voorzichtig, mannen! Wij naderen de stad.&rdquo;</p>
+
+<p>Een enkel woord uit de tobben gaf te kennen, dat de waarschuwing gehoord
+was en opgevolgd zou worden.</p>
+
+<p>'t Was een vrij vermoeiende roeitocht geweest, want de wind blies sterk
+uit het Oosten, wat zij bij de uitvoering van hun plan in hun voordeel
+hadden. Langzaam roeiden zij naar den walkant, en omziende ontdekten zij
+den Overste, die hunne nadering reeds had opgemerkt. Hij was een echte
+smulpaap, bijzonder op visch verlekkerd. Toen de jongens even omkeken,
+riep hij hun uit de verte toe:</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="155"></span><a id="p_155"></a></p>
+
+<p>&bdquo;Goede vangst gehad?&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Die is Goddank wèl, al kon het beter,&rdquo; schreeuwde Aelbert terug. De
+aankomst van de jongelieden was door meer Amsterdammers opgemerkt, wat
+bleek uit de vraag:</p>
+
+<p>&bdquo;Hei daar, visschers, legt hieraan, als je wilt. Heb je wat goeds in de
+kaar?&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Wij komen!&rdquo; was het antwoord, &bdquo;en je zult eens zien, wat een prachtige
+waar wij hebben.&rdquo;</p>
+
+<p>Ze meenden er echter niets van, want aanleggen lag ditmaal heelemaal
+niet in hunne bedoeling. Zij hoopten natuurlijk, dat de rijke Overste de
+eerste keuze zou willen hebben en met een bootje bij hen komen. En dat
+gelukte. De lekkerbek maakte zich inderdaad bevreesd, dat de andere
+kooplustigen hem vóór zouden wezen en hem de lekkerste visch voor den
+neus zouden wegkapen. Daarom riep hij hun toe:</p>
+
+<p>&bdquo;Wacht nog even. Ik kom bij je.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Goed zoo, Heer,&rdquo; mompelde Marten zacht voor zich heen. En Aelbert
+antwoordde:</p>
+
+<p>&bdquo;Als u dan maar wat spoed wil maken, Heer, want wij zien daar heel wat
+koopers...&rdquo;</p>
+
+<p>De Overste stapte in een bootje, greep de riemen, en roeide naar de
+visschersboot, tot groote verontwaardiging van de andere kooplustigen,
+die aan den wal moesten blijven staan.</p>
+
+<p>&bdquo;Hij zal de beste visch wel eerst uitzoeken,&rdquo; <span class="pagenum" title="156"></span><a id="p_156"></a>mopperde er een. &bdquo;Die
+groote Heeren hebben altoos een schreefje voor.&rdquo;</p>
+
+<p>Nauwelijks had de Overste de groote tobben opgemerkt, of hij zeide,
+terwijl hij zijn schuitje met een touw aan het roeibankje van de andere
+schuit vastbond:</p>
+
+<p>&bdquo;Zoo, zoo, je schijnt een heelen voorraad te hebben. Zijn die groote
+tobben dáár vol visch?&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Allemaal witvischjes, Overste, voor den minderen man,&rdquo; antwoordde
+Aelbert. &bdquo;De lekkerste visch hebben wij hier in de kaar, paling, om van
+te watertanden.&rdquo;</p>
+
+<p>Hij deed het deksel van de kaar, greep een schepnet, en wilde de
+palingen opscheppen, maar met voordacht deed hij dat zoo onhandig, dat
+de dikste beesten hem telkens ontsnapten. De overste bleef in zijn eigen
+schuitje, wat natuurlijk niet in de bedoeling der jonge Vrijbuiters lag.
+Zoodra de twee booten aan elkander vastgelegd waren, hadden zij de
+riemen ingehaald, zoodat de vaartuigjes thans langzaam door wind en
+stroom werden medegevoerd en van de stad afdreven.</p>
+
+<p>&bdquo;Ha, dat ik dien dikkerd, daar in dien hoek, maar niet krijgen kan!&rdquo; zei
+Aelbert, telkens vergeefsche pogingen doende, om hem in zijn net te krijgen.</p>
+
+<p>&bdquo;Je weet wel, Marten, dien dikkerd, dien wij al dadelijk voor den Heer
+Overste bestemd hadden. O, als U hem ziet, weet ik zeker, dat U hem
+hebben moet.&rdquo;</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="157"></span><a id="p_157"></a></p>
+
+<p>De Overste rekte den hals, om in de kaar te kijken, maar dat ging niet
+gemakkelijk. En toen het Aelbert maar in het geheel niet wilde gelukken,
+den heerlijken paling gevangen te nemen, kon hij zijn nieuwsgierigheid
+niet langer bedwingen. Met een vlugge beweging stapte hij in de andere
+boot over.</p>
+
+<p>De mannen in de tobben grepen onder hun wambuis en haalden hunne
+pistolen te voorschijn.</p>
+
+<p>De Overste bukte zich voorover, om in de kaar te kijken,&mdash;en had er geen
+erg in, dat de booten langzamerhand van de stad afdreven. Maar Aelbert
+en Marten zagen het wel, en ook, dat andere visschersbootjes langzaam
+van tusschen de rietschooten te voorschijn kwamen en ongemerkt naderden.</p>
+
+<p>&bdquo;Daar is hij weer!&rdquo; riep de Overste uit. &bdquo;Schep hem nu op!&rdquo;</p>
+
+<p>Aelbert deed het, maar zoo onhandig, dat de dikke paling weer ontsnapte.</p>
+
+<p>&bdquo;Daar gaat hij weer!&rdquo; zei Aelbert boos. &bdquo;Dat ding is zóó vlug...&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Laat mij het probeeren,&rdquo; riep de Overste hem toe. &bdquo;'t Is een prachtige
+paling, dat heb ik wel al gezien.&rdquo;</p>
+
+<p>Hij nam het net van Aelbert over en dompelde het in de kaar. Maar nu zag
+hij zooveel heerlijke visch, dat hij bijna niet wist, welke het eerst
+te scheppen. Hij smakte met zijne tong tegen zijn verhemelte bij het
+vooruitzicht van het lekkere middagmaal, <span class="pagenum" title="158"></span><a id="p_158"></a>dat hem wachtte. En hij zag in
+het geheel niet, dat de boot thans reeds op een betrekkelijk flinken
+afstand van den walkant dreef. Evenmin merkte hij op, dat Marten het
+touw, waarmede de twee schuitjes aan elkander verbonden waren, losmaakte.</p>
+
+<p>&bdquo;Ha!&rdquo; riep de krijgsman op verheugden toon uit, &bdquo;daar heb ik den
+dikkerd! Een prachtstuk van een paling, dat moet ik...&rdquo;</p>
+
+<p>Opeens echter bemerkte hij, dat zijn boot geheel onbeheerd op eenigen
+afstand langzaam wegdreef, en tegelijkertijd trok het zijn aandacht,
+dat verscheidene visschersbooten, die hij straks niet had gezien, thans
+dicht in de nabijheid gekomen waren. En de bemanning daarvan boezemde
+hem in het geheel geen vertrouwen in. Snel wierp hij een blik op de
+beide jonge visschers, en de uitdrukking van hun gelaat zeide hem
+genoeg, dat hij in een valstrik gelokt was. Hij richtte zich op en trok
+met een snelle beweging zijn rapier.</p>
+
+<p>&bdquo;Wat heeft dat te beduiden,&mdash;schelmen, rakkers! Denk je soms, dat ik mij
+zoo gemakkelijk laat overrompelen!&rdquo;</p>
+
+<p>De overste was een moedig krijgsman, die zich nog in het geheel niet als
+een verloren man beschouwde. De vijand bestond immers slechts uit twee
+jongelingen, nauwelijks den kinderschoenen ontwassen! Hij zou ze spoedig
+genoeg onschadelijk <span class="pagenum" title="159"></span><a id="p_159"></a>gemaakt hebben, en dan naar Amsterdam kunnen
+terugkeeren. Maar Aelbert en Marten hadden met een snelle beweging hunne
+pistolen te voorschijn gehaald en de lonten aangestoken. Dat alles ging
+vliegensvlug in zijn werk. De Overste hief zijn rapier omhoog, om Marten
+een geduchten slag toe te brengen, toen plotseling eene tobbe hem zoo
+onzacht tegen de beenen terecht kwam, dat hij wankelde en bijna over
+boord viel.</p>
+
+<p>&bdquo;Hier heb je een paling, zooals je er nog nooit een gegeten hebt,&rdquo; riep
+Claes Symensen spottend uit, terwijl hij uit de tobbe wipte en den
+Overste van achteren aangreep. Aelbert en Marten hadden hem reeds het
+rapier ontwrongen, wat hun betrekkelijk gemakkelijk viel, omdat de Overste
+bijna overboord gevallen was en zich aan het boord moest vastgrijpen.</p>
+
+<p>Nu sprong ook Jan Walichs uit zijn tobbe te voorschijn, tot groote
+verbazing van den Overste, die door hunne onverwachte verschijning zoo
+verrast was, dat hij bijna geen besef had, om zich te verdedigen.</p>
+
+<p>En nu roeiden ook de andere Vrijbuiters met groote snelheid nader,
+lachende om het welslagen van hun list. Evenwel, er moest nog met
+grooten spoed gehandeld worden, want Amsterdam was nog dichtbij, en men
+had daar met niet weinig verbazing de overrompeling van den Overste
+aangezien. De <span class="pagenum" title="160"></span><a id="p_160"></a>soldaten legden hunne musketten aan en vuurden op de
+Vrijbuiters; maar de kogels sisten rondom de schuitjes in het water.</p>
+
+<p>De Overste was spoedig ontwapend, en hij zag zeer goed in, dat verder
+verzet hier nutteloos was. Symensen en Walichs hadden hem tusschen zich
+in genomen en bewaakten hem, zooals zij lachend opmerkten, &bdquo;met de
+grootste liefde.&rdquo; Maar de Overste hoopte vurig, dat het zijne vrienden
+en soldaten aan den walkant mocht gelukken, hem te verlossen. Hij zag
+hen naar de booten ijlen en daarin plaatsnemen.</p>
+
+<p>De Vrijbuiters waren het visschersbootje nu genaderd, en hadden de
+grootste pret.</p>
+
+<p>&bdquo;Die vogel is geknipt!&rdquo; riep er een. &bdquo;'t Is een echte goudvink, wiens
+veêren waarde hebben.&rdquo;</p>
+
+<div class="figcenter" style="width: 397px;">
+<a href="images/ill_p160a.jpg"><img src="images/ill_p160ath.jpg" width="397" height="261" alt="" title="Klik voor vergroting (1322×871px, 265kb)" /></a>
+</div>
+
+<p>&bdquo;Jongens, hijsch het zeil,&mdash;spoedig!&rdquo; beval 't Oude Hoen, die wel
+begreep, dat er nog groot gevaar dreigde, want de soldaten roeiden snel
+herwaarts.</p>
+
+<p>Marten en Aelbert zetten den mast omhoog, sloegen het zeil aan, dat
+dadelijk door den wind gebold werd, en grepen bovendien nog naar de
+riemen, om den behaalden buit in veiligheid te brengen. 't Oude Hoen
+gunde zich nog den tijd om het schuitje van den Overste op sleeptouw te
+nemen, en zette daarna ook koers naar de herberg van Jan Slob, die al
+geruimen tijd op den dijk op den uitkijk stond.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="161"></span><a id="p_161"></a></p>
+
+<p>De soldaten achtervolgden hen snel, en hielden niet op hunne musketten
+op de Vrijbuiters af te vuren. Gelukkig werd niemand van hen getroffen,
+en de afstand tusschen vervolgden en vervolgers werd gaandeweg grooter.
+De Vrijbuiters zagen dat tot hunne vreugde, de Overste en zijne soldaten
+tot hun leedwezen. Eindelijk gaven de laatsten hunne vervolging op en
+keerden naar Amsterdam terug.</p>
+
+<p>Wat had Jan Slob een pret, toen hij zag, dat de list gelukt was. Hij nam
+zijne muts voor den Overste af, en zei buigend:</p>
+
+<div class="figcenter" style="width: 392px;">
+<a href="images/ill_p161.png"><img src="images/ill_p161th.png" width="392" height="234" alt="" title="Klik voor vergroting (791×472px, 98kb)" /></a>
+</div>
+
+<p>&bdquo;Kom binnen, Edele Heer! U is van harte welkom, en 't zal mij een groote
+eer zijn, u een kan van mijn beste bier aan te bieden.&mdash;Gegroet,
+vrienden, het vat staat reeds te wachten, en de kannen zijn in een
+oogenblik gevuld. Kom binnen!&rdquo;</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="162"></span><a id="p_162"></a></p>
+
+<p>Die uitnoodiging werd met gejuich aangenomen, en de Overste was de
+eenige van het gansche gezelschap, die niet vroolijk keek. Hij vroeg
+zichzelven niet zonder zorg af, wat deze ruwe mannen wel met hem
+voorhadden, en 't scheen hem nog een vraag toe, of hij wel ooit weer in
+Amsterdam zou terugkeeren. De Vrijbuiters waren niet gewoon, met de
+vijanden vele complimenten te maken. Dat hadden zij van de Spanjaarden
+geleerd.</p>
+
+<p>Weldra zaten allen in de kleine gelagkamer om de tafels geschaard, waar
+de bierkannen lustig geheven en snel geledigd werden. Ook de Overste
+kreeg zijn deel van het vocht, en Jan Slob bediende hem met de grootste
+deftigheid, maar hij kon niet laten spottend te glimlachen tegen de
+mannen, die in de nabijheid zaten.</p>
+
+<p>De Overste bleef niet lang in onzekerheid over de plannen van de
+Vrijbuiters, want 't Oude Hoen zeide hem zonder omwegen, dat hem de
+keus werd gelaten tusschen een groot losgeld of den dood. En hij zag
+duidelijk, dat er met deze mannen niet te spotten viel. Hij had al lang
+begrepen, dat hij in de handen gevallen was van 't Oude Hoen, wiens naam
+bij de vijanden zoo gevreesd was. De keuze was dus niet moeilijk voor
+hem en spoedig gedaan. Hij stemde er in toe het gevraagde losgeld te
+betalen, indien iemand maar zoo goed wilde zijn, als bode een brief voor
+hem naar Amsterdam over te brengen.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="163"></span><a id="p_163"></a></p>
+
+<p>&bdquo;Naar Moorddam?&rdquo; vroeg Claes Symensen lachend, want zoo werd toen
+Amsterdam gewoonlijk door de Geuzen genoemd. &bdquo;Ik bedank er feestelijk
+voor. 't Mocht mij den kop eens kosten.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;En ik evenzoo!&rdquo; riep Jan Walichs uit. &bdquo;Vriendelijk dank!&rdquo;</p>
+
+<p>Geen der Vrijbuiters bleek lust te hebben, den gevaarlijken tocht
+te ondernemen, en zij wisten ook geen raad, om met de vijanden in
+onderhandeling te treden. Gelukkig voer op dit oogenblik een jongeling
+in een bootje voorbij de herberg, in wien Marten dadelijk zijn
+voormaligen buurjongen, Aelbert Bleeker herkende, wien hij er altoos van
+verdacht hield, met de vijanden in geheime gemeenschap te staan.</p>
+
+<p>&bdquo;Daar vaart iemand, die ons helpen kan. Aelbert Bleeker van den
+Zuiddijk. Hij zal voor geld en goede woorden den brief wel naar Moorddam
+willen brengen, en dan betwijfel ik zeer, of het zijn eerste reis
+daarheen wel zal zijn.&rdquo;</p>
+
+<p>Men bedacht zich niet lang. Aelbert Bleeker werd bevolen aan te leggen,
+en de Overste, die hem scheen te kennen, droeg hem op naar Amsterdam te
+gaan, en het losgeld te halen. Den brief gaf hij hem mede.</p>
+
+<p>Nog vóór den avond keerde hij terug, en bleek, tot groote vreugde van
+de Vrijbuiters, het geëischte geld bij zich te hebben. Ook de Overste
+zag dat <span class="pagenum" title="164"></span><a id="p_164"></a>tot zijn genoegen. Jan Slob vulde de kannen opnieuw, want de
+Vrijbuiters waren aan een woest leven gewoon en lustten graag bier,
+en toen werd de buit gelijk onder de deelnemers verdeeld. De Overste
+herkreeg zijn vrijheid, waarvan hij gebruik maakte door zoo spoedig
+mogelijk in de boot van Aelbert Bleeker naar Amsterdam terug te keeren, en
+de Vrijbuiters namen van Jan Slob afscheid en zochten hunne woningen op.</p>
+
+<p>Maar de naam van 't Oude Hoen werd door dit geval bij de Spanjaarden nog
+meer gevreesd.</p>
+
+<hr class="chend" />
+
+<p><span class="pagenum" title="165"></span><a id="p_165"></a></p>
+
+<div class="figcenter" style="width: 567px;">
+<img src="images/ill_ch.png" width="567" height="67" alt="" title="" />
+</div>
+
+<h2 id="hoofdstuk_IX">HOOFDSTUK IX.</h2>
+
+<hr class="chbegin" />
+
+<p class="subh2">Op den Sparendammer dijk.</p>
+
+<p>De winter was voorbijgegaan, en 't was Maart geworden. 't Had maanden
+aaneen gevroren, en de Spanjaarden, die nog altoos Haarlem belegerden,
+hadden ontzaglijk van de koude geleden. En niet alleen van de koude,
+maar ook de dappere Haarlemmers hadden er het hunne toe bijgedragen, om
+het den vijanden kwaad te maken. Don Frederik, die zijn intrek genomen
+had in het Huis Ter Kleef, bij Haarlem, had meermalen beproefd, de stad
+door storm te nemen. Bij duizenden waren zijne krijgers op de muren
+toegesneld, hadden de ladders geplaatst, en met woest geweld getracht,
+de Haarlemmers van de muren te verjagen. Maar dapper hadden dezen stand
+gehouden. Hunne zwaarden hadden de vijanden, die het eerst boven de
+muren verschenen, de schedels verpletterd, zoodat zij nederstortende
+hunne vrienden in den val meesleepten,&mdash;zij hadden <span class="pagenum" title="166"></span><a id="p_166"></a>hen met kogels
+begroet, met kokende olie begoten en hun brandende pekkransen om hoofd
+of hals geworpen. Zelfs vrouwen stonden dapper op de muren en streden
+mede. Wie heeft niet van de beroemde Kenau Simons Hasselaar gehoord, tot
+op dezen dag de roem der Haarlemmers? En wie kent niet haar neef, den
+vaandrig Pieter Dirkz Hasselaar, wiens prinsenvlag overal wapperde, waar
+het gevaar het grootst, het gevecht het hevigst was?</p>
+
+<p>En telkens weer hadden de Spanjaarden moeten terugtrekken en waren de
+Haarlemmers overwinnaar gebleven. De stad kon het lang volhouden, want
+de Spanjaarden waren niet bij machte te beletten, dat de Haarlemmers
+voortdurend toevoer kregen van levensmiddelen, kruit en lood, die hun
+in sleden over de bevroren wateren werden aangebracht. Zelfs nieuwe
+vendels krijgslieden konden binnen de muren komen, natuurlijk tot groote
+ergernis van Don Frederik, die het met leede oogen moest aanzien, hoe
+Haarlem het graf der Spanjaarden dreigde te worden. Hij beproefde wel
+den toevoer van levensmiddelen en ammunitie af te snijden, en liet zelfs
+eenige duizenden schaatsen komen, waarop zijne soldaten zich oefenen
+konden, maar dit bereikte geen doel. Het bleek hun onmogelijk de kunst
+in zoo korten tijd machtig te worden, en de vlugge Haarlemmers waren hun
+op de gladde ijzers de baas.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="167"></span><a id="p_167"></a></p>
+
+<p>Eindelijk, den 5<sup>en</sup> Februari 1573, was de dooi ingevallen en
+het water vrij geworden. De vorst had bijna vijf maanden geduurd. En wat
+de Haarlemmers vroeger met sleden deden, geschiedde nu door middel van
+vaartuigen. Er heerschte dan ook volstrekt geen gebrek in Haarlem, en
+het hardnekkig verzet der dappere bezetting stemde Don Frederik tot
+moedeloosheid. Hij verzocht zelfs aan Alva verlof om het beleg op te
+breken. Maar Alva wilde daarvan niets hooren. Hij gaf Don Frederik bevel
+de stad niet te verlaten, voordat hij haar ingenomen had, en indien hij
+mocht sneuvelen of aftrekken, dan zou hij zelf komen of zijne gemalinne,
+de Hertogin van Alva zenden, om het bevel over te nemen.</p>
+
+<p>Dit antwoord krenkte Don Frederik zeer in zijn trots, en hij was thans
+vast besloten, dat Haarlem vallen moest.</p>
+
+<p>Intusschen had hij telkens toevoer van nieuwe manschappen noodig, want
+de Haarlemmers waagden vele uitvallen, die aan de Spanjaarden ontzaglijk
+veel afbreuk deden. Ook werden door den Prins van Oranje en diens
+Stadhouder Sonoy onophoudelijk pogingen aangewend om de stad te
+ontzetten, die niet dan na hevige gevechten werden afgeslagen. Ook deze
+kostten menigen Spanjaard het leven. Amsterdam was voor Don Frederik de
+groote voorraadschuur. Niet alleen dat het hem van wapens, ammunitie en
+levensmiddelen moest voorzien, ook het te kort in manschappen werd van
+daar aangevuld, <span class="pagenum" title="168"></span><a id="p_168"></a>en menig vendel voetvolk, menige ruiterbende trok langs
+den Sparendammer dijk, om zich bij de belegeraars te voegen.</p>
+
+<p>Zoo ook op een morgen in het begin van Maart 1573. 't Had den geheelen
+nacht geregend, en ook nu nog vermocht de zon niet door het wolkenfloers
+te breken. De dijk was zacht, week en modderig, en eene bende ruiters,
+ongeveer honderd vijf en twintig man sterk, kon zich slechts langzaam
+voortbewegen, want de hoeven der paarden plonsten bij elken stap in den
+kleverigen grond, wat hun het loopen zeer bemoeilijkte. Soms gleden de
+pooten der dieren uit, en dreigde de ruiter van zijn paard te storten,
+zoodat alleen een krachtige ruk aan den teugel zulk een onheil verhoeden
+kon. Hadden de paarden dus een zwaren en vermoeienden rit, de ruiters
+echter trokken zich daar weinig van aan. Zij voelden zich volkomen
+veilig en maakten in het geheel geen haast. Zij boden een vroolijk
+gezicht aan. Voorop reden de trompetters, die af en toe een lustig
+liedje bliezen, waarmede de krijgslieden gaarne instemden. Hunne
+instrumenten waren versierd met roode standaardvaantjes. Achter hen reed
+de Overste met zijn Edelen, allen sierlijk in fluweel, zijde en laken
+gedost, de beenen in hooge, wijde kaplaarzen, het hoofd bedekt met den
+smal geranden fluweelen hoed, en om de schouders den korten Spaanschen
+mantel. Dan kwam de vaandrig met ontplooid <span class="pagenum" title="169"></span><a id="p_169"></a>vaandel, dat geel en groen
+gestreept was en op de gele baan het roode Andrieskruis vertoonde. En
+daarna volgden de ruiters met de roode, dubbeltongige wimpels aan de
+lansen, in blinkende rustingen, het hoofd met den helm bedekt, en aan
+den arm het glinsterend schild. Voorwaar een schoone stoet, waarop menig
+oog met welgevallen zou hebben gerust, indien niet brooddronkenheid en
+ruwheid het kenmerk dier mannen waren geweest, waardoor zij een voorwerp
+geworden waren van haat en afschuw bij de landzaten. Thans zag men hen
+liever gaan dan komen.</p>
+
+<p>Zij vervolgden langzaam hun tocht, want de paarden hadden moeite, hun
+pooten, die soms tot over de knieën in den modder wegzakten, daaruit op
+te trekken, en meer dan eens moest de berijder van de sporen gebruik
+maken om het dier, dat de moed ontzonk, tot meerdere krachtsinspanning
+aan te manen.</p>
+
+<p>De ruiters zelf waren onbezorgd en vroolijk. Gevaar viel er voor hen,
+naar zij meenden, niet te vreezen, want welke overmoedige zou het durven
+wagen, den strijd aan te binden tegen een goed gewapenden ruiterbende
+van wel honderd vijf en twintig man sterk?</p>
+
+<p>O ja, 't Oude Hoen had menigmaal blijk gegeven, dat hij niet tegen een
+strijd met een overmachtigen vijand opzag, maar toch&mdash;tegen een bende
+als deze zou hij het wel laten. Daarvoor waren zijn <span class="pagenum" title="170"></span><a id="p_170"></a>Vrijbuiters veel te
+klein in aantal. Bovendien,&mdash;'t Oude Hoen bevond zich te Westzaan, op
+een flinken afstand dus, en hem behoefden zij niet te vreezen, naar zij
+meenden.</p>
+
+<p>Toch vergisten zij zich deerlijk, de armen, want 't Oude Hoen bevond
+zich met een zeventiental Vrijbuiters aan boord van zijn roeijacht op
+het IJ, waar zij reeds den geheelen morgen hadden rondgezwalkt in de
+hoop, hier of daar den vijand te kunnen verschalken. Zij hadden het
+musket over den schouder, sommigen zelfs twee, en een verrejager naast
+zich. Ook Marten en Aelbert bevonden zich aan boord, en al waren zij de
+jongsten, zij hadden al menigmaal blijken gegeven, dat hun moed niet
+voor dien der ouderen behoefde onder te doen.</p>
+
+<p>&bdquo;De Heer van Sonoy heeft gebrek aan paarden,&rdquo; zei 't Oude Hoen 's
+morgens, toen zij aan boord stapten. &bdquo;De Spanjaarden, die Haarlem
+belegeren, hebben zooals je weet, een inval in Kennemerland gedaan, waar
+'t al heel Spaansch is toegegaan met moorden, rooven en branden. Als
+Sonoy flinke paarden tot zijn beschikking had gehad, zou het nooit zoo
+ver gekomen zijn. Dan waren ze wel weer naar hunne tenten teruggejaagd.
+Maar nu kwamen zijne vendels te laat en was het kwaad al geleden. Wij
+moeten hem paarden zien te bezorgen, vrienden.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Alles goed en wel, als we maar wisten, waar <span class="pagenum" title="171"></span><a id="p_171"></a>we ze halen konden,&rdquo; zei
+een Vrijbuiter schertsend. &bdquo;Hier in het IJ zijn ze niet te vangen...&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Daar vangen we alleen Amsterdamsche Oversten,&rdquo; lachte Claes Symensen,
+met een knipoogje tegen Marten.</p>
+
+<p>&bdquo;Zonder hengel of snoer!&rdquo; zei Jan Walichs. &bdquo;Ik zou wel willen, dat we
+nog zoo'n goudvink konden snappen.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Dat zal waar wezen!&rdquo; lachten de anderen.</p>
+
+<p>&bdquo;Waar zullen we heengaan, mannen?&rdquo; vroeg 't Oude Hoen.</p>
+
+<p>&bdquo;Naar Sparendam,&rdquo; stelde Jan Dieuwers voor. &bdquo;Dáár hebben we ten minste
+kans om Spekken te ontmoeten. Hier is niets voor ons te beginnen.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Mij goed!&rdquo; zei 't Hoen. &bdquo;Naar Sparendam dus.&rdquo;</p>
+
+<p>Hij wendde het roer, en stond van zijn bankje op, om den omtrek te
+verkennen. Weldra bleef zijn blik op eenzelfde punt gevestigd, en hij
+hield de handen boven de oogen, om beter te kunnen zien. Eindelijk sprak
+hij:</p>
+
+<p>&bdquo;Ginds komt voor elk wat wils. Vijanden, paarden en zeker ook wel
+goudvinken. 't Is eene ruiterbende, mannen, die zich in deze richting
+beweegt.&rdquo;</p>
+
+<p>Verscheidenen stonden op, om uit te zien.</p>
+
+<p>&bdquo;Ze zijn te talrijk,&rdquo; sprak er een. &bdquo;Volgens mijne meening zijn er wel
+een honderd ruiters...&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Als het niet meer is,&rdquo; viel een tweede in. &bdquo;Ze gaan zeker naar
+Haarlem...&rdquo;</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="172"></span><a id="p_172"></a></p>
+
+<p>&bdquo;Paarden genoeg!&rdquo; riep een derde. &bdquo;Het ergste is maar, dat op elk paard
+een ruiter zit.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;De Haarlemmers hebben het zeker nog niet kwaad genoeg te
+verantwoorden,&rdquo; sprak Claes Kees Symensen. &bdquo;Ik wou, dat ik een middel
+wist, om ze allemaal over de kling te jagen.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;We konden het in allen gevalle beproeven,&rdquo; stelde 't Oude Hoen voor. En
+nauwelijks hadden de Vrijbuiters dezen voorslag gehoord, of zij gingen
+weer op hunne banken zitten en keken hun aanvoerder vragend en
+verwonderd aan.</p>
+
+<p>&bdquo;Wij?&rdquo; vroeg er een. &bdquo;Hoeveel koppen tellen we?&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Achttien in het geheel,&rdquo; zei 't Oude Hoen. &bdquo;Veel te weinig dus, en we
+hebben kans, dat we het er geen van allen levend afbrengen. Maar wat het
+zwaarst is, moet het zwaarst wegen. De Haarlemmers hebben te strijden
+tegen eene ontzaglijke overmacht, en het is onze plicht, hen waar wij
+kunnen, te helpen. Ik stel voor, dat wij den strijd wagen.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Maar de overmacht!&rdquo; hield een der Vrijbuiters vol. &bdquo;Wij hebben immers
+niet de minste kans van slagen!&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Wie niet waagt, die niet wint!&rdquo; sprak 't Hoen. &bdquo;Ik bedoel ook niet,
+dat wij met hen een openlijken strijd beginnen, want dan moeten wij
+het natuurlijk verliezen. Maar als deze bende zich op weg bevindt naar
+Haarlem, moeten zij langs het Huis Ter Hart trekken. Daar is de dijk
+smal, en thans na den <span class="pagenum" title="173"></span><a id="p_173"></a>regen, natuurlijk modderig en uiterst moeilijk
+begaanbaar. Ik wed, dat de paarden er haast niet kunnen loopen. Zoo
+ergens, dan hebben we daar eene goede gelegenheid, om een aanval te
+wagen. Wat dunkt U, zullen we het doen?&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Waarom niet?&rdquo; vroeg Joachim Cleynsorg. &bdquo;Als we zien, dat we klop
+krijgen, springen we aan boord en maken, dat we weg komen.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;'t Is gevaarlijk, vrienden!&rdquo; waarschuwde Pieter Claessen Yperen.
+&bdquo;Misschien zijn we wel één tegen tien...&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Des te meer eer, als we winnen!&rdquo; riep Aelbert uit.</p>
+
+<p>&bdquo;Juist,&mdash;dat zeg ik ook!&rdquo; zei Marten. &bdquo;De Spanjaarden moeten in elk
+geval niet kunnen denken, dat wij bang zijn.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Dan met krachtige slagen voortgeroeid, mannen!&rdquo; sprak 't Oude Hoen.
+&bdquo;Wij moeten de ruiters vóór zijn en een geschikt terrein uitzoeken, want
+een goed overleg is het halve werk.&rdquo;</p>
+
+<p>Het jacht schoot thans snel door het water, en de Vrijbuiters, die niet
+aan de riemen zaten, benutten hun tijd, om de musketten na te zien en
+alles zooveel mogelijk voor den aanval in gereedheid te brengen.</p>
+
+<p>De ruiters reden inmiddels stapvoets verder en hadden eindelijk na
+veel tobben met de telkens uitglijdende paarden de helft van den weg
+afgelegd. <span class="pagenum" title="174"></span><a id="p_174"></a>Zij naderden de plaats, waar noordwaarts het IJ tegen het
+paalwerk klotste, dat daar den dijk versterkte, die aan de andere zijde
+onmiddellijk afglooide in de wateren van het Spieringmeer. De weg was
+daar zooals 't Oude Hoen verwacht had, zeer slecht en voor de dieren zoo
+goed als onbegaanbaar, zoodat de ruiters al hunne aandacht en rijkunst
+noodig hadden, om niet in den modder te blijven steken. Daardoor kwam
+het misschien wel, dat zij niet hadden opgemerkt, hoe het roeijacht op
+den dijk aanhield, waar negen mannen, met verrejagers gewapend, aan land
+sprongen, en dat jacht daarna snel tusschen de rietschooten verdween.</p>
+
+<p>De stoutmoedige Vrijbuiters, klein in getal, maar met een
+onvergelijkelijken moed, schaarden zich midden op den dijk, gereed om
+den strijd tegen den overmachtigen vijand te beginnen.</p>
+
+<p>Thans moesten de ruiters hen wel zien, maar hunne verschijning boezemde
+hun allerminst vrees in. Zij vonden het eenvoudig belachelijk, dat een
+zoo nietig troepje boeren den strijd zou wagen tegen niet minder dan
+honderd vijf en twintig goed gewapende ruiters, wier borst was gedekt
+door een kuras en wier hand gewapend was met een scherpe lans...</p>
+
+<p>&bdquo;Kijkt die kikkers daar!&rdquo; spotte een uit den hoop.</p>
+
+<p>&bdquo;We zullen ze weer in het water jagen, dat is hun element!&rdquo; lachte een
+tweede. &bdquo;Hallo paard,&mdash;vooruit!&mdash;Die <span class="pagenum" title="175"></span><a id="p_175"></a>ellendige modder,&mdash;de beesten
+kunnen er de pooten haast niet uit optrekken.&mdash;Toe, allons,&mdash;vooruit!&rdquo;</p>
+
+<p>De sporen drongen het dier diep in de zijden...</p>
+
+<p>&bdquo;Die kaerels daar schijnen werkelijk te willen vechten!&rdquo; zei de Overste.
+&bdquo;Zijn ze gek geworden? Ze zien er uit, of het hun waarlijk ernst is.&rdquo;</p>
+
+<p>Dat was het den Vrijbuiters inderdaad, zooals spoedig bleek. Want negen
+schoten knalden over den eenzamen dijkweg, en verscheidene ruiters
+stortten van hunne steigerende paarden. Dat gaf eene onbeschrijfelijke
+verwarring, en de welaangelegde schoten veroorzaakten eene groote woede
+onder de ruiters, die thans plotseling begrepen, dat hun toestand
+gevaarlijker was, dan zij eerst wel hadden vermoed. Ha, hoe verwenschten
+zij thans den modderigen weg, waar de paarden haast aan vastkleefden,
+en die hun ten eenenmale belette, met gevelde lans op de vijanden los
+te rennen en hen als met een tooverslag uit elkander te werpen. Die
+kleverige kleiweg hield de rossen als het ware bij de pooten vast en
+doemde de ruiters tot machteloosheid.</p>
+
+<p>Snel hebben de Vrijbuiters hunne vuurroeren geladen, en opnieuw vallen
+negen schoten. Het aantal dooden wordt verdubbeld, en de verwarring
+bereikt haar toppunt. Woede en angst gloeit den ruiters uit de oogen.</p>
+
+<div class="figcenter" style="width: 374px;">
+<span class="pagenum" title="176"></span><a id="p_176"></a>
+<a href="images/ill_p176.png"><img src="images/ill_p176th.png" width="374" height="236" alt="" title="Klik voor vergroting (1247×788px, 188kb)" /></a>
+</div>
+
+<p>&bdquo;Voorwaarts! Voorwaarts!&rdquo; klinkt het bevel van <span class="pagenum" title="177"></span><a id="p_177"></a>den Overste. De sporen
+worden de vermoeide paarden in de zijden geduwd en met gevelde lans
+dringt de bende vooruit. Maar de achtersten kunnen niets uitrichten. De
+dijk is te smal, om een breede linie te kunnen vormen, zoodat alleen de
+voorsten strijden kunnen.</p>
+
+<p>Daar knallen opeens nogmaals negen schoten, thans achter de ruiterbende,
+die nu van twee kanten tegelijk wordt bedreigd. Het roeijacht is
+teruggevaren en heeft de andere helft van de bemanning achter de kolonne
+aan wal gezet.</p>
+
+<p>De achterste ruiters wenden den teugel, en willen het kleine troepje
+boeren aanvallen. Maar de lansen zijn korter dan de verrejagers der
+Vrijbuiters, in wier handen het zulke vreeselijke wapens waren.
+Doodelijk getroffen storten de ruiters van de paarden, die onder luid
+gehinnik her en der vluchten en de verwarring nog vergrooten.</p>
+
+<p>Het werd thans een vreeselijk gevecht. De ruiterbende werd van
+twee kanten besprongen en de scherpe lansen aan het ondereinde der
+verrejagers bewezen verschrikkelijke diensten. Hier en daar en ginds en
+overal stortten de ruiters ontzield ter aarde, en onder de levenden
+ontstond zoo'n schrik, dat zij geheel hunne bezinning verloren en bijna
+aan geen verdediging meer dachten.</p>
+
+<p>Eindelijk waren de achttien Vrijbuiters elkander genaderd,&mdash;en geen
+enkele Spanjaard was in het leven gebleven.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="178"></span><a id="p_178"></a></p>
+
+<p>De Vrijbuiters, verhit door den bloedigen strijd, heffen een woesten
+juichkreet aan. Zij zijn overwinnaars gebleven. Achttien eenvoudige
+boeren hebben honderd vijf en twintig goed gewapende ruiters verslagen.</p>
+
+<p>Thans vallen zij op hunne prooi aan. De lijken worden van alles beroofd,
+wat waarde heeft, waarlijk eene afschuwelijke bezigheid! Maar zij kennen
+geen medelijden. Hadden de Spanjaarden ook hen niet beroofd van alles
+wat hun lief was, hadden zij niet hunne ouders gedood, hunne hoeven
+verbrand of geplunderd, hun vee geroofd? Oog om oog, tand om tand, dat
+was helaas de leus van den oorlog. De berooide en uitgeschudde mannen
+kennen geen medelijden en hunne harten zijn verhard.</p>
+
+<p>Naakt uitgeschud bleven de ongelukkige slachtoffers op het slagveld,
+en de Vrijbuiters haastten zich de verschrikte paarden, die overal
+rondliepen, op te vangen. Zij koppelden ze aan elkaar, en een gedeelte
+der mannen voerden ze langs den weg, tot zij de plaats bereikt hadden,
+waar het water het smalst was. Ook het jacht was daarheen geroeid. De
+Vrijbuiters bonden de dieren daaraan vast, dreven hen in het water en
+roeiden naar den overkant. De paarden waren dus wel gedwongen om den
+tocht zwemmende mede te maken, en als er waren, die den overkant niet
+konden bereiken, werd eenvoudig de halster losgesneden en vonden de
+dieren den dood in de golven.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="179"></span><a id="p_179"></a></p>
+
+<p>De dikke Jan Slob was niet weinig verbaasd, toen hij de Vrijbuiters met
+hun kostbaren buit aan wal zag stappen, en groot was zijne vreugde,
+toen hij vernam, welk eene schitterende overwinning zij hadden behaald.
+Spoedig werden de kannen gevuld met schuimend bier, hetwelk de mannen
+zich lekker lieten smaken, maar zij gunden zich geen tijd, om lang in de
+herberg te vertoeven. Het roeijacht werd op eene veilige plaats geborgen
+en daarna zette men den tocht voort naar Purmerend, waar Heer Diederik
+van Sonoy vertoefde, die opgetogen was over de behaalde overwinning en
+de paarden gaarne voor een goeden prijs overnam.</p>
+
+<p>De mare van deze overwinning bracht den naam van 't Oude Hoen op aller
+lippen, zoowel van vriend als van vijand, en zijn roem werd allerwege
+verkondigd, zoo zelfs, dat de Spaansche bevelhebbers, die om Haarlem
+gelegerd waren, hun verlangen om hem te zien niet konden bedwingen, en
+besloten, hem tot een bezoek aan het vijandelijke kamp uit te noodigen.</p>
+
+<hr class="chend" />
+
+<p><span class="pagenum" title="180"></span><a id="p_180"></a></p>
+
+<div class="figcenter" style="width: 567px;">
+<img src="images/ill_ch.png" width="567" height="67" alt="" title="" />
+</div>
+
+<h2 id="hoofdstuk_X">HOOFDSTUK X.</h2>
+
+<hr class="chbegin" />
+
+<p class="subh2">Hoe de jonge Vrijbuiters in het vijandelijk kamp kwamen,
+en hoe zij het verlieten.</p>
+
+<p>Het was enkele dagen na het gevecht op den Sparendammerdijk. 't Oude
+Hoen, Aelbert en Marten keerden op de hoeve terug van hun dagelijkschen
+tocht naar den toren van de Westzanerkerk, van welks trans zij gewoon
+waren de gangen der vijanden te bespieden,&mdash;maar dezen keer hadden zij
+niets bijzonders opgemerkt. In den omtrek heerschte rust, en die het
+niet beter wist zou gedacht hebben, dat het vrede was.</p>
+
+<p>Zij waren echter nog maar kort in de hoeve teruggekeerd, of er kwam
+bezoek. Een vreemdeling trad binnen, in wien zij onmiddellijk een
+krijgsman herkenden, ook al scheen hij ongewapend.</p>
+
+<p>&bdquo;Goeden morgen, huisman!&rdquo; klonk zijn groet, en aan zijn tongval was
+duidelijk te merken, dat hij een Vlaming was. Zijn gelaatsuitdrukking
+had iets <span class="pagenum" title="181"></span><a id="p_181"></a>gebiedends, iets, dat den man van geboorte verried. 't Oude
+Hoen twijfelde dan ook geen oogenblik, of hij had een man van aanzien
+voor zich, misschien wel een Spaansch officier. Deze groette ook de
+vrouw des huizes en de beide jongelieden, nam plaats op den hem
+toegeschoven zetel, en vervolgde:</p>
+
+<p>&bdquo;Ben ik hier terecht bij Govert 't Hoen, bijgenaamd 't Oude Hoen?&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Die man ben ik,&rdquo; was het antwoord, en men kon duidelijk zien, dat de
+vreemdeling er door verrast was. Hij keek 't Hoen met groote, vragende
+oogen aan, en scheen zelfs wel eenigszins aan de waarheid van 't Hoens
+woorden te twijfelen.</p>
+
+<p>&bdquo;Hoe?&rdquo; riep hij na eene korte weifeling uit. &bdquo;Zou U het Oude Hoen wezen,
+de man, die met een klein troepje Vrijbuiters eene zoo roemrijke
+overwinning heeft behaald op eene talrijke ruiterbende?&rdquo;</p>
+
+<p>En hij mat met zijne oogen de gestalte van den kleinen boer voor hem,
+wiens uiterlijk volstrekt geen aanleiding gaf, om in hem den beroemden
+Vrijbuiter te zien, wiens naam alleen reeds geschikt was, om wel een
+dozijn Spanjaarden op de vlucht te jagen.</p>
+
+<p>'t Hoen lachte even, en ook Aelbert en Marten konden een glimlachje niet
+bedwingen bij het zien van de verbazing van den vreemdeling. En 't Hoen
+sprak:</p>
+
+<p>&bdquo;Toch is het zoo, Heer, ik ben 't Oude Hoen en niemand anders. Wat
+wenscht U van me?&rdquo;</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="182"></span><a id="p_182"></a></p>
+
+<p>De vreemdeling haalde een brief te voorschijn en overhandigde dien met
+de woorden:</p>
+
+<p>&bdquo;Uw roem is tot het leger om Haarlem doorgedrongen en heeft bij
+verscheidene Oversten en Hoplieden het verlangen gewekt u te zien en
+kennis met u te maken. De Heer Van Licques, die in het bosch het bevel
+voert over de Walen, noodigt u in dezen brief uit hem een bezoek in zijn
+kamp te willen brengen. Hij waarborgt u, als eerlijk krijgsman, dat u
+zelfs geen haar op uw hoofd zal worden gekrenkt en biedt u vrijgeleide
+aan. Hij heeft mij gelast er bij u op aan te dringen, dat u deze
+uitnoodiging aanneme.&rdquo;</p>
+
+<p>Er heerschte, nadat de vreemdeling deze woorden had gezegd, eenigen tijd
+stilte in het vertrek. 't Oude Hoen fronste de wenkbrauwen en verzonk in
+diep gepeins. Vrouw Geerte keek haar man met angstige oogen aan, als om
+hem te smeeken, de uitnoodiging af te wijzen, en ook de beide knapen
+hielden hun blik op hem gericht, alsof zij hem het antwoord van de
+lippen wilden lezen.</p>
+
+<p>Eindelijk sprak Vrouw Geerte met een zucht:</p>
+
+<p>&bdquo;Maar Govert, je denkt er toch niet over, de uitnoodiging aan te nemen?
+Je zult je toch niet wagen in het hol van den leeuw? Wie weet, welk lot
+je daar te wachten staat! Ga toch niet, wat ik je bidden mag.&rdquo;</p>
+
+<p>Een fijn lachje krulde de lippen van den vreemdeling.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="183"></span><a id="p_183"></a></p>
+
+<p>&bdquo;Vrees niet, vrouw,&rdquo; sprak hij, zonder zich beleedigd te toonen, &bdquo;ook
+een Spanjaard kan een man van eer zijn, trouw aan zijn gegeven woord...&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Dat hebben wij aan Zutfen gezien, en aan Naarden...&rdquo; viel vrouw Geerte
+scherp in. &bdquo;Ik vertrouw dat fluiten van den vogelaar niet.&rdquo;</p>
+
+<p>De vreemdeling haalde licht de schouders op, en hernam: &bdquo;Ook ik ben
+Hopman in Spaanschen dienst, vrouw, en ik verpand u mijn eer, dat
+hier geen verraad in het spel is. De groote, stoutmoedige daden van
+uw man hebben mij en mijn vrienden doen wenschen, hem te zien en te
+spreken,&mdash;ziedaar alles. Ik herhaal, dat wij hem vrijgeleide aanbieden,
+en dat zelfs het geringste gevaar hem niet bedreigt.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Als vader gaat, zou ik wel meêwillen,&rdquo; viel Aelbert in.</p>
+
+<p>&bdquo;En ik ook!&rdquo; riep Marten uit. &bdquo;Ik zou graag het vijandelijke kamp willen
+zien, en de verwoesting van de muren.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Ik heb in het geheel geen bezwaar ook u beiden onder het vrijgeleide
+te begrijpen,&rdquo; sprak de Hopman. &bdquo;'t Zal wellicht voor 't Hoen ook
+aangenamer zijn den tocht in uw gezelschap te ondernemen. Ik herhaal met
+nadruk en onder verpanding van mijne krijgsmanseer, dat u geen leed zal
+geschieden. Integendeel, men zal uw bezoek op hoogen prijs <span class="pagenum" title="184"></span><a id="p_184"></a>stellen en u
+met eere ontvangen.&mdash;Welnu, wat is uw antwoord?&rdquo;</p>
+
+<p>'t Hoen bedacht zich nog een oogenblik, en zei toen bedaard en
+eenvoudig:</p>
+
+<p>&bdquo;Ik neem de uitnoodiging van den Heer Van Licques aan, en zal in
+gezelschap van deze jongelieden een bezoek in zijn kamp brengen. Ik
+vertrouw, dat uwe woorden waarachtig zijn en neem uw vrijgeleide aan.
+Wanneer wenscht u, dat ik komen zal<ins class="corr" id="corr19" title="Bron: .">?</ins>&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Uw antwoord doet mij genoegen,&rdquo; sprak de Officier, &bdquo;en ik stel u voor,
+nog heden de reis met mij te ondernemen. Mijne tegenwoordigheid zal u
+over alle moeielijkheden heenbrengen, en persoonlijk zal ik u weer naar
+uwe vrienden terugvoeren.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Aangenomen,&rdquo; sprak 't Hoen opstaande. &bdquo;Wij zijn gereed, en keeren nog
+voor de avond gevallen is, hier terug.&mdash;Wees niet bezorgd, vrouw, en
+droog uwe tranen, want waarlijk, ik zou mij al zeer moeten bedriegen,
+indien hier verraad in het spel was en ons eenig gevaar dreigde.&rdquo;</p>
+
+<p>Aelbert en Marten wierpen zich, evenals 't Hoen, een musket over den
+schouder en gespten zich een rapier aan de heup, namen afscheid van
+Moeder Geerte, die hen met een hart vol angst zag vertrekken, en
+verlieten met den vreemdeling de hoeve.</p>
+
+<p>Zij roeiden naar den Westzaner Overtoom en <span class="pagenum" title="185"></span><a id="p_185"></a>vertelden aan den verbaasden
+en ontstelden Jan Slob, dat zij op weg waren naar het Spaansche
+legerkamp, waarvan de officieren 't Oude Hoen wenschten te zien.</p>
+
+<p>De dikke waard kon zijne ooren nauwelijks gelooven en keek zijn drie
+vrienden hoofdschuddend aan. 't Was duidelijk, dat hij de zaak
+allerminst vertrouwde en dat hij haar eenvoudig beschouwde als een
+middel van den Spanjaard, om zich op eene gemakkelijke, zij het dan ook
+verraderlijke wijze, van een gevreesden tegenstander te ontdoen.</p>
+
+<p>Toen dan ook de Hopman zich een oogenblik verwijderde, zei hij op
+gedempten toon, maar met grooten nadruk:</p>
+
+<p>&bdquo;Ben je nu van 't verstand beroofd, 't Hoen? Hoe is het mogelijk, dat
+je je zóó laat bedriegen door die Spaansche bloedhonden! Hebben zij dan
+ooit hun woord gehouden? Begrijp je dan niet, dat het er hun om te doen
+is, je in hunne macht te krijgen en je op te hangen?&mdash;Keer terug, wat ik
+je bidden mag,&mdash;keer terug! 't Is een list, een valstrik, een...&rdquo;</p>
+
+<p>Op dit oogenblik kwam de Hopman weder binnen, en zag Jan Slob zich dus
+genoodzaakt zijne verdere waarschuwingen te staken.</p>
+
+<p>Maar 't Hoen liet zich niet raden.</p>
+
+<p>&bdquo;Ik heb vertrouwen in het mij aangeboden vrijgeleide,&rdquo; antwoordde hij
+kalm aan het oor van Jan <span class="pagenum" title="186"></span><a id="p_186"></a>Slob. &bdquo;En wie weet, waar mijn bezoek misschien
+goed voor is. De toekomst is duister te lezen.&rdquo;</p>
+
+<p>De reis werd vervolgd. Het viertal roeide het IJ over, langs het
+eilandje Ruichoort, en legde aan de overzijde het schuitje op eene
+veilige plaats vast. Te voet gingen zij verder tot zij het Spaarne
+bereikten, waar een jacht gereed lag, bemand met Spaansche krijgers, die
+thans echter als roeiers dienst moesten doen.</p>
+
+<p>&bdquo;Ziedaar het vaartuig, dat ons naar het kamp zal brengen,&rdquo; sprak de
+Hopman, terwijl hij aan boord stapte. Met een hoffelijk gebaar wees
+hij 't Oude Hoen een plaats aan naast zich op de bank, en de beide
+jongelieden op een andere. Daarna gebood hij de krijgsknechten van wal
+te steken, en voegde hun toe:</p>
+
+<p>&bdquo;Mannen, ziehier drie dappere Vrijbuiters, die zich op verlangen van Uw
+Overste naar ons kamp begeven. Vergeet niet, dat Uw leven borg is voor
+het hunne.&rdquo;</p>
+
+<p>Onder den tocht voerde de Hopman een druk gesprek met 't Hoen, en Marten
+zei zacht tot zijn vriend:</p>
+
+<p>&bdquo;Geloof jij, dat er verraad in het spel is?&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Neen,&mdash;geen oogenblik!&rdquo; was het antwoord. &bdquo;En ik vind het wat aardig,
+dat ik nu eens op mijn gemak een kijkje kan nemen in het kamp der
+Spanjaarden. Ik heb daar al lang naar verlangd.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Ja,&rdquo; zei Marten droevig, &bdquo;maar nog meer wensch ik in de belegerde stad
+te komen...&rdquo;</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="187"></span><a id="p_187"></a></p>
+
+<p>&bdquo;Waarom?&rdquo; vroeg Aelbert met eenige verwondering. &bdquo;Heb je dan lust, daar
+vandaag of morgen den plunderenden vijand in handen te vallen? Want het
+staat bij mij vast, dat Haarlem verloren is. Alle pogingen, die de Prins
+tot ontzet heeft aangewend, zijn tot nog toe mislukt.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Och ja, dat alles weet ik wel,&rdquo; zei Marten. &bdquo;Maar de gedachte wil mij
+maar niet uit het hoofd, dat mijn zuster Anna zich in die stad bevindt,
+en ik zou het vreeselijk vinden, als zij bij de overgave, die ook
+volgens mijne meening volgen móet, den vijand in handen viel.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Hoe kom je toch op de gedachte, dat Anna juist dáár zou wezen?&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Omdat ik stellig al bericht van haar had gehad, als zij ergens anders
+was. Neen Aelbert, ik geloof vast en zeker, dat zij zich in Haarlem
+ophoudt, en ik maak mij daarover bekommerd en angstig. Zeg,&mdash;zou er geen
+middel voor mij zijn, om in de stad te komen? O, ik verlang zoo
+vurig...&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Om er in te komen misschien wel, maar om haar te verlaten, zeker
+niet...&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Dat is ook niet noodig!&rdquo; viel Marten in. &bdquo;Als ik er maar eerst in was,
+dan kon ik zoeken en zoeken, totdat ik haar gevonden had, en wie weet,
+of ik dan ook geen middel zou vinden, om met haar te vluchten. Maar dáár
+mag zij niet blijven.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Wij zullen er met Vader over spreken en diens <span class="pagenum" title="188"></span><a id="p_188"></a>raad vragen,&rdquo; zei
+Aelbert peinzend. En zijn vriend de hand drukkende vervolgde hij met
+ernst:</p>
+
+<p>&bdquo;Vergeet nooit, dat waar jij ook heengaat, ik je vergezellen zal. Ik heb
+je beloofd, dat ik je zou helpen zoeken, en ik zal mijn woord houden,
+zelfs al moesten wij haar terughalen uit het paleis van Alva zelf!&rdquo;</p>
+
+<p>Deze hartelijke woorden deden Marten goed, en hij bleef gedurende den
+verderen tocht steeds peinzen op een middel om in de bedreigde stad te
+komen. Doch hoe hij zich ook pijnigde met het ontwerpen van allerlei
+plannen, hij zag geen kans zijn doel te bereiken.</p>
+
+<p>Zonder eenigen tegenspoed bereikten zij het kamp om Haarlem. De Hopman
+geleidde hen naar den Hout, waar de veldheer de Licques met zijne Walen
+gelegerd was.</p>
+
+<p>Den veldheer zelf troffen zij echter niet in zijn tent aan, daar hij
+bij Don Frederik ontboden was, om diens bevelen te vernemen. De Hopman
+noodigde hen uit plaats te nemen en een oogenblik te wachten. Hij zou
+dadelijk van de aankomst der Vrijbuiters kennis gaan geven aan de
+verschillende Oversten, die het verlangen hadden te kennen gegeven hen
+te zien, en spoedig terugkeeren.</p>
+
+<p>Zoo bleven zij dus met hun drieën alleen, en had Marten een goede
+gelegenheid, om 't Oude Hoen zijn wensch kenbaar te maken en diens raad
+te vragen.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="189"></span><a id="p_189"></a></p>
+
+<p>'t Oude Hoen keek hem ernstig aan, maar gaf geen antwoord.</p>
+
+<p>&bdquo;Schijnt mijn verlangen u eene dwaasheid toe, Neef?&rdquo; vroeg Marten.</p>
+
+<p>&bdquo;Neen,&mdash;ook ik houd het voor mogelijk, dat Anna naar Haarlem is
+gevlucht,&rdquo; was het antwoord. &bdquo;Ik zou er ook niets op tegen hebben, dat
+je eene poging...&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Maar als Marten gaat, houd ik hem gezelschap, met uw goedvinden,&rdquo; viel
+Aelbert in.</p>
+
+<p>Zijn vader glimlachte even, en zeide:</p>
+
+<p>&bdquo;Welnu, ik heb niets tegen je plan, en Aelbert mag mijnentwege
+meêgaan,&mdash;doch met den besten wil ter wereld zou ik geen middel weten te
+bedenken, om binnen gindsche muren te komen. Ik acht dat bepaald eene
+onmogelijkheid.&rdquo;</p>
+
+<p>Er werd nog geruimen tijd over het plan gesproken, maar van welken kant
+zij de zaak ook bekeken, zij stuitten telkens op onoverkomelijke
+moeielijkheden.</p>
+
+<p>Het duurde niet heel lang, of de Hopman keerde terug, thans in
+gezelschap van een groot aantal voorname Veldoversten, die allen
+nieuwsgierig waren naar den gevreesden Vrijbuiter, dien zij zich
+voorstelden als een voornaam Hollander, met een groote, indrukwekkende
+gestalte en buitengewone spierkracht.</p>
+
+<p>Wie schetst echter hunne verbazing, toen zij daar een eenvoudig boertje
+voor zich zagen, klein van <span class="pagenum" title="190"></span><a id="p_190"></a>gestalte en zonder eenig aanzien. Want de
+kleeding der drie Vrijbuiters bestond slechts uit eene wijde broek,
+een eng, maar geschoot wambuis en een breedgeranden hoed. Was deze
+eenvoudige man 't gevreesde Hoen? En behoorden die twee knapen tot de
+zoo beroemde Vrijbuiters? Zij konden hunne oogen nauwelijks gelooven, en
+keken elkander vragend aan.</p>
+
+<p>Het drietal was bij de nadering der deftige Heeren opgestaan en had het
+hoofd ontbloot.</p>
+
+<p>&bdquo;Zijt gij het Oude Hoen?&rdquo; riep de Heer Van Licques uit, terwijl hij het
+boertje van het hoofd tot de voeten opnam.</p>
+
+<p>'t Hoen glimlachte fijntjes, en sprak:</p>
+
+<p>&bdquo;Om U te dienen, Edele Heer, ik ben Govert 't Hoen. Op Uw verzoek ben ik
+hier gekomen, vertrouwende op Uw woord als krijgsman...&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;En daar hebt ge wèl aan gedaan!&rdquo; riep de Heer Van Licques hem toe. &bdquo;Gij
+hebt niets te vreezen, en ik dank U zeer voor uwe komst. Uwe dapperheid,
+pas nog zoo klaar gebleken bij het gevecht op den Sparendammerdijk,
+heeft onze bewondering opgewekt, en wij allen wenschten U te zien. Gaat
+zitten, Heeren!&rdquo;</p>
+
+<p>De aanzienlijke krijgsoversten namen plaats, en de Heer de Licques
+haalde een paar kostbare steenen te voorschijn, die hij 't Hoen als een
+aandenken aanbood. Maar 't Hoen weigerde met groote beslistheid.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="191"></span><a id="p_191"></a></p>
+
+<p>&bdquo;Hartelijk dank, Heer, voor uwe vriendelijke bedoeling, maar ik mag van
+den vijand geen geschenken aannemen.&rdquo;</p>
+
+<p>De Heeren keken den eenvoudigen, waardigen man met bewondering aan, en
+de Heer de Licques bleef er op aandringen, dat hij het geschenk zou
+aannemen.</p>
+
+<p>&bdquo;Zeer zeker niet, Heer,&rdquo;&mdash;sprak 't Hoen, en glimlachend liet hij er op
+volgen: &bdquo;Maar mocht het lot willen, dat ik ooit als krijgsgevangene
+tegenover u kom te staan, wil dan mijner gedachtig wezen.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Daarop geef ik U mijn woord!&rdquo; zei de Licques met een krachtigen
+handslag.</p>
+
+<p>Er volgde nu een levendig gesprek, waaraan allen deelnamen, en de drie
+Vrijbuiters gevoelden zich volkomen op hun gemak. Zij waren er thans ten
+volle van overtuigd, dat hier geen verraad in 't spel was.</p>
+
+<p>Zoo ging er een uurtje voorbij, toen plotseling de stemmen verstomden en
+alle aanwezigen opschrikten door een hevig musketvuur en het gedruisch
+van wapenen.</p>
+
+<p>Vlug sprongen de aanwezigen van hunne zetels op, en onder den uitroep:</p>
+
+<p>&bdquo;De Haarlemmers doen een uitval! Te wapen! Te wapen!&rdquo; snelden zij de
+tent uit. In minder dan geen tijd was ons drietal alleen, en ook zij
+begaven zich naar buiten, om te zien, wat er aan de hand was.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="192"></span><a id="p_192"></a></p>
+
+<p>Er heerschte in het Spaansche kamp een groote levendigheid. Van alle
+kanten zag men krijgslieden naar de bedreigde plaats snellen, vanwaar
+zich een verward gedruisch van menschelijke stemmen, musketschoten en
+wapengekletter deed hooren. In de verte zagen zij den strijd...</p>
+
+<p>Ha, de oogen der Vrijbuiters tintelden met een heeten gloed, en zij
+sloegen onwillekeurig de handen aan het rapier.</p>
+
+<p>&bdquo;Vader!&rdquo; riep Aelbert met geestdrift uit, &bdquo;Vader, laten wij toch hier
+niet als lafhartigen blijven staan, terwijl ginds onze broeders hun
+leven wagen...&rdquo;</p>
+
+<p>En hij trok zijn rapier half uit de scheede met bevende handen. Maar 't
+Oude Hoen zei kalm en bedaard:</p>
+
+<p>&bdquo;Dat kan en mag niet, jongen. Ik ben onder vrijgeleide hier gekomen, en
+daardoor tegen wil en dank verplicht hier te blijven.&mdash;Maar je wilt
+immers binnen gindsche muren komen?&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Ja,&mdash;ja!<ins class="corr" id="corr20" title="Niet in Bron.">&rdquo;</ins> riep Marten heftig uit. &bdquo;Dat wil ik!&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Ga dan, mijn jongen,&rdquo; klonk het ernstig. &bdquo;Ginds doen de Haarlemmers een
+uitval, zooals zij er reeds zoovele deden. Ga, en sluit u bij hen aan.
+Ook nu zal wel het einde wezen, dat zij teruggedreven worden. Voeg U bij
+hen, en de poorten zullen u, als voor hen, geopend worden. Ga, zeg ik,
+en God bescherme u!&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Ja, ik ga!&rdquo; riep Marten vurig uit. &bdquo;Eene betere gelegenheid krijg ik
+nooit!&rdquo;</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="193"></span><a id="p_193"></a></p>
+
+<p>&bdquo;En ik ga met je!&rdquo; sprak Aelbert.</p>
+
+<p>Haastig drukten de jongelieden 't Oude Hoen de hand, en snel
+verwijderden zij zich in de richting van de plaats, waar de strijd
+gevoerd werd. 't Oude Hoen zag hen na zoo lang hij kon, en het was den
+dapperen Vrijbuiter aan te zien, dat hij ontroerd was...</p>
+
+<p>Enkele uren later keerde hij naar zijne hoeve terug, geheel alleen. De
+Heer de Licques had eerlijk zijn woord gehouden en hem door eenige
+krijgsknechten, onder bevel van denzelfden Hopman, naar 't IJ terug
+laten brengen. Toen hij van 't Hoen vernomen had, dat de beide
+jongelieden hun strijdlust niet hadden kunnen bedwingen en zich bij de
+Haarlemmers hadden aangesloten, had hij even geglimlacht en gezegd:</p>
+
+<p>&bdquo;Dat is niet volgens de afspraak, doch ik zal maar denken: &bdquo;'t Muist,
+wat van de katten komt.&rdquo; Jammer, dat zulke rappe gasten de zaak der
+oproerlingen dienen.&rdquo;</p>
+
+<hr class="chend" />
+
+<p><span class="pagenum" title="194"></span><a id="p_194"></a></p>
+
+<div class="figcenter" style="width: 567px;">
+<img src="images/ill_ch.png" width="567" height="67" alt="" title="" />
+</div>
+
+<h2 id="hoofdstuk_XI">HOOFDSTUK XI.</h2>
+
+<hr class="chbegin" />
+
+<p class="subh2">In de bedreigde veste.</p>
+
+<p>In stormpas waren de twee jonge Vrijbuiters naar de plaats des gevechts
+geijld, de oogen glinsterende van strijdlust, en met het wapen in de
+vuist.</p>
+
+<p>'t Was waar, wat zij gedacht hadden. De Haarlemmers deden dien middag
+een geduchten aanval op het zoogenaamde Voorhout. Des middags waren een
+twee- of driehonderd Engelsche, Waalsche en Schotsche haakschutters
+de Zijlpoort uitgetrokken, en hadden de vijandelijke regimenten naar
+die plaats gelokt, waardoor verscheidene kampen geheel van krijgers
+waren ontbloot. Toen deze list zoo goed gelukt was, trokken zes- à
+zevenhonderd vendels soldeniers en schutters de Leidsche Waterpoort en
+de Kleine Houtpoort uit, zoodat de Waalsche en Duitsche vendels, die
+in den Hout gelegerd waren, van verschillende kanten tegelijk werden
+aangevallen. <span class="pagenum" title="195"></span><a id="p_195"></a>De Walen stonden onder bevel van De Licques, de Duitschers
+onder Fronberg en Ebersteyn. Deze vendels kregen het ontzaglijk kwaad te
+verantwoorden, en de Haarlemmers vochten met onstuimigen moed.</p>
+
+<p>&bdquo;Weg met de Spanjaarden! Leve de Prins van Oranje,&rdquo; was de strijdleus,
+waarmede zij zich op de overmachtige vijandelijke vendels stortten.</p>
+
+<p>&bdquo;Weg met de Spanjaarden, leve de Prins van Oranje!&rdquo; was ook de
+kreet, waarmede Aelbert en Marten zich onbevreesd te midden van het
+krijgsgewoel wierpen. 't Werd een vreeselijke strijd. Overal hoorde men
+het rinkelen der zwaarden op de kurassen en helmen, de woeste kreten der
+strijdenden, het gereutel der stervenden en gewonden. En in het leger
+der Spaanschen ontstond eene groote verwarring. Zij waren tegen dezen
+verwoeden aanval niet bestand.</p>
+
+<p>&bdquo;Vlucht! Vlucht!&rdquo; werd er geroepen. En niet minder dan 14 vendels
+Duitsche voetknechten en 12 Waalsche zochten een goed heenkomen in
+het achterste gedeelte van het Bosch, waar zij zich opnieuw trachtten
+te vereenigen om den aanval te weerstaan. Maar zij konden het niet
+volhouden tegen het geweldige schieten, slaan en steken, en moesten
+opnieuw hun heil zoeken in de vlucht, achtervolgd door de Haarlemmers,
+die hen voortdreven tot zelfs over de Noordwijkervaart en de daarachter
+gelegen <span class="pagenum" title="196"></span><a id="p_196"></a>duinen.<a id="FNa_1_2" href="#FN_1_2" class="fnanchor">[1]</a> De Spaanschen verloren niet minder dan 600 man,
+waaronder hoplieden, luitenants, vaandrigs, wachtmeesters, &bdquo;groote
+monsieurs,&rdquo; &bdquo;groote cadetten&rdquo; en &bdquo;groote hanssen.&rdquo;</p>
+
+<p>De Haarlemmers staken een aantal huizen, hutten en tenten in den brand,
+waarin de vijanden gehuisvest waren, en werden daarbij onverwachts
+aangevallen door Spaansche ruiters en haakschutters, die van Heemstede
+en andere plaatsen kwamen opdagen, en hen dwongen tot den aftocht. Met
+verlies van niet meer dan tien of twaalf man werden zij genoodzaakt af
+te trekken en zich binnen Haarlems muren in veiligheid te stellen. Maar
+groot was de buit, dien de krijgers met zich medevoerden, bestaande uit
+harnassen, spietsen, stormhoeden, rapieren, hellebaarden, kostbare
+kleederen van hoplieden, vaandrigs en oversten, juweelen en goud, zelfs
+schotels en gouden ringen, trommels, ketels en nog vele andere dingen.</p>
+
+<p>Aelbert en Marten hadden zich in den strijd geducht geweerd, zoodat zij
+zelfs de opmerkzaamheid trokken van den vaandrig Pieter Dirksz
+Hasselaar, die den uitval had medegemaakt.</p>
+
+<p>&bdquo;Leven de Vrijbuiters van 't Oude Hoen!&rdquo; riepen zij meermalen in de
+hitte van den strijd, en die kreet had de aandacht van den vaandrig
+gaande <span class="pagenum" title="197"></span><a id="p_197"></a>gemaakt, terwijl hij met bewondering had gezien, hoe dapper de
+beide jongelieden zich in het gevecht gedroegen. Toen hij zich gedurende
+eene korte poos dicht in hunne nabijheid bevond, hief hij zijn vaandel
+omhoog, en riep hun toe:</p>
+
+<p>&bdquo;Leven de Vrijbuiters van 't Oude Hoen! Goed zoo, dappere jongens, goed
+zoo! Weg met de Spanjolen en leve de Prins!&rdquo;</p>
+
+<p>Later had hij hen meermalen in het gevecht opgemerkt, en telkens weer
+had het hem goed gedaan te zien, met welk eene dapperheid zij streden.</p>
+
+<p>Eindelijk was de terugtocht begonnen. Aelbert en Marten hadden zich bij
+elkander aangesloten, en Marten had gezegd:</p>
+
+<p>&bdquo;Nu zullen wij dan toch ons doel bereiken. Thans gaan wij naar Haarlem!&rdquo;</p>
+
+<p>En meegesleurd door den stroom der strijdende krijgslieden waren zij de
+muren der bedreigde veste al vechtende genaderd, en deze eindelijk door
+de geopende poort binnengetrokken. Groote vreugde heerschte onder de
+stedelingen over de behaalde overwinning en over den rijken buit, die
+binnen gebracht werd. Overal zag men mannen en vrouwen, die de
+terugkeerende krijgers toejuichten....</p>
+
+<p>Maar langzamerhand werd het stiller in de straten, want de uitgeputte
+mannen zochten hunne kwartieren op, om uit te rusten van de vermoeienis.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="198"></span><a id="p_198"></a></p>
+
+<p>En doelloos dwaalden Marten en Aelbert door Haarlems straten. Zij
+kenden daar niemand, en niemand kende hen. Overal keken zij rond, of
+soms iets hun op het spoor zou kunnen brengen van de verloren zuster,
+maar tevergeefs. Zij dwaalden de stad door van het eene einde tot het
+andere, en overal zagen zij de sporen van den geduchten strijd, die nu
+reeds vier maanden had geduurd, en de verbrokkelde en vergruisde muren
+en de gehavende poorten, waarin de bressen met aarde, puin, meubelen, en
+zelfs met de beelden uit de kerken waren dichtgestopt.</p>
+
+<p>Op hun tocht door de stad ontmoetten zij den bevelhebber der vesting,
+Wybot Ripperda, den dapperen krijgsman, die door zijn moed en krachtig
+beleid reeds zooveel had bijgedragen tot het behoud der stad. En zij
+zagen ook Kenau Simons Hasselaar, de dappere vrouw, wier moed reeds tot
+ver buiten de muren bekend was. Met bewondering aanschouwden zij de
+kloeke weduwe, die zich zoozeer beijverd had bij het herstellen van
+muren en poorten, en die zich zelfs niet had ontzien de mannen ter hulp
+te snellen op de wallen, als de Spanjaarden de stad bestormden en
+mannenkrachten te kort schoten, om hen te wederstaan. Dan snelde zij met
+het zwaard in de hand ter hulp, en verscheidene vrouwen en meisjes,
+aangevuurd door haar moed, volgden haar in den strijd.</p>
+
+<p>De beide jongelingen bleven staan om haar goed <span class="pagenum" title="199"></span><a id="p_199"></a>te kunnen zien, en zij
+deden dit met een blik vol bewondering. Hoe kloek en sterk was die
+gestalte, hoe vurig tintelde dat oog!</p>
+
+<p>Toen Kenau bij het voorbijloopen hunne bewonderende blikken opmerkte,
+knikte zij hen vriendelijk toe. Ook ontmoetten zij den dapperen vaandrig
+weder, dien zij in den strijd hadden gezien, en van de voorbijgangers
+vernamen zij, dat het Pieter Dirkz. Hasselaar was, de neef van de
+beroemde Kenau.</p>
+
+<p>Maar,&mdash;van Anna ontdekten zij geen spoor, en de avond begon reeds
+te vallen. Gelukkig dat ook zij een gedeelte van den buit hadden
+bemachtigd, en dus niet met ledige handen behoefden te komen, als zij
+hier of daar om een nachtverblijf verzochten. Toen het reeds geheel
+donker was geworden, traden zij een eenvoudige taveerne binnen, en het
+gelukte hun, daar voorloopig een onderkomen te vinden. De waard was een
+oud man, die niet moede werd hun te vertellen over alles, wat de stad
+reeds had moeten verduren. Hij sprak over de geduchte bestormingen,
+die de Spanjaarden hadden beproefd, en over de verschrikkelijke
+bombardementen, die hadden plaats gehad en waarbij al meer dan zeven
+duizend bommen in de stad waren geworpen.</p>
+
+<p>Den volgenden morgen al vroeg zetten de beide jongelieden hun onderzoek
+voort. Overal informeerden zij, of hier of daar ook menschen woonden,
+die vóór het beleg uit Saardam waren gevlucht,&mdash;maar <span class="pagenum" title="200"></span><a id="p_200"></a>even dikwijls
+werden zij teleurgesteld. En toen het middag geworden was en zij nog
+geen stap nader tot hun doel gekomen waren, zei Aelbert:</p>
+
+<p>&bdquo;'t Is moeielijk zoeken in een vreemde stad, waar wij niemand kennen en
+zelfs den weg niet weten. Ik geloof, dat wij beter gedaan hadden door in
+Westzaan te blijven. En hoe moeten wij de stad weer verlaten? Ik weet er
+geen middel op.&rdquo;</p>
+
+<p>Marten antwoordde niet, maar ook hij voelde zich teleurgesteld. Zoo
+stellig had hij verwacht, Anna hier te zullen vinden. 't Was zijn
+laatste hoop geweest, en thans begon hij steeds meer te vreezen,
+dat zij in de handen der Spanjaarden zou gevallen zijn, wat wel het
+schrikkelijkste lot was, dat haar treffen kon. Verdrietig dwaalde hij de
+stad door, van de eene straat in de andere, en ook de tweede dag was nu
+bijna verstreken. Hij sprak weinig of niets, en op de vragen van Aelbert
+antwoordde hij slechts met een enkel woord. Toen de schemering inviel,
+zei Aelbert:</p>
+
+<p>&bdquo;Willen wij ons nachtkwartier maar weer opzoeken, Marten; de avond
+valt...&rdquo;</p>
+
+<p>Opeens greep Marten hem bij den schouder, en riep uit:</p>
+
+<p>&bdquo;Kijk dáár eens, Aelbert,&mdash;dáár...!&rdquo;</p>
+
+<p>Aelbert stond stil en keek in de aangewezen richting, maar hij zag niets
+dan enkele krijgslieden, die in druk gesprek op eenigen afstand liepen.
+En <span class="pagenum" title="201"></span><a id="p_201"></a>zijn vriend aanziende, bemerkte hij, dat deze doodsbleek zag en zijn
+fonkelende oogen steeds op dezelfde plaats gevestigd hield.</p>
+
+<p>&bdquo;Dáár,&mdash;dáár,&mdash;zeg, is dat Kees niet, onze hond?&mdash;O, 't móét hem
+zijn,&mdash;'t kan niet anders!&mdash;Maar, groote God,&mdash;dan kan ook Anna niet ver
+weg zijn!&rdquo;</p>
+
+<p>Aelbert zag nu ook een grooten, zwarten hond, die eenige huizen voor hen
+uit op de straat liep, snuffelende aan de stoepen en steenen palen, die
+hij passeerde.</p>
+
+<p>Marten klapte in de handen, en riep op gejaagden toon:</p>
+
+<p>&bdquo;Kees! Kees! Waar ben je dan?&mdash;Hallo Kees!&mdash;Kees! kom hier! kom bij den
+baas!&rdquo;</p>
+
+<p>De hond stond stil en keek om. Maar hij bewoog zich niet.</p>
+
+<p>&bdquo;Kom Kees!&mdash;kom Kees!&mdash;Kees&mdash;Kees&mdash;Kees!&rdquo; hield Marten vol, en hij
+klapte met beide handen op zijne knieën, om den hond tot zich te lokken.</p>
+
+<p>Het beest stond nog eenige oogenblikken onbeweeglijk,&mdash;toen kwam zijn
+staart langzaam in beweging, wat weldra in een levendig kwispelen
+overging,&mdash;en &bdquo;woef, woef!&rdquo; blafte hij, zoodat de zware stem van den
+hond door de geheele straat weerklonk. Op hetzelfde oogenblik rende Kees
+op zijn jongen meester toe, dien hij herkend had. Met groote sprongen
+kwam hij nader en hij vloog woest <span class="pagenum" title="202"></span><a id="p_202"></a>tegen Marten op, blaffende van
+blijdschap. Hij deed dat met zoo'n geduchte vaart, dat Marten bijna
+omver viel.</p>
+
+<p>Wat was Kees blij! Als dol rende hij nu eens om Marten heen, blaffende
+en jankende, en dan weer vloog hij plotseling op hem toe, en legde hem
+de dikke pooten op de schouders.</p>
+
+<p>&bdquo;Kees!&mdash;Goede Kees!&rdquo; zei Marten, den hond streelende en liefkoozende. De
+goede jongen had tranen van blijdschap in de oogen.</p>
+
+<p>&bdquo;O Aelbert,&mdash;nu kan Anna niet ver weg zijn,&rdquo; stamelde hij door zijne
+tranen heen.</p>
+
+<p>Ook Aelbert was ontroerd. Hij verheugde zich er in, dat Marten zijn hond
+teruggekregen had, en hij hoopte voor zijn vriend, dat nu ook Anna zou
+gevonden worden. Maar dit was toch immers nog niet zeker? Al was Kees
+gevonden, daarom kon toch Anna wel een ongeluk getroffen hebben?</p>
+
+<p>Hij zei daarvan echter geen woord, want hij wilde de vreugde van zijn
+vriend niet vergallen.</p>
+
+<p>Kees kwam langzamerhand tot kalmte. Hij stond thans stil bij Marten en
+liet zich diens liefkoozingen gaarne welgevallen. De lange, roode tong
+hing hem uit den bek, wat een gevolg was van zijn geducht rennen en
+springen, en hij keek met zijn trouwe oogen zijn jongen meester aan,
+alsof hij hem vragen wilde, of hij hem nu voortaan niet meer verlaten
+zou. En Marten kon niet nalaten, hem de armen <span class="pagenum" title="203"></span><a id="p_203"></a>om den ruigen nek te
+slaan en hem tegen zich aan te drukken.</p>
+
+<p>&bdquo;Hoe nu verder, Marten?&rdquo; vroeg Aelbert. &bdquo;Wij hebben Kees nu wel, maar
+Anna nog niet. En Kees kan, wat jammer genoeg is, niet praten.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;O, wij zullen haar wel vinden!&rdquo; riep Marten uit. &bdquo;Laten wij langzaam
+oploopen. Misschien wijst Kees ons dan den weg wel.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;'t Is te probeeren,&rdquo; zei Aelbert. En langzaam wandelden de jongens
+verder. Kees liep vroolijk om hen heen, doch hij bleef voor geen enkel
+huis stilstaan, zoodat de jongens niet wijzer werden. Toen zij aan het
+einde der straat gekomen waren, stelde Marten voor:</p>
+
+<p>&bdquo;Wij moesten de straat een poosje op en neer loopen. Ik geloof vast, dat
+Kees hier thuis hoort. Misschien zoekt hij eindelijk zijne woning zelf
+weer op, dan kunnen wij hem volgen.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Goed!&rdquo; zei Aelbert. &bdquo;Misschien heb je gelijk.&rdquo;</p>
+
+<p>De jongelieden wandelden langzaam in de straat heen en weer, en hielden
+den hond nauwlettend in het oog. En toen Kees over de eerste vreugde van
+het wederzien heen was, en niet meer zoo zorgvuldig in de onmiddellijke
+nabijheid van Marten bleef, werd hunne spanning op het grootst. Want
+Kees begon blijken te geven, dat het wandelen hem ging vervelen en dat
+hij naar huis verlangde. Blijkbaar werd hij onrustig, en was <span class="pagenum" title="204"></span><a id="p_204"></a>hij niet
+gewoon, als het donker werd buiten te zijn.</p>
+
+<p>'t Werd stiller in de straat; de menschen trokken zich in de huizen
+terug, voorzoover zij de wacht niet moesten houden op de muren.</p>
+
+<p>Opeens klonk een heldere stem op eenigen afstand achter hen, terwijl een
+handgeklap zich deed hooren. Kees spitste de ooren.</p>
+
+<p>&bdquo;Kees!&mdash;Kees!&mdash;Waar zit je, Kees?&mdash;Kees!&rdquo;</p>
+
+<p>Een luid blaffen was het antwoord van den hond.</p>
+
+<p>Marten bleef ontroerd stilstaan.</p>
+
+<p>&bdquo;Dat is Anna!&mdash;Dat is haar stem!&rdquo; mompelde hij zacht. Kees keek Marten
+aan, alsof hij hem wilde vragen, met hem mede te gaan. En de heldere
+stem achter hem herhaalde: &bdquo;Kees!&mdash;kom, Kees!&rdquo;</p>
+
+<p>Met groote sprongen ijlde Kees weg, en de jongens liepen even hard met
+hem mede. Ha, ginds zagen zij in de geopende deur de gestalte van een
+meisje.</p>
+
+<p>&bdquo;Brave hond!&rdquo; zeide ze vriendelijk, toen Kees tegen haar opsprong, en
+zij wilde hem streelen, maar toen zij de beide knapen op zich zag
+afkomen, maakte zij eene beweging van schrik en wilde snel de deur
+sluiten.</p>
+
+<p>&bdquo;Anna!&mdash;Anna!&rdquo; riep Marten haar toe, en zijne stem bleek tooverkracht te
+bezitten. Zij herkende dadelijk de stem van haar broeder.</p>
+
+<p>Schreiende van geluk en aandoening vielen zij elkander in de armen en
+zij konden geen woord <span class="pagenum" title="205"></span><a id="p_205"></a>uiten van ontroering. Hoe hadden zij beiden naar
+dit oogenblik van wederzien verlangd!</p>
+
+<p>De tegenwoordigheid van Aelbert waren zij gedurende enkele oogenblikken
+geheel vergeten, zoodat deze eindelijk zeide:</p>
+
+<p>&bdquo;En wanneer kom ik nu aan de beurt, Anna? Of ken je mij niet meer?&mdash;Wat
+ben jij groot geworden!&rdquo;</p>
+
+<p>Anna maakte zich uit de omarming los, en keek hem aan. En nog met tranen
+in de oogen zei ze:</p>
+
+<p>&bdquo;Neef Aelbert 't Hoen! Of ik je ken!&rdquo; En zij drukte hem hartelijk de
+hand.</p>
+
+<p>&bdquo;Maar komt beiden binnen,&rdquo; vervolgde zij. &bdquo;O, ik heb zooveel aan je te
+vragen!&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;En ik niet minder,&rdquo; zei Marten, wiens oogen tintelden van vreugde, nu
+hij zijn lang gezochte zuster gezond en ongedeerd terug had mogen
+vinden.</p>
+
+<p>Anna snelde hen vooruit naar de woonkamer, en kondigde de komst der
+beide jongelieden aan. Een man en een vrouw heetten hen hartelijk
+welkom, en Marten herkende in hen direct een echtpaar, dat hij te
+Saardam meermalen had gezien. 't Waren Willem Hooft en zijn vrouw, die,
+dadelijk na den inval der Spanjaarden in Saardam, met hun geld en
+kostbaarheden de vlucht hadden genomen naar Haarlem, waar zij veilig
+meenden te zijn. Zij noodigden de beide jongelieden vriendelijk uit, bij
+hen hun intrek te nemen, wat natuurlijk gaarne aangenomen <span class="pagenum" title="206"></span><a id="p_206"></a>werd. En het
+vijftal bracht den avond druk pratende door. Marten vernam van Anna, hoe
+zij bij den vreeselijken dood van hare ouders tegenwoordig was geweest,
+en dat de Spanjaarden getracht hadden haar gevangen te nemen, maar
+dat dit door den trouwen Kees belet was. Verder, hoe zij naar het
+arbeidershuisje aan den Waterlandschen dijk gevlucht en door Willem
+Hooft in diens schuitje opgenomen en naar Haarlem gevaren was, waar
+zij sedert haar verblijf had gehouden. En nu bleek het Marten ook,
+hoe zij op middelen had gepeinsd, om hem bericht te zenden van hare
+tegenwoordige verblijfplaats, maar daar zij niet wist, waar hij zich
+bevond, was haar dit onmogelijk geweest. Meermalen had zij zelfs het
+plan opgevat, om de stad te verlaten, en hem op te sporen. Maar waarheen
+moest zij zich wenden? En hoe had een jong meisje zonder geleide in
+dezen boozen tijd een dergelijken tocht kunnen ondernemen? Willem Hooft
+en Maartje, zijne vrouw, hadden het haar ten stelligste ontraden.
+Eindelijk was het ook zelfs eene onmogelijkheid geworden door het beleg.</p>
+
+<p>&bdquo;Zoo zie je, Marten,&mdash;we zijn van den regen in den drop gekomen,&rdquo;
+zei Hooft met een diepen zucht. &bdquo;Te Saardam zijn wij de honderden
+Spanjaarden ontloopen, om hier door duizenden te worden ingesloten. God
+weet, wat nog het einde zal zijn. Ik vrees, dat Haarlem bezwijken zal,
+en wat dan?&rdquo;</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="207"></span><a id="p_207"></a></p>
+
+<p>&bdquo;Ja, wat dan?&rdquo; vroeg Marten. &bdquo;Ik weet het niet, maar Anna moet in ieder
+geval het einde niet afwachten. Wij moeten Haarlem zien te ontkomen...&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;O, als dat eens kon!&rdquo; riep Anna uit. &bdquo;Ik ken de Spanjaarden genoeg om
+te weten, wat wij van hen te duchten hebben.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Wacht maar en heb geduld, Zusje,&rdquo; zei Marten vroolijk. &bdquo;Twee
+Vrijbuiters van 't Hoen zijn gekomen om je te redden, en zij zullen het
+wel klaarspelen. Heb maar geduld, tot er een geschikt oogenblik gekomen
+is.&rdquo;</p>
+
+<p>Anna antwoordde niet, maar richtte peinzend haar blik op de beide
+menschen, die haar zoo liefderijk in <ins class="corr" id="corr21" title="Bron: haar">hun</ins> huis hadden
+opgenomen. Vrouw Maartje schudde zacht het hoofd en sprak, hare
+bedoeling radende:</p>
+
+<p>&bdquo;Neen Anna,&mdash;wij kunnen u niet vergezellen, hoe gaarne wij deze stad ook
+zouden ontvluchten. Ik ben oud en grijs, en niet meer in staat, een
+dergelijken gevaarvollen tocht te ondernemen. Wij moeten hier blijven
+en geduldig afwachten, welk lot de Hemelsche Vader over ons beschoren
+heeft. Ons leven is in Zijne hand. Maar jij moet vluchten, als de
+gelegenheid daartoe openkomt. Jij bent jong en sterk, en hebt nog een
+lang leven vóór je.&rdquo;</p>
+
+<p>Zoo werd er nog langen tijd gesproken.</p>
+
+<p>Soms werd het gesprek gestoord door het doffe geluid van kanonschoten,
+en hield men den adem in <span class="pagenum" title="208"></span><a id="p_208"></a>om te wachten, of wellicht een bom op het huis
+zou nederstorten. Want voortdurend bevond men zich in gevaar. Ook hoorde
+men af en toe den regelmatigen tred van krijgslieden, die de wachten op
+de muren gingen aflossen.&mdash;</p>
+
+<p>Voordat zij zich te bed begaven, richtten ook de twee jonge Vrijbuiters
+hunne schreden naar de wallen, om het vijandelijk kamp bij nacht te
+zien. En zij ontwaarden rondom de stad brandende wachtvuren, en zagen in
+de verte krijgslieden als zwarte schimmen langzaam heen en weder loopen.
+Ook dáár werd goede wacht gehouden.</p>
+
+<hr class="fnsep" />
+
+<div class="footnote"><a id="FN_1_2" href="#FNa_1_2" class="label">[1]</a> Zie over dezen uitval C. Ekama,
+Beleg en Verdediging van Haarlem, bladz. 151 enz.</div>
+
+<hr class="chend" />
+
+<p><span class="pagenum" title="209"></span><a id="p_209"></a></p>
+
+<div class="figcenter" style="width: 567px;">
+<img src="images/ill_ch.png" width="567" height="67" alt="" title="" />
+</div>
+
+<h2 id="hoofdstuk_XII">HOOFDSTUK XII.</h2>
+
+<hr class="chbegin" />
+
+<p class="subh2">In de nachtelijke duisternis, en hoe een Spanjaard zijn woord van eer inloste.</p>
+
+<p>Uit de handelingen van Marten en Aelbert bleek het de volgende dagen
+al spoedig, dat zij over een middel ter ontvluchting hadden nagedacht
+en bezig waren, de voorbereidende maatregelen te treffen. Van het
+buitgemaakte geld hadden zij zich een snelvarend schuitje aangeschaft,
+met riemen, mast en roer, en meermalen waagden zij er zich mede buiten
+de poort, en voeren tot dicht bij het vijandelijk kamp. Dergelijke
+tochten deden zij gewoonlijk als de zon ondergegaan was, en soms kwamen
+zij pas na middernacht terug. Hun doel was alleen het terrein te
+verkennen en er goed den weg te leeren. Zoo duurde het niet lang, of
+elke rietschoot was hun bekend, elke inham hadden zij bezocht. Ja,
+zij hadden zelfs buiten de Schalkwijkerpoort de Fuikvaart, waarlangs
+heel dikwijls levensmiddelen en <span class="pagenum" title="210"></span><a id="p_210"></a>ammunitie werden aangevoerd, geheel
+afgevaren, en waren de vijandelijke Rustenburgerschans bij de Kwakelbrug
+meermalen gepasseerd. En overdag waren zij ijverig in de weer, om het
+bootje nog meer snelheid te bezorgen door het aanbrengen van een fok en
+een topzeil, terwijl zij tevens de twee roeispanen met vier
+vermeerderden, zoodat drie personen tegelijk aan de riemen konden
+zitten.</p>
+
+<p>Eindelijk waren zij met hunne toebereidselen gereed, en wachtten zij nog
+alleen op een geschikt oogenblik.</p>
+
+<p>Intusschen zaten zij niet stil, maar hielpen de bezetting ijverig bij de
+verdediging van de bedreigde wallen en poorten, zoodat zij al spoedig
+goede bekenden van de krijgslieden waren geworden, die hen graag mochten
+lijden en hen nooit anders noemden dan de twee Vrijbuiters. En vooral
+boden zij dikwijls de behulpzame hand bij de Schalkwijker poort, welke
+zij voor hunne vlucht noodig hadden. Zij konden bij de wachten doen, wat
+zij wilden, en genoten een onbeperkte vrijheid van beweging. Trouwens,
+de Fuikvaart, die in het Haarlemmermeer uitliep, was nog in handen van
+den Prins, die den uitgang beschermde en zoo het vrije verkeer met
+Haarlem zooveel mogelijk openhield. Wel had Don Frederik de straks
+genoemde Rustenburgerschans in zijn macht, en zocht hij de vaart door de
+Fuik te beletten, maar dat gelukte hem slechts ten deele.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="211"></span><a id="p_211"></a></p>
+
+<p>Telkens waren er weer stoutmoedigen, die den gevaarlijken tocht durfden
+ondernemen, ook al waren de vele lijken van hunne voorgangers, die aan
+de galgen hingen in het vijandelijk kamp, even zoovele afschrikwekkende
+voorbeelden.</p>
+
+<p>Ook Marten en Aelbert waren besloten, den gewaagden tocht te ondernemen.
+Zij wilden echter zooveel mogelijk de kansen in hun voordeel hebben, en
+wachtten geduldig op een gunstige gelegenheid.</p>
+
+<p>Eindelijk, op een donkeren avond, werd het waagstuk ondernomen. Zwarte
+wolken dreven langs het zwerk, en er blies een sterke wind uit het
+Zuid-Oosten. 't Was donkere maan, en geen sterretje liet zich zien.</p>
+
+<p>'s Avonds om ongeveer elf uur stapten drie jeugdige Vrijbuiters aan
+boord van het kleine vaartuig. Het vuurroer hing hun over den schouder,
+het rapier aan de heup, en de pistolen staken in den gordel. Kees sprong
+als vierde reiziger mede aan boord.</p>
+
+<p>Anna had haar lange vlechten afgeknipt, zich in het gewaad van een
+Vrijbuiter gestoken, en het hoofd bedekt met een breedgeranden hoed. Met
+moeite had zij afscheid genomen van de brave menschen, bij wie zij zoo
+lang een vriendelijk tehuis had gevonden, en met tranen in de oogen had
+zij hunne gastvrije woning verlaten. Zij wist, dat de beste wenschen van
+Hooft en diens vrouw haar volgden.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="212"></span><a id="p_212"></a></p>
+
+<div class="figright" style="width: 224px;">
+<a href="images/ill_p212.png"><img src="images/ill_p212th.png" width="224" height="343" alt="" title="Klik voor vergroting (452×693px, 33kb)" /></a>
+</div>
+
+<p>De boot stak van wal, en zonder een enkel woord te spreken roeide
+Marten naar de Schalkwijkerpoort, waar de wacht hen aanriep.</p>
+
+<p>&bdquo;Wie daar,&mdash;en waarheen?&rdquo; was de vraag.</p>
+
+<p>&bdquo;Goed volk,&rdquo; riep Marten. &bdquo;De Kennemer Vrijbuiters.&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Goede reis!&rdquo; sprak de wachter, en weldra hadden zij de stad verlaten.
+'t Was zoo donker, dat het den jongen reizigers moeite kostte, iets te
+onderscheiden. Maar zij hadden de reis niet voor niets reeds dikwijls
+gemaakt, en wisten den weg.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="213"></span><a id="p_213"></a></p>
+
+<p>&bdquo;Zeilen hijschen?&rdquo; vroeg Aelbert zacht.</p>
+
+<p>&bdquo;Goed,&rdquo; sprak Marten, die op het voorbankje gezeten, half over de plecht
+hing met het vuurroer in de hand en de brandende lont naast zich. Scherp
+tuurde hij voor zich uit, of er ook onraad dreigde.</p>
+
+<p>Anna hield intusschen het roer. Zij had vroeger dikwijls gevaren en kon
+roeien en sturen als de beste. Vlug zette Aelbert den mast omhoog en
+heesch het groote zeil en het topzeil, terwijl Marten met een snelle
+beweging de fok aansloeg.</p>
+
+<p>'t Woei hard, en de boot kreeg onmiddellijk een snellen gang. Anna
+verliet het achterbankje en gaf het roer over aan Aelbert. Zij ging op
+eene andere bank zitten, met Kees aan hare voeten.</p>
+
+<p>&bdquo;Anna,&rdquo; sprak Aelbert, &bdquo;als er een hevige windvlaag komt, laat dan het
+groote zeil wat vieren, want je begrijpt wel, dat we veel te veel zeil
+voeren, en kans loopen om te slaan. Houd het touw vast met één slag om
+den knop, zoodat je het gemakkelijk kunt laten schieten.&rdquo;</p>
+
+<p>Anna was vlug van bevatting en begreep hem volkomen. Bepaald vrees
+voelde zij niet, hoewel zij ten volle overtuigd was, dat deze tocht met
+groote gevaren gepaard ging. Als zij ontdekt werden door den vijand, die
+in een nacht als dezen ongetwijfeld dubbel waakzaam zou zijn, waren zij
+onherroepelijk verloren.</p>
+
+<p>De wind gierde door de zeilen en langs den mast, <span class="pagenum" title="214"></span><a id="p_214"></a>en de boot schoot
+pijlsnel door het water. De drie vluchtelingen hoorden het water tegen
+de boot klotsen, en soms helde het vaartuigje zoo dreigend overzij, dat
+het maar weinig scheelde, of het sloeg om. Ook dat was een gevaar, dat
+hun boven het hoofd hing. Maar de jonge Vrijbuiters kenden geen vrees;
+daarvoor hadden zij reeds te dikwijls allerlei gevaren onder de oogen
+gezien en overwonnen. Bovendien wisten zij, dat juist van de snelheid
+van hun vaartuigje alles kon afhangen. Zij moesten sneller kunnen
+zeilen, dan de vijand roeien, als dat noodig was. En als de wind zoo fel
+bleef razen, was dat ongetwijfeld het geval.</p>
+
+<p>Anna vertrouwde zich geheel aan hare beide geleiders toe. Zij wist, hoe
+moedig zij waren, en dat zij beiden waakten voor haar leven en hare
+vrijheid. En mocht soms de boot dreigen om te slaan, zoodat zij een
+gilletje van schrik bijna niet bedwingen kon, toch beheerschte zij zich
+en liet geen angst blijken.</p>
+
+<p>&bdquo;Ginds nadert iets!&rdquo; waarschuwde Marten zacht, terwijl hij zich nog meer
+inspande, om iets in de duisternis te onderscheiden.</p>
+
+<p>Op 't zelfde oogenblik grepen zoowel Anna als Aelbert naar het vuurroer,
+en Anna drukte het in voorovergebogen houding tegen den schouder.
+Zwijgend vroegen zij zich af:</p>
+
+<p>&bdquo;Wat zal het zijn: vriend of vijand?&rdquo;</p>
+
+<p>En doodstil wachtten zij af, wat er komen zou. <span class="pagenum" title="215"></span><a id="p_215"></a>Zij hoorden het geluid
+van gedempte mannenstemmen, afkomstig van een naderend vaartuig. En een
+oogenblik later zagen zij een kleinen vonk, ongetwijfeld van een lont.
+Zeker hadden de mannen ook het naderen van een vaartuig opgemerkt en
+stonden zij gereed, om zich zoo noodig te verdedigen.</p>
+
+<p>&bdquo;Wie daar?&rdquo; werd er geroepen.</p>
+
+<p>Maar ons drietal gaf geen antwoord. Alleen Kees liet een dof gegrom
+hooren. Zij vernamen het geklots van riemen, en nogmaals klonk de vraag:</p>
+
+<p>&bdquo;Wie daar?&rdquo;</p>
+
+<p>Thans was Marten gerustgesteld. 't Waren vrienden, die zich,
+ongetwijfeld met kruit en levensmiddelen, op weg bevonden naar Haarlem.</p>
+
+<p>&bdquo;Leve de Prins van Oranje!&rdquo; riep hij hun zacht toe, en onmiddellijk
+verdween op dit tooverwoord de brandende lont.</p>
+
+<p>&bdquo;Leve de Prins van Oranje!&rdquo; was het antwoord, en op 't volgende
+oogenblik voer de boot vlak langs hen heen. Zij bevatte verscheidene
+roeiers, die zwaar werk hadden tegen den wind in.</p>
+
+<p>&bdquo;Dreigt er gevaar?&rdquo; vroeg Marten snel.</p>
+
+<p>&bdquo;De bezetting houdt goede wacht!&rdquo; was het antwoord. &bdquo;Maar 't is Goddank
+erg donker. Goede reis!&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Goede reis,&rdquo; zeiden de Vrijbuiters, maar tegelijkertijd kwam aan de
+reis bijna een ongewenscht einde, want een hevige rukwind deed de boot
+<span class="pagenum" title="216"></span><a id="p_216"></a>zoodanig overhellen, dat het water over het boord stroomde.</p>
+
+<p>&bdquo;Laat vieren 't zeil!&rdquo; riep Aelbert Anna toe, en deze bracht het bevel
+met groote handigheid ten uitvoer. Dat was hun geluk. Anna hoosde het
+water uit de boot, tot groot genoegen van Kees, die bijna geheel
+ondergedompeld geweest was. Hij schudde zich brommend het water uit de
+haren en legde zich weer op den bodem neder. Maar hij voelde zich daar
+toch niet zoo rustig meer als eerst, vooral niet, als de boot weer sterk
+overhelde. Dan stond hij soms al uit eigen beweging op.</p>
+
+<p>Na eenigen tijd klonk opnieuw de waarschuwende stem van Marten.</p>
+
+<p>&bdquo;Thans dubbel voorzichtig,&rdquo; sprak hij zacht. &bdquo;Wij naderen de
+Rustenburgerschans.&rdquo;</p>
+
+<p>De drie jonge vluchtelingen hadden werkelijk nu het gevaarlijkste punt
+van de reis bereikt, en verkeerden dientengevolge in groote spanning.
+Anna voelde, dat haar hart onstuimig klopte in haar borst, en dat hare
+handen beefden. Maar zij verloor hare tegenwoordigheid van geest niet,
+en was vast besloten, zich te verdedigen tot het uiterste. Liever vond
+zij den dood in de golven, dan in de handen der Spanjaarden te vallen.</p>
+
+<p>Marten kon op een korten afstand de schans zien, die zich als eene nog
+donkerder massa in de duisternis afteekende. Gelukkig bleef de wind even
+<span class="pagenum" title="217"></span><a id="p_217"></a>sterk en behield de boot haar ongewoon snelle vaart.</p>
+
+<p>Plotseling werd het den jongelieden duidelijk, dat zij opgemerkt waren,
+want er ontstond gerucht aan den oever in hunne nabijheid.</p>
+
+<p>&bdquo;Hallo! Wie daar?&rdquo; werd er met forsche stem geroepen.</p>
+
+<p>Maar er kwam geen antwoord. Alleen hief Kees den kop op en liet een
+nijdig gebrom hooren.</p>
+
+<p>&bdquo;Aanleggen, of ik geef vuur!&rdquo; werd er thans geboden, en Anna zag het
+flikkeren van de lont.</p>
+
+<p>Tegelijkertijd hoorde zij zeer duidelijk, dat eenige mannen in eene boot
+stapten en van wal staken. Het geklots van de riemen was duidelijk boven
+'t razen van den wind en het bruisen van de golven te onderscheiden.</p>
+
+<p>Aan den oever klonk een musketschot, dat weldra gevolgd werd door enkele
+andere. Maar de kogels misten hun doel.</p>
+
+<p>Aelbert hield het roer met vaste hand, en de boot sneed door het water.
+Een hevige rukwind kwam de vluchtelingen helpen, die de naderende boot
+nu gepasseerd waren en dus een kleinen voorsprong hadden.</p>
+
+<p>Marten stond overeind aan de plecht, met het musket tegen den schouder
+en de lont in de hand.</p>
+
+<p>Hij brandde los op goed geluk af, zijn roer gericht houdende op de
+naderende boot, die hij <span class="pagenum" title="218"></span><a id="p_218"></a>wel hooren, maar niet zien kon. En hij had goed
+getroffen, want een akelige kreet drong tot hen door.</p>
+
+<p>Nogmaals klonken schoten van den wal, die blijkbaar ook op goed geluk af
+werden losgebrand, want geen enkele kogel trof de boot of een van de
+vluchtelingen.</p>
+
+<p>Dezen merkten echter duidelijk, dat zij met kracht werden achtervolgd.
+Zij hoorden de gelijkmatige riemslagen der vijanden.</p>
+
+<p>Marten had zijn roer weer geladen, en wachtte een gunstig oogenblik af
+om opnieuw te vuren.</p>
+
+<p>De wind gierde door het want, en soms schepte de boot water, maar dat
+verwekte thans geen vrees meer, integendeel blijdschap, want het scheen
+hun onmogelijk toe, dat de vijanden zóó snel konden roeien.</p>
+
+<p>Ook de vijanden begonnen dat te begrijpen, en ziende, dat de prooi hun
+dreigde te ontsnappen, schoten zij hunne musketten af. Aelbert hoorde,
+dat een der kogels door het zeil vloog, en riep Anna toe:</p>
+
+<p>&bdquo;Buk, Anna, zoo diep als je kunt!&rdquo;</p>
+
+<p>Anna deed het, en hij zelf maakte zich ook zoo klein mogelijk.</p>
+
+<p>&bdquo;We vliegen door het water!&rdquo; riep hij de anderen toe.</p>
+
+<p>&bdquo;Ja, Goddank!&rdquo; zei Marten, die nog altoos het geladen musket gereed
+hield om te vuren. &bdquo;Ik <span class="pagenum" title="219"></span><a id="p_219"></a>verneem geen riemslagen meer, en geloof, dat wij
+winnen.&rdquo;</p>
+
+<p>Kees stond overeind in de boot en liet een nijdig geblaf hooren.
+Gelukkig voor de Spanjaarden, dat hij hen niet bereiken kon, want anders
+zou hij hen even feestelijk getrakteerd hebben als indertijd Hopman Wybe
+Sjoerds en diens Vaandrig.</p>
+
+<p>Nogmaals knalden de schoten, en Anna hoorde een kogel rakelings langs
+haar hoofd fluiten.</p>
+
+<p>&bdquo;Marten, buk toch!&rdquo; riep zij verschrikt haar broeder toe. &bdquo;Breng je niet
+onnoodig in gevaar!&rdquo;</p>
+
+<p>Na enkele minuten gaven echter de Spanjaarden de vervolging op, tot
+groote vreugde van de vluchtelingen, die nu overtuigd waren, dat het
+grootste gevaar geweken was.</p>
+
+<p>Weldra hadden zij den uitgang van de Fuikvaart bereikt en voeren het
+Haarlemmermeer op. En enkele uren later kwamen zij behouden aan den
+IJoever aan, waar zij zich geheel veilig voelden. Hunne harten klopten
+onstuimig van vreugde. Het waagstuk was gelukt en Anna bevond zich in
+veiligheid. Zij brachten het bootje over den Westzaner Overtoom, zonder
+Jan Slob te wekken, die in diepe rust lag, en bereikten in den vroegen
+morgen de hoeve van 't Oude Hoen.</p>
+
+<p>Met een gelukkigen glimlach op het gelaat stapten zij aan wal en traden
+de hoeve binnen, waar Geerte, Aelberts moeder, hen met een kreet van
+vreugde ontving.</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="220"></span><a id="p_220"></a></p>
+
+<p>O, hoe was zij bezorgd geweest over het lot van de beide dappere
+jongelingen, die zich zoo stoutmoedig binnen de benarde stad hadden
+gewaagd, om Anna te zoeken en zoo mogelijk te redden. En Anna drukte
+zij schreiende van vreugde aan haar hart. Maar daarna werd haar gelaat
+overtogen door een uitdrukking van onuitsprekelijke droefheid, en zij
+trok Aelbert tegen zich aan en riep zacht uit, terwijl uit haar toon
+jammer en droefheid klonk:</p>
+
+<p>&bdquo;Ach Aelbert, dat je Vader deze vreugde nu niet zien mag. Hoe zou hij
+zich verheugd hebben....&rdquo;</p>
+
+<p>Verschrikt en ontsteld maakte Aelbert zich uit de armen zijner moeder
+los, en vroeg:</p>
+
+<p>&bdquo;Moeder,&mdash;wat zegt u daar?&mdash;Vader is toch niet&mdash;&rdquo;</p>
+
+<p>Vrouw Geerte barstte in hevige snikken uit, en zacht antwoordde ze:</p>
+
+<p>&bdquo;God weet het, kind, of hij nog leeft. Hij is in de handen der
+Spanjaarden gevallen, en ik ducht, dat zij met den gevreesden 't Hoen
+weinig medelijden zullen hebben. O,&mdash;gisteren is hij bij de Diemerschans
+door de Spanjaarden gevangen genomen,&mdash;en wreedaardig als zij zijn,
+zullen zij hem wel gedood hebben...&rdquo;</p>
+
+<p>Doodsbleek hoorden Aelbert en Marten deze vreeselijke tijding aan, en
+Aelbert drongen de tranen in de oogen.</p>
+
+<p>&bdquo;Arme,&mdash;arme vader,&rdquo; mompelde hij zacht, en <span class="pagenum" title="221"></span><a id="p_221"></a>in zijne verbeelding zag
+hij reeds, hoe de vijanden den ongelukkige hadden doodgemarteld...</p>
+
+<p>Zij begaven zich naar de woonkamer, waar enkele Vrijbuiters om de
+tafel zaten. Zij hadden den noodlottigen strijd aan de Diemerschans
+medegemaakt, waar Oranje een laatste poging had gedaan om Haarlem te
+ontzetten, maar waar zijn leger totaal verslagen en zijne vloot op de
+vlucht gejaagd was. De Kennemer Vrijbuiters hadden na een dapper gevecht
+een goed heenkomen moeten zoeken, en 't Oude Hoen was daarbij door de
+vijanden gevangen genomen en in triomf medegevoerd.</p>
+
+<p>Zwijgend en somber zaten de Vrijbuiters, die zoo pas waren aangekomen en
+de vreeselijke tijding hadden medegedeeld, om de tafel, en met weemoed
+dachten zij aan het vreeselijke lot, dat hun dapperen aanvoerder
+getroffen had. O, zij twijfelden er niet aan, of de Spanjaarden zouden
+hem een ontzettenden marteldood laten sterven.</p>
+
+<p>De komst der jongelieden bracht eenige levendigheid onder deze stoere
+mannen en verschafte hun vreugde, want de jonge Vrijbuiters stonden bij
+hen in hoog aanzien. Zij verheugden zich in hunne terugkomst en waren
+blijde, dat Anna de belegerde stad ontkomen was. Maar spoedig werd het
+weer stil in de kamer, en hoorde men bijna niets anders dan het zuchten
+van vrouw Geerte, die hare droefheid en tranen niet bedwingen kon en
+hevig <span class="pagenum" title="222"></span><a id="p_222"></a>snikte. En zij zagen met deernis het bleeke gelaat van Aelbert,
+die door de vreeselijke tijding diep geschokt was.</p>
+
+<p>Opeens verbrak Marten de stilte door te vragen:</p>
+
+<p>&bdquo;Vrienden, zouden wij geen poging kunnen doen om hem te redden? Wie
+weet, waarheen hij gevoerd is?&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Hem redden?&rdquo; vroeg <ins class="corr" id="corr22" title="Bron: Cleas">Claes</ins> Kees Symensen, &bdquo;hoe zouden wij dat
+moeten doen, Marten? Wij weten niet eens, waar hij zich bevindt...&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;En zou hij nog wel in leven zijn? Ik betwijfel het,&rdquo; sprak Jan
+<ins class="corr" id="corr23" title="Bron: Diewens">Dieuwers</ins> zacht. &bdquo;Voor een Vrijbuiter heeft de Spanjaard
+geen genade, en stellig niet voor 't Oude Hoen!&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Maar we konden het toch beproeven,&rdquo; hield Marten vol. &bdquo;Als een van ons
+een dergelijk lot getroffen had, weet ik zeker, dat hij rust noch duur
+zou gehad hebben...&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Maak je geen illusies, Marten,&rdquo; viel Symensen in. &bdquo;Hadt jij, evenals
+wij, de vreugdekreten der vijanden gehoord, toen 't gevreesde Hoen hun
+in handen viel, dan zou je geen oogenblik twijfelen aan zijn lot. Ik ben
+er van overtuigd, dat hij niet meer leeft...&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;O, als zij hem maar niet gemarteld hebben,&rdquo; snikte Aelbert, terwijl hij
+zijne moeder de armen om den hals sloeg en zijn hoofd tegen haar
+schouder vlijde.</p>
+
+<div class="figcenter" style="width: 398px;">
+<a href="images/ill_p222a.jpg"><img src="images/ill_p222ath.jpg" width="398" height="264" alt="" title="Klik voor vergroting (1325×880px, 222kb)" /></a>
+</div>
+
+<p><span class="pagenum" title="223"></span><a id="p_223"></a></p>
+
+<p>Anna stond met tranen in de oogen naast de bedroefde vrouw. Zij sprak
+niet, want woorden van troost wist zij niet, maar zij had de hand der
+arme vrouw in de hare genomen, en drukte die met innig medelijden.</p>
+
+<p>Weer ontstond een diepe stilte in het vertrek.</p>
+
+<p>Tot plotseling de deur geopend werd, en&mdash;'t Oude Hoen in levenden lijve
+aan den ingang verscheen.</p>
+
+<p>Geerte slaakte een kreet van vreugde en wierp zich schreiende in zijne
+armen. Ook Aelbert en Marten sprongen op en ijlden naar hem toe, en de
+Vrijbuiters stonden in de grootste verbazing hem aan te staren. Maar
+vreugde tintelde in hun oog, en een blijde glimlach plooide hunne
+lippen.</p>
+
+<p>&bdquo;'t Oude Hoen!&rdquo; riep Claes Kees Symensen verheugd uit. &bdquo;God lof! Hij is
+het gevaar ontkomen!&rdquo;</p>
+
+<p>En van alle kanten klonk het: &bdquo;Godlof! Godlof! Hij leeft, en is het
+gevaar ontkomen!&rdquo;</p>
+
+<p>'t Oude Hoen sloeg zijn eenen arm om zijne vrouw en zijn anderen om
+Aelbert, die beiden niet spreken konden van vreugde, en zeide met
+krachtige stem:</p>
+
+<p>&bdquo;Ja, mijne vrienden, ik ben het gevaar ontkomen, maar niet door eigen
+kracht. Thans weet ik, dat ook in het hart van een Spanjaard
+edelmoedigheid kan wonen. Vrijwillig en zonder losgeld heeft mijn vijand
+mij de vrijheid hergeven...&rdquo;</p>
+
+<p><span class="pagenum" title="224"></span><a id="p_224"></a></p>
+
+<p>De grootste verbazing stond op aller gelaat te lezen, en menigeen
+mompelde: &bdquo;De vrijheid hergeven, zonder losprijs? Hoe is dat mogelijk?&rdquo;</p>
+
+<p>&bdquo;Ik was gevangen genomen door de Walen, die mij voor hun veldheer
+brachten, en verwachtte niets anders dan den dood, en wel den
+smartelijksten, dien men mij zou kunnen aandoen. Maar de Overste zei met
+vriendelijke stem:</p>
+
+<p><ins class="corr" id="corr24" title="Niet in Bron.">&bdquo;</ins>&bdquo;'t Hoen, dit is de tweede maal, dat ik u ontmoet.
+Den eersten keer bood ik u als gedachtenis een geschenk aan, dat door u
+geweigerd werd. Thans schenk ik u niet alleen het leven, maar ook de
+vrijheid. Ga heen, en onthoud, dat ook een Spanjaard edelmoedig kan
+zijn.&rdquo;<ins class="corr" id="corr25" title="Niet in Bron.">&rdquo;</ins></p>
+
+<p>&bdquo;Zijn naam?&rdquo; riep de voortvarende Symensen uit. &bdquo;Hoe is de naam van dien
+edelen Spanjaard?&rdquo;</p>
+
+<p>En kalm was het antwoord:</p>
+
+<p>&bdquo;De Heer Van Licques!&rdquo;</p>
+
+<hr class="hr18" />
+
+<p>Hiermede is mijn verhaal ten einde. Anna bleef in de Hoeve van 't Oude
+Hoen, waar Vrouw Geerte haar weldra lief kreeg als eene dochter.</p>
+
+<p>De Kennemer Vrijbuiters zetten nog langen tijd den strijd tegen de
+Spanjaarden voort, en bedreven nog menige roemrijke daad, zooals men die
+in elke <span class="pagenum" title="225"></span><a id="p_225"></a>uitgebreide beschrijving van onze Vaderlandsche Historie vinden
+kan. En zij rustten niet, voordat Holland voor goed van de Spanjaarden
+was gezuiverd. In het volgende jaar begon van Alkmaar de Victorie, die
+in 1648 met een eervollen vrede en eene algeheele vrijheid werd bekroond.</p>
+
+<p class="center margin2 g2 noi">EINDE.</p>
+
+<div class="inhoud">
+
+<p><span class="pagenum" title="226"></span><a id="p_226"></a></p>
+
+<h2 class="h2inh" id="inhoud">INHOUD.</h2>
+
+<hr class="chbegin" />
+
+<table class="toc" id="toc" summary="Inhoudsopgave">
+<tbody>
+ <tr><td></td><td></td><td class="tdr">Blz.</td></tr>
+ <tr>
+ <td class="tdl"><a href="#hoofdstuk_I">I.</a></td>
+ <td class="tdl"><span class="mixcap">De boerenhoeve aan den Zuiddijk en hare bewoners</span></td>
+ <td class="tdr"><a href="#p_7">7</a></td>
+ </tr>
+ <tr>
+ <td class="tdl"><a href="#hoofdstuk_II">II.</a></td>
+ <td class="tdl"><span class="mixcap">Ongewenscht bezoek, en hoe Kees daar een einde aan maakte</span></td>
+ <td class="tdr"><a href="#p_21">21</a></td>
+ </tr>
+ <tr>
+ <td class="tdl"><a href="#hoofdstuk_III">III.</a></td>
+ <td class="tdl"><span class="mixcap">Wybe Sjoerds verveelt zich, en Marten krijgt eene uitnoodiging</span></td>
+ <td class="tdr"><a href="#p_41">41</a></td>
+ </tr>
+ <tr>
+ <td class="tdl"><a href="#hoofdstuk_IV">IV.</a></td>
+ <td class="tdl"><span class="mixcap">Een schoone dag, die een droevig einde had</span></td>
+ <td class="tdr"><a href="#p_65">65</a></td>
+ </tr>
+ <tr>
+ <td class="tdl"><a href="#hoofdstuk_V">V.</a></td>
+ <td class="tdl"><span class="mixcap">De jonge zwerver</span></td>
+ <td class="tdr"><a href="#p_88">88</a></td>
+ </tr>
+ <tr>
+ <td class="tdl"><a href="#hoofdstuk_VI">VI.</a></td>
+ <td class="tdl"><span class="mixcap">Onder de Vrijbuiters</span></td>
+ <td class="tdr"><a href="#p_104"><ins class="corr" id="corr26" title="Bron: 134">104</ins></a></td>
+ </tr>
+ <tr>
+ <td class="tdl"><a href="#hoofdstuk_VII">VII.</a></td>
+ <td class="tdl"><span class="mixcap">De Spanjaarden te Westzaan. Een bezoek aan de ruïne der verbrande hoeve</span></td>
+ <td class="tdr"><a href="#p_119">119</a></td>
+ </tr>
+ <tr>
+ <td class="tdl"><a href="#hoofdstuk_VIII">VIII.</a></td>
+ <td class="tdl"><span class="mixcap">Aelbert en Marten vangen een vink met gouden veêren</span></td>
+ <td class="tdr"><a href="#p_136">136</a></td>
+ </tr>
+ <tr>
+ <td class="tdl"><a href="#hoofdstuk_IX"><ins class="corr" id="corr27" title="Bron: XI">IX</ins>.</a></td>
+ <td class="tdl"><span class="mixcap">Op den Sparendammer dijk</span></td>
+ <td class="tdr"><a href="#p_165">165</a></td>
+ </tr>
+ <tr>
+ <td class="tdl"><a href="#hoofdstuk_X">X.</a></td>
+ <td class="tdl"><span class="mixcap">Hoe de jonge Vrijbuiters in het vijandelijk kamp kwamen, en hoe zij het verlieten</span></td>
+ <td class="tdr"><a href="#p_180">180</a></td>
+ </tr>
+ <tr>
+ <td class="tdl"><a href="#hoofdstuk_XI">XI.</a></td>
+ <td class="tdl"><span class="mixcap">In de bedreigde veste</span></td>
+ <td class="tdr"><a href="#p_194">194</a></td>
+ </tr>
+ <tr>
+ <td class="tdl"><a href="#hoofdstuk_XII">XII.</a></td>
+ <td class="tdl"><span class="mixcap">In de nachtelijke duisternis, en hoe een Spanjaard zijn woord van eer inloste</span></td>
+ <td class="tdr"><a href="#p_209"><ins class="corr" id="corr28" title="Bron: 299">209</ins></a></td>
+ </tr>
+</tbody>
+</table>
+
+</div>
+
+<div class="adv">
+
+ <p><span class="pagenum" title="ad1"></span><a id="p_ad1"></a></p>
+
+ <p class="pers"><span class="u"><b>DE PERS OVER:</b></span></p>
+
+ <p class="adhead size250">De Kennemer Vrijbuiter</p>
+
+ <p class="adhead size90">DOOR</p>
+
+ <p class="adhead size115">C. JOH. KIEVIET.</p>
+
+ <p class="adhead size80">Rijk geïllustreerd door JOHAN BRAAKENSIEK.</p>
+
+ <p class="adhead size75">Prijs in geïll. omslag <b>f1.50</b>, in prachtband <b>f1.90</b>.</p>
+
+ <hr class="hrad" />
+
+ <p class="adtxt">Met veel genoegen hebben wij dit boek van den bekenden kinderschrijver
+ gelezen. Het voert den lezer terug naar de tijden van het beleg van
+ Haarlem en Alkmaar. De levendige beschrijving van de vele avontuurlijke
+ lotgevallen der handelende personen zal door meisjes zoowel als door
+ jongens met graagte genoten worden, terwijl ook hun geschiedenis er door
+ wordt uitgelegd en bevestigd.
+ <span class="recensent"><i>Het Nieuwe Schoolblad.</i></span></p>
+
+ <hr class="hrad" />
+
+ <p class="adtxt">Een solied geschiedenis-verhaal uit den tijd van 't Hoen, belangwekkend
+ gemaakt door de beschrijving van de lotgevallen eener familie, die te
+ lijden heeft.</p>
+
+ <p class="adtxt">Kinderen, die van Vaderl. historie houden, zullen het boek met veel
+ genoegen lezen.
+ <span class="recensent"><i>Rapport der Commissie voor Kinderlectuur
+ in &bdquo;Het Schoolblad&rdquo;.</i></span></p>
+
+ <hr class="hrad" />
+
+ <p class="adtxt">Het verhaal is buitengewoon boeiend. Naar waarheid heeft de schrijver de
+ Spanjaarden en de Geuzen geteekend in hun ruwheid, maar ook in hun
+ onversaagdheid; het zijn spannende avonturen, waarvan hij vertelt.
+ <span class="recensent"><i>Algemeen Handelsblad.</i></span></p>
+
+ <hr class="hrad" />
+
+ <p class="adtxt">Een interessant jongensboek, dat onze jeugd met graagte zal lezen; dat
+ haar een helderen kijk geeft op den toestand der Zaansche dorpen in den
+ Spaanschen tijd.
+ <span class="recensent"><i>De Zaanstreek.</i></span></p>
+
+ <hr class="hrad" />
+
+ <p class="adtxt">De jongens vinden van hun gading in &bdquo;De Kennemer Vrijbuiter&rdquo;. De
+ illustraties zijn van <span class="mixcap">Braakensiek</span>, dus goed. Een keurig en levendig doek
+ gespannen over 't geraamte hunner schoolkennis.
+ <span class="recensent"><i>De Kerkelijke Courant.</i></span></p>
+
+ <hr class="hrad" />
+
+ <p class="adtxt">Ook dit historisch verhaal is weer onderhoudend en prettig geschreven.
+ Het tooneel der handeling is in hoofdzaak de Zaanstreek, in welker
+ historie de schrijver blijkens zijn vroegere werken zoo geheel thuis is.
+ Dat de in dit verhaal genoemde <span class="pagenum" title="ad2"></span><a id="p_ad2"></a>vrijbuiters werkelijk hebben geleefd en
+ dat hunne daden hier naar waarheid zijn beschreven, zal de
+ belangstelling ongetwijfeld nog verhoogen voor dit werk, dat door <span class="mixcap">Joh.
+ Braakensiek</span> met aardige illustraties is verrijkt.
+ <span class="recensent"><i>De Tijdspiegel.</i></span></p>
+
+ <hr class="hrad" />
+
+ <p class="adtxt">Dit is een zeer degelijk-geschiedkundig verhaal, waarin de jongens
+ kennis maken met den Kennemer vrijbuiter &bdquo;'t Oude Hoen&rdquo;. Het is mooi
+ geïllustreerd door <span class="mixcap">Johan Braakensiek</span>.</p>
+
+ <p class="adtxt">Het boek ziet er heel prettig en aantrekkelijk uit. Het is weer in den
+ gewonen prettigen trant geschreven.
+ <span class="recensent"><i>Het Kind.</i></span></p>
+
+ <hr class="hrad" />
+
+ <p class="adtxt">Dit is een boek van veel en nauwgezette studie, dat voor onze kinderen
+ de geschiedenis der Kennemer Vrijbuiters wil doen leven. Dit boek is een
+ aanwinst voor onze kinderlitteratuur.
+ <span class="recensent"><span class="mixcap">Ida H.</span> in <i>de Vrouw</i>.</span></p>
+
+ <hr class="hrad" />
+
+ <p class="adtxt">We wenschen het werk in de handen van zeer veel jeugdige landgenooten.
+ <span class="recensent"><i>De Telegraaf.</i></span></p>
+
+ <hr class="hrad" />
+
+ <p class="adtxt">De heer <span class="mixcap">Kieviet</span> beschrijft in zijn Kennemer Vrijbuiter eenige episoden
+ uit het leven der Zaanlandsche boeren van die dagen. Hij laat ons eerst
+ kennis maken met de Watergeuzen, onder wie zelfs een Sonoy slechts met
+ moeite de tucht kon handhaven. Daarna verhaalt hij van een plunder- en
+ moordtocht der Spanjaarden van Amsterdam (<ins class="corr" id="corr29" title="Niet in Bron.">&bdquo;</ins>Moorddam&rdquo;) naar de
+ Zaanstreek en verplaatst den lezer ten slotte te midden der Kennemer
+ vrijbuiters, van wie 't Hoen het middelpunt is.</p>
+
+ <p class="adtxt">Zoo bevat het boek eene reeks van spannende gebeurtenissen en
+ avontuurlijke daden, die in hoofdzaak historisch getrouw zijn
+ medegedeeld en door het bijwerk van den schrijver zijn samengeregen tot
+ een leerrijk en onderhoudend geheel.</p>
+
+ <p class="adtxt">Onze jongens zullen met klimmende belangstelling de lotgevallen van den
+ eenvoudigen, maar fermen, vijftienjarigen boerenknaap volgen, wiens
+ ouders door de Spanjaarden worden vermoord, die zich daarop bij de
+ Kennemer vrijbuiters aansluit, niet de minst stoute onder de
+ onversaagden blijkt te zijn en wien het ten slotte gelukt zijne
+ spoorloos verdwenen zuster bij zijne pleegouders terug te brengen.</p>
+
+ <p class="adtxt">Het bevat teekeningen van <span class="mixcap">Braakensiek</span>.</p>
+
+ <div class="recensfloat">
+ <span class="mixcap">K. Westerling</span> in<br />
+ <i>de Amsterdammer, Weekbl. voor Nederland.</i>
+ </div>
+
+ <hr class="hrad" />
+
+ <p class="adtxt">De jeugdige lezers zullen door dit boek eenige voorstelling krijgen van
+ het volksleven in die dagen, hoe de Spanjaarden konden huishouden, hoe
+ de Vrijbuiters vochten, en met belangstelling zullen zij de avonturen
+ van Marten Floriszoon volgen, die, nadat zijne ouders door de
+ Spanjaarden vermoord waren, zich bij de vrijbuiters aansloot.
+ <span class="recensent"><i>Bredasche Courant.</i></span></p>
+
+ <hr class="hrad" />
+
+ <p class="adtxt">Het boek ziet er smakelijk uit.
+ <span class="recensent"><i>Het Vaderland.</i></span></p>
+
+ <hr class="hrad" />
+
+ <p class="adtxt">In dit boek boeit hij zijne jonge lezers door van de Kennemer
+ Vrijbuiters te vertellen.
+ <span class="recensent"><i>N. Rotterd. Courant.</i></span></p>
+
+ <hr class="chend" />
+
+ <p><span class="pagenum" title="ad3"></span><a id="p_ad3"></a></p>
+
+ <p class="adhead size300">IN DEN OTTER</p>
+
+ <p class="adhead size80">DOOR</p>
+
+ <p class="adhead size180">C. JOH. KIEVIET.</p>
+
+ <p class="adhead">Rijk geïllustreerd door JOHAN BRAAKENSIEK.</p>
+
+ <p class="adhead size80">PRIJS IN GEÏLL. OMSLAG &fnof;<b>1.50</b>. IN PRACHTBAND &fnof;<b>1.90</b>.</p>
+
+ <hr class="chbegin" />
+
+ <p class="adtxt">Een historisch verhaal uit den tijd der Fransche overheersching. Ook de
+ heer <span class="mixcap">Kieviet</span> kent de jeugd en haar toon. Hij heeft minder een eigen
+ manier, dan de zoo beslist oorspronkelijke heer Been. <span class="mixcap">Kieviet's</span> manier
+ is meer een herleving van die van Louwerse, Goeverneur, Andriessen. Maar
+ die toch op hun allerbest. En hij wordt nog steeds beter, onbevangener,
+ amusanter.</p>
+
+ <p class="adtxt">Wij vinden &bdquo;<i>In den Otter</i>&rdquo; van zijn tot nu verschenen boeken het beste.
+ <span class="mixcap">Joh. Braakensiek</span> illustreerde het.
+ <span class="recensent"><i>Rotterd. Nieuwsblad.</i></span></p>
+
+ <hr class="hrad" />
+
+ <p class="adtxt">&bdquo;<i>In den Otter</i>&rdquo; door <span class="mixcap">C. Joh. Kieviet</span>, geïllustreerd door <span class="mixcap">Joh.
+ Braakensiek</span>, Amersfoort Valkhoff &amp; Co., prijs f1.50 en f1.90, is een
+ historisch verhaal, blijkbaar, al staat het nergens aangegeven, bestemd
+ voor jongelieden van af 10 tot 14 jaar. Het behandelt een episode uit
+ den laatsten tijd der Fransche overheersching, een volksbeweging in de
+ geheele Zaanstreek tegen een nieuwe lichting voor de Nationale Garde,
+ door Napoleon uitgeschreven. Het gezin in &bdquo;den Otter&rdquo; ook al
+ uiteengerukt, doordat de oudste zoon den noodlottigen Russischen
+ veldtocht moet meemaken, vormt het middelpunt van de gebeurtenissen, die
+ met groote levendigheid en blijkbaar na degelijk historische studie
+ beschreven worden. Het verzet wordt met geweld onderdrukt, en eenige
+ huisvaders die de beweging, waarbij geen bloed gevloeid had, leidden,
+ gefusilleerd.</p>
+
+ <p class="adtxt">Frisch en aangrijpend heeft de schrijver het verloop dezer droevige zaak
+ beschreven, daarbij voor afwisseling zorgende door de rol, die de kleine
+ Jan uit &bdquo;den Otter&rdquo; vervult als redder van een paar der leiders en als
+ aanvoerder van zijn kameraadjes, die&mdash;onderdrukking en Fransche
+ overheersching ten spijt&mdash;toch als echte Zaansche jongens ravotten en
+ spelen, alleen wel eens wat heel wijs redeneeren.</p>
+
+ <p><span class="pagenum" title="ad4"></span><a id="p_ad4"></a></p>
+
+ <p class="adtxt">De Fransche douaniers en gendarmen hebben 't natuurlijk in dezen tijd
+ hard te verantwoorden, soms schijnt het ons wel toe dat van een der
+ laatsten, den spionneerenden en drinkenden Narot, te veel een caricatuur
+ gemaakt is.</p>
+
+ <p class="adtxt">We zijn met &bdquo;In den Otter&rdquo; een goed historisch verhaal rijker geworden,
+ waaruit oudere kinderen meer geschiedenis kunnen leeren dan uit veel
+ droge handboeken. Het afschuwelijke doodvonnis over zes menschen, wier
+ eenige misdaad bestond in het leiden eener beweging tegen schandelijk
+ machtsmisbruik, heel de ellende, beschreven in de brieven van den
+ broeder, die den Russischen veldtocht meemaakt, ze zijn een zoo ernstig
+ pleidooi tegen oorlog en machtsmisbruik, dat we niet behoeven te vreezen
+ de kinderen hier in aanraking te brengen met treurige werkelijkheden,
+ wijl de voorstelling vrij blijft van alle opsiering en chauvinisme. Wij
+ aarzelen dan ook niet &bdquo;In den Otter&rdquo; in de bibliotheek van den
+ Nederlandschen Kinderbond op te nemen en ter lezing aan te bevelen voor
+ goed ontwikkelde jongens en meisjes.
+ <span class="recensent"><i>Correspondentieblad v/d. Nederl. Kinderbond.</i></span></p>
+
+ <hr class="hrad" />
+
+ <div class="figright" style="width: 224px;">
+ <a href="images/ill_ad04.png"><img src="images/ill_ad04th.png" width="224" height="388" alt="" title="Klik voor vergroting (453×783px, 37kb)" /></a>
+ </div>
+
+ <p class="adtxt">Was het ons een aangename taak voor enkele jaren in dit blad het boek
+ &bdquo;Jongens van Oudt-Hollandt&rdquo; door <span class="mixcap">C. Joh. Kieviet</span> aan te kondigen, met
+ meer animo nog zetten we ons om het nieuwste werk van dezen talentvollen
+ auteur met een enkel woord bij onze lezers in te leiden.</p>
+
+ <p class="adtxt"><i>In den Otter</i>, een verhaal uit den Franschen tijd, speelt van het begin
+ tot het einde te Zaandam; het terrein der feiten is zelfs beperkt tot
+ den Dam en zijne omgeving.</p>
+
+ <p class="adtxt">Wij hebben van dit kinderboek&mdash;al zijn we reeds geruimen tijd van de
+ jongensjaren verwijderd helaas&mdash;met groot genoegen kennis genomen. Het
+ verhaal, ofschoon eenvoudig en onopgesmukt, <span class="pagenum" title="ad5"></span><a id="p_ad5"></a>heeft ons dermate geboeid,
+ dat we het in één stuk door hebben uitgelezen. Dit is te danken
+ allereerst aan den spannenden verhaaltrant&mdash;het geheim van dezen
+ schrijver voor de jeugd&mdash;aan de oordeelkundige keuze van historische
+ feiten uit dit fel bewogen tijdperk voor den opzet, en zeker ook voor
+ een deel aan de bekendheid met personen en toestanden. Veel, wat nog is,
+ doet denken aan wat toen bestond, en het heeft ook een eigenaardige
+ bekoring overal in het verhaal namen te ontmoeten van familiën, wier
+ nazaten nog onder ons leven. Het gaat natuurlijk niet aan in een bestek,
+ als ons in dit blad kan worden toegestaan, alles te noemen, wat
+ bijzondere attractie heeft voor ons en vooral voor onze jeugdige
+ stadgenooten. Maar bij eenig overdenken komen ons voor den geest: de
+ aangrijpende beschrijving van het vertrek der conscrits; de sobere en
+ toch meesterlijke schets van het lijden en de ellende, die onze
+ jongelingen in Rusland hadden te doorstaan<ins class="corr" id="corr30" title="Bron: :">;</ins> de vermakelijke
+ wijze, waarop een paar flinke Hollandsche jongens den gehaten gendarme
+ te pakken nemen; maar ook de nobele wijze, waarop dezelfde jongens alles
+ wagen om anderen te helpen tegen de vervolging der Franschen.</p>
+
+ <p class="adtxt">In overeenstemming met de historie is het oproer met zijn droeve
+ gevolgen geschetst; dit gedeelte is zeer treffend weergegeven.</p>
+
+ <p class="adtxt">De heer <span class="mixcap">Kieviet</span> zou zijn reputatie als kinderschrijver ontrouw geworden
+ zijn, als hij niet een paar komische voorvallen en guitige personen in
+ zijn verhaal had gebracht. Ze ontbreken dan ook niet. Hendrik Marinus,
+ knecht van Molaan uit &bdquo;de Zon&rdquo;, treedt hier en daar op met zijn grappige
+ uitvallen, en de beide knapen, die een hoofdrol in de geschiedenis
+ vervullen, Jan Lobherr uit den Otter en Meijndert Molaan, zijn een paar
+ jongens om aan je hart te drukken.</p>
+
+ <p class="adtxt">De heer <span class="mixcap">Braakensiek</span> heeft voor de illustratie gezorgd; deze mededeeling
+ is voldoende om onze lezers te overtuigen, dat ze prachtig is.</p>
+
+ <p class="adtxt">Geen twijfel, of dit boek zal door onze jongens en meisjes worden
+ verslonden. We kennen niet de grootte der oplage, maar het wil ons toch
+ voorkomen, dat zij òf geheel, òf voor een zeer groot deel wel plaats zal
+ vinden in onze omgeving, want voor de bewoners der Zaanstreek heeft het
+ boek al een bijzondere aantrekkelijkheid. Van harte wenschen we den
+ schrijver geluk met dezen wèlgeslaagden arbeid: hij heeft zich daarmee
+ opnieuw verdienstelijk gemaakt tegenover de opvoeding onzer kinderen,
+ want goede frissche lectuur werkt daaraan krachtig mede ten goede.
+ <span class="recensent"><i>Zaanlandsche Courant.</i></span></p>
+
+ <hr class="hrad" style="clear: left;" />
+
+ <p class="adtxt">&bdquo;<i>In den Otter</i>&rdquo; is een goed geschreven verhaal uit de tijd der Franse
+ overheersing. De schrijver geeft een kijkje in het leven der Zaanlandse
+ bevolking uit die tijd, en getrouw aan z'n gewoonte om kinderen in z'n
+ kinderverhalen tot de helden <span class="pagenum" title="ad6"></span><a id="p_ad6"></a>der histories te maken, groepeert hij om
+ de jongens die hij op laat treden de verschillende gebeurtenissen, welke
+ die tijd zo spannend en vreselik maken. De ouders van z'n jongens nemen
+ deel aan opstanden, worden deswege vervolgd, vluchten of worden
+ gefusileerd, zien geliefde kinderen naar de oorlog vertrekken en leven
+ in gestadige angst voor de dingen die komen kunnen, en de kinderen leven
+ op hun manier alles mee. Al de smaad, en het verterend verdriet, de
+ wanhoop en de haat van de ongelukkige mensen, die zuchten onder de
+ ijzeren scepter van de franse tiran, worden weerspiegeld in het gemoed
+ der jongens, en al de ergernis en het zelfverwijt van de ouderen, die
+ met weerzin moeten terugdenken aan die rampzalige roes, waarin ze de
+ overweldigers zelf hadden ingehaald, uit zich bij hun kinderen in menig
+ ondeugende streek, die zij zich tegenover de vertegenwoordigers van 't
+ onwettige gezag veroorloven.</p>
+
+ <p class="adtxt">De jolige jongens verliezen echter ondanks de treurigheid, die ze van
+ alle kanten omringt, toch hun ware aard niet, al schijnt dit gevaar in
+ de aanvang van het verhaal te dreigen, waar de twaalfjarige Jan en zijn
+ dito vriend Meijndert al een heel onkinderlike taal spreken. Neen, het
+ blijven gelukkig vroolike snaken, en hoewel sommige hunner, als het
+ noodig is, blijk geven van onversaagde heldenmoed, toch
+ <ins class="corr" id="corr31" title="Bron: b!ijft">blijft</ins> de onbezorgde geest, die kinderen ondanks alles zoo
+ eigen is, de boventoon houden, waardoor dit ernstige boek toch een echt
+ kinderboek blijft.</p>
+
+ <p class="adtxt">Niet het minst ook door de goede afloop van de gehele geschiedenis. Want
+ is het boek een verhaal van leed en strijd, het is er tevens een van
+ geluk en overwinning. Beginnende juist als de druk van de tirannie zich
+ het zwaarst gevoelen doet, eindigt het met de zegepraal der vrijheid. En
+ die zegepraal gaat gepaard met blijde tonelen van het weerzien van
+ geliefde betrekkingen, zoodat bij velen de vreugde over de herwonnen
+ volksvrijheid verhoogd wordt door herboren familiegeluk.</p>
+
+ <p class="adtxt">Allerlei aardige, voor kinderen belangwekkende gebeurlikheden zijn door
+ het verhaal heen gevlochten, en tot slot laat de schrijver een heerlijk
+ troepje kozakken optreden tot vermaak van de Zaanlandse jongens en zeker
+ ook wel van de lezers van z'n boek, kozakken, gezegend met al de weinige
+ deugden en vele eigenaardigheden van dat bekende volkje, waardoor de
+ vrolikheid het laatste woord krijgt. Onze jongens zullen het boek zeker
+ met groot genoegen lezen, en het zij hun van harte gegund, want het is
+ een goed boek en ze kunnen er nog wel iets uit leeren.
+ <span class="recensent"><i>School en Leven.</i></span></p>
+
+ <p><span class="pagenum" title="ad7"></span><a id="p_ad7"></a></p>
+
+ <hr class="tb" />
+
+ <p class="adhead size250" style="font-weight: 900;">Jongens van Oudt-Holland</p>
+
+ <p class="adhead size75">DOOR</p>
+
+ <p class="adhead size160" style="font-weight: 900;">C. JOH. KIEVIET.</p>
+
+ <p class="adhead size80" style="font-weight: 900;">Rijk geïllustreerd door JOHAN BRAAKENSIEK.</p>
+
+ <p class="adhead size90">Prijs in geïll. omslag <b>f1.50</b>. In prachtband <b>f1.90</b>.</p>
+
+ <p class="adhead size115" style="font-weight: 900;">2e <span class="g2">DRUK</span>.</p>
+
+ <p class="pers"><b>De Pers over dit boek:</b></p>
+
+ <p class="adtxt">Een flink aardig boek voor jongens en meisjes, ook geschikt voor een
+ Volksbibliotheek. Het geeft een levendige voorstelling van het doen en
+ laten onzer voorouders in den tijd van Czaar Peter, die hier het
+ scheepstimmeren kwam leeren.</p>
+
+ <p class="adtxt">Het is een aardig leerzaam verhaal, boeiend voor kinderen, onderhoudend
+ voor ouderen, en het karakter van den Czaar is zoo frisch geschetst; 't
+ geheel is als bijzonder gelukkig geslaagd te noemen. <span class="mixcap">Braakensiek</span>
+ verhoogde de aantrekkelijkheid door goede teekeningen.
+ <span class="recensent"><i>Belang en Recht.</i></span></p>
+
+ <hr class="hrad" />
+
+ <p class="adtxt">De schrijver van zooveel flinke, aantrekkelijke jongensboeken verplaatst
+ ons hier in het eind der 17e eeuw, en geeft door zijn levendigen,
+ aanschouwelijken schrijftrant een duidelijk beeld van een dier
+ belangrijkste tijdperken uit de Zaanstreek. Zooals de schrijver zelve
+ zegt, heeft hij werkelijk historische personen ten tooneele gevoerd, en
+ hun lotgevallen naar waarheid vermeld. Zelfs de jongens, die in het
+ verhaal voorkomen, hebben voor het meerendeel geleefd, doch hun
+ lotgevallen berusten gedeeltelijk op fantasie. De vele historische
+ aanteekeningen over den tijd, waarin Czaar Peter als Pieterbaas te
+ Zaandam werkte, en betreffende den bloei van die streek, stelden hem in
+ staat uit de rijke stof zooveel te putten, dat er een boeiend verhaal
+ kon ontstaan, dat den lezer heel dien tijd doet meeleven. Zulke boeken
+ behooren èn om den inhoud èn om den vorm tot de juweeltjes van een goede
+ bibliotheek. Voor leerlingen eener hoogste klasse, 12-14 jaar en ouder,
+ is dit je lectuur.</p>
+
+ <p class="adtxt">De illustraties zijn keurig; dit waarborgt trouwens de naam <span class="mixcap">Braakensiek</span>.
+ <span class="recensent"><i>'t Onderwijs.</i></span></p>
+
+ <hr class="hrad" />
+
+ <p class="adtxt">Als eerste deel van &bdquo;Kieviet's Historische Bibliotheek&rdquo; verscheen bij
+ <span class="mixcap">Valkhoff &amp; Co.</span> te Amersfoort &bdquo;Jongens van <span class="pagenum" title="ad8"></span><a id="p_ad8"></a>Oudt-Holland&rdquo;, door <span class="mixcap">C. Joh.
+ Kieviet</span>, met aardige illustraties van <span class="mixcap">Joh. Braakensiek</span>. De schrijver
+ vertelt hier van het leven te Zaandam in den tijd, dat Czaar Peter daar
+ woonde. Hij heeft zich daarbij zooveel mogelijk aan de historie gehouden
+ en toch een aardig, opgewekt jongensboek geschreven.
+ <span class="recensent"><i>Algem. Handelsblad.</i></span></p>
+
+ <hr class="hrad" />
+
+ <p class="adtxt">In Kieviet's Geïllustreerde Historische Bibliotheek, uitgave <span class="mixcap">Valkhoff &amp;
+ Co.</span> te Amersfoort, is pas verschenen in een sprekenden prachtband
+ &bdquo;Jongens van Oudt-Holland&rdquo;, door <span class="mixcap">C. Joh. Kieviet</span>, waarvoor <span class="mixcap">Joh.
+ Braakensiek</span> de aanlokkende illustratiën leverde.</p>
+
+ <p class="adtxt">Boeken als &bdquo;Jongens van Oudt-Holland&rdquo; werken er toe mede, bij de jeugd
+ energie en zelfvertrouwen op te wekken. Ook de kleine naties kunnen
+ groote mannen voortbrengen, dat leert onze geschiedenis op tal van
+ bladzijden; maar 't is goed, dat deze lectuur ook uitspanningslectuur
+ bezielt.
+ <span class="recensent"><i>Arnh. Courant.</i></span></p>
+
+ <hr class="hrad" />
+
+ <div class="figright" style="width: 200px;">
+ <a href="images/ill_ad09.png"><img src="images/ill_ad09th.png" width="200" height="438" alt="" title="Klik voor vergroting (400×876px, 46kb)" /></a>
+ </div>
+
+ <p class="adtxt">Van <span class="mixcap">C. Joh. Kieviet</span>. Deze naam is immers voldoende om iederen jongen van
+ Holland naar het boek te doen grijpen.</p>
+
+ <p class="adtxt">De schrijver handhaaft door dit verhaal zijn naam. Meer hebben we niet
+ noodig ervan te zeggen. Ook hieruit leeren we de kinderen zonder dat ze
+ er bij denken. En het is zoo opwekkend, een stuk geschiedenis te lezen
+ uit den bloeitijd van Holland. Het zal er wel ingaan, dit boek.
+ <span class="recensent"><i>De Telegraaf.</i></span></p>
+
+ <hr class="hrad" style="clear: left;" />
+
+ <p class="adtxt">Een aardig jongensboek &bdquo;Jongens van Oudt-Holland&rdquo;, door <span class="mixcap">C. Joh. Kieviet</span>,
+ met illustraties van <span class="mixcap">Joh. Braakensiek</span>. Amersfoort <span class="mixcap">Valkhoff &amp; Co.</span></p>
+
+ <p class="adtxt">De goede jongensboekenschrijver <span class="mixcap">C. Joh. Kieviet</span> heeft in dit, zijn
+ nieuwste werk, het verblijf van Czaar Peter den Grooten te Zaandam
+ behandeld.</p>
+
+ <p class="adtxt">Nog steeds, zegt de heer <span class="mixcap">Honig</span>, is het voor het nageslacht welgevallig
+ met de gedachten zich in het gouden tijdperk onzer historie te
+ verplaatsen en het kan niet anders of bij de jongelieden wordt dan de
+ lust opgewekt tot navolging van de daden der voorvaderen. Boeken als
+ &bdquo;Jongens van Oudt Holland&rdquo; van den heer <span class="mixcap">Kieviet</span> werken daartoe zeker
+ mede!</p>
+
+ <p class="adtxt">De heer <span class="mixcap">Kieviet</span> heeft zijn onderwerp zoo prettig, zoo interessant en zoo
+ leesbaar behandeld, dat er alle reden is dit boek alweer voor zijn doel
+ voortreffelijk geslaagd te noemen. De figuur van den grooten Czaar in
+ zijn eenvoud en zijn humor staat in 't verhaal wel zoo aantrekkelijk
+ mogelijk. En <span class="mixcap">Braakensiek</span> heeft 't in den stijl geïllustreerd.
+ <span class="recensent"><i>Rott. Nieuwsblad.</i></span></p>
+
+ <hr class="hrad" style="clear: left;" />
+
+ <p class="adtxt">In dit vrij boeiende verhaal wordt het een en ander verteld uit het
+ leven aan den Zaankant ten tijde van Czaar Peter. Het berust deels op
+ historie, deels op phantasie, die evenwel geen vreemde sprongen maakt.
+ Het is mooi uitgegeven, en we kunnen het aanbevelen voor 12-jarigen.
+ <span class="recensent"><i>Rapport van de Commissie ter beoordeeling van Kinderlectuur.</i></span></p>
+
+ <hr class="hrad" style="clear: left;" />
+
+ <p><span class="pagenum" title="ad9"></span><a id="p_ad9"></a></p>
+
+ <p class="adtxt">Als schrijver van jongensboeken legt de bekende <span class="mixcap">C. Joh. Kieviet</span> een
+ werkelijk verbazende werkzaamheid aan den dag. Met ingenomenheid maken
+ we ten eerste melding van een fraai uitgegeven boek, getiteld &bdquo;Jongens
+ van Oudt-Holland&rdquo;, verschenen (bij <span class="mixcap">Valkhoff &amp; Co.</span>, Amersfoort) als
+ eerste deel van &bdquo;Kieviet's Historische Bibliotheek&rdquo;. Dit boek is
+ versierd met platen van <span class="mixcap">Johan Braakensiek</span>, die zoo bij uitstek het
+ Oudt-Hollandsche karakter weergeeft. Het behandelt de geschiedenis van
+ Czaar Peter en speelt in hoofdzaak te Zaandam. Voorts merkwaardigheden
+ over de eenmaal bloeiende Groenlandsche vaart. Ook een berucht
+ Zaankanter, Claes Compaen, die &bdquo;alderfameuste zeeroover&rdquo;, zooals de oude
+ journalen hem noemen, komt hierin voor.</p>
+
+ <p class="adtxt">Een bekend Zaansch historicus, de heer <span class="mixcap">G. J. Honig</span>, heeft in een
+ voorrede het een en ander opgemerkt over de hier behandelde stof.
+ Werkelijk een zeer aantrekkelijk boek.
+ <span class="recensent"><i>N. v. d. Dag.</i></span></p>
+
+ <hr class="hrad" style="clear: left;" />
+
+ <p class="adtxt">De ijverige schrijver voor de jeugd, <span class="mixcap">C. Joh. Kieviet</span>, begint een nieuwe
+ serie: &bdquo;Geïllustreerde Historische Bibliotheek&rdquo; welke zal bestaan uit
+ zes deelen, uitgegeven bij <span class="mixcap">Valkhoff &amp; Co.</span>, te Amersfoort. Het eerste
+ deel: &bdquo;Jongens van Oudt Holland&rdquo;, bevat de geschiedenis van Czaar Peter
+ te Zaandam. Het dankbare onderwerp is op levendige onderhoudende wijze
+ behandeld, en werkelijk goede, geestige illustraties van <span class="mixcap">Joh.
+ Braakensiek</span> verhoogen de waarde van het boek, dat zeker veel aftrek zal
+ vinden.
+ <span class="recensent"><i>De Avondpost.</i></span></p>
+
+ <hr class="hrad" style="clear: left;" />
+
+ <p class="adtxt">Dit boek heb ik met bizonder veel pleizier gelezen. Ik vind het een
+ aardig, prettig geschreven boek.
+ <span class="recensent"><i>Jeugd.</i></span></p>
+
+ <hr class="chend" />
+
+ <p><span class="pagenum" title="ad10"></span><a id="p_ad10"></a></p>
+
+ <p class="adhead size250" style="font-weight: 400;">AB EN Z'N VRIENDEN</p>
+
+ <p class="adhead word2"><span class="size115">DOOR</span> <span class="size150">C. JOH. KIEVIET.</span></p>
+
+ <p class="adhead size115">Rijk geïllustreerd door JAN SLUYTERS.</p>
+
+ <p class="adhead"><b>4e DRUK.</b> Prijs in geïll. omslag <b>f1.50</b>. In prachtband <b>f1.90</b>.</p>
+
+ <div class="figleft" style="width: 317px;">
+ <a href="images/ill_ad10.png"><img src="images/ill_ad10th.png" width="317" height="534" alt="" title="Klik voor vergroting (641×1080px, 69kb)" /></a>
+ </div>
+
+ <p class="pers" style="text-indent: 1em;"><b>Oordeel van de Pers:</b></p>
+
+ <p class="adtxt">Een echt frisch avontuurlijk jongensboek. Het is een verhaal van flinke
+ jongens en van jongens die liegen, maar later inzien hoe leelijk dit is:
+ een verhaal met een strekking, maar ook een amusant boek.
+ <span class="recensent"><i>Alg. Handelsblad.</i></span></p>
+
+ <hr class="hrad" style="clear: right;" />
+
+ <p class="adtxt">Een prettig boek voor jongens&mdash;en waarschijnlijk voor meisjes ook, want
+ ook die lezen graag van <span class="mixcap">C. Joh. Kieviet</span>.
+ <span class="recensent"><i>N. Rotterd. Courant.</i></span></p>
+
+ <hr class="hrad" style="clear: right;" />
+
+ <p class="adtxt">Dit boek behelst een zeer goed beschreven recht boeiend en tegelijk
+ leerrijk verhaal van de lotgevallen en ontmoetingen van een aantal
+ jongens.</p>
+
+ <p class="adtxt">Geen twijfel is er, of de jongens zullen dit echte jongensboek met het
+ grootste genoegen lezen. Als boekgeschenk zal het hun zeker welkom zijn.
+ <span class="recensent"><i>Christelijk Schoolblad.</i></span></p>
+
+ <hr class="hrad" style="clear: right;" />
+
+ <p class="adtxt">Dit boek wordt warm aanbevolen.
+ <span class="recensent"><i>Het Schoolblad<ins class="corr" id="corr32" title="Niet in Bron.">.</ins></i></span></p>
+
+ <hr class="hrad" style="clear: right;" />
+
+ <p><span class="pagenum" title="ad11"></span><a id="p_ad11"></a></p>
+
+ <p class="adtxt">Het is de dikwijls vermakelijke geschiedenis van een paar tweelingen,
+ die zooals de &bdquo;Schoolmeester&rdquo; zei: &bdquo;frappant op elkaar geleken!&rdquo; Maar in
+ dien toon van vroolijkheid mengt zich ook een gepaste ernst.
+ <span class="recensent"><i>Nieuws v. d. Dag.</i></span></p>
+
+ <hr class="hrad" style="clear: right;" />
+
+ <p class="adtxt">Een mooi gedrukt en werkelijk ook aardig geschreven jongensboek. Een
+ heel relaas van jongensavonturen. Aan 't slot komt de jongen tot
+ indenken en wordt een braaf mensch.
+ <span class="recensent"><i>De Standaard.</i></span></p>
+
+ <hr class="double" />
+
+ <p class="adhead size115 bb" style="text-align: left; width: 13em;">ZOOEVEN VERSCHENEN:</p>
+
+ <p class="adhead size350 smalled" style="font-weight: 800;">Pension &bdquo;Zonneduin&rdquo;</p>
+
+ <p class="adhead size115">DOOR</p>
+
+ <p class="adhead size180" style="font-weight: 800;">C. JOH. KIEVIET.</p>
+
+ <p class="adhead size130 smalled" style="font-weight: 800;">Rijk geïllustreerd door JOH. BRAAKENSIEK.</p>
+
+ <hr class="hr18" />
+
+ <p class="adhead size80">PRIJS IN GEÏLL. OMSLAG <b>f2.40</b>.&mdash;IN PRACHTBAND <b>f2.90</b>.</p>
+
+ <div class="valkhof">Uitgevers VALKHOFF &amp; CO.&mdash;Amersfoort.</div>
+
+ <p><span class="pagenum" title="ad12"></span><a id="p_ad12"></a></p>
+
+ <hr class="tb" />
+
+ <p class="adhead size250">Vroolijke Vertellingen</p>
+
+ <p class="adhead size90">DOOR</p>
+
+ <p class="adhead size130 g2">C. JOH. KIEVIET.</p>
+
+ <p class="adhead size90">Rijk geïllustreerd door W. K. DE BRUIN e.a.</p>
+
+ <p class="adhead">Prijs in Geïllustreerd Omslag <b>f1.50</b>. In Prachtband <b>f1.90</b>.</p>
+
+ <hr class="hr18" />
+
+ <p class="pers"><b>De Pers over dit boek:</b></p>
+
+ <p class="adtxt">De vertellingen lijken ons heel geschikte lectuur voor jongens boven de
+ twaalf jaar, die zullen er zich zeker kostelijk mee vermaken. We noemen
+ als bijzonder geslaagd &bdquo;De Witte Poedel,&rdquo; &bdquo;Een Zaansche Luilak&rdquo; (bedoeld
+ is de Zaterdag voor Pinkster, die, zooals men weet, speciaal aan de Zaan
+ nog in eere is en met vroeg opstaan en herriemaken door alle Zaansche
+ jongens wordt gevierd) en &bdquo;Wonderlijke gedaanteverwisseling&rdquo;, met de
+ allerkoddigste teekeningetjes. Een boek dat aanbevolen mag worden!
+ <span class="recensent"><i>Algem. Handelsblad.</i></span></p>
+
+ <div class="figcenter" style="width: 346px;">
+ <a href="images/ill_ad12.png"><img src="images/ill_ad12th.png" width="346" height="205" alt="" title="Klik voor vergroting (692×410px, 49kb)" /></a>
+ </div>
+
+ <hr class="hrad" />
+
+ <p class="adtxt">Bij <span class="mixcap">Valkhoff &amp; Co.</span>, te Amersfoort, heeft de bekende schrijver <span class="mixcap">C. Joh.
+ Kieviet</span> een boek met &bdquo;Vroolijke Vertellingen&rdquo; in het licht gegeven. Dat
+ zullen de jongens zeker heel aardig vinden. Het negental verhalen van
+ vroolijke en ondeugende jongens, vol avonturen en kattekwaad, is in een
+ prettigen toon geschreven, <span class="pagenum" title="ad13"></span><a id="p_ad13"></a>zonder overdrijving, maar heel echt. <span class="mixcap">W. K.
+ de Bruin</span> en <span class="mixcap">Van Geldorp</span> hebben het aantrekkelijke boek van groote en
+ kleine platen voorzien.
+ <span class="recensent"><i>Nieuws v. d. Dag.</i></span></p>
+
+ <hr class="hrad" />
+
+ <p class="adtxt">'t Is een bundel van negen verhalen, die den geest van den bekenden
+ kinderschrijver ademen, d. w. z. zoo echt in den toon zijn, zoo
+ rechtstreeks tot het gemoed spreken, als ze een ernstigen ondergrond
+ hebben, en den schaterlach weten te pakken, als ze grappig zijn. De taal
+ is eenvoudig los, in den spreektrant.
+ <span class="recensent"><i>Arnh. Courant.</i></span></p>
+
+ <hr class="hrad" />
+
+ <p class="adtxt">Een negental aardige vertellingen, waarvan vijf uitstekend. Veel
+ vroolijkheid, maar de ernst ontbreekt evenmin. De Commissie beveelt ze
+ warm aan voor 10-12 jarigen.
+ <span class="recensent"><i>Commissie ter beoordeeling van Kinderlectuur.</i></span></p>
+
+ <hr class="double" />
+
+ <p class="adhead size250" style="font-weight: 800;">&bdquo;<a href="https://www.gutenberg.org/files/10971/10971-h/10971-h.htm" title="Dit boek is via https://www.gutenberg.org/ als e-boek #10971 beschikbaar.">De Zoon van Dik Trom</a>&rdquo;</p>
+
+ <p class="adhead size75">DOOR</p>
+
+ <p class="adhead size160" style="font-weight: 800;">C. JOH. KIEVIET.</p>
+
+ <p class="adhead size115" style="font-weight: 800;">Vierde Druk.</p>
+
+ <p class="adhead size90" style="font-weight: 800;">Geïllustreerd door JAN SLUYTERS.</p>
+
+ <p class="adhead">BANDTEEKENING VAN LOUIS RAEMAEKERS.</p>
+
+ <p class="adhead size80">PRIJS INGENAAID <b>f1.50</b>.&mdash;IN PRACHTBAND <b>f1.90</b>.</p>
+
+ <hr class="hr18" />
+
+ <p class="pers"><b>Oordeel van de Pers:</b></p>
+
+ <p class="adtxt"><span class="mixcap">C. Joh. Kieviet</span> heeft hoopen kinderen plezier gedaan door Dik Trom nog
+ eens ten tooneele te voeren. Want <i>De Zoon van Dik Trom</i> is zoowat Dik
+ zelf, verjongd, en het hindert heelemaal niet, integendeel, dat Dik
+ vader geworden, nog even jong en jolig is, als toen hij jong was en als
+ nu Jan Trom is: het boek is er nog wel zoo vermakelijk door. Want Jan
+ Trom, die als alle Trommen het hart op de rechte plaats heeft, doet even
+ dwaze dingen als zijn vader en <span class="mixcap">Kieviet</span> vertelt die weer even aardig.
+ <span class="recensent"><i>Algemeen Handelsblad.</i></span></p>
+
+ <hr class="hrad" />
+
+ <p class="adtxt">We vestigen de aandacht op het allerjongste nieuws betreffende den in
+ alle kinderkamers veelvermaarden en veelgeliefden Dik Trom. Dik is
+ getrouwd met Anneke; zij drijven nu den <span class="pagenum" title="ad14"></span><a id="p_ad14"></a>winkel, Dik's ouders zijn de
+ naaste buren, en er is een zoon, die Jan heet. Welke guitenstreken <i>De
+ Zoon van Dik Trom</i> uithaalt, zeer ten genoegen van zijn onvergetelijken
+ vader, verhaalt <span class="mixcap">C. Joh. Kieviet</span>, ongetwijfeld evenzeer tot vreugde
+ zijner jonge vrienden.
+ <span class="recensent"><i>Nieuwe Rotterdamsche Courant.</i></span></p>
+
+ <hr class="hrad" />
+
+ <p class="adtxt">Een der vruchtbaarste, meest bekende schrijvers van oorspronkelijke
+ jongensboeken is ongetwijfeld de heer <span class="mixcap">C. Joh. Kieviet</span>. Zijn werken
+ vormen in weinige jaren reeds een geheele reeks; maar onder al die
+ boeken is er wel geen, die zoo heeft gepakt en onder de jongens
+ werkelijk opgang heeft gemaakt als Dik Trom.</p>
+
+ <p class="adtxt">Het bewijs van dit succes is nu weer geleverd, want bij de verschijning
+ van het nieuwste boek onder den veelbelovenden titel: <i>De Zoon van Dik
+ Trom</i>, was de eerste oplaag onmiddellijk bij aanbieding uitverkocht.
+ Hier is naar waarheid een zoon die naai zijn vader aardt en het is wel
+ zeker, dat de jonge lezers evenveel pleizier zullen hebben in den
+ kleinen Jan als vroeger in zijn gelukkigen vader, dien aardigen
+ &bdquo;gezelligen&rdquo; Dik Trom.</p>
+
+ <p class="adtxt">Het aantrekkelijke boek bevat platen van <span class="mixcap">Jan Sluyters</span>.
+ <span class="recensent"><i>Nieuws van den Dag.</i></span></p>
+
+ <hr class="hrad" />
+
+ <p class="adtxt">De firma <span class="mixcap">Valkhoff &amp; Co.</span> te Amersfoort heeft succes met haar jongensboek
+ &bdquo;<i>De Zoon van Dik Trom</i>&rdquo; door <span class="mixcap">C. Joh. Kieviet</span>.</p>
+
+ <p class="adtxt">De eerste oplaag van dit lijvige boekdeel was direct uitverkocht. Dit
+ feit spreekt genoeg voor het werk; een aanprijzende recensie kan
+ overbodig geacht worden<ins class="corr" id="corr33" title="Bron: ,">.</ins></p>
+
+ <p class="adtxt">De illustratiën van <span class="mixcap">Jan Sluyters</span> zijn goed typeerend. Er zit leven en
+ beweging in, zooals in het verhaal zelf. De mooie, sprekende band doet
+ het zijne, om het boek tot een begeerd geschenk te maken.
+ <span class="recensent"><i>Arnhemsche Courant.</i></span></p>
+
+ <hr class="hrad" />
+
+ <p class="adtxt">Een nieuwe <span class="mixcap">Kieviet</span> ... en dan ... een vervolg op Dik Trom.</p>
+
+ <p class="adtxt">Menig jongenshart trilt van verlangen als hij deze nieuwe uitgave voor
+ de ramen ziet staan. En terecht, <span class="mixcap">Kieviet</span> weet voor jongens te schrijven.
+ Hij blijft aardig en behoudt zijn onuitputtelijken humor. De zoon van
+ Dik Trom is &bdquo;'n aartje naar 't vaartje&rdquo;, al is Trom Jr. dan ook als
+ zuigeling 'n huilebalk en als kind 'n magere sprinkhaan. In dit boek
+ schuilt als moraal ('n verdienstelijk iets in boeken voor jongens)
+ <ins class="corr" id="corr34" title="Niet in Bron.">&bdquo;</ins>waarheid en eerlijkheid bovenal!&rdquo;
+ <span class="recensent"><i>De Boekengids.</i></span></p>
+
+ <hr class="hr18" />
+
+</div>
+
+<div class="TNbox">
+<a id="correctie"></a>
+
+<h2>Overzicht aangebrachte correcties</h2>
+
+<p>De volgende correcties zijn aangebracht in de tekst:</p>
+
+<table summary="correcties in tekst">
+ <thead>
+ <tr><th>Plaats</th><th>Bron</th><th>Correctie</th></tr>
+ </thead>
+ <tbody>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr1">Blz. 27</a></td><td class="td4">&rsquo;</td><td class="td4">&rdquo;</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr2">Blz. 39</a></td><td class="td4">kennnis</td><td class="td4">kennis</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr3">Blz. 62</a></td><td class="td4">jou</td><td class="td4">jouw</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr4">Blz. 68</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4">&bdquo;</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr5">Blz. 70</a></td><td class="td4">mêe</td><td class="td4">meê</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr6">Blz. 72</a></td><td class="td4">Job</td><td class="td4">Jan</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr7">Blz. 77</a></td><td class="td4">vogeIs</td><td class="td4">vogels</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr8">Blz. 77</a></td><td class="td4">jou</td><td class="td4">jouw</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr9">Blz. 77</a></td><td class="td4">&rdquo;!</td><td class="td4">!&rdquo;</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr10">Blz. 89</a></td><td class="td4">jou</td><td class="td4">jouw</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr11">Blz. 96</a></td><td class="td4">Slop</td><td class="td4">Slob</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr12">Blz. 98</a></td><td class="td4">Slop</td><td class="td4">Slob</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr13">Blz. 106</a></td><td class="td4">is</td><td class="td4">in</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr14">Blz. 108</a></td><td class="td4">Sijmensen</td><td class="td4">Symensen</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr15">Blz. 112</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4">op</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr16">Blz. 128</a></td><td class="td4">wilde</td><td class="td4">wilden</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr17">Blz. 128</a></td><td class="td4">pIaagden</td><td class="td4">plaagden</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr18">Blz. 137</a></td><td class="td4">op het hevigste verzet</td><td class="td4">het</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr19">Blz. 184</a></td><td class="td4">.</td><td class="td4">?</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr20">Blz. 192</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4">&rdquo;</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr21">Blz. 207</a></td><td class="td4">haar</td><td class="td4">hun</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr22">Blz. 222</a></td><td class="td4">Cleas</td><td class="td4">Claes</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr23">Blz. 222</a></td><td class="td4">Diewens</td><td class="td4">Dieuwers</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr24">Blz. 224</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4">&bdquo;</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr25">Blz. 224</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4">&rdquo;</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr26">Blz. 226</a></td><td class="td4">134</td><td class="td4">104</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr27">Blz. 226</a></td><td class="td4">XI</td><td class="td4">IX</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr28">Blz. 226</a></td><td class="td4">299</td><td class="td4">209</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr29">Blz. ad2</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4">&bdquo;</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr30">Blz. ad5</a></td><td class="td4">:</td><td class="td4">;</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr31">Blz. ad6</a></td><td class="td4">b!ijft</td><td class="td4">blijft</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr32">Blz. ad10</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4">.</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr33">Blz. ad12</a></td><td class="td4">,</td><td class="td4">.</td></tr>
+ <tr><td class="td2"><a href="#corr34">Blz. ad12</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4">&bdquo;</td></tr>
+ </tbody>
+</table>
+</div>
+
+
+
+
+
+
+
+
+<pre>
+
+
+
+
+
+End of the Project Gutenberg EBook of De Kennemer Vrijbuiter, by
+Cornelis Johannes Kieviet
+
+*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK DE KENNEMER VRIJBUITER ***
+
+***** This file should be named 33720-h.htm or 33720-h.zip *****
+This and all associated files of various formats will be found in:
+ https://www.gutenberg.org/3/3/7/2/33720/
+
+Produced by Branko Collin and the Online Distributed
+Proofreading Team at https://www.pgdp.net for Project
+Gutenberg.
+
+
+Updated editions will replace the previous one--the old editions
+will be renamed.
+
+Creating the works from public domain print editions means that no
+one owns a United States copyright in these works, so the Foundation
+(and you!) can copy and distribute it in the United States without
+permission and without paying copyright royalties. Special rules,
+set forth in the General Terms of Use part of this license, apply to
+copying and distributing Project Gutenberg-tm electronic works to
+protect the PROJECT GUTENBERG-tm concept and trademark. Project
+Gutenberg is a registered trademark, and may not be used if you
+charge for the eBooks, unless you receive specific permission. If you
+do not charge anything for copies of this eBook, complying with the
+rules is very easy. You may use this eBook for nearly any purpose
+such as creation of derivative works, reports, performances and
+research. They may be modified and printed and given away--you may do
+practically ANYTHING with public domain eBooks. Redistribution is
+subject to the trademark license, especially commercial
+redistribution.
+
+
+
+*** START: FULL LICENSE ***
+
+THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE
+PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK
+
+To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free
+distribution of electronic works, by using or distributing this work
+(or any other work associated in any way with the phrase "Project
+Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full Project
+Gutenberg-tm License (available with this file or online at
+https://gutenberg.org/license).
+
+
+Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg-tm
+electronic works
+
+1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm
+electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to
+and accept all the terms of this license and intellectual property
+(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all
+the terms of this agreement, you must cease using and return or destroy
+all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your possession.
+If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a Project
+Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound by the
+terms of this agreement, you may obtain a refund from the person or
+entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8.
+
+1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be
+used on or associated in any way with an electronic work by people who
+agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few
+things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works
+even without complying with the full terms of this agreement. See
+paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project
+Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this agreement
+and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm electronic
+works. See paragraph 1.E below.
+
+1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the Foundation"
+or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection of Project
+Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual works in the
+collection are in the public domain in the United States. If an
+individual work is in the public domain in the United States and you are
+located in the United States, we do not claim a right to prevent you from
+copying, distributing, performing, displaying or creating derivative
+works based on the work as long as all references to Project Gutenberg
+are removed. Of course, we hope that you will support the Project
+Gutenberg-tm mission of promoting free access to electronic works by
+freely sharing Project Gutenberg-tm works in compliance with the terms of
+this agreement for keeping the Project Gutenberg-tm name associated with
+the work. You can easily comply with the terms of this agreement by
+keeping this work in the same format with its attached full Project
+Gutenberg-tm License when you share it without charge with others.
+
+1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern
+what you can do with this work. Copyright laws in most countries are in
+a constant state of change. If you are outside the United States, check
+the laws of your country in addition to the terms of this agreement
+before downloading, copying, displaying, performing, distributing or
+creating derivative works based on this work or any other Project
+Gutenberg-tm work. The Foundation makes no representations concerning
+the copyright status of any work in any country outside the United
+States.
+
+1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg:
+
+1.E.1. The following sentence, with active links to, or other immediate
+access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear prominently
+whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work on which the
+phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the phrase "Project
+Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, performed, viewed,
+copied or distributed:
+
+This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
+almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
+re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
+with this eBook or online at www.gutenberg.org
+
+1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is derived
+from the public domain (does not contain a notice indicating that it is
+posted with permission of the copyright holder), the work can be copied
+and distributed to anyone in the United States without paying any fees
+or charges. If you are redistributing or providing access to a work
+with the phrase "Project Gutenberg" associated with or appearing on the
+work, you must comply either with the requirements of paragraphs 1.E.1
+through 1.E.7 or obtain permission for the use of the work and the
+Project Gutenberg-tm trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or
+1.E.9.
+
+1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted
+with the permission of the copyright holder, your use and distribution
+must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any additional
+terms imposed by the copyright holder. Additional terms will be linked
+to the Project Gutenberg-tm License for all works posted with the
+permission of the copyright holder found at the beginning of this work.
+
+1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm
+License terms from this work, or any files containing a part of this
+work or any other work associated with Project Gutenberg-tm.
+
+1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this
+electronic work, or any part of this electronic work, without
+prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with
+active links or immediate access to the full terms of the Project
+Gutenberg-tm License.
+
+1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary,
+compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including any
+word processing or hypertext form. However, if you provide access to or
+distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format other than
+"Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official version
+posted on the official Project Gutenberg-tm web site (www.gutenberg.org),
+you must, at no additional cost, fee or expense to the user, provide a
+copy, a means of exporting a copy, or a means of obtaining a copy upon
+request, of the work in its original "Plain Vanilla ASCII" or other
+form. Any alternate format must include the full Project Gutenberg-tm
+License as specified in paragraph 1.E.1.
+
+1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying,
+performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works
+unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9.
+
+1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing
+access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works provided
+that
+
+- You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from
+ the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method
+ you already use to calculate your applicable taxes. The fee is
+ owed to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he
+ has agreed to donate royalties under this paragraph to the
+ Project Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments
+ must be paid within 60 days following each date on which you
+ prepare (or are legally required to prepare) your periodic tax
+ returns. Royalty payments should be clearly marked as such and
+ sent to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation at the
+ address specified in Section 4, "Information about donations to
+ the Project Gutenberg Literary Archive Foundation."
+
+- You provide a full refund of any money paid by a user who notifies
+ you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he
+ does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm
+ License. You must require such a user to return or
+ destroy all copies of the works possessed in a physical medium
+ and discontinue all use of and all access to other copies of
+ Project Gutenberg-tm works.
+
+- You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of any
+ money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the
+ electronic work is discovered and reported to you within 90 days
+ of receipt of the work.
+
+- You comply with all other terms of this agreement for free
+ distribution of Project Gutenberg-tm works.
+
+1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project Gutenberg-tm
+electronic work or group of works on different terms than are set
+forth in this agreement, you must obtain permission in writing from
+both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and Michael
+Hart, the owner of the Project Gutenberg-tm trademark. Contact the
+Foundation as set forth in Section 3 below.
+
+1.F.
+
+1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable
+effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread
+public domain works in creating the Project Gutenberg-tm
+collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm electronic
+works, and the medium on which they may be stored, may contain
+"Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate or
+corrupt data, transcription errors, a copyright or other intellectual
+property infringement, a defective or damaged disk or other medium, a
+computer virus, or computer codes that damage or cannot be read by
+your equipment.
+
+1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right
+of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project
+Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project
+Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project
+Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all
+liability to you for damages, costs and expenses, including legal
+fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT
+LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE
+PROVIDED IN PARAGRAPH 1.F.3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE
+TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE
+LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR
+INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH
+DAMAGE.
+
+1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a
+defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can
+receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a
+written explanation to the person you received the work from. If you
+received the work on a physical medium, you must return the medium with
+your written explanation. The person or entity that provided you with
+the defective work may elect to provide a replacement copy in lieu of a
+refund. If you received the work electronically, the person or entity
+providing it to you may choose to give you a second opportunity to
+receive the work electronically in lieu of a refund. If the second copy
+is also defective, you may demand a refund in writing without further
+opportunities to fix the problem.
+
+1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth
+in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS' WITH NO OTHER
+WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO
+WARRANTIES OF MERCHANTIBILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE.
+
+1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied
+warranties or the exclusion or limitation of certain types of damages.
+If any disclaimer or limitation set forth in this agreement violates the
+law of the state applicable to this agreement, the agreement shall be
+interpreted to make the maximum disclaimer or limitation permitted by
+the applicable state law. The invalidity or unenforceability of any
+provision of this agreement shall not void the remaining provisions.
+
+1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the
+trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone
+providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in accordance
+with this agreement, and any volunteers associated with the production,
+promotion and distribution of Project Gutenberg-tm electronic works,
+harmless from all liability, costs and expenses, including legal fees,
+that arise directly or indirectly from any of the following which you do
+or cause to occur: (a) distribution of this or any Project Gutenberg-tm
+work, (b) alteration, modification, or additions or deletions to any
+Project Gutenberg-tm work, and (c) any Defect you cause.
+
+
+Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm
+
+Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of
+electronic works in formats readable by the widest variety of computers
+including obsolete, old, middle-aged and new computers. It exists
+because of the efforts of hundreds of volunteers and donations from
+people in all walks of life.
+
+Volunteers and financial support to provide volunteers with the
+assistance they need are critical to reaching Project Gutenberg-tm's
+goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will
+remain freely available for generations to come. In 2001, the Project
+Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure
+and permanent future for Project Gutenberg-tm and future generations.
+To learn more about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation
+and how your efforts and donations can help, see Sections 3 and 4
+and the Foundation web page at https://www.pglaf.org.
+
+
+Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive
+Foundation
+
+The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit
+501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the
+state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal
+Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification
+number is 64-6221541. Its 501(c)(3) letter is posted at
+https://pglaf.org/fundraising. Contributions to the Project Gutenberg
+Literary Archive Foundation are tax deductible to the full extent
+permitted by U.S. federal laws and your state's laws.
+
+The Foundation's principal office is located at 4557 Melan Dr. S.
+Fairbanks, AK, 99712., but its volunteers and employees are scattered
+throughout numerous locations. Its business office is located at
+809 North 1500 West, Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887, email
+business@pglaf.org. Email contact links and up to date contact
+information can be found at the Foundation's web site and official
+page at https://pglaf.org
+
+For additional contact information:
+ Dr. Gregory B. Newby
+ Chief Executive and Director
+ gbnewby@pglaf.org
+
+
+Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg
+Literary Archive Foundation
+
+Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide
+spread public support and donations to carry out its mission of
+increasing the number of public domain and licensed works that can be
+freely distributed in machine readable form accessible by the widest
+array of equipment including outdated equipment. Many small donations
+($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt
+status with the IRS.
+
+The Foundation is committed to complying with the laws regulating
+charities and charitable donations in all 50 states of the United
+States. Compliance requirements are not uniform and it takes a
+considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up
+with these requirements. We do not solicit donations in locations
+where we have not received written confirmation of compliance. To
+SEND DONATIONS or determine the status of compliance for any
+particular state visit https://pglaf.org
+
+While we cannot and do not solicit contributions from states where we
+have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition
+against accepting unsolicited donations from donors in such states who
+approach us with offers to donate.
+
+International donations are gratefully accepted, but we cannot make
+any statements concerning tax treatment of donations received from
+outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff.
+
+Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation
+methods and addresses. Donations are accepted in a number of other
+ways including including checks, online payments and credit card
+donations. To donate, please visit: https://pglaf.org/donate
+
+
+Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic
+works.
+
+Professor Michael S. Hart was the originator of the Project Gutenberg-tm
+concept of a library of electronic works that could be freely shared
+with anyone. For thirty years, he produced and distributed Project
+Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of volunteer support.
+
+
+Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed
+editions, all of which are confirmed as Public Domain in the U.S.
+unless a copyright notice is included. Thus, we do not necessarily
+keep eBooks in compliance with any particular paper edition.
+
+
+Most people start at our Web site which has the main PG search facility:
+
+ https://www.gutenberg.org
+
+This Web site includes information about Project Gutenberg-tm,
+including how to make donations to the Project Gutenberg Literary
+Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to
+subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks.
+
+
+</pre>
+
+</body>
+</html>
diff --git a/33720-h/images/cover.jpg b/33720-h/images/cover.jpg
new file mode 100644
index 0000000..f5791b2
--- /dev/null
+++ b/33720-h/images/cover.jpg
Binary files differ
diff --git a/33720-h/images/coverth.jpg b/33720-h/images/coverth.jpg
new file mode 100644
index 0000000..9e4c668
--- /dev/null
+++ b/33720-h/images/coverth.jpg
Binary files differ
diff --git a/33720-h/images/ill_ad04.png b/33720-h/images/ill_ad04.png
new file mode 100644
index 0000000..195954e
--- /dev/null
+++ b/33720-h/images/ill_ad04.png
Binary files differ
diff --git a/33720-h/images/ill_ad04th.png b/33720-h/images/ill_ad04th.png
new file mode 100644
index 0000000..8d4dc84
--- /dev/null
+++ b/33720-h/images/ill_ad04th.png
Binary files differ
diff --git a/33720-h/images/ill_ad09.png b/33720-h/images/ill_ad09.png
new file mode 100644
index 0000000..2b0bb89
--- /dev/null
+++ b/33720-h/images/ill_ad09.png
Binary files differ
diff --git a/33720-h/images/ill_ad09th.png b/33720-h/images/ill_ad09th.png
new file mode 100644
index 0000000..d170ebe
--- /dev/null
+++ b/33720-h/images/ill_ad09th.png
Binary files differ
diff --git a/33720-h/images/ill_ad10.png b/33720-h/images/ill_ad10.png
new file mode 100644
index 0000000..be62b0e
--- /dev/null
+++ b/33720-h/images/ill_ad10.png
Binary files differ
diff --git a/33720-h/images/ill_ad10th.png b/33720-h/images/ill_ad10th.png
new file mode 100644
index 0000000..037a7b2
--- /dev/null
+++ b/33720-h/images/ill_ad10th.png
Binary files differ
diff --git a/33720-h/images/ill_ad12.png b/33720-h/images/ill_ad12.png
new file mode 100644
index 0000000..96110f0
--- /dev/null
+++ b/33720-h/images/ill_ad12.png
Binary files differ
diff --git a/33720-h/images/ill_ad12th.png b/33720-h/images/ill_ad12th.png
new file mode 100644
index 0000000..ecb6007
--- /dev/null
+++ b/33720-h/images/ill_ad12th.png
Binary files differ
diff --git a/33720-h/images/ill_ch.png b/33720-h/images/ill_ch.png
new file mode 100644
index 0000000..47fc11c
--- /dev/null
+++ b/33720-h/images/ill_ch.png
Binary files differ
diff --git a/33720-h/images/ill_frontisp.jpg b/33720-h/images/ill_frontisp.jpg
new file mode 100644
index 0000000..b17b314
--- /dev/null
+++ b/33720-h/images/ill_frontisp.jpg
Binary files differ
diff --git a/33720-h/images/ill_frontispth.jpg b/33720-h/images/ill_frontispth.jpg
new file mode 100644
index 0000000..9178132
--- /dev/null
+++ b/33720-h/images/ill_frontispth.jpg
Binary files differ
diff --git a/33720-h/images/ill_p007.png b/33720-h/images/ill_p007.png
new file mode 100644
index 0000000..fdc01da
--- /dev/null
+++ b/33720-h/images/ill_p007.png
Binary files differ
diff --git a/33720-h/images/ill_p007th.png b/33720-h/images/ill_p007th.png
new file mode 100644
index 0000000..f666d12
--- /dev/null
+++ b/33720-h/images/ill_p007th.png
Binary files differ
diff --git a/33720-h/images/ill_p038a.jpg b/33720-h/images/ill_p038a.jpg
new file mode 100644
index 0000000..8bf7d7a
--- /dev/null
+++ b/33720-h/images/ill_p038a.jpg
Binary files differ
diff --git a/33720-h/images/ill_p038ath.jpg b/33720-h/images/ill_p038ath.jpg
new file mode 100644
index 0000000..64a62b0
--- /dev/null
+++ b/33720-h/images/ill_p038ath.jpg
Binary files differ
diff --git a/33720-h/images/ill_p050.png b/33720-h/images/ill_p050.png
new file mode 100644
index 0000000..6d62b78
--- /dev/null
+++ b/33720-h/images/ill_p050.png
Binary files differ
diff --git a/33720-h/images/ill_p050th.png b/33720-h/images/ill_p050th.png
new file mode 100644
index 0000000..17faae0
--- /dev/null
+++ b/33720-h/images/ill_p050th.png
Binary files differ
diff --git a/33720-h/images/ill_p068.png b/33720-h/images/ill_p068.png
new file mode 100644
index 0000000..f0b0231
--- /dev/null
+++ b/33720-h/images/ill_p068.png
Binary files differ
diff --git a/33720-h/images/ill_p068th.png b/33720-h/images/ill_p068th.png
new file mode 100644
index 0000000..e41125f
--- /dev/null
+++ b/33720-h/images/ill_p068th.png
Binary files differ
diff --git a/33720-h/images/ill_p075.png b/33720-h/images/ill_p075.png
new file mode 100644
index 0000000..41cd6ef
--- /dev/null
+++ b/33720-h/images/ill_p075.png
Binary files differ
diff --git a/33720-h/images/ill_p075th.png b/33720-h/images/ill_p075th.png
new file mode 100644
index 0000000..f96960e
--- /dev/null
+++ b/33720-h/images/ill_p075th.png
Binary files differ
diff --git a/33720-h/images/ill_p093.png b/33720-h/images/ill_p093.png
new file mode 100644
index 0000000..051d5b3
--- /dev/null
+++ b/33720-h/images/ill_p093.png
Binary files differ
diff --git a/33720-h/images/ill_p093th.png b/33720-h/images/ill_p093th.png
new file mode 100644
index 0000000..d7c69a6
--- /dev/null
+++ b/33720-h/images/ill_p093th.png
Binary files differ
diff --git a/33720-h/images/ill_p103.png b/33720-h/images/ill_p103.png
new file mode 100644
index 0000000..93d72ed
--- /dev/null
+++ b/33720-h/images/ill_p103.png
Binary files differ
diff --git a/33720-h/images/ill_p103th.png b/33720-h/images/ill_p103th.png
new file mode 100644
index 0000000..0dfa757
--- /dev/null
+++ b/33720-h/images/ill_p103th.png
Binary files differ
diff --git a/33720-h/images/ill_p131.png b/33720-h/images/ill_p131.png
new file mode 100644
index 0000000..9aef2e2
--- /dev/null
+++ b/33720-h/images/ill_p131.png
Binary files differ
diff --git a/33720-h/images/ill_p131th.png b/33720-h/images/ill_p131th.png
new file mode 100644
index 0000000..aa3876f
--- /dev/null
+++ b/33720-h/images/ill_p131th.png
Binary files differ
diff --git a/33720-h/images/ill_p152.png b/33720-h/images/ill_p152.png
new file mode 100644
index 0000000..2d3c363
--- /dev/null
+++ b/33720-h/images/ill_p152.png
Binary files differ
diff --git a/33720-h/images/ill_p152th.png b/33720-h/images/ill_p152th.png
new file mode 100644
index 0000000..4b3f3b7
--- /dev/null
+++ b/33720-h/images/ill_p152th.png
Binary files differ
diff --git a/33720-h/images/ill_p160a.jpg b/33720-h/images/ill_p160a.jpg
new file mode 100644
index 0000000..6e04684
--- /dev/null
+++ b/33720-h/images/ill_p160a.jpg
Binary files differ
diff --git a/33720-h/images/ill_p160ath.jpg b/33720-h/images/ill_p160ath.jpg
new file mode 100644
index 0000000..c7ec0fd
--- /dev/null
+++ b/33720-h/images/ill_p160ath.jpg
Binary files differ
diff --git a/33720-h/images/ill_p161.png b/33720-h/images/ill_p161.png
new file mode 100644
index 0000000..372fedf
--- /dev/null
+++ b/33720-h/images/ill_p161.png
Binary files differ
diff --git a/33720-h/images/ill_p161th.png b/33720-h/images/ill_p161th.png
new file mode 100644
index 0000000..adc0bad
--- /dev/null
+++ b/33720-h/images/ill_p161th.png
Binary files differ
diff --git a/33720-h/images/ill_p176.png b/33720-h/images/ill_p176.png
new file mode 100644
index 0000000..6189ff3
--- /dev/null
+++ b/33720-h/images/ill_p176.png
Binary files differ
diff --git a/33720-h/images/ill_p176th.png b/33720-h/images/ill_p176th.png
new file mode 100644
index 0000000..316c342
--- /dev/null
+++ b/33720-h/images/ill_p176th.png
Binary files differ
diff --git a/33720-h/images/ill_p212.png b/33720-h/images/ill_p212.png
new file mode 100644
index 0000000..ff745d9
--- /dev/null
+++ b/33720-h/images/ill_p212.png
Binary files differ
diff --git a/33720-h/images/ill_p212th.png b/33720-h/images/ill_p212th.png
new file mode 100644
index 0000000..01a2e24
--- /dev/null
+++ b/33720-h/images/ill_p212th.png
Binary files differ
diff --git a/33720-h/images/ill_p222a.jpg b/33720-h/images/ill_p222a.jpg
new file mode 100644
index 0000000..7cfb0b2
--- /dev/null
+++ b/33720-h/images/ill_p222a.jpg
Binary files differ
diff --git a/33720-h/images/ill_p222ath.jpg b/33720-h/images/ill_p222ath.jpg
new file mode 100644
index 0000000..68854b5
--- /dev/null
+++ b/33720-h/images/ill_p222ath.jpg
Binary files differ
diff --git a/33720-h/images/ill_tp.png b/33720-h/images/ill_tp.png
new file mode 100644
index 0000000..a750fff
--- /dev/null
+++ b/33720-h/images/ill_tp.png
Binary files differ
diff --git a/33720-h/images/spine.jpg b/33720-h/images/spine.jpg
new file mode 100644
index 0000000..e904812
--- /dev/null
+++ b/33720-h/images/spine.jpg
Binary files differ
diff --git a/33720-h/images/spineth.jpg b/33720-h/images/spineth.jpg
new file mode 100644
index 0000000..19b0b99
--- /dev/null
+++ b/33720-h/images/spineth.jpg
Binary files differ
diff --git a/LICENSE.txt b/LICENSE.txt
new file mode 100644
index 0000000..6312041
--- /dev/null
+++ b/LICENSE.txt
@@ -0,0 +1,11 @@
+This eBook, including all associated images, markup, improvements,
+metadata, and any other content or labor, has been confirmed to be
+in the PUBLIC DOMAIN IN THE UNITED STATES.
+
+Procedures for determining public domain status are described in
+the "Copyright How-To" at https://www.gutenberg.org.
+
+No investigation has been made concerning possible copyrights in
+jurisdictions other than the United States. Anyone seeking to utilize
+this eBook outside of the United States should confirm copyright
+status under the laws that apply to them.
diff --git a/README.md b/README.md
new file mode 100644
index 0000000..1b4a698
--- /dev/null
+++ b/README.md
@@ -0,0 +1,2 @@
+Project Gutenberg (https://www.gutenberg.org) public repository for
+eBook #33720 (https://www.gutenberg.org/ebooks/33720)